22.10.2013 Views

Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...

Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...

Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong><br />

F.L. Bastet<br />

bron<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>. Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam 1987<br />

Zie <strong>voor</strong> verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bast002loui01_01/colofon.htm<br />

© 2008 dbnl / F.L. Bastet


Frédérique Charlotte Derx<br />

ter nagedachtenis<br />

5<br />

‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> toegangswegen tot het volledige werk van een schrijver blijft<br />

<strong>de</strong> biografische metho<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest begane. Ze is wellicht <strong>de</strong> breedste. Haar<br />

na<strong>de</strong>len en gevaren wer<strong>de</strong>n vaak uitgemeten. Ik on<strong>de</strong>rschat ze werkelijk<br />

niet. Ze blijft als wetenschappelijke discipline te afhankelijk van veel<br />

toevallighe<strong>de</strong>n. [...]<br />

De biografische metho<strong>de</strong> behoudt bij alle bezwaren en gevaren het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />

van haar eenvoudige natuurlijkheid.’<br />

Prof. Dr. W. Asselbergs, Wegen naar <strong>Couperus</strong>?<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


15<br />

<strong>Een</strong> ‘<strong>biografie</strong>’ van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

<strong>Een</strong> <strong>biografie</strong> van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Is daar behoefte aan? Voldoen <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

levensbeschrijvingen niet, of misschien niet meer? Bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeken van Henri van<br />

Booven, H.W. van Tricht en Albert Vogel niet ruimschoots voldoen<strong>de</strong> gegevens om<br />

het werk van <strong>de</strong> schrijver goed te kunnen plaatsen? - En wat is eigenlijk een <strong>biografie</strong>?<br />

<strong>Een</strong> genre met een doel in zichzelf of een boek dat zijn gebruikers bepaal<strong>de</strong> diensten<br />

wil bewijzen?<br />

Stof genoeg <strong>voor</strong> een groot essay. Daar kan hier geen sprake van zijn, maar het<br />

formuleren van enkele uitgangspunten mag toch niet achterwege blijven. De<br />

problemen zijn in 1974 al dui<strong>de</strong>lijk gesteld door W. Asselbergs. 1 Hij merkte on<strong>de</strong>r<br />

meer op dat eigenlijk niemand erg gelukkig is geweest met Van Trichts<br />

psychoanalytische bena<strong>de</strong>ring van het fenomeen <strong>Couperus</strong>. 2 Diens ‘verkenning’ riep<br />

evenveel vragen op als er in schijn beantwoord wer<strong>de</strong>n. Voor Van Booven daarentegen<br />

brak Asselbergs een lans. Natuurlijk on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> - vele - bezwaren welke diens<br />

magnum opus uit 1933 aankleven. 3 Wij hoeven ze hier niet nog eens breed uit te<br />

meten. Gebrek aan systeem, al te kritiekloze bewon<strong>de</strong>ring, het meestal ontbreken<br />

van bronvermeldingen, dit alles zijn onmiskenbare feilen. Asselbergs leg<strong>de</strong> er echter<br />

enige nadruk op dat Van Booven tenminste getracht had leven en werk van <strong>de</strong><br />

schrijver als een eenheid te zien, en dat hij daar tot op zekere hoogte ook in geslaagd<br />

was. Bovendien had hij een ontzagwekken<strong>de</strong> hoeveelheid materiaal weten te<br />

verzamelen. Toch zou een toekomstige biograaf an<strong>de</strong>rs te werk moeten gaan. - Hoe?<br />

Dat is <strong>de</strong> grote vraag. In ie<strong>de</strong>r geval openhartiger. Van Booven werd enerzijds<br />

belemmerd door het feit dat men in 1933 nog niet gewend was aan het openlijk<br />

behan<strong>de</strong>len van seksuele aspecten in een <strong>biografie</strong>, zeker niet als dit ‘afwijkingen’<br />

betrof. An<strong>de</strong>rzijds had hij veel te danken aan <strong>Couperus</strong>' weduwe, Elisabeth<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud. Maar juist <strong>de</strong>ze afhankelijkheid bracht met zich mee dat zijn boek<br />

aan een zekere censuur on<strong>de</strong>rhevig was. 4<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


16<br />

Asselbergs zette daarnaast dui<strong>de</strong>lijk uiteen dat Van Booven zich <strong>voor</strong>al gericht had<br />

tot zijn eigen generatie, die over <strong>Couperus</strong> veelal verkeer<strong>de</strong>, clichéachtige <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n<br />

koester<strong>de</strong> en zich in afnemen<strong>de</strong> mate <strong>voor</strong> hem interesseer<strong>de</strong>. Overgelever<strong>de</strong><br />

karikaturen laten zien wat hij bedoel<strong>de</strong>. Zij tonen ons <strong>de</strong> verwijf<strong>de</strong>, weke,<br />

geparfumeer<strong>de</strong> en overgecultiveer<strong>de</strong> Hagenaar die nolens volens nogal eens <strong>de</strong><br />

lachlust opwekte van zijn tijdgenoten. Uit gebrek aan interesse, domheid - of bei<strong>de</strong>,<br />

- namen <strong>de</strong>ze niet altijd <strong>de</strong> moeite te trachten door te dringen tot <strong>de</strong> stevige pit, <strong>de</strong><br />

werkelijke kern van <strong>de</strong> perzik. Jongere generaties van na <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />

had<strong>de</strong>n daarentegen aan een <strong>de</strong>rgelijke apologie nauwelijks meer behoefte. De literair<br />

geïnteresseer<strong>de</strong>n kwamen in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig meestal uit an<strong>de</strong>re milieus dan <strong>de</strong><br />

Couperiaanse. Voor uiterlijke bijkomstighe<strong>de</strong>n haal<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs op, of zij<br />

amuseer<strong>de</strong>n zich er mee als met precieuze curiosa. Hun ging het om ‘<strong>de</strong> vent’. Die<br />

wisten zij ook wel <strong>de</strong>gelijk te vin<strong>de</strong>n, al was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> ook in die jaren geen<br />

grote populariteit weggelegd. 5<br />

Wij, in onze tijd, hebben blijkbaar zoveel afstand kunnen nemen dat onze blik<br />

hel<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r zicht begint te krijgen op het prozagebergte van <strong>de</strong> jaren tachtig in zijn<br />

geheel. De mist trekt op, <strong>de</strong> dalen wor<strong>de</strong>n dieper en donker<strong>de</strong>r beschaduwd, <strong>de</strong> toppen<br />

laten dui<strong>de</strong>lijker hun eigen contouren zien. Het blijkt dat <strong>de</strong> hoogste piek zich ietwat<br />

terzij<strong>de</strong> bevindt, een markant massief met vele raadselachtige facetten waar het licht<br />

zich op ie<strong>de</strong>r uur van <strong>de</strong> dag an<strong>de</strong>rs in weerkaatst. Soms kleurt <strong>de</strong> sneeuw op<br />

be<strong>de</strong>nkelijke wijze misschien iets te veel roze, maar wie neemt daar aanstoot aan?<br />

Dat beklimming niet <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen is weggelegd, ziet en begrijpt elke dwerg. Nog<br />

altijd ontbreekt een behoorlijke routebeschrijving. Eer<strong>de</strong>re verkenners hebben<br />

blijkbaar halverwege last gekregen van a<strong>de</strong>mnood.<br />

Er is dus zeker wel behoefte aan een nieuwe <strong>biografie</strong>, die het terrein waarop alles<br />

zich afspeelt iets nauwkeuriger in kaart tracht te brengen. <strong>Een</strong> zekere haast is zelfs<br />

gebo<strong>de</strong>n, en wel hierom: <strong>Couperus</strong> overleed in 1923, zijn vrouw hoogbejaard in<br />

1960, en <strong>de</strong> laatsten die <strong>de</strong>ze mensen nog persoonlijk gekend hebben sterven uit. 6<br />

Met hen verdwijnt <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge traditie en, wat erger is, ook <strong>de</strong> schriftelijke:<br />

daarmee wor<strong>de</strong>n in dit geval dan <strong>de</strong> brieven en documenten bedoeld die, <strong>voor</strong> zover<br />

zij niet al weggeraakt zijn, alsnog dreigen teloor te gaan doordat <strong>de</strong>genen die erover<br />

beschikken er niet altijd het juiste belang van inzien en licht geneigd zijn ze te<br />

verwaarlozen of, nog erger, regelrecht te vernietigen.<br />

Veel is aanwijsbaar verdwenen, moedwillig opgeruimd of op an<strong>de</strong>re<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


17<br />

wijze verloren gegaan. Daar is in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> briefwisseling - tot 1913 - tussen<br />

<strong>Couperus</strong> en zijn vriend jhr. J.H. Ram. Op enkele door Van Booven geciteer<strong>de</strong><br />

fragmenten na is daar niets meer van over. 7 <strong>Een</strong> speurtocht heeft namelijk noch in<br />

overheidsarchieven, noch bij particulieren tot nu toe iets opgeleverd. Daar <strong>Couperus</strong><br />

<strong>de</strong>ze vriend niet alleen van zijn doen en laten op <strong>de</strong> hoogte hield, maar ook literaire<br />

zaken en problemen met hem placht te bespreken, is dit zeer te betreuren. Hoe graag<br />

zou<strong>de</strong>n wij bij <strong>voor</strong>beeld niet meer weten over Rams aan<strong>de</strong>el in een zo uiterst<br />

belangrijk maar duister boek als <strong>de</strong> roman Metamorfoze.<br />

Geduren<strong>de</strong> vele jaren ook heeft <strong>Couperus</strong> gecorrespon<strong>de</strong>erd met zijn zuster Trudy<br />

Valette - later De la Valette - , die van haar huwelijk in 1877 af tot 1910 in Indië<br />

woon<strong>de</strong>, waar haar echtgenoot Gerard [<strong>de</strong> la] Valette een ambtelijke carrière heeft<br />

doorlopen. Toen <strong>Couperus</strong> in 1913 vijftig jaar werd, heeft zijn zwager een selectie<br />

van fragmenten uit <strong>de</strong>ze brieven gepubliceerd, kostelijke stukjes proza die allerlei<br />

persoonlijke en literaire informatie geven, juist ook uit zijn vroege perio<strong>de</strong> die wij<br />

relatief slecht kennen. 8 Valette zelf overleed in 1922, vier jaar na zijn vrouw. Van<br />

eventuele door hem aan bibliotheken of archieven gedane schenkingen was niets te<br />

vin<strong>de</strong>n. Men moet helaas wel aannemen - zowel een kleindochter als een<br />

achterkleindochter hebben dit bevestigd 9 - dat <strong>de</strong>ze grote stapel brieven niet meer<br />

bestaat.<br />

Sinds wij weten dat Orlando geen literaire fictie is geweest maar een levend<br />

personage, dat bovendien buitengewoon veel invloed heeft uitgeoefend op zowel<br />

<strong>Couperus</strong>' leven als een <strong>de</strong>el van zijn werk, mogen wij met re<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rstellen dat<br />

er tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n belangrijke, en misschien zelfs grote aantallen, brieven<br />

zijn gewisseld. Eén fragment van een brief aan Orlando heeft <strong>Couperus</strong> zelf in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd. Door er een feuilleton van te maken geeft hij ons althans<br />

enigszins een indruk van wat hij Orlando zoal placht mee te <strong>de</strong>len. 10 Deze heeft zich<br />

bij herhaling in Zuid-Amerika bevon<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> tussen zijn reizen door in Italië en<br />

had misschien min<strong>de</strong>r vaak persoonlijk contact met <strong>Couperus</strong> dan <strong>de</strong>ze zelf ons in<br />

zijn Orlandoverhalen wel suggereert. Re<strong>de</strong>n te meer om aan een reeks mooie brieven<br />

te <strong>de</strong>nken - maar waar zijn ze gebleven? Generatiegenoten in Italië die ons op een<br />

i<strong>de</strong>e had<strong>de</strong>n kunnen brengen zijn niet meer in leven.<br />

Orlando had een zuster, door <strong>Couperus</strong> in zijn verhalen Elettra genoemd, achter<br />

wie zich <strong>de</strong> Florentijnse mevrouw Emma Garzes bleck te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


18<br />

verbergen. Met haar heeft hij minstens tweeënzeventig brieven, briefkaarten en<br />

telegrammen gewisseld. Ongeveer <strong>de</strong> helft daarvan kwam enkele jaren gele<strong>de</strong>n te<br />

<strong>voor</strong>schijn en kon toen gelukkig ook gepubliceerd wor<strong>de</strong>n. 11 Hoewel zij over het<br />

algemeen min<strong>de</strong>r belangrijk waren dan men had mogen hopen, lever<strong>de</strong>n zij toch<br />

voldoen<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n op om het in hoge mate te betreuren dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re helft<br />

tot nu toe niet is teruggevon<strong>de</strong>n. Gevreesd moet wor<strong>de</strong>n dat zij niet meer bestaan.<br />

Overigens weet men natuurlijk nooit wat zich nog in particuliere collecties kan<br />

bevin<strong>de</strong>n, zolang <strong>de</strong> eigenaren daarvan zich niet welwillen<strong>de</strong>r opstellen dan zij - bij<br />

uitzon<strong>de</strong>ring gelukkig - wel eens menen te moeten doen, in hun particularisme<br />

vergetend dat ons aller cultuurbezit in principe ook <strong>voor</strong> ons allen toegankelijk<br />

behoort te zijn.<br />

Zij die ons ten aanzien van onbeken<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntieverzamelingen nog op een<br />

spoor had<strong>de</strong>n kunnen zetten, zijn in<strong>de</strong>rdaad nu langzamerhand allen overle<strong>de</strong>n. Al<br />

te veel hoop mogen wij niet meer koesteren. Laten wij niet vergeten dat reeds meer<br />

dan vijftig jaar gele<strong>de</strong>n Henri van Baoven klaag<strong>de</strong> over het naar verhouding geringe<br />

aantal brieven dat er van <strong>Couperus</strong> bekend is, wij mogen zelfs wel zeggen: van het<br />

echtpaar <strong>Couperus</strong>. In <strong>de</strong> latere jaren van zijn leven immers gewaag<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver<br />

zelf bij herhaling van het feit dat hij liefst zo min mogelijk brieven schreef, omdat<br />

hij daarnaast al zo onnoemelijk veel schrijfwerk te doen had. Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />

aan te nemen dat zijn vrouw hem bij die taak, als bij zovele an<strong>de</strong>re taken, geholpen<br />

heeft. Maar met haar brieven zijn hun familiele<strong>de</strong>n zo mogelijk nog onzorgvuldiger<br />

omgesprongen. Hier wreekt zich waarschijnlijk het feit dat Ne<strong>de</strong>rland geen literaire<br />

tradities heeft als Frankrijk, waar een groot schrijver doorgaans zozeer in aanzien<br />

staat dat men alles van hem bewaart: men <strong>de</strong>nke aan <strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n brieven van George<br />

Sand, aan die van Proust en nog vele an<strong>de</strong>ren. Het gold vroeger <strong>voor</strong> onfijn om in<br />

<strong>de</strong> courant te staan. De naneven, zo is mij verzekerd, hebben <strong>Couperus</strong> liefst binnen<br />

<strong>de</strong> bescherming van hun eigen intimiteit getrokken.<br />

Het spreekt vanzelf dat elke kleine vondst iets kan bijdragen tot een scherper beeld<br />

van <strong>de</strong> auteur, en daar is het ons toch om te doen. De drie in<strong>de</strong>rtijd teruggevon<strong>de</strong>n<br />

brieven van <strong>Couperus</strong> aan zijn nichtje Constance lieten ons <strong>de</strong> schrijver in Parijs<br />

zien, opgaand in een drukker sociaal leven dan wij tot dan toe had<strong>de</strong>n kunnen<br />

vermoe<strong>de</strong>n. 12 Niet lang gele<strong>de</strong>n is er een kleine groep brieven aan het licht gekomen<br />

die hij met Willem Men-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


19<br />

gelberg gewisseld heeft. Zijn betrekkingen met <strong>de</strong> grote dirigent zijn weliswaar<br />

oppervlakkig gebleven, maar dit neemt niet weg dat wij over het bestaan ervan tot<br />

nu toe niet veel wisten. Het Letterkundig Museum te Den Haag, dat er kopieën van<br />

bezit, bewaart nog een aanzienlljk aantal an<strong>de</strong>re particuliere brieven die stuk <strong>voor</strong><br />

stuk iets toevoegen. Zij wachten nog op publikatie.<br />

De grootste schat van het museum wordt echter ongetwijfeld gevormd door <strong>de</strong><br />

vrijwel complete correspon<strong>de</strong>ntie die <strong>Couperus</strong> geduren<strong>de</strong> bijna <strong>de</strong>rtig jaar met zijn<br />

uitgever L.J. Veen gevoerd heeft. 13 Deze brieven geven niet alleen zeer waar<strong>de</strong>volle<br />

achtergrondinformatie over het ontstaan van zijn boeken, maar lichten ons ook<br />

tamelijk nauwkeurig in over zijn reizen, zijn verblijfplaatsen en <strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n,<br />

vrien<strong>de</strong>n en kennissen die hem het meest na aan het hart lagen. Zo iets ons leert dat<br />

juist bij <strong>Couperus</strong> het werk niet los is te <strong>de</strong>nken van zijn <strong>biografie</strong>, dan zijn het wel<br />

<strong>de</strong>ze brieven. Zij brachten ons op het spoor van Orlando en Elettra, gaven ons<br />

informatie over vertalingen en vertalers van zijn werk, bleken interessant te zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> boekban<strong>de</strong>n, verschaften soms zelfs inlichtingen<br />

over <strong>de</strong> geboorte van bepaal<strong>de</strong> romans en verhalenbun<strong>de</strong>ls, kortom, het feit dat Van<br />

Booven <strong>de</strong>ze uitgeverscorrespon<strong>de</strong>ntie niet geraadpleegd heeft, maakt dat zijn boek<br />

ons alleen daardoor al op vele punten nu niet meer helemaal bevredigen kan. Voegt<br />

men daarbij al het an<strong>de</strong>re hierboven genoern<strong>de</strong> materiaal - Orlando en Elettra heeft<br />

Van Booven in een korte passage gemakshalve, wellicht op hoger gezag, <strong>voor</strong> dood<br />

verklaard - , en men begrijpt dat het tijd werd <strong>voor</strong> een heroriëntarie. Ook Albert<br />

Vogel, die zich groten<strong>de</strong>els, zij het met zeer persoonlijke en dikwijls waar<strong>de</strong>volle<br />

toevoegingen, op Van Booven baseer<strong>de</strong>, kon daar nog niet aan toekomen. 14 Van<br />

Tricht gebruikte een aantal nieuwe gegevens slechts daar waar <strong>de</strong>ze hem van pas<br />

kwamen <strong>voor</strong> zijn psychologiseren<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringen van een auteur waar hij wel<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zei te hebben, maar die hij toch in <strong>de</strong> eerste plaats als een neurotisch<br />

ziektegeval meen<strong>de</strong> te moeten behan<strong>de</strong>len.<br />

Niet alleen het beeld van <strong>Couperus</strong> zelf kon door dit alles scherper gefixeerd<br />

wor<strong>de</strong>n. Doordat zich in het Rijksarchief te Den Haag se<strong>de</strong>rt enkele jaren een ge<strong>de</strong>elte<br />

van het familiearchief-<strong>Couperus</strong> bevindt - an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len daarvan heten verloren te<br />

zijn gegaan - , heeft ook zijn onmid<strong>de</strong>llijke <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis er een dimensie<br />

bijgekregen. Talrijke gegevens over <strong>de</strong> jonge jaren van zijn va<strong>de</strong>r John Ricus, die<br />

zelf een nimmer uitge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


20<br />

geven korte auto<strong>biografie</strong> blijkt te hebben nagelaten, naast reeksen Franse gedichten<br />

en een eigenhandig getoonzette cantate, werpen een volstrekt an<strong>de</strong>r licht op <strong>de</strong>ze<br />

tamelijk joyeuze figuur, die maar ten <strong>de</strong>le blijkt overeen te komen met <strong>de</strong> hatelijke<br />

iezegrim tot welke Van Tricht hem pour besoin <strong>de</strong> la cause vereenvoudigd heeft.<br />

Bovendien weten wij nu iets meer over het ‘familieland’ Tjicoppo bij Buitenzorg,<br />

over allerlei faits et gestes van <strong>Couperus</strong>' talrijke ooms, tantes, neven en nichten, en<br />

niet te vergeten <strong>de</strong> - <strong>voor</strong> een groot ge<strong>de</strong>elte vermeen<strong>de</strong> - afstamming van zijn<br />

geslacht. Wij zullen later zien welke consequenties dit laatste <strong>voor</strong> een beter begrip<br />

van een sprookje als Psyche heeft.<br />

Om op <strong>de</strong> brieven aan L.J. Veen terug te komen, <strong>Couperus</strong>' nu vrij nauwkeurig<br />

beken<strong>de</strong> verblijfplaatsen vormen een hechte on<strong>de</strong>rgrond, een leidraad zelfs, <strong>voor</strong> een<br />

beter begrip van talrijke zijner journalistieke schetsen en korte verhalen meer in het<br />

algemeen, zeker wanneer wij ons daarnaast tevens beijveren dit over vele bun<strong>de</strong>ls<br />

versprei<strong>de</strong> kleinere werk te lezen in <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waarin het geschreven is. Het blijkt<br />

dat <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>ls hun eigen compositie hebben gekregen, maar dat <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

opstellen en feuilletons in werkelijkheid soms weinig met elkaar te maken hebben. 15<br />

Dat dit consequenties kan hebben <strong>voor</strong> hun inhou<strong>de</strong>lijke interpretatie ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hand. Het maakt verschil of wij De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant lezen als een<br />

willekeurig en in dat geval ietwat bizar sprookje, 16 dan wel of wij dit doen met <strong>de</strong><br />

wetenschap dat <strong>Couperus</strong> het verhaal geschreven heeft precies vijfentwintig jaar na<br />

zijn eenzaam vertrek naar Parijs in 1890. Dit <strong>voor</strong>beeld zou met talrijke an<strong>de</strong>re<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n aangevuld. Het is bekend dat De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen, om ook<br />

een groter werk te noemen, slechts uit geldnood geschreven zijn. Het signaleren van<br />

dit financiële tekort dwingt ons tegelijkertijd tot het trachten te doorgron<strong>de</strong>n van<br />

<strong>Couperus</strong>' weigering er een vijf<strong>de</strong> boek aan toe te voegen, zoals Veen hem in<strong>de</strong>rdaad<br />

gevraagd heeft - een verzoek waar wij zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> uitgeverscorrespon<strong>de</strong>ntie zelfs geen<br />

weet van zou<strong>de</strong>n hebben.<br />

Verwerking van al <strong>de</strong>ze nieuwe gegevens in <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> kan alleen maar<br />

een verrijking betekenen van onze achtergrondinformatie. Hoewel <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />

laatste jaren van zijn leven zelf afkerig van een te centrale auteurspositie blijkt te<br />

zijn geweest, moeten wij dit toch beschouwen als een van zijn vele beminnelijke<br />

inconsequenties. Te beginnen met Metamorfoze heeft hij het zoeklicht op zichzelf<br />

als problematisch jong kunstenaar gericht, schrijver van gedichten en romans die hij<br />

geheel uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


21<br />

zijn <strong>biografie</strong> liet <strong>voor</strong>tkomen, zijn verzekering ten spijt dat het boek zelf eveneens<br />

een roman was en beslist geen auto<strong>biografie</strong>. In Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa gebeur<strong>de</strong> hetzelf<strong>de</strong>,<br />

zij het dan in symbolische vorm. Zeer vele latere schetsen en reisherinneringen zijn<br />

in <strong>de</strong> ik-vorm geschreven. Hoewel <strong>de</strong> verhalen daarmee allerminst als dagboekbla<strong>de</strong>n<br />

zon<strong>de</strong>r meer beschouwd mogen wor<strong>de</strong>n, zijn <strong>de</strong> reisjournalen en<br />

museumaantekeningen dit meestal wel. Voorzichtigheid blijft zeker gebo<strong>de</strong>n, als<br />

genre vloeien zij in elkaar over. Maar het lijdt geen twijfel dat wij in een groot aantal<br />

van <strong>de</strong>ze feuilletons met een auteur te maken hebben, die alle aandacht <strong>voor</strong> zijn<br />

eigen persoon opeist. Zelfs al doet hij dit dikwijls met ontwapenen<strong>de</strong> charme, hij<br />

dwingt <strong>de</strong> lezer toch te luisteren naar hem alleen, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, met al zijn<br />

eigenaardighe<strong>de</strong>n, zijn kin<strong>de</strong>rlijke manieën, zijn zelfspot ook. <strong>Couperus</strong> mag zijn<br />

be<strong>de</strong>nkingen tegen auteurs<strong>biografie</strong>ën gekoesterd hebben, die van hemzelf heeft hij<br />

regelrecht uitgelokt. Aan zijn eigen verzoek aan Veen om <strong>voor</strong> zijn reputatie<br />

compromitteren<strong>de</strong> brieven te vernietigen 17 - ‘Zeg, amice, je bewaart niet onze<br />

correspon<strong>de</strong>ntie over zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik “beroemd” ben) geen<br />

artikel <strong>voor</strong> “<strong>de</strong> Gids” uit te distilleeren en mijn comptabiliteit te kritizeeren! je<br />

verscheurt dus <strong>de</strong> millioenenre<strong>de</strong>s bij tijds!’ - heeft Veen zich zeer begrijpelijk, en<br />

gelukkig, niet gehou<strong>de</strong>n.<br />

De mythe heeft zich van <strong>Couperus</strong> meester gemaakt en hij <strong>de</strong>ed weinig om dit te<br />

<strong>voor</strong>komen. Ook wat dit laatste betreft zien wij ons echter meteen weer geconfronteerd<br />

met een opmerkelijke tegenstrijdigheid, waar wel zeer <strong>de</strong> nadruk op gelegd mag<br />

wor<strong>de</strong>n, omdat wij ermee raken aan iets dat essentieel is <strong>voor</strong> zijn schrijverschap als<br />

zodanig. Toen Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel hem op zijn zestigste verjaardag met treffen<strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n van hul<strong>de</strong> had toegesproken, antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in geschrifte met on<strong>de</strong>r<br />

meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> merkwaardige bekentenis: 18 ‘Van Deyssel heeft mij werkelijk<br />

gelukkig gemaakt, door te verklaren, dat hij zelve, mij toespreken<strong>de</strong>, dien dag gelukkig<br />

was. En <strong>de</strong>ze verbroe<strong>de</strong>ring gevoel ik als een won<strong>de</strong>rlijk innig oogenblik in <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis onzer mo<strong>de</strong>rne letteren. Wat zullen wij er nu eenmaal aan doen: het is<br />

niet an<strong>de</strong>rs, wij behooren aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, hoe beschei<strong>de</strong>n misschien ik in <strong>de</strong><br />

ziel mijner ziel eigenlijk een geheel an<strong>de</strong>r leven bad willen lei<strong>de</strong>n dan dat waartoe<br />

<strong>de</strong> onafweerbare machten mij dwongen: een leven van droomen, peinzing, stilte en<br />

bezonken lief<strong>de</strong>, zón<strong>de</strong>r te schrijven, zon<strong>de</strong>r roem en mondaniteit en zon<strong>de</strong>r zoo heel<br />

veel, dat onvermijdbaar is in een leven, aan publiciteit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


22<br />

en overbekendheid gewijd. Want eigenlijk, lieve vrien<strong>de</strong>n, ben ik zoo weinig als ik<br />

mij <strong>voor</strong>doe en kent ge mij niet, trots alle mijne auto-indis-creties.’<br />

Was dit alleen maar blague, of, laten wij zeggen, <strong>de</strong> zoveelste metamorfose? Daar<br />

heeft het niet <strong>de</strong> schijn van. In een brief aan Johan Ram had hij jaren eer<strong>de</strong>r ook al<br />

eens geschreven: 19 ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is het eenige wat<br />

ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn).’ - Wij moeten<br />

eruit aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> schrijver <strong>Couperus</strong> zich in een vroeg stadium van <strong>de</strong> mens<br />

<strong>Couperus</strong> heeft meester gemaakt, hoe vreemd dit misschien ook klinkt; dat <strong>de</strong> mens<br />

<strong>Couperus</strong> misschien nooit een letter op papier zou hebben gezet, of althans in druk<br />

gegeven, had zijn gebrek aan een groot eigen kapitaal, waar hij in een zekere luxe<br />

stil van had kunnen leven, hem er niet toe gedwongen. Eénmaal open<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> zijn<br />

uitgever Veen een klein luikje dat hel<strong>de</strong>r zicht gaf op zijn noodlottige levenssituatie.<br />

Na alle ruzies en misverstan<strong>de</strong>n die altijd weer over geld gingen, schreef hij hem in<br />

1913: 20 ‘Ja, amice, trots al <strong>de</strong> “roem”, is het maar magertjes. Het is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat<br />

ik niet naar Holland kom; al mijn familie is, zoo niet schatrijk, vermogend en wij<br />

zijn maar <strong>de</strong> arme broodschrijvertjes.’<br />

In vele opzichten is <strong>Couperus</strong> het slachtoffer geweest van zijn milieu en <strong>de</strong><br />

maatstaven waarnaar hij in zijn prille jeugd had leren leven. De onontkoombare druk<br />

van zijn grote familie, <strong>de</strong> vele ongeschreven wetten van fatsoen en van ‘what was<br />

done and not done’, <strong>de</strong> begrijpelijke trots maatschappelijk <strong>voor</strong> niemand van zijn<br />

geslaag<strong>de</strong> broers, zusters, zwagers, schoonzusters en wie niet allemaal nog meer te<br />

willen on<strong>de</strong>rdoen, ziedaar in een notedop <strong>de</strong> tragedie van een <strong>de</strong>ftige Hagenaar die<br />

<strong>voor</strong> niets <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> dan alleen maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pen; die het sociaal en financieel nooit<br />

op enig niveau zou hebben kunnen red<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pen; wiens grote gevoeligheid<br />

en intelligentie hem een hunkering opleg<strong>de</strong>n uit te groeien tot een zo compleet<br />

mogelijk mens - wat hij alleen maar kon bereiken door <strong>de</strong> pen en altijd weer <strong>de</strong> pen.<br />

De noodlottige onontkoombaarbeid hiervan heeft <strong>Couperus</strong> al in een vroeg stadium<br />

volledig beseft. Zij werd nog eens extra verhevigd door zijn homo-erotische aanleg:<br />

het Ding dat niet <strong>voor</strong>bij ging en waar niet over gesproken werd, zodat het er althans<br />

<strong>de</strong> schijn van had dat niemand het ook wist; en dat hem noopte tot een blank huwelijk<br />

met <strong>de</strong> vrouw zon<strong>de</strong>r wie hij om praktische re<strong>de</strong>nen nooit had kunnen existeren zoals<br />

men van hem verwachtte dat hij zóú existeren. - De har<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


23<br />

werker <strong>Couperus</strong> heeft zich niet laten kennen. Maar in bijna geen enkel opzicht heeft<br />

hij een gemakkelijk leven gehad, al leek dat naar buiten toe dikwijls an<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Een</strong> nieuwe <strong>biografie</strong> dus. Maar wat is een <strong>biografie</strong>? Op <strong>de</strong>ze vraag zijn vele<br />

antwoor<strong>de</strong>n mogelijk en men heeft dikwijls heftig ge<strong>de</strong>batteerd, zowel over dat wat<br />

‘<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale levensbeschrijving’ zou zijn, als over het eigenlijke nut ervan. 21 Men kan<br />

echter niet an<strong>de</strong>rs dan vaststellen dat het nauwelijks mogelijk is vaste uitgangspunten<br />

en beleidslijnen te schetsen en <strong>voor</strong> te schrijven, daar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r personage en in elke<br />

tijd steeds weer an<strong>de</strong>re eisen zullen wor<strong>de</strong>n gesteld. Dit valt gemakkelijk te<br />

constateren aan <strong>de</strong> ontwikkeling van bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Mozartbiagrafie, waarover<br />

men, buiten Mozart zelf om, een interessante verhan<strong>de</strong>ling zou kunnen schrijven,<br />

weerspiegeling van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> historische en psychologische<br />

on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n met behulp van welke men <strong>de</strong> figuur zelf en zijn tijd heeft<br />

trachten te doorgron<strong>de</strong>n. Dat een zo pluriform mogelijke aanpak <strong>de</strong> meeste kansen<br />

biedt om het object van bestu<strong>de</strong>ring ook het dichtst te bena<strong>de</strong>ren behoeft nauwelijks<br />

betoog.<br />

Tevens dient men echter reëel te blijven en er<strong>voor</strong> te waken dat noch <strong>de</strong> schrijver<br />

zelf, noch <strong>voor</strong>al ook zijn lezers ‘door <strong>de</strong> bomen het bos niet meer zien’. Is het niet<br />

wenselijk, ja vanzelfsprekend, dat men bij het beschrijven van welk personage ook<br />

nimmer zou moeten uitgaan van een beperkend a priori? De problemen blijken immers<br />

van zeer verschillen<strong>de</strong> aard te zijn. Wanneer men, zoals in het geval George Sand,<br />

over een niet te overziene hoeveelheid materiaal beschikt dat bovendien door talloze<br />

buitenliteraire aanknopingspunten tot schier in het oneindige zal blijven aangroeien,<br />

ziet men zich hoe dan ook gedwongen tot beperking, tot het maken van een keuze,<br />

en <strong>voor</strong>al tot het kiezen van een speciale bena<strong>de</strong>ringswijze. Voor Marcel Proust geldt<br />

mutatis mutandis het zelf<strong>de</strong>. Ook bij hem beschikt men bijna over een teveel aan<br />

brieven, zowel door hemzelf geschreven als aan hem gericht, en dit laatste dan<br />

dikwijls door markante persoonlijkhe<strong>de</strong>n over welke wij veel weten en die daamaast<br />

ook letterlijk in zijn literaire werk een weerslag hebben gevon<strong>de</strong>n. Hoe moeilijk <strong>de</strong><br />

opgave dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biograaf wordt om van dit alles <strong>de</strong> dra<strong>de</strong>n tot een gobelin samen<br />

te voegen dat overzichftelijk blijft, niet te zwaar wordt en ook niet gevaar loopt aan<br />

<strong>de</strong> ene kant alweer slijtage te gaan vertonen terwijl men aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant nog<br />

ijverig <strong>voor</strong>tborduurt, heeft George<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


24<br />

D. Painter met zijn grote boek bewezen, die <strong>de</strong> problemen waar hij zich <strong>voor</strong> gesteld<br />

zag overigens op meesterlijke, exemplarische wijze heeft weten te overwinnen. 22<br />

Indien van een schrijver veel materiaal, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> vorm van brieven, vernietigd<br />

is, nemen <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n een an<strong>de</strong>r karakter aan. Dit is bij <strong>voor</strong>beeld bij Somerset<br />

Maugham het geval. Ted Morgan wist met zekerheid dat <strong>de</strong>ze auteur grote<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n heeft verbrand. 23 Men wordt dan geconfronteerd met <strong>de</strong> volstrekte<br />

zekerheid dat waarschijnlijk juist heel belangrijke gegevens <strong>voor</strong>goed verloren zijn<br />

(zoals ook <strong>voor</strong> Thomas Mann en Evelyn Waugh geldt: <strong>de</strong> door henzelf geliqui<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

dagboeken, waardoor essentiële perio<strong>de</strong>n uit hun leven onachterhaalbaar zijn<br />

gewor<strong>de</strong>n). In het geval Maugham bleef <strong>de</strong>ze ramp gelukkig enigszins beperkt,<br />

genoeg om met behulp van het nog <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> tot een waarschijnlijk<br />

<strong>voor</strong>treffelijk gelijkend portret te komen dat, hoewel met grotere en grovere streken<br />

geborsteld dan dat van Proust, ons toch een uitsteken<strong>de</strong> indruk van ‘the sitter’ geeft.<br />

De biograafkon zich op essentiële punten niet in al te fijne <strong>de</strong>tails verliezen en werd<br />

aldus op natuurlijke wijze behoed <strong>voor</strong> een boek dat an<strong>de</strong>rs, me<strong>de</strong> gegeven Somerset<br />

Maughams zeer lange leven, wellicht min<strong>de</strong>r leesbaar zou zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />

Vergelijken wij hiermee nu <strong>Couperus</strong>, dan zien wij ons in een wel heel an<strong>de</strong>re<br />

situatie verplaatst. Persoonlijke brieven zijn er eigenlijk nauwelijks, en wij mogen<br />

ook niet verwachten - wel hopen! - dat zij nog eens zullen opduiken. Uit bepaal<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong>n van zijn leven is er zelfs helemaal niets. Zijn vormingsjaren, maar allerminst<br />

die alleen, zijn dientengevolge volstrekt onbevredigend gedocumenteerd. Verreweg<br />

<strong>de</strong> meeste brieven die er van hem bewaard zijn gebleven, behoren tot <strong>de</strong> categorie<br />

kattebelletjes, en dit geldt ook <strong>voor</strong> zijn correspon<strong>de</strong>ntie met Veen waar wij<br />

noodgedwongen bij gebrek aan beter toch dikwijls op moeten terugvallen - dankbaar<br />

overigens dat althans die belangrijke groep op het nippertje <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rgang behoed<br />

is. 24<br />

In plaats van brieven bezitten wij daarentegen wel een groot aantal ‘dagboekbla<strong>de</strong>n’<br />

- zo noem<strong>de</strong> hij zelf reeksen van zijn feuilletons - , die echter even zovele literaire<br />

verdichtsels blijken te zijn, waarin men met grote <strong>voor</strong>zichtigheid behoedzaam<br />

waarheid en fantasie van elkaar moet trachten te schei<strong>de</strong>n. Dit maakt dat, wat hij<br />

eens aan E.d'Oliveira schreef 25 - ‘U vindt alles, wat misschien licht kan ontsteken<br />

over mijn persoonlijkheid, in mijn boeken, te meer omdat ik mij in die boeken<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


25<br />

eigenlijk geheel geef als ik ben en u dus, zoo u ze aandachtig leest, mijn eigen analyse<br />

daar vindt’ - tot een tamelijk ironische, om niet te zeggen welhaast cynische opdracht:<br />

al zijn boeken immers zijn, zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring, polyinterpretabel gebleken, en men<br />

kan wel gevolgtrekkingen maken wat zijn verteltechnieken en taalgebruik betreft,<br />

maar zal slechts zel<strong>de</strong>n iets zekers te weten komen over <strong>de</strong> auteur persoonlijk, die<br />

zich in zijn stijl verborg, zoals zijn vrouw het eens uitgedrukt zou hebben, ‘als in een<br />

mantel’. 26<br />

De biograaf kan nu twee dingen doen. Hij kan zich strikt tot <strong>de</strong> feiten beperken<br />

en daarop zijn betoog baseren, dat dan waarschijnlijk min of meer het karakter van<br />

een uitgebreid encyclopedieartikel zal krijgen. Van een romanachtige opze - die H.A.<br />

Gomperts niet ten onrechte als <strong>de</strong> meest i<strong>de</strong>ale opvatte 27 - is dan geen sprake meer.<br />

De an<strong>de</strong>re mogelijkheid is dat hij daarnaast tracht uit het literaire werk zoveel<br />

persoonlijks te puren - <strong>de</strong> manier dus die <strong>Couperus</strong> zelf aanbeveelt; en waarom<br />

zou<strong>de</strong>n wij zijn suggestie niet volgen? -, dat het skelet van voldoen<strong>de</strong> vlees en kleren<br />

wordt <strong>voor</strong>zien en daardoor vanzelf ook meer body zal krijgen. Bij <strong>Couperus</strong> kan<br />

men er dan niet omheen vrijwel ál het werk bij <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> te betrekken. Evenmin<br />

kan men er omheen uit <strong>de</strong> wél bewaar<strong>de</strong> brieven een relatief (te?) grote keuze te<br />

maken, zodat hetzij door mid<strong>de</strong>l van citaten, hetzij door verwijzingen via noten, <strong>de</strong><br />

behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> auteur zelf optimaal aan bod komt, met <strong>de</strong> grootste kans dat <strong>de</strong> biograaf<br />

hem op die manier ook min of meer levend uit <strong>de</strong> puinhopen te <strong>voor</strong>schijn haalt. Op<br />

veel plaatsen zal <strong>de</strong> lezer daarbij het gevoel hebben dat <strong>de</strong> tekst te uitvoerig is. Waar<br />

het materiaal ontbreekt, zoals in <strong>Couperus</strong>' jonge jaren tot aan zijn huwelijk in 1891,<br />

zal hij echter vin<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> tekst hem niet voldoen<strong>de</strong> bevredigt. In tal van gevallen<br />

- en daar is weinig aan te doen - zal hij van mening zijn dat <strong>de</strong> schrijver meer, min<strong>de</strong>r<br />

of heel an<strong>de</strong>rs had moeten interpreteren, of misschien zelfs beter helemaal niet had<br />

kunnen interpreteren. De frequentie van telkens terugkeren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n als misschien,<br />

waarschijnlijk, vermoe<strong>de</strong>lijk, mogelijk, is, het zij ruiterlijk toegegeven, toch reeds<br />

onverantwoor<strong>de</strong>lijk groot. In gedachten wor<strong>de</strong> daar echter één an<strong>de</strong>r woord<br />

<strong>voor</strong>tdurend onmid<strong>de</strong>llijk aan toegevoegd: onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />

Deze studie volgt <strong>de</strong> zojuist uiteengezette en meteen eigenlijk ook ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />

metho<strong>de</strong> in grote lijnen, omdat er geen an<strong>de</strong>re weg leek dan die welke, in ‘het geval<br />

<strong>Couperus</strong>’, het materiaal zelf opdrong. Het resultaat zal zijn dat wij min<strong>de</strong>r met een<br />

<strong>biografie</strong> dan met <strong>de</strong> kroniek van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


26<br />

schrijversleven te maken hebben. Dat is iets an<strong>de</strong>rs. Uitgangspunt is geweest het<br />

verzamelen van zoveel mogelijk feiten; het chronologisch rangschikken daarvan;<br />

het trachten die feiten met het literaire werk in overeenstemming te brengen; het<br />

trekken van conclusies, maar dit laatste met vele restricties, omdat <strong>de</strong> lezer die<br />

gevolgtrekkingen beter zelf zal kunnen maken. Bij een werkelijke <strong>biografie</strong>, zoals<br />

die van Wolfgang Hil<strong>de</strong>sheimer over Mozart 28 - een aantal discutabele kwaliteiten<br />

daarvan nu maar in het mid<strong>de</strong>n gelaten - zal <strong>de</strong> schrijver zijn eigen interpretatie<br />

<strong>voor</strong>op stellen. Bij een collage als hier gepresenteerd, wordt zeker evenveel moeite<br />

van <strong>de</strong> lezer verwacht, of laten wij liever zeggen: van <strong>de</strong> gebruiker. Het boek wil het<br />

liefst inspireren tot ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, waarmee tevens een antwoord gegeven is op<br />

<strong>de</strong> vraag naar het eventuele nut ervan. Of neen, ook dit is maar ten <strong>de</strong>le juist. Het<br />

wil <strong>voor</strong>al aansporen tot het lezen en herlezen van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Asselbergs moge<br />

om een ge<strong>de</strong>nkzuil te zijner ere gevraagd hebben, dit bergmassief, <strong>de</strong> roze<br />

verkleuringen inbegrepen, is zichzelf als onvergankelijk monument genoeg.<br />

Bij het verschijnen van <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist in 1980 had schrijver <strong>de</strong>zes het <strong>voor</strong>recht<br />

in een korte inleiding enkele vrien<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n te mogen danken <strong>voor</strong> hun hulp.<br />

Het boek, een soort <strong>voor</strong>studie tot het on<strong>de</strong>rhavige, hoeft niet herdrukt te wor<strong>de</strong>n.<br />

Erkentelijkheid jegens diegenen, personen en instanties, die ook ditmaal op niet<br />

genoeg te waar<strong>de</strong>ren wijze geholpen hebben, met raad, daad of belangstelling, zij<br />

hier met bijzon<strong>de</strong>re nadruk uitgesproken. In <strong>de</strong> eerste plaats geldt dit <strong>voor</strong> het<br />

Ne<strong>de</strong>rlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, <strong>de</strong> Koninklijke<br />

Bibliotheek, het Rijks- en het Gemeentearchief te Den Haag; <strong>de</strong> Universiteits<br />

Bibliotheek te Lei<strong>de</strong>n en die te Amsterdam; <strong>voor</strong>ts enige archieven en bibliotheken<br />

el<strong>de</strong>rs, en <strong>voor</strong>al ook bezitters van particuliere verzamelingen die materriaal ter<br />

bestu<strong>de</strong>ring hebben willen vrijgeven.<br />

Belangrijke gegevens en hulp mochten ontvangen wor<strong>de</strong>n van: G. Aletrino, Hugo<br />

Arlman, J.W.K. Aschenbrenner, F.E.A. Batten†, A. van Berckel, Carla Biberle†,<br />

Antoine Bodar, N. Boelen-Ranneft, H. Bor<strong>de</strong>wijk, F. Bramanti-Nieuwenkamp, Hans<br />

Braun, P.J. Buijnsters, Alexan<strong>de</strong>r Coret, Luc Daems, W.H.K. van Dam, J. Drukker,<br />

P.H. Dubois, Charles Dumas, F.J. Duparc†, F.M. Dutry van Haeften-ten Bosch, N.L.<br />

Eisenhardt-Hobbel, Tine Faber, Joanna Funke, P.A. van Hecking Colenbran<strong>de</strong>r, C.<br />

van Heekeren, J. van <strong>de</strong>r Hei<strong>de</strong>, Jan van Herpen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


27<br />

W.L. Jonxis-Henkemans, J. Joosten, A.J. Klant-Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein, M. Klein,<br />

Jeannette Koch-Piccio, C.R. van Kooy, M.V.A.M. Kroeks, Ronald <strong>de</strong> Leeuw, A.H.<br />

Luijdjens, Tanja Martin, David I. Masson, Gerard Mul<strong>de</strong>r, E. Philipszoon, J.B.W.<br />

Polak, E. Ponsen-Wilmer, R. Richard, F. Schregel-Onstein, L. Simons, M.<br />

Stapert-Eggen, C.S. Tel<strong>de</strong>rs†, Willem Timmermans, M. Tobias, H.W. van Tricht†,<br />

S.E. Veldhuijzen, Herman Verhaar, S.E. <strong>de</strong> Vries-van Booven†, Guido Walraven.<br />

<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r woord van dank gaat uit naar mevrouw Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg,<br />

die van Rome uit <strong>de</strong> loop van dit on<strong>de</strong>rzoek op altijd weer stimuleren<strong>de</strong> wijze heeft<br />

gevolgd en door haar <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> aanmoediging en haar vertrouwen niet weinig<br />

tot het voltooien van <strong>de</strong>ze <strong>biografie</strong> heeft bijgedragen.<br />

De heer H.T.M. van Vliet ont<strong>de</strong>kte kort gele<strong>de</strong>n een aantal brieven van L.J. Veen<br />

aan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, liet daar kopieën van maken en stel<strong>de</strong> mij die genereus ter hand.<br />

Hem en het Bureau Basis<strong>voor</strong>ziening Tekstedities komt hartelijke dank toe.<br />

Twee vrien<strong>de</strong>n hebben zich wel zeer beijverd mij te helpen met allerlei onmisbare<br />

gegevens. Harry G.M. Prick wees mij bij herhaling op artikelen, trad bemid<strong>de</strong>lend<br />

op en heeft ook ver<strong>de</strong>r veel gedaan <strong>voor</strong> het tot stand komen van <strong>de</strong>ze studie. Bovenal<br />

is het Ronald Breugelmans geweest die <strong>voor</strong>tdurend te hulp is gekomen, nu eens met<br />

onontbeerlijke lijsten van <strong>Couperus</strong>' publikaties in couranten en tijdschriften, dan<br />

weer met boeken, artikelen en overdrukken. Bei<strong>de</strong>n wil ik mijn oprechte dank betuigen<br />

<strong>voor</strong> hun on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> activiteiten - ook moreel - , zon<strong>de</strong>r welke dit boek niet<br />

geschreven had kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> kort woord ten slotte over <strong>de</strong> wijze van annoteren en citeren. Steeds wordt<br />

verwezen naar <strong>de</strong> oorspronkelijke uitgaven, waar mogelijk naar eerste drukken. Voor<br />

<strong>de</strong> korte verhalen en schetsen levert dit weinig problemen op. Wat <strong>de</strong> romans betreft,<br />

van sommige zijn vele drukken verschenen, wat efficiënt citeren bemoeilijkt. Er is<br />

dan niet <strong>voor</strong> verwijzing naar pagina's gekozen, maar naar het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />

hoofdstuk of naar een on<strong>de</strong>raf<strong>de</strong>ling daarvan. Dit in <strong>de</strong> overweging dat <strong>Couperus</strong><br />

doorgaans korte capita schreef waarin geïnteresseer<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r veel moeite een citaat<br />

zullen kunnen terugvin<strong>de</strong>n. Het zogenaam<strong>de</strong> Verzameld werk leent zich principieel<br />

niet <strong>voor</strong> verwijzingen. Het is a - volstrekt onvolledig; volgt b - niet <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />

spelling en geeft ook ver<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


28<br />

blijk van een eigengerei<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling; heeft c - een aantal teksten bovendien uit<br />

hun verband gerukt.<br />

Afkortingen van <strong>Couperus</strong>' eigen titels zijn zoveel mogelijk verme<strong>de</strong>n en alleen<br />

daar toegepast waar dit enigszins vanzelf sprak. De korte vorm blijft dan gemakkelijk<br />

herkenbaar: Zwaluwen <strong>voor</strong> De zwaluwen neêr gestreken...; Langs lijnen <strong>voor</strong> Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid; etc.<br />

Frequent geraadpleeg<strong>de</strong>, door mid<strong>de</strong>l van afkortingen aangehaal<strong>de</strong> literatuur vindt<br />

men in <strong>de</strong> bibliografie met een aangegeven. Deze laatste maakt allerminst aanspraak<br />

op compleetheid, daar <strong>de</strong> secundaire literatuur over <strong>Couperus</strong> langzamerhand<br />

onoverzienbaar groot is gewor<strong>de</strong>n. Dit neemt niet weg dat <strong>de</strong> samenstelling van een<br />

volledige bibliografie wenselijk zou zijn. Zulks ligt echter niet op <strong>de</strong> weg van <strong>de</strong><br />

biograaf, die zich tot althans enige beperking genoodzaakt ziet.<br />

Najaar 1986/ <strong>voor</strong>jaar 1987<br />

Eindnoten:<br />

1 W. Asselbergs, ‘Wegen naar <strong>Couperus</strong>?’ in Spiegel <strong>de</strong>r letteren 16 (1974), 161-171.<br />

2 H.W. van Tricht, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ).<br />

3 Henri van Booven, Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933).<br />

4 Zie het nawoord bij <strong>de</strong> herdruk van Van Boovens <strong>biografie</strong> (1981 2 ). 293-302 (F.L. Bastet).<br />

5 Belangrijk in dit verband Menno eer Braak, Verzameld merk I (1950), 279-281; IV (1951),<br />

78-87; V (1949), 61-64.<br />

6 Schrijver <strong>de</strong>zes bezocht Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud tweemaal in 1952, in verband met <strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds<br />

actuele spellingkwestie. (De Verzamel<strong>de</strong> werken, 1952-1957, dreig<strong>de</strong>n immers niet alleen zeer<br />

onvolledig maar boivendien in een aangepaste, uniforme spelling te wor<strong>de</strong>n uitgegeven. De<br />

actievoer<strong>de</strong>rs daartegen hebben dit toen helaas, <strong>de</strong> sympathie van Elisabeth <strong>Couperus</strong> ten spijt,<br />

niet kunnen verhin<strong>de</strong>ren.) Hoewel <strong>de</strong> met haar gevoer<strong>de</strong> gesprekken niet door grote diepgang<br />

gekenmerkt wer<strong>de</strong>n, had het directe contact wel een bijzon<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een goed begrip<br />

van sfeer en leefwijze, en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>Couperus</strong>' weduwe. Zij woon<strong>de</strong> toen<br />

nog samen met Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein in <strong>de</strong> Prins Hendrikstraat 23 te Den Haag.<br />

7 Dr. H.W. van Tricht <strong>de</strong>el<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes daarover in een brief van 23 november 1976 mee<br />

dat Henri van Booven blijkens een brief van 7 juni 1955 <strong>de</strong> brieven in<strong>de</strong>rtijd van Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein ter inzage had gekregen. Van Tricht schrijft: ‘Nu weet ik niet of Marie VI. Hein <strong>voor</strong> of<br />

na mevr. <strong>Couperus</strong> overle<strong>de</strong>n is. In het eerste geval is het niet twijfelachtig dat eventueel nog<br />

aanwezige brieven van Ram toen vernietigd zijn. ‘- Elisabeth <strong>Couperus</strong> overleef<strong>de</strong> haar<br />

in<strong>de</strong>rdaad: Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, oudste dochter van <strong>Couperus</strong>' zuster Cateau, stierf in 1955.<br />

8 On<strong>de</strong>r het pseudoniem Paul Ekhard, in De Nieuwe Courant (10 juni 1913). De la Valette is een<br />

boeien<strong>de</strong> figuur. Hij blijkt ook connecties met Multatuli te hebben on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Bovendien<br />

ken<strong>de</strong> hij Carel Vosmaer goed. Wellicht is het door hem geweest dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> spoedig<br />

in contact met Vosmaer is gekomen, die een aantal van zijn vroege gedichten in De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator plaatste, zie F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer (1967), 168-169. - Zie<br />

ver<strong>de</strong>r G.J.P. <strong>de</strong> la Valette, ‘Dek. (Van en over hem)’, in De Gids (1910), 11, 377-399.<br />

9 Mevrouw Carla Biberle † en mevrouw M. Werle.<br />

10 ‘Over mijn woning. (Fragment uit een brief)’, in Het Va<strong>de</strong>rland van 11 september 1915.<br />

Gebun<strong>de</strong>ld in Wree<strong>de</strong> portretten (1917), 92-97.<br />

11 F.L. Bastet, ‘Al die verloren paradijzen... <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse vriendinnen’, in<br />

Maatstaf 31 (1983/3), 1-20 en 31 (1983/4), 22-36.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


12 F.L. Bastet, <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980), 77-88.<br />

13 Diens antwoor<strong>de</strong>n waren in 1977 nog niet teruggevon<strong>de</strong>n. Zie ver<strong>de</strong>r F.L. Bastet, Brieven van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever 1, ‘Waar<strong>de</strong> Heer Veen’ (1977); 11, ‘Amice’ (1977); ed. Achter<br />

het boek XII, 1-3; XIII, 1-3.<br />

14 Albert Vogel, De man met <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e (1973). Herdrukt als <strong>Louis</strong> Coupes rus. <strong>Een</strong><br />

schrijversleven (1980).<br />

15 Het ergst is die in <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Proza II en III het geval, die pas na <strong>Couperus</strong>' dood zijn uitgegeven.<br />

Proza I kon hij nog zelf samenstellen en van een <strong>voor</strong>woord <strong>voor</strong>zien.<br />

16 Verschenen in Het Va<strong>de</strong>rland van 20 november 1915. Gebun<strong>de</strong>ld in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie<br />

(1918), 152-158.<br />

17 Amice, 24 nr. 334.<br />

18 K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968), 407-408.<br />

19 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver, in Maatstaf II (1963), 169 nr. 22.<br />

20 Amice, 140 nr. 511.<br />

21 Zie b.v. S. Dres<strong>de</strong>n, De structuur van <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> (1956).<br />

22 George D. Painter, Marcel Proust (1959).<br />

23 Ted Morgan, Somerset Maugham (1980).<br />

24 Mevrouw Maria Th. Veen vertel<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes dat zij in<strong>de</strong>rtijd<strong>de</strong> brieven zijn in 1963 aan<br />

het Letterkundig Museum geschonkenveel materiaal uit <strong>de</strong> archieven van haar va<strong>de</strong>r L.J. Veen<br />

vernietigd had Zij had op het punt gestaan ook <strong>de</strong> brieven van <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>goed te laten<br />

verdwijnen, maar dit op het laatste ogenblik toch niet over haar hart kunnen verkrijgen.<br />

25 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver, in Maatstaf II (1963), 174 nr.26.<br />

26 Metamorfoze (1897), motto <strong>voor</strong>af (‘Hugo’ ontkent het overigens, maar ‘Emilie’ weet beter).<br />

27 H.A. Gomperts, De geheime tuin (1963), 65 e.v.; 68.<br />

28 Wolfgang Hil<strong>de</strong>sheimer, Mozart (1977).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Eerste hoofdstuk<br />

29<br />

I Zeventien<strong>de</strong> eeuw-1863<br />

Voorgeslacht. Abraham <strong>Couperus</strong>. John Ricus <strong>Couperus</strong>. De familie Reynst. Vestiging<br />

in Den Haag. Geboorte van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.<br />

II 1863-1878<br />

Kin<strong>de</strong>rjaren (Mauritska<strong>de</strong> 43). Ou<strong>de</strong>rs, zusters en broers. Frans <strong>Couperus</strong>. Terug<br />

naar Indië. Jeugd in Batavia. Gymnasium Willem III. Elisabeth Baud. Terug naar<br />

Den Haag.<br />

III 1878-1883<br />

Schooltijd in Den Haag. Frans Netscher. Jan ten Brink. Zola en Ouida. Gerard Valette.<br />

Studie Mid<strong>de</strong>lbaar Ne<strong>de</strong>rlands. Tableaux vivants. Verkoop ‘familieland’ Tjicoppo.<br />

IV 1883-1889<br />

Oom en tante Baud-<strong>Couperus</strong>. Eerste poëzie. De schoone slaapster. <strong>Een</strong> lent van<br />

vaerzen. Orchi<strong>de</strong>eën. De Nieuwe Gids. Examen. Gerrit Jäger. Eline Vere. Maurits<br />

Wagen<strong>voor</strong>t.<br />

V 1889-1891<br />

London? Jhr. Johan Ram. Noodlot. Homoseksualiteit. Paul Bourget. <strong>Een</strong>e illuzie.<br />

Crisis in Parijs. <strong>Een</strong> verlangen. Verloving. Extaze. Ram naar Atjeh.<br />

Huwelijks<strong>voor</strong>bereidingen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [Zeventien<strong>de</strong> eeuw-1863]<br />

31<br />

In 1752 werd te Leeuwar<strong>de</strong>n op 20 September een kind gedoopt dat als eerste van<br />

zijn geslacht een grote carrière zou maken in het Oosten: Abraham <strong>Couperus</strong><br />

(1752-1813). 1 Hij had Friese <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs. Twintig jaar oud trad <strong>de</strong>ze overgrootva<strong>de</strong>r<br />

van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in dienst bij <strong>de</strong> Vereenig<strong>de</strong> Oostindische Compagnie te<br />

Amsterdam en in 1775 voer hij als on<strong>de</strong>rkoopman naar Indië.<br />

Aanvankelijk was hij daar werkzaam in Batavia, maar in 1778 werd hij<br />

soldijboekhou<strong>de</strong>r, ontvanger en licentmeester op Malakka, dat toen nog een<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse bezitting was. Spoedig klom hij hogerop, tot koopman en opperkoopman.<br />

In 1787 ontzette hij, zo vernemen wij, ‘als chef <strong>de</strong>r inlandsche hulptroepen Malakka<br />

van <strong>de</strong> belegering dier plaats door <strong>de</strong>n vorst van Selangor en voer<strong>de</strong> krijg op Riouw’.<br />

<strong>Een</strong> jaar later werd hij tot gouverneur en directeur van Malakka benoemd.<br />

In die functie wees hij <strong>de</strong> regering te Batavia herhaal<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> veel te zwakke<br />

en zijns inziens onvoldoen<strong>de</strong> bezetting van het schiereiland. Steeds kreeg hij echter<br />

te horen, 2 ‘dat wij door eigen zwakheid in <strong>de</strong> existeeren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n ten<br />

eenenmale onvermogend zijn, om <strong>de</strong> Ministers <strong>de</strong> vereischte manschappen te kunnen<br />

toezen<strong>de</strong>n en dat wij dus hopen, dat zij zich zooveel mogelijk zullen red<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>len, die zij in han<strong>de</strong>n hebben of zullen kunnen uit<strong>de</strong>nken’.<br />

Op 15 augustus 1795 verscheen op <strong>de</strong> re<strong>de</strong> een Engelse vloot van 15<br />

oorlogsschepen met een totale bemanning van 3500 koppen. 3 De commandant, sir<br />

Henry Newcome, liet een majoor MacDonald aan wal gaan, die twee missiven<br />

overhandig<strong>de</strong>. De ene was op 7 februari 1795 te Kew door <strong>de</strong> naar Engeland gevluchte<br />

stadhou<strong>de</strong>r Willem V on<strong>de</strong>rtekend en behels<strong>de</strong> een verzoek aan <strong>de</strong> bevelhebbers van<br />

<strong>de</strong> kolonie om <strong>de</strong> ‘bescherming’ te aanvaar<strong>de</strong>n van Engelse troepen. De an<strong>de</strong>re kwam<br />

van Lord Hobart, gouvemeur van Madras. Met zoveel woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze mee<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


32<br />

dat Engeland <strong>de</strong> kolonie wenste over te nemen: liefst op vreedzame wijze maar<br />

<strong>de</strong>snoods met geweld.<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> riep een Raad van Politie bijeen. In een zitting werd <strong>voor</strong>gesteld<br />

dat men gehoor zou geven aan het verzoek van Willem V. Was Engeland echter van<br />

plan gewelddadig op te tre<strong>de</strong>n, dan zou er gevochten wor<strong>de</strong>n. Vervolgens eiste<br />

MacDonald <strong>de</strong> kolonie op. <strong>Couperus</strong> verzocht hem toen <strong>de</strong> evacuatie toe te willen<br />

staan van ou<strong>de</strong>n van dagen, vrouwen en kin<strong>de</strong>ren. Dit werd ingewilligd.<br />

Daarop ontbrand<strong>de</strong> <strong>de</strong> ongelijke strijd. Tegenover <strong>de</strong> Engelse overmacht kon<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs maar één klein transports chip stellen, en het duur<strong>de</strong> niet lang of<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> zag zich genoodzaakt te capituleren. Hij verzocht echter, en<br />

verkreeg ook, een eervolle overgave. Malakka werd ‘ter protectie in possessie<br />

genomen’ en zou een Ne<strong>de</strong>rlands bewind hou<strong>de</strong>n, met daamaast een Engelse<br />

gamizoenscommandant.<br />

Maar <strong>de</strong> Engelse regering bleek hier niet tevre<strong>de</strong>n mee te zijn. Op 30 november<br />

1795 werd door Peter Rainer <strong>de</strong> kolonie in bezit genomen. Er werd een Engelse<br />

gouverneur aangesteld. Abraham. <strong>Couperus</strong>, zijn officieren en ver<strong>de</strong>re aanhang<br />

wer<strong>de</strong>n als gevangenen overgebracht naar Madras (Brits-Indië). Zijn vrouw - een<br />

meisje Koek, 4 Catharina Johanna kwam daar toen ook terecht. In 1798 schonk zij<br />

hem in Tranquebar nog een dochter. Van hun vijf eer<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren werd <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lste,<br />

een zoon, in Holland opgevoed.<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> had zich in dit ten zui<strong>de</strong>n van Madras gelegen Tranquebar<br />

gevestigd nadat terugkeer zowel naar Java als naar Ne<strong>de</strong>rland hem geweigerd was.<br />

Hij is er gebleven tot 1807: toen eerst kon hij zich naar Batavia begeven, waar hij<br />

raad van Indië werd, om vervolgens tot presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad van Justitie te Soerabaja<br />

benoemd te wor<strong>de</strong>n. Hier is hij in 1813 overle<strong>de</strong>n. Deze overgrootva<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> - die tevens tweemaal betovergrootva<strong>de</strong>r was van diens latere vrouw<br />

Elisabeth Baud, namelijk zowel via haar va<strong>de</strong>rs familie als via die van haar moe<strong>de</strong>r<br />

mag in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van onze koloniën een persoonlijkheid van belang genoemd<br />

wor<strong>de</strong>n. Als zodanig is hij ook door zijn nageslacht beschouwd. Hij moet in <strong>de</strong><br />

familiekring dikwijls ter sprake zijn gebracht.<br />

Abrahams kleinzoon John Ricus <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong>, heeft altijd in <strong>de</strong><br />

veron<strong>de</strong>rstelling geleefd dat het Friese geslacht van zeer ou<strong>de</strong> Schotse origine was.<br />

Dit moet hem niet min<strong>de</strong>r gefascineerd hebben dan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van zijn<br />

grootrva<strong>de</strong>r. Evenals later verschillen<strong>de</strong> van zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


33<br />

kin<strong>de</strong>ren interesseer<strong>de</strong> John Ricus zich zeer <strong>voor</strong> zijn afstamming en na zijn<br />

pensionering heeft hij er veel gegevens over verzameld. 5 Helaas blijkt hij, en met<br />

hem zijn nakomelingschap, het slachtoffer geweest te zijn van een fictie. On<strong>de</strong>rzoek<br />

heeft namelijk uitgewezen dat <strong>de</strong> in 1555 geboren Edinburger predikant John Couper,<br />

waarop John Ricus zich beriep, <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> stamva<strong>de</strong>r niet geweest kan zijn. 6<br />

Evenmin stam<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie dientengevolge af van <strong>de</strong> martelaar Robert Cowper uit<br />

Sussex, die on<strong>de</strong>r Bloody Mary zijn geloof met <strong>de</strong> brandstapel heeft moeten bekopen.<br />

Het familiewapen waar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zo aan gehecht was, een duif die met een<br />

olijftak in <strong>de</strong> snavel opvliegt naar <strong>de</strong> zon, werd door <strong>de</strong> familie graag beschouwd als<br />

het symbool van Robert Cowpers ziel, uit aardse ellen<strong>de</strong> verlost en ontstegen naar<br />

<strong>de</strong> hemelse heerlijkhe<strong>de</strong>n. In werkelijkheid ging het om iets heel an<strong>de</strong>rs. De stamva<strong>de</strong>r<br />

van het geslacht <strong>Couperus</strong> is een Friese kuiper geweest, wiens beroep naamgevend<br />

werd. In een latere generatie is er <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige Latijnse uitgang -us aan toegevoegd.<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> had tot grootva<strong>de</strong>r dominee Petrus <strong>Couperus</strong> (1657-1735). 7 Diens<br />

naam en wapen komen <strong>voor</strong> op een uit 1728 dateren<strong>de</strong> zilveren avondmaalsschotel<br />

van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rduits Hervorm<strong>de</strong> Gemeente te Warga (ten zui<strong>de</strong>n van Leeuwar<strong>de</strong>n). 8<br />

Daar reeds vertoont het helmteken onmiskenbaar een kuipershamer. De duif met <strong>de</strong><br />

olijftak moet naar alle waarschijnlijkheid in bijbelse zin geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n:<br />

vre<strong>de</strong> en behoud van <strong>de</strong> ziel in het geloof. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die zich wel eens <strong>voor</strong><br />

een eenvoudige burgerjongen heeft willen uitgeven - of hij het ook meen<strong>de</strong> is een<br />

an<strong>de</strong>re zaak...! - had het dus in wezen bij het rechte eind. Dat hij <strong>de</strong>sondanks trots<br />

op zijn wapen was blijkt uit het feit dat hij dit niet alleen op zijn briefpapier afdrukte,<br />

maar er ook literair wel eens mee koketteer<strong>de</strong>, zoals in <strong>de</strong> roman Wereldvre<strong>de</strong> en<br />

ook later nog eens in een kort verhaal. Ter plekke komen wij er op terug.<br />

De familie <strong>Couperus</strong> in Den Haag leef<strong>de</strong> in <strong>de</strong> nobele veron<strong>de</strong>rstelling dat hun<br />

<strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs bijna zevenhon<strong>de</strong>rd jaar lang in Engeland zeer hoog in aanzien hebben<br />

gestaan. Sterke Engelse sympathieën waren noch <strong>Louis</strong>, noch ook zijn va<strong>de</strong>r vreemd.<br />

Papa John Ricus' foliant waarin hij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van dit vermeen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>geslacht<br />

heeft uiteengerafeld, tot in het jaar 1294, liegt er niet om. 9 In ronken<strong>de</strong> Franse verzen<br />

heeft hij zijn va<strong>de</strong>ren pagina na pagina bezongen. Voor <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> moet het<br />

een vreem<strong>de</strong> sensatie zijn geweest niet alleen als allerlaatste van elf kin<strong>de</strong>ren het<br />

levenslicht te hebben aanschouwd - vier waren er toen overigens al<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


34<br />

gestorven - , maar bovendien ook geboren te zijn als hekkesluiter van een zó<br />

indrukwekken<strong>de</strong> reeks <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs. De bijnaam ‘laatste wervel van <strong>de</strong> staart’, die hij<br />

zich uit zijn kin<strong>de</strong>rtijd herinner<strong>de</strong>, had <strong>voor</strong> hem meer betekenis dan men op het<br />

eerste gezicht zou <strong>de</strong>nken. In dit perspectief krijgt ook het feit dat hij in een groot<br />

<strong>de</strong>el van zijn werk zozeer <strong>de</strong> nadruk leg<strong>de</strong> op achteruitgang en verval een bijzon<strong>de</strong>re<br />

betekenis, die men an<strong>de</strong>rs gemakkelijk verkeerd zou kunnen interpreteren.<br />

Dat <strong>de</strong> hele constructie op een vergissing berustte is een ietwat tragikomische,<br />

maar niet al te belangrijke omstandigheid. De oorsprong van <strong>de</strong> familie mag dan niet<br />

mid<strong>de</strong>leeuws geweest zijn, noch ook Engels of Schots, oud was het geslacht wel<br />

<strong>de</strong>gelijk. De Friese dominees en Abraham <strong>Couperus</strong> ston<strong>de</strong>n daar garant <strong>voor</strong>. Zwaar<br />

moeten op <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n gedrukt hebben die zijn va<strong>de</strong>r in het Historisch<br />

Stamregister schreef, met forse letters die geen tegenspraak duld<strong>de</strong>n: ‘Wanneer men<br />

in eene meer dan 600 jarige famillegeschie<strong>de</strong>nis niets vindt, dat slechts <strong>de</strong>n minsten<br />

zweem van one<strong>de</strong>lheid aangeeft, dan mag men in <strong>de</strong>n volsten zin van het woord,<br />

trotsch op zijne familie zijn. In dusdanige rechtmatige trotschheid zal men dan ook<br />

tevens <strong>de</strong> grootste aanmoediging vin<strong>de</strong>n om niet alleen nooit op die familie, waar<br />

men een <strong>de</strong>el van uitmaakt door one<strong>de</strong>le han<strong>de</strong>lingen, eene nog niet geken<strong>de</strong> smet<br />

te werpen; maar tevens om steeds <strong>de</strong>n eervollen naam dier familie in groote waar<strong>de</strong><br />

te hou<strong>de</strong>n; ja, zoo mogelijk dien nog te verheffen.<br />

Dit is zelfs <strong>voor</strong> hen, die niet in <strong>de</strong>n zoogenaam<strong>de</strong>n a<strong>de</strong>lstand zijn opgenomen, <strong>de</strong><br />

ware beteekenis van het spreekwoord “Noblesse Oblige”. -<br />

En daarom is dit werk dan ook <strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> U, mijne kin<strong>de</strong>ren, geschreven.<br />

Vestigt uwe oogen op het verle<strong>de</strong>ne en zorgt dat <strong>de</strong> toekomst ons nimmer beschame.’<br />

Abraham <strong>Couperus</strong> had zijn vrouw Catharina Johanna Koek in Malakka leren kennen,<br />

waar haar bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw geboren en gestorven waren. Nog lang<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelse bezetting had<strong>de</strong>n zij, na twee dochters, ook een zoon gekregen:<br />

Petrus Theodorus, geboren in 1787. Hij is <strong>de</strong> grootva<strong>de</strong>r van va<strong>de</strong>rs kant van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> geweest, en tweemaal een overgrootva<strong>de</strong>r van Elisabeth Baud (we<strong>de</strong>rom<br />

van va<strong>de</strong>rs én moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong>). In 1809 keer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze Petrus Theodorus op zijn<br />

eenentwintigste jaar uit Ne<strong>de</strong>rland, waar hij sinds 1795 zijn jongensjaren had door-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


35<br />

gebracht, terug naar <strong>de</strong> Oost. In Batavia voeg<strong>de</strong> hij zich bij zijn ou<strong>de</strong>rs. De tij<strong>de</strong>n<br />

bleven wisselvallig: in 1811 kreeg Engeland heel Indië in han<strong>de</strong>n, dat daarop on<strong>de</strong>r<br />

het bestuur van Thomas Stamford Raffles kwam te staan. Petrus Theodorus ging in<br />

Engelse dienst over, werd meteen al landdrost <strong>de</strong>r Buitenzorgse- en Preangerlan<strong>de</strong>n<br />

en kreeg bovendien an<strong>de</strong>re belangrijke functies te vervullen.<br />

In 1812 <strong>de</strong>ed hij een zeer goed huwelijk. Hij trouw<strong>de</strong> namelijk met Catharina Rica<br />

Cranssen (1795-1845), enige dochter van Willem Jacob Cranssen die het tot<br />

gouverneur van Ternate, gouverneur van Amboina, Presi<strong>de</strong>nt van Schepenen te<br />

Batavia en tij<strong>de</strong>ns het Engelse tussenbestuur lid van <strong>de</strong> Raad van Indië gebracht<br />

heeft. Schoonpapa Willem Jacob bezat een groot fortuin. Zowel hij als <strong>de</strong> jonge<br />

Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> waren zeer Engels gezind en zij hebben zich bei<strong>de</strong>n als<br />

persoonlijke vrien<strong>de</strong>n van Raffles beschouwd. Petrus Theodorus heeft zijn<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Raffles geuit in <strong>de</strong> namen die hij zijn eerstgeboren zoon zou geven:<br />

William Jacob Thomas Raffles.<br />

Schoonva<strong>de</strong>r Cranssen en zijn schoonzoon <strong>Couperus</strong> gaven in <strong>de</strong> dagen van het<br />

Engelse interregnum grote avondpartijen, weel<strong>de</strong>rige feesten en bals die heel wat<br />

gekost moeten hebben. Zo kon het gebeuren dat Petrus Theodorus zich in 1821 bijna<br />

gedwongen heeft gezien al zijn bezittingen, huizen en lan<strong>de</strong>rijen te verkopen. Maar<br />

juist op dat ogenblik stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> dood van zijn schoonva<strong>de</strong>r hem en zijn vrouw in het<br />

bezit van een groot vermogen dat hem gered heeft van een ontijdig bankroet.<br />

In november 1822 vertrok hij, getroffen door een ziekte, met het schip Magelhaen<br />

naar Ne<strong>de</strong>rland. Dit heeft hij echter nimmer bereikt. Op 2 januari 1823 gaf hij bij<br />

Kaap <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Hoop <strong>de</strong> geest. Zijn in Buitenzorg wonen<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r hoor<strong>de</strong> het<br />

waarschijnlijk pas in juli, gezien <strong>de</strong> datering van <strong>de</strong> annonce die zij toen in <strong>de</strong> courant<br />

van Batavia plaatste: ‘Met een diep gewond hart, maar on<strong>de</strong>rworpen aan <strong>de</strong>n wil <strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>zienigheid, geef ik, van dit <strong>voor</strong> mij zoo treffend verlies kennis aan vrien<strong>de</strong>n en<br />

betrekkingen. C.J. Koek, wed. <strong>Couperus</strong>, mee<strong>de</strong> uit naam <strong>de</strong>r weduwe en ver<strong>de</strong>re<br />

familie. Buitenzorg, <strong>de</strong>n 28sten Juli 1823.’ 10<br />

Het echtpaar <strong>Couperus</strong>-Cranssen was in <strong>de</strong> elf jaren van hun huwelijk gezegend<br />

met negen kin<strong>de</strong>ren. Na <strong>de</strong> naar Raffles genoem<strong>de</strong> eerste zoon volg<strong>de</strong>n een twee<strong>de</strong><br />

zoon Henry W.L., een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zoon met <strong>de</strong> familie<strong>voor</strong>namen Petrus Theodorus, en<br />

vervolgens nog een vier<strong>de</strong> zoon die John Ricus genoemd werd. Na hem, eerlang <strong>de</strong><br />

va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> Coupe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


36<br />

rus, volg<strong>de</strong>n twee meisjes. Daarop weer een zoon, en tenslotte nogmaals twee meisjes.<br />

- De weduwe zou reeds een jaar later hertrouwen. Als mevrouw Riesz-Cranssen heeft<br />

<strong>de</strong>ze grootmoe<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> het grootste <strong>de</strong>el van haar leven in Indië<br />

doorgebracht. Al haar zoons kregen echter een opvoeding in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Van <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren interesseert ons natuurlijk in hoofdzaak John Ricus. Diens<br />

jeugdjaren zijn goed bekend doordat hij herinneringen heeft opgeschreven die<br />

ongeschon<strong>de</strong>n bewaard zijn gebleven. 11 Hij werd op 24 februari 1816 in het huis van<br />

zijn ou<strong>de</strong>rs op Kramat geboren. Rekenen wij het na, dan verloor hij dus zijn va<strong>de</strong>r<br />

toen hij nog geen zeven jaar oud was. In het jaar dat hij acht werd hertrouw<strong>de</strong> zijn<br />

moe<strong>de</strong>r met C.J. Riesz (1791-1856), een militair die on<strong>de</strong>r meer Napoleons veldtocht<br />

naar Rusland nog heeft meegemaakt. 12 Ook later in Indië vond Riesz, zo zegt een<br />

levensbericht over hem, ‘een ruim veld [...] om aan nog onbevredig<strong>de</strong>n zucht naar<br />

roem en eer te voldoen’.<br />

Van zijn eigen va<strong>de</strong>r kan John Ricus niet veel weet gehad hebben. Hij verloor hem<br />

te vroeg. Dat <strong>de</strong> man zich in Batavia niet alleen met kunsten en wetenschappen bezig<br />

heeft gehou<strong>de</strong>n, maar er met zijn talrijke gasten tevens danig van het goe<strong>de</strong> leven<br />

genoot - waardoor hij telkens geld tekort kwam - bleef in <strong>de</strong> familie een bekend<br />

verhaal. In dit opzicht is <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die het geld niet min<strong>de</strong>r graag liet rollen,<br />

<strong>de</strong> traditie getrouw gebleven. Nog lang handhaaf<strong>de</strong> zich een herinnering aan vroegere<br />

familiegran<strong>de</strong>ur, ook al was die tegen het eind van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw tamelijk<br />

‘déchue’ geraakt, zoals <strong>Couperus</strong> het placht uit te drukken.<br />

Op raad van schoonpapa Cranssen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie zoons al heel jong <strong>voor</strong> hun<br />

opvoeding naar patria gezon<strong>de</strong>n. De twintigste oktober 1819 zeil<strong>de</strong>n Henry van vijf,<br />

Piet van vier en John Ricus van drie begeleid door kennissen van hun ou<strong>de</strong>rs naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland. De kin<strong>de</strong>ren kregen als verzorgers twee authentieke slaven mee. <strong>Een</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze, Jonas, is on<strong>de</strong>rweg van ellen<strong>de</strong> overboord gesprongen. <strong>Een</strong> walvis om hem te<br />

red<strong>de</strong>n vertoon<strong>de</strong> zich niet.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland werd John Ricus on<strong>de</strong>r voogdij van een koopman in Amsterdam<br />

gesteld, I.W. Bagman, die er <strong>voor</strong> zorg<strong>de</strong> dat het kind - zoals van Indië uit beschikt<br />

was - in huis kwam bij <strong>de</strong> Waalse predikant van Dordrecht, C.G. Merkus. Hier werd<br />

John Ricus goed verzorgd. Uit <strong>de</strong>ze tijd moet wel <strong>de</strong> gewoonte stammen dat le<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, hoewel zij geen hugenoten waren, zich in <strong>de</strong> Waalse<br />

Gemeente lieten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


37<br />

aannemen. Dit werd ongetwijfeld aangemoedigd door het feit dat <strong>de</strong> Église Wallonne<br />

<strong>voor</strong> chic doorging.<br />

John Ricus noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> predikant en zijn vrouw naar Indische gewoonte oom en<br />

tante. Toen Merkus spoedig naar Amsterdam beroepen werd, verhuis<strong>de</strong> <strong>de</strong> jongen<br />

mee. Zo kwam hij op <strong>de</strong> Keizersgracht tegenover <strong>de</strong> Westermarkt te wonen. In<br />

Dordrecht had hij een kin<strong>de</strong>rschooltje bezocht, nu kreeg hij een Zwitserse, later een<br />

Dordtse gouverneur. Dat hij, zo jong nog, in dit milieu vloeiend Frans heeft leren<br />

spreken en schrijven verwon<strong>de</strong>rt ons dus niet. In wezen was John Ricus <strong>Couperus</strong><br />

een man van twee talen, die zich in staat heeft getoond lange reeksen vloeien<strong>de</strong><br />

Franse verzen te schrijven.<br />

Op zekere dag arriveer<strong>de</strong> ook zijn eigen moe<strong>de</strong>r uit Indië. Aan haar verschijning<br />

in diepe rouw bewaar<strong>de</strong> hij later een scherpe herinnering van geschoktheid. Zij bracht<br />

haar jongste zoon George en drie kleine meisjes mee. De weduwe vestig<strong>de</strong> zich op<br />

<strong>de</strong> Heerengracht, dicht bij <strong>de</strong> Amstel. Niet <strong>voor</strong> lange tijd. In 1824 hertrouw<strong>de</strong> zij,<br />

en wel met <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> kolonel C.J. Riesz, met wie zij zich, na een kort verblijf<br />

op Elsenburg aan <strong>de</strong> Vliet tussen Den Haag en Delft, te 's-Gravenhage in <strong>de</strong><br />

Nobelstraat vestig<strong>de</strong>. Haar kin<strong>de</strong>ren voeg<strong>de</strong>n zich daar bij haar.<br />

In 1826 werd John Ricus echter met zijn broers naar <strong>de</strong> kostschool van Runckel<br />

in Noordwijk-Binnen gestuurd. Hij leer<strong>de</strong> er zo goed Latijn, dat hij er een prijs <strong>voor</strong><br />

kreeg. Erg lang is hij er niet gebleven. Toen zijn moe<strong>de</strong>r en stiefva<strong>de</strong>r het slot<br />

Zuijlensteijn bij Amerongen betrokken, plaatsten zij hem namelijk over naar <strong>de</strong><br />

kostschool van Broe<strong>de</strong>let in Maarssen. Zijn zusters bleven op het kasteel. Daar wer<strong>de</strong>n<br />

zij opgevoed door <strong>de</strong> gebruikelijke Franse gouvernante, die graag uit Walter Scott<br />

<strong>voor</strong>las. Als hij met vakantie thuis kwam, luister<strong>de</strong> John Ricus vaak naar haar. Hoeft<br />

aan zijn literaire begaafdheid en interesse geen twijfel te bestaan, later is hij toch<br />

meer een man van <strong>de</strong> daad gebleken. Zijn stiefva<strong>de</strong>r heeft hem streng opgevoed. Van<br />

hem kreeg John Ricus verplichte lessen in het schaken. Vissen en paardrij<strong>de</strong>n met<br />

an<strong>de</strong>re jongens <strong>de</strong>ed hij even graag.<br />

In Latijn bleef hij met gemak uitblinken. Met Grieks daarentegen had hij op school<br />

nogal wat moeite. Tot zijn ergernis werd hij in die taal onophou<strong>de</strong>lijk overtroefd<br />

door een vriendje, een telg van <strong>de</strong> Portugees-joodse familie Teixeira <strong>de</strong> Mattos. John<br />

Ricus ontpopte zich echter weer als een <strong>de</strong>r beste danseurs. De school was gemengd,<br />

<strong>de</strong> jongens hoef<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


38<br />

het dansen dus niet zoals <strong>de</strong> a<strong>de</strong>lborsten met elkaar te leren. Intens ook genoot hij<br />

van <strong>de</strong> muzieklessen, die zo welbesteed aan hem waren dat hij later met gemak heeft<br />

leren componeren. Op een bewaard gebleven opus van zijn hand uit 1881 zullen wij<br />

nog terugkomen.<br />

Op 15 mei 1829 werd zijn stiefva<strong>de</strong>r Riesz tot kolonel-chef van <strong>de</strong> staf van<br />

Ne<strong>de</strong>rlands-Indië benoemd. Voor <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van John Ricus beteken<strong>de</strong> dit <strong>de</strong> terugkeer<br />

naar Batavia. Het afscheid van hun zoon is in <strong>de</strong> herinnering van <strong>de</strong> laatste een<br />

afschuwelijke gebeurtenis geweest. Juist om een drama te vermij<strong>de</strong>n, vond het plaats<br />

in <strong>de</strong> buurt van Maarssen, gewoon in <strong>de</strong> koets waarmee <strong>de</strong> heer en mevrouw<br />

Riesz-Cranssen zich naar Amsterdam begaven. - Er kwam nu tevens een ein<strong>de</strong> aan<br />

dit schoolleven. John Ricus werd opgenomen in het gezin van we<strong>de</strong>rom een dominee,<br />

Koor<strong>de</strong>rs geheten, wiens pastorie overigens meer weg had van een gastronomisch<br />

centrum dan van een kluis waar inkeer, versterving en zelfkastijding aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> dag waren. Hij genoot er grote vrijheid. In <strong>de</strong> Vechtstreek beleef<strong>de</strong> hij een heerlijke<br />

jongelingstijd, zo schreef hij later. Hij hielp <strong>de</strong> boeren, op het land of bij het kaas<br />

maken. Het gebruikelijke vogelschieten fascineer<strong>de</strong> hem niet min<strong>de</strong>r.<br />

In 1832 liet hij zich inschrijven in het album van het Athenaeum Illustre te<br />

Amsterdam. Hij kwam nu weer bij iemand an<strong>de</strong>rs in huis, <strong>de</strong> heer Bernoulli, die<br />

boekhou<strong>de</strong>r bij een koopman was. John Ricus werd lid van een dispuut. De wat<br />

balken<strong>de</strong> afkorting van <strong>de</strong> naam. I.A.A.A.A., blijkt een hooggestemd i<strong>de</strong>aal te<br />

verbergen: ingenium acuunt artes, amicitiam alunt. Zijn mathesisexamen leg<strong>de</strong> hij<br />

in Lei<strong>de</strong>n af, en in <strong>de</strong> Sleutelstad is hij ook vijf jaar later in <strong>de</strong> rechten gepromoveerd.<br />

Zijn Amsterdamse jaren heeft John Ricus in menig opzicht goed uitgebuit. Verzot<br />

als hij was op <strong>de</strong> Franse opera ging hij daar dikwijls heen. Zelf speel<strong>de</strong> hij piano,<br />

kon goed zingen, nam lessen in harmonie en composite, en richtte zelfs een<br />

muziekgezelschapje op: Musicae Artis Sacrum. Van Bernoulli kreeg hij lessen in<br />

Italiaans waardoor hij spoedig Dante, Petrarca en Tasso in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal<br />

kon lezen. <strong>Een</strong> ‘familiekwaal’, stotteren, leer<strong>de</strong> hij in korte tijd met grote wilskracht<br />

af met behulp van in Mainz genoten spraaklessen. Tij<strong>de</strong>ns zijn studie heeft John<br />

Ricus een bun<strong>de</strong>l Franse poëzie geschreven, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Illusions d'un Étudiant. -<br />

Dit alles overzien<strong>de</strong> kunnen wij alleen maar vaststellen dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een va<strong>de</strong>r<br />

heeft gehad van wie hij heel wat moet hebben opgestoken. Is het een won<strong>de</strong>r dat hij<br />

eigenlijk het liefst operazanger had willen wor<strong>de</strong>n?<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


39<br />

Zijn aanvankelijke plan zich in <strong>de</strong> advocatuur te begeven heeft John Ricus al vrij<br />

spoedig opgegeven. On<strong>de</strong>r invloed van P. Merkus, die uit Indië was weggezon<strong>de</strong>n<br />

omdat hij zich tegen het cultuurstelsel had gekeerd, besloot hij tot een Indische<br />

ambtenarencarrière. Zijn promotieon<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong>ed dit nog niet verwachten. Op 29<br />

juni 1837 promoveer<strong>de</strong> hij in Lei<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het rectoraat van P.J. Uylenbroek op een<br />

in het Latijn geschreven juridisch proefschrift. De conditione servorum apud romanos.<br />

Deze studie droeg hij op aan zijn ‘avunculus’ P. Merkus en aan zijn ‘tutor’ C.G.<br />

Merkus. De promotie zelf werd beklonken met een groot feest in <strong>de</strong> Haarlemmerhout.<br />

In Haarlem, immers kon<strong>de</strong>n zowel zijn Leidse als zijn Amsterdamse vrien<strong>de</strong>n<br />

gemakkelijk samenkomen.<br />

John Ricus verliet daarop Ne<strong>de</strong>rland. Te Soerabaja werd hij per 1 januari 1838<br />

aangesteld tot ‘ambtenaar bij <strong>de</strong> fiscaal’. On<strong>de</strong>rweg naar Java heeft hij op zee nog<br />

een aantal Engelse gedichten geschreven, Sea Thoughts. 13 Toen ook Merkus naar<br />

Indië terugkeer<strong>de</strong>, wist hij zich geprotegeerd op hoog niveau. Aan <strong>de</strong>ze werd John<br />

Ricus ter beschikking gesteld toen Merkus <strong>de</strong> functie zou vervullen van<br />

gouvernementscommissaris ter Sumatra's westkust. Op 20 september 1839 werd<br />

<strong>Couperus</strong> toegevoegd aan <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt van Ajer Bangis. Merkus zelf zou het nog tot<br />

gouverneur-generaal brengen. John Ricus kon zich op Sumatra als jong ambtenaar<br />

eerst eens ‘uitleven’.<br />

In <strong>de</strong> maand oktober 1839 maakte John Ricus <strong>de</strong> expeditie mee tegen Kota Gedang,<br />

on<strong>de</strong>r kolonel A.V. Michiels. Aan <strong>de</strong>ze avontuurlijke tijd bewaar<strong>de</strong> hij later<br />

herinneringen die hem doen kennen als een actieve, sportieve man. In een in 1862<br />

verschenen brochure, 14 bij <strong>voor</strong>beeld, ziet hij zich terug ‘in vroegere jaren als jongeling<br />

in <strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n jagen<strong>de</strong>, rossen<strong>de</strong> en rondzwerven<strong>de</strong>, en alzoo in contact met<br />

<strong>de</strong>n kleineren man en <strong>de</strong> min<strong>de</strong>re inlandsche hoof<strong>de</strong>n’. Het waren tij<strong>de</strong>n van ‘bedaar<strong>de</strong><br />

koloniale journalistiek’, waarin ‘het getal onzer Indische dagbla<strong>de</strong>n zich beperkte<br />

tot <strong>de</strong> eenige onschuldige Javasche Courant. [...] Zoo wij ons dan in die tij<strong>de</strong>n<br />

terugvoeren, zien wij ons zelven vermoeid en afgemat terugkomen<strong>de</strong> van eenen<br />

langdurigen rid, <strong>de</strong> pandoppo van <strong>de</strong>n eenen of an<strong>de</strong>ren Regent, die ons vergezel<strong>de</strong>,<br />

binnentre<strong>de</strong>n, en daar, na <strong>de</strong>n inwendigen mensch door een substantieel maal versterkt<br />

te hebben, ons in een stoel vóór aan <strong>de</strong> pandoppo ne<strong>de</strong>rvleijen en on<strong>de</strong>r het genot<br />

van eene manillasigaar <strong>de</strong> eenige courant, - Amsterdamsen of Rotterdamsch<br />

Han<strong>de</strong>lsblad, wij weten het niet meer - opnemen, die wij op een klein tafeltje ter<br />

zij<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


40<br />

van ons on<strong>de</strong>r officiëele correspon<strong>de</strong>ntiën, die <strong>de</strong> post <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Regent heeft<br />

me<strong>de</strong>gebragt, zagen liggen.’ - De regent leest intussen, omgeven door zijn hele<br />

personeel, <strong>de</strong> binnengekomen missives. On<strong>de</strong>ropzieners komen kijken of zij ook<br />

post gekregen hebben. John Ricus geniet van <strong>de</strong> heerlijke avondlucht. Hardop vertaalt<br />

een <strong>de</strong>r opzieners stukjes uit <strong>de</strong> courant, ten gehore van ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r aanwezigen. 15<br />

Maar soms ook was het toneel min<strong>de</strong>r vredig en staken opstan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kop op. John<br />

Ricus herinner<strong>de</strong> zich hoe hij, in 1844, wonen<strong>de</strong> in een huis gelegen aan <strong>de</strong> driesprong<br />

tussen Padang en Pau, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van een <strong>de</strong>tachement infanteristen met le<strong>de</strong><br />

ogen moest aanzien, dat ‘in het stille van <strong>de</strong>n avond’ was uitgerukt. 16 Op een mod<strong>de</strong>rig<br />

sawaveld wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mannen tij<strong>de</strong>ns een hevige regenbui door <strong>de</strong> plaatselijke<br />

bevolking met scherpe klewangs aangevallen. Padang moest in staat van beleg wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld: ‘Als Fiscaal en Auditeur-Militair vermeen<strong>de</strong>n wij het onzen pligt <strong>de</strong> noodige<br />

geheime on<strong>de</strong>rzoekingen te laten doen naar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re bedoelingen <strong>de</strong>r woelzieke<br />

menigte. [...] Wij zon<strong>de</strong>n geheime spionnen in <strong>de</strong> amfioenkitten, met last om dáár,<br />

on<strong>de</strong>r aanbieding van het bij <strong>de</strong> woelzieken zoo gezocht heulsap, achter <strong>de</strong> waarheid<br />

te komen. Wij vernamen dan ook spoedig, dat geestelijken overal aan het opruijen<br />

waren.’ Padang werd bedreigd. Men zette meer troepen in en <strong>de</strong> opstand werd<br />

bedwongen. Nog jaren later huiver<strong>de</strong> John Ricus bij <strong>de</strong> gedachte ‘wat het lot van<br />

alle Europesche ingezetenen, niet alleen van Padang, maar welligt van geheel<br />

Sumatra's westkust had kunnen zijn, zoo op dien avond geene da<strong>de</strong>lijke maatregelen<br />

geprovoceerd en genomen waren gewor<strong>de</strong>n’. De voedingsbo<strong>de</strong>m van dit alles, zo<br />

meen<strong>de</strong> hij, was <strong>de</strong> eeuwige strijd tussen christenen en mohammedanen. Verstopt<br />

in een aansporing tot be<strong>de</strong>vaart naar Mekka las hij <strong>de</strong> ophitsen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Wat<br />

toeft gij te Padang, on<strong>de</strong>r die zoo zondige Hollan<strong>de</strong>rs, die, ja, eene kerk bezitten,<br />

doch die <strong>de</strong>n heiligen God niet vereeren, niet vijfmalen daags hunne gebe<strong>de</strong>n tot<br />

Hem opzen<strong>de</strong>n! Wat toeft gij? Volgt <strong>de</strong>n roepstem van onzen Profeet, en ver<strong>de</strong>lgt<br />

al die ongeloovigen te vuur en te zwaar<strong>de</strong>!’<br />

De tekst van <strong>de</strong> brochure waar dit in staat is overigens min<strong>de</strong>r van belang om aan<br />

te tonen wat <strong>de</strong> nog ongehuw<strong>de</strong> John Ricus <strong>Couperus</strong> rond 1840 op Sumatra zoal<br />

beleef<strong>de</strong>, dan om <strong>de</strong> conclusie te wettigen dat hij een zeer autoritaire man was, die<br />

tegen on<strong>de</strong>rdrukking niet opzag wanneer <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat naar zijn mening<br />

vereisten. In niet mis te verstane bewoordingen betoog<strong>de</strong> hij 17 ‘dat ons bestaan in<br />

Indië geen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


41<br />

zuiver koloniaal, d.i. volkplantersbestaan, is; maar wel <strong>de</strong>gelijk een bestaan, gegrond<br />

op le droit du plus fort, hetzij door materieele, hetzij door moreele kracht tot stand<br />

gebragt, en door die kracht ook alleenlijk nog in stand te hou<strong>de</strong>n. In één woord, het<br />

is eene overheersching, die <strong>de</strong>n zwakkere op een onnatuurlijk standpunt heeft<br />

geplaatst, hoe verzachtend men die overheersing ook mogt willen doen drukken. Het<br />

is dus eene bepaal<strong>de</strong> onmogelijkheid <strong>de</strong> ongedwongene Ne<strong>de</strong>rlandsche politiek op<br />

Indië toe te passen.’ De cursiveringen zijn van hem zelf. Deze regels staan er borg<br />

<strong>voor</strong>, dat er met een man als John Ricus <strong>Couperus</strong> wanneer het er op aankwam niet<br />

te spotten viel. Zij bewijzen overigens tevens dat hij goed en met kracht zijn mening<br />

on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n kon brengen en er ook niet tegen opzag dit in het openbaar te doen<br />

als het zo te pas kwam.<br />

In Batavia waag<strong>de</strong> hij het na enige jaren zijn oog te laten vallen op <strong>de</strong> dochter van<br />

<strong>de</strong> toenmalige vice-presi<strong>de</strong>nt bij <strong>de</strong> Raad van Indië, jhr. J.C. Reynst. Maar <strong>de</strong>ze zag<br />

in <strong>Couperus</strong> allerminst een partij <strong>voor</strong> zijn enige kind, Catharina Geertruida, en<br />

beklaag<strong>de</strong> zich bij Merkus over <strong>de</strong> ongepaste vrijpostigheid van het jongmens.<br />

<strong>Couperus</strong> liet zich niet meteen uit het veld slaan. Volgens zijn zeggen gaf hij Merkus<br />

te kennen: ‘Bui<strong>de</strong>nzorg komt binnenkort open, en elke G.G. heeft tot nog toe altijd<br />

een zijner protégés tot Assistent-Resi<strong>de</strong>nt van Buitenzorg benoemd, welnu geef mij<br />

Buitenzorg en dan zal <strong>de</strong> Heer Reynst mij zijne dochter niet weigeren.’ Maar dit<br />

mislukte. <strong>Couperus</strong> werd naar Padang gestuurd, <strong>de</strong>stijds een <strong>de</strong>r moeilijkste plaatsen.<br />

Op 2 augustus 1844 overleed Merkus. Reynst volg<strong>de</strong> hem toen op als waarnemend<br />

gouverneur-generaal. Bij zijn vertrek naar Padang moest <strong>Couperus</strong> hem zijn<br />

opwachting maken, hij werd zeer beleefd ontvangen maar <strong>voor</strong>lopig bleef het daar<br />

bij.<br />

In 1846 vin<strong>de</strong>n wij hem als lid van <strong>de</strong> Raad van Justitie in Batavia. Voorzien<strong>de</strong><br />

dat hij in <strong>de</strong>ze stad geruime tijd zou blijven, overwoog hij nu <strong>de</strong>finitief een huwelijk<br />

aan te gaan. Zijn carrière was tot dan toe vlekkeloos verlopen. IJzeren gezondheid,<br />

ontoombare energie, sterke wilskracht gecombineerd met een meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

intelligentie en begaafdheid op allerlei gebie<strong>de</strong>n, brachten hem er toe naar <strong>de</strong> gunst<br />

van Reynst te blijven dingen. Johan Cornelis Reynst (1798-1871) had in 1840 op<br />

grond van zijn verdiensten het predikaat jonkheer verworven. Van 5 augustus 1844<br />

af trad jhr. Reynst als waarnemend G.G. op, een functie die hij heeft vervuld tot hij<br />

op 30 September 1845 werd opgevolgd door J.J. Rochussen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


42<br />

Reynsts enige dochter moet in die verheven Indische bestuurskringen een eenzaam<br />

leven geleid hebben. Haar moe<strong>de</strong>r Catharina Geertruida Scherpingh had zij verloren<br />

toen zij nog geen twee jaar oud was. Haar va<strong>de</strong>r,in 1831 weduwnaar gewor<strong>de</strong>n,<br />

hertrouw<strong>de</strong> niet. Haar enige speelkameraadjes wareneen aangenomen zusje 18 en een<br />

jonger broertje, Pieter Hendrik (1830-1856). Temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vele zeer grote<br />

gezinnen zoals die toen eer<strong>de</strong>r regel dan uitzon<strong>de</strong>ring waren maakte <strong>de</strong> familie Reynst<br />

een ingetogen, beschei<strong>de</strong>n indruk. Hoe en wanneer John Ricus <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<br />

jaar jongere freule Catharina <strong>voor</strong> het eerst ontmoet heeft is onbekend, maar we<br />

mogen <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> kring van mr. P. Merkus. Het geslacht Reynst was oud en<br />

aanzienlijk, een patricische familie. Dit is <strong>voor</strong> John Ricus waarschijnlijk een re<strong>de</strong>n<br />

te meer geweest om zijn oog op <strong>de</strong> dochter van <strong>de</strong> waarnemend gouverneur-generaal<br />

te laten vallen.<br />

J.C. Reynst is in 1798 op Larenstein bij Arnhem geboren. Al heel jong, nauwelijks<br />

zeventien jaar oud, ging hij naar Indië. Vijf jaar na zijn huwelijk bracht hij het reeds<br />

tot directeur-generaal <strong>de</strong>r Financiën, en in 1842 werd hij vice-presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad<br />

van Indië. Het geslacht waar hij uit stam<strong>de</strong> kon reeds in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> en zeventien<strong>de</strong><br />

eeuw in Amsterdam bogen op een beken<strong>de</strong> naam. Van va<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> was zijn<br />

grootmoe<strong>de</strong>r een Bicker, van moe<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> een Du Peyrou, dochter van <strong>de</strong><br />

Amsterdamse schepen, tevens directeur van <strong>de</strong> Groenlandsche Visscherij, Daniel<br />

Jacob du Peyrou. Indische traditie reikte bij <strong>de</strong> familie Reynst nog veel ver<strong>de</strong>r terug<br />

dan bij <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong> en Baud: al in het begin van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw kon<strong>de</strong>n<br />

zij wijzen op een gouverneur-generaal. 19<br />

De va<strong>de</strong>r van J.C. Reynst is in het begin van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw na <strong>de</strong> dood van<br />

zijn vrouw naar Indië gegaan waar hij, een jaar na zijn schoondochter, evenals zij in<br />

Batavia is gestorven. Deze Pieter Hendrik - over-grootva<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> -<br />

staat genealogisch gesproken <strong>de</strong>rhalve op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als Abraham <strong>Couperus</strong>. Zijn<br />

zoon, <strong>Couperus</strong>' grootpapa, ging al in 1850 met pensioen, maar is daarna toch nog<br />

tien jaar in Indië gebleven alvorens uitein<strong>de</strong>lijk naar Ne<strong>de</strong>rland terug te keren. In<br />

1856 verloor hij zijn enige zoon. Zijn terugkeer, in 1860, hield verband met <strong>de</strong><br />

gelijktijdige repatriëring van zijn dochter en haar echtgenoot John Ricus <strong>Couperus</strong><br />

- een man die naar <strong>de</strong> mening van Reynst qua stand niet helemaal van het niveau<br />

geweest kan zijn dat hij wel gewenst had.<br />

John Ricus had toen echter een zeer vlot verlopen Indische carrière achter <strong>de</strong> rug.<br />

In 1849 werd hij namelijk griffier bij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Hoge Ge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


43<br />

rechtshoven, in 1850 raadsheer van het Hoog Gerechtshof, en vier jaar nadien<br />

bovendien nog lid van het Hoog Militair Gerechtshof. Deze loopbaan werd in 1860<br />

bekroond met een passen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding: John Ricus <strong>Couperus</strong> is toen, nadat hij<br />

een jaar eer<strong>de</strong>r zijn ontslag al had aangevraagd, ge<strong>de</strong>coreerd met het rid<strong>de</strong>rschap in<br />

<strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw, dat in 1923 ook <strong>voor</strong> zijn jongste zoon <strong>Louis</strong><br />

zou zijn weggelegd. Tegelijk met zijn schoonva<strong>de</strong>r Reynst vertrok hij daarop naar<br />

Europa. Voor zijn vrouw Catharina moet dit wel een heel groot avontuur geweest<br />

zijn. Alle bijna eenen<strong>de</strong>rtig jaren van haar leven had zij in Indië doorgebracht. Zij<br />

die <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou war<strong>de</strong>n, ken<strong>de</strong> niet an<strong>de</strong>rs dan een aangenaam<br />

leven in <strong>de</strong> tropen op hoog maatschappelijk niveau. <strong>Een</strong> stoet bedien<strong>de</strong>n had haar<br />

daar altijd omringd. In Den Haag, met twee dienstmeisjes, sociaal weinig meer<br />

betekenend, zal het haar niet zijn meegevallen: een bittere achteruitgang...<br />

John Ricus en Catharina had<strong>de</strong>n in Batavia zeven kin<strong>de</strong>ren gekregen (eigenlijk<br />

acht, maar een jongetje werd dood geboren; een dag later is dit kindje, op 14 <strong>de</strong>cember<br />

1854, bijgezet in een grafkel<strong>de</strong>r die J.C. Reynst op <strong>de</strong> algemene Europese<br />

begraafplaats van Batavia heeft gekocht; eerst 23 februari 1855 was <strong>de</strong>ze groeve<br />

voltooid). De eersteling was een meisje, Johanna Cornelia, geboren in 184S. Op haar<br />

volg<strong>de</strong> een zoon die van zijn <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> namen Petrus Theodorus erf<strong>de</strong>.<br />

Hij was een jaar jonger. Weer een jaar later werd, in 1850, nogmaals een meisje<br />

geboren, Catharina Rica Geertruida. Daarna kwam het dochtertje dat later in Den<br />

Haag jong gestorven is en met wier eerste <strong>voor</strong>naam <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> eerlang bedacht<br />

zou wor<strong>de</strong>n: <strong>Louis</strong>e Johanna Baptiste Charlotte, geboren 1851. <strong>Een</strong> twee<strong>de</strong> zoon,<br />

John Ricus junior, zag in 1853 het levenslicht. Na het doodgeboren kindje volg<strong>de</strong> in<br />

1856 nog het meisje dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later zijn lievelingszuster zou noemen,<br />

Geertruida Johanna. Het laatste nog in Indië geboren zoontje werd François Emile<br />

genoemd. Hij besloot <strong>de</strong>ze pleja<strong>de</strong> in 1857.<br />

Het was dus een grote familie die in 1860 naar Ne<strong>de</strong>rland voer, en zij wer<strong>de</strong>n zoals<br />

gezegd bovendien vergezeld door grootpapa Reynst en hun aller bedien<strong>de</strong>n. Over<br />

<strong>de</strong>ze reis naar het va<strong>de</strong>rland bezitten wij niet onamusante gegevens. Papa John Ricus<br />

heeft namelijk veel later, in <strong>de</strong>cember 1883, een lang gedicht van 133 vierregelige<br />

coupletten in het Frans geschreven, bedoeld als een geschenk <strong>voor</strong> John Ricus junior<br />

ter gelegen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


44<br />

heid van diens huwelijk. 20 In dit poëem haal<strong>de</strong> hij allerlei herinneringen op, en hij<br />

sprak zijn zoon on<strong>de</strong>r meer als volgt toe:<br />

(13) ‘En partant <strong>de</strong> Java ce fut en grand cortège,<br />

Dont ton Grandpère était le chef et le doijen,<br />

Qui avait tout l'esprit <strong>de</strong> l'ordre qua protège,<br />

Et dans son grand amour cherchait son seul moijen!’<br />

(14) ‘Nous étions à dix-neuf sujets <strong>de</strong> son empire,<br />

Qui l'honoraient d'amour comme leur empereur.<br />

Il fut toujours pour nous le maître <strong>de</strong> navire<br />

Bien plus que le vrai chef du bateau à vapeur!’<br />

Op <strong>de</strong> terugreis moesten zij een paar dagen logeren in <strong>de</strong> haven Point <strong>de</strong> Galles, maar<br />

alle kamers die zij in het hotel besproken had<strong>de</strong>n bleken per ongeluk al aan an<strong>de</strong>re<br />

gasten vergeven te zijn. De negentien reizigers zagen zich toen gedwongen<br />

on<strong>de</strong>rkomen te zoeken in een meer achteraf gelegen hôtel garni. Zij begaven zich<br />

daarheen in vijf palankijnen, gevolgd door drie karren met <strong>de</strong> bagage. De wagens<br />

wer<strong>de</strong>n door le<strong>de</strong>n van het personeel nauwlettend in het oog gehou<strong>de</strong>n. Er wor<strong>de</strong>n<br />

een Fransman, een Deen en een Javaanse baboe genoemd.<br />

Spoedig werd <strong>de</strong> reis weer <strong>voor</strong>tgezet. Het schip voer langs Kaap Guardafui.<br />

Negentien jaar later zou Geertruida Johanna - Trudy - hier schipbreuk lij<strong>de</strong>n en er<br />

als drenkeling een kind krijgen. Wij komen daar nog op terug. Maar papa zinspeelt<br />

er op als hij <strong>de</strong> regels dicht:<br />

(27) ‘Tu vis, à mon côté, tous ces rochers terribles<br />

Du Cap <strong>de</strong> Guardafui que l'Océan battait;<br />

Ta soeur donc s'amusait à voir ces eaux horribles,<br />

Inconsciente alors du sort qui l'attendait!’<br />

In Egypte on<strong>de</strong>rbrak <strong>de</strong> familie <strong>de</strong> reis opnieuw, om Alexandrië en Caïro en bovendien<br />

<strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n en vele an<strong>de</strong>re oudhe<strong>de</strong>n te bezoeken. Daarnastoom<strong>de</strong>n zij door naar<br />

Marseille. Dwars door Frankrijk begaven zij zich vervolgens met <strong>de</strong> trein naar Parijs.<br />

Aldaar zijn ze enige tijd gebleven alvorens ver<strong>de</strong>r te reizen naar Brussel. Het was<br />

een koud <strong>voor</strong>jaar. Op 18 april i860 vier<strong>de</strong>n zij in <strong>de</strong> Belgische hoofdstad <strong>de</strong><br />

eenen<strong>de</strong>rtigste verjaar-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


45<br />

dag van mama. Hoe zij er na al dat gereis aan toe was valt niet te zeggen maar wel<br />

te vermoe<strong>de</strong>n... Zij was opnieuw zwanger en haar conditie moet precair geweest zijn.<br />

In Indië al had haar gezondheid te wensen overgelaten, en dit was zelfs een van <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>naamste re<strong>de</strong>nen geweest om naar Europa te gaan.<br />

In het ijzige Brussel zagen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong> het eerst van hun jonge leven sneeuw<br />

en hagel. Ze keken hun ogen uit naar het natuurverschijnsel en verkeer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

sprookjesachtige veron<strong>de</strong>rstelling dat het hier in het barre noor<strong>de</strong>n blijkbaar snoepjes<br />

regen<strong>de</strong>. Dat was wel wat an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> natte moesson die zij gewend waren.<br />

En toen kwam Holland. Papa vond het eigenlijk heel verschrikkelijk. Hij kon zelfs<br />

zijn tranen niet bedwingen. Holland was als een oord van verbanning. De re<strong>de</strong>n<br />

waarom hij zo negatief dacht is curieus. Ne<strong>de</strong>rland, zo schreef hij, was het land van<br />

het grote Ik, waar egoïsme en ongeken<strong>de</strong> zelfzucht heersten (en wij mogen hier al<br />

aan Emeralda uit Psyche <strong>de</strong>nken). Maar het was nu eenmaal niet an<strong>de</strong>rs.<br />

Vooruitlopend op <strong>de</strong> toekomst vatte hij toch maar weer moed - hij hield veel van<br />

zijn grote gezin, en dus:<br />

(58) ‘J'ai obéi! - Nous vînmes tous dans la Hollan<strong>de</strong>;<br />

Et moi, tout entouré <strong>de</strong> mes enfants chéris,<br />

J'ai partagé toujours <strong>de</strong> ma joijeuse ban<strong>de</strong><br />

Les étu<strong>de</strong>s, les jeux, la joie et les soucis!’<br />

Op 17 november 1860 vestig<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie zich te Den Haag aan <strong>de</strong> Prinsegracht, in<br />

het grote pand nummer 4, ongetwijfeld na een kort verblijf in een hotel.<br />

In dit huis zijn nog twee meisjes geboren, die maar kort leef<strong>de</strong>n: nog in 1860<br />

Johanna Francina Fernanda, gestorven op 10 September 1861. Dit zelf<strong>de</strong> jaar 1861<br />

zag Maria Catharina Eleonora het levenslicht. Zij is gestorven op 23 april 1862. In<br />

dit ongelukshuis ook is tenslotte nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kindje heengegaan, <strong>de</strong> elfjarige <strong>Louis</strong>e.<br />

Zij stierf als laatste van <strong>de</strong>ze drie dochtertjes, op 8 november 1862.<br />

Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> woning op <strong>de</strong>, toen nog niet ge<strong>de</strong>mpte,<br />

Prinsegracht trieste herinneringen bewaar<strong>de</strong>. Geen won<strong>de</strong>r ook dat zij naar een an<strong>de</strong>r<br />

huis hebben omgezien. Zij betrokken weldra het pand Mauritska<strong>de</strong> 11 - tegenwoordig<br />

43 - en hebben daar <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> hekkesluiter afgewacht. In <strong>de</strong> nacht van 10<br />

juni 1863<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


46<br />

werd een zoontje geboren, een nakomertje. 21 De ou<strong>de</strong>rs hebben in hem <strong>de</strong> drie<br />

gestorven zusjes willen ge<strong>de</strong>nken, wat wel enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand lag. Maar <strong>Louis</strong><br />

Marie Anne <strong>Couperus</strong> kreeg daarmee zulke verwarren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen, dat hij in het<br />

bevolkingsregister van Den Haag abusievelijk tot zijn achttien<strong>de</strong> levensjaar als meisje<br />

ingeschreven heeft gestaan. Op 19 juli 1863 werd <strong>de</strong>ze jongste telg van het geslacht<br />

<strong>Couperus</strong> gedoopt in <strong>de</strong> Église Wallonne aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>. Het doopregister <strong>de</strong>elt<br />

mee: ‘Et le susdit enfant, né à la Haye le 10 Juin 1863 à 12 heures <strong>de</strong> la nuit, a été<br />

présenté au Saint Baptême par la Mére. Ce que je certifie. E.A. Zublie.’ 22<br />

Heeft <strong>de</strong> geboorte van dit laatste kind veel indruk op papa gemaakt? Zijn hoofd<br />

stond eigenlijk wel meer naar an<strong>de</strong>re dingen. Hij had het druk genoeg met het<br />

schrijven van brochures. Op eigen verzoek eervol ontslagen uit's lands dienst, on<strong>de</strong>r<br />

toekenning van pensioen, bleek hij allerminst van plan zijn ver<strong>de</strong>re leven met <strong>de</strong><br />

armen over elkaar te gaan zitten. <strong>Een</strong> maand na <strong>de</strong> geboorte van <strong>Louis</strong> voltooi<strong>de</strong> hij<br />

een tamelijk agressief geschrift, al het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> in successie, waarin hij zich bezighield<br />

met <strong>de</strong> ontwikkelingen van het cultuurstelstel in Indië: Gouvernementscultures met<br />

of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1860).<br />

Wat hebben <strong>de</strong>ze brochures te betekenen, en hoe kwam hij er toe ze te schrijven?<br />

In <strong>de</strong> familie was hij niet <strong>de</strong> enige die het <strong>de</strong>ed. Ook zijn drie jaar jongere broer<br />

George Gerard (1819-1876; <strong>de</strong>ze oom van <strong>Louis</strong> is tot vier jaar <strong>voor</strong> zijn dood<br />

ongetrouwd gebleven) heeft in 1860 brochures geschreven, zelfs niet min<strong>de</strong>r dan<br />

drie. 23 Na een zeer korte loopbaan als ambtenaar had oom George zich eveneens<br />

teruggetrokken. Hij werd daarop stichter, eigenaar en landheer van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming<br />

Tjisella in <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>ntie Bantam (West-Java). In een van zijn pamfletten geeft hij te<br />

kennen: ‘Ik ben <strong>de</strong>elgenoot in eene suikerfabriek op Java [...].’ De opstellen gaan<br />

dan ook over suikercontracten en <strong>de</strong> daar in die jaren mee verbon<strong>de</strong>n problemen.<br />

Papa John Ricus is eveneens lan<strong>de</strong>igenaar geweest, en het zelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> zijn<br />

twee jaar ou<strong>de</strong>re broer Henry (1814-1872). De laatste had zich na een militaire<br />

carrière op <strong>de</strong> bezitting Tjicoppo bij Buitenzorg gevestigd. Tevens was hij eigenaar<br />

van Djati-wangi in Cheribon (West-Java). En tenslotte was er dan nog hun bei<strong>de</strong>r<br />

zuster Elisabeth (1821-1889). Zij was getrouwd met <strong>de</strong> stadsgeneesheer van Semarang,<br />

Abraham Steenstra Toussaint, maar haar echtgenoot had tevens belangen in Tjicoppo<br />

zowel als in Pekantjilan, en heeft zich een aantal jaren met <strong>de</strong> koffiecultures<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47<br />

beziggehou<strong>de</strong>n. Later werd hij stadsgeneesheer te Batavia. (Tjicoppo is in 1883 te<br />

koop gezet. Maar nog in 1921 wist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich dit familiebezit zeer goed<br />

te herinneren. 24 )<br />

John Ricus had problemen met <strong>de</strong> richting waarin het cultuurstelsel zich dreig<strong>de</strong><br />

te ontwikkelen. 25 De tij<strong>de</strong>ns het bewind van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>n Bosch in<br />

1830 ingevoer<strong>de</strong> gedwongen teelt van landbouwgewassen door <strong>de</strong> Indische bevolking<br />

- suiker zowel als koffie - was on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> G.G. Merkus volgens plan doorgezet. Maar<br />

het beteken<strong>de</strong> in <strong>de</strong> praktijk dat zeer grote bevolkingsgroepen soms ver van hun<br />

woonplaatsen gedwongen arbeid moesten verrichten. Veelal wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eisen als te<br />

hoog ervaren, <strong>de</strong> disciplinaire straffen heetten te zwaar. Kritische publikaties<br />

omstreeks het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw leid<strong>de</strong>n in 1854 tot een<br />

regeringsreglement waarin een aantal beginselen <strong>voor</strong> een rechtvaardiger toepassing<br />

van het cultuurstelsel aangegeven wer<strong>de</strong>n. In artikel 56 werd gesteld dat, via<br />

vrijwillige overeenkomsten als overgang, gestreefd moest wor<strong>de</strong>n naar een toestand<br />

waarbij tussenkomst van het bestuur zou kunnen wor<strong>de</strong>n ontbeerd. Vooral I.D.<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte heeft, als liberale minister, tussen 1862 en 1866 <strong>de</strong> vervanging<br />

van het stelsel van overheidscultuur door een stelsel van vrije cultuur helpen<br />

bewerkstelligen. De Agrarische Wet van 1870 zou <strong>de</strong> wettelijke grondslag leggen<br />

<strong>voor</strong> een stelsel van vrije cultuur, waarbij <strong>de</strong> particuliere on<strong>de</strong>rnemer <strong>de</strong> leiding zou<br />

hebben.<br />

Deze in 1860 al dreigen<strong>de</strong> ontwikkeling beschouw<strong>de</strong> John Ricus als ongewenst.<br />

Letterlijk eiste hij 26 dat het cultuurstelsel ‘zoo veel doenlijk wor<strong>de</strong> in stand gehou<strong>de</strong>n’.<br />

Hoewel hij inzag dat veran<strong>de</strong>ringen nodig en onvermij<strong>de</strong>lijk waren, meen<strong>de</strong> hij dat<br />

<strong>de</strong> regering daarbij uiterst <strong>voor</strong>zichtig te werk moest gaan. Pas als onverhoopt (sic!)<br />

zou blijken dat het stelsel onhoudbaar was gewor<strong>de</strong>n, zou men wettelijk nieuwe<br />

regelingen kunnen overwegen.<br />

Het hoeft nauwelijks betoog dat dit opvallend conservatieve standpunt op zuiver<br />

eigenbelang van John Ricus als grondbezitter berustte. In <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong><br />

brochure, gedagtekend een maand na <strong>de</strong> geboorte van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, on<strong>de</strong>rstreept<br />

papa nog eens met klem dat men in zaken als <strong>de</strong>ze zich niet behou<strong>de</strong>nd genoeg kon<br />

opstellen. Opnieuw hamer<strong>de</strong> hij op <strong>de</strong> zijns inziens goe<strong>de</strong>, en in elk geval volstrekt<br />

wetrige, doelstellingen van het cultuurstelsel. Alleen <strong>de</strong> instandhouding daarvan<br />

garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> ‘<strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong>n Regeringsinvloed op het productief vermogen<br />

van Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië’.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


48<br />

Mocht men nog willen twijfelen aan dit eigenbelang, in 1870 kwam John Ricus er<br />

rond <strong>voor</strong> uit, toeh <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> Agrarische Wet dreig<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />

aangenornen. In een laatste pamflet, gedateerd maart van dat jaar en gericht aan<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte, 27 noem<strong>de</strong> hij zich meteen op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong> al lan<strong>de</strong>igenaar<br />

in Ne<strong>de</strong>rlands-Indië. Om een recks van re<strong>de</strong>nen hield hij <strong>de</strong>, intussen door <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />

Kamer al aanvaar<strong>de</strong>, nieuwe wet <strong>voor</strong> volstrekt verwerpelijk: ‘<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, door <strong>de</strong><br />

inlan<strong>de</strong>rs thans in erfelijk individuëel gebruik bezeten, wor<strong>de</strong>n op hunne aanvrage<br />

in eigendom afgestaan’? - Hersenschimmige utopieën noemt hij dat, ze brengen ‘<strong>de</strong>n<br />

dood van het Particulier lan<strong>de</strong>igendom met gewisse zekerheid me<strong>de</strong>’. De wet mag<br />

volgens hem niet wor<strong>de</strong>n doorgevoerd, immers wat hij noemt ‘onze eigene zonen,<br />

broe<strong>de</strong>rs, neven en vrien<strong>de</strong>n met hunne gezinnen’ leven zodoen<strong>de</strong> op een vulkaan<br />

die elk ogenblik kan uitbarsten.<br />

John Ricus heeft dit geschrift in een buitengewoon opgewon<strong>de</strong>n stijl op het papier<br />

gesmeten, het is een kreet van verontwaardiging ‘op het oogenblik dat stilzwijgen<br />

hem eene levenslange wroeging zou<strong>de</strong> kunnen aanbrengen; <strong>de</strong> wroeging namelijk<br />

van <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zijnen niet datgene gedaan te hebben, wat <strong>de</strong> uiterste drang <strong>de</strong>r<br />

omstandighe<strong>de</strong>n hem als hoogste pligt <strong>voor</strong>schreef’. Hij ziet zijn wereld wankelen:<br />

‘Met zoo vele an<strong>de</strong>ren toch verkeert hij on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n invloed van het pijnlijk <strong>de</strong>nkbeeld,<br />

dat, bij <strong>de</strong>n tegenwoordigen gang van zaken, <strong>de</strong> Indische baten al zeer spoedig geheel<br />

en al zullen verdwijnen, en dat hierdoor tegelijk <strong>de</strong> pensioenen, die hij en hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>ren na langdurigen ambtelijken dienst in een tropisch gewest, hebben verdiend,<br />

in groot gevaar kunnen gebragt wor<strong>de</strong>n.’<br />

Terwijl hij dit schreef, speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> verdieping zijn<br />

jongste zoontje <strong>Louis</strong> met lapjes, poppen en suikeren vlin<strong>de</strong>rs.<br />

<strong>Een</strong> dui<strong>de</strong>lijke conclusie is uit dit alles niet moeilijk te trekken. De familie <strong>Couperus</strong><br />

heeft generaties lang niet alleen hoge tot zeer hoge ambten bekleed, zij behoor<strong>de</strong><br />

tevens op Java zon<strong>de</strong>r meer tot <strong>de</strong> bezitten<strong>de</strong> klasse, die haar inkomsten <strong>voor</strong> geen<br />

gering ge<strong>de</strong>elte uit suiker- en koffiecultures genoot. Sociale veran<strong>de</strong>ringen wer<strong>de</strong>n<br />

niet bepaald als verbeteringen gezien omdat die hun eigen status dreig<strong>de</strong>n te<br />

on<strong>de</strong>rgraven. De terugkeer van John Ricus met vrouw en kin<strong>de</strong>ren naar Indië, in<br />

1872, moet waarschijnlijk ook wel me<strong>de</strong> in dit licht gezien wor<strong>de</strong>n. Papa wil<strong>de</strong> er<br />

niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


49<br />

alleen <strong>de</strong> carrière van zijn twee oudste zoons begelei<strong>de</strong>n, tevens ging het hem erom<br />

dat hij zijn agrarische belangen van nabij zo goed mogelijk kon behartigen. Van<br />

Ne<strong>de</strong>rland uit was dat omslachtig en tijdrovend. Aan zijn familie in Indië alleen<br />

durf<strong>de</strong> hij zulke gewichtige zaken niet over te laten.<br />

Van zijn broers hebben wij er tot nu toe één overgeslagen, en wel Petus Theodorus<br />

(1815-1872). Deze, altijd ongehuwd gebleven, was een jaar ou<strong>de</strong>r dan hij. Hij moet<br />

een levenslustige man geweest zijn. In 1851 bracht zijn ambtelijke loopbaan hem<br />

het resi<strong>de</strong>ntschap van Tapanoeli. Twee jaar later werd hij resi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Padangse<br />

Bovenlan<strong>de</strong>n. In 1857 kreeg hij Palembang, in 1862 Besoeki, en tenslotte culmineer<strong>de</strong><br />

zijn carrière van 1865 tot 1872 in het resi<strong>de</strong>ntschap van Probolinggo. Wat zijn<br />

particuliere leven betreft, vernemen wij dat hij ‘verwekte bij <strong>de</strong> inlandsche vrouw<br />

Sarina 5 natuurlijke erken<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong>’. <strong>Een</strong> van zijn later getrouw<strong>de</strong> zoons<br />

had nog weer zogenaam<strong>de</strong> <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij ‘<strong>de</strong> inlandsche vrouw Mina’ en kreeg<br />

tot schoonmoe<strong>de</strong>r ‘<strong>de</strong> inlandsche vrouw Pura’. <strong>Een</strong> dochter had als schoonmama ‘<strong>de</strong><br />

inlandsche vrouw Sienah’. Vermoe<strong>de</strong>lijk lopen er dus in het tegen woordige Indonesië<br />

nog heel wat nakomelingen rond die alien <strong>de</strong> naam <strong>Couperus</strong> dragen. Zij stammen,<br />

wellicht zon<strong>de</strong>r het te weten, af van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Abraham <strong>Couperus</strong> op wie <strong>de</strong> Haagse<br />

familie zo trots was.<br />

Tenslotte kunnen wij vaststellen dat, hoewel het <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> niet bepaald aan<br />

familie heeft ontbroken, <strong>de</strong> meeste van zijn ooms en tantes in Indië zaten. Zij kwamen<br />

slechts om <strong>de</strong> zoveel jaar met verlof naar Ne<strong>de</strong>rland. Neefjes en nichtjes heeft hij in<br />

zijn prille jeugd nauwelijks te zien gekregen. In zijn eerste levensjaren is <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> een eenzaam kind geweest, met veel ou<strong>de</strong>re broers en zusters. In het huis<br />

aan <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> was weliswaar drukte genoeg, an<strong>de</strong>re kleine jongetjes kwamen<br />

er echter niet of zel<strong>de</strong>n.<br />

Papa bleef altijd wat ver van hem, heeft <strong>Couperus</strong> later eens geschreven. Zijn<br />

va<strong>de</strong>r ging, behalve in zijn brochures en los daarvan zijn genealogische<br />

on<strong>de</strong>rzoekingen, geheel in <strong>de</strong> opvoeding van zijn oudste zoons op. Uit het al eer<strong>de</strong>r<br />

geciteer<strong>de</strong> lange huwelijksgedicht vernemen wij dat hij in ie<strong>de</strong>r geval John Ricus<br />

junior graag bij zijn schoolwerk heeft geholpen, en <strong>voor</strong> Petrus Theodorus kan niet<br />

an<strong>de</strong>rs dan het zelf<strong>de</strong> gegol<strong>de</strong>n hebben:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


50<br />

(65) ‘Tu te rappelleras combien l'Arithmétique<br />

Me répugnait toujours, oui, me faisait frémir;<br />

Combien <strong>de</strong> temps l'Algêbre et la Mathématique,<br />

Envolés <strong>de</strong> ma tête, eurent à revenir.’<br />

John Ricus junior werd geboeid door vlin<strong>de</strong>rs en leg<strong>de</strong> er een verzameling van aan,<br />

wat zijn va<strong>de</strong>r toejuichte. Het opspel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kapelletjes heeft <strong>Louis</strong> geïspireerd<br />

tot het doen van het zelf<strong>de</strong>: maar in zijn geval waren het vlin<strong>de</strong>rs van suiker, die op<br />

taarten geprikt zaten. Uit het Franse gedicht vernemen wij ook dat er een hond in<br />

huis was, een druk en blafferig beest. Heeft het nakomertje er misschien traumatische<br />

ervaringen mee opgedaan? In zijn latere leven placht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een bijna<br />

onbegrijpelijke afkeer van <strong>de</strong>ze viervoeters aan <strong>de</strong> dag te leggen. Pas kort <strong>voor</strong> zijn<br />

dood schafte hij zich zelf een hond aan, Brinio, die overigens door een tijdgenoot<br />

beschreven werd als een bijzon<strong>de</strong>r vals beest. Papa dichtte:<br />

(75) ‘Ton coeur n'avait pourtant aucune sécheresse<br />

Pour tous ces animaux: la preuve en est ton Chien,<br />

Qui raffolait <strong>de</strong> toi, partageant sa tendresse<br />

Entre le père et fils, dont il se crut un lien.’<br />

Papa als pianist, die zijn zoon John Ricus junior vioollessen liet geven en graag met<br />

hem samen musiceer<strong>de</strong>, zien wij geportretteerd in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels:<br />

(85) ‘Nous avons maintes fois soulagé nos étu<strong>de</strong>s<br />

Ne nous parlant alors que par <strong>de</strong> divins sons;<br />

Nous étions plein <strong>de</strong> zèle et <strong>de</strong> béatitu<strong>de</strong><br />

Quand mon Piano causait avec ton Violon! - ’<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft later eens verteld dat zijn va<strong>de</strong>r hem Engels en Latijn heeft<br />

geleerd volgens een vlugge eigen metho<strong>de</strong>, die bijzon<strong>de</strong>r doeltreffend was. Het blijkt<br />

dat zijn broer John Ricus junior er al in een veel vroeger stadium van profiteer<strong>de</strong>.<br />

Papa heeft het zelf als volgt beschreven:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


51<br />

(87) ‘Et pour apprendre bien quelque langue étrangère<br />

Nous suivions hardiment une métho<strong>de</strong> à moi,<br />

Qui rendit cette étu<strong>de</strong> attraijante et légeère,<br />

Et déjà profitable en quelque peu <strong>de</strong> mois.’<br />

Het beeld dat dit alles van papa John Ricus <strong>Couperus</strong> oproept is gecompliceerd.<br />

Enerzijds <strong>de</strong> muzische man die van poëzie en muziek hield, an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> man van<br />

zaken met een sterk praktisch gerichte instelling. Sportief en on<strong>de</strong>rnemend,<br />

ongetwijfeld autoritair en met zichzelf ingenomen, maar tevens iemand die zich graag<br />

in zijn stu<strong>de</strong>erkamer terugtrok om zich daar zowel aan <strong>de</strong> politieke problemen van<br />

zijn tijd als aan eigen composities en ingewikkel<strong>de</strong> genealogische naspeuringen te<br />

wij<strong>de</strong>n. Het <strong>voor</strong>beeld van een eigen - immers jong gestorven - va<strong>de</strong>r heeft hij moeten<br />

missen. Wel heeft hij als man van <strong>de</strong> wereld niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze willen on<strong>de</strong>rdoen. Wij<br />

zullen zien dat papa van 1872 af in Batavia zes jaar lang in grote stijl heeft geleefd.<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> kon <strong>de</strong>ze sterke persoonlijkheid slechts met moeite <strong>voor</strong> zich<br />

winnen. De oudste en <strong>de</strong> jongste wer<strong>de</strong>n binnen het gezin geschei<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n door<br />

een reeks an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong> afstand alleen maar groter hebben gemaakt.<br />

Ongetwijfeld heeft papa veel kruit verschoten met <strong>de</strong> opvoeding van zijn in Indië<br />

geboren zonen en dochters. Voor zijn jongste, enige Haagse kind schoot niet zoveel<br />

meer over. Toen alle an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren eenmaal het huis had<strong>de</strong>n verlaten, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze<br />

twee echter sterker met elkaar geconfronteerd. <strong>Een</strong> botsing kon niet uitblijven.<br />

Desondanks hebben bei<strong>de</strong>n elkaar leren waar<strong>de</strong>ren naar elkaars beste eigenschappen.<br />

Dit heeft <strong>de</strong> kloof overbrugd. Van een onoplosbaar conflict is vermoe<strong>de</strong>lijk nooit<br />

sprake geweest. 28<br />

In <strong>de</strong>ze situatie heeft <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r en hebben ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re zusters ongetwijfeld een<br />

bemid<strong>de</strong>len<strong>de</strong> rol gespeeld. Zijn vroegste jeugdjaren bracht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> door als<br />

een kind tussen vrouwen. Bemoe<strong>de</strong>rd en verwend, leef<strong>de</strong> hij sterk in zijn fantasie.<br />

Zo is het zijn leven lang gebleven, <strong>voor</strong>al toen zijn nichtje en latere vrouw Elisabeth<br />

Baud die rol eenmaal overgenomen had.<br />

Eindnoten:<br />

1 De hierna volgen<strong>de</strong> genealogische gegevens zijn in hoofdzaak ontleend aan W. Wijnaendts van<br />

Resandt, ‘Ou<strong>de</strong> Indische Families, VI: Het Geslacht <strong>Couperus</strong>’, in Maandblad van het<br />

Genealogisch-heraldisch genootschap ‘De Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw’ (1908), 208-214; 239-243;<br />

271-275; 303-306. - Jurriaan van Toll, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn <strong>voor</strong>geslacht’, in Sibbe III nr.8<br />

(aug. 1943), 237 e.v.<br />

2 Van Toll, 239<br />

3 Zie over Abraham <strong>Couperus</strong>: D.K. Bassett, ‘The Surren<strong>de</strong>r of Dutch Malacca, 1795’, in Bijdr.<br />

tot <strong>de</strong> Taal-, Land- en Volkenk. van Ned.-Ind. 117 (1961), 344 e.v. De va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>,<br />

mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, heeft een lange, niet uitgegeven monografie aan Abraham <strong>Couperus</strong> gewijd<br />

(ARA, fam. arch. <strong>Couperus</strong>, II C 40), met <strong>de</strong> bedoeling zijn grootva<strong>de</strong>r te disculperen. - Zie ook<br />

zijn twee<strong>de</strong> dochter C.R.G. Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, ‘De overgave van Malakka aan <strong>de</strong><br />

Engelschen door <strong>de</strong>n Gouverneur Abraham <strong>Couperus</strong>’, in De Indische Gids, (april 1915), 3 e.v.<br />

- Dat Abraham zeer tot <strong>de</strong> verbeelding van <strong>de</strong> familie heeft gesproken blijkt ook uit <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, Oostwaarts (1924), I.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


4 Over <strong>de</strong> familie Koek: R. Nieuwenhuys, ‘De indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands<br />

Maandblad 5, 192/193, juli/aug. 1963, 19.<br />

5 <strong>Een</strong> reflex hiervan vin<strong>de</strong>n we in Metamorfoze (1897), waar het Hugo Aylva is die zich <strong>voor</strong><br />

zijn afstamming interesseert. Aylva is een Friese naam, veelzeggend dus in verband met <strong>de</strong><br />

Friese afkomst van het geslacht <strong>Couperus</strong>.<br />

6 Zie over <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> Schotse afstamming E. Huisman, ‘De afstamming van het geslacht<br />

<strong>Couperus</strong>', in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw 79 (1962), 310 e.v. - Ook <strong>Louis</strong>’ broer Frans had<br />

belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze genealogische problemen.<br />

7 Dr. P.J. Buijnsters wees mij er op dat <strong>de</strong> hervorm<strong>de</strong> predikant te Gouda Petrus Theodorus<br />

<strong>Couperus</strong> (1722-1799) bevriend was met Betje Wolff. Op een aan Betje Wolff en Aagje Deken<br />

gewij<strong>de</strong> tentoonstelling te Vlissingen in 1884 hing diens portret. Zie J. Dyserinck, Hul<strong>de</strong> aan<br />

Betje Wolff en Aagje Deken (1884), 38: ‘... “het afbeeldzel - door Le Croix geschil<strong>de</strong>rd - van<br />

haren hooggeschatten vriend, <strong>de</strong>n eerwaar<strong>de</strong>n heer Pieter Theodoor <strong>Couperus</strong>, predikant te<br />

Gouda”. Zijn nakomeling, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te 's-Gravenhage, was zoo vrien<strong>de</strong>lijk ons het portret<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tentoonstelling te bezorgen (Eigend. van <strong>de</strong>n heer G.L. Baud).’<br />

8 Henri van Booven, Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933), laatste foto tussen 12 en 13;<br />

tekst 3. De schotel draagt op <strong>de</strong> rand <strong>de</strong> inscriptie: ‘Heere Everts en Aath Herkes, Echtelie<strong>de</strong>n,<br />

wiens waapenen hier tegenover staan, hebben te samen <strong>de</strong>sen silveren schotel uyt lief<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

hervorm<strong>de</strong> Gemeijnte tot Warga, waarvan sij bey<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n waeren ten dienste <strong>voor</strong> 't Brood in<br />

's Heeren Heijlig Nagtmaal by uijterste wille besproken.’ In het centrum, ovaal om <strong>de</strong><br />

kwartierstaat van Petrus <strong>Couperus</strong> heen: ‘Do Petrus <strong>Couperus</strong> Pastor Warganus Theodori ipsius<br />

antecessoris filius aetat: 71 minister 44 hanc patinam rogatu Testatorum excudi curavit. Anno<br />

1728.’ (Dominee Petrus <strong>Couperus</strong>, predikant te Warga, zoon van Theodorus met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naam<br />

die zijn <strong>voor</strong>ganger was, heeft 71 jaren oud in zijn vierenveertigste ambtsjaar <strong>de</strong>ze schotel op<br />

verzoek van <strong>de</strong> erflaters laten bewerken.)<br />

9 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 1 a 4.<br />

10 Al <strong>de</strong>ze gegevens nog steeds ontleend aan <strong>de</strong> genealogie van W. Wijnaendts van Resandt.<br />

11 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 11 e 60.<br />

12 Vermeld wordt daarover: ‘In <strong>de</strong> kampagne van Rusland vier halve vingers van <strong>de</strong> linkerhand<br />

door <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> verloren een schot door <strong>de</strong> linker knie.’ In Duitsland kreeg hij ook nog ‘bij <strong>de</strong><br />

bataille van Dres<strong>de</strong>n een geweerkogel door <strong>de</strong> linkerarm en een schot aan <strong>de</strong> heup’.<br />

13 Deze zijn in het, helaas lacuneuze, familiearchief niet bewaard gebleven.<br />

14 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, De geest van artikel 110 van het Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indisch regerings-reglement,<br />

beschouwd als wettelijke grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanstaan<strong>de</strong> Indische drukperswet (1862), 74 e.v.<br />

15 John Ricus windt zich daar echter over op. De vertalingen acht hij willekeurig en ten<strong>de</strong>ntieus.<br />

Hij vindt Indië nauwelijks geschikt <strong>voor</strong> een vrije drukpers, waar nog veel meer misbruik van<br />

gemaakt zal kunnen wor<strong>de</strong>n. Eigenlijk is hij het eens met het uiterst reactionaire standpunt van<br />

<strong>de</strong> oud-minister van koloniën G.L. Baud - <strong>de</strong> echtgenoot van zijn zuster Wilhelmina! -, die zich<br />

zelfs tegenstan<strong>de</strong>r had verklaard van vrijheid van drukpers in het algemeen. John Ricus meent<br />

dat het Ne<strong>de</strong>rlandse gezag door satirische improvisaties en on<strong>de</strong>rgrondse blaadjes steeds meer<br />

on<strong>de</strong>rmijnd zal wor<strong>de</strong>n. Hij conclu<strong>de</strong>ert dat <strong>de</strong> invoer van in vreem<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n gedrukte stukken<br />

door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlands-Indische wetgever geregeld moet wor<strong>de</strong>n. (Baud was minister van 1848<br />

tot 1849.)<br />

16 I<strong>de</strong>m, 79 e.v.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 126.<br />

18 Dochtertje uit het eerste huwelijk van Catharina Scherpingh.<br />

19 Uitvoerig hierover: Anne-Marie S. Logan, The ‘Cabinet’ of the Brothers Gerard and Jan Reynst<br />

(1979) passim. - F.L. Bastet/H. Brunsting, Corpus signorum classicorum musei antiquarii<br />

Lugdumo-Batavi (1982), IX-XII. De va<strong>de</strong>r van Gerard en Jan Reynst - te Amsterdam bezitters<br />

van een grote kunstverzameling, uitmuntend <strong>voor</strong>al door een hoeveelheid antieke sculpturen -<br />

was Gerrit Reynst: een <strong>de</strong>r oprichters van <strong>de</strong> VOC en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gouverneur-generaal. Dat dit<br />

in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> bekend was, blijkt uit een door Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong><br />

opgestel<strong>de</strong> genealogie van <strong>de</strong> familie Reynst, bewaard gebleven in het familiearchief.<br />

20 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 76.<br />

21 Op 10 juni 1930 onthul<strong>de</strong> oud-burgemeester mr. J.A.N. Patijn er een door Theo van Reijn<br />

gebeeldhouw<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nksteen. <strong>Een</strong> foto van het huis bij W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van<br />

Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1984 4 ), 10-11.<br />

22 De gegevens uit het bevolkingsregister en die uit het doopregister van <strong>de</strong> Église Wallonne<br />

komen uit het Haags Gemeente Archief.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


23 G.G. <strong>Couperus</strong>, Voorstel tot het uitgeven van nieuwe suiker-contracten op Java (1860); G.G.<br />

<strong>Couperus</strong>, Na<strong>de</strong>re toelichting van mijn <strong>voor</strong>stel, etc. (1860); G.G. <strong>Couperus</strong>, Uitbesteding van<br />

suiker-contracten op Java (1860). Uit <strong>de</strong> teksten van George <strong>Couperus</strong> blijkt dat J.D. Fransen<br />

van <strong>de</strong> Putte een persoonlijke vriend van <strong>de</strong> familie was.<br />

24 Oostwaarts, I: ‘Wij had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds ons familieland, Tjikoppo - een oom [Henry] was er<br />

administrateur - maar <strong>de</strong> koffie en wat er meê te verdienen was, lokte, geloof ik, mijn va<strong>de</strong>r en<br />

mijn broe<strong>de</strong>rs niet.’ Zo simpel als hij het daar stelt is <strong>de</strong> situatie <strong>voor</strong> zijn va<strong>de</strong>r niet geweest;<br />

men zie het hier volgen<strong>de</strong>.<br />

25 Samenvatting ontleend aan E.H.s' Jacob, ‘Cultuurstelsel’, in Oosthoek's Encyclopaedie 4 (1948),<br />

784 e.v.<br />

26 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, <strong>Een</strong> woord ter gelegenheid <strong>de</strong>r op han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontmoeting <strong>de</strong>r oud<br />

gonveineurs-generaal J.J. Rochussen en Mr. A.J. Duymaer van Twist op het veld van vrijen<br />

arbeid (1860).<br />

27 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, De agrarische wet van <strong>de</strong>n Minister De Waal, en hare toepassing volgens<br />

Fransen van <strong>de</strong> Putte, ter vierschare gebragt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eerste Kamer <strong>de</strong>r Staten-Generaal (1870).<br />

28 H.W. van Tricht, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ) heeft in zijn hoofdstuk I een veel te<br />

zwart beeld van John Ricus <strong>Couperus</strong> senior getekend. Hij noem<strong>de</strong> hem (p.11) een ‘weinig<br />

gecompliceerd man, die aan zichzelf en zijn omgeving hoge eisen stel<strong>de</strong>, maar wiens geestelijke<br />

horizon beperkt en wiens gevoelsleven stellig vlak gebleven was’. Dit portret is ongenuanceerd.<br />

Evenmin heeft hij zich rekenschap gegeven van <strong>de</strong> uitgesproken gunstige financiële situatie<br />

van <strong>de</strong> familie. Volgens hem erf<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> wel (p.18) ‘innerlijke aanspraak op luxe en<br />

maatschappelijk aanzien, maar niet <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len’. Er was wel <strong>de</strong>gelijk geld. - Dat <strong>de</strong> familie<br />

<strong>Couperus</strong> (p.18) ‘aan <strong>de</strong> zelfkant van <strong>de</strong> Haagse aristocratie’ leef<strong>de</strong>, is maar een <strong>de</strong>le juist.<br />

Binnen <strong>de</strong> Indische coterie van Den Haag, die groot was, nam zij een <strong>voor</strong>name plaats in. Wel<br />

is het zo dat <strong>de</strong> niet-Indische Hagenaars op het Indische element plachten neer te zien. Zelfs <strong>de</strong><br />

familie Reynst zou <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> ‘niet mooi genoeg’ hebben gevon<strong>de</strong>n, al was hun eigen<br />

predikaat toch nog maar van jonge datum. - Het boek van Van Tricht is aan veel, doorgaans<br />

gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, kritiek on<strong>de</strong>rhevig geweest. <strong>Een</strong> reeks van punten aangestipt door Marc Galle,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> psychoanalyse’, in Nieuw Vlaams Tijdschrift XVI (1963), 83-89.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


II [1863-1878]<br />

52<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>rtien jaar ou<strong>de</strong>re zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong><br />

(Cateau) heeft later eens verteld - het was kort <strong>voor</strong> haar dood, in hetzelf<strong>de</strong> jaar dat<br />

<strong>Louis</strong> gestorven is - dat hij als jongetje een echt moe<strong>de</strong>rskindje was: 1 ‘Onze moe<strong>de</strong>r<br />

had drie kin<strong>de</strong>ren verloren. De “Benjamin” werd haar troetelkind. Kon het an<strong>de</strong>rs?<br />

[...] <strong>Louis</strong> lééf<strong>de</strong> in zijn fantasieën, als kind. <strong>Een</strong> luidruchtig spelend, ravottend baasje<br />

was hij niet.’<br />

Het huis aan <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> lag toen nog op een hoek, het was niet aan <strong>de</strong> zijkant<br />

ingebouwd zoals nu het geval is. Links van <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur had het een dienstingang<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> mei<strong>de</strong>n, vroeger ook wel <strong>de</strong> booien geheten, en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boodschappenjongens.<br />

Aan <strong>de</strong> rechterzij<strong>de</strong> keken op elke verdieping grote ramen uit op heesters en geboomte.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> strekte zich het terrein van <strong>de</strong> Oranjekazerne uit.<br />

<strong>Couperus</strong> wist zich later nog te herinneren 2 dat hij ‘zijn eerste kin<strong>de</strong>rjaren heeft voelen<br />

wiegen op <strong>de</strong> <strong>de</strong>untjes <strong>de</strong>r soldaten, die op het <strong>voor</strong>plein <strong>de</strong>r Oranjekazerne zongen:<br />

En <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> kompie, en die poetst niet graag<br />

En daarom is ze zoo vet, ja-ja...<br />

Dichtregelen, waar het door <strong>de</strong> schuttingplanken gluren<strong>de</strong> kind niet <strong>de</strong>n humor van<br />

begreep, zoo dat hij dan ook meer gevoel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het lieflijk heroïsche:<br />

Tirailleurtje, wees tevre<strong>de</strong>n,<br />

Want daar komt <strong>de</strong> vijand aan!’<br />

Hij gaf het zelf toe: ‘<strong>Een</strong> moe<strong>de</strong>rskindje was hij wèl, een bedorven kindje, geboren<br />

om te be<strong>de</strong>rven en eigenlijk zijn geheele leven, nu door dier, dan door <strong>de</strong>ze bedorven.’<br />

Maaral te goed wist hij: ‘... misschien wel omdat hij zich <strong>de</strong> be<strong>de</strong>rving zoo goed laat<br />

welgevallen’. Terugzien<strong>de</strong> herinner<strong>de</strong> hij zich een klein jongetje dat, ‘een beetje<br />

overduveld door al zijn groote broêrs en zusters, zoetjes wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hand van<br />

zijn kin<strong>de</strong>rmeid, Caroline, langs <strong>de</strong> lanen <strong>de</strong>r Haagsche Boschjes, of geheimzinnige<br />

spelletjes bedacht in <strong>de</strong> hoeken <strong>de</strong>r muurkasten, spelletjes, die reeds zijne allereerste<br />

romans symbolizeer<strong>de</strong>n en waarvan noch zijne ou<strong>de</strong>rs, noch broe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


53<br />

<strong>de</strong>rs en zusters, noch Caroline iets begrepen. <strong>Een</strong> klein Hagenaartje dus, een erg<br />

vroom Hagenaartje, die plechtig zijn kin<strong>de</strong>rbijbeltje las - een hoofdstuk er uit - vóor<br />

hij naar bed ging, maar ook, in bed, een gestolen lint van een zijner zusters bond aan<br />

zijn eenen voet, en die voet met <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re, onvertuiten voet buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens stak<br />

om ze met elkan<strong>de</strong>r te doen dansen, als heer en dame: <strong>de</strong> omlinte voet was natuurlijk<br />

<strong>de</strong> dame. <strong>Een</strong> kind met vreem<strong>de</strong> fantazietjes [...].’<br />

De kin<strong>de</strong>rmeid blijkt Carolina Baumgartner geheten te hebben (geb. 1839), zij<br />

was katholiek en kwam uit <strong>de</strong> Anna Paulownastraat. Behalve haar waren er een<br />

Ne<strong>de</strong>rduits hervorm<strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse dienstbo<strong>de</strong>, Elizabeth Berendsen (geb. 1843) en nog<br />

een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> meisje, <strong>de</strong> katholieke Jacoba Kraamer (geb. 1832), afkomstig uit <strong>de</strong> Haagse<br />

Zegstraat. 3 Voor zover <strong>de</strong> laatste twee niet mo<strong>de</strong>l gestaan hebben in een van zijn<br />

Haagse romans horen wij weinig over hen. Maar over Caroline <strong>de</strong>s te meer. Zijn<br />

kin<strong>de</strong>rgevoelens beschrijft <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n: 4 ‘Ik was een stil, eenzelvig<br />

kind, en het verbaast mij nu, dat ik zoo was. Ik was <strong>de</strong> jongste van een groot huisgezin,<br />

rumoerig en druk óver mij, en ikzelve was stil en eenzelvig, maar niet treurig dan<br />

hoogst zel<strong>de</strong>n, omdat er meestal een glimlach zacht in mij was als een vonk, die<br />

gestadig glimpte. Ik was een week, zacht kind; mijn zusters waren al dames - ten<br />

minste, ik zag ze zoo; mijn broêrs warren groote jongens - ten minste, ik vond ze<br />

héel groot, en ikzelve, heel bene<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r hen, kon niet an<strong>de</strong>rs dan week en zacht<br />

zijn, hoewel ik niet was on<strong>de</strong>rdrukt. Mijn va<strong>de</strong>r bleef steeds wat ver van mij, maar<br />

mijn moe<strong>de</strong>r was heel lief: ik was bij haar als een kuiken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vlerken <strong>de</strong>r kloek,<br />

ik was veilig en warm bij haar, en ik had haar heel lief, omdat ik zeker was, dat zij<br />

mij altijd <strong>voor</strong> alles beschermen zoû.’<br />

Terwijl hij speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer, zat <strong>de</strong> meid aan het raam te verstellen. Het<br />

vertrek was gelegen op <strong>de</strong> verdieping boven <strong>de</strong> bel etage, en had een doorgang naar<br />

<strong>de</strong> slaapkamer van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs. Het lag aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant van het huis, rechts van <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong><strong>de</strong>ur. Caroline kon aan <strong>de</strong> straatkant <strong>de</strong> hoge brug over <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />

Nassaulaan zien, of als zij aan het zijraam zat het geboomte van <strong>de</strong> tuin, De kleine<br />

<strong>Louis</strong> 5 ‘speel<strong>de</strong> allerlei spelen, waar <strong>de</strong> grootere broêrs en zusters niets van begrepen<br />

- het was rómmel, waarom zij lachten - maar <strong>voor</strong> mij was alles iets; en <strong>voor</strong> mijn<br />

spelen verzamel<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>rlingste dingen: mo<strong>de</strong>platen, <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n en zilveren<br />

blikjes van wijnflesschen, stukjes glas, lappen tarlatan van <strong>de</strong> baljaponnen van mijn<br />

zusters, giornoballons, en pionnen van belegering-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


54<br />

spelen, die allen menschen waren en namen had<strong>de</strong>n.<br />

En met die rommel - het wàs rommel in <strong>de</strong>r daad - bouw<strong>de</strong> ik mijn eerste romans<br />

op, die <strong>voor</strong>al waren van door vreeslijke roovers en moor<strong>de</strong>naars geschaakte mooie<br />

dames: <strong>de</strong> roman liep meestal heel treurig af, en 's avonds huil<strong>de</strong> ik er om, in mijn<br />

bedje.’<br />

Verspreid door zijn hele werk heen vin<strong>de</strong>n wij, op soms onverwachte plaatsen,<br />

herinneringen aan die heel vroegejaren. In 1911 in Rome, bij een bezoek aan een<br />

grote archeologische tentoonstelling in <strong>de</strong> Thermen van Diocletianus, vond hij het<br />

vreemd dat <strong>de</strong> bezoeker zon<strong>de</strong>r overgang van Roemenië naar Hongarije en van Bosnië<br />

naar Trier verplaatst werd, en ineens schoot hem dit te binnen: 6 ‘Je reist op <strong>de</strong>ze<br />

Expozitie zoo als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren reizen... Ik herinner me, toen ik een jongetje was,<br />

ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer in Frankrijk, Spanje en Amerika, waar het karpet<br />

uitscheid<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> zee... Ik reis<strong>de</strong> op een stoel, van Spanje naar Amerika...’<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld dateert uit <strong>de</strong> zomer van 1911, toen hij in Genéve was. 7 Op<br />

het meer zag hij <strong>de</strong> zwanen drijven. Na<strong>de</strong>nkend over an<strong>de</strong>re vogelsoorten, nachtegalen,<br />

zwaluwen, herinner<strong>de</strong> hij zich een ontwapenen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rdroom over een roodborstje:<br />

‘Ik was een klein jongentje en ik droom<strong>de</strong>, dat ik lag on<strong>de</strong>r een boom, met mijn<br />

han<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het hoofd, precies zoo als ik nù nog, dat ik geen jongentje meer ben,<br />

kan liggen on<strong>de</strong>r een boom. En <strong>voor</strong> mij, op een lagen tak van <strong>de</strong>n boom, die, ik<br />

geloof, een beukeboom was en bij een vijver stond, en zich weêrspiegel<strong>de</strong> in dien<br />

vijver, kwam een roodborstje zitten en zei<strong>de</strong> tot mij:<br />

- Dag...<br />

- Dag, roodborstje, groette ik terug. En ik vroeg ver<strong>de</strong>r, in mijn droom.<br />

- Zeg mij toch eens, roodborstje, waarom heb je alleen een rood borstje en ben<br />

je ver<strong>de</strong>r zoo grauw van kleur?<br />

- Dat zal ikje vertellen, jongentje, zei<strong>de</strong> tot mij het roodborstje.<br />

Vroeger waren àlle vogeltjes grauw, en ze leken allemaal op elkaêr. Toen vond Onze<br />

Lieve Heer dat toch eigenlijk nièt mooi, en toen liet hij een zonnestraal vallen door<br />

een groot rond kristallen glas, dat hij tusschen <strong>de</strong> vingers hield, zoo dat een prachtig<br />

prisma van kleuren neêr viel van <strong>de</strong>n hemel tot op <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> toe en toen riep Onze<br />

Lieve Heer àlle vogels, die grauw waren, en zei<strong>de</strong> tot hen:<br />

- Vogels, jullie mogen elk <strong>de</strong> kleur kiezen, die je wilt, en er door heen vliegen;<br />

ben je dan door dien kleurigen straal gevlogen, dan ben je niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


55<br />

meer grauw, maar blauw, of rood, of geel...<br />

- Zoo gebeur<strong>de</strong> het, vertel<strong>de</strong> het roodborstje. De kanarie koos geel en vloog door<br />

<strong>de</strong>n gelen straal; <strong>de</strong> paradijsvogel, dat ij<strong>de</strong>le dier, woû van alle kleuren hebben<br />

en vloog door het geheele prisma; ik vond rood zoo mooi, maar... ik was zóo<br />

zenuwachtig, dat ik mijn vlucht niet goed bereken<strong>de</strong> en niet dóor <strong>de</strong>n roo<strong>de</strong>n<br />

straal, maar làngs <strong>de</strong>n roo<strong>de</strong>n straal vloog... En zoo kleur<strong>de</strong> alleen zich mijn<br />

borstje rood, jongentje, en bleef ik ver<strong>de</strong>r een grauw vogeltje... Dag!’<br />

Toen <strong>Louis</strong> vijf jaar oud werd, was zijn oudste zuster Johanna al twintig. Daarop<br />

volg<strong>de</strong> zijn later krankzinnig gewor<strong>de</strong>n broer Petrus Theodorus van negentien.<br />

Catharina was achttien en John Ricus al vijftien. Het dichtst bij hem ston<strong>de</strong>n nog <strong>de</strong><br />

twaalfjarige Trudy en <strong>de</strong> elfjarige Frans. In<strong>de</strong>rdaad wer<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong>' kin<strong>de</strong>rjaren dus<br />

<strong>voor</strong>al beheerst door zijn moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid Caroline, het kamermeisje en <strong>de</strong><br />

huisnaaister die hem <strong>de</strong> mooie snippers en staaltjes gaf. Catharina wist het op haar<br />

ou<strong>de</strong> dag nog goed: 8 ‘Dan drapeer<strong>de</strong> hij die langs zijn pakje als een sleep en stapte<br />

trots; of hij bouw<strong>de</strong> in een hoekje een paleis, waar <strong>de</strong> feeën in- en uit wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n.<br />

Zachtjes hoor<strong>de</strong>n we hem in zich zelf prevelen.’<br />

Hoewel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs niet naar <strong>de</strong> kerk gingen gaven zij hem wel een kin<strong>de</strong>rbijbel,<br />

zoals hij later ook Franse catechisatie heeft gevolgd. De verhalen, en zeker <strong>de</strong> plaatjes,<br />

boei<strong>de</strong>n hem bijzon<strong>de</strong>r, zo is hem zelf bijgebleven: 9 ‘Adam en Eva in het Paradijs,<br />

o wat vond ik die mooi; Abel en Kaïn, <strong>de</strong> toren van Babel en Noach, maakten grooten<br />

indruk op mij: God vond ik vreeslijk groat en geweldig, en zoo streng, om bang <strong>voor</strong><br />

te zijn... God moest je vreezen! - en ik vrees<strong>de</strong> hem ook, bijna meer dan <strong>de</strong><br />

moor<strong>de</strong>naars... Terwijl - heel vreemd vind ik dat nu - Jezus niet tot mij sprak en ik,<br />

toen ik van hem las, mijn éersten twijfel gewaar werd, en dacht: hij heeft nóoit<br />

bestaan... ze vertellen maar wat in dat boekje.<br />

Ik was een heel vroom kind. Wij gingen niet naar <strong>de</strong> kerk, maar ik had een tante,<br />

die ging [vermoe<strong>de</strong>lijk zijn va<strong>de</strong>rs zuster Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong>] 10 en ik vond,<br />

dat zij gelijk had. En ik had mijzelven een gebedje geleerd, dat ik 's avonds zon<strong>de</strong>r<br />

mankeeren opzei<strong>de</strong> <strong>voor</strong> ik slapen ging: het begin luid<strong>de</strong>:<br />

Eer wij 't hoofd ter ruste buigen,<br />

Waar ons leger is gespreid,<br />

Willen we onze dankbaarheid<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Aan <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n God betuigen<br />

Voor <strong>de</strong>n zegen ons bereid...<br />

56<br />

En ik eindig<strong>de</strong> dit gebedje-in-verzen met <strong>de</strong>n proza-regel:<br />

Heere, bewaar mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zwarte Kunst!<br />

Want <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid en het kamermeisje had<strong>de</strong>n in mijn bijzijn gesproken van <strong>de</strong><br />

Zwarte Kunst en dat <strong>de</strong> Kunstenaar, door bezwering, plots <strong>de</strong> ramen in een huis óver<br />

het zijne àlle onverwachts kon doen openspringen... en dat had ik zoo<br />

verschrikkelijk gevon<strong>de</strong>n, hoewel ik niets zei<strong>de</strong>, dat ik maan<strong>de</strong>n Jang God bad<br />

mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zwarte Kunst te bewaren.’<br />

<strong>Een</strong> overmatig beschermd kind, opgroeiend in geborgenheid en verzorgd en<br />

verwend door, zoals gezegd, bijna uitsluitend vrouwen, dat is het beeld van zijn<br />

vroegste levensjaren. <strong>Couperus</strong> zelf heeft dat heel goed beseft. In een an<strong>de</strong>r opstel<br />

vertelt hij: 11 ‘ik was mama's bedorven kindje, en mijn oudste zuster [Johanna dus],<br />

die wel lief was, maar vaak heel geestig, noem<strong>de</strong> mij dan met allerlei namen: het<br />

“on<strong>de</strong>rkruipsel”, <strong>de</strong> “laatste wervel van <strong>de</strong> staart”, en “broeikasplantje”; alles omdat<br />

ik <strong>de</strong> jongste, <strong>de</strong> Benjamin was van zoo veel kin<strong>de</strong>ren.’ Lichte straf verdroeg hij<br />

gemakkelijk, maar die zal ook wel niet veel <strong>voor</strong>gesteld hebben. Ziek zijn <strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

hem niet, integen<strong>de</strong>el: 12 ‘Als ik ziek was, dacht ik: nu ja, heel ziek ben ik toch niet,<br />

en het is zelfs wel prettig een beetje ziek te zijn: je blijft in bed, mama is nòg liever<br />

dan an<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> broêrs en zusters komen naar je kijken en be<strong>de</strong>rven je een beetje en<br />

<strong>de</strong> keukenmeid maakt aparte schoteltjes <strong>voor</strong> je, die hoe wit ook en slapjes, toch juist<br />

lekker zijn... omdàt je ziek bent als je ze eet.’<br />

Door zijn grote fantasie leed het kind soms aan hevige angsten, <strong>voor</strong> dingen die<br />

er niet waren maar die hij zich verbeeld<strong>de</strong>. Jaren later heeft hij eens geschreven: 13<br />

‘Als kind ken<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> Angst... De Angst wachtte mij op, boven, aan <strong>de</strong> duistere<br />

zol<strong>de</strong>rtrap, die geleid<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n grooten, hollen zol<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Angst loer<strong>de</strong> op mij<br />

on<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>n diepen, diepen kel<strong>de</strong>r. De Angst loenschte naar mij met schuin kijken<strong>de</strong>,<br />

valsche schitteroogen van uit <strong>de</strong> donkere hoeken <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>rkamer, terwijl ik lag in<br />

mijn bedje... Als ik vroom in een was geknield en mijn gebed had opgezegd, had <strong>de</strong><br />

Angst zich dieper wèg getrokken in <strong>de</strong>n hoek als ware<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


57<br />

zij zelve bang gewor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrome incantatie van het kin<strong>de</strong>rwoord... In mijn<br />

droomen zag ik <strong>de</strong> Angst... De Angst riep er om mijn dwalen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rziel.’<br />

De buitenwereld <strong>de</strong>ed zich over het algemeen echter prettig aan hem <strong>voor</strong>. Dit<br />

altijd weer <strong>de</strong> overhand krijgend optimisme, een belangrijke kant van zijn wezen,<br />

noem<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> later zelf ‘<strong>de</strong> Vonk’. Als het kind moe was van vlin<strong>de</strong>rs nalopen,<br />

frambozen eten en abrikozen schud<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> tuin, nam zijn moe<strong>de</strong>r hem mee uit.<br />

Vaak ging zij dan naar haar va<strong>de</strong>r, 14 die zich na een verblijf in het huis Boekhorststraat<br />

15 had gevestigd in het monurnentale pand Sophialaan 9. ‘Als je wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> met<br />

mama, was er <strong>de</strong> vonk, want je hadt een wan<strong>de</strong>lstokje, en je ging naar grootpapa,<br />

waar <strong>de</strong> juffrouw je onvergeetbare oublie-tjes gaf, of je ging naar tante<br />

[Baud-<strong>Couperus</strong>], die een spel had met heel groote knikkers, prachtige knikkers,<br />

waar je niet meê mocht knikkeren, maar wel belegering-spelen, in <strong>de</strong>n salon.’<br />

Soms ging <strong>de</strong> familie toeren in een vigilante, 's Zomers was er wel eens een<br />

buitenpartij, en het kwam <strong>voor</strong> dat er een reisje naar <strong>de</strong> Rijn gemaakt werd. Van al<br />

die dingen genoot hij intens. Natuurlijk was er ook Scheveningen, waar hij met <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>rmeid, later met vriendjes, in <strong>de</strong> duinen speel<strong>de</strong>. 15 In zijn schets De<br />

Scheveningers herinnert hij zich: 16 ‘Ik heb <strong>de</strong>n gon<strong>de</strong>l gekend, <strong>de</strong> witte trekschuit,<br />

dien een paard trok langs <strong>de</strong> oevers van het Kanaal, naar Scheveningen toe. En ik<br />

zat òp <strong>de</strong>n gon<strong>de</strong>l met mijn zandschop en emmertje, als een net jongetje, dat ging<br />

spelen aan het strand. Ik heb het ou<strong>de</strong> Badhuis gekend: met een touw was het “terras”<br />

af geschoten, en als men thee bestel<strong>de</strong>, kreeg men er een theestoof bij.’ Dit was nog<br />

in <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>dat, in 1885, het eerste Kurhaus gebouwd werd dat zo spoedig ook<br />

weer zou afbran<strong>de</strong>n.<br />

Deze theestoof maakte kennelijk zoveel indruk op het kind dat hij het bijna vijftig<br />

jaar later allemaal nog precies wist. Het moet toen een vrij algemeen gebruik geweest<br />

zijn. Zo werd hij ook wel eens meegenomen 17 ‘naar <strong>de</strong> “Tent” in het Bosch en dan<br />

bestel<strong>de</strong> mama thee en dan kregen we, zon<strong>de</strong>r dat we het er bij zei<strong>de</strong>n, personen thee<br />

en met die thee... een echt ou<strong>de</strong>rwetsche blikken theestoof, waarin, op een doove<br />

kooltje, een theeketel vol zie<strong>de</strong>nd theewater. Het was allercurieuscht, ou<strong>de</strong>rwetsch,<br />

echt Hollandsch theetuin-achtig, maar je hadt thee, zoo warm of lauw, zoo sterk of<br />

flauw als je zelve maar en naar thee verlang<strong>de</strong>...’<br />

Van zijn wan<strong>de</strong>lingen met Caroline door Den Haag herinner<strong>de</strong> hij zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


58<br />

allerlei. Vooral <strong>de</strong> Vijverberg maakte indruk, waar hij, 18 ‘stout jongetje, in mijn<br />

kin<strong>de</strong>rjaren mij los had willen rukken van Caroline's hand, om haar angst aan te jagen<br />

en, on<strong>de</strong>ugend, héel dicht <strong>de</strong>n gevaarlijken rand te na<strong>de</strong>ren’. In mei was het daar het<br />

allerprettigst, ‘omdat Mei meer <strong>voor</strong> mij in die dagen <strong>de</strong> maand van <strong>de</strong> kermis was,<br />

met kramen in het Voorhout, met Basch, <strong>de</strong> toovenaar-goochelaar, Oscar Carré,<br />

dikke wafeldames overal, en <strong>de</strong> poffertjcskraam van Max op <strong>de</strong>n Vijverberg’. Hij<br />

vermaakte zich ondanks zijn me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met ‘<strong>de</strong> eerste blaadjes aan <strong>de</strong> Vijverbergsche<br />

en Voorhoutsche boomen, die verlept en verflenst hingen na <strong>de</strong> bonte, rookerige,<br />

smookerige kermisweek, die ik heerlijk vond van allerlei maar ééns in het jaar te<br />

genieten geneugten’.<br />

Over <strong>de</strong> Hollandse winterdagen van zijn jeugd heeft <strong>Couperus</strong> later maar zel<strong>de</strong>n<br />

iets verteld. Sint-Nicolaas was ongetwijfeld een groot feest. Meer heugenis bewaar<strong>de</strong><br />

hij aan <strong>de</strong> laatste week van het jaar: 19 ‘Er was wel eens poëzie in Kerstmis - als het<br />

sneeuw<strong>de</strong> en vroor in Holland en een glinsteren<strong>de</strong>, tintelen<strong>de</strong> Kerstboom verblijd<strong>de</strong><br />

mijn kin<strong>de</strong>roogen... Wat is dàt làng gele<strong>de</strong>n!’ schreef hij in 1910. Hij voeg<strong>de</strong> er aan<br />

toe: ‘Er was wel eens poëzie in Ou<strong>de</strong>-Jaar, aan een lange tafel, met champagne, en<br />

glazen, die klonken tusschen heilwenschen<strong>de</strong> familie-le<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n...! Wat is<br />

dat làng gele<strong>de</strong>n...!’ - Maar toen zal hij al wel geen kind meer geweest zijn.<br />

Er viel tussen dit alles eigenlijk maar een enkele schaduw. Zoals <strong>de</strong>ze: 20 ‘Wij<br />

woon<strong>de</strong>n in Den Haag, op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> brug, die naar <strong>de</strong> Nassaulaan<br />

voert; het was winter, <strong>de</strong> gracht was bevroren en een schaatsenrij<strong>de</strong>r zakte, terwijl<br />

ik <strong>voor</strong> het raam zat mijn kousjes aan te trekkenwitte kousjes met róo<strong>de</strong> strepen -<br />

door het ijs, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> brug en werd, levenloos, bezwijmd in alle gevalle, er uit<br />

gehaald... Van mijn venster zag ik dat bleeke, natte lijk, met slappe armen, en<br />

druipharen, en toeë oogen, en vond het zóo verschrikkelijk, dat ik, éen kousje aan,<br />

naar mijn moe<strong>de</strong>r strompel<strong>de</strong>, <strong>de</strong> trap af, naar <strong>de</strong>n salon, en in haar schoot uitbarstte<br />

in onbedwingbare snikken... doodsbang en kilkoud, omdat ik <strong>de</strong>n Dood gezien had!’<br />

Van <strong>de</strong> gracht zou hij zich zijn leven lang het typische luchtje blijven herinneren.<br />

In een Epigram schreef hij in 1916: 21 ‘Ik heb lief <strong>de</strong>n onzegbaar tee<strong>de</strong>ren, zacht groen<br />

aandoen<strong>de</strong>n geur, die reeds om mijn wieg, aan een Haagsche gracht heeft gewasemd.<br />

Ik ben blij, na jaren afwezigheid, we<strong>de</strong>rom aan een emanatie-rijke Haagsche gracht<br />

te wonen. Nu weet ik, waarheen in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong> mijn heim wee ging. Naar u, o<br />

lieflijke wasem<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


59<br />

van traag het Ververschingskanaal toe glij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Haagsche grachtewateren! Naar u,<br />

o won<strong>de</strong>r mij mijne jeugd herinneren<strong>de</strong> en mijn rijperen leeftijd doordringen<strong>de</strong>n<br />

geur!’<br />

Feestelijk werd zijn verjaardag gevierd, waar hij maan<strong>de</strong>n tevoren naar uitzag: 22<br />

‘Je werd gefeliciteerd, je kreeg van grootpapa [Reynst] een rijksdaal<strong>de</strong>r en van <strong>de</strong><br />

ooms wel eens een gul<strong>de</strong>n en je kreeg van je ou<strong>de</strong>rs enje broe<strong>de</strong>rs en zusters<br />

ca<strong>de</strong>autjes en dat was alles héerlijk.’ Er werd verse tulband gegeten die als versiering<br />

een trillen<strong>de</strong> vlin<strong>de</strong>r op een spiraal droeg. Omdat hij het feestvarken was mocht hij<br />

het gekleur<strong>de</strong> kapelletje hebben. Hij nam het mee naar <strong>de</strong> tuin, waar hij er tussen <strong>de</strong><br />

rozen lang naar bleef kijken. Daarna werd het in een sigarenkistje tussen watten<br />

gelegd...<br />

‘En dan was er vaak, op je tafeltje, nog een an<strong>de</strong>r héel mooi ca<strong>de</strong>autje en het was<br />

het ca<strong>de</strong>autje toch maar van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid, die Caroline heette en heel leelijk was<br />

en pokdalig, maar erg lief, en die waarom <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs en zusters lachten. En dat heel<br />

maoie ca<strong>de</strong>autje van “Karlien”, dat was een hart van dónkere chocola<strong>de</strong>, met een wit<br />

suikeren arabesk en mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> arabesk stond, ook met witte suiker, geschreven:<br />

“Ter Uwer Verjaring”.’<br />

Vlin<strong>de</strong>r en hart waren <strong>de</strong> vroegste verjaarsgeschenken die hij zich herinner<strong>de</strong>, ‘zij<br />

maakten mij zulk een dag tot een feest, tot een blij, een héerlijk feest...’<br />

Van zijn grootva<strong>de</strong>r Reynst moet hij veel gehou<strong>de</strong>n hebben. Catharina heeft<br />

verteld 23 dat hij graag met hem praatte, waarschijnlijk meer - zoals dat dikwijls gaat<br />

met grootou<strong>de</strong>rs en kleinkin<strong>de</strong>ren - dan met zijn eigen va<strong>de</strong>r. Van hem kon hij allerlei<br />

anekdoten en herinneringen uit Indië vememen. Grootva<strong>de</strong>r zal ook wel, eenzaam<br />

als hij was gewor<strong>de</strong>n, een warm plekje in zijn hart <strong>voor</strong> het kleine, gevoelige jongetje<br />

gekoesterd hebben. <strong>Louis</strong> heeft hem op zijn achtste jaar al moeten verliezen, vlak<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie naar Indië terugkeer<strong>de</strong>.<br />

Feeën en rid<strong>de</strong>rs spraken tot zijn verbeelding en hiel<strong>de</strong>n hem bezig. Van <strong>de</strong> kanten<br />

papierrand on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tulband maakte hij een rid<strong>de</strong>rkraag. Toen hij leer<strong>de</strong> lezen en<br />

schrijven - zijn ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem op <strong>de</strong> lagere school die zich op <strong>de</strong> hoek van het<br />

Buitenhof bevond 24 - kwarn <strong>de</strong> tijd dat hij, zoals hij later memoreer<strong>de</strong>, zijn eerste<br />

roman schreef: 25 ‘Het was een verhaal, twee bladzij<strong>de</strong>n lang in blauw gekaft cahier<br />

en het vertel<strong>de</strong> van eeh rid<strong>de</strong>r in Konstantinopel, wiens paleis verbrand<strong>de</strong> en wiens<br />

schat uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


60<br />

zijn schatkist gered werd door een trouwen aap. Ik had het verhaal geheel alleen<br />

verzonnen, en was heel trotsch, dat het <strong>voor</strong>gelezen werd in <strong>de</strong>n familiekring. Mijn<br />

twee<strong>de</strong> litteraire proeve - ik was acht jaar - was een beschrijving van Eskimo's, méer<br />

gedocumenteerd en min<strong>de</strong>r verzonnen, en had weinig succes: bij <strong>de</strong>n zin: “zij smeren<br />

zich in met vet, wasschen zich nooit, en stinken vreeslijk...” begon mijn zuster<br />

luidkeels te schateren, het geen ik haar kwalijk nam en heel ongemotiveerd vond:<br />

mijn fiasco <strong>de</strong>ed mij echter, na het succes van <strong>de</strong>n rid<strong>de</strong>r van Konstantinopel, zoo<br />

pijnlijk aan, dat ik in jaren niet meer schreef...’ 26<br />

Het moet uit <strong>de</strong> bijbel geweest zijn dat hij <strong>voor</strong> het eerst veraam van farao's,<br />

Babylon, Nebukadnezar en <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuinen. Trudy, ook zij een kind met fantasie,<br />

maakte <strong>voor</strong> hem zo een hangen<strong>de</strong> tuin: 27 ‘Dat waren, in een hoek van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer,<br />

op trappen van turven, met water gevul<strong>de</strong> medicijnfleschjes, en daarin bloemen<br />

gestoken... maar wees vezekerd, dat het <strong>voor</strong> mij geheimzinnige terrassen waren en<br />

exotiesch bloesemen<strong>de</strong> boomen. Herinner je je wel, Trudy?’<br />

Soms hield zijn zes jaar ou<strong>de</strong>re, en het dichtst bij hem staan<strong>de</strong>, broer Fraris zich<br />

wel eens met hem bezig. Zo leer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze hem <strong>de</strong> namen en kleuren van e<strong>de</strong>lstenen: 28<br />

‘robijn, rood; smaragd, groen; turkoois, hemelsblauw; saffier, indigo; topaas, geel<br />

en rooskleurig; amethyst, violet; chryzoliet, gou<strong>de</strong>n steen; chruzopraas, geelgroen;<br />

beryl, bruingoud... Ik hoor<strong>de</strong> die namen <strong>voor</strong> het allereerst, maar ik zàg plots al die<br />

stenen flonkeren; het was of ik er vroeger, in héel vroegere tij<strong>de</strong>n, bezeten had in<br />

groote schatkamers, en se<strong>de</strong>rt heb ik altijd van e<strong>de</strong>lgesteenten gehou<strong>de</strong>n, hebben ze<br />

een groote bekoring uitgeoefend op mij: iets magiesch en occukistiesch', iets van<br />

tooverkracht hebben<strong>de</strong> antieke pracht; juweelen, <strong>voor</strong> mij, zijn niet koud, maar hebben<br />

een blik en een ziel, zoo goed als bloemen, hoe án<strong>de</strong>rs ook, maar levenloos zijn zij<br />

mij, se<strong>de</strong>rt mijn broêr het lijstje opmaakte, nóoit geweest: <strong>de</strong> flonkering van hun<br />

naamklank was léven, en toen ik er daarna zàg, <strong>voor</strong> het eerst, ging een geheimzinnige<br />

huivering door mij heen, en droom<strong>de</strong> ik 's nachts van schatten.’<br />

Het schooljaar vlak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie weer naar Indië vertrok, bracht <strong>Louis</strong> door op<br />

<strong>de</strong> dag- en kostschool van <strong>de</strong> heer Wyers, op <strong>de</strong> hoek van Mauritska<strong>de</strong> en<br />

Willemstraat. Henri van Booven vertelt dat een schoolkameraadje, met wie hij samen<br />

in <strong>de</strong> hoogste klasse gezeten zou hebben - op zichzelf kan dat niet goed kloppen,<br />

daar <strong>Louis</strong> pas negen was op het moment van vertrek - een won<strong>de</strong>rlijk geheim met<br />

hem <strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 29 ‘De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


61<br />

kleine jongens kwamen vaak bij elkan<strong>de</strong>r aan huis. <strong>Louis</strong> had sarnen met zijn vriendje<br />

een soort “taal” uitgevon<strong>de</strong>n, waarin zij alleen kon<strong>de</strong>n spreken. Was er een woord<br />

uitgevon<strong>de</strong>n, dan werd dit in een blauw schrift “bijgehou<strong>de</strong>n”. De “taal” noem<strong>de</strong>n<br />

zij met een fraai woord “Foi”. Ie<strong>de</strong>re week wer<strong>de</strong>n acht woor<strong>de</strong>n “uitgevon<strong>de</strong>n” en<br />

opgeteekend.’ De flonkering van naamklanken, zoals <strong>Couperus</strong> het zelf noem<strong>de</strong>,<br />

heeft hem blijkbaar al vroeg gefascineerd.<br />

Zijn belangstelling <strong>voor</strong> exotische dingen werd van allerlei kanten gewekt. Zo<br />

gebeur<strong>de</strong> 30 het dat het kind ‘in <strong>de</strong>n Dierentuin héel lang naar <strong>de</strong> lang gehals<strong>de</strong>, vierkant<br />

gevlakte giraffe kon zien, met dat zelf<strong>de</strong> gevoel van stil <strong>voor</strong> mij weten: Zie je wel?<br />

Daar heb je het weêr... dat beest, dat tooverbeest... van vroeger!’ Dergelijke déjà-vu<br />

ervaringen hebben hem ook later dikwijls zo indringend getroffen, dat hij er steeds<br />

meer van overtuigd is geraakt <strong>voor</strong>bestaan te hebben. Dit leven was niet zijn eerste,<br />

hij was hier al eens geweest. Hij herken<strong>de</strong> die dingen, uit veel ou<strong>de</strong>re tij<strong>de</strong>n. Toen,<br />

levend in een an<strong>de</strong>re wereld - en hij dacht daarbij <strong>voor</strong>al aan het Romeinse Rijk - ,<br />

had hij ze al gekend. Dit was <strong>voor</strong> hem iets zeer essentieels. Hij is er steeds op<br />

teruggekomen.<br />

Aan <strong>de</strong>ze fantasiewereld van het kind had papa nauwelijks <strong>de</strong>el. <strong>Couperus</strong> blijkt<br />

aan hem heel weinig jeugdherinneringen bewaard te hebben. <strong>Een</strong> daarvan is echter<br />

merkwaardig genoeg om hier te memoreren. Toen <strong>de</strong> eerste wereldoorlog uitbrak,<br />

bevond <strong>Couperus</strong> zich in München. Hij merkte daar op, hoe eenzijdig <strong>de</strong> berichtgeving<br />

van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> Duitsers was, en herinner<strong>de</strong> zich toen ineens dat hij iets <strong>de</strong>rgelijks<br />

al tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oorlog van 1870-71 gehoordhad: 31 ‘Ik was een jongentje van zeven jaar<br />

in het jaar 70 maar kin<strong>de</strong>rsouvenirs hebben groote fraîcheur en bewaren zich <strong>de</strong><br />

ver<strong>de</strong>re jaren door. En daarom herinner ik mij heel goed hoe dikwijls mijn va<strong>de</strong>r,<br />

die <strong>de</strong> couranten las en er ons van vertel<strong>de</strong> - ik hoor<strong>de</strong> met jeugdige belangstelling<br />

aandachtig toe - zei<strong>de</strong>: “Dàt zeggen <strong>de</strong> Fransche couranten, maar <strong>de</strong> Duitsche spreken<br />

heel an<strong>de</strong>rs”.’ Papa las ze kennelijk allebei.<br />

Veel meer dan dit horen wij van <strong>Couperus</strong> uit zijn kin<strong>de</strong>rjaren over hem niet. Het<br />

‘mijn va<strong>de</strong>r bleef steeds wat ver van mij’ spreekt <strong>voor</strong> zichzelf. De afstand was te<br />

groot. Papa had ook geen tijd. Hij werd in beslag genomen door zijn brochures en<br />

maakte zich zorgen over zijn Indische bezittingen. Deze problemen besprak papa<br />

met zijn zwager Guillaume Baud - echtgenoot van zijn zuster Wilhelmina -, die in<br />

1848 minis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


62<br />

ter van Koloniën was geweest en uit eigen ervaring Indië goed ken<strong>de</strong>. Baud was, net<br />

als hij, een zeer reactionaire man, tegenstan<strong>de</strong>r zelfs van algemene vrijheid van<br />

drukpers in <strong>de</strong> koloniën. In een van zijn brochures 32 noemt John Ricus zijn zwager<br />

ronduit ‘het toonbeeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ultra-conservatieve partij’, die het cultuurstelsel<br />

<strong>de</strong>snoods wel wil<strong>de</strong> verbeteren maar het hoe dan ook wenste te handhaven. Baud<br />

was vijftien jaar ou<strong>de</strong>r dan hij. Tweemaal heeft Baud op het punt gestaan<br />

gouverneur-generaal te wor<strong>de</strong>n. Tweemaal is het niet doorgegaan.<br />

De broers van John Ricus en <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n zaten in Indië. Het is<br />

niet onwaarschijnlijk dat <strong>voor</strong>al het aannernen van <strong>de</strong> agrarische wet van minister<br />

De Waal papa <strong>Couperus</strong> er toe gebracht heeft <strong>voor</strong> enige jaren naar Indië terug te<br />

keren. De volgens hem te verwachten negatieve consequenties dien<strong>de</strong>n immers<br />

besproken te wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> me<strong>de</strong>-eigenaren van het familieland Tjicoppo. Maar,<br />

zoals gezegd, tevens was het begelei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste schre<strong>de</strong>n op het ambtelijke<br />

pad van zijn bei<strong>de</strong> oudste zonen een belangrijke re<strong>de</strong>n. Petrus Theodorus zou in 1872<br />

al drieëntwintig wor<strong>de</strong>n, John Ricus negentien. De oudste zoon gaf <strong>de</strong> meeste<br />

problemen: hij had niet kunnen leren, was verward, en misschien toen al wat vreemd.<br />

Ruim rien jaar later zou hij ongeneeslijk krankzinnig blijken te zijn.<br />

Op 11 oktober 1871 kwam jhr. Joan Cornelis Reynst te overlij<strong>de</strong>n. Wellicht zou<br />

<strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> al eer<strong>de</strong>r naar Indië teruggekeerd zijn, ware het niet dat Catharina<br />

het prettiger had gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> directe nabijheid van haar ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r te blijven.<br />

Nu hij dood was bezat zij hier in Holland geen an<strong>de</strong>re familie meer dan haar<br />

schoonzuster, Johanna Reynst. Haar eigen broer had mevrouw <strong>Couperus</strong> al in 1856<br />

verloren. Diens weduwe, een dochter van graaf Van <strong>de</strong>n Bosch, had een zoon. Met<br />

mevrouw <strong>Couperus</strong> was <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> enige me<strong>de</strong>ërfgenaam. Aangenomen mag wor<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>de</strong> nalatenschap Reynst aanzienhijk is geweest.<br />

Van <strong>de</strong> zakelijke kanten die tot een terugkeer naar Indië in 1872 hebben geleid,<br />

wist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later niets meer. Maar toen was hij nog een kind. Er is in zijn<br />

aanwezigheid misschien ook niet over gesproken. In het boek Oostwaarts weet hij<br />

alleen nog: 33 ... ‘toen mijn twee oudste bree<strong>de</strong>rs in Delft “klaar” waren gekomen <strong>voor</strong><br />

Indië, ging <strong>de</strong> geheele familie - wij waren talrijk, broe<strong>de</strong>rs en zusters - nog eens over<br />

naar <strong>de</strong>, van verre lokken<strong>de</strong>, lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r tropische zon. De zon lokte misschien mijne<br />

ou<strong>de</strong>rs, die <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n dag zagen na<strong>de</strong>ren en het perspectief <strong>de</strong>r gou<strong>de</strong>n galonnen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


63<br />

lokte misschien <strong>de</strong> eerzucht mijner jonge broers [...] Twee schitteringen op Java,<br />

twee verblindingen, en die, in die dagen misschien meer dan nu [1921], een gewezen<br />

ambtenaar, als mijn va<strong>de</strong>r was, miste. Maar ook mijn broe<strong>de</strong>rs scheen het<br />

ambtenaarsbloed door <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren te vloeien: het scheen hun wel toe te lachen eenmaal<br />

rezi<strong>de</strong>nt te wor<strong>de</strong>n, een rol te spelen in B.B., wie weet, misschien wel<br />

Gouverneur-Generaal, als grootva<strong>de</strong>r van moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong>, geweest was!’ - Reynst had<br />

dit ambt overigens niet werkelijk bekleed, hij heeft het slechts tij<strong>de</strong>lijk waargenomen. 34<br />

<strong>Couperus</strong> voegt hier aan toe: ‘Ik zelf was een droomerig kind, en <strong>de</strong> galonnen <strong>de</strong>r<br />

arnbtenaren zei<strong>de</strong>n mij niets... Ik doorleef<strong>de</strong> op Java een schooljongenstijd van vijf<br />

jaren...’ Voor zijn ver<strong>de</strong>re ontwikkeling zou<strong>de</strong>n het beslissen<strong>de</strong> jaren wor<strong>de</strong>n. In<br />

Indië is een nieuwe wereld <strong>voor</strong> hem opengegaan. Met het kin<strong>de</strong>rlijke fantasieleven<br />

van een wat meisjesachtig ventje in het kleinsteedse Den Haag van die jaren was het<br />

<strong>de</strong>finitief afgelopen. Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n dat hij in Indië een nichtje had wonen,<br />

vier jaar jonger dan hij, dat zijn speelkameraadje zou wor<strong>de</strong>n. Sterker nog: eerlang<br />

zou hij met Elisabeth Baud in het huwelijk tre<strong>de</strong>n.<br />

Dat wij over <strong>de</strong>ze jeugdjaren betrekkelijk ge<strong>de</strong>tailleerd zijn ingelicht, danken wij<br />

<strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong> schetsen De vonk, Toen ik een kleine jongen was, en Kin<strong>de</strong>rsauvenirs<br />

uit 1910. Bovendien aan ‘Ter Uwer Verjaring’ uit 1913 en <strong>Een</strong> Hagenaar tarug in<br />

Den Haag uit 1915. 35 Deze als herinneringen geschreven juweeltjes, want dat zijn<br />

het, vin<strong>de</strong>n nog een aanvulling in geromantiseer<strong>de</strong> vorm in het veel eer<strong>de</strong>r geschreven,<br />

aan Elisabeth opgedragen verhaal <strong>Een</strong> zieltje uit 1889. 36 Dit laatste is een schrijnen<strong>de</strong><br />

schets, donker<strong>de</strong>r van schaduwen dan <strong>de</strong> werkelijkheid was. Er wordt een zekere<br />

Kareltje in ten tonele gevoerd die heel veel van <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> zelf heeft. Het kind<br />

is zeven jaar en houdt zich meestal alleen met <strong>de</strong> meid in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer op. De<br />

kin<strong>de</strong>rmeid heet Line of Lina - kennelijk ontleend aan <strong>de</strong> ons al beken<strong>de</strong> Caroline -<br />

en ver<strong>de</strong>r is er sprake van broers en zusters die te oud zijn om zich veel met het<br />

jongetje te bemoeien. <strong>Couperus</strong> tekent Kareltje (die later in Het Boek van Anarchisme<br />

(Metamorfoze) een alter ego van diezelf<strong>de</strong> naam zal krijgen) als tamelijk eenzelvig,<br />

‘altijd alleen met zijne kleine gedachtetjes en kleine fantazietjes’. Zijn zusters zijn<br />

bezig met avondtoiletten, zijn broers gaan al op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school. Voor zijn<br />

va<strong>de</strong>r is hij bang (!), <strong>de</strong> man is minister. Diens strelingen stellen het kind niet op zijn<br />

gemak, integen<strong>de</strong>el. Het is een pikant gegeven dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


64<br />

papa <strong>Couperus</strong> in 1867 in<strong>de</strong>rdaad bijna minister gewor<strong>de</strong>n is, iets wat in <strong>de</strong><br />

familiekring grote indruk gemaakt moet hebben. 37 In <strong>de</strong> schets zijn het ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong> mei<strong>de</strong>n die zich, zoals <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> ook was, over Kareltje<br />

ontfermen. In geen van <strong>Couperus</strong>' latere romans zullen wij ooit onsympathieke mei<strong>de</strong>n<br />

tegenkomen. Kan <strong>de</strong> naam Kareltje gekozen zijn omdat men <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> thuis<br />

als kind ‘kereltje’ (kaereltje op zijn Haags) noem<strong>de</strong>?<br />

In het verhaal is oom Frank, die uit het buitenland komt, <strong>de</strong> eerste volwassen man<br />

die eens vrolijk met Kareltje stoeit. Het valt moeilljk uit te maken aan wie van zijn<br />

talrijke ooms en neven <strong>Couperus</strong> hier gedacht heeft. Maar van Frank naar Frans is<br />

slechts een stapje. Wellicht heeft <strong>Couperus</strong> hier dus zijn zes jaar ou<strong>de</strong>re broer <strong>voor</strong><br />

ogen gehad, <strong>de</strong> meest geëigen<strong>de</strong> immers om nog eens met het nakomertje te ravotten.<br />

Ver<strong>de</strong>r is er sprake van een buiten waar <strong>de</strong> familie gaat logeren. Daar Kareltje er <strong>de</strong><br />

ons al beken<strong>de</strong> oublietjes uit een zilveren trommel krijgt gepresenteerd, kan dit wel<br />

een herinnering aan het huis van grootva<strong>de</strong>r Reynst betreffen.<br />

Het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van het verhaal speelt ineens zes jaar later: exact het aantal<br />

van <strong>Couperus</strong>' Indische jeugdjaren, die hij hier niet kon gebruiken. Ook nu treedt<br />

Frank weer op - hij zat, toen <strong>de</strong> familie in Batavia woon<strong>de</strong>, van 1874 tot 1875 in Den<br />

Haag op school - , Kareltje krijgt ruzie met hem omdat Frank hem een rare jongen<br />

vindt gewor<strong>de</strong>n, en dan komt het tragische ein<strong>de</strong>: Kareltje verdrinkt zich in <strong>de</strong> sloot<br />

achter het huis. Vergissen wij ons niet, dan behan<strong>de</strong>lt dit verhaal <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring die<br />

tussen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn broer Frans optrad toen zij bei<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk zou<strong>de</strong>n zij ook volstrekt verschillen<strong>de</strong> levens lei<strong>de</strong>n.<br />

Het is boeiend te zien hoe <strong>Couperus</strong> te werk gaat. Beken<strong>de</strong> autobiografische<br />

elementen, tot en met bestaan<strong>de</strong> namen toe, wor<strong>de</strong>n met gefantaseerd materiaal<br />

aangevuld. Dramatisering door overdrijving vindt plaats, en door mid<strong>de</strong>l van<br />

zelfmoord - bij <strong>Couperus</strong> een frequent toegepast motief - rekent <strong>de</strong> schrijver met zijn<br />

hoofdpersoon af. Daarmee overwint hij zichzelf: dit stukje verle<strong>de</strong>n is nu dood. Bij<br />

herhaling zullen wij later het procédé bij <strong>Couperus</strong> tegenkomen. Het hoofdmotief<br />

van <strong>Een</strong> zieltje, van <strong>de</strong> zwakkere die steun zoekt bij <strong>de</strong> sterkere, zon<strong>de</strong>r die steun<br />

ooit werkelijk te vin<strong>de</strong>n, duikt eveneens in zijn werk altijd weer op. Het was <strong>de</strong><br />

situatie van zijn jeugd.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


65<br />

Frans is in 1872 wel mee naar Indië gegaan, maar hij moest vrij snel, zoals wij zullen<br />

zien, naar Ne<strong>de</strong>rland terugkeren. Curieus genoeg hebben wij het juist aan hem te<br />

danken dat wij precies weten hoe <strong>de</strong> bootreis verlopen is. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zelf wist<br />

later niet meer te mel<strong>de</strong>n dan: 38 ‘Toen je naar Indië ging, op een ontzettend groote<br />

stoomboot, glimpte er <strong>de</strong> vonk, want dat was zoo iets verrukkelijks, als je het<br />

nauwelijks hadt kunnen verbeel<strong>de</strong>n.’<br />

Frans daarentegen was, met zijn vijftien jaren, oud genoeg om een goed reisjournaal<br />

bij te kunnen hou<strong>de</strong>n. Dat heeft hij niet alleen gedaan, het is ook bewaard gebleven. 39<br />

Voor zijn leeftijd is het een erg aardig werkstuk, vlot geschreven in goed lopen<strong>de</strong><br />

volzinnen. Wel is het verhaal tamelijk droog. Frans had een dui<strong>de</strong>lijke belangstelling<br />

<strong>voor</strong> technische zaken. Opmerkingsgave en intelligentie spreken uit vele <strong>de</strong>tails.<br />

Over <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> horen wij nergens iets, het kind had even goed niet aan boord<br />

kunnen zijn. Dat geldt echter ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n, met uitzon<strong>de</strong>ring van<br />

papa, die een centrale plaats inneemt.<br />

Het dagboek laat zien hoe het ook <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> op die reis moet zijn vergaan.<br />

Op woensdag 6 november 1872 vertrok <strong>de</strong> familie's morgens om 9 uur met <strong>de</strong> trein<br />

uit Den Haag naar Nieuwe Diep. De reis liep toen nog over Amsterdam. Om half<br />

een kwamen zij aan. Zij hebben zich meteen ingescheept, op een schip van <strong>de</strong> toen<br />

nog jonge Stoomvaartmaatschappij Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Prins Hendrik on<strong>de</strong>r gezagvoer<strong>de</strong>r<br />

Hendriks. Daarna zijn ze gaan eten in logement <strong>de</strong> Burgh. Na nog wat rondgewan<strong>de</strong>ld<br />

te hebben sliepen zij die nacht aan boord. Helaas kon het stoomschip <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

dag nog niet vertrekken. De daaropvolgen<strong>de</strong> morgen drong een stomdronken stoker<br />

<strong>de</strong> kajuit binnen. In een breedsprakige re<strong>de</strong>voering beweer<strong>de</strong> <strong>de</strong> man dat ze hem<br />

wil<strong>de</strong>n kielhalen. Volgens Frans vroeg hij ‘aan papa die hij <strong>voor</strong> een zeer <strong>voor</strong>naam<br />

en invloedrijk personage scheen te hou<strong>de</strong>n, of <strong>de</strong>ze dit niet kon<strong>de</strong> beletten. Deze<br />

stel<strong>de</strong> hem gerust door te zeggen, dat er niets van aan was.’ De stoker sprong daarop<br />

over boord. Maar hij werd gered.<br />

Om half elf vertrok <strong>de</strong> boot ein<strong>de</strong>lijk. Men zag het Kanaal, <strong>de</strong> krijtrotsen van <strong>de</strong><br />

Engelse kust, en tot aan <strong>de</strong> Golf van Biskaje ging alles goed. Op zondag 10 november<br />

wer<strong>de</strong>n echter in een storm met hoge zee bijna alle passagiers vreselijk zeeziek. De<br />

dag daarop ging het wat beter. Er wer<strong>de</strong>n bruinvissen gezien: ‘De zeelui noemen ze<br />

“<strong>de</strong> boer met zijn varkens”.’ <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re animale observatie luid<strong>de</strong>: ‘Het krioelt van<br />

kakkerlak-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


66<br />

ken op het schip, <strong>de</strong>ze zijn echter zeer klein.’ Erg vrolijk ging het <strong>voor</strong>al's avonds<br />

toe. Soms droeg hoofdmachinist Mid<strong>de</strong>ndorp mopjes <strong>voor</strong>, en een me<strong>de</strong>reiziger hing<br />

<strong>de</strong> leukerd uit. Op een kecr ook heeft ‘<strong>de</strong> dokter Mathieu <strong>de</strong>n heer Bätz quasi<br />

gebiologeerd’.<br />

Gibraltar heeft op Frans blijkbaar weinig indruk gernakt. Op <strong>Louis</strong> echter meer,<br />

In 1913, tij<strong>de</strong>ns zijn Spaanse reis, zou hij schrijven: 40 ‘...die zelf<strong>de</strong> rotsige silhouet<br />

herken<strong>de</strong> ik nog, van vroeger! O, herinneringen, herinneringen van vroeger: dui<strong>de</strong>lijke<br />

impressie's op het kin<strong>de</strong>rbrein en het kin<strong>de</strong>rhart, gij wordt niet uitgeveegd, als zóo<br />

veel, wat later gestapeld wordt óp het dàn niet meer ontvankelijke brein en hart.<br />

Rotsen van Gibraltar, toen ik u terug zag, na veertig jaren, herken<strong>de</strong> ik u!!’<br />

Over Napels vertelt Frans evenmin veel. <strong>Couperus</strong> zelf herinner<strong>de</strong> zich in 1912: 41<br />

‘Toen ik Napels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> cerste maal zag - ik was een klein jongske - was ik al zéer<br />

verbaasd! Is dát nu Napels? dacht ik, terwijl ik een amfitheater van witte huizen zag<br />

liggen tegen een berg. Se<strong>de</strong>rt is mij Napels steeds zóo <strong>voor</strong> gekomen: een onbelangrijk<br />

amfitheater van witte huizen tegen een berg.’<br />

Op zondag 17 november stond Frans vroeg op. Ze voeren toen dicht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kust<br />

van Afrika. Hij had een vreem<strong>de</strong> ervaring, die hem echter niet van zijn stuk bracht:<br />

‘Des ochtends toen ik naar voren naar <strong>de</strong> boeg ging was <strong>de</strong> slachter net bezig eene<br />

koe te slachten.’ - En intussen werd steeds <strong>de</strong> afstand tot Port Said afgeteld. De Prins<br />

Hendrik moest daar, tegen het schema in, twaalf dagen blijven wachten, aanvankelijk<br />

om kolen en drinkwater in te la<strong>de</strong>n, maar vervolgens omdat er in <strong>de</strong> machinekamer<br />

ernstige panne bleek te zijn ontstaan. Het mocht <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> nauwelijks<br />

<strong>de</strong>ren. De eerste avond gingen zij aan wal met kapitein Hendriks: ‘Eerst bezochten<br />

wij het Hotel du Louvre, dit is het voomaamste te Port-Said, waar wij wat gebruikten,<br />

vervolgens gingen wij naar het Café chantant of Casino waar wij ook wat gebruikten.’<br />

Er waren daar nog meer passagiers van het schip. Ineens speel<strong>de</strong> het orkesrje het<br />

‘Wien Neêrlands Bloed’, en ie<strong>de</strong>reen stond op om mee te zingen.<br />

Die gelegenhe<strong>de</strong>n zullen zij uit verveling wel vaker bezocht hebben. Frans vertelt<br />

dat zij dan ‘en famille’ uitgingen. De klein <strong>Louis</strong> was er ook bij. Dat blijkt uit het<br />

volgen<strong>de</strong>. Frans <strong>de</strong>elt mee: ‘Ookis er eene vrouw aan boord geweest, die niets<br />

verkocht dan portretten, hiervan heb ik er ook eenige gekocht, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren eene<br />

groote photographie van onze boot <strong>de</strong> Prins Hendrik. Bij <strong>de</strong>ze vrouw hebben wij<br />

(namelijk onze familie, een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


67<br />

paar kennissen en <strong>de</strong> kapitein) ons portret aan wal laten maken, in een groepje. Zij<br />

had een huis op <strong>de</strong> Place <strong>de</strong> Lesseps.’ - Hier is het dat wij <strong>de</strong> oren spitsen, want wat<br />

is het geval? <strong>Een</strong> exemplaar van <strong>de</strong> foto kwam in een familiealbum van papa <strong>Couperus</strong><br />

terecht. Maar <strong>de</strong> commandant Hendriks kocht ook een afdruk en bewaar<strong>de</strong> die goed.<br />

In 1904. heeft hij hem aan <strong>Couperus</strong>' uitgever L.J. Veen gezon<strong>de</strong>n, die hem<br />

doorstuur<strong>de</strong> naar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Home. Deze reageer<strong>de</strong> geamuseerd: 42 ‘Ik sta je<br />

het gaarne af, als je mij op mijn negen<strong>de</strong> jaar - het <strong>voor</strong>hoofd zon<strong>de</strong>r ein<strong>de</strong>, han<strong>de</strong>n<br />

als van een aap, en ooren als van een olifant! - gaarne nu en dan wilt aanschouwen!’<br />

Op 29 november 1873 gaf kapitein Hendriks een feesrje in Hotel du Louvre, ter<br />

ere van het feit dat hij vijfentwintig jaar eer<strong>de</strong>r na een schipbreuk gered was, en<br />

tevens vanwege <strong>de</strong> verjaardag van zijn vrouw. Over en weer spraken <strong>de</strong> gasten toosten<br />

uit, steeds op rijm. De banketbakker van het schip had een grote taart gebakken,<br />

waarop <strong>de</strong> schipbreuk en een vuurtoren ston<strong>de</strong>n afgebeeld. Nadat er een telegram<br />

naar het feestvarken in Holland verzon<strong>de</strong>n was, werd nog zoveel gedronken dat een<br />

vriendje van Frans volkomen beschonken aan boord gehesen moest wor<strong>de</strong>n. Frans<br />

zelf voel<strong>de</strong> zich ook niet zeer wel, maar hij bleef toch voldoen<strong>de</strong> bij zijn positieven<br />

om het vuurwerk dat tenslotte werd afgestoken nog bij te kunnen wonen.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk, op 4 <strong>de</strong>cember, kon<strong>de</strong>n zij het pas drie jaar eer<strong>de</strong>r geopen<strong>de</strong> Suezkanaal<br />

binnenvaren. Dit was <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen een hele gebeurtenis, niet alleen omdat het smal<br />

en ondiep bleck te zijn, maar <strong>voor</strong>al ook om <strong>de</strong> fantastische dieren die men te zien<br />

kreeg: jakhalzen in <strong>de</strong> woestijn, pelikanen, ibissen, flamingo's en wat niet al. En dat<br />

met het Sint-Nicolaasfeest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur! De patissier maakte als surprise <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

passagiers een grote hoeveelheid letters.<br />

Zandstormen, uitbundige dolfijnen waarvan <strong>de</strong> bootsman er een wist te vangen,<br />

vliegen<strong>de</strong> vissen die Frans vergeefs met een mand te pakken probeer<strong>de</strong> te krijgen,<br />

het maakte allemaal veel indruk. Van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re reisroute zou <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich<br />

later zelf nog heel goed Point-<strong>de</strong>-Galles weten te herinneren, een haven die in 1921<br />

niet meer aangedaan werd, toen Colombo daar <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats was gekomen: 43 ‘<strong>Een</strong><br />

baai, bezaaid met groene eilandjes als met overal neèr geslinger<strong>de</strong> boeketten. Zoo is<br />

mijn kin<strong>de</strong>rsouvenir.’<br />

Op ou<strong>de</strong>jaarsdag 1872 kwamen zij ein<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> plaats van bestem-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


68<br />

ming aan. Ook dit beschreef Frans nauwkeurig: ‘Des avonds na het diner, kwam <strong>de</strong><br />

Tjiliwong, een klein stoomschip, aan boord, om ons en <strong>de</strong> bagage naar wal te<br />

vervoeren. Wij gingen er dien zelf<strong>de</strong>n avond reeds heen, ofschoon er natuurlijk eene<br />

vreeselijke drukte aan boord heerschte. De Tjiliwong was stampend vol. Ein<strong>de</strong>lijk<br />

na een half uur of 3 kwartier stoomens, bereikten wij <strong>de</strong> Boom (dit is <strong>de</strong><br />

landingsplaats) alwaar wij <strong>de</strong>barkeer<strong>de</strong>n. Hier namen wij rijtuigen, en vertrokken<br />

toen naar het Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s van Cressonnier, alwaar wij <strong>voor</strong>uit kamers besteld<br />

had<strong>de</strong>n.’ In <strong>de</strong> tuin ston<strong>de</strong>n hier twee prachtige ou<strong>de</strong> waringins met luchtwortels. 44<br />

Van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong> had Catharina <strong>de</strong> reis niet meegemaakt. Zij was in 1870<br />

te Den Haag in het huwelijk getre<strong>de</strong>n met Mr. Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />

De oudste dochter,Johanna, zou in 1875 te Batavia trouwen: ook zij met een<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Carel Servaas, administrateur bij een tabakson<strong>de</strong>rneming.<br />

De bei<strong>de</strong> oudste zonen van papa <strong>Couperus</strong>, Petrus Theodorus en John Ricus junior,<br />

zullen vol verwachting op Java voet aan wal gezet hebben. <strong>Louis</strong> tel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

jongens nauwelijks mee. John Ricus junior heeft omstreeks 1928 aan Henri van<br />

Booven geschreven: 45 ‘In <strong>de</strong>jaren 1863-1873, reeds tien jaren in leeftijd met <strong>Louis</strong><br />

verschillend, bezocht ik <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool te 's-Gravenhage, en woon<strong>de</strong> later<br />

<strong>voor</strong> mijn Indische studiën te Delft. Met <strong>Louis</strong> had ik, als zooveel ou<strong>de</strong>r, zeer weinig<br />

contact. <strong>Louis</strong>' aspiraties, wanneer men daarvan al spreken mag op negenjarigen<br />

leeftijd, waren geheel an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> mijne. Toen wij in 1872 naar Indië terugkeer<strong>de</strong>n,<br />

kwam ik al zeer spoedig in Gouvernementsdienst als ambtenaar bij het Binnenlandsch<br />

Bestuur en moest <strong>Louis</strong> eigenlijk pas beginnen.’<br />

In Indië trof <strong>de</strong> familie rouw en verdriet aan. Papa's broer Petrus was in 1872 op<br />

28 juni te Buitenzorg overle<strong>de</strong>n en liet vijf kin<strong>de</strong>ren na, weliswaar buitenechtelijk<br />

geboren, maar zij droegen zijn naam en hij moest ze on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Daar intussen<br />

ook zijn broer Henry overle<strong>de</strong>n was - zeer prozaïsch is hij in Breda van een wenteltrap<br />

gevallen - had papa op Tjicoppo heel wat familiebelangen te regelen. Spoedig zou<strong>de</strong>n<br />

hem daarnaast an<strong>de</strong>re zorgen kwellen. Zijn zoon Frans zou in 1873 getroffen wor<strong>de</strong>n<br />

door een hevige buikziekte. Deze bleek zo ernstig van aard te zijn, dat <strong>de</strong> jongen<br />

naar Ne<strong>de</strong>rland terug moest. Mevrouw <strong>Couperus</strong> en haar oudste dochter<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


69<br />

Johanna zijn op 11 <strong>de</strong>cember met hem meegereisd, om pas in april 1874 weer naar<br />

Indië terug te keren. Zon<strong>de</strong>r Frans. Deze is toen als pleegzoon in het gezin Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein opgenomen, beter gezegd: als ‘pleegbroer’. Zijn veel ou<strong>de</strong>re zwager Benjamin<br />

is als het ware zijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r geweest. Op diens raad is Frans, die aanvankelijk<br />

tot 1872 <strong>de</strong> hbs had gevolgd, naar het gymnasium overgegaan. In 1875 ging hij in<br />

Lei<strong>de</strong>n rechten stu<strong>de</strong>ren.<br />

In zijn Indische kin<strong>de</strong>rjaren heeft <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> dus niet steeds een onbekommerd<br />

leventje geleid. De afwezigheid van zijn moe<strong>de</strong>r geduren<strong>de</strong> enige tijd - hij was toen<br />

negen jaar - zal hem moeilijk gevallen zijn. Zijn va<strong>de</strong>r zat dikwijls op Tjicoppo. Het<br />

familieland werd sinds 1871 bestuurd door diens jongere broer George (geboren<br />

1819). Deze zou echter op 20 juni 1876 te Batavia ten huize van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong><br />

komen te overlij<strong>de</strong>n. Telkens weer heeft papa dus met tegenslag te kampen gehad.<br />

Toen al heeft waarschijnlijk <strong>de</strong> gedachte bij hem postgevat dat Tjicoppo eigenlijk<br />

maar het beste verkocht kon wor<strong>de</strong>n.<br />

Geld was er gelukkig meer dan genoeg. Meteen in 1873 al betrok <strong>de</strong> familie een<br />

prachtig huis, gelegen aan het Koningsplein. <strong>Louis</strong> kreeg daar alles wat zijn hart<br />

begeer<strong>de</strong>. Bijna vijftig jaar later, in 1921, heeft hij het nog eens teruggezien. Het<br />

verkeer<strong>de</strong> toen in verwaarloos<strong>de</strong> staat. Hij herken<strong>de</strong> het onmid<strong>de</strong>llijk: 46 ‘op <strong>de</strong>n hoek<br />

van het Koningsplein en een “gang” (zijstraat) het eigen ou<strong>de</strong>rlijke huis van vroeger!<br />

Het lieve, mooie, witte huis van vroeger, en het staat daar verfeloos, kalkeloos,<br />

vervallen en ik wil niet zien wat het gewor<strong>de</strong>n is [...]! Ik heb alleen even mijn keel<br />

voelen geknepen wor<strong>de</strong>n.’ - Elf jaar eer<strong>de</strong>r, in 1910, had hij zijn lezers al eens<br />

verteld: 47 ‘Ik vond er ons huis mooier dan in Den Haag, omdat het grooter was en <strong>de</strong><br />

tuin heel groot was en er bloeien<strong>de</strong> olean<strong>de</strong>rs waren. <strong>Een</strong> “olean<strong>de</strong>r”... dat zei<strong>de</strong> mij<br />

iets. Ik vond het er prettig, omdat ik er een bendie kreeg en een paard.’<br />

De vijf Indische jaren zijn <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling van grote betekenis<br />

geweest. Vooral moet hij het een bijzon<strong>de</strong>re ervaring gevon<strong>de</strong>n hebben dat hij <strong>voor</strong><br />

het eerst zoveel familiele<strong>de</strong>n ontmoette van wie hij tot dan toe alleen maar <strong>de</strong> naam<br />

gehoord had. Maar er is veel meer.<br />

<strong>Een</strong> van zijn vroegste herinneringen uit Batavia heeft hij beschreven met een<br />

charme waar alleen hij het geheim van ken<strong>de</strong>. 48 De gebeurtenis moet zich in het begin<br />

van 1873 hebben afgespeeld, toen <strong>de</strong> familie bezig<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


70<br />

was zich in te richten in het huis aan het Koningsplein. Met zijn moe<strong>de</strong>r ging <strong>Louis</strong><br />

<strong>de</strong> stad in naar een Chinese schrijnwerker, die antieke meubelen verkocht en <strong>de</strong>ze<br />

ook wel eens namaakte. De bedoeling was, er antieke, stoelen uit te zoeken. De<br />

Chinees gedroeg zich zeer beleefd. Plotseling boog hij enige malen heel diep <strong>voor</strong><br />

<strong>Louis</strong>, riep vrouw en zonen erbij, en toen die allemaal even diep als <strong>de</strong> koopman<br />

begonnen te buigen informeer<strong>de</strong> mevrouw <strong>Couperus</strong> wat die alles te betekenen had.<br />

Zij kreeg te horen: ‘omdat hij merkbaar geteekend is met een héel gelukkig teeken’.<br />

Het ging om een zeldzaam kruintje op <strong>Louis</strong>' <strong>voor</strong>hoofd. Volgens <strong>de</strong> Chinees gaf<br />

dit te kennen dat het kind een ‘groote ziel’ had. En hij leg<strong>de</strong> uit: ‘Daarmêe bedoel<br />

ik, dat <strong>de</strong> kleine meneer gelúkkig zal wor<strong>de</strong>n in het leven, dat hem wacht, omdat zijn<br />

ziel “groot” zal zijn en zal zien rond om hem heen, en al het moois zal zien wat er<br />

is op <strong>de</strong> wereld en in <strong>de</strong>n mensch. De “groote zielen”, die dat zoo zien, zijn <strong>de</strong> dichters<br />

en <strong>de</strong> kunstenaars: zij bootsen <strong>de</strong> natuur en het leven na, en die nabootsingen zijn<br />

hun geluk. Hun zielen zijn “groot”, omdat zij veel zien en veel begrijpen, en op hun<br />

beurt veel geven van wat zij ontvangen; want <strong>de</strong> “groote zielen” zijn mild. En omdat<br />

zij ontvangen en geven, en zien en bewon<strong>de</strong>ren en nabootsen, zijn zij gelukkig, is<br />

hun leven gelukkiger dan van vele an<strong>de</strong>re menschen: zij zijn <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

go<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n hebben hen lief...’ - Het belang van <strong>de</strong> anekdote ligt min<strong>de</strong>r in<br />

<strong>de</strong> gebeurtenis op zichzelf dan wel in <strong>Couperus</strong>' explicatie. Hij haalt <strong>de</strong> herinnering<br />

op om daarmee te on<strong>de</strong>rstrepen dat hij zich als een gelukkig mens beschouw<strong>de</strong>.<br />

Boven alles heeft hij zich dichter en kunstenaar meer in het algemeen geweten.<br />

Zijn moe<strong>de</strong>r was een lieve, eenvoudige vrouw, zegt <strong>Couperus</strong>, en zij was bang dat<br />

<strong>de</strong> Chinees haar zoontje te veel prees en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Zij begon weer over <strong>de</strong> stoelen.<br />

Maar <strong>Louis</strong> liep samen met <strong>de</strong> Chinese jongens naar het huisaltaar achter in <strong>de</strong> winkel.<br />

Hij zag er een plaat met twee go<strong>de</strong>n: ‘<strong>de</strong> eene was goedig en dik, glimlachend, blank,<br />

roze, in prachtig gou<strong>de</strong>n gewaad, met, om <strong>de</strong> lippen, lange hangsnorren... De an<strong>de</strong>re,<br />

achter hem <strong>de</strong>inzend, kronkel<strong>de</strong> in éen, en grijns<strong>de</strong>, verschrikkelijk, met bloed<br />

doorschoten oogen, zwart en scharlaken rood van gelaat en van haren en baard, en<br />

hij strekte klauwen<strong>de</strong> vingers uit, met scherpe, heel lange nagels...’ De jongens staken<br />

wierookstokjes aan. <strong>Louis</strong> was <strong>voor</strong> geen van bei<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n bang. In 1910 schreef hij<br />

- maar of hij het echt meen<strong>de</strong>? -: ‘... hoewel ik mijzelven zelfs ne<strong>de</strong>rig tel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

“kleine”, <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


heel “kleine” zielen, heb ik toch wèl het geluk gevon<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> Chineesche<br />

schrijnwerker bedoel<strong>de</strong>.’<br />

71<br />

In <strong>de</strong> kennissenkring van <strong>de</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk welgestel<strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, die in Batavia<br />

een veel hogere status had dan in Den Haag, dook al gauw een nieuw gezicht op. De<br />

twee fris uit Holland gekomen jonge dochters maakten in <strong>de</strong> Bataviaanse beau mon<strong>de</strong><br />

enige furore. Gerard J.P. Valette (later De la Valette) was toen een jongeman van<br />

twintig jaar, literair begaafd en iemand met fantasie en begrip. Over <strong>Louis</strong> heeft hij<br />

in 1913 geschreven: 49 ‘Wij ontmoetten elkaar het eerst te Batavia, toen hij een jongen<br />

van tien jaar was en ik zelf, pas in Indië aangekomen jong mensch, het huis zijner<br />

ou<strong>de</strong>rs bezocht. Enkele jaren later ging hij met <strong>de</strong>zen we<strong>de</strong>r naar Den Haag, terwijl<br />

ik in Indië bleef. Eer ik dat <strong>voor</strong>goed verliet, kwam ik slechts twee malen met verlof<br />

hierheen [Den Haag], hij eens <strong>voor</strong> een klein jaar naar Java over [1899], Tusschen<br />

ons terugzien lagen telkens vrij groote tusschenpoozen. Toch zag ik hem zoodoen<strong>de</strong><br />

vaak genoeg, als jongen, jongeling en man, in vertrouwelijken omgang.’ Valette<br />

heeft <strong>de</strong> beschikking gehad over een grote stapel, later helaas verdwenen, brieven<br />

die <strong>Couperus</strong> heeft geschreven ‘aan <strong>de</strong> jongste zijner getrouw<strong>de</strong> zusters’. Dat was<br />

Trudy, met wie Valette in 1877 gehuwd is. Jammer genoeg is die correspon<strong>de</strong>ntie<br />

pas in 1882 begonnen. Valette heeft een uitstekend geschreven portret van <strong>de</strong><br />

volwassen <strong>Couperus</strong> nagclaten. In 1899 zou hij <strong>de</strong> auteur helpen aan gegevens <strong>voor</strong><br />

diens roman De stille kracht. De twee kon<strong>de</strong>n goed met elkaar overweg.<br />

Eerst ging <strong>Louis</strong> nog naar een lagere school. Hij had die in Den Haag immers<br />

<strong>voor</strong>tijdig moeten verlaten. 50 Toen hij in 1914 na het uitbreken van <strong>de</strong> eerste<br />

wereldoorlog in München op straat vol emotie lie<strong>de</strong>ren hoor<strong>de</strong> zingen, herinner<strong>de</strong><br />

hij zich van <strong>de</strong> zanglessen: 51 ‘“Ich hatt' ein Waffenbru<strong>de</strong>r”...: dat heb ik ook nog<br />

gezongen, als kleine jongen, op <strong>de</strong> lagere school te Batavia’ In het <strong>voor</strong>jaar van 1917<br />

te Laren van het buitenleven genietend zou hij schrijven: 52 ‘“Holland is een heerlijk<br />

land!” juichte ik als schooljongen me<strong>de</strong> op <strong>de</strong> schoolbanken te Batavia.’ Het lied<br />

werd in zijn klas echter wel ‘afgezaagd door twintig ruw-rauwejongenskelen’.<br />

<strong>Een</strong> paar jaar later werd hij leerling van het gymnasium Willem III. Hij vond het<br />

er wel prettig. Maar ondanks al die positieve dingen miste hij in Indië toch ook iets: 53<br />

‘Ik was negen jaar, toen ik, geboren in Holland, naar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


72<br />

Indië ging, en nù weet ik pas, wat mij, op Java, bekoor<strong>de</strong>, en wat ik er miste [...]. Ik<br />

vond het heerlijk, dat <strong>de</strong> zon er scheen. De zon, o dat was iets oneigenlijks, iets<br />

verborgens in Holland, ook al scheen <strong>de</strong>s zomers <strong>de</strong> zon! Maar <strong>de</strong> staâge zon, dat<br />

was er iets god<strong>de</strong>lijks! <strong>Een</strong> kind lijdt niet van <strong>de</strong> warmte en ik, ik aanbad <strong>de</strong> zon. De<br />

zon was mij als een godheid. De zon in <strong>de</strong> blauwe lucht scheen mij God zelve toe,<br />

zijn óog minstens! De zon was een god, en <strong>de</strong> maan was zijn vrouw! [...] Maar nu,<br />

dat ik Italië lief heb [1910], weet ik, dat [...] ik in Indië miste het Latijnsche Zui<strong>de</strong>n,<br />

en nu weet ik waarom toèn, in Indië, een olean<strong>de</strong>r mij liever was dan een tropischen<br />

flamboyant [boom met vuurro<strong>de</strong> bloemen]. [...] Er was <strong>de</strong> zon, en het was wel het<br />

Zui<strong>de</strong>n, maar het Zui<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r emotie en zon<strong>de</strong>r herinnering, en toch was ik het<br />

kind van ou<strong>de</strong>rs in Indië. [...] Toch was er in Indië <strong>voor</strong> mij iets goeds: ik voel<strong>de</strong> er<br />

mij, als een klein groen vruchtje, rijpen; er zwol iets in mij, en <strong>de</strong> glimlach, die altijd<br />

glimpte in mijn kleine ziel, werd iets schitteren<strong>de</strong>r, van levensvreug<strong>de</strong>.’ - Alweer<br />

legt hij hier <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong> optimistische kanten van zijn karakter.<br />

<strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> in luxe en welstand. Iets an<strong>de</strong>rs zag hij niet. Prachtig was<br />

Weltevre<strong>de</strong>n, 54 ‘een <strong>voor</strong>name, lieve, witte, koloniale hoofdplaats en rezi<strong>de</strong>ntie. De<br />

huizen waren wel niet van architecturale schoonheid maar ze waren door onze<br />

grootou<strong>de</strong>rs en hun ou<strong>de</strong>rs gebouwd praktisch en luchtig, laag en wit, ruim en koel,<br />

op groote erven, met groote boomen, wier schaduwen een typisch contrast gaven<br />

met <strong>de</strong>n zonneval buiten schaduw. Langs <strong>de</strong> bree<strong>de</strong> lanen ging niet één enkele auto,<br />

maar gingen wel <strong>de</strong> mooie landauers van <strong>de</strong> “families” <strong>de</strong>r lieve jonge meisjes, en<br />

Lili, Toetie, Nonnie toer<strong>de</strong>n er met pa en ma het Koningsplein om, op <strong>de</strong>n statigen<br />

tred <strong>de</strong>r Preanger-paar<strong>de</strong>n. Terwijl <strong>de</strong> koetsier, een galonhoed op zijn hoofddoek,<br />

rustig <strong>de</strong>n toertred <strong>de</strong>r twee rossen hield in bedwang. En twee staljongens, in lange<br />

“badjoe” - <strong>de</strong>s Zondags was <strong>de</strong> liverei iets meer Europeesch - ie<strong>de</strong>r met zijn<br />

vliegekwast in <strong>de</strong> hand, op een tre<strong>de</strong> ston<strong>de</strong>n, achter op <strong>de</strong>n landauer. En bij ie<strong>de</strong>ren<br />

wegebocht van hun tre<strong>de</strong> afsprongen, om links en rechts, <strong>de</strong> kwast in <strong>de</strong> hand, <strong>de</strong><br />

statige zwenking <strong>de</strong>r impozante equipage te gelei<strong>de</strong>n. De lieve meisjes wuif<strong>de</strong>n<br />

elkan<strong>de</strong>r, passeeren<strong>de</strong>, heel lang met het zakdoekje tegen [...].’<br />

's Zondags was er overdag muziek op het Waterlooplein bij <strong>de</strong> zuil met <strong>de</strong> Leeuw<br />

van Waterloo. Dan kwamen <strong>de</strong> statige rijtuigen van <strong>de</strong> aanzienlijke families aanrij<strong>de</strong>n.<br />

Er was in <strong>de</strong> Harmonie en in Concordia ook avondmuziek, waar <strong>Couperus</strong>' zusters<br />

heen plachten te gaan. Over zich-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


73<br />

zelf als schooljongen op het gymnasium in Kramat spreekt hij 55 als van ‘een stoute<br />

jongen, die niet leeren wil<strong>de</strong>’. Met veel plezier <strong>de</strong>ed hij er mee aan het baarspel: 56<br />

‘een oorlogsspelletje met een vlaggetje, dat <strong>de</strong> vlugst loopen<strong>de</strong> moest zien te<br />

veroveren. Wij wisten van geen fiets en geen tennis, maar wij waren wel allen verliefd<br />

op <strong>de</strong> meisjes, die school - gingen in haar witte “baadjes”. <strong>Een</strong> los wit jurkje met een<br />

nauw om <strong>de</strong>n hals sluitend kraagje. Wij waren soms vreeslijk verliefd. De zon stoof<strong>de</strong><br />

ons jonge bloed, dat te borrelen begon. [...] De lieve meisjes woon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mooie<br />

huizen, op Koningsplein en omringen<strong>de</strong> notabele buurten. In bijna ie<strong>de</strong>r huis woon<strong>de</strong>n<br />

er een of twee.’<br />

Lang duur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> speeluren op school. 57 Van zijn zakgeld kocht <strong>Louis</strong> soms door<br />

een opening in <strong>de</strong> heg van een Chinees lekkere witte koekjes met Javaanse suiker. -<br />

En dan was er op school nog iets: ‘dat ik begreep thuis te moeten verzwijgen, er nóoit<br />

over te moeten spreken, zelfs niet met mijn moe<strong>de</strong>r. Het leven ging er <strong>voor</strong> mij open;<br />

<strong>de</strong> jongens, die mij, toen ik aankwam, héel dom von<strong>de</strong>n, leer<strong>de</strong>n mij <strong>de</strong> verborgen<br />

dingen en <strong>de</strong> wijze, nóoit on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> groote menschen, gezeg<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, en waren<br />

allemaal, óf verliefd op kleine meisjes, óf heel branie met <strong>de</strong> baboe's thuis van hun<br />

moe<strong>de</strong>rs of zusjes, óf zij had<strong>de</strong>n vriendjes op school, heel innige vriendjes. [...] Ik<br />

begreep, dat ik thuis moest oppassen, niets moest laten merken van álles wat ik al<br />

wist; al waren er dingen, die ik niet goed begreep.’<br />

De eerste kennismaking met <strong>de</strong> seksualiteit vond op natuurlijke wijze hier op<br />

school plaats, en het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong> niet alleen in <strong>de</strong> meest gebruikelijke<br />

praktijken werd ingewijd. In hoeverre hij er aan mee<strong>de</strong>ed laat hij in het mid<strong>de</strong>n. Dat<br />

hij van zijn ou<strong>de</strong>rs geen enkele vorm van seksuele opvoeding heeft gekregen lijkt<br />

wel vast te staan, maar dat was in die tijd meestal <strong>de</strong> gewone gang van zaken. De<br />

dingen die hij niet goed begreep kon hij, zon<strong>de</strong>r het gevaar te lopen uitgelachen te<br />

wor<strong>de</strong>n, aan niemand vragen. Hoe ver hij met zijn eigen vriendjes ging kan uit niets<br />

wor<strong>de</strong>n afgeleid.<br />

Voor een door het leven verwen<strong>de</strong> jongen als hij in die jaren was, beston<strong>de</strong>n er<br />

weinig re<strong>de</strong>nen tot eenzelvigheid of melancholie. 58 Hij genoot alleen maar, ‘omdat<br />

<strong>de</strong> zon zoo goud was in een lucht heel blauw, omdat er bóomen bloei<strong>de</strong>n met bloemen,<br />

omdat je een paard kreeg en een behdie, omdat je je ie<strong>de</strong>ren dag tweemaal mocht<br />

ba<strong>de</strong>n, en plassen in heel veel water, omdat er witte koekjes waren en purperen<br />

vruchten’. De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


74<br />

donkere zij<strong>de</strong>n waren ook hier in Indië eigenlijk alleen maar zijn al beken<strong>de</strong><br />

angstaanvallen, die te verklaren zijn uit zijn sterke fantasie: 59 ‘Het kind ken<strong>de</strong> later<br />

<strong>de</strong> Angst, in geheimzinmg Indië... Kent gij <strong>de</strong> tropische ure <strong>de</strong>r schemering, kort<br />

maar huiverig angstig, als alle gelui<strong>de</strong>n plotseling zwijgen: <strong>de</strong> huivervolle, angstige<br />

pooze, als tusschen <strong>de</strong> loovering van <strong>de</strong> waringins <strong>de</strong> bleeke spokegezichten<br />

uitstaren... [...] Het is het oogenblik, dat <strong>de</strong> geesten mèt u meê gaan door <strong>de</strong> over<strong>de</strong>kte<br />

gangen, die, door <strong>de</strong> tuinen, naar <strong>de</strong> groote badkamers gelei<strong>de</strong>n... Neem uw twee<strong>de</strong><br />

bad toch niet zoo laat... [...] Als het kind school had moeten blijven en heel laat het<br />

twee<strong>de</strong> bad moest nemen, goot hij zich het water over zijn rillen<strong>de</strong> lichaam uit terwijl<br />

<strong>de</strong> zwarte schimmen rondom hem dansten en boven hem drie vleêrmuizen in dreigen<strong>de</strong><br />

kringen zwapper<strong>de</strong>n.’<br />

Wat leer<strong>de</strong> hij op school? - Het leerprogramma van het gymnasium Willem III<br />

ken<strong>de</strong> geen ou<strong>de</strong> talen. Voor <strong>Couperus</strong> heeft dit nogal ernstige gevolgen gehad.<br />

Immers, toen hij in 1878 met zijn ou<strong>de</strong>rs naar Ne<strong>de</strong>rland terugkeer<strong>de</strong>, had papa geen<br />

an<strong>de</strong>re keuze dan hem op <strong>de</strong> hbs te plaatsen. Niet dat hij dat een bezwaar gevon<strong>de</strong>n<br />

- heeft: <strong>Louis</strong>' broer John Ricus had die school ook al bezocht, springplank naar Delft<br />

en een daar op volgen<strong>de</strong>' Indische ambtenarencarriére. Maar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> had nu<br />

eenmaal een veel meer uitgesproken alfa-aanleg en kwam wat dat betreft dus<br />

allerminst aan zijn trekken. Terugkijkend constateren wij dat er met zijn hele<br />

schoolopleiding van begin af aan veel mis is gegaan en dat dit niet zijn schuld was.<br />

Twee verschillen<strong>de</strong> lagere scholen in Den Haag en nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> in Batavia.<br />

Vervolgens twee mid<strong>de</strong>lbare scholen die slecht op elkaar aansloten. Van een<br />

harmonische ontwikkeling was dus geen sprake. Daarbij kwam dan nog <strong>de</strong> telkens<br />

vereiste aanpassing, van een kind dat van jongs af aan nu niet bepaald tot grote<br />

zelfstandigheid was opgevoed. In <strong>de</strong> puberteitsjaren - hij was vijftien jaar toen <strong>de</strong><br />

familie naar Den Haag terugkeer<strong>de</strong> - moest dit zich op een zeker ogenblik wel wreken.<br />

Hoezeer een klassieke opleiding in een vroeg stadium aan hem besteed zou zijn<br />

geweest, blijkt uit wat hij vertelt over zijn onverhoedse kennismaking met <strong>de</strong> antieke<br />

go<strong>de</strong>nwereld. Mythologie werd op het gymnasium namelijk wel on<strong>de</strong>rwezen: 60 ‘<strong>Een</strong><br />

groote emotie op school was het mij, toen ons <strong>de</strong> mythologie werd geleerd. Om niets<br />

wat mij geleerd werd, heb ik zoo een verrukte emotie gekend, als toen <strong>de</strong> Olymp<br />

<strong>voor</strong> mij open ging en ik al die go<strong>de</strong>n zag en godinnen. Ik vond het iets heerlijks,<br />

luister<strong>de</strong> aandachtig toe, schreef alles op, was in een koorts om al die plotse<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


75<br />

schoonheid.’ Het is <strong>de</strong> kiem gebleken van zijn later intense belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

oudheid, <strong>de</strong> antieke geschie<strong>de</strong>nis niet uitgezon<strong>de</strong>rd: 61 ‘Op school glimpte <strong>de</strong> vonk<br />

dikwijls en toen je <strong>de</strong> mythologie werd geleerd, schitter<strong>de</strong> het in je van vonken. Om<br />

geschie<strong>de</strong>nis ook glimpte <strong>de</strong> vonk. Eigenlijk glimpte <strong>de</strong> vonk altijd, als een glimlach<br />

in je kleine ziel, ook al waren er wel eens dagen, dat <strong>de</strong> vonk niet glimpte, en dan<br />

probeer<strong>de</strong> je je ongelukkiger te voelen dan je eigenlijk was.’ - Deze neiging tot een<br />

‘zum Lei<strong>de</strong>n bin ich geboren’, een zich verlustigen in eigen leed, treedt ook later<br />

dikwijls bij <strong>Couperus</strong> op. Zelfdramatisering was hem niet vreemd. Dit wezenskenmerk<br />

heeft overigens tot vele prachtige bladzij<strong>de</strong>n geleid.<br />

Rampzalige gebeurtenissen heeft hij in Indië ook gekend. Dat <strong>Louis</strong><br />

gecompliceer<strong>de</strong>r was dan hij zelfin zijn jeugdherinneringen wel toegeeft, blijkt uit<br />

een <strong>voor</strong>val dat zijn latere vrouw Elisabeth Baud nooit meer heeft kunnen vergeten.<br />

Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud is op 30 oktober 1867 in Batavia geboren.<br />

Haar va<strong>de</strong>r, Jan W.C.R. Th. Baud, was toen negenentwintig jaar oud. Eerst is hij<br />

artillerieluitenant bij het Ne<strong>de</strong>rlands-Indisch Leger geweest, daarna waarnemend<br />

ingenieur bij <strong>de</strong> geografische dienst in Indië en vervolgens commies-kashou<strong>de</strong>r en<br />

vendumeester te Buitenzorg. Voorts vermeldt zijn carriére nog functies als secretaris<br />

van Batavia, assistent-resi<strong>de</strong>nt van Bawean en van Meester Cornelis, waarna hij<br />

tenslotte in 1876 directeur en administateur van een tabakson<strong>de</strong>rneming in Deli is<br />

gewor<strong>de</strong>n. Zes jaar later kwam hij te sterven. Zijn moe<strong>de</strong>r, dat wil dus zeggen<br />

Elisabeths ene grootmoe<strong>de</strong>r, was een zuster van papa <strong>Couperus</strong>: Wilhelmina <strong>Couperus</strong>,<br />

te Batavia geboren in 1818. Jan Baud trouw<strong>de</strong> met Johanna W.P. Steenstra Toussaint,<br />

wier moe<strong>de</strong>r - Elisabeths an<strong>de</strong>re grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong>rhalve - eveneens een zuster van<br />

papa <strong>Couperus</strong> was: Elisabeth <strong>Couperus</strong>, in 1821 te Batavia geboren. Elisabeth Baud<br />

is naar haar genoemd. Haar grootva<strong>de</strong>r van va<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong> is <strong>de</strong> minister van Koloniën<br />

G.L. Baud geweest. Het is even verbazingwekkend als verontrustend te constateren<br />

hoe sterk <strong>de</strong>ze mensen steeds weer opnieuw binnen <strong>de</strong> eigen familie getrouwd zijn.<br />

Toen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later zijn nichtje huw<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ed hij bepaald niet iets onverwachts.<br />

Elisabeth had tamelijk avontuurlijke kin<strong>de</strong>rjaren. Nog geen twee jaar oud, voer<br />

zij met haar va<strong>de</strong>r op een zeilschip om Kaap <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Hoop naar Holland. 62 Het<br />

Suezkanaal zou immers pas daarna in gebrulk wor<strong>de</strong>n genomen. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

kan haar dus al in zijn kleuterjaren in Den<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


76<br />

Haag ontmoet hebben. Maar als jongetje dat toen bijna naar school ging heefft hij<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk niet met haar gespeeld, en hij zal Elisabeth ook wel niet veel aandacht<br />

geschonken hebben. Die scha<strong>de</strong> haal<strong>de</strong> hij later in Batavia in. Lang na zijn dood<br />

herinner<strong>de</strong> Elisabeth zich nog hoe zij in <strong>de</strong> donkere regentijd, als <strong>de</strong> grote mensen<br />

hun siësta hiel<strong>de</strong>n, samen met hem in <strong>de</strong> binnengalerij speel<strong>de</strong>. Terwijl ie<strong>de</strong>reen sliep<br />

en <strong>de</strong> tropische regens neerstroom<strong>de</strong>n, vroeg zij hem bij <strong>voor</strong>keur: 63 ‘Waar ben jij<br />

meer bang <strong>voor</strong>, zeg... <strong>voor</strong> dieven... of <strong>voor</strong> móor<strong>de</strong>naars??’ Zij was toen niet<br />

meer dan een klein, bleek blond meisje, vier jaar jonger dan <strong>Louis</strong>. Maar <strong>de</strong> rillingen<br />

liepen hem over <strong>de</strong> rug, en <strong>Louis</strong> zegt zelf: ‘Toen heb ik, uit <strong>de</strong>n grond van mijn<br />

bevend hart, gestameld: “O... <strong>voor</strong> móor<strong>de</strong>naars... want diè... die maken je dood!”’<br />

Soms nam hij wraak. Elisabeth herinner<strong>de</strong> zich ook min<strong>de</strong>r aangename kanten<br />

van haar neefs karakter: ‘Hij had driftbuien nu en dan. Schertsend wees ik hem later<br />

dikwijls op een buil, die ik altijd op mijn <strong>voor</strong>hoofd behield, en zei<strong>de</strong> dan: “Dat is<br />

nog van dien keer, dat je mij tegen <strong>de</strong>n rand van <strong>de</strong> tafel hebt geduwd.”’ - Maar over<br />

het algemeen kon<strong>de</strong>n zij goed met elkaar overweg. <strong>Een</strong> jongen met veel vriendjes<br />

was <strong>Louis</strong> in Indië niet - hij heeft trouwens zijn hele ver<strong>de</strong>re leven meer vriendinnen<br />

en familie om zich heen gehad dan vrien<strong>de</strong>n - en zo wend<strong>de</strong> hij zich bij <strong>voor</strong>keur tot<br />

dit vier jaar jongere nichtje, van wier genegenheid hij zeker was. In <strong>de</strong> veranda<br />

hervatte hij met haar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke fantasiespelletjes waar hij eigenlijk al te groot<br />

<strong>voor</strong> was gewor<strong>de</strong>n. ‘Hij verzamel<strong>de</strong> allerlei kleinighe<strong>de</strong>n,’ zo vertel<strong>de</strong> Elisabeth<br />

eens, ‘waarmee wij dan samen “verhalen maakten”, maar ie<strong>de</strong>r van ons maakte zijn<br />

eigen verhaal, zijn eigen roman. Alles was van onze gading: leege lucifers- en<br />

pillendoosjes, klosjes, linten. De ou<strong>de</strong>rs bezaten als alle families in Indië <strong>de</strong> heel<br />

groote presenteerbla<strong>de</strong>n; die namen wij in beslag om er onze verzamelingen op te<br />

kunnen doen “levenx”, doch ook <strong>de</strong> meubels behoor<strong>de</strong>n tot het gebied onzer<br />

verbeeldingen en, wat een vrouw of een meisje moest <strong>voor</strong>stellen; was met een lint<br />

getooid. Toen <strong>de</strong> presenteerbla<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n op hoog bevel ons afgenomen<br />

waren, doorzochten wij <strong>de</strong> kasten en nu was het een ou<strong>de</strong> plank daaruit, die eerst<br />

leeggegooid was en waarop alles werd geschikt.’<br />

Deze spelletjes hebben Elisabeth en <strong>Louis</strong> lange tijd <strong>voor</strong>tgezet. Maar plotseling<br />

kon papa <strong>Couperus</strong> zich niet langer meer beheersen. Driftig maakte hij er een ein<strong>de</strong><br />

aan, geërgerd omdat zijn jongste zoon zich met<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


77<br />

zulke kin<strong>de</strong>rachtige rommel bezighield. <strong>Louis</strong>, zegt Elisabeth, ‘had toen het gevoel,<br />

nà die woor<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r: “De kin<strong>de</strong>rtijd is heen, als ze er dan niets van<br />

begrijpen, dan er maar nooit meer aan gedaan,” en <strong>Louis</strong>, driftig, met één gebaar,<br />

streek boos alles weg. Nooit hebben wij dát spel samen meer gespeeld.’<br />

In zijn eigen geschreven souvenirs komt <strong>de</strong>ze scène bij <strong>Couperus</strong> nergens <strong>voor</strong>.<br />

Wil<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> herinnering maar liever niet oprakelen, uit respect, en toch ook wel<br />

sympathie <strong>voor</strong> zijn va<strong>de</strong>r na diens dood? Hij was niet rancuneus. De op zichzelf<br />

bepaald niet ongebruikelijke moeilijkhe<strong>de</strong>n tussen va<strong>de</strong>r en zoon, zoals die zich ook<br />

later hebben <strong>voor</strong>gedaan, heeft hij scherp genoeg geanalyseerd en terzij<strong>de</strong> geschoven<br />

omdat hij ze als onvermij<strong>de</strong>lijk heeft doorzien. Verte<strong>de</strong>rend is <strong>de</strong> relatie over en weer<br />

nooit geweest. Desondanks heeft <strong>Couperus</strong> terloops bijzon<strong>de</strong>r aardige dingen over<br />

zijn va<strong>de</strong>r geschreven, en dit niet op een manier die <strong>de</strong> indruk van hypocrisie wekt.<br />

Toen hij eenmaal op het gymnasium Willem III zat, bemoei<strong>de</strong> papa zich meer met<br />

hem: hij kon nu re<strong>de</strong>lijk met <strong>de</strong>ze opgroeien<strong>de</strong> zoon praten. De afstand werd kleiner.<br />

<strong>Couperus</strong> zegt: 64 ‘Wij leer<strong>de</strong>n op school Fransch en Duitsch, en papa vond dat gek,<br />

en wil<strong>de</strong> mij Engelsch leeren. Hij nam toen een roman, ik weet niet meer van wie:<br />

Agincourt, heette het boek, een historiesch verhaal, en liet mij da<strong>de</strong>lijk lezen, leeren<strong>de</strong><br />

mij <strong>de</strong>n uitspraak en <strong>de</strong> grammaire bij ie<strong>de</strong>r woord. Het was heel an<strong>de</strong>rs dan op<br />

school, maar ik las Engelsch binnen éen week, en binnen een paar maan<strong>de</strong>n las ik<br />

vlot alle Engelsche boeken. Mijn va<strong>de</strong>r had een ongelooflijk vlugge manier om iets<br />

te on<strong>de</strong>rwijzen [...].’ Het was <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> waarvan ook John Ricus junior al<br />

geprofiteerd had.<br />

Maar natuurlijk bezat <strong>Louis</strong> een vlug verstand. Hij leer<strong>de</strong> gemakkelijk, zolang het<br />

maar om woor<strong>de</strong>n ging en niet om begrippen. Deze aanleg <strong>voor</strong> talen heeft hij<br />

dui<strong>de</strong>lijk geërfd. John Ricus junior <strong>de</strong>el<strong>de</strong> aan Henri van Booven in<strong>de</strong>rtijd mee: 65<br />

‘Onze va<strong>de</strong>r was in <strong>de</strong>n grond van zijn hart literator, grondig op <strong>de</strong> hoogte van zijn<br />

Latijn en Grieksch, en evenzoogoed bekend met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re talen: Fransch, Duitsch,<br />

Engelsch, Italiaansch en bovendien Maleisch. Mag ik hieruit <strong>de</strong> conclusie trekken<br />

dat <strong>de</strong> aantrekkingskracht die <strong>de</strong> schoone letteren later in zoo groote mate op <strong>Louis</strong><br />

uitoefen<strong>de</strong>n, hereditair te noemen is? Daarentegen stond <strong>Louis</strong> met meetkun<strong>de</strong> en<br />

algebra, met natuur- en scheikun<strong>de</strong> reeds in zijne jeugd op zeer gespannen voet. Ook<br />

alweer overgeërfd van onzen va<strong>de</strong>r: meetkun<strong>de</strong>, ja<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


78<br />

dat ging nog wel, het kwam daarbij aan op logika; natuurkun<strong>de</strong>, ook wel, maar<br />

algebra: (a + b) 2 een gruwel <strong>voor</strong> mijn ou<strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r, en eveneens <strong>voor</strong> mijn jongsten<br />

broe<strong>de</strong>r iets ondoorgron<strong>de</strong>lijks; scheikun<strong>de</strong>, neen! zwavelwaterstof, dat was een<br />

afgrijselijk ding! waar bei<strong>de</strong>n, va<strong>de</strong>r en broe<strong>de</strong>r een hartgrondigen afkeer van had<strong>de</strong>n.’<br />

Voor <strong>de</strong>ze schaduwzij<strong>de</strong>n van het schoolleven beston<strong>de</strong>n overigens genoeg<br />

compensaties. Zo waren er <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rbals in <strong>de</strong> Harmonie - <strong>de</strong> sociëteit - , waar <strong>Louis</strong><br />

en Elisabeth eens, in 1875, als page en markiezin verkleed naartoe gingen. Niet alleen<br />

<strong>de</strong> toen door Woodbury & Page te Batavia gemaakte foto's zijn bewaard gebleven,<br />

ook een geschreven herinnering eraan vertelt er ons iets over: 66 ‘wij bezitten nog<br />

onze kin<strong>de</strong>rportretten: zij, in een marquisetoiletje, een marquisetje van acht jaar,<br />

gepoeierd, met een moesje op <strong>de</strong> wang; ik, als een page en ik herinner mij nog het<br />

pakje, dat mijn zusters mij had<strong>de</strong>n gemaakt: zwart fluweel met gele satijnen crêvé's<br />

en ik was erg trotsch op die eerste travesti.’ Elisabeth droeg roze satijn met<br />

rozeknopjes en witte tule. Haar va<strong>de</strong>r heeft haar fotoportretje ingekleurd. 67 Hij schreef<br />

er bij: ‘Je bent weer zoo coquet geweest op dat bal.’ Of zij er ook veel gedanst heeft?<br />

Misschien met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren, maar waarschijnlijk nauwelijks met <strong>Louis</strong>. Die<br />

hield niet erg van dansen. Liever flaneer<strong>de</strong> hij wat door <strong>de</strong> zaal, terwijl hij met zijn<br />

dame converseer<strong>de</strong>. Het grootste evenement vond hij ook toen al zijn fluwelen<br />

kostuum. Dit is in <strong>de</strong> familie lang bewaard gebleven en werd later ook nog vaak<br />

gebruikt <strong>voor</strong> verkleedpartijen. Het is roemloos geëindigd op straat, waar <strong>Couperus</strong>'<br />

naneven er in hebben gevoetbald.<br />

Ook zijn gewone kleren in Indië vond <strong>Louis</strong> een heerlijk bezit. 68 Hier zien wij al<br />

<strong>de</strong> dandy in <strong>de</strong> dop: ‘Ik vond er mij een meneertje da<strong>de</strong>lijk, orndat ik witte broeken<br />

kreeg, verlakte schoenen droeg <strong>de</strong>s avonds, en meê mocht naar <strong>de</strong> opera [...].’ Papa's<br />

lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> muziek, <strong>voor</strong> opera <strong>voor</strong>al, heeft <strong>Louis</strong> ge<strong>de</strong>eld. 69 Zelfs horen wij van<br />

Henri van Booven dat <strong>Louis</strong>' va<strong>de</strong>r, 'met een mooie stem begaafd, zijn zoon bovendien<br />

in zang on<strong>de</strong>rrichtte, en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> toneelspel gaan<strong>de</strong> maakte’. Ook in <strong>de</strong>ze muzische<br />

zaken kon<strong>de</strong>n zij elkaar dus vin<strong>de</strong>n. In an<strong>de</strong>re opzichten bleven <strong>de</strong>sondanks <strong>de</strong><br />

verschillen groot. <strong>Een</strong> avontuurlijk leven in <strong>de</strong> rimboe, zoals John Ricus dat een tijd<br />

lang beleefd heeft, was bepaald niet <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> weggelegd. John Ricus junior<br />

schreef: 70 ‘mijn va<strong>de</strong>r [voel<strong>de</strong>] veel <strong>voor</strong> sport van dien tijd: zwemmen, schermen,<br />

paardrij<strong>de</strong>n, voetreizen en <strong>de</strong>rgelijke. <strong>Louis</strong> daarentegen heeft daar<strong>voor</strong> nooit iets<br />

gevoeld. De sport-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


79<br />

chromosoom is dus niet van <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n jongsten zoon overgeplant. Kaartspel,<br />

schaken, billardspel, waren allen <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> nuttelooze inspanningen van lichaam<br />

of geest, waardoor hij zich niet voel<strong>de</strong> aangetrokken.’ Dat <strong>Louis</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gewone<br />

sportbeoefening op het gymnasium Willem III volstrekt niets voel<strong>de</strong>, wordt bevesrigd<br />

door een mon<strong>de</strong>ling overgelever<strong>de</strong> anekdote. <strong>Een</strong> schoolvriendje wist later nog dat<br />

<strong>Louis</strong> het bij die lessen niet alleen geheel af liet weten, maar dat hij bovendien<br />

ostentatief in een luie stoel ging liggen, om zich vervolgens met een waaier enige<br />

koelte toe te wuiven. 71 Het verhaal kan apocrief zijn, maar past wel goed in het beeld.<br />

In <strong>de</strong> zomer van 1878 zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>Louis</strong> weer teruggaan naar Ne<strong>de</strong>rland,<br />

waardoor <strong>Louis</strong> van zijn nichtje geschei<strong>de</strong>n raakte. Maar zij was zelf toen toch al<br />

naar Deli vertrokken, nadat haar va<strong>de</strong>r in 1876 het administrateurschap van een<br />

tabakson<strong>de</strong>rneming op zich had genomen. <strong>Een</strong> jaar later reis<strong>de</strong> ook zijn vrouw Jeanne<br />

Baud daarheen, in gezelschap van haar kin<strong>de</strong>ren en een gouvernante. Elisabeth, <strong>de</strong><br />

oudste, was toen tien jaar. Op haar volg<strong>de</strong>n het vier jaar jongere zusje Rica en <strong>de</strong><br />

zeven jaar jongere broer Willem (‘Willy’). In Deli zou Elisabeth er in 1879 nog een<br />

zusje bij krijgen, dat Wilhelmina genoemd werd. De leeftijdsverschillen en het feit<br />

dat zij <strong>de</strong> eerstgeborene was plaatsten haar dus in een volkomen an<strong>de</strong>re gezinssituatie<br />

dan <strong>Louis</strong>: zij was <strong>de</strong> oudste die <strong>voor</strong> jongere kin<strong>de</strong>ren hielp zorgen, hij verreweg<br />

<strong>de</strong> jongste en een kind waar <strong>voor</strong> gezorgd wérd. Geduren<strong>de</strong> hun hele latere huwelijk<br />

heeft Elisabeth, hoewel dus vier jaar jonger dan hij, <strong>de</strong> materiële leiding gehad en<br />

zij kon dat goed: zij was het van kind af gewend geweest. An<strong>de</strong>rzijds bleef er het<br />

even belangrijke feit dat <strong>Louis</strong> genealogisch een generatie hoger stond.<br />

Haar kin<strong>de</strong>rtijd in Deli noem<strong>de</strong> zij later romantisch. Haar on<strong>de</strong>rvindingen zou<strong>de</strong>n<br />

een roman van Gustave Aimard niet ontsierd hebben. In zijn eerste jaar had haar<br />

va<strong>de</strong>r er een groot huis laten bouwen, ‘hoog op palen, van hout - <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re huizen<br />

waren van bamboe, en het huis stond op een soort landtong in <strong>de</strong> rivier, met water<br />

aan alle kanten. Daar om heen <strong>de</strong> schuren, dan <strong>de</strong> vel<strong>de</strong>n, en rondom ons het woud,<br />

<strong>de</strong> geheimzinnigheid, <strong>de</strong> verlatenheid... Ook al was het druk om ons: <strong>de</strong> opzichters,<br />

<strong>de</strong> oppassers, driehon<strong>de</strong>rd koelie's... Tusschen die driehon<strong>de</strong>rd koelie's waren, wij,<br />

enkele Europeanen, verlaten...’<br />

Naast dit huis en <strong>de</strong> hut van een zon<strong>de</strong>rlinge Franse weduwnaar bevond zich een<br />

klein kerkhof, waar diens vrouw begraven lag. In 1882 is op Deli<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


80<br />

ook Elisabeths toen elfjarige zusje Rica gestorven en ter aar<strong>de</strong> besteld. 72 Zij herinner<strong>de</strong><br />

zich later nog hoe vreemd het was, zo dicht naast dat grafveld te wonen. Diep in <strong>de</strong><br />

rimboe dreig<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> Bataks met opstand, omdat het land hun was<br />

afgenomen. In <strong>de</strong> omtrek wer<strong>de</strong>n soms moor<strong>de</strong>n gepleegd en er was sprake van<br />

bloedige rooftochten. Zo werd eens op een naburige on<strong>de</strong>rneming een tabaksplanter<br />

met zijn hele gezin gedood. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r werd afschuwelijk gemarteld. Er was wel een<br />

kleine bezetting in <strong>de</strong> buurt gelegerd - een kapitein met twee luitenants en een handvol<br />

soldaten -, maar tot het huis van <strong>de</strong> familie Baud was dat toch nog een kwartier rij<strong>de</strong>n.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijke bescherming garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hun aanwezigheid dus niet.<br />

On<strong>de</strong>r het huis bevond zich tussen <strong>de</strong> palen een kot waarin soms onwillige koelies<br />

<strong>voor</strong> een nacht wer<strong>de</strong>n opgesloten. Elisabeth hoor<strong>de</strong> ze vloeken, schreeuwen en<br />

stampen. Het kind werd niet bepaald zachtzinnig opgevoed. Bij <strong>de</strong> rivier, vijf minuten<br />

van het huis, was van bamboe een badkamer gebouwd. Soms zei haar va<strong>de</strong>r, het was<br />

dan al avond: ‘kleine... ik geloof, dat ik mijn sigarenkoker in <strong>de</strong> badkamer heb laten<br />

liggen: ga hem eens halen...’ De man had die daar dan met opzet vergeten. Elisabeth<br />

werd gedwongen er naar toe te gaan, dwars door <strong>de</strong> donkere tuin en over <strong>de</strong> zwarte<br />

vel<strong>de</strong>n. Ze ril<strong>de</strong> van angst in <strong>de</strong> tropische nacht vol vreem<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n. Haar va<strong>de</strong>r,<br />

die ook van woeste paar<strong>de</strong>n hield en <strong>de</strong>ze graag <strong>voor</strong> zijn bendie span<strong>de</strong>, liet haar<br />

naast zich zitten terwijl hij men<strong>de</strong>. Soms viel het karretje om, of er brak wel eens<br />

een as. Op die manier trachtte hij haar onverschillig te maken <strong>voor</strong> dreiging en gevaar.<br />

's Nachts slopen om het huis heen dikwijls <strong>de</strong> gruwelijke tijgers. <strong>Een</strong>s zag Elisabeth<br />

door <strong>de</strong> jaloezieën er eentje in het donker wegsluipen. Maar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag wer<strong>de</strong>n<br />

alleen sporen van mensenhan<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n... Zo kwamen daar, vermomd in een<br />

tijgerhuid, <strong>de</strong> Bataks spioneren. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer bleek in <strong>de</strong> nacht, zo herinner<strong>de</strong> zij<br />

zich jaren later, als beleef<strong>de</strong> waarschuwing een bosje haar met bloed aan een van <strong>de</strong><br />

palen waar het huis op rustte vastgespijkerd te zijn.<br />

Opstand smeul<strong>de</strong> <strong>voor</strong>tdurend. Nu eens werd's nachts een aantal koffieschuren in<br />

brand gestoken, dan weer een employé in hin<strong>de</strong>rlaag aangevallen. Hij vluchtte naar<br />

het huis van <strong>de</strong> familie Baud, waar Elisabeths moe<strong>de</strong>r zijn won<strong>de</strong>n verbond. ‘En<br />

toch, hoewel ik báng was, vond ik het “interessant”,’ zei Elisabeth als volwassen<br />

vrouw. ‘Ik was een romanesk kind, en ik vond het “interessant”. Toen wij later op<br />

Buitenzorg woon-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


81<br />

<strong>de</strong>n, vond ik het leven bleek, en zon<strong>de</strong>r belang, en zon<strong>de</strong>r emotie [...], en ik verlang<strong>de</strong><br />

terug naar het huis op <strong>de</strong> landtong bij <strong>de</strong> rivier, daar ginds in Deli...’ - Aan dit alles<br />

maakte op <strong>de</strong> eerste januari van het jaar 1883 <strong>de</strong> dood van haar va<strong>de</strong>r een ein<strong>de</strong>.<br />

Maar dat was al in Buitenzorg.<br />

Van <strong>de</strong>ze rimboeavonturen heeft <strong>Louis</strong> als jongen geen weet gehad, tenzij misschien<br />

door brieven er iets van tot hem doordrong. Terwijl Elisabeth <strong>de</strong> tijgers rond het huis<br />

hoor<strong>de</strong> krijsen - ‘tragiesch en razend, als immense katten’ -, zat hij op een sombere<br />

hbs in Den Haag te kniezen. Hij werd er gedwongen zich over meetkundige problemen<br />

en algebraïsche vraagstukken te buigen, die hij niet begreep en die hem nog min<strong>de</strong>r<br />

interesseer<strong>de</strong>n. Van zijn feestelijke Indische jongensjaren was niets meer over dan<br />

een verdampte illusie in het land van het Ik, met zijn triest en grijs klimaat. Verbannen,<br />

zoals zijn moe<strong>de</strong>r er zich vol heimwee verbannen moet hebben gevoeld - en misschien<br />

ook wel zijn fantasierijke va<strong>de</strong>r.<br />

Literair heeft hij die Indische tijd, behalve in enkele als herinneringen geschreven<br />

schetsen, slechts in het vier<strong>de</strong> boek van Metamorfoze gestalte gegeven. Het ‘boek<br />

van anarchisme’ beschrijft <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> jeugd van een elfjarige Hollandse jongen in<br />

Batavia. Het verbaast ons niet dat die ook nu weer Kareltje heet. 73 Vermeld wor<strong>de</strong>n<br />

een particuliere school en het baarspel, het moet dus gaan om <strong>de</strong> school die <strong>Louis</strong><br />

bezocht <strong>voor</strong> hij naar het gymnasium Willem III ging. Hij spreekt over me<strong>de</strong>leerlingen,<br />

on<strong>de</strong>r wie een grotere jongen die hem een klap geeft. 74 Ook horen we van een<br />

kin<strong>de</strong>rbal, 75 en er tre<strong>de</strong>n jongens op die elkaar seksueel inwij<strong>de</strong>n, 76 Zelfs gaat <strong>Couperus</strong><br />

zo ver te gewagen van ‘onbewuste dubbelzinnigheid van knapenvriendschap, die<br />

strijdt tegen zichzelve - drang van viriliteit, nog sekse-schuw, en daarom zoeken<strong>de</strong><br />

in eigen sekse een tee<strong>de</strong>r wit’. 77<br />

Kareltje is hier bijna <strong>de</strong> karikatuur van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als jongen: 78 ‘een klein<br />

katje, oppervlakkig, vol kleine egoïsmetjes, nieuwsgierigheidjes, dunne emotietjes<br />

als van een jongens-poppenzieltje... Dat zoû later wor<strong>de</strong>n een kou<strong>de</strong>, nette, kleine<br />

gommeux, en daarna een zich pozeeren als net mensch: een net mannetje van <strong>de</strong><br />

wereld, vol geheimen on<strong>de</strong>ugd.’ Wij herkennen <strong>Couperus</strong> daarin wel enigszins. Het<br />

weglaten echter van al zijn an<strong>de</strong>re eigenschappen, <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> excellente, leidt<br />

<strong>de</strong>sondanks tot een tamelijk eenzijdig zelfportret van <strong>de</strong> auteur als kleine jongen.<br />

Maar - en dit zal steeds een probleem blijven - in hoeverre mogen wij <strong>de</strong> schrijver<br />

met zijn figuren i<strong>de</strong>ntificeren? Wat dit aangaat moet grote <strong>voor</strong>zichtigheid in acht<br />

genomen blijven wor<strong>de</strong>n.<br />

Eindnoten:<br />

1 W. van Itallie-Van Emb<strong>de</strong>n, Spreken<strong>de</strong> portretten (1925), 85.<br />

2 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ I (Vad. 13 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten (1917), 73.<br />

3 Gegevens uit het Haags Gemeente Archief. Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> ook reeds F.L. Bastet,<br />

‘Mauritska<strong>de</strong> 43’, in Juffrouw Ida 11 (1985), 3, 15-21.<br />

4 ‘Toen ik een kleine jongen was...’ (Vad. 8 oktober 1910), in De zwaluwen neêr gestreken (1911),<br />

66.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 68.<br />

6 ‘De tentoonstelling in <strong>de</strong> Terme Diocleziane’ (Vad. 27 mei 1911.), in Rome 11 (1915), 65.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


7 ‘Diverse pluimages’ (Vad. 1 juli 1911), in Genève, Florence 1 (1915), 25.<br />

8 Van Itallie, Pontretten, 85.<br />

9 Zie noot 4, 69.<br />

10 In een brief aan S.F. van Oss uit 1922 (Singapore) spreekt <strong>Couperus</strong> van Elisabeths<br />

‘Calvinistische grootmoe<strong>de</strong>r’.<br />

11 ‘Kin<strong>de</strong>rsouvenirs’ (Vad. 15 oktober 1910), in Zwaluwen, 84.<br />

12 ‘De vonk’ (Vad. 5 oktober 1910), in Zwaluwen, 167.<br />

13 ‘De Angst’ (Vad. 16 september 1911). in Genève, Florence 1 (1915), 57.<br />

14 Zie noot 12, 168.<br />

15 ‘Herinneringen aan <strong>de</strong> lente’ (H.P. 5 mei 1917), in Proza 11 (1924), 27.<br />

16 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel (1918), 54.<br />

17 ‘Maison’ (H.P. 29 juli 1916), in Proza 11, 108.<br />

18 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ 11 (Vad. 20 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 83.<br />

19 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 94.<br />

20 Zie noot 4, 68.<br />

21 ‘Parfum’ (H.P. 8 juli 1916), in Proza 11, 79.<br />

22 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11 (1915), 11, 51.<br />

23 Van Itallie. Portretten, 86.<br />

24 Zie noot 2, 73.<br />

25 Zie noot 4, 70.<br />

26 De familie vertrok kort hierna naar Indië. Catharina herinner<strong>de</strong> zich in 1923 een contaminatie<br />

van zijn kin<strong>de</strong>rverhaaltjes: ‘... een paar jaar later ont<strong>de</strong>kte mijn jongste zuster [Trudy] een<br />

verhaaltje door hem geschreven. Iets van een gierigaard, die altijd maar goud verzamel<strong>de</strong>, en<br />

dat goud ging in vlammen op. Ze wil<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>lezen, hij werd boos, trachtte haar tegen te<br />

hou<strong>de</strong>n, barstte in tranen uit.’<br />

27 Zie noot 4, 71.<br />

28 Zie noot 4, 72.<br />

29 V. Booven, Leven, 51-52. Van Booven heeft zijn me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van een zekere ir. J.v.S. gekregen:<br />

misschien <strong>de</strong> J.J. van Santen, die opduikt in <strong>de</strong> briefwisseling met Veen? Zie Waar<strong>de</strong> Heer<br />

Veen (1977), 61 nr. 61 en 62; 66 nr. 70; 94 nr.118; 101 nr.128.<br />

30 Zie noot 4, 72.<br />

31 Brief IV d.d. 15 augustus 1914 (Vad. 15 november 1914), in Breiven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />

toeschouwer (1918), 31.<br />

32 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, Gouvernements-cultures met of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1863).<br />

33 Oostwaarts, I.<br />

34 Het citaat laat zien dat <strong>Couperus</strong> bepaald wel trots was op het verle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> familie. Het<br />

wordt ingeleid met <strong>de</strong> regels: ‘De Indische traditie had steeds in mijn familie geheerscht - mijn<br />

overgrootva<strong>de</strong>r was Abraham <strong>Couperus</strong>, Gouverneur van Malakka geweest; mijn grootva<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> Gouverneur-Generaal Reynst’.<br />

35 Zie noten 12, 4, 11, 22, 2 en 18.<br />

36 Zon<strong>de</strong>r opdracht gebun<strong>de</strong>ld in <strong>Een</strong>e illuzie (1892), 3 e.v. Zie echter De Gids (1890) 1, 162:<br />

‘Aan Betty B.’.<br />

37 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 1 a 2. Papa over zichzelf: ‘Lorsqu' en 1867 on voulait constituer un<br />

Ministère Conservatif, le Comte De Schimmelpenning [sic] et le Conseiller Pape Iui offrirent<br />

le portefeuille <strong>de</strong>s Colonies; mais n'étant point du tout un pur conservatif ni un bon orateur, et,<br />

sachant qu'on aurait besoin d'un beau-parleur pour le Parlement existant, il ne voulait pas<br />

s'associer avec l'éventuel Ministère conservatif. En 1873 il repartit à Java afin d'avoir l'oeil sur<br />

le premier placement <strong>de</strong> ses <strong>de</strong>ux fils aînés.’<br />

38 Zie noot 12, 168.<br />

39 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 11 e 82.<br />

40 ‘Sol y sombra.’ (Vad. 7 juni 1913), in Spaansch tourisme (1915) 1, 54.<br />

41 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München (1915), 2.<br />

42 Amice. Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever (1977), 46 brief 365.<br />

43 Oostwaarts, 19.<br />

44 In 1921 meld<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> (Oostwaarts, 114), wat Henri Borel ook al had gezien, ‘dat een <strong>de</strong>r<br />

twee ou<strong>de</strong> waringins onrecht is aangedaan, toen men hem een <strong>de</strong>el zijner stammen en luchtwortels<br />

ontnam, omdat er een over<strong>de</strong>kte dansvloer gesticht moest wor<strong>de</strong>n.’<br />

45 V. Booven, Leven, 27.<br />

46 Oostwaarts, 113.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 Zie noot 4, 74.<br />

48 Zie noot 11, 85 e.v.<br />

49 On<strong>de</strong>r zijn pseudoniem Paul Ekhard in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913. Over hem schrijft<br />

R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193<br />

(juli/aug. 1963), 22: [Hij] ‘was een leeftijd- en jaargenoot te Delft van John Ricus. Hij was een<br />

vurig Multatuliaan en zelfs bevriend met Douwes Dekker, die hij met “Dek” mocht aanspreken.<br />

Hij is ook <strong>de</strong> schrijver van een artikel in De Gids van 1910, waarin hij - met alle respect en<br />

waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoon van Douwes Dekker - overtuigd blijkt van diens verkeer<strong>de</strong> en<br />

onmogelijke optre<strong>de</strong>n in Lebak.’ Op Valette zullen wij nog na<strong>de</strong>r terugkomen.<br />

50 ‘Intieme impressies’ VIII (Vad. 1 april 1923), in Proza III (1925), 37.<br />

51 Zie noot 31, 18.<br />

52 ‘Buiten 11’ (H.P. 2 juni 1917), in Proza III, 91.<br />

53 Zie noot 4, 73.<br />

54 Oosiwaarts, III.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 123.<br />

56 I<strong>de</strong>m, III.<br />

57 Zie noot 4, 75.<br />

58 Zie noot 12, 168.<br />

59 Zie noot 13, 58-59.<br />

60 Zie noot 4, 76.<br />

61 Zie noot 12, 168.<br />

62 V. Booven, Leven, 60.<br />

63 Zie noot 4, 67. - V. Booven, leven, 63 (ook <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong>).<br />

64 Zie noot 4, 76.<br />

65 V. Booven, Leven, 27.<br />

66 Zie noot II, 79.<br />

67 V. Booven, Leven, 64.<br />

68 Zie noot 4, 75.<br />

69 <strong>Een</strong> uitvoerig on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> muziek in <strong>Couperus</strong>' leven en werk <strong>de</strong>ed Hella<br />

Haasse, ‘Opera als “make believe” in het werk van <strong>Couperus</strong>', in Mens en melodie 37 (1982),<br />

11 (nov.), 544-556. Zie ook id., Bladspiegel (1985), 138-153.<br />

70 V. Booven, Leven, 27.<br />

71 Dit werd schrijver <strong>de</strong>zes in mei 1984 te Harlingen verteld door een <strong>de</strong>r belangstellen<strong>de</strong>n bij een<br />

forum over <strong>de</strong> literaire <strong>biografie</strong>.<br />

72 <strong>Couperus</strong> vergist zich als hij in ‘Kin<strong>de</strong>rsouvenirs’ (zie noot 11, 81) Elisabeth laat zeggen: ‘en<br />

daar is mijn broêrtje begraven...’<br />

73 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VII, I e.v.<br />

74 Op <strong>de</strong>ze Arnold komen wij later nog terug. Hij moet geïnspireerd zijn door jhr. J.H. Ram, die<br />

<strong>Couperus</strong> pas jaren later heeft leren kennen. De levenstragedie van Arnold zoals kort geschetst<br />

in Metamorfoze lijkt samen te hangen met gegevens die Ram in 1896 aan <strong>Couperus</strong> verstrekt<br />

heeft, toen <strong>de</strong>ze bezig was ‘Het boek van Anarchisme’ te schrijven.<br />

75 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VII, 3.<br />

76 Ibi<strong>de</strong>m: ‘... die doen slechte dingen mee elkaâr in donkere hoekjes...’<br />

77 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

78 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


III [1878-1883]<br />

82<br />

In <strong>de</strong> zomer van 1878 reis<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> terug naar Ne<strong>de</strong>rland, met een<br />

stoomboot van <strong>de</strong> Franse Mail. Het schip was nog aanmerkelijk groter dan <strong>de</strong> Prins<br />

Hendrik waarmee zij <strong>de</strong> heenreis in 1872 gemaakt had<strong>de</strong>n. Zij repatrieer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al<br />

in verband met <strong>de</strong> opvoeding van <strong>Louis</strong>. Deze was nu vijftien jaar. Hij was dui<strong>de</strong>lijk<br />

in <strong>de</strong> puberteit en kon zich later nog goed zijn overwegend negatieve, bokkige<br />

stemming herinneren: 1 ‘Aan boord waren alleen groote menschen, en je vondt ze<br />

veel min<strong>de</strong>r aardig dan kin<strong>de</strong>ren, dan jongens. Je hadt ook een gevoel of niemand<br />

aardig tegen je was, en of mama je niet meer zoo bedierf en liefkoos<strong>de</strong> als vroeger.<br />

Er was niemand meer, die je liefkoos<strong>de</strong>. En als er iemand lief tegen je probeer<strong>de</strong> te<br />

zijn, was je stug, of zelfs onbeleefd, en liet je niet liefkoozen.’<br />

Zij kwamen behou<strong>de</strong>n aan, een opmerking die misschien overbodig lijkt maar het<br />

niet is: een jaar later is het Trudy, getrouwd met Valette en in Indië achtergebleven,<br />

op weg naar Holland heel an<strong>de</strong>rs vergaan! Gerard Valette heeft beschreven wat er<br />

toen gebeurd is: 2 hij spreekt van een ‘ramp, die on<strong>de</strong>r meer an<strong>de</strong>ren ook mijn gezin<br />

en mij trof door <strong>de</strong> schipbreuk <strong>de</strong>r stoomboot Overijssel aan <strong>de</strong> Oostkust van Afrika,<br />

in Juli 1879. Wij waren eenige mijlen bezui<strong>de</strong>n kaap Guardafui gestrand, on<strong>de</strong>r het<br />

gebied van <strong>de</strong>n sultan <strong>de</strong>r Somali's, welk gebied nagenoeg geheel uit zandwoestijn<br />

bestaat. Vieren<strong>de</strong>rtig ein<strong>de</strong>loos lange dagen brachten wij in die onherbergzame streek,<br />

on<strong>de</strong>r allerlei ontberingen door.’ Trudy beviel er zelfs van een jongen, een neefje<br />

dus van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, dat <strong>de</strong> treffen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen Jacques Guardafui kreeg<br />

toebe<strong>de</strong>eld. Het is in <strong>de</strong> familie een beroemd verhaal gebleven. Nog in 1921 schreef<br />

<strong>Couperus</strong>, op weg naar Indië: 3 ‘een veertig jaren gele<strong>de</strong>n heeft mijn eigene zuster<br />

daar schipbreuk gele<strong>de</strong>n, ginds op dat glooien<strong>de</strong> duin, op dat effen, kalme, gele duin.<br />

Zij zijn daar neêr gesmeten in een wrakke sloep over rots en rif, zij, haar man, hun<br />

kind [Constance]. En haar twee<strong>de</strong> kind werd daar geboren!’<br />

Trudy heeft in die jaren geen gemakkelijke tijd gehad. De op 21 juli 1879 ter<br />

wereld gekomen Jacques Guardafui Valette is al op 15 januari 1882 te Pasocroean<br />

overle<strong>de</strong>n. Haar in 1881 in Den Haag geboren kindje Bertha stierf op weg naar Indië<br />

en werd in Suez begraven. Dat zelf<strong>de</strong> jaar 1882 zag Paul het levenslicht, die maar<br />

enkele maan<strong>de</strong>n heeft geleefd. <strong>Een</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


83<br />

in 1883 te Pasoeroean geboren zoon John is het beter vergaan. (Veel later zou hij <strong>de</strong><br />

Engelse vertaling van <strong>Couperus</strong>' Nippon verzorgen). Edmée, haar jongste, drie jaar<br />

na John eveneens in Pasoeroean geboren, heeft altijd een zwakke gezondheid gehad.<br />

Van haar zes kin<strong>de</strong>ren heeft Trudy er maar drie mogen behou<strong>de</strong>n. Constance, haar<br />

in 1878 geboren oudste dochter (Stan, Stanny) is jarenlang een lievelingsnichtje van<br />

<strong>Couperus</strong> geweest.<br />

Gerepatrieerd, in 1878, vond <strong>de</strong> nu vijftienjarige <strong>Louis</strong> Holland klein, benepen,<br />

somber en saai. Ineens miste hij nu werkelijk alles, te veel om op te noemen, en hij<br />

verkeer<strong>de</strong> heimelijk in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat zijn va<strong>de</strong>r plotseling geruïneerd was.<br />

Wat nog erger was, hij ontwikkel<strong>de</strong> een hekel aan zichzelf. Hij beschrijft zich namelijk<br />

als 4 ‘opgeschoten en bleek, en niet meer het mooie jongentje, dat ze je in Indië von<strong>de</strong>n;<br />

je was zeker ook onuitstaanbaar [...]. Je verveel<strong>de</strong> je soms heel erg, en je huil<strong>de</strong> soms<br />

heel lang, waarom wist je niet: eigenlijk om alles, omdat je zoo alleen was [...].’<br />

De familie was nu ook veel kleiner. In het grote huis Nassauka<strong>de</strong> 4 - <strong>de</strong> gracht<br />

werd later ge<strong>de</strong>mpt en tot Nassauplein omgedoopt - woon<strong>de</strong>n zij slechts met hun<br />

vieren. 5 De oudste dochter, Johanna, was in Indië getrouwd en daar gebleven. Haar<br />

echtgenoot was, zoals al even werd aangestipt, evenals die van Catharina een<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein, ja zelfs een broer van <strong>de</strong>ze zwager. De familieverhoudingen wer<strong>de</strong>n<br />

dus steeds ingewikkel<strong>de</strong>r.<br />

Ook Petrus Theodorus en John Ricus junior waren niet mee teruggegaan. Alleen<br />

<strong>de</strong> op een na jongste zoon, Frans, was nog in Holland. Hij had intussen in Den Haag<br />

het gymnasium Haganum afgelopen en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> nu rechten. Zodra zijn ou<strong>de</strong>rs naar<br />

Den Haag terugkeer<strong>de</strong>n, verliet hij zijn Leidse stu<strong>de</strong>ntenkamer bij <strong>de</strong> familie Visser<br />

op Papengracht 15 en kwam ook op het Nassauplein wonen. 6 Frans <strong>Couperus</strong> is in<br />

1882 te Lei<strong>de</strong>n gepromoveerd. Wij zien hier dus in<strong>de</strong>rdaad min of meer <strong>de</strong> in <strong>Een</strong><br />

zieltje geschetste toestand, waarbij dan <strong>de</strong> broer Frans in een inwonen<strong>de</strong> oom Frank<br />

gewijzigd is. Deze ‘moei<strong>de</strong> zich ternauwernood met <strong>de</strong>n opgeschoten, bleeken jongen.<br />

Zijne forsche gezon<strong>de</strong> kracht gevoel<strong>de</strong> geene sympathie <strong>voor</strong> dat zwakke, eenzelvige,<br />

bou<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> kind, dat hij vroeger uit me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n had bezig gehou<strong>de</strong>n.’<br />

Gelukidg echter was er in Den Haag nog een an<strong>de</strong>r gezin, waar het vrolijker<br />

toeging. Catharina, sinds 1871 mevrouw Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong>rtien jaar<br />

ou<strong>de</strong>r dan <strong>Louis</strong>, had een echtgenoot met wie hij zelfs<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


84<br />

vijfentwintig jaar scheel<strong>de</strong>. Deze mensen waren <strong>voor</strong> hem, zoals eer<strong>de</strong>r ook al <strong>voor</strong><br />

Frans, bijna als een vervangend ou<strong>de</strong>rpaar. Ze zijn dat ook altijd <strong>voor</strong> hem gebleven.<br />

De Vlielan<strong>de</strong>r Heins had<strong>de</strong>n toen al veel kin<strong>de</strong>ren. In totaal zou<strong>de</strong>n het er negen<br />

wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze kring was <strong>Louis</strong> nu eens niet het nakomertje maar als het ware ‘<strong>de</strong><br />

oudste zoon’. Hij was er altijd welkom, vond er lief<strong>de</strong> en vriendschap en kon er<br />

geheel zichzelf zijn. Het grote huis Molenstraat 26 - <strong>de</strong> familie woon<strong>de</strong> overigens<br />

eerst in <strong>de</strong> Kazernestraat, zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> - is <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />

een toevluchtsoord geweest, niet alleen na <strong>de</strong> dood van zijn ou<strong>de</strong>rs maar <strong>voor</strong>al ook<br />

bij zijn terugkeer uit Italië in februari 1915. Dat Catharina <strong>voor</strong> zijn literaire gaven<br />

diepe bewon<strong>de</strong>ring koester<strong>de</strong>, blijkt uit het bewaar<strong>de</strong> familieregister, waarin zij een<br />

lange passage uit Kloos' waar<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> recensie van Dionyzos heeft overgeschreven.<br />

Catharina wist waar zij over sprak: zelf heeft zij een verhan<strong>de</strong>ling over Abraham<br />

<strong>Couperus</strong> geschreven, naast nog an<strong>de</strong>re verhan<strong>de</strong>lingen.<br />

Papa <strong>Couperus</strong>, die ook <strong>voor</strong> zijn jongste zoon een Indische carriére op het oog<br />

had, liet <strong>Louis</strong> examen doen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas van <strong>de</strong> hbs aan het Bleijenburg. De<br />

overgang uit Indië was echter te groot. Het programma sloot bovendien onvoldoen<strong>de</strong><br />

aan bij het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>Louis</strong> in Batavia genoten had. Zo gebeur<strong>de</strong> het dat hij, zijn<br />

leeftijd ten spijt, in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klasse werd geplaatst, een moeilijk te verwerken<br />

verne<strong>de</strong>ring.<br />

Alles ging nu mis. In het gareel paste hij niet. De jongens met wie hij moest omgaan<br />

vond hij Hollands-burgerlijk. Ze stonken. De vele lessen met accent op <strong>de</strong> exacte<br />

vakken interesseer<strong>de</strong>n hem hoegenaamd niet. An<strong>de</strong>rzijds was hij al te rijp en te<br />

wereldwijs, te veel verwend geraakt ook door het leven in Indië, om <strong>de</strong>ze terugval<br />

goed te kunnen verwerken. Overgevoelig en meisjesachtig als hij van nature toch al<br />

was, trok hij zich in zijn eigen fantasiewereld terug. Op één uitzon<strong>de</strong>ring na maakte<br />

hij ook geen vrien<strong>de</strong>n. Hij dreig<strong>de</strong> daarmee hopeloos te vereenzamen.<br />

Over dit alles heeft hij later geschreven: 7 ‘...ik vond het in Holland verschrikkelijk.<br />

Ik geloof, dat ie<strong>de</strong>r Indiesch kind, komen<strong>de</strong> in Holland, het zoo moet vin<strong>de</strong>n. Het<br />

kleinere huis, het gat van een tuin, geen rijtuigen en geen paar<strong>de</strong>n; ik géen bendie<br />

en paard meer; twee mei<strong>de</strong>n en een knecht, in plaats van <strong>de</strong>rtig bedien<strong>de</strong>n: ik vond<br />

het vreeslijk, begreep er niets van, dacht, dat mijn ou<strong>de</strong>rs geruïneerd waren en wil<strong>de</strong><br />

niet gelooven, dat dit toch niet het geval was. En <strong>de</strong> school, <strong>de</strong> Hoogere-Burgerschool!<br />

De jongens had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> mij allen een luchtje: ik vond, dat ze zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


85<br />

niet waschten, en van passioneele drama's was geen sprake meer: er werd niet<br />

gesproken over vrouwen, ze waren niet verliefd op meisjes, en niemand had een<br />

innig vriendje.’<br />

Maar <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> op school toch één jongen kennen met wie hij echt bevriend<br />

raakte. Hij heette Frans Netscher, en ook hij had, als zoon van een resi<strong>de</strong>nt, een<br />

Indisch verle<strong>de</strong>n. Netscher was een jaar jonger, wat niet verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> jongens<br />

tweemaal daags samen van huis naar school liepen en weer terug. Ze haal<strong>de</strong>n elkaar<br />

dan af. <strong>Couperus</strong> zat een klas hoger. ‘Maar om twaalf en om vier uur,’ zo heeft<br />

Netscher eens verteld, 8 ‘wachtten wij elkan<strong>de</strong>r weer op en wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n dan naar huis;<br />

dag aan dag: - Fre<strong>de</strong>rikstraat, Dennenweg, Voorhout, Bleijenburg, en zoo altijd maar<br />

<strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n weg, <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> huizen langs, <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> menschen tegenkomen<strong>de</strong>, en dán<br />

weer terug.’ <strong>Een</strong>s ontmoetten zij op het Voorhout <strong>de</strong> prins van Oranje, gekleed in<br />

een zwart fluwelen jacquet. De jongens bleven staan om <strong>de</strong> prins, die een sigaret liep<br />

te roken, eerbiedig te groeten. De toen bijna veertigjarige Willem knikte vrien<strong>de</strong>lijk<br />

terug en vroeg: ‘Gaan <strong>de</strong> heren wijsheid opdoen? Naar school?’<br />

In Metamorfoze herkennen wij Netscher in <strong>de</strong>, tamelijk doorzichtige, vermomming<br />

van Herman Schetter. 9 <strong>Een</strong> drukke jongeman. Met hem snuffelt <strong>Couperus</strong>' alter ego<br />

Hugo Aylva op <strong>de</strong> hogere burgerschool nieuwsgierig in Emile Zola's Nana, ‘<strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> vuiligheid’. Scheffer wordt daar beschreven als ‘aardig, brutaal, met brutale<br />

schou<strong>de</strong>rs en brutale oogen, die overal keken heen. Hij hield wel van Scheffer, maar<br />

wantrouw<strong>de</strong> toch hun vriendschap [...]; en met Scheffer reken<strong>de</strong> hij al af, vóór nog<br />

hun vriendschap uit was.’ Aylva/<strong>Couperus</strong> kon namelijk niet geloven in <strong>de</strong> luxe van<br />

<strong>de</strong>ze vriendschap, die hij wantrouw<strong>de</strong> omdat hij niet begreep wat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r eigenlijk<br />

in hem zag. Toch groeit in <strong>de</strong> roman hun we<strong>de</strong>rzijdse sympathie: ‘zij wil<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n<br />

boeken schrijven, later. Zij filozofeer<strong>de</strong>n druk over God en het Hiernamaals. Scheffer<br />

was zeer positief en atheïst en dweepte met Multatuli. Aylva was zeer metafyzisch<br />

en hield niets van Multatuli [...]. Zij bleven nog een jaar samen op school; toen <strong>de</strong>ed<br />

Scheffer ein<strong>de</strong>xamen, Aylva niet.’<br />

<strong>Couperus</strong> miste namelijk ten enen male <strong>de</strong> capaciteit om met vrucht het on<strong>de</strong>rwijs<br />

te volgen, dat hij saai en dor vond. Schei- en natuurkun<strong>de</strong> zijn <strong>voor</strong> hem zelfs een<br />

waar trauma gewor<strong>de</strong>n, zozeer dat hij nog in 1914 zijn ontmoediging bij het uitbreken<br />

van <strong>de</strong> eerste wereldoorlog niet beter wist uit te drukken dan met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 10 ‘Ik<br />

voel mijn kracht mij begeven,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


86<br />

evenals vroeger, op <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool, toen ik schei- en natuurkun<strong>de</strong> begon<br />

te leeren. Toen lagen weldra <strong>de</strong> stapels frissche cahiers en <strong>de</strong> pas versne<strong>de</strong>n potloo<strong>de</strong>n<br />

en <strong>de</strong> heerlijke energie om een nieuw vak te leeren allemaal plat op elkaâr, als een<br />

ingezakte ommelette-soufflée.’ Meetkun<strong>de</strong> en algebra interesseer<strong>de</strong>n hem min<strong>de</strong>r<br />

dan wat ook, nu hij <strong>de</strong> wereldliteratuur ont<strong>de</strong>kte waar hij in zijn vrije tijd zo heerlijk<br />

in kon wegvluchten. Natuurlijk las hij aanvankelijk rijp en groen door elkaar. Behalve<br />

van Nana - en dit om heel speciale re<strong>de</strong>nen - genoot hij van avonturenromans als die<br />

van Gustave Aimard, waar hij zich zo in verdiepte dat hij bij herhaling's nachts<br />

droom<strong>de</strong> een sprookjesachtige hacienda te bezitten. 11 Niet min<strong>de</strong>r boei<strong>de</strong>n hem<br />

Rodolphe Töpffers Nouvelles Genevoises. In 1911 vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar over: 12<br />

‘...het boek was een <strong>de</strong>r eerste Fransche boeken, die ik als jongen las. En ik heb het<br />

ou<strong>de</strong> boek altijd heel mooi gevon<strong>de</strong>n en er waren mooie, lieve houtsne<strong>de</strong>n in als<br />

illustraties.’ Vooral hield hij van La bibliothèque <strong>de</strong> mon oncle. Van Booven heeft<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen exemplaar nog in han<strong>de</strong>n gehad, en vond er een door <strong>Louis</strong>, in zijn<br />

eerste Frans, geschreven aantekening in: 13 ‘C'était avec un plaisir extrème que je me<br />

suis reposé dans cette bibliothèque, où j'ai parlé, pensé et sympathisé avec mon ami<br />

Jules: et c'est avec regret que je la quitte. Arrivant à la fin <strong>de</strong> cette page <strong>de</strong>rnière j'eus<br />

le désir que l'auteur, n'eût jamais fini ce récit, plein <strong>de</strong> sentiment et <strong>de</strong> poésie. Je<br />

l'avoue, je n'ai pas beaucoup <strong>de</strong> courage pour commencer les autres; que M. Töpffer<br />

pardonne à son admirateur inconnu. L.C. 1880.’ - Het zijn <strong>de</strong> vroegste geschreven<br />

regels die wij van <strong>Couperus</strong> kennen. Curieus genoeg dus niet in zijn eigen taal, maar<br />

in het uitsteken<strong>de</strong> Frans dat hij zon<strong>de</strong>r twijfel me<strong>de</strong> van zijn va<strong>de</strong>r heeft geleerd.<br />

Welke boeken uit diens boekerij heeft <strong>Couperus</strong> allemaal gelezen? We zou<strong>de</strong>n het<br />

graag willen weten.<br />

Ook bij La peur vond Van Booven nog een aantekening: ‘N'est ce pas que cette<br />

page est un petit poème? Elisa et Widmer c'est charmant, je l'ai lu avec beaucoup <strong>de</strong><br />

plaisir.’ Nog in 1911 herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dat het ging over een jongeman ‘die,<br />

als hij in bed lag, meen<strong>de</strong> een hand, een dònkere hand te zien steken on<strong>de</strong>r zijn bed<br />

uit [...]; en dan stond <strong>de</strong> jonge man op en keek on<strong>de</strong>r het bed en er wàs geen hand,<br />

maar zoodra hij we<strong>de</strong>r in bed lag... was <strong>de</strong> hand er weêr...’ Van Booven heeft er op<br />

gewezen dat een <strong>de</strong>rgelijke angstscène ook in Eline Vere <strong>voor</strong>komt. 14<br />

<strong>Couperus</strong>' grote fantasie werd <strong>voor</strong>al bekoord door <strong>de</strong> hyperromantische romans<br />

van Ouida, die hij, rustig naast Zola, van zijn vijftien<strong>de</strong> jaar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


87<br />

af las en vermoe<strong>de</strong>lijk wel in <strong>de</strong> kast van papa gevon<strong>de</strong>n zal hebben. Tot driemaal<br />

toe heeft <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn leven getuigd van zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Engelse<br />

schrijfster, die hij later in Florence zelf nog ontmoet heeft. Kort <strong>voor</strong> zijn dood schreef<br />

hij: 15 ‘Ouida en Zola... bien étonnés <strong>de</strong> se trouver ensemble!! [...] Ik ben dankbaar<br />

aan Zola en ik ben dankbaar... aan Ouida. Die zelf<strong>de</strong> schrijfster van idiote,<br />

onmogelijke romans vol nobele engelen en zwarte zielen, was... een ziel, die voel<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> kunst en natuur als niet velen. Ik was een vroegrijpe jongen: toen ik vijftien<br />

was en Ouida las, lachte ik reeds [...]. Maar tusschen al die onmogelijkheid en<br />

onnatuurlijkheid was, zeer dikwijls, <strong>de</strong> gevoelige styliste aan het woord en was... <strong>de</strong><br />

Natuur in haar proza zoo bemind en zoo tee<strong>de</strong>r gezegd, dat ik mij verbaas<strong>de</strong>.’<br />

Hij vond haar beter dan mevrouw Bosboom-Toussaint. Haar werk las hij ook wel<br />

met interesse, maar: ‘nooit heb ik door mevrouw Bosboom-Toussaint gevoeld hetgeen<br />

ik door Ouida - tòen, ik was vijftien jaarvoel<strong>de</strong>: is een sterrenhemel, een<br />

zonson<strong>de</strong>rgang, een bosch heusch zóó mooi als Ouida zegt?’ Vooral van Tricotrin,<br />

Puck en Moths genoot hij. Ouida was het die hem een <strong>voor</strong> altijd durend verlangen<br />

naar Italië bijbracht. In 1910 schreef hij: 16 ‘O God wat was dat mooi, en wat is dat<br />

nóg mooi als Ouida zegt?’ Vooral van Tricotrin, Puck en Moths genoot hij. [...] Dàt<br />

was het, daar werd het genoemd met een naam: Italië! En het was een heimwee, even<br />

sterk als nù, zoo ik er niet ben, mij een heimwee terug naar Italië trèkt, sterk als met<br />

koor<strong>de</strong>n daarheen, het land en <strong>de</strong> lucht van mijn ziel.’ En een jaar later: 17 ‘Ik <strong>de</strong>nk<br />

hier, in Florence, altijd aan Ouida. Geen Italiaansche schrijver toon<strong>de</strong> in zijn boeken<br />

die lief<strong>de</strong>, die Ouida toon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hare, <strong>voor</strong> Italië, <strong>voor</strong> Italië's ste<strong>de</strong>n en kunst en<br />

natuur en ik kan het mij begrijpen, dat zij Florence niet meer wil<strong>de</strong> zien toen Florence<br />

zich “mo<strong>de</strong>rnizeer<strong>de</strong>”.’<br />

Intussen begon hij <strong>de</strong> hbs steeds vuriger te haten. Op zijn vrije middagen werd hij<br />

ook nog geplaagd door <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong> van Franse catechisatie. 18 De familie <strong>Couperus</strong><br />

was wel nauwelijks kerkelijk, maar on<strong>de</strong>rricht in geloofsaangelegenhe<strong>de</strong>n hoor<strong>de</strong><br />

nu eenmaal bij een goe<strong>de</strong> opvoeding. De Église Wallonne had grote <strong>voor</strong><strong>de</strong>len: het<br />

was <strong>de</strong>ftig, en in één moeite door leer<strong>de</strong> je niet alleen <strong>de</strong> bijbel kennen maar ook<br />

goed Frans spreken. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> lessen van <strong>de</strong> predikant E. Bourlier. De<br />

man moet tamelijk streng geweest zijn. 's Avonds gingen papa en mama nog wel<br />

eens met <strong>Louis</strong> naar <strong>de</strong> opera. <strong>Een</strong>s vroeg zijn moe<strong>de</strong>r hem om, als hij toch<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


88<br />

naar catechisatie ging, meteen even kaartjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opera te halen. <strong>Couperus</strong> leg<strong>de</strong><br />

ze in een van zijn christelijke leerboeken. Maar <strong>de</strong> dominee ont<strong>de</strong>kte het. Hij gaf<br />

zijn catechisant daarop een stevige uitbran<strong>de</strong>r: welk ene wereldse onbedachtzaamheid<br />

immers! Christus en <strong>de</strong> opera, dat ging blijkbaar op geen enkele manier samen.<br />

Op school voer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> steeds min<strong>de</strong>r uit. Meer en meer trok hij zich in zijn<br />

fantasiewereld terug. Van <strong>de</strong> vierentwintig jongens was hij in <strong>de</strong> klas <strong>de</strong> slechtste.<br />

Dat zijn me<strong>de</strong>scholieren hem niet serieus namen blijkt uit een tragikomische historie.<br />

<strong>Een</strong>s werd er een letterkundig clubje opgericht, met <strong>de</strong> fraaie naam Aesthetica, en<br />

zowel <strong>Couperus</strong> als Netscher meld<strong>de</strong>n zich als le<strong>de</strong>n. Maar al gauw ontston<strong>de</strong>n er<br />

zulke hevige twistgesprekken dat, zo vertelt Van Booven, <strong>de</strong> vriendschap in een zeer<br />

formele, onesthetische vijandschap ontaard<strong>de</strong>. Het eindig<strong>de</strong> er mee dat <strong>de</strong> twee<br />

jongens wer<strong>de</strong>n geroyeerd, ‘omdat <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong>n niets van literatuur afwisten’. 19 -<br />

<strong>Couperus</strong> zal ook wel flink geplaagd zijn. De geschie<strong>de</strong>nis volgens welke iemand<br />

hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gymnastiekles met opzet uit een <strong>de</strong>r toestellen heeft laten vallen is<br />

misschien een fabel, het verhaal op zichzelf is veelzeggend genoeg. 20<br />

De hbs maakte hem diep ongelukkig. Hij voel<strong>de</strong> er zich niet thuis. Gelenigd werd<br />

zijn wanhoop eigenlijk alleen maar door één leraar die iets van hem begreep en met<br />

wie hij een jarenlange vriendschap gesloten heeft: dr. Jan ten Brink, die eerlang<br />

hoogleraar in Lei<strong>de</strong>n zou wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> memoreer<strong>de</strong> het later aldus: 21 ‘Op school<br />

was het wel afschuwelijk, maar vonk glimpte hèl, toen ik les kreeg van Dr. Ten Brink.<br />

Hij praatte veel mooier dan hij schreef. In zijn gesproken woord was <strong>de</strong> ontroering,<br />

die vreemd aan zijn geschreven woord bleef. Hij spràk langer dan een uur, en vertel<strong>de</strong><br />

mij, van mooie boeken en mooie dingen.’<br />

Jan ten Brink van zijn kant herinner<strong>de</strong> zich 22 later hoe hij ‘on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opstellen <strong>de</strong>r<br />

leerlingen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse, een blad papier vond, aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n met eene fijne,<br />

leesbare schrijfhand gevuld. Het was een episo<strong>de</strong> uit een reisverhaal. Ik volg<strong>de</strong> het<br />

uiterst nieuwsgierig, want ik las iets geheel ongemeens. Iets <strong>de</strong>rgelijks kon, dacht ik<br />

eerst, niet door een leerling van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse geschreven wor<strong>de</strong>n - het was plagiaat<br />

- overgeschreven uit een zeer talentvol auteur.’ Ten Brink verzocht <strong>de</strong> schrijver, ‘een<br />

jongmensch met donker haar en donkere oogen, die op <strong>de</strong> laatste bank het laagste<br />

rangcijfer innam’, zich na <strong>de</strong> les bij hem te mel<strong>de</strong>n. Toen <strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> dat<br />

hij het opstel echt zelf geschreven had, keek Ten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


89<br />

Brink hem eens goed aan: ‘Heel zijn <strong>voor</strong>komen vertel<strong>de</strong> van hem, dat hij kind van<br />

europeesche ou<strong>de</strong>rs, geboren in <strong>de</strong> tropen [sic], 23 was. Zijn donker oog drukte<br />

eenvoudige beschei<strong>de</strong>nheid uit, maar ook een hooge mate van zielskracht en geestdrift.<br />

Ik gevoel<strong>de</strong> oogenblikkelijk eene spontane sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n jongen kunstenaar.’<br />

Voor Ten Brink was <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>taan nummer één. Maar diens studieresultaten<br />

bleven in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vakken, <strong>voor</strong>al in algebra en meetkun<strong>de</strong>, zo ver on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> maat,<br />

dat hij in 1881 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer bleef zitten. Zelfs <strong>voor</strong> Duits had hij een<br />

onvoldoen<strong>de</strong>. 24 Ten Brink zou daarop in <strong>de</strong> leraarsverga<strong>de</strong>ring heftig te keer zijn<br />

gegaan: ‘De Heeren moeten maar weten wat ze doen willen. Er is op <strong>de</strong>ze heele<br />

Hoogere Burgerschool maar één leerling, die met volle recht geniaal kan genoemd<br />

wor<strong>de</strong>n. Misschien willen <strong>de</strong> Heeren mij niet gelooven, maar <strong>de</strong> uitkomst zal het<br />

bewijzen. <strong>Couperus</strong> is <strong>voor</strong> talen, stijl en geschie<strong>de</strong>nis van een genialen aanleg. Hem<br />

te laten zitten in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse staat gelijk met een ze<strong>de</strong>lijken moord - hij zal het<br />

zich niet laten welgevallen, en ik zal hem sterk aanra<strong>de</strong>n ons te verlaten!’<br />

<strong>Couperus</strong> zelf verklaar<strong>de</strong> later: 25 ‘Ik leer<strong>de</strong> heel slecht op school, tot ik ein<strong>de</strong>lijk<br />

privaatles nam bij Dr. Ten Brink: lessen, die ik mij altijd zal heugen, lessen waarin<br />

al het mooie van litteratuur en kunst <strong>voor</strong> mij begon open te gaan...’ - Maar zo<br />

gemakkelijk als hij het hier <strong>voor</strong>stelt is het niet gegaan. Aanvankelijk was zijn<br />

<strong>de</strong>gelijke va<strong>de</strong>r het namelijk volstrekt oneens met dit avontuur van zijn jongste zoon.<br />

Dáár waren zij toch niet <strong>voor</strong> uit Indië teruggekomen? Catharina <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

kort <strong>voor</strong> haar dood in 1923 in een interview mee: 26 ‘Alle broers gingen als ambtenaar<br />

naar Indië, en onze va<strong>de</strong>r, diens va<strong>de</strong>r en wéér diens va<strong>de</strong>r [Abraham <strong>Couperus</strong>]. De<br />

H.B.S. was aangewezen; och, maar algebra en wiskun<strong>de</strong> kon<strong>de</strong>n niet in zijn bol! Dat<br />

gaf veel verdrietelijkheid. Va<strong>de</strong>r meen<strong>de</strong>: 't kind was dom.’ - En wat Ten Brinks<br />

advies betreft om <strong>Louis</strong> privé-lessen bij hem te laten nemen: ‘...éér va<strong>de</strong>r zijn<br />

toestemming gaf! De familie voel<strong>de</strong> het als een <strong>de</strong>gradatie. “Hij kan niet mee”. De<br />

ambtenaarsaard zat in het bloed. Wat moest een mensch beginnen die geen examen<br />

had gedaan? Als Ten Brink niet had gera<strong>de</strong>n, had va<strong>de</strong>r misschien doorgezet. En dat<br />

zou droevig zijn geweest. De verhouding tusschen va<strong>de</strong>r en zoon was in die jaren<br />

soms moeilijk. Ein<strong>de</strong>lijk zei va<strong>de</strong>r: “Goed, dan van school af; maar een examen-briefje<br />

moèt je in je zak hebben, an<strong>de</strong>rs heb ik geen rust. Dan maar<br />

Mid<strong>de</strong>lbaar-Ne<strong>de</strong>rlandsch.”’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


90<br />

Tweeënveertig jaar later klinkt <strong>Couperus</strong>' opluchting nóg door in zijn woor<strong>de</strong>n: 27<br />

‘...O prachtige dagen van jaren, jaren her, toen ik zeventien, achttien was, toen <strong>de</strong><br />

verschieten van Woordkunst en Litteratuur <strong>voor</strong> mij openweken als <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n, waarin<br />

het mij wel vergund werd te werken! Toen ik er zeker van was geen Oost-Indiesch<br />

ambtenaar te behoeven wor<strong>de</strong>n en niet op een bureau van welken aard ook, te zitten,<br />

maar mocht gaan arbei<strong>de</strong>n in die Beloof<strong>de</strong> Lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Evocaties van het e<strong>de</strong>le Woord.<br />

Mijn va<strong>de</strong>r stond toe; onze onvergetelijke leeraar, Dr. Jan ten Brink zoû mij inwij<strong>de</strong>n<br />

en met mijn schoolvriend Frans Netscher, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> illuzie: te werken; ja,<br />

te werken zeker, maar te schrijven, want wij voel<strong>de</strong>n ons bei<strong>de</strong>n schrijvers geboren.’<br />

Is hij misschien me<strong>de</strong> tot die overtuiging geraakt door een <strong>voor</strong>beeld uit <strong>de</strong><br />

familiekring? 28 <strong>Couperus</strong>' zwager G.J.P. Valette was in 1879 <strong>voor</strong> ruim twee jaren<br />

met ziekteverlof naar Ne<strong>de</strong>rland gekomen en verbleef met zijn vrouw, Trudy, in Den<br />

Haag. Valette, nog een vriend uit Delft van John Ricus junior - zo hebben Trudy<br />

<strong>Couperus</strong> en Gerard Valette elkaar dus ook leren kennen - had bijzon<strong>de</strong>re literaire<br />

belangstelling en trad ook zelf als schrijver op. In 1880 publiceer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<br />

Indische schetsen Baren en oudgasten. Soms schreef hij recensies in De Gids. In<br />

1853 in Semarang geboren, was hij tien jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong> en had als hij in<br />

Batavia het gymnasium Willem III bezocht. Later stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij in Delft aan <strong>de</strong><br />

bestuursaca<strong>de</strong>mie.<br />

Tij<strong>de</strong>ns zijn ziekteverlof schreef hij artikelen in Het nieuws van <strong>de</strong>n dag. Daarnaast<br />

hebben ook Indische couranten bijdragen van hem opgenomen. Aan De Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

Spectator werkte hij mee on<strong>de</strong>r het pseudoniem Paul Ekhard. Doordat hij <strong>de</strong> ziel van<br />

dit tijdschrift, Carel Vosmaer, goed ken<strong>de</strong>, kwam hij ook persoonlijk met Multatuli<br />

in contact. Hoewel hij diens politieke opvattingen niet <strong>de</strong>el<strong>de</strong>, had hij grote<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Douwes Dekker als schrijver. ‘Dek’ en hij hebben<br />

gecorrespon<strong>de</strong>erd, zodat Valette in 1910 een aantal onbeken<strong>de</strong> brieffragmenten van<br />

Multatuli in De Gids kon plaatsen.<br />

Papa <strong>Couperus</strong> was dus in elk geval al vertrouwd geraakt met een schrijver in <strong>de</strong><br />

familie. Er was echter dit verschil, dat Valette tevens een kundig bestuursambtenaar<br />

was, die als zodanig ook carrière zou maken. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou daar later nog van<br />

profiteren, niet alleen door in 1899 bij <strong>de</strong> Valettes op Java te logeren maar <strong>voor</strong>al<br />

ook doordat zijn zwager hem toen een <strong>de</strong>el van het materiaal toespeel<strong>de</strong> waarop<br />

<strong>Couperus</strong> De stille kracht kon bouwen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


91<br />

Hoe het alles ook precies gelopen moge zijn, toen <strong>Couperus</strong> - toch al een buitenbeentje<br />

van kind af aan - <strong>de</strong>finitief het besluit had genomen zich aan <strong>de</strong> letteren te gaan<br />

wij<strong>de</strong>n, heeft papa John Ricus er ver<strong>de</strong>r niet meer over gezeurd. Integen<strong>de</strong>el. Hij<br />

aanvaard<strong>de</strong> wat hij wel moest aanvaar<strong>de</strong>n. Hij zag <strong>de</strong> nieuwe situatie monter on<strong>de</strong>r<br />

ogen en ging er toe over Ten Brinks lessen zelf waar nodig aan te vullen. Opnieuw<br />

betoon<strong>de</strong> hij zich <strong>de</strong> 29 ‘va<strong>de</strong>r waarin veel talenten huis<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r koele<br />

ambtenaarsnuchterheid, en die, zelf met een mooie stem begaafd, zijn zoon bovendien<br />

in zang on<strong>de</strong>rrichtte, en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> toneelspel gaan<strong>de</strong> maakte’. Papa leer<strong>de</strong> <strong>Louis</strong><br />

re<strong>de</strong>lijk goed Latijn, een beetje Grieks, en ver<strong>de</strong>r ook nog Italiaans. Hij gaf hem als<br />

het ware een privé-gymnasiale opleiding, omdat hij inzag dat zijn zoon nu eenmaal<br />

an<strong>de</strong>rs aangelegd was. Hij had hem op <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> school gedaan. Wat dat betreft<br />

was er echter geen weg terug. De jongen werd nu al te oud. Overigens moet papa<br />

toch veel van zichzelf in <strong>Louis</strong> herkend hebben. Dit zal hem tenslotte toegeeflijker<br />

hebben gestemd. John Ricus junior schreef immers: 30 ‘[<strong>Louis</strong> heeft] van zijn va<strong>de</strong>r<br />

weer wel mee gekregen, geestelijke fantasie, imaginatie, en verbeelding, terwijl ik<br />

ook op onzen va<strong>de</strong>r meen te mogen terugvoeren <strong>de</strong> bekwaamheid om zijn gedachten<br />

juist uit te drukken en <strong>de</strong> schoonheid en kracht te beseffen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

taal, <strong>Louis</strong> was daartoe om zoo te zeggen, hereditair <strong>voor</strong>bereid.’<br />

In zijn ontwapenen<strong>de</strong> Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n uit 1910 heeft <strong>Couperus</strong><br />

herinneringen opgehaald aan <strong>de</strong> klassieke lessen die zijn va<strong>de</strong>r - in<strong>de</strong>rtijd zelf<br />

gepromoveerd op een in het Latijn geschreven proefschrifthem van 1881 af gaf. 31 Er<br />

was ‘in die studie van ou<strong>de</strong> talen met mijn va<strong>de</strong>r een groote bekoring, een nieuwe<br />

wereld, die <strong>voor</strong> mij open zoû gaan... Mijn va<strong>de</strong>r had een weinig forceeren<strong>de</strong> manier<br />

van doceeren - een kasbloem forceert men ook, niet waar - en hij had mij reeds<br />

vroeger, in drie maan<strong>de</strong>n, Engelsch geleerd, lezen en schrijven. Hoé hij het precies<br />

<strong>de</strong>ed, weet ik niet meer, maar met het Latijn was het eveneens zoo: wij begonnen<br />

oogenblikkelijk met Vergilius’ (etc.). Het Grieks schoot er wat bij in. Papa was dat<br />

verleerd, en dientengevolge heeft ook <strong>Couperus</strong> nooit echt goed Grieks gekend. Bij<br />

<strong>de</strong> lectuur van Herodotus moest hij zich later behelpen met een Franse vertaling naast<br />

<strong>de</strong> oorspronkelijke tekst.<br />

Spoedig volg<strong>de</strong> daarop Horatius, die <strong>Couperus</strong> erg aansprak: ‘er was zoo veel<br />

sprake in zijn verzen van levensvreug<strong>de</strong> en zacht genot, van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


92<br />

lief<strong>de</strong>, rozen, duiven en van Falerner-wijn in slanke amforen’. Het is Horatius geweest<br />

die met enkele woor<strong>de</strong>n hem <strong>de</strong>finitief over zijn trieste schoolherinneringen heen<br />

heeft geholpen. Tot dan toe was <strong>Couperus</strong> geweest ‘een tee<strong>de</strong>re, een beetje angstige<br />

ziel, <strong>de</strong> ziel van een kind, een jongen, die soms in een stil hoekje ween<strong>de</strong>, ween<strong>de</strong><br />

om zijn eigen ik...’ Maar op een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> junidag, 's morgens om tien uur, las papa<br />

met hem <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> o<strong>de</strong> uit het eerste boek, die eindigt met <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

‘carpe diem, quam minimum credula postero’. Zijn va<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> het ‘carpe diem’<br />

interpreteren als ‘geniet van <strong>de</strong>n dag’. Maar <strong>Couperus</strong> bedacht zijn eigen, beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

vertaling: ‘Pluk <strong>de</strong>n dag!’ - Die middag ging hij <strong>de</strong> duinen in, ‘en er waren overal<br />

stemmen rond mij en in mij, die galm<strong>de</strong>n: pluk <strong>de</strong>n dag! Dweep en droom niet met<br />

<strong>de</strong> schim van het Verle<strong>de</strong>n en wees niet bang <strong>voor</strong> het spook van <strong>de</strong> Toekomst, maar<br />

sla <strong>de</strong> verlief<strong>de</strong> armen vast om het leven<strong>de</strong>, gloeien<strong>de</strong> He<strong>de</strong>n’.<br />

He<strong>de</strong>n, verle<strong>de</strong>n en toekomst, <strong>de</strong> dreigen<strong>de</strong> begrippen uit papa's familieregister,<br />

zou<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> niets <strong>de</strong> drie hoofdmotieven vormen in het uit 1897 dateren<strong>de</strong><br />

sprookje Psyche, waarin een eenzame ou<strong>de</strong> man en diens kind Psyche, opgroeien<strong>de</strong><br />

ziel, centraal staan. Treffend eindigt <strong>Couperus</strong> zijn schets met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘En<br />

daarom, o mijn va<strong>de</strong>r - gij, aan wien ik met lief<strong>de</strong> gedacht heb, terwijl ik <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n<br />

schreef - laat uw schim niet toornen uw zoon, uw altijd eigenwijs kind: hij vertaalt<br />

nog steeds letterlijk, en se<strong>de</strong>rt met een ziel, die begrépen heeft <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke waarheid<br />

van het levenswoord van dien allermoeilijksten dichter: Carpe diem: Pluk <strong>de</strong>n dag!’<br />

Met <strong>de</strong>ze o<strong>de</strong> van Horatius reikte zijn va<strong>de</strong>r hem zelf <strong>de</strong> bevrijding aan uit veel<br />

droefgeestigheid en onzekerheid. Het gebeur<strong>de</strong> in juni 1881, vermoe<strong>de</strong>lijk een paar<br />

weken nadat <strong>Couperus</strong> achttien jaar was gewor<strong>de</strong>n. Op elke geboortedag werd<br />

champagne gedronken en <strong>Louis</strong> kreeg dan mooie, soms kostbare geschenken. Maar<br />

tegen <strong>de</strong>ze achttien<strong>de</strong> verjaardag had hij erg opgezien: 32 ‘Zeker, rond om je waren<br />

<strong>de</strong> familie en <strong>de</strong> kennissen en <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n maar je hadt dien morgen... op je bovenlip<br />

het waas, het eerste waas van een snor ont<strong>de</strong>kt. En papa had je juist een week gele<strong>de</strong>n<br />

gevraagd: wat moet er tòch van je wor<strong>de</strong>n, als je geen ambtenaar wil zijn? [...] Neen,<br />

die verjaardag - , binnen in je eigenste eigentje - had nièts feestelijks, had niets<br />

pleizierigs.’ Toen <strong>de</strong> beslissing gevallen was - geen ambtenaar, niet naar Indië - kon<br />

hij weer opgelucht a<strong>de</strong>mhalen. Vastbesloten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


93<br />

alles uit zijn studie te halen wat die hem maar te bie<strong>de</strong>n had, zette hij zich daar nu<br />

ook volledig <strong>voor</strong> in. 33<br />

Jan ten Brink liet er geen gras over groeien: ‘Hij vertel<strong>de</strong> mij van Karelromans,<br />

van Arturromans, van het Humanisme, van Petrarca... De vonk glimpte zoo, dat ik<br />

verzen schreef, dat ik verzen schreef, van Petrarca... Het was om een heimwee naar<br />

dat verre land, naar dat mooie land, naar Italië, naar het Zui<strong>de</strong>n.’ Alles begon<br />

samenhang te krijgen. Met gretigheid, ja met grote honger, bijna vraatzuchtig, zette<br />

<strong>Couperus</strong> zijn tan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> heerlijke rijstebrijberg van <strong>de</strong> wereldliteratuur: 34 ‘Er lagen<br />

in die jeugdige jaren wel zes, zeven boeken open op mijn “leestafel”; er lag Potgieters<br />

Florence, 35 Von<strong>de</strong>ls Lucifer; Byrons Don Juan [...]. Hoe wij lazen, o hoe wij lazen,<br />

verslon<strong>de</strong>n, genoten, dit en dat, poëzie en proza: Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandsch - <strong>de</strong>n Roman<br />

van Walewein - en <strong>de</strong> Sonnetten van Perk; mevrouw Bosboom-Toussaint en Camille<br />

Lemonnier; Taine, Shelley, Ovidius, Cervantes, Flaubert, weet ik al wie meer!’<br />

Samen met Frans Netscher las hij van Zola Thérèse Raquin. Emile Zola was wat hij<br />

noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> grote, loyale, literaire leermeester van zijn generatie van prozaschrijvers,<br />

die <strong>de</strong> poorten open<strong>de</strong>. Nog in 1923 schreef <strong>Couperus</strong>: 36 ‘Zoo beschouw ik het nog<br />

steeds.’ Zola was <strong>de</strong> ‘ontzaglijke Meester, zon<strong>de</strong>r wiens <strong>voor</strong>lichting, zelfs al was<br />

hij wreed en al ontzag hij nooit <strong>de</strong> teêre gevoelighe<strong>de</strong>n onzer overstelpte jeugd, wij<br />

nooit zou<strong>de</strong>n gezien en geweten hebben hoe het Leven <strong>voor</strong> ons, menschen, is, in<br />

realiteit, alle vooze be<strong>de</strong>nkselen geheven, alle romantische sentimentaliteiten <strong>de</strong>r<br />

perio<strong>de</strong> onzer ou<strong>de</strong>rs en grootou<strong>de</strong>rs minachten<strong>de</strong> ter zij<strong>de</strong> geschoven.’ Thérèse<br />

Raquin zag hij als Zola's grootste meesterwerk. Jan ten Brink beschouw<strong>de</strong> hij als<br />

diens grootste profeet, in elk geval in Den Haag.<br />

Ten Brink <strong>de</strong>ed echter meer. Hij on<strong>de</strong>rwees <strong>Couperus</strong> prosodie, esthetische kritiek,<br />

literatuurgeschie<strong>de</strong>nis, en volgens Van Booven zelfs vergelijken<strong>de</strong><br />

literatuurwetenschap. 37 Wanneer wij horen wat hij allemaal entameer<strong>de</strong>, maken wij<br />

ons bijna opnieuw zorgen over <strong>Couperus</strong>' geestelijke gezondheid in die jaren, zij het<br />

nu in an<strong>de</strong>re zin! Want wat te <strong>de</strong>nken van het volgen<strong>de</strong>: 38 ‘Ik [Ten Brink] <strong>de</strong>ed mijn<br />

best hem [<strong>Couperus</strong>] <strong>de</strong>n samenhang <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>naamste Europeesche litteratuur in het<br />

oog te doen vallen, hem te wijzen op <strong>de</strong> classieke letteren <strong>de</strong>r oudheid en het nauw<br />

verband van Grieksche en Oostersche (Indische, Syrische, Perzische, soms ook<br />

Hebreeuwsche en Arabische) Letteren. Aan <strong>de</strong>ze studie wijd<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich met<br />

hart en ziel. Met geestdrift leer<strong>de</strong> hij kennen wat door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


94<br />

Erwin Roh<strong>de</strong> over Grieksche, door Pio Rajna over mid<strong>de</strong>leeuwsche Fransche en<br />

Duitsche poëzie, door Alfred Nutt over Graal- en Arthurlitteratuur was geschreven.<br />

Hij hield even veel van Dunlop als van Ticknor, zelfs <strong>de</strong> Puibusque boei<strong>de</strong> hem.’ -<br />

Het lijkt ruimschoots genoeg om iemand te maken tot wat men wel een omgevallen<br />

boekenkast pleegt te noemen. Maar <strong>Couperus</strong> schreef alles wat Ten Brink hem<br />

on<strong>de</strong>rwees netjes op in keurige blauwe schriften. Daarnaast zocht hij ook verstrooiing.<br />

Het evenwicht raakte niet verstoord.<br />

Graag flaneer<strong>de</strong> hij door <strong>de</strong> Haagse binnenstad, zo verzorgd gekleed - evenals<br />

Petrarca in diens jeugd - en met een air van mondain jongmens, dat <strong>de</strong> winkeliers<br />

tot zijn genoegen diep <strong>voor</strong> hem bogen. Hij vond dat wel aardig. In 1923 herinner<strong>de</strong><br />

hij zich met een zekere weemoed: 39 ‘De tijd is ver in het Verle<strong>de</strong>n verzonken, dat ik<br />

in <strong>de</strong> Haagsche winkels “jonker” genoemd werd, al ben ik niet van a<strong>de</strong>l - De héél<br />

<strong>voor</strong>name winkels in Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> en Hoogstraat noem<strong>de</strong>n je, als je achttien of<br />

negentien was en je hadt iets chics, en <strong>voor</strong>naams noodig - reuzefijn, zeggen ze thans,<br />

geloof ik - “jonker”. Even goed als in Den Haag veel “freule” gezegd werd in winkel<br />

en salon tegen een titellooze jongejuffer van notabele familie.’<br />

's Avonds was er <strong>de</strong> opera of <strong>de</strong> komedie, dikwijls <strong>voor</strong>afgegaan door een diner.<br />

Keurig in rok gekleed ging <strong>Couperus</strong> erheen, met in zijn knoopsgat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>bloem<br />

van die dagen, een gar<strong>de</strong>nia. Eind 1883 bezocht hij bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> opera van Charles<br />

Gounod Le Tribut <strong>de</strong> Zamora, die een belangrijke rol speelt in Eline Vere. 40 Catharina<br />

vertel<strong>de</strong> later: 41 ‘Hij was ook dol op ou<strong>de</strong>rwetsche opera's: Trouvère, Profeet; als<br />

iemand er uit begon te zingen, viel hij in en acteer<strong>de</strong> er bij.’ Geen won<strong>de</strong>r dat<br />

<strong>Couperus</strong> meteen klaar stond toen in 1885 plannen tot <strong>de</strong> creatie van een<br />

kin<strong>de</strong>roperette wer<strong>de</strong>n gesmeed. 42 <strong>Een</strong> vriendin van hem, Virginie La Chapelle.<br />

schreef <strong>de</strong> muziek en <strong>Couperus</strong> maakte <strong>de</strong> tekst van De schoone slaapster in het<br />

bosch. Het zangspel werd in <strong>de</strong> Koninklijke Schouwburg opgevoerd door hon<strong>de</strong>rd<br />

kin<strong>de</strong>ren. Enige nichtjes van hem - dochtertjes van Catharina, toen in <strong>de</strong> leeftijd<br />

tussen acht en twaalf jaar - zongen er in mee.<br />

Graag ook hield hij zich bezig met het regisseren van tableaux vivants. ‘La Mort<br />

<strong>de</strong> Cléopatre’ in het begin van Eline Vere, gearrangeerd naar Makarts schil<strong>de</strong>rij met<br />

het zelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp, vormt een goe<strong>de</strong> illustratie van ‘Paul's’ optre<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong>rgelijke<br />

gelegenhe<strong>de</strong>n. Indien dit tableau vivant werkelijk eens zo is geënsceneerd, zou het<br />

niet onmogelijk zijn dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


95<br />

<strong>Couperus</strong>' gedicht Kleopatra er door hem bij is gereciteerd. Het werd in januari 1884<br />

geschreven. Dit zeer gelief<strong>de</strong> tijdverdrijf van het spelen met leven<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen<br />

werd ook ten huize van Jan ten Brink graag beoefend, Korte Molenstraat 15. Of <strong>de</strong>ze<br />

er later in Lei<strong>de</strong>n nog tijd <strong>voor</strong> had - hij aanvaard<strong>de</strong> zijn ambt als hoogleraar aldaar<br />

op 11 juni 1884 en woon<strong>de</strong> er op Apothekersdijk 27; tussen 1884 en <strong>de</strong>cember 1886<br />

moest <strong>Couperus</strong> dus steeds naar Lei<strong>de</strong>n op en neer <strong>voor</strong> zijn lessen - is <strong>de</strong> vraag. Bij<br />

het regisseren van een <strong>de</strong>rgelijke on<strong>de</strong>rneming schijnt <strong>Couperus</strong> overigens ie<strong>de</strong>reen<br />

hard te hebben laten werken, terwijl hij zelf niet veel meer <strong>de</strong>ed dan <strong>de</strong> nodige<br />

aanwijzingen geven.<br />

In <strong>de</strong> familiekring van <strong>de</strong> Ten Brinks werd hem dit overigens niet kwalijk genomen,<br />

ja zelfs gemakkelijk vergeven omdat men respect had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘<strong>voor</strong>naamheid van<br />

een grand seigneur, wiens zelfingenomenheid ontwapent’. 43 Wel blijken Ten Brink<br />

en <strong>de</strong> zijnen een open oog <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' eigenaardighe<strong>de</strong>n gehad te hebben. Enkele<br />

anekdotes zijn trouw aan het nageslacht doorverteld. Over zijn zangkunst wisten<br />

nazaten te berichten dat eens, na een in het water gevallen buitenpartij, het hele<br />

gezelschap druipnat naar Lei<strong>de</strong>n was teruggekeerd. ‘De Professor leen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(die zoiets niet kon verdragen) een van zijn befaam<strong>de</strong> Ten Brinkse jasjes, daaraan<br />

werd een pantalon van een <strong>de</strong>r zoons toegevoegd, waarna <strong>de</strong> jonkman met Anna ten<br />

Brinks vriendin Mina Seiffert als begeleidster Beethovens A<strong>de</strong>lai<strong>de</strong> zong.’ 44 De tekst<br />

van dit lied moet aanmerkelijk hebben bijgedragen tot <strong>de</strong> hilariteit die hier het gevolg<br />

van was. - <strong>Een</strong> buitenman was <strong>Couperus</strong> niet bepaald. <strong>Een</strong>s gingen <strong>de</strong> Ten Brinks<br />

met hem naar <strong>de</strong> Keukenhof. Wegens het losbarsten van een noodweer moest men<br />

gaan schuilen bij een boer. Bij het verschijnen van een jongen met een koe zou<br />

<strong>Couperus</strong> zich gillend achter een dochter van <strong>de</strong> professor hebben verscholen, waarop<br />

<strong>de</strong> jongen hem volgens <strong>de</strong> overlevering had toegevoegd: ‘Ja, past u maar op, M'nheer,<br />

want ze heeft nog niks gegeten!’ 45<br />

Zijn eigen familiele<strong>de</strong>n mochten hem erg graag. Voor <strong>de</strong> vele neefjes en nichtjes<br />

trad hij met plezier als clown op, en het kan haast niet an<strong>de</strong>rs of hij gedroeg zich<br />

naar buiten toe even charmant en amusant. 46 Omdat hij het zijn va<strong>de</strong>r nu eenmaal<br />

beloofd had, stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij er niet min<strong>de</strong>r hard om. In <strong>de</strong> uren van afzon<strong>de</strong>ring hield<br />

hij zich met zijn eerste gedichten bezig, die hij ein<strong>de</strong>loos ciseleer<strong>de</strong> eer hij tevre<strong>de</strong>n<br />

was met het resultaat. 47 Dat gemaniëreerdheid dit werk niet vreemd is, verbaast ons<br />

weinig.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


96<br />

Zijn verzen gebruikte hij ook wel om er iemand een genoegen mee te doen. Zo is<br />

een vroeg sonnet, <strong>Een</strong> portret, 48 opgedragen ‘aan M.’. Het sonnet Uw glimlach of uw<br />

bloemen 49 wijd<strong>de</strong> hij ‘Aan <strong>Een</strong>e, die mij een ruiker Begoniaas beloof<strong>de</strong> en hare belofte<br />

niet nakwam.’ Catharina zegt: 50 ‘Hij was zoo lief [...], Hij leef<strong>de</strong> in alles mee met<br />

zijn groote familie. Wij waren zeer aan elkaar gehecht. Ik herinner me een St.<br />

Niklaasavond bij mij thuis; mijn man was 2 December jarig, en <strong>de</strong> oudste kin<strong>de</strong>ren<br />

had<strong>de</strong>n een toast op hun va<strong>de</strong>r uitgebracht. Op Sint verraste <strong>Louis</strong> met een lang<br />

gedicht in antwoord op die toast. Daar had hij zijn tijd en zijn werkkracht <strong>voor</strong> over<br />

gehad.’<br />

En toch. Hoewel <strong>Couperus</strong> graag uitging, had hij buiten <strong>de</strong> familiekring behalve<br />

Frans Netscher geen echte vrien<strong>de</strong>n. Het bleef bij wat vlin<strong>de</strong>rachtige, oppervlakkige<br />

contacten en bij wat hij flirten noem<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> zomer was Scheveningen het <strong>de</strong>cor: 51<br />

‘Ik heb het eerste Kurhaus gekend, <strong>de</strong> ergernis <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>re geslachten, die <strong>de</strong><br />

gezelligheid van het “Badhuis” betreur<strong>de</strong>n, en het brand<strong>de</strong> af en ik betreur<strong>de</strong>, dat die<br />

brand niet <strong>de</strong>s nachts gebeur<strong>de</strong>, omdat het dan móoier geweest zoû zijn. Men bouw<strong>de</strong><br />

het nieuwe Kurhaus op en geen enkele Haagsche familie, die zich respecteer<strong>de</strong>, was<br />

niet lid van het Kurhaus en wij hoor<strong>de</strong>n Mannstädt en Kogel en als “uitgaand”<br />

jong-mensch maakte je je visites aan <strong>de</strong> tafeltjes <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> Haagsche families<br />

en promeneer<strong>de</strong> je <strong>de</strong> jonge meisjes af, onvermoeid, als met een sport, heen en weêr<br />

tusschen <strong>de</strong> tafeltjes door, en om en langs <strong>de</strong> muziektent en als <strong>de</strong> muziek in <strong>de</strong> zaal<br />

was, wat zij bijna altijd was, flirtte je met <strong>de</strong> jonge meisjes, <strong>de</strong> mooie Haagsche<br />

jonge-meisjes, - <strong>de</strong> Haagsche jonge-meisjes hebben altijd een reputatie gehad van<br />

mooi te zijn - op het verlaten terras, zelfs in regen en wind en je bracht ze dan zoetjes<br />

terug aan <strong>de</strong> tafeltjes naar <strong>de</strong> mama's, die niet altijd tevre<strong>de</strong>n waren.’<br />

Overdag las en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in zijn kamer aan <strong>de</strong> achterkant van het<br />

ou<strong>de</strong>rlijk huis Nassauka<strong>de</strong>(plein) 4. Hij ving daar <strong>de</strong> volle middag- en avondzon.<br />

Frans Netscher, die hem er zo vaak is komen opzoeken,vertelt: 52 ‘Later, toen <strong>de</strong><br />

schooljaren al achter ons lagen, zijn wij <strong>de</strong> gewoonte om elkan<strong>de</strong>r dagelijks te zien,<br />

blijven volhou<strong>de</strong>n. Dan kwam ik in <strong>de</strong>n namiddag <strong>Couperus</strong> van huis halen. Ik liep<br />

naar boven, naar zijn kamer. Er heerschte daar een buitengewoone or<strong>de</strong> en regelmaat,<br />

een keurige correctheid. Den gezelligen rommel rond iemand, die thuis stu<strong>de</strong>ert, zich<br />

inleeft in een milieu en daar van alles laat slingeren, zocht men er vergeefs.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


97<br />

Alles scheen er opgeruimd, afgestoft, op zijn plaats. Zijn schrijftafel stond <strong>voor</strong> het<br />

raam, met allerlei snuisterijen er op, die nooit van hun plaats waren. En zoo was het<br />

met nog meer. Het leek wel, dat hij er nooit iets aanraakte, zoo was en bleef er alles<br />

op zijn plaats. 's Zomers lag hij meestal op een rustbank, een vouwbeen in <strong>de</strong> hand,<br />

een boek te lezen, en hij keek dan uit zijn venster het lage, verlaten Alexan<strong>de</strong>rveld<br />

op. 't Was soms broeierig warm in zijn kamer, bijna niet om uit te hou<strong>de</strong>n, zoodat<br />

<strong>de</strong> benauwing op <strong>de</strong> longen sloeg. Maar dit was juist waar hij naar verlang<strong>de</strong>; dán<br />

voel<strong>de</strong> hij zich lekker, in zijn element, gezelligjes, gestoofd, als liep zijn bloed warmer<br />

en luier door zijn lichaam.’<br />

Wat Netscher vertelt over <strong>Couperus</strong>' afgestofte schrijftafel stemt nauwkeurig<br />

overeen met wat <strong>Couperus</strong> in 1914 zelf nog eens heeft geschreven over die perio<strong>de</strong><br />

van zijn eerste gedichten: 53 ‘Lieve Hemel, waar is <strong>de</strong> tijd, dat, om te schrijven, ik niet<br />

alleen mijn eigen kamer en schrijftafel moest bezitten, maar dat mijn papier van een<br />

zeker grijn moest zijn, mijn pen een goed versne<strong>de</strong>n ganzeveêr (!) (ik heb het altijd<br />

heerlijk gevon<strong>de</strong>n met veêren pennen te schrijven en geloof, dat ze nù niet eens meer<br />

bestaan), dat mijn inkt van een zeer bepaal<strong>de</strong> kwaliteit en kleur was en het licht neêr<br />

viel veel gezeefd door een bepaal<strong>de</strong> kleur van eerst linnen en later tussore gordijn<br />

en dat ik links van mij diè bloemen in een vaas moest hebben staan, die op dat<br />

oogenblik verwant waren aan mijn werk!! Waar is <strong>de</strong> tijd, waar is <strong>de</strong> tijd!!’<br />

<strong>Couperus</strong>' vermeen<strong>de</strong> luiheid moet soms zelfs bij zijn eigen familiele<strong>de</strong>n het i<strong>de</strong>e<br />

hebben doen postvatten dat hij eigenlijk niets uitvoer<strong>de</strong>. Volgens Van Booven <strong>de</strong>ed<br />

<strong>Couperus</strong> zijn examen op een ogenblik waarop zij hem er nog steeds van verdachten<br />

alleen maar vage plannen te maken. 54 Later wisten zij beter, zodat Catharina in haar<br />

herinneringen verklaar<strong>de</strong>: 55 ‘Uren lang kon hij op zijn divan liggen; wij wisten: dan<br />

werkt hij [...]; het best hij volmaakte lichaamsrust concipieer<strong>de</strong> zijn geest naar hoogste<br />

kracht.’ Het is tekenend wat iemand als zij, die hem zo lang en zo goed gekend heeft,<br />

ver<strong>de</strong>r nog over hem zegt. Hij was dan wel 56 ‘een mondain jongmensch. Min<strong>de</strong>r<br />

robuust, fijner dan zijn broers. Hij hield van mooie schoenen, van zacht linnen [...].<br />

Maar hij was niet ziekelijk-oververfijnd. Ook niet abstrait en altijd in zich zelf<br />

gekeerd’ (etc.).<br />

Zijn zelfportret in <strong>de</strong>ze jaren heeft <strong>Couperus</strong> zuiver geschetst in het eerste boek<br />

van Metamorfoze. 57 Met Scheffer leest Hugo Aylva daar <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>len van Zola's<br />

Rougon-Macquart-cyclus. Hij grijpt naar: ‘<strong>Een</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


98<br />

<strong>de</strong>el van Göthe - om toch iets te weten van Göthe, Maar Göthe - misschien om het<br />

Duitsch, dat hem zwaar was, of om <strong>de</strong>n druk van het boekvol<strong>de</strong>ed hem niet. Byron<br />

meer: hij dweepte met “Don Juan”. Dan een boek over <strong>de</strong> Renaissance, een werk<br />

over Grieksche sculptuur, een mo<strong>de</strong>rnen roman, <strong>de</strong>n laatsten bun<strong>de</strong>l verzen. En alles<br />

door elkaâr’ (etc.). Von<strong>de</strong>l, Hooft en Potgieter wor<strong>de</strong>n ook hier genoemd: ‘Toen<br />

boei<strong>de</strong>n hem Gautier, Leconte <strong>de</strong> Lisle, Hamerling <strong>voor</strong>al.’ Van <strong>de</strong> laatste vermeldt<br />

hij met enthousiasme diens Ahasver in Rome. Daarna spreekt hij nog van Scu<strong>de</strong>ry<br />

en Calprenè<strong>de</strong>, Balzac en Flaubert. Van <strong>de</strong> boeken over <strong>de</strong> renaissance en het<br />

humanisme die hij las, noemt hij Burckhardt, Geiger en Voigt. Vooral door <strong>de</strong>ze<br />

schrijvers geïnspireerd, is hij zich meer met Petrarca gaan bezighou<strong>de</strong>n. Voor hem<br />

vatte hij een grote lief<strong>de</strong> op. 58<br />

In<strong>de</strong>rdaad heeft <strong>de</strong> kennismaking met Petrarca veel <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend. Reeds<br />

in 1882 begon hij zich in diens werk te verdiepen. Veel later, in 1910, herinner<strong>de</strong> hij<br />

zich tij<strong>de</strong>ns een bezoek aan Avignon en omstreken nog altijd met dankbaarheid: 59<br />

‘Ik zag het al <strong>voor</strong> mij, toen ik nog heel jong was, een jong dichtertje, dat cizeleer<strong>de</strong><br />

zijn eerste verzen, en zijn eerste verbeeldingen van ou<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n, blij, vóór zich zag<br />

rijzen in <strong>de</strong> gloeien<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige glansen en kleuren van Mid<strong>de</strong>neeuwsch romantisme,<br />

in <strong>de</strong> fijnere tee<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van eerste Renaissance-tint en geur van Humanisme [...].<br />

Petrarca is mij da<strong>de</strong>lijk, toen ik hem vóór mij zag, na wat Voigt en Geiger over hem<br />

schreven, belangwekkend en daarom dierbaar gewor<strong>de</strong>n, omdat ik hem zag, als<br />

mensch in <strong>de</strong> laatste Mid<strong>de</strong>neeuwsche somberheid, die oplichtte; omdat ik hem<br />

da<strong>de</strong>lijk menschelijk zag, met een ziel vol menschelijkheid, zwakheid, ij<strong>de</strong>lheid,<br />

grootheid, kracht, genie... omdat hij da<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> mij lééf<strong>de</strong>, omdat ik hem da<strong>de</strong>lijk<br />

begreep en “mooi” vond: die zwakke, geniale mensch, die schim uit het Verle<strong>de</strong>n,<br />

die vorm aannam en kleur...’ <strong>Een</strong> ‘verlangen naar <strong>de</strong> schitteren<strong>de</strong> Renaissance begon<br />

door te bloeien door mijne eigene, donswolkige, melancholieën heen’.<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> toen meteen al een roman over Petrarca schrijven, maar zag spoedig<br />

in dat dit zijn krachten ten enen male te boven zou gaan. 60 Meer dan <strong>de</strong> jongeling<br />

Petrarca boei<strong>de</strong> hem trouwens <strong>de</strong> volwassen dichter. Om diens jeugd had hij echter<br />

toch niet heen gekund. Het moeten verzamelen van <strong>de</strong> noodzakelijke documentatie<br />

zag hij als een grote belemmering. Het bleef dan ook bij een novelle, In het huis bij<br />

<strong>de</strong>n dom, gedateerd oktober 1882. 61 Dat <strong>Couperus</strong> zich gemakkelijk met Pe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


99<br />

trarca kon i<strong>de</strong>ntificeren, wordt dui<strong>de</strong>lijk als wij nagaan wat Voigt over <strong>de</strong> grote<br />

Italiaan vertelt. 62 De dichter had een va<strong>de</strong>r die hem rechten wil<strong>de</strong> laten stu<strong>de</strong>ren,<br />

opdat hij daarmee later in zijn on<strong>de</strong>rhoud zou kunnen <strong>voor</strong>zien. Alle boeken die hem<br />

van zijn studie af kon<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n door papa in het vuur gegooid, behalve<br />

een Cicero en... een Vergilius! Maar Petrarca ging gedichten schrijven, zoals<br />

<strong>Couperus</strong>. Van tijd tot tijd wijd<strong>de</strong> hij zich aan <strong>de</strong> zangkunst, zoals <strong>Couperus</strong>. Petrarca<br />

las graag Latijn, hield niet van politiek, was belust op geld, trok rich het liefst terug<br />

in <strong>de</strong> stilte van zijn stu<strong>de</strong>erkamer, kleed<strong>de</strong> zich verfijnd, gaf zich graag over aan<br />

melancholieke ‘acedia’ - zoals <strong>Couperus</strong>. Petrarca huiver<strong>de</strong>, zo herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zich later in Avignon, ‘van zijn eigene ziel en had haar toch lief, maar wil<strong>de</strong> [...]<br />

<strong>voor</strong>al haar doorgron<strong>de</strong>n, haar kennen, haar toeblikken en haar bewon<strong>de</strong>ren, omdat<br />

zij raadselachtiger en te gelijker tijd alomvatten<strong>de</strong>r was dan bergketenen en<br />

oceane-kimmen’. Boven op <strong>de</strong> Mont Ventoux was Petrarca tot dit inzicht gekomen.<br />

Er kwam nog iets bij: <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gelijkenis van dit zelfportret waarschijnlijk zelfs<br />

het allerbelangrijkste. Petrarca verheerlijkte een kuise, geslachtelijk onbereikbare en<br />

oneindig verheven vrouw, een eeuwig ‘ferne Geliebte’. Haar naam was Laura.<br />

El<strong>de</strong>rs kon reeds meer in <strong>de</strong>tail uiteengezet wor<strong>de</strong>n hoe In het huis bij <strong>de</strong>n dom<br />

ontstaan moet zijn. 63 Met overtuiging heeft <strong>Couperus</strong> zich in Petrarca menen te<br />

herkennen en in hem een i<strong>de</strong>aal gezien dat hem over <strong>de</strong> eeuwen heen toelonkte. Voor<br />

het verwerken van het bij Voigt en Geiger gevon<strong>de</strong>n materiaal zocht hij naar een<br />

vorm die hem werd aangereikt in historische romans zoals mevrouw<br />

Bosboom-Toussaint die geschreven heeft. Toen hij zijn eerste novelle, en daarna ook<br />

<strong>Een</strong> middag bij Vespaziano, voltooid had, wil<strong>de</strong> het toeval dat hij op <strong>de</strong> Veenlaan<br />

Johannes Bosboom ontmoette, die een beken<strong>de</strong> van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> was: 64<br />

‘...grijs, vrien<strong>de</strong>lijk en joviaal en hij greep mij bij <strong>de</strong> knoop van mijn jas en hij sprak<br />

en hij vroeg dan: “Kom je niet weêr eens thee drinken...??” En ik kwam, ik kwam<br />

thee drinken, ik, het piepjonge auteurtje; ik kwam thee drinken en, schuchter, bracht<br />

ik aan mevrouw Bosboom-Toussaint mijn historische novelletjes [...] vol stille angst,<br />

of <strong>de</strong> groote schijfster er wel iets goeds in zoû vin<strong>de</strong>n.’ Catharina Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein-<strong>Couperus</strong> herinner<strong>de</strong> het zich tot haar dood: 65 ‘Mevrouw Bosboom-Toussaint<br />

vond 't bijzon<strong>de</strong>r goed. Dat oor<strong>de</strong>el heeft toen grooten indruk op zijn familie gemaakt.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


100<br />

<strong>Een</strong> middag bij Vespaziano gaat niet over Petrarca maar over Poggio Bracciolini, en<br />

speelt dus twee of drie generaties later. 66 De inzet is hier een kuise maagd. Het verhaal<br />

behelst ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verzoening van twee gezworen vijan<strong>de</strong>n in een boekwinkel. Ook<br />

in dit geval heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stof aan <strong>voor</strong>al Voigt ontleend. Mogen <strong>de</strong> ten tonele<br />

gevoer<strong>de</strong> personen nogal houterig en naïef zijn uitgevallen, an<strong>de</strong>rzijds wordt het<br />

verhaal gekenmerkt door elementen die in <strong>Couperus</strong>' latere historische romans sterker<br />

zullen opvallen: groot gemak van stileren, zorgvuldig gebruik van <strong>de</strong> bronnen, het<br />

vermogen een intrige hel<strong>de</strong>r op te zetten en vervolgens zo te dramatiseren dat men<br />

het verhaal, onhandighe<strong>de</strong>n ten spijt, niet zon<strong>de</strong>r spanning naar <strong>de</strong> ontknoping toe<br />

volgt. Centraal staat <strong>de</strong> mens, zij het in dit jeugdwerk nog zon<strong>de</strong>r veel psychische<br />

diepte getekend.<br />

De twee novellen zijn pas in 1884 en 1885 in Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd, en ontbreken<br />

in <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>buut in boekvorm <strong>Een</strong> lent van vaerzen uit 1884. Heeft hij ze bewaard<br />

als <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grote Petrarcaroman, waar ook Hugo Aylva in Metamorfoze<br />

van droomt maar die hij nooit zou schrijven? Liever heeft <strong>Couperus</strong> zijn held maar<br />

in dichtvorm bezongen. In <strong>de</strong> loop van 1883 begon hij zijn Laura, waarvan hij het<br />

laatste ge<strong>de</strong>elte, Vaucluse, in augustus 1884 voltooi<strong>de</strong>. De cyclus is in 1883 en 1884<br />

telkens in ge<strong>de</strong>elten in De Gids gepubliceerd. 67 Zijn introductie tot dit tijdschrift heeft<br />

<strong>Couperus</strong> niet aan Valette te danken gehad maar aan <strong>de</strong> bemid<strong>de</strong>ling van Ten Brink.<br />

Het Gids-archief 68 bewaart een brief waarin <strong>Couperus</strong> zelf spreekt van ‘het tijdschrift,<br />

waarin ik, in<strong>de</strong>rtijd door Ten Brink geïntroduceerd, se<strong>de</strong>rt [...] alle mijne grootere<br />

werken publiceer<strong>de</strong>’. Pas in zijn twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l. Orchi<strong>de</strong>eën, zijn in 1886 <strong>de</strong><br />

Petrarcagedichten gebun<strong>de</strong>ld. Tussendoor schreef <strong>Couperus</strong> allerlei an<strong>de</strong>re poëzie,<br />

verzameld in <strong>Een</strong> lent van vaerzen.<br />

Zel<strong>de</strong>n is in die jaren een jonge schrijver zo openhartig geweest als <strong>Couperus</strong>,<br />

waar het <strong>de</strong> dingen aanging die hem bezighiel<strong>de</strong>n en beïnvloed<strong>de</strong>n. Metamorfoze<br />

blijft een zeer belangrijke bron. Overigens heeft men in het algemeen aan <strong>de</strong> gedichten<br />

waar <strong>Couperus</strong> mee <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> tot in onze tijd toe te weinig aandacht besteed. <strong>Een</strong><br />

analyse zou kunnen verhel<strong>de</strong>ren welke schrijvers hij nog meer in bewon<strong>de</strong>ring heeft<br />

nagevolgd. Zijn tijdgenoten hiel<strong>de</strong>n zich er wel eens mee bezig, maar zeer<br />

oppervlakkig.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze was er één - die <strong>Couperus</strong> trouwens zelf noemt, als <strong>de</strong> schrijver van<br />

<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Vlugmaren - <strong>voor</strong> wie hij bijzon<strong>de</strong>re eerbied<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


101<br />

koester<strong>de</strong>: mr. Carel Vosmaer. Deze <strong>voor</strong> het culturele leven van die dagen zo<br />

belangrijke Hagenaar woon<strong>de</strong> toentertijd in het huis De Ruyterstraat 73. 69 Vosmaer<br />

ging evenals Netscher en <strong>Couperus</strong> 's middags graag wat wan<strong>de</strong>len in <strong>de</strong><br />

Scheveningsche Bosjes. Juist ook bij veel jonge mensen had hij zich roem en<br />

sympathie verworven. Frans Netscher beschreef later eens hoe <strong>Couperus</strong> en hij hem<br />

vaak ontmoetten - en niet hem alleen! 70 ‘Elken middag tegen vier uur gingen wij<br />

wan<strong>de</strong>len, op <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Scheveningschen weg, in <strong>de</strong> Boschjes, dwalend door <strong>de</strong><br />

laantjes, zon<strong>de</strong>r doel, zon<strong>de</strong>r plan, alleen maar om beweging te hebben, te loopen,<br />

en om te kunnen praten, te kunnen praten over kunst. Tot <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>laars, die wij dan<br />

trouw tegenkwamen, behoor<strong>de</strong> o.a. Vosmaer, met zijn witten kop van uitstaand haar,<br />

stijf rechtop, zijn kaalgeschoren gezicht, zijn intelligent vossenhoofd, altijd even<br />

rustig, koel en placi<strong>de</strong>. En ook wel Marcellus Emants, haastiger, in drukken stap,<br />

strak <strong>voor</strong> zich uitkijken<strong>de</strong>, als <strong>de</strong>ed hij tegen zijn zin een gezondheidsloopje op raad<br />

van <strong>de</strong>n dokter, en zich zoo gauw mogelijk afmaken<strong>de</strong>. Zij vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee uitersten<br />

onzer gesprekken: <strong>Couperus</strong> in bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het marmerwerk van Vosmaer,<br />

hem wel wat te koud, te wit vin<strong>de</strong>nd, maar hoog in lof over zijn fijn classicisme, zijn<br />

intelligentie, aangetrokken door zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het curieus mooie, het beschaafd<br />

aristocratische zijner voelingen en uitingen - ik aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van Emants’. Netscher,<br />

die <strong>Couperus</strong> beter dan wie ook gekend heeft in die tijd, merkt naar aanleiding van<br />

diens lievelingsschrijvers tenslotte op, ‘dat hij zocht naar <strong>de</strong> aristocratie van <strong>de</strong>n<br />

geest, <strong>de</strong> verfijning van <strong>de</strong>n vorm (tot op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie toe), het kleurrijke, exotische,<br />

vreem<strong>de</strong>, luxueuse, en dat <strong>de</strong> werkelijkheid <strong>de</strong>r zichtbare dingen rond hem, het<br />

realisme, hem ongeëmotioneerd liet’. Over zijn werkwijze vertel<strong>de</strong> hij: ‘In <strong>de</strong>n<br />

aanvang was <strong>Couperus</strong> een langzaam, ja, haast peuterig werker. Hij schreef toen nog<br />

weinig, en wat hij produceer<strong>de</strong>, kostte hem toen veel tijd. Nooit heeft hij uitgemunt<br />

door handige in-elkaarzetterij, snelheid van productie, maar in <strong>de</strong>n beginne kenmerkte<br />

hij zich door erg <strong>voor</strong>zichtig, bijna angstvallig werken.’<br />

Ondanks <strong>de</strong>ze precisie was <strong>Couperus</strong> toch een romanticus, daartoe <strong>voor</strong>bestemd<br />

door aanleg en karakter, maar tevens door opvoeding en levensomstandighe<strong>de</strong>n.<br />

Voorlopig was hij gevlucht in <strong>de</strong> droomwereld van studie, literatuur en muziek. Uit<br />

dit amalgama ontstond zijn vroegste werk dat, Zola ten spijt, weinig met echt,<br />

principieel doorgevoerd realisme te maken had. Met Eline Vere zou in 1887-'88 een<br />

heel an<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong> aanbreken.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


102<br />

De werkelijkheid was <strong>voor</strong>lopig op zichzelf moeilijk genoeg. In 1880 kwam <strong>Couperus</strong>'<br />

oudste broer Petrus Theodorus, toen eenen<strong>de</strong>rtig jaar oud, <strong>voor</strong> een jaar met verlof<br />

uit Indië terug. Na een korte militaire loopbaan was <strong>de</strong>ze ongetrouw<strong>de</strong> jongeman<br />

ambtenaar bij het B.B. gewor<strong>de</strong>n, zeer tot genoegen van papa <strong>Couperus</strong>. Het laatst<br />

was hij controleur twee<strong>de</strong> klasse. Toen bleek hij geestesziek te zijn, en wel in die<br />

mate, dat zijn afwijking ongeneeslijk leek. In 1883, na opnieuw een kort verblijf in<br />

Indië, keer<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en laatste maal terug naar het va<strong>de</strong>rland. In augustus<br />

van dat jaar werd hij opgenomen in het Willem Arritszhuis te Utrecht: <strong>voor</strong>goed. 71<br />

Hij is er tot aan zijn dood gebleven. Het is moeilijk te zeggen wat dit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie<br />

betekend heeft. Dat het een grote druk op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs gelegd heeft - ongetwijfeld ook<br />

financieel; hij werd opgenomen in <strong>de</strong> eerste klasse - is meer dan waarschijnlijk, niet<br />

in <strong>de</strong> laatste plaats omdat het <strong>de</strong> stamhou<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> familie betrof. Dat het op een<br />

overgevoelige en kwetsbare jongen als <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een onuitwisbare indruk<br />

gemaakt heeft, mogen wij eveneens wel aannemen.<br />

Bij dit alles kwamen <strong>voor</strong> papa nog an<strong>de</strong>re zorgen. De gezamenlijke bezitters<br />

had<strong>de</strong>n intussen het besluit genomen dat het familieland bij Buitenzorg niet langer<br />

gehandhaafd kon wor<strong>de</strong>n. Verkoop was noodzakelijk en onvermij<strong>de</strong>lijk. In Het<br />

Va<strong>de</strong>rland van 26 maart 1883 kon Den Haag een grote advertentie lezen: ‘Het<br />

landgoed Tjicoppo gelegen in <strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling Buitenzorg Resi<strong>de</strong>ntie Batavia wordt te<br />

koop aangebo<strong>de</strong>n.’ Op 7 mei is <strong>de</strong> annonce nog eens herhaald. Zo is het alou<strong>de</strong><br />

familieland tenslotte verkocht. De zeer aanzienlijke opbrengst werd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

belanghebben<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De vonk’ (Vad. 5 oktober 1910), in Zwaluwen, 169.<br />

2 In De Gids (1881), IV, 182. Hij voegt hier aan toe: ‘ik heb dit <strong>de</strong>stijds el<strong>de</strong>rs uitvoerig<br />

me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld’, helaas zon<strong>de</strong>r te vermel<strong>de</strong>n waar.<br />

3 Oostwaarts, 18.<br />

4 Zie noot I, 169-170.<br />

5 <strong>Een</strong> foto van het huis bij W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij<br />

zijn (1981 4 ), 16-17.<br />

6 Zoals <strong>de</strong> familiepapieren zeggen: om ‘met zijne ou<strong>de</strong>rs en zijn jongeren broe<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong>, die uit<br />

Indië <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opvoeding van <strong>de</strong>zen laatsten waren teruggekeerd te gaan samen wonen’. Frans<br />

was per 12, juli 1875 naar <strong>de</strong> Leidse universiteit gegaan. Aantekening bij zijn vertrek van het<br />

Gymnasium Haganum: ‘Hij <strong>de</strong>ed met goed gevolg zijn admissie-examen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie in<br />

Juni. Hij was vlug en levendig. Te levendig om langer op onze schoolbanken plaats te nemen.’<br />

(Archief Gymn. Hag.)<br />

7 ‘Toen ik een kleine jongen was’ (Vad. 8 oktober 1910), in Zwaluwen, 76-77.<br />

8 Frans Netscher, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Woord en Beeld (1897), 288 e.v. Zie ook Frans Netscher,<br />

in <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant van 9, 16 en 23 juni 1923. V. Booven, Leven, 73.<br />

9 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, V.<br />

10 Brief X (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1914), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 69-70. Zie ook<br />

brief III (Vad. 7 november 1914), ibi<strong>de</strong>m, 21: ‘Net als vroeger, in <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool,<br />

toen ik, bij <strong>voor</strong>beeld, begon scheikun<strong>de</strong> te leeren of natuurkun<strong>de</strong> [...] tuk op scheikundige en<br />

natuurkundige kennis.’<br />

11 ‘De hacienda’ (De Telegraaf 27 juli 1920), in Proza III, 41: ‘Ie<strong>de</strong>r, die als jongen wel eens <strong>de</strong><br />

boeken las van Aimard, weet wat een hacienda is [...]. Ik schijn ook mijn hacienda te bezitten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Maar ik bezit haar alleen in <strong>de</strong>n droom [...]. Den eersten keer, dat ik mijn hacienda droom<strong>de</strong>,<br />

was ik heel jong, zoowat zestien jaren [...]. Maar ik leek in mijn droom niets op het een beetje<br />

eenzelvige, melancholieke jongmensch <strong>de</strong>r Lage Lan<strong>de</strong>n, dat ik in werkelijkheid was.’<br />

12 ‘De Angst’ (Vad. 16 september 1911), in Genève, Florence I, 57.<br />

13 V. Booven, Leven, 71.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 71-72.<br />

15 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart: 1923), in Proza II, 217.<br />

16 Zie noot I, 171.<br />

17 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, 1, 88.<br />

18 V. Booven, Leven, 72.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 73-74. - Deze versie stemt overigens niet overeen met een in het Letterkundig Museum<br />

bewaar<strong>de</strong> brief van <strong>Couperus</strong> zelf, d.d. 29 november 1883 en gericht aan J. Collette, waarnemend<br />

secretaris <strong>de</strong>r Letterkundige Vereeniging Aesthetica: ‘Bij <strong>de</strong>zen heb ik <strong>de</strong> eer U als waarnemend<br />

Sekretaris <strong>de</strong>r letterkundige Vereeniging “Aesthetica” te mel<strong>de</strong>n, dat ik mij genoodzaakt zie<br />

<strong>voor</strong> het lidmaatschap dier Vereeniging te bedanken.’ - <strong>Couperus</strong> is dus tot in zijn twintigste<br />

levensjaar lid gebleven en heeft Aesthetica vrijwillig verlaten.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 73: ‘Het verhaal dat zij hem eens geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gymnastiekles met opzet uit een <strong>de</strong>r<br />

toestellen lieten vallen is echter een fabel, volgens <strong>de</strong>n heer Gisolf, in die dagen <strong>Couperus</strong>'<br />

gymnastiekleeraar.’<br />

21 Zie noot I, 171.<br />

22 Het boek in 1900 (oktober 1900), 10 e.v. - Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren in<br />

<strong>de</strong> XIXe eeuw (ed. Taco H.<strong>de</strong> Beer), III 2 (1904), 351 e.v. - Zie V. Booven, Leven, 74-75.<br />

23 <strong>Een</strong> van Ten Brinks slordighe<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> is immers in Den Haag geboren. Zo meent hij ook<br />

dat het <strong>voor</strong>val zich in 1882 zou hebben afgespeeld. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> hbs echter in <strong>de</strong> jaren<br />

1878-81. Zie reeds V. Booven, Leven, 74.<br />

24 ‘Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n’ II (Vad. 2. juli 1910). in Korte arabesken (1911), 278.<br />

25 Zie noot 7, 77.<br />

26 Van Itallie, Portretten, 87.<br />

27 Zie noot 15, 213.<br />

28 Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel (1972), 212-215. - G.J.P.<br />

Valette, ‘Dek’, in De Gids (1910), II, 377-399. In <strong>de</strong> uit 1889 dateren<strong>de</strong> editie van Ten Brinks<br />

Gesch. d.N. Ned. Lett., 348, bespreekt <strong>de</strong>ze Baren en oudgasten positief: ‘Fantasie, smaak en<br />

vernuft ontbreken hem niet. Men rekent op hem <strong>voor</strong> het vervolg.’<br />

29 V. Booven, Leven, 24.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 28.<br />

31 (Vad. 25 juni en 2 Juli 1910), in Korte Arabesken, 271 e.v.<br />

32 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, II, 54.<br />

33 Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein heeft in haar interview met mevrouw Van Itallie gezegd: ‘'t Was een<br />

droge studie, en 't bracht <strong>Louis</strong> àf van zijn weg, want hij wil<strong>de</strong> toen al schrijver wor<strong>de</strong>n. Maar<br />

hij had 't va<strong>de</strong>r beloofd en uit plicht hield hij zijn woord. Dat was nu dat verwen<strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>rskindje! Alleen ter wille van zijn va<strong>de</strong>r heeft hij dóórgezet’. - Dat zag zij niet geheel<br />

juist, daar zij <strong>voor</strong>bijgaat aan diverse passages in <strong>Couperus</strong>' werk waarin hij met vreug<strong>de</strong> aan<br />

zijn studietijd terug<strong>de</strong>nkt en dankbaar Ten Brinks lessen noemt. Bovendien hield <strong>de</strong> studie hem<br />

er niet van af zijn eerste gedichten en novellen te schrijven en die ook vóór het jaar van zijn<br />

examen (1886) te publiceren.<br />

34 Zie noot 15, 213 e.v.<br />

35 In Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, V, horen wij over Hugo Aylva: ‘Potgieters<br />

“Florence” was jaren <strong>voor</strong> hem het schoonste, wat er in Hollandsch kon geschreven wor<strong>de</strong>n.’<br />

36 Zie noot 15, 214.<br />

37 V. Booven, Leven, 77.<br />

38 Zie reeds F.L. Bastet, <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980), 17.<br />

39 Intieme impressies' (Vad. 8 april 1923), in Proza III, 65.<br />

40 M. Klein & H. Ruijs, Over Eline Vere van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1981), 47 e.v. - Zie ook Bastet,<br />

Zuil, 36 e.v.<br />

41 Van Itallie, Portretten 88.<br />

42 V. Booven, Leven, 82.<br />

43 Francine Schregel-Onstein, Het rijk geschakeer<strong>de</strong> leven van Prof. Dr. Jan ten Brink (z.j.), 94.<br />

- Bastet, Zuil, 24.<br />

44 Schregel-Onstein. Ten Brink, 96. - Bastet, Zuil, 44.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


45 Schregel-Onstein, Ten Brink, 96. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re anekdote die <strong>de</strong> Ten Brinks vertel<strong>de</strong>n (i<strong>de</strong>m, 95):<br />

‘Voor <strong>Louis</strong> beston<strong>de</strong>n er geen stoeipartijen - hij zou zelfs nooit in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer verschijnen!<br />

Wellicht kwam het door die zelf geschapen afstand dat <strong>de</strong> jeugd <strong>Couperus</strong>, ook al von<strong>de</strong>n zij<br />

hem niet onaardig, wel achter zijn rug uitlachte. Maar het luid<strong>de</strong> bij hem dan ook <strong>de</strong>ftig:<br />

“Goudlokkige Hélène, geef <strong>de</strong>n zwartogigen dichter nog eens een kopje thee?”’<br />

46 V. Booven, Leven, 82.<br />

47 Dat hij zijn werk ook op klanken oefen<strong>de</strong> wordt geïllustreerd door wat C. van Heekeren schrijver<br />

<strong>de</strong>zes vrien<strong>de</strong>lijk mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>. Diens moe<strong>de</strong>r speel<strong>de</strong> op het Nassauplein in een belen<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tuin<br />

en zag van daar soms ‘die gekke jongen <strong>Couperus</strong>’ gedichten lopen <strong>de</strong>clameren.<br />

48 <strong>Een</strong> lent van vaerzen (1884), 39.<br />

49 Orchi<strong>de</strong>eën (1886), 164.<br />

50 Van Itallie, Portretten, 88.<br />

51 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel, 54 e.v.<br />

52 Zie noot 8.<br />

53 ‘De gelui<strong>de</strong>n’ (Vad. 17 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 32-33.<br />

54 V. Booven, Leven, 76 (6 <strong>de</strong>cember 1886).<br />

55 Van Itallie, Portretten, 90.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 88.<br />

57 Metamorfoze, Het boek van Torquato Tasso, V-VIII.<br />

58 Over <strong>Couperus</strong> en Petrarca uitvoerig Catharina Ypes, Petrarca in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

(1934), 357-67. - I<strong>de</strong>m, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963),<br />

476-477. - Bastet, Zuil, 18-35.<br />

59 ‘Avignon’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland 1910, II, 489 e.v.), in Proza I, 208. - Bastet, Zuil, 18.<br />

60 Bastet, Zuil, 21.<br />

61 I<strong>de</strong>m, 20. Gepubliceerd in Ne<strong>de</strong>rland (1884) II, 35-60.<br />

62 Bastet, Zuil 25 e.v. - Zie reeds Ypes, Petrarca, 358 e.v.<br />

63 Bastet, Zuil, 30 e.v.<br />

64 ‘De Hollandsche schil<strong>de</strong>rs’ (Vad. 26 april 1911), in Rome II, 55.<br />

65 Van Itallie, Portretten, 88. <strong>Couperus</strong>, die bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> mevr. Bosboom-Toussaint had,<br />

zal op zaterdag 17 april 1886 waarschijnlijk ook wel bij haar begrafenis zijn geweest, samen<br />

met Netscher. Carel Vosmaer schreef over <strong>de</strong> laatste: ‘De vertegenwoordiger <strong>de</strong>r “bilwippen<strong>de</strong>”<br />

letterkun<strong>de</strong>, die zich vermeit in “snotteren<strong>de</strong> en kwijlen<strong>de</strong>” natuur, stond ook bij het graf: hij<br />

heeft daar zeker iets vuils opgedaan en opgemerkt.’ Zie F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer (1967),<br />

174.<br />

66 Bastet, Zuil, 33 e.v. Gepubliceerd in Ne<strong>de</strong>rland (1885) I, 333-354.<br />

67 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> chronologie van al dit vroege werk Bastet, Zuil, 214, noot bij pag.20.<br />

68 Univ. Bibl. Lei<strong>de</strong>n, nr. A 348.<br />

69 Bastet, Vosmaer, pl. 10 laat een tekening van zijn werkkamer zien. Vosmaer heeft hier tot zijn<br />

dood op 12 Juni 1888 gewoond.<br />

70 Zie noot 8.<br />

71 De beschikbare gegevens stemmen niet exact overeen. Volgens <strong>de</strong> genealogie van <strong>de</strong> familie<br />

<strong>Couperus</strong>, opgesteld in 1908, ‘verblijf hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> te Meerenberg’. Aldaar ontbreekt zijn<br />

ziektegeschie<strong>de</strong>nis echter. Daarentegen blijkt uit <strong>de</strong> registers van het Willem Arntszhuis dat<br />

‘P.Th. <strong>Couperus</strong>, ongehuwd en 34 jaar’, op 28 augustus 1883 aldaar in <strong>de</strong> eerste klasse is<br />

opgenomen. De genealogie vermeldt echter: ‘met verlof wegens ziekte, 1880-1883; controleur<br />

<strong>de</strong>r 1e klasse, 19 Maart 1883; met verlof wegens ziekte, 1884-1886; eervol uit's lands dienst<br />

ontslagen, 15 Mei 1886.’ - Reeds op school is het met <strong>de</strong>ze oudste zoon niet goed gegaan. Hij<br />

verliet het Gymnasium Haganum op 1 april 1863 met <strong>de</strong> aanmerking: ‘groote achteloosheid en<br />

slordigheid waren <strong>de</strong> oorzaken dat hij weinig vor<strong>de</strong>ringen maakte, waarom zijn va<strong>de</strong>r besloot<br />

zijne opvoeding el<strong>de</strong>rs te beproeven.’ (Archief Gymn. Hag.) De jongen is toen op <strong>de</strong> kostschool<br />

van <strong>de</strong> heer Scheffelaar Klots te Gouda geplaatst, om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Militaire Aca<strong>de</strong>mie te Breda te<br />

wor<strong>de</strong>n opgeleid. In 1866 werd hij daar ca<strong>de</strong>t, maar drie jaar later is hij als zodanig op verzoek<br />

ontslagen. In 1870 werd hij te Delft ingeschreven (Indische Inrichting). In 1872 verwierf hij<br />

het diploma Ambtenaar Indische Dienst. In Delft heeft hij tegelijk met zijn vier jaar jongere<br />

broer John Ricus junior gestu<strong>de</strong>erd. In 1872 waren <strong>de</strong> twee zonen ook tegelijk klaar. Zij zijn<br />

toen met <strong>de</strong> familie - on<strong>de</strong>r wie <strong>Louis</strong>, die dit alles dus thuis heeft meegemaakt - naar Indië<br />

vertrokken.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


IV [1883-1889]<br />

Wat gebeur<strong>de</strong> er intussen allemaal in <strong>de</strong> grote <strong>Couperus</strong>familie? - Om te beginnen<br />

kreeg <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> er tussen 1878 en 1885 vier neven en nichten Reynst bij,<br />

kleinkin<strong>de</strong>ren van zijn moe<strong>de</strong>rs jong gestorven broer. 1 Het gezin van zijn zuster<br />

Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> werd uitgebreid tot negen kin<strong>de</strong>ren, van wie<br />

naast <strong>de</strong> in 1871 geboren Marie <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> jongen Frans, die in 1882 geboren is,<br />

een bijzon<strong>de</strong>re rol in <strong>Couperus</strong>' leven gespeeld heeft. Trudy Valette-<strong>Couperus</strong> in<br />

Indië<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


103<br />

kreeg na Constance (1878) haar zoon John (1883), later nog gevolgd door een dochter,<br />

Edmée (1886). <strong>Couperus</strong>' oudste zuster Johanna Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>,<br />

in Wiesba<strong>de</strong>n, had slechts twee kin<strong>de</strong>ren. Deze aantallen maken a priori al dui<strong>de</strong>lijk<br />

hoe moeilijk het is om in <strong>Couperus</strong>' Haagse romans, te beginnen met Eline Vere, <strong>de</strong><br />

figuren terug te brengen op mogelijke mo<strong>de</strong>llen uit zijn omgeving. Wij begrijpen er<br />

tevens uit dat hij een ware embarras du choix had.<br />

In 1881 trouw<strong>de</strong> John Ricus junior te Soekaboemi, en zo kreeg <strong>Couperus</strong> er een<br />

schoonzuster bij, wier aanblik hem wellicht met enige ontzetting vervuld heeft toen<br />

hij haar in 1886 <strong>voor</strong> het eerst in Den Haag, tij<strong>de</strong>ns een verlofperio<strong>de</strong>, te zien kreeg.<br />

Willem Royaards heeft, weliswaar pas in 1902, dit echtpaar als volgt beschreven in<br />

een brief aan zijn vrouw Jacqueline Royaards-Sandberg: 2 ‘...kindje, kindje, ik kan je<br />

niet zeggen, wat dat <strong>voor</strong> menschen waren. Gemeener type dan <strong>de</strong> heer C[ouperus]<br />

kan men zich moeilijk <strong>de</strong>nken. Hij ziet scheel en is een first rate buffel. Wat een<br />

grovert! En zijn vrouw een naar, walgelijk vet wezen, met een sterk spreken<strong>de</strong>n<br />

vulgairen mond. Ik heb dáár - in dien kring van <strong>de</strong>n Resi<strong>de</strong>nt! [John Ricus was toen<br />

resi<strong>de</strong>nt van Djokja] en zijne bij hem te gast gekomen oogendienaars, stil <strong>voor</strong> mij<br />

uit zitten<strong>de</strong> staren, - mijzelf afgevraagd, hoe Godsterwereld uit éen zelf<strong>de</strong> nest twee<br />

zulke contrasten had<strong>de</strong>n kunnen groeien! Die buffel van een resi<strong>de</strong>nt met zijn<br />

platte-spraak en zijn gemeen schou<strong>de</strong>rgeschok, en <strong>de</strong> saletjonker, zijn broe<strong>de</strong>r, <strong>Louis</strong><br />

C[ouperus] met zijn fijne handjes en zijn geestesdistinctie. Ik bleef er zeer kort’. De<br />

walgelijk vette echtgenote van <strong>de</strong> buffel John Ricus heette van zichzelf Camille<br />

Clémentine Bédier <strong>de</strong> Prairie. Zij was zes jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. 3<br />

In 1882 promoveer<strong>de</strong> <strong>Louis</strong>' broer Frans in Lei<strong>de</strong>n, op een aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

opgedragen proefschrift. 4 Twee jaar later werd hij in Indië <strong>voor</strong>lopig ter beschikking<br />

gesteld van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong>r landra<strong>de</strong>n te Pasocroean en Bangil. Hij zou pas twaalf<br />

jaar later trouwen. Van zijn karakter is niet veel bekend, zij het genoeg om vast te<br />

stellen dat ook hij heel weinig gemeen had met <strong>de</strong> ‘Haagse saletjonker’ die zijn broer<br />

was. Geen van <strong>de</strong> broers heeft <strong>Couperus</strong> werkelijk na gestaan. Met zijn zusters en<br />

zwagers lag dat an<strong>de</strong>rs.<br />

Behalve <strong>de</strong> vele geboorten waren er <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke sterfgevallen in <strong>de</strong> familie,<br />

die nu eens weinig opmerkelijk waren, dan weer <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n sterk kon<strong>de</strong>n<br />

veran<strong>de</strong>ren. Zo gebeur<strong>de</strong> er op nieuwjaarsdag<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


104<br />

1883 in Buitenzorg iets dat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> indirect een wel zeer belangrijk gevolg<br />

heeft gehad. Jan Baud kwam te overlij<strong>de</strong>n. Behalve zijn vrouw liet hij drie jonge<br />

kin<strong>de</strong>ren nauwelijks verzorgd achter. De oudste van <strong>de</strong>ze was <strong>Couperus</strong>' nichtje en<br />

latere vrouw Elisabeth, toen vijftien jaar oud. Het va<strong>de</strong>rloze gezin kwam spoedig<br />

daarna naar Ne<strong>de</strong>rland. In het enorme huis Sophialaan 12 - in De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />

zielen zou het later mo<strong>de</strong>l staan <strong>voor</strong> het huis van mevrouw Van Lowe in <strong>de</strong> nabij<br />

gelegen Alexan<strong>de</strong>rstraat - hebben haar grootou<strong>de</strong>rs zich over Elisabeth ontfermd. 5<br />

Grootpapa G.L. Baud, geboren in 1801, was toen al hoogbejaard. Diens vrouw<br />

Wilhelmina - een zuster dus van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r - had <strong>de</strong> vijfenzestig al<br />

bereikt. Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> vele jaren later in een brief aan S.F. van Oss kon<br />

spreken van Elisabeths ‘wat treurige meisjesjaren’, in <strong>de</strong> Sophialaan doorgebracht. 6<br />

Grootmama was calvinistisch en tamelijk streng. Haar schoondochter is later met<br />

haar jongste kind weer naar Indië teruggekeerd. Elisabeth en haar veel jongere broertje<br />

Willy bleven echter in Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Elisabeth ging nu in Rijswijk naar een meisjespensionaat. 7 Wanneer in Metamorfoze<br />

‘Emilie’ (Elisabeths alter ego) ten tonele wordt gevoerd samen met haar moe<strong>de</strong>r,<br />

heeft <strong>Couperus</strong> in werkelijkheid waarschijnlijk haar pleegmoe<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ogen gehad,<br />

dat wil dus zeggen haar grootmoe<strong>de</strong>r. ‘Hugo’ noemt haar tante, en dat klopt, zij was<br />

immers een tante van <strong>Couperus</strong>. Zij is in het boek intiem met Hugo Aylva's moe<strong>de</strong>r,<br />

die in jaren ook nauwelijks een halve generatie met haar scheel<strong>de</strong>.<br />

Treffend is het portret dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> roman heeft getekend van Elisabeth<br />

zoals zij zich in die jaren aan hem <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed. 8 Zij wordt in het begin van Metamorfoze<br />

geschetst als ‘een lang, opgeschoten meisje van vijftien, wat bleek, gracieus en fier’.<br />

De meid noemt haar freule, wat Elisabeth ook was. In het boek heeft Hugo bij die<br />

eerste ontmoeting juist zijn gedichten in De Gids gepubliceerd. Hier heeft <strong>Couperus</strong><br />

wat gegoocheld. Zijn eerste gedicht, Erinnering, is in juli 1883 verschenen, maar in<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Pas in oktober 1883 zou De Gids volgen met Santa Chiara (Laura I).<br />

Wel is het juist dat Elisabeth op dat tijdstip pas vijftien was. Eerst op 30 oktober<br />

1883 zou zij zestien wor<strong>de</strong>n.<br />

In mei 1883 schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn zuster Trudy Valette in Indië: 9 ‘In het<br />

Julinummer van Ne<strong>de</strong>rland, het tijdschrift, waarvan Ten Brink en Schimmel<br />

redacteuren zijn, komt een pennevrucht van mij in het licht, een gedichtje van 6 á 7<br />

bladzij<strong>de</strong>n, mij dierbaar als een oudste zoon... Je<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


105<br />

begrijpt, hoe innig tevre<strong>de</strong>n ik met mijn eigentje ben, nu ik mij met Juli a.s. in druk<br />

zal vereeuwigd zien. Hoor toe, hoe <strong>de</strong> zaak zich heeft toegedragen. Ik had een klein<br />

stukje, zon<strong>de</strong>r eenige praetentie aan <strong>de</strong>n Amsterdammer gestuurd, dat ik echter na<br />

eenigen tijd terug ontving met een uiterst beleefd en vrien<strong>de</strong>lijk schrijven van een<br />

<strong>de</strong>r redacteuren, mr. Van Loghem... In diens brief verklaar<strong>de</strong> hij mij: hoe mijn zangetje<br />

niet van alle bekoorlijkheid ontbloot was, maar door het kwistig gebruik van<br />

verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> zijn courant geschikt was. Overigens heel beleefd en<br />

vrien<strong>de</strong>lijk, met <strong>de</strong> hope eindigend van na<strong>de</strong>r met mij kennis te maken. Ik, een brief<br />

terug, eveneens in <strong>de</strong> strengste beleefdheid, maar mij met jeugdige fierheid beroepend<br />

op Potgieter, Thym, Vosmaer, die wèl zoogenaamd verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bezigen.<br />

Hierbij is onze briefwisseling gebleven; hij heeft mij zeker buitensporig pedant<br />

gevon<strong>de</strong>n.<br />

Daar ik nu echter wel een weinigje leed gevoel<strong>de</strong>, omdat mijn stuk afgewezen was<br />

in een courant, waarin soms prulpoëzie staat, die ik <strong>voor</strong> geen hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n zou<br />

willen on<strong>de</strong>rteekenen, klaag<strong>de</strong> ik mijn verdriet aan Ten Brink. Vrien<strong>de</strong>lijk als altijd<br />

vroeg hij mij iets te lezen; ik gaf hem het beste wat mijn portefeuille inhield, hetgeen<br />

gelukkig zijn goedkeuring wegdroeg. Hij toon<strong>de</strong> mij een paar leelijke zinnen, een<br />

paar onwellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, die ik gewijzigd heb; daarna zond hij het Schimmel<br />

ter lezing... Schimmel antwoord<strong>de</strong>: “het stukje van <strong>Couperus</strong> is zangerig, maar ook<br />

niet meer; er schuilt evenwel talent in; laat hij meer sturen.” Nu, al is het geen<br />

volmaakt compliment, het kan er toch mee door en <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n zijn<br />

bemoedigend. Men kan ook maar niet da<strong>de</strong>lijk met meesterstukken beginnen,<br />

nietwaar? En alzoo komt in Juli mijn eerste stukje uit. Ik ben er innig blij over;<br />

broertje wordt niet gauw pedant; ik ben zeer veeleischend wat mijzelven betreft en<br />

weet zeer goed, dat, ook al schrijft men op zijn 19<strong>de</strong> jaar aardige, rijmen<strong>de</strong> regels,<br />

al komt bij toeval een nieuw beeld je in <strong>de</strong>n geest, - <strong>de</strong> diepe gedachte, het artistieke,<br />

<strong>de</strong> meesterschap over <strong>de</strong> taal komen eerst later...’<br />

De inhoud van Erinnering is een vreem<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, en <strong>Couperus</strong> heeft het<br />

gedicht - met enige zelfkennis? - niet opgenomen in zijn eerste bun<strong>de</strong>l. 10 <strong>Een</strong> dichter<br />

knielt neer bij het graf van een meisje, Klaartjen. Zij is <strong>de</strong> dochter (?) van een<br />

tachtigjarige man, die haar hand aan <strong>de</strong> dichter beloof<strong>de</strong>. Maar grijsaard zowel als<br />

Klaartjen sterven ontijdig en laten <strong>de</strong> dichter treurend achter. - De taalmuziek mag<br />

opvallend melodieus zijn, het rijm niet zon<strong>de</strong>r virtuositeit, <strong>de</strong> historie zelf is toch<br />

wel Rhijnvis Feith<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


106<br />

op zijn ergst. De geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> krijgt geen sterkere contouren dan die van een<br />

onwaarschijnlijk zoet plaatje. 11<br />

Tegen gekunsteldheid zag <strong>de</strong> jonge <strong>Couperus</strong> niet op, als dat zo te pas kwam. Nog<br />

steeds leef<strong>de</strong> hij in een romantische droomwereld. <strong>Een</strong> afschuwelijke realiteit die op<br />

<strong>de</strong> loer lag kreeg gelukkig geen kans. Als nummer 900 stond hij in 1883 te boek in<br />

het Inschrijvingsregister Nationale Militie. Ingelijfd op 4 mei van dat jaar zou hij<br />

hebben moeten dienen in het 2e Regiment Veld Artillerie, had hij zijn lotingsnummer<br />

264 niet geruild met nummer 81 van <strong>de</strong> schoenmaker Samuel Cousijnse, die zijn<br />

plaats heeft ingenomen... 12 (Remplaçanten wer<strong>de</strong>n pas in 1898 niet langer toegestaan.)<br />

Het moet een grote opluchting <strong>voor</strong> hem zijn geweest. Hij had wel wat an<strong>de</strong>rs aan<br />

zijn hoofd! In <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> brief aan Trudy bracht hij verslag uit van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen<br />

die Sarah Bernhardt op zaterdag en zondag 5 en 6 mei 1883 in Den Haag had gegeven<br />

van Victorien Sardou's Fédora. Met wellust beschreef hij Sarahs toiletten: ‘...zwaar<br />

van goud brocaat en hermelijn, overwolkt met crême kant, een burnou ruischend van<br />

zwaar gebrocheerd vieil-or satijn, in <strong>de</strong> hand een eventail géant van schildpad met<br />

goudgele struisveeren; <strong>de</strong> sleep in <strong>de</strong> eerste acte...’ Vier bladzij<strong>de</strong>n lang ging hij zich<br />

te buiten aan weel<strong>de</strong>rige evocaties van wat <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Sarah gedragen had. 13<br />

Het eveneens nog in 1883 verschenen gedicht <strong>Een</strong> konterfeitsel is een sterk naar<br />

P.C. Hooft geurend vrouwenportret. 14 Het kan geïnspireerd zijn door <strong>de</strong> blon<strong>de</strong><br />

Elisabeth, maar <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> erotiek van het poëem blijft steken in een literair spel.<br />

Wat <strong>Couperus</strong> flirten met <strong>de</strong> meisjes noem<strong>de</strong>, is niet veel meer geweest dan<br />

behaagziek gekeuvel. De ware Eros, die hij nog niet had leren kennen, bleef buiten<br />

spel. Wat dit betreft had Netscher wel gelijk: van die realiteit was <strong>Couperus</strong> niet<br />

gediend. De lief<strong>de</strong> bleef <strong>voor</strong>lopig literatuur.<br />

<strong>Een</strong> aantal in 1884 in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator verschenen gedichten zijn pas<br />

twee jaar later in Orchi<strong>de</strong>eën gebun<strong>de</strong>ld. Dit betekent dat <strong>de</strong> meeste poëzie uit <strong>Een</strong><br />

lent van vaerzen in 1882 en 1883 moet zijn ontstaan, toen <strong>de</strong> familie dus nog aan het<br />

Nassauplein woon<strong>de</strong>. 15 Veel ervan is niet eer<strong>de</strong>r in tijdschriften verschenen. Het werk<br />

wordt nogal eens gekenmerkt door een carpe-diemstemming, <strong>de</strong> sfeer die ook het<br />

begin van Metamorfoze bepaalt. Men krijgt, <strong>Een</strong> lent van vaerzen lezen<strong>de</strong>, niet<br />

bepaald <strong>de</strong> indruk van een tobben<strong>de</strong> dichter. <strong>Couperus</strong> komt er uit te <strong>voor</strong>schijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


107<br />

als een optimistische, beminnelijke maar tevens ook wat kin<strong>de</strong>rlijke Schöngeist. Alle<br />

naakte boezems, zich ron<strong>de</strong>n<strong>de</strong> heupen en houri-gelijke beautés ten spijt, verra<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> gedichten een tamelijk wereldvreem<strong>de</strong> instelling. Bij een bepaald modieus Haags<br />

publiek had <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>sondanks - of misschien juist wel daardoor - een zeker<br />

succes. Zo wist Catharina later nog: 16 ‘Ik herinner me hoe [...] wij dweepten met dien<br />

bun<strong>de</strong>l, en hoe verontwaardigd <strong>de</strong> geestdrift opbruiste, toen <strong>de</strong> kritiek hem leegen<br />

klinkklank noem<strong>de</strong>.’<br />

Pièce <strong>de</strong> résistance is zon<strong>de</strong>r twijfel het lange gedicht in zes zangen, Gedroomd<br />

minnen. Hierin komt een verontrusten<strong>de</strong> aap uit <strong>de</strong> mouw, reeds gesignaleerd door<br />

H.W. van Tricht. 17 <strong>Een</strong> beeldhouwer bezit in een geheime ruimte naast zijn atelier<br />

een bovenaards schoon vrouwenbeeld. Zijn leerling dringt door tot dit kabinet en<br />

wordt er door <strong>de</strong> meester betrapt. Deze bekent dan dat <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale vrouw <strong>voor</strong> hem<br />

niet van <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong> kan zijn - het Petrarca-Laura motief - , waarop <strong>de</strong> leerling hem<br />

aanspoort met dromen op te hou<strong>de</strong>n. Wij horen uit zijn mond een bekend thema:<br />

‘Geniet, mijn vriend, geniet, en pluk <strong>de</strong>n dag!’ <strong>Een</strong> maagd, kuis en rein als een lelie,<br />

zal hem als hij maar durft dicht bij zijn i<strong>de</strong>aal brengen: ‘Groot is immers, heer,/De<br />

kracht <strong>de</strong>r vrouw, zij zal, zij zal het kunnen!’ / Maar <strong>de</strong> beeldhouwer gelooft hem<br />

niet en barst in wanhopig snikken uit. Is het gedicht een soort dialoog van <strong>Couperus</strong><br />

met zichzelf?<br />

Dit motief van <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale vrouw beheerst <strong>de</strong> gehele Laura-cyclus, waarvan hij <strong>de</strong><br />

eerste zang, Santa Chiara, in augustus 1883 voltooi<strong>de</strong> en <strong>de</strong> laatste, Vaucluse, precies<br />

een jaar later. 18 <strong>Couperus</strong> bezingt er <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Petrarca <strong>voor</strong> Laura in, door <strong>de</strong>ze<br />

twee met volle teugen genoten, maar wél uitsluitend boven <strong>de</strong> gor<strong>de</strong>l en ver verwij<strong>de</strong>rd<br />

van een werkelijk hoogtepunt. Want <strong>voor</strong> het zo ver komt, wijst Laura <strong>de</strong> dichter af<br />

als te zinnelijk van aard. Petrarca wordt zelfs beticht van ‘lagen hartstocht’. Laura<br />

vergeeft hem. Tenslotte straalt <strong>voor</strong> eeuwig een lief<strong>de</strong> die heiliger is dan die <strong>de</strong>r<br />

lusten: ‘O, lusten, die een lief<strong>de</strong> mocht verwinnen,/Zoo heilig, dat het heiligste er bij<br />

taan',/Gij ziedt, gij zengt hem nooit meer ziele en zinnen!’<br />

Tweemaal gefrustreer<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> dus, in <strong>de</strong>ze jeugdwerken van <strong>Couperus</strong>, en<br />

tweemaal ook <strong>de</strong> romantische maar dui<strong>de</strong>lijk alles overheersen<strong>de</strong> eerbied <strong>voor</strong> een<br />

aseksuele madonna, onaantastbaar op een hoog voetstuk waar men haar alleen in<br />

aanbidding mag na<strong>de</strong>ren. Men zou het ver<strong>de</strong>r kunnen afdoen met ‘literatuur’, ware<br />

het niet dat <strong>Couperus</strong> hier belijdt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


108<br />

wat in werkelijkheid zijn diepste probleem was: het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vrouw als<br />

een wezen van vlees en bloed. In <strong>de</strong>ze poëzie is zij dat niet. De dichter zelf blijft<br />

afzijdig. Hij is <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> met veel zelfinzicht bezongen Narcis, manlijke<br />

bloem tussen <strong>de</strong> vrouwelijke leliën waar hij zich van afkeert: 19 ‘Zijn zoenen prangt/De<br />

bloem op het beeld, waar minnend/Hij over hangt.’ Dit narcisme is fundamenteel<br />

<strong>voor</strong> een goed begrip van <strong>Couperus</strong>' wezen, van zijn neiging tot dandyisme, tot<br />

autoerotick en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntisme, niet alleen in <strong>de</strong>ze vroege perio<strong>de</strong>.<br />

In februari 1884 schreef hij De gravinne van Salisbury op een aan <strong>de</strong> Chroniques<br />

van Froissart ontleend thema. 20 Het gaat over een door <strong>de</strong> Schotse koning David<br />

Bruce beleger<strong>de</strong> burchtvrouwe, die ontzet wordt door koning Edward III. Deze tracht<br />

haar daarop te verlei<strong>de</strong>n. Trouw aan haar afwezige echtgenoot wijst zij hem af,<br />

waarop <strong>de</strong> snoodaard moet vertrekken. In januari 1884 had <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dood van<br />

Kleopatra VII bezongen, ook al geen gelukkige echtgenote. De in <strong>de</strong> loop van 1884<br />

en 1885 geschreven gedichten, verschenen in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator, De<br />

Amsterdammer en Ne<strong>de</strong>rland, zijn <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el gebun<strong>de</strong>ld in Orchi<strong>de</strong>eën.<br />

Bacchanten, odalisken, sirenen en eunuchen bevolken <strong>de</strong>ze parnassiens-poëzie, maar<br />

zij blijven operafiguren zon<strong>de</strong>r veel inhoud. 21 Waar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> bezongen wordt, gaat<br />

<strong>de</strong>ze vrijwel geheel buiten dichter en lezer om. Er zijn kleurige beschrijvingen bij<br />

van beken<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen. De woordmuziek leidt echter te veel af en <strong>de</strong> boezems<br />

lijken te vaak op duiven.<br />

Intussen had <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming Tjicoppo verkocht. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

wil<strong>de</strong> papa daarop een <strong>de</strong>el van zijn vermogen beleggen in waar<strong>de</strong>vast onroerend<br />

goed. In <strong>de</strong> Surinamestraat, die toen nog in aanleg was en waar men nog grond kon<br />

kopen, liet hij een prachtig huis zetten dat, genummerd 20, wij ons altijd zullen<br />

blijven herinneren als het huis waar Eline Vere geschreven is. Maar dat was pas drie<br />

jaar later. Van buiten toont <strong>de</strong> woning niet <strong>de</strong> royale afmetingen die zij van binnen<br />

blijkt te hebben. 22 Dit is het huis waar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n komen<br />

te overlij<strong>de</strong>n, zijn moe<strong>de</strong>r in 1893, zijn va<strong>de</strong>r eerst in het jaar 1902. De overgang van<br />

Nassauplein naar Surinamestraat lijkt symbolisch uitgebeeld te zijn door Eline Vere's<br />

vertrek uit het huis van Betsy en Henk, die immers ook aan het Nassauplein woon<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> Surinamestraat schreef <strong>Couperus</strong> aan vankelijk nog poëzie. Tot <strong>de</strong>cember 1886<br />

continueer<strong>de</strong> hij er bovendien zijn studie Ne<strong>de</strong>rlandse letteren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


109<br />

Hoe dacht hij omstreeks die tijd zelf over zijn werk? Blijkens een in 1885 geschreven<br />

fragment Maar 't allerzoetst was hij niet zo ontevre<strong>de</strong>n: 23 ‘Mijn kunst is als een<br />

fijn-geslepen kelk / Van klaar krystal, waarin een purpren wijn / Als vol robijnen<br />

fonkelt...’ - Vrijwel tegelijkertijd schreef hij echter tevens: 24 ‘Denk u geen i<strong>de</strong>aal!<br />

leef laag en klein;/kruip, wil niet zweven; waan u niet gewiekt!’ - De vlin<strong>de</strong>rvleugels<br />

van Psyche waren nog te zwak. Kort hierna zou <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> geruime tijd <strong>de</strong> pen<br />

neerleggen. De oorzaak moet in <strong>de</strong> kritische ontvangst van zijn bun<strong>de</strong>ls gezocht<br />

wor<strong>de</strong>n, al had hij in Den Haag wel <strong>de</strong>gelijk bewon<strong>de</strong>raars. Het begon tot hem door<br />

te dringen dat hij niet tot werkelijk belangrijke poëzie geroepen was. Wel schreef<br />

hij tien jaar later: ‘Ik zal naar alle waarschijnlijkheid nooit meer iets schrijven wat<br />

men poëzie moge noemen. Maar <strong>de</strong> poëzie, die ik geschreven heb, - hoe men dan<br />

ook nu over ze moge oor<strong>de</strong>elen - werd geschreven met een naïve lief<strong>de</strong>, die mijzelven<br />

nog aandoet.’ Want zijn werk verloochenen kon Narcissus natuurlijk niet! Daar<strong>voor</strong><br />

was het trouwens ook te belangrijk binnen <strong>de</strong> ontwikkeling die hij als kunstenaar<br />

doormaakte.<br />

Dat Jan ten Brink over <strong>Een</strong> lent van vaerzen enthousiast was, wekt geen verbazing.<br />

Hijzelf immers had zijn leerling gepousseerd, en dit met zo een kracht dat <strong>Couperus</strong><br />

reeds in juni 1885 benoemd werd tot lid van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige, in die tijd nog hoog verhevene<br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n. In De Amsterdammer 25<br />

plaatste Ten Brink een recensie, waarin hij op invloe<strong>de</strong>n van Heine, Hooft, Potgieter<br />

en Huygens wees, daarmee onbewust aangeven<strong>de</strong> wat <strong>Couperus</strong> zijn hele leven zou<br />

blijven: een eclecticus. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong>, schreef hij, ‘<strong>de</strong>n weg, gekozen door<br />

Théophile Gautier, door Leconte <strong>de</strong> Lisle, door José-Maria <strong>de</strong> Hérédia’. Invloed van<br />

schil<strong>de</strong>rijen herken<strong>de</strong> hij ook al. Het gedicht Kleopatra verbond Ten Brink met een<br />

groot doek van Makart. Bewon<strong>de</strong>ringkritische weliswaar - uitte ook <strong>de</strong> met <strong>Couperus</strong><br />

bevrien<strong>de</strong> F. Smit Kleine. 26 In De Gids sprak J.A. Sillem zijn waar<strong>de</strong>ring uit. 27<br />

Tenslotte <strong>de</strong>ed J.A. Alberdingk Thijm nog zijn duit in het zakje. 28 Het oor<strong>de</strong>el van<br />

Van Deyssels va<strong>de</strong>r was niet geheel negatief. Wel meen<strong>de</strong> hij: ‘Voor zijn vak is er,<br />

naar mijne beschei<strong>de</strong>n meening, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Heer <strong>Couperus</strong> nog veel te leeren van Coppée<br />

en Hélène Swarth. Fiore <strong>de</strong>lla Neve was rijper (en - reiner) zoo-als hij optrad; maar<br />

misschien heeft <strong>de</strong> Heer <strong>Couperus</strong> grooten toekomst. Les comparaisons sont<br />

odieuses... Je me sauve.’<br />

<strong>Couperus</strong>' reacties op <strong>de</strong> wel bemoedigen<strong>de</strong> kritieken van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


110<br />

gar<strong>de</strong> waren <strong>voor</strong>lopig placi<strong>de</strong>. Toen in oktober 1883 <strong>de</strong> eerste zang van <strong>de</strong><br />

Laura-cyclus,Santa Chiara, in De Gids verscheen, besprak <strong>de</strong> jonge Albert Verwey<br />

<strong>de</strong>ze poëzie on<strong>de</strong>r het pseudoniem Homunculus in De Amsterdammer. 29 <strong>Couperus</strong><br />

wond zich nog steeds niet op. In het <strong>voor</strong>jaar van 1884 schreef hij aan Trudy dat<br />

<strong>de</strong>ze recensent niets van het gedicht had begrepen. Zelfverzekerd voeg<strong>de</strong> hij er aan<br />

toe: 30 ‘Al die onbeken<strong>de</strong> kaereltjes N.N.,X,Y,Z, Homunculus, al die pseudoniempjes<br />

laten mij koud, of ze mij prijzen 31 of berispen. Vindt mij nu hierom niet verwaand,<br />

want dat ben ik in<strong>de</strong>rdaad niet, ik ben <strong>de</strong> eerste om te erkennen, dat mijn gedichten<br />

verre van volmaakt zijn, en iets, dat ik twee maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n schreef, kan mij thans<br />

ternauwernood meer bevallen (Santa Chiara b.v. vind ik thans zéér zwak op<br />

sommige plaatsen!) Maarik ompantser mij met zekere onverschilligheid... ik wil mij<br />

niet van mijn stuk laten brengen.’<br />

In juli 1886 vertel<strong>de</strong> hij haar: 30 ‘In het najaar <strong>de</strong>nk ik een herdruk te geven van<br />

mijn versprei<strong>de</strong> gedichten en proza on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n bonten naam van Orchy<strong>de</strong>eën.<br />

Chique titel vind' je niet, iets aristocratisch?’ (De y, volgens Valette, die <strong>de</strong> brief in<br />

1913 aanhaalt, gebruikt ‘omdat hij die letter sierlijker, misschien zelfs cierlijker vindt,<br />

dan <strong>de</strong> i’, heeft uitein<strong>de</strong>lijk toch moeten wijken.) <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zag zijn boeket van<br />

een opdracht: ‘Aan mijn Hoogvereer<strong>de</strong>n Meester Prof. Dr. J. ten Brink zij <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>l<br />

als een bewijs van vriendschap en erkentelijkheid toegeëigend.’<br />

Orchi<strong>de</strong>eën, bij A.Rössing verschenen, werd niet unaniem bewon<strong>de</strong>rd. W.G. van<br />

Nouhuys vond <strong>de</strong> inhoud gekunsteld, hij miste <strong>voor</strong>al in Erinnering kwaliteiten. (In<br />

1895 schreef <strong>Couperus</strong> naar aanleiding van een herdruk bij Veen: 32 ‘Dat <strong>de</strong> heer Van<br />

Nouhuys Erinnering, mijn allereerst gedicht, niet mooi vindt: ik kan het mij uitstekend<br />

begrijpen. 33 Ik vind het heusch ook niet meer mooi. Maar voyons, het was het<br />

aller-allereerste, dat in het licht verscheen, en <strong>de</strong> eerste versjes van Göthe en Byron<br />

zelfs waren ook niet erg interessant.’) <strong>Een</strong> bespreking door J.N. van Hall in De Gids<br />

viel positiever uit. 34 Detailkritiek daargelaten, prees hij <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l en meen<strong>de</strong>: ‘Prof.<br />

ten Brink heeft eer van zijn leerling.’ In De Partefenille echter schreef H. Burger -<br />

die zich over <strong>Een</strong> lent van vaerzen eer<strong>de</strong>r ook al kritisch had uitgelaten - dat <strong>de</strong><br />

gekunsteldheid nu ten top was gevoerd. 35 - Wat een zekere Kloos te Amsterdam vond,<br />

zullen wij hieron<strong>de</strong>r zien. 36<br />

Directe reacties van <strong>Couperus</strong> op dit alles bezitten wij niet, zodat wij moeten<br />

afgaan op die van Hugo Aylva in het eerste boek van Metamorfoze. De werkelijke<br />

gang van zaken wordt daar nauwgezet gevolgd. 37 De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


111<br />

verzen die Aylva schrijft voldoen hem niet geheel. <strong>Een</strong> prijzen<strong>de</strong> Vlugwaar van<br />

Vosmaer laat hem koud. Hij maakt naam maar geeft er weinig om. Het verschijnen<br />

van De Nieuwe Gids op 1 oktober 1885 roept gemeng<strong>de</strong> gevoelens bij hem op: ‘Aylva<br />

was het niet sympathiek, dat ranselen om zich heen op ou<strong>de</strong>re schrijvers, die volgens<br />

<strong>de</strong> conventioneele formule had<strong>de</strong>n geärbeid. En hij ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> ze, met een groote<br />

zachtheid, in zijne gesprekken met Scheffer.’ - ‘De Julia-geschie<strong>de</strong>nis vond Scheffer<br />

heel goed, héél goed: Aylva dacht het een flauwe grap, goedkoop en niet eens nieuw<br />

[...]. Hij was in <strong>de</strong>ze dagen heel eenzaam, uit een neiging om alleen te zijn, te lezen,<br />

te droomen, te schrijven’.<br />

Netscher had <strong>voor</strong> het twee<strong>de</strong> nummer van De Nieuwe Gids meteen een schets<br />

afgestaan. Op dat ogenblik zal <strong>Couperus</strong> daar geen be<strong>de</strong>nkingen tegen geopperd<br />

hebben. Maar een stilaan groeien<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n was toen<br />

toch al ophan<strong>de</strong>n. Hugo Aylva merkt dat Schetter eigenlijk nogal neerziet op zijn<br />

poëzie. Omgekeerd gaan hemzelf Petrarca en het humanisme langzamerhand toch<br />

wel meer boeien dan Zola en het naturalisme. Intussen verschijnen <strong>de</strong> recensies op<br />

<strong>de</strong> eerste bun<strong>de</strong>l: ‘Kleine aankondiginkjes in couranten, oppervlakkig, vlug<br />

geschreven, en zon<strong>de</strong>r overtuiging, hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hem, of zij goed- of afkeur<strong>de</strong>n [...].<br />

En <strong>de</strong> enkele vollediger recensies vol<strong>de</strong><strong>de</strong>n hem ook niet, al prezen zij, <strong>de</strong> meeste.’<br />

Dan gebeurt er iets ingrijpends: ‘...na maan<strong>de</strong>n, in “De Nieuwe Gids” verscheen<br />

een lang artikel, zeer afbrekend.’ Wat had <strong>Couperus</strong> te lezen gekregen? Volgens<br />

Kloos was hij: 38 ‘Als artist: handig balanceer<strong>de</strong>r op het slappe koord eener ongevoel<strong>de</strong><br />

zoetvloeiendheid, jongleur met klankenreeksen van een weeke onbedui<strong>de</strong>ndheid,<br />

spreker en zinger met een krachtelooze radheid van tong - als mensch, zich bewegend<br />

in een fantasiewereld van affectarie en onwaarheid en flauwigheid, zich suikeren<br />

tempeltjes bouwend met goud papier beplakt, rococo-sentimentjes uitkirrend met<br />

een stemmetje van was, zich verkneuterend kortom in <strong>de</strong> bonte en zoetige banaliteit<br />

van een modisten-i<strong>de</strong>aal.’ En: ‘Wij vin<strong>de</strong>n alles wat hij na Santa Chiara heeft<br />

uitgegeven, <strong>de</strong> geheele “Lent van Vaerzen”, zoowel als al <strong>de</strong> “Orchi<strong>de</strong>eën” op die<br />

ééne na, absoluut literaire “trash”, goed alleen om door heeren kritiseeren<strong>de</strong> dilettanten<br />

te wor<strong>de</strong>n aangestaard als iets buitengewoons.’<br />

Het is moeilijk geloof te hechten aan wat <strong>Couperus</strong> over ‘Aylva's’ reacties hierop<br />

schrijft: 39 ‘Aylva werd er om alleen aan <strong>de</strong> oppervlakte van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


112<br />

zijne ij<strong>de</strong>lheid lichtjes geschramd en dieper ging <strong>de</strong> won<strong>de</strong> niet. Want al het jonge<br />

doen in Amsterdam, hoe ook belofte-vol, brutaal, zon<strong>de</strong>r manieren, was hem niet<br />

sympathiek om hun geschreeuw, gescheld, hun jongensgezwaai met groote gebaren,<br />

hun uitgebazuin van eigen talent, hun clubgeest van elkaâr-bewon<strong>de</strong>ring, en<br />

zelf-aanbidding in naïveteit.’ - In werkelijkheid moet <strong>Couperus</strong> zich wel gerealiseerd<br />

hebben dat hij niet au sérieux genomen werd door zijn eigen generatiegenoten. Ook<br />

Netscher liet hem trouwens in <strong>de</strong> steek en uitte nu regelrechte kritiek op zijn werk.<br />

Juist op het hoogtepunt daarvan, toen zijn talent juist was ontloken, werd <strong>Couperus</strong><br />

geheel teruggeworpen op zichzelf. Zijn enige troost, <strong>de</strong> kunst, leek hem te ontvallen.<br />

Hij, die niets kon, bleek nu dus ook geen kunstenaar te zijn, zoals hij had gedacht!<br />

Geen won<strong>de</strong>r dat wij over Aylva lezen: 40 ‘En zoo was er [...] veel bitterheid, veel<br />

troosteloosheid in zijn ziel, om kunst. Hij kwam er toe niet veel te werken meer, uit<br />

twijfel. Voor zijn oogen, reusachtig, wemel<strong>de</strong> één vraagteeken. En het was niet om<br />

zijn kunst alleen, het was ook om zijn vriendschap.’ - Misschien heeft hij enig<br />

zelfvertrouwen geput uit zijn studie. Op 6 <strong>de</strong>cember 1886 is <strong>Couperus</strong> geslaagd <strong>voor</strong><br />

het examen akte M.O. Ne<strong>de</strong>rlands.<br />

Toch raakte hij in een zekere crisissituatie. Wat moest hij nu ver<strong>de</strong>r beginnen?<br />

Netscher heeft er later over geschreven: ‘geestelijk maakte hij een zeer moeilijken<br />

tijd door’. In Onze Huisvriend publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> tegen beter weten in nog Ginevra<br />

en Semiramis - in Metamorfoze ‘Parson-<strong>de</strong>s’ genoemd 41 - , maar tenslotte moest hij<br />

zichzelf <strong>de</strong>finitief <strong>de</strong> wel heel bittere waarheid bekennen: 42 ‘Hij had zich vergist, en<br />

<strong>de</strong> menschen met hem: het publiek en <strong>de</strong> kritiek...’ Als jonge dichter had hij geen<br />

toekomst meer. Bovendien kwam er dan dit nog bij: welke intieme relatie kon er ooit<br />

<strong>voor</strong> hem weggelegd zijn, nu hij zich langzamerhand steeds meer bewust begon te<br />

wor<strong>de</strong>n wat het beteken<strong>de</strong> een zo sterk androgyne aanleg te hebben, waar geen<br />

ontkomen aan was? - In Metamorfoze overweegt Hugo Aylva alsnog een Indische<br />

carrière (!). Maar zijn moe<strong>de</strong>r is er tegen. En <strong>voor</strong>lopig gebeurt er niets.<br />

Zo was ook <strong>de</strong> werkelijkheid. <strong>Couperus</strong> had, na zijn examen, geen doel meer. De<br />

kritieken op zijn werk drongen natuurlijk ook tot <strong>de</strong> familiekring door. Merkwaardig<br />

is in dit verband een herinnering van John Ricus junior. Na jaren kon <strong>de</strong>ze zich nog<br />

een gesprek met zijn dichten<strong>de</strong> broer herinneren, volgens hem omstreeks 1885<br />

gevoerd, in werkelijkheid vermoe<strong>de</strong>lijk iets later te dateren (John Ricus verbleef van<br />

april 1885 tot in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


113<br />

1887 met verlof uit Indië in Den Haag): 43 ‘...het ging over <strong>de</strong> vraag of men, als auteur<br />

zich had te verdiepen in het eigenlijke wezen van <strong>de</strong> zaak, dan wel zich mocht bepalen<br />

tot <strong>de</strong>n vorm of klank. <strong>Louis</strong> beweer<strong>de</strong> toen, hij kan toen ± een-en-twintig of<br />

twee-en-twintig jaar oud zijn geweest: “Wat ik zou kunnen <strong>de</strong>nken heeft een an<strong>de</strong>r,<br />

vóór mij, al lang bedacht, een nieuwe gedachte kan ik niet weergeven; ik kan alleen<br />

<strong>de</strong>n vorm veran<strong>de</strong>ren, misschien verbeteren of verfraaien, waarin ik het ou<strong>de</strong><br />

weergeef.”’<br />

Dui<strong>de</strong>lijk tonen <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n aan, hoe weinig <strong>Couperus</strong> in dit stadium van zijn<br />

ontwikkeling zelf <strong>de</strong> oorspronkelijkheid van zijn kunstenaarschap besefte. Daarin<br />

zou echter spoedig veran<strong>de</strong>ring komen.<br />

In Metamorfoze krijgt het artistiek failliet van Hugo Aylva zijn neerslag in een<br />

gedicht: 44 ‘Het was hem innig troosteloos, dit peinzen, en toen hij het in woord<br />

gebracht had, toen was het een gedicht, dat altijd blijven zoû on<strong>de</strong>r zijn schoonste...’.<br />

- Correspon<strong>de</strong>ert hiermee in<strong>de</strong>rdaad een gedicht van <strong>Couperus</strong> zelf? Toepasselijk<br />

zou zijn een Fragment dat aldus begint: 45 ‘De ware levenswijsheid... Zoek naar geen<br />

/ Geluk, dat schittert als een flonkerster, / Hoog in azuren ethersfeer, maar wees /<br />

Tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>n lieflijk-aardschen glans / Van vrien<strong>de</strong>nblikken, met <strong>de</strong>n stralenlach,<br />

/ Die hel<strong>de</strong>r gloort om zoet-bespraakten mond, / Want sympathie schenkt nog een<br />

schijn van troost!’ (Dit fragment heeft <strong>Couperus</strong> overigens al in 1886 gepubliceerd.)<br />

Het behalen van zijn al even vermel<strong>de</strong> examen, op 6 <strong>de</strong>cember 1886, moet<br />

<strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rzijds toch ook voldoening gegeven hebben. Het wapenfeit kon hem<br />

moreel steunen, te meer daar hij als nummer zeven slaag<strong>de</strong>. Hij trof het dan ook wel<br />

met een van zijn examinatoren. Naast dr. Georg Penon was dit... niemand an<strong>de</strong>rs dan<br />

Jan ten Brink zelf. 46 Deze heeft al zijn para<strong>de</strong>paardjes laten opdraven en <strong>Couperus</strong>,<br />

die het klappen van <strong>de</strong> zweep uitstekend verstond, gaf blijk van verbluffen<strong>de</strong> staaltjes<br />

dressuur. Het examen was openbaar. Met open mond luister<strong>de</strong>n een paar familiele<strong>de</strong>n<br />

mee naar <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n van hun knappe neef. Dit waren Minta Baud, ongetrouw<strong>de</strong><br />

dochter van tante Wilhelmina, en <strong>Couperus</strong>' nichtje Elisabeth Baud van wie<br />

Wilhelmina <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r was. Deze twee, die zich later als rivalen zou<strong>de</strong>n<br />

ontpoppen, verschil<strong>de</strong>n van elkaar niet veel in leeftijd. Als <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> dames<br />

een goe<strong>de</strong> vriendin meegebracht. 47<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


114<br />

Na het afleggen van zijn examen kon <strong>Couperus</strong> meteen een betrekking als leraar<br />

krijgen, maar hij wenste die niet. Daar zijn va<strong>de</strong>r niet aandrong, bleef hij zich liever<br />

met literatuur bezighou<strong>de</strong>n. De in april 1887 door Kloos op hem afgevuur<strong>de</strong><br />

kanonskogels hebben hem wel diep gewond, maar <strong>de</strong> kunstenaar in hem werd er<br />

toch niet do<strong>de</strong>lijk door getroffen. Zijn hele leven lang heeft <strong>Couperus</strong> steeds weer<br />

blijk gegeven, bij tegenslag of diep verdriet, van een groot incasseringsvermogen.<br />

Het optimistische element in hem droeg hem altijd, en zelfs betrekkelijk snel, over<br />

teleurstellingen en crises heen. Toch is 1887 een moeilijk en daardoor onvruchtbaar<br />

jaar geweest. Vóór <strong>de</strong>cember heeft hij vermoe<strong>de</strong>lijk niets meer geschreven, tenzij<br />

misschien een enkel fragment. De roman waar hij daarna aan begonnen is kan zeer<br />

zeker uitgegaan zijn van een eer<strong>de</strong>r geschreven prozafragment, zoals dit bij Hugo<br />

Aylva het geval was. Hoe dit ook zij, langzamerhand rijpte bij <strong>Couperus</strong> het plan <strong>de</strong><br />

poëzie er aan te geven en nu eens iets heel an<strong>de</strong>rs te gaan doen. In <strong>de</strong> laatste<br />

<strong>de</strong>cemberdagen van 1887 zette hij zich tot het schrijven van zijn eerste en tot op<br />

he<strong>de</strong>n beroemdst gebleven roman, Eline Vere. 48 ‘Het ontstaan daarvan heb ik<br />

meegemaakt,’ vertel<strong>de</strong> Catharina kort na zijn dood. 49 ‘Maar veel er van thuis vertellen<br />

<strong>de</strong>ed hij niet. We wisten met verbazing en ontzag: “<strong>Louis</strong> schrijft een roman.”’<br />

Eind mei 1888, toen hij zijn boek al bijna af had, schreef hij aan zijn zuster Trudy<br />

in Indië dat zijn werk hem zeer vervuld had en dat hij zich met lief<strong>de</strong> aan zijn roman<br />

had gewijd: 50 met ‘meer lief<strong>de</strong> dan ik ooit vaerzen schreef. Ik ga langzamerhand <strong>de</strong><br />

poëzie uit en het proza in... [dit] lokt mij tegenwoordig meer toe.’ Zeven jaar later<br />

kreeg Frans Netscher overigens een heel an<strong>de</strong>r verhaal te horen. Eline Vere zou<br />

namelijk in een onartistieke bui geschreven zijn, 51 ‘in een wanhoop over mijn poëzie,<br />

die ik voel<strong>de</strong> sombreeren en toch zoo liefhad, in een bui van het kan-me-niet-bommen,<br />

om eens een langen roman te schrijven - lang á la Tolstoi - <strong>voor</strong> het groote publiek,<br />

en dien <strong>de</strong> jonge meisjes, waarmeê ik flirtte, aardig zou<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n! Dat is <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van Eline Vere.’ Tolstoj bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij. Diens Oorlog en vre<strong>de</strong> had<br />

<strong>Couperus</strong> kort tevoren gelezen, evenals Anna Karenina. 52 Aan <strong>de</strong>ze laatste roman<br />

heeft hij wat <strong>de</strong> vorm betreft <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in korte hoofdstukjes ontleend die <strong>de</strong> opbouw<br />

van Eline Vere kenmerkt.<br />

Het tijdstip waarop hij aan het boek begon, is bij na<strong>de</strong>re beschouwing nogal een<br />

merkwaardig moment geweest. In <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cemberdagen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


115<br />

van 1887 was er in Amsterdam namelijk iets bijzon<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> hand. Op 16 <strong>de</strong>cember,<br />

om precies te zijn, had Van Deyssels roman<strong>de</strong>buut <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong> het licht gezien. ‘De<br />

verschijning van <strong>de</strong> eerste overwegend naturalistische roman binnen ons taalgebied<br />

was daarmee een, van meet af aan fel opzienbarend en daardoor velen bezighou<strong>de</strong>nd,<br />

feit gewor<strong>de</strong>n,’ stelt Prick vast. 53 Reeds op 1 januari 1888 recenseer<strong>de</strong> J.H. Rössing<br />

het boek in De lantarn. 54 Ook <strong>Couperus</strong> kan het dus meteen na verschijnen gelezen<br />

hebben. Misschien samen met Netscher, die het boek eveneens gerecenseerd heeft? 55<br />

- Het ligt dan eigenlijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> lectuur ervan <strong>Couperus</strong><br />

geactiveerd heeft zelf een <strong>de</strong>rgelijke, enigszins naturalistische roman te gaan schrijven.<br />

<strong>Een</strong> paar argumenten lijken <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling wel te versterken. In <strong>de</strong> eerste<br />

plaats heeft <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze <strong>de</strong> spiegelroman van Eline Vere <strong>de</strong> titel ‘Het<br />

Boek van Mathil<strong>de</strong>’ gegeven, dit terwijl Van Deyssel <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong> aanvankelijk ook,<br />

naar zijn hoofdfiguur, Mathil<strong>de</strong> heeft willen noemen. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats staat het<br />

hierboven geciteer<strong>de</strong> fragment uit een brief aan Netscher in een context waarin<br />

<strong>Couperus</strong> geweldig te keer gaat tegen nu juist Van Deyssel. 56<br />

In Metamorfoze ontstaat ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’ op een an<strong>de</strong>re manier. Er is daar<br />

sprake van een plotselinge ingeving: 57 ‘Het is zoo in eens bij me opgekomen, aan het<br />

diner, van middag.’ Tevens zou een mooi meisje aan dat diner uitgangspunt zijn<br />

geweest: Mathil<strong>de</strong>. Zij herinnert Hugo Aylva aan een prozafragment dat hij in<br />

portefeuille heeft (!): 58 ‘Mathil<strong>de</strong> wordt mijn hoofdfiguur, mijn heldin, en ik zet haar<br />

als een heel afsteken<strong>de</strong> silhouet tegen een omgeving van gewone menschen: een<br />

lichten vroolijken achtergrond.’ - Het een hoeft het an<strong>de</strong>r echter niet uit te sluiten.<br />

De freule Eline zou dan beschouwd moeten wor<strong>de</strong>n als een Haagse tweelingzuster<br />

van <strong>de</strong> Amsterdamse Mathil<strong>de</strong>. Wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> laten zien dat hij zoiets ook wel<br />

kon, en beter? In ie<strong>de</strong>r geval: eleganter en min<strong>de</strong>r burgerlijk? Was het een soort van<br />

wraakneming op <strong>de</strong> Amsterdamse Tachtigers? Er klinkt iets van boosaardige<br />

voldoening in zijn woor<strong>de</strong>n als hij in 1895 tegen Netscher ook nog zegt: 59 ‘..dat ik<br />

na <strong>de</strong> ophemeling van Eline niet eerbiedig tot De Nieuwe Gids kwam, dat kon<strong>de</strong>n<br />

ze niet verduren, <strong>de</strong> heeren, en daar zijn ze altijd zoo transparant boos om geweest;<br />

het was bepaald vermakelijk!’<br />

Hoe dit ook zij, in elk geval was <strong>Couperus</strong> zeer opzettelijk uit op succes. ‘Ik ben<br />

geen artist. Ik wil een lollig boek schrijven,’ zegt Aylva. 60 ‘Voor het publiek, <strong>voor</strong><br />

het groote publiek. Veel menschen er in, veel scènes, die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


116<br />

elkaâr slag op slag volgen, als in het gewone leven. En heel gewoon, heel gewoon.<br />

Niet naturalistisch, en niet symboliek, en zelfs niet “artistiek” en niet mo<strong>de</strong>rn, maar<br />

eenvoudig: lollig. Om mij te amuzeeren en mijn lezers te amuzeeren.’<br />

Dat <strong>de</strong> ontmoeting met een bekoorlijk meisje <strong>de</strong> allereerste kiem van Eline Vere<br />

geweest zou zijn, is zeer wel mogelijk. Hoewel er in Den Haag heel wat jonge freules<br />

<strong>voor</strong> zijn aangezien, is er één beken<strong>de</strong> in zijn naaste omgeving geweest die sterke<br />

aanspraken kon maken. <strong>Couperus</strong> was bevriend met <strong>de</strong> familie La Chapelle. De<br />

muziek bij zijn kin<strong>de</strong>roperettetekst De schoone slaapster in het bosch is door Virginie<br />

la Chapelle gecomponeerd. Catharina moge opgemerkt hebben 61 ‘men heeft beweerd,<br />

dat Eline Vere een bepaald meisje <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>. Ik geloof er niets van, ik zou niet weten<br />

wie,’ een traditie in <strong>de</strong> familie La Chapelle wil dat Virginie, of an<strong>de</strong>rs haar jong<br />

gestorven tante - die ook Virginie heette en twintig jaar oud aan tuberculose overleed<br />

- <strong>Couperus</strong>' muze zou zijn geweest. Op 11 april 1969 schreef mevrouw Van Berckel<br />

aan Het Va<strong>de</strong>rland: ‘Mijn moe<strong>de</strong>r (Hortense van Berckel-van Ghert) is vorig jaar<br />

[1968] op 93-jarige leeftijd overle<strong>de</strong>n [geb.1875]. Zij had een oudste zuster die 13<br />

jaar ou<strong>de</strong>r was (Emma van Riet-van Ghert) [geb. 1862], die haar min of meer<br />

opvoed<strong>de</strong> toen ze op 12-jarige leeftijd [1887] haar moe<strong>de</strong>r verloor. Deze tante Emma<br />

had mijn moe<strong>de</strong>r verteld, dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> tot het verhaal van Eline Vere<br />

geïnspireerd werd door een jong meisje uit zijn kennissenkring, een vol nichtje van<br />

mijn tante en mijn moe<strong>de</strong>r, namelijk Virginie la Chapelle, een dochter van het echtpaar<br />

La Chapelle-van Ghert. [...] Virginie (Eline Vere), hun dochter, stierf als jong meisje<br />

aan tbc.’ 62<br />

Henri van Booven kan hier iets van geweten hebben. Natuurlijk is Eline geen<br />

zuiver potret van Virginie geweest. Van Booven zegt echter letterlijk: 63 ‘Sommige<br />

zijner kennissen droegen tot <strong>de</strong> typen van het boek en tot die van <strong>de</strong> hoofdfiguur bij.<br />

In min of meer gewijzig<strong>de</strong>n vorm kon ie<strong>de</strong>r wel iets van zich of haar zelf in die<br />

figuren van het boek terugvin<strong>de</strong>n, doch uit één enkele leven<strong>de</strong> figuur ontstond Eline<br />

niet.’ Wat heeft <strong>Couperus</strong> er zelf over gezegd? In een brief aan Trudy, waarin hij om<br />

onnaspeurlijke re<strong>de</strong>nen op Engels overging, schreef hij: 64 ‘oh, it is very <strong>de</strong>light - to<br />

create psychologically human beings, and I long to hear your opinion about the<br />

dramatis personae of Eline. Here in the Hague, they say they are all portraits, but I<br />

can assure you, they are pure fiction, but of course: getoetst aan <strong>de</strong> werkelijkheid.<br />

Do you think Eline “een goed<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


117<br />

uitgewerkt, natuurecht mensch?” (As you <strong>de</strong>scribe it in your letter). Please, answer<br />

me sincerely at these questions, and I will be very happy if you tell me just as you<br />

teel.’<br />

Veel meer kan er niet over gezegd wor<strong>de</strong>n. Dat Elines grillige, oververfijn<strong>de</strong><br />

karakter tevens veel trekken van <strong>Couperus</strong> zelf vertoon<strong>de</strong>, is <strong>Couperus</strong> zich even<br />

bewust geweest als Flaubert, toen <strong>de</strong>ze verklaar<strong>de</strong> ‘Madame Bovary, c'est moi’. In<br />

Metamorfoze merkt Aylva over zijn Mathil<strong>de</strong> op dat hij zich geheel mee zijn<br />

hoofdpersoon vereenzelvig<strong>de</strong>. 65 Dit ging zo ver, ‘dat hij haar niet alleen meer liefhad<br />

als een va<strong>de</strong>r, maar dat hij haar als zelve werd, dat hij zich als haar voel<strong>de</strong>, háre ziel<br />

<strong>de</strong>el van hem zelven en hemzelve geheel, in het weêrspel <strong>de</strong>r metamorfoze [...].<br />

Mathil<strong>de</strong>'s melancholie was zijn spleen, en Mathil<strong>de</strong>'s lief<strong>de</strong>verlangen was zijn heim<br />

wee naar sympathie, en alles wat zachtst, tee<strong>de</strong>rst en fijnst was in zijn eigen ziel werd<br />

<strong>de</strong> ziel van Mathil<strong>de</strong>, zoodat zij samen <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong>n waren over en weêr...’<br />

Het is een bekentenis van formaat. Want welke an<strong>de</strong>re man zou in die tijd graag<br />

toegegeven hebben dat hij zich even vrouwelijk kon voelen als <strong>de</strong> misschien wel<br />

allervrouwelijkste, meest capricieuze vrouw uit <strong>de</strong> gehele contemporaine<br />

romanliteratuur? Er was grote zelfkennis <strong>voor</strong> nodig, naast volstrekte eerlijkheid en<br />

ze<strong>de</strong>lijke moed. Het is een belangrijke constatering dat <strong>Couperus</strong> niet alleen niet<br />

streed tegen <strong>de</strong> feminiene trekken in zijn wezen, maar dat hij <strong>de</strong>ze bepaald cultiveer<strong>de</strong>.<br />

Hij begreep dat een tweeslachtige aanleg <strong>voor</strong> een romancier een kostbare bron<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>: zich te kunnen i<strong>de</strong>ntificeren met mannen én vrouwen schonk<br />

hem het vermogen tot <strong>de</strong> meest gevarieer<strong>de</strong> psychische verkenningen.<br />

Waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zijn roman vond hij in eerste instantie <strong>voor</strong>al bij zijn nichtjes.<br />

Elisabeth woon<strong>de</strong> nog altijd in <strong>de</strong> Sophialaan bij zijn oom en tante - haar grootou<strong>de</strong>rs<br />

- en Minta woon<strong>de</strong> daar ook. Deze, <strong>de</strong> jongste dochter, was een nakomertje van het<br />

echtpaar Baud-<strong>Couperus</strong>. Van Elisabeth was zij eigenlijk een tante, maar <strong>de</strong> twee<br />

verschil<strong>de</strong>n slechts vijf jaren in leeftijd. In 1888 was Elisabeth eenentwintig jaar oud,<br />

Minta zesentwintig. Voor een Haags meisje van goe<strong>de</strong> familie in die tijd een<br />

hachelijke en bijna hopeloze leeftijd: Minta dreig<strong>de</strong> te blijven zitten.<br />

Minta en Elisabeth gingen als zusters met elkaar om. Samen met hun vriendin<br />

Justina <strong>de</strong> Wetsteyn Pfiester namen zij literatuurlessen bij hun neef <strong>Louis</strong>, <strong>de</strong><br />

gekwalificeer<strong>de</strong> jonge neerlandicus zon<strong>de</strong>r beroep. 66 Maar in <strong>de</strong> loop van het <strong>voor</strong>jaar<br />

van 1888 veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n die lessen van karakter.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


118<br />

Het liefst ging het kleine gezelschap in <strong>de</strong> grote tuin achter het huis on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

kastanjeboom zitten, waar <strong>Couperus</strong> nu elke dag omstreeks vier uur <strong>voor</strong>las uit <strong>de</strong><br />

roman waar hij aan bezig was en die al flink opschoot. Hem bekritiseren <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

dames ook, daar zij het ietwat geëxalteer<strong>de</strong> gedrag van Eline nogal onnatuurlijk en<br />

een beetje raar von<strong>de</strong>n: zo <strong>de</strong>ed een vrouw niet. Precies zo vergaat het Aylva in<br />

Metamorfoze: 67 ‘...zij had<strong>de</strong>n wel me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met Mathil<strong>de</strong>, maar von<strong>de</strong>n haar mal,<br />

een “mal-spook”. [...] Dan kwam <strong>de</strong> kritiek, dan kwamen <strong>de</strong> discussies over en weêr.<br />

De meisjes wil<strong>de</strong>n maar <strong>de</strong> bij-scènes nog meer uitgewerkt, verliefd als zij waren op<br />

die gewone lieve menschen, en zij smeekten Aylva er om’. - Behalve <strong>de</strong> meisjes<br />

heeft Aylva on<strong>de</strong>r zijn gehoor ook nog zijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Emilie. Vijf<br />

vrouwen in totaal! De narcis bleef wel eenzaam tussen <strong>de</strong> leliën.<br />

Maar soms meng<strong>de</strong> zich op <strong>de</strong> Sophialaan nu ook een vriend on<strong>de</strong>r het gezelschap.<br />

Na Netscher was namelijk Gerrit Jäger ten tonele verschenen, <strong>de</strong> man aan wie Eline<br />

Vere later is opgedragen. 68 In Metamorfoze correspon<strong>de</strong>ert met hem <strong>de</strong> tamelijk<br />

sombere figuur van Dolf <strong>de</strong>n Bergh, met wie <strong>de</strong> schrijver zijn roman bespreekt. Hoe<br />

en waar Jäger en <strong>Couperus</strong> elkaar ontmoet hebben is niet bekend. 69 Jäger was als<br />

redacteur aan Het Va<strong>de</strong>rland verbon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong> hem wel ‘Gerrit van <strong>de</strong><br />

pers’. Samen gingen zij soms naar <strong>de</strong> Kurhausconcerten in Scheveningen, en 's<br />

winters bezochten zij ook wel <strong>de</strong> schouwburg. Dikwijls kwam Jäger in <strong>de</strong><br />

Surinamestraat bij <strong>Couperus</strong> op bezoek. Werd er dan wel eens een politieke kwestie<br />

te ber<strong>de</strong> gebracht waar <strong>Couperus</strong> niet van op <strong>de</strong> hoogte was, dan kon <strong>de</strong>ze, volgens<br />

Catharina, koddig uitroepen: 70 ‘Maar wat is dàt nu Gerrit, dáár heb je me niets van<br />

verteld; hoe kan ik 't dan weten? Wat een figuur laatje me daar slaan?’ - Jäger was<br />

overigens niet alleen journalist maar tevens toneelschrijver. Hij heeft een toneelstuk<br />

Familieleven op zijn naam staan, dat in Metamorfoze wordt omgedoopt tot Intieme<br />

kennissen. 71 Veel succes was hem helaas niet beschoren.<br />

Enkele jaren lang, tot Jägers vroege dood door suici<strong>de</strong> in 1894 toe, heeft <strong>Couperus</strong>,<br />

die vier jaar jonger was, vriendschappelijke betrekkingen met hem on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. De<br />

relatie met Netscher lijkt in die tijd wat bekoeld te zijn. Diens ‘heulen’ met De Nieuwe<br />

Gids was <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld niet sympathiek. Hun verwij<strong>de</strong>ring heeft hem zeker<br />

niet gespeten.<br />

Jäger is nooit getrouwd. Het is jammer dat wij maar zo weinig over hem weten.<br />

Wat is <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n geweest dat hij zich verdronken heeft? Meta-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


119<br />

morfoze geeft er geen uitsluitsel over. Afwijken<strong>de</strong> seksuele geaardheid hoeft er niet<br />

aan ten grondslag gelegen te hebben. In <strong>de</strong> roman wordt Dolf <strong>de</strong>n Bergh, het op Jäger<br />

geïnspireer<strong>de</strong> personage, verliefd op Emilie. Zij moet echter niets van hem hebben.<br />

Natuurlijk kan het zijn dat Jäger in<strong>de</strong>rdaad lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Elisabeth Baud heeft opgevat,<br />

maar ook hierover is ver<strong>de</strong>r niets bekend. Het spreekt vanzelf dat niet ie<strong>de</strong>reen in<br />

het fin-<strong>de</strong>-siècle die zelfmoord pleeg<strong>de</strong> dit <strong>de</strong>ed omdat hij met zijn seksuele geaardheid<br />

geen raad wist, hoewel het veel is <strong>voor</strong>gekomen.<br />

Wat zegt Hugo Aylva over zijn eigen gevoelens ten opzichte van Emilie /<br />

Elisabeth? Onthullen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Hij verklaart namelijk dui<strong>de</strong>lijk dat híj in elk geval<br />

níét van haar houdt. Niet meer dan men op een dierbaar lid van zijn familie gesteld<br />

kan zijn: 72 ‘We voelen groote vriendschap <strong>voor</strong> elkaâr. We kennen elkaâr van onze<br />

kin<strong>de</strong>rjaren af, maar zóó hou<strong>de</strong>n we niet van elkaâr.’ - Dat is <strong>de</strong> waarheid en niets<br />

dan <strong>de</strong> waarheid. Hij legt er nadruk op. Minta Baud zal het wel beter begrepen hebben<br />

dan wie ook, en zij zou dit zeker beamen: <strong>Louis</strong> en Elisabeth waren bijna als broer<br />

en zuster.<br />

Behalve bij zijn oom en tante in <strong>de</strong> Sophialaan kwam <strong>Couperus</strong> dikwijls bij<br />

Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Molenstraat. In het grote huis nummer<br />

26 woon<strong>de</strong> zij met haar man Benjamin en haar nu al negen kin<strong>de</strong>ren en bestier<strong>de</strong> er<br />

met vaste hand haar alles opeisen<strong>de</strong> huishouding. Voor haar oudste dochter Marie -<br />

in 1888 nog pas zeventien jaar - koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> veel vriendschap. Zij kon mooi<br />

tekenen en schil<strong>de</strong>ren, een talent dat hij wist te waar<strong>de</strong>ren. De le<strong>de</strong>n van het grote<br />

gezin hebben zon<strong>de</strong>r het te weten hun steentje bijgedragen aan Eline Vere. In scènes<br />

die op <strong>de</strong> Horze spelen hebben zij zich later herkend. In <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n ging <strong>de</strong><br />

familie graag naar Nunspeet. Catharina heeft verklaard: 73 ‘In Eline Vere komt zoo'n<br />

aardig troepje kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>, dat naar huis njdt na een buitenpartij [...] dat was mijn<br />

troepje.’ Ongetwijfeld zitten er in <strong>de</strong> roman veel meer autobiografische elementen.<br />

Bij gebrek aan brieven kunnen wij die echter niet i<strong>de</strong>ntificeren.<br />

Klein heeft er op gewezen dat Le Tribut <strong>de</strong> Zamora en an<strong>de</strong>re opera's die in <strong>de</strong><br />

roman genoemd wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> jaren tachtig van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw in<strong>de</strong>rdaad in<br />

Den Haag opgevoerd zijn. <strong>Couperus</strong> heeft maar weing echt hoeven te verzinnen. <strong>Een</strong><br />

analyse van het tijdsverloop in Eline Vere toont aan dat <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling van het begin<br />

tot het eind in totaal ruim vier en een half jaar bestrijkt. 74 Terugrekenend van het<br />

tijdstip van voltooiing,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


120<br />

begin juni 1888, zou <strong>de</strong> eerste scène zich tegen het eind van 1883 kunnen afspelen.<br />

In<strong>de</strong>rdaad is Le Tribut in dat jaar bij herhaling te Den Haag opgevoerd. De roman<br />

kan dus met enige goe<strong>de</strong> wil opgevat wor<strong>de</strong>n als een, natuurlijk sterk geromantiseer<strong>de</strong>,<br />

parafrase van <strong>Couperus</strong>' eigen Haagse leven uit die jaren. Heeft hij als basis een<br />

dagboek gebruikt, dat met meer bestaat? Dit is heel goed mogelijk. Wij horen namelijk<br />

over Hugo Aylva dat ook hij een dagboek bijhield, 75 uit een gevoel van or<strong>de</strong> ‘om<br />

netjes toch te boeken wat hem betrof, en het vóor zich te zien, als het een tijd gele<strong>de</strong>n<br />

was. Die or<strong>de</strong> was hem een vreem<strong>de</strong> behoefte, zoowel in zijn kamer, als in zijn<br />

<strong>de</strong>nken, als in zijn leven: <strong>de</strong> kleine en groote dingen ervan.’<br />

Elines vlucht van het Nassauplein zou kunnen samenhangen - <strong>voor</strong>zichtig gezegd<br />

- met <strong>de</strong> verhuizing van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> naar <strong>de</strong> nieuwe woning Surinamestraat<br />

20. In 1885, dat kwam er nog bij, is Ten Brink naar Lei<strong>de</strong>n vertrokken. 76 Er veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

toen dus heel wat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>. De roman gaat echter toch eigen wegen, een<br />

nauwgezette historische kroniek is het boek uiteraard allerminst. <strong>Couperus</strong><br />

veroorloof<strong>de</strong> zich terecht vele vrijhe<strong>de</strong>n. Eline Vere begint bij <strong>voor</strong>beeld in november.<br />

Maar Le Tribut is nooit in die maand opgevoerd. 77 Met Sint-Nicolaas krijgt Eline een<br />

met rozen en elfen beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wit satijnen waaier van E. Bucchi ca<strong>de</strong>au, van Otto,<br />

zo blijkt later. Zulk een waaier lijkt <strong>Couperus</strong> pas in 1884 of 1886 zelf gezien te<br />

kunnen hebben, toen Bucchi exposeer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie van Beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Kunsten<br />

aan <strong>de</strong> Princessegracht. 78 Dat stemt dus niet met Sint-Nicolaas 1883 overeen. Het<br />

eerste Kurhaus <strong>voor</strong>ts, van vóór <strong>de</strong> brand, is pas in 1885 geopend. Ook dat is dus te<br />

laat. 79 Wij moeten het zeker eens zijn met M. Klein en H. Ruijs, dat <strong>de</strong> tijd in <strong>de</strong><br />

roman niet volmaakt synchroon met <strong>de</strong> werkelijke tijd verloopt: 80 ‘<strong>de</strong> meeste gegevens<br />

wijzen er op, dat <strong>de</strong> roman “zo ongeveer” begint in 1882 of 1883 en “zo ongeveer”<br />

eindigt mid<strong>de</strong>n zomer 1887 of 1888’. Toen <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> roman begon te schrijven,<br />

heeft hij echter zeker toch wel juist aan 1883 als beginpunt gedacht: toen pas is Le<br />

Tribut <strong>voor</strong> het eerst opgevoerd. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodzakelijke<br />

gegevens in <strong>de</strong> romanscènes behalve zijn dagboek ook een bewaard programmablad<br />

geraàdpleegd.<br />

Wie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> talrijke an<strong>de</strong>re figuren in het boek mo<strong>de</strong>l kunnen hebben gestaan is<br />

een onvruchtbare speculaite en het hoeft ons ver<strong>de</strong>r niet bezig te hou<strong>de</strong>n. Het probleem<br />

<strong>de</strong>ed zich in 1888-'89 al <strong>voor</strong>! Over Aylva's roman<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


121<br />

heet het: 81 ‘Het was een heele nieuwsgierigheid, ten minste in Den Haag on<strong>de</strong>r Aylva's<br />

kennissen. Men had gauw gevon<strong>de</strong>n. Want het moesten portretten zijn, dat kon niet<br />

an<strong>de</strong>rs... [...]. Maar met, <strong>de</strong> origineelen, die <strong>de</strong> een gevon<strong>de</strong>n had, was <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r niet<br />

tevre<strong>de</strong>n.’ De tijdgenoten had<strong>de</strong>n er dus al moeite mee. 82 De meest intrigeren<strong>de</strong><br />

figuren behalve Eline zelf zijn wel neef Vincent en diens later optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

Amerikaanse vriend St. Clare. In Metamorfoze vin<strong>de</strong>n we er geen enkele parallel<br />

<strong>voor</strong>. Schuilt in <strong>de</strong> fatale en ziekelijke Vincent misschien veel van <strong>Couperus</strong>' broer<br />

Petrus Theodorus? Het zou niet onmogelijk zijn, en wel om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen.<br />

Vincents terugkeer in <strong>de</strong> familie vindt al vrij snel in het begin van <strong>de</strong> roman plaats.<br />

In 1883 is <strong>de</strong> geesteszieke Petrus Theodorus in<strong>de</strong>rdaad ook uit Indië teruggekomen. 83<br />

Voor korte tijd waren hij en <strong>Louis</strong> toen samen <strong>de</strong> twee enige kin<strong>de</strong>ren die bij hun<br />

ou<strong>de</strong>rs woon<strong>de</strong>n, <strong>Louis</strong> permanent, Petrus tij<strong>de</strong>lijk. 84 Het karakter van <strong>de</strong> laatste blijkt<br />

van zijn jeugd af chaotisch en onsamenhangend geweest te zijn. Op school werd hij<br />

beschreven als iemand van grote achteloosheid en slordigheid, ‘oorzaken, dat hij<br />

weinig vor<strong>de</strong>ringen maakte, waarom zijn va<strong>de</strong>r besloot zijne opvoeding el<strong>de</strong>rs te<br />

beproeven’. De terugkeer van <strong>de</strong>ze onevenwichtige broer naar het Nassauplein kan<br />

<strong>Couperus</strong> zeker tot <strong>de</strong> verschijning van Vincent geïnspireerd hebben. An<strong>de</strong>rzijds is<br />

Vincent iemand die veel trekken van <strong>Couperus</strong> zelf in zich verenigt. Dit brengt ons<br />

op een <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>nken belangrijk motief, <strong>de</strong> noodlotsgedachce. In Eline Vere<br />

duikt <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> het eerst op.<br />

Het is Vincent die, iets <strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>n van het boek, zijn fatalistische opvattingen<br />

verkondigt. Elines geluk met Otto wordt er langzaam maar zeker door vergiftigd.<br />

Nadat zij haar verloving verbroken heeft vertrekt Vincent naar Amerika, Eline naar<br />

een oom in Brussel. Als zij Vincent opnieuw ontmoet is hij in gezelschap van<br />

Lawrence St. Clare. Deze is tegen het fatalisme gekant. Op Vincent oefent hij een<br />

positieve invloed uit, en Eline spreekt hij toe met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 85 ‘...er is niets zoo<br />

ontzenuwend als dat fatalisme. Het leven zou in een moreelen dood ontaar<strong>de</strong>n,<br />

wanneer een ie<strong>de</strong>r ging zitten, <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n schoot leg<strong>de</strong> en dacht: Nu kome,<br />

wat komen wil.’ ‘Noodlot is een woord. Ie<strong>de</strong>r mensch maakt zijn eigen noodlot.’<br />

Maar wanneer St. Clare haar ten huwelijk vraagt, kan Eline <strong>de</strong>sondanks niet beslissen.<br />

Willoos gaat zij haar onherroepelijke on<strong>de</strong>rgang tegemoet.<br />

Deze willoosheid van Eline had in 1888 beslist niet <strong>Couperus</strong>' instem-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


122<br />

ming. Jaren later heeft hij over Thérèse Raquin van Zola geschreven, een boek dat<br />

hij al ken<strong>de</strong> lang <strong>voor</strong> hij aan Eline Vere begon: 86 ‘wij rampzalige wezens blijven in<br />

<strong>de</strong>n kne<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n klauw en martelen<strong>de</strong>n greep van ons Noodlot... zoo wij niet <strong>de</strong> kracht<br />

bezitten uit dien klauw en uit dien greep ons te wringen en dan ons Noodlot zelve<br />

naar <strong>de</strong> keel te vliegen, tot wij meester zijn en het dwingen naar onzen wil.’ In <strong>de</strong><br />

Vincentfiguur heeft <strong>Couperus</strong> dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat er een uitweg bestond als men<br />

zelf maar wil<strong>de</strong>. Door Eline liet hij zien waar willoze grilligheid toe moest lei<strong>de</strong>n.<br />

In wezen heeft <strong>Couperus</strong> zelf <strong>de</strong> positieve keuze gedaan toen hij een streep zette<br />

on<strong>de</strong>r zijn poëzie, zich ontworstel<strong>de</strong> aan zijn wanhoop en zijn roman is gaan schrijven.<br />

Klein heefe dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat <strong>Couperus</strong> aan St. Clare een levensvisie heeft<br />

meegegeven die ontleend moet zijn aan Ralph Waldo Emersons positivisme. 87 In<br />

Fate wees Emerson er op dat het <strong>de</strong> mens gegeven is natuurlijke beperkingen te<br />

overwinnen door <strong>de</strong> wil. Dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze jaren Emerson gelezen moet hebben,<br />

of althans indringend óver hem gelezen heeft, staat vast. Ook is het dui<strong>de</strong>lijk dat hij<br />

uitein<strong>de</strong>lijk niet meer aan <strong>de</strong> kant van Eline staat maar aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van St. Clare: op<br />

het essentiële ogenblik, in <strong>de</strong> roman, distantieert hij zich van haar. Aan <strong>de</strong> hand van<br />

St. Clare wan<strong>de</strong>lt hij dan, samen met Vincent, <strong>de</strong> richting op van een betere vorm<br />

van leven die een toekomst heeft.<br />

Bij het schrijven van Eline Vere stond <strong>Couperus</strong> bovendien enigszins on<strong>de</strong>r invloed<br />

van Ibsen, en wel van diens Spoken. In Metamorfoze lezen wij over Scheffer: 88 ‘Toen<br />

verpletter<strong>de</strong> Ibsen hem on<strong>de</strong>r zijn navrant meesterschap, en iets volmaakters dan<br />

“Spoken” meen<strong>de</strong> hij niet, dat zoû geschreven wor<strong>de</strong>n, in tij<strong>de</strong>n niet.’ <strong>Couperus</strong><br />

ken<strong>de</strong> het stuk dus. Spoken dateert uit 1881, maar in 1882 al ging T. Terweyer er in<br />

De Gids uitvoerig op in. 89 <strong>Een</strong> Duitse vertaling was al even vlug beschikbaar. 90<br />

Ibsen voert een jongeman ten tonele, Oswald, die ten on<strong>de</strong>rgang gedoemd is. Van<br />

zijn lie<strong>de</strong>rlijke va<strong>de</strong>r geërf<strong>de</strong> slechte eigenschappen doen zich bitter gel<strong>de</strong>n. 91 Oswald<br />

houdt zichzelf <strong>voor</strong> red<strong>de</strong>loos verloren. Aan het eind van het stuk slikt hij <strong>de</strong> inhoud<br />

van een flesje morfine, Eline Vere doet aan hem <strong>de</strong>nken, en niet alleen dat, <strong>de</strong> roman<br />

bevat zelfs een directe verwijzing naar Spoken als ook Eline ijlt: ‘O God, het waren<br />

<strong>de</strong> spoken, <strong>de</strong> spoken die al grijnzen<strong>de</strong>r opdoem<strong>de</strong>n, nadat het eene spook was<br />

opgedoemd, zoo plotseling, in dat gesprek met Vincent...’ Aan het eind van <strong>de</strong> roman<br />

slikt ook zij morfine en sterft. Zijn het bij Oswald druppels van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


123<br />

dokter uit Parijs, bij Eline zijn <strong>de</strong> druppels afkomstig van een arts uit Brussel.<br />

In <strong>de</strong>ze eerste grote roman heeft <strong>Couperus</strong> niet onomstotelijk in <strong>de</strong><br />

onontkoombaarheid van het noodlot geloofd. Vincent ontkomt wel <strong>de</strong>gelijk. <strong>Couperus</strong><br />

liet zijn Eline sterven, juist om zelf te kunnen leven. Dat hem nog veel strijd te<br />

wachten stond zal hij overigens wel bevroed hebben, en hij zou het ook spoedig<br />

merken. Voor dat ogenblik echter triomfeer<strong>de</strong> hij. De ‘vonk’ in hem, zoals hij het<br />

later placht te noemen, hield hem overeind. Met dat al blijkt het zogenaamd ‘lollige’<br />

en <strong>voor</strong> een groot publiek geschreven boek heel wat min<strong>de</strong>r oppervlakkig te zijn<br />

uitgevallen dan <strong>de</strong> schrijver ervan beschei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gaf. Tekortkomingen heeft<br />

<strong>Couperus</strong> zelf later zeer dui<strong>de</strong>lijk gesignaleerd. Ze kon<strong>de</strong>n niet verhin<strong>de</strong>ren dat hij<br />

altijd is blijven hou<strong>de</strong>n, zij het dan met reserves, van wat hij wel eens zijn oudste<br />

dochter heeft genoemd, met alle fraîcheur van haar jeugd.<br />

Gerrit Jäger was enthousiast over Eline Vere. Door bemid<strong>de</strong>ling van hem en van<br />

Jan ten Brink ging <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland ertoe over <strong>de</strong> roman als feuilleton<br />

te publiceren eer hij in boekvorm - <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> drie <strong>de</strong>eltjes van <strong>de</strong> eerste druk uit<br />

1889 - zou verschijnen. 92 Van 17 juni tot 4 <strong>de</strong>cember 1888 stond er elke dag een<br />

aflevering in <strong>de</strong> courant. - Terwijl dit gebeur<strong>de</strong> schreef <strong>Couperus</strong>, onmid<strong>de</strong>llijk nadat<br />

hij <strong>de</strong> roman voltooid had, een novelle van negen hoofdstukjes, <strong>Een</strong> ster. Op 29 juni<br />

1888 was ook die af. Nog dat zelf<strong>de</strong> jaar heeft Ne<strong>de</strong>rland het verhaal afgedrukt. 93<br />

<strong>Een</strong> ster, met als on<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong> relatie tussen ‘een “beschaafd” ténortje en een lief,<br />

zwak poppetje van een chanteuse légère’, speelt zich in operakringen af. Bepaald<br />

erg sterk is <strong>de</strong> novelle niet. <strong>Couperus</strong> is hier dandyachtig oppervlakkig en <strong>Een</strong> ster<br />

is eigenlijk alleen maar een vermelding waard omdat er uit blijkt hoe vrolijk <strong>Couperus</strong><br />

was, nu zijn eerste grote roman gedrukt werd. Het hoofdmotief is overigens bij na<strong>de</strong>r<br />

toezien opnieuw dat van <strong>de</strong> sekseloze lief<strong>de</strong>: ‘Zij waren zeer vertrouwelijk met elkaâr,<br />

zoo vertrouwelijk, dat zij er niet aan dachten verliefd op elkaâr te wor<strong>de</strong>n, zelfs niet<br />

<strong>voor</strong> een oogenblik.’<br />

Eline Vere had onmid<strong>de</strong>llijk buitengewoon veel succes. Overbekend is <strong>de</strong> anekdote<br />

dat <strong>de</strong> lezers in Den Haag met ontzetting geslagen wer<strong>de</strong>n toen Eline stierf. Over <strong>de</strong><br />

dood van haar die men min of meer als een nationale figuur was gaan beschouwen<br />

zou men in <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>tram slechts fluisterend gesproken hebben. Toen <strong>de</strong> roman<br />

begin maart 1889 als boek verscheen, zette het succes zich lan<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>t. 94 In De<br />

Nieuwe Gids van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


124<br />

april schreef Kloons: 95 ‘En <strong>Couperus</strong>, die zich vijf jaren lang heeft vergist in <strong>de</strong> kunst,<br />

die hij maken moest, is, van een precieus en pretentieus poëetje, veran<strong>de</strong>rd in een<br />

groot en mooi voelend realist.’ Op 8 maart had Kloos het eerste van <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>eltjes<br />

ter recensie aan Van Deyssel gestuurd. Deze berichtte <strong>Couperus</strong> dat hij van plan was<br />

een bespreking aan <strong>de</strong> zijns inziens prachtige roman te wij<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was daar<br />

ingenomen mee en schreef hem naar Mont-lez-Houffalize, waar Van Deyssel toen<br />

woon<strong>de</strong>, terug: 96 ‘Ik dank u van harte <strong>voor</strong> uwe rondborstige woor<strong>de</strong>n, die mij - ik<br />

wil het gaarne bekennen - eene blij<strong>de</strong> verrassing waren. Want nu Gij iets goeds in<br />

mijn werk hebt kunnen vin<strong>de</strong>n, heb ik alle hoop, dat mijn roman een recensent heeft<br />

gevon<strong>de</strong>n, die <strong>voor</strong>al zal wijzen op <strong>de</strong> meer of min<strong>de</strong>re psycholochische waar<strong>de</strong><br />

ervan. Dit is onzen meesten recensenten te zwaar of te lastig; zij wijzen op<br />

kleinighe<strong>de</strong>n, prijzen of blamen bijzaak en slaan <strong>de</strong> hoofdzaak over. Bij u heb ik<br />

daar geen vrees <strong>voor</strong>. Gij zult óf goedkeuren óf afkeuren, maar Gij zult <strong>de</strong>n meesten<br />

nadruk leggen op het <strong>voor</strong>naamste. Ik zie Uw artikel met groote belangstelling<br />

tegemoet.’ Wel een bewijs hoe hoog <strong>Couperus</strong> zijn Amsterdamse confrater aansloeg!<br />

Hij moest echter veel geduld oefenen: het zou nog ongeveer een jaar duren eer <strong>de</strong><br />

recensie ook werkelijk gepubliceerd werd.<br />

Eer<strong>de</strong>r dan Van Deyssel heeft Frans Netscher een bespreking aan Eline Vere<br />

gewijd, een kritiek die <strong>Couperus</strong> met gemeng<strong>de</strong> gevoelens gelezen heefe. 97 Maar<br />

Netschers stuk en <strong>de</strong> lange brief waarin <strong>Couperus</strong> er op reageer<strong>de</strong> dateren eveneens<br />

pas uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1889. Wij moeten ons dus eerst afvragen: wat <strong>de</strong>ed<br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n onmid<strong>de</strong>llijk volgend op het verschijnen van zijn roman<br />

als boek?<br />

Na eerst van zijn zelf verdien<strong>de</strong> geld een mooi schrijfbureau gekocht te hebben, 98<br />

on<strong>de</strong>rnam hij een reis naar het land van Ibsen. Het is <strong>de</strong> enige keer in zijn leven<br />

geweest dat <strong>de</strong> van nature zo naar warmte en zui<strong>de</strong>lijkheid hunkeren<strong>de</strong> auteur<br />

Scandinavië heeft bezocht. Samen met zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein en diens vriend<br />

mr. J.J. Bergsma ging hij in juli 1889 eerst naar Zwe<strong>de</strong>n. 99 In Stockholm logeer<strong>de</strong><br />

hij in een <strong>voor</strong>kamer van het Grand-Hôtel, Blasiïholmhaven. Het uitzicht was<br />

aantrekkelijk: 100 ‘Tusschen <strong>de</strong> wolken door, schuinrechte zonnestralen, een hellend<br />

vlak van zonnestralen, apotheoze boven het koninklijk paleis, dat, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

zij<strong>de</strong> van het water, met zijne lange dakbalustra<strong>de</strong> oprijst als <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>kroon zelve <strong>de</strong>r<br />

stad. De Saltsjö trilt goud van schubben, als stukken liqui<strong>de</strong> pantser. Aan <strong>de</strong>n<br />

Noordbrug - een gesp, die over het water heen <strong>de</strong> twee<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


125<br />

eilan<strong>de</strong>n samenklampt - groent een tuin aan <strong>de</strong> zee, het Stroomparterre. Naar achteren<br />

warrelt het verschiet van <strong>de</strong> scad weg.’ Soms ging er een stoombootje over het water.<br />

‘Aan <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het Hôtel, wachten an<strong>de</strong>re booten, met lichtjes, stil.’ <strong>Een</strong> blad<br />

uit een reisdagboek.<br />

De Bae<strong>de</strong>ker die <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze reis aanschafte is bewaard gebleven. 101<br />

Helaas vindt men er nauwelijks aantekeningen in, zodat <strong>de</strong> plaatsen waar <strong>de</strong> drie<br />

heren in Noorwegen geweest zijn niet vaststaan. In Christiania (Oslo) logeer<strong>de</strong>n zij<br />

in het Bergerhôtel. Vervolgens zijn zij naar Gjøvik en via Mustad naar Granum<br />

gegaan. Daar Noodlot (1890; we komen er nog op terug) ge<strong>de</strong>eltelijk in Trondheim<br />

en omgeving speelt - Brittania-Hôtel; Eve loopt daar in Noodlot met haar Bae<strong>de</strong>ker<br />

in <strong>de</strong> hand rond - en vervolgens in Mol<strong>de</strong>n (Grand-Hôtel), mogen wij aannemen dat<br />

<strong>Couperus</strong> ook in die volgor<strong>de</strong> daar gelogeerd heeft. Als laatste drie plaatsen wor<strong>de</strong>n<br />

in Noodlot Veblungsnaes, het Romsdal en het Gudbrandsdal genoemd.<br />

Terug in Den Haag las <strong>Couperus</strong> op 2 September 1889 Netschers bespreking van<br />

Eline Vere in Ne<strong>de</strong>rland. 102 <strong>Een</strong> dag later antwoord<strong>de</strong> hij hem en schreef on<strong>de</strong>r meer: 103<br />

‘Wat mijzelven betreft, over mijne metho<strong>de</strong> van werken heb je uistekend geschreven;<br />

dat korta<strong>de</strong>mige bezit ik in hooge mate en zelve sta ik nu verbaasd, dat ik in staat<br />

was zoo iets omvangrijks als Eline te hebben durven schrijven. Dat ik in Eline een<br />

generalisatie heb gegeven en dat zij Slavische geesteszusteren heeft ben ik echter<br />

niet met je eens. Tolstoï heeft grooten indruk op mij gemaakt (zelfs <strong>de</strong> in<strong>de</strong>eling in<br />

kleine hoofdstukjes is nog meer in zijn manier, dan in die <strong>de</strong>r <strong>de</strong> Goncourts) maar ik<br />

heb, <strong>voor</strong> zoover ik mij in mijn werken kan terug<strong>de</strong>nken, <strong>voor</strong> Eline geene Russische<br />

herinneringen noodig gehad. Zij is, volgens mijn oor<strong>de</strong>el, geheel en al oorspronkelijk<br />

Haagsch.<br />

Ook mijn zoogenaamd Orientalisme beschouw je verkeerd. Die heb ik noch uit<br />

Leconte <strong>de</strong> Lisle noch uit een andren dichter, maar wel uit mijzelven, uit mijn eigen<br />

karakter, uit mijn eigen indolentie. Juist omgekeerd als jij meent, bekoor<strong>de</strong> mij L.<br />

<strong>de</strong> L., omdat ik in zijne poëzie veel vond, dat mijn eigen neigingen convenieer<strong>de</strong>.<br />

En ik begrijp niet, dat jij, die me zoo lang kent, <strong>de</strong>zen fout hebt gemaakt, en nièt hebt<br />

ingezien, dat mijn “Orientalisme” wel door lectuur gevoed werd, maar oorspronkelijk<br />

in mijzelven kiem<strong>de</strong>. Maar die daargelaten vind ikje artikel flink en mooi geschreven<br />

en het heeft mij veel plezier gedaan.’<br />

Overigens begint <strong>de</strong>ze brief met een korte passage waarin <strong>Couperus</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


126<br />

zegt dat Netschers karakteristiek van Emants en ook zijn inleiding hem zeer voldaan<br />

hebben. Dit laatste verbaast min<strong>de</strong>r dan het eerste, daar Netscher in een heftige<br />

bouta<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> zwakhe<strong>de</strong>n van vrijwel alle Nieuwegidsers uitvaart,<br />

niet het minst tegen Van Deyssel. Maar ook Emants breekt hij af, en nogal grondig<br />

bovendien. Hierin had <strong>Couperus</strong> hem niet hoeven bij te vallen, die sinds enige tijd<br />

regelmatig bij Emants op bezoek kwam. <strong>Couperus</strong> had ook een en an<strong>de</strong>r aan Emants<br />

te danken. In <strong>de</strong> zomer van 1890 leek het er zelfs op dat hij met <strong>de</strong> Emantsen op reis<br />

zou gaan, wat overigens niet is gebeurd.<br />

Marcellus Emants stond aan het hoofd van een dilettantentoneelclub, ‘Utile et<br />

Laetum’ (Nuttig en vrolijk). Zelf trad hij als regisseur op 104 On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> acteurs bevond<br />

zich ook <strong>Couperus</strong>. Hoewel niet bepaald erg rolvast, naar het schijnt, koester<strong>de</strong> hij<br />

wel een warme lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> dit amateurtoneel. Het is in <strong>de</strong>ze kring dat <strong>Couperus</strong>,<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk in het <strong>voor</strong>jaar van 1890 maar in elk geval na het voltooien van Eline<br />

Vere in 1888, iemand heeft leren kennen die grote indruk op hem maakte en <strong>voor</strong><br />

wie hij een warme vriendschap zou gaan koesteren: jhr. J.H. Ram (John). 105<br />

Wat tenslotte Van Deyssel betreft, in april 1890 publiceer<strong>de</strong> De Nieuwe Gids<br />

ein<strong>de</strong>lijk diens aangekondig<strong>de</strong> recensie van Eline Vere. 106 Het artikel moet <strong>Couperus</strong>'<br />

stoutste verwachtingen overtroffen hebben, want hij kreeg on<strong>de</strong>r meer regels te lezen<br />

als: ‘De roman van <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong> is een goed en een literair werk. [...] Hij is<br />

als een gentleman, die heerlijk causeert, na te vergeefs beproefd te hebben lie<strong>de</strong>ren<br />

te zingen. [...] O, het is om te stelen en om er dan meê alleen te gaan liggen hangen<br />

in een zij<strong>de</strong>n hangmat en om het dan, zoo als <strong>de</strong> heer Kloos zegt, te kussen die bla<strong>de</strong>n<br />

vol fijne verbeelding, met kleine maar bizon<strong>de</strong>r geméen<strong>de</strong> kusjes, innig maar<br />

wèl-gemanierd, met literaire lippen vol fijne geparfumeer<strong>de</strong> aandoenings-vochtigheid.<br />

[...] Eline Vere is een schitterend boek.’<br />

De hierop volgen<strong>de</strong> kritische tira<strong>de</strong>s tonen aan dat Van Deyssel <strong>de</strong>sondanks <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> werkelijke probleemstelling weinig oog had. Het optre<strong>de</strong>n van St. Clare vindt hij<br />

een dieptepunt. Naar het ein<strong>de</strong> toe wordt <strong>de</strong> roman ‘een soort van<br />

russiesch-engelsch-duitsch-belgische-han<strong>de</strong>ls-reizigers-feuilleton van <strong>de</strong>n zooveelsten<br />

rang’. <strong>Couperus</strong> antwoord<strong>de</strong> alleen maar dankbaar: ‘Ik voel behoefte U te zeggen<br />

dat ik met veel emotie Uwe beoor<strong>de</strong>ling over mijn werk gelezen en nog eens gelezen<br />

heb: met meer emotie dan welke an<strong>de</strong>re kritiek ook in mij opwekte. Meestal laten<br />

kritie-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


127<br />

ken, prijzen<strong>de</strong> of misprijzen<strong>de</strong>, mij zeer koud, maar ik vond in Uwe woor<strong>de</strong>n zooveel<br />

innig begrijpen en tee<strong>de</strong>r meê-voelen, dat mijne oogen er vochtig bij wier<strong>de</strong>n. Het<br />

was me alsof ik troosten<strong>de</strong> klanken uit een vrien<strong>de</strong>nmond hoor<strong>de</strong> bij het lijk van een<br />

lief<strong>de</strong> en ik steek U mijne bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n toe om U te bedanken <strong>voor</strong> Uw lieven troost.<br />

Want Eline is in mijn leven veel geweest en dikwijls ben ik haar zelve geweest en<br />

waren wij een. En ze is nu <strong>voor</strong> mij dood omdat ik haar dood heb gemaakt en als ik<br />

eens mijn boek ter hand neem en het doorbla<strong>de</strong>r is het me alsof ik een album met<br />

portretten eener do<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> open heb geslagen, alsof ik vergeel<strong>de</strong> brieven over lees<br />

en bij samen geplukte, verdroog<strong>de</strong> bloemen golven van herinneringen voel opwellen.<br />

Maar nu is dat alles gedaan, is het leven er over been gegaan en is het ver, ver<br />

achter mij en lang gele<strong>de</strong>n. En omdat U haar gekend heeft en van haar heeft gehou<strong>de</strong>n<br />

en nog een lieve herinnering aan haar heeft voel ik, zon<strong>de</strong>r U ver<strong>de</strong>r als persoon te<br />

kennen, een vriendschap <strong>voor</strong> U vol dankbaarheid om Uwe genegenheid <strong>voor</strong> haar.’<br />

Het is een nogal onthutsen<strong>de</strong> brief. <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> voeten van Van Deyssel,<br />

dankbaar omdat hij niet langer verguisd wordt door <strong>de</strong> brutale jongens uit Amsterdam!<br />

- In Metamorfoze is ook Aylva erkentelijk <strong>voor</strong> een schitteren<strong>de</strong> recensie in De<br />

Nieuwe Gids: ‘...en hij was zoo verbaasd over <strong>de</strong> apotheoze, dat hij aan <strong>de</strong> redactie<br />

vrien<strong>de</strong>lijke woor<strong>de</strong>n schreef; iets, dat hem heel gauw berouw<strong>de</strong>, omdat bedanken<br />

<strong>voor</strong> kritiek tegenstrijdig was aan zijn natuur.’ Maar dat was <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n niet.<br />

<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich diep gekwetst toen Van Deyssel zelfs niet met een klein briefje<br />

antwoord<strong>de</strong>.<br />

An<strong>de</strong>ren dan Van Deyssel toon<strong>de</strong>n zich toeschietelijker, omdat hun bewon<strong>de</strong>ring<br />

groot was. Uit <strong>de</strong>ze tijd dateert, om maar een <strong>voor</strong>beeld te noemen, <strong>Couperus</strong>'<br />

kennismaking met een jong auteur/journalist die hij pas jaren later in Florence en<br />

Rome beter zou leren kennen, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. Deze heeft in zijn auto<strong>biografie</strong><br />

De vrijheidzoeker, geschreven in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon, een scherp portret van <strong>de</strong> jonge<br />

<strong>Couperus</strong> geschetst. 107 Het is op en top <strong>de</strong> Hagenaar die wij in effigie zo goed kennen<br />

van het gelithografeer<strong>de</strong> portret dat Jan Veth op 39 mei 1892 van hem in De<br />

Amsterdammer heeft gepubliceerd: ‘De “dandy” <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> was wel volstrekt<br />

iets an<strong>de</strong>rs dan wat Vosmeer <strong>de</strong> Spie [pseudoniem van Wagen<strong>voor</strong>t] zich als een<br />

romanschrijver <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong> en zelf was. Onberispelijk gekleed, keurig van manieren<br />

en woord, haast overdreven keurig,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


128<br />

verfijnd van smaak, immers geboren, opgevoed en on<strong>de</strong>rwezen in een mid<strong>de</strong>n van<br />

burgerlijke Haagsche weel<strong>de</strong>.’<br />

Wagen<strong>voor</strong>t nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> samen met Breitner uit <strong>voor</strong> een koffiemaaltijd<br />

met ‘een malschen botergebra<strong>de</strong>n biefstuk met gebakken aardappeltjes in <strong>de</strong><br />

verbeelding hem een Lucullus-tractatie <strong>voor</strong> te zetten - een glas goe<strong>de</strong><br />

“Bor<strong>de</strong>aux-wijn” was er bij, en een perzik of wat druiven na - doch <strong>de</strong> littéraire gast<br />

kwam er rond <strong>voor</strong> uit, zeer zeker met hoffelijheid, waarmee hij steeds in het spreken<br />

zwier<strong>de</strong>, dat hij gewoon was aan “frugale <strong>de</strong>jeuners”. Van <strong>de</strong>n biefstuk genoot hij<br />

een stukje; hij nipte even aan <strong>de</strong>n wijn; maar o, <strong>de</strong> vruchten, hoe keurig bracht hij<br />

die naar zijn roo<strong>de</strong> lippen in het fraaie, zwarte puntbaardje, dat hem toen sier<strong>de</strong>.’<br />

Het moet Wagen<strong>voor</strong>t geweest zijn of hij Eline Vere bij zich op bezoek had. Hij<br />

miste in <strong>Couperus</strong>, schrijft hij, volkomen <strong>de</strong> bohémien. Wat die betreft heeft hij<br />

<strong>Couperus</strong> niet goed gepeild. Wagen<strong>voor</strong>t zou pas jaren later zien en begrijpen wat<br />

en wie zich achter het pantser van goe<strong>de</strong> manieren verborg. De keurige Hagenaar<br />

hield nog heel wat verrassingen <strong>voor</strong> hem en <strong>de</strong> Tachtigers te Amsterdam in petto.<br />

Eindnoten:<br />

1 Pieter H. Reynst (1830-1856) had een zoon Joan Cornelis Reynst, getrouwd met Pauline Mathil<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong>r Ven. Hun kin<strong>de</strong>ren waren Pieter (geb. 1878), Joan (geb. 1879), Adriaan (1882), Simonetta<br />

(geb. 1885) en Pauline Mathil<strong>de</strong> (geb. 1890).<br />

2 Brief in het Lett. Mus. uit Djokja, d.d. 20 augustus 1902.<br />

3 Ter gelegenheid van hun huwelijk in 1881 heeft papa <strong>Couperus</strong> een cantate gecomponeerd,<br />

<strong>voor</strong> zangstem met pianobegeleiding, waarvan <strong>de</strong> fraai ingebon<strong>de</strong>n partituur bewaard is gebleven<br />

(ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 75). Hij schreef zelf <strong>de</strong> tekst, die niet sterk afwijkt van wat <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> in die tijd aan poëzie schreef:<br />

‘La Nonne. Scène monastique, cantate par J.R. <strong>Couperus</strong><br />

O sombre est ce cachot! Lugubre la cellule<br />

à moi si noble dame adorée jadis,<br />

lorsqu' un tout autre nom que sage soeur Ursule<br />

jeta <strong>de</strong>vant mes pieds mille amoureux amis!<br />

De ces brillants beaux jours, hélas, rien ne me reste,<br />

ni mes regards joyeux, ni ma jeunesse en fleur!<br />

Je n'ai <strong>de</strong> mon passé qu' un souvenir funeste,<br />

qui plonge dans mon âme un fond <strong>de</strong> fiel rongeur!’<br />

4 ‘Aan mijne Ou<strong>de</strong>rs.’ Het rechtswezen op Sumatra's westkust. Promotor was prof. mr. P.A. van<br />

<strong>de</strong>r Lith. - 17 Januari 1882 's middags om 3 uur. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> promotie ongetwijfeld<br />

met zijn ou<strong>de</strong>rs bijgewoond.<br />

5 Zij woon<strong>de</strong>n daar zelf toen nog met zo lang. Van 1875 tot 1880 had<strong>de</strong>n zij op het statige ou<strong>de</strong><br />

buiten Zeerust aan <strong>de</strong> Vliet geresi<strong>de</strong>erd. Oorspronkelijk bestond dit, behalve uit het herenhuis<br />

van 1790, uit stallen <strong>voor</strong> vijf paar<strong>de</strong>n, een koetshuis <strong>voor</strong> verschei<strong>de</strong>ne rijtuigen, een<br />

tuinmanswoning, moestuin, boomgaard, fraaie visvijvers en een grote goudvissen vijver. Zie<br />

C.H. Voorhoeve, ‘De grootou<strong>de</strong>rs van Elisabeth <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Vliet’, in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland, weekprogramma 11-18 maart: 1970, II.<br />

6 F.L. Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion 1, 6 (1985), 41-45. Wat het hier volgen<strong>de</strong> betreft,<br />

volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 48, haal<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> samen met Elisabeths broertje Willy van negen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


dolle streken uit. <strong>Een</strong>s verstopten zij zich on<strong>de</strong>r het overhangen<strong>de</strong> kleed van <strong>de</strong> grote tafel<br />

waarop het theegerei klaar stond. Twee ou<strong>de</strong>, wat dove tantes - ‘tante Rien en tante Tien’? -<br />

kwamen als eersten binnen en maakten heimelijk een zilveren koektrommeltje open om daar<br />

uit te snoepen. Van on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel kwam <strong>Louis</strong>' stem: ‘Maar tante, wat doet u nou!’<br />

7 V. Boeven, Leven, 82.<br />

8 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, VII.<br />

9 Geciteerd door Paul Ekhard (G. Valette) in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913. - Hiermee begon<br />

<strong>Couperus</strong>' poëtisch oeuvre, dat nog te weinig on<strong>de</strong>rzocht is. Zie echter Marc Galle, Schimmen<br />

van glans (1964), met goe<strong>de</strong> inleiding.<br />

10 Daarentegen pas in 1886 in Orchi<strong>de</strong>eën.<br />

11 In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij Williswin<strong>de</strong> (1895) zou hij er zich in 1895 zelf <strong>de</strong>preciërend over uitlaten.<br />

Zie hieron<strong>de</strong>r.<br />

12 Gegevens verstrekt door het Haags Gemeente Archief.<br />

13 Het is niet onwaarschijnlijk dat <strong>Couperus</strong> ook <strong>de</strong>el heeft genomen aan <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> die Sarah<br />

na afloop van haar optre<strong>de</strong>n werd gebracht. Het Va<strong>de</strong>rland schreef hierover: ‘Na afloop <strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>stelling werd zaterdagavond alhier in het hotel “Den Ou<strong>de</strong>n Doelen” een serena<strong>de</strong> gebracht<br />

aan Sarah Bernhardt. Er was veel publiek. De artiste, <strong>voor</strong> een open raam gezeten, juichte <strong>de</strong><br />

Marseillaise en onze volkslie<strong>de</strong>ren hartelijk toe. Voor het hotel was een gasilluminatie<br />

aangebracht.’ - Dat <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> op touw was gezet door Jan ten Brink blijkt uit Schregel-Onstein,<br />

Ten Brink, 93. - Zie over Sarahs optre<strong>de</strong>n uitvoeriger F.L. Bastet, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad d.d. 7<br />

augustus 1984, Achterpagina.<br />

14 <strong>Een</strong> lent van vaerzen, 45.<br />

15 De bun<strong>de</strong>l verscheen op 17 juni 1884 bij J.L. Beyers te Utrecht. De titel is een citaat uit Von<strong>de</strong>ls<br />

Rijnstroom en moet opgevat wor<strong>de</strong>n als een lint van gedichten. Zie L.C. Michels, ‘<strong>Een</strong> lent van<br />

vaerzen’, in De Nieuwe Taalgids 45 (1952), 336-337.<br />

16 Van Itallie, Portretten, 87. Haar toevoeging ‘op <strong>de</strong> meisjes-H.B.S.’ kan niet juist zijn, daar zij<br />

in 1884 al vieren<strong>de</strong>rtig was en moe<strong>de</strong>r van acht kin<strong>de</strong>ren.<br />

17 V. Tricht, Verkenning, 34 e.v.<br />

18 Volgens datering in De Gids (1883), oktober. 152; (1884), <strong>de</strong>cember, 514. - Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

chronologie Bastet, Zuil, 214, noot bij 20.<br />

19 <strong>Een</strong> lent, 15. - V. Tricht, Verkenning, 37.<br />

20 Froissart, Chroniques I, I, cap. 165-168.<br />

21 Maar zelfs in Eline Vere (1889) keren zij nog weer terug: in III, III wordt Eline vergeleken met<br />

een ‘weenen<strong>de</strong>, zoet lonken<strong>de</strong> sirene, die, met een kwijnen<strong>de</strong>n kreet van verlangen, haar loome<br />

armen uit het kille blauw <strong>de</strong>r baren beurt’; Betsy door Henk met een thyrsus zwaaien<strong>de</strong><br />

bacchante, ‘welke met strengelen<strong>de</strong> wijngaardranken hem zocht te omstrikken’.<br />

22 W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1981 4 ). 18-19.<br />

23 Orchi<strong>de</strong>eën, 192. Tien jaar later schreef hij in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Williswin<strong>de</strong>: ‘Ik zal naar alle<br />

waarschijnlijkheid nooit meer iets schrijven wat men poëzie moge noemen. Maar <strong>de</strong> poëzie,<br />

die ik geschreven heb, - hoe men dan ook nu over ze moge oor<strong>de</strong>elen - werd geschreven mee<br />

eene naïve lief<strong>de</strong>, die mijzelven nog aandoet.’<br />

24 Orchi<strong>de</strong>eën, 206.<br />

25 M.G.L. van Loghem had on<strong>de</strong>r het pseudoniem Scaramouche op 27 juli 1884 al een sympathieke<br />

recensie geschreven in De Amsterdammer. Zie ver<strong>de</strong>r V. Tricht, Verkenning, 38-39.<br />

26 De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator, 25 oktober 1884.<br />

27 De Gids (1884), III. 358-361. Hij vond <strong>de</strong> gedichten mooi, maar wel precieus.<br />

28 De Amsterdammer, 2 november 1884.<br />

29 De Gids (1883), oktober, 152-156; De Amsterdammer, nr. 332, oktober 1883.<br />

30 Geciteerd in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). V. Tricht, Verkenning, 40.<br />

31 <strong>Een</strong> zekere L.V. heeft in Minerva, 2 oktober 1884, zich zeer bewon<strong>de</strong>red over <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<br />

uitgelaten. - Scaramouche noem<strong>de</strong>n wij al. - Homunculus meen<strong>de</strong> o.m. dat Santa Chiara geheel<br />

overeenstem<strong>de</strong> met Florence van Potgieter.<br />

30 Geciteerd in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). V. Tricht, Verkenning, 40.<br />

32 In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij Williswin<strong>de</strong>. Vgl. hierboven, noot II. Deze herdruk kreeg <strong>de</strong> fraaie band van<br />

L.W.R. Wenckebach, zie Braches, Boek als N.K., 204, 209, 259, 327, 329, 330, 491 (nr.950528*).<br />

33 Van Nouhuys vroeg zich in <strong>de</strong> Ned. Spectator d.d. 17 augustus 1895 af, na op talrijke drukfouten<br />

gewezen te hebben: ‘Ik weet niet hoe <strong>Couperus</strong> zelf over <strong>de</strong>ze gedichten <strong>de</strong>nkt, en evenmin of<br />

ze op zijn verlangen herdrukt wer<strong>de</strong>n.’<br />

34 De Gids (1887), februari, 392-396.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


35 De Portefeuille, 29 augustus 1885; Orchi<strong>de</strong>eën: 19 maart 1887.<br />

36 De Nieuwe Gids II (1887), 4 (april). - Bernt Luger, Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />

(1982; Schrijversprentenboek nr. 22), 48.<br />

37 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, VI-IX.<br />

38 Zie noot 36.<br />

39 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />

40 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

41 I<strong>de</strong>m, X.<br />

42 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

43 V. Booven, Leven, 28.<br />

44 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />

45 Orchi<strong>de</strong>eën, 206.<br />

46 Zie <strong>voor</strong> een verslag van dit examen V. Booven, Leven, 78 e.v. Dit wordt hier niet herhaald,<br />

het is moeilijk uit te maken waar Ten Brink bluft en waar niet.<br />

47 Door V. Booven, Leven, 81, aangeduid met mej. De W.P.: vermoe<strong>de</strong>lijk Justina <strong>de</strong> Wetsteyn<br />

Pfister (1861-1901).<br />

48 V. Booven, Leven, 89.<br />

49 Van Itallie, Portretten, 88.<br />

50 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

51 Maatstaf II (1963), 164 nr.15.<br />

52 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, v.<br />

53 Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel , <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong>, met nawoord door Harry G.M. Prick bij <strong>de</strong> heruitgave van<br />

<strong>de</strong> 1e druk (1975); Nawoord, I.<br />

54 I<strong>de</strong>m, II. Hij noem<strong>de</strong> het boek ‘een grote aanwinst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kuf- en bor<strong>de</strong>elliteratuur’.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 17.<br />

56 ‘En van Deyssel, met <strong>de</strong> sublimiteit van zijn krankzinnigheid, van Deyssel, is zoo onrechtvaardig<br />

en partijdig mogelijk. Van Deyssel heeft zich altijd in mij vergist, en nu, nu weet hij misschien<br />

wel beter, maar doet hij of hij zich dóor vergist.’ - ‘Toen ik later ernstig werkte, heeft van<br />

Deyssel me niet begrepen. ’ N.a.v. Wereldvre<strong>de</strong>.<br />

57 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IV.<br />

58 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

59 Maatstaf II (1963), 165 nr.15.<br />

60 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IV.<br />

61 Van Itallie, Portretten, 88.<br />

62 Schrijver <strong>de</strong>zes door mevrouw Anne van Berckel d.d. 7 augustus 1982 vrien<strong>de</strong>lijk bevestigd:<br />

‘De La Chapelles woon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds op <strong>de</strong> Toussaintka<strong>de</strong> [...] en moe<strong>de</strong>r logeer<strong>de</strong> daar als kind.<br />

<strong>Een</strong> veel ou<strong>de</strong>re zuster van mijn moe<strong>de</strong>r heeft me als meisje van ± 14 verteld dat Virginie la<br />

Chapelle mo<strong>de</strong>l had gestaan <strong>voor</strong> Eline Vere [...]. Ongetwijfeld was <strong>Couperus</strong> bekend met <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van dat jong gestorven meisjé, omdat hij <strong>de</strong> familie La Chapelle goed ken<strong>de</strong>.’<br />

63 V. Booven, Leven, 86.<br />

64 Zie noot 50.<br />

65 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, VI - Over <strong>Couperus</strong>' vrouwen-figuren Elisabeth <strong>de</strong> Roos,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en zijn Haagse romans’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 77.<br />

66 V. Booven, Leven, 92.<br />

67 Zie noot 65.<br />

68 Over hem V. Booven, Leven, 87, 89, 93, 110, 111, 123, 130, 131, 139, 148.<br />

69 In Metamorfoze ontmoetten zij elkaar op De Witte. Maar <strong>Couperus</strong> is geen lid van <strong>de</strong> sociëteit<br />

geweest, wel familiele<strong>de</strong>n van hem.<br />

70 Van Itallie, Portretten, 89.<br />

71 In Metamorfoze herdoopt in Intieme kennissen.<br />

72 Zie noot 60.<br />

73 Van Itallie, Portretten, 86.<br />

74 Bastet, Zuil, 41-43. - Klein/Ruijs, Eline Vere, 67-77.<br />

75 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, III.<br />

76 Bastet, Zuil, 43-44.<br />

77 Klein/Ruijs, Eline Vere, 47 e.v.; 75.<br />

78 Volgens J. Joosten (vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan schrijver <strong>de</strong>zes, d.d. 5 januari 1981) zijn er<br />

van Bucchi waaiers geëxposeerd in 1881, 1884, 1885 en 1886. Pas in 1884 is er sprake van<br />

bloemen op wit satijn, in 1886 van rozen op witte zij<strong>de</strong>. De waaier uit 1881 is niet beschreven.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


In 1883 zijn er geen waaiers van Bucchi geëxposeerd. - Hierover uitvoerig Klein/Ruijs, Eline<br />

Vere, 58-61; 75.<br />

79 I<strong>de</strong>m, 76: op 11 juli 1885. Afgebrand op 1 september 1886.<br />

80 I<strong>de</strong>m, 76-77.<br />

81 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, VIII.<br />

82 V. Booven, Leven, 105 zegt overigens: ‘... al is geen hunner te herkennen, ingewij<strong>de</strong>n, en dat<br />

was allereerst <strong>de</strong> familiekring, wisten wel wie of wat <strong>de</strong>n schrijver zijn stof verschafte. Uit<br />

brieven omstreeks 1887 is dat na te gaan.’ Helaas verzuimt hij hier meer over mee te <strong>de</strong>len.<br />

83 Bastet, Zuil, 46.<br />

84 Op 28 augustus 1883 is Petrus Theodorus in Den Dol<strong>de</strong>r opgenomen.<br />

85 Eline Vere, XXXIII, V.<br />

86 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 217.<br />

87 Klein/Ruijs, Eline Vere, 36-37. Vrijwel tegelijkertijd ook Jan Fontijn. Leven in Extase (1983),<br />

‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Ralph Waldo Emerson’, 138 e.v.<br />

88 Zie noot 60.<br />

89 T. Terwey, ‘Henrik Ibsen’, in De Gids (1882), II, 200 e.v. (gedateerd mei 1882).<br />

90 H. Ibsen, Gespenster, vertaald door M. von Borch. Verschenen in <strong>de</strong> Univ. Bibl. (Reclam),<br />

Leipzig, vóór 1884. - M. Klein, ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>'<br />

Noodlot’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 25 (1983), 198 e.v. meent dat pas in 1889 een vertaling<br />

beschikbaar was. Daardoor ontging hem <strong>de</strong> invloed van Gespenster op Eline Vere. Hij ziet die<br />

pas in Noodlot (1890). - In oktober 1890 verscheen in De Gids, IV, I e.v. Noodlot, samen met<br />

166 e.v. een bespreking door J. N. van Hall van een opvoering van Spoken.<br />

91 <strong>Een</strong> analyse werd eer<strong>de</strong>r al gemaakt door Inge Dorrepaal, in een ongepubliceer<strong>de</strong> scriptie<br />

Noodlot en Gespenster, voltooid te Groningen (1982). Schrijver <strong>de</strong>zes dankt haar vrien<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>voor</strong> inzage.<br />

92 Zij bemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> redacteur dr. J. <strong>de</strong> Jong; zie V. Booven, Leven, 93-94. - Bastet, Zuil, 40.<br />

93 Ne<strong>de</strong>rland (1888), III, 289-317.<br />

94 De literatuur over Eline Vere is onoverzienbaar gewor<strong>de</strong>n. - De hoofdpersoon werd met Emma<br />

Bovary tot hysterica bestempeld door W.H. Staverman, ‘De romans van twee hystericae’. in<br />

De Nieuwe Taalgids II (1917), 113-125. - Recente studies: W. Drop, ‘Noodlot en romanstructuur<br />

bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Tijdschrift <strong>voor</strong> Ned. Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 288-305. - J. <strong>de</strong><br />

Piere, ‘Verteller en gezichtshoek’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 16 (1974), 119-133. - Herman Verhaar,<br />

‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als naturalist’, in Tira<strong>de</strong> (maart 1977), 169-178. - Ton Anbeek, De<br />

naturalistische roman in Ne<strong>de</strong>rland (1982), 48-49. - Klein/Ruijs, Eline Vere, 80 -4, geven een<br />

overzicht van <strong>de</strong> inhoud en een aantal recensies. - Het belang van <strong>de</strong> roman wordt nu ook<br />

internationaal ingezien. Zie b.v. Elsbeth Wessel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: Eline Vere. Ein Beitrag zum<br />

Europäischen Gesellschaftsroman’, in Etu<strong>de</strong>s Germaniques 37 (1982), 4, oct.-<strong>de</strong>c., 411-429.<br />

95 Willem Kloos, in De Nieuwe Gids 4 (april 1889), II, 155.<br />

96 K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968), 62-63.<br />

97 Netscher behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> het boek samen met Juffrouw Lina van Marcellus Emants en Victor van<br />

mr. M.L.G. van Loghem in Ne<strong>de</strong>rland (1889), III, I e.v.; 24 e.v.<br />

98 V. Booven, Leven, 109. In 1952 heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong> schrijver <strong>de</strong>zes dit bureau nog<br />

geetoond, in<strong>de</strong>rdaad als gekocht van het eerste honorarium van Eline Vere. Nu in <strong>de</strong> collecties<br />

van het Letterkundig Museum, Den Haag.<br />

99 V. Booven, Leren, 83; 110. In Metamorfoze reist Aylva ‘naar Zwe<strong>de</strong>n en Noorwegen’. Overigens<br />

vóór hij ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’ schrijft, een mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verschuiving zoals <strong>Couperus</strong> er in<br />

dit boek ettelijke toepast.<br />

100 Zie <strong>Een</strong>e illuzie [1892], ‘Uitzichten’.<br />

101 Karl Bae<strong>de</strong>kers Handbuch für Reisen<strong>de</strong>: Schwe<strong>de</strong>n und Norwegen nebst <strong>de</strong>n wichtigsten<br />

Reiserouten durch Dänemark (1888). In bezit van Herman Verhaar, die het schrijver <strong>de</strong>zes<br />

vrien<strong>de</strong>lijk toon<strong>de</strong>. Op pag.187 en 196 summiere aantekeningen. Voorin on<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>'<br />

handtekening <strong>de</strong> datum ‘Juli 1889’.<br />

102 Zie noot 97. <strong>Couperus</strong> heeft volgens hem ‘het geduld van een vrouw, te zwak om iets grootsch<br />

als één geheel te komposeeren, maar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kwantiteit produceerend langs <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r<br />

aaneenvoeging van korte krachtsoprispingen.’ - ‘Op vele plaatsen zijn <strong>de</strong> tooneelen en<br />

beschrijvingen te Orientalistiesch en te Slaviesch, terwijl <strong>de</strong> precieuse bewerking van zijn taal,<br />

het zoeken naar artistieke kuriositeiten, niet vreemd is aan het <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong>r gebroe<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><br />

Goncourt [...].’ - Netscher acht Eline Vere afhankelijk van Tolstoj en Dostojevski: ‘hij schijnt<br />

het er op toe te hebben gelegd, om haar zoo af en toe eens te metamorfoseeren in een Slaviesche<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


lij<strong>de</strong>res [...].’ - ‘Uit zijn tijd, dat hij nog verzen maakte en door imitaties zijn bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong><br />

Leconte <strong>de</strong> Lisle aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>, dagteekent mogelijk zijn penchant naar een baroque<br />

kleurigheid van verwen, een mislukte Oosterschheid van luye weel<strong>de</strong>righeid, een schitteren<br />

met zoogenaamd Orientalistiesche beschrijvingen’.<br />

103 Maatstaf II (1963), 158.<br />

104 V. Booven, Leven, 83, 117. - Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. <strong>Een</strong> schrijversleven (1964),<br />

52.<br />

105 Volgens Paul Snij<strong>de</strong>rs, Jhr. J.H. Ram (1983), werd Ram in juni 1888 in Den Haag gelegerd. -<br />

Zie over hem ook Harry G.M. Prick, ‘Nieuw licht op jonkeer J.H. Ram, intimus van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in Juffrouw Ida 9 nr. 2 (1983), 32-43.<br />

106 De Nienuwe Gids V (1890), 4 (april). Zie ook Van Deyssel, Verzamel<strong>de</strong> opstellen (1894),<br />

307-317. Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 92 e.v. - B. Luger en Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />

(1982), 77.<br />

107 Bastet, Zuil, 27.<br />

V [1889-1891]<br />

In September 1889 had <strong>Couperus</strong> zich in Den Haag onledig gehou<strong>de</strong>n met boeken<br />

lezen en nu en dan eens een brief schrijven. Netschers kritiek, die ge<strong>de</strong>eltelijk wel<br />

bij hem in <strong>de</strong> smaak was gevallen, repliceer<strong>de</strong> hij met een vrien<strong>de</strong>lijke opmerking<br />

naar aanleiding van diens In en om <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer. Parlementaire portretten en<br />

schetsen. Hij schreef hem: 1 ‘Hartelijk dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toezending van <strong>de</strong> Portretten;<br />

mijn compliment, dat je zulk eens stof zoo artistiek, al is het dan ook, zoo brutaal<br />

hebt weten te behan<strong>de</strong>len. Ik vind <strong>de</strong> schetsen zeer interessant, en zelfs sommige:<br />

kostelijk amusant op <strong>de</strong>n koop toe! Je durft toch maar alles!!’<br />

De vele gunstige kritieken op Eline Vere hebben ongetwijfeld niet alleen hemzelf<br />

in een goe<strong>de</strong> stemming gebracht, maar zij zullen ook zijn va<strong>de</strong>r genoegen hebben<br />

gedaan. De ou<strong>de</strong> heer was nu over <strong>de</strong> zeventig. Het vertrouwen in het schrijverschap<br />

van zijn zoon, dat na diens dichterlijk echec aanvankelijk wel gewankeld moet hebben,<br />

herstel<strong>de</strong> zich, <strong>voor</strong>al nu het werk van <strong>Louis</strong> ook financieel vruchten begon afte<br />

werpen. <strong>Couperus</strong>' uitgever P.N. van Kampen in Amsterdam - die ook De Gids<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


129<br />

uitgaf - kan eveneens niet an<strong>de</strong>rs dan tevre<strong>de</strong>n zijn geweet. Na een jaar werd een<br />

twee<strong>de</strong> druk opgelegd. Op 14 september 1890 droeg <strong>Couperus</strong> zijn boek in Luik aan<br />

Gerrit Jäger op.<br />

Daar tussenin nam Van Kampen een beslissing, zo ongelukkig en met zulke grote<br />

gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst, dat het <strong>de</strong>ze uitgeverij nog lang is blijven heugen. Het<br />

betreft een onbegrijpelijke kortzichtigheid. In 1968 vertel<strong>de</strong> J.W. van Kampen in<br />

een interview: 2 ‘Wij hebben Eline Vere, dat eerst in De Gids verscheen [ook alweer<br />

geen erg ter zake kundige vergissing!], uitgegeven omdat mijn va<strong>de</strong>r er op aan drong.<br />

Mijn grootva<strong>de</strong>r voel<strong>de</strong> er niets <strong>voor</strong>. Hij vond Eline Vere maar een hysterische<br />

juffrouw. Het twee<strong>de</strong> boek van <strong>Couperus</strong> Noodlot kreeg mijn va<strong>de</strong>r er dan ook niet<br />

bij hem door. De inhoud botste met mijn grootva<strong>de</strong>rs religieuse (Doopsgezin<strong>de</strong>)<br />

overtuiging. Zo zijn we <strong>Couperus</strong> dus kwijtgeraakt.’<br />

Noodlot draagtals datering mei 1890 (grootva<strong>de</strong>r Van Kampen ten spijt is het<br />

vervolgens in oktober in De Gids gepubliceerd, waarvan <strong>de</strong> redactie geen<br />

doopsgezin<strong>de</strong> bezwaren koester<strong>de</strong>). Maar zou <strong>Couperus</strong> er niet al eer<strong>de</strong>r aan begonnen<br />

zijn? In Metamorfoze zegt hij over <strong>de</strong> spiegelroman Schaakspel van Aylva: 3 ‘...het<br />

schrijven duur<strong>de</strong> langer, ging moeilijk, met onwil en vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> in maan<strong>de</strong>n, langzaam<br />

aan’. Uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tot mei 1890 ontbreken brieven volkomen. Daardoor weten wij<br />

ook niet of <strong>Couperus</strong> van het najaar tot het <strong>voor</strong>jaar 1889-'90 steeds in Den Haag is<br />

gebleven. Daar Noodlot <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el behalve in Noorwegen ook in<br />

Lon<strong>de</strong>n speelt, mag veron<strong>de</strong>rsteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> die winter een reis naar<br />

Engeland heeft on<strong>de</strong>rnomen alvorens aan die boek te beginnen. In Metamorfoze<br />

maakt ook Aylva een reis daarheen: 4 ‘En hij vertrok naar Lon<strong>de</strong>n; vandaar naar Parijs;<br />

vandaar naar Nice.’ Noodlot begint met sneeuw in Lon<strong>de</strong>n, wat op januari 1890 kan<br />

wijzen. Dat <strong>Couperus</strong> Lon<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong> blijkt ook uit <strong>de</strong> latere Reis-impressies, 5 waar<br />

sprake is van ‘Lon<strong>de</strong>nsche lantarens’ en ‘<strong>de</strong> drukte... van Lon<strong>de</strong>n...’<br />

Maar het kan een korte reis geweest zijn. Voor zover <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> wintermaan<strong>de</strong>n<br />

in Den Haag heeft doorgebracht, is daar zijn vriendschapsrelatie met Johan Ram<br />

gegroeid. Sinds juni 1888 was <strong>de</strong>ze uit Zeist in Den Haag ge<strong>de</strong>tacheerd, waar hij als<br />

eerste luitenant bij <strong>de</strong> grenadiers dien<strong>de</strong>. 6 <strong>Couperus</strong> had hem zoals gezegd ontmoet<br />

in <strong>de</strong> kring van Emants, 7 op diens toneelavondjes van ‘Utile et Laetum’. Ram, geboren<br />

op 7 <strong>de</strong>cember 1861 te Utrecht en dus an<strong>de</strong>rhalfjaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong>, wordt door<br />

Van Booven, die hem gekend heeft, beschreven als ‘een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


130<br />

forsche, robuste, krijgshaftig uitzien<strong>de</strong> persoonlijkheid, innerlijk echter tot diepe<br />

zwaarmoedigheid en mystiek geneigd’. Maar hij voegt daar aan toe: ‘On<strong>de</strong>r het ruwe<br />

uiterlijk van <strong>de</strong>n militair had <strong>Couperus</strong> tevens groote sensitiviteit vermoed, en<br />

in<strong>de</strong>rdaad gevon<strong>de</strong>n.’<br />

In een aantekenschrift uit die tijd schreef Emants over Ram: 8 ‘R.m kan van niemand<br />

meer hou<strong>de</strong>n, zal nog eens trouwen uitsluitend om het geld, zegt dat wie uitgaat<br />

overal moet uitgaan omdat het gek is zich maar zoo eens hier of daar te vertoonen.<br />

Tegelijk jammert hij over <strong>de</strong>n last en <strong>de</strong> verveling van het vele uitgaan. Hij wordt<br />

erg nagezeten door <strong>de</strong> meisjes en voelt zich ongelukkig door zijn eigen<br />

besluiteloosheid en zwakheid.’ <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re aantekening luid<strong>de</strong>: 9 ‘R.ms uitlegging<br />

vorig geslacht. Dit geslacht zei nog: zoo moet je zijn, nl. een fictiefi<strong>de</strong>aal moet je<br />

verwezenlijken. Tegenover an<strong>de</strong>ren durf<strong>de</strong> men niet toonen wat in zijn binnenste<br />

omging omdat men altijd voel<strong>de</strong> in werkelijkheid niet aan het i<strong>de</strong>aal, dat men schijnen<br />

wil<strong>de</strong> te beantwoor<strong>de</strong>n. Tegenwoordig laat men zich meer gaan en lacht met die<br />

i<strong>de</strong>ale menschen.’ - Deze enkele pennestreken van Emants geven enigszins een<br />

indruk, <strong>voor</strong>al als wij ook aan Van Boovens beschrijving <strong>de</strong>nken, van <strong>de</strong> gekwel<strong>de</strong><br />

man die Ram geweest moet zijn.<br />

Over <strong>de</strong> vriendschap die tussen <strong>Couperus</strong> en Ram ontstond heeft Van Booven<br />

gezegd: 10 ‘In R. scheen <strong>Couperus</strong> iets van <strong>de</strong>n volledigen mensch te vin<strong>de</strong>n, waarin<br />

groote manlijke kracht en durf zich paar<strong>de</strong> aan uiterste gevoeligheid en<br />

ontvankelijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verfijndste geestelijke verheffing.’ Het is meer geweest.<br />

De ontmoeding met Ram - een man uit zijn eigen kringen, jonkheer en telg van een<br />

ou<strong>de</strong> Utrechtse familie - heeft <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>goed <strong>de</strong> ogen geopend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bittere<br />

werkelijkheid van zijn persoonlijke levenssitua<strong>de</strong>. Waarhe<strong>de</strong>n die hij tot op dit<br />

moment misschien nog onvoldoen<strong>de</strong> tot zich door had laten dringen openbaar<strong>de</strong>n<br />

zich nu met noodlottige, onontkoombare kracht. In <strong>de</strong> te grote bescherming en<br />

geborgenheid van zijn ou<strong>de</strong>rlijk milieu had zijn gevoelsleven zich tot nu toe narcistisch<br />

op zichzelf gericht. Lief<strong>de</strong>srelaties had hij nog niet leren kennen. Wat ver<strong>de</strong>r niet<br />

oirbaar werd geacht, werd in <strong>de</strong>ze kringen ook niet uitgesproken. Het ten tonele<br />

verschijnen van een man als Ram moet <strong>Couperus</strong> wel flink van zijn stuk gehracht<br />

hebben.<br />

Ram was een min of meer geletterd man. In <strong>de</strong> tijd dat hij <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> kennen<br />

heeft hij natuurlijk ook Eline Vere gelezen, het boek dat <strong>de</strong> jonge Haagse auteur in<br />

één slag beroemd maakte. Twee jaar ou<strong>de</strong>r, en als luitenant altijd on<strong>de</strong>r militairen<br />

verkerend, wist hij ongetwijfeld wat er in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


131<br />

<strong>de</strong> wereld zoal te koop was. Wat dacht hij van Vincent Vere en diens schepper, die<br />

een zo dui<strong>de</strong>lijk feminien getint karakter had ontwikkeld, en zelfs gecultiveerd, dat<br />

een Van Deyssel in Amsterdam, hoewel hij <strong>Couperus</strong> nooit ontmoet had - hij zal zijn<br />

informaties wel van Netscher gekregen hebben - <strong>de</strong> Hagenaar heimelijk ‘een freule’<br />

noem<strong>de</strong>?<br />

Wat lang nog slechts een vermoe<strong>de</strong>n was, staat se<strong>de</strong>rt enige tijd volstrekt vast:<br />

Ram was homoseksueel. 11 In hoeverre <strong>Couperus</strong> zichzelf tot op dat ogenblik wérkelijk<br />

ken<strong>de</strong> blijft ondui<strong>de</strong>lijk. Hoeveel argeloosheid school er in zijn uitingen? Uitgesproken<br />

‘verering van <strong>de</strong> man’ komen wij aanvankelijk in zijn werk niet tegen. An<strong>de</strong>rzijds<br />

kunnen <strong>de</strong> vele naakte boezems, <strong>de</strong> bacchanten en odalisken, wulpse vorstinnen en<br />

godinnen uit zijn poëzie weinig verontrusting in zijn naaste omgeving gewekt hebben.<br />

Van zelfprojectie had men nog niet gehoord. Op het oog leek alles ‘normaal’, ook<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf. Wat Vincent Vere betreft, Eline <strong>de</strong>nkt dat hij verliefd op haar<br />

is en dat hij haar wel ten huwelijk zal vragen. Er is in <strong>de</strong> roman niet letterlijk een<br />

toespeling te vin<strong>de</strong>n van ‘tegennatuurlijkheid’ bij Vincent, hoe <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt hij zich<br />

ver<strong>de</strong>r ook moge <strong>voor</strong>doen. Voor St. Clare geldt trouwens het zelf<strong>de</strong>. Deze vraagt<br />

Eline zelfs regelrecht ten huwelijk. - Om kort te gaan, het gewraakte on<strong>de</strong>rwerp lag<br />

misschien wel op <strong>de</strong> loer, maar kreeg geen kans omdat <strong>de</strong> auteur zelf er zich niet ten<br />

volle van bewust lijkt te zijn geweest.<br />

In Noodlot echter staan <strong>de</strong> zaken ineens an<strong>de</strong>rs. Het is alsof <strong>Couperus</strong> plotseling<br />

tot het besef is gekomen dat er iets noodlottigs met hem aan <strong>de</strong> hand was. Behalve<br />

Elisabeth, van kind at aan praktisch zijn zuster, had nooit een vrouw hem wérkelijk<br />

geboeid. Zelf vrijwel als meisje opgevoed, met en tussen vrouwen, had hij zich sterk<br />

met het an<strong>de</strong>re geslacht geï<strong>de</strong>ntificeerd. De onverhoedse ontmoeting met iemand als<br />

Ram, een sterk manlijk tegenwicht, was een hevige schok. De tegenstrijdige gevoelens<br />

die plotseling in hem opwoel<strong>de</strong>n brachten hem in verwarring. De korte roman Noodlot<br />

lijkt dat althans aannemelijk te maken. Merkwaardig is <strong>voor</strong>al dat in dit boek <strong>de</strong><br />

relatie Vincent-St. Clare uit Eline Vere als het ware gecontinueerd wordt in<br />

Bertie-Frank, maar ditmaal zo geperverteerd dat het drama eindigt in moord en<br />

dubbele zelfmoord. Daar steekt vermoe<strong>de</strong>lijk meer achter dan alleen maar literatuur,<br />

ook al werkt <strong>de</strong> invloed van Ibsens Spoken nog steeds door (het toneelstuk wordt nu<br />

zelfs met name genoemd). 12<br />

Frank heeft trekken meegekregen die sterk van Rams persoonlijkheid<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


132<br />

zijn afgeleid. Emants, van zijn kant, ‘kopieer<strong>de</strong>’ Ram ook al, en nog veel<br />

nauwkeuriger, in zijn luitenant Siria, hoofdpersoon in zijn verhaal Zwijgen. De aan<br />

Emants ontleen<strong>de</strong> gegevens, gecombineerd met wat wij ver<strong>de</strong>r uit an<strong>de</strong>re bronnen<br />

over Ram weten, maken dat <strong>de</strong> trias Frank-Ram-Siria zich min of meer als een eenheid<br />

aan ons <strong>voor</strong>doet.<br />

In Noodlot is Frank groot en vierkant, en een man van <strong>de</strong> wereld. De feesten, diners<br />

en orgieën vervelen hem echter. In zijn als zinloos ervaren leven vindt hij geen<br />

voldoening, er zit hem iets dwars. Dit alles ging evenzeer op <strong>voor</strong> Ram. Aan diens<br />

graf in 1913 - Ram koos toen in schijnbaar volle gezondheid zijn eigen dood - zou<strong>de</strong>n<br />

twee mannen gewagen van 13 ‘het droevig lij<strong>de</strong>n, dat jhr. Ram <strong>voor</strong> zijn omgeving<br />

altijd achter een vrien<strong>de</strong>lijken glimlach wist verborgen te hou<strong>de</strong>n’. <strong>Een</strong> door een<br />

vriend geschreven necrologie spreekt van een beschei<strong>de</strong>n natuur, een zacht gemoed,<br />

een weinig strijdbaar karakter. 14 Tevens wordt zijn fijnzinnige geest in herinnering<br />

gebracht. Hij heet een <strong>de</strong>nker geweest te zijn, met een scherpe opmerkingsgave. 15<br />

Frank raakt in Noodlot verstrikt in <strong>de</strong> glibberige tentakels van een wel, uiterst<br />

androgyn aangeleg<strong>de</strong> jeugdvriend, Bertie, een geraffineer<strong>de</strong> parasiet, letterlijk door<br />

hem in Lon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> straat geraapt. Als Frank lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Eve opvat, op reis in<br />

Noorwegen, zegt <strong>de</strong> laatste dat zij Bertie eigenlijk ‘bijna als een meisje beschouwt’.<br />

Dit alles, gecombineerd met <strong>de</strong> duistere nachtelijke avonturen waar Bertie zich in<br />

Lon<strong>de</strong>n bij herhaling aan overgeeft - diens <strong>voor</strong>keuren laten weinig te ra<strong>de</strong>n over;<br />

op een partijtje met drie vrouwen amuseert hij zich op zijn eigen manier, ‘in eene<br />

diepe minachting <strong>voor</strong> het vrouwlijk geslacht, ongevoelig <strong>voor</strong> haar drieër<br />

bevallighe<strong>de</strong>n’ - , maakt dat Berties seksuele geaardheid <strong>voor</strong> een goed verstaan<strong>de</strong>r<br />

nogal dui<strong>de</strong>lijk is, ook al wordt er expressis verbis niets uitgelegd. Het bij <strong>de</strong> naam<br />

noemen van het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> ‘euvel’ was in Ne<strong>de</strong>rland in die tijd echter volstrekt<br />

taboe, zeker in Haagse kringen, en in geschrifte wel helemaal. <strong>Couperus</strong> kon en wil<strong>de</strong><br />

niet dui<strong>de</strong>lijker zijn dan hij toch al was. Hij moest er bovendien rekening mee hou<strong>de</strong>n<br />

dat zowel zijn ou<strong>de</strong>rs als alle an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> grote familie Noodlot zou<strong>de</strong>n lezen<br />

dan wel er óver zou<strong>de</strong>n lezen.<br />

In het boek dringt Bertie zich als een wig tussen <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong>n in, uit giftige jaloezie.<br />

Tenslotte vermoordt Frank hem. Diens zelfmoord daarop, samen met Eve, vindt<br />

evenals bij Ibsen plaats door mid<strong>de</strong>l van een flesje morfine. De herhaal<strong>de</strong>lijke<br />

verwijzingen naar Spoken zijn bestu-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


133<br />

<strong>de</strong>erd door Klein, die tot <strong>de</strong> onontkoombare conclusie kwam dat, volgens <strong>de</strong> in<br />

Noodlot uitgewerkte opvattingen, <strong>de</strong> zon van het ware geluk pas gezien zal wor<strong>de</strong>n<br />

na <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dood: 16 eer<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> mens niet meer dan een toneelspeler, een acteur<br />

die een tevoren vastgeleg<strong>de</strong> tekst en rol krijgt toebe<strong>de</strong>eld door zijn fatum. De<br />

zogenaam<strong>de</strong> menselijke wil zou op een illusie berusten.<br />

Gedreven door het zich bewust wor<strong>de</strong>n van zijn niet meer te veran<strong>de</strong>ren afwijken<strong>de</strong><br />

seksuele geaardheid - wat in<strong>de</strong>rdaad als door een noodlot ge<strong>de</strong>creteerd kan wor<strong>de</strong>n<br />

beschouwd, daar <strong>de</strong> wil er geen vat op heeftgaat <strong>Couperus</strong> nu veel ver<strong>de</strong>r dan in<br />

Eline Vere, waar St. Clare met Emerson elke vorm van <strong>de</strong>terminisme verwerpt.<br />

‘Denken maakt in Noodlot <strong>de</strong> romanfiguren niet vrij,’ besluit Klein terecht. Dit was<br />

het wat <strong>Couperus</strong> ook in zichzelf moest leren aanvaar<strong>de</strong>n.<br />

Het werd hem daarbij niet gemakkelijk gemaakt. Spoedig zou hij zelfs <strong>de</strong> wijk<br />

naar Parijs nemen, naar hij hoopte <strong>voor</strong>goed. Ondanks het door-slaggeven<strong>de</strong> succes<br />

van Eline Vere is 1890 <strong>voor</strong> hem een jaar vol problemen gewor<strong>de</strong>n. Men mag zelfs<br />

wel van een existentiële crisis spreken. Zijn omgeving verwachtte immers van hem<br />

dat hij netjes zou trouwen. Twee vrouwen uit zijn naaste familie dongen naar zijn<br />

hand. 17 Bei<strong>de</strong>n waren zij nichtjes van hem, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kastanjeboom in <strong>de</strong><br />

Sophialaan, elk op haar eigen manier, erg van hem gecharmeerd waren geraakt:<br />

Minta Baud en Elisabeth Baud.<br />

Met Schaakspel heeft <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze zelf zijn Noodlot vergeleken. 18<br />

Er wordt daar echter in het geheel niets over een intrige meege<strong>de</strong>eld, alleen <strong>de</strong><br />

kwintessens komt ter sprake: het noodlot als enige levensmacht. Emilie/Elisabeth<br />

accepteert dat niet zon<strong>de</strong>r meer. Voor <strong>de</strong> man die haar boeit en die zij juist zo<br />

bewon<strong>de</strong>rt, koestert zij hoop op iets beters, dat zij ziet als een hemelse ster. 19 Zij wil<br />

Hugo/<strong>Louis</strong> beschermen tegen het lot dat Frank, Eve en Bertie heeft getroffen. En<br />

moeten wij hier misschien niet ook het lot van Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> aan<br />

toevoegen, <strong>de</strong> krankzinnig gewor<strong>de</strong>n broer van <strong>Louis</strong>? Wat wij geneigd zijn literaire<br />

motieven te noemen had direct met bittere werkelijkheid te maken. Over zelfmoord<br />

zal in <strong>Couperus</strong>' naaste omgeving ongetwijfeld dikwijls gesproken zijn. Het feit mag<br />

niet over het hoofd wor<strong>de</strong>n gezien dat twee van zijn beste vrien<strong>de</strong>n - en <strong>Couperus</strong><br />

heeft er nooit vele gehad - er toe zijn overgegaan: eerst Gerrit Jäger, en in 1913 ook<br />

Johan Ram.<br />

In het <strong>voor</strong>jaar van 1890 begon Elisabeth Baud te beseffen dat zij van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


134<br />

haar neef <strong>Louis</strong>, <strong>de</strong> buil op haar <strong>voor</strong>hoofd ten spijt, hield als van geen an<strong>de</strong>r: ‘Zij<br />

had hem altijd liefgehad, altijd van kind af aan.’ Het noodlot, dacht zij, 20 ‘zoû niet<br />

durven verpletteren, een, die werd bemind....’ De ster als symbool was bestemd <strong>de</strong><br />

band te sieren die <strong>Couperus</strong> een jaar later zelf ontwierp <strong>voor</strong> zijn volgen<strong>de</strong> boek,<br />

Extaze, een in<strong>de</strong>me lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis. 21<br />

Zover was het echter nog niet. Na <strong>de</strong> voltooiing van Noodlot in mei 1890 vertrok<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> enkele weken naar Karlsbad. Het staat niet vast met wie, vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

echter reis<strong>de</strong> hij samen met zijn tante Wilhelmina - nu eenenzeventig jaar oud - en<br />

haar jongste dochter Minta, die met haar achtentwintig jaren hopeloos bezig was een<br />

ou<strong>de</strong> vrijster te wor<strong>de</strong>n. Bei<strong>de</strong> hebben mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee hoofdpersonen<br />

van <strong>de</strong> novelle die <strong>Couperus</strong> aldaar begon te schrijven en die veelzeggend ook in<br />

Karlsbad speelt, <strong>Een</strong>e illuzie. 22 In <strong>de</strong> familiekring vond men het tamelijk<br />

vanzelfsprekend dat <strong>Louis</strong> maar met Minta moest trouwen. Zij werd te oud <strong>voor</strong> een<br />

an<strong>de</strong>r. Bovendien waren er generaties lang <strong>Couperus</strong>sen met Bauds in het huwelijk<br />

getre<strong>de</strong>n, er bestond dus als het ware een traditie. - Maar <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> er niet<br />

veel <strong>voor</strong>. De in die die nogal eens gehuldig<strong>de</strong> moraal ‘dat alles wel over zou gaan<br />

als je maar eenmaal getrouwd was’ moet hij met argwaan hebben bekeken. Hoe zou<br />

zijn wil toereikend kunnen zijn om <strong>de</strong>ze vorm van noodlot te overwinnen?<br />

Er kwam nog iets bij. Johan Ram was ook al in een zeer <strong>de</strong>pressieve stemming.<br />

Hij liep rond met plannen te tekenen <strong>voor</strong> het Oostindische leger. 23 Tegen Emants<br />

had hij gezegd, met <strong>de</strong> Atjehoorlog in gedachten: ‘Dan wil ik een Willemsor<strong>de</strong> halen<br />

want dat hoort er zoo bij. Ik geef niets om die dingen. Eigenlijk ga ik alleen om mij<br />

te laten doodschieten.’ - <strong>Een</strong> gedwongen huwelijk, een verloren vriend, het waren<br />

perspectieven om iemand <strong>de</strong> moed <strong>voor</strong>goed te laten verliezen. Aan Netscher schreef<br />

<strong>Couperus</strong> dan ook, toen hij weer terug was uit Karlsbad, een mismoedige brief.<br />

Netscher had hem zijn Uit ons parlement gestuurd. Op 8 juli 1890 bedankte <strong>Couperus</strong><br />

hem daar <strong>voor</strong>: 24 ‘Ik schreefje niet eer<strong>de</strong>r omdat ik in een zeer beroer<strong>de</strong> stemming<br />

was - en nu nog ben - en dat ik geen energie genoeg had om zelfs maar enkele<br />

woor<strong>de</strong>n tot je te zeggen.<br />

Ik heb je werk met belangstelling gelezen, omdat het van jou was; an<strong>de</strong>rs had ik<br />

het, geloof ik, niet gelezen. Want al die mannetjes interesseeren me om hunzelve<br />

heel weinig en alleen een beetje, om <strong>de</strong> kunst, die jij wel zoo goed bent aan ze te<br />

verspillen. Ik hoop van harte dat je er veel geld<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


135<br />

meê verdient; an<strong>de</strong>rs begrijp ik in mijn onpoli<strong>de</strong>ke naïveteit heusch niet waarom je<br />

al die vervelen<strong>de</strong> heeren zoo analyzeert. Ik zoû zoo gaarne eens een groot, flink,<br />

zuiver artistiek werk van je lezen: je lijkt me net <strong>de</strong> man om iets groots en flinks te<br />

maken. Hoe staat het met “Egoïsme”? Mijn Noodlot verschijnt niet als premie van<br />

het Nieuws; <strong>de</strong> heeren von<strong>de</strong>n het te akelig <strong>voor</strong> hunne abonnés en ze hebben au<br />

fond gelijk. Het komt nu in October in <strong>de</strong> Gids en dan, bij wien weet ik nog niet,<br />

apart uit. Ik zoû het heel aangenaam vin<strong>de</strong>n als jij er <strong>de</strong> opdracht van wil<strong>de</strong><br />

aanvaar<strong>de</strong>n. Wil je dat? Vergeld kwaad met goed en doe het. Dan zend ik je later <strong>de</strong><br />

druk-proeven van <strong>de</strong>n Gids ter inzage en ter kennismaking. Ik ben nu bezig aan een<br />

novelletje: <strong>Een</strong> Illuzie en zal met het najaar nan een grooten roman beginnen: Extaze,<br />

waarvan <strong>de</strong> hoofdfiguur mij echter nog maar alleen <strong>voor</strong> oogen staat. Ziedaar mijn<br />

litteraire bezighe<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>nemens, die me in <strong>de</strong>ze dagen van spleen nog een ietsje<br />

aan het leven doen hechten, al is het met veel.<br />

Ik ga niet met <strong>de</strong> Emantsen op reis, omdat ik er op het oogenblik niet <strong>de</strong> minste<br />

lust in heb. In September ga ik <strong>voor</strong>, naar ik hoop, langen tijd naar Parijs, zoolang<br />

als mijn duiten duren. Kom me dan maar eens opzoeken. Et à ce, adieu, mijn beste<br />

kerel, schrijf me gauw of je mijn boek aan je opgedragen wilt zien [...]’<br />

Waarom droeg <strong>Couperus</strong> dit boek nu juist aan Netscher op, die met het ontstaan<br />

ervan toch weinig te maken heeft gehad? - Met Netscher samen had <strong>Couperus</strong> enkele<br />

jaren eer<strong>de</strong>r Zola's Thérèse Raquin gelezen, een boek dat hij zijn leven lang is blijven<br />

bewon<strong>de</strong>ren en dat ook later werk nog beïnvloed heeft. Juist in <strong>de</strong>ze roman komt <strong>de</strong><br />

noodlotsgedachte allesoverheersend naar voren. Ook bij Zola eindigt het verhaal met<br />

een dubbele zelfmoord. Het door Netscher aangehangen naturalisme heeft <strong>Couperus</strong><br />

in geen an<strong>de</strong>r boek zo beziggehou<strong>de</strong>n als hier. 25 In geen van zijn latere romans heeft<br />

hij zich met meer overtuiging in <strong>de</strong> schaduw van Ibsen en Zola tezamen geplaatst.<br />

<strong>Couperus</strong> werd vervolgens gegrepen door een an<strong>de</strong>re schrijver, wiens werk nieuwe<br />

perspectieven <strong>voor</strong> hem open<strong>de</strong>: Paul Bourget. Van diens Un coeur <strong>de</strong> femme had<br />

hij drie dagen <strong>voor</strong> zijn brief aan Netscher, op 5 juli 1890, <strong>de</strong> laatste aflevering<br />

gelezen. 26 Het boek is namelijk in Le Figaro als feuilleton gepubliceerd, <strong>voor</strong> het<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk verscheen. Extaze, <strong>de</strong> roman waar hij in <strong>de</strong> brief aan Netscher <strong>voor</strong> het<br />

eerst over spreekt, blijkt sterk door Bourgets nieuwe boek geïnspireerd te zijn. Wie<br />

bedoelt Cou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


136<br />

perus met ‘<strong>de</strong> hoofd-figuur’? Was dit een afspiegeling van Johan Ram, die zich op<br />

dat ogenblik nog steeds in Den Haag bevond? Tijdgenoten hebben het zo wel<br />

beschouwd. 27 Intussen had Ram <strong>de</strong>finitief het besluit genomen naar Indië te gaan.<br />

Op 16 juli 1890 berichtte Het Va<strong>de</strong>rland dat hij <strong>voor</strong> vijf jaar getekend had. (Ram<br />

bleef overigens nog tot 2 mei 1891 in Ne<strong>de</strong>rland, zodat hij <strong>Couperus</strong>' verloving met<br />

Elisabeth Baud heeft meegemaakt.)<br />

In <strong>de</strong> loop van juli 1890 heeft <strong>Couperus</strong> <strong>Een</strong>e illuzie voltooid. Gefrustreer<strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />

is ook ditmaal het on<strong>de</strong>rwerp: Tila en haar ou<strong>de</strong> moezie in Karlsbad, terwijl Tila's<br />

minnaar Carel - alweer een Careltje! - in Scheveningen <strong>de</strong> drukproeven mag corrigeren<br />

van Tila's gedichten. Zij heeft een Christus-cyclus geschreven, die in De Nieuwe<br />

Gids zal verschijnen. 28 Actueler kon het haast niet, <strong>Couperus</strong> was het tijdschrift na<br />

Van Deyssels prachtige recensie tij<strong>de</strong>lijk goed gezind.<br />

In het verhaal hoopt Tila dat <strong>de</strong> weke Carel haar vroeg of laat zal overmeesteren.<br />

Hij voelt daar echter niets <strong>voor</strong>. Er is ‘iets mannelijks in haar verdwaald’, en Carel<br />

heeft Tila dus maar liever platonisch lief. - Als Carel echter persoonlijk naar Karlsbad<br />

komt, vlamt <strong>de</strong> hoop van Tila op. Ook moezie veert overeind. Vervolgens gaat Tila<br />

tot actie over. Terwijl haar moezie <strong>de</strong> Figaro en Het Va<strong>de</strong>rland (!) leest, doet zij<br />

pogingen Carel letterlijk te verlei<strong>de</strong>n. Vergeefs natuurlijk, want ‘hij verlang<strong>de</strong> niet<br />

naar <strong>de</strong> ketting harer armen om zijn hats’. Tila blijft <strong>voor</strong> Carel slechts ‘<strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />

abnormaliteit van een empyreïsch wezen in een aardsche vrouw’. Dit brengt hem<br />

overigens wel in een bepaal<strong>de</strong> extase. Want bestond er iets heerlijkers dan dit: ‘zij<br />

was geene vrouw, zij had geen sekse, zij bestond niet, zij was eene illuzie’? Tila<br />

evenwel neemt het niet langer. De vermeen<strong>de</strong> gelieven gaan <strong>voor</strong>goed uiteen.<br />

De geromanriseer<strong>de</strong> versie dus van het gemankeer<strong>de</strong> huwelijk met Minta: het heeft<br />

er althans alle schijn van. Aan Elisabeth wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich overigens evenmin<br />

bin<strong>de</strong>n. Het liefst hoopte hij helemaal nooit te hoeven trouwen. Ook al om praktische<br />

re<strong>de</strong>nen niet: want hoe moest hij, een beginnend schrijver, ooit <strong>de</strong> kost <strong>voor</strong> twéé<br />

mensen verdienen? Nu woon<strong>de</strong> hij nog bij zijn ou<strong>de</strong>rs in, beschermd en <strong>voor</strong>al ook<br />

goedkoop...<br />

Elisabeth, van haar kant, bleef in stilte een ster van hoop koesteren. Zij wist heel<br />

goed dat <strong>Louis</strong>, zij het dan op zijn manier, veel van haar hield. In een brief aan zijn<br />

nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein kwam <strong>Couperus</strong> daar ook rond <strong>voor</strong> uit: 29 ‘Ik vind het<br />

heel lief in je dat je zoo een sympathie <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


137<br />

B.[etty] hebt, zij heeft een karakter dat heel weinig menschen kunnen doorgron<strong>de</strong>n,<br />

een ziel van exquize fijnheid, en het getuigt heel hoog <strong>voor</strong> je dat jij die fijnheid hebt<br />

gevon<strong>de</strong>n.’<br />

<strong>Een</strong> eervolle on<strong>de</strong>rscheiding op 12 augustus bracht een on<strong>voor</strong>zien maar aangenaam<br />

financieel meevallertje met zich mee. Voor zijn roman Eline Vere werd aan <strong>Couperus</strong><br />

toen <strong>de</strong> Thieme Prijs toegekend. Juryle<strong>de</strong>n waren <strong>de</strong> heren A. Pierson, G. Kalff en<br />

R. Kollewijn. Nu hij over wat extra geld beschikte, begonnen ook <strong>de</strong> Parijse plannen<br />

van lieverle<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijker contouren aan te nemen.<br />

In die zomerdagen werkte hij weinig. Met Ram maakte hij's avonds soms een<br />

wan<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes. Samen zagen zij hoe <strong>de</strong> wolken aan<br />

<strong>de</strong> maan <strong>voor</strong>bij trokken. Aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die weer met haar ou<strong>de</strong>rs en<br />

ver<strong>de</strong>re familie in Nunspeet logeer<strong>de</strong>, schreef hij: 30 ‘Het was pikdonker en we kon<strong>de</strong>n<br />

geen hand <strong>voor</strong> oogen zien soms. We kwamen niemand tegen, het was als liepen we<br />

in <strong>de</strong> inkt! Die groote ster, die flambouw <strong>de</strong>s hemels, glans<strong>de</strong> met volle kracht en<br />

doof<strong>de</strong> dan in eens weer uit... zou dat lets beteekenen... een <strong>voor</strong>teeken?’<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief sprak hij over Extaze, waarin maar drie hoofdpersonen een rol<br />

zou<strong>de</strong>n spelen. In zijn geest begon <strong>de</strong> compositie ervan al te groeien. Ondanks Rams<br />

aanwezigheid verlang<strong>de</strong> hij soms ook naar Nunspeet - <strong>de</strong> vrolijke dagen van Eline<br />

Vere op <strong>de</strong> Horze! - waar <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins lange wan<strong>de</strong>lingen over <strong>de</strong> hei<strong>de</strong><br />

maakten. Hij schreef Marie: 31 ‘Zou je niet van die witte duinen, waar papa <strong>de</strong> ezelin<br />

“plus blanche que la blanche hermine” heeft ingeteekend, een bedje van erica <strong>voor</strong><br />

me kunnen meenemen? [...] Denk eens aan het ongelukkige stadsmensch, dat slechts<br />

droomt van roze hei<strong>de</strong>plaggen en groote luchten daarboven. Heb je al een aquarel<br />

gemaakt naar mijn conceptie?’ On<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> brief schetste hij een hei<strong>de</strong> bij dreigend<br />

regenweer, en hij krabbel<strong>de</strong> er bij: ‘Wolk <strong>voor</strong> verbetering vatbaar, maar het sentiment<br />

is niet te miskennen in <strong>de</strong>n fijngetoetsten horizon.’<br />

‘Den 25sten fileeren wij naar Luik,’ schreefhij ook nog. ‘Het zal wel dol zijn, maar<br />

erg vermoeiend... vroeg op, veel afdoen, altijd uit!’ - Minta en Elisabeth Baud zijn<br />

ook naar Luik gegaan. 31 Gedrieën zou<strong>de</strong>n ze er logeren bij tante Taets van<br />

Amerongen-Riesz, dochter uit het twee<strong>de</strong> huwelijk van <strong>Couperus</strong>' grootmoe<strong>de</strong>r<br />

<strong>Couperus</strong>-Cranssen. Zij woon<strong>de</strong> er 22 quai <strong>de</strong> la Boverie. 32 Van Luik uit maakte<br />

<strong>Couperus</strong> een uitstapje naar Chaudfontaine. Hij bleef er slapen, in 33 ‘een kleine<br />

achterkamer, die da<strong>de</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


138<br />

lijk op <strong>de</strong> moeras-groene Vesdre ziet. De bergen staan er nauw achter, beklemmend<br />

in <strong>de</strong>n avond. De rivier is dood, verstorven. Mij buigend uit het raam, zie ik<br />

reusachtige waaiers electrisch licht, als een witten ether uit gloeizonnen. Het Kurhaus,<br />

dood, verstorven als <strong>de</strong> rivier, sombert daar in weg. Het is als wil het niet sterven,<br />

als ontsteekt het daarom al zijn hel gegloei, om te lokken, als kaarsen muggen lokken.<br />

Niemand zit aan <strong>de</strong> tafeltjes, in <strong>de</strong>n witten ether. In het dorp zeurt uit een mallemolen<br />

een <strong>de</strong>an, altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>.’ De melancholie van <strong>de</strong>ze dagen was onontkoom baar.<br />

Terug in Den Haag bleef hij in die zelf<strong>de</strong>, trieste stemming verkeren. Zijn alter<br />

ego Hugo Aylva was het 34 ‘of hij ie<strong>de</strong>ren dag dieper zonk in <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r van zijn<br />

melancholie, <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r van zijn altijd zelf<strong>de</strong> gedachten. Ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> zijn<br />

geestes-oog liet hij zijn jonge leven trekken <strong>voor</strong>bij, en zag hij <strong>de</strong> onwaar<strong>de</strong> ervan,<br />

<strong>de</strong> nutteloosheid. De onwaar<strong>de</strong> van zijn bestaan, <strong>de</strong> nutteloosheid van zijn pogen.<br />

Zijn gemis aan gezon<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, zijn blindheid <strong>voor</strong> een levensdoel. Het was een<br />

hersennevroze van artist, die twijfelt aan zichzelven en wien <strong>de</strong> twijfel een kanker<br />

kan wor<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> ziel, ongeneesbaar.’ In Metamorfoze plaatst <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze<br />

wanhoop in een theosofische context. Hij was op dit ogenblik van zijn leven alleen<br />

maar ‘ziek om zijn eigen ziel, raadsel <strong>voor</strong> haarzelve, doodzwak in haar eigen<br />

onoplosbaarheid, en hevig verlangen<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n vasten steun van een groote<br />

sympathie’.<br />

Vijfentwintig jaar later, in 1915, heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> trieste perio<strong>de</strong> van vlak <strong>voor</strong><br />

zijn Parijse escapa<strong>de</strong> nog eens kort opnieuw beschreven. Hij was toen sinds enkele<br />

maan<strong>de</strong>n gerepatrieerd vanwege <strong>de</strong> oorlogsomstandighe<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Hoogewal<br />

en voel<strong>de</strong> zich als het ware weer teruggeworpen naar <strong>de</strong> jaren van zijn jeugd: 35 ‘O,<br />

Smart, die ik heb gele<strong>de</strong>n, ik heb u nooit vergeten!’ riep hij toen uit. ‘Het leven is<br />

<strong>voor</strong>t gegaan, omdat ik toèn jong was en sterker dan ik zelve wist en niet gestorven<br />

ben en mij slechts snikkend, gebroken heb laten zinken in <strong>de</strong> armen van al wat<br />

troostend mij wil<strong>de</strong> omringen. Maar heb ik u ook verzwegen, o Smart, ik heb u nooit<br />

vergeten.’<br />

Overdui<strong>de</strong>lijk heeft hij toen durven belij<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> kern van zijn problematiek<br />

was, namelijk dat wat L.S.A.M. von Römer in 1904 in een brochure over<br />

homoseksualiteit zou betitelen als Ongekend Leed: ‘O, mijn Leed, o mijn hevige<br />

Smart... toèn, eenmaal, scheent gij mij bovenmenschelijk toe; nu heb ik u uìt gele<strong>de</strong>n,<br />

maar vergeten zal ik u nooit. O mijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


139<br />

Smart, wat waart gij toen zwaar, wat hebt gij mij toen verpletterd, zoo zeer, dat ik<br />

mijzelven nu verbaas, dat ik nog leef. Wat heb ik met u geworsteld, gehijgd, wat<br />

hebben wij samen gele<strong>de</strong>n, ik om ù maar gij om mij, die mij smart aan moest doen,<br />

o Smart! [...] Moe<strong>de</strong>r van mijn ziel! Gij zijt <strong>de</strong> Waarheid geweest, <strong>de</strong> immense<br />

Waarheid, bijna te immens <strong>voor</strong> mijn kleine leven, te verpletterend <strong>voor</strong> mijn kleine<br />

zelf! Gij zijt <strong>de</strong> reusachtige Werkelijkheid geweest, o immense smart, die <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

mij gaven!’<br />

Toen, na een kwart eeuw, kon hij schrijven: ‘Gij zijt <strong>voor</strong>bij, gij zijt gegaan. Alles<br />

van u is gegaan. Alles wat gij waart: lief<strong>de</strong>, lij<strong>de</strong>n, smachten, snikken, secon<strong>de</strong>n<br />

geluk en maan<strong>de</strong>n wanhoop... dat àlles, dat àlles is heen.’<br />

In 1890 was het <strong>de</strong> bittere werkelijkheid. Niet <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> stemming om geheel alleen<br />

op reis te gaan. Op 13 oktober liet hij zich <strong>de</strong>sondanks uitschrijven, om zich in Parijs<br />

te vestigen. 36 Zon<strong>de</strong>r Elisabeth, zolang zijn geld zou duren - maar als het mogelijk<br />

was: <strong>voor</strong>goed. Dat hij het meen<strong>de</strong> bewijst zijn aankoop van een oersterke houten<br />

koffer bij Perry, die hem precies drieëntwintig jaar heeft gediend, tot hij hem<br />

uitein<strong>de</strong>lijk in 1913 toch heeft moeten afdanken - in Barcelona. 37 Het is een van<br />

<strong>Couperus</strong>' dierbaarste bezittingen geweest, een koffer die volgens hem een ziel had:<br />

‘Die houten koffer was heel zwaar, maar hij was daarbij ontzettend soli<strong>de</strong> en hoewel<br />

ik geloof, dat ik in het bruto gewicht van mijn bagage veel overwicht heb betaald<br />

geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vele jaren, dat hij mij dien<strong>de</strong>, had ik die koffer erg lief en dien<strong>de</strong> hij<br />

mij verbazend trouw. [...] Er schrijnt iets over mijn hart wanneer ik aan hem <strong>de</strong>nk.<br />

[...] Hij was een koffer met een ziel.’<br />

Geen won<strong>de</strong>r. Het was <strong>de</strong> koffer die <strong>Couperus</strong> meenam om in Parijs een nieuw<br />

leven te beginnen.<br />

<strong>Een</strong> succes werd dit avontuur niet bepaald. Terwijl in Holland <strong>de</strong> publikatie van<br />

Noodlot grote opschudding veroorzaakte, zwierf hij eenzaam door een vreem<strong>de</strong> stad<br />

waar het ijskoud was, en waar hij <strong>voor</strong>al alle menselijke warmte moest missen. Aan<br />

Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hij treurig, al kort na zijn aankomst: 38 ‘Ja kind, ze zijn<br />

wel lang, heel lang gele<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> dagen van Nunspeet, <strong>de</strong> dagen van <strong>de</strong> hei, en <strong>de</strong><br />

sterren, en ze komen nooit weer terug.’ Hij vroeg haar te trachten zijn moe<strong>de</strong>r over<br />

te halen naar Parijs te komen. Maar zij is daar niet in geslaagd, ondanks zijn woor-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


140<br />

<strong>de</strong>n: ‘Ik heb een gevoel of ik een schaduw sla over alles wat me omgeeft en ie<strong>de</strong>reen<br />

tot wie ik spreek...’<br />

<strong>Couperus</strong> had een trieste achterkamer in <strong>de</strong> rue Pasquier betrokken, 39 ‘op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

verdieping van een groot huis; <strong>de</strong> kamer somber, <strong>de</strong> meubelgordijnen eenvoudig<br />

terzij<strong>de</strong> weggeschoven, somberrood. Voor het glas bloemen van guipure; <strong>de</strong> vensters<br />

gaan als glas<strong>de</strong>uren open naar binnen, met een roestig vergul<strong>de</strong>n kruk; een ijzeren<br />

balconhekje krinkelt er laag <strong>voor</strong>, met éene zelf<strong>de</strong> arabesk rechts en links [...]. Over<br />

<strong>de</strong>n muur van <strong>de</strong>n cour heen zie ik <strong>de</strong> faça<strong>de</strong>s van <strong>de</strong> Rue <strong>de</strong> l'Arca<strong>de</strong>. Alles is stil,<br />

ge<strong>de</strong>mpt als in eene provinciestad; het gebruis <strong>de</strong>r boulevards is hier niet te hooren.<br />

<strong>Een</strong> enkele maal eene zware kar, die eenzaam wegrammelt; een rijtuig, vlug,<br />

wieleratelend, met een tikkelen<strong>de</strong>n hoefslag van het paard.’ Soms leg<strong>de</strong> hij een<br />

suikerklontje in <strong>de</strong> vensterbank, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duiven. Maar <strong>de</strong> suiker bleef liggen en<br />

verregen<strong>de</strong>. Ze eten geen suiker, zei <strong>de</strong> knecht van het huis, Joseph.<br />

<strong>Couperus</strong> had een portefeuille vol aanbevelingsbrieven <strong>voor</strong> Massenet, Goncourt,<br />

Zola, Bourget, Van Beers bij zich. Eén daarvan had hij gekregen van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

kunstenaar C.L. Philippe Zilcken, en <strong>de</strong> brief <strong>voor</strong> Zola zal Ten Brink hem wel<br />

meegegeven hebben. 40 Deze heeft namelijk zelf met Zola gecorrespon<strong>de</strong>erd. <strong>Een</strong><br />

kennis die in Parijs woon<strong>de</strong>, Frits Lapidoth - correspon<strong>de</strong>nt van Het Nieuws van <strong>de</strong>n<br />

Dag - had <strong>Couperus</strong> kunnen introduceren waar hij maar wil<strong>de</strong>, maar hij maakte er<br />

geen gebruik van. Het is zelfs <strong>de</strong> vraag of hij Bourget bezocht heeft, <strong>voor</strong> wie hij<br />

toch sinds Un coeur <strong>de</strong> femme zo een grote bewon<strong>de</strong>ring had opgevat. De enige die<br />

hij een paar maal een bezoek heeft gebracht, was Teodor <strong>de</strong> Wyzewa, die zich <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur in het algemeen en <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

interesseer<strong>de</strong>. De Wyzewa heeft ook waar<strong>de</strong>rend over hem geschreven. 41<br />

Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> warmte van familie of intieme vrien<strong>de</strong>n kon <strong>Couperus</strong> het leven<br />

nauwelijks aan. In november schreef hij aan zijn zuster Trudy in Indië: 42 ‘Ik ben nu<br />

in <strong>de</strong>n Foyer <strong>de</strong>r beschaving en ik vind het leven hier zoo afgesleten, zoo onfrisch,<br />

zoo zon<strong>de</strong>r eenigen geur van jeugdig mooi. Parijs lijkt me een ou<strong>de</strong>, vuile stad, waar<br />

<strong>de</strong> verguldsels <strong>de</strong>r cafe's en theaters, <strong>de</strong> cosmopolitische warwinkel <strong>de</strong>r boulevards,<br />

<strong>de</strong> fiacres en <strong>de</strong> cocottes, allen oud, vuil, afgesleten zijn; een navrante boel, waar het<br />

iemand een kwelling is in te leven. O, natuurlijk, er is hier “Kunst” en “Beschaving”,<br />

jawel, o God! jawel, ik weet dat, maar leef er eens in,... en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


141<br />

toets, wat je hier vindt aan je eigen i<strong>de</strong>eën, aan je illusiën, wat een déceptie!...’<br />

Van het Théatre Français hield hij wel, en Réjane zag hij graag eens acteren. De<br />

Grand Opéra echter viel hem in alle opzichten tegen. Hij ging naar een lezing van<br />

<strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> criticus Francisque Sarcey over Paul Bourgets Un coeur <strong>de</strong> femme,<br />

maar vond het een marteling van twee uren lang: <strong>de</strong> man ontpopte zich in zijn ogen<br />

als botte bourgeois. Zelfs <strong>de</strong> zogenaamd elegante Parisiennes liepen er uitgesproken<br />

slordig bij: ‘De actrices zijn hier, naar wat ik zie, <strong>de</strong> eenige vrouwen, die zich goed<br />

klee<strong>de</strong>n; ten minste, <strong>de</strong> mondaines, die ik in <strong>de</strong>n Grand Opéra zag, had<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong><br />

jurken aan. Maar het is ook nog niet het seizoen.’ - Hij hoopte, zo schreef hij, in<br />

januari ein<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> loges <strong>de</strong> nieuwste creaties van Worth en Doucet te kunnen<br />

bewon<strong>de</strong>ren. 43 Het zou er echter niet van komen...<br />

Het is in <strong>de</strong>ze tijd geweest dat <strong>Couperus</strong> een briefje ontving van iemand die<br />

geduren<strong>de</strong> vrijwel zijn hele kunstenaarsleven <strong>voor</strong> hem van buitengewoon grote<br />

betekenis zou wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> zekere L.J. Veen te Amsterdam, in die dagen nog een<br />

jonge, weinig beken<strong>de</strong> uitgever, schreef hem dat hij in De Gids zijn Noodlot gelezen<br />

had. Hij wil<strong>de</strong> het graag als boek uitgeven. Voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar iets <strong>voor</strong>? - Wat<br />

dacht <strong>de</strong>ze Veen wel! Met één regel schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man terug ‘dat Noodlot<br />

zeer spoedig verschijnen zal bij <strong>de</strong> Uitgeversmaatschappij Elzevier’. 44 Dit nam niet<br />

weg dat <strong>Couperus</strong> zijn naam goed in <strong>de</strong> oren knoopte. Hun twee<strong>de</strong>, latere contact,<br />

dat een relatie <strong>voor</strong> jaren zou garan<strong>de</strong>ren, is van <strong>Couperus</strong> uitgegaan.<br />

De enige schets die hij eind 1890 in Parijs geschreven heeft, <strong>Een</strong> verlangen<br />

(gedateerd <strong>de</strong>cember), geeft ons een goe<strong>de</strong>, zij het navrante, indruk van <strong>de</strong><br />

naargeestige stemming waarin hij verkeer<strong>de</strong>. 45 De hoofdpersoon in <strong>de</strong>ze novelle<br />

maakt lange, doelloze zwerftochten door <strong>de</strong> stad. Zo heeft <strong>Couperus</strong> het ook<br />

beschreven in een brief aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, 46 waarin hij spreekt van ‘kolossale<br />

wan<strong>de</strong>lingen, heel Parijs door, en ik amuseer mij dan om naar <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong><br />

straten te kijken en maak alzoo een locale studie van Parijs... Zoo nu en dan, al schrijf<br />

ik het niet aan oma [zijn moe<strong>de</strong>r], dan is het hier zoo groot en wijd en koud en<br />

eenzaam om me heen, alsof Parijs <strong>de</strong> Sahara is. En nu zal je wel zeggen, waarom<br />

kom je niet terug, daar waar je het niet koud en niet eenzaam zoû hebben, maar<br />

heusch, ik voel dat het beter is, dat ik weg ben uit Den Haag, zelfs weg van jullie<br />

allen die zoo veel van mij hou<strong>de</strong>n en al heb ik het nu en dan koud, ik heb toch nog<br />

geen oogenblik berouw gehad dat ik hier ben gekomen...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


142<br />

Kan <strong>de</strong> verklaring van <strong>de</strong>ze laatste woor<strong>de</strong>n misschien liggen in een passage uit <strong>Een</strong><br />

verlangen? De hoofdpersoon aldaar heeft ‘acht maan<strong>de</strong>n eene jonge vrouw zoo half<br />

en half lief gehad, eene vrouw, die hem aanbad’. Minta? En vervolgens horen wij:<br />

‘hij was vlak daarop verloofd geweest met een jong meisje, dat hem na een jaar<br />

lij<strong>de</strong>ns tegen haar eigen zin zijn woord terug gegeven had, omdat ze inzag, dat hij<br />

niet genoeg <strong>voor</strong> ze voel<strong>de</strong> om heur man te zijn.’ Elisabeth?<br />

Hoe dit ook zij, lief<strong>de</strong>sproblemen zijn in Holland zon<strong>de</strong>r twijfel aan <strong>Couperus</strong>'<br />

vlucht naar Parijs <strong>voor</strong>afgegaan. In <strong>Een</strong> verlangen analyseert hij in ie<strong>de</strong>r geval<br />

messcherp wat er eigenlijk met hem aan <strong>de</strong> hand was. <strong>Couperus</strong> begon zijn eigen<br />

noodlottig narcisme steeds dui<strong>de</strong>lijker te doorzien. Hij kón niet iemand liefhebben: 47<br />

‘Want - en dit was het juist - hij had nog nooit zoo iemand ontmoet, noch man, noch<br />

vrouw, die bij hem dat onwe<strong>de</strong>rstaanbaar, onherroepelijk, noodlottig verlangen had<br />

opgewekt zich te geven, zich te ontsluiten, zich te openen, opdat die man, die vrouw<br />

- die er niet waren - zien zou<strong>de</strong>n zijn verlangen, smachten<strong>de</strong> in <strong>de</strong> diepte dier ontsloten<br />

ziel.’ Alleen bij zijn moe<strong>de</strong>r kon hij zichzelf zijn. Daarom juist was hij ook van haar<br />

weggegaan.<br />

Het hoofdmotief van Gedroomd minnen duikt ineens weer op. Het ‘pluk <strong>de</strong>n dag’<br />

is alleen <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re mensen weggelegd, niet <strong>voor</strong> hem: ‘wat hij eischte was het<br />

absolute, het volmaakte, het geheele, en die menschen, ze stel<strong>de</strong>n zich tevre<strong>de</strong>n met<br />

wat relatief, onvolmaakt en ten <strong>de</strong>ele was’. <strong>Couperus</strong>' diepste wens, of liever zijn<br />

narcistisch-infantiel credo, luidt tenslotte zo: ‘Niet op te wassen, maar klein te blijven,<br />

naakt en klein in zon<strong>de</strong>looze onschuld, te lachen en te zingen met oogen en mon<strong>de</strong>n<br />

van naiveteit, hoog boven <strong>de</strong>n mod<strong>de</strong>r en het zweet, lief te hebben met alléen naiveteit,<br />

met liefkoozingen zon<strong>de</strong>r wellust, met zoenen van ziel!’<br />

Wie zo <strong>de</strong>nkt, is natuurlijk niet <strong>de</strong> meest geschikte kandidaat <strong>voor</strong> het volkomen<br />

huwelijk. An<strong>de</strong>rzijds mag een vrouw die zulke woor<strong>de</strong>n leest, geschreven door <strong>de</strong><br />

man van wie zij houdt, zich <strong>voor</strong> gewaarschuwd hou<strong>de</strong>n. - Elisabeth wist precies<br />

waar zij aan begon.<br />

Al zijn misère ten spijt was <strong>Couperus</strong> niet van plan naar Den Haag terug te keren.<br />

Had een sterfgeval hem daar niet toe gedwongen, wie weet hoe het ver<strong>de</strong>r met hem<br />

zou zijn gegaan. Op 5 januari 1891 overleed <strong>de</strong> oudminister van Koloniën G.L. Baud,<br />

<strong>Couperus</strong>' oom. Hij was <strong>de</strong> grootva<strong>de</strong>r van Elisabeth, die nog altijd bij hem in <strong>de</strong><br />

Sophialaan inwoon<strong>de</strong>. Baud<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


143<br />

bereikte <strong>de</strong> leeftijd van negenentachtig jaar. On<strong>voor</strong>bereid kwam zijn dood dus niet.<br />

De gevolgen waren er niet min<strong>de</strong>r ingrijpend om. Eerlang immers zou het huis <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> weduwe, tante Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong>, veel te groot zijn. Het lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hand dat zij dan naar een an<strong>de</strong>re woning moest uitzien. Zij was tweeënzeventig en<br />

had aan zoveel ruimte geen behoefte meer.<br />

<strong>Couperus</strong> reis<strong>de</strong> naar Den Haag terug om <strong>de</strong> begrafenis bij te wonen. 48 Of hij déze<br />

beschikking van het noodlot betreurd heeft? Het valt te betwijfelen. Elisabeth, van<br />

haar kant, was hulpeloos. Haar grootmoe<strong>de</strong>r bleek zelfs niet in Den Haag te willen<br />

blijven wonen. Waar moest zij heen? Het lag in <strong>de</strong> aard <strong>de</strong>r verwachtingen dat er<br />

veran<strong>de</strong>ringen op til waren.<br />

In die dagen hebben <strong>Louis</strong> en Elisabeth een besluit genomen. Als jong auteur<br />

verdien<strong>de</strong> hij weinig, niet genoeg om van te leven. Na <strong>de</strong> dood van zijn ou<strong>de</strong>rs zou<br />

hij echter over eigen mid<strong>de</strong>len beschikken. Elisabeth erf<strong>de</strong> wat geld van haar<br />

grootva<strong>de</strong>r. Daar zij werkelijk innig veel van haar neef <strong>Louis</strong> hield en tot offers bereid<br />

was, zocht zij naar een oplossing die <strong>voor</strong> haarzelf, <strong>voor</strong> hem en tenslotte ook nog<br />

<strong>voor</strong> haar grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meest aanvaardbare was: trouw<strong>de</strong> zij met <strong>Louis</strong>, dan kon<br />

zij alle praktische zorgen van hem afnemen. Zelf verwierf zij onafhankelijkheid van<br />

haar familie. Niet alleen zag zij zo een levenstaak <strong>voor</strong> zich liggen, maar zij hoor<strong>de</strong><br />

tevens weer ergens bij. In plaats van met haar grootmoe<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> provincie te gaan<br />

vegeteren kon zij een heel eigen leven opbouwen, samen met <strong>de</strong> man <strong>voor</strong> wie zij<br />

een zo grote bewon<strong>de</strong>ring en genegenheid koester<strong>de</strong>: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.<br />

Dat zij zeer essentiële beperkingen had te aanvaar<strong>de</strong>n, moet zij gewoon<br />

geaccepteerd hebben. Af te moeten zien van kin<strong>de</strong>ren, in een huwelijk dat meer op<br />

een samenleven van broer en zuster leek: zij zou er zich in schikken. - Kort na <strong>de</strong><br />

begrafenis werd hun verloving bezegeld. 49 Voor Minta was het niet prettig: zij na<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig en had geen an<strong>de</strong>r uitzicht dan bij haar moe<strong>de</strong>r blijven. In Baarn, want dat<br />

zou het wor<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> ijzig kou<strong>de</strong> winterdagen maakten <strong>de</strong> jonge verloof<strong>de</strong>n soms een wan<strong>de</strong>ling,<br />

of zij probeer<strong>de</strong>n - in Rijswijk, op een on<strong>de</strong>rgelopen stuk land - elkaar te leren<br />

schaatsenrij<strong>de</strong>n. 50 Dit werd natuurlijk een mislukking. <strong>Couperus</strong> had immers geen<br />

‘sportchromosoom’. De vorst werd steeds strenger. Rivieren vroren dicht, en aan zee<br />

ontstond een ijswal. Op een van die januaridagen begon <strong>Couperus</strong> in een blauw<br />

schrift van Mensing en Visser aan het boek dat hij al sinds een half jaar wil<strong>de</strong><br />

schrijven,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


144<br />

Extaze. Als in trige koos hij een zelf<strong>de</strong> probleemstelling als Paul Bourget in Un coeur<br />

<strong>de</strong> femme: 51 een teruggetrokken leven<strong>de</strong> jonge vrouw ontmoet een jongeman die er<br />

op los leeft en wordt zon<strong>de</strong>r het te willen verliefd op hem. Deze lief<strong>de</strong> moet zij<br />

tenslotte opgeven. Dit gegeven - dat in het begin tot in <strong>de</strong>tails overeenkomsten met<br />

Bourgets boek vertoont - werkte <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rs uit dan zijn Franse <strong>voor</strong>beeld. Hij<br />

vlocht er zowel het hoofdmotief van <strong>Een</strong>e illuzie als het thema van zijn eigen diepe<br />

verlangen naar ‘liefkozingen zon<strong>de</strong>r wellust, met zoenen van ziel’ doorheen.<br />

Bovendien voeg<strong>de</strong> hij als trait d'union tussen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoofdfiguren een sterk<br />

androgyne knaap toe, Jules, in wie wij een dui<strong>de</strong>lijke zelfprojectie mogen zien. Jules<br />

kan bij <strong>voor</strong>beeld op school niet mee, uitgerekend in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas!<br />

Maar er is nog meer. Jules voelt een grote vriendschap <strong>voor</strong> <strong>de</strong> minnaar in het<br />

boek, Taco Quaerts. Hiermee duikt het Vincent / St. Clare en Bertie / Frank motief<br />

dus weer op. De verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vrouwenfiguur heeft in <strong>de</strong> drie boeken trouwens steeds<br />

verwante namen: Eline Vere (E.V.), Eve, Cecile van Even. Tijdgenoten is het <strong>voor</strong>ts<br />

al opgevallen dat Quaerts veel gelijkenis met Johan Ram vertoon<strong>de</strong>, niet alleen<br />

uiterlijk maar ook wat karakterstructuur betreft. 52 Het boek is dus nauw met <strong>Couperus</strong>'<br />

eigen leven en zijn vroegere werk verbon<strong>de</strong>n. Toch is er een verschil met her er aan<br />

<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> boek. Waar in Noodlot letterlijk ook het noodlot overwint, zegeviert<br />

in Extaze het goe<strong>de</strong>, we<strong>de</strong>rom door <strong>de</strong> invloed van Emerson, die het positieve element<br />

aandraagt: <strong>de</strong> ster van Elisabeths hoop.<br />

De novelle <strong>Een</strong> verlangen behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> het zoeken naar een i<strong>de</strong>ale, i<strong>de</strong>ntieke, reine<br />

zusterziel, ‘die smachtte als hij... En leef<strong>de</strong> die, wanneer zou<strong>de</strong>n zij elkaâr dan<br />

ontmoeten? Nog in dit leven? Na duizend metempsychozen?’ Ook in Extaze gaat<br />

het daar bij uitstek om. Nu echter wordt dit hoge doel bereikt, zij het slechts <strong>voor</strong><br />

één avond. Quaerts heeft 53 ‘lief, met alleen zijne ziel’, ‘met <strong>de</strong> supreme Aandoening<br />

<strong>de</strong>r essence zijns wezens’. Zijn gelief<strong>de</strong> moet <strong>voor</strong> hem blijven ‘eene vrouw, die<br />

geen vleesth was, die niets verlang<strong>de</strong> van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, welke hij vond in an<strong>de</strong>re vrouwen,<br />

die alleen ziel zoû wezen, zusterziel <strong>de</strong>r zijne’. Zij van haar kant wil meer, beseffend<br />

‘dat zij het aardsche miste, dat zij smachtte naar het aardsche...!’ - Zij berust echter,<br />

en kan dan het éne moment van opperste geestelijke lief<strong>de</strong> beleven dat hier extase<br />

genoemd wordt. Om <strong>de</strong> herinnering daaraan zuiver te bewaren gaat Quaerts <strong>voor</strong>goed<br />

weg. Er wordt, ten afscheid, maar één kus gewisseld, die mevrouw Van Even grondig<br />

geniet:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


145<br />

‘in <strong>de</strong> zonneverrukking van hare ziel meng<strong>de</strong> zich eene zaligheid van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, een<br />

toegeven aan het geweld zijner omhelzing’. Dan is het boek uit.<br />

Op <strong>de</strong> band ervan liet <strong>Couperus</strong> een ster met wolken plaatsen, naar eigen ontwerp:<br />

Elisabeths ster van hoop, <strong>de</strong> ‘flambouw’ uit <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes in een<br />

augustusnacht met Ram. Wat <strong>de</strong> diepere betekenis hiervan is heeft Klein<br />

verdui<strong>de</strong>lijkt. 54 In <strong>Een</strong> verlangen vormt het metempsychose-motief al een aanwijzing<br />

dat <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r invloed van theosofische i<strong>de</strong>eën was geraakt. In zijn Petrarcatijd<br />

had hij overigens al sterk het gevoel gehad dat zijn ziel verhuisd was van toen naar<br />

nu. Doorliep zij niet een proces van loutering, zocht zij niet steeds ver<strong>de</strong>r te komen<br />

op <strong>de</strong>ze lange weg? Op <strong>de</strong> binnenkant van het kaft heeft <strong>Couperus</strong> zijn manuscript<br />

van een opgaan<strong>de</strong> zon <strong>voor</strong>zien. In <strong>de</strong> zonnestralen staat <strong>de</strong> titel van het boek<br />

geschreven, in <strong>de</strong> zon zelf <strong>de</strong> aanvankelijke on<strong>de</strong>rtitel: Het Boek van Geluk (wat<br />

later zou wor<strong>de</strong>n <strong>Een</strong> Boek van Geluk). <strong>Een</strong> grote en een kleine ster na<strong>de</strong>ren elkaar.<br />

El<strong>de</strong>rs in het handschrift teken<strong>de</strong> hij nogmaals een grote ster. Klein heeft <strong>de</strong>ze<br />

theosofische on<strong>de</strong>rgrond sterk belicht. Hij wees, evenals Jan Fontijn, op <strong>de</strong> positieve,<br />

aan Emerson ontleen<strong>de</strong> strekking van het boek. 55<br />

Wat beteken<strong>de</strong> het in <strong>de</strong> praktijk? In Extaze wordt een vorm van lief<strong>de</strong>leven<br />

verheerlijkt waar niet ie<strong>de</strong>re pas verloof<strong>de</strong> vrouw bepaald erg gelukkig mee zou zijn.<br />

De man wijst <strong>de</strong> seksualiteit af. De vrouw verlangt er naar, maar schikt zich in totale<br />

onthouding. Opnieuw mogen wij vaststellen dat Elisabeth precies geweten heeft wat<br />

er aan <strong>de</strong> hand was. Of <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong> en Baud ook perspicace genoeg geweest<br />

zijn om <strong>de</strong> volle draagwijdte van <strong>de</strong>ze opvattingen te beseffen, is natuurlijk <strong>de</strong> vraag.<br />

Terwijl Extaze moeizaam vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, stichtte Noodlot, dat <strong>Couperus</strong> zelf al weer ver<br />

achter zich had liggen, verwarring on<strong>de</strong>r het Ne<strong>de</strong>rlandse lezerspubliek. Onmid<strong>de</strong>llijk<br />

bij verschijnen barstte <strong>de</strong> kritiek over <strong>de</strong> roman los, vernietigend wat <strong>de</strong> strekking<br />

van het boek betreft. <strong>Couperus</strong>' schrijverschap werd weliswaar ten volle erkend, maar<br />

men vond dat dit <strong>de</strong> roman eerst recht verwerpelijk maakte. Noodlot was een gevaar<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> geestelijke volksgezondheid, zo hebben sommigen betoogd. Op 14 februari<br />

1891 sprak C.H. <strong>de</strong>n Hertog in Amsterdam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Bond van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

On<strong>de</strong>rwijzers over Eline Vere en Noodlot. 56 Twee maan<strong>de</strong>n later werd zijn referaat<br />

als brochure uitgegeven, met als titel Noodlottig <strong>de</strong>terminisme. Naar Den Hertogs<br />

i<strong>de</strong>e gingen bei<strong>de</strong> boeken over ziekte-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


146<br />

gevallen. Hij achtte het dan ook begrijpelijk dat men graag geloof gehecht had aan<br />

een, intussen alweer tot onzin gereduceerd, gerucht dat <strong>Couperus</strong> te Utrecht in een<br />

krankzinnigengesticht zou zijn opgenomen. 57 (Ongetwijfeld is hier sprake van<br />

verwisseling met diens oudste broer Petrus Theodorus). Den Hertog nam het tot op<br />

zekere hoogte <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op. Hij vond het nonsens dat sommigen bij <strong>de</strong> redactie<br />

van De Gids had<strong>de</strong>n geprotesteerd tegen het plaatsen van Noodlot in het<br />

oktobernummer van 1890. Alle opwinding over <strong>de</strong> twee boeken achtte hij tamelijk<br />

dwaas. Want wie zijn vrees eenmaal overwonnen had, kon alleen maar baat vin<strong>de</strong>n<br />

bij goed na<strong>de</strong>nken over <strong>de</strong>terministische opvattingen. Het leer<strong>de</strong> je dat je tijdig moest<br />

en kon ingrijpen, zodra iets op noodlottige wijze dreig<strong>de</strong> mis te lopen. <strong>Couperus</strong><br />

hield zijn lezers dus juist een spiegel <strong>voor</strong>.<br />

Veel onverzoenlijker stel<strong>de</strong> zich echter J. van Loenen Martinet op. In <strong>Couperus</strong>'<br />

boeken werd immers zelfs <strong>de</strong> flauwste herinnering aan godsdienst uitgebannen! En<br />

ten gunste van wat dan wel? Van ‘<strong>de</strong> doo<strong>de</strong>n<strong>de</strong> cultus van het fatum’. <strong>Een</strong> ‘teken<br />

<strong>de</strong>s tijds! <strong>Een</strong> oproeping tot <strong>de</strong>n arbeid. <strong>Een</strong> aanwijzing van onze taak. <strong>Een</strong> drang<br />

tot zelfbeproeving en een re<strong>de</strong>n tot ootmoed.’ - An<strong>de</strong>ren noem<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong>' werk<br />

<strong>voor</strong> christenen ongenietbaar. Nog in 1913 memoreer<strong>de</strong> J. van <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong> hoe <strong>de</strong><br />

verschijning van Noodlot gewerkt had als een ro<strong>de</strong> lap op een stier. 58<br />

In Metamorfoze past <strong>Couperus</strong> nogmaals een kunstgreep toe. Hij laat Schaakspel<br />

verschijnen en bekritiseerd wor<strong>de</strong>n vóór zijn vertrek naar Parijs: 59 ‘Brochures<br />

verschenen er over, van pedagogen, van predikanten; het lokte uit tot allerlei discussie,<br />

over <strong>de</strong>terminisme, en het antieke i<strong>de</strong>e van tragedie. Van <strong>de</strong> kansel werd er tegen<br />

gepredikt. Het was een slecht boek, van slechten invloed: geschreven met talent,<br />

boei<strong>de</strong> het en trok het aan, als met helsche magneten naar afgron<strong>de</strong>n van ver<strong>de</strong>rf.’<br />

Aylva ziet daarop in dat noodlotstheorieën hem nooit in het nirwana zullen brengen,<br />

en hij gaat dán pas weg uit Den Haag.<br />

In Parijs beleeft Aylva vervolgens een hevige lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een mysterieuze barones,<br />

een verzonnen geschie<strong>de</strong>nis waar in <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> geen ruimte <strong>voor</strong> te vin<strong>de</strong>n<br />

is, zeker niet in Parijs. Wat wel met <strong>de</strong> werkelijkheid overeenstemt, is dat<br />

Aylva/<strong>Couperus</strong> aldaar brieven ontvangt van Emilie/Elisabeth, waarin zij hem <strong>de</strong><br />

raad geeft terug te komen. Maar hij durft niet: 60 ‘Iets begon in hem <strong>voor</strong> het eerst<br />

door te schemeren, dat zij hem lief zoû kunnen hebben met lief<strong>de</strong>.’ De spiegelroman<br />

van Extaze, in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


147<br />

Metamorfoze ‘Het boek van Nirwana’ genoemd, moet beschouwd wor<strong>de</strong>n als een<br />

onhistorische interpolatie, in 1897 ingevoegd om te suggereren dat Extaze op een<br />

ware lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis zou berusten. Evenals echter <strong>de</strong> intrige van Extaze van<br />

Bourget is afgekeken, zo is oak <strong>de</strong> inhoud van ‘Het boek van Nirwana’ niets an<strong>de</strong>rs<br />

dan ‘à la Bourget’.<br />

In Un coeur <strong>de</strong> femme vertrekt <strong>de</strong> minnaar aan het slot op olifante- en leeuwejacht<br />

naar het oosten. In Extaze neemt Quaerts tegen het ein<strong>de</strong> afscheid van zijn bemin<strong>de</strong><br />

omdat hij besloten heeft <strong>voor</strong> lange tijd op reis te gaan. In Emants' Argwaan vertrekt<br />

luitenant Siria naar Atjeh. Op 2 mei 1891 reis<strong>de</strong> Johan Ram <strong>voor</strong> vijf jaar eveneens<br />

naar Atjeh. 61<br />

Hij zou het daar op <strong>de</strong>n duur tot postcommandant brengen. Hoe diep heeft het<br />

<strong>Couperus</strong> in beroering gebracht? We weten het niet. Maar behalve Gerrit Jäger had<br />

hij in Den Haag nu niet één intieme vriend meer over. En Jäger was ziek. Hij leed<br />

aan een ongeneeslijke kwaal, of meen<strong>de</strong> althans daaraan te lij<strong>de</strong>n.<br />

Nog altijd geïnteresseerd in toneel, overwoog Jäger Noodlot <strong>voor</strong> het theater te<br />

bewerken. <strong>Couperus</strong> beschouw<strong>de</strong> het boek als dood, <strong>voor</strong>bij. Het was niet meer dan<br />

een episo<strong>de</strong>, die hij in een ‘metamorfose’ had uitgeleefd. Hij zwoeg<strong>de</strong> nu <strong>voor</strong>t aan<br />

Extaze. Soms ging hij naar zijn jonge buurvrouw die in <strong>de</strong> Surinamestraat op 22<br />

woon<strong>de</strong>, mevrouw Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher. 62 Zij was nog een schoolvriendin van<br />

Elisabeth uit Rijswijk. Haar vroeg hij om advies hoe het boek ver<strong>de</strong>r moest gaan.<br />

Natuurlijk <strong>de</strong>batteer<strong>de</strong> hij hierover ook met Elisabeth. Die zomer van 1891 woon<strong>de</strong><br />

zij nog steeds in <strong>de</strong> Sophialaan. Pas in September zou<strong>de</strong>n zij trouwen. Hun<br />

huwelijksreceptie zou in het grote huis van wijlen haar grootva<strong>de</strong>r Baud gehou<strong>de</strong>n<br />

wor<strong>de</strong>n. 63<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer ging <strong>Couperus</strong> logeren bij zijn oudste zuster, Johanna<br />

Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>. Zij woon<strong>de</strong> met haar man en haar twee kin<strong>de</strong>ren<br />

in Wiesba<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> heeft haar daar wel vaker bezocht. Wiesba<strong>de</strong>n was vrolijk.<br />

In <strong>de</strong> Kurtuin werd dikwijls vuurwerk afgestoken: 64 ‘<strong>de</strong> boschjes in <strong>de</strong>n vijver waren<br />

als <strong>de</strong>coraties uit eene feeërie, purper en zeegroen, het water tril<strong>de</strong> goud van het licht;<br />

in <strong>de</strong> lucht zigzag<strong>de</strong>n salaman<strong>de</strong>rs tusschen een regen van kleurige bollen’. - Zelfs<br />

in Wiesba<strong>de</strong>n werkte hij echter nog door aan zijn boek. Al met al heeft <strong>de</strong><br />

ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van Extaze veel langer geduurd dan die van Eline Vere, dit<br />

terwijl het veel geringer van omvang is en eigenlijk eer<strong>de</strong>r een novelle dan een roman<br />

genoemd moet wor<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


148<br />

<strong>Couperus</strong>' tante Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong> had intussen <strong>de</strong>finitief besloten <strong>de</strong><br />

Sophialaan binnen afzienbare tijd te verlaten en met haar dochter Minta in Baarn te<br />

gaan wonen. Daar Elisabeth niet te ver van haar geschei<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> zijn, besloten zij<br />

en <strong>Couperus</strong> een huis in Hilversum te zoeken. De keus viel op een kleine villa aan<br />

<strong>de</strong> Roeltjesweg, die <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> een jaar huur<strong>de</strong>. Om <strong>de</strong> in <strong>de</strong> steek gelaten Minta<br />

een beetje te troosten gaf hij het huis <strong>de</strong> naam Villa Minta. 65<br />

Hoe stond hij intussen tegenover zijn aanstaand huwelijk? Met zekerheid is daar<br />

niet veel over te zeggen. Wen<strong>de</strong>n wij ons tot Metamorfoze, dan stuiten wij op een<br />

probleem. Van een huwelijk is in <strong>de</strong> roman daar waar het chronologisch gesproken<br />

zou moeten plaatsvin<strong>de</strong>n geen sprake. Aylva trouwt pas tegen het ein<strong>de</strong> van het boek.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft een verschuiving toegepast. Hugo Aylva gaat in zijn eentje naar<br />

Rome en schrijft daar ‘Het boek van anarchisme’, <strong>de</strong> spiegelroman van Majesteit.<br />

Dit laatste boek echter is pas in 1893 ontstaan, meer dan een jaar na <strong>Couperus</strong>'<br />

huwelijk. Uit Rome wordt Aylva vervolgens teruggeroepen omdat zijn moe<strong>de</strong>r<br />

sterven<strong>de</strong> is. Maar mevrouw <strong>Couperus</strong>-Reynst is pas op 15 februari 1893 overle<strong>de</strong>n.<br />

In Metamorfoze volgt het huwelijk op haar dood. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong><br />

naarmate Metamorfoze vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> steeds meer met zijn eigen levensfeiten heeft<br />

gegoocheld. Niet <strong>voor</strong> niets gaf hij zijn boek dan ook dit motto mee: ‘Al zoû ik dien<br />

held laten schrijven werken, die verwant aan <strong>de</strong> mijne waren, <strong>de</strong> held zoû niet ik zijn,<br />

zijn kunst niet <strong>de</strong> mijne: en <strong>de</strong> roman zoû een roman blijven, niets dan een roman,<br />

en zich nooit realizeeren tot auto<strong>biografie</strong>.’ - Het zou zeker van meer <strong>voor</strong>zichtigheid<br />

getuigen indien wij ons min<strong>de</strong>r op Metamorfoze beriepen bij <strong>de</strong> reconstructie van<br />

<strong>Couperus</strong>' werkelijke <strong>biografie</strong>. Maar gebrek aan directe bronnen maakt dit<br />

onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />

Dat <strong>Couperus</strong>' huwelijk in het boek als een afsluiting gebruikt is, moet tevens op<br />

rekening van een meer harmonische compositie gesteld wor<strong>de</strong>n. Dit neemt niet weg<br />

dat het in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> afsluiting van zijn jeugdjaren beteken<strong>de</strong>. Wat hij in Parijs<br />

vergeefs had nagestreefd bereikte hij in Hilversum. Niet langer was <strong>Couperus</strong> het<br />

zoontje van zijn ou<strong>de</strong>rs. Voor het oog van <strong>de</strong> wereld was hij nu <strong>de</strong> echtgenoot van<br />

een vrouw, die hem adoreer<strong>de</strong>.<br />

Want dat <strong>de</strong>ed Elisabeth. Op haar heeft <strong>Couperus</strong> altijd kunnen rekenen. Daarmee<br />

had zijn huwelijk misschien meer kansen dan menige verbintenis waarin <strong>de</strong><br />

seksualiteit haar ‘normale’ rol <strong>voor</strong> zich opeist.<br />

Eindnoten:<br />

1 Maatstaf II (1963), 218.<br />

2 Van <strong>de</strong>r Stoep in De Uitgever, juli-augustus 1968, 303 e.v.<br />

3 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX.<br />

4 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, III.<br />

5 ‘Brief uit Napels’, waar sprake is van ‘Lon<strong>de</strong>nsche lantarens; <strong>de</strong> drukte van Lon<strong>de</strong>n...’.<br />

6 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5. - Prick, Ram, 34.<br />

7 V. Booven, Leven, 117.<br />

8 Nop Maas, ‘Jonkheer Ram, luitenant Siria, Taco Quaerts’, in Maatstaf 30, nr.6 (1982), 77. -<br />

Nop Maas, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985; Achter het Boek 20, 1-3), 143 nr. 313;<br />

150 nr. 331; 152 nr. 337; 156 nr. 348.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


9 Maas, ‘Jonkheer Ram’, 77-78.<br />

10 V. Booven, Leven, 117.<br />

11 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, II. - Prick, Ram, 43.<br />

12 M. Klein, ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>' Noodlot’, in Spiegel<br />

<strong>de</strong>r Letteren 25, 198-220.<br />

13 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5.<br />

14 Th. [L.W.J.K. Thomson], necrologie in Buiten 7 (18 oktober 1913), 509.<br />

15 Van Frank heet het in Noodlot I, III: ‘Hij maakte enkele pretenties op eene filozofische<br />

levensbeschouwing, maar eigenlijk bestond <strong>de</strong>ze in een uit-<strong>de</strong>n-weg ruimen van alles wat niet<br />

amuzant was.’<br />

16 Zie noot 12, 215.<br />

17 Albert Vogel, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> schrijversleven (1980), 71: ‘In <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong> familiekring<br />

had men zich se<strong>de</strong>rt geruime tijd al bedisselend uitgesproken <strong>voor</strong> een verloving van <strong>Louis</strong> met<br />

zijn nicht Guillemine <strong>Louis</strong>e Baud, geboren in 1862, jongste tante van Elisabeth en in <strong>de</strong> familie<br />

Minta genoemd, van wie bekend was dat zij zich zeer tot <strong>Louis</strong> voel<strong>de</strong> aangetrokken. Tegen<br />

<strong>de</strong>ze nog zeer vage plannen en speculaties had <strong>Louis</strong> geen bezwaren gehad. Hij stond er vrij<br />

onverschillig tegenover; van een officiële verloving zou <strong>voor</strong>lopig geen sprake zijn.’ Toen zijn<br />

keuze ten slotte naar <strong>de</strong> jongere Elisabeth uitging, werd hem dat niet in dank afgenomen: ‘Het<br />

negeren van <strong>de</strong> oorspronkelijke plannen, een verbintenis met Minta, werd <strong>Louis</strong> en <strong>voor</strong>al<br />

Elisabeth door haar tantes zeer kwalijk genomen. In het bijzon<strong>de</strong>r haar tante Wilhelmina Baud,<br />

getrouwd met jhr. Johan Schuurbeque Boeye, moet zeer verontwaardigd zijn geweest. Elisabeth<br />

werd onterfd, een breuk was onvermij<strong>de</strong>lijk.’<br />

18 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX; Het boek van Nirwana, I.<br />

19 Over haar religieuze opvattingen in <strong>de</strong>ze tijd valt weinig te zeggen. Zij was, evenals <strong>Louis</strong>,<br />

aangenomen in <strong>de</strong> Église Wallonne (in februari 1887).<br />

20 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX.<br />

21 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 16 nr.4.<br />

22 Bastet, Zuil, 55 e.v.<br />

23 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6. - Prick, Ram, 33.<br />

24 Maatstaf II (1963), 159.<br />

25 M.L. Montulet toon<strong>de</strong> in ‘<strong>Couperus</strong> Noodlot’, in Forum <strong>de</strong>r Letteren 19, 3 (september 1978),<br />

237-247 <strong>de</strong> invloed van Thérèse Raquin op Noodlot aan.<br />

26 Bastet, Zuil, 55. <strong>Couperus</strong> heeft in De Gids, die hij trouw las, kennis kunnen nemen van een<br />

uitvoerige studie over Paul Bourget door A.G. van Hamel (1890, 11, 197 e.v.).<br />

27 Zie noot 8. - Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6.<br />

28 <strong>Couperus</strong> kan op het motief ‘Christusgedichten’ gekomen zijn door een essay van H. Oort in<br />

De gids (1890), III, 522 e.v.: ‘Jezus als romanheld’.<br />

29 V. Booven, Leven, 93.<br />

30 I<strong>de</strong>m 117.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 88; zie ook hieron<strong>de</strong>r.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 88; zie ook hieron<strong>de</strong>r.<br />

32 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 23 nr. 10; 41 nr. 33.<br />

33 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 134-135.<br />

34 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, II.<br />

35 ‘De mijmerij’ (Vad. 6 november 1915), in Proza I, 56 e.v.<br />

36 Gegeven uit het Haags Gemeente Archief.<br />

37 ‘Der dingen ziel’ (Vad. 1 mei 1915), in Der dingen ziel, 13.<br />

38 V. Booven, Leven, 88.<br />

39 Zie noot 33, 130-132.<br />

40 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). - Zie ook Bastet, Zuil, 58. - In het Zilckenarchief<br />

(Rijksprentenkabinet, Amsterdam) bevindt zich een brief van <strong>Couperus</strong> aan Zilcken d.d. 18<br />

oktober 1890: ‘Waar<strong>de</strong> Heer Zilcken. Ontvang hierbij mijn vrien<strong>de</strong>lijksten dank <strong>voor</strong> Uwe<br />

aanbeveling, die ik ten zeerste op prijs stel’. - Frits Lapidoth woon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> rue <strong>Louis</strong> Blanc, zie<br />

Jeroen Brouwers, Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth (1985), 51 e.v. en passim.<br />

41 V. Booven, Leven, 118, 144, 145. - Bastet, Zuil, 59, 78, 79. - Théodore <strong>de</strong> Wyzewa, Ecrivains<br />

étrangers (1896). - Théodore <strong>de</strong> Wyzewa, Le roman contemporain à l'étranger (1900), 263-279.<br />

42 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

43 De beroem<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>koningen van die tijd, Charles Fre<strong>de</strong>rick Worth en Jacques Doucet. - Of<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r door Sarcey in Den Haag <strong>voor</strong> ‘Oefening’ gehou<strong>de</strong>n spreekbeurt ook heeft<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


ijgewoond is niet bekend. Wel heeft hij over hem kunnen lezen in De Gids (1885), IV, I e.v.;<br />

238 e.v. (‘Francisque Sarcey’, door J.N. van Hall). - Over Bourget is geschreven door J.N. van<br />

Hall, ‘De “déca<strong>de</strong>nts” in Frankrijk’, in De Gids (1888), I, 416 e.v.; door A.G. van Hamel, ‘Paul<br />

Bourget’, in De Gids (1890), II, 197 e.v.<br />

44 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 13 nr. I. - Veen gaf in 1898 wel <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van Noodlot uit, met <strong>de</strong> fraaie<br />

band van R.W.P. <strong>de</strong> Vries. Zie Braches, Boek als N.K., 259, 361, 362, 500 (nr. 98115).<br />

45 ‘<strong>Een</strong> verlangen’ (De Gids 1891, II, 431 e.v.), in <strong>Een</strong>e illuzie, 99-125. - Vergelijk ook <strong>de</strong><br />

correspon<strong>de</strong>ntie van Hélène Swarth, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont, ed. Herman Liebaers (1964),<br />

195 (16 nov. 1890): ‘Kon<strong>de</strong>n wij echter <strong>Couperus</strong> overhalen <strong>voor</strong> kleinere proza-stukjes of<br />

verzen, dat zou niet kwaad zijn.’ - 196 (19 nov. 1890): ‘Aan van Kampen heb ik het adres van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gevraagd.’ - 196 (21 nov. 1890): ‘Aan L. <strong>Couperus</strong>, die tegenwoordig te Parijs<br />

woont, heb ik geschreven.’ - 201 (23 nov. 1890): ‘<strong>Een</strong> woordje om u te zeggen dat ik antwoord<br />

heb van L. Coupérus. Heel vrien<strong>de</strong>lijk, hij wil wel, maar heeft niets, maakt geen verzen meer<br />

en geen korte stukjes proza. Op hem kunnen wij dus niet rekenen.’<br />

46 Maatstaf II (1963), 161.<br />

47 ‘<strong>Een</strong> verlangen’, II.<br />

48 Bastet, Zuil, 60, nog niet vermeld (zie ook aldaar 224, noot bij 60).<br />

49 V. Booven, Leven, 122.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 83.<br />

51 Uitvoerig Bastet, Zuil, 50 e.v.<br />

52 Zie noot 8 en 27. Dat <strong>de</strong> tijdgenoten gelijk had<strong>de</strong>n bewees M. Klein, ‘JR. in Extaze’, in Jambe<br />

3 (1983), 9, 2-6.<br />

53 Bastet, Zuil, 54 e.v.<br />

54 M. Klein, ‘Het verborgen leven van Cecile van Even’, in De Revisor 10 (1983), 84-91. Zie ook<br />

i<strong>de</strong>m, ‘Op grond van <strong>de</strong> partituur’, in Op grond van <strong>de</strong> tekst. Opstellen aangebo<strong>de</strong>n aan prof.<br />

dr. Karel Meeuwesse (1983), 53-63.<br />

55 Fontijn, Extase, 138-152, met <strong>de</strong> belangrijke conclusies (149): ‘Emerson leer<strong>de</strong> hem dat er nog<br />

een an<strong>de</strong>r antwoord was op gefrustreer<strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen van een vernietigend fatalisme, zoals dat in<br />

<strong>de</strong> roman Noodlot naar voren kwam.’ - (152): ‘Dat i<strong>de</strong>alisme en pragmatisme of, in meer<br />

literatuur-historische zin, symbolisme en naturalisme elkaar niet behoeven uit te sluiten, maar<br />

integen<strong>de</strong>el een goe<strong>de</strong> verbintenis kunnen vormen, dat heeft <strong>de</strong> vitale Emerson aan <strong>de</strong> vermoei<strong>de</strong><br />

Europeaan <strong>Couperus</strong> kunnen leren.’<br />

56 C.H. <strong>de</strong>n Hertog, Noodlottig <strong>de</strong>terminisme. Voordracht naar aanleiding van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>'<br />

‘Eline Vere’ en ‘Noodlot’ (1891). Zie over <strong>de</strong> auteur K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel,<br />

130. - Zie over Noodlot ver<strong>de</strong>r uitvoerig Ton Anbeek, De schrijver tussen <strong>de</strong> coulissen (1978),<br />

97-127. - Over <strong>de</strong> noodlotsgedachte in <strong>Couperus</strong>' werk E.C. Van<strong>de</strong>rlip, Fate in the novels of<br />

Zola and Conperus: a comparison with the Greek concept of fate (1959). - Marc Galle, Van<br />

gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1973).<br />

57 V. Tricht, Verkenning, 80.<br />

58 J. van Loenen Martinet, Het fatalisme in onze jongste letterkun<strong>de</strong> (1891). Zie over <strong>de</strong> auteur<br />

hiervan Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 130. - Marc Galle, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963), 31.<br />

59 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, I.<br />

60 I<strong>de</strong>m, III.<br />

61 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6. - Prick, Ram, 33.<br />

62 V. Booven, Leren, 73, 82; 38. Mathil<strong>de</strong> C. Slicher was in 1887 gehuwd met Jacobus Cornelis<br />

van <strong>de</strong>n Tol, een neef van Marcellus Emants. Het huwelijk was ongelukkig en is in 1897<br />

ontbon<strong>de</strong>n. Als ‘Tila’ Slicher heeft zij later in Laren gewoond en daar in 1916 <strong>Couperus</strong> en<br />

Carry van Bruggen aan elkaar <strong>voor</strong>gesteld. Zie over haar en haar man Nop Maas, Marcellus<br />

Emants. Aantekeningen (1985; Achter het boek 20, 1-3), 27 nr. 28; 54 nr.94; 59 nr.102; 153<br />

nr.341; 158 nr.352; 158 nr.354; 164 nr.374.<br />

63 Bastet, Zuil, 63: ‘Madame J.C.W.R. Th. Baud-Steenstra Toussaint a l'honneur <strong>de</strong> vous faire<br />

part du mariage <strong>de</strong> sa fille Elisabeth Johanna Wilhelmina avec Monsieur L.M.A. <strong>Couperus</strong>,<br />

Mercredi le 9 Septembre 1891. La Haye, 27 Aout 1891.<br />

Monsieur J.R. <strong>Couperus</strong> et Madame <strong>Couperus</strong>-Reijnst ont l'honneur <strong>de</strong> vous faire part du<br />

mariage <strong>de</strong> leur fils <strong>Louis</strong>-Marie-Anne avec Ma<strong>de</strong>-moiselle E.J.W. Baud, Mercredi le 9<br />

Septembre 1891. La Haye, 27 Aout 1891.<br />

La bénédiction nuptiale aura lieu dans l'Eglise Wallonne, à 1½ heures. Reception Sofialaan<br />

12.7 Septembre à 2-4 heures.’<br />

64 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illusie, 213.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


65 V. Boeven, Leven, 124.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Twee<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

149<br />

I 1891-1893<br />

Huwelijk. Reis naar België. Vestiging te Hilversum. Uitgever L.J. Veen. Oscar Wil<strong>de</strong>.<br />

Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel. Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n. Noodlot als drama. Eerste reis naar Italië.<br />

Dood van zijn moe<strong>de</strong>r. Majesteit. Redacteurschap van De Gids.<br />

II 1893-1896<br />

Twee<strong>de</strong> reis naar Italië. Griekenland. Reisimpressies. Bezoek aan Ouida. Jacob van<br />

<strong>de</strong>r Doesstraat 123. Wereldvre<strong>de</strong>. Flaubert vertaald. Zelfmoord Gerrit Jäger. Van<br />

Deyssel recenseert. Gidsredactie verlaten. Hooge troeven. Venetië, Rome. Pier Pan<strong>de</strong>r.<br />

Willswin<strong>de</strong>. Ziek te Rome. <strong>Een</strong> bal.<br />

III 1896-1899<br />

Den Haag: Metamorfoze. Ram terug. Winter in Parijs. Constance Valette. Eros van<br />

Praxiteles, androgynie, H. Was en <strong>de</strong> homoerotiek. Impotentie? Havermans portret.<br />

Vertrek naar Dres<strong>de</strong>n. Psyche. Jan Toorop. Berlijn, Den Haag, Engeland. Alexan<strong>de</strong>r<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos. Leo Simons. Fi<strong>de</strong>ssa. Brussel. Indische reisplannen.<br />

IV 1899-1900<br />

Genua, Monte Carlo, Batavia. De familie Valette in Tegal en Pasoeroean. Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Keetje Serrurier. Opvoering van Racine, Esther. De stille<br />

kracht, fenomeen en roman. Nice, Hôtel Continental. Den Haag. Vrouwenkwestie,<br />

familieschandaaltjes en <strong>de</strong> kritiek.<br />

V 1900-1901<br />

Huwelijk L.J. Veen. Elisabeths zenuwen. Zakelijke regelingen. Vertrek naar Nice,<br />

Villa Jules. ‘Het’ salon?! Tante Marie Taets van Amerongen. Recensie W.G. van<br />

Nouhuys. Paul Kruger in aantocht. Lectuur van historische romans. Babel. De woning<br />

van een kunstenaar.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1891-1893]<br />

151<br />

Op woensdag 9 September 1891 trouw<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Elisabeth Baud te Den<br />

Haag. Het burgerlijk huwelijk, aan het eind van <strong>de</strong> morgen gesloten, werd niet<br />

aangekondigd. De invitaties maakten slechts melding van <strong>de</strong> kerkelijke inzegening,<br />

waar<strong>voor</strong> nog geen half uur werd uitgetrokken. De plechtigheid vond plaats in <strong>de</strong><br />

Waalse Kerk aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, waar <strong>Louis</strong> en Elisabeth enige jaren eer<strong>de</strong>r ook<br />

elk waren aangenomen, hij in 1882 en zij in 1887. 1 Dominee E. Bourlier moet het<br />

wel een van zijn won<strong>de</strong>rlijkste ceremoniën gevon<strong>de</strong>n hebben, daar hij, na alle<br />

verontwaardig<strong>de</strong> persstemmen, van <strong>de</strong> inhoud van Noodlot niet onkundig zal zijn<br />

geweest.<br />

Het jonge paar maakte een korte huwelijksreis, eerste van <strong>de</strong> talloze gezamenlijk<br />

on<strong>de</strong>rnomen reizen die geduren<strong>de</strong> meer dan <strong>de</strong>rtig jaren zou<strong>de</strong>n volgen. Zij bezochten<br />

Blankenberge, Oosten<strong>de</strong>, Brugge en Gent. Herinneringen aan Blankenberge zijn<br />

verwerkt in Kleine raadsels van drie maan<strong>de</strong>n later, zes vreem<strong>de</strong> hoofdstukjes ‘uit<br />

het dagboek van Taco Quaerts’, geschreven in <strong>de</strong>cember 1891. 2 Zij verbleven daar<br />

in een pension bij een juffrouw, op een paar kamers met veranda aan <strong>de</strong> Zeedijk. De<br />

bed<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n geen gordijnen, het behangsel was lelijk, met witte asters op grijze<br />

strepen. - In Uitzichten beschreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kamer waar zij te Oosten<strong>de</strong> logeer<strong>de</strong>n,<br />

in Hôtel Continental, 3 ‘met een nauwen drieboek van een loggia, waar alleen een<br />

canapé staat. De ramen open. Het zont; alles is zon in wijdte van zee en lucht. On<strong>de</strong>r<br />

mijn oogen <strong>de</strong> Zeedijk: <strong>de</strong> menschen wan<strong>de</strong>len er, zomermenschen, bont in <strong>de</strong> zon.<br />

’ - ‘Des avonds, <strong>de</strong> sterren in <strong>de</strong> lucht: illuminatie. Het ruischt er niet meer, als een<br />

bijenkorf. De badkoetsjes staan gerijd on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong>n Zeedijk. In het geschemer van<br />

<strong>de</strong>n avond nemen ze een vreem<strong>de</strong>n vorm aan, allen <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n. Ze staan daar als een<br />

choor van witte monniken, die het hoofd in een kap verstaken [...]. De Kurzaal is<br />

verlicht; <strong>de</strong> muziek huppelt er als op satijnen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


152<br />

schoentjes...’ In Brugge overwoog hij even of zij er niet een vervallen paleis zou<strong>de</strong>n<br />

huren. 4<br />

Op 21 September namen zij hun intrek in <strong>de</strong> kleine Villa Minta te Hilversum. 5 Het<br />

huis was een <strong>de</strong>cennium eer<strong>de</strong>r gebouwd door een Belgische architect. Slechts een<br />

vol jaar hebben <strong>de</strong> jonggehuw<strong>de</strong>n er gewoond. <strong>Couperus</strong> heeft er <strong>de</strong> laatste hand aan<br />

Extaze gelegd. De herfst zette onmiskenbaar in: op een nacht rukte een zware<br />

najaarsstorm <strong>de</strong> pannen van het dak en <strong>de</strong> regen sloeg met geweld naar binnen. Van<br />

Booven vertelt - een herinnering van Elisabeth - hoe zij gedwongen waren naar Het<br />

Hof van Holland te vluchten, dwars door <strong>de</strong> neerkletteren<strong>de</strong> regen: 6 ‘Als meest<br />

waar<strong>de</strong>volle dingen uit het huis nam <strong>Couperus</strong> daarheen het handschrift van Extaze<br />

mee, terwijl Elisabeth het geldkistje droeg. Later, in <strong>de</strong> woning teruggekeerd, bleek<br />

<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> niet zoo heel erg, en kort daarop in October, werd het laatste woord van<br />

Extaze geschreven.’<br />

Maar er waren oak mooie dagen. Van het balkon zag <strong>Couperus</strong> links, 7 ‘vlak on<strong>de</strong>r<br />

ons, <strong>de</strong> Vaart, tusschen hare taluds van gras, met een stuk hek. En daarachter, wijd,<br />

<strong>de</strong> wijdte van het land on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n wolkenkoepel <strong>de</strong>r lucht. Des morgens, <strong>de</strong> nevels,<br />

die reepen mousseline en tulle, <strong>de</strong>n een over <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r, trekken; éene verre<br />

geheimzinnigheid van mist, van verre mist, en, hier en daar, met nauwlijks <strong>de</strong>n vorm<br />

van wat boomen, die boomen uit droomen zijn: witgrijze oaze in een woestijn van<br />

nevelmysterie [...]. Over <strong>de</strong> taluds van <strong>de</strong> Vaart dichtbij grazen <strong>de</strong> schapen, dik rond<br />

wollig in wintervacht, groezelig vuil; ze hebben weinig van koppen en pooten [...].’<br />

- <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>r, een paar karren met zwaar trekken<strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n, het was nog het<br />

onbedorven Gooi van een eeuw gele<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> schil<strong>de</strong>rt het alsof we een Mauve<br />

zien. (Later heeft in dit huis <strong>de</strong> weduwe van Van Hoytema gewoond. 8<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> voltooiing van Extaze schreef <strong>Couperus</strong> in november 1891<br />

Uitzichten 9 , een overzicht van wat hij in Stockholm, Parijs, Oosten<strong>de</strong> en Chaudfontaine<br />

uit zijn hotel- en pensionkamers gezien had. Het panorama dat hij in Hilversum elke<br />

dag zag sloot <strong>de</strong> reeks.<br />

Vervolgens begon hij aan <strong>de</strong> romantische, spiritistische novelle Epiloog. 10 Voor<br />

het eerst <strong>de</strong><strong>de</strong>n daarmee stille krachten hun intre<strong>de</strong> in zijn werk. Hoofdpersoon is<br />

hier al een Hugo (prelu<strong>de</strong>rend op Hugo Aylva uit Metamorfoze). Ook komen wij<br />

reeds een marquise <strong>de</strong> Yéména tegen, wier naam in Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> nog<br />

menigmaal zal terugkeren. 11 Hier<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


153<br />

pleegt zij zelfmoord na haar eerste huwelijksnacht. (‘Désilluzie van het huwelijk!’<br />

beweert Hugo wereldwijs.) In <strong>de</strong> kamer waar het drama zich heeft afgespeeld laat<br />

Hugo zich <strong>voor</strong> een nacht insluiten. De volgen<strong>de</strong> morgen blijkt een laken dat over<br />

een spiegel hing mysterieus opzij geschoven te zijn: rillend neemt Hugo <strong>de</strong> wijk. Het<br />

verhaal, een draakje maar niet zon<strong>de</strong>r charme, heeft <strong>voor</strong>namelijk dit belang <strong>voor</strong><br />

ons, dat wij er opnieuw het in <strong>de</strong> kiem mislukken van een man-vrouwrelatie in<br />

terugvin<strong>de</strong>n.<br />

Paranormale zaken zijn ook in Kleine raadsels aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. 12 Ze wor<strong>de</strong>n verteld<br />

door Taco Quaerts uit Extaze. Deze heet ze in een dagboek te hebben opgetekend.<br />

Ditmaal gaat het niet om huwelijksproblemen, noch ook om geestverschijningen.<br />

Centraal staat opnieuw <strong>de</strong> vriendschapsrelatie tussen een afhankelijke jongen en een<br />

veel ou<strong>de</strong>re man, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tzetting <strong>de</strong>rhalve van het Taco-Jules-motief. Er is sprake<br />

van allerlei onverklaarbare intuïties. <strong>Couperus</strong> schreef <strong>de</strong>ze hoofdstukjes in <strong>de</strong>cember<br />

1891, in Hilversum maar ook in Den Haag, waar hij met Elisabeth bij hun bei<strong>de</strong>r<br />

familie <strong>de</strong> feestdagen doorbracht.<br />

<strong>Een</strong> jaar nadat hij <strong>de</strong> eerste regels op papier had gezet verscheen in het<br />

januarinummer van De Gids (1892) uitein<strong>de</strong>lijk het voltooi<strong>de</strong> Extaze. 13 Op dat ogenblik<br />

bevond <strong>Couperus</strong> zich bij zijn ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Surinamestraat. De roman leek hem dik<br />

genoeg om ook zelfstandig als boek gepubliceerd te wor<strong>de</strong>n. Ditmaal was hij het<br />

zelf die aan <strong>de</strong> nog jonge uitgever Veen vroeg of <strong>de</strong>ze er niets <strong>voor</strong> voel<strong>de</strong>: 14 ‘Naar<br />

ik mij herinner, <strong>de</strong>ed U mij eens het <strong>voor</strong>stel mij uit te geven.’ - Flink gedrukt, met<br />

wij<strong>de</strong> letter, zou het er heel aardig uit kunnen zien. Tevens wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn losse<br />

verhalen en schetsen, die tot nu toe al verschenen waren of nog zou<strong>de</strong>n verschijnen,<br />

bun<strong>de</strong>len. De titel Novelletten die hij had bedacht zou hij later wijzigen in <strong>Een</strong>e<br />

illuzie. 15<br />

Veen <strong>de</strong>ed hem een <strong>voor</strong>stel. Maar financieel beviel dit <strong>Couperus</strong> niet. Hooghartig<br />

schreef hij op 25 januari alleen maar terug: 16 ‘Tot mij spijt kan ik niet in uw <strong>voor</strong>stel<br />

tre<strong>de</strong>n. Hooger aanbiedingen weiger<strong>de</strong> ik reeds.’ (Maar zou<strong>de</strong>n die hem werkelijk<br />

gedaan zijn?)<br />

<strong>Couperus</strong> zat nu weer in Hilversum, waar hij door <strong>de</strong> eerste enthousiaste reacties<br />

op Extaze verrast werd. Emmanuel <strong>de</strong> Bom liet hem zelfs uit het verre Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

weten hoe prachtig hij het boek vond. <strong>Couperus</strong> was er mee ingenomen. Maar hoe<br />

hij moest reageren wist hij eigenlijk niet goed: 17 ‘Laat mij U dus maar weinig schrijven<br />

en vergeef me het luttele dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


154<br />

ik U nu geef: ik schijn U iets gegeven te hebben in mijn boek en ben er blij om: zoo<br />

is het ten minste niet <strong>voor</strong> niets geschreven en gele<strong>de</strong>n, mijn arm boek van geluk...’<br />

De Boms <strong>voor</strong>nemen hem te komen bezoeken wimpel<strong>de</strong> hij met vage gebaren af.<br />

Het zou immers stellig uitlopen op een <strong>de</strong>sillusie! Nogal negatief eindig<strong>de</strong> hij met<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik kan U toch niet zeggen wat ik U wil zeggen: ik kan dat nooit, ik kon<br />

het zelfs niet in Extaze’. - Doelt <strong>Couperus</strong> hier op het gevoel van onmacht alles uit<br />

te drukken, dat ie<strong>de</strong>re kunstenaar kent? Of bedoelt hij an<strong>de</strong>re dingen? Want veel is,<br />

ondanks alle vermeen<strong>de</strong> openhartigheid, in dit boek van Geluk en Leed te Zamen<br />

verzwegen gebleven. Het blijft bij hem altijd moeilijk zoiets uit te maken. Vrijwel<br />

nooit ook kunnen wij vaststellen welke niet-literaire werken tot hem zijn<br />

doorgedrongen. Heeft hij bij <strong>voor</strong>beeld R. von Krafft-Ebings Psychopathologia<br />

Sexualis uit 1886 gekend? Het blijft een onbeantwoor<strong>de</strong> vraag. Zelfs directe literaire<br />

invloe<strong>de</strong>n kunnen lang niet altijd met enige zekerheid vastgesteld wor<strong>de</strong>n.<br />

De waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' werk beperkte zich niet tot ons eigen taalgebied.<br />

Zo is reeds in 1891 in Engeland een vertaling verschenen van Noodlot. In 1892 zou<br />

Eline Vere volgen. 18 Deze aanloop tot internationaal succes liet <strong>Couperus</strong> overigens<br />

naar het schijnt tamelijk onberoerd. Hij gaf dit althans <strong>voor</strong>. In een omstreeks <strong>de</strong>ze<br />

tijd geschreven - zij het ongedateer<strong>de</strong> - brief aan Trudy in Indië zei hij: ‘Het is<br />

intusschen jammer, dat al die roem mij koud laat; het kan me zoo bitter weinig<br />

schelen, wat <strong>de</strong> groote menigte van mij <strong>de</strong>nkt; ik mis alle eerzucht - en geef alleen<br />

om <strong>de</strong> opinie van menschen, die ik liefheb en - heel onverstandig! - dit zelfs, ook al<br />

hebben ze geen verstand van litteratuur.’ - Zijn zwager Valette, die <strong>de</strong>ze brief in 1913<br />

publiceer<strong>de</strong>, 19 voeg<strong>de</strong> er toen als commentaar aan toe: ‘Houdt dit <strong>voor</strong>al niet <strong>voor</strong><br />

pose, onaannemelijk trouwens in <strong>de</strong>ze vertrouwelijke, geheel ongekunstel<strong>de</strong> brieven<br />

aan een zuster, die met hem sympathiseert. Hij meen<strong>de</strong> dat, en meent het nog. Telkens<br />

en telkens weer verzekert hij datzelf<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren, tusschen zijn twintigste<br />

en zijn vijftigste, en wie hem kennen, weten, dat het echt is.’ Toch heeft <strong>Couperus</strong><br />

bij herhaling aanwijsbaar belang gesteld in kritieken op zijn werk. Zijn artistieke<br />

autarkie mag dan groot geweest zijn, volstrekt absoluut en zon<strong>de</strong>r pose was <strong>de</strong>ze,<br />

Valettes beweringen ten spijt, toch niet. De latere brieven aan Veen spreken wat dit<br />

betreft dui<strong>de</strong>lijke taal.<br />

<strong>Couperus</strong>' afwijzen<strong>de</strong> brief heeft <strong>de</strong> jonge Amsterdamse uitgever teleurgesteld.<br />

Hem waren <strong>de</strong> successen van <strong>de</strong> begaaf<strong>de</strong> Hagenaar allerminst<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


155<br />

onverschillig. Veen heeft vroegtijdig ingezien dat <strong>Couperus</strong> een van <strong>de</strong> grootste<br />

talenten van die perio<strong>de</strong> was. Hij geloof<strong>de</strong> ook in diens toekomst, en dit bracht hem<br />

ertoe om per keren<strong>de</strong> post zijn aanbod wat <strong>de</strong> honorering van Extaze betreft te<br />

verhogen. <strong>Couperus</strong>, meer zakenman dan hij wel heeft willen toegeven, ging er<br />

onmid<strong>de</strong>llijk gretig op in. Hij <strong>de</strong>ed nog meer. Reeds op 31 januari gaf hij Veen<br />

aanwijzingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> band die Extaze moest krijgen: 20 ‘Ik had mij zoo iets gedacht<br />

van een groote ster, met een enkel lijntje van een wolk, eenigszins links bovenaan;<br />

<strong>de</strong> titel, on<strong>de</strong>r rechts. Zoû U iemand weten, die dat artistiek en <strong>voor</strong>al zon<strong>de</strong>r pretentie<br />

zoû kunnen teekenen. Wil dan ook s.v.p. <strong>de</strong> bijgaan<strong>de</strong> opdracht <strong>voor</strong>aan laten<br />

plaatsen.’ (Dit betreft <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> opdracht ‘Aan het Geluk en het Leed te Zamen.<br />

L.C.’ - gedateerd ‘Hilversum, Jan. '92.’) Veen dacht aan Jan Veth <strong>voor</strong> <strong>de</strong> band.<br />

Maar diens ontwerp kon <strong>Couperus</strong>' goedkeuring niet wegdragen. Hij vond <strong>de</strong> tekening<br />

stijf, <strong>de</strong> ster stijf, <strong>de</strong> letters stijf. Daarom bood <strong>Couperus</strong> aan zelf iets door iemand<br />

te laten tekenen. Hij ken<strong>de</strong> iemand in Den Haag... 21 Veen moet toen al het sterke<br />

vermoe<strong>de</strong>n hebben gekregen dat hij met een niet alleen goe<strong>de</strong>, maar tevens <strong>voor</strong>al<br />

ook lastige auteur te maken had. Verwend en veeleisend is <strong>Couperus</strong> altijd geweest<br />

en gebleven.<br />

Terwijl Veen met Extaze bezig was, ontving <strong>Couperus</strong> van een zekere Oscar Wil<strong>de</strong><br />

diens The Picture of Dorian Gray ten geschenke, dat in 1891 verschenen was. Wil<strong>de</strong><br />

had <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot gelezen en was enthousiast over het boek. In<br />

een helaas niet bewaar<strong>de</strong> brief aan <strong>Couperus</strong> liet hij dit zijn Hollandse collega weten. 22<br />

De vraag doet zich <strong>voor</strong> hoe Wil<strong>de</strong> hier toe kwam: had hij <strong>Couperus</strong> misschien in<br />

<strong>de</strong> winter van 1889-'90 al in Lon<strong>de</strong>n ontmoet, in <strong>de</strong> kring bij <strong>voor</strong>beeld van sir<br />

Edmund Gosse of Jacques T. Grein? 23 Hun correspon<strong>de</strong>ntie is spoorloos verdwenen,<br />

zodat dit niet meer dan een speculatie blijft. Hoe dit ook zij, <strong>Couperus</strong> vond <strong>de</strong> roman<br />

van Oscar Wil<strong>de</strong> ‘zeer boeiend en mo<strong>de</strong>rn geschreven, met een tintje fantastiek’.<br />

Veel later heeft hij overigens beweerd dat Elisabeth <strong>de</strong> roman eigenlijk mooier zou<br />

hebben gevon<strong>de</strong>n dan hij. 24 <strong>Een</strong> feit is dat <strong>de</strong> laatste het plan opvatte het boek in het<br />

Ne<strong>de</strong>rlands te vertalen. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> dit Wil<strong>de</strong> vast mee. Aan Veen vroeg hij of<br />

die bereid zou zijn <strong>de</strong> vertaling te zijner tijd uit te geven als boek. Eerst zou <strong>de</strong> tekst<br />

in afleveringen in Het Va<strong>de</strong>rland moeten verschijnen. Om Veen een indruk van <strong>de</strong><br />

roman te geven stuur<strong>de</strong> hij hem het van Wil<strong>de</strong> gekregen exemplaar ter inzage toe.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


156<br />

Daarnaast zond hij Veen nog iets an<strong>de</strong>rs: een lijstje van namen met het oog op <strong>de</strong> te<br />

verzen<strong>de</strong>n presentexemplaren van Extaze. 25 Behalve zijn va<strong>de</strong>r, Trudy in Indië, tante<br />

Taets van Amerongen in Luik, zijn schoonmoe<strong>de</strong>r mevrouw Baud en Jan ten Brink,<br />

komer er maar twee vrien<strong>de</strong>n op <strong>voor</strong>: Frans Netscher en Gerrit Jäger. Beschouw<strong>de</strong><br />

hij Ram in Atjeh als onbereikbaar? - An<strong>de</strong>re intimi had <strong>Couperus</strong> niet. Het lijstje<br />

verraadt, zoals ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zullen doen, zijn betrekkelijk geïsoleer<strong>de</strong> manìer<br />

van existeren. <strong>Couperus</strong> is altijd een man gebleven die zich weliswaar koester<strong>de</strong> in<br />

<strong>de</strong> warmte van familiele<strong>de</strong>n en enkele vriendinnen, maar die daarnaast bijna geen<br />

echte vrien<strong>de</strong>n heeft gehad. Allerlei oppervlakkige kennissen daargelaten, leef<strong>de</strong> hij<br />

met Elisabeth min of meer op een eiland.<br />

Drie extra presentexemplaren zullen wellicht <strong>voor</strong> hemzelf, <strong>voor</strong> zijn tante<br />

Wilhelmina en zijn nichtje Minta in Baarn bestemd zijn geweest. Hij kwam daar<br />

vaak. Ver<strong>de</strong>r ging hij ook nogal eens naar Den Haag, waar hij dan bij zijn ou<strong>de</strong>rs<br />

logeer<strong>de</strong>. Hilversum vond hij op <strong>de</strong>n duur toch te stil. Er gebeur<strong>de</strong> niets. Elisabeth<br />

had er tijd te over om aan <strong>de</strong> vertaling van Dorian Gray te werken. De stijl van haar<br />

vertaling wijst er op, me<strong>de</strong> in aanmerking genomen dat <strong>Couperus</strong> zelf in die tijd<br />

weinig geschreven lijkt te hebben, dat zij er samen mee bezig geweest zijn. In februari<br />

1893 was. het af. Intussen was <strong>Couperus</strong> toen aan Majesteit begonnen.<br />

In Hilversum ook is het geweest dat <strong>Couperus</strong> bezoek kreeg van <strong>de</strong> man die zijn<br />

Noodlot in het Duits heeft vertaald, dr. Paul Raché uit Frankfort. 26 <strong>Een</strong> grote dunk<br />

kreeg <strong>de</strong>ze niet van hun ontmoeting. Hij schreef later: 27 ‘...bij mijn eerste bezoek aan<br />

Ne<strong>de</strong>rland, leer<strong>de</strong> ik <strong>Couperus</strong> ook persoonlijk kennen, die toen in Hilversum woon<strong>de</strong>.<br />

Wij gingen een half uurtje in <strong>de</strong>n tuin wan<strong>de</strong>len en spraken over allerlei, ik kan echter<br />

niet zeggen dat het tot veel toena<strong>de</strong>ring kwam, daar zijn teruggetrokkenheid wat te<br />

veel met mijn jeugdig temperament in tegenstelling was.’<br />

Van Baarn uit vroeg <strong>Couperus</strong> zijn uitgever begin juli om recensies van Extaze, 28<br />

<strong>voor</strong> zover die intussen verschenen mochten zijn. Van <strong>de</strong> kant van De Nieuwe Gids<br />

hoor<strong>de</strong> hij niets. Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n dat Van Deyssel hem op 25 juli 1892<br />

uit Bergen op Zoom een lyrische brief over het boek zou schrijven, die onverzon<strong>de</strong>n<br />

bleef. 29 Had <strong>Couperus</strong> die wel kunnen lezen, dan zou hij vernomen hebben dat Van<br />

Deyssel dag en nacht van Extaze vervuld was; dat het hem geluk had aangedaan; dat<br />

hij <strong>de</strong> roman eenvoudigweg ‘subliem’ vond. Maar <strong>de</strong> brief is pas lang na Van Deyssels<br />

dood uit diens nalatenschap te <strong>voor</strong>schijn gekomen...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


157<br />

Niet ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong> kring van <strong>de</strong> Tachtigers was er zo enthousiast over als hij. Kloos<br />

bij <strong>voor</strong>beeld schreef Van Deyssel dat hij het een mal boek vond. 30 Van Ee<strong>de</strong>n<br />

beweer<strong>de</strong> zelfs er een bijzon<strong>de</strong>re afkeer van te hebben. 31 Van Deyssel liet zich<br />

vanzelfsprekend niet van <strong>de</strong> wijs brengen - ook niet door Henri Borel, die het boek<br />

iets vond als van een jongetje dat met zijn ei zat te knoeien - en begon te zwoegen<br />

op een recensie zon<strong>de</strong>r weerga. Deze zou niet eer<strong>de</strong>r dan in maart 1895 verschijnen.<br />

Hij heeft er toen zijn oor<strong>de</strong>el over an<strong>de</strong>r werk van <strong>Couperus</strong> aan toegevoegd. 32<br />

<strong>Couperus</strong> wist van niets. In Hilversum drong dit alles niet tot hem door. Hij ging<br />

maar rustig zijn eigen gang. Spelen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op straat kon<strong>de</strong>n hem <strong>voor</strong> het raam<br />

aan zijn tafel zien werken. <strong>Couperus</strong> was toen al beroemd genoeg om <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

ontzag in te boezemen: ze maan<strong>de</strong>n hun kroost zo stil mogelijk te zijn en hem te<br />

ontzien. Nog in 1981 wist mevrouw E. Ponse-Wilmer zich een brief van haar moe<strong>de</strong>r<br />

te herinneren waarin <strong>de</strong>ze schreef: 33 ‘Toen ik 10 jaar was (ik ben nu 85) heb ik vlak<br />

bij hem gewoond aan <strong>de</strong> buitenste rand van Hilversum; ik heb hem dus van nabij<br />

gekend. [...] We zagen hem altijd zitten schrijven achter het raam van zijn werkkamer<br />

en wij, kin<strong>de</strong>ren, mochten als we buiten speel<strong>de</strong>n geen lawaai <strong>voor</strong> zijn huis maken.<br />

[...] 't Grappige is dat dat nog maar een klein stukje is dat Roeltjesweg heet. Dat stuk<br />

bij <strong>Couperus</strong>' huis heet nu: <strong>Couperus</strong>weg.’<br />

In stilte maakte hij nieuwe plannen. Bourget had zijn boek Sensations d'Italie<br />

gepubliceerd, dat in het maartnummer van De Gids een geestdriftige bespreking<br />

kreeg. 34 Na <strong>de</strong> recensie heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Bourget, waarschijnlijk<br />

het boek zelf gelezen. Italië wordt er juichend in bezongen. Zijn sluimerend verlangen<br />

naar het land van belofte werd in het eentonige Gooi zo aangewakkerd, dat hij op 10<br />

augustus 1892 Veen zijn spoedig vertrek naar Italië aankondig<strong>de</strong>. 35 Eind september<br />

hoopte hij op te breken. De vertaling van Dorian Gray heette zo goed als voltooid<br />

te zijn.<br />

Het liep an<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r, die al een tijd kwakkel<strong>de</strong>, werd ernstig ziek.<br />

De reis moest uitgesteld wor<strong>de</strong>n. Intussen waren <strong>de</strong> Kleine raadsels in De Gids<br />

verschenen, en zij troffen een merkwaardige dame diep in het hart: Elise van<br />

Calcar-Schötling. Zij was een militante publiciste die zich in <strong>de</strong> latere jaren van haar<br />

leven <strong>voor</strong>al met spiritisme heeft beziggehou<strong>de</strong>n en van 1877 af, samen met haar<br />

man H.C. van Calcar, het spiritistische tijdschrift Op <strong>de</strong> grenzen van twee werel<strong>de</strong>n<br />

redigeer<strong>de</strong>. De schetsjes<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


158<br />

boei<strong>de</strong>n haar zozeer dat zij <strong>Couperus</strong> spontaan een brief schreef. Op 8 September<br />

1892 antwoord<strong>de</strong> hij: 36 ‘Hooggeachte Mevrouw. Vergun mij u mijn vrien<strong>de</strong>lijken<br />

dank te brengen <strong>voor</strong> uw hartelijke woor<strong>de</strong>n. Mijn Kleine Raadsels zijn maar heele<br />

kleine raadseltjes: in werken als <strong>de</strong> uwe en b.v. in <strong>de</strong> Annales Psychiques komen<br />

zeker veel interessanter me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen <strong>voor</strong>. Hoewel <strong>de</strong> Kleine Raadsels meestal mij<br />

zelven wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd, heb ik toch ver<strong>de</strong>r niet veel spiritualistische ervaring, en<br />

mijn <strong>voor</strong>gevoelens en <strong>voor</strong>gedachten komen juist meestal niet uit! Toch hecht ik<br />

zeer aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van zulke ervaringen, bij an<strong>de</strong>ren. Ik hoor<strong>de</strong> vroeger, dat ten<br />

uwent séances plaats grijpen. Vergeeft u mij mijn indiscretie, zoo zou ik u gaarne in<br />

October met mijn vrouw een bezoek brengen, en het zou ons zeer aangenaam zijn<br />

zulk een séance bij te wonen. In <strong>de</strong> hoop dat u dit verzoek niet onbeschei<strong>de</strong>n zult<br />

vin<strong>de</strong>n, teeken ik mij met alle hoogachting uw dienstw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Zijn spiritistische belangstelling was <strong>voor</strong>al terreinverkenning. Blijkbaar volg<strong>de</strong><br />

hij niet alleen Elises geschriften, maar las hij ook <strong>de</strong> Annales Psychiques. Was hij<br />

erop geabonneerd of kreeg hij het tijdschrift van an<strong>de</strong>ren ter inzage? En wie waren<br />

<strong>de</strong> ‘an<strong>de</strong>ren’, die ‘zulke ervaringen’ had<strong>de</strong>n? Met name kennen wij ze niet. Wel is<br />

er een indicatie. Op 23 augustus 1892 heeft <strong>Couperus</strong> een brief geschreven aan <strong>de</strong><br />

man die zo walg<strong>de</strong> van Extaze, <strong>de</strong> heer Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n. De inhoud is merkwaardig<br />

genoeg om in zijn geheel geciteerd te wor<strong>de</strong>n: 37 ‘Geachte Heer. Vergun mij u<br />

nevengaan<strong>de</strong> brieven toe te zen<strong>de</strong>n; zij zijn in eene impulsie geschreven door eene<br />

dame, die dikwijls zulke impulsies heeft: om te moeten schrijven dingen, die zijzelve<br />

niet weet wat ze bedui<strong>de</strong>n. Reeds vroeger heeft zij iets geschreven, dat bleek, volgens<br />

prof. Cobet, Oud-Grieksch te zijn, Zij is eene dame, zeer eenvoudig, niet<br />

buitengewoon ontwikkeld, maar o.a. begaafd met eene bizon<strong>de</strong>re magnetische gave<br />

van genezing. Hare <strong>voor</strong>gevoelens komen zeer stipt uit. Ik kan u geene juiste<br />

dui<strong>de</strong>lijke schets van haar geven, daar ik haar persoonlijk niet ken. Men vroeg mij<br />

echter, of ik iemand zoû weten, die haar letterschrift zoû kunnen ontcijferen. Ik dacht<br />

aan u: misschien weet u iemand, die dit zoû kunnen; zoo u mij in alle geval met<br />

eenigen raad zoudt kunnen helpen, zoû u mij zeer verplichten. Geloof mij met<br />

vrien<strong>de</strong>lijken groet uw dw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Van Ee<strong>de</strong>ns reactie is niet bekend. Er steekt een zekere ironie in, dat het eerste,<br />

meer uitvoerige contact tussen <strong>Couperus</strong> en Van Ee<strong>de</strong>n niet van literaire maar van<br />

paramedische aard is geweest. Dat Van Ee<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


159<br />

spiritisme interesseer<strong>de</strong> kan <strong>Couperus</strong> geweten hebben door een artikel van diens<br />

hand in De Nieuwe Gids van 1891: 38 ‘Lombroso over <strong>de</strong> spiritistische verschijnselen’.<br />

Paranormale zaken nam <strong>Couperus</strong> kennelijk ernstig. Ze waren in die dagen trouwens<br />

erg in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. Latere persoonlijke ervaringen in Indië hebben hem zijn leven lang<br />

met overtuiging doen geloven in het bestaan van ‘stille krachten’.<br />

Voorlopig echter hiel<strong>de</strong>n veel prozaïscher zaken hem bezig. Het lan<strong>de</strong>lijke<br />

Hilversum begon hem nu echt te vervelen. Na een jaar nam hij het besluit Villa Minta<br />

vaarwel te zeggen. De huur liep trouwens toch af. Elisabeth en hij verhuis<strong>de</strong>n naar<br />

Den Haag, waar zij aanvankelijk hun intrek in <strong>de</strong> Surinamestraat namen. In <strong>de</strong> loop<br />

van oktober betrokken zij kamers in het pension Celebesstraat 78. 39<br />

Intussen was Veen aan <strong>de</strong> produkte van <strong>Een</strong>e illuzie begonnen. Als frontispice<br />

wil<strong>de</strong> hij er een portret van <strong>de</strong> auteur in opnemen. In Amsterdam door Büttinghausen<br />

gemaakt foto's mislukten echter enigszins. <strong>Een</strong> fotografie door Adolphe in Den Haag,<br />

die veel familiele<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong> heeft gefotografeerd, vielen meer naar diens<br />

smaak uit. Het portret van Jan Veth uit 1892, in Hilversum gemaakt <strong>voor</strong> De<br />

Amsterdammer, vond <strong>Couperus</strong> ook niet kwaad: 40 ‘Het is wat strak; maar ik vind er<br />

zeer, zeer veel goeds in.’ Veen heeft <strong>de</strong> foto gekozen.<br />

In <strong>de</strong> loop van het najaar ontving Veen alvast een ge<strong>de</strong>elte van het manuscript van<br />

<strong>de</strong> Dorian Gray-vertaling. Voltooid was <strong>de</strong>ze nog niet. Toch dacht Elisabeth al weer<br />

aan nieuw werk. <strong>Couperus</strong> zelf liep echter met heel an<strong>de</strong>re plannen rond. In het<br />

oerengelse weekblad The Illustrated London News had hij een portret gezien dat hem<br />

diep trof: tsaar Nicolaas II. 41 Hij overwoog nu een boek te schrijven, in <strong>de</strong> el<strong>de</strong>rs al<br />

langer bestaan<strong>de</strong> traditie <strong>de</strong>r koningsromans, 42 met als hoofdpersoon een jonge<br />

troonopvolger die door hevige gevoelens van twijfel en onmacht gekweld wordt. Het<br />

kwam hem <strong>voor</strong> dat hij zich in <strong>de</strong> persoonlijke problematiek van een <strong>de</strong>rgelijke held<br />

maar al te goed kon inleven. Zo is Majesteit ontstaan, een roman die <strong>Couperus</strong> in<br />

zes maan<strong>de</strong>n geschreven heeft. Hij moet er eind 1892 een schema <strong>voor</strong> hebben<br />

uitgewerkt. Zijn vertrek naar Italië werd nog weer uitgesteld, zodat hij goed aan het<br />

werk kon gaan. Op 12 <strong>de</strong>cember <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 43 ‘Wij blijven hier door<br />

omstandighe<strong>de</strong>n tot Februari, dan gaan wij op reis.’<br />

Nu hij toch in Ne<strong>de</strong>rland bleef, was hij tevens in <strong>de</strong> gelegenheid <strong>de</strong> opvoering van<br />

Noodlot bij te wonen, <strong>de</strong> door Gerrit Jäger gemaakte to-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


160<br />

neelbewerking van zijn roman. Het stuk werd op het repertoire genomen door het<br />

Rotterdamsch Gezelschap De Vos en Van Korlaar. Willem Royaards zou <strong>de</strong> rol van<br />

Bertie spelen. <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> hem uit Nunspeet. Enkele jaren eer<strong>de</strong>r had hij Royaards<br />

daar ontmoet tij<strong>de</strong>ns een vakantie met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins. De vier jaar jongere<br />

acteur had toen op <strong>de</strong> Veluwe herstel van gezondheid gezocht. Sinds het <strong>voor</strong>jaar<br />

van 1892 was Jäger met zijn bewerking bezig geweest. Eind november ging <strong>de</strong><br />

première in <strong>de</strong> Schouwburg Tivoli te Rotterdam.<br />

De ontvangst was matig. De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator betoon<strong>de</strong> zich enthousiast,<br />

en Het Tooneel sprak van boeiend toneelwerk, 44 ‘dat een machtigen indruk naliet.<br />

Het publiek, in het begin gereserveerd, liet na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> acte tweemaal het scherm<br />

opgaan en na <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> acte wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> acteurs vier malen teruggeroepen.’ Toch moest<br />

<strong>de</strong> opvoering als mislukt beschouwd wor<strong>de</strong>n. In De Gids sprak J.N. van Hall er een<br />

vernietigend oor<strong>de</strong>el over uit. 45 Juist <strong>de</strong>ze recensie, in dit tijdschrift, moet <strong>Couperus</strong><br />

geraakt hebben. Zelf had hij tegen Royaards gezegd dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> Bertiefiguur goed<br />

had begrepen en uitgebeeld. Jan C. <strong>de</strong> Vos die Frank speel<strong>de</strong>, en mevrouw Van Biene<br />

in <strong>de</strong> rol van Eve, hebben het stuk evenmin als Royaards kunnen red<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong><br />

hoef<strong>de</strong> het zich niet persoonlijk aan te trekken. De schuld trof <strong>voor</strong>al Jäger, over wie<br />

Van Hall schreef: ‘Wie, zich <strong>de</strong>n roman dui<strong>de</strong>lijk herinnerend, naar <strong>de</strong> schouwburg<br />

ging om <strong>de</strong> bewerking van <strong>Couperus</strong> Noodlot door <strong>de</strong>n heer Jäger te zien vertoonen,<br />

zal zich herhaal<strong>de</strong>lijk hebben geërgerd: <strong>voor</strong>eerst over het feit, dat wat in <strong>de</strong>n roman<br />

hem diep had getroffen, op het tooneel hem vreemd, soms belachelijk <strong>voor</strong>kwam;<br />

en dan over <strong>de</strong> gapingen in het stuk, over <strong>de</strong> bruske overgangen en <strong>de</strong> horten en<br />

stooten, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>tstrompelt.’<br />

Over <strong>de</strong> Bertie van Royaards gaf Van Hall <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong> weg: ‘Zulk een individu,<br />

als hij ons te zien geeft, met <strong>de</strong> valschheid in zijn blik, in zijn gang, in zijn stem, zou<br />

door een open natuur als Frank binnen het half uur <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur zijn uitgegooid, en Eve,<br />

<strong>de</strong> eerlijke, onbedorven Eve, zou zich met afschuw van hem hebben afgekeerd. [...]<br />

Zoo kwam er dan reeds van <strong>de</strong>n aanvang af, èn door <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong>n dramaschrijver,<br />

èn door die van <strong>de</strong>n vertooner, iets als een valsche stemming in dit drama. [...] Zon<strong>de</strong>r<br />

zich om een <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n opzet of een verzoenend slot te bekommeren, geeft <strong>de</strong><br />

bewerker ons van Noodlot enkel <strong>de</strong>n buitenkant te aanschouwen en maakt hij van<br />

een fijn gespannen roman een grof melodrama, dat door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


161<br />

zijn horreurs op een zeker publiek indruk mag maken, maar dat buiten <strong>de</strong> groote<br />

kunst staat.’<br />

Op 5 januari 1893 zond <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> rest van Dorian Gray aan Veen. 46 In een<br />

begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> brief stel<strong>de</strong> hij hem <strong>voor</strong> zijn tot dan toe nog niet gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> poëzie<br />

uit te geven als Vroegere verzen - het zou Williswin<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n -, daar hij ver<strong>de</strong>r geen<br />

nieuw eigen werk had aan te bie<strong>de</strong>n. Tevens <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee nu in<strong>de</strong>rdaad op 1 februari<br />

1893 op reis te gaan. De gezondheidstoestand van zijn moe<strong>de</strong>r leek het toe te laten.<br />

Voorlopig einddoel was Florence. 47<br />

De eerste etappe ging tot München, waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth drie dagen bleven<br />

om er <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Pinakotheken en <strong>de</strong> Glyptotheek te zien. ‘München was toen een<br />

doo<strong>de</strong> stad,’ zou <strong>Couperus</strong> in 1912 schrijven toen hij er weer terugkwam, 48 ‘waar <strong>de</strong><br />

herinnering aan Koning Ludwig 11, op tragiesch geheime wijze omgekomen in het<br />

Starnberger Meer, nog somber rond zweef<strong>de</strong>; een doo<strong>de</strong> stad, trots alles wat Ludwig<br />

<strong>voor</strong> haar gedaan had, en niets lokte mij toe er langer te verblijven toen ik <strong>de</strong> groote<br />

muzea gezien had.’<br />

Zij reis<strong>de</strong>n dus spoedig door naar Milaan, Genua, La Spezia, Pisa. Veertien dagen<br />

na hun vertrek echter, op 15 februari 1893, overleed Catharina Geertruida<br />

<strong>Couperus</strong>-Reynst toch nog betrekkelijk plotseling, in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom van nog geen<br />

vierenzestig jaren. <strong>Couperus</strong> reis<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk terug. 49 Te laat.<br />

Ontroerend heeft hij in Metamorfoze <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r en zijn eigen,<br />

<strong>voor</strong>spelbare, reacties beschreven: ‘Alles was onwerkelijk en toch eenvoudig, of<br />

alles zich vereffend had. Daar lag zij, zacht, wit, stil, <strong>de</strong> oogen toe, het ou<strong>de</strong> gelaat<br />

sereen, en alleen een trek om <strong>de</strong>n mond was vreemd, en niet haar gewone glimlach.<br />

Maar het alleronwerkelijkste was, dat zij zoo ver was, ein<strong>de</strong>loos ver, verloren,<br />

onbereikbaar. Zij lag daar en zij was er niet. Er was niet tot haar te zeggen een woord<br />

van treurigheid, want zij was zóó ver, dat zij niet hoor<strong>de</strong>. Er was niet bij haar te<br />

leggen zijn arme hoofd van pijn en smart, en uit te huilen aan haar hart, want zij was<br />

zóó ver, dat zij niet zag en hem niet tasten kon. Zij was niet meer bij hen; zij was<br />

niet meer bij hem, dien zij bemind had als haar lieveling: zij was gegaan... [...]. Hij<br />

voel<strong>de</strong>, dat hij alles van haar had verloren, en dat hij was alleen en zon<strong>de</strong>r steun, en<br />

zij hem nooit zoû zeggen, dat zij hem vergaf, al groote en al kleine kwaad.’<br />

Pas na <strong>de</strong>ze aangrijpen<strong>de</strong> en <strong>de</strong>finitieve catastrofe in zijn leven - Coupe<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


162<br />

rus spreekt van ‘wanhoop, die altijd zoû zijn en altijd troosteloos’ - trouwt in<br />

Metamorfoze Hugo Aylva. Dui<strong>de</strong>lijk gaf <strong>Couperus</strong> hiermee aan hoezeer Elisabeth<br />

<strong>voor</strong> hem zijn moe<strong>de</strong>r heeft moeten vervangen.<br />

Metamorfaze is niet alleen <strong>de</strong> ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis van een jong auteur en<br />

diens schrijverschap. Het is <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> psychologische analyse van een in hoge<br />

mate aan zijn moe<strong>de</strong>r gehechte jonge man, van diens gevoelens ten opzichte van<br />

haar, en van zijn wanhopige ontred<strong>de</strong>ring als hij haar tenslotte moet verliezen. - Aan<br />

zijn uitgever Veen schreef <strong>Couperus</strong>: 50 ‘U begrijpt, dat verdriet en vermoeienis mij<br />

eenigen tijd het corrigeeren <strong>de</strong>r proeven van D[orian] G[ray] onmogelijk maken. Ik<br />

hoop u echter spoedig revizies te zen<strong>de</strong>n.’<br />

Hoe aangrijpend <strong>de</strong> gebeurtenis ook <strong>voor</strong> hem mocht zijn, het werk ging door. Het<br />

is iets wat wij bij <strong>Couperus</strong> telkens weer opmerken: schokken, zelfs hevige, hebben<br />

hem nooit van zijn struk gebracht. Steeds zijn het slechts kortstondige verstoringen<br />

van zijn evenwicht-op-langere-termijn geweest. In zijn werk kon hij zich geheel<br />

terugtrekken en zo zichzelf weer vin<strong>de</strong>n. Zijn grote kracht lag in zijn sterke<br />

zelfdiscipline.<br />

Van teruggaan naar Italië was <strong>voor</strong>lopig geen sprake. <strong>Couperus</strong> schreef Veen op<br />

17 maart 1893: ‘Wij gaan in <strong>de</strong>n eersten tijd niet op reis, maar zullen van het <strong>voor</strong>jaar<br />

wel naar Baarn gaan.’ 51 Hij werkte nu druk aan Majesteit, en vervolg<strong>de</strong>: ‘Den roman,<br />

dien Het Va<strong>de</strong>rland aankondig<strong>de</strong>, heb ik reeds se<strong>de</strong>rt eenigen tijd on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n en<br />

is nog long niet klaar, hoewel ik er tegenwoordig druk aan werk. Hij is reeds aan <strong>de</strong>n<br />

Gids beloofd; <strong>de</strong> heer Van Hall las het begin en drong mij zeer tot <strong>voor</strong>twerken, toen<br />

ik eens een moe<strong>de</strong>looze bui had.’<br />

De eerste aflevering van het boek moest in het julinummer van De Gids verschijnen.<br />

Tot in <strong>de</strong> laatste dagen van april bleef <strong>Couperus</strong> er in Den Haag ten huize van zijn<br />

ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r aan doorwerken. Daarna ging hij weer logeren bij zijn tante Baud in<br />

Baarn, in <strong>de</strong> villa Mon Repos. Daar zijn zuster Trudy met verlof uit Indië kwam,<br />

moest hij in <strong>de</strong> Surinamestraat plaats <strong>voor</strong> haar maken.<br />

Na Eline Vere is Majesteit <strong>Couperus</strong>' eerste nieuwe roman van forse omvang<br />

geweest. De compositie ervan is goed overdacht en uitgebalanceerd, <strong>de</strong> stijl virtuoos.<br />

<strong>Een</strong> aantal scènes legt getuigenis af van groot talent <strong>voor</strong> drama. Desondanks is het<br />

boek te zeer aan zijn tijd gebon<strong>de</strong>n gebleken om het nu nog helemaal ernstig te<br />

kunnen nemen. De opeenstapeling<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


163<br />

van a<strong>de</strong>llijke titels, paleizen en kwistig rondgestrooi<strong>de</strong> juwelen doet sterk aan <strong>de</strong><br />

door <strong>Couperus</strong> in zijn jongere jaren zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Ouida <strong>de</strong>nken. Ook invloe<strong>de</strong>n<br />

van Paul Bourget laten zich herkennen: <strong>de</strong> zelfzuchtige, zwoele, door en door slechte<br />

hertogin van Yemena - haar naam kwamen wij al tegen in het verhaal Epiloog! - lijkt<br />

nauw verwant met <strong>de</strong> dogeresse Steno uit Bourgets roman Cosmopolis (1893). Evenals<br />

in dit laatste boek klinkt door het hele werk een valse toon mee die <strong>de</strong><br />

geloofwaardigheid van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis niet bevor<strong>de</strong>rt. <strong>Couperus</strong> heeft zich door<br />

Bourget en Ouida samen op artistieke dwaalsporen laten brengen. Later heeft hij dat<br />

zelf ook heel dui<strong>de</strong>lijk ingezien en Majesteit betreurd.<br />

Hoofdthema van <strong>de</strong> roman is, afgezien van een flirtation met anarchistische<br />

motieven, <strong>de</strong> strijd tussen een autoritaire keizer en diens zwakke, overgevoelige zoon,<br />

een jongeman die <strong>de</strong>nkt dat hij tot niets in staat is en daarom geneigd is zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

verdrukten in <strong>de</strong> samenleving op te komen. 's Keizers dood echter doet in <strong>de</strong><br />

kroonprins onvermoe<strong>de</strong> talenten ontwaken.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> in het boek gespeeld heeft met een zekere rivaliteit tussen hemzelf<br />

en zijn eigen va<strong>de</strong>r ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Toch mogen hier geen al te zware<br />

accenten op gelegd wor<strong>de</strong>n. In tegenstelling tot papa <strong>Couperus</strong> is keizer Oscar van<br />

elke charme gespeend. Kroonprins Othomar van zijn kant trouwt weliswaar tegen<br />

zijn zin, maar heeft een maîtresse gehad en is potent genoeg om bij zijn eigen vrouw<br />

zowaar een kind te verwekken. Slechts op één plaats vereenzelvigt <strong>Couperus</strong> zich<br />

dui<strong>de</strong>lijk met hem, namelijk als hij hem laat zeggen: 52 ‘Ik geloof nu, dat ik het element<br />

niet in me heb, met heel mijn ziel op te gaan in een gevoel <strong>voor</strong> een enkele an<strong>de</strong>re<br />

ziel: ik zoû niet weten hoe ik ze vin<strong>de</strong>n moest, die éene ziel, en ik zoû bang zijn me<br />

te vergissen, of me maar iets wijs te maken...’ Dit is weer <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> narcistische<br />

kem van <strong>Couperus</strong>' eigen gevoelsleven, gericht op zichzelf en zijn kin<strong>de</strong>rlijke<br />

fantasiewereld. Het vermogen zich in te kapselen was <strong>Couperus</strong>' grote kracht.<br />

Merkwaardig: tij<strong>de</strong>ns het schrijven van <strong>de</strong>ze al veel eer<strong>de</strong>r overdachte roman heeft<br />

hij het verdriet om <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r geheel opzij weten te zetten. Pas drie<br />

jaar later, heeft hij het in Metamorfoze verwerkt.<br />

In ‘Het boek van anarchisme’ vin<strong>de</strong>n we overigens verrassend weinig terug van<br />

Majesteit, terwijl het er toch <strong>de</strong> spiegelroman van zou moeten zijn. <strong>Couperus</strong> heeft<br />

daar allerlei motieven ingevoerd die in 1893 nog volstrekt niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> waren.<br />

Het boek heet in Italië ontstaan te zijn.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


164<br />

Maar <strong>Couperus</strong> heeft Majesteit te Baarn voltooid, in een hoog tempo, terwijl Elisabeth<br />

zich bezighield met het vertalen van George Moores roman Vain Fortune. 53<br />

Wel was het zo dat, terwijl Majesteit in De Gids begon te verschijnen, 54 <strong>Couperus</strong><br />

nieuwe plannen maakte <strong>voor</strong> een verblijf in Italië. Op 9 juli liet hij aan Veen weten: 55<br />

‘In het mid<strong>de</strong>n van Sept. ga ik naar menschelijke berekening <strong>voor</strong> zeer lang naar het<br />

buitenland...’<br />

Dit belette hem niet <strong>de</strong> uitnodiging aan te nemen - in Rome! - met ingang van<br />

1894 tot <strong>de</strong> redactie van De Gids toe te tre<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> illuster gezelschap was dat zeker:<br />

W.G.C. Byvanck, J.N. van Hall, A.G. van Hamel, A.A.W. Hubrecht en P.W.A. Cort<br />

van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was als auteur erkend, beroemd en geëerd. Was hij ook<br />

een evenwichtig, volwassen mens? Hij werd daar wel <strong>voor</strong> aangezien. Maatschappelijk<br />

had hij zich op het oog goed aangepast. Zijn huwelijkse staat bescherm<strong>de</strong> hem ver<strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong> onmid<strong>de</strong>llijke verdachtmakingen of indiscreties. Maar in zijn diepste innerlijk...<br />

Eindnoten:<br />

1 Gegevens uit het Haags Gemeente Archief.<br />

2 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illuze, 207 e.v.<br />

3 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 132 e.v.<br />

4 V. Booven, Leven, 124. - Vogel, <strong>Couperus</strong>, 73, <strong>de</strong>elt mee dat Elisabeth ironisch beloof<strong>de</strong> dan<br />

wel een warme kamerjas <strong>voor</strong> hem te zullen kopen, an<strong>de</strong>rs zou hij het misschien koud krijgen<br />

als hij's morgens vroeg water <strong>voor</strong> haar moest gaan putten uit <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rachtige put op <strong>de</strong><br />

binnenplaats... <strong>Couperus</strong> zou toen hebben ingezien dat hij een hersenschim koester<strong>de</strong>.<br />

5 Bastet, Zuil, 63.<br />

6 Zie noot 4.<br />

7 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 135-137.<br />

8 Zie noot 4.<br />

9 Gepubliceerd in De Gids (1892), I, 363-367 (gedateerd nov. '91).<br />

10 ‘Epiloog’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 139-201. Verschenen in Eigen Haard (1892), nrs.27-39, 417 e.v.;<br />

433 e.v.; 449 e.v.<br />

11 Dit telkens in an<strong>de</strong>re context terugkeren van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> namen heeft <strong>Couperus</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk van<br />

Paul Bourget overgenomen, in wiens Cosmopolis b.v. <strong>de</strong> Casal van Un coeur <strong>de</strong> femme weer<br />

opduikt - Zo komt in <strong>Een</strong> verlangen zelfs <strong>de</strong> naam van Brauws al <strong>voor</strong>, die in De boeken <strong>de</strong>r<br />

kleine zielen tien jaar later terugkeert.<br />

12 Gepubliceerd in De Gids (1892), II, 448-459 (gedateerd <strong>de</strong>c. '91).<br />

13 De Gids (1892), I, 1-90 (gedateerd jan. '91-okt. '91).<br />

14 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 14 nr. 2.<br />

15 Ibi<strong>de</strong>m, en 26 nr. 18; 27 nr. 20; 32 nrs.21 en 22.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 16 nr. 3.<br />

17 Bastet, Zuil, 65.<br />

18 <strong>Couperus</strong>' eerste vertaal<strong>de</strong> roman verscheen in 1891 als Footsteps of Fate bij W. Heinemann,<br />

Lon<strong>de</strong>n, in een vertaling van Clara Bell en <strong>voor</strong>zien van een <strong>voor</strong>woord door sir Edmund Gosse,<br />

dat een overzicht biedt van <strong>de</strong> Tachtigers en hun <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis. V. Booven, Leven, 113 en<br />

124, memoreert dat volgens Gosse zelf (Silhouettes (1925), 261 e.v.) Jan van <strong>de</strong>r Poorten<br />

Schwartz (Maarten Maartens) Noodlot aan Gosse zond, bij Heinemann toen redacteur van The<br />

International Library. Het succes, dat het boek in Engeland had, moedig<strong>de</strong> Jac. T. Grein aan in<br />

1892 met een vertaling van Eline Vere te komen (Chapman and Hall, Lon<strong>de</strong>n). - Het Van<br />

Ee<strong>de</strong>n-archief bewaart een brief van <strong>Couperus</strong> aan Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n d.d. 25 februari 1891:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


‘Ik zie uit <strong>de</strong> courant, dat Noodlot vertaald zoû wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel van Fostering a Viper,<br />

een titel, die mij niet voldoet, omdat er critiek in ligt uitgesproken over <strong>de</strong>n hoofdpersoon, die<br />

nergens in het boek door mij een ad<strong>de</strong>r genoemd werd. Zoudt Gij daarom, zoo vrien<strong>de</strong>lijk willen<br />

zijn mij met een enkel woord het adres van <strong>de</strong>n heer Gosse te mel<strong>de</strong>n, daar ik zeer gaarne <strong>de</strong>n<br />

titel onveran<strong>de</strong>rd zoû willen zien, en hem dit zoû willen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen.’ Zie reeds Waar<strong>de</strong> Heer<br />

Veen, 13-14 (twee brieven aan Gosse in The Brotherton Library, Leeds). <strong>Couperus</strong> liet Gosse<br />

weten d.d. 27 februari 1891: ‘I think a literal translation of Noodlot - Fatality would be more<br />

in the character of the book, in which Bertie is never called a viper.’ - Vgl. Paul Vincent, ‘Sir<br />

Edmund Gosse and Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n’, in The mo<strong>de</strong>rn Language Review 66/1 January 1971),<br />

9 e.v.<br />

19 Geciteerd in De Nieuwe Courant 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 16 nr. 4. - De twee<strong>de</strong> druk (1894) kreeg band en omslag van R.N. Roland<br />

Holst. Zie Braches, Boek als N.K., 137, 162, 256, 259, 264, 476 (nr. 941023*).<br />

21 Waarschijnlijk Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong (1861-1906), die in. Eigen Haard zijn Epiloog had<br />

geïllustreerd. Deze woon<strong>de</strong> sinds 1883 in Den Haag, waar hij o.m. van 1891-'93 lid en<br />

vice-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Haagsche Kunstkring was. Zie catalogus Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong,<br />

Sint-Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong> (1985).<br />

22 V. Booven, Leven, 142. - Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 19 (zie aldaar in<strong>de</strong>x 248 s.v. Wil<strong>de</strong>).<br />

23 Wil<strong>de</strong> ken<strong>de</strong> Gosse se<strong>de</strong>rt 1881, zie Ann Thwaite, Edmund Gosse. A literary Landscape (1984),<br />

211 en passim (in<strong>de</strong>x 567). - Wil<strong>de</strong> en Grein, zie N.H.G. Schoon<strong>de</strong>rwoerd,J.L. Grein,<br />

ambassador of the theatre, 1862-1935 (1963), in<strong>de</strong>x 343.<br />

24 ‘Dorian Gray’ (Van. 23 <strong>de</strong>cember 1911), in Van en over mijzelf en andren II, I, (1915), 14 e.v.<br />

25 Waar<strong>de</strong> heer Veen, 23 nr. 10.<br />

26 In 1892, als Schicksal (Deutsche Verlags Anstalt, Stuttgart). Deze Duitse vertaling zou eer<strong>de</strong>r<br />

voltooid zijn dan <strong>de</strong> Engelse (?), zie V. Booven. Leven, 130.<br />

27 V. Booven, Leven, 152.<br />

28 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 27 nr. 20.<br />

29 Reijn<strong>de</strong>rs, C.bij V.D., 176.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 178.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 179.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 132-221.<br />

33 Brief d.d. 8 januari 1981 aan Jan van Herpen, mij door <strong>de</strong>ze vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven.<br />

34 De Gids (1892) I, 555 (met vermelding van diens beschrijvingen van schil<strong>de</strong>rijen, zoals <strong>Couperus</strong><br />

later ook zou doen).<br />

35 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 32 nr. 22.<br />

36 Ongedateerd knipsel in het Letterkundig Museum, van een artikel door H.A. Lesturgeon. Niet<br />

bij J.H. Sikemeier, Elise van Calcar (1921).<br />

37 Brief in het Van Ee<strong>de</strong>n Museum te Amsterdam. Met vrien<strong>de</strong>lijke dank aan R. Richard, die mij<br />

een kopie ter beschikking stel<strong>de</strong>.<br />

38 De Nieuwe Gids VII (1891), 2 (<strong>de</strong>cember). - B. Luger, Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />

(1982), 93.<br />

39 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 41 nr. 35, 43. Na hem hebben hier ook Frits Lapidoth (1893) en Hélène<br />

Swarth (1894) gewoond, die in februari 1894 getrouwd zijn. Zij hebben het adres waarschijnlijk<br />

van <strong>Couperus</strong> gekregen, die intussen naar Italië was vertrokken.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 37 nr. 28.<br />

41 V. Booven, Leven, 83-84; 128. Het portret was volgens Van Booven in 1933 nog altijd in bezit<br />

van Elisabeth. - Niet in <strong>de</strong> Graphic, zoals Fontijn, Extase, 188, meen<strong>de</strong>, die overigens een goed<br />

beeld geeft van <strong>de</strong> voedingsbo<strong>de</strong>m waaruit Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn ontstaan.<br />

42 Uitvoerig hierover Jeannette E. Koch-Piccio, ‘I romanzi regali di <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in<br />

Annali-Studi Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>si-Studi Nordici XVIII (1975; Istituto Orientale di Napoli), 31-98; i<strong>de</strong>m,<br />

XX (1977), 7-60. - Zie ook Jeannette E. Koch-Piccio, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ koningsromans in<br />

Frankrijk en Italië', in Maatstaf 31 (1983), 12, 1-15.<br />

43 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 44 nr. 39.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 131.<br />

45 De Gids (1893), 1, 394-398.<br />

46 De vertaling is echter gedateerd ‘Den Haag, Febr. '93’, wat waarschijnlijk betekent dat er ook<br />

in <strong>de</strong> drukproeven nog aan verbeterd is.<br />

47 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 49 nr. 42. - Hélène Swarth, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont, ed. Herman Liebaers<br />

(1964), 247 (januari 1893, zij woon<strong>de</strong> toen in <strong>de</strong> Celebesstraat): ‘<strong>Couperus</strong> is hier en wel in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> straat als ik; 't spijt mij dat hij geen kennis met mij komt maken. In Februari gaat hij<br />

naar het Zui<strong>de</strong>n.’ Ibi<strong>de</strong>m, 248 (d.d 20 febr 1893): ‘<strong>Couperus</strong> is geen kennis met mij komen<br />

maken, hoewel hij in mijn buurt was. Zijn vrouw is even ziekelijk als hij. Ik geloof dat zij nu<br />

naar het Zui<strong>de</strong>n zijn gegaan.’<br />

48 ‘Terug in München’ (Vad. 17 juli 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 32.<br />

49 Op dit punt zijn in Metamorfoze alle chronologische feiten terzij<strong>de</strong> geschoven. Het boek van<br />

Anarchisme (Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong>) is in Italië al geschreven, maar Hugo Aylva is nog niet<br />

getrouwd.<br />

50 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 50 nr. 44.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 55 nr. 47. - Dat <strong>Couperus</strong> in 1893 naar Engeland zou zijn gegaan, zoals J.G. Kooy zegt,<br />

is onjuist (‘<strong>Couperus</strong> en Engeland’, in Merlyn (juli 1964), 13).<br />

52 Majesteit II, Twee<strong>de</strong> hoofdstuk, I.<br />

53 Zie over <strong>de</strong> door haar met Moore in 1893 gevoer<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie Richard Erbe, <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>. Nagelaten werk (1975), 183-84; 199 (<strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>woord in <strong>de</strong> vertaling).<br />

54 De Gids (1892), III, 1-75; 185-248; 365-449.<br />

55 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 58 nr. 56.<br />

II [1893-1896]<br />

Misschien geïnspireerd door Paul Bourgets Sensations d'Italie heeft <strong>Couperus</strong> in<br />

Italië een aantal reiservaringen opgetekend die zo nauwkeurig gedateerd zijn dat wij<br />

hem daardoor op <strong>de</strong> voet kunnen volgen. Het beloof<strong>de</strong> land lag <strong>voor</strong> hem. Petrarca,<br />

Potgieter, Ouida, Bourget, ie<strong>de</strong>r had het op eigen wijze bezongen. Nu was hij zelf<br />

aan <strong>de</strong> beurt. Over <strong>de</strong> kunstschatten had hij veel gelezen, zij het, dilettant die hij nu<br />

eenmaal was en ook graag wil<strong>de</strong> zijn, zon<strong>de</strong>r enig systeem. Wat <strong>de</strong> oudheid betreft,<br />

hij ken<strong>de</strong> en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> geromantiseer<strong>de</strong> visie van Alma Ta<strong>de</strong>ma. Elisabeth<br />

en hij zou<strong>de</strong>n een half jaar wegblijven. Zij hoopten ook nog naar Corfu en Athene<br />

ver<strong>de</strong>r te reizen.<br />

Terwijl Veen zich met <strong>de</strong> uitgave in boekvorm van Majesteit occupeer<strong>de</strong>, vertrok<br />

het echtpaar <strong>Couperus</strong> begin September 1893 via Genève, Bex en Pallanza naar<br />

Milaan, 1 om vervolgens over Parma, Mo<strong>de</strong>na en Bologna Florence te bereiken. Daar<br />

namen zij hun intrek in het Zwitserse pension Rochat, Via <strong>de</strong>' Fossi 16 (palazzo<br />

Niccolini; tegenwoordig nr. 12). Dit pension heeft hun ook later dikwijls en langdurig<br />

on<strong>de</strong>rdak verschaft. Het was gunstig gelegen, in het hart van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> binnenstad,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


165<br />

niet ver van het station en dicht bij <strong>de</strong> Santa Maria Novella. <strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>re<br />

bijkomstigheid was dat Ouida toen nog in Florence woon<strong>de</strong>, aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong><br />

Arno. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> door hem zo diep bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vrouw daar ook opgezocht,<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk echter pas nadat hij uit Griekenland naar Florence was teruggekeerd.<br />

In, oktober 1893 schreef hij als eerste schets Annonciatie, een esthetiseren<strong>de</strong><br />

beschrijving van het gelijknamige schil<strong>de</strong>rij van Simone Martini en Lippo Memmi<br />

in <strong>de</strong> Uffizi. 2 Dit prozagenre had <strong>voor</strong> hem veel toekomst. Het kunstvol beschrijven<br />

van meesterwerken - wij wor<strong>de</strong>n herinnerd aan <strong>de</strong> antieke ekphrasis - had hij vroeger<br />

al in zijn poëzie beoefend. <strong>Een</strong> aantal van zijn gedichten zijn onmiskenbaar<br />

beschrijvingen van beroem<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen, niet alleen van Makart maar ook van<br />

Ingres, Bouguereau en Victoriaanse Engelse schil<strong>de</strong>rs.<br />

Half november ontving hij Majesteit als boek, met <strong>de</strong> band van R.N. Roland Holst.<br />

Op <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> van die maand schreef hij Veen om hem te bedanken. De naam van<br />

<strong>de</strong> kunstenaar lijkt weinig indruk op hem gemaakt te hebben, en wat diens creatie<br />

betreft, daar had <strong>Couperus</strong> nogal wat op aan te merken: 3 ‘laat mij <strong>voor</strong>taan een<br />

woordje meêspreken, waar het <strong>de</strong>n band aangaat. De insigniën on<strong>de</strong>raan zijn nog al<br />

goed, maar dat kroontje boven <strong>de</strong> M, die zich zoo leent om gekroond te zijn!’ De<br />

presentexemplaren gingen weer naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n: Ten Brink,<br />

Netscher, Jäger.<br />

De eerste Reis-impressies, die <strong>Couperus</strong> in Italië schreef, beschouw<strong>de</strong> hij zelf niet<br />

als belangrijk werk. Het waren maar kleine schetsen: 4 ‘Dat alles had niet veel waar<strong>de</strong>:<br />

het waren maar als losse bla<strong>de</strong>n, die vielen uit een dagboek, en al spiegel<strong>de</strong>n zich<br />

zijne nieuwe stemmingen er in af, het was kleine kunst, het was als prelu<strong>de</strong> van hij<br />

wist niet wat, dat komen zoû...’ Dit is althans wat wij er bij mon<strong>de</strong> van Hugo Aylva<br />

over horen.<br />

Italië werkte echter an<strong>de</strong>rs op <strong>Couperus</strong> in dan hij had verwacht of had kunnen<br />

<strong>voor</strong>zien. Niet alleen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> confrontatie met zoveel eeuwen westerse<br />

cultuurgeschie<strong>de</strong>nis hem zijn eigen beperkingen beseffen, maar ook, en zelfs <strong>voor</strong>al,<br />

<strong>de</strong>ed <strong>de</strong> realiteit van het mo<strong>de</strong>rne leven dat. <strong>Couperus</strong> leid<strong>de</strong> een volstrekt<br />

onmaatschappelijk bestaan. Er was een werkelijkheid - áls het dat was - waar hij<br />

geen <strong>de</strong>el aan had. Hij zag dit heel dui<strong>de</strong>lijk in maar kon en wil<strong>de</strong> er eigenlijk niets<br />

aan veran<strong>de</strong>ren. Over Aylva in Italië schreef hij: 5 ‘Hij was een droomer en een<br />

dilettant, buiten <strong>de</strong> menschen om. De menschen - dáár, in zijn vizioen van eigen Tijd,<br />

- zag hij ze<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


166<br />

rond krioelen. Ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Wat ook, ze dachten, ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n, ze han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n; en ze bewogen<br />

zich met reuzengroote beweging [...]. En hij - die eenmaal zooveel had gedacht van<br />

zijne gewoon-menschelijkheid - hij droom<strong>de</strong> maar en hij <strong>de</strong>ed niets. [...] <strong>de</strong> drang<br />

tot samenwerking, gemeenschapsgevoel ontbrak hem als een orgaan, een zin aan<br />

zijne ziel, als ware ze lam of blind.’<br />

In <strong>de</strong>cember reis<strong>de</strong>n zij naar Rome door. In een klein hotel in het toen<br />

splinternieuwe Quartiere Ludovisi, Hôtel du Sud in <strong>de</strong> Via Lombardia, namen zij<br />

twee kamers. Op 17 <strong>de</strong>cember schreef hij er San Pietro, zijn indrukken van <strong>de</strong><br />

Sint-Pieterskerk, waar <strong>de</strong> laag staan<strong>de</strong> winterzon met grote gou<strong>de</strong>n plekken naar<br />

binnen stroom<strong>de</strong>. Voor het eerst van zijn leven zag hij <strong>de</strong> paus, hoog in een draagstoel.<br />

<strong>Een</strong> mis werd opgedragen, duizen<strong>de</strong>n juichten <strong>de</strong> Heilige Va<strong>de</strong>r toe. Maar <strong>Couperus</strong>,<br />

hoewel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk, zag <strong>voor</strong>al dat <strong>de</strong> koorknapen vuil waren, <strong>de</strong> kanunniken<br />

zelfs goor, en het hele cortège vond <strong>de</strong> zo erg keurige Hagenaar slordig.<br />

Hij zwierf overal rond, <strong>de</strong> schetsen getuigen ervan. Pincio, Michelangelo's cupola,<br />

Via Appia en Brief uit Ronie 6 zijn niet alleen met lief<strong>de</strong> gegeven beschrijvingen van<br />

<strong>de</strong> Eeuwige Stad, maar even zovele bekentenissen van <strong>de</strong>emoed en... onwetendheid.<br />

<strong>Couperus</strong> zag in dat hij zich slecht had <strong>voor</strong>bereid. Betreur<strong>de</strong> hij zijn gebrek aan<br />

aca<strong>de</strong>mische vorming? In elk geval besefte hij nog pas aan het begin te staan van<br />

een lange ontwikkeling. Hij zou zeer hard moeten werken om er iets van te maken.<br />

Alles moest hij zichzelf nog leren.<br />

Wat had hij over Rome gelezen? Hij herinner<strong>de</strong> zich 7 Ouida's Ariadne, naast Rienzi<br />

van Bulwer. Ook ken<strong>de</strong> hij Transformation van Hawthorne, en van Frances Elliot<br />

had hij Diary of an idle woman gelezen. Hij noemt al <strong>de</strong>ze boeken in zijn schetsen,<br />

memoreert <strong>de</strong> Voyage en Italie (1856) van Taine en natuurlijk Bourgets Cosmopolis.<br />

De feitelijke informaties over alles wat hij ging bekijken haal<strong>de</strong> hij, zoals in die tijd<br />

gebruikelijk, uit een Bae<strong>de</strong>ker. Maar ook een nu vrijwel vergeten boek, Walks van<br />

Hare, 8 bewees hem goe<strong>de</strong> diensten. Dat hij van Rome als het ware een inventaris<br />

<strong>voor</strong> zichzelf opmaakte blijkt uit <strong>de</strong> Brief uit Rome, waarin wij, nu reeds, diverse<br />

themata vin<strong>de</strong>n die veel later in zijn antieke romans terugkeren. Naar De berg van<br />

licht <strong>voor</strong>uit wijst bij <strong>voor</strong>beeld 9 ‘Heliogabalus, <strong>de</strong> zonnepriester van Emeze, die zóo<br />

vrouweschoon was, dat <strong>de</strong> soldaten, zoodra ze hem in <strong>de</strong>n tempel zagen, verliefd<br />

riepen tot keizer, en <strong>voor</strong>uit zon<strong>de</strong>n naar Rome zijne won<strong>de</strong>rbeeltenis...’ Er zijn<br />

trouwens nog meer homo-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


167<br />

erotische toespelingen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> maakt ze met vrijmoedigheid. Zo is er<br />

<strong>de</strong> beeldschone Antinoüs, met 10 ‘<strong>de</strong> oogen vol weemoed, vol raadsel, vol vragen aan<br />

het leven’. De kop van diens minnaar Hadrianus komt er daarnaast wat bekaaid af:<br />

‘te veel als opgemaakt, te netjes, en uit zijne oogen <strong>de</strong> antwoordblik niet op dien van<br />

mijn Antinoüs...’ Grote bewon<strong>de</strong>ring boezem<strong>de</strong>n hem in het Vaticaan <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />

Vuistvechters van Canova in: 11 ‘Het is <strong>de</strong> massieve schoonheid van enkel forsche<br />

mannenkracht in het gevoeligste van hunne viriliteit; <strong>de</strong> gezichten fronsend als<br />

woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beestenkoppen, met woe<strong>de</strong>nd vlammen<strong>de</strong> oogen en spalken<strong>de</strong> neusgaten,<br />

die snuiven...’<br />

Voor het eerst zien wij hier in het werk van <strong>Couperus</strong> een niet langer half verhul<strong>de</strong>,<br />

maar integen<strong>de</strong>el uitgesproken seksuele <strong>voor</strong>keur die afwijkt van het zogenaamd<br />

‘normale’. Er is naerkbaar sprake van heel iets an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> vele boezems en naakte<br />

schou<strong>de</strong>rs uit zijn poëzie. Het is echter slechts via <strong>de</strong> kunst, antieke of classicistische,<br />

dat dit zo openlijk gebeurt.<br />

Wat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn ontwikkeling steeds weer naar <strong>de</strong> otidheid heeft<br />

teruggedreven, is <strong>de</strong> in zijn ogen zoveel vrijere, niet-christelijke moraal geweest. Het<br />

was een openbaring die in <strong>de</strong> allereerste plaats door <strong>de</strong> beeldhouwkunst tot hem<br />

sprak. De oudheid, in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van het Romeinse Keizerrijk, <strong>de</strong>ed<br />

zich aan hem <strong>voor</strong> als een tijdvak dat <strong>de</strong> beperkingen van <strong>de</strong> kerk, in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> seksuele, nog niet ken<strong>de</strong>. Het was een vermeend verloren paradijs. Het zou een<br />

ontsnappingsoord wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn, dikwijls weinig gebrei<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, seksuele fantasie.<br />

Duitse vertalingen van Eline Vere, Noodlot, Extaze en <strong>Een</strong> zieltje hiel<strong>de</strong>n hem bezig<br />

telkens als hij weer teruggekeerd was in zijn hotel 12 . Zijn successen bestendig<strong>de</strong>n<br />

zich, daar was geen twijfel aan. Aan nieuw verhalend proza waag<strong>de</strong> hij zich <strong>voor</strong>lopig<br />

echter niet. In het genre ‘reisschetsen’ ont<strong>de</strong>kte hij <strong>voor</strong> het ogenblik on<strong>de</strong>rwerpen<br />

genoeg waar hij zich in kon uitleven. De gedwongen beknoptheid noodzaakte tot<br />

economie ook van taalgebruik. Dit <strong>de</strong>ed zijn stijl geen kwaad, integen<strong>de</strong>el. Als bron<br />

van inspiratie was ‘reizen’ ver<strong>de</strong>r onuitputtelijk. Verslaving lag op <strong>de</strong> loer...<br />

In <strong>de</strong> loop van februari 1894 reis<strong>de</strong> hij met Elisabeth door naar Napels, waar hij<br />

in Hotel <strong>de</strong> la Ville zijn Brief uit Napels schreef. 13 De schittering van het echte zui<strong>de</strong>n<br />

zoals hij het hier ervoer maakte hem steeds enthou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


168<br />

siaster. Maar zijn beschrijving van Pompeji blijft <strong>de</strong>sondanks wat mat: 14 ‘<strong>Een</strong><br />

reusachtige zeis schijnt er al wat boven was te hebben weggemaaid,’ lezen wij, om<br />

ons vervolgens te herinneren dat dit beeld al <strong>voor</strong>komt in Vosmaers Amazone. 15 In<br />

Pesto (Paestum) herinnert <strong>Couperus</strong> zich dit boek dan ook letterlijk: 16 ‘...in <strong>de</strong>ze stilte<br />

van zuilen<strong>de</strong> tempels in blauwe lucht, met <strong>de</strong> smal-blauwe streep van zee tusschen<br />

<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n en grauwe lijnen door, heb ik mijne vrome gedachte gewijd aan Vosmaer<br />

en “Amazone” ...’ En <strong>de</strong> zee zelf? ‘...ze is zoo smal en zoo azuur als Alma Ta<strong>de</strong>ma<br />

haar geeft boven of tusschen zijn marmer...’ 17<br />

Lang is <strong>Couperus</strong> niet in Napels gebleven. Misschien omdat hij er in Elsevier's<br />

geïllustreerd maandschrift een reisbeschrijving over gelezen had, 18 misschien ook<br />

om <strong>de</strong> gedroom<strong>de</strong> streken waar Majesteit speel<strong>de</strong> met eigen ogen te zien, nam hij in<br />

<strong>de</strong> laatste week van februari 1894 te Brindisi <strong>de</strong> boot naar Corfu, om van daar naar<br />

Athene over te steken. De Brief van Corfu is die van een geterg<strong>de</strong> reiziger. 19 Brindisi<br />

al was hem niet bevallen. Uit die haven was hij op <strong>de</strong> Principe Oddone naar Corfu<br />

gevaren. Maar het door Bae<strong>de</strong>ker aanbevolen hotel aldaar was duur en slecht, een<br />

klein pension zat on<strong>de</strong>r het ongedierte. Het héél dure hotel St. Georges bleek ijskoud<br />

te zijn terwijl er te weinig eten werd geserveerd. <strong>Couperus</strong> gaapte, zo zegt hij, van<br />

honger en verveling. Pas een week later zou op maandagmiddag <strong>de</strong> boot naar Patras<br />

afvaren. Die week was haast niet om door te komen. Om zich intussen op Athene<br />

<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n las hij geen historische of archeologische verhan<strong>de</strong>ling, maar Aspasia<br />

van Hamerling. Het bracht hem niet in een beter humeur: ‘Men reist toch niet om<br />

zijne correspon<strong>de</strong>ntie bij te hou<strong>de</strong>n. En <strong>de</strong> unieke olijven bewon<strong>de</strong>ren, kan men toch<br />

niet doen met een sufheid en een geeuwhonger, waaron<strong>de</strong>r ik op dit ogenblik lijd.’<br />

Wel wist hem <strong>de</strong> villa Mon Repos even te boeien, zomerverblijf van <strong>de</strong> Griekse<br />

koninklijke familie, die er in april zou resi<strong>de</strong>ren. Ineens leek Majesteit nu tot leven<br />

te komen. Hooge troeven kondigt zich al aan in <strong>de</strong> beschrijving: ‘Het zal daar zijn,<br />

in dat kleine huis, in dien gezelligen tuin, een vrij familieleven zon<strong>de</strong>r etiquette. In<br />

<strong>de</strong> zee, vlak bij, baadt men. Op een spiegelkast in <strong>de</strong> kleedkamer van <strong>de</strong>n koning trof<br />

mij een geheele reeks namen, met een diamant geschreven, van zijne kin<strong>de</strong>ren en<br />

familie.’ - Maar <strong>de</strong> Brief uit Athene, waar hij in maart aankwam, begint veelzeggend<br />

met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Het is een genot weg te gaan van Corfu...’<br />

De schoonheid van Parthenon en Erechtheion heeft hem als zovelen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


169<br />

<strong>voor</strong> en na hem diep getroffen. Enkele vergissingen in beschrijving en datering 20<br />

laten zien hoe nieuw dit alles <strong>voor</strong> hem was. Indien ooit, dan moet hij hier een<br />

gymnasiale achtergrond gemist hebben. Zo goed mogelijk stel<strong>de</strong> hij zich van alles<br />

op <strong>de</strong> hoogte. Toch heeft Griekenland hem niet echt geboeid. Het mo<strong>de</strong>rne leven<br />

was er te nieuw, hij miste er werkelijke traditie, <strong>de</strong> oudheid <strong>de</strong>ed zich aan hem <strong>voor</strong><br />

als een geïsoleerd fenomeen: 21 ‘In Florence a<strong>de</strong>mt men <strong>de</strong> Renaissance; in Rome,<br />

hoe mo<strong>de</strong>rn <strong>de</strong> stad ook zij, <strong>de</strong> oudheid; maar in Athene a<strong>de</strong>mt men niet <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n<br />

Eeuw.’ De Grieken waren Albanezen, hun koning was een Deen, en <strong>voor</strong> het nog<br />

tastbare verre verle<strong>de</strong>n leek dit volk nauwelijks warm te lopen. In Griekenland is<br />

<strong>Couperus</strong> nooit meer teruggekeerd. De ware Hof van E<strong>de</strong>n zou <strong>voor</strong> hem altijd Italië<br />

blijven. Met het Italiaanse volkskarakter heeft hij gedweept.<br />

Opnieuw nam hij <strong>de</strong> boot, nu terug naar Brindisi. Achtentwintig jaar later zou hij<br />

zich in Japan herinneren: 22 ‘Ik heb eens gereisd van Brindisi naar Rome. Het was<br />

nacht en maneschijn. Ik kon in <strong>de</strong>n trein niet slapen en zag uit naar buiten. En<br />

kilometers, kilometers lang zag ik tij<strong>de</strong>ns dien nacht een feeënlandschap van dicht<br />

bloeien<strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lboomen, waar <strong>de</strong> maan dóór scheen. Ik zal die schoonheid nooit<br />

vergeten.’<br />

Na drie dagen in Rome te zijn gebleven - tot en met <strong>de</strong> eerste Paasdagkeer<strong>de</strong> hij<br />

tevre<strong>de</strong>n terug naar Florence, Via <strong>de</strong>' Fossi 16. In zijn Brief uit Florence klinkt<br />

opluchting door: 23 ‘Zoodra ik weêr hier ben, in dit stille paleis, ben ik thuis. Bene<strong>de</strong>n<br />

woont <strong>de</strong> markies Niccolini; in zijne kel<strong>de</strong>rs verkoopt hij zijne wijnen en oliën; op<br />

<strong>de</strong> eerste verdieping is een spoorweg maatschappij, waarvan men niets merkt; op <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> dit pension, waar ik mijne kamer heb, kijken<strong>de</strong> op <strong>de</strong>n hangen<strong>de</strong>n tuin van<br />

<strong>de</strong>n markies; on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n tuin zijn zijne stallen.’ Het stadsgezicht dat hij er uit een van<br />

zijn vensters zag bekoor<strong>de</strong> hem zo, ‘dat ik me betrap op <strong>de</strong> gedachte, dat ik hier<br />

gaarne zoû willen wonen, zoû willen blijven...’ Eerlang zou het er ook van komen.<br />

De droom zou werkelijkheid wor<strong>de</strong>n. Het pension werd daarmee <strong>voor</strong>lopig het<br />

eindpunt van zijn verlangen. <strong>Couperus</strong> hield van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dame, een Zwitserse, die<br />

er altijd in <strong>de</strong> hall aan haar schrijftafel zat. Zij was een lieve vrouw van tweeënzeventig<br />

jaren, die hem - zoals zijn moe<strong>de</strong>r! - verwen<strong>de</strong> ‘en, wie weet, dat misschien niet zoo<br />

zoû doen, als ze wist, dat ik Noodlot geschreven had... Maar nu weet ze alleen maar,<br />

dat ik schrijf en niet, dat ik gaarne ter analyze iets nerveus' en morbi<strong>de</strong>'s zoek, en ik<br />

wacht mij wel het haar te vertellen...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


170<br />

In <strong>de</strong> korte tijd die hem hier restte bezocht hij nog weer vele musea, kerken en<br />

kloosters. Uit Mrs. Margaret Oliphants Makers of Florence (1876) stak hij allerlei<br />

wetenswaardighe<strong>de</strong>n 24 op. En vermoe<strong>de</strong>lijk is het ook in <strong>de</strong>ze dagen geweest dat hij<br />

een bezoek gebracht heeft aan haar die hij pas veel later zou memoreren: Ouida. Zijn<br />

bezoek aan haar, hoe kon het ook an<strong>de</strong>rs, heeft hem diep geroerd.<br />

Vergissen wij ons niet, dan is hij haar op maandag 7 april 1894 <strong>de</strong>s middags tussen<br />

drie en zes zijn opwachting gaan maken. 25 <strong>Couperus</strong>, die haar van jongs af aan zo<br />

vereerd heeft, is haar in<strong>de</strong>rdaad zijn leven lang trouw gebleven. In 1911 schreef hij: 26<br />

‘Toen ik hier kwam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal, jaren, jaren gele<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> Ouida op<br />

Bellosguardo, en ik hoor<strong>de</strong>, dat zij heen ging, omdat Florence's ou<strong>de</strong> wijken wer<strong>de</strong>n<br />

afgebroken, en omdat zij alle mo<strong>de</strong>rniteit verafschuw<strong>de</strong>. Zij is se<strong>de</strong>rt hier nooit meer<br />

geweest... Ik herinner mij haar éenmaal gezien te hebben, in haar villa van<br />

Bellosguardo... Zij zat in een groote zaal, vòl antieke meubelen, in het mid<strong>de</strong>n, op<br />

een witte ijsbeerenvacht, in een wit gewaad met sleepen<strong>de</strong> kanten, drie witte<br />

langharige hazewindhon<strong>de</strong>n om zich heen: zij zat als een heldin zoû gezeten hebben<br />

in een van hare romans... Het was in hare glorie... Toen zij Florence verliet, verliet<br />

hare glorie haar...’<br />

<strong>Couperus</strong> kan Ouida niet in het najaar van 1893 al bezocht hebben. Er was toen<br />

namelijk nog geen sprake van dat Ouida op korte termijn Florence zou verlaten. 27<br />

Bovendien was op 10 September 1893 juist haar moe<strong>de</strong>r overle<strong>de</strong>n, die bij haar<br />

inwoon<strong>de</strong>. Daar Ouida op dat ogenblik geen geld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> begrafenis bezat, leg<strong>de</strong> zij<br />

het lijk <strong>voor</strong>lopig in een bovenkamer van haar villa. Hulp van vrien<strong>de</strong>n heeft tenslotte<br />

<strong>de</strong> teraar<strong>de</strong>bestelling alsnog mogelijk gemaakt. Die zelf<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zorg<strong>de</strong>n er <strong>voor</strong><br />

dat zij thuis maaltij<strong>de</strong>n van een <strong>de</strong>r beste Florentijnse restaurants kreeg. Veel zin had<br />

dat overigens niet, Ouida gaf het eten aan haar hon<strong>de</strong>n en leef<strong>de</strong> zelf van biscuitjes<br />

en thee. Toen zij in <strong>de</strong> loop van het <strong>voor</strong>jaar 1894 niet langer in staat was haar huur<br />

te betalen, moest zij Bellosguardo verlaten.<br />

<strong>Couperus</strong> trof haar ‘tronen<strong>de</strong> tusschen hare gasten’. Waarschijnlijk heeft hij haar<br />

dan op een van haar laatste ontvangdagen bezocht. Aangezien zij die op maandagen<br />

placht te hou<strong>de</strong>n, blijft alleen 7 april als mogelijkheid open. Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk<br />

daarna zijn <strong>Couperus</strong> en Elisabeth naar Brussel vertrokken. 28 Veel later, kort <strong>voor</strong><br />

Ouida's dood, heeft hij haar nog een twee<strong>de</strong> en laatste maal ontmoet, Zij was toen<br />

diep in verval.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


171<br />

Van Brussel uit moedig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op 11 april 1894 zijn uitgever aan tot het bun<strong>de</strong>len<br />

van zijn reisschetsen. 29 Dit zou dus het boek Reis-impresesies wor<strong>de</strong>n, nog dat zelf<strong>de</strong><br />

jaar verschenen. <strong>Een</strong> dag later schreef hij Veen nogmaals, 30 een aansporing om te<br />

proberen Noodlot van Elsevier over te nemen, en van Van Kampen zo mogelijk ook<br />

Eline Vere. Hij hoopte zelfs op ‘een geïllustreer<strong>de</strong> editie van al mijn werken, ook <strong>de</strong><br />

poëzie!’ - een teken dat hij, los van zijn nieuwe successen, nog altijd volledig achter<br />

zijn gedichten stond. Even interessant is zijn me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling - dan al - in een postscriptum:<br />

‘...on<strong>de</strong>rwijl caresseer ik het motief <strong>voor</strong> mijn volgen<strong>de</strong>n roman; die Metamorfoze<br />

zal heten; het leven van een mo<strong>de</strong>rn litterair artist. Dat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.’ Aan<br />

Wereldvre<strong>de</strong> dacht hij blijkbaar nog in het geheel niet, hoewel hij dat boek, min of<br />

meer een vervolg op Majesteit, vóór Metamorfoze geschreven heeft.<br />

De eerste weken van mei brachten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth weer bij tante Baud en<br />

Minta in Baarn door, in <strong>de</strong> villa die <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> naam droeg als het koninklijk<br />

buitenverblijf op Corfu, Mon Repos. Soms ging hij <strong>voor</strong> korte tijd even naar zijn<br />

va<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> paar dagen ook logeer<strong>de</strong> hij bij zijn oudste zuster Johanna Fayan Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein-<strong>Couperus</strong>, die niet ver daarvandaan met haar echtgenoot Carel op het adres<br />

Riouwstraat 178 verbleef. <strong>Couperus</strong> maakte plannen <strong>voor</strong> een novelle, Menschen op<br />

reis (‘scenes in een hôtel’), die echter nooit geschreven werd. Mogelijk heeft hij in<br />

1899 het ontwerp uitgewerkt tot wat dan Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid zou gaan<br />

heten. 31 Het eerste ge<strong>de</strong>elte van die roman geeft in<strong>de</strong>rdaad ook een beschrijving van<br />

mensen in een Romeins hotel. Aan Veen schreef hij op 31 mei 1894: 32 ‘ik heb geen<br />

lust meer ze te schrijven, daar mijne gedachte eigenlijk meer bezig is met mijn<br />

volgen<strong>de</strong>n grooten roman’. Daarnaast voltooi<strong>de</strong>n hij en Elisabeth <strong>de</strong> vertaling van<br />

George Moore's Vain Fortune.<br />

Van Majesteit wil<strong>de</strong> Veen nu ook een geïllustreer<strong>de</strong> editie uitgeven. Hij dacht<br />

daartoe aan tekeningen van Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong. <strong>Couperus</strong> echter hield zijn<br />

hart vast en meen<strong>de</strong> zelfs een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> te moeten stellen die Veen wel het<br />

<strong>voor</strong>hoofd zal hebben doen fronsen. 33 ‘dat ik oor<strong>de</strong>elen kunne over <strong>de</strong> gelijkenis<br />

tusschen mijne hoofdpersonen met <strong>de</strong> illustraties, die <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>ze maakt.<br />

De hoofdpersonen moet ik terugzien in <strong>de</strong> illustraties, zooals ik ze mij gedacht heb<br />

en niet volgens een soms zeer gewijzig<strong>de</strong> opvatting van <strong>de</strong>n verluchter.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


172<br />

In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van zijn leven had <strong>Couperus</strong> nog niet gekozen <strong>voor</strong> een vrijwel<br />

onon<strong>de</strong>rbroken reizen en trekken, volstrekt rusteloos, zoals later toegegeven, met<br />

rustige tussenpozen - het geval zou zijn. Zo kon hij er nu toe komen met Elisabeth<br />

in Den Haag een heel huis te gaan bewonen. Hoe zij dit kon<strong>de</strong>n financieren is niet<br />

geheel dui<strong>de</strong>lijk en meegevallen is het hun ook niet. Wer<strong>de</strong>n zij misschien door<br />

familie geholpen? Ook <strong>de</strong> reis naar Italië en Griekenland kan <strong>Couperus</strong> nauwelijks<br />

alleen van honoraria betaald hebben. Natuurlijk beschikte hij over het van zijn moe<strong>de</strong>r<br />

geërf<strong>de</strong> geld. Bovendien had Elisabeth iets van haar grootva<strong>de</strong>r gekregen. Maar veel<br />

is dit zeer zeker niet geweest. Hoe dit ook zij, in het begin van <strong>de</strong> zomer van 1894<br />

betrokken zij <strong>de</strong> woning Jacob van <strong>de</strong>r Doesstraat 123. Net als in <strong>de</strong> Villa Minta<br />

zou<strong>de</strong>n zij daar overigens slechts een jaar blijven.<br />

In dit huis ontving <strong>Couperus</strong> van zijn uitgever een twee<strong>de</strong> druk van zijn<br />

Orchi<strong>de</strong>eën. 34 Wat belangrijker is, Wereldvre<strong>de</strong> is er ontstaan, en <strong>Couperus</strong> begon<br />

er aan zijn vertaling van fragmenten uit Flauberts La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine.<br />

<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>re gebeurtenis, die diepe indruk gemaakt moet hebben, was van<br />

tragische aard. Het betrof <strong>de</strong> zwaarmoedige Gerrit Jäger, <strong>de</strong> vriend aan wie <strong>Couperus</strong><br />

vier jaar eer<strong>de</strong>r Eline Vere had opgedragen en die van zijn kant zoveel bewon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>voor</strong> hem koester<strong>de</strong>. Of Jäger nu werkelijk aan een ongeneeslijke ziekte leed of dat<br />

dit een waan<strong>de</strong>nkbeeld was, 35 op 27 augustus maakte hij, niet meer dan vijfen<strong>de</strong>rtig<br />

jaren oud, een ein<strong>de</strong> aan zijn leven door zich te verdrinken in het Ververschingskanaal.<br />

In Metamorfoze heeft <strong>Couperus</strong>, die bij Jägers begrafenis aanwezig was, enkele<br />

bladzij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verloren vriend gewijd. Er blijkt een diep schuldgevoel uit,<br />

misschien omdat <strong>Couperus</strong> door zijn huwelijk langzaamaan van hem weggegroeid<br />

was: 36 ‘En hij zag hem nu: altijd zoo goed, altijd zoo bereidwillig - om misbruik van<br />

te maken - zoo innig weinig egoïst, zoo altijd <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> aan an<strong>de</strong>ren en zoo goed<br />

vriend, vol toegenegenheid, aanhankelijkheid en toewijding... [...]. Hij had willen<br />

bid<strong>de</strong>n, hij had willen biechten. Want hij gevoel<strong>de</strong> een naamloze wroeging, een<br />

wroeging, die nooit zoû weg te nemen zijn. Nu zijn arme vriend daar dood was, [...]<br />

nu voel<strong>de</strong> hij: Dat hij hem had gehad en nooit genoeg had gewaar<strong>de</strong>erd.’<br />

In September vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn uitgever <strong>voor</strong> het eerst dat hij, behalve aan<br />

Metamorfoze, dacht aan 37 ‘een vervolg op Majesteit, Othomar keizer; maar het<br />

schrijven wil nog niet gaan’. Vandaar dat hij, naar hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


173<br />

zei om zich bezig te hou<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> vertaling begon van La tentation da Saint<br />

Antoine. 38 Waarom hij nu juist op dit werk van Flaubert zijn oog liet vallen is niet<br />

dui<strong>de</strong>lijk. Het fantasmagorische karakter ervan moet hem natuurlijk geboeid hebben.<br />

Voor an<strong>de</strong>r proza van <strong>de</strong> Franse meester koester<strong>de</strong> hij niet min<strong>de</strong>r eerbied. Hoe dan<br />

ook, <strong>Couperus</strong> werkte er met plezier aan. Het uitein<strong>de</strong>lijke resultaat is helaas niet<br />

bepaald vlekkeloos. Wel is <strong>de</strong> vertaling ‘door en door <strong>Couperus</strong>’. In zijn eigen Imperia<br />

- onvoltooid gebleven - zou hij zich onmiskenbaar door La tentation laten inspireren,<br />

zon<strong>de</strong>r echter het niveau van zijn grote <strong>voor</strong>beeld zelfs maar enigszins te bena<strong>de</strong>ren.<br />

Op 6 november <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 39 ‘Ik ben begonnen aan mijn nieuwen roman,<br />

die zich dicht bij Majesteit zal aansluiten en waar<strong>voor</strong> ik een mooien titel lieb:<br />

Wereldvre<strong>de</strong>. Ik wijd mij nu liever aan dit werk dan aan Metamorfoze: misschien is<br />

dat van later zorg.’<br />

De vre<strong>de</strong>sgedachte was een modieuze aangelegenheid. In 1891 had bij <strong>voor</strong>beeld<br />

Bertha von Suttner - gravin Kinsky - <strong>de</strong> Österreichische Frie<strong>de</strong>nsgesellschaft<br />

opgericht, waar een beroemd gewor<strong>de</strong>n tijdschrift Die Frie<strong>de</strong>nswarte en kort daarna<br />

Die Waffen nie<strong>de</strong>r! uit zou resulteren. <strong>Couperus</strong> was daar, zoals vrijwel ie<strong>de</strong>reen in<br />

die tijd, van op <strong>de</strong> hoogte. 40 In augustus 1895 zou het zeven<strong>de</strong> internationale<br />

Vre<strong>de</strong>-Congres gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, volgens een eerste plan in Luxemburg, volgens<br />

het twee<strong>de</strong> in Scheveningen. Het werd tenslotte Brussel. Hóe modieus het on<strong>de</strong>rwerp<br />

was, heeft <strong>Couperus</strong> zelf in een ietwat spotten<strong>de</strong> passage van zijn roman aangegeven: 41<br />

‘men gaf door heel het groote keizerrijk heen: Vre<strong>de</strong>-bals, Vre<strong>de</strong>-romans en<br />

Vre<strong>de</strong>-drama's. Men had Vre<strong>de</strong>-gezelschappen van niets dan vrouwen,<br />

Vre<strong>de</strong>-gezelschappen van kin<strong>de</strong>ren. In <strong>de</strong> nationale Liparische Vre<strong>de</strong>kas stroom<strong>de</strong><br />

het geld. De duif met <strong>de</strong> olijvetak was het symbool, dat men aanbracht in alle<br />

versieringen, dat men vond op brievenpapier en als broches.’ - Bij het neerschrijven<br />

van <strong>de</strong>ze laatste regel <strong>voor</strong>al moet <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> nodige binnenpret gehad hebben. De<br />

duif met olijftak immers, sier<strong>de</strong> zelfs zijn eigen postpapier: het was het familiewapen<br />

van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen, met <strong>de</strong> wapenspreuk ‘Tuum Est’! 42<br />

In een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn nieuwe roman, gedateerd augustus 1895, leg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

getuigenis af van zijn sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sgedachte hoe zou hij ook niet - maar<br />

gaf tevens te verstaan dat Wereldvre<strong>de</strong> zuiver en alleen als kunstwerk beschouwd<br />

dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n. Het boek had niets te maken met het Vre<strong>de</strong>congres: ‘Ik ben bijna<br />

overtuigd, dat <strong>de</strong> Vrien<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


174<br />

van <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong>, die - óm die samentreffen - mijn roman ter hand nemen, eene<br />

teleurstelling zou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n.’<br />

Terwijl hij er nog maar juist aan begonnen was, verschenen er in Engeland enkele<br />

zeer matige kritieken op Majesty, <strong>de</strong> vertaling van Majesteit die Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />

gemaakt had. Deze teleurstelling benam <strong>Couperus</strong> een ogenblik alle moed: 43 ‘Als ik<br />

pas zoo een banale onzin gelezen heb,’ schreef hij Veen, ‘heb ik niets geen lust aan<br />

Werelvre<strong>de</strong> te werken. Maar dat wordt wel beter: een mensch is toch geen mensch,<br />

maar een machine. Wereldvre<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>rt langzaam, maar het vor<strong>de</strong>rt, <strong>voor</strong>al in mijn<br />

gedachte, en dat is het beste.’ <strong>Couperus</strong>-als-machine laat zien hoe weinig dandy hij<br />

zich, althans in <strong>de</strong>ze tijd nog, eigenlijk voel<strong>de</strong>. Hij wist dat hij alleen met hard werken<br />

iets zou kunnen bereiken.<br />

Overigens heeft hij als machine niet altijd zijn grootste meesterwerken<br />

gepubliceerd. Wereldvre<strong>de</strong> is geen goed boek gewor<strong>de</strong>n. Het is bijna niet te begrijpen<br />

hoe hij in <strong>de</strong>ze nieuwe kasteelroman, doordrenkt we<strong>de</strong>rom van Ouida en Bourget op<br />

zijn slechtst, met niets dan scènes vol prinsessen, hertoginnen, diva's, valse juwelen,<br />

jachten en wat dies meer zij, is blijven geloven terwijl hij eraan <strong>voor</strong>tschreef. In onze<br />

tijd laat, zo moet gevreesd wor<strong>de</strong>n, het boek zich alleen nog lezen als geslaag<strong>de</strong><br />

parodie op het genre. Het is een van <strong>de</strong> vele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n hoe gemakkelijk in <strong>de</strong><br />

schrijver <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kunstenaar het spoor bijster kon raken. Het <strong>voor</strong>treffelijke,<br />

objectiveren<strong>de</strong> en toch zeer persoonlijke proza van <strong>de</strong> reisbrieven lijkt geheel vergeten.<br />

In dit soort pompeuze, voze werken keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' vermogen tot stileren en<br />

dramatiseren zich tegen hem. Het on<strong>de</strong>rwerp - marxisme contra kapitalisme, anarchie<br />

contra or<strong>de</strong>, <strong>de</strong>structie contra i<strong>de</strong>alisme - ging zijn krachten verre te boven. Zijn<br />

grootste capaciteiten lagen evenmin hier als in <strong>de</strong> poëzie.<br />

<strong>Couperus</strong> was geen ‘<strong>de</strong>nker’ en zou het ook nooit wor<strong>de</strong>n. Hij wist zijn<br />

vre<strong>de</strong>son<strong>de</strong>rwerp niet uit te tillen boven een slecht operalibretto dat zichzelf ten<br />

onrechte ernstig nam. Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> mogen dan al beschouwd wor<strong>de</strong>n<br />

als experimenten van allure, als literaire kunstwerken zijn ze uit verkeer<strong>de</strong><br />

ingrediënten gebrouwen en als zodanig tot mislukken gedoemd geweest. Paradoxaal<br />

genoeg heeft juist dit soort Haagse bluf, of e<strong>de</strong>lkitsch als men wil, hem nationaal én<br />

internationaal succes bij een zeer groot publiek bezorgd. Hierdoor gesterkt liet hij<br />

zich vervolgens ook nog tot het sierlijke draakje Hooge troeven verlei<strong>de</strong>n.<br />

Op 15 januari 1895 was Wereldvre<strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>rd tot op <strong>de</strong> helft van het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


175<br />

eerste <strong>de</strong>el. 44 Ditmaal ging het moeizaam ver<strong>de</strong>r. Spoedig zou het nog moeizamer<br />

gaan, toen namelijk, op 4 maart, <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> aflevering van het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch<br />

Tijdschrift open<strong>de</strong> met Van Deyssels tijdbom: diens beoor<strong>de</strong>ling van Extaze, waaraan<br />

vastgekoppeld besprekingen van <strong>Een</strong>e illuzie, Majesteit en Reis-impressies. 45<br />

Van Deyssel vond Extaze, drie jaar na datum, alsnog subliem. Hij kon bijna geen<br />

woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n om het boek genoeg te prijzen: 46 ‘Ik kán niet an<strong>de</strong>rs zeggen: vóor<br />

alles raakt het mij met een, zoo geheel aan mij weggegeven, genereus-in-éens<br />

toegezwaai<strong>de</strong>, rijke geur van sympathie, en dan, dan met een doordringen<strong>de</strong><br />

verheuging.’ Maar <strong>Couperus</strong>' ogen moeten bijna uit zijn hoofd gerold zijn toen hij<br />

vervolgens te lezen kreeg: ‘De Heer <strong>Couperus</strong> kan <strong>voor</strong> mijn part ophoepelen, met<br />

<strong>de</strong>n Heer <strong>Couperus</strong> heb ik heelemaal niets te maken. Ik bedoel hiermee maar, dat<br />

wat ik nu zeggen ga volstrekt niet iets als een openbaar <strong>voor</strong>stel van mij aan <strong>de</strong>n<br />

Heer <strong>Couperus</strong> is om sympathie met mij te sluiten.’ En ver<strong>de</strong>r: ‘jongen, je hebt dat<br />

boek zeker geschreven zon<strong>de</strong>r 't zelf te kunnen hèlpen, het heeft zich zelf door jou<br />

heen zoo gemaakt.’ Daar tussendoor ston<strong>de</strong>n dan weer zinsne<strong>de</strong>n als ‘bladzij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />

verrukking, bladzij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n hoogsten vre<strong>de</strong>’. Er was zelfs sprake van ‘het zéér<br />

weinige, aller-hoogst-gelegene, méést sublieme wat ik in boeken van <strong>de</strong>n laatsten<br />

tijd heb gevon<strong>de</strong>n.’ 47<br />

Hierna vel<strong>de</strong> Van Deyssel in het zelf<strong>de</strong> stuk over Majesteit een volstrekt<br />

vernietigend oor<strong>de</strong>el: 48 ‘Het is nagenoeg onleesbaar. [...] Het is een laffe samen<br />

stelling van verslagjes <strong>de</strong>r gebeurtenissen aan Europeesche hoven [...]. De roman<br />

“Majesteit” is een paleis van mahoniehout, bewoond door levens-groote<br />

borst-plaat-beel<strong>de</strong>n.’ Met diepe afkeer gewaag<strong>de</strong> Van Deyssel van 49 ‘<strong>de</strong> ten hemel,<br />

ten meubel-winkel-ledikant-hemel, schreyen<strong>de</strong> oppervlakkigheid van dit allernaarste<br />

boek’.<br />

Reis-impressies vond hij ook niet geweldig, maar toch 50 ‘gracelijk-gezellig, vol<br />

bonhommie van goe<strong>de</strong>n huize’. <strong>Een</strong>e illuzie noem<strong>de</strong> hij niet meer dan een boek 51<br />

‘met okkultistische anekdoten en flauwe dagboekfragmenten’. Bijna do<strong>de</strong>lijk echter<br />

moeten <strong>Couperus</strong>, die Wereldvre<strong>de</strong> nog lang niet af had, tenslotte <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

getroffen hebben: ‘een abdikatie als van “Extaze” tot “Majesteit” is niets dan een<br />

platte vergissing.’ 52 Onbe<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld gezien had Van Deyssel echter zeker gelijk.<br />

Vele jaren later heeft ook <strong>Couperus</strong> zelf zich tegen zijn koningsromans gekeerd. 53<br />

Of het nog niet genoeg was, kreeg <strong>Couperus</strong> onenigheid met <strong>de</strong> redac-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


176<br />

tie van De Gids, hoewel hij pas een jaar eer<strong>de</strong>r als redactielid was toegetre<strong>de</strong>n. Wat<br />

er precies gebeurd is staat niet vast. Had het te maken met het feit dat, toen men eens<br />

bij hem thuis verga<strong>de</strong>rd had, hij bij <strong>de</strong> op <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ring volgen<strong>de</strong> maaltijd Elisabeth<br />

mee aan tafel had laten zitten? 54 Hoe dit ook zij, hij kon zich niet goed bij <strong>de</strong> mores<br />

van het kleine gezelschap aanpassen. Dit blijkt dui<strong>de</strong>lijk uit zijn 30 april 1895 aan<br />

<strong>de</strong> secretaris mr. J.N. van Hall geschreven woor<strong>de</strong>n: 55 ‘De re<strong>de</strong>nen, die mij tot dit<br />

besluit noodzaken, komen hoofdzakelijk <strong>voor</strong>t uit een zeer groot gemis aan<br />

samenstemming dat ik gevoel tusschen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Redaktie en mijzelven.<br />

En daar ik geene roeping heb om in <strong>de</strong> Redaktie van een tijdschrift, dat zich al jaren<br />

lang heeft gehandhaafd in <strong>de</strong> harmonie zijner Redaktiele<strong>de</strong>n, een dissonant te brengen,<br />

meen ik beter te doen mij terug te trekken. Ik neem daarbij alle schuld op mij. Te<br />

Rome, waar mij het Redakteurschap aangebo<strong>de</strong>n werd, was ik misschien te ver van<br />

Holland om mij rekenschap te geven van het essentieele verschil, dat er ligt tusschen<br />

U allen, met elkaâr bevriend en gewend aan elkaar, en mij. De juiste optiek ging<br />

<strong>voor</strong> mij te loor. [...] Ik zal hierbij niet voegen eene opsomming van grieven, omdat<br />

mij dit - na mijn besluit om af te tre<strong>de</strong>n -, nutteloos toeschijnt.’<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van <strong>de</strong>ze brief zocht Van Hall hem op, om te trachten<br />

hem van zijn <strong>voor</strong>nemen af te brengen. Blijkbaar was er hem veel aan gelegen<br />

<strong>Couperus</strong> - het jonge en mo<strong>de</strong>rne element in <strong>de</strong> redactie; over hem hoef<strong>de</strong> De Gids,<br />

met een schuin oog kijkend naar <strong>de</strong> jonge Amsterdamse tegenpool, zich bepaald niet<br />

te schamen - te behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het tijdschrift waar Jan ten Brink hem in had<br />

binnengehaald. Waarschijnlijk vrees<strong>de</strong> hij tevens <strong>Couperus</strong> als me<strong>de</strong>werker te<br />

verliezen. Maar Van Halls diplomatieke missie had geen succes. Op 4 mei bevestig<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> dat hij in zijn besluit volhard<strong>de</strong>: 56 ‘Wat zich verwikkeld heeft tusschen De<br />

Gids en mij is misschien een te verward kluwen gewor<strong>de</strong>n om weêr glad te kunnen<br />

ontrafelen. <strong>Een</strong> bepaal<strong>de</strong> grief kan wor<strong>de</strong>n weggenomen: van een psychische<br />

verwikkeling blijft altijd iets, hoe weinig ook, over. [...] Ver<strong>de</strong>r vergat ik U me<strong>de</strong> te<br />

<strong>de</strong>elen, dat ik naar alle waarschijnlijkheid niet in Holland ter woon gevestigd blijf.<br />

Den winter, in alle geval, zullen wij hier niet zijn. Laat (dan), later, <strong>voor</strong> het publiek,<br />

mijn herhaal<strong>de</strong>lijk verblijf in het buitenland en mijn boheme natuur, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn<br />

van mijn aftre<strong>de</strong>n als Redakteur van De Gids.’<br />

<strong>Een</strong> dag later antwoord<strong>de</strong> Van Hall tenslotte dat zijn besluit <strong>de</strong> redac-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


177<br />

tiele<strong>de</strong>n zeer had getroffen 57 ‘en met groot leedwezen vervul<strong>de</strong>’. Op <strong>de</strong> laatste<br />

verga<strong>de</strong>ring had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> indruk gehad allengs wel tot een vergelijk te zullen komen,<br />

‘ten gevolge van <strong>de</strong>n we<strong>de</strong>rzijdschen ernstigen wensch om het goed met elkaar te<br />

vin<strong>de</strong>n. Uw besluit kwam hun dus zeer onverwacht en <strong>de</strong>ed hun zeer leed. [...] Laat<br />

mij er bijvoegen dat <strong>de</strong> redaktie zeer apprecieert <strong>de</strong> digne wijze, waarop <strong>de</strong>ze pijnlijke<br />

zaak door U is behan<strong>de</strong>ld. [...] Onnodig U te verzekeren, dat wij het zeer op prijs<br />

stellen, dat gij Uwe me<strong>de</strong>werking aan ons tijdschrift zult blijven verleenen.’<br />

Zóveel had Van Hall, door chapeau-bas te spelen, dan toch nog <strong>voor</strong> De Gids<br />

bereikt: tot in 1902 zou <strong>Couperus</strong> in<strong>de</strong>rdaad zijn werk blijven sturen. Overigens<br />

ontkomt men moeilijk aan <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong> zich wel erg lichtgeraakt heeft<br />

getoond. Uiterst kwetsbaar en zeer zelfverzekerd tegelijk, trok hij zich trots in zichzelf<br />

terug. Het had an<strong>de</strong>rs gekund. De redactie voel<strong>de</strong> genoeg sympathie <strong>voor</strong> hem en <strong>de</strong><br />

kwestie, welke die dan ook precies geweest moge zijn, had zeker geheel kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n bijgelegd indien <strong>Couperus</strong> zich min<strong>de</strong>r afstan<strong>de</strong>lijk had opgesteld en niet<br />

narcistisch <strong>de</strong> geraakte diva was blijven spelen. Waarschijnlijk echter vond hij zijn<br />

eclipseren wel prettig. Uit het gezelschap <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>ren trok het kind <strong>Couperus</strong><br />

zich maar al te graag terug, toen een vermeend conflict hem daartoe een, dankbaar<br />

gebruikt, argument verschafte. Kan tot <strong>de</strong>ze houding Van Deyssels kritiek, die<br />

natuurlijk ie<strong>de</strong>reen gelezen had - men kon het stuk moeilijk negeren - het zijne hebben<br />

bijgedragen?<br />

Ook het, niet eer<strong>de</strong>r aangekondig<strong>de</strong>, plan niet in Ne<strong>de</strong>rland te blijven wijst op<br />

wrevel en ongenoegen van <strong>Couperus</strong> met zijn positie hier. Terug naar het land van<br />

belofte! Al was het dan ook in zekere zin een vlucht uit <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> realiteit. De toekomst<br />

bleef moeilijk, een ondui<strong>de</strong>lijk spookbeeld. Er moest nu eenmaal geschreven wor<strong>de</strong>n.<br />

Het werken aan en blijven geloven in Wereldvre<strong>de</strong> werd door <strong>de</strong>ze stemming niet<br />

bevor<strong>de</strong>rd. Op 6 mei schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 58 ‘heb tegenwoordig erg weinig<br />

lust in letters op papier! Daarom ligt W[ereldvre<strong>de</strong>] ook al te slapen <strong>voor</strong> het<br />

oogenblik.’ En iets later: 59 ‘Ik hoop W:Vr: af te hebben van <strong>de</strong>n zomer, maar op het<br />

oogenblik is <strong>de</strong> veine niet bizon<strong>de</strong>r. [...] Ik ben nu zowat op <strong>de</strong> helft.' Op 25 mei: 60<br />

'ik ben <strong>de</strong>n laatsten tijd er meê <strong>voor</strong>uitgegaan en vóor Augustus (dan ga ik naar Baam)<br />

moet het af zijn.’ Het boek zou dan namelijk in De Gids beginnen. Uitein<strong>de</strong>lijk is<br />

dat <strong>Couperus</strong> ook gelukt. Begin oktober wil<strong>de</strong> hij naar het zui<strong>de</strong>n reizen, met een<br />

schone lei. Vol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


178<br />

gens plan zou Wereldvre<strong>de</strong> dan ook meteen als boek verschijnen.<br />

Hoe moeizaam <strong>de</strong> roman echter ook tot stand mag zijn gekomen, toen het boek<br />

af was... begon <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk aan nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> koningsverhaal. Wei zou<br />

dit veel korter wor<strong>de</strong>n, een appendix als het ware bij <strong>de</strong> twee vorige, maar toch een<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk geheel. Hij had zijn zelfvertrouwen herwonnen en trok zich van Van<br />

Deyssel niets, maar dan ook niets meer aan. ‘Mijne novelle Hooge Troeven is af,’<br />

schreef hij Veen op 7 oktober, 61 ‘maar er is geen plaats <strong>voor</strong> in De Gids Cot Februari.’<br />

- <strong>Een</strong> komische noot is nog dat <strong>Couperus</strong> dat jaar ook lijfelijk niet geheel veilig <strong>voor</strong><br />

Van Deyssel geweest blijkt te zijn. Op 24 September schijnen <strong>de</strong> heren elkaar ergens<br />

in Baarn ontmoet, of althans gezien te hebben. Van Deyssel rept er over in een ver<strong>de</strong>r<br />

niet belangrijke brief. 62 <strong>Couperus</strong>, van zijn kant, maakt nergens melding van het<br />

<strong>voor</strong>val. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft hij Van Deyssel wel herkend. Men kan er niet aan<br />

twijfelen of hij heeft geweten dat <strong>de</strong>ze in Baarn woon<strong>de</strong>. De kans op een ontmoeting<br />

was dus a priori groot. Van Deyssel noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ontmoeting ‘aardig’, wat niet doet<br />

veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>Couperus</strong> dédaigneus langs, door of over hem heen heeft gekeken.<br />

In oktober vertrokken <strong>Couperus</strong> en Elisabeth volgens plan naar Italië. Als eerste<br />

stad stond daar Venetië op het programma, dat er in 1894 bij ingeschoten was. Op<br />

20 oktober 1895, waarschijnlijk een dag na zijn aankomst, beschreef <strong>Couperus</strong> hoe<br />

buiten het station aan <strong>de</strong> spoorka<strong>de</strong> <strong>de</strong> slanke, donkere gon<strong>de</strong>ls hem verrasten: 63 ‘In<br />

het décor een dubbel woe<strong>de</strong>nd koor: het koor <strong>de</strong>r gon<strong>de</strong>lieren en het koor <strong>de</strong>r<br />

gegalonneer<strong>de</strong> portiers, schreeuwend tegen elkaâr in met groote gebaren van wenken...<br />

Het had zoo weinig van het gewone gedoe van reizen, misschien omdat <strong>de</strong> nacht<br />

vreemd schaduwt over <strong>de</strong>ze waterstad en het water zoo stil is en <strong>de</strong> paleizen zoo<br />

onwaar zijn en een kerk, die <strong>de</strong>r Scalzi, zoo onverwacht plechtig op doemt... Zooals<br />

in een droom, waarin wijzelve niet han<strong>de</strong>len, maar vreemd toeschouwen, sjouwen<br />

ze noo<strong>de</strong>loos druk met koffers en la<strong>de</strong>n ze in onzen gon<strong>de</strong>l, waar wij al wachten,<br />

lijdzaam, en een enkele blik doet ze schreeuwen, sicurissimo! sicurissimo!... en dat<br />

<strong>de</strong> koffers nièt in het water zullen vallen...’ 64<br />

Na zich geïnstalleerd te hebben in een hotel dicht bij Piazza San Marco begaven<br />

Elisabeth en hij zich meteen naar het grote plein, dat <strong>Couperus</strong> beschreef als 'het<br />

schitterend verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> décor van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> acte eener groote opera, <strong>de</strong> kathedraal<br />

als eene fabel, een sprookje van betoovering<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


179<br />

of er een sultan daar woont met prinsessen, in het leven van <strong>de</strong> Duizend-en-<strong>Een</strong><br />

Nacht; en het Dogepaleis een twee<strong>de</strong> fabel, een twee<strong>de</strong> sprookje [...]. En men wacht,<br />

dat er tusschen <strong>de</strong> zuilen van <strong>de</strong> Piazzetta [...] een heldin in brokaat zal uitwan<strong>de</strong>len,<br />

die zingen gaat een heel groot aria met veel roula<strong>de</strong>s tegen <strong>de</strong>n nacht aan...<br />

Dit was <strong>de</strong> droomwereld waarin hij zich thuis voel<strong>de</strong>. Geen verplichtingen, geen<br />

Gridsredacties, geen Van Deyssels - maar daarin vergiste hij zich! - en geen beroerd<br />

Hollands najaarsklimaat. Uren zat hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dagen tegen zonson<strong>de</strong>rgang op<br />

<strong>de</strong> Piazzetta, met zijn gedachten bij histories als Walewein of Ferguut. Maar <strong>de</strong> herfst<br />

trad ook hier in. Hevige regens brachten hem vanzelf tot <strong>de</strong> werkelijkheid terug:<br />

‘...dan druist het oneigenlijke van <strong>de</strong>ze waterstad te veel tegen ons mo<strong>de</strong>rn leven in<br />

en wij verlangen een oogenblik uit dit eeuwige décor weg te zijn. Dan is het als eene<br />

overstrooming, die men niet overziet en men verlangt naar een rijtuig, om eens vlug<br />

ergens heen te gaan. Vlug ergens heen gaan, dat gaat hier niet...’<br />

Hij bezocht <strong>de</strong> paleizen, <strong>de</strong> grote musea, zag <strong>voor</strong> het eerst Tintoretto, Titiaan en<br />

Veronese en trachtte hun machtige werken te doorgron<strong>de</strong>n. Bijzon<strong>de</strong>r trof hem <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> terugkeer van Jezus als on<strong>de</strong>rwerp in <strong>de</strong> dikwijls theatrale kunst van<br />

<strong>de</strong> grote Italianen. Hij gaf er bijna extatische beschrijvingen van, <strong>voor</strong>lopers van <strong>de</strong><br />

vele kleurige bladzij<strong>de</strong>n die hij later in Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht opnieuw<br />

aan <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>rijen zou wij<strong>de</strong>n. Nu meen<strong>de</strong> hij: ‘Het on<strong>de</strong>rwerp en <strong>de</strong> kunst daarvan<br />

zijn te heilig om distractie te kunnen velen.’<br />

Na Venetië is <strong>Couperus</strong> doorgereisd naar Rome. Intussen had in Ne<strong>de</strong>rland Van<br />

Deyssel onmid<strong>de</strong>llijk gretig <strong>de</strong> recente roman Wereldvre<strong>de</strong> besprongen, om zijn<br />

prooi vervolgens met welbehagen te verscheuren, zon<strong>de</strong>r te letten op het gemorste<br />

bloed. Zijn recensie verscheen in het novembernummer van het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch<br />

Tijdschrift. <strong>Couperus</strong> ontving dit in Rome, na Veen on<strong>voor</strong>zichtig genoeg gevraagd<br />

te hebben om zoveel mogelijk kritieken op zijn nieuwe roman (en bovendien om<br />

recensies van <strong>de</strong> in <strong>de</strong>cember 1895 nog te verschijnen bun<strong>de</strong>l Williswin<strong>de</strong>). 65<br />

Wat <strong>Couperus</strong> te lezen kreeg was niet mals. In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Wereldvre<strong>de</strong> alleen<br />

reeds leek <strong>de</strong> auteur immers volgens Van Deyssel 66 ‘op een concertzanger, die men<br />

<strong>de</strong> fraaiste lie<strong>de</strong>ren heeft hooren zingen, maar die in het gewone leven een ordinair<br />

en onaanhoorbaar gespreksmensch is, op <strong>de</strong>n zanger, ja waarlijk, uit Eline Vere’. De<br />

eigenlijke roman vond Van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


180<br />

Deyssel 67 ‘slechter nog dan Majesteit’. De muze van <strong>Couperus</strong> was in een aantal<br />

passages te keer gegaan als ‘eene modiste van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n rang’. Delen van het<br />

boek leken op ‘een bezinksel <strong>de</strong>r chroniques van Parijsche dagbla<strong>de</strong>n’, en <strong>de</strong><br />

slotconclusie luid<strong>de</strong> botweg: 68 ‘Hoeveel beter is een schoone stilte van onthouding<br />

dan dit toonloos en hol geraffel en geprelu<strong>de</strong>er.’<br />

De lectuur van dit proza bracht <strong>Couperus</strong> buiten zichzelf van razernij. Hij had, tot<br />

overmaat van ramp, ook an<strong>de</strong>re slechte kritieken te incasseren gekregen. Op 16<br />

<strong>de</strong>cember 1895 luchtte hij zijn woe<strong>de</strong> in een brief aan Frans Netscher. 69 ‘Ik weet<br />

wel,’ schreef hij, ‘dat ik me ze niet moest aantrekken, maar ze treffen me ongelukkig<br />

in een week oogenblik, en dan kan het je zelfs nerveus maken als iemand lang naar<br />

je kijkt, of een straatjongen zijn tong uitsteekt, of iemand grinnikt. [...] En Van<br />

Deyssel, met <strong>de</strong> sublimiteit van zijn krankzinnigheid, Van Deyssel, is zoo<br />

onrechtvaardig en partijdig mogelijk. Van Deyssel heeft zich altijd in mij vergist, en<br />

nu, nu weet hij misschien wel beter, maar doet hij of hij zich dóor vergist.’ <strong>Couperus</strong><br />

was verontwaardigd: ‘Van Deyssel beweer<strong>de</strong>, dat Extaze subliem was, maar dat ik<br />

het bij vergissing geschreven had, en dat een van hén het had moeten schrijven:<br />

allergeestigst, niet waar? Want dat ik na <strong>de</strong> ophemeling van Eline niet eerbiedig tot<br />

<strong>de</strong> Nieuwe Gids kwam, dat kon<strong>de</strong>n ze niet verduren, <strong>de</strong> heeren, en daar zijn ze altijd<br />

zoo transparant boos om geweest; het was bepaald vermakelijk!’ Tamelijk<br />

ge<strong>de</strong>tailleerd ging hij daarna in op punten van <strong>de</strong> recensie, die hij onrechtvaardig<br />

achtte zon<strong>de</strong>r te willen zien wat Van Deyssel werkelijk bedoel<strong>de</strong>. Diens stuk<br />

culmineer<strong>de</strong> in een volstrekt juiste zienswijze: 70 ‘Het on<strong>de</strong>rwerp was te groot en paste<br />

met in <strong>de</strong>n aard van <strong>de</strong>n schrijver.’<br />

Van Deyssels kritieken waren gezaghebbend. Ie<strong>de</strong>reen las ze, <strong>Couperus</strong> kon ze<br />

niet naast zich neer leggen en besefte dat. Het venijn vrat <strong>voor</strong>t. <strong>Een</strong> i<strong>de</strong>e <strong>voor</strong> een<br />

nieuwe Haagse roman liet hij liggen. Ook een boek over Venetië en een verzameling<br />

schetsen bleven ongeschreven. 71 Metamorfoze leek wel helemaal in <strong>de</strong> doofpot<br />

verdwenen.<br />

Er was in Rome gelukkig een en an<strong>de</strong>r waar hij troost uit kon putten. <strong>Couperus</strong><br />

ontmoette er een goe<strong>de</strong> kennis, een schil<strong>de</strong>r, die hij waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en die van zijn kant<br />

ook <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> waar<strong>de</strong>ring had: Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong. Voor Epiloog had<br />

<strong>de</strong>ze al eens illustraties gemaakt. 72 Aan Netscher schreef <strong>Couperus</strong> nu dat De Jong<br />

in Rome het plan had opgevat zijn portret te tekenen. 73 Helaas kwam het er niet van,<br />

zo zou echter blijken,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


181<br />

want ‘het was al te laat <strong>voor</strong> De Jong, en hij was zoo druk aan het mo<strong>de</strong>lleeren, dat<br />

ik er niet op kon aandringen’.<br />

Dit laatste gegeven is interessant. De Jong heeft in Rome dus ook in klei gewerkt.<br />

Het valt niet moeilijk te be<strong>de</strong>nken in wiens atelier hij dat gedaan kan hebben. Van<br />

zijn hand is namelijk een tekening bekend, in 1896 te Rome gemaakt van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />

Friese beeldhouwer Pier Pan<strong>de</strong>r. 74 De laatste, die vriendschap <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> heeft<br />

opgevat, woon<strong>de</strong> er al sinds 1890. Het lijdt geen twijfel of het is door tussenkomst<br />

van De Jong geweest dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> het eerst Pan<strong>de</strong>r in diens werkplaats aan <strong>de</strong><br />

Via Gaëta heeft opgezocht. <strong>Couperus</strong> was meteen <strong>voor</strong> hem gewonnen. In<br />

Metamorfoze heeft Pan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam Fed<strong>de</strong>r gekregen, 75 ‘onzen Fed<strong>de</strong>r in Rome’.<br />

Pan<strong>de</strong>r was in 1895 bezig aan een vrouwelijk naakt, bekend gewor<strong>de</strong>n als ‘Alba’ of<br />

‘Uchtend’. Zeer precies beschreef <strong>Couperus</strong> het beeld als 76 ‘silhouet, bloem van<br />

lijnen, vreemd jonge vrouwelijkheid, kind, opstaan<strong>de</strong> huivering recht, <strong>de</strong> armen<br />

hangen<strong>de</strong> langs het lijf, het hoofdje jong rond, en met een blik, die recht uit zag, heel<br />

angstvallig het te ruwe leven in’.<br />

Het beeld maakte op <strong>Couperus</strong> diepe indruk. Hij beschouw<strong>de</strong> het, zo drukte hij<br />

het uit, als kunst in <strong>de</strong> heilige betekenis ervan, en meen<strong>de</strong> zelfs ineens: 77 ‘Ik vind het<br />

woord niet <strong>de</strong> hoogste kunst. Ik versta met <strong>de</strong> hoogste: <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijkste, <strong>de</strong> kuischte.<br />

De god<strong>de</strong>lijkste is <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong> ziel van een beeld, zooals dit. Het is kort, onmid<strong>de</strong>llijk,<br />

een openbaring. Het woord is te menschelijk om ooit god<strong>de</strong>lijk te wor<strong>de</strong>n...’ <strong>Couperus</strong><br />

laat Aylva ook zeggen: 78 ‘Ik lees bijna nooit meer, en ik geniet meer van een schil<strong>de</strong>rij<br />

dan van een gedicht.’ In sommige kunstwerken - schil<strong>de</strong>rijen of sculpturen - vond<br />

hij een volmaakte waarheid, die hem een overeenkomstige, eigen waarheid leek te<br />

openbaren. De eerbied die <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> Pan<strong>de</strong>r koester<strong>de</strong> was van een zuiver<br />

gehalte. Omgekeerd herken<strong>de</strong> Pan<strong>de</strong>r in <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eerlijke kern van een groot<br />

kunstenaarschap.<br />

Met zijn hier geuite bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> een reine, maag<strong>de</strong>lijke vrouwenfiguur was<br />

<strong>Couperus</strong> weer terug in het gefantascer<strong>de</strong> beeldhouwersatelier van Gedroomd minnen.<br />

In Pan<strong>de</strong>rs neoklassieke werk zag hij een zelf<strong>de</strong> zoeken naar <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van ware<br />

schoonheid. Zich hierop concentrerend kon <strong>Couperus</strong> zich nu superieur achten aan<br />

een man als Van Deyssel, die <strong>de</strong> bedrieglijke kunst van het woord als hoogste i<strong>de</strong>aal<br />

nastreef<strong>de</strong>. Door zichzelf esthetisch te vervolmaken trachtte <strong>Couperus</strong> een<br />

onomstotelijke zekerheid te vin<strong>de</strong>n, het enige ware geloof: schoonheid als eigenbe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


182<br />

lang. Het woord kon daarbij alleen maar hulpmid<strong>de</strong>l zijn, geen doel. Bereikt had hij<br />

die doelstelling nog allerminst. Was het trouwens geen hersenschim?<br />

Eind <strong>de</strong>cember zond Veen hem Williswin<strong>de</strong>. De band van L.W.R. Wenckebach<br />

kon <strong>Couperus</strong> nauwelijks bekoren: 79 ‘een vies kleurtje en met iets, dat me aan een<br />

Gartenlaube aan <strong>de</strong> Rijn laat <strong>de</strong>nken, waar we Rijnwijn drinken.’ Uit <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong><br />

blijkt nog iets an<strong>de</strong>rs, en wel dit: ter wille van een aardig honorarium kon <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> het met zijn artistiek geweten zon<strong>de</strong>r veel moeite op een charmant akkoordje<br />

gooien. Hij had dit <strong>voor</strong>woord al in September 1895 geschreven. Deftig <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij<br />

er zijn lezers in me<strong>de</strong>: ‘... <strong>de</strong> gedichten, die dit bun<strong>de</strong>ltje vormen, zijn bijna tien jaar<br />

oud, en ik kan er <strong>de</strong> weinigen, die ze misschien nog eens willen overlezen, niet binnen<br />

lei<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r hen even in een <strong>voor</strong>kamertje te hebben ontvangen, met een handdruk<br />

en een glimlach. De handdruk, omdat zij nog gekomen zijn; <strong>de</strong> glimlach, om wat<br />

toegevendheid.’ Hij had het naamgeven<strong>de</strong> gedicht Williswin<strong>de</strong> 80 ‘met groote naive<br />

lief<strong>de</strong> geschreven, en daarom is het misschien, dat er nog iets in trilt, dat eene nieuwe<br />

uitgave wettigt’. - Dat was het dan! Het is bijna onbegrijpelijk dat Veen dit heeft<br />

geaccepteerd. Trachtte <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong> kritiek een slag mee <strong>voor</strong> te zijn? Zo iets ooit<br />

een captatio benevolentiae genoemd mocht wor<strong>de</strong>n, dan zeker dit. Het heeft bovendien<br />

maar een haar gescheeld of <strong>Couperus</strong> had, om het boekje nog wat meer omvang te<br />

geven, er ook nog <strong>de</strong> tekst van zijn kin<strong>de</strong>roperette De schoone slaapster ingestopt,<br />

zon<strong>de</strong>r zich ook maar enigszins te bekommeren om een harmonische opbouw van<br />

zijn nieuwe bun<strong>de</strong>l.<br />

Nu maakte hij eerst maar <strong>de</strong> Flaubertvertaling af, die hij - alweer een artistieke<br />

onbegrijpelijkheid - met Hooge troeven wil<strong>de</strong> combineren. Begin januari 1896 schreef<br />

hij Veen: 81 ‘Ik ben op het oogenblik heel lui en ben aan niets bezig: het is wel eens<br />

prettig, zoo een leêg hoofd!’ Want Flaubert was Flaubert. Uit hemzelf kwam na Van<br />

Deyssels vonnis niets meer.<br />

In een uitvoerige bespreking van Wereldvre<strong>de</strong> heeft Netscher een kleine pleister<br />

op <strong>de</strong> won<strong>de</strong> gelegd. 82 Ondanks kritiek op het Intermezzo vond Netscher zijn ou<strong>de</strong><br />

schoolvriend gegroeid: ‘zuiver<strong>de</strong>r en krachtiger van taal, veel vaster van hand, mooier<br />

van geluid, concieser en inééns treffend van <strong>de</strong>scriptie, stouter van opzet.’ Dit had<br />

tot gevolg dat <strong>Couperus</strong> weer moed vatte en zijn arme Wereldvre<strong>de</strong> maar weer eens<br />

toeknikte: 83 ‘Ikblijf<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


183<br />

er zeer tevre<strong>de</strong>n over. Het ligt in <strong>de</strong> lucht af te keuren tegenwoordig. En er is zoo<br />

bitter, bitter weinig in ons landje: misschien alleen Borel; dat is prachtig.’ In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

brief aan Veen waarin hij dit schreef (12 februari 1896), <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij hem tevens mee:<br />

‘Metamorfoze begint vorm aan te nemen. Het zal iets geheel an<strong>de</strong>rs zijn dan wat ik<br />

tot nog toe geschreven heb: <strong>de</strong> held is een mo<strong>de</strong>rn auteur.’<br />

Voor zichzelf wist <strong>Couperus</strong> al dat dit boek <strong>de</strong> grote afrekening met zijn jonge<br />

jaren zou wor<strong>de</strong>n. Waarschijnlijk mogen wij daarom een belangrijke passage uit een<br />

veel later geschreven schets in verband brengen met <strong>de</strong>ze laatste, nog te Rome<br />

doorgebrachte weken van winter 1896. In zijn brief aan Veen lezen wij tevens: ‘Ik<br />

ben onlangs vrij erg ziek geweest en zal van het <strong>voor</strong>jaar misschien drie kuren te<br />

maken hebben.’ Was het alleen een lichamelijke kwestie? Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze ziekte heeft<br />

<strong>Couperus</strong> in elk geval alle tijd gehad om over zijn leven na te <strong>de</strong>nken. Vergissen wij<br />

ons niet, dan slaat <strong>de</strong> nu volgen<strong>de</strong> passus terug op <strong>de</strong> eerste dag dat hij weer uit<br />

mocht. In volle glorie zag hij <strong>de</strong> fleurige mimosa's en aman<strong>de</strong>lbloesems wuiven op<br />

<strong>de</strong> vroege lentewind. Het is in 1910 geweest, dat hij memoreer<strong>de</strong> hoe hij als jongeman<br />

veel had nagedacht 84 ‘over God en godsdienst, ik dacht over <strong>de</strong>n mensch, over natuur<br />

en kunst, over mijzelven, over jou [zijn latere “vriend Jan”], over mijn buurman en<br />

mijn me<strong>de</strong>mensch. Ik was bepaald een ontwikkeld mensch, die veel nadacht over<br />

allerlei on<strong>de</strong>rwerpen [...] ik dacht over filozofie, over socialisme, en zelfs over<br />

anarchisme, en vond <strong>de</strong> menschheid heel serieus, om aan dit alles te doen. Maar toen<br />

[...] moet ik bekennen, dat er plotseling een oogenblik in mijn <strong>de</strong>nkleven is geweest<br />

- ik geloof, dat ik dag en datum en uur en minuut zoû kunnen opgeven - een oogenblik,<br />

dat ik mij bewust werd met al mijn <strong>de</strong>nken geen stap ver<strong>de</strong>r te zijn gekomen, noch<br />

relatief <strong>voor</strong> mijzelven, noch absoluut <strong>voor</strong> <strong>de</strong> menschheid, wat betrof anarchisme,<br />

socialisme, filozofie, kunst, mensch of God. Toen heb ik een groot besluit genomen.<br />

Toen heb ik - het was een heerlijke lentedag, in Italië, en er waren om mij heen<br />

bloesemen<strong>de</strong> vruchtenboomen, bloeien<strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lboomen, net als in een sprookje,<br />

- toen heb ik het besluit genomen nooit meer na te <strong>de</strong>nken, niet over God, niet over<br />

mijn me<strong>de</strong>mensch en niet over mijn eigen ziel, niet over kunst, en niet over het<br />

anarchisme. Aan dat besluit heb ik mij se<strong>de</strong>rt vast gehou<strong>de</strong>n. Ik heb nóoit meer<br />

nagedacht. Het is na dat besluit heel mooi in mij gewor<strong>de</strong>n en heel weldadig om mij.<br />

Ik dacht niet meer na, wel is waar, maar ik lééf<strong>de</strong>... ik geloof <strong>voor</strong> het eerst.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


184<br />

Metamorfoze eindigt met <strong>de</strong> regel: ‘En <strong>voor</strong> het eerst waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij.’ De roman<br />

moest nog geschreven wor<strong>de</strong>n, maar alle hier opgesom<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen zullen wij er<br />

in tegenkomen. <strong>Couperus</strong> kon ze later met grote afstand behan<strong>de</strong>len. Italië had hem<br />

die winter echt bevrijd. Zoals zovelen <strong>voor</strong> en na hem had hij er ein<strong>de</strong>lijk zichzelf<br />

gevon<strong>de</strong>n... dacht hij. Want dat <strong>Couperus</strong>' blague, dandyisme, schöngeisterei en wat<br />

men nog meer op zijn conto heeft geschreven <strong>voor</strong>tgekomen zijn uit onmacht zich<br />

als een ‘normaal, volwassen mens’ - wat dat dan ook moge zijn - in dit leven te<br />

integreren, en dat hij zich dit echec drommels goed bewust was, ook dat ligt hierin<br />

overdui<strong>de</strong>lijk besloten. Definitief trad hij terzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> kille, kou<strong>de</strong> maatschappij.<br />

Met <strong>de</strong> Van Deyssels wil<strong>de</strong> hij nooit meer iets te maken hebben. Narcistisch trok hij<br />

zich terug in zijn eigen, kin<strong>de</strong>rlijke wereld van vermeend zuivere schoonheid. Als<br />

een kwetsbare Ouida verkoos hij zijn eigen paradijs te scheppen. - Maar wat beteken<strong>de</strong><br />

dit in <strong>de</strong> praktijk? Op Elisabeth kon hij rekenen. Op Veen waarschijnlijk ook. Ver<strong>de</strong>r<br />

echter was alles onzeker.<br />

Kort <strong>voor</strong> hij in maart met zijn vrouw naar Holland terugkeer<strong>de</strong>, maakte hij een<br />

bal in <strong>de</strong> hoogste kringen van Rome mee, een verlengstuk als het ware van <strong>de</strong> schone<br />

schijnwereld waarin hij zich koester<strong>de</strong>. 85 Majesteit werd werkelijkheid! Elisabeth en<br />

hij zagen er <strong>de</strong> markiezin Pallavicini, door Elisabeth beschreven als ‘een statige<br />

vrouw, wier grijze chignon bij die gelegenheid schitter<strong>de</strong> van groote juweelen pinnen’.<br />

Het feest maakte zoveel indruk op <strong>Couperus</strong>, dat hij er veertien jaar later in<br />

geromantiseer<strong>de</strong> vorm nog eens gestalte aan heeft gegeven: 86 ‘Het was in Rome, kort<br />

na dien <strong>voor</strong> Italië verschrikkelijken slag van Adua, in Abyssinië [1 maart 1896].<br />

Het was na <strong>de</strong>n val van Crispi, en het was op een groote soirée van <strong>de</strong>n baron Blanc,<br />

<strong>de</strong>n toenmaligen Minister van Buitenlandsche Zaken [...]. Slechts in Italië, in een<br />

Italiaansch paleis, kan een feest zóo schitterend zijn. De piano-nobile van het Palazzo<br />

Sciarra, door <strong>de</strong>n verarm<strong>de</strong>n prins van dien naam verhuurd aan baron Blanc, was<br />

éene suite van zalen, vol bloemen en lichten.’ Zijne majesteit Umberto en diens<br />

gemalin Margherita waren ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gasten: ‘De koning en <strong>de</strong> koningin kwamen<br />

<strong>voor</strong>bij. Als een bries door lange halmen en bloemen, voer <strong>de</strong> beweging <strong>de</strong>r diepe<br />

reverentie door <strong>de</strong> haie <strong>de</strong>r gasten, met die zeer bizon<strong>de</strong>re gra<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vrouwen, die in<br />

<strong>de</strong> golving van hare sleepen knakken in éen, <strong>voor</strong> vorstelijkheid.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


185<br />

Nog geen twee weken later keer<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth terug naar <strong>de</strong> wind en <strong>de</strong><br />

regen van het noor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rlijke woning Surinamestraat 20 maakten zij hun<br />

opwachting bij papa. Met zijn bijna tachtig jaren was <strong>de</strong>ze nog een zeer krasse ou<strong>de</strong><br />

heer. Na <strong>de</strong> dood van zijn vrouw was een kleindochter - kind van Catharina uit <strong>de</strong><br />

Molenstraat - bij hem ingetrokken. Deze, Johanna Vlielan<strong>de</strong>r Hein, zou daar blijven<br />

tot haar huwelijk in 1900. Haar taak werd daarna overgenomen door Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein. Met dit nichtje heeft <strong>Couperus</strong> het altijd goed kunnen vin<strong>de</strong>n. Hij heeft vele<br />

brieven met haar gewisseld, die helaas vrijwel allemaal verloren zijn gegaan.<br />

Eindnoten:<br />

1 Uit Reis-impressies (1894), 150, blijkt waarom hij die omweg maakte. In herinnering aan R.<br />

Töpffers La Bibliothèque <strong>de</strong> won oncle (1843) wil<strong>de</strong> hij die <strong>bibliotheek</strong> ook zelf zien, omdat<br />

hij wel ‘in die <strong>bibliotheek</strong> had willen wonen, vanwaar men op een stil stuk van oud Genève<br />

zag, een plek, die ik, in September, expres daarom ben gaan zien...’<br />

2 Gepubliceerd in De Gids (1894), I, 329-239, samen met ‘San Pietro’ en ‘Pincio’. Hugo Aylva<br />

vraagt zich in Metamorfoze naar aanleiding van dit schil<strong>de</strong>rij af (Het boek van Anarchisme, II):<br />

‘Had vóor dien tijd hij ooit wel éene schil<strong>de</strong>rij gezien?’<br />

3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 64 nr. 69. Zie Ernst Braches, Het boek als nieuwe kunst (1973), 160-62;<br />

274-275. Volgens Braches kan in <strong>de</strong>ze band symbolisch <strong>de</strong> zinspreuk ‘Per aspera ad astra’ zijn<br />

uitgedrukt. - zou gehuld wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>, in 1893 door R.N. Roland Holst geteken<strong>de</strong><br />

band, die Veen later ook <strong>voor</strong> Herakles gebruikt heeft. Zie Braches, Boek als N.K., 137, 160,<br />

161, 162, 249, 252, 274, 472 (nr. 931117*).<br />

4 Metamorfoze Het boek van Anarchisme, III.<br />

5 I<strong>de</strong>m, IV.<br />

6 Van <strong>de</strong> laatste drie in De Gids (1894) I, 435-456 gepubliceer<strong>de</strong> schetsen is alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

gedateerd: Januari 1894.<br />

7 Reis-impressies, 36.<br />

8 A.J.C. Hare, Walks in Rome (vele drukken).<br />

9 Reis-impressies, 44.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 64.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 67.<br />

12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 67 nr. 72.<br />

13 De Gids (1894) II, 128-142 (gecombineerd met ‘Pesto’).<br />

14 Reis-impressies. 96.<br />

15 Carel Vosmaer, Amazone (1880), VII.<br />

16 Reis-impressies, 112.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 110.<br />

18 Dr. H.C. Muller, ‘In Griekenland’, in Elsevier's geïllustreerd Maandschrift VI, 145-177 (Corfu<br />

en Athene).<br />

19 De Gids (1894) II, 263-282. - Zie ook F.L. Bastet, Het maansteenrif (1979), 106-111.<br />

20 B.v.: ‘Zooals wij nu het Erechtheion nog zien, dagteekent het van later, van <strong>de</strong>n tijd van<br />

Praxiteles.’<br />

21 Reis-impressies, 140<br />

22 Nippon (1925), XVIII.<br />

23 Reis-impressies, 148 e.v.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 169.<br />

25 Uitvoerig hierover F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 30 (1982) 4, 1-27.<br />

26 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, I, 88.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


27 Zie over haar leven o.a. Elizabeth Lee, Ouida: a memoir (1914); Eileen Bigland, Ouida, the<br />

passionate Victorian (1950); Monica Stirling, The fine and the wicked. The life and times of<br />

Ouida (1957); Olive Hamilton, Paradise of exles (1974).<br />

28 In een brief aan Veen d.d. 1 april 1894 spreekt <strong>Couperus</strong> ook nog over een Brief uit Venetië,<br />

waar hij 7 april heen zal gaan. Hij vond het echter te warm, maakte die omweg niet en heeft<br />

pas later - bij herhaling - over Venetië geschreven. In een uitgebrei<strong>de</strong> uitgave is in Reis-impressies<br />

<strong>de</strong>ze brief opgenomen, die in De Gids (1896) II, 1-9, <strong>voor</strong> het eerst verschenen is (20-31 okt.<br />

1895).<br />

29 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 71 nr. 79.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 73 nr. 80.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 74 nr. 81.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 75 nr. 84.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 76 nr. 86.<br />

34 I<strong>de</strong>m, 90 nr. 109 (ongedateerd; ca. februari/maart 1895): ‘Dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zending. De Orchi<strong>de</strong>eën<br />

zijn een mooi boek gewor<strong>de</strong>n!’ (Band van L.W.R. Wenckebach.) - Zie <strong>voor</strong> een foto van het<br />

huis W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1981 4 ), 166-167.<br />

35 V. Booven, Leven, 123, spreekt van een ongeneeslijke ziekte; 139 echter: ‘Jäger, wiens zwakke<br />

geest reeds teekenen van een grooter verval begon te vertoonen, was door een i<strong>de</strong>e fixe aangetast;<br />

een ongeneeslijke kwaal, meen<strong>de</strong> hij, sloopte hem en zou hem het leven weldra ondragelijk<br />

maken.’ - Dit lijkt <strong>Couperus</strong> verwerkt te hebben in <strong>de</strong> Gerrit-figuur uit De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />

zielen, die ook door zelfmoord omkomt. Diens vriendin verdrinkt zich.<br />

36 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, XI.<br />

37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 80 nr. 93.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 81 nr. 94. - Zie Jaap Goe<strong>de</strong>gebuure, ‘<strong>Couperus</strong>' vertaling van La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine<br />

en <strong>de</strong> nawerking daarvan in zijn oeuvre’, in De Nieuwe Taalgids 70 (1976), 500-507.<br />

39 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 82 nr. 97.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 82 nr. 96: ‘Mocht U eens weten bronnen etc., die ik zoû kunnen gebruiken <strong>voor</strong> mijn<br />

volgend werk (vervolg Majesteit; Europeesche vre<strong>de</strong>questie) meld of zend mij dan het een en<br />

an<strong>de</strong>r; Ontvangt U ook Die Waffen nie<strong>de</strong>r! orgaan van <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong>bond, directrice Bertha von<br />

Suttner?’<br />

41 Wereldvre<strong>de</strong>, Eerste hoofdstuk, VIII.<br />

42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 69 (lakzegel; <strong>Couperus</strong>' zegelring is tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>tentoonstelling in<br />

het Gemeente Museum te Den Haag in 1963 gestolen van zijn eveneens geëxposeer<strong>de</strong><br />

schrijfbureau).<br />

43 I<strong>de</strong>m, 84 nr. 102.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 89 nr. 107.<br />

45 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 195-221. - Zie over Van Deyssels levenslange bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

auteur <strong>Couperus</strong> ook Karel Reijn<strong>de</strong>rs, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel van etiket (1971), 53-67.<br />

46 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 200.<br />

47 Deze citaten i<strong>de</strong>m, 199-203.<br />

48 I<strong>de</strong>m, 208.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 209.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 210.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 213.<br />

52 I<strong>de</strong>m, 210.<br />

53 André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917), 41, 22.<br />

54 V. Booven, Leven, 140.<br />

55 Maatstaf II (1963), 162 nr. 13.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 163 nr. 14.<br />

57 Brief d.d. 5 mei 1895 in het Gidsarchief, Univ. Bibl, Lei<strong>de</strong>n (A 337).<br />

58 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 91 nr. III.<br />

59 I<strong>de</strong>m, 93 nr. 113.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 93 nr. 115.<br />

61 I<strong>de</strong>m, 98 nr. 126.<br />

62 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 229, over een nooit verzon<strong>de</strong>n brief aan mevrouw W.H.T. van Laar-Ten<br />

Brink d.d. 24 september 1895: ‘Het was jammer dat Van Laar niet éen dag langer is gebleven;<br />

wij hebben juist <strong>de</strong>n dag na zijn vertrek <strong>de</strong>n Heer <strong>Couperus</strong> ontmoet. - eene ontmoeting, die hij<br />

ook zeker wel aardig zou hebben gevon<strong>de</strong>n.’<br />

63 Zie noot 28.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


64 Herinneringen aan dit eerste bezoek ook in ‘Lido’ (Vad. 18 mei 1912), in Sicilië, Venetië,<br />

Müchen I, 56-63.<br />

65 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 105 nr. 129.<br />

66 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 235. - Over <strong>de</strong> band liet Van Deyssel zich niet uit. Deze was van H.P.<br />

Berlage. Zie Braches, Boek als N.K., 141, 199, 201, 249, 257, 320, 322, 484 (nr. 951119*).<br />

67 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 235-245.<br />

68 I<strong>de</strong>m, 245.<br />

69 Maatstaf II (1963), 164 nr. 15.<br />

70 Reijn<strong>de</strong>rs, C. hij V.D., 242.<br />

71 Nog op 21 september 1895 had hij uit Den Haag aan Veen geschreven (Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 97<br />

nr. 124): ‘Wij gaan <strong>voor</strong> enkele maan<strong>de</strong>n naar Venetië en ik zoû daar gaarne willen schrijven<br />

een werk over die stad, meer geaprofondisseerd dan Reisimpressie's [sic]. Dan zweeft mij een<br />

Haagsche roman <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geest: <strong>Een</strong> Bittere Ziel: een heel mooi motief. De Typen zullen in<br />

Venetië te pas komen: portretten van menschen op reis ontmoet. Metamorfoze is nog iets <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> toekomst.’<br />

72 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 248.<br />

73 Maatstaf II (1963), 164 nr. 15.<br />

74 J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966), pl.17 (tussen 80 en 81).<br />

75 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, XII.<br />

76 In een sonnet uit 1903 schreef <strong>Couperus</strong>, met <strong>de</strong> datum er precies bij: ‘Toen acht jaaren geleên<br />

ik Alba zag/Voor 't allereerst...’. Zie Wiersma, Pan<strong>de</strong>r, 79; Erbe, Nag. Werk, 3 nr. 1; M. Klein.<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pies Pan<strong>de</strong>r (1985), 17.<br />

77 Zien oot 75.<br />

78 I<strong>de</strong>m.<br />

79 Waar<strong>de</strong> Heel Veen, 106 nr. 132. - De band is van L.W.R. Wenckebach, zie Braches, Boek als<br />

N.K., 209, 330, 484 (951122*).<br />

80 Oorspronkelijk verschenen in Ne<strong>de</strong>rland (1887) II, 335 e.v.<br />

81 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 109 nr. 134 (d.d. 12 januari 1896).<br />

82 Frans Netscher, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Wereldvre<strong>de</strong>’, in De Hollandsche Revue (1896). Het essay<br />

werd hem naar Rome gestuurd: Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 109 nr. 136.<br />

83 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, III nr. 138.<br />

84 ‘Over <strong>de</strong>r menschheid kin<strong>de</strong>rlijkheid’ (oorspr. in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1910) II), in Korte arabesken<br />

(1911), 149 e.v.<br />

85 ‘Reisbrieven van Mevrouw <strong>Couperus</strong>-Baud’ I, in Hollandia II, nr. 86 (24 juni 1899), 9-10. Deze<br />

reisbrieven zijn helaas niet gecontinueerd.<br />

86 ‘De nng en <strong>de</strong> prins’ (oorspr. in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1910) II), in Korte arabesken, 66 e.v.<br />

III [1896-1899]<br />

<strong>Couperus</strong> had Netscher al eens geschreven dat hij in Rome meer beleef<strong>de</strong> in een<br />

week dan in Den Haag geduren<strong>de</strong> een heel jaar. Geen won<strong>de</strong>r dus dat hij het in het<br />

va<strong>de</strong>rland niet erg lang zou uithou<strong>de</strong>n. Escapisme was tot zijn vaste levenspatroon<br />

gaan behoren.<br />

Nog in Rome had hij van Veen al vernomen dat <strong>de</strong>ze Hooge troeven en <strong>de</strong> aan<br />

Flaubert ontleen<strong>de</strong> fragmenten uit De verzoeking van <strong>de</strong>n heiligen Antonius elk<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk wil<strong>de</strong> uitgeven, dus niet gecombineerd zoals <strong>Couperus</strong> had <strong>voor</strong>gesteld. 1<br />

Hooge troeven verscheen eind mei 1896, in een door H.P. Berlage ontworpen band.<br />

Van <strong>de</strong> koningsverhalen is <strong>de</strong>ze novelle niet <strong>de</strong> minste, maar het blijft toch een<br />

maakwerkje. 2 De kleurige landschapsbeschrijvingen zijn aan Corfu ontleend. De<br />

villa van <strong>de</strong> Griekse koninklijke familie aldaar heeft, samen met Mon repos van<br />

keizerin Elisabeth, zoals we al aanstipten, <strong>Couperus</strong> geïspireerd tot het verzonnen<br />

verblijf van een verbannen koningin Alexandra die er haar zoon Wladimir naar haar<br />

hand tracht te zetten. Geestige dialogen, <strong>de</strong> afwezigheid van pacifistische of<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


anarchistische humbug, perfecte compositie ook, maken dit boekje tot een nog altijd<br />

wel bekoorlijk fin-<strong>de</strong>-siècle niemendalletje.<br />

Langzamerhand was <strong>Couperus</strong> nu zo ver dat hij aan het schrijven van Metamorfoze<br />

kon beginnen. Hij heeft erlang over nagedacht. In april 1896 zette hij het eerste<br />

hoofdstuk op. Voor <strong>de</strong> voltooiing van het boek zou hij ditmaal elf maan<strong>de</strong>n nadig<br />

hebben. Had hij het zuiver autobiografisch gehou<strong>de</strong>n, misschien had hij het dan<br />

vlugger afgemaakt. Niet <strong>voor</strong> niets echter gaf hij <strong>de</strong> roman het volgen<strong>de</strong> motto mee:<br />

‘[...] En al zoû ik nu eens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


186<br />

schrijven een boek, waarvan <strong>de</strong> held een mo<strong>de</strong>rn auteur was: al zoû ik dien held laten<br />

schrijven werken, die verwant aan <strong>de</strong> mijne waren, <strong>de</strong> held zoû niet ik zijn, zijn kunst<br />

niet <strong>de</strong> mijne: en <strong>de</strong> roman zoû een roman blijven, niets dan een roman, en zich nooit<br />

realizeeren tot auto<strong>biografie</strong>.’ <strong>Couperus</strong> behield zich kortom alle <strong>de</strong>nkbare vrijhe<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>. 3 Hoe had hij ook an<strong>de</strong>rs gekund, zon<strong>de</strong>r zijn fundamentele seksuele problemen<br />

gena<strong>de</strong>loos bloot te leggen? Dit laatste kon alleen in verhul<strong>de</strong> vorm, en zo is het ook<br />

gebeurd. Het afwijken van <strong>de</strong> werkelijkheid heeft overigens consequenties van allerlei<br />

aard gehad. Zo is het opvallend dat wij wel Netscher, Jäger en Pan<strong>de</strong>r zien optre<strong>de</strong>n,<br />

maar niet Johan Ram. Dit laatste hield dan ook verband met intimiteiten die <strong>Couperus</strong><br />

niet prijs wil<strong>de</strong> geven. Door Ram weg te laten, in <strong>de</strong> moeilijke psychische<br />

verwikkelingen rond Extaze (1890-'91), gaat Metamorfoze van ‘Het Boek van<br />

Nirwana’ af eigen, slechts ten <strong>de</strong>le historische wegen.<br />

Toch heeft Ram invloed op <strong>de</strong> roman uitgeoefend. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van<br />

1896 kwam hij terug uit Indië. Wij zullen zien hoe <strong>Couperus</strong> materiaal dat door Ram<br />

aangedragen is in ‘Het boek van anarchisme’ verwerkt heeft. Overigens nam <strong>Couperus</strong><br />

slechts enkele figuren uit zijn onmid<strong>de</strong>llijke omgeving in <strong>de</strong> roman op. Want wie<br />

zijn er niet allemaal nog meer weggelaten: zijn va<strong>de</strong>r, zijn broers, zijn zusters, zijn<br />

onverwoestbare tantes, en niet te vergeten zijn vele neefjes en nichtjes. <strong>Een</strong> twee<strong>de</strong><br />

Eline Vere mocht het natuurlijk niet wor<strong>de</strong>n.<br />

In april en mei ontstond ‘Het boek van Torquato Tasso’, <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van zijn eerste<br />

poëzie (hoewel Ten Brink ontbreekt). Meteen in het begin al ontmoeten wij daar het<br />

meisje Emilie van Neerbrugge. Metamorfoze eindigt met het huwelijk van haar en<br />

Hugo, zodat het boek tevens ook een analyse is gewor<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>' relatie tot<br />

Elisabeth Baud. Secundair is het bovendien een afrekening met De Nieuwe Gids,<br />

met Van Deyssel <strong>voor</strong>al. Metamorfoze sluit een belangrijke ontwikkelingsperio<strong>de</strong><br />

van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>finitief af. ‘Dat wat hij had gehad en nooit genoeg had<br />

gewaar<strong>de</strong>erd...’ is het lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> motief, dat in <strong>de</strong> laatste regel majeur wordt opgelost<br />

tot; ‘En <strong>voor</strong> het eerst waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij’. Het gaat om een overwinning van het<br />

negatieve door het positieve in het leven. Gepoogd wordt het noodlot door <strong>de</strong> wil<br />

buiten spel te zetten. Inherent aan het kwa<strong>de</strong> blijkt het goe<strong>de</strong> te zijn, dat men door<br />

strijd en hoop kan bereiken.<br />

De Nieuwe Gids wordt in het boek al vrij snel afgedaan met ‘slechte manieren’. 4<br />

<strong>Couperus</strong> had immers een stadium bereikt waarin hij zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


187<br />

daar niet meer door wenste te laten aflei<strong>de</strong>n. Eigenzinnig ging hij zijn eigen gang.<br />

In zijn ontwikkeling on<strong>de</strong>kte hij dat een schrijver eigenlijk <strong>voor</strong>tdurend, zoals een<br />

acteur in zijn rollen, met metamorfosen te maken heeft. Zelf was hij in staat zich zo<br />

in Tasso of Petrarca in te leven, dat hij <strong>de</strong> gewaarwording kreeg <strong>voor</strong>bestaan te<br />

hebben. De afwijzing door De Nieuwe Gids is <strong>voor</strong>al hard aangekomen, omdat<br />

<strong>Couperus</strong> zich zo sterk met zijn werk placht te vereenzelvigen. Zijn zoeken naar<br />

schoonheid, zo vatte hij het samen, had alleen maar tot een crisissituatie geleid: ‘Was<br />

schoonheid dan een raadsel, gevraagd aan sfinxen [hier loopt hij <strong>voor</strong>uit op Psyche],<br />

die maar zwegen, eeuwenlang?’ In schoonheid alleen had hij onvoldoen<strong>de</strong> bevrediging<br />

gevon<strong>de</strong>n.<br />

Van mei tot juli werkte hij aan ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’. Op 11 juli 1986 schreef<br />

hij Veen: 5 ‘...het werk geeft <strong>de</strong> kunst-evolurie van een mo<strong>de</strong>rn auteur, die eerst poëzie<br />

schrijft en later proza. Er komt dus van zelf heel veel in van mijzelven. Ik schreef er<br />

reeds twee hoofdstukken van.’ Hij zei er niet bij dat er ook veel in kwam van<br />

Elisabeth, die hem in<strong>de</strong>rtijd had aangespoord tot Eline Vere met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, zo<br />

stel<strong>de</strong> hij het <strong>voor</strong>: 6 ‘Waarom zoû je niet kunnen schrijven ons leven, ons gewone<br />

leven van jonge menschen’. Elisabeth was het geweest die <strong>de</strong> hoop in <strong>Couperus</strong><br />

levend had gehou<strong>de</strong>n, ‘<strong>de</strong> onverwelkbare Hoop op het leven...’ De hoofdfiguur<br />

Mathil<strong>de</strong> / Eline zelf was een creatie, waarvan <strong>de</strong> schrijver voel<strong>de</strong> 7 ‘alsof hij was<br />

geweest haar god, en, in zijn ziel, haar noodlot school als kracht, die grooter was dan<br />

hij, god zelven’. Tevens voltrok <strong>de</strong> metamorfose zich zo, 8 ‘dat hij zich als haar voel<strong>de</strong>,<br />

háre ziel <strong>de</strong>el van hemzelven en hemzelve geheel’.<br />

In ‘Schaakspel’ / Noodlot ging <strong>Couperus</strong> dieper in op het noodlotsmotief, <strong>voor</strong>al<br />

op <strong>de</strong> negatieve kanten ervan. Emilie/Elisabeth reageer<strong>de</strong> er <strong>de</strong>s te sterker op, met<br />

nog altijd <strong>de</strong> hoop: 9 ‘het groote Doel van dat Noodlot..? O, dat Doel, ten slotte zoû<br />

het goed zijn, het goe<strong>de</strong>, het hooge, <strong>de</strong> Hemel!’ - Ook hier een heroriëntatie na crisis.<br />

Toen <strong>Couperus</strong> zo ver was met het recapituleren van <strong>de</strong> afgelopen jaren, kwam<br />

Ram terug uit Atjeh. 10 Tot aan September heeft hij aan <strong>de</strong> roman slechts langzaam<br />

door gewerkt. Wat hij die zomer gedaan heeft is niet goed vast te stellen. Begin<br />

augustus was hij nog in Den Haag, en misschien is hij daar toen gebleven? In <strong>de</strong> loop<br />

van 1896 kwam ook zijn broer Frans over uit Indië, <strong>voor</strong> een verloftijd van twee jaar.<br />

Kort tevoren was Frans getrouwd, met Marie Cuny. Zijn gezondheid liet te wensen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


188<br />

over. Hij hoopte maar dat hij in Ne<strong>de</strong>rland wat zou opknappen. Er kwam bij dat ook<br />

Trudy Valette-<strong>Couperus</strong> met verlof van Java was gekomen. Evenals Frans logeer<strong>de</strong><br />

zij met haar kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> Surinamestraat. <strong>Louis</strong> nam tij<strong>de</strong>lijk zijn intrek in pension<br />

Boelen, om <strong>de</strong> hoek, Javastraat 70. Het was een verrassing <strong>voor</strong> hem hoezeer Trudy's<br />

oudste dochter Constance opgegroeid bleek te zijn tot een volwassen vrouw: zij was<br />

nu al achttien jaar, hij vond het amusant haar grote stukken <strong>voor</strong> te lezen uit het boek<br />

waar hij aan bezig was. Enkele maan<strong>de</strong>n later, toen zij weer terug was in Indië, zou<br />

hij haar schrijven: 11 ‘Je weet niet wat een gezellige souvenirs we hebben van ons<br />

sejour in <strong>de</strong> Surinamestraat! Zeg aan Mama, dat we die 2 maan<strong>de</strong>n nog altijd zeer<br />

apprecieeren, om al <strong>de</strong> gezelligheid, en ook om <strong>de</strong> innigheid van <strong>de</strong> groote Verzoening<br />

en <strong>de</strong> Renaissance van <strong>de</strong> Sympathie! Ik vind dit prachtig gezegd.’ - Op welke eer<strong>de</strong>re<br />

verwij<strong>de</strong>ring dit betreking heeft kan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />

Afleiding genoeg in ie<strong>de</strong>r geval. Aan Veen schreef <strong>Couperus</strong> op 12 augustus: 12 ‘Ik<br />

kan me heusch niet met dit werk haasten, het is er veel te fijn toe; en waarom is dat<br />

haasten nu ook noodig: laat <strong>de</strong> menschen nu nog maar eerst wat op me schel<strong>de</strong>n:<br />

daarbij krijgen ze <strong>de</strong> Verzoeking van het najaar: dat is genoeg! Waariijk, ik werk met<br />

te veel plezier aan Metamorfoze, om het af te raffelen.’ Op 3 September voeg<strong>de</strong> hij<br />

daar aan toe: 13 ‘... ben nu goed bezig aan het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek: er zullen er vijf zijn. Ook<br />

ben ik er zeer tevre<strong>de</strong>n over’. Niet lang daarna zou hij met Elisabeth <strong>voor</strong> vijf maan<strong>de</strong>n<br />

naar Parijs vertrekken. Het Haags Gemeente Archief bewaart een brief van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />

Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t d.d. 31 augustus 1896 waarin<br />

wij lezen: ‘Onlangs dineer<strong>de</strong> ik bij <strong>Couperus</strong> - wij waren gedrieën en had<strong>de</strong>n 't nog<br />

druk over Rome, - spraken ook over jou - hij is toch een heel interessant mensch,<br />

rijk begaafd, en al heeft zijn groote roman “Wereldvre<strong>de</strong>” geen succes, er zijn toch<br />

zulke prachtige bladzij<strong>de</strong>n in! - In <strong>de</strong>n winter gaat hij naar Parijs en zal er in <strong>de</strong><br />

uitgaan<strong>de</strong> litteraire wereld zijn entrée maken.’<br />

Ram was ziek uit Atjeh teruggekomen. Tij<strong>de</strong>lijk woon<strong>de</strong> hij op het Zusterplein in<br />

Zeist, bij zijn va<strong>de</strong>r jhr. K.J.A.H. Ram van Bottestein. Hij nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit hem<br />

daar eens te komen opzoeken. Mid<strong>de</strong>n september is <strong>de</strong>ze er, na op 12 September zijn<br />

komst aangekondigd te hebben, <strong>voor</strong> een kleine week heengegaan. 14 Veel is er niet<br />

over dit bezoek bekend, maar toch wel iets: <strong>Couperus</strong> heeft in ie<strong>de</strong>r geval indringend<br />

met Ram over Metamorfoze gesproken. Toen hij kort daarna met Elisabeth te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


189<br />

Parijs was aangekomen, dankte hij Ram in een brief van 24 september - verzon<strong>de</strong>n<br />

uit zijn pension Deviès in <strong>de</strong> rue Châteaubriand 18 - <strong>voor</strong> ‘het Zeister weekje’. Als<br />

postscriptum voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: 15 ‘... vergeet niet <strong>de</strong> anarchistische<br />

gedachtensprokkeling’. Drie dagen later gaf hij <strong>de</strong> instrucrie: 16 ‘Maak <strong>de</strong> anarchistische<br />

aanteekeningen nu maar niet te novellistisch, (dat kun je toch niet) en redigeer ze<br />

maar in telegrammenstijl.’ Onloochenbaar betekent dit, dat <strong>Couperus</strong> bij het in<br />

februari 1897 nog te schrijven ‘Boek van Anarchisme’ gebruik moet hebben gemaakt<br />

van aantekeningen die Ram hem intussen gestuurd had. Uitvoerige discussie over<br />

<strong>de</strong> roman moet hier aan <strong>voor</strong>af zijn gegaan.<br />

Het is bijzon<strong>de</strong>r jammer dat <strong>de</strong> briefwisseling met Ram verdwenen is. Van Booven<br />

vertelt er over: 17 ‘Nergens in <strong>Couperus</strong>' brieven aan zijn vriend R. wordt een literaire<br />

toon aangeslagen, <strong>de</strong> zinnen zijn bijna naief, rustig, eenvoudig van bouw, maar er is<br />

uit op te maken dat hij, wanneer zij elkan<strong>de</strong>r zagen, wel sprak over wat hij schreef<br />

en dat hij aan R. het geschrevene <strong>voor</strong>las en hem van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen zijner werken<br />

en van <strong>de</strong> boeken die hij las op <strong>de</strong> hoogte hield.’ Treurig genoeg heeft Van Booven<br />

veel te weinig uit <strong>de</strong> brieven geciteerd.<br />

Uit Parijs liet <strong>Couperus</strong> zijn vriend door Veen zowel <strong>Een</strong>e illuzie als Reis-impressies<br />

zen<strong>de</strong>n. 18 In <strong>de</strong> al geciteer<strong>de</strong> brief van 24 September 1896, waarin hij Ram dit<br />

aankondig<strong>de</strong>, vertel<strong>de</strong> hij ook een en an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereidingen die toen in Parijs<br />

op <strong>de</strong> place <strong>de</strong> l'Étoile wer<strong>de</strong>n getroffen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontvangst van <strong>de</strong> tsaar: Nicolaas II,<br />

op wie Othomar uit Majesteit terugging! Hij vervolg<strong>de</strong>: 19 ‘Ik vind het hier erg benauwd<br />

na Zeist, zou ik eigenlijk een buitenmensch zijn? [...] nous subissons la nostalgie <strong>de</strong>s<br />

pays septentrionaux... Parijs is Rome niet en wij vin<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n dat er in Parijs een<br />

melancholie door <strong>de</strong> lucht zweeft die in <strong>de</strong> blauwe luchten van het zoete Zui<strong>de</strong>n niet<br />

is.’<br />

Op 22 november verwittig<strong>de</strong> bij Veen: 20 ‘De roman is nu tot <strong>de</strong> helft gevor<strong>de</strong>rd.’<br />

Op 6 <strong>de</strong>cember schreef hij aan zijn nichtje Constance - toen al weer in Indië: 21 ‘Ik<br />

ben nu aan het ein<strong>de</strong> van het Der<strong>de</strong> Boek, en <strong>de</strong> scénes met Hélène zijn nu <strong>voor</strong> Hugo<br />

gedaan: poor boy!’ Het ‘Boek van Nirwana’ heeft <strong>Couperus</strong> dus in ruim vier maan<strong>de</strong>n<br />

voltooid.<br />

Voor zijn doen is dat erg lang. De spiegelroman van Extaze is dan ook bijna een<br />

novelle op zichzelf, met als on<strong>de</strong>rwerp enerzijds 22 ‘het hooge Ein<strong>de</strong>, het ein<strong>de</strong>looze<br />

Doel, het matelooze Nirwana, <strong>de</strong> Oplossing, het Absolute, grenzenlooze<br />

God<strong>de</strong>lijkheid, waarin het vraagteeken niet meer<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


190<br />

zoû zijn, waarin alle wijsheid geweten zoû wor<strong>de</strong>n, alle onbereikbaarheid zoû wor<strong>de</strong>n<br />

omhelsd,’ en an<strong>de</strong>rzijds 23 ‘zijn eigen ziel, die ziek was naar begeerig verlangen, naar<br />

zekerheid en veiligheid en kracht; begeerig <strong>voor</strong> haar zelve, <strong>voor</strong> haar eigen gretig<br />

ik’. Inzet is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, waarvan Hugo volhoudt: 24 ‘De allerhoogste is zon<strong>de</strong>r zinnen.<br />

De zinnen mogen kiezen waar ze willen: <strong>de</strong> ziel kiest eene, en eenmaal, <strong>voor</strong><br />

eeuwig...’ Ziel en zinnen kunnen niet samengaan. - Maar Hélène in het verhaal kan<br />

niet alleen een ziel liefhebben. Zij is geschei<strong>de</strong>n en zegt: 25 ‘Ik heb mijn man liefgehad,<br />

en mijn geluk zoû geweest zijn, te hebben gevon<strong>de</strong>n jouw ziel in...! zijn lichaam...!’<br />

Tot samenleven met Hugo in een zielshuwelijk is Hélène noch in staat, noch bereid.<br />

Evenals in Extaze duurt het extatisch samenzijn, dat op nirwana lijkt, maar kort. In<br />

alle gevallen, ook in <strong>Een</strong>e illuzie, wordt <strong>de</strong> man, die het aseksuele huwelijk zoekt,<br />

door <strong>de</strong> vrouw afgewezen. De enige die Hugo/<strong>Couperus</strong> troosten kan is<br />

Emilie/Elisabeth: 26 ‘Misschien nu <strong>voor</strong> het eerst voel<strong>de</strong> hij: Dat zij hem liefhad.’ -<br />

Ook hier dus weer een crisis, maar met mogelijkheid tot heroriëntatie.<br />

In het najaar van 1896 sprak <strong>Couperus</strong> dus nog altijd niet datgene uit; in literaire<br />

vorm, wat aan dit alles ten grondslag lag: zijn homo-erotische aanleg, waar hij niet<br />

aan toe wil<strong>de</strong> geven en die hij tot narcisme verdrong. Zelfs in <strong>de</strong>ze terugblik hieid<br />

hij nog vast aan het i<strong>de</strong>aalbeeld van platonische lief<strong>de</strong> als <strong>de</strong> enige vorm van erotiek<br />

waar hij een vrouw in betrekken kon.<br />

Tussen het schrijven door was er in Parijs afleiding genoeg. In het pension<br />

logeer<strong>de</strong>n Spanjaar<strong>de</strong>n en Portugezen, met wie <strong>Couperus</strong> - zo schreef hij zijn nichtje<br />

Constance - op zeer beminnelijke voet verkeer<strong>de</strong>, hoewel <strong>de</strong> contacten ver<strong>de</strong>r geen<br />

diepgang had<strong>de</strong>n. 27 Soms ging hij naar het theater, om Jean Monnet-Sully in Hamlet<br />

te zien, of Sarah Bernhardt in La Dame aux Camélias. Dikwijls bezocht hij het<br />

Louvre. <strong>Een</strong> enkele keer maakte hij Teodor <strong>de</strong> Wyzewa (T. Wijzewsky, 1862-1917)<br />

een visite. Deze Poolse literator wijd<strong>de</strong>, daar hij <strong>Couperus</strong> als een <strong>de</strong>r belangrijkste<br />

schrijvers van zijn generatie beschouw<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> Revue <strong>de</strong>s <strong>de</strong>ux Mon<strong>de</strong>s van 1 april<br />

1896 een artikel aan hem. 28<br />

Soms kreeg hij berichten uit Ne<strong>de</strong>rland. Ram schreef hem dat hij nu geheel genezen<br />

was. 29 <strong>Een</strong> vriendin van <strong>Couperus</strong> en Elisabeth - hij moet haar ook in Rome ontmoet<br />

hebben: mevrouw E.C.M. Boon Hartsinck van Valkenburg uit Velp - kondig<strong>de</strong> tegen<br />

januari haar bezoek aan met dochters, hondjes en veel koffers. Vaag ook was er al<br />

sprake van dat Betty<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


191<br />

en hij vroeg of laat bij <strong>de</strong> Valettes in Indië zou<strong>de</strong>n gaan logeren. Voorlopig ontbraken<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len daartoe hem echter ten enen male. Na zoveel jaren verlang<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

mevrouw Baud, die op Java woon<strong>de</strong>, naar haar dochter. Elisabeth wil<strong>de</strong> natuurlijk<br />

niet min<strong>de</strong>r graag haar moe<strong>de</strong>r terugzien.<br />

In <strong>de</strong>ze Parijse tijd on<strong>de</strong>rhield <strong>Couperus</strong> ook relaties met enkele schil<strong>de</strong>rs, maar<br />

waarschijnlijk toch niet heel intensief. Zo was er John J. Jacobson, die hij nog uit<br />

Den Haag ken<strong>de</strong>. In een <strong>de</strong>r weinige van hem bewaar<strong>de</strong> brieven uit die perio<strong>de</strong> is<br />

<strong>voor</strong>ts sprake van Sarlouis. Op 6 <strong>de</strong>cember 1896 schreef hij Stan: 30 ‘We zijn hier op<br />

een expositie van Sarlouis geweest: Nero en Agrippina, een immens stuk, maar zoo<br />

brutaal humbug-achtig geklod<strong>de</strong>rd, dat het afschuwelijk was! Maar hij bekent zelf,<br />

dat hij schil<strong>de</strong>rt pour épater le bourgois en om rijk te wor<strong>de</strong>n! Hij heeft zijn haren<br />

laten knippen, op raad van John Jacobson!’<br />

In het pension was het koud. Bij een houtvuur zat <strong>Couperus</strong> soms te schrijven ‘in<br />

Bettys ou<strong>de</strong> fluweelen langen jas, die bevallig over mijne schou<strong>de</strong>rs heen drapeert,<br />

met een medicis-kraag! Wij noemen die jas het “ou<strong>de</strong> warme vel”! Mijn han<strong>de</strong>n<br />

verkleumen!’ Maar er moest nu eenmaal geschreven wor<strong>de</strong>n, al waren het maar<br />

brieven aan Veen: over vertalingen, rechten van vertalingen, of over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen<br />

die hij maakte met Metamorfoze.<br />

In januari 1897 schreef hij niet meteen ver<strong>de</strong>r aan zijn boek. Hij hield zich eerst<br />

met <strong>de</strong> ‘anarchistische aanteekeningen’ van Ram bezig, en bereid<strong>de</strong> zorgvuldig <strong>de</strong><br />

compositie van het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk <strong>voor</strong>. Dat beloof<strong>de</strong> lang te wor<strong>de</strong>n, 31 ‘omdat<br />

het Vier<strong>de</strong> Boek zeer rijk aan stof zal zijn’. (De datering ervan luidt: ‘Parijs, Februari<br />

’97'.) Als trouw lezer van <strong>de</strong> Figaro <strong>de</strong>ed hij soms ook literaire ont<strong>de</strong>kkingen. Aan<br />

Ram schreef hij op 8 januari: 32 ‘Ik lees tegenwoordig in <strong>de</strong> Figaro geregeld Le<br />

Carillonneur van Ro<strong>de</strong>nbach. Als dat als boek uit is moet je het bepaald lezen, ik<br />

heb in langen tijd niet zooiets compleet-moois gelezen. Ik ben druk bezig met rnijn<br />

vier<strong>de</strong> boek! Met <strong>voor</strong>lezen zullen we wachten tot na je examen.’<br />

Met <strong>de</strong> spiegelroman van <strong>de</strong> koningsromans is het won<strong>de</strong>rlijk gesteld. Hooge<br />

troeven vin<strong>de</strong>n we zelfs in het geheel niet in Metamorfoze terug, en Majesteit en<br />

Wereldvre<strong>de</strong> maar zeer ten <strong>de</strong>le. Belangrijk in dit boek is <strong>de</strong> eerste ontmoeting met<br />

<strong>de</strong> Griekse god van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Eros van Praxiteles: 33 ‘dat arm verminkte marmer<br />

in het Vaticaan en dat hem had doen tranen krijgen om zijn stille zeggen wat <strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />

was, - niet zinnelijk, gezond, eenvoudig, en Helleensch - maar vreemd mo<strong>de</strong>rn, vol<br />

smart, vol<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


192<br />

peinzen en diep-inzien in zichzelven: zielslief<strong>de</strong>, moeilijk op te lossen, zeer na aan<br />

ons verwant, aan al ons zieke <strong>de</strong>nken, wanhoop en hoog gelukkig zijn...’ Het lijdt<br />

nauwelijks twijfel wat <strong>Couperus</strong> hier bedoel<strong>de</strong>. Met ziekte duid<strong>de</strong> hij zijn androgyne<br />

aanleg aan. Juist <strong>de</strong>ze Eros van het Vaticaan is in 1887 door H. Was genoemd in<br />

verband met <strong>de</strong> Eros van Plato's Symposion, <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> dialoog over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> in<br />

het algemeen en over <strong>de</strong> Griekse lief<strong>de</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r. 34<br />

<strong>Couperus</strong> moet dit geschrift van H. Was, Plato's Symposion, eene erotische studie,<br />

gekend hebben. Men kan zelfs vermoe<strong>de</strong>n hoe hij er aan kwam. In De Nieuwe Gids<br />

van 1894 publiceer<strong>de</strong> Ch.M. van Deventer een artikel over Het Symposion, waarin<br />

hij tegen het slot dui<strong>de</strong>lijk stel<strong>de</strong>: 35 ‘Wie het Symposion gelezen heeft, zal mij<br />

toegeven, dat het niet wel mogelijk is veel meer uit <strong>de</strong> re<strong>de</strong> van Alkibia<strong>de</strong>s me<strong>de</strong> te<br />

<strong>de</strong>elen. Hij kent <strong>de</strong> bezwaren, die het ondoenlijk maken in een algemeen tijdschrift<br />

<strong>de</strong> zaak openlijk te vertellen.’ Voorts: ‘De werkelijke, <strong>de</strong> materieele lief<strong>de</strong>sverhouding,<br />

die Plato bij <strong>voor</strong>keur in het oog had, toen hij het Symposion en een an<strong>de</strong>r poeem<br />

van <strong>de</strong> Lief<strong>de</strong> dichtte, - daarover kan men niet spreken in een tijdschrift, dat er geen<br />

bezwaar tegen heeft ook in <strong>de</strong> huiskamer gelezen te wor<strong>de</strong>n. 36 Zooveel zij thans<br />

slechts gezegd, als kultuur-historische bijzon<strong>de</strong>rheid, dat <strong>de</strong> hooge, <strong>de</strong> zuivere en <strong>de</strong><br />

strenge lief<strong>de</strong>szangen van Plato een realiteit on<strong>de</strong>r zich hebben, waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> openbare<br />

meening van onzen tijd slechts afschuw over heeft. Wie er meer van weten wil, leze<br />

het meer genoem<strong>de</strong> werkje van Dr. Was, of spreke met een heel goe<strong>de</strong>n vriend, die<br />

klassiek literator is, en niet van jokken houdt.’<br />

Wie er dan werkelijk meer van weten wil, zoals <strong>Couperus</strong>, komt bij Was echter<br />

wel van een ijskou<strong>de</strong> kermis thuis. Was noemt <strong>de</strong> Griekse lief<strong>de</strong> letterlijk 37 ‘een<br />

ziekte’, spreekt van ‘een droevig hermafroditisme van <strong>de</strong>n geest’, en van ‘dat, wat<br />

nu als een ijzingwekkend geheim geldt’, ‘ze<strong>de</strong>lijke wanschapenheid met <strong>de</strong>n sluier<br />

van <strong>de</strong>n diepsten nacht be<strong>de</strong>kt’. De ‘verkeer<strong>de</strong> geslachtsdrift’ is in zijn ogen zoiets<br />

als een ‘afzichtelijk lijk’, er is spraken van ‘ze<strong>de</strong>nbe<strong>de</strong>rf, dat Griekenland teister<strong>de</strong>’,<br />

van ‘inwilliging van booze lusten’. Volgens Was is Eros <strong>de</strong> god geweest, die <strong>de</strong><br />

zuiverste bronnen van geluk en vreug<strong>de</strong> op <strong>de</strong>ze wijze heeft vergiftigd. - Men <strong>de</strong>nkt<br />

hier licht aan <strong>de</strong> opdracht die <strong>Couperus</strong> zijn Extaze meegaf, ‘Aan het Geluk en het<br />

Leed te Zamen’, en verbaast zich niet als men, by het herlezen <strong>de</strong>r Reis-impressies,<br />

hem ten overstaan van <strong>de</strong> Eros van Praxiteles hoort zeggen: 38 ‘het leed, dat je geeft:<br />

het is geluk, en <strong>de</strong> arme menschen, ze willen het niet missen, nooit...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


193<br />

Aylva/<strong>Couperus</strong> begint in Metamorfoze vervolgens aan een boek dat zijn Indische<br />

jeugd beschrijft. Als kind heet hij weer Kareltje - zoals in <strong>Een</strong> zieltje -, een zwak<br />

jongetje dat vriendschap sluit met een veel sterkere Arnold. Deze moet <strong>de</strong> hoofdfiguur<br />

wor<strong>de</strong>n. Diens portret is onmiskenbaar dat van Johan Ram: 39 ‘hij zag <strong>de</strong>n ron<strong>de</strong>n<br />

kop; het korte, stugge, zwarte haar; <strong>de</strong> sombere mijmervolle oogen, <strong>de</strong> uitsteken<strong>de</strong><br />

jukbeen<strong>de</strong>ren, grooten neus, vollen zwaren mond van zinnelijkhcid, waarboven al<br />

dons van snor.’ De jongen is ‘schuw <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrouwen, <strong>de</strong> meisjes, en ziekelijk<br />

verlangen<strong>de</strong> zich te geven, heel zichzelve in lief<strong>de</strong>, die nu al te groot was <strong>voor</strong> zijne<br />

jongensziel: verlangen, dat hem zou wor<strong>de</strong>n begin van zijne levenstragedie’. - Wat<br />

dan volgt, moet groten<strong>de</strong>els berusten op Rams ‘anarchistische aanteekeningen’.<br />

Arnold lijdt: 40 ‘verzonken in <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>, waar<strong>voor</strong> hij Kareltje had gewaarschuwd,’ te<br />

weten het knoeien met seksegenoten. In zich zelf voelt hij ‘het Beest en <strong>de</strong> Ziel, in<br />

een strijd met elkaâr,’ waarmee wij weer terug zijn bij Taco Quaerts. <strong>Een</strong> groot,<br />

christelijk i<strong>de</strong>alisme houdt hem echter staan<strong>de</strong>. De staat ziet hij niet als <strong>de</strong> dienaar<br />

en vriend daarvan, maar integen<strong>de</strong>el als een vijand: egoïsme, totaliteit van miljoenen<br />

egoïsmen. 41 De staat in déze gedaante moet <strong>voor</strong>goed verdwijnen en dient door mid<strong>de</strong>l<br />

van een anarchistische, totale vernietiging plaats te maken <strong>voor</strong> een i<strong>de</strong>ale<br />

zielengemeenschap. - Gaan<strong>de</strong>weg leert <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alist echter inzien, dat zijn krachten<br />

ontoereikend zijn om dit ooit zon<strong>de</strong>r hulp van an<strong>de</strong>ren te bewerkstelligen.<br />

Als een nieuwe Plato, die eenmaal net als hij <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale staat zocht, reist hij naar<br />

een rijk aan <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee. Samen met <strong>de</strong> heerser ervan - hier komt een parallel<br />

met Dion van Syracuse naar voren, familielid van <strong>de</strong> tirannen Dionysius I en II -<br />

tracht hij een betere samenleving te ontwerpen. 42 Dit i<strong>de</strong>aal wordt niet bereikt. Wel<br />

vindt <strong>de</strong> zoeken<strong>de</strong> Arnold iets an<strong>de</strong>rs: 43 ‘Hij vond een vriend. Hij vond <strong>de</strong> genoot<br />

van zijn ziel. Zijn ziel, die nooit bemind had een vrouw, bemin<strong>de</strong> een ziel, die ook<br />

niet een vrouw als het hoogste bemin<strong>de</strong>.’ - De platonische Eros wordt hier<br />

onbelemmerd verheerlijkt: ‘serafische troost, dien hun schepper hun gaf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

immense <strong>de</strong>silluzie in hun leven’.<br />

Dat is echter niet wat <strong>de</strong> schepper van Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn Othomar<br />

geeft, die keurig trouwt en een zoon krijgt! In Het Boek van Anarchisme gaat<br />

<strong>Couperus</strong> veel ver<strong>de</strong>r. Voor een goed begrip van zijn psychische ‘Wer<strong>de</strong>gang’ zijn<br />

<strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n van kardinaal belang. Zij tonen aan dat hij in <strong>de</strong> platoonse<br />

gedachtenwereld grote, blijven<strong>de</strong> waar-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


194<br />

he<strong>de</strong>n meen<strong>de</strong> te hebben gevon<strong>de</strong>n. Het zijn ont<strong>de</strong>kkingen die hij misschien pas na<br />

zijn huwelijk heeft gedaan. Rams terugkeer uit Atjeh heeft hem zijn dilemma - tij<strong>de</strong>ns<br />

het Zeister weekje? - <strong>voor</strong> zover dat nodig was nog eens extra dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r het<br />

oog gebracht. In <strong>de</strong>ze samenhang ktijgt <strong>de</strong> Eros van Praxiteles een zwaar gela<strong>de</strong>n<br />

betekenis. Niet <strong>voor</strong> niets plaatst Aylva een gipsafgietsel van hem op zijn schrijftafel. 44<br />

Niet toevallig ook, heeft een i<strong>de</strong>ntiek afgietsel bij <strong>Couperus</strong> tot aan zijn dood in <strong>de</strong><br />

werkkamer gestaan. 45<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ogen van Emilie/Elisabeth, ja zelfs door haar aangespoord, wordt dit<br />

Boek van Anarchisme door Aylva/<strong>Couperus</strong> voltooid. Tenslotte vraagt Aylva haar<br />

ten huwelijk. Emilie verwacht het van hem. Zij wor<strong>de</strong>n het samen eens, ook al zijn<br />

zij vrijwel zuster en broer.<br />

Elisabeth heeft precies geweten wat zij <strong>de</strong>ed, dat zagen wij al eer<strong>de</strong>r. Twee crises<br />

in het boek - <strong>de</strong> dood van Scheffer /Jäger en het sterven van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r - lossen zich<br />

op in een bevrij<strong>de</strong>nd uitzicht op een ondanks alles positieve toekomst. De roman had<br />

als on<strong>de</strong>rtitel De Lof van <strong>de</strong> Vriendschap kunnen meekrijgen...<br />

‘Den Isten Maart kom ik in Den Haag terug, Pension Boelen 70 Javastraat.<br />

Metamorfoze na<strong>de</strong>rt zijn ein<strong>de</strong>: ik hoop het <strong>de</strong>ze maand af te maken,’ schreef <strong>Couperus</strong><br />

op 6 februari 1897 uit Parijs aan Veen. 46 Het is hem ook gelukt, dank zij een razend<br />

tempo bij het schrijven van het laatste Boek. Hij had er incens grote haast mee.<br />

<strong>Couperus</strong> had geld nodig, het dikke werk moest veel opbrengen. Van 1 april af zou<br />

het in De Gids verschijnen. 47 Heeft <strong>de</strong> redactie van het eerbiedwaardige tijdschrift<br />

eigenlijk wel precies beseft wat zij heeft laten afdrukken, <strong>voor</strong> algemeen gebruik in<br />

<strong>de</strong> huiskamer? zo vraagt men zich in gemoe<strong>de</strong> af.<br />

Het slot, ‘Het Boek van Metamorfoze’, rekent in <strong>de</strong> eerste plaats af met <strong>de</strong><br />

eigentijdse literatuur. Zola, Ibsen, Maeterlinck wor<strong>de</strong>n opzij gezet. Over blijven<br />

hoofdzakelijk... Henri Borel en Hélèn e Swarth! In een venijnige uiteenzetting neemt<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> contemporaine kritiek op <strong>de</strong> korrel. Hoewel hij hem nict met name<br />

noemt, is het tamelijk dui<strong>de</strong>lijk dat hij <strong>voor</strong>al Van Deyssel op zijn nummer heeft<br />

willen zetten toen hij schreef: 48 ‘Wie zegt je, dat wat je als je subjectieve waarheid<br />

over mij gelieft te schrijven, éenige waarheid heeft <strong>voor</strong> mij, of <strong>voor</strong> jou, of <strong>voor</strong> het<br />

publiek? Hoe is het mogelijk, dat bij ie<strong>de</strong>r woord <strong>de</strong> vrees je niet weêrhoudt, dat je<br />

je vergist, vergist om me te loven of te laken? Jij weet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


195<br />

het dus en als we het weten willen, komen we bij jou? Maar wat weet je van mij en<br />

van mijn werk? Niets, je weet niet hoe ik ben en niet hoe mijn werk is gewor<strong>de</strong>n:<br />

het mysterie ervan weet je niet.’ Het is <strong>Couperus</strong> allerminst ontgaan dat zijn critici<br />

er dikwijls maar wat op los geschreven hebben. Ten aanzien van <strong>de</strong> eisen die hij aan<br />

<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale criticus stelt - en in 1897 is dat zijn persoonlijke onbevoegdheidsverklaring<br />

van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek met inbegrip van Van Deyssel - geeft <strong>Couperus</strong> blijk van<br />

een trots gevoel van eigenwaar<strong>de</strong>: 49 ‘Interesseert mijn werk hem zooveel, dat hij er<br />

over wenscht te schrijven, laat hij het dan bestu<strong>de</strong>eren en er een studie van geven.<br />

Vindt hij dat niet <strong>de</strong> moeite waard, dan mag hij het mooi of leelijk vin<strong>de</strong>n, maar moet<br />

cr zijn mond over hou<strong>de</strong>n.’<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats wordt dit laatste hoofdstuk beheerst door <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van een ziel,<br />

die zich steeds opnieuw zou reïncarneren: 50 ‘Ze reïncarneer<strong>de</strong> zich telkens: ze nam<br />

aan eene menschengestalte, die verging: jaren misschien rustte ze; dan werd ze weêr<br />

mensch; dan verging weêr <strong>de</strong> vorm, <strong>de</strong> schijngestalten wissel<strong>de</strong>n af: <strong>de</strong> ziel bleef<br />

altijd.’ De theosofische gedachten, geleid door <strong>de</strong> opvatting dat <strong>de</strong> ziel zich aan het<br />

ein<strong>de</strong> tweemaal zal oplossen in Lief<strong>de</strong> of in het Licht, maken in <strong>de</strong>ze jaren <strong>Couperus</strong>'<br />

diepste overtuiging uit. Aylva's laatste werk heet dan ook Metamorfoze: ‘De held<br />

was <strong>de</strong> Ziel, die altijd was.’ De hoofdpersoon is priester van Isis geweest, eunuch<br />

van Tanith, christelijk martelaar, non, dominicaan. Overdui<strong>de</strong>lijk zegt <strong>Couperus</strong><br />

zelf: 51 ‘Er waren velen, die dachten als hij, of ongeveer, en zich noem<strong>de</strong>n theosofen.’<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk voegt hij er echter aan toe dat zijn held buiten hun gemeenschap wil<br />

blijven, door omstandigheid en neiging. Als einddoel ziet <strong>de</strong>ze zoeken<strong>de</strong> ziel tenslotte<br />

dit: ‘te zijn <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren’. Hij tracht een twee<strong>de</strong> Christus te wor<strong>de</strong>n, maar faalt.<br />

Aylva/<strong>Couperus</strong> zelf blijft dichter bij huis. Zijn einddoel zal <strong>voor</strong>taan het geluk<br />

van Emilie/Elisabeth zijn, en daarin zal hij tevens zijn eigen geluk vin<strong>de</strong>n. Dat<br />

Metamorfoze met dit huwelijk eindigt, is dus niet alleen maar omwille van <strong>de</strong><br />

compositie.<br />

Zijn levensprobleem, <strong>de</strong> seksualiteit, meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> overwonnen te hebben.<br />

<strong>Een</strong> jaar later meen<strong>de</strong> hij dat nog! In Psyche, dat wij, - na ons rekenschap te hebben<br />

gegeven van alles wat in <strong>de</strong> vijf boeken Metamorfoze als doorleefd verle<strong>de</strong>n<br />

symbolische vorm heeft aangenomen - slechts als autobiografisch vervolg kunnen<br />

lezen, zal het zielsdrama zich nog eens tot sprookje uitkristalliseren. Eros neemt daar<br />

aan het eind Psyche <strong>voor</strong>goed mee in hoger sferen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


196<br />

Zo zag <strong>Couperus</strong> het rijk van <strong>de</strong> toekomst, in die jaren. Of dit ook overeenstem<strong>de</strong><br />

met <strong>de</strong> zuiver fysieke kanten van <strong>de</strong> seksualiteit is <strong>de</strong> vraag. Van belang zou <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van F.E.A. Batten kunnen zijn, volgens welke <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> - ook als<br />

het niet waar is mag het hier toch niet onvermeld blijven - volslagen impotent was.<br />

In een persoonlijke brief zegt Batten: 52 ‘<strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling is nooit gepubliceerd,<br />

maar heeft <strong>de</strong> anthenticiteit van <strong>de</strong> waarheid, dat onze grote schrijver seksueel zijn<br />

gehele leven impotent was. <strong>Een</strong> pijnlike me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling, die mij door zijn Haagse vriend,<br />

majoor <strong>de</strong>r Grenadiers en Huzaren, A.H.W. van Blijenburgh, in het <strong>voor</strong>jaar van<br />

1931 in een gesprek over zijn omgang met <strong>Couperus</strong> werd gedaan, - en waarvan ik<br />

niets terug had!<br />

Hij herhaal<strong>de</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling, vermoe<strong>de</strong>lik omdat ik er alleszins verwon<strong>de</strong>rd over<br />

was: het gesprek was heel persoonlik over <strong>de</strong> persoon <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> omgang, en<br />

ook over <strong>de</strong> (technise) me<strong>de</strong>werking die Van Blijenburgh, op <strong>Couperus</strong>' verzoek,<br />

had verleend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruitergevechten in Isktan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> roman die <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>.<br />

De ou<strong>de</strong>rwets geknevel<strong>de</strong>, robuuste majoor <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mij een en an<strong>de</strong>r op een toon<br />

van diepe ernst mee! Ik twijfel<strong>de</strong> er niet in het minst aan, maar om <strong>de</strong> waarheid te<br />

zeggen, beschouw<strong>de</strong> ik dat fysiek tekort van <strong>Couperus</strong> in die jaren als van géén<br />

belang, in verband met zijn werk. Bij na<strong>de</strong>re beschouwing en naarmate ik erover<br />

nadacht, wèl.’<br />

Hoewel <strong>de</strong> betrouwbaarheid van Battens me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen niet altijd boven twijfel<br />

verheven is, kan Van Blijenburgh dit nauwelijks verzonnen hebben. Waarom zou<br />

hij? Dat hij <strong>Couperus</strong> met Iskan<strong>de</strong>r geholpen heeft staat vast door een brief. 53 Zij<br />

waren rond 1919-'20 met elkaar zeer bevriend. Indien <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling op waarheid<br />

berust, moet <strong>Couperus</strong> het jarenlang wel zeer moeilijk gehad hebben. Homoseksueel<br />

én impotent: kon het erger?<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> aan Metamorfoze werkte, hield Elisabeth zich onledig met <strong>de</strong><br />

vertaling uit het Engels van Olive Schreiners Trooper Peter Halket of Mashonaland.<br />

Bij herhaling had zij Veen al eens om een <strong>de</strong>rgelijke opdracht gevraagd, maar het<br />

was er steeds weer niet van gekomen. <strong>Couperus</strong> zelf, teruggekeerd in pension Boelen<br />

in <strong>de</strong> Javastraat, pauzeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopig. H.J. Haverman teken<strong>de</strong> zijn portret. 54 Er bestaat<br />

meer dan een versie van, maar het bekendst is <strong>de</strong> tekening gebleven waarop wij <strong>de</strong><br />

auteur zien zitten naar links, tegen een achtergrond van boeken, keurig in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


197<br />

het pak en met welverzorg<strong>de</strong> sik en snor. Met enige moeite herkennen we links<br />

on<strong>de</strong>raan <strong>de</strong> rug van Wereldvre<strong>de</strong>. Het portret heeft misschien een iets te<br />

zelfverzeker<strong>de</strong> uitdrukking, maar heet goed geleken te hebben. <strong>Een</strong> ingekleurd portret<br />

van Haverman, eveneens in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gemaakt, liet <strong>Couperus</strong> met een hoed op<br />

zien. Het is tot nu toe helaas niet teruggevon<strong>de</strong>n. 55 Op 6 mei 1897 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever mee: ‘Haverman teekent mij <strong>voor</strong> Woord en Beeld: hij heeft twee<br />

portretten gemaakt, een met hoed, een gewoon, bei<strong>de</strong> zeer goed: zoû U er een willen<br />

hebben <strong>voor</strong> Metamorfoze? Het was een i<strong>de</strong>e van hem en ik zoû het uitstekend<br />

vin<strong>de</strong>n.’ Zo is het, oorspronkelijk als illustratie bij een artikel van Netscher bedoel<strong>de</strong>,<br />

portret dus tevens als frontispice in het boek terechtgekomen. <strong>Couperus</strong> had echter<br />

zo zijn grillige kanten, want toen het er eenmaal in stond, had hij er niet veel meer<br />

mee op: 56 ‘Het portret dunkt mij door <strong>de</strong> verzachte tint <strong>de</strong>r reproductie iets<br />

aangenamer: maar dwepen doen wij er niet mee, mijn vrouw noch ik.’ Het manuscript<br />

van zijn roman beloof<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als geschenk aan Veen, 57 die het echter nooit<br />

gekregen heeft: per vergissing zeg<strong>de</strong> hij het tevens aan Ram toe... die het niet aan<br />

<strong>de</strong> eigenlijke rechthebben<strong>de</strong> heeft doen toekomen.<br />

Van april af verscheen Metamorfoze in De Gids. 58 Nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgave in boekvorm<br />

in <strong>de</strong> winkel lag, werd er hier en daar al over geschreven. <strong>Couperus</strong>, die het in het<br />

laatste hoofdstuk had doen <strong>voor</strong>komen of hij volstrekt immuun gewor<strong>de</strong>n was <strong>voor</strong><br />

welke kritiek ook, be<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>de</strong>salniettemin begin juni al bij Veen om recensies. 59<br />

Misschien was hij ongeduldig omdat hij op het punt stond naar Hei<strong>de</strong>lberg te<br />

vertrekken.<br />

Door brieven aan Veen kennen wij <strong>de</strong> titels van enkele boeken die het echtpaar<br />

omstreeks <strong>de</strong>ze tijd gelezen heeft. 60 Elisabeth had van hem ter eventuele vertaling<br />

Jerôme K. Jerômes Laven<strong>de</strong>r Sketches onvangen, die zij ‘nog al aardig’ vond.<br />

<strong>Couperus</strong> zelf blijkt helemaal weg geweest te zijn van Gontsjarows Oblomow.<br />

Elisabeth verklaar<strong>de</strong> dat hij er mee dweepte. Bei<strong>de</strong>n lazen zij van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijver<br />

in een Duitse vertaling Der Absturz, dat Elisabeth veel liever wil<strong>de</strong> vertalen dan<br />

Jerôme. Maar Veens keuze viel op <strong>de</strong> Laven<strong>de</strong>r Sketches.<br />

In 1897 moet <strong>Couperus</strong> besloten hebben Ne<strong>de</strong>rland nu wérkelijk <strong>voor</strong>goed te<br />

verlaten. Zijn lidmaatschap van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> zeg<strong>de</strong><br />

hij op. Hij en zijn vrouw lieten zich zelfs uitschrijven uit <strong>de</strong> kerkregisters van <strong>de</strong><br />

Église Wallonne aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>: ‘vertrokken naar Dres<strong>de</strong>n’, lezen wij daar in<br />

<strong>de</strong> marge. 61 In<strong>de</strong>rdaad zijn ze er <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


198<br />

geruime tijd gebleven. Maar <strong>voor</strong>eerst stond Hei<strong>de</strong>lberg op het programma.<br />

In <strong>de</strong>ze stad logeer<strong>de</strong>n zij in het pension Internationale, Anlage 10. Kort na<br />

aankomst, op 4 juli, schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn vriend Ram: 62 ‘Ons leven is<br />

allerhygiënischt; juge toi-mêrne. We staan om 7 uur op! gaan da<strong>de</strong>lijk (half negen)<br />

een groote wan<strong>de</strong>ling maken tot 12 uur, dineeren, hou<strong>de</strong>n siesta. Zooals nu. B. slaapt<br />

en ik zit wat met je te praten. Na het Aben<strong>de</strong>ssen wan<strong>de</strong>len we nog een beetje langs<br />

<strong>de</strong> muziek, of we gaan ergens zitten, en om tien uur naar bed. We moeten er hier dus<br />

uit gaan zien als kolen en daarbij millioenair wor<strong>de</strong>n... Je ziet, het is dus een idyllisch<br />

bestaan. Ik <strong>de</strong>nk hier nu's middags wat te schrijven. Vooreerst zullen we hier wel<br />

blijven, want <strong>de</strong> eerste indruk is te aardig in allen <strong>de</strong>ele, om gauw weer weg te vliegen.<br />

Daarbij, bosch en berg is overal hetzelf<strong>de</strong>, en zelfs is <strong>de</strong> natuur heel mooi. Maar ik<br />

zou niet alleen in het bosch kunnen zijn, ik vind een bosch zoo vreeselijk melancholiek<br />

en ik ben sorns bang <strong>voor</strong> boornen. Van morgen zijn we gewan<strong>de</strong>ld naar <strong>de</strong>n<br />

Speyerhof, diep in het bosch, daar kan je ook logeeren en het huis ligt allerliefst.<br />

Misschien gaan we er later <strong>voor</strong> een week heen. Was jij maar hier om al die<br />

natuurgezondheid met wat gedachtenreeksen te bezielen.’ - <strong>Een</strong> slotregel die Elisabeth<br />

zich bepaald wel aan had kunnen trekken, als zij hem gelezen had.<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> hier zo genoot vond in Den Haag een blij<strong>de</strong> gebeurtenis plaats.<br />

Frans werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal va<strong>de</strong>r. Op 5 augustus schonk zijn jonge vrouw Marie<br />

het leven aan een dochtertje, dat <strong>Louis</strong>e genoemd werd. Het kindje zou niet ou<strong>de</strong>r<br />

dan vier jaar wor<strong>de</strong>n, in november 1901 is Loekie in Indië overle<strong>de</strong>n. Vooreerst<br />

echter heerste er grote vreug<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Surinamestraat. Grootpapa John Ricus was erg<br />

ingenomen met juist dit kleindochtertje: het droeg immers <strong>de</strong> naam van zijn eigen<br />

dochtertje <strong>Louis</strong>e, dat hem toen zij pas elf jaar oud was in 1862 in het grote huis aan<br />

<strong>de</strong> Prinsegracht ontvallen was, en naar wie hij zijn jongste zoon <strong>Louis</strong> genoemd had.<br />

<strong>Een</strong> paar jaar eer<strong>de</strong>r moet door Bramine Grandmont-Hubrecht John Ricus' grote,<br />

nog bewaar<strong>de</strong> portret geschil<strong>de</strong>rd zijn. Het laat ons hem zien als een zelfverzeker<strong>de</strong>,<br />

krasse ou<strong>de</strong> heer, met een ernstige, doordringen<strong>de</strong> blik. 63 De intrigeren<strong>de</strong> kop en<br />

imponeren<strong>de</strong> houding zijn moeilijk na<strong>de</strong>r te beschrijven. Misschien vat het ou<strong>de</strong>rwetse<br />

woord ‘wele<strong>de</strong>lgestreng’ <strong>de</strong> karakteristieke eigenschappen ervan nog het dui<strong>de</strong>lijkst<br />

samen. Tevens is een zekere esprit er niet vreemd aan. Dat papa <strong>voor</strong> in het<br />

geslachtsregister<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


199<br />

van <strong>de</strong> familie met zoveel overtuiging ‘Noblesse Oblige’ heeft geschreven, zal bijna<br />

niemand die het portret goed bekijkt verbazingwekkend vin<strong>de</strong>n.<br />

In die zelf<strong>de</strong> maand augustus 1897 begon <strong>Couperus</strong>, tussen <strong>de</strong> drukproeven van<br />

Metamorfoze door, het sprookje Psyche te schrijven, 64 dat zoals wij zullen zien<br />

eigenlijk nauwelijks een sprookje te noemen is. Hij was van plan tot in September<br />

in Hei<strong>de</strong>lberg te blijven, om daarna via Neurenberg en an<strong>de</strong>re plaatsjes naar Dres<strong>de</strong>n<br />

door te reizen: een <strong>de</strong>coratie rijker, want op 31 augustus werd hem het officierschap<br />

in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje-Nassau verleend. Onmid<strong>de</strong>llijk stuur<strong>de</strong> zijn va<strong>de</strong>r hem <strong>de</strong><br />

versierselen. <strong>Een</strong> week later schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein: 65 ‘Ik vond het een alleraardigst i<strong>de</strong>e van hem en was er zeer door getoucheerd,<br />

ik hoop dat hij dat uit mijn brief gezien heeft. Als het eens te pas komt, zeg dan aan<br />

opa, beste Mies, dat ik waarlijk zecr getroffen was door zijn ca<strong>de</strong>au! 's Avonds draag<br />

ik nu mijn oranje roos, maar of ik het altijd doen zal weet ik niet, ik voel me een<br />

beetje schichtig met die eerwaardigheid aan mijn knoopsgat...’ - Hieruit blijkt toch<br />

wel een tamelijk goe<strong>de</strong> relatie tussen <strong>Couperus</strong> en zijn va<strong>de</strong>r, in <strong>de</strong>ze jaren. Enige<br />

afstand kan men er <strong>de</strong>sgewenst ook in lezen. Toch heeft papa dui<strong>de</strong>lijk waar<strong>de</strong>ring<br />

gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prestaties van zijn jongste zoon. Niet <strong>voor</strong> niets heeft <strong>de</strong>ze hem van<br />

al zijn boeken altijd een exemplaar laten sturen door zijn uitgever. Volgens zeggen<br />

heeft John Ricus ze ook allemaal netjes naast elkaar in <strong>de</strong> kast gezet. Of hij ze ook<br />

las, werd in <strong>de</strong> familiekring enigszins betwijfeld.<br />

‘Hei<strong>de</strong>lberg wordt zoo winterachtig dat wij verlangen weg te gaan...’ zo vervolg<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zijn brief. ‘Ik smacht naar een stad. Boomen zijn lief in <strong>de</strong>n zomer, maar<br />

ze maken me zoo melancholiek als het gaat winteren.’ Hij verlang<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al naar <strong>de</strong><br />

opera van Dres<strong>de</strong>n. Toch heeft hij zich in Hei<strong>de</strong>lberg niet al te zeer verveeld. In het<br />

pension logeer<strong>de</strong>n ook an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs, met wie hij het goed kon vin<strong>de</strong>n. Dit<br />

waren <strong>de</strong> jonge keel-, neus- en oorarts P.Th.L. Kan en diens vrouw. Deze latere<br />

Leidse hoogleraar was toen pas getrouwd en wil<strong>de</strong> zich specialiseren. Gevieren<br />

maakten zij wan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> omgeving. <strong>Een</strong>s vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> over het sprookje<br />

dat hij aan het schrijven was, en het heet dat mevrouw Kan toen <strong>de</strong> naam bedacht<br />

heeft van <strong>de</strong> boze zuster die in het verhaal <strong>de</strong> kwalijke wereldlijke machten<br />

symboliseert: 66 Emeralda, het vlees gewor<strong>de</strong>n kapitalisme.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


200<br />

Nadat zijn zuster Cateau Vlielan<strong>de</strong>r Hein en haar man uit Den Haag een bezoek<br />

waren komen brengen, brak ein<strong>de</strong>lijk het ogenblik van vertrek naar Dres<strong>de</strong>n aan.<br />

<strong>Couperus</strong> koos er domicilie in het pension Mehring, Walpurgisstrasse 22. Op 4<br />

oktober <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 67 ‘Ik ben druk bezig aan het schrijven van een symboliek<br />

sprookje: Psyche, dat heel aardig wordt. Het zoû zeer geschikt zijn om door onze<br />

symbolieke jongere artisten geïllustreerd te wor<strong>de</strong>n...’ Hij dacht daarbij aan Jan<br />

Toorop, wiens werk hij aan het zijne verwant achtte. In Metamorfoze had hij over<br />

diens kunst al geschreven: 68 ‘Nu, vandaag, was ze iets van een symbolieke figuur<br />

van Toorop.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk is het <strong>de</strong>ze regel geweest, die Veen op <strong>de</strong> gedachte heeft<br />

gebracht <strong>de</strong> band van <strong>de</strong> roman door Toorop te laten ontwerpen. <strong>Couperus</strong> stond er<br />

positief tegenover. Toen hij op 19 november Metamorfoze <strong>voor</strong> het eerst in zijn<br />

han<strong>de</strong>n hield, schreef hij Veen meteen: 69 ‘De band van Toorop dunkt mij heel mooi<br />

gevoeld. (Mijne vrouw vindt dien te onrustig). Mij dunkt <strong>de</strong> “Metamorfoze” wel<br />

mooi weêrgegeven in die “wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>” figuur en die kronkelen<strong>de</strong> lijnen. Toorop zoû<br />

Psyche wel mooi kunnen doen. Ik hoop van harte, dat wij het eens kunnen wor<strong>de</strong>n.’<br />

Diezelf<strong>de</strong> dag schreef hij zelf vast aan Toorop, om hem te complimenteren met het<br />

bandontwerp. Hij voeg<strong>de</strong> eraan toe: 70 ‘Veen sprak U reeds over Psyche, en ook ik<br />

neem <strong>de</strong> vrijheid Uw aandacht te vestigen op mijn sprookje, dat in januari in <strong>de</strong> Gids<br />

verschijnt. Het zoû me een groote vreug<strong>de</strong> zijn zoo U er motief ter illustratie in vond,<br />

en zoo wij er samen een mooi boek van kon<strong>de</strong>n maken. Terwijl ik er aan schreef,<br />

heb ik dikwijls aan U gedacht, en ik geloofbijna zeker, dat U er iets in vin<strong>de</strong>n zal.<br />

[...] Mag ik hopen, dat U mij eens schrijft als U Psyche gelezen heeft?’ - Toorop<br />

<strong>de</strong>ed dat niet onmid<strong>de</strong>llijk, wat <strong>Couperus</strong>' ergernis heeft gewekt.<br />

Psyche was nu dus voltooid, en het januarinummer van De Gids 1898 open<strong>de</strong> er<br />

in<strong>de</strong>rdaad mee. 71 Intussen blijkt een won<strong>de</strong>rlijke reeks figuren zich met een<br />

presentexemplaar van het toch zo intierne boek Metamorfoze vereerd te hebben<br />

gezien. 72 Niet alleen <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius en <strong>de</strong><br />

minister van Justitie Cort van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n kregen het boek, <strong>Couperus</strong> overwoog zelfs<br />

er <strong>de</strong> koningin-regentes Emma mee te verblij<strong>de</strong>n. Alleen zijn rid<strong>de</strong>ror<strong>de</strong> kan <strong>de</strong><br />

aanleiding hiertoe geweest zijn. Dat Pier Pan<strong>de</strong>r en Teodor <strong>de</strong> Wyzewa, Constance<br />

Valette en ook johan Ram een exemplaar mochten ontvangen wekt natuurlijk geen<br />

verwon<strong>de</strong>ring. Zoals gezegd, Ram kreeg bovendien het manuscript ca<strong>de</strong>au.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


201<br />

Ram. woon<strong>de</strong> nu in Den Haag, Willemstraat 93. Tot 1899 was hij er ge<strong>de</strong>tacheerd<br />

bij <strong>de</strong> Hoogere Krijgsschool. 73 Daar heeft hij luitenant L.W.J.K. Thomson leren<br />

kennen, een ‘gevoelsgenoot’ met wie samen hij op 21 <strong>de</strong>cember 1899 naar <strong>de</strong><br />

Boerenoorlog in Zuid-Afrika zou vertrekken, in een perio<strong>de</strong> <strong>de</strong>rhalve dat <strong>Couperus</strong><br />

zelf zich naar Indië had begeven.<br />

Zover was het intussen nog niet. Op 5 <strong>de</strong>cember 1897 schreef <strong>Couperus</strong> aan Ram: 74<br />

‘alsje Psyche gelezen hebt, vertel je me eens netjes en uitvoerig, watje er van vindt.<br />

Maar stel je verwachtingen niet te hoog. Het is een sprookje, een aardigheid, meer<br />

niet.’ Toch was <strong>Couperus</strong> er zelf eigenlijk erg mee ingenomen. Veen, van zijn kant,<br />

voel<strong>de</strong> wel <strong>voor</strong> illustraties van Toorop. Hij wil<strong>de</strong> het boek tegelijkertijd in Frankrijk,<br />

Engeland en Duitsland uitbrengen. 75 Maar daar is het niet van gekomen, wat <strong>Couperus</strong><br />

betreurd moet hebben.<br />

Half <strong>de</strong>cember werd hij ziek, zij het niet ernstig. Rustig thuis blijvend, las hij van<br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t Maria van Magdala (1897). De schrijver had hem het boek<br />

gestuurd, en <strong>Couperus</strong> beweer<strong>de</strong> dat hij het prachtig vond. 76 Welke boeken hij ver<strong>de</strong>r<br />

nog las weten wij niet, maar vermoe<strong>de</strong>lijk hield hij zich <strong>voor</strong>al ook bezig met het<br />

werk van E.T.A. Hoffmann. <strong>Een</strong>maal weer hersteld, ging hij vaak naar <strong>de</strong> opera:<br />

zelfs drie keer in <strong>de</strong> week, vertel<strong>de</strong> hij Ram, 77 ‘dat is nogal gezellig, het is heel<br />

goedkoop en uitstekend’. Aan <strong>de</strong>ze operabezoeken herinnert het beroem<strong>de</strong> verhaal<br />

De binocle. De invloed hierop van Hoffmanns verhaal Der Sandmann is door Gerda<br />

van Wou<strong>de</strong>nberg overtuigend aangetoond. 78 Naar haar mening, een opvatting waar<br />

zeker veel <strong>voor</strong> te zeggen valt, moet ernstig rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

mogelijkheid dat De binocle al in <strong>de</strong>ze tijd is ontstaan. 79 Hoewel pas op 28 augustus<br />

1920 gepubliceerd, wordt <strong>de</strong> opera van Dres<strong>de</strong>n er zo indringend in beschreven, dat<br />

dit in<strong>de</strong>rdaad argwaan oproept. Heeft <strong>Couperus</strong> het verhaal in 1897 niet geschikt<br />

gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> De Gids? Heeft dit tijdschrift - of hebben an<strong>de</strong>re tijdschriften - het<br />

gruwelijke slot ongeschikt gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> trouwe lezers? De tekst leert ons in elk<br />

geval op welke rang <strong>Couperus</strong> zo goedkoop zat: ‘De vier<strong>de</strong> rang was <strong>de</strong>stijds [dit<br />

woord kan ingevoegd zijn] <strong>de</strong> rang, waar alle vreem<strong>de</strong>lingen zaten, die zich niet <strong>de</strong><br />

luxe van een loge betaal<strong>de</strong>n.’<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief aan Ram vertel<strong>de</strong> hij ver<strong>de</strong>r: 80 ‘In Februari gaan we naar Berlijn,<br />

we <strong>de</strong>nken in Maart terug te komen in Den Haag en twee maan<strong>de</strong>n te blijven... we<br />

zullen in Den Haag weer eens lekker eten [...].<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


202<br />

Het is hier altijd Bratwurst mit Schinken - die Duitschers hebben zoo een grove<br />

smaak!!!’ - Steeds meer blijkt <strong>Couperus</strong> een echte levensgenieter te zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />

Het in Rome verworven nieuwe uitgangspunt - niet meer na<strong>de</strong>nken maar gewoon<br />

leven, <strong>de</strong> dagen genieten zoals ze komen - gaf hem het zelfvertrouwen dat er weinig<br />

mis kon gaan met zijn van nature toch niet bepaald erg sterke zenuwen. Aan zijn, nu<br />

zesentwintig jaar ou<strong>de</strong>, nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hij op 8 januari 1898<br />

wat zijn stelregel was: 81 ‘Richting geven aan je leven. Weinigen <strong>de</strong>nken om richting.<br />

Doel <strong>voor</strong> energieken, richting <strong>voor</strong> <strong>de</strong> slapperen... Zelve moet je je richting vin<strong>de</strong>n,<br />

geef aan je leven een mooie richting, een e<strong>de</strong>l rythme, vind het pad, want dat is alles...<br />

Het is wel gezellig dit reisleven, tenminste wij hou<strong>de</strong>n er van. En het behoort bij <strong>de</strong><br />

richting Marie! Je zal zeggen dat dit dan kleine zigzagjes zijn! Hoe ook, het behoort<br />

er bij. On<strong>de</strong>rvinding heeft ons geleerd dat een huis met “train”, hoe klein en ne<strong>de</strong>rig<br />

ook, te omslachtig en te duur <strong>voor</strong> ons is.’<br />

Terugkeer naar het va<strong>de</strong>rland werd steeds slechts <strong>voor</strong> korte perio<strong>de</strong>n overwogen.<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> blijven reizen: dat gaf hem nieuwe indrukken, het spaar<strong>de</strong> ook<br />

belasting en maakte een grote vrijheid vrijwel zon<strong>de</strong>r grenzen mogelijk. Weinig<br />

sociaal van aanleg, ook door <strong>de</strong> opvoeding die hij gekregen had, voel<strong>de</strong> hij zich het<br />

prettigst bij een onmaatschappelijke levenswijze. Dit wil overigens niet zeggen dat<br />

hij geen interesse zou hebben gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangrijke gebeurtenissen van zijn tijd.<br />

Zo nam hij heftig stelling in <strong>de</strong> kwestie Alfred Dreyfus (1859-1935). Deze hield <strong>de</strong><br />

gemoe<strong>de</strong>ren algemeen bezig. 82 Na Dreyfus' veroor<strong>de</strong>ling in februari 1895, gevolgd<br />

door diens eenzame opsluiting op het Duivelseiland, was op II januari 1898 het<br />

beroem<strong>de</strong> artikel van Zola. J'accuse, gepubliceerd in <strong>de</strong> pas opgerichte krant L'Aurore.<br />

Als vanzelfsprekend koos <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kant van zijn grote en eer<strong>de</strong>r zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

literaire leermeester. De Dreyfusards genoten zijn sympathie. Antisemitisme<br />

veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij, ook in zijn latere leven, ten enen male.<br />

Intussen antwoord<strong>de</strong> Jan Toorop helemaal niet op <strong>Couperus</strong>' prijzen<strong>de</strong> en toch ook<br />

aardige brief. Op 30 januari schreef <strong>de</strong>ze geprikkeld aan Veen, nog steeds uit<br />

Dres<strong>de</strong>n: 83 ‘Ik hoor nog maar niets van U omtrent Psyche etc.! Is U al met Toorop<br />

in on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ling? Op mijn brief, dien ik hem begin December schreef, werd ik niet<br />

vereerd met een antwoord. Ik kan dus niet zeggen dat zijn eerste optre<strong>de</strong>n tegenover<br />

mij - liever niet optre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


203<br />

<strong>de</strong>n - zeer innemend was. Ik ben zoo bitter weinig gewend geen antwoord te krijgen<br />

op mijn brieven! Hoe gaan Uw on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen met hem? Als ze niet glad gaan,<br />

zoû ik hem laten schieten. Ik vind in die dingen: graag of niet. Mocht U met Toorop<br />

niet klaar komen, wat zoû U dan <strong>de</strong>nken van Bauer? Bauer is eigenlijk toch nog<br />

fijner en <strong>de</strong>licater. Ik krijg vele brieven over Psyche van vrien<strong>de</strong>lijke bewon<strong>de</strong>raars.’<br />

Het on<strong>de</strong>rwerp van dit zogenaam<strong>de</strong> sprookje heeft <strong>Couperus</strong> niet onverwacht<br />

getroffen. In 1882 verscheen van <strong>de</strong>hand van P.A.M. Boele van Hensbroek een<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling van Robert Hamerlings Amor en Psyche, <strong>voor</strong>zien van een<br />

inleiding door mr. Carel Vosmaer. <strong>Couperus</strong>, die zowel Hamerling als Vosmaer<br />

graag las, zal <strong>de</strong>ze uitgave waarschijnlijk wel gekend hebben. Jan ten Brink, ten<br />

overvloe<strong>de</strong>, besprak <strong>de</strong> vertaling in De Gids en voeg<strong>de</strong> er nog het zijne aan toe. In<br />

<strong>Couperus</strong>' Orchi<strong>de</strong>eën komt het Psyche-thema al aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. 84 Zo is er het<br />

schil<strong>de</strong>rijachtige gedicht Eroos en Psuche. Belangrijker echter is het allerlaatste<br />

gedicht, Fragment. Dit behan<strong>de</strong>lt wel niet het sprookje in eigenlijke zin, maar<br />

introduceert wel reeds het chimera-motief, dat in Psyche zo een grote rol speelt. Dit<br />

fabeldier wordt vergeleken met <strong>de</strong> kunst: ‘gou<strong>de</strong>n, stralens-helle fantazie’ noemt<br />

<strong>Couperus</strong> die:<br />

Wufte chimera, die ons wellust biedt,<br />

En ons verlaat zoo loom en levensmat...<br />

En toch... vizioen van licht en schaduw, schijn!<br />

Chimera met uw serafijn gelaat!<br />

Daal op uw flonkerblanke drakenwiek!<br />

Schouw met uw raadselvolle blik mij toe!<br />

En zing mij van uw raadselvolle troost,<br />

Bevallig monster, met uw elvenstern...’<br />

Dat Psyche het zielsproces van <strong>Couperus</strong> zelf in het sprookje doormaakt, ligt, dit<br />

meer dan tien jaar ou<strong>de</strong>re gedicht me<strong>de</strong> in aanmerking genomen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Door<br />

Hein Boekens vertaling van Apulcius' Asinus aureus in De Nieuwe Gids van 1894<br />

heeft <strong>Couperus</strong> kennis kunnen nemen van <strong>de</strong> antieke versie van het Psyche-verhaal. 85<br />

Vergeleken met Apulcius is het sprookje door hem echter grondig gewijzigd. Er is<br />

bij <strong>Couperus</strong> sprake van drie rijken, en wat dit betreft moeten wij ons <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> herinnering brengen waarmee papa John Ricus zijn inleiding in het fami-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


204<br />

liestamregister besloot. Want wat riep hij met emfaze zijn kin<strong>de</strong>ren toe?: ‘Vestigt<br />

uwe oogen op het verle<strong>de</strong>ne en zorgt dat <strong>de</strong> toekomst ons nimmer beschame.’ Het<br />

verbaast ons dan niet meer dat in Psyche <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, een stokou<strong>de</strong> man, vorst van het<br />

Rijk van Verle<strong>de</strong>n is, die Psyche alleen 's avonds een ogenblik ziet. Zij heeft twee<br />

zusters. Maar ook die ontmoet zij zel<strong>de</strong>n. De oudste, Emeralda, vertegenwoordigt<br />

wereldlijke macht. De twee<strong>de</strong>, Astra, staat <strong>voor</strong> wetenschappelijke belangstelling.<br />

Men zou hierbij kunnen <strong>de</strong>nken aan respectievelijk <strong>de</strong> tamelijk <strong>de</strong>spotische John<br />

Ricus junior, en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re broer Frans, die met zijn Leidse promotie het<br />

wetenschappelijk element in <strong>de</strong> familie vorm<strong>de</strong>. Psyche - <strong>Louis</strong> zelf - is <strong>de</strong> enige die<br />

vleugels heeft. Zij is <strong>de</strong> jongste, en in het begin van het verhaal kan zij er nog niet<br />

mee vliegen. Va<strong>de</strong>r en dochters wonen in een slot. Ook papa <strong>Couperus</strong> placht zijn<br />

huis wel zijn paleis te noemen, en <strong>de</strong> kleindochter die zijn huishouding verzorg<strong>de</strong><br />

betitel<strong>de</strong> hij met châtelaine. 86<br />

Als op een dag <strong>de</strong> Chimera daalt en Psyche hem zegt naar het allerschoonste te<br />

verlangen, noemt hij meteen <strong>de</strong> Sfinx, die wij ook al kennen: uit Metamorfoze (‘was<br />

schoonheid dan een raadsel, gevraagd aan sfinxen, die maar zwegen, eeuwen lang?’) 87 .<br />

- De volgen<strong>de</strong> bezoeker is Eros, prins van het He<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> drie prinsessen mag hij<br />

een keuze doen. Maar Emeralda eist van hem. <strong>de</strong> Steen <strong>de</strong>r Oppermacht. Astra<br />

verlangt alom-vatten<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> Godheid. Alleen Psyche eist niets. De prins<br />

vraagt haar hand, maar moet heengaan omdat Psyche niet kan besluiten. In <strong>Couperus</strong>'<br />

leven was aanvankelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> immers nog geen plaats, zijn hart ging geheel<br />

en al naar <strong>de</strong> Chimera uit.<br />

Op een dag neemt Emeralda <strong>de</strong> macht over van haar va<strong>de</strong>r, en Psyche vlucht met<br />

<strong>de</strong> Chimera. Door het noodlot gedwongen laat <strong>de</strong>ze haar achter in <strong>de</strong> woestijn: <strong>de</strong><br />

crisisperio<strong>de</strong> na Noodlot en in Parijs, waarover <strong>Couperus</strong> aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

letterlijk had geschreven dat het er zo groot, wijd, koud en eenzaam om hem heen<br />

was, ‘alsof Parijs <strong>de</strong> Sahara is’. In <strong>de</strong>ze eenzaamheid vraagt Psyche <strong>de</strong> Sfinx het<br />

raadsel <strong>de</strong>s levens op te lossen: maar <strong>de</strong> Sfinx zwijgt, <strong>de</strong> schoonheid immers kan dat<br />

niet.<br />

Dan verschijnt Eros, die het spoor van Psyches tranen gevolgd is. Hij vraagt haar<br />

met hem mee te gaan: uit smart wordt in <strong>de</strong> Toekomst het geluk geboren. Dit is ook<br />

waar het motto van Extaze op zinspeel<strong>de</strong>. Psyche stemt toe. <strong>Een</strong> paradijselijke perio<strong>de</strong><br />

breekt aan: <strong>Couperus</strong> is getrouwd met Elisabeth. Dat het sprookje hier niet ophoudt,<br />

komt omdat hij zich daarna met iets an<strong>de</strong>rs geconfronteerd heeft gezien. In het verhaal<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


205<br />

maakt een dionysische sater Psyche ziek en hij verleidt haar. Eros bidt dat <strong>de</strong><br />

vervulling die Psyche in het He<strong>de</strong>n toch nog niet vin<strong>de</strong>n kon, eens, in <strong>de</strong> Toekomst,<br />

<strong>voor</strong> haar zal zijn weggelegd: <strong>de</strong> steun van Elisabeth.<br />

Psyche leeft nu samen met <strong>de</strong> androgyne prins Bacchus, ‘knapeweck’ en met<br />

vrouwelijk ron<strong>de</strong> armen. Haar vleugels wor<strong>de</strong>n afgeknipt. Maar als wroeging haar<br />

vervult, doet zij in opdracht van Emeralda boete door te zoeken naar <strong>de</strong> mystieke<br />

steen <strong>de</strong>r wijsheid die Almacht schenkt. Zij ervaart dat die niet bestaat. Pas als zij<br />

beseft dat alle materie IJ<strong>de</strong>lheid is, groeien haar vleugels weer aan. - Emeralda rijdt<br />

zich te pletter tegen <strong>de</strong> Sfinx. Psyche echter wordt door <strong>de</strong> Chimera, <strong>de</strong> red<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

fantasie dus, naar het Rijk van <strong>de</strong> Toekomst gevoerd, waar Eros en haar Va<strong>de</strong>r haar<br />

wachten in een gou<strong>de</strong>n licht. Elisabeth en <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijkc, in <strong>Couperus</strong>' ogen hoogste<br />

vorm van lief<strong>de</strong> hebben overwonnen.<br />

Het sprookje, aldus geïnterpreteerd, leert ons dat <strong>Couperus</strong> zich zijn androgyne<br />

aanleg niet alleeen volledig bewust is gewor<strong>de</strong>n - hoe zou hij ook niet -, maar dat hij<br />

er ook bovenuit heeft willen stijgen. Alleen <strong>de</strong> vleugels <strong>de</strong>r verbeelding kon<strong>de</strong>n hem<br />

kracht geven zo <strong>de</strong> toekomst vernieuwd tegemoet te gaan. <strong>Een</strong> hogere, platonische,<br />

sekseloze Eros leek bereikbaar. In díé toekomst kon <strong>Couperus</strong> zijn va<strong>de</strong>r gelouterd<br />

on<strong>de</strong>r ogen gekomen.<br />

Het boek is een symbolistische samenvatting van het zielsproces dat <strong>Couperus</strong> op<br />

an<strong>de</strong>re wijze in Metamorfoze heeft beschreven. Het ij<strong>de</strong>lheidsbesef luid<strong>de</strong> het ogenblik<br />

in waarop hij besloot nooit meer na te <strong>de</strong>nken.<br />

Voor <strong>de</strong> uitgave in boekvorm bleven Veens gedachten naar Toorop uitgaan, wie hij<br />

niet alleen vroeg een band te ontwerpen maar ook - het hele boek illustreren was<br />

financieel onmogelijk - een tekening <strong>voor</strong>in te maken. <strong>Couperus</strong> was daar tegen,<br />

hoewel hij Toorop nu dan toch maar accepteer<strong>de</strong>. Nog uit Dres<strong>de</strong>n schreef hij Veen: 88<br />

‘Eén teekening <strong>voor</strong> in het boek heb ik liever echter niet. Ik zal u zeggen, waarom.<br />

Gaf Toorop eene serie van teekeningen, dan zoû zijne kunst zich <strong>de</strong>nkelijk wel<br />

harmonieeren naar <strong>de</strong> mijne, en zoû het boek een geheel wor<strong>de</strong>n. Geeft hij er echter<br />

éene, dan wordt dit per se een hors d'oeuvre, en een speciale opvatting van hem. Hij<br />

kan zich dan onmogelijk inwerken in het geheel. Ik kan mij vergissen, maar zoo zie<br />

ik het <strong>voor</strong> me. Liever dus niet éene teekening. Wat <strong>de</strong> band betreft, dat is natuurlijk<br />

goed.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


206<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief kondig<strong>de</strong> hij aan op 16 februari naar Berlijn te vertrekken, waar hij<br />

dacht te gaan logeren in pension von Behr, 2 11 Neue Wilhelmstrasse. Dat reizen ook<br />

geld kostte, al hoef<strong>de</strong> er dan geen huishouding gevoerd te wor<strong>de</strong>n, was hij zo<br />

langzamerhand gaan merken: ‘Aardsch slijk? Helaas, ja... Het is <strong>de</strong>n laatsten tijd<br />

nooit erg mod<strong>de</strong>rig om me heen!!’<br />

Behalve kennissen heeft <strong>Couperus</strong> in Berlijn zijn trouwe vertaalster Else Otten<br />

opgezocht, die daar met haar ‘vaste vriendin’ op <strong>de</strong> Kurfurstendamm 264 1 woon<strong>de</strong>. 89<br />

Zij wil<strong>de</strong> graag Psyche in het Duits vertalen, en heeft dit ook gedaan. In <strong>de</strong> laatste<br />

dagen van februari 1898 schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever: 90 ‘De schoone Else<br />

zullen wij <strong>voor</strong> morgen te dineeren vragen, maar... <strong>de</strong> zaken met haar on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />

on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> mooie oogen... ik beken mijn onmacht. Is het niet beter, dat U<br />

het maar blijft doen? U kan het beter dan ik...’<br />

De publikatie van Psyche in De Gids was een doorslaggevend succes. <strong>Couperus</strong><br />

vervolg<strong>de</strong> zijn brief: ‘Ik krijg vele brieven over Psyche en het schijnt al veel succes<br />

te hebben. Het is ook een aardig, frisch dingetje: <strong>de</strong> menschen moeten het nu alleen<br />

niet al te diep opvatten: zoo diep is het heelemaal niet...’ Bedoel<strong>de</strong> hij met dit<br />

un<strong>de</strong>rstatement dat men er geen algemene, <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen geldige symboliek in moest<br />

zoeken? Als dat zo is, had hij natuurlijk gelijk. Toch <strong>de</strong>ed hij het ongetwijfeld te<br />

sterk <strong>voor</strong>komen of het maar om een oppervlakkig verhaaltje ging. Vergeleken met<br />

Metamorfoze zou men het zo wel kunnen beschouwen, <strong>voor</strong> hemzelf immers lever<strong>de</strong><br />

het niets wezenlijk nieuws meer op. Maar het effect naar buiten toe heeft hij<br />

on<strong>de</strong>rschat. Psyche hoort niet alleen tot die boeken van zijn hand die een zeer<br />

harmonisch afgewogen compositie laten zien, maar bevat bovendien genoeg verwerkte<br />

levensproblematiek om er lang op te kunnen blijven stu<strong>de</strong>ren. De fraaie stijl ten spijt,<br />

die met al zijn frases misleidt, is het sprookje sterk ‘van binnenuit’ geschreven.<br />

Na <strong>de</strong> voltooiing heeft <strong>Couperus</strong> een dikke streep on<strong>de</strong>r dit alles gezet. Toch, zijn<br />

geest was al weer met iets nieuws bezig dat bij het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> min of meer aansloot.<br />

‘Ik heb nog een an<strong>de</strong>r sprookjes-i<strong>de</strong>e,’ schreef hij Veen in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief, ‘maar werk<br />

niet veel <strong>de</strong>n laatsten tijd. Drukke dagen in Berlijn: kennissen; gisteren <strong>de</strong>n heelen<br />

dag in Potsdam, hagelstorm, maar on<strong>de</strong>rkomen gehad bij... Seine Majestät!’ Hij<br />

bedoelt natuurlijk alleen maar dat hij het slot heeft bezocht. (Dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Duitse<br />

keizer zou hebben ontmoet, is niet erg waarschijnlijk.)<br />

Bij zijn terugkeer in Den Haag trof <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Surinamestraat nog<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


207<br />

steeds het kleine gezin van zijn broer Frans aan. Om niemand te hin<strong>de</strong>ren nam hij<br />

met Elisabeth zijn intrek, we<strong>de</strong>rom, in het pension Boelen. Zijn va<strong>de</strong>r, hoewel die<br />

nu al een hoge leeftijd had bereikt, maakte het nog heel goed. Soms nam hij zelfs<br />

zaken <strong>voor</strong> zijn jongste zoon waar. <strong>Couperus</strong> was nog maar kort terug, toen papa<br />

een brief ontving van <strong>de</strong> dame die zijn portret geschil<strong>de</strong>rd had, mevrouw Bramine<br />

Grandmont-Hubrecht. Zij <strong>de</strong>ed het <strong>voor</strong>stel dat haar man, een zeer welgestel<strong>de</strong> Belg,<br />

Psyche in het Frans zou vertalen. En dit uitsluitend <strong>voor</strong> zijn eigen genoegen.<br />

<strong>Couperus</strong> vond het een goed i<strong>de</strong>e. Zijn va<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>res: 91 ‘Voor een<br />

paar dagen gele<strong>de</strong>n van Dres<strong>de</strong>n en Berlijn teruggekeerd, heeft hij kennis genomen<br />

van uw allerliefst schrijven, daar hij geheel over gecharmeerd was, en mij verzocht<br />

u wel zijn hartelijken dank te betuigen <strong>voor</strong> uwe lieve woor<strong>de</strong>n; maar tevens heeft<br />

hij mij opgedragen, u te willen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat niet hij maar Veen over uw <strong>voor</strong>stel<br />

moet déci<strong>de</strong>eren, dat hij wel gaarne een goe<strong>de</strong> Fransche vertaling van zijn Psijché<br />

in het licht zou willen zien, maar niet wist of Veen ook mogelijk daarover in besprek<br />

was’. Over zichzelf schreef John Ricus: ‘Wat mij betreft, ik word oud - 82 jaar wil<br />

wat zeggen - maar ben steeds gezond en wel, en mijn leven wordt mij geheel<br />

opgevrolijkt door een mijner kleindochters Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die als een allerliefste<br />

chatelaine mijn paleis beheert, dat daarenboven nog verlevendigd wordt door mijn<br />

zoon Frans, Resi<strong>de</strong>nt van een Landraad op Java, die hier bij mij aan huis met zijn<br />

vrouwtje zijn verloftijd doorbrengt, en die mij onlangs een kleindochtertje [<strong>Louis</strong>e]<br />

heeft geschonken. ’ - Dat zijn schoondochter ook nu weer in verwachting was schreef<br />

hij er niet bij. Op 11 augustus 1898 zou <strong>de</strong> jongste telg van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>familie<br />

geboren wor<strong>de</strong>n, die naar oom en grootva<strong>de</strong>r ook al weer <strong>de</strong> naam John Ricus heeft<br />

gekregen.<br />

<strong>Louis</strong>, zo voeg<strong>de</strong> papa in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief nog toe, ‘gaat binnen kort naar Engeland,<br />

om zoo doen<strong>de</strong> zich een ruimer gezigtskring <strong>voor</strong> zijn werken te openen’. Het valt<br />

op dat Rams aanwezigheid in Den Haag blijkbaar niet genoeg fascinatie <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> had om hem in het va<strong>de</strong>rland te doen blijven. Soms kon hij ook wel kleine<br />

reserves tegen Ram koesteren. Dit blijkt uit een passage in een brief aan Veen, waarin<br />

<strong>Couperus</strong> nog weer even terug komt op het abusievelijk aan Ram afgestane manuscript<br />

van Metamorfoze dat Veen eigenlijk had moeten krijgen. Veen had er mee ingestemd<br />

dat Ram het maar behield. <strong>Couperus</strong> merkte daar nu over op: 92 ‘De heer Ram had U<br />

wel eens kunnen bedanken, vind ik, maar hij is<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


208<br />

een heel lui briefschrijver!’ Had Ram zijn correspon<strong>de</strong>ntie met <strong>Couperus</strong>, toen die<br />

in Dres<strong>de</strong>n en Berlijn verbleef, ietwat verwaarloosd? <strong>Couperus</strong> kon zich over zulke<br />

dingen zeer lichtgeraakt tonen. Dit lag min<strong>de</strong>r aan zijn verwendheid dan wel aan zijn<br />

eigen grote zorgvuldigheid, die hij ook van an<strong>de</strong>ren verwachtte. Kleine teleurstellingen<br />

verdroeg hij slecht, <strong>voor</strong>al van vrien<strong>de</strong>n.<br />

Op 5 mei 1898 vertrok hij met zijn vrouw naar Lon<strong>de</strong>n. Zij namen daar hun intrek<br />

bij een zekere Mrs. Blackmore, Gloucester Place 63. Portman Square. Van dat adres<br />

schreef hij Ram een als altijd aardige en ditmaal ook uitgesproken opgewekte brief.<br />

De eerste tien dagen brachten <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen door in gezelschap van een nichtje.<br />

Onmid<strong>de</strong>llijk na haar vertrek <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> zijn vriend over het Lon<strong>de</strong>nse leven mee: 93<br />

‘Druk, mooi, amusant, en vrij wuft. Weinig gedachte, totaal geen filosofie, une vraie<br />

vie <strong>de</strong> fete.’ Hij kreeg ‘een regen van invitaties, eigenlijk te veel <strong>voor</strong> ons luiaards.<br />

O.a. een mondaine meeting ter eere van Vasco <strong>de</strong> Gama, zaliger nagedachtenisse,<br />

waar <strong>de</strong> Royalties waren. Dan <strong>de</strong> start van een four-inhand gezien, erg chic en<br />

Engelsch... veel lunchen en dineeren. <strong>Een</strong> tea van jeugdige Engelse auteurs bij<br />

Teixeira. Diner bij <strong>de</strong> uitgevers Heinemann, en Fisher Unwin. Als het mij maar wat<br />

millioenen gaf. Soirée bij Alma Ta<strong>de</strong>ma, een uniek mooi huis, groot atelier met<br />

zilverachtig gewelf en een marmer nymfaeum (een soort badkamer ou<strong>de</strong> stijl) met<br />

fontein, schulpen en verwelken<strong>de</strong> rozebla<strong>de</strong>ren gestrooid! Ik had me hem meer<br />

refined <strong>voor</strong>gesteld, hij is tamelijk vulgair.<br />

Gisteren was het <strong>de</strong> Derby, maar wij gaan naar <strong>de</strong> Ascot, dat is chiquer!! Je ziet,<br />

we vergaan van wuftheid en season! Voor een tijdje is het wel aardig. We blijven<br />

hier tot Juli, gaan dan naar Oxford, waar het dan heel stil is, for the sake of the<br />

beautiful architecture. Dat zal natuurlijk heel an<strong>de</strong>rs zijn dan hier, een stille ou<strong>de</strong><br />

Gothische stad. En dan om lucht te happen in <strong>de</strong> country... zie niet met minachting<br />

op ons neer. En nu... weet ik niet meer. <strong>Een</strong> heel klein oogenblikje schrijf ik nog aan<br />

Fi<strong>de</strong>ssa, maar het is niet veel... Lon<strong>de</strong>n is te druk.’<br />

De brief is niet gedateerd. Wanneer precies hij aan Fi<strong>de</strong>ssa, dat hij hier <strong>voor</strong> het<br />

eerst met <strong>de</strong> titel noemt, begonnen is weten wij dus niet. Ook Veen schreef hij er<br />

over, op 6 juli, nog uit Lon<strong>de</strong>n: 94 ‘Op het oogenblik ben ik slechts bezig aan een<br />

kleine novelle; van <strong>de</strong>n winter echter, als het leven wat rustiger zal zijn dan hier te<br />

Lon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>nk ik aan een grooter werk te beginnen.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>Couperus</strong><br />

al in mei 1898 een begin met Fi<strong>de</strong>ssa gemaakt.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


209<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos 95 die samen met E. Dowson Majesteit had vertaald, Fisher Unwin<br />

die <strong>de</strong> roman had uitgegeven, William Heinemann die <strong>de</strong> vertaling van Noodlot had<br />

gepubliceerd, zij allen hebben <strong>de</strong> jonge Ne<strong>de</strong>rlandse auteur dus zeer gêfeteerd.<br />

Belangrijk zou <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kennismaking wor<strong>de</strong>n met Leo Simons, stichter<br />

van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong>, die later Korte arabesken zou uitgeven. Simons was een<br />

jaar ou<strong>de</strong>r en had <strong>Couperus</strong> eenmaal heel kort bij Jan ten Brink ontmoet, op diens<br />

stu<strong>de</strong>erkamer aan <strong>de</strong> Apothekersdijk te Lei<strong>de</strong>n. Meer dan een vluchtig contact was<br />

dat niet geweest. Simons vertel<strong>de</strong> in 1931: 96 ‘Het toeval bracht ons pas een 15 jaar<br />

later bij elkaar in Engeland, waar ik toen met mijn vrouw in <strong>de</strong> buurt van Lon<strong>de</strong>n<br />

(Bromley, Kent) woon<strong>de</strong>. En dat toeval heette: Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, die<br />

secretaris was geweest van <strong>de</strong> toen reeds opgeheven uitgeverij, waarin ik in 1894<br />

<strong>de</strong>elgenoot was gewor<strong>de</strong>n (Henry & Co.) en die nu begonnen was, werk van <strong>Couperus</strong><br />

in het Engelsch te vertalen. <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw, altijd zwervers, waren naar<br />

Lon<strong>de</strong>n gekomen en Teixeira gaf, in die curieuse kamers welke hij in the Inner<br />

Temple bewoon<strong>de</strong>, een tea, om <strong>Couperus</strong> aan Engelsche letterkundigen en journalisten<br />

<strong>voor</strong> te stellen. Natuurlijk was die ontmoeting ook dien middag maar oppervlakkig.<br />

Doch zij bracht een aanknooping tot onze uitnoodiging aan het echtpaar, om bij ons<br />

buiten te komen. En zoo leer<strong>de</strong>n wij elkaar kennen. <strong>Een</strong> “kennismaking” met <strong>Couperus</strong><br />

had het verrassen<strong>de</strong> van een openbaring. On<strong>de</strong>r het uiterlijk dandyisme van zijn<br />

kleeding, houding, gebaren, spraak alles in - en aangeboren, - kwam dan <strong>de</strong> gulle,<br />

goedhartige, eenvoudige, bijna kin<strong>de</strong>rlijke mensch te <strong>voor</strong>schijn, die zoo kon genieten<br />

van een “lekker soepje”, “een smakelijk toetje”, en er <strong>de</strong> zorgzame gastvrouw zijn<br />

welgemeend compliment om maken. En die over zijn werk sprak als een dagtaak:<br />

ie<strong>de</strong>ren ochtend zijn bepaald aantal pagina's schrijvend, nooit wachtend op <strong>de</strong><br />

“inspiratie”; nooit iets wijzigend in het eens geschrevene.’<br />

In <strong>de</strong>ze dagen heeft <strong>Couperus</strong> ook Edmund Gosse ontmoet, die in 1891 Footsteps<br />

of Fate van een inleiding had <strong>voor</strong>zien. Gosse van zijn kant herinner<strong>de</strong> zich in 1923<br />

<strong>de</strong>ze ontmoeting nog goed: 97 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> paid occasional visits to this country,<br />

but they were brief, and he remained known to few Englishmen, although his<br />

acquaintance with our literature and even our customs was consi<strong>de</strong>rable. His sympathy<br />

with English habits of thought was genuine, but limited by his won<strong>de</strong>r at our<br />

difference from other Europeans. I recollect his expressing this sense of the isolation<br />

of<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


210<br />

England when he came to see me first, in 1898. Courteous and a little timid, <strong>Couperus</strong><br />

produced little effect in a crowd; to know him it was necessary to see him alone or<br />

in very congenial company.’ Gosse - die <strong>Couperus</strong> er toen niet erg goed vond uitzien<br />

- heeft hem ongetwijfeld ontvangen tij<strong>de</strong>ns een van zijn wekelijkse ontvangsten in<br />

zijn ruime huis Hanover Terrace.<br />

Gosse was een zwager van Ta<strong>de</strong>ma, zijn vrouw Ellen (Nellie) Epps immers was<br />

een zuster van Ta<strong>de</strong>ma's vrouw Laura Epps. Voor <strong>Couperus</strong> moet <strong>de</strong> ontmoeting<br />

met Lourens Alma Ta<strong>de</strong>ma, bewon<strong>de</strong>raar als hij was van diens werk, toch wel een<br />

bijzon<strong>de</strong>re gebeurtenis geweest zijn. Ta<strong>de</strong>ma woon<strong>de</strong> al sinds 1886 in het huis op<br />

<strong>de</strong> hoek van Abbey en Grove End Road, St. John's Wood. 98 Na dit van <strong>de</strong> Franse<br />

schil<strong>de</strong>r Jean-Jacques Tissot overgenomen te hebben, die naar Frankrijk was<br />

teruggekeerd, had hij het <strong>voor</strong> zeventigduizend pond - van díe tijd! - verbouw<strong>de</strong>n<br />

verfraaid. Volgens beschrijvingen van tijdgenoten was het welhaast het mooiste<br />

mo<strong>de</strong>rne huis van Lon<strong>de</strong>n gewor<strong>de</strong>n. Mexicaans onyx en veel brons sier<strong>de</strong>n<br />

Mid<strong>de</strong>leeuwse Ne<strong>de</strong>rlandse interieurs. Niet min<strong>de</strong>r excentriek was daarnaast een<br />

Pompejaans atrium. Marmeren vloeren, wan<strong>de</strong>n van zeegroen marmer waarin zich<br />

klateren<strong>de</strong> fonteinen weerspiegel<strong>de</strong>n, het was alles van een even ongeken<strong>de</strong> als<br />

exotische, <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte en naar te vrezen vak ook wel protserige (vulgaire, vond<br />

<strong>Couperus</strong>) luxe. De zin van het nutteloze kreeg bij Ta<strong>de</strong>ma in elk geval zijn volle<br />

betekenis. Hij was overigens niet <strong>de</strong> enige schil<strong>de</strong>r die zo leef<strong>de</strong>. Ook het atelier van<br />

zijn collega lord Leighton mocht er zijn.<br />

Na het passeren van een bronzen vestibulum met het opschrift ‘Salve’ betrad<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> ‘Hall of Panels’. De muren daarvan waren ge<strong>de</strong>coreerd met vijfenveertig<br />

beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> panelen, geschonken door Ta<strong>de</strong>ma's collegiale vrien<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r tel<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> woning twee ateliers, het ene uitgevoerd in <strong>de</strong> stijl van <strong>de</strong> Hollandse zeventien<strong>de</strong><br />

eeuw - bestemd <strong>voor</strong> Laura Ta<strong>de</strong>rna-Epps, want ook zij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> -, het an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong><br />

Ta<strong>de</strong>ma zelf. Dit laatste werd overwelfd door een halve koepel, be<strong>de</strong>kt met aluminium<br />

dat een zilverig licht weerkaatste. Ta<strong>de</strong>ma's atelier, zo beschreef een bezoeker het<br />

eens, ‘conjured up visions of all the luxury, the ivory, apes and peacocks of the<br />

Roman civilization with which his art was largely preoccupied’. Zou het <strong>Couperus</strong><br />

overdon<strong>de</strong>rd hebben? Of voel<strong>de</strong> hij als het er op aankwam in zijn hart wérkelijk meer<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> intieme eenvoud en <strong>de</strong> stille zuiverheid van Pier Pan<strong>de</strong>rs kunst, waar hij in<br />

Metamorfoze zo dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> lof van gezongen heeft?<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


211<br />

Op maandagavon<strong>de</strong>n placht Ta<strong>de</strong>ma open hof te hou<strong>de</strong>n: ‘At Home’ beteken<strong>de</strong> een<br />

overweldigen<strong>de</strong> gastvrijheid, met een keur van spijzen en dranken. Er waren dan<br />

ook altijd ‘Pictures on View’, waar astronomische bedragen <strong>voor</strong> betaald wer<strong>de</strong>n,<br />

die zelfs een Picasso zou<strong>de</strong>n hebben doen blozen. Welke doeken <strong>Couperus</strong> daar toen<br />

gezien heeft is niet vast te stellen. Uit 1898 dateren <strong>de</strong> opusnummers CCCXLIX tot<br />

CCCLII. Maar was bij <strong>voor</strong>beeld The Roses of Heliogabalus van 1888 misschien<br />

nog altijd aanwezig? Het zou in elk geval een on<strong>de</strong>rwerp naar <strong>Couperus</strong>' hart zijn<br />

geweest, die toen al rondliep met het visioen ééns een grote historische roman à la<br />

Salammbô te schrijven. En Heliogabalus was een keizer die hem in Rome al geboeid<br />

had.<br />

Oer-kleinburgerlijk doet hierna een beschrijving van het echtpaar <strong>Couperus</strong> aan,<br />

gepubliceerd in het door Jack Grein in 1897 gestichte tijdschrift <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />

in het buitenland, Hollandia. De schrijfster ervan, een niet na<strong>de</strong>r geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong><br />

Hermine C., bezocht <strong>Louis</strong> en Betty omstreeks half juni 1898 in hun pension. Zij<br />

vertelt: 99 ‘...ze houen van Lon<strong>de</strong>n, en zij zijn hier vreeselijk veel uitgevraagd. Zooals<br />

u weet, zijn ze tegenwoordig altijd reizend: ze hebben geen eigen woning in Holland<br />

meer, of ergens an<strong>de</strong>rs. Maar Mevrouw heeft er zoo'n slag van, zich overal 'n soort<br />

eigen huis te maken. 'n Heele koffer vol eigen gerij [sic] gaat altijd mee. En dan<br />

wordt zoo'n vreem<strong>de</strong> en vervelen<strong>de</strong> zitkamer in 'n ommezien aangekleed. En ge krijgt<br />

heelemaal niet meer 't i<strong>de</strong>e van 'n boardinghouse.’<br />

Over zijn werk weet <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re dame mee te <strong>de</strong>len: ‘Wat je niet begrijpt is<br />

hoe meneer <strong>Couperus</strong> toch altijd weet te werken. Ik heb hem er eens naar gevraagd,<br />

en hij vertel<strong>de</strong> dat ie er zich bepaald in getraind had, om overal te kunnen schrijven.<br />

Maar hij doet 't ook zoo langzaam. 'n Halve pagina per dag vindt ie al mooi. En nooit<br />

iets veran<strong>de</strong>ren of uitschrappen! - Als ik zoo langzaam met <strong>de</strong> pen was, zou u dit<br />

artikeltje nooit gekregen hebben. Maar ik schrijf ook geen kunstwerken. 't Moet toch<br />

wel heerlijk zijn, zóo kunst te maken. Maar meneer <strong>Couperus</strong> zegt, nee - je doet 't<br />

alleen omdat je 't niet laten kunt. Zooals ik 't babbelen.<br />

't Is gek, zooals hij an<strong>de</strong>rs is dan je verwachten zoudt. Als je 'm eerst ziet, dan<br />

<strong>de</strong>nk je, ook om zijn werk, dat ie heel precieus, heel gemaakt en, nou ja, heel<br />

vervelend zal zijn. Maar 't is heel an<strong>de</strong>rs. Hij is, au fond, héel eenvoudig, heel gewoon,<br />

en héel grappig en amusant. Zijn vrouw is bepaald 'n charme van me, zóo<br />

prettig-eenvoudig en, gunst, heel gewoon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


212<br />

met je praten alsof ze heelemaal niet met 'n beroemd schrijver getrouwd was. En<br />

tegelijk echt distingué. Ze heeft hier ie<strong>de</strong>r verbaasd door haar Engelsch. Men begreep<br />

er niets van, dat ze niet al lang hier woon<strong>de</strong>; maar <strong>voor</strong> 't eerst hier was!’ - Blijkbaar<br />

heeft <strong>Couperus</strong> ook nog wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze praatlustige Hermine C. gezongen. Ze <strong>de</strong>elt<br />

tenslotte namelijk verte<strong>de</strong>rd mee: ‘Wist u, dat hij zoo'n lieve stem heeft. Niet alleen<br />

om <strong>voor</strong> te dragen, maar ook om te zingen. 'n Heel lichte tenor. En, grappig, hij is<br />

daar geloof ik, veel trotscher op dan op z'n schrijven, en vindt 't bepaald naar als men<br />

dat niet waar<strong>de</strong>ert, - z'n stem, bedoel ik. Ik ben, geloof ik, erg in <strong>de</strong> gratie gekomen,<br />

omdat ik hem zei dat 't timbre van zijn stem me wat aan dat van <strong>de</strong> Retské herinner<strong>de</strong>.<br />

Mevrouw lacht hem er wat om uit. Maar ik vind 't aardig als beroem<strong>de</strong> menschen je<br />

hun zwakke zij laten zien.’<br />

Traag was in<strong>de</strong>rdaad het tempo waarin <strong>Couperus</strong> aan Fi<strong>de</strong>ssa doorwerkte. Hij had<br />

al plannen <strong>voor</strong> een groter werk, zoals we zagen, maar wil<strong>de</strong> dat tot <strong>de</strong> winter<br />

uitstellen. 100 Vermoe<strong>de</strong>lijk betekent dit dat hij in juli 1898 in gedachten al Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. Ook in Oxford bleef hij met Fi<strong>de</strong>ssa bezig.<br />

Half juli nam hij daar zijn intrek in The Isis; Iffley-Road 51. <strong>Een</strong> paar rustige weken<br />

braken aan. Elisabeth voltooi<strong>de</strong> er haar vertaling van Jeromes Laven<strong>de</strong>r Sketches,<br />

bij Veen zon<strong>de</strong>r vermelding van <strong>de</strong> vertaalster verschenen als Schetsen.<br />

Op <strong>de</strong> eerste september waren zij weer terug in Den Haag, opnieuw in pension<br />

Boelen. Frans en zijn gezin logeer<strong>de</strong>n nog steeds in <strong>de</strong> Surinamestraat, hij zoupas<br />

februari 1899 naar Indié teruggaan. Van lieverle<strong>de</strong> kreeg <strong>Couperus</strong> zin met hem mee<br />

te gaan, en het zal <strong>voor</strong>al Elisabeth geweest zijn die graag nog eens naar Java wil<strong>de</strong><br />

terugkeren. In <strong>de</strong> eerste dagen van september ontving Veen een brief, waarin te lezen<br />

stond: 101 ‘Wij hebben groote plannen: begin volgen<strong>de</strong> jaar gaan wij <strong>voor</strong> negen<br />

maan<strong>de</strong>n naar Indië! Of <strong>de</strong> litteratuur er baat bij zal vin<strong>de</strong>n, weet ik echter niet...’<br />

Het was een buitenkansje dat Elisabeth en hij <strong>de</strong> overtocht niet alleen hoef<strong>de</strong>n te<br />

maken: zijn broer Frans, diens vrouw en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren beëindig<strong>de</strong>n hun verloftijd.<br />

<strong>Couperus</strong> schreef ook nog: ‘Mijn nieuw sprookje “Fi<strong>de</strong>ssa”, hoop ik van <strong>de</strong>n winter<br />

afte schrijven.’ Het is opvallend hoe weinig hij er zich mee haastte. Uitein<strong>de</strong>lijk zou<br />

hij het in Brussel voltooien, waarheen hij 25 november 1898 is vertrokken. Tien<br />

dagen eer<strong>de</strong>r was intussen Psyche in boekvorm verschenen, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> band<br />

van Jan Toorop. Eigenlijk vond <strong>Couperus</strong> dat ontwerp maar zo-zo. 102 Was hij objectief<br />

of kon hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


213<br />

nog altijd zijn onbeantwoord gebleven brief niet vergeten? ‘Eerlijk gezegd, vind ik<br />

Metamorfoze mooier,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee, ‘zoowel van teekening als van kleur<br />

(zwart en wit). Toorop is mij <strong>de</strong>zen keer wat tegengevallen. De druk is goed en ik<br />

heb geen een drukfout kunnen vin<strong>de</strong>n: iets, wat altijd zeer verblij<strong>de</strong>nd is.’<br />

De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> onrust van <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is onmiskenbaar. Nergens<br />

kon hij het blijkbaar langer dan enkele weken uithou<strong>de</strong>n. In Den Haag verhuis<strong>de</strong> hij<br />

eerst nog naar Riouwstraat 178, daarna werd zijn adres M me Janssens, rue <strong>de</strong> Joncker<br />

23, Porte <strong>Louis</strong>e, Brussel. Na Brussel ging hij nog weer <strong>voor</strong> acht dagen terug naar<br />

Den Haag, om tenslotte dan ein<strong>de</strong>lijk, op 25 februari 1899, met <strong>de</strong> trein via Parijs<br />

naar Genua te vertrekken. Daar stapte hij op <strong>de</strong> boot naar Indië.<br />

Presentexemplaren van Psyche wer<strong>de</strong>n intussen weer verzon<strong>de</strong>n aan enkele<br />

familiele<strong>de</strong>n, aan Ram en aan Netscher. Op 19 november 1898 bovendien aan...<br />

<strong>Couperus</strong>' kapper Siechel van Vive. 103 Dat hij er niet tegenop zag zijn symbolistische<br />

sprookje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring ook eens aan zijn Figaro ca<strong>de</strong>au te doen heeft iets<br />

ontwapenends. Uit een latere schets, geschreven in 1913, blijkt dat hij op <strong>de</strong> man<br />

gesteld was. Hij her<strong>de</strong>nkt dan <strong>de</strong> verjaardagen waarop zijn coiffeur hem vroeger<br />

placht te fatsoeneren: 104 ‘O, wat was het toch een ellendige dág, die 10<strong>de</strong> Juni... ook<br />

al friseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Figaro van het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, brave Siechel van Vive, je snorretje heel<br />

fijntjes nu óp aan <strong>de</strong> hoeken van je belachelijk kleine mond. Want die beroer<strong>de</strong> snor<br />

had àltijd <strong>de</strong> familieten<strong>de</strong>ns om triestig neer te hangen. Enfin, Siechel gaf er <strong>de</strong> draai<br />

aan.’<br />

Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek kreeg <strong>Couperus</strong> - in Brussel - <strong>de</strong> recensie on<strong>de</strong>r ogen die<br />

Frans Netscher over Psyche had geschreven en die in <strong>de</strong> Hollandse Revue verschenen<br />

was. 105 Netscher moet het sprookje wel erg haastig gelezen hebben, zijn bespreking<br />

wordt in elk geval ontsierd door enkele grove fouten. Hoe <strong>Couperus</strong> dankbaarheid<br />

met woe<strong>de</strong> wist te mengen, als dat zo eens te pas kwam, toont een dui<strong>de</strong>lijk heet van<br />

<strong>de</strong> naald geschreven brief waarin hij, zorgvuldige auteur, zijn nu toch wel al te vlotte<br />

vriend een nauwelijks meer charmante uitbran<strong>de</strong>r gaf: 106 ‘Ik las zoo juist <strong>de</strong><br />

Hollandsche Revue over Psyche, het doet me plezier dat je er veel goeds in vindt.<br />

Maar een opmerking moet mij uit <strong>de</strong> pen: Wat kan je toch haastig en slordig lezen!<br />

Bacchus, koning van <strong>de</strong> toekomst!!!! Beste Frans, hoe kom je er aan! Offer<strong>de</strong> je<br />

zelve aan Bacchus, toen je dat schreef? Het bosch van Bacchus is een episodisch rijk<br />

en geen toekomst. En als je nog<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


214<br />

eens goed leest, vindt je <strong>de</strong> toekomst wel waar ik die bedoeld heb. Door die vergissing,<br />

beste kerel, vervalt natuurlijk <strong>de</strong> heele opmerking omtrent mijn symboliek. Maar<br />

hoe kan je ook zoo iets neerzetten!!! En dan Eros koning van <strong>de</strong> toekomst die je je<br />

<strong>de</strong>nkt. Je meent natuurlijk Charitas, koningin of zoo iets <strong>de</strong>rgelijks. [...] Zeg peccavi<br />

<strong>voor</strong> je bijna niet te vergeven slordigheid.’<br />

Toch bleef hij jegens Netscher wel goedmoedig gestemd, want tevens schreef hij<br />

hem: 107 ‘Ik ga eind Februari naar Indië, en zou je <strong>voor</strong> mijn vertrek toch zoo gaarne<br />

eens zien. Naar alle waarschijnlijkheid zal ik in Buitenzorg wel je moe<strong>de</strong>r en B.<br />

opzoeken, en het zou mij spijten te moeten zeggen, dat ik je in jaren niet gezien heb.<br />

Die jaren zijn wel <strong>voor</strong>bij, maar het zijn toch <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n die ons verwij<strong>de</strong>rd<br />

hebben, niet waar, en niet an<strong>de</strong>rs.’<br />

Fi<strong>de</strong>ssa, begin <strong>de</strong>ccmber 1898 ein<strong>de</strong>lijk voltooid, wenste <strong>Couperus</strong> nu eens niet<br />

eerst in De Gids te plaatsen. 108 Hij meen<strong>de</strong> zich te herinneren dat Veen een tijdschrift<br />

wil<strong>de</strong> beginnen en bood het zijn uitgever daar<strong>voor</strong> aan... Om het aanbod echter meteen<br />

weer terug te trekken, met als argument: 109 ‘Ik <strong>de</strong>nk, dat ik U Fi<strong>de</strong>ssa <strong>voor</strong> het eerst<br />

nog niet kan afstaan om <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat ik plan heb in Indië lezingen te hou<strong>de</strong>n<br />

en het daar<strong>voor</strong> frisch wil<strong>de</strong> bewaren. Maar spreek nog niet over die lezingen, daar<br />

ik er gaarne nog geen ruchtbaarheid aan gaf. Niets is ook nog zeker.’ Het is <strong>voor</strong> het<br />

eerst dat <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> gedachte speelt zijn werk niet alleen in <strong>de</strong> familiekring,<br />

maar ook in het openbaar <strong>voor</strong> te dragen. Niet zozeer ij<strong>de</strong>lheid of geldingsdrang<br />

brachten hem daartoe, als wel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> noodzaak die hem in <strong>de</strong> jaren van en<br />

onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> eerste wereldoorlog zijn roemruchte lezingen heeft doen geven:<br />

een chronisch tekort aan geld, gecombineerd met een even chronische behoefte aan<br />

een zekere weel<strong>de</strong>. In Indië kon hij wel steeds bij familië logeren - John Ricus, <strong>de</strong><br />

Valettes. Willy Baud -, maar <strong>de</strong> reis zelf en <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke aanschaf van<br />

tropenkleren stel<strong>de</strong>n zijn financiële draagkracht ijselijk op <strong>de</strong> proef. Over een<br />

daadwerkelijk optre<strong>de</strong>n in Indië in 1899 is overigens niets bekend.<br />

Waarschijnlijk heeft hij er om organisatorische re<strong>de</strong>nen van afgezien. Hoe dit ook<br />

zij, Fi<strong>de</strong>ssa heeft hij niet ‘frisch bewaard’ maar nog <strong>voor</strong> zijn vertrek aan Veen<br />

afgestaan: ook dat beteken<strong>de</strong> tenslotte geld, en wel onmid<strong>de</strong>llijk. Wat ver<strong>de</strong>r met<br />

Psyche niet gelukt was, hoopte hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgave van dit twee<strong>de</strong> sprookje te<br />

realiseren: illustraties door het hele boek heen. 110 Wel had hij meteen weer een haast<br />

<strong>voor</strong>spelbare be<strong>de</strong>n-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


215<br />

king - eenmaal gekwetst, <strong>voor</strong> altijd gekwetst, leek het wel: ‘Maar dan nièt door<br />

Toorop: Toorop verveelt mij een beetje met altijd precies zijn zelf<strong>de</strong> lijnen.’ Veen<br />

was een an<strong>de</strong>re mening toegedaan. Hij kwam zelfs naar Brussel toe, nam <strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>sen eens royaal mee uit eten, en liet Fi<strong>de</strong>ssa in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk verschijnen<br />

‘met eene tekening van Jan Toorop’.<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> naar Indië voer, met zijn gedachten al bij wat hij noem<strong>de</strong> ‘een<br />

groote pension-roman’, 111 werd Fi<strong>de</strong>ssa naar <strong>de</strong> zetterij gestuurd. De laatste in het<br />

net overgeschreven pagina's heeft Veen letterlijk op <strong>de</strong> valreep nog uit Genua<br />

ontvangen. Het verhaal was eigenlijk wel wat kort <strong>voor</strong> een afzon<strong>de</strong>rlijke boekuitgave.<br />

Veen achtte dat echter geen bezwaar. Het sprookje, tegenwoordig ietwat verwaarloosd<br />

en vergeten geraakt, verdien<strong>de</strong> een aparte editie trouwens zon<strong>de</strong>r twijfel. Veen moet<br />

begrepen hebben dat het een soort tegenhanger van Psyche was. Dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge<br />

verwantschap groot is kan ook niemand ontgaan. Desondanks is dit verhaal op een<br />

heel an<strong>de</strong>re manier uitgewerkt. Wel is we<strong>de</strong>rom sprake van een toverdier dat een<br />

centrale rol speelt, in dit geval <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn.<br />

Men kan zich lang het hoofd breken over <strong>de</strong> vraag hoe <strong>Couperus</strong> toch wel op dit<br />

eenhoornmotief gekomen mag zijn. Het antwoord is even simpel als onverwacht. De<br />

familie <strong>Couperus</strong> bezat een zeer groot servies van Chine <strong>de</strong> Comman<strong>de</strong>, er zijn nog<br />

<strong>de</strong>len van bewaard gebleven. Als medaillon keert hierop steeds terug het dubbele<br />

wapen van <strong>Couperus</strong>' overgrootou<strong>de</strong>rs Willem Jacob Cranssen en Maria Eleonora<br />

Hartman, die het oorspronkelijk hebben laten maken. 112 In het wapen van Cranssen<br />

nu, prijkt een fraaie eenhoorn. Reeds als kind moet dit fantasiebeest <strong>Couperus</strong><br />

gefascineerd hebben. Voorts kan het nauwelijks toevallig zijn dat ook juist in 1896-'97<br />

door C. Cohn een twee<strong>de</strong>lige studie aan <strong>de</strong> eenhoorn gewijd werd, Zur Geschichte<br />

<strong>de</strong>s Einhorns. Deze moet <strong>Couperus</strong>' interesse gewekt hebben. Ten overvloe<strong>de</strong> zal<br />

hij tij<strong>de</strong>ns zijn studie bij Ten Brink <strong>de</strong> eenhoorn wel eens ontmoet hebben. A.G. van<br />

Hamel wees in dit verband <strong>de</strong>stijds al op het <strong>voor</strong>komen van het dier in mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

teksten. 113 En hoe zou <strong>Couperus</strong> tenslotte in Parijs <strong>de</strong> reeks magnifieke wandtapijten<br />

‘La dame à. Ia Licorne’ hebben kunnen overslaan, <strong>de</strong> glorie van het Musée Cluny?<br />

Hij was <strong>de</strong>ze zelfs zeer toegedaan. De betekenis van <strong>de</strong> eenhoorn heeft hij zeker<br />

gekend. 114 In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen was het fabeldier symbool van <strong>de</strong> kuisheid en tevens<br />

van Christus. Het komt <strong>voor</strong> als rijdier van <strong>de</strong> gepersonifieer<strong>de</strong> kuisheid, een maagd<br />

met in <strong>de</strong> hand een lelie of een duif.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


216<br />

Fi<strong>de</strong>ssa gaat dus over <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijke kuisheid en, zoals <strong>de</strong> titel aanduidt, <strong>voor</strong>al ook<br />

over <strong>de</strong> vrouwelijke trouw in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>.<br />

Naar <strong>de</strong> opbouw is het sprookje verwant met De kleine zeemeermin van Hans<br />

An<strong>de</strong>rsen, een schrijver waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth bijzon<strong>de</strong>r op gesteld waren. 115<br />

Maakt bij An<strong>de</strong>rsen <strong>de</strong> meermin zich los van haár zusters in <strong>de</strong> zee, uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />

een prins van vlees en bloed, bij <strong>Couperus</strong> verlaat <strong>de</strong> nimf Fi<strong>de</strong>ssa haar me<strong>de</strong>nimfen<br />

in het woud uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>r Sans-Joye. In bei<strong>de</strong> verhalen vermenselijkt het<br />

fabelwezen zich. In bei<strong>de</strong> sprookjes ook wordt <strong>de</strong> offervaardige vrouwenfiguur<br />

uitein<strong>de</strong>lijk gelouterd in het licht. Het zijn verheerlijkingen van alles opofferen<strong>de</strong>,<br />

reine lief<strong>de</strong> in haar zuiverste uitingen.<br />

<strong>Een</strong> christelijke symboliek speelt bij <strong>Couperus</strong> mee als nevenmotief. De annunciatie<br />

is soms symbolisch door <strong>de</strong> eenhoornjacht uitgebeeld, <strong>de</strong> aartsengel Gabriël is dan<br />

<strong>de</strong> grote jager. Diens hon<strong>de</strong>n dragen <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke eigenschappen<br />

waardoor het raadsbesluit <strong>de</strong>r verlossing tot stand kon komen: waarheid,<br />

rechtvaardigheid, ontferming, vre<strong>de</strong>. Niet zon<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>n lui<strong>de</strong>n daarom Fi<strong>de</strong>ssa's<br />

laatste woor<strong>de</strong>n als volgt: ‘Ik ga niet ver<strong>de</strong>r dan hij [Sans-Joye]; ik blijf, waar hij<br />

blijft; ik blijf met hem samen, want ik heb hem lief, hem was ik trouw, hem zal ik<br />

blijven trouw, met hem wil ik werken samen, aan <strong>de</strong> Allereerste Rechtvaardigheid.’<br />

Fi<strong>de</strong>ssa is <strong>de</strong> nimf die zich met een pantser laat omsme<strong>de</strong>n omdat haar bemin<strong>de</strong><br />

ook gepantserd is en gedoemd is te leven on<strong>de</strong>r gepantser<strong>de</strong> mensen. Schul<strong>de</strong>loos<br />

wordt Sans-Joye in <strong>de</strong> kerker geworpen. Daaruit redt hem haar lief<strong>de</strong>. In haar hart<br />

vindt Fi<strong>de</strong>ssa <strong>de</strong> Waarheid, waarmee zij Sans-Joye overreedt <strong>de</strong> gevangenis te<br />

ontvluchten. Tenslotte richt zij ook <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn naar haar wil. In <strong>de</strong> laatste regel<br />

sluimert het dier aan haar voeten terwijl zij het streelt: zoals in genoem<strong>de</strong><br />

annunciatie<strong>voor</strong>stellingen <strong>de</strong> Heilige Maagd dit doet.<br />

Er kan geen twijfel aan bestaan dat Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa dubbelsterren zijn.<br />

Behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in het eerste sprookje zijn eigen levensloop, in het laatste gaat<br />

het om Elisabeth en is hij zelf gemetamorfoseerd tot <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r-zon<strong>de</strong>r-Vreugd: door<br />

haar lief<strong>de</strong> wordt hij gelouterd, en zo verliest hij zijn treurige naam. Ook in Fi<strong>de</strong>ssa<br />

leven <strong>de</strong> twee hoofdpersonen naar een bovenaardse sfeer toe, om die tenslotte samen<br />

te bereiken. Het sprookje mag daarmee een autobiografisch loflied op het maag<strong>de</strong>lijk<br />

huwelijk heten. Het is het symbolische sluitstuk van Metamorfoze, evenzeer als<br />

Psyche dat al was. Niet toevallig zijn <strong>de</strong> drie boeken in één lijn achter elkaar ontstaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


217<br />

Door <strong>de</strong> christelijke symbolen niet als zodanig te benoemen, heft <strong>Couperus</strong> het<br />

sprookje daar bovenuit. Hij verleent het algemene geldigheid. Vre<strong>de</strong> en ontferming<br />

krijgen een hoge universele betekenis. Het trage tempo waarin <strong>Couperus</strong> het verhaal<br />

geschreven heeft gaf hem tijd en gelegenheid al <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>tails met <strong>de</strong> hem kenmerken<strong>de</strong><br />

zorgvuldigheid en lief<strong>de</strong> aan te brengen. <strong>Een</strong> mooier geschenk heeft hij Elisabeth<br />

ongetwijfeld nooit gegeven. 116<br />

Eindnoten:<br />

1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, III nr. 138; 110 nr. 137.<br />

2 Braches, Boek als N.K., 201/2, 261, 262, 320, 323, 487 (nr. 960529*). - Het gaf J. van <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in: ‘Voor het lezend Ne<strong>de</strong>rland ware het verblij<strong>de</strong>nd, indien <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> eens<br />

besluiten kon van <strong>de</strong> stelten, op welke hij rondtrippelt in fictieve hofkringen, af te stappen, en<br />

neer te dalen on<strong>de</strong>r menschen.’ Zie Litterarische interludiën (1899), 79.<br />

3 Zie <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> analyse van Pim Lukkenaer, ‘<strong>Couperus</strong>, Netscher en Zola in Metamorfose’, in<br />

Meta XIX (febr. 1985), 4, 25-29.<br />

4 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX. In het bijzon<strong>de</strong>r moeten hem ook <strong>de</strong><br />

herhaal<strong>de</strong>lijke aanvallen in De Nieuwe Gids op Jan ten Brink gehin<strong>de</strong>rd hebben.<br />

5 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 114 nr. 143.<br />

6 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, III.<br />

7 I<strong>de</strong>m, V.<br />

8 I<strong>de</strong>m, VI.<br />

9 I<strong>de</strong>m, IX.<br />

10 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 33.<br />

11 Bastet, Zuil, 79.<br />

12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 115 nr. 147.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 116 nr. 148.<br />

14 V. Booven, Leven, 150.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 151.<br />

16 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

17 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

18 V. Booven, Leven, 151; Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 116 nr. 149.<br />

19 V. Booven, Leven, 150.<br />

20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 120 nr. 152.<br />

21 Bastet, Zuil, 79.<br />

22 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, II.<br />

23 I<strong>de</strong>m, III.<br />

24 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

25 I<strong>de</strong>m, XIV.<br />

26 I<strong>de</strong>m, XIX.<br />

27 Bastet, Zuil, 78-80.<br />

28 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 119 nr. 151, n.102.<br />

29 Bastet, Zuil, 79.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 80.<br />

31 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 120 nr. 152.<br />

32 V. Booven, Leven, 151.<br />

33 Metamorfoze. Het boek van anarchisme, II.<br />

34 Het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Eros van Thespiae wordt door hem aldus ingeleid: ‘Het weerzinwekken<strong>de</strong><br />

treffen wij aan, waar natuur in onnatuur ontaard is; naïveteit verdrongen door schaamteloosheid<br />

en bouffonnerie; dichters niet schromend go<strong>de</strong>ntaal te ontwij<strong>de</strong>n door toespelingen, uitgedacht<br />

door <strong>de</strong> meest bezoe<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verbeelding. Wat <strong>de</strong> dichters <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> komedie durf<strong>de</strong>n, is overbekend.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Walgelijker nog dan <strong>de</strong> vuilheid dier dichters was die van sommige wijsgeeren. Echte eerbaarheid<br />

bleef in het echte Griekenland steeds eene kommerlijk groeien<strong>de</strong> plant.’<br />

35 Ch.M. van Deventer, ‘Het Symposion’, in De Nieuwe Gids IX (1853), 1 oktober), 56 e.v.; 69;<br />

76 (gedateerd september '93). - Het platonisme in dit <strong>de</strong>el van Metamorfoze en alles wat er mee<br />

samenhangt is uitvoerig behan<strong>de</strong>ld door Martha H. Eliassen-De Kat, ‘De boeken op <strong>de</strong> tafel<br />

van Hugo Aylva of <strong>de</strong> motieven in <strong>Couperus</strong>' “Metamorfoze”’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren XX<br />

(1978), 1-36; i<strong>de</strong>m, 81-99. Dat <strong>Couperus</strong> het grootste <strong>de</strong>el van zijn kennis van Plato uit De Gids<br />

en De Nieuwe Gids moet hebben gehaald, lijkt haar ontgaan te zijn. Van Deventer schreef in<br />

De Gids (1894), IV, nov., 267-298 over <strong>de</strong> Phaedrus; i<strong>de</strong>m (1895), III, aug., 291-308 over<br />

Erotische Dialogen van Plato en <strong>de</strong> Politeia; i<strong>de</strong>m (1896), 1, jan., 121 e.v. over <strong>de</strong> Hippias<br />

Maior.<br />

36 Wanneer <strong>Couperus</strong> later bij herhaling zijn werk bij Veen ironisch aanbeveelt als al of niet<br />

geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer, kan hij op <strong>de</strong>ze passage zinspelen. Reeds in Metamorfoze (Het<br />

boek van Metamorfoze, 1) lezen wij: ‘“huiskamer”: een vertrek, dat altijd Hugo's cauchemar<br />

was geweest in echt Hollandsche intérieurs.’<br />

37 H. Was, Plato's Symposion, eene erotische studie (1887), 22, 23, 27, 28, 34 en passim.<br />

38 Reis-impressies, 65-66.<br />

39 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VIII. - Zie over politiek, anarchie en homo-erotiek in<br />

dit boek Jan Fontijn, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> politiek’, in Staalkaart.<br />

Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 64-71.<br />

40 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, IX.<br />

41 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

42 Dion (ca. 408-354 v.Chr.) was verwant en minister van Dionysius I van Syracuse. Deze ontving<br />

Plato aan zijn hof. On<strong>de</strong>r in vloed van Plato gekomen, keer<strong>de</strong> Dion zich tegen <strong>de</strong> tirannie en<br />

probeer<strong>de</strong> op zijn beurt <strong>de</strong> zoon en opvolger Dionysius II (367-343 / 342 v.Chr.) te transformeren<br />

tot mo<strong>de</strong>lheerser, van een op wijsbegeerte gebaseer<strong>de</strong> staat. Voorbeeld was Plato's Republiek.<br />

Dion en Plato wer<strong>de</strong>n in 366 echter verbannen. Plato keer<strong>de</strong> in 361 terug, maar een breuk met<br />

Dionysius II was toen het gevolg. In 357 zou Dion zich van Syracuse meester maken. Hij werd<br />

tenslotte in 345 door Timoleon terzij<strong>de</strong> gezet.<br />

43 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, X.<br />

44 I<strong>de</strong>m, XIV. Veelbetekenend laat Hugo Aylva hem in het ou<strong>de</strong> Rome achter als hij noodgedwongen<br />

naar het noor<strong>de</strong>n moet afreizen.<br />

45 Het is bewaard gebleven en bevindt zich nu in <strong>de</strong> collecties van het Letterkundig Museum te<br />

Den Haag.<br />

46 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 123 nr. 157.<br />

47 Metamorfoze verscheen in De Gids (1897) 11, 1-74; 213-281; 405-89.<br />

48 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze, III.<br />

49 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

50 I<strong>de</strong>m, IV.<br />

51 I<strong>de</strong>m, V.<br />

52 Brief d.d. 16 maart 1979, gericht aan schrijver <strong>de</strong>zes en in diens bezit.<br />

53 Maatstaf II (1963), 177 nr. 31.<br />

54 Bedoeld <strong>voor</strong> Woor<strong>de</strong>n Beeld (1897), 288, bij een artikel over <strong>Couperus</strong> door Frans Netscher.<br />

Zie Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 128, 167. (Vgl. hieron<strong>de</strong>r). - Woord en Beeld is in 1896 opgericht door<br />

W.G. van Nouhuys, F. Smit Kleine en C.L. Dake. Hun belangstelling <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> blijkt ook<br />

uit een in 1897 uitgeschreven prijsvraag <strong>voor</strong> een illustratie bij diens Majesteit. (In Januari 1898<br />

werd een tekening van H.M. Krabbé bekroond.)<br />

55 Hiermee is een nog niet opgeloste kwestie verbon<strong>de</strong>n. Volgens V. Booven, Leven, 240 zou het<br />

portret met hoed zich te Den Haag in het Gemeente Museum bevin<strong>de</strong>n, maar het is daar niet te<br />

traceren. Van het portret zon<strong>de</strong>r hoed blijken daarentegen nog weer verschillen<strong>de</strong> versies te<br />

bestaan. (Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van drs. W.H.K. van Dam, Rijksbureau <strong>voor</strong> Kunsthistorische<br />

Documentatie, d.d. 29 januari 1985; met dank ook aan drs. J.F. Heijbroek, Rijksprentenkabinet,<br />

Amsterdam.)<br />

56 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 135 nr. 180.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 128 nr. 167.<br />

58 De Gids (1897) II, 1-74; 213-281; 405-489.<br />

59 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 130 nr. 170.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 130 nr. 171.<br />

61 Gegevens van het Haags Gemeente Archief.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


62 V. Booven, Leven, 154.<br />

63 Bastet, Zuil, 69.<br />

64 V. Booven, Leven, 152.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 156. - Zou <strong>Couperus</strong> ooit <strong>de</strong> ware achtergrond van zijn on<strong>de</strong>rscheiding beseft hebben?<br />

F.J.M. Otten, ‘Twee is te veel - Cultuurbeleid anno 1897’, in Ne<strong>de</strong>rlands Archief Blad 77 (1973),<br />

193-195, vermeldt dat <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius hem als twaalf<strong>de</strong><br />

en laatste kandidaat <strong>voor</strong> een benoeming tot rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Leeuw had<br />

<strong>voor</strong>gedragen. Hélène Swarth had rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau moeten wor<strong>de</strong>n. De<br />

koningin-regentes Emma vond twee letterkundigen tegelijk echter te veel... De keus viel op<br />

<strong>Couperus</strong>, maar <strong>voor</strong> hem werd een Leeuw <strong>voor</strong>lopig te hoog geacht. Hij werd officier in <strong>de</strong><br />

Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau. In 1923 zou hij alsnog zijn Leeuw krijgen, zij het niet meer dan een<br />

rid<strong>de</strong>rschap.<br />

66 V. Booven, Leven, 155. Mevrouw Kan ontving later een presentexemplaar met als opdracht:<br />

‘Aan <strong>de</strong> petemoei van Emeralda.’<br />

67 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 133 nr. 178.<br />

68 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze. VI. In het ms. heeft Veen hier een potloodkruisje in<br />

<strong>de</strong> marge geplaatst, zie Braches, Boek als N.K., 173; 138; 281-2; 495.<br />

69 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 136 nr. 180. - Zie <strong>voor</strong> Toorops band Braches, Boek als N.K., 138, 173,<br />

281, 282, 495 (nr. 971118*).<br />

70 Maatstaf II (1963), 167 nr. 17.<br />

71 De Gids (1898) 1, 1-96.<br />

72 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 134 nr. 178.<br />

73 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 40.<br />

74 V. Booven, Leven, 156.<br />

75 I<strong>de</strong>m, 157.<br />

76 I<strong>de</strong>m., 156.<br />

77 I<strong>de</strong>m, 157. Pas jaren later, in 1912, heeft hij iets meer over <strong>de</strong>ze opera belevenissen verteld, zie<br />

‘Münchner Potpourri II’ (Vad. 24 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 59: ‘In Dres<strong>de</strong>n<br />

was het, toenmaals, toch wèl, heel bizon<strong>de</strong>r... Het was, dat gebenedij<strong>de</strong> jaar, dat in <strong>de</strong>n<br />

Dres<strong>de</strong>ner-Opera zich verzameld had<strong>de</strong>n: Wittich, Perron, Schei<strong>de</strong>mantel, Anthes, Wachter,<br />

We<strong>de</strong>kind, Malthen, Charlotte Huhn... Dat ie<strong>de</strong>re opera <strong>voor</strong>stelling een volmaakte heerlijkheid<br />

was... Men heeft dikwijls gezegd, dat, nà dat gebenedij<strong>de</strong> jaar van muziek, Euterpe niet meer<br />

zulk een pleïa<strong>de</strong> van sterren in haren Dres<strong>de</strong>ner tempel had vereenigd om haar te dienen...’<br />

<strong>Couperus</strong> hoor<strong>de</strong> er on<strong>de</strong>r meer Mozarts Don Giovanni, en waarschijnlijk Figaro en Cosi fan<br />

tutte. Bovendien Wagners Nibelungenring.<br />

78 Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, ‘Over enkele détails van <strong>Couperus</strong>' verhaal De Binocle, in verband<br />

met Der Sandmann van E.T.A. Hoffmann’, in Leven<strong>de</strong> Talen 166 (1952), 316-322. - Min<strong>de</strong>r<br />

overtuigend is een vergelijking met een scèné uit De idioot van Dostojevski, zie J. Weisgerber,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en Dostojewskt, naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>' novelle De binocle’, in Leven<strong>de</strong><br />

Talen 167 (1953), 203-209.<br />

79 Voor het eerst verschenen in <strong>de</strong> Haagsche Post, 28 augustus 7920. Gebun<strong>de</strong>ld in Proza I, 170<br />

e.v. - Particuliere brief d.d. 24 maart 1984: ‘Iets an<strong>de</strong>rs is, dat ik er nog altijd min of meer van<br />

overtuigd ben, dat <strong>Couperus</strong> het verhaal n.a.v. zijn bezoek aan Dres<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong><br />

Wagner-opvoering en Hoffmann's Sandmann in zijn hoofd, toen [...] geschreven heeft. Maar<br />

dat “men” in <strong>de</strong> redactie van een tijdschrift, of vriend Van Nouhuys, of wie dan ook, het slot<br />

met die verpletter<strong>de</strong> sche<strong>de</strong>l en spatten<strong>de</strong> hersens (!) te “cru” vond <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lieve lezers.’ - Zie<br />

ver<strong>de</strong>r over De binocle uitvoerig Fontijn, Extase, 11-26; 27-33.<br />

80 V. Booven, Leven, 160.<br />

81 I<strong>de</strong>m, 157. In Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid I, XIII, geeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze gedachte aan Duco<br />

van <strong>de</strong>r Staal, die, na<strong>de</strong>nkend over Cornélie <strong>de</strong> Retz, meent: ‘Hij vergaf haar, dat zij niet artistiek<br />

was, maar het smartte hem, dat zij zich nooit gevon<strong>de</strong>n had, dat zij niet wist wat zij was, wiè<br />

zij was, hoe haar leven moest zijn, en waar <strong>de</strong> lijn slinger<strong>de</strong> van haar leven, het eenige pad, dat<br />

zij gaan moest, zooals ie<strong>de</strong>r leven volgt eén pad. O, hoe vaak, als een mensch zich maar gaan<br />

liet, als een bloem, als een vogel, als een wolk, als een ster, die haar baan zoo gehoorzaam<br />

beschreef, zoû een mensch zijn geluk en zijn leven wel vin<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> bloem en <strong>de</strong> vogel ze<br />

von<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> wolk wegdreef in <strong>de</strong> zon, en <strong>de</strong> ster haar hemelbaan volg<strong>de</strong>.’<br />

82 V. Booven, Leven, 157.<br />

83 War<strong>de</strong> Hen Veen, 140 nr. 184.<br />

84 Dit werd al opgemerkt door Henri van Booven, in Onze Eeuw (1923), IV, 217.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


85 In De Nieuwe Gids (1894), II, II e.v. begonnen <strong>de</strong> afleveringen van Hein J. Boekens vertaling:<br />

‘Herscheppinge of De Gou<strong>de</strong>n ezel, van Lucius Apulejus.’ - Over Psyche <strong>voor</strong>al: prof. dr. K.J.<br />

Popma, Beschouwingen over het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1968), 92 e.v. - Uitvoerig A.M.<br />

Cram-Magré, ‘<strong>Couperus</strong> als sprookjesschrijver’, in Wegwerk. Opstellen <strong>voor</strong> G. Scuiveling<br />

(1973), 66-80. - Zie daarnaast <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> analyse van Elizabeth Visser, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> and<br />

Apuleius’, in B.L. Hijmans and R. Th. van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n Ass (1978),<br />

239 e.v. - V. Tricht, Verkenning, 100, maakt ten aanzien van Psyche een onbegrijpelijke<br />

opmerking. Volgens hem beeld<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn eigen situatie als kind uit, maar ‘zeer<br />

waarschijnlijk niet bewust. De lezer die zo'n symboliek plotseling doorschouwt, moet zich<br />

er<strong>voor</strong> hoe<strong>de</strong>n, hetzelf<strong>de</strong> inzicht bij <strong>de</strong> schrijver vanzelfsprekend te vin<strong>de</strong>n.’ <strong>Een</strong> grove<br />

miskenning van <strong>Couperus</strong>' kunstenaarschap! Even be<strong>de</strong>nkelijk is zijn. opmerking, ibi<strong>de</strong>m 102:<br />

‘Het slot, een weerzien in astrale sfeer, die het Rijk <strong>de</strong>r Toekomst is, maakt <strong>de</strong> indruk van een<br />

idyllisch be<strong>de</strong>nksel.’ Het hele sprookje werkt nu juist naar dit, zeer zinvolle, ein<strong>de</strong> toe, dat <strong>de</strong><br />

letterlijke apotheose is.<br />

86 Zie <strong>de</strong> brief van John Ricus <strong>Couperus</strong> uit 1898 aan mevrouw B. Grandmont-Hubrecht, in Bastet,<br />

Zuil, 74.<br />

87 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />

88 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 141 nr. 185.<br />

89 Else Otten (Amsterdam 1875-Düsseldorf 1931) woon<strong>de</strong> in Berlijn samen met een Frau Siegfried.<br />

Van 1897 af heeft zij een groot aantal werken van <strong>Couperus</strong> in het Duits vertaald.<br />

90 Waar<strong>de</strong> Hees Veen, 142 nr. 188.<br />

91 Bastet, Zuil, 73. De brief, uit het archief van <strong>de</strong> familie Hubrecht, werd mij door drs. A.V.M.<br />

Hubrecht vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven. Thans in het Letterkundig Museum, te Den Haag.<br />

92 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 146 nr. 192.<br />

93 V. Booven, Leven, 162.<br />

94 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 149 nr. 198.<br />

95 Zie over hem Stephen Mc. Kenna, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />

(1922). Deze zoon (1865-1921) van een Hollandse va<strong>de</strong>r en een Engelse moe<strong>de</strong>r huw<strong>de</strong> een<br />

Ierse, en nam <strong>de</strong> Engelse nationaliteit aan. Hij bekeer<strong>de</strong> zich tot het katholieke geloof. Zijn<br />

opleiding ontving hij in Engeland. J.T. Grein benoem<strong>de</strong> hem tot secretaris van het In<strong>de</strong>pendant<br />

Theatre. Hij trad behalve als vertaler ook op als correspon<strong>de</strong>nt van Ne<strong>de</strong>rlandse couranten. Zijn<br />

te vroege dood, door angina pectoris, op 5 <strong>de</strong>cember 1921, verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat hij zijn vertaling<br />

van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r voltooi<strong>de</strong>. Te beginnen met Majesteit heeft hij een groot aantal boeken<br />

van <strong>Couperus</strong> in het Engels vertaald. ‘Tex’ werd <strong>de</strong> belangrijkste pleitbezorger van <strong>Couperus</strong><br />

in Engeland en Amerika.<br />

96 De Schakelaar 5, nr. 20 (27 juni 1931), 8.<br />

97 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 265.<br />

98 Vem G. Swanson, Sir Lawrence Alma-Ta<strong>de</strong>ma (1977), 24 e.v. - De literatuur over <strong>de</strong> jarenlang,<br />

na grote roem, verguis<strong>de</strong> Ta<strong>de</strong>ma is recentelijk zeer toegenomen. Zie F.L. Bastet, Mr. Carel<br />

Vosmaer (1967), passim; i<strong>de</strong>m, ‘Mr. Carel Vosmaer. <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>nking’, in Jaarboek van <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1975/6), 20-50; i<strong>de</strong>m, Naar paleizen uit<br />

het slik (1983), 213-228; i<strong>de</strong>m, ‘<strong>Een</strong> five o'clock tea in <strong>de</strong> Griekse thermen’, in Museumjournaal<br />

(1984), 2, 97-105. (Al <strong>de</strong>ze artikelen met literatuurverwijzingen.)<br />

99 J.T. Grein was <strong>de</strong> Engelse vertaler van Eline Vere (zie ook noot 95). Het tijdschrift heeft slechts<br />

gelopen van 6 november 1897 tot 27 oktober 1900 (in totaal 156 nummers). De in Engeland<br />

genaturaliseer<strong>de</strong> Grein was directeur. Naast hem fungeer<strong>de</strong> een jaar lang als London editor mej.<br />

J. Volz, die Hermine C. om het hier volgen<strong>de</strong> stukje gevraagd moet hebben: ‘<strong>Couperus</strong>-intime’,<br />

in Hollandia (9 juli 1898). De schrijfster komt niet <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> opgave van vaste me<strong>de</strong>werkers,<br />

en heeft in 1898 ver<strong>de</strong>r niets in dit tijdschrift gepubliceerd.<br />

100 Waar<strong>de</strong> Heel Veen, 149 nr. 198.<br />

101 I<strong>de</strong>m, 151 nr. 201.<br />

102 I<strong>de</strong>m, 152 nr. 205. Zie over <strong>de</strong> band Braches, Boek als N.K., 138, 174, 281, 282, 500 (nr.<br />

981115*), 505 (nr. 991117).<br />

103 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 151 nr. 201; 153 nr. 206. De spelling van Siechel (Siegel?) is ondui<strong>de</strong>lijk,<br />

evenals diens adres (Zeestraat of Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>)<br />

104 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, 2 (1913), 51<br />

e.v.<br />

105 Hollandsche Revue (1899), 809-816.<br />

106 Maatstaf II (1963), 167 nr. 18.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


107 V. Booven, Leven, 164.<br />

108 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 154 nr. 208.<br />

109 I<strong>de</strong>m, 155 nr. 210.<br />

110 I<strong>de</strong>m, 155/6, nr. 211. Zie over <strong>de</strong> boekuitgave Braches, Boek als N.K., 281, 504 (nr. 991110).<br />

111 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 156 nr. 212.<br />

112 Nog steeds in familiebezit. Uit het huwelijk van Cranssen en Hartman werd geboren<br />

Catharina-Rica Cranssen (1795-1845), die in 1812 met Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> (1787-1823)<br />

trouw<strong>de</strong>. De laatste, zoon van Abraham <strong>Couperus</strong>, was <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' grootva<strong>de</strong>r.<br />

113 Hierop werd meteen reeds gewezen door A.G. van Hamel, in De Gids (1900) I, 520-523.<br />

114 In 1921 schreef hij in Parijs: ‘Ik hoû ook dol van het Musée Cluny, van <strong>de</strong> mooie gobelins met<br />

<strong>de</strong> Dame au [sic] Licorne en van <strong>de</strong> Gothische koningskronen.’ (‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs’,<br />

Haagsche Post 4 juni 1921; gebun<strong>de</strong>ld in Proza II, 301.) - Zie recentelijk over tapijten en<br />

betekenis Alfred Kerckhoffs, ‘De vlag en <strong>de</strong> lading. Trotse vanitas in <strong>de</strong> 15<strong>de</strong> eeuw’, in Literatuur<br />

3 (1986), mei/juni, 161-169.<br />

115 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze, I.<br />

116 V. Tricht, Verkenning, 106, miskent <strong>de</strong> werkelijke waar<strong>de</strong> van het sprookje volkomen als hij<br />

schrijft: ‘Juist doordat het sprookje Fi<strong>de</strong>ssa ook nog <strong>de</strong> in <strong>de</strong> diepte wortelen<strong>de</strong>, psychisch<br />

gela<strong>de</strong>n beginsituatie mist, maar van meet af een-persevererend-knap knutselwerkje is, wordt<br />

het bij weging nog lichter bevon<strong>de</strong>n. Het is een bleke kasplant.’ - Zie daarentegen Popma,<br />

<strong>Couperus</strong>, 97 e.v.<br />

IV [1899-1900]<br />

In Genua zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth zich inschepen op <strong>de</strong> Prinz Heinrich, een<br />

boot van <strong>de</strong> Duitse Mail. Dat zij twee<strong>de</strong> klasse reis<strong>de</strong>n vond <strong>de</strong> familie niet helemaal<br />

comme il faut: <strong>Couperus</strong>sen en Bauds waren <strong>de</strong> eerste klasse gewend. 1 Maar zij<br />

trokken zich daar niets van aan. Het was immers goedkoper, en zo commuin als <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas was het nu ook weer niet.<br />

Elisabeth had het plan opgevat <strong>voor</strong> Hollandia een reeks reisbrieven te schrijven,<br />

maar ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> eerste is zij helaas niet gekomen. Deze heeft zij wel gepubliceerd, 2<br />

zodat wij weten dat het echtpaar eerst een week in Nice heeft doorgebracht: ‘Wij<br />

logeer<strong>de</strong>n in het Hotel Continental,’ vertelt Elisabeth, ‘een aangenaam hotel, dat<br />

meedoet met <strong>de</strong> eerste hotels en met zoo duur is. Den eersten avond waren wij naar<br />

het Cirque gegaan, kwamen om elf uur thuis en vielen met onzen neus in een bal!’<br />

Zij had<strong>de</strong>n het er naar hun zin. (Na terugkomst uit Indië, een jaar later, zou<strong>de</strong>n zij<br />

nogmaals naar Nice gaan en er we<strong>de</strong>rom in Hôtel Continental et <strong>de</strong> Genève hun<br />

intrek nernen. Wij zullen nog zien dat dit hotel een rol krijgt toebe<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong> in Indië<br />

ontstane roman Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid.) ‘Het waren mooie dagen te Nice,’<br />

vertelt Elisabeth ver<strong>de</strong>r. ‘Wij bleven er een week om ons te trempeeren in wat<br />

zonneschijn, vóór wij onze zeereis begonnen. Het was na een grijzen mod<strong>de</strong>rwinter<br />

in Brussel en <strong>de</strong> zon <strong>de</strong>ed mij herleven.’<br />

Van Nice uit maakten zij een toer naar Monte Carlo, dat hun echter niet meeviel:<br />

‘Monte Carlo, een hel in een hemel. <strong>Een</strong> ligging als een droom van Zuid-weel<strong>de</strong>.<br />

Die hooggeprezen speelzalen vind ik banaal van <strong>de</strong>coratie, het spel vond ik dom en<br />

lokte mij niet toe. [...] Wat was het er benauwd, wat stonk het er naar menschen en<br />

naar goud!’ - Genua kon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


218<br />

haar meer bekoren: ‘Na onze week van ij<strong>de</strong>lheid, naar Genua, wij waren er een paar<br />

dagen vóór <strong>de</strong> Prinz Heinrich - die ons naar Indië zou brengen - aankwam. Ik<br />

verfrischte mijn souvenirs van <strong>de</strong> Via Garibaldi en het Palazzo Doria en wij gingen<br />

naar Pegli om <strong>de</strong> villa Pallavicini te bezoeken. Ik herinner<strong>de</strong> mij <strong>de</strong> markiezin op<br />

een hofbal een paar jaar gele<strong>de</strong>n in Rome; een statige vrouw, wier grijze chignon bij<br />

die gelegenheid schitter<strong>de</strong> van groote juweelen pinnen. [...] Den volgen<strong>de</strong>n dag<br />

gingen wij aan boord en waren blij onze bagage te vin<strong>de</strong>n, die van Antwerpen kwam.<br />

Ik voel mij altijd ongelukkig zon<strong>de</strong>r mijn sleep van koffers. Als men veel reist, zijn<br />

koffers ons levensheil. En ik koester altijd het naif i<strong>de</strong>e, dat ze verdwalen als kin<strong>de</strong>ren,<br />

als ik ze niet bij me hou. Wij had<strong>de</strong>n tot Singapore plaats genomen op <strong>de</strong> Duitsche<br />

mail.’<br />

De overtocht verliep naar wens. De Indische Oceaan was glad als gepolijst metaal. 3<br />

In Genua had <strong>Couperus</strong> begin maart nog juist een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> drukproeven van<br />

Fi<strong>de</strong>ssa ontvangen, zodat hij aan boord nog wat te doen had. Aan <strong>de</strong> roman die hij<br />

zich <strong>voor</strong>genomen had te zullen schrijven ‘in Indië's blauwe bergen’ begon hij nog<br />

niet. 4 Het was aan boord ook te roezemoezig. Hij werd afgeleid door wat hij noem<strong>de</strong><br />

beoefenaren van ‘Engelsche sport’. 5 Tweeëntwintig jaar later schreef hij over <strong>de</strong>ze<br />

zeereis: 6 ‘vele Duitsche jongelie<strong>de</strong>n waren aan boord, en hunne bestemming was op<br />

<strong>de</strong> eene of an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rneming te Deli het te probeeren als assistent. Er waren<br />

aanzienlijke Duitsche namen bij. Het was in Duitschland niet gegaan: <strong>de</strong> familie<br />

zond <strong>de</strong> jeugdige zon<strong>de</strong>bokken weg naar het verre Oosten. Er waren er, die ie<strong>de</strong>ren<br />

avond dronken waren. Het was een treurig gezicht. Ik herinner mij een aardigen,<br />

allerbeminlijksten, knap uitzien<strong>de</strong>n jongen met een grooten Duitschen naam: hij was<br />

bijna ie<strong>de</strong>ren avond dronken... Hij bleef wel eens een dag onzichtbaar en kwam<br />

daarna opgefrischt en allersympathiekst weêr te <strong>voor</strong>schijn. Na twee jaar stierf hij<br />

in Deli, nauwelijks twee-en-twintig jaar.’<br />

Het is natuurlijk niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> aan boord wel al aan een schema<br />

<strong>voor</strong> zijn roman heeft gewerkt. Hij had ongetwijfeld aantekeningen bij zich. Het<br />

boek dat Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkhied zou wor<strong>de</strong>n is wat <strong>de</strong> scènes in Rome<br />

betreft goed gedocumenteerd. 7 <strong>Couperus</strong> heeft het zoals wij nog zullen zien met grote<br />

<strong>voor</strong>tvarendheid voltooid na een wat moeizaam begin.<br />

Eind maart 1899 kwamen Elisabeth en hij in Tandjong Priok aan. Door een<br />

particuliere brief is geboekstaafd dat zij in Batavia eerst bij <strong>de</strong> vice-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


219<br />

admiraal F.J. Stokhuyzen zou<strong>de</strong>n logeren, maar dat dit om eigenaardigo re<strong>de</strong>nen niet<br />

is doorgegaan. Mevrouw M. Tobias schreef hierover: 8 ‘Mijn grootva<strong>de</strong>r, vice-admiraal<br />

Fre<strong>de</strong>rik Jan Stokhuyzen, was Commandant Zeemacht in Ne<strong>de</strong>rlands Indië van<br />

1898-1902. Hij woon<strong>de</strong> in het admiraalshuis op het Koningsplein [...] en was gehuwd<br />

met Johanna Catharina Lugt. Hun dochter Jeannette was mijn moe<strong>de</strong>r. Van <strong>de</strong><br />

Gouverneur-Generaal kregen mijn grootou<strong>de</strong>rs het verzoek enige tijd gastvrijheid te<br />

verlenen aan <strong>de</strong> heer en mevrouw <strong>Couperus</strong> die <strong>voor</strong>nemens waren een bezoek te<br />

brengen aan Ne<strong>de</strong>rlands Indië. Natuurlijk waren zij van harte welkom en mijn<br />

grootmoe<strong>de</strong>r verzond een officiële uitnodiging. Als antwoord daarop ontving zij een<br />

brief van mevrouw <strong>Couperus</strong> die haar mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat haar man, een zeer gevoelig<br />

mens, zich het meest thuis voel<strong>de</strong> in een kamer die geheel in <strong>de</strong> kleur blauw was<br />

uitgevoerd. Zou daar<strong>voor</strong> gezorgd kunnen wor<strong>de</strong>n? Mijn grootmoe<strong>de</strong>r, lichtelijk<br />

geïrriteerd over zoveel pretenties, antwoord<strong>de</strong> dat zij en haar man zich verheug<strong>de</strong>n<br />

op <strong>de</strong> komst van het echtpaar <strong>Couperus</strong>, maar dat ze helaas geen blauwe logeerkamer<br />

tot hun beschikking kon stellen. Men zou genoegen moeten nemen met één die groen<br />

als hoofdkleur had!’<br />

Het echtpaar <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> heer en mevrouw Stokhuyzen wel bezocht, maar<br />

logeer<strong>de</strong> na een kort verblijf in Hotel Wisse in <strong>de</strong> eerste tijd bij <strong>Couperus</strong>' broer John<br />

Ricus junior, assistent-resi<strong>de</strong>nt van Meester Cornelis. 9 <strong>Couperus</strong> zou in Indië nog<br />

meer opzien baren. Vele jaren later herinner<strong>de</strong> een journalist van het Bataviaasch<br />

Nieuwsblad zich 10 dat hij op <strong>de</strong> racetribune te Buitenzorg verscheen in een jacquet<br />

met fluwelen revers. (<strong>Couperus</strong> had het ongetwijfeld <strong>voor</strong> Ascot laten maken, waar<br />

hij in 1898 immers <strong>de</strong> races had bijgewoond.) Ook herinner<strong>de</strong> men zich toen nog<br />

dat hij, als hij lachen moest, dit steeds achter zijn zakdoek <strong>de</strong>ed. Het zijn <strong>de</strong>tails die<br />

aantonen hoezeer hij toen al een min of meer legendarische figuur was, en hoe weinig<br />

hij er zich <strong>voor</strong> inspan<strong>de</strong> dit tegen te gaan. Nog altijd cultiveer<strong>de</strong> hij zijn<br />

dandyachtighe<strong>de</strong>n, en werd daarin door Elisabeth met vanzelfsprekendheid begeleid.<br />

Deze zag na lange tijd haar ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r terug, mevrouw Baud-Steenstra Toussaint.<br />

<strong>Een</strong> beken<strong>de</strong> familiefoto, die in mei in Weltevre<strong>de</strong>n gemaakt zou zijn, laat <strong>de</strong><br />

hereniging zien. 11 Mevrouw Baud bevindt zich daar temid<strong>de</strong>n van haar drie kin<strong>de</strong>ren<br />

Elisabeth, Willy en Wilhelmina, <strong>de</strong> jongste. Wilhelmina was toen pas twintig jaar,<br />

maar toch al getrouwd. Haar man, <strong>de</strong> zes jaar ou<strong>de</strong>re officier Wijnaendts van Resandt,<br />

staat geheel<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


220<br />

links op <strong>de</strong> foto. Wijnaendts verbleef in die tijd in een van <strong>de</strong> officierswoningen van<br />

het cavaleriekampement bij Djaga Monjet. Schuin ertegenover stond het Hotel Wisse,<br />

waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth na aankomst eerst gelogeerd hebben. 12<br />

De grote warmte vond <strong>Couperus</strong> aanvankelijk heerlijk, hij kon er goed tegen. Van<br />

lieverle<strong>de</strong> werd het hem en zijn vrouw wel eens wat te veel, maar hun gezondheid<br />

is op Java dan ook niet steeds optimaal geweest. Dit verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hem niet tussen<br />

alle familiebijeenkomsten door goed te werken, zij het pas na een wat langere aanloop.<br />

Fi<strong>de</strong>ssa, dat hij <strong>voor</strong> lezingen had willen gebruiken, trachtte hij, pecuniae causa<br />

ongetwijfeld, nu in een Indische courant on<strong>de</strong>r te brengen. 13 Het is daar echter niet<br />

van gekomen. Aan <strong>de</strong> boekuitgave is geen eer<strong>de</strong>re publikatie in courant of tijdschrift<br />

<strong>voor</strong>afgegaan.<br />

In juni reis<strong>de</strong>n zij door naar <strong>Couperus</strong>' zuster Trudy, die in Tegal met haar<br />

echtgenoot <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Gerard Valette een paleisachtig buitenhuis bewoon<strong>de</strong>. 14 Het<br />

leven was hier plezierig en ontspannen, en bovendien <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> goedkoop. Indië<br />

viel hem financieel niet mee. Op 13 juni schreef hij Veen: 15 ‘Onze reis is heel mooi,<br />

maar... heel duur [...]. Wij logeeren hier nu verrukkelijk bij mijn zwager en komen<br />

wat op a<strong>de</strong>m: het kost je verbazend zoo een Indische reis.’ - Doordat hij pas in<br />

1921-'22 meer over zijn excursies op Java in 1899 heeft verteld, weten we niet precies<br />

wanneer hij die on<strong>de</strong>rnomen heeft. <strong>Een</strong> paar <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n: 16 ‘Twintig jaren gele<strong>de</strong>n<br />

ging ik in <strong>de</strong> nacht <strong>de</strong>n Papandajan op en door <strong>de</strong> donkere wolken, die ons omring<strong>de</strong>n,<br />

herinner ik mij <strong>de</strong> kraters <strong>de</strong>r rosse rookkolommen, <strong>de</strong> spleten <strong>de</strong>r geel gloeien<strong>de</strong><br />

sulfator-dampen’. Ook vermeld<strong>de</strong> hij toen Tosari, 17 ‘waar ik meer dan twintig jaar<br />

gele<strong>de</strong>n heb gelogeerd’. In 1921 is hij opnieuw dicht bij Batoek, Bromo en Smeroe<br />

geweest, maar liet <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Zandzee schieten: 18 ‘ik ben u ditmaal niet we<strong>de</strong>r<br />

gaan zoeken omdat ik mij u heug<strong>de</strong> van meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n of ik u slechts<br />

gisteren ware opgegaan.’ Evenmin weten wij precies wanneer hij <strong>de</strong> Tangkoeban<br />

Prahoe beklommen heeft. Het is in elk geval een tocht geweest die grote indruk op<br />

hem maakte. In 1921 schreef hij daar in zijn reisbrieven over: 19 ‘Mijn herinnering<br />

bleef dui<strong>de</strong>lijk en schoon als van gisteren. [...] Neen, ik heb <strong>de</strong>n prachtigen rit door<br />

<strong>de</strong> bosschen van boomvarens, opwaarts, opwaarts, niet vergeten. De groote, fijne<br />

bla<strong>de</strong>ren bogen zich als zonneschermen van statie over ons heen. Het was als een<br />

baldakijn, dat me<strong>de</strong> steeg. Vóór werd <strong>de</strong> tandoe (draagstoel)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


221<br />

mijner vrouw gedragen door acht Soendaneezen. Zij trippen als zij dragen. Hun pas<br />

is kort, er is een rhythmiek in hunne veeren<strong>de</strong> beweging, in <strong>de</strong>n muzikalen tred hunner<br />

voeten, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opwaartsche weg als een instrument wordt, een klankbord van<br />

niet tot ons doordringen<strong>de</strong> muziek. En <strong>de</strong> stille klanken stijgen, hooger en hooger<br />

<strong>de</strong>n weg me<strong>de</strong> op.<br />

Boven gekomen aan <strong>de</strong>n dubbelen kraterwand heug ik mij neêr gezien te hebben.<br />

in <strong>de</strong> Kawah-Oepas, <strong>de</strong> Kawah-Ratoe (giftige krater en Keizerinnekrater). <strong>Een</strong><br />

jongetje, blootsvoets, geleid<strong>de</strong> mij toen, daal<strong>de</strong> neêr en weêr op.<br />

En het was, heug ik mij zeer goed, een zon<strong>de</strong>rling, vernietigend gevoel, dat mij<br />

doordrong, terwijl dat vlugge kind mijn passen leid<strong>de</strong> naar omlaag. Het was of ik al<br />

loopen<strong>de</strong>, telkens viel, zoo zonk ik neêr langs <strong>de</strong> steile rotswan<strong>de</strong>n, die ik straks weêr<br />

opgaan moest. Toen ik na enkele minuten naar boven zag, werd ik mij bewust, dat<br />

ik <strong>de</strong>ze diepte wel neêr maar nooit op zoû kunnen gaan. En het kind, als of het leid<strong>de</strong><br />

en verleid<strong>de</strong> tegelijkertijd, glimlachte, even nòg lager dan ik, om naar mij, en zonk<br />

steeds dieper, <strong>de</strong>n steilen wand af. En ik kon niet an<strong>de</strong>rs dan zijn glimlach volgen.<br />

Zoo bereikte ik het diepe zwavelmeer, het soms dof witte, het soms òpschitterend<br />

groene, als een groote ron<strong>de</strong> e<strong>de</strong>lsteen, die aar<strong>de</strong>n zoû naar smaragd en opaal bei<strong>de</strong>n.<br />

En <strong>de</strong> vreeslijke wereld van geheim was om mij, breid<strong>de</strong> zich ontzaglijk uit rondom<br />

mijne, haar tarten<strong>de</strong>, nietigheid. De fumarolen rookten; uit een sulfatoor steeg zie<strong>de</strong>nd<br />

een immense zuil van uitwolken<strong>de</strong>n, blanken stoom omhoog. De heilige geesten<br />

waar<strong>de</strong>n zelfs in dien na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n noen in <strong>de</strong> diepte rondom mij en over het sulfer<br />

rieken<strong>de</strong> meer.<br />

Steeds lachte <strong>de</strong> kleine gids, een <strong>de</strong>mon gelijk, die mij tot hier gebracht had...<br />

Maar hij stel<strong>de</strong> mij gerust... - <strong>Een</strong> àn<strong>de</strong>ren weg langs breng ik u, heer, boven...’<br />

Overweldigen<strong>de</strong> indrukken als <strong>de</strong>ze hebben <strong>Couperus</strong> aanvankelijk zo geboeid dat<br />

hij niet tot schrijven kwam. Pas in Tegal kreeg hij <strong>de</strong> rust om nu ein<strong>de</strong>lijk aan Langs<br />

lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid te beginnen. De titel stond nog niet vast. Dit nam niet weg<br />

dat hij precies wist wat hij wil<strong>de</strong>. Hij koos er <strong>de</strong> morgenuren <strong>voor</strong> uit. In <strong>de</strong> maand<br />

juli kon men hem in <strong>de</strong> koelte van <strong>de</strong> beginnen<strong>de</strong> dag rustig aan het werk zien. In <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Iogés bestem<strong>de</strong> zijgalerij had men een wastafeltje <strong>voor</strong> hem neergezet dat<br />

als schrijfbureau dienst moest doen. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re gast, <strong>de</strong> nog heel jonge Keetje<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


222<br />

Serrurier, heeft later verteld hoe het haar toen nog <strong>voor</strong> ogen stond. 20 Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

drie weken, dat ook zij in Tegal verbleef, zat <strong>Couperus</strong> ‘urenlang naarstig te schrijven:<br />

onon<strong>de</strong>rbroken, rustig, zon<strong>de</strong>r doorhalen of aanvullingen. Het ver<strong>de</strong>re van <strong>de</strong> dag<br />

bracht hij door met zijn familie, vrolijk, stoeien<strong>de</strong> met neefje en nichtje, die hem<br />

naar hartelust plagen mochten. Soms ook hield het gezin zich bezig met het kunstig<br />

kne<strong>de</strong>n van klei en wedijver<strong>de</strong> het in het boetseren van fantastische dieren en<br />

ornamenten, waarin ook <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>re vaardigheid en artistieke smaak toon<strong>de</strong>. 21<br />

De maaltij<strong>de</strong>n waren dikwijls vol dolzinnige vrolijkheid door geestige anekdotes<br />

en kostelijke invallen van broe<strong>de</strong>r en zuster, die in velerlei opzichten op elkaar<br />

geleken.’ - Trudy had van alle broers en zusters <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> meeste fantasie. Toch<br />

moet zij wel een min<strong>de</strong>r beheerst, emotioneler temperament gehad hebben dan <strong>Louis</strong>.<br />

Haar handschrift is groot, tamelijk wild, met forse uithalen en hierdoor moeilijk<br />

leesbaar. Het verraadt een onevenwichtig karakter dat <strong>de</strong> zekerheid mist, en <strong>voor</strong>al<br />

ook het sierlijke doorzettingsvermogen, waar het handschrift van haar broer door<br />

gekenmerkt wordt. Bij hem ontbreken volkomen <strong>de</strong> woeste hanepoten van <strong>de</strong> kennelijk<br />

nogal impulsieve Trudy. 22<br />

<strong>Een</strong> kalme rust zocht <strong>Couperus</strong> ook hier, genoten in placi<strong>de</strong> sereniteit. ‘<strong>Couperus</strong><br />

die een sterke afkeer had van lopen in <strong>de</strong> tropische hitte,’ zo herinner<strong>de</strong> Keetje<br />

Serrurier zich nog, 23 ‘omdat zijn costuum dan niet zo “immaculé” (een woord dat hij<br />

graag gebruikte) bleef als hij wenste, begeleid<strong>de</strong> <strong>de</strong>sniettemin elke namiddag een<br />

zijner nichtjes dat op dokters advies moest wan<strong>de</strong>len, waarna hij wat verflensd doch<br />

voldaan terugkeer<strong>de</strong>.’ Dit was vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> toen <strong>de</strong>rtienjarige Edmée, die hiet<br />

sterk was en ook later nog dikwijls getobd heeft met haar gezondheid. Zozeer zelfs<br />

dat zij tenslotte <strong>voor</strong> geruime tijd naar Ne<strong>de</strong>rland moest gaan. Edmée is ook niet oud<br />

gewor<strong>de</strong>n. 24<br />

Met zijn grote fantasie bracht <strong>Couperus</strong> veel leven in <strong>de</strong> brouwerij. Samen met<br />

Trudy zette hij tableaux vivants op touw. De <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> scènes wer<strong>de</strong>n ontleend<br />

aan <strong>de</strong>, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tropen misschien toch wat min<strong>de</strong>r geschikte, Lancelot. 25 Tevre<strong>de</strong>n<br />

schreef hij aan zijn vriend Ram in Den Haag: 26 ‘Ik had een paar mooie vrouwen tot<br />

mijn dispositie, en een pracht van een jongen employé in <strong>de</strong> suiker, benevens een<br />

schaar van jonge meisjes op <strong>de</strong>n achtergrond.’ En bij <strong>de</strong>ze ensceneringen is het niet<br />

gebleven. 27 ‘Toen een Ne<strong>de</strong>rlands oorlogsschip <strong>de</strong> haven van Tegal aan<strong>de</strong>ed,’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


223<br />

memoreert Keetje, ‘en <strong>de</strong> officieren een feestelijkheid ten huize van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt moest<br />

wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, besloot men enige fragmenten van Racine's Esther <strong>voor</strong> te<br />

stellen, een keuze waarin, naar ik vrees, meer met eigen smaak dan met die van <strong>de</strong><br />

jonge zeeofficieren rekening werd gehou<strong>de</strong>n. Groot was <strong>de</strong> animo van <strong>Couperus</strong> die<br />

<strong>de</strong> mannelijke hoofdrol (Assuérus) vervul<strong>de</strong>. Dagen lang had hij zich bezig gehou<strong>de</strong>n<br />

met het ontwerpen, plooien en met goudband versieren van <strong>de</strong> costuums. Om zichzelf<br />

en ons op <strong>de</strong> repetities reeds te wennen aan zijn vorstelijke waardigheid, liet hij af<br />

en toe een koperen lucifersstandaard, bij wijze van kroon, op zijn hoofd balanceren.<br />

Met welk een kennelijke verrukking liet hij <strong>de</strong> schone Franse alexandrijnen van zijn<br />

lippen vloeien!’<br />

Keetje nam <strong>de</strong> rol van Esther <strong>voor</strong> haar rekening, en ook Edmée, een controleur<br />

en <strong>de</strong> huisarts Ellinger speel<strong>de</strong>n mee. 28 De tamelijk bizarre keuze van juist dit stuk<br />

moet overigens op Trudy's rekening geschreven wor<strong>de</strong>n. Even vreemd is het dat<br />

alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> scène uit <strong>de</strong> eerste akte, <strong>de</strong> zeven<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>, en tenslotte <strong>de</strong><br />

vier<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opgevoerd wer<strong>de</strong>n. 29 <strong>Couperus</strong> was hoe dan ook evenzeer in zijn<br />

element als hij het in Den Haag bij <strong>de</strong> tableaux vivants geweest was die gestalte<br />

hebben gekregen in Eline Vere - Paul! -, of bij Emants in <strong>de</strong> toneelclub Utile et<br />

Laetum. Hier, in <strong>de</strong> familiekring, voel<strong>de</strong> hij zich vrij. Van problemen wil<strong>de</strong> hij niets<br />

weten. Hij kon zich heerlijk uitleven. Eer<strong>de</strong>r heeft Keetje Serrurier al eens verteld 30<br />

hoe hij het gezelschap ‘in geïmproviseer<strong>de</strong>, koddige vertalingen heele opera's<br />

<strong>voor</strong>zong, beurtelings <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> partijen, ook in stan<strong>de</strong>n en gestes<br />

parodieeren<strong>de</strong>, tot <strong>de</strong> groote balletteuse toe. Hij had iets kin<strong>de</strong>rlijks over zich dat<br />

zeer innemend was.’ - Rolvast was hij in Esther echter niet bepaald: ‘hij had geen<br />

geduld om <strong>de</strong> lange alexandrijnen goed uit het hoofd te leeren, en <strong>de</strong> afspraak was<br />

dat hij telkens “grands Dieux” zou zeggen als hij bleef steken.’ Op die ogenblikken<br />

moest dan door iemand gesouffleerd wor<strong>de</strong>n.<br />

Voor <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n werd ook nog een an<strong>de</strong>r vermaak bedacht: tafeldans. Het<br />

gezelschap beoefen<strong>de</strong> die bij <strong>voor</strong>keur aan het strand bij <strong>de</strong> vuurtoren. 31 Dui<strong>de</strong>lijke<br />

berichten uit het hiernamaals kregen zij helaas niet. Wat zich spoedig echter wel<br />

manifesteer<strong>de</strong> was malariakoorts. Had eerst Elisabeth daar al aan gele<strong>de</strong>n, nu werd<br />

bijna <strong>de</strong> hele familie zick, zodat dokter Ellinger het ditmaal druk kreeg met het<br />

vervullen van zijn normale rol. <strong>Couperus</strong> heeft hem later een exemplaar van De stille<br />

kracht gezon<strong>de</strong>n, 32 waarin <strong>de</strong> tafels overigens met min<strong>de</strong>r willekeur dansen dan dit<br />

aan <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


224<br />

avondlijke zeekust van Tegal placht te gebeuren. Aldaar hebben volgens Keetje <strong>de</strong><br />

geesten meer glossen dan wijsheid verkondigd.<br />

Tij<strong>de</strong>ns hun verblijf bij <strong>de</strong> Valettes kreeg Gerard het bericht dat hij naar Pasoeroean<br />

was overgeplaatst. 33 Er moest op korte termijn verhuisd wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />

begaven zich daarop tij<strong>de</strong>lijk naar Gabroe, Blitar, waar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Baud bij<br />

haar zoon Willy woon<strong>de</strong>. Deze entr'acte zou het vermel<strong>de</strong>n nauwelijks waard zijn,<br />

ware het niet dat <strong>Couperus</strong> er iets vreemds is overkomen, een ervaring die hij verwerkt<br />

heeft in De stille kracht. Nog jaren later kon hij zich het <strong>voor</strong>val ge<strong>de</strong>tailleerd<br />

herinneren. 34 Hoewel het een hallucinatie geweest moet zijn, heeft het <strong>voor</strong> hem een<br />

absolute realiteit gehad.<br />

<strong>Een</strong>s namelijk, laat in <strong>de</strong> middag, toen <strong>de</strong> avondschemering al begon te vallen,<br />

begaf hij zich naar <strong>de</strong> badkamer om zijn twee<strong>de</strong> bad te nemen. Zoals in Indië dikwijls,<br />

was dit vertrek een afzon<strong>de</strong>rlijk gebouwtje in <strong>de</strong> tuin, een <strong>de</strong>rtig passen van het<br />

woonhuis verwij<strong>de</strong>rd. Zijn badgoed was er al door <strong>de</strong> ‘lijfjongen’ klaargelegd. Het<br />

badvertrek werd in tweeën ge<strong>de</strong>eld door een halve muur, waarachter zich zowel het<br />

bassin als een achteruitgang bevon<strong>de</strong>n. Toen hij er binnenkwam, zag hij een witte<br />

figuur achter <strong>de</strong> halve muur verdwijnen. De man, die een tulband leek te dragen, kon<br />

het vertrek daarop alleen nog door <strong>de</strong> achteruitgang verlaten en <strong>de</strong>ed dit dan ook.<br />

Toen <strong>Couperus</strong> in het bassin wil<strong>de</strong> stappen was hij er althans niet meer. Maar:... <strong>de</strong><br />

gren<strong>de</strong>l was aan <strong>de</strong> binnenkant <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur geschoven, het kon niet an<strong>de</strong>rs of <strong>de</strong><br />

witte figuur was daar dwars doorheen gegaan.<br />

<strong>Couperus</strong> zegt dat hij hevig schrok. In een noot bezweert hij het <strong>voor</strong>val ‘zon<strong>de</strong>r<br />

een zwéem van litteraire fantazie’ zo beschreven te hebben. Wij moeten hem dus<br />

wel op zijn woord geloven. In elk geval heeft hij zelf geloofd in wat hij meen<strong>de</strong> te<br />

zien. In zijn hierna geschreven Indische roman komt <strong>de</strong>ze spookachtige witte ‘hadji’<br />

bij herhaling <strong>voor</strong>, op kardinale ogenblikken als het drama weer een nieuwe wending<br />

neemt.<br />

Overigens dacht <strong>Couperus</strong> nog helemaal niet aan een twee<strong>de</strong>, in Indië te schrijven<br />

roman, die De stille kracht zou gaan heten. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> eerste moest<br />

nog op papier gezet wor<strong>de</strong>n. Hij had er pas <strong>de</strong> inzet van klaar.<br />

De <strong>voor</strong>naamste hoeveelheid tekst van Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid is eerst in<br />

Pasoeroean neergepend, in grate haast. Zodra <strong>de</strong> Valettes verhuisd waren, voeg<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zich namelijk weer bij hen. ‘Ik ben tegen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


225<br />

woordig druk aan het schrijven van een grooten “roman <strong>de</strong> moeurs”, spelen<strong>de</strong> in<br />

Italië,’ zo <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op 9 September zijn uitgever mee; 35 ‘<strong>de</strong> hoofdpersonen<br />

Hollan<strong>de</strong>rs. Het werk vor<strong>de</strong>rt goed, en zal een omvang hebben als “Metamorfoze”.<br />

Ik vermoed, dat het begin Nieuwe Jaar klaar zal zijn, en wil<strong>de</strong> het eerst in <strong>de</strong> Gids<br />

plaatsen. De titel is nog niet bepaald.’<br />

Dit is wat ongewoon. <strong>Couperus</strong> had namelijk bijna altijd <strong>de</strong> titel kant en klaar in<br />

zijn hoofd <strong>voor</strong> hij aan een nieuw boek begon te werken. Ongewoon is ook dat hij<br />

<strong>de</strong> roman drie maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r voltooi<strong>de</strong> dan hij berekend had. Hij heeft Langs lijnen<br />

werkelijk met grote snelheid geschreven, en <strong>de</strong> oorzaak hiervan kan alleen gelegen<br />

zijn in het feit dat hij intussen alweer aan een nieuw boek dacht. Van <strong>de</strong>ze haast heeft<br />

hij later wel spijt gehad. Hij vond dat een <strong>de</strong>r hoofdfiguren, baron Brox, die pas tegen<br />

het eind een doorslaggeven<strong>de</strong> rol gaat spelen, in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re hoofdstukken van <strong>de</strong><br />

roman niet voldoen<strong>de</strong> was uitgewerkt. Hij had zich eenvoudig niet <strong>de</strong> tijd gegund<br />

met ‘slimme, sluwe zinnetjes’ <strong>de</strong>ze baron op <strong>de</strong> achtergrond wat meer reliëf te geven. 36<br />

Hoewel dit vermeen<strong>de</strong> gebrek eigenlijk nogal meevalt, spreekt er toch dui<strong>de</strong>lijk haast<br />

en ongeduld uit. De oorzaak van zijn gedrevenheid was niet in <strong>de</strong> laatste plaats van<br />

financiële aard: met een twee<strong>de</strong> roman hoopte hij <strong>de</strong> misère, ontstaan door zijn<br />

kostbare reis, enigszins te kunnen lenigen.<br />

Fi<strong>de</strong>ssa was intussen als boek verschenen. Het geijkte lijstje met enkele namen<br />

van mensen die een presentexemplaar moesten ontvangen kreeg Veen ditmaal uit<br />

Indië toegestuurd. Maar <strong>de</strong> schatkist was werkelijk leeg en daar ook Fi<strong>de</strong>ssa dat niet<br />

kon verhelpen, zag <strong>Couperus</strong> zich genoodzaakt Veen om een flink <strong>voor</strong>schot opLangs<br />

lijnen te vragen: 37 ‘Ik ben argent-court, en alles gaat slecht! Trouwens, in Indië klaagt<br />

ie<strong>de</strong>reen: ambtenaren, suiker- en koffieplanters etc! U zou mij er zeer mee verplichten.<br />

De roman is ¼ voltooid.’ Dit betekent dat ¾ in min<strong>de</strong>r dan zesen<strong>de</strong>rtig dagen<br />

geschreven is. Toch zag <strong>Couperus</strong> heel goed in dat hij met een bedrag van ƒ 2500,<strong>voor</strong>schot<br />

zichzelf in <strong>de</strong> nesten dreig<strong>de</strong> te werken. Hij kon dit op geen an<strong>de</strong>re manier<br />

weer inlopen dan door vlug nóg een grote roman te schrijven. Zo is De stille kracht<br />

ontstaan. Hierover horen wij in <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief van 9 September 1899, geheel<br />

plotseling: ‘Ook heb ik zeker het plan een Indische roman te schrijven uit <strong>de</strong><br />

ambtenarenwereld, en mijn zwager, <strong>de</strong> heer Valette, Rezi<strong>de</strong>nt van Pasoeroean, en<br />

die zeer veel van litteratuur houdt en vroeger ook wel eens geschreven heeft,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


226<br />

zal mij helpen aan alle gegevens, die ik noodig mocht hebben. Maar dit gebeurt pas<br />

later en is nu ook nog een geheim: spreek er dus niet over.’<br />

In jachtend tempo werkte hij door. Langs Lijnen was nog vóór half oktober 1899<br />

af. Het is in die dagen geweest, dat L.J. Veen in Amsterdam van zijn kant ook eens<br />

een blij<strong>de</strong> tijding kon laten horen: hij verloof<strong>de</strong> zich met Clara W. Paehlig, een meisje<br />

dat hij had leren kennen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Sneeker Hardzeilerijen. Daar <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

sport nu werkelijk totaal geen belangstelling had, is het <strong>de</strong> vraag of hij a priori in<br />

Clara veel gezien heeft. In zijn felicitatiebrief weid<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al uit over zijn nieuwe<br />

roman, niet over Veens gelukkige verbintenis: 38 ‘Ik ben er wel over tevre<strong>de</strong>n en in<br />

<strong>de</strong> familiekring, waarin ik hem <strong>voor</strong>las, was <strong>de</strong> kritiek gunstig. Het is een boek, dat<br />

<strong>voor</strong>al in het mid<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al aan het ein<strong>de</strong> in kracht toeneemt. Enfin, U zal wel zien<br />

[...]. Ik ben nu begonnen aan mijn Indischen roman uit <strong>de</strong> ambtenaarskringen. [...]<br />

Ik schrijf er ie<strong>de</strong>ren dag geregeld aan - trouwens het leven is hier zoo rustig, men<br />

kan wel niets an<strong>de</strong>rs doen dan werken. Het begin voldoet mij wel, en ik hoop het<br />

boek af te hebben in Febr. vóor wij terugkeeren.’<br />

Op <strong>de</strong> intrige van De stille kracht, het geheimzinnige stenen gooien en het lugubere<br />

gespuw van sirih door onzichtbare mon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> badkamer komen wij nog terug.<br />

Over Valettes helpen<strong>de</strong> hand heeft <strong>Couperus</strong> later meege<strong>de</strong>eld: 39 ‘Met dankbaarheid<br />

her<strong>de</strong>nk ik, dat ik, logeeren<strong>de</strong> bij mijn zwager <strong>de</strong> la Valette [...], door <strong>de</strong>n blik, dien<br />

hij mij liet slaan in <strong>de</strong> psyche <strong>de</strong>r hoogere ambtenaren, een boek als De Stille Kracht<br />

heb durven schrijven, hoewel het mystische element er in niet zijn invloed was. Ik<br />

had nooit dit boek kunnen ontwerpen als ik zijne <strong>voor</strong>lichting had moeten missen.<br />

Nu kon ik, door het vele wat hij mij vertel<strong>de</strong>, mij <strong>voor</strong>stellen, hoe een rezi<strong>de</strong>nt, hoofd<br />

van gewestelijk bestuur, zich voelen moest, zoo hij een persoonlijkheid was.’ In 1919<br />

heeft hij <strong>de</strong> kwintessens van <strong>de</strong> roman omschreven - in een opsomming van zijn<br />

werken, bestemd <strong>voor</strong> een Franse uitgever die er nooit iets mee gedaan heeft - met<br />

<strong>de</strong> belangrijke karakterisering: 40 ‘De Stille Kracht geeft <strong>voor</strong>al weêr <strong>de</strong> geheimzinnige<br />

vijandschap van Javaanschen grond en sfeer en ziel, tegen <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />

veroveraar.’<br />

Na <strong>de</strong> vruchtbare maan<strong>de</strong>n in Pasoeroean gingen <strong>Couperus</strong> en Elisabeth nog weer<br />

<strong>voor</strong> korte tijd terug naar John Ricus junior op Meester Cornelis. Aldaar moet<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> brief ontvangen hebben waarin zijn vriend Ram hem uit Den Haag<br />

schreef dat hij op 21 <strong>de</strong>cember 1899,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


227<br />

samen met luitenant L.W.J.K. Thomson, als militair attaché naar Zuid-Afrika scheep<br />

zou gaan. De Boerenoorlog was daar in alle hevigheid aan <strong>de</strong> gang. Deze overtocht<br />

zou Ram overigens slecht bekomen: on<strong>de</strong>rweg is hij ernstig ziek gewor<strong>de</strong>n en in<br />

Pretoria moest hij na aankomst verpleegd wor<strong>de</strong>n ten huize van jhr. J.A. van<br />

Kretschmar van Veen. 41<br />

<strong>Couperus</strong> zou Ram bij zijn eigen thuiskomst in Holland dus niet meer aantreffen.<br />

Hij hoopte immers zelf pas op 2 maart met <strong>de</strong> Franse Mail te repatriëren. Uit Batavia<br />

heeft hij Ram op 31 januari 1900 geantwoord, en over zijn recente werk schreef hij<br />

zijn vriend toen: 42 ‘Ik heb hier trots <strong>de</strong> warmte, die ons bei<strong>de</strong>n niet meeviel, veel<br />

gewerkt <strong>voor</strong> het heil <strong>de</strong>r menschheid: een roman, spelend in Italië, en een an<strong>de</strong>re<br />

uit <strong>de</strong> Indische binnenstad, zullen dit jaar in De Gids verschijnen!!! Je ziet, ik doe<br />

wat ik kan en wat ik moet. Ik <strong>de</strong>ed gaarne wat an<strong>de</strong>rs, maar ik kan niets an<strong>de</strong>rs dan<br />

sprookjes schrijven over onbestaanbare nimfen en bestaanbare menschen. Hier op<br />

Batavia, vin<strong>de</strong>n wij het bei<strong>de</strong>n vervelend: <strong>de</strong> menschen saai en aanstellerig: op een<br />

kleine plaats, als Tegal, en Passoeroean, is veel meer gezellig leven, <strong>voor</strong>al on<strong>de</strong>r<br />

leiding van een resi<strong>de</strong>nte, als mijn zuster. 2 Maart gaan wij weg.’<br />

Zij vertrokken met <strong>de</strong> Polyésien, die volgens plan op 25 maart 1900 Marseille<br />

moest bereiken. De stille kracht was nog niet helemaal voltooid. Maar <strong>Couperus</strong><br />

hoopte er spoedig <strong>de</strong> laatste hand aan te kunnen leggen. Op <strong>de</strong> boot heeft hij<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk niet gewerkt maar rust genomen. Hij voel<strong>de</strong> zich ziek. 43 Van Port-Saïd<br />

af woei het bovendien hard en <strong>de</strong> zee was wat men in Italië een ‘mare molto mosso’<br />

pleegt te noemen.<br />

Na behou<strong>de</strong>n aankomst in Marseille begaven hij en zijn vrouw zich eerst <strong>voor</strong> een<br />

paar weken nog weer naar Nice, alvorens naar Den Haag terug te keren. Ook nu weer<br />

stapten zij af in het ons al beken<strong>de</strong> Hotel Continental et <strong>de</strong> Genève. <strong>Couperus</strong> leed<br />

aan malaria. Voorlopig hield hij maar liever zijn kamer. Het in vergelijking met <strong>de</strong><br />

tropen veel mil<strong>de</strong>re klimaat <strong>de</strong>ed hem goed. De eerste brief die hij na <strong>de</strong> overtocht<br />

aan Veen schreef bevat een passage over Indische ervaringen die een an<strong>de</strong>re kant<br />

van zijn verblijf op Java laat zien. El<strong>de</strong>rs horen wij daar niets over. Het is een<br />

<strong>voor</strong>bo<strong>de</strong> van het soort onaangenaamhe<strong>de</strong>n dat hem in 1922 nogmaals zou overkomen.<br />

Even kreeg zijn reis er een wrange nasmaak door: 44 ‘A propos, ik hoor, dat er een<br />

pamflet van Querido in Ne<strong>de</strong>rland over mij stond: is dat zoo, zend het mij dan maar<br />

niet, want ik lees die pamfletten niet. In Indië, door <strong>de</strong> Indische Revue werd ik eerst<br />

allerliefst ontvangen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


228<br />

geïnterviewd, etc., maar toen ze von<strong>de</strong>n, dat ik niet beminnelijk gerioeg was met<br />

kennismaken, handjes geven, lief zijn, en ik weet heusch niet wat nog meer, zijn er<br />

langzaam aan pamfletten ingekomen, over mij: ik las ze maar niet. Dat vind ik wel<br />

zoo eenvoudig.’<br />

<strong>Couperus</strong> slikte kinine. Ook Elisabeth bleef sukkelen. De vakantieweken in Nice<br />

wer<strong>de</strong>n overigens goed benut: <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw had<strong>de</strong>n intussen besloten zich<br />

in Nice te vestigen - ze zou<strong>de</strong>n maar <strong>voor</strong> korte tijd naar Den Haag teruggaan - en<br />

gingen alvast op zoek naar een aardig apparternent. 45 In het mil<strong>de</strong> klimaat van <strong>de</strong><br />

Côte d'Azur voel<strong>de</strong> hij zich prettiger dan in <strong>de</strong> Hollandse regen en mist. In Frankrijk<br />

was hij bovendien vrijer en hij kon er zich beter aan <strong>de</strong> soms ook wel eens wat<br />

knellen<strong>de</strong> familieban<strong>de</strong>n onttrekken. Nice lag tamelijk dicht bij Italië: dat gaf op <strong>de</strong><br />

koop toe <strong>de</strong> mogelijkheid van tijd tot tijd korte kunstreizen naar dat paradijs te maken.<br />

Plannen als <strong>de</strong>ze waren <strong>voor</strong> Indische Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs niet iets uitzon<strong>de</strong>rlijks. Velen<br />

die uit <strong>de</strong> tropen kwamen voel<strong>de</strong>n zich in het zui<strong>de</strong>n van Europa meer thuis dan in<br />

Holland. Later heeft bij <strong>voor</strong>beeld John Ricus zich in Monaco gevestigd, 46 na overigens<br />

eerst - in 1909 - in Den Haag op Fre<strong>de</strong>rik Hendrikplein 27 in een eigen huis gewoond<br />

te hebben. Voor <strong>de</strong>ze oud-Indischgasten gold tevens dat het leven daarginds goedkoper<br />

was. Zij kon<strong>de</strong>n er zich die beschei<strong>de</strong>n luxe veroorloven waaraan zij, na <strong>de</strong> glorie<br />

van het koloniale bestaan met vele bedien<strong>de</strong>n, nu eenmaal gewend waren geraakt.<br />

(John Ricus zei dat zijn Haagse huis kon dansen in <strong>de</strong> troonzaal van Djokja.)<br />

Tegen het eind van april 1900 - na <strong>voor</strong> het najaar <strong>de</strong> Villa Jules aan <strong>de</strong> avenue<br />

Saint Maurice gehuurd te hebben; <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen zou<strong>de</strong>n daar bijna acht jaar wonen<br />

- reis<strong>de</strong>n zij ein<strong>de</strong>lijk terug naar Den Haag. Als zo dikwijls namen zij weer hun intrek<br />

in het pension Boelen aan <strong>de</strong> Javastraat. Diezelf<strong>de</strong> maand begon De Gids <strong>de</strong> eerste<br />

hoofdstukken van Langs lijnen af te drukken. 47<br />

Deze op Java geschreven roman is, na Fi<strong>de</strong>ssa, wel iets volstrekt nieuws en totaal<br />

onverwachts. <strong>Couperus</strong> verwerkte er tal van in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren negentig te Rome<br />

opgedane ervaringen in. Zo ontstond een kleurige achtergrond waartegen hij zijn<br />

hoofdfiguren ten tonele kon voeren op een wijze die zeer authentiek aandoet. Het<br />

pension waar het boek mee opent blijkt in <strong>de</strong> Via Lombardia gesitueerd te zijn. Het<br />

kan dus nauwelijks an<strong>de</strong>rs of <strong>Couperus</strong>' eigen Hotel du Sud, eveneens in die straat<br />

gelegen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


229<br />

heeft er mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> gestaan. Hij haalt er een grapje mee uit. 48 In <strong>de</strong> Via Lombardia<br />

is naast het Hotel Ee<strong>de</strong>n nog een rest bewaard gebleven van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Villa Ludovisi.<br />

<strong>Couperus</strong> vermeldt in <strong>de</strong> Reis-impressies dat in 1895 zijn hotelkamer er op uitkeek: 49<br />

‘op een palmboom, een stuk balustra<strong>de</strong>helaas, niet antiek - van het Casino <strong>de</strong>lla<br />

Aurora, en op dat Casino zelve [...] er is een plafond te bewon<strong>de</strong>ren van Guercino.’<br />

In <strong>de</strong> roman trekt hij dit plafond bij het pension van <strong>de</strong> marchesa Belloni: ‘De eetzaal<br />

was <strong>de</strong> antieke eetzaal van het ou<strong>de</strong> villino-ge<strong>de</strong>elte met een plafond van Guercino.’<br />

Zoals Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo te Rome aankomt, zo is ook <strong>Couperus</strong> daar bij<br />

herhaling gearriveerd. We zien Cornélie langs het nieuwe, in 1890 gebouw<strong>de</strong> Palazzo<br />

Piombino rij<strong>de</strong>n - ‘waar zij wist, dat <strong>de</strong> Juno Ludovisi was’; 50 maar zij wist dat dan<br />

wel in commissie! -; vernemen dat zij Ariadne van Ouida leest 51 ; en begrijpen dat er<br />

in <strong>de</strong>ze Cornélie weer allerlei van <strong>de</strong> auteur zelf is on<strong>de</strong>rgebracht. <strong>Couperus</strong>,<br />

bewon<strong>de</strong>raar van Ariadne, heeft door het verwerken van <strong>de</strong>ze eigen ervaringen <strong>de</strong><br />

eerste hoofdstukken van zijn ‘pensionroman’, die toch wel veel meer dan dat alleen<br />

is gewor<strong>de</strong>n, sterk en onvergetelijk gemaakt. Zij weerpiegelen getrouw een tijdsbeeld.<br />

Maar ook in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re hoofdpersoon, Duco van <strong>de</strong>r Staal, gaf <strong>Couperus</strong> veel van<br />

zichzelf. Niet alleen diens romantische zwerftochten door <strong>de</strong> antieke ruïnes komen<br />

ons bekend <strong>voor</strong>, ook in Duco's karakter herkennen wij het een en an<strong>de</strong>r: 52 ‘...na dien<br />

eenen vriend, die gestorven was, had hij nooit een an<strong>de</strong>ren gevon<strong>de</strong>n en was hij altijd<br />

als door eene <strong>voor</strong>beschikking, die hem geene sympathie ontmoeten liet, eenzaam<br />

geweest in zichzelven en om zich heen. Maar hij had zijne eenzaamheid zoo dicht<br />

bevolkt met zijne droomen, dat hij er zich nooit ongelukkig om gevoeld had’.<br />

Vertrouwd ook komt ons dit <strong>voor</strong>: 53 ‘Over een vrouw in een gedicht, had hij wel eens<br />

dagen, een week, gepeinsd, gedroomd; over een vrouw in het leven nog nooit.’ - En<br />

wat te <strong>de</strong>nken van Duco's uitroep: 54 ‘Maar wat vindt u van <strong>de</strong>n Eros van Praxiteles?<br />

O, dat vind ik het god<strong>de</strong>lijkste beeld, dat ik ooit heb gezien. O, <strong>de</strong> Eros, <strong>de</strong> Eros...!’<br />

Dat <strong>de</strong> eigenlijke intrige van het boek ontleend moet zijn aan een Haags drama<br />

uit die dagen, is overtuigend aangetoond door I. van Geest-Jacobs en M. Klein. 55 In<br />

1896 schreef <strong>de</strong> Haagse mevrouw Cécile Goekoop-De Jong van Beek en Donk, die<br />

toen op Zorgvliet woon<strong>de</strong> in wat nu het Catshuis heet, een roman die als een soort<br />

anti-Eline Vere bestempeld mag<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


230<br />

wor<strong>de</strong>n: Hilda van Suylenburg. Zij beschouw<strong>de</strong> zich als feministe. Mo<strong>de</strong>rnistische<br />

<strong>voor</strong>keuren bleken ook uit haar presi<strong>de</strong>ntschap van een in 1898 gehou<strong>de</strong>n<br />

tentoonstelling, <strong>de</strong> Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Deze liep toen<br />

van juli tot september, in <strong>de</strong> tijd dus dat <strong>Couperus</strong> zich in Engeland bevond en daar<br />

plannen maakte <strong>voor</strong> een ‘groter werk’. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>voor</strong> zijn pensionroman<br />

uiteraard naar een intrige gezocht, en <strong>de</strong>ze werd hem spoedig aan <strong>de</strong> hand gedaan<br />

door mevrouw Goekoop. In oktober namelijk, toen <strong>Couperus</strong> weer terug was in Den<br />

Haag, liet mevrouw haar man in <strong>de</strong> steek. Zij begaf zich naar... Rome en blijkt daar<br />

op 14 <strong>de</strong>cember Pier Pan<strong>de</strong>r in diens atelier bezocht te hebben. <strong>Couperus</strong> moet van<br />

dit alles op <strong>de</strong> hoogte geweest zijn, hetzij door Pan<strong>de</strong>r, hetzij door Pieter <strong>de</strong> Josselin<br />

<strong>de</strong> Jong, <strong>de</strong> kunstenaar die hij goed ken<strong>de</strong> en die een familielid van mevrouw Goekoop<br />

was. Mevrouw Goekoop en haar man hebben zich in Rome op 4 januari aanvankelijk<br />

herenigd. Kort daarop is <strong>Couperus</strong> naar Indië vertrokken. ‘De tot haar echtgenoot<br />

terugkeren<strong>de</strong> feministe’ is nu juist het hoofdthema van Langs lijnen. In Indië heeft<br />

<strong>Couperus</strong> dit uitgewerkt, niet vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dat Cécile Goekoop-De Jong van Beek<br />

en Donk zich op 26 oktober 1899 alsnog van haar man zou laten schei<strong>de</strong>n. Langs<br />

lijnen was toen al voltooid.<br />

Het is belangrijk vast te stellen met hoeveel sympathie <strong>Couperus</strong> zijn feministische<br />

heldin op gezag van het noodlot laat terugkeren in <strong>de</strong> armen van haar Ruud. De roman<br />

eindigt met opnieuw het echtelijk bed... Cornélie voegt zich gewillig naar haar<br />

onontkoombare levenslijn. Duco van <strong>de</strong>r Staal, sma<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> steek gelaten, wordt<br />

geacht in eenzaamheid zijn eigen lijn te vervolgen, zon<strong>de</strong>r seks. Het blijft echter <strong>de</strong><br />

vraag in hoeverre <strong>Couperus</strong> dit een principiële kwestie heeft gevon<strong>de</strong>n. Gaf hij het<br />

feminisme weinig kansen, en zag hij even weinig in <strong>de</strong> zelfstandigheid van <strong>de</strong> vrouw?<br />

Geschei<strong>de</strong>n vrouwen ken<strong>de</strong> hij uit zijn familie genoeg. Had hij gezien dat zij in <strong>de</strong><br />

society van die dagen min of meer tot outcast wer<strong>de</strong>n, zoals later ook Constance van<br />

<strong>de</strong>r Welcke in De kleine zielen? Het is moeilijk uit te maken. Hij stel<strong>de</strong> slechts vast<br />

hoe het mevrouw Goekoop <strong>voor</strong>lopig was vergaan. Gornélie / Cécile voelt, op het<br />

ogenblik dat zij kiezen moet, haar vroegere man in haar lichaam. Haar minaar echter<br />

voelt zij in haar ziel: 56 ‘Zij zoû bij Duco Rudolf niet voelen, haar man in haar bloed...<br />

Want zij voel<strong>de</strong> Duco in hare ziel, en hare ziel zoû sterker zijn!’ Dat dacht zij wel,<br />

maar <strong>de</strong> seksualiteit zou het uitein<strong>de</strong>lijk toch winnen. Het is <strong>voor</strong> het eerst dat<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dwingen<strong>de</strong> macht daarvan zo open-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


231<br />

lijk on<strong>de</strong>rstreept en toegeeft. Mevrouw Goekoops gedrag toon<strong>de</strong> het aan, zo moet<br />

hij gedacht hebben: <strong>de</strong> ziel zou, als het bloed sterker was en <strong>de</strong> strijd aanbond,<br />

hopeloos het on<strong>de</strong>rspit <strong>de</strong>lven. Langs lijnen legt min<strong>de</strong>r <strong>de</strong> klemtoon op het falen<br />

van <strong>de</strong> vrouw in haar streven naar zelfstandigheid, dan op <strong>de</strong> kracht van haar seksuele<br />

instincten. Elk streven naar iets ‘hoger's’ zou daar<strong>voor</strong> moeten wijken als het er<br />

wérkelijk op aankwam, of an<strong>de</strong>rs gezegd: als <strong>de</strong> eigen levenslijn dat noodlottigerwijze<br />

zo eiste. Dat <strong>de</strong>ze biologische mogelijkheid niet <strong>voor</strong> een ie<strong>de</strong>r wet hoef<strong>de</strong> te<br />

betekenen, liet <strong>Couperus</strong> daarnaast onverlet. De wil kon het noodlot ook een halt<br />

toeroepen. Maar Cornélie <strong>de</strong>ed dit niet, uit een zwakte die <strong>de</strong>ze romanfiguur zelf niet<br />

begrijpt en die haar weerloos maakt.<br />

Aan het slot van <strong>de</strong> roman haal<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> nog een grapje uit. Cornélie en Rudolf<br />

gaan met elkaar naar bed in... Hotel Continental te Nice: uitgerekend het hotel waar<br />

hij en Elisabeth zowel <strong>voor</strong> als na <strong>de</strong> Indische reis hun intrek had<strong>de</strong>n genomen. Iets<br />

diepers hoeven wij daar waarschijnlijk niet achter te zoeken, <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> het<br />

hotel nu eenmaal goed en gebruikte het daarom in zijn tekst. Zo kon hij, met enige<br />

binnenpret, Rudolf wijd <strong>de</strong> vensters laten openen van <strong>de</strong> ‘gewone hôtelkamer’ en<br />

verblind laten wor<strong>de</strong>n door een stroom van heerlijk zonlicht. 57 Aan het eind van <strong>de</strong><br />

roman werd hij als het ware Rudolf zelf, zij het dat hij <strong>voor</strong> zijn romanheld een nacht<br />

<strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong> die hij zelf wel op een an<strong>de</strong>re manier zal hebben doorgebracht...! (In<br />

<strong>de</strong> latere Engelse vertaling wenste <strong>de</strong> Lon<strong>de</strong>nse uitgever dit bed kuisheidshalve<br />

gesupprimeerd te zien. <strong>Couperus</strong> bood aan er een divan van te maken, maar die<br />

inschikkelijkheid was niet voldoen<strong>de</strong>.)<br />

Met dat al is het zeker een aardig boek, maar toch niet in alle opzichten een sterke<br />

roman. De uitwerking van <strong>de</strong> intrige heeft haar Ouida-kanten: <strong>de</strong> scènes met <strong>de</strong><br />

Italiaanse prins en het optre<strong>de</strong>n van Urania Hope... An<strong>de</strong>rzijds zijn er toch <strong>de</strong> prachtige<br />

beschrijvingen van het fin-<strong>de</strong>-siécle Rome. Meer met <strong>Couperus</strong> dan met zijn<br />

romanfiguren lopen wij over Pincio en Forum. Het <strong>de</strong>cor leeft omdat hij precies<br />

beschrijft wat hij zelf met grote opmerkingsgave heeft gezien. Dat het boek hier en<br />

daar wegzakt naar salonlectuur is <strong>Couperus</strong> later niet ontgaan. In 1916 reken<strong>de</strong> hij<br />

Langs lijnen tot een hele groep van zijn boeken ‘die hij niet meer zien kon’.<br />

Dezo vlot ontstane roman De stille kracht is een belangrijker boek. Mogen wij over<br />

het Indische jaar van <strong>Couperus</strong> dan al slecht geïnformeerd zijn, <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


232<br />

lectuur van dit werk vertelt ons meer over zijn ervaringen op Java dan een opsomming<br />

van simpele feiten had kunnen doen. De tijd heeft aan dit stuk <strong>voor</strong>goed afgesloten<br />

koloniale geschie<strong>de</strong>nis nog heel wat toegevoegd bovendien. De wereld die <strong>Couperus</strong><br />

hier beschreef is <strong>voor</strong> altijd <strong>voor</strong>bij. Dit ophan<strong>de</strong>n ein<strong>de</strong> blijkt hij merkwaardig<br />

genoeg zo goed te hebben aangevoeld, dat <strong>de</strong> roman op sommige plaatsen sterk on<strong>de</strong>r<br />

het aspect van juist dit na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ein<strong>de</strong> is komen te staan. De stitle kracht is dan ook<br />

niet zozeer het verslag van een reeks paranormale verschijnselen waar <strong>de</strong> auteur ons<br />

mee wil begoochelen, als wel <strong>de</strong> beschrijving van verzwegen maar <strong>voor</strong>tdurend - zij<br />

het niet aanwijsbaar - zich manifesteren<strong>de</strong> haatgevoelens van <strong>de</strong> inlandse bevolking<br />

ten opzichte van hun overheersers.<br />

Van Pasoeroean terugblikkend situeer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het verhaal ge<strong>de</strong>eltelijk in<br />

Tegal, dat in <strong>de</strong> roman <strong>de</strong> naam Laboewanggi toebe<strong>de</strong>eld krijgt. Het door hem<br />

beschreven resi<strong>de</strong>ntiehuis is dat van zijn zwager Gerard Valette. Hier ook spelen<br />

zich <strong>de</strong> tableaux vivants af en vin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door Trudy op touw gezette<br />

toneel<strong>voor</strong>stellingen plaats. <strong>Couperus</strong>' zuster is wat haar karakter betreft waarschijnlijk<br />

natuurgetrouw geportretteerd in Eva El<strong>de</strong>rsma. In het boek is zij echter niet <strong>de</strong><br />

echtgenote van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt maar <strong>de</strong> vrouw van <strong>de</strong> secretaris. Het lijkt er op dat in<br />

resi<strong>de</strong>nt Van Oudijck veel terug te vin<strong>de</strong>n is van <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus junior.<br />

Op Meester Cornelis heeft <strong>Couperus</strong> hem goed kunnen observeren in zijn<br />

nauwgezetheid, plichtsbesef, zijn hardheid ook. John Ricus' vaste wil tot behoorlijk<br />

carrière maken zou hem in 1902 het resi<strong>de</strong>ntschap van Djokja opleveren. Natuurlijk<br />

is dit alles in <strong>de</strong> roman dusdanig geromantiseerd en waar nodig veran<strong>de</strong>rd, ook wat<br />

<strong>de</strong> negatieve afloop betreft, dat <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> gretige Indische lezers, zo hoopte <strong>Couperus</strong>,<br />

voldoen<strong>de</strong> op dwaalsporen wer<strong>de</strong>n gebracht.<br />

Ook wat <strong>de</strong> intrige in <strong>de</strong> meest strikte zin betreft, zijn er ontleningen aan <strong>de</strong><br />

werkelijkheid. Léonie van Oudijcks ontrouw aan haar man, in haar relatie met <strong>de</strong><br />

verlei<strong>de</strong>lijke Addy <strong>de</strong> Luce die tevens <strong>de</strong> minnaar van haar stiefdochter Doddy is,<br />

komt tot een ein<strong>de</strong> zodra zij met hem betrapt wordt door haar echtgenoot, Zij redt<br />

zich dan uit <strong>de</strong> situatie door het te doen <strong>voor</strong>komen of Addy zojuist <strong>de</strong> hand van<br />

Doddy heeft gevraagd. Daardoor ziet Addy zich gedwongen in<strong>de</strong>rdaad met Doddy<br />

van Oudijck te trouwen.<br />

Het was allang bekend dat dit gegeven teruggaat op een oud schandaaltje: op <strong>de</strong>ze<br />

wijze is namelijk <strong>de</strong> verloving tot stand gekomen van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


233<br />

zekere Jean Marie Adrien Casimir Troplong, Frans vice-consul te Padang, later<br />

consul-generaal te Calcutta en Singapore. De man is kort daarna, op 12 oktober 1857,<br />

getrouwd. Maar het pikante van <strong>de</strong> zaak ligt <strong>voor</strong>al hierin, dat <strong>de</strong> toen zeventienjarige<br />

bruid, Catharina Elisabeth Johanna, een volle nicht van <strong>Couperus</strong> was. <strong>Een</strong> zuster<br />

van zijn va<strong>de</strong>r namelijk, tante Elisabeth Steenstra Toussaint-<strong>Couperus</strong> (1821-1889),<br />

was <strong>de</strong> bewuste mama! ‘Léonie van Oudijck’ was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> dus niet bepaald<br />

een onbeken<strong>de</strong>. Het familieverhaal, dat ook thuis in Den Haag al wel eens zal zijn<br />

opgehaald, werd tij<strong>de</strong>ns <strong>Couperus</strong>' verblijf in Indië ongetwijfeld weer grondig<br />

doorgenomen. Daar was dan ook aanleiding genoeg toe. Tante was weliswaar al tien<br />

jaar dood, maar zij was niet zomaar <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re ou<strong>de</strong> tante uit vele: zij was<br />

tevens <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. 58<br />

Het boek heeft nog meer werkelijkheidsgehalte wat <strong>de</strong> hoofdfiguren betreft. ‘Adrien<br />

(Addy) <strong>de</strong> Luce’ is terug te voeren op een lid van <strong>de</strong> grote familie Dézentjé. Dr. Rob<br />

Nieuwenhuys stel<strong>de</strong> vast dat <strong>de</strong>ze familie het landhuis Ampel op Mid<strong>de</strong>n-Java<br />

bewoond heeft. 59 In <strong>de</strong> roman heet het Patjaram. In<strong>de</strong>rdaad stam<strong>de</strong>n veertien zoons<br />

en veertien dochters Dézentjé af van een zekere Tinus, die in het twee<strong>de</strong> kwart van<br />

<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw met een prinses van het Solose hof in het huwelijk is getre<strong>de</strong>n.<br />

De familie was in Indië zeer bekend. In hoeverre Addy zelf een dui<strong>de</strong>lijk portret zou<br />

kunnen zijn, valt natuurlijk niet meer na te gaan.<br />

Het resi<strong>de</strong>ntiehuis te Tegal, waar 's avonds aan zee tafeldansen wer<strong>de</strong>n<br />

gepraktizeerd, en waar nadien dokter Ellinger - in <strong>de</strong> roman Rantzowzoveel kinine<br />

moest uit<strong>de</strong>len aan zijn patiënten die er malaria had<strong>de</strong>n opgedaan, combineer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> roman met Valettes paleisachtige ambtswoning in Pasoeroean.<br />

Bewaar<strong>de</strong> foto's van het huis laten zien hoe nauwkeurig hij in zijn beschrijvingen <strong>de</strong><br />

werkelijkheid volg<strong>de</strong>. 60 Ook <strong>de</strong> Lange Laan in ‘Laboewanggi’ heeft bestaan, het was<br />

<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> en lommerrijke Heerenstraat van Pasoeroean, met links en rechts villa's en<br />

tuinen en aan het eind <strong>de</strong> sociëteit <strong>de</strong> Harmonie. Door <strong>Couperus</strong> wordt <strong>de</strong>ze even<br />

clichématig Concordia genoemd. Het neoklassieke interieur van <strong>de</strong> toneelzaal is goed<br />

gedocumenteerd. De beel<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> oproept van <strong>de</strong> door Trudy georganiseer<strong>de</strong><br />

feestjes en <strong>voor</strong>stellingen kunnen wij op <strong>de</strong>ze manier uitstekend invullen. In het boek<br />

is Trudy / Eva het mid<strong>de</strong>lpunt van <strong>de</strong> toneelvereniging Thalia.<br />

Maar het gaat niet alleen om <strong>de</strong>ze realia. Ook Trudy's strijd tegen het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


234<br />

klimaat, haar buien van neerslachtigheid en an<strong>de</strong>re emotionele problemen hebben<br />

hun weerslag in het boek gekregen. Enkele bewaar<strong>de</strong> brieven tonen aan dat zij<br />

in<strong>de</strong>rdaad onevenwichtig en impulsief was, en beheerst werd door een steeds<br />

terugkerend verlangen naar Holland. 61 Eva El<strong>de</strong>rsma uit <strong>de</strong> roman mist het artistieke<br />

milieu van haar ou<strong>de</strong>rs in Den Haag. Dit berust op een i<strong>de</strong>alisering van Trudy's<br />

muzikale va<strong>de</strong>r, die evenals zij en haar jongere broer <strong>Louis</strong> immers zoveel van muziek<br />

en theater hield. Wij herinneren ons dat papa John Ricus aan <strong>de</strong> lopen<strong>de</strong> band Franse<br />

gedichten schreef en zich zowel met politieke brochures als met genealogie bezighield.<br />

He<strong>de</strong>n en verle<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n in De stille kracht virtuoos tot een levendige eenheid<br />

met elkaar venweven. Wat <strong>de</strong> geheimzinnige verschijnselen betreft, wij zagen al dat<br />

<strong>Couperus</strong> zelf in <strong>de</strong> badkamer van Gabroe een witte spookgestalte meen<strong>de</strong><br />

waargenomen te hebben die door een dichte <strong>de</strong>ur in het niet was verdwenen. Deze<br />

figuur bracht hem op <strong>de</strong> geheimzinnige witte hadji. In het boek duikt <strong>de</strong>ze telkens<br />

op. Naarmate <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling aflooot triomfeert hij. De hadji is symbool gewor<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> oosterse mysteriën bij uitstek. Dat het een badkamer moest zijn waarin zich het<br />

dramatisch hoogtepunt van <strong>de</strong> roman afspeelt - naakt wordt <strong>de</strong> overspelige Léonie<br />

van Oudijck er van alle kanten door onzichtbare mon<strong>de</strong>n met sirihsap bespogen - is<br />

dus geen wan<strong>de</strong>r. Er was overigens nog een an<strong>de</strong>re aanleiding tot dit motief. <strong>Couperus</strong><br />

vermeldt ook het onverklaarbaar door <strong>de</strong> lucht suizen van steentjes. Alweer berust<br />

dit niet zomaar op fantasie, hoewel men het <strong>Couperus</strong> wel als zodanig heeft verweten.<br />

Wij beschikken over gegevens die een en an<strong>de</strong>r min of meer ophel<strong>de</strong>ren.<br />

In een bespreking van De stille kracht, kort na het verschijnen van het boek, meen<strong>de</strong><br />

Jan ten Brink te moeten opmerken dat alles wat over vermeen<strong>de</strong> stille krachten in<br />

Indië tot dan toe bekend was, na on<strong>de</strong>rzoek op valse verzinsels bleek te berusten. 62<br />

Hierop antwoord<strong>de</strong> een zekere W. Bosch, kennelijk goed op <strong>de</strong> hoogte, in een brief<br />

in De Telegraaf. 63 ‘Niet te Laboewanggi, maar in <strong>de</strong> Preanger, waar het geheimzinnig<br />

steenen werpen en sirih spuwen plaats had, werd het huis waarin dit gebeur<strong>de</strong>,<br />

omsingeld door een paar compagnieën soldaten, aan wier hoofd wijlen generaal<br />

Michiels, <strong>de</strong>stijds nog kapitein, stond die <strong>de</strong>n omtrek van het huis afsloten, ver<strong>de</strong>r<br />

dan met eenige mogelijkheid een menschenhand steenen kon werpen, en toch bleef<br />

het verschijnsel dag en nacht, weken aan een <strong>voor</strong>tduren, zon<strong>de</strong>r dat het mogelijk<br />

was dat eenige menschelijke me<strong>de</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


235<br />

werking van buiten daaraan part of <strong>de</strong>el had. Hoe allen zich ook inspan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> zaak<br />

bleef een mysterie. Het verslag hiervan berust op <strong>de</strong> secretarie te Batavia, door<br />

generaal Michiels en zijne officieren ten volle on<strong>de</strong>rteekend. Ik hoor<strong>de</strong> die<br />

geschie<strong>de</strong>nis in mijn jeugd door generaal Michiels zelf vertellen.’<br />

Deze stenenregen heeft in februari 1831 plaatsgehad te Soemedang, in <strong>de</strong><br />

ambtswoning van <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt Van Kessinger. Het nooit verklaar<strong>de</strong><br />

verschijnsel hield toen zestien dagen aan. <strong>Couperus</strong> zou het officiële schriftelijke<br />

rapport ter inzage hebben gekregen van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>r Wijck, toen<br />

hij hem in Buitenzorg bezocht. 64 (Hij was aan hem geparenteerd.) Wellicht heeft hij<br />

er vroeger in Den Haag al van zijn va<strong>de</strong>r over gehoord: <strong>de</strong>ze heeft Michiels goed<br />

gekend in zijn diensttijd op Sumatra, en Michiels zal het verhaal wel niet alleen aan<br />

<strong>de</strong> heer Bosch hebben verteld. Hoe dit ook zij, <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis. 65<br />

Daarbij komt dat hij een romantische belangstelling <strong>voor</strong> zogenaamd bovennatuurlijke<br />

dingen koester<strong>de</strong>. Wij herinneren ons Kleine raadsels, zijn brief aan Van Ee<strong>de</strong>n, en<br />

niet te vergeten zijn verzoek aan Elise van Calcar bij haar een séance te mogen<br />

bijwonen (1892). 66<br />

De stille kracht volgt in geromantiseer<strong>de</strong> vorm tevens <strong>Couperus</strong>' gehele verblijf<br />

op Java. Evenals in Langs lijnen, waar het om een Romeins <strong>de</strong>cor ging, gebruikte<br />

hij <strong>de</strong> werkelijkheid - ditmaal dus die van Java in 1899 - als achtergrond <strong>voor</strong> zijn<br />

intrige. In bei<strong>de</strong> gevallen blijkt die intrige ge<strong>de</strong>eltelijk historisch van aard te zijn, of<br />

beter gezegd niet geheel verzonnen. De tekening van het Indische leven in het<br />

fin-<strong>de</strong>-siécle is uitnemend geslaagd. Valettes uiteenzettingen over <strong>de</strong> problematiek<br />

waar een hooggeplaatst ambtenaar bij het Binnenlands Bestuur zich in die tijd <strong>voor</strong><br />

gesteld zag, geven het boek een niet min<strong>de</strong>r grote actualiteit dan het feminisme dat<br />

in <strong>de</strong> eerste roman <strong>de</strong>ed. Zelfs heeft <strong>Couperus</strong> nooit eer<strong>de</strong>r zo nauw bij politieke<br />

gebeurtenissen uit een contemporaine perio<strong>de</strong> aangeknoopt als toen hij, schrijven<strong>de</strong><br />

over een zeebeving bij Ternate, zijn roman nauwkeurig dateer<strong>de</strong> met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: 67<br />

‘Men had veel gesproken over Dreyfus, men begon te spreken over Transvaal, maar<br />

over Ternate sprak men ter nauwernood.’ De grens tussen fictie en literair reisjournaal<br />

wordt hier ineens overschre<strong>de</strong>n.<br />

Naar het ein<strong>de</strong> toe verplaatst <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling zich naar Batavia, om geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n<br />

echter dan het feit dat <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daar zelf ook <strong>de</strong> laatste perio<strong>de</strong> van<br />

hun Indische jaar hebben doorgebracht. Schitterend<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


236<br />

beschrijft <strong>Couperus</strong> uit eigen aanschouwing 68 ‘het funébre, <strong>de</strong> doodsche melancholie<br />

van die groote villa-stad, waar duizen<strong>de</strong>rlei bestaan als in een zwijgen koortsachtig<br />

<strong>voor</strong>tijlt naar een toekomst van geld en rust’. Dagelijks zag hij er ‘<strong>de</strong> exo<strong>de</strong> <strong>de</strong>r witte<br />

mannen naar <strong>de</strong> Stad: wit van gelaatskleur, wit van kleedij en als blank van blik,<br />

blank van zorgend peinzen, <strong>de</strong>n verren blanken blik vol zorg en peinzing van een<br />

ie<strong>de</strong>r gericht op die toekomst, die zij uitreken<strong>de</strong>n met enkele tientallen of vijftallen<br />

van jaren: op dat en dat jaar, zooveel binnen, en dan weg, uit Indië weg, naar Europa<br />

[...]. De exo<strong>de</strong> vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> trammen met hare witte doodschheid: velen, vermogend al,<br />

maar nog niet rijk genoeg <strong>voor</strong> hun doel, re<strong>de</strong>n in hunne mylords en buggy's tot <strong>de</strong><br />

Harmonie, namen daar <strong>de</strong>n tram, om hunne paar<strong>de</strong>n niet te vermoeien.’<br />

De stille kracht is een monumentale roman, waarin <strong>Couperus</strong> zijn talent <strong>voor</strong><br />

drama, indien dat nog hoef<strong>de</strong>, meesterlijk heeft bewezen. Wat in een boek als<br />

Majesteit pijnlijk ontbreekt - echtheid, zowel van entourage als gevoelens - is hier<br />

ruimschoots aanwezig. Bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> humor plaatst daarnaast het verhaal op een niveau<br />

dat vrij is van ie<strong>de</strong>re benepenheid. Wat niet weinig tot <strong>de</strong>ze indruk van rijpheid<br />

bijdraagt, is <strong>de</strong> manier waarop <strong>Couperus</strong> ook hier, na <strong>de</strong> aarzelen<strong>de</strong> aanzet in Langs<br />

lijnen, <strong>de</strong> seksualiteit behan<strong>de</strong>lt. Manlijke en vrouwelijke figuren zijn door en door<br />

wezens van vlees en bloed. <strong>Couperus</strong> toont ze zon<strong>de</strong>r terughou<strong>de</strong>ndheid in <strong>de</strong><br />

naaktheid van hun bestaan. Lief<strong>de</strong>shan<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n bijna tot in<strong>de</strong>tails<br />

gesuggereerd, met een vrijmoedigheid die spoedig <strong>de</strong> toch niet bepaald erg preutse<br />

Van Deyssel het woord ‘lie<strong>de</strong>rlijkhe<strong>de</strong>n’ in <strong>de</strong> pen zou geven. Verbijsterd constateer<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>ze: 69 ‘De heerlijke toestand heeft zich <strong>voor</strong>gedaan, dat van <strong>de</strong>ze drie tijdschriften:<br />

De Nieuwe Gids, Het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift en De Gids, De Gids het<br />

onvoegzame tijdschrift was.’<br />

Het is in <strong>de</strong> tropen geweest dat <strong>Couperus</strong> zijn laatste aarzelingen overboord heeft<br />

gezet. Geen won<strong>de</strong>r. Wat hij zag, hoor<strong>de</strong> en wist, was wel zo ver van het Hollands<br />

binnenhuisje verwij<strong>de</strong>rd, dat hij zijn gezon<strong>de</strong> sensualiteit niet langer nutteloos heeft<br />

ingetoomd. Na <strong>de</strong> slotscénes van Langs lijnen reken<strong>de</strong> hij in het lief<strong>de</strong>leven van<br />

Léonie van Oudijck - en hij kon via haar terugverwijzen naar zijn tante - met <strong>de</strong><br />

laatste remmingen en valse pu<strong>de</strong>ur af. Zijn androgyne aanleg, zo moet hij zich steeds<br />

meer, bewust zijn gewor<strong>de</strong>n, maakte het hem mogelijk zich zowel in <strong>de</strong> voluptueuze<br />

genietingen van Léonies hartstochten volledig in te leven, als ook<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


237<br />

zich ongestoord, en zelfs superieur, uit te leven in <strong>de</strong> beschrijvingen van Addy <strong>de</strong><br />

Luces lichamelijke schoonheid. 's Mans absolute geilheid en volstrekt polygame,<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf bepaald benij<strong>de</strong>nswaardige geslachtsdrift, wor<strong>de</strong>n in het boek<br />

door niemand gefnuikt, integen<strong>de</strong>el door een ie<strong>de</strong>r geprezen. Hierin kon <strong>Couperus</strong><br />

zich zon<strong>de</strong>r enige ver<strong>de</strong>nking laten gaan. Van <strong>de</strong>ze verworvenheid naar Dionyzos<br />

en <strong>de</strong> uitspattingen in De berg van licht was het nog maar een kleine stap.<br />

Dit <strong>voor</strong>al moet hij zich afgevraagd hebben: was werkelijk het familie-blazoen<br />

nooit besmeurd geraakt, zoals papa John Ricus in zijn inleiding van het familieregister<br />

met zoveel nadruk beweer<strong>de</strong>? Het lief<strong>de</strong>leven van diens bloe<strong>de</strong>igen zuster loog er<br />

allerminst om. En er was nog veel meer. In De stille kracht wordt <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Van<br />

Oudijck gechanteerd door een <strong>voor</strong>kind, een volwassen zoon die <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> man<br />

in<strong>de</strong>rtijd bij een inlandse vrouw verwekt blijkt te hebben. Eerst wil hij het ontkennen.<br />

Als <strong>de</strong> bewijzen zich echter opstapelen, moet hij het wel toegeven. De bastaard voert<br />

zelfs zijn naam. - Welnu, in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, blazoen of niet, was ook dit al sinds<br />

vele jaren aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. En hoe! Papa's broer Petrus Theodorus bij <strong>voor</strong>beeld had bij<br />

een inlandse vrouw Sarina maar liefst vijf natuurlijke kin<strong>de</strong>ren, die allen <strong>de</strong> naam<br />

<strong>Couperus</strong> droegen. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong>ze, John, kreeg zelf later weer twee zogenaam<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij een inlandse vrouw Mina. 70 Dit soort familiesituaties was in het<br />

koloniale Indië overigens meer regel dan uitzon<strong>de</strong>ring en <strong>de</strong> betrokkenen hoef<strong>de</strong>n<br />

zich er niet <strong>voor</strong> te schamen. In Ne<strong>de</strong>rland dacht <strong>de</strong> goegemeente daar echter an<strong>de</strong>rs<br />

over.<br />

Eén ding is buiten kijf: het gedrag van papa's zuster Elisabeth, literair vereeuwigd<br />

als Léonie van Oudijck, moet door John Ricus wel beschouwd zijn als een<br />

verschrikkelijke misstap. Zij werd door <strong>de</strong> familie ver<strong>de</strong>r dan ook geheel genegeerd,<br />

Na zich op Java onmogelijk te hebben gemaakt, is <strong>de</strong>ze dame geschei<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong><br />

rest van haar leven vestig<strong>de</strong> zij zich in Parijs. Aldaar is zij in 1889, achtenzestig jaar<br />

oud, overle<strong>de</strong>n.<br />

Eindnoten:<br />

1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 156 nr. 212. - V. Boeven, Leven, 165.<br />

2 Hollandia II 86 (24 juni 1899), 9-10. Harry G.M. Prick wees mij hier vrien<strong>de</strong>lijk op.<br />

3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 157 nr. 215.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 156 nr. 212.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 158 nr. 215.<br />

6 Oostwaarts, VII.<br />

7 Aangetoond door Jeannette Koch in Babel. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 1863-1923 (1974), 3-35.<br />

8 Brief d.d. 26 november 1982 aan schrijver <strong>de</strong>zes (in diens bezit).<br />

9 De brief vervolgt namelijk: ‘Mijn moe<strong>de</strong>r was toen een jong meisje van achttien jaar. Ze had<br />

Eline Vere gelezen en, als rechtgeaard meisje van haar tijd, een grote bewon<strong>de</strong>ring opgevat<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> heldin van het boek. Bovendien had ze in haar fantasie mevrouw <strong>Couperus</strong><br />

geï<strong>de</strong>ntificeerd met dit etherische wezentje. Groot was haar teleurstelling toen <strong>de</strong> werkelijke<br />

vrouw van <strong>de</strong> grote <strong>Louis</strong> bijzon<strong>de</strong>r lelijk en bovendien heel erg scheel bleek te zijn!’ - Volgens<br />

R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193,<br />

(juli/aug. 1963), 22, is <strong>Couperus</strong> eerst in het Hotel Wisse afgestapt eer hij bij zijn broer ging<br />

logeren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


10 Bataviaasch Nieuwsblad d.d. 8 oktober 1921. Zie Marion Valent, ‘Over “De stille kracht” van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Literatuur I, 84/4 (juli/augustus 1984), 204.<br />

11 Rob Nieuwenhuys, Baren en oudgasten (1981), 151. Volgens een aantekening in het Lett. Mus.,<br />

Den Haag, in Weltevre<strong>de</strong>n, mei 1899.<br />

12 Nieuwenhuys, Baren, 151.<br />

13 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 159 nr. 216.<br />

14 Zie <strong>voor</strong> een foto van het resi<strong>de</strong>ntiehuis Nieuwenhuys, Baren, 154.<br />

15 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 160 nr. 217.<br />

16 Oostwaarts, XXVI.<br />

17 I<strong>de</strong>m, XXXV. Het plaatsje wordt genoemd in De stille kracht, II. V, III. Zie ook Nieuwenhuys,<br />

Baren, 165.<br />

18 Oostwaarts, XXXV. Merkwaardig is daar zijn toevoeging n.a.v. <strong>de</strong> Zandzee: ‘ik heb mij toen<br />

kunnen droomen, u zien<strong>de</strong>, <strong>de</strong>n nieuwen bouw van een god<strong>de</strong>lijke bergstad, na <strong>de</strong> vernietiging<br />

van een god<strong>de</strong>lijk bergrijk.’ - Heeft hij toen al even aan Babel (1901) gedacht?<br />

19 Oostwaarts, XXIII.<br />

20 C. Serrurier, ‘<strong>Een</strong> momentopname van <strong>Couperus</strong>' persoonlijkheid’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(1952), 79-81. Eer<strong>de</strong>r door haar vastgeleg<strong>de</strong> herinneringen bij V. Booven, Leven, 165 e.v. - Zie<br />

over <strong>de</strong> twee in Indië geschreven romans en hun ontstaan o.m.R. Nieuwenhuys (artikel en boek,<br />

hierboven in noten 9 en II geciteerd).<br />

21 V. Booven, Leven, 166: ‘Op een ochtend kregen hij en zijn zuster <strong>de</strong>n inval zich in het boetseeren<br />

te oefenen en in enkele oogenblikken had hij, zon<strong>de</strong>r naar een <strong>voor</strong>beeld te werken, een<br />

alleraardigsten dolfijn gemaakt.’ (Ontleend aan C. Serrurier.)<br />

22 <strong>Een</strong> fraai portret van haar, nog uit het assistent-resi<strong>de</strong>ntshuis te Bogor, bij Nieuwenhuys, Baren,<br />

153.<br />

23 Serrurier, <strong>Couperus</strong>, 80.<br />

24 1887-1932. Zij werd dus maar vijfenveertig jaar.<br />

25 V. Booven, Leven, 165. - Nieuwenhuys, Benen, 154-155. Vgl. in De stille kracht II, IV, VI: ‘Op<br />

het tooneel van <strong>de</strong> societeit had Eva georganizeerd een serie van drie tableaux uit <strong>de</strong> Artur-Sage:<br />

Viviane, en Ginevra en Lancelot [...].’<br />

26 V. Booven, Leven, 165.<br />

27 Zie noot 23.<br />

28 <strong>Een</strong> fraaie foto van enkele acteurs bij Nieuwenhuys, Baren, 155. - Zie ook Bastet, Zuil, 47.<br />

29 V. Booven, Leven, 165.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 166.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 167.<br />

32 Waar<strong>de</strong> Heef Veen, 181 nr. 247.<br />

33 V. Booven, Leven, 167.<br />

34 Beschreven als ‘Won<strong>de</strong>rlijke historiën. De badkamer.’ (Haagsche Post 20 januari 1917), in<br />

Proza III, 107. Over <strong>de</strong> plaats waar, zegt <strong>Couperus</strong> aldaar: ‘Het was in het binnenland, op een<br />

suikerfabriek, bij verwanten’.<br />

35 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 162 nr. 218.<br />

36 ‘Hoe een roman wordt geschreven’ (Haagsche Post 31 juli 1920), in Proza II, 125: ‘...miste ik<br />

zelfs <strong>de</strong>n moed kleine, slimme, sluwe zinnetjes die Brox' optre<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n prepareeren er hier<br />

en daar tusschen te krabbelen...’. Zoodat ‘Rudolf Brox veel te laat <strong>de</strong>n lezer bekend wordt<br />

gemaakt’.<br />

37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 162 nr. 218.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 163 nr. 219.<br />

39 Oostwaarts, I. - Zie ook Bastet, Zuil, 81.<br />

40 Ongepubliceer<strong>de</strong> brief d.d. 3 april 1919 aan W.F.C. Timmermans. <strong>Couperus</strong> voegt er nog aan<br />

toe: ‘Deze niet verborgen hostiliteit is een mystiek element in het boek.’ (Brieven geveild door<br />

Burgersdijk en Niermans te Lei<strong>de</strong>n - Book Auction Sale 280 (28-30 mei 1984), nr. 2051 - wie<br />

vrien<strong>de</strong>lijke dank <strong>voor</strong> inzage toekomt. Nu particulier bezit.)<br />

41 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 38.<br />

42 Maatstaf II (1963), 168 nr. 19.<br />

43 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 167 nr. 223<br />

44 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

45 I<strong>de</strong>m, 168 nr. 225.<br />

46 Sinds 1938 bewoon<strong>de</strong> hij te Monaco <strong>de</strong> villa Magali, boulevard Prince Rainier 18.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 De Gids (1900) II, 195 e.v.; 387 e.v. - <strong>Een</strong> goe<strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> roman gaf Ton Anbeek,<br />

‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> maatschappelijke toestand van <strong>de</strong> geschei<strong>de</strong>n vrouw’, in Spektator I (1971/2),<br />

7/8, 393-405.<br />

48 Jeannette Koch, <strong>Couperus</strong>' Rome (1974), 27-28.<br />

49 Reis-impressies, Brief uit Rome (Januari 1894), 38.<br />

50 Langs lijnen, I.<br />

51 I<strong>de</strong>m, IV.<br />

52 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

53 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />

54 I<strong>de</strong>m, IX.<br />

55 I. van Geest-Jacobs en M. Klein, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Vrouwenquestie’, in De Nieuwe Taalgids<br />

78-2 (1985), 127-136. - Dat <strong>de</strong> roman sterk afhankelijk moet zijn van Emile Zola's Ma<strong>de</strong>leine<br />

Férat werd aannemelijk gemaakt door L. Scheer, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Emile Zola: noodlottig<br />

masochisme’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 21 (1979), 3, 161-177.<br />

56 Langs lijnen, XLVII.<br />

57 I<strong>de</strong>m, LII.<br />

58 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 110. - Nieuwenhuys, Baren, 158.<br />

59 Nieuwenhuys, Baren, 164.<br />

60 I<strong>de</strong>m, Baren, 156 e.v.<br />

61 ARA, fam. arch. <strong>Couperus</strong>, brief zomer 1908.<br />

62 De Telegraaf, 8 <strong>de</strong>cember 1900.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 22 <strong>de</strong>cember 1900. Deze schrijver disculpeert <strong>Couperus</strong> ook ver<strong>de</strong>r van verzinsels, ‘al<br />

gebeur<strong>de</strong> <strong>de</strong> scène, waarbij Léonie in een doux tête à tête door haar man geattrappeerd werd<br />

niet te Laboewangie, maar te Batavia met eene dame, die <strong>de</strong> heer dr. Ten Brink even goed als<br />

ik gekend heeft; eene dame die, toen zij toevallig door haar eigen man, door wien zij ten volle<br />

werd vertrouwd, overvallen werd, tegen haar echtgenoot zei<strong>de</strong>: <strong>de</strong> heer Tropcourt van Singapore<br />

(ik verberg zijn waren naam achter dit pseudoniem) <strong>de</strong> heer Tropcourt vraagt mij <strong>de</strong> hand van<br />

mijne oudste dochter. Het gevolg was, dat het vertrouwen van <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n waardigen echtgenoot<br />

niet geschokt werd, en zijne dochter met <strong>de</strong>n heer Tropcourt huw<strong>de</strong>.’<br />

64 Nicuwenhuys, Baren, 149. - Marien Valent (zie noot 10) heeft <strong>de</strong>ze kwestie onlangs opnieuw<br />

behan<strong>de</strong>ld. Zij wees er op dat het rapport in 1872 al is gepubliceerd - het origineel zou toen<br />

zoek geweest zijn - door generaal Van Swieten in het <strong>de</strong>cembernummer van het Tijdschrift <strong>voor</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsch Indië. - Zie nu ook E.M. Beekman in zijn inleiding bij <strong>de</strong> herziene editie van<br />

Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos' vertaling The hid<strong>de</strong>n force (1985), 20 e.v.<br />

65 Hij kan het bovendien van <strong>de</strong> familie Baud gehoord hebben. Het rapport was volgens Marion<br />

Valent in<strong>de</strong>rtijd opgemaakt door <strong>de</strong> gouverneur-generaal ad interim J.C. Baud, een neef van<br />

<strong>Couperus</strong>' oom G.L. Baud - De verschillen<strong>de</strong> manifestaties van stille kracht die <strong>Couperus</strong> ten<br />

tonele voert blijken tot een min of meer vast repertoire te behoren. M. Valent wijst op H.A. van<br />

Hien, De Javaansche geestenwereld en <strong>de</strong> betrekking die tusschen <strong>de</strong> geesten en <strong>de</strong> zinnelijke<br />

wereld bestaat verdui<strong>de</strong>lijkt door <strong>de</strong> petangan's of tellingen bij <strong>de</strong> Javanen in gebruik (1896).<br />

Hierin o.a. over stenen gooien<strong>de</strong> en sirih spuwen<strong>de</strong> geesten. Terecht meent zij: ‘... van het begin<br />

tot het ein<strong>de</strong> presenteert <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stille kracht als een reëel bestaand, maar volstrekt<br />

ondoorgron<strong>de</strong>lijk mysterie. Ook <strong>de</strong> Europeaan kan erin geloven, maar an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> Javaan<br />

kan hij er geen verbinding mee on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.’<br />

66 <strong>Een</strong> aantal passages over bovennatuurlijke zaken bij <strong>Couperus</strong> werd verzameld door Karel<br />

Reijn<strong>de</strong>rs, Als ik, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> geest van mijn moe<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n rand van mijn bed zag zitten<br />

(1974). - Zie meer in het algemeen ook Albert Helman, ‘De stille kracht in het oeuvre van<br />

<strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 49-53.<br />

67 Stille kr., II, IV, V.<br />

68 I<strong>de</strong>m, II, VII, III.<br />

69 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 280. - Hoe zeer <strong>de</strong> roman ook jaren later door sommigen nog <strong>voor</strong><br />

‘onvoegzaam’ gehou<strong>de</strong>n werd, blijkt uit het oor<strong>de</strong>el van dr. J. Jansen, Busken Huet, Schaepman<br />

en <strong>Couperus</strong> (1907), 46: ‘Diep gezonken is een schrijver, die schrijven durft, wat in De stille<br />

kracht geschreven is. Diep bedorven is <strong>de</strong> kring van lezers, die niet met afschuw van het gemeene<br />

en met weerzin van het vuile en met verachting van het lage een boek als De stille kracht<br />

wegwerpt.’<br />

70 De Ne<strong>de</strong>rlandsche leeuw (1908), 18. - Zie reeds R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van<br />

<strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193 (juli/aug. 1963), 18. (Nieuwenhuys maakt<br />

overigens vergissingen. John was niet twaalf maar acht jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong>. Hij trouw<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


met Maria Sentielena Guttenberg, dochter van Simon Guttenberg en een inlandse vrouw Pura.<br />

John <strong>Couperus</strong> had twee <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij een inlandse vrouw Mina. Hij was employé op een<br />

suikerfabriek te Boedoean, had bij zijn eigen vrouw bovendien twee ‘gewone’ kin<strong>de</strong>ren, en<br />

overleed in 1889 te Sitoebondo.)<br />

V [1900-1901]<br />

In het <strong>voor</strong>jaar van 1900 trouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' uitgever L.J. Veen met zijn jonge<br />

verloof<strong>de</strong>, Clara Paehlig. <strong>Couperus</strong> zou haar spoedig ook persoonlijk leren kennen.<br />

Als huwelijksgeschenk zond hij het bruidspaar eind april<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


238<br />

een pul van Rozenburgs porselein. 1 Doordat <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> Haagse,<br />

in 1884 opgerichte fabriek, J. Jurriaan Kok, dit kunstprodukt zoals hij gewend was<br />

te doen in zijn verkoopregisters vermeld<strong>de</strong>, weten wij precies wat het gekost heeft.<br />

Het blijkt een tamelijk duur ca<strong>de</strong>au geweest te zijn: op 7 juli van dat jaar betaal<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> hem gepresenteer<strong>de</strong> rekening á raison van veerlrig gul<strong>de</strong>n. 2<br />

Hemzelf wachtte geen erg vrolijke zomer. Eerst ontving hij het overlij<strong>de</strong>nsbericht<br />

van zijn zwager Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein uit Wiesba<strong>de</strong>n. Op haar tweeënvijftigste werd<br />

<strong>Couperus</strong>' oudste zuster weduwe. Haar wachtte een moeilijke tijd. Haar oudste dochter<br />

Geertruida Catharina Advocaat-Vlielan<strong>de</strong>r Hein was al drieeëntwintig, maar haar<br />

zoon Benjamin Marius nog pas <strong>de</strong>rtien jaar. <strong>Couperus</strong> nam het besluit haar spoedig<br />

op te gaan zoeken. In augustus zou hij dat ook doen.<br />

Uit <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen weten wij dat hij zich nog altijd niet goed voel<strong>de</strong>. 3<br />

In Nice was hij maar matig opgeknapt. Voorlopig bleef hij zoveel mogelijk thuis.<br />

Daar hoef<strong>de</strong> hij zich overigens niet te vervelen. De stille kracht moest in het net<br />

wor<strong>de</strong>n overgeschreven. De roman zou in September en oktober in De Gids<br />

verschijnen.<br />

Financiële problemen hiel<strong>de</strong>n hem ook bezig. Bij herhaling vroeg hij Veen eens<br />

naar Den Haag te komen, hij wil<strong>de</strong> iets met hem bespreken dat al sinds geruime tijd<br />

door zijn gedachten speel<strong>de</strong>. Veen moet wel bevroed hebben dat er geld mee gemoeid<br />

was. <strong>Couperus</strong> had weer heel wat nodig. Indië had hem <strong>de</strong> das omgedaan. Bovendien<br />

was <strong>de</strong> verhuizing naar Nice nu op han<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> Villa Jules aldaar moest ingericht<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Bij dit alles kwamen nog an<strong>de</strong>re zorgen. Er was iets dat <strong>Couperus</strong> erg verontrustte:<br />

Elisabeth was helemaal niet in or<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> nerveuze stoornis openbaar<strong>de</strong> zich in<br />

hin<strong>de</strong>rlijke verschijnselen van lichamelijke aard. Bespeuren wij hier <strong>voor</strong> het eerst<br />

iets van onvre<strong>de</strong> die Elisabeth voel<strong>de</strong> ten opzichte van haar levenssituatie? Bewust<br />

of onbewust, er waren dingen die een negatieve invloed op haar uitoefen<strong>de</strong>n. Op 17<br />

juli schreef <strong>Couperus</strong> zijn uitgever kort: 4 ‘Mijn vrouw is niet heel wel, <strong>de</strong>n laatsten<br />

tijd.’ Drie dagen later voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: 5 ‘Ik laat liever mijn vrouw niet een<br />

heelen dag alleen, daar zij wat nerveus is.’<br />

Het bleek spoedig erger te zijn dan uit <strong>de</strong>ze regels te lezen valt. Elisabeth voel<strong>de</strong><br />

zich niet eens in staat <strong>de</strong> jonge mevrouw Veen-Paehlig te ontvangen. 6 ‘Mijn vrouw<br />

loopt iets beter,’ liet <strong>Couperus</strong> weten, ‘maar is erg neêrslachtig en heeft melancholieke<br />

buien.’ Pas in <strong>de</strong> loop van augustus<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


239<br />

zou er wat verbetering in komen, 7 ‘dank zij suggestie en hypnose van Dr. Ben<strong>de</strong>’.<br />

Dat Elisabeth lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> was aan een ernstige <strong>de</strong>pressie lijkt wel zeker. In oktober zou<br />

<strong>Couperus</strong> zijn nichtje Constance in Indië mee<strong>de</strong>len: 8 ‘Betty is veel beter: verbeeld<br />

je, het was geen rheumatiek, maar het waren zenuwen: van louter nerfjes kon zij niet<br />

loopen, <strong>de</strong> arme doe<strong>de</strong>l; wij hebben als richards een maand lang maandrijtuig gehad,<br />

met vasten koetsier en e<strong>de</strong>l ros, en in Den Haag door wind en weer getoerd.’<br />

Over <strong>de</strong> oorzaken van <strong>de</strong>ze zenuwinzinking horen we niets. Het kan zijn dat<br />

Elisabeth heimwee had naar haar moe<strong>de</strong>r en an<strong>de</strong>re familie in Indië. An<strong>de</strong>rzijds is<br />

het niet on<strong>de</strong>nkbaar dat zij zich steeds dui<strong>de</strong>lijker realiseer<strong>de</strong> toch niet zo erg geschikt<br />

te zijn <strong>voor</strong> een vie <strong>de</strong> bohéme, te slijten in het verre Nice waar zij niemand ken<strong>de</strong>.<br />

<strong>Een</strong> belangrijk punt was het <strong>voor</strong> altijd moeten afzien van het krijgen van kin<strong>de</strong>ren.<br />

Er zijn aanwijzingen dat zij het daar moeilijk mee had. Kunst en literatuur kon<strong>de</strong>n<br />

dit niet vervangen. Elisabeth was nu bijna drieën<strong>de</strong>rtig jaar. Het leven van reizen en<br />

trekken, samen met een man die, al hield zij van hem, geen gemakkelijk karakter<br />

had, haar weinig of niets uit han<strong>de</strong>n nam en veeleisend was, vroeg zijn tol. Zij kwam<br />

veel te kort.<br />

Er was iets wat <strong>de</strong>ze negatieve gedachten geactiveerd kan hebben. Papa John<br />

Ricus' huishouding werd tot nu toe bestierd door zijn kleindochter Johanna Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein. Deze echter trad op 31 juli in het huwelijk, met W.A. Tel<strong>de</strong>rs. Is er pressie op<br />

Elisabeth uitgeoefend dat zij Johanna's rol zou overnemen? Ook als dit niet het geval<br />

is geweest, moet Johanna's aanstaand huwelijksgeluk Elisabeth toch wel aan het<br />

<strong>de</strong>nken hebben gezet, en ongewild misschien haar naijver hebben opgeroepen. Het<br />

probleem werd an<strong>de</strong>rs opgelost: Johanna's zuster Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou in het<br />

vervolg <strong>de</strong> huishouding in <strong>de</strong> Surinamestraat gaan besturen. <strong>Een</strong> dag na <strong>de</strong><br />

huwelijksvoltrekking schreef <strong>Couperus</strong> zijn uitgever over Elisabeth: 9 ‘Zij is iets beter,<br />

maar van het huwelijk in <strong>de</strong> familie hebben wij niets gezien. Ik voel me vandaag wat<br />

nerveus en heb een beroer<strong>de</strong> zenuwhoofdpijn.’<br />

Heeft het Elisabeth bovendien gehin<strong>de</strong>rd dat haar man in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse pers<br />

flink over <strong>de</strong> tong ging? Ook dat is mogelijk. In het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad brak Ch.<br />

Boissevain <strong>de</strong> staf over Langs lijnen. 10 Hij vond het boek onvoegzaam en lie<strong>de</strong>rlijk.<br />

Aan Van Hall schreef <strong>Couperus</strong> - hij was redactiesecretaris van De Gids en kreeg<br />

bij ge<strong>de</strong>elten het manuscript van De stille kracht; <strong>de</strong> roman zou immers in dit<br />

tijdschrift verschijnen - op 8<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


240<br />

juli 1900: 11 ‘Ik hoop, dat U in dit begin al een typische teekening krijgt van het leven<br />

in een Indische binnenstad, hoewel het motief van het boek er nog maar heel even<br />

in prelu<strong>de</strong>ert. Ik ben alleen bang, dat Ch. Boissevain, die mij in <strong>de</strong> Lijnen “grof<br />

zinnelijk” noem<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> Stille Kracht nog meer gechoqueerd wordt. En ik verzeker<br />

U, dat al “het grove” gedoezeld is en getemperd, zooveel als mijn overtuiging het<br />

toeliet! <strong>Een</strong> van nature min<strong>de</strong>r schuchter auteur dan ik zoû U heel wat an<strong>de</strong>rs vertellen<br />

van Laboewangi... en ook van <strong>de</strong> aristocratie te Rome!! Maar - ik heb het met naïveteit<br />

opgemerkt - men schrikt in Holland al heel gauw!’<br />

Van Hall antwoord<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> Lijnen in De Gids sensatie maakten en zeer besproken<br />

wer<strong>de</strong>n. Met meer commercieel inzicht dan ze<strong>de</strong>lijke bekommernis riep <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever toe: 12 ‘Heftig bestre<strong>de</strong>n en warm ver<strong>de</strong>digd! Wat wil U meer <strong>voor</strong> het<br />

<strong>de</strong>biet!’ Schrijven <strong>de</strong>ed hij <strong>de</strong>ze zomer niet of nauwelijks. Hij had het te druk met<br />

kopiëren van De stille kracht. Door haar ziekte kon Elisabeth hem daar dit keer niet<br />

bij helpen. En ver<strong>de</strong>r liep <strong>Couperus</strong> met een heel an<strong>de</strong>r plan rond. Daar moest hij<br />

Veen persoonlijk over spreken. Nog <strong>voor</strong> zijn aanstaand vertrek naar Nice inviteer<strong>de</strong><br />

hij zijn uitgever en diens jonge vrouw <strong>de</strong>finitief <strong>voor</strong> een bezoek. 13 's Morgens hoopte<br />

hij met hem <strong>de</strong> bewuste zaken te bespreken, daarna mocht Veen blijven lunchen, en<br />

's avonds zou<strong>de</strong>n zij gezamenlijk in het Kurhaus kunnen gaan dineren.<br />

Het is wel een ge<strong>de</strong>nkwaardige dag geweest: <strong>de</strong> enige geduren<strong>de</strong> bijna <strong>de</strong>rtig jaar<br />

die schrijver en uitgever ooit van 's morgens tot's avonds met elkaar hebben<br />

doorgebracht. In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is <strong>de</strong> toon van <strong>Couperus</strong>' brieven uiterst vrien<strong>de</strong>lijk,<br />

om niet te zeggen amicaal. Hij hoopte <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> heer Veen te paaien <strong>voor</strong> iets heel<br />

bijzon<strong>de</strong>rs. De man moest tot een totale heruitgave van <strong>Couperus</strong>' oeuvre overgehaald<br />

zien te wor<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> zin van verzamel<strong>de</strong> werken. Niet dat <strong>Couperus</strong> daarna een<br />

nieuw leven wil<strong>de</strong> beginnen, het ging alleen om het financiële profijt. Veen heeft<br />

het <strong>voor</strong>stel niet a priori afgeslagen. <strong>Couperus</strong> kon na afloop dan ook gewagen van<br />

‘een alleraangenaamste dag’. 14 Juridisch advies won hij bij zijn zwager mr. Benjamin<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein in, <strong>de</strong> echtgenoot van Catharina, die nog altijd in <strong>de</strong> Molenstraat<br />

woon<strong>de</strong>. - Maakte <strong>de</strong>ze bezwaren tegen <strong>de</strong> transactie met Veen? <strong>Couperus</strong> vond in<br />

ie<strong>de</strong>r geval dat zijn zwager meteen was gaan zeuren. Op 29 juli heette het: 15 ‘Ik ben<br />

vandaag een beetje in <strong>de</strong> war door al die juridische geleerdheid van gisteren, en weet<br />

niet wat ik er van <strong>de</strong>nken moet. <strong>Een</strong> volgen<strong>de</strong> keer ga ik ook naar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


241<br />

een vreem<strong>de</strong>n advocaat: familie is altijd het best als familie alleen te beschouwen.’<br />

De correspon<strong>de</strong>ntie met Veen geeft dui<strong>de</strong>lijk inzicht in <strong>Couperus</strong>' financiële<br />

achtergron<strong>de</strong>n. De lopen<strong>de</strong> besprekingen met zijn uitgever brachten hem er toe een<br />

nieuw testament te maken - het eerste dateer<strong>de</strong> van 1891 toen hij in het huwelijk was<br />

getre<strong>de</strong>n -, waarin <strong>de</strong> rechten van Elisabeth precies zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n vastgelegd, dit<br />

<strong>voor</strong> het geval hij plotseling kwam te overlij<strong>de</strong>n. De dood van zijn zwager in<br />

Wiesba<strong>de</strong>n moet hem tot na<strong>de</strong>nken hebben gestemd. Op 30 juli begaf hij zich naar<br />

<strong>de</strong> familienotaris P.C.L. Eikendal, Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> 38, om vervolgens op 1 augustus 1900<br />

Veen mee te <strong>de</strong>len: 16 ‘Wat een levensverzekering betreft, mijn vrouw zelve ziet daar<br />

geen heil in. Zij heeft in alle geval na mijn dood het vruchtgebruik van mijn kapitaaltje<br />

(een ƒ 1200 rente 's jaars) en komt mijn va<strong>de</strong>r te vallen, dan wordt dit ongeveer<br />

verdubbeld. Voor bepaal<strong>de</strong> armoe<strong>de</strong> behoeft zij dus niet te vreezen; maar ik doe<br />

natuurlijk <strong>voor</strong> haar liefst zoo veel mogelijk. Maar <strong>de</strong> levensverzekering wil zij niet.’<br />

De inhoud van het testament leert dat <strong>Couperus</strong> over enig eigen vermogen<br />

beschikte, ongetwijfeld in 1893 geërfd van zijn moe<strong>de</strong>r. Immers, kwam hij te vallen,<br />

dan erf<strong>de</strong> Elisabeth in contanten niet min<strong>de</strong>r dar twintigduizend gul<strong>de</strong>n. 17 Tegen zes<br />

procent bij Scheurleer, <strong>de</strong> familiebank die het geld beheer<strong>de</strong>, bracht dit per jaar<br />

in<strong>de</strong>rdaad als vast inkomen twaalfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n aan rente op. Met het dubbele<br />

hiervan, vierentwintighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n, kon men in die tijd leven: Eline Vere leef<strong>de</strong><br />

volgens <strong>de</strong> tekst in <strong>de</strong> roman van tweeduizend gul<strong>de</strong>n!<br />

Onmid<strong>de</strong>llijke zorgen had <strong>Couperus</strong> dus niet, te meer daar hij er met <strong>de</strong> pen<br />

langzamerhand aardig wat bij verdien<strong>de</strong>. Op zaterdag 11 augustus werd het testament<br />

on<strong>de</strong>rtekend. Behalve het kapitaal van twintig mille zou Elisabeth bij <strong>Couperus</strong>'<br />

eventueel eer<strong>de</strong>r overlij<strong>de</strong>n alle auteursrechten erven. - <strong>Een</strong> vluchtige berekening,<br />

dit terzij<strong>de</strong>, laat zien hoeveel papa John Ricus vóór het overlij<strong>de</strong>n van zijn vrouw<br />

moet hebben bezeten: iets tussen drie en vier ton, in gul<strong>de</strong>ns van die tijd. 18 Dit betekent<br />

dat hij naar huidige maatstaven enkele malen miljonair geweest zou zijn. Het is ook<br />

dui<strong>de</strong>lijk dat hij van zijn pensioen alleen nimmer een staat zou kunnen hebben voeren<br />

als hij in <strong>de</strong> Surinamestraat gedaan heeft. <strong>Couperus</strong> zelf heeft, <strong>voor</strong> zijn moe<strong>de</strong>r stierf,<br />

ongetwijfeld een tijd lang een toelage genoten die het hem mogelijk maakte zich<br />

geheel aan <strong>de</strong> letteren te wij<strong>de</strong>n.<br />

Toen <strong>de</strong> zaken met Veen eenmaal geregeld waren en het testament<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


242<br />

gemaakt was, kon <strong>Couperus</strong> met een gerust hart naar Wiesba<strong>de</strong>n vertrekken, om<br />

vervolgens via Lausanne naar Nice door te reizen. Hij was opgelucht. Met Elisabeth<br />

ging het steeds beter. Nog in Den Haag hiel<strong>de</strong>n zij zich samen met heel wat trivialere<br />

zaken bezig: <strong>de</strong> inrichting van hun huis in Frankrijk. Bij Van Deurse in <strong>de</strong> Molenstraat<br />

lieten zij vast allerlei stofferingen maken. Elisabeth had in het <strong>voor</strong>jaar <strong>de</strong> maten al<br />

kunnen nemen. Wat er nog aan ontbrak zou<strong>de</strong>n zij in Nice kopen.<br />

<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>re, wat slepen<strong>de</strong> kwestie is die van een geïllustreer<strong>de</strong> editie van<br />

Majesteit geweest, waar <strong>Couperus</strong> zijn zinnen op gezet had. Op eigen initiatief polste<br />

hij Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong hierover. 19 Deze bleek het echter erg druk te hebben.<br />

Veen voel<strong>de</strong> ook wel <strong>voor</strong> een met tekeningen verluchte nieuwe druk. Uitein<strong>de</strong>lijk<br />

heeft <strong>de</strong>ze nog lang op zich laten wachten. Pas in 1904 is <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van <strong>de</strong><br />

veelgelezen roman verschenen, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> illustraties van W.F.A.S. Vaarzon<br />

Morel.<br />

Op 14 augustus 1900 reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth naar Wiesba<strong>de</strong>n af. Voor een<br />

kleine week namen zij er hun intrek in het Promena<strong>de</strong>-Hôtel. 20 Zij kon<strong>de</strong>n Johanna<br />

geduren<strong>de</strong> enige dagen alles vertellen over <strong>de</strong> familie in Indië en Den Haag en haar<br />

zo een beetje afleiding bezorgen in haar eenzaamheid.<br />

Na Wiesba<strong>de</strong>n stapte <strong>Couperus</strong> eind augustus af in Pension Fürst Bismarck te<br />

Ba<strong>de</strong>n-Ba<strong>de</strong>n. 21 Elisabeth begon zich langzamerhand steeds beter te voelen. Van daar<br />

reis<strong>de</strong>n zij spoedig door naar Lausanne, waar tante Marie Taets van Amerongen-Riesz<br />

(1832-1908) woon<strong>de</strong>, samen met haar dochter Wilhelmina douairière van Lawick.<br />

Zij namen er hun intrek in het luxueuze hotel Beau-Site: het kon er af, met <strong>de</strong> ruime<br />

honoraria van <strong>de</strong> recente romans veilig op <strong>de</strong> bank bij Scheurleer in Den Haag. 22 De<br />

aan <strong>de</strong> horizon dagen<strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> werken - ze zijn echter nooit gerealiseerd -<br />

beloof<strong>de</strong>n nog meer geld... <strong>Couperus</strong> liet door Veen vast duizend gul<strong>de</strong>n overmaken<br />

naar Van Deurse, die zijn hele verhuizing moest verzorgen. In oktober hoopte hij<br />

<strong>de</strong>finitief zijn intrek te kunnen nemen in <strong>de</strong> al gehuur<strong>de</strong> Villa Jules. Heel amicaal<br />

nog steeds, nodig<strong>de</strong> hij Veen alvast daarheen uit. 23 ‘Wij verwachten U vast van <strong>de</strong>n<br />

winter eens in Nice; dan herberg ik U bei<strong>de</strong>n ergens in <strong>de</strong> buurt, en ge komt bij ons<br />

steeds <strong>de</strong>jeuneeren en dineeren. Zie dus maar eens een paar weken vrij te maken.’<br />

Intussen had Veen Langs lijnen laten drukken, als gewoonlijk door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


243<br />

Thieme in Zutphen. Uit Lausanne zond <strong>Couperus</strong> hem het gebruikelijke lijstje met<br />

adressen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> te versturen presentexemplaren. 24 Ditmaal kon dat trouwens dienen<br />

<strong>voor</strong> twee boeken, want Veen was ook al met De stille kracht bezig, die van<br />

September af in De Gids begon te verschijnen. <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r, zijn schoonmoe<strong>de</strong>r<br />

in Gabroe op Java, zijn zwager Valette en Trudy, het zijn als steeds <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />

namen. Ook zijn broer John Ricus stond er op, dit vanwege <strong>de</strong> op Meester Cornelis<br />

genoten gastvrijheid, en nog altijd kregen ook Jan ten Brink, Frans Netscher en Johan<br />

Ram zijn werk ten geschenke. De laatste bevond zich nog steeds als militair attaché<br />

in Zuid-Afrika. <strong>Couperus</strong> liet <strong>de</strong> boeken dus maar naar Johans va<strong>de</strong>r in Zeist sturen.<br />

Minta Baud werd evenmin vergeten. En, een aardige toevoeging: dokter A. Ellinger<br />

in Tegal kreeg een exemplaar van De stille kracht als herinnering, uit dankbaarheid<br />

wegens verleen<strong>de</strong> medische hulp in <strong>de</strong> vorm van veel kinine (régime Koch) bij <strong>de</strong><br />

tij<strong>de</strong>ns het avondlijke tafeldansen aan zee opgedane malaria.<br />

Voor <strong>Couperus</strong> het kon betrekken, moest er in Nice natuurlijk eerst nog veel aan<br />

het huis war<strong>de</strong>n gedaan. In het bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> Elisabeth brak er nu een drukke tijd<br />

aan. Alles werd geregeld vanuit het beken<strong>de</strong> Grand Hótel Continental.<br />

Was Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo daar al eens in bed beland, nu eindig<strong>de</strong> zij er in<br />

een kast. Want zodra <strong>Couperus</strong> er begin oktober het eerste exemplaar van Langs<br />

lijnen ontving, kwam hij tot een afschuwelijke ont<strong>de</strong>kking. Deze bracht hem tot een<br />

zie<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, onbedwingbare driftbui die hem <strong>de</strong>ed losbarsten in het volgen<strong>de</strong> proza,<br />

waar <strong>de</strong> charmante auteur zijn uitgever wel zeer mee verrast moet hebben: 25 ‘Voor<br />

ik U er iets an<strong>de</strong>rs van zeg,’ zo kreeg Veen in Amsterdam te lezen, ‘kan ik niet nalaten<br />

da<strong>de</strong>lijk U te mel<strong>de</strong>n dat ik hoogst onaangenaam gestemd ben door het volgen<strong>de</strong>. Ik<br />

zie namelijk door <strong>de</strong>n geheelen roman het woord salon, dat ik altijd en overal<br />

mannelijk heb genomen: <strong>de</strong> salon, veran<strong>de</strong>rd in het salon: iets, waarvan ik kippenvel<br />

krijg; terwijl ik tevens niet begrijp wie <strong>de</strong> rustige brutaliteit heeft om dit het geheele<br />

boek door op eigen gezag te hebben veran<strong>de</strong>rd. Want dat gezelve <strong>de</strong> schuldige zijt,<br />

kan ik niet aannemen: in al mijn boeken is salon altijd mannelijk genomen. Zeg mij<br />

dus s.v.p. wie dit gedaan heeft, of vorsch het <strong>voor</strong> mij uit: is het een corrector of een<br />

zetter, meld mij dan s.v.p. adres; want ik ben niet van plan het erbij te laten en wil<br />

dien vriend persoonlijk een repriman<strong>de</strong> toedienen. Ook ben ik van plan in het<br />

Va<strong>de</strong>rland in een artikel die onzijdigheid van salon te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


244<br />

herroepen. Ik heb geen lust die bêtise te slikken. Ze be<strong>de</strong>rft mij het geheele boek,<br />

dat ik niet meer heb ingezien en niet meer van plan ben in te zien.<br />

Misschien vindt ge dit overdreven, maar zoo zijn nu soms <strong>de</strong> zielen van ons, arme<br />

romanciers. Ik kan het boek niet meer zien. Laat me U nog zeggen, dat ik het mooi<br />

gedrukt vind, en dat het mooi openvalt bij ie<strong>de</strong>re bladzij<strong>de</strong>. De band vind ik niet erg:<br />

mijn vrouw vindt dien echter niet leelijk. Maar het boek ligt in een kast, en ik kijk<br />

er niet meer naar.’<br />

Daarmee was Veen er nog niet, want een dag later ging <strong>Couperus</strong> briesend ver<strong>de</strong>r.<br />

Hier herkennen wij een eigenschap van zijn va<strong>de</strong>r, die soms in schier apocalyptische<br />

woe<strong>de</strong> kon ontsteken. (In <strong>de</strong> familie gaat het verhaal hoe papa aan tafel eens een<br />

taling - kostbaar gerecht, hém alleen <strong>voor</strong>gezet omdat hij <strong>de</strong> pater familias was -<br />

dwars door <strong>de</strong> eetkamer heeft geslingerd uit verontwaardiging omdat hij alléén die<br />

moest opeten. 26 ) <strong>Couperus</strong> moet slecht geslapen hebben van het bedorven boek, en<br />

Elisabeth eveneens. Ditmaal schreef hij, ‘kalmer’ naar hij beweert: ‘Zoowel mijn<br />

vrouw als ik vin<strong>de</strong>n het eenvoudig van zulk een ongehoor<strong>de</strong> brutaliteit, dat wij er<br />

versteld van staan. Het is mij lets onbegrijpelijks, van arrogante eigendunkelijkheid<br />

en brutaliteit, dat als ik <strong>de</strong> revizie-vellen verzend ter afdrukken iemand an<strong>de</strong>rs er op<br />

zijn eigen houtje in gaat zitten knoeien. Was het éen keer, in <strong>de</strong>n beginne, veran<strong>de</strong>rd,<br />

ik zoû nog kunnen gelooven aan een zetter of corrector, die dacht, dat ik mij vergist<br />

had en die mij ten beste die vergissing wil<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren. Maar dat eenvoudigweg<br />

door <strong>de</strong>n geheelen roman een woord, dat ik steeds zoowel in mijn spreektaal, als in<br />

al mijne werken mannelijk nam, veronzijdigd is gewor<strong>de</strong>n door iemand, die het niet<br />

met mij eens was, neem ik niet aan. [...] Zooals ik U zei<strong>de</strong>, zal ik in <strong>de</strong> pers dat<br />

onzijdige geslacht herroepen. [...] Ik <strong>de</strong>hk, dat ik mijn stukje naar <strong>de</strong>n groenen<br />

Amsterdammer zend. Ik hoû liever niet van die histories in het publiek, maar dit is<br />

mij te bar.’ Zou Veen na <strong>de</strong>ze brief nog veel zin gehad hebben naar Nice te komen,<br />

<strong>voor</strong> een bezoek waarvan <strong>Couperus</strong> gegaran<strong>de</strong>erd had: ‘het zal heel gezellig zijn’?<br />

Van een ingezon<strong>de</strong>n stuk is het niet gekomen, daar Thieme vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk<br />

schriftelijk zijn verontschuldigingen aanbood. <strong>Couperus</strong> had het trouwens te druk<br />

met an<strong>de</strong>re dingen, en nu hij eenmaal stoom had afgeblazen liet hij <strong>de</strong> zaak <strong>voor</strong> wat<br />

<strong>de</strong>ze was. Dat hij <strong>voor</strong> zulke dingen <strong>de</strong>sondanks een olifantegeheugen had, blijkt uit<br />

het feit dat hij er in 1913 en 1914 nog weer eens hatelijk op teruggekomen is. 27<br />

Op 8 oktober, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> drukproeven van De stille kracht, gingen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


245<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth <strong>de</strong>finitief van hun hotel over naar het nieuwe huis. Enthousiast<br />

schreef hij ruim een week later, aan zijn nichtje Constance Valette in Indië: 28 ‘En nu<br />

zitten wij hier: Betty nu en dan nog nerveus, verle<strong>de</strong>n zelfs een attaque van die<br />

beroer<strong>de</strong> koorts weêr gehad, maar we hebben alle hoop dat het klimaat van Nice haar<br />

genezen zal. O, Stan, het is hier verrukkelijk die zachte zon, die blauwe lucht, om<br />

ons heen bloeien<strong>de</strong> boomen, olean<strong>de</strong>rs en mimosa en nu, 17 Oct, gaat onze propriétaire<br />

haar tuin beplanten met viooltjes, en gras zaaien. Want's zomers is het hier wat dor,<br />

men zegt echter <strong>de</strong>licieus weer zodat wij hopen 's zomers hier ook te kunnen blijven<br />

(Ik schrijf op mijn knie, van daar het grillige schrift). Wij hebben een allerliefst<br />

appartement, in een keurig huis, bien habité, 2 generaals, et puis 1 baron et 2 baronnes;<br />

une <strong>de</strong>s baronnes est la baronne du baron, et l'autre baronne c'est tante Marie van<br />

Amerongen!!! Want ze logeert bij ons en <strong>de</strong>elt nog onze huidige misère. Want onze<br />

meubels zijn nog niet aangekomen, en onze tapissière (je weet dat is een groote<br />

verhuiswagen: pardon, als je het wist!) zwerft ergens bij Lugano en kan niet ver<strong>de</strong>r,<br />

om <strong>de</strong> overstroomingen bij Genua, die verschrikkelijk zijn geweest. En nu zitten wij<br />

hier, een rijk tapijt on<strong>de</strong>r onze voeten (groen op groen, distel patroon) maar aan een<br />

keukentafel en op stoelen geleend van <strong>de</strong> propriétaire. Slaapkamer ameubelement<br />

moesten wij koopen en ook batterie <strong>de</strong> cuisine: wij slapen dus en eten al heel<br />

comfortable en lekker, maar niets is ver<strong>de</strong>r af: een plafond wordt nog overgeschil<strong>de</strong>rd,<br />

gas moet nog wor<strong>de</strong>n aangelegd, etc, etc. Daarbij gaat alles heel langzaam, want<br />

ie<strong>de</strong>reen heeft tijd in Nice, niemand haast zich, en alle werklui flanceren <strong>de</strong>n halven<br />

dag in <strong>de</strong> zon en aan <strong>de</strong> zee, en genieten la joie <strong>de</strong> vivre, maar die luchtige<br />

levensopvatting maakt, dat we wel een paar maan<strong>de</strong>n noodig zullen hebben om<br />

geinstalleerd te zijn.<br />

Tante Marie is heel gezellig, een dot van een mensch; zij is Roomsch gewor<strong>de</strong>n<br />

en wel wat verloren in allerlei <strong>de</strong>vote praktijken, met abbé's etc. maar we laten haar<br />

daarin natuurlijk geheel haar gang gaan; en hoewel we haar in sommige opzichten<br />

wat bekrompen vin<strong>de</strong>n gewor<strong>de</strong>n - ze is bijv. Anti-dreyfussard -, is ze gezellig, en<br />

lief; en helpt Betty met alles. Ze vindt echter dat wij veel te veel geld uitgeven en<br />

noemt Betty dan op goedkoope adressen van slagers en krui<strong>de</strong>niers, en Betty wil<br />

niet, want die is bang <strong>voor</strong> goedkoope victualiën. Tante is erg zuinig - trouwens ze<br />

heeft bijna niets en ze geeft <strong>de</strong> helft nog weg aan <strong>de</strong> abbé's en <strong>de</strong> kerk - en we hebben<br />

verle<strong>de</strong>n vreeslijk gelachen, toen ze zei<strong>de</strong>, heel ernstig: ik leef van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


246<br />

niets: ik <strong>de</strong>jeuneer, met 2 bananen!! In volle ernst! Ja, het is hier verrukkelijk en ik<br />

heb alle hoop dat, Betty weer geheel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> zal wor<strong>de</strong>n. Ze geniet van haar eigen<br />

huis, hoe onvolledig het ook nog is [...].’<br />

In <strong>de</strong> keuken zwaai<strong>de</strong> <strong>de</strong> door tante Marie meegebrachte Zwitserse keukenmeid<br />

Aline <strong>de</strong> scepter. Die dag kwam ook <strong>de</strong> behanger met gordijnstoffen. Daar <strong>Couperus</strong><br />

intussen <strong>voor</strong> zichzelf al had afgerekend met art nouveau, koos hij een klassiek<br />

motief: mauve irissen op zacktgroen fond. Het moest een mooi appartement wor<strong>de</strong>n.<br />

Zijn eigen kamer, <strong>de</strong> hal en <strong>de</strong> eetkamer wer<strong>de</strong>n in oudhollandse stijl ingericht, een<br />

boudoir Empire en <strong>Louis</strong> XIV door elkaar (!), een slaapkamer Engels, en <strong>de</strong> gang<br />

werd in tweeën ge<strong>de</strong>eld door een ‘velum’ dat <strong>Couperus</strong> van zijn zuster Trudy uit<br />

Indië had meegekregen. Het ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het allemaal meer geld<br />

kostte dan hij had berekend. Daarom vroeg hij Veen op 28 oktober om een lening<br />

van vijfduizend gul<strong>de</strong>n tegen zes procent. Deze ging daar op in. <strong>Couperus</strong> realiseer<strong>de</strong><br />

zich echter dat hij zich nu werkelijk in <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n begon te steken en dat dit zo niet<br />

door kon gaan. Wel had hij nog inkomsten te verwachten uit een Italiaanse vertaling<br />

van Wereldvre<strong>de</strong> door gravin Dina <strong>de</strong> Sor<strong>de</strong>volo, en uit een Franse van Lang's lijnen<br />

door Teodor <strong>de</strong> Wyzewa. Hij was daar trots op en Veen mocht er best eens<br />

ruchtbaarheid aan geven - ‘dan zien mijn preutsche landgenooten, dat ze me in het<br />

buitenland nog wel mogen’ - maar erg veel bracht het nu ook weer niet in het laatje. 29<br />

Hij moest dus maar weer aan een boek beginnen. Flanerend door Nice zag hij op<br />

een dag bouwvakarbei<strong>de</strong>rs bezig met het optrekken van een kolossaal nieuw blok<br />

appartementen. Het zwoegen, sjouwen en hijsen fascineer<strong>de</strong> hem en het beeld bleef<br />

hem bij. Dit was het ogenblik waarop hij in een flits zijn inspiratie <strong>voor</strong> het verhaal<br />

Babel kreeg, 30 een symbolistische vertelling - geen roman, zoals hij Veen ten onrechte<br />

schreef - waarin het bouwen aan <strong>de</strong> bijbelse toren centraal zou staan. Heel dui<strong>de</strong>lijk<br />

zweef<strong>de</strong> het hem nog niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest, maar, zo schreef hij zijn uitgever in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

brief, 31 ‘Zoodra ik wat op or<strong>de</strong> ben, ga ik beginnen aan Babel, heel rustigjes aan’.<br />

De stofwolk die Langs lijnen intussen in Holland <strong>de</strong>ed opwaaien kon <strong>Couperus</strong>'<br />

zui<strong>de</strong>lijke hemel niet verduisteren. Het verbaas<strong>de</strong> hem wel. ‘Het is vreemd zooals<br />

men zulk een boek in Holland zon<strong>de</strong>rling beoor<strong>de</strong>elt, als ik be<strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> Wyzewa<br />

mij oogenblikkelijk een langen brief schreef en verzocht het boek te vertalen in het<br />

Fransch,’ zo schreef hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


247<br />

Veen. 32 Hij liet daar een interessante kenschets van <strong>de</strong> roman op volgen. die dui<strong>de</strong>lijk<br />

maakt wat hij eigenlijk met Langs lijnen bedoeld had: ‘Als ze het nu beschouwen<br />

als <strong>de</strong> studie van een vrouw, die zich in drie mannen als in drie spiegels an<strong>de</strong>rs ziet,<br />

en toch <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> blijft, dan zou<strong>de</strong>n ze het misschien meer waar<strong>de</strong>eren... Enfin, in<br />

alle gevalle wordt het niet doodgezwegen...’<br />

De drie spiegels wor<strong>de</strong>n ook door hem genoemd in een uitvoerige brief van 8<br />

november 1900 over het boek aan W.G. van Nouhuys. De laatste had <strong>de</strong> roman in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland gerecenseerd en nogal wat kritiek geleverd. Na Langs lijnen vergeleken<br />

te hebben met Gabrielle van Augier, Ma<strong>de</strong>leine Férat van Zola en L' empreinte van<br />

Hermant, kwam Van Nouhuys tot een tamelijk negatief gekleur<strong>de</strong> visie op <strong>de</strong><br />

Cornélie-figuur. <strong>Couperus</strong> nam het echter <strong>voor</strong> haar op en schreef, in een daarna<br />

door Van Nouhuys gepubliceer<strong>de</strong> brief, on<strong>de</strong>r meer: ‘Neen, mijn arme Cornélie is<br />

niet superieur: zij is eenvoudig een vrouw, wier bloed in opstand komt tegen hem,<br />

met wien zij samen moet zijn; een vrouw, die kunst alleen begrijpt door een gevoel<br />

van waarlijk hooge lief<strong>de</strong> heen: het geschenk, dat <strong>de</strong> meelij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> machten haar<br />

gegeven hebben, terwijl zij haar langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid, na <strong>de</strong>n fyzieken<br />

schok in haar Ieven, terug lei<strong>de</strong>n tot een absoluut moeten en niet an<strong>de</strong>rs mogen;<br />

een vrouw, die in het leege van haar Ieven nà <strong>de</strong>n schok zich meent te troosten met<br />

“mo<strong>de</strong>rn” te zijn, “feministe” te zijn, aan mo<strong>de</strong>rne kwesties te “doen”... [...]. Zij is<br />

noch superieur, noch artistiek: zij is eenvoudig een kleine mensch, ook al <strong>de</strong>nkt<br />

zij wel eens niet klein te zijn...’<br />

Cornélie zag zich in achtereenvolgens Duco, <strong>de</strong> prins en Ruud Brox als in drie<br />

spiegels verschillend weerkaatst, maar bleef in wezen onveran<strong>de</strong>rlijk <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vrouw<br />

omdat zij niet an<strong>de</strong>rs kon. 33<br />

Met <strong>de</strong> geïlllustreer<strong>de</strong> uitgave van Majesteit liep het nog niet vlot. Wel kwam Fi<strong>de</strong>ssa<br />

nu, in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> tekening van Jan Toorop uit. <strong>Couperus</strong> vond<br />

<strong>de</strong>ze heel mooi. Hij sprak zelfs van ‘allerliefst’, wat Toorop, had hij het geweten,<br />

wel niet <strong>de</strong> juiste kwalificatie zou bebben gevon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> het. Bij<br />

herhaling is hij er in zijn brieven op teruggekomen. 34<br />

Mocht hij dan al uitgekeken zijn op art nouveau, of op style mo<strong>de</strong>rne zoals hij het<br />

noem<strong>de</strong>, diep gelukkig heeft hem <strong>de</strong> gebatikte band van De stille kracht gemaakt,<br />

toen die in november 1900 uit Amsterdam arri-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


248<br />

veer<strong>de</strong>. Zijn commentaar spreekt <strong>voor</strong> zichzelf: 35 ‘Wij zijn bei<strong>de</strong>n verrukt over De<br />

Stille Kracht, die gisteren in gebarikt katoen en fluweel zijn intocht <strong>de</strong>ed!! Het is<br />

prachrig mooi; ik kan niet an<strong>de</strong>rs zeggen. Wij zijn erbei<strong>de</strong>n in extaze over, en ik heb<br />

een kin<strong>de</strong>rachtig pleizier dat mooie boek telkens in mijn hand te nemen. Ik dacht<br />

eerst aan een paar kennissen er een paar ca<strong>de</strong>au te geven, maar ik ben er te gierig toe<br />

en hoû al <strong>de</strong> exemplaren <strong>voor</strong> mijzelf! Hul<strong>de</strong>, hul<strong>de</strong>!! Ik zal zeggen, dat ze ze maar<br />

moeten bestellen. Kosten ze duur en <strong>de</strong> fluweelen, is die ook in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l, of is dat<br />

maar iets buitengewoons <strong>voor</strong> mij?? Maar ik zal er over moeten hooren, over die<br />

“luxe”, waarin ge dat onfatsoenlijke boek hebt gekleed! Onfatsoenlijk en luxueus,<br />

dat is te erg, hoor, samen!<br />

Ze zijn bepaald heel mooi. De katoenen zijn bepaald lekker <strong>voor</strong> het oog en <strong>de</strong><br />

fluweelen is net <strong>de</strong> vleugel van een kapel, met die aren er door. Wat doen ze dat<br />

mooi! Hul<strong>de</strong> aan alien, die er aan hebben meê gewerkt.’<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> dit schreef, viel <strong>de</strong> zon op zijn sclirijftafel. Dat was niet elke<br />

dag zo. Het weer in die dagen gedroeg zich wisselvallig. Zelfs in Nice bleek het<br />

hevig te kunnen stormen. In een <strong>de</strong>rgelijk noodweer zette te Marseille Paul Kruger<br />

voet aan wal, <strong>voor</strong> een bezoek aan Europa waar hij Frankrijk en Duitsland wil<strong>de</strong><br />

bewegen tot interventie in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Transvaalse Oorlog. De Franse presi<strong>de</strong>nt<br />

Loubet heeft Kruger in audiëntie ontvangen. De Duitse keizer wenste echter niet met<br />

hem te spreken. In Ne<strong>de</strong>rland was <strong>de</strong> stemming enthousiast genoeg - koningin<br />

Wilhelmina heeft Kruger zelfs <strong>de</strong> kruiser Gel<strong>de</strong>rland ter beschikking gesteld -<br />

waardoor ook <strong>Couperus</strong> er indirect mee te maken kreeg: hem werd namelijk gevraagd<br />

mee te werken aan het boek Paul Kruger's tocht.<br />

Zij die hem dit vroeg was mevrouw J.M.C.B. Waszklewicz-Van Schilfgaar<strong>de</strong><br />

(1850-1937), <strong>Couperus</strong> niet onbekend, daar zij als bewon<strong>de</strong>raarster van Wereldvre<strong>de</strong><br />

hem in 1898 gevraagd had lid te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>, me<strong>de</strong> door haar opgerichte,<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Vrouwenbond ter Internationale Ontwapening. <strong>Couperus</strong> had dit<br />

lidmaatschap op 4 <strong>de</strong>cember 1898 aanvaard. Nu echter stel<strong>de</strong> zij hem <strong>voor</strong> een gratis<br />

o<strong>de</strong> te schrijven <strong>voor</strong> een album dat Kruger moest eren en steunen. 36 Het lokte hem<br />

niet aan. Op 14 november 1900 antwoord<strong>de</strong> hij haar: 37 ‘Het zoû mij een groot<br />

genoegen zijn aan Uw vrien<strong>de</strong>lijk verzoek te voldoen en ik heb er een paar dagen<br />

over nagedacht, maar ik geloof niet, dat ik het talent heb iets geschikts <strong>voor</strong> Uw Boek<br />

te schrijven. Ik ben er niet “kort” genoeg <strong>voor</strong>... Ik hoop dus, dat U het niet aan kwa<strong>de</strong><br />

zin zult toeschrijven, dat ik tot mijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


249<br />

leedwezen niet aan Uw verzoek zal kunnen voldoen, niettegenstaan<strong>de</strong> mijne groote<br />

sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Boeren en alles wat hun ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>ele zoû zijn.’<br />

Mevrouw Waszklewicz liet het hier niet bij zitten, daar zij nauwelijks kon<br />

bevroe<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> niet zozeer te beschei<strong>de</strong>n was als wel weinig bereid een<br />

tekst zon<strong>de</strong>r honorarium af te staan. Zij hield dus aan. Acht dagen later herhaal<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zijn weigering en stel<strong>de</strong> mevrouw tevens handig een verrassend alternatief<br />

<strong>voor</strong>: ‘Hoe het mij ook leed doet na Uw zoo vleiend schrijven U nog eens te moeten<br />

weigeren Uw zoo vereerend verzoek, zie ik toch waarlijk geen kans er aan te voldoen.<br />

Nog eens, wil dit niet toeschrijven aan kwa<strong>de</strong> wil, maar eenvoudig aan zich een<br />

beetje bewust zijn wat men kan en niet kan. - Waarom zoû U niet Hélène Swarth<br />

vragen? Ik geloof zeker, dat zij iets heel moois zoû kunnen schrijven, en hare naam<br />

is zeker in het buitenland bekend.’ - Paul Kruger en <strong>de</strong> Boeren hebben <strong>Couperus</strong><br />

slechts oppervlakkig geïnteresseerd. ‘Wat een enthousiasme! Als het ze maar wat<br />

helpt, <strong>de</strong> arme kerels,’ schreef hij Veen. 38 Politiek boei<strong>de</strong> hem weinig. Van kind af<br />

aan was <strong>Couperus</strong> daartoe, in een beschermd milieu waar altijd geld was en sociale<br />

problemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van <strong>de</strong> salon bleven steken - <strong>de</strong> brochures van papa gaan<br />

meer van eigenbelang dan van an<strong>de</strong>rmans nooddruft uit - niet opgevoed. Bovendien<br />

was hij altijd veel te veel op zichzelf gericht geweest. Hij wist zich behaaglijk<br />

gedoemd tot <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> eeuwige toeschouwer. Veel meer dan het boek van<br />

mevrouw Waszklewicz, of welk an<strong>de</strong>r boek dan ook, interesseer<strong>de</strong>n hem zijn eigen<br />

romans en portemonnee.<br />

<strong>Een</strong> brief van 20 <strong>de</strong>cember 1900, we<strong>de</strong>rom aan zijn nichtje Constance Valette in<br />

Pasoeroean gericht, vat het verschijnen van De stille kracht en <strong>de</strong> eerste reacties erop<br />

samen: 39 ‘Het doet mij plezier, dat <strong>de</strong> Stille Kracht je zoo bevallen is! En papa? Ik<br />

had hem gaarne het manuscript laten lezen [in verband met Gerard Valettes aan<strong>de</strong>el<br />

in <strong>de</strong> tekst], maar Van Hall en Veen hebben mij om beurten <strong>voor</strong>tgezweept, tot ik<br />

dol werd en <strong>de</strong> roman - niet eens overgeschreven want <strong>de</strong> secretaris Betty was ziek,<br />

gedrukt is gewor<strong>de</strong>n naar mijn onleesbaar manuscript tot wanhoop van Van Hall,<br />

Veen, alle zetters, en mij, die <strong>de</strong> onmogelijkste proeven te corrigeeren kreeg! En dat<br />

allemaal in het buitenland, Lausanne en Ba<strong>de</strong>n, zoodat ik half gek werd bij ie<strong>de</strong>re<br />

post. Enfin, dat is nu gele<strong>de</strong>n! Maar dat opgezweep is niet dienstig; als het kalmer<br />

gaat verbetert men nog hier en daar en nu gingen rezi<strong>de</strong>nten, ra<strong>de</strong>n-ajoes, Léonie en<br />

Eva etc etc, rts!!... <strong>de</strong> wereld in, zon<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


250<br />

omkijken hoor, ie<strong>de</strong>r met een schop achter hun <strong>de</strong>rrière (De <strong>de</strong>rrière van Léonie heeft<br />

in Holland veel bekijks en hoofdschud<strong>de</strong>ns veroorzaakt!!!) Enfin, ik ben blij, dat het<br />

boek, met zoo een bliksemsnelle geboorte, niet slechter is gewor<strong>de</strong>n dan het is, hoewel<br />

papa-auteur er vele slapheidjes in weet... Het heeft nogal succes in Holland, meer<br />

dan <strong>de</strong> Lijnen, die ze wel erg gelezen, besproken, beschreven hebben, maar altijd<br />

zeggen<strong>de</strong>, dat het een immoreel boek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer was. Daar ben ik het ook<br />

meê eens, maar <strong>de</strong> “huiskamer” is mij zoo een antipathiek vertrek, dat ik er<br />

ge<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>erd niet <strong>voor</strong> schrijven wil.<br />

Ik heb niets gelezen uit Indische couranten: kan je mij die Indische kritieken niet<br />

eens zen<strong>de</strong>n; toe, doe eens je best (Locomotief, Soerab. Cr. en Bat. couranten); schrijf<br />

eens wat briefkaartjes of ze er ook nummers nog van hebben: <strong>Louis</strong>tje weet van niets!<br />

Veen schijnt ook geen Indische bla<strong>de</strong>n te ontvangen.’<br />

Uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief vernemen wij ver<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> het in Nice erg prettig vond,<br />

maar dat het werken aan Babel nog niet erg wil<strong>de</strong> vlotten. Hij schreef namelijk: ‘En<br />

Nice is heerlijk, bijna te heerlijk, want je droomt hier weg in zon, zalige lucht; daarbij<br />

eten we heerlijk door mid<strong>de</strong>l van onze tali-birò (blauwe koord = Aline); zoodat het<br />

leven is éen zacht materialisme, met alleen <strong>de</strong>ze wroeging erin dat noch Betty noch<br />

ik iets uitvoeren dan eten, flaneeren, en nog eens flaneeren en eten... Oh, Madame,<br />

zegt <strong>de</strong> dokter, en zijn vrouw zegt het hem na: on sort... on sort... il y a le soleil... la<br />

mer... bleu.. bleu... et on sort... Zeg dat nu na met een vaag gebaar, een vage blik, en<br />

je hebt <strong>de</strong> stemming van een Niçoise flânerie... Je droomt hier weg. Toch ga ik - als<br />

leerling van Zola: nulla dies sine linea - ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> mijn schrijftafel zitten; <strong>de</strong><br />

i<strong>de</strong>eën zijn er wel, maar hand en pen flaneêren en trekken schotsche en scheve lijntjes,<br />

in plaats van sierlijke zinnen te cizeleeren...<br />

Wij ver<strong>de</strong>digen ons tegen te veel kennissen, maar het gaat niet: dan komt tante<br />

Marie met een Russische dame, dan Mevrouw Scheurleer met een jonge Rumeniër<br />

etc etc... Wij bin<strong>de</strong>n ons echter niet en beantwoor<strong>de</strong>n eerst nu na drie maan<strong>de</strong>n eenige<br />

visites: en dan excuzeeren we ons door te zeggen: nous sommes <strong>de</strong>s sauvages et nous<br />

nous sommes commandés <strong>de</strong>s tuniques en plumes rouges, bleues, vertes - zie je ons<br />

zoo à la Hiawatha loopen langs <strong>de</strong> Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais?? -, we weten niets van<br />

beschaaf<strong>de</strong> manieren!!! Zoo vervelend Stan, zooveel kennissen; Betty en <strong>Louis</strong> willen<br />

niet, eten thuis lekker<strong>de</strong>r dan in het Hôtel, bij Mevrouw<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


251<br />

Scheurleer, en wor<strong>de</strong>n vreeselijke huismossen, in hun gezellige huisje. Daar!’<br />

Twee dagen later, in een kerstbrief aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, schreef hij: 40 ‘Ik<br />

ben nu weer wat aan het werk, maar hoewel <strong>de</strong> geest fertiel is, <strong>de</strong> hand lui vanwege<br />

<strong>de</strong> zon en <strong>de</strong> blauwe lucht. Ik wil me nu ook aanwennen 's morgens uit te gaan, en<br />

's middags te werken, want met dat twee maal per dag flaneeren voer je niets uit. Het<br />

is hier wel een paradijs: verle<strong>de</strong>n zijn we naar Beaulieu getramd. Die parelblauwe<br />

lucht, zee, bloemen aan muren en hekken van villa's, rozen, bloeien<strong>de</strong> clematis, het<br />

is prachtig! Heel tevre<strong>de</strong>n alleen niet met <strong>de</strong> Niçoise leveranciers van gordijnen etc.,<br />

want dat gaat alles zóó langzaam.’<br />

Sociaal verkeer trachtte hij zoveel mogelijk te ontlopen. Van Booven vertelt dat<br />

hij een enkele keer <strong>de</strong> Félibres ontving, auteurs die het ou<strong>de</strong> Provençaals van <strong>de</strong><br />

troubadours <strong>voor</strong> hun werk gebruikten. 41 Soms ook ging hij op bezoek bij <strong>de</strong> al ten<br />

tonele gevoer<strong>de</strong>, mondaine huisarts, die ontvangsten hield en ‘thees’ gaf waar dan<br />

wel eens een koortje zong. Hoewel <strong>Couperus</strong> daar niet erg op belust was - ‘een beetje<br />

vol en benauwd, zoo een thee met koren’ - stel<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> winter zelf<br />

<strong>de</strong>rgelijke jours in, die 's middags om vijf uur begonnen. Dit had het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat<br />

hij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dagen van bezoek verschoond bleef.<br />

De avon<strong>de</strong>n bleven gereserveerd <strong>voor</strong> zijn lectuur. In die tijd las hij <strong>voor</strong>al Henryk<br />

Sienkiewicz, wiens historische romans veel opgang maakten. 42 Te vuur en te zwaard<br />

(1885) en De zondvloed (1886) wer<strong>de</strong>n gevolgd door het boek waar <strong>de</strong> Poolse<br />

schrijver <strong>voor</strong>al zijn roem aan dankt, Quo vadis? (1895). Deze laatste roman heeft<br />

<strong>Couperus</strong> zeer bewon<strong>de</strong>rd. Het <strong>voor</strong>nemen ook zelf ooit een groot historisch werk<br />

te schrijven, spelend in <strong>de</strong> Romeinse keizertijd, moet toen <strong>de</strong>finitief bij <strong>Couperus</strong><br />

hebben postgevat. Al sinds 1895 droom<strong>de</strong> hij van een <strong>de</strong>rgelijk boek. Als on<strong>de</strong>rwerp<br />

dacht hij aan keizer Heliogabalus. In 1905 schreef hij in een prospectus, dat <strong>de</strong> toen<br />

te verschijnen roman De berg van licht aankondig<strong>de</strong>: 43 ‘De roman van Heliogabalus<br />

[...] speel<strong>de</strong> mij reeds tien jaren lang door <strong>de</strong>n geest. Van af het eerste ogenblik, dat<br />

ik <strong>de</strong> ruïnes van Rome zag. [...] Maar ik dacht telkens, geduren<strong>de</strong> al die jaren: ik ben<br />

geen érudit, een “historische roman” te schrijven, is niets <strong>voor</strong> mij... Toch liet <strong>de</strong><br />

i<strong>de</strong>e mij niet los, kwam telkens weêr terug...’<br />

Ook in 1900 wist <strong>Couperus</strong> dat hij er nog steeds niet aan toe was. Zijn gebrekkige<br />

schoolopleiding en het evenmin geschoold zijn in methodiek<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


252<br />

van systematisch historisch on<strong>de</strong>rzoek speel<strong>de</strong>n hem parten. Hoe moest hij, <strong>de</strong><br />

dilettant, dit aanpakken? Als eerste aanzet probeer<strong>de</strong> hij Babel. Maar zelfs dit tamelijk<br />

eenvoudige verhaal kostte hem <strong>de</strong> grootste moeite. <strong>Een</strong> werkelijk historische novelle<br />

heeft hij er overigens niet mee beoogd, Babel hoort eer<strong>de</strong>r thuis in <strong>de</strong> reeks<br />

Psyche-Fi<strong>de</strong>ssa. Historiserend mag men het boekje echter toch wel noemen.<br />

De jaren in Nice, in rust en betrekkelijke afzon<strong>de</strong>ring doorgebracht, zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>' werk en ontwikkeling zeer vruchtbaar geweest. <strong>Een</strong> journalist van <strong>de</strong><br />

Écleireur heeft hem in zijn nieuwe huis eens een bezoek gebracht. Hoewel <strong>de</strong><br />

weergave van hun ontmoeting eerst uit 1904 dateert, geeft <strong>de</strong>ze een treffend algemeen<br />

beeld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Nice: 44 ‘De woning van een kunstenaar is volstrekt niet<br />

zomaar een onverschillige zaak. In <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> vertrouwelijke omgeving<br />

waar <strong>de</strong> dromen ontbloeien van <strong>de</strong> kunst, openbaart zich <strong>de</strong> geheime persoonlijkheid<br />

die sommige mensen angstvallig verborgen hou<strong>de</strong>n. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die zich op een<br />

afstand houdt van <strong>de</strong> mondaine en rumoerige stad, heeft <strong>de</strong> afgelegen Avenue<br />

Saint-Maurice gezocht, waarlangs hoge platanen staan die in <strong>de</strong> zomer een fris groen<br />

loverdak doen ontstaan. In <strong>de</strong> herfst lijken zij zich te kle<strong>de</strong>n in een gewaad van bruin<br />

gewor<strong>de</strong>n goud. In <strong>de</strong> winter rijzen zij op, kaal als schimmen van bomen. Instinctmatig<br />

heeft <strong>de</strong> romanschrijver <strong>de</strong> minst zui<strong>de</strong>lijke woonwijk gekozen om er te leven. Men<br />

heeft zo het gevoel dat hij in <strong>de</strong> war raakt door al te felle zon, door <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />

schakeringen van het volle middaglicht. Hij wordt in zijn gemoed pas weer geheel<br />

zichzelf tegen <strong>de</strong> nachtelijke uren, als <strong>de</strong> dag zich be<strong>de</strong>kt met een uiterst fijn ver<strong>de</strong>eld<br />

stof van duisternis. Dan zon<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> gesloten gordijnen hem af van <strong>de</strong> atmosfeer die<br />

buiten heerst. In het beschei<strong>de</strong>n licht <strong>de</strong>r lampen verschijnt het appartement in <strong>de</strong><br />

overzichtelijke or<strong>de</strong> die kenmerkend is <strong>voor</strong> een Hollandse woning, met <strong>de</strong> glanzen<br />

over meubilair en tafels van een merkwaardige mo<strong>de</strong>rne stijl, met <strong>de</strong> zachte rondingen<br />

<strong>de</strong>r stoelen in ge<strong>de</strong>mpte tinten, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> contouren van het Delfts aar<strong>de</strong>werk, het<br />

broze, kostelijke servies van antiek Chinees porselein waarop het wapen van <strong>de</strong><br />

schrijver is aangebracht. En, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze dingen, met hun ingetogen nuances,<br />

ontplooit een Javaanse stof, die als het gewaad is van een vorst of het kleed van een<br />

prinses, haar luister boven <strong>de</strong> schrijftafel.<br />

Deze stof is het symbool van <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> romancier. Op een on<strong>de</strong>rgrond van<br />

een zacht grijs, een tot materie gewor<strong>de</strong>n mist, zijn gou<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


253<br />

dra<strong>de</strong>n dooreengeweven, en <strong>de</strong> bijna versluier<strong>de</strong> inslag verzacht dat wat het goud<br />

alleen buitensporig zou doen zijn. Zo ook verbergen <strong>de</strong> zonovergoten ogenblikken<br />

bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een on<strong>de</strong>rgrond van melancholie. Want van zijn <strong>voor</strong>geslacht<br />

heeft hij een bekommerd gemoed geërfd, maar zijn verblijf in <strong>de</strong> koloniën en in<br />

Zuid-Europa. heeft belet dat hij al te zeer in droefenis zou blijven talmen, en, naast<br />

werken van een bittere waarheid in <strong>de</strong> waarneming, heeft hij sprookjes geschreven<br />

van een verfijn<strong>de</strong> poëzie.<br />

<strong>Een</strong> strenge élégance, een volmaakte keurigheid van manieren, geven <strong>de</strong> slanke<br />

blon<strong>de</strong> [?] romanschrijver dat verlei<strong>de</strong>lijke optre<strong>de</strong>n waarvan men ten onrechte meent<br />

dat slechts mannen van <strong>de</strong> wereld het erven. Daarbij voegt hij <strong>de</strong> bijna vrouwelijke<br />

zachtheid van een blik uit blauwe [??] ogen, <strong>de</strong> charme van woor<strong>de</strong>n die wat traag<br />

klinken door een heel licht vreemd accent, terwijl zijn vermoei<strong>de</strong> glimlach een soort<br />

van hoffelijk scepticisme verraadt. Hij spreekt volstrekt niet over zichzelf, en stelt<br />

men hem vragen, dan antwoordt hij met terughou<strong>de</strong>ndheid, beschei<strong>de</strong>nheid of<br />

misschien wel met <strong>de</strong> geringschatting van hem die het niet van nut acht over zichzelf<br />

te vertellen, daar hij meent dat iemands werk voldoen<strong>de</strong> getuigenis aflegt van zijn<br />

persoonlijkheid.’<br />

Zo woon<strong>de</strong>, leef<strong>de</strong> en droom<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in het eerste eigen huis dat hem echt<br />

beviel. Niet alleen zou hier Babel voltooid wor<strong>de</strong>n, spoedig zou ook <strong>de</strong><br />

indrukwekken<strong>de</strong> reeks van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen er ontstaan. Daarin zou hij<br />

veel verwerken van wat hem jarenlang in zijn eigen grote familie had beziggehou<strong>de</strong>n.<br />

Op een hoger plan gebracht zijn <strong>de</strong>ze levenservaringen niet alleen gewor<strong>de</strong>n tot een<br />

kroniek van Hollands leven in <strong>de</strong> hogere burgerkringen rond <strong>de</strong> eeuwwisseling meer<br />

in het algemeen gesproken, maar in wezen tot veel meer dan dat alleen: tot een<br />

tijdloze, meedogenloze weerspiegeling van ons eigen innerlijk.<br />

In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>jaarsnacht van het jaar 1900 had het fin-<strong>de</strong>-siècle per <strong>de</strong>finitie afgedaan.<br />

De twintigste eeuw brak aan. Maar <strong>de</strong> schaduwen van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zou<strong>de</strong>n<br />

toch nog lang blijven hangen en pas omstreeks 1914 opklaren.<br />

Eindnoten:<br />

1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 170 nr. 226.<br />

2 '7 juli 1900: <strong>Couperus</strong>. Vaas: ƒ 40,- Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw Tanja Martin.<br />

3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 171 nr. 227.<br />

4 I<strong>de</strong>m. 173 nr. 233.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 174 nr. 234.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 175 nr. 235.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 240.<br />

8 Bastet, Zuil, 82.<br />

9 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 176 nr. 237.<br />

10 Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad, 7 Juli 1900.<br />

11 Maatstaf II (1963), 168 nr. 20.<br />

12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 174 nr. 234.<br />

13 Brieven van begin mei af, culminerend in brief d.d. 20 juli 1900 (zie noot 12).<br />

14 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 175 nr. 235.<br />

15 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 176 nr. 237.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


17 ‘Ik bevestig, <strong>voor</strong> zooveel noodig, mijne beschikkingen ten behoeve van mijne echtgenoote,<br />

Elisabeth Johanna Wilhelmina Baud, vervat in onze huwelijksche <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n een en<br />

<strong>de</strong>rtigsten Augustus achttienhon<strong>de</strong>rd een en negentig ten overstaan van <strong>de</strong>n notaris Pieter Cato<br />

<strong>Louis</strong> Eikendal, alhier, verle<strong>de</strong>n. En aan die beschikkingen bij <strong>de</strong>ze uitbreiding willen<strong>de</strong> geven,<br />

verklaar ik bovendien aan mijne genoem<strong>de</strong> echtgenoote te legateeren, vrij van het recht van<br />

successie, primo: eene som van twintig duizend gul<strong>de</strong>n in contanten, aan haar uit te keeren<br />

uiterlijk twaalf maan<strong>de</strong>n nà mijn overlij<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r bijpassing van renten, met toekenning van<br />

<strong>de</strong> bevoegdheid aan mijne echtgenoote om <strong>voor</strong> dit bedrag of wel <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>elte daarvan,<br />

aan te koopen eene lijfrente te haren behoeve geduren<strong>de</strong> haar leven op haar lijf gevestigd en<br />

secundo: <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen, welke <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven mijner werken - ingevolge<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>swege met <strong>de</strong>n uitgever aangegane overeenkomst - zullen afwerpen, zoolang zij in het<br />

leven is; en zulks geheel door haar te genieten op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze, als waarop ik <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen,<br />

indien ik in leven ware, van mijnen uitgever zou<strong>de</strong> hebben genoten.’<br />

18 Voor Tjicoppo werd in 1883 een bedrag van ƒ 900 000,- gevraagd. Het heeft dus min<strong>de</strong>r dan<br />

een miljoen (van die tijd!) opgebracht. Papa ontving daarvan zelf echter slechts een ge<strong>de</strong>elte,<br />

6/52. Hij bezat daarnaast in Indië nog een huis, en had waarschijnlijk nog an<strong>de</strong>r kapitaal. Van<br />

wat zijn vrouw in 1893 naliet zal hij <strong>de</strong> helft plus een kinds<strong>de</strong>el ontvangen hebben. Elk kinds<strong>de</strong>el<br />

kwam neer op 6,25% van het totaal. Bij twintigduizend gul<strong>de</strong>n per kinds<strong>de</strong>el komt zijn vermogen<br />

neer op in ie<strong>de</strong>r geval ƒ 320 000,-, rond <strong>de</strong> eeuwwisseling zeer veel geld.<br />

19 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 177 nr. 240.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 240.<br />

21 I<strong>de</strong>m, 179 nr. 243.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 180; 179-181, nrs. 245-247.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 181 nr. 247; 178 nr. 240.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 181 nr. 247.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 182 nr. 250.<br />

26 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling door mevrouw Carla Biberle† kleindochter van Trudy Valette-<strong>Couperus</strong>.<br />

27 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza III, 170 noot I: ‘In Langs Lijnen van<br />

Gelei<strong>de</strong>lijkheid veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> corrector, op eigen gezag, overal waar ik van <strong>de</strong> salon sprak dit,<br />

hem vreemd <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong>, mannelijk geslacht in een onzijdig: het salon, wat ik niet geloof,<br />

dat iemand, die salons frequenteert, ooit zegt.’ - Amice, 160 nr. 539 d.d. 16 april 1914.<br />

28 Bastet, Zuil, 82 83.<br />

29 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 185 nr. 253.<br />

30 Zo heeft hij het althans verteld aan Henri Borel (Vad., 18 juli 1923). Wij hebben echter aangestipt<br />

dat hij op Java bij het zien van <strong>de</strong> Zandzee wellicht een allereerste impuls ontvangen heeft. -<br />

Blijkens een brief in het Letterk. Mus. heeft Borel op dinsdag 1 april 1902 bij <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong><br />

avenue Saint-Maurice ge<strong>de</strong>jeuneerd.<br />

31 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 185 nr. 253.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 186 nr. 254.<br />

33 Van Nouhuys herdrukte zijn recensie uit Het Va<strong>de</strong>rland van 28 oktober 1900 later in zijn Uren<br />

met schririjvers (1902), 44-59. <strong>Couperus</strong>' reactie - zeer interessant <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> hoofdthese van<br />

zijn roman beter wil begrijpen - is daar in zijn geheel te vin<strong>de</strong>n (53-56), met het beken<strong>de</strong><br />

commentaar van Van Nouhuys dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> aan het eind optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Brox-figuur niet goed<br />

zou hebben <strong>voor</strong>bereid, een opvatting die, hoewel zeer aanvechtbaar, later door <strong>Couperus</strong><br />

ge<strong>de</strong>eld werd (zie Twee<strong>de</strong> hoofdstuk, 4, noot 36).<br />

34 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 188 nr. 358; 187 nr. 255; 204 nr. 273.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 188 nr. 258. De band was ditmaal van J.J.C. Lebeau, zie Braches. Boek als N.K., 248,<br />

261, 374, 375, 508 (nr. 001120).<br />

36 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 189 nr. 258 (met noot 161). In 1900 zou zij Paul Kruger's Tocht publiceren<br />

(teksten en muziek).<br />

37 Brief in het Rijksarchief. Met bijzon<strong>de</strong>re dank aan <strong>de</strong> heer Guido Walraven, die mij daar<br />

vrien<strong>de</strong>lijk op wees (evenals op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief).<br />

38 Zie noot 36.<br />

39 Bastet, Zuil, 85-86<br />

40 V. Booven, Leven, 174.<br />

41 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 200 nr. 269.<br />

43 Amice, 72-73 nr. 405 a .<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


44 Bastet, Zuil, 193. L'Eclaireur, 2 januari 1904. - Zie reeds F.L. Bastet, ‘Vreem<strong>de</strong> ogen zien <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’ in Thema's <strong>voor</strong> een uitgever (1978; diverse auteurs), 7-9. - Knipsel in het<br />

Letterkundig Museum te Den Haag.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Der<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

255<br />

I 1901-1902<br />

Babel herschreven. Imperia. Het Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. ‘Trilogie’ van vier boeken: De boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen uit geldnood geschreven. Charles van Deventer contra van Deyssel.<br />

Vertalingen. Berthemont. Sprookjes uit Over lichten<strong>de</strong> drempels. Testament van<br />

papa. Carnaval. De zonen <strong>de</strong>r zon en Jahve. Met Van Nouhuys in Genève:<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland opgericht.<br />

II 1902-1903<br />

De wereld <strong>de</strong>r kleine zielen. G.L. Baud. De Haagse Surinamestraat. Nunspeet, Baarn.<br />

Krankzinnigheid van zijn oudste broer. Theosofismen. Lichtsymboliek in God en<br />

Go<strong>de</strong>n en Het heilige weten. Noodlot en reïncarnatie.<br />

III 1903-1904<br />

Met Ram in Rome. Extatische gedichten: Dionysos als verlosser. Vijf beel<strong>de</strong>n van<br />

Pan<strong>de</strong>r. Terug in Nice. Dionyzos, Endymion. Melancholie van Elisabeth. Opnieuw<br />

Venetië. In <strong>de</strong> bergen. Geldzorgen. L'ngonie van Jean Lombard. Met Trudy in Rome,<br />

Den Haag en Amsterdam. De grote transactie met Veen. Parijs, Barbizon, Nice. Van<br />

ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... Lot en Elly.<br />

IV 1904-1906<br />

L.S.A.M. von Römer. Weer in Rome. De berg van licht. Prospectus. Bij Cyriel<br />

Buysse. Parijs, Nice en vergeefse plannen <strong>voor</strong> Egypte. Vernietigend Gidsartikel<br />

door <strong>de</strong> Scharten Antinks. Sonnetten. Vertrek uit Villa Jules. Bagni di Lucca. De<br />

drie Italiaanse vriendinnen Garzes / Lodomez. Verloren brieven. ‘Orlando?’ Aan <strong>de</strong>n<br />

weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. Twintig jaar Jonger.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


256<br />

V 1906-1908<br />

Laatste bezoek aan Ouida. Palazzo Niccolini, Florence. Dr. H.M.R. Leopold. Dr.<br />

Gisbert Brom en het Ne<strong>de</strong>rlands Instituut te Rome. Luigi Siciliani. Assisi. Met Ram<br />

naar Napels en Capri. Bezoek uit Indië. Nogmaals Venetië. Ernstige moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />

met Veen. Artistieke impasse en geldzorgen. Ziekte van Elisabeth. Pensionplannen<br />

in Nice. Korte verhalen. De lof van <strong>de</strong> leugen. De Orlandojaren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1901-1902]<br />

257<br />

Het elegante Nice gaf <strong>Couperus</strong> volop gelegenheid zich als dandy uit te leven.<br />

Enerzijds was hij, in het verborgene, <strong>de</strong> har<strong>de</strong> werker. An<strong>de</strong>rzijds toon<strong>de</strong> hij zich<br />

aan <strong>de</strong> wereld als <strong>de</strong> quasi oppervlakkige flaneur. Het een wissel<strong>de</strong> het an<strong>de</strong>r af. Zijn<br />

zwager Gerard Valette heeft hem later eens als volgt beschreven, in een literair portret<br />

dat het artikel in <strong>de</strong> Éclaireur goed aanvult: 1 ‘Steeds een man van zijn huis, niet wat<br />

in <strong>de</strong> dagen van wijlen Alexan<strong>de</strong>r VerHuell ook in ons land een “viveur” heette.<br />

Vergist u om Godswil niet! Geen man van chambrecloack en pantoffels; misschien<br />

liet hij zich liever geeselen. Hij is, ook tehuis en op welk uur van <strong>de</strong>n dag men hem<br />

tegen komt, met zorg gekleed, met coquetterie. Zijn coin <strong>de</strong> feu is <strong>de</strong>licieus van snit<br />

en kleur. Zijn marokijnen huisschoenen zijn gevolgd naar een elegant<br />

renaissance-mo<strong>de</strong>l. Hij moet tweemaal daags flaneeren, - neen, niet buiten! - in<br />

drukke straten met schittierend winkels, over een boulevard, langs een Jetée, een<br />

Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais, met mooie, chic getoiletteer<strong>de</strong> vrouwen en mannen met het<br />

uiterlijk cachet van <strong>de</strong>n gentleman. Hij heeft er behoefte aan als aan lucht en licht.<br />

Wanneer het dreigt te gaan regenen op zijn wan<strong>de</strong>luren, voelt hij zich, - neen echt,<br />

diep ongelukkig. Hij kán er niet tegen. Het carnaval, drukte en vroolijkheid van feest,<br />

hij is er dol op, flirt er met <strong>de</strong> gran<strong>de</strong>s dames, die hij in half Europa leer<strong>de</strong> kennen<br />

en met een vrien<strong>de</strong>lijke uitgelaten midinette, die <strong>voor</strong>bijkomt. Gran<strong>de</strong>s dames,<br />

naaisters, hoe<strong>de</strong>nmaakstertjes, ze vin<strong>de</strong>n hem allen charmant. “Et puis”, verzeker<strong>de</strong><br />

mij in Nice een Parisienne, “il ne tombe jamais amoureux <strong>de</strong> vous, <strong>Louis</strong>. C'est<br />

épatant.”’ Deze dame moet haar naïeve kanten gehad hebben...! Valette teken<strong>de</strong> dit<br />

portret kennelijk uit zijn herinneringen aan een verlofperio<strong>de</strong>. Maar het is kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' hele verblijf in Nice.<br />

Aan <strong>de</strong> Rivièra voel<strong>de</strong> hij zich thuis en in alle opzichten in zijn element. Dit was<br />

<strong>voor</strong> hem een noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> tot creativiteit. Even<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


258<br />

hard nodig waren een zekere evenwichtigheid en, <strong>voor</strong>al, zelfverzekerdheid. Ook<br />

die had hij bereikt. Levensproblemen meen<strong>de</strong> hij overwonnen te hebben. Met zijn<br />

afwijken<strong>de</strong> seksualiteit had hij zich ten enen male verzoend. De huwelijkssituatie<br />

met Elisabeth, die aan hem <strong>voor</strong>al ook economisch gebon<strong>de</strong>n was - <strong>Couperus</strong> bezat<br />

het kapitaal, <strong>Couperus</strong> verdien<strong>de</strong> het geld; Elisabeth voeg<strong>de</strong> er zelf maar zel<strong>de</strong>n iets<br />

aan toe met haar vertalingen - was <strong>voor</strong> hem een heel gelukkige. Zij ken<strong>de</strong>n elkaar<br />

door en door en wisten wat zij aan elkan<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n. Zolang Elisabeth niet met fysieke<br />

of an<strong>de</strong>re moeilijkhe<strong>de</strong>n kampte, was zij tevens zijn secretaris die zijn werk in het<br />

net overschreef, opdat <strong>de</strong> zetters het goed kon<strong>de</strong>n drukken en <strong>Couperus</strong> niet geplaagd<br />

werd door van fouten wemelen<strong>de</strong> drukproeven. Ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed zij het huishou<strong>de</strong>n,<br />

beheer<strong>de</strong> <strong>de</strong> financiën, zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> alles en schreef waarschijnlijk ook <strong>de</strong> meeste<br />

brieven naar <strong>de</strong> familie in Indië en in Ne<strong>de</strong>rland. Dit maakte het <strong>Couperus</strong> mogelijk<br />

prettig te leven en te werken. Geldproblemen waren er wel steeds. Maar met <strong>de</strong> hoge<br />

honoraria die hij bedong en kreeg, en het overlij<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r in het toch wel<br />

nabije <strong>voor</strong>uitzicht, waren zelfs die niet wérkelijk zorgwekkend. Het zachte klimaat<br />

<strong>de</strong>ed er ver<strong>de</strong>r het zijne toe.<br />

Ondanks dit alles wil<strong>de</strong> het met Babel, waar <strong>Couperus</strong> in oktober aan begonnen<br />

was in <strong>de</strong> weken van aanpassing aan <strong>de</strong> nieuwe omstandighe<strong>de</strong>n, niet erg vlotten.<br />

Over <strong>de</strong> tamelijk beknopte tekst heeft hij bijna vijf maan<strong>de</strong>n gedaan. Het is een <strong>de</strong>r<br />

weinige boeken die door hem herschreven zijn, toen het verhaal hem na eerste<br />

voltooiing niet vol<strong>de</strong>ed. Op 24 januari 1901 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 2 ‘Babel was al een<br />

maand gele<strong>de</strong>n af... Maar ik ben er niet tevre<strong>de</strong>n over en heb het heele verhaal<br />

overgewerkt en nu wordt het goed. Mocht ge het dus in het <strong>voor</strong>jaar willen uitgeven,<br />

dan kan dat [...]. Het is iets als een droom, een cauchemar, maar an<strong>de</strong>rs erg braaf<br />

geschreven.’ Tien dagen later noem<strong>de</strong> hij het nog steeds ‘een moeilijk ding’, en pas<br />

op 12 februari kon hij met een zucht van verlichting zeggen: 3 ‘Bibel is klaar.’<br />

Intussen was hij in <strong>de</strong>cember begonnen aan ‘een mysterie-spel van <strong>de</strong> vijf zon<strong>de</strong>n’,<br />

met als titel Imperia. 4 De naam van dit satanische wezen zou hij later overdragen op<br />

zijn poes. Het mysteriespel zelf is afwisselend in poëzie en proza geschreven. Hoewel<br />

hij er aanvankelijk in zwolg, heeft hij het drakerige stuk nooit voltooid. Halverwege<br />

vatte hij ineens heel an<strong>de</strong>re plannen op, <strong>voor</strong> een groot, nieuw werk, dat niet alleen<br />

meer inhoud beloof<strong>de</strong> maar tevens meer geld. 5 Imperia kunnen wij een apocalyptische<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


259<br />

fantasmagorie noemen. Dat het niet meer dan een torso is gebleven, zij het dan nog<br />

altijd een torso van flinke afmetingen, hoeven wij nauwelijks te betreuren. De invloed<br />

van Flauberts La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine is onmiskenbaar, maar dat werkt allerminst<br />

ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>le, wat immers ook had gekund. Imperia mist ten enen male <strong>de</strong><br />

geserreerdheid van het Franse <strong>voor</strong>beeld. Figuren als Satan, Dis, Gog en Magog,<br />

Bel, naast motieven als heksensabbat, reien van engelen en zon<strong>de</strong>n die als<br />

personificaties optre<strong>de</strong>n, dit alles stamt in zijn algemeenheid uit het <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte<br />

repertoire van <strong>de</strong> late negentien<strong>de</strong> eeuw waar <strong>Couperus</strong> zich, althans wat een <strong>de</strong>el<br />

van zijn werk betreft en al naar gelang zijn luimen ston<strong>de</strong>n, graag door liet<br />

beïnvloe<strong>de</strong>n. Het resultaat bevredig<strong>de</strong> noch <strong>de</strong> lezers van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, noch<br />

hemzelf, noch ook <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne lezer, die zich verbaast over zoveel rimram.<br />

Mutatis mutandis geldt <strong>voor</strong> Babel hetzelf<strong>de</strong>, maar hier is meer aan <strong>de</strong> hand. Dit<br />

boekje wordt gekenmerkt door een strekking die in <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling past.<br />

Het bouwen aan <strong>de</strong> toren van Babel is het centrale gegeven. Steeds weer is er sprake<br />

van bouwmeesters en hun han<strong>de</strong>lingen. Dat er in <strong>Couperus</strong>' familie zeer veel<br />

vrijmetselaars vallen aan te wijzen, lijkt in Babel zijn sporen te hebben nagelaten,<br />

ook al was hij zelf nimmer lid van een loge. 6 <strong>Een</strong> manlijke en een vrouwelijke<br />

hoofdgod. Baäl en Astarte, beheersen proloog, epiloog en <strong>de</strong> ontwikkelingen van het<br />

verhaal daartussen. In een <strong>de</strong>lireren<strong>de</strong> stijl vertelt dit hoe <strong>de</strong> toren oprijst. <strong>Een</strong><br />

koningszoon, Cyrus, die van een her<strong>de</strong>rlijke onschuld is maar door hoogmoed<br />

gedreven wordt eraan mee te bouwen, weigert <strong>de</strong> slaven die het eigenlijke werk<br />

moeten doen af te ranselen. Halverwege wankelt zijn hoogmoed, hij weet niet meer<br />

of hij hoger moet stijgen tot <strong>de</strong> godheid of af moet dalen om <strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mensheid<br />

bij te staan. <strong>Een</strong> opperbouwmeesteres, Idonia, tracht hem er toe te verlei<strong>de</strong>n zijn<br />

opwellend me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> zwoegers te verguizen. Hij doodt haar echter en keert<br />

terug naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> epiloog balsemt Astarte dit Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met haar tranen en<br />

zij smeekt Baäl het niet te verschroeien.<br />

Cyrus - en hier hebben wij weer met een woordspel te maken: <strong>de</strong> naam <strong>Couperus</strong><br />

is maar weinig langer! - wendt zich, zo zegt <strong>de</strong> tekst, 7 ‘tot <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n,<br />

millioencn, milliar<strong>de</strong>n... hij gaat en zijn han<strong>de</strong>n zijn open, zijn ziel is open, om hen<br />

te ontvangen!’ Babel dankt zijn ontstaan zoals gezegd aan een bouwwerk dat <strong>Couperus</strong><br />

zelf in Nice zag verrijzen. We kunnen vaststellen dat het min<strong>de</strong>r dit gebouw is<br />

geweest, dat hem zo<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


260<br />

geboeid heeft, dan het zware werk van <strong>de</strong> zich afbeulen<strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong> zag<br />

hun tragische rol. Babel is daarmee een symbolisch verhaal van sociale bewogenheid<br />

gewor<strong>de</strong>n, geschreven door een auteur die <strong>voor</strong> alles door me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n werd gedreven.<br />

<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich verwant aan <strong>de</strong>ze slaven. Zijn eigen werk zag hij niet an<strong>de</strong>rs.<br />

Op vergelijkbare wijze zou hij zich jaren later vereenzelvigen met <strong>de</strong> grootste zwoeger<br />

in <strong>de</strong> antieke mythologie, Herakles.<br />

De Cyrus van Babel heeft <strong>Couperus</strong> intensief beziggehou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk<br />

hierna geschreven romancyclus De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen zou hij eveneens, zoals<br />

wij zullen zien, één i<strong>de</strong>ale figuur door <strong>de</strong> hele historie heen centraal stellen. Dat is<br />

niet Constance van <strong>de</strong>r Weclke, maar haar zoon Addy. Niet <strong>voor</strong> niets heeft hij <strong>de</strong>ze,<br />

aan het begin van <strong>de</strong> twintigste eeuw, letterlijk ook ‘De man <strong>de</strong>r eeuw’ willen<br />

noemen. 8 Dat hij van die ongelukkige titel is afgestapt doet aan <strong>de</strong> betekenis ervan<br />

niets af.<br />

Babel is daarmee in zekere zin te beschouwen als een proloog tot <strong>de</strong> nog uit te<br />

werken romancyclus. Op 3 februari 1901 schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 9 ‘Plannen, ja<br />

plannen zijn er: <strong>voor</strong> een Hollandsche familie-roman, een soort trilogie, in 3 <strong>de</strong>elen<br />

misschien, maar met afzon<strong>de</strong>rlijke titels, zoodat ge ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el apart kunt uitgeven...<br />

Maar het zijn nog maar plannen, want eerst moet Babel af en goed zijn.’ Hoe sterk<br />

hij zich intussen al op <strong>de</strong> cyclus concentreer<strong>de</strong>, blijkt uit <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling die daar dan<br />

onmid<strong>de</strong>llijk op volgt: ‘Misschien is er I <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> trilogie met het najaar wel af,<br />

want ik heb toch een 8 maan<strong>de</strong>n om het te schrijven, maar natuurlijk kan ik U niets<br />

vasts belooven.’<br />

In een brief van 12 februari, 10 waarin hij mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat Babel voltooid was - hij<br />

voeg<strong>de</strong> er als suggestie aan toe dat Jan Toorop er misschien wel een band <strong>voor</strong> zou<br />

willen ontwerpen; in<strong>de</strong>rdaad heeft <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> opdracht gekregen en uitgevoerd 11 -,<br />

vertel<strong>de</strong> hij tevens iets meer over <strong>de</strong> te schrijven cyclus, die hij ditmaal aanduid<strong>de</strong><br />

met ‘grote roman’. Niet dat hij iets na<strong>de</strong>rs losliet over <strong>de</strong> inhoud, die hem toen nog<br />

maar vaag <strong>voor</strong> ogen stond. Voorlopig ging het hem <strong>voor</strong>al om een berekening van<br />

het honorarium. <strong>Couperus</strong> zat maar steeds te cijferen. Vele jaren later zou hij aan<br />

Henri Borel opbiechten dat De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen in allereerste instantie<br />

geschreven zijn om het geld dat hij er mee hoopte te verdienen. 12 Dit klopt met wat<br />

<strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever laten zien. Allerlei financiële <strong>voor</strong>stellen aan Veen<br />

wer<strong>de</strong>n op 26 maart gemotiveerd met <strong>de</strong> verklaring: 13 ‘Indische reis, ziekte <strong>de</strong>r vrouw,<br />

installatie, dat heeft het hem alles<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


261<br />

gedaan; en gaarne zou ik dit jaar zoo min mogelijk bij Scheurleer toucheeren, om<br />

niet heelemaal in <strong>de</strong> war te komen. Nu gaat het leven rustigjes <strong>voor</strong>t: verstand en<br />

gezondheid komen terug; <strong>de</strong> meubels staan er; <strong>de</strong> vrouw geniet na haar lange ziek<br />

zijn van haar eigen home, en <strong>de</strong> herinneringen aan <strong>de</strong> reis naar haar geboorteplek;<br />

en <strong>de</strong> financiën zullen in 1½ jaar ook heel wat beter staan. Maar dien tijd is het nog<br />

krabben. Gelukkig is het leven te Nice - niet als vreem<strong>de</strong>ling, maar als inwoner - niet<br />

duur, en we leven als kluizenaars. Ziedaar <strong>de</strong> bekentenis!’<br />

Hij dacht nu niet zozeer meer aan een trilogie, als wel aan een boek in twee forse<br />

<strong>de</strong>len. De roman zou De familie en <strong>de</strong> kennissen moeten gaan heten, eventueel met<br />

twee afzon<strong>de</strong>rlijke on<strong>de</strong>rtitels: 14 ‘eén in najaar 1901, éen in <strong>voor</strong>jaar 1902., <strong>voor</strong> ƒ<br />

5000,-, elk boek berekend op een omvang groote-roman (± 200 bl. van mijn copie).<br />

[...] Ik werk geregeld <strong>voor</strong>t aan De Familie en <strong>de</strong> kennissen naar het <strong>voor</strong>beeld van<br />

Meester Zola: Nulla dies sine linea. Het is prettig werken als men er geregeld in<br />

blijft; in Indië werd het schrijven telkens on<strong>de</strong>rbroken, en was ik er telkens uit. Het<br />

boek speelt in Den Haag, als ge wilt genre Eline Vere, maar rijper; in côterieën half<br />

Indisch, half Hollandsch, een meer werkelijke maatschappij, dan die van Eline, die<br />

nog gezien werd door <strong>de</strong>n humbug heen <strong>de</strong>r jongere jaren! Helaas, ze zijn weg, die<br />

jaren!’<br />

Tien dagen later had hij ineens een an<strong>de</strong>re titel bedacht, die <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve zou<br />

wor<strong>de</strong>n: 15 ‘Ik zal <strong>de</strong> boeken noemen met <strong>de</strong>n algemeenen titel: De Boeken <strong>de</strong>r Kleine<br />

Zielen. Het eerste werk heet dan: De Familie en <strong>de</strong> Kennissen. Er zijn een 80<br />

bladzij<strong>de</strong>n van geschreven en mijn vrouw - <strong>de</strong> strengste recensent, die ik heb - was<br />

zeer tevre<strong>de</strong>n over dat begin. We zullen dus hopen, dat het iets moois wordt.’ Deel<br />

twee zou De late lief<strong>de</strong> moeten gaan heten. Maar <strong>de</strong>ze wat banale titel werd weldra<br />

veran<strong>de</strong>rd in Het late leven.<br />

Het oorspronkelijke concept heeft <strong>Couperus</strong> vervolgens, terwijl hij dit twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el<br />

aan het schrijven was, ineens aanmerkelijk uitgebreid. Op 15 juni 1901 kon hij Veen<br />

triomfantelijk mee<strong>de</strong>len: 16 ‘De Familie en <strong>de</strong> kennissen zijn gereed en wor<strong>de</strong>n<br />

gelei<strong>de</strong>lijk overgeschreven, en aan Het Late Leven ben ik begonnen.’ Zo vlug ging<br />

dat, als hij tijd en rust had en zich goed voel<strong>de</strong>. Maar tevens verblufte hij zijn uitgever<br />

met dit nieuws: ‘De Boeken <strong>de</strong>r Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven<br />

wor<strong>de</strong>n; dus met III en IV [waar<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op dat moment nog geen titels bedacht<br />

had] kom ik later bij U aan.’ Hij voeg<strong>de</strong> er nog aan toe: ‘Mijn vrouw, - streng-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


262<br />

ste recensent, die ik heb - was zeer tevre<strong>de</strong>n over De Fam. en <strong>de</strong> kennissen en vond<br />

in het begin van Het Late Leven veel moois. In boek III gebeuren <strong>de</strong> groote tragedies;<br />

in boek IV is mijn kleine held, nu 13 Jaren, een man. - Zoo ge kans ziet I en II<br />

tegelijkertijd in Nov. a.s. te geven, zoudt ge, “als God het wil”, III en IV <strong>voor</strong> het<br />

volgen<strong>de</strong> jaar hebben...’<br />

Hier zijn we getuige van <strong>Couperus</strong>' bijna ongelooflijke werkkracht, van zijn niet<br />

uit het lood te slaan evenwicht, als het er op aankwam, en zijn doorzettingsvermogen.<br />

Al schrijven<strong>de</strong> moet hij steeds meer mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn gaan zien in <strong>de</strong> stof die hij<br />

on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n had. Hij begreep dat een organische ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis van<br />

<strong>de</strong> kleine held - Addy van <strong>de</strong>r Welcke - bovendien om een langer tijdsverloop binnen<br />

<strong>de</strong> roman vroeg dan hij aanvankelijk overwogen had. Dit betekent dat <strong>Couperus</strong><br />

slechts van een zeer summier opgesteld concept kan zijn uitgegaan. Naarmate hij<br />

vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, heeft hij het bijgesteld. Dat zijn boek daarmee ten <strong>de</strong>le een toekomstroman<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n, namelijk zodra hij Addy een te hoge leeftijd zou laten krijgen,<br />

heeft hij niet helemaal <strong>voor</strong>zien. 17 Hij trachtte dit probleem wel enigszins te<br />

on<strong>de</strong>rvangen door het begin van het eerste <strong>de</strong>el niet op een exact jaartal te fixeren,<br />

of het door een vaststaan<strong>de</strong> contemporaine gebeurtenis die in het boek genoemd<br />

wordt - zoals <strong>de</strong> aardbeving op Ternate in De stille kracht - an<strong>de</strong>rszins nauwkeurig<br />

te dateren. Bij Eline Vere waren problemen van <strong>de</strong>ze aard nog enigszins te overzien<br />

geweest, en ze zijn daar ook bevredigend opgelost. Bij een zo omvangrijke cyclus<br />

lagen echter heel wat meer gevaren op <strong>de</strong> loer.<br />

Eind juni wijzig<strong>de</strong> hij ter elf<strong>de</strong>r ure bovendien <strong>de</strong> titel van het eerste <strong>de</strong>el: 18 ‘De<br />

titel F. en K. bevalt mij in eens niet bizon<strong>de</strong>r: ook zie ik Haverschmidt, Familie en<br />

Kennissen!!!’ Hij stel<strong>de</strong> Veen nu <strong>voor</strong> dit te wijzigen in De kleine zielen, wat het<br />

uitein<strong>de</strong>lijk ook gewor<strong>de</strong>n is. Het late leven liet hij. Wat <strong>de</strong> laatste twee <strong>de</strong>len betreft:<br />

‘Voor iii en IV zit ik mij ziek te <strong>de</strong>nken, hoewel ik precies weet hoe <strong>de</strong> boeken wor<strong>de</strong>n,<br />

vind ik nog geen on<strong>de</strong>rtitels. Wij zoeken nog... [...] Het late leven vor<strong>de</strong>rt goed en<br />

wordt... heel mooi, al zeg ik het zelf. Ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken zullen goed wor<strong>de</strong>n,<br />

zullen we hopen. Mijn vrouw heeft het directrice-schap <strong>de</strong>r Copie weêr aanvaard:<br />

gelukkig! Ik dicteer: zoo blijven <strong>de</strong> oogen gespaard.’ - Voor het vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>el overwoog<br />

hij op 28 juni als titel 19 ‘...misschien: De Man <strong>de</strong>r Eeuw... maar dat is nog onzeker...<br />

Dat is dus mijn kleine held van toen...’ Pas op 3 oktober kwam hij met <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve<br />

titels: 20 ‘Zielenschemering (Boek III.) Het Heilige Weten (Boek IV.)’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


263<br />

Strikt biografisch genomen is dit jaar 1901 weinig interessant. <strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> sterk<br />

met en <strong>voor</strong> zijn werk, en bovendien ook in zijn werk. Voor enige opwinding zorg<strong>de</strong><br />

Charles van Deventer, eerst met een waar<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> bespreking in De Locomotief van<br />

De stille kracht 21 ; toen Van Deyssel daarop in maart 1901 een schotschrift tegen <strong>de</strong>ze<br />

roman publiceer<strong>de</strong>, klom Van Deventer nogmaals in <strong>de</strong> pen. Van Deyssel namelijk,<br />

die in één moeite door ook Langs lijnen in <strong>de</strong> vuilnisbak meen<strong>de</strong> te moeten <strong>de</strong>poneren,<br />

gewaag<strong>de</strong> van ‘geacci<strong>de</strong>nteer<strong>de</strong>, lagere belangstelling gaan<strong>de</strong> maken<strong>de</strong><br />

would-be-symbolistische en -mystische romans’, die hij als kunst of literatuur ellendig<br />

vond. De heer <strong>Couperus</strong>, die volgens Van Deyssel reeds in <strong>de</strong> koningsromans proza<br />

van verkou<strong>de</strong>n kappers en vervoer<strong>de</strong> Panopticum-beeldhouwers had geloosd, was<br />

naar zijn mening nu geheel verwor<strong>de</strong>n tot ‘een gewone he<strong>de</strong>ndaagsche dandy, die<br />

liefhebbert in kunst’. Hij meen<strong>de</strong> dan ook zeker te weten, 22 ‘dat als over hon<strong>de</strong>rd jaar<br />

iemant met verstand van Literatuur in Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van dézen tijd zal<br />

schrijven, hij zal schrijven dat er ook nog een min<strong>de</strong>rerangsche feuilleton- of<br />

romanschrijver, genaamd <strong>Couperus</strong>, leef<strong>de</strong>, die in zijn jeugd echter wel wat goeds<br />

heeft gemaakt.’ <strong>Een</strong> nu volstrekt vergeten roman van G. van Hulzen daarentegen,<br />

kwalificeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Amsterdamse criticus als 23 ‘koel en zuiver evenals drinkwater, na<br />

al <strong>de</strong> laffe en wee geparfumeer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>likeur’.<br />

We<strong>de</strong>rom in De Locomotief nam Van Deventer het op 10 mei op briljante en<br />

overtuigen<strong>de</strong> wijze in een regelrecht tegen Van Deyssel gericht betoog <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />

op. 24 Van Deyssels benepen kritiek op juist een boek als De stille kracht noem<strong>de</strong> hij,<br />

en niet ten onrechte, ‘een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> u, een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> uw tijdschrift [het<br />

Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift], een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur en uw land. Gij, die<br />

<strong>Couperus</strong> verwijt op <strong>de</strong>n lageren smaak van het publiek te werken, gij zijt zelf als<br />

dat lagere publiek.’ Van Deventer eindig<strong>de</strong> zijn ver<strong>de</strong>diging met <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong> dat Van<br />

Deyssel een zeer onbetrouwbaar en waanwijs criticus was gebleken, die getoond had<br />

niet in staat te zijn het grote van een ongemeen boek te zien. - Nog in september van<br />

hetzelf<strong>de</strong> Jaar werd Van Deventers artikel herdrukt in Veen's Nieuws, en wel op<br />

aanra<strong>de</strong>n van... <strong>Couperus</strong> zelf, die het, zoals hij het uitdrukte, een genereuze<br />

ver<strong>de</strong>diging vond. 25 Overigens had hij persoonlijk Van Deyssels aanval al<br />

quasi-achteloos met een geringschattend ‘allermakst artikeltje, vind ik’ afgedaan.<br />

Hij had wel interessantere dingen om zich mee bezig te hou<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


264<br />

Majesteit bij <strong>voor</strong>beeld - door Van Deyssel ook nog weer eens on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige<br />

schimpscheuten van stal gehaald - zou in het najaar nu toch ein<strong>de</strong>lijk een geïllustreer<strong>de</strong><br />

herdruk beleven. Veen had zoals wij zagen W.F.A.S. Vaarzon Morel daartoe een<br />

opdracht gegeven. (Het zou echter tot 1904 duren.) Goed nieuws, maar dan van heel<br />

an<strong>de</strong>re aard, kreeg hij ver<strong>de</strong>r van een Duitse vertaler uit München, Georges Khnopff,<br />

die het plan had opgevat alle werken van <strong>Couperus</strong> in het Frans te vertalen. 26 Honoraria<br />

zou<strong>de</strong>n zij samen <strong>de</strong>len. Helaas is het bij een illusie gebleven. Aan vertalingen van<br />

zijn werk heeft <strong>Couperus</strong> nooit veel verdiend. De Italiaanse bewerking van<br />

Wereldvre<strong>de</strong> door Dina gravin Di Sor<strong>de</strong>volo bleek tamelijk goed van kwaliteit te<br />

zijn maar lever<strong>de</strong> financieel nauwelijks iets op: <strong>de</strong> contessa zond <strong>Couperus</strong> in het<br />

begin van 1902 hon<strong>de</strong>rd lire. 27<br />

Toch bleef hij opgewekt. Na een niet zo zonnige winter als hij gehoopt had - ‘wij<br />

hebben drie maan<strong>de</strong>n lang gehad donkere luchten, en regen, en daar<strong>voor</strong> zit je nu in<br />

Nice!’ 28 - braken <strong>voor</strong>jaarsachtige dagen aan. Veen, in Amsterdam, annonceer<strong>de</strong> hem<br />

<strong>de</strong> geboorte van zijn eerste kind, Maria Theresia, in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling Mica. De Jonge<br />

va<strong>de</strong>r kreeg prachtige bloemen van <strong>de</strong> Rivièra gestuurd en bedankte er <strong>Couperus</strong><br />

hartelijk <strong>voor</strong>. Pijnlijk genoeg moest <strong>de</strong>ze hem echter bekennen dat noch hij noch<br />

Elisabeth op die aardige gedachte waren gekomen. Later bleek dat kennissen van<br />

Veen, op doorreis in Zuid-Frankrijk, er <strong>voor</strong> bedankt had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n. Met<br />

Sint-Nicolaas heeft <strong>Couperus</strong> toen maar een doos gekonfijte vruchten gestuurd, waar<br />

Mica overigens niets van kreeg: Veen en zijn vrouw aten alles zelf op.<br />

In <strong>de</strong> tuin begonnen met grote overdaad <strong>de</strong> rozen te bloeien. <strong>Couperus</strong> liet zich<br />

door die weel<strong>de</strong> echter niet van <strong>de</strong> wijs brengen en werkte met alle discipline die hij<br />

zich aangewend had aan zijn romancyclus <strong>voor</strong>t. Elisabeth, die zich wat beter voel<strong>de</strong>,<br />

wil<strong>de</strong> nu ook graag iets te doen hebben, naast haar huishou<strong>de</strong>lijke bezighe<strong>de</strong>n. Zij<br />

overwoog van S. Meresjkowsky La mort <strong>de</strong>s dieux (1896) te vertalen, of, toen iemand<br />

an<strong>de</strong>rs daar al mee bezig bleek te zijn, een boek van Sienkiewicz. 29 Stuk <strong>voor</strong> stuk<br />

schitteren<strong>de</strong> romans, gaf <strong>Couperus</strong> als zijn commentaar: ze kon<strong>de</strong>n zelfs <strong>voor</strong><br />

jongensboeken doorgaan mits men in <strong>de</strong> tekst dan maar rigoureus een aantal ál te<br />

wre<strong>de</strong> passages schrapte (!). Het kwam er echter niet van. Elisabeth, die werkelijk<br />

buitengewoon scheel was, tob<strong>de</strong> chronisch met haar ogen. Nu eens <strong>de</strong><strong>de</strong>n die het<br />

wel, dan weer niet. Nu eens ko-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


265<br />

pieer<strong>de</strong> zij dus het nieuwe werk van haar echtgenoot, dan weer weiger<strong>de</strong> zij hem alle<br />

diensten. Zij maakte dan grève, zo drukte <strong>Couperus</strong> het uit.<br />

Tegen <strong>de</strong> te verwachten zomerhitte zagen zij nogal op. Op Java had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong><br />

warmte slecht verdragen. Voor Elisabeths gezondheid beloof<strong>de</strong> het niet veel goeds.<br />

Zo werd het plan geboren om geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n juli en augustus <strong>de</strong> koele bergen<br />

op te zoeken. Veel zin had <strong>Couperus</strong> er eigenlijk niet in, maar het moest. Daar <strong>de</strong><br />

Alpes Maritimes zo nabij waren, kon hij gelukkig tamelijk dicht bij huis blijven en<br />

een al te dure reis ontlopen. De keus viel op Berthemont, in <strong>de</strong> Vallée <strong>de</strong> la Vésubie.<br />

Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek liet <strong>Couperus</strong> een exemplaar van Babel aan Johan Ram<br />

sturen, per adres Zeist, waar diens va<strong>de</strong>r woon<strong>de</strong>. Hij wist namelijk niet precies waar<br />

Ram, nu kapitein <strong>de</strong>r grenadiers, op dat ogenblik ge<strong>de</strong>tacheerd was. 30 Wel was zijn<br />

vriend toen al teruggekeerd uit Zuid-Afrika: op 15 <strong>de</strong>cember heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Vereeniging ter beoefening van <strong>de</strong> Krijgswetenschap een lezing over zijn ervaringen<br />

in <strong>de</strong> Transvaalse Oorlog gehou<strong>de</strong>n. 31 Hun relatie was, hoewel niet verkoeld, toch in<br />

een wat min<strong>de</strong>r vertrouwelijke fase aangeland. <strong>Couperus</strong>' huwelijk en hun bei<strong>de</strong>r<br />

ook ver<strong>de</strong>r zo uiteenlopen<strong>de</strong> levens waren oorzaak dat zij onvermij<strong>de</strong>lijk uit elkaar<br />

groei<strong>de</strong>n. Het bleef bij nu en dan eens een brief zon<strong>de</strong>r veel diepgang. Veel kunnen<br />

het er zelfs niet geweest zijn. <strong>Couperus</strong> beklaag<strong>de</strong> zich er wel eens over dat Ram<br />

‘een luie briefschrijver’ was. <strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet dat Ram een <strong>de</strong>r zeer<br />

weinigen is geweest die Babel ten geschenke heeft gekregen. Hij <strong>de</strong>el<strong>de</strong> die eer<br />

<strong>voor</strong>namelijk met Elisabeths moe<strong>de</strong>r in Indië. <strong>Couperus</strong> vond namelijk dat zijn<br />

kennissen hem van lieverle<strong>de</strong> te weinig erkentelijkheid begonnen te betuigen <strong>voor</strong><br />

zijn attenties. Hij wenste nu maar eens met al die presentexemplaren op te hou<strong>de</strong>n.<br />

Hij zou dat <strong>de</strong> mensen zelf wel even laten weten. - Wat <strong>de</strong> band van Toorop betreft,<br />

<strong>de</strong> dame die vermoe<strong>de</strong>lijk Astarte moest <strong>voor</strong>stellen kon zijn goedkeuring niet erg<br />

wegdragen. Toorop verviel langzamerhand in clichés, meen<strong>de</strong> hij: 32 ‘hij kan dat nu<br />

zoo en ik weet dat hij het zoo kan’. Veen antwoord<strong>de</strong> hem dat Toorop het te druk<br />

had gehad met een tentoonstelling. Het was al ein<strong>de</strong>loos trekken geweest om dat<br />

bandontwerp van hem los te krijgen.<br />

Ein<strong>de</strong> juli, later dan hun oorspronkelijke plan, vertrokken <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />

naar Berthemont, waar zij hun intrek namen in Hotel Tarelli. <strong>Een</strong> i<strong>de</strong>ale vakantie<br />

werd het niet bepaald. Elisabeth was, zo schreef Cou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


266<br />

perus zijn uitgever, 33 ‘nog al souffrant, voet verstuikt, koorts etc. en dat als men van<br />

<strong>de</strong> frissche berglucht wil profiteeren. Het is hier wel wat te koud, wij zitten soms<br />

tusschen <strong>de</strong> wolken.’. Om zich wat te verstrooien schreef <strong>Couperus</strong>, die blijkbaar<br />

eens even afstand van <strong>de</strong> Kleine zielen wil<strong>de</strong> nemen, nog in juli <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />

een sprookje, De prinses met <strong>de</strong> blauwe haren. 34 Daar dit over een kranke<br />

koningsdochter gaat die bezig is weg te kwijnen, heeft het er veel van dat hij het<br />

Elisabeth als een spiegel <strong>voor</strong>hield: <strong>de</strong> prinses geneest zodra zij zich haar lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />

een jonge tovenaar bewust wordt. Deze bemint haar zeer en dient haar met goe<strong>de</strong><br />

raad. Had Elisabeth opnieuw een <strong>de</strong>pressie te verwerken, zoals het jaar tevoren in<br />

Den Haag, toen haar benen zelfs dienst weiger<strong>de</strong>n en zij behan<strong>de</strong>ld moest wor<strong>de</strong>n<br />

met hypnose vanwege haar ‘nerfjes’?<br />

Magnifiek was rondom <strong>de</strong> natuur. In het hotel logeer<strong>de</strong>n wat <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong><br />

mooie geestige vrouwen. Elisabeth trok een beetje bij en kreeg in <strong>de</strong> loop van augustus<br />

in Hotel Tarelli nog twee an<strong>de</strong>re sprookjes te verwerken. Het ene, Van <strong>de</strong> kristallen<br />

torens, 35 vertelt over een dochter van Merlijn die opgesloten wordt in een toren, van<br />

waaruit zij lief<strong>de</strong> opvat <strong>voor</strong> een eveneens in een toren opgesloten jongeman. Deze<br />

is weliswaar haar broe<strong>de</strong>r, maar tevens <strong>voor</strong>bestemd haar echtgenoot te wor<strong>de</strong>n. Ook<br />

dit was een verwante situatie. Niet <strong>de</strong> lichamen maar <strong>de</strong> zielen huwen elkaar tenslotte.<br />

De twee bereiken elkaar, bevrijd uit hun torens, in het licht van een ster: symbool<br />

reeds van het zielehuwelijk, dat in Metamorfoze gesloten werd tussen Hugo/<strong>Louis</strong><br />

en Emilie/Elisabeth. - Het an<strong>de</strong>re sprookje, Van dagen en seizoenen 36 gaat over <strong>de</strong><br />

dood, die het hele leven opeist eer het werkelijke leven bereikt wordt. Aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong><br />

van het graf is alles eindig - <strong>Couperus</strong> gebruikt on<strong>de</strong>r meer het beeld van een klein<br />

jongetje dat <strong>de</strong> door hem gevangen vlin<strong>de</strong>rs dood ziet gaan in zijn han<strong>de</strong>n - maar als<br />

alle dagen en seizoenen eenmaal zullen zijn ingeleverd, is <strong>de</strong> schuld betaald en breekt<br />

het ware leven aan dat duizen<strong>de</strong>n jaren duren zal. <strong>Couperus</strong> heeft het theosofische<br />

verhaal dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> zichzelf geschreven. Elisabeth kon het echter eveneens zon<strong>de</strong>r<br />

bezwaar op zichzelf betrekken.<br />

De weken in Berthemont gingen vlug <strong>voor</strong>bij. In september, terug in Nice, zette<br />

<strong>Couperus</strong> zich vrijwel meteen aan het schrijven van Zielenschemering, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>el van De boeken <strong>de</strong>r kleine sleten. Het werk vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vlot. Met ijver en plezier<br />

zag hij on<strong>de</strong>r zijn han<strong>de</strong>n het weefsel groeien. Maar <strong>de</strong> sprookjes lieten hem nog niet<br />

helemaal los. Ze brachten hem zelfs<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


267<br />

op een tamelijk curieus i<strong>de</strong>e. Hij wil<strong>de</strong> ze bun<strong>de</strong>len, er duizend gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> hebben<br />

en dit bedrag dan als een aangename verrassing schenken aan haar die er zo nauw<br />

bij betrokken was: Elisabeth natuurlijk. Die zou er, zo meen<strong>de</strong> hij, erg blij mee zijn,<br />

niet zozeer om <strong>de</strong> inhoud als wel omdat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> echtelijke schatkist - die<br />

zij beheer<strong>de</strong> - opnieuw dui<strong>de</strong>lijk te zien was. De duizend gul<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n als bij<br />

toverslag (<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich zelf een beetje Merlijn) een ‘kleine moeilijkheid,<br />

die haar en mij op het oogenblik doet rekenen en rekenen’ doen verdwijnen. 37 Royaal<br />

stel<strong>de</strong> hij Veen <strong>voor</strong>, er tegen het genoem<strong>de</strong> bedrag - dat hij als <strong>voor</strong>schot eigenlijk<br />

maar vast meteen wil<strong>de</strong> hebben; kon het <strong>de</strong>zer dagen even overgemaakt woor<strong>de</strong>n?<br />

- <strong>de</strong>snoods nog een paar verhaaltjes aan toe te voegen. Die moesten dan snel even<br />

geschreven wor<strong>de</strong>n!<br />

Veen ging er op in. Nog in september fabriceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daarop Van <strong>de</strong> onzalige<br />

erfenis 38 een vreemd verhaal waarin een heks zich van <strong>de</strong> ziel meester maakt die haar<br />

nolens volens wordt afgestaan door een rijke erfgenaam. Aan het slot wordt <strong>de</strong>ze<br />

toch nog gered door een maag<strong>de</strong>lijke blanke jonkvrouw. - In <strong>de</strong>cember zou <strong>Couperus</strong><br />

tenslotte het vijf<strong>de</strong> en laatste verhaal produceren waar <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l, die eerst De astrale<br />

dood had moeten heten, zijn uitein<strong>de</strong>lijke titel aan ontleent: Over lichten<strong>de</strong> drempels. 39<br />

Oktober brak aan, met wisselvallig weer. Op <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> verzond <strong>Couperus</strong><br />

een brief aan Ram, wiens adres hij nu wist omdat Ram hem natuurlijk <strong>voor</strong> Babel<br />

bedankt had. Hij vertel<strong>de</strong> hem. 40 ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is<br />

het eenige wat ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn).<br />

Toch werk ik alleen maar een paar uren's morgens, maar dat met een regelmaat, beste<br />

Johan, die prijzenswaardig is, in een an<strong>de</strong>rs zoo losbandig mensch als ik. Je weet,<br />

dat <strong>de</strong> Kleine Zielen aan <strong>de</strong> kimmen dagen... Na <strong>de</strong> Kleine Zielen volgt Het late leven,<br />

daarna Zielenschemering (waaraan ik nu bezig ben); in <strong>de</strong> toekomst zal Het heilige<br />

Weten <strong>de</strong>n cyclus voltooien. On<strong>de</strong>rwijl schrijf ik kleine sprookjes, Van <strong>de</strong> Prinses<br />

met <strong>de</strong> blauwe Haren om vriend Gids te vriend te hou<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n ze boos<br />

op mij, want Veen heeft hun alle <strong>de</strong> Kleine Zielen afgetroggeld, er blijft er geen een<br />

<strong>voor</strong> hen over.’ - In<strong>de</strong>rdaad had <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van een reeks on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen<br />

afgezien van <strong>voor</strong>-publikaties in het tijdschrift waar hij al zo lang aan had meegewerkt.<br />

Met hoge honoraria van Veen had hij <strong>de</strong> financiële na<strong>de</strong>len daarvan echter uitstekend<br />

kunnen compenseren. Vooral een sprookje dat spoedig zou<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


268<br />

verschijnen in De Gids recomman<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij Ram: Van <strong>de</strong> kristallen torens. ‘Maar<br />

om het te lezen, moet je op dat oogenblik... van een kristallijnen ziele-onschuld zijn,’<br />

voeg<strong>de</strong> hij er veelbetekenend aan toe. Wat Ram hier uit Den Haag, waar hij op <strong>de</strong><br />

Denneweg kamers had betrokken, op geantwoord heeft is helaas niet bekend.<br />

Eind november verscheen het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> cyclus, De kleine zielen, met <strong>de</strong><br />

fraaie band van Theo J.J. Neuhuys. 41 Veen stuur<strong>de</strong> het <strong>Couperus</strong> toe, die het pakje<br />

zenuwachtig openmaakte als was het zijn eerste roman. Bijzon<strong>de</strong>r ermee in zijn schik<br />

was hij zeker. Niettemin constateer<strong>de</strong> hij geprikkeld dat <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re drukker<br />

zich op het laatste ogenblik toch weer allerlei eigendunkelijkhe<strong>de</strong>n had gepermitteerd,<br />

en argwanend informeer<strong>de</strong> hij bij zijn uitgever: 42 ‘Ik vraag mij af, hoe kan dat<br />

gebeuren! Is dat weêr <strong>de</strong> corrector die in <strong>de</strong> Lijnen al mijn mannelijke salons, neutraal<br />

maakte?’ In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief, gedateerd 22 november 1901, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee bezig te<br />

zijn aan het slot van Zielenschemering. Elisabeth hielp gelukkig weer met kopiëren.<br />

Vijf dagen later was ook dit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el voltooid. <strong>Couperus</strong> las het zijn vrouw <strong>voor</strong>,<br />

die er diep melancholiek van werd. Het heilige weten zou vrolijker wor<strong>de</strong>n, beloof<strong>de</strong><br />

hij. In januari 1902 hoopte hij er aan te beginnen.<br />

<strong>Een</strong> dag <strong>voor</strong> hij <strong>de</strong>ze brief schreef werd zijn broer Frans In Indië getroffen door een<br />

gevoelige slag. De kleine <strong>Louis</strong>e kwam namelijk te overlij<strong>de</strong>n. De dood van dit<br />

vijfjarige kindje, in Oengaran, moet <strong>voor</strong>al <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r wel getroffen hebben,<br />

die in 1862 immers ook zijn eigen kleine <strong>Louis</strong>e, toen elfjaar oud, verloren had. <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, zijn jongste zoon, droeg haar naam. - Papa zelf werd nu wel heel oud. Hij<br />

tob<strong>de</strong> met zijn gezondheid. Prostaatklachten, in die tijd nog niet zo gemakkelijk te<br />

verhelpen als nu, maakten hem het leven niet bepaald aangenamer. 43 Zijn huishouding<br />

werd door Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein goed verzorgd. De trouwe meid Anna assisteer<strong>de</strong><br />

haar daar bij. Door zijn geregel<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Marie bleef <strong>Couperus</strong> in Nice<br />

goed op <strong>de</strong> hoogte van wat er zoal in <strong>de</strong> familie gebeur<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> Surinamestraat had<br />

papa zijn werkkamer op <strong>de</strong> eerste etage aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant. Hij sliep aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong>,<br />

waar het grote huis een rustige, zij het niet uitgestrekte tuin had. Soms kon men hem<br />

in zichzelf horen praten. Om hem heen was het stil gewor<strong>de</strong>n. Van zijn eigen broers<br />

en zusters was niemand meer in leven. Wel had hij veel klein- en achterkleinkin<strong>de</strong>ren,<br />

wie hij zeer genegen was.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


269<br />

Op 20 juli 1901, vijfentachtig jaar oud, heeft papa <strong>voor</strong> het laatst bij <strong>de</strong> familienotaris<br />

Eikendal op het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> zijn testament bijgesteld. <strong>Een</strong> extra legaat zou na zijn<br />

overlij<strong>de</strong>n naar zijn kleinzoon en naamgenoot John Ricus gaan, <strong>de</strong> oudste zoon van<br />

Frans, die hij als zijn stamhou<strong>de</strong>r beschouw<strong>de</strong>. Ook Johanna en Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein wer<strong>de</strong>n bedacht, omdat zij hem zo goed had<strong>de</strong>n verzorgd. Van <strong>de</strong>ze kleindochters<br />

hield hij heel veel. En dan was er nog <strong>de</strong> dochter van Johanna in Wiesba<strong>de</strong>n. Zij<br />

mocht eveneens een legaat verwachten, omdat zij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen droeg - zij het in<br />

an<strong>de</strong>re volgor<strong>de</strong> - van wijlen zijn echtgenote, Catharina Geertruida Reynst. Zij was<br />

al getrouwd, en heette nu mevrouw Advocaat-Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Voor het<br />

overige mochten zijn eigen kin<strong>de</strong>ren ten volle op hun legitieme portie rekenen. Ook<br />

Petrus Theodorus, <strong>de</strong> oudste zoon, die <strong>voor</strong>goed in <strong>de</strong> psychiatrische inrichting<br />

verpleegd werd. Velen in <strong>de</strong> familie waren gestorven. Maar zij bleef groot en breid<strong>de</strong><br />

zich telkens weer uit. Wie er wegvielen waren <strong>Couperus</strong>sen, wie er bijkwamen<br />

daarentegen kin<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> neven en nichten Baud en Vlielan<strong>de</strong>r Hein. De meisjes<br />

brachten allerlei nieuwe, vreem<strong>de</strong> namen in <strong>de</strong> familie.<br />

Hoe hebben al <strong>de</strong>ze mensen opgekeken toen het eerste van <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len Boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen eind 1901 verscheen? Het zou boeiend zijn te weten wie zich in wie<br />

herken<strong>de</strong>. Het lijdt immers geen twijfel of <strong>Couperus</strong> heeft zich in belangrijke mate,<br />

zoals ook al in Eline Vere, laten inspireren door mensen en situaties uit zijn eigen<br />

nabije omgeving. Niet <strong>voor</strong> niets had hij eerst als titel De familie en <strong>de</strong> kennissen<br />

bedacht. In het verre Nice maakte hij zich hier echter allerminst druk over. Hoewel<br />

het boek in <strong>de</strong> jaren vlak <strong>voor</strong> 1900 speelt - <strong>de</strong> roman begint vermoe<strong>de</strong>lijk in 1897<br />

of 1898 44 - ontleen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn materiaal, evenals hij dat bij De stille kracht<br />

gedaan had, ten <strong>de</strong>le aan een ver<strong>de</strong>r terugliggend verle<strong>de</strong>n. - Presentexemplaren<br />

gingen traditiegetrouw naar zijn va<strong>de</strong>r en naar zijn schoonmoe<strong>de</strong>r Baud in Indië.<br />

Ook jhr. Johan Ram op <strong>de</strong> Denneweg kreeg het boek. ‘Dat is genoeg,’ liet <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever weten. 45 Geen tantes, geen nichtjes, geen Netscher meer. Voorgoed<br />

ontbreken <strong>de</strong>ed ook Jan ten Brink, die in 1901 te Lei<strong>de</strong>n was overle<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>'<br />

reactie op het heengaan van zijn leermeester, die hij zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en aan wie hij<br />

omgekeerd zoveel te danken heeft gehad, kennen wij niet.<br />

Precies op I januari 1902 wil<strong>de</strong> hij aan Het heilige weten beginnen. De maand<br />

<strong>de</strong>cember, een interval, gebruikte hij om <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> novelle De astrale dood te<br />

schrijven. 46 Iets theosofisch, zo omschreef hij het verhaal.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


270<br />

De Gids, waar het speciaal <strong>voor</strong> bestemd was, heeft geweigerd het te publiceren.<br />

Voor <strong>Couperus</strong> was dat een geheel nieuwe ervaring. De redactie beweer<strong>de</strong> het té<br />

theosofisch en <strong>voor</strong>al ook onze<strong>de</strong>lijk te vin<strong>de</strong>n. Nu had men De stille kracht al achter<br />

<strong>de</strong> rug, en <strong>de</strong> vraag mag dus wel gesteld wor<strong>de</strong>n of dit <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n is geweest.<br />

Over lichten<strong>de</strong> drempels, zoals <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve titel is gewor<strong>de</strong>n, is geschreven in een<br />

bui van artistieke dwaling. <strong>Couperus</strong> moet het, vermoeid van zoveel kleine zielen,<br />

tij<strong>de</strong>lijk met zijn kunstenaarsgeweten op een akkoordje hebben gegooid. Soms had<br />

hij daar verrassend weinig moeite mee. Zoals in<strong>de</strong>rtijd het wel zeer dubieuze <strong>Een</strong><br />

ster onmid<strong>de</strong>llijk na Eline Vere ontstaan is - <strong>de</strong> inkt van Elines schitteren<strong>de</strong><br />

overlij<strong>de</strong>nsscène nog maar nauwelijks droog -, zo liet <strong>Couperus</strong> zich nu na het<br />

prachtige slot van Zielenschemering probleemloos gaan in een noch qua taal, noch<br />

ook inhou<strong>de</strong>lijk aanvaardbaar proza. Het on<strong>de</strong>rwerp alleen al! <strong>Een</strong> moe<strong>de</strong>r sterft. De<br />

jongste dochter blijkt het kind van haar minnaar te zijn. De va<strong>de</strong>r komt er achter,<br />

tracht het slachtoffer in een bor<strong>de</strong>el te dumpen, doet daarna een poging het te<br />

vermoor<strong>de</strong>n - want <strong>de</strong>ze niets dan goudstukken tellen<strong>de</strong> bankier is q.q. natuurlijk<br />

een slecht mens (Scheurleer ten spijt) - maar wordt steeds weer tegengewerkt door<br />

<strong>de</strong> geheimzinnige geesteskrachten die mama en haar ‘boel’ vanuit het hiernamaals<br />

op hem laten inwerken. Eind goed al goed. Waarna <strong>de</strong>ze geesten ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>finitief<br />

rust vin<strong>de</strong>n in wat door <strong>Couperus</strong> een astrale dood genoemd wordt. Eventuele invloed<br />

van Maeterlinck heeft hier tot een twijfelachtig resultaat geleid... Tenzij men brood<br />

op <strong>de</strong> plank zo niet noemen wil.<br />

In sneltreinvaart ging het daarna in januari ver<strong>de</strong>r met Het heilige weten, het laatste<br />

<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> cyclus dat <strong>Couperus</strong>, doordat hij zich in <strong>de</strong> loop van het eerste <strong>de</strong>el op<br />

1897-'98 had vastgelegd, noodgedwongen in <strong>de</strong> toekomst heeft moeten laten spelen.<br />

De lezer van nu merkt dit echter niet onmid<strong>de</strong>llijk. <strong>Couperus</strong> heeft getracht <strong>de</strong> stof<br />

zo tijdloos mogelijk te behan<strong>de</strong>len. ‘Waarlijk ik schrijf mij er dood aan,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij<br />

Veen al spoedig mee. 47 <strong>Een</strong> zekere vermoeidheid kenmerkt dan ook hier en daar dit<br />

sluitstuk, dat De man <strong>de</strong>r eeuw had moeten heten omdat het over Addy van <strong>de</strong>r<br />

Welcke als mo<strong>de</strong>rn arts in <strong>de</strong> twintigste eeuw gaat. Wat in Babel al was <strong>voor</strong>bereid,<br />

culmineert in het werk van <strong>de</strong>ze dokter: het begrip me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n, dat ook in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re<br />

<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> romancyclus als motief reeds naar voren komt. Zo leert Constance het<br />

kennen door haar vriend Brauws, <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> strij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wereldverbeteraar in<br />

Het late leven: 48 ‘niemand<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


271<br />

wist, dat zij, aristocrate, voel<strong>de</strong> het groote Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> haar werel<strong>de</strong>n-tijd, het<br />

had leeren voelen van hèm... door hèm... alles, alles, geheel haar late leven...’ <strong>Een</strong><br />

alter ego van <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> figuur Paul in het boek, verklaart in Zielenschemering: 49<br />

‘wat is er mooier en heerlijker en nieuwer dan het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n... het heusche<br />

Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> al het menschelijkellendige... Ik, ik voel het ook, al kom ik niet van<br />

mijn divan.’ Overigens voegt hij er aan toe: ‘Maar even als ik het voel en niet van<br />

mijn divan kom, zoo voelt <strong>de</strong> heele wereld <strong>de</strong> nieuwe i<strong>de</strong>e van Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n en komt<br />

niet van zijn divan...’!<br />

Het heilige weten, waarin <strong>de</strong> gedachte van het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n geconcretiseerd wordt,<br />

heeft <strong>Couperus</strong> nogal wat moeite gekost. Bij herhaling heeft hij het werk ook moeten<br />

on<strong>de</strong>rbreken, aanvankelijk omdat hij grote stukken van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r geschreven <strong>de</strong>len<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> drukker moest overschrijven - Elisabeth maakte blijkbaar weer eens grève<br />

-, vervolgens omdat hij er door an<strong>de</strong>ren van af gehaald werd. Enkele nieuwe kennissen<br />

hebben hem kennelijk overreed zich eens wat te ontspannen.<br />

Het beroem<strong>de</strong> carnaval van Nice bood daartoe alle gelegenheid. Toen dit uitbundige<br />

feest in alle hevigheid losbrak, liet <strong>Couperus</strong> er zich helemaal door meeslepen: 50<br />

‘...we zijn allemaal gek, en komen's avonds niet <strong>voor</strong> drie uur (dan is het vroeg) op<br />

ons bed! Het werk ligt er on<strong>de</strong>r plat op <strong>de</strong>n grond! Nog een week zoo, en ik ben<br />

dood! [...] Het Heilige Weten vor<strong>de</strong>rt niet, faute aan Carnaval!! Enfin, later, spoedig<br />

gaan we weêr aan het werk, want ik mis het erg, als ik niet geregeld werk.’ Steeds<br />

maar weer dronk hij champagne. Mee wie? Zijn latere vriend Orlando was toen nog<br />

niet in zicht. Waarschijnlijk moeten wij het on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> kring van zijn mondaine<br />

huisarts zoeken. Le<strong>de</strong>n van diens thee-koortje vallen stellig in <strong>de</strong> termen. En ver<strong>de</strong>r<br />

was er dan nog mevrouw Scheurleer, die al se<strong>de</strong>rt geruime tijd in Hôtel Beau-Rivage<br />

verbleef. (Of bepaal<strong>de</strong> verhalen van haar iets met het bankiersdrama Over lichten<strong>de</strong><br />

drempels te maken kunnen hebben? Het is niet meer dan een suggestie.) Hoe dan<br />

ook, <strong>Couperus</strong> heeft Het heilige weten niet in Nice kunnen voltooien. De laatste<br />

regels zou hij in Wiesba<strong>de</strong>n schrijven, tussen 10 en 14 juni, toen hij daar zijn zuster<br />

Johanna weer was gaan opzoeken.<br />

Hoe oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij nu zelf over <strong>de</strong> cyclus van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen in zijn<br />

geheel, in <strong>de</strong> dagen dat hij <strong>de</strong>ze - onbetwistbaar een van zijn meesterwerken - vrijwel<br />

voltooid had? <strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r aardige brief van 27 mei 1902 licht ons daar over in. 51<br />

<strong>Couperus</strong> heeft hem nog uit Nice aan zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


272<br />

nicht Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein geschreven, <strong>de</strong> nimmer getrouw<strong>de</strong>, toen eenen<strong>de</strong>rtig<br />

jaar ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>res die zich nog steeds in hoofdzaak met <strong>de</strong> verzorging van zijn<br />

va<strong>de</strong>r bezig hield (maar lang zou dat niet duren): ‘Lieve, beste Mies! Ein<strong>de</strong>lijk eens<br />

een brief van je! Nu, ik had ook wel eens kunnen schrijven, maar heusch, veel brieven<br />

dat gaat niet, ik heb al zooveel te pennen, zooveel proeven na te zien, altijd letters<br />

en nog eens letters: alleen, als ik een brief krijg, dan antwoord ik plichtmatig da<strong>de</strong>lijk,<br />

dus... als je wat hooren wil, moet je wel schrijven!! Het is niet lief van me, maar <strong>de</strong><br />

litteratuur is er <strong>de</strong> schuld van.<br />

Ik vind het zoo gezellig als je uitweidt over mijn laatste boeken. Het is een heel<br />

werk, zoo een serie van vier Boeken, ik had niet gedacht dat het zoo moeilijk was!<br />

In ons vak blijft er ook altijd nog te leeren en kan je eigenlijk ook nooit iets - zooals<br />

<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs zeggen. Het eerste Boek vind ik als expozitie wel geslaagd, in sommige<br />

opzichten veel beter dan het Late Leven: dat vind ik après coup te novellistisch<br />

opgevat, niet in het ka<strong>de</strong>r passen van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, hoewel het psychologiesch wel<br />

juist het eerste vervolgt en zich er aan sluit. Het is ook zoo verbazend moeilijk!! Ik<br />

geloof dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> Boeken: Zielenschemering en Het Heilige Weten <strong>de</strong> mooiste<br />

zijn, dat <strong>de</strong>nk ik ten minste nu. De laatste scène van het Heilige Weten pakte mij erg<br />

aan: jammer, dat ik het boek niet afkrijg <strong>voor</strong> 1 Juni - dan gaan wij weg, maar het<br />

heeft niet mogen zijn: nu zullen wij maar zien op reis. Het doet me pleizier dat je <strong>de</strong><br />

storm hebt opgelet - je bent soms zoo vatbaar <strong>voor</strong> détails, dat vind ik zoo leuk: ik<br />

heb <strong>de</strong> Hollandsche lucht en <strong>de</strong> Hollandsche wind door het heele werk, hoop ik,<br />

vastgehou<strong>de</strong>n, ook al kan ik niet an<strong>de</strong>rs dan het symbolistisch doen: Constance en<br />

<strong>de</strong> storm is b.v. wel heel erg symbolistisch - het groote leven, dat binnen wil waaien<br />

in het kleine huis, en waar<strong>voor</strong> haar jongen haar beschermen moet - maar zoo ben<br />

ik nu eenmaal. <strong>Een</strong> kritiek heeft verteld, dat er zulke Italiaansche luchten en tinten<br />

van ou<strong>de</strong> Italiaansche meesters in mijn boek waren!! En dat, als je al je moeite doet<br />

<strong>de</strong> atmosfeer grauw en Hollandsch te hou<strong>de</strong>n!! Ach, wij arme auteurs! Nu en dan<br />

lacht ook <strong>de</strong> zomer of schittert <strong>de</strong> sneeuw even er door heen, <strong>de</strong> sneeuw als<br />

doodsbeklemming op het ein<strong>de</strong> van het Der<strong>de</strong> Boek, maar meestal zijn het <strong>de</strong> wind<br />

en <strong>de</strong> regen en <strong>de</strong> groote wolkluchten.<br />

- Brauws, ja, is misschien wel wat vaag van teekening, <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren: ik zie hem<br />

wel. - Over Constances geheele ontwikkeling, <strong>de</strong> vier boeken door, ben ik wel<br />

tevre<strong>de</strong>n. Betty heeft een lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong>... van <strong>de</strong>r Welcke<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


273<br />

opgevat. Er zijn scènes in het Eerste Boek - van Fine en Cateau - die mijzelf altijd<br />

weêr doen grinniken van pleizier!! De laatste scène van Boek I was heel heel lastig<br />

en is, geloofik, wel goed gewor<strong>de</strong>n. Maar ik ga mezelf niet ver<strong>de</strong>r ophemelen. Er<br />

ontbreekt o, zoo een boel aan, en dat novellistische in Het Late Leven ergert me<br />

telkens. De twee laatste boeken zitten soli<strong>de</strong>r in elkaâr. Heel moeilijk in Het Late<br />

Leven was <strong>de</strong> dubbele lief<strong>de</strong>, terwijl van geen <strong>de</strong>r vier personages éen woord van<br />

lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r geuit werd!!! Enfin, het is een moeilijk boeltje geweest, en <strong>de</strong><br />

leek, die misschien zegt: <strong>Couperus</strong> maakt er zich nu eens gemakkelijk van af -<br />

gewoone menschen, gewoone woor<strong>de</strong>n - en niet meer tooveratmosfeer en schitteren<strong>de</strong><br />

Psyche-frazes, weet er niets van!!<br />

Als <strong>de</strong> serie af is, om te verstrooien van die daagschheid <strong>de</strong>r kleine zielen, ga ik<br />

iets heel an<strong>de</strong>rs schrijven, me ba<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> symboliek en me dompelen in schittering<br />

van stijl!! Het boek zal heeten: De Zonen <strong>de</strong>r Zon, maar vertel er nog maar niets van.<br />

Ik heb al eenige beginscènes, maar werk er eerst aan, als <strong>de</strong> Zielen af zijn.’<br />

Het verhaal dat <strong>Couperus</strong> toen al weer in zijn hoofd had, zou hij nadat hij het<br />

voltooid had combineren met een bijpassend stuk proza, Jahve. Als God en go<strong>de</strong>n<br />

is het een van zijn onleesbaarste doch tevens, wat zijn eigen <strong>voor</strong>keur aangaat,<br />

dierbaarste boeken gewor<strong>de</strong>n. Niet <strong>de</strong> eerste paradox waar wij bij hem op stuiten. -<br />

Wat <strong>de</strong> brief aan Marie (Mies) betreft, het slot ervan vertelt iets over <strong>de</strong> situatie in<br />

zijn huis kort <strong>voor</strong> zijn vertrek naar Duitsland. Het is amusant genoeg om hier<br />

eveneens te citeren: ‘We zitten op een puntje in Betly's boudoir, een bed hebben we<br />

ook nog, maar an<strong>de</strong>rs is alles ingepakt in couranten, alle stoelen verbeeld je, overal<br />

naftaline, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> motten! O, die ellendige beesten, Mies, er is niets aan te doen, ons<br />

tapijt is er al vol van, en à grands frais heb ik het verle<strong>de</strong>n zomer overal laten opnemen<br />

en aan <strong>de</strong>n behanger gegeven om te bewaren, maar tegen <strong>de</strong> motten van Nice is niets<br />

te doen! Ook <strong>de</strong> zon ruïneert hier gordijnen en tapijten: van Deurses eikenhout springt<br />

en kraakt; het is alles het klimaat, dat <strong>de</strong> boel aangrijpt. Betty zegt, als het <strong>de</strong> meubels<br />

aangrijpt, wat zal het dan mij (haar) aangrijpen: ze is bang hier gauw oud en ratatinće<br />

te wor<strong>de</strong>n!<br />

Wij gaan eerst naar Wiesba<strong>de</strong>n en hopen ergens sneeuw en ijs te vin<strong>de</strong>n; in<br />

Augustus <strong>de</strong>nken wij wat in Zwitserland te scharrelen. Wij zijn geen zomerreizigers,<br />

maar het zou niet goed zijn hier ie<strong>de</strong>ren zomer te blijven!<br />

En nu adieu, beste meid: ik heb veel met mama gecorrespon<strong>de</strong>erd...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


274<br />

over iemand, die ons bei<strong>de</strong>n zeer aan het hart ligt. Vraag er maar eens naar, als er<br />

een moment <strong>voor</strong> is. Heel veel liefs van Betty, schrijf me nu eens weêr vóor<br />

Zielenschemering uitkomt, hoor! Yours <strong>Louis</strong>.’<br />

Het is niet moeilijk te ra<strong>de</strong>n wie hem en zijn zuster Cateau zo na aan het hart lag,<br />

maar wiens naam hij in <strong>de</strong>ze brief aan Mies niet wil<strong>de</strong> noemen: zijn va<strong>de</strong>r. Misschien<br />

was hij bang dat <strong>de</strong>ze hem on<strong>de</strong>r ogen zou kunnen krijgen. Wat <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie<br />

met Cateau betreft, die lijkt verloren te zijn gegaan. <strong>Een</strong> betreurenswaardig feit. Hoe<br />

graag zou<strong>de</strong>n wij niet wat meer willen weten over juist <strong>de</strong> relatie tussen <strong>Couperus</strong><br />

en zijn va<strong>de</strong>r, in het laatste jaar van diens leven. Van Booven weet te vertellen dat<br />

John Ricus senior reeds in <strong>de</strong> zomer van 1902 zijn ein<strong>de</strong> voel<strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren. 52 De kin<strong>de</strong>ren<br />

in het buitenland zou<strong>de</strong>n dit niet geweten hebben. Voor <strong>Couperus</strong> kan dat overigens<br />

nauwelijks opgaan, daar zowel Cateau als Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein hem en Elisabeth<br />

op <strong>de</strong> hoogte moeten hebben gehou<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> week <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op 2 juni naar Wiesba<strong>de</strong>n vertrok, kreeg hij bericht van<br />

zijn uitgever dat diens vrouw van een twee<strong>de</strong> kind was bevallen, een zoon ditmaal.<br />

Het jongetje, dat helaas maar kort te leven had, werd naar zijn va<strong>de</strong>r Lambertus<br />

Jacobus genoemd. ‘Van harte onze beste wenschen met <strong>de</strong>n stamhou<strong>de</strong>r!’ zo reageer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> nog op 1 juni uit Nice. 53 ‘Hoera! Dat zijn rijke-luis-wenschen vervuld, een<br />

meisje en een jongen! Wij zijn in onze schik dat alles zoo goed afliep. Hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>r!!’<br />

<strong>Een</strong> dag later reis<strong>de</strong> hij mee Elisabeth af naar Wiesba<strong>de</strong>n, om er <strong>voor</strong>lopig weer<br />

zijn intrek in het Promena<strong>de</strong> Hotel te nemen. Van daar berichtte hij Veen, die<br />

geïnformeerd had hoe het nu toch met Elisabeth ging - hij had er belang bij het te<br />

weten, daar <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rs weer zelf al zijn manuscripten zou moeten overschrijven,<br />

waarmee kostbare tijd verloren ging - dat <strong>de</strong>ze het wel goed maakte. Zowel zij als<br />

hijzelf waren echter aan rust toe, na een erg drukke winter. 54<br />

<strong>Couperus</strong> nam het er een beetje van. 's Morgens en 's avonds ging hij uit. De<br />

middag hield hij open om wat te werken. Hoewel hij dus weinig uitvoer<strong>de</strong>, was dit<br />

toch nog juist zoveel dat hij op 14 juni kon mel<strong>de</strong>n: 55 ‘Het Heilige Weten is af: <strong>de</strong><br />

vrouw heeft er om geweend!’ De voltooiing van <strong>de</strong> cyclus met zijn respectabele<br />

omvang was daarmee een feit. Dat hij dit sluitstuk in Wiesba<strong>de</strong>n geschreven heeft,<br />

blijkt overigens niet uit <strong>de</strong> signatuur, die hij gewend was aan het eind van zijn boeken<br />

te plaatsen. Wij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


275<br />

lezen daar namelijk: ‘Nice, Jan.-Aug. 1902’ Ook na Wiesba<strong>de</strong>n heeft hij er dus nog<br />

aan verbeterd, waarschijnlijk bij het overschrijven.<br />

Dit keer is <strong>Couperus</strong> langer dan gewoonlijk in <strong>de</strong> koele, plezierige badplaats<br />

gebleven. Spoedig verwissel<strong>de</strong> hij het dure hotel <strong>voor</strong> een wat eenvoudiger pension:<br />

Rheinstrasse 20, bij een zeker Fraülein Grattenauer. Intussen waarschuw<strong>de</strong> hij Veen<br />

in Amsterdam dat <strong>de</strong> revisie van Zielenschemering nog aan Johan Ram gezon<strong>de</strong>n<br />

moest wor<strong>de</strong>n, 56 ‘om hem te laten zien of ik domhe<strong>de</strong>n doe met mijn ritmeester!’ Dit<br />

is een aanwijzing dat hij <strong>de</strong> figuur van Gerrit van Lowe behalve op Gerrit Jäger ook<br />

ten <strong>de</strong>le op zijn vriend Ram zal hebben gebaseerd. Niet alleen moet het Ram zijn<br />

geweest, die hem beroepshalve op <strong>de</strong> hoogte bracht van <strong>de</strong> faits et gestes van een<br />

ritmeester in het Den Haag van rond <strong>de</strong> eeuwwisseling. Tevens zal vermoe<strong>de</strong>lijk het<br />

gecompliceer<strong>de</strong> karakter van Gerrit, met zijn tegenstrijdige gevoelens en<br />

eigenschappen, door <strong>Couperus</strong> aan Ram ontleend zijn. Gerrit valt er in <strong>de</strong> roman<br />

zozeer aan ten prooi, dat het zijn on<strong>de</strong>rgang wordt. Hiermee heeft <strong>Couperus</strong> dan het<br />

toekomstig lot <strong>voor</strong>speld van Ram, die in 1913 een ein<strong>de</strong> aan zijn leven zou maken<br />

door zich een kogel door het hoofd te schieten. - Met zelfmoord heeft <strong>Couperus</strong> zich<br />

in <strong>de</strong> loop van zijn leven bij herhaling geconfronteerd gezien. Het was niet zomaar<br />

een, in zijn werk frequent <strong>voor</strong>komend, literair motief.<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> maand juli werd het handschrift van Het heilige weten door <strong>Couperus</strong><br />

te Wiesba<strong>de</strong>n bij een Duitse vriend in <strong>de</strong> brandkast ge<strong>de</strong>poneerd. 57 Uit niets valt op<br />

te maken wie dit geweest kan zijn. Waarschijnlijk betreft het een kennis van zijn<br />

zuster Johanna. Niet alleen dit manuscript had hij in zijn koffers uit Nice meegenomen,<br />

ook <strong>de</strong> beginscènes van De zonen <strong>de</strong>r zon, waar hij op 27 mei in zijn brief aan Marie<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein al over gerept had, vergezel<strong>de</strong>n hem op reis. In het pension haal<strong>de</strong><br />

hij ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dag. ‘Ik ben begonnen aan een grooter symbolistisch verhaal (sprookje<br />

als je wilt, maar het wordt grooter dan Babel) De Zonen <strong>de</strong>r Zon,’ schreef hij aan<br />

Veen. 58 Haast maakte hij er niet mee, hij wil<strong>de</strong> eigenlijk alleen maar wat omhan<strong>de</strong>n<br />

hebben: ‘Ik werk hier heel rustigjes: een uurtje per dag, om niet heelemaal te<br />

verzomeren.’<br />

Begin augustus zei hij Wiesba<strong>de</strong>n vaarwel. Het is wel vreemd dat hij niet naar<br />

Holland is doorgereisd, al was het maar <strong>voor</strong> korte tijd. Heeft hij <strong>de</strong> toestand van<br />

zijn va<strong>de</strong>r toch on<strong>de</strong>rschat, zoals hij in<strong>de</strong>rtijd ook was weggegaan kort <strong>voor</strong> het<br />

overlij<strong>de</strong>n van zijn zieke moe<strong>de</strong>r? Of zag hij er om an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> noodzaak niet<br />

van in? - Hoe dit ook zij, Elisabeth en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


276<br />

hij reis<strong>de</strong>n naar Luzern, waar zij afstapten in Pension Felsberg. (Van Booeven vergiste<br />

zich toen hij schreef dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze gehele zomer in het warme Nice zou zijn<br />

blijven werken. 59 In dit geval liet hij zich door <strong>Couperus</strong> zelf mislei<strong>de</strong>n, die De zonen<br />

<strong>de</strong>r zon in<strong>de</strong>rdaad abusievelijk heeft <strong>voor</strong>zien van <strong>de</strong> datering ‘Nice, Juni-November<br />

11.’)<br />

Van Luzern ging het echtpaar naar Genève - pension Coupier - om pas <strong>de</strong> eerste<br />

september naar Nice terug te keren. De hitte aldaar was nog steeds groot. Toch speet<br />

het <strong>Couperus</strong> allerminst nu weer rustig thuis te zijn. In zijn eigen kamer kon hij<br />

prettig werken. Incognito als het ware: van zijn kennissen was officieel nog niemand<br />

terug.<br />

Toen pas biechtte hij Veen op wat hij in Genève eigenlijk had bekokstoofd. 60 Het<br />

betrof een plan dat zowel <strong>voor</strong> De Gids als <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf belangrijke gevolgen<br />

heeft gehad. W.G. van Nouhuys is hem daar namelijk komen bezoeken om hem een<br />

<strong>voor</strong>stel te doen. Enthousiast als Van Nouhuys was over <strong>Couperus</strong>' jongste werk en<br />

zijn literaire ontwikkeling in het algemeen, beschouw<strong>de</strong> hij hem als <strong>de</strong> bij uitstek<br />

aangewezen persoon om <strong>de</strong>el uit te maken van <strong>de</strong> redactie van een nieuw tijdschrift<br />

dat hij stichten wil<strong>de</strong>. Zo is <strong>de</strong> geboorte van Groot-Ne<strong>de</strong>rland in zijn werk gegaan.<br />

Per 1 januari 1903 zou het maandblad zich presenteren, met als redactie W.G. van<br />

Nouhuys, Cyriel Buysse en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Het zou een tijdschrift op coöperatieve<br />

grondslag wor<strong>de</strong>n. De redactie werd <strong>de</strong>rhalve me<strong>de</strong>-eigenaar.<br />

De vraag wat <strong>Couperus</strong> bewogen heeft mee te doen is niet moeilijk te<br />

beantwoor<strong>de</strong>n. Hij bevestigt dit antwoord trouwens zelf. Was zijn redacteurschap<br />

van De Gids geen succes geweest - <strong>de</strong> korte duur ervan nog daargelaten - nu leken<br />

zich meer perspectieven te openen: ‘Ik heb er lang over nagedacht,’ schreef hij Veen;<br />

‘als het een toekomst heeft, kan het echter finantieel wel iets zijn. [...] Ook verlaat<br />

ik <strong>de</strong> Gids, het geen mij wel aan het harte gaat. Maar <strong>de</strong> geldduivel overheerscht<br />

dikwijls in 's menschen hart.’ - Speelt hier enige rancune mee vanwege het feit dat<br />

Van Hall <strong>de</strong> ‘onze<strong>de</strong>lijke’ draak Over lichten<strong>de</strong> drempels had durven weigeren?<br />

<strong>Couperus</strong> was in <strong>de</strong> wolken en heeft in een in memoriam bij Van Nouhuys' dood<br />

in september 1914 hun overeenkomst met lief<strong>de</strong> herdacht. 61 ‘Ik herinner mij steeds<br />

<strong>de</strong> avond in Genève, op het balkon van mijn kamer,’ schreef hij toen. ‘Gij waart<br />

daarheen gekomen, in opdracht van onze uitgevers, mij te verzoeken <strong>de</strong>el uit te maken<br />

van <strong>de</strong> Redactie van het op te richten Tijdschrift. Ik weiger<strong>de</strong> eerst, niet waar, mij<br />

veront-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


277<br />

schuldigen<strong>de</strong>, dat mijn afwezigheid eene verhin<strong>de</strong>ring zoû zijn <strong>voor</strong> mijn<br />

redacteurschap. Maar gij hieldt aan, en ik gaf toe. Gij wist mij te vleien, met het<br />

weldadig aandoen<strong>de</strong> woord, dat méer is dan vleierij, dat inhoudt <strong>de</strong> kracht ingieten<strong>de</strong><br />

sympathieke fluï<strong>de</strong>. En terwijl wij elkan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand gaven, zag ik <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, dat<br />

gij geslaagd waart met het doel uwer reis, maar zag ik ook <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> om uw reis<br />

zelve. Het zachtblauwe meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n zomer-starrelucht, <strong>de</strong> verre, vage<br />

Mont-Blanc-karteling daar tegen, <strong>de</strong> stad zelve tintelend van dutzen<strong>de</strong> lichten, die<br />

neêr tinkel<strong>de</strong>n diep in het water, riepen uwe verrukking op. En ik was blij<strong>de</strong> u die<br />

bei<strong>de</strong> voldoeningen te geven, maar gij gaaft mij méer ten zelf<strong>de</strong>n tijd: zelfvertrouwen<br />

en kracht.’<br />

En uitzicht op betere financiën...! - Voor Veen had het nieuwe tijdschrift<br />

consequenties die <strong>Couperus</strong> min<strong>de</strong>r interesseer<strong>de</strong>n. Al zijn toekomstig werk zou nu<br />

<strong>voor</strong>taan eerst in Groot-Ne<strong>de</strong>rland moeten verschijnen. Het maandblad wil<strong>de</strong><br />

natuurlijk blijvend kunnen rekenen op vaste bijdragen van meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

kwaliteit. Beteken<strong>de</strong> dit <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> zekerheid van een bepaald kwantum har<strong>de</strong><br />

Hollandse gul<strong>de</strong>ns, <strong>voor</strong> Veen had het an<strong>de</strong>re gevolgen: nimmer zou hij <strong>Couperus</strong>'<br />

werk meer als ‘inédit’ kunnen uitgeven, zoals dat met De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen<br />

nog gebeurd was. De verrassing van <strong>de</strong> primeur ging daarmee ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>goed zijn<br />

neus <strong>voor</strong>bij.<br />

In<strong>de</strong>rdaad bestem<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> meteen <strong>de</strong> tekst van De zonen <strong>de</strong>r zon <strong>voor</strong><br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland. (Wat <strong>de</strong> twee me<strong>de</strong>redactiele<strong>de</strong>n van nu juist dit proza in hun<br />

nieuwe tijdschrift gevon<strong>de</strong>n hebben, is helaas niet overgeleverd. <strong>Een</strong> ‘publiekstrekker’<br />

was het nu niet bepaald.) Veen zag zich <strong>voor</strong> een fait accompli geplaatst. Wat heeft<br />

hij gedacht bij <strong>Couperus</strong>' troostwoor<strong>de</strong>n: ‘Groot Ne<strong>de</strong>rland zal in <strong>de</strong>n eersten tijd<br />

wel min<strong>de</strong>r gelezen wor<strong>de</strong>n dan <strong>de</strong> Gids; dus ge profiteert er nog bij’(!?)<br />

Zielenschemering was nog niet verschenen maar wel al in druk. De twee eerste <strong>de</strong>len<br />

van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen zijn daarmee het laatste proza dat papa John Ricus<br />

nog van zijn jongste zoon heeft kunnen lezen. Of was hij daar al te ziek <strong>voor</strong>? - Op<br />

13 oktober ontving Veen een vierregelig briefje van zijn auteur. Niet uit Nice, zoals<br />

hij waarschijnlijk verwachtte, maar uit Den Haag. De inhoud vermeld<strong>de</strong>, behalve<br />

iets over drukproeven: 62 ‘Ik ben hier, om treurige re<strong>de</strong>nen, mijn va<strong>de</strong>r is sterven<strong>de</strong>.’<br />

De hoogbejaar<strong>de</strong> man, wiens lange leven bijna <strong>de</strong> gehele negentien<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


278<br />

eeuw had bestreken, was op zesentachtigjarige leeftijd ein<strong>de</strong>lijk heengegaan. - <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, nu ruim negenen<strong>de</strong>rtig jaar oud, had <strong>voor</strong>taan geen ou<strong>de</strong>rlijk huis meer.<br />

Surinamestraat 20 zou spoedig in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n overgaan.<br />

Op woensdag 15 oktober 1902 werd mr. John Ricus <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Algemene<br />

Begraafplaats te Den Haag naast zijn echtgenote begraven, in <strong>de</strong> grafkel<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />

familie Reynst.<br />

Min<strong>de</strong>r dan een week later reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> terug naar Nice. Elisabeth, die niet<br />

mee was gegaan, wachtte hem daar in <strong>de</strong> Villa Jules. Op 6 november schreef hij<br />

Veen: 63 ‘Mijn grootere roman <strong>voor</strong> het volgen<strong>de</strong> jaar zal zijn Ou<strong>de</strong> Menschen.’<br />

De dood van zijn va<strong>de</strong>r had hem op een nieuw on<strong>de</strong>rwerp gebracht. De afrekening<br />

met het Hollandse, Haags-Indische verle<strong>de</strong>n, gerealiseerd in De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />

zielen, zou in een laatste familieroman <strong>voor</strong>goed voltooid wor<strong>de</strong>n.<br />

Eindnoten:<br />

1 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />

2 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 189 nr.259.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 190 nr.260; 192 nr.261. - Het moeilijke ontstaan valt niet op. Julien Kuypers, ‘Over <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 55, haalt juist dit boek aan als typerend <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>' gran<strong>de</strong>zza meer in het algemeen.<br />

4 V. Booven. Leven, 153.<br />

5 Groot-Ne<strong>de</strong>rland II (1904), I, 633 e.v.; II. 36, 286, 544, 671. In Proza III, 219-320.<br />

6 Van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> o.m. zijn grootva<strong>de</strong>r P.Th. <strong>Couperus</strong>; zijn oudste oom H.W.L.<br />

<strong>Couperus</strong>; e.a. - Van <strong>de</strong> familie Reynst o.m. zijn grootva<strong>de</strong>r J.C. Reynst; zijn oom P.H. Reynst<br />

(en diens zoon); vele an<strong>de</strong>ren. - Van <strong>de</strong> familie Baud o.m. <strong>Couperus</strong>' oom G.L. Baud (en diens<br />

va<strong>de</strong>r); <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van Elisabeth, J.C.W.R.Th. Baud; vele an<strong>de</strong>ren. - Voorts ook nog zijn zwager<br />

G.J.P. Valette. Bovendien le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verwante familie Stcyn Parvé. - Gegevens uit <strong>de</strong> archieven<br />

van Het Groot Oosten te Den Haag, met bijzon<strong>de</strong>re dank aan <strong>de</strong> heer B. Croiset van Uchelen.<br />

7 Epiloog. - V. Tricht, Verkenning, 115, wees er al op dat ‘Babel is <strong>de</strong> civilisatie, geleid door<br />

eerzuchtigen die zich als i<strong>de</strong>alisten <strong>voor</strong>doen en priesters die huichelen, terwijl <strong>de</strong> wijsgeren<br />

terzij<strong>de</strong> staan en on-een<strong>de</strong>re wijsheid doceren’.<br />

8 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 205 nr.273.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 190 nr. 260.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 792 nr.261.<br />

11 Braches, Boek als N.K., 138, 177, 282, 510 (nr.010618*).<br />

12 Henri Borel, in Vad. 18 juli 1923.<br />

13 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 196 nr.265.<br />

14 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 197 nr.266.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 203 nr.270.<br />

17 Over dit probleem uitvoerig Francis Bulhof, ‘De chronologie van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’,<br />

in De Nieuwe Taalgids 72 nr.1 (januari 1979), 14-33.<br />

18 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 204 nr.272.<br />

19 Zie noot 8.<br />

20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 211 nr.279.<br />

21 Zie over <strong>de</strong>ze kwestie Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 288.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 277.<br />

23 I<strong>de</strong>m. 284.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 288 e.v.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


25 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 203 nr.271.<br />

26 I<strong>de</strong>m. 199 nr.268.<br />

27 I<strong>de</strong>m., 219 nr.291.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 198 nr.266.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 200 nr.269.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 203 nr.271.<br />

31 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 8.<br />

32 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 204 nr.273.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 206 nr. 275.<br />

34 De Gids (1901), III, 407-416. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels (1902), 1-18.<br />

35 De Gids (1901), IV, 191-203. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 19-40.<br />

36 De Gids (1903), I, 381-388. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 144-156.<br />

37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 210 nr.278.<br />

38 De Gids (1902), I, 389-406. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 157 -87.<br />

39 Over lichten<strong>de</strong> drempels, 41-143.<br />

40 Maatstaf II (1963), 169 nr.22.<br />

41 Braches, Boek als N.K., 368, 513, (nr.011123). - Uit <strong>de</strong> zeer grote literatuur over <strong>de</strong> cyclus zij<br />

hier gewezen op <strong>de</strong> analyse van dr. G. Kazemier, ‘Het <strong>de</strong>terminisme in <strong>de</strong> roman. <strong>Couperus</strong>,<br />

De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’, in De roman als levensspiegel (1950). 87-10.<br />

42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 213 nr.284.<br />

43 Zijn kleindochter vertel<strong>de</strong> later aan haar dochter Carla Biberle het verhaal dat zij hem eens in<br />

vertwijfeling had horen uitroepen, boven in zijn stu<strong>de</strong>erkamer: ‘O God, als het dan Uw wil is,<br />

dat ik eeuwig moet pissen, dàt ik dan maar weer pisse!’ waarop hij zich, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zoveelste maal,<br />

weer had getracht te ontlasten. (Het werkte overigens zeer op Stans lachspieren en op die van<br />

haar zusje Edmée.)<br />

44 Zie noot 17.<br />

45 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 314 nr.285.<br />

46 Zie noot 39.<br />

47 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 217 nr.288.<br />

48 Het late leven II, XI.<br />

49 Zielenschemering III, IX.<br />

50 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 219 nr.291.<br />

51 Maatstaf II (1963), 170 nr.23. - Fontijn, Extase, 98-110, meen<strong>de</strong> sterke invloed van Wagners<br />

Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen op <strong>Couperus</strong>' romancyclus waar te nemen (Paul van Lowes<br />

enthousiasme <strong>voor</strong> Wagner blijkt daar dui<strong>de</strong>lijk). Dat <strong>Couperus</strong> van Wagners muziek hield<br />

staat vast, <strong>voor</strong>al van ‘Wotans Abschied’ en ‘Feuerzauber’ uit Die Waküre. Of Constance echter<br />

iets te maken heeft met Brünnhil<strong>de</strong>, is betwijfelenswaardig. Fontijn meent: ‘Wie op het niveau<br />

van <strong>de</strong> leidmotieven parallellen trekt lassen <strong>de</strong> Ring en <strong>de</strong> romancyclus, zal kunnen zien hoe<br />

sterk <strong>de</strong> laatste doordrenkt is van <strong>de</strong> atmosfeer en muziek van Wagner.’ - In zijn brief aan Marie<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein meldt <strong>Couperus</strong> hier niets van. Is hier niet eer<strong>de</strong>r van gelijkgestemdheid sprake?<br />

(toegegeven dat Zielenschemering natuurlijk van Götterdämmerung moet zijn afgeleid).<br />

52 V. Booven, Leven, 179.<br />

53 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 227 nr.301.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 228 nr. 302.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 239 nr. 304.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 230 nr. 305.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 230 nr. 306.<br />

58 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

59 V. Booven, Lenen, 187.<br />

60 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 233 nr.313.<br />

61 ‘<strong>Een</strong> woord van her<strong>de</strong>nken’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XII (1914), II, 513-514. - Erbe, Nag. werk,<br />

175-176.<br />

62 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 234 nr.315.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 238 nr.319.<br />

II [1902-1903]<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


In zijn grote romancyclus heeft <strong>Couperus</strong> veel ervaringen en beel<strong>de</strong>n verweven die<br />

met elkaar het Den Haag van rond <strong>de</strong> eeuwwisseling op onvergetelijke wijze oproepen.<br />

Natuurlijk is alles wat hij er aan toegevoegd heeft belangrijker dan welk aan <strong>de</strong><br />

werkelijkheid ontleend element ook. De lief<strong>de</strong> en warmte waarmee hij <strong>de</strong> viermaal<br />

twee boeken geschreven heeft, zijn psychologisch inzicht, zijn talent <strong>voor</strong> dramatische<br />

han<strong>de</strong>ling, zijn superieure hantering van <strong>de</strong> taal, <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eënwereld op zichzelf, staan<br />

<strong>voor</strong>op. De schil<strong>de</strong>ring van het milieu dat hij zo goed ken<strong>de</strong> draagt het kenmerk van<br />

sterke authenticiteit. De uiterlijke wereld is tot een innerlijke gewor<strong>de</strong>n op superieure<br />

wijze. 1<br />

Het is een weerspiegeling van Haags leven in <strong>de</strong> kringen <strong>de</strong>r hogere bourgeoisie.<br />

Wat er in <strong>de</strong> lagere milieus omging had zijn interesse niet en bij gebrek aan<br />

vertrouwdheid daar mee zou hij dat ook nooit hebben kunnen beschrijven. <strong>Couperus</strong><br />

had echter genoeg zelfinzicht om zich daar ook niet aan te wagen. Wat hem<br />

wezensvreemd was liet hij liggen. Zijn wereld was die van een elite. Zijn gezichtshoek<br />

was die van iemand die zelf nooit in vaste dienst werkzaam is geweest en eigenlijk<br />

ook nauwelijks besefte wat dat beteken<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> werken<strong>de</strong> man was<br />

hij een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


279<br />

buitenstaan<strong>de</strong>r. Wat hij het beste ken<strong>de</strong> waren vrouwen in haar bescherm<strong>de</strong> omgeving,<br />

<strong>de</strong> kringen van ou<strong>de</strong>re heren die niet meer werkten of nooit serieus gewerkt had<strong>de</strong>n,<br />

waarbij zijn inlevingsvermogen zich <strong>voor</strong>al richtte op hun gevoelens. <strong>Couperus</strong><br />

bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn figuren sterk intuïtief. Dit verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet dat hij <strong>de</strong> voosheid van<br />

dit milieu perfect observeer<strong>de</strong> en weergaf. Eigen waar<strong>de</strong>oor<strong>de</strong>len relativeer<strong>de</strong> hij<br />

overigens steeds weer. ‘Het is alles om niets,’ <strong>de</strong>nkt Addy aan het eind van De kleine<br />

zielen. De cyclus had dit wel als motto mee kunnen krijgen. Wat <strong>Couperus</strong> beziel<strong>de</strong><br />

was een groot me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> samenleving waar hij zelf een<br />

onlosmakelijk <strong>de</strong>el van uitmaakte. Niet <strong>voor</strong> niets was reeds <strong>de</strong> Cyrus uit Babel van<br />

hoogmoed tot ne<strong>de</strong>righeid geraakt. Cyrus was met open han<strong>de</strong>n afgedaald van zijn<br />

verhevenheid en had zijn ziel geopend om te kunnen ontvangen en teruggeven. Juist<br />

dit was het geweest waar Astarte zich aan het slot zo over verheugd had. <strong>Couperus</strong><br />

zag dit als zijn eigen opdracht.<br />

Veel Haagse elementen zijn ontleend aan <strong>de</strong> realiteit. Het huis in <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rstraat<br />

was in werkelijkheid het huis Sophialaan 12. Zoals Constance van <strong>de</strong>r Welcke was<br />

ook hij daar uit getrouwd. De serre waar <strong>de</strong> tantes Rien en Tien plachten te zitten -<br />

ongetwijfeld familiefiguren, al kennen wij ze niet meer - bestaat nog altijd.<br />

In dit huis ook heeft het grote portret gehangen dat als een symbool van vroegere<br />

grootheid was: <strong>de</strong> overle<strong>de</strong>n vroegere gouverneur-generaal. In werkelijkheid betrof<br />

het een portret van <strong>de</strong> oud-minister van Koloniën G.L. Baud, 2 <strong>Couperus</strong>' oom en<br />

Elisabeths grootva<strong>de</strong>r. Het laat Baud zien in ministeriële galakledij, met or<strong>de</strong>tekenen<br />

en gou<strong>de</strong>n borduursels. Het is even star en officieel als het schil<strong>de</strong>rij uit <strong>de</strong> roman.<br />

G.L. Baud was een neef van J.C. Baud, die van 1833 tot 1836 het hoge ambt ad<br />

interim bekleed heeft. <strong>Couperus</strong>' eigen grootva<strong>de</strong>r Reynst was eveneens waarnemend<br />

gouveneur-generaal geweest. Het portret had dus meer dan alleen maar symbolische<br />

waar<strong>de</strong>. De vroegere ‘gran<strong>de</strong>ur’ in <strong>de</strong> familie berustte op werkelijkheid.<br />

Daar komt bij dat G.L. Baud tot tweemaal toe op een haar na werkelijk<br />

gouverneur-generaal is gewor<strong>de</strong>n. Hij heeft een indrukwekken<strong>de</strong> carrière gemaakt,<br />

<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el in Indië. Reeds op tweeën<strong>de</strong>rtigjarige leeftijd werd hij resi<strong>de</strong>nt van<br />

Kediri, en vijf jaar later, in 1838, resi<strong>de</strong>nt van Semarang. In 1845 vertrok hij naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland. Zijn neef J.C. Baud was toen minister van Koloniën. Zij had<strong>de</strong>n echter<br />

geen goe<strong>de</strong> relatie. Van 1848 tot<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


280<br />

1849 werd G.L. Baud zelf minister van Koloniën. Het is in 1850 geweest, dat hem<br />

het gouverneur-generaalschap werd aangebo<strong>de</strong>n. Maar hij trok zich terug toen hem<br />

bleek dat een aantal van zijn <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n niet gehonoreerd zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Hij werd<br />

toen, tot 1858, lid van <strong>de</strong> Raad van State.<br />

In 1861 werd hem opnieuw <strong>de</strong> portefeuille van Koloniën aangebo<strong>de</strong>n. Baud<br />

weiger<strong>de</strong> echter. Bijna is hij in 1866 alsnog gouverneur-generaal gewor<strong>de</strong>n. Allerlei<br />

intriges hebben dit verhin<strong>de</strong>rd, zo heet het. Aan zijn Indische tijd bewaar<strong>de</strong> hij een<br />

won<strong>de</strong>rlijk souvenir... In Kediri was in<strong>de</strong>rtijd op hem een aanslag gepleegd. De<br />

muiteling, Sin<strong>de</strong>rgo, werd onmid<strong>de</strong>llijk gedood, en men offreer<strong>de</strong> <strong>de</strong> gewon<strong>de</strong> doch<br />

gered<strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt als aan<strong>de</strong>nken diens sche<strong>de</strong>l. Baud heeft die tot zijn dood toe zuinig<br />

bewaard. <strong>Een</strong> tijdgenoot tekent ons <strong>de</strong>ze oom van <strong>Couperus</strong> als een statige man, op<br />

negentigjarige leeftijd nog volledig bij <strong>de</strong> pinken en kaarsrecht van houding. 3<br />

Het is maar zeer ten <strong>de</strong>le waar dat <strong>Couperus</strong>, zoals wel eens gezegd is, in Den<br />

Haag min of meer aan <strong>de</strong> zelfkant van <strong>de</strong> aristocratie geleefd zou hebben. Mogen er<br />

ook kringen niet zeer toegankelijk <strong>voor</strong> hem zijn geweest, en mag zijn eigen moe<strong>de</strong>r<br />

er misschien ‘ontoonbaar’ Indisch hebben uitgezien, dit nam niet weg dat <strong>de</strong> families<br />

Baud, Reynst en <strong>Couperus</strong> aanzien genoeg genoten. Dat er in<strong>de</strong>rdaad sprake was<br />

van een ‘gran<strong>de</strong>ur déchue’ doet daar niet veel aan af. Ook dit was trouwens maar<br />

betrekkelijk. <strong>Couperus</strong>' eigen broer John Ricus heeft het tot resi<strong>de</strong>nt van Djokja<br />

gebracht, een positie die allerminst van gran<strong>de</strong>ur gespeend was. Papa John Ricus is<br />

zelf op zijn ou<strong>de</strong> dag bijna nog een keer minister gewor<strong>de</strong>n: in 1867 werd hem, zo<br />

zagen wij al, <strong>de</strong> portefeuille van Koloniën aangebo<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> romancyclus moeten vele verhalen van <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r verwerkt zijn. Wij<br />

horen van Constances herinneringen aan haar meisjestijd, doorgebracht van haar<br />

twaalf<strong>de</strong> tot haar zeventien<strong>de</strong> in Buitenzorg. Als dochter van <strong>de</strong> gouverneur-generaal<br />

was <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n pajong haar een begrip. Wanneer <strong>de</strong> familie binnenkwam werd het<br />

Wien Neêrlands Bloed gespeeld. Constance genoot ook van alle an<strong>de</strong>re eerbewijzen.<br />

- <strong>Couperus</strong>' eigen moe<strong>de</strong>r was vijftien jaar oud toen J.C. Reynst waarnemend<br />

gouverneur-generaal werd. Zij heeft al <strong>de</strong>ze dingen uiteraard goed gekend, en zal er<br />

vaak genoeg over gesproken hebben. Bijna al haar kin<strong>de</strong>ren waren in Indië geboren.<br />

Den Haag was <strong>voor</strong> haar maar Den Haag. Zij miste er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


281<br />

alles wat het vroegere leven in Indië - een land waar <strong>de</strong> familie maatschappelijk<br />

wérkelijk tot <strong>de</strong> top behoor<strong>de</strong> - aan weel<strong>de</strong>, gemakken en genoegens te bie<strong>de</strong>n had<br />

gehad.<br />

Wat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re carrière van Constance betreft, haar Romeinse jaren bracht zij ook<br />

al op hoog niveau door. Het hofbal dat <strong>Couperus</strong> zelf in Romein 1895 bijwoon<strong>de</strong><br />

bewijst wel dat hij daar over goe<strong>de</strong> introducties beschikt heeft. Ook die kringen ken<strong>de</strong><br />

hij. Constance ‘vond in Rome <strong>de</strong> hofbals glanzen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> raôuts in Den Haag; zij<br />

maakte kennis met allerlei groote namen’. Zo ook <strong>Couperus</strong>, die er echter weinig<br />

mee <strong>de</strong>ed.<br />

Lokaties als het huis van Karel en Cateau in <strong>de</strong> Oranjestraat, <strong>de</strong> woning van Gerrit<br />

in <strong>de</strong> Bankastraat, <strong>de</strong> wisselen<strong>de</strong> pensions van Dorine (<strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> ze!), het<br />

Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s waar Constance tij<strong>de</strong>lijk verblijft, het <strong>de</strong>ftige huis van <strong>de</strong> Van Naghels<br />

in het Bezui<strong>de</strong>nhout, het kleine huis van <strong>de</strong> Van <strong>de</strong>r Welckes aan <strong>de</strong> Kerkhoflaan,<br />

het appartement van Ernst op <strong>de</strong> Nieuwe Uitleg en dat van Paul in <strong>de</strong> Houtstraat, dit<br />

alles speelt me<strong>de</strong> een rol. Op vele van <strong>de</strong>ze adressen zal <strong>Couperus</strong> kennissen hebben<br />

gehad. Hun namen kennen wij helaas niet meer.<br />

An<strong>de</strong>rs staat het met huis en straat van <strong>de</strong> Van Saetzema's. De kleine zielen <strong>de</strong>el<br />

11 opent met <strong>de</strong> beschrijving van een hoekhuis dat ‘niet in <strong>de</strong> lengte <strong>de</strong>r huizenrei<br />

[sic] stond, maar in <strong>de</strong> breedte, en <strong>de</strong> straat half afsloot, als een hofje van groote<br />

huizen. De straat strekte zich vrij lang uit en, ook aan haar an<strong>de</strong>re ein<strong>de</strong>, sloot een<br />

huis ze ten <strong>de</strong>ele af, en maakte waarlijk van ze een hofje, van gegoe<strong>de</strong> lui.’ <strong>Couperus</strong><br />

noemt <strong>de</strong> straat niet met name, en hij had daar re<strong>de</strong>nen toe. Tot die gegoe<strong>de</strong> lui<br />

behoor<strong>de</strong>n namelijk zijn eigen ou<strong>de</strong>rs. De straat is fotografisch dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong><br />

Surinamestraat, gezien en beschreven vanuit het haaks geplaatste huis nummer 42.<br />

Wellicht heeft <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> bewoner ervan gekend, <strong>de</strong> rijksbouwmeester<br />

G.H. Peters die het huis van 1880-'81 tot 1920 bewoon<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> gevel zien wij nog<br />

een steen die aan diens beroep herinnert, naast een reliëf met <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> zo<br />

vereer<strong>de</strong> Venus van Botticelli.<br />

De perken in het mid<strong>de</strong>n met hun kastanjebomen, <strong>de</strong> gevels met hun vele imposante<br />

vlaggestokken - nog altijd -, <strong>de</strong> grillige balkons, erkers en puntdakjes: geen enkele<br />

an<strong>de</strong>re Haagse straat is in dit boek door <strong>Couperus</strong> zo nauwkeurig geobserveerd en<br />

beschreven. Het is daarmee <strong>de</strong> Haagse straat par excellence gewor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong><br />

noemt ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom ervan, ‘ongeveer twintig jaar’. De jaartallen in sommige<br />

gevels bevestigen <strong>de</strong>juistheid daarvan, evenals het bouwjaar van papa <strong>Couperus</strong>'<br />

eigen huis.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


282<br />

Curieus is <strong>de</strong> vermelding dat <strong>de</strong> vlaggestokken slechts tweemaal per jaar dienst<br />

hoef<strong>de</strong>n te doen: als er gevlagd werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koningin en <strong>voor</strong> haar moe<strong>de</strong>r. Dit<br />

bepaalt het tijdstip waarop <strong>de</strong> roman begint na 1890, toen Willem III gestorven is.<br />

Daar <strong>de</strong> heer Van Vreeswijck bovendien in dienst blijkt te zijn van <strong>de</strong><br />

koningin-regentes - hij is kamerheer - hebben wij als terminus ante quem 31 augustus<br />

1898. 4<br />

Ook buiten Den Haag heeft <strong>Couperus</strong> hem beken<strong>de</strong> lokaties beschreven. In<br />

Zielenschemering bij <strong>voor</strong>beeld vertrekt <strong>de</strong> geesteszieke Ernst naar Nunspect. Bij<br />

dokter Van Heuvel zal hij zijn intrek nemen in een kliniek <strong>voor</strong> zenuwzieken. Van<br />

Heuvel en diens vrouw wonen er zelf in een ‘lieve villa’. Addy van <strong>de</strong>r Welcke gaat<br />

zijn zieke oom daar een bezoek brengen. Het huis ligt van <strong>de</strong> weg af, in een<br />

schaduwrijke tuin. De kamer van Ernst is lief, ‘het uitzicht vroolijk... dokter Van<br />

Heuvel en zijn vrouw zijn hartelijke, eenvoudige menschen... Het zal zelfs geen<br />

isolatiekuur zijn.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk is hier dr. Jan Versteeg geportretteerd, die tussen<br />

1879 en 1906 in Barneveld een <strong>de</strong>rgelijke particuliere praktijk uitoefen<strong>de</strong>. 5 Hij woon<strong>de</strong><br />

er in <strong>de</strong> Schoutenstraat. Op het nabij gelegen buitengoed Duinkerken open<strong>de</strong> hij in<br />

1893 een inrichting <strong>voor</strong> zenuwpatiënten. In oktober 1897 heeft Minta Baud daar<br />

verblijf gehou<strong>de</strong>n.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> een verschuiving van Barneveld naar Nunspeet toepaste <strong>de</strong>ed hij<br />

niet zon<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>n. Nunspeet immers ken<strong>de</strong> hij zelf bijzon<strong>de</strong>r goed, sinds hij daar met<br />

<strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins bij herhaling 's zomers gelogeerd had. De villa die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

mevrouw Van Lowe in Nunspeet huurt, is dan ook ongetwijfeld een reminiscentie<br />

aan het huis dat <strong>Couperus</strong>' zuster Catharina en haar echtgenoot Benjamin daar plachten<br />

te betrekken. In geï<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>, om niet te zeggen geromantiseer<strong>de</strong> vorm heeft dit<br />

eer<strong>de</strong>r al gestalte gekregen als De Horze in Eline Vere. Niet zomaar installeert<br />

mevrouw Van Lowe er zich ‘met A<strong>de</strong>line en haar blon<strong>de</strong> troepje’, ook Catharina had<br />

daar altijd met haar kin<strong>de</strong>ren gelogeerd.<br />

Veel van <strong>Couperus</strong>' Veluwse ervaringen en herinneringen had hij al in zijn<br />

jeugdroman verwerkt en hij kon die moeilijk nogmaals gebruiken. Daarom<br />

concentreer<strong>de</strong> hij zich ditmaal op <strong>de</strong> tragische scènes waar <strong>de</strong> zenuwzieke Ernst een<br />

hoofdrol in speelt. Er is geen twijfel aan of in <strong>de</strong>ze figuur heeft hij zijn krankzinnige<br />

broer Petrus Theodorus ten tonele gevoerd, die misschien ook wel eens daarbuiten<br />

bij <strong>de</strong> familie is geweest, in betere perio<strong>de</strong>n. Met enige zekerheid valt daar overigens<br />

niets over te zeggen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


283<br />

Tenslotte is er Baarn, waar Bertha gaat wonen na <strong>de</strong> dood van Van Naghel. Financieel<br />

kan zij het dan niet goed meer bolwerken. Zij trekt zich in <strong>de</strong> roman in Baarn terug,<br />

samen met haar bei<strong>de</strong> nog niet getrouw<strong>de</strong> dochters <strong>Louis</strong>e en Marianne. In <strong>de</strong> kleine<br />

villa, waar in het boek sprake van is, woont zij spoedig met Marianne alleen. - De<br />

parallel met <strong>Couperus</strong>' tante Wilhelmina Baud en haar dochter Minta dringt zich op.<br />

Letterlijk was het <strong>de</strong> situatie die <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> in <strong>de</strong> tijd dat hij zelf in Hilversum<br />

woon<strong>de</strong>: in Villa Minta. Meermalen ging hij zelf in Baarn logeren. Tante Wilhelmina<br />

Baud-<strong>Couperus</strong> - zij zou in 1899 komen te overlij<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> tijd dat <strong>Couperus</strong> in Indië<br />

was - had er <strong>de</strong> villa Mon Repos betrokken. ‘Telkens als een trein aandreun<strong>de</strong>, hetzij<br />

ophield, hetzij doorstoom<strong>de</strong> in een nauwlijks vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vaart, beef<strong>de</strong> <strong>de</strong> kleine<br />

villa...’ 6 Het is een situatie die <strong>Couperus</strong> goed gekend moet hebben.<br />

Naast <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>cors hebben ook <strong>Couperus</strong>' familiele<strong>de</strong>n en kennissen dus hun steentje<br />

aan <strong>de</strong> romancyclus bijgedragen, zij het dat het zel<strong>de</strong>n portretten in <strong>de</strong> letterlijke zin<br />

zijn. Er is veeleer sprake van contaminaties. Zo is Bertha niet zo oud als tante<br />

Wilhelmina in werkelijkheid was. Van Naghel is minister, een ambt dat oom Baud<br />

vele jaren eer<strong>de</strong>r bekleed had. Het geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> staatsieportret, zo zagen wij al,<br />

herinnert aan meer dan één illuster familielid van <strong>Couperus</strong>.<br />

In <strong>de</strong> familie zelf bestond <strong>de</strong> overlevering dat Karel en Cateau gebaseerd waren<br />

op Minta's zuster en zwager Schuurbeque Boeye-Baud. 7 Daar G.L. Baud en zijn<br />

vrouw in totaal veertien kin<strong>de</strong>ren hebben gekregen, waarvan er in <strong>Couperus</strong>' jeugd<br />

nog negen in leven waren, moeten <strong>de</strong> bijeenkomsten in <strong>de</strong> Sofialaan in<strong>de</strong>rdaad ware<br />

‘familietaferelen’ geweest zijn. Elisabeth woon<strong>de</strong> ze bij als was zij een jongste zuster.<br />

<strong>Couperus</strong> stond genealogisch met al <strong>de</strong>ze volle neven en nichten op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn.<br />

Vijf waren getrouwd, en brachten dus ook nog weer echtgenoten en kin<strong>de</strong>ren mee.<br />

Wie van al <strong>de</strong>ze mensen <strong>Couperus</strong> allemaal in zijn roman on<strong>de</strong>rdak heeft verleend<br />

zal wel nooit meer kunnen wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />

Maar niet alleen familiele<strong>de</strong>n spelen mee. Ritmeester Gerrit heeft, afgezien van<br />

vrouw en kin<strong>de</strong>ren, veel van Gerrit Jäger en Johan Ram meegekregen, zowel wat<br />

zijn karakter als zijn ziekelijke hypochondrische neigingen aangaat. Ditmaal betreft<br />

het dus vrien<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>. De zelfmoord door verdrinking van Gerrits vriendin<br />

Pauline in het Ververschingskanaal, berust ongetwijfeld op <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntieke suïci<strong>de</strong>, in<br />

1894, van Jäger.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


284<br />

In Zielenschemering mag <strong>de</strong> beschrijving van Ernsts krankzinnigheid wel een van<br />

<strong>de</strong> aangrijpendste passages genoemd wor<strong>de</strong>n. Het is in 1893 geweest, dat in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland bijna onzichtbaar verstopt een kleine bekendmaking heeft gestaan: ‘21<br />

April 1893 is Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> op grond van krankzinnigheid on<strong>de</strong>r<br />

curateele gesteld.’ Als curator trad <strong>Couperus</strong>' zwager op. Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />

Hiermee was <strong>de</strong> ernstige geestesziekte van <strong>Couperus</strong>' oudste broer niet langer een<br />

door <strong>de</strong> familie geheim gehou<strong>de</strong>n feit. Heel Den Haag heeft er kennis van kunnen<br />

nemen. Hoe hard dit gevoelsmatig moet zijn aangekomen, blijkt uit <strong>de</strong> roman maar<br />

al te dui<strong>de</strong>lijk. Het is Ernsts moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe, die als eerste het<br />

woord krankzinnig uitspreekt.<br />

Merkbaar zelf ontroerd, heeft <strong>Couperus</strong> het leed van zijn eigen moe<strong>de</strong>r als volgt<br />

beschreven: ‘En schril klonk het woord, dat nog niemand tegen haar had uitgesproken<br />

- hoewel zij <strong>de</strong> beteekenis gera<strong>de</strong>n had - door <strong>de</strong> duisteren<strong>de</strong> kamer, waar verschrikt,<br />

om <strong>de</strong>n schrillen klank van <strong>de</strong> snerpen<strong>de</strong> stem <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> vrouw, plotseling alle<br />

fluisteringen zwegen. Alles zweeg er en om het woord voer een huivering door <strong>de</strong><br />

kamer. De kin<strong>de</strong>ren zagen elkan<strong>de</strong>r aan, omdat mama het woord had uitgesproken,<br />

het woord, dat zij niet had<strong>de</strong>n gezegd - ook al had<strong>de</strong>n zij, stil, het gedacht. Het woord,<br />

dat mama zoo schril uitsprak, bijna schreeuwen<strong>de</strong> tegen Constance, in <strong>de</strong><br />

onweerhoudbare pijn van haar verdriet, sloeg hen allen met een plotsen schrik -<br />

omdat het, uit mama's mond, klonk als <strong>de</strong> openlijke bevestiging van wat zij wel allen<br />

wisten, maar niet bevestigen wil<strong>de</strong>n, dan in groot geheim tegen elkaar.’ Zo diep werd<br />

dit leed gevoeld, en zo groot was het taboe dat er op rustte, dat zelfs lang na <strong>Couperus</strong>'<br />

dood zijn weduwe er in het geheel niet over heeft willen spreken. In Van Boovens<br />

<strong>biografie</strong> wordt het volkomen verzwegen. Petrus Theodorus, krankzinnig gebleven<br />

tot zijn dood, is oud gewor<strong>de</strong>n. Pas op 7 maart 1928 stierf hij te Zeist.<br />

Het is in het hoofdstuk daarna, dat <strong>Couperus</strong> alle smarten van zijn moe<strong>de</strong>r opsomt,<br />

in <strong>de</strong> termen van <strong>de</strong> roman: <strong>de</strong> dood van haar dochtertjes, verdriet om wat Constance<br />

overkomen is, droefheid om <strong>de</strong> dood van Van Naghel, en dan: ‘Was het dan niet<br />

genoeg... dat een harer kin<strong>de</strong>ren... gek was... het vreeslijkst wat zijn kan immers?’ -<br />

De advertentie met <strong>de</strong> datum 21 april mag gezien wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> zware sluitsteen van<br />

een proces dat zich al een tiental jaren had <strong>voor</strong>tgesleept. De ou<strong>de</strong> mevrouw<br />

<strong>Couperus</strong>-Reynst heeft het niet verwerkt. Twee maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het in <strong>de</strong> open-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


285<br />

baarheid kwam is zij, op 15 februari 1893, overle<strong>de</strong>n. Haar oudste zoon zat toen al<br />

<strong>voor</strong>goed in <strong>de</strong> inrichting waarvan thuis het woord niet mocht wor<strong>de</strong>n uitgesproken:<br />

‘het vreeslijke woord, dat aanduid<strong>de</strong> het huis van schan<strong>de</strong>, familie-schan<strong>de</strong>.’ Als<br />

krankzinnigheid door <strong>de</strong> familie zó werd ervaren, dan vraagt men zich in gemoe<strong>de</strong><br />

af, of <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in dit Haagse milieu uit <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zich ooit over<br />

zijn eigen, seksuele problematiek zal hebben durven uiten. Tenzij...<br />

Wat is ‘Constance’ eigenlijk overkomen? Waarom heeft mama ook al zo hevig<br />

moeten lij<strong>de</strong>n om wat genoemd wordt ‘Constance's schan<strong>de</strong>’? Wie is eigenlijk<br />

‘Constance’? - Haar tragedie is die van <strong>de</strong> sociale paria, uitgestoten uit haar kring<br />

omdat zij zich niet heeft gehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschreven gedragsco<strong>de</strong> ván die kring.<br />

Als zodanig kon <strong>Couperus</strong> zich gemakkelijk mee haar vereenzelvigen, en zon<strong>de</strong>r<br />

twijfel heeft hij in <strong>de</strong>ze figuur ook veel van zichzelf gegeven. Overigens was het<br />

verschijnsel ‘geschei<strong>de</strong>n vrouw’ in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> niet onbekend. Papa's eigen<br />

zuster Gesina Rica (1822-1892) is driemaal getrouwd geweest. De eerste keer werd<br />

zij weduwe. De twee<strong>de</strong> keer scheid<strong>de</strong> zij, van Constantijn L. Scheidler List, zoon<br />

van een minister van Oorlog. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> keer trouw<strong>de</strong> zij, in 1865, met <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien jaar<br />

jongere jhr. Gerard F. van <strong>de</strong> Poll. Het is niet uitgesloten dat <strong>de</strong>ze tante van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> - zuster en schoonzuster dus ook van <strong>de</strong> Bauds in <strong>de</strong> Sophialaan - in eerste<br />

instantie <strong>voor</strong> Constance mo<strong>de</strong>l heeft gestaan, te meer daar <strong>de</strong> naam van haar eerste<br />

echtgenoot, De Sturler, maar weinig afwijkt van De Staffelaar uit het boek. Meer<br />

valt hier bij gebrek aan gegevens niet over te zeggen. De oorzaak van <strong>de</strong> echtscheiding<br />

is niet bekend, noch ook weten wij veel over jhr. Van <strong>de</strong> Poll. Diens moe<strong>de</strong>r was een<br />

baronesse Van Heerdt uit Arnhem. Wellicht heeft <strong>de</strong> jonkheer mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong><br />

Henri baron Van <strong>de</strong>r Welcke?<br />

Wel <strong>de</strong>gelijk bestaat natuurlijk <strong>de</strong> mogelijkheid dat <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r heeft geweten<br />

wat er met haar jongste zoon eigenlijk aan <strong>de</strong> hand was. In dat geval is ‘Constance's<br />

schan<strong>de</strong>’ tevens een equivalent van <strong>Couperus</strong>' eigen ‘schan<strong>de</strong>’. De romancyclus zou<br />

dan ten <strong>de</strong>le in een an<strong>de</strong>r licht komen te staan. Alleen familiebrieven had<strong>de</strong>n hier <strong>de</strong><br />

ontbreken<strong>de</strong> inlichtingen kunnen verschaffen.<br />

De figuur Paul vormt nauwelijks een probleem. Voortdurend geeft zijn geestelijke<br />

va<strong>de</strong>r hem dandyachtige <strong>Couperus</strong>theorieën in <strong>de</strong> mond. Hij is als het ware een wat<br />

karikaturaal uitgevallen zelfportret van <strong>de</strong> wat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


286<br />

ou<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong> die, na <strong>de</strong> huid van Hugo Aylva te hebben afgelegd, in die van <strong>de</strong><br />

badineren<strong>de</strong> poseur is gekropen en graag <strong>de</strong> draak steekt met zijn eigen kokette<br />

eigenaardighe<strong>de</strong>n. De poseur was echter een quasi-poseur. Het was een rol die<br />

<strong>Couperus</strong> goed lag. Achter dit masker school hij weg. Geheel afgelegd heeft hij het<br />

nimmer, en velen heeft hij er mee misleid. Tegen het ein<strong>de</strong> van Het heilige weten<br />

laat hij Paul overigens terloops nog iets zeggen dat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' eigen psychische<br />

gesteldheid onthullend is: 8 ‘Lief<strong>de</strong>... dat is wel vreemd. Ik heb dat nooit gevoeld...<br />

Hij voel<strong>de</strong> zich rillen, en zei: - Het is koud, vandaag, Constance...’<br />

<strong>Couperus</strong>' gevoelens kon<strong>de</strong>n zich in<strong>de</strong>rdaad nog altijd niet richten op één persoon.<br />

Zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Elisabeth was iets an<strong>de</strong>rs, van familiaire aard, geslachtsloos. In De<br />

boeken <strong>de</strong>r kleine zielen overstraalt zijn warme menselijkheid velen, om niet te zeggen<br />

ie<strong>de</strong>reen: zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring, want zelfs <strong>de</strong> tantes Rien en Tien, het kreng Adolfine<br />

en <strong>de</strong> zelfingenomen Karel en Cateau <strong>de</strong>len uitein<strong>de</strong>lijk in zijn me<strong>de</strong>dogen. Jaren<br />

later heeft <strong>Couperus</strong> het eens aldus uitgedrukt: 9 ‘Zet niet tusschen je zelf en een an<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> fopspiegels van sympathie of antipathie! Het komt er per slot zoo weinig op aan<br />

hoe ik die me<strong>de</strong>mensch vind - als kunstenaar moet het mij oneindig meer interesseeren<br />

hoe die an<strong>de</strong>r is.’ Deze aan het naturalisme ontleen<strong>de</strong> stelregel paste <strong>Couperus</strong> ook<br />

in <strong>de</strong> praktijk van het dagelijks leven toe.<br />

Cyrus uit Babel, Addy uit De kleine zielen, ze zijn elkaar verwant. In <strong>de</strong> laatste<br />

figuur heeft <strong>Couperus</strong> het i<strong>de</strong>aalbeeld geschapen van hoe hij zelf het liefst had willen<br />

zijn. Wat Addy werkelijk bezielt, komt sterk tot uiting op het ogenblik dat hij in<br />

Nunspeet <strong>de</strong> krankzinnige Ernst tracht te helpen. Het wordt hem dan ineens dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat hij arts wil wor<strong>de</strong>n. Addy is een i<strong>de</strong>alist, hij cijfert zichzelf weg, vervuld als hij<br />

is van het grote me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n dat hij voelt <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reeen die hij op zijn weg tegenkomt<br />

en die om zijn hulp vraagt. In <strong>de</strong> realiteit heeft <strong>Couperus</strong> dit zo niet nagestreefd. Het<br />

lag niet in zijn vermogen. Zich geven kon hij alleen via <strong>de</strong> droomwereld van zijn<br />

kunst. Daarin <strong>de</strong>ed hij het dan ook geheel.<br />

Tenslotte zijn er dan nog <strong>de</strong> in <strong>de</strong> cyclus gebruikte namen. Vele daarvan gaan<br />

terug op zijn eigen familie. Adèle Lowe heette een nichtje, dochter van papa's oudste<br />

broer Henry. In <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong>, Baud, Reynst en Vlielan<strong>de</strong>r Hein komen wij<br />

ver<strong>de</strong>r als <strong>voor</strong>namen tegen: Adriaan, Bertha, Cateau (Catharina), Constance, Emilie,<br />

Frans, Geertru<strong>de</strong>, Geertruida, Henri, Johan, Karel, <strong>Louis</strong>(e), Marie, Mathil<strong>de</strong>, Paul,<br />

Paulina, Piet, et<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


287<br />

cetera. Tij<strong>de</strong>ns het schrijven moet <strong>Couperus</strong> er een hele administratie aan gehad<br />

hebben. Dat hij zich met <strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n van al <strong>de</strong>ze bijfiguren wel eens vergist blijkt<br />

te hebben, is niet te verwon<strong>de</strong>ren.<br />

Bij dit alles missen wij, zovele ontleningen ten spijt, heel sterk <strong>de</strong> weerspiegeling<br />

van één familielid - zoals ook al in Metamorfoze - dat nu juist <strong>voor</strong> zijn ontwikkeling<br />

van zoveel belang is geweest: papa <strong>Couperus</strong>. Er is in <strong>de</strong> cyclus geen enkele figuur<br />

die wij met enige overtuigingskracht kunnen vergelijken met <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r. De<br />

afrekening met zijn jeugd, of liever met zijn Haagse verle<strong>de</strong>n, bleef daarmee<br />

onvolledig. <strong>Couperus</strong> lijkt dat zeer goed te hebben beseft. Niet <strong>voor</strong> niets schreef hij<br />

Veen, nog geen drie weken na <strong>de</strong> begrafenis van zijn va<strong>de</strong>r, dat hij een nieuw<br />

romanon<strong>de</strong>rwerp had gevon<strong>de</strong>n: Ou<strong>de</strong> Menschen. Wij zullen zien dat in De boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen al elementen aanwezig zijn die in <strong>de</strong> pas in 1904 geschreven roman<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Voor<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer Takma zelf gaat dat echter niet op. Zijn va<strong>de</strong>r heeft <strong>Couperus</strong> volledig<br />

‘in reserve’ gehou<strong>de</strong>n. Wat er van hem in <strong>de</strong> Takma-figuur doordringt, zal echter<br />

blijken van ontroeren<strong>de</strong> menselijkheid te zijn. Ook <strong>voor</strong> papa <strong>Couperus</strong> gold, dat<br />

zijn zoon <strong>voor</strong>al getracht heeft te begrijpen.<br />

Veen blijkt <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>gesteld te hebben nog een vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el aan <strong>de</strong> romancyclus<br />

toe te voegen. 10 <strong>Een</strong> onbegrijpelijk <strong>voor</strong>stel: <strong>de</strong> eenheid van <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len, afgesloten<br />

door <strong>de</strong> dood van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe, is Veen dus volkomen ontgaan. Hoe<br />

onvergeeflijk die op zichzelf ook is, <strong>Couperus</strong> lijkt Veens suggestie toch goed in het<br />

oor geknoopt te hebben. <strong>Een</strong> vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el heeft hij natuurlijk geen secon<strong>de</strong> overwogen.<br />

Wel heeft bij het <strong>voor</strong>stel op een an<strong>de</strong>re manier beantwoord: na <strong>de</strong> dood van zijn<br />

va<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> hij nog een állerlaatste Haagse roman schrijven, autobiografisch getint,<br />

waar hij stof genoeg <strong>voor</strong> had overgehou<strong>de</strong>n. Van oudi menschen zou het schitteren<strong>de</strong><br />

sluitstuk wor<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>' Haagse tijd.<br />

Voorlopig echter occupeer<strong>de</strong> hij zich met iets heel an<strong>de</strong>rs. De zonen <strong>de</strong>r zon was<br />

toen zijn va<strong>de</strong>r stierf al bijna voltooid. Begin november 1902 heeft hij <strong>de</strong> laatste hand<br />

gelegd aan dit wat hij noem<strong>de</strong> 11 ‘grooter symbolistisch verhaal’. Hij had <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e ervan<br />

al in zijn gedachten ‘gecaresseerd’ toen hij nog met Het heilige weten bezig was.<br />

Dat er een verband moet zijn ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Het zou moeilijk te vin<strong>de</strong>n zijn, als<br />

<strong>Couperus</strong> ons niet zelf <strong>de</strong> sleutel had aangereikt.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


288<br />

Het heilige weten gaat over een bepaal<strong>de</strong> intuïtie. Volgens <strong>Couperus</strong> is er 12 ‘een heilig<br />

weten <strong>voor</strong> onszelf... zoo heilig, dat wij het weten alleen... wanneer <strong>de</strong> toekomst<br />

gewor<strong>de</strong>n is’. Deze woor<strong>de</strong>n staan aan het ein<strong>de</strong>, als bijna alle hoofdfiguren met hun<br />

mislukkingen geconfronteerd zijn. In <strong>de</strong> laatste regels wor<strong>de</strong> dan, bij <strong>de</strong> dood van<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r, over haar verteld: 13 ‘Het hoofd rustte achterover, wit in het witte<br />

haar omlijst. Zij wist véle heilig weten en haar ou<strong>de</strong> mond glimlachte er om,<br />

bemoedigend...’ Er is dus, ondanks alles, sprake van een positief ein<strong>de</strong>. De mens<br />

moet in zijn toekomst vertrouwen. Uitein<strong>de</strong>lijk zal <strong>de</strong> lijn omhoog gaan.<br />

In 1915, toen hij De zonen <strong>de</strong>r zon in Den Haag heeft <strong>voor</strong>gedragen, schreef<br />

<strong>Couperus</strong> een inleiding die het in veler ogen duistere prozagedicht moest verhel<strong>de</strong>ren. 14<br />

De kwintessens vatte hij aan het slot als volgt samen: ‘Wat is <strong>de</strong> wereld? Wat is <strong>de</strong><br />

mensch? Waaruit ontsproten bei<strong>de</strong>n en waarheen gaan bei<strong>de</strong>n heen... Op <strong>de</strong>ze<br />

ontzetten<strong>de</strong> vragen antwoord<strong>de</strong> ik mijzelven alleen met dit prozagedicht, dat mij<br />

vol<strong>de</strong>ed, omdat ik mijzelven kleine eischen stel<strong>de</strong>, antwoord<strong>de</strong> ik mij alleen met te<br />

dichten:<br />

De wereld was een dooven<strong>de</strong> zon...<br />

De mensch een onterf<strong>de</strong> zonneling.<br />

God was Licht en uit Duisternis schiep hij het heelal.<br />

Onze zon<strong>de</strong> zal steeds zijn het ondoordringbaar geheim.<br />

Maar nooit zal blijven wat werd,<br />

En alles, eenmaal, zal we<strong>de</strong>r terugvloeien in<br />

Licht, zelfs <strong>de</strong> Duisternis zelve,<br />

Tot alles verzoend zal zijn, en eeuwig.’<br />

De lezing waarop hij dit als zijn overtuiging naar voren bracht vond plaats met op<br />

<strong>de</strong> achtergrond een prachtig Boeddhabeeld. Het stond daar niet <strong>voor</strong> niets. Boeddha<br />

is <strong>de</strong> ontwaakte, verlichte, tot inzicht gekomene. Het bestaan, zo leert het boeddhisme,<br />

is lij<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong> levensdrang, die gegrond is op onwetendheid, zal dit lij<strong>de</strong>n blijven.<br />

Het kan alleen overwonnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> onwetendheid te overwinnen. Inzicht<br />

kan <strong>de</strong> levens-dorst vernietigen en <strong>de</strong> kring <strong>de</strong>r causaliteit verbreken die van existentie<br />

naar existentie voert. Dan alleen bereikt men het nirwana. De weg daarheen betekent<br />

concentratie (samādhi), een proces van onthechting van het aardse. Deze concentratie<br />

bestaat uit vier trappen. Na <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>, volgt dan het tot verlossing lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzicht.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


289<br />

De nadruk in Het heilige weten ligt op het niet-weten van <strong>de</strong> kleine zielen. Addy's<br />

vrouw Mathil<strong>de</strong> drukt het dui<strong>de</strong>lijk uit: 15 ‘O, hoe moet het wor<strong>de</strong>n, hoe moet het<br />

wor<strong>de</strong>n... Juist... dat weet Addy ook niet... Weet ik het - weet ik het...? Neen... o<br />

God... ik ook niet...’ De enige die het grote geheim weet, is in <strong>de</strong> laatste regel van<br />

het boek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe. Als zij volslagen kinds is gewor<strong>de</strong>n en niets<br />

meer met dit aardse leven te maken heeft, bereikt zij het Heilige Weten. Dat dit na<br />

vier boeken gebeurt kan niet op toeval berusten. <strong>Couperus</strong> heeft daarmee ongetwijfeld<br />

<strong>de</strong> weg naar <strong>de</strong> verlossing in vier trappen willen aangeven. De moe<strong>de</strong>rfiguur is <strong>de</strong><br />

enige die, na vier boeken strijd, inzicht bereikt. - Terwijl <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vrouw sterft is<br />

rondom <strong>de</strong> duisternis toegenomen. Maar, heel symbolisch: daarop draait iemand <strong>de</strong><br />

lamp hoger.<br />

Het slot van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen wordt door het prozagedicht De zonen<br />

<strong>de</strong>r zon als het ware toegelicht: eenmaal zal alles terugvloeien in het licht, zelfs <strong>de</strong><br />

duisternis, tot in eeuwigheid <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r mens afzon<strong>de</strong>rlijk verzoening bereikt is.<br />

Daarom kan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw op het ogenblik van haar dood bemoedigend<br />

glimlachen. Zij gaat immers het nirwana in.<br />

<strong>Couperus</strong> had zelf een hoge dunk van dit prozagedicht. Nimmer heeft hij het<br />

verloochend, hij heeft het integen<strong>de</strong>el altijd tot zijn allerbeste werk gerekend. 16 Dit<br />

kan alleen verklaard wor<strong>de</strong>n uit het feit dat er een <strong>voor</strong> hem zeer wezenlijke i<strong>de</strong>e<br />

achter stak. Waarom hij dit <strong>voor</strong> zijn <strong>de</strong>nken zo essentiële werk in een <strong>de</strong>rmate<br />

gekunstel<strong>de</strong> taal heeft geschreven blijft dan weer, als zo dikwijls bij <strong>Couperus</strong>, een<br />

beminnelijk raadsel. Wij mogen er ons echter niet door laten verblin<strong>de</strong>n.<br />

God en go<strong>de</strong>n, waar het <strong>de</strong>el van uitmaakt, is ontegenzeglijk een vrijwel onleesbaar<br />

boek. In <strong>Couperus</strong>' eigen tijd al heeft hij zijn lezers met <strong>de</strong>ze extreme vorm van<br />

woordkunst afgeschrikt. Het boek was jaren lang zo weinig populair, en<br />

dientengevolge onopgemerkt gebleven, dat nog in 1915 <strong>de</strong> boekverkopers - volgens<br />

zijn eigen zeggen - aan hun klanten verklaar<strong>de</strong>n: 17 ‘Mevrouw, of meneer, die roman<br />

is nog niet verschenen...’ Zijn eigen pogingen dit stiefkind beter tot zijn recht te laten<br />

komen door het in <strong>voor</strong>drachten nadrukkelijk te pousseren hebben daar weinig<br />

verbetering in gebracht. Evenals in Babel heeft <strong>Couperus</strong> zijn oorspronkelijke<br />

bedoelingen dusdanig versluierd weergegeven, dat men aan <strong>de</strong> wezenlijke religieuze<br />

kern nauwelijks toekwam.<br />

Toch is De zonen <strong>de</strong>r zon belangrijk. Latere werken wor<strong>de</strong>n er dui<strong>de</strong>lijk in<br />

<strong>voor</strong>bereid. Dat geldt ook <strong>voor</strong> Jahve, ontstaan onmid<strong>de</strong>llijk nadat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


290<br />

<strong>Couperus</strong> in november 1902 zijn eerste prozagedicht had voltooid. In een al weinig<br />

min<strong>de</strong>r hoogdraven<strong>de</strong> taal, door Querido niet geheel ten onrechte geridiculiseerd, 18<br />

creëer<strong>de</strong> hij ditmaal een theosofisch getinte kosmogonie die nauw bij De zonen <strong>de</strong>r<br />

zon aansluit. In God en go<strong>de</strong>n liet hij Jahve <strong>voor</strong>op gaan. <strong>Couperus</strong> stelt hier dat er<br />

in <strong>de</strong>n beginne een eeuwig Geheim was. Als eerste vorm schept A<strong>de</strong>m uit het Licht<br />

<strong>de</strong> god Jahve. Uit het Licht ook schept op zijn beurt Jahve engelen en zonnen. Ie<strong>de</strong>re<br />

engel doet bij zijn eigen zon een sfeer ontstaan. We<strong>de</strong>rom uit het Licht wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

manlijke en vrouwelijke elementen gemaakt. Lief<strong>de</strong>, het uitein<strong>de</strong>lijke doel, ontstaat<br />

aldus. Zo ook <strong>de</strong> mens en <strong>de</strong> tijd, met he<strong>de</strong>n, verle<strong>de</strong>n en toekomst. De grote Jahve<br />

waant zich almachtig, maar is het niet: boven hem. draait eeuwig als een wiel het<br />

Geheim rond. Ook hij is on<strong>de</strong>rworpen aan het noodlot.<br />

<strong>Een</strong> engel meldt dan dat op aar<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘starrelingen’ tot aanbidding overgaan: zij<br />

scheppen zich eigen go<strong>de</strong>n. Baäl en Astarte, Isis en Osiris, Kronos en Zeus wor<strong>de</strong>n<br />

aanbe<strong>de</strong>n in Azië, Egypte en Griekenland. In een laatste fase tre<strong>de</strong>n echter ook heilige<br />

mid<strong>de</strong>laren op. Aan hun symbolen herkent <strong>de</strong> lezer zowel Boeddha als Christus. Als<br />

hoogste macht blijft boven dit universum, altijd het Geheim wentelen. Het draagt<br />

het oerlicht, waar alles uit ontstaan is. in zich. God, go<strong>de</strong>n en mensen smeken dit om<br />

ontferming.<br />

Volgens <strong>de</strong> theosofische gedachten, waar <strong>Couperus</strong> hier bij aansluit, is het<br />

universum een groot organisch geheel. 19 De Geest houdt alles samen, is eeuwig en<br />

onveran<strong>de</strong>rlijk. Dit god<strong>de</strong>lijk leven manifesteert zich als materie. Doel van het<br />

wereldproces, waar <strong>de</strong> mens <strong>de</strong>el van uitmaakt, is geestelijke bewustwording. Deze<br />

komt tot stand door herhaal<strong>de</strong>lijke reïncarnatie in talrijke existenties. Steeds dichter<br />

kan <strong>de</strong> mens zo naar zijn doel toe groeien. Daarna zal zijn individuele bewustzijn<br />

uitein<strong>de</strong>lijk in het universele opgaan. Slechts enkele uitverkorenen - Boeddha, Jezus<br />

- volgen een kortere weg, die tevens een moeilijkere is. De menselijke<br />

ontwikkelingsgang zelf is slechts een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een macrocosmische<br />

ontwikkeling. Ook het zonnestelsel is aan evolutie door reïncarnatie on<strong>de</strong>rworpen.<br />

<strong>Een</strong>maal zal het opgaan in <strong>de</strong> wereldgrond.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft werkelijk in reïncarnatie geloofd. Hij meen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>bestaan te<br />

hebben in <strong>de</strong> klassieke oudheid, die hij, zo zou hij later eens getuigen, ervoer als een<br />

wereld die hij herken<strong>de</strong>. Belangrijk is het vast te stellen dat hij allerminst het<br />

christendom verwierp - men heeft hem dat wel verweten, <strong>voor</strong>al van katholieke zij<strong>de</strong><br />

- maar dat hij het alleen geen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


291<br />

centrale plaats gaf. Voor hem stond het op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als het boeddhisme. Zo<br />

kon<strong>de</strong>n zijn Haagse en zijn Indische achtergron<strong>de</strong>n zich met elkaar versmelten. In<br />

<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van zijn leven zijn <strong>Couperus</strong>' religieuze opvattingen niet wezenlijk<br />

meer veran<strong>de</strong>rd. Hij geloof<strong>de</strong> in een groot, eeuwig wereldverband. Zichzelf zag hij<br />

als een nietig atoom: ‘Ik ben een mier, in 't mid<strong>de</strong>n mijns gemijmers,’ heeft hij<br />

badinerend eens verklaard, zijn schou<strong>de</strong>rs ophalend over <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van<br />

Kloos.<br />

Als oerprincipe zag hij het Licht. Hierin zal alles eenmaal terugvloeien. In God<br />

en go<strong>de</strong>n heeft hij dit, op <strong>de</strong> drempel van <strong>de</strong> nieuwe eeuw, nadrukkelijk on<strong>de</strong>rstreept.<br />

Dat hij Jahve zo kort na <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r heeft geschreven - terwijl hij in Het<br />

heilig weten juist ook sterk met <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r bezig is geweest - is dus<br />

niet vreemd. Met hun heengaan en van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> verdwenen zijn kon hij zich geheel<br />

verzoenen. Hun zielen waren teruggevloeid in een groter Geheel.<br />

Eindnoten:<br />

1 <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r beste analyses van <strong>de</strong> laatste jaren gaf ongetwijfeld Fontijn, Extase, 110-137. Terecht<br />

legt hij ook nadruk op <strong>Couperus</strong>' theosofische i<strong>de</strong>eën in <strong>de</strong> roman. Men moet het eens zijn met<br />

zijn karakterisering (137): ‘Deca<strong>de</strong>ntie als distinctiemid<strong>de</strong>l, zo men wil als wapen in <strong>de</strong><br />

klassestrijd.’<br />

2 Particuliere collectie (foto in Iconographisch Bureau, Den Haag). - V. Tricht, Verkenning, 136,<br />

vergist zich als hij het gouverneur-generaalsportret <strong>voor</strong> een portret van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r houdt:<br />

‘De ou<strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> behoeft volstrekt geen har<strong>de</strong> ogen gehad te hebben om toch mo<strong>de</strong>l te<br />

hebben gezeten <strong>voor</strong> dit portret.’ Het schil<strong>de</strong>rij door Bramine Grandmont-Hubrecht weerspreekt<br />

dit volkomen. Be<strong>de</strong>nkelijk zo niet ontoelaatbaar is ook Van Trichts opmerking, 136, naar<br />

aanleiding van Van Oudijcks on<strong>de</strong>rgang in De stille kracht: ‘Wie <strong>de</strong> wegen <strong>de</strong>r ziel kent, begrijpt,<br />

dat hier <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>rgaat, zoals hij, in Majesteit, al als keizer Oscar vermoord<br />

was.’<br />

3 Zie mr. H.D. Levyssohn Norman, ‘Guillaume <strong>Louis</strong> Baud’, in Eigen Haard (1891), 694-696.<br />

4 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze chronologische gegevens nogmaals Francis Bulhof, in De Nieuwe Taalgids 72<br />

nr.I (januari 1979), 14-23.<br />

5 Uitvoerig hierover Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 124 nr. 178, <strong>voor</strong>al noot 122.<br />

6 Zielenschemering, I, V.<br />

7 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 72.<br />

8 Het heilige weten, II, I.<br />

9 Geciteerd door Herman Roelvink, zie Bastet, Zuil, 208.<br />

10 Amice, 96 nr.443.<br />

11 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 231 nr.306.<br />

12 Het heilige weten, II, XVII.<br />

13 I<strong>de</strong>m, II, XVIII.<br />

14 ‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha’ (Vad. 3 april 1915), in Der dingen ziel, 29-37. - Uitvoerig over De zonen<br />

<strong>de</strong>r zon; Popma, <strong>Couperus</strong>, II e.v.<br />

15 Het heilige weten, II, XVII.<br />

16 Henri Borel ontving in augustus 1921 een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n met in <strong>de</strong> opdracht <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n: ‘een boek, dat ik nog lief heb’. Zie Amice, 39. Voorts Popma, <strong>Couperus</strong>, het gehele<br />

eerste hoofdstuk over zijn gnostische theorieën.<br />

17 Noot 14, 31.<br />

18 Is. Querido, Studiën II (z.j.), 234-237.<br />

19 V. Tricht, Verkenning, 126, meent: ‘Theosoof is <strong>Couperus</strong> nooit geweest en hij had maar één<br />

onwankelbaar geloof: in het noodlot.’ Dit is niet geheel juist. <strong>Couperus</strong> moge in<strong>de</strong>rdaad geen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


theosoof geweest zijn, zijn werk uit <strong>de</strong>ze tijd is doortrokken van theosofische invloe<strong>de</strong>n.<br />

Daarentegen wordt door hem in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> het noodlot niet centraal geplaatst.<br />

III [1903-1904]<br />

In zijn testament had papa John Ricus <strong>de</strong> bepaling opgenomen: ‘Ik benoem tot<br />

uitvoer<strong>de</strong>rs van mijne uiterste wilsbeschikkingen met <strong>de</strong> macht van inbezitneming<br />

van mijne nalatenschap mijnen zoon, Meester John Ricus <strong>Couperus</strong> en mijnen<br />

behuwd-zoon Meester Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein, zoo te zamen als ie<strong>de</strong>r van<br />

hen in het bijzon<strong>de</strong>r.’ <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> hoef<strong>de</strong> dus zelf geen stappen te doen om in<br />

het bezit van zijn erf<strong>de</strong>el te komen. Maar <strong>de</strong> afwikkeling bespoedigen kon hij evenmin.<br />

Zijn broer, sinds 1902 resi<strong>de</strong>nt van Djokja, kon alleen maar <strong>de</strong> Indische zaken<br />

behartigen: er moest daar een huis verkocht wor<strong>de</strong>n. Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein, in<br />

Den Haag, maakte zijnerzijds weinig haast. Het zou kortom langer duren dan <strong>Couperus</strong><br />

gedacht had eer hij in han<strong>de</strong>n kreeg wat hem wettelijk toekwam.<br />

Intussen liet Johan Ram hem weten dat hij in januari naar Rome ging. <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth hoopten hem daar te ontmoeten. 1 Nog in 1902 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever mee dat hij mid<strong>de</strong>n januari 1903 zou vertrekken. 2 Hij dacht zes weken in<br />

<strong>de</strong> Eeuwige Stad te blijven. Eerst wil<strong>de</strong> hij daar eens wat vakantie nemen. Ondanks<br />

<strong>de</strong> hevige kou<strong>de</strong> zetten hij en Ram hun plannen door. Op 15 januari vertrok hij met<br />

Elisabeth uit Nice naar <strong>de</strong> Via Lombardia, waar hij opnieuw zijn intrek in Hotel du<br />

Sud nam.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


292<br />

Toen al liep <strong>Couperus</strong> rond met plannen <strong>voor</strong> het schrijven van een aantal antieke<br />

verhalen. 3 Belangrijk is daarom <strong>de</strong> datum van zijn laatste brief uit Nice. 10 januari<br />

1903. Daarin sprak hij over Antieke Sproken, en als te kiezen on<strong>de</strong>rwerpen noem<strong>de</strong><br />

hij Dionyzos, Afrodite en Herakles. De mening van Pim Lukkenaer dat Dionyzos, <strong>de</strong><br />

roman die <strong>Couperus</strong> toen al in zijn hoofd had, ontstaan zou zijn on<strong>de</strong>r invloed van<br />

een artikel van L.S.A.M. von Römer - ‘Über die androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’, in<br />

het Jahbuch für sexuelle Zwischenstufen v, 2 (1903), 707-940 - moet dus verworpen<br />

wor<strong>de</strong>n. 4 Dit laatste opstel is pas verschenen toen Dionyzos al voltooid was.<br />

Waarschijnlijk zijn zowel Von Römer als <strong>Couperus</strong>, elk op hun eigen wijze,<br />

geïnspireerd geweest door het beken<strong>de</strong> boek van mevrouw H.P. Blavatsky, De sleutel<br />

tot <strong>de</strong> theosofie (1889).<br />

De roman over Ou<strong>de</strong> menschen was <strong>voor</strong>lopig nog niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Zoals ook<br />

Jahve bewijst, bleef <strong>Couperus</strong> zich liever met go<strong>de</strong>n en godinnen bezighou<strong>de</strong>n. Rome<br />

bood daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest i<strong>de</strong>ale entourage. Prettig was het ook Pier Pan<strong>de</strong>r wat vaker<br />

te zien. <strong>Couperus</strong> gaf hem opdracht tot het maken van een marmeren medaillonportret<br />

van Elisabeth in laag reliëf. 5 Hij kon het zich wel permitteren, vond hij. De toekomst<br />

zag er goed uit. Weliswaar had hij nog een schuld aan Veen, maar hij reken<strong>de</strong> er op<br />

in <strong>de</strong> loop van februari over <strong>de</strong> erfenis van zijn va<strong>de</strong>r te kunnen beschikken.<br />

Bovendien hoopte hij van Veen <strong>voor</strong> God en go<strong>de</strong>n vijfentwintighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n te<br />

toucheren. Even zakelijk als naïef stel<strong>de</strong> hij vast: 6 ‘dat is wat meer dan gewoonlijk,<br />

maar ge zijt vrij Uw oplage zoo groot te maken als gij wilt; ik controleer daar niet<br />

op.’ Of het boek al of niet verkoopbaar was vroeg hij zich niet af. Zelf vond hij het<br />

prachtig, en hij verwachtte zon<strong>de</strong>r meer dat ie<strong>de</strong>reen het daar mee eens zou zijn.<br />

Het klimaat van Rome, die winter, was een bittere tegenvaller. In Nice had het<br />

eerst veel te veel geregend, in Italië was het buitengewoon koud. <strong>Een</strong> kou<strong>de</strong> douche<br />

van an<strong>de</strong>re aard stond <strong>Couperus</strong> nog van Holland uit te wachten. Veen liet hem<br />

namelijk weten dat zijn boeken <strong>de</strong> laatste tijd erg slecht verkocht wer<strong>de</strong>n. - Dit is het<br />

begin geweest van een noodlottige ontwikkeling die tenslotte, na enkele jaren, zou<br />

culmineren in een verwij<strong>de</strong>ring tussen auteur en uitgever waar belangrijke<br />

consequenties uit zijn <strong>voor</strong>tgevloeid: jarenlang zou <strong>Couperus</strong> na 1906 geen romans<br />

meer schrijven.<br />

De feiten waren niet mis te verstaan. De boekhan<strong>de</strong>l klaag<strong>de</strong> over stapels<br />

onverkochte boeken. Van die zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed men zelfs <strong>de</strong> suggestie dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


293<br />

<strong>Couperus</strong> maar eens enkele jaren helemaal niets meer moest schrijven, dan zou er<br />

misschien wat ruimte komen. <strong>Couperus</strong>' eerste reactie was er een van ontmoediging. 7<br />

Maar volkomen uit het veld geslagen was hij niet. Heeft Ram hem moreel gesteund?<br />

Hij antwoord<strong>de</strong> dat hij dan <strong>voor</strong>lopig maar niet te veel haast zou maken met <strong>de</strong><br />

correctie van <strong>de</strong> drukproeven van Het heilige weten. Dat <strong>de</strong> vijfentwintighon<strong>de</strong>rd<br />

gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> God en go<strong>de</strong>n daarmee tevens heel onzeker waren gewor<strong>de</strong>n, drong<br />

natuurlijk wel tot hem door. Maar met <strong>de</strong> erfenis in het <strong>voor</strong>uitzicht wond <strong>Couperus</strong><br />

er zich verwon<strong>de</strong>rlijk weinig over op. De zorgen hiel<strong>de</strong>n hem niet uit <strong>de</strong> slaap. Rome<br />

vergoed<strong>de</strong> bovendien veel. Het was prettig samen met Ram te genieten van alles wat<br />

er te zien en te beleven viel.<br />

Hierdoor in een uitgesproken lyrische stemming geraakt, begon <strong>Couperus</strong> weer<br />

gedichten te schrijven. In het Varicaan trok <strong>de</strong> Eros van Proxiteles hem weer naar<br />

zich toe. Terwijl het buiten goot van <strong>de</strong> regen was het <strong>Couperus</strong> of hij daar binnen,<br />

samen niet het beeld, Eros tot zich hoor<strong>de</strong> spreken: 8<br />

‘ - Wat in mijn zaligheid zoo smartlijk grief<strong>de</strong>,<br />

wil<strong>de</strong> ik nooit missen: wee en wellust bei<strong>de</strong>n...’<br />

De eeuw van Praxiteles kon <strong>Couperus</strong> niet zien als een tijd van onbekommer<strong>de</strong><br />

blijheid. Toen al was <strong>de</strong> oorspronkelijk pure vreug<strong>de</strong> vertroebeld geraakt. De Eros<br />

werd volgens hem gekenmerkt door een merkwaardig mo<strong>de</strong>m spleen. Het was nog<br />

altijd ‘het geluk en het leed te zamen’.<br />

In het atelier van Pier Pan<strong>de</strong>r vond hij die zelf<strong>de</strong> sfeer terug. In 1895 daar <strong>voor</strong><br />

het eerst gekomen, had hij er <strong>de</strong> in klei geboetseer<strong>de</strong> Alba gezien. Pan<strong>de</strong>r had die<br />

weer toege<strong>de</strong>kt. Maar toen al had <strong>Couperus</strong> haar goed genoeg bekeken om Alba in<br />

Metamorfoze literair te vereeuwigen. Nu zag hij het beeld afgegoten in gips. Hij<br />

beschreef het ditmaal als: 9<br />

‘ - een Ziel <strong>de</strong>s Ieeds,<br />

maar Ziel, uit wie spat stralend's levens vlam!’<br />

In <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> jaren had Pan<strong>de</strong>r er vier nieuwe sculpturen aan toegevoegd,<br />

zodat er nu een groep van vijf was ontstaan. Gedachte, Aandoening, Moed en Kracht<br />

omring<strong>de</strong>n Alba, drie manlijke en twee vrouwelijke naakten te zamen. Als groep<br />

ook heeft <strong>Couperus</strong> er in Groot-Ne<strong>de</strong>r-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


294<br />

land aantal sonnetten aan gewijd. Veel later, in 1911, zou hij <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n nogmaals<br />

bij Pan<strong>de</strong>r in diens atelier aan <strong>de</strong> Via Nomentana bewon<strong>de</strong>ren. De kunstenaar<br />

koester<strong>de</strong> toen het i<strong>de</strong>aal ze eens in marmer vertaald te zien, staan<strong>de</strong> in een tempel<br />

die hij er zelf <strong>voor</strong> had ontworpen. <strong>Couperus</strong> zag bij die gelegenheid zelfs al een<br />

maquette van het geheel. Deze Pier Pan<strong>de</strong>r Tempel is ook werkelijk gerealiseerd,<br />

maar noch Pan<strong>de</strong>r, noch <strong>Couperus</strong> hebben dat meer beleefd. Op 9 april 1924 zou <strong>de</strong><br />

kunsttempel, met <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> altijd in hun harmonieuze samenhang, wor<strong>de</strong>n<br />

ingewijd. 10 Dat <strong>Couperus</strong> daar <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> financiële problemen van zag, zal niemand<br />

verbazen: ‘Illuzie, wier verwezenlijking hem duizen<strong>de</strong>n kosten zal!’ schreef hij niet<br />

zon<strong>de</strong>r rilling in Het Va<strong>de</strong>rland. 11<br />

Was het in<strong>de</strong>rdaad te wijten aan <strong>de</strong> aanwezigheid van Ram, of had <strong>Couperus</strong> ook<br />

om an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen een goed humeur? Voel<strong>de</strong> hij zich door <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r<br />

misschien ook bevrijd? Het is niet onmogelijk. Hoe dit zij, zijn stemming bleef<br />

opperbest. Elisabeth daarentegen had met dit alles wat moeite... als wij althans<br />

bepaal<strong>de</strong> tekenen niet verkeerd interpreteren.<br />

Twaalf ‘Romeinsche’ sonnetten, in februari 1903 in<strong>de</strong>rdaad te Rome geschreven,<br />

publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als Dionyzos-studiën in het meinummer van Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 12<br />

Ze zou<strong>de</strong>n later in Dionyzos wor<strong>de</strong>n afgedrukt, bij wijze van verklaren<strong>de</strong> proloog.<br />

Hij beschreef er <strong>de</strong> in <strong>de</strong> Romeinse musea doorgebrachte ochten<strong>de</strong>n in, geduren<strong>de</strong><br />

welke hij. ‘na 't scheemren veler kleiner Zielen lot’, Dionysos bijna letterlijk had<br />

aanbe<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong>ze zich overal aan hem manifesteer<strong>de</strong>. Sarcofaagreliëfs, beel<strong>de</strong>n,<br />

bronzen, het was een verrukken<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nse wereld. De god werd <strong>voor</strong> hem het<br />

symbool par excellence van antieke zui<strong>de</strong>lijke levensvreug<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong>, zo<br />

zegt sonnet II,<br />

‘niet meer het on<strong>de</strong>r Noodlot onverwrikken<br />

en scheemren, samen met die Zielen kleen.’<br />

De oudheid moest een tijd van groot genot geweest zijn, ook al besefte hij heel goed<br />

dat zelfs díe antieke vreug<strong>de</strong> niet zon<strong>de</strong>r smart was gebleven. <strong>Een</strong>s echter zou <strong>de</strong><br />

mensheid gelouterd wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Dionysische vreug<strong>de</strong> onvermengd kunnen genieten.<br />

Geile saters en bange nimfen bij hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij zoals an<strong>de</strong>re toeristen<br />

<strong>de</strong> heiligenbeel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> kerken. De ware verlosser, zo meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>, zou <strong>voor</strong><br />

hem nooit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


295<br />

Christus zijn, die hij als klein kind al niet begrepen had, maar veeleer een figuur als<br />

<strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Dionysos, die niet alleen wijngod maar ook mid<strong>de</strong>laar was geweest<br />

en zelf in een apotheose samen met Ariadne naar het grote Licht was teruggekeerd<br />

waar alles eenmaal zijn oorsprong in vond.<br />

In het Vaticaan, het Thermenmuseum en <strong>de</strong> Musea Capitolina zocht hij <strong>de</strong><br />

vertrouw<strong>de</strong> meesterwerken weer op. Vrolijk knikte hij <strong>de</strong> Fluitspelen<strong>de</strong> Sater van<br />

Praxiteles weer toe. Dit beeld speelt ook in Nathaniël Hawthornes The Marble Faun<br />

een belangrijke rol, een boek dat <strong>Couperus</strong> goed ken<strong>de</strong>. Het probleem was alleen<br />

maar: kon hij werkelijk <strong>voor</strong>goed zijn twijfels, melancholieën en spleen opzij zetten?<br />

Zou het verle<strong>de</strong>n nooit meer toeslaan? Het boek Dionysos moest één stuk stralend<br />

zui<strong>de</strong>lijk enthousiasme wor<strong>de</strong>n. Dat was geen gemakkelijke opgave: 13<br />

‘Mijn ziel is twee: ik hoor haar stem nòg klagen.<br />

Haar woord moet schel zijn als een cymbelsprank,<br />

om u te heerlijken langs myrtehagen!’<br />

Sonnetten geschreven in <strong>de</strong> collectie Ludovisi, in het Lateraans museum ook.<br />

culmineren in een apotheose van Dionysos' huwelijk met <strong>de</strong> door Theseus op Naxos<br />

verlaten Ariadne. Na Cyrus uit Babel en Addy uit De kleine zielen, werd nu Dionysos<br />

<strong>de</strong> belichaming van het grote me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n: 14<br />

‘Zijt gij dan 't enchoeziaste me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n?<br />

Weldaadge lief<strong>de</strong>, die wil troost berei<strong>de</strong>n,<br />

en rozenbed mocht aan vertwijfling sprei<strong>de</strong>n?’<br />

In het slotgedicht verklaart <strong>Couperus</strong> dat hij zich met zijn god<strong>de</strong>lijke broe<strong>de</strong>r en<br />

menselijke kameraad geheel wil i<strong>de</strong>ntificeren. Het was het enige mid<strong>de</strong>l om Dionysos<br />

a<strong>de</strong>quaat te kunnen beschrijven. Die beteken<strong>de</strong> een nieuwe metamorfose: <strong>de</strong> heer<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Haags auteur, ditmaal verkleed als Dionysos met als boodschap <strong>de</strong><br />

leer van <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>: 15<br />

‘Dan zeg ik zùidlijk hoe uw wijnstok wast!’<br />

Dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> zijn theosofische opvattingen een en an<strong>de</strong>r aan mevrouw Blavatsky<br />

ontleend moet hebben is al vaker naar voren gebracht.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


296<br />

<strong>Een</strong> leer zon<strong>de</strong>r christelijke erfzon<strong>de</strong> kwam hem als <strong>de</strong> enig juiste <strong>voor</strong>. De oudheid<br />

was werkelijk een verloren paradijs. In die <strong>voor</strong>rij<strong>de</strong>n had hij al eens geleefd, een<br />

beter leven dat hij opnieuw nastreef<strong>de</strong> omdat hij het zich nog sterk meen<strong>de</strong> te<br />

herinneren. In een gedicht uit 1906 lezen wij: 16<br />

‘Ik heb dit land gezien in diep verle<strong>de</strong>n:<br />

mijn ziel heeft daadlijk nagevoel zoo vreemd<br />

van diep antieke tij<strong>de</strong>n aangezweemd,<br />

en haar geloof aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> goôn bele<strong>de</strong>n.<br />

Geen koel verstand, dat nuchter 't haar ontneemt...’<br />

Na nog een kort verblijf in Florence keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> laatste dagen van februari<br />

1903 weer terug naar Nice, 17 ‘met een groot spleen, en melancholie Italië te hebben<br />

verlaten [...]. Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het<br />

moment.’ De Dionysische vreug<strong>de</strong> liet het <strong>voor</strong>lopig afweten. Ook Veen in<br />

Amsterdam, aan wie hij dit schreef, maakte geen vrolijke tijd door. Zijn kleine jongen,<br />

wiens gezondheid vrijwel van <strong>de</strong> geboorte afzorgen had gebaard, stierf op 15 maart.<br />

<strong>Couperus</strong> was echter zo met zichzelf bezig dat hij er slechts met één enkele regel<br />

oppervlakkig op reageer<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> week of zes later zag hij in dat hij nogal te kort<br />

geschoten was. Hij schoof <strong>de</strong> schuld op Elisabeth, en maakte het daarmee eigenlijk<br />

nog erger: 18 ‘Ik had gaarne gehad, dat ze je arme vrouw eens geschreven, had, <strong>voor</strong>al<br />

omdat wij bei<strong>de</strong>n zoo zéer met jullie te doen hebben, maar zij kan er niet toe komen.’<br />

Begin april ontving <strong>Couperus</strong> uit Griekenland (Saloniki) een brief van een ou<strong>de</strong><br />

kennis, die in lange tijd niet van zich had laten horen: Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. <strong>Couperus</strong><br />

schreef hem met enige reserve terug, zij het niet onwelwillend: 19 ‘Laten wij echter<br />

voeling hou<strong>de</strong>n, opdat wy elkaâr weêr eens ontmoeten. Je bent <strong>de</strong> échte globe-trotter:<br />

ik ben maar een heel lui exemplaar. Je hebt groot gelijk niet altijd in het<br />

Amsterdamsche cirkeltje te blijven en het kan je kunst niet an<strong>de</strong>rs dan goed doen.’<br />

Deze lichte terughou<strong>de</strong>ndheid van <strong>Couperus</strong>' kant heeft hun relatie altijd gekenmerkt,<br />

hoewel hij <strong>voor</strong> het werk van Wagen<strong>voor</strong>t waar<strong>de</strong>ring had. Enkele van diens boeken<br />

vond hij zelfs bijzon<strong>de</strong>r goed. Later hebben <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers elkaar in Florence<br />

met een zekere regelmaat ontmoet. 20 <strong>Couperus</strong> heeft Wagen<strong>voor</strong>t vriendschappelijk<br />

bejegend. Toch bleef er enige af-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


297<br />

stand. Maar afstan<strong>de</strong>lijk gedroeg <strong>Couperus</strong> zich tegenover bijna ie<strong>de</strong>reen. Het was<br />

niet gemakkelijk in zijn heel persoonlijke levenssfeer door te dringen. Wagen<strong>voor</strong>t<br />

daarentegen stel<strong>de</strong> zich zo moeilijk niet op. Over <strong>Couperus</strong> heeft hij zich later met<br />

warmte uitgelaten. Hij besefte diens grote talenten. Het staat nu wel vast dat <strong>de</strong><br />

oer-Hollandse ‘Jan’ uit vele van <strong>Couperus</strong>' latere feuilletons groten<strong>de</strong>els op<br />

Wagen<strong>voor</strong>t gebaseerd is. Wij zullen daar nog op terugkomen.<br />

Met Dionyzos wil<strong>de</strong> het hoegenaamd niet vlotten. Op 27 april schreef <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever ineens over een heel an<strong>de</strong>r plan. 21 Hij amuseer<strong>de</strong> zich nu ‘met een gedicht<br />

in sonnetten, schrik niet! Daar<strong>voor</strong> weet ik totaal niet, wat ik je vragen kan en mag<br />

je dat dus <strong>voor</strong> me uitrekenen. Ik heb erg pleizier in dat ding. Er zijn er nu 50, maar<br />

er zullen wellicht ± 250 komen. Alweêr, schrik niet van zóóveel rijmen! Ik weet, dat<br />

je niet dweept met die uit te geven! Maar laat me nu maar poetizeeren tusschen het<br />

proza door, en maak er een mooi boekje van. [...] Het sonnettenromannetje heet<br />

Endymion.’<br />

De onvoltooid gebleven Endymion-cyclus heeft het niet ver<strong>de</strong>r dan tot 54 sonnetten<br />

in totaal gebracht. 22 <strong>Couperus</strong> moet er dus eind april 1903 alweer mee opgehou<strong>de</strong>n<br />

zijn. Dionyzos kwam nog moeilijker van <strong>de</strong> grond. Aanvankelijk hield hij het er op<br />

dat dit waarschijnlijk iets als Psyche zou wor<strong>de</strong>n. Erg hel<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest stond <strong>de</strong><br />

nieuwe roman hem dus niet onmid<strong>de</strong>llijk, want het boek in zijn voltooi<strong>de</strong> staat lijkt<br />

daar nauwelijks op.<br />

Ook in an<strong>de</strong>re opzichten zat het hem niet mee. Geldzorgen hiel<strong>de</strong>n hem met<br />

gebruikelijke regelmaat bezig. Verlichting daarvan was <strong>voor</strong>lopig niet in zicht.<br />

Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hem namelijk dat <strong>de</strong> afwikkeling van wijlen papa's<br />

zaken in Indië traineer<strong>de</strong>, het zou nog wel maan<strong>de</strong>n kunnen duren. Er moest daar<br />

een huis verkocht wor<strong>de</strong>n, door <strong>Couperus</strong> in een latere brief met ‘prulhuis’ betiteld,<br />

en John Ricus junior maakte daar geen haast mee. Het was maar gelukkig dat Veen<br />

elke maand, zo waren auteur en uitgever overeengekomen, een vast bedrag stuur<strong>de</strong>.<br />

<strong>Couperus</strong> zei: 23 ‘Het is een beroer<strong>de</strong> boel. En alles mijn schuld, want mijn vrouw kan<br />

zuinig zijn, als het moet. Ik weet niet wat dat bij mij is: ik doe niets dan rekenen, en<br />

als ik kijk naar het geld, is het weg! <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r zou met wat ik heb en verdien rijk<br />

zijn en ik blijf een tobberd. Zeg, amice, je bewaart niet onze correspon<strong>de</strong>ntie over<br />

zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik “beroemd” ben) geen artikel <strong>voor</strong> “<strong>de</strong> Gids”<br />

uit te distilleeren en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


298<br />

mijn comptabiliteit te kritizeeren! je verscheurt dus <strong>de</strong> millioenenre<strong>de</strong>s bij tijds’<br />

Langzamerhand kwam Dianyzos nu toch op gang. <strong>Couperus</strong> garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> dat hoc<br />

een mooi, zonnig boek niet veel vreug<strong>de</strong> erin zou wor<strong>de</strong>n. Maar in één a<strong>de</strong>m door<br />

<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij over Elisabeth mee: 24 ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje<br />

melancholiek nu en dan: ze kan toe niets komen, ook niet tot brieven-schrijven. [...]<br />

Ach, beste kerel, ie<strong>de</strong>r heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreug<strong>de</strong><br />

en zon, als in Dionyzos!’ - Het valt op dat <strong>de</strong>ze problemen met Elisabeth telkens<br />

weer terugkeren. Men krijgt niet bepaald <strong>de</strong> indruk dat zij stralend gelukkig, noch<br />

ook blakend van gezondheid was. De huwelijkssituatie, waar zij zichzelf <strong>voor</strong>goed<br />

toe veroor<strong>de</strong>eld had, moet wel een van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen geweest zijn. Nooit zou zij kin<strong>de</strong>ren<br />

hebben, en dat in een familie waar grote kin<strong>de</strong>rrijkdom al se<strong>de</strong>rt generaties traditie<br />

was. Ongetwijfeld ook miste zij haar moe<strong>de</strong>r, die in Indië bleef wonen. Hoe heeft:<br />

zij ver<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>' vriendschap met Ram ervaren, zij die lang na <strong>Couperus</strong>' dood<br />

zou loochenen dat <strong>Louis</strong> ooit een militair on<strong>de</strong>r zijn vrien<strong>de</strong>n zou hebben gehad?<br />

Ook zijn er re<strong>de</strong>nen om aan te nemen, zoals wij nog zullen zien, dat Elisabeth<br />

langzamerhand enigszins genoeg begon te krijgen van musea, kerken en al het overige<br />

wat met kunst te maken had. Haar leven vol<strong>de</strong>ed haar niet. <strong>Een</strong> alternatief bestond<br />

er echter evenmin. Op zichzelf was hun relatie goed, zij heeft van hem gehou<strong>de</strong>n en<br />

alles <strong>voor</strong> hem over gehad. Maar hij kon driftig en onre<strong>de</strong>lijk zijn, kin<strong>de</strong>rlijk in zijn<br />

ongeduld en dwingelandij, opvliegend en rusteloos. Elisabeth nam hem uit han<strong>de</strong>n<br />

wat zij kon. Soms had zij het niet gemakkelijk. Als het er op aan kwam, hield hij<br />

weinig rekening met haar.<br />

In mei kreeg <strong>de</strong> onrust <strong>Couperus</strong> al weer te pakken. Italië bleef lokken, en, geld<br />

of geen geld, hij bood niet langer weerstand. Met Dionyzos in <strong>de</strong> koffer reis<strong>de</strong> hij op<br />

<strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> naar Venetië, waar hij eerst zijn intrek nam in <strong>de</strong> Albergo <strong>de</strong>lla Luna,<br />

om tien dagen later te verhuizen naar het Grand Hotel du Lido. 25 Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek<br />

informceer<strong>de</strong> hij bij Veen wanneer Het heilige weten eigenlijk zou verschijnen.<br />

Doordat hij ditmaal traag was geweest met het corrigeren van <strong>de</strong> drukproeven liet<br />

het boek op zich wachten. Overigens waren <strong>de</strong> kritieken op <strong>de</strong> tot dan toe verschenen<br />

<strong>de</strong>len van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen niet allemaal onver<strong>de</strong>eld gunstig. Zo had op<br />

25 april De Telegraaf een anoniem artikel gepubliceerd, met op-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


299<br />

merkelijke passages als: ‘Wij leeren het Grieksche volk kennen uit Homerus' zangen;<br />

wij bestu<strong>de</strong>eren Molière's tijdgenoten uit diens comédies; eilieve, welke indruk moet<br />

over vijftig jaar - gesteld dat <strong>Couperus</strong> dan nog gelezen wordt - iemand krijgen van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs uit het laatste vier<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r negentien<strong>de</strong> eeuw? zal dat oor<strong>de</strong>el<br />

juist zijn: Arm Ne<strong>de</strong>rland!’<br />

Van Deyssel gooi<strong>de</strong> het over een an<strong>de</strong>re boeg. 26 De kleine zielen was, dat moest<br />

hij toegeven, een goe<strong>de</strong> roman. Maar na opgemerkt te hebben dat Eline Vere kleuriger,<br />

fleuriger was geweest, voeg<strong>de</strong> hij er onverschillig aan toe: ‘Zoo een roman, die<br />

min<strong>de</strong>r-soortig maar goed is, is toch misschien beter dan niets. Ik heb <strong>de</strong>zen roman<br />

heelemaal uitgelezen. Hij is mij on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong>gekomen, terwijl ik mij an<strong>de</strong>rs<br />

misschien aller-akeligst had verveeld.’ En dat was het dan. Wel stem<strong>de</strong> het Van<br />

Deyssel nogal tevre<strong>de</strong>n dat, zo drukte hij het uit, <strong>de</strong> schrijver kennelijk gewoon was<br />

‘in manufacturen van uitmunten<strong>de</strong> hoedanigheid’ te verwijlen. (In het Grand Hotel<br />

du Lido werd dat natuurlijk ook wel van iemand verwacht...!)<br />

In Venetië kreeg <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eerste proeven van God en go<strong>de</strong>n. Veen had besloten<br />

het boek toch maar uit te geven. Op diens vraag wanneer <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> roman Ou<strong>de</strong><br />

menschen dacht te schrijven, kwam het vage antwoord: 27 ‘misschien later!’ - De<br />

Dogestad werd spoedig verwisseld <strong>voor</strong> een wat goedkoper plaatsje in <strong>de</strong> bergen<br />

dichtbij, Vittorio. Hier raakte <strong>Couperus</strong> goed op dreef. Hij beschreef het als 28 ‘wat<br />

<strong>de</strong> Franschen noemen: un petit trou pas cher; frissche berglucht en een goed hôtelletje<br />

[Hotel Vittorio] - 's morgens wan<strong>de</strong>len, 's middags werken aan Dionyzos, ziedaar het<br />

bestaan!’ Begin juli zocht hij het nog weer wat ver<strong>de</strong>rop, in Pieve di Cadore, vanwaar<br />

hij <strong>de</strong> besneeuw<strong>de</strong> toppen van <strong>de</strong> Dolomieten kon zien. Het was er zo fris dat hij<br />

soms een overjas moest aantrekken, maar hij vond dat wel prettig. Hier, uit het Hotel<br />

Progresso, kon hij zijn uitgever op 25 juli 1903 triomfantelijk in een brief me<strong>de</strong><strong>de</strong>len: 29<br />

‘Dionyzos is af.’<br />

Ook dit boek heeft <strong>Couperus</strong> dus, toen hij <strong>de</strong> draad eenmaal te pakken had, weer<br />

niet verbijsteren<strong>de</strong> snelheid geschreven. Het is jammer dat het ook wel te merken is,<br />

en dat hij zich niet meer beperkt heeft hier en daar. De woor<strong>de</strong>nvloed van <strong>de</strong> roman<br />

is even exuberant als extatisch van toon, wat al spoedig vermoeiend werkt, zeker op<br />

een on<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong> lezer. Nooit eer<strong>de</strong>r ook heeft <strong>Couperus</strong> zoveel uitroeptekens<br />

gebruikt... Dat zijn eigen oor<strong>de</strong>el heel an<strong>de</strong>rs luid<strong>de</strong> spreekt natuurlijk vanzelf. 30 Hij<br />

was,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


300<br />

zo lezen wij ‘er zeer tevre<strong>de</strong>n meê: (wat ik erg zel<strong>de</strong>n ben): ik heb het met plezier<br />

en genot geschreven en er zit erg veel fraîcheur in, geloof ik, et la beauté pour<br />

soi-même, om zoo eens te zeggen.’<br />

In september, terug in Nice, begon <strong>Couperus</strong> zich nu regelrecht te ergeren aan zijn<br />

broer John Ricus: díens schuld was het, dat hij nog steeds niet <strong>de</strong> beschikking over<br />

zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el had gekregen! Zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou zich overigens<br />

in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> termen geuit hebben. Het was maar te hopen, zei <strong>de</strong>ze, dat hij, Benjamin,<br />

niet ontijdig zou sterven, daar <strong>de</strong> afwikkeling van <strong>de</strong> nalatenschap in dat geval nog<br />

wel tien jaar kon duren.<br />

<strong>Couperus</strong>' verblijf in Italië was er min of meer op neergekomen dat hij al een stuk<br />

van <strong>de</strong> huid verkocht had terwijl <strong>de</strong> beer nog geschoten moest wor<strong>de</strong>n. Toen hij niets<br />

zag komen, raakte hij zon<strong>de</strong>r veel moeite in financiële problemen.<br />

Hij pieker<strong>de</strong> er niet over een lening bij zijn bankier Scheurleer af te sluiten. Dat<br />

zou zeer eenvoudig zijn! Zo kwam hij er vanzelf weer toe op <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> manier te<br />

trachten tot een oplossing te komen. Zijn uitgever, die van nu af wel bijna papa Veen<br />

genoemd mag wor<strong>de</strong>n, moest maar liever over <strong>de</strong> brug komen. In een vertrouwelijke<br />

brief, met zeer bijzon<strong>de</strong>re passages, zoals het eind van het volgen<strong>de</strong> citaat laat zien,<br />

schreef hij Veen: 31 ‘God, god, ik moet zoo rekenen om er te komen. Dat vervloekte<br />

geld! Wij leven zoo eenvoudig wij het kunnen doen, misschien alleen reizen wij nog<br />

te veel, maar daar heb ik soms zoo een behoefte aan: ik kan niet vastgrocien op een<br />

plek, maar ver<strong>de</strong>r draai ik ie<strong>de</strong>re sou om <strong>voor</strong> ik hem uitgeeft! En het is altijd rekenen<br />

en nog eens rekenen: mijn arme vrouw doet won<strong>de</strong>ren om <strong>de</strong> boel aan <strong>de</strong> gang te<br />

hou<strong>de</strong>n. Wij zijn niet zuinig van natuur, het zit ons geen van bei<strong>de</strong>n in het bloed,<br />

maar daarom is het ons te moeilijker. Enfin, ik leer wel <strong>de</strong> kunstjes: nooit an<strong>de</strong>rs<br />

naar <strong>de</strong> komedie, dan op vrijplaatsen, etc, etc! God, god wat een gezanik met dat<br />

eeuwige geld. En dat als je het zoo gemakkelijk zoû kunnen rondstrooien!’<br />

Het zou wel tobben blijven tot zijn dood, zo voeg<strong>de</strong> hij er nog dramatisch aan toe.<br />

- Prachtig najaarsweer vergoed<strong>de</strong> veel. Spoedig echter was het ook in Nice afgelopen<br />

met <strong>de</strong> zomer.<br />

December bracht afschuwelijk slechte dagen. Regen en nog eens regen, genoeg om<br />

alle illusies van het eeuwige zonnige zui<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed kwijt te raken. Voor <strong>de</strong> vier<strong>de</strong><br />

achtereenvolgen<strong>de</strong> maal vier<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Eli-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


301<br />

sabeth <strong>de</strong> jaarwisseling in hun eigen huis. Als altijd lazen zij veel. Het kortte <strong>de</strong><br />

wintertijd. <strong>Couperus</strong>' hernieuw<strong>de</strong> kennismaking met <strong>de</strong> klassieke oudheid, eer<strong>de</strong>r in<br />

Rome, dreef hem er langzamerhand toe zich niet alleen met mythologie maar ook<br />

steeds meer met <strong>de</strong> fascineren<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het Romeinse keizerrijk bezig te<br />

hou<strong>de</strong>n. Het graecoromeinse Egypte boei<strong>de</strong> hem daarnaast eveneens buitengewoon.<br />

Eén roman in het bijzon<strong>de</strong>r trof hem: Jean Lombards L'agonie. Dit boek, spelend<br />

in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> beruchte keizer Heliogabalus (218-222 na Christus), bracht hem<br />

een jaren eer<strong>de</strong>r al eens opgekomen i<strong>de</strong>e weer in <strong>de</strong> herinnering: het zelf schrijven<br />

van een roman met <strong>de</strong>, volgens <strong>Couperus</strong> aanbid<strong>de</strong>lijke, jeugdige wellusteling als<br />

hoofdpersoon. Steeds weer had hij het plan verworpen, omdat hij wist dat zijn kennis<br />

van <strong>de</strong> oudheid volstrekt ontoereikend was. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijk boek moest, wil<strong>de</strong> het<br />

enige kans van slagen hebben, even goed gedocumenteerd zijn als Salammbô van.<br />

Gustave Flaubert. Meer nog dan L'agonie namelijk, bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dit grote<br />

meesterwerk van <strong>de</strong> Franse schrijver die hij, met Zola, als een van zijn maatgeven<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong>.<br />

Maar hoe dit aan te pakken? <strong>Een</strong> nieuwe studiereis naar Rome leck hem<br />

noodzakelijk. Intussen was het lot hem genegen. Juist in 1903 immers publiceer<strong>de</strong><br />

Georges Duviquet zijn Héliogabale. 32 Dit nu was precies het boek dat <strong>Couperus</strong> nodig<br />

had. Alle antieke bronnen die het leven van <strong>de</strong> keizer behan<strong>de</strong>len wer<strong>de</strong>n er, in Franse<br />

vertalingen, in geciteerd en samengevat: Aelius Lampridius, Dio Cassius, Xiphilinus,<br />

Herodianus, Aurelius Victor, Eutropius, Zozimus, Orosius en Zonaras. Tevens ston<strong>de</strong>n<br />

er tal van figuren in afgebeeld, die direct of indirect met Heliogabalus te maken<br />

had<strong>de</strong>n. Het was al met al antieke schandaalliteratuur waar <strong>Couperus</strong> met volle teugen<br />

van genoot, zoals hij zich ook met intense gretigheid placht te verdiepen in <strong>de</strong> door<br />

Suetonius geschreven keizer<strong>biografie</strong>ën. Deze auteur uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Christus<br />

appelleer<strong>de</strong> namelijk veel sterker aan zijn gevoel <strong>voor</strong> bizarre dramatiek en zijn<br />

welbehagen in romantische anekdotiek dan <strong>de</strong> ernstige, klassieke geschiedschrijving<br />

van Tacitus in diens Annales en Historiae vermocht te doen.<br />

Aanvankelijk schrikte <strong>de</strong> lectuur van L'agonie <strong>Couperus</strong> eigenlijk wat van zijn<br />

ambities af. Naar zijn eigen verklaringen dacht hij eerst: 33 ‘Nu schrijf ik zeker mijn<br />

boek niet: het is al geschreven en mooier dan ik het doen kan... Maar na <strong>de</strong> lektuur<br />

dacht ik: neen; Lombard geeft <strong>de</strong>n roman van Rome in dien tijd, en niet <strong>de</strong>n roman<br />

van het keizertje; niet <strong>de</strong> ziel van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


302<br />

het priestertje, dat zoo mooi dansen kon. En zoo ben ik er toe gekomen het boek te<br />

schrijven, en die ziel te geven, zoo goed ik kon.’<br />

Dit hele proces had natuurlijk tijd nodig. Daar wij <strong>Couperus</strong> in november 1904<br />

vrij plotseling met <strong>de</strong> historische roman zien beginnen, kan het niet an<strong>de</strong>rs of hij<br />

heeft zich geduren<strong>de</strong> een groot <strong>de</strong>el van dat jaar aan <strong>voor</strong>studies gewijd. Om daarnaast<br />

toch ook iets te doen te hebben dat weinig documentatie verg<strong>de</strong> en tevens geld<br />

opbracht, schreef hij tussen <strong>de</strong> bedrijven door vlug even <strong>de</strong> Haagse roman die hem<br />

sinds <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r, in oktober 1902, al min of meer <strong>voor</strong> ogen zweef<strong>de</strong>,<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan...<br />

Door <strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever kunnen wij <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> voet volgen. Het<br />

interessante is, dat er wat De berg van licht betreft nog iets volstrekt buiten-literairs<br />

bijkwam dat noch <strong>Couperus</strong> zelf noch iemand an<strong>de</strong>rs kon <strong>voor</strong>zien, maar dat<br />

ongetwijfeld katalyserend heeft gewerkt.<br />

In <strong>de</strong> eerste twee maan<strong>de</strong>n van 1904 werd <strong>Couperus</strong>' bestaan te Ntce door weinig<br />

opzienbaren<strong>de</strong> feiten verlevendigd. Veen en diens vrouw Clara kondig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geboorte<br />

van een twee<strong>de</strong> dochtertje aan. 34 Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos in Lon<strong>de</strong>n vroeg om<br />

presentexemplaren van verschillen<strong>de</strong> boeken, daar hij, na Extase, nieuwe vertalingen<br />

van <strong>Couperus</strong>' werk overwoog. - Van <strong>de</strong> erfenis werd niets meer vernomen. Het<br />

enige nieuws waar <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld even <strong>voor</strong> rechtop is gaan zitten, was <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van Veen dat hij er nu toch werkelijk over dacht <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> werken<br />

uit te geven. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> overigens tamelijk sceptisch. Het plan begon immers<br />

al bijna rimpels van ou<strong>de</strong>rdom te vertonen.<br />

Op 26 februari vertrok hij opnieuw met Elisabeth naar zijn stamhotel in <strong>de</strong> Via<br />

Lombardia te Rome. In Nice zon <strong>de</strong> propriétaire, Madame Arbogast, als gewoonlijk<br />

tij<strong>de</strong>ns hun afwezigheid <strong>voor</strong> hun appartement zorgen. Naar <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong> Endymion<br />

keek <strong>Couperus</strong> intussen niet meer om. Dat was misschien <strong>voor</strong> later (maar het zou<br />

er nooit meer van komen). Op <strong>de</strong> valreep zond Veen zijn auteur nog een flinke doos<br />

ou<strong>de</strong>rwetse kroontjespennen. <strong>Couperus</strong> had daar namelijk om gevraagd, ze waren<br />

in Nice niet te vin<strong>de</strong>n. Veen kreeg er een doos gekonfijte vruchten <strong>voor</strong> terug.<br />

Aan het schrijfmateriaal lag het dus niet. Het probleem, was alleen maar: wat<br />

moest er geschreven wor<strong>de</strong>n, en hoe? - Voorlopig niets. Steeds meer werd het<br />

dui<strong>de</strong>lijk dat het werk van <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland niet meer<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


303<br />

goed in <strong>de</strong> markt lag. God en go<strong>de</strong>n lever<strong>de</strong> Veen een regelrechte strop op. 35 Hij<br />

schreef <strong>Couperus</strong> herhaal<strong>de</strong>lijk dat het land te klein was <strong>voor</strong> zijn grote produktie:<br />

in Duitsland of Frankrijk zou hij allang rijk geweest zijn, maar in Holland was daar<br />

geen kans op, integen<strong>de</strong>el. Alle kroontjespennen bleven dus in hun doos. Vooreerst<br />

werd er alleen maar gestu<strong>de</strong>erd. <strong>Couperus</strong> ging ruïnes bekijken en bezocht talrijke<br />

musea. Om zijn historische roman zo goed mogelijk te visualiseren moest hij zich<br />

verdiepen in <strong>de</strong> topografie van Rome uit <strong>de</strong> vroege <strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuw na Christus: geen<br />

gemakkelijke, maar wel een prettige en zelfs erg boeien<strong>de</strong> opgave. Ook <strong>de</strong> lichtval<br />

per gebouw op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> uren van <strong>de</strong> dag moest volgens zijn artistiek geweten<br />

precies kloppen. Er viel dus heel wat te doen. Wat Elisabeth van <strong>de</strong>ze excursies vond<br />

is niet met zekerheid bekend. Er zijn echter aanwijzingen dat het echtpaar niet in <strong>de</strong><br />

eerste plaats <strong>voor</strong> háár genoegen <strong>de</strong> Eeuwige Stad bleef doorkruisen.<br />

Gelukkig had zij gezelschap, ditmaal niet van Ram uit Den Haag maar van Trudy<br />

uit Indië. Volgens plan zou<strong>de</strong>n zij na Rome - via Nice - gezamenlijk naar Ne<strong>de</strong>rland<br />

reizen. 36 Trudy's aanwezigheid maakte <strong>de</strong> zeven Romeinse weken toe een heerlijke<br />

tijd.<br />

Op <strong>de</strong> laatste dag van april werd <strong>de</strong> reis naar Den Haag on<strong>de</strong>rnomen. Sinds het<br />

overlij<strong>de</strong>n van papa was <strong>Couperus</strong> er niet meer geweest. Elisabeth had zelfs sinds<br />

bijna vier jaren verstek laten gaan. Bij <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins, in <strong>de</strong> grote ou<strong>de</strong> woning<br />

Molenstraat 26, von<strong>de</strong>n zij als het ware een twee<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rhuis. Het was prettig ie<strong>de</strong>reen<br />

gezond en wel terug te zien. Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, een jonge neef <strong>voor</strong> wie <strong>Couperus</strong><br />

een bijzon<strong>de</strong>r zwak had, was al tweeëntwintig jaar. Zij kon<strong>de</strong>n goed met elkaar praten.<br />

De jongen toon<strong>de</strong> veel belangstelling <strong>voor</strong> literatuur. Bij herhaling had zijn oom hem<br />

in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> jaren al presentexemplaren laten sturen, van Orchi<strong>de</strong>eën,<br />

Zielenschemering en Het heilige weten.<br />

Op 7 mei ging <strong>Couperus</strong> een dag naar Amsterdam. Zijn zuster Trudy had er, samen<br />

met haar twintig jaar ou<strong>de</strong> zoon John, op het adres P.C. Hooftstraat 60 haar intrek<br />

genomen in een pension. L.J. Veen had het hun aan <strong>de</strong> hand gedaan. Die middag om<br />

drie uur bracht <strong>Couperus</strong> - ge<strong>de</strong>nkwaardig ogenblik, daar het al die jaren nog niet<br />

eer<strong>de</strong>r was gebeurd! - Veen op Keizersgracht 687 een bezoek, dat belangrijke<br />

gevolgen zou hebben. 37 De uitgever wil<strong>de</strong> namelijk van zijn auteur <strong>de</strong> volledige<br />

rechten op al diens tot dan toe verschenen boeken kopen. <strong>Couperus</strong> zou er een groot<br />

bedrag <strong>voor</strong> ontvangen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


304<br />

Hij besprak het met Elisabeth. Het leek hem, een goe<strong>de</strong> oplossing om aldus ineens,<br />

en misschien wel <strong>voor</strong>goed, van zijn geldzorgen af te komen. Maar het ging hem<br />

aan het hart dat het nog te verschijnen boek Dionyzos meteen ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

overeenkomst zou vallen. Na rijp beraad besloot hij er toch maar op in te gaan, mits<br />

Veen bereid was vijftienduizend gul<strong>de</strong>n neer te tellen. 38 In zijn rol van geldschieter<br />

kreeg <strong>de</strong> uitgever zelf daarvan meteen alweer vijfduizend terug, dat wel! Zevenduizend<br />

zou<strong>de</strong>n bij Scheurleer op <strong>de</strong> bank ge<strong>de</strong>poneerd moeten wor<strong>de</strong>n. De overige<br />

drieduizend wenste <strong>Couperus</strong>, bij wijze van regelmatig inkomen, spoedig in<br />

maan<strong>de</strong>lijkse termijnen te ontvangen. Hij beschouw<strong>de</strong> het als een grote opoffering...<br />

Deze drieduizend heeft Veen echter te veel gevon<strong>de</strong>n. Dit laatste bedrag heeft<br />

<strong>Couperus</strong> uitein<strong>de</strong>lijk dan ook moeten laten schieten. Met lankmoedigheid schikte<br />

hij zich daarin, heimelijk overigens al een list be<strong>de</strong>nkend. Het werd dus <strong>de</strong> som van<br />

twaalfduizend gul<strong>de</strong>n. Hij schreef Veen: 39 ‘Het helpt mij zilt <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r, en dat is het<br />

<strong>voor</strong>naamste.’<br />

Het nieuwe boek dat <strong>Couperus</strong> in zijn hoofd had kwam ook ter sprake: Veen<br />

herinner<strong>de</strong> hem aan Ou<strong>de</strong> menschen. Na het echec van God en go<strong>de</strong>n had hij in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland van Dionyzos kennis kunnen nemen. Misschien vrees<strong>de</strong> hij dat ook<br />

<strong>de</strong>ze roman wel eens zou kunnen blijken niet erg verkoopbaar te zijn? Liever bad<br />

hij dan toch maar weer een familieroman... <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> als volgt.<br />

Teruggekeerd in Den Haag schreef hij: 40 ‘Ik zal van <strong>de</strong>n zomer beginnen aan <strong>de</strong>n<br />

roman van Nice, en niet hoogdravend zijn, maar <strong>voor</strong> het najaar kan ik U die niet<br />

beloven: ge moet het dan dus maar met Dionyzos doen.’<br />

Dit betekent, dat Van ou<strong>de</strong> menschen concept een an<strong>de</strong>re structuur heeft gehad. 41<br />

Er komen immers weliswaar scènes in <strong>voor</strong> die in Nice spelen, maar <strong>de</strong>ze staan zo<br />

weinig centraal dat zij <strong>de</strong> aanduiding ‘roman van Nice’ beslist niet wettigen. Van<br />

ou<strong>de</strong> menschen is een Haags-Indische roman gewor<strong>de</strong>n, waarin Nice, en het zui<strong>de</strong>n<br />

meer in het algemeen, tegenover het sombere noor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n geplaatst. Wij zullen<br />

nog zien wat dit betekent in relatie tot Dionyzos.<br />

<strong>Een</strong> week later, lang <strong>voor</strong> er een letter van geschreven was, vroeg <strong>Couperus</strong> al om<br />

drieduizend gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>schot: zijn lankmoedige inschikkelijkheid - zie hierboven -<br />

werd dan tóch nog gecompenseerd, en wel exact met hetzelf<strong>de</strong> bedrag dat Veen bem<br />

juist had willen onthou<strong>de</strong>n! - En om nu maar meteen het álleron<strong>de</strong>rste uit <strong>de</strong> kan te<br />

halen, voeg<strong>de</strong> hij er royaal aan toe: 42 ‘Ik geef je dat nieuwe boek dan voo ƒ 3000.<br />

volkomen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


305<br />

vrij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven; alleen moet het eerst in Groot-Ne<strong>de</strong>rland komen,<br />

dat kan niet an<strong>de</strong>rs.’ Op die manier ontving hij extra nog eens het honorarium van<br />

zijn eigen tijdschrift. <strong>Couperus</strong> beloof<strong>de</strong> dat het, hoe dan ook, een flinke, grote roman<br />

zou wor<strong>de</strong>n. Hij schatte <strong>de</strong> omvang op ongeveer vierhon<strong>de</strong>rd bladzij<strong>de</strong>n in druk.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van juni ging hij veertien dagen in Amsterdam logeren, om er<br />

Trudy en John Valette gezelschap te hou<strong>de</strong>n. Bij Veen thuis maakte Elisabeth foto's<br />

van <strong>de</strong> kleine Mieke. Helaas mislukten ze. Volgens <strong>Couperus</strong> was het natuurlijk niet<br />

haar schuld maar die van het huis - dat hij eerst geprezen had als gezellig - getuige<br />

zijn commentaar: 43 ‘het licht was niet goed in dat rare hoekje.’ Fotograferen was<br />

blijkbaar ook al een kwestie van noodlot. Elisabeth, zo verklaar<strong>de</strong> hij ook nog, had<br />

het jongetje van Cyriel Buysse - in Den Haag of in Vlaan<strong>de</strong>ren? - ‘heel aardig<br />

genomen tusschen groote bla<strong>de</strong>ren van hoefkruid. Maar meestal is het een toeval als<br />

er iets gelukt, hoe men ook alles bestu<strong>de</strong>ert.’<br />

Via Parijs en Barbizon gingen zij eind augustus ein<strong>de</strong>lijk weer terug naar Nice.<br />

De grootste warmte was daar nu wel <strong>voor</strong>bij. In Barbizon had <strong>Couperus</strong> het heerlijk.<br />

In <strong>de</strong> bossen was het koel. Ie<strong>de</strong>re morgen zat hij in <strong>de</strong> schaduw van een rots <strong>de</strong><br />

drukproeven van Dionyzos te corrigeren. In het Hôtel <strong>de</strong> la Forêt had hij ook een erg<br />

prettige kamer, waar hij recht in <strong>de</strong> kruin van een grote boom keek. 44 De takken ervan<br />

drongen bijna naar binnen en waren met al hun lover een schuilplaats <strong>voor</strong> talrijke<br />

vogels. Van zijn bed uit bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij het gedrag van <strong>de</strong> mussen, die hem in <strong>de</strong><br />

vroege ochtend wekten met hun getsjilp: ‘Lieve, zachte, eenvoudige, vrome vogels’.<br />

Als hij dan weer insliep voel<strong>de</strong> hij zich vredig en kalm als een klein kind, in <strong>de</strong><br />

geborgenheid van het stille woud om hem heen.<br />

Terug in Nice was hij helemaal klaar met <strong>de</strong> proeven. Hij was vrolijk en opgeruimd.<br />

De financiën waren bevredigend geregeld, en hij kon vol werklust aan een lege<br />

schrijftafel gaan zitten. Dat <strong>de</strong> overeenkomst met Veen <strong>voor</strong> Elisabeth, mocht hij<br />

eer<strong>de</strong>r komen te overlij<strong>de</strong>n, niet bepaald erg gunstig was - zij zou vrijwel geen duit<br />

meer aan rechten krijgen - hield hem nauwelijks bezig. Hij dacht alweer aan an<strong>de</strong>re<br />

dingen.<br />

Op 5 september <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 45 ‘Van <strong>de</strong>n zomer heb ik niet gewerkt, maar<br />

nu ga ik goed aan <strong>de</strong>n gang: <strong>de</strong> roman zal heeten (met dubbelen titel): Van Ou<strong>de</strong><br />

Menschen; De Dingen, die Voorbij zijn. In het genre van Kleine Zielen. Ik heb het<br />

i<strong>de</strong>e ervan al lang in mijn hoofd en van <strong>de</strong>n zomer bepeinsd: dus is het maar te<br />

schrijven. Ik <strong>de</strong>nk, dat er die jaar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


306<br />

wel het grootste ge<strong>de</strong>elte van geschreven zal wor<strong>de</strong>n, zoo niet voltooid.’ - Imperia,<br />

dat al bijna vier jaar lag te sluimeren, hoopte hij in 1905 af te maken. Zo ook <strong>de</strong><br />

Endymion-cyclus, die hij nu wil<strong>de</strong> beperken tot een hon<strong>de</strong>rdtal sonnetten.<br />

Het is er niet van gekomen. De berg van licht eiste weldra al zijn aandacht op.<br />

Met Endymion begint in feite <strong>Couperus</strong>' klassieke perio<strong>de</strong>. Hoewel <strong>de</strong> oudheid hem<br />

al veel langer boei<strong>de</strong>, is hij er zich pas na zijn veertigste werkelijk intensief mee gaan<br />

bezighou<strong>de</strong>n. Was Imperia, letterlijk en figuurlijk, een tamelijk drakerig fragment,<br />

afwisselend in proza en poëzie, Endymion is veel luchtiger van karakter. De inhoud<br />

van <strong>de</strong>ze ‘Alexandrijnse’ gedichten heeft niet veel om het lijf. De sfeer is helaas<br />

nogal snoeperig, <strong>de</strong> uitwerking vaak suikerachtig.<br />

Het gaat over een in Alexandrië geboren jongetje Endymion, zoon van een<br />

pottenbakkersfamilie, dat door zijn ou<strong>de</strong>rs aan Eros wordt gewijd. Het spreekt vanzelf<br />

dat dit weer <strong>de</strong> melancholieke Eros is die <strong>Couperus</strong> zo liefhad. Het ou<strong>de</strong>rpaar verkoopt<br />

vervolgens het ene zusje als slavin, waarna het an<strong>de</strong>re niets beters weet te doen dan<br />

<strong>de</strong>erne te wor<strong>de</strong>n. Endymion loopt weg. <strong>Een</strong> anachorect wil nog proberen een christen<br />

van hem te maken, maar <strong>de</strong> knaap kiest <strong>voor</strong> het volle leven. Be<strong>de</strong>nkelijke<br />

we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong>el. Invloe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> antieke komedie hebben<br />

zich hier laten gel<strong>de</strong>n, terwijl <strong>Couperus</strong> daarnaast zich waarschijnlijk sterk op<br />

Petronius' Satyricon heeft geïnspireerd. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat hij zich er steeds meer<br />

van bewust is gewor<strong>de</strong>n hoeveel <strong>de</strong> antieke literatuur hem te bie<strong>de</strong>n had. Wat hem<br />

ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al moet hebben aangetrokken, is het gemak waarmee in <strong>de</strong> oudheid<br />

seksuele vrijhe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Voor het eerst doen hetaeren, gespier<strong>de</strong><br />

worstelaars, dubieuze negers en marktverkopers met ondui<strong>de</strong>lijke (?) bedoelingen<br />

hun intre<strong>de</strong> in <strong>Couperus</strong>' gedroomd verle<strong>de</strong>n. Het blijft echter nog bij summiere<br />

aanduidingen van allerlei ‘on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n’. Endymion heeft <strong>de</strong> lichte toets van <strong>de</strong> antieke<br />

Alexandrijnse poëzie, niet zon<strong>de</strong>r bevalligheid maar tevens zon<strong>de</strong>r enige diepgang.<br />

Het sonnettenromannetje bereidt reeds De komedianten <strong>voor</strong>.<br />

De roman Dionyzos is geschreven met het mythologieboek ernaast. 46 De zegetocht<br />

van <strong>de</strong> uit Zeus en Semele geboren zoon begint in Nyza. Het won<strong>de</strong>r van Ampelos<br />

- <strong>de</strong> wijnstok - , het bezoek aan Ikarios, <strong>de</strong> strijd tegen koning Minyas van<br />

Orchomenos, <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re vaste themata<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


307<br />

passeren achtereenvolgens <strong>de</strong> revue, waarin saters, faunen, nimfen, pans,<br />

hamadrya<strong>de</strong>n, naja<strong>de</strong>n en verwan te figuren een bijna niet eindigend ballet dansen.<br />

De beel<strong>de</strong>n die hij oproept moet <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>al afgekeken hebben van Romeinse<br />

sarcofaagreliëfs, waarop wij <strong>de</strong> Dionysische thiasos met alle uitbundigheid in een<br />

rijkdom van variaties tegenkomen. 47<br />

Dat hij zich linea recta door antieke sculptuur heeft laten beïnvloe<strong>de</strong>n, bewijst het<br />

zeven<strong>de</strong> hoofdstuk, waarin Hermafroditos zijn intre<strong>de</strong> doet. Dit tweeslachtige, meest<br />

androgyne wezen uit <strong>de</strong> Griekse mythologie, geboren uit Hermes en Aphrodite en<br />

<strong>voor</strong>zien van manlijke zowel als vrouwelijke geslachtskenmerken, wordt in het woud<br />

ont<strong>de</strong>kt door een faun die plotseling in <strong>de</strong> schaduw iemand ziet liggen slapen. Wie<br />

<strong>de</strong> Slapen<strong>de</strong> hermafrodiet in het Thermenmuseum te Rome wel eens heeft gezien,<br />

herkent onmid<strong>de</strong>llijk uit <strong>Couperus</strong>' beschrijving het liggen<strong>de</strong> beeld: 48 ‘Hij lag <strong>voor</strong>over<br />

op het weeke mos, en in zijn armen bei<strong>de</strong> rustte zijn hoofd, lang gelokt, en <strong>de</strong> lange<br />

lokken geknoopt in een wrong. Maar nu Faun vlak stond bij <strong>de</strong>n slaper en neêrzag,<br />

bespeur<strong>de</strong> hij, dat <strong>de</strong> jongeling geheel <strong>de</strong>n zwellen<strong>de</strong>n boezem had van een maagd,<br />

of eene nymf, en dat hij bei<strong>de</strong>n was, knaap en maagd. Hij was heel lenig en slank<br />

van le<strong>de</strong>n, en in zijne sluimering, die droef moest van droomen zijn, want zijne lippen<br />

treur<strong>de</strong>n bijna verwijtend, was tusschen ron<strong>de</strong>n rug en welven<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rrug het mid<strong>de</strong>l<br />

diep geknakt en van leest vrouwefijn.’ <strong>Couperus</strong> laat hem zeggen dat hij eenzaam is<br />

en met niemand lacht of vrolijk kan zijn. Hij beschouwt zichzelf als <strong>de</strong> ontroostbare<br />

Weemoed: ‘en ik ween veel omdat ik ben maagd en knaap. Liever ware ik maagd,<br />

of ware ik knaap, dan bei<strong>de</strong>n te zijn in ontroostbaren weemoed. Want lief<strong>de</strong>, die ik<br />

zoû vin<strong>de</strong>n willen, weet ik niet waar te zoeken.’ Zijn ou<strong>de</strong>rs hebben hem<br />

verwaarloosd, vindt hij. Hij is enig en twee. Daarom is zijn leven altijd onvervuld<br />

gebleven. Hij noemt zich dubbel onvoldaan. <strong>Een</strong>zaam bleven zijn nachten, en hij<br />

luister<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> nacht.<br />

Het is niet moeilijk te ra<strong>de</strong>n waarom dit misschien wel <strong>de</strong> meest geïnspireer<strong>de</strong><br />

bladzij<strong>de</strong>n van het hele boek genoemd mogen wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> androgyne Hermafroditos<br />

heeft <strong>Couperus</strong>, vol begrip, iets van een zelfportret getekend. Met <strong>de</strong> plotselinge<br />

epifanie van Dionyzos - <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> god van het zui<strong>de</strong>n, zoon van een god en een<br />

mens en als zodanig mid<strong>de</strong>laar - veran<strong>de</strong>rt dit alles en zal ook <strong>de</strong> tweeslachtige<br />

jongeling vreug<strong>de</strong> <strong>de</strong>elachtig wor<strong>de</strong>n. Dionyzos, red<strong>de</strong>r en verlosser, spreekt<br />

Hermafroditos bemoedigend toe in een lange troostre<strong>de</strong>. On<strong>de</strong>r meer zegt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


308<br />

hij: ‘Word met trots je bewust, en schaam je niet meer, verhef <strong>de</strong> armen in een blij<strong>de</strong><br />

verlossing uit weemoed, en wees wie je bent in jubelen<strong>de</strong> blijdschap!’ Dionyzos<br />

schenkt hem in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, <strong>de</strong> druiventros is er het symbool van en het is <strong>de</strong><br />

wijn die somberheid en weemoed overwint: ‘Broe<strong>de</strong>r, word je bewust! Zuster, word<br />

je bewust! Wees blij om het dubbele leven! Jubel...’ Hermafroditos wordt Dionyzos'<br />

volgeling.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> hier werkelijk zichzelf mee bedoeld heeft, zal dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n uit<br />

een passage in Van ou<strong>de</strong> menschen waar wij nog op terugkomen. Hij hoopte dat het<br />

zui<strong>de</strong>n hem <strong>voor</strong>goed zou genezen. De noor<strong>de</strong>lijke kleine zielen - <strong>de</strong> niet ingewij<strong>de</strong>n<br />

- lagen <strong>voor</strong>goed achter hem. Het carpe diem, dat hem als jongeman al zo verlei<strong>de</strong>lijk<br />

had <strong>voor</strong>gezweefd, werd in het zui<strong>de</strong>n realiteit. Alles moest <strong>voor</strong>taan vreug<strong>de</strong> zijn.<br />

Dionyzos is, na Cyrus, die het Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n bracht, <strong>de</strong> nieuwe grote verlosser.<br />

Uit het lot dat Dionyzos wacht, blijkt echter tevens dat zelfs <strong>voor</strong> hem <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong><br />

een barst krijgt wanneer zij verstoord wordt door Eros. Op Naxos immers vindt<br />

Dionyzos <strong>de</strong> door Theseus verlaten Ariadne. Voor het eerst ervaart hij smart, daar<br />

hij <strong>voor</strong> haar in lief<strong>de</strong> ontbrandt en leert kennen wat <strong>Couperus</strong> reeds in Extaze noem<strong>de</strong><br />

‘het geluk en het leed te zamen’. Toch is het uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> die overwint.<br />

Ariadne sterft, maar zij herleeft, <strong>voor</strong> eeuwig met Dionyzos verbon<strong>de</strong>n, waarop zij<br />

samen door Zeus op <strong>de</strong> Olympus on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> onsterfelijke go<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />

Ook die boek eindigt, als Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa, met een apotheose, een glorie van licht.<br />

Het god<strong>de</strong>lijke androgyne principe zegeviert.<br />

In <strong>de</strong>ze jaren voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich een gelukkig en ingewijd mens. Hij meen<strong>de</strong><br />

het geheim van duren<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kt te hebben in zijn zui<strong>de</strong>lijk levenspatroon<br />

en het Elisabeth / Ariadne daar in <strong>de</strong>len. Niet alleen had hij zijn eigen androgyne<br />

geaardheid volledig geaccepteerd, hij beschouw<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze nu als een hem door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

geschonken <strong>voor</strong>recht. Blij om het dubbele leven, wil<strong>de</strong> hij niet slechts zichzelf zijn,<br />

maar hij meen<strong>de</strong> zich op een hoger niveau te bevin<strong>de</strong>n. Was <strong>de</strong> tweeslachtige mens<br />

in wezen niet vollediger dan <strong>de</strong> gewone sterveling? Niet tot die kleine zielen behoor<strong>de</strong><br />

hij. Als kunstenaar was hij een van <strong>de</strong> zeldzame be<strong>voor</strong>rechten, die een god<strong>de</strong>lijke<br />

vonk in zich wisten. <strong>Een</strong>s zou ook hem een Heilig Weten wachten. De Chinees had<br />

het hem al <strong>voor</strong>speld toen hij nog maar tien jaar was.<br />

Hoe was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>, zo hooggestemd, <strong>de</strong> praktijk? Hierover vin<strong>de</strong>n wij<br />

aanwijzingen zowel in <strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever als in <strong>de</strong> latere<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


309<br />

hoofdstukken van zijn nieuwe roman, voltooid in <strong>de</strong>cember 1904: Van ou<strong>de</strong> menschen,<br />

<strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bijgaan...<br />

Op 4 januari schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 49 ‘De “Ou<strong>de</strong> Menschen” zijn <strong>de</strong>ze maand<br />

begonnen; zij zullen <strong>de</strong>nkelijk 4 à 5 nummers beslaan’ (van Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

namelijk, waarin <strong>de</strong> roman in afleveringen is verschenen). Met <strong>de</strong> uitgave in boekvorm<br />

heeft Veen geen grote haast gemaakt. Dit had ten gevolge dat <strong>Couperus</strong> in het najaar<br />

van 1905 geplaagd zou wor<strong>de</strong>n door drukproeven van twee romans tegelijk, want<br />

vier maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> voltooiing van Van ou<strong>de</strong> menschen was ook De berg van licht<br />

af: we<strong>de</strong>rom dus in onwaarschijnlijk korte tijd. De historische roman zou tenslotte<br />

zelfs eer<strong>de</strong>r verschijnen dan <strong>de</strong> Haagse, die pas in <strong>de</strong> loop van 1906 het licht heeft<br />

gezien.<br />

In eerste opzet had <strong>de</strong> roman zoals wij zagen eenvoudig Van ou<strong>de</strong> menschen als<br />

titel, met als on<strong>de</strong>rtitel De dingen die <strong>voor</strong>bij zijn. Tussen <strong>voor</strong>bij zijn en <strong>voor</strong>bij<br />

gaan ligt een belangrijk tijdsverschil. Oorspronkelijk moet het boek dus, in <strong>Couperus</strong>'<br />

geest, een an<strong>de</strong>re vorm gehad hebben. Daar hij het aanvankelijk in Nice wil<strong>de</strong> situeren,<br />

heeft hij waarschijnlijk aan een raamvertelling met flashbacks gedacht: Lot en Elly<br />

bij Ottilie en Aldo in Nice... het verle<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong>bij gegaan... wat was dit verle<strong>de</strong>n?...<br />

nu het <strong>voor</strong>bij is ligt <strong>de</strong> toekomst open... Iets in die trant. Op een zeker ogenblik heeft<br />

hij daar van afgezien. De roman kreeg toen een an<strong>de</strong>r uitgangspunt. De scènes in<br />

Nice staan niet meer centraal, het huwelijk moet nog voltrokken wor<strong>de</strong>n. De roman<br />

speelt weer hoofdzakelijk in Den Haag, met flashbacks naar het Indische verle<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong> hoofdfiguren.<br />

Er is nog weinig aandacht aanbesteed dat enkele motieven uit het boek al in De<br />

boeken <strong>de</strong>r kleine zielen <strong>voor</strong>bereid wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> eerste plaats is er het kind dat zijn<br />

do<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r ziet liggen in een plas bloed. Dit overkomt reeds Alex in Het heilige<br />

weten. 50 <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r hoofdmotief, dat van twee ou<strong>de</strong> mensen die steeds weer <strong>voor</strong> het<br />

raam zitten, wordt eveneens al in Het heilige weten ingeleid, als Marietje <strong>de</strong><br />

spookgestalten van Addy's ou<strong>de</strong>rs ziet. 51 Ze zijn dood maar blijven aanwezig, zoals<br />

ook <strong>de</strong> vermoor<strong>de</strong> echtgenoot van Ottilie in Van ou<strong>de</strong> menschen.<br />

Heeft <strong>de</strong> moord in <strong>de</strong> pasangrahan boven Tegal een feitelijke achtergrond gehad?<br />

Wij weten daar niets van. Wel ken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> die omgeving goed, sinds hij in 1899<br />

in Tegal bij <strong>de</strong> Valettes gelogeerd had, van waaruit hij ook tochten gemaakt heeft.<br />

Waarschijnlijk echter heeft <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


310<br />

intrige eer<strong>de</strong>r iets te maken met Emile Zola's Thérèse Raquin - niet <strong>voor</strong> niets geeft<br />

<strong>Couperus</strong> zijn moor<strong>de</strong>naar <strong>de</strong> naam Emile! - waar ook een echtgenoot (Camille)<br />

vermoord wordt door een vrouw (Thérèse) en haar minnaar (Laurent). Het lijk dreef<br />

reeds bij Zola in het water weg. Later ziet Thérèse, door schuldgevoelens achtervolgd,<br />

haar do<strong>de</strong> man als spook-verschijning in <strong>de</strong> kamer opdoemen. De parallel is <strong>voor</strong>al<br />

interessant omdat <strong>Couperus</strong> een groot bewon<strong>de</strong>raar van Thérèse Raquin was. Nog<br />

in 1933 heeft hij daarvan getuigd. 52 Hij zag het meesterwerk van Zola - en zijn<br />

kenschets gaat ook <strong>voor</strong> Van ou<strong>de</strong> menschen op - als ‘<strong>de</strong> tragedie van alle <strong>de</strong> duistere,<br />

ons nauwelijks beken<strong>de</strong>, gewetene machten, die onze lichamen-en-ziel als een<br />

onscheidbare uniteit beheerschen, tyrannisch domineeren tot wij niets meer zijn dan<br />

<strong>de</strong> hijgen<strong>de</strong> prooi in <strong>de</strong> klauwen van het verschrikkelijke Noodlot’.<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen is overigens allerminst een kopie van Zola. Leo Ross toon<strong>de</strong><br />

aan dat het <strong>voor</strong>al een experiment is met <strong>de</strong> erfelijkheidsleer. De inzet is wat hij<br />

noemt 53 ‘een Indo-familie, een literaire pendant van <strong>de</strong> wetenschappelijke<br />

“stamboomstudies” <strong>de</strong>r genetici, die met menselijk materiaal nooit veel resultaat<br />

geboekt hebben’. Als hoofdmotief ziet hij <strong>de</strong> doorwerking van <strong>de</strong> ‘gevolgen van<br />

rassenvermenging die leidt tot <strong>de</strong>generatie en misdaad, en daarvan afgeleid: angst<br />

<strong>voor</strong> het dominant terugkeren van <strong>de</strong> misdadige aanleg in het nageslacht, acute angst<br />

als twee bloedverwanten trouwen. De roman is dan ook niet afgelopen met <strong>de</strong> dood<br />

van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> moor<strong>de</strong>nares. Eerst als Elly en Lot schei<strong>de</strong>n, is het gevaar afgewenteld.’<br />

- Wij zullen zo da<strong>de</strong>lijk echter zien dat er nog meer aan <strong>de</strong> hand is. Wel is het<br />

interessant dat <strong>de</strong> roman zoveel autobiografische elementen bevat, en dat het dui<strong>de</strong>lijk<br />

om <strong>Couperus</strong>' eigen kringen gaat die hier centraal staan. Gezien <strong>de</strong> nauwe<br />

bloedverwantschap tussen hem en zijn vrouw is dit niet verbazingwekkend.<br />

De ou<strong>de</strong> heer Takma woont op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>: geboortehuis van <strong>Louis</strong>. De ou<strong>de</strong><br />

mevrouw Dercksz woont op <strong>de</strong> Nassaulaan en kijkt uit op <strong>de</strong> tuinen van <strong>de</strong> Sofialaan:<br />

<strong>de</strong> grote tuin van oom en tante G.L. Baud-<strong>Couperus</strong>. De heer Takma heeft heel wat<br />

trekken meegekregen van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r. 54 Wij kennen hem goed, sinds Bramine<br />

Grandmont-Hubrecht circa 1890 zijn portret geschil<strong>de</strong>rd heeft, dat zon<strong>de</strong>r meer het<br />

portret van Takma had kunnen zijn. Zoals <strong>de</strong>ze verzorgd wordt door tante Adèle, zo<br />

werd papa <strong>Couperus</strong> dat door Johanna, en na 1900 door Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


311<br />

Bestaan<strong>de</strong> namen heeft <strong>Couperus</strong> eveneens gebruikt. Begin januari zond hij De stille<br />

kracht aan een zekere Mélanie van Ka<strong>de</strong>rs: 55 zij leen<strong>de</strong> haar naam aan Stéfanie <strong>de</strong><br />

La<strong>de</strong>rs. Voorts heeft zijn katholiek gewor<strong>de</strong>n tante Taets van Amerongen vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong> tante Thérèse: bei<strong>de</strong>n zijn bekeerd tot het geloof, wat in <strong>de</strong> familie<br />

<strong>Couperus</strong> wel enigszins vreemd werd gevon<strong>de</strong>n. 56 En zou <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> laatste niet<br />

een heimelijke verwijzing inhou<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> eveneens in Parijs wonen<strong>de</strong> literaire<br />

figuur Thérèse Raquin?<br />

De dui<strong>de</strong>lijkste portretten zijn Lot en Elly: <strong>Louis</strong> en Elisabeth. In <strong>de</strong> familiekring<br />

werd hij ook wel Loef of Loe genoemd. Van daar naar Lot is maar een stapje, te<br />

meer daar dit als Loo moet wor<strong>de</strong>n uitgesproken. 57 Elisabeth / Elly behoeft geen<br />

commentaar.<br />

Lot verdient geld met het schrijven van artikelen. Hartstochtelijk verliefd is hij<br />

niet, en om haar geld trouwt hij Elly ook al niet: 58 ‘Waaróm <strong>de</strong>ed hij het: dan - vroeg<br />

hij zich af.’ Hier raakt <strong>Couperus</strong> aan zijn eigen problematiek omstreeks 1890-'91.<br />

Ook in <strong>de</strong> roman wordt het huwelijk gesloten. Lot en Elly ont<strong>de</strong>kken later dat zij<br />

neef en nicht zijn - geen onbekend gegeven!<br />

‘Lot was een beste jongen, een beetje week en vreemd en verwijfd, maar hij kon<br />

mee zijn moe<strong>de</strong>r overweg [...].’ 59 ‘Lot, niet verliefd van complexie, vond het waarlijk<br />

prettig met Elly te zijn, liet zich aanporren, begon een roman, bleef steken... In hem<br />

suggereer<strong>de</strong> zij, dat hij haar nodig had. En hij vroeg haar. Zij was gelukkig en hij<br />

ook, ook al waren zij kalm van lief<strong>de</strong>.’ 60 Deze opvallend autobiografische passages<br />

had<strong>de</strong>n in Metamorfoze kunnen staan. Het was <strong>Couperus</strong>' eigen situatie, nog altijd.<br />

De troebele kanten van zijn fantasie heeft hij daarnaast in oom Anton<br />

on<strong>de</strong>rgebracht, wiens ‘cerebraal onanisme’ zich uitleeft op perverse antieke<br />

afbeeldingen. Dat hij zich verlustigt in <strong>de</strong> veelal pikante lectuur van Suetonius verraadt<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen <strong>voor</strong>keur nog eens ten overvloe<strong>de</strong>, die ook zeer genoten moet hebben<br />

van wat <strong>de</strong> antieke bronnen allemaal over keizer Heliogabalus ten beste geven. Oom<br />

Antons heimelijke i<strong>de</strong>ntificatie, niet met Heliogabalus maar met <strong>de</strong> in homoseksueel<br />

opzicht niet bepaald onbesproken keizer Tiberius, spreekt dui<strong>de</strong>lijke taal. Oom Anton<br />

is nooit getrouwd.<br />

Maar tot <strong>de</strong> allerbelangrijkste hoofdstukken in <strong>de</strong> roman behoren zon<strong>de</strong>r twijfel<br />

die welke in Nice spelen. Lots artistieke zuster Ottilie leidt daar een bohémienbestaan<br />

samen met <strong>de</strong> beeldmooie Aldo. Deze wordt verge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


312<br />

leken met antieke beel<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> erg goed ken<strong>de</strong> en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: Hermes,<br />

Antinoüs, en met <strong>de</strong> worstelaars van Canova in het Vaticaan... 61 Het mediterrane<br />

zui<strong>de</strong>n staat hier zeer scherp tegenover het ein<strong>de</strong>loos treurige, calvinistische noor<strong>de</strong>n,<br />

zoals in <strong>de</strong> Dionyzos-studiën. <strong>Couperus</strong> heeft zelfs een opmerkelijke verwijzing naar<br />

Dionyzos ingevlochten. Elly leert namelijk iets kennen wat zij als het geluk ervaart.<br />

Lot wil ook wel, maar temid<strong>de</strong>n van druiven in een verrukkelijke ‘druivenportiek’<br />

beseft hij zijn eeuwige, noodlottige zelfbeperkingen: ‘<strong>Een</strong> tee<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong> Elly vloot<br />

zoo innig door hem heen: hij voel<strong>de</strong> zich zusterziel [sic!] met <strong>de</strong> hare... De overdaad<br />

was nièt <strong>voor</strong> hem, en <strong>de</strong>n druk van <strong>de</strong> dingen, die gingen <strong>voor</strong>bij, had hij altijd<br />

gevoeld, en had hem altijd belemmerd bei<strong>de</strong> zijn armen woést om het leven te slaan...’<br />

Symbolisch sluit <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> scène af met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Hij wierp <strong>de</strong>n steel van<br />

zijn druiventros weg [...].’ Deze freudiaanse steel lijkt hier in<strong>de</strong>rdaad wel op <strong>Couperus</strong>'<br />

overgelever<strong>de</strong> impotentie te wijzen. Staat Elly open <strong>voor</strong> <strong>de</strong> seksualiteit, Lot niet.<br />

Volmaakt geluk bleek, Dionyzos ten spijt, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> niet weggelegd te zijn.<br />

In <strong>de</strong> roman zien Lot en Elly zich na <strong>de</strong> dood van alle ou<strong>de</strong> mensen met <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />

werkelijkheid geconfronteerd, zoals het ook <strong>Couperus</strong> en Elisabeth vergaan was.<br />

Kon <strong>de</strong> schrijver in zijn boek Elly naar het noor<strong>de</strong>lijke Sint-Petersburg laten<br />

vertrekken en Lot naar het zui<strong>de</strong>lijke Napels, <strong>de</strong> realiteit was dat <strong>Couperus</strong> en zijn<br />

vrouw aan elkaar vastgeklonken zaten en samen terug moesten naar Nice-altijd weer.<br />

Hoe had Elisabeth hun verblijf in Rome ervaren, in <strong>de</strong> winter van 1904? Wat <strong>de</strong>ed<br />

zij, in <strong>de</strong> vele uren dat <strong>Couperus</strong> met Johan Ram <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eros van Praxiteles stond<br />

of naar <strong>de</strong> talrijke saters, maena<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>re Dionysische antieke figuren keek? -<br />

De roman lijkt antwoord te geven op <strong>de</strong> vraag waarom wij zo dikwijls, in <strong>de</strong> brieven<br />

aan Veen, negatieve dingen horen over Elisabeths toestand van lichaam en geest.<br />

Over Elly lezen wij: 62 ‘Dat dwalen door Italiaansche ste<strong>de</strong>n, dat behagelijk<br />

ommedwalen tusschen <strong>de</strong> schoonhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r muzea vol<strong>de</strong>ed haar niet, wie <strong>de</strong> daad<br />

een behoefte was. Tusschen <strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n van haar Bae<strong>de</strong>ker had<strong>de</strong>n hare vingers een<br />

nerveuze trilling van doelloosheid. Zij kòn niet altijd bewon<strong>de</strong>ren, en peinzen, en<br />

zóó bestaan. Zij moest doen. Zij moest zich wij<strong>de</strong>n. En zij verlang<strong>de</strong> naar een kind...’<br />

Dat het echtpaar <strong>Couperus</strong>-Baud in die tijd zo zijn moeilijkhe<strong>de</strong>n gekend heeft,<br />

wie zou het betwijfelen? Wat heeft Veen gedacht, toen hij <strong>de</strong> nieuwe roman ontving<br />

en misschien nog eens heeft overgelezen wat Cou-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


313<br />

perus hem na Rome had geschreven: ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje<br />

melancholiek nu en dan [...]. Ach, beste kerel, ie<strong>de</strong>r heeft het zijne, een pakje te<br />

dragen. Het is niet altijd vreug<strong>de</strong> en zon, als in Dionyzos!’? 63<br />

Die zon verdween steeds vaker achter <strong>de</strong> wolken. <strong>Couperus</strong>' boeken wer<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r<br />

en min<strong>de</strong>r verkocht. Zon<strong>de</strong>r zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el - maar hij bezat nu een kapitaal<br />

van veertigduizend gul<strong>de</strong>n, in die tijd voldoen<strong>de</strong> om stil van te kunnen leven - zou<br />

het hem slecht zijn vergaan.<br />

Eindnoten:<br />

1 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 8.<br />

2 Amice, 14 nr.321.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 15 nr.323.<br />

4 Pim Lukkenaer, ‘De omrankte staf. <strong>Couperus</strong>' Dionyzos als sleutel toe het antieke werk’, in<br />

Bzzulletin 132 (januari 1986), 29-43.<br />

5 Afbeelding bij V. Booven, Leven, t.o. 204. Gesigneerd: ‘P. Pan<strong>de</strong>r 1903.’<br />

6 Amice, 16 nr.323.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 18 nr.325.<br />

8 ‘Eros I-II’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland I (1903), I, 517-518. - Erbe, Nag. werk, I, (en Z).<br />

9 ‘Alba I’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland I, (1903), 1, 519. - Erbe. Nag. werk, 3.<br />

10 M. Klein, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985), 10. - Zie ook reeds J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r,<br />

een Friese beeldhouwer in Rome (1966), 186 e.v.<br />

11 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome I, 31.<br />

12 Zie noot 8, 533-534. Daar reeds aangeduid met: ‘Na <strong>de</strong> KLEINE ZIELEN, en vóor DIONYZOS...’<br />

13 Sonnet V.<br />

14 Sonnet XI.<br />

15 Sonnet XII.<br />

16 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), 11, 133. - Erbe, Nag. werk, 15.<br />

17 Amice, 19 nr.328.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 24 nr.334.<br />

19 Maatstaf II (1963), 173 nr.24.<br />

20 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 315 e.v.<br />

21 Amice, 23 nr.333.<br />

22 Groot-Ne<strong>de</strong>rland II (1904), 1, 129-144; 280-288; 420-436. I<strong>de</strong>m IV (1906), 1. 613-624.<br />

23 Amice, 24 nr.334.<br />

24 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 27 nrs. 336-338.<br />

26 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 299.<br />

27 Amice, 27 nr.337.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 30 nr.340.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 32 nr.346.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 35 nr.354.<br />

31 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

32 Georges Duviquet, Héliogabale, raconté par les historiens grecs et latins. Préface <strong>de</strong> Rémy <strong>de</strong><br />

Gourmont (1903).<br />

33 Amice, 72-73 nr.405 a .<br />

34 I<strong>de</strong>m, 43 nr.361.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 45 nr.363. Verschenen in een band van Jan Toorop. Zie Braches, Boek als N.K., 138,<br />

178, 282, 520 (nr.031112*).<br />

36 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />

37 Amice, 47 nr.369.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


38 I<strong>de</strong>m, 47 nr.370.<br />

39 I<strong>de</strong>m, 48 nr.372.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 48 nr. 370.<br />

41 Fundamenteel over <strong>de</strong> bouw van <strong>de</strong>ze roman W. Blok, Verhaal en lezer (1960). Zie ook <strong>de</strong><br />

Salaman<strong>de</strong>red. (1984), F.L. Bastet, Nawoord, 241-250. Voorts reeds N.A. Donkersloot, ‘Analyse<br />

van een roman’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 27-37.<br />

42 Amice, 49 nr.372.<br />

43 I<strong>de</strong>m, 51 nr.379.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 52 nr.380. ‘Diverse pluimages’ (Van. 1 juli 1911), in Genéve, Florence, 26-27: ‘Die<br />

buitenmusschen waren lieve, zachte, eenvoudige, vrome vogels. Zoo tusschen drieën en vieren,<br />

als <strong>de</strong> zon opging over woud en wei<strong>de</strong>, ontwaakten zij, en die het eerst ontwaakt was, riep zacht<br />

en lieflijk: - Pièt:! - Piet-piet:! antwoord<strong>de</strong> een twee<strong>de</strong> die ontwaakte. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, een vier<strong>de</strong><br />

vielen me<strong>de</strong> in, en daar ik soms <strong>de</strong> vogelentaal begrijp, begreep ik wat al die zacht-lieflijke<br />

“piet-piets” beteeken<strong>de</strong>n. Het beteeken<strong>de</strong>: komt, musschen, ontwaakt en zingen wij een lieflijke<br />

ochtendhymne, Go<strong>de</strong> ter eere; komt! [...] Ik lag, raam open,in mijn bed er naar te luisteren [...].<br />

En toen was het gedaan; <strong>de</strong> vogelen, na hunne hymne, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n boom verlaten; het werd<br />

héel stil en ik... sliep weêr in, met zoo iets vreemd kin<strong>de</strong>rlijk kalms in mijn hoofd en mijn hart,<br />

dat ik het: u niet beschrijven kan...’<br />

45 Amice, 56 nr.385.<br />

46 Vergelijk <strong>de</strong> korte inhoud bij Lukkenaer, 31 (zie noot 4). <strong>Couperus</strong> moet Nonnos' Dyonisiaca<br />

goed gekend hebben. Zie <strong>voor</strong>ts Popma, <strong>Couperus</strong>, 124 e.v.<br />

47 Robert Turcan, Les sarcophages romains á rprésentations dionysiaqnes (1966), pl. 1-64. -<br />

Friedrich Matz, Die dionysischen Sarkophage 1-4 (1968-1975), passim.<br />

48 Dionyzos, VII. - Salvatore Aurigemma, Le terme di Diocleziano e il Museo Nazionale Romano<br />

(1954), 165; tav, CI.<br />

49 Amice, 59 nr. 388. - Groot-Ne<strong>de</strong>rland III (1905), 1, 129, 257, 385, 513, 637 e.v.<br />

50 Het heilige weten, I, VII.<br />

51 I<strong>de</strong>m, II, XIV.<br />

52 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 213 219.<br />

53 Leo Ross, ‘“Van ou<strong>de</strong> mensen” als Indische roman’, in Literatuur 2, 85/1 (Januari/februari<br />

1985), 18-24; 23, 24.<br />

54 Bastet, Zuil, 67-76; afb. op 69.<br />

55 Amice, 15 nr. 323, met het verzoek aan Veen: ‘Doe mij het genoegen en zend een prezentex:<br />

van De stille Kracht (batik) aan: Madlle Baronne Mélanie van Ra<strong>de</strong>rs Rue Caspini II. Nice chez<br />

Madame Mé<strong>de</strong>cin.’ - Volgens een vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw E. Philipszoon was<br />

dit een zuster van haar grootmoe<strong>de</strong>r, afkomstig uit ‘Den Haag. In ie<strong>de</strong>r geval woon<strong>de</strong> ze daar<br />

als jong meisje, ik geloof in <strong>de</strong> van Speykstraat. <strong>Een</strong> familie met veel ban<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> koloniën;<br />

a<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> neergang. Tante Mel stond bekend als excentriek, een mooi woord <strong>voor</strong> een beetje<br />

gek. “Met tante Mel beleef<strong>de</strong> je altijd gekke dingen,” zet mijn va<strong>de</strong>r. Het verhaal gaat dat ze te<br />

grote schoenen droeg om, als iemand in <strong>de</strong> tram op haar tenen ging staan, te kunnen zeggen: 't<br />

geeft niet, ik heb er op gerekend.’<br />

56 Bastet, Zuil, 83; 58, 82, 86.<br />

57 Dit blijkt uit <strong>de</strong> Engelse vertaling uit 1919 door Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, met <strong>voor</strong>woord<br />

van Stephen McKenna, Old people and the things that pass, I noot I.<br />

58 Van ou<strong>de</strong> menschen, I.<br />

59 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

60 I<strong>de</strong>m, II.<br />

61 I<strong>de</strong>m, XVI.<br />

62 I<strong>de</strong>m, XXVII.<br />

63 Amice, 24 nr. 334.<br />

IV [1904-1906]<br />

<strong>Een</strong> brief van Veen, die <strong>Couperus</strong> in november 1904 kort <strong>voor</strong> het afsluiten van Van<br />

ou<strong>de</strong> menschen ontving, wekte een zo hevige teleurstelling en vervolgens woe<strong>de</strong> in<br />

hem op, dat hij <strong>voor</strong> het eerst van zijn leven - maar niet <strong>voor</strong> het laatst - Veen een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


verbitterd en zelfs ietwat onhebbelijk antwoord schreef (ongedateerd): 1 ‘Daar ik geen<br />

lust heb mijzelve en jou te ruïneeren door werken, die niet verkocht wor<strong>de</strong>n, heb ik<br />

<strong>de</strong> eerje vaarwel te zeggen. Beleef nog pleizier, zoo mogelijk, van Ou<strong>de</strong> Menschen,<br />

en laat het daarmeê gedaan zijn. Ik schrijf, of liever geef <strong>voor</strong>taan geen letter meer<br />

uit in het Hollandsch. Ik schrijf in het Hollandsch, maar laat me da<strong>de</strong>lijk vertalen in<br />

het Fransen, en ga eens mijn succes in het Fransch probeeren.’<br />

De toon van <strong>de</strong>ze reactie is even verbazingwekkend als het er in aangekondig<strong>de</strong><br />

plan. Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat er meer aan <strong>de</strong> hand was. De tot dan toe toch goe<strong>de</strong><br />

relatie tussen uitgever en auteur wettig<strong>de</strong> allerminst een geprikkeldheid die zo met<br />

<strong>Couperus</strong>' gebruikelijke hoffelijkheid in strijd was. Daar het boek over Heliogabalus<br />

waar hij zich intussen grondig op <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong> door hemzelf in <strong>de</strong>cember 1905<br />

omschreven zou wor<strong>de</strong>n als ‘een roman over homosexualiteit’, heeft hij tegen dit<br />

avontuur - in die rijd! in Holland! - misschien toch wel opgekeken. Publikatie in een<br />

an<strong>de</strong>re taal kan hij als een welkome oplossing gezien hebben van een dilemma<br />

waarvan <strong>de</strong> gevolgen eigenlijk niet goed waren te beoor<strong>de</strong>len.<br />

Precies in 1904, toen <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland verbleef, heeft <strong>de</strong> Amsterdamse arts<br />

dr. L.S.A.M. von Römer een brochure gepubliceerd die, met als hoofdtitel Ongekend<br />

leed, werd aangekondigd als een verhan<strong>de</strong>ling over ‘<strong>de</strong> physiologische ontwikkeling<br />

<strong>de</strong>r geslachten in verband met <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


314<br />

homosexualiteit’. Er stond een re<strong>de</strong> in afgedrukt die Von Römer in 1904 driemaal<br />

gehou<strong>de</strong>n heeft. Tevens kon men er een aantal reacties op het toentertijd zeer <strong>de</strong>licate<br />

on<strong>de</strong>rwerp in vin<strong>de</strong>n. Bovendien bevatte het geschriftje <strong>de</strong> tekst van een petitie aan<br />

<strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken, door Von Römer zelf opgesteld en aan <strong>de</strong><br />

minister verzon<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r kan <strong>Couperus</strong>, hetzij door contact met Ram, die<br />

toen ook in Holland was, hetzij via couranten of doordat er over gefluisterd werd,<br />

nauwelijks ontgaan zijn. Von Römers warm pleidooi <strong>voor</strong> een meer menselijke<br />

houding van zijn landgenoten ten opzichte van seksuele varianten die plachten te<br />

wor<strong>de</strong>n afgedaan met ‘<strong>de</strong> zon<strong>de</strong> van Sodom’, een term die <strong>de</strong> minister zelf hanteer<strong>de</strong>,<br />

kan hij niet an<strong>de</strong>rs dan met innige sympathie begroet hebben. Tevens echter maakte<br />

<strong>de</strong> brochure hem, <strong>voor</strong> zover nodig, expressis verbis nog eens bijzon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk<br />

hoe <strong>de</strong> zaken ston<strong>de</strong>n in een land als Ne<strong>de</strong>rland. Van tolerantie, diepere aandacht of<br />

begrip was, van confessionele kant <strong>voor</strong>al, toen nog geen sprake. Of <strong>Couperus</strong> dat<br />

jaar al contacten met Von Römer heeft gehad, is niet bekend, maar erg waarschijnlijk<br />

is het niet. 2 <strong>Een</strong> jaar eer<strong>de</strong>r had Von Römer reeds zijn beken<strong>de</strong> artikel ‘Über die<br />

androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’ gepubliceerd, in het door Magnus Hirschfeld sinds<br />

1899 geredigeer<strong>de</strong> tijdschrift Jahrbuch für sexuelle Zwischenstufen. In 1901 had dit<br />

jaarboek een studie over Heliogabalus opgenomen, geschreven door Ludwig von<br />

Scheffler, ‘Elagabal’. Het is niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> dit gekend heeft, al werd<br />

hij tot zijn roman over <strong>de</strong> keizer zeer zeker al eer<strong>de</strong>r geïnspireerd door an<strong>de</strong>re<br />

geschriften, zoals wij nog zullen zien.<br />

Dat hij juist met De berg van licht zijn succes in Frankrijk wil<strong>de</strong> proberen, in plaats<br />

van een schandaal in Holland te riskeren, is niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk. In <strong>de</strong>cember 1905,<br />

toen hij <strong>de</strong> roman voltooid had, schreef hij Veen naar aanleiding van het homoseksuele<br />

thema: 3 ‘Hier in Frankrijk is het motief een motief als een an<strong>de</strong>r, maar bij ons is het<br />

natuurlijk verbo<strong>de</strong>n waar...’ <strong>Couperus</strong> heeft kortom heel goed begrepen dat hij zich<br />

aan een hachelijk avontuur waag<strong>de</strong>.<br />

Op 5 september 1904 had hij zijn uitgever al meege<strong>de</strong>eld dat hij in 1905<br />

Heliogabalus wil<strong>de</strong> schrijven, <strong>de</strong> titel die hij eerst aan het boek had willen geven.<br />

Veelzeggend voeg<strong>de</strong> hij daar toen al aan toe: 4 ‘<strong>de</strong>ze roman wil ik niet in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland zetten, want wij moeten een beetje rekening hou<strong>de</strong>n met onze<br />

“fatsoenlijke” lezers. Je krijgt dus <strong>de</strong> primeur: ik zal het niet: te erg maken en <strong>de</strong>nken<br />

aan mijn Hollandsch publiek: ook zoû ik <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


315<br />

roman wel tegelijk met <strong>de</strong> Hollandsche uitgave, in een Fransche vertaling willen<br />

geven. Daar zal ik van <strong>de</strong>n winter iemand over spreken, die ik ken: <strong>de</strong> vertaalster<br />

van Méreskowsky's La Molt <strong>de</strong>s Dieux.’<br />

<strong>Couperus</strong> hoopte aan het - zeer moeilijke, dat besefte hij - boek te beginnen zodra<br />

Van ou<strong>de</strong> menschen af was. Hij was van plan vrijwel <strong>de</strong> hele winter in Nice te blijven.<br />

In februari of maart wil<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> een paar weken naar Sicilië gaan. Trudy zou met<br />

haar kin<strong>de</strong>ren Edmée en John ook naar Nice komen, en zij waren <strong>voor</strong>nemens die<br />

reis gezamenlijk te maken. Gerard Valette hoor<strong>de</strong> dat in Pasoeroean, waar hij alleen<br />

was achtergebleven. 5<br />

Veens negatieve berichten waren niet bepaald aanmoedigend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werklust<br />

van <strong>Couperus</strong>, die verklaar<strong>de</strong> genoeg te hebben van <strong>de</strong> eeuwige klachten dat hij niet<br />

verkocht werd. Hij had het ook over 6 ‘die ellendige honoraria, die je me gunt’, en<br />

verwachtte in Frankrijk minstens zoveel te zullen verdienen als in Holland. Maan<strong>de</strong>n<br />

lang liet hij niets meer van zich horen. Nu zelfs Helemaal afzien van een Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

naast een Franse editie moet <strong>voor</strong> hem een opluchting zijn geweest. Dat hij er daarna<br />

toch weer op is teruggekomen, kan bevredigend verklaard wor<strong>de</strong>n uit het forse<br />

honorarium dat hij vervolgens heeft bedongen, en dat wij in dit speciale geval dan<br />

ook gevoeglijk een ‘salaire <strong>de</strong> Ia peur’ mogen noemen.<br />

Begin januari 1905 - hij werkte toen al sinds enige weken aan zijn Romeinse<br />

keizerroman - was zijn woe<strong>de</strong> zover gezakt dat hij beweren kon: 7 ‘Boos ben ik waarlijk<br />

niet, en ik moest onre<strong>de</strong>lijk zijn om het te wezen.’ Dit nam niet weg dat hij Veen op<br />

28 januari liet weten: 8 ‘natuurlijk schrijf ik in Holl: maar ik hoop hem [<strong>de</strong> roman] in<br />

het Eng. en Fransch vertaald te krijgen, en uit te geven als oorspr, werk. Wilt ge een<br />

maand daarna <strong>de</strong> roman in het Holl: hebben, goed, maar ik treed absoluut niet in<br />

zoogenaam<strong>de</strong> “vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> prijzen”, mocht ge het boek rekenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r<br />

verkoopbare. Ik, <strong>voor</strong> mij, heb geen oor<strong>de</strong>el, of het verkoopbaar is of niet. De smaak<br />

van het publiek blijft mij een beminnelijk raadsel. Het wordt een boek, ik zal zeggen,<br />

genre: Quo Vadis.’<br />

Hij schreef dit uit Rome, waar hij <strong>voor</strong> drie weken we<strong>de</strong>rom zijn intrek in Hotel<br />

du Sud had genomen. Of <strong>de</strong> Siciliaanse reis door is gegaan staat niet vast.<br />

Waarschijnlijk niet, want <strong>Couperus</strong> beschreef Palermo toen hij er in 1912 heenging<br />

niet als een hem al goed beken<strong>de</strong> stad. Ongetwijfeld concentreer<strong>de</strong> hij zich op Rome<br />

omdat hij verdiept was in <strong>de</strong> lotgevallen van Heliogabalus aldaar. Dit nam hem<br />

helemaal in beslag. De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


316<br />

roman zou, zo schreef hij Veen, beslist ongeschikt <strong>voor</strong> ‘<strong>de</strong> huiskamer’ wor<strong>de</strong>n. 9 .<br />

Nauwkeuriger gezegd: ‘... het eerste <strong>de</strong>el is een afgerond geheel [...] en bijna geschikt<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer: <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elen niet.’<br />

Na een nieuwe brief van Veen, met we<strong>de</strong>rom berichten over <strong>de</strong> slechte verkoop<br />

van zijn boeken, schreef <strong>Couperus</strong> een ditmaal <strong>voor</strong> zijn doen rustig antwoord. De<br />

berg van licht, een grote historische roman die in drie <strong>de</strong>len werd opgezet,<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong> veel studie en arbeid en daarom wenste hij er hoe dan ook<br />

vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> te ontvangen. Er viel niets op af te dingen. Zowel<br />

zijn trots als zijn waardigheid kwamen daar tegen in opstand: 10 ‘Ik vermin<strong>de</strong>r niet en<br />

nooit <strong>de</strong> normale prijs van mijn groote prozaromans. Dat staat vast, ook al zoû ik het<br />

boek niet uitgeven en in een la<strong>de</strong> wegsluiten. Kàn je mij die prijs er niet <strong>voor</strong> geven,<br />

omdat je er geen winst uit zoû halen, na betaling van dit honorarium, dan spijt het<br />

mij meer dan ik zeggen kan, maar dan nemen we afscheid van elkan<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r<br />

boosheid en zon<strong>de</strong>r rancune.’<br />

Aan het plan van een Franse editie hield <strong>Couperus</strong> hardnekkig vast. Hij hoopte in<br />

<strong>de</strong> zomer met een, ons helaas niet na<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong>, dame te Venetië aan <strong>de</strong> vertaling<br />

te beginnen. Intussen werkte hij met ijver en plezier door. Veens nieuwe <strong>voor</strong>stel,<br />

negenen<strong>de</strong>rtighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n, wees hij kalm van <strong>de</strong> hand. Op 27 april 1905 <strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

hij zijn uitgever even placi<strong>de</strong> mee: 11 ‘De Berg van Licht is af, dat wil zeggen, ik zal<br />

er nog <strong>de</strong>n gehee<strong>de</strong>n zomer aan moeten werken en overwerken, maar dit gebeurt al<br />

overschrijven<strong>de</strong>.[...] Ik las er veel van <strong>voor</strong> in intieme kring: men vind het nu niet<br />

“zoo erg shocking”, door <strong>de</strong> heel ernstige wijze, waarop ik <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n tijd heb<br />

behan<strong>de</strong>ld. Ik zelve geloof, dat dit boek een van mijn belangrijkste werken zal blijven.’<br />

<strong>Couperus</strong>, door zijn keihar<strong>de</strong> opstelling, won. Na <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste keer<br />

vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n geëist te hebben, zag hij Veen door <strong>de</strong> knieën gaan.<br />

<strong>Couperus</strong>' reactie was verbluffend: Veen mocht Imperia en Endymion - onleesbare<br />

en dus ook alweer a priori onverkoopbare werken, die <strong>Couperus</strong> zoals gezegd nooit<br />

heeft voltooid - vroeg of laat geheel <strong>voor</strong> niets hebben! Zijn motivering luid<strong>de</strong>: 12<br />

‘Zoo blijf ik trouw aan mijn principe, ben zoo royaal als ik kan, en zoo hoop ik, dat<br />

ge niet al te ontevre<strong>de</strong>n zult zijn, noch nu, noch later.’<br />

De band, zo besliste hij ook nog, mocht bepaald geen art nouveau wor<strong>de</strong>n. Hij<br />

verlang<strong>de</strong> een ontwerp in antieke stijl, dat hij bovendien eerst zelf wenste te<br />

beoor<strong>de</strong>len. ‘En nu het beste; een flinken handdruk. Ik ben<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


317<br />

blij, dat we het hebben geschikt. Altijd je trouwe auteur!!’ riep hij Veen toe..., die<br />

zo vrien<strong>de</strong>lijk was in<strong>de</strong>rdaad een ontwerp naar Nice te zen<strong>de</strong>n. Als antwoord kreeg<br />

hij te lezen: 13 ‘Amice!!!!! Ik val omvèr van dat schetsje! Het is wel heel kin<strong>de</strong>rlijk,<br />

maar het heeft er niets van, hoor! Beste kerel, laat je goe<strong>de</strong> smaak je in <strong>de</strong>n steek,<br />

dat je me zoo iets kan opzen<strong>de</strong>n!! Wat Romeinsch-Grieksche (??) tempeltjes, met<br />

wat sterretjes erboven! Neen, hoor! Ik wil iets heel moois. Dit had ik zelf nog beter<br />

kunnen teekenen. Heelemaal liever geen tempelmotief. Mijn tempel daarenboven is<br />

te Emessa, <strong>de</strong> bouwor<strong>de</strong> is Syriesch-Perziesch (in het genre van het paleis van<br />

Artaxerxes-Mnemon) dat men nog in het Louvre te Parijs bestu<strong>de</strong>eren kan.’<br />

De zomer bracht <strong>Couperus</strong> weer eens in Den Haag door, bij <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins<br />

in <strong>de</strong> Molenstraat. Met het overschrijven en - werken van <strong>de</strong> roman zou hij het nog<br />

druk genoeg hebben. Tot dan toe had hij Veen nog pas een klein ge<strong>de</strong>elte gestuurd<br />

van zijn ‘roman over homoseksualiteit’. Het is <strong>de</strong> vraag of Veen, naarmate hij meer<br />

kopij ontving en las, op zijn beurt niet ook omvér gevallen is van wat hij te lezen<br />

kreeg. Van diens reacties is helaas niets bekend.<br />

Na Den Haag ging <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> enkele weken met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins naar<br />

Putten op <strong>de</strong> Veluwe, waar hij het erg naar zijn zin had. Tussendoor verbleef hij een<br />

paar dagen in het Oranje-Hotel te Hilversum. Op 18 juli 1905 stuur<strong>de</strong> hij vandaar<br />

aan zijn uitgever een interessant pak papieren. 14 Het bevatte gecorrigeer<strong>de</strong> drukproeven<br />

van De berg van licht, waaron<strong>de</strong>r ook afdrukken van <strong>de</strong> in het boek op te nemen<br />

foto's, en ‘een boekje van Dr. v. Römer, die zoo vrien<strong>de</strong>lijk is mij toe te sturen een<br />

mooi portret van het keizertje en één van zijn tante [om] er uit te nemen’. In juli 1905<br />

had <strong>Couperus</strong> dus in ie<strong>de</strong>r geval contact met Von Römer. Dit moet wel van <strong>Couperus</strong><br />

zelf zijn uitgegaan, daar het an<strong>de</strong>rs niet goed dui<strong>de</strong>lijk is hoe Von Römer kon weten<br />

dat hij een roman over Heliogabalus <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. De correspon<strong>de</strong>ntie heeft<br />

ongetwijfeld een discreet karakter gehad. 15 In het pak stuur<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> namelijk ook<br />

een brief van Von Römer mee, die Veen maar eens moest lezen. Ter verklaring<br />

schreef <strong>Couperus</strong> erbij: ‘Hij verlangt een studie over mij te schrijven; zend hem als<br />

prezentex: wat je missen kunt: ik laat dat over aan je eigen oor<strong>de</strong>el. Hij is heel aardig<br />

om ons uit zijn boek die twee bustes te laten knippen.’<br />

En tenslotte bevatte het pak ook iets níet, dat namelijk nog zou wor<strong>de</strong>n nagezon<strong>de</strong>n:<br />

een prospectus, te schrijven door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


318<br />

Geholpen door haar echtgenoot was zij bezig aan een reclametekst die De berg van<br />

licht bij belangstellen<strong>de</strong>n moest introduceren. <strong>Een</strong> gemakkelijke opgave vond zij het<br />

niet en zij kon er zich dan ook niet mee haasten. Geen won<strong>de</strong>r, als wij lezen wat die<br />

tekst tenslotte gewor<strong>de</strong>n is.<br />

Dit alles te zamen maakt dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling een kardinaal punt<br />

had bereikt. Tegen <strong>de</strong> studie van Von Römer had hij blijkbaar geen bezwaar, hoewel<br />

hij <strong>de</strong> hieraan verbon<strong>de</strong>n risico's ten volle beseft moet hebben. Wat zou hij schrijven,<br />

wat suggereren, <strong>de</strong> auteur van Ongekend leed? Opmerkelijk is het feit dat het<br />

prospectus door Elisabeth moest wor<strong>de</strong>n gemaakt, wier melancholieën nu blijkbaar<br />

geacht wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed tot het verle<strong>de</strong>n te behoren. Zij had dus geaccepteerd<br />

<strong>voor</strong>taan publiekelijk bekend te zullen staan als <strong>de</strong> echtgenote van een vermaar<strong>de</strong><br />

schrijver wiens afwijken<strong>de</strong> seksuele geaardheid dui<strong>de</strong>lijk was - althans <strong>voor</strong> een<br />

ie<strong>de</strong>r die geen oogkleppen wenste op te zetten - sinds hij er zelf mee adverteer<strong>de</strong>.<br />

De tekst van het prospectus loog er namelijk bepaald niet om. 16 Het christelijke, en<br />

in het bijzon<strong>de</strong>r het katholieke <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> natie kreeg nog iets extra opzienbarends<br />

te verwerken.<br />

Want wat moest men <strong>de</strong>nken van ‘het mooie zonnepriestertje, dat tot keizer werd<br />

uitgeroepen, omdat het Leger verliefd op hem was en omdat hij zoo mooi kon<br />

dansen’? ‘een vrouwelijke ziel in een bizon<strong>de</strong>r schoenen mannelijken vorm, zoodat<br />

<strong>de</strong> Magiërs in hem zagen <strong>de</strong> illuzie van <strong>de</strong> weer op aar<strong>de</strong> geïncarneer<strong>de</strong> Man-Vrouw;<br />

zoo bekoorlijk en innemend in al zijn uitingen, dat een geheel Volk, een geheel Leger<br />

van ruwe soldaten hem aanbad.’<br />

‘Niemand die over hem schreef, of hij heeft hem gelasterd, zelfs Lombard. Het<br />

jongetje was een bedorven Kind en zeker hysteriesch in zijn man-vrouwelijkheid,<br />

maar hij was niet enkel “lie<strong>de</strong>rlijk” en meer niet. Hij was geniaal, en artiest in alles<br />

wat hij <strong>de</strong>ed.’<br />

Vervolgens kwam het hoogtepunt, waarin Elisabeth zichzelf heeft overtroffen:<br />

‘Wie zegt ons, dat <strong>de</strong> quintessens van zijn godsdienst niet zuiver<strong>de</strong>r is dan die van<br />

het Christendom?’ ‘Wat wij alleen als “lie<strong>de</strong>rlijk” en “immoreel” beschouwen, was<br />

in <strong>de</strong>n Zonnedienst even natuurlijk, gewoon en lofrijk, als op dit oogenblik, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

Roomsch-Katholiek, het opdragen van <strong>de</strong> Mis...’<br />

Het heeft iets grotesks dat dit alles geschreven werd in, of all places, Putten op <strong>de</strong><br />

Veluwe. Het pension heette nog Rustoord ook! - De tekst van het prospectus vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

traag: 17 ‘... <strong>de</strong> vrouw werkt niet zoo heel gauw!!’ schreef <strong>Couperus</strong>.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


319<br />

Enige weken later vertrok het echtpaar uit Holland. Het slot van het prospectus behelst<br />

wel <strong>de</strong> meest verbluffen<strong>de</strong> anti-reclame die een Ne<strong>de</strong>rlandse uitgever ooit <strong>de</strong> wereld<br />

in heeft gestuurd: ‘Mijn boek is een boek <strong>voor</strong> enkelen, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen van<br />

godsdienst en <strong>voor</strong>opgestel<strong>de</strong> moraal. Zij, die <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen hebben, doen beter het<br />

niet te lezen, want ze zullen ge-ergerd wor<strong>de</strong>n; en waarom een roman te lezen, als<br />

het boek geen genoegen geeft, artistiek of psychologisch genoegen?’<br />

De verkoop kan dit nauwelijks bevor<strong>de</strong>rd hebben. Veen heeft het toch gedrukt.<br />

Maar hoe moest hij, zo zal hij zich wel afgevraagd hebben, met behulp van déze<br />

tekst <strong>de</strong> vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n terugverdienen die hij <strong>Couperus</strong> als honorarium<br />

had uitgekeerd? - In Ne<strong>de</strong>rland begon men over <strong>de</strong> auteur toch al steeds meer te<br />

meesmuilen. Het imago dat hij zich langzamerhand verworven had blijkt het<br />

dui<strong>de</strong>lijkst uit een karikatuur, door J. Rotgans, die zomer op 19 augustus<br />

gepubliceerd. 18 Tussen links <strong>de</strong> Venus van Milo en rechts De Kus van Rodin zit<br />

<strong>Couperus</strong> frontaal in een ‘immense’ fauteuil met hoge rugleuning zichzelf in een<br />

handspiegel te bewon<strong>de</strong>ren. Over <strong>de</strong> zitting valt een Ouida-achtige ijsbeerhuid tot<br />

op <strong>de</strong> grond, waar een opengevouwen waaier ligt. <strong>Couperus</strong>' hoofd wordt door een<br />

week kussen extra on<strong>de</strong>rsteund. In zijn knoopsgat draagt hij natuurlijk een orchi<strong>de</strong>e,<br />

zijn boord is torenhoog, zijn pak uiteraard welgesne<strong>de</strong>n, en sokken en bottines zijn<br />

naar <strong>de</strong> laatste mo<strong>de</strong> gekozen. Voor hem staat een boeket. Op zijn schoot ligt een<br />

boek opengeslagen. De ringen aan zijn vingers vallen min<strong>de</strong>r op dan het afzichtelijke<br />

gelaat, contaminatie van Havermans portret en <strong>de</strong> fysionomie van een maanzieke<br />

aap. <strong>Couperus</strong> rookt... een sigaret. Voor een zo sterk narcistische figuur als hij moet<br />

<strong>de</strong> tekening een zweepslag zijn geweest. 19<br />

De terugreis naar Nice ging via Vlaan<strong>de</strong>ren. Van 3 tot 6 september hebben <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth bij Cyriel Buysse in Afsnee (Gent) gelogeerd. Vermoe<strong>de</strong>lijk is dit <strong>de</strong><br />

logeerpartij geweest die Buysse jaren later in zulke treffen<strong>de</strong> bewoordingen heeft<br />

gememoreerd. <strong>Couperus</strong> heeft toen ook uit zijn nieuwe boek <strong>voor</strong>gelezen, zo<br />

herinner<strong>de</strong> Buysse zich, en maakte daarmee indruk: 20 ‘het werd da<strong>de</strong>lijk iets geheel<br />

an<strong>de</strong>rs dan wat wij zelven eruit gelezen had<strong>de</strong>n. Het leef<strong>de</strong>, het tril<strong>de</strong>; hij <strong>de</strong>ed er <strong>de</strong><br />

mimiek bij en <strong>de</strong> diverse stembuigingen: men zag en hoor<strong>de</strong> en voel<strong>de</strong> het gebeuren.<br />

Het was niet enkel lezen; hij kwam er door in actie dat hij er van transpireer<strong>de</strong>; men<br />

zag <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren op zijn <strong>voor</strong>hoofd zwellen. De das moest los, het boord<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


320<br />

moest af en daar stond een <strong>Couperus</strong> dien men niet vermoed zou hebben: een litterair<br />

athleet, die niets meer zag van zijn omgeving, die “weg” was in zijn inspiratie,<br />

magnifiek om te aanschouwen. Tot het eensklaps uit was en hij in elkaar zakte met<br />

een glimlach van vermoeidheid, zuchtend met een matte stem: - Nu kán ik niet meer.’<br />

Aldus Buysse.<br />

De Vlaamse confrater vertelt ook heel an<strong>de</strong>re verhalen. Zo ving <strong>Couperus</strong> op een<br />

van die dagen een kikkertje dat hij op zijn grote hand zette, daarbij uitroepend: ‘Het<br />

kikkertje is gelukkig; het is gepâmeerd!’ Daarna bracht hij het naar <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Leie.<br />

- Tot Buysses verbazing bleek <strong>Couperus</strong> ook zijn eigen schoenen te poetsen, gaarne<br />

erwten te doppen en <strong>de</strong>snoods water te pompen. <strong>Een</strong>s kwam hij aan het ontbijt, zo<br />

herinner<strong>de</strong> Buysse zich, ‘met een tragisch-uigestreken gezicht en toen ik hem vroeg<br />

wat er scheel<strong>de</strong> antwoord<strong>de</strong> hij met matte stem: - Wat een meid toch, die kamermeid<br />

van jullie! Ik vraag haar om wat meer water en weetje wat ze mij antwoordt?... “U<br />

<strong>de</strong>nkt zeker dat we maar u alleen te bedienen hebben!” Op een toon!... nee maar...!<br />

Ik zei; “Maar, lieve meid, waar is <strong>de</strong> pomp?... Laat mij zien waar <strong>de</strong> pomp is; ik zal<br />

zelf wel water pompen en naar boven brengen!.” Ik ben toch zóo<br />

ge<strong>de</strong>contenanceerd!...’ - Met <strong>de</strong> hond van Buysse kwam <strong>Couperus</strong> eveneens op<br />

kwa<strong>de</strong> voet te staan, toen <strong>de</strong>ze hem tij<strong>de</strong>ns een roeitochtje geheel met mod<strong>de</strong>r bespatte.<br />

Het is vermoe<strong>de</strong>lijk ook tij<strong>de</strong>ns dit bezoek geweest dat <strong>Couperus</strong> een rood satijnen<br />

foedraaltje open<strong>de</strong> waar zijn eigen Japans theekopje van fijn porselein in bleek te<br />

zitten. Hij wenste namelijk niet uit een vreemd kopje te drinken. 21 Ontwapenen<strong>de</strong><br />

anekdotes van <strong>de</strong>ze aard laten hem van een an<strong>de</strong>re kant zien. Het is jammer dat <strong>de</strong><br />

brieven aan Veen, waar wij al te eenzijdig op aangewezen zijn, dikwijls juist zijn<br />

min<strong>de</strong>r sympathieke eigenschappen tonen, dit ten gevolge van hun zakelijk karakter.<br />

Na nog enkele dagen in Parijs doorgebracht te hebben kwam hij op 19 september<br />

1905 weer thuis in Nice. Veel drukproeven wachtten hem, zowel van Van ou<strong>de</strong><br />

menschen als van De berg van licht. Op een zeer kort lijstje met namen <strong>voor</strong><br />

presentexemplaren stond ditmaal wel <strong>de</strong> naam van dr. L.S.A.M. von Römer. <strong>Een</strong><br />

an<strong>de</strong>re naam ontbrak, <strong>voor</strong> het eerst sinds vele jaren: die van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Baud.<br />

Zij woon<strong>de</strong> in die rijd bij John Ricus junior in Djokja. <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> geen enkel<br />

risico lopen en schreef Veen mee nadruk: 22 ‘Neen, niet aan mijn schoonmoe<strong>de</strong>r,<br />

Meyr. Baud, vóor ik weet of dit boek welkom is. Je begrijpt, ik zend dit boek alleen<br />

aan personen, van wie ik zeker weet, dat ze er belang in stellen, en niet te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


321<br />

schichtig zijn.’ Enige weken later bleek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dame genadiglijk goedgevon<strong>de</strong>n te<br />

hebben dat <strong>de</strong> roman haar alsnog werd toegezon<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Couperus</strong> kon soms merkwaardig reageren. Toen op 8 <strong>de</strong>cember 1905 het gezin<br />

Veen werd uitgebreid door <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> kleine Carla, meen<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

te moeten aansporen met ‘continuez, conrinuez!’, een uitdrukking die hij van zijn<br />

huisarts in Nice geleerd had. 23 - Deze kwam overigens al te vaak bij hem over <strong>de</strong><br />

vloer. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth had<strong>de</strong>n allebei veel last van griep en verkoudheid. Het<br />

weer aan <strong>de</strong> Rivièra was grilliger dan zij beseft had<strong>de</strong>n toen zij er zich vestig<strong>de</strong>n.<br />

Het begon <strong>Couperus</strong> te vervelen. Teleurstellend natte winters, ondraaglijk hete<br />

zomers: het moest nu maar eens afgelopen zijn.<br />

Zijn geprikkel<strong>de</strong> stemming blijkt ook uit zijn oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> drie<br />

<strong>de</strong>len De berg van licht: hij vond ze ‘niets’. Onrust maakte zich van hem meester.<br />

<strong>Couperus</strong> kwam tot <strong>de</strong> slotsom dat zes winters in Nice nu wel genoeg waren geweest: 24<br />

‘Wij <strong>de</strong>nken volgen<strong>de</strong>n winter niet meer hier in te huren,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee. ‘Zes<br />

jaren winterverblijf Nice is <strong>voor</strong> ons, vagebon<strong>de</strong>n, genoeg. Zetten <strong>de</strong>n boel op zol<strong>de</strong>r<br />

en gaan er van door, naar Egypte. Wie weet wat <strong>voor</strong> mooie Egyptische romans je<br />

dus nog van me krijgt... als je ten minste me niet moê wordt!!’ - Het zou er niet van<br />

komen. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n nooit gezien. De Egyptische roman die hij<br />

enkele jaren later zou schrijven is een soort historische roman gewor<strong>de</strong>n.<br />

Intussen kon heel Ne<strong>de</strong>rland De berg van licht lezen en er zijn conclusies uit<br />

trekken... 25 Naast onrust maakte zich nu ook vechtlust van <strong>Couperus</strong> meester, een<br />

geheel nieuw verschijnsel in zijn ontwikkeling. Wat beziel<strong>de</strong> hem? ‘Zend mij s.v.p.<br />

zoo veel mogelijk kritieken en uitscheldpartijen. Zijn ze interessant, dan schrijf ik<br />

er na een brochure, als studie hoe een roman over homosexualiteit in Holland<br />

ontvangen wordt,’ schreef hij Veen. 26 ‘Geen anti-kritieken, maar een placi<strong>de</strong><br />

brochure!’ Herinner<strong>de</strong> hij zich <strong>de</strong> brochures van papa <strong>Couperus</strong>? Wil<strong>de</strong> hij zich<br />

achter <strong>de</strong> krijgsbanieren van Von Römer scharen? - Het is er overigens niet van<br />

gekomen.<br />

Zo weerbaar als <strong>Couperus</strong> zich hier <strong>voor</strong>doet was hij trouwens niet. Dat bewijst<br />

een affaire waaruit een levenslange brouille met <strong>de</strong> Scharten-Antinks is <strong>voor</strong>tgekomen.<br />

<strong>Couperus</strong> hoef<strong>de</strong> niet zo te verlangen naar uitscheldpartijen, ze kwamen vanzelf wel,<br />

en soms van zeer onverwachte zij<strong>de</strong>. Hoewel hij al sinds jaren niet meer in <strong>de</strong> redactie<br />

van De Gids zat, zond J.N. van Hall hem altijd nog presentexemplaren van het<br />

tijdschrift.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


322<br />

Het maartnummer van 1906 bleek een wel zeer onplezierige verrassing <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />

te bevatten. 27 Carel en Margot Scharten-Antink hoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> vaste me<strong>de</strong>werkers<br />

<strong>voor</strong> literatuur. Dit echtpaar vond het nodig naar aanleiding van <strong>de</strong> verschijning van<br />

Dionyzos eens dui<strong>de</strong>lijk uiteen te zetten wat zij eigenlijk wel van <strong>Couperus</strong> von<strong>de</strong>n.<br />

Zij gun<strong>de</strong>n zich daartoe tijd en moeite genoeg. Vieren<strong>de</strong>rtig grote bladzij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />

aan zijn laatste werken, gewijd, dus niet alleen aan Dionysos maar ook aan alle an<strong>de</strong>re<br />

boeken die in <strong>de</strong> laatste tien jaren van hem waren verschenen. Het artikel was er<br />

naar. De berg van licht werd er nog niet in besproken, maar over vrijwel al het an<strong>de</strong>re<br />

werk was het oor<strong>de</strong>el vernietigend. Het kwam in het kort neer op wat zij in <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> regels aldus samenvatten: ‘Diezelf<strong>de</strong> hol-verrukte toon, die reeds zijn eerste<br />

argelooze letteroefeningen, zijn eerste verzen, geheel opvul<strong>de</strong>, die toon, die zijn<br />

aangeboren stem schijnt te zijn, slechts bij wijlen met meer of min<strong>de</strong>r kracht door<br />

<strong>de</strong> waarmenschelijke stem zijner te dikwijls sluimeren<strong>de</strong>, diepere ziel on<strong>de</strong>rdrukt, -<br />

die toon vier<strong>de</strong> hoogtij in <strong>de</strong> keizer-romans, woel<strong>de</strong> in Fi<strong>de</strong>ssa, gulpte en spoel<strong>de</strong><br />

door Babel heen, <strong>de</strong>ed van Over Lichten<strong>de</strong> Drempels rijzen het veege <strong>de</strong>eg van<br />

quasi-mystiek, zwol 't bolst in God en Go<strong>de</strong>n, joeg nog, bij vlagen, sommige episo<strong>de</strong>n<br />

van De Kleine Zielen in leege opgewon<strong>de</strong>nheid <strong>voor</strong>t, en ook weer dit Dionyzos,<br />

<strong>voor</strong> een te groot <strong>de</strong>el, drijft er op.’<br />

De Schartens veeg<strong>de</strong>n kortom <strong>de</strong> vloer aan met een aantal boeken die <strong>Couperus</strong><br />

zelf nu juist <strong>voor</strong> zijn grootste meesterwerken hield, en waarin hij zijn theosofische<br />

opvattingen zo bloemrijk on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n dacht gebracht te hebben. De Schartens<br />

gingen nog ver<strong>de</strong>r. Zij vergeleken <strong>Couperus</strong> met Van Schen<strong>de</strong>l, wiens <strong>Een</strong> zwerver<br />

verliefd hun lof mocht verwerven. Tegenover diens kunst stond ‘<strong>Couperus</strong>' kunst<br />

maar al te vaak als <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>le muziek van wie liever bekoor<strong>de</strong> dan echt te zijn, niet<br />

begrijpen<strong>de</strong> dàt hij bekoor<strong>de</strong>... alleen waar hij echt was’.<br />

<strong>Couperus</strong> mocht dan soms beweren dat elke vorm van kritiek hem koud liet, in<br />

werkelijkheid trok hij zich dit vonnis verschrikkelijk aan, <strong>voor</strong>al omdat het in De<br />

Gids stond, tot <strong>voor</strong> kort zijn eigen tijdschrift. Hij schreef Van Hall een gekwetste<br />

brief. Deze <strong>de</strong>el<strong>de</strong> op zijn beurt <strong>de</strong> Scharten-Antinks me<strong>de</strong>: 28 ‘Hij ontving nog steeds<br />

een presentexemplaar. Maar, na hetgeen gij van zijn werk gezegd hebt, heeft hij <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> ontvangst van zijn presentexemplaar bedankt.’ - De Schartens had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed<br />

bij hem afgedaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


323<br />

Met De berg van licht sloot <strong>Couperus</strong> een ontwikkeling van jaren af. Sinds <strong>de</strong> tijd<br />

van zijn eerste gedichten had hij er al van gedroomd ooit nog eens een historische<br />

roman van allure te schrijven. Maar dat was niet alleen een kwestie van techniek,<br />

die hij bezat, het was me<strong>de</strong> een kwestie van een eruditie, die hem ontbrak. In dit<br />

laatste opzicht had hij echter in twintig jaren grote vor<strong>de</strong>ringen gemaakt. De berg<br />

van licht heeft zijn - vele - fantastische kanten, maar is wel heel goed gedocumenteerd.<br />

<strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>beeld is wat zijn historische romans betreft steeds <strong>voor</strong>al Salammbô<br />

van Flaubert geweest. Diens uiterst ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> documentatie evenaar<strong>de</strong> hij dan<br />

wel niet, maar Flauberts monumentale opbouw en visionaire dramatisering trachtte<br />

hij met overtuiging te bena<strong>de</strong>ren. Dat <strong>Couperus</strong> al te veeleisen<strong>de</strong> historische acribie<br />

graag geofferd heeft om zo te winnen aan psychologische diepte en meeslepen<strong>de</strong><br />

verteltrant, getuigt van inzicht in wat zijn sterkste eigenschappen waren. Vóór alles<br />

was <strong>Couperus</strong> dramaticus. 29<br />

De berg van licht sluit aan bij een in hoofdzaak Franse traditie. Reeds in 1834<br />

komt Heliogabalus <strong>voor</strong> bij Théophile Gautier, in positieve zin. Gautier verheerlijkt<br />

hem in Ma<strong>de</strong>moiselle <strong>de</strong> Maupin samen met Tiberius - oom Anton! - , Caligula en<br />

Nero, ‘grands Romains <strong>de</strong> l'empire, ô vous que l'on a si mal compris’. Ook een<br />

opmerking als ‘j'ai souhaité être femme pour connaître <strong>de</strong> nouvelles voluptés’ moet<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ugd hebben gedaan. Als motto had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze regels in zijn roman evenmin<br />

misstaan als ‘nos tristesses <strong>de</strong> n'avoir pas été contemporain <strong>de</strong> Sardanapale, <strong>de</strong> Teglath<br />

Phalazar, <strong>de</strong> Cléopâtre, reine <strong>de</strong> l'Egypte, ou seulement d'Héliogabale, empereur <strong>de</strong><br />

Rome et prêtre du Soleil’. 30<br />

Flaubert neemt <strong>de</strong>ze motieven van Gautier over en verheerlijkt het <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte Rome<br />

vele malen: 31 ‘cette belle reine se roulant dans l'orgie, salissant ses nobles vêtements<br />

du vin <strong>de</strong> la débauche, plus fiére <strong>de</strong> ses vices gu'elle ne l'était <strong>de</strong> ses vertus’. Ook<br />

Flaubert was, als <strong>Couperus</strong>, van mening al eer<strong>de</strong>r geleefd te hebben, in een Romeins<br />

<strong>voor</strong>bestaan. Alexan<strong>de</strong>r VI Borgia was vergeleken met <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte keizers maar<br />

een dwerg, vond Flaubert. 32 Dat <strong>Couperus</strong> zich later ook met <strong>de</strong>ze paus zou gaan<br />

bezighou<strong>de</strong>n, kan, in dit verband gezien, nauwelijks verwon<strong>de</strong>ring wekken.<br />

Heliogabalus én Alexan<strong>de</strong>r VI komen vervolgens <strong>voor</strong> in Lorrains Les Naronsaff. 33<br />

In <strong>de</strong> roman Ariadne, uit 1877, van <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Ouida, roept<br />

<strong>de</strong> beeldhouwer Maryx uit: 34 ‘The most beautiful man the world ever saw was<br />

Heliogabalus.’ Want ook buiten Frank-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


324<br />

rijk heeft men dit <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte adagium graag overgenomen. In 1892 publiceer<strong>de</strong> Stefan<br />

George zijn Algabal. In <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst kunnen we hier nog aan toevoegen Alma<br />

Ta<strong>de</strong>ma's The roses of Heliogabalus uit 1888, een schil<strong>de</strong>rij waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze meester<br />

vier maan<strong>de</strong>n lang wekelijks verse rozen van <strong>de</strong> Rivièra liet komen, om er zes<br />

beeldschone wezens letterlijk in te laten zwemmen. 35 Is het toeval dat Gautier,<br />

Flaubert, Ouida en Lorrain lievelingsschrijvers van <strong>Couperus</strong> waren, die bovendien<br />

in 1898 te Lon<strong>de</strong>n Alma Ta<strong>de</strong>ma opzocht?<br />

In 1888 verscheen Lombards L'agonie, <strong>de</strong> roman over Heliogabalus die <strong>Couperus</strong><br />

het meest direct heeft geïnspireerd. Wat hij zelf met De berg van licht nastreef<strong>de</strong><br />

was overigens heel iets an<strong>de</strong>rs dan zijn <strong>voor</strong>beeld. Het prospectus van Elisabeth legt<br />

<strong>de</strong> nadruk op twee hoof<strong>de</strong>lementen die het boek in<strong>de</strong>rdaad beheersen. In <strong>de</strong> eerste<br />

plaats wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ziel van keizer Heliogabalus bestu<strong>de</strong>ren, daar hij<br />

hem nu eenmaal als mens interessanter vond dan als historisch personage. Niet min<strong>de</strong>r<br />

belangrijk echter is wat dan volgt: ‘Hij is <strong>de</strong> laatste weerschijn van <strong>de</strong> Antieke<br />

Schoonheid en <strong>de</strong> Antieke (Egyptisch-Chal<strong>de</strong>euwsche) Wijsheid. [...] De Zwarte<br />

Steen is symbool (<strong>voor</strong> het volk) van <strong>de</strong> Zon, die zelve symbool is (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> priester)<br />

van het Licht, (dat weer symbool is, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Magiërs en Ingewij<strong>de</strong>n, van <strong>de</strong>n<br />

onuitsprekelijken God). Er schuilt een diepe mystische Wetenschap achter dat alles,<br />

en vermoe<strong>de</strong>lijk hebben onze latere, Christelijke Eeuwen heel veel verloren, vergeten,<br />

verwaarloosd, van wat <strong>de</strong> “hei<strong>de</strong>nen” reeds zuiver, niet “geloof<strong>de</strong>n”, maar “wisten”.’<br />

Hier valt weer <strong>de</strong> theosofische hiërarchie te herkennen die reeds in God en go<strong>de</strong>n<br />

bele<strong>de</strong>n werd, in<strong>de</strong>rdaad als een geloof: hoe wij het universum en <strong>de</strong> schepping<br />

moeten zien. Volgens die opvatting is <strong>de</strong> onuitsprekelijke God het eerste principe.<br />

Uit hem is het Licht ontstaan. Daaron<strong>de</strong>r komen <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n, vervolgens <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />

hel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>laars, en dán pas <strong>de</strong> mensen. In Bebel had <strong>Couperus</strong> een mid<strong>de</strong>laar<br />

getekend die bewogen werd door het me<strong>de</strong>dogen. In De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen was<br />

<strong>de</strong> moeilijke weg <strong>de</strong>r onvolkomen mensen weergegeven, die alleen na vele<br />

reïncarnaties tot het Heilige Weten kon<strong>de</strong>n komen. Dionysos was een <strong>voor</strong>beeld van<br />

een god<strong>de</strong>lijke held bij uitstek, die <strong>de</strong> mensheid in <strong>de</strong> hogere vreug<strong>de</strong> trachtte in te<br />

wij<strong>de</strong>n, om tenslotte zelf het Eeuwige Licht <strong>de</strong>elachtig te wor<strong>de</strong>n. De berg van licht<br />

gaat over een godgelijke keizer en mysticus. Zo althans meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem te<br />

mogen zien. Dat hij sterk <strong>de</strong> nadruk heeft gelegd op <strong>de</strong> in oorsprong god<strong>de</strong>lijke<br />

tweeslachtigheid van <strong>de</strong> ‘op<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


325<br />

aar<strong>de</strong> geïncameer<strong>de</strong> Man-Vrouw’, zegt enerzijds veel over <strong>Couperus</strong>' opvatting van<br />

homoseksualiteit als fenomeen op zichzelf, namelijk als een uitverkiezing. An<strong>de</strong>rzijds<br />

verraadt het iets over zijn nieuwe literaire metamorfose. Dat hij zich met Heliogabalus<br />

vereenzelvigd heeft, valt immers nauwelijks te betwijfelen. Het is dan ook een<br />

scherpzinnig tijdgenoot als Van Deyssel niet ontgaan.<br />

Heliogabalus hoopt in <strong>de</strong> roman het grote goe<strong>de</strong> te zullen doen en wil <strong>de</strong> heilige<br />

zon aanbid<strong>de</strong>n als symbool van het heilige licht. In het eerste hoofdstuk herhaalt<br />

<strong>Couperus</strong> uitvoerig <strong>de</strong> theorie uit God en go<strong>de</strong>n. Van zijn leraar Hydaspes - met<br />

nadruk mag vastgesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> keizer hier nog leerling is; ook <strong>Couperus</strong><br />

beschouw<strong>de</strong> zichzelf als leerling, zoals uit een aantal gedichten nog zal blijken -<br />

krijgt Heliogabalus <strong>de</strong> opdracht terug te streven tot <strong>de</strong> Oorsprong, <strong>de</strong> Onuitsprekelijke<br />

God. Hij moet vergeten dat hij keizer is en trachten terug te keren tot Het. Hij moet<br />

<strong>de</strong> Oorsprong zoeken die, zelf sekseloos, <strong>de</strong> geslachten heeft doen ontstaan. De leraar,<br />

een magiër, beschouwt zijn leerling Heliogabalus als een uitverkoren ziel. De keizer<br />

moet, zo zegt <strong>de</strong> tekst, ‘terug streven tot die menselijke vorm: <strong>de</strong> vorm <strong>de</strong>r<br />

Tweeslachtigheid...’ Hij moet in zichzelf zien te bereiken <strong>de</strong> androgyne<br />

zielsgesteldheid van een man-maagd.<br />

Dit is <strong>de</strong> hoofdkern van het boek, die samenvalt met <strong>Couperus</strong>' eigen opvattingen.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft het gegeven magistraal uitgewerkt, maar daarbij <strong>de</strong> historie natuurlijk<br />

wel sterk naar zijn eigen hand gezet. Heliogabalus is in zijn opvatting in<strong>de</strong>rdaad het<br />

symbool van hei<strong>de</strong>nse schoonheid en wijsheid gewor<strong>de</strong>n, vermoord door wie hem<br />

niet begrepen zou<strong>de</strong>n hebben. Het laatste hoofdstuk van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek vat <strong>de</strong><br />

bedoelingen van <strong>de</strong> schrijver nog eens samen, bij mon<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r<br />

Moeza die om Heliogabalus treurt na diens dood en dan <strong>voor</strong> haar geestesoog <strong>voor</strong><br />

het laatst het kind weerziet, ‘het aanbid<strong>de</strong>lijke kind, het godschoone kind, het won<strong>de</strong>r,<br />

dat hij was: te groot won<strong>de</strong>r, te aanbid<strong>de</strong>lijk, te godschoon <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze wereld, waarheen<br />

hem verban<strong>de</strong> het Onuitsprekelijke Licht en verne<strong>de</strong>r<strong>de</strong> om ondoorgron<strong>de</strong>lijk<br />

noodlotmysterie... ook al incarneer<strong>de</strong> hij, zooveel hij vermocht, in <strong>de</strong> Man-Maagd,<br />

<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>laar, <strong>de</strong> Zon op Aar<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> grootste godheerlijkheid, die op aar<strong>de</strong> ooit ooit<br />

was en wezen zou...’<br />

Dat <strong>Couperus</strong> zelf oprecht geloofd heeft in <strong>de</strong> leerstellingen van Hydaspes kan<br />

niet betwijfeld wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ernst in aanmerking genomen waarmee hij zijn God en<br />

go<strong>de</strong>n altijd is blijven lanceren en ver<strong>de</strong>digen, en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


326<br />

waarmee hij daarnaast in Dionyzos juist aan een figuur als Hermafroditos zulke<br />

indringen<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n heeft gewijd. Zijn eigen androgyne aanleg was hij, in een<br />

proces dat zich over jaren heeft uitgestrekt, gaan zien als een superieure eigenschap.<br />

Leed <strong>de</strong> jonge Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r van <strong>Een</strong> verlangen uit 1890 in Parijs nog aan het verdriet<br />

dat hij nooit van iemand gehou<strong>de</strong>n had, man noch vrouw, nu waren <strong>de</strong> zaken<br />

langzamerhand geheel omgedraaid. Tweeslachtigheid en lief<strong>de</strong> tot zichzelf was hij<br />

als <strong>de</strong> grootste <strong>de</strong>ugd gaan beschouwen. Want hierin, zo meen<strong>de</strong> hij, bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij<br />

het oorspronkelijke, allerhoogste Het. Waarschijnlijk is hij in Ne<strong>de</strong>rland in<strong>de</strong>rtijd<br />

alleen begrepen door <strong>de</strong>genen die, als hij, met theosofische opvattingen<br />

sympathiseer<strong>de</strong>n.<br />

De letterkundige kritiek van zijn tijd is wat <strong>de</strong> roman betreft <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el<br />

blijven steken in alle <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len waar <strong>Couperus</strong> al <strong>voor</strong> gevreesd had. Van<br />

confessionele zij<strong>de</strong> had hij natuurlijk allerminst applaus verwacht. Maar niet alleen<br />

van die kant heeft men het boek niet willen nemen <strong>voor</strong> wat het werkelijk was. Het<br />

literaire geweld dat hij in zijn barok meesterwerk heeft ontketend, kreeg hier, enige<br />

uitzon<strong>de</strong>ringen daargelaten, het onthaal van een natgeregend vuurwerk, afgestoken<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tralies van een hoen<strong>de</strong>rhok vol kakelen<strong>de</strong> kippen.<br />

<strong>Een</strong> van <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen is Van Deyssel geweest. 36 Weliswaar was <strong>de</strong>ze van<br />

mening dat <strong>de</strong> eerste twee <strong>de</strong>len geen waar<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> echter mocht zich<br />

verheugen in zijn grote bewon<strong>de</strong>ring. Hij reken<strong>de</strong> dit tot <strong>de</strong> beste werken die <strong>de</strong><br />

laatste vijfentwintig jaar in ons land waren geschreven. In zijn recensie - <strong>de</strong> laatste<br />

die Van Deyssel tij<strong>de</strong>ns het leven van <strong>Couperus</strong> over diens werk heeft gepubliceerd<br />

- roemt hij het boek in alle toonaar<strong>de</strong>n. Toch zal <strong>Couperus</strong> er zijn schou<strong>de</strong>rs over<br />

opgehaald hebben. De zin van het boek <strong>voor</strong> zover het <strong>de</strong> theosofische theorieën<br />

betreft, waar het bij diepere bestu<strong>de</strong>ring van doortrokken blijkt te zijn, is Van Deyssel<br />

namelijk volkomen ontgaan. Evenmin heeft Van Deyssel bevroed wat <strong>de</strong> roman <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zelf ze<strong>de</strong>lijk betekend moet hebben, n'en déplaise zijn loftuiting dat <strong>de</strong>ze<br />

er zijn beste vroegere werken, Eline Vere, Noodlot en Extaze, mee overtroffen had.<br />

Wat <strong>Couperus</strong> overigens wel verrast zal hebben, is dat Van Deyssel over <strong>de</strong> androgyne<br />

kwestie geen enkel <strong>de</strong>preciërend woord heeft laten vallen. 37 Integen<strong>de</strong>el.<br />

De Villa Jules zou nog eer<strong>de</strong>r vaarwel gezegd wor<strong>de</strong>n dan aanvankelijk <strong>de</strong> bedoeling<br />

was. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth hoopten half mei 1906 op te bre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


327<br />

ken, om <strong>voor</strong>lopig zon<strong>de</strong>r vaste verblijfplaats rond te trekken. In <strong>de</strong> lentemaan<strong>de</strong>n<br />

daaraan <strong>voor</strong>afgaand schreef <strong>Couperus</strong> een elftal sonnetten. In het twee<strong>de</strong> gedicht<br />

van <strong>de</strong>ze reeks roept hij een aantal go<strong>de</strong>n aan: 38 als eerste Hermes, als laatste Afrodite,<br />

die hij smeekt hem zijn hart terug te geven. Hier bidt nogmaals <strong>de</strong> Hermafroditos,<br />

symbool van vroegere weemoed, om een nieuw levensgeluk, gesymboliseerd in <strong>de</strong><br />

vreug<strong>de</strong> van Dionyzos: ‘Schenk, Dionyzos, vreùgd mij <strong>voor</strong> dien weemoed’. In het<br />

vier<strong>de</strong> (ook in het negen<strong>de</strong>) keert het reïncarnatiethema terug: ‘En is mijn eigen ziel<br />

niet meer dan éens geboren’. Het zeven<strong>de</strong> sonnet roept het oerbeginsel nog weer op:<br />

‘Zoo nietig zijn we: in boete op <strong>de</strong> aard verne<strong>de</strong>rd, / doorvlijmt ons 't heimwee naar<br />

onze' Oorsprong groot’. In het elf<strong>de</strong> en laatste wordt <strong>de</strong> dichter aangeroepen door<br />

een sterven<strong>de</strong> genius die hem bezweert naar Italië te gaan, het paradijs waar een<br />

Latijnse zomer wacht. Het gedicht eindigt met <strong>de</strong> mysterieuze aansporing, tot <strong>de</strong><br />

dichter zelf gericht: ‘O kom, kom, <strong>voor</strong> 't te laat is laatste Hei<strong>de</strong>n! / opdat uw lied<br />

mijn laatsten lust vertolkt...!’ - Vermoe<strong>de</strong>lijk is als genius hier Heliogabalus aan het<br />

woord, in zijn rol van mid<strong>de</strong>laar. Hij is het, <strong>de</strong> in het prospectus al geniaal genoem<strong>de</strong><br />

keizer, die <strong>de</strong> ‘<strong>de</strong>nker, dichter, droomer’ <strong>Couperus</strong> terugroept naar het antieke Rome.<br />

Drie aan <strong>de</strong> nacht gewij<strong>de</strong> klinkdichten, eveneens uit 1906, rekenen af met het<br />

begrip zon<strong>de</strong>. 39 <strong>Een</strong> cyclus van tien an<strong>de</strong>re sonnetten, in 1907 gepubliceerd, sluit hier<br />

bij aan en kan uit het <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> werk beter verklaard wor<strong>de</strong>n dan an<strong>de</strong>rs mogelijk<br />

zou zijn. Ze zijn gericht: Aan <strong>de</strong>n Leerling. 40 Zeer zeker is dit geen leerling van<br />

<strong>Couperus</strong>, maar heeft hij <strong>de</strong> gedichten <strong>voor</strong> zichzelf geschreven als leerling van een<br />

leraar in theosofische zin. De ik is dui<strong>de</strong>lijk Dionysos, mid<strong>de</strong>laar, die hem <strong>de</strong> weg<br />

naar <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> wijst ‘na droeve jeugd van lief<strong>de</strong>- en wereldlij<strong>de</strong>n’. Het zijn extatische<br />

sonnetten, zuiver van toon en in <strong>Couperus</strong>' dichtwerk literair een hoogtepunt. Deze<br />

overtuigen<strong>de</strong> ‘O<strong>de</strong> an die Freu<strong>de</strong>’ van eigen hand rekent <strong>voor</strong>goed af met het<br />

zogenaamd onverbid<strong>de</strong>lijke noodlot. Met <strong>de</strong> vrije wil kan men dit leren beheersen:<br />

‘Voor ie<strong>de</strong>r slaat zijn go<strong>de</strong>-oogenblik, / waarin, vertee<strong>de</strong>rd, zijn Noodlottighe<strong>de</strong>n /<br />

hem aanzien, willend, dat hij vrij beschikk' / over zijn Vreug<strong>de</strong>’. Ook <strong>de</strong> laatste twee<br />

regels van het slotsonnet zijn veelbetekenend. Meer dan Dionysos <strong>de</strong> meester is,<br />

moet onze eigen ziel leermeesteres zijn: alles te zamen nogmaals, maar nu dan in<br />

poëzie, <strong>de</strong> blij<strong>de</strong> verlossingsboodschap van Dionysos aan <strong>de</strong> androgyne<br />

Hermafroditos.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


328<br />

Als een interludium in <strong>de</strong>ze ware symfonie van vreug<strong>de</strong>klanken staan drie gedichten,<br />

in augustus 1906 geschreven te Bagni di Lucca. 41 In dit plaatsje in <strong>de</strong> bergen boven<br />

Lucca zou diezelf<strong>de</strong> zomer <strong>de</strong> korte roman Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> ontstaan. Het<br />

spreekt vanzelf dat <strong>de</strong> titel hiervan meteen al naar <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> themata wil verwijzen.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft in Bagni een ontmoeting gehad die grote invloed op een <strong>de</strong>el van<br />

zijn nog ongeschreven werk zou uitoefenen.<br />

Nice werd half mei verlaten. De meubels en an<strong>de</strong>re bezittingen moesten wor<strong>de</strong>n<br />

opgeslagen. Dit alles bracht kosten met zich mee. Maar met zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el en<br />

<strong>de</strong> recente honoraria veilig in Den Haag bij Scheurleer op <strong>de</strong> bank kon <strong>Couperus</strong><br />

zich wel wat permitteren. Als eerste pleisterplaats werd Venetië gekozen, waar hij<br />

op het Lido ditmaal in Hotel Ortolanella ging logeren. Voor <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n juli en<br />

augustus werd het koele Bagni di Lucca gekozen. Het plaatsje in <strong>de</strong> bergen is zowel<br />

bekend om zijn geneeskrachtige bronnen als enigszins berucht wegens het<br />

regenachtige klimaat. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth logeer<strong>de</strong>n er in het beroem<strong>de</strong> Hotel<br />

Continental, dat vele kunstenaars van naam bezocht hebben, naast personen van <strong>de</strong><br />

hoogste maatschappelijke rang. Sinds koningin Margherita van Savoye er in 1904<br />

overnacht had, mocht het hotel zich Royal noemen. <strong>Een</strong> aantal jaren gele<strong>de</strong>n is het<br />

helaas afgebroken, maar nog in het eind van <strong>de</strong>jaren vijftig toon<strong>de</strong> men te Bagni aan<br />

Hollandse bezoekers een marmeren tafeltje waar <strong>Couperus</strong> zijn naam op geschreven<br />

had. 42<br />

Op 15 juli 1906 meld<strong>de</strong> hij Veen: 43 ‘Mijn vrouw zit rustig aan mijn zij<strong>de</strong>, en zij is<br />

niet in Holland geweest. Wij zijn hier heel tevre<strong>de</strong>n, in een heerlijk boschrijk oord:<br />

ik maak ie<strong>de</strong>ren dag groote wan<strong>de</strong>lingen en het is niets te warm; <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n zijn<br />

zelfs heel frisch.’ - De vraag is met wie <strong>Couperus</strong>, die eigenlijk helemaal niet van<br />

grote wan<strong>de</strong>lingen hield, <strong>de</strong>ze voettochten wel gemaakt heeft. Elisabeth was er al<br />

evenmin op gesteld. Met haar slechte gezondheid zal zij doorgaans wel liever in het<br />

hotel zijn gebleven. Zij had daar, naar wij zullen zien, aangenaam gezelschap. In<br />

Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> heeft <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke, bleke en droefgeestige hoofdpersoon<br />

Emilie bij haar wan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> bossen een flinke, volbloedige Italiaan aan haar<br />

zij<strong>de</strong>...<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>Couperus</strong>' verblijf in het hotel Continental werd <strong>de</strong> kamer naast hem<br />

betrokken door een charmante ou<strong>de</strong> dame, Maria Lodomez geheten. <strong>Couperus</strong> maakte<br />

kennis met haar en er ontstond iets van een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


329<br />

vriendschap. 44 Van an<strong>de</strong>re gasten hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw dat haar nieuwe kennis<br />

een bekend schrijver was, en zij herinner<strong>de</strong> zich later dat <strong>Couperus</strong> dit betreur<strong>de</strong>:<br />

‘Hoe jammer,’ had hij uitgeroepen, ‘ik vond het juist zoo aardig dat U van mij hield<br />

om mijzèlf, maintenant ça ne sera plus jamais la même chose!’ In het hotel logeer<strong>de</strong>n<br />

ook een dochter en kleindochter van mevrouw Lodomez: Emma Garzes-Lodomez<br />

en <strong>de</strong> toen tweeëntwintigjarige Bona Garzes (niet getrouwd, ook later niet). Emma<br />

was weduwe. Haar vroegere echtgenoot, een acteur en capo-comico, had zich jaren<br />

eer<strong>de</strong>r, toen hij in onoverkomelijke financiële moeilijkhe<strong>de</strong>n was geraakt, van het<br />

leven beroofd.<br />

<strong>Couperus</strong>, Elisabeth en <strong>de</strong> drie Italiaanse dames kon<strong>de</strong>n het goed met elkaar vin<strong>de</strong>n.<br />

Nadien zou Bona zelfs lessen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal bij <strong>Couperus</strong> gaan nemen, maar<br />

dit bleek geen succes te zijn: hij had volgens haar absoluut geen geduld. In Bona's<br />

poëziealbum heeft <strong>Couperus</strong> op 6 <strong>de</strong>cember 1906 zijn sonnet Incantatie, van een<br />

sterven<strong>de</strong>n Genius <strong>voor</strong> haar overgeschreven. Zij en haar moe<strong>de</strong>r zou<strong>de</strong>n ook boeken<br />

met opdrachten en manuscripten van hem ten geschenke ontvangen. <strong>Couperus</strong> heeft<br />

aan <strong>de</strong> familie D'Annunzio's Fedra, dat hij hooglijk bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, in het Italiaans<br />

<strong>voor</strong>gelezen. De dames ken<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote Italiaanse romanticus persoonlijk, evenals<br />

diens vriendin, <strong>de</strong> wereldvermaar<strong>de</strong> Eleonora Duse. De laatste kwam zelfs vaak bij<br />

hen op bezoek. In Florence, waar het drietal in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli 8 een appartement<br />

bewoon<strong>de</strong>, leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> door hen La Duse zelf kennen. Elisabeth vertel<strong>de</strong> hier<br />

later eens over, 45 dat <strong>de</strong> actrice alle trappen van het pension in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>i Fossi 16<br />

was opgeklauterd ‘om bij ons thee te drinken en samen met mijn man illuzies te<br />

scheppen over een tempel van schoonheid aan het Nemimeer bij Rome waar dan<br />

Babel, Psyche en <strong>de</strong> Naumachie zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd - Illuzie gebleven - ’.<br />

Hun vriendschap met <strong>de</strong> Italiaanse dames - altijd weer vrouwen, zoals sinds zijn<br />

vroegste jeugd! - heeft veel <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend. Dikwijls zocht hij later <strong>de</strong><br />

familie op en zij hebben over en weer elkaar vele in het Frans gestel<strong>de</strong> brieven en<br />

prentbriefkaarten gestuurd. In 1936 zag een Ne<strong>de</strong>rlandse dame die toen in Florence<br />

woon<strong>de</strong>, mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita, ze nog bij elkaar. Zij tel<strong>de</strong> ze en kwam<br />

tot het getal van tweeënzeventig. Sommige brieven dateer<strong>de</strong>n zelfs nog uit <strong>de</strong> jaren<br />

na 1918. 46 <strong>Een</strong> aantal is omstreeks 1959 uit het bezit van <strong>de</strong> in 1958 gestorven Bona<br />

Garzes - haar moe<strong>de</strong>r Emma ging al in 1952 heen - verkocht. 47 Dit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


330<br />

waren er echter maar negenen<strong>de</strong>rtig. De ontbreken<strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig lijken <strong>voor</strong>goed<br />

verdwenen te zijn. Kunnen ze door toedoen van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud in 1938<br />

weggegooid zijn, toen <strong>de</strong>ze, na door courantenbrichten zowel in het Algemeen<br />

Han<strong>de</strong>lsblad als in Het Va<strong>de</strong>rland van het bestaan ervan op <strong>de</strong> hoogte geraakt te zijn,<br />

naar Florence is gereisd? Eer<strong>de</strong>r was haar raad al gevraagd wat er het beste mee kon<br />

gebeuren, en haar antwoord liet niets aan dui<strong>de</strong>lijkheid te wensen over: ‘vernietigen’. 48<br />

Dit kan wel niets an<strong>de</strong>rs betekenen dan dat in <strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig verloren brieven<br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen ston<strong>de</strong>n die Elisabeth, lang na <strong>de</strong> dood van <strong>Louis</strong>, niet <strong>voor</strong> het<br />

nageslacht behou<strong>de</strong>n wenste te zien. De overgebleven brieven kon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> dames<br />

Garzes wor<strong>de</strong>n gered, daar <strong>de</strong> inhoud ervan bepaald niet opzienbarend genoemd mag<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Het is uit <strong>de</strong>ze brieven overigens onomstotelijk gebleken dat Emma Garzes mo<strong>de</strong>l<br />

moet hebben gestaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vriendin ‘Elettra’, die <strong>Couperus</strong> in vele van zijn latere<br />

feuilletons een <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> rol heeft laten spelen. 49 Zij is daarin steeds <strong>de</strong> zuster<br />

van ‘Orlando’. Lange tijd bestond er twijfel of Orlando, als vriend van <strong>Couperus</strong>,<br />

werkelijk bestaan heeft. Onafhankelijk van elkaar hebben echter zowel Elisabeth<br />

<strong>Couperus</strong>-Baud alsook Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> toegegeven dat Orlando<br />

geen fictie is geweest, met hoeveel fantasieverhalen <strong>Couperus</strong> hem ver<strong>de</strong>r ook<br />

omsponnen mag hebben. 50 Zijn i<strong>de</strong>ntiteit stond daarmee echter nog niet vast, evenmin<br />

als het tijdstip waarop hij in <strong>Couperus</strong>' leven is gekomen.<br />

Naar alle waarschijnlijkheid betreft het hier in<strong>de</strong>rdaad een broer van Emma Garzes,<br />

die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> zomer van 1906 heeft leren kennen: eveneens te Bagni di Lucca,<br />

in het Hotel Continental. <strong>Couperus</strong>' vreug<strong>de</strong>-volle gemoedstoestand in die tijd<br />

predisponeer<strong>de</strong> hem zeer zeker tot een nieuwe vriendschap. 51 Tot dan toe had hij<br />

altijd heel weinig vrien<strong>de</strong>n gehad. De vrien<strong>de</strong>n en vriendinnen die over waren<br />

gebleven, waren op Ram na hoofdzakelijk familiele<strong>de</strong>n.<br />

Emma Garzes had twee broers en een zuster, Ida. 52 (De laatste bezat twee kin<strong>de</strong>ren,<br />

Mario en Vera, van wie Mario niet alleen in <strong>Couperus</strong>' brieven <strong>voor</strong>komt, maar ook,<br />

en letterlijk on<strong>de</strong>r zijn eigen naam, in een exact dateerbaar historisch verhaal.) Van<br />

<strong>de</strong> broers Lodomez was Enrico <strong>de</strong> oudste. Niets in diens levensloop en eigen familie<br />

omstandighe<strong>de</strong>n wijst er op dat hij <strong>de</strong> literaire ‘Orlando’ geweest zou zijn. Het<br />

tegen<strong>de</strong>el is waar. 53 De jongere broer Giulio daarentegen (1866-1945) blijkt zoveel<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


331<br />

eigenschappen te hebben gehad die wij ook van ‘Orlando’ kennen, dat wij in hem<br />

met aan zekerheid grenzen<strong>de</strong> waarschijnlijkheid <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lfiguur mogen zien wiens<br />

portret <strong>Couperus</strong> in zoveel variaties en met zoveel lief<strong>de</strong>volle aandacht en fantasie<br />

heeft getekend in zijn feuilletons. 54 Giulio was, zo herinner<strong>de</strong> zich een aangetrouwd<br />

familielid kort gele<strong>de</strong>n nog, een aardige man, zij het iemand met niet veel karakter,<br />

een ij<strong>de</strong>laar, die al het geld dat er in <strong>de</strong> familie was heeft opgemaakt. 55 Op een gegeven<br />

ogenblik is hij naar Zuid-Amerika gegaan om daar goud te zoeken, dat hij nooit heeft<br />

gevon<strong>de</strong>n. Teruggekeerd in Italië vestig<strong>de</strong> hij zich op zijn ou<strong>de</strong> dag in Ascoli Piceno.<br />

(Ook <strong>Couperus</strong> heeft altijd gehoopt zijn ou<strong>de</strong> dag in een kleine Italiaanse plaats te<br />

kunnen gaan doorbrengen. Daar is het echter niet van gekomen.)<br />

In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong> opstellen aan Orlando wijd<strong>de</strong>, horen wij tweemaal dat<br />

<strong>de</strong>ze naar Zuid-Amerika is gereisd. 56 Samen met hem hebben hij en Elisabeth in 1913<br />

Spanje bezocht, een langdurige en kostbare reis die geheel door <strong>de</strong> op geen geld<br />

letten<strong>de</strong> - wat <strong>Couperus</strong> natuurlijk schitterend vond - Orlando betaald werd, en tij<strong>de</strong>ns<br />

welke <strong>de</strong> champagne rijkelijk heeft gevloeid. <strong>Een</strong> saillant <strong>de</strong>tail is ver<strong>de</strong>r dat Giulio<br />

Lodomez geruime tijd met zijn moe<strong>de</strong>r gebrouilleerd is geweest en haar toen ook<br />

niet meer opzocht. 57 Daar <strong>de</strong>ze laatste door zelfmoord in 1911 is overle<strong>de</strong>n, kan hier<br />

<strong>de</strong> oplossing liggen van het raadsel waarom in <strong>de</strong> 39 bewaar<strong>de</strong> Garzesbrieven Giulio<br />

nergens genoemd wordt. In <strong>de</strong> 33 vernietig<strong>de</strong> brieven kwam zijn naam vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

wel <strong>de</strong>gelijk <strong>voor</strong>. Maar dat zijn juist <strong>de</strong> brieven waar Elisabeth, nadat zij van <strong>de</strong><br />

aanwezigheid van het materiaal op <strong>de</strong> hoogte was geraakt, in 1938 <strong>voor</strong> naar Florence<br />

is gegaan.<br />

Toen <strong>Couperus</strong> in Bagni di Lucca <strong>de</strong> Italiaanse dames ontmoette, heeft hij dus<br />

ongetwijfeld ook kennis gemaakt met Giulio. ‘Orlando’ spreekt later hem en Elisabeth<br />

steeds met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naampjes aan die Emma/ Elettra <strong>voor</strong> het echtpaar gebruikte,<br />

namelijk Gigi en Bettina. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r argument is dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> het eerst zijn<br />

portret lijkt getekend te hebben in Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. Hij heeft daar <strong>de</strong> naam<br />

Aldo Ardo gekregen, die niet veel van Orlando verschilt. In<strong>de</strong>rdaad moet het wel<br />

gaan om <strong>de</strong> werkelijke broer en zuster. Giulio had in 1906 nog niet met zijn moe<strong>de</strong>r<br />

gebroken. Het familiekapitaal was nog intact. Zijn carrière bevat ver<strong>de</strong>r elementen<br />

die wij in het boek herkennen. Zo heeft hij een militaire loopbaan opgegeven vanwege<br />

een compromitteren<strong>de</strong> ‘questione di donne’. 58 Deze afgebroken carrière vermeldt<br />

<strong>Couperus</strong> in 1912 in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


332<br />

een Orlandoverhaal, 59 terwijl wij in het boek over Aldo Ardo horen: 60 ‘Het was <strong>voor</strong>bij,<br />

het was alles <strong>voor</strong>bij. Jongelingsjaren en mannelijke jaren, kamera<strong>de</strong>n, patiënten en<br />

vrouwen, een enkele vriend [...] het slagveld en het boudoir van een meid; <strong>de</strong><br />

militaire-club en <strong>de</strong> restaurants; <strong>de</strong> provincie-bals en <strong>de</strong> jonge vrouw van zijn kolonel<br />

[...].’<br />

De korte roman die <strong>Couperus</strong> in Bagni di Lucca heeft geschreven vloei<strong>de</strong> geheel<br />

onaangekondigd uit zijn pen. Het verhaal speelt ook uitsluitend daar ter plaatse en<br />

in <strong>de</strong> nabije omgeving. Hij hoef<strong>de</strong> er dus geen <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> te maken en heeft<br />

het kennelijk spontaan genoteerd. Merkwaardig is het feit dat hij het in een brief aan<br />

Veen een pendant van Extaze noemt. Dat is het maar zeer ten <strong>de</strong>le. 61<br />

In bei<strong>de</strong> verhalen is <strong>de</strong> manlijke hoofdpersoon een maatschappelijk niet zo goed<br />

aangepaste bruut met een goe<strong>de</strong> inborst die het te kwaad heeft met zijn hartstochten.<br />

Ook <strong>de</strong> vrouwelijke hoofdfiguren lijken op elkaar. Het zijn zwakke, afhankelijke,<br />

zeer feminiene wezens met weinig wilskracht en een sterke neiging tot passieve<br />

overgave. Toch is er een opmerkelijk verschil. In Extaze wordt <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> welbewust<br />

gesublimeerd, in Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> even zo welbewust gulzig geconsumeerd.<br />

In het eerste boek is sprake van een loutering, in het laatste gaat <strong>de</strong> vrouw te gron<strong>de</strong><br />

aan haar jaloezie. Maar aan het slot is <strong>de</strong> parallel weer sterk: in Extaze gaat Taco<br />

Quaerts een grote reis on<strong>de</strong>rnemen met een vriend, in het recente boek vertrekt ook<br />

Aldo Ardo op reis: hij verdwijnt met een vriend naar Indië. In bei<strong>de</strong> boeken blijft <strong>de</strong><br />

vrouw alleen achter. Maar waar in Extaze <strong>de</strong> seksualiteit verme<strong>de</strong>n wordt, gaat nu<br />

Emilie aan haar passie ten on<strong>de</strong>r: zij kan <strong>de</strong> sater niet aan, hij is te hei<strong>de</strong>ns, te sterk.<br />

Het Bosco Sacro, waar <strong>de</strong> faun in woont, is te groot <strong>voor</strong> haar noor<strong>de</strong>lijke ziel.<br />

Zijnerzijds eist Aldo volmaakte vrijheid <strong>voor</strong> zich op. Hij beseft Emilies kleinheid<br />

en weigert er uitein<strong>de</strong>lijk zijn levensvreug<strong>de</strong> aan op te offeren. Hij gaat weg en wint<br />

- het Dionysisch principe. Emilie blijft achter en verliest - <strong>de</strong> kleine ziel.<br />

Evenals in het on<strong>de</strong>r invloed van Emerson geschreven Extaze speelt ook nu weer<br />

het licht, zoals na De berg van licht ook wel te verwachten was, een rol. Aldo zegt<br />

tegen <strong>de</strong> zieke Emilie dat het ‘licht gezon<strong>de</strong>r is dan <strong>de</strong> schaduw, al is <strong>de</strong> zon zelve<br />

wel eens te fel’. In haar lief<strong>de</strong> wordt zij meegesleept door ‘een golf van zonnelicht,<br />

van zui<strong>de</strong>lijke zonneglorie’. Op hun wan<strong>de</strong>lingen is er bevrijding uit duisternis: ‘uit<br />

het woud steeg het pad in het licht’. ‘Uit <strong>de</strong>n dichten schemer <strong>de</strong>s lief<strong>de</strong>wouds steeg<br />

het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


333<br />

lief<strong>de</strong>pad tot <strong>de</strong> verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zon, overstelpend met een lichtval van glorie.’ ‘Zoo<br />

leef<strong>de</strong>n zij als <strong>de</strong> efemere levens leven, die zich go<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eeuwigheid.’<br />

Deze lichtsymboliek krijgt bij herhaling nadruk, en kort <strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>n van het<br />

boek ervaart Emilie het aldus: 62 ‘Het was een bedwelming, een bezwijmeling, een<br />

extaze: het was of zij in <strong>de</strong> zon zelve binnentrad, trad in zijn stralen, <strong>voor</strong> zoo ver<br />

het haar, sterfelijk, gegund was aan het uiterste van dien aureool te roeren.’<br />

Het woord extaze wordt telkens herhaald. In tegenstelling tot <strong>de</strong> roman Extaze<br />

echter, gaat het nu om hoogtepunten van lichamelijk genot. Het wekt dan geen<br />

verbazing meer dat, waar het woud eindigt, dit een Dionysisch genot is: 63 ‘Hièr was<br />

niet meer het woud, hièr was het geeindigd; hier waren <strong>de</strong> wijnbergen slechts en<br />

lieflijk verspreid her en <strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine huisjes <strong>de</strong>r wijnbouwers met versletene steenen<br />

trapjes’ [...]. Zodra vervolgens op het dramatisch hoogtepunt Emilie het gelief<strong>de</strong><br />

hagedisje van Aldo vertrapt heeft, loopt <strong>de</strong> laatste van haar weg. Bij zijn tij<strong>de</strong>lijke<br />

terugkomst gaat <strong>de</strong> zon on<strong>de</strong>r. Wanneer Emilie in een volgend stadium het bericht<br />

ontvangt dat Aldo ditmaal <strong>de</strong>finitief is vertrokken, beginnen <strong>de</strong> zonnebloemen ‘als<br />

wielen te draaien’. Tenslotte sterft zij in een nacht van wind en wordt gevon<strong>de</strong>n in<br />

een grauwe morgen: <strong>de</strong> zonnebloemen zijn uitgebloeid.<br />

Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> blijkt zich dus nauw bij het er aan <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> werk<br />

aan te sluiten. De titel moge een woordspeling zijn op Viale Letizia (laetitia = vreug<strong>de</strong>)<br />

die langs Bagni di Lucca loopt, 64 het begrip vreug<strong>de</strong> staat weer even centraal als het<br />

begrip licht in Dionyzos. <strong>Couperus</strong>' sympathie gaat meer uit naar Aldo dan naar<br />

Emilie. Met Aldo's overwinning op weg naar <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke vreug<strong>de</strong> haalt <strong>Couperus</strong><br />

tevens een streep door een stuk Emilie in zichzelf.<br />

Curieus is ver<strong>de</strong>r dat het boek persevereert op een belangrijke scène uit Van ou<strong>de</strong><br />

menschen. Lot bezocht in Nice zijn superieure zuster Ottilie. Zij is volmaakt gelukkig<br />

in haar vrije lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een Italiaanse officier die... Aldo heette. Hun geluk werd<br />

vergeleken met een druiventros. Symbolisch waren daar ook <strong>de</strong> ‘druivenportiek’ en<br />

<strong>de</strong> door Lot weggeworpen steel van een tros. In dat boek is hij het die tekort schiet,<br />

in <strong>de</strong> nieuwe roman Emilie.<br />

Wij zagen al dat <strong>Couperus</strong> aan het eind van De berg van licht <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Moeza een<br />

loflied op <strong>de</strong> vermoor<strong>de</strong> Heliogabalus liet zingen, waarin <strong>de</strong> keizer een mid<strong>de</strong>laar<br />

genoemd werd, een zon op aar<strong>de</strong>, te groot <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


334<br />

wereld. In Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> vindt iets <strong>de</strong>rgelijks plaats. Hier zijn het <strong>de</strong><br />

vrouwen van het dorp waar Emilie sterft, die van Aldo Ardo zeggen: 65 ‘<strong>de</strong> signore,<br />

dat is geen gewoon man geweest: hij was te mooi...: hij was GEEN MENSCH...’ De<br />

parallel is opvallend. De betekenis moet <strong>de</strong>ze zijn: het god<strong>de</strong>lijk hei<strong>de</strong>ns principe<br />

van totale vrijheid en vreug<strong>de</strong> gaat <strong>de</strong> krachten van <strong>de</strong> meeste stervelingen te boven,<br />

zeker als zij uit het noodlottige Noor<strong>de</strong>n komen, zoals na Lot ditmaal Emilie.<br />

Heliogabalus wordt er om vermoord. Emilie sterft door wegkwijning uit onvermogen.<br />

Niet ie<strong>de</strong>re leerling wordt een meester.<br />

Aldo Ardo is een twee<strong>de</strong> Dionysos en mid<strong>de</strong>laar. Er steekt een dui<strong>de</strong>lijke betekenis<br />

achter zijn dromen van jachten op Dionysische tijgers en van Hindoetempels. Aan<br />

werken <strong>de</strong>nkt hij niet. Egoïstisch streeft hij na wat <strong>Couperus</strong>, alweer met hoofdletters,<br />

noemt: 66 ‘ZIJN genot, ZIJN geluk, ZIJN vreug<strong>de</strong>.’ Hij is ook ‘een materialistisch,<br />

zinnelijk man’ en <strong>Couperus</strong> bewon<strong>de</strong>rt dat in hem. Was <strong>de</strong>ze Aldo werkelijk een<br />

portret van Giulio Lodomez? Zeker weten zullen wij het nooit. Maar zou <strong>Couperus</strong><br />

in <strong>de</strong> aan Orlando gewij<strong>de</strong> Lof <strong>de</strong>r luiheid later zon<strong>de</strong>r bedoeling <strong>de</strong> opmerking<br />

hebben gemaakt: 67 ‘De Bagni di Lucca zijn lief idyllisch, maar je moet daar in <strong>de</strong><br />

eerste vlaag van verliefdheid zijn.’? - Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> bereidt <strong>de</strong> lange<br />

reeks Orlando-verhalen <strong>voor</strong>, waarvan er vele tot <strong>Couperus</strong>' meest geïnspireer<strong>de</strong><br />

werk gerekend mogen wor<strong>de</strong>n.<br />

Steeds meer is hij die zomer van 1906 in Bagni di Lucca in high spirits geraakt,<br />

zoals <strong>voor</strong>al het slot van een brief aan Ram van eind augustus bewijst: 68 ‘Wij blijven<br />

hier nog wat en gaan dan naar Florence, <strong>de</strong>n winter in Rome. [Egypte was dus van<br />

<strong>de</strong> baan.] Ons plan is om in het <strong>voor</strong>jaar naar Sicilië te gaan. De Italiaansche zomer<br />

is heerlijk - ik heb hier veel gewan<strong>de</strong>ld in prachtige bosschen. De maand Augustus<br />

is intusschen als geheel zwoel en wij smachten nu naar regen. Ons appartement in<br />

Nice hebben we niet meer, maar <strong>de</strong> vagebon<strong>de</strong>n zullen er toch <strong>de</strong>n winter na <strong>de</strong>zen<br />

komen<strong>de</strong>n winter weer een eigen “tampat” nemen, maar kleiner en goedkooper om<br />

meer te kunnen wegvliegen. De meubels staan nu rustig op een zol<strong>de</strong>r te wachten.<br />

Misschien zal ik even een portret van me laten maken (je weet, ik doe dat nooit<br />

gaarne), maar nu moet <strong>de</strong> wereld mij toch zien in mijn nieuw type. Gladgeschoren<br />

en met méér lokken (!!!) Twintig jaar jonger!!!’ Hij teken<strong>de</strong> er twee schetsjes on<strong>de</strong>r:<br />

<strong>Louis</strong> <strong>voor</strong>heen en <strong>Louis</strong> thans.<br />

Drie sonnetten, eveneens aldaar in 1906 geschreven, leggen nogmaals<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


335<br />

<strong>de</strong> nadruk op het leerlingthema. 69 ‘Léert mij <strong>de</strong> verre Vreug<strong>de</strong> eéns te bereiken!’, zo<br />

eindigt het eerste. Stemmen. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> is een o<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Midzomerzon, Heliogabalus<br />

niet onwaardig. De zon wordt weer gezien als afgezant van een hogere oerglans, als<br />

Heraut <strong>de</strong>s Lichts.<br />

Bagni di Lucca heeft <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> veel betekend. Die zomer had hij overigens<br />

nog een ontmoeting van heel an<strong>de</strong>re aard: van Bagni di Lucca uit heeft <strong>Couperus</strong><br />

een twee<strong>de</strong> en laatste bezoek aan Ouida gebracht, die an<strong>de</strong>rhalf jaar later in het nabije<br />

Viareggio zou sterven. 70<br />

Eindnoten:<br />

1 Amice, 58 nr. 387.<br />

2 Volgens V. Tricht, Verkenning, 140, zou <strong>Couperus</strong> al omstreeks 1903 met Von Römer schriftelijk<br />

in contact zijn getre<strong>de</strong>n en hem hebben opgezocht. Hij verzuimt echter een bron te vermel<strong>de</strong>n.<br />

Dat er contact is geweest staat vast (zie hieron<strong>de</strong>r). Maar dit kan ook een of twee jaar later pas<br />

gelegd zijn. Dat is zelfs waarschijnlijk, daar <strong>Couperus</strong>, wat toch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gelegen zou<br />

hebben, Von Römer geen present-exemplaren van Dionyzos heeft gestuurd (althans niet<br />

onmid<strong>de</strong>llijk na verschijnen; Amice, 57 nr.386.)<br />

3 Amice, 80 nr.422.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 56 nr.385.<br />

5 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />

6 Zie noot I.<br />

7 Amice, 59 nr.388.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 59 nr.389.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 60 nr.390.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 61 nr.391.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 63 nr.394.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 64 nr.396.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 66 nr.399.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 71 nr.405.<br />

15 Het archief Von Römer kan volgens me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling niet eer<strong>de</strong>r dan in het jaar 2000 geopend<br />

wor<strong>de</strong>n. - Zie over het ontstaan van De berg van licht ook reeds F.L. Bastet, ‘<strong>Couperus</strong> als<br />

surprise’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 154-161.<br />

16 Amice, 72-74 nr.405 a .<br />

17 I<strong>de</strong>m, 75 nr.407.<br />

18 In De ware Jacob (Beken<strong>de</strong> Tijdgenooten), IV, nr.47 (19 augustus 1905). - Amice, 42. - In kleur<br />

gereproduceerd in Diepzee 3 (1985), nr 5, <strong>voor</strong>pagina.<br />

19 Dat was het dan ook. In 1916 zou Rotgans op het fijnzinnige i<strong>de</strong>e komen <strong>Couperus</strong> het origineel<br />

van <strong>de</strong>ze tekening, elf jaar nadat hij haar gemaakt had, toe te sturen. Waarschijnlijk hoopte hij<br />

dat <strong>de</strong>ze het monstrum zou kopen. Hij <strong>de</strong>ed er namelijk postzegels <strong>voor</strong> eventuele retournering<br />

bij. <strong>Couperus</strong>, diep beledigd en niet van zins op <strong>de</strong> koop toe een pakje te maken, waar hij een<br />

hekel aan had, schreef <strong>de</strong> man d.d. 13 augustus 1916 het volgen<strong>de</strong> fraaie briefje: ‘WelEd.Geb.<br />

Heer. In antwoord op Uw schrijven <strong>de</strong>el ik u me<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> teekening, mij toegezon<strong>de</strong>n, als<br />

karikatuur, niet mijn goedkeuring wegdraagt, daar ik in vroeger tij<strong>de</strong>n misschien wel wat<br />

overdreven elegant ben geweest maar nooit een poen was, wat u van mij gemaakt heeft. De<br />

teekening ligt te uwer dispozitie en kan afgehaald wor<strong>de</strong>n, 2 Hoogewal. Het is mij niet mogelijk<br />

da<strong>de</strong>lijk tijd te vin<strong>de</strong>n brieven en aanbiedingen als <strong>de</strong> Uwe te beantwoor<strong>de</strong>n, daar ik an<strong>de</strong>r werk<br />

te doen heb. Ik voeg hierbij eenige postzegels, die U zoo vrien<strong>de</strong>lijk was mij te zen<strong>de</strong>n en die<br />

ik niet gebruikte. Hoogachtend Uw dw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ - Zie Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 574.<br />

20 Groot-Ne<strong>de</strong>rland 21 (september 1923), 260 e.v. - Zie ook Bastet, Zuil, 200 (196-200).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


21 Bastet, Zuil, 252 noot I bij blz.200. Dit klopt met Rome I, 14: ‘thee [...] bereid in ons eigen<br />

zilveren serviesje en geschonken [...] in eigen Japansche kopjes.’ - <strong>Een</strong> vriendin van mevrouw<br />

Buysse-Tromp, mevrouw A. Campbell, herinner<strong>de</strong> zich in 1923 bij <strong>Couperus</strong>' dood (particuliere<br />

brief aan mevrouw J. Funke; coll. Lett. Mus.): ‘Ik moet nu zoo dikwijls terug<strong>de</strong>nken aan 1905<br />

toen ik bij <strong>de</strong> Buysses logeer<strong>de</strong> op Afsnee en hij daar dien week kwam. Betty ruim<strong>de</strong> toen hun<br />

verblijf te Putten op en zou in Nice <strong>de</strong> boel weer in or<strong>de</strong> maken en en attendant ging hij naar<br />

Afsnee. Hij was toen alleraardigst. Met jong en oud! <strong>de</strong> ziel van 't gezelschap. En 't was bizon<strong>de</strong>r<br />

interessant hem eenige bladzij<strong>de</strong>n te hoeren <strong>voor</strong>lezen uit zijn “Berg van Licht”; dat bestond<br />

toen nog maar uit het handschrift alleen. En daar reis<strong>de</strong> hij mee in zijn handtasch, dat gaf hij<br />

geen porteur te dragen. Al die herinneringen komen nu zoo levendig weer boven bij mij. Ook<br />

't beklimmen van <strong>de</strong>n hoogen toren te Ou<strong>de</strong>naer<strong>de</strong>. Ie<strong>de</strong>reen kwam proestend en transpireerend<br />

en onaesthetisch op <strong>de</strong> top. Alleen <strong>Couperus</strong> was doodkalm. En in 't minst niet verhit of buiten<br />

a<strong>de</strong>m. En heel zorgzaam sloot hij Renétje Buysse in zijn colbert. R. was toen maar een klein<br />

jochie.’<br />

22 Amice, 80 nr.421. Zie ook 82 nr.424.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 80 nr.422<br />

24 I<strong>de</strong>m, 82 nr.422.<br />

25 P. Valkhoff, ‘<strong>Couperus</strong> en Lombard’, in De Gids (1936), 1, 357-372, gaf <strong>de</strong>rtig jaar later een<br />

beknopt overzicht van <strong>de</strong> reacties, naast een goe<strong>de</strong> analyse. (Zie ook P. Valkhoff, Ontmoetingen<br />

tussen Ne<strong>de</strong>rland en Frankrijk. Nagelaten opstellen ingeleid en uitgegeven door B.M. Boerebach<br />

en M. Valkhoff (1943), 237-251.) Nagewezen te hebben op een aantal overeenkomsten tussen<br />

<strong>Couperus</strong> en Flaubert, behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> figuur van Jean Lombard (wiens Byzance eveneens<br />

door <strong>Couperus</strong> zeer bewon<strong>de</strong>rd werd) en diens L'Agonie (waarin min<strong>de</strong>r op Heliogabalus <strong>de</strong><br />

nadruk ligt dan op diens omgeving, <strong>de</strong> androgynie en <strong>de</strong> christenen). - Dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

kritieken meren<strong>de</strong>els ongunstig reageer<strong>de</strong>n blijkt uit 370 e.v. Volgens Frans Netscher in <strong>de</strong><br />

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (19 februari 1906) was <strong>Couperus</strong>'<br />

‘zonnepriestertje geen mensch, maar een fantasiepoppetje’, wat <strong>Couperus</strong> wel ontstemd moet<br />

hebben. In een <strong>de</strong>r meest liberale recensies schreef Anna <strong>de</strong> Savornin Lohman in De Telegraaf<br />

(23 <strong>de</strong>cember 1905): ‘Als zoodanig is er niets onreins in <strong>de</strong>ze zoo gedurf<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ring, <strong>voor</strong><br />

hen die wezenlijk lezen kunnen, wezenlijk zijn zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len, wezenlijk alleen vragen<br />

naar <strong>de</strong> artistieke waar<strong>de</strong> van een boek.’<br />

26 Zie noot 23. Uitvoerig over <strong>de</strong>ze passage Philip Vermoortel, ‘Hoe duister is een berg van licht?’<br />

in Dietsche Waran<strong>de</strong> en Belfort 127 (1982), 8, 578 589.<br />

27 De Gids (1906), I, 389-423; 397-398 (citaat); 423 (citaat).<br />

28 Brief in het Lett. Mus., Den Haag, waar Harry G.M. Prick mij vrien<strong>de</strong>lijk op wees.<br />

29 Vgl. P. Kralt, ‘Ruimte bij <strong>Couperus</strong> en Flaubert’, in De nieuwe taalgids 75 (1982), I, 61-75;<br />

74. - Zie over <strong>de</strong> invloed van Flaubert, Lombard en Madame Blavatsky J.P. Guépin, ‘De oudheid<br />

van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad II, 261/262 (aug.-sept. 1969), 50-54; herdrukt in<br />

De twee<strong>de</strong> wet van Guépin (1975), 85-94. - G. Stuiveling, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: verteller, verbeel<strong>de</strong>r’,<br />

in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 82-88, legt terecht <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong>ze dramatiek, waarin<br />

<strong>Couperus</strong> meer met Balzac dan met Flaubert of Zola verwant is. De figuren leven door mid<strong>de</strong>l<br />

van hun han<strong>de</strong>lingen. Volgens Stuiveling is bei<strong>de</strong>r werk een comédie humaine, bij Balzac van<br />

<strong>de</strong> bourgeoisie on<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong> Philippe, bij <strong>Couperus</strong> van die ten tij<strong>de</strong> van het fin-<strong>de</strong>-siècle in Den<br />

Haag. Ook <strong>de</strong> oudheid leeft bij hem door <strong>de</strong> menselijkheid van zijn personen, die nooit verkle<strong>de</strong><br />

Hagenaars zou<strong>de</strong>n zijn. (Zie ook M.C. van <strong>de</strong>r Toorn, ‘Enige stijlverschijnselen bij <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 51 (1958), 312-322.) De buitengewoon complexe opbouw<br />

van De berg van licht werd aangetoond door dr. W. Drop, ‘Verkenning van De berg van Licht’,<br />

in Han<strong>de</strong>lingen van het zesentwintigste Ne<strong>de</strong>rlands Filologencongres (20-22 april 1960),<br />

162-165. I<strong>de</strong>m in Tijdschrift <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 4, 288-305. -<br />

Zie ver<strong>de</strong>r ook A.W. Byvanck, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> klassieke oudheid’, in Jaarboek<br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ned. Lett. (1945-1946), 189-202; 194 e.v. - Bovendien Popma, <strong>Couperus</strong>,<br />

139-162.<br />

30 Citaten ontleend aan Mario Praz, The romantic agony (1960 2 ), 174; 230.<br />

31 Citaat ontleend aan Praz, Agony, 208 (uit: Mémoires d'un fou).<br />

32 I<strong>de</strong>m (uit: Rome et les Césars).<br />

33 Citaat ontleend aan Praz, Agony, 373. Zie over Lorrain nu Philippe Jullian, Jean Lorrain ou le<br />

Satiricon (1974).<br />

34 Marc Galle, Van gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het werk van <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> (l973). 95. Als <strong>Couperus</strong> in 1895 in Rome het Capitolijns Museum bezoekt, herinnert<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


hij zich <strong>de</strong>ze passage blijkbaar, zie Reis-impressies, 72: ‘Heliogabalus, leelijk en geheel niet<br />

gevend <strong>de</strong> charme van <strong>de</strong>n vrouweschoonen zonnepriester.’<br />

35 Jaap Romijn, ‘De wereld van Alma Ta<strong>de</strong>ma’, in Antiek VIII(1974), 737.<br />

36 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 317.<br />

37 Dit in tegenstelling tot V. Tricht, Verkenning, die ondanks bewon<strong>de</strong>ring het boek nog in 1960<br />

‘aanstotelijk’ vindt (148). Het zogenaamd heilig even wicht <strong>de</strong>r tweeslachtigheid ‘zoekt <strong>de</strong> door<br />

Rome ver van het Licht vervreem<strong>de</strong> Helegabalus dan op <strong>de</strong> grofste en uiterlijkste wijze’ (152),<br />

n.l. door zijn huwelijk met Hiërocles en <strong>de</strong> Virgo Maxima. Overigens meent hij terecht, ‘dat<br />

dit geweldige boek wereldroem verdiend had’ (153).<br />

38 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 125-135, - Erbe, Nag. werk, 7-17.<br />

39 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 136-138. - Erbe, Neg. werk, 18-20.<br />

40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), I, 49-58. - Erbe, Nag. werk, 30-39.<br />

41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 477-479. - Erbe, Nag. werk, 27-29.<br />

42 F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 39 (1982/4), 15 en afb. 11-12. - Mevrouw<br />

dr. W.L. Jonxis-Henkemans <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mij vrien<strong>de</strong>lijk mee in een brief d.d. 6 maart 1982: ‘Misschien<br />

vindt U het wel aardig te horen dat wij, toen we in 1958 in Bagni di Lucca waren, nog in Hotel<br />

Continental gelogeerd hebben en verrukt waren, toen we op het marmeren blad van een tafeltje<br />

in het restaurant <strong>Couperus</strong>' handtekening geschreven zagen!’<br />

43 Amice, 88 nr.429.<br />

44 F.L. Bastet, ‘Al die verloren paradijzen...<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse vriendinnen’, in<br />

Maatstaf 31 (1983 / 3). 1-20; Maatstaf 31 (1983 / 4), 22-36. - Vele gegevens ontleend aan een<br />

artikel van mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita, in het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad van 27 oktober<br />

1936. - Zie ook Bastet, Zuil, 103-104. - <strong>Een</strong> groot <strong>de</strong>el van dit artikel werd op 29 oktober 1936<br />

overgenomen door Het Va<strong>de</strong>rland. Ongetwijfeld heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud dit gelezen.<br />

45 In een brief d.d. 16 oktober 1951 aan mevrouw drs. Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg; zie Bastet, Zuil,<br />

104. Zie over Emma Garzes en Eleonora Duse nu William Weaver, Duse, a biography (1984),<br />

267, 292, 328.<br />

46 Daarvan is er slechts één bewaard gebleven (d.d. 4 <strong>de</strong>cember 1918).<br />

47 In een brief d.d. 14 Januari 1958 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> A.L. van Gendt aan drs. Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg te<br />

Rome me<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> brieven en <strong>de</strong> handschriften van twee feuilletons aan drs. J.B.W. Polak<br />

verkocht zijn. In diens collectie zou<strong>de</strong>n zij nu niet meer zijn. <strong>Een</strong> - onvolmaakte - kopie van <strong>de</strong><br />

teksten in typoscript berust te Den Haag in het Letterkundig Museum. Zie over <strong>de</strong>ze kwestie<br />

reeds Bastet, Maatstaf 31 (1983 / 3), I e.v.<br />

48 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw J. Funke, d.d. 11 september 1974: ‘Ik woon<strong>de</strong> vóór <strong>de</strong><br />

oorlog in Florence, leer<strong>de</strong> daar door mijn vrien<strong>de</strong>n Bueno <strong>de</strong> Mesquita een Italiaanse mevrouw<br />

Garzes kennen, weduwe van een acteur die brieven van <strong>Couperus</strong> had. Ze vroeg ons wat er mee<br />

te doen? Ze wil<strong>de</strong> ze echter niet meegeven, wil<strong>de</strong> eerst helaas horen hoe mevr. C. erover dacht.<br />

Mijn vriendin B.d.M. schreef aan mevrouw C. en haar antwoord was onverbid<strong>de</strong>lijk:<br />

“vernietigen”.’ - I<strong>de</strong>m, in een brief d.d. 21 september 1974: ‘Mevr. Garzes was, toen ik haar<br />

zag, een zéér gedistingeer<strong>de</strong> en in mijn ogen toen al een ou<strong>de</strong> dame die mooi was, ook toen<br />

nog! Ze had I dochter, een magere donkere lelijke vrouw die na <strong>de</strong> dood van haar moe<strong>de</strong>r in<br />

een klooster ging. Het was niet in te <strong>de</strong>nken dat het moe<strong>de</strong>r en dochter waren. Mevr. G. was<br />

conventioneel en nog echt van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> opvattingen, dat heb ik on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n. In 1938 was mevr.<br />

<strong>Couperus</strong> met haar nichten Marie VI H. en Kitty ten Bosch-Vl. H. in Florence.’ - Dit laatste<br />

wordt bevestigd door Vogel, <strong>Couperus</strong>, 158, die dit geheel onafhankelijk vernam van <strong>Couperus</strong>'<br />

nicht Betty Habbema-Wijnaendts van Resandt (255).<br />

49 Bastet, Zuil, 110 e.v. - Zie ook Albert Vogel en F.L. Bastet. Mijn vriend Orlando (1981), 7-16.<br />

50 Van Itallie, Portretten, 90. - Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud in een brief d.d. l6 oktober 1951 aan drs.<br />

Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg te Rome: ‘Of Jan en Orlando werkelijk bestaan hebben? Ja zeker, en<br />

nog vele an<strong>de</strong>ren met hen.’ - Uitsluitend op grond van <strong>de</strong> teksten kwam Karel Reijn<strong>de</strong>rs tot<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> conclusie, zie diens ‘Ene ram, een stiertje, en on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren Orlando’, in Thema's <strong>voor</strong><br />

een uitgever (1978), 47-60.<br />

51 Het slot van het in Bagni di Lucca geschreven sonnet Betoover<strong>de</strong> woudnacht luidt: ‘Daagraad<br />

en Zon, verdrijft <strong>de</strong> witte wijven! /En wekt <strong>de</strong>n Faun, dat vlie<strong>de</strong> 't spookgebeeste/Der duistere<br />

eeuw <strong>voor</strong> blij antieke geesten!’<br />

52 Bastet, Zuil, 121-122.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 123.<br />

54 Verzameld in Mijn vriend Orlando (zie noot 49).<br />

55 Zie noot 53.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


56 Daarvan is een paar maal sprake in Spaansch toerisme, en <strong>voor</strong>ts kort na <strong>Couperus</strong>' terugkeer<br />

in Ne<strong>de</strong>rland in 1915, zie BaStet, Zuil, 124.<br />

57 Brief van zijn nicht Vera Rossi d.d. II april 1978; Bastet, Zuil, 123.<br />

58 Bastet, Zuil, 125.<br />

59 ‘De jonge held’ (Vad. 27 januari 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, I, 21-27. - Bastet,<br />

Zuil, 118.<br />

60 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, I.<br />

61 Amice, 96 nr.443. Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> ook reeds F.L. Bastet, Nawoord in <strong>de</strong> Salaman<strong>de</strong>red.<br />

(1982). - Zie ook H.W.van Tricht, ‘Vanwege <strong>Couperus</strong> (1863-1963),’ in Jaarboek Mij. <strong>de</strong>r<br />

Ned. Lett. 1962-1063 (1963), 32.<br />

62 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, VII.<br />

63 I<strong>de</strong>m, X.<br />

64 Zie Bruno Cherubini, I Bagni di Lucca (1981), passim. - Het is onbegrijpelijk hoe Popma,<br />

<strong>Couperus</strong>, 163, dit werk volkomen heeft kunnen miskennen (‘dom en prullig [...] het behoort<br />

tot het slechtste wat <strong>Couperus</strong> geschreven heeft, en we willen het stilzwijgend <strong>voor</strong>bijgaan’).<br />

65 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, XVI.<br />

66 I<strong>de</strong>m, IX.<br />

67 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 129 e.v., v. - Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I (1910), 89.<br />

68 Maatstaf II (1963), 173 nr.25.<br />

69 Zie noot 41.<br />

70 25 januari 1908.<br />

V [1906-1908]<br />

Was <strong>de</strong> datering van zijn eerste bezoek aan Ouida al min of meer een probleem, hun<br />

laatste ontmoeting wordt door nog grotere vraagtekens omgeven. 1 Ouida heeft, sinds<br />

<strong>Couperus</strong> haar in 1894 op Bellosguardo in Florence bezocht had, waar zij toen zat<br />

‘in ou<strong>de</strong> kanten gehuld, met een groot juweel op <strong>de</strong>n boezem mid<strong>de</strong>n in haar salon<br />

op een wit berevel, tusschen drie of vier groote Russischen hazewin<strong>de</strong>n’, een moeilijk<br />

leven gehad dat in dalen<strong>de</strong> lijn verliep. ‘The lady with the many dogs’, zoals zij wel<br />

genoemd werd - <strong>de</strong> hazewin<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong> wor<strong>de</strong>n door lady Paget overigens<br />

gememoreerd als een troep ‘fluffy and rather dirty white dogs’ - moest Florence om<br />

financiële re<strong>de</strong>nen verlaten en nam toen haar toevlucht tot een landhuis te Sant'<br />

Allessio, ruim vijf kilometer buiten Lucca. Dit eenvoudige optrekje, <strong>de</strong> Villa Massoni,<br />

tel<strong>de</strong> zevenentwintig kamers. Het werd door haar <strong>voor</strong> acht jaar gehuurd. Maar <strong>de</strong><br />

eigenares, echtgenote van <strong>de</strong> Belgische consul Grosfils te Lucca, zette Ouida er in<br />

1903 op onheuse wijze uit. Zij vluchtte naar het Hotel <strong>de</strong> Russie te Viareggio. <strong>Een</strong><br />

proces dat zij <strong>de</strong> familie Grosfils aan<strong>de</strong>ed zou wor<strong>de</strong>n gevoerd in... Bagni di Lucca.<br />

Ouida heeft daarop in 1904 en 1905 in Bagni een huis betrokken, waarop een<br />

ge<strong>de</strong>nksteen nog altijd aan haar verblijf herinnert. De op 19 <strong>de</strong>cember 1904 gehou<strong>de</strong>n<br />

rechtszitting won zij. Veel heeft zij er echter niet aan gehad. Nimmer heeft zij<br />

scha<strong>de</strong>vergoedingen of zelfs maar haar geroof<strong>de</strong> bezittingen teruggekregen, ook niet<br />

nadat <strong>de</strong> zaak nog eens <strong>voor</strong> het hof van cassatie te Rome gediend had.<br />

In november 1905 verliet Ouida Bagni di Lucca <strong>voor</strong>goed. ‘I shall not be in the<br />

Bagni di Lucca ever again, tor I hate the place,’ schreef zij aan een Kennis. Zij vertrok<br />

vandaar naar een villa te Camaiore, niet ver van Via-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


336<br />

reggio. Deze data staan vast. Maar het verblijf van <strong>Couperus</strong> in 1906 ook, en <strong>de</strong> twee<br />

gegevens kloppen niet met elkaar, want <strong>Couperus</strong> heeft geschreven: 2 ‘Ik heb haar<br />

later terug gezien in <strong>de</strong> Bagni di Lucca: een ou<strong>de</strong>, vervallen, gebogene vrouw, in een<br />

versleten zwart gewaad en <strong>de</strong> sleepen<strong>de</strong> kanten scheur<strong>de</strong>n langs haar heen, en<br />

we<strong>de</strong>rom, waren er drie, vier hon<strong>de</strong>n om haar rond, en <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n waren vervallen<br />

en oud en ziek als zij. Zij herken<strong>de</strong> mij zelfs niet en ik bracht haar niet in herinnering,<br />

dat ik haar éens had mogen bezoeken en haar gevon<strong>de</strong>n had als een vorstin, tronen<strong>de</strong><br />

tusschen hare gasten...’ Wij hebben gezien dat <strong>Couperus</strong> niet eer<strong>de</strong>r in Bagni di Lucca<br />

heeft gelogeerd, dus hij moet zich wel vergissen. Vermoe<strong>de</strong>lijk is hij op zekere dag<br />

van Bagni uit naar Camaiore gegaan, waar Ouida tot september 1906 gewoond heeft.<br />

Hij bedoel<strong>de</strong> dan te zeggen: ik heb haar terug gezien toen ik in Bagni di Lucca was.<br />

Want dat dit twee<strong>de</strong> bezoek op een verzinsel zou berusten is bijna niet aan te nemen.<br />

Haar laatste levensjaren heeft hij nauwlettend gevolgd. Wegens het uitbreken van<br />

hondsdolheid is Ouida van Camaiore naar Viareggio gevlucht, waar het Hotel <strong>de</strong><br />

Russie haar ditmaal met haar hon<strong>de</strong>n toegang weiger<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> doorwaakte nacht in<br />

een rijtuig op het Stationsplein veroorzaakte een oogontsteking. <strong>Een</strong> maand later was<br />

zij dit oog kwijt. Na een verblijf van zeven maan<strong>de</strong>n in Hotel Gran Bretagne verhuis<strong>de</strong><br />

Ouida met haar dieren naar een huisje in Mazzarosa, een bergdorp tussen Viareggio<br />

en Lucca. Engelse vrien<strong>de</strong>n hebben toen geld ingezameld om haar te helpen, daar<br />

zij geheel aan <strong>de</strong> grond zat. Maar, schreef <strong>Couperus</strong> later vol <strong>de</strong>elneming 3 , ‘toen zij<br />

van armoe<strong>de</strong> bijna stierf, in een Italiaansch dorpje, weiger<strong>de</strong> zij met e<strong>de</strong>lst gebaar<br />

financieelen steun uit Engeland, omdat zij <strong>de</strong> Engelschen niet kon uitstaan en van<br />

<strong>de</strong>n Prins van Wales (Edward VII later) alle kwaads had gezegd, dat maar mogelijk<br />

was. De Italiaansche regeering moest tusschen bei<strong>de</strong>n tre<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> in misère<br />

verzonken schrijfster <strong>voor</strong> broodsgebrek te behoe<strong>de</strong>n. Toen... nam zij aan, als eene<br />

gena<strong>de</strong>, die zij verleen<strong>de</strong>.’<br />

Haar laatste woning is een huisje in Viareggio geweest, waar zij op 25 januari<br />

1908 overle<strong>de</strong>n is. Hoewel zij nooit in Bagni di Lucca terug had willen keren, wil<strong>de</strong><br />

het lot dat zij juist daar begraven werd. Haar tombe is nog altijd goed intact. Zij ligt<br />

languit op <strong>de</strong> rug, gebeeldhouwd door Giuseppe Norfini, die haar eigenzinnige profiel<br />

goed getroffen lijkt te hebben. Met lief<strong>de</strong> en eerbied herdacht <strong>Couperus</strong> ‘<strong>de</strong> onlangs<br />

in een klein Italiaansch dorpje, in misère verlaten, gestorven schrijfster...’ Behalve<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


337<br />

haar geboorte- en sterfdatum vermeldt <strong>de</strong> sarcofaag: ‘In memory of <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> la<br />

Ramée, Ouida, writer of incomparable novels.’ 4<br />

In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van 1906 was <strong>de</strong> familie Garzes-Lodomez intussen<br />

teruggekeerd naar Florence, en <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong>. Na een kort verblijf in Pensione<br />

Quisisana aan <strong>de</strong> Arno namen hij en Elisabeth hun intrek, <strong>voor</strong> twee en een halve<br />

maand, in het oud vertrouw<strong>de</strong> pension Rochat, boven in het Palazzo Niccolini aan<br />

<strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Fossi 16. Begin <strong>de</strong>cember reis<strong>de</strong>n zij door naar Rome, waar zij ditmaal<br />

niet in Hotel du Sud maar in pension Castellani-Stelzer kamers betrokken, Via Sistina<br />

79. <strong>Couperus</strong> hoopte na een verblijf van een paar maan<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rdaad nu Sicilië te<br />

bezoeken, zoals hij Ram al geschreven had. In maart vin<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n<br />

in Napels. 5<br />

In Florence had <strong>Couperus</strong> op 6 <strong>de</strong>cember een bezoek aan <strong>de</strong> Italiaanse dames<br />

gebracht en bij die gelegenheid zijn Incantatie in Bona's poëziealbum geschreven. 6<br />

Van Rome uit schreef hij zes dagen later Emma Garzes zijn eerste briefje. 7 Daarin<br />

betreurt hij <strong>de</strong> scheiding van ‘nos chers amis’. De manlijke meervoudsvorm lijkt iets<br />

te verra<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>, die uitstekend Frans ken<strong>de</strong>, schreef niet ‘chères amies’, wat<br />

juist geweest zou zijn als hij alleen <strong>de</strong> drie dames bedoeld had toe te spreken. Maar<br />

kennelijk dacht hij tevens aan een man in <strong>de</strong> familie: Giulio. Hij sprak <strong>de</strong> hoop uit<br />

dat zij elkaar in het <strong>voor</strong>jaar van 1907 vaker zou<strong>de</strong>n zien. De vriendschap met <strong>de</strong>ze<br />

mensen heeft pas langzamerhand meer reliëf gekregen. Zij hebben zijn brieven<br />

bewaard omdat hij een beroemd schrijver was. Kunstenaars waren zij gewend te<br />

bewon<strong>de</strong>ren, met eerbied en genegenheid.<br />

In die dagen ontmoette <strong>Couperus</strong> in Rome een jonge, Ne<strong>de</strong>rlandse, toen nog<br />

onbemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> archeoloog, dr. H.M.R. Leopold, die er in 1906 was aangekomen en<br />

het plan had in <strong>de</strong> loop van 1907 door te reizen naar Athene. Hij was een kennis van<br />

Pier Pan<strong>de</strong>r. Deze heeft moeite gedaan om goedkoop on<strong>de</strong>rdak <strong>voor</strong> hem in<br />

Griekenland te vin<strong>de</strong>n. 8 Misschien leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem dus in diens atelier kennen.<br />

Het is een vriendschap geweest die, hoewel zij niet diep ging, toch da<strong>de</strong>lijk aansloeg.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk had <strong>Couperus</strong> iemand met wie hij uitvoerig van gedachten kon wisselen<br />

over <strong>de</strong> oudhe<strong>de</strong>n van Rome. Leopold was veertien jaar jonger, maar wetenschappelijk<br />

natuurlijk veel beter on<strong>de</strong>rlegd.<br />

Sinds 1904 bestond er in Rome een beschei<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlands Instituut, niet meer<br />

dan een paar kamers, waarover dr. Gisbert Brom <strong>de</strong> scepter<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


338<br />

zwaai<strong>de</strong>. Leopold suggereer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat hij door pater Broms bemid<strong>de</strong>ling<br />

gemakkelijk van <strong>de</strong> Italiaanse regering een doorlopen<strong>de</strong> toegangskaart <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Romeinse musea kon krijgen. Twee keer schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man een briefje: 9 ‘Niet<br />

in <strong>de</strong> hoedanigheid van “gewoon tourist”, maar in die van Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />

historiesch-romanschrijver’, zo lezen wij daarin, want <strong>Couperus</strong> was trots op zijn<br />

Berg van licht en had nog veel meer plannen <strong>voor</strong> historische verhalen. Helaas ontving<br />

hij <strong>de</strong> permesso pas op 3 maart, zodat hij er dat jaar niet veel meer aan gehad heeft.<br />

Tot het in ontvangst nemen ervan begaf hij zich persoonlijk naar <strong>de</strong> priester-historicus<br />

Brom. Hoe hij zich daar gedragen heeft is moeilijk te zeggen. Zeker is dat Brom aan<br />

Leopold van <strong>de</strong>ze ontmoeting een kort verslag heeft gegeven dat er niet om loog. 10<br />

Het was een tamelijk frisse dag. Nauwelijks had <strong>Couperus</strong> zijn hielen gelicht, of <strong>de</strong><br />

katholieke doctor, die hem keurig uitgelei<strong>de</strong> had gedaan, keer<strong>de</strong> terug naar zijn<br />

stu<strong>de</strong>erkamer om er met vaart en groot rumoer <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vensters open te werpen en<br />

uit te roepen: ‘Boerenkool met worst en gebakken uien!’ Was <strong>Couperus</strong> te zwaar<br />

geparfumeerd? Elisabeth placht later te verklaren dat hij in het geheel niet van<br />

kunstmatige geuren hield, alleen maar van bloemen. In <strong>de</strong> schouwburg gingen zij<br />

dikwijls verzitten wanneer er een dame in <strong>de</strong> buurt had plaatsgenomen die<br />

bedwelmend naar muskus rook. Brom zal zich hoe dan ook <strong>Couperus</strong>' al te verzorg<strong>de</strong><br />

Haagse distinctie wel aangetrokken hebben. <strong>Couperus</strong>' uitspraak van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

taal klonk hem misschien ook wat erg exclusief in <strong>de</strong> Hollandse oren.<br />

Leopold kreeg van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Berg van liecht ten geschenke, als<br />

bewijs van genegenheid. De boeken zijn bewaard gebleven doordat Leopold <strong>de</strong>ze<br />

later aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse correspon<strong>de</strong>nt van het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad te Rome,<br />

A.H. Luijdjens, ca<strong>de</strong>au heeft gedaan. 11 Zuinig als <strong>Couperus</strong> was met<br />

presentexemplaren, toont dit beter dan wat ook hoe goed archeoloog en romancier<br />

met elkaar overweg kon<strong>de</strong>n. Tegen het eind van <strong>de</strong> morgen of's middags na vier uur<br />

ontmoetten zij elkaar wel in café Aragno op het Corso, 12 In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> winter<br />

verhuis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> naar Hotel d'Allemagne in <strong>de</strong> Via Condotti. Hij had daar een<br />

eenvoudige kamer, en Leopold herinner<strong>de</strong> zich later nog hoe <strong>Couperus</strong> hem er eens<br />

ontving. Hij had toen gezegd: 13 ‘Ik ben zóó veran<strong>de</strong>rd in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren, Leopold.<br />

Toen ik jong in Den Haag schreef, moest ik daar mijn eigen stu<strong>de</strong>erkamer hebben,<br />

en kijk nu eens waarin ik werk! Alles is hier leelijk, kijk dat bed, die koffers in <strong>de</strong><br />

hoeken!’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


339<br />

Soms ook maakte <strong>Couperus</strong> wel kennis met Italianen. Uit <strong>de</strong>ze dagen dateert zijn<br />

ontmoeting met <strong>de</strong> jonge auteur Luigi Siciliani, die in <strong>de</strong> Via Mario <strong>de</strong>' Fiori woon<strong>de</strong>,<br />

een zijstraat van <strong>de</strong> Via Condotti. 14 Hem liet hij door Veen eveneens De berg van<br />

licht zen<strong>de</strong>n, samen met Dionyzos. Hij verklaar<strong>de</strong> zijn uitgever: ‘Dat is een<br />

Italiaansche schrijver, die Hollandsch wil leeren.’ <strong>Een</strong> vermoe<strong>de</strong>n dat Siciliani meer<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend zou hebben dan uit <strong>de</strong>ze simpele me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling kan wor<strong>de</strong>n<br />

afgeleid, 15 wordt eigenlijk door niets bevestigd. 16 Later krijgt Orlando eveneens<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse les uit Dionyzos. Mogelijk heeft <strong>Couperus</strong> zijn leservaringen met Siciliani<br />

literair naar Orlando getransponeerd. Toen <strong>de</strong>ze eenmaal als dramatis persona in<br />

<strong>Couperus</strong>' korte verhalen was gaan optre<strong>de</strong>n, kreeg hij waarschijnlijk wel meer<br />

ervaringen naar zich toegespeeld die <strong>Couperus</strong> in werkelijkheid met an<strong>de</strong>ren heeft<br />

opgedaan.<br />

Van Rome uit wer<strong>de</strong>n ook tochten on<strong>de</strong>rnomen. <strong>Een</strong>maal werd het zelfs een wat<br />

langere excursie, zoals uit een brief aan Veen blijkt. 17 <strong>Couperus</strong> is toen naar Assisi<br />

gegaan. Het stadje maakte zoveel indruk op hem dat hij er enkele dagen is gebleven.<br />

Hij las er <strong>de</strong> Fioretti. 18 Twee verhalen herinneren aan dit bezoek. In het ene, Geuren<br />

van heiligheid, 19 lezen wij dat hij niet langer in Assisi kon blijven omdat hij in Rome<br />

werd verwacht. Dat klopt: Ram was overgekomen.<br />

Vrolijke dagen braken nu weer aan. Soms huur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n een rijtuig en zij<br />

toer<strong>de</strong>n dan wat door <strong>de</strong> stad. Aan het eind van <strong>de</strong> middag voeg<strong>de</strong>n zij zich met het<br />

koetsje in <strong>de</strong> ‘catena’, <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loos rondrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> reeks van rijtuigen op <strong>de</strong> Pincio,<br />

waar men zag en gezien werd. Geuren van heiligheid bewaart er een herinnering<br />

aan. De daar genoem<strong>de</strong> vriend is dus nog niet Orlando, hij wordt ook niet met name<br />

genoemd.<br />

Half maart vertrok <strong>Couperus</strong> met Ram naar Napels, van waaruit zij allerlei tochtjes<br />

on<strong>de</strong>rnamen. In een brief aan zijn vriend Thomson vertelt Ram er iets over. 20 Hij was<br />

enigszins overwerkt uit Holland gekomen en genoot nu van het dolce far niente: ‘Er<br />

moet wat frischte komen in mijn arme hersenkastje,’ schreef Ram, ‘...ik voer niets<br />

uit. Droeve maar ware betekenis. Ik leef naar <strong>de</strong> luim van 't oogenblik en bepaal me<br />

tot domweg genieten. [...] Hoe ik hier leef? Nu, als <strong>de</strong> ware tourist, tochtjes hier en<br />

daar heen, zien dit of dat. Het genotvolle is 't onwezenlijke van zoo'n bestaan. Dàt<br />

is 't genot van reizen: het zich bewegen tusschen gewone levensverhoudingen die<br />

men met geheel an<strong>de</strong>r oog beziet, waarvan <strong>de</strong> ernst niet wordt gevoeld. 't Leven<br />

wordt dan tot spel, soms vervelend, soms<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


340<br />

boeiend, maar nooit wordt het ernst, 't Is net als of men droomend waant te kunnen<br />

vliegen en hoe langer die droom duurt, hoe genoeglijker.’<br />

Dat <strong>Couperus</strong> het in gezelschap van Johan Ram goed kon uithou<strong>de</strong>n is geen won<strong>de</strong>r.<br />

Hij ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stemmingen en <strong>de</strong>el<strong>de</strong> diens ambities, of juist het gebrek er aan.<br />

Waarheen zij <strong>de</strong>ze tochten gemaakt hebben wordt niet verteld. Wij mogen echter<br />

aannemen dat <strong>Couperus</strong> met Ram zeker wel Pompeji bezocht zal hebben. Hij ken<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> opgravingen goed, zo blijkt uit later werk. Ver<strong>de</strong>r heeft hij ongetwijfeld ook Capri<br />

bezocht, 21 dat zowel van Napels uit als van Sorrento snel en gemakkelijk te bereiken<br />

is en dat ook toen al geen toerist placht over te slaan. De omgeving van Napels biedt<br />

talrijke mogelijkhe<strong>de</strong>n tot excursies. Beklimming van <strong>de</strong> Vesuvius mag ook niet<br />

uitgesloten wor<strong>de</strong>n, gezien <strong>Couperus</strong>' interesse in vulkaanlandschappen, zoals die<br />

in 1899 in Indië al was gebleken. De plannen <strong>voor</strong> Sicilië zijn niet doorgegaan. Toen<br />

<strong>Couperus</strong> dit eiland in 1912 bezocht, <strong>de</strong>ed hij dat blijkens zijn reisbeschrijvingen<br />

<strong>voor</strong> het eerst. 22 Daar <strong>de</strong> briefwisseling met Veen een lacune vertoont, is over dit<br />

verblijf in Napels - een stad waar <strong>Couperus</strong> niet erg van hield 23 - ver<strong>de</strong>r niet veel te<br />

zeggen. Op 22 mei schreef hij Veen dat hij weer terug ging naar Florence. 24<br />

Op 23 mei was hij weer thuis, in het vertrouw<strong>de</strong> pension Rochat. In Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

verscheen nu, ver<strong>de</strong>eld over drie afleveringen, Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. 25 Op<br />

<strong>Couperus</strong>' vraag aan Veen of die het boek wil<strong>de</strong> uitgeven kreeg hij niet meteen<br />

antwoord. <strong>Couperus</strong> vroeg er vijftienhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. 26 Enige dagen bleef hij<br />

in het onzekere over Veens beslissing.<br />

Dat <strong>voor</strong>jaar verwachtte hij <strong>de</strong> komst naar Europa, <strong>voor</strong>goed, van zijn broer John<br />

Ricus uit Djokja. Deze had in Indië vendutie gehou<strong>de</strong>n, en had nog een verlofjaar<br />

tegoed dat hij opnam om wat te reizen alvorens zich in Den Haag te vestigen. John<br />

Ricus had in april 1906 zijn vrouw verloren, <strong>de</strong> dikke Indische dame die Royaards<br />

zo had doen ontstellen toen hij een bezoek bij haar had afgelegd. Op 19 februari<br />

1907, kort <strong>voor</strong> zijn vertrek van Java, was John Ricus hertrouwd met <strong>de</strong> nog jonge<br />

Mary Rica, barones van Lawick. Samen met haar wil<strong>de</strong> hij eerst wat rondreizen in<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wereld. Milaan, Florence, Lugano, München, Wenen, Venetië ston<strong>de</strong>n op<br />

het programma, en half oktober hoopte <strong>de</strong> oud-resi<strong>de</strong>nt naar Rome te gaan om er <strong>de</strong><br />

winter door te brengen: <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el althans, want Tunis,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


341<br />

Algiers en Nice wenste hij van Rome uit ook nog even te bezoeken. 27 John Ricus<br />

heeft er zelfs ernstig over gedacht zich in Nice te vestigen en daar samen met zijn<br />

broer <strong>Louis</strong> een eigen woning te betrekken. Dit is echter niet doorgegaan.<br />

Voorlopig had <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>re zorgen. Elisabeth leed aan een ontstoken kies. De<br />

tandarts Edward Dunn in Florence kon. weinig doen. 28 Hoewel <strong>Couperus</strong> zich<br />

<strong>voor</strong>genomen had zeer spoedig alweer naar Venetië te vertrekken, moest <strong>de</strong>ze nieuwe<br />

reis wor<strong>de</strong>n uitgesteld. Op een ochtend ging hij naar <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli om zijn<br />

Italiaanse vriendinnen nog even een kort bezoek te brengen. Ze waren echter niet<br />

thuis, het hele appartement lag zelfs overhoop en er waren behangers aan het werk.<br />

Het spect hem erg. Nu hoopte hij maar dat zij die zomer naar Siena wil<strong>de</strong>n komen.<br />

Zelf dacht hij daar <strong>de</strong> eerste juli heen te gaan. Dit alles berichtte hij <strong>de</strong> dames uit<br />

Venetië, waar hij sinds 4 juni 1907 op het Lido weer kamers had betrokken, in Hotel<br />

Ortolanella. Aan het eind van zijn brief <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mysterieus mee: 29 ‘je m'achète un<br />

château pour l'été prochain et je vous invite!’ Dit was natuurlijk maar een aardigheid,<br />

zij het dan ook een van meer betekenis dan er op dat ogenblik uit op te maken viel.<br />

Deze brief schreef hij pas op 28 juni, en hij voer<strong>de</strong> luiheid aan als verontschuldiging<br />

<strong>voor</strong> dit late levensteken. De werkelijke re<strong>de</strong>n was een an<strong>de</strong>re: een <strong>de</strong>pressie.<br />

<strong>Couperus</strong> moest een grote klap verwerken. Begin juni had Veen hem een brief<br />

geschreven waarin hij hem <strong>voor</strong> Aan <strong>de</strong>r weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> een veel lager bedrag bood<br />

dan <strong>Couperus</strong> verwachtte. Erger nog was het opnieuw herhaal<strong>de</strong> argument: dat <strong>de</strong><br />

boeken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland bijzon<strong>de</strong>r slecht verkocht wer<strong>de</strong>n. De<br />

schrijver <strong>de</strong>el<strong>de</strong> dit lot weliswaar met velen, maar dat was een an<strong>de</strong>re kwestie. 30<br />

Op 7 juni verzond <strong>Couperus</strong> een afscheidsbrief aan zijn uitgever. De toon ervan<br />

klinkt zo vol berusting en resignatie dat het wel lijkt alsof <strong>Couperus</strong> alle emoties<br />

achter zich had gelaten, wat zeker niet zo was. Integen<strong>de</strong>el. Hij stond volkomen<br />

perplex: 31 ‘Amice. Tot mijn leedwezen is het mij onmogelijk je <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> aan te<br />

nemen, zoodat wij <strong>voor</strong>taan maar van alle samenwerking moeten afzien. Het doet<br />

mij zeker leed, dat mijn laatste werken je finantieel na<strong>de</strong>el hebben bezorgd, hoewel<br />

ik mij niet verklaar, dat je, niettegenstaan<strong>de</strong> dit feit <strong>de</strong> laatste jaren toch bereid was<br />

mij <strong>de</strong> gewone honoraria uit te betalen, en je zelfs een groote onmid<strong>de</strong>llijke opoffering<br />

getroostte, om eigenaar te wor<strong>de</strong>n van mijn geheele “Oeuvre”. Maar daar ik geen<br />

man- van-zaken ben, leg ik mij neêr bij <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


342<br />

feiten, en betuig je nogmaals mijn groot leedwezen, dat wij, na zoo vele jaren<br />

samenwerking, van elkan<strong>de</strong>r afscheid moeten nemen. Ik doe het met een hartelijken<br />

handdruk, zon<strong>de</strong>r rancune over zaken, die zeker ons bei<strong>de</strong>r schuld niet zijn.’<br />

De totale wanhoop die hem overviel 32 heeft <strong>Couperus</strong> op an<strong>de</strong>re wijze geuit. In<br />

acht gedichten, Nachten, sprak hij zijn verdriet uit en probeer<strong>de</strong> hij er overheen te<br />

komen. 33 Want na al die jaren van hard werken leek zijn wereld te zijn ingestort.<br />

Geen vreug<strong>de</strong>roes meer. Daar<strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats <strong>de</strong> ontgoocheling van een kind. Wat<br />

moest hij beginnen, als zijn boeken geen weerklank meer von<strong>de</strong>n en hij niet meer<br />

kon publiceren? Hij on<strong>de</strong>rging het als een artistiek faillissement. De sonnetten<br />

gewagen van grijze, slapeloze nachten aan zee, waar hij uitgeput uit ontwaakte.<br />

‘Go<strong>de</strong>n van licht, zijt gij <strong>voor</strong> altijd henen?/Schimmen van glans, waart glans gij en<br />

niet meer?’ De nachten zijn zon<strong>de</strong>r troost, <strong>de</strong> hoop is een leugen gebleken. Illusies,<br />

<strong>de</strong> schoonheid zelfs <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n, het is alles ij<strong>de</strong>lheid en een gruwzaam spel, zo verklaart<br />

hij in <strong>de</strong>ze sonnetten.<br />

Het faillissement leek immers volledig. In zijn werk had <strong>Couperus</strong> alles gegeven<br />

wat hij in zich had, hij had er zelfs met een bijna pijnlijke openhartigheid zijn eigen<br />

specifieke problematiek in verwoord. Daar ging men in Ne<strong>de</strong>rland nu achteloos aan<br />

<strong>voor</strong>bij. In het gunstigste geval waren spot en hoon het enige teken, dat men er<br />

terloops notitie van nam, zon<strong>de</strong>r er zich ver<strong>de</strong>r in te verdiepen. Hij voel<strong>de</strong> zich als<br />

teruggeworpen naar het eerste moeizame begin. Mislukt, leeg. En, wat het ergste<br />

was, zon<strong>de</strong>r artistieke toekomst. De financiën nog daargelaten.<br />

In ontroeren<strong>de</strong> regels sprak hij uit wat Elisabeth op dat ogenblik <strong>voor</strong> hem<br />

beteken<strong>de</strong>: ‘En nu ik voel je hand rondom mijn wangen, / weet ik, dat waarheid troost<br />

uit éen gebaar; / dat waarheid zijn kan om ons [...].’ Zijn eerste angst nam zij weg.<br />

Maar alles van vroeger kwam terug. Den Haag - ‘Oord <strong>de</strong>s Leeds’ - en zijn do<strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rs, zijn do<strong>de</strong> oom en tante, <strong>de</strong> do<strong>de</strong> Gerrit Jäger, en hoeveel gestorvenen niet<br />

nog meer: alles wat hij in zijn Haagse romans overwonnen meen<strong>de</strong> te hebben spookte<br />

weer op, en het maakte <strong>de</strong> neerslachtigheid volkomen: ‘O, doo<strong>de</strong>’, en steeds zoo dof<br />

en onverschillig, / gij, die ‘k héél liefgehad heb, waarom nooit / warmere ziel in<br />

blijdren droom ontplooid?’<br />

Het meest symbolisch was <strong>de</strong> droom die hem het verloren paradijs liet zien,<br />

veran<strong>de</strong>rend in een woestijn die hij herken<strong>de</strong>: <strong>de</strong> Sahara van Parijs, <strong>de</strong> zandwoestijn<br />

van Psyche. 34<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


343<br />

Maar, zoals het altijd gegaan was, <strong>Couperus</strong> beschikte ook nu weer over onvermoe<strong>de</strong><br />

reserves. Op <strong>de</strong> eerste juli begaf hij zich volgens plan naar Siena, installeer<strong>de</strong> zich<br />

in pension Chiusarelli, en spoor<strong>de</strong> vandaar nogmaals <strong>de</strong> dames Garzes-Lodomez aan<br />

om toch <strong>voor</strong>al over te komen. 35 Deze had<strong>de</strong>n echter an<strong>de</strong>re plannen. Ze gingen naar<br />

Zwitserland, en logeer<strong>de</strong>n daar in wat <strong>Couperus</strong> placht te noemen een ‘petit trou’,<br />

Saint-Nicolas in dit geval (Valais).<br />

<strong>Een</strong> maand later had <strong>Couperus</strong> lang genoeg over alles nagedacht. Hij had een brief<br />

van Van Nouhuys gekregen over in Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijke literaire honoraria. De<br />

ogen gingen hem open. Hij zag in hoe royaal Veen hem altijd behan<strong>de</strong>ld had. Dit<br />

bracht hem ertoe in vre<strong>de</strong>snaam maar chapeau bas te spelen waar het Aan <strong>de</strong>n weg<br />

<strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> betrof. Daarna zou hij wel weer ver<strong>de</strong>r zien. Nog steeds in Siena schreef<br />

hij op 4 augustus 1907 in een lange brief aan Veen: 36 ‘Hij [Van Nouhuys] meen<strong>de</strong>,<br />

dat je altijd genereus met mij gehan<strong>de</strong>ld had en voeg<strong>de</strong> erbij, dat <strong>de</strong> laatste jaren over<br />

het algemeen <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l - laat ons zeggen, <strong>de</strong> verkoop van romans - zeer slecht<br />

ging. Hij sprak mij van honoraria, die Buysse genoot, en die b.v. waren ƒ 150,- <strong>voor</strong><br />

een bun<strong>de</strong>l novellen.<br />

Het schijnt dus wel, dat ik <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> jaren gekend heb, want zulke honoraria zijn<br />

mij nooit gebo<strong>de</strong>n. Ik wil mij niet verdiepen in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen, waarom romans en litterair<br />

werk in het algemeen, en mijn boeken in het bizon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n laatsten tijd zoo slecht<br />

gingen, maar wel wil ik je bekennen, dat ik van plan ben mij geheel en al terug te<br />

trekken. Dit <strong>voor</strong>nemen doet mij zeker leed; ik heb mijn werk altijd zeer lief gehad;<br />

ik ben mij niet bewust, dat mijn talent in <strong>de</strong>n laatsten tijd vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: integen<strong>de</strong>el<br />

behooren <strong>voor</strong> mij boeken als God en Go<strong>de</strong>n, Dionyzos en De Berg van Licht on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> beste, <strong>de</strong> allerbeste, die ik geschreven heb. De onverschillige houding <strong>de</strong>r critiek<br />

schreef ik toe aan nijd (ie<strong>de</strong>re recensent is bij ons een gemanqueerd auteur) en het<br />

troostte mij altijd, dat het publiek mij waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>ering bleek uit <strong>de</strong>n<br />

verkoop van mijn werken.<br />

Nu het publiek zich terug trekt, trek ik mij ook terug, hoewel ik nooit een regel<br />

om geld heb geschreven en het nooit heb kunnen doen (je zult je herinneren, dat je<br />

mij een 5<strong>de</strong> boek <strong>de</strong>r Kleine Zielen vroeg, hetgeen ik weiger<strong>de</strong> te schrijven). Hoewel<br />

het mij dus leed doet en het een leêgte in mijn leven zal wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>taan niet meer<br />

te schrijven, weiger ik te arbei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> tot on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> helft vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> honoraria.<br />

Wat mijn laatste boekje betreft, Aan <strong>de</strong>n Weg <strong>de</strong>r Vreug<strong>de</strong> (een <strong>voor</strong> mij met lief<strong>de</strong><br />

geschre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


344<br />

ven novelle, die geheel als pendant van Extaze mag staan - ) het werkje is geschreven,<br />

het is af (wat Imperia en Endymion niet zijn, die dus onuitgegeven blijven) en mocht<br />

je het dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> door jou bereken<strong>de</strong> som willen uitgeven als het laatste boek,<br />

waarmeê ik je lastig zal vallen, dan is het mij goed. Ik zelf heb het gaarne als boek<br />

in han<strong>de</strong>n en dat ik er<strong>voor</strong> uit dépit om een toestand, die jouw schuld niet is, naar<br />

een an<strong>de</strong>ren uitgever zoû loopen, zoû te mal zijn. Je bent te eerlijk, dan dat je niet<br />

zuiver zoû hebben berekend, wat je er mij <strong>voor</strong> geven kunt.<br />

En hiermeê, amice, heb ik je, geloof ik, alles gezegd wat ik te zeggen had.’<br />

<strong>Een</strong> geboorteaankondiging op 31 augustus 1907 - van Lambertus Jacobus Veen<br />

junior - werd door <strong>Couperus</strong> correct (?) met één regel beantwoord. 37 Daarna stokte<br />

<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie tot half januari 1908. In <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n verbleven<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth te Florence. Het is tekenend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afstand die <strong>Couperus</strong> tot<br />

zijn uitgever bewaar<strong>de</strong>. dat hij Veen met geen letter <strong>de</strong>elgenoot maakte van Elisabeths<br />

opnieuw zorgwekken<strong>de</strong> gezondheidstoestand. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer 1907 moest<br />

zij te Florence in het ziekenhuis wor<strong>de</strong>n opgenomen, <strong>voor</strong> een niet beken<strong>de</strong> kwaal.<br />

Op 9 september berichtte <strong>Couperus</strong> zijn Italiaanse vriendinnen: 38 ‘Ma chère<br />

réconvalescente s'est levée hier et samedi elle rentrera à la pension! Elle compte les<br />

heures. Nous espérons bientôt vous revoir, n'estce pas?’ Hij informeer<strong>de</strong> ook nog<br />

wat <strong>voor</strong> fooien hij in het ziekenhuis had achter te laten.<br />

Over <strong>de</strong> daar op volgen<strong>de</strong> vijf maan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> die John Ricus junior<br />

groten<strong>de</strong>els in Rome doorbracht, is weinig bekend. Ongetwijfeld hebben <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth <strong>de</strong> Italiaanse dames toen veel gezien. De vriendschap met Orlando kreeg<br />

gelegenheid te groeien, na een intermezzo van twee jaren. Overigens zullen wij<br />

waarschijnlijk nooit weten hoe intiem <strong>de</strong> gevoelens van Orlando zelf zijn geweest.<br />

Zorg baar<strong>de</strong>n natuurlijk <strong>de</strong> financiële <strong>voor</strong>uitzichten. Ophou<strong>de</strong>n met schrijven?<br />

<strong>Couperus</strong> begreep heel goed dat <strong>de</strong> natuur sterker dan <strong>de</strong> leer zou zijn. Daarbij had<br />

hij naast zijn privé-inkomentje Groot-Ne<strong>de</strong>rland als achtergrond, het eigen tijdschrift<br />

waar hij in kon publiceren wat hij wil<strong>de</strong>. Romans waren <strong>voor</strong>lopig uit <strong>de</strong>n boze. Met<br />

kortere prozastukken echter zou hij toch gemakkelijk in staat zijn nog wat bij te<br />

verdienen. Elisabeth, van haar kant, dacht ook na over wat zij zou kunnen doen. Kon<br />

zij niet... een pension openen? - Maar dat was nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


345<br />

10 april 1908 reis<strong>de</strong> het echtpaar ein<strong>de</strong>lijk weer terug naar Nice. John Ricus was daar<br />

nu ook gearriveerd, en elf dagen later schreef <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> dames<br />

Garzes-Lodomez: 39 ‘Mon frère et sa femme, un peu dépaysés en Europe, sont<br />

cependant très genius, très simples malgré la gran<strong>de</strong>ur (déchue) d'autrefois. Ils<br />

habiteront peut-être avec nous. Il nous faudra une très gran<strong>de</strong> habitation, vous<br />

comprenez!’ - Zij zochten een nieuw huis, maar von<strong>de</strong>n niet meteen iets geschikts.<br />

De zomerdagen in Siena had <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r meer gebruikt om er iets <strong>voor</strong><br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland te schrijven dat direct wat geld in het laatje zou brengen. In het<br />

tijdschrift verscheen <strong>de</strong> schets Uit <strong>de</strong> jeugd van San Francesco van Assisi, een<br />

prachtig, geserreerd geschreven verhaal over <strong>de</strong> roeping van Sint-Franciscus. 40 Zij<br />

die <strong>Couperus</strong> toentertijd in Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> een verstokte paganist hièl<strong>de</strong>n, om niet<br />

te zeggen <strong>voor</strong> een regelrechte antichrist - maar <strong>de</strong>zulken had<strong>de</strong>n God en go<strong>de</strong>n niet<br />

gelezen of begrepen - moeten er wel verrast van hebben opgekeken. De zuiverheid<br />

van Franciscus' heilige roeping is centraal geplaatst. Het al in november 1904<br />

geschreven Adonis buiten beschouwing gelaten, 41 staat het verhaal aan het begin van<br />

<strong>de</strong> lange reeks schetsen, dagboekbla<strong>de</strong>n, reisherinneringen en an<strong>de</strong>re korte<br />

prozastukken die ons een nieuwe <strong>Couperus</strong> laten zien, in volle ontplooiing van<br />

onvermoe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n. Min<strong>de</strong>r beïnvloed door <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n als Zola, Flaubert,<br />

Tolstoj, Bourget, Ouida, Maeterlinck en nog een aantal <strong>voor</strong>gangers meer, zou het<br />

werk dat hij nu van lieverle<strong>de</strong> begon te schrijven door een aanstekelijke jeugd en<br />

frisheid gekenmerkt wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was bezig vormen te vin<strong>de</strong>n waarin hij zich<br />

kort en snel kon uitdrukken en waarin bovendien zijn oorspronkelijkheid<br />

over-rompelend tot zijn recht kon komen.<br />

Toen hij zelf merkte hoe goed dit genre hem lag - er was geen lange a<strong>de</strong>m <strong>voor</strong><br />

nodig, en op reis kon hij zulke stukken gemakkelijk tussen alles door even op papier<br />

zetten -, raakte hij er gaan<strong>de</strong>weg tevens van overtuigd, en Veens recente<br />

verkoopervaringen stijf<strong>de</strong>n hem in die opvatting, dat <strong>de</strong> roman als prozavorm <strong>de</strong>finitief<br />

uit <strong>de</strong> tijd begon te raken. <strong>Een</strong> paar jaar later, in 1910, zou hij dienovereenkomstig<br />

als mening poneren 42 ‘dat binnen niet al te langen tijd, laat ons zeggen, binnen een<br />

eeuw[!], er geen romans meer zullen geschreven wor<strong>de</strong>n. Er zullen geen romans<br />

meer wor<strong>de</strong>n geschreven, omdat er geen romans meer zullen gelezen wor<strong>de</strong>n, niet<br />

omdat er geen romanciers meer zullen bestaan, want nog langen tijd,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


346<br />

na dat er geen romans zullen wor<strong>de</strong>n geschreven, zullen er romanciers wor<strong>de</strong>n<br />

geboren.’ In plaats van romans zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze auteurs zich volgens hem <strong>voor</strong>namelijk<br />

gaan bepalen tot korte verhalen, door hem ‘Kleine Romans’ genoemd. Zelf maakte<br />

hij daar maar vast een begin mee, want: ‘Neen, er wor<strong>de</strong>n geen romans meer gelezen.<br />

Als ik rondom mij zie, in <strong>de</strong>n kring van familie en kennissen, zie ik <strong>de</strong>n roman als<br />

quantité négligéable beschouwd. Mijne familie leest zelfs mijne romans niet<br />

[...]. Mijn vriend leest nóoit romans, zelfs niet in het Italiaansch; mijn vrouw leest<br />

evenmin nooit méer romans.’<br />

In<strong>de</strong>rdaad was <strong>Couperus</strong> er van overtuigd geraakt dat <strong>de</strong> roman geen toekomst<br />

meer had. In 1907 (?) was hij nog begonnen aan De hoogere onbewustheid, 43 het<br />

verbijsteren<strong>de</strong>, gefingeer<strong>de</strong> journaal van een tot misdadigheid neigend individu, dat<br />

in <strong>de</strong> ik-vorm vertelt hoe hij steelt, zich als beginnend souteneur laat on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<br />

door een prostituée, homoseksuelen begluurt, 44 roulette speelt, en zich een weg door<br />

het leven baant met mes en revolver omdat het in Nice veiliger zou zijn niet<br />

ongewapend <strong>de</strong> bars van <strong>de</strong> Vieille Ville te betre<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> als <strong>voor</strong>loper van<br />

Jean Genet... Hij beschrijft een hem blijkbaar niet geheel onbeken<strong>de</strong> wereld! In Parijs<br />

heeft hij eenmaal, zich in <strong>de</strong>rgelijke kringen mengend in <strong>de</strong> duisternis van <strong>de</strong><br />

gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> nacht, op een haar na ernstige moeilijkhe<strong>de</strong>n gekregen met een lid van<br />

<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwereld. Elisabeth wist van <strong>de</strong>ze neigingen af. Zij heeft hem gewaarschuwd<br />

dat hij er vroeg of laat nog eens in zou lopen. 45 - Het dagboek in kwestie, dat op 5<br />

oktober 1905 te Nice heet te beginnen, loopt door tot 13 november. Het is een<br />

fragment gebleven. <strong>Couperus</strong> heeft het wel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd - na<br />

<strong>de</strong> etherische beschrijvingen van Franciscus' jeugd zal het on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lezers wel enig<br />

opzien gebaard hebben - maar liet het daar bij.<br />

Het verhaal over Sint-Franciscus knoopt in zekere zin aan bij <strong>de</strong> allereerste<br />

historische novellen die <strong>Couperus</strong> als beginnend auteur geschreven heeft:<br />

geromantiseer<strong>de</strong> anekdoten uit het leven van beroem<strong>de</strong> Italianen, wier existenties<br />

terugreiken tot in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. Daarnaast had hij <strong>de</strong> oudheid als an<strong>de</strong>re,<br />

vrijwel onuitputtelijke bron van inspiratie heront<strong>de</strong>kt. Voorts bood het al in 1894<br />

beoefen<strong>de</strong> genre van <strong>de</strong> reisimpressie veel perspectieven. Hoe men recente ervaringen<br />

snel kon verwerken in verhalend proza had<strong>de</strong>n boeken als Langs lijnen van<br />

gelei<strong>de</strong>lijkheid en De stille kracht hem geleerd. Dit alles bood een scala van<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n die hij tot nu toe nauwelijks benut had. <strong>Couperus</strong> heeft ze gezien en<br />

vervolgens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


347<br />

met grote fantasie uitgebuit. Wat het publiceren van dit nieuwe werk betreft beperkte<br />

hij zich aanvankelijk tot Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Van 1909 af vond hij een ruimer<br />

afzetgebied <strong>voor</strong> zijn enorme, door ein<strong>de</strong>loos gevarieer<strong>de</strong> inventiviteit jaar in jaar<br />

uit op peil gebleven produktie, in wekelijkse feuilletons <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

Inci<strong>de</strong>nteel heeft hij daarnaast ook korte schetsen en artikelen in an<strong>de</strong>re couranten<br />

en tijdschriften geplaatst, zoals in De Locomotief, De Telegraaf en De Kroniek. In<br />

1915, na zijn repatriëring in verband met <strong>de</strong> eerste wereldoorlog, zou <strong>Couperus</strong> tevens<br />

me<strong>de</strong>werker wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Haagsche Post.<br />

Al <strong>de</strong>ze vrij precies gedateer<strong>de</strong> publikaties mogen ons dan wel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nu aanbreken<strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> een goe<strong>de</strong> indruk geven van waar <strong>Couperus</strong> zich telkens bevond en wat hem<br />

bezighield, dit neemt niet weg dat wij een waarschuwing zijnerzijds niet uit het oog<br />

dienen te verliezen. In zijn Bekentenissen - geschreven eind 1909 46 - wil<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al<br />

niet verzwijgen dat ‘mijn grootste on<strong>de</strong>ugd, <strong>de</strong> wellust van mijn zondige ziel, déze<br />

is, dat ik volgaame lieg! Begrijpt ge het? Dat, als ik lieg, <strong>de</strong> leugen mij een zaligheid<br />

is, een wellust, een extaze kan wor<strong>de</strong>n! Dat ik altijd gelogen heb! Dat ik nooit an<strong>de</strong>rs<br />

zàl dan liegen! Dat <strong>de</strong> zalige leugen mij zóo werd ingeboren, dat ik gelogen heb van<br />

klein jongetje af.’ Zijn lezers - en eventuele biografen! - heeft hij <strong>voor</strong>al een rad <strong>voor</strong><br />

ogen trachten te draaien met <strong>de</strong> verklaring: ‘Vertrouw zelfs niet mijn proza-woord,<br />

ook al klinkt het mat en bleek van waarheid: mijn proza-woord is een leugen. Ik<br />

beroem er mij op, dat ik u nooit iets gezegd heb, dat waar was, dat ik u altijd heb<br />

<strong>voor</strong>gelogen. Dat het alles fabel en sprookje was; fata-morgana, en <strong>voor</strong>spiegeling.<br />

Dat mijn woord altijd maar wisselen<strong>de</strong> weêrschijn was, en nooit iets an<strong>de</strong>rs dan dat.’<br />

Geloof<strong>de</strong> hij het zelf? Hoe <strong>de</strong>ze dandyachtige behoefte tot het doen uitwaaieren<br />

van allesversluieren<strong>de</strong> rookgordijnen te verklaren? De re<strong>de</strong>n kan alleen <strong>de</strong>ze zijn:<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> zich in niets beperken en behield zich het autonome recht <strong>voor</strong> zijn<br />

fantasie te laten gaan waar zij wil<strong>de</strong>. Het probleem schuilt er bij hem <strong>de</strong>rhalve in,<br />

zoals trouwens bij zovele schrijvers, hoe wij Wahrheit van Dichtung moeten schei<strong>de</strong>n.<br />

Dat dit niet altijd mogelijk is spreekt <strong>voor</strong> zichzelf. Het is ook al vaak genoeg<br />

gebleken. Het enige proza van <strong>Couperus</strong> dat er zel<strong>de</strong>n om liegt, is dat van zijn brieven.<br />

Waar <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen stokt, missen wij die onontbeerlijke steun, gegeven<br />

het feit dat er weinig an<strong>de</strong>re brieven over zijn, noch van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


348<br />

hem, noch van Elisabeth. Ook <strong>de</strong> reeks brieven aan zijn Italiaanse vriendinnen<br />

Garzes-Lodomez vertoont ernstige lacunes. De jaren tussen 1907 en 1915 - en dit<br />

zijn nu juist <strong>de</strong> zo intrigeren<strong>de</strong> Orlandojaren - kunnen daardoor slechts onbevredigend<br />

gereconstrueerd wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> goed inzicht in zijn relaties blijft <strong>voor</strong>alsnog een vrome<br />

wens.<br />

Al te zeer hoeven wij dit intussen niet te betreuren. Veel belangrijker immers dan<br />

welk <strong>de</strong>tail ook uit zijn particuliere leven is zijn eigen interpretatie ervan. Het literaire<br />

werk blijft nummer één. Juist in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich tot een<br />

schrijver van bijna onbegrens<strong>de</strong> veelzijdigheid. Veel van zijn kortere prozawerk zal<br />

ongetwijfeld blijven leven als behorend tot het beste wat zijn talent te bie<strong>de</strong>n had.<br />

Het leidt, los van alles, een eigen en ook onaantastbaar bestaan: een <strong>de</strong>r meest<br />

wezenlijke kenmerken van grote kunst. Onafhankelijk van <strong>biografie</strong> en chronologie<br />

gehoorzaamt <strong>de</strong>ze slechts aan eigen wetten.<br />

Eindnoten:<br />

1 F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 30 (1982/4), 12-13.<br />

2 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, I, 88.<br />

3 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 217<br />

4 Zie noot I, 14 en afb. 7.<br />

5 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9.<br />

6 Paradijzen I, 3. - Dit was in 1957 al bekend aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, die <strong>de</strong> dames Garzes<br />

gekend heeft. Zie haar artikel 'Fin dl secolo in Olanda: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>', in Rivista di letterature<br />

mo<strong>de</strong>rne e comparnte x (gennaio/marzo 1957), I, 42 noot 32.<br />

7 Paradijzen 1, 7 nr. I.<br />

8 Bastet, Zuil, 102-103. - Zie over hem A.W. Byvanck, ‘Her<strong>de</strong>nking van Hendrik M.R. Leopold<br />

(8 september 1877-20 juli 1950)’, in Jaarboek <strong>de</strong>r Kon. Ned. Akad. van Wetensch. (1951-1952).<br />

9 Gegevens uit het archief van het Ne<strong>de</strong>rlands Instituut te Rome.<br />

10 Overgeleverd door A.H. Luijdjens in een persoonlijke brief d d. 20 april 1981. - Vgl. G.<br />

Puchinger, Gesprekken over Rome-Reformatie (1965), 201. - Popma, <strong>Couperus</strong>, 46.<br />

11 Nog altijd in diens bezit, zie noot 10.<br />

12 Bastet, Zuil, 103.<br />

13 V. Booven, Leven, 201.<br />

14 Amice, 90 nr.437.<br />

15 Bastet, Zuil, 97-98 berust op een verkeer<strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gedichten.<br />

16 Dit heeft een uitvoerig on<strong>de</strong>rzoek door Willem Timmermans uitgewezen (ongepubliceer<strong>de</strong><br />

doctoraalscriptie Amsterdam, 1984); Willem Timmermans, ‘<strong>Couperus</strong> als vrouw’, in Staalkaart.<br />

Opstellen over letterkun<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r redactie van Torn van Deel en Nico Laan (1984), 144-145.<br />

17 Amice, 90 nr.436.<br />

18 In Geuren van heiligheid vertelt hij, in Assisi: ‘Het was of ik er da<strong>de</strong>lijk San Francesco zàg,<br />

zijn aanbid<strong>de</strong>lijke geest er voel<strong>de</strong> om mij heen. Dien middag had ik <strong>de</strong> Fioretti gelezen’. - Zie<br />

ook Catharina Ypes, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 474.<br />

19 ‘Geuren van heiligheid’ (Vad. 27 november 1909), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 14-25.<br />

20 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9.<br />

21 Briefkaarten uit Pompeji vergezel<strong>de</strong>n hem steeds op zijn reizen en hij prikte die in zijn<br />

pensionkamers op, zie Rome I, 14. - Zie <strong>voor</strong> zijn eerste bezoek aan Pompeji nogmaals<br />

Reis-impressies, 96-98. - Wat Capri betreft, in ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ (Vad. 13<br />

maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 72, schreef hij: ‘Capri ken ik beter dan Marken (waar ik<br />

nimmer was).’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


22 Verzameld in Sicilië, Venetië, München I, 1-34. - Bovendien in Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe<br />

lucht, II (1913), 203 -45.<br />

23 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München I, 1-8.<br />

24 Amice, 91 nr.439.<br />

25 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), 1, 134, 249, 396.<br />

26 Amice, 91 nr.440.<br />

27 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (versprei<strong>de</strong> brieven).<br />

28 Pasadijzen I, 8 nr.3.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 8 nr.4.<br />

30 Amice, 92 nr.442.<br />

31 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

32 In 1911 schreef hij in ‘De baziliek van San Marco’ (Vad. 25 Januari), in Blanke ste<strong>de</strong>n I (1912),<br />

19-22; ‘Nooit zal ik vergeten een morgen in <strong>de</strong>n San Marco, een morgen, dat <strong>de</strong> lucht over<br />

parelmoêrig Venetië somber was, en dat er ook somberheid was in mijn ziel. Ik was <strong>de</strong> kerk<br />

binnen gedwaald, omdat ik, in mijn donkere stemming, behoefte had aan <strong>de</strong> troostrijk mystieke,<br />

gou<strong>de</strong>ne schemering van <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rgrot [...]. Plotseling geleek mij mijne eigene somberheid,<br />

mijn eigen verdriet héel klein en onbedui<strong>de</strong>nd’.<br />

33 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), 1, 505-512. - Erbe, Nag. werk, 43-50.<br />

34 Bastet, Zuil, 60. Het is niet onmogelijk dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>pressie tevens veroorzaakt is door het eer<strong>de</strong>r<br />

genoem<strong>de</strong> vernietigen<strong>de</strong> artikel van <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> Scharten-Antinks (De Gids, maart 1906,<br />

389-423). Waarschijnlijk namelijk heeft <strong>Couperus</strong> zijn presentexemplaar van De Gids pas<br />

ontvangen toen <strong>de</strong> jaargang compleet was en Van Hall hem <strong>de</strong>ze daarna toezond. Diens brief<br />

aan <strong>de</strong> Schartens, waarin hij meldt dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>taan van het tijdschrift verschoond wenste<br />

te blijven, dateert namelijk eerst van 17 maart 1907.<br />

35 Paradijzen I, 9 nr.5; nr.6.<br />

36 Amice, 95-96 nr.443.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 96 nr.444.<br />

38 Paradijzen I, 9 nr.7.<br />

39 I<strong>de</strong>m, 10 nr.8.<br />

40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), 11, 613 e.v., in Schimmen van schoonheid (1912), 94-115. Pater<br />

dr. Willibrord Lampen O.F.M., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Sint Franciscus’, in Bijdragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> provincie <strong>de</strong>r Min<strong>de</strong>rbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n XXXV (1957), 53 e.v.<br />

merkte op dat dit verhaal onmid<strong>de</strong>llijk afhankelijk is van Paul Sabatier, La vie <strong>de</strong> Saint Français<br />

(door hem geciteerd naar <strong>de</strong> 14 e ed.). I<strong>de</strong>m eveneens over Geuren van heiligheid, ibi<strong>de</strong>m.<br />

41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, I e.v., in Antieke verhalen van go<strong>de</strong>n en keizers, van dichters en<br />

hetaeren (1911), 1-28.<br />

42 ‘Kleine romans’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1910), in De zwaluven neêr gestreken... (1911), I.<br />

43 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), I, 307 e.v. - Proza 1, 147-169. Het verhaal zelf speelt echter in<br />

oktober en november 1905. Mogelijk is <strong>Couperus</strong> er dus eer<strong>de</strong>r aan begonnen en heeft hij het<br />

onvoltooid laten liggen. In dit geval zeer te betreuren.<br />

44 <strong>Couperus</strong> is hier van een ongebruikelijke openhartigheid betreffen<strong>de</strong> homo-erotisch getinte<br />

ontmoetingen (158, 164, 165). Zelfs gesuggereer<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen.<br />

45 Zie in dit verband een anekdote, verteld door V. Booven, Leven, 15.<br />

46 ‘Bekentenissen’ (Vad. l5 januari 1910), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 58-64. - Uitvoerig<br />

hierover reeds Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een leugenaar uit wellust’, in Jaarboek<br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rl. Lett. te Lei<strong>de</strong>n (1974-1975), 3-10. (Ten onrechte wordt Mies Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein daar, 8, een zuster van <strong>Couperus</strong> genoemd.)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Vier<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

349<br />

I 1908-1910<br />

Dood van Ouida. Viareggio. Schetsen. Pension Avenue Beaulieu 8, Nice. Ravenna<br />

en <strong>de</strong> late oudheid. Avignon. Het Va<strong>de</strong>rland. Quattro Torri bij Siena. Nooit meer<br />

romans. Orlandoverhalen. ‘Jan’. Antieke verhalen. Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren.<br />

Korte arabesken. Dood van Frans. Flo rence, Zermatt, Genève, Nice. Psyche op<br />

mid<strong>de</strong>lbare leeftijd.<br />

II 1910-1911<br />

Antiek toerisme. Vertrek uit Nice. Rome. Schimmen van schoonheid. De zwaluwen<br />

neêr gestreken. Suïci<strong>de</strong> van mevrouw Lodomez. Bezoek aan Pan<strong>de</strong>r. Musea, kerken,<br />

paleizen. Tibur. Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rs. De archeologische expositie van 1911.<br />

Worstelwedstrij<strong>de</strong>n. Afscheid van Rome in het Atrium <strong>de</strong>r Vestaalse maag<strong>de</strong>n.<br />

III 1911 (vervolg)<br />

Nogmaals Genève. Wonen of niet wonen? Opnieuw Egyptische plannen. Töpffer.<br />

Verhalen en reisschetsen. Michel Dracosès, laatste <strong>de</strong>r Byzantijnen. <strong>Een</strong> Grieks<br />

auteur. Terugblik op Tachtig. De Italiaans-Turkse oorlog verhin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> Egyptische<br />

reis.<br />

IV 1911-1912<br />

Terug naar Florence, pension Rochat. Egypte <strong>voor</strong> later. Verle<strong>de</strong>n en he<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />

Arno. Ontmoeting met Dorian Gray. Oscar Wil<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>rgegaan 'in bittere tragedie’.<br />

Mario Rossi en zijn oom: Giulio Lodomez, ex-militair. Siciliaans avontuur, via<br />

Orvieto en Napels. Hercules Farnese. Winterse weken op Sicilië. Terug in Florence.<br />

Herakles begonnen. Pisa, Ferrara, Venetië. Schrijven op het Lido. Hernieuwd contact<br />

met Veen. Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht. Igls, Innsbruck, München. Opera.<br />

Wagner als librettist.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


350<br />

V 1912-1913<br />

De Spaanse schil<strong>de</strong>r Cortés en diens herinneringen. Verona, Prato. Orlando naar<br />

Zuid-Amerika. Problemen van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne roman. Met Orlando bijna drie maan<strong>de</strong>n<br />

door Spanje, te hoog geprezen door Wagen<strong>voor</strong>t. Alhambra, Washington Irving en<br />

het ontstaan van De ongelukkige. Tanger, Madrid, Burgos, Barcelona, Lyon, München.<br />

Vijftig jaar: hul<strong>de</strong> van Het Va<strong>de</strong>rland, in dubbele zin.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1908-1910]<br />

351<br />

De wintermaan<strong>de</strong>n van 1908 in Florence heeft <strong>Couperus</strong> waarschijnlijk benut om <strong>de</strong><br />

tragedie Aristo<strong>de</strong>mos van Konstantinos Johannes Angelopoulos te vertalen. In 1907<br />

was dit stuk vele malen met succes in Athene opgevoerd. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> vertaling<br />

in <strong>de</strong> loop van 1908 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd. 1 Dat hij uitsluitend is uitgegaan<br />

van <strong>de</strong> Nieuwgriekse tekst moet sterk betwijfeld wor<strong>de</strong>n, daar hij die taal <strong>voor</strong> zover<br />

wij weten maar ten <strong>de</strong>le beheerste. 2<br />

An<strong>de</strong>r proza van hem is uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niet bekend. <strong>Couperus</strong>' besluit zich terug<br />

te trekken als schrijver van oorspronkelijk werk blijkt bittere ernst geweest te zijn.<br />

Behalve <strong>de</strong> Griekse tragedie heeft hij in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1908 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

niets gepubliceerd, en ook in <strong>de</strong> eerste helft van 1909 liet hij verstek gaan. In <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> helft van dat jaar zijn slechts <strong>de</strong> schetsen Intimiteiten 3 en Michele 4 verschenen,<br />

waarna van 27 november af in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> verhalen Geuren van heiligheid,<br />

Mars en Venus, Impulsie en weifeling, Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis, Zeliah en De<br />

balling te Tomi het licht hebben gezien. 5 (Op grond van <strong>de</strong> inhoud kunnen <strong>de</strong> eerst<br />

drie verhalen nog in 1907 gedateerd wor<strong>de</strong>n.)<br />

De correspon<strong>de</strong>ntie met Veen bestaat in 1908 slechts uit enkele weinig zeggen<strong>de</strong><br />

kattebelletjes. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> brieven aan <strong>de</strong> dames Garzes zou<strong>de</strong>n wij vrijwel niets weten<br />

over <strong>de</strong>ze tijd. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n in Nice ten <strong>de</strong>le benut met het zoeken<br />

naar een nieuw huis.<br />

Op 25 januari 1908 was in Viareggio intussen Ouida gestorven, een bericht dat<br />

<strong>Couperus</strong> diep getroffen moet hebben. Het zal niet toevallig zijn, dat hij zelf een <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> maand juni in Viareggio is gaan doorbrengen. De vijf<strong>de</strong> juni zond hij vandaar<br />

een prentbriefkaart naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, die op dat ogenblik weer in<br />

Bagni di Lucca logeer<strong>de</strong>. Viareggio was gezellig druk: 6 ‘Nous avons pris una capanna,<br />

et nous prenons notre sieste dans le sable!’, schreef hij. ‘C'est une volupté! Soyez<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


352<br />

sûre, que nous n'oublierons jamais notre charmante voisine du Continental. Au revoir<br />

à Florence.’ Of hem toen me<strong>de</strong> gezelschap gehou<strong>de</strong>n werd door Orlando valt niet<br />

met zekerheid te zeggen, maar <strong>de</strong>ze heeft hem daar misschien wel eens opgezocht.<br />

De lof <strong>de</strong>r luiheid beschrijft Gigi en Orlando immers in zee. Mogelijk ook was<br />

Elisabeth ditmaal zelfs helemaal niet van <strong>de</strong> pardj en had zij het te druk met <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>bereidingen van het te openen pension.<br />

De vakantie was echter van korte duur. Eind juni keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> al weer terug<br />

naar Nice, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> laatste keer naar <strong>de</strong> Villa Jules. Spoedig zou hij nu moeten<br />

verhuizen naar <strong>de</strong> nieuwe woning die hij gevon<strong>de</strong>n had en die groot genoeg was om<br />

er een pension in te kunnen beginnen. Emma Garzes zond hem alvast: wat overtollige<br />

meubelen. Ook droeg zij er zorg <strong>voor</strong> dat enkele gipsen beel<strong>de</strong>n, die <strong>Couperus</strong> in<br />

Florence gekocht had, behou<strong>de</strong>n in Nice arriveer<strong>de</strong>n. Begin augustus 1908 zou<strong>de</strong>n<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth overgaan. In het nieuwe huis, avenue Beaulieu 8 - later<br />

boulevard Gambetta - heeft <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus uitein<strong>de</strong>lijk niet zijn intrek<br />

genomen. Hij zou in 1909 een eigen huis in Den Haag kopen, Fre<strong>de</strong>rik Hendrikplein<br />

27.<br />

<strong>Een</strong> laatste brief uit <strong>de</strong> Villa Jules aan Emma, gedateerd 14 juli 1908, doet<br />

vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> nog steeds aan <strong>de</strong>pressieve buien leed. Hij schreef, als<br />

gewoonlijk in het Frans: 7 ‘Allerliefste vriendin Madonna Emma. Als altijd waren<br />

wij zo blij nieuws van U te ontvangen; Uw lieve brieven bewijzen ons dat wij<br />

daarginds - in Italië - zeer kostbare vriendschappelijke betrekkingen hebben, en dat<br />

troost ons niet weinig in <strong>de</strong> dagen van droefheid, dagen dat het zwart ziet in <strong>de</strong> ziel,<br />

die zich tamelijk dikwijls laten tellen, ondanks <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> zon. Wilt U geloven dat<br />

ik alweer heimwee heb naar mijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland en Betty ook? Dat wij heen<br />

zou<strong>de</strong>n willen vluchten... ergens naar toe... maar naar Italië?? Desalniettemin is een<br />

mens verstandig en vol moed, hij houdt zich met <strong>de</strong> villa bezig, hij wordt niet<br />

ongeduldig over traaghe<strong>de</strong>n van Nice, noch zelfs over <strong>de</strong>zulke van Florence! Laat<br />

mij U danken, o Gij zeer dierbare dierbare, die met zaken belast zijt, <strong>voor</strong> Uw waken<br />

over <strong>de</strong> marmers van Carrara: zij zullen op tijd arriveren... wees niet bang! God, als<br />

ik al die metselaars, schoorsteen vegers etc. zie, dat ik dan klaar zou willen zijn <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Ie October! Enfin, laten wij hopen, dat het huis bewoonbaar zal zijn. Ook al is het<br />

dan niet geheel tot in <strong>de</strong> kleine détails. In afwachting van <strong>de</strong>ze schone toekomst,<br />

maken wij, zoals U, een zomer door die werkelijk uit te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


353<br />

hou<strong>de</strong>n is; <strong>de</strong> maand Juni is god<strong>de</strong>lijk geweest, ook wij zijn begunstigd gewor<strong>de</strong>n<br />

door enkele plezierige, kleine onwe<strong>de</strong>rs, die verfrissing schenken; en <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> zeekust, met muziek en publiek van Nice, zijn, zoal niet van een Venetiaanse<br />

charme, dan toch zoete ogenblikken dat men zeer hera<strong>de</strong>mt. Kortom wij lij<strong>de</strong>n niet,<br />

en zo ik een droom koester, nog maar pas ontloken, dan is het <strong>de</strong>ze: indien ons<br />

werkelijk het grote geluk ten <strong>de</strong>el vale dat wij U zullen zien arriveren, - komt U zich<br />

dan bij ons nestelen, ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zomer, zoek niet naar een goedkoop klein gat, en<br />

laten wij <strong>de</strong> vlucht nemen naar Parijs in September!! God, dat zou zijn na een jaar!!!<br />

Plannen... dromen... en misschien niets... het niets... het grote niets... Lieve vriendin,<br />

ik tracht vrolijk te zijn, maar dit gelukt mij slechts matig.’<br />

Zijn nieuwe huis heeft <strong>Couperus</strong> in mei 1910 beschreven in <strong>de</strong> schets <strong>Een</strong><br />

vervelen<strong>de</strong> morgen. 8 Hij vertelt daarin zo ge<strong>de</strong>tailleerd over zijn eigen slaap- en zijn<br />

werkkamer, dat wij er niet aan <strong>voor</strong>bij mogen gaan. Niet vaak geeft hij ons een<br />

nauwkeurige beschrijving van <strong>de</strong> omgeving waarin zijn brieven en zijn proza<br />

neergepend wer<strong>de</strong>n. - In zijn slaapkamer had hij een lang en breed bed, niet te hard,<br />

niet te zacht, terwijl <strong>de</strong> kussens navenant waren. Om zijn spon<strong>de</strong> heen had hij een<br />

witte klamboe gedrapeerd. In nukkige buien was hij er <strong>de</strong>sondanks niet tevre<strong>de</strong>n<br />

over: ‘In mijn bed is iets i<strong>de</strong>aals. En toch slaap ik er weinig in, en is ie<strong>de</strong>r hôtelbed<br />

mij welkom - omdat het niet mijn bed is, en ergens an<strong>de</strong>rs staat dan in mijn kamer.’<br />

Zijn stu<strong>de</strong>ervertrek was ‘een groote kamer, en zij komt met een perron uit op <strong>de</strong>n<br />

tuin. Zij ligt, als een rechtgeaar<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>rkamer op het Zui<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> zon stroomt er<br />

in - als zij stroomt. [...] Tegen een warm bruin fond staan een paar warme eiken<br />

meubels, uit kil Holland over verplaatst. Ik kan niet zeggen, dat zij gedijen, want alle<br />

Hollandsche eikenhout in Nice kraakt, dat het een lust heeft. Eikenhout schijnt een<br />

temperament te hebben <strong>voor</strong> vocht: hier barst alle eiken uit elkaâr. Toch hoop ik, dat<br />

mijn eikenhout het mijn leven wel uit zal hou<strong>de</strong>n. Maar het eikenhout moest eigenlijk<br />

notenhout zijn, zoo als het in Italië is. [...]<br />

Mijn kamer is amuzant. [...] Mijn kamer heeft geen stijl en is niet serieus, o gij<br />

ernstige litteraire collega. Toch gij, collectioneur, zoudt hier en daar interest nemen<br />

in mijn kamer. Hebt gij boven uw schrijftafel hangen een met goud doorweven<br />

paars-rood tafellaken zoo als bij galamaaldj<strong>de</strong>n aan het Siameesche hof wordt<br />

gebruikt? Welnu, dat heb ik. Ik heb het van mijn tante geërfd, en die had het in eigen<br />

han<strong>de</strong>n als souvenir<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


354<br />

in Batavia ontvangen van <strong>de</strong>n koning van Siam. 9<br />

De stof is ge-encadreerd in eiken fries, gebeeldhouwd, en vormt met twee<br />

zijbibliotheken een vierkant geheel.<br />

De stof, ze is mijn jeugd! Vroeger, toen wij heel jong waren, vertoon<strong>de</strong> ik met<br />

mijn nichtjes en neven tableaux-vivants bij Oom en Tante [<strong>Couperus</strong> verwijst hier<br />

naar zijn oom en tante Baud-<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Sophialaan], en die stof is geweest <strong>de</strong><br />

mantel van <strong>de</strong> koningin van Saba en ik weet niet welke mantel nog meer.<br />

Ik heb een antieke madonna van <strong>de</strong> Sieneesche school, en ik heb een ivoren<br />

madonna, en ik heb een fotografie van <strong>de</strong> Annonciatie van Lippo Memmi, en eenige<br />

geïllustreer<strong>de</strong> briefkaarten herinneren aan Filippino Lippi, maar meer dan christelijk<br />

is mijn kamer paganistiesch, met kleine Olympen hier en daar, waar alle <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

van Hellas in gips, marmer en terra-cotta, en brons en in fotografie broe<strong>de</strong>rlijk en<br />

zusterlijk rustig, pozeeren bij Romeinsche keizers op een ris, en Justinianus en<br />

Theodora, van <strong>de</strong> San Vitale van Ravenna.<br />

Zoo is het bijna onmogelijk zich in mijne tjopvolle kamer te vervelen, want ge<br />

hebt overal wat te zien; overal herinnert u iets aan Italië.’<br />

Het niet literair bezig zijn bekwam <strong>Couperus</strong> slecht. De briefjes aan Veen - wie<br />

hij <strong>de</strong> vertaling van Aristo<strong>de</strong>mos aanbood; zij is overigens nooit in boekvorm<br />

verschenen - hebben in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> onveran<strong>de</strong>rlijk een narrige toon. Wel bleef hij<br />

zijn uitgever in grote lijnen op <strong>de</strong> hoogte hou<strong>de</strong>n van zijn doen en laten. Zo zond hij<br />

hem een gedrukte kaart met <strong>de</strong> vermelding van <strong>de</strong> pensionon<strong>de</strong>rneming. Hij voeg<strong>de</strong><br />

er aan toe: 10 ‘Als er eens kennissen naar het Zui<strong>de</strong>n gaan, <strong>de</strong>nk dan aan ons en we<br />

zijn je dankbaar. [...] ik woon in een mooie Villa, word bediend als een prins, maar<br />

<strong>de</strong> contanten zijn schaars...’<br />

Het pension liep niet slecht. <strong>Een</strong> blauwe en een groene kamer reserveer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong>lopig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> dames Garzes, die hij bij herhaling uitnodig<strong>de</strong>. Maar<br />

tot zijn teleurstelling lieten zij het lelijk afweten. Het was <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw<br />

Lodomez, die niet wil<strong>de</strong> komen. <strong>Een</strong> door <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> New York Herald geplaatste<br />

advertentie had meer gevolg: er kondig<strong>de</strong> zich in november een Russische familie<br />

aan die nog <strong>voor</strong> het begin van <strong>de</strong>cember verwacht werd. 11 Het heeft iets komisch<br />

<strong>Couperus</strong> in zijn nieuwe rol bezig te zien. Ook Trudy uit Indië en haar dochter Edmée<br />

zou<strong>de</strong>n komen logeren, en hij schreef op 7 november 1908 aan Emma Garzes: ‘in<br />

<strong>de</strong>ze plotselinge verwachting bemerkt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


355<br />

men dat er nog veel ontbreekt om <strong>de</strong> kamers gerieflijk te maken. Ik hoop, dat <strong>de</strong><br />

eerste pensiongasten, die zo lief en zo toegeeflijk waren, een niet al te kwalijke indruk<br />

van ons huis hebben gekregen! Hun briefkaart uit Ventimiglia heeft mij gelukkig<br />

gerustgesteld! Ik ben er zeker van dat zij het zijn die ons geluk zullen brengen! U<br />

begrijpt: 6 personen, die men verwacht, dat vervult iemand met een beetje hoop - En<br />

<strong>de</strong> activiteit wordt hervat! Alle kamers zullen tot in alle kleinste détails voltooid<br />

wor<strong>de</strong>n, en er is veel te doen! Als <strong>de</strong> Russen nu maar komen! Uit <strong>de</strong> brief van <strong>de</strong><br />

mevrouw hebben wij een heel aangename indruk ontvangen; in het algemeen hou<strong>de</strong>n<br />

wij niet van Russen: maar haar bei<strong>de</strong> brieven hebben ons <strong>de</strong> zekerheid gegeven dat<br />

het heel rechtschapen mensen zijn, heel gedistingeerd. Laten wij hopen dat <strong>de</strong> brieven<br />

niet bedriegen!’<br />

Zowel <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen als die met <strong>de</strong> Florentijnse dames vertoont<br />

hierna, een betreurenswaardige lacune. Pas op 10 oktober 1909 schrijft <strong>Couperus</strong><br />

weer eens aan zijn uitgever. 12 Emma Garzes kreeg iets eer<strong>de</strong>r, in juli 1909, twee<br />

prentbriefkaarten van <strong>Couperus</strong> die toen in Siena verbleef. 13 Hoe het hem van<br />

november 1908 tot juli 1909 vergaan is, blijft enigszins een mysterie. Ongetwijfeld<br />

heeft Elisabeth het druk gehad met haar on<strong>de</strong>rneming. Hoe lang is Trudy gebleven?<br />

Heeft <strong>Couperus</strong> haar misschien op haar heen en weer gereis wel eens vergezeld?<br />

Trudy had Java op 20 oktober met <strong>de</strong> Rembrandt verlaten, samen met <strong>de</strong> nu<br />

tweeëntwintigjarige Edmée, die sinds mei ziek was en daarom naar Europa<br />

terugkeer<strong>de</strong>. 14 Na Nice wil<strong>de</strong> Trudy naar Lugano gaan, waar John Ricus en diens<br />

vrouw zich ophiel<strong>de</strong>n. Daarna naar Milaan, om er een vriendin op te zoeken. Tenslotte<br />

stond het Engelse eiland Wight op haar programma, waar haar nu vijfentwintig jaar<br />

ou<strong>de</strong> zoon John verbleef.<br />

Misschien kunnen wij over <strong>de</strong>ze duistere perio<strong>de</strong> toch nog iets te weten komen<br />

als wij <strong>Couperus</strong>' werk uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren nauwkeurig bestu<strong>de</strong>ren. Zo doet zijn<br />

vermelding van een reproduktie in zijn werkkamer die Justinianus en Theodora liet<br />

zien vermoe<strong>de</strong>n dat hij met Trudy on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Ravenna heeft bezocht, een uitstapje<br />

dat hij dan van Venetië uit zal hebben gemaakt. In<strong>de</strong>rdaad bezitten wij een drietal<br />

schetsen van zijn hand die Ravenna tot on<strong>de</strong>rwerp hebben. 15 Zij wor<strong>de</strong>n gevolgd door<br />

een opstel over Venetië. 16 De stukken zijn pas in oktober en november 1910<br />

gepubliceerd, en wel in De Locomotief. Curieus is daarnaast ook <strong>de</strong> reeks<br />

beschrijvingen van Avignon en omgeving, in 1910 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen<br />

maar pas in 1923 door <strong>Couperus</strong> in Proza I gebun<strong>de</strong>ld. 17 In<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


356<br />

1910 kan hij daar niet geweest zijn, en in 1908 ook moeilijk. Het ligt dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

hand <strong>de</strong>ze schetsen in 1909 te dateren, en ze te beschouwen als <strong>de</strong> vrucht van een<br />

paar reisjes met Trudy en Edmée. Elisabeth is toen vermoe<strong>de</strong>lijk niet van <strong>de</strong> partij<br />

geweest, daar zij moest zorgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gasten in het pension.<br />

Ravenna bracht <strong>Couperus</strong> ertoe zich meer in <strong>de</strong> late oudheid te verdiepen. Enkele<br />

antieke verhalen die later in Schimmen van schoonheid zijn opgenomen waren er het<br />

resultaat van. De doop 18 behan<strong>de</strong>lt keizer Constantijns bekering tot het christendom.<br />

De gladiator 19 speelt in <strong>de</strong> gladiatorenschool van Ravenna. Bei<strong>de</strong> verhalen zijn in<br />

1910 in Het Va<strong>de</strong>rland als feuilleton gepubliceerd. Ravenna zelf heeft <strong>Couperus</strong><br />

buitengewoon geboeid. Hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad 20 ‘zeer zeker een <strong>de</strong>r belangrijkste <strong>voor</strong><br />

hem, die historie en kunst bemint; zij is daarbij geheel eenig; zij is <strong>de</strong> eenige stad,<br />

waar sporen en herinneringen zijn overgebleven van <strong>de</strong> Gothische tij<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r Alarik,<br />

Ataulf en Theo<strong>de</strong>rik, van <strong>de</strong>n Byzantijnschen tijd, toen Ravenna <strong>de</strong> hoofdplaats was<br />

van <strong>de</strong>n exarch of ste<strong>de</strong>hou<strong>de</strong>r, terwijl <strong>de</strong> keizer rezi<strong>de</strong>er<strong>de</strong> te Konstantinopel; zij is<br />

overvol van kerken, mauzolea, mozaieken <strong>voor</strong>al uit die tij<strong>de</strong>n; zij is tevens overvol<br />

van herinneringen uit verschei<strong>de</strong>ne verle<strong>de</strong>ne perio<strong>de</strong>n, en zij is <strong>voor</strong> hem, die kunst<br />

en historie bemint, een onschatbaar kostbare plaats, ook al heeft zij geen treffen<strong>de</strong><br />

silhouet meer, als is zij uiterlijk een doo<strong>de</strong> stad wier dood, uiterlijk oppervlakkig,<br />

zelfs niet schoon is met <strong>de</strong> roeren<strong>de</strong> schoonheid van an<strong>de</strong>re doo<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n...’<br />

Avignon was weer heel wat an<strong>de</strong>rs. Hier herinner<strong>de</strong> hij zich zijn vroegere<br />

bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Petrarca, <strong>de</strong> eerste ‘mens’ uit het verle<strong>de</strong>n die <strong>voor</strong> hem geleefd<br />

had en met wie hij zich zozeer vereenzelvigd had dat hij een historische roman over<br />

hem had willen schrijven. 21 Tevens kwam zijn aan Petrarca en Laura gewij<strong>de</strong> poëzie<br />

hem weer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest, gedichten die nu ineens opnieuw <strong>voor</strong> hem begonnen te<br />

leven. Met een rijtuig reed hij naar Vaucluse. Nu zag hij ook zelf <strong>de</strong> Mont Ventoux.<br />

Zo werd <strong>de</strong>ze korte reis een uitstapje naar zijn jonge jaren.<br />

Tot schrijven kwam hij veel min<strong>de</strong>r. De rente van zijn kapitaal en <strong>de</strong> inkomsten<br />

uit het pension maakten het hem mogelijk te leven als een gentleman of leisure. Toch<br />

werd het hem langzamerhand dui<strong>de</strong>lijk dat hij zo niet kon <strong>voor</strong>tgaan. Hij moest iets<br />

te doen hebben. Daarbij bleven <strong>de</strong> financiën te krap naar zijn zin.<br />

Zo rijpte bij hem het plan op een an<strong>de</strong>re manier geld te gaan verdienen:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


357<br />

met echt journalistiek werk. Met Groot-Ne<strong>de</strong>rland bestond een afspraak dat hij niet<br />

in an<strong>de</strong>re tijdschriften zou publiceren tenzij bij hoge uitzon<strong>de</strong>ring. Daar lagen dus<br />

ver<strong>de</strong>r geen mogelijkhe<strong>de</strong>n. Couranten echter vielen daar buiten. In <strong>de</strong> loop van 1909<br />

kwam hij er zo toe on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen aan te knopen met Het Va<strong>de</strong>rland. Na Eline<br />

Vere had hij daar niets meer in geschreven. De resultaten kennen wij: een jarenlange,<br />

schier onon<strong>de</strong>rbroken stroom van wekelijkse ‘feuilletons’ - verhalen en causerieën<br />

- die op 27 november 1909 van start ging. Afgezien van enkele on<strong>de</strong>rbrekingen is<br />

hij er tot aan zijn dood mee doorgegaan. 22<br />

In juli 1909 brachten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth opnieuw hun vakantie in Siena door.<br />

Blijkbaar liet hun ‘bedrijfje’ dat toe. Zij logeer<strong>de</strong>n er in Pensione Chiusarelli, waar<br />

zij twee kleine kamers had<strong>de</strong>n met uitzicht op <strong>de</strong> kathedraal, volgens <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong><br />

mooiste van Italië. Hij trad er frequent binnen bij <strong>de</strong> banketbakker Mosca, van wiens<br />

taartjes hij nauwelijks af kon blijven. Daarnaast smaakte hij het genot van dagelijkse<br />

rijtoeren met <strong>de</strong> koetsier Ferruccio Mantovane. Deze bracht hem en zijn vrouw in<br />

<strong>de</strong> campagna buiten Siena, volgens <strong>Couperus</strong> 23 ‘aanbid<strong>de</strong>lijk en weel<strong>de</strong>rig met haar<br />

korenvel<strong>de</strong>n, haar wijngaar<strong>de</strong>n en het silhouet harer ou<strong>de</strong> kloosters; ja, waarlijk, het<br />

is wel uit te hou<strong>de</strong>n, ondanks <strong>de</strong> twijfelachtige zin<strong>de</strong>lijkheid van Chiusarelli’. - Op<br />

een van <strong>de</strong>ze toeren trof hem een vierkant kasteel, dat Quattro Torri heette. Het werd<br />

in<strong>de</strong>rdaad gemarkeerd door vier imposante hoektorens en lag bijzon<strong>de</strong>r romantisch<br />

in het heuvelland. 24<br />

Nogmaals nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Florentijnse dames uit. Wil<strong>de</strong>n zij niet naar Siena<br />

komen? - Maar opnieuw lieten zij hem in <strong>de</strong> steek: een zeventienjarige neef van<br />

Emma, Mario Rossi geheten - zoon van haar zuster - , was ernstig ziek en zij kon<br />

haar zuster niet alleen laten. <strong>Couperus</strong> betreur<strong>de</strong> het. Zo graag was hij met haar in<br />

het rijtuig van Ferruccio naar <strong>de</strong> ruïnes van <strong>de</strong> abdij San Galgano gere<strong>de</strong>n, ‘drie uren<br />

heen, drie uren terug, bij het schijnsel van <strong>de</strong> maan’. Het is er niet van gekomen.<br />

Toen hij zelfs geen antwoord kreeg, hield hij er ernstig rekening mee dat <strong>de</strong> dames<br />

zich misschien grote zorgen om <strong>de</strong> zieke Mario maakten.<br />

Naar <strong>Couperus</strong>' oor<strong>de</strong>el was het pension Chiusarelli zo vies, dat hij met Elisabeth<br />

spoedig naar Florence verhuis<strong>de</strong>. Daar hebben zij <strong>de</strong> dames opgezocht. Zij wer<strong>de</strong>n<br />

er bij die gelegenheid onthaald op een pasticcio die, zoals wij nog zullen zien, in <strong>de</strong><br />

literatuur vereeuwigd is. Spoedig<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


358<br />

moesten zij echter al weer terug naar Nice. Op Maria Hemelvaart schreef <strong>Couperus</strong><br />

aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez: 25 ‘Wij vergeten U niet: vandaag is het Uw naamdag,<br />

<strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r Assunta, en ik kom U zeggen hoeveel wij van U hou<strong>de</strong>n, met gelukwensen<br />

<strong>voor</strong> U en <strong>voor</strong> allen, die U dierbaar zijn. Ik hoop levendig dat U <strong>de</strong>ze dag zult vieren<br />

temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Uwen, zon<strong>de</strong>r ongerustheid over <strong>de</strong> jonge zieke. Wat ons betreft,<br />

wij berusten in Nice <strong>voor</strong> het ogenblik, waar het niet warmer is dan el<strong>de</strong>rs. Wij zijn<br />

zeer gelukkig enkele weken te hebben doorgebracht in ons aanbe<strong>de</strong>n Italië - waarlijk,<br />

<strong>de</strong> vakantie was niet bedorven, Signora Emma! - ; te Ventimiglia, <strong>de</strong> grens passerend,<br />

voel ik altijd - tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> terugkeer wel te verstaanmijn hart ineenkrimpen, alsof ik<br />

iets verlaat, dat mij uiterst dierbaar is... En dan zeg ik in mijzelve: wanneer zal ik<br />

terugkeren... naar Italië?... Wreed raadsel, maar laten wij altijd blijven hopen! Voor<br />

het ogenblik nemen wij rust; dit grote huis is een beetje triest, maar het is koel: Betty<br />

houdt zich wat bezig met haar toilet, <strong>voor</strong> zij zich gaat occuperen met het huis en<br />

met <strong>de</strong> herinstallatie. Overdag gaan wij bijna niet uit; tegen vijf uur is het heerlijk in<br />

<strong>de</strong> tuin, en <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zeekust zijn fris, er zijn zelfs mensen en er is muziek!<br />

Lieve Mevrouw, laat mij U nogmaals danken <strong>voor</strong> Uw charmante ontvangst - <strong>de</strong><br />

pastei blijft onvergetelijk! - ; vergeet ons niet.’ In een postscriptum brengt hij zijn<br />

groeten over aan een zekere Donati, evenals aan Emma's zuster, Signora Rossi.<br />

In <strong>de</strong> loop van oktober ontving Veen in Amsterdam een brief van zijn auteur die<br />

hem bewees dat het bloed van een schrijver altijd weer kruipt waar het niet kan gaan. 26<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hem namelijk mee dat hij <strong>voor</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland een aantal schetsen<br />

aan het schrijven was, die hij later wil<strong>de</strong> verzamelen in twee bun<strong>de</strong>ls met als<br />

<strong>voor</strong>lopige titels Antieke verhalen en Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren. Elke bun<strong>de</strong>l<br />

hoopte hij ongeveer even groot te maken als vroeger <strong>de</strong> omvang van zijn romans<br />

was. Hij verlang<strong>de</strong> te weten of Veen iets <strong>de</strong>rgelijks wil<strong>de</strong> uitgeven. En <strong>voor</strong>al ook<br />

wat hij er in dat geval <strong>voor</strong> wenste te betalen. Bij negatief antwoord was <strong>Couperus</strong><br />

van plan, zo voeg<strong>de</strong> hij er dreigend aan toe, zich onmid<strong>de</strong>llijk tot een an<strong>de</strong>re uitgever<br />

te wen<strong>de</strong>n.<br />

Toen Veen antwoord<strong>de</strong> dat hij dan toch nog liever een roman had, antwoord<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, op een toon die niets had van <strong>de</strong> charme waarmee hij aan zijn Italiaanse<br />

vriendinnen placht te schrijven: 27 ‘Te wachten tot ik een roman zoû hebben, kan ik<br />

niet, om <strong>de</strong> eenvoudige re<strong>de</strong>n, dat ik vast van plan ben nooit meer een roman te<br />

schrijven. Het Hollandsche publiek,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


359<br />

dat mijn beste boeken niet koopt, is mij heusch niet waard <strong>de</strong> tension d'esprit, die<br />

noodig is <strong>voor</strong> een groot werk. Ik ben weêr gaan schrijven, om het geld. Ons huis<br />

gaat goed, maar ik heb <strong>voor</strong> mijzelf te veel geld noodig, om op te willen maken wat<br />

mijn vrouw met haar nieuwe arbeid verdient. Ik schrijf dus geregeld, ie<strong>de</strong>ren dag,<br />

mijn vier, vijf bladzij<strong>de</strong>n, om geld. Om geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n. In Groot-Ne<strong>de</strong>rland zullen<br />

ie<strong>de</strong>ren maand mijn stukken verschijnen: ver<strong>de</strong>r in enkele couranten. Daar wil ik<br />

bun<strong>de</strong>ls van maken. Wilt gij ze uitgeven, heel goed: zeg dan, wat ge er <strong>voor</strong> geven<br />

wilt: grootte, 2 <strong>de</strong>elen, als <strong>de</strong> vroegere romans. Wilt gij ze liever niet hebben, dan<br />

ben ik wel genoodzaakt naar een an<strong>de</strong>r uit te zien. Ik heb propozities van een jong<br />

uitgevertje. Ik zoû het vervelend vin<strong>de</strong>n je te verlaten, heel vervelend zelfs, maar<br />

een mensch schikt zich in veel. Ver<strong>de</strong>r geloof ik, dat ik genoeg talent heb, om zelfs<br />

in die kleine maakschetsjes en novelletjes iets goeds te geven. Eerlijker kan ik niet<br />

zijn.’<br />

Na<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen volg<strong>de</strong>n, door <strong>Couperus</strong> gevoerd op onveran<strong>de</strong>rlijk<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> onaangename toon. Ze eindig<strong>de</strong>n natuurlijk met het beken<strong>de</strong> refrein: 28<br />

‘Gaarne vernam ik nog of ge mij da<strong>de</strong>lijk het honorarium zoû kunnen doen<br />

toekomen...’ In een volgen<strong>de</strong> brief heette het zelfs: 29 ‘Ik moet absoluut nog <strong>de</strong>ze<br />

maand ƒ 1200,- <strong>voor</strong>schot ontvangen [...] dit <strong>voor</strong>schot is <strong>de</strong> hoofd<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> [...].<br />

Antwoord mij nu per ommegaan<strong>de</strong>, zakelijk en beslist. Ik heb namelijk al mijn geduld<br />

geoefend, om met je in relatie te blijven, maar kan nu niet langer wachten.’ <strong>Couperus</strong><br />

kon <strong>de</strong> uitgave in boekvorm echter pas <strong>voor</strong> over een jaar garan<strong>de</strong>ren, wat dus inhield<br />

dat hij bezig was zich opnieuw in <strong>de</strong> financiële nesten te werken. Veen aarzel<strong>de</strong> met<br />

grote aarzeling. Tenslotte bood hij ƒ 840,-. <strong>Couperus</strong> ging daar op in, met <strong>de</strong> niet erg<br />

overtuigend klinken<strong>de</strong> afdoener: 30 ‘Ik zoû el<strong>de</strong>rs een paar hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n meer<br />

kunnen krijgen, maar wil daar<strong>voor</strong> onze relaties niet afbreken.’<br />

De in <strong>de</strong> oudheid spelen<strong>de</strong> verhalen die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> geschreven heeft<br />

leren ons weinig nieuws over hem. An<strong>de</strong>rs staat het met <strong>de</strong> biografische schetsen,<br />

‘waarin ik zelve meestal hoofdpersoon ben: reisimpressies, kleine avonturen etc.’.<br />

Zijn reisindrukken vertellen ons veel over wat hem in Italië en Frankrijk boei<strong>de</strong> en<br />

zij doen dat op on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijze. <strong>Couperus</strong> als causeur is bepaald niet <strong>de</strong> slechtste<br />

<strong>Couperus</strong>. De niet min<strong>de</strong>r virtuoze en bijzon<strong>de</strong>r aantrekkelijke kleine avonturen<br />

bevatten echter, naast elementen uit <strong>de</strong> werkelijkheid, zoveel fantasie, dat zij ons<br />

maar al te gemakkelijk mislei<strong>de</strong>n. Het meest intrigeren<strong>de</strong> probleem<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


360<br />

wordt daarbij ongetwijfeld gevormd door <strong>de</strong> telkens terugkeren<strong>de</strong> trits figuren Elettra,<br />

Orlando en Jan.<br />

Wat <strong>de</strong> namen van Orlando en Elettra betreft het volgen<strong>de</strong> (‘Jan’ komt hierna nog<br />

ter sprake). Als achternaam heeft <strong>Couperus</strong> het wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Orlandini bedacht. Moge<br />

<strong>de</strong> overgang van Emma naar Elettra niet al te raadselachtig zijn, min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk is<br />

die van Giulio naar Orlando. <strong>Couperus</strong> blijkt zich in dit geval een literair grapje te<br />

hebben veroorloofd.<br />

Hij moet <strong>de</strong> fantasienaam Orlando Orlandini namelijk ontleend hebben aan een<br />

dikke roverroman van Christian Vulpius (1762-1827). Nadat <strong>de</strong>ze schrijver roem<br />

had verworven met <strong>de</strong> roman Rinaldo Rinaldini, <strong>de</strong>r Räuberhauptmann (1797 e.v.),<br />

publiceer<strong>de</strong> hij in 1802 het veel min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> boek Orlando Orlandini. (Rinaldo<br />

Rinaldini werd herhaal<strong>de</strong>lijk herdrukt, en ook in het Ne<strong>de</strong>rlands vertaald, dit in<br />

tegenstelling tot Orlando Orlandini. Daarnaast verschenen verhalen van an<strong>de</strong>ren<br />

waar Rinaldo en Orlando een rol in speel<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> beken<strong>de</strong> navolger was C.F. Busch,<br />

die in 1853 een Morando Morandini publiceer<strong>de</strong>. 31 )<br />

Vulpius' Orlando Orlandini verscheen in 1802 anoniem. De naamover-eenkomst<br />

is natuurlijk geen toeval, <strong>voor</strong>al omdat <strong>Couperus</strong> in een van <strong>de</strong> schetsen zijn vriend<br />

zelf expressis verbis met een rover vergelijkt. In Van Orlando's viooltjes 32 trekt Gigi<br />

hem een opmerkelijke vermomming aan: ‘Het is een bruin fluweelen korte broek,<br />

beenwindselen, een heerlijk vuil zij<strong>de</strong>n hemd, met groen fluweelen bretels en een<br />

blauw fluweelen buisje, een roo<strong>de</strong>n doek, een groote slappe vilten hoed met een veêr:<br />

<strong>de</strong> tinten zijn heerlijk vies en groezelig, en Orlando, die zich goedig laat mommen,<br />

ziet er in dit alles uit als van brons, met zijn vrolijke, vlammen<strong>de</strong>, glimlachen<strong>de</strong>, om<br />

Gigi geamuzeer<strong>de</strong> oogen... een bronzen roover, door wien gaarne ie<strong>de</strong>re vrouw<br />

beroofd zoû willen wor<strong>de</strong>n!’<br />

<strong>Een</strong> dui<strong>de</strong>lijker verwijzing naar <strong>de</strong> - geraffineerd genoeg niet genoem<strong>de</strong> -<br />

roversroman van Vulpius is nauwelijks <strong>de</strong>nkbaar. Men zou overigens blind moeten<br />

zijn om in <strong>de</strong> relatie van <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n, althans zoals <strong>Couperus</strong> dit <strong>voor</strong>stelt, geen<br />

erotisch getinte betrekking te willen zien. Of dit ook van <strong>de</strong> kant van Orlando zo<br />

geweest is? In het zui<strong>de</strong>n zijn vriendschappen vrijer, losser en min<strong>de</strong>r terughou<strong>de</strong>nd<br />

dan in het noor<strong>de</strong>n doorgaans het geval is, terwijl zij daarbij toch ‘normaal’ blijven,<br />

wat daar dan ook on<strong>de</strong>r verstaan moge wor<strong>de</strong>n.<br />

Orlando heeft een warme, spontane natuur. Desondanks blijft er van zijn kant naar<br />

het lijkt toch een zekere reserve gehandhaafd. Wie goed<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


361<br />

oplet, constateert bij Orlando wel innige vriendschap, maar nergens intimiteit die<br />

sterkere accenten aanneemt. Erotiek en seksualiteit blijven geschei<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> schets als Intimiteiten, nog uit 1907, waarin <strong>Couperus</strong> uiteenzet hoe Italiaans<br />

hij zich voelt, is van begin tot eind een dagboekblad zon<strong>de</strong>r enig verdichtsel. Michele<br />

daarentegen, dat in maart 1907 moet spelen, kan <strong>voor</strong> het grootste <strong>de</strong>el verzonnen<br />

zijn, hoewel <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> er in behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> opvoering door Scarpetta zon<strong>de</strong>r twijfel<br />

zelf heeft meegemaakt. Geuren van heiligheid berust op zijn bezoek aan Assisi,<br />

eveneens uit 1907. Maar het verhaal op zichzelf is toch een romantische fantasie,<br />

zoals ook Impulsie en weifeling en Mars en Venus dat zijn. Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis<br />

kan weer groten<strong>de</strong>els op werkelijkheid berusten, evenals het raam van het kerstverhaal<br />

Zeliah, dat in <strong>de</strong>cember 1909 ontstaan moet zijn. Over betrouwbare criteria om het<br />

werkelijkheidsgehalte in al dit werk te toetsen beschikken wij doorgaans niet. Voor<br />

zover wij die illusie nog mochten koesteren, doet <strong>de</strong> eerste helft van Bekentenissen<br />

- over <strong>de</strong> leugen als principe - die wel teniet. Paradoxaal genoeg moet <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft daarvan weer als een volstrekt waarheidsgetrouw dagboekblad beschouwd<br />

wor<strong>de</strong>n. Er spreekt resignatie en levenswijsheid uit, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond van <strong>Couperus</strong>'<br />

wezen, die het hem mogelijk maakte na <strong>de</strong>sillusies vroeg of laat toch altijd weer<br />

moed te vatten en ver<strong>de</strong>r te gaan.<br />

Intrigerend blijft <strong>de</strong> eerste reeks samenhangen<strong>de</strong> Orlandoverhalen, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />

De lof <strong>de</strong>r luiheid. 33 Orlando, hoewel gebaseerd op Giulio Lodomez, leeft en han<strong>de</strong>lt<br />

groten<strong>de</strong>els bij <strong>de</strong> gratie van <strong>Louis</strong>' fantasie. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> Elettra. Emma<br />

Garzes mag dan mo<strong>de</strong>l gestaan hebben, veel meer is het doorgaans niet geweest. Dit<br />

gaat niet min<strong>de</strong>r op <strong>voor</strong> hun landhuis Quattro-Torre. Het kasteel van die naam buiten<br />

Siena wordt tot fantasiekasteel: 34 ‘Je m'achète un château pour l'été prochain et je<br />

vous invite!’ In De lof <strong>de</strong>r luiheid situeert <strong>Couperus</strong> het ‘twintig kilometer af van<br />

Siena, en gelegen aan <strong>de</strong> zee’. Hiermee verraadt hij zijn literaire fantasie. Hemelsbreed<br />

ligt <strong>de</strong> zee een zeventig kilometer van Siena verwij<strong>de</strong>rd, en <strong>de</strong> echte Quattro Torri -<br />

<strong>Couperus</strong>' Italiaans liet te wensen over! - bevindt zich mid<strong>de</strong>n in het land en bovendien<br />

niet vlakbij Cecina.<br />

Orlando, Elettra, hun bedien<strong>de</strong>n en hun landhuis behoren groten<strong>de</strong>els tot het gebied<br />

van <strong>de</strong> gelogen droom. Orlando is daarin <strong>de</strong> gefantaseer<strong>de</strong> grote vriend, die wel<br />

bestaan heeft maar niet in <strong>de</strong>ze volmaaktheid. Hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


362<br />

wordt bijna tot een god, in wiens bijzijn <strong>Couperus</strong> ineens verrukkelijk gitaar kan<br />

spelen, lie<strong>de</strong>ren improviseert, beter slaapt (en dat nog wel half naakt), zwemt (geheel<br />

naakt) en meer van dit soort dingen, die <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> nooit gelezen Freud<br />

ongetwijfeld naar het terrein <strong>de</strong>r wensdromen zou verwezen hebben. Omgekeerd is<br />

Orlando bereid Hollands te leren om Gigi's boeken te kunnen lezen. Hij oefent zich<br />

op Dionyzos, zoals Luigi Siciliani dit eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed. 35 Dat Orlando D'Annunzio's Fedra<br />

in <strong>de</strong> boekenkast heeft staan verwon<strong>de</strong>rt ons niet: <strong>Couperus</strong> las het werk <strong>voor</strong> aan<br />

<strong>de</strong> dames Garzes-Lodomez. 36 Intussen is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, vermomd als<br />

Brigida, in <strong>de</strong> keuken bezig <strong>de</strong> heerlijkste pasticcio aller tij<strong>de</strong>n te berei<strong>de</strong>n. Het is <strong>de</strong><br />

pastei die <strong>Couperus</strong> in juli 1909 bij zijn vriendinnen te Florence heeft verorberd. 37<br />

Toen was Elisabeth daar ook. In het verhaal kon zij gemist wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> schaduw<br />

van <strong>de</strong> grote vriend werd haar aanwezigheid, zoals <strong>de</strong> wensdroom verra<strong>de</strong>rlijk<br />

dui<strong>de</strong>lijk maakt, overbodig.<br />

Van tijd tot tijd oefent Orlando in zijn Sport-Palace zijn formidabele spieren.<br />

Kapitaalkrachtig is hij ook al, en Gigi hoopt heimelijk dat hij hem in het najaar op<br />

een reisje naar Egypte zal trakteren. Maar daar loopt Orlando niet in. Gigi bou<strong>de</strong>ert<br />

als een kind en vertrekt. Pas in De slag 38 komt hij weer terug, ook nu zon<strong>de</strong>r Elisabeth.<br />

Met nadruk wordt <strong>voor</strong>ts Orlando's auto genoemd. Heliogabalus heeft nu dus<br />

ein<strong>de</strong>lijk zijn wagenmenner gevon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> man die alles kan. De werkelijkheid was<br />

an<strong>de</strong>rs. Het is in <strong>de</strong>ze jaren steeds maar een heel korte tijd geweest dat <strong>Couperus</strong> in<br />

Italië kon verblijven. En hoe vaak heeft hij daar toen Giulio Lodomez ontmoet? Deze<br />

woon<strong>de</strong> niet bij zijn zuster en zijn moe<strong>de</strong>r in. Met <strong>de</strong> laatste is hij gebrouilleerd<br />

geraakt. Dit verklaart, zoals reeds aangestipt, het ontbreken van zijn naam in <strong>de</strong><br />

brieven; <strong>voor</strong> zover die dan bewaard zijn.<br />

Komisch is <strong>de</strong> vondst om Orlando en Elettra tevens een appartement in Rome te<br />

laten bezitten. Het zou zich zogenaamd in <strong>de</strong> Via Fontanella di Borghese bevin<strong>de</strong>n.<br />

In werkelijkheid betreft het hier het pension Hallier, waar <strong>Couperus</strong> een paar maal<br />

heeft gelogeerd, zodat hij <strong>de</strong> couleur locale ervan goed ken<strong>de</strong>. 39 Alweer zon<strong>de</strong>r<br />

Elisabeth reist <strong>de</strong> literaire Gigi daarheen, en hij wordt er door Orlando ontvangen<br />

met vele schalen maartse viooltjes. 40 <strong>Een</strong> grapje apart in <strong>de</strong> tekst is, dat Gigi aan het<br />

station in <strong>de</strong> regen wordt opgewacht door diens Romeinse koetsier: <strong>de</strong> man blijkt<br />

nota bene... Giulio te heten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


363<br />

Het verhaal over <strong>de</strong> hond Nerone lijkt geïnspireerd te zijn, niet op een hond van<br />

Giulio Lodomez, maar op <strong>de</strong> hond van Cyriel Buysse, Bos geheten. Met dit dier had<br />

<strong>Couperus</strong>, zoals wij al zagen, onaangename ervaringen opgedaan. Bos kon sindsdien<br />

in zijn ogen geen goed meer doen en werd door hem <strong>voor</strong> eeuwig verdoemd. 41 Nerone<br />

is <strong>de</strong> eerste en laatste hond geweest waar <strong>Couperus</strong> min of meer uitvoerig aandacht<br />

aan heeft willen beste<strong>de</strong>n - met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> her<strong>de</strong>rshond Brinio, die hem in<br />

zijn laatste levensdagen gezelschap zou hou<strong>de</strong>n. Behalve bij Buysse heeft <strong>Couperus</strong><br />

nergens zulke hondse ervaringen opgedaan.<br />

Al <strong>de</strong>ze verhalen - <strong>de</strong> reeks wordt afgesloten door Over <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s lichaams<br />

en <strong>de</strong>szelfs vertuitingen, 42 dat plotseling in Florence speelt, omdat Emma Garzes en<br />

Giulio daar nu eenmaal woon<strong>de</strong>n; het gefingeer<strong>de</strong> appartement te Rome komt ver<strong>de</strong>r<br />

niet meer ter sprake - heeft <strong>Couperus</strong> geschreven in <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n van 1909 en<br />

misschien ook nog in het begin van 1910. In <strong>de</strong> geest leef<strong>de</strong> hij zo weer in zijn geliefd<br />

Italië. Toen <strong>de</strong> schetsen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen en hij Giulio er van op <strong>de</strong><br />

hoogte stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze als Orlando <strong>de</strong> literatuur was binnengetre<strong>de</strong>n, nam <strong>de</strong>ze hem<br />

dat aanvankelijk niet in dank af. Tenminste, als wij <strong>Couperus</strong> zelf mogen geloven,<br />

die dit later eens aan Pier Pan<strong>de</strong>r heeft verteld. 43 De oorzaak van die wrevel zal min<strong>de</strong>r<br />

gelegen hebben in het feit op zichzelf, dan in het homo-erotische aroma waar dit<br />

proza niet slechts mee besprenkeld, maar van doordrenkt is.<br />

Het tijdschrift heeft daar blijkbaar min<strong>de</strong>r moeite mee gehad. In het veelgelezen<br />

Va<strong>de</strong>rland was <strong>Couperus</strong> aanvankelijk wat <strong>voor</strong>zichtiger. Voor <strong>de</strong> courant bewaar<strong>de</strong><br />

hij klassieke verhalen als De balling te Tomi 44 en Cameeën. 45 <strong>Een</strong> reeks schetsen, die<br />

hij Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> blauwe kust heeft genoemd, 46 had ook al een zeer onschuldige<br />

inhoud. Het zijn opstellen waarin hij allerlei over zijn leven in Nice vertelt, over zijn<br />

ochtendflânerie op <strong>de</strong> Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais, over won<strong>de</strong>rlijke mensen die hij er<br />

ken<strong>de</strong> of tij<strong>de</strong>ns een diner ontmoette. Spotzucht en <strong>de</strong> nodige kritiek verra<strong>de</strong>n dat<br />

hij na al die jaren op Nice uitgekeken begon te raken: ‘Het weêr en <strong>de</strong> menschen,<br />

dat zijn <strong>de</strong> twee eenige bekoringen,’ zo verzucht hij zelfs op een gegeven ogenblik.<br />

Zijn beschrijving van het carnaval in <strong>de</strong> winter van 1910 47 - wij danken er <strong>de</strong><br />

datering aan van zijn nog altijd bewaar<strong>de</strong> roze smoking; roze was namelijk <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>geschreven kleur van dat seizoen 48 - leidt <strong>Couperus</strong> in met een belangrijke<br />

ontmoeting. Ten tonele verschijnt ineens een Hol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


364<br />

landse vriend, die van alles over het na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> feest wil weten. Op <strong>de</strong>ze wijze<br />

introduceert <strong>Couperus</strong> een nieuwe figuur die hij in zijn schetsen daarna bij herhaling<br />

laat optre<strong>de</strong>n: Jan. Al dikwijls heeft men er zich het hoofd over gebroken of <strong>de</strong>ze<br />

Jan op een volslagen fictie berust dan wel, als Orlando en Elettra, - die het carnaval<br />

heten mee te vieren: een fantasie van <strong>Couperus</strong>, daar althans Emma hem nooit in<br />

Nice is komen opzoeken - op een van zijn kennissen gebaseerd kan zijn. In 1951<br />

heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong> zoals wij al zagen aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg schriftelijk<br />

verzekerd: ‘Of Jan en Orlando werkelijk bestaan hebben? Ja zeker, en nog vele<br />

an<strong>de</strong>ren met hen. Sommige in werkelijkheid, an<strong>de</strong>re weer met veel fantasie er bij<br />

zooals alles wat uit het brein van een scheppend kunstenaar komt!’ <strong>Een</strong> overlevering<br />

wil daarnaast dat Jan geïnspireerd zou zijn op Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. Curieus genoeg<br />

is er aanleiding om aan <strong>de</strong>ze laatste bewering geloof te hechten. 49<br />

<strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> Wagen<strong>voor</strong>t al uit zijn vroege Haagse tijd. 50 Voor sommige van<br />

diens boeken had hij waar<strong>de</strong>ring, en hij heeft daar ook van getuigd. Nauwe relaties<br />

on<strong>de</strong>rhiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers niet. Het zou ook niet goed mogelijk zijn geweest<br />

daar Wagen<strong>voor</strong>t als journalist steeds van het ene land naar het an<strong>de</strong>re reis<strong>de</strong>. Hij<br />

leid<strong>de</strong> een onrustig bestaan. In april 1903 had <strong>Couperus</strong> hem uit Nice geschreven. 51<br />

‘Laten wij echter voeling hou<strong>de</strong>n, opdat wij elkaâr weer eens ontmoeten. Je bent <strong>de</strong><br />

èchte globe-trotter: ik ben maar een heel lui exemplaar.’ Juist het woord globetrotter<br />

doet ons <strong>de</strong> oren spitsen.<br />

In zijn auto<strong>biografie</strong> De vrijheidzoeker vertelt Wagen<strong>voor</strong>t over zichzelf, in <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon: 52 ‘Hij was <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlandsche journalist, die wat men noemt<br />

“reis<strong>de</strong>”, zoo dat hij, en dit erger<strong>de</strong> hem telkens, “<strong>de</strong> globetrotter” werd genoemd’.<br />

Dit zou op zichzelf nog niet veel hoeven te betekenen, en het verband met <strong>Couperus</strong>'<br />

vriend ‘Jan’ zou met dit als ‘bewijs’ ook niet zon<strong>de</strong>r meer gelegd mogen wor<strong>de</strong>n,<br />

ware het niet dat Wagen<strong>voor</strong>t even ver<strong>de</strong>r mee<strong>de</strong>elt: ‘Hij [Wagen<strong>voor</strong>t] was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche pers “Jan Globetrotter” gewor<strong>de</strong>n.’ Daar komt bij dat Wagen<strong>voor</strong>t<br />

omstreeks 1910, dus juist op het ogenblik waarop hij in <strong>Couperus</strong>' schetsen begint<br />

te verschijnen, zijn gereis en getrek wat begon te min<strong>de</strong>ren. Voorlopig ging hij in<br />

Rome wonen, 53 en trad daar op als Italiaans correspon<strong>de</strong>nt van De Nieuwe Courant<br />

en Het Nieuws. 54 Na een jaar verhuis<strong>de</strong> hij naar Florence, waar hij tot 1914 is<br />

gebleven. 55 In die jaren heeft <strong>Couperus</strong> hem daar zeer dikwijls ontmoet. Wagen<strong>voor</strong>t<br />

ver-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


365<br />

telt dat hij zelf dagelijks lange wan<strong>de</strong>lingen maakte: ‘Doch <strong>Louis</strong> werkte gewoonlijk's<br />

middags, en was ook <strong>voor</strong> geen lange wan<strong>de</strong>lingen te vin<strong>de</strong>n. Daarentegen was hij<br />

een geboren “Flaneur”. De twee vrien<strong>de</strong>n ontmoetten elkaar dus meestal tegen zes<br />

uur's avonds “in piazza”, dit wil zeggen: op het Victor-Emanuelplein, het hartje <strong>de</strong>r<br />

stad, waar “Peregrinus” [Wagen<strong>voor</strong>ts pseudoniem] een kwart eeuw te voren een<br />

<strong>de</strong>el van het Florentijnsche “Ghetto” gezien had. Haast elken dag een kwartier genoot<br />

<strong>de</strong>ze dus het geestige gezelschap van <strong>de</strong>n geestigsten causeur van zijn land, wiens<br />

kennis <strong>de</strong>r Romeinsche en Grieksche Oudheid hij bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.’ De twee schrijvers<br />

had<strong>de</strong>n soms zoveel pret, ‘dat <strong>Louis</strong>, die zijn spreken wel wat vaak doorspekte met<br />

Fransche uitdrukkingen, eens lachend uitriep: “cher ami, je schept <strong>de</strong>n room van mij<br />

af.”’<br />

Dat <strong>de</strong> Jan-figuur in<strong>de</strong>rdaad op Wagen<strong>voor</strong>t gebaseerd is, kan al met al nauwelijks<br />

betwijfeld wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> heeft het trouwens zelf min of meer bevestigd, toen hij<br />

in <strong>de</strong> schets Jan en Florence schreef: 56 ‘Als in <strong>de</strong>ze feuilletons, duikt hij ook<br />

sporadisch op in mijn leven. Van mijn schooltijd af, duikt Jan als een onverwachte<br />

perluuk door mijne dagen op. Het meest, als ik heelemaal niet aan hem <strong>de</strong>nk, als ik<br />

hem... vergeten ben. [...] Hij vertegenwoordigt <strong>voor</strong> mij een Hollandsch element van<br />

nuchterheid, gezond verstand, gemengd met een tikje zich niet toonen willend gevoel.<br />

Hij is werkelijk zéer waar<strong>de</strong>erbaar, in het buitenland.’<br />

Deze reeks meesterlijke schetsen, door <strong>Couperus</strong> gebun<strong>de</strong>ld in Van en over mijzelf<br />

en an<strong>de</strong>ren, 57 wissel<strong>de</strong> hij af met antieke verhalen. Hiermee vatte hij een oud plan<br />

weer op. In januari 1903 had hij Veen meege<strong>de</strong>eld Antieke sproken te willen<br />

schrijven, 58 en als figuren die tot on<strong>de</strong>rwerp kon<strong>de</strong>n dienen noem<strong>de</strong> hij toen Dionyzos,<br />

Afrodite en Herakles. Hiervan was Dionyzos uitgegroeid tot een roman. Over Afrodite<br />

had hij geschreven in het verhaal Adonis, in 1906 afgedrukt in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 59<br />

Herakles bewaar<strong>de</strong> hij nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst. Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l waarover hij<br />

met Veen had on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ld handhaaf<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> titel Antieke verhalen, die hij echter<br />

uitbreid<strong>de</strong> met Van go<strong>de</strong>n en keizers, van dichters en hetaeren. 60 Enkele schetsen<br />

hieruit - Cameeën en De balling te Tomi - plaatste hij eerst in Het Va<strong>de</strong>rland,<br />

respectievelijk in januari 1910 en <strong>de</strong>cember 1909. 61 De overige verhalen zijn in <strong>de</strong><br />

loop van 1910 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd. 62 Naast zijn ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Romeinse<br />

keizertijd, toont <strong>Couperus</strong> er een <strong>voor</strong>keur in, zoals eer<strong>de</strong>r al in <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong><br />

Endymion-cyclus, <strong>voor</strong> wat men wel noemt het Hellenistisch rococo. De volgor<strong>de</strong><br />

in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


366<br />

het boek is die van <strong>de</strong> tijdschriftpublikatie, en dus chronologisch wat het ogenblik<br />

van ontstaan betreft.<br />

Het kortste verhaal, Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes, is echter nergens eer<strong>de</strong>r<br />

verschenen. 63 Er zijn twee mogelijkhe<strong>de</strong>n. Enerzijds zou het verklaard kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

uit <strong>de</strong> inhoud. <strong>Couperus</strong> behan<strong>de</strong>lt er <strong>de</strong> anekdote in volgens welke <strong>de</strong> dichter Lucanus<br />

in een Romeinse latrine tij<strong>de</strong>ns het slaken van een formidabele wind een dichtregel<br />

van keizer Nero zelf zou hebben geciteerd (‘sub terris tonuisse putes’), om vervolgens<br />

zijn behoefte te gaan doen, nadat ie<strong>de</strong>reen op <strong>de</strong> vlucht was geslagen bij het aanhoren<br />

van een zo ongehoor<strong>de</strong> majesteitsschennis. Hebben <strong>de</strong> redacties van Het Va<strong>de</strong>rland<br />

en Groot-Ne<strong>de</strong>rland het amusante stukje onoirbaar gevon<strong>de</strong>n of durf<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zelf <strong>de</strong> publikatie ten overstaan van een zo groot publiek après tout niet aan? - Zo<br />

schrikachtig was hij toch niet. Het wél in het tijdschrift verschenen Van vagebon<strong>de</strong>n<br />

en schelmen eindigt trouwens eveneens met een wind. 64 Waarschijnlijker is daarom<br />

een an<strong>de</strong>re oplossing. Toen Veen <strong>de</strong> antieke verhalen drukte, hield hij enkele blanco<br />

pagina's over, <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> daar op 16 augustus 1910 op met: 65 ‘Ik zend U<br />

he<strong>de</strong>n nog een Antiek Verhaal en <strong>de</strong>nk, dat dit juist <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l vol maakt. Is het te<br />

weinig, dan zend ik er nog iets bij.’ De schets kan dus ontstaan zijn als vulling, zij<br />

het in dit geval een bladvulling die wel zeer gelukkig is uitgevallen! Men hoeft er<br />

<strong>Couperus</strong> niet meteen tot ‘Analerotiker’ om te diskwalificeren. Dit soort boertighe<strong>de</strong>n<br />

moge in <strong>de</strong> Victoriaanse tijd geen bon ton geweest zijn, <strong>de</strong> Romeinse literatuur trok<br />

er <strong>de</strong> neus bepaald niet <strong>voor</strong> op. Trouwens, tot en met Mozart heeft men in onze<br />

cultuur anale geestighe<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>biteerd zon<strong>de</strong>r dat iemand daar ooit door geschokt<br />

lijkt te zijn geraakt.<br />

Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes toont in zijn vrijmoedigheid dat geen zee <strong>Couperus</strong><br />

meer te hoog kon gaan. Met <strong>de</strong> huiskamer had hij al jaren eer<strong>de</strong>r afgerekend. Gewaagd<br />

<strong>voor</strong> die tijd moet, in Ne<strong>de</strong>rland althans, ook <strong>de</strong> schets Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen<br />

genoemd wor<strong>de</strong>n, een bewerking naar Petronius, wiens Satyricon <strong>Couperus</strong> toen al<br />

zeer intensief bestu<strong>de</strong>erd blijkt te hebben. Deze antieke roman, hoe fragmentarisch<br />

ook overgeleverd, was een kolfje naar zijn hand. Het genoegen dat hij schiep in<br />

erotische schil<strong>de</strong>ringen, <strong>voor</strong>al in sterk homo-erotisch gekleur<strong>de</strong> taferelen, kon hij<br />

nu uitleven on<strong>de</strong>r het etiket van Petronius' naam. Wat uit een schets als <strong>de</strong>ze nog<br />

eens dui<strong>de</strong>lijk blijkt, is het feit dat <strong>Couperus</strong> zich in <strong>de</strong> antieke wereld <strong>voor</strong>al zo thuis<br />

voel<strong>de</strong> omdat hij er volkomen zichzelf kon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


367<br />

zijn. Was De berg van licht al vrij van remmingen, nu ging <strong>Couperus</strong> zich nog eens<br />

grondig vermaken met <strong>de</strong> dartelste kanten van <strong>de</strong> oudheid. Moeiteloos leef<strong>de</strong> hij zich<br />

uit in alles wat zijn fantasie hem <strong>voor</strong>tover<strong>de</strong>. Hij kon zich daarbij op oerou<strong>de</strong><br />

hei<strong>de</strong>nse literaire tradities beroepen. Gefascineerd verdiepte hij zich steeds meer in<br />

het bonte antieke leven zoals dit zich in geschrifte aan hem <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed, met alle<br />

vrijmoedighe<strong>de</strong>n die hij in effigie had leren kennen in Pompeji en Herculaneum, en<br />

niet te vergeten in <strong>de</strong> Romeinse musea zelf. Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen kan gezien<br />

wor<strong>de</strong>n als niet alleen een preludium tot Antiek toerisme 66 , maar tevens als <strong>voor</strong>loper<br />

van De komedianten. 67 Het motief van on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> tweelingen, eer<strong>de</strong>r dan Petronius<br />

al door Plautus in diens Menaechmi toegepast, sprak hem buitengewoon aan omdat<br />

hij er hel<strong>de</strong>r <strong>de</strong> literaire mogelijkhe<strong>de</strong>n van zag. De losse, badineren<strong>de</strong> Petronius-stijl<br />

wist hij <strong>voor</strong>treffelijk te imiteren. Het Satyricon, met al zijn boosaardighe<strong>de</strong>n, venijn<br />

en twijfelachtige mores, was een tot dandyisme neigen<strong>de</strong> genieter als <strong>Couperus</strong> op<br />

het lijf geschreven. Met genoegen <strong>de</strong>ed hij <strong>voor</strong>lopig afstand van zijn hooggestem<strong>de</strong><br />

theosofisterijen.<br />

Juist met dit werk van kortere a<strong>de</strong>m heeft <strong>Couperus</strong> een ware scala van nieuwe<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n in zichzelf ont<strong>de</strong>kt. De meer beperkte vorm bleek hem zeer goed te<br />

liggen. Het stond hem een veel grotere afwisseling van themata en stemmingen toe.<br />

De korte schets paste bovendien uitnemend bij zijn nerveus karakter. Veel van dit<br />

werk wordt gekenmerkt door een spankracht die hemzelf misschien niet min<strong>de</strong>r<br />

verrast heeft dan <strong>de</strong> lezer. In <strong>de</strong>ze tijd schreef hij kleine meesterwerken als De<br />

naumachie 68 en De ou<strong>de</strong> Trofime 69 , verhalen die <strong>de</strong> eerste twee bun<strong>de</strong>ls wat hun<br />

omvang betreft al te boven gingen. Zijn grote scheppingskracht, gesteund door <strong>de</strong><br />

regelmaat waarmee hij werkte, <strong>de</strong>ed in korte tijd een niet eindigen<strong>de</strong> reeks kortere<br />

prozastukken ontstaan waarmee hij, zo heeft hij vlug ingezien, tal van bun<strong>de</strong>ls kon<br />

vullen. Recente en vroegere ervaringen reikten <strong>de</strong> stof aan, <strong>de</strong> rest <strong>de</strong>ed zijn fantasie.<br />

De onmetelijke schatkamers van Italië garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n even zovele onuitputtelijke<br />

bronnen <strong>voor</strong> beschrijvend proza over kunst en kunstenaars, ste<strong>de</strong>n en landschappen,<br />

nu eens belicht vanuit <strong>de</strong> oudheid, dan weer vanuit <strong>de</strong> renaissance. Soms ook kon<strong>de</strong>n<br />

zij met een meer mo<strong>de</strong>rne blik wor<strong>de</strong>n bezien, hoewel daar meteen aan toegevoegd<br />

moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong>, overtuigd ‘passatist’, met het Italië van zijn eigen tijd<br />

eigenlijk niet goed raad wist. 70 Evenmin gaf hij blijk van een geavanceer<strong>de</strong> smaak<br />

waar het contemporaine kunstuitingen betrof. Italië<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


368<br />

was <strong>voor</strong> hem één grote leerschool. Hier wil<strong>de</strong> hij steeds weer terugkeren. Geen<br />

won<strong>de</strong>r dat het leven in het mondaine maar ver<strong>de</strong>r niet interessante Nice hem op <strong>de</strong>n<br />

duur niet vol<strong>de</strong>ed. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>finitief afscheid begon steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen.<br />

In an<strong>de</strong>re opzichten gaf <strong>Couperus</strong> blijk van toch weer heel <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën.<br />

Zo schreef hij Veen op 3 mei 1910, nog uit Nice: 71 ‘Is er geen min<strong>de</strong>r gewichtig, dus<br />

luchtiger, en misschien ook goedkoper formaat te vin<strong>de</strong>n, om in <strong>de</strong>n vervolge mijn<br />

courantenfeuilletons na te drukken. Zoodat ik gemakkelijker die feuilletons, b.v.<br />

twee maal in het jaar, kan liqui<strong>de</strong>eren in een bun<strong>de</strong>l, gemakkelijk te koopen, laat mij<br />

rond-uit zeggen als spoorweg-lektuur? Ik zie in het buitenland soms zulke bun<strong>de</strong>ltjes,<br />

netjes en goedkoop, aan <strong>de</strong> kiosken liggen. Mijn importantere verhalen kunnen wij<br />

dan behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een bun<strong>de</strong>l “Novellen”. De feuilletons zou<strong>de</strong>n wij dan geregeld<br />

kunnen nadrukken in het min<strong>de</strong>r gewichtige formaat.’ - Bij herhaling is <strong>Couperus</strong><br />

hier op teruggekomen. Veen ging er echter niet onmid<strong>de</strong>llijk op in. Zo is het mogelijk<br />

geweest dat Korte arabesken in 1911 gepubliceerd werd door <strong>de</strong> ‘Maatschappij <strong>voor</strong><br />

goe<strong>de</strong> en goedkoope lectuur’ te Amsterdam, aan het hoofd waarvan L. Simons stond. 72<br />

De zwaluwen neêr gestreken... verscheen in een sobere editie bij Van Holkema en<br />

Warendorf. Veen had het nakijken.<br />

In zijn afzon<strong>de</strong>ring, steeds in het buitenland, dreig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> ook aan zijn familie<br />

te ontgroeien. Wel waren John Ricus en later Trudy en Edmée hem in Nice komen<br />

opzoeken, maar met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins in Den Haag kon hij alleen maar van tijd<br />

tot tijd brieven wisselen. 73 Soms waren <strong>de</strong> berichten verontrustend. In 1909 moest<br />

Catharina in Den Haag een blin<strong>de</strong>darmoperatie on<strong>de</strong>rgaan, wat in die dagen nog een<br />

hele gebeurtenis was, niet zon<strong>de</strong>r risico. Haar man Benjamin, zo heette het, werd<br />

oud. Daarover kon<strong>de</strong>n eveneens zorgen <strong>de</strong> kop opsteken. In<strong>de</strong>rdaad was <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

heer Vlielan<strong>de</strong>r Hein intussen al over <strong>de</strong> zeventig.<br />

Ook opgewekte berichten bereikten <strong>Couperus</strong> echter. Zo werd, in het zelf<strong>de</strong> jaar<br />

1909, zijn broer Frans op Java benoemd tot presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad van Justitie te<br />

Semarang. Lang is Frans echter niet in <strong>de</strong>ze functie werkzaam geweest. Hij werd<br />

kort daarna ziek, en wel zeer ernstig. Spoedig bleek het dat zich keelkanker bij hem<br />

ontwikkel<strong>de</strong>. In april 1910 zag hij zich genoodzaakt Indië vaarwel te zeggen. Nimmer<br />

echter heeft <strong>Couperus</strong>' broer het va<strong>de</strong>rland meer teruggezien. Op weg daarheen reis<strong>de</strong><br />

hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


369<br />

van Genua naar Zwitserland. Daar, in Bern, is hij op 24 mei's morgens om vijf <strong>voor</strong><br />

twaalf overle<strong>de</strong>n, drieënvijftig jaar oud. Hij werd ter plaatse op het Baumgarten-Friedh<br />

of begraven. Zijn elfjarig zoontje, ook al weer een John Ricus, is later on<strong>de</strong>r voogdij<br />

geplaatst van <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus, <strong>de</strong> oud-resi<strong>de</strong>nt van Djokja.<br />

<strong>Couperus</strong> moet het doodsbericht eind mei in Nice ontvangen hebben. Hoewel <strong>de</strong><br />

band met Frans niet sterk was, heeft diens overlij<strong>de</strong>n hem niet onberoerd gelaten. In<br />

<strong>de</strong>cember 1910 schreef hij te Nice, in <strong>de</strong> trieste schets Melancholieën: 74 ‘Wie zijn<br />

die schimmen, die verrijzen, daar in <strong>de</strong>n schemerschijn <strong>de</strong>r omkapte lampen, die<br />

tusschen <strong>de</strong> schaduwen <strong>de</strong>r meubelen uit tre<strong>de</strong>n, half belicht door <strong>de</strong> afglansingen<br />

<strong>de</strong>r kleine, dansen<strong>de</strong> vurefeeën over mijn houtvuur... Het zijn <strong>de</strong> schimmen <strong>de</strong>r<br />

Doo<strong>de</strong>n... Het zijn <strong>de</strong> schimmen van mijn grijzen Va<strong>de</strong>r, van mijn aanbe<strong>de</strong>n Moe<strong>de</strong>r;<br />

het zijn <strong>de</strong> schimmen van zuster, broêr en vriend... En tusschen hunne schimmen<br />

zijn het <strong>de</strong> bleeke geesten van <strong>de</strong> Her<strong>de</strong>nkingen... Want vòl is <strong>de</strong> kamer met geesten<br />

en schimmen... Mijn stille, staren<strong>de</strong> oogen zijn vol tranen en ik voel mij oud en moê<br />

en bang.’ - Zo herdacht hij toen zijn gestorven ou<strong>de</strong>rs, zijn zuster Johanna, <strong>de</strong> dood<br />

van Frans en zijn overle<strong>de</strong>n vriend Gerrit Jäger. Geconfronteerd met <strong>de</strong>ze bittere<br />

ernst zag hij vol angst <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom opdoemen. <strong>Couperus</strong>, nakomertje immers en als<br />

zodanig gedoemd altijd het jongste kind van <strong>de</strong> familie te blijven, vrees<strong>de</strong> ooit in<br />

diepe eenzaamheid, verlaten door allen die dan zou<strong>de</strong>n zijn heengegaan, oud te<br />

moeten wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Couperus</strong> is niet naar Bern gegaan. Misschien vond hij dat het geen zin had.<br />

Bovendien, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste twee weken van juli had hij al weer kamers geboekt in<br />

het alou<strong>de</strong> pension Rochat te Florence (Palazzo Niccolini). Hij hoopte daar Emma<br />

Garzes te zien. Maar blijkbaar verzuim<strong>de</strong> hij haar van zijn komst te verwittigen, want<br />

hij trof haar niet thuis toen hij haar een bezoek wil<strong>de</strong> brengen: Emma logeer<strong>de</strong> op<br />

dat moment met haar ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r te Viareggio in het Hôtel <strong>de</strong> Russie, hetzelf<strong>de</strong><br />

hotel waar Ouida eenmaal was afgestapt. 75 Dit elkaar mislopen verraadt dat <strong>Couperus</strong>'<br />

contacten met Orlando, die hem had kunnen inlichten, aanmerkelijk oppervlakkiger<br />

geweest kunnen zijn dan men geneigd is uit <strong>de</strong> verhalen op te maken.<br />

<strong>Couperus</strong> zond een klein briefje naar Viareggio, waarin hij on<strong>de</strong>r meer sprak over<br />

zijn tandarts: 76 ‘Wij ervaren <strong>de</strong> grote teleurstelling dat wij U niet in <strong>de</strong> stad aantreffen!!<br />

Het is erg jammer! Wij zijn <strong>voor</strong> enkele dagen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


370<br />

in Florence; Edward omhelst ons om beurten en vult ons <strong>de</strong> mond met goud, emaille<br />

en paarlen!!! Daarna, gaan wij naar Zermatt, om van zeer verre <strong>de</strong> verschrikkelijke<br />

Mont-Cenis te aanschouwen. Vanmorgen ontmoetten wij Donati, die mij zei<strong>de</strong>, dat<br />

U ook in Zwitserland zoudt zijn, maar in het Engadin! Ik betreur het zeer dat onze<br />

wegen elkaar niet kruisen. Vreselijk jammer!! Hartelijke hommage aan Mevrouw<br />

Uw Mama.’ - Weinig vermoed<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat mama Lodomez een half jaar later<br />

zelfmoord zou plegen door van <strong>de</strong> verdieping die zij in Florence bewoon<strong>de</strong> naar<br />

bene<strong>de</strong>n te springen.<br />

Zoals <strong>Couperus</strong> aan Emma geschreven had, ging hij na Florence in<strong>de</strong>rdaad met<br />

Elisabeth naar Zermatt, om er in <strong>de</strong> koelte <strong>de</strong>r bergen <strong>de</strong> warme zomermaan<strong>de</strong>n te<br />

ontvluchten. Aldaar maakte hij in zijn hotel kennis met een Ne<strong>de</strong>rlands echtpaar,<br />

waarvan wij <strong>de</strong> namen niet kennen maar van wie mijnheer zich jaren later <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth nog goed bleek te herinneren: 77 ‘Hartelijker, prettiger, maar<br />

on-Hollandscher landgenooten hebben we in <strong>de</strong> Zwitschersche Alpen zel<strong>de</strong>n ontmoet.<br />

In <strong>de</strong> Brasserie tegenover het hotel speel<strong>de</strong> een Italiaansche kapel en men schonk er<br />

<strong>voor</strong>treffelijke Asti spumante. Daarheen togen we vaak en <strong>Couperus</strong>' vloeiend<br />

Italiaansch schiep een sfeer van vertrouwelijkheid met <strong>de</strong>n maëstro van het<br />

verdienstelijke strijkje. Ging ik nu en dan alleen <strong>de</strong> bergen in, dan ruim<strong>de</strong> het echtpaar<br />

<strong>Couperus</strong> gastvrij een plaatsje <strong>voor</strong> mijn vrouw aan zijn tafel in 't hotel in; was een<br />

bergtocht volbracht, dan vier<strong>de</strong>n we in ònze Brasserie het “overwinningsfeest” met<br />

een glas paarlen<strong>de</strong>n Asti. En dan vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>, zooals alleen hij dat kon, van<br />

zijn hartstochtelijk geliefd Italië.’ - <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze mensen waarschijnlijk ook<br />

enkele van zijn boeken ca<strong>de</strong>au gedaan. Aan Zermatt wijd<strong>de</strong> hij, in De Locomotief,<br />

een opstel dat nog in diezelf<strong>de</strong> maand juni is ontstaan. 78 Daarin vertelt hij dat ‘Zermatt<br />

is gewor<strong>de</strong>n een geliefd zomerverblijf ook <strong>voor</strong> niet-alpinisten, dat in <strong>de</strong> groote<br />

hôtels, <strong>de</strong>s avonds één glans en gloed van electriciteit, elegante toeristen in smoking<br />

dineeren, na <strong>de</strong>s daags met langen alpenstok, en ijzerbeslagen laarzen en wollen<br />

kuiten min of meer gevaarlijke alpsport te hebben bedreven’ en ‘dat <strong>de</strong> vrouwelijke<br />

silhouetten er niet alleen meer zijn <strong>de</strong> magere Engelsche, en <strong>de</strong> plompere Duitsche,<br />

met om <strong>de</strong> schrale of gezette heupen <strong>de</strong>n opgekoppel<strong>de</strong>n wan<strong>de</strong>lrok, en het vilten<br />

hoedje met scheerkwastje versierd, op <strong>de</strong> gekruif<strong>de</strong> haren - maar vermeer<strong>de</strong>rd zijn<br />

met <strong>de</strong> soupele bevalligheid <strong>de</strong>r Gallische, overal elegant, ook in het sneeuwhartje<br />

<strong>de</strong>r bergen, en dus omwemeld met heele lange<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


371<br />

voiles, die <strong>de</strong> wind als een nevel rondom haar bewegelijke gratie wemelen doet.’ -<br />

Ongemerkt gaat het verhaal daarna over in magnifieke beschrijvingen van <strong>de</strong> bergen,<br />

gletsjers en het omringen<strong>de</strong> landschap in het algemeen.<br />

In Zermatt ook heeft <strong>Couperus</strong> over <strong>de</strong> bergen die hij zag een sprookje geschreven,<br />

Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw. 79 Hij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> daarin <strong>de</strong> bergen als<br />

een enorme schaar tronen<strong>de</strong> reuzen, in wier mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Jungfrau verrees als een<br />

ongenaakbare prinses. Koning is <strong>de</strong> Mont Blanc, koningin <strong>de</strong> Monte Rosa. De mensen<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gesteld als een troep brutale pygmeeën, die het wagen <strong>de</strong> Jungfrau te<br />

na<strong>de</strong>ren met ‘ijzeren wagentjes aan ijzeren bandjes met ijzeren tandjes.’ De grote<br />

tovenaar Matterhorn moet echter lachen als <strong>de</strong> jonkvrouw daar kwaad om wordt:<br />

met tandradbaantjes zullen <strong>de</strong> bergreuzen nooit echt veroverd wor<strong>de</strong>n, daar <strong>de</strong> top<br />

alleen met spierkracht gehaald kan wor<strong>de</strong>n. Bij het krieken van <strong>de</strong> morgen verlaten<br />

<strong>de</strong> toeristen rumoerig hun hotels - en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze <strong>Couperus</strong>, die hiermee twee door<br />

hem gemaakte uitstapjes heeft vastgelegd - om het treintje te nemen naar <strong>de</strong> Jungfrau,<br />

‘zon<strong>de</strong>r iets te bespeuren van <strong>de</strong>r Reuzinne kwaadheid, die vrees<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> brutale<br />

pygmee hare kuischheid bezoe<strong>de</strong>len zoû; an<strong>de</strong>ren namen het treintje ten Gornergrat,<br />

en bleven van daar <strong>de</strong>n Matterhorn aanstaren, die hen betoover<strong>de</strong>, en die, steeds<br />

heimelijk, met stil diepe tooverstem nog tot hun menschzielen fluister<strong>de</strong>: - Kom op!<br />

Kom op! Kòm bij mij! Hier geef ik u het geluk en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>de</strong>r feeën! Kom op! Kom<br />

op! Kom bij mij! Hier geef ik u <strong>de</strong> zaligheid van mijn blank paradijs!’<br />

Via Chamonix reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> door naar Genève. Aldaar nam hij zijn intrek in<br />

het pension Coupier, 3 rue <strong>de</strong>s Alpes. Hij had er een kamer die uitzag over het meer.<br />

Het was er zeer fris, bijna najaarsachtig. Hij vond dat wel prettig. Aan zijn Florentijnse<br />

vriendinnen, die zich toen nog steeds in het Engadin bevon<strong>de</strong>n, schreef hij: 80 ‘De<br />

zomer, met vertraging, begint, zeer goed uit te hou<strong>de</strong>n. Ik ben blij te vernemen dat<br />

U zich amuseert. Kunt U zich niet bij ons voegen na Uw alpinistische hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n?<br />

Het Pension Coupier is charmant. Kom! Dat zou ons zoveel genoegen doen.’ - Maar<br />

<strong>de</strong> dames kwamen niet.<br />

<strong>Couperus</strong> vond Genève een vrouwelijke stad, die aan het water zetel<strong>de</strong> 81 ‘zoo als<br />

een kalm beminnelijke, goed geconserveer<strong>de</strong>, vrien<strong>de</strong>lijke en welvaren<strong>de</strong> “dame”<br />

van goe<strong>de</strong> familie zoû zitten in <strong>de</strong>n tuin van haar <strong>de</strong>ftige villa, bij een hel<strong>de</strong>ren vijver,<br />

waarin hare kin<strong>de</strong>ren en kleinkin<strong>de</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


372<br />

ren spelevaren met zeilbootjes en motorbootjes tusschen het statige gedrijf van vele<br />

sneeuwdonzen zwanen door’. Hij maakte uitstapjes per stoomboot naar Ouchy,<br />

Territet, 82 Evian, en bergtochtjes naar <strong>de</strong> Rochers <strong>de</strong> Naye. Rousseau, Voltaire,<br />

Madame <strong>de</strong> Staël interesseer<strong>de</strong>n hem echter weinig, zo gaf hij luchtig toe. De<br />

wraakzuchtige schim van Calvijn nog min<strong>de</strong>r.<br />

Meer oog had hij <strong>voor</strong> iets an<strong>de</strong>rs. Op een dag, bij het embarcadère van <strong>de</strong><br />

stoomboot, zag hij vijf kolendragers. Twee ervan, beweert hij, waren elegant: 83 ‘Zij<br />

waren twee chique kerels, en ik vond ze veel eleganter dan mijzelven, die in een<br />

smetteloos wit serge pak daar liep te flaneeren. En wat zoo aardig was, was dit: zij<br />

wer<strong>de</strong>n nóg eleganter toen zij gingen werken.’ Hij beschrijft dan uitvoerig <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> soorten spierballen die zich zo sierlijk span<strong>de</strong>n en ontspan<strong>de</strong>n. ‘Ik<br />

stond er bij en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hen, en vermoe<strong>de</strong>lijk begrepen zij dat, want, hun zak op<br />

hun nek en dandineeren<strong>de</strong>, <strong>de</strong> armen los van het lijf, glimlachten zij tegen mij met<br />

zelfbewustzijn.’ Volgens het verhaal maakt ‘Jan’, die ineens ook van <strong>de</strong> partij heet<br />

te zijn, daarop een kiekje van <strong>Couperus</strong> tussen <strong>de</strong> kolendragers. Ook Orlando komt<br />

aangelopen en glimlacht er om. In werkelijkheid waren Jan en Orlando waarschijnlijk<br />

niet in Genève. <strong>Couperus</strong> maakte alleen maar zijn verhaaltje wat smakelijker.<br />

De vakantie <strong>voor</strong>bij, ging het echtpaar in september weer naar Nice. Intussen had<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> L. Simons, zoals gezegd, <strong>de</strong> tekst gereedgemaakt van het boek dat<br />

Veen zich heeft laten ontgaan: Korte arabesken, een van <strong>de</strong> mooiste en evenwichtigste<br />

verhalenbun<strong>de</strong>ls. 84 De schetsen waren in <strong>de</strong> loop van 1910 afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd,<br />

een vijftal in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> overige tussen maart en augustus in Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

Ook als wij niets over <strong>de</strong> auteur zou<strong>de</strong>n weten, laten zij zich optimaal waar<strong>de</strong>ren<br />

<strong>voor</strong> wat zij zijn en literair betekenen. Nu wij daarnaast echter tamelijk goed op <strong>de</strong><br />

hoogte zijn geraakt van <strong>Couperus</strong>' doen en laten geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van hun<br />

ontstaan, krijgen zij er als het ware nog een documentaire dimensie bij. Zeer veel<br />

van wat wij toch geneigd zijn als authentieke dagboekbla<strong>de</strong>n te lezen berust, zo blijkt<br />

dan, vrijwel geheel op <strong>de</strong> schier onuitputtelijke en mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verbeeldingskracht<br />

van <strong>de</strong> schrijver.<br />

Kleine aanleidingen plachten zijn inspiratie aan het werk te zetten. Worstelaars<br />

op straat zullen hem Bébert le boucher ingegeven hebben. 85 In het Romantiesch<br />

avontuur komt zijn zuster Trudy met <strong>de</strong> Prinz Heinrich - een schip dat <strong>Couperus</strong> zelf<br />

zeer goed ken<strong>de</strong>! - in Napels aan. 86 Hij zou er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


373<br />

een dubieus en tamelijk onwaarschijnlijk avontuur met <strong>de</strong> camorra aan overgehou<strong>de</strong>n<br />

hebben. De ring en <strong>de</strong> prins 87 is gebaseerd op het bal in Rome, dat <strong>Couperus</strong> daar in<br />

1896 had meegemaakt. De vreem<strong>de</strong> herontmoeting met <strong>de</strong> tot koetsier verwor<strong>de</strong>n<br />

Principe Atillio is een even intrigerend beschreven als ongeloofwaardige gebeurtenis:<br />

<strong>de</strong> man zou <strong>Couperus</strong> veertien jaar eer<strong>de</strong>r een kostbare ring ontfutseld hebben.<br />

Daarentegen moet veel dat <strong>de</strong> tekst van De ou<strong>de</strong> Trofune 88 tot intens leesgenot maakt<br />

direct aan <strong>de</strong> werkelijkheid ontleend zijn: niemand beschreef ooit <strong>de</strong> meimaand in<br />

Nice zo indringend.<br />

In an<strong>de</strong>re verhalen wor<strong>de</strong>n Elettra en Orlando weer ten tonele gevoerd. Drie<br />

schetsen, mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>rwijze ten overvloe<strong>de</strong> Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek genoemd, 89 zijn<br />

gedateerd 3, 7 en 8 juli 1910. Zij zou<strong>de</strong>n dus in <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> moeten zijn<br />

geschreven die <strong>Couperus</strong> en Elisabeth toen in Florence hebben doorgebracht. Zij<br />

waren toen Emma Garzes, haar moe<strong>de</strong>r en ongetwijfeld ook <strong>de</strong> in alle talen zwijgen<strong>de</strong><br />

Giulio misgelopen. De beschrijving van het pension Rochat heeft zeer zeker alle<br />

kenmerken van een dagboekblad. Ook wat <strong>Couperus</strong> vertelt over <strong>de</strong> straatjes in <strong>de</strong><br />

buurt, over <strong>de</strong> portier Antonio en <strong>de</strong> markies Niccolini is zuiver realisme, en wel van<br />

<strong>de</strong> sympatiekste soort. - Maar in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> schets, die in Sesto speelt, wordt een<br />

volkomen gefingeer<strong>de</strong> oom van Elettra en Orlando beschreven. In diens villatuin<br />

zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth een hele dag hebben doorgebracht. Zo'n uitstapje<br />

heeft, gezien <strong>de</strong> afwezigheid van gastheer en gastvrouw, echter nimmer<br />

plaatsgevon<strong>de</strong>n. Kreeg <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> inval <strong>voor</strong> zijn verhaal misschien in een<br />

buitenrestaurant, zoals er in Sesto in<strong>de</strong>rdaad zijn? 90 Ook het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ‘dagboekblad’<br />

speelt daar. Maar <strong>de</strong> romantische omgeving dient dan slechts als ‘raam’ om <strong>de</strong> hier<br />

geheel tot literatuur gewor<strong>de</strong>n Elettra <strong>de</strong> gelegenheid te geven een fraaie Florentijnse<br />

legen<strong>de</strong> te vertellen: een verhaal dat <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld zelf ergens in zijn lectuur<br />

over Florence is tegengekomen.<br />

Orlando en Elettra na<strong>de</strong>ren hier dus het volmaakte be<strong>de</strong>nksel. De man in huis, 91<br />

Morgenwan<strong>de</strong>ling, 92 Salvatore 93 en nog een aantal an<strong>de</strong>re verhalen moeten tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

categorie van mythomane verzinsels op hoog literair niveau gerekend wor<strong>de</strong>n. Men<br />

loopt er gemakkelijk genoeg in. Evenals in Bekentenissen echter, 94 waarin <strong>Couperus</strong><br />

al eer<strong>de</strong>r gewaag<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leugen als zijn grootste geheime hartstocht, heeft hij ook<br />

ditmaal <strong>de</strong> lezer nog eens nadrukkelijk gewaarschuwd, en wel in Het verbeel<strong>de</strong><br />

leven. 95 Deze schets behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> verzonnen ontmoeting met een fantast. De man is,<br />

zo<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


374<br />

beweert hij, een schrijver zoals <strong>Couperus</strong> zelf, maar schrijft nooit een letter op. Dat<br />

is bene<strong>de</strong>n zijn waardigheid. Hij bewoont een villa die niet bestaat, is getrouwd met<br />

een vrouw die nooit geboren werd, bezit juwelen die volstrekt onzichtbaar zijn, en<br />

verklaart daarop dat hij volmaakt gelukkig is. Slechts één omstandigheid vertroebelt<br />

dit geluk: mevrouw zijne echtgenote heeft een minnaar die ook niet bestaat. Aan het<br />

slot laat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man verklaren: ‘Alleen WIJ leven, meneer: wij, dichters...!’ -<br />

De schets is een gou<strong>de</strong>n sleutel op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van <strong>Couperus</strong>' eigen geheime thesaurus<br />

vol fantasterijen.<br />

1910 hoort met dat al tot zijn rijkste en rijpste scheppingsjaren. De variaties in<br />

stijl en on<strong>de</strong>rwerp zijn verbluffend. In <strong>Een</strong> interview, 96 een gefingeerd vraaggesprek<br />

met ‘Jan’, vat <strong>Couperus</strong> zijn recente ontwikkelingsgang samen. Hij vertelt daar dat<br />

hij geen romans meer wil schrijven omdat een roman ‘dat is verschrikkelijk! Dat is<br />

een wèrk... <strong>voor</strong> een Herkules! Dat is een arbeid... om dól te wor<strong>de</strong>n! Dat is het<br />

bouwen van Babel... met torens en trappen omhoog! Dat is het scheppen van werel<strong>de</strong>n<br />

en het stichten van ste<strong>de</strong>n! Dat is het teelen van heele families, met grootmama's en<br />

overgrootpapa's en kin<strong>de</strong>ren en klein- , en achterkleinkin<strong>de</strong>ren, tot ik weet niet in<br />

het hoeveelste geslacht! <strong>Een</strong> roman schrijven... dat is àlles zijn: Onze-Lieve-Heer<br />

en mensch te zamen! Dat is zijn: architekt, schil<strong>de</strong>r, dokter, behanger, kleêrmaker,<br />

psycholoog, taalkundige, stylist, en nog véel meer: een auteur is alles en ie<strong>de</strong>reen,<br />

<strong>de</strong> auteur van een roman moet àlles weten en hebben gezien, al is het maar in zijn<br />

verbeelding’. - Dit is wat hij tegenover Veen <strong>de</strong> ‘tension d'esprit’ noem<strong>de</strong>, die hij<br />

niet meer van plan was op te brengen omdat het publiek blijkens <strong>de</strong> verkoopcijfers<br />

zijn beste werken niet meer wenste te lezen.<br />

Daar <strong>Couperus</strong> zich op een gegeven ogenblik had <strong>voor</strong>genomen geen roman meer<br />

te schrijven, kwam hij er toe, zo vervolgt hij het interview, een paar jaar niet te<br />

schrijven, helemaal niets. Toen kwam <strong>de</strong> reactie: ‘De behoefte om iets te doen, te<br />

werken, na <strong>de</strong> luie jaren. En wat zoû ik, om aan die behoefte te voldoen, an<strong>de</strong>rs doen<br />

dan... schrijven! Alles dwingt mij, van af mijn kin<strong>de</strong>rjaren, om te schrijven! Ik<br />

verzeker je, dat ik het métier niet heb uitgekozen, maar iets, sterker dan ik, <strong>de</strong>ed het<br />

<strong>voor</strong> mij. Daarbij, wat kàn ik an<strong>de</strong>rs dan schrijven? Ik kan niets. Ik ben tot niets in<br />

staat dan... tot schrijven. [...] Ik ben dus weêr gaan schrijven. Er lagen op mijn<br />

schrijftafel verschillen<strong>de</strong> pennen: er lag een lyrische, een epische, en een historische<br />

pen; er lag een allegorische, een symbolische, een i<strong>de</strong>alis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


375<br />

tische en een naturalistische pen, een realistische en een impressionistische: ik geloof,<br />

dat er nog vier, vijf an<strong>de</strong>re pennen lagen. Ik heb tusschen die pennen opgenomen <strong>de</strong><br />

dartele, wufte, luchtige pen, <strong>de</strong> pen, die vluchtig maar ràak schrijft, maar toch, naar<br />

zij hoopt, telkens je een impressie, een anecdote, een beeld, een figuurtje, een grapje,<br />

een historietje en een avontuurtje me<strong>de</strong> <strong>de</strong>elt en <strong>voor</strong>stelt, zon<strong>de</strong>r dat het haar vermoeit<br />

en... jou vermoeit, vóoral omdat je geen tijd hebt om moê te wor<strong>de</strong>n. Want mij,<br />

herhaal ik je, vermoeit het schrijven nooit: mij is het schrijven natuur, als een vogel<br />

vliegen en een visch zwemmen.’<br />

De korte verhalen hebben <strong>Couperus</strong> mentaal weer op het goe<strong>de</strong> spoor gezet. Niet<br />

<strong>voor</strong> niets memoreert hij juist in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> tijd toen zijn va<strong>de</strong>r hem Latijnse<br />

lessen gaf. In <strong>de</strong> Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n 97 wijdt hij enkele van zijn<br />

ontroerendste bladzij<strong>de</strong>n aan zijn vroegere ont<strong>de</strong>kking van Horatius' zinspreuk ‘Carpe<br />

Diem’, door hem met overtuiging vertaald als ‘Pluk <strong>de</strong>n Dag’.<br />

Psyche heront<strong>de</strong>kte, op mid<strong>de</strong>lbare leeftijd nu, nogmaals het He<strong>de</strong>n. Het kan geen<br />

toeval zijn dat <strong>Couperus</strong> juist in dit verband weer aan <strong>de</strong> drie koninkrijken van zijn<br />

vroegere sprookje refereert, schrijven<strong>de</strong>: ‘Dweep en droom niet met <strong>de</strong> schim van<br />

het Verle<strong>de</strong>n, en wees niet bang <strong>voor</strong> het spook van <strong>de</strong> Toekomst, maar sla <strong>de</strong><br />

verlief<strong>de</strong> armen vast om het leven<strong>de</strong>, gloeien<strong>de</strong> He<strong>de</strong>n, om het He<strong>de</strong>n, dat zoo vaak,<br />

in ie<strong>de</strong>r leven, levend en gloeiend, vol bloed en vol lief<strong>de</strong> kan zijn, zoo het niet wordt<br />

geminacht door <strong>de</strong> ziel, die mijmert en droomt en huivert, en die het He<strong>de</strong>n niet ziet,<br />

die het He<strong>de</strong>n ontkent, die alleen staart naar <strong>de</strong> wegijlen<strong>de</strong> Schim of huivert <strong>voor</strong><br />

het opdoemen<strong>de</strong> Spook... terwijl het He<strong>de</strong>n, rozen strooien<strong>de</strong> tusschen duiven en<br />

vlin<strong>de</strong>rs, u <strong>de</strong> armen toestrekt, terwijl <strong>de</strong> Dag, die een bloem is, en niet meer, zich<br />

reikt naar uw vingers en geplùkt wil wor<strong>de</strong>n...’<br />

Eindnoten:<br />

1 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), I, 633 e.v.; 11, 44 e.v.<br />

2 ‘Klein cosmopolis’ (Vad. 12 augustus 1911), in Genève, Florence 1, 44: ‘hij had die taal<br />

gestu<strong>de</strong>erd, las ze, had er zelfs een tragedie uit vertaald en wist drie, vier woor<strong>de</strong>n te zeggen.’<br />

Met een Griekse familie spreekt hij in Genéve Frans.<br />

3 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VII (1909), 11, 625 e.v.; in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 1, 1-5.<br />

4 Ibi<strong>de</strong>m; in i<strong>de</strong>m, 6-13.<br />

5 ‘Mars en Venus’ (Vad. 4 <strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 35-41; ‘Impulsie en weifeling’ (Vad. 11<br />

<strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 2,6-34; ‘Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis’ (Vad. 18 <strong>de</strong>cember 1909), in<br />

i<strong>de</strong>m, 42-50; ‘Zeliah’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 51-57; ‘De balling te Tomi’ (Vad. 31<br />

<strong>de</strong>cember 1909), in Antieke verhalen, 167-181.<br />

6 Paradijzen I, 11 nr.10.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 12 nr. 12.<br />

8 ‘<strong>Een</strong> vervelen<strong>de</strong> morgen’ (Vad. 21 mei 1910), in Korte arabesken, 219-231.<br />

9 Zie reeds Bastet, Zuil, 194, over <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> stof in Metamorfoze. De doek is nog te zien op<br />

zijn laatste portret te De Steeg, waar hij achter zijn schrijftafel zit.<br />

10 Amice, 99 nr.451.<br />

11 Paradijzen I, 14 nr. 14 (ook het hier volgen<strong>de</strong>). - Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 130, had <strong>Couperus</strong><br />

een wel zeer elegante opvatting van wat zijn pension moest zijn: ‘'s Avonds kleed<strong>de</strong> men zich<br />

<strong>voor</strong> het diner, <strong>Couperus</strong>, in smoking, met witte gar<strong>de</strong>nia in het knoopsgat, leid<strong>de</strong> gearmd <strong>de</strong><br />

eregaste aan tafel die daar aan zijn rechterhand zat.’ Soms verhuur<strong>de</strong> hij een <strong>de</strong>el van het huis<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


aan ‘familiele<strong>de</strong>n die vanuit Indië op weg waren naar Ne<strong>de</strong>rland [...] om soms vele weken,<br />

maan<strong>de</strong>n zelfs, te blijven logeren in <strong>de</strong> grote villa [...].’ Toen zijn zuster Trudy <strong>de</strong> la Valette<br />

zich in 1909 <strong>de</strong>finitief in Scheveningen vestig<strong>de</strong>, kwam ook zij uit Nice. - Zelfs be<strong>de</strong>laars<br />

ontving hij in die stijl, zie i<strong>de</strong>m, 157: ‘Op een van zijn wan<strong>de</strong>lingen door Nice ontmoette<br />

<strong>Couperus</strong> een “interessante” be<strong>de</strong>laar in vuile kleren en met een ro<strong>de</strong> drankneus. Hij nam <strong>de</strong><br />

man mee naar huis en bood hem een drankje aan dat gretig aanvaard werd. Elisabeth, als immer<br />

tactvol en praktisch, stel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> man in <strong>de</strong> keuken wat te eten te geven, op die wijze <strong>de</strong><br />

onwelrieken<strong>de</strong> en besmeur<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling meetronend uit haar kamer en van <strong>de</strong>zachtgekleur<strong>de</strong><br />

met zij<strong>de</strong> overtrokken stoelen. <strong>Couperus</strong> leg<strong>de</strong> later uit aan Elisabeth dat hij toch onmogelijk<br />

eerst een krant op <strong>de</strong> stoel had kunnen leggen!’<br />

12 Amice, 101 nr.453.<br />

13 Paradijzen I, 15 nr. 15.<br />

14 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />

15 ‘Ravenna I-III’, in De Locomotief LIX (1910), nrs.231, 237, 249 van 8, 15 en 29 oktober. - Erbe,<br />

Nag. werk, 130-141.<br />

16 ‘Venetië I’, in De Locomotief LIX (1910), nr.26l van 12 november. - Erbe, Nag. weik, 142-147.<br />

17 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 489 e.v. - In Proza I, 207-240.<br />

18 ‘De doop’ (Vad. 11 juni 1910), in Schimmen van schoonheid, 67-4.<br />

19 ‘De gladiator’ (Vad. 17 september 1910), in Schimmen van schoonheid, 38-43.<br />

20 Erbe, Nag. werk, 130.<br />

21 Zie reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 15 e.v.<br />

22 On<strong>de</strong>rbroken tussen 17 mei en 24 oktober 1914; 24 <strong>de</strong>cember 1914 en 6 maart 1915; 24 <strong>de</strong>cember<br />

1915 en 23 <strong>de</strong>cember 1916; 29 juli en 1 september 1918; 20 oktober 1918 en 28 januari 1923.<br />

- Het is onbegrijpelijk hoe V. Tricht, Verkenning, 180, over al dit werk heeft kunnen schrijven:<br />

‘De feuilletonist <strong>Couperus</strong> komt alleen tot zijn recht, als men nu en dan, alsof het in<strong>de</strong>rdaad<br />

tussen Den Haag en Lei<strong>de</strong>n was, in zijn bun<strong>de</strong>ls leest en zich overgeeft aan <strong>de</strong> bekoring van<br />

zijn onverantwoor<strong>de</strong>lijk vertellen. Toch zijn <strong>de</strong>ze jaren van onverantwoor<strong>de</strong>lijk léven, van<br />

esthetisch reizen en flaneren, niet zijn grote jaren geweest. Dat bewijst zijn werk.’<br />

23 Paradijzen 1, 15 nr. 15.<br />

24 Laatmid<strong>de</strong>leeuws en in Toscana (Guida Touring Club Italiano, 1974), 549 beschreven als:<br />

‘severa mole quadrilata, di forme slanciate, con torri angolari e giro di beccatelli; suggestivo e<br />

ben conservato il cortiletto’. Gelegen circa tien kilometer buiten Siena, in het binnenland dus<br />

en niet aan zee. Zie Maatstaf 30 (1982/4), 27 en afb. 16. Dit kasteel wordt se<strong>de</strong>rt twee eeuwen<br />

bewoond door een familie Ponticelli, zo bleek schrijver <strong>de</strong>zes bij een bezoek in 1986. <strong>Couperus</strong><br />

ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze familie niet. Van het slot uit heeft men een magnifiek gezicht op het nabije Siena.<br />

25 Paradijzen 1, 16 nr. 17.<br />

26 Amice, 101 nr.453.<br />

27 I<strong>de</strong>m, 102 nr.455.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 104 nr.457.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 104 nr.458.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 106 nr. 460.<br />

31 Informatie vrien<strong>de</strong>lijk verleend door Bou<strong>de</strong>wijn Büch, die mij wees op Leopold Hirschberg,<br />

Der Taschengoe<strong>de</strong>ke, 2 (1970), 534.<br />

32 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 385 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 104-125; 122.<br />

33 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 129 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 65-95.<br />

34 Paradijzen I, 8 nr.4.<br />

35 Amice, 90 nr.437.<br />

36 Paradijzen 1, 4.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 16 nr.17.<br />

38 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 151 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 96-03.<br />

39 Amice, 114-117, nrs.473-478.<br />

40 Zie noot 32. Over het motief van <strong>de</strong> viooltjes, dat van E.M. Forster kan stammen, Gerda van<br />

Wou<strong>de</strong>nberg, ‘“Van Orlando's viooltjes” en E.M. Forster's roman: A room with a view’, in De<br />

Nieuwe Taalgids 75 (mei 1983), 3, 254-256.<br />

41 Bastet, Zuil, 198-199.<br />

42 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 410 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 139-148.<br />

43 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome 1, 30.<br />

44 Zie noot 5.<br />

45 ‘Cameeën’ (Vad. 8 januari 1910), in Antieke verhalen, 29-40.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


46 ‘Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Blauwe Kust’ (Vad. 22 januari-5 maart 1910), in Van en over mijzelf en<br />

an<strong>de</strong>ren I, 149-218.<br />

47 Waaron<strong>de</strong>r een curiosum (Vad. 19 februari 1910): op een feestavond zou Elisabeth zich zo knap<br />

vermomd hebben, dat <strong>Couperus</strong> haar niet herken<strong>de</strong>. Blijkens een (ongedateer<strong>de</strong>) brief aan Cyriel<br />

Buysse (Lett. Museum) blijkt dit op waarheid te berusten: ‘Als je eens weten wilt hoe mijne<br />

vrouw zich amuzeert met Carnaval, dan kan ik je verzekeren, dat zij haar eigensten man gisteren<br />

éen uur lang heeft geïntrigeerd... zon<strong>de</strong>r dat hij wist met wie hij te doen had!!!! Non, c'était trop<br />

fort! Ik dacht, dat ze te bed lag, en ze liep aan mijn arm op <strong>de</strong> redoute! En ik heb haar aan niets<br />

herkend!! Onze kennissen hebben haar een ovatie gebracht!’<br />

48 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 1. 192. De, nog bestaan<strong>de</strong>, smoking werd door P.A. van Hecking<br />

Colenbran<strong>de</strong>r aan het Letterkundig Museum geschonken.<br />

49 Volgens Fred Batten, die aan schrijver <strong>de</strong>zes in een brief d.d. 16 maart 1979 schreef: ‘Overigens<br />

gaf zij - mevrouw <strong>Couperus</strong> - toe dat <strong>de</strong> Hollandse vriend [Jan] een zekere plagerij was van <strong>de</strong><br />

journalist/auteur Maurits Wagen<strong>voor</strong>t (zijn ps. was Vosmeer <strong>de</strong> Spie, zoals je weet), die <strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>en in Italië weleens opzocht.’ - Kees Fens, Zo ik iéts ben... (1974), 7, hield Jan een<br />

onrechte kort en goed <strong>voor</strong> ‘een fictieve figuur’.<br />

50 Bastet, Zuil, 27-8.<br />

51 Maatstaf II (1963), 173 nr.24.<br />

52 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 272.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 310.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 315.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 318.<br />

56 ‘Jan en Florence’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1913), Jan en Florence, 3.<br />

57 Hiervan bestaan vier bun<strong>de</strong>ls: 1910, 1914, 1916, 1917. De laatste twee zijn tevens in kleinere<br />

boekjes opgesplitst. In tegenstelling tot I en II zal hier <strong>voor</strong> III en IV dui<strong>de</strong>lijkheidshalve naar<br />

<strong>de</strong>ze kleinere <strong>de</strong>len geciteerd wor<strong>de</strong>n, te weten: Wree<strong>de</strong> portretten (1917); Jan en Florence<br />

(1917); Brieven van <strong>de</strong>n nutteloazen toeschouwer (1918); Der dingen ziel (1918).<br />

58 Amice, 15 nr.323.<br />

59 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, I e.v.; in Antieke verhalen, 1-28.<br />

60 Gepubliceerd in 1911.<br />

61 Zie noten 45 en 5.<br />

62 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I: ‘De dood van Vesta’, 40 e.v.; ‘De laatste morgen te Tibur’, 57<br />

e.v.; ‘Martia’, 257 e.v.; ‘De moord op <strong>de</strong>n Gek’, 277 e.v.; ‘Van twee gestolen Lief<strong>de</strong>godjes’,<br />

509 e.v.; ‘<strong>Een</strong> morgen vol anecdoten A.D. 263’, 525 e.v.<br />

63 Antieke verhalen, 182-185.<br />

64 ‘Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen’, Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 241 e.v. - Zie <strong>voor</strong>ts J.B.W.<br />

Polak, ‘Petronius bij <strong>Couperus</strong>’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 170-179.<br />

65 Amice 113 nr.470.<br />

66 Geschreven in 1910 en gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 1, 139, 281, 414 e.v. Als<br />

boek eveneens in 1911 verschenen.<br />

67 Verschenen in 1917.<br />

68 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 11, 13 e.v. Schimmen van schoonheid, 43-66.<br />

69 I<strong>de</strong>m, 376 e.v.<br />

70 Mario Praz heeft zich wat dit betreft zeer (te) negatief over <strong>Couperus</strong> uitgelaten in zijn opstellen:<br />

‘Il romanziere <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Un gran<strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte’, in Il Tempo (27 oktober 1974); ‘Rome<br />

in <strong>de</strong> tijd van <strong>Couperus</strong>’, in De Revisor II, I (1975), 16-23. - Praz bleek echter slechts enkele<br />

boeken van hem te kennen.<br />

71 Amice III nr.465.<br />

72 Zie over Simons en <strong>de</strong> W.B.: Vic van <strong>de</strong> Reijt, ‘Leo Simons en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />

Wereld<strong>bibliotheek</strong>’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad, cs (28 augustus 1981).<br />

73 De hier volgen<strong>de</strong> gegevens alle uit het ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, passim.<br />

74 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 90-97.<br />

75 Paradijzen 1, 17 nr. 19.<br />

76 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

77 De Kampioen (15 april 1927). Zie ook Paradijzen 1, 18 (aantekening bij briefkaart nr.20.<br />

78 De Locomotief, nr.214 (17 september 1910). - Erbe, Nag. werk, 126-129.<br />

79 ‘Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw’ (Vad. 3 september 1910), in Zwaluwen,<br />

157-166.<br />

80 Paradijzen 1, 18 nr.20.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


81 ‘Hoe een feuilleton... niet geschreven wordt’ (Vad. 17 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 110.<br />

82 Misschien om het graf van Carel Vosmaer te bezoeken? Deze overleed te Territet op 12 juni<br />

1888. Zie Bastet, Vosmaer, 177-178; afb. 16 (zijn graf, aquarel van Jozef Israëls).<br />

83 ‘Vonken en pailletten’ (Vad. 26 november 1910), in Zwaluwen. 101.<br />

84 Verschenen in 1911. Zeer waar<strong>de</strong>rend Menno ter Braak, ‘Het verlief<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>ndom’, in Verzameld<br />

Werk I (1950), 279-281.<br />

85 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 1, 694 e.v.; in Korte arabesken, 5-28.<br />

86 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 137 e.v.; in Korte arabesken, 39-64. - In november 1908 was<br />

Trudy ook al naar Europa gekomen. Zij heeft na een verblijf in Nice waarschijnlijk in Den Haag<br />

naar een huis gezocht waar zij zich na <strong>de</strong>finitieve terugkeer met haar man, Gerard <strong>de</strong> la Valette,<br />

zou vestigen. (Van juni 1909 af woon<strong>de</strong> zij te Scheveningen, Stevinstraat 181.) Daarna moet<br />

zij nog eenmaal naar Java teruggereisd zijn, daar <strong>Couperus</strong> in februari 1910 aan Cyriel Buysse<br />

schreef (brief in Lett. Mus.) over zijn zuster, ‘die uit Indië komt, en die ik beloofd heb in Napels<br />

te halen! [...] Wij gaan 26 Febr. van hier [van Nice naar Rome / Napels].’ Aan dit korte verblijf<br />

te Napels, eind februari of begin maart 1910, herinnert dit Romantiesch avontuur, nog datzelf<strong>de</strong><br />

jaar in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen.<br />

87 Groot-Ne<strong>de</strong>rland, VIII (1910), 361 e.v.; in Korte arabesken, 65-88.<br />

88 Groot-Ne<strong>de</strong>rland, VIII (1910), 376 e.v.; in Korte arabesken, 89-107.<br />

89 ‘Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek’ (Vad. 13, 20 en 27 augustus 1910); in Korte arabesken, 327-357.<br />

90 Het meest komt hier<strong>voor</strong> in aanmerking het restaurant: Villa Villoresi, Colonnata <strong>de</strong> Sesto<br />

Fiorentino. Het restaurant adverteert met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tekst: ‘La casa è nobile, con dietro tanta<br />

storia. La loggia quattrocentesca è la più lunga di Toscana, la galleria che dà sul giardino all'<br />

italiana è uno <strong>de</strong>i più originali esempi di “Retour d'Egypte” in Italia, una <strong>de</strong>lle sale è affrescata<br />

dal Pinelli. Gli ospiti? Importanti: da Gemma Donati moglie di Dante a Massenet a Berenson<br />

a Mascagni arriviamo ai contemporanei: attori, scrittori, giornalisti, musicisti italiani e stranieri.’<br />

91 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 617 e.v.; in Korte arabesken, 108-124.<br />

92 ‘Morgen wan<strong>de</strong>ling naar Eze’ (Vad. 30 april 1910), in Korte arabesken 189-199.<br />

93 ‘Salvatore’ (Vad. 4 juni 1910), in Korte arabesken, 247-258.<br />

94 ‘Bekentenissen’ (Vad. 15 januari 1910), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 1, 58-64.<br />

95 ‘Het verbeel<strong>de</strong> leven’ (Vad. 12 maart 1910), in Korte arabesken, 125-133.<br />

96 ‘<strong>Een</strong> interview’ (Vad. 18 juni 1910), in Korte arabesken, 259-270.<br />

97 ‘Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n’ (Vad. 25 juni en 2 Juli 1910), in Korte arabesken, 271-285.<br />

II [1910-1911]<br />

<strong>Couperus</strong> kreeg intussen, in <strong>de</strong> loop van 1910, steeds meer genoeg van het toch wel<br />

erg gezapige leven in Nice. Hij kreeg ook genoeg van <strong>de</strong> Fransen, die hij, heel an<strong>de</strong>rs<br />

dan <strong>de</strong> Italianen, klein, peuterig en petieterig was gaan vin<strong>de</strong>n, in alles wat zij dachten<br />

of <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Eigenlijk waren zij in <strong>de</strong> grond kleinburgerlijk. <strong>Een</strong> uitgaand leven ken<strong>de</strong><br />

Nice nauwelijks. Men<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


376<br />

kon er <strong>de</strong> jours van sommige dames bezoeken, en nu en dan was er wel eens een bal.<br />

Maar daarmee hield het op. Hij beweer<strong>de</strong> dat er geen feesten gegeven wer<strong>de</strong>n omdat<br />

<strong>de</strong> mannen te zuinig en <strong>de</strong> vrouwen ronduit gierig waren. Hij had Nice te goed leren<br />

kennen. Er viel langzamerhand te veel op af te dingen.<br />

De couranten bij <strong>voor</strong>beeld - Petit-Niçois en Eclaireur - waren provinciaal. De<br />

opera kon niet an<strong>de</strong>rs dan zeer mid<strong>de</strong>lmatig genoemd wor<strong>de</strong>n. Voor een goed concert<br />

moest men met <strong>de</strong> trein naar Monte Carlo. Hij verlang<strong>de</strong> naar Richard Strauss' Salome<br />

en Elektra, maar in Nice werd iets van die allure nooit vertoond. In het gunstigste<br />

geval kon men zichzelf trakteren op een ein<strong>de</strong>loos afgedraai<strong>de</strong> Trovatore of een<br />

volstrekt aftandse <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> Lustige Witwe. In <strong>de</strong> zomer was er wel eens<br />

zoiets als een luchtvaartweek. Maar veel beteken<strong>de</strong> het al met al niet, en <strong>Couperus</strong><br />

ging zover dat hij Hollandse vrien<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>finitief verblijf in Nice zon<strong>de</strong>r meer<br />

afried.<br />

Er kwam nog bij dat het vaak verheerlijkte klimaat van <strong>de</strong> Côte d' Azur op <strong>de</strong><br />

lange duur bepaald niet zo i<strong>de</strong>aal bleek te zijn als het doorgaans werd <strong>voor</strong>gesteld.<br />

Regens in mei waren geen uitzon<strong>de</strong>ring, en kon<strong>de</strong>n wel eens drie dagen duren. De<br />

blauwe kust nam dikwijls een dreigen<strong>de</strong> en be<strong>de</strong>nkelijk grauwe kleur aan. 's Zomers<br />

moest men ergens in <strong>de</strong> bergen zijn heil zoeken indien men <strong>de</strong> hitte wenste te<br />

ontvluchten, die ondraaglijk kon zijn. En dan was er ook nog <strong>de</strong> soms opsteken<strong>de</strong><br />

mistral.<br />

Zijn verlangen naar Italië nam steeds meer toe. In mei al had hij het aldus<br />

geformuleerd: 1 ‘Ik woon, ik ben geen vagebond. En eigenlijk bèn ik een vagebond,<br />

en zoû ik niet willen wonen. Geen belasting willen betalen, en nergens met toenaam<br />

en naam zijn opgeschreven. Neen, ik woon: en mijn naam staat op allerlei papieren,<br />

van waterleiding, van electriciteit, van assurantie, <strong>voor</strong> dit en <strong>voor</strong> dat. Al die papieren<br />

berusten in mijn eigen schrijftafel. En ik heb plots weemoed naar een tafel in een<br />

hôtel in Venetië, die niet mijn tafel was, en waaraan ik dagen en dagen zoo heerlijk<br />

gewerkt eens heb. De melancholie, dat ik als een net mensch, ergens “woon” en <strong>de</strong><br />

gedachte aan Venetië doen in mij een vreem<strong>de</strong> warreling draaitollen van ein<strong>de</strong>loos<br />

treurige gedachten. Ik zoû namelijk niet willen “wonen”, al mijn papieren willen<br />

verscheuren, of liever verstrooien naar <strong>de</strong> vier windstreken; en Mei in Venetië willen<br />

zijn, om <strong>de</strong> prachtige zonson<strong>de</strong>rgangen. Met niets dan éen koffer, en geen papieren.<br />

De treurige gedachten verzamelen zich tot éen groote nostalgie. Ik wil naar Italië,<br />

en ben in Nice.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


377<br />

De twee weken Florence, dat jaar, waren veel te kort. Onrust begon <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>rmate<br />

hevig te bekruipen dat hij in het najaar van 1910, amper terug uit Genève, besloot<br />

tot het maken van een reis... op papier, tussen <strong>de</strong> schetsen door die hij zon<strong>de</strong>r<br />

ophou<strong>de</strong>n in Het Va<strong>de</strong>rland bleef publiceren. In november <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij zijn lezers in<br />

een feuilleton mee: 2 ‘Incognito te Nice! Niemand stoort mij thuis! De morgens, in<br />

mijn kamer, zijn zoo rustig kalm, met <strong>de</strong> persiennes nog dicht, en <strong>de</strong> scharlaken<br />

dahlia's en gou<strong>de</strong>n chryzanthemen, op mijn schrijftafel, <strong>voor</strong> mij. Om mij liggen<br />

mijn ou<strong>de</strong> schrijvers open en liggen historische atlassen en ik schrijf aan mijn “Reis<br />

door Egypte”, waarin ik u vertellen zal hoe in <strong>de</strong> Oudheid antieke toeristen reis<strong>de</strong>n<br />

en sightseeing <strong>de</strong><strong>de</strong>n langs <strong>de</strong>n heiligen Nijl... Ik schrijf zoo rustig en kalm en prettig<br />

en <strong>de</strong> eene geschreven bladzij<strong>de</strong> flad<strong>de</strong>rt luchtig over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, en er is nog bijna<br />

geen geluid in <strong>de</strong> stille avenue; er zijn nog geen automobielen, die zoo ellendig<br />

dreunen en toeteren kunnen (als je er zelf niet in zit) en er zijn nog niet <strong>de</strong> drie<br />

fox-terriertjes, die <strong>de</strong> gravin òver mij zelve steeds uitlaat en die ie<strong>de</strong>r<br />

pootje-in-<strong>de</strong>-lucht begelei<strong>de</strong>n met oorverscheurend gekef’.<br />

De auteur die nog maar enkele maan<strong>de</strong>n tevoren beweerd had nooit meer een<br />

roman te zullen schrijven - en die zelfs een maand later nog weer zou me<strong>de</strong><strong>de</strong>len een<br />

feuilletonnist te zijn gewor<strong>de</strong>n ‘die geen romans meer wil schrijven’ - werkte aan<br />

Antiek toerisme, met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel: een roman uit oud-Egypte. 3<br />

Veen kreeg er niets over te horen. Wel <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem vlak <strong>voor</strong> Kerstmis<br />

1910 met vijf woor<strong>de</strong>n iets an<strong>de</strong>rs mee: dat hij naar Rome vertrok. 4 Op 4 januari<br />

stuur<strong>de</strong> hij hem zijn nieuwe adres aldaar. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth bleken hun intrek<br />

te hebben genomen in het p ension Hallier, Via <strong>de</strong>lla Fontanella di Borghese. Het<br />

was, zoals wij al zagen, geen nieuw adres <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>. Hij had het appartement<br />

al eens toebe<strong>de</strong>eld, in <strong>de</strong> geest, aan Orlando en Elettra, die hem er toen met enorme<br />

hoeveelhe<strong>de</strong>n maartse viooltjes ontvangen had<strong>de</strong>n. Emma ken<strong>de</strong> het adres overigens<br />

helemaal niet. In een klein briefje <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> haar mee: 5 ‘De pen moge U al<br />

verwaarlozen, het hart vergeet U niet. Probeer U hier bij ons te voegen, te Rome,<br />

Pension Hallier, Via Fontanella Borghese. Pension geheel en al... Duits, maar<br />

uitsteken<strong>de</strong> keuken. Wij betalen 8.50 en hebben het erg naar onze zin. Misschien dat<br />

U enkele dagen in <strong>de</strong> lente komt, om <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong> tentoonstelling te zien? Dat zou<br />

heerlijk zijn!’<br />

Het was een grote veran<strong>de</strong>ring. Want <strong>Couperus</strong> en Elisabeth had<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


378<br />

Nice en daarmee hun domicilie en eigen pension geheel opgegeven. Gemakkelijk<br />

was <strong>de</strong> beslissing hun niet gevallen. In <strong>de</strong> dagen rond Kerstmis 1910, kort <strong>voor</strong> hun<br />

vertrek, had daarop een diepe melancholie zich van <strong>Couperus</strong> meester gemaakt. Het<br />

weer was bijzon<strong>de</strong>r slecht. Werken kon hij niet. Soms ging hij wel even uit, 6 ‘omdat<br />

ik ie<strong>de</strong>ren dag uit ga. Ik ben gegaan door <strong>de</strong> plassen <strong>de</strong>r straten tusschen <strong>de</strong> druipen<strong>de</strong>,<br />

droefgeestige, zich haasten<strong>de</strong> menschen. De mod<strong>de</strong>r stroomt in beken langs <strong>de</strong><br />

trottoirs, <strong>de</strong> regen stroomt in kralenreeksen van <strong>de</strong> punten <strong>de</strong>r regenschermen. Ik lees<br />

in <strong>de</strong> vocht wasemen<strong>de</strong> dépêche-zalen <strong>de</strong>r dagbla<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste telegrammen: zij<br />

mel<strong>de</strong>n, dat er cholera is in Italië en pest in Mandschoerije; dat een bemin<strong>de</strong> vorstin<br />

zwaar ziek is, en dat er een moord is gepleegd in Marseille; zij mel<strong>de</strong>n van<br />

werkstakingen en overstroomingen en mijnrampen, zij mel<strong>de</strong>n treurigheid, en zij<br />

vreezen <strong>voor</strong> nóg meer treurigheid, <strong>voor</strong> allerlei ellen<strong>de</strong>, ramp, ongeval... En ik haast<br />

mij weg, en nu gegaan langs <strong>de</strong> druipnatte Promena<strong>de</strong>, langs <strong>de</strong> Mod<strong>de</strong>rzee <strong>de</strong>r<br />

Melancholie, haast ik mij naar huis...’<br />

Intussen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meubels opgeslagen en alle kleren in koffers gepakt. Kerstmis<br />

zou niet gevierd wor<strong>de</strong>n. En: 7 ‘Ou<strong>de</strong>-Jaarsavond zijn we misschien in <strong>de</strong>n nachttrein...<br />

naar Rome! Je moet niet treùrig zijn: we gaan immers naar Rome!! En dàar zal je<br />

wel da<strong>de</strong>lijk vergeten, dat Kerstmis dit jaar niet gezellig was, en dat we<br />

Ou<strong>de</strong>-Jaarsavond misschien alleen zullen gevierd hebben, met ons beidjes, en een<br />

glas Asti-Spumante, in <strong>de</strong>n restauratie-wagen van <strong>de</strong>n nachttrein... Zoo zal het wellicht<br />

zijn, dit jaar. Geen Kerstmis gevierd, omdat <strong>de</strong> meubels wor<strong>de</strong>n weg gebracht, omdat<br />

<strong>de</strong> koffers wor<strong>de</strong>n gepakt. Ou<strong>de</strong>-Jaar in <strong>de</strong>n trein naar Rome! Rome! Rome!! En<br />

toch... Trots het perspektief van <strong>de</strong> bemin<strong>de</strong> Stad daar ginds, dompelt mijn ziel in<br />

<strong>de</strong> Melancholie en blijft zij weenen in <strong>de</strong>n zwarten mod<strong>de</strong>r... Is het om mijn geheime<br />

vrees, mijn angst, die ik niet zeg? Is het omdat ik niet heb gewerkt, omdat ik mij ziek<br />

voel, traag, en moê en mat... Is het... omdat het regent...; omdat het éen maand regent<br />

dag aan dag, nacht aan nacht, en omdat ik zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Zon, die mijn God is, niet leven<br />

kan? Ik weet het niet, ik weet niet...’<br />

Directe aanleiding tot zoveel droefgeestigheid had <strong>Couperus</strong> toch allerminst,<br />

hoewel het niet dui<strong>de</strong>lijk is wat hij bedoel<strong>de</strong> met geheime angst die hij niet wil<strong>de</strong><br />

uitspreken. Antiek toerisme was voltooid en zou spoedig in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

verschijnen. 8 Zijn werk had succes, meer dan hij in jaren gekend had. Financiële<br />

zorgen waren er niet direct. Veen had hij kunnen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


379<br />

schrijven: 9 ‘Ik hoop van harte, dat ge <strong>de</strong> Antieke Verhalen goed zult verkoopen en<br />

het groote succes, dat àl mijn laatste werk heeft, staat U daar<strong>voor</strong> borg.’<br />

Antiek toerisme is evenzeer in <strong>de</strong> smaak gevallen als zijn korte schetsen. Op 30<br />

maart 1914 zou het boek zelfs bekroond wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> Nieuwe-Gidsprijs <strong>voor</strong> proza,<br />

een on<strong>de</strong>rscheiding die <strong>Couperus</strong> toch wel met gevoelens van een zekere triomf moet<br />

hebben vervuld. 10 - In <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van 1911 kon<strong>de</strong>n zijn lezers kennis maken<br />

met Publius Sabinus Lucius en diens zoektochten naar <strong>de</strong> verdwenen Ilia die, zon<strong>de</strong>r<br />

dat iemand het weet, is weggelopen met een matroos. Lucius heeft <strong>voor</strong>dat hij naar<br />

Egypte is vertrokken zijn villa te Baiae verkocht aan keizer Tiberius, wat het verhaal<br />

in het twee<strong>de</strong> kwart van onze jaartelling dateert. Kostelijke beschrijvingen van<br />

Alexandrië, een bezoek aan <strong>de</strong> sibille van Rhakoris, wisselen af met feesten, avonturen<br />

met hetaeren, gebeurtenissen bij <strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n en wat dies meer zij. <strong>Een</strong> hoogtepunt<br />

vormt Lucius' raadpleging van het orakel van Ammon in <strong>de</strong> voetsporen van Alexan<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> Grote, een tocht door <strong>de</strong> woestijn die <strong>Couperus</strong> in Iskan<strong>de</strong>r nog eens over zal<br />

maken. Naar het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> roman toe volgen Ethiopië en het land van Ofir. Als<br />

tenslotte Lucius moet vernemen dat hij geruïneerd is doordat Tiberius al zijn<br />

bezittingen verbeurd heeft verklaard, vindt hij troost in <strong>de</strong> armen van het hem<br />

begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meisje Kora.<br />

Om dit boek te kunnen schrijven heeft <strong>Couperus</strong> zich zeer grondig moeten<br />

documenteren. Behalve een aantal antieke bronnen raadpleeg<strong>de</strong> hij ongetwijfeld <strong>de</strong><br />

gidsen die hij zich aangeschaft had met het oog op een zelf te on<strong>de</strong>rnemen reis naar<br />

het Nijlland - die nooit is doorgegaan, wat hij begrijpelijkerwijze erg heeft betreurd.<br />

Terwijl het boek in ge<strong>de</strong>elten in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verscheen, trachtte <strong>Couperus</strong> in<br />

zijn pension te Rome over zijn <strong>de</strong>pressies heen te komen. De niet aflaten<strong>de</strong> regens<br />

maakten het hem daarbij wel moeilijk. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong> dingen waar hij zich mee bezighield<br />

was het verzamelen en or<strong>de</strong>nen, in twee bun<strong>de</strong>ls, van een aantal feuilletons. Dit<br />

zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeken De zweluwen neêr gestreken... en Schimmen van schoonheid<br />

wor<strong>de</strong>n. 11 Hij stel<strong>de</strong> er Veen in een kort briefje van op <strong>de</strong> hoogte, in <strong>de</strong> verwachting<br />

dat zijn ou<strong>de</strong> uitgever ze graag zou willen hebben. Kort voeg<strong>de</strong> hij er echter meteen<br />

aan toe: 12 ‘Als je het liever niet doet, bied ik ze el<strong>de</strong>rs aan; wees dus zoo goed en<br />

antwoord mij zoo spoedig mogelijk.’ Toen hij enkele dagen later nog-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


380<br />

maals had aangedrongen, kreeg hij van Veen een brief die <strong>de</strong> aanleiding zou wor<strong>de</strong>n<br />

tot een nieuwe verwij<strong>de</strong>ring.<br />

De brief zelf is niet bewaard, maar <strong>de</strong> inhoud ervan laat zich uit <strong>Couperus</strong>' op 17<br />

februari 1911 geformuleer<strong>de</strong> reactie gemakkelijk ra<strong>de</strong>n: 13 ‘Amice. Je zachte jeremia<strong>de</strong><br />

heb ik mogen ontvangen: we zullen dus maar niet meer <strong>de</strong>nken over “nog een bun<strong>de</strong>l”<br />

<strong>voor</strong> dit jaar. Alleen had ik gaarne, dat je dit goed begreep: ik schrijf geregeld<br />

feuilletons en kleine verhalen (ik moèt wel leven van mijn pen) <strong>voor</strong> Va<strong>de</strong>rland en<br />

Gr. Ne<strong>de</strong>rland en ik zoû gaarne geregeld die verhalen nog eens willen herdrukken,<br />

al is het maar <strong>voor</strong> een mo<strong>de</strong>st honorarium. Aan een grooten, goe<strong>de</strong>n roman (je bent<br />

allerliefst!) dènk ik niet, ten zij je mij geven wilt en kunt het zelf<strong>de</strong> honorarium van<br />

vroeger: ƒ 3000, -. Dán wil ik er over <strong>de</strong>nken, maar kan dit niet, dan ga ik <strong>voor</strong>t met<br />

het kleine werk, wat mij ten minste ie<strong>de</strong>re maand mijn boterham geeft.<br />

Ik heb altijd die kleine verhalen herdrukt willen zien in een goedkoopen vorm<br />

(spoorweg lektuur-formaatje), iets van 50 of 75 cts, en begrijp niet, dat er in Holland<br />

geen gelegenheid zoû zijn <strong>voor</strong> zulke vlugge uitgaafjes, die aan <strong>de</strong> stations moeten<br />

verkocht kunnen wor<strong>de</strong>n. Misschien ben jij te chic, (ik niet!) om er zelfs maar over<br />

te <strong>de</strong>nken - buitenlandsche auteurs doen het wel. Zie je er echter nog eens “gat” in,<br />

wel, werk het gat dan uit en kom nog eens bij mij met een <strong>voor</strong>stelletje. Ik herhaal,<br />

ik ben met weinig tevre<strong>de</strong>n. En an<strong>de</strong>rs zullen we maar zon<strong>de</strong>r rancune afscheid van<br />

elkaêr nemen. De schoone dagen van Aranjuez zijn vorüber... Ik ben te luchthartig<br />

om er langer over te tobben en... schrijf mijn journalistische dingetjes, en wat langer<br />

van a<strong>de</strong>m-dingen in Gr. Ne<strong>de</strong>rland.’<br />

De bun<strong>de</strong>ls zijn vervolgens uitgegeven door Van Holkema en Warendorf. Als klap<br />

op <strong>de</strong> vuurpijl is daar tenslotte ook Antiek toerisme verschenen, nadat <strong>Couperus</strong> in<br />

een niet gedateer<strong>de</strong> brief betreffen<strong>de</strong> zijn Egyptische roman, die hij Veen wel<br />

aangebo<strong>de</strong>n heeft, aan zijn uitgever had geschreven: 14 ‘Uw laatste schrijven bevatte<br />

zulke <strong>de</strong>risoire <strong>voor</strong>stellen, dat ik het oprecht heb opgevat als een “gentle hint” om<br />

U niet meer lastig te vallen. Hetgeen ik gedaan heb zon<strong>de</strong>r boosheid, want als ge niet<br />

meer aan mij verdient, kan ik begrijpen, dat ge niet meer op samenwerking gesteld<br />

zijt. [...] Romans schrijf ik niet meer; wilt ge echter nog eens een bun<strong>de</strong>ltje feuilletons<br />

- op welke wijze dan ook - uitgeven, dan ben ik bereid een aanneembaar <strong>voor</strong>stel te<br />

ontvangen. Ver<strong>de</strong>r geen rancune.’ - Hierna hebben Veen en <strong>Couperus</strong> bijna acht<br />

maan<strong>de</strong>n lang geen brieven<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


381<br />

meer gewisseld, laat staan zaken gedaan.<br />

In diezelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> stokt helaas ook <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Emma Garzes, zodat<br />

wij over <strong>de</strong>ze tijd relatief slecht geïnformeerd zijn. De eerste zes maan<strong>de</strong>n van 1911<br />

bleef <strong>Couperus</strong> in Rome. Gelukkig vertellen <strong>de</strong> feuilletons in Het Va<strong>de</strong>rland ons in<br />

grote lijnen wat hij daar zag en beleef<strong>de</strong>. In het particuliere vlak zijn <strong>de</strong> twee laatste<br />

aan Emma geschreven brieven - er volgt dan een lacune tot 6 april 1912 - van enig<br />

belang. 15 In <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli te Florence blijkt zich een huiveringwekkend drama<br />

te hebben afgespeeld, dat <strong>Couperus</strong> niet onberoerd liet. De door hem zo bemin<strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez heeft zich die winter uit het venster of van het balkon<br />

geworpen, om re<strong>de</strong>nen die niet opgehel<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n. Had haar brouille met haar zoon<br />

Giulio er iets mee te maken? Was zij geruïneerd en is dit het ogenblik geweest waarop<br />

Giulio - dát hij het werkelijk gedaan heeft wordt in <strong>de</strong> familie overgeleverd - het<br />

familiekapitaal bleek te hebben opgesoupeerd? Wij zullen het wellicht nooit weten.<br />

Er zijn wel re<strong>de</strong>nen om het te vermoe<strong>de</strong>n. In zijn feuilletons laat <strong>Couperus</strong> begin<br />

januari <strong>de</strong> literaire Orlando <strong>voor</strong> geruime tijd vertrekken naar ‘Smyrna’, omdat zijn<br />

zaken niet goed gaan. Orlando blijkt geldzorgen te hebben, en het is niet<br />

onwaarschijnlijk dat hij toen in werkelijkheid naar Zuid-Amerika is vertrokken om<br />

goud te zoeken. 16 Misschien ook verklaart dit <strong>Couperus</strong>' geheime angst in<br />

Melancholieën: juist nu hij naar Italië ging, raakte hij Giulio kwijt.<br />

Hoe dit alles ook zij, <strong>Couperus</strong> was diep geschokt en schreef op 22 februari in zijn<br />

eerste brief aan Emma - hij liet er diezelf<strong>de</strong> dag nog een twee<strong>de</strong> op volgen: 17 ‘U op<br />

dit ogenblik alles te zeggen wat door mij heen gaat, is mij onmogelijk. Wij hebben<br />

zojuist het afschuwelijke nieuws ontvangen, dat gij mij hebt laten zen<strong>de</strong>n na mijn<br />

briefkaart waarin ik U zei<strong>de</strong> dat Uw stilzwijgen mij met angst vervul<strong>de</strong>. En ik gevoel<br />

in mijn hand, die trilt, in mijn machteloze pen, <strong>de</strong> vergeefse poging van mijn<br />

wilskracht U te willen zeggen onze lief<strong>de</strong> en ons immens me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n.<br />

Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer, is over Uw leven <strong>de</strong> ramp gekomen en heeft het tragisch<br />

gemaakt. [Emma had ook haar man, jaren gele<strong>de</strong>n, door suïci<strong>de</strong> verloren.] En ik<br />

herinner mij met ontzetting dat <strong>de</strong>ze ramp U <strong>voor</strong>speld was. En ik heb angst <strong>voor</strong><br />

het leven, dat mij op dit ogenblik, terwijl in <strong>de</strong> lucht <strong>de</strong> lente reeds zingt, <strong>voor</strong>komt<br />

als een zwarte afgrond.<br />

Arme vriendin! Wat moet Gij gele<strong>de</strong>n hebben. Gij en Uw lieve Bona [Emma's<br />

dochter], toen Gij Uw ongelukkige Moe<strong>de</strong>r gebroken aan Uw<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


382<br />

voeten zaagt liggen. Afschuwelijk visioen, dat U niet meer zal verlaten! En ik zie<br />

haar als Gij, want ik heb Uw lieve Moe<strong>de</strong>r bemind om die grote charme die er van<br />

haar uitstraal<strong>de</strong>, om haar zachte en sympathieke gratie en ik zal nimmer haar fijn<br />

silhouet van markiezin vergeten, het charmante hoofd vol krullen van die sneeuwwitte<br />

haren, terwijl zij zich kouwelijk wikkel<strong>de</strong> in haar shawls. Zij is in staat geweest tot<br />

<strong>de</strong>ze wanhoopsdaad! maar ik wil geloven dat haar arme hoofd in <strong>de</strong> war was geraakt,<br />

dat zij op dat ogenblik vergat het immense leed, dat zij haar naasten ging berokkenen.<br />

[...]<br />

Ik zal van haar bewaren <strong>de</strong> ontroer<strong>de</strong> herinnering aan <strong>de</strong> meest exquise Grootmama<br />

die ik heb gezien, en ik wil om haar schreien, met U, zoals een zoon om haar schreien<br />

zou. En als een broer, lieve vriendin, omhels ik U en ik zeg U: Moed! U hebt immens<br />

gele<strong>de</strong>n in Uw leven...’<br />

In zijn twee<strong>de</strong> brief van die datum nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn vriendin uit naar Rome<br />

te komen, opdat hij haar persoonlijk zou kunnen troosten. Hij schreef ver<strong>de</strong>r: ‘Wat<br />

ons betreft, wij blijven lange tijd te Rome - wellicht <strong>de</strong> gehele zomer, afgezien van<br />

een ogenblik van vacantie buiten in <strong>de</strong> bergen; wij hebben het <strong>voor</strong>nemen in<br />

November naar Egypte te gaan.’<br />

Nog in Nice had <strong>Couperus</strong> enkele opstellen over Venetië geschreven, waar het<br />

Dogenpaleis en <strong>de</strong> San Marco bij herhaling veel indruk op hem hebben gemaakt.<br />

Deze schetsen ba<strong>de</strong>n als het ware in zonlicht. 18 Dat <strong>de</strong> winterse werkelijkheid niet<br />

alleen in Nice maar ook in Italië wel an<strong>de</strong>rs kon zijn, merkte hij maar al te vlug. De<br />

eerste dagen in Rome stortregen<strong>de</strong> het. Het Duits-Oostenrijkse pension Hallier werd<br />

centraal verwarmd, wat dikwijls beteken<strong>de</strong>: onvoldoen<strong>de</strong> verwarmd. <strong>Couperus</strong> hield<br />

helemaal niet van centrale verwarming en schikte er zich alleen maar in omdat hij<br />

wist dat <strong>de</strong> antieke Romeinen in hun thermengebouwen ook al een <strong>de</strong>rgelijk<br />

verwarmingssysteem had<strong>de</strong>n gekend. Hij schreef: 19 ‘“Egale warmte” is zoo beroerd,<br />

ongezond en oncomfortabel (<strong>voor</strong>al!) mogelijk! Het kan mij niet schelen even te<br />

rillen, als ik daarna mij braad aan mijn houtvuur, en mij zoo wel van binnen als van<br />

buiten roosteren laat als een kwartel. Het kan mij niet schelen even een kou<strong>de</strong>n gang<br />

door te loopen, als ik da<strong>de</strong>lijk daarop, droomen<strong>de</strong>, mij doorgloeien laat bij <strong>de</strong> hooge<br />

vlammen van knetteren<strong>de</strong> blokken en stukken boomstam. Terwijl die ellendige<br />

radiateur - àls er gestookt wordt - mij doet stikken van “egale benauwdheid”, en àls<br />

er niet gestookt wordt, mij doet bevriezen van oncomfortabele huivering!’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


383<br />

Zij bewoon<strong>de</strong>n in het pension twee kamers, die <strong>Couperus</strong>, zoals hij op reis nu al jaren<br />

gewend was - niet <strong>voor</strong> niets placht hij tweehon<strong>de</strong>rdvijftig kilo bagage met zich mee<br />

te zeulen 20 - geheel naar zijn smaak veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: 21 ‘Omdat ik werk en schrijf, staat<br />

mijn vrouw mij steeds <strong>de</strong> mooiste kamer af en wordt mijn kamer dan ook half salon,<br />

terwijl <strong>de</strong> hare geheel slaapkamer blijft. Mijn hoekkamer heeft twee ramen en éen<br />

raam ziet uit op... het Zui<strong>de</strong>n! [...] <strong>Een</strong> somptueus fluweelen kleed overhuift geheel<br />

mijn bed en maakt er een divan van. <strong>Een</strong> laag schut, vol geprikt met fotografieën<br />

naar wat ik het liefst heb in Italiaansche muzea, en daar-tusschen nog artistieke<br />

briefkaarten, naar beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al, verbergt het proza van mijn waschtafel.<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r somptueus fluweelen kleed ligt over mijn tafel. Al dat somptueuze<br />

fluweel is ons eigen en te <strong>voor</strong>schijn gedoken uit onze koffers. Op een brokaten<br />

tafellooper staat mijn eigen inktkoker, ligt mijn gou<strong>de</strong>n pen; mijn papieren liggen<br />

geschikt on<strong>de</strong>r een paar antieke bronzen Atlasjes, die vroeger iets hebben getorst...<br />

<strong>Een</strong> antieke, ivoren Madonna is allerliefst tusschen bleeke, gele winterrozen. In een<br />

hoek van mijn kamer, op een gedrapeer<strong>de</strong>n koffer, staan wat boeken: <strong>voor</strong>al antieke<br />

auteurs, Latijnse dichters en geschiedschrijvers; ze zijn gebon<strong>de</strong>n in perkament met<br />

goud. Tegen <strong>de</strong> muur overal fotografieën: een fries van Pompeiaansche brief-kaarten.<br />

<strong>Een</strong> lap van goud en pauweveêren. (Ik reis altijd met pauweveêren: hunne prachtige<br />

kleuren brengen geluk aan, o lezer: geloof niet, wie u zegt, dat pauweveêren ongeluk<br />

aan brengen!)’<br />

Op nieuwjaarsdag woon<strong>de</strong> hij 's morgens een kerkdienst: bij in <strong>de</strong> kerk van <strong>de</strong><br />

jezuïeten, <strong>de</strong> Gesü. 22 In <strong>de</strong> weken die volg<strong>de</strong>n bezocht hij vele an<strong>de</strong>re kerken en<br />

musea en vatte daarna thuis aan zijn tafel steeds zijn indrukken samen in<br />

on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd proza. Soms ook vermaakte hij zich met <strong>de</strong> meer mondaine zij<strong>de</strong>n<br />

van Rome. Zo ging hij wel eens duur theedrinken in het kosmopolitische Excelsior<br />

Hotel, alleen maar om een gevoel van luxe te hebben en bij het personeel <strong>de</strong> suggestie<br />

te wekken van ‘schatrijke mijnheer’. 23<br />

Daar zijn pensionkamer uitkeek op het Corso, viel er echter ook genoeg te beleven<br />

zon<strong>de</strong>r dat hij een voet buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur hoef<strong>de</strong> te zetten. Op straat zag hij <strong>de</strong><br />

bloemenverkopers en vruchtenventers <strong>voor</strong>bij komen, ook wel <strong>de</strong> bont beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

wijnkarren met hun scheve zonne-kap. Ging hij kort <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lunch even wat flaneren,<br />

dan liep hij graag naar het café Aragno waar <strong>de</strong> ‘jongens van Rome’, zoals hij ze<br />

noem<strong>de</strong>, een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


384<br />

bijzon<strong>de</strong>re aantrekkingskracht op hem uitoefen<strong>de</strong>n. Wan<strong>de</strong>len en rondkijken <strong>de</strong>ed<br />

hij ook graag aan het eind van <strong>de</strong> middag, als <strong>de</strong> krantenjongens <strong>de</strong> Tribuna en <strong>de</strong><br />

Giornale d'Italia uitventten. 24 Hij hield van het drukke volksleven, zoals hij ook <strong>de</strong><br />

propvolle binnenzaaltjes van Aragno prefereer<strong>de</strong> boven een rustiger café in een wat<br />

saaie zijstraat. En soms nam hij wel eens een rijtuig en liet zich over <strong>de</strong> Pincio rij<strong>de</strong>n,<br />

om er van het uitzicht over Rome te genieten. De terugweg voer<strong>de</strong> door <strong>de</strong> Villa<br />

Borghese, met haar vele donkere, altijd groene steeneiken. Toeristen waren er in <strong>de</strong><br />

winter gelukkig weinig.<br />

Op een ijzige dag in januari bracht hij een bezoek aan een ou<strong>de</strong> vriend, Pier Pan<strong>de</strong>r,<br />

wiens atelier aan <strong>de</strong> Via Nomentana hij ook beschreven heeft. 25 De beeldhouwer<br />

werkte aan zijn zitten<strong>de</strong> Psyche, een maag<strong>de</strong>lijk vrouwenfiguurtje zon<strong>de</strong>r vleugels.<br />

Het was al weer vele jaren gele<strong>de</strong>n sinds <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze <strong>de</strong> beeldhouwer<br />

Fed<strong>de</strong>r en diens Romeinse werkplaats ten tonele gevoerd had. In die tijd was Pan<strong>de</strong>r<br />

aan Alba bezig geweest. <strong>Couperus</strong> raakte opnieuw gefascineerd, want, zo schreef<br />

hij, ‘ik kan mij bij <strong>voor</strong>beeld, zon<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>r te zijn, heel goed <strong>de</strong>nken hoe een<br />

schil<strong>de</strong>r werkt; hij zet kleur bij kleur, <strong>de</strong> nuance's schemeren op, maar ik kan nóoit,<br />

zelfs niet nù, dat ik ben in een beeldhouwersatelier, begrijpen hoe een<br />

beeldhouwwerk wordt...’ Buiten woei <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> tramontana. Op een afgekeurd<br />

portretkopje mocht <strong>Couperus</strong> zelf proberen met <strong>de</strong> beitel een haarlokje aan te brengen.<br />

Maar het lukte hem niet. Pan<strong>de</strong>r moest helpen.<br />

De beeldhouwer had overigens een bijzon<strong>de</strong>re verrassing <strong>voor</strong> hem in petto. Achter<br />

een gordijn bleek nog altijd <strong>de</strong> Alba te staan, <strong>de</strong> geboorte <strong>de</strong>r ziel. Er omheen verrezen<br />

<strong>de</strong> sindsdien gemaakte beel<strong>de</strong>n Aandoening, Gedachte, Moed en Kracht, vijf figuren<br />

die Pan<strong>de</strong>r in een tempel bijeen wil<strong>de</strong> voegen. 26 Pan<strong>de</strong>r heeft zelf nooit <strong>de</strong><br />

verwerkelijking mogen beleven, in Leeuwar<strong>de</strong>n, van het droombeeld dat hij in <strong>de</strong>ze<br />

januarimaand van 1911 aan <strong>Couperus</strong> openbaar<strong>de</strong>. Bij een maquette in bordpapier<br />

zei hij: ‘zoo zoû <strong>de</strong> tempel wor<strong>de</strong>n, waar ik die vijf beel<strong>de</strong>n zoû willen plaatsen en...<br />

nu zal ik je een geheim toe vertrouwen, maar je moet het niet zetten in je courant...<br />

Het is namelijk dit: ik begin te sparen om die vijf beel<strong>de</strong>n in marmer te houwen, <strong>voor</strong><br />

mijzelf, en dien tempel te bouwen... zoo dat ik, o zeker wel over jàren... ze zal zièn...<br />

in marmer... ze zal zien stàan... in hun tempel...’ <strong>Couperus</strong> begreep, bijna tot zijn<br />

ontsteltenis, dat Pan<strong>de</strong>r het werkelijk ernstig meen<strong>de</strong>. Hij kon haast niet geloven ‘dat<br />

hij, <strong>de</strong> man<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


385<br />

zon<strong>de</strong>r behoeften aan weel<strong>de</strong>, dat hij, <strong>de</strong> eenvoudige, staâge werker... sparen gaat...<br />

<strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n gaat verzamelen, om, <strong>voor</strong> zich, zijn tempel te kunnen bouwen en <strong>de</strong><br />

groep, die zijn ziel symbolizeert, te kunnen houwen in marmer... Zoo dweept, zoo<br />

droomt, zoo doet alleen <strong>de</strong> kunstenaar, <strong>de</strong> zoon van <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n. Zulk een weel<strong>de</strong>rige<br />

behoefte kan alleen gekoesterd wor<strong>de</strong>n door een dichter, die beeldhouwer is. Want<br />

die tempel zal zijn zon<strong>de</strong>r nut, die beel<strong>de</strong>ngroep zon<strong>de</strong>r nut, en bei<strong>de</strong>n zullen<br />

dùizen<strong>de</strong>n kosten...’<br />

<strong>Couperus</strong> moest er even van bekomen in Pan<strong>de</strong>rs woonkamer, waar <strong>de</strong><br />

huishoudster, mejuffrouw De Kanter, thee schonk en - door <strong>Couperus</strong> altijd zeer<br />

gewaar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, mits ze maar bros waren - koekjes presenteer<strong>de</strong> uit een trommeltje.<br />

Hollandser kon het niet. De gezellige, warme sfeer ontroer<strong>de</strong> hem evenzeer als het<br />

hoge, bijna onbereikbare i<strong>de</strong>aal van zijn vriend. ‘Het is <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong>n dat groote Geluk<br />

van <strong>de</strong> Toewijding,’ schreef hij, ‘<strong>de</strong> een aan <strong>de</strong> Kunst, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aan <strong>de</strong>n kunstenaar.’<br />

Met fijne tact vermeed hij zijn lezers te vertellen dat Pan<strong>de</strong>r invali<strong>de</strong> was en zon<strong>de</strong>r<br />

zijn verzorgster niet kon bestaan.<br />

Zijn zwerftochten door Rome brachten <strong>Couperus</strong> in het Museo Barracco, 27 in <strong>de</strong><br />

San Saba 28 en op <strong>de</strong> cortile van het Palazzo Massimo, 29 in <strong>de</strong> Borgia-appartementen<br />

van het Vaticaan 30 en in <strong>de</strong> wat vervallen Villa Madama. 31 San Paolo en <strong>de</strong> Tre<br />

Fontane, 32 het Colosseum, 33 <strong>de</strong> ruïnes op <strong>de</strong> Palarijn, 34 het waren <strong>voor</strong> hem even zovele<br />

bijzon<strong>de</strong>re ervaringen. Ze inspireer<strong>de</strong>n hem tot sprankelen<strong>de</strong> schetsen. Deze leren<br />

ons dat <strong>Couperus</strong> zich, dilettantisch weliswaar maar toch met enige grondigheid,<br />

verdiepte in <strong>de</strong> kunst van zowel het ou<strong>de</strong> Egypte en Mesopotamië als archaïsch<br />

Griekenland. Vooral raakte hij enthousiast over het kleine maar in<strong>de</strong>rdaad hoog<br />

genoteer<strong>de</strong> Museo Barracco. De verzamelaar van die collectie, <strong>de</strong> senator Giovanni<br />

Barracco, beschouw<strong>de</strong> hij als een gelukkig en geniaal mens omdat hij blijk gaf van<br />

zo een trefzeker gevoel <strong>voor</strong> kwaliteit.<br />

De Borgia-appartementen boei<strong>de</strong>n hem overigens nauwelijks min<strong>de</strong>r. De figuur<br />

van Lucrezia - aan wie hij na zich in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Borgia's verdiept te hebben<br />

ook verhalend proza wijd<strong>de</strong>; 35 een systeem dat hij van zijn eerste novellen af heeft<br />

toegepast - inspireer<strong>de</strong> hem niet min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> hand van hem die haar geschil<strong>de</strong>rd<br />

heeft, Pinturicchio. In lange, kunstige beschrijvingen bezong hij <strong>de</strong> lof van al <strong>de</strong>ze<br />

schoonheid uit <strong>de</strong> Renaissance.<br />

Het Colosseum, door keizer Vespasianus gebouwd, bezocht <strong>Couperus</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


386<br />

eenmaal in een nacht van maanlicht. Sinds lord Byron dit gedaan had was het bijna<br />

<strong>voor</strong>schrift dat een bezoeker van Rome hem daarin zou volgen. 36 Dat <strong>Couperus</strong> er<br />

tot eeuwigheïdsgedachten bewogen werd is dus in wezen niet veel meer dan een<br />

literair cliché. Al sinds <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw was het gewoonte in <strong>de</strong> ruïnes over<br />

vergankelijkheid te lamenteren. Toch klinkt in <strong>de</strong> tira<strong>de</strong> waarmee hij zijn opstel over<br />

het Amphitheatrum Flavium besloot persoonlijke betrokkenheid door: 37 ‘Allen zijn<br />

heen... Maar <strong>de</strong> zwart-blauwe, telkens blank aangelichte kom van het Colosseum<br />

bleef... bleef langer dan allen... en zal blijven, altijd blijven... blijven ook als wij die<br />

op ònze beurt hier een spel hebben aanschouwd, een blank spel van spoken en<br />

schimmen, henen zijn... en tot wat stof zijn verwor<strong>de</strong>n, dat verstuivelen zal naar <strong>de</strong><br />

Eeuwigheid...’<br />

<strong>Couperus</strong> wist <strong>de</strong> lezers van Het Va<strong>de</strong>rland door een niet eindigen<strong>de</strong> variatie van<br />

on<strong>de</strong>rwerpen elke week opnieuw te boeien. Bang dat hij hen met al te veel<br />

kunstzinnige bespiegelingen of verheven ontboezemingen wel eens zou kunnen<br />

vermoeien, ging hij soms plotseling over op heel alledaagse faits divers. Bij <strong>voor</strong>keur<br />

hing hij daarin dan <strong>de</strong> grote mijnheer uit die zich minzaam met min<strong>de</strong>ren afgeeft<br />

omdat hem dit amuseert. De schets Giulio bij <strong>voor</strong>beeld, 38 die tot een genre behoort<br />

waartoe ook het verhaal Biagio 39 gerekend kan wor<strong>de</strong>n, gaat over <strong>de</strong> huurkoetsier in<br />

wiens rijtuig <strong>Couperus</strong> het liefst uit toeren placht te gaan. De man is langzamerhand<br />

in betere doen geraakt en heeft zijn rijtuig er aan gegeven. Het blijkt echter een<br />

be<strong>de</strong>nkelijk personage te zijn: hij verdient nu veel geld als woekeraar... Berust het<br />

stukje op waarheid, of heeft <strong>Couperus</strong> het alleen maar bedacht om enige bladzij<strong>de</strong>n<br />

lang <strong>de</strong> naam Giulio neer te kunnen schrijven, <strong>de</strong> ware naam immers van <strong>de</strong> man die<br />

hij literair tot ‘Orlando’ gemaakt had? Het is moeilijk uit te maken. <strong>Couperus</strong>' fantasie<br />

was nu eenmaal even grillig als onuitputtelijk.<br />

In Groot-Ne<strong>de</strong>rland van 1911 publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een essay over Siena. 40 Het<br />

bevat met lief<strong>de</strong> geschreven herinneringen aan zijn vroegere bezoeken aan die stad.<br />

Het koninkrijk Arles 41 gaat eveneens terug op ou<strong>de</strong>re ervaringen. Het materiaal er<strong>voor</strong><br />

heeft hij verzameld tij<strong>de</strong>ns zijn tour door Zuid-Frankrijk, die wij niet met<br />

nauwkeurigheid kunnen dateren. Het opstel ligt in het verleng<strong>de</strong> van, en is eigenlijk<br />

een vervolg op, zijn beschouwingen over Avignon. 42 Zoals wij al zagen, heeft <strong>Couperus</strong><br />

die streken misschien bezocht in gezelschap van Trudy toen zij in het najaar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


387<br />

van 1909 uit Indië was gekomen. Dit geldt ook <strong>voor</strong> Ravenna. 43 Daarentegen moet<br />

<strong>Couperus</strong> Ostia 44 geschreven hebben in Rome, na een bezoek aan <strong>de</strong> opgravingen<br />

aldaar in april 1911. Hij geeft <strong>voor</strong> dat hij er in een auto heen is gere<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> auto van<br />

Orlando, hem met chauffeurtje Vico en al afgestaan. Hier raakt hij echter in zijn<br />

eigen verzinsels verstrikt! Orlando, zo hebben wij eer<strong>de</strong>r vernomen, zou zich in <strong>de</strong>ze<br />

perio<strong>de</strong> immers in Smyrna hebben bevon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> doet het nu <strong>voor</strong>komen alsof<br />

Orlando hem per brief <strong>de</strong> auto <strong>voor</strong> een tochtje naar Ostia leent. Van Smyrna uit?<br />

En hoe kan dan, een half uur na <strong>de</strong> brief, <strong>de</strong> chauffeur al <strong>voor</strong> hem staan, zogenaamd<br />

‘eveneens door een brief zijns meesters verwittigd’? - De oplossing is natuurlijk dat<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth een op <strong>de</strong>ze wijze geromantiseer<strong>de</strong> taxi hebben genomen.<br />

Ook in Siena nam <strong>Couperus</strong> soms een auto. Hij was verrukt van automobielen in<br />

het algemeen, zozeer zelfs, dat hij kon schrijven: ‘Er is iets mystieks <strong>voor</strong> mij in een<br />

automobiel, iets om <strong>voor</strong> neêr te knielen en te aanbid<strong>de</strong>n... <strong>Een</strong> motor? Ik weet niet<br />

wat het is... wàt ik weet van een automobiel is, dat het ding van zelve gaat, als er<br />

iemand zit aan het stuur, die bekend is met <strong>de</strong> heilige stuurwetenschap... en dat het<br />

dan heèl gauw gaat, verbazend gauw, overheerlijk gauw, bedwelmend gauw.’<br />

Aan <strong>de</strong> hand van Gaston Boissiers Promena<strong>de</strong>s archéologiques dwaal<strong>de</strong> hij door<br />

<strong>de</strong> ruïnes van <strong>de</strong> antieke stad, vijf uren achtereen, wat <strong>voor</strong> zijn doen zeer lang was.<br />

Maar Ostia fascineer<strong>de</strong> hem dan ook zoals Pompeji het al gedaan had, zij het met<br />

an<strong>de</strong>re accenten: in Pompeji immers werd het leven op 24 augustus van hetjaar 79<br />

na Christus door <strong>de</strong> uitbarsting van <strong>de</strong> Vesuvius als het ware plotseling betrapt, in<br />

Ostia echter is het een langzame dood gestorven, die zich over eeuwen heeft<br />

uitgestrekt.<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer ging hij naar <strong>de</strong> Villa van Hadrianus in Tivoli, het antieke Tibur. 45<br />

Langs <strong>de</strong> statige cipressenlaan, die er nog altijd is - evenals <strong>de</strong> olijftuin waar hij met<br />

Elisabeth zijn lunchpakketje verorber<strong>de</strong>, zittend op een Engelse regenjas - , bereikte<br />

hij <strong>de</strong> uitgestrekte bouwvallen van het keizerlijke landgoed, dat zijn schoonheid niet<br />

in <strong>de</strong> laatste plaats aan het weel<strong>de</strong>rige lommer en het omgeven<strong>de</strong> glooien<strong>de</strong> landschap<br />

ontleent.<br />

Het was een leven vol afwisseling. Aan inspiratie ontbrak het hem allerminst. In<br />

<strong>de</strong> opera zag hij <strong>de</strong> koning en <strong>de</strong> koningin, Umberto en Elena. 46 In <strong>de</strong> paasweek zag<br />

hij beken<strong>de</strong> kardinalen in <strong>de</strong> vele kerken die hij toen bezocht. Hij luister<strong>de</strong> er naar<br />

<strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> muziek en volg<strong>de</strong> met een zekere aandoening <strong>de</strong> rituele<br />

han<strong>de</strong>lingen van <strong>de</strong> katho-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


388<br />

lieke mis. In <strong>de</strong> schets Heilige week geeft hij enige van zijn ervaringen weer. 47 - <strong>Een</strong><br />

nachtelijke aardbeving <strong>de</strong>ed in die dagen Rome hevig opschrikken. Erg mooi weer<br />

was het ook al niet. Op Goe<strong>de</strong> Vrijdag, nadat hij een hoogmis in <strong>de</strong> Sint-Pieterskerk<br />

had bijgewoond, stortte een apocalyptisch noodweer zich met geweld uit over <strong>de</strong><br />

Eeuwige Stad.<br />

Twee tentoonstellingen heeft <strong>Couperus</strong> dat <strong>voor</strong>jaar bezocht, een kleine en een grote.<br />

Vooral <strong>de</strong> eerste is hier van niet te verwaarlozen belang, omdat wij uit het verslag<br />

dat hij er van doet vrij dui<strong>de</strong>lijk een nieuw facet van zijn smaak leren kennen. In <strong>de</strong><br />

Belle Arti namelijk had men een expositie ingericht van eigentijdse schil<strong>de</strong>rkunst.<br />

Daartoe behoor<strong>de</strong> ook een Ne<strong>de</strong>rlandse af<strong>de</strong>ling. Natuurlijk ging hij er heen. Twee<br />

landgenoten, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs Willem Steelink en Arnold Gorter, ontvingen hem<br />

vrien<strong>de</strong>lijk. 48 Nog <strong>voor</strong> hij ook maar iets gezien had raakte <strong>Couperus</strong> overmand door<br />

een vreem<strong>de</strong> emotie: 49 ‘Want ik voel<strong>de</strong> om mij <strong>de</strong> atmosfeer van mijn land, dat ik,<br />

zoo vreemd, lief heb, al woon ik er niet, al ben ik er weinig: ik voel<strong>de</strong> om mij <strong>de</strong><br />

atmosfeer, die geweefd had rondom mijn jeugd en jongelingsjaren; ik voel<strong>de</strong> om mij<br />

<strong>de</strong> atmosfeer van vele mijner eigene boeken: <strong>de</strong> atmosfeer van <strong>de</strong> Boeken <strong>de</strong>r Kleine<br />

Zielen... En het is vreemd hoe die atmosfeer, die ik ben ontvlucht, toch mij lief is als<br />

een atmosfeer vol her<strong>de</strong>nking en weemoed, vòl van <strong>de</strong> dingen van het verle<strong>de</strong>n, het<br />

leed van vroeger, en ook <strong>de</strong>n enkelen, bleeken zonnestraal, van vroeger ook... En ik<br />

wil<strong>de</strong> mijn emotie niet verra<strong>de</strong>n [...].’<br />

Kerkinterieurs van Bosboom brachten hem <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r weer in <strong>de</strong> herinnering,<br />

die hij in Den Haag zelf had gekend. Diens schil<strong>de</strong>rijen en het werk van Jozef Israëls,<br />

Willem Maris en Mauve <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem ineens beseffen hoe Hollands hij in <strong>de</strong> hoeken<br />

van zijn ziel ondanks alles toch was gebleven. Stille ontroering maakte zich steeds<br />

meer van hem meester. Weissenbruch, Gabriël, Breitner en ook een aantal kleinere<br />

meesters wekten zijn onverholen bewon<strong>de</strong>ring op. Etsen van Zilcken en Marius<br />

Bauer brachten hem tenslotte zo in vervoering, dat hij met overgave erken<strong>de</strong>: 50 ‘Dit<br />

zijn <strong>de</strong> prachten <strong>de</strong>r fantazie van noor<strong>de</strong>lijke geesten, die <strong>de</strong> fabel van het Zui<strong>de</strong>n<br />

gingen beminnen en <strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige Arabische legen<strong>de</strong> opriepen, als ik het op <strong>de</strong>ze<br />

Expozitie geen meridionalen en... Italianen zie doen, hoe ik <strong>de</strong> Italianen ook lief<br />

heb!’ - <strong>Een</strong> onbetwist hoogtepunt vond hij Thérèse Schwartzes staatsieportret van<br />

koningin Wilhelmina.<br />

Mocht hij echter vin<strong>de</strong>n dat er in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse af<strong>de</strong>ling alleen maar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


389<br />

schoonheid te zien was - ‘er is zoo veel, dat mooi is, er is bijna alles mooi, en er is<br />

zeer zeker niets, dat leelijk is...’ -, volledig afwijzend daarentegen luid<strong>de</strong> zijn<br />

oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Spaanse en Italiaanse kunst. 51 Hij vond het geen genoegen<br />

te lopen ‘langs die gele en blauwe effectjachten, langs die afschuwelijk naakte en<br />

half naakte groene dames op violette divans tegen okeren landschappen, langs die<br />

cauchemars van tan<strong>de</strong>n toonen<strong>de</strong> Andaluzische schoenen, met bella-donna-oogen,<br />

langs die <strong>voor</strong>al heftig helle, grillig grelle doeken’. Met ontzetting constateer<strong>de</strong> hij<br />

dat er zelfs éen was, ‘waarop geheele tuben zijn uit gedrukt, als om te willen bewijzen,<br />

dat verf geen geld kost, als je zóo iets kostelijks maar weet op te roepen met<br />

uitgeperste tuben verf’. <strong>Couperus</strong>' smaak was in dit opzicht volstrekt conservatief.<br />

Van avontuurlijke experimenten moest hij in het geheel niets hebben. Hoe oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

hij over Van Gogh, Picasso, Mancini? Het antwoord lijkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen.<br />

Behalve <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>rijenexpositie was er dan ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ‘bene<strong>de</strong>tta esposizione’,<br />

waar hij Emma Garzes al over geschreven had. Het betrof, in mei 1911, <strong>de</strong> opening<br />

van een grote tentoonstelling die zich over verschillen<strong>de</strong> lokaties binnen <strong>de</strong> muren<br />

van Rome uitstrekte. 52 In <strong>de</strong> Thermen van Diocletianus - tegenwoordig Museo<br />

Nazionale <strong>de</strong>lle Terme; het enorme gebouw werd een <strong>de</strong>rtig jaar eer<strong>de</strong>r, ten tij<strong>de</strong> van<br />

Carel Vosmaers bezoek, ge<strong>de</strong>eltelijk nog bewoond; <strong>de</strong> laatste bewoners waren ten<br />

tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> expositie trouwens maar amper vertrokken - kreeg men aan <strong>de</strong> hand van<br />

tekeningen, gipsen en maquettes een overzicht <strong>voor</strong>geschoteld van talrijke Romeinse<br />

monumenten en kunst<strong>voor</strong>werpen uit <strong>de</strong> provincies van het rijk. <strong>Couperus</strong> vond het<br />

veel te veel van het goe<strong>de</strong>. Vreemd genoeg kon hij er nauwelijks enig enthousiasme<br />

<strong>voor</strong> opbrengen.<br />

De Engelenburcht herberg<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen en schetsen van Rome, gemaakt door<br />

buitenlandse schil<strong>de</strong>rs die <strong>de</strong> stad in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r eeuwen had<strong>de</strong>n gekonterfeit. 53 Voor<br />

zover het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs betrof wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar nog wel enige aandacht aan<br />

beste<strong>de</strong>n. Maar ook hier werd <strong>voor</strong>al zijn ongeduld opgewekt. Het antieke mausoleum<br />

van keizer Hadrianus zelf vond hij heel wat interessanter. - Liet zijn kennis hem in<br />

<strong>de</strong> steek? Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat hij zich nooit heeft willen verdiepen, noch in <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Bentvueghels, noch in wat wij gemakshalve <strong>de</strong> Italianisanten en<br />

Grand-Touristen zou<strong>de</strong>n kunnen noemen.<br />

Het neoclassicisme boei<strong>de</strong> hem niet. <strong>Couperus</strong> gaf niets om <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw,<br />

en om <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> zo mogelijk nog min<strong>de</strong>r.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


390<br />

Rembrandt zou later een zeldzame uitzon<strong>de</strong>ring zijn, en hem heeft hij pas leren<br />

waar<strong>de</strong>ren door A. Bredius. Over <strong>de</strong> meubelen in Empirestijl, hoe Romeins ook van<br />

inspiratie, haal<strong>de</strong> hij achteloos zijn schou<strong>de</strong>rs op. 54 ‘Eischt ge’, vroeg hij zijn lezers,<br />

‘dat ik u zeg, dat, omdat Napoleon een Italiaan was... er meubels en schil<strong>de</strong>rijen zijn<br />

over gebracht uit Fontaine-bleau en hier in een Empire-vertrek zijn ge-expozeerd...?<br />

Neen, ge eischt het niet en ge hebt me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met mij.’ Zo gemakkelijk maakte hij,<br />

als het moest, er zich van af.<br />

Teleurstellend ook vond hij <strong>de</strong> tentoonstelling op <strong>de</strong> Piazza d'Armi. 55 Geïrriteerd<br />

merkte hij op: 56 ‘Ik heb van Expozities in Milaan en Turijn <strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n indruk als<br />

van <strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> Piazza d'Armi: balken, kalk, gewapend-beton, bordpapier,.., hier en<br />

daar wel aardige i<strong>de</strong>e's... maar dan ook weêr grof grint, waarop je niet loopen kunt,<br />

mod<strong>de</strong>rpoelen en kalkpoelen: chocola<strong>de</strong> en crême-fouettée, maar in reusachtige<br />

vla<strong>de</strong>n, die je je weg versperren: karren, werklui, gemis aan schaduw en gemis aan<br />

publiek... Ben ik te vroeg naar <strong>de</strong> Expozitie gegaan?’ Er waren replica's te zien naar<br />

Venetiaanse monumenten, architectuur uit Brescia, Milaan en Bergamo en nog een<br />

aantal van <strong>de</strong>rgelijke on<strong>de</strong>rwerpen. De tentoonstelling was door <strong>de</strong> koning geopend<br />

zon<strong>de</strong>r voltooid te zijn. Dit laatste in het bijzon<strong>de</strong>r riep <strong>Couperus</strong>' onverholen ergernis<br />

op: 57 ‘Zeker, er zijn wel aardige “paleizen” en “kasteelen” zoo opgezet... als dat<br />

eenmaal af is, zal het wel aardig zijn, hoor... Den volgen<strong>de</strong>n winter? Als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />

het gunnen, zit ik dan in Caïro en schrijf Dagboekbla<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> Pyrami<strong>de</strong>n...’<br />

Wan<strong>de</strong>lend langs het Corso ontmoette hij ‘Jan’ weer eens, 58 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t,<br />

die omstreeks <strong>de</strong>ze tijd in<strong>de</strong>rdaad als journalist <strong>voor</strong> enkele Ne<strong>de</strong>rlandse couranten<br />

naar Rome is gereisd, om er net als <strong>Couperus</strong> een paar artikelen te schrijven over <strong>de</strong><br />

‘bene<strong>de</strong>tta esposizione’. Ook naar Wagen<strong>voor</strong>ts oor<strong>de</strong>el was <strong>de</strong> hele on<strong>de</strong>rneming<br />

een mislukking. Liever ging hij met zijn Haagse vriend - zogenaamd weer in <strong>de</strong><br />

legendarische auto van Orlando, die zelf nog altijd in Smyrna heette te zitten - naar<br />

Tivoli, dat <strong>Couperus</strong> aan zijn Hollandse collega wil<strong>de</strong> laten zien. Hij oogstte er succes<br />

mee. Wagen<strong>voor</strong>t bleek zeer gevoelig te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ons al beken<strong>de</strong><br />

‘tooverperspectieven van louter licht, glans en glorie’, die <strong>Couperus</strong> bij herhaling<br />

bezongen heeft. Keizer Hadrianus zelf had <strong>Couperus</strong>' grote sympathie: hij zag hem<br />

als een tragische figuur, in diepe rouw gedompeld om <strong>de</strong> dood van zijn vriend<br />

Antinoüs die in <strong>de</strong> Nijl op mysterieuze wijze verdronken was. Zwervend door <strong>de</strong><br />

bouwvallen kwam hem uit <strong>de</strong> mist<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


391<br />

<strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n ‘<strong>de</strong> schim te gemoet van Hadrianus, die ginds, in <strong>de</strong>n wind, gegild heeft<br />

van pijn, van smart, van leed...’ Hij vereenzelvig<strong>de</strong> zich als het ware met <strong>de</strong> eenzame<br />

man wiens vriend niet meer bij hem was.<br />

<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>r homo-erotisch thema werkte hij uit op niet min<strong>de</strong>r doorzichtige<br />

wijze. Ditmaal betrof het manlijke schoonhe<strong>de</strong>n die hem ontroer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Piazza<br />

Colonna, waar in een tij<strong>de</strong>lijk opgetrokken tent worstelwedstrij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. 59<br />

Hij hield daar van. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r gespier<strong>de</strong> kolossen bleek op <strong>de</strong> koop toe een Hollan<strong>de</strong>r<br />

te zijn. <strong>Couperus</strong> ontzag zich niet kennis met hem te gaan maken. De atleet, Eigenman<br />

geheten, moest helaas bekennen nog nooit van een zekere <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gehoord<br />

te hebben. Tot diens verbazing <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> worstelaar hem daarentegen me<strong>de</strong>: ‘Ikke<br />

kenne wèl een Hollandschen worstelaar, die heet <strong>Couperus</strong>, waarachtig...’ Waarop<br />

<strong>Couperus</strong> eenvoudig repliceer<strong>de</strong> met: ‘Dat zal een Friesche neef van mij zijn.’<br />

Op dagen van sombere stemming ging hij graag naar <strong>de</strong> Palatijn. Wat hem <strong>de</strong>ze<br />

winter en dit <strong>voor</strong>jaar allemaal gekweld heeft weten wij niet. Behalve <strong>de</strong> zelfmoord<br />

van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, <strong>de</strong> afwezigheid van Orlando, <strong>de</strong> zeer ernstige<br />

moeilijkhe<strong>de</strong>n met Veen, moet er iets an<strong>de</strong>rs geweest zijn. Nog in april schreef hij,<br />

in het feuilleton Ruïnes, legen<strong>de</strong> en bloemen: 60 ‘Het is zeker wel héel vreemd, maar<br />

als mijn dag moe<strong>de</strong>loos is begonnen, als, in <strong>de</strong>n vroegen morgen al, <strong>de</strong> dingen van<br />

het leven, <strong>de</strong> dingen van het moeilijke leven mij dreigen neêr te drukken <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

gehéelen, ver<strong>de</strong>ren dag, als er brieven zijn gekomen, die mij ontstemmen, verbitteren,<br />

of treurig maken... en ik heb tòch <strong>de</strong>n moed gehad uit te gaan, wèg uit mijn kamer,<br />

wèg van <strong>de</strong> brieven, wèg van het moeilijke leven... om daar boven, van af dien<br />

Eeuwenheuvel <strong>de</strong>r Romeinsche keizerpaleizen, te staren in wat ik zoo gaarne, <strong>voor</strong><br />

mij, noem <strong>de</strong> zonnige Put <strong>de</strong>r Eeuwen... dan komt er, heel vreemd, als een kalmte<br />

om mij weven, als een zachte troost rond om mij drijven, dan komt er als een zacht<br />

glanzen<strong>de</strong> onverschilligheid om mij en in mij en over mijn ziel’. - Moeilijkhe<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong> vroege morgen, nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> post, kunnen er welbeschouwd eigenlijk<br />

alleen met Elisabeth gerezen zijn. Dat <strong>Couperus</strong>' vriend er in die tijd niet was, staat<br />

vast. Dat hij hem miste - zoals Hadrianus zijn Antinoüs - en zijn gemis afreageer<strong>de</strong><br />

op Elisabeth, is niet onwaarschijnlijk.<br />

Eind mei brak het ogenblik van vertrek uit Rome aan. In een bijzon<strong>de</strong>r mooie<br />

schets, Afscheid van Rome, komt <strong>Couperus</strong> op zijn ondui<strong>de</strong>lijk<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


392<br />

probleem terug: 61 ‘Onze winter in Rome: hij was niet heel lief... Ik mag het nu wel<br />

bekennen, nu ik hem gedragen heb, en nu ik vertrek... Onze winter in Rome was <strong>de</strong><br />

winter van <strong>de</strong> vele désilluzie's, <strong>de</strong> winter <strong>de</strong>r moeilijke dingen, <strong>de</strong> winter <strong>de</strong>r lastige<br />

levensverwikkelingen... en dat ik ze u niet gezegd heb, o lezer, gij zult het niet wraken;<br />

gij zult mij eer<strong>de</strong>r een beetje prijzen, dat ik mijn best heb gedaan u niet àl te veel te<br />

vervelen met <strong>de</strong> jeremia<strong>de</strong> mijner désilluzie's, dat ik gepoogd heb zoo veel mogelijk<br />

het mooie, het lieve, het artistieke te zien, dat <strong>de</strong>ze Romeinsche winter mij tóch nog<br />

gegeven heeft.’ - De foto's en prentbriefkaarten wer<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> muur genomen en in<br />

<strong>de</strong> koffers gestopt, evenals <strong>de</strong> somptueuze kle<strong>de</strong>n en alle prullaria die <strong>de</strong> pensionkamer<br />

in <strong>de</strong> Via Fontanella di Borghese een eigen sfeer had<strong>de</strong>n gegeven.<br />

Gevlucht naar het Forum Romanum, probeer<strong>de</strong> hij in het huis van <strong>de</strong> Vestaalse<br />

maag<strong>de</strong>n wat tot zichzelf te komen. Ook nu weer waren het <strong>de</strong> ruïnes van het antieke<br />

Rome die hem moesten kalmeren: 62 ‘Purperen rozen bloeien om het vierkante<br />

vasculum van het atrium; blanke rozen klimmen, weligen en weel<strong>de</strong>ren tegen<br />

<strong>de</strong> verbrokkel<strong>de</strong> muren; tusschen blanke rozen rijzen <strong>de</strong> standbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />

Oppermaag<strong>de</strong>n... O, <strong>de</strong> schoonheid, die Rome is in Mei... Rozen, rozen, overal<br />

rozen...’<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘<strong>Een</strong> vervelen<strong>de</strong> morgen’ (Vad. 21 mei 1910), in Korte arabesken, 221.<br />

2 ‘Incognito te Nice’ (Vad. 5 november 1910), in Zwaluwen, 180.<br />

3 Henri van Booven in Onze Eeuw (1923), IV, 219, herinner<strong>de</strong> zich kort na <strong>Couperus</strong>' dood: ‘Zelf<br />

zei<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij eens in <strong>de</strong>n winter van 1916: “Ik neem mij telkens en telkens ernstig <strong>voor</strong><br />

om geen romans meer te schrijven, en dàn, na een poos... daar ligt het dan alweer...”’<br />

4 Amice. 114 nr.472.<br />

5 Paradijzen 1, 18 nr.21.<br />

6 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 93.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 96.<br />

8 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 1, 139, 281, 414 e.v.<br />

9 Amice, 114 nr.471.<br />

10 Het heuglijke bericht werd op 8 april 1914 naar Florence gezon<strong>de</strong>n. Zie ver<strong>de</strong>r Willem<br />

Timmermans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en De Nieuwe Gids. Overzicht van een Platonische relatie’, in<br />

Bzzlletin nr. 129 (oktober 1985), 23-29 (<strong>voor</strong>al 23). Terzelf<strong>de</strong>rtijd ontving dr. P.C. Boutens <strong>de</strong><br />

Poëzieprijs <strong>voor</strong> zijn Carmina (30 maart 1914). De beoor<strong>de</strong>lingscommissie werd gevormd door<br />

dr. A. Aletrino, dr. H.J. Boeken, mr. F. Erens, Willem Kloos, Jac. van Looy, Fr. Netscher en<br />

Ary Prins. Jeanne Kloos is <strong>Couperus</strong> in 1915 te Den Haag op Hoogewal 2 <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />

oorkon<strong>de</strong> komen brengen. In plaats van een zilveren lauwerkrans koos <strong>Couperus</strong> een bedrag<br />

van ƒ 200,- te storten bij zijn Haagse bankier Scheurleer.<br />

11 Verschenen resp. in 1911 en 1912.<br />

12 Amice, 115 nr.474.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 115 nr.476.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 117 nr.479.<br />

15 Paradijzen I, 19 nr.22; Paradijzen II, 22 nr.23.<br />

16 Bastet, Zuil, 123: volgens zijn nicht Vera Rossi - in een brief d.d. 11 april 1978 - ging hij uit<br />

Italië weg ‘fra l'altro in Columbia a cercare l'oro che naturalmente non trovò’.<br />

17 Zie noot 5.<br />

18 ‘Het Dogenpaleis te Venetië’ (Vad. 11 januari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n I, 7-15, ‘De baziliek van<br />

San Marco’ (Vad. 25 januari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n I, 15-22.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


19 ‘Het pension’ (Vad. 28 januari 1911), in Rome I, 11.<br />

20 Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1921), 7: ‘het was in <strong>de</strong>njare 'II en wij zwierven <strong>de</strong> wereld rond<br />

met 250 K.G. bagage’.<br />

21 Zie noot 19, 12.<br />

22 ‘De Gesù’ (Vad. 4 februari 1911), in Rome I, 18-20.<br />

23 ‘Thee in Excelsior’ (Vad. 4 februari 1911), in Rome I, 21-25.<br />

24 ‘Biagio’ (Vad. 18 februari 1911), in Rome I, 34-41. - ‘Aragno’ (Vad. 11 maart 1911), in Rome<br />

I, 59-65. - ‘De straat’ (Vad. 4 maart 1911), in Rome I, 50-58.<br />

25 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome I, 26-33.<br />

26 J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966). - M. Klein, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985), passim.<br />

27 ‘Museo Barracco I’ (Vad. 22 februari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 66 76. ‘Museo Barracco II’<br />

(Vad. 1 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 76-82.<br />

28 ‘San Saba’ (Vad. 25 februari 1911), in Rome I, 42-43.<br />

29 ‘Palazzo Massimo’ (Vad. 25 februari 1911), in Rome I, 44-49.<br />

30 ‘Appartamento Borgia’ (Vad. 15 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 82-91.<br />

31 ‘Villa Madama’ (Vad. 18 maart 1911), in Rome I, 74-77.<br />

32 ‘San Paolo en Tre-Fontane’ (Vad. 25 maart 1911), in Rome I, 78-86.<br />

33 ‘Colosseo’ (Vad. 29 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 92-102.<br />

34 ‘Het huis van Livia en <strong>de</strong> tempel van Rheia Kubele’ (Vad. 12 april 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II,<br />

102-112.<br />

35 ‘Lucrezia’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), I, 649 e.v.; II, 253 e.v. In: Schimmen van Schoonheid,<br />

168-221.<br />

36 F.L. Bastet, Reizigers naar Rome (1964), 14 (met lit.).<br />

37 Zie noot 33.<br />

38 ‘Giulio’ (Vad. 1 april 1911), in Rome I, 87-95. Heeft het, in verband met het hier volgen<strong>de</strong>, een<br />

speciale betekenis dat <strong>de</strong> schets verscheen op... 1 april?!<br />

39 Zie noot 24.<br />

40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 519 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n II, 1-33.<br />

41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), II, 152 e.v. - In Proza I, 241-256.<br />

42 Proza I, 207-240.<br />

43 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), II, 388 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 48-87.<br />

44 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911) II, 125 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n II, 171-193.<br />

45 ‘De villa van Hadrianus’ (Vad. 15 april 1911), in Rome II, 9-16.<br />

46 ‘De opera’ (Vad. 22 april 1911), in Rome II, 17-22.<br />

47 ‘Heilige week’ (Vad. 29 april 1911), in Rome II, 26 -4.<br />

48 ‘De Hollandsche schil<strong>de</strong>rs’ (Vad. 26 april 1911), in Rome II, 53-61. Willem Steelink jr.<br />

(1856-1928) en Arnold Marc Gorter (1866-1933).<br />

49 I<strong>de</strong>m, 54.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 59.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 61.<br />

52 ‘De tentoonstelling in <strong>de</strong> Terme Diocleziane’ (Vad. 27 mei 1911), in Rome II, 62-69.<br />

53 ‘De expozitie in Castel S. Angelo’ (Vad. 3 juni 1911), in Rome II, 70-76.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 71.<br />

55 ‘De expozitie op <strong>de</strong> Piazza d'Armi’ (Vad. 10 juni 1911), in Rome II, 77-82.<br />

56 I<strong>de</strong>m, 77.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 79.<br />

58 ‘Mijn vriend Jan te Rome’ (Vad. 13 mei 1911), in Rome II, 35-43.<br />

59 ‘Worstelwedstrijd’ (Vad. 20 mei 1911), in Rome II, 44-52.<br />

60 ‘Ruïnes, legen<strong>de</strong>n en bloemen’ (Vad. 6 mei 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 57-66; 57.<br />

61 ‘Afscheid van Rome’ (Vad. 17 juni 1911), in Rome, II, 83-89; 84.<br />

62 I<strong>de</strong>m, 88.<br />

III [1911 (vervolg)]<br />

Het in <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n zo koele Genève was <strong>Couperus</strong> een jaar eer<strong>de</strong>r zo goed<br />

bevallen, dat hij er ook nu weer enige tijd wil<strong>de</strong> doorbrengen. In Florence huur<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


hij <strong>voor</strong> het najaar alvast zijn ou<strong>de</strong> kamers in het Palazzo Niccolini. Daarna bracht<br />

hij eerst een week aan zee door, op een plek die hij niet noemt. Het weer was matig.<br />

De lucht bleef <strong>voor</strong>tdurend zo bewolkt, dat hij niets an<strong>de</strong>rs wist te doen dan over die<br />

wolken maar een feuilleton te schrijven: De wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n. 1 Alleen <strong>de</strong> laatste dag<br />

vertoon<strong>de</strong>n zee en hemel zich in al hun azuren glorie.<br />

Van hier reis<strong>de</strong> hij naar Genève. In het nu al welbeken<strong>de</strong> pension Coupier namen<br />

Elisabeth en hij hun intrek, naar het heet samen met Orlando. <strong>Couperus</strong> hield veel<br />

van het uitzicht op het meer. Hij vond het prettig naar het eilandje van Jean-Jacques<br />

Rousseau te kijken, en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het gedrag van <strong>de</strong> zwanen die hij <strong>voor</strong> het eerst<br />

van zijn leven leer<strong>de</strong> kennen als nogal nijdige vogels in plaats van <strong>de</strong> fraaie,<br />

<strong>de</strong>coratieve dieren die zij in <strong>de</strong> poëzie plegen te zijn. 2<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


393<br />

Het zwerven<strong>de</strong> leven van verwen<strong>de</strong> vagebond beviel hem nog altijd goed. Toen hem<br />

in het pension eens door een <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> dame - het species generis humani dat<br />

altijd een zwak <strong>voor</strong> hem heeft gehad 3 - gevraagd werd of hij eigenlijk wel goed kon<br />

werken, zo helemaal zon<strong>de</strong>r een eigen huis op <strong>de</strong> achtergrond, antwoord<strong>de</strong> hij: 4 ‘O<br />

zoo goed, mevrouw, heel goed... Als ik niet woon, verlang ik wel eens naar mijn<br />

gebeeldhouw<strong>de</strong> schrijftafel, mijn bibelots en àl mijn boeken, maar dan troost ik mij<br />

met het feit, dat, als ik nièt woon, mijn vrouw ie<strong>de</strong>ren morgen met mij uit gaat... wat<br />

zij nooit doet als wij “wonen”...’<br />

Toch zag hij heel goed in dat zijn zwerfzucht die van <strong>de</strong> zoeker was, nooit tevre<strong>de</strong>n,<br />

eeuwig rusteloos. Er zat iets ziekelijks in, een zekere tragiek waar hij echter geen<br />

oplossing <strong>voor</strong> kon be<strong>de</strong>nken: 5 ‘Want hebben wij onze koffers, dan missen wij onze<br />

meubels, en zijn onze meubels harmoniesch om ons rond, dan voelen wij ons <strong>de</strong><br />

slaven hunner zware onbewegelijkheid. [...] Wij, zoekers, wij willen ten minste onze<br />

onafhankelijkheid genieten. Meubelen bin<strong>de</strong>n, wonen bindt. Wij willen niet zijn<br />

gebon<strong>de</strong>n. Onze vreem<strong>de</strong> nostalgieën dwingen ons telkens an<strong>de</strong>re horizonnen op te<br />

roepen rondom onze ziel, die smacht, naar iets, dat zij zelve niet zeggen kan. Zijn<br />

wij in <strong>de</strong> bergen, dan verlangen wij terug naar <strong>de</strong> stad; is om ons heen <strong>de</strong> weldadige<br />

eenzaamheid van bosschen en vel<strong>de</strong>n, zoo nemen wij een automobiel [een taxi dus,<br />

en hier niet door Orlando aangebo<strong>de</strong>n], om even het trottoir van <strong>de</strong> straat op te zoeken<br />

en een café vol menschen en een Kursaal. Zijn wij <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n morgen terug in<br />

ons buitenhôtelletje, dan voelen wij ons zoowel gedégoûteerd van <strong>de</strong> stad, als<br />

rampzalig ongelukkig om veld en om bosch. Wàt verlangen wij eigenlijk?’<br />

In dit zelf<strong>de</strong> opstel - Wonen of niet wonen? - vatte hij zijn levensgevoel van dat<br />

ogenblik als volgt samen, in een moment van transparante eerlijkheid: 6 ‘Wij weten<br />

het nooit, wij tragische zoekers, wij vagebon<strong>de</strong>n met koffers. Neen, wij weten het<br />

niet meer. Onze verwen<strong>de</strong> lichamen zochten eenmaal <strong>de</strong> zon op van het Zui<strong>de</strong>n,<br />

maar... <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>rzon omsluiert zich <strong>de</strong> laatste jaren in floers van kille wolken en het<br />

azuur werd een legen<strong>de</strong>. Onze verwen<strong>de</strong> zielen zochten <strong>de</strong> emotie's <strong>de</strong>r kunst en zij<br />

misschien, alléen, bleven dat wat nooit <strong>de</strong> teleurstelling baart... Maar ver<strong>de</strong>r, of ge<br />

woont, of nièt woont, wat hebt gij gevon<strong>de</strong>n, o gij arme zoekers, o gij arme<br />

vagebon<strong>de</strong>n, rijk aan koffers?’<br />

Toch had dit vrije leven <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> meer <strong>voor</strong>- dan na<strong>de</strong>len. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


394<br />

steeds wisselen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cor zorg<strong>de</strong> in zijn feuilletons <strong>voor</strong> een grote verschei<strong>de</strong>nheid<br />

aan motieven. In Genève heeft hij <strong>de</strong>ze zomermaan<strong>de</strong>n van 1911 veel geschreven.<br />

Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat het <strong>voor</strong> hem een ontspannen<strong>de</strong> tijd is geweest. - Waren<br />

Orlando en Elettra werkelijk bij hem? Het is niet onmogelijk. Nu eens doet hij het<br />

<strong>voor</strong>komen of zij in het pension bij hem aan tafel zitten, dan weer beweert hij dat<br />

Orlando naast hem on<strong>de</strong>r een donkere beuk ligt maar hem verbo<strong>de</strong>n heeft over hem,<br />

Orlando, ook nog maar met een woord te reppen. 7 Van het fantasiekasteel is in het<br />

geheel nooit meer sprake: <strong>de</strong> gedroom<strong>de</strong> zomers op <strong>de</strong> verzonnen Quattro-Torre<br />

bleken als literair motief uitgeput.<br />

<strong>Couperus</strong> is tot in oktober in Genève gebleven en beleef<strong>de</strong> er een plezierige tijd.<br />

In het pension huis<strong>de</strong>n Elisabeth en hij in twee lichte kamers met een balkon en<br />

uitzicht op het meer. Met zijn me<strong>de</strong>gasten kon hij het goed vin<strong>de</strong>n. Er was een ou<strong>de</strong><br />

mevrouw die buiten Genève een grote villa aan het water bezat maar er niet meer in<br />

woon<strong>de</strong>. 8 <strong>Couperus</strong> bracht daar een middag door, genoot van het verwaarloos<strong>de</strong> park<br />

en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> languissant <strong>de</strong> wolken die naar <strong>de</strong> Mont Blanc in <strong>de</strong> verte toe dreven.<br />

Er was een Franse schrijfster die aan een roman over Russische anarchisten werkte. 9<br />

Er logeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ts een Griekse familie, en er waren Amerikanen en Engelsen. 10 De<br />

schrijfster ken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit Nice, hij noemt haar Corisan<strong>de</strong> <strong>de</strong> Traille, zon<strong>de</strong>r te<br />

verra<strong>de</strong>n wie achter <strong>de</strong>ze verzonnen naam schuil gaat. In een kosmopolitische sfeer<br />

voel<strong>de</strong> hij zich altijd thuis. Vooral <strong>de</strong> aanwezigheid van een Russische prinses kon<br />

zijn grote goedkeuring wegdragen. Wat <strong>de</strong> al vermel<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> villabezitster betreft,<br />

ook haar i<strong>de</strong>ntiteit is niet bekend. <strong>Couperus</strong> onthult slechts dat zij vreselijke dingen<br />

had doorgemaakt: 11 ‘<strong>de</strong>n zelfmoord van haar zoon, <strong>de</strong>n zelfmoord van haar kleinzoon,<br />

<strong>de</strong>n zelfmoord als een erfelijk noodlot in haar familie...’<br />

Het werd warmer dan <strong>Couperus</strong> verwacht had. Loom en passief flaneer<strong>de</strong> hij langs<br />

het water of ging wat kijken in <strong>de</strong> Tigre Royal, een mooie bontwinkel waar <strong>de</strong> dames<br />

nu al haar inkopen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> winter begonnen te doen. Was hij zelf nog steeds<br />

van plan die in Egypte door te brengen? Hij sprak er niet meer over. Dat hij<br />

uitein<strong>de</strong>lijk niet is gegaan moet behalve aan zijn financiën ook aan <strong>de</strong> politieke<br />

toestand gelegen hebben, zoals wij zullen zien. Cultureel viel er in Genève niet veel<br />

te beleven, noch aan monumenten, noch aan evenementen. <strong>Couperus</strong> schreef en<br />

schreef. Niet alleen schetsen over Genève, maar ook verhalen en essays over Lucrezia<br />

Borgia, over <strong>de</strong> Stanze van Rafaël in het Vaticaan, 12<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


395<br />

over Aphrodite, 13 en niet te vergeten een bewon<strong>de</strong>rend opstel over Praxiteles. 14 Wat<br />

<strong>de</strong>ze in zijn beeldhouwwerken had uitgedrukt - te beginnen met altijd weer <strong>de</strong> Eros<br />

van Centocelle - vond <strong>Couperus</strong> het hoogste wat een antieke kunstenaar ooit aan<br />

universele kunst had bereikt. Het thema van <strong>de</strong> androgyne ziel werd nog weer eens<br />

uitvoerig behan<strong>de</strong>ld.<br />

Even gemakkelijk als over <strong>de</strong> oudheid en <strong>de</strong> renaissance schreef hij pagina's vol<br />

over slechts één paar<strong>de</strong>bloem. 15 Nu eens analyseer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> loomten die hem in <strong>de</strong><br />

middaghitte overvallen kon<strong>de</strong>n, 16 dan weer wijd<strong>de</strong> hij een feuilleton aan het on<strong>de</strong>rwerp<br />

angst. 17 Genève bracht hem indringend Töpffers Nouvelles Genevoises in <strong>de</strong><br />

herinnering, <strong>voor</strong>al het verhaal La peur, dat hem als jongen diep had getroffen.<br />

Kin<strong>de</strong>rangsten die hij on<strong>de</strong>rgaan had in het ou<strong>de</strong>rlijk huis op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, angsten<br />

later in Indië, angstwekken<strong>de</strong> landschappen, een griezelig kasteel in een gruwelijke,<br />

drukken<strong>de</strong> vallei, alles trok opnieuw aan hem <strong>voor</strong>bij. Deze stemmingen mogen hem<br />

in<strong>de</strong>rdaad benauwd hebben, in virtuoze literaire miniaturen schreef hij ze toch ook<br />

weer even gemakkelijk van zich af. Zel<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn levendige fantasie<br />

en sterk visueel herinneringsvermogen, om een on<strong>de</strong>rwerp verlegen gezeten.<br />

Caleidoscopisch werd <strong>de</strong> beschrijving van zijn kin<strong>de</strong>rangsten <strong>voor</strong>afgegaan door een<br />

verhaal over koning Salomo en <strong>de</strong> koningin van Sjeba 18 en door een feuilleton over<br />

koning Assur-Bânipal in <strong>de</strong> tempel van Ishtâr. 19 Töpffer, het Ou<strong>de</strong> Testament, het<br />

Gilgamesj-epos, <strong>Couperus</strong> kon alles gebruiken. Dat hij zoveel verschillen<strong>de</strong> boeken<br />

op reis met zich meesleepte kan nauwelijks aangenomen wor<strong>de</strong>n. Hoe hij steeds weer<br />

aan zijn stof kwam valt moeilijk te achterhalen. Vast staat dat hij in Florence graag<br />

gebruik maakte van <strong>de</strong> intieme <strong>bibliotheek</strong> van Vieusseux in het Palazzo Strozzi. 20<br />

Maar of hij ook in Genéve bibliotheken bezocht heeft?<br />

Heerlijk waren <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n aan het meer. ‘Plet is in <strong>de</strong>n avond hier altijd of het<br />

feest is en het is geen feest,’ schreef hij, 21 ‘het zijn alleen maar <strong>de</strong> lichtjes. Maar er<br />

zijn er ook zoo vele, zoo vele... [...] Als wij in <strong>de</strong>n avond uit loopen langs <strong>de</strong>n boord<br />

van het meer, dan is mijn kin<strong>de</strong>rlijk pleizier te kijken naar al die lichtjes... Het zijn<br />

ten eerste <strong>de</strong> lichtjes van <strong>de</strong> stad zelve, om <strong>de</strong>n kleinen haven heen gespikkeld, maar<br />

dan zijn het ook <strong>de</strong> elektrische lampjes, die met hunne bogen van illuminatie aangeven<br />

<strong>de</strong> ranke sierlijkhe<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> pijlers van <strong>de</strong>n Pont-du-Mont-Blanc... De<br />

lange brug is met lichtguirlan<strong>de</strong>s aangegeven, als of het feest is, ie<strong>de</strong>re nacht feest<br />

is... Het is absoluut niet belangrijk, dat <strong>de</strong> Pont-du-Mont-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


396<br />

Blanc ie<strong>de</strong>ren avond met lichtguirlan<strong>de</strong>s is aangegeven, maar ik vind het zoo aardig,<br />

en alles wat ik aardig vind, boek ik. Want wat ik niet boek, vergeet ik... Mijn<br />

kin<strong>de</strong>rlijke geest is héel vergeetachtig.’<br />

Verlicht was <strong>de</strong> faça<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Kursaal, aan en uit gingen <strong>de</strong> lichtreclames van het<br />

Lunapark. Groen, rood en blauw knipper<strong>de</strong> <strong>de</strong> vuurtoren. Over het water gle<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

bont geïllumineer<strong>de</strong> plezierboten langs en een volle maan overgoot dit alles<br />

overvloedig met wit licht. Er leek geen ein<strong>de</strong> te zullen komen aan <strong>de</strong> zomer. - Maar<br />

een dag later regen<strong>de</strong> het. De kalen<strong>de</strong>r begon gelijk te krijgen. Plotseling opsteken<strong>de</strong><br />

stormen kondig<strong>de</strong>n het najaar nu toch aan. Het meer van Genève werd een wil<strong>de</strong>,<br />

donkere watermassa: 22 ‘Er is nu geen licht meer, er is niets dan het zwart van boomen<br />

en het zwart van het meer en het zwart van <strong>de</strong> angstige nacht en door al dat zwart<br />

huilt <strong>de</strong> orkaan... Dit is een plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdaad! Deze donkere nacht, <strong>de</strong>ze donkere<br />

golven, <strong>de</strong>ze duistere schaduwen, <strong>de</strong>ze klagen<strong>de</strong> boomen, <strong>de</strong>ze bleeke weg, <strong>de</strong>ze<br />

ondoordringbare parken, <strong>de</strong>ze gesloten huizen, <strong>de</strong>ze hooge hekken, <strong>de</strong>ze enkele,<br />

verre lantaren... dat is alles als een plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdaad! O, laat ons niet ver<strong>de</strong>r<br />

gaan: laat ons omkeeren...’<br />

Op zulke avon<strong>de</strong>n was het in<strong>de</strong>rdaad maar beter thuis te blijven. <strong>Couperus</strong> speel<strong>de</strong><br />

dan wel een partijtje bézique met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw in wier tuin hij eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

donkere beuk gelegen had. Zij bleek een prins Michel Dracosès te kennen - als dit<br />

verhaal tenminste niet weer een literair verdichtsel is! - die in een buitenwijk vol<br />

dichte groene bomen een kleine, niet opzienbaren<strong>de</strong> villa bewoon<strong>de</strong>. 23 Deze prins<br />

werd, toen hij een keer in het pension kwam, <strong>Couperus</strong> gepresenteerd als een<br />

afstammeling van <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>r Byzantijnse keizers: 24 ‘Ik glimlachte: waarom zoû<br />

hij ook niet... Waarom zou<strong>de</strong>n er geen afstammelingen mogen bestaan van <strong>de</strong><br />

Byzantijnsche keizers... En ver<strong>de</strong>r dacht ik niet meer over Michel Dracosès, hoewel<br />

ik zijn wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n naam telkens om mij klinken hoor<strong>de</strong>, hoewel ik vernam, te hooi<br />

en te gras, het een en an<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> originaliteiten van Michel Dracosès.’<br />

De man zag er weinig opvallend uit. Hij was gewoon een ‘man van <strong>de</strong> wereld, fijn<br />

van stem en manieren, olijftintig van gelaat met heel donker, héel lang haar, dat<br />

golf<strong>de</strong>... Maar ver<strong>de</strong>r niets “origineels”. <strong>Een</strong> eenvoudig kostuum, zoo als ie<strong>de</strong>reen<br />

draagt. Zelfs geen juweelen. Zijn haar was echter bizon<strong>de</strong>r. Het golf<strong>de</strong>, als of het<br />

geonduleerd was. Het was zéer verzorgd, met een scheiding ter zij<strong>de</strong>, en dan met<br />

dien ge-onduleer<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


397<br />

lok, een weinig over het <strong>voor</strong>hoofd. Nu en dan tikten zijn lange vingers er tegen, zoo<br />

als een vrouw tegen haar kapsel tikt, als om zich te verzekeren, dat het in or<strong>de</strong> is.<br />

Daarbij was dat ge-onduleer<strong>de</strong> haar glanzend van kosmetiek. Ik moest er telkens<br />

naar kijken...’<br />

Toen <strong>Couperus</strong> hem een week later echter eens in zijn villa opzocht, met wat hij<br />

nu openlijk toegaf te zijn een ‘taxi-auto’, trof hij een heel an<strong>de</strong>re man aan: gekleed<br />

in een purperen chlamys, met babouches aan <strong>de</strong> blote voeten, liggend in zij<strong>de</strong>n<br />

kussens en omgeven door oosterse stoffen en exotische meubelen. Het droombeeld<br />

van Vincent Vere, zou men haast zeggen. Tot <strong>Couperus</strong>' wanhoop - al dan niet<br />

<strong>voor</strong>gewend - ging het gesprek over literatuur. 25 Nog veel erger was <strong>de</strong> ‘hadsjisch’<br />

die <strong>de</strong> prins met wellust en vol overgave rookte: <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk een<br />

vreselijke migraine opkomen.<br />

De schets maakt aanvankelijk een betrouwbare indruk, tot men aan het ein<strong>de</strong> leest: 26<br />

‘Wij spreken langen tijd over Byzanc, van Jean Lombard: Michel Dracosès is<br />

opgestaan; hij praat, hij praat nu als extatiesch over Byzance en hij staat als een<br />

Byzantijnsche schim, hijzelve in dien blauwen nevel, dien <strong>de</strong> telkens oplichten<strong>de</strong><br />

cigarette-punt als met een blank gou<strong>de</strong>n star doet óp lichten...’ - Wordt <strong>de</strong> lezer nu<br />

toch weer bij <strong>de</strong> neus genomen? vraagt men zich af. Dankt het hele verhaal zijn<br />

ontstaan misschien slechts aan <strong>Couperus</strong>' lectuur van dit boek van Lombard, wiens<br />

eigen extravagances die van <strong>de</strong> ten tonele gevoer<strong>de</strong> Michel Dracosès tamelijk dicht<br />

na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n? Vast staat alleen dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> mistroostige gedachte ‘wat ben ik toch<br />

vreeslijk eenvoudig... burgerlijk eenvoudig... wanhópig eenvoudig... om thuis geen<br />

scharlaken chlamys te dragen... om heelemaal niet tegen hadsjisch te kunnen...’<br />

niet op zich heeft laten zitten. Weinige jaren later kon men hem in Den Haag op <strong>de</strong><br />

Hoogewal soms aantreffen, gehuld in antiek gewaad. Met het oog op het <strong>de</strong>corum<br />

verzocht hij dan ook zijn gasten zich daar in te hullen. 27<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re ontmoeting in het pension was die met een drieëntwintwigjarige Griekse<br />

auteur die zich tot Fransman had laten naturaliseren en bij <strong>voor</strong>keur ook in het Frans<br />

publiceer<strong>de</strong>. 28 Zijn achternaam wordt niet verteld, wij horen alleen dat hij in Parijs<br />

woont en daar toegang heeft 29 ‘tot <strong>de</strong> litteraire salons, waar <strong>de</strong> litteraire dames <strong>de</strong><br />

jonge schrijvers lanceeren en pousseeren; hij heeft <strong>voor</strong> zijne twee eerste boekjes<br />

<strong>voor</strong>re<strong>de</strong>nen kunnen verkrijgen van beken<strong>de</strong> litteratoren... Hij is er al, hij heeft een<br />

bonne presse; hij wordt vertaald... en hij is charmant, héel sympa-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


398<br />

thiek...’ Naar aanleiding van 's mans hardnekkige strevingen merkt <strong>Couperus</strong> op: 30<br />

‘In Frankrijk kost een litteraire carrière <strong>de</strong>n Jongen Auteur tijd en... geld, zelfs al<br />

schuilt er genie on<strong>de</strong>r zijn mooie droomogen en achter zijn vinnig vogelprofiel; in<br />

Holland kost het zelfs <strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>lmatig begiftig<strong>de</strong>n jeugdigen schrijver weinig rijd<br />

en heelemaal geen geld! O strenge ze<strong>de</strong>n van onzen laag-landschen Parnassos!<br />

Gezegen<strong>de</strong> eenvoud, róeren<strong>de</strong> eenvoud, glad<strong>de</strong> gemakkelijkheid van “er te komen”<br />

in onze letterkundige, vlakke landouwen! Ten minste, als ik, nog jong auteur zijn<strong>de</strong>,<br />

had moeten intrigeeren en ge-interesseer<strong>de</strong> visites had moeten afleggen bij<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche litteraire dames, die <strong>de</strong> jeugdige schrijvers pousseer<strong>de</strong>n en lanceer<strong>de</strong>n...<br />

wel, mijn ingeboren onverschilligheid en aangekweekte luiheid zou<strong>de</strong>n mij nooit<br />

gebracht hebben op het plateautje, waar ik thans, bijna weemoedig, zoo rustig al<br />

werken<strong>de</strong> ben ge-arriveerd, want “er te zijn” is altijd heel eventjes melancholiek; er<br />

te “willen komen”... is eigenlijk het ware! En ik geloof, dat het niet veran<strong>de</strong>rd is,<br />

se<strong>de</strong>rt ik een “jong auteur” was... Neen, er is in die <strong>de</strong>rtig jaren - <strong>de</strong>rtig jaren!!!<br />

- niets veran<strong>de</strong>rd. <strong>Een</strong> Jong Auteur in gezegend, eenvoudig, patriarchaal Ne<strong>de</strong>rland<br />

heeft nog steeds niets te intrigeeren en visites te maken bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

litteraire-salondames... die niet bestaan. Zoudt ge meenen, dat een Jong Auteur, die,<br />

bij <strong>voor</strong>beeld, zijn novelle in Groot-Ne<strong>de</strong>rland wil<strong>de</strong> doen verschijnen, vol van zijn<br />

schuchtere ambitie, éerst visites ging afleggen op <strong>de</strong> jours van <strong>de</strong> echtgenoote van<br />

<strong>de</strong> drie redaktie-le<strong>de</strong>n?? Neen, wàarlijk niet! Hij zendt eenvoudig met een beleefd<br />

briefje zijn litterair product in bij onzen redakteur-sekretaris, die altijd - hoe vindt<br />

hij dien! - tijd heeft het manuscript door te lezen en te beoor<strong>de</strong>elen.’<br />

Terwijl hij nadacht over <strong>de</strong> problemen van <strong>de</strong> jonge Griek herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

zich weer <strong>de</strong> rijd van zijn eigen <strong>de</strong>buut. Terugkijkend, na zoveel jaren, op <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

van Tachtig en alles wat er toen gebeur<strong>de</strong>, verhel<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij nu zijn eigen afzijdigheid<br />

van <strong>de</strong>stijds met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 31 ‘Ik herinner mij mijn eigen jonge-auteurstijd, zon<strong>de</strong>r<br />

visites, intrigues, zon<strong>de</strong>r litteraire dames... ja zelfs zon<strong>de</strong>r veel “litteraire” atmosfeer<br />

om mij heen... Ik zocht die atmosfeer niet. Ik woon<strong>de</strong> in Den Haag en zelfs van het<br />

Amsterdamsche strijdveld, waar <strong>de</strong> nieuwe banieren flad<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> nieuwe leuzen<br />

flonker<strong>de</strong>n, bleef ik verre... Waarom? Ik weet het niet... Het was mijn aard stil te<br />

werken in mijn hoekje en, eenmaal ùit het werk, zocht ik àn<strong>de</strong>re atmosferen dan<br />

litteraire... Het is misschien héel vreemd, dat ik zoo was... Het is mij in die dagen<br />

van strijd misschien kwalijk<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


399<br />

genomen... In alle gevalle bleef ik verre, omdat ik nooit an<strong>de</strong>rs heb kunnen werken<br />

dan... stil in mijn hoekje. Ik hàd niet kunnen werken met strijdgewoel om mij, ook<br />

niet met strijdgewoel, waar het nieuwe wapen het nieuwe woord was’.<br />

Deze opmerkingen geven dat waar het <strong>Couperus</strong> altijd aan geschort heeft goed<br />

weer. Solitair van aard - zijn eenzame eerste kin<strong>de</strong>rjaren zijn daar zeker wel <strong>de</strong>bet<br />

aan, naast ook zijn natuurlijke karakteraanleg - heeft hij altijd een afkeer van<br />

groeperingen gehad. Hij wil<strong>de</strong> eigenlijk nergens bij horen, hoor<strong>de</strong> dan ook nergens<br />

bij, ja, hoor<strong>de</strong> door zijn <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> verblijf in het buitenland zelfs nauwelijks bij<br />

<strong>de</strong> redactie, <strong>de</strong> facto, van Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Van <strong>de</strong>ze maakte hij in hoofdzaak <strong>de</strong><br />

iure <strong>de</strong>el uit. Dit tot het uiterste doorgevoer<strong>de</strong> individualisme is enerzijds zijn grote<br />

artistieke kracht geweest: op <strong>de</strong>ze wijze raakte hij ook niet verstrikt in al het<br />

geharrewar en <strong>de</strong> vele kleine en grotere intriges waar bijna geen van <strong>de</strong> Tachtigers<br />

geheel aan heeft kunnen ontkomen en die tot zovele verdrietige kleinzielighe<strong>de</strong>n<br />

hebben geleid. An<strong>de</strong>rzijds heeft dit isolement hem vaak bitter eenzaam gemaakt,<br />

daar hij slechts zeer zel<strong>de</strong>n literaire gesprekpartners had met wie hij op niveau van<br />

gedachten kon wisselen. Elisabeth bezat dat niveau niet werkelijk. De contacten met<br />

Johan Ram - over wie wij in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niets horen en helaas ook niets weten -<br />

zijn altijd kort geweest. In zoverre er brieven gewisseld zijn, zullen <strong>de</strong>ze wat literaire<br />

zaken betreft niet veel dieper zijn gegaan dan het betrekkelijk oppervlakkige peil dat<br />

<strong>de</strong> weinige wel bewaar<strong>de</strong> epistels of fragmenten daarvan zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring te zien<br />

geven. Wat Frans Netscher betreft, niets wijst er op dat <strong>Couperus</strong> met hem in <strong>de</strong>ze<br />

jaren met enige regelmaat gecorrespon<strong>de</strong>erd heeft. Zeker weten doen wij het natuurlijk<br />

niet. Men krijgt echter sterk <strong>de</strong> indruk dat <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n met het klimmen <strong>de</strong>r jaren<br />

steeds meer elk hun eigen gang zijn gegaan. Vergeten was <strong>Couperus</strong> hem allerminst.<br />

<strong>Een</strong> maand of vier na Genève zou hij aan zijn ou<strong>de</strong> jeugdkarneraad zelfs een tamelijk<br />

pijnlijk feuilleton wij<strong>de</strong>n...<br />

De zomer was nu <strong>de</strong>finitief <strong>voor</strong>bij. Het ein<strong>de</strong> werd bezegeld met een don<strong>de</strong>rslag<br />

die <strong>Couperus</strong> met een schok tot <strong>de</strong> realiteit van het ‘normale’ leven terugbracht. De<br />

nutteloze toeschouwer, die hij zich wist, las in september 1911 in <strong>de</strong> couranten dat<br />

er oorlog was uitgebroken: 32 Italië stel<strong>de</strong>, in zijn pogingen Tripolitanië en Cyrenaika<br />

te koloniseren - min of meer on<strong>de</strong>r het motto ‘als wij het niet doen, doet een an<strong>de</strong>r<br />

het’ - een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


400<br />

ultimatum. Het wenste die gebie<strong>de</strong>n te bezetten omdat <strong>de</strong> Turken onmachtig zou<strong>de</strong>n<br />

zijn gebleken er <strong>de</strong> or<strong>de</strong> te handhaven. On<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen hielpen niet en <strong>de</strong> oorlog<br />

was een feit. In Libië, waar zich toen slechts zevenduizend Turkse soldaten bevon<strong>de</strong>n,<br />

werd een inval gedaan. De Italiaanse bevelhebber Caneva wist binnen korte tijd<br />

Tripoli, Benghazi en Tobroek te bezetten. Dit beteken<strong>de</strong> het begin van langdurige<br />

gevechtshan<strong>de</strong>lingen, die pas in oktober 1912, met <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> van Lausanne - waarbij<br />

Turkije van zijn macht in Libië afstand heeft moeten doen - een ein<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n nemen.<br />

In Genève zette het najaar door. De blaren begonnen te vallen, <strong>de</strong> lichtschakeringen<br />

over het meer wer<strong>de</strong>n grijs en violet. Door <strong>de</strong> verlaten tuin rond <strong>de</strong> gesloten villa<br />

waar <strong>Couperus</strong> eer<strong>de</strong>r met Orlando in het geuren<strong>de</strong> gras on<strong>de</strong>r een beuk had gelegen,<br />

woei een ijzige bries. Nog eenmaal ging hij er heen: 33 ‘De kille wind waait nu door<br />

<strong>de</strong> takken, en <strong>de</strong> eerste bla<strong>de</strong>ren dwarrelen om en het huis is geheel gesloten en ik<br />

lig niet meer met <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n purperen beuk, maar ik dwaal langs <strong>de</strong> al<br />

sombere pa<strong>de</strong>n van het park. Ik huiver in een lange overjas en heb mijn, kraag op en<br />

er tikken kille droppelen mij in het gezicht en nu zie ik naar het grasveld, waar wij<br />

<strong>de</strong> mooie vinkjes lokten met kruimeltjes brood... Waar zijn <strong>de</strong> vinkjes?’<br />

Wel zag hij eekhoorns, bezig met het verzamelen van hun winter<strong>voor</strong>raad<br />

hazelnoten. Meeuwen verdreven <strong>de</strong> zwaluwen. Het was intussen al oktober gewor<strong>de</strong>n.<br />

De kamers in het pension kregen hun dubbele ramen en <strong>de</strong> centrale verwarming ging<br />

aan. In <strong>de</strong> stad zocht men <strong>de</strong> gezelligheid niet langer op terrassen maar in <strong>de</strong> tea-room.<br />

Elisabeth occupeer<strong>de</strong> er zich met haar wintergar<strong>de</strong>robe en kocht hoe<strong>de</strong>n: 34 ditmaal<br />

geen ‘in een gedraai<strong>de</strong> vloermatten, en rieten-daken-van-huizen-van-wil<strong>de</strong>n, met<br />

bloemen bezaaid’, maar ‘astrologen-puntmutsen volgen[d] op <strong>de</strong> aëroplaantoestellen,<br />

die onze dames <strong>de</strong>ze zomer hebben ge-arboreerd.’ ‘De zomer heeft uit, maar... <strong>de</strong><br />

winter zal weldra zijn... Na een paar van <strong>de</strong> minst leelijke hoe<strong>de</strong>n bij Mad 11e Frou-Frou<br />

te hebben gekozen, komen mijn vrouw en ik, vrij tevre<strong>de</strong>n, op straat en loopen dwars<br />

in een troep kranteverkoopers, die schreeuwen: - La guerre déclarée... Bombar<strong>de</strong>ment<br />

<strong>de</strong> Tripoli... De herfst is begonnen, <strong>de</strong> oorlog verklaard, <strong>de</strong> Toekomst vangt aan...<br />

Wat zullen <strong>de</strong> dagen, die gaan komen, ons geven...??’<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n’ (Vad. 24 juni 1911), in Genève, Florence I, 1-10.<br />

2 ‘Diverse pluimages’ (Vad. 1 juli 1911),in Genève, Florence I, 17-20.<br />

3 Dit was we<strong>de</strong>rzijds, zie ‘Het onoverkomelijke verschil’ (Vad. 23 september 1911), in i<strong>de</strong>m, 53:<br />

‘trouwens, ik lach nooit ou<strong>de</strong> dames uit, want ik heb altijd een zwak gehad <strong>voor</strong>... ou<strong>de</strong> dames...<br />

ten minste, als ze aardig en hef zijn!!’<br />

4 ‘Wonen of niet wonen?’ (Vad. 8 juli 1911), in Genève, Florence I, 11-16; 13.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 15 16.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 16.<br />

7 ‘Aan <strong>de</strong>n boord van het meer’ (Vad. 15 juli 1911), in Genève, Florence 1, 29. - Aan <strong>de</strong> hier<br />

beschreven boom lijkt tot op he<strong>de</strong>n werkelijk <strong>de</strong> naam van <strong>Couperus</strong> verbon<strong>de</strong>n te zijn! In een,<br />

ongedateer<strong>de</strong>, brief (zomer 1984) <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mevrouw Tine Faber mij vrien<strong>de</strong>lijk mee: ‘In verband<br />

met het verhaal van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in een villa aan het meer van Genève, rustend on<strong>de</strong>r een<br />

boom, wees een Ne<strong>de</strong>rlands diplomaat mij een ou<strong>de</strong> boom in <strong>de</strong> tuin van het restaurant Vieux<br />

Bois, want dat zou die boom zijn (1978). Vieux Bois ligt bij <strong>de</strong> ingang naar het nieuwe <strong>de</strong>el<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


van het Palais <strong>de</strong>s Nations.’ - Dat Orlando er werkelijk ook was, zou kunnen blijken uit ‘Over<br />

mijn woning’ (Vad. 11 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 92: ‘ - herinner je, in '11 duren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>n zaligen maar stikwarmen zomer, in Genève, <strong>de</strong> opgeworpene kwestie: Wonen of niet<br />

Wonen? -’<br />

8 Genève-Florence 1, 29-34 (zie noot 7).<br />

9 ‘Klein-cosmopolis’ (Vad. 12 augustus 1911), in i<strong>de</strong>m, 42.<br />

10 Ibi<strong>de</strong>m, 42-47.<br />

11 ‘Michel Dracosès’ (Vad. 7 oktober 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 3.<br />

12 ‘De Stanze van Rafaël I’ (Vad. 26 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 133-141; ‘De Stanze van<br />

Rafaël’ II (Vad. 27 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 141-149.<br />

13 ‘Afrodite in Rome’ (Vad. 31 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 149-155.<br />

14 ‘Praxiteles in Rome’ (Vad. 30 augustus 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 155-163.<br />

15 ‘Midzomerloomtes’ (Vad. 26 augustus 1911), in Genève, Florence 1, 69.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 65-71.<br />

17 ‘De angst’ (Vad. 16 september 1911), in Genève, Florence 1, 57-64. - Zie hierover ook V.<br />

Booven, Leven, 71-72; 95 (invloed op Eline Vele), 111.<br />

18 ‘Het raadsel’ (Vad. 2. september 1911), in Schimmen van schoonheid.<br />

19 ‘De nacht van Ishtâr’ (Vad. 9 september 1911), in Schimmen van schoonheid.<br />

20 Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 102: ‘Dat verle<strong>de</strong>n, die geschie<strong>de</strong>nis, zij geven zelfs <strong>de</strong>n intellectueelen toerist,<br />

die toch wel eenigermate op <strong>de</strong> hoogte wenscht te zijn en in <strong>de</strong> prachtige lees<strong>bibliotheek</strong> van<br />

Vieusseux zich werk na werk uitkiest, een zekere kluchtige, naïve wanhoop.’ - Zie<br />

tentoonstellingscatalogus Vieusseux e il ‘Vieusseux’ (1979; diverse auteurs).<br />

21 ‘Licht en donker’ (Vad. 30 september 1911), in Genève, Florence 1, 73-77; 72.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 76-77.<br />

23 Zie noot 11.<br />

24 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 2.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 5: ‘Ik hoû niet van over litteratuur te praten. Ik praat liever over wat an<strong>de</strong>rs dan over<br />

litteratuur. Ik vind het vreeslijk over boeken te praten.’<br />

26 I<strong>de</strong>m, 6.<br />

27 Overgeleverd door A.H. Luijdjens, wie dit als jongeman overkwam, toen hij <strong>Couperus</strong> in 1917<br />

aldaar een bezoek bracht.<br />

28 ‘De jonge auteur’ (Vad. 21 oktober 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 8-13.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 9.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 10.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 12.<br />

32 ‘Begin en ein<strong>de</strong>’ (Vad. 14 oktober 1911), in Genève, Florence 1, 78-83; 83.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 79.<br />

34 I<strong>de</strong>m, 83<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


IV [1911-1912]<br />

401<br />

Via <strong>de</strong> Simplontunnel teruggekeerd in Florence, nog diezelf<strong>de</strong> oktobermaand, moet<br />

<strong>Couperus</strong> in dubio hebben verkeerd of hij <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> winter nu wel of niet naar<br />

Egypte zou gaan. Is het <strong>de</strong> Italiaans- Turkse oorlog geweest die hem <strong>de</strong> reis heeft<br />

doen uitstellen? Dit lijkt wel <strong>de</strong> waarschijnlijkste oplossing. Egypte bleef daarmee<br />

een plan <strong>voor</strong> later. <strong>Een</strong> duur plan overigens, en ook dat was een negatief argument.<br />

Het heeft misschien zelfs <strong>de</strong> doorslag gegeven. Romans immers die hem een extra<br />

inkomen had<strong>de</strong>n kunnen verschaffen ston<strong>de</strong>n nog steeds niet op stapel. <strong>Couperus</strong><br />

volhard<strong>de</strong> in het besluit er nooit meer een te zullen schrijven. Maar Egypte uit zijn<br />

hoofd zetten <strong>de</strong>ed hij allerminst, in 1913 kwam hij er weer op terug - ook toen echter<br />

vergeefs. Daarna heeft <strong>de</strong> wereldoorlog het plan verij<strong>de</strong>ld.<br />

Weer neer te strijken in <strong>de</strong> vertrouw<strong>de</strong>, zaalachtige kamers van het Palazzo<br />

Niccolini, met het uitzicht op <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuin van <strong>de</strong> markies, waarin nog gele<br />

rozen bloei<strong>de</strong>n, was bijna iets als een thuiskomst. 1 Aan <strong>de</strong> grote portene bij <strong>de</strong> ingang<br />

van het Palazzo hield als steeds <strong>de</strong> trouwe Antonio <strong>de</strong> wacht. <strong>Couperus</strong> was op <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong> man, een gewezen carabiniere, bijzon<strong>de</strong>r gesteld. De portier placht <strong>voor</strong> hem<br />

op te blijven als hij eens laat thuiskwam en <strong>de</strong> ketting nog op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur moest.<br />

Het was een feestelijk weerzien met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> monumenten, waar <strong>Couperus</strong> zo<br />

van hield. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze nam <strong>de</strong> Or San Michele <strong>voor</strong> hem een eerste plaats in. 2 Op<br />

zondagen ging hij graag in <strong>de</strong> Dom <strong>de</strong> hoogmis bijwonen: 3 ‘Ik ben niet Katholiek,<br />

ik ben niet geloovig aan wat daar gevierd en gezongen wordt, maar wat mij omringt,<br />

doet mij weldadig aan, geeft een droomzware tee<strong>de</strong>rheid aan mijn doellooze<br />

mijmering. Ik vind het vreemd, dat in onze eeuw nog zulke antieke, Mid<strong>de</strong>neeuwsche<br />

godsfeesten wor<strong>de</strong>n gevierd in een altijd duisteren, immensen Dom, maar mijne<br />

bevreemding verhin<strong>de</strong>rt niet <strong>de</strong> innige weldadigheid mijner stemming.’ - Baptisterium<br />

en Dommuseum hiel<strong>de</strong>n die goe<strong>de</strong> stemming vast, en on<strong>de</strong>r het drinken van een<br />

vermout bij Gilli leek er aan het aards paradijs niets meer te ontbreken. 4 Later op<br />

zondag was er hoempamuziek op <strong>de</strong> Piazza <strong>de</strong>lla Repubblica. <strong>Couperus</strong> zat dan graag<br />

bij Gambrinus, neurie<strong>de</strong> <strong>de</strong> melodieën uit Aida en Trovatore mee, keek met<br />

welgevallen naar een beken<strong>de</strong> bultenaar die lucifers verkocht en voel<strong>de</strong> zich <strong>de</strong><br />

koning te rijk. 's Avonds ging hij soms naar het Teatro Niccolini. Het leven van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


402<br />

een gentleman of leisure was nog zo gek niet.<br />

De uitgebroken oorlog werd door bijna ie<strong>de</strong>reen luchtig opgevat. Troepen op weg<br />

naar Tripoli trokken lachend <strong>voor</strong>bij. In <strong>de</strong> cinema kon men zien hoe ze zich<br />

inscheepten. 5 Tripoli zelf verscheen met kamelen, palmen en minaretten op het doek<br />

alsof het allemaal niets dan een aardigheid was. De Turken heetten bij duizen<strong>de</strong>n te<br />

vallen, aan Italiaanse zij<strong>de</strong> echter wer<strong>de</strong>n uitsluitend triomfen gevierd. Op <strong>de</strong><br />

verjaardag van <strong>de</strong> koning vond in Florence een para<strong>de</strong> met marsmuziek plaats. De<br />

hymne van Garibaldi weerklonk, ro<strong>de</strong> vlaggen wer<strong>de</strong>n verbrand en een fakkel-optocht<br />

besloot <strong>de</strong> dag feestelijk.<br />

Hoezeer <strong>Couperus</strong> genoot van het Florentijnse volksleven blijkt uit zijn enthousiaste<br />

beschrijvingen van wat er op straat zoal te zien viel. Maar zoals gewoonlijk bleef<br />

het daar niet bij. Nog in oktober ging hij zich weer in <strong>de</strong> beeldhouw-, bouw- en<br />

schil<strong>de</strong>rkunst verdiepen. Hij begon met een ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> fresco's van Ghirlandaio<br />

in het koor van <strong>de</strong> Santa Maria Novella. 6 In <strong>de</strong>ze kerk, dicht bij zijn pension gelegen,<br />

kon hij rustiger rondkijken dan an<strong>de</strong>rs, want er waren, weinig toeristen: zowel <strong>de</strong><br />

oorlog als <strong>de</strong> op sommige plaatsen in Italië uitgebroken cholera hiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>lingen weg. Had hij geen zin in kerken of musea, dan occupeer<strong>de</strong> hij zich<br />

met wat hij noem<strong>de</strong> ‘kunst op straat’. 7 De rijkdommen van Florence, van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Loggia <strong>de</strong>i Lanzi tot <strong>de</strong> bronzen reliëf<strong>de</strong>uren van het Battistero, en wat niet<br />

allemaal meer, trokken zijn levendige aandacht. Met behulp van zijn Bae<strong>de</strong>ker, en<br />

ongetwijfeld allerlei an<strong>de</strong>re naslagwerken, trachtte hij er zoveel mogelijk over aan<br />

<strong>de</strong> weet te komen. <strong>Een</strong>zame zwerftochten waren het wel. Bevond Emma Garzes zich<br />

in <strong>de</strong> stad? Waar was Orlando? - Over hem horen wij weinig, zij het genoeg om vast<br />

te stellen dat hij althans in het najaar van 1911 in<strong>de</strong>rdaad in Florence was.<br />

In het Palazzo Vecchio werd een grote Mostra <strong>de</strong>l Ritratto gehou<strong>de</strong>n. 8 <strong>Couperus</strong><br />

vond er heel wat meer te waar<strong>de</strong>ren dan in het afgelopen <strong>voor</strong>jaar op <strong>de</strong><br />

tentoonstellingen te Rome. Tal van figuren uit <strong>de</strong> Renaissance en latere tijd waar hij<br />

zich <strong>de</strong> afgelopen jaren mee bezig had gehou<strong>de</strong>n kregen hier ineens letterlijk een<br />

gezicht. Zijn verslag van <strong>de</strong> expositie werd een lange opsomming, en het is <strong>de</strong> vraag<br />

of <strong>de</strong> lezers van Het Va<strong>de</strong>rland er veel aan gehad zullen hebben. Toch wer<strong>de</strong>n zijn<br />

feuilletons aandachtig gelezen. Voor zover men hem eventueel niet geheel kon volgen,<br />

bleef altijd <strong>de</strong> briljante stijl van zijn opstellen. Doorgaans waren zijn on-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


403<br />

<strong>de</strong>rwerpen trouwens bekend genoeg. De fresco's van Benozzo Gozzoli in het Palazzo<br />

Medici-Riccardi zijn ook in <strong>Couperus</strong>' tijd al veel gereproduceerd. Hij zelf zag ze<br />

niet <strong>voor</strong> het eerst. 9 Ditmaal echter miste hij er 10 ‘<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n custo<strong>de</strong>, die jaren<br />

lang met beven<strong>de</strong> hand zijn langen staf, aanwijzen<strong>de</strong>, trillen liet over <strong>de</strong> fresco's of<br />

<strong>de</strong>n electrischen reflector langs <strong>de</strong> donkere wan<strong>de</strong>n schijnen <strong>de</strong>ed’. De brave man<br />

was, vernam hij, met pensioen.<br />

Het verslag van zijn bezoek aan het pas gerestaureer<strong>de</strong> Palazzo Davanzati is<br />

beel<strong>de</strong>nd genoeg om het ook zon<strong>de</strong>r begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afbeeldingen te kunnen volgen. 11<br />

Van heel an<strong>de</strong>re aard is weer zijn schets over <strong>de</strong> Madonna <strong>de</strong>lla stella. 12 Het kleine<br />

schil<strong>de</strong>rij van Fra Angelico was toen juist uit het klooster van San Marco gestolen.<br />

Korte tijd later vond men het terug. Naar aanleiding daarvan merkt <strong>Couperus</strong> op: 13<br />

‘Zij staat nu in <strong>de</strong> Questura en <strong>de</strong> geheele zaak is heel duister en heel moeilijk te<br />

verklaren en mijn Italiaansche vriend noemt het een “komedie”...’ Het belangrijkste<br />

van die passage is <strong>voor</strong> ons, dat Orlando zich toen dus in<strong>de</strong>rdaad - naar alle<br />

waarschijnlijkheid dan! - in Florence bevond. Niet in Rome, niet in Cecina: want<br />

daar heeft Giulio Lodomez nooit gewoond.<br />

Het leek een zachte winter te zullen wor<strong>de</strong>n. Begin <strong>de</strong>cember was het bijna lente,<br />

en <strong>Couperus</strong> besloot van het <strong>voor</strong>jaarsachtige weer te profiteren door met Elisabeth<br />

eens naar Fiesole te gaan. 14 Niet alleen <strong>de</strong> Etruskische en Romeinse ruïnes bekeek<br />

hij daar, ook bezocht hij het franciscaner klooster. Met een monnik sprak hij over<br />

<strong>de</strong> Fioretti, waarin <strong>voor</strong>al het verhaal over ‘broe<strong>de</strong>r wolf’ hem zo getroffen had. <strong>Een</strong><br />

an<strong>de</strong>re keer, op een even zonnige dag, beklom hij tegen het eind van <strong>de</strong> morgen <strong>de</strong><br />

Campanile van Giotto, 15 luister<strong>de</strong> naar het indrukwekken<strong>de</strong> klokgelui van twaalf uur<br />

en zag en hoor<strong>de</strong> het op dat tijdstip van het Belve<strong>de</strong>refort afgeschoten kanonschot.<br />

<strong>Een</strong> van zijn meest curieuze schetsen uit <strong>de</strong>cember 1911 is ongetwijfeld Dorian<br />

Gray, gebaseerd op een - gefingeer<strong>de</strong>? - ontmoeting die hem enkele niet oninteressante<br />

regels over Oscar Wil<strong>de</strong> in <strong>de</strong> pen gaf. 16 Hij releveer<strong>de</strong> hoe Wil<strong>de</strong> bijna twintig jaar<br />

eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot had gelezen, waarna <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> man<br />

<strong>Couperus</strong> een bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brief had geschreven: ‘uitvoerig, hartelijk, sympathiek’.<br />

Als bewijs van zijn waar<strong>de</strong>ring zond Wil<strong>de</strong> hem daarop ook The Picture of Dorian<br />

Gray. 17 Vooral Elisabeth vond die roman zo mooi dat zij Wil<strong>de</strong> vroeg of zij hem in<br />

het Ne<strong>de</strong>rlands mocht vertalen. Die toestemming kreeg zij.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


404<br />

Meer dan <strong>de</strong>ze enkele gedocumenteer<strong>de</strong> brieven blijken er tussen <strong>Couperus</strong> en<br />

Elisabeth enerzijds en Oscar Wil<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rzijds niet gewisseld te zijn.<br />

‘Nu, na jaren in Florence, o lezer... heb ik Dorian Gray ontmoet...’ vertelt <strong>Couperus</strong>,<br />

om vervolgens uit <strong>de</strong> doeken te doen wat er zou zijn <strong>voor</strong>gevallen. 18 Op straat had<br />

hij twee heren zien wan<strong>de</strong>len, waarvan hij <strong>de</strong> ene herken<strong>de</strong> als Domenico, een<br />

<strong>voor</strong>malige ober uit Milaan. Deze man stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heer, een<br />

Engelsman bij wie Domenico nu als knecht in dienst was. De Engelsman, die<br />

<strong>Couperus</strong>' naam bleek te kennen en zelfs enkele van diens boeken gelezen had,<br />

verklaar<strong>de</strong> daarop eenmaal mo<strong>de</strong>l te hebben gestaan <strong>voor</strong> Dorian Gray. De vroegere<br />

jeune premier was intussen echter be<strong>de</strong>nkelijk aan lager wal geraakt.<br />

Samen met hem zou <strong>Couperus</strong> in een cinema-me-doorlopen<strong>de</strong>-<strong>voor</strong>-stelling <strong>de</strong><br />

films van dat moment zijn gaan bewon<strong>de</strong>ren: 19 ‘Men ziet <strong>de</strong> soldaten, die gaan naar<br />

Tripoli en een sentimenteel drama en een komieke farce...’ Daar Dorian Gray niets<br />

meer van <strong>de</strong> elegante dandy had, besloot <strong>Couperus</strong> zijn feuilleton - zogenaamd<br />

‘gebroken van melancholie’ - met <strong>de</strong> opmerking: ‘Zóo gaan <strong>de</strong> glonën <strong>de</strong>r wereld<br />

on<strong>de</strong>r!’ Over Oscar Wil<strong>de</strong> merkte hij slechts dit nog op: ‘De schrijver zelve... hij<br />

ging on<strong>de</strong>r in bittere tragedie.’ Dat Wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' sympathie had is dui<strong>de</strong>lijk. Toch<br />

stelt het ons wel teleur dat hij ver<strong>de</strong>r geen woord vuil maakte aan zijn gestorven<br />

confrater.<br />

Berustte <strong>de</strong> ontmoeting nu op werkelijkheid? Het is, alweer, heel moeilijk uit te<br />

maken. Wel bevreemdt het dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> Dorian Gray in Florence<br />

nooit heeft opgezocht, terwijl dat bezoek <strong>voor</strong> hem toch belangrijk genoeg had kunnen<br />

zijn. Het ligt dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand toch maar liever aan fabulatie te <strong>de</strong>nken. De zaligheid<br />

van het liegen beschouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als een privilege waar hij terecht geen<br />

verantwoording over wenste af te leggen.<br />

Donatello, 20 <strong>de</strong> Medici 21 - uitvoerig beschreven aan <strong>de</strong> hand van kolonel Youngs<br />

The Medici -, <strong>de</strong> Etruskische kunst in het Archeologisch Museum, 22 alles wil<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zien, weten en verwerken. In het algemeen hebben zijn kunsthistorische<br />

beschouwingen geen inhou<strong>de</strong>lijke, doch alleen literaire betekenis. Wij leren er<br />

overigens uit dat <strong>Couperus</strong> buiten <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> renaissance en die van <strong>de</strong> oudheid<br />

weinig an<strong>de</strong>re interesses had. Van zijn eerste proza af zijn dit <strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n geweest<br />

waar hij het liefst in verkeer<strong>de</strong>: <strong>de</strong> tijdperken waarin hij meen<strong>de</strong> te hebben<br />

<strong>voor</strong>bestaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


405<br />

Intussen bleef <strong>de</strong> Turks-Italiaanse oorlog <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren bezighou<strong>de</strong>n. In oktober<br />

1911 had<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer bij Derna hevige gevechten plaats. Vele gewon<strong>de</strong> Italiaanse<br />

soldaten wer<strong>de</strong>n van daar per schip naar Tarente overgebracht, waar zij op 27 oktober<br />

zijn aangekomen. 23 Ze bleven er ter verpleging in een militair hospitaal, waarna zij<br />

<strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re reconvalescentie huiswaarts kon<strong>de</strong>n keren. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> getroffen ‘hel<strong>de</strong>n’<br />

bevond zich iemand die <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong>: <strong>de</strong> jonge neef van Emma Garzes, Mario<br />

Rossi, een zoon van haar zuster Ida. Aan <strong>de</strong>ze Mario, wiens naam wij al eer<strong>de</strong>r hebben<br />

ontmoet, wijd<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een opstel dat van cruciaal belang genoemd mag wor<strong>de</strong>n<br />

ten aanzien van <strong>de</strong> er eveneens in opduiken<strong>de</strong> Orlandofiguur: De jonge held. 24<br />

In het verhaal wordt verteld hoe <strong>de</strong> ruim twintigjarige zeeofficier Mario - ‘een<br />

paar maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n was hij nog a<strong>de</strong>lborst en vier jaren gele<strong>de</strong>n heb ik hem nog<br />

gezien met een korte broek en bloote kuiten en heel verlegen, en zoo ging hij wel<br />

eens meê in <strong>de</strong> auto’ - na bij Derna gewond geraakt en in Tarente verpleegd te zijn,<br />

door Orlando en Elettra met <strong>de</strong> trein naar Florence wordt begeleid. Het op 27 januari<br />

1912 in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceer<strong>de</strong> feuilleton moet in <strong>de</strong> eerste helft van die maand<br />

geschreven zijn, hetgeen nauwkeurig overeenkomt met <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r werkelijke<br />

gebeurtenissen. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth haal<strong>de</strong>n Mario me<strong>de</strong> af van (het station) en<br />

hoor<strong>de</strong>n hem later bij Emma thuis, in Florence (!), vertellen hoe <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen<br />

bij Derna waren verlopen. Door twee kogels was hij getroffen, in zijn kin en on<strong>de</strong>r<br />

zijn boord, en een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had zijn epaulet weggeslagen. Zijn va<strong>de</strong>r, admiraal - een<br />

zwager dus van Emma Garzes, die van zijn vrouw geschei<strong>de</strong>n leef<strong>de</strong> - wil<strong>de</strong> dat hij<br />

zo spoedig mogelijk weer naar Tripoli terug zou gaan. Dat was Mario ook van plan,<br />

zij het dat hij nog enkele weken <strong>voor</strong> zijn herstel nodig had. <strong>Couperus</strong> eindigt zijn<br />

ooggetuigeverslag met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 25 ‘Voor een raam zie ik Orlando naar buiten<br />

staren... Wat is hij stil, al flonker<strong>de</strong>n zijn oogen wel, al glimlachte hij, zoo even, toen<br />

Mario vertel<strong>de</strong> van Derna... Ik leg <strong>de</strong> hand op zijn schou<strong>de</strong>r en vraag: - Orlando...<br />

Wat is er? Hij wendt zich naar mij om... Hij ziet mij in <strong>de</strong> oogen en hij glimlacht met<br />

dien glimlach, die <strong>de</strong> zonnigheid is van zijn gelaat; die glimlach, die bijna is als een<br />

familietrek... Maar door dien glimlach zweemt iets van een donkere weemoed... -<br />

Niets, zegt hij. Gaan wij samen uit? Ik stem toe... En hij hoeft mij ook niets te<br />

zeggen... Ik wèet waarom zijn weemoed heen zweemt, door <strong>de</strong> zonnigheid van zijn<br />

mooi gelaat... Ik weet, dat die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


406<br />

weemoed niet an<strong>de</strong>rs is dan omdat hij betreurt, eenmaal, reeds jaren gele<strong>de</strong>n, zijn<br />

militaire carrière te hebben opgegeven... het betreurt op dit oogenblik...’<br />

De passage is belangrijk. In <strong>de</strong> eerste plaats is er <strong>de</strong> familieglimlach, die dui<strong>de</strong>lijk<br />

maakt dat Orlando wèrkelijk een broer van Elettra was (en dus niet bij <strong>voor</strong>beeld<br />

een zeer intieme vriend). In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats is er <strong>de</strong> opmerking over Orlando's<br />

beëindig<strong>de</strong> militaire loopbaan. On<strong>de</strong>rzoek heeft namelijk uitgewezen dat dit alles<br />

nauwkeurig met <strong>de</strong> realiteit overeenstemt. Mario is in 1934 getrouwd. Zijn weduwe,<br />

Giulia Rossi - want hij is in 1941 gestorven - bewaart tot op he<strong>de</strong>n nog altijd in een<br />

doos zijn doorschoten uniformkraag, zijn mitella en zelfs <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Turken<br />

afgeschoten epaulet. 26<br />

Voor ‘Oriando’ komen, zo zagen wij al eer<strong>de</strong>r, slechts <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> broers van Emma<br />

Garzesin aanmerking. De oudste, Enrico (1865-1933), kan het niet zijn. Deze was<br />

zijn gehele werkzame leven lang een geducht militair, getrouwd en met kin<strong>de</strong>ren.<br />

Giulio daarentegen (1866-1945) was niet getrouwd en heeft in<strong>de</strong>rdaad zijii militaire<br />

carrière vroegtijdig opgegeven, zo weten wij uit me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen van latere, nog in<br />

leven zijn<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n.<br />

Aan <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie van Orlando met Giulio Lodomez kan na het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> geen<br />

twijfel meer bestaan, <strong>voor</strong>al niet als wij ons Aldo Ardo uit Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong><br />

nog eens in <strong>de</strong> herinnering brengen. Voor <strong>de</strong>ze romanheld heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Giulio<br />

mo<strong>de</strong>l gestaan, lang <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn Orlando-fantasieën toe was. <strong>Couperus</strong><br />

heeft Giulio Lodomez dus in<strong>de</strong>rdaad in Bagni di Lucca leren kennen, in het Hotel<br />

Conrinental, en wel op een tijdstip, zo mogen wij aannemen, dat <strong>de</strong> onenigheid tussen<br />

moe<strong>de</strong>r en zoon nog geen ernstige vormen had aangenomen. Over Aldo Ardo lezen<br />

wij eveneens dat hij zijn militaire loopbaan heeft moeten opgeven, wegens een affaire<br />

met <strong>de</strong> echtgenote van een zijner superieuren. Deze historie, die Giulio Lodomez<br />

duur is komen te staan, vond <strong>Couperus</strong> opmerkelijk genoeg om haar in zijn boek<br />

over te nemen.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> eens een pendant van Extaze genoemd.<br />

Zijn werkwijze lijkt in<strong>de</strong>rdaad min of meer i<strong>de</strong>ntiek geweest te zijn. Voor <strong>de</strong> intrige<br />

van Extaze baseer<strong>de</strong> hij zich op een hem beken<strong>de</strong>, bevrien<strong>de</strong> figuur: Ram, zoals wy<br />

gezien hebben. Op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier heeft <strong>de</strong> intrige van het nieuwe boek waarschijnlijk<br />

niet veel met <strong>de</strong> werkelijkheid te maken, maar <strong>de</strong> hoofdpersoon, Aldo Ardo, teken<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> naar het levend mo<strong>de</strong>l.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


407<br />

Om op De jonge held terug te komen, dit verhaal eindigt er mee dat diezelf<strong>de</strong> avond<br />

van <strong>de</strong> dag waarop het speelt in <strong>de</strong> literaire vereniging Leonardo da Vinci te Florence<br />

<strong>de</strong> heldhaftige Mario loftuitingen krijgt toegezwaaid door <strong>de</strong> spreker: ‘Het is heel<br />

vol, onze dames zitten, maar Orlando, Mario en ik staan achter in <strong>de</strong> zaal... En<br />

plotseling maakt <strong>de</strong> orator een toespeling, dat zich in Florence bevindt, misschien<br />

wel on<strong>de</strong>r zijn gehoor, een Jonge Held, die zijn jeugdige bloed vergoten heeft <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> zaak van het Va<strong>de</strong>rland... - Wie is hij, wie is hij?? vragen stemmen uit het gehoor,<br />

en vele oogen gaan <strong>de</strong> zaal rond. De orator glimlacht en noemt <strong>de</strong>n naam van <strong>de</strong>n<br />

Jongen Held... Maar <strong>de</strong> Jonge Held is tusschen zijn oom en mij weg geslipt en<br />

verdwenen...’<br />

On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> le<strong>de</strong>nlijsten had alles kunnen bevestigen, maar <strong>de</strong>ze hebben<br />

<strong>de</strong> overstromingen van 1966 niet doorstaan. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen van mevrouw<br />

Giulia Rossi, en zon<strong>de</strong>r twee brieven van Mario's enige nog leven<strong>de</strong> zuster, Vera<br />

Rossi te Milaan, zou <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntiteit van ‘Orlando’ waarschijnlijk nooit meer aan het<br />

licht gekomen zijn.<br />

Giulio's avontuurlijk leven, waar <strong>de</strong> familie zoals gezegd gewag van maakt, heeft<br />

hem tenminste tweemaal, misschien vaker, in Zuid-Amerika gebracht. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

heeft hij wel meer gereisd. Als vriend bleef hij zodoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> - die hem<br />

gemakshalve steeds naar Smyma laat vertrekken, wellicht in navolging van<br />

Wagen<strong>voor</strong>ts verblijf aldaar 27 - uitein<strong>de</strong>lijk telkens weer even onbereikbaar als jhr.<br />

Johan Ram dat tot zijn dood in 1913 altijd is geweest. <strong>Een</strong> verhouding kreeg geen<br />

kans te groeien, ook al niet wegens <strong>de</strong> permanente aanwezigheid van Elisabeth.<br />

Geheel los hiervan staat het feit dat wij naar Giulio's eigen diepere gevoelens alleen<br />

maar kunnen gissen. (De ‘questione di donne’ met <strong>de</strong> vrouw van zijn vroegere<br />

superieur geeft te <strong>de</strong>nken.) Dat Giulio nogal lichtzinnig met geld placht om te gaan,<br />

moet hem in <strong>de</strong> ogen van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>s te sympathieker gemaakt hebben. Wij zullen<br />

nog zien hoe <strong>de</strong>ze daar van geprofiteerd heeft: samen met Elisabeth!...<br />

<strong>Een</strong> luchthartige toon sloeg <strong>Couperus</strong> zelf in <strong>de</strong>ze tijd ook wel eens aan. Zo is er<br />

<strong>de</strong> pikante en amusante geschie<strong>de</strong>nis van Giovannino, <strong>de</strong> jonge be<strong>de</strong>laar die hij ken<strong>de</strong><br />

van het troittoir van <strong>de</strong> Lung' Arno, bij <strong>de</strong> brug van <strong>de</strong> Trinità. 28 <strong>Couperus</strong> moe daar<br />

vaak gewan<strong>de</strong>ld hebben, als hij zijn pension verliet op weg naar een <strong>de</strong>r vele kerken<br />

en musea die Florence in bijna elke stadswijk rijk is.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


408<br />

Hoeveel <strong>Couperus</strong> echter ook van Florence hield, met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> winter en<br />

terwijl <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen in Noord-Afrika, maar <strong>voor</strong>tduur<strong>de</strong>n, bekroop hem in<br />

<strong>de</strong> donkere tijd rond Kerstmis weer <strong>de</strong> eeuwige onrust. Nu Egypte niet doorging<br />

zocht hij naar een alternatief. Hij vond die in Sicilië. Zowel het klimaat als <strong>de</strong><br />

oudhe<strong>de</strong>n van het eiland trokken hem onweerstaanbaar aan. De winters in Florence<br />

vielen eigenlijk altijd weer tegen. En zo besloot hij in <strong>de</strong> laatste week van <strong>de</strong>cember<br />

1911 weer op reis te gaan.<br />

In etappes trok hij zuidwaarts, met als eerste pleisterplaats Orvieto. 29 <strong>Een</strong> ongewoon<br />

avontuur, in <strong>de</strong>ze tijd van het jaar. Dat vond hij zelf ook, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 30<br />

‘Men moet - ik geef het toe - zeer zeker een bizon<strong>de</strong>re gestemdheid-van-geest bezitten<br />

om te doen wat wij doen, die, na Kerstmis Florence te hebben verlaten, een drietal<br />

soms sombere, dan weêr bleekzonnige maar steeds zeer kou<strong>de</strong> winterdagen door<br />

brengen in een oud, klein, vervallen, Italiaansch stadje, dat daar, in onze mo<strong>de</strong>rne<br />

eeuw, doelloos en nutteloos ligt op haar hoogen rots van tufsteen, on<strong>de</strong>r een ijlen,<br />

blauwen luchtdom, waardoor <strong>de</strong> TRAMONTANA <strong>de</strong> enkele sneeuwzwangere wolken<br />

aan flar<strong>de</strong>n geeselt, zoo dat <strong>de</strong> vlokken stuivelen...’<br />

Het Hotel Belle-Arti, waar hij zijn intrek nam, was een <strong>voor</strong>malig klooster.<br />

<strong>Couperus</strong> vroeg om een paar slaapkamers en kreeg <strong>de</strong> beschikking over een hoge<br />

salon, een antichambre, een badkamer, een slaapvertrek en nóg een antichambre met<br />

badkamer en slaapkamer. Dienovereenkomstig vond hij dat hij, zoals hij het uitdrukte,<br />

met e<strong>de</strong>lmoedige mildheid behan<strong>de</strong>ld was. Daar <strong>de</strong> Deense beeldhouwer Thorwaldsen<br />

er vele jaren gele<strong>de</strong>n ook al eens gelogeerd had, hingen in <strong>de</strong> trappen, hallen en<br />

gangen overal reprodukties naar diens sculpturen. Ook om culinaire re<strong>de</strong>nen vond<br />

<strong>Couperus</strong> het een sympathiek hotel: 31 ‘Nu wij zitten aan ons tafeltje in <strong>de</strong> eetzaal -<br />

er zijn nog twee, drie an<strong>de</strong>re gasten, ik vermoed commis-voyageurs - wordt ons een<br />

maal op gediend, waarop geen aanmerking kan wor<strong>de</strong>n gemaakt. Ik zal ten minste<br />

van <strong>de</strong> snipjes en <strong>de</strong>n gou<strong>de</strong>n Orvieto-wijn gaarne een lieflijke herinnering bewaren<br />

en ge weet wel, dat heeren commis-voyageurs ook gaarne het goed hebben in hunne<br />

logementen en óok waar<strong>de</strong>eren een fijne tafel: in een stadje als Orvieto stappen zij<br />

af in het eerste hôtel, en dit is hièr wel onze “Belle-Arti”.’<br />

Zijn <strong>voor</strong>naamste doel was het bezichtigen van Luca Signorelli's Cappella Nuova<br />

in <strong>de</strong> Dom. Hooggelegen, stak <strong>de</strong> monumentale kerk schitterend af tegen <strong>de</strong> blauwe<br />

winterlucht vol kou<strong>de</strong> zon. De kapel zelf bracht<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


409<br />

<strong>Couperus</strong>, als zovelen <strong>voor</strong> hem, in verrukking. Zowel <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen van Fra<br />

Angelico als die van Signorelli hiel<strong>de</strong>n hem met al hun <strong>de</strong>tails en <strong>de</strong> zachte, half<br />

vergane kleuren dagen lang in hun ban gevangen. Steeds weer kwam <strong>de</strong> custo<strong>de</strong><br />

Riverito Velluti - <strong>de</strong> man was zelf een bekwaam kopiist van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen die hij<br />

bewaakte - aangezet in 32 ‘zijn lange jas met roo<strong>de</strong>n boord, <strong>de</strong> zware bos sleutels ter<br />

hand en <strong>de</strong>n intelligenten glimlach op zijn prettig gelaat’, om <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> het<br />

grote bronzen kapelhek open te maken. In <strong>de</strong> uitvoerige ekfrasis die <strong>Couperus</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze fresco's geeft, is éen regel karakteristiek <strong>voor</strong> zijn opvatting van wat het<br />

christendom in zijn ogen waard was: 33 ‘O, die tee<strong>de</strong>re vroomheid <strong>de</strong>r Primitieven,<br />

zij is bijna een troost <strong>voor</strong> alles wat <strong>de</strong> Christenheid, wat <strong>de</strong> Katholieke kerk mis<strong>de</strong>ed<br />

aan <strong>de</strong> antieke cultus <strong>de</strong>r Schoonheid!’<br />

Ook het Etruskisch Museum bezocht hij, en in een fotowinkeltje kocht hij<br />

briefkaarten die hem later moesten helpen zijn herinnering op te frissen bij <strong>de</strong><br />

beschrijving van alles wat hij gezien had. Op straat woei een kou<strong>de</strong> wind. Buiten <strong>de</strong><br />

San Domenico trof hem een vunze grasvlakte, waar haveloze kin<strong>de</strong>ren speel<strong>de</strong>n, 34<br />

‘met bruine en blon<strong>de</strong> lokken, als vieze engeltjes. De straatjes kronkelen geheimzinnig<br />

en melancholiek schil<strong>de</strong>rachtig en er wasemt om een weemaken<strong>de</strong> lucht van vuil<br />

water en slechte riolen... Waartoe is dit doellooze stadje hier nog over op zijn rotstafel<br />

van tufsteen?’ Italië in <strong>de</strong> winter was ook niet alles, zeker niet zo diep in <strong>de</strong> provincie:<br />

‘Duisternis, kou<strong>de</strong> en vunze stank vullen <strong>de</strong> nauwe straten, waar <strong>de</strong> ruïne-ramen <strong>de</strong>r<br />

vervallen paleizen gapen. Er is niet an<strong>de</strong>rs te doen dan ons hôtel op te zoeken, onze<br />

eigene thee te maken, onze fotografieën en briefkaarten na te zien.’ - Het vroor licht<br />

en het sneeuw<strong>de</strong> een beetje. <strong>Couperus</strong> verlang<strong>de</strong> naar zon en warmte, die hij op<br />

Sicilië hoopte te vin<strong>de</strong>n.<br />

De reis naar Napels, waar hij <strong>de</strong> nachtboot wil<strong>de</strong> nemen, verliep ver<strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>spoedig. Van <strong>de</strong>ze stad, die in <strong>de</strong> schets Bella Napoli enige ietwat boosaardige<br />

bladzij<strong>de</strong>n krijgt toebe<strong>de</strong>eld, zou hij nooit leren hou<strong>de</strong>n. 35 Hij herinner<strong>de</strong> zich hoe<br />

het stadssilhouet hem als klein jongetje, op reis naar Indië, al was tegengevallen. Hij<br />

vond Napels ronduit lelijk, ploertig, een mauvais-lieu, en op <strong>de</strong> koop toe vervelend<br />

omdat er in zijn ogen niets te doen was. In vele opzichten is <strong>Couperus</strong> altijd wel een<br />

erg keurige Hagenaar gebleven, met maatstaven die bepaald niet vrij van hardnekkige<br />

<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len waren. Napels heeft hij niet begrepen, evenmin trouwens als <strong>de</strong><br />

Hagenaar Carel Vosmaer dat een generatie eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed. 36 Toegege-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


410<br />

ven, enige waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het volksleven bracht <strong>Couperus</strong> nog wel op, maar daar<br />

was het mee gezegd. Zelfs <strong>de</strong> camelia's die <strong>de</strong> bloemenjongens verlokkend ophiel<strong>de</strong>n<br />

interesseer<strong>de</strong>n hem nauwelijks. Het was een vorm van bedrog: ‘Zij zijn er.’ zei hij, 37<br />

‘die blanke bloemen en gou<strong>de</strong>n vruchten en koele dranken om u - <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>ling<br />

- te bewijzen, dat het in Januari reeds lente is, in Napels. En zijt gij - <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />

- het daarme<strong>de</strong> niet eens, wel nu, dan is dat ùwe - zijne - persoonlijke opinie, en<br />

niemand heeft daar schuld aan. Waar geheele takken vol albasten, camelia's u wor<strong>de</strong>n<br />

gebo<strong>de</strong>n met koele limona<strong>de</strong>s en blanke orgea<strong>de</strong>s, is het lente, al blaast <strong>de</strong> wind ook<br />

nog zoo felkoud langs <strong>de</strong> hoeken <strong>de</strong>r huizen, al slaat <strong>de</strong> zee schuimend <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> over<br />

en al omhult <strong>de</strong>, een week lang onzichtbare, Vezuvius zich ook nog zoo koûlijk dicht<br />

in een grijzen nevelpels.’<br />

Gelukkig was er het Museo Nazionale als vertroosting, met alle schatten uit Pompeji<br />

en Herculaneum, en bovendien <strong>de</strong> grandioze collectie Farnese. 38 <strong>Couperus</strong> genoot<br />

daar ook nu weer van. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r Romeinse koppen kreeg zijn reispet op, zodat het net<br />

leek of je door een Engelse toerist werd aangekeken. Niet alleen <strong>de</strong> portretten boei<strong>de</strong>n<br />

hem zeer, maar natuurlijk <strong>voor</strong>al ook weer <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n van gespier<strong>de</strong> worstelaars,<br />

‘slanke knaap-athleten’, zwelgen<strong>de</strong> faunen en een Dionysos ‘wien <strong>de</strong> twee horentjes<br />

groeien het hoofdhaar uit, en die oplacht en na<strong>de</strong>nkt met zijn lieve jongensoogen’.<br />

Hij kon er zich <strong>de</strong> tijd <strong>voor</strong> gunnen. Razen<strong>de</strong> stormen maakten <strong>de</strong> overtocht naar<br />

Sicilië <strong>voor</strong>eerst onmogelijk. Met gepakte koffers wachtte hij af, terwijl hij uit zijn<br />

hotelraam elke dag opnieuw <strong>de</strong> rollers over <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> zag slaan.<br />

<strong>Een</strong> van zijn bezoeken aan het Museo Nazionale lijkt grote gevolgen gehad te<br />

hebben. Tot <strong>de</strong> topstukken behoort immers <strong>de</strong> kolossale Hercules Farnese, het sinds<br />

<strong>de</strong> renaissance beroem<strong>de</strong> beeld dat, nadat het in <strong>de</strong> Thermen van Caracalla gevon<strong>de</strong>n<br />

was, door talrijke kunstenaars is getekend, geschil<strong>de</strong>rd en nagevolgd. <strong>Couperus</strong><br />

wijd<strong>de</strong> een korte maar kernachrige beschrijving aan dit enorme stuk sculptuur, een<br />

laat-antieke kopie naar Lysippos. 39 Mag <strong>de</strong> kwaliteit ervan meer imponeren door<br />

kracht dan door verfijning, zeker is het waar dat geen an<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> oudheid<br />

overgebleven beeldhouwwerk beter <strong>de</strong> bovenmenselijke arbeid suggereert, die<br />

Hercules heeft moeten verrichten eer hij met behulp van Pallas Athene zijn apotheose<br />

<strong>de</strong>elachtig werd. Reeds in 1903 heeft <strong>Couperus</strong> het <strong>voor</strong>nemen gehad nog eens een<br />

verhaal of boek over Herakles te schrijven. 40<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


411<br />

Tot nu toe had hij het echter bij een plan gelaten. Zijn vaste besluit nooit meer een<br />

roman te schrijven leid<strong>de</strong> er me<strong>de</strong> toe dat hij het Herakles-thema <strong>voor</strong>lopig uit zijn<br />

hoofd had gezet.<br />

Het is zeer goed mogelijk, om niet te zeggen tamelijk waarschijnlijk, dat <strong>de</strong><br />

hernieuw<strong>de</strong> confrontatie met <strong>de</strong> formidabele, door Glykon gesigneer<strong>de</strong> kopie van<br />

Lysippos' meesterwerk hem het besluit heeft doen nemen nu toch aan het boek te<br />

gaan beginnen. Hoe gemakkelijk hem sinds enkele jaren week in, week uit <strong>de</strong> vele<br />

losse schetsen en dagboekbla<strong>de</strong>n ook uit <strong>de</strong> pen waren gevloeid, Antiek toerisme had<br />

hem alweer <strong>de</strong> smaak te pakken doen krijgen van een groter, meer coherent werkstuk.<br />

Met Herakles nam hij een on<strong>de</strong>rwerp van lange a<strong>de</strong>m ter hand. 41 Diens twaalf werken<br />

garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n vele pagina's proza. Herakles had iets van <strong>Couperus</strong>' eigen strijd. 42<br />

Standvastigheid, heldhaftigheid, doorzettingsvermogen, dit alles zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

hoofdmotieven zijn. Wat dat betreft wist <strong>Couperus</strong> waar hij het over had. Misschien<br />

ook heeft hij geweten dat Herakles als symbool <strong>voor</strong> een leven lang moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />

overwinnen niet iets nieuws was: in <strong>de</strong> oudheid al had<strong>de</strong>n vele Romeinen zich met<br />

<strong>de</strong> held vergeleken, keizers zowel als particulieren. 43 De laatsten kozen dikwijls <strong>de</strong><br />

werken van Herakles als <strong>de</strong>coratie van hun sarcofagen. Daarmee wil<strong>de</strong>n zij laten<br />

zien hoezeer zij zich met dit bovenmenselijk <strong>voor</strong>beeld i<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong>n. Keizers<br />

hebben zich soms letterlijk als Herakles laten uitbeel<strong>de</strong>n. 44 De buste van Commodus<br />

in het Conservatorenpaleis is er het bekendste <strong>voor</strong>beeld van.<br />

Destijds heeft Henri van Booven gesuggereerd dat <strong>Couperus</strong> al in het najaar van<br />

1911 aan Herakles begonnen zou zijn. De romanuitgave zelf draagt geen datering.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1912 verschenen <strong>de</strong> eerste hoofdstukken in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 45<br />

El<strong>de</strong>rs spreekt Van Booven van najaar 1913 en <strong>voor</strong>jaar 1913, wat niet juist kan zijn,<br />

evenmin als <strong>de</strong> vermelding dat het boek in Nice zou zijn ontstaan. Waarschijnlijk is<br />

<strong>Couperus</strong> er na zijn Siciliaanse reis aan begonnen, in het <strong>voor</strong>jaar van 1912. Het<br />

weerzien met <strong>de</strong> kolos in Napels moet in<strong>de</strong>rdaad het beslissen<strong>de</strong> ogenblik van<br />

inspiratie zijn geweest: niet <strong>voor</strong> niets betreur<strong>de</strong> hij het later dat Veen niet een<br />

afbeelding van juist dit beeld op <strong>de</strong> band heeft laten zetten. 46<br />

Maar <strong>voor</strong>eerst was er dan Sicilië. Nadat <strong>de</strong> dagenlang aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> storm ein<strong>de</strong>lijk<br />

geluwd was, kon<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth met <strong>de</strong> Tebe van wal steken richting<br />

Palermo. ‘De Tebe is <strong>de</strong> eenige goe<strong>de</strong> boot nog over tusschen Napels en Palermo,<br />

se<strong>de</strong>rt alle <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re stoomers <strong>de</strong>r Navi-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


412<br />

gazione dienst doen als hospitaalschepen bij Tripoli...’ schreef hij: 47 De nacht van <strong>de</strong><br />

overtocht werd gepasseerd met levendige, door champagne opgevrolijkte conversatie.<br />

Aan boord bevon<strong>de</strong>n zich vrijwel uitsluitend Italianen.<br />

‘Palermo, la felice’ viel <strong>Couperus</strong> echter niet mee. Hij was er niet op <strong>voor</strong>bereid<br />

daar zoveel sporen van Noormannen en Saracenen te ontmoeten, terwijl er buiten<br />

het archeologisch museum nauwelijks klassieke oudhe<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n waren. Hoewel<br />

<strong>de</strong> stad zelf hem niet ongezellig aan<strong>de</strong>ed, vond hij er weinig van zijn gading. Palermo<br />

moet in die jaren nog on<strong>voor</strong>stelbaar provinciaal geweest zijn: 48 ‘Over Palermo's<br />

pleinen wan<strong>de</strong>len d[i]e geiten vreedzaam rond: het zijn prachtige, breed gehoorn<strong>de</strong><br />

beesten met lang vlokkehaar en bijna slepen<strong>de</strong>, zware uiers, die zij blij<strong>de</strong> melken<br />

laten, <strong>voor</strong> wie na<strong>de</strong>rt met een glas of een maatje. Dan zijn het over <strong>de</strong> wegen buiten<br />

en langs <strong>de</strong> straten <strong>de</strong>r stad alle die aardige, bont verluchte ezelewagentjes. De<br />

paneelen <strong>de</strong>r wagentjes zijn grof maar leuk beschil<strong>de</strong>rd met heilige of historische<br />

tafereelen: zoowel <strong>de</strong> Bijbelsche als <strong>de</strong> Siciliaansche historie is te bestu<strong>de</strong>eren van<br />

af <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n dier kleurige karretjes.’ - Dit alles is tegenwoordig <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij.<br />

Lang is <strong>Couperus</strong> er niet gebleven. Hij vond Palermo een al te banale stad, 49 ‘wel<br />

interessant om te bezichtigen, maar niet innemend genoeg om er een langer verblijf<br />

te maken dan van enkele, hoogstens tien dagen...’ In <strong>de</strong> schets Trinacria vertelt hij<br />

hoe hij daarna <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong> Griekse tempel van Segesta heeft bezocht, die hij iets<br />

smartelijks en weemoedigs vond hebben omdat er nooit een go<strong>de</strong>nbeeld in had<br />

gestaan, zoals er ook nimmer offers waren gebracht. 50 Het is in<strong>de</strong>rdaad waar dat <strong>de</strong><br />

tempel, waarvan <strong>de</strong> zuilen zelfs niet van cannelures zijn <strong>voor</strong>zien, in het eenzame<br />

landschap een gevoel van verlatenheid kan opwekken dat beklemt: 51 ‘Nooit vul<strong>de</strong><br />

beeldhouwwerk <strong>de</strong>ze metopen tusschen die triglyfen. Deze tempel rees alleen zijn<br />

zuilen omhoog en trok over die zuilen zijn architraven recht en richtte <strong>de</strong>n driehoek<br />

zijner tympanen. Dit was alles... Er was niets meer... Er kwam niets meer... [...] Se<strong>de</strong>rt<br />

staan die zuilen daar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wisselen<strong>de</strong> luchten op <strong>de</strong>n grazigen heuvel en, als <strong>de</strong><br />

luchten, wisselen <strong>de</strong> eeuwen en in <strong>de</strong>zen, eeuwen geduurd hebben<strong>de</strong>n, weemoed<br />

a<strong>de</strong>men wij nu <strong>de</strong> schoonheid <strong>de</strong>r zich terug trekken<strong>de</strong> zonnestralen, die rossigen als<br />

nagloor van brand tusschen <strong>de</strong> donkeren<strong>de</strong>, meer en meer grauwen<strong>de</strong> kolommen van<br />

smart en weedom...’<br />

Via Castelvetrano reis<strong>de</strong> hij door naar Selinunre, waar <strong>de</strong>, ditmaal niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


413<br />

onvoltooi<strong>de</strong> maar verwoeste, tempelcomplexen in het bepaald nog niet zomerse<br />

landschap een niet min<strong>de</strong>r troosteloze melancholie leken uit te stralen. <strong>Couperus</strong><br />

spreekt van een sombere orkaanwind die over een lage sepulkermassa van gedoem<strong>de</strong><br />

go<strong>de</strong>nhuizen floot en huil<strong>de</strong>. Hij gewaagt van ruïnes, 52 ‘thans door niemand dan door<br />

een huiveren<strong>de</strong>n toerist of speuren<strong>de</strong>n archeoloog bezocht, die zijn sombere indrukken<br />

zamelt, om dan te vertrekken met, ik weet niet welke vreem<strong>de</strong> beklemming van<br />

tragische bovenaardschheid, drukken<strong>de</strong> over hem heen en het huiveringwekken<strong>de</strong><br />

bewustzijn, dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n ZIJN, maar dat het Noodlot Is, boven hèn...’ Het is een<br />

<strong>de</strong>r weinige plaatsen in zijn werk waar hij aangeeft dat <strong>de</strong> noodlotsgedachte - die<br />

hem weliswaar niet altijd doorlopend heeft geobse<strong>de</strong>erd maar zich evenmin <strong>voor</strong>goed<br />

heeft laten verjagen - uit het Griekse <strong>de</strong>nken tot hem gekomen was. Korte tijd later,<br />

in het antieke theater van Taormina, herhaal<strong>de</strong> hij het nog eens. Hij noem<strong>de</strong> dit 53 ‘het<br />

Grieksche Theater in <strong>de</strong> eigene atmosfeer van Noodlot, Leven en Ziel...’<br />

Gehuld in zijn warme pelsjas kroop hij in een hoekje van <strong>de</strong> autokennelijk had hij<br />

die in Palermo gehuurd, met een chauffeur die <strong>de</strong> weg goed ken<strong>de</strong> - om er <strong>de</strong> foto's<br />

van <strong>de</strong> metopen uit het Museo Nazionale van Palermo te bestu<strong>de</strong>ren. 54 Intussen hupte<br />

<strong>de</strong> taxi over een weg <strong>de</strong>s ver<strong>de</strong>rfs vol kuilen en ‘afgron<strong>de</strong>n’ naar Agrigento, waar<br />

opnieuw tempels en bouwvallen hem wachtten. De zon brak door. Het was daar<br />

min<strong>de</strong>r guur. <strong>Couperus</strong> hield aan Girgenti - <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rwetse naam - aanmerkelijk<br />

opgewektere herinneringen over. 55<br />

Tenslotte reis<strong>de</strong> hij naar het veelbezochte, luisterrijke Taormina aan <strong>de</strong> oostkust,<br />

om er in het magnifiek gelegen hotel Timeo, dat nog altijd bestaat, uit te rusten ‘van<br />

koffer in- en uitpakken, van langzame treinen en hobbelen<strong>de</strong> auto's’. 56 Het hotel,<br />

gelegen naast het antieke theater, bood schitteren<strong>de</strong> uitzichten op <strong>de</strong> wit besneeuw<strong>de</strong><br />

Etna en <strong>de</strong> blauwe zee. De Duitse keizer had Taormina eenmaal ‘wun<strong>de</strong>rschön’<br />

bevon<strong>de</strong>n, en hij niet alleen. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> die mening met overgave. Hij bleef er<br />

een week lang. In een kort opstel Grieksch theater te Taormina heeft hij zijn indrukken<br />

zeer beel<strong>de</strong>nd samengevat. 57 Er leek al iets van <strong>voor</strong>jaar in <strong>de</strong> lucht te zitten, veel<br />

meer dan in Napels: <strong>de</strong> lente was op han<strong>de</strong>n, ‘het lachen<strong>de</strong> Kind, dat zoo veel eer<strong>de</strong>r<br />

komt dan onze Noor<strong>de</strong>lijke Mei, en wier rozige handjes reeds tusschen <strong>de</strong> ooft boomen<br />

en aman<strong>de</strong>lstruiken zaaien het tee<strong>de</strong>r blon<strong>de</strong> gewemel van hare allereerste bloesems...’<br />

Van daar ging hij <strong>voor</strong> een paar dagen naar het legendarische Syracuse,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


414<br />

waar bijna alles hem aan <strong>de</strong> antieke mythologie herinner<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> haven was het een<br />

drukte van belang, omdat er zich troepen naar Tripoli inscheepten. 58 Met een bootje<br />

maakte <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Anapo het beken<strong>de</strong> roeitochtje tussen <strong>de</strong> papyrusbossen. Hij<br />

zag <strong>de</strong> latomieën, <strong>de</strong> grandioze an tieke forten van Euryalos en <strong>de</strong> bron van Arethusa,<br />

en schreef er behalve een feuilleton tevens nog een schets van langere a<strong>de</strong>m over. 59<br />

Daaruit blijkt hoe goed Syracuse hem bevallen is.<br />

Terug in Taormina zou naar zijn zeggen Orlando speciaal <strong>voor</strong> hem even uit<br />

Smyrna zijn overgekomen. Met hem bezocht <strong>Couperus</strong> Messina, dat op 28 <strong>de</strong>cember<br />

1908 door een verschrikkelijke aardbeving vrijwel totaal verwoest: was en dat men<br />

nu weer wat begon op te bouwen. 60 Elisabeth bleef in het hotel. Ook <strong>Couperus</strong> was<br />

liever niet met Orlando meegegaan, maar hij doet het in <strong>de</strong> schets Messina <strong>voor</strong>komen<br />

alsof het om een aardig bedoel<strong>de</strong> geste van zijn vriend ging. Uit beleefdheid wil<strong>de</strong><br />

hij niet weigeren, hoewel Orlando er zelf niets aan vond. <strong>Couperus</strong> noemt hem ditmaal<br />

een tij<strong>de</strong>lijke reisgenoot, om aan te geven dat hij het ver<strong>de</strong>re Siciliaanse avontuur<br />

alleen niet Elisabeth heeft on<strong>de</strong>rnomen. Men vraagt zich af of Orlando's korte en<br />

verrassen<strong>de</strong> aanwezigheid niet als pure fictie beschouwd moet wor<strong>de</strong>n.<br />

In totaal kan <strong>de</strong> Siciliaanse reis niet veel langer dan een week of drie geduurd hebben.<br />

Met <strong>de</strong> trein via Messina en door Calabrië keer<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daarna<br />

linea recta naar Florence terug. 61 Is hij toen meteen aan het boek Herakles begonnen?<br />

In elk geval moet hij er een ontwerp <strong>voor</strong> hebben opgezet. Wanneer precies hij dit<br />

is begonnen uit te werken kan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Daar hij doorgaans zeer snel<br />

kon schrijven zodra een boek min of meer voltooid-als-i<strong>de</strong>e in zijn hoofd zat, is het<br />

ook mogelijk dat hij er zich pas in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer toe gezet heeft.<br />

Na het <strong>voor</strong>jaarsachtige weer in Taormina viel het winterse klimaat van Florence<br />

niet mee. Het regen<strong>de</strong> overvloedig. Er werd carnaval gevierd, maar in <strong>de</strong> verste verte<br />

leek dit niet op <strong>de</strong> uitbundige feesten die <strong>Couperus</strong> in Nice zo graag placht mee te<br />

vieren. 62 Het geschreeuw van <strong>de</strong> straatjongens vond hij alleen maar hin<strong>de</strong>rlijk. Hij<br />

sloot <strong>de</strong> gordijnen van <strong>de</strong> zaal die hij in het Palazzo Niccolini bewoon<strong>de</strong> en begroef<br />

zich in zijn boeken. Zo hoef<strong>de</strong> hij niet naar <strong>de</strong> druipnatte hangen<strong>de</strong> tuin van <strong>de</strong><br />

markies te kijken, die alle aantrekkelijkheid verloren had.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


415<br />

Boeken leen<strong>de</strong> hij bij <strong>voor</strong>keur uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van Vieusseux in het nabije<br />

Palazzo Strozzi. Het is jammer dat wij, op enkele uitzon<strong>de</strong>ringen na, niet weten welke<br />

het waren. <strong>Couperus</strong> las <strong>voor</strong>al studiewerken over <strong>de</strong> zo buitengewoon rijke<br />

geschie<strong>de</strong>nis van Florence. Gil<strong>de</strong>n, mo<strong>de</strong> in <strong>de</strong> renaissance, <strong>de</strong> fijne keuken-van<br />

vroeger, dit alles boei<strong>de</strong> hem evenzeer als weel<strong>de</strong>rige begrafenisgebruiken en het<br />

dagelijks leven meer in het algemeen. 63 Had hij geen zin om te lezen en hield <strong>de</strong><br />

regen eens even op, dan bezocht hij ook nu weer een van <strong>de</strong> vele musea die Florence<br />

rijk is. Uffizi en Pitti genoten zijn <strong>voor</strong>keur. Hij bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> er Botticelli, 64 maar niet<br />

bepaald als enige toerist! Met geamuseer<strong>de</strong> verbazing keek hij naar <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke<br />

ongehuw<strong>de</strong> Engelse dames, wier lippen bij het zien van <strong>de</strong> Aphrodite begonnen te<br />

murmelen als in een gebed, ‘<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n vroom gevouwen, <strong>de</strong> oogen in extaze op<br />

gericht naar <strong>de</strong>, op haar schulp aan schommelen<strong>de</strong> Venus’.<br />

Soms werd hij getroffen door merkwaardige verrassingen. Zo zwierf hij op een<br />

dag weer eens door het Palazzo Pitti. 65 Ie<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rij werd uitvoerig bekeken, waarbij<br />

hij gebruik maakte van <strong>de</strong> explicaties in zijn onvermij<strong>de</strong>lijke Bae<strong>de</strong>ker. Plotseling<br />

stond hij <strong>voor</strong> het door Rafaël geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> portret van paus Leo x. Niet door <strong>de</strong> paus<br />

werd hij het meest getroffen, maar door <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> twee figuren links en rechts<br />

van hem: zij bleken Lodovico <strong>de</strong>' Rossi en Guillo <strong>de</strong>' Medici te heten. Het moet<br />

<strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r geamuseerd hebben. Giulio immers was <strong>de</strong> eigenlijke naam van<br />

Orlando, terwijl <strong>de</strong> zuster van Orlando en Elettra getrouwd was met Rossi! Het is <strong>de</strong><br />

enige plaats in <strong>Couperus</strong>' werk waar Repelsteeltje zich heel even verraadt: 66 ‘<strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>n Paus ligt een verlucht missaal, dat hij zoo straks zal beturen met kennersoog en<br />

bij het missaal staat een sierlijk gedreven, vergul<strong>de</strong> bel, en bel en missaal zijn hem<br />

op dit oogenblik belangrijker dan <strong>de</strong> zorgen van <strong>de</strong>n H. Stoel, die mimers zoo goed<br />

behartigd wor<strong>de</strong>n door zijn twee neven: Giulio en kardinaal Rossi...’<br />

In maart, toen het wat beter weer werd, ging <strong>Couperus</strong> een dag naar Pisa, 67 niet<br />

zozeer om er <strong>de</strong> scheve toren te bewon<strong>de</strong>ren - hij ken<strong>de</strong> Pisa al - noch ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Dom of het Battistero. Die monumenten zei<strong>de</strong>n hem vreemd genoeg niet veel. Zelfs<br />

<strong>de</strong> wereldberoem<strong>de</strong> preekstoel van Niccolò Pisano liet hem tamelijk onberoerd. Het<br />

ging hem daarentegen <strong>voor</strong>al om het grote fresco met <strong>de</strong> Trionfo <strong>de</strong>lla Morte op het<br />

Campo Santo. Daarnaast interesseer<strong>de</strong> hij zich <strong>voor</strong> het graf van Hendrik VII. Pisa<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


416<br />

ontroer<strong>de</strong> hem <strong>voor</strong>al litterair: in zijn jeugd had hij diepe bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Potgieters<br />

Florence gekoesterd, en <strong>de</strong> regels die in dat gedicht aan Hendrik VII wor<strong>de</strong>n gewijd<br />

waren hem altijd bijgebleven. De ongelukkige koning-keizer was <strong>voor</strong> hem een<br />

onvergetelijke literaire figuur, al moest hij dan ook toegeven: 68 ‘Zijne keizerin, die<br />

hij zoo zeer bemin<strong>de</strong>, verloor hij te Genua en Potgieter, in <strong>de</strong> mooie terzinen van<br />

“Florence”, Iaat zich te veel me<strong>de</strong> sleepen door zijn gevoel om <strong>de</strong>n keizer op zijn<br />

doodsbed dien laatsten groet te doen zen<strong>de</strong>n... Dat Potgieters schim er niet treurig<br />

om zij: geen enkele historiesch-litterarische schrijver heeft zich nièt wel eens zoo<br />

doen me<strong>de</strong> sleepen...! Leer, o lezer, van die schrijvers nièt <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis, maar<br />

wel <strong>de</strong> emotie om <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis en vertrouw in hunne dichtingen meer het gevoel<br />

dan het feit!’ - De dilettanten romanticus <strong>Couperus</strong> kon zich <strong>de</strong>ze onwetenschappelijke<br />

luxe met overgave permitteren. Het is <strong>de</strong> overtuiging die ook achter zijn eigen<br />

historische romans staat: het gevoel waarmee hij ze schreef achtte hij superieur aan<br />

een al of niet nauwgezette weergave van wat er vroeger gebeurd was.<br />

De feuilletons die <strong>Couperus</strong> intussen in Het Va<strong>de</strong>rland bleef publiceren waren als<br />

altijd zeer gevarieerd van thematiek en stijl. Nu eens een on<strong>de</strong>rwerp als Uniform en<br />

geen uniform 69 - over een ferisjiste die uitein<strong>de</strong>lijk met een carabimere trouwt - dan<br />

weer een soort uitgebrei<strong>de</strong> advertentie, Gevraagd: een secretaris 70 (‘Ik, <strong>Louis</strong>, niet<br />

Van Deyssel, maar <strong>Couperus</strong>... ik vraag een secretaris’; <strong>de</strong>ze moest aangenaam van<br />

uiterlijk zijn en sympathiek van gestalte, en hij mocht niet ou<strong>de</strong>r zijn dan drieëntwintig<br />

jaar). <strong>Een</strong> opstel over <strong>de</strong> Galleria Pitti 71 wissel<strong>de</strong> af met een essay over Ferrara. 72<br />

Op dagen dat <strong>Couperus</strong> daar niet mee bezig was, occupeer<strong>de</strong> hij zich met het<br />

omvangrijke boek in statu nascendi, Herakles.<br />

Ferrara heeft hij ongetwijfeld geschreven toen hij op weg was naar Venetië. Want<br />

het is bijna ongelooflijk maar waar: na twee maan<strong>de</strong>n FIorence kreeg <strong>de</strong> onrust hem<br />

alweer te pakken. Op 27 april 1912 verscheen in Het Va<strong>de</strong>rland het eerste van een<br />

reeks feuilletons over <strong>de</strong> toverstad aan <strong>de</strong> lagune waar hij nooit genoeg van kon<br />

krijgen. 73 Aanvankelijk logeer<strong>de</strong> hij er in <strong>de</strong> dure AIbergo Cappello Nero, waar hij<br />

reeds in <strong>de</strong> eerste dagen van april moet zijn afgestapt (een prentbriefkaart aan Emma<br />

Garzes draagt als poststempel 6 april 1912). De hotelkosten wer<strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

door Het Va<strong>de</strong>rland gedragen. <strong>Couperus</strong> bezat op dit tijdstip ook een perskaart goud<br />

op snee. Hij moest <strong>de</strong> inwijdingsceremonie bijwonen van <strong>de</strong> herbouw<strong>de</strong> Campanile,<br />

waar hij vervolgens een verslag over heeft gepubliceerd.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


417<br />

Aan Emma schreef hij: 74 ‘Ik zend U een Doge, om U al onze wensen over te brengen<br />

<strong>voor</strong> Vrolijk Paasfeest. Geef toe dat ik <strong>de</strong> dingen goed doe en bewon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> manlijke<br />

en verlei<strong>de</strong>lijke schoonheid van mijn ambassa<strong>de</strong>ur!! [...] ... in <strong>de</strong> “Zwarte Hoed”<br />

hebben wij een kamer met dubbel bed, maar geschikt, en we eten in het restaurant;<br />

dat komt neer op een pensionprijs van 10 frs. Venetië is helemaal dol; veel mensen;<br />

er wor<strong>de</strong>n schitteren<strong>de</strong> feesten <strong>voor</strong>bereid. Van <strong>de</strong> gehele Piazza zullen <strong>de</strong> lijnen<br />

wor<strong>de</strong>n geaccentueerd door reeksen elektrische lichtjes!!’ - Venetië bereid<strong>de</strong> zich<br />

namelijk <strong>voor</strong> op feesten ter ere van <strong>de</strong> Campanile. De ou<strong>de</strong> klokketoren was op 14<br />

juli 1902 ingestort. 75 ‘Hij staat weêr overeind!’ juichte <strong>Couperus</strong> in Terug in Venetië, 76<br />

om er echter dui<strong>de</strong>lijk aan toe te voegen: ‘Eigenlijk had<strong>de</strong>n wij hem kunnen missen.<br />

Toen hij stortte in een hoop puin, hebben wij hem wel betreurd om zijn tragiesch<br />

ein<strong>de</strong>, maar eigenlijk is hij nooit te vergelijken geweest bij Giotto's i<strong>de</strong>ale, blanke<br />

klokkelelie, die Florence's Campanile is. En toen zijn hoop puin was weg geruimd<br />

en wij <strong>de</strong> Piazza terug zagen, zón<strong>de</strong>r hem, scheen het ons toe, dat zij eigenlijk nog<br />

mooier, nog ruimer, nog feërieker gewor<strong>de</strong>n was.’<br />

Er woei in die dagen in Venetië een kille, ijzige wind, zoals vaak in april. Elisabeth<br />

kleum<strong>de</strong> kouwelijk weg in al haar witte vossen. <strong>Couperus</strong> echter <strong>de</strong>ed net alsof het<br />

toch <strong>voor</strong>jaar was en kocht anjers <strong>voor</strong> zijn knoopsgat. Hij verkeer<strong>de</strong> in een juichen<strong>de</strong><br />

stemming. Prachtig heeft hij in Feest van San Marco <strong>de</strong> inwijding van <strong>de</strong> nieuwe<br />

Campanile beschreven. 77 Zijn hotelkamer keek uit op <strong>de</strong> Merceria <strong>de</strong>ll` Orologio,<br />

die haaks op het plein staat en waarin <strong>de</strong> mensen zich verdrongen om <strong>de</strong> Piazza te<br />

bereiken. De perskaart waar <strong>Couperus</strong> over beschikte hoef<strong>de</strong> hij overigens niet te<br />

gebruiken, daar hij door het hotel heen ongehin<strong>de</strong>rd naar plein en tribune kon<br />

wan<strong>de</strong>len. Hymnen, een processie, tweeduizend van <strong>de</strong> Campanile losgelaten duiven,<br />

dit alles bereid<strong>de</strong> het hoogtepunt van die morgen <strong>voor</strong> toen <strong>de</strong> klokken <strong>voor</strong> het eerst<br />

sinds bijna <strong>de</strong>n jaar weer over <strong>de</strong> stad luid<strong>de</strong>n. - Die avond, bij het invallen van <strong>de</strong><br />

duisternis, wer<strong>de</strong>n alle lichtjes op <strong>de</strong> Piazza aangestoken en genoot <strong>Couperus</strong> van<br />

wat hij noem<strong>de</strong> ‘zeeën van blanken glans’.<br />

Op een an<strong>de</strong>re dag ging hij naar het Lido, om er zijn ou<strong>de</strong>, eenvoudige Hotel All'<br />

Ortolanella nog eens op te zoeken. Hij herinner<strong>de</strong> het zich van zijn eerste bezoek<br />

aan Venetië en vond het 78 ‘bijna sentimenteel poëtiesch iets te eten in die pergola,<br />

van dat kleine “Warmoezierstertje”... Ik gedoof, dat wij er [in<strong>de</strong>rtijd] mosselen aten<br />

en dunnen, gelen landwijn bij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


418<br />

dronken... En toen wij dat gedaan had<strong>de</strong>n, staken wij het eiland in <strong>de</strong> breedte over,<br />

en wij liepen door vage, verlatene vel<strong>de</strong>n, die, noch bouwland, noch weiland,<br />

scharlaken waren overvlakt van duizen<strong>de</strong>, duizen<strong>de</strong> klaprozen...’ <strong>Couperus</strong> besloot<br />

er opnieuw zijn intrek te nemen. Het was natuurlijk veel goedkoper dan <strong>de</strong> Cappello<br />

Nero. Vlak ernaast bevond zich sinds enige jaren het Grand Hôtel du Lido, waar hij<br />

ook al eens gelogeerd had. In het grappige feuilleton Lido schreef hij dat hij nog<br />

altijd goe<strong>de</strong> herinneringen bewaar<strong>de</strong> aan 79 ‘<strong>de</strong> aangename uren <strong>de</strong>s middagmaals,<br />

genoten aan lange tafel vol verwanten en vrien<strong>de</strong>n, buiten op het terras: herinnert gij<br />

u wel, o gij, die mij lief zijt in Holland??’ - Hier herdacht hij ook Byron, die op het<br />

Lido dikwijls paard gere<strong>de</strong>n had, naar Malamocco toe en weer terug.<br />

Het vroeger nog zo stille, ongerepte eiland was tot <strong>Couperus</strong>' verdriet in weinig<br />

jaren volgebouwd. Er waren nu hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hotels. Restaurants en bars verrezen 80 ‘als<br />

pad<strong>de</strong>stoelen, stijlloos, en leelijk - soms in een Duitsche Jugend-stijl, soms in een<br />

vergeefsche poging een Venetiaansch-Arabiesch paleis na te bootsen - en in die bars,<br />

restaurants en hôtels, strijken nu - nu reeds in Mei, <strong>de</strong> maand vroeger <strong>de</strong>r lieflijke<br />

stilte!! - <strong>de</strong> hor<strong>de</strong>n neêr, <strong>de</strong> vreeslijke hor<strong>de</strong>n van Duitsche, Oostenrijksche en<br />

Hongaarsche toeristen. Die hor<strong>de</strong>n van Hunnen overweldigen - en dit reeds in Mei!!<br />

- het smalle eiland van vroegere eenzaamheid, lief<strong>de</strong> en poëzie en zij is terug geweken,<br />

die trits van Gratiën, zij is verdwenen, zij is gevlucht! Lucht van bier drijft om in <strong>de</strong><br />

atmosfeer <strong>de</strong>r ziltgeurige Adria en <strong>de</strong> silhouet <strong>de</strong>r rokopgekoppel<strong>de</strong>, Germaansche<br />

toeriste, van heupen breed en het vilten hoedje, met scheerkwast ter zij<strong>de</strong>, op het<br />

mahonieblon<strong>de</strong> vlechtje verving <strong>de</strong> franje-ruischen<strong>de</strong> gratie <strong>de</strong>r, van lief<strong>de</strong> roo<strong>de</strong>,<br />

bloemen plukken<strong>de</strong> Venetiaansche...’ Met het na<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> zomer zou het<br />

ongetwijfeld nog erger wor<strong>de</strong>n, vrees<strong>de</strong> hij: ‘Dan is het houten Stabilimento - tot<br />

een steenen Kurhaus kwam het nog niet: laat u dit troosten, o Scheveningen! -<br />

overla<strong>de</strong>n van thee en koffie drinken<strong>de</strong> gasten, dan speelt <strong>de</strong> muziek Mascagni en<br />

Puccini, en dan is uw feuilletonist gevlo<strong>de</strong>n...!’<br />

Venetië gaf <strong>Couperus</strong> weer stof tot een reeks van feuilletons. Bibelots van Venetië, 81<br />

Schimmen van Venetië, 82 gruwelijk on<strong>de</strong>rwerp als De pozzi, 83 of ook wel <strong>de</strong> kleurige<br />

studie Tintotetto, 84 dit alles tezamen geeft een caleidoscopisch beeld van <strong>de</strong> lagunestad.<br />

Het getuigt ervan hoe <strong>Couperus</strong> zijn tijd en energie wist uit te buiten. Met<br />

onuitputtelijke nieuwsgierigheid heeft hij alles bestu<strong>de</strong>erd en er het nodige over<br />

nagelezen, om<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


419<br />

telkens zijn indrukken op elegante wijze samen te vatten in sierlijk en nog altijd<br />

meeslepend proza. Tochtjes over zee naar Murano, Burano en Torcello wissel<strong>de</strong>n<br />

stads -, museum- en kerkbezoek af. De schets Murano, Burano, Torcello is er <strong>de</strong><br />

weerslag van. 85 Gefascineerd keek hij daar naar <strong>de</strong> glasblazers en kantklossen<strong>de</strong><br />

meisjes. Hoogtepunt vond hij - en terecht<strong>de</strong> mozaïeken van Torcello. Dat het<br />

landschap met <strong>de</strong> bruggetjes hem daar soms aan Holland <strong>de</strong>ed <strong>de</strong>nken, zal niemand<br />

verwon<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong>ze eilandjes zelf gezien heeft.<br />

Op 22 mei 1912 verzond <strong>Couperus</strong> - hij logeer<strong>de</strong> toen nog steeds op het Lido in<br />

<strong>de</strong> Ortolanella - <strong>voor</strong> het eerst sinds lange tijd een brief aan zijn uitgever Veen. 86 De<br />

lange reeksen schetsen en feuilletons die hij in Het Va<strong>de</strong>rland en Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

gepubliceerd had vertegenwoordig<strong>de</strong>n een flink kapitaal. Zolang hij ze echter niet<br />

bun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> had <strong>de</strong> schrijver ervan daar niet veel aan. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>Couperus</strong><br />

eerst Van Holkema en Warendorf gepolst. De beginregel van zijn brief lijkt er evenwel<br />

op te wijzen dat <strong>de</strong>ze uitgeverij weinig in <strong>de</strong>rgelijke verzamelbun<strong>de</strong>ls zag. Veen<br />

kreeg het volgen<strong>de</strong> te lezen: ‘Amice. Zoo ik mij we<strong>de</strong>rom eens tot je wend, is dit<br />

omdat ik niet geloof, dat mijne samenwerking met Holkema-Warendorf zal <strong>voor</strong>tduren<br />

en ik mij dus liever tot joù wend, dan een nieuwen uitgever te zoeken. En er bestond<br />

toch eigenlijk geen re<strong>de</strong>n dat wij het niet weêr éens met elkaâr zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Laat mij je dus maar eens mijn <strong>voor</strong>stel doen. Ik zoû gaarne een boek willen<br />

uitgeven, waarin ik verzamelen zoû mijne opstellen over Italië: het zijn<br />

“ste<strong>de</strong>schetsen” als in Gr. Ne<strong>de</strong>rland hebben gestaan over Florence, Siena, Ravenna,<br />

Orvieto, Sicilië etc., aangevuld met verschillen<strong>de</strong> kunst-feuilletons uit Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

[...] Nu is <strong>de</strong> kwestie van het honorarium <strong>de</strong>ze: ik zoû gaarne dit jaar willen ontvangen<br />

<strong>de</strong> som van ƒ1000, maar daar ik weet van te voren, datje zeer be<strong>de</strong>nkelijk zult kijken<br />

bij dat getal, zoû Ik je willen <strong>voor</strong>stellen: bereken welke hoeveelheid copie ongeveer<br />

met dit honorarium gelijk staat, en laat mij je <strong>de</strong>ze hoeveelheid in met zorg bij<br />

elkan<strong>de</strong>r gekozen bun<strong>de</strong>ls afstaan. [...] Zoo je mijn <strong>voor</strong>stel echter niet in over<strong>de</strong>nking<br />

wilt nemen, dan, amice, zon<strong>de</strong>r rancune vaarwel! Wat niet an<strong>de</strong>rs is, dan het is, zullen<br />

wij dan in gerezigneer<strong>de</strong> zielevre<strong>de</strong> aannemen.<br />

Ik hoop, dat het je goed gaat met vrouw en kin<strong>de</strong>ren; wat ons betreft, wij zijn ook,<br />

zelfs zon<strong>de</strong>r duizen<strong>de</strong>n, gelukkig in dit mooie land, dat ons lief is. Mag ik alleen<br />

verzoeken, mij zoo spoedig mogelijk te antwoor<strong>de</strong>n:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


420<br />

zoo als ik zeg, ik <strong>de</strong>nk niet meer heel sterk over H.W. en moet dus, zoo je niet wilt,<br />

een an<strong>de</strong>ren weg zoeken.’<br />

De verzoenen<strong>de</strong> toon van <strong>de</strong> brief is treffend. Veen moet er heel gelukkig mee<br />

geweest: zijn, hij heeft vrijwel per omgaan<strong>de</strong> in positieve zin geantwoord. Zodat<br />

<strong>Couperus</strong> hem op 31 mei opgelucht mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 87 ‘Hoewel het een massa kopie is,<br />

die je verlangt <strong>voor</strong> ƒ1000, wil ik toch je aanbod aannemen, en hoop ik, dat <strong>de</strong><br />

gelukkige dagen weêr terug mogen komen. De kopie ligt er; dus kan, wat mij betreft,<br />

het boek verschijnen van het najaar.’ - Aldus zijn <strong>de</strong> twee magnifieke ban<strong>de</strong>n van<br />

Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht ontstaan, waarvan het eerste <strong>de</strong>el in<strong>de</strong>rdaad<br />

nog in 1912 het licht heeft gezien. Het twee<strong>de</strong> verscheen in 1913. Het is dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat <strong>Couperus</strong> in zijn schik was over het herstel van <strong>de</strong> zo lang verstoor<strong>de</strong> relatie.<br />

Daar hij nog tot ver in juni rustig in het hotel Ortolanella is gebleven, mag wel<br />

wor<strong>de</strong>n aangenomen dat hij hier grote <strong>de</strong>len van zijn boek Herakles heeft geschreven.<br />

Merkwaardig genoeg repte hij er in zijn brieven aan Veen met geen woord over dat<br />

hij nu toch ein<strong>de</strong>lijk weer aan een echte roman werkte. In juli 1912 begon Herakles<br />

in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland te verschijnen. 88 Pas in oktober schreef <strong>Couperus</strong><br />

zijn uitgever daarover. 89 Hij suggereer<strong>de</strong> hem toen <strong>de</strong> mythologische roman in het<br />

najaar van 1913 uit te geven. Uitein<strong>de</strong>lijk is het boek nog iets eer<strong>de</strong>r verschenen. 90<br />

<strong>Couperus</strong> vond het in Venetië heerlijk als altijd. <strong>Een</strong> dagelijks terugkerend genot<br />

waren <strong>de</strong> uitvoerige maaltij<strong>de</strong>n, die hij eerst met een zekere regelmaat in <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige<br />

Cappello Nero tot zich nam - hij gaf hoog op van dit hotel, dat uit 1376 heette te<br />

dateren en on<strong>de</strong>r zijn meer recente gasten Garibaldi en koningin Alexandra mocht<br />

tellen 91 - later op het Lido in allerlei grotere en kleinere restaurants waar het min<strong>de</strong>r<br />

warm was dan in <strong>de</strong> stad. Kennissen uit Den Haag, een schil<strong>de</strong>r en zijn vrouw, hiel<strong>de</strong>n<br />

hem en Elisabeth soms gezelschap. Wie dit waren is helaas met bekend. Gevieren<br />

ont<strong>de</strong>kten zij in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad het veel eenvoudiger eethuis Antico Panada, waar<br />

<strong>Couperus</strong> eigenlijk nog het liefst ging dineren: 92 sfeer en publiek waren er zo<br />

‘bohême’...<br />

Hij beschreef dit soort ervaringen in een luchtig feuilleton als Restanrant-emotie's.<br />

Als geen an<strong>de</strong>r verstond hij <strong>de</strong> kunst van niets litteratuur te maken, zoals ook Van<br />

<strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen... aantoont, ontstaan nadat hij van een stoomboot af in het water<br />

allerlei afval had zien rondcirkelen. 93<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


421<br />

Epistolaire lief<strong>de</strong>, 94 met als achtergrond een warme zomeravond in een paleis aan<br />

het Canal Gran<strong>de</strong>, behan<strong>de</strong>lt een ervaring die hemzelf misschien met geheel vreemd<br />

geweest was: brieven die mensen met elkaar uitwisselen kunnen mooier zijn dan wat<br />

zij elkaar wérkelijk te vertellen blijken te hebben, als zij elkaar na jaren lijfelijk<br />

ontmoeten. - Hoe stond het bij <strong>voor</strong>beeld niet <strong>de</strong> vriendschap die hij jhr. Johan Ram<br />

toedroeg? Schreven zij elkaar nog vaak, hebben zij elkaar nog wel eens ontmoet?<br />

Als zo dikwijls moet het antwoord lui<strong>de</strong>n dat we het niet weten. Wel is bekend dat<br />

Ram in oktober 1912 als oorlogscorrespon<strong>de</strong>nt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> NRC naar Bulgarije is<br />

vertrokken, waar toen <strong>de</strong> Balkanoorlog was uitgebroken. In dat najaar zijn van hem<br />

vijfentwintig Brieven van het oorlogsterrein verschenen. 95<br />

Uit <strong>de</strong> laatste brief die <strong>Couperus</strong> half juni nog uit Venetië aan Veen stuur<strong>de</strong> blijkt<br />

dat hij ook al dacht over bun<strong>de</strong>ls van het werk dat buiten Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />

blauwe lucht viel. 96 Hij besteed<strong>de</strong> daar veel zorg aan. De boekjes Rome en Genéve,<br />

Florence wor<strong>de</strong>n hier <strong>voor</strong> het eerst gedoemd. ‘Ik heb niets liever dan dat je weêr<br />

wat pletzier hebt van mijn uitgaven,’ schreef hij, ‘en zal mijn best doen <strong>de</strong> boeken<br />

zoo veel mogelijk goed te combineeren.’ In <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief vroeg hij Veen om<br />

vertaalwerk <strong>voor</strong> Elisabeth, die veel vrije tijd had en zich wel eens verveel<strong>de</strong>. Van<br />

Holkema en Warendorf had<strong>de</strong>n in 1911 een aantal uit het Frans vertaal<strong>de</strong> en bewerkte<br />

sprookjes van haar hand uitgegeven. 97 <strong>Een</strong> paar weken later - Veen heeft blijkbaar<br />

<strong>voor</strong>zichtig een roman van Marie Corelli <strong>voor</strong>gesteld - zou Elisabeth zelf Veen<br />

verzekeren: 98 ‘Ik ben heusch niets te trotsch <strong>voor</strong> Corelli, en zou U erg dankbaar zijn<br />

mij wat te vin<strong>de</strong>n, Fransch, Duitsch, Eng., Italiaansch, comme vous voulez.’<br />

Gewoontegetrouw keek <strong>Couperus</strong>, die <strong>de</strong> hete zomermaan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> al te grote drukte<br />

op het Lido wil<strong>de</strong> vermij<strong>de</strong>n, naar een verblijf in koelere streken uit. Ditmaal zocht<br />

hij het eerst in Tirol. Uit Igls stuur<strong>de</strong> hij Veen zijn volgen<strong>de</strong> brief. 99 Hij moet daar<br />

eind juni of begin Juli 1912 aangekomen zijn en nam er zijn intrek, zij het niet <strong>voor</strong><br />

lange tijd, in hotel Tirolerhof. In <strong>de</strong> schets Lachend dorpje vertelt hij, 100 dat hij in<br />

Venetië met het stijgen <strong>de</strong>r zon steeds meer gekweld was gewor<strong>de</strong>n door ‘foule,<br />

foule van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> menschen, foule van duizen<strong>de</strong> menschen, foule van <strong>voor</strong>al mama's,<br />

kin<strong>de</strong>rjuffen en millioenen van kin<strong>de</strong>ren, en alle <strong>de</strong>ze duizen<strong>de</strong>n en millioenen gingen<br />

van Venetië naar Lido over en weêr op <strong>de</strong> vapo-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


422<br />

retti, altijd-maar over en weêr, van zes uur 's morgens tot éen uur 's nachts, altijd<br />

maar over en weêr... In slappen, loomen, Venetiaanschen slenterpas slamier<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n en millioenen, maakten file bij het guichet, stapten voet <strong>voor</strong> voet het<br />

ponton op, en voet <strong>voor</strong> voet <strong>de</strong> boot op, sleepten weêr voet <strong>voor</strong> voet <strong>de</strong> boot af, en<br />

voet <strong>voor</strong> voet het ponton, naar bene<strong>de</strong>n... Het was om gèk te wor<strong>de</strong>n!’ Na drie<br />

maan<strong>de</strong>n had <strong>voor</strong>al ook Elisabeth er genoeg van gekregen. De verveling begon haar<br />

kribbig te maken. Zij wil<strong>de</strong> weg.<br />

Igis had koele bergen, bossen, weiland en koeien te bie<strong>de</strong>n, wat na Venetië wel<br />

een totaal an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>cor beteken<strong>de</strong>. Tirolerhof was een chalet. Van zijn kleine kamer<br />

on<strong>de</strong>r het pannendak uit genoot <strong>Couperus</strong> van het groene panorama, met <strong>de</strong><br />

sneeuwtoppen in <strong>de</strong> verte. Op een zeer groot balkon ontbeet hij, schreef hij en rustte<br />

hij. 's Morgens zag hij <strong>de</strong> zon opgaan achter het sparrenwoud, 's avonds on<strong>de</strong>rgaan<br />

achter <strong>de</strong> bergen. Het enige wat er op Igis te zeggen viel was dat men er volstrekt<br />

niets beleef<strong>de</strong>. Met het kijken naar een haas, twee eekhoorns, enkele woudduiven,<br />

kon zelfs <strong>Couperus</strong> niet meer dan één feuilleton vullen. Na een dag of tien van goed<br />

uitrusten besloot hij naar München te gaan. <strong>Een</strong> stad leek hem's zomers toch altijd<br />

amusanter dan het buitenleven. Hij zou er ongetwijfeld meer on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong> zijn<br />

wekelijkse feuilletons vin<strong>de</strong>n.<br />

Na een kort verblijf in Innsbruck 101 - hij bezocht er <strong>de</strong> Hofkirche en werd er<br />

gefascineerd door <strong>de</strong> grandioze groep bronzen beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw die het<br />

graf van Maximiliaan I sieren - reis<strong>de</strong> hij door naar ‘Monaco di Bavaria’, waar hij,<br />

na een paar overnachtingen in hotel Roter Hahn, <strong>voor</strong> een maand kamers in pension<br />

Grebenau aan <strong>de</strong> Wittelsbacherplatz besprak. München ken<strong>de</strong> hij van een kort bezoek<br />

in <strong>de</strong> winter van 1893. Toen echter was hij er maar drie dagen gebleven, om <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>naamste musea te zien. De sombere sfeer die er na <strong>de</strong> dood van Ludwig II heerste<br />

had München in<strong>de</strong>rtijd tot een trieste stad gemaakt, die hij zo gauw mogelijk had<br />

verlaten om in Italië wat vrolijkheid te zoeken. Al die jaren was hij er niet<br />

teruggekomen. Nu echter voel<strong>de</strong> hij zich aangetrokken door wat hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘roep<br />

van het nieuwe München, <strong>de</strong> roep van <strong>voor</strong>al modèrne kunststad’. 102<br />

De eerste kennismaking viel niet mee. <strong>Couperus</strong> besefte echter heel goed dat dit<br />

ten <strong>de</strong>le aan hemzelf lag. Hij voel<strong>de</strong> er zich zoals 103 ‘een antieke Latijn zich moet<br />

hebben gevoeld, die, menen<strong>de</strong> verbannen te wor<strong>de</strong>n naar te Barbaarsche provinciën<br />

van het Latijnsche Rijk, naar Norië en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


423<br />

Vin<strong>de</strong>licië, zich ziet omringd met een niet verwachte, zeer mo<strong>de</strong>rne beschaving.’<br />

Dit was niet overdreven. In <strong>de</strong> jaren tot 1914 bleef Italië uitgesproken achter in<br />

ontwikkeling. In <strong>Couperus</strong>' woor<strong>de</strong>n: 104 ‘Al schiep mo<strong>de</strong>rn Italië heel mooie types<br />

van automobielen, <strong>de</strong> Italiaansche ziel is nog lang niet mo<strong>de</strong>m.’ München daarentegen<br />

had in scherpe tegenstelling tot Rome of Florence iets van een ‘Ultra-Mo<strong>de</strong>mopolis’.<br />

De stad tel<strong>de</strong> in die tijd omstreeks vijfhon<strong>de</strong>rdduizend inwoners. Zij was zeer wijd<br />

uitgebouwd, kon bogen op een intensief theater- en muziekleven, en wekte een indruk<br />

van verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> welvaart met al haar nieuwe paleizen, huizen en hotels. Tot zijn<br />

niet geringe verbazing moest <strong>Couperus</strong> constateren dat München niet alleen<br />

<strong>voor</strong>uitstrevend was, maar <strong>voor</strong>al ook een zeer gezon<strong>de</strong> indruk maakte: 105 ‘Er is<br />

weinig nerveus meer in. De mo<strong>de</strong> van het nevrozisme is <strong>voor</strong>bij. De mo<strong>de</strong>rne ziel is<br />

niet meer nerveus. Nerveus was <strong>de</strong> ziel, <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>ziel onzer jónge dagen. Toen was<br />

het woord <strong>de</strong>r dichters trillend van nevrozisme; <strong>de</strong> lijn en kleur <strong>de</strong>s toen mo<strong>de</strong>rnen<br />

schil<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> silhouet <strong>de</strong>r toen mo<strong>de</strong>rne vrouw... het was alles doorzenuwd van<br />

loomheid, van elegante matheid, van levensmoêheid... De vrouw... zij was misschien<br />

toèn iets van mijne eigene Eline Vere. Mijne Eline Vere, nu, is ou<strong>de</strong>rwetsch. De<br />

ultramo<strong>de</strong>rne is thàns niet meer loom, gebroken en levensmoê elegant en zij leest<br />

niet meer Bourget, als zij het <strong>de</strong>ed, twintig jaren gele<strong>de</strong>n. [...] Hare korte, nauwe rok<br />

verhin<strong>de</strong>rt niet haar veerkrachtigen stap, een stap, die Eline Vere noóit had.’ - In<br />

Italië echter was het nauwelijks tot <strong>Couperus</strong> doorgedrongen dat er sinds twaalf jaar<br />

zoiets als een twintigste eeuw bestond, waarin man en vrouw niet langer<br />

converseer<strong>de</strong>n over nuances van zielestemmingen.<br />

München ken<strong>de</strong> een levendig zomerseizoen. <strong>Een</strong> opvoering van Cal<strong>de</strong>rons El<br />

mayor encanto amor on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘Circe’ - in het Künstler-Theater verbaas<strong>de</strong> hem<br />

door haar pracht. 106 Maar hoe overrompelend ook, <strong>de</strong> enscenering vond hij stijlloos.<br />

Hij betreur<strong>de</strong> het, met heimwee naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bije eeuw, dat <strong>de</strong> hoofdrol niet gespeeld<br />

werd door... Sarah Bernhardt, die het er volgens hem heel wat beter zou hebben<br />

afgebracht. Toch vond hij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling wel interessant. Deze bracht hem naar hij<br />

meen<strong>de</strong> - merkwaardige opmerking - op <strong>de</strong> hoogte van zijn tijd.<br />

Als een provinciaaltje keek <strong>Couperus</strong> om zich heen: 107 ‘In München rookt men in<br />

<strong>de</strong> tram!’ De Duitse bed<strong>de</strong>n vond hij ook al erg nieuwerwets. Niet dat het hem veel<br />

<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, want, zo schreef hij triomfantelijk, 108<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


424<br />

‘ik reis met mijn eigen kussens!’ Voorts had ie<strong>de</strong>reen te veel haast naar zijn zin.<br />

Niemand verstond meer <strong>de</strong> kunst van het flaneren. De mensen vond hij in het<br />

algemeen buitengewoon lelijk. De karrepaar<strong>de</strong>n althans waren veel mooier. De<br />

nieuwe architectuur vond hij pover, <strong>de</strong> nieuwe meubelen uitdrukkingsloos, en wat<br />

hij aan nieuwe schil<strong>de</strong>rijen zag, was arm van gevoel. Pas in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Pinakotheek,<br />

bij Cranach, Dürer, Rembrandt en <strong>voor</strong>al Rubens, kon hij even hera<strong>de</strong>men. Hier<br />

voel<strong>de</strong> hij weer vaste grond on<strong>de</strong>r zijn voeten. 109<br />

Al <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>rniteiten brachten hem er toe, en dat <strong>voor</strong>al naar aanleiding van<br />

Rubens' kunst, in enkele regels samen te vatten wat wij zijn belij<strong>de</strong>nis mogen noemen<br />

van <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n die hij, kort <strong>voor</strong> zijn vijftigste levensjaar, als zijn diepste<br />

overtuiging koester<strong>de</strong>: 110 ‘De Volstrekte Schoonheid bestaat, zij bestaat <strong>voor</strong> mij ten<br />

minste - want ik vóel dat zij bestaat even goed als ik vòel, dat God bestaat, niet <strong>de</strong>n<br />

God, dien gij in kathedraal of kerk aanbidt, maar <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijkheid, die àlle go<strong>de</strong>n<br />

in zich houdt en aanbe<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n overal, <strong>voor</strong>al in uw eigene ziel. En zoo als<br />

ik vóel het bestaan <strong>de</strong>zer God<strong>de</strong>lijkheid misschien beter nog dan mijn eigen bestaan,<br />

dat een droom kan zijn, zoo voel ik <strong>de</strong> werkelijkheid <strong>de</strong>r Volstrekte Schoonheid, in<br />

menschenziel, in menschenkunst, zoo voel ik haar onbetwijfelbaar. En zoo mis ik<br />

haar vaak in <strong>de</strong> werken <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne plastiek, even vaak als ik haar telkens uit zie<br />

stralen in die <strong>de</strong>r antieke beeldhouwers, in die <strong>de</strong>r groote Meesters van vroegere<br />

eeuwen...’<br />

Kort hierna heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze overtuiging, zij het in totaal an<strong>de</strong>re vorm, nog<br />

eens herhaald in het verhaal Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid. 111 De lelijkste <strong>de</strong>r<br />

go<strong>de</strong>n verkrijgt van Zeus <strong>de</strong> gunst een jaar lang <strong>de</strong> gestalte van <strong>de</strong> schone god Ares<br />

aan te nemen. Het baat hem niet. De godin Aphrodite, die hij liefheeft, vermurwt hij<br />

er niet mee. Zeus <strong>voor</strong>spelt hem echter als troost dat eenmaal alle go<strong>de</strong>n zullen<br />

sterven, alleen hij, Hefaistos, niet. En zo is het ook, eindigt <strong>Couperus</strong> dan: <strong>de</strong> kunst<br />

van Hefaistos doorboort <strong>de</strong> bergen, doorkruist <strong>de</strong> oceanen en overvleugelt <strong>de</strong> wolken.<br />

Hem behoort <strong>de</strong> Toekomst. Zijn heerschappij is echter die van <strong>de</strong> Lelijkheid. Ook<br />

<strong>de</strong> gestalte <strong>de</strong>r mensen ontkomt daar niet aan. Maar hun rest één troost: ‘alleen in<br />

<strong>de</strong>n schrijn hunner ziel kan <strong>de</strong> Schoonheid blijven bewaard, omdat Hefaistos, trots<br />

zijne leelijkheid, in zijn lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaarsziel, <strong>de</strong> Schoonheid steeds hield omvat...’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


425<br />

Schoonheid genoot <strong>Couperus</strong> met volle teugen tij<strong>de</strong>ns een opvoering van Mozarts<br />

Don Giovanni in het Resi<strong>de</strong>nz-Theater, gevolgd door <strong>de</strong> Figaro en Cosí fan tutte. 112<br />

In het Künstler-Theater zag hij Ellen Tells dansen, en later ook Rita Sacchetto. Van<br />

<strong>de</strong> laatste kreeg hij geen diepe schoonheids-impressie: zij mimeer<strong>de</strong> weliswaar <strong>de</strong><br />

ij<strong>de</strong>lheid met een hele pauw op haar hoofd, maar hij vond niettemin dat zij noch het<br />

publiek, noch ook zichzelf voldoen<strong>de</strong> vermoei<strong>de</strong>. Verbijsterend waren daarentegen<br />

ineens weer <strong>de</strong> concerten in <strong>de</strong> Tonhalle, waar men on<strong>de</strong>r het genot van een pot bier<br />

Isol<strong>de</strong> kon horen sterven: 113 ‘Die goe<strong>de</strong>, brave Münchners, zij luisteren aandachtig<br />

naar <strong>de</strong> meest mystieke muziekverheerlijking van <strong>de</strong>n Graal, en drinken on<strong>de</strong>rwijl<br />

hun potje bier en besmeeren hun broodjes-en-ham met mosterd. Zacht geklikklak<br />

van mes en vork en glas door het smachten heen van Isol<strong>de</strong> en <strong>de</strong>n <strong>de</strong>monischen lach<br />

heen van Kundry. Maar waarom steeds ron<strong>de</strong>, ge<strong>de</strong>kte tafels en zoo heel veel<br />

mosterdpotjes? O, die ge<strong>de</strong>kte tafels, o die mosterdpotjes! O, die kneip-atmosfeer<br />

van Butterbrot, bier, leverworst, mosterd, sigarenwalm en door-getranspireerd<br />

Lo<strong>de</strong>n!!’<br />

Het hoogtepunt van zijn theaterervaringen moest echter nog komen. <strong>Couperus</strong> zou<br />

tenslotte ook nog <strong>de</strong> gehele Ring <strong>de</strong>s Nibelungen van Richard Wagner savoureren:<br />

vier avon<strong>de</strong>n lang, elke dag van vier tot tien. Steeds meer begon het tot hem door te<br />

dringen hoeveel hij in muzikaal opzicht al die jaren in Zuid-Frankrijk en Italië gemist<br />

had, en hoe mo<strong>de</strong>m in<strong>de</strong>rdaad het noor<strong>de</strong>n in werkelijk alle opzichten was, vergeleken<br />

met het conservatieve en achterlijke zui<strong>de</strong>n.<br />

Om Wagner kon <strong>Couperus</strong> niet heen, evenmin als wie ook van zijn tijdgenoten.<br />

Het is interessant te zien waar <strong>de</strong>ze confrontatie op uitliep. Voor <strong>de</strong> muziek had hij<br />

niets dan goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n over. Maar zijn uiterst kritische beschouwing over Wagner's<br />

tekst van Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen 114 begint onheilspellend met <strong>de</strong> opmerking dat hij<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen het meest had genoten met zijn ogen dicht. In <strong>de</strong> oceaan<br />

vol ‘golven van schoonheid, nog nimmer geweest...’ is <strong>Couperus</strong> bijna verdronken,<br />

niet zozeer overweldigd door <strong>de</strong> ruisen<strong>de</strong> muziek als wel verpletterd door het wrakhout<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> tekst.<br />

Stap <strong>voor</strong> stap gaat <strong>Couperus</strong> na wat er van het in elkaar geknutsel<strong>de</strong> epos overblijft<br />

als men het grondig uiteenrafelt. Het moet een onmiskenbare verdienste genoemd<br />

wor<strong>de</strong>n dat zijn anatomische les bijna regel <strong>voor</strong> regel Wagners tekortkomingen en<br />

zelfoverschatting als dichter bewijst. <strong>Couperus</strong>' conclusie was dat het libretto dien<strong>de</strong><br />

te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


426<br />

het povere werkstuk van een dilettant, waar <strong>de</strong> werkelijke man van het vak ‘een<br />

beetje meêlijdvol glimlachen<strong>de</strong>’ op neer dien<strong>de</strong> te zien. De go<strong>de</strong>n vond hij ploertig,<br />

<strong>de</strong> Rijndochters mallewippen, Fricka een echte Germaanse bourgeoise, Loge een<br />

doodgewone inbreker. Het epos in zijn totaliteit bestond uit weinig meer dan een<br />

samenbaksel van onaanneembare domheid, naïveteit en kleinzieligheid met <strong>de</strong> valse<br />

pretenties van hoge dichtkunst en diep-duistere Duitse filosofie. - Aan <strong>de</strong> genialiteit<br />

van <strong>de</strong> muziek <strong>de</strong>ed dit naar zijn mening in het geheel niets af.<br />

Het is een treffen<strong>de</strong> analyse. In zijn kritiek volg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tekst nauwkeurig.<br />

Talent <strong>voor</strong> ook dit soort dingen bleek hij dus wel <strong>de</strong>gelijk te bezitten, al heeft hij er<br />

slechts zeer zel<strong>de</strong>n gebruik van gemaakt. Aan literaire kritiek op Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

tijdgenoten waag<strong>de</strong> hij zich alleen bij hoge uitzon<strong>de</strong>ring. Als confrater achtte hij het<br />

unfair een collega af te breken, tenzij die daar uitdrukkelijk om vroeg, zoals later<br />

eenmaal met Herman Robbers zou gebeuren. In wezen maakte <strong>de</strong>ze houding hem<br />

niet erg geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> functie van tijdschriftredacteur. Voor Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

heeft hij in zijn buitenlandse jaren, waarschijnlijk ook om re<strong>de</strong>nen van <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong><br />

afwezigheid, weinig betekend.<br />

Intussen begon <strong>de</strong> tijd op te schieten. <strong>Couperus</strong> was <strong>voor</strong>nemens van München<br />

via nogmaals Igls naar Florence terug te keren. Daar hoopte hij <strong>de</strong> winter weer in<br />

het pension Rochat door te brengen. Op 20 augustus 1912 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee dat<br />

eventuele drukproeven het best daarheen gezon<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 115<br />

Hoewel hij nog altijd meubels in Nice opgeslagen had staan, beschouw<strong>de</strong> hij<br />

Florence steeds meer als zijn echte ‘tampat’. Giulio Lodomez heeft hij er<br />

waarschijnlijk maar heel kort gezien. Deze stond op het punt naar Zuid-Amerika te<br />

vertrekken. Hij zou zeker een halfjaar wegblijven.<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence 1, 84-91.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 89-91.<br />

3 ‘Zondag’ (Vad. 11 november 1911), in Genève, Florence 11, 2.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 4.<br />

5 ‘Stemming op straat’ (Vad. 25 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 8-14.<br />

6 ‘De fresco's van Ghirlandaio’ (Vad. 1 november 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 132-139.<br />

7 ‘Kunst op straat in Florence’ (Vad. 9 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 110-117.<br />

8 ‘Palazzo Vecchio’ (Vad. 18 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 117-125.<br />

9 ‘De fresco's van Benozzo Gozzoli’ (Vad. 2 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 139-45.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 139.<br />

11 ‘Palazzo Davanzati’ (Vad. 7 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m. 125-132.<br />

12 ‘Madonna <strong>de</strong>lla Stella’ (Vad. 9 <strong>de</strong>cember 1911), in Genève, Florence 11, 62-68.<br />

13 I<strong>de</strong>m (naschrift), 67.<br />

14 ‘Fiesole’ (Vad. 16 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 15-18.<br />

15 ‘Op <strong>de</strong> toren’ (Vad. 16 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 19-20.<br />

16 ‘Dorian Gray’ (Vad. 23 <strong>de</strong>cember 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 14-20.<br />

17 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 19; 54 noot 48.<br />

18 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 15 e.v.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 20.<br />

20 ‘Donatello’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 155-164.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


21 ‘De Medici’ (Vad. 30 <strong>de</strong>cember 1911; 6, 13 januari 1912), in Genève, Florence 11, 21-45. -<br />

Colonel G.F. Young, The Medici (1909), hier door <strong>Couperus</strong> zelf genoemd.<br />

22 ‘Etruskische kunst’ (Vad. 17 januari 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 146 -55.<br />

23 Bastet, Zuil, 121.<br />

24 Hierover reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 110-126. ‘De jonge held’ (Vad. 27 januari 1912), in Van<br />

en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 21-27.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 25-26.<br />

26 Bastet, Zuil, 123.<br />

27 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t verbleef van <strong>de</strong>cember 1903 tot maart 1904 te Smyrna, zie zijn artikelen<br />

‘Hollandsch Smyrna, <strong>de</strong>rtig jaar gele<strong>de</strong>n,’ in De Nieuwe Gids 50, 8/12 (aug.-<strong>de</strong>c. 1935).<br />

28 ‘Giovannino’ (Vad. 3 februari 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 28-36.<br />

29 ‘Orvieto’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland x (1912), 1, 381; in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 34-56.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 34.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 36.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 51.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 52.<br />

34 I<strong>de</strong>m, 54.<br />

35 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 1-8.<br />

36 Bastet, Vosmaer, 96 e.v.; 150 e.v.<br />

37 Zie noot 35, 7.<br />

38 ‘Muzeum van Napels’ (Vad. 7 februari 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 194-202.<br />

39 I<strong>de</strong>m, 198.<br />

40 Amice, 15 nr. 323.<br />

41 Verschenen in 1913. Voorpublikatie in Groot-Ne<strong>de</strong>rland X (1912), 11, 40, 165, 289, 365, 504,<br />

631; i<strong>de</strong>m XI (1913), 1, 47, 144, 271, e.v.<br />

42 Popma, <strong>Couperus</strong>, 170 e.v.<br />

43 2<br />

Franz Cumont, Recherches sur le symbolisme funéraire <strong>de</strong>s romains (1966 ), 520 (in<strong>de</strong>x;<br />

passim).<br />

44 Mooiste <strong>voor</strong>beeld wellicht Commodus als Hercules, in het Conservatorenpaleis te Rome. Zie<br />

dr. G. Van Hoorn, Het portret bij <strong>de</strong> Romeinen (1930), afb. 47.<br />

45 Zie noot 41.<br />

46 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza 111, 167: ‘Als hij je maar een ros goud<br />

leeuwenvel over een blanken of roo<strong>de</strong>n band had geslingerd of je naam geschreven had op een<br />

<strong>de</strong>vies tusschen twee Herkules-zuilen of je portret naar <strong>de</strong>n Farnezischen Herakles, zwart op<br />

wit, had geplakt op roomkleurig linnen’. - V. Tricht, Verkenning, 182, vond: ‘Er is in <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong><br />

beschrijvingen van Herakles' verschijning een lichamelijkheid die ten slotte niet goed meer te<br />

verduwen valt en herinnert aan... Hiërocles, euveler memorie.’ Waarmee hij zijn be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld<br />

zijn op hin<strong>de</strong>rlijke wijze nog eens <strong>de</strong>monstreer<strong>de</strong>.<br />

47 ‘Palermo, la felice’ (Vad. 17 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 9.<br />

48 I<strong>de</strong>m. 13.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 14.<br />

50 ‘Trinacria’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland X (1913), 1, 632 e.v.; in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 203-240.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 217.<br />

52 I<strong>de</strong>m, 219.<br />

53 ‘Grieksch theater te Taormina’ (Vad. 21 februari 1912), i<strong>de</strong>m, 241.<br />

54 Zie noot 52.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 221-224.<br />

56 ‘Taormina’ (Vad. 17 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 15.<br />

57 Zie noot 53.<br />

58 ‘Syracuze’ (Vad. 24 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 18.<br />

59 Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 224 -40 (‘Trinacria’, viii-x).<br />

60 ‘Messina’ (Vad. 2 maart 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 25-34.<br />

61 Het begin van <strong>de</strong> novelle ‘De zoeken<strong>de</strong> zielen’ (Vad. 21 september-16 november 1912), in<br />

Pioza 1, 61-111, bewaart een herinnering aan <strong>de</strong>ze treinreis. ‘In <strong>de</strong> dommelige, doezelige<br />

atmosfeer van <strong>de</strong>n gedonker<strong>de</strong>n nachttrein was <strong>de</strong> coupé twee<strong>de</strong>-klasse vol. [...] De emotie van<br />

<strong>de</strong> overvaart door Messina's straat was <strong>voor</strong>bij. [...] Nu gleed <strong>de</strong> trein weêr <strong>de</strong> ferry-boat af, op<br />

het vaste-land, en zoû <strong>de</strong>s morgens te Napels zijn... [...] Buiten woei een kou<strong>de</strong> Januari-wind<br />

en het tikkelregen<strong>de</strong> nu tegen <strong>de</strong> ruiten.’<br />

62 ‘Dingen van Florence I’ (Vad. 9 maart 1912), in Genève, Florence, 11, 46 e.v.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


63 ‘Dingen van Florence II’ (Vad. 16 maart 1912), in i<strong>de</strong>m, 55 e.v.<br />

64 ‘Botticelli’ (Vad. 13 en 14 maart 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 165-170; 170-178.<br />

65 ‘Galleria Pitti’ (Vad. 27 maart en 17 april 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 178-184; 184-190.<br />

66 I<strong>de</strong>m, 187-188. Het is niet uit te sluiten dat dit artikel geschreven is op... 1 april 1912!<br />

67 ‘Pisa’ (Vad. 23 maart 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 191-200. - Zie hierover K.E.W. Strootman,<br />

‘In <strong>de</strong>n Dom van Pisa’, in NRC (1924), 15 maart.<br />

68 Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 196; 194.<br />

69 ‘Uniform en geen uniform’ (Vad. 6 april 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 46-53.<br />

70 ‘Gevraagd: een secretaris’ (Vad. 13 april 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 61-66.<br />

71 Zie noot 65.<br />

72 ‘Ferrara’ (Vad. 20 april 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 39-47.<br />

73 ‘Terug in Venetië’ (Vad. 27 april 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 35-42.<br />

74 Paradijzen 11, 23 nr. 24.<br />

75 ‘Rondom <strong>de</strong>n Campanile’ (Vad. 4 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 46.<br />

76 Zie noot 73, 35.<br />

77 ‘Feest van San Marco’ (Vad. 11 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 50-55.<br />

78 ‘Lido’ (Vad. 18 mei 1912), in i<strong>de</strong>m, 1. 56.<br />

79 I<strong>de</strong>m, 58.<br />

80 I<strong>de</strong>m, 58-59 (ook het volgen<strong>de</strong>).<br />

81 ‘Bibelots van Venetië’ (Vad. 25 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 75-79; 80-82.<br />

82 ‘Schimmen van Venetië’ (Vad. 15 juni 1912), in i<strong>de</strong>m I, 64-74.<br />

83 ‘De pozzi’ (Vad. 25 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 80-82.<br />

84 ‘Tintoretto’ (Vad. 1 juni 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 22-30.<br />

85 ‘Murano, Burano, Torcello’, (Vad. 8 juni 1912), in i<strong>de</strong>m I, 30-38.<br />

86 Amice, 119 nr. 480.<br />

87 I<strong>de</strong>m, 120 nr. 481.<br />

88 Zie noot 41.<br />

89 Amice, 127 nr. 493.<br />

90 Zie noten 41 en 46 (‘Mijn zoveelste’, geschreven circa half september 1913).<br />

91 ‘Restaurant-emotie's’ (Vad. 22 juni 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 84.<br />

92 I<strong>de</strong>m, 88.<br />

93 ‘Van <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen...’ (Vad. 29 Juni 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 91-96.<br />

94 ‘Epistolaire lief<strong>de</strong>’ (Vad. 6 juli 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 54-61.<br />

95 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9. - Prick, Ram, 38.<br />

96 Amice, 121 nr. 483.<br />

97 A.T. Quiller-Couch, De schoone Slaapster en an<strong>de</strong>re Sprookjes. Naverteld uit het oud-Fransch.<br />

Bewerkt door Elizabeth <strong>Couperus</strong> (1911).<br />

98 Amice, 123 nr. 485.<br />

99 I<strong>de</strong>m, 123 nr. 484.<br />

100 ‘Lachend dorpje’ (Vad. 13 juli 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 8-14; 8.<br />

101 ‘Bronzen-beel<strong>de</strong>nspel’ (Vad. 20 juli 1912), in i<strong>de</strong>m II, 23-31.<br />

102 ‘Terug in München’ (Vad. 27 juli 1912), in i<strong>de</strong>m II, 32-8; 33.<br />

103 I<strong>de</strong>m, 33.<br />

104 I<strong>de</strong>m, 34<br />

105 I<strong>de</strong>m, 35-36.<br />

106 ‘Circe’ (Vad. 3 augustus 1912), in i<strong>de</strong>m II, 39 -7.<br />

107 ‘Münchner potpourri I’ (Vad. 10 augustus 1912), in i<strong>de</strong>m II, 48-55.<br />

108 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

109 I<strong>de</strong>m, 55.<br />

110 ‘Rubens’ (Vad. 17 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 64-71; 65.<br />

111 ‘Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid’ (Vad. 31 augustus 1912), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie.<br />

112 ‘Münchner potpourri II’ (Vad. 24 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 56-63; 59.<br />

113 I<strong>de</strong>m, 61.<br />

114 ‘Wagner's tekst van Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen’ (Vad. 7 september 1912), in Sicilië, Venetië,<br />

München II, 72-87. - Zie hierover Fontijn, Extase, 22; 86-109.<br />

115 Amice, 125 nr. 490.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


V [1912-1913]<br />

In <strong>de</strong> buitenlandse perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> komt het zel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> dat wij hem<br />

zien met <strong>de</strong> ogen van an<strong>de</strong>ren. Zijn eigen brieven en geschriften zijn vrijwel <strong>de</strong> enige<br />

bron <strong>voor</strong> onze kennis van zijn persoonlijkheid. Hoe zijn omgeving op hem reageer<strong>de</strong><br />

weten wij nauwelijks. Er is echter een uitzon<strong>de</strong>ring.<br />

Die winter zou in het pension Rochat ook een Spaanse schil<strong>de</strong>r logeren,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


427<br />

over wie <strong>Couperus</strong> in zijn reisbrieven uit Spanje, waar hij geduren<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>jaar<br />

van 1913 drie maan<strong>de</strong>n heeft rondgereisd, een paar maal spreekt. In <strong>de</strong> schets<br />

Barcelona 1 noemt hij hem een ‘jonge Spaansche schil<strong>de</strong>r, met wien wij van <strong>de</strong>n<br />

winter samen in Florence waren [...] Carlist of liever Don-Jaimist’. In Sol y sombra<br />

keert <strong>de</strong> Spanjaard nog eens terug, 2 in een passage waarin <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> wijdheid van het<br />

landschap Spanjes grootste schoonheid noemt. <strong>Couperus</strong> moet in Florence dikwijls<br />

met hem gesproken hebben. Vooral geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeenschappelijke maaltij<strong>de</strong>n<br />

in het pension had hij daar natuurlijk ook alle gelegenheid toe.<br />

Door een gelukkig toeval weten wij wie <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>r was. Sterker, <strong>Couperus</strong><br />

blijkt zoveel indruk op hem gemaakt te hebben dat <strong>de</strong> jongeman bijna vijfen<strong>de</strong>rtig<br />

jaar later nog een scherp geschreven portret van het Hollandse schrijversechtpaar<br />

heeft kunnen tekenen. In 1947 was C.F.A. van Dam in Madrid. Aldaar ontmoette hij<br />

een zekere D. Javier Cortés: <strong>de</strong>ze bleek <strong>de</strong> kunstenaar in kwestie te zijn. Van Dam<br />

heeft toen <strong>de</strong> gelukkige inval gehad hem te vragen zijn herinneringen aan die<br />

Florentijnse winter van 1912-'13 op te willen schrijven. De tekst die hier het resultaat<br />

van was heeft Van Dam in 1948 in vertaling gepubliceerd. 3 Cortés-om-gekeerd heeft<br />

ook hij indruk op <strong>Couperus</strong> en Elisabeth gemaakt; zijn naam immers werd in 1917<br />

door <strong>de</strong> laatste gebruikt in haar toneelbewerking van Eline Vere - vertel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<br />

meer: ‘Wij woon<strong>de</strong>n enige maan<strong>de</strong>n lang, van November 1912 tot het <strong>voor</strong>jaar van<br />

1913, samen in het pension “Rochat”, dat gevestigd was in het Palazzo Niccolini,<br />

via <strong>de</strong>i Fossi 16. Het was een Zwitsers pension. Men sprak er Frans. [...] Ik bewaar<br />

<strong>de</strong> beste herinneringen aan hen, want wat mij persoonlijk betreft, zij hebben mij met<br />

hun attenties zeer verwend. [...] Hij was een tamelijk rijzig, ietwat pafferig man, met<br />

een kale sche<strong>de</strong>l, een gladgeschoren gelaat en blozen<strong>de</strong> wangen. Hij maakte <strong>de</strong> indruk<br />

van een wat slappe en weinig energieke persoonlijkheid met een enigszins<br />

geaffecteer<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte verfijning over zich, typisch fin-<strong>de</strong>-siècle. Hij liet zich<br />

zeer <strong>voor</strong>staan op zijn aristocratische vormen en manieren, inzon<strong>de</strong>rheid was hij trots<br />

op zijn grote, dikke han<strong>de</strong>n, waaraan hij zware ringen droeg met cameeën en an<strong>de</strong>re<br />

e<strong>de</strong>lstenen. [...]<br />

Te Florence hield <strong>Couperus</strong> er van om 's morgens omstreeks twaalf uur door <strong>de</strong><br />

straten van het centrum van <strong>de</strong> stad te flaneren, en af en toe een gebakje te gebruiken<br />

in <strong>de</strong> koekbakkerswinkels. 's Middags werkte hij en redigeer<strong>de</strong> hij zijn bijdragen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> krant. Nu en dan had hij last van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


428<br />

buien van lusteloosheid, waarin hij zich, ietwat zickelijk, wijs maakte dat hij iets<br />

an<strong>de</strong>rs moest on<strong>de</strong>rnemen en dat hij an<strong>de</strong>re indrukken moest hebben. Dat hield dan<br />

net zo lang aan totdat hij zijn vrouw-zij was van hen bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>gene die geld had,<br />

naar hij beweer<strong>de</strong>-overtuigd had van <strong>de</strong> noodzakelijkheid om een reis te maken of<br />

een poosje buiten Florence te gaan wonen. In <strong>de</strong> tijd dat ik <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen ken<strong>de</strong>,<br />

gingen zij nogal eens een paar dagen naar Rome.<br />

Zijn vrouw was lang en mager. Zij maakte een beschaaf<strong>de</strong> en eenvoudige indruk.<br />

Zij was loens aan één oog, maar ze was zeer intelligent, beminnelijk van karakter en<br />

sympathiek. Ik kreeg <strong>de</strong> indruk dat zij met veel geduld en tact het wisselend humeur<br />

van haar man, die lastig was als ie<strong>de</strong>r scheppend kunstenaar, verdroeg.<br />

Op een soirée vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij dat hij <strong>de</strong> vorige dag het laatste hoofdstuk<br />

had voltooid van een boek, waarin hij zich bezig hield met mythologische personages,<br />

alsof het leven<strong>de</strong> wezens waren. Het eindig<strong>de</strong>, als ik het mij goed herinner, met een<br />

apotheose van Apollo [lees: Herakles, F.L.B.]. Hij was zeer met zijn werk ingenomen.<br />

“N'est-ce pas, que c'est beau” zei<strong>de</strong> hij, niet zon<strong>de</strong>r ij<strong>de</strong>lheid, zich tot zijn vrouw<br />

wen<strong>de</strong>nd.<br />

Het echtpaar was zeer bevriend met een Florentijnse dame, een weduwe die één<br />

dochter had. Op zekere dag had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> twee Italiaansen ten eten gevraagd in een<br />

beken<strong>de</strong> “trattoria”, en zij wil<strong>de</strong>n dat ik ook van <strong>de</strong> partij zou zijn. Hij was er zeer<br />

trots op bij <strong>de</strong> kok, die hij persoonlijk ken<strong>de</strong>, een wildzwijnsgerecht te hebben besteld;<br />

maar ik herinner mij dat wat <strong>voor</strong> wild zwijn moest doorgaan, heel weinig was en<br />

keihard, zodat ik met honger van tafel opstond.<br />

Bij een an<strong>de</strong>re gelegenheid vroeg <strong>Couperus</strong> mij, of ik als kind of als jongeman<br />

niet steeds <strong>de</strong> indruk gehad had, dat mijn ou<strong>de</strong>rs mij niet begrepen. Hij zelf had dat<br />

altijd gevon<strong>de</strong>n en hij had telkens gedacht: “Ils sont trés gentils, mais ils ne<br />

comprennent: rien.”<br />

Weldra vatten zij het plan op Spanje te gaan bezoeken. Wanneer ik hun passages<br />

<strong>voor</strong>las uit een paar Spaanse boeken die ik in Florence bij mij had, zowel uit <strong>de</strong><br />

klassieke perio<strong>de</strong> als uit <strong>de</strong> nieuwere tijd, zei<strong>de</strong>n zij tegen mij: “Le castillan est une<br />

langue qui se tient <strong>de</strong>bout.”<br />

Ik herinner mij dat in die dagen Giovanni Papini, die te Florence woon<strong>de</strong>, in het<br />

letterkundig tijdschrift “Voce” een artikel publiceer<strong>de</strong> over onze contemporaine<br />

literatuur, dat <strong>de</strong> titel droeg “Amore <strong>de</strong> la Spagna lontana”. Ook <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen<br />

lazen het.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


429<br />

Wanneer hij over landgenoten sprak, placht hij te zeggen: “Hollan<strong>de</strong>rs zijn lie<strong>de</strong>n<br />

van uitstekend allooi. Zij zijn als <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> wijn die geen krans behoeft.”<br />

Toen ik op een keer in ons pension een beetje laat aan tafel verscheen, zei een van<br />

<strong>de</strong> gasten, een jonge dame. schertsend tegen mij: “U is <strong>de</strong> laatste.” Ik antwoord<strong>de</strong><br />

haar op <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> toon met <strong>de</strong> tekst uit liet Evangelie: “De laatsten zullen <strong>de</strong> eersten<br />

zijn.” Mijn antwoord trof <strong>Couperus</strong> zeer; hij vond het blijkbaar typisch <strong>voor</strong> ons<br />

volkskarakter, want hij riep uit: “Voilà l'espagnol!”<br />

Kort daarop keer<strong>de</strong> ik naar Kastilië terug, naar mijn geboorteplaats Burgos.<br />

<strong>Couperus</strong> heb ik se<strong>de</strong>rt nooit meer ontmoet.’<br />

De tekst is ongetwijfeld een <strong>voor</strong>treffelijk gelijkend portret- Dat Giulio Lodomez<br />

er niet in genoemd wordt is niet verbazingwekkend. Deze bevond zich toen namelijk<br />

in Argentinië. Wel herkennen we Emma / Elettra en Bona in <strong>de</strong> Florentijnse weduwe<br />

met een dochter. Er staan ver<strong>de</strong>r enkele interessante dingen in. Zo blijkt dat <strong>de</strong> roman<br />

Herakles, die van juli 1912 af tot en met maart 1913 in negen ge<strong>de</strong>elten in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland is afgedrukt, nog niet voltooid was toen er al een aantal afleveringen<br />

van waren verschenen. Dit huzarenstukje heeft <strong>Couperus</strong> later ook met De verlief<strong>de</strong><br />

ezel uitgehaald, een roman waar hij elke week bij wijze van feuilleton een stuk van<br />

inlever<strong>de</strong> bij Het Va<strong>de</strong>rland, juist zoals hij dat met zijn losse schetsen gewend was.<br />

Het klopt met <strong>Couperus</strong>' me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan Veen d.d. 20 oktober, dat Herakles tot en<br />

met februari in Groot-Ne<strong>de</strong>rland zou staan, in acht achtereenvolgen<strong>de</strong> nummers. 4<br />

Dit zijn er negen gewor<strong>de</strong>n. Het: maartnummer bevatte het slot - <strong>de</strong> apotheose - en<br />

<strong>de</strong> roman is dus iets groter uitgevallen dan <strong>Couperus</strong> in oktober, en ook op 10<br />

november nog, bereken<strong>de</strong>.<br />

Dat Elisabeth geld had was natuurlijk niet waar. Vermoe<strong>de</strong>lijk echter hield zij wel<br />

<strong>de</strong> kas, omdat <strong>Couperus</strong> zelf nu eenmaal volstrekt niet met geld kon omgaan en alles<br />

opmaakte wat hij kreeg. Of er kleine tussentijdse reisjes gemaakt kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />

werd blijkbaar door Elisabeth bepaald nadat zij berekend had of het wel ging. Van<br />

herhaal<strong>de</strong> uitstapjes naar Rome, die winter, blijkt uit <strong>de</strong> brieven aan Veen niets. Wel<br />

heeft <strong>Couperus</strong> in november 1912 een tochtje naar Verona gemaakt, waar hij toen<br />

overnachtte. In januari 1913 maakte hij een korte trip naar Prato. 5<br />

<strong>Een</strong> passage uit <strong>de</strong> schets Verona illustreert intussen op grappige wijze Cortés'<br />

opmerking dat <strong>Couperus</strong> zich zo liet <strong>voor</strong>staan op zijn aristocra-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


430<br />

tische achtergron<strong>de</strong>n. 6 <strong>Couperus</strong> verplaatst <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling ineens naar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

en introduceert zichzelf als i<strong>de</strong>ntiek met een zijner vermeen<strong>de</strong> Schotse <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren:<br />

‘Ik ben niet meer dan een reizend minstreel van rid<strong>de</strong>rlijken, Schotschen huizen en<br />

mijn naam is Ralph Cowper (want plotseling wist ik mijn naam, die gelijk was aan<br />

dien van mijn èersten <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>r),’ zo <strong>de</strong>elt hij minzaam, en beschei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ietwat<br />

verblufte lezer mee... om er het wapen <strong>de</strong>r Friese dominees naïef nog aan toe te<br />

voegen: ‘En ik draag in mijn wapen <strong>de</strong> duif, die met <strong>de</strong>n olijftak <strong>de</strong> zon te gemoet<br />

wiekt en mijn vre<strong>de</strong>-motto is: Tuum est...’<br />

Ook in Prato blijkt dat <strong>Couperus</strong> daar tij<strong>de</strong>ns een korte, tussentijdse reis overnacht<br />

heeft, en wel in hotel Stella d'Italia. Zeer tot zijn genoegen logeer<strong>de</strong> daar tegelijkertijd<br />

<strong>de</strong> gehele Italiaanse operatroep die er 's avonds een opvoering van <strong>de</strong> Trovatore zou<br />

geven. 7<br />

Ietwat navrant moet het gesprek zijn geweest dat hij met Cortés over zijn ou<strong>de</strong>rs<br />

heeft gevoerd, die volgens hem wel vrien<strong>de</strong>lijk waren maar in het geheel niets van<br />

hem begrepen zou<strong>de</strong>n hebben. Dat <strong>Couperus</strong> dit tien jaar na <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r<br />

nog weer releveer<strong>de</strong>, in een willekeurig on<strong>de</strong>rhoud met een zoveel jongere Spaanse<br />

kunstenaar, bewijst wel hoe moeizaam hij <strong>de</strong> problemen van zijn jongelingstijd te<br />

boven is gekomen. Het is jammer dat Cortés hier niet uitvoeriger heeft willen of<br />

kunnen zijn. Dat hij zich het gesprek na al die jaren nog herinner<strong>de</strong> doet<br />

veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>Couperus</strong> het van zijn kant met grote intensiteit gevoerd heeft.<br />

<strong>Couperus</strong>' Spaanse plannen blijken pas in <strong>de</strong> loop van die winter vaste vorm te<br />

hebben aangenomen. Van Dam meent: 8 ‘Men mag aannemen dat Maurits Wagen<strong>voor</strong>t,<br />

die Spanje ken<strong>de</strong>, <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen, met wie hij veel te Florence verkeer<strong>de</strong>, het een<br />

en an<strong>de</strong>r over het hem zo dierbare land zal hebben verteld.’ Wagen<strong>voor</strong>t zou in die<br />

tijd te Siena gewoond hebben. Hoewel <strong>Couperus</strong> diens boek Van Madrid naar Teheran<br />

(1907) ken<strong>de</strong> en hij het in Sol y sombra ook noemt, is het <strong>de</strong> vraag of niet an<strong>de</strong>re<br />

aanleidingen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> doorslag tot <strong>de</strong> reis hebben gegeven. Op Papini's vermel<strong>de</strong><br />

artikel heeft waarschijnlijk eveneens Wagen<strong>voor</strong>t zijn aandacht gevestigd. Wij zullen<br />

echter zien dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Spaanse reis samen met Orlando gemaakt heeft. Deze<br />

was bovendien zelfs <strong>de</strong>gene die <strong>Couperus</strong> en Elisabeth er toe inviteer<strong>de</strong>. Zou het<br />

plan dan niet schriftelijk door Giulio Lodomez uit Zuid-Amerika geopperd zijn? De<br />

afspraak is in elk geval geweest dat zij, nadat Giulio uit Buenos Aires met <strong>de</strong> boot<br />

in Barcelona zou zijn aangekomen, <strong>de</strong> reis gedrieën zou<strong>de</strong>n maken 9 .<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


431<br />

Voorlopig was het echter nog niet zo ver. Met zijn uitgever regel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in<br />

oktober 1912 vorm en volgor<strong>de</strong> van zijn eerstvolgen<strong>de</strong>, bij Veen te verschijnen<br />

boeken. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>zer brieven, d.d. 22 oktober, heeft een merkwaardig, tussen haken<br />

geplaatst begin: 10 ‘[(Wat zeg je van mijn prachtig papier: in járen heb ik niet zóó iets<br />

fijns bezeten, maar nu mijn uitgevers zoo goed betalen, kan het er af!!) (Wees niet<br />

bang; het is een ca<strong>de</strong>au!)]’ Uit een brief van 8 juni 1913 volgt dat dit mooie papier<br />

een geschenk van Giulio / Orlando is geweest, die het had laten stempelen met:<br />

<strong>Couperus</strong>' familiewapen. 11 Het ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat Giuho<br />

Lodomez hiermee iets <strong>voor</strong> heeft gehad: waarschijnlijk hoopte hij er <strong>Couperus</strong> mee<br />

te bewegen hem van tijd tot tijd eens te schrijven als hij eenmaal in Argentinië zat.<br />

Dat dit in<strong>de</strong>rdaad het land is geweest waarheen Giulio in het najaar van 1912 moet<br />

zyn vertrokken, blijkt uit een passage uit het latere feuilleton Valencia. 12<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief van oktober <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> en passant mee dat Van Holkema<br />

en Warendorf zijn Schimmen van schoonheid zou<strong>de</strong>n uitgeven, en dat dit al enige<br />

tijd gele<strong>de</strong>n bedisseld was, vóór <strong>de</strong> ‘verzoening’ met Veen. Deze schijnt overigens<br />

bezorgdheid over <strong>de</strong> verkoopbaarheid van <strong>de</strong> luxueus uitgegeven bun<strong>de</strong>l Uit blanke<br />

ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht geuit te hebben, wat <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk pareer<strong>de</strong><br />

met: 13 ‘Beste vriend, het doet me leed als dit boek alweêr niet verkocht wordt, maar<br />

qu'y faire, je moet me heusch dan maar niet meer uitgeven, in het vervolg, zoo zij<br />

gezegd zon<strong>de</strong>r boosheid. Ik ben er overheen en schrijf <strong>voor</strong> Gr. Ne<strong>de</strong>rl. en Va<strong>de</strong>rland,<br />

dat zijn mijn vaste revenu's: komt er dan later nog een uitgave van, <strong>de</strong>s te beter, maar<br />

interesseeren doet het me niet meer. Blijft <strong>de</strong> boel onuitgegeven, het is mij ook goed.<br />

Ik kan er niet meer over tobben en wil je liever het volgen<strong>de</strong> jaar niets van me<br />

uitgeven, ook goed hoor: j'en fais mon <strong>de</strong>uil, als <strong>de</strong> Franschman zegt, wanneer hij<br />

niet zeggen wil: je m'en fische. Als ik rijk was, scheid<strong>de</strong> ik geheel met <strong>de</strong> schrijverij<br />

uit: nu is me dat niet mogelijk (heusch, ik heb dit mooie papier niet betaald!)’<br />

Geheel met schrijven ophou<strong>de</strong>n: zou <strong>Couperus</strong> het ooit hebben gekund? Hij wil<strong>de</strong><br />

het zichzelf graag wijsmaken. Uit al zijn werk spreekt echter een zo sterke innerlijke<br />

behoefte aan vorm geven, een zo levendige en onverzadig<strong>de</strong> belangstelling op allerlei<br />

terreinen, dat hij iets zeer essentiees van zijn wezen geamputeerd zou hebben zo hij<br />

zich werkelijk zou hebben overgegeven aan totale artistieke inertie. De noodzaak tot<br />

regelmatige produktie - zon<strong>de</strong>r die had hij geen geld genoeg om <strong>de</strong> staat van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


432<br />

leven die hij voer<strong>de</strong> op hetzelf<strong>de</strong> niveau <strong>voor</strong>t te zetten; en een lager niveau kwam<br />

a priori niet in aanmerking - was bijzon<strong>de</strong>r heilzaam <strong>voor</strong> hem. Wat had hij an<strong>de</strong>rs<br />

moeten uitvoeren? Had hij jaren gele<strong>de</strong>n niet al eens aan zijn vriend jhr. Johan Ram<br />

geschreven, 14 dat dit het enige was wat hij kon?<br />

Tussen het werken aan Herakles door schreef <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afwisseling een<br />

novelle die hij in negen afleveringen in Het Va<strong>de</strong>rland publiceer<strong>de</strong>, De zoeken<strong>de</strong><br />

zielen. 15 Het verhaal bevat als gewoonlijk weer allerlei autobiografische elementen.<br />

Het a<strong>de</strong>llijke meisje Quily reist met <strong>de</strong> nachttrein van Sicilië via Messina en Napels<br />

terug naar het noor<strong>de</strong>n, met Rome als <strong>voor</strong>lopige eindbestemming. In <strong>de</strong> coupé zit<br />

zij naast een jonge Italiaanse officier die gewond is geraakt in <strong>de</strong> oorlog bij Tripoli<br />

en zijn arm in een mitella draagt. (<strong>Couperus</strong> vermijdt nog juist te vermel<strong>de</strong>n dat hij<br />

Mario Rossi heet...). Het pension waar Quily in Rome haar intrek neemt ligt we<strong>de</strong>rom,<br />

als eens Hôtel du Sud - we zijn weer terug bij Langs lijnen - in het Ludovisikwartier.<br />

Uit <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van <strong>de</strong> historie blijkt dat <strong>de</strong> jongedame in haar jeugd samen met<br />

haar va<strong>de</strong>r Vergilius, Ovidius en Horatius gelezen heeft. Enzo<strong>voor</strong>ts! Quily is dui<strong>de</strong>lijk<br />

een jongere zuster van Eline Vere, die zelf van Otto <strong>de</strong> bijnaam Nily kreeg. - In haar<br />

pension beleeft zij een paar trieste avonturen. Ze kunnen uiteraard verzonnen zijn.<br />

Het motief van <strong>de</strong> charmante oplichter heeft <strong>Couperus</strong> enige tijd later ook nog eens<br />

in een kort verhaal uitgewerkt. 16<br />

De geschie<strong>de</strong>nis van Quily eindigt diep melancholiek, met niets dan <strong>de</strong>sillusies.<br />

Het is een soort spiegel die <strong>Couperus</strong> zichzelf <strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n heeft: dui<strong>de</strong>lijk zag hij<br />

wat er van iemand met zijn aspiraties terecht zou kunnen komen als <strong>de</strong> noodzaak tot<br />

regelmatig werken er niet zou zijn. Quily is <strong>Couperus</strong> zon<strong>de</strong>r schrijftalenten. <strong>Een</strong><br />

zoeken<strong>de</strong> ziel die nergens een bevredigend doel vindt. Hoewel niet vrij van clichés,<br />

is het een treffend verhaal. Verbazingwekkend genoeg, na München, a<strong>de</strong>mt het sterk<br />

een sfeer van fin-<strong>de</strong>-siècle. Indien <strong>Couperus</strong> ooit weer een mo<strong>de</strong>rne psychologische<br />

roman had willen schrijven, zou hij zich in dat genre duchtig hebben moeten<br />

vernieuwen. Zijn ‘manier’ was uitgeput. Hij heeft het genre echter niet meer beoefend.<br />

<strong>Een</strong> vijfjaar later nog eens on<strong>de</strong>rnomen poging kwam niet ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> na enkele<br />

pagina's doodgebloe<strong>de</strong> aanzet: het curieuze, enkele jaren gele<strong>de</strong>n teruggevon<strong>de</strong>n<br />

fragment Zijn aangenomen zoon. 17<br />

Zijn leeftijd, het geschei<strong>de</strong>n zijn van elke vorm van gezinsleven, zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


433<br />

politieke ongeïnceresseerdheid, al <strong>de</strong>ze factoren tezamen hiel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn<br />

schrijversschap een dui<strong>de</strong>lijke bedreiging in. Hoe lang kon hij nog doorgaan met<br />

esthetiseren<strong>de</strong> kunst- en reisbeschrijvingen? Zou men hem vroeg of laat niet vervelend<br />

gaan vin<strong>de</strong>n? Zou<strong>de</strong>n zich tot in het oneindige altijd weer nieuwe on<strong>de</strong>rwerpen blijven<br />

aanbie<strong>de</strong>n? - Hij moet het zich vaak hebben afgevraagd.<br />

Enige Florentijnse legen<strong>de</strong>n lever<strong>de</strong>n nieuwe themata <strong>voor</strong> zijn wekelijkse<br />

feuilletons. Korte verhalen als De charmante oplichster en De brief, 18 die hij nog in<br />

<strong>de</strong>cember 1912, schreef, zijn bekoorlijk maar zon<strong>de</strong>r veel perspectief. Hetzelf<strong>de</strong><br />

geldt <strong>voor</strong> een aantal an<strong>de</strong>re feuilletons uit het begin van 1913. Soms gebruikte hij<br />

weer jeugdherinneringen, zoals in Het portret, 19 dat onmiskenbaar reminiscenties<br />

aan <strong>de</strong> vroegere wan<strong>de</strong>lingen met Frans Netscher in <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes<br />

bevat: ‘ik was een jong dichtertje, die zijne eerste gedichten uit gaf en hij, hij was<br />

socialist en meen<strong>de</strong> <strong>de</strong> wereld te zullen hervormen. Hij kleed<strong>de</strong> zich slordig, schoor<br />

zich niet en nieer<strong>de</strong> God; hij vond mijne verzen niet mooi, waar hij misschien gelijk<br />

in had en verweet mij mijn fatterigheid, waar hij misschien niet gelijk in had.’ <strong>Een</strong><br />

enkel antiek verhaal wissel<strong>de</strong> hij af met een novelle als De prins: 20 , een prachtig stuk<br />

proza weliswaar, maar toch meer negentien<strong>de</strong> dan twintigste eeuw. <strong>Een</strong> zekere<br />

vermoeidheid leek zich langzamerhand van <strong>Couperus</strong> meester te maken. De mid-life<br />

crisis lag op <strong>de</strong> loer. Hij was er rijp <strong>voor</strong>. Herakles is, stilistisch gezien, en zelfs ook<br />

als roman met een mythologisch on<strong>de</strong>rwerp, een artistieke terugval naar het tien jaar<br />

eer<strong>de</strong>r geschreven boek Dionyzos. Het toen gevolg<strong>de</strong> procédé werd tamelijk<br />

klakkeloos herhaald. Ook dit genre was daarmee uitgeput. Voor zover <strong>Couperus</strong><br />

zichzelf met Herakles en diens twaalf onmenselijke taken heeft vereenzelvigd, moet<br />

hij het dikwijls erg moeilijk gehad hebben: <strong>de</strong> apotheose van Herakles was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Haagse zwoeger <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>lopig echter nog niet weggelegd. 21<br />

Het perspectief van een langdurige reis door Spanje zal <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r welkom<br />

zijn geweest. <strong>Een</strong> land beschrijven dat hij totaal niet ken<strong>de</strong> beteken<strong>de</strong> een verfrissen<strong>de</strong><br />

uitdaging. Maar mocht dit fata morgana hem in <strong>de</strong> loop van die winter steeds meer<br />

verlokkend zijn gaan toelachen, financieel doem<strong>de</strong>n er grote problemen op. <strong>Een</strong> reis<br />

van drie maan<strong>de</strong>n beteken<strong>de</strong> immers een behoorlijke financiële a<strong>de</strong>rlating. Veen<br />

wil<strong>de</strong> Herakles wel uitgeven, maar bood er niet meer dan driehon<strong>de</strong>rd of vierhon<strong>de</strong>rd<br />

gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. Als wij ons herinneren dat hij <strong>Couperus</strong> in 1905<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


434<br />

<strong>voor</strong> De berg van licht vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n uitbetaal<strong>de</strong>, 22 begrijpen wij dat<br />

<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>n absoluut <strong>voor</strong>bij waren. (Ze zijn ook nooit meer teruggekeerd, <strong>voor</strong><br />

zover het Veen aangaat.) <strong>Couperus</strong> moet dit ook Giulio Lodomez per brief hebben<br />

meege<strong>de</strong>eld.<br />

Deze maakte vervolgens het zeer royale gebaar <strong>de</strong> kosten van <strong>de</strong> gedrieën te<br />

on<strong>de</strong>rnemen Spaanse reis op zich te nemen. Na zijn terugkeer zou <strong>Couperus</strong> dit<br />

letterlijk aan Veen opbiechten. 23 Toen hij <strong>de</strong>ze namelijk om <strong>de</strong> zoveelste lening moest<br />

vragen, zette hij zijn verzoek kracht bij met <strong>de</strong> vertrouwelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Bij mijn<br />

vriend durf ik niet aan kloppen, want hij is al zoo charmant <strong>voor</strong> ons geweest en<br />

(on<strong>de</strong>r ons gezegd en gebleven) <strong>de</strong> Spaansche reis was een invitatie van hem, en die<br />

is het dus niet, die me helpt.’ Zo rijk was Giulio nu ook weer niet. Wat hij gedaan<br />

heeft, is eenvoudig het geld van zijn familie opmaken, als wij mogen geloven wat<br />

zijn naneven en-nichten daar nog over weten mee te <strong>de</strong>len. 24<br />

Tot <strong>Couperus</strong>' genoegen is dit potverteren met veel champagne gepaard gegaan.<br />

Heidsieck-sec dronk hij het liefste.<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth wachtten nu op Giulio's terugkomst uit Argentinië. Zij<br />

wisten niet precies wanneer <strong>de</strong> boot uit Buenos Aires zou aankomen, en <strong>Couperus</strong><br />

schreef op 14 maart 1913 aan Veen: 25 ‘Wij vertrekken Maandag a.s. plotseling naar<br />

Barcelona.’ Eventuele drukproeven moesten daarheen gezon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Maar,<br />

voeg<strong>de</strong> hij er aan toe, hij wist niet hoe lang hij daar zou blijven. (Het zijn meer dan<br />

twee weken gewor<strong>de</strong>n.) Drie dagen later bereid<strong>de</strong> hij op elegante wijze zijn afscheid<br />

van <strong>de</strong> dames Garzes <strong>voor</strong>. Aan Bona althans zond hij een kaartje, om haar te inviteren<br />

<strong>voor</strong> een goûter in het pension Rochat: 26 ‘Nous languissons vers vous: venez-vous<br />

prendre le thé <strong>de</strong>main? Il y aura <strong>de</strong>s sandwiches soignés par Gigi.’<br />

In Barcelona von<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth na enig zoeken on<strong>de</strong>rdak in een pension<br />

Ranzini, waarvan het adres ver<strong>de</strong>r niet bekend is. Elisabeth liet Veen daarheen een<br />

roman van Mrs. M.A. Humphry Ward sturen, The mating of Lydia, die zij wil<strong>de</strong><br />

vertalen om iets te doen te hebben en op die manier tevens wat bij te verdienen.<br />

Corelli is het dus niet gewor<strong>de</strong>n. 27<br />

Berichten van Giulio kwamen niet onmid<strong>de</strong>llijk door. Dientengevolge verkeer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> aanvankelijk in het ongewisse of <strong>de</strong> reis door Spanje nu eigenlijk wel of<br />

niet door zou gaan. Na twee weken Barcelona besloot hij zijn tijd produktiief te<br />

maken en een paar feuilletons te schrijven. Niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


235<br />

dat <strong>de</strong> stad hem erg inspireer<strong>de</strong>. Hij voel<strong>de</strong> zich er vreem<strong>de</strong>ling als nergens an<strong>de</strong>rs.<br />

Barcelona, bran<strong>de</strong>wijn en anarchisme waren vrijwel synoniemen, vond hij. <strong>Een</strong> echt<br />

gezellig café kon hij er niet ont<strong>de</strong>kken. 28 Ontevre<strong>de</strong>n vergeleek hij alles met Italië,<br />

en steeds viel <strong>de</strong> vergelijking in het na<strong>de</strong>el van Spanje uit. Drie maan<strong>de</strong>n lang zou<br />

dit zo blijven, en men moet dan ook vrezen dat Giulio zijn royale invitatie wel eens<br />

betreurd zal hebben...<br />

In <strong>de</strong> schets Barcelona stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> over <strong>de</strong> bewoners generaliserend vast: 29<br />

‘Deze menschen zijn ernstig, ik geloof, dat zij veel <strong>de</strong>nken en weinig van het leven<br />

genieten.’ In De kathedraal van Barcelona kon hij nog wel enig enthousiasme <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> Catalaanse bouwkunst veinzen, 30 maar daar was het dan ook mee gezegd. De<br />

prélu<strong>de</strong> tot wat het boek Spaansch toerisme zou wor<strong>de</strong>n beloof<strong>de</strong> weinig goeds.<br />

Zodra <strong>de</strong> boot van Giulio uit Buenos Aires was aangekomen wer<strong>de</strong>n er <strong>de</strong>finitieve<br />

stappen on<strong>de</strong>rnomen. 31 De financiële kwestie bleek al da<strong>de</strong>lijk aangenaam opgelost<br />

door Giulio's genereuze gebaar. Daarop werd <strong>de</strong> route uitgestippeld. Het drietal<br />

reizigers in spe stel<strong>de</strong> zich in bezit van een zogenaamd kilometerboekje - eerste<br />

klasse - waarmee zij in die komen<strong>de</strong> drie maan<strong>de</strong>n vijfduizend kilometer zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen afleggen zon<strong>de</strong>r telkens weer kaartjes te hoeven kopen. De pasfoto's die er<br />

in geplakt moesten wor<strong>de</strong>n vielen naruurlijk, hoe kon het an<strong>de</strong>rs in een land als<br />

Spanje, buitengewoon afschuwelijk uit: 32 ‘Ze zijn horribel, alle drie, noch <strong>de</strong> blon<strong>de</strong><br />

statigheid mijner vrouw noch <strong>de</strong> donker mannelijke schoonheid van Orlando komen<br />

tot hun recht en wat mij betreft... ik wist niet, dat ik zóo leelijk was! Het is om er bij<br />

te huilen!’<br />

De eerste pleisterplaats zou Tarragona zijn. Maar <strong>Couperus</strong> stel<strong>de</strong> meteen al vast: 33<br />

‘Tarragona is niet zóo interessant als een klein Italiaansch stadje zoû zijn.’ Zeven<br />

uur sporen ver<strong>de</strong>rop doem<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>bij Saguntum, Valencia op. Hoewel <strong>de</strong> stad<br />

welvarend en druk was, maakte zij toch een ongezellige indruk, oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>. 34<br />

De huizen waren trouwens horreurs. Hij vond het er zelfs zo onplezierig dat hij maar<br />

taartjes kocht on daarmee in zijn hotelkamer bij een pot zelfgezette thee zijn frustraties<br />

wat tegemoet te komen. Cördoba kon er nog wel mee door, maar dan hoofdzakelijk<br />

omdat er een niet onaardige moskee bleek te staan. 35 Deze was wél verknoeid, men<br />

had er een kerk van gemaakt, wat ook alweer genoeg re<strong>de</strong>nen tot ontstemming<br />

opwekte. Sevilla vervolgens was helemaal niets. Met grote eerlijkheid stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

dui<strong>de</strong>lijk vast, 36 ‘dat Sevilla ons gaf een <strong>de</strong>r grootste <strong>de</strong>ceptie's, die een reputatie-rijke<br />

stad<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


436<br />

maar kan geven en dat Sevilla misschien in <strong>de</strong> Paasch-week een bizon<strong>de</strong>r schouwspel<br />

kan zijn, maar dat <strong>de</strong> stad, die in Bae<strong>de</strong>ker en in <strong>de</strong> opera verheerlijkt werd, wel een<br />

<strong>de</strong>r saaiste ste<strong>de</strong>n is, die ik ooit bezocht’. - In Sevilla hing volgens hem een schier<br />

Indische sfeer van verveling, en net als in Batavia voel<strong>de</strong> men zich er een idioot. Met<br />

kamillethee ging hij die avond om half tien naar bed, hoewel hij al een heel lange<br />

siesta had moeten doorstaan op <strong>de</strong> koop toe. Slaap kwam hij niet bepaald tekort.<br />

Maar zijn humeur werd er niet beter op, zelfs niet door <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n die hij heus<br />

wel enigszins genietbaar vond. Met lichte verbijstering lezen wij wat hij at: 37 ‘Indische<br />

menschen kunnen, als wij doen, ie<strong>de</strong>ren dag nassi-goreng eten. Die is heél goed hier<br />

en Orlando (èrg moeilijk) houdt er zelfs van...’<br />

Onvermij<strong>de</strong>lijk brak het ogenblik aan waarop <strong>Couperus</strong> zich geroepen voel<strong>de</strong><br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t nu maar eens ter verantwoording te roepen <strong>voor</strong> diens<br />

verwerpelijke verheerlijking van alles wat Spaans heette te zijn. ‘Beste Maurits,’ zo<br />

richtte <strong>Couperus</strong> zich boos tot zijn vriend, 38 ‘als je zóo verrukt was over Spanje en<br />

Sevilla, waar je verdiept was in je “Droomers”... waarom ben je dan, na een van je<br />

mooiste boeken te hebben geschreven, nooit meer eens in Spanje terug gekeerd en<br />

ontmoet ik je wèl telkens in ons dierbaar Italië? Waarom niet, zeg mij o Maurits?’<br />

Granada was een stadje zon<strong>de</strong>r enig belang. Erger: 39 ‘Het is zelfs een stadje, waar<br />

niets is te zien en waarvan niets is te zeggen, omdat het misschien <strong>de</strong> leelijkste<br />

Kathedraal van Spanje vertoont’. De Alhambra, een melancholiek gebouw, kon er<br />

mee door. In zijn verbeelding zag hij Boabdil <strong>de</strong> sleutels van Granada brengen aan<br />

Ferdinand en Isabella. 40 Op dat ogenblik had <strong>Couperus</strong> er nog geen i<strong>de</strong>e van dat zijn<br />

eerstvolgen<strong>de</strong> roman De ongelukkige zou wor<strong>de</strong>n. - Aan <strong>de</strong> Alhambra zelf wijd<strong>de</strong><br />

hij een kleine reeks opstellen waaruit toch grote reserve ten opzichte van <strong>de</strong> Moorse<br />

bouwstijl en, niet te vergeten, <strong>de</strong> in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw uitgevoer<strong>de</strong> restauraties<br />

spreekt. 41 De Leeuwenhof vond hij nog wel aardig. Pas op 12 juli 1913, toen hij<br />

Spanje al lang en breed had verlaten, publiceer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> tekst over <strong>de</strong> bewoners van<br />

<strong>de</strong> Alhambra, waarin <strong>de</strong> regels treffen: 42 ‘De geschie<strong>de</strong>nis van Boabdil is geheel en<br />

al een roman. De karakters <strong>de</strong>r hoofdpersoon en wie hem omringen zijn tragiesch<br />

en dramatiesch bei<strong>de</strong>. De psychologische romanschrijver zoû een dankbaren arbeid<br />

vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ontleding <strong>de</strong>r ziel van <strong>de</strong>n jongen vorst, in die van zijn va<strong>de</strong>r, in die van<br />

zijn moe<strong>de</strong>r, in die van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> vrouw zijns va<strong>de</strong>rs, in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


437<br />

die zijner eigene gemalin. Ook <strong>de</strong> bigotte, Katholische zielen van Ferdinand en<br />

Isabella te mid<strong>de</strong>n hunner dweepzieke, rid<strong>de</strong>rlijke e<strong>de</strong>len zou<strong>de</strong>n mooi contrasteeren<br />

met die fatalistische Moslem-zielen <strong>de</strong>r bewoners van <strong>de</strong> Alhambra. Ik <strong>de</strong>nk dien<br />

roman u waarlijk niet te geven in <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n, wier luchtigen vlucht ik niet bezwaren<br />

wil met zoo wichtigen last als dit historisch-letterkundige werk zoû zijn.’ Waarom<br />

heeft <strong>Couperus</strong> De ongelukkige tóch geschreven, ondanks zijn dui<strong>de</strong>lijk bele<strong>de</strong>n<br />

tegenzin? Men vraagt het zich af, te meer daar hij dui<strong>de</strong>lijk stel<strong>de</strong>: 43 ‘In <strong>de</strong>r daad, een<br />

mooie historische roman, <strong>de</strong>zen roman, die <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis zich zelve schiep. De<br />

karakters zijn zuiver omlijnd en hunne contrasten staan in schoonheid uit tegen elkaâr;<br />

zoo wel <strong>de</strong> manlijke als <strong>de</strong> vrouwlijke vertoonen een artistiek reliëf, dat <strong>de</strong> meest<br />

litteraire verbeelding zich niet had kunnen verbeel<strong>de</strong>n. Maar wàt kan zich een schrijver<br />

verbeel<strong>de</strong>n, dat niet verbleekt bij <strong>de</strong> gebeur<strong>de</strong>, romaneske werkelijkheid?’<br />

In Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n, III, kwam <strong>Couperus</strong> al na<strong>de</strong>r tot het boek dat zich<br />

als het ware aan hem opdrong. Hij gewaagt daar van het 44 ‘oogenblik, dat Boabdil<br />

zijn volk aan spreekt en alle schuld op zich neemt en zich <strong>de</strong> Ongelukkige noemt,<br />

<strong>de</strong> door het Noodlot vervolg<strong>de</strong>’. <strong>Couperus</strong> vond dat <strong>de</strong> historie in <strong>de</strong> roman van<br />

Boabdil een prachtig meesterwerk had geschreven. Begin mei te Granada in het hotel<br />

Washington Irving logeren<strong>de</strong>, heeft hij niet nagelaten daar ook Irvings A chronicle<br />

of the conquest of Granada (1829), Legends of the conquest of Spain (1836) en Tales<br />

of the Alhambra (1832) te lezen, waarin on<strong>de</strong>r meer het noodlottige leven van Boabdil<br />

behan<strong>de</strong>ld wordt. Er hoeft dus geen twijfel over te bestaan dat De ongelukkige in<br />

hoge mate schatplichtig is aan Washington Irving, wiens boeken <strong>Couperus</strong> vol<br />

wetenswaardigheid noem<strong>de</strong>: 45 ‘<strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren toerist, die Granada bezoekt, een<br />

leerzame, prettige lektuur, die hij niet verzuime bij zich te steken om te lezen op <strong>de</strong>n<br />

Avondtoren of over <strong>de</strong> borstwering van <strong>de</strong> Poort <strong>de</strong>r Gerechtigheid, terwijl <strong>de</strong> zon<br />

zinkt en <strong>de</strong> stad aan zijne voeten verdrinkt in een roze zee van licht: lectuur, die hem<br />

zeker dankbaar zal stemmen aan dien laatsten Alhambra-bewoner...’ Irving heeft<br />

namelijk in 1829 een tijdlang enkele vertrekken van <strong>de</strong> Alhambra tot verblijfplaats<br />

gekozen, en wel die van koningin Isabella van Parma. <strong>Couperus</strong> zou dat nooit gedaan<br />

hebben! Hij vond <strong>de</strong> Alhambra ‘ona<strong>de</strong>mbaar’ van melancholie. 46<br />

In Granada is hij maar een dag of vier gebleven. Hij voel<strong>de</strong> zich als <strong>voor</strong>tgejaagd:<br />

Spanje was <strong>voor</strong> hem nu eenmaal ‘het land <strong>de</strong>r teleurstellin-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


438<br />

gen’ en alleen veel afwisseling kon <strong>de</strong> reis nog een beetje genietbaar maken. Men<br />

vraagt zich af wat Orlando wel gevon<strong>de</strong>n moet hebben van zijn vorstelijk gebaar<br />

<strong>Couperus</strong> die reis aan te bie<strong>de</strong>n...<br />

Orlando opper<strong>de</strong> het plan even naar Tanger over Ce steken. 47 Hoopte hij dat het<br />

<strong>Couperus</strong> daar beter zou bevallen? Het lokte zijn Hollandse vriend wel aan, hij vond<br />

het wel aardig na veertig jaar <strong>de</strong> Straat van Gibraltar terug te zien, die hij als jongen<br />

van negen op weg naar Indië was doorgevaren: ‘En waarlijk,’ zo vertelt <strong>Couperus</strong>, 48<br />

‘die zelf<strong>de</strong> rotsige silhouet herken<strong>de</strong> ik nog, van vroeger! O, herinneringen,<br />

herinneringen van vroeger: dui<strong>de</strong>lijke impressie's op het kin<strong>de</strong>rbrein en het kin<strong>de</strong>rhart,<br />

gij wordt niet uit geveegd, als zóo veel, wat later gestapeld wordt óp het dàn niet<br />

meer ontvankelijke brein en hart. Rotsen van Gibraltar, toen ik u terug zag, na veertig<br />

jaren, herken<strong>de</strong> ik u!!’<br />

Maar nu was het weer Tanger dat tegenviel. De havenstad vond <strong>Couperus</strong> te<br />

westers, Arabische bazaars had hij al in Colombo en A<strong>de</strong>n gezien, en door wat hij<br />

hun kleurige, schreeuwerige verbijstering noem<strong>de</strong> voel<strong>de</strong> hij zich niet geïmponeerd.<br />

Hier en daar herinner<strong>de</strong> er iets aan etsen van Bauer of Zilcken. Het mooiste in Tanger<br />

vond hij nog <strong>de</strong> zonsopgang op zee. 49<br />

Van Tanger naar Madrid, men hoeft <strong>de</strong> kaart van Spanje maar vluchtig te bekijken<br />

om te beseffen welke enorme afstan<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> trage Spaanse treinen heeft<br />

afgelegd, liggend in een slaapwagen, met Orlando champagne drinkend uit zilveren<br />

kroezen, soezend, zich ergerend, en vermoe<strong>de</strong>lijk soms ook wel bezorgd over <strong>de</strong><br />

gezondheid van Elisabeth. Aan het ein<strong>de</strong> van Sol y sombra spreekt hij van<br />

‘omstandighe<strong>de</strong>n’ die hij niet wil verklaren, maar die zijn gejaagdheid vergrootten. 50<br />

Daar Elisabeth die zomer in München ernstig ongesteld is gewor<strong>de</strong>n en in het<br />

ziekenhuis moest wor<strong>de</strong>n opgenomen, ligt <strong>de</strong> gedachte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat zij <strong>de</strong> lange,<br />

inspannen<strong>de</strong> Spaanse reis niet heel goed doorstaan heeft.<br />

Madrid vond <strong>Couperus</strong> ook al weer niets. Je kon er het beste heel vroeg naar bed<br />

gaan, eventueel na wat getoerd te hebben 51 ‘tusschen àn<strong>de</strong>re rijtuigen en auto's, waarin<br />

zoo ongeveer onze gelijken gezeten zijn, ik meen min of meer elegante heeren, en<br />

dames met hoe<strong>de</strong>n met pluimen’. Hij logeer<strong>de</strong> er in een groot hotel aan <strong>de</strong> Puerta<br />

<strong>de</strong>l Sol. Alleen het Prado heeft hem er in verrukking kunnen brengen. Hij leer<strong>de</strong> er<br />

<strong>de</strong> kunst van El Greco kennen, wiens bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> genialiteit, zoals hij het noem<strong>de</strong>,<br />

hem overrompel<strong>de</strong>. 52 Murillo, die hij ook in Sevilla al had gezien, bekoor<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


439<br />

hem wel, maar diens werken wer<strong>de</strong>n volgens hem 53 - en wie geeft hem geen gelijk?<br />

- ‘op wree<strong>de</strong> wijze geëclipseerd door Velasquez’, bij wie natuurlijk nooit sprake was<br />

van ‘brave slopjes-humoristick’. In Velasquez bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> grote<br />

portrettist. 54 Toch bleef <strong>Couperus</strong> bij <strong>de</strong> confrontatie met zelfs diens ongeëvenaar<strong>de</strong><br />

kunst <strong>de</strong> hardnekkige, om niet te zeggen be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>, classicist die hij nu eenmaal<br />

in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren gewor<strong>de</strong>n was, getuige zijn woor<strong>de</strong>n, geschreven na het zien van<br />

Las Meninas: 55 ‘De Meninas zijn géene absolute schoonheid, als <strong>de</strong> Afroditc van<br />

Praxiteles of <strong>de</strong> Madonna <strong>de</strong>l Gran-Duca van Rafaël is, maar zij zijn toch, hoe relatief<br />

ook, eene schoonheid als curieus tijdsbeeld, en dat gegeven met genialiteit van<br />

kleursentiment door een penseel, dat geen oogenblik aarzel<strong>de</strong>...’<br />

Van Madrid uit bezocht <strong>Couperus</strong> het Escorial, met <strong>de</strong> beklemmen<strong>de</strong> herinneringen<br />

aan Filips II, die er in zijn kloostercel stierf. 56 Het thema van <strong>de</strong> hoogmoed drong<br />

zich hier als vanzelf aan hem op. Ook Toledo was niet alleen maar een genoegen:<br />

somber op zijn heuvel van graniet, grijs in <strong>de</strong> regen, <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> stad <strong>Couperus</strong><br />

spookachtig aan. 57 De sfeer vond hij er <strong>de</strong>monisch. Na er overnacht te hebben haastte<br />

hij zich terug naar Madrid, waar hij, alle banaliteit ten spijt, hera<strong>de</strong>m<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r dat<br />

hij precies wist te zeggen waarom.<br />

<strong>Een</strong> uitstapje naar het historische Avila met zijn vele torens - woonplaats geduren<strong>de</strong><br />

vier jaren van Enrique Larreta, wiens roman La gloria <strong>de</strong> Don Ramiro <strong>Couperus</strong><br />

ken<strong>de</strong> en mooi vond - bracht aanvankelijk nieuwe teleurstellingen: er bleken<br />

telefoondra<strong>de</strong>n te hangen. 58 <strong>Een</strong> romantische wan<strong>de</strong>ling met Orlando door <strong>de</strong> nacht<br />

vergoed<strong>de</strong> echter veel. <strong>Een</strong> nachtwacht met lantaren, <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>nd in <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke<br />

stilte tussen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> muren, bracht hem even in een wat betere stemming.<br />

Niet <strong>voor</strong> lange tijd! <strong>Een</strong> tocht naar Burgos, enkele dagen later van Madrid uit<br />

on<strong>de</strong>rnomen, want hij wil<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> beroemdste kathedraal van Spanje toch niet laten<br />

ontgaan, liep uit op <strong>de</strong> zoveelste <strong>de</strong>ceptie. 59 Hoewel hij <strong>de</strong> rijke, fiere schoonheid van<br />

het monument moest erkennen, stel<strong>de</strong> hij meteen maar vast dat die hem even koud<br />

liet als bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Dom van Milaan. Wat was <strong>de</strong> oorzaak? <strong>Een</strong> aanwijsbare<br />

re<strong>de</strong>n was er helemaal niet, en <strong>Couperus</strong>, grilliger en lastiger dan ooit, weiger<strong>de</strong> ook<br />

er naar te zoeken: 60 ‘Ik analyzeer niets en bewijs nog min<strong>de</strong>r: ik vraag alleen<br />

vergunning te zeggen, dat <strong>de</strong> prachtige, beroem<strong>de</strong> kathedraal van Burgos mij niet<br />

ontroert.’ Wel stond hij met enige belangstelling stil bij <strong>de</strong> ge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


440<br />

schie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Cid, onlosmakelijk met Burgos verbon<strong>de</strong>n. 61 In <strong>de</strong> kathedraal<br />

bekeek hij <strong>de</strong> schatkist, die in <strong>de</strong> kapel van Corpus Christi aan <strong>de</strong> muur bevestigd<br />

was. De bladzij<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> Cid gewijd heeft zijn niet <strong>de</strong> slechtste uit<br />

zijn Spaanse reisjournaal, dat <strong>voor</strong> het overige helaas gemeng<strong>de</strong> gevoelens achterlaat.<br />

Waarschijnlijk heeft hij ze pas in München geschreven.<br />

In <strong>de</strong> laatste dagen van mei keer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie reizigers met <strong>de</strong> nachttrein via Zaragoza<br />

ein<strong>de</strong>lijk naar Barcelona terug. On<strong>de</strong>rweg schonk Orlando nog weer <strong>de</strong> nodige<br />

champagne, wat <strong>de</strong> reis lichtelijk veraangenaam<strong>de</strong>. Het eerste Spaanse adres, het al<br />

genoem<strong>de</strong> pension Ranzini, werd tevens het laatste. Van daar liet <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever weten dat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> drukproeven van Herakles zoek was geraakt, en<br />

<strong>voor</strong>ts dat hij nu uitkeek naar een goed zomerverblijf. 62 Of het Zwitserland of<br />

Duitsland zou wor<strong>de</strong>n kon hij nog niet zeggen.<br />

München was hem een jaar eer<strong>de</strong>r echter zo goed bevallen, dat hij vrij vlug besloot<br />

er nog eens naar terug te keren. Zijn vijftigste verjaardag na<strong>de</strong>r<strong>de</strong> nu met rasse<br />

schre<strong>de</strong>n. Veen heeft dat precies bijgehou<strong>de</strong>n - van bepaal<strong>de</strong> plannen in Ne<strong>de</strong>rland,<br />

waar we nog op terugkomen, moet hij goed op <strong>de</strong> hoogte zijn geweest - en wil<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> als geschenk een hoeveelheid fraai schrijfpapier ca<strong>de</strong>au doen, net als<br />

Orlando gedaan had. Halverwege zijn terugreis naar het noor<strong>de</strong>n schreef <strong>Couperus</strong><br />

hem op 8 juni 1913 <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief, verzon<strong>de</strong>n uit Lyon (het briefhoofd vermeldt<br />

‘Hôtel Terminus et Buffet Gare <strong>de</strong> Lyon-Perrache’): 63 ‘Amice. Wij hebben Barcelona<br />

- als je ziet! - verlaten en zijn op weg naar München, (een vreeslijke reis!), waar wij<br />

hopen <strong>de</strong>n zomer te blijven en uit te rusten van onzen gezelligen maar vermoeiendcn<br />

reis in Spanje, waartoe onze Italiaansche vriend ons had uitgenoodigd. Wij zijn nu<br />

in Lyon en blijven <strong>de</strong>n gcheelen dag in het hôtel om uit te rusten van al die kilometers,<br />

die wij hebben verslon<strong>de</strong>n en daar ik papier en inkt op mijn tafel zie, is het mij een<br />

genoegen je te schrijven en je te danken <strong>voor</strong> je hartelijken brief, die mij veel<br />

genoegen gedaan heeft. En ook <strong>voor</strong> het mooie geschenk, dat je mij, vereeren wilt,<br />

en dat ik heel gaarne aan neem. Wees verzekerd, dat ik én het geschenk én <strong>de</strong><br />

vriendschappelijke gedachte op hoogen prijs stel. Ik zoû je alleen willen vragen er<br />

nog wat me<strong>de</strong> te wachten; wij zijn van <strong>de</strong>n zomer in München nog “op reis” en onze<br />

koffers zijn al zoo zwaar en vol en ik heb nog het papier, waarop ik je reeds schreef,<br />

meen<strong>de</strong> ik, en dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


441<br />

mijn vriend heeft laten stempelen met mijn “bloc”, dien hij on<strong>de</strong>r mijn rommel vond,<br />

en die ik in <strong>de</strong>r tijd in Parijs, in jeugdige swell-jaren, eens liet maken. Ik zelve dacht<br />

er niet meer aan en heb jaren niet meer van dat extra-papier bezeten en het Parijsche<br />

stempeltje heeft jaren gesluimerd tusschen allerlei... Nu dacht ik, als je mij nu toch<br />

van dat mooie papier geven wilt, wacht dan tot ik in Florence terug ben (in October);<br />

dan zend ik je mijn bloc (zoo noemen ze het in Parijs); het is mooi gesne<strong>de</strong>n en een<br />

zuivere afdruk van ons wapen en je kan dat dan gebruiken: <strong>de</strong> grootte is ook juist<br />

goed; het mag niet grooter zijn. Ik <strong>de</strong>nk, dat het monster toch me wel na zal reizen!<br />

Ik zal vol verlangen afwachten en een keuze doen: ik vind het altijd - niettegenstaan<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> vijftig - nog prettig “iets te krijgen!” Bij <strong>voor</strong>baat reeds hartelijk, hartelijk dank!<br />

In Florence hebben wij twee groote kamers in ons ou<strong>de</strong> pension zoo waar zelf<br />

gemeubileerd met onze meubels en dat is ons home; an<strong>de</strong>rs hebben wij niet: twee<br />

menschen, wie het reizen en trekken in het bloed zit en geen kin<strong>de</strong>ren hebben, hebben<br />

meer niet noodig, maar ik <strong>de</strong>nk nu toch, dat dat vele getrek uit zal zijn en wij het<br />

maar in Italië zullen blijven zoeken: Spanje is becl mooi om te zien maar niet om<br />

weêr terug te keeren.<br />

Zoo dra ik in München op or<strong>de</strong> ben (Pension Grebenau) zal ik geregeld <strong>de</strong> proeven<br />

na zien.<br />

Ontvang met je vrouw - die ik nog altijd zoo gezelligjes zie prezi<strong>de</strong>eren aan het<br />

dinertje in <strong>de</strong>r tijd ons zoo vrien<strong>de</strong>lijk gebo<strong>de</strong>n - ons bei<strong>de</strong>r hartelijke groeten en<br />

goe<strong>de</strong> wenschen <strong>voor</strong> jou en je kleine wereldje en geloof mij<br />

Vriendschappelijk t.à.v. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’.<br />

<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich een beetje uitgereisd. Na Lyon stapte hij samen met Elisabeth<br />

en Orlando af in een hotel te Lindau, om er aan <strong>de</strong> Bo<strong>de</strong>nsee wat uit te rusten. 64 Op<br />

<strong>de</strong> avond van <strong>de</strong> negen<strong>de</strong> juni zaten zij in <strong>de</strong> tuin van hun hotel en dronken bier. De<br />

stemming was ietwat gedrukt, want Orlando zou hen gaan verlaten om via Wenen<br />

weer eens naar Smyrna te gaan - althans volgens <strong>Couperus</strong>; ongetwijfeld wil<strong>de</strong> Giulio<br />

Lodomez slechts naar Florence terugkeren, waar hij na Argentinië nog niet geweest<br />

was - terwijl Elisabeth en hijzelf <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag naar München hoopten door te<br />

reizen. Ter elf<strong>de</strong>r ure wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze plannen een dag uitgesteld. <strong>Couperus</strong> vier<strong>de</strong> zijn<br />

vijftigste verjaardag op 10 juni 1913 in Lindau. Orlando liet <strong>de</strong> laatste flessen<br />

Heidsieck-sec komen, schonk in en hief het glas op hun vriendschap en op <strong>de</strong><br />

gezondheid van <strong>de</strong> Hollandse auteur. 65<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


442<br />

Is <strong>de</strong> Spaanse reis zijn speciale verjaardagsgeschenk geweest?<br />

Van het komplot dat in <strong>de</strong> er aan <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> weken in Ne<strong>de</strong>rland gesmeed was,<br />

en waar <strong>voor</strong>al L. Simons een belangrijke rol in gespeeld heeft, wist <strong>Couperus</strong> niets.<br />

Elisabeth daarentegen was er van op <strong>de</strong> hoogte. Aan <strong>de</strong>ze verjaardag was hij het<br />

na<strong>de</strong>ren ervan namelijk ruchtbaarheid gegeven in <strong>de</strong> pers. Het spreekt vanzelf dat<br />

<strong>voor</strong>al Het Va<strong>de</strong>rland zich niet onbetuigd wil<strong>de</strong> laten. Op die tien<strong>de</strong> juni kreeg<br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kolommen van zijn eigen courant lof toegezwaaid door een reeks<br />

van prominente figuren. 66 Frans Bastiaanse, Emmanuel <strong>de</strong> Bom, Henri van Booven,<br />

Ina Boudier-Bakker, M.J.Brusse, Cyriel Buysse, Anna van Gogh-Kaulbach, Herman<br />

Heijermans, dr. J. <strong>de</strong> Jong, Willem Kloos, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Frits<br />

Lapidoth, Johan <strong>de</strong> Meester, W.C. Penning jr., Top van Rhijn-Naeff, Herman Robbers,<br />

Leo Simons, H.J.Stratemeijer, Albert Verwey, J.L. Walch, Hendrik van <strong>de</strong>r Wal, zij<br />

allen brachten hun confrater hul<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> kan <strong>de</strong> krant op zijn vroegst pas een<br />

dag later ontvangen hebben. Door toedoen van Elisabeth werd <strong>de</strong>ze hem naar<br />

München toegezon<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r aardig artikel van dr. J. <strong>de</strong> Jong, hoofdredacteur, span<strong>de</strong> <strong>de</strong> kroon:<br />

‘Levendig herinner ik mij nog <strong>de</strong>n tijd,’ schreef <strong>de</strong>ze, 67 ‘toen Eline Vere als<br />

feuilleton in “Het Va<strong>de</strong>rland” verscheen. Dat was in <strong>de</strong>n zomer van 1888. Ik bracht<br />

<strong>de</strong> vacantie door te Ginneken. Daar waren gasten van allerlei leeftijd en beroep. Daar<br />

was een geleer<strong>de</strong>, een letterkundige, een magistraat, een zoon van Mars enz. enz.<br />

Men stond een beetje vreemd en wantrouwend tegenover <strong>de</strong>n jongen auteur, die toen<br />

nog zijn naam moest maken en die er zoo'n aparte stijl op na hield. En toen het<br />

verhaal, na <strong>de</strong> introductie <strong>de</strong>r talrijke dramatis personae, zich niet dan langzaam<br />

ontwikkel<strong>de</strong>, keek men elkaar vragend aan. Had<strong>de</strong> men het niet uit <strong>voor</strong>zichtigheid<br />

en beleefdheid gelaten, men zou mij, als redacteur van. “Het Va<strong>de</strong>rland”, hebben<br />

gecondoleerd met <strong>de</strong> keuze van zulk een roman. En elken morgen, aan het ontbijt,<br />

begroette <strong>de</strong> letterkundige (die reeds lang ter ziele is) mij een beetje spottend met <strong>de</strong><br />

opmerking: “Dat er nog altijd niets in gebeur<strong>de</strong>”. Se<strong>de</strong>rt dien tijd is men gaan inzien<br />

dat “Het Va<strong>de</strong>rland” er trotsch op mag zijn het eerst aan een grooter werk van <strong>de</strong>n<br />

jeugdigen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gastvrijheid te hebben verleend, gelijk het zich er op mag<br />

verhoovaardigen in <strong>de</strong> laatste jaren geregeld bijdragen van <strong>de</strong>n tot volle rijpheid<br />

gekomen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te mogen ontvangen.’<br />

Ook een karakterschets door Frans Netscher, in <strong>de</strong> Hollandsche Revue,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


443<br />

zal <strong>Couperus</strong> veel plezier gedaan hebben, 68 hoewel zijn ou<strong>de</strong> schoolvriend ook nu<br />

weer niet tegen een paar enormiteiten opzag (<strong>de</strong> familie zou pas in 1863 naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland gekomen zijn, Elisabeth werd tot kleindochter van een gouverneur-generaal<br />

gebombar<strong>de</strong>erd, enz.). In het Amsterdamsch Weekblad schreef Frans Coenen een<br />

even rake als charmante karakterschets. 69 Zeer verrast moet <strong>Couperus</strong> geweest zijn<br />

door een uitvoerig artikel van zijn zwager Gerard <strong>de</strong> la Valette, dat <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r het<br />

pseudoniem Paul Ekhard in De Nieuwe Courant had geplaatst. 70 Trudy's echtgenoot<br />

- <strong>de</strong> Valettes waren sinds 1909 gerepatrieerd naar Ne<strong>de</strong>rland en woon<strong>de</strong>n nu in<br />

Scheveningen, Stevinstraat 181 - heeft kunnen putten uit een stapel brieven die<br />

<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong>rtig jaren aan zijn zuster in Indië heeft geschreven, ‘<strong>de</strong><br />

oudste uit het laatst van 1882 dagteekenend, toen hij negentien was, met groote hiaten<br />

dóórlopend tot drie jaren gele<strong>de</strong>n’. <strong>Een</strong> aantal geciteer<strong>de</strong> passages uit <strong>de</strong>ze<br />

correspon<strong>de</strong>ntie maakt het artikel tot een belangrijke bron, die tal van gegevens bevat.<br />

Het is wel heel jammer dat latere familiele<strong>de</strong>n gemeend hebben <strong>de</strong>ze brieven te<br />

moeten vernietigen. 71 Ekhard eindig<strong>de</strong> zijn feuilleton met dit portret: ‘<strong>de</strong>ze verfijn<strong>de</strong><br />

dandy laat zich heel natuurlijk gaan, alles doen<strong>de</strong> wat hem aanstaat, met volkomen<br />

maling aan hetgeen men er van zeggen zal. Deze flirter is een <strong>voor</strong>beeldig echtgenoot.<br />

Deze man van <strong>de</strong> wereld houdt van een gezellig praatje met <strong>de</strong>n koetsier van zijn<br />

vaste fiacre en met <strong>de</strong> fruitvrouw om <strong>de</strong>n hoek, en <strong>de</strong> koetsier, <strong>de</strong> fruitvrouw en zijn<br />

dikke Niçoischc keukenmeid dwepen met hem. Deze subtile artist kan zich dol<br />

amuseeren met flauwiteiten en kin<strong>de</strong>rlijke grappen; <strong>de</strong>ze boetseer<strong>de</strong>r van go<strong>de</strong>n en<br />

menschen en halfgo<strong>de</strong>n zingt se<strong>de</strong>rt lange jaren met hetzelf<strong>de</strong> brio, in verhaspel<strong>de</strong><br />

onzinvertalingen, aria's uit <strong>de</strong>n Trouvère en <strong>de</strong>n Robert en hij danst se<strong>de</strong>rt lange<br />

jaren, als een première danseuse, geheel alleen het geheele ballet van het twee<strong>de</strong><br />

bedrijf <strong>de</strong>r Favorite, met onverbeterlijke pointes en pirouettes en jeté-battu's; altijd<br />

door, van zijn jonge jaren af, se<strong>de</strong>rt zijn eerste opera-indrukken in <strong>de</strong>n Bataviaschen<br />

schouwburg <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aria's en hetzelf<strong>de</strong> ballet. Want on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen gecompliceer<strong>de</strong>n<br />

kunstenaar en wereldling is gebleven een groote, eenvoudige jongen met veel<br />

kin<strong>de</strong>rlijks in zijn gemoed.’<br />

Ekhard heeft hem goed gepeild. Kin<strong>de</strong>rlijk ontwapenend, in<strong>de</strong>rdaad, is <strong>de</strong> schets<br />

‘Ter Uwer Verjaring’, 72 waarin <strong>Couperus</strong> aan het slot zijn aankomst in het pension<br />

Grebenau te München beschrijft. De publiciteit in Holland had tot gevolg dat <strong>de</strong><br />

wachten<strong>de</strong> tafel vol lag met kaarten, tele-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


444<br />

grammen, couranten, en <strong>voor</strong>al vele brieven van al diegenen die hem schriftelijk<br />

waren komen gelukwensen. 73 ‘Er waren er van wie ik ken<strong>de</strong>, en van wier namen ik<br />

nooit gehoord had. Er klonken uit mijn vrouws mond <strong>de</strong> hartelijke<br />

kameraadschappelijke woor<strong>de</strong>n van vleien<strong>de</strong> huldiging, die, op beminnelijk initiatief<br />

van Het Va<strong>de</strong>rland, mijne kunstbroe<strong>de</strong>rs en -zusters mij wel toe wil<strong>de</strong>n roepen<br />

van verre. Ook in an<strong>de</strong>re couranten werd ik met sympathie herdacht. Toen vlogen<br />

<strong>de</strong> enveloppen om mij heen, en open<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> brieven... En wij lazen ze en herlazen<br />

ze...’ <strong>Couperus</strong> was diep ontroerd: hij werd meer gewaar<strong>de</strong>erd dan hij wist of kon<br />

vermoe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> slechte verkoopcijfers van zijn boeken ten spijt.<br />

Welke namen waren die, behalve <strong>de</strong> hierboven al vermel<strong>de</strong>? <strong>Een</strong> aantal ervan<br />

kennen wij. Ruim een half jaar later namelijk kreeg <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rlijke verjaardag nog<br />

een even heuglijk vervolg. In Het Va<strong>de</strong>rland van 17 januari 1914 werd bekend<br />

gemaakt dat een aantal vrien<strong>de</strong>n en bewon<strong>de</strong>raars <strong>de</strong> lezers opriepen tot het<br />

bijeenbrengen van een financieel ‘Hul<strong>de</strong>blijk’. Er had zich een commissie gevormd<br />

‘tot het verwezenlijken van een <strong>de</strong>r artistieke verlangens van <strong>de</strong>n auteur. Zij weet,<br />

dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> sinds lang een wensch koestert eenigen tijd in Egypte door te<br />

brengen om daar stof te verzamelen <strong>voor</strong> een nieuw werk, bedoeld als een (mo<strong>de</strong>rn)<br />

pendant van zijn “Antiek Toerisme”.’ Ongetwijfeld is het we<strong>de</strong>rom Elisabeth geweest<br />

die <strong>de</strong> commissie op <strong>de</strong>, al lang bestaan<strong>de</strong>, wens van <strong>Couperus</strong> gewezen heeft.<br />

On<strong>de</strong>rtekenaars van <strong>de</strong> oproep waren: K.J.L. Alberdingk Thijm, C.L. van Balen, dr.<br />

F. Bastiaanse, H.P. Berlage Nzn., dr. H.J. Boeken, Emmanuel <strong>de</strong> Bom, dr. P.C.<br />

Boutens, Cyriel Buysse, Ed. Cuypers, Henn Dekking, Marcellus Emants, jhr. Jan<br />

Feith, mr. D. Fock, J. Funke, Anna van Gogh-Kaulbach, dr. J. <strong>de</strong> Jong, Willem Kloos,<br />

Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Frits Lapidoth, C.W. Lunsingh Scheurleer, W.<br />

Maris Jzn., Johan <strong>de</strong> Meester, Anton Molkenboer, dr. Hendrik P.N. Muller, Frans<br />

Netscher, B. Nierstrasz, W.G. van Nouhuys, Wouter Nijhoff, Top van Rhijn-Naeff,<br />

Herman Robbers, Albert Roelofs, Herman C.J. Roelvink, Willem Royaards, J.A.<br />

Simons-Mees, Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, jhr. mr. G.C.W. van Tets, F.V. Toussaint<br />

van Boelaere, G.J.P. <strong>de</strong> la Valette, L.J. Veen, Eduard Verka<strong>de</strong>, Cornelis Veth, mr.<br />

H. Viotta, mr. G. Vissering, mr. F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, dr. J.L.<br />

Walch en Bernard Zweers. Als <strong>voor</strong>zitter trad op mr. dr. F.W.J.G. Snij<strong>de</strong>rs van<br />

Wissenkerke. Hendrik van <strong>de</strong>r Wal was secretaris.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


445<br />

Als penningmeester trad Leo Simons op, aan wie men, zo werd verzocht, eventuele<br />

gel<strong>de</strong>n vóór 30 januari dien<strong>de</strong> over te maken.<br />

Bijna een jaar na zijn jubileum werd <strong>de</strong> bijeengebrachte som <strong>Couperus</strong> toegezon<strong>de</strong>n.<br />

Op 5 juni 1914 stuur<strong>de</strong> hij een open brief aan C.L. van Balen in diens functie van<br />

hoofdredacteur van Het Va<strong>de</strong>rland, ter plaatsing on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ingezon<strong>de</strong>n stukken. Hierin<br />

dankte hij <strong>voor</strong> 74 ‘een rijk versierd Album, waar in ik <strong>de</strong> handteekeningen verzameld<br />

vind van vele lezers en vrien<strong>de</strong>n, beken<strong>de</strong> en onbeken<strong>de</strong>, die mee hebben willen<br />

bijdragen om mij een waar<strong>de</strong>vol geschenk aan te bie<strong>de</strong>n, bij gelegenheid van mijn<br />

vijftigsten verjaardag. [...] Zoo ik het Album door bla<strong>de</strong>r, treffen mij ook <strong>de</strong> namen<br />

van vrien<strong>de</strong>n, van verwanten, die ik kort gele<strong>de</strong>n verlaten heb of kort gele<strong>de</strong>n nog<br />

we<strong>de</strong>r zag. Maar er treffen mij ook <strong>de</strong> namen van velen, die ik se<strong>de</strong>rt lange jaren niet<br />

meer ontmoette. Ik heb hun handschrift met ontroering we<strong>de</strong>r gezien [...]. Te zamen<br />

met het Album ontving ik <strong>de</strong> Portefeuille, die in hield <strong>de</strong> verzamelingen schetsen en<br />

etsen en akwarellen mij toe gezon<strong>de</strong>n door vele kunstenaars van het aan het Litteraire<br />

grenzen<strong>de</strong> “gebied”. Zij weten, dat, naast het Litteraire, ook dàt “gebied” mij zeer<br />

dierbaar is en ik verzeker hen, dat ik <strong>de</strong> gedachte, mij op <strong>de</strong>ze wijze hunnen<br />

vriendschap te bewijzen, ten hoogste waar<strong>de</strong>er, naast hunne gave zelve. Hoe gaarne<br />

zou ik ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r kunstbroe<strong>de</strong>rs van het an<strong>de</strong>re “gebied”, hoe gaarne zou ik ie<strong>de</strong>ren<br />

lezer en vriend thans persoonlijk en in het bizon<strong>de</strong>r willen bedanken <strong>voor</strong> wat zij mij<br />

<strong>de</strong><strong>de</strong>n!’<br />

De reis naar Egypte echter heeft <strong>Couperus</strong> ook dit keer niet kunnen maken.<br />

We<strong>de</strong>rom was het een oorlog die roet in het eten gooi<strong>de</strong>: <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />

ditmaal, die tegen <strong>de</strong> algemene verwachtingen in vier jaar zou duren en ook <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> vérstrekken<strong>de</strong> gevolgen heeft gehad.<br />

Voorlopig was het echter nog met zo ver. In München begon <strong>de</strong> zomer van 1913.<br />

Deze bracht zijn eigen genoegens met zich mee. Maar ook grote zorgen...<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘Barcelona’ (Vad. 19 april 1913), in Spaansch toerisme 1, 1-8; 3.<br />

2 ‘Sol y sombra’ (Vad. 7 juni 1913), in i<strong>de</strong>m, 52.<br />

3 C.F.A. van Dam, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Spanje’, in Leven<strong>de</strong> talen (1948), 107 e.v.<br />

4 Amice, 127 nr. 493.<br />

5 ‘Prato’ (Vad. 25 januari 1913), in Genève, Florence II, 77-82.<br />

6 ‘Verona’ (Vad. 23 november 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 1-7.<br />

7 Zie noot 5, 77.<br />

8 Zie noot 3, 107.<br />

9 ‘Tarragona’ (Vad. 10 mei 1913), in Spaansch toer 1, 14.<br />

10 Amice, 127-494.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 127 nr. 510.<br />

12 ‘Valencia’ (Vad. 17 mei 1913), in Spaansch toer. 1, 22-29; 22.<br />

13 Amice, 128 nr. 494.<br />

14 Maatstaf 11 (1963), 168 nr. 19.<br />

15 ‘De zoeken<strong>de</strong> zielen’ (Vad. 21 september-16 november 1912), in Proza 1 61-111.<br />

16 ‘De charmante oplichter’ (Vad. 21 <strong>de</strong>cember 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1,<br />

37-45.<br />

17 Bastet, Zuil, 149-165.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


18 ‘De brief’ (Vad. 28 <strong>de</strong>cember 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 73-79.<br />

19 ‘Het portret’ (Vad. 18 januari 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 80-85.<br />

20 ‘De prins’ (Vad. 15 maart-12 april 1913), in Proza 1, 121-140.<br />

21 Popma, <strong>Couperus</strong>, 170, houdt Herakles <strong>voor</strong> het absolute hoogtepunt in <strong>Couperus</strong>' werk, een<br />

mening waarin hij vermoe<strong>de</strong>lijk alleen staat. Wel heeft hij gelijk (172) dat <strong>Couperus</strong> ‘in zijn<br />

ongelooflijk har<strong>de</strong> werken een Hercules [was], al heeft hij niet in al zijn “werken <strong>de</strong>r<br />

onmogelijkheid” een overwinning behaald.’<br />

22 Amice, 60 nr. 390.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 138 nr. 511 (brief d.d. 33 juni 1913 uit München).<br />

24 Bastet, Zuil, 123.<br />

25 Amice, 131 nr. 501.<br />

26 Paradijzen 11, 23 nr. 25.<br />

27 Amice, 131 nr. 501; 135 nr. 503.<br />

28 Zie noot 1, 4.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 6.<br />

30 ‘De kathedraal van Barcelona’ (Vad. 26 april 1913), in Spaansch toe. 1, 9-13.<br />

31 Zie noot 9, 17.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 17-18.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 19.<br />

34 ‘Valencia’ (Vad. 17 mei 1913), in Spaansch toer. 1, 22-29.<br />

35 ‘Còrdoba’ (Vad. 24 mei 1913), in i<strong>de</strong>m, 30-38.<br />

36 ‘Sevilla’ (Vad. 31 mei 1913), in i<strong>de</strong>m, 39-46; 42-43.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 44.<br />

38 Zie noot 2, 48.<br />

39 ‘Granada’ (Vad. 21 juni 1913), in Spaansch toei. 1, 65-73; 67.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 68.<br />

41 ‘De Alhambra I’ (Vad. 28 juni 1913), in Spaansch toer. 1, 74-79; i<strong>de</strong>m II, (Vad. 5 juli 1913),<br />

in i<strong>de</strong>m, 80-87.<br />

42 ‘Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n I’ (Vad. 12 juli 1913), in i<strong>de</strong>m, 88-96; 92.<br />

43 I<strong>de</strong>m II (Vad. 26 juli 1913), in i<strong>de</strong>m, 97-104; 100. - Zie over het ontstaan van De ongelukkige<br />

uitvoerig S.P. Uri, ‘Hoe een roman van <strong>Couperus</strong> ontstond’, in Critisch Bulletin 21 (sept. 1954),<br />

375-381.<br />

44 I<strong>de</strong>m III (Vad. 2 augustus 1913), in Spaansch toer. 11. 1-10; 7.<br />

45 I<strong>de</strong>m IV (Vad. 16 augustus 1913), in i<strong>de</strong>m, 11-17; 17.<br />

46 ‘Sol y sombra’ (Vad. 7 juni 1914), in Spaansch toer. 1, 49.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 54.<br />

48 I<strong>de</strong>m.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 55.<br />

50 I<strong>de</strong>m.<br />

51 ‘Het Escorial’ (Vad. 23 augustus 1913), in Spaansch toer. 11, 18-24; 18.<br />

52 ‘El Greco I’ (Vad. 11 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m, 56-62; i<strong>de</strong>m II (Vad. 18 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m,<br />

63-69.<br />

53 ‘Murillo’ (Vad. 22 november 1913), in i<strong>de</strong>m, 101-108; 101.<br />

54 ‘Velasquez I-IV’ (Vad. 29 november-20 <strong>de</strong>cember 1913), in Proza 1, 185-206.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 200.<br />

56 Zie noot 51, 23.<br />

57 ‘Toledo’ (Vad. 30 augustus 1913), in Spaansch toer. 11, 25-31.<br />

58 ‘Avila’ (Vad. 27 september 1913), in i<strong>de</strong>m, 48-55; 49.<br />

59 ‘Burgos en <strong>de</strong> Cid’ (Vad. 25 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m, 70-76.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 71.<br />

61 Zie noot 59. Voorts ‘De Cid II-IV’ (Vad. 1-15 november 1913), in i<strong>de</strong>m, 77-100.<br />

62 Amice, 136 nr. 508.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 137 nr. 510.<br />

64 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 57.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 57: ‘In Champagne, dien Orlando wil<strong>de</strong> bestellen, had<strong>de</strong>n wij géen lust’ (9 juni). Maar<br />

een dag later ‘schonk Orlando-en wij dronken hem uit - zijn laatste flesch Champagne, Heidsieck<br />

sec, waar ik het meeste van hoû...’<br />

66 Dat <strong>de</strong> Scharten-Antinks ontbraken spreekt vanzelf...!<br />

67 Zie reeds Bastet, Zuil, 218 noot 4 (bij blz. 40).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


68 Hollandsche Revue (1913), 316 e.v.<br />

69 Amsterdamsch Weekblad (8 juni 1913).<br />

70 Paul Ekhard, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Courant (10 juni 1913).<br />

71 Dit is mij verzekerd door Trudy's kleindochter, mevrouw Carla Biberle, dochter van Trudy's<br />

oudste dochter Constance <strong>de</strong> la Valette.<br />

72 Zie noot 64.<br />

73 I<strong>de</strong>m, 60.<br />

74 Geplaatst op 10 juni 1914. Erbe, Nag. werk, 189-190.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Vijf<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

447<br />

I 1913-1915<br />

Ernstige geldzorgen. Nieuwe bun<strong>de</strong>ls. Exposities in München. Grote operatie van<br />

Elisabeth. Herakles gemutileerd. E.d'Oliveira. Terug in Florence. Futurisme. <strong>Een</strong><br />

Italiaanse Van Deyssel: Giovanni Papini. Vreem<strong>de</strong>lingenhaat. Verfilm<strong>de</strong> romans?<br />

Nachtelijke dans met een soldaat. Rome. Elvira. De Nieuwe-Gidsprijs. Afscheid van<br />

Orlando. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester. Bolzano, München. Eerste<br />

wereldoorlog. Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer. De schoonheid van het<br />

Duits nationalisme... Weer in Florence. Diepe crisis. De Verlei<strong>de</strong>r. In Ne<strong>de</strong>rland.<br />

II 1915<br />

Molenstraat 26. Herinneringen aan Orlando. Kin<strong>de</strong>rsouvenirs. Nostalgie. Fre<strong>de</strong>rik<br />

van Ee<strong>de</strong>n. Rostands Chantecler. Lezingen in Den Haag, Delft. Toorop en <strong>Couperus</strong>'<br />

‘vertooning’ te Amsterdam. De gróote-stad. Querido. Met boef Willem door donker<br />

Amsterdam. De ongelukkige niet bij Veen. Lezing in Groningen. Jaap Kunst en<br />

G.Teis Pzn. Heimwee naar Italië. Brieven aan Emma Garzes. Talrijke schetsen van<br />

velerlei aard. Afrekening met Netscher. Hoogewal 2.<br />

III 1915-1916<br />

Theater, concerten, soupers. Tussen jeugd en ou<strong>de</strong>rdom. In<strong>de</strong>ling van zijn huis.<br />

Willem Mengelberg. Abraham Bredius. Brief aan Orlando. Meditatie over het manlijk<br />

toilet. Herinneringen aan het grote ou<strong>de</strong> leed. Dagin<strong>de</strong>ling. Henri van Booven. Lezing<br />

in Hilversum. <strong>Couperus</strong> zon<strong>de</strong>r partij. Betekenis van De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen<br />

diamant. Miskenning van De ongelukkige, maar niet door Kloos. Herman Roelvink.<br />

Eduard Verka<strong>de</strong>. Verhalenbun<strong>de</strong>ls. Vertaling van Plautus' Menaechmi. Leopold<br />

Aletrino. Dr. W.E.J. Kuiper, classicus. Ontstaan van De komedianten. André <strong>de</strong><br />

Rid<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> blikt terug op zijn oeuvre en keurt het meeste af. Portret door<br />

Antoon van Welie. <strong>Couperus</strong>mythen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


448<br />

IV 1916-1917<br />

S.F. van Oss en <strong>de</strong> Haagsche Post. Vertaling van Shaws Caesar and Cleopatra. Als<br />

inlei<strong>de</strong>r op het toneel (Plautus). Epigrammen. Tila Slicher. Carry van Bruggen. Frans<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons. Romeinsche portretten. De tramconducteur<br />

K. Timmerman. Lezing in Utrecht en ontmoeting met Van Deyssel. De verlief<strong>de</strong><br />

ezel. Beledigingen. Henri Borel. Frits Lapidoth. A.H. Luijdjens in Romeins gewaad.<br />

Laren, Drenthe. De o<strong>de</strong>. Het zweven<strong>de</strong> schaakbord. Caporetto.<br />

V 1917-1918<br />

Zijn aangenomen zoon en <strong>de</strong> familie Garzes. Querido en Xerxes. Annie Salomons.<br />

Melancholieën en lezingen. De dood van zijn zuster Trudy. Redactiewerk<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Charles van Iersel. Vitruvius. Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote. Eline Vere op<br />

het toneel, hoofdrol Else Mauhs. Griekse verhalen. Laatste oorlogsbrief aan Emma<br />

Garzes. Wapenstilstand.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1913-1915]<br />

449<br />

In München enigszins bekomen van <strong>de</strong> Spaanse reis bekeek <strong>Couperus</strong> zijn financiën<br />

eens kritisch, om tot <strong>de</strong> slotsom te komen dat die er slecht <strong>voor</strong>ston<strong>de</strong>n. Orlando<br />

mocht dan veel betaald hebben, er waren natuurlijk bijkomen<strong>de</strong> kosten genoeg<br />

geweest. Het gat in <strong>de</strong> schatkist moest op <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re manier gedicht wor<strong>de</strong>n.<br />

Maar hoe? - Nu <strong>de</strong> relaties met Veen zo aangenaam hersteld waren, maakte <strong>Couperus</strong><br />

maar weer eens gebruik van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>, beproef<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>: hij zou proberen zijn<br />

uitgever tot een lening te bewegen. Nog geen twee weken na zijn verjaardag schreef<br />

hij hem uit München: 1 ‘De Herakles-proeven zal ik nu spoedig na zien. En dan wil<strong>de</strong><br />

ik je eens schrijven over een beroer<strong>de</strong> kwestie, maar ik trek toch maar <strong>de</strong> stoute<br />

schoenen aan. De kwestie is dat ik in Aug. ben “dans la purée complète”. En nu zoû<br />

ik je willen vragen of je mij ƒ1000,- zoû kunnen lenen, tegen een percent dat je kan<br />

vaststellen naar je eigen i<strong>de</strong>e. Bij Scheurleer zoû ik 6% betalen. Bij mijn vriend durf<br />

ik niet aan kloppen, want hij is al zoo charmant <strong>voor</strong> ons geweest en (on<strong>de</strong>r ons<br />

gezegd en gebleven) <strong>de</strong> Spaansche reis was een invitatie van hem, en die is het dus<br />

niet, die me helpt. Als je het dus niet kan doen, dan vraag ik maar aan Scheurleer.<br />

Nu zoû ik je als on<strong>de</strong>rpand er 4 bun<strong>de</strong>ltjes <strong>voor</strong> kunnen geven (allen: Bla<strong>de</strong>n Dagboek)<br />

die je wel niet happig zult zijn om da<strong>de</strong>lijk uittegeven maar na mijn dood hebben ze<br />

misschien weêr meer koopwaar<strong>de</strong>.<br />

Groote romans <strong>de</strong>nk ik werkelijk niet meer te schrijven; met Het Va<strong>de</strong>rland kom<br />

ik er wel al is het niet le Pérou, maar dit jaar hebben wij onverwachtsche beroerdhe<strong>de</strong>n<br />

gehad en ik heb het niet aan mijn vriend durven vertellen, want hij zoû me brommen<br />

en dan helpen, en dat wil ik niet. Nu wil<strong>de</strong> ik je dit vragen; als je niet <strong>de</strong> leening met<br />

me wilt sluiten, antwoord er dan met geen enkel woord op, dan begrijp ik het wel,<br />

want an<strong>de</strong>rs zoû mijn vrouw te weten komen, dat ik je er over geschreven had en zij<br />

zoû er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


450<br />

verdriet van hebben omdat zij al zoo een verdriet heeft, dat ik min<strong>de</strong>r verdien dan<br />

vroeger en tòch door moet werken: zij is er eigenlijk meer gekrenkt over dan mijn<br />

luchthartiger natuur het is.<br />

Ja, amice, trots al <strong>de</strong> “roem”, is het maar magertjes. Het is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat ik<br />

niet naar Holland kom; al mijn familie is, zoo niet schatrijk, vermogend en wij zijn<br />

maar <strong>de</strong> arme broodschrijvertjes.’<br />

<strong>Couperus</strong> moet het zelf een heel gênante geschie<strong>de</strong>nis hebben gevon<strong>de</strong>n, want<br />

on<strong>de</strong>r zijn handtekening schreef hij nog dit nota bene: ‘Verscheur je als je blieft mijn<br />

brieven: ze behoeven later, als ik nog beroem<strong>de</strong>r ben, niet te wor<strong>de</strong>n doorsnuffeld.’<br />

Veen, <strong>de</strong> zakenman, heeft dat gelukkig niet gedaan. <strong>Een</strong> dag of tien later zou hij<br />

positief op <strong>de</strong> brief reageren. Voorlopig was <strong>Couperus</strong> toen weer uit <strong>de</strong> zorgen. De<br />

bun<strong>de</strong>ltjes die hij als on<strong>de</strong>rpand wil<strong>de</strong> geven zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>eltjes Van en over<br />

alles en ie<strong>de</strong>reen wor<strong>de</strong>n. Dat hij geen grote roman meer wil<strong>de</strong> schrijven wekt enige<br />

verbazing, zo kort na <strong>de</strong> voltooiing van het volumineuze boek Herakles. Had het<br />

werken aan dat verhaal hem toch te veel tijd en inspanning naar zijn zin gekost?<br />

Dacht hij werkelijk nog niet aan De ongelukkige, <strong>de</strong> roman die <strong>de</strong> historie hem als<br />

het ware beloof<strong>de</strong> te dicteren zodra hij het maar over zijn hart kon krijgen Clio te<br />

bena<strong>de</strong>ren?<br />

Wat <strong>de</strong> onverwachte beroerdhe<strong>de</strong>n geweest kunnen zijn weten wij niet. Tenzij<br />

Elisabeth reeds eer<strong>de</strong>r dat jaar on<strong>de</strong>r doktershan<strong>de</strong>n is geweest. Dit zou verklaren<br />

waarom zij absoluut niets van <strong>de</strong> lening weten mocht: <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> haar misschien<br />

niet het gevoel geven dat zij het was geweest, die <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke financiële malaise had<br />

veroorzaakt. In september zou zij een zware operatie moeten on<strong>de</strong>rgaan. Zij was er<br />

overigens die zomer nog goed genoeg aan toe om ver<strong>de</strong>r te gaan met haar vertaling<br />

van Lydia, <strong>de</strong> roman van M.A. Humphry Ward die zij on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen had.<br />

Van zijn rustige verblijf in München, in het door twee Duitse dames gedreven<br />

pension Grebenau, maakte <strong>Couperus</strong> gebruik om allerlei i<strong>de</strong>eën die hij op reis had<br />

opgedaan uit te werken. Nog tot in <strong>de</strong>cember kregen <strong>de</strong> abonnees van Het Va<strong>de</strong>rland<br />

Spaanse feuilletons van hem te lezen, over <strong>de</strong> Alhambra, Ro<strong>de</strong>rik, <strong>de</strong> Cid, El Greco,<br />

Velasquez, Murillo: met Spanje had hij toch wel een kostbare bron aangeboord en<br />

hij profiteer<strong>de</strong> ruimschoots van wat hij gezien en gelezen had.<br />

Tussen het werk door bezocht hij soms een tentoonstelling. <strong>Een</strong>maal leid<strong>de</strong> dit tot<br />

een <strong>voor</strong> hem volstrekt <strong>de</strong>gouteren<strong>de</strong> ervaring. Begin juli<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


451<br />

begaf hij zich onverhoeds naar <strong>de</strong> bovenzaal van een Münchense markthal, om er te<br />

aanschouwen wat hij <strong>de</strong> gruwzaamste en afschuwelijkste ellen<strong>de</strong> noem<strong>de</strong> die hij ooit<br />

gezien had, erger dan slagers- en poeliersuitstallingen. Voor vijfentwintig pfennig<br />

kon men in twee ruimten een weerzinwekken<strong>de</strong> hoeveelheid in was nagebootste<br />

lichamelijke afwijkingen bekijken, clean en kil geëxposeerd in glazen vitrines. <strong>Een</strong><br />

Duitse professor gaf er <strong>de</strong> nodige(?) uitleg bij. <strong>Couperus</strong>, hoewel diep ontsteld,<br />

voeg<strong>de</strong> zich in <strong>de</strong> rij van schuifelen<strong>de</strong>, doodstille nieuwsgierigen, on<strong>de</strong>r wie hem<br />

<strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ontzette dienstmeisjes opvielen. Hij noemt het woord niet, maar uit zijn<br />

verslag blijkt overdui<strong>de</strong>lijk dat hij er <strong>voor</strong>namelijk alle <strong>de</strong>nkbare vormen en gevolgen<br />

van geslachtsziekten te verwerken kreeg: alles wat <strong>de</strong> ‘afschuwelijke Vampyr, die<br />

God dùld<strong>de</strong> over <strong>de</strong> Menschheid’ wist te bewerken. 2<br />

Om zich heen meen<strong>de</strong> hij ou<strong>de</strong> mannen te zien ‘die hàd<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n beet van<br />

het monster en waren ontsnapt’, en jonge mannen ‘die het monster had in zijne<br />

klauwen en die waren komen zien hoe, zoo zij niet waakten, hunne nog schijnbare<br />

bloei kon verwor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> afzichtelijke Ziekte, die erger is dan <strong>de</strong> Dood’. Behalve<br />

<strong>de</strong> ontzetting <strong>de</strong>r dienstmeisjes grepen hem ook <strong>de</strong> huiveringen aan die hij bij<br />

zestienjarigen meen<strong>de</strong> te bespeuren: ‘éen liep er naast mij, en toen zijn trillen<strong>de</strong> hand<br />

in het dringen mijn hand beroer<strong>de</strong>, voel<strong>de</strong> ik die ijskoud’. <strong>Een</strong> immens me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> mensheid doorvoer hem. <strong>Couperus</strong> vond het moeilijk te verwerken dat God<br />

en Go<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke afgrijselijkhe<strong>de</strong>n toeston<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> vaas met mooie rozen in zijn<br />

pension bracht hem er weer overheen. - De beschrijving van <strong>de</strong>ze ervaring is hierom<br />

van belang, omdat er uit blijkt dat <strong>Couperus</strong> er niet bepaald <strong>de</strong> man naar was om ooit<br />

welke seksuele risico's ook te willen lopen. Zijn netheid en haast overdreven pijnlijke<br />

behoefte aan reinheid strekten zich in <strong>de</strong> allereerste plaats uit tot zijn eigen lichaam,<br />

dat hij met maag<strong>de</strong>lijke nauwgezetheid placht te verzorgen. Narcissus wil<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

ongeschon<strong>de</strong>n bloem blijven die hij in wezen altijd was geweest.<br />

Met heel wat meer genoegen zag hij <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Elf<strong>de</strong> Internationale, een<br />

expositie in het Glaspalast die hij eerst alleen ging bekijken, en later nog eens met<br />

vriend ‘Jan’. 3 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t was blijkbaar <strong>voor</strong> zijn eigen courant eveneens<br />

naar München overgekomen. De Ne<strong>de</strong>rlandse zalen in het bijzon<strong>de</strong>r trokken <strong>Couperus</strong><br />

aan. Acht apostelkoppen en een Christuskop van Jan Toorop boei<strong>de</strong>n hem - hij vond<br />

dat Bartholomeus op Jan leek -, hij genoot van Edzard Koning, Bauer, Dake, Wiggers<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


452<br />

en vele an<strong>de</strong>ren. Evenals op <strong>de</strong> Esposizione van 1911 in Rome voel<strong>de</strong> hij zich het<br />

meest thuis bij <strong>de</strong> rustige, <strong>voor</strong>al niet experimenteren<strong>de</strong>, laat staan zich tourmenteren<strong>de</strong><br />

kunstvormen van zijn eigen tijd. Frans impressionisme, Duits expressionisme, hij<br />

moest er niets van hebben, en <strong>voor</strong>al ook het kubisme was hem een ware gruwel.<br />

Het liefst verwijl<strong>de</strong> hij bij <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> Haagse School. ‘Ik geloof’, schreef<br />

hij in Onschuldig genoegen, 4 ‘dat <strong>de</strong> mensch veel te gecompliceerd is gewor<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne tij<strong>de</strong>n en veel te veel behoefte heeft aan gecompliceer<strong>de</strong><br />

genoegens, aan fyzieke en moreele uitspattingen als daar zijn: Wagner-Fest-Spiele,<br />

hadschisch-cigaretten, opium, cubistische tentoonstellingen en an<strong>de</strong>re ver<strong>de</strong>rfelijke<br />

“Genuszmittel” meer... Wat moet daar nu het ein<strong>de</strong> van zijn? Wanneer staat er eens<br />

iemand op om tegen die overbeschaving en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie te preêken?’ - Liever dan in<br />

het stof te knielen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kubisten ging hij in <strong>de</strong> Hofgarten 's morgens om elf uur<br />

<strong>de</strong> vogels voe<strong>de</strong>ren. Van zijn pensionontbijt nam hij daartoe wat broodjes mee, of<br />

hij kocht een zakje pijnappelpitten <strong>voor</strong> wat hij noem<strong>de</strong> zijn eigen mussen en duiven.<br />

<strong>Couperus</strong> werd ou<strong>de</strong>r. En hij wist het.<br />

Hoewel hij op 18 augustus zijn uitgever liet weten dat hij nog maar twee weken<br />

in München zou blijven, 5 kwam ook zijn eerstvolgen<strong>de</strong>, 27 september gedateer<strong>de</strong><br />

brief daar nog vandaan. De inhoud ervan gaf tevens <strong>de</strong> verklaring: 6 ‘Mijn arme vrouw<br />

heeft een zware operatie on<strong>de</strong>rgaan (alweêr), is nu beteren<strong>de</strong>. Volgen<strong>de</strong> maand gaan<br />

wij naar Italië, als zij reizen kan. Hier is het al winter.’ Elisabeth was toen zesenveertig<br />

jaar oud. <strong>Een</strong> gynaecologische ingreep lijkt het meest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen, hoewel<br />

daar geen zekerheid over bestaat.<br />

Terwijl zij in het ziekenhuis lag, verscheen Herakles. <strong>Couperus</strong> vertelt hierover: 7<br />

‘Ik heb mijn zooveelste me<strong>de</strong> gebracht naar mijn Zieke. Zij ligt ver van mij en aan<br />

haar ziekbed zijn vaak bezig éen Hofrat-chirurg, drie doktoren, éen Oberschwester<br />

en ik weet niet hoevele an<strong>de</strong>re Schmester... Mijn arme Zieke, ja, zij hebben haar van<br />

<strong>de</strong>n dood gered en zij ligt nu wel eens alleen, op haar witte bed, met haar bleek<br />

gezichtje, dat is als van een jong meisje gewor<strong>de</strong>n tusschen haar blon<strong>de</strong> haar, dat <strong>de</strong><br />

Schwester heeft gevlochten in twee Duitsche vlechten, die zoetjes haar hoofd<br />

omkransen en haar zóo jong maken, net een Duitsch kindje. Wij hebben roo<strong>de</strong> rozen<br />

gezet bij haar bed en op haar tafel en zij lacht mij weêr toe, als ik binnen kom. En<br />

ik toon haar mijn zooveelste en ik zeg: - Hier is Herakles...’<br />

Overigens was <strong>Couperus</strong> woe<strong>de</strong>nd over <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n waar zijn uitgever<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


453<br />

<strong>de</strong> twee <strong>de</strong>len in gestoken had. Veen was op het in<strong>de</strong>rdaad onzinnige i<strong>de</strong>e gekomen<br />

<strong>de</strong> oorspronkelijke band van Majesteit nog eens opnieuw te gebruiken. Kroon, scepter,<br />

rijksappel en zwaard had<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rtijd natuurlijk hun met <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />

koningsroman overeenkomen<strong>de</strong> functie gehad. Bij Herakles <strong>de</strong>toneer<strong>de</strong> dit alles<br />

volkomen, en het is te begrijpen dat <strong>Couperus</strong> het boek wegslinger<strong>de</strong> en het nariep:<br />

waarom zie je er zo gek uit? In Mijn zooveelste som<strong>de</strong> hij al zijn grieven op. Tot<br />

overmaat van ramp had Veen het boek ook nog <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel, of liever kwalificatie,<br />

‘roman in twee <strong>de</strong>elen’ meegegeven, en dat maakte <strong>de</strong> maat helemaal vol. <strong>Couperus</strong><br />

begreep heel goed dat dit het boek verkoopbaar<strong>de</strong>r moest maken. Maar hij vond het<br />

monstrueus. Naar zijn mening had er dan nog beter kunnen staan: ‘mythologische<br />

roman’. Bij herhaling ging hij er namelijk prat op dat hij dit genre zelf had<br />

uitgevon<strong>de</strong>n.<br />

Het állerergste heeft hij merkwaardig genoeg aanvankelijk nog over het hoofd<br />

gezien: als titel op <strong>de</strong> band staat per abuis Herackles gespeld. Blind van woe<strong>de</strong>?<br />

Nooit eer<strong>de</strong>r of later heeft hij Veen bespot in een feuilleton dat zijn razernij openbaar<br />

maakte. Veen reageer<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk, en, het moet gezegd wor<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong> wijze van<br />

een gentleman. <strong>Couperus</strong>' aanklacht had nog niet in Het Va<strong>de</strong>rland gestaan of zijn<br />

uitgever zond hem het boek in één <strong>de</strong>el ten geschenke, gebon<strong>de</strong>n in een prachtige<br />

perkamenten band.<br />

Die eerste oktoberdagen - <strong>Couperus</strong> en Elisabeth waren nog steeds in München -<br />

ston<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r een slecht gesternte. Op <strong>de</strong> laatste dag van september maakte in Den<br />

Haag jhr. Johan Ram een eind aan zijn leven, door zich een kogel door het hoofd te<br />

schieten. 8 Vier dagen later werd hij op Oud Eik en Duinen begraven. Ram is nog<br />

geen tweeënvijftig jaar oud gewor<strong>de</strong>n. Het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad <strong>de</strong>el<strong>de</strong> zijn lezers<br />

mee: 9 ‘Aan <strong>de</strong> groeve wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gaven van hoofd en hart op roeren<strong>de</strong>, aandoenlijke<br />

wijze geschetst, eerst door <strong>de</strong>n vaandrig <strong>de</strong>r artillerie baron Van Lyn<strong>de</strong>n en later<br />

door diens va<strong>de</strong>r, die bei<strong>de</strong>n gewaag<strong>de</strong>n van het droevig lij<strong>de</strong>n, dat jhr. Ram <strong>voor</strong><br />

zijn omgeving altijd achter een vrien<strong>de</strong>lijken glimlach wist verborgen te hou<strong>de</strong>n.’<br />

Rams zwaarmoedigheid, vermeld door ie<strong>de</strong>reen die hem gekend had, heeft zich<br />

ter elf<strong>de</strong>r ure tegen hem gekeerd. Daarmee volg<strong>de</strong> hij Gerrit van Lowe uit De boeken<br />

<strong>de</strong>r kleine zielen (Zielenschemering), <strong>voor</strong> wie hij mo<strong>de</strong>l heeft gestaan, op <strong>de</strong> voet.<br />

<strong>Couperus</strong>' reactie op zijn tragische dood is niet bekend. Hij moet het bericht wel snel<br />

ontvangen hebben, misschien<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


454<br />

van zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Deze was, evenals een van zijn zoons, lid van <strong>de</strong><br />

op 19 oktober 1907 opgerichte Ne<strong>de</strong>rlandsche Vereeniging <strong>voor</strong> Luchtvaart. Ram<br />

is daar aanvankelijk secretaris van geweest, waarna hij tot zijn dood toe zitting heeft<br />

gehad in verschillen<strong>de</strong> sub-commissies van <strong>de</strong>ze vereniging. 10 Over <strong>de</strong> relatie tussen<br />

Ram en jhr. dr. J.A. Schorer - dit terzij<strong>de</strong> -, die in 1911 <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

organisatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> emancipatie van homoseksuelen oprichtte, is weinig bekend. Op<br />

<strong>de</strong> begrafenis waren volgens Rams vriend L.W.J.K. Thomson vele an<strong>de</strong>re goe<strong>de</strong><br />

kennissen van Ram aanwezig, ‘machtig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk,’ zei hij, 11 ‘van zijn<br />

heengaan. Want wij allen gevoel<strong>de</strong>n het diep op dat oogenblik wàt hij <strong>voor</strong> ons was.<br />

Hoe tril<strong>de</strong> het in ons als zijn ou<strong>de</strong> vriend Van Lyn<strong>de</strong>n dat zoo eenvoudigjuist schetste.<br />

Every inch a gentleman. Dàt was Ram. Zon<strong>de</strong>r eigenbaat, nooit zichzelf zoekend,<br />

altijd volkomen oprecht, volkomen rechtvaardig. Hij heeft bitter gele<strong>de</strong>n - hij had<br />

het zoo an<strong>de</strong>rs verdiend.’<br />

Aan het eind van zijn 15 oktober gedateer<strong>de</strong> brief aan Veen <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever ten overvloe<strong>de</strong> nogmaals mee: 12 ‘Finantieel lig ik weêr, om <strong>de</strong> zeer dure<br />

operatie van mijn vrouw plat. Maar wees niet bang: ik kom niet bij je daàrom en zal<br />

het wel bolwerken. Mijn familie was erg lief en heeft mij willen helpen, maar ik was<br />

te trotsch. Toch was het heél aardig van hen. Ja, amice, wij blijven <strong>de</strong> arme krekels,<br />

die maar zingen zoo lang <strong>de</strong> zomer duurt. Adieu, nijvere mier, beste groeten ook aan<br />

je vrouw.’ - Tevens schreef hij hem dat hij 27 oktober naar Florence terug zou keren.<br />

Nog in München kreeg hij een brief van E.d'Oliveira, die <strong>voor</strong> een artikel allerlei<br />

gegevens wil<strong>de</strong> hebben. In zijn nogal ontwijkend gesteld antwoord beweer<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>: 13 Werkelijk, ik heb over <strong>de</strong> meeste dingen die u mij vraagt nooit nagedacht;<br />

eigenlijk <strong>de</strong>nk ik nooit na en laat ik mij leven volgens mijn gevoelens, want ik geloof<br />

dat ik meer voel dan <strong>de</strong>nk. Welnu, hoe zal ik dan hierover uitwei<strong>de</strong>n?’ D'Oliveira<br />

wil<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>voor</strong>al over feitelijkhe<strong>de</strong>n beschikken. Maar <strong>Couperus</strong>, die<br />

vrijwel nooit interviews toestond en zich dan ook nog op <strong>de</strong> vlakte placht te hou<strong>de</strong>n,<br />

wimpel<strong>de</strong> dit af met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘U vindt alles, wat misschien licht kan ontsteken<br />

over mijn persoonlijkheid, in mijn boeken, te meer omdat ik mij in die boeken<br />

eigenlijk geheel geef als ik ben en dus, zoo u ze aandachtig leest, mijn eigen analyse<br />

daar vindt en dan in een kunstvoller<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


455<br />

en eigenaardiger wijze dan ik u nog zou kunnen geven, in brief of zelfs in interview.<br />

Ik zou u dus willen verzoeken, zoo u over mij schrijven wilt, lees mij over, want<br />

ik ben ij<strong>de</strong>l genoeg te <strong>de</strong>nken, dat u mij reeds gelezen heeft. En vindt u dat overlezen<br />

een “mer à boire”, dan zou ik u willen ra<strong>de</strong>n, begin met te lezen mijn feuilletons in<br />

het “Va<strong>de</strong>rland” - reeds in enkele bun<strong>de</strong>ls uitgegeven - en zoek daarna in mijn romans<br />

<strong>de</strong>n auteur die er zich toch zoo weinig verbergt. Ik ben overtuigd dat u mij vin<strong>de</strong>n<br />

zult.’ D'Oliveira schoot daar uiteraard even veel of weinig mee op als <strong>Couperus</strong>'<br />

latere biografen. 14 De ‘kunstvolle en eigenaardige wijze’ waarop <strong>Couperus</strong> zich placht<br />

uit te drukken stel<strong>de</strong> nu eenmaal zijn problemen.<br />

Terug in het pension Rochat - waar <strong>de</strong> markies Niccolini intussen gestorven was;<br />

<strong>de</strong> markiezin bleef echter in het Palazzo wonen - ontving <strong>Couperus</strong> van zijn uitgever<br />

het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht, waar hij wel tevre<strong>de</strong>n<br />

over was. Elisabeth maakte het veel beter. Tussen alle bedrijven door werkte zij weer<br />

ver<strong>de</strong>r aan haar vertaling van Lydia, die het ein<strong>de</strong> na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> zelf voltooi<strong>de</strong><br />

zijn laatste Spaanse feuilletons <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland. In <strong>de</strong>cember <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij zijn<br />

lezers me<strong>de</strong> dat hij best ook nog over <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n Cadiz en Zaragoza, of over <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />

Goya zou kunnen schrijven, maar dat hij Spanje nu ver<strong>de</strong>r liever maar liet <strong>voor</strong> wat<br />

het was: 15 ‘een land, dat ik reeds meer dan zes maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n verliet zon<strong>de</strong>r héel<br />

veel treurenis. Blij Spanje te hebben gezien, voel ik geen nostalgie naar Spanje en<br />

<strong>de</strong>nk ik er niet weêr te keeren, al spijt het mij om het Prado.’ Dit museum, had hij<br />

wel tien keer of meer bezocht. Maar hij leg<strong>de</strong> zich daar bij neer: ook het Rijksmuseum<br />

in Amsterdam ken<strong>de</strong> hij maar een klein beetje, zo biechtte hij op...<br />

<strong>Een</strong> ontmoeting met Wagen<strong>voor</strong>t, die juist bezig was Florence te verlaten, en een<br />

opmerking van Franse kennissen die <strong>de</strong> stad een ‘sale petit trou’ had<strong>de</strong>n genoemd,<br />

maakten dat <strong>Couperus</strong> zich zelf langzamerhand moest bekennen een beetje uitgekeken<br />

te raken op <strong>de</strong> Amostad. Er kwamen steeds meer auto's. Ook dat was hin<strong>de</strong>rlijk. De<br />

winters waren er eigenlijk nogal kil, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zon van Nice, maar met in <strong>de</strong> plaats<br />

daarvan nevels die iemand melancholiek maakten. Theedrinken in het Grand-Hôtel,<br />

wat hij vroeger zo graag gedaan had, begon ook al zijn bekoring <strong>voor</strong> hem te verliezen,<br />

zelfs al wer<strong>de</strong>n daar tegenwoordig tango's gedanst. Na München trof het <strong>Couperus</strong><br />

dat Florence werkelijk iets van een sterven<strong>de</strong> stad had. Hij vond het navrant dit te<br />

moeten constateren.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


456<br />

Toch bleek hij zich enigszins te vergissen. Terzelf<strong>de</strong>rtijd ont<strong>de</strong>kte hij ineens dat er<br />

zich in Italië, en ook in Florence, een beweging begon te manifesteren die zich op<br />

een nieuwe, vitale toekomst richtte: het - overigens al uit februari 1909 dateren<strong>de</strong> -<br />

futurisme. Er zou zelfs een tentoonstelling van futuristische schil<strong>de</strong>rs geopend wor<strong>de</strong>n,<br />

met namen als Gino Severini, Boccioni, Carlo Carrà. 16 In <strong>de</strong> Nuovo Giornale las hij<br />

dat in het Teatro Verdi, ‘waar wij zoo gaarne boven, op <strong>de</strong>n engelenbak, <strong>de</strong>n Trovatore<br />

gaan hooren - een lezing zoû gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, eene uiteenzetting van principes<br />

door <strong>de</strong> Futuristische groep <strong>de</strong>r poëten, Marinetti aan het hoofd...’ Dit alles intrigeer<strong>de</strong><br />

hem genoeg om er naar toe te gaan. Filippo Tommaso Marinetti was toen<br />

zevenen<strong>de</strong>rtig jaar oud. Of <strong>Couperus</strong> van het bestaan van diens toen al verschenen<br />

roman Mafarca il futurista of van het Manifesto tecnico <strong>de</strong>lla letteratura futurista<br />

afwist, mag betwijfeld wor<strong>de</strong>n. Wel drong het spoedig tot hem door dat het hier om<br />

iets belangrijks ging.<br />

De bijeenkomst die <strong>Couperus</strong> bijgewoond en beschreven heeft is waarschijnlijk<br />

die van 12 <strong>de</strong>cember geweest. 17 Deze volg<strong>de</strong> op een manifestatie die op 21 februari<br />

van dat jaar te Rome in het Teatro Costanzi had plaatsgevon<strong>de</strong>n, bij welke gelegenheid<br />

Giovanni Papini, die er naast Marinetti was opgetre<strong>de</strong>n, zich niet had ontzien het<br />

toen nog nieuwe, pompeuze monument <strong>voor</strong> Vittorio Emanuele een pisciatoio di<br />

lusso te noemen en Rome zelf uit te schel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een mantenuta. Het was er heet<br />

toegegaan. 18 Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> die avond in het Teatro Verdi een enorme<br />

politiemacht op <strong>de</strong> been vond.<br />

Het bleek dat dit ook wel nodig was, daar het behou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Florentijnse publiek,<br />

door <strong>Couperus</strong> in navolging van <strong>de</strong> futuristen zelf passatisten genoemd - mensen die<br />

omkeken in plaats van uit te zien naar <strong>de</strong> toekomst - zich frontaal tegen <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>mannen van die toekomst keer<strong>de</strong>. Marinetti, Papini en hun me<strong>de</strong>stan<strong>de</strong>rs kon<strong>de</strong>n<br />

zich ternauwernood verstaanbaar maken, wer<strong>de</strong>n bekogeld met aardappelen,<br />

bloemkolen, sinaasappelen en honing (!) en had<strong>de</strong>n enige moeilijke uren. Hoewel<br />

<strong>Couperus</strong> zelf even overtuigd passatist was als het overgrote <strong>de</strong>el van het publiek 19<br />

- ‘ik zal passatist sterven’ - had hij op zijn manier toch bewon<strong>de</strong>ring en sympathie<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> jonge futuristen: ‘O, <strong>de</strong> dappere zeven, acht Toekomstministers! Géen woord<br />

van hunne re<strong>de</strong>voeringen, gedichten en imprecaties was te hooren. Maar zij, zij<br />

gingen dóor door het pan<strong>de</strong>moniesch geweld. En zij waren te bewon<strong>de</strong>ren om hun<br />

moed, om hun vol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


457<br />

harding, ook om hunne oprèchtheid. Marinetti werd gewond aan zijn oog met een<br />

projectiel, aardappel of rotte ui. Het <strong>de</strong>ed er niet toe: hij ging door.’<br />

Voor het eerst realiseer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dat er in Italië iets aan <strong>de</strong> hand was. Hij<br />

begreep dat het om een interessante beweging moest gaan, en hij kocht het door<br />

Papini en Soffici geredigeer<strong>de</strong> tijdschrift Lacerba. Zo kwam hij te weten dat <strong>de</strong><br />

futuristen zich niet alleen druk maakten om een nieuwe schil<strong>de</strong>r- en beeldhouwkunst,<br />

maar dat zij zich ook politiek wil<strong>de</strong>n vernieuwen. Zij waren <strong>voor</strong> Libië en tegen het<br />

socialisme. Zij waren nationalistisch en kantten zich tegen <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen in Italië,<br />

door Papini transalpijnse apen genoemd. Florence <strong>voor</strong>al moest opgestoten wor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> vaart <strong>de</strong>r volkeren en ophou<strong>de</strong>n alleen maar een groot museum te zijn. Te veel<br />

eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kunst verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ontplooiing van een gezon<strong>de</strong> nieuwe.<br />

<strong>Een</strong> merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie was dat in diezelf<strong>de</strong> dagen <strong>de</strong> uit het Louvre<br />

gestolen Mona Lisa van Leonardo da Vinci in een Florentijns hotelletje werd<br />

teruggevon<strong>de</strong>n. Men exposeer<strong>de</strong> het onbeschadig<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rij in <strong>de</strong> Uffizi waar het<br />

enorme belangstelling trok, en <strong>Couperus</strong> ging het zien op <strong>de</strong> middag, <strong>voor</strong>afgaand<br />

aan <strong>de</strong> futuristische avond in het Teatro Verdi. Het van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang gered<strong>de</strong><br />

meesterwerk maakte diepe indruk op hem: eens te meer begreep hij dat hij, ondanks<br />

een zekere instemming met het streven van <strong>de</strong> jeugdige revolutionairen - hij herinner<strong>de</strong><br />

zich <strong>de</strong> Tachtigers, zegt hij, niet geheel zon<strong>de</strong>r hypocrisie - zelf altijd het ou<strong>de</strong> zou<br />

verkiezen boven het nieuwe. Evenals Ouida een generatie eer<strong>de</strong>r, die Florence had<br />

verlaten toen men het ou<strong>de</strong> getto had afgebroken, zou hij op zijn beurt het verle<strong>de</strong>n<br />

kiezen en het blijven ver<strong>de</strong>digen tegen een niets goeds <strong>voor</strong>spellen<strong>de</strong><br />

toekomstwaanzin. Liever renaissance dan kubisme, liever <strong>de</strong> Haagse School dan <strong>de</strong><br />

Franse impressionisten. En wat <strong>de</strong> gepredikte haat tegen <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen betreft,<br />

daar stond hij al zéér sceptisch tegenover. Hij voel<strong>de</strong> zich persoonlijk gegrepen.<br />

Overigens meen<strong>de</strong> hij opgemerkt te hebben dat <strong>de</strong>ze haat zich niet alleen bij <strong>de</strong><br />

futuristen ontwikkel<strong>de</strong> maar een vrij algemeen verschijnsel aan het wor<strong>de</strong>n was. 20<br />

Twintig jaar eer<strong>de</strong>r had <strong>de</strong> jonge Italiaanse staat <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen nog nodig gehad.<br />

Sindsdien had Italië zich echter in positieve zin ontplooid, was veel zelfstandiger<br />

gewor<strong>de</strong>n en had <strong>de</strong>ze toeristen, <strong>voor</strong> wie men geacht werd te buigen en zich<br />

dienstbaar te betonen, niet langer nodig. Volgens sommigen althans. <strong>Couperus</strong> had<br />

daarnaast<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


458<br />

echter nog iets an<strong>de</strong>rs opgemerkt: diezelf<strong>de</strong> toeristen kwamen uit eigener beweging<br />

allang niet meer in zo grote hor<strong>de</strong>n opzetten: veel liever reis<strong>de</strong>n zij tegenwoordig<br />

naar Egypte en Japan, lan<strong>de</strong>n die bezig waren snel aan populariteit te winnen. Daarmee<br />

zou het hele vreem<strong>de</strong>lingenprobleem in Italië zichzelf oplossen, langs <strong>de</strong> altijd te<br />

prefereren lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Alleen <strong>de</strong> echte liefhebbers zou<strong>de</strong>n blijven<br />

komen. Wie zou tegen die mensen bezwaar willen maken? - En wat Florence als<br />

museumstad betreft, waarom mocht dat niet? Men kon <strong>de</strong>sgewenst toch tussen<br />

Florence en Fiesole een nieuwe stad bouwen, zo mo<strong>de</strong>rn en futuristisch als men maar<br />

wil<strong>de</strong>? Marinetti heette zeer vermogend te zijn: waarom kocht die daar dan niet <strong>de</strong><br />

nodige terreinen op? Zo eenvoudig was dat!<br />

<strong>Couperus</strong> schreef <strong>de</strong>ze overwegingen met veel overleg. Hij wist kennelijk wat hij<br />

zei en zal over <strong>de</strong> problemen vermoe<strong>de</strong>lijk wel met zijn Florentijnse vrien<strong>de</strong>n van<br />

gedachten hebben gewisseld. Weinig kon hij <strong>voor</strong>zien dat <strong>de</strong> theorieën van bei<strong>de</strong><br />

partijen, futuristen en passatisten, <strong>voor</strong>lopig niets dan theorieën zou<strong>de</strong>n blijven.<br />

Onnodige opwinding: heel Europa, ook Italië, stond aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>avond van <strong>de</strong> eerste<br />

wereldoorlog. Dat er een nieuwe kunst zou komen, stond <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> vast. Intuïtief<br />

wist hij echter tevens met grote zekerheid dat niemand daar bang <strong>voor</strong> hoef<strong>de</strong> te<br />

zijn: 21 ‘Het Futurisme zal overwinnen: ik ben overtuigd, dat er eene perio<strong>de</strong> zal<br />

komen, waarin an<strong>de</strong>rs gedicht, geschil<strong>de</strong>rd, gemuziceerd, gepolitizeerd, geléefd zal<br />

wor<strong>de</strong>n dan in onze dagen. Maar zoodra het Futurisme gezegevierd hebben zal, zal<br />

er iets onver<strong>de</strong>lgbaar menschelijks weêr op bloeien als een veldje vergeet-mij-niet<br />

tusschen al <strong>de</strong> aangekweekte futuristische bloemen, en dat onver<strong>de</strong>lgbaar menschelijke<br />

zal blijken te zijn het Sentimentalisme... Al zoû het alleen maar zijn het<br />

Sentimentalisme <strong>de</strong>r dàn oud gewor<strong>de</strong>n Futuristen, die terug zullen blikken op <strong>de</strong>n<br />

nu zoo fellen strijd hunner jeugdige jaren...’ - Het zou ermee gaan als met <strong>de</strong> eertijds<br />

zo opstandige Van Deyssel en Gorter, zo <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij ook mee. Het enige wat altijd<br />

weer zegevier<strong>de</strong>, boven alles wat zich als nieuw aandien<strong>de</strong>, was <strong>de</strong> schoonheid.<br />

Dat zijn recente ervaringen toch <strong>de</strong> nodige indruk op hem gemaakt hebben, bewijst<br />

het feit dat hij kort daarna, in januari 1914, Papini's meest geruchtmaken<strong>de</strong>, twee<br />

jaar eer<strong>de</strong>r verschenen boek Un uomo finito is gaan lezen. 22 De lectuur ervan <strong>de</strong>ed<br />

hem <strong>de</strong> schellen van <strong>de</strong> ogen vallen: sinds 1903 was er in Florence een jonge beweging<br />

op gang gekomen, volgens hem vergelijkbaar met die <strong>de</strong>r Tachtigers twintig jaar<br />

eer<strong>de</strong>r, terwijl hij er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


459<br />

niets van gemerkt had! Wat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn schrijversleven zel<strong>de</strong>n heeft<br />

gedaan, <strong>de</strong>ed hij nu, namelijk een heel feuilleton wij<strong>de</strong>n aan Papini's meesterwerk,<br />

dat hij een prachtig boek noem<strong>de</strong>, zelfs een bijna volmaakt boek. Volgens hem had<br />

het universele waar<strong>de</strong> omdat hij er in meen<strong>de</strong> te herkennen 23 ‘het beeld-in-woor<strong>de</strong>n<br />

van ie<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn jong dichter, <strong>de</strong>nker en schrijver, niet alleen in Italië, maar in geheel<br />

Europa’.<br />

Ongetwijfeld herken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> er veel van zichzelf in, van zijn eigen literair<br />

enthousiasme zoals hij dat omstreeks zijn twintigste levensjaar beleefd had, en later<br />

in Metamorfoze had beschreven in ‘Het Boek van Torquato Tasso’. In Un uomo finito<br />

vertelt Papini uitvoerig over zijn eenzame jeugd. <strong>Couperus</strong> kon zich daar goed mee<br />

vereenzelvigen: 24 ‘De hoofdstukken, waarin Papini van zijn droeve kin<strong>de</strong>rjaren vertelt,<br />

van zijn grauw pessimisme [...] en van zijn alles-willen-bereiken zijn het mooiste,<br />

dat ooit geschreven is door een ein<strong>de</strong>lijk ièts bereikt hebbend en <strong>de</strong>nkend mensch<br />

met een terugblik naar <strong>de</strong> eerste jeugd.’ De teleurstellingen en ‘inkrimpingen <strong>de</strong>r<br />

illuzie’, <strong>de</strong> mislukkingen en gele<strong>de</strong>n ne<strong>de</strong>rlagen, dit alles had <strong>Couperus</strong> op zijn manier<br />

precies zo ervaren. Aan Tachtig herinner<strong>de</strong> hem ook het door Papini in 1903<br />

opgerichte tijdschrift Leonardo, zo sterk zelfs dat hij begon te spreken van<br />

‘Italiaansche Tachtigers’ die, zoals <strong>de</strong> Amsterdammers graag waren samengekomen<br />

in café Mast op het Rembrandtsplein, in Florence hun geestdriftige gesprekken<br />

gevoerd had<strong>de</strong>n café Reininghaus, dat <strong>voor</strong>al bekendheid genoot door <strong>de</strong> in<br />

scharlakenrood gekle<strong>de</strong> kelners. 25<br />

Tenslotte ging <strong>Couperus</strong> zelfs zo ver dat hij Papini vergeleek met... Van Deyssel.<br />

Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n: 26 ‘Zijne ruwe, onbehagelijke woor<strong>de</strong>n, zijn vierkant proza, zijn<br />

warsheid van àlle zoeking naar het bevallige, zijn zeker nièt die van <strong>de</strong>n zoeker, die<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bemin<strong>de</strong> om henzelve. Maar zijn virile, booze blik, zijn hevig<br />

gepassioneerd gebaar, zijn doortrillen<strong>de</strong> barytonale stem hebben een overweldigen<strong>de</strong><br />

bekoring en Un nomo finito is <strong>de</strong> zwaar krachtige, forsch mannelijke roep van een<br />

levend, een hèftig levend man, die <strong>de</strong> Toekomst <strong>voor</strong> zich ziet open wijken en zich<br />

ten nieuwen strijd gordt, trots àlle ne<strong>de</strong>rlagen van het Verle<strong>de</strong>n.’ Dit is wel een heel<br />

curieuze motivering. Er volgt namelijk uit dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> grond van zijn hart,<br />

ondanks zijn afkeer van <strong>de</strong> man, nog gezwegen van <strong>de</strong> persoonlijke kwetsuren die<br />

hij zelf had opgelopen door diens bejegening, altijd een heimelijke, diepe bewon<strong>de</strong>ring<br />

<strong>voor</strong> Van Deyssel moet hebben gekoesterd. Er schuilt een grote ironie in dat <strong>de</strong>ze<br />

bewon<strong>de</strong>ring,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


460<br />

zo is ons nu bekend, we<strong>de</strong>rzijds was. <strong>Couperus</strong> noch Van Deyssel hebben dat toen<br />

van elkaar beseft. Hun toena<strong>de</strong>ring zou nog tien jaren op zich laten wachten en eerst<br />

zes weken <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' dood min of meer bekrachtigd wor<strong>de</strong>n.<br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t was in <strong>de</strong>ze tijd ook weer in Florence terug. Hij ken<strong>de</strong> Papini,<br />

en toen hij vernomen had van <strong>Couperus</strong>' plotselinge enthousiasme <strong>voor</strong> Un nomo<br />

finito, vatte hij het plan op <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers aan elkaar <strong>voor</strong> te stellen. 27 De<br />

ontmoeting moest plaatsvin<strong>de</strong>n in het café Gilli of op het trottoir daarbuiten, door<br />

<strong>Couperus</strong> el<strong>de</strong>rs aangeduid als <strong>de</strong> conversatiestoep van advocaten, officieren en<br />

notabelen. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze kennismaking kort beschreven. Ook Wagen<strong>voor</strong>t<br />

kon zich die later nog heel goed herinneren, hij was er kennelijk trots op dit zo te<br />

hebben kunnen arrangeren. Dat het toch een wat vreem<strong>de</strong> confrontatie is gewor<strong>de</strong>n<br />

komt misschien <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el doordat <strong>Couperus</strong>, achttien jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> Italiaan,<br />

een zekere patroniseren<strong>de</strong> houding aannam waar Papini niet goed raad mee geweten<br />

kan hebben. Deze zag er helemaal niet uit als een weerwolf die naar alle<br />

vreem<strong>de</strong>lingen beet, zo stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> om te beginnen vast, en hij was ook min<strong>de</strong>r<br />

lelijk dan men zou verwachten: ‘Hij is klein, een beetje bleek, even schuchter, een<br />

tikje verlegen en zijn krulharen, waarop hij trotsch is, krinkelen langs <strong>de</strong>n rand van<br />

zijn hoed. Ik heb hem gezegd, dat ik zijn boek zoo mooi vond en hem zoo sympathiek<br />

vond, al woû hij mij in <strong>de</strong> Arno smijten. Toen heeft hij even bleekjes geglimlacht.<br />

Hij heeft niet veel gezegd, maar wat hij zei<strong>de</strong>, zei<strong>de</strong> hij met een zachte stem.’<br />

<strong>Couperus</strong> vond ver<strong>de</strong>r dat Papini een noor<strong>de</strong>lijke ziel had, en stel<strong>de</strong> vast: 28 ‘Hij is<br />

<strong>voor</strong> mij niet Italiaansch maar toch wel sympathiek. Ik zei<strong>de</strong> hem, dat hoewel ik<br />

geheel van hem verschil<strong>de</strong>, ik toch iets broe<strong>de</strong>rlijks in hem gevon<strong>de</strong>n had, toen ik<br />

zijn boek las... En toen heeft hij weêr bleekjes geglimlacht.’ Wat heeft van zijn kant<br />

Papini van <strong>Couperus</strong> gevon<strong>de</strong>n? Wij weten het niet, hij schijnt zich bij het on<strong>de</strong>rhoud<br />

nogal terughou<strong>de</strong>nd te hebben gedragen en heeft in <strong>de</strong> charmante Hagenaar misschien<br />

toch iets te veel een transalpijnse aap gezien. ‘Hoewel hij even verlegen is, bijna<br />

schuchter, heeft hij toch iets trotsch,’ stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> tenslotte vast, om <strong>de</strong>sondanks<br />

royaal te on<strong>de</strong>rstrepen: ‘Ik geloof, dat hij, op dit oogenblik, <strong>de</strong> innigste, <strong>de</strong> stil in<br />

zich gevoelvolste, misschien wel <strong>de</strong> grootste schrijver van Italië gaat wor<strong>de</strong>n.’<br />

De mogelijkheid om via Papini door te dringen tot jonge Florentijnse<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


461<br />

intellectuele kringen, die hem toch genoeg interessante perspectieven had<strong>de</strong>n kunnen<br />

bie<strong>de</strong>n, liet <strong>Couperus</strong> conform zijn eigen afstan<strong>de</strong>lijke, haast autistische aard geheel<br />

onbenut. Zeker, hij stel<strong>de</strong> belang in het werk van <strong>de</strong>ze Italiaanse Van Deyssel, maar<br />

niet echt in <strong>de</strong> man zelf, laat staan in diens consorten.<br />

Futurisme, vreem<strong>de</strong>lingenhaat en wat dies meer zij. <strong>Couperus</strong> liet het allemaal <strong>voor</strong><br />

wat het was. Heel diep ging zijn belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze dingen niet. Met Wagen<strong>voor</strong>t<br />

maakte hij romantische plannen van heel an<strong>de</strong>re aard. ‘Jan’ vatte, naar aanleiding<br />

van een filmprijsvraag, het plan op een paar van <strong>Couperus</strong>' boeken te verfilmen. Daar<br />

<strong>de</strong> hoofdprijs vijfentwintigduizend gul<strong>de</strong>n zou bedragen, voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> er veel<br />

<strong>voor</strong>. Maar <strong>de</strong> titels van <strong>de</strong> boeken die hij Veen aan Wagen<strong>voor</strong>t - poste restante<br />

Florence - liet sturen tonen aan hoe volstrekt onpraktisch en weltfremd hij kon zijn. 29<br />

Want hoe had hij zich <strong>voor</strong>gesteld dat men Herakles moest verfilmen, compleet met<br />

Erymantisch zwijn, centauren en Cerberus? Of Psyche, op <strong>de</strong> rug van haar Chimera?<br />

Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>n misschien nog wel perspectieven. Dat zijn<br />

psychologische Haagse romans a priori aanmerkelijk meer filmische mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

bezaten ontging hem blijkbaar volkomen. Het is slechts bij <strong>de</strong>ze bizarre plannen<br />

gebleven, wat natuurlijk wel te <strong>voor</strong>zien was geweest.<br />

De winter was somber en koud. Florence raakte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sneeuw. <strong>Couperus</strong> schreef<br />

enkele weinig diepzinnige feuilletons. Over De droomen bij <strong>voor</strong>beeld, die hem wel<br />

intrigeer<strong>de</strong>n: 30 ‘Van Ee<strong>de</strong>n heeft ons in De Nachtbruid veel moois van droomen<br />

gezegd en doen <strong>de</strong>nken, en zelfs Duitsche professoren, - die ik niet gelezen heb<br />

[<strong>Couperus</strong> bedoel<strong>de</strong> wellicht Freud] - vertellen veel van droomen, maar toch weten<br />

wij eigenlijk weinig van droomen en is het heel vreemd en heel gèk, dat wij<br />

droomen...’ <strong>Een</strong> won<strong>de</strong>rlijke nachtmerrie, waarin hij tot paus gekozen werd, was <strong>de</strong><br />

aanleiding tot <strong>de</strong>ze mijmering. Speel<strong>de</strong> zijn on<strong>de</strong>rbewustzijn hier met Rafaëls portret<br />

van Leo x in Palazzo Pitti, waar <strong>de</strong> paus gezeten is tussen Giulio en Rossi, <strong>de</strong> namen<br />

die <strong>Couperus</strong> zo goed ken<strong>de</strong> van zijn Florentijnse vrien<strong>de</strong>n? - <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer schreef<br />

hij over spreeuwenzwermen die in <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuin van het Palazzo Niccolini <strong>de</strong><br />

mussen verdreven. 31 De bloeien<strong>de</strong> camelia's en olean<strong>de</strong>rs dreig<strong>de</strong>n te bezwijken on<strong>de</strong>r<br />

sneeuw en vechten<strong>de</strong> vogels. In <strong>de</strong> loop van februari verdwenen <strong>de</strong> spreeuwen weer,<br />

volgens <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> portier Antonio om zich op <strong>de</strong> masten<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


462<br />

<strong>de</strong>r schepen van Napels naar Palermo te laten varen, want <strong>de</strong> vogels plachten op<br />

Sicilië te nestelen en eieren te leggen op <strong>de</strong> rotsen aan zee.<br />

<strong>Een</strong> tamelijk saaie winter was het met dit alles wel. Elisabeth tob<strong>de</strong> weer met haar<br />

gezondheid. De vertaling van The mating of Lydia wist zij <strong>de</strong>sondanks tot een goed<br />

ein<strong>de</strong> te brengen. Haar had Spanje genoeg geboeid om Veen nu een Spaanse roman<br />

ter bewerking <strong>voor</strong> te stellen. Zij dacht daarbij aan Pio Baroja of Ricardo León en<br />

zond <strong>de</strong>ze schrijvers een brief. 32 Ook in Hans An<strong>de</strong>rsen of een boek van Robert<br />

Smythe Hichens - beroemd gewor<strong>de</strong>n door The gar<strong>de</strong>n Allah (1904) - had zij<br />

eventueel wel animo. Het zou tenslotte Baroja's La ciudad <strong>de</strong> la niebla wor<strong>de</strong>n,<br />

gecombineerd met enkele hoofdstukken uit diens La dama errante. 33<br />

Intussen werd <strong>Couperus</strong> verblijd met het al eer<strong>de</strong>r gememoreer<strong>de</strong> verlate hul<strong>de</strong>blijk<br />

<strong>voor</strong> zijn vijftigste verjaardag. Langzamerhand kon hij over een Egyptische reis gaan<br />

fantaseren. Veen, die het rondschrijven me<strong>de</strong> had on<strong>de</strong>rtekend, hield zich in <strong>de</strong>ze<br />

perio<strong>de</strong> bezig met het prepareren van <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>eltjes Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen.<br />

<strong>Couperus</strong> gaf zijn uitgever daarbij van tijd tot tijd op zeer beminnelijke toon raad.<br />

Met het na<strong>de</strong>ren van het carnaval werd het ook beter weer. Op sommige dagen leek<br />

het wel lente, zodat <strong>Couperus</strong> zelfs een keer met een taxi naar Fiesole ging. 34 's Avonds<br />

bracht hij graag een bezoek aan het Teatro la Pergola. Goldoni werd er opgevoerd,<br />

met achttien<strong>de</strong>-eeuwse maskers. 35 <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> Goldoni hoofdzakelijk van naam,<br />

uit <strong>de</strong> tijd dat zijn ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r hem Italiaans had geleerd. Toen al had <strong>de</strong>ze hem teksten<br />

van <strong>de</strong> Italiaanse toneelschrijver in han<strong>de</strong>n gegeven, zon<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> er overigens<br />

veel belangstelling <strong>voor</strong> had gekoesterd.<br />

Op een an<strong>de</strong>re avond kwam hij tegen enen uit <strong>de</strong> opera en stuitte tot zijn verrassing<br />

vlak bij zijn pension op een groepje musiceren<strong>de</strong> Milanezen: 36 ‘Om hen had zich wat<br />

nachtpubliek verzameld en in het mid<strong>de</strong>n daarvan dansten drie paren mannelijke<br />

sekse met elkaâr. Vrouwelijk element scheen naar bed, want ontbrak.’ Toen daarop<br />

een van <strong>de</strong> dansers, een infanterist, <strong>Couperus</strong> uitnodig<strong>de</strong> met hem te walsen, durf<strong>de</strong><br />

hij eerst niet, in <strong>de</strong> begrijpelijke overweging dat zijn ‘eigene vrouw, zoo ze zich<br />

buigen zoû op dit nachtelijk uur uit haar venster, mij jùist op dien hoek, in een<br />

twijfelachtig lantarenlicht, zoû kunnen zien dansen bij guitaar en mandoline, met<br />

een soldaat, tusschen nachtpubliek’. De infanterist hield echter aan en <strong>Couperus</strong> liet<br />

zich overhalen. Alsof dit nog niet genoeg was, beschreef hij zijn avontuur ge<strong>de</strong>tailleerd<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland. Wat zijn Haagse<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


463<br />

lezers hiervan gedacht zullen hebben laat zich ra<strong>de</strong>n. Hoe Elisabeth zich gevoeld<br />

heeft toen zij het feuilleton on<strong>de</strong>r ogen kreeg, is iets min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk. - In welk<br />

stadium was hun sekseloze, maar <strong>de</strong>sondanks hechte, relatie in die perio<strong>de</strong> aangeland?<br />

Hoe ging het met Orlando?<br />

Waar Giulio Lodomez in <strong>de</strong>ze tijd verbleef weten wij niet. Het is echter niet<br />

onwaarschijnlijk dat hij zich in het <strong>voor</strong>jaar van 1914 te Rome bevond. Heeft hij<br />

<strong>Couperus</strong> toen uitgenodigd zich daar bij hem te voegen? In een niet na<strong>de</strong>r gedateer<strong>de</strong><br />

brief aan Veen, in maart verzon<strong>de</strong>n, liet <strong>Couperus</strong> zijn uitgever weten dat hij op I<br />

april naar Rome dacht te gaan; 37 dat zijn adres aldaar nog zou volgen; en dat Elisabeth<br />

in Florence zou blijven. Dit nu was een heel ongebruikelijke manier van han<strong>de</strong>len.<br />

Zel<strong>de</strong>n reis<strong>de</strong>n zij geschei<strong>de</strong>n, bijna altijd waren zij tot nu toe samen geweest. Wat<br />

had <strong>Couperus</strong> in zijn eentje in Rome te doen?<br />

Dat Elisabeth in<strong>de</strong>rdaad niet mee is gegaan blijkt uit een iets later, eigenhandig<br />

door haar aan Veen geschreven brief, 38 waarin zij mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: ‘Mijn man is een beetje<br />

aan het vagabon<strong>de</strong>eren in Rome’.<br />

Terwijl <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Eeuwige Stad verbleef, 39 verschenen in Het Va<strong>de</strong>rland drie<br />

feuilletons met Wree<strong>de</strong> portretten, beschrijvingen van pensiongasten die hij in pension<br />

Grebenau, in Rome en in pension Rochat had leren kennen of over wie hij had horen<br />

spreken. 40 Het opmerkelijkste dubbelportret in <strong>de</strong>ze kleine reeks is ongetwijfeld dat<br />

van <strong>de</strong> Duitse baron en <strong>de</strong> jodin. 41 <strong>Couperus</strong> beschrijft hierin hoe een vijftigjarige<br />

a<strong>de</strong>llijke officier, humorloos en met neiging tot embonpoint, zich bij het binnenkomen<br />

van een ou<strong>de</strong> joodse dame die een zwarte pruik draagt, vergeet en een openlijk<br />

antisemitische houding aanneemt. De scène speelt vermoe<strong>de</strong>lijk in München. Hec<br />

is tekenend <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> dat hij het in alle opzichten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jodin opneemt, terwijl<br />

hij tevens zijn afkeer van <strong>de</strong> baron en diens verwerpelijk gedrag zon<strong>de</strong>r<br />

terughou<strong>de</strong>ndheid laat blijken. Dat <strong>Couperus</strong> een zwak had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> joodse me<strong>de</strong>mens<br />

in het algemeen is tijdgenoten al opgevallen. Men heeft het wel eens willen verklaren<br />

uit zijn eigen geaardheid: vereenzelviging met <strong>de</strong> sociaal niet overal voetstoots<br />

geaccepteer<strong>de</strong>, <strong>de</strong> maatschappelijke outcast zelfs (in Duitsland tóén al), die zich zijn<br />

hachelijke min<strong>de</strong>rheidspositie soms pijnlijk bewust is en daaron<strong>de</strong>r lijdt zon<strong>de</strong>r dat<br />

hij veel kan doen. Bovendien voel<strong>de</strong> hij zich, met zijn eigen onhollandse levendigheid<br />

en grote nieuwsgierigheid, allround begaafdheid en sterk gevoel <strong>voor</strong> humor,<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk meer in het vitale<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


464<br />

gezelschap van inspireren<strong>de</strong> jo<strong>de</strong>n thuis dan in saaie burgerkringen.<br />

De an<strong>de</strong>re portretten 42 - <strong>de</strong> tot prinses Chalcondylas gewor<strong>de</strong>n Franse gouvernante;<br />

<strong>de</strong> eenzame, altijd reizen<strong>de</strong> Hollandse weduwe met te veel geld (<strong>voor</strong> wie mevrouw<br />

Scheurleer wel mo<strong>de</strong>l kan hebben gestaan); <strong>de</strong> nooit schrijven<strong>de</strong> schrijfster die alleen<br />

maar een dorre ziel en veel pretenties heeft - zijn geestig en gena<strong>de</strong>loos geschetst:<br />

bijzon<strong>de</strong>re specimina uit <strong>Couperus</strong>' mensenverzameling. Ze zou<strong>de</strong>n gemakkelijk<br />

hebben kunnen figureren in een roman. Maar romans wenste hij nu eenmaal niet<br />

meer te schrijven. Dit verkondig<strong>de</strong> hij althans, vlak <strong>voor</strong> het ogenblik waarop hij<br />

weer aan een nieuwe ging beginnen.<br />

In Rome nam hij zijn intrek bij een zekere Elvira. Zij verhuur<strong>de</strong> kamers in <strong>de</strong> Via<br />

Castelfidardo 8. 43 Ook van haar heeft hij een, tamelijk cynisch uitgevallen, portret<br />

getekend. Hij nam zelfs niet <strong>de</strong> moeite haar naam te veran<strong>de</strong>ren. Zij was een<br />

Toscaanse van een jaar of zestig, uit Arezzo afkomstig, en leef<strong>de</strong> samen met een<br />

volmaakte parasiet, een half futuristische, half socialistische, vele jaren jongere<br />

dichter zon<strong>de</strong>r geld. De regels die <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong>ze Pari<strong>de</strong> heeft gewijd zijn<br />

meedogenloos. 44 De schets maakt <strong>de</strong> indruk nauwkeurig uit <strong>de</strong> werkelijkheid te zijn<br />

overgeschreven, om zo te zeggen.<br />

Twee weken <strong>voor</strong> dit feuilleton, vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> schets Niet meer dan een<br />

dagboekblad zijn lezers een en an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> Paasweek in Rome. 45 In <strong>de</strong><br />

Sint-Picterskerk woon<strong>de</strong> hij een mis bij. Het enorme gebouw was bij die gelegenheid<br />

verwon<strong>de</strong>rlijk leeg.<br />

Het zachte lenteweer lokte hem naar <strong>de</strong> Palatijn. waar hij genoot van <strong>de</strong> bloeien<strong>de</strong><br />

blauweregen tussen <strong>de</strong> ruïnes en naar <strong>de</strong> eerste rozen keek. Hij was er met iemand<br />

die hij niet noemt. Maar er kan bijna geen twijfel over bestaan of het was Giulio<br />

Lodomez, die hem daar vergezel<strong>de</strong>: 46 ‘Wij waren samen, wij bei<strong>de</strong>n en wij had<strong>de</strong>n<br />

ons materialisme bevredigd, dat wil zeggen: wij had<strong>de</strong>n het frugale maal genoten<br />

van eieren en brood en witte ricotta-kaas en geligen wijn en oranje ooft en...<br />

plotseling bespeur<strong>de</strong> ik, dat wij gehéel alleen waren, in <strong>de</strong>n noen, in <strong>de</strong>n zonneschijn,<br />

tusschen <strong>de</strong> ruïnes. Zij waren àllen weg, <strong>de</strong> toeristen; zij waren allen terug naar hunne<br />

hôtels, <strong>voor</strong> hun lunch. En <strong>de</strong> opzieners, zij waren allen wèg, om te eten, of om te<br />

slapen. En er was niets dan <strong>de</strong> ruïnes en <strong>de</strong> eenzaamheid om ons rond en <strong>de</strong><br />

zonneschijn en <strong>de</strong> geuren<strong>de</strong> bloemen en <strong>de</strong> zingen<strong>de</strong> vogels. Geen menschenstap of<br />

-stem...’<br />

Met <strong>de</strong> auto maakten zij samen een tocht door een nacht vol overdadige<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


465<br />

maneschijn. In <strong>de</strong>ze schitterend geschreven schets suggereert <strong>Couperus</strong> tenslotte dat<br />

zij zich begaven naar het kasteel aan zee, met zijn vier plompe torens, dat se<strong>de</strong>rt<br />

jaren niet meer in <strong>de</strong> Orlandoverhalen was teruggekeerd: 47 ‘... wat is dit vierkante<br />

huis, met vier plompe, korte torens, die uit steken in <strong>de</strong> zilveren nacht, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n weg, en tusschen <strong>de</strong> droomerige olijveheuvelen en het zeeëmeer zelve,<br />

en waarheen geleidt een donkere, stijgen<strong>de</strong> laan van cypresscn...? Ik weet het niet<br />

en toch weet ik wel, dat ik dat alles reeds ken en er u zelfs van heb verteld...’ En hij<br />

gaat <strong>voor</strong>t met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Dit is <strong>de</strong> <strong>Een</strong>zaamheid, met ons bei<strong>de</strong>n.’ Tenslotte<br />

wor<strong>de</strong>n na enkele zonnige dagen <strong>de</strong> ramen van het slot weer gesloten, waarna hij<br />

eindigt: ‘Ik weet niet wat dit alles is: misschien is het een korte droom. Misschien is<br />

het wel eene werkelijkheid, een korte halte, een oogenblik, dat stil stond... E via!<br />

We<strong>de</strong>rom <strong>voor</strong>uit!’<br />

Wat moeten wij aan met <strong>de</strong>ze schets? Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong> met<br />

Giulio Lodomez - die geen kasteel bezat - enkele dagen in een hotel aan <strong>de</strong> kust heeft<br />

doorgebracht, waarna het tot een afscheid is gekomen. De autotocht op zichzelf is<br />

geen fictie, daar <strong>Couperus</strong> in een van zijn brieven aan Veen uit Rome - waarin een<br />

geprikkel<strong>de</strong> toon valt te horen: 48 ‘ik heb het al zoo eeuwig druk en dat nog in mijn<br />

zogenaam<strong>de</strong> vacantie’ - on<strong>de</strong>r meer verklaart: ‘ik poog een beetje op a<strong>de</strong>m te komen<br />

van mijn werk en zit veel in <strong>de</strong> auto.’ In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zond Veen hem zoveel<br />

drukproeven, dat <strong>Couperus</strong> in een brief van 17 april verzuchtte: 49 ‘Ik ben suf en<br />

overstelpt met al die proeven.’ In <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief vin<strong>de</strong>n wij overigens <strong>de</strong><br />

verrassen<strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Ik moet een beetje rust hebben, werk ook niet aan mijn<br />

Ongelukkige en schrijf alleen maar mijn feuilleton (en corrigeer proeven!!) En dat<br />

is heusch genoeg <strong>voor</strong> het moment.’ Op welk tijdstip hij nu tóch aan <strong>de</strong> Spaanse<br />

roman is begonnen die <strong>de</strong> historie hem, ca<strong>de</strong>au wil<strong>de</strong> doen, maar die hij zich zo vast<br />

had <strong>voor</strong>genomen niét te zullen schrijven, kan niet goed wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Wat<br />

hem er toe gebracht heeft? Geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n dan die welke hem jaren eer<strong>de</strong>r tot<br />

het schrijven van <strong>de</strong> acht Boeken <strong>de</strong>r kleine zielen bracht: geldgebrek. Met een<br />

behoorlijk honorarium <strong>voor</strong> De ongelukkige zou hij zijn leningen kunnen aflossen.<br />

Voorts was er het droombeeld van <strong>de</strong> reis naar Egypte: ook daar<strong>voor</strong> had hij veel<br />

nodig, meer dan het hul<strong>de</strong>blijk had opgebracht.<br />

Het verblijf bij Elvira liep ten ein<strong>de</strong>. Dat was maar goed ook. Uit De gelui<strong>de</strong>n<br />

blijkt dat <strong>de</strong> buurt rond het ministerie van Financiën, waar het huis lag, lawaaieriger<br />

was dan <strong>Couperus</strong> aanvankelijk had kunnen ver-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


466<br />

moe<strong>de</strong>n. 50 Er bevon<strong>de</strong>n zich twee herbergen links en rechts, waar op zondagmiddag<br />

kakofonische muziek werd geproduceerd. Wijnkooplie<strong>de</strong>n schreeuw<strong>de</strong>n, hondjes<br />

keften eentonig en doordringend, er klonk allerlei gekijf, en tot overmaat van ramp<br />

dreun<strong>de</strong>n er automobielen en ratel<strong>de</strong> er niet aflatend een motorcyclette op en neer.<br />

Ook 's nachts ging dat allemaal door. Zodat <strong>Couperus</strong>, slapeloos, zichzelf moest<br />

vermanen: 51 ‘Lig stil! raas niet op, als vroeger; gooi je niet snikken<strong>de</strong> op <strong>de</strong>n vloer,<br />

als vroeger; wek niet wie je lief zijn, als vroeger, om als een kind troost tegen hun<br />

hart te voelen; wees trótsch in je zwakte, lijd in stilte, snik in stilte, tegen je kussen<br />

en in je natten doek en morgen, als <strong>de</strong> zon is gerezen, o mijn eenige troosten<strong>de</strong> God...<br />

toon ze dan op je bleeke gezichtje glimlach, je eigen glimlach, dien ze moeten zien<br />

om zèlve glimlachen te kunnen!’<br />

Wie je lief zijn... wie waren dat? Logeer<strong>de</strong> ook Giulio in dit appartement van<br />

Elvira? Is hij het geweest die het adres verschaft heeft? - Dat <strong>Couperus</strong> vrijwel<br />

overspannen was hoeft nauwelijks betoog. Korte tijd daarna zou hij met Elisabeth<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zomer naar München gaan. Het heeft er alle schijn van dat hij in <strong>de</strong>ze<br />

weken afscheid heeft moeten nemen van Giulio Lodomez. Deze stond op het punt<br />

naar Zuid-Amerika te vertrekken. Dat het een afscheid <strong>voor</strong>goed zou wor<strong>de</strong>n heeft<br />

geen van bei<strong>de</strong>n kunnen bevroe<strong>de</strong>n.<br />

Merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie - of niet? na <strong>de</strong> schets De gelui<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rbrak <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong> het eerst sinds jaren <strong>voor</strong> vier maan<strong>de</strong>n zijn me<strong>de</strong>werking aan Het Va<strong>de</strong>rland.<br />

Het laatste wat zijn lezers begin juni van hem on<strong>de</strong>r ogen kregen was <strong>de</strong> open brief<br />

aan C.L. van Balen, waarin hij dankte <strong>voor</strong> het album met <strong>de</strong> handtekeningen en <strong>de</strong><br />

portefeuille met schetsen, hem vereerd bij zijn vijftigste verjaardag. 52<br />

Kort <strong>voor</strong> zijn vertrek uit Rome heeft <strong>Couperus</strong> er nog een ontmoeting met mevrouw<br />

Theo Mann-Bouwmeester gehad. 53 De actrice had Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid<br />

gelezen en voel<strong>de</strong> sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoofdpersoon uit het boek, Cornélie <strong>de</strong> Retz<br />

van Loo. Zij suggereer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat zij <strong>de</strong> roman, samen met Elisabeth, tot een<br />

toneelstuk zou omwerken. Herman Roelvink, die toen eveneens in Rome was en<br />

daarna naar Florence zou gaan, voel<strong>de</strong> er <strong>voor</strong> het op het repertoire te nemen. 54 Sinds<br />

1913 was Roelvink lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Koninklijke Vereeniging Het Ne<strong>de</strong>rlandsch Tooneel,<br />

in <strong>de</strong> Amsterdamse Stadsschouwburg. Hoewel het er niet van gekomen is - Elisabeth<br />

begreep spoedig dat <strong>de</strong> roman er zich niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


467<br />

goed toe leen<strong>de</strong>; zij zag meer in Van ou<strong>de</strong> menschen of Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> -,<br />

is er aldus toch een zekere relatie ontstaan tussen <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

toneelwereld. Dit zou, zoals wij nog zullen zien, in <strong>de</strong> eerste wereldoorlog allerlei<br />

perspectieven <strong>voor</strong> hem openen.<br />

Na eerst weer twee weken in Tirol te hebben doorgebracht - ditmaal in Bozen, het<br />

tegenwoordige Bolzano 55 - reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth opnieuw naar München.<br />

We<strong>de</strong>rom namen zij hun intrek in het pension Grebenau aan <strong>de</strong> Wittelsbacherplatz.<br />

Elisabeth kreeg het er druk met <strong>de</strong> proeven van haar Lydia, begon tevens aan <strong>de</strong><br />

vertaling van Baroja's roman La ciudad <strong>de</strong> la niebla waartoe zij autorisatie had<br />

gekregen, en werkte aan dit alles hard <strong>voor</strong>t. Daarnaast had zij ver<strong>de</strong>r eigenlijk niets<br />

te doen. Op Baroja's <strong>voor</strong>stel om meteen ook La dama errante te vertalen, daar La<br />

ciudad er in wezen een vervolg op was, ging zij in zoverre in, dat zij er althans enkele<br />

hoofdstukken uit overnam. 56<br />

<strong>Couperus</strong> zelf werkte die zomer door aan De ongelukkige. Hij moest wel. Delen<br />

van <strong>de</strong> roman waren al in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen, hoewel een groot stuk ervan<br />

nog geschreven en overgeschreven moest wor<strong>de</strong>n. 57 Hij zou <strong>de</strong> Spaanse historische<br />

roman pas in september 1914 voltooien, on<strong>de</strong>r moeilijke omstandighe<strong>de</strong>n. Want<br />

intussen was <strong>de</strong> moord in Serajewo gepleegd en brak <strong>de</strong> oorlog uit.<br />

Deze gebeurtenissen heeft <strong>Couperus</strong> van München uit gevolgd. Hoewel zijn<br />

merkwaardige, om niet te zeggen regelrecht dubieuze. Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />

toeschouwer pas van 24 oktober 1914 af in Het Va<strong>de</strong>rland zijn afgedrukt, dateren<br />

zij van 1 augustus tot eind september 1914, zodat zij ons, bij ontstentenis van brieven<br />

aan Veen uit die perio<strong>de</strong>, een tamelijk goe<strong>de</strong> indruk geven van zijn doen en laten. 58<br />

Aanvankelijk bleef hij in München. Pas in <strong>de</strong> eerste week van september keer<strong>de</strong> hij<br />

terug naar Florence.<br />

De oorlogsverklaring tussen Duitsland en Rusland vond hij op zichzelf slechts<br />

matig interessant, maar zij gaf hem wel sterk het gevoel van eigen onbedui<strong>de</strong>ndheid. 59<br />

Toen vervolgens op <strong>de</strong> eerste augustus het Duitse leger en <strong>de</strong> vloot gemobiliseerd<br />

wer<strong>de</strong>n, begon hij zich af te vragen wiens partij hij nu eigenlijk moest keizen. Tsaar<br />

Nicolaas <strong>de</strong>ed hem <strong>de</strong>nken aan zijn eigen keizer Othomar uit <strong>de</strong> Koningsromans.<br />

Maar van Rusland wist hij toch weinig, balletten, literatuur en muziek daargelaten.<br />

Hij voel<strong>de</strong> er nauwelijks sympathie <strong>voor</strong>. Duitsland stond hem veel na<strong>de</strong>r. ‘Ik kies<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


468<br />

Duitschland,’ besloot hij daarop. 60 ‘Ik hoop, dat Duitschland overwint in zijn strijd<br />

met Rusland.’ Weliswaar veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij het Pruisische militarisme, het Duitse<br />

nationalisme echter zag hij als iets positiefs, iets heel moois zelfs. Deutschland über<br />

Alles vond hij een roerend i<strong>de</strong>aal.<br />

Toen Duitsland op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> augustus Frankrijk <strong>de</strong> oorlog verklaar<strong>de</strong>, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

zijn standpunt nauwelijks. Eigenlijk meen<strong>de</strong> hij hoog boven dit alles verheven te<br />

zijn, hij sprak over <strong>de</strong> hoogmoed <strong>de</strong>r oorlogvoeren<strong>de</strong>n en voel<strong>de</strong> met <strong>de</strong> mensheid<br />

<strong>voor</strong>al me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> Cyrus uit Babel was nog niet dood in hem. Treurig vond hij<br />

het <strong>voor</strong>al, dat hij <strong>de</strong> laatste hoofdstukken van De ongelukkige niet naar <strong>de</strong> redactie<br />

van Groot-Ne<strong>de</strong>rland kon sturen, zon<strong>de</strong>r gevaar te lopen dat het manuscript zoek<br />

raakte. De roman, dat kwam er nog bij, leek hem ineens niet veel meer te zijn dan 61<br />

‘knutselwerk van woor<strong>de</strong>n nu <strong>de</strong> Historie zelve mij driftig doorruischt en <strong>de</strong> Oorlog<br />

zelve is los gebarsten. En weemoedig leg ik dat werk weg, het erg waar<strong>de</strong>loos vin<strong>de</strong>nd<br />

in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n.’<br />

Hollandse couranten kwamen niet meer. Brieven evenmin. Zon<strong>de</strong>r slaappillen kon<br />

hij <strong>de</strong> nacht niet meer doorkomen, zeker niet toen Engeland aan Duitsland <strong>de</strong> oorlog<br />

verklaar<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> vreemd verlangen naar zijn va<strong>de</strong>rland maakte zich van hem meester.<br />

Van dag tot dag voel<strong>de</strong> hij zich in München min<strong>de</strong>r thuis. Toch bleef hij. <strong>Couperus</strong><br />

ging niet naar Ne<strong>de</strong>rland terug. Wat had hij er na zoveel jaren afwezigheid te zoeken?<br />

moet hij gedacht hebben. Bovendien bevon<strong>de</strong>n al zijn bezittingen zich in Italië.<br />

Op straat werd hem soms naar zijn papieren gevraagd. Het <strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem niet, het<br />

gebeur<strong>de</strong> altijd correct. Hij kocht oorlogskaarten, prikte er vlaggetjes op en trachtte<br />

op die manier <strong>de</strong> troepenbewegingen en oorlogsontwikkelingen enigszins bij te<br />

hou<strong>de</strong>n. Intussen gingen <strong>de</strong> theaters dicht. 's Avonds, in zijn pension, hoor<strong>de</strong> hij<br />

dwars door het geluid van <strong>de</strong> regen <strong>de</strong> laarzen dreunen. Spoedig daarop ook 's morgens<br />

en 's middags. Trams of auto's re<strong>de</strong>n er bijna niet meer. Op <strong>de</strong> achtste augustus werd<br />

<strong>de</strong> inname van Luik door <strong>de</strong> Duitse troepen bekend. <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> echter <strong>de</strong><br />

inval in België te moeten beschouwen als door het noodlot bestierd: uit pure<br />

zelfver<strong>de</strong>diging had Duitsland zich hier nu eenmaal toe gedwongen gezien. 62<br />

Van dat ogenblik af beschouw<strong>de</strong> hij het land als een tragische Heros, aan wie <strong>de</strong>ze<br />

misdaad - want hij gaf toe, dat was het - op niet min<strong>de</strong>r noodlottige wijze gewroken<br />

zou wor<strong>de</strong>n dan in een Griekse tragedie of bij Shakespeare het geval placht te zijn.<br />

Er waren hogere machten in het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


469<br />

spel. Het was een tragedie van weliswaar ontzetten<strong>de</strong>, maar daarom nog niet min<strong>de</strong>r<br />

grandioze schoonheid.<br />

Zo goed hij kon regel<strong>de</strong> hij zijn zaken, liet vingerafdrukken <strong>voor</strong> zijn<br />

legitimatiebewijs nemen - in Zuid-Amerika <strong>de</strong>ed men dat al zo lang, wist hij van<br />

Orlando! -, liep 's avonds uren door <strong>de</strong> straten en keek naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bijtrekken<strong>de</strong><br />

troepen en transportwagens. Van lieverle<strong>de</strong> begon het gewone leven in München<br />

zich weer enigszins te herstellen. <strong>Couperus</strong> noteer<strong>de</strong>: 63 ‘<strong>de</strong> Hoftuin, met fonteinen,<br />

dames, spelen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren en vele, vele in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n open flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> couranten,<br />

geeft weêr zijn gewone zomerbeeld: men drinkt koele dranken, voe<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> vogeltjes:<br />

het is bijna of er geen oorlog is, men kan het zich nauwelijks <strong>voor</strong>stellen...’<br />

Doordat <strong>de</strong> Duitse couranten een heel an<strong>de</strong>r beeld van het strijdtoneel bo<strong>de</strong>n dan<br />

<strong>de</strong> Italiaanse of Hollandse, waar <strong>Couperus</strong> soms <strong>de</strong> hand op kon leggen, kwam bij<br />

hem <strong>de</strong> herinnering weer boven aan wat zijn ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r in 1870 - <strong>Couperus</strong> was toen<br />

7 jaar - placht op te merken: dat <strong>de</strong> Franse couranten <strong>de</strong> Duitse letterlijk<br />

tegenspraken. 64 Hij ont<strong>de</strong>kte dit nu zelf ook, besefte dat hare majesteit <strong>de</strong> Pers een<br />

hoogst onbetrouwbare vorstin was en kwam tot <strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het werk dat hij geduren<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> wereldoorlog zou schrijven niet onbelangrijke, constatering: 65 ‘Ik weet heelemaal<br />

niet wat er geduren<strong>de</strong> eeuwen is <strong>voor</strong>gevallen. Want zelfs vóor dat <strong>de</strong> Pers bestond,<br />

zullen oorlogsberichten, berichten van overwinning of ne<strong>de</strong>rlaag, relatief zijn geweest,<br />

een spiegeleffectje, een weêrglans-draai van <strong>de</strong> Waarheid, die hare handspiegel snel<br />

bewoog heen en weêr. En uit die geïnteresseerd opgevangen en weêrgegevene<br />

spiegelbeel<strong>de</strong>n maakten <strong>de</strong> arme, naïve historiografen zich een opvatting, zich een<br />

<strong>de</strong>nkbeeld, zich een wereldbeeld en beschreven dat, geïnfluenceerd door persoonlijke<br />

sympathieën en gezien met persoonlijke, zelfs wel eens te artiestieke vizie's. En er<br />

is niemand meer, die hen nù zoû kunnen controleeren, want <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagsche<br />

geschiedkundigen kunnen wel òm <strong>de</strong> primitieve historiebeel<strong>de</strong>n heen <strong>de</strong>nken,<br />

filozofeeren en schrijven, maar zij zullen maar heel zel<strong>de</strong>n, zoo niet nooit, zoo geniaal<br />

en gelukkig zijn, dat zij <strong>de</strong>n snel heen en weêr bewogen handspiegel plotseling vast<br />

grijpen om er <strong>de</strong> werkelijkheid van het Verle<strong>de</strong>n in op te vangen. Hunne bronnen,<br />

hunne waarheidsputten hebben zij meestal reeds gepeild tot <strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>m toe.’<br />

Consequentie hiervan was, dat men nooit zijn eigen tijd zou kunnen begrijpen.<br />

Sterker: 66 ‘Het is niet <strong>de</strong> moeite waard je eigen tijd te leven.’<br />

Hoe lang zou <strong>de</strong> oorlog gaan duren? Volgens lage ramingen drie maan-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


470<br />

<strong>de</strong>n, volgens hogere iets langer dan een jaar. Met <strong>de</strong> oorlog van 1870-'71 nog in <strong>de</strong><br />

herinnering was men in München blijkbaar optimistisch. Dit alles geanalyseerd<br />

hebben<strong>de</strong>, begon <strong>Couperus</strong> zich domweg te vervelen: er gebeur<strong>de</strong> haast niets meer,<br />

zo leek het wel. Aan het venster van zijn pensionkamer voer<strong>de</strong> hij een duif, 67 ‘dankbaar<br />

aan het beest, dat het gekomen is en wel wat kruimels wil pikken, om zelf te eten en<br />

mij te verstrooien... God, God, wat verveel ik mij...! En dat 16 Aug., duren<strong>de</strong><br />

Wereldoorlog! <strong>Een</strong> briefkaart!! <strong>Een</strong> Duitsch gestel<strong>de</strong> briefkaart van mijn zuster uit<br />

Den Haag! Lieve zus, je enkele woor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n over en over en over gelezen! Wat<br />

ben ik blij te weten, dat jullie het goed maken!!’<br />

Schrijven kostte hem moeite. De legen<strong>de</strong> Elyata bleef <strong>voor</strong>lopig liggen, onvoltooid.<br />

<strong>Couperus</strong> at een pasteitje of dronk een glaasje port. Zelfs <strong>de</strong> inname van Brussel<br />

schrompel<strong>de</strong> ineen tot een inci<strong>de</strong>nt. De oorlog werkte afstompend, behalve wanneer<br />

er soms eens een Duitse overwinning te vieren viel - die <strong>Couperus</strong> dan, men kan er<br />

niet omheen, me<strong>de</strong> toejuichte.<br />

Na <strong>de</strong> verveling en <strong>de</strong> moeiheid kwam <strong>de</strong> apathie. Gesteld dat <strong>de</strong> wereld aan <strong>de</strong>ze<br />

oorlog ten on<strong>de</strong>r ging, wat dan nog? Elisabcth wil<strong>de</strong> terug naar Den Haag, <strong>Couperus</strong><br />

wil<strong>de</strong> terug naar Florence. Voorlopig hoopte hij echter nog in München te kunnen<br />

blijven. Maar wat maakten die overwegingen uit, als het er op aankwam: 68 ‘Dat alles<br />

uit bloe<strong>de</strong>, dat alles op vlamme, naar <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n toe: ik vind het goed. Want ik ben<br />

moê van <strong>de</strong>ze Wereld en dit Leven. En of ik in Den Haag, in München of in Florence<br />

ben, het is alles, alles het zelf<strong>de</strong>. Het is een groote Wanhoop over <strong>de</strong> Menschheid,<br />

een groote, immense Melancholie, waarin ik mij verloren voel en niets meer hoop<br />

en niets meer weet en niets meer wil...’<br />

Op <strong>de</strong> zevenentwintigste augustus overleed in München plotseling erfprins Luitpold<br />

van Beieren, <strong>de</strong> pas <strong>de</strong>rtien jaar ou<strong>de</strong> zoon van prins Ruprecht. <strong>Couperus</strong> betreur<strong>de</strong><br />

zijn dood, omdat het een mooi, fijn, <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt kind was. In <strong>de</strong> Theatiner-kirche ging<br />

hij naar het opgebaar<strong>de</strong> lijkje kijken. Hoewel hij <strong>voor</strong>gaf niet van Duitsers op zichzelf<br />

te hou<strong>de</strong>n, bleven zijn gevoelens steeds verontrustend pro-Duits. Hij motiveer<strong>de</strong> dit<br />

aldus: 69 ‘...ik bewon<strong>de</strong>r hen, omdat zij tragiesch zijn en tragiesch strij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een<br />

I<strong>de</strong>aal tegen velen. Zoo als een tragische heros strijdt...’ ‘Zij spraken nooit tot mijn<br />

hart, <strong>de</strong> Onbemin<strong>de</strong>n, die onbemind zich weten: zij spreken nu tot mijne bewon<strong>de</strong>ring.<br />

Zij obse<strong>de</strong>eren, zij hanteeren mij, zooals Oidipous, Orestes, Macbeth mij hanteer<strong>de</strong>n,<br />

mij obse<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n...’<br />

Met <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> winter <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur - in München beteken<strong>de</strong> dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


471<br />

ellendige Duitse <strong>de</strong>kbed<strong>de</strong>n en veel te veel ‘Schwein’ eten - moest er nu toch een<br />

besluit genomen wor<strong>de</strong>n. Op zeven september <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn uitgever mee<br />

dat hij weer naar Florence terugging. En in<strong>de</strong>rdaad, nog geen week later had<strong>de</strong>n hij<br />

en Elisabelh zich weer genesteld in hun ou<strong>de</strong>, grote kamers.<br />

Florence viel echter bitter tegen. Er openbaar<strong>de</strong> zich veel armoe<strong>de</strong>, <strong>de</strong> sfeer was<br />

slecht en somber, toeristen vertoon<strong>de</strong>n zich nauwelijks, zodat <strong>Couperus</strong> zelfs cynisch<br />

opmerkte: 70 ‘De Futuristen zullen nu moeten bewijzen hoe Florence zal kunnen<br />

bestaan, zòn<strong>de</strong>r vreem<strong>de</strong>lingen’. Bovendien bleef het gevaar dreigen dat ook Italië<br />

<strong>de</strong> oorlog aan Duitsland zou verklaren. Wat dan?<br />

Hoewel <strong>de</strong> stemming in Florence uitgesproken anti-Duits was, bleef <strong>Couperus</strong><br />

hardnekkig doorgaan met Duitsland te ver<strong>de</strong>digen, onveran<strong>de</strong>rlijk met wat<br />

langzamerhand wel een dooddoener werd: 71 ‘Zij zijn tragiesch, <strong>de</strong> woeste Hunnen...<br />

Neen, zij zijn geen Barbaren en Hunnen. Zij zijn <strong>de</strong> subtile geesten, die <strong>de</strong> abstractste<br />

wetenschap, <strong>de</strong> abstractste kunst - filozofie en muziek - gevoel<strong>de</strong>n en begrepen als<br />

geen Barbaren en Hunnen ooit <strong>de</strong><strong>de</strong>n.’<br />

Op <strong>de</strong> tweeëntwintigste september 1914 bereikte hem het bericht dat Duitsland<br />

bij een bombar<strong>de</strong>ment <strong>de</strong> kathedraal van Reims had verwoest. Zeker, het wekte<br />

<strong>Couperus</strong>' diepste verontwaardiging dat <strong>de</strong> subtiele geesten te weinig subtiel waren<br />

geweest om een <strong>de</strong>r schitterendste cultuurmonumenten te ontzien. Maar leid<strong>de</strong> het<br />

tot een <strong>de</strong>finitieve ommekeer van zijn opvattingen? Dat was niet het geval: 72 ‘Als <strong>de</strong><br />

Franschen begonnen zijn met hunne kanonnen achter <strong>de</strong> Kathedraal van Rheims op<br />

te stellen en van daar te schieten... Dan... Dan overvalt ons <strong>de</strong> ontmoediging, ons in<br />

<strong>de</strong>ze dagen eigenlijk over wàt ook te verontwaardigen...’ zo verklaar<strong>de</strong> hij.<br />

Werken kon hij niet of nauwelijks. Langzamerhand begon hij het te betreuren dat<br />

hij toch maar niet meteen naar Ne<strong>de</strong>rland was teruggekeerd. Elisabeth had gelijk<br />

gehad. Het zou beter zijn geweest. - Begin november herstel<strong>de</strong>n zich gelukkig <strong>de</strong> tot<br />

dan toe verstoor<strong>de</strong> postverbindingen min of meer, en <strong>Couperus</strong> verzond op <strong>de</strong> tien<strong>de</strong><br />

van die maand een brief aan zijn me<strong>de</strong>redacteur van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, Cyriel Buysse<br />

- die nog altijd zijn huis in België bezat - om hem van <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> hoogte te<br />

brengen: 73 ‘De post, <strong>de</strong>zer dagen, gaat en komt weêr iets geregel<strong>de</strong>r en daarom heb<br />

ik ook moed éven een woord te schrijven. Ik schreef je echter<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


472<br />

waarlijk wel nu en dan maar weet niet of brieven en kaarten je bereikten. Maar ver<strong>de</strong>r<br />

beken ik, dat ik nòch schrijf nòch werk; ik ben als gehebeteerd en ziek om al wat er<br />

gebeurt en mis alle energie, slaap slecht, enfin ben niets waard. Wij <strong>de</strong>nken vaak en<br />

veel aan arm België, aan al <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong>, die ook jij, beste Vriend, om je va<strong>de</strong>rland,<br />

om je huis, dat wij zoo vreedzaam gekend hebben, moet lij<strong>de</strong>n. De Wereld is zoo<br />

afschuwelijk als zij nooit nog was en onze ou<strong>de</strong>, ou<strong>de</strong> taal mist <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zen<br />

nieuwen afschuw te zeggen. Maar als een nachtmerrie, die niet ophoudt, drukt dit<br />

alles ons op <strong>de</strong> borst.<br />

Ik heb een fout gedaan niet da<strong>de</strong>lijk naar Holland te komen. Tot nog toe is als ons<br />

meê geloopen, maar toch voel ik vreeslijk <strong>de</strong>zer dagen, dat ik geen Italiaan, geen<br />

Duitscher, geen cosmopoliet maar eenvoudig Hollan<strong>de</strong>r ben. En zoû ik gaarne dáar<br />

zijn. Voor het oogenblik zijn er echter te veel bezwaren om naar het va<strong>de</strong>rland terug<br />

te keeren. [...] Wanneer zal al dit vreeslijke gedaan zijn!! Ik kan niet <strong>de</strong>nken aan wat<br />

morgen gebeuren zal, in mijn bange hart om Holland!’ - Vrees<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> een<br />

Duitse invasie, nadat <strong>de</strong> Belgische neutraliteit immers ook al op <strong>de</strong> meest grove wijze<br />

geschon<strong>de</strong>n was? Hij was niet <strong>de</strong> enige.<br />

Elisabeth trok er zich allemaal wat min<strong>de</strong>r van aan. Zij voltooi<strong>de</strong> althans rustig<br />

haar Spaanse vertaling, vroeg Veen om een nieuwe tekst, en merkte alleen maar op: 74<br />

‘Afschuwelijke tij<strong>de</strong>n, dàt is zeker, en wanneer zal dat krankzinnige werk uit zijn??<br />

Enfin, als ze òns er maar buiten laten, moeten wij al blij zijn!’ En passant meld<strong>de</strong> zij<br />

dat Charles Pathé, stichter van <strong>de</strong> Société Pathé frères - later SNPC: Société Nouvelle<br />

Pathé Cinéma - overwoog een roman van haar echtgenoot te verfilmen. Zij verzocht<br />

Veen om wat buitenlandse kritieken, want volgens haar ‘zou<strong>de</strong>n enkele buitenlandsche<br />

persstemmen wel goed zijn om hem te toonen dat L.C. niet <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong> beste is!’<br />

Het is er allemaal niet van gekomen, het kon <strong>Couperus</strong> trouwens ook helemaal<br />

niets meer schelen. In een niet gedateer<strong>de</strong> brief, waarschijnlijk nog in <strong>de</strong> eerste helft<br />

van november verstuurd, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 75 ‘Ik ben misselijk van alles, van<br />

drukproeven, van “uitgeven”, misschien nog niet van schrijven... Als ik het kon,<br />

scheid<strong>de</strong> ik met <strong>de</strong> heele boel uit. Maar ik kàn niet en moet wel tot aan mijn dood<br />

doorgaan.’ In die stemming voltooi<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> laatste hoofdstukken van De ongelukkige.<br />

Begin januari 1915 lijkt <strong>Couperus</strong> in een vrij ernstige crisis te zijn geraakt. Dit<br />

kunnen wij aflei<strong>de</strong>n uit een verhaal dat hij weliswaar pas op 24<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


473<br />

maart 1915 gepubliceerd heeft, maar dat hij toen tevens van <strong>de</strong> aantekening <strong>voor</strong>zag:<br />

‘Geschreven te Florence, Jan. XV., in mist, weemoed en moe<strong>de</strong>loosheid en onwillig<br />

aan <strong>de</strong> Kunst.’ Hij gaf het als titel De verlei<strong>de</strong>r mee, zon<strong>de</strong>r volkomen dui<strong>de</strong>lijk te<br />

zeggen wie hij daarmee bedoel<strong>de</strong>. 76 In <strong>de</strong> tekst staat slechts: ‘Hij scheen als een<br />

lief<strong>de</strong>god uit antieke tij<strong>de</strong>n, maar hij miste <strong>de</strong>n weemoed van Eros. Hij lachte: zijn<br />

gou<strong>de</strong>ne oogen lachten, zijn bloedroo<strong>de</strong> lippen lachten, en hij straal<strong>de</strong>: er was geheel<br />

om hem heen een gou<strong>de</strong>n afschijn, die tintte zacht schitterend uit in <strong>de</strong>n valen<br />

morgenmist, waarin verondui<strong>de</strong>lijkte mijn kamer.’<br />

In <strong>de</strong>ze kamer lag <strong>Couperus</strong> naar zijn zeggen ziek. De dokter had tegen Elisabeth<br />

gezegd dat hij volledige rust nodig had om weer beter te wor<strong>de</strong>n. ‘Er was daarna<br />

alleen nog maar even een zachte vrouwehand op mijn <strong>voor</strong>hoofd, een lief<strong>de</strong>volle<br />

blik, die scheen over mij heen en toen weef<strong>de</strong> <strong>de</strong> vale morgen-melancholie, vermengd<br />

met <strong>de</strong> mistige blankte, die binnen drong van buiten, zich over alles en alles heen...’<br />

Daarop was <strong>de</strong> Verlei<strong>de</strong>r verschenen. Satan kan <strong>Couperus</strong> er niet mee bedoeld hebben.<br />

Er is eigenlijk maar één oplossing mogelijk: Thanatos, <strong>de</strong> dood, die in <strong>de</strong> Griekse<br />

kunst in<strong>de</strong>rdaad doorgaans naakt en met grote vleugels wordt weergegeven. Zo tekent<br />

<strong>Couperus</strong> hem ook: ‘Hij was groot, en jong, en sterk, en naakt; twee groote vleugels<br />

streepten recht achter zijn rug <strong>de</strong> forsche, bree<strong>de</strong>, donzige lijnen.’<br />

Deze Verlei<strong>de</strong>r trachtte hem er toe te bewegen met hem mee te gaan. <strong>Couperus</strong><br />

wist, schrijft hij, dat diens kus hem zou do<strong>de</strong>n. De Verlei<strong>de</strong>r zegt dan: ‘Kom meê.<br />

Laten wij <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> menschheid, die wij minachten, en stijgen wij in <strong>de</strong><br />

etherische hemelen. Wat is <strong>de</strong>ze wereld, wat is <strong>de</strong>ze menschheid! <strong>Een</strong> vergane zon,<br />

waarover krioelen ènkele millioenen ontaar<strong>de</strong> zonnelingen. <strong>Een</strong> al barsten<strong>de</strong> bol, die<br />

enkele eeuwen nog drijven zal door <strong>de</strong> ruimte en waarover die duisteren<strong>de</strong>, onterf<strong>de</strong>,<br />

vervallene schepselen, die eenmaal waren <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>s Lichts, <strong>de</strong> zonen van aller<br />

zonnen Zon, elkan<strong>de</strong>r zullen bestrij<strong>de</strong>n, en vernietigen, tot hun wereld splijt, als een<br />

rotte vrucht en vergaan is in het heelal...’ - Hiermee was <strong>Couperus</strong> weer terug bij De<br />

zonen <strong>de</strong>r zou uit 1902. Hij liet <strong>de</strong> Verlei<strong>de</strong>r verkondigen dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n zich nu<br />

afwend<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> mensen, die immers <strong>de</strong> hun door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n geschonken schoonheid<br />

en lief<strong>de</strong> vernietig<strong>de</strong>n.<br />

In dit symbolistische sprookje laat <strong>de</strong> ikfiguur zich kussen door Thanatos, om op<br />

datzelf<strong>de</strong> ogenblik te sterven. <strong>Een</strong> sterk doodsverlangen moet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


474<br />

zich hoe dan ook in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong> hebben meester gemaakt. Hij was<br />

op een eindpunt aangekomen.<br />

Maar hij herstel<strong>de</strong> en stierf niet, al hoopte hij het misschien ook an<strong>de</strong>rs. In <strong>de</strong> loop<br />

van januari wend<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich tot <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse consul te Florence met het<br />

verzoek hem een speciale pas te geven die terugkeer naar Holland via Duitsland<br />

mogelijk maakte. Op <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> januari 1915 werd het document in Florence<br />

on<strong>de</strong>rtekend. Twee dagen later bekrachtig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse legatie te Rome het.<br />

Toen het vervolgens ook nog van een officieel Duits stempel was <strong>voor</strong>zien, stond<br />

niets <strong>de</strong> terugkeer naar het va<strong>de</strong>rland meer in <strong>de</strong> weg. 77<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth pakten hun koffers. Met achterlating van hun ver<strong>de</strong>re<br />

bezittingen, waar Emma Garzes <strong>voor</strong> beloof<strong>de</strong> te zorgen - Orlando in Zuid-Amerika<br />

kon het niet doen -, aanvaard<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> moeilijke reis naar huis. Hun grootste zorg<br />

was waar zij in Ne<strong>de</strong>rland van zou<strong>de</strong>n moeten leven. Alles was er zoveel duur<strong>de</strong>r.<br />

Bovendien zou<strong>de</strong>n ze gedwongen zijn een huishou<strong>de</strong>n op te zetten, zoals vroeger.<br />

Tenzij <strong>de</strong> oorlog snel afliep.<br />

Begin februari kwamen zij in Den Haag aan. Dat zij geen gemakkelijke tijd<br />

tegemoet gingen stond wel vast. <strong>Couperus</strong>' toch al wankele zekerhe<strong>de</strong>n kwamen door<br />

<strong>de</strong> nood op nog veel lossere schroeven te staan. Romans waren <strong>voor</strong>lopig geheel uit<br />

<strong>de</strong>n boze. Wel dacht hij alweer aan feuilletons. Aan <strong>de</strong> heer en mevrouw Smit Kleine<br />

schreef hij op 9 februari 1915 uit Den Haag: 78 ‘Aan zoo trouwe lezers, als Gij zijt,<br />

wil ik gaarne verra<strong>de</strong>n, dat vermoe<strong>de</strong>lijk met Maart mijne Zaterdagjes in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland weêr zullen verschijnen. Voor grooter werk voel ik mij na mijn Moorschen<br />

roman niet gestemd. De vreeslijke tijd, dien wij doorleven, drukt daar<strong>voor</strong> ook te<br />

veel, als een nachtmerrie... Men kan soms niet <strong>de</strong>nken... Ik ben U dankbaar <strong>voor</strong> Uw<br />

bei<strong>de</strong>r sympathie, die mij herinnert aan <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n van vroeger, toen wij elkaâr zagen<br />

in het huis op <strong>de</strong>n Apothekersdijk, bij onzen onvergeetbaren Ten Brink...’<br />

Eindnoten:<br />

1 Amice, 138 nr. 511.<br />

2 ‘Na een tentoonstelling’ (Vad. 19 juli 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 79-83.<br />

3 ‘De Hollan<strong>de</strong>rs in het Glaspalast’ (Vad. 9 augustus 1913), in Sicilië, Venetië, München 11,<br />

15-22.<br />

4 ‘Onschuldig genoegen’ (Vad. 6 september 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11,<br />

84-92; 84.<br />

5 Amice, 142 nr. 514.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 142 nr. 515.<br />

7 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza 111, 166-171; 171.<br />

8 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 11. - Prick, Ram, 38.<br />

9 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 9.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 11.<br />

12 Amice, 144 nr. 516.<br />

13 Maatstaf 11 (1963), 173 nr. 26.<br />

14 E. D'Oliveira, De jongere generatie (1914), XIV-XV, vertelt dat hij <strong>Couperus</strong> een niet malse<br />

vragenlijst had gezon<strong>de</strong>n. Deze leid<strong>de</strong> zijn negatief antwoord in met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Het is maar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


goed dat u mij niet in München is komen bezoeken,-vergeef mij, zoo u dit onhoffelijk klinkt,<br />

want waarlijk, ik zou aan uw vele, successievelijk te beantwoor<strong>de</strong>n vragen ergens door een<br />

geheime <strong>de</strong>ur zijn ontsnapt!’ - <strong>Couperus</strong> adviseer<strong>de</strong> hem eerst maar eens zijn werk goed te lezen<br />

(XVI): ‘Wanneer u <strong>de</strong>zen arbeid te zwaar vindt <strong>voor</strong> het doel, een studie over mij te schrijven...<br />

wel, dan moet ik u antwoor<strong>de</strong>n, dat wat ge van mij vergt nog veel zwaar<strong>de</strong>r arbeid <strong>voor</strong> mij<br />

zou zijn en dat een antwoord op uw vragen mij wel mijn geheele overige leven zou kunnen<br />

bezighou<strong>de</strong>n. U zult mij dus vergeven, dat ik u het werk opdraag, dat u mij zoudt willen opdragen,<br />

tevens overtuigd, dat u, zoo u dien arbeid op u wilt nemen, veel eer tot uw doel zult geraken,<br />

het een en an<strong>de</strong>r van mijn innerlijk en zelfs uiterlijk bestaan te weten te komen. En ik hoop<br />

hartelijk, dat u dit zeer ernstig bedoel<strong>de</strong> schrijven niet te veel als die eene geheime <strong>de</strong>ur zult<br />

beschouwen.’<br />

15 ‘Jan en Florence’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1913), in Jan en Florence, 1-9; 1.<br />

16 Ibi<strong>de</strong>m, 8-9. Zie over <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> futuristen: Catharina Ypes, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse<br />

letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 479-481.<br />

17 ‘De Gioconda, Futuristen en vreem<strong>de</strong>lingen’ (Vad. 3 januari 1914), in Jan en Florence, 18-26;<br />

24.<br />

18 Prof. dr. Luc In<strong>de</strong>stege, Giovanni Papini (1968), 24.<br />

19 Zie noot 17, 23 e.v.<br />

20 ‘Vreem<strong>de</strong>lingenhaat’ (Vad. 10 januari 1914), in Jan en Florence, 10-17.<br />

21 ‘Sentimentalisme tegen Futurisme’ (Vad. 17 januari 1914), in Jan en Florence, 27-33; 30.<br />

22 In<strong>de</strong>stege, Papini, 18-20. - ‘Un uomo finito’ (Vad. 14 februari 1914), in Jan en Florence, 48-53.<br />

23 I<strong>de</strong>m, 49.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 51-52.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 53.<br />

27 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 316: ‘“Peregrinus” bracht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> met<br />

Papini in kennis, en woon<strong>de</strong> met hem een propagandistische <strong>voor</strong>stelling bij in het ou<strong>de</strong><br />

“Verdi-theater”, door <strong>Couperus</strong> beschreven.’ - ‘Korte notities’ (Vad. 28 februari 1914), in Jan<br />

en Florence, 54-60; 55-56.<br />

28 I<strong>de</strong>m, 56.<br />

29 Amice, 148 nr. 522.<br />

30 ‘De droomen’ (Vad. 24 januari 1914), in Jan en Florence, 34-40; 34.<br />

31 ‘De spreeuwen’ (Vad. 7 februari 1914), in id., 41-47.<br />

32 Amice, 49 nr. 524.<br />

33 Vertaald als Op een dwaalweg (1915). <strong>Couperus</strong> gaf <strong>de</strong> vertaling een <strong>voor</strong>woord mee, zie Erbe,<br />

Nag. werk, 185.<br />

34 ‘Lentestemming’ (Vad. 14 maart 1914), in Jan en Florence, 61-66.<br />

35 ‘De maskers’ (Vad. 28 maart 1914), in Jan en Florence, 75-81.<br />

36 I<strong>de</strong>m, 58-60.<br />

37 Amice, 156 nr. 534.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 159 nr. 536.<br />

39 In die perio<strong>de</strong> is hem in Ne<strong>de</strong>rland op 31 maart 1914 <strong>de</strong> Nieuwe Gids Prijs (proza) <strong>voor</strong> Antiek<br />

toerisme toegekend, waarover hierboven al is geschreven.<br />

40 ‘Wree<strong>de</strong> portretten I-III’ (Vad. 4, 11 en 18 april 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 1-21.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 2-7.<br />

42 I<strong>de</strong>m, 7 e.v.<br />

43 Amice, 158 nr. 535. - Bastet, Zuil, 113.<br />

44 ‘Elvira’ (Vad. 9 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 44-50.<br />

45 ‘Niet meer dan een dagboekblad’ (Vad. 27 april 1914), in Wree<strong>de</strong> poitretten, 22-29.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 28.<br />

48 Amice, 160 nr. 538.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 161 nr. 540.<br />

50 ‘De gelui<strong>de</strong>n’ (Vad. 17 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 30-37.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 37.<br />

52 ‘Open brief van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ (Vad. 10 juni 1916), in Erbe, Nag. werk, 189-190.<br />

53 Amice, 162 nr. 542.<br />

54 Roelvink logeer<strong>de</strong> te Rome in het Hôtel d'Angleterre. Uit München zond <strong>Couperus</strong> hem kort<br />

na aankomst in pension Grebenau zijn adres, met het verzoek: ‘Schrijf ons uw adres in Florence,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


daar mijn vrouw U het een en an<strong>de</strong>r heeft me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>elen.’ (Brief in <strong>de</strong> Kon. Bibl. te Den Haag.)<br />

- <strong>Couperus</strong> en Roelvink, die overigens twintig jaar jonger was, ken<strong>de</strong>n elkaar al jaren. Roelvink<br />

(‘gevoelsgenoot’) was sinds 1910 eerst literair secretaris en ge<strong>de</strong>legeerd lid van <strong>de</strong> Raad van<br />

Beheer <strong>de</strong>r Koninklijke Vereeniging Het Ne<strong>de</strong>rlands Toneel. Toen in 1917-'18 <strong>de</strong> schouwburg<br />

van Amsterdam, aan <strong>de</strong> gemeente overging, nam Roelvink ontslag. Eduard Verka<strong>de</strong> kreeg toen<br />

<strong>de</strong> leiding. Zie dr. Tjaard W.R. <strong>de</strong> Haan, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarheid (1981), 181-205. - Tot<br />

1938 bewoon<strong>de</strong> Roelvink te Laren (N.H.) een fraai en verfijnd ingericht landhuis, Het Hooge<br />

Land.<br />

55 Zie noot 53.<br />

56 Amice, 164 nr. 546.<br />

57 Het moeizame ontstaan van dit boek blijkt alleen reeds uit het feit dat het in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

over drie (!) jaren verspreid is gepubliceerd: XI (1913), II, 621; XII (1914). 1, 57, 321, 454, 594;<br />

11, 42, 179, 468; XIII (1915), 1, 4 e.v.<br />

58 ‘Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer I-X’ (Vad. 24 oktober-24 <strong>de</strong>cember 1914), in Brieven<br />

van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 7-75. Uitvoerig hierover, en over <strong>Couperus</strong>' gebrek aan<br />

politieke belangstelling in het algemeen: Jan Fontijn, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong><br />

en <strong>de</strong> politiek’, in Staalkaart. Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 57 e.v.<br />

59 Nutt. Toesch., 7.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 12.<br />

61 I<strong>de</strong>m, 16.<br />

62 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

63 I<strong>de</strong>m, 30.<br />

64 I<strong>de</strong>m, 31.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 33.<br />

66 I<strong>de</strong>m, 34.<br />

67 I<strong>de</strong>m, 36.<br />

68 I<strong>de</strong>m, 48.<br />

69 I<strong>de</strong>m, 50-51.<br />

70 I<strong>de</strong>m, 64.<br />

71 I<strong>de</strong>m, 58.<br />

72 I<strong>de</strong>m, 69.<br />

73 Maatstaf II (1963), 218 nr. 85.<br />

74 Amice, 165 nr. 550.<br />

75 I<strong>de</strong>m, 166 nr. 551.<br />

76 ‘De verlei<strong>de</strong>r’ (Vad. 24 april 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie (1918), 62-67. Het handschrift<br />

van dit verhaal bevond zich later in bezit van Emma Garzes, en is tenslotte beland in <strong>de</strong><br />

Bibliotheca Bodmeriana te Genève.<br />

77 Afgebeeld in <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Schrijvers Prentenboek <strong>de</strong>el 9 (1980'), 5.<br />

78 Maatstaf II (1963), 174 nr.27 (aldaar abusievelijk 9 november 1915 gedateerd; <strong>Couperus</strong> hervatte<br />

zijn feuilletons op 6 maart 1915).<br />

II [1915]<br />

Het was een kou<strong>de</strong> winteravond toen <strong>Couperus</strong> en Elisabeth ein<strong>de</strong>lijk arriveer<strong>de</strong>n,<br />

na een op zichzelf wel <strong>voor</strong>spoedige reis. De familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein wist van niets.<br />

Samen namen zij een rijtuig en lieten zich in een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


475<br />

zeer Hollandse regen naar Hotel <strong>de</strong> Bellevue brengen. Door <strong>de</strong> beslagen ruitjes zagen<br />

zij on<strong>de</strong>rweg <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Haagse straten. Uit zijn hooggelegen hotelkamer ontwaar<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, behalve <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> torenspitsen en vertrouw<strong>de</strong> gebouwen, een nieuw<br />

silhouet: dat van het op 28 augustus 1913 ingewij<strong>de</strong> Vre<strong>de</strong>spaleis. Hij zei maar<br />

meteen wat hij er van vond: het was karakterloos en zwak en maakte een overheersend<br />

laatdunken<strong>de</strong> indruk. 1<br />

Het werd nog kou<strong>de</strong>r. De volgen<strong>de</strong> dag sneeuw<strong>de</strong> het. <strong>Couperus</strong> zond <strong>de</strong> chasseur<br />

van zijn hotel naar Molenstraat 26, waar Catharina en Benjamin - in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling<br />

Toos en Ben - nog altijd woon<strong>de</strong>n, samen met <strong>de</strong> weinige le<strong>de</strong>n van het grote gezin<br />

die het huis nog niet had<strong>de</strong>n verlaten. De jongen van het hotel moest een briefje<br />

afgeven waar alleen maar op stond te lezen: ‘mag ik komen koffiedrinken?’ 2<br />

Daar het een zeer grote woning was, waarin ettelijke kamers niet meer regelmatig<br />

gebruikt wer<strong>de</strong>n, hoef<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth niet lang in hun hotel te blijven.<br />

Met vreug<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n zij door zijn oudste zuster binnengehaald. Zij zijn bij haar<br />

gebleven tot zij tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> zomer een eigen bovenhuis kon<strong>de</strong>n betrekken,<br />

het beken<strong>de</strong> adres Hoogewal 2.<br />

In De terugkeer, het eerste feuilleton dat <strong>Couperus</strong> na vier maan<strong>de</strong>n weer in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland publiceer<strong>de</strong>, heeft hij een en an<strong>de</strong>r beschreven. Daarbij <strong>de</strong>ed hij het<br />

<strong>voor</strong>komen alsof verheven va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong> en niets an<strong>de</strong>rs hem naar Ne<strong>de</strong>rland<br />

teruggevoerd had. Over <strong>de</strong> augustusdagen in München, die hem toch zo volkomen<br />

had<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>soriënteerd, beweer<strong>de</strong> hij nu rustig: 3 ‘Ik heb die dagen om mij geblikt<br />

en af gewacht. Ja, ik zag <strong>de</strong> schoone dingen. Ik genoot <strong>de</strong> grootsche, heroïsche,<br />

epische gevoelens van an<strong>de</strong>ren. Van Duitschers. En ikzelve bleef koel. En krachtig.’<br />

De bewuste va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong> was eerst een broos sneeuwklokje geweest, zei hij,<br />

maar in Florence was het uitgedijd tot heel iets an<strong>de</strong>rs: tot een duister ‘Bosch van<br />

Heimwee’.<br />

In werkelijkheid voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich helemaal nergens meer thuis. Den Haag<br />

was dan nog <strong>de</strong> beste oplossing, en zeker <strong>de</strong> veiligste. Aan het eind van De terugkeer<br />

schreef hij, met meer oprechtheid: 4 ‘... mocht morgen over ons dierbaar kleine land<br />

waaien <strong>de</strong> roo<strong>de</strong> gloed, zoo zal ik, nuttelooze zegger van het nuttelooze woord, dat<br />

mijn éenige arme-rijkdom is en al heel weinig u baten zal in <strong>de</strong> ure <strong>de</strong>s gevaars, toch<br />

gelukkig zijn me<strong>de</strong> met u te kunnen voelen niet meer ver van u, maar mid<strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


476<br />

tusschen u allen.’ Hoewel het een beetje klinkt als een manifest van <strong>de</strong> koningin,<br />

teruggekeerd uit ballingschap, meen<strong>de</strong> hij het.<br />

Met verbazingwekken<strong>de</strong> eerlijkheid ook, liet <strong>Couperus</strong> zich in dit zelf<strong>de</strong> feuilleton<br />

uit over Giulio Lodomez. Het is wel zeer <strong>de</strong> vraag of Elisabeth er heel gelukkig mee<br />

geweest zal zijn. Ook moet hij er zijn familie toch wel mee in verlegenheid gebracht<br />

hebben. Het is geen won<strong>de</strong>r dat Catherina later in een interview zon<strong>de</strong>r aarzelen heeft<br />

meege<strong>de</strong>eld ‘Orlando... zeker, die heeft gelééfd!’ 5 Dat er enige moed <strong>voor</strong> nodig is<br />

om in <strong>de</strong> Hollandse kou in je hemd te gaan staan, heeft in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig Marsman<br />

in een artikel dat van bewon<strong>de</strong>ring getuigt, nog eens dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rstreept. 6<br />

<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> rustig dat hij in Florence <strong>de</strong> warmte van familielief<strong>de</strong> erg<br />

gemist had. Maar er was iets geweest dat alles vergoed had: Orlando's grote<br />

vriendschap. Hij had er zich alleen dán eenzaam gevoeld, als Orlando er eens een<br />

keer niet was. Letterlijk: 7 ‘Daar ginds was ik alleen, zoo niet <strong>de</strong> groote vriendschap<br />

mij er omring<strong>de</strong>. Die groote vriendschap gaf mij zeker ook <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> warmte, die<br />

“familiewarmte” in houdt, in ruime, mil<strong>de</strong>, e<strong>de</strong>lmoedige mate. Misschien daarom<br />

miste ik, egoïst, want toch behagelijk gekoesterd, niet altijd <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van<br />

bloedverwantschap. Vriendschap vergoed<strong>de</strong> die rijkelijk.’<br />

Niet min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk ook, voeg<strong>de</strong> hij er aan toe: ‘Dit jaar was het eenzaam om<br />

mij heen, in het land <strong>de</strong>r zon, waar <strong>de</strong> zon niet altijd schijnt... Dit jaar, dat het Bosch<br />

van Heimwee gewassen was om winterig, mistig Florence, bleef <strong>de</strong> gegane<br />

vriendschap zoo ver, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r oceaan, waarover <strong>de</strong> oorlog woedt.<br />

Ditjaar, misschien <strong>voor</strong> het eerst, heb ik mij vreem<strong>de</strong>ling en verlaten gevoeld in<br />

Italië.’ <strong>Een</strong> journalist van zijn eigen courant die hem in <strong>de</strong> Molenstraat opzocht, een<br />

zekere W., kreeg even dui<strong>de</strong>lijk te horen dat Orlando zich in Zuid-Amerika bevond. 8<br />

Was Giulio Lodomez, waarschijnlijk niet zon<strong>de</strong>r opluchting van Elisabeth, dus achter<br />

<strong>de</strong> horizon verdwenen, als een boemerang liet <strong>Couperus</strong> hem <strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangstellen<strong>de</strong><br />

blikken van heel Den Haag, om niet te zeggen het gehele va<strong>de</strong>rland, op papier weer<br />

terugkeren.<br />

Het zijn <strong>de</strong>rgelijke dingen - en men kan niet an<strong>de</strong>rs dan vaststellen dat Elisabeth<br />

in dit opzicht geheel opzij werd geschoven, met haar eigen familiewarmte incluis,<br />

waar Orlando's vriendschap hoog bovenuit toren<strong>de</strong> - die het vermoe<strong>de</strong>n wettigen dat<br />

er zich tussen <strong>de</strong>ze drie mensen meer heeft afgespeeld dan wij ooit zullen weten.<br />

Voor <strong>Couperus</strong> is Giulio<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


477<br />

Lodomez, wij mogen wel zeggen dé grote lief<strong>de</strong> van zijn leven geweest. Dit heeft<br />

<strong>de</strong> eerste wereldoorlog en <strong>de</strong> blijven<strong>de</strong> scheiding <strong>voor</strong> jaren tot een persoonlijke<br />

ramp <strong>voor</strong> hem gemaakt. In Ne<strong>de</strong>rland voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich afgesne<strong>de</strong>n, gevangen<br />

en opgesloten. Nooit zou hij hier een vriend vin<strong>de</strong>n die Orlando ook maar in <strong>de</strong> verte<br />

kon evenaren, laat staan vervangen.<br />

Drie weken later beken<strong>de</strong> hij zelfs nóg dui<strong>de</strong>lijker, in een dithyrambe op Italië en<br />

<strong>de</strong> Italianen, wat er eigenlijk aan <strong>de</strong> hand was. Ook <strong>de</strong>ze regels moet Elisabeth, die<br />

na <strong>Couperus</strong>' dood niet nagelaten heeft te trachten ie<strong>de</strong>r spoor van Orlando uit te<br />

wissen, iets waar zij zeer ver in is gegaan, met stijgen<strong>de</strong> ontzetting gelezen hebben<br />

zodra zij in Het Va<strong>de</strong>rland afgedrukt waren: 9 ‘Na jaren van <strong>de</strong>ze groote trouwe lief<strong>de</strong><br />

[van <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> Italië], ontmoette ik hèm. Den vriend, in wien ik dacht te zullen<br />

vin<strong>de</strong>n het kort-begrip van zijn land en zijn volk. De enkeling, tot wien zich<br />

gekristallizeerd scheen te hebben <strong>de</strong> veelheid. Het object na <strong>de</strong> algemeenheid. Het<br />

wezen na <strong>de</strong> menigte. In het bekoorlijke landschap, vol schimmen van verlei<strong>de</strong>lijkheid,<br />

<strong>de</strong> mensch vast omlijnd en tastbaar. Het was eene vriendschap, da<strong>de</strong>lijk en durend.<br />

Ik zal zijn eersten handdruk nooit vergeten. Wij voel<strong>de</strong>n, samen, dat wij die had<strong>de</strong>n<br />

gemist, alle die jaren, nu wij elkaêr slechts laat mochten ontmoeten. Maar ik zal ook<br />

zijn eersten glimlach nooit vergeten... Zijn glimlach, om mij. Om mijn enthoeziasme,<br />

mijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn land, en zijn volk! O, die bijna tee<strong>de</strong>r ontfermen<strong>de</strong><br />

tegemoetkoming van een eenvoudige, sterke, forsche ziel aan <strong>de</strong> gecompliceer<strong>de</strong>,<br />

zwak brooze ziel van wie bekoord was in betooverings dreven. Dat da<strong>de</strong>lijke, groot<br />

broe<strong>de</strong>rlijke verlangen te willen behoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontgoocheling, te willen<br />

beschermen wie zeker ontgoocheld achter zoû blijven. En dat alles met dien glimlach,<br />

die glimlach even van spot, meer van lief<strong>de</strong>, vòl van bewon<strong>de</strong>ring, bijna eerbiedig,<br />

omdat <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> vriend uit het Noor<strong>de</strong>n zóo, se<strong>de</strong>rt jaren, bemin<strong>de</strong> het eigene<br />

Zui<strong>de</strong>lijke volk en land. [...] Meer en meer vóel<strong>de</strong> ik in zijn glimlach <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rheid,<br />

die beschermen wil<strong>de</strong>. Nu ik <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n schrijf, mis ik zijn glimlach, want hij is<br />

ver, maar ik voel zijn krachtige lief<strong>de</strong> om mij heen, als een warme stroom...’<br />

We<strong>de</strong>rom wordt hier, zoals toen Mario Rossi vertel<strong>de</strong> over <strong>de</strong> slag bij Derna, <strong>de</strong><br />

lof gezongen van <strong>de</strong> onvergetelijke Lodomez-familieglimlach. En het zegt wel iets<br />

dat <strong>Couperus</strong> het manuscript van het feuilleton waarin hij juist dit heeft uitgezegd,<br />

ten geschenke heeft gegeven aan Giulio's<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


478<br />

zuster, Emma Garzes-Lodomez. 10 Dit althans is aan Elisabeths vernietigingsdrang<br />

ontsnapt.<br />

De terugkeer in Den Haag gaf aanvankelijk stof genoeg tot vele intieme<br />

bespiegelingen. Zo beschreef <strong>Couperus</strong> uitvoerig en met warmte het ou<strong>de</strong> huis<br />

Molenstraat 26, 11 ‘niet een ou<strong>de</strong>rlijk huis maar het is het bijna’. Hij beschreef <strong>de</strong><br />

sfeer, <strong>de</strong> geheimzinnige hoekjes en hokjes, waar het verle<strong>de</strong>n als het ware was blijven<br />

hangen, en allerlei herinneringen drongen zich als vanzelf aan hem op: 12 ‘Ik heb het<br />

huis in vroegere, jongere jaren gekend als het blij<strong>de</strong> huis, vòl feest, vol vreugd, vol<br />

drukke wereldschheid. Er is geweest in het huis verdriet en vreugd: <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn<br />

er groot gewor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> groote kin<strong>de</strong>ren hebben het huis verlaten, bijna allen, en <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rs zijn er achter gebleven, niet geheel eenzaam maar toch, onvermij<strong>de</strong>lijk, in<br />

<strong>de</strong>n weemoed <strong>de</strong>r làtere jaren, die altijd <strong>de</strong>n weemoed zijn. Maar wàt er ook gebeurd<br />

in het huis is, feest, vreug<strong>de</strong>, zorg, verdriet, wat er ook gegaan is en uit gewischt, <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong> ‘stemming’ is altijd gebleven, als bezonken, zelfs dièper bezonken. Zij zal<br />

blijven, zoo lang bestaan zal het huis.’ De tuin, een kloosterachtige binnenhof, <strong>de</strong><br />

ou<strong>de</strong>rwets grote zol<strong>de</strong>r, alles zag hij met ontroering terug.<br />

Kin<strong>de</strong>rherinneringen heeft hij ook in <strong>de</strong>ze weken opgehaald. In <strong>Een</strong> Hagenaar<br />

terug in Den Haag beschrijft hij zijn jeugdjaren op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong><br />

van zijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid Caroline. 13 Op een avond wan<strong>de</strong>lend door <strong>de</strong><br />

binnenstad herken<strong>de</strong> hij het paleisje van <strong>de</strong> koningin-moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> paleizen van <strong>de</strong><br />

prins van Oranje en van prins Alexan<strong>de</strong>r. Hij herken<strong>de</strong> veel: ‘Hier doem<strong>de</strong>n, huis<br />

aan huis, <strong>de</strong> huizen van vrien<strong>de</strong>n, die, ook, waren gestorven of verhuisd, naar an<strong>de</strong>re<br />

huizen, naar an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n... Hier had <strong>de</strong>s Hagenaars wereldsche jeugd geschitterd,<br />

daar had hij leed gehad met wie hem lief was geweest. Hier was hij intiem binnen<br />

gekomen en hem heug<strong>de</strong> nog <strong>de</strong> aroma <strong>de</strong>r vergane gesprekken; daar had hij slechts<br />

als “uitgaand jongmensch” eenige uiterlijkheid ten beste gegeven, maar àlle die<br />

huizen, wier drempels hij eens had overschre<strong>de</strong>n en die hij nu <strong>voor</strong> bij ging, <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

zijn te gevoelige hart aan.’<br />

In <strong>de</strong>ze euforische nostalgie terugkijkend naar Italië, moest <strong>Couperus</strong> toegeven<br />

dat Den Haag hem prettiger aan<strong>de</strong>ed dan Florence <strong>de</strong> laatste tijd gedaan had. Dat het<br />

daarginds niet meer het Italië was van twintig Jaar gele<strong>de</strong>n, had hij al wel vagelijk<br />

bespeurd, maar hij had het toch niet goed tot zich door laten dringen. Nu, op een<br />

afstand, begreep hij het beter.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


479<br />

Florence had zich gemo<strong>de</strong>rniseerd, al beweer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> futuristen dan van niet. Dat had<br />

<strong>de</strong> stad alleen maar lelijker gemaakt. De winters waren er kil van mist. Noch sociaal,<br />

noch <strong>voor</strong>al ook artistiek gebeur<strong>de</strong> er ook maar iets van enig belang. De stad aan <strong>de</strong><br />

Arno was een schitteren<strong>de</strong>, kunstig bewerkte medaille - <strong>de</strong> keerzij<strong>de</strong> ervan, met een<br />

aantal diepe krassen, zag <strong>Couperus</strong> pas goed in Den Haag. Orlando had gelijk gehad<br />

met hem te waarschuwen dat hij Florence i<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>: 14 ‘... je ziet dat alles zoo mooi,<br />

door je verbeelding heen en fantazie... Je ziet onze mo<strong>de</strong>rne armoê door je eigen<br />

rijkdom... Je geeft je eigen glans aan wat dof is...’ had hij gezegd. Terug in Den Haag<br />

zag <strong>Couperus</strong> daar <strong>de</strong> juistheid van in. - Terzelf<strong>de</strong>rtijd echter ontging het hem dat<br />

hij, na haar tien jaar niet gezien te hebben, van <strong>de</strong> weeromstuit nu zijn geboortestad<br />

i<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>. Ontwaken uit déze droom zou wat sneller verlopen.<br />

Wereldoorlog of niet, het leven ging zon<strong>de</strong>r veel veran<strong>de</strong>ringen door. De twintigste<br />

februari woon<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth op uitnodiging van Willem Royaards in<br />

Amsterdam <strong>de</strong> première van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>ns De heks van Haarlem bij. 15 <strong>Couperus</strong><br />

logeer<strong>de</strong> in het Doelen Hotel, waar hij, <strong>voor</strong> het eerst na lange tijd, een ontmoeting<br />

had met zijn uitgever Veen. Over <strong>de</strong>ze samenkomst weten wij ver<strong>de</strong>r weinig, 16 maar<br />

ongetwijfeld is <strong>de</strong> uitgave in boekvorm van De ongelukkige me<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp van<br />

gesprek geweest. Beter zijn wij op <strong>de</strong> hoogte van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>ns reactie toen<br />

hij het Haagse echtpaar tij<strong>de</strong>ns een souper na afloop persoonlijk leer<strong>de</strong> kennen. 17 In<br />

zijn dagboek teken<strong>de</strong> hij namelijk op: 18 ‘<strong>Couperus</strong>, dien ik <strong>voor</strong> 't eerst van mijn<br />

leven ontmoette, trok mij eerst niet aan, door zijn precieuze verwijfdheid. Vooral<br />

zijn vrouw vond ik antipathiek. Maar ik bespeur<strong>de</strong> spoedig het kind in hem, zijn<br />

kin<strong>de</strong>rlijke, tee<strong>de</strong>re manier. En dat bond mij terstond aan hem. Ik zal hem bezoeken<br />

in Den Haag.’ 19<br />

Heeft <strong>Couperus</strong> die avond te kennen gegeven dat hij wel eens iets <strong>voor</strong> het toneel<br />

wil<strong>de</strong> vertalen? De laatste aflevering van De ongelukkige was in januari 1915 in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. Ongetwijfeld zocht hij naar niet al te inspannen<strong>de</strong><br />

maar wél lucratieve bezighe<strong>de</strong>n. Geld verdienen werd meer dan ooit bittere noodzaak,<br />

omdat hij in Ne<strong>de</strong>rland veel meer nodig had, al was het alleen maar om fiscale<br />

re<strong>de</strong>nen. Hoe dit ook gegaan moge zijn, kort hierna moet Eduard Verka<strong>de</strong>, die sinds<br />

1913-'14 met zijn Haghespelers het zaaltje Heerengracht 13 te Den Haag was gaan<br />

bespelen, hem <strong>de</strong> vertaling opgedragen hebben van Edmond Rostands Chantecler.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


480<br />

<strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> vertaling in<strong>de</strong>rdaad ook gemaakt Toe een opvoering is het echter<br />

nooit gekomen. 20<br />

Spoedig vond hij heel an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len om in zijn on<strong>de</strong>rhoud te <strong>voor</strong>zien, en dit<br />

nog wel zon<strong>de</strong>r dat hij er een pen <strong>voor</strong> op papier hoef<strong>de</strong> te zetten. Sinds vele jaren<br />

reeds las hij graag <strong>voor</strong> uit eigen werk, in intieme kring zoals wij ons herinneren:<br />

Eline Vere in <strong>de</strong> tuin van Sofialaan 12, De berg van licht bij Cyriel Buysse in Afsneé,<br />

Langs lijnen bij Trudy <strong>de</strong> la Valette in Pasoeroean. Vrijwel al zijn werk placht hij<br />

bovendien aan Elisabeth <strong>voor</strong> te lezen <strong>voor</strong> hij het naar <strong>de</strong> drukker zond. In 1899<br />

had hij in Indië pecuniae causa al Fi<strong>de</strong>ssa in het openbaar willen <strong>voor</strong>dragen.<br />

Op 23 maart 1915 snoepte Den Haag <strong>de</strong> Delftse stu<strong>de</strong>nten <strong>de</strong> première af van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als <strong>voor</strong>drachtskunstenaar. (Hij had Veen op 13 februari<br />

toevertrouwd: 21 ‘ik hoû misschien een <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Delftsche Stu<strong>de</strong>nten.’ Op<br />

zijn verzoek zond Veen hem daarop een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n.) Het optre<strong>de</strong>n<br />

in Kunstzaal Kleykamp - toen nog op <strong>de</strong> hoek Paleisstraat/Oranjestraat; later Ou<strong>de</strong><br />

Scheveningseweg 3 tegenover het Vre<strong>de</strong>spaleis - werd een sensatie. Enkele<br />

familiele<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n dat het zon<strong>de</strong>r een stijlvol <strong>de</strong>corum, niet<br />

zou gaan. 22 De heer Kleykamp zelf had zich daarop bereid getoond een Boeddhabeeld<br />

bij te dragen. Dr. A. Bredius, die <strong>Couperus</strong> kort na zijn terugkeer ontmoet had en<br />

wiens schil<strong>de</strong>rijenverzameling en tekeningen hij in het majesteitelijke woonhuis<br />

Prinsegracht 6 al had mogen bewon<strong>de</strong>ren, leen<strong>de</strong> een paar vermeen<strong>de</strong> Rembrandts<br />

en een Correggio. Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein kwam op het i<strong>de</strong>e van een marmeren<br />

zuil; attribuut par excellence om elegant op te kunnen leunen. <strong>Een</strong> niet na<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong><br />

mevrouw - <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> Ranitz? - wapper<strong>de</strong> met een kanten doekje dat on<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>'<br />

glaasje water moest wor<strong>de</strong>n gelegd. (Bij het spreken placht hij van suikerwater te<br />

nippen.) Elisabech, tenslotte, bedacht heel bijzon<strong>de</strong>re lichteffecten die het bij fluwelen<br />

wandbespanningen goed zou<strong>de</strong>n doen: albasten vaas-lampen en alles verschemeren<strong>de</strong><br />

zij<strong>de</strong>n kappen. <strong>Een</strong> boeket arumkelken die <strong>de</strong> pers hardnekkig aäronskelken zou<br />

noemen - <strong>Couperus</strong> bezwoer <strong>de</strong> heren dat Mozes' broe<strong>de</strong>r in het geheel niets met zijn<br />

kelken te maken had -, vervolmaakte het precieuze <strong>de</strong>cor. Naar dit fraaie toneel, heeft<br />

<strong>de</strong> Haagse beau (?) mon<strong>de</strong> die avond met open mond zitten staren: zoiets was nog<br />

nimmer vertoond, en dat in een wereldoorlog! Welk een ongehoor<strong>de</strong> pretenties, luxe,<br />

<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie! <strong>Een</strong> vertoning, in<strong>de</strong>rdaad, zou weldra Jan Toorop smalen. <strong>Couperus</strong> las<br />

De zonen <strong>de</strong>r zon <strong>voor</strong>. Het was<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


481<br />

waarschijnlijk <strong>de</strong> ongelukkigste tekst die hij had kunnen kiezen. Maar wat <strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

het? Men was met zozeer gekomen om te luisteren dan wel om te kijken. 23 Er waren<br />

<strong>voor</strong>al veel dames.<br />

Over dit eerste optre<strong>de</strong>n heeft Just Havelaar verteld: 24 ‘Toen hij zelve ein<strong>de</strong>lijk<br />

binnentrad, doof<strong>de</strong>n op geheimzinnige wijze alle lichten, behalve daar, waar <strong>de</strong><br />

Dichter stond. Doch geen hél licht omglans<strong>de</strong> zijn hoofd - neen, het was een licht<br />

dat, vloeiend door albasten vazen en door lichtzij<strong>de</strong>n stoffen, van een zedig mysterie<br />

vol scheen. [...] En <strong>de</strong> Dichter sprak. Zijne stem rees en daal<strong>de</strong>, vloei<strong>de</strong> en storm<strong>de</strong>,<br />

klaag<strong>de</strong>, riep, ween<strong>de</strong> en zong. Ja, hoort, nu werd 't waárlijk een zingen, een<br />

psalmodisch zingen als van een zaliglijk vervoer<strong>de</strong>n priester... Doch dan wiessen <strong>de</strong><br />

zoete litanieën weer aan, wiessen zij aan tot <strong>de</strong> machtiger akkoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n haat,<br />

<strong>de</strong> toom, <strong>de</strong> wanhoop en van <strong>de</strong> juichen<strong>de</strong> triomf-extase...’ - Over <strong>de</strong> inhoud van het<br />

<strong>voor</strong>gelezene geen woord.<br />

In Het Va<strong>de</strong>rland schreef dr. Jan Walch: 25 ‘<strong>Een</strong> eigenaardige factor in <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>re<br />

visioenentoovering was <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>dracht en meer, zijn stem. [...] <strong>Couperus</strong> zegt<br />

niet woor<strong>de</strong>n, maar groote week-fantastische perio<strong>de</strong>n, waarin plots 'n énkel woord<br />

slechts oplicht; - maar <strong>de</strong> kleur van 't geheel <strong>de</strong>r visie blijft ook dan overheerschend.<br />

Het is ongemeen, en het is won<strong>de</strong>rbaar suggestief. De stem en <strong>de</strong> uitspraak van <strong>de</strong>n<br />

Meester zijn als die van niemand an<strong>de</strong>rs. Ik bedoel niet dat ook die móóier zijn dan<br />

van iemand an<strong>de</strong>rs. Ze hebben iets zeer precieus, dat toch <strong>voor</strong> zijn persoon volkomen<br />

natuurlijk is. Het is het Hollandsch, dat <strong>voor</strong> vele jaren uit een aristocratisch-Haagsch<br />

milieu is weggedragen naar <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>; en terwijl in Den Haag milieus vergingen<br />

en hun eigenaardighe<strong>de</strong>n vloei<strong>de</strong>n weg, bleef daar ginds een bewaar<strong>de</strong>r van een<br />

curieus verfijnd taalschatje.’<br />

<strong>Een</strong> zekere Haganus zei het in Buiten nog weer an<strong>de</strong>rs: 26 ‘Ge weet hoevelen in het<br />

kleine Ne<strong>de</strong>rland het Haagsche accent tot aanfluiting is. [...] Welnu, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

heeft geen Haagsch accent, evenmin als een kopje mokka naar koffie smaakt.<br />

Haagsche hopjes smaken naar koffie, Haagsche hopjes hebben in tongestreeling dus,<br />

geestelijk gesproken, een koffie accent, maar een kopje mokka heeft geen koffie<br />

accent, wijl het <strong>de</strong> koffie, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> koffie nog wel, zelve is. Zoo genomen heeft<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> geen Haagsch accent, hij is <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> Haagsche sprake zelve; hij<br />

is er <strong>de</strong> incarnatie van, gelijk Budha <strong>de</strong> incarnatie mag heeten van bezonken wijsheid.<br />

[...] In <strong>de</strong> donkere vertrekken, waar het meeren<strong>de</strong>els uit dames bestaan<strong>de</strong> publiek<br />

was gezeten, hing spoedig heel zwaar <strong>de</strong> lucht<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


482<br />

van tienerlei parfum. Het was <strong>de</strong> weel<strong>de</strong> van tal van boudoirs in kleine ruimte te<br />

verzameld, die in zwaar aroôm opsteeg en neerzeef<strong>de</strong>, overal door drong, alles<br />

vervul<strong>de</strong>. En won<strong>de</strong>rwel paste hierbij <strong>de</strong> verbeeldingsweel<strong>de</strong>, waarme<strong>de</strong> <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> geboorte van vuur en licht op aar<strong>de</strong> heeft verlucht. [...] Het fraai<br />

gebon<strong>de</strong>n boek hield onze meest Haagsche Hagenaar in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en alleen<br />

steun<strong>de</strong> zijn rechter arm op een zuil, die waarlijk tot dit doel scheen gemaakt, in ste<strong>de</strong><br />

van tot het dragen van beeldje, bloemvaas of lamp te dienen.’<br />

Wat vond <strong>Couperus</strong> er zelf van? ‘Heel veel succes, mijn lezing in Den Haag’,<br />

stel<strong>de</strong> hij vergenoegd vast in een brief aan Veen. 27 Enkele dagen later wijd<strong>de</strong> hij in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland een feuilleton aan zijn optre<strong>de</strong>n, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha, waarin hij<br />

verklaar<strong>de</strong> niet meer dan een simpele burgerjongen te zijn die er een beetje ingelopen<br />

was. 28 Dat hij zelf <strong>de</strong> bloemen had verzorgd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> theetafel, waaraan in <strong>de</strong> pauze<br />

<strong>de</strong> freules De Ranitz en Van Hoogendorp thee schonken - een bericht dat zelfs het<br />

Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad het vermel<strong>de</strong>n waard vond 29 -, verzweeg hij met enige<br />

tact, hoewel het er volgens <strong>de</strong> Indische journalist ‘smaakvol en coquet’ had uitgezien.<br />

<strong>Couperus</strong>' reputatie was hiermee, <strong>voor</strong> zover nog nodig, gemaakt. Maar hoevelen<br />

van <strong>de</strong>ze Haagse toehoor<strong>de</strong>rs zullen ook maar een syllabe van <strong>de</strong> op zichzelf toch al<br />

zo abstruse tekst begrepen hebben? <strong>Couperus</strong> had dat een beetje <strong>voor</strong>zien. <strong>Een</strong><br />

inleiding die hij daartoe met opzet geschreven had liet hij bovendien in <strong>de</strong> courant<br />

afdrukken, zodat ie<strong>de</strong>r die het wil<strong>de</strong> zijn proloog nog eens rustig kon nalezen. 30 Wij<br />

hoeven er hier niet opnieuw op in te gaan. Wel moet gezegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> keuze<br />

van juist dit proza, zoveel jaren na het ontstaan ervan, iets raadselachtigs heeft. Hoe<br />

<strong>Couperus</strong> er toe gekomen is dit sterk theosofisch getinte verhaal weer uit <strong>de</strong> kist op<br />

te diepen blijkt onvoldoen<strong>de</strong> uit zijn eigen commentaar: ‘Zoo ik De Zonen <strong>de</strong>r<br />

Zon kies, om u he<strong>de</strong>n avond uit <strong>voor</strong> te dragen, is dit vermoe<strong>de</strong>lijk omdat dit verhaal<br />

tot mijne liefste scheppingen behoort: een <strong>de</strong>r weinige, mijner reeds jaren gele<strong>de</strong>n<br />

geschreven werken, dat nog <strong>de</strong>elt in mijn gunst.’ - Waar het om gaat blijkt uit De<br />

verlei<strong>de</strong>r. Het was zijn eigen dichterlijk antwoord op <strong>de</strong> grote wereldbrand. Daarom<br />

ook voeg<strong>de</strong> hij enkele dichtregels toe die als volgt eindig<strong>de</strong>n:<br />

‘...nooit zal blijven wat werd,<br />

En alles, eenmaal, zal we<strong>de</strong>r terugvloeien in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Licht, zelfs <strong>de</strong> Duisternis zelve,<br />

Tot alles verzoend zal zijn, en eeuwig.’<br />

483<br />

Over zijn lezing in Delft, drie dagen later, schreef hij Veen. 31 ‘Ook in Delft was het<br />

heel aardig.’ Sommige lie<strong>de</strong>n uit zijn gehoor dachten daar toch wat an<strong>de</strong>rs over,<br />

getuige dit verslag: 32 ‘...wree<strong>de</strong> ontgoocheling! Deze hooge krijschen<strong>de</strong> faussetstem,<br />

een afschuwelijk papegaaiengeluid; <strong>de</strong>ze valsche, van affektatie niet genoeg<br />

geaffekteer<strong>de</strong> stem. O! bittere beproeving mijner ooren! En <strong>de</strong> vermoeidheid, die<br />

het luisteren naar dit aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schelle gepiep veroorzaakte... Er was veel en<br />

nieuwsgierig publiek. Allen waren gekomen om het Haagsche won<strong>de</strong>r te<br />

aanschouwen, om te genieten in-het-zich-vermaken met <strong>de</strong>n geaffekteer<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>.’ - Maar misschien heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze recensie niet eens on<strong>de</strong>r ogen<br />

gekregen. Hij was gewend alleen enige notitie te nemen, beweer<strong>de</strong> hij vaak, van<br />

gunstige reacties. An<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>lingen interesseer<strong>de</strong>n hem eenvoudig niet: ‘al die<br />

kaereltjes’! <strong>Een</strong> erg prettige herinnering behield hij in elk geval aan <strong>de</strong> Delftse<br />

boekwinkels. Zij bleken, zo zag hij in het <strong>voor</strong>bijgaan, alle werken die er van hem<br />

verkrijgbaar waren - en gezien <strong>de</strong> volle zol<strong>de</strong>rs waar Veen herhaal<strong>de</strong>lijk over klaag<strong>de</strong><br />

moeten er dat nogal wat geweest zijn - bij hele stapels in hun etalages gelegd te<br />

hebben. 33<br />

Intussen gingen zowel hijzelf als Veen er van uit dat <strong>de</strong> laatste De ongelukkige<br />

zou uitgeven, zodra <strong>de</strong> <strong>voor</strong>publikatie in Groot-Ne<strong>de</strong>rland tot een ein<strong>de</strong> was gekomen.<br />

Van <strong>de</strong> drukker, Thieme nog altijd, ontving <strong>Couperus</strong> zelfs al tamelijk snel <strong>de</strong> eerste<br />

drukproeven. Deze bleken zeer ‘vuil’ te zijn, wat dus veel correctiewerk beteken<strong>de</strong>.<br />

Het zette <strong>Couperus</strong> aan het <strong>de</strong>nken. In aan dui<strong>de</strong>lijkheid weinig te wensen overlatend<br />

zakelijk proza verzocht hij Veen: 34 ‘Maak dus <strong>voor</strong> De Ongelukkige contract op; geef<br />

mij wat je <strong>de</strong>nkt en laat mij behou<strong>de</strong>n mijn auteursrechten <strong>voor</strong> “volgen<strong>de</strong> uitgaven”.’<br />

Het honorarium waar Veen daarop mee kwam aanzetten achtte hij echter weer<br />

eens veel te laag - re<strong>de</strong>n genoeg om in een volgen<strong>de</strong> brief te schrijven dat hij daar<br />

natuurlijk helemaal niet op in kon gaan: 35 ‘Ik meen<strong>de</strong> uit ons laatste gesprek te hebben<br />

kunnen opmaken, dat je hooger honorarium kon geven. Heb ik mij vergist, dan<br />

moeten wij werkelijk maar niet meer samen werken maar ik kan niet <strong>voor</strong>tgaan met<br />

een groote, historische roman af te staan <strong>voor</strong> zulle een prijsje.’ Hij ging nog ver<strong>de</strong>r.<br />

Argwanend gewor<strong>de</strong>n, kwam het ongelukkige vermoe<strong>de</strong>n bij hem op<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


484<br />

dat Veen, <strong>de</strong> onkreukbare, hem wel eens zou kunnen bedotten. Tamelijk grievend<br />

moet <strong>voor</strong> Veen <strong>Couperus</strong>' bouta<strong>de</strong> geweest zijn die als volgt luid<strong>de</strong>: ‘Ik kom<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk ± 22 April in Amsterdam en hoop er enkele dagen te blijven. Je hebt<br />

mij zoo dikwijls gezegd, dat ik je boeken kon inzien, dat ik nu in Holland zijn<strong>de</strong>, mij<br />

wel eens door <strong>de</strong>skundigen zoû willen doen inlichten - na inzage dier boeken - welke<br />

<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen zijn waarom ik, als gevier<strong>de</strong> en veel gelezen auteur, mij <strong>de</strong> laatste jaren<br />

met honoraria moet tevre<strong>de</strong>n stellen, die zóo verschillen met wat ik vroeger kreeg.<br />

Je begrijpt, dat mij dat wel interesseert. Verkoop je mij werkelijk zoo veel min<strong>de</strong>r -<br />

veel min<strong>de</strong>r b.v. dan Thérèse Hoven, als je mij verle<strong>de</strong>n gezegd hebt - dan zoû ik<br />

mij waarlijk maar hou<strong>de</strong>n bij Thérèse Hoven en moeten wij afscheid nemen.<br />

Samenwerking is in dit geval <strong>voor</strong> geen van ons bei<strong>de</strong>n aangenaam. Ik, ten minste<br />

kan onmogelijk <strong>voor</strong>t gaan, als ik het eenige jaren reeds heb gedaan, ter wille van<br />

onze goe<strong>de</strong> verhouding, mij te laten afschepen met een paar hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n.’ (De<br />

hoofdre<strong>de</strong>n waarom <strong>Couperus</strong> naar Amsterdam zou komen was gelegen in een lezing<br />

die hij daar eind april zou hou<strong>de</strong>n; een gebeurtenis die veel stof heeft doen opwaaien.)<br />

In zijn hart had <strong>Couperus</strong> van Italië toch nog geen <strong>de</strong>finitief afscheid genomen.<br />

Over <strong>de</strong> te verwachten duur van <strong>de</strong> oorlog bleef hij optimistisch. Emma Garzes<br />

stuur<strong>de</strong> hem soms Italiaanse couranten en boeken, waar hij zich blij mee betoon<strong>de</strong>:<br />

zo was hij nog een beetje in Florence. Voorzichtig vroeg hij haar of zij geen lust had<br />

die zomer eens naar Ne<strong>de</strong>rland te komen. 36 Maar daar kon natuurlijk geen positief<br />

antwoord op verwacht wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> had niet eens een eigen huis aan te bie<strong>de</strong>n.<br />

Soms vertel<strong>de</strong> hij haar in zijn brieven iets over het leven dat hij nu leid<strong>de</strong>: 37 ‘Diner<br />

en theater, het houdt niet op! <strong>Een</strong> beetje te veel, als u het mij eerlijk vraagt. Maar<br />

<strong>voor</strong> Betty is het heel goed, want werkelijk, <strong>de</strong> laatste tijd, afgezien van uw lieve<br />

vriendschap, had zij weinig in Italië.’ Hij sprak <strong>de</strong> hoop uit dat hij tegen het najaar<br />

weer naar Florence terug zou kunnen keren. - Emma antwoord<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r regelmatig<br />

dan <strong>Couperus</strong> verwachtte. Het was <strong>de</strong> vraag of zijn brieven wel aankwamen. <strong>Een</strong>s<br />

schreef hij haar daarom in het Duits. 38<br />

Het grote probleem bleven natuurlijk steeds <strong>de</strong> financiën. Van Booven <strong>de</strong>elt mee<br />

dat <strong>Couperus</strong> zich in 1915 maan<strong>de</strong>n lang ter beschikking heeft gesteld van het<br />

<strong>de</strong>partement van Oorlog. 39 Hij zou gevoeld hebben dat er op dat ogenblik alleen maar<br />

nuttige dingen mochten wor<strong>de</strong>n gedaan en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


485<br />

wil<strong>de</strong> graag ingeschakeld wor<strong>de</strong>n bij het een of an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>partementale on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Dit gegeven is ongetwijfeld niet uit <strong>de</strong> lucht gegrepen. Maar of <strong>Couperus</strong> nu zo<br />

e<strong>de</strong>lmoedig en patriottisch was gewor<strong>de</strong>n mag toch wel <strong>de</strong> vraag heten. Eer<strong>de</strong>r ligt<br />

het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat hij op een of an<strong>de</strong>re functie hoopte die hem een<br />

vast salarisje zou garan<strong>de</strong>ren. Toen <strong>de</strong> oorlog langer bleek te zullen duren en <strong>Couperus</strong><br />

financieel toch re<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong> voeten kwam, heeft hij <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>nemens geheel laten<br />

varen. Wel vond hij het prettig nu ook wat meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

te doen. Hij las ingezon<strong>de</strong>n kopij mee, gaf zijn oor<strong>de</strong>el en schreef <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>rs soms<br />

eigenhandig terug.<br />

Lezingen die van hem gevraagd wer<strong>de</strong>n nam hij zoveel mogelijk aan. Eind april<br />

leid<strong>de</strong> dit in Amsterdam tot een onverkwikkelijke rel. 40 Hij zou spreken in het gebouw<br />

De Roos aan het Rokin, in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zaal waarin <strong>de</strong> kunsthan<strong>de</strong>laar Theo Neuhuys<br />

op dat ogenblik een aantal recente werken van Jan Toorop exposeer<strong>de</strong>. Toorop schreef<br />

daarop in De Maansbo<strong>de</strong> - het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad nam dit over - een boos<br />

ingezon<strong>de</strong>n stuk. 41 De suggestie bleek namelijk gewekt te zijn dat <strong>Couperus</strong>' optre<strong>de</strong>n<br />

tevens moest dienen als een soort van reclame <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze tentoonstelling. Woe<strong>de</strong>nd<br />

sverklaar<strong>de</strong> <strong>de</strong>, in 1901 katholiek gewor<strong>de</strong>n, heer Toorop dat hij God zij dank geen<br />

reclame nodig had. Neuhuys verzocht hij met klem te trachten ‘een an<strong>de</strong>re zaal <strong>voor</strong><br />

die lezing te vin<strong>de</strong>n. Mocht hij er niet in slagen, zoo heb ik hem verzocht het portret<br />

van Z.D.H. <strong>de</strong>n Bisschop van Haarlem, Mgr. Callier, het nieuwe groote paneel “Het<br />

Laatste Avondmaal” (Kapel van het St. Franciscus-huis, O.Z. Voorburgwal,<br />

Amsterdam) en nog eenige an<strong>de</strong>re gewij<strong>de</strong> werken, onverbid<strong>de</strong>llijk uit <strong>de</strong><br />

tentoonstellingszaal te doen verwij<strong>de</strong>ren, en zeer zeker in <strong>de</strong> zaal geen vertooningen<br />

te doen, die in Den Haag (wat ik niet gezien heb, doch vernomen) plaats hebben<br />

gehad. J. Toorop.’<br />

De <strong>voor</strong>dracht heeft op 27 april 1915 toch in <strong>de</strong> bewuste zaal plaatsgevon<strong>de</strong>n, zij<br />

het nadat <strong>de</strong> gewraakte schil<strong>de</strong>rijen daar intussen uit waren verwij<strong>de</strong>rd. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>el van<br />

Toorops werken is echter blijven hangen, wat een door De Maasbo<strong>de</strong> gestuur<strong>de</strong><br />

recensent - on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘De apotheose van het gepleisterd graf’ - alsnog inspireer<strong>de</strong><br />

tot <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik heb geen oogenblik vermogen te begrijpen, wat <strong>Couperus</strong> daar<br />

te doen had te mid<strong>de</strong>n van Toorop's werken van Christelijke symboliek, van Roomsche<br />

ontroeringen en bovennatuurlijke gedachten, te mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vergeestelijkte<br />

portretten van paters en priesters.’ De man vond ‘<strong>Couperus</strong>' kunst<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


486<br />

niet an<strong>de</strong>rs dan een veld van giftige bloemen: haar geur en haar schoonheid zijn diep<br />

ver<strong>de</strong>rfelijk. En het is merkwaardig ook te zien, hoe alle innerlijk ontbreekt aan alle<br />

mo<strong>de</strong>rne hei<strong>de</strong>nsche kunst, die uit haar aard imitatiekunst is, laf, geaffecteerd, valsch<br />

en voos. [...] Die zinnelijkheid nu van het woord vier<strong>de</strong> ook gisteravond hoogtij en<br />

<strong>Couperus</strong> zong met zijn gekunstel<strong>de</strong>, sleepen<strong>de</strong>, moduleeren<strong>de</strong>, soms weeklagen<strong>de</strong><br />

stem zijne hoor<strong>de</strong>rs en hoor<strong>de</strong>ressen in zwijmel. Er werd genoten - dat kon men zien<br />

aan houdingen en gezichten.’<br />

Iets min<strong>de</strong>r geëmotioneerd reageer<strong>de</strong> <strong>de</strong> NRC, 42 die eenvoudigweg schreef: ‘Voor<br />

<strong>de</strong>n smallen wand van <strong>de</strong> zaal, omringd door vitrines gevuld met Oostersche preciosa<br />

en zacht lichten<strong>de</strong> faïence, geleund op een zuilvormige pie<strong>de</strong>stal, met een lagen<br />

trumeau naast zich, waarop mevrouw <strong>Couperus</strong> een paar bloemen neerleg<strong>de</strong>, stond<br />

<strong>de</strong> dichter tegenover <strong>de</strong> geheel gevul<strong>de</strong> zaal. Aan <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n Toorop's teekeningen,<br />

waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sterke en suggestieve Apostelkoppen, en Toorop's schil<strong>de</strong>rijen, waaraan<br />

het bisschoppelijk portret thans ontbrak.’<br />

Het merkwaardigste getuigenis van <strong>de</strong>ze avond heeft ongetwijfeld ‘Honoré <strong>de</strong> la<br />

Baignoire’ ons nagelaten. 43 Na mevrouw <strong>Couperus</strong> beschreven te hebben als ‘eene<br />

geélanceer<strong>de</strong> dame met een zeer geélanceerd kapsel’ <strong>de</strong>elt hij me<strong>de</strong> dat <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zelf niet stónd, neen, hij ‘heeft het zweven<strong>de</strong>, dat in een salon past’. De<br />

Roos was bedwelmend van parfum. Er waren ook letterkundigen aanwezig: ‘Querido<br />

keek vragend en toch goedkeurend. <strong>Een</strong> rechter van het Hof lonkte. De heer <strong>Couperus</strong><br />

ging ver<strong>de</strong>r met i<strong>de</strong>ale, hooge, zéér hóóge stem. Zei hij daar oplóei<strong>de</strong> of opblóei<strong>de</strong>,<br />

ik weet het niet, luister maar, het is nog lang niet ten ein<strong>de</strong>, hij zege nu bloemen, hoe<br />

zegt hij die woor<strong>de</strong>n, hij zegt “bloemen” zoo rond, zoo pasteltee<strong>de</strong>r, hij zegt bloemen<br />

als pastelleer<strong>de</strong> hij roze-engelbeentjes en billetjes - ja billetjes - en hij zegt dit alles<br />

als een Hagenaar. Hij is <strong>de</strong> Hagenaar, poëzie gewor<strong>de</strong>n. Als hij horizon zegt, zegt<br />

hij eerst orisón, op zijn Fransch, en dan verlegt hij, omdat hij Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r is, want<br />

hij is nu eenmaal Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n klemtoon enkel: dan zegt hij órison. [...] Hij drinkt<br />

niet! hoe kunt ge zeggen dat hij drinkt, hij nipt. Hij snuit niet, hoe kunt ge zeggen<br />

dat hij snuit, hij golft met zijn neusdoek tegen zijn gelaat aan.’ Deze recensent besluit<br />

dan ook met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat ‘een lieve ou<strong>de</strong> en zéér fïjne dame eens gezegd heeft,<br />

ik was er bij: “<strong>Louis</strong>”, zei ze, “Je bent op een gouë drem peltje geboren.”’<br />

In zijn schets De gróote-stad heeft <strong>Couperus</strong> tamelijk geestig op dit alles<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


487<br />

gereageerd. 44 Kennelijk verbaas<strong>de</strong> hij zich zeer over <strong>de</strong> Amsterdamse benepenheid,<br />

en zo mogelijk nog meer over recensies die vrijwel niet op het eigenlijke werk<br />

ingingen maar waarvan <strong>de</strong> schrijvers zich hoofdzakelijk vergaapten aan <strong>de</strong> wijze<br />

‘waarop ik tij<strong>de</strong>ns mijn gewaag<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dracht, mijn zakdoek droeg en gebruikte,<br />

mijn haar had geborsteld, mijn ketting had hangen, mij snoot of liever niet snoot,<br />

mij laaf<strong>de</strong> of liever niet laaf<strong>de</strong>. Het is waar, ik beken nú, dat ik beter had<strong>de</strong> gedaan<br />

mij flink, als een echte jongen van <strong>de</strong> Digue-<strong>de</strong>-Mer, op het podium mij toe bedacht,<br />

éen vinger tegen het éene neusgat te leggen en dan door het an<strong>de</strong>re een forschen<br />

straal <strong>de</strong> zaal in te blazen: ik ben nú overtuigd, dat dit grootsteedscher zoû gestaan<br />

hebben. Ook had<strong>de</strong> het van metropoolschere manieren getuigd tusschen elke drie<br />

regels <strong>voor</strong>dracht een schuimen<strong>de</strong> pot bier naar binnen te slaan.’<br />

In<strong>de</strong>rdaad was Querido aanwezig, wat ge<strong>de</strong>nkwaardige gevolgen heeft gehad.<br />

Diens eerste twee <strong>de</strong>len van De Jordaan waren toen al verschenen en maakten opgang.<br />

<strong>Couperus</strong>, na zich verlustigd te hebben aan het Amsterdamse stadsschoon en zo<br />

mogelijk nog meer aan <strong>de</strong> kunstschatten van het Rijksmuseum, verlang<strong>de</strong> er naar,<br />

tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> week die hij in <strong>de</strong> hoofdstad doorbracht, nu ook nog iets van<br />

het volksleven te zien. Samen met wie hij noem<strong>de</strong> een groot schrijver - Israël Querido<br />

dus - en een beminnelijke boef - zekere Willem, die al twee keer had gezeten <strong>voor</strong><br />

zakkenrollen, en ook nog een keer <strong>voor</strong> een regelrechte inbraak - bezocht hij op<br />

vrijdagavond <strong>voor</strong> het eerst van zijn leven <strong>de</strong> Zeedijk, waar echter tot zijn spijt niet<br />

gevochten werd en ook niemand zich, tegen alle verwachtingen in, dompel<strong>de</strong> in<br />

kleurig zwelggenot. Querido's figuur Mooie Karel bleek zelfs in het geheel niet te<br />

bestaan. Ook bezocht het drietal nog <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Kerk, <strong>de</strong> misdaadsombere wallen en<br />

aanpalen<strong>de</strong> omgeving, terwijl <strong>Couperus</strong> er tenslotte een bijzon<strong>de</strong>r genoegen in schiep<br />

zich door Willem <strong>de</strong> zak te laten rollen. <strong>Een</strong> fraaie zilveren munt mocht <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

boef behou<strong>de</strong>n. - Overigens stel<strong>de</strong> dit alles nog niet zoveel <strong>voor</strong>: 45 ‘Deze<br />

nachtwan<strong>de</strong>ling was slechts bedoeld als eene inleiding <strong>voor</strong> een èchte nachtwan<strong>de</strong>ling,<br />

die wij een an<strong>de</strong>ren keer met Willem zou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rnemen als ik een flanellen hemd,<br />

een roo<strong>de</strong> das en een pet tot mijn dispozitie zoû hebben.’ Zijn schertsen<strong>de</strong><br />

beschrijvingen van een en an<strong>de</strong>r tonen ons weer <strong>de</strong> journalistieke <strong>Couperus</strong> op zijn<br />

best.<br />

Min<strong>de</strong>r badinerend was een brief aan Veen gesteld, die <strong>Couperus</strong> hem op 3 mei,<br />

nog steeds in Amsterdam, waar hij ditmaal logeer<strong>de</strong> in het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


488<br />

American Hotel, schreef na een kennelijk niet zo prettig verlopen on<strong>de</strong>rhoud. Veen<br />

had hem <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> inzage in <strong>de</strong> boeken gegeven. <strong>Couperus</strong>' argwaan was er alleen<br />

maar groter door gewor<strong>de</strong>n, vermoe<strong>de</strong>lijk omdat hij <strong>de</strong> cijferreeksen niet goed kon<br />

volgen. Bovendien kreeg hij geen toestemming alles eens rustig mee naar huis te<br />

nemen. Het is pijnlijke lectuur: 46 ‘Amice. Ik geloof, dat, na ons laatste gesprek, het<br />

beter is, dat ik mijn fortuin eens probeer bij een an<strong>de</strong>ren uitgever, wat De Ongelukkige<br />

aan gaat. Ten minste, je laatste <strong>voor</strong>stel kan ik niet aannemen. Het geen echter niet<br />

insluit, dat wij behoeven te breken <strong>voor</strong> altijd. Mocht ik met een an<strong>de</strong>ren uitgever<br />

klaar komen, dan zal ik niet verzwijgen, dat een ge<strong>de</strong>elte van het boek reeds gezet<br />

was en kan je misschien over dit zetsel met hem on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len. Het <strong>voor</strong>schot, dat<br />

je zoo vrien<strong>de</strong>lijk was, mij te geven zal ik door Scheurleer je weêr over doen maken.<br />

Dat <strong>de</strong> geheele geschie<strong>de</strong>nis mij niet aangenaam is, behoef ik je niet te zeggen. Men<br />

werkt niet jaren lang met elkan<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r dat het pijnlijk wordt van elkan<strong>de</strong>r te<br />

schei<strong>de</strong>n. Maar aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant was je geheimzinnigheid met <strong>de</strong> tabel van winst<br />

en verlies, die ik niet eens mocht behou<strong>de</strong>n, mij ook een zeer pijnlijk inci<strong>de</strong>nt.<br />

Algeheele openhartigheid in zaken dunkt mij onvermij<strong>de</strong>lijk om goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n te<br />

blijven.’<br />

Hierna beproef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn geluk, als vroeger, bij Van Holkema en Warendorf.<br />

Het resultaat hiervan was dat hij Veen in <strong>de</strong> loop van mei kon me<strong>de</strong><strong>de</strong>len: 47 ‘Ik ben<br />

klaar gekomen met Warendorf, <strong>voor</strong> ƒ 1500,- (eerste druk). Ge moet begrijpen, dat<br />

het verschil tusschen zijn 600 en het Uwe mij niet onverschillig kan zijn en het is<br />

mijn oprechte wensch, dat wij, al geef ik De Ongelukkige dus niet bij je uit, toch<br />

goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zullen blijven, zoo dat latere samenwerking volstrekt niet blijft<br />

uitgesloten.’<br />

Het is steeds weer verrassend te zien hoe in <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> keihar<strong>de</strong>, onverbid<strong>de</strong>lijke<br />

man van zaken samenging met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke, bijna sentimentele kunstenaar die zich<br />

in een heel intieme, kleine, besloten wereld altijd nog het meest thuisvoel<strong>de</strong>. De<br />

schets Kin<strong>de</strong>rkamer bij <strong>voor</strong>beeld gaat over een oom en tante die, na jaren verblijf<br />

in het buitenland, bij familie op bezoek komen en daar vier kleine kin<strong>de</strong>ren<br />

aantreffen. 48 Deze plegen weleens een geheimzinnig spel met al hun poppen te spelen,<br />

<strong>de</strong> ringelerei, maar wensen dat nu niet te doen. In een zijkamertje blijkt zich bovendien<br />

een ‘verrassing’ te bevin<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren nog niet weten mogen: een poppenhuis<br />

dat nog uit <strong>de</strong> familie stamt. Dat <strong>de</strong> oom en tante <strong>Louis</strong> en Elisabeth zijn ligt niet<br />

alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, het is zelfs geheel zeker. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


489<br />

oorspronkelijke manuscript draagt <strong>de</strong> opdracht: ‘Aan Kitty en Diek. 49 Dit was het<br />

echtpaar Ten Bosch-Vlielan<strong>de</strong>r Hein, wier vier kin<strong>de</strong>ren in<strong>de</strong>rdaad, zoals in het<br />

verhaal, Florence, Mia, Piet en Johan heetten. In dit geval heeft <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r<br />

weinig fantasie hoeven te gebruiken. Zijn schets geeft het bezoek en <strong>de</strong> reacties van<br />

<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren rechtstreeks weer. In <strong>Couperus</strong>’ werk komen weinig kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>, ze<br />

vielen in het algemeen buiten zijn directe levenssfeer. Daarom treft het <strong>de</strong>s te meer<br />

met hoeveel begrip en inlevingsvermogen hij hier <strong>de</strong> twee meisjes en twee jongetjes<br />

heeft geobserveerd en weergegeven.<br />

Wat het poppenhuis betreft, <strong>Couperus</strong> herinner<strong>de</strong> het zich heel goed! 50 ‘... Oom<br />

zag vol ontroering het poppenhuis terug, dat hij vroeger reeds gekend had in het<br />

eigen ou<strong>de</strong>rlijk huis en waarmeê <strong>de</strong> zusjes gespeeld toen had<strong>de</strong>n: het was vier<br />

verdiepingen hoog, en een dubbel huis; het was een <strong>voor</strong>naam heerenhuis met alle<br />

mogelijke comfort, het geen niet weg nam, dat, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> trappen ontbraken<br />

en alle tusschen<strong>de</strong>uren eveneens’. Er waren ook grote kartonnen dozen vol meubelen,<br />

waarmee het huis nieuw ingericht zou wor<strong>de</strong>n. Florence uit het verhaal weet he<strong>de</strong>n<br />

nog altijd te vertellen dat <strong>Couperus</strong> er buitengewoon opgewon<strong>de</strong>n over raakte. Steeds<br />

weer ging hij op <strong>de</strong> Denneweg bij antiquairs naar poppen-inventaris zoeken, om dat<br />

een plaatsje in het huis te geven. Soms ontzag hij zich niet met <strong>de</strong> kostbaarste zilveren<br />

meubeltjes en an<strong>de</strong>re accessoires aan te komen dragen.<br />

Dat De grootva<strong>de</strong>r, geschreven in november 1915, eveneens op een directe<br />

waarneming teruggaat ligt in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachtingen. 51 Ongetwijfeld heeft <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>ze grootpapa Catharina's echtgenoot Benjamin (‘Ben’) Vlielan<strong>de</strong>r Hein mo<strong>de</strong>l<br />

gestaan, samen met een van zijn kleinkin<strong>de</strong>ren. Deze zwager van <strong>Couperus</strong> was in<br />

1915 al zevenenzeventig jaar oud. Ook hier heeft <strong>Couperus</strong> niet alleen het plotseling<br />

driftige kind, maar ook <strong>de</strong> gedachten en gevoelens van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man zeer zuiver<br />

geobserveerd en a<strong>de</strong>quaat verwoord. Het gebeuren op zichzelf is haast niets, een<br />

jongetje van zeven jaar dat zijn beer kapot trekt. <strong>Couperus</strong> moet er wel bij geweest<br />

zijn. Foto's van Ben Vlielan<strong>de</strong>r Hein stemmen goed overeen met het fijnzinnige<br />

portret van <strong>de</strong> heel bedachtzame grootva<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> schets. Namen wor<strong>de</strong>n in dit geval<br />

niet genoemd.<br />

<strong>Couperus</strong>' sensitiviteit richtte zich zowel op mensen als op <strong>voor</strong>werpen. In Der<br />

dingen ziel schreef hij over zijn vroegere wan<strong>de</strong>lstok, die <strong>voor</strong> zijn gevoel een ziel<br />

had en van reizen hield. 52 Het gold <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> zilveren<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


490<br />

knop ervan. Hij had <strong>de</strong> stok veel in Nice gebruikt, maar bij zijn verhuizing naar<br />

Florence was hij hem kwijtgeraakt. Dit speet hem. Het verhaal heeft iets<br />

aandoenlijks: 53 ‘En soms, als ik mijn wan<strong>de</strong>lstok van he<strong>de</strong>n ter hand neem, <strong>de</strong>nk ik<br />

aan mijn verdwenen stok, aan zijn lieven knop, die zoo gezellig aan voel<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n<br />

palm van mijn hand en dan naar voren schoot, nieuwsgierig om te kijken en dan hoop<br />

ik slechts éen ding: Dat hij het tegenwoordig goed heeft. Dat hij in <strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

wat ruwe hand van zijn tegenwoordigen meester, misschien alleen Zondags, vrees<br />

ik, een prèttige wan<strong>de</strong>ling nog maakt over <strong>de</strong> heuvelen van Nice zon<strong>de</strong>r veel meer<br />

aan mij te <strong>de</strong>nken, die hem op eens niet móoi genoeg vond om mij, op een elegante<br />

wan<strong>de</strong>ling, te vergezellen.’<br />

Trouw aan een <strong>voor</strong>werp dat ons lang gediend heeft, zodat het een <strong>de</strong>el van onszelf<br />

is gewor<strong>de</strong>n, is een herkenbare ervaring. Iets <strong>de</strong>rgelijks vertelt <strong>Couperus</strong> over zijn<br />

houten koffer van Perry, die in 1913 drieëntwintig jaar oud was en die hij dus gekocht<br />

moet hebben toen hij zich in 1890 naar Parijs had begeven met <strong>de</strong> bedoeling zich<br />

daar te vestigen. Alle jaren se<strong>de</strong>rtdien had <strong>de</strong> koffer hem goe<strong>de</strong> diensten bewezen,<br />

door zijn combinatie van flinke omvang met <strong>de</strong>gelijkheid. In Spanje, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> reis<br />

met Orlando, had hij hem <strong>voor</strong> het laatst gebruikt. Aan het eind van die reis had hij<br />

hem in het pension Ranzini toch af moeten danken, dat wil zeggen, hij mocht hem<br />

daar ergens op <strong>de</strong> gang zetten, zogenaamd in <strong>de</strong>posito: 54 ‘En om éen ding ben ik blij.<br />

Hij behoort mij nog toe. Ik heb hem niet weg gedaan. Hij is nog van mij.<br />

En als ik eenmaal nog eens in Spanje kom, in Barcelona, ga ik hem op zoeken. Ja,<br />

ik ben zelfs overtuigd, dàt ik hem nog eens terug zal zien.’ - Want zou eenmaal niet<br />

Orlando uit Zuid-Amerika terugkeren om zich dan we<strong>de</strong>rom in Barcelona te<br />

ontschepen?<br />

Ook <strong>de</strong>ze koffer ‘was nooit als die an<strong>de</strong>re koffers. Hij was een koffer met een<br />

zie!.’ Misschien had hij <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelfs meer ziel dan zijn uitgever. Tegen een<br />

fikse ruzie met Veen zag hij als dat zo uitkwam niet op. De ziel van zijn koffer was<br />

iets an<strong>de</strong>rs: dat was een stuk van hemzelf.<br />

Zichzelf is hij door alles heen altijd trouw gebleven. <strong>Couperus</strong> had geen hekel aan<br />

<strong>Couperus</strong>, en in zoverre was hij een gelukkig mens. Hij gedroeg zich zoals hij zichzelf<br />

geaccepteerd had. Men had dat maar te nemen. Ook in Holland.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


491<br />

<strong>Couperus</strong>' terugkeer in Ne<strong>de</strong>rland was begin februari zelfs tot het bestuur van het<br />

stu<strong>de</strong>ntengezelschap Dicendo discimus te Groningen doorgedrongen. 55 Toen al<br />

besloten <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n daarvan hem uit te nodigen tot het hou<strong>de</strong>n van een lezing, dus lang<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>drachten in Den Haag en Delft. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> meteen<br />

vrien<strong>de</strong>lijk en positief. Maar hij wil<strong>de</strong> liever pas in mei komen, omstreeks <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong><br />

of iets later. ‘Ik hoop namelijk in dien maand’, zo schreef hij terug, 56 ‘een reis naar<br />

het Noor<strong>de</strong>n van ons land te maken en op het oogenblik zoû eene verplichting mij<br />

met schikken.’ <strong>Een</strong> maand nadien liet hij weten dat hij als honorarium<br />

hon<strong>de</strong>rdvijfentwintig gul<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> hebben, reis- en verblijfkosten inbegrepen. Als<br />

<strong>voor</strong> te lezen teksten gaf hij in overweging De zonen <strong>de</strong>r zon, fragmenten uit De<br />

ongelukkige die hij ook in Delft ten gehore had gebracht, of an<strong>de</strong>rs stukken uit<br />

Herakles, Dionyzos, Babel of Psyche. Merkwaardig genoeg stel<strong>de</strong> hij als mogelijkheid<br />

ook <strong>de</strong>, toen nog nimmer in boekvorm verschenen maar wel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

opgenomen, draak Imperia <strong>voor</strong>, zon<strong>de</strong>r dat wij kunnen vermoe<strong>de</strong>n wat hem daartoe<br />

bewoog. Zag hij er bijzon<strong>de</strong>re dramatische kansen in, omdat <strong>de</strong> tekst hem gelegenheid<br />

gaf afwisselend <strong>de</strong> stemmen van saters en heksen te imiteren? Men moet er niet aan<br />

<strong>de</strong>nken hoe het geklonken zou hebben.<br />

Als datum werd tenslotte 28 mei vastgesteld. In <strong>de</strong> week die er aan <strong>voor</strong>af ging<br />

zou er in Groningen kermis zijn. Toen <strong>Couperus</strong> dat hoor<strong>de</strong>, overwoog hij sterk een<br />

paar dagen eer<strong>de</strong>r te komen. Hij schreef <strong>de</strong> secretaris van Dicendo discimus: 57 ‘Zoû<br />

u mij eens willen mel<strong>de</strong>n of ik, zoo ik vier of vijf dagen te voren kom, iets meê kan<br />

maken van die echt Hollandsche jool, dat ik wel aardig zoû vin<strong>de</strong>n om souvenirs uit<br />

mijn kin<strong>de</strong>rtijd op te zoeken, of welke dagen <strong>de</strong> aardigste zijn. Ook zoû u mij dan<br />

verplichten met mij een hôtel te noemen: vermoe<strong>de</strong>lijk zal mijne vrouw met mij<br />

me<strong>de</strong> komen. Wij <strong>de</strong>nken van Groningen naar Leeuwar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Friesche meren te<br />

gaan en als u mij eenige inlichtingen geven kunt, zal ik zeér verplicht zijn.’<br />

In welk hotel <strong>Couperus</strong> gelogeerd heeft is niet bekend: De Doelen, Baulig, Frigge?<br />

Van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> teksten werd uitein<strong>de</strong>lijk Psyche gekozen. Zijn ver<strong>de</strong>re plannen<br />

heeft <strong>Couperus</strong> ter elf<strong>de</strong>r ure gewijzigd: geen kermis, geen Friese meren noch ook<br />

Leeuwar<strong>de</strong>n, en Elisabeth is om eveneens onbeken<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen rustig in Den Haag<br />

gebleven. Aan het Groningse avontuur heeft hij uitsteken<strong>de</strong> herinneringen behou<strong>de</strong>n.<br />

Op <strong>de</strong> middag <strong>voor</strong>afgaand aan zijn optre<strong>de</strong>n - hij was een dag eer<strong>de</strong>r gearri-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


492<br />

veerd - bood het bestuur van Dicendo Discimus hem een rijtoer aan naar<br />

Haren<strong>de</strong>rmolen en Paterswol<strong>de</strong>. De toen nog jonge Jaap Kunst, die ook van <strong>de</strong> partij<br />

was, herinner<strong>de</strong> zich jaren later: ‘Hij was in een aimabel humeur en welbespraakt,<br />

maar gaf ons daarbij toch ontegenzeggelijk <strong>de</strong>n indruk, zich in een merkwaardig<br />

vreemd, nog niet volledig geciviliseerd land te bevin<strong>de</strong>n.’<br />

Kunst, die assessor secundus was en in 1915 <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigenlijke<br />

abactis groten<strong>de</strong>els had overgenomen, wijd<strong>de</strong> daags na <strong>de</strong> lezing een zeer interessant<br />

artikel aan <strong>Couperus</strong>' optre<strong>de</strong>n in Vrije Arbeid. 58 Men had <strong>de</strong> grote bovenzaal van<br />

De Harmonie afgehuurd, en om acht uur zou <strong>de</strong> avond beginnen. Voor <strong>de</strong> somma<br />

van slechts een gul<strong>de</strong>n kon. Groningen het Haagse won<strong>de</strong>r meebeleven. De<br />

verwachtingen waren even hoog als het door <strong>Couperus</strong> bedongen honorarium. Immers,<br />

in november 1914 had Albert Verwey het in Groningen met vijftig gul<strong>de</strong>n moeten<br />

doen, en in mei van datzelf<strong>de</strong> jaar had Van Deyssel met hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n genoegen<br />

genomen. Wel had men <strong>de</strong>ze na afloop ook nog een souper aangebo<strong>de</strong>n, maar daar<br />

mocht <strong>Couperus</strong> eveneens op rekenen.<br />

In zijn verwachtingen werd Groningen niet teleurgesteld, althans het meren<strong>de</strong>el<br />

van het publiek niet. <strong>Couperus</strong> had naast zijn spreekgestoelte witte rozen gevon<strong>de</strong>n,<br />

en voel<strong>de</strong> zich ook ver<strong>de</strong>r zo in <strong>de</strong> watten gelegd dat hij uitgesproken in zijn nopjes<br />

was. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> rijtoer, die middag, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten hem steeds pepermuntjes<br />

gepresenteerd, uit angst dat hij wellicht ontijdig zijn stem zou verliezen in het briesje.<br />

Zij had<strong>de</strong>n hem met onverholen afschuw gruwelijke verhalen opgedist over <strong>de</strong><br />

achttien<strong>de</strong>-eeuwse pe<strong>de</strong>rastenmoor<strong>de</strong>naar Rudolf <strong>de</strong> Mepsche, Heer van Faen.<br />

On<strong>de</strong>rweg had men tweemaal thee gedronken in een uitspanning. Er kón niets meer<br />

misgaan. Dat gebeur<strong>de</strong> dan ook niet. <strong>Couperus</strong> haal<strong>de</strong> zelfs een stunt uit die hem een<br />

kleine ovatie oplever<strong>de</strong>, ook al was er on<strong>de</strong>r zijn gehoor een aantal mensen die niet<br />

veel van zijn fameuze woordkunst moesten hebben.<br />

Zelf heeft hij over dit optre<strong>de</strong>n geschreven: 59 ‘... het podium, dat ik betrad, zoudt<br />

gij met onwaardig uw exquizen smaak hebben gevon<strong>de</strong>n. Over betapijte tre<strong>de</strong>n trad<br />

ik in een nis van palmen en groen en witte rozen geur<strong>de</strong>n naast mij. Zij had<strong>de</strong>n het<br />

elegant gedaan, weet ge, mijn “boersche” Groningers. Ge hadt ze een pluimpje<br />

gegeven, heusch. Ik weet niet waarom - ik lees zeer gaarne in Den Haag - maar ik<br />

heb “Psyche” in Groningen beter gelezen dan in Den Haag. Ik heb beter het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


493<br />

sprookjesachtige getroffen in het begin en <strong>de</strong>n weemoed van <strong>de</strong>n Chimera, die<br />

Psyche's ontgoocheling beklaagt... En weet ge wat ik in Groningen heb gedaan, o<br />

Haagsche vrien<strong>de</strong>n en wat ik nog nooit in Den Haag <strong>de</strong>ed?<br />

Ik had mijn gastheeren reeds te voren gewaarschuwd, dat ik te hunner eere en ter<br />

eere van Groningen overal <strong>de</strong> eind-n zoû laten klinken, wat wij in Den Haag niet<br />

doen. “Met <strong>de</strong> stomme e <strong>voor</strong>af?” vroegen zij mij. “Met <strong>de</strong> stomme e <strong>voor</strong>af” beloof<strong>de</strong><br />

ik. En ik heb, geloof ik, woord gehou<strong>de</strong>n. Ik heb, op een enkelen slipper na, overal<br />

<strong>de</strong> eind-n gezegd, met <strong>de</strong> stòmme e <strong>voor</strong>af, en dus Psyche van <strong>de</strong> tinn'n, in hare<br />

droom'n, hare vizioen'n laten zien en doen smacht'n naar <strong>de</strong> Chimera. Ik geloof wel,<br />

dat mijne gastheeren dat nog al aardig von<strong>de</strong>n...’<br />

Na afloop werd hem, zoals al aangestipt, een souper geoffreerd: met champagne.<br />

Bijzon<strong>de</strong>r gevleid was <strong>Couperus</strong> door <strong>de</strong> Heidsieck-sec - ‘zij had<strong>de</strong>n het merk<br />

zorgvuldig uit mijne feuilletons na gepluisd’ - en hij ging in zijn latere verslag zo<br />

ver Jaap Kunst toe te spreken met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 60 ‘Ik geloof vast, o vriend Jaap, dat<br />

ik nog eens in uw tent me<strong>de</strong> kom overzomeren te Terschelling, om <strong>de</strong> ommelet te<br />

proeven, die gij zoo goed weet te berei<strong>de</strong>n.’<br />

Kunst heeft <strong>Couperus</strong> tij<strong>de</strong>ns diens <strong>voor</strong>dracht nauwlettend geobserveerd, en<br />

schreef in Vrije Arbeid serieuzer dan <strong>de</strong> Haagse recensenten en zon<strong>de</strong>r in welke<br />

banaliteiten ook maar te vervallen over <strong>Couperus</strong>' techniek: 61 ‘<strong>Couperus</strong><br />

Psyche-fragmenten <strong>voor</strong>dragen<strong>de</strong>... Schier zou<strong>de</strong> ik zeggen: <strong>Couperus</strong> Psyche<br />

zingen<strong>de</strong>, - want muziek is het, die er <strong>de</strong> hoogste charme aan leent, muziek in<br />

rythmischen zoowel als melodischen zin. Hoe stijgen en dalen in wisselend tempo<br />

<strong>de</strong> klankbevleug<strong>de</strong> woordreeksen van dit uiterst verfijn<strong>de</strong> en gevoelige proza, nú in<br />

stormen<strong>de</strong> rijen van onwe<strong>de</strong>rstaanbare anapaesten, dán in hupp'len<strong>de</strong> dactyli; el<strong>de</strong>rs<br />

in kalme jamben of bewogene trochaeën - doch immer in onvangbare wisseling van<br />

stemming en nuance. [...] Ik kan mij niet herinneren iemand gehoord te hebben, die<br />

zoo bijna zóng wat hij zei<strong>de</strong>, als <strong>Couperus</strong>. Zeer velen <strong>de</strong>ed het daarom eerst, en<br />

sommigen bij <strong>voor</strong>tduring, - aan, als geheel doelloze, ja, aandacht-aflei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

indruk-verzwakken<strong>de</strong> aanstellerij. En toch was het dit allerminst.<br />

Doch wij, Noor<strong>de</strong>rlingen, zijn gewend te hoeren meest enger begrens<strong>de</strong><br />

spreekstemmen in een laag register (bas, hoogstens bariton); - was het dan te<br />

verwon<strong>de</strong>ren, dat een stem van merkwaardigen omvang<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


494<br />

(ruim 2 octaven) en Hollandsch-hooge ligging, ten overvloe<strong>de</strong> nog in die richting<br />

bewust geoefend, ons, meeren<strong>de</strong>els donkerstemmigen, verraste? Dat zijn<br />

onmiskenbare affectatie bovendien, eerst vreemd aan<strong>de</strong>ed, en ein<strong>de</strong>lijk, dat men<br />

eenigszins gehin<strong>de</strong>rd werd door zijn slecht uitgesproken gutturale r?’<br />

Ter illustratie voeg<strong>de</strong> Kunst zelfs muzieknoten toe, om te verdui<strong>de</strong>lijken hoe<br />

<strong>Couperus</strong> sommige regels opzettelijk monotoon las, terwijl hij in het verloop van<br />

an<strong>de</strong>re zinnen zijn stem een octaaf liet dalen. In Groningen wekte dit verbazing, om<br />

niet te zeggen lichte consternatie. Kunst eindig<strong>de</strong> zijn beschouwingen met <strong>de</strong><br />

opmerking: ‘Velen zullen het met mijne appreciatie van <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachtskunst<br />

niet eens zijn, - het zou mij verwon<strong>de</strong>ren, ware het an<strong>de</strong>rs. Doch herhaal<strong>de</strong>lijk hooren,<br />

zou, naar mijn beschei<strong>de</strong>n meening, veler gevoelen in waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> zin veran<strong>de</strong>ren.’<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen verslag van <strong>de</strong>ze lezing - Over Groningen en mijzelven heeft nog<br />

een komisch vervolg gehad. 62 Het betrof <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels: 63 ‘De koeiebeesten lagen<br />

of graas<strong>de</strong>n of wachtten <strong>de</strong> melkster. <strong>Een</strong>e enkele <strong>de</strong>licate droeg nog een <strong>de</strong>kkleed,<br />

dat haar vierkant <strong>de</strong>n rug omhoes<strong>de</strong>. En allen, ik geloof àllen, had<strong>de</strong>n een kalfje naast<br />

zich.’ Dit verleid<strong>de</strong> op 7 juni een zekere G. Teis Pzn., achter wie zich <strong>de</strong> heer Geert<br />

Willem Spitzen verschool (?), een in <strong>de</strong> Groninger veenkoloniën geboren en getogen<br />

plattelan<strong>de</strong>r, zo verklaart Marijke Stapert-Eggen die dit alles nauwkeurig heeft<br />

nagezocht, 64 tot het volgen<strong>de</strong> in De Veenbo<strong>de</strong> geplaatst gedicht:<br />

‘Zo'n dichter toch<br />

woar haolt het heer?<br />

Dicht aal wat is<br />

en...nog wat meer.<br />

Ain vraoge is vast<br />

nait te bretaol<br />

-Nee, vraogen is vrij<br />

hait 't hier op Knaol!-:<br />

Zo'n neimelk kou<br />

mit 't kaalf aan d'kaant,<br />

(Ain zeldzaom ding<br />

bie ons in 't laand!)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Dei wacht op melkster,<br />

lees ik daor;<br />

Wat déi daor mot<br />

is mie nait klaor:<br />

Zogt 't kaalf of trekt<br />

<strong>de</strong> maaid aan 't jaor,<br />

Of zoog <strong>de</strong> schriever<br />

... op doeme waor?’<br />

495<br />

Kunst had <strong>de</strong> ietwat ongelukkige vrien<strong>de</strong>lijkheid dit <strong>Couperus</strong> toe te sturen, en<br />

herinner<strong>de</strong> zich lang nadien nog dat het niet in goe<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> viel. <strong>Couperus</strong>' reactie<br />

kwam volgens hem in het kort hier op neer: ‘Nu heb ik toch zo welwillend over die<br />

noor<strong>de</strong>lijke inboorlingen geschreven, en nu lappen ze me dit!’ 65<br />

Plezierige ervaringen van <strong>de</strong>ze aard ten spijt voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dikwijls<br />

ongelukkig. Aan Emma Garzes schreef hij op I juni: 66 ‘Ie<strong>de</strong>re dag heb ik het<br />

<strong>voor</strong>nemen U een brief te schrijven, en ik kom er niet toe ten gevolge van <strong>de</strong> grote<br />

droefheid die mijn hart vervult. Ik bewon<strong>de</strong>r Uw enthousiasme en U weet dat mijn<br />

wensen, daar ik Italië liefheb als mijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland, er naar toe gaan. Wanneer<br />

zullen wij alles wat wij daarginds liefhebben terugzien... Men moet er niet aan <strong>de</strong>nken.<br />

De Toekomst is <strong>de</strong> grote Sphinx... Voor het ogenblik zijn wij rustig hier tussen <strong>de</strong><br />

onzen, in een land dat het onze is. Ik tracht te vergeten terwijl ik mijn lezingen houd,<br />

die succes hebben. Ik heb Psyche <strong>voor</strong>gelezen, Herakles, De Zonen <strong>de</strong>r Zon en De<br />

Ongelukkige in Den Haag, Amsterdam, Delft en Groningen.’<br />

Voor zijn meubels en an<strong>de</strong>re bezittingen, die hij bij zijn vertrek uit Florence had<br />

laten opslaan, zou Emma zorgen, en hij vervolg<strong>de</strong>: ‘Wilt U <strong>de</strong> grote goedheid hebben<br />

zorg te dragen <strong>voor</strong> onze kleine bezittingen bij Sestini, te betalen als het nodig is, en<br />

ons dan een woordje te schrijven? Wij zullen u dan doen toekomen wat U <strong>voor</strong> ons<br />

hebt uitgegeven. [...] Wij <strong>de</strong>nken vaak aan Mevrouw Duse, hopen<strong>de</strong> dat zij geen<br />

zorgen heeft. Maak haar <strong>de</strong>elgenoot van onze zeer hartelijke gedachten aan haar.<br />

Zendt ons nu en dan eens nieuws. Waar is Mario? En lieve vriendin, geloof in het<br />

zeer grote gevoel van vriendschap dat wij allebei <strong>voor</strong> U koesteren.’<br />

Wat <strong>de</strong> Italiaanse toneelspeelster Eleonora Duse betreft, het is het enige gegeven<br />

over haar dat wij bij <strong>Couperus</strong> zelf vin<strong>de</strong>n. (Men herinnere zich<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


496<br />

het al eer<strong>de</strong>r geciteer<strong>de</strong> brieffragment van Elisabeth aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg:<br />

‘Wij zagen veel onze lieve Italiaansche vrien<strong>de</strong>n, Emma en haar dochter Bona Garzes.<br />

Deze brachten ons ook in kennis met Eleonora Duse, <strong>de</strong> groote actrice, die alle trappen<br />

in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>i Fossi 16, naar onze kamer in het pension, is op geklauterd om bij ons<br />

thee te drinken en samen met mijn man illuzies te scheppen over een tempel van<br />

schoonheid aan het Nemi Meer bij Rome waar dan Babel, Psyche en <strong>de</strong> Naumachie<br />

zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd - Illuzie gebleven -’)<br />

Intussen verschenen bij Veen <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>eltjes in <strong>de</strong> reeks Van en over alles en<br />

ie<strong>de</strong>reen. <strong>Couperus</strong> vond ze heel mooi, eenvoudig, zoals hij al eens vaker had<br />

geadviseerd. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij overigens mee dat Van Holkema en<br />

Warendorf het zetsel van De ongelukkige niet wensten over te nemen van Thieme,<br />

maar het boek weer geheel van voren af aan gingen drukken. Met weinig consi<strong>de</strong>ratie<br />

<strong>voor</strong> Veens verliespost merkte hij kalm op: 67 ‘Het spijt mij wel, maar we hebben<br />

allen wel eens onze kleine (en groote) <strong>de</strong>cepties. Het doet mij intusschen van harte<br />

genoegen, dat wij goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zijn gebleven want het tegen<strong>de</strong>el zoû jammer<br />

geweest zijn.’<br />

Terwijl hij die zomer in <strong>de</strong> Molenstraat aan <strong>de</strong> vertaling van Chantecler werkte,<br />

vertaal<strong>de</strong> Elisabeth Valentino Soldani's tragikomedie Nacht van laag en list, een stuk<br />

dat te Florence in <strong>de</strong> eerste helft van het jaar 1300 speelt. In Ne<strong>de</strong>rland heeft dit het<br />

nooit tot een opvoering gebracht. Nog in <strong>de</strong>cember 1915 zou het als Dramatisch<br />

Bijvoegsel van Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschijnen. In dit tijdschrift heeft <strong>Couperus</strong> zelf<br />

dat jaar behalve het slot van De ongelukkige niets gepubliceerd. De eerste helft van<br />

1916 heeft hij eveneens verstek laten gaan. Wel bleef hij regelmatig bijdragen <strong>voor</strong><br />

Het Va<strong>de</strong>rland schrijven. Nadat hij Elyata ein<strong>de</strong>lijk voltooid had, verscheen <strong>de</strong>ze<br />

novelle als feuilleton in <strong>de</strong> loop van mei en juli (<strong>de</strong> reeks werd in juni en begin juli<br />

overigens vijf weken on<strong>de</strong>rbroken). 68 Tussendoor schreef hij over zeer uiteenlopen<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen. Het nijpen<strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong>nprobleem behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij in De mieren. 69 In<br />

De Scheveningers, 70 een schets vol jeugdherinneringen - waarin hij en passant zijn<br />

twijfel uitsprak of ooit één Scheveningse Eline Vere zou hebben gelezen - vertel<strong>de</strong><br />

hij over <strong>de</strong> witte trekschuit waarin hij als kind naar Scheveningen voer, over het ou<strong>de</strong><br />

Badhuis ook, en over het afgebran<strong>de</strong> eerste en het herbouw<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Kurhaus. Hij<br />

vond <strong>de</strong> badplaats nu bijzon<strong>de</strong>r lelijk gewor<strong>de</strong>n. Noch <strong>de</strong> hotels noch zelfs <strong>de</strong> pier<br />

bevielen hem. Over <strong>de</strong> Scheveningse vrouwen in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


497<br />

haar kle<strong>de</strong>rdracht en <strong>de</strong> stoere vissers, ook al had<strong>de</strong>n zij soms een snoek-profiel, liet<br />

hij zich daarentegen enthousiast uit. Hij ‘zag’ ze als het ware <strong>voor</strong> het eerst. Zij<br />

vertegenwoordig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste resten van ou<strong>de</strong>rwetse Scheveningse schoonheid. <strong>Een</strong><br />

man die zijn been verloren had, gaf hij zelfs genadiglijk een dubbeltje.<br />

Van an<strong>de</strong>re schetsen valt <strong>de</strong> betekenis soms moeilijk te doorgron<strong>de</strong>n. Wat bij<br />

<strong>voor</strong>beeld te <strong>de</strong>nken van Prelu<strong>de</strong>, een symbolistisch sprookje over <strong>de</strong> <strong>Een</strong>zaamheid,<br />

met een grote E? 71 In alle verlatenheid bewoont <strong>de</strong> ikfiguur daarin een groot kasteel.<br />

Op een dag komen er twee gestalten naar hem toe - Orlando en Elisabeth? - die hem<br />

tussen zich in nemen, om hem mee te voeren naar een kristallen slot ergens aan zee<br />

waar alles met elkaar in harmonie is, ‘<strong>de</strong> zee en <strong>de</strong> lucht en <strong>de</strong> in lauweren gevangene<br />

zefiers en zacht juichen<strong>de</strong> stemmen en mijne eigene ziel... En ik geloof niet, dat er<br />

iets an<strong>de</strong>rs was, dat te zeggen is.’ - Doodsverlangen, ook hier weer? Verlangen naar<br />

vre<strong>de</strong> <strong>voor</strong>goed in een astraal samenzijn met vrouw en vriend?<br />

Zijn opmerkingen Over <strong>de</strong> eentonigheid, 72 een week later gepubliceerd, lijken een<br />

scherzo, maar eindigen <strong>de</strong>sondanks ook al weer met <strong>de</strong> dood. Ons levenspad voert<br />

ons ‘naar <strong>de</strong> vale, vage Ongewetenheid, die gij niet dóor ziet en niet weet, naar het<br />

Ein<strong>de</strong>, naar het geheimzinnige Ein<strong>de</strong>...’ Verhalen daarentegen als De twee<strong>de</strong> blik, 73<br />

De oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen 74 of De lief<strong>de</strong>s van Lili, 75 gaan min<strong>de</strong>r<br />

diep. Het spookhuis 76 herinnert, na zoveel Jaren, ineens weer aan motieven uit Over<br />

lichten<strong>de</strong> drempels. <strong>Een</strong> meesterlijke schets als Het afscheid 77 laat zien dat <strong>Couperus</strong><br />

het schrijven van een geraffineer<strong>de</strong>, quasi eenvoudige dialoog nog niet verleerd was<br />

en dat hij zeker in staat zou zijn geweest een <strong>voor</strong> die tijd mo<strong>de</strong>rne psychologische<br />

roman te schrijven, het genre waar hij eer<strong>de</strong>r zo in heeft uitgeblonken. - Hij had wel<br />

plannen in die richting, zoals wij zullen zien.<br />

Niet heel prettig zal De moord op <strong>de</strong>n optimist 78 bij Frans Netscher zijn<br />

aangekomen. De aanleiding weten wij niet, maar <strong>Couperus</strong> lijkt behoefte gevoeld te<br />

hebben eens grondig met hem af te rekenen. Het verhaal gaat over Rudolf, jongste<br />

kind van een gezin van zeven - van <strong>de</strong> elf kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong> waren er eveneens vier<br />

jong gestorven - dat zeven jaar oud aan zijn moe<strong>de</strong>r vraagt of het eigenlijk wel <strong>de</strong><br />

moeite waard is om te leven. De schrik is hevig. Ijlings wordt hem een meer<br />

optimistisch ingesteld jongetje als vriendje toegevoegd. De positieve instelling echter<br />

van dit ventje, met wie Rudolf on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes wan<strong>de</strong>lt,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


498<br />

blijft hem een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> ergernis. Dan na<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> volwassenheid: ‘Rudolf, die<br />

litterair was aangelegd, schreef zijn eerste novellen en artikelen. [...] Hij vroeg<br />

zichzelve vaak af, of het <strong>de</strong> moeite waard was te schrijven’. Zijn vriend vraagt zich<br />

zulke dingen helemaal nooit af. Hij durft zelfs kritiek te hebben op Noodlot (nota<br />

bene aan Netscher opgedragen!), want hij merkt op: ‘Kijk, je verhaal van <strong>de</strong><br />

psychologische zielsverwikkeling van die twee triestige menschen, was héel<br />

interessant, maar ik had het interessanter gevon<strong>de</strong>n als het niet zoo triestig eindig<strong>de</strong>.<br />

<strong>Een</strong> dubbele zelfmoord, vréeslijk!’<br />

Rudolf heeft veel succes, wat hij volgens <strong>Couperus</strong> ook verdient, ‘want hij heeft<br />

veel talent’. Tenslotte wekt het eeuwige optimisme van zijn vriend zoveel drift in<br />

hem op, dat hij hem tracht te wurgen. Op het nippertje mislukt dit gelukkig. Zodoen<strong>de</strong><br />

heeft hij juist nog gelegenheid hem toe te brullen: ‘... verschijn nooit meer <strong>voor</strong> mijn<br />

blik. Ik heb lange, lange jaren onzegbaar gele<strong>de</strong>n door je onverstoorbaar optimisme:<br />

ik wil nu ein<strong>de</strong>lijk bevrijd van je zijn, om ongestoord mijn pessimistischen roman<br />

te gaan schrijven, waarin ik, door mijn hoofdpersoon, <strong>de</strong> vraag wil doen stellen, of<br />

het leven <strong>de</strong> moeite waard is geleefd te wor<strong>de</strong>n. Verdwijn!!’ Kan Netschers op 14<br />

Juni 1915 verschenen bespreking van Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen hiervan misschien<br />

<strong>de</strong> oorzaak zijn geweest?<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze zomermaan<strong>de</strong>n is <strong>Couperus</strong> op zoek gegaan naar een huis <strong>voor</strong><br />

hemzelf en Elisabeth. Het inwonen bij zijn zuster Catherina liet hem te weinig vrijheid.<br />

Bovendien ging het er steeds meer naar uitzien dat <strong>de</strong> oorlog veel langer zou duren<br />

dan hij gehoopt of vermoed had. Half augustus betrok hij <strong>de</strong> bovenwoning Hoogewal<br />

2, <strong>voor</strong> jaren zijn nieuwe domicilie. Er zijn enkele van zijn belangrijkste boeken<br />

ontstaan.<br />

Uit een brief aan een literaire kennis - die door zijn aanmoediging in 1917 met<br />

gedichten in Groot-Ne<strong>de</strong>rland zou <strong>de</strong>buteren: ir. J.H. van Rossem 79 - weten wij dat<br />

hij dit bovenhuis twee maan<strong>de</strong>n later op typisch Couperiaanse wijze heeft ingewijd.<br />

Op 7 oktober schreef hij Van Rossem on<strong>de</strong>r meer: ‘Wij stellen ons <strong>voor</strong> in onze<br />

woning (nog slechts ten <strong>de</strong>ele ingericht en <strong>voor</strong>al missen<strong>de</strong> àl wat ons dierbaar is en<br />

in Italië opgepakt staat!) 22 Oktober a.s. (Dinsdag) eenige vrien<strong>de</strong>n te verzoeken<br />

<strong>de</strong>ze avond bij ons te passeren: ik zoû dan gaarne eene “intime lezing” geven. De<br />

invitaties zijn nog niet verzon<strong>de</strong>n maar ik profiteer van dit èin<strong>de</strong>lijk ontworpen en<br />

uitgevoerd epistel om U te zeggen, dat U ons hartelijk welkom is, zoo gij dien avond<br />

vrij hebt.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


499<br />

Geduren<strong>de</strong> vele middagen heeft <strong>Couperus</strong>, uitzien<strong>de</strong> over Den Haag, hier aan zijn<br />

schrijftafel hard gewerkt. In het vervolg van zijn brief leg<strong>de</strong> hij nog enige nadruk op<br />

<strong>de</strong> dagin<strong>de</strong>ling zoals hij die gewend was. Hij kon niemand een middagvisite maken,<br />

‘daar zoowel mijn vrouw als ik <strong>de</strong> middagen wij<strong>de</strong>n aan ons werk (iets, dat alle onze<br />

vrien<strong>de</strong>n en kennissen weten en ons wel vergeven).’<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De terugkeer’ (Vad. 6 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 51-58; 54.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 2.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 52.<br />

4 I<strong>de</strong>m, 58.<br />

5 Van Itallie, Portretten, 90.<br />

6 H. Marsman, Verzameld Werk III. Critisch proza (1947), 151-153 (geschreven in 1934).<br />

7 Zie noot 1, 57.<br />

8 Het Va<strong>de</strong>rland, 3 februari 1915 (vermoe<strong>de</strong>lijk Jan L. Watch).<br />

9 ‘Medaille's keerzij<strong>de</strong> I’ (Vad. 27 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 59-65 (61); i<strong>de</strong>m II (Vad.<br />

10 april 1915), in i<strong>de</strong>m, 65-71.<br />

10 Het handschrift van dit feuilleton bevond zich later in<strong>de</strong>rdaad in bezit van Emma Garzes. Het<br />

is niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> het in eerste instantie <strong>voor</strong> haar broer bestemd had. - Thans in<br />

particulier bezit.<br />

11 Zie noot 1, 55.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 56.<br />

13 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag I’ (Vad. 13 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 72-80 (78-79);<br />

i<strong>de</strong>m 11 (Vad. 20 maart 1915), in i<strong>de</strong>m, 80-85.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 62.<br />

15 Amice, 171 nrs. 553 en 554. De première was vastgesteld op zaterdag 13 februari maar moest<br />

wor<strong>de</strong>n uitgesteld.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 171 nr. 556.<br />

17 Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, Dagboek III (1911-1918) (1971), 1423: ‘De opvoering van <strong>de</strong> Heks is<br />

achter <strong>de</strong>n rug, en ik kan tevre<strong>de</strong>n zijn. [...] 's Avonds waren we bij Van Hamel - er waren ook<br />

Borel, <strong>Couperus</strong>, Giza, Jaap <strong>de</strong> Haan.’<br />

18 I<strong>de</strong>m, 1425.<br />

19 Het souper bij Van Hamel had nog een curieus vervolg. Jacqueline Royaards-Sandberg,<br />

Herinneringen (1979), 105, vertelt: ‘Voor <strong>de</strong> première van De Heks nodig<strong>de</strong>n wij <strong>Couperus</strong> en<br />

zijn vrouw uit, dit bij te wonen. Professor Van Hamel was bevriend met Van Ee<strong>de</strong>n. Hij<br />

bewoon<strong>de</strong> een mooi huis op <strong>de</strong> Heren- of Keizersgracht en nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> en ons uit om na<br />

afloop van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling bij hem te komen souperen. Ik herinner mij mooi verlichte kamers<br />

en feestelijke stemming, toen wij binnenkwamen. Het bleek een “wan<strong>de</strong>lend souper” te zijn.<br />

Ik herinner mij gesmeer<strong>de</strong> broodjes met beleg, ik herinner mij bla<strong>de</strong>n met glaswerk, ik zag iets<br />

mee schuim en dacht: “Ha, champagne!”, maar het was bier. Ik zie kleine schuitjes van<br />

geplisseerd papier, waarin <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r één partje gesucreer<strong>de</strong> sinaasappel lag. Ik zie veel<br />

onbeken<strong>de</strong>n en daartussen <strong>de</strong> gezichten van <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw, met wie wij afspraken,<br />

dat zij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag bij ons zou<strong>de</strong>n komen lunchen. Sapke [<strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong>] vond <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

ochtend een briefje van me: “Wij krijgen 2 gasten. Maak je kalfsoesters met doperwten om I<br />

uur?”. Onze gasten kwamen eer<strong>de</strong>r en in Willems stu<strong>de</strong>erkamer stortten zij hun hart uit over<br />

<strong>de</strong> vorige avond: “Als ik te souperen gevraagd word,” zei <strong>Couperus</strong> wanhopig, “dan eet ik die<br />

dag geen middageten. Holland op zijn smalst was het. En dan komt er een mevrouw naar mij<br />

toe. Ik stel mij <strong>voor</strong>: <strong>Couperus</strong>! Zij weet niet beter te zeggen dan: Komt U uit Indië?... Neen,<br />

Mevrouw, zeg ik geërgerd, ik kom níet uit Indië.” Wij lachten en praatten nog een beetje door<br />

over het geval, maar gingen tenslotte aan tafel. Na een kopje bouillon kwam onze Sapke met<br />

haar kalfsoesters... van “drie in een ons”!, heerlijk klaar gemaakt, daar ontbrak niets aan, maar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


veel te weinig <strong>voor</strong> twee mensen, die <strong>de</strong> vorige dag niets gegeten had<strong>de</strong>n. Na een combat <strong>de</strong><br />

générosité bleven er nog drie op <strong>de</strong> schaal.’<br />

20 V. Booven, Leven, 235-236: ‘Bij mijn bezoek op <strong>de</strong>n Hoogen Wal <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mij ook me<strong>de</strong> dat<br />

een tooneeldirectie hem verzocht had Chanteclair [sic] van Rostand te vertalen. Hij heeft daarna<br />

<strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>treffelijke vertaling, die later een tijdlang in het bezit van Herman Roelvink is geweest,<br />

ook gemaakt, Kantekleer is echter nimmer opgevoerd.’ - Zie R. Breugelmans, die in het nawoord<br />

bij zijn editie van enkele an<strong>de</strong>re teksten van <strong>Couperus</strong> (<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en<br />

Lon<strong>de</strong>n) (1985), 164, spreekt van ‘<strong>voor</strong> zover mij bekend niet opgevoerd, en in 1925 gebrekkig<br />

gedrukt in het tijdschrift Groot Ne<strong>de</strong>rland.’ - In Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXIII (1925), 1, 225, 355,<br />

469, 572, e.v. - De vertaling van Chantecler zal binnenkort afzon<strong>de</strong>rlijk opnieuw wor<strong>de</strong>n<br />

uitgegeven.<br />

21 Amice, 171 nr. 555.<br />

22 ‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha’ (Vad. 3 april 1915), in Der dingen ziel, 29-37.<br />

23 Uitvoerig hierover Bastet, Zuil, 127 e.v.<br />

24 De Nieuwe Amsterdammer (27 maart 1915).<br />

25 Het Va<strong>de</strong>rland (24 maart 1915).<br />

26 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zègt’, in Buiten (24 april 1915). Gedateerd 31 maart 1915.)<br />

27 Amice, 173 nr. 560.<br />

28 Zie noot 22.<br />

29 Soerabaiaasch Han<strong>de</strong>lsblad (6 mei 1915).<br />

30 Zie noot 22.<br />

31 Amice, 173 nr. 560.<br />

32 Wido, ‘Lezing van het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond, af<strong>de</strong>eling Delft’, in Minerva 40<br />

(1915), nr. 24, 295-296. In het vervolg van het verslag: ‘Jammer dat <strong>de</strong> omgeving zoo primitief<br />

was, dat het niet was een milieu behangen met mollige tapijten in het schijnsel van zachtoranje<br />

licht, in een fijnen geur van violettes <strong>de</strong> Parme. In dat milieu zou hij <strong>voor</strong>zeker niet geschroomd<br />

hebben <strong>voor</strong> het snuiten van zijn neus gebruik te maken van <strong>de</strong>n flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n zij<strong>de</strong>n doek, die<br />

in sierlijke plooiing over zijn borst bengel<strong>de</strong>. Hij had dan rustig <strong>de</strong>n zakdoek in zijn mouw<br />

kunnen achterwege laten. Of zou<strong>de</strong> het zijn dat <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> vrees<strong>de</strong> <strong>de</strong>n wapperen<strong>de</strong>n<br />

zij<strong>de</strong>n lap niet met éen greep in een gracielijken val terug te kunnen voeren naar <strong>de</strong> plaats waar<br />

zij nu een allercharmantste <strong>de</strong>coratie vorm<strong>de</strong> op het zwart van 's heeren rok. Ai! stel u <strong>Couperus</strong><br />

<strong>voor</strong> in het boven beschreven milieu! welk een exquise geneugte, waar<strong>de</strong> lezer!’.<br />

33 Zie noot 31.<br />

34 I<strong>de</strong>m.<br />

35 Amice, 174-175 nr. 563.<br />

36 Paradijzen II, 26 nr. 27.<br />

37 I<strong>de</strong>m.<br />

38 Paradijzen II, 26 nr. 28.<br />

39 V. Booven, Leven, 28-29. In een brief d.d. 19 april 1916 (Lett. Mus.) schreef hij aan majoor<br />

Van Blijenburgh: ‘Mochten wij er in komen, dan zoû ik niet thuis kunnen blijven: beste Lex,<br />

zoû je het erg gek vin<strong>de</strong>n als ik me dan (bij jou) opgaf als... hospitaalsoldaat??’<br />

40 Bastet, Zuil, 132-133.<br />

41 De Maasbo<strong>de</strong> (28 april 1915).<br />

42 NRC (28 april 1915). Ongetwijfeld door Johan <strong>de</strong> Meester.<br />

43 Knipsel in het Letterkundig Museum, gedateerd 1 mei 1915.<br />

44 ‘De gróote-stad’ (Vad. 8 mei 1915), in Der dingen ziel, 23-28; 27.<br />

45 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

46 Amice, 175 nr. 564.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 565.<br />

48 ‘Kin<strong>de</strong>rkamer’ (Vad. 17 april 1915), in Der dingen ziel, 73-81.<br />

49 In particulier bezit.<br />

50 ‘Kin<strong>de</strong>rkamer’ (Vad. 17 april 1915), in Der dingen ziel, 79.<br />

51 ‘De grootva<strong>de</strong>r’ (Vad. 27 november 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 88-93.<br />

52 ‘Der dingen ziel’ (Vad. 1 mei 1915), in Der dingen ziel, 7-15.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 11.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 15.<br />

55 Marijke Stapert-Eggen, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> over Groningen en zichzelve. <strong>Een</strong> zoektocht naar <strong>de</strong><br />

auteur en zijn “vriend Jaap”’, in Maatstaf 33 (1985), nr.4, 44-60. (In het volgen<strong>de</strong> is hieraan<br />

het een en an<strong>de</strong>r ontleend.)<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


56 I<strong>de</strong>m, 49.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

58 Zie reeds Amice, 213 met afb. van tekst en muziek<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n.<br />

59 ‘Over Groningen en Mijzelve’ (Vad. 5 juni 1915), in Der dingen ziel, 16-22; 19-20.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 19.<br />

61 Zie noot 58.<br />

62 Uitvoerig hierover Vogel, <strong>Couperus</strong>, 247-252.<br />

63 Zie noot 59, 17.<br />

64 Zie noot 55, 51 e.v.<br />

65 Dat Kunst zich dit goed herinnerd heeft, blijkt uit <strong>de</strong> tekst van die reactie zelf, afgedrukt bij<br />

Vogel, <strong>Couperus</strong>, 249 (d.d. 18 juni 1915).<br />

66 Paradijzen II, 27 nr. 30.<br />

67 Amice, 178 nr. 567.<br />

68 ‘Elyata’ (Vad. 15, 22, 29 mei; 10, 17, 24 juli 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 9-48.<br />

69 ‘De mieren’ (Vad. 12 juni 1915), in Der dingen ziel, 60-65.<br />

70 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel, 54-59.<br />

71 ‘Prelu<strong>de</strong>’ (Vad. 26 juni 1915), in Proza I, 51-55.<br />

72 ‘Over <strong>de</strong> eentonigheid’ (Vad. 3 juli 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 68-73.<br />

73 ‘De twee<strong>de</strong> blik’ (Vad. 31 juli 1915), in Der dingen ziel, 66-72.<br />

74 ‘De oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen’ (Vad. 7 augustus 1915), in i<strong>de</strong>m, 82-89.<br />

75 ‘De lief<strong>de</strong>s van Lili’ (Vad. 21 augustus 1915), in i<strong>de</strong>m, 46-53.<br />

76 ‘Het spookhuis’ (Van. 14 augustus 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 55-61.<br />

77 ‘Het afscheid’ (Vad. 4 september 1915), in Der dingen ziel, 38-45.<br />

78 ‘De moord op <strong>de</strong>n optimist’ (Vad. 28 augustus 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />

toeschouwer, 81-87.<br />

79 Fotocopieën van <strong>de</strong> tussen <strong>Couperus</strong> en Van Rossem gevoer<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie wer<strong>de</strong>n mij<br />

vrien<strong>de</strong>lijk ter beschikking gesteld door dr. H.W. van Tricht. - Zie <strong>voor</strong> een eer<strong>de</strong>re brief aan<br />

Van Rossem Maatstaf II (1963), 219 nr. 86. (d.d. 15 april 1915). - Over <strong>Couperus</strong> als redacteur<br />

van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, zie Proza II, 156-157 (n.a.v. Israël Querido). - Zie ook het nawoord van<br />

Lieneke Frerichs in <strong>de</strong> jubileumeditie van Nescio (1982), v.<br />

III [1915-1916]<br />

Met eigen meubels zijn huis inrichten kon <strong>Couperus</strong> niet. Wel probeer<strong>de</strong> hij die nu<br />

uit Italië terug te krijgen. Door <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen - ook Italië <strong>de</strong>ed nu mee - was<br />

dat geen gemakkelijke zaak. ‘Dank U, dat U zich met onze meubels bemoeit’, schreef<br />

hij aan Emma Garzes, 1 in een ongewoon lange brief van 10 oktober 1915, die als<br />

volgt doorgaat: ‘vrien<strong>de</strong>n met invloed bemoeien er zich hier ook me<strong>de</strong>, maar<br />

<strong>de</strong>salniettemin geloof ik, dat het zeer moeilijk zou zijn ze hier te krijgen en wij willen<br />

<strong>de</strong> verhuizing niet forceren; als <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n onoverkomelijk zijn, zullen wij<br />

ons daar bij neerleggen en al onze bezittingen blijven dan in Italië, in afwachting<br />

van betere tij<strong>de</strong>n... Inmid<strong>de</strong>ls hebben wij zo ongeveer ons home ingericht; het is heel<br />

aardig, maar alles is nieuw, behalve <strong>de</strong> foto's van Italië, die ik heb laten inlijsten en<br />

die mij het aanbe<strong>de</strong>n en verlaten land in herinnering brengen... O, als U wist van het<br />

heimwee, dat zich soms van mij meester maakt, in <strong>de</strong> nachten van slapeloosheid...!<br />

Toch, ik mag mij niet beklagen; het is goed weer terug te zijn in het va<strong>de</strong>rland, waar<br />

men mij bemint, kent, en fêteert... soms bijna te veel, <strong>voor</strong> mijn aard, die gij kent als<br />

meer die van een bohémien, die het prettig vindt onopgemerkt <strong>voor</strong>bij te gaan. Men<br />

verwent ons zeer; wij krijgen geschenken, bijna alsof wij met elkan<strong>de</strong>r trouwen!!<br />

Het leven is echter zeer duur (en alles wat men koopt evenzeer). Maar ik verdien<br />

genoeg geld met mijn <strong>voor</strong>drachten, of liever “lezingen” van fragmenten uit mijn<br />

werken; ik laat <strong>de</strong>ze lezingen organiseren door het hele land heen-Amsterdam,<br />

Haarlem, Zeeland etc. - en zij hebben werkelijk veel succes, wat mij troosten moet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


<strong>voor</strong> vele dingen... Ons leven is zeer afwisselend en werelds: theater, concerten,<br />

soupers... ik hoop, dat dit niet te veel zal zijn <strong>voor</strong> mijn lieve Bettina; Hollan<strong>de</strong>rs,<br />

hoewel zeer ernstig, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n - onze Koningin is bewon<strong>de</strong>renswaardig!<br />

- hou<strong>de</strong>n. (in Den Haag) van uitgaand leven, en wij hebben<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


500<br />

om ons heen zeer plezierige artistieke vrien<strong>de</strong>n, afgezien van <strong>de</strong> familie, die heel<br />

talrijk is...<br />

Maar soms, lieve Vriendin... schijnt het mij toe dat er een perio<strong>de</strong> van mijn leven<br />

is afgesloten: die van mijn arme jeugd, waar ik misschien te veel aan hing, met te<br />

veel vrouwelijke ij<strong>de</strong>lheid... en dat ik, gevierd als <strong>de</strong> Auteur en <strong>de</strong> Meester, bezig<br />

ben oud te wor<strong>de</strong>n, oud, oud... Ja, soms <strong>de</strong>nk ik aan dat ou<strong>de</strong> paleis, dat ik bemind<br />

heb als ware het mijn eigen - <strong>de</strong> grote trap, Antonio, onze kamers, <strong>de</strong> tuin,... waar ik<br />

zoveel van hield... Dat alles, dat is het verle<strong>de</strong>n; het leven stort zich <strong>voor</strong>waarts... en<br />

welke toekomst zal ons <strong>de</strong>el zijn...? Ik ben er niet <strong>voor</strong> gemaakt om oud te wor<strong>de</strong>n<br />

en ik ben bang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag... Ik ben blij te vernemen dat ge vol moed zijt, dat<br />

het <strong>de</strong> Uwen goed gaat; ik <strong>de</strong>nk zo dikwijls aan Mario en aan an<strong>de</strong>re jonge mensen<br />

die ik ken en mijn hart krimpt ineen... Ik schrei soms als een kind, om <strong>de</strong> tijd, <strong>de</strong><br />

wereld, <strong>de</strong> mensheid... Wanneer zal ik Rome weerzien, Florence... en Ulie<strong>de</strong>n...!!<br />

Ik zend U een kleine plattegrond van ons huis, gelegen in het centrum; het bevindt<br />

zich boven een kleermaker, <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur is klein, <strong>de</strong> trap... niet die van het Palazzo<br />

Niccolini, maar is men eenmaal boven gekomen, laat ik zeggen op <strong>de</strong> piano nobile,<br />

want in dit land hebben wij vele verdiepingen en trappen, dan is het heel aardig en<br />

onze vrien<strong>de</strong>n zeggen ons dat wij ons in <strong>de</strong>ze twee maan<strong>de</strong>n reeds een artistiek en<br />

comfortabel interieur hebben weten in te richten... Maar alles is nieuw en ik mis mijn<br />

ou<strong>de</strong> herinneringen! En mijn boeken!! En zovéle dingen: het aardige portret van mijn<br />

moe<strong>de</strong>r...’<br />

Op <strong>de</strong>ze plaats teken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een schets van het huis. 2 We zien <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, <strong>de</strong><br />

trap, en <strong>de</strong> plaats van het kleermakersatelier op <strong>de</strong> begane grond. Daarboven was<br />

aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant een zickamer ingericht, met gezicht op het water. Salon, schreef hij<br />

erin, en: (later mijn werkkamer). <strong>Een</strong> typisch Hollandse porte brisée gaf toegang tot<br />

<strong>de</strong> achterkamer, die eveneens een zitvertrek was, zij het tevens werkkamer <strong>voor</strong><br />

Elisabeth. Als wij mensen hebben, dineren wij daar, schreef <strong>Couperus</strong> erbij. Die<br />

vertrek grens<strong>de</strong> namelijk aan een kleine keuken in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gang, gelegen<br />

aan <strong>de</strong> achterkant van het huis. Annex aan <strong>de</strong>ze kamer bevond zich ter an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />

een vertrekje waar <strong>Couperus</strong> eenmaal zijn vriendin Emma hoopte te mogen onthalen<br />

op een meer intieme maaltijd.<br />

De verdieping daarboven was aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> ingericht als slaapkamer <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>. De achterkant was <strong>voor</strong> Elisabeth. Boven <strong>de</strong> keuken<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


501<br />

bevond zich daar <strong>de</strong> badkamer, en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant een naaivertrekje. Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

etage lag aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het huis nog weer een grote logeerkamer. Daar zou<br />

Emma moeten slapen. Wat wij een mei<strong>de</strong>nkamertje plegen te noemen betitel<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> met ‘kleine zomersalon, waar ge Uw brieven zoudt kunnen schrijven’. <strong>Een</strong><br />

aangrenzend hokje noem<strong>de</strong> hij ‘Uw cabinet <strong>de</strong> toilette’, terwijl een zinken plat niet<br />

alleen met ‘terras’ werd betiteld, maar tevens van <strong>de</strong> aanduiding ‘délice <strong>de</strong>s chats et<br />

<strong>de</strong>s chattes!’ werd <strong>voor</strong>zien: lustwaran<strong>de</strong> <strong>voor</strong> katers en katten.<br />

‘U ziet’, zo vervolg<strong>de</strong> hij, ‘het huis is groot, het is heel aangenaam en fris; laten<br />

wij hopen dat wij hier onze ou<strong>de</strong> dag zullen slijten; Betty gelooft daar niet in en<br />

glimlacht... Lieve Vriendin, ik eindig: het stemt: mij tevre<strong>de</strong>n dat ik dit rustige<br />

ogenblik heb kunnen vin<strong>de</strong>n om U te schrijven; Betty slaapt (3 uur, middag, Zondag)<br />

na een souper ten onzent, dat heeft geduurd tot bijna 2.30 uur! Souper na het eerste<br />

Mengelberg Concert, onze grote Mengelberg, die zo gewaar<strong>de</strong>erd wordt te Rome...<br />

Morgen, lezing in Haarlem (ik lees Psyche); straks een charmante theevisite bij een<br />

Russische mevrouw, die se<strong>de</strong>rt 30 jaren in Holland woont en <strong>de</strong> taal kent tot in alle<br />

finesses... De grote roman, die ik in mijn hoofd heb... wanneer zou ik die kunnen<br />

schrijven! Misschien dat het te pijnlijk zou zijn...’<br />

Op welk romani<strong>de</strong>e <strong>Couperus</strong> hier zinspeelt valt moeilijk te zeggen. Het meest<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand ligt uiteraard De komedianten. Maar dit boek is pas ontstaan nadat hij<br />

Plautus' Menaechmi vertaald had, De Tweelingen, een komedie die in <strong>de</strong> roman een<br />

rol speelt. Er zijn geen directe aanwijzingen dat <strong>Couperus</strong> toen al met <strong>de</strong>ze vertaling<br />

bezig was, hoewel dit ook niet geheel uitgesloten is.<br />

Wat Mengelberg betreft, <strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> grote dirigent bij A. Bredius leren<br />

kennen. Uit een brief van 19 oktober 1915, waarvan het Letterkundig Museum, een<br />

kopie bezit, blijkt dat in het bijzon<strong>de</strong>r mevrouw Mengelberg er zorg <strong>voor</strong> had gedragen<br />

dat hij en Elisabeth over twee excellente balkonplaatsen kon<strong>de</strong>n beschikken, <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> series concerten waar zij zich op geabonneerd had<strong>de</strong>n. Toen <strong>Couperus</strong> zelf<br />

op 26 oktober in Amsterdam een lezing kwam geven, nodig<strong>de</strong> hij Willem Mengelberg<br />

en Tilly Mengelberg-Wubbe daar <strong>voor</strong> uit. Zij, van hun kant, inviteer<strong>de</strong>n hem op die<br />

dag <strong>voor</strong> een noenmaal in hun huis Van Eeghenstraat 107. <strong>Couperus</strong> heeft hun<br />

uitnodiging aangenomen, maar wel op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat hij slechts weinig hoef<strong>de</strong> te<br />

eten en niet gedwongen zou zijn tot intensieve conversatie, daar hij zijn stem en zijn<br />

krachten wil<strong>de</strong> sparen...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


502<br />

De brief aan Emma Garzes kreeg nog een aandoenlijk postscriptum: ‘De ie November<br />

zal ik geen bloemen zen<strong>de</strong>n naar het kleine Kapelletje maar ik zal aan U <strong>de</strong>nken, aan<br />

U allen en aan Uw aanbe<strong>de</strong>n Moe<strong>de</strong>r..’ Hieruit blijkt dat <strong>Couperus</strong> se<strong>de</strong>rt 1911<br />

gewend was ie<strong>de</strong>r jaar op Allerheiligen bloemen te laten brengen naar het<br />

familiegrafhuisje waarin het stoffelijk overschot van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez na<br />

haar suïci<strong>de</strong> was bijgezet. 3 Voor het eerst moest hij nu verstek laten gaan.<br />

Zijn gedachten verwijl<strong>de</strong>n niet alleen dikwijls bij Emma in Italië, maar natuurlijk<br />

ook bij Orlando in Zuid-Amerika. Op 11 september 1915 publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland het brieffragment Over mijn woning, dat misschien als zodanig een<br />

literaire constructie is, maar <strong>de</strong>salniettemin, zo blijkt uit <strong>de</strong> inhoud, aan zijn Italiaanse<br />

vriend gericht was. Deze hoopte om <strong>de</strong> tien dagen een brief van <strong>Couperus</strong> te zullen<br />

ontvangen Althans volgens <strong>de</strong> aanhef: 4 ‘... en dat je om <strong>de</strong> tien dagen, minstens,<br />

particuliere copie van mij gewordt, wil ik wel overwegen, beste vriend, maar niet<br />

da<strong>de</strong>lijk belóoven, hoewel ik toch eigenlijk ook weêr niet het hart heb niet te belóoven.<br />

Laat mij dus niet belóoven maar zoo veel het mij doenbaar is, toch vervullen <strong>de</strong> niet<br />

gedane belofte...<br />

Indien ik dan nu weêr woon - herinner je, in 'II duren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n zaligen maar<br />

stikwarmen zomer, in Genève, <strong>de</strong> opgeworpene kwestie: Wonen of met Wonen? -<br />

is het in wat men hier een “bovenhuis” noemt:, het geen da<strong>de</strong>lijk een zekeren<br />

mo<strong>de</strong>sten maatstaf geeft. <strong>Een</strong> smal, houten trapje, steil als een lad<strong>de</strong>rtje Jakobs, voert<br />

naar mijn hemel omhoog en doet mij dikwijls met stillen weemoed her<strong>de</strong>nken het<br />

Palazzo Niccolini, zijn paleispoort, zijn granieten statietrap, en Antomo, <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong>ftigen portier...’ In dit fragment beschrijft hij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het uitzicht van zijn<br />

werkkamer. Recht <strong>voor</strong> hem stond een ce<strong>de</strong>r. De boom staat daar trouwens nog altijd.<br />

<strong>Couperus</strong> vond dat heel prettig, hoewel <strong>de</strong> ce<strong>de</strong>r niet op die uit <strong>de</strong> tuin van La<br />

Colonnata leek: een curieuze opmerking, die verwijst naar het gefingeer<strong>de</strong> bezoek<br />

aan Zio Piero, gedateerd 7 juli 1910. Uitvoerig vertelt hij Orlando over <strong>de</strong> typisch<br />

Haags-Hollandse eigenaar-dighe<strong>de</strong>n van zijn bovenhuis, waar hij een soort serre<br />

wil<strong>de</strong> inrichten om in weg te kunnen dromen: 5 ‘... en, <strong>voor</strong> jou, mocht je komen, om<br />

je eeuwige sigarette te rooken en <strong>de</strong> rookwolkjes te blazen toe naar lucht-wolken<br />

boven mijn stad, naar <strong>de</strong>n màneglans zelfs, want die was verle<strong>de</strong>n heerlijk klaar en<br />

wijd en wit...’ Tenslotte spreekt hij hem, die nu op reis is en dus zelf tij<strong>de</strong>lijk niet<br />

'woont', vermanend toe: 6 ‘Wees filozofiesch als ik<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


503<br />

het ben en verlies niet <strong>de</strong> egale kalmte, die zoo dikwijls mij een bad was van rust.<br />

Want <strong>de</strong> dingen en <strong>de</strong> wereld zijn sterker dan wij, maar wij moeten het niet verra<strong>de</strong>n,<br />

dat zij ons dwingen kunnen. Zel<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> dingen en <strong>de</strong> wereld harmoniesch aan<br />

onze wenschen en áls zij het waren, was dit het zoo héel korte oogenblik van het<br />

Geluk. Misschien heb je het wel eens gekend, misschien heb ik het wel eens gekend.<br />

Kennen wij het niet meer nu <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> dingen zoo héel sterk, zoo véel sterker<br />

zijn dan arme wij en ons dwingen te doen als wij eigenlijk - in onze diepste ziel -<br />

niet wenschen...’ De moed wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> ondanks alles toch niet laten zakken.<br />

Eéns zou<strong>de</strong>n zij elkaar terugzien: ‘... ik zal mijn glimlach om laeten Leven niét hebben<br />

verloren en je hadt toch áltijd pleizier in dien glimlach.’<br />

Enkele van <strong>de</strong> feuilletons die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze tijd in zijn nieuwe huis schreef,<br />

De betooveraar 7 en De zoeker, 8 hebben ineens boeddhistische on<strong>de</strong>rwerpen. Men<br />

zou moeten weten welke boeken <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze tijd las om na te kunnen gaan hoe<br />

hij hier zo ineens toe kwam. Van wel heel an<strong>de</strong>re aard is <strong>de</strong> schets Democratizeering<br />

fan kunst. 9 Samen met on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Top Naeff en M.J. Brusse had hij een boekje<br />

geschreven dat dienen moest als reclame <strong>voor</strong> het kledingbedrijf Magazijn Ne<strong>de</strong>rland<br />

(Katten-burg & Co.). Zijn eigen bijdrage daarin, Meditatie over het mannelijk toilet 10<br />

is weinig meer dan een dandyeuze stijloefening naar aanleiding van <strong>de</strong> praktische<br />

kleren die wij dagelijks aantrekken en die in sterke tegenstelling staan tot <strong>de</strong> wel<br />

romantische maar tamelijk onhandige kledij van vroeger. <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zag nu dat<br />

sommigen zich er over zou<strong>de</strong>n verbazen dat een kunstenaar van zijn formaat er niet<br />

tegen opzag zijn kunst te prostitueren tot ordinaire winkelreclame. A priori ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />

hij zich, en hij <strong>de</strong>ed het briljant. Had niet <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> schrijfster Matilda Serao zich<br />

verwaardigd een reclameboekje over antieke en mo<strong>de</strong>rne parfums te schrijven <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> grote Italiaanse parfumeur Bertelli? Wat was er tegen een volksconcert - over<br />

<strong>de</strong>mocratisering gesproken - of tegen een schil<strong>de</strong>r die een openbaar gebouw<br />

<strong>de</strong>coreer<strong>de</strong>, zodat 's mans kunst door een ie<strong>de</strong>r gezien kon wor<strong>de</strong>n? - In werkelijkheid<br />

ging het er overigens min<strong>de</strong>r om dat <strong>Couperus</strong> ineens zo <strong>de</strong>mocratisch zou zijn<br />

gewor<strong>de</strong>n. Belangrijker was het feit dat hij een aardig honorarium van het<br />

kledingmagazijn had getoucheerd. En dat was nooit weg...<br />

Verrassend is ineens een schets als De dieren 11 Van een hoge rots, zo <strong>de</strong>ed hij het<br />

<strong>voor</strong>komen (zijn werkkamer hoog boven Den Haag), ‘waar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


504<br />

ik geklommen was, om mijn eigen wereldsmart te verbergen in nacht en eenzaamheid,<br />

zag ik <strong>de</strong> Dieren...’ Het betreft hier een allegorische <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> wereldoorlog,<br />

uitgebeeld in een aantal symbolen die ten <strong>de</strong>le ontleend zijn aan <strong>Couperus</strong>' eigen<br />

vroegere werk. De oorlog te land en ter zee zijn een draak en een zeeslang die elkaar<br />

niet meer loslaten. De Duitse en Oostenrijkse a<strong>de</strong>laren, <strong>de</strong> Engelse leeuw, <strong>de</strong> Gallische<br />

haan, <strong>de</strong> Italiaanse wolvin, alle dieren liggen met elkaar overhoop. - De Chimera uit<br />

Psyche (verbeeldingskracht) tracht <strong>de</strong> zwijgen<strong>de</strong> Sfinx (wijsheid) ein<strong>de</strong>lijk tot spreken<br />

te bregen. De Sfinx echter weet dat het raadsel pas over eeuwen zal wor<strong>de</strong>n opgelost.<br />

Klaaglijk zoekt <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn <strong>de</strong> trouw, die hij verloren heeft, en zon<strong>de</strong>r wie nooit <strong>de</strong><br />

vre<strong>de</strong> gewekt kan wor<strong>de</strong>n. Er lijkt <strong>voor</strong> al <strong>de</strong>ze dieren geen uitkomst te zijn. Tenslotte<br />

verheft <strong>de</strong> Feniks zich, herboren opstijgen<strong>de</strong> uit zijn as. Dit is <strong>de</strong> altijd weer herleven<strong>de</strong><br />

hoop - men herinnere zich God en go<strong>de</strong>n - <strong>de</strong> mensheid steunen kan in haar<br />

verwachting dat eenmaal alles ten goe<strong>de</strong> zal keren. Toch zag <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> toekomst<br />

uiterst somber in. Dat maakte het sprookje De herscheppingen 12 dui<strong>de</strong>lijk.<br />

De herfst van 1915 bracht schitteren<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n dagen die hem enerzijds een<br />

openbaring waren, omdat het leek alsof het najaar hem wil<strong>de</strong> troosten <strong>voor</strong> zijn<br />

verloren Italië, waar hij alles had achtergelaten wat hem lief was. Dit thema, telkens<br />

weerkerend in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>, heeft hij nergens indrukwekken<strong>de</strong>r verwoord dan in<br />

Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst. 13 Bijna kon hij zich niet meer <strong>voor</strong>stellen waarom zijn<br />

vroege jeugd in Den Haag ooit somber geweest was: 14 ‘O Leed, zoo vér, nauwlijks<br />

zie ik uwe schimmen in <strong>de</strong>zen stralen<strong>de</strong>n Herfst! Ik wil u niet vergeten, maar wat<br />

zijt ge ver! Waart ge niet eenmaal mijn leven, o Leed? En nu... nu, wat zijt ge<br />

gewor<strong>de</strong>n? Op <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> plaatsen, waar gij ween<strong>de</strong>t in droeven, somberen, ou<strong>de</strong>n<br />

herfst... straalt en klatert <strong>de</strong> nieuwe Herfst... Moeten wij dan altijd weêr beginnen,<br />

moeten <strong>de</strong> nieuwe energieën steeds wor<strong>de</strong>n herboren...?’ - De an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />

openbaring was een donkere schaduw: levensmoeheid, steeds weer opnieuw. Maar<br />

hij zag heel goed in dat dit in wezen bij hem hoor<strong>de</strong>: 15 ‘Ik ben altijd <strong>de</strong> minnaar<br />

geweest van het Verle<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> minnaar van mijn eigen Verle<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jonge<br />

Toekomst was ik áltijd bang!’ - Psyche ten spijt...! Sprak hij <strong>de</strong> ene week nog over<br />

<strong>de</strong> Feniks van <strong>de</strong> hoop, in <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> herfstdagen van oktober 1915 schreef hij<br />

veertien dagen later: ‘... o sterk e Heraut <strong>de</strong>r Toekomst... Weet ge, ik gelóof niet aan<br />

haar...’ Ook <strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n eindigen weer somber, met<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


505<br />

onstilbaar verlangen naar <strong>de</strong> dood, het ‘zacht weg verstijven in <strong>de</strong> ijzige omhelzingen<br />

van wie gena<strong>de</strong>rd zijn...’ Juist <strong>de</strong> herhaling, steeds weer, van <strong>de</strong>ze somberheid, maakt<br />

dat wij dit niet af mogen doen met ‘litteratuur’.<br />

Heviger en dui<strong>de</strong>lijker nog heeft hij het uitgezegd in De mijmeriij. 16 De herinnering<br />

aan <strong>de</strong> met zijn onmaatschappelijke aanleg en homo-erotische verlangens<br />

samenhangen<strong>de</strong> problematiek van zijn jongere jaren stak, in <strong>de</strong> woning die bijna<br />

hetzelf<strong>de</strong> uitzicht had en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lichtval ken<strong>de</strong> als zijn geboortehuis aan <strong>de</strong><br />

Mauritska<strong>de</strong>, en die maar enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n meters ver<strong>de</strong>rop lag, weer sterk <strong>de</strong> kop<br />

op. De belangrijkste passage zij hier nogmaals geciteerd: 17 ‘O, mijn Leed, o mijn<br />

hevige Smart... toen, eenmaal, scheent gij mij bovenmenschelijk toe: nu heb ik u<br />

uitgele<strong>de</strong>n, maar vergeten zal ik u nooit. O mijn Smart, wat waart gij toen zwaar,<br />

wat hebt gij mij toen verpletterd, zoo zeer, dat ik mijzelven nu verbaas, dat ik nog<br />

leef. Wat heb ik met u geworsteld, gehijgd, wat hebben wij samen gele<strong>de</strong>n, ik om ú<br />

maar gij om mij, die mij smart aan moest doen, o Smart! Toen zijn <strong>de</strong> dagen <strong>voor</strong>bij<br />

gegaan, <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>bij gegaan; toen zijt gij mij heilig gewor<strong>de</strong>n, terwijl ik, onwillig,<br />

herleef<strong>de</strong>. En, nu in <strong>de</strong>ze liefste, donkere ure, nu zie ik u, na <strong>de</strong>n dollen dans, <strong>voor</strong><br />

mij verrijzen als steeds, zoo groot, zoo zuiver, zoo rein, o Smart van mijn leven,<br />

Moe<strong>de</strong>r van mijn ziel! Gij zijt <strong>de</strong> Waarheid geweest, <strong>de</strong> immense Waarheid, bijna<br />

te immens <strong>voor</strong> mijn kleine leven, te verpletterend <strong>voor</strong> mijn kleine zelf! Gij zijt <strong>de</strong><br />

reusachtige Werkelijkheid geweest, o immense smart, die <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n mij gaven!’<br />

<strong>Een</strong> van zijn feuilletons uit <strong>de</strong>ze laatste maan<strong>de</strong>n van 1915, De uren, 18 vertelt ons<br />

iets over <strong>Couperus</strong>' dagin<strong>de</strong>ling. Omstreeks zes uur in <strong>de</strong> morgen werd hij wakker.<br />

Hij schrok dan zo vreselijk van <strong>de</strong> gedachte dat er een nieuwe dag was aangebroken<br />

- ‘Weer een dag! Weêreen dag!’ - dat hij onmid<strong>de</strong>llijk weer trachtte in te slapen.<br />

Tegen tienen (!) bracht Elisa-beth hem warme thee op bed en zij trok <strong>de</strong> gordijnen<br />

open. <strong>Couperus</strong> begreep dat hij nu wel moest opstaan, nam omslachtig een bad,<br />

schoor zich, en kleed<strong>de</strong> zich met zorgvuldigheid traag aan, on<strong>de</strong>r het motto: 19 ‘Grauwe<br />

spleen <strong>de</strong>r Hollandsche morgen-uren, ik kén ze weêr, zoo als ik ze vroeger ken<strong>de</strong>.<br />

Gij zijt weêr precies het zelf<strong>de</strong>, wat gij vroeger-waart, in <strong>de</strong> dagen mijner jeugd.’<br />

Daarna nam hij zijn ochtendpost door, bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wat in <strong>de</strong> courant, ging soms een<br />

boodschap doen, om pas wat op te leven tegen dat het gebenedij<strong>de</strong> lunchuur aanbrak.<br />

Was dat eenmaal <strong>voor</strong>bij,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


506<br />

dan zette hij er zich toe om rustig wat te schrijven 20 - ‘een paar uurtjes maar, een paar<br />

lichten<strong>de</strong> middaguurtjes maar, o lezer, die meent, dat ik mij dóod schrijf, wat ik nooit<br />

van plan ben te doen!’ Om vijf uur zette hij zelf thee, maakte het haardvuur aan en<br />

bleef bij het zachte schijnsel van zijn schemerlampen wat zitten peinzen. Soms ging<br />

hij dan nog even wan<strong>de</strong>len - Elisabeth kookte intussen - om tenslotte bij thuiskomst<br />

om zeven uur het eten op tafel te vin<strong>de</strong>n. De avon<strong>de</strong>n reserveer<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> allerlei<br />

aangename verzetijes: 21 ‘Ik ben <strong>de</strong> man van <strong>de</strong>n avond en nacht <strong>de</strong>r feestelijke<br />

schijnsels en schuimen<strong>de</strong> wijnen, <strong>de</strong>r een weinig geëxaspereerd tintelen<strong>de</strong> conversatie,<br />

<strong>de</strong>r gezellig mondaine gloriën, die zich besluiten in een paar warm kleurige salons,<br />

waarin, bij een prettig souper, <strong>de</strong> absolute doelloosheid ons bewust wordt <strong>de</strong>zen, met<br />

loome Uren aangevangen, Dag te eindigen en naar bed te gaan...’<br />

Op een van zulke avon<strong>de</strong>n - 16 november - ontmoette <strong>Couperus</strong> aan een diner ten<br />

huize van Cyriel Buysse zijn latere biograaf Henri van Booven. 22 Deze, zeer<br />

geïmponeerd, heeft daar uitvoerig verslag van gedaan. De heren had<strong>de</strong>n nog met<br />

eer<strong>de</strong>r kennis met elkaar gemaakt. Wel moest <strong>Couperus</strong> het een en an<strong>de</strong>r van hem<br />

gelezen hebben. Afgezien van <strong>de</strong> roem die Van Booven met zijn roman Tropenwee<br />

(1904) geoogst had, publiceer<strong>de</strong> hij soms wel eens in <strong>Couperus</strong>' eigen tijdschrift<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland.<br />

Aan het diner zou<strong>de</strong>n behalve <strong>de</strong> dochter van Buysse ook <strong>de</strong> toekomstige<br />

ont<strong>de</strong>kkingsreizigers naar <strong>de</strong> Karakoroem <strong>de</strong> heer Ph. C.Visser en mevrouw<br />

Visser-Hooft aanzitten. In <strong>de</strong> met kaarsen verlichte vertrekken wachtte het gezelschap<br />

niet zon<strong>de</strong>r spanning op <strong>Couperus</strong> en Elisabeth. De laatste trad het eerst binnen.<br />

Volgens Van Boovens beschrijving, die onbedoeld wat komisch aandoet daar hij<br />

<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> een welhaast pathetische bewon<strong>de</strong>ring koester<strong>de</strong>, bewoog Elisabeth<br />

zich ‘als zwevend en met groote waardigheid naar hare gastheeren en toen kwam<br />

<strong>Louis</strong> zelf, hoog, <strong>voor</strong>naam, <strong>de</strong> vorst on<strong>de</strong>r onze intellectueelen. Groot, slank rechtop,<br />

gerokt, <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n beringd, rekkend een langen, gou<strong>de</strong>n fijnen ketting, neerlijnend<br />

van zijn lorgnon over zijn witte vest. Eigenaardig waren zijn donkere oogen achter<br />

groote brilleglazen. Nog zie ik dat traag overwogen gebaar dier enorme han<strong>de</strong>n.<br />

Rijzig van gestalte, scheen hij als over ons allen heen te zien, maar, zijn gastheeren<br />

ontwarend, begroette hij: “Dag Mevrouwtje”, “Dag Cyriel”, en, tegen <strong>de</strong> dochters:<br />

“Dag schatten”. Zijn stem klonk hoog, bijna klaaglijk traag met een zekere<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


507<br />

overwogenheid, eenigszins geaffecteerd, maar, een gemaaktheid, waarvan ik da<strong>de</strong>lijk<br />

begreep dat die in hém volkomen, natuurlijk was, iets afzon<strong>de</strong>rlijks van hem. Maar<br />

ik kon mij ook heel goed <strong>voor</strong>stellen dat velen hem in stem, gebaren en manieren<br />

aanzagen <strong>voor</strong> iemand, die er op uit is te verbluffen of te doen verbazen en hem<br />

daarom <strong>voor</strong> aanmatigend hiel<strong>de</strong>n.’<br />

<strong>Couperus</strong> voer<strong>de</strong> het hoogste woord, pochte er vrolijk op dat hij se<strong>de</strong>rt kort een<br />

secretaris had - Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, een drieën<strong>de</strong>rtig jaar ou<strong>de</strong> zoon van Catharina<br />

en Benjamin; <strong>de</strong>ze heeft hem als zodanig wel eens bijgestaan -, sprak over<br />

va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong>, zijn lezingen, <strong>de</strong> oorlog, en <strong>de</strong>ed dit alles op een trouwhartige toon.<br />

Van Booven kwam <strong>voor</strong> zichzelf tot <strong>de</strong> overtuiging ‘dat <strong>de</strong>ze groote man eigenlijk<br />

heel eenvoudig was’. Na het diner werd in Buysses stu<strong>de</strong>erkamer koffie geserveerd.<br />

Op een vraag van Van Booven vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hoe hij in Indië zelf eens een<br />

frappant geval van Stille Kracht had ervaren: het betrof het avontuur in <strong>de</strong> badkamer<br />

van Gabroe, Blitar, zoals hij dat daar in 1899 beleefd had. In <strong>de</strong> roman De stille<br />

kracht inspireer<strong>de</strong> het hem, zoals wij gezien hebben, tot het motief van <strong>de</strong><br />

geheimzinnige witte hadji, die er soms is en er toch niet is. Later heeft <strong>Couperus</strong> dit<br />

verhaal nog eens afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd, heilig overtuigd dat hij gezien had wat<br />

hij meen<strong>de</strong> te hebben gezien. 23<br />

Ruim een maand later, op <strong>de</strong> tweeëntwintigste <strong>de</strong>cember, ontmoette Van Booven<br />

hem nogmaals, dit keer in Hilversum waar hij zelf woon<strong>de</strong>: 24 ‘Het toeval wil<strong>de</strong> dat<br />

ik omstreeks 5 uur op weg naar het gebouw waar <strong>Couperus</strong> dien avond te Hilversum<br />

lezen zou, hem on-moette. In het lantaarnlicht herken<strong>de</strong> hij mij niet en hij vraag<strong>de</strong><br />

mij <strong>de</strong>n weg naar “De Vereeniging”. Onmid<strong>de</strong>llijk daarna volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> herkenning. Hij<br />

kwam van het Hof van Holland, waar hij logeer<strong>de</strong>; Mevrouw <strong>Couperus</strong> was niet mee<br />

gekomen. “Ik zie graag <strong>de</strong> zaal waar ik een avond lezen moet, <strong>voor</strong>af”, zei<strong>de</strong> hij.<br />

Binnen in <strong>de</strong> Vereeniging <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij een soort balustra<strong>de</strong> van het podium verwij<strong>de</strong>ren,<br />

schikten nog een kleinigheid omtrent <strong>de</strong> tapijten, vervolgens wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n we wat door<br />

<strong>de</strong>n avond en <strong>Couperus</strong> vertel<strong>de</strong> een paar herinneringen van Hilversum, uit het jaar<br />

1891. Bij het hotel namen wij afscheid.’ - In <strong>de</strong> pauze van <strong>de</strong> lezing, die avond, werd<br />

<strong>Couperus</strong> begroet door een jeugdvriendin uit Indië, getrouwd met een schil<strong>de</strong>r. Van<br />

Booven voel<strong>de</strong> zich getroffen door <strong>de</strong> oprechte blijdschap die <strong>Couperus</strong> toen toon<strong>de</strong>.<br />

Ook heeft Van Booven hem in Hof en Haard ontvangen. <strong>Een</strong> zekere<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


508<br />

‘mevrouw G.’ 25 vroeg bij die gelegenheid, toen het gesprek weer op <strong>de</strong> oorlog kwam,<br />

of <strong>Couperus</strong> eigenlijk partij had gekozen. De schrijver van Brieven van <strong>de</strong>n<br />

nutteloozen toeschouwer veins<strong>de</strong> dat zon<strong>de</strong>rling genoeg niet gedaan te hebben. Hij<br />

verklaar<strong>de</strong>, volgens Van Booven mat glimlachend: 26 ‘O! geen partij! Geen partij! ik<br />

wou alleen maar dat ze ophiel<strong>de</strong>n.’ Liever dan over <strong>de</strong> politiek van zijn eigen tijd na<br />

te <strong>de</strong>nken schreef <strong>Couperus</strong> grappige sprookjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mensen. De dochter van<br />

Blauwbaard 27 en De zoon van Don Juan 28 zijn daar niet onamusante <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n<br />

van. Zij tonen ons <strong>de</strong> schrijver weer eens in een olijke bui.<br />

In <strong>de</strong>ze novembermaand realiseer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich op zekere dag dat het precies<br />

vijfentwintig jaar gele<strong>de</strong>n was sinds hij <strong>de</strong>finitief het ou<strong>de</strong>rlijk huis verlaten had met<br />

<strong>de</strong> bedoeling zich in Parijs te vestigen. In het ernstige, op het eerste gezicht duistere<br />

sprookje De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant 29 heeft hij <strong>de</strong> kwintessens van dit keerpunt<br />

in zijn jonge leven, waar nog geen jaar later zijn huwelijk op volg<strong>de</strong>, weergegeven.<br />

Zou<strong>de</strong>n wij zijn <strong>biografie</strong> niet kennen, dan zou <strong>de</strong> diepere betekenis van het verhaal<br />

ons ten enen male ontgaan.<br />

<strong>Couperus</strong>, vermomd als Merlijn, is ditmaal een tovenaar, lees: kunstenaar, die zich<br />

al op jeugdige leeftijd <strong>de</strong> magie, lees: <strong>de</strong> schrijfkunst, heeft eigen gemaakt. Uit het<br />

kasteel van zijn va<strong>de</strong>r (men herinnere zich het slot van Psyches papa) afdalend naar<br />

<strong>de</strong> wereld, heeft hij het koud, zijn macht ten spijt, die hij bij zich draagt in <strong>de</strong> vorm<br />

van een diamanten ring met won<strong>de</strong>rlijke vermogens. Deze toverring zuigt namelijk<br />

het zonlicht in zich op, dat niet alleen Merlijn zelf verwarmt, maar ook het kasteel<br />

waar hij in terugkeert (het innerlijk bevredigd talent). Desondanks voelt hij zich om<br />

ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen doodongelukkig. Merlijn doet <strong>de</strong> ring daarom af en verlaat het<br />

slot (het vertrek naar Parijs). In <strong>de</strong> wereld krijgt hij het <strong>de</strong>sondanks steeds kou<strong>de</strong>r -<br />

tot hij op zijn zwerftocht struikelt over een bevroren blon<strong>de</strong> maagd (Elisabeth), die<br />

juist op weg naar hem toe is, om hem om erbarming te vragen: zon<strong>de</strong>r zijn betoveren<strong>de</strong><br />

talenten ligt haar wereld in duisternis verloren. Zij heeft het niet gehaald. On<strong>de</strong>rweg<br />

is zij ineengezegen. Maar dood is zij niet!<br />

Merlijn neemt haar mee naar zijn slot. Daar verwarmen zij zich aan elkaar, vatten<br />

lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> elkaar op, en als huwelijksgeschenk ontvangt <strong>de</strong> maagd nu van Merlijn<br />

niets meer of min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> magische ring. Zij, dankzij haar menselijke warmte,<br />

blijkt echter op haar beurt tot won<strong>de</strong>ren in staat te zijn: <strong>de</strong> diamant verliest zijn<br />

onsplijtbare hardheid. De maagd<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


509<br />

vertrap hem. Duizen<strong>de</strong>n scherven vallen overal over Merlijns wereld, die er <strong>voor</strong><br />

altijd door verwarmd wordt: ‘Ik voel mij gelukkig, zei<strong>de</strong> Merlijn; als ik niet wist, -<br />

ik, die almachtig was, - dat god of mensch zich kon voelen...’<br />

Buiten zijn eigen, innerlijke wereld kon <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> werkelijkheid niet an<strong>de</strong>rs<br />

zien dan als een kou<strong>de</strong>, lege maan. Het is een wereld van dood en ein<strong>de</strong>, die hij in<br />

De maagd in <strong>de</strong> maan 30 oproept. Déze maagd is het gestorven leven, haar zoon is <strong>de</strong><br />

do<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>. Puinhopen, woestenijen en asregens zijn het <strong>de</strong>cor van het <strong>voor</strong>lopig<br />

laatste sprookje in een reeks die uit het late najaar van 1915 dateert.<br />

Kerstmis werd een haast schrijnend feest, in die donkere tijd van oorlogsellen<strong>de</strong><br />

buiten <strong>de</strong> grenzen. De schoonmoe<strong>de</strong>r van Henri van Booven, mevrouw Lopez<br />

Suasso-Aletrino, stuur<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als kerstkaart een zacht getinte Madonna waar<br />

hij haar met warmte <strong>voor</strong> dankte. 31 Het was een geschenk, schreef hij haar, ‘dat mijne<br />

een weinig naakte kamer (wij wachten steeds onze meubels uit Italië) opsiert’. Ook<br />

zij had zijn lezing in Hilversum bijgewoond, en hij vervolg<strong>de</strong>: ‘De avond in<br />

Hilversum, zoo gezellig besloten in Hof en Haard, heeft mij een onvergetelijke<br />

herinnering achter gelaten, waar<strong>voor</strong> ik werkelijk dankbaar ben.’ (<strong>Een</strong> kort<br />

postscriptum bij <strong>de</strong>ze brief - ‘Aan Mevr. Grothe mille respetti’ - verraadt <strong>de</strong> naam<br />

van <strong>de</strong> door Van Booven zo discreet vermel<strong>de</strong> ‘mevrouw G.’. 32 )<br />

Intussen was in <strong>de</strong> loop van dat najaar ein<strong>de</strong>lijk De ongelukkige in boekvorm bij<br />

Van Holkema en Warendorf verschenen. Als een ad<strong>de</strong>ndum op <strong>de</strong> roman schreef<br />

<strong>Couperus</strong> begin <strong>de</strong>cember De dood van <strong>de</strong>n Dappere, 33 over het levensein<strong>de</strong> van El<br />

Zagal. Daarmee was zijn arsenaal aan historische Spaanse on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong>goed<br />

uitgeput. Aan De ongelukkige, moeizaam tot stand gekomen, moeizaam ook tot een<br />

boek gewor<strong>de</strong>n, beleef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> na verschijnen al even weinig genoegen.<br />

Begrijpelijk is dat eigenlijk niet. Deze historische roman beschrijft <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van<br />

<strong>de</strong> laatste koning van Granada, ‘Boabdil’ (Aboe Abdallah Mohammed, in <strong>de</strong><br />

geschiedschrijving in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> Ongelukkige genoemd). Het is een welisswaar met<br />

afstand, maar niettemin buitengewoon visionair geschreven epos, dat in bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

kleuren verhaalt hoe Boabdil, na in 1482 zijn va<strong>de</strong>r Moeleihasan (Ali Aboe'l Hasan)<br />

van <strong>de</strong> troon gestoten te hebben, vergeefs tegen Ferdinand van Aragon strijdt om<br />

zich tenslotte in 1483 aan hem te on<strong>de</strong>rwerpen. In grootse fresco's als het ware<br />

schil<strong>de</strong>rt <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> burgeroorlog van die tijd, voert behalve Isabella van Castilië<br />

en Ferdinand<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


510<br />

talrijke bijfiguren ten tonele, en beeldt dit alles uit in een meeslepen<strong>de</strong>, haast zingen<strong>de</strong><br />

taal die van <strong>de</strong> roman één lang prozagedicht maakt: Het boek is in zijn oeuvre uniek<br />

en overtuigt <strong>voor</strong>al doordat hij <strong>de</strong> landschappen en burchten, ste<strong>de</strong>n en paleizen zelf<br />

gezien heeft en uit zijn geheugen scherp weet op te roepen. Het bereidt Iskan<strong>de</strong>r<br />

<strong>voor</strong>, maar overtreft <strong>de</strong> latere Alexan<strong>de</strong>rroman veelal in visie.<br />

De Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek heeft De ongelukkige verwaarloosd. Voor zover er al over<br />

geschreven werd, bleven <strong>de</strong> beschouwingen <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el steken in<br />

oppervlakkige sneeren en dooddoeners. <strong>Een</strong> gunstige uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong> Willem<br />

Kloos, die het epos een wezenlijk-historische roman noem<strong>de</strong>, 34 wegens ‘<strong>de</strong> juiste<br />

afbeelding zoowel van <strong>de</strong> uiterlijke drukte als van het voelen en <strong>de</strong>nken <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n<br />

lang-geleên’. De drie laatste bladzij<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong> Kloos zon<strong>de</strong>r enig <strong>voor</strong>behoud<br />

als behorend tot het schoonste wat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> had<br />

<strong>voor</strong>tgebracht. Zeer prees hij <strong>de</strong> harmonie en zuiverheid ervan.<br />

Dit bracht <strong>Couperus</strong> er toe op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> januari van 1916 een brief te schrijven<br />

aan <strong>de</strong> echtgenote van <strong>de</strong> grote dichter, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. 35 Hij ken<strong>de</strong><br />

haar persoonlijk, niet alleen door eer<strong>de</strong>re correspon<strong>de</strong>ntie, maar tevens doordat zij<br />

hem in het najaar van 1915 op een niet exact beken<strong>de</strong> datum <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong> van <strong>de</strong>in<br />

1914 aan <strong>Couperus</strong>-toen hij nog in Italië was - toegeken<strong>de</strong> Nieuwe Gidsprijs was<br />

komen overhandigen. Dat hij zelf veel van De ongelukkige hield blijkt niet alleen<br />

uit <strong>de</strong>ze brief, maar ook uit het feit dat hij <strong>de</strong> roman bij herhaling <strong>voor</strong> zijn lezingen<br />

heeft gebruikt. Hij schreef haar: ‘Het ligt niet in mijn aard te “bedanken” <strong>voor</strong> een<br />

kritiek. Maar ik voel mij toch gedrongen U-zoo niet, uit schuchterheid, aan Uw<br />

echtgenoot zelven - te zeggen hoe innig warm <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van Willem Kloos <strong>voor</strong><br />

mijn laatste werk mij aan doet. Zulk een boek, dat men alléen schrijft <strong>voor</strong> zich -<br />

want het wordt noch verkocht noch gelezen - zulk een “nuttelooze” daad, die alléen<br />

kunst was en nìets meer, doorvoeld en op waar<strong>de</strong> geschat te zien, vervult mij met<br />

een ontroer<strong>de</strong> dankbaarheid.<br />

Zeg dit, zoo ge wilt, Zeer geachte Mevrouw, aan Uw echtgenoot, dien ik beschouw<br />

niet alleen als Hollands grootsten en gevoeligsten dichter onzer perio<strong>de</strong> maar ook<br />

als <strong>de</strong> gewetensvolle dóorziener van het werk an<strong>de</strong>rer schrijvers.’ <strong>Couperus</strong> hoopte<br />

haar, Kloos zelf en Jeannes zuster Jacqueline Reyneke van Stuwe, spoedig eens bij<br />

hem thuis te mogen uitnodigen. Deze brief is er een merkwaardig getuigenis van dat<br />

Coupe-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


511<br />

rus, eertijds door Kloos verguisd en bespot om zijn eigen poëzie, werkelijk trots en<br />

dankbaar was dat <strong>de</strong> Grote Dichter ook hem tenslotte in zijn volle eigen waar<strong>de</strong> was<br />

gaan erkennen.<br />

Maar: niet verkocht en niet gelezen! <strong>Een</strong> aanmoediging om aan een nieuw boek<br />

te beginnen was dat niet bepaald. Op 24 <strong>de</strong>cember 1915 had <strong>Couperus</strong> bovendien<br />

zijn <strong>voor</strong>lopig laatste feuilleton in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd. Voel<strong>de</strong> hij zich,<br />

zon<strong>de</strong>r Italië als bron van inspiratie, min of meer uitgeschreven? Tot 23 <strong>de</strong>cember<br />

1916 heeft hij zijn me<strong>de</strong>werking aan <strong>de</strong> courant gestaakt, wellicht echter me<strong>de</strong> om<br />

zijn han<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dingen vrij te hebben. In zijn laatste, op <strong>de</strong> dag <strong>voor</strong> Kerstmis<br />

nog verschenen causerie Van en over mijne lezingen, on<strong>de</strong>rhield hij zijn lezers<br />

nogmaals over zijn optre<strong>de</strong>n overal in Ne<strong>de</strong>rland. De successen die hij daarmee<br />

boekte eisten hem steeds meer op: 36 ‘Nu echter, nu ik voel het zeer sympathieke<br />

contact tusschen mijn publiek en mij - en dat in alle plaatsen, waar ik gelezen heb,<br />

- ga ik gaarne met mijn prestaties <strong>voor</strong>t. Wil ik u eens wat verra<strong>de</strong>n? Maar niemand<br />

over vertellen, hoor! Nu dan... èn Roelvink en Verka<strong>de</strong> hebben mij prachtige<br />

aanbiedingen gedaan om nu en dan “gast” te zijn in <strong>de</strong> Koninklijke of op <strong>de</strong> elegante<br />

planken van Die Haghespelers. Ik <strong>de</strong>nk er echter niet aan! Ik zoû dan maar éen rol<br />

kunnen spelen per avond en nú speel ik er vier, vijf, zes... Ik geloof, dat dit een beetje<br />

het geheim is, dat ik mijne toehoor<strong>de</strong>rs weet vast te hou<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong> vertellen<strong>de</strong>,<br />

vlakke stem er tusschen zoo veel mogelijk <strong>de</strong> dramatis-personae van het verhaal te<br />

vertolken in stem en even hier en daar, door een ènkel gebaar, dit te illustreeren.’<br />

Vlissingen, Mid<strong>de</strong>lburg, Arnhem, overal had hij volle zalen getrokken. Alleen in<br />

Haarlem niet, Maar, ‘Rotterdam heeft mij <strong>voor</strong> die kleine teleurstelling getroost niet<br />

zoo sympathieke hor<strong>de</strong>n, dat ik werkelijk paf stond, toen ik binnen kwam en in vollen<br />

ernst meen<strong>de</strong>, dat er iets “gebeurd” was, daar ik niets begreep van zoo velen, die mij<br />

<strong>de</strong>n weg naar mijn podium versper<strong>de</strong>n... En te Amsterdam? Ik onthoû alléen <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

dingen in mijn leven en niets en niemand heeft kunnen verhin<strong>de</strong>ren, dat ik van Arti<br />

en Kleine-Concertzaal en wérkelijk, zelfs van “Roos” mij niet an<strong>de</strong>rs herinner dan<br />

hartelijke waar<strong>de</strong>ering van zóo velen dat ik met een gerust geweten mij vergeven<br />

kan, dat ik nimmer Katholiek was.’<br />

Al had hij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellen van Roelvink en Verka<strong>de</strong> afgeslagen, nochtans trok het<br />

theater hem meer en meer aan. Ook Elisabeth trouwens. In een ongedateer<strong>de</strong>,<br />

waatschijnlijk in januari 1916 geschreven brief aan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


512<br />

Veen vroeg <strong>Couperus</strong> om exemplaren van Extaze, Langs lijnen, De kleine zielen en<br />

De stille kracht, mee <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dal zijn vrouw wil<strong>de</strong> proberen een van <strong>de</strong>ze<br />

boeken <strong>voor</strong> het toneel te bewerken. Daar hij <strong>de</strong> naam van Eduard Verka<strong>de</strong> in dit<br />

verband noemt, is <strong>de</strong>ze het vermoe<strong>de</strong>lijk geweest die het i<strong>de</strong>e geopperd heeft.<br />

<strong>Couperus</strong> had echter nog steeds niet <strong>de</strong> beschikking over zijn eigen <strong>bibliotheek</strong>: 37 ‘Ik<br />

ben hier verstoken van al mijn boeken en mis ze zeer. Ik heb hoop door <strong>de</strong> N.O.T.<br />

mijn boeltje ein<strong>de</strong> April uit Italië hier te ontvangen,... tenzij <strong>de</strong> boel op een mijn<br />

stoot...’ In een postscripturn <strong>de</strong>ed hij een belangrijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Ik heb 3 nieuwe<br />

i<strong>de</strong>eën, maar geen tijd te schrijven, door mijn lezingen. Maar die zijn van <strong>de</strong>n zomer<br />

gedaan.’<br />

Kennelijk wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> Veen niet als uitgever verliezen. Deze, van zijn kant,<br />

wenste dat evenmin. <strong>Couperus</strong>' gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons zijn steeds door Veen<br />

uitgegeven. De correspon<strong>de</strong>ntie in <strong>de</strong>ze tijd gewaagt <strong>voor</strong>tdurend van nieuwe bun<strong>de</strong>ls.<br />

Erg overdacht samengesteld zijn ze overigens niet. Afzon<strong>de</strong>rlijke <strong>de</strong>eltjes als Jan en<br />

Florence, Wree<strong>de</strong> portretten, Der dingen ziel hou<strong>de</strong>n bij <strong>voor</strong>beeld nauwelijks<br />

rekening met <strong>de</strong> chronologie. Ook inhou<strong>de</strong>lijk zijn ze soms, men kan dat niet verhelen,<br />

een vreem<strong>de</strong> mengelmoes, al zou <strong>Couperus</strong> zelf daar misschien aan toegevoegd<br />

hebben: máar een charmante mengelmoes!<br />

De nieuwe i<strong>de</strong>eën die hij had kregen niet meteen gelegenheid uit te kristalliseren.<br />

En toch! In een volgen<strong>de</strong> brief, waarschijnlijk uit begin april, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

uitgever mee: 38 ‘Ik ben begonnen een historische Romeinsche roman (Romeinsch<br />

tooneelleven, ten tij<strong>de</strong> keizer Domitianus).’ Zijn vertaling van Plautus' Menaechmi<br />

had hij toen voltooid. Hij wil<strong>de</strong> die graag bij Veen on<strong>de</strong>rbrengen, maar op een<br />

bijzon<strong>de</strong>re manier: het moest een luxe uitgave wor<strong>de</strong>n, alleen bij intekening<br />

verkrijgbaar. Veen voel<strong>de</strong> daar niet <strong>voor</strong>. Tenslotte is De tweelingbroe<strong>de</strong>rs verschenen<br />

in <strong>de</strong> reeks dramatische bijvoegsels van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, juli 1916.<br />

Het moment waarop hij aan <strong>de</strong> Plautusvertaling begonnen is kan moeilijk precies<br />

vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Het ontstaan van De komedianten daarentegen kunnen wij vrij<br />

goed nagaan. Wij zagen dat <strong>Couperus</strong> al in oktober 1915 zinspeel<strong>de</strong> op een roman<br />

die hij in zijn hoofd had. Hij moet toen, tij<strong>de</strong>ns het lezen van <strong>de</strong> Menaechmi in het<br />

Latijn, op <strong>de</strong> gedachte zijn gekomen <strong>de</strong> komedie niet alleen te vertalen maar er ook<br />

ver<strong>de</strong>r nog iets mee te doen, iets dat hemzelf plezier zou verschaffen. In <strong>de</strong><br />

daaropvolgen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n heeft hij zijn inval ‘bepeinsd’, zoals hij dat gewend was.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


513<br />

Toen <strong>de</strong> roman eenmaal voltooid was, heeft hij met Veen niet tot een overeenkomst<br />

wat betreft een uitgave in boekvorm kunnen komen. De komedianten zou in 1917<br />

uitein<strong>de</strong>lijk het licht zien bij Nijgh & Van Ditmar te Rotterdam.<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief waarin hij Veen vertel<strong>de</strong> dat hij aan een nieuwe roman begonnen<br />

was, schreef hij dat hij binnenkort zijn inboe<strong>de</strong>l uit Italië kon verwachten. Ein<strong>de</strong>lijk.<br />

Maar hoe prettig dat op zichzelf ook was, het beteken<strong>de</strong> tevens het <strong>de</strong>finitieve ein<strong>de</strong><br />

van zijn Italiaanse perio<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> heeft dat heel goed beseft en het schokte hem.<br />

Aan Emma Garzes, die zo goed <strong>voor</strong> zijn bezittingen gezorgd had, schreef hij op 22<br />

februari: 39 ‘Neen, lieve vriendin, wij zullen niet meer terugkomen om er te wonen.<br />

Ik kan mijn aandoeningen niet herhalen - ik heb dat nooit gekund - en <strong>de</strong> Italiaanse<br />

Perio<strong>de</strong>... is afgelopen. Zij ligt begraven in mijn hart, als een herinnering aan te<strong>de</strong>rheid<br />

en aan schoonheid en met <strong>de</strong>ze herinnering bewaar ik die an<strong>de</strong>re herinnering: die<br />

van mijn jeugd. Dat alles is <strong>voor</strong>bij. Ik moet <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n erkentelijk zijn, dat zij mij<br />

genoeg liefhebben om mij iets an<strong>de</strong>rs te schenken in ruil, maar dat wat zij mij<br />

ontnomen hebben, dat zullen zij niet meer teruggeven. Zij hebben mij <strong>de</strong> sympathie<br />

geschonken, <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van mijn volk...<strong>de</strong> glorie, als men dat zeggen kan (zij is<br />

zeer beperkt, onze Hollandse glorie...) maar zij hebben mijn jeugd in mij gedood en<br />

alles wat ontbloei<strong>de</strong> daarginds in <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke zon. Het is afgelopen met <strong>de</strong> “Jonge<br />

man”, die Vera ontmoette op <strong>de</strong> hoek Strozzi-Tornabuoni in licht pak, <strong>de</strong> vilthoed<br />

zo een beetje op het oor... [Vera was een zuster van Mario Rossi, een nichtje dus van<br />

Emma]. Dat is geheel, <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij; hier, ben ik <strong>de</strong> Meester, weet U... Nu ja,<br />

dat is altijd nog iets. Lieve vriendin, ik ga U geen an<strong>de</strong>re interessante dingen meer<br />

vertellen; ondanks mijzelf zou ik treurig wor<strong>de</strong>n. En er is geen re<strong>de</strong>n om het te zijn...<br />

<strong>voor</strong> het ogenblik, moet men <strong>de</strong> dagen zegenen die zachtjes <strong>voor</strong>trollen terwijl <strong>de</strong><br />

immense Tragedie <strong>voor</strong>trolt buiten onze grenzen.<br />

Ontvang mijn allerbeste wensen <strong>voor</strong> ons dierbaar Italië... Zeg aan allen die zich<br />

ons herinneren dat wij hun herinnering bewaren en ga een ogenblik langs bij Antonio<br />

om hem te zeggen, dat ik werkelijk op hem gesteld was, <strong>de</strong> brave ou<strong>de</strong> man.’<br />

Intussen gingen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachten steeds maar door, een lange reeks. In <strong>de</strong> oorlogsjaren<br />

was <strong>Couperus</strong> niet <strong>de</strong> enige schrijver die veel lezingen hield Eind januari kwam op<br />

zijn beurt Henri van Booven naar Den Haag om uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


514<br />

eigen werk <strong>voor</strong> te lezen in <strong>de</strong> kunstkring Hollando-Belge. <strong>Couperus</strong>, daarvan in<br />

Hilversum al op <strong>de</strong> hoogte gesteld, nodig<strong>de</strong> Van Booven en diens echtgenote uit<br />

<strong>voor</strong> een souper op <strong>de</strong> Hoogewal. <strong>Een</strong> neef van Van Booven, <strong>de</strong> journalist Leopold<br />

Aletrino, werkte in die rijd bij Het Va<strong>de</strong>rland - hij zou enkele jaren later naar <strong>de</strong> NRC<br />

overstappen - en ontving eveneens een invitatie. Maar daar <strong>de</strong>ze jongeman dikwijls<br />

laat nog avonddienst had, kon hij niet tijdig genoeg komen. Van Booven herinner<strong>de</strong><br />

zich later hoe <strong>Couperus</strong> dit heel elegant oploste, opdat Aletrino zich toch meteen<br />

thuis zou voelen: 40 ‘Onze gastheer stel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> aan tafel te gaan, “en, als A. komt”,<br />

zei<strong>de</strong> hij, “dan staan we op, gaan hier weer zitten en doen net alsof we nog moeten<br />

beginnen”. Dus <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij. Ook dat was weer een buitengewoon vroolijke, genotvolle<br />

avond.’ <strong>Couperus</strong> vatte dui<strong>de</strong>lijk een zeker zwak <strong>voor</strong> Aletrino op, wiens buitenlandse<br />

overzichten hij zel<strong>de</strong>n oversloeg. Bij herhaling heeft hij nadien brieven met hem<br />

gewisseld, die opvallen door een hartelijke, geanimeer<strong>de</strong> toon. 41<br />

De schoonmoe<strong>de</strong>r van Van Booven had zich helaas <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze avond ziek moeten<br />

mel<strong>de</strong>n. Op 10 februari zou <strong>Couperus</strong> echter zelf in Utrecht spreken, en hij schreef<br />

haar daarom op <strong>de</strong> eerste van die maand: 42 ‘Zeer geachte Mevrouw. Het <strong>de</strong>ed ons<br />

zéer leed, dat ongesteldheid U verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ten onzent te komen na <strong>de</strong> lezing van <strong>de</strong>n<br />

Heer van Booven en wij hopen gauw op een volgen<strong>de</strong> gelegenheid U eens bij ons te<br />

zien. Ik stel het op hoogen prijs, dat U en mevrouw Grothe en <strong>de</strong> heer en mevr. Van<br />

Booven naar Utrecht komen <strong>voor</strong> mijne lezing: het is altijd zoo prettig sympathieke<br />

gezichten tusschen het publiek te herkennen. Ik heb mijn imprezario, De Haan,<br />

verzocht aan <strong>de</strong>n heer Van Booven twee invitatiekaarten en twee (betalen<strong>de</strong>) kaarten<br />

te zen<strong>de</strong>n, zoo mogelijk eerste rij: U zult mij een goe<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, dat ik U niet vier<br />

invitaties zend maar ik ben liever, ter wille van <strong>de</strong>n imprezario, discreet met invitaties:<br />

die heeren vin<strong>de</strong>n natuurlijk, dat men er niet te mild meê moet zijn.’ - <strong>Een</strong> niet bepaald<br />

erg royale geste van <strong>Couperus</strong>, daar hij immers <strong>de</strong> twee extra plaatsen <strong>de</strong>snoods ook<br />

zelf had kunnen betalen... Daar was aanleiding genoeg toe, want <strong>de</strong> Van Boovens<br />

had<strong>de</strong>n hem in Utrecht uitgenodigd na afloop bij een souper aan te zitten. Wellicht<br />

echter was hij er door gepikeerd dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lopez Suasso niet naar <strong>de</strong><br />

Hoogewal was gekomen. Want het souper sloeg hij vervolgens af: ‘Ik zoû zeer gaarne<br />

van Uwe lieve uitnoodiging profiteeren en mijn lezing besluiten met aan Uw disch<br />

te komen aanzitten maar daar ik <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag verschillen<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


515<br />

verplichtingen heb hier in Den Haag, geloof ik beter te doen mij dat genoegen te<br />

ontzeggen en <strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n avond naar Den Haag terug te keeren. Wees intusschen<br />

overtuigd, dat ik Uwe beminnelijke gedachte zeer waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>. Misschien is het U<br />

mogelijk, met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vrien<strong>de</strong>n uit Hilversum, in <strong>de</strong> pauze mij een oogenblik met<br />

Uw gezelschap te verblij<strong>de</strong>n’. - De Van Boovens waren dus zo goed niet of zij<br />

moesten twee, peperdure, plaatsen zelf betalen. Waardoor <strong>de</strong> auteur er indirect nog<br />

wat aan verdien<strong>de</strong>.<br />

Tussen al <strong>de</strong>ze beslommeringen door zette <strong>Couperus</strong> zijn nieuwe roman op, De<br />

komedianten. <strong>Een</strong> krachtige stimulans was hem daarbij zon<strong>de</strong>r twijfel een groot essay<br />

van <strong>de</strong> classicus dr. W.E.J. Kuiper, <strong>de</strong> latere - van 1923 tot aan zijn dood in 1951 -<br />

hoogleraar in <strong>de</strong> Griekse taal- en letterkun<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Universiteit van Amsterdam. 43<br />

Kuiper, twintig jaar jonger dan <strong>Couperus</strong> zelf, had het manuscript van dit opstel naar<br />

<strong>de</strong> redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland ter plaatsing gezon<strong>de</strong>n. Als me<strong>de</strong>redacteur kon<br />

<strong>Couperus</strong>, om principiële re<strong>de</strong>nen, die hij in een antwoordbrief aan <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>r<br />

uiteenzette, het stuk niet accepteren. Door zijn bemid<strong>de</strong>ling echter ontferm<strong>de</strong> Kloos<br />

zich er over. In<strong>de</strong>rdaad is het artikel in 1917 in De Nieuwe Gids gepubliceerd. 44 Noch<br />

Kloos, noch <strong>Couperus</strong> had<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>rgelijke gang van zaken in <strong>de</strong> jaren tachtig van<br />

<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw ooit kunnen dromen...!<br />

Het essay was buitengewoon vleiend van inhoud. Kuiper beperkte zich tot <strong>de</strong><br />

historische boeken De berg van licht en Herakles, met enkele zijsprongen naar<br />

Dionyzos en an<strong>de</strong>re antieke verhalen. <strong>Een</strong> van zijn hoofdconclusies moet <strong>Couperus</strong>'<br />

hart sneller hebben doen kloppen 45 : ‘Men heeft “<strong>de</strong> Berg van Licht” genoemd een<br />

op bronnenstudie berusten<strong>de</strong>n historischen roman. Het ware juister geweest te zeggen<br />

een psychologische studie, die met historische gegevens werkend zich opbouwt als<br />

een dramatisch verhaal. Immers veel meer dan men in <strong>de</strong>n historischen roman met<br />

zijne forsche uitbeelding van afgesloten volontwikkel<strong>de</strong> karakters gewend is, blijft<br />

<strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong>n keizer <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver zelf een phenomeen, dat hij meer met<br />

tasten<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bena<strong>de</strong>rt dan het met forsche toetsen na te bootsen.’<br />

Dit was exact het doel dat <strong>Couperus</strong> zich in<strong>de</strong>rtijd, getuige wat hij er samen met<br />

Elisabeth in zijn prospectus eenmaal over schreef, had gesteld. Maar ook Kuipers<br />

grote waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Herakles stem<strong>de</strong> hem erkentelijk. Als geen an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> hem,<br />

zag Kuiper namelijk hoe sterk <strong>Couperus</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


516<br />

zich had laten inspireren door <strong>de</strong> Griekse beeldhouwkunst van <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> en<br />

<strong>de</strong> vier<strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong> Christus. De Eros van Thespiae, <strong>de</strong> Hercules Farnese, ja zelfs<br />

een kleine bronzen groep in Palermo, Kuiper heeft ze alle herkend in bepaal<strong>de</strong><br />

passages waarin <strong>Couperus</strong> ze als leven<strong>de</strong> figuren laat optre<strong>de</strong>n. Ook in dit geval prees<br />

Kuiper het in <strong>de</strong> schrijver dat <strong>de</strong>ze van <strong>de</strong> sterkste held aller tij<strong>de</strong>n niet een brute<br />

beestmens had gemaakt, maar dat hij Herakles met fijne psychologie als een echt<br />

karakter had weten te treffen. Ook hier zag Kuiper in <strong>de</strong> auteur <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> grote<br />

dramaticus, die zijn boek naar een schitterend hoogtepunt toe had weten op te bouwen.<br />

<strong>Couperus</strong> stak zijn verrassing en dankbaarheid niet on<strong>de</strong>r stoelen of banken. ‘De<br />

heer Coenen’, zo antwoord<strong>de</strong> hij Kuiper op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> maart 1916, 46 ‘zond mij Uwe<br />

beschouwing toe over mijne romans: De Berg van Licht en Herakles, omdat ik,<br />

behalve auteur dier bei<strong>de</strong> werken, ook redakteur van Groot-Ne<strong>de</strong>rland ben... Het is<br />

mij eene behoefte U te zeggen, dat ik, trots <strong>de</strong> “goe<strong>de</strong> pers”, die ik wel heb, in langen<br />

tijd niet een artikel gelezen heb - noch over mij, noch over an<strong>de</strong>re schrijvers, - dat<br />

mij zóo trof door gewetensvolle aandacht en bezonken belezenheid van het<br />

beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> werk. Ik kan U niet an<strong>de</strong>rs zeggen, dan dat ik U zeer dankbaar ben <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>volle beschouwing, die U - is het niet toevalligmijne twee liefste groote<br />

boeken wijd<strong>de</strong>. En waarlijk, een auteur wordt <strong>de</strong>zer dagen van koortsige vluchtigheid<br />

en spoedige afdoenerij niet verwend door zulk een “au sêricux” nemen van zijn<br />

arbeid. Ik herhaal dus, ik ben U dankbaar, en het zal U, mij kennen<strong>de</strong> uit <strong>de</strong><br />

Dagboekbla<strong>de</strong>n, misschien niet geheel en al verwon<strong>de</strong>ren, zoo ik er bij voeg: Uwe<br />

beschouwing heeft iets in mij geroerd. Misschien zelfs het heimwee naar het verlaten,<br />

lieve land in mij vermeer<strong>de</strong>rd...<br />

Dit schrijf ik U als auteur. Moet ik U nu schrijven als redakteur - onze secretaris<br />

zal mij in dit bizon<strong>de</strong>re geval wel even aan het woord willen laten - dan zou ik U<br />

willen zeggen, dat onze redaktie... een principe heeft. En dat principe is genomen,<br />

in <strong>de</strong>r tijd, op mijn eigen initiatief en luidt: geene kritieken (of besprekingen of<br />

beschouwingen) van werken <strong>de</strong>r Redaktie-le<strong>de</strong>n in haar tijdschrift op te nemen. En<br />

ik meen, dat ik in het geval, dat <strong>de</strong> heer Coenen mij nu <strong>voor</strong> legt, niet an<strong>de</strong>rs mag<br />

advizeeren dan ik al <strong>de</strong> jaren van het bestaan van Groot-Ne<strong>de</strong>rland gedaan heb.’<br />

Later hebben Kuiper en <strong>Couperus</strong> nog belangrijke brieven gewisseld naar aanleiding<br />

van nieuwe historische romans die <strong>Couperus</strong> toen geschreven had. Met <strong>de</strong>ze forse<br />

schou<strong>de</strong>rklop van een ge<strong>de</strong>gen classicus, die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


517<br />

wist waar hij het over had, kon <strong>Couperus</strong> zich met een gerust hart ver<strong>de</strong>r wij<strong>de</strong>n aan<br />

zijn nieuwe boek, waar hij zeer veel <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> heeft moeten maken. De<br />

komedianten verraadt een buitengewoon grote kennis van <strong>de</strong> Romeinse cultuur in<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus. Tacitus, Suetonius, Plinius <strong>de</strong> Jongere,<br />

Martialis, Juvenalis, Quintilianus, al <strong>de</strong>ze schrijvers heeft hij gelezen, naar het lijkt<br />

zelfs volledig, en daar liet hij het allerminst bij: ook zijn antiquarische kennis van<br />

<strong>de</strong> gebouwen en monumenten in het Rome van <strong>de</strong> keizertijd ten tij<strong>de</strong> van Domitianus<br />

is verbluffend groot, terwijl hij zich bovendien grondig verdiept blijkt te hebben in<br />

het dagelijks leven van die dagen. <strong>Couperus</strong> is dus heel veel ver<strong>de</strong>r gegaan dan zijn<br />

<strong>voor</strong>ganger Carel Vosmacr, die zich <strong>voor</strong> zijn eigentijdse roman Amazone alleen<br />

hoef<strong>de</strong> te documenteren <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> Romeinse musea en monumenten.<br />

Waarschijnlijk heeft een omvangrijk en beroemd handboek <strong>Couperus</strong> daarbij goe<strong>de</strong><br />

diensten bewezen, namelijk Ludwig Friedlän<strong>de</strong>rs uit 1862 dateren<strong>de</strong> Darstellungen<br />

aus <strong>de</strong>r Sittengeschichte Roms, in <strong>de</strong>r Zeit von August bis zum Ausgang <strong>de</strong>r Autonine.<br />

De genoem<strong>de</strong> schrijvers, aan welke hij ook een reeks kleine monografieën wijd<strong>de</strong>,<br />

in januari en februari 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd, 47 las hij in het Latijn, zij<br />

het dat hij er steeds een Franse vertaling naast gebruikte. Zijn kennis van het Grieks<br />

was veel geringer. Griekse bronnen kon hij zon<strong>de</strong>r het gebruik van vertalingen in<br />

het geheel niet benutten. Doordat een <strong>de</strong>el van zijn boeken tegenwoordig in <strong>de</strong><br />

<strong>bibliotheek</strong> van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> berust, weten wij<br />

nauwkeurig welke antieke auteurs hij zelf allemaal bezat. 48 Voor het meren<strong>de</strong>el gaat<br />

het om ou<strong>de</strong> uitgaven, die <strong>Couperus</strong> waarschijnlijk van zijn va<strong>de</strong>r geërfd heeft, van<br />

wie hij als jongeman Latijn had geleerd en wiens lessen hij later, naar hij eens schreef,<br />

nog met zoveel lief<strong>de</strong> herdacht. De invloed van zijn va<strong>de</strong>r is niet alleen in negatieve,<br />

maar <strong>voor</strong>al ook in positieve zin zeer groot geweest: hij was het, die <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r<br />

antieken <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> open<strong>de</strong> en hem als eerste op <strong>de</strong> weidse verschieten van dit<br />

grandioze Europese verle<strong>de</strong>n wees. Thans nog aanwezig zijn edities van: Pindarus,<br />

Aeschylus, Sophokles, Euripi<strong>de</strong>s, Herodotus, Thucydi<strong>de</strong>s, Plato (slechts één <strong>de</strong>el),<br />

Demosthenes, Aristoteles (één <strong>de</strong>el), Xenophon, Theokritus, Griekse romans (één<br />

verzamel<strong>de</strong>el); <strong>voor</strong>ts Plautus, Terentius, Lucretius, Sallustius, Nepos, Catullus,<br />

Tibullus, Propertius, Caesar, Ovidius, Horatius, Livius, Poetae minores, Velleius<br />

Paterculus, Quintus Curtius Rufus,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


518<br />

Seneca, Lucanus, Juvenalis, Martialis, Quintilianus, Tacitus, Plinius <strong>de</strong> Jongere,<br />

Gellius, Apuleius, Maximus, Herodianus, Marcus Aurelius, Justinus, Claudianus;<br />

tenslotte Petrarca. De meeste klassieke teksten zijn die uit <strong>de</strong> Franse editie Garnier,<br />

doorgaans zon<strong>de</strong>r jaartal.<br />

De Plautusvertaling (Menaechmi) en De komedianten leid<strong>de</strong>n een nieuwe klassieke<br />

perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>' artistieke ontwikkeling in. Hoe is hij er toe gekomen nu ineens<br />

aan een reeks grote antieke romans te beginnen? <strong>Een</strong> regel uit zijn brief aan Kuiper<br />

bevat het antwoord hier op. Diens essay, immers, had misschien wel 49 ‘het heimwee<br />

naar het verlaten, lieve land in mij vermeer<strong>de</strong>rd...’ Nu hij zelf niet meer in Italië kon<br />

wonen, zocht hij er een geestelijk on<strong>de</strong>rkomen. Het land van Orlando bleef <strong>voor</strong> hem<br />

het enig werkelijk beloof<strong>de</strong> land. En daar hij vond, zoals hij in München al had<br />

vastgesteld, dat het niet <strong>de</strong> moeite waard was je eigen tijd te leven, koos hij nu als<br />

overtuigd passatist het Italië van vroeger tij<strong>de</strong>n, omdat hij bovendien meen<strong>de</strong> - en<br />

hij was daar heilig van overtuigd - daar in een eer<strong>de</strong>re incarnatie te hebben<br />

<strong>voor</strong>bestaan. Door het schrijven van De ongelukkige had hij opnieuw ervaren hoe<br />

volledig men <strong>de</strong>sgewenst kon wegdromen in een geromantiseerd verle<strong>de</strong>n, terwijl<br />

buiten <strong>de</strong> troepen <strong>voor</strong>bij marcheer<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> couranten het alleen nog maar had<strong>de</strong>n<br />

over gevechtshan<strong>de</strong>lingen, bommen en granaten. Het kind in <strong>Couperus</strong> vond, aan <strong>de</strong><br />

gracht waarvan hij met genot het ou<strong>de</strong> groene luchtje weer opsnoof dat hij bij<br />

herhaling bezongen heeft, zijn eigen hoekje terug. De rid<strong>de</strong>r van Constantinopel<br />

herleef<strong>de</strong> als het ware nog eenmaal - maar op welk niveau, en met hoeveel allure!<br />

In <strong>de</strong> loop van 1916 heeft <strong>de</strong> Belgische auteur André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> De gul<strong>de</strong>n<br />

Winckel <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Hoogewal een interview afgenomen, dat een jaar later, met<br />

enkele toevoegingen en wijzigingen, ook in boekvorm is verschenen. 50 Er komt niet<br />

alleen een tamelijk opgewekte, vernieuw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit naar voren, maar tevens<br />

een man die zijn vroegere werk kritisch on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep nam, om er vervolgens<br />

rigoureus mee af te rekenen. Daarin stak geen blague. Letterlijk zei hij - en <strong>de</strong><br />

letterlijkheid blijkt uit De Rid<strong>de</strong>rs bewaar<strong>de</strong> aantekeningen van die late namiddag, 51<br />

toen <strong>Couperus</strong> theeschonk (vijf uur dus!) en ‘frileus zijne han<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> blokken<br />

van <strong>de</strong>n haard’ warm<strong>de</strong> - dat hij er zich van bewust was veel te veel geschreven te<br />

hebben. Het grootste ge<strong>de</strong>elte van zijn werk had geen waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> hem: 52 ‘En<br />

ik ben nochtans zeer moeilijk <strong>voor</strong> mezelf, zoo zel<strong>de</strong>n tevre<strong>de</strong>n... Dat is geen<br />

belachelijke mo<strong>de</strong>stie, wanneer ik u dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


519<br />

zeg... ik ben een ongelukkige in dat opzicht, want ikmoet schrijven en ik voel me<br />

nooit voldaan over wat ik heb geschreven... Van mijn boeken heb ik drie vier<strong>de</strong>n<br />

over boord geworpen, en van het vier<strong>de</strong> dat overblijft zijn er slechts enkele bladzij<strong>de</strong>n<br />

waarvan ik werkelijk houd... Wat ik tot dat vier<strong>de</strong> reken?... Laat me even <strong>de</strong>nken...:<br />

De kleine Zielen, als ze<strong>de</strong>nroman van onze dagen... De Berg van Licht,<br />

als historischen roman... Herakles, als mythologischen roman... ook wel<br />

Psyche... Dan zijn er an<strong>de</strong>re, waarop ik met gemeng<strong>de</strong> gevoelens terugblik: Eline<br />

Vere, Extaze... Maar er zijn er die ik niet meer zien kan: Majesteit,<br />

Wereldvre<strong>de</strong>, Langs Lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid... die zijn van<br />

absoluut geen waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> mezelven... ik zie er op neer alsof het werk van een<br />

an<strong>de</strong>r was... ik houd er niet meer van... Hoe komt men er toe zulke boeken te<br />

schrijven?... Ja?... Als je het eene geschreven hebt, dan moet je het an<strong>de</strong>re schrijven...<br />

ik kan niet rusten op mijn lauweren... Zoolang ik leef, zal ik noodig hebben iets te<br />

doen... Voor 't oogenblik schrijf ik bijna niet meer, maar nu ben ik met mijn tournée<br />

lezingen bezig, en dat interesseert me ten zeerste; ik ga nu weer in dat nieuwe werk<br />

op...’<br />

Het interview toont ons <strong>voor</strong>al een zeer openhartige <strong>Couperus</strong>: 53 ‘On<strong>de</strong>r luie,<br />

indolente <strong>de</strong>hors heb ik een vreeselijk onrustige en woelige natuur, een onverpoos<strong>de</strong><br />

drang ook om te werken... Er zijn ontzetten<strong>de</strong> contradicties in me, want dit is niet <strong>de</strong><br />

eenige tegenstrijdigheid...’<br />

De Rid<strong>de</strong>r informeer<strong>de</strong> vervolgens of <strong>Couperus</strong> eigenlijk een <strong>voor</strong>keur had <strong>voor</strong><br />

een bepaald genre. Diens antwoord daarop luid<strong>de</strong>: 54 ‘Den laatsten tijd voel ik me zeer<br />

veel tot <strong>de</strong>n geschiedkundigen roman aangetrokken... Maar ik ben <strong>voor</strong>al fier op mijn<br />

mythologische romans... op Herakles bij <strong>voor</strong>beeld... misschien mijn beste boek...<br />

En 't is een genre dat ik zelf geschapen heb... men vindt in geen an<strong>de</strong>re literatuur<br />

romans gelijk Dionyzos en Herakles... Ik zie <strong>de</strong> mythologische hel<strong>de</strong>n als<br />

bepaal<strong>de</strong> menschen, als mannen en vrouwen uit mijn omgeving... maar toch blijven<br />

ze in halfgod<strong>de</strong>lijke atmosfeer schuilen, al verlang ik soms familièrement bij hen te<br />

logeeren... [...] De oudheid is <strong>voor</strong> mij als een vage perio<strong>de</strong> van vele eeuwen waarin<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n nog heerschen en <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>n hunne groote da<strong>de</strong>n verrichten en waar<br />

uit Hellas het i<strong>de</strong>aal <strong>de</strong>r Schoonheid en <strong>de</strong>r Levenslief<strong>de</strong> ons toestraalt, en won<strong>de</strong>re<br />

illuzies glanzen in me na, om heel die Antieke Schoonheid...’<br />

Deze herwonnen, positieve instelling straalt op haar beurt ons in effigie toe uit het<br />

portret dat Antoon van Welie in het <strong>voor</strong>jaar van 1916 van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


520<br />

<strong>Couperus</strong> gemaakt heeft. 55 Het ontstaan ervan is goed bekend, doordat Jeanne<br />

Kloos-Reyneke van Stuwe er in 1924 een en an<strong>de</strong>r over heeft meege<strong>de</strong>eld,<br />

bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n die zij eens uit <strong>de</strong> mond van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r zelf had vernomen. 56 Het<br />

portret is in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog verloren gegaan, maar wij kennen het nog van<br />

reprodukties. <strong>Couperus</strong> zelf was er niet ontevre<strong>de</strong>n over. Volgens hem had Van Welie<br />

getroffen 57 ‘het oogenblik, dat ik mij triomfant, zelftevre<strong>de</strong>n gevoel om mijn arbeid’.<br />

<strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijke momentopname achtte hij juist in zijn geval zo gelukkig, omdat bij<br />

een meer algemeen gehou<strong>de</strong>n portret ook alle negatieve eigenschappen die hij in<br />

zich had naar voren zou<strong>de</strong>n zijn gekomen. Zoals het nu was uitgevallen, leek het<br />

bijna een tweelingbroe<strong>de</strong>r die hem in ogenblikken van twijfel en wanhoop zou<br />

<strong>voor</strong>hou<strong>de</strong>n dat het ook an<strong>de</strong>rs kon: <strong>de</strong> dandy in hemzelf was hem liever dan <strong>de</strong><br />

tobber.<br />

Van Welie dan, had Jeanne Kloos verteld dat hij <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> kennen door<br />

tussenkomst van Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein - toen zijn ‘secretaris’ - en dat zij elkaar <strong>voor</strong><br />

het eerst ontmoet had<strong>de</strong>n, in 1915, ten huize van mevrouw Van Rhemen van<br />

Rhemenshuizen, waar volgens Van Welie een sfeer heerste zoals <strong>Couperus</strong> die in<br />

zovele van zijn Haagse romans heeft weergegeven. 58 ‘Toen’, aldus Van Welie, ‘hoor<strong>de</strong><br />

ik <strong>voor</strong> het eerst zijn won<strong>de</strong>rlijke stem, - een stem, waaraan men moest wennen.<br />

Maar wás men heen over <strong>de</strong> eerste ongewoonheid van modulatie en klank, dan<br />

luister<strong>de</strong> men gaarne naar hem.’ De schrijver had volgens hem een beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mimiek,<br />

te grote han<strong>de</strong>n met gepolijste nagels, en droeg ook toen <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> compositie<br />

van veel ringen.<br />

De twee kunstenaars vatten vriendschap <strong>voor</strong> elkaar op. Zij wissel<strong>de</strong>n bezoeken.<br />

Het <strong>de</strong>nkbeeld <strong>Couperus</strong> te schil<strong>de</strong>ren is van Van Welie uitgegaan, zo horen wij.<br />

<strong>Couperus</strong> was wel bereid: ‘Maar, zei<strong>de</strong> hij, Van Welie, je weet, hoe druk ik het heb,<br />

en ik haat het, te poseeren op <strong>de</strong>n dag.’ - ‘Zoo kwam dan <strong>Couperus</strong> 's avonds tegen<br />

half negen bij mij. Mevrouw kwam hem halen, en wij soupeer<strong>de</strong>n samen. Ik herinner<br />

mij nog altijd, hoe hij, toen hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal mijn atelier betrad, regelrecht<br />

liep naar een antieken Itahaanschen stoel, en zei: “Dit is een zetel, die me wel bevalt.<br />

Dat ou<strong>de</strong> velours <strong>de</strong> Gênes, wat staat het mooi bij dat goud. Die kerels van <strong>de</strong><br />

Renaissance wisten het wel...”’<br />

<strong>Couperus</strong>, zo vertel<strong>de</strong> Van Welie ver<strong>de</strong>r, hield veel van antiquiteiten, van bestorven<br />

kleuren en kostbaar porselein. Zelf kon hij zich die weel<strong>de</strong> niet veroorloven, maar<br />

‘ik weet nog, hoe dankbaar hij mevrouw Kley-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


521<br />

kamp was, die hem een paar sang-<strong>de</strong>-boeuf vazen, om op zijn kast te zetten, had<br />

geleend’. (En <strong>Couperus</strong> was ij<strong>de</strong>l genoeg om zich tegen <strong>de</strong> achtergrond van die kast<br />

mèt vazen te laten fotograferen!) - Van Welie besluit: ‘Hij apprecieer<strong>de</strong> ie<strong>de</strong>re attentie<br />

van wien die ook kwam... en ik hoor hem nog zeggen met zijn aardigen glimlach,<br />

tegen mijn knecht: Jij begrijpt me, Cornelis!’<br />

Zowel <strong>de</strong> fauteuil als <strong>de</strong> grote han<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ringen en <strong>de</strong> spits gepolijste nagels zijn<br />

op het portret te zien. Links op <strong>de</strong> achtergrond verwijzen een paar cipressen, zichtbaar<br />

door een venster, naar <strong>Couperus</strong>' lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Italië.<br />

<strong>Een</strong> komische noot voegt Jeanne Kloos zelf nog toe - maar dit in parenthese, daar<br />

het weinig met het ver<strong>de</strong>re betoog te maken heeft. Het illustreert echter wel, hoe<br />

sterk zich om <strong>de</strong> figuur <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland een mythe was gaan vormen die,<br />

misschien wel tot in onze dagen, het beeld van hem als kunstenaar vertroebeld heeft.<br />

Het betreft een anekdote die in<strong>de</strong>rtijd circuleer<strong>de</strong>, maar die geheel uit een anonieme<br />

duim gezogen moet zijn. Volgens het verhaal zou <strong>Couperus</strong> een lezing hou<strong>de</strong>n in<br />

Hilversum. Aldaar aangekomen ont<strong>de</strong>kte hij op het laatste ogenblik dat hij het parfum<br />

vergeten had dat hij altijd placht te gebruiken. Zon<strong>de</strong>r zich hiermee besprenkeld te<br />

hebben kon hij onmogelijk optre<strong>de</strong>n. De enige oplossing was: een ijlbo<strong>de</strong> naar<br />

Amsterdam. Deze keer<strong>de</strong> nog juist op tijd terug, met een flesje van het goe<strong>de</strong> merk.<br />

Het kostte twaalf gul<strong>de</strong>n, in die dagen een heel bedrag. <strong>Couperus</strong>, dat luxebeest, zou<br />

zich echter niet ontzien hebben het in één keer geheel over zich uit te gieten.<br />

En dat, zegt Jeanne boos, terwijl <strong>Couperus</strong> helemaal niet van parfum hield!<br />

Daarmee had zij het bij het rechte eind. Hij hield alleen van bloemengeur. In het<br />

theater ging hij zelfs verzitten als er een al te sterk geparfumeer<strong>de</strong> mevrouw naast<br />

hem neerzeeg. - Overigens is dit slechts een van <strong>de</strong> vele sterke verhalen die steeds<br />

meer over hem in omloop zijn gekomen. Het bekendste en hardnekkigste verzinsel<br />

is wel dat van <strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong> die aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van Hoogewal 2 tegen een bezoeker<br />

gezegd zou hebben: mijnheer kan u niet ontvangen, mijnheer zit op <strong>de</strong> sofa en weent.<br />

Hier moet tenslotte wel aan toegevoegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> zelf weinig heeft<br />

gedaan om dit soort mythevorming tegen te gaan. Het tegen<strong>de</strong>el is waar.<br />

Eindnoten:<br />

1 Paradijzen II, 28 nr. 32.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 29; afbeelding. De charmante foto van <strong>Couperus</strong> in rok aan zijn schrijftafel werd hier in<br />

oktober 1915 door Panorama gemaakt. Zie André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917).<br />

3 Op het kerkhof van San Miniato, boven Florence.<br />

4 ‘Over mijn woning’ (Vad. 11 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 92-97; 92.<br />

5 I<strong>de</strong>m, 94.<br />

6 I<strong>de</strong>m, 96.<br />

7 ‘De betooveraar’ (Vad. 18 september 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 99-105.<br />

8 ‘De zoeker’ (Vad. 2 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 106-112.<br />

9 ‘Democratizeering van kunst’ (Vad. 25 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 86-91.<br />

10 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Top Naeff, M.J. Brusse e.a, Kleeding en <strong>de</strong> man (1915), 7-12 (met een<br />

karikatuur door J.B.P. Kerkhoff). Herdrukt in Erbe, Nag. werk, 148-150. - Zie over het ontstaan<br />

van dit boekje Top Naeff, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />

62-66.<br />

11 ‘De dieren’ (Van. 9 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 49-54.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


12 ‘De herscheppingen’ (Vad. 16 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 90-98.<br />

13 ‘Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst’ (Vad. 23 oktober 1915), in Proza I, 112-116.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 113-114.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 114.<br />

16 ‘De mijmerij’ (Vad. 6 november 1915), in Proza I, 56-60.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 57.<br />

18 ‘De uren’ (Vad. 18 <strong>de</strong>cember 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 76-80.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 77.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 78.<br />

21 I<strong>de</strong>m, 80.<br />

22 V.Booven, Leven, 222 e.v.<br />

23 ‘De badkamer’ (Haagsche Post 20 januari 1917), in Proza III, 107-109.<br />

24 V.Booven, Leven, 225. - Van Booven vergist zich in <strong>de</strong> datum. Op 20 <strong>de</strong>cember las <strong>Couperus</strong><br />

in Rotterdam, twee dagen later in Hilversum.<br />

25 Mevrouw Grothe-Twiss. Zij was er samen met mevrouw Quarles van Ufford-Twiss (kennissen<br />

van Henri van Booven).<br />

26 V.Booven, Leven, 226.<br />

27 ‘De dochter van Blauwbaard’ (Vad. 30 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 74-81.<br />

28 ‘De zoon van Don Juan’ (Vad. 13 november 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 82-89.<br />

29 ‘De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant’ (Vad. 20 november 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie,<br />

153-158.<br />

30 ‘De maagd in <strong>de</strong> maan’ (Vad. 4 <strong>de</strong>cember 1915), in Proza I, 117-120.<br />

31 Maatstaf II (1963), 220 nr.87.<br />

32 Zie noot 25.<br />

33 ‘De dood van <strong>de</strong>n Dappere’ (Vad. 11 <strong>de</strong>cember 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 146-151.<br />

34 Marc Galle, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963), 43. - Zie ook Harry G.M. Prick, ‘Kloos-ups van<br />

tijdgenooten 4’. in Juffrouw Idastraat II, 3, 1/2 (september 1974), 6.<br />

35 Maatstaf II (1963), 175 nr.28. - Dat <strong>de</strong> hierna geciteer<strong>de</strong> brief niet leid<strong>de</strong> tot een innige<br />

verstandhouding, toon<strong>de</strong> Prick aan (zie noot 34.) Toen Wagen<strong>voor</strong>t <strong>de</strong> echtparen Kloos en<br />

<strong>Couperus</strong> samen ten zijnent wil<strong>de</strong> ontvangen, antwoord<strong>de</strong> Kloos d.d. 18 juni 1916 dat hij daar<br />

niet op in zou gaan. Want ‘<strong>de</strong>ftige visite's met een vlotte conversatie, die alles en toch niets<br />

zegt, over <strong>de</strong> dingen van <strong>de</strong>n dag, daar heb ik, om u <strong>de</strong> waarheid te zeggen, een broêrtje aan<br />

dood. [...] Daar nu, zoals gij weet, <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> (noch zijn vrouw) ook maar sigaretten<br />

rookt, zou <strong>de</strong> beleefdheid dus eischen, dat ik mij óók van rooken onthield zoodat ik, met al <strong>de</strong>ze<br />

omhaal van woor<strong>de</strong>n, alleen maar zeggen wil, dat wij graag eens alleen ten uwent willen komen,<br />

indien u dit conveniëert.’<br />

36 ‘Van en over mijne lezingen’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1915), in Proza III. 110-112.<br />

37 Amice, 189 nr. 575.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 190 nr. 577.<br />

39 Paradijzen II, 32 nr. 33.<br />

40 V. Booven, Leven, 227-228.<br />

41 Voor kopieën hiervan ben ik diens zoon, ir. G. Aletrino, bijzon<strong>de</strong>re dank verschuldigd. Zie over<br />

hun relatie L. Aletrino, ‘Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (6 mei 1961;<br />

weekend bijlage). Aletrino vertelt hierin o.m. over een soirée die <strong>Couperus</strong> met Kerstmis 1915<br />

op <strong>de</strong> Hoogewal gegeven heeft, waarbij verschei<strong>de</strong>ne gasten een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n<br />

met opdracht ten geschenke kregen. Er waren o.a. Cyriel Buysse, Frits Lapidoth, Jan Walch,<br />

Henri van Booven, L. Simons en Else Mauhs: ‘Als een ware dandy bewoog <strong>Couperus</strong> zich<br />

tussen zijn gasten, druk converserend en schertsend op een wijze, die men misschien toen reeds<br />

“uit <strong>de</strong> tijd” achtte’. - Zie ook L. Aletrino, ‘Ontmoetingen met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Friso Endt,<br />

Weet je nog wel... <strong>Een</strong> boek vol pluche en pleizier (1957), 102-107.<br />

42 Brief in particulier bezit, waarvan Albert Vogel† zo vrien<strong>de</strong>lijk was mij een fotocopie af te<br />

staan.<br />

43 Opnieuw uitgegeven, samen met <strong>de</strong> tussen <strong>Couperus</strong> en Kuiper gewissel<strong>de</strong> brieven, door J.B.W.<br />

Polak, <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> oudheid (1961). - <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>treffelijke analyse van <strong>de</strong> roman gaf Elizabeth<br />

Visser, ‘<strong>Couperus</strong> “Komedianten” en het Rome van Domitianus’, in Hermeneus 50 (1978), 3,<br />

162-169.<br />

44 De Nieuwe Gids (1917), 1, 4, 615-638.<br />

45 Zie noot 43, 19.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 31.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 ‘Romeinsche portretten. Uit <strong>de</strong>n tijd van keizer Domitianus, I-VIII’ (Vad. 6 januari-25 februari<br />

1917), in Proza I, 275-324. Respectievelijk: I - Domitianus; II - Tacitus en Suetonius; III - Plinius<br />

<strong>de</strong> Jongere; IV - Martialis; V - Juvenalis; VI - Quintilianus; VII - Apollonius van Tyana; VIII -<br />

Vrouweprofiels.<br />

48 Na <strong>Couperus</strong>' dood zijn <strong>de</strong>ze boeken in bezit gekomen van zijn nichtje Johanna Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

(‘tante Pep’ in <strong>de</strong> familie; verzorgster van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r tot haar huwelijk). Zij trouw<strong>de</strong> in<br />

1900 met <strong>de</strong> advocaat mr. W.A. Tel<strong>de</strong>rs. Hun zoon, prof. mr. B.M.Tel<strong>de</strong>rs, erf<strong>de</strong> ze later. Deze,<br />

ongehuwd gebleven en omgekomen in het concentratiekamp Bergen-Belsen, legateer<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

boeken aan <strong>de</strong> Maatschappij.<br />

49 Zie noot 43, 31 (d.d. 3 maart 1916).<br />

50 André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917). De datum van zijn bezoek staat niet vast. Het<br />

interview verscheen in drie afleveringen in Den Gul<strong>de</strong>n Winckel 15 (1916), nr. 12, 15 <strong>de</strong>cember,<br />

178-182; 16 (1917), nr. 1, 15 januari, 2-7; nr. 2, 15 februari, 20-25. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> laatste; ‘Nov.-Dec.<br />

1916’.<br />

51 <strong>Een</strong> fotocopie hiervan werd mij vrien<strong>de</strong>lijk ter beschikking gesteld door <strong>de</strong> heer Luc Daems te<br />

Brasschaat.<br />

52 De Rid<strong>de</strong>r, <strong>Couperus</strong>, 41.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 42.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 48-49.<br />

55 Bastet, Zuil, 201. Oorspronkelijk in De Kroniek II, 5 (mei 1916), 233.<br />

56 Bastet, Zuil, 200 (met noot 2: De Hofstad (1 maart 1924.)<br />

57 ‘Portret’ (H.P. 22 juli 1916), in Proza III, 203-205; 204.<br />

58 Barones Van Rhemen van Rhemenshuizen woon<strong>de</strong> Koningska<strong>de</strong> 5. In februari 1915 had<br />

<strong>Couperus</strong> haar door Veen een exemplaar van Dionyzos laten zen<strong>de</strong>n (Amice, 172 nr. 558).<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


IV [1916-1917]<br />

522<br />

Omstreeks <strong>de</strong>ze tijd is <strong>Couperus</strong> in contact gekomen met iemand zon<strong>de</strong>r wiens invloed<br />

zijn laatste zeven levensjaren an<strong>de</strong>rs verlopen zou<strong>de</strong>n zijn: <strong>de</strong> oprichter van <strong>de</strong><br />

Haagsche Post, bekend gewor<strong>de</strong>n als ‘het rose blad met <strong>de</strong> aardige inhoud’. Zijn<br />

eerste me<strong>de</strong>werking aan dit toen nog piepjonge weekblad dateert van mei 1916.<br />

S.F. van Oss, vijf jaar jonger dan <strong>Couperus</strong>, heeft in zijn Vijftig jaren journalist<br />

veel over zijn eigen levensloop verteld. 1 Tevens <strong>de</strong>ed hij daarin een en an<strong>de</strong>r over<br />

zijn relatie met <strong>Couperus</strong> uit <strong>de</strong> doeken. Van huis uit was Van Oss naar zijn eigen<br />

zeggen een Brabantse dorpsjongen. In 1888 begon hij zijn carrière als correspon<strong>de</strong>nt<br />

van het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad in Lon<strong>de</strong>n. Al spoedig trokken zijn journalistieke<br />

capaciteiten <strong>de</strong> aandacht, en zo maakte hij in 1890 zijn eerste grote reis van achttien<br />

maan<strong>de</strong>n door Amerika. Van Oss ontwikkel<strong>de</strong> zich tot een expert van klasse in <strong>de</strong><br />

internationale financiële wereld. In 1895 ontmoette hij in Zuid-Afrika Paul Kruger.<br />

Nadien bezocht hij bij herhaling Rusland en vele an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n, eer hij zich in 1902<br />

in Ne<strong>de</strong>rland vestig<strong>de</strong>. Aanvankelijk trad hij in Groningen op als<br />

hoofdredacteur-directeur van <strong>de</strong> Nieuwe Financier en Kapitalist, maar hij had ook<br />

veel belangstelling <strong>voor</strong> letteren en kunst meer in het algemeen, en liep toen al met<br />

heel an<strong>de</strong>re plannen rond. Na in 1904 naar Den Haag verhuisd te zijn, waar hij aan<br />

het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> een mo<strong>de</strong>rn kantoor inrichtte, liet hij <strong>de</strong>ze i<strong>de</strong>eën langzaam en<br />

zorgvuldig rijpen. Op 14 januari 1914 heeft tenslotte het eerste nummer van <strong>de</strong> door<br />

Van Oss gecreëer<strong>de</strong> Haagshe Post het licht gezien, een weekblad dat door bijzon<strong>de</strong>re<br />

kwaliteiten moest uitblinken. Het niveau dien<strong>de</strong> zo hoog te zijn, vond hij, dat <strong>de</strong><br />

mensen er<strong>voor</strong> ‘op een donkeren Vrijdagavond in December door een sneeuwstorm<br />

naar <strong>de</strong> naastbijgelegen kiosk zou<strong>de</strong>n lopen’.<br />

De zeer snel groeien<strong>de</strong> populariteit van <strong>Couperus</strong> is Van Oss niet ontgaan. Te<br />

trachten <strong>de</strong> meest Haagse aller Hagenaren te winnen <strong>voor</strong> zijn Haagsche Post leek<br />

hem welhaast een opdracht van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zienigheid. Hoewel hij beseft moet hebben<br />

wat hij zich daarmee financieel op <strong>de</strong> hals haal<strong>de</strong>, aarzel<strong>de</strong> hij niet lang en trok <strong>de</strong><br />

stoute schoenen aan: <strong>Couperus</strong> moest <strong>voor</strong> zijn weekblad gaan schrijven. Daar <strong>de</strong><br />

man-van-<strong>de</strong>-wereld Van Oss tevens een man-van-het-grote-gebaar was, speel<strong>de</strong> geld<br />

geen rol. Over zijn ‘aanstelling’ heeft <strong>Couperus</strong> zelf in een Epigram verteld: 2 ‘Er<br />

was<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


523<br />

eens een Natie, en die Natie was <strong>de</strong> Haagsche Post. Die Natie had zich op een aardige,<br />

vaardige en waardige wijze bemind weten te maken. Die Natie werd prachtig<br />

geregeerd door een Autocraat, dus géén constitutioneel koning: die Autocraat was<br />

<strong>de</strong> heer S.F. van Oss. Deze monarch benoem<strong>de</strong> eenige ministers, wie hij verschillen<strong>de</strong><br />

portefeuilles toevertrouw<strong>de</strong>. Aan mij vertrouw<strong>de</strong> hij toe <strong>de</strong> portefeuille van <strong>de</strong> Blague.<br />

Ik was dus zijn Minister van <strong>de</strong> Blague en zeer vereerd door zijn vertrouwen. Toen<br />

ik echter een paar maan<strong>de</strong>n dit vertrouwen genoten had, meen<strong>de</strong> ik, om <strong>de</strong> Natie<br />

<strong>voor</strong> eentonigheid te behoe<strong>de</strong>n, mijn portefeuille, die van <strong>de</strong> Blague, ter beschikking<br />

van <strong>de</strong>n Czaar aller Haagsche Posten te moeten stellen. Zijne Majesteit verzocht mij<br />

echter in zeer vrien<strong>de</strong>lijke termen mijn portefeuille weêr te willen aanvaar<strong>de</strong>n. Na<br />

we<strong>de</strong>rom eenige maan<strong>de</strong>n Excellentie van <strong>de</strong> Blague te zijn geweest - mijn<br />

ministerschap duur<strong>de</strong> bijna één jaar - stel<strong>de</strong> ik op nieuw, ik dacht in het belang <strong>de</strong>r<br />

Natie, mijn portefeuille ter beschikking van onzen Czaar. Ik ontving hierop een zéér<br />

bizon<strong>de</strong>r vleiend schrijven van Zijne Majesteit, waarin hij mij in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>erendste<br />

termen zijne appreciatie zei<strong>de</strong> over mijn werk, en mij verzocht <strong>de</strong> Portefeuille van<br />

<strong>de</strong> Blague te willen behou<strong>de</strong>n.’<br />

<strong>Couperus</strong> heeft in <strong>de</strong> Haagsche Post niet alleen geblagueerd - en dat in<strong>de</strong>rdaad<br />

zeer virtuoos - maar hij heeft later ook zijn Afrikaanse, Indische en Japanse<br />

reisverhalen in het weekblad gepubliceerd. Afgezien van enkele Opmerkingen van<br />

geen waar<strong>de</strong> 3 zijn het aanvankelijk <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Epigrammen 4 geweest waarin <strong>Couperus</strong><br />

week in week uit een hoeveelheid zeepbellen blies die velen wel moesten betoveren<br />

door hun sprankelen<strong>de</strong> kleuren, hun stijgen en dalen op <strong>de</strong> wind van <strong>de</strong> actualiteit.<br />

Uit het eerste epigram, een Epigrafische inleiding 5 blijkt hoe sterk <strong>Couperus</strong> zich in<br />

die tijd door antieke <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n liet lei<strong>de</strong>n. Hij leg<strong>de</strong> zijn lezers uit wat <strong>de</strong> Latijnse<br />

epigrammatici, Martialis <strong>voor</strong>al, er vroeger on<strong>de</strong>r verston<strong>de</strong>n, en hoe hijzelf zich<br />

zijn nog te schrijven epigrammen <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>: niet ‘zoo kort bevallig, zoo snel hatelijk,<br />

zoo vliegvlug sarcastisch’ - nee, hij zou ze in proza schrijven: ‘dus ook langer dan<br />

een distichon was, maar dan toch ook weêr zoo kort mogelijk; een kleine sport dus<br />

van taal, om u over <strong>de</strong>ze en die, over dit en dat even te zeggen dat wat ik meen... of<br />

niet mee n’. De reeks, die doorloopt tot 17 maart 1917, geeft ons een goed i<strong>de</strong>e van<br />

<strong>Couperus</strong>' conversatietalenten en licht ons terloops bovendien in over allerlei dingen<br />

die hem dat jaar bezighiel<strong>de</strong>n.<br />

Daarnaast werkte <strong>Couperus</strong> ook nog aan een opdracht van Herman<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


524<br />

Roelvink. Voor Het Ne<strong>de</strong>rlandsh Tooneel vertaal<strong>de</strong> hij G.B. Shaws stuk Caesar and<br />

Cleopatra, dat op 16 september 1916 in première moest gaan. 6 De speelse, losse toon<br />

van Shaws dialoog, <strong>de</strong> wijze waarop ‘G.B.S.’ grote historische figuren zon<strong>de</strong>r pathos<br />

‘familièrement’ laat spreken en han<strong>de</strong>len, heeft <strong>Couperus</strong> dui<strong>de</strong>lijk geamuseerd. Bij<br />

het schrijven van zijn eigen boek De komedianten trok hij er <strong>de</strong> nodige lering uit.<br />

Overigens liet hij bij het maken van <strong>de</strong> vertaling zijn eigen talent zo duchtig gel<strong>de</strong>n,<br />

dat Shaw met een glanzend Couperiaans vernis be<strong>de</strong>kt werd. Dit tot meer<strong>de</strong>re charme<br />

van <strong>de</strong> tekst.<br />

De kwaliteiten van Caesar en Cleopatra ten spijt oogstte <strong>de</strong> opvoering weinig<br />

succes. 7 <strong>Louis</strong> Bouwmeester was volgens André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r te oud, te weinig sceptisch<br />

en <strong>voor</strong>al te weinig romantisch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Caesarfiguur van Shaw, terwijl volgens Top<br />

Naeff <strong>de</strong> rol van Cleopatra door Greta Lobo-Braakensiek niet lenig, pervers en koket<br />

genoeg werd vertolkt. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester schijnt het er als Ftatatita<br />

nog het best afgebracht te hebben.<br />

De publikatie van zijn Menaechmi-vertaling in het Dramatisch Bijvoegsel van juli<br />

liet <strong>Couperus</strong> in Groot-Ne<strong>de</strong>rland vergezeld gaan van een korte beschouwing over<br />

<strong>de</strong>ze komedie, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Plautus' Menaechmi. 8 Hierin zette hij uiteen wat hem<br />

in Plautus zo boei<strong>de</strong>. Dat was <strong>voor</strong>al het alledaagse van diens figuren, meer nog dan<br />

<strong>de</strong> koddigheid van <strong>de</strong> soms wel wat erg naïeve intrige: ‘Ja, dit wereldje interesseert<br />

ons: het wemelt van menschelijkheid, van kleine, ironiesch klein-burgerlijke<br />

menschelijkheid en omdat die antiek is en uit het Verle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ons opdoemt, boeit<br />

die ons <strong>voor</strong>al op een oogenblik, dat wij moê zijn van het epische, historische<br />

wereldverle<strong>de</strong>n. [...] Er is door Plautus in <strong>de</strong>ze menschen-van-ie<strong>de</strong>ren-dag een zóo<br />

levendig leven ingeblazen, zich uiten<strong>de</strong> door woord, daad, beweging, scherts, moraal,<br />

moraal <strong>voor</strong>al!, dat wij het geschie<strong>de</strong>nisje, het intriguetje er bij <strong>voor</strong> lief nemen en<br />

<strong>voor</strong>al pleizier hebben in zulke echt leven<strong>de</strong> klein-burgerlijke menschen uit vroegere<br />

eeuw.’ Het vertaalwerk had hem vermaak geschonken, het was een nobel intellectueel<br />

spel geweest.<br />

Er kwam nog iets bij. Steeds weer had <strong>Couperus</strong> het vreem<strong>de</strong> gevoel gehad dat<br />

hij <strong>de</strong> komedie zelf, in <strong>de</strong> oudheid en dus in een vroegere incarnatie, al eens had zien<br />

opvoeren: 9 ‘in een Romeinsch theater, door een reizen<strong>de</strong> komedietroep, die gehuurd<br />

was gewor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> aedilen <strong>de</strong>r Eeuwige stad - heb zien spelen door acteurs,<br />

gemaskerd en niet gemas-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


525<br />

kerd, <strong>de</strong> mannerollen uitgebeeld twijffelloos mannelijk door het symbool, dat geen<br />

mannerol na liet tusschen <strong>de</strong> plooien van zijn kostuum te vertoonen, <strong>de</strong> vrouwerollen<br />

gespeeld door hoogstemmige jongens, <strong>de</strong> <strong>de</strong>coraties zéer eenvoudig’. Zelf had hij<br />

in dat theater gezeten, ‘tusschen dikke sluwe kooplui, kleine-han<strong>de</strong>laren, parazieten,<br />

tusschen allerlei types van kroeg- en bor<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs, dieven, tusschen een beul en<br />

een lijkkisten-maker, en tusschen hunne vrouwen en <strong>de</strong>ernen’. Deze won<strong>de</strong>rlijke<br />

sensatie werd <strong>de</strong> directe aanleiding tot De komedianten. In zijn historische roman<br />

wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> proberen die vroegere wereld weer op te roepen, als het ware puttend<br />

uit het geheugen van zijn eigen Romeinse <strong>voor</strong>bestaan.<br />

Toen het stuk op 14 november 1916 opgevoerd werd, trad <strong>Couperus</strong> daarbij zelf<br />

op als inlei<strong>de</strong>r, als antieke prologus. De tekst die hij daarbij gebruikte heeft hij in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd, waarmee hij tevens een nieuwe reeks wekelijkse<br />

bijdragen in zijn oud-vertrouw<strong>de</strong> courant open<strong>de</strong>. 10 Hij voer<strong>de</strong> zijn toehoor<strong>de</strong>rs daarin<br />

mee naar het Rome van <strong>de</strong> keizertijd in <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus, vertel<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Megalesia die op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> april ter ere van <strong>de</strong> grote godin Cybele gevierd plachten<br />

te wor<strong>de</strong>n, en leg<strong>de</strong> uit welke rol <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen in het theater daarbij speel<strong>de</strong>n.<br />

Ook hiermee zien wij ons meteen verplaatst naar het begin van De komedianten.<br />

Uitvoerig stond hij stil bij <strong>de</strong> architectuur van het Pompeiustheater, <strong>de</strong> antieke<br />

speelpraktijken, <strong>de</strong> inrichting van het toneel. Hij beschreef hoe alles functioneer<strong>de</strong>.<br />

Kortom, zijn inleiding was een genoeglijk college waar geen vakman zich <strong>voor</strong> had<br />

hoeven te schamen. Zel<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> conceptie doen meebeleven<br />

van <strong>de</strong> roman die hij tegelijkertijd over dit alles schreef.<br />

In het epigram Kind-van zijn-tijd 11 verklaar<strong>de</strong> hij ten overvloe<strong>de</strong> nog eens dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat dit alles <strong>voor</strong> hem belangrijker was dan <strong>de</strong> hele wereldoorlog: ‘... ik dompel mij,<br />

ik ga <strong>voor</strong>t mij te dompelen, ie<strong>de</strong>ren dag, trots het “Wereldmoment”, in het Verle<strong>de</strong>n.<br />

Het is een diepe sprong, maar als je gesprongen hèbt, ben je het “Wereldmoment”<br />

vergeten. En dat is heusch zalig, al was Domitianus een geboefte, iets, dat zelfs <strong>de</strong><br />

mo<strong>de</strong>rnste historiegeleer<strong>de</strong>n niet heel erg zullen kunnen veran<strong>de</strong>ren...’ <strong>Couperus</strong><br />

was, en werd zo mogelijk met steeds meer overtuiging, een escapist. Hij bleef, zoals<br />

hij zijn hele leven al gewend was geweest, <strong>de</strong> boze wereld ontvluchten in schoonheid,<br />

die in <strong>de</strong> hoogste mate zijn eigenbelang was.<br />

In oktober 1916 ging <strong>Couperus</strong> een aantal dagen bij Herman Roelvink in Laren<br />

logeren. 12 Waarschijnlijk had hij De komedianten toen juist vol-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


526<br />

tooid. Bij Roelvink verbleef immers ook een jonge latinist, H.W. <strong>de</strong> Marez Oyens<br />

(1891-1954), die zich zeer <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' werk interesseer<strong>de</strong>. Deze classicus heeft<br />

later eens spontaan verklaard: 13 ‘De komedianten? Dat hebben wij sámen geschreven!’<br />

In zijn enthousiasme ging hij ongetwijfeld te ver. Maar wel lijkt het zeker dat De<br />

Marez Oyens in die dagen <strong>Couperus</strong> hielp met <strong>de</strong> correctie van <strong>de</strong> vele Latijnse<br />

termen in <strong>de</strong> roman. Bovendien zat hij allerlei an<strong>de</strong>re antiquarische <strong>de</strong>tails op<br />

eventuele vergissingen hebben nagezien. In zijn epigram Larense manieën - 14<br />

oktober 1916 - maakt <strong>Couperus</strong> hier geen gewag van. 14 Wel vertelt hij daarin een en<br />

an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> logeerpartij zelf, waar Elisabeth van mocht meegenieten. Naar hartelust<br />

wer<strong>de</strong>n allerlei Larense genieën berod<strong>de</strong>ld, kunstenaars die theosofie bedreven,<br />

groothe<strong>de</strong>n die uit pure artisticiteit op bloee voeten liepen of die meen<strong>de</strong>n alleen van<br />

groente te moeten leven.<br />

Op een van <strong>de</strong>ze Larense dagen heeft <strong>Couperus</strong> een bezoek gebracht aan een zekere<br />

Tila, een visite waar een merkwaardige petite histoire aan verbon<strong>de</strong>n is. Mathil<strong>de</strong><br />

Cornelie Slicher had namelijk nog een an<strong>de</strong>re gast uitgenodigd, <strong>de</strong> militante Carry<br />

van Bruggen. 15<br />

Deze mevrouw Slicher, wier afgekorte naam <strong>Couperus</strong> gebruikt heeft in <strong>Een</strong>e<br />

illuzie, was een jeugdvriendin van Elisabeth. Als meisjes had<strong>de</strong>n zij in Rijswijk op<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> school gezeten. 16 Later woon<strong>de</strong> Tila evenals <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />

Surinamestraat. 17 Tij<strong>de</strong>ns het schrijven van Extaze heeft <strong>Couperus</strong> haar bij herhaling<br />

om raad gevraagd. Aanvankelijk getrouwd met J.C. van <strong>de</strong>n Tol, liet zij zich in 1897<br />

van <strong>de</strong>ze schei<strong>de</strong>n, om se<strong>de</strong>rtdien ongehuwd door het leven te gaan. Wat Carry van<br />

Bruggen betreft, <strong>Couperus</strong> moet haar werk gekend hebben, daar zij soms in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland schreef. 18 Zij was veel jonger en waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> haar confrater, zij het<br />

misschien met enige reserve. Tegenpolen waren zij zeker. Carry van Bruggen immers<br />

kwam uit een klein joods milieu aan <strong>de</strong> Zaan en had zich ontwikkeld tot een<br />

progressief, agressief en geëngageerd auteur. De Haagse, liberale, passatistische<br />

<strong>Couperus</strong> kon wel met haar over Indië praten, dat ook zij door een verblijf van jaren<br />

goed ken<strong>de</strong>, maar ver<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n zij weinig met elkaar gemeen.<br />

Carry van Bruggen heeft gemeend als volgt verslag te moeten doen van hun<br />

ontmoeting: 19 ‘De vrien<strong>de</strong>lijke uitnodiging van een we<strong>de</strong>rzijdsche lieve vriendin,<br />

bracht mij met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan een genoeglijk middagmaal in een charmant<br />

Larensch landhuisje, en het was, - zon<strong>de</strong>ren we een vluchtig oogenblik op een<br />

spoorwegstation als niet meetellend uit - <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


527<br />

eerste maal, dat ik <strong>de</strong>zen veelbesproken en veelbetwisten man ontmoeten mocht, -<br />

daar eigen werkzaamheid mij tot dusver <strong>de</strong> gelegenheid benomen had hem in 't<br />

openbaar te hooren en te zien. Dit was nu maar niet een gewoon samenkomen met<br />

een tot dan onbekend collega-auteur, - neen, ik wist immers <strong>voor</strong>af, dat mij van meer<br />

dan eene zij<strong>de</strong> naar mijn we<strong>de</strong>rvaren gevraagd zou wor<strong>de</strong>n - is het niet curieus dat<br />

men juist altijd maar weer wil hooren van <strong>de</strong>n man, die al jaar en dag “over<br />

zichzelven” schrijft!? - en dat <strong>de</strong> slotsom van dat vragen zeker zou zijn: en is hij nu<br />

een aansteller of is hij het niet?<br />

Gij, die het mij vroeg en gij die het mij niet vroeg, maar het toch wel graag wilt<br />

weten (ik wil<strong>de</strong> het zelf eigenlijk ook wel weten!) laat ik u zeggen: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

is geheel geen aansteller - <strong>de</strong>ze man, met zijn blik als een bou<strong>de</strong>erend kind, met zijn<br />

bloem en zijn zakdoekje, met zijn maniertjes en zijn kunstjes, is eigenlijk juist een<br />

heel eenvoudig man. Maar ja, mijne waar<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n,- wat is eenvoud? <strong>Een</strong>voudig<br />

is iemand, die argeloos-weg leeft overeenkomstig zijn natuur. En is het dan eenmaal<br />

zijn natuur om op zijn hoofd te staan, dat hij dan op zijn hoofd sta. Want wil hij,<br />

waarom dan ook, als u en ik op zijn beenen gaan staan, dan is hij immers juist niet<br />

meer eenvoudig.’<br />

Na <strong>de</strong>ze inleiding stak zij een lange bouta<strong>de</strong> af over het begrip natuur die vaak<br />

onnatuurlijk is. Om daarop te vervolgen: ‘in <strong>Couperus</strong> is, wat men geneigd zou wezen<br />

zijn pose te noemen - zijn kwijnend als kin<strong>de</strong>rlijk-hulpeloos kijken en zijn<br />

zachtzinnig-bou<strong>de</strong>erend praten, het matte bewegen van zijn han<strong>de</strong>n en het soms als<br />

in ein<strong>de</strong>looze vermoeidheid inzinken van zijn geäffecteer<strong>de</strong> stem, niet een “twee<strong>de</strong><br />

natuur” gewor<strong>de</strong>n, - het is, eenvoudigweg, zijn eerste natuur, - zon<strong>de</strong>r eenige<br />

gemaaktheid of verlegenheid is hij volkomen zichzelf. Hij is zoo eigenlijk precies<br />

als in zijn werk [...]: naïef. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> poseur is naïef.’<br />

Daarop memoreer<strong>de</strong> zij <strong>Couperus</strong>' juist voltooi<strong>de</strong> roman: ‘Wat <strong>Couperus</strong> ons aan<br />

het maal, en later on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> thee van zijn pas-voltooi<strong>de</strong>n roman “De Komedianten”,<br />

een Romeinsch verhaal uit <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus, zoo maar terloops en geheel<br />

onopzettelijk vertel<strong>de</strong> - want het algemeene gesprek werd geen oogenblik “interview”<br />

- mag ons het verschijnen daarvan in <strong>de</strong>n loop van het aanstaan<strong>de</strong> <strong>voor</strong>jaar met blij<strong>de</strong><br />

verwachting tegemoet doen zien.’<br />

Wat Carry van Bruggen hier wijselijk verzwijgt, is een allerminst erg naïeve<br />

anekdote die ons via een zoon van mevrouw Slicher door A. Ro-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


528<br />

land Holst overgeleverd is. 20 <strong>Couperus</strong> heeft Carry namelijk even charmant als scherp<br />

op haar plaats weten te zetten, toen het gesprek een ogenblik dreig<strong>de</strong> te ontsporen.<br />

- Het thema poezen werd aangesne<strong>de</strong>n, en Carry van Bruggen wenste te vernemen<br />

wat er eigenlijk van <strong>Couperus</strong>' kat Imperia gewor<strong>de</strong>n was. Toen hij haar moest<br />

vertellen dat hij zich gedwongen had gezien Imperia in Florence achter te laten - of<br />

misschien was dat in Nice al gebeurd? - werd zij driftig en begon volgens Holst op<br />

te spelen, uitroepend: ‘Die poes waar u zo prachtig over schrijft en die u zo dierbaar<br />

is, die laat u daar achter in die stad, waar u en uw vrouw het niet meer uit kon<strong>de</strong>n<br />

hou<strong>de</strong>n. Dat is allemaal litterair sentiment. Het is volkomen leeg, het betekent niets!’<br />

‘Toen’, zegt Holst, ‘het air waarmee <strong>Couperus</strong> heel langzaam zijn monocle <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

dag haal<strong>de</strong> en in zijn oog schroef<strong>de</strong> en zei: “Ach, mevrouw Van Bruggen, wat zal<br />

ik u zeggen: lief<strong>de</strong>, vriendschap, poezen, mevrouw Van Bruggen, het gaat allemaal<br />

<strong>voor</strong>bij, mevrouw Van Bruggen, <strong>voor</strong>bij...”’ - <strong>Een</strong> uitspraak die misschien meer ernst<br />

bevatte dan zelfs Holst vermoed heeft. Want wat was er van <strong>Couperus</strong>' lief<strong>de</strong>volle<br />

vriendschap <strong>voor</strong> Orlando langzamerhand gewor<strong>de</strong>n?<br />

Veel tijd om daar bij stil te staan had <strong>Couperus</strong> niet. Op <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> november<br />

vond <strong>de</strong> première plaats van De tweelingbroe<strong>de</strong>rs, opgevoerd door Het Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />

Tooneel en, zoals al vermeld, ingeleid door <strong>Couperus</strong> zelf. Fie Carelsen, die <strong>de</strong> rol<br />

van Erotium op zich genomen had, kon achter <strong>de</strong> schermen tevens nog even optre<strong>de</strong>n<br />

als red<strong>de</strong>n<strong>de</strong> engel. Zij ont<strong>de</strong>kte namelijk dat <strong>Couperus</strong> in grote verlegenheid<br />

verkeer<strong>de</strong>: 21 hij had vergeten het lint mee te brengen, dat volgens traditie sierlijk uit<br />

zijn tekst moest hangen. Kordaat trok zij een strook uit haar on<strong>de</strong>rrok en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />

kon beginnen. Het werd een aardig succes.<br />

Al zijn successen echter ten spijt, bleef <strong>Couperus</strong> kampen met twee eeuwig<br />

terugkeren<strong>de</strong> problemen: te weinig geld en te veel drukproeven. Wat dit laatste betreft,<br />

<strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> journalist van Het Va<strong>de</strong>rland, L. Aletrino, hoor<strong>de</strong> er van en<br />

bood <strong>Couperus</strong> zijn hulp aan. <strong>Een</strong> weliswaar afwimpelen<strong>de</strong>, maar lange en<br />

buitengewoon hartelijke antwoordbrief was zijn beloning. <strong>Couperus</strong> schreef on<strong>de</strong>r<br />

meer: 22 ‘Geloof niet, dat het onverschilligheid is, die mij een week lang <strong>de</strong>ed uitstellen<br />

U te antwoor<strong>de</strong>n op Uw zoo hartelijk schrijven. Integen<strong>de</strong>el! Ik waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Uw brief<br />

bizon<strong>de</strong>r maar kon niet da<strong>de</strong>lijk een besluit nemen. En stel<strong>de</strong> uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


529<br />

van dag op dag. Wel, <strong>de</strong> verleiding was héel groot en ik was bijna bezweken. Ik had<br />

bijna toe gegeven aan Uw vrien<strong>de</strong>lijk en vriendschappelijk aanbod. Maar ik heb mij<br />

bijtijds kunnen herwinnen en, werkelijk, het is beter, dat ik niet heb toe gegeven.<br />

Neen, ik kan niet iemand van Uwe beschaving en kundighe<strong>de</strong>n opdragen mijne<br />

proeven te corrigeeren en briefjes te schrijven waartoe ik zelve te lui ben. Al voel ik<br />

werkelijk wel, dat Uwe vriendschap daar toe bereid zoû zijn. Maar, werkelijk, ik<br />

mag niet beschikken over Uw vrijen tijd, die U op intelligenter wijze zult kunnen<br />

gebruiken dan om <strong>voor</strong> mij... klerkje te spelen! Want meer dan een... klerkje heb ik<br />

niet noodig en ook is er, ronduit gezegd, <strong>de</strong>ze kwestie: ik zoû Uw me<strong>de</strong>werking niet<br />

kunnen honoreeren naar verdienste en ik zoû U toch ook niet van Uw tijd kunnen<br />

berooven zon<strong>de</strong>r vergoeding.’<br />

Neef Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein kon zijn secretarisdiensten blijkbaar tij<strong>de</strong>lijk niet<br />

vervullen. Wat Elisabeth betreft, zij had het te druk met an<strong>de</strong>re dingen. Zo zag<br />

<strong>Couperus</strong> zich gedwongen veel zelf te blijven doen. In <strong>de</strong> dagen dat hij <strong>de</strong> proeven<br />

corrigeer<strong>de</strong> van het eerste ge<strong>de</strong>elte van De komedianten, dat in het januarinummer<br />

van Groot-Ne<strong>de</strong>rland moest verschijnen, schreef hij op 16 <strong>de</strong>cember een kerstbrief<br />

aan Emma Garzes. <strong>Een</strong> brief vol nostalgie: 23 ‘Lieve vriendin. Zojuist bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ik<br />

mijn eigen, arme Italiaanse causerieën door (feuilletons van het Va<strong>de</strong>rland) en het<br />

heimwee maakte zich meester van mijn hart... Italië, dat is <strong>voor</strong> mij het verloren en<br />

betreur<strong>de</strong> Verle<strong>de</strong>n... In dit heimwee dacht ik aan U, aan Uw goe<strong>de</strong> te<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>ren, aan Uw eredienst van <strong>de</strong> Vriendschap... En ik betreur<strong>de</strong> het dat wij se<strong>de</strong>rt<br />

zo lang niets van U hebben vernomen... En hoewel ik bijna nooit brieven schrijf-reeds<br />

zoveel hebben<strong>de</strong> te schrijven - heb ik <strong>de</strong> pen opgenomen...<br />

Hoe maakt U het? Wij weten niets van U en <strong>de</strong> Uwen, se<strong>de</strong>rt maan<strong>de</strong>n. Schrijf<br />

ons een paar woor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> paar briefkaarten. Wat ons betreft, wij vergeten <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n<br />

uit Florence niet. Maar ons leven is zeer bezet en hoewel dat een troost is <strong>voor</strong> al het<br />

verloren geluk van vroeger, laat <strong>de</strong>ze overlading met werk, lezingen, met allerlei<br />

dingen (familie, vrien<strong>de</strong>n etc.) weinig tijd over <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arme brieven. Wees lief:<br />

schrijf mij hoe het U gaat, U allen. Moge het Kerstfeest, dat na<strong>de</strong>rt, U hoop op betere<br />

tij<strong>de</strong>n brengen.’<br />

Even kort als schaars zijn in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> brieven aan Veen, die na Herakles<br />

alleen nog bun<strong>de</strong>ls opstellen van <strong>Couperus</strong> heeft uitgegeven. Diens romans gingen<br />

naar an<strong>de</strong>re uitgevers. Misschien heeft Veen dat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


530<br />

toch betreurd en moet een tweeregelige me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van <strong>Couperus</strong>' - <strong>de</strong> dato 6 maart<br />

1917: ‘De Komedianten verschijnen se<strong>de</strong>rt Jan. '17 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Over<br />

boekuitgave is nog niets beslist.’ - beschouwd wor<strong>de</strong>n als een antwoord op een vraag<br />

van Veen wat <strong>Couperus</strong> met het manuscript dacht te doen. 24 Hoe dan ook, Veen heeft<br />

het boek niet gekregen.<br />

De gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons die <strong>Couperus</strong> hem wel ter uitgave toezond, zijn opvallend<br />

slordig samengesteld. De volgor<strong>de</strong> kon hem blijkbaar weinig meer schelen. Ook met<br />

mooie ban<strong>de</strong>n, luxueuze druk, fraaie bladspiegel had hij langzamerhand afgerekend.<br />

‘Wat bandteekeningen betreft, ik zoû je sterk ra<strong>de</strong>n er meê te breken, want niemand<br />

en ik ook niet, vindt op <strong>de</strong>n duur die kleurige ban<strong>de</strong>n mooi. Ze vermoeien en naast<br />

elkaâr maken ze elkaâr nog leelijker dan zij zijn’, schreef hij Veen 25 - na alle ban<strong>de</strong>n<br />

die zijn uitgever in <strong>de</strong> loop van vele jaren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boeken van <strong>Couperus</strong> had laten<br />

ontwerpen! In een epigram uit <strong>de</strong>cember 1916 gaf hij hem indirect nog eens een extra<br />

hint: 26 ‘En ik heb éen iiluzie. <strong>Een</strong>maal eens in mijn leven een roman te schrijven, die<br />

een uitgever zóo met ve<strong>de</strong>rgewicht weet te doen verschijnen, dat ge hem éérst leest<br />

bij uw haardvuur, dàn op uw divan, zon<strong>de</strong>r dat hij uw vingers of maag bezwaart en<br />

ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> male in uw bed, waar hij, zon<strong>de</strong>r uw eerste slaap te stooren, uit uw hand<br />

stort, neen, zweeft op tapijt of vacht, als een pluim, als een donzen pluisje...’ Dui<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee wat hem <strong>voor</strong> ogen stond: 27 ‘Ik zoû <strong>voor</strong>taan eenvoudig op zijn<br />

Engelsch, heel simpele linnen bandjes nemen met een gou<strong>de</strong>n letter. Bij wie ik ook<br />

mijn boeken hier zie, in zijn boekenkast, zie ik ze ontdaan van hun eerste gewaad en<br />

opnieuw gebon<strong>de</strong>n. Heusch, spaar je onkosten uit aan <strong>de</strong> heeren<br />

artiestenbandteekenaars. Ik kàn die dingen niet meer zien.’<br />

Van 23 <strong>de</strong>cember 1916 af begon <strong>Couperus</strong> weer zijn wekelijkse feuilletons in Het<br />

Va<strong>de</strong>rland te publiceren. Na <strong>de</strong> tekst die hij bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen van De<br />

Tweelingbroe<strong>de</strong>rs had gebruikt kwamen nu <strong>de</strong> Romeinsche portretten aan <strong>de</strong> beurt. 28<br />

Deze verschaften zijn lezers enig inzicht in <strong>de</strong> door hem bij het schrijven van De<br />

komedianten gebruikte bronnen. Van <strong>de</strong> antieke auteurs die hij behan<strong>de</strong>lt blijkt, hoe<br />

kan het an<strong>de</strong>rs, <strong>voor</strong>al Martialis zijn hart gestolen te hebben. Diens genre, het epigram,<br />

volg<strong>de</strong> hijzelf in <strong>de</strong> Haagsche Post na, zij het op een geheel eigen manier. <strong>Een</strong> groot,<br />

on<strong>de</strong>ugend kind noemt hij hem, en, wat even goed op <strong>Couperus</strong> zelf had kunnen<br />

slaan: 29 ‘een bohémien en genieter <strong>de</strong>s levens zon<strong>de</strong>r ooit geld; een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


531<br />

fijne geest met een goedmoedig hart; [...] een dichterlijk menschenkenner maar <strong>voor</strong>al<br />

een kenner van zichzelven: een vleier, zon<strong>de</strong>r huichelarij, want te doorzichtig zijn<br />

gracelijk vleierswoord; een allerbeminnelijkste mensen, die spotte met zijn eigen<br />

beminnelijkheid en alles in het werk stel<strong>de</strong> om, in poëzie en epigram, door te gaan<br />

<strong>voor</strong> wat hij nièt was.’<br />

Ook Juvenalis boeit hem, zij het min<strong>de</strong>r als mens dan wel als hekelaar van het<br />

ze<strong>de</strong>lijk leven. Niet onbegrijpelijk verlustigt <strong>Couperus</strong> zich juist in <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkelijkheid<br />

van die ze<strong>de</strong>n zelf. <strong>Een</strong> <strong>voor</strong> zijn werkwijze en opvattingen kenmerken<strong>de</strong> opmerking<br />

maakt hij naar aanleiding van <strong>de</strong> satire op <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> tarbot. Van het verhaal zelf<br />

- <strong>de</strong> reusachtige vis die Domitianus aangebo<strong>de</strong>n wordt maar waar geen kookpot groot<br />

genoeg <strong>voor</strong> blijkt te zijn - had <strong>Couperus</strong> in De komedianten een geestige, sappige<br />

scène gemaakt. In een toegevoeg<strong>de</strong> noot schrijft hij nu ter verklaring: 30 ‘In mijn roman<br />

De Komedianten biedt Crispinus zelve <strong>de</strong>n Tarbot <strong>de</strong>n Keizer aan. Dit is niet<br />

volgens Juvenalis maar <strong>de</strong> lezer van een historischen roman vergete nooit, dat <strong>de</strong><br />

schrijver in zulk een werk alleen wil oproepen “een beeld van <strong>de</strong>n tijd” en dat niet<br />

ie<strong>de</strong>re daad, ie<strong>de</strong>r woord ook van zijne “historische” personages “historiesch” behoeft<br />

te zijn. De historische-romanschrijver combineert zijn materiaal naar mate hem dit<br />

geschikt lijkt om het tijdbeeld op het levendigst <strong>voor</strong> te tooveren.’ Zo was zijn<br />

werkwijze in vele historische verhalen, te beginnen bij De berg van licht.<br />

De Romeinse portretten uit <strong>de</strong> tijd van Domitianus laten ver<strong>de</strong>r zien dat <strong>Couperus</strong><br />

steeds weer in <strong>de</strong> allereerste plaats geïnteresseerd was in <strong>de</strong> psychologie van <strong>de</strong> door<br />

hem ten tonele gevoer<strong>de</strong> figuren. Hoe grondig hij zich daartoe in hun geschriften<br />

verdiepte, blijkt uit tal van rake karakteriseringen en an<strong>de</strong>re terloopse opmerkingen.<br />

Over zijn schou<strong>de</strong>r heen zien wij hem aan het werk. Economisch als altijd, gebruikte<br />

hij een <strong>de</strong>el van zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> roman verzamel<strong>de</strong> aantekeningen opnieuw, maar ditmaal<br />

dus <strong>voor</strong> meer essayistisch getinte feuilletons.<br />

Terwijl portretten en roman gepubliceerd wer<strong>de</strong>n, maakte <strong>Couperus</strong> overigens,<br />

zoals wij zullen zien, al weer plannen <strong>voor</strong> een nieuwe antieke roman, ditmaal<br />

gebaseerd op Apuleius. Zoals in<strong>de</strong>rtijd Eline Vere, zou dit nieuwe boek in een groot<br />

aantal afleveringen als feuilleton van 4 maart tot 15 juli 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

verschijnen.<br />

Intussen ging hij's avonds-want hij bleef zijn gewoonte getrouw om alleen overdag<br />

te schrijven-steeds door met zijn lezingen. 31 Deze wer<strong>de</strong>n in Den Haag niet alleen<br />

door <strong>de</strong> haute volée bezocht, maar soms ook door<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


532<br />

heel eenvoudige mensen. <strong>Couperus</strong> vond dat bijzon<strong>de</strong>r charmant. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong><br />

grappigste brieven die wij uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van hem bezitten kan dat illustreren. Op<br />

16 februari 1917 schreef hij Willem Kloos: 32 ‘Zoû ik U mogen lastig vallen om mij<br />

en een beschermeling te verplichten? Ik ken nl: een conducteur-en-bestuur<strong>de</strong>r Electr.<br />

tram, die een zeer geprononceerd gevoel heeft <strong>voor</strong> dichtkunst en zelve als hij iets<br />

moois heeft gezien, gehoord, gevoeld <strong>de</strong> spontane behoefte heeft een wel zangerig<br />

maar niet taalkundig en taalkunstig gedicht te schrijven. Ik heb hem aangera<strong>de</strong>n veel<br />

poëzie te lezen-Jacques Perk, Hélène Swarth en... Willem Kloos- ook sprak ik van<br />

Gorters Mei. Bestaan er van Uwe Verzen eenvoudige editie's, waarvan U misschien-of<br />

an<strong>de</strong>rs ik zeer gaarne-onzen conducteur-dichter een ex: zoû kunnen zen<strong>de</strong>n? Mocht<br />

U-of Mevrouw Kloos misschien, in eene beweging <strong>de</strong>s harten, iets <strong>voor</strong> onzen braven<br />

dichter kunnen doen en hem iets zen<strong>de</strong>n, dan ben ik U zeer verplicht en vermeet mij<br />

het adres op te geven:<br />

K. Timmerman / Acaciastraat 6 / Alhier.<br />

Hij verdient ten volle aanmoediging; zijn sentiment is zuiver en spontaan; zijn taal<br />

is, helaas, niet voldoen<strong>de</strong>. Ik heb hem aangera<strong>de</strong>n eenige taallessen te nemen en zal<br />

dit <strong>voor</strong> hem zien in or<strong>de</strong> te brengen. Maar een bun<strong>de</strong>l poëzie-van wie U ook <strong>de</strong>nkt,<br />

met een woordje er van Uwe hand bij - zoû hem gelukkig maken. Hij heeft zichzelf<br />

Engelsch geleerd en leest... Herbert Spencer. Hij is <strong>de</strong> zoon van een visscher uit<br />

Wieringen. Na mijn lezing uit Psyche gehoord te hebben... kocht hij Psyche! Wat<br />

zegr U daarvan!’<br />

Kloos' reactie is helaas niet bekend. In hoeverre het uiterlijk van <strong>de</strong><br />

conducteur-en-bestuur<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong> eveneens niet onwelgevallig geweest zou kunnen<br />

zijn, valt alleen maar te gissen.<br />

Zijn lezingen brachten hem wel vaker verrassingen, van heel gevarieer<strong>de</strong> aard.<br />

Zes dagen later sprak hij te Utrecht in het Gebouw <strong>voor</strong> Kunsten en Wetenschappen<br />

<strong>voor</strong> het stu<strong>de</strong>ntengezelschap Panta noèta. 33 <strong>Couperus</strong> heeft in <strong>de</strong> Domstad altijd op<br />

veel belangstelling mogen rekenen. Ook in universitaire kringen oogstte hij er<br />

bewon<strong>de</strong>ring, al heeft dan het <strong>voor</strong>stel van prof. dr. J.J.A. Frantzen hem tot eredoctor<br />

te benoemen in 1915 schipbreuk gele<strong>de</strong>n. 34 Zoals te <strong>voor</strong>zien was, las <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong><br />

uit De komedianten, zon<strong>de</strong>r te vermoe<strong>de</strong>n wat hem te wachten stond Henri van<br />

Booven was er namelijk ook, en <strong>de</strong>ze had Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel weten over te halen<br />

te komen luisteren. In <strong>de</strong> pauze, vertelt Van Boo-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


533<br />

ven, 35 ‘had ik het genoegen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> grootmeesters van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche literatuur<br />

aan elkan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te stellen. <strong>Couperus</strong>, die zeer in zijn schik was, omdat hij het<br />

aandachtige publiek zoo sympathiek vond, zag ik glimlachend met bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n<br />

Thijm's hand omklemmen, en toespreken [Thijm, niet <strong>de</strong> hand]’. - Overigens<br />

ontmoetten <strong>de</strong> heren elkaar niet <strong>voor</strong> het eerst. Reeds in 1895 hebben zij elkan<strong>de</strong>r te<br />

Baarn gezien. Of het toen ook tot een kort gesprek gekomen is, staat echter niet vast. 36<br />

Over <strong>de</strong>ze Utrechtse avond heeft <strong>Couperus</strong> vervolgens een kolom in <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post geschreven waarin-veelzeggend? - met geen woord over Van Deyssel gerept<br />

wordt. 37 Had hij misschien, hoe vrien<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze hem ook <strong>de</strong> hand gedrukt mocht<br />

hebben, zijn vroegere reserves ten opzichte van Thijm nog niet geheel overwonnen?<br />

Of was het alleen maar griep die hem parten speel<strong>de</strong> en hem ditmaal tot kortheid<br />

dwong? Al tij<strong>de</strong>ns zijn lezing had hij rillingen gevoeld. Toch had hij daarna nog<br />

aangenaam met <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten gesoupeerd. Joviaal en stu<strong>de</strong>ntikoos had<strong>de</strong>n zij hem<br />

bij zijn vertrek naar zijn hotel toegezongen 38 ‘met een lied, dat, hoewel niet dichterlijk<br />

(het rijmt zelfs niet) van dankbaar sentiment overvloeit <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen, die vertrekt...<br />

ik had bijna gezegd: verrekt’. - Vroeg in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen was hij ziek en wel<br />

naar Den Haag teruggereisd, om thuis op <strong>de</strong> Hoogewal ‘zoo ziek als een zieke kat’<br />

onmid<strong>de</strong>llijk in zijn bed te duiken. Hij kwam er alleen nog even uit om, tussen<br />

amaryllissen en een gloeiend haardvuur aan zijn tafel gezeten, zijn artikel te schrijven.<br />

Influenza als thema vond hij blijkbaar belangrijker dan <strong>de</strong> hele Van Deyssel, want<br />

een prachtig on<strong>de</strong>rwerp als <strong>de</strong>ze literaire handdruk-bezegeling van collegialiteit na<br />

zóveel afstan<strong>de</strong>lijke jaren-liet hij willens en wetens liggen.<br />

Ziekte kon hij nu overigens min<strong>de</strong>r dan ooit gebruiken. Met <strong>de</strong> hoofdredacteur<br />

van Het Va<strong>de</strong>rland, C.L. van Balen, had hij al lang tevoren een bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afspraak<br />

over De verlief<strong>de</strong> ezel gemaakt. Toen <strong>de</strong>ze het manuscript steeds maar niet ontving,<br />

werd <strong>de</strong> man begrijpelijkerwijs ongerust. In <strong>de</strong> loop van februari 1917 schreef hij<br />

<strong>Couperus</strong> een briefje om te informeren waar het bleef. Diens antwoord moet hem<br />

wel onthutst hebben: 39 ‘De kopie van <strong>de</strong>n Ezel? Maar daar is nog geen bladzij van<br />

geschreven! U hoeft echter niet bang te zijn: nog twee Romeinsche portretten en <strong>de</strong><br />

Ezel steekt ie<strong>de</strong>ren Zaterdag van wal! Ie<strong>de</strong>r feuilleton wordt min of meer een afgerond<br />

geheel en ik werk zoo geregeld, dat U geen vrees behoeft te koesteren: als er geen<br />

force majeure tusschen komt, vertelt <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


534<br />

Ezel ie<strong>de</strong>ren Zaterdag spoedig zijn verlief<strong>de</strong> avonturen. Fantastiesch... <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

huistafel!’<br />

Die force majeure was er dus wel even, doch heeft ver<strong>de</strong>r geen spaak in het wiel<br />

gestoken. De eerste aflevering van De verlief<strong>de</strong> ezel verscheen precies op tijd. 40 Welk<br />

honorarium <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze nieuwe reeks feuilletons bedongen heeft is niet<br />

bekend. Men mag aannemen dat het niet weinig is geweest. G.H. 's-Gravesan<strong>de</strong> wist<br />

zich te herinneren 41 dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> oorlog eens naar Van Balen was<br />

toegestapt met <strong>de</strong> boodschap: het vlees wordt duur<strong>de</strong>r, al het an<strong>de</strong>re eten wordt<br />

duur<strong>de</strong>r, ook <strong>Couperus</strong> wordt nu duur<strong>de</strong>r! Evenals Van Oss betaal<strong>de</strong> Van Balen hem<br />

zijn hoge honorarium echter graag, daar <strong>Couperus</strong> in Den Haag veel gelezen werd.<br />

Bij Het Va<strong>de</strong>rland had hij zelfs een eigen zetter, <strong>de</strong> enige die zijn handschrift goed<br />

kon ontcijferen. Had <strong>Couperus</strong> een brief aan <strong>de</strong> directeur geschreven, dan werd <strong>de</strong>ze<br />

zetter erbij geroepen om Van Balen het epistel <strong>voor</strong> te lezen.<br />

Terwijl <strong>de</strong> verlief<strong>de</strong> ezel zijn avonturen begon te vertellen, schreef <strong>Couperus</strong> in<br />

<strong>de</strong> Haagsche Post van 17 maart zijn laatste epigram. 42 Het was een tamelijk lang en,<br />

<strong>voor</strong> zijn doen, venijnig artikel, gericht tegen sommige anonymi die meen<strong>de</strong>n hem<br />

in niet on<strong>de</strong>rteken<strong>de</strong> brieven hatelijkhe<strong>de</strong>n te moeten toevoegen. Zulke lezers had<br />

hij namelijk ook. Het stuk eindig<strong>de</strong> met <strong>de</strong> schimpscheut: ‘Zoo veel epigram op <strong>de</strong><br />

Anonymi? Ja, lezers, zoo veel. Maar één keer slechts, om ze eens te toonen, dat die<br />

zachte, weeke <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> van zich af kan bijten, als het moet. Eén keer in <strong>de</strong><br />

vijftig jaren, maar dan ook flink.’ Tot welke diepten sommige lie<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n zinken,<br />

herinner<strong>de</strong> Cyriel Buysse zich na jaren nog levendig: 43 ‘Wij had<strong>de</strong>n een avond bij<br />

hem doorgebracht. Wij zaten met hem in zijn huiskamer op <strong>de</strong> Hoogewal en het<br />

dienstmeisje bracht <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie binnen. Hij schoof enkele drukwerken over<br />

elkaar en behield in zijn hand een brief, waarop zijn wenkbrauwen zich even fronsten.<br />

“<strong>Een</strong> brief uit Utrecht! Wie mag mij wel uit Utrecht schrijven?”<br />

Het leek een vrouwehand. Omslag geopend, brief ontvouwen, een booze<br />

uitdrukking op het verstoord gelaat! De brief was anoniem. Hij las hem ons <strong>voor</strong>.<br />

Scheldwoor<strong>de</strong>n; een zin hier en daar uit zijn werk, en als commentaar daarop, in<br />

straattaal, <strong>de</strong> grofste beleedigingen. Hij zei niet veel; hij las maar door, <strong>de</strong> wangen<br />

even kleurend on<strong>de</strong>r verontwaardiging.<br />

“'t Is van een vrouw,” herhaal<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>tdurend. “Zie maar: hand,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


535<br />

papier. Ruik maar: 't is van een vrouw, van een dame!”<br />

Wij zaten zwijgend, gegeneerd, strak naar hem kijkend. Hij haal<strong>de</strong> zijn schou<strong>de</strong>rs<br />

op en glimlachte pijnlijk... “Hoe is het mogelijk, van een dame, een “dame”!”<br />

herhaal<strong>de</strong> hij nog eens.’ - In het epigram zegt hij er over: 44 ‘Ik verscheur en verbrand<br />

<strong>de</strong> anonyme brieven, die ik krijg, nièt da<strong>de</strong>lijk. Waarom niet? Omdat zij <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong><br />

waar<strong>de</strong> hebben - als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re - van “menschelijk document”. Ik lees ze dus even<br />

en bestu<strong>de</strong>er ze, vóórdat ik ze verbrand. En zij leeren mij we<strong>de</strong>rom eenige<br />

menschenkennis, <strong>voor</strong> welke aan géén Hoogeschool een leerstoel bestaat.’<br />

Begin april zond dr. W.E.J. Kuiper hem een overdruk van zijn prijzend artikel,<br />

dat <strong>Couperus</strong>, zoals wij zagen, al ken<strong>de</strong> en dat nu ein<strong>de</strong>lijk in het aprilnummer van<br />

De Nieuwe Gids was verschenen. <strong>Couperus</strong> dankte hem er vrien<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>. In zijn<br />

antwoord vroeg hij tevens: 45 ‘Mocht U De Komedianten hebben gelezen en mij Uwe<br />

opmerkingen niet onthou<strong>de</strong>n, dan zoû ik hier zeer dankbaar <strong>voor</strong> zijn. Mag ik ook<br />

Uw aandacht vestigen op De Verlief<strong>de</strong> Ezel (Apuleios-motief), die, hoewel véel<br />

min<strong>de</strong>r ernstig dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken opgevat, toch wel zal behooren tot mijn door<br />

klassieken geïnspireer<strong>de</strong> werk. De Verlief<strong>de</strong> Ezel verschijnt ie<strong>de</strong>ren Zondagmorgen<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland.’ - Kuiper heeft De komiedianten in<strong>de</strong>rdaad gelezen en er op<br />

gereageerd, maar pas veel later, nadat <strong>de</strong> roman in boekvorm was verschenen.<br />

Het is opvallend hoeveel <strong>Couperus</strong> zelf met zijn boek over <strong>de</strong> tweelingen Cecilius<br />

en Cecilianus ophad. 46 Henri Borel boekstaaf<strong>de</strong> bij <strong>Couperus</strong>' dood <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

herinnering. 47 Hij was <strong>Couperus</strong> op straat tegengekomen, en <strong>de</strong>ze had hem daarop<br />

meegenomen naar zijn werkkamer op <strong>de</strong> Hoogewal, waar hij Borel een manuscript<br />

toon<strong>de</strong> ‘o! hoe keurig bijeengebon<strong>de</strong>n, op hoe vlekkeloos wit papier!’ <strong>Couperus</strong><br />

streel<strong>de</strong> zijn manuscript met fijne, vrouwelijk tere hand, ‘even dierbaar als een<br />

minnaarshand over het zij<strong>de</strong>zachte haar zijner gelief<strong>de</strong> streelt. “Zie je, Borel”, zei<strong>de</strong><br />

hij met warme stem, “je weet, ik moet véél schrijven uit har<strong>de</strong> noodzakelijkheid, ik<br />

moet zooals jij dat noemt “veel bloemen verkopen langs <strong>de</strong> straat”, maar dit is nu<br />

eens een boek dat ik héél alleen <strong>voor</strong> mijn eigen plezier heb gemaakt en waar ik zelf<br />

gecharmeerd van ben.”’<br />

Zoals gezegd, Veen heeft het boek niet mogen uitgeven. Op 6 mei 1917 schreef<br />

<strong>Couperus</strong> hem, niets aan dui<strong>de</strong>lijkheid te wensen overlatend: 48 ‘Wat De Komedianten<br />

betreft, ik heb al mijn “business” in han<strong>de</strong>n gegeven van mijn neef Mr. F.E. Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein en ik geloof, dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


536<br />

uitgave klaar zal komen met Nijgh en Van Ditmar, <strong>voor</strong> een honorarium als ik in<br />

onze goe<strong>de</strong> dagen bij jou genoot, tevens met behoud van rechten <strong>voor</strong> volgen<strong>de</strong><br />

uitgave en met bedinging rekening-courant te ontvangen. Intusschen blijven wij altijd<br />

goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n, niet waar.’<br />

De reacties op <strong>de</strong>ze antieke roman zijn over het algemeen zeer positief geweest.<br />

Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n bij <strong>voor</strong>beeld heeft het boek, zo schreef hij, 49 ‘met het meeste<br />

genoegen en <strong>de</strong> zuiverste waar<strong>de</strong>ring van 't begin tot het eind doorgeleezen. Iets wat<br />

ik van geen zijner ou<strong>de</strong>re werken zeggen kan.’ Niet zon<strong>de</strong>r pedanterie verklaar<strong>de</strong> hij<br />

tevens: ‘Hij heeft mijn antipathie geheel overwonnen, zon<strong>de</strong>r dat hij, naar mijn<br />

weeten, ooit een woord over mij en mijn werk gezegd heeft[!], - en die overwinning<br />

behaal<strong>de</strong> hij door zijn geduld, zijn rustige, eerlijke volharding, door zijn<br />

goedmoedigheid, zijn vrien<strong>de</strong>lijke ironie, zijn kalme zelfbeschouwing.’<br />

In het begin van zijn Romeinsche portretten heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tijd van Domitianus<br />

vergeleken met het fin-<strong>de</strong>-siècle van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw, dat zich min of meer nog<br />

<strong>voor</strong>tzette tot 1914. 50 Met instemming zal hij daarom zeker kennis genomen hebben<br />

van wat een zekere W.A.K. in Propria Cures naar aanleiding van De komedianten<br />

schreef: 51 ‘De <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie, <strong>de</strong> afgrijselijkheid van onzen tijd zijn we ons niet altijd<br />

bewust; <strong>de</strong> vergelijking met die van'n an<strong>de</strong>ren tijd kan ons doen voelen die van het<br />

he<strong>de</strong>n. Deze diepere beteekenis wil ik achter dit meesterwerk zoeken en geloof dat<br />

dan die schijnbare speelsheid grootheid wordt.’ W.A.K. had zeker gelijk toen hij<br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong>, bewust of onbewust, tersluiks veel van zijn eigen tijd<br />

in <strong>de</strong> roman had verwerkt. Wat overigens niet wil zeggen dat hij moralistisch te werk<br />

zou zijn gegaan.<br />

De sterk homo-erotische sfeer waar het boek van doortrokken is - in het begin al<br />

komen dui<strong>de</strong>lijk twee lesbiennes <strong>voor</strong>-, heeft echter ook nogal wat opzien gebaard,<br />

om niet te zeggen ergernis verwekt. Hoewel De komedianten aanmerkelijk min<strong>de</strong>r<br />

cru is uitgevallen dan De berg van licht, is het pe<strong>de</strong>rastieke smaakje tamelijk<br />

penetrant. Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat sommigen daar aanstoot aan hebben genomen.<br />

Gegniffeld is er over het boek genoeg. <strong>Couperus</strong>' ou<strong>de</strong> kennis Frits Lapidoth liet er<br />

zich, om een <strong>voor</strong>beeld te noemen, als volgt over uit: 52 ‘Het is in onze literatuur iets<br />

heel vreemds, dat een schrijver zóo uitweidt over <strong>de</strong> schoonheid van menschelijke<br />

lichamen en dan nog wel over die van knaapjes. Maar, eer ge van verbazing tot<br />

ergernis mocht zinken - o, brave lezer - be<strong>de</strong>nke Gij, dat <strong>de</strong>ze bewon<strong>de</strong>ring niet is<br />

die van <strong>de</strong>n heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, letterkun-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


537<br />

dige, Hoogewal, 's-Gravenhage; maar van <strong>de</strong> Romeinen on<strong>de</strong>r keizer Domitianus.’<br />

Het moet gevreesd wor<strong>de</strong>n dat, toen in 1919-'20 een ze<strong>de</strong>nschandaal waar jongelie<strong>de</strong>n<br />

bij betrokken waren Den Haag op stelten zette, menigeen onmid<strong>de</strong>llijk aan <strong>Couperus</strong><br />

zal hebben gedacht, wiens Cecilius en Cecilianus, gefêteerd door een curieus groepje<br />

ou<strong>de</strong>re heren, <strong>voor</strong>tdurend op het randje van <strong>de</strong> knapenlief<strong>de</strong> balanceren.<br />

<strong>Couperus</strong>' Romeinse aanvechtingen in <strong>de</strong>ze tijd bleven niet bij <strong>de</strong> literatuur alleen.<br />

Adriaan H. Luijdjens wist een niet onamusante herinnering op te dissen die ons<br />

<strong>Couperus</strong> in toga laat zien - en niet hem alleen. 53<br />

Als scholier te Rotterdam redigeer<strong>de</strong> Luijdjens in die jaren, samen met enkele<br />

an<strong>de</strong>re jongens, een letterkundig maandblaadje dat <strong>de</strong> naam Eb en Vloed droeg. De<br />

redactiele<strong>de</strong>n huur<strong>de</strong>n daarnaast vijf of zes keer per seizoen een zaal in <strong>de</strong> toenmalige<br />

Doelen, waar zij dan een bal organiseer<strong>de</strong>n of een literaire avond gaven. Als sprekers<br />

nodig<strong>de</strong>n zij een paar maal Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n uit, een an<strong>de</strong>re keer Herman Robbers,<br />

Henriëtte Roland Holst of Herman Gorter. Het plan kwam toen al snel op ook<br />

<strong>Couperus</strong> eens te vragen. De Jongens zon<strong>de</strong>n hem, om hem eerst enigszins op <strong>de</strong><br />

hoogte te brengen van hun activiteiten, enkele exemplaren van hun tijdschrift. In een<br />

begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> brief vroegen zij volgens alle regels keurig belet. Zij had<strong>de</strong>n geluk:<br />

<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> hun genadiglijk een on<strong>de</strong>rhoud toestaan.<br />

Luijdjens en een an<strong>de</strong>re jongen begaven zich daarop naar Den Haag, waar zij op<br />

<strong>de</strong> Hoogewal be<strong>de</strong>esd aanbel<strong>de</strong>n. ‘<strong>Een</strong> keurig dienstmeisje in <strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds gebruikelijke<br />

dracht’, vertelt Luijdjens, ‘open<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur en zei, dat mijnheer ons wachtte en dat<br />

we ons dus kon<strong>de</strong>n kle<strong>de</strong>n. Dat klonk een beetje vreemd, omdat we in ie<strong>de</strong>r geval<br />

ons stellig in onze beste jongensplunje had<strong>de</strong>n gestoken... Het meisje reikte ons een<br />

soort, vrij zware, toga, die ik bronskleurig zou willen noemen. “Dat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kleur”,<br />

merkte zij op ter toelichting. Het was vreemd, maar toen we in <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer van<br />

<strong>de</strong> grote man wer<strong>de</strong>n toegelaten, leek het ons heel normaal. We begrepen, dat onze,<br />

nogal kleurige, jongenskleren in disharmonie zou<strong>de</strong>n zijn geweest mee <strong>Couperus</strong>'<br />

omgeving. De grote man lag eveneens in een bronskleurig ruim “gewaad” op een<br />

zeer grote en bre<strong>de</strong> sofa, richtte zich een beetje kwijnend op en wijzend op onze<br />

onnozele Eb en Vloedjes, die op een bankje naast <strong>de</strong> sofa lagen, zei hij: “Zeer<br />

sympathiek, zeer sympathiek”. En onmid<strong>de</strong>llijk daarna, wijzend naar een schaaltje<br />

met wat koekjes, liet hij er op volgen: “Hier staan <strong>de</strong> zoutjes”.’ - Het is misschien<br />

niet onmoge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


538<br />

lijk dat <strong>Couperus</strong> tot <strong>de</strong>ze gewa<strong>de</strong>n is geïnspireerd door <strong>de</strong> opvoering van De<br />

Tweelingen. Zelfs kan men zich afvragen of hij ze niet aan <strong>de</strong> intussen beëindig<strong>de</strong><br />

reeks <strong>voor</strong>stellingen heeft overgehou<strong>de</strong>n.<br />

Het grappige verhaal gaat overigens nog ver<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> ‘ging op <strong>de</strong> sofa zitten,<br />

een stapel kussens in zijn rug en nu bleek, dat hij onze pennevruchten wel <strong>de</strong>gelijk<br />

gelezen had. Hij maakte er opmerkingen over, die hout sne<strong>de</strong>n, prees sommige<br />

dingen, laakte an<strong>de</strong>re, toon<strong>de</strong> belangstelling en wij waren natuurlijk niet weinig<br />

gelukkig met dit alles. [...] Had <strong>Couperus</strong> een regel, dat zulk een on<strong>de</strong>rhoud twintig<br />

minuten mocht duren, of was het toeval? Na precies 20 minuten was hij uitgesproken<br />

(wij had<strong>de</strong>n met meer dan een paar beschei<strong>de</strong>n opmerkingen gemaakt) en precies op<br />

dat moment ging <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open en kwam Mevrouw <strong>Couperus</strong> binnen, gevolgd door<br />

het dienstmeisje dat een blad droeg met een theepot en kopjes. Mevrouw <strong>Couperus</strong><br />

schonk thee (<strong>voor</strong> drie personen), zei lief glimlachend een paar beleefdheidsfrasen<br />

en verdween, terwijl <strong>de</strong> “maestro” en wij onze kopjes leegdronken. Nog enkele<br />

minuten en wij begrepen, dat <strong>de</strong> “audiëntie” afgelopen was. Ons verzoek of hij in<br />

Rotterdam, in <strong>de</strong> Doelen, <strong>voor</strong> ons publiek wil<strong>de</strong> komen lezen, wimpel<strong>de</strong> hij af met<br />

een: “In Rotterdam? Die proletarische stad?” En toch heeft hij daarna wel <strong>de</strong>gelijk<br />

ook in Rotterdam uit zijn werk gelezen.’<br />

Eind mei 1917 ging <strong>Couperus</strong> nogmaals bij Herman Roelvink in Laren logeren.<br />

Daarna vertrok hij tot 9 juni naar Drenthe. 54 Hij wil<strong>de</strong> namelijk alle provincies van<br />

Ne<strong>de</strong>rland een keer bezoeken. <strong>Een</strong> hotelhou<strong>de</strong>r met literaire ambities had hem<br />

uitgenodigd te komen logeren. Het plaatsje in kwestie noemt <strong>Couperus</strong> helaas niet,<br />

maar het was in elk geval zo klein dat hij, toen <strong>de</strong> invitatie hem bereikte, eigenlijk<br />

niet eens wist waar het lag. Hij ging <strong>voor</strong>namelijk om eens poolshoogte te nemen.<br />

De hôtelier had hem namelijk <strong>voor</strong>gesteld een lezing te komen hou<strong>de</strong>n. Behalve<br />

kwetteren<strong>de</strong> vogels viel er echter geen leven<strong>de</strong> ziel te bekennen, en twijfel overviel<br />

<strong>Couperus</strong>. Desondanks <strong>de</strong>ed hij een toezegging. Of het er echter ook werkelijk van<br />

gekomen is, wordt uit zijn verslag over <strong>de</strong>ze Drentse dagen niet dui<strong>de</strong>lijk. 55<br />

Hij nam <strong>de</strong> trein terug naar het Gooi. In Laren hoopte hij zijn verjaardag te vieren.<br />

Ditmaal nam hij <strong>voor</strong> tien dagen zijn intrek in hotel Hamdorff. Henri van Booven<br />

heeft hem daar op <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> juni opgezocht om hem, zij het dan een dag te laat, alsnog<br />

te feliciteren. Van Booven gewaagt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


539<br />

van een feestelijke stemming: 56 ‘Het was een prachtige, warme dag en wij wer<strong>de</strong>n<br />

ontvangen op het balcon <strong>voor</strong> zijn kamers met het uitzicht naar het vijvertje en <strong>de</strong>n<br />

frisschen overvloed van het jonge groen in het hooge geboomte dat eenige jaren later<br />

geveld zou wor<strong>de</strong>n.’ Ietwat cynisch <strong>de</strong>elt Van Booven mee dat <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r<br />

keuvel<strong>de</strong> ‘over verliefdheid, huwelijk, echtscheiding en vereenzaming, <strong>de</strong> peryckelen<br />

van <strong>de</strong> houwelijken staat in het algemeen, waarme<strong>de</strong> hij ons buitengewoon<br />

vermaakte.’ - <strong>Couperus</strong> is tot 19 Juni in Laren gebleven. Al die tijd verscheen<br />

regelmatig ie<strong>de</strong>re zondag een aflevering van De verlief<strong>de</strong> ezel in <strong>de</strong> courant. Waar<br />

hij ook was, hij verstond <strong>de</strong> kunst zich geheel van zijn omgeving af te zon<strong>de</strong>ren en<br />

zich met weergaloze discipline te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> taak die hij nu eenmaal op zich<br />

genomen had.<br />

<strong>Een</strong>maal terug in Den Haag moest hij zich weer bezighou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls van<br />

zijn versprei<strong>de</strong> schetsen, die Veen bezig was <strong>voor</strong> uitgave gereed te maken. Hoe<br />

weinig <strong>Couperus</strong> zich in wezen niet alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>ls maar zelfs <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

titels ervan was gaan interesseren, blijkt uit één klein zinnetje: 57 ‘Ik vind nergens <strong>de</strong><br />

proeven van <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r fantastische verhalen (ik noem<strong>de</strong> die geloof ik Legen<strong>de</strong>,<br />

Mythe en Fantazie).’ Omdat het misschien nog weer wat extra's in het laatje zou<br />

brengen, vroeg hij Veen wel: 58 ‘Heb je lust in een of twee <strong>de</strong>eltjes Epigrammen,<br />

overdruk uit <strong>de</strong> Haagsche Post; kleine boekjes met heel korte schetsjes (ik weet niet<br />

of je ze gelezen hebt). Dan zal ik je ze zen<strong>de</strong>n en moet je maar eens zien wat je er<br />

<strong>voor</strong> geven kunt.’ Veen reageer<strong>de</strong> negatief. Schamper antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>: 59<br />

‘Vergeef me, dat ik je lastig viel met die Epigrammen. Tal van H.P.-lezers hebben<br />

mij gevraagd en geschreven ze in een klein boekje uit te geven en daarom dacht ik<br />

dit te doen. Maar je zal wel gelijk hebben: ik word ook ie<strong>de</strong>ren dag onverkoopbaar<strong>de</strong>r.<br />

Hoewel drie uitgevers op dit oogenblik ambieêren De Verlief<strong>de</strong> Ezel uit te geven,<br />

die in Het Va<strong>de</strong>rland verscheen.’<br />

De reeks feuilletons waarin <strong>de</strong> roman ver<strong>de</strong>eld was, liep juist af. 60 Vreemd moet<br />

Veen een halfjaar later wel opgekeken hebben, toen <strong>Couperus</strong> hem, hoed in <strong>de</strong> hand,<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief schreef: 61 ‘Amice. Ik kom bij je met het volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stel. Zoû je<br />

dit jaar willen uitgeven De Verlief<strong>de</strong> Ezel, (in Het Va<strong>de</strong>rland verschenen.) De grootte<br />

is 20 feuilletons van ± 7 à 8 kolommen; dat wordt ± 200 bladzij<strong>de</strong>n druks boek. Als<br />

honorarium vraag ik: ƒ 1500,- en behoud van auteursrecht <strong>voor</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven.<br />

Tevens recht zelve een eenvoudig smaakvol bandje en omslag te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


540<br />

kiezen. Mijn neef, Mr. Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die <strong>de</strong>n laatsten tijd mijn litterair-finantieele<br />

zaken <strong>de</strong>ed, gaat naar Amerika. Daarom schrijf ik je zelve, ook uit ou<strong>de</strong> relatie.’ -<br />

Maar ook dit boek heeft Veen, die het gevraag<strong>de</strong> honorarium ongetwijfeld te hoog<br />

vond, niet genomen. De verlief<strong>de</strong> ezel is, evenals De komedianten, uitein<strong>de</strong>lijk door<br />

Nijgh & Van Ditmar uitgegeven.<br />

Dr. R. van <strong>de</strong>r Paardt, Apuleiuskenner bij uitstek, heeft - na Theo Bogaerts en<br />

Elisabeth Visser 62 - in een essay over De verlief<strong>de</strong> ezel er nog eens op gewezen dat<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Metamorfosen van Apuleius al in 1897 gekend moet hebben, niet alleen<br />

gezien <strong>de</strong> titel van zijn eigen roman Metamorfoze maar ook vanwege Psyche, ‘dat<br />

door zijn motiefontlening en taalkunst rechtstreeks naar <strong>de</strong> “woordjongleur” Apuleius<br />

verwijst’. 63 (Waarschijnlijk las <strong>Couperus</strong> in De Nieuwe Gids van 1894 Hein Boekens<br />

vertaling.) Terecht herinner<strong>de</strong> hij er aan dat niet alleen <strong>Couperus</strong>' Psyche sterk<br />

autobiografisch getint is, maar dat reeds <strong>de</strong> Psyche uit <strong>de</strong> Apuleiustekst beschouwd<br />

mag wor<strong>de</strong>n als een ‘Apuleius in travestie’. De verlief<strong>de</strong> ezel staat echter nog veel<br />

dichter bij het antieke <strong>voor</strong>beeld. In een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> heeft <strong>Couperus</strong> daar zelf ook <strong>de</strong><br />

nadruk op gelegd: ‘... het motief steel ik er<strong>voor</strong> uit Apuleius' Gou<strong>de</strong>n Ezel...’ Het<br />

resultaat noemt Van <strong>de</strong>r Paardt ‘een luchthartig werkje met weinig diepgang, wel<br />

vaardig geschreven, die indruk krijgt men bij <strong>de</strong> lectuur’. <strong>Een</strong> mening waar weinig<br />

op valt af te dingen.<br />

Ook bij <strong>Couperus</strong> gaat het om een jongeman die op reis door Thessalië ten gevolge<br />

van hekserij in een ezel veran<strong>de</strong>rt en bepaal<strong>de</strong> bloemen moet eten om weer onttoverd<br />

te raken. Bij Apuleius wordt hij tenslotte ingewijd in <strong>de</strong> mysteriën van Isis, bij<br />

<strong>Couperus</strong> in die van Eleusis. Maar waar <strong>de</strong> ik-figuur van het Latijnse <strong>voor</strong>beeld een<br />

ware louteringstocht beleeft, lijkt het bij <strong>Couperus</strong> eer<strong>de</strong>r om een tamelijk luchtige<br />

lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis te gaan. Dat was ook <strong>de</strong> bedoeling van <strong>Couperus</strong> zelf, die in zijn<br />

<strong>voor</strong>woord <strong>de</strong> lezer toesprak met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik hoop, dat ge mijn poging u iets<br />

an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> te zetten dan novellistisch opgevatte mo<strong>de</strong>rne oorlogsberichten zult<br />

waar<strong>de</strong>ren en tevens goedkeuren, dat wij alle, eenmaal onvermij<strong>de</strong>lijk geachte, dingen<br />

als naturalisme, realisme, symbolisme, psychologie over boord gooien en samen<br />

zwelgen zullen in <strong>de</strong> meest antieke onwaarschijnlijkheid, die een mo<strong>de</strong>rn<br />

romanschrijver [...] kan verzinnen.’ - Toch, zo heeft Van <strong>de</strong>r Paardt aangetoond, is<br />

er nog iets meer aan <strong>de</strong> hand. Bij analyse blijkt bij <strong>Couperus</strong>, evenals bij Apuleius,<br />

<strong>de</strong> ik-figuur<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


541<br />

zich te ontwikkelen tot iemand die leert <strong>de</strong> platonische lief<strong>de</strong> te verkiezen boven <strong>de</strong><br />

zinnelijk erotische. De conclusie mag dus in<strong>de</strong>rdaad getrokken wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong><br />

in Apuleius een zielsverwant heeft ont<strong>de</strong>kt, om naar diens <strong>voor</strong>beeld het zoveelste<br />

eigen, verhul<strong>de</strong> zelfportret te schil<strong>de</strong>ren.<br />

Die hele zomer van 1917 bleef <strong>Couperus</strong> hard aan het werk. Hij kwam tot weinig<br />

an<strong>de</strong>re dingen, zelfs niet tot het afleggen van bezoeken. Aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t -<br />

in Italiaanse tij<strong>de</strong>n eenmaal ‘vriend Jan’ - schreef hij op 12 augustus: 64 ‘Ik heb geen<br />

excuses om me te verontschuldigen, dat ik nog niet bij je geweest ben. De eenige<br />

re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong>, waarom ik bij zoo vele verwanten en vrien<strong>de</strong>n niet kom. Indolentie<br />

en niet tot iets kunnen komen. Ik leef als een kluizenaar en werk, werk, werk. Dat is<br />

om het leven door te komen en te vergeten... Dus... geen excuses.’ De paradox wordt<br />

hier nog weer eens heel dui<strong>de</strong>lijk. Indolentie, niet tot iets kunnen komen, stond <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong> gelijk met: rustig zitten schrijven en lezen, zich escapistisch terugtrekken<br />

en dat wat hij <strong>de</strong> kraken<strong>de</strong> wereld placht te noemen, rustig in zijn voegen laten kraken.<br />

Wat hem er toe gebracht heeft zich na <strong>de</strong> vlotte Apuleius met een zo moeilijke<br />

schrijver als Pindarus bezig te gaan hou<strong>de</strong>n, is niet zon<strong>de</strong>r meer dui<strong>de</strong>lijk. Men krijgt<br />

<strong>de</strong> indruk dat hij, met het zich steeds langer <strong>voor</strong>tslepen van <strong>de</strong> oorlogsjaren, zijn<br />

heil steeds meer in <strong>de</strong> antieke literatuur heeft gezocht. De eigentijdse Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

letterkun<strong>de</strong> interesseer<strong>de</strong> hem nauwelijks. Dat is ook niet verwon<strong>de</strong>rlijk. In alle<br />

prozagenres ontmoette hij min<strong>de</strong>r talent dan hij zelf had.<br />

Na een kort intermezzo - gewijd aan Attiln en <strong>de</strong> Hunnen, 65 waarover <strong>Couperus</strong><br />

een opstel in twee <strong>de</strong>len <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland schreef; wil<strong>de</strong> hij met zijn Attila, ‘<strong>de</strong><br />

ongevoelige Hun <strong>de</strong>r Hunnen’, verwijzen naar <strong>de</strong> Duitse keizer, zoals Xerxes dat in<br />

<strong>de</strong> ogen van zijn tijdgenoten een jaar later eveneens zou doen? - begon hij aan De<br />

o<strong>de</strong>, gedateerd oktober 1917 en in januari 1918 gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland 66<br />

(in oktober 1918 door Nijgh & Van Ditmar afzon<strong>de</strong>rlijk gedrukt en in tweehon<strong>de</strong>rd<br />

vijftig door <strong>Couperus</strong> gesigneer<strong>de</strong> exemplaren uitgegeven).<br />

Centraal in dit laatste verhaal staat Pindarus' <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> Olympische O<strong>de</strong>, gericht<br />

tot <strong>de</strong> Olegethi<strong>de</strong> Xenophon, atleet zon<strong>de</strong>r weerga uit Korinthe, die in <strong>de</strong> vijfkamp<br />

(pentathlon) ie<strong>de</strong>reen zou overwinnen. Het motief gaf <strong>Couperus</strong> gelegenheid ook<br />

vijfmaal <strong>de</strong> schoonheid van een atletisch ontwikkeld mannelijk lichaam te bezingen.<br />

Achtergrond vor-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


542<br />

men <strong>de</strong> Olympische Spelen van 464 <strong>voor</strong> Christus. <strong>Couperus</strong> heeft er een<br />

lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis omheen geweven. Hij vertelt hoe <strong>de</strong> Korinthische hetaere<br />

Kallirhoë, verliefd op Xenophon, die zij kent van een uiteraard ietwat dubieus<br />

feestmaal, zich als jongen verkleedt om hem te zien zegevieren. Zij verkeert namelijk<br />

in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat vrouwen niet wor<strong>de</strong>n toegelaten. <strong>Een</strong> hoogtepunt vormt<br />

het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> al wat ou<strong>de</strong>re dichter Pindarus. Als een door ie<strong>de</strong>reen geëer<strong>de</strong><br />

dichtervorst zingt hij Xenophon zijn overwinningso<strong>de</strong> toe. Aan het slot maakt<br />

Kallirhoe een amoureus afspraakje met <strong>de</strong> held van die dag: Xenophon.<br />

Hoewel het verhaal antiquarisch wat rammelt - Bogaerts wees er al op dat <strong>de</strong><br />

ongehuw<strong>de</strong> Kallirhoë zich helemaal niet had hoeven te vermommen (maar dan had<br />

<strong>Couperus</strong> zijn androgyne toets gemist); 67 Pindarus kan <strong>de</strong> o<strong>de</strong> niet op het feest zelf<br />

gedicht hebben (maar dan had <strong>Couperus</strong> een dramatisch hoogtepunt moeten laten<br />

schieten) -, heeft het een zekere naïeve bekoorlijkheid. Dit ondanks het feit dat het<br />

te hellenistisch van sfeer is en daarmee te dicht in <strong>de</strong> buurt komt van, bij <strong>voor</strong>beeld,<br />

Vosmaers Nanno. Naïef is echter misschien niet het juiste woord. <strong>Couperus</strong>' zwierige<br />

beschrijvingen van gespierd en gebronsd manlijk naakt, van een pedofiele toeschouwer<br />

ook die <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> jongen met doorzichtige bedoelingen bena<strong>de</strong>rt, zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

goe<strong>de</strong> verstaan<strong>de</strong>r geraffineerd genoeg. De auteur voel<strong>de</strong> zich in zijn element! De<br />

o<strong>de</strong> is dan ook een klein meesterwerk gewor<strong>de</strong>n, dank zij juist zijn beknoptheid en<br />

ondanks <strong>de</strong> typisch Couperiaanse, hier en daar misschien wat al te zoete snoeperigheid.<br />

Op zoek naar nieuwe on<strong>de</strong>rwerpen, en om zich wat te verstrooien na zoveel klassieke<br />

oudheid, haal<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op zekere dag zijn Walewein in <strong>de</strong> editie van W.J.A.<br />

Jonckbloet uit <strong>de</strong> kast. Hij begon zich weer eens te verdiepen in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />

literatuurgeschie<strong>de</strong>nis. De gedachte dat <strong>de</strong> stof <strong>voor</strong> een aardige roman hier als het<br />

ware <strong>voor</strong> het grijpen lag, was geen recente ingeving. In zijn <strong>voor</strong>woord bij Het<br />

zweven<strong>de</strong> schaakbord zegt <strong>Couperus</strong> over zichzelf: ‘De he<strong>de</strong>ndaagsche schrijver,<br />

die dit werk, tij<strong>de</strong>ns zijne jaren lang gele<strong>de</strong>ne studiën in <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis onzer<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Litteratuur bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en <strong>voor</strong>ts <strong>voor</strong> zijn genoegen herlas, heeft altijd<br />

gemeend: hier is een bron, om eens een eigene schepping uit te doen wellen. En dit<br />

oogenblik is gekomen. Het Zweven<strong>de</strong> Schaakbord is geschreven en... een soort<br />

humoristisch vervolg gewor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>n Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandschen roman van Penninc<br />

en Pieter Vostaert. Het Zweven<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


543<br />

Schaakbord vertelt <strong>de</strong> avonturen van rid<strong>de</strong>r Walewein na zijne eerste “queste”, maar<br />

laat eene perio<strong>de</strong> van tien jaren verloopen.’ <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong> zijn held overigens<br />

Gawein, evenals Walewein afgeleid van, zo zegt hij, <strong>de</strong> Keltische naam Gwalchmai.<br />

Die naam prefereer<strong>de</strong> hij. Wale-wein vond hij iets te slap klinken.<br />

De roman is van 27 oktober 1917 tot 29 juni 1918 in vijfen<strong>de</strong>rtig afleveringen in<br />

<strong>de</strong> Haagsche Post verschenen. Daar <strong>Couperus</strong> na 29 juli 1917 geen feuilletons meer<br />

in Het Va<strong>de</strong>rland heeft gepubliceerd, en na 30 juni evenmin artikelen in <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post - op één enkele uitzon<strong>de</strong>ring na 68 - ligt het vermoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat hij al<br />

in <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n van 1917 aan dit ongewone verhaal begonnen is. Of hij in een<br />

later stadium <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgang van het boek, net als bij De verlief<strong>de</strong> ezel, per week heeft<br />

bijgehou<strong>de</strong>n, kan niet meer vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Waarschijnlijk is dit echter niet het<br />

geval, omdat <strong>Couperus</strong> in het najaar van 1917, na De o<strong>de</strong> van oktober, alweer een<br />

nieuwe roman in zijn hoofd had. Deze had in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland moeten<br />

verschijnen, maar is zoals wij zullen zien op enkele beginscènes na nooit gerealiseerd.<br />

Wat Het zweven<strong>de</strong> schaakbord betreft - <strong>de</strong> zoveelste historische vrucht van<br />

<strong>Couperus</strong>' hardnekkig escapisme -, het literatuuron<strong>de</strong>rzoek heeft dit boek tot <strong>voor</strong><br />

kort wat verwaarloosd. Karel Aardse heeft er intussen een studie aan gewijd die veel<br />

verhel<strong>de</strong>rt. 69<br />

Hoewel <strong>Couperus</strong> het in <strong>de</strong> eerste plaats geschreven heeft om zijn lezers op luchtige<br />

wijze te vermaken, en daar zelf wat mee te verdienen, blijkt het bij na<strong>de</strong>re<br />

beschouwing niet geheel gespeend te zijn van nevenbedoelingen. Bovendien staat<br />

<strong>de</strong>ze bewerking niet alleen. Aardse wees niet slechts op <strong>de</strong> Walewein in verzen die<br />

G.H. Betz in 1890 publiceer<strong>de</strong> - en die <strong>Couperus</strong> gekend moet hebben; zijn vriend<br />

Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong had er illustraties bij gemaakt - maar <strong>voor</strong>al ook op Mark<br />

Twains A Yankee at the Court of King Artur uit 1899. 70 In dit laatste boek gaat het<br />

om een confrontatie van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwse Arturwereld en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne tijd. Dat<br />

<strong>Couperus</strong> Mark Twains roman gekend heeft is gezien <strong>de</strong> verwantschap zeer<br />

waarschijnlijk.<br />

<strong>Couperus</strong> blijkt zowel ou<strong>de</strong> als recente bronnen gebruikt te hebben. Enerzijds<br />

bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij van Jacob van Maerlant diens Merlijns boec, en nog meer van<br />

Lo<strong>de</strong>wijk van Velthem het Boec van Coninc Artur. An<strong>de</strong>rzijds documenteer<strong>de</strong> hij<br />

zich met W.J.A. Jonckbloets Walewein-uitgave uit 1846, die hij dus zelf noemt.<br />

Voorts raadpleeg<strong>de</strong> hij diens Geschie<strong>de</strong>nis<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


544<br />

<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>, 1. 71<br />

<strong>Een</strong> analyse leert dat Het zweven<strong>de</strong> schaakbord neerslag is gewor<strong>de</strong>n van een<br />

heimwee naar een tijd die wel <strong>voor</strong>bij is, maar sympathieker was dan het he<strong>de</strong>n. In<br />

<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van Aardse: men begreep anno 1917 72 ‘dat een tijd die bepaald wordt<br />

door techniek en wereldoorlogen zó kil en onherbergzaam is gewor<strong>de</strong>n dat men zou<br />

willen vluchten in een queeste als die van Gawein, ook al is er slechts sprake van<br />

een illusie’. Maar, zo gaat Aardse <strong>voor</strong>t, ‘ofschoon die illusie aantrekkelijker is dan<br />

<strong>de</strong> realiteit en gemakkelijk gekoesterd kan wor<strong>de</strong>n, dwingt het boek toch <strong>de</strong> erkenning<br />

van <strong>de</strong>ze realiteit af, want <strong>Couperus</strong> laat <strong>de</strong> koning net als Gawein sterven en sluit<br />

daarmee het tijdperk van won<strong>de</strong>r en avonturen <strong>de</strong>finitief af. Men heeft geen keus, al<br />

zou men an<strong>de</strong>rs willen.’ Het zweven<strong>de</strong> schaakbord blijkt daarmee <strong>de</strong> uitdrukking<br />

van een ambivalente levenshouding te zijn.<br />

Hierin kunnen wij <strong>Couperus</strong> en zijn neiging tot escapisme in<strong>de</strong>rdaad geheel<br />

herkennen. Zelf moet hij aan het boek veel plezier beleefd hebben. Evenals De<br />

verlief<strong>de</strong> ezel heeft hij het uit afzon<strong>de</strong>rlijke eenhe<strong>de</strong>n samengesteld, niet op eigen<br />

instigatie overigens. De Haagsche Post verklaar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> lancering ervan op 20<br />

oktober 1917, 73 ‘dat wij [lees: Van Oss] <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong> hebben verzocht zijn<br />

roman, die ongeveer een half jaar zal loopen, zóó in te <strong>de</strong>elen, dat het elke week te<br />

plaatsen hoofdstuk, ofschoon on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van één geheel, toch absoluut op zich zelf<br />

staat’.<br />

<strong>Een</strong> eclatant succes lijkt <strong>de</strong> roman niet onmid<strong>de</strong>llijk beschoren te zijn geweest.<br />

Het heeft tot 1922 geduurd eer een uitgever het aandurf<strong>de</strong> - <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> in<br />

dit geval - er een boekuitgave van op <strong>de</strong> markt te brengen. Merkwaardig genoeg lag<br />

dat in Duitsland an<strong>de</strong>rs. Daar is een vertaling ervan al in 1921 als boek verschenen.<br />

Escapisme of niet, <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> natuurlijk net als ie<strong>de</strong>reen <strong>de</strong><br />

oorlogsontwikkelingen dagelijks op <strong>de</strong> voet. Eind oktober werd <strong>de</strong> slag bij Caporetto<br />

geleverd, die <strong>voor</strong> Italië rampzalig verliep. Duitse divisies braken door <strong>de</strong> Italiaanse<br />

stellingen in <strong>de</strong> Julische Alpen. Duitsland viel aan in het dal van Tolmein en drong<br />

tot diep in het Venetische gebied door. Driehon<strong>de</strong>rdduizend Italianen wer<strong>de</strong>n<br />

krijgsgevangen gemaakt. Het leger verloor drieduizend stuks geschut en werd<br />

ternauwernood gered door het ingrijpen van geallieer<strong>de</strong> divisies. De Italianen trokken<br />

zich terug op <strong>de</strong> Piave, waar zij, gesteund door Franse en Engelse troepen, stand<br />

hiel<strong>de</strong>n.<br />

Dit alles liet <strong>Couperus</strong> niet onberoerd. Hij schreef Emma Garzes een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


545<br />

klein, briefje: 74 ‘Se<strong>de</strong>rt het eind van <strong>de</strong> vorige maand leven wij met U mee, wij <strong>de</strong>len<br />

al Uw angsten maar ook al Uw gevoelens van hoop. En <strong>de</strong> angsten zullen even<br />

<strong>voor</strong>bijgaand zijn als <strong>de</strong> hoop onwankelbaar blijft. Hecht geloof aan onze grote lief<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> het dierbare Va<strong>de</strong>rland, <strong>voor</strong> ons Italië, en geloof mij, al onze vriendschap.<br />

Bettina, <strong>Louis</strong>.’<br />

<strong>Couperus</strong>' gedachten verwijl<strong>de</strong>n vaker bij zijn Italiaanse kennissen dan <strong>de</strong> schaarse<br />

brieven aan Emma Garzes die bewaard zijn gebleven misschien doen veron<strong>de</strong>rstellen.<br />

Zijn onvoltooi<strong>de</strong> roman, begonnen in <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> tijd, kan hiervan getuigen.<br />

Eindnoten:<br />

1 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), passim.<br />

2 ‘Op <strong>de</strong> anonymi’ (H.P. 17 maart 1917), in Proza III, 208-212; 211.<br />

3 H.P. 6, 13, 20, 27 mei; 3, 10, 17 juni (1916). In Proza II, 168-170; 144-146; 204-206; 236-237;<br />

234-235; 62-64; 113-115. - Erbe, Nag. werk, 151-153.<br />

4 Begonnen in H.P. 24 Juni 1916 en geëindigd 17 maart 1917. Verzameld in Proza II en III. Eerst<br />

kort gele<strong>de</strong>n gebun<strong>de</strong>ld, door Marijke Stapert-Eggen: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Epigrammen (1982),<br />

met 130-136 een overzicht van <strong>de</strong> nrs. H.P. en <strong>de</strong> blz. Proza.<br />

5 ‘Epigrafische inleiding’ (H.P. 24 juni 1916), in Proza II, 24-26.<br />

6 Ed. R. Breugelmans: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en Lon<strong>de</strong>n (1985), 166.<br />

7 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

8 ‘Plautus' Menaechmi’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XIV (1916), II, 62-65), in Erbe, Nag. werk, 161-163.<br />

Zie over <strong>de</strong> vertaling uitvoerig R.Th. van <strong>de</strong>r Paardt, in zijn nawoord bij <strong>de</strong> heruitgave (1982),<br />

106-108.<br />

9 Erbe, Nag. werk, 161.<br />

10 ‘Inleiding tot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen van De Tweelingbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> jambische bewerking van Plautus'<br />

Menaechmi’ (Van. 23 en. 30 <strong>de</strong>cember 1916), in Erbe, Nag. werk, 164-173.<br />

11 ‘Kind-van-zijn-tijd’ (H.P. 12. augustus 1916), in Proza III, 20-22; 22.<br />

12 ‘Larense manieën’ (H.P. 14 oktober 1916), in Proza III, 146-147.<br />

13 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw N.L. Eisenhardt-Hobbel, in een brief d.d. 22 januari<br />

1982.<br />

14 Zie noot 12.<br />

15 F.L. Bastet, ‘Van lief<strong>de</strong> en vriendschap en <strong>de</strong> poezen die <strong>voor</strong>bij gaan’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad<br />

(1982), 15 april, achterpagina.<br />

16 V. Booven, Leven, 73, 82; 38. Hij noemt haar mislei<strong>de</strong>nd ‘mevrouw S.’. Maar in <strong>de</strong> jaren dat<br />

zij naast <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>, heette zij mevrouw Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher. Zij is geboren<br />

in 1867 en was dus even oud als Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. Haar ex-echtgenoot was drie jaar<br />

ou<strong>de</strong>r, dat wil zeggen, een jaar jonger dan <strong>Couperus</strong>.<br />

17 Surinamestraat 22. Dit huis is gebouwd na het <strong>Couperus</strong>huis (20).<br />

18 Zie over haar Ruth Wolf, Van alles het mid<strong>de</strong>lpunt (1980), met ou<strong>de</strong>re literatuur (247-251). Zie<br />

over J.C. van <strong>de</strong>n Tol: Nop Maas, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985; Achter het Boek<br />

20, 1-3), 28, 94, 102, 341, 352, 354, 374.<br />

19 De Rotterdamsche Dameskroniek (1916), 4 november.<br />

20 A. Roland Holst, Ik herinner mij (1981), 55-56.<br />

21 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 200.<br />

22 Brief in particulier bezit, mij vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven door ir. G. Aletrino.<br />

23 Paradijzen II, 33-34 nr. 37.<br />

24 Amice, 197 nr. 586.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 192 nr. 582.<br />

26 ‘Onze boeken’ (H.P. 16 <strong>de</strong>cember 1916), in Proza II, 171-172; 172.<br />

27 Zie noot 25.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


28 Zie vijf<strong>de</strong> hoofdstuk, 3, noot 47.<br />

29 Proza I, 298.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 303.<br />

31 <strong>Couperus</strong> gun<strong>de</strong> zich zel<strong>de</strong>n tijd <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dingen. Op 24 <strong>de</strong>cember 1916 leen<strong>de</strong> hij wel zijn<br />

naam <strong>voor</strong> een comité dat een huldiging van Emile Verhaeren <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>, maar op 2 mei<br />

1917 liet hij Leo van Puyvel<strong>de</strong> weten: ‘Tot mijn leedwezen is het mij niet mogelijk geweest <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>bereidingen <strong>de</strong>r Huldiging van Emile Verhaeren te volgen. Eveneens spijt het mij zéer <strong>de</strong><br />

Voorstelling in <strong>de</strong>n Koninklijken Schouwburg niet bij te kunnen wonen. Ontvang, met mijn<br />

beste wenschen <strong>voor</strong> het slagen van <strong>de</strong>n Huldigingsavond, mijne oprechte verontschuldigingen.’<br />

(Brieven in het Archief en Museum <strong>voor</strong> het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen. Met vrien<strong>de</strong>lijke<br />

dank aan L. Simons.)<br />

32 Maatstaf II (1963), 221 nr. 88.<br />

33 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 355-356.<br />

34 V. Booven, Leven, 232.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 227.<br />

36 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 229, 354.<br />

37 ‘<strong>Een</strong> praatje met mijn lezer’ (H.P. 3 maart 1917), in Erbe, Nag. werk, 154-155.<br />

38 Erbe, Nag. werk., 155.<br />

39 G.H.'s-Gravesan<strong>de</strong>, in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 24 augustus. <strong>Couperus</strong>' brief dateert waarschijnlijk<br />

van 13 februari 1917.<br />

40 4 maart 1917. Het laatste hoofdstuk verscheen op 15 juli 1917.<br />

41 Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 8 juni.<br />

42 Zie noot 2.<br />

43 De Schakelaar 5 nr.20 (27 juni 1931), 5.<br />

44 Proza in, 208.<br />

45 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 34.<br />

46 Aan mr. M.I. Duparc, die hem een bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brief had geschreven, antwoord<strong>de</strong> hij d.d. 21<br />

maart 1917: ‘Uw zoo spontaan en vrien<strong>de</strong>lijk woord van waar<strong>de</strong>ring over De Komedianten -<br />

een boek, dat ook mij zéer lief is - heeft mij bizon<strong>de</strong>r veel genoegen gedaan. Ik hoop van harte,<br />

dat het vervolg U ook moge boeien’. Brief in particulier bezit.<br />

47 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 18 juli.<br />

48 Amice, 198 nr.588.<br />

49 De Amsterdammer (1917), 1 <strong>de</strong>cember.<br />

50 Proza I, 275.<br />

51 Propria Cures (1917), 1 <strong>de</strong>cember.<br />

52 De Nieuwe Courant (1917), 18 november.<br />

53 Particuliere brief d.d. 31 mei 1981. Met vrien<strong>de</strong>lijke dank aan <strong>de</strong> heer A.H. Luijdjens <strong>voor</strong> zijn<br />

toestemming <strong>de</strong>ze passage over te nemen.<br />

54 V. Booven, Lenen, 228.<br />

55 ‘Buiten’ (H.P. 23 juni 1917), in Erbe, Nag. werk, 159-160.<br />

56 V. Booven, Leven, 228-229.<br />

57 Amice, 199 nr.591. Zie ook 202 nr.597, waar hij zich n.b. zelf in <strong>de</strong> titel vergist en spreekt van<br />

‘Mythe, Legen<strong>de</strong> en Fantazie’.<br />

58 I<strong>de</strong>m, 200 nr. 592.<br />

59 I<strong>de</strong>m, 200 nr. 593.<br />

60 15 juli 1917.<br />

61 Amice, 206 nr.602.<br />

62 Dr. Theo Bogaerts, De antieke wereld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1969). 24 e.v. - Dr. R.Th. van <strong>de</strong>r<br />

Paar<strong>de</strong>, ‘Asinina’, in Hermeneus 46 (1974-1975), 335-338. - Dr. Elizabeth Visser, ‘<strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> and Apuleius’, in B.L.Hijmans and R.Th. van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n<br />

Ass (1978), 239 e.v. - Rudi van <strong>de</strong>r Paardt. ‘Sporen van <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n ezel in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Letterkun<strong>de</strong>’, in Maatstaf 29 (1981), 5, 9 e.v. - I<strong>de</strong>m, Antieke motieven in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> (1982), 11-28.<br />

63 Van <strong>de</strong>r Paardt (1982), 23.<br />

64 Maatstaf II (1963), 176 nr.30.<br />

65 ‘Attila en <strong>de</strong> Hunnen’ (Vad. 22 en 29 juli 1917), in Proza I, 257-266.<br />

66 ‘De o<strong>de</strong>’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 43 e.v.<br />

67 Bogaerts, Antieke wereld, 53.<br />

68 ‘Hooikist-idylle of het i<strong>de</strong>e van <strong>de</strong>n Kolonel’ (H.P. 13 oktober 1917), in Proza III, 119-126.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


69 Karel Aardse, ‘<strong>Couperus</strong> te Camelot’, in Literatuur I (1984), 84/3, mei-juni, 120-128.<br />

70 I<strong>de</strong>m, 120.<br />

71 I<strong>de</strong>m, 123-124.<br />

72 I<strong>de</strong>m, 126.<br />

73 I<strong>de</strong>m, 127.<br />

74 Paradijzen II, 34 nr.38.<br />

V [1917-1918]<br />

In <strong>de</strong> nummers januari en februari 1918 kondig<strong>de</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland op <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong><br />

van het omslag aan dat in <strong>de</strong> nieuwe jaargang een roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou<br />

verschijnen, Zijn aangenomen zoon. 1 Meer dan twee korte hoofdstukken heeft hij er<br />

echter niet van geschreven. Het fragment breekt plotseling af. Pas enkele jaren gele<strong>de</strong>n<br />

is het tussen zijn nagelaten papieren teruggevon<strong>de</strong>n. Dit begin speelt in november<br />

1917. Men moet wel aannemen dat het toen ook ontstaan is, want het januarinummer<br />

van het tijdschrift moest natuurlijk geruime tijd van tevoren wor<strong>de</strong>n geredigeerd.<br />

Het i<strong>de</strong>e van het boek, dat een eigentijdse roman had moeten wor<strong>de</strong>n, kan dus in <strong>de</strong><br />

herfst van 1917 bij hem opgekomen zijn, misschien door herlezing van Eline Vere,<br />

waar Elisabeth in dat jaar een toneelstuk uit ‘getrokken’ heeft, zoals zij dat placht te<br />

noemen. Deze toneelbewerking is in januari 1918 als dramatisch bijvoegsel van<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. 2 Eline Vere zou in oktober 1918 wor<strong>de</strong>n opgevoerd<br />

door het Hofstad Tooneel, in het Theater Verka<strong>de</strong>. 3<br />

Het fragment van Zijn aangenomen zoon is om verschillen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen eigenaardig.<br />

<strong>Een</strong> zekere dr. Eelcoo Eyselius woont op <strong>de</strong> Princessegracht. De man is classicus -<br />

op zijn bureau staat een bronzen Alexan<strong>de</strong>rkop -, hij heeft jaren gele<strong>de</strong>n zelfs een<br />

Leids professoraat in <strong>de</strong> klassieke letteren geweigerd. Nu verwacht hij <strong>de</strong> terugkeer<br />

van zijn aangenomen zoon Durante Duranti uit Lon<strong>de</strong>n. Deze Durante heeft een<br />

militair verlof van drie maan<strong>de</strong>n in Lon<strong>de</strong>n kunnen doorbrengen, waar namelijk een<br />

Italiaanse oom van hem woont. De jongen, drieëntwintig jaar oud, heeft zelf geen<br />

va<strong>de</strong>r meer. Papa is twaalf jaar gele<strong>de</strong>n omgekomen in Amerika...<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


546<br />

hij was een vriend van dr. Eelcoo. De doctor heeft toen diens zoon geadopteerd, en<br />

is zeer aan hem gehecht geraakt. Dat dr. Eelcoo Eyselius nooit een vrouw heeft gehad<br />

is dui<strong>de</strong>lijk. Over zijn <strong>voor</strong>keuren krijgt <strong>de</strong> lezer zelfs in dit stadium al zo zijn<br />

vermoe<strong>de</strong>ns.<br />

Freule Machteld, secretaresse van dr. Eelcoo, typt manuscripten <strong>voor</strong> hem uit,<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een essay over Plinius <strong>de</strong> Jongere. Ja, zij corrigeert zelfs drukproeven<br />

van een artikel over Julianus <strong>de</strong> Afvallige. Durante Duranti is intussen al drie jaar<br />

als huzaar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wapenen, want <strong>de</strong> gehate wereldoorlog wil maar geen ein<strong>de</strong><br />

nemen. Machteld beweert dat zij niet verliefd op hem is, maar intussen...! - Dr. Eelcoo<br />

lijdt, zoals wij al had<strong>de</strong>n verwacht, vrijwel <strong>voor</strong>tdurend aan <strong>de</strong>pressies. (Daar<br />

tussendoor werkt hij overigens hard.) Hij is namelijk bang dat Durante vroeg of laat<br />

zal trouwen. Bovendien kan hij niet tegen <strong>de</strong> oorlog, en hij heeft schoon genoeg van<br />

wat hij noemt - hoe zou het an<strong>de</strong>rs kunnen - <strong>de</strong> ‘kraken<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>’. - Cetera <strong>de</strong>sunt.<br />

Omdat Groot-Ne<strong>de</strong>rland echter een roman had aangekondigd, zag <strong>Couperus</strong> zich<br />

genoodzaakt naar een nieuw on<strong>de</strong>rwerp uit te zien. Nadat in het januari nummer van<br />

1918 De o<strong>de</strong> was gepubliceerd, in februari en mei gevolgd door <strong>de</strong> verhalen De<br />

tooveressen en De cycloop 4 - geïnspireerd door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> idylle van<br />

Theokritus - heeft <strong>Couperus</strong> van september af <strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem gereserveer<strong>de</strong> ruimte vier<br />

maan<strong>de</strong>n lang, gevuld met een nergens eer<strong>de</strong>r aangekondig<strong>de</strong>, heel an<strong>de</strong>re roman:<br />

Xerxes. Het zweven<strong>de</strong> schaakbord daargelaten bleef hij dus in <strong>de</strong> klassieke sfeer, en<br />

zag <strong>de</strong>finitief af van zijn contemporaine Haagse roman, waarin zijn zoveelste alter<br />

ego dr. Eelcoo Eyselius kennelijk een belangrijke hoofdrol had moeten spelen.<br />

Wat Xerxes betreft, toevallig kunnen wij vaststellen hoe <strong>Couperus</strong> tot het schrijven<br />

van <strong>de</strong>ze roman gekomen moet zijn. In De Amsterdammer heeft Israël Querido<br />

herinneringen aan <strong>Couperus</strong> opgehaald. 5 Hij vertclt hoe hij op zekere dag zijn Haagse<br />

vriend in Américain ontmoette. <strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> avond tevoren in Amsterdam uit<br />

eigen werk <strong>voor</strong>gelezen. Dit kan <strong>de</strong> lezing van begin februari 1918 geweest zijn,<br />

waar in een brief aan Veen sprake van is. <strong>Een</strong> klein jaar later zou Querido's eigen<br />

boek Koningen verschijnen. Querido wist het nog heel goed: ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> eischte<br />

da<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> ons koekjes op. En <strong>de</strong> zoete knabbelpartij aan twee kanten begon<br />

hartstochtelijk. Wij knabbel<strong>de</strong>n koekjes on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoogste en ernstigste gesprekken<br />

over Italië, over Dante, over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Romeinen en <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


547<br />

ou<strong>de</strong> Grieken. Toen kwam ik vanzelf los over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Perzen, over Xerxes. over<br />

heel mijn bronnenstudie, over Herodotus' Xerxes, over het gemis aan Perzische, en<br />

over het bezit van half geschon<strong>de</strong>n Grieksche bronnen. <strong>Couperus</strong> geraakte in extase<br />

over mijn <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd werk en over <strong>de</strong> dingen die ik hem verhaal<strong>de</strong> van Koning<br />

Xerxes. Ik vertel<strong>de</strong> hem alles met onbeperkte overgave, van mijn epos uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

waereld, van mijn werkplannen. Ik wees hem erop, dat ook Flaubert er naar had<br />

gehunkerd dit tijdperk <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> Perzen te mogen beel<strong>de</strong>n, doch dat <strong>de</strong> geweldige<br />

<strong>voor</strong>studiën hem afschrikten. <strong>Couperus</strong> bleek in geestdrift, doch met geen woord<br />

maakte hij melding van het feit, dat hij spoedig een para-phrase van Herodotus'<br />

Xerxes zou geven. Hij vroeg mij dringend ge<strong>de</strong>elten af te staan <strong>voor</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

zooals ze waren.’<br />

Niet Querido echter publiceer<strong>de</strong> over Xerxes in het tijdschrift, maar <strong>Couperus</strong><br />

zelf. Het geeft te <strong>de</strong>nken. Was <strong>Couperus</strong> misschien zo zwijgzaam tegenover Querido<br />

omdat hij tot op dat ogenblik nog helemaal niet aan Xerxes zelfs maar gedacht had?<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland zat met een lacune, nu hij Zijn aangenomen zoon intussen als i<strong>de</strong>e<br />

verworpen had. Het ietwat boosaardige vermoe<strong>de</strong>n ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het Querido<br />

is geweest die <strong>Couperus</strong> in alle onschuld dit nieuwe on<strong>de</strong>rwerp aan <strong>de</strong> hand heeft<br />

gedaan. <strong>Couperus</strong> heeft het van zijn Amsterdamse confrater ‘gepikt’.<br />

Boosaardig misschien, <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling, maar niet ongefun<strong>de</strong>erd. Want hoe<br />

vertrouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zelf als waard zijn gasten? Annie Salomons herinnert zich van<br />

een bezoek op <strong>de</strong> Hoogewal: 6 ‘Heel die avond, terwijl hij thee zette (“Ik heb héérlijk<br />

kokend water.”) en ze ronddien<strong>de</strong>, taartjes uitzocht en wijn schonk, hield hij die<br />

lichte, badineren<strong>de</strong> gesprektoon, zeer onhollands maar uiterst boeiend. Hij nestel<strong>de</strong><br />

zich op <strong>de</strong> grond, lenig als een jongen, ofschoon hij toch al over <strong>de</strong> vijftig moet zijn<br />

geweest en men in die tijd veel vroeger oud was dan tegenwoordig; en begon met<br />

een stem, die alle aandacht opeiste, een nieuw gesprek: “Ik ga een roman schrijven.<br />

Ik heb een prachtig on<strong>de</strong>rwerp. Ik zal u vertellen, hoe het is.”<br />

We zaten in gespannen zwijgen, gevangen door <strong>de</strong> ernst van zijn toon. Het vuur<br />

knapte; hij zweeg wel een paar minuten, alsof hij naar een begin zocht. Maar dan<br />

ineens, speels en nukkig als een jong meisje: “Nee, ik vertel het u niet. Ik <strong>de</strong>nk er<br />

niet over. Dan gaat ú het schrijven. Ik vertel het u niet.”’<br />

De re<strong>de</strong>n waarom <strong>Couperus</strong> niet met Zijn aangenomen zoon is doorgegaan zou<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> kunnen zijn. De psychologische familieroman had<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


548<br />

volgens hem geen toekomst meer. Juist in zijn bespreking van Querido's Koningen<br />

schrijft hij dat het er somber uitziet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘bourgeoise litteratuur, vol “zielkun<strong>de</strong>”: 7<br />

zij is te gemakkelijk gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re schrijver of schrijfster met eenig talent,<br />

die een held en een heldin in een min of meer locaal milieu-tje weet te plaatsen en<br />

<strong>de</strong> poppetjes te doen bewegen volgens <strong>de</strong> overbeken<strong>de</strong> truc-jes <strong>de</strong>r litteraire<br />

“psychologie” - die groote trots onzer jeugdige jaren! - <strong>de</strong> schrijverspsychologie, die<br />

leert, dat zij dít zoo “voel<strong>de</strong>” en hij dát zoo “doordacht”, tot zij in elkan<strong>de</strong>rs armen<br />

vallen of dood gaan. Het is allemaal niets meer. Ge moet het zelve hebben door<br />

gemaakt om te bevin<strong>de</strong>n, dat er werkelijk binnen kort een ein<strong>de</strong> aan moet komen.’<br />

Kortom, in Zijn aangenomen zoon liep <strong>Couperus</strong> na ruim elf psychologiseren<strong>de</strong><br />

bladzij<strong>de</strong>n ineens vast. Hij hield er mee op en ging, ditmaal geïnspireerd door Querido,<br />

over op Xerxes.<br />

Wat had het onvoltooi<strong>de</strong> boek moeten wor<strong>de</strong>n? Had Durante Duranti na een paar<br />

hon<strong>de</strong>rd pagina's Machteld ten huwelijk moeten vragen? Of zou Noodlot zich herhalen<br />

in een dubbele zelfmoord? Wij zullen het nooit weten. <strong>Een</strong> happy end ligt echter<br />

meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dan een tragedie. Het hele verhaal heeft namelijk sterk<br />

autobiografische trekken, <strong>de</strong> inzet <strong>voor</strong>al. Het is in<strong>de</strong>rdaad niet moeilijk in Eelco<br />

Eyselius - die volgens het handschrift eerst Elias had moeten heten, als een broertje<br />

van Eline - veel van <strong>Couperus</strong> zelf te herkennen, die niet min<strong>de</strong>r goed in <strong>de</strong> klassieke<br />

auteurs thuis was. Over Plinius had hij op 20 januari 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

geschreven. 8 Over Julianus <strong>de</strong> Afvallige zou hij in 1919 een opstel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

publiceren. 9 Het beschreven interieur is een Couperiaans i<strong>de</strong>aal-interieur, met veel<br />

chic en ou<strong>de</strong> dingen ingericht, <strong>de</strong> verarm<strong>de</strong> nicht Bertha herinnert aan Elisabeth. Het<br />

is waar, een pleegzoon had <strong>Couperus</strong> natuurlijk niet, maar zijn negentien jaar jongere<br />

neef mr. François Émile Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die hem zoals wij zagen bij herhaling<br />

secretarisdiensten heeft bewezen, had daar toch wel iets van weg. Bij <strong>de</strong> plotselinge<br />

dood van Frans in april 1919 zou <strong>Couperus</strong> over hem treuren als over een eigen zoon.<br />

Aan Veen schreef <strong>Couperus</strong> op 9 januari 1918: 10 ‘Mijn neef, Mr. Vlielan<strong>de</strong>r Hein,<br />

die <strong>de</strong>n laatsten tijd mijn litterair-finantieele zaken <strong>de</strong>ed, gaat naar Amerika.’ Nu is<br />

in Zijn aangenomen zoon weliswaar niet van eenzelf<strong>de</strong> gebeurtenis, maar wel van<br />

een verwante situatie sprake. Wij mogen wel stellen dat, zoals vaak bij <strong>Couperus</strong>, er<br />

genoeg autobiografische elementen in het romanfragment zijn aan te wijzen om ook<br />

<strong>de</strong> nooit neerge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


549<br />

schreven afloop van <strong>de</strong> roman te kunnen <strong>voor</strong>spellen: zoals Frans zijn Maria<br />

Magdalena Müller - beter bekend als <strong>de</strong> actrice Enny Vre<strong>de</strong> - kort <strong>voor</strong> zijn dood als<br />

bruid in <strong>de</strong> armen zou sluiten, 11 zo had waarschijnlijk ook Durance Duranti in <strong>de</strong><br />

loop van het boek zijn Machteld zullen trouwen.<br />

Maar <strong>de</strong> naam Frans dan? zo zal men tegenwerpen. Wat heeft die te maken met<br />

<strong>de</strong> Italiaanse naam Durante Duranti? Niets. En toch is ook <strong>de</strong>ze laatste allerminst<br />

aan <strong>Couperus</strong>' fantasie ontsproten. <strong>Couperus</strong> heeft namelijk in Italië iemand gekend<br />

die letterlijk zo heette. 12 Emma Garzes-Lodomez en haar broer Giulio (Orlando)<br />

had<strong>de</strong>n een tante van moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong> die met een Duranti getrouwd was. Deze Rosina<br />

Duranti-Lodomez noem<strong>de</strong> haar zoon Durante. De echte Durante Duranti was dus<br />

een neef van Emma en Giulio. Qua generatie ston<strong>de</strong>n zij op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn. De vrome<br />

man, in 1865 geboren, is nooit getrouwd. Hij woon<strong>de</strong> later in Torrenieri, aan <strong>de</strong> Via<br />

Cassia. <strong>Couperus</strong> moet hem goed hebben gekend. Durante Duranti <strong>de</strong>ed veel <strong>voor</strong><br />

zijn familie. Het is een sterk getuigenis van <strong>Couperus</strong>' gehechtheid aan zijn Italiaanse<br />

vrien<strong>de</strong>n, dat hij Durantes naam geleend heeft <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r hoofdfiguren van Zijn<br />

aangenomen zoon. Dat diens va<strong>de</strong>r in Amerika gestorven is, berust natuurlijk geheel<br />

op literaire fictie. Wel ligt hier misschien een verband met Orlando's vertrek, in 1915,<br />

naar Amerika. Ver<strong>de</strong>r kunnen wij echter niet gaan.<br />

Zoals dr. Eelco Eyselius in het onvoltooi<strong>de</strong> verhaal, bleef ook <strong>Couperus</strong> zelf tobben<br />

over <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loze oorlog. Aan freule <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> Ranitz schreef hij met Kerstmis 1917,<br />

in een bedankbrief <strong>voor</strong> een handwerkje dat zij hem geoffreerd had: 13 ‘Mijn vrouw<br />

en ik verzoeken U ons bei<strong>de</strong>r liefste wenschen te ontvangen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Dagen en<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Toekomst, die zich met XVIII misschien zal openen met <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n poorten<br />

van Vre<strong>de</strong> - als we niet te optimistiesch zijn.’ Voorlopig was er van vre<strong>de</strong> echter nog<br />

geen sprake.<br />

Dikwijls voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich ziek. De geprikkel<strong>de</strong> toon van zijn brieven aan<br />

Veen lijkt zelfs op overwerktheid te wijzen. <strong>Een</strong> troost bij dit alles was een brief van<br />

dr. W.E.J. Kuiper, die hem in het begin van het nieuwe jaar schreef over De<br />

komedianten en we<strong>de</strong>rom zijn bewon<strong>de</strong>ring uitsprak. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> dankbaar: 14<br />

‘Vooral Uwe waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> mijn twee on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> bengels <strong>de</strong>ed mij bizon<strong>de</strong>r<br />

veel genoegen. Ik zelve voel ze ook als geslaagd en als absoluut “Romeinsche<br />

Keizerstijd”:<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


550<br />

ze kon<strong>de</strong>n niet nù bestaan en ook niet in welke an<strong>de</strong>re eeuw. En Uwe waar<strong>de</strong>ring en<br />

<strong>de</strong> analyze daarvan bewijst mij, dat ge niet alléen “gestu<strong>de</strong>erd man” en docent zijt<br />

maar ook nog een fijn gevoelig mensch, wiens gemoed ontvankelijk blijft <strong>voor</strong> alles<br />

wat menschelijk is.’ Wel had Kuiper een aantal historische fouten in <strong>de</strong> roman ont<strong>de</strong>kt.<br />

Hij gaf zijn aantekeningen aan <strong>de</strong> schrijver door opdat <strong>de</strong>ze er zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong>el mee kon<br />

doen. Voor zover Kuipers kritische opmerkingen hout sne<strong>de</strong>n en wijzigingen<br />

aangebracht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r dat afbreuk werd gedaan aan het oorspronkelijk<br />

verloop van het verhaal, heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> correcties in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk dankbaar<br />

overgenomen. Aan het slot van zijn antwoordbrief aan Kuiper schreef hij: ‘Eigenlijk<br />

is het heerlijk zoo te fantazeeren en zulk een boek te maken... ook al is het maar half<br />

goed. En Uw vrien<strong>de</strong>lijk woord troost mij door te meenen, dat het <strong>voor</strong> 7/8 goed is!<br />

Ik schrijf U wat koortsig en... ondui<strong>de</strong>lijk. Maar dankbaar om en gelukkig door Uw<br />

woord. Ontvang mijn hartelijken dank!’ - Dat <strong>de</strong> roman succes had, blijkt uit wat hij<br />

Veen diezelf<strong>de</strong> dag kon mee<strong>de</strong>len: 15 ‘De Komedianten zijn zéer goed gegaan; <strong>de</strong><br />

prachteditie (van ƒ 25.- het ex:) is zoo goed als uitverkocht.’<br />

Over zijn doen en laten in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van 1918 is weinig bekend. De<br />

Haagsche Post ging door met Het zweven<strong>de</strong> schaakbord en bood dus niet langer<br />

epigrammen of an<strong>de</strong>re stukjes waarin <strong>Couperus</strong> zijn lezers vertel<strong>de</strong> over zijn wel en<br />

wee. Feuilletons in Het Va<strong>de</strong>rland ontbreken in <strong>de</strong>ze tijd eveneens. Brieven aan<br />

Emma Garzes zijn tot <strong>de</strong>cember 1918 niet bewaard gebleven. Wel beschikken wij<br />

over enkele an<strong>de</strong>re epistels. Veel zijn het er echter niet, en <strong>de</strong> inhoud stelt teleur.<br />

Uit een klein briefje aan Leopold Aletrino kunnen wij opmaken dat het <strong>Couperus</strong><br />

naar zijn eigen mening niet erg goed ging. Aletrino was kort tevoren als journalist<br />

van Het Va<strong>de</strong>rland overgestapt naar <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant. Op 2 februari<br />

schreef <strong>Couperus</strong> hem: 16 ‘Uw vrien<strong>de</strong>lijk schrijven <strong>de</strong>ed mij veel genoegen, en ik<br />

was verheugd te hooren, dat Uwe nieuwe betrekking U voldoet. Het is ook werkelijk<br />

mijn mening, dat U <strong>de</strong>ze promotie een volle verdient en ik zal pogen geregel<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

“Rotterdammer” te lezen, omdat ik werkelijk wel in Het Va<strong>de</strong>rland Uwe overzichten<br />

mis. Ik zelve ben tegenwoordig in een werklooze perio<strong>de</strong> en dat is niet goed <strong>voor</strong><br />

mij; mijn geest heeft, zon<strong>de</strong>r werk, te veel vrijen tijd om zich over te geven aan <strong>de</strong><br />

melancholie over <strong>de</strong>n eigen tijd. Maar ik heb <strong>de</strong>n laatsten tijd heel veel gewerkt en<br />

moet dus wel eens een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


551<br />

paar maan<strong>de</strong>n stelselmatig niets doen. Probeer mij eens op te zoeken als U in Den<br />

Haag is’.<br />

Ook nu hield <strong>Couperus</strong> soms weer zijn fameuze lezingen. Over een <strong>voor</strong>dracht<br />

gehou<strong>de</strong>n in Diligentia <strong>voor</strong> Oefening kweekt Kennis (bijgenaamd Het Servetje),<br />

schreef een verslaggever van De Nieuwe Courant: 17 ‘Bij <strong>Couperus</strong> zijn versprekingen<br />

hooge, hóóge uitzon<strong>de</strong>ringen. Als een acteur heeft hij ie<strong>de</strong>re passage, elk gebaar, in<br />

studie genomen. Slechts <strong>de</strong> rijk-bering<strong>de</strong> linkerhand zorgt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoognoodige<br />

gestes - teekenen<strong>de</strong>, gracieuse, expressieve bewegingen, die toch niet hin<strong>de</strong>ren, niet<br />

aflei<strong>de</strong>n. De rechterhand houdt het boek, - luchtig, bevallig; maakt in volkomen<br />

harmonie <strong>de</strong> soepele wendingen van dat nog zoo lenige, slanke lichaam mee [...].<br />

Wijd zwaait hij <strong>de</strong>n arm soms uit - het witte bandje met <strong>de</strong> waaien<strong>de</strong> witte<br />

bladwijzerlinten is dan ver van het gezicht verwij<strong>de</strong>rd, doch <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>clameert<br />

vóórt, zon<strong>de</strong>r aarzeling, en zon<strong>de</strong>r een spoor van waar-was'k-ook-weer vangen zijn<br />

oogen het woord waar hij aan toè is. <strong>Couperus</strong> is eenvóudiger gewor<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong><br />

tijdsomstandighe<strong>de</strong>n? Gisteravond stond hij naast het rooië tafeltje, dat alle<br />

Diligentia-conferenciers tot hun beschikking krijgen. Geen gebeeldhouw<strong>de</strong> fauteuil,<br />

geen wit rok-vest (<strong>de</strong> crisis in het wasscherij-bedrijf?), geen kostbre bloemvaas. Wel<br />

bloémen. <strong>Een</strong> prachtige ruiker seringen. Wèl het verzorg<strong>de</strong> uiterlijk, <strong>de</strong> frac met<br />

gitknoopen, het coquet zij<strong>de</strong>n zakdoekje, <strong>de</strong> fonklen<strong>de</strong> vingertooi, <strong>de</strong> schattige<br />

schoentjes...’<br />

<strong>Een</strong> zware slag heeft <strong>Couperus</strong> op 5 mei 1918 getroffen. Te Scheveningen,<br />

Stevinstraat 181, overleed toen namelijk zijn zuster Trudy. Met haar had hij zich<br />

altijd het nauwst persoonlijk verbon<strong>de</strong>n geweten van al zijn broers en zusters. Zij<br />

stierf op <strong>de</strong> leeftijd van nog geen tweeënzestig jaar. Haar echtgenoot, Gerard <strong>de</strong> la<br />

Valette, zou haar slechts vier jaar overleven. 18 - Naar <strong>Couperus</strong>' emoties kunnen wij<br />

alleen maar ra<strong>de</strong>n. Van heel het grote gezin <strong>Couperus</strong> waren behalve hijzelf nu alleen<br />

nog maar zijn ongeneeslijk krankzinnige oudste broer Petrus Theodorus, zijn oudste<br />

zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein en <strong>voor</strong>ts John Ricus junior in leven.<br />

Als altijd heeft <strong>Couperus</strong> troost moeten zien te vin<strong>de</strong>n in zijn werk. Regelmatig<br />

moest hij zijn taak als redactielid van Groot-Ne<strong>de</strong>rland vervullen. Hij <strong>de</strong>ed dit<br />

blijkbaar tot tevre<strong>de</strong>nheid van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re redactiele<strong>de</strong>n, Buysse en Coenen, <strong>de</strong><br />

ontroeren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in aanmerking genomen die ze na zijn dood aan hem zou<strong>de</strong>n<br />

wij<strong>de</strong>n. Veel over zijn werkzaamhe<strong>de</strong>n weten wij niet. Wel is er een bijzon<strong>de</strong>r aardige<br />

brief bewaard,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


552<br />

gericht aan <strong>de</strong> toen nog onbeken<strong>de</strong> letterkundige Charles van Iersel, die in 1919 Het<br />

gou<strong>de</strong>n droomschip zou schrijven. Het is een aansporing om door te gaan met werken,<br />

maar dan wel op een betere manier! Wat <strong>Couperus</strong> daaron<strong>de</strong>r verstond, blijkt uit <strong>de</strong><br />

inhoud: 19 ‘Zeer geachte Heer. Ik las met belangstelling <strong>de</strong> novelle, die U mij zondt.<br />

Er is wor<strong>de</strong>nd talent van schrijven in en <strong>de</strong> schrijver-mag ik maar even van “<strong>de</strong><br />

schrijver” spreken, ook tot Uzelven-schijnt mij iemand, die hartstocht heeft <strong>voor</strong><br />

litteraire kunst, om die te genieten van an<strong>de</strong>ren en zelve te maken. Goed litterair<br />

werk is <strong>de</strong>ze novelle echter nog niet en wel omdat <strong>de</strong> schrijver alle zelfbeheersching<br />

en maat mist. Er is te veel en het is te vol in zijn geest en <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n stapelen zich<br />

tot woor<strong>de</strong>nmassa's, die niet tot beheerschte kunst wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> fout, niet om wanhopig<br />

over te wor<strong>de</strong>n en een goe<strong>de</strong> fout <strong>voor</strong> een beginner. Ikzelve, geloof ik, maakte<br />

vroeger die zelf<strong>de</strong> fout.<br />

Ook is <strong>de</strong> compozitie niet goed: als men het twee<strong>de</strong> hoofdstuk begint te lezen,<br />

meent men iets geheel op zich zelf staands <strong>voor</strong> zich te krijgen: een twee<strong>de</strong> novelle.<br />

Goed zijn: <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>n schil<strong>de</strong>r; <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man als karakterizeering. Mocht<br />

U <strong>de</strong> novelle willen omwerken (ik zelve werkte nooit om en schreef liever iets an<strong>de</strong>rs),<br />

dan zou ik U aanra<strong>de</strong>n: met zelfverloochening en zelfbeheersching schrappen en<br />

verlichten. Onnoodige beschrijvingen, uitweidingen, en tal van adjectieven. De<br />

novelle tot een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> terug brengen. Zoo kan zij in emotie winnen en klaar<strong>de</strong>re kunst<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

Wil U zelve eens aankomen om <strong>de</strong> novelle terug te halen, dan zal ik U gaarne<br />

Woensdag, om half vijf, even wachten en gaarne wat met U praten.’<br />

In zijn redactionele bezighe<strong>de</strong>n alleen vond <strong>Couperus</strong> niet genoeg voldoening.<br />

Schrijven was <strong>voor</strong> hem oneindig veel belangrijker, hoe opgejaagd hij er zich vaak<br />

ook door gevoeld moge hebben. Op een niet precies bekend tijdstip is hij daarom<br />

aan Xerxes begonnen. Hij heeft er, evenals <strong>voor</strong> zijn an<strong>de</strong>re historische boeken, <strong>de</strong><br />

nodige <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> moeten maken. De lectuur van Herodotus, waar hij zijn stof<br />

<strong>voor</strong>namelijk uit putte, zal hem, zelfs met <strong>de</strong> Franse vertaling ernaast, zeker enige<br />

tijd gekost hebben. In elk geval hield het werk hem <strong>de</strong> gehele zomer bezig. Van<br />

september tot <strong>de</strong>cember 1918 is het kroniekachtige verhaal, dat <strong>Couperus</strong> zelf geen<br />

roman wil<strong>de</strong> noemen, in vier afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. 20 Hij liet<br />

er een proloog aan <strong>voor</strong>afgaan, die hij in. 1919, toen Xerxes bij we<strong>de</strong>rom Nijgh &<br />

Van Ditmar verscheen, om ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen heeft weggelaten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


553<br />

Toch is <strong>de</strong>ze inleiding belangrijk. ‘In <strong>de</strong>ze dagen moet een schrijver over oorlog<br />

schrijven’, staat er on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in te lezen. ‘Ware <strong>de</strong>ze schrijver een jonge<br />

Franschman of Italiaan of Engelschman geweest-of een Duitscher of Oostenrijker-hij<br />

had misschien in tragische loopgraaf en in <strong>de</strong> tragischere nachten <strong>de</strong>r geteister<strong>de</strong><br />

slagvel<strong>de</strong>n een boek zich gedacht en gedicht van mo<strong>de</strong>rne dagen en dingen. Maar<br />

wat kan een “neutrale schrijver”, zoo hij schrijven wil en dus wel, zijns ondanks,<br />

over oorlog gedwongen is te schrijven, an<strong>de</strong>rs schrijven dan een boek over een<br />

oorlogje, dat er geweest is? Eeuwen gele<strong>de</strong>n... want die eeuwen kan hij wel leeren<br />

kennen en zien en zijn eigen tijd blijft <strong>voor</strong> hem het groote Onbeken<strong>de</strong>, wat die<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk ook blijft <strong>voor</strong> een “niet-neutralen” schrijver...’<br />

Het is dus nog weer eens <strong>de</strong> zoveelste herhaling van zijn overtuiging dat men zijn<br />

eigen tijd niet kan kennen. 21 Maar wat te <strong>de</strong>nken van zijn misvatting dat een<br />

romanschrijver, of als men wil zelfs een historicus, het verle<strong>de</strong>n, het antieke verle<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>al, wél zou kunnen begrijpen? <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> dat het voldoen<strong>de</strong> was <strong>de</strong><br />

fantasie aan het werk te zetten om die vroegere eeuwen te ‘zien’ en vervolgens <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>ren aanschouwelijk te maken. Desondanks vond hij zelf van Xerxes, nadat hij<br />

het voltooid had, dat het ‘een vreemd boek’ was gewor<strong>de</strong>n. Want wat was het nu<br />

eigenlijk? ‘Is het een roman? Ik geloof van niet. In een roman komen vrouwen <strong>voor</strong>,<br />

als “heldinnen” en in dit boek van “Xerxes of De Hoogmoed” komen geen vrouwen<br />

<strong>voor</strong>: <strong>de</strong> vrouwen spelen er slechts bijrollen in en het boek is een lief<strong>de</strong>loos boek:<br />

ter nauwernood komt er aan het slot een pikante epizo<strong>de</strong> van enkele bladzij<strong>de</strong>n slechts.<br />

Het boek is een boek van Grieken en Perzen, maar als het geen roman is, wat is het<br />

dan? <strong>Een</strong> boek van historie, al is het geen historische roman? Maar het is ook een<br />

boek van fantazie want al behelst dit boek historische feiten, er is veel in <strong>de</strong> zielen<br />

<strong>de</strong>zer zeer beken<strong>de</strong> historische koningen, prinsen en hel<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> schrijver wel<br />

heeft moeten fantazeeren. Het is dus niet heelemaal een boek van historie, en ook<br />

niet heelemaal een boek van fantazie. Het is een vreemd boek.’<br />

Het was hem zelf niet dui<strong>de</strong>lijk: ‘Hoe kómt <strong>de</strong> schrijver er toe zulk een vreemd<br />

boek te schrijven in <strong>de</strong>ze “kosmische” dagen? Of is dit tóch wel een “kosmiesch”<br />

boek? Ik twijfel er aan. Het heeft er niet <strong>de</strong> pretentie van. Heeft <strong>de</strong> schrijver een<br />

parallel willen trekken tusschen onzen Oorlog en het oorlogje van Xerxes met <strong>de</strong><br />

Grieken? Neen, héélemaal niet! Hoewel het soms toch wel schijnt, dat <strong>de</strong> eeuwen,<br />

<strong>de</strong> menschen en <strong>de</strong> dingen bijna<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


554<br />

niet veran<strong>de</strong>rd zijn en misschien dààrom... Maar dit zijn alle vragen en weifelingen.<br />

Eéne zekerheid slechts rijst uit alle <strong>de</strong>ze vragen en weifelingen als een rots omhoog:<br />

dit is een vreemd boek. En waarom heeft <strong>de</strong> schrijver het geschreven? Om zichzelven<br />

pleizier te doen? <strong>Een</strong> misschien wel vreemd pleizier; misschien ook omdat hij niet<br />

an<strong>de</strong>rs kon?’ - Het enige antwoord moet waarschijnlijk lui<strong>de</strong>n: het is <strong>de</strong> schrijver<br />

zelf zo vreemd gebleven omdat het on<strong>de</strong>rwerp niet aan zijn eigen brein ontsproten<br />

is. Niet zozeer <strong>de</strong> schim van Xerxes als wel die van Israël Querido zal <strong>Couperus</strong> wat<br />

zwaar op <strong>de</strong> maag gelegen hebben.<br />

Virtuoos gebruik makend van zijn antieke bronnen-Aeschylus, Herodotus en<br />

Plutarchus, die hij dus las met een Franse vertaling ernaast-riep <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />

hoofdfiguur van zijn Xerxes een ironisch beeld op van diens karakter en streven naar<br />

<strong>de</strong> wereldmacht. De indringen<strong>de</strong> analyse van Elizabeth Visser maakt overigens<br />

dui<strong>de</strong>lijk, dat het portret te sterk karikaturale trekken heeft gekregen. 22 Niettemin<br />

blijkt <strong>Couperus</strong> zijn bronnen zeer nauwkeurig bestu<strong>de</strong>erd te hebben alvorens aan het<br />

schrijven te gaan. Daar <strong>de</strong> proloog kennelijk pas is toegevoegd toen het boek al af<br />

was, kan <strong>de</strong>ze omstreeks augustus 1918 gedateerd wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> amusante versie van dit belangrijke hoofdsruk in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het ou<strong>de</strong><br />

Griekenland is Xerxes zeker. Het is echter veel meer dan dat. Met sterk gevoel <strong>voor</strong><br />

drama plaatst <strong>Couperus</strong> aan het eind van zijn verhaal <strong>de</strong> opvoering van Aeschylus'<br />

tragedie De Perzen, die in 472 <strong>voor</strong> Christus geënsceneerd werd. Xerxes is bij<br />

Aeschylus een tragische, meelijwekken<strong>de</strong> figuur. Diens noodlottige on<strong>de</strong>rgang - <strong>de</strong><br />

vervulling van een oud orakel, maar tevens het gevolg van zijn eigen mateloze hybris<br />

- wordt op grandioze wijze begeleid door <strong>de</strong> verrijzenis uit het graf van koning<br />

Dareios' schim, die dit apocalyptisch verkondigt.<br />

In <strong>de</strong> laatste bladzij<strong>de</strong>n van Xerxes gewaagt <strong>Couperus</strong> van <strong>de</strong> macht van het noodlot,<br />

van gestrafte schuld en verpletter<strong>de</strong> hoogmoed. Geen won<strong>de</strong>r dat tijdgenoten zijn<br />

bewering als zou <strong>de</strong> door hem beschreven Grieks-Perzische oorlog niets te maken<br />

hebben met <strong>de</strong> eerste wereldoorlog niet voetstoots geloofd hebben. Onbewust<br />

misschien, heeft <strong>Couperus</strong> in zijn boek die parallel wel <strong>de</strong>gelijk getrokken. Het is<br />

daarnaast een merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie dat, terwijl <strong>de</strong> roman in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />

verscheen, op 9 november 1918 keizer Wilhelm II, in wie <strong>Couperus</strong>' Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

zowel als Duitse critici maar al te graag <strong>de</strong> door hem zo bespotte Xerxes hebben<br />

willen zien, naar Holland gevlucht is. Bij Eijs<strong>de</strong>n reed hij met zijn trein<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


555<br />

over <strong>de</strong> grens. Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> oorlog was een feit.<br />

Zel<strong>de</strong>n is <strong>Couperus</strong> zo bij <strong>de</strong> tijd geweest als toen hij in <strong>de</strong> laatste regel <strong>de</strong> vrije<br />

Atheners liet uitroepen: ‘Va<strong>de</strong>rland! Heilig Va<strong>de</strong>rland! Heilig, heilig Va<strong>de</strong>rland!!!’<br />

Hiermee zijn wij echter al <strong>voor</strong>uitgelopen op an<strong>de</strong>re gebeurtenissen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

helft van 1918. Begin juli zond Veen hem een interessant, bij hem verschenen boek:<br />

<strong>de</strong> vertaling/bewerking van Vitruvius' tien boeken De architectura door ir. H.A.<br />

Mialaret. 23 Met dit al sinds vele eeuwen beroem<strong>de</strong> en invloedrijke werk toon<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> zich buitengewoon ingenomen. 24 ‘Ik ben je zéer erkentelijk <strong>voor</strong> Vitruvius,<br />

dien ik zeer blij ben te bezitten’, schreef hij in zijn bedankbrief van 4 juli: ‘zulke<br />

boeken zijn mijn bronnen <strong>voor</strong> mijn antieke romans en verhalen.’<br />

Spoedig begon hij <strong>de</strong> lectuur ervan en wijd<strong>de</strong> hij er in Het Va<strong>de</strong>rland een opstel<br />

aan. Hierin herhaal<strong>de</strong> hij: 25 ‘Ik beken, dat ik nog nimmer Vitruvius in han<strong>de</strong>n gehad<br />

had, noch in het Latijn, noch in welke buitenlandsche vertaling ook, tot ik op een<br />

goe<strong>de</strong>n dag door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n gezegend werd, die mij <strong>de</strong>ze Ne<strong>de</strong>rlandsche vertaling van<br />

<strong>de</strong>n beroem<strong>de</strong>n Latijnschen bouwkundige op mijn weg <strong>de</strong><strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n. En het was<br />

mij een bizon<strong>de</strong>re blijdschap met dit boek van schoonheid en antiek belang kennis<br />

te maken.’ In zijn bespreking treft ons <strong>voor</strong>al het slot, omdat <strong>Couperus</strong> daar <strong>voor</strong> het<br />

eerst min of meer uitvoerig iets over Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote vertelt, <strong>de</strong> legendarische<br />

koning van Macedonië aan wie hij zijn volgen<strong>de</strong> roman zou wij<strong>de</strong>n. Is het Vitruvius<br />

geweest, zo mogen wij ons afvragen, die <strong>Couperus</strong> tot Iskan<strong>de</strong>r heeft geïnspireerd?<br />

Hij haalt <strong>de</strong> inleiding tot het Twee<strong>de</strong> Boek aan, met <strong>de</strong> anekdote van <strong>de</strong> welgeschapen<br />

architect Deinokrates, die zich, verkleed als Herakles, tot Alexan<strong>de</strong>r wend<strong>de</strong> met het<br />

<strong>voor</strong>stel ‘<strong>de</strong>n berg Athos <strong>de</strong>n vorm te geven van een liggen<strong>de</strong>n Titan, die in <strong>de</strong><br />

linkerhand een machtig omwal<strong>de</strong> stad zou<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> rechter een bekken, dat,<br />

alle <strong>de</strong>s bergs stroomen op vangen<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ze wateren weêr in een val zou<strong>de</strong> uitstorten<br />

in zee...’ Dit was nu juist iets wat zeer tot <strong>Couperus</strong>' romantische verbeelding sprak.<br />

De warme zomerdagen van 1918 bleef hij in Den Haag. Op 30 juli wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij's<br />

middags door <strong>de</strong> binnenstad en had daar een ervaring die hem een ingezon<strong>de</strong>n brief<br />

aan Het Va<strong>de</strong>rland ingaf, <strong>voor</strong> zijn doen een ongebruikelijke démarche, waar wij<br />

een vraagteken bij mogen zetten. 26 De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


556<br />

inhoud ervan wekt namelijk verbazing: had <strong>Couperus</strong> ineens alle verdraagzaamheid<br />

verloren, laat staan zijn toch goed ontwikkeld gevoel <strong>voor</strong> humor? Wat hij van zijn<br />

Romeinse tweelingen Cecilius en Cecilianus alleen maar een guitige streek zou<br />

hebben gevon<strong>de</strong>n, kon hij van <strong>de</strong> Haagse jeugd in leven<strong>de</strong>n lijve niet velen. Hoever<br />

leef<strong>de</strong> hij buiten <strong>de</strong> werkelijkheid? Hij schreef: ‘Zeer geachte Redactie. He<strong>de</strong>nmiddag,<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>n terugkeer <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren, die <strong>de</strong> Bond <strong>voor</strong> Vacantiebezigheid vermakelijk<br />

en nuttig wenscht bezig te hou<strong>de</strong>n, trof het mij, dat in het centrum <strong>de</strong>r stad, op een<br />

bree<strong>de</strong>n verkeersweg, enkele dier kin<strong>de</strong>ren zich onledig hiel<strong>de</strong>n met water in <strong>de</strong>n<br />

mond te nemen en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bijgangers daarmee te bespuiten. Vooral Engelsche<br />

officieren en on<strong>de</strong>rofficieren met hun meisjes moesten het ontgel<strong>de</strong>n. Ik vermoed,<br />

dat <strong>de</strong> Bond <strong>voor</strong> Vacantiebezigheid <strong>de</strong>ze vermakelijkheid niet heeft bedoeld en<br />

meen te mogen wijzen, dat bij het zich op straat bewegen van 1000 à 6000 kin<strong>de</strong>ren<br />

<strong>de</strong> politie haar uiterste best doe meester te blijven van het terrein en dit niet over te<br />

laten aan een hor<strong>de</strong> kleine Hunnen en Wandalen. Straatschen<strong>de</strong>rij pleegt <strong>de</strong> jeugd<br />

reeds genoeg in het klein zon<strong>de</strong>r dat zij in <strong>de</strong> vacantie nog in het groot behoeft<br />

beoefend te wor<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong> meeste hoogachting teeken ik mij. Uw dw. <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>.’ - Het bestuur van <strong>de</strong> Bond antwoord<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong> geduld moest hebben:<br />

het moeilijke opvoedingswerk had tijd nodig. Liever dan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren lelijke namen<br />

te geven moest hij maar een flinke bijdrage sturen en ook zijn vrien<strong>de</strong>n daar toe<br />

opwekken. De Rotterdamse Bankvereniging was een bekend adres... Of <strong>Couperus</strong><br />

daarop onmid<strong>de</strong>llijk diep in <strong>de</strong> bui<strong>de</strong>l heeft getast is echter zeer <strong>de</strong> vraag!<br />

Kort daarna heeft hij waarschijnlijk weer Herman Roelvink in Laren bezocht, in<br />

diens villa Het Hooge Land. Zekerheid bestaat hier niet over, maar hij zal zich<br />

ongetwijfeld het volgen<strong>de</strong>, meege<strong>de</strong>eld door Tjaard <strong>de</strong> Haan, niet hebben laten<br />

ontgaan: 27 ‘Op 16 augustus 1918 was hij [Roelvink] <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> kracht in een<br />

Pompeiaans Zomerfeest, in <strong>de</strong> binnentuin van hotel Hamdorff te Laren, waarbij<br />

Plautus' Tweelingbroe<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>r zijn regie zoveel mogelijk authentiek werd<br />

opgevoerd. Het moet alles te zamen een feeërick historiesprookje geweest zijn, want<br />

ook <strong>de</strong> toeschouwers waren verplicht op klassieke wijze zich uit te dossen.’<br />

Terwijl Xerxes in Groot-Ne<strong>de</strong>rland begon te verschijnen, repeteer<strong>de</strong> het<br />

Hofstadtooneel van 2 september af Eline Vere in <strong>de</strong> toneelbewerking van Elisabeth.<br />

Het heet dat <strong>Couperus</strong> zelf op <strong>de</strong> gedachte gekomen zou zijn<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


557<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> titelrol Else Mauhs te vragen. 28 De repetities von<strong>de</strong>n plaats in het Theater<br />

Verka<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Heerengracht. Soms kwam hij ze bijwonen. Zo onopgemerkt mogelijk<br />

keek hij dan ergens tussen <strong>de</strong> coulissen toe. De opvatting van Else Mauhs boezem<strong>de</strong><br />

hem, als wij op haar eigen herinneringen mogen afgaan, veel vertrouwen in: ‘Wát<br />

U doet, is goed’, zou hij gezegd hebben. 29 ‘U begrijpt volkomen wat ik bedoeld heb,<br />

U bent vrij te doen wat U wilt. U behoeft mij niets te vragen, wanneer U iets volgens<br />

Uw eigen i<strong>de</strong>eën in Uw spel wijzigen wilt, in die of die acte, doet U met <strong>de</strong> acte wát<br />

U verkiest.’ Else Mauhs voel<strong>de</strong> grote affiniteit met <strong>de</strong> rol en zij verklaar<strong>de</strong> Van<br />

Booven dat zij er zich met hart en ziel aan gegeven had.<br />

De première op 10 oktober was <strong>de</strong>sondanks helaas <strong>voor</strong>bestemd op een<br />

teleurstelling uit te lopen. Aan <strong>Couperus</strong> heeft het niet gelegen. Later memoreer<strong>de</strong><br />

Else Mauhs graag hoe hij om zijn dankbaarheid te tonen na ie<strong>de</strong>r bedrijf een<br />

bloemenhul<strong>de</strong> op liet brengen. 30 Ook na afloop was hij vol hartelijkheid, erkentelijk<br />

als hij was <strong>voor</strong> wat zij van <strong>de</strong> rol gemaakt had. Het moet echter gezegd wor<strong>de</strong>n dat<br />

Elisabeths bewerking weinig kwaliteiten bezat. Bovendien kan <strong>de</strong> eigentijdse<br />

aankleding het stuk geen goed gedaan hebben. ‘Eline Vere in <strong>de</strong> korte kleren’, smaal<strong>de</strong><br />

een criticus. 31 Foto's van <strong>de</strong> opvoering laten niet alleen een armzalige mise-en-scène<br />

zien, maar tevens kostuums en kapsels die vloeken met het fin-<strong>de</strong>-siècle karakter<br />

van <strong>de</strong> roman. Er was overigens veel belangstelling. In <strong>de</strong> zaal zag men, volgens een<br />

recensent, 32 ‘een extra-gesorteerd Haagsch publiek, als dubbeluitgezochte Betuwsche<br />

meikersen, veel élégance en veel weel<strong>de</strong>’. <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw troon<strong>de</strong>n in een<br />

loge.<br />

Over <strong>de</strong> slechte pers die het stuk kreeg was hij bepaald ongelukkig.<br />

G.H.'s-Gravesan<strong>de</strong> herinner<strong>de</strong> zich later hoe <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag tegen hem<br />

zei: ‘Jonge man, schrijf nooit <strong>voor</strong> het tooneel, want het is afschuwelijk om <strong>de</strong><br />

onverschilligheid te voelen van het publiek <strong>voor</strong> een vrouw waarvan je zoo gehou<strong>de</strong>n<br />

hebt.’ 33<br />

Op 12 oktober liet <strong>Couperus</strong>, reagerend op een brief waarin Else Mauhs hem<br />

dankte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bloemen, haar zijn eigen mening weten: 34 ‘Zeer Geachte Mevrouw.<br />

Mijne vrouw en ik zijn zeer gevoelig <strong>voor</strong> Uw hartelijken brief. Heeft onze “Eline<br />

Vere” ook niet het succes behaald, dat wij ons een oogenblik dorsten droomen, U<br />

heeft daar niet <strong>de</strong> minste schuld aan. Uwe vertolking was werkelijk subliem van<br />

me<strong>de</strong>voelen en inleven en had U wat meer tijd gehad tot diepere studie. Uwe creatie<br />

zou volmaakt geweest zijn. Ik <strong>voor</strong> mij geloof nog steeds, trots <strong>de</strong> heeren recen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


558<br />

senten en een <strong>de</strong>el van het publiek, dat ons tooneelspel een toekomst heeft. Mocht<br />

dit zoo een volgend jaar blijken, dan <strong>de</strong>nk ik zelve <strong>de</strong> opperregieom het zoo eens te<br />

noemen - in han<strong>de</strong>n te nemen, en <strong>de</strong>n akteur, die Vincent zal spelen, te toonen in<br />

welke nuances <strong>de</strong>ze moeilijke rol moet gespeeld wor<strong>de</strong>n. Maar een an<strong>de</strong>re Eline<br />

zou<strong>de</strong>n wij werkelijk dan niet wenschen... Laat mij U, ook namens mijne vrouw,<br />

hartelijk bedariken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoone, gevoelvolle kunst, die U ons gaf. Van harte<br />

wensch ik U een mooie toekomst toe in dat ondankbare métier van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

tooneelspeelster. Wij zullen U met belangstelling in Uw werk volgen. Geloof mij,<br />

zeer geachte Mevrouw, met ons bei<strong>de</strong>r hartelijke sympathie Uw toegenegen en<br />

dienstbare <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

Het stuk werd na nog geen vijftig <strong>voor</strong>stellingen bij gebrek aan ver<strong>de</strong>re<br />

belangstelling van het repertoire genomen. 35<br />

Wanneer <strong>Couperus</strong> precies aan zijn <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> Iskan<strong>de</strong>r is begonnen, kan niet<br />

goed wor<strong>de</strong>n vastgesteld. De lectuur van Herodotus inspireer<strong>de</strong> hem na Xerxes eerst<br />

toe een an<strong>de</strong>r antiek verhaal. Op 1 september 1918 publiceer<strong>de</strong> hij in Het Va<strong>de</strong>rland<br />

het feuilleton De vrijers. 36 Twee weken later echter verscheen, na <strong>de</strong> passus uit<br />

Vitruvius, Alexan<strong>de</strong>r ten twee<strong>de</strong>n male ten tonele. Ditmaal gold het een verhaal, De<br />

gymnosofisten, 37 waar<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zich op Strabo gebaseerd had. Zijn belangstelling<br />

<strong>voor</strong> Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote zien wij dus van lieverle<strong>de</strong> groeien.<br />

De klassieke wereld liet hem niet los. Zijn contacten met <strong>de</strong> classicus W.E.J.<br />

Kuiper bleven ook nu nog <strong>voor</strong>tbestaan. <strong>Couperus</strong> was er heel verguld mee. Kuiper,<br />

die genoegen schiep in zijn bewerking van Theokritus' elf<strong>de</strong> idylle (De cycloop),<br />

zond hem twee artikelen die hij in <strong>de</strong> Neophilologus over Leconte <strong>de</strong> Lisle en diens<br />

relatie tot Theocritus en Horatius gepubliceerd had. <strong>Een</strong> paar dagen na ontvangst,<br />

op 8 november, antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem: 38 ‘Ik ben U zeer erkentelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

toezending van Uw bei<strong>de</strong> artikelen, die ik met groote belangstelling las. Leconte <strong>de</strong><br />

Lisle, dien ik vroeger zeer bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, heeft mij op <strong>de</strong>n duur te leur gesteld door<br />

zijn onbewogenheid. Als U, vind ik zijn Polyfemos te statig en zie ik hem ook meer<br />

als een groote, goeie verlief<strong>de</strong> lobbes en die realistische tint is <strong>de</strong> charme van <strong>de</strong><br />

Idylle. Ik dank U ook zeer <strong>voor</strong> het waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> woord over mijne bewerking maar<br />

moet U eerlijk bekennen, dat, als ik mij eens bezondig aan een <strong>de</strong>rgelijke vrije<br />

vertolking, ik <strong>de</strong> Fransche vertalingen naast het Grieksch heb liggen want ik lees<br />

heusch<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


559<br />

niet vlot Grieksch. Toen ik onlangs <strong>voor</strong> mijn roman Xerxes of De Hoogmoed<br />

Herodotos moest bestu<strong>de</strong>eren, had ik (en heb ik nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> proeven) naast <strong>de</strong> editie<br />

van Kallenberg <strong>de</strong> vertaling liggen van Humbert: ik beken eerlijk, dat ik er an<strong>de</strong>rs<br />

niet komen zoû. Moge dus mijn groote lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Oudheid eenigszins vergoêlijken<br />

wat eigenlijk misschien wel een kleine zon<strong>de</strong> is.’<br />

Het is <strong>de</strong> laatste brief die <strong>Couperus</strong> nog tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oorlog geschreven heeft. <strong>Een</strong><br />

dag later was <strong>de</strong> nachtmerrie <strong>voor</strong>bij. Ten gevolge van <strong>de</strong> door Italië recent gewonnen<br />

slag bij Vittorio Veneto viel het Oostenrijks-Hongaarse leger uiteen. Op 3 november,<br />

na het sluiten van <strong>de</strong> wapenstilstand van Villa Giusti, zijn <strong>de</strong> Italiaanse troepen door<br />

<strong>de</strong> in het front opengevallen gaten gemarcheerd. Zij maakten daarbij 430 000<br />

krijgsgevangenen. Op 9 november volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapenstilstand met Duitsland. De keizer<br />

trad af en vluchtte naar Ne<strong>de</strong>rland. <strong>Een</strong> maand later, op 4 <strong>de</strong>cember, schreef <strong>Couperus</strong><br />

over <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re dingen een brief aan zijn Italiaanse vriendin Emma Garzes. Ook<br />

daarna heeft hij nog mee haar gecorrespon<strong>de</strong>erd, maar die brieven zijn helaas verloren<br />

gegaan (althans niet teruggevon<strong>de</strong>n). 39<br />

Zijn laatste brief aan Emma geeft zijn gemoedsgesteldheid goed weer: 40 ‘Lieve<br />

Mevrouw en Vriendin. Hoevele malen heb ik U reeds een lange brief geschreven:...<br />

in gedachten, om elkaar we<strong>de</strong>rzijds te omhelzen en ons geluk te wensen met <strong>de</strong><br />

Schitteren<strong>de</strong> Overwinning... Waar men bijna niet op durf<strong>de</strong> hopen in <strong>de</strong> ogenblikken<br />

van innerlijke machteloosheid en die <strong>de</strong>salniettemin <strong>de</strong> heroïsche spanningen bekroond<br />

heeft in het uiterste ogenblik. Maar ik was ziek en ik ben het nog: na drie Hollandse<br />

winters (en ziedaar <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> begonnen), slaat dit onverdraaglijke klimaat-vocht,<br />

mist, kou en regen, zelfs in <strong>de</strong> zomer-mij neer; ik lijd elke dag aan malaria en zou<br />

zo vlug mogelijk <strong>de</strong> benen moeten nemen. Zodra het maar kan gaan wij naar het<br />

Zui<strong>de</strong>n... ik maak mij althans die illusie! Maar <strong>de</strong> reisomstandighe<strong>de</strong>n zullen nog<br />

moeilijk zijn, daar ben ik van overtuigd, geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele winter... Wanneer zal<br />

ik ein<strong>de</strong>lijk Italië, Rome, Sicilië terugzien... al die verloren paradijzen die ik zo<br />

verlang terug te winnen! En dan, ik geloof dat men niet meer van ons houdt, ons<br />

Hollan<strong>de</strong>rs, en ik zeg tegen Bettina, reizen, het zal niet meer dat zijn wat het vroeger<br />

was. Ik voel mij zeer terneergeslagen en ziek, werkelijk ziek. Zeker, er is iets goeds<br />

in om enige tijd in het Va<strong>de</strong>rland te verkeren, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> “familie”, zeer vereend,<br />

en zeer sympathiek, die van ons<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


560<br />

houdt en ons waar<strong>de</strong>ert, maar ik heb te veel <strong>de</strong> ziel van een vagebond, een bohémien,<br />

en ik voel dat ik niet zal genezen zolang ik niet <strong>de</strong> lichten<strong>de</strong> horizonten terugzie. En<br />

wanneer, wanneer?? Schrijf ons eens nu en dan; stuur mij Italiaanse couranten, vertel<br />

mij iets over Uzelf, over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, over Italië.<br />

Ziedaar, ik heb mij een beetje weten te vermannen: ik heb U enkele woor<strong>de</strong>n<br />

gekrabbeld. Vermoeid van <strong>de</strong>ze dagelijkse taken, moet ik nu <strong>voor</strong> mijn gezondheid<br />

gaan zorgen, weer kinine innemen om een beetje goed in vorm te zijn vanavond:<br />

groot familiediner om <strong>de</strong> verjaardag te vieren van mijn dierbare zwager, oudste lid<br />

van <strong>de</strong> “familie” 80 jaar!! Mogen <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n mij niet tot die mijlpaal voeren: ik heb<br />

er geen verlangen naar! [Mr. B.M. Vlielan<strong>de</strong>r Hein was op 2 <strong>de</strong>cember tachtig<br />

gewor<strong>de</strong>n.]<br />

Laten wij, in afwachting dat een zonnig perspectief zich opent, blijven hopen. De<br />

grote Hoop heeft zich verwezenlijkt: mogen <strong>de</strong> kleine verwachtingen zich ook,<br />

misschien, op een gezegen<strong>de</strong> dag, verwezenlijken... Maar met het klimmen <strong>de</strong>r jaren,<br />

vind ik het leven er niet gemakkelijker op wor<strong>de</strong>n... Het werk, dat is <strong>de</strong> grote troost,<br />

maar <strong>de</strong> laatste tijd werk ik niet, daar ik mij al te souffrant gevoel...<br />

Bettina blijft dapper.<br />

Wij bei<strong>de</strong>n omhelzen U. Geloof mij, al onze sympathie gaat uit naar U en al onze<br />

lief<strong>de</strong> naar het bevrij<strong>de</strong> en herleven<strong>de</strong> Italië!<br />

Uw liefhebben<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ 41<br />

Eindnoten:<br />

1 Over <strong>de</strong>ze affaire reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 149-165.<br />

2 Eline Vere, tooneelspel in vier bedrijven. Naar <strong>de</strong>n roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, door Elizabeth<br />

<strong>Couperus</strong>. - Er vallen n.a.v. <strong>de</strong>ze bewerking, die vanzelfsprekend on<strong>de</strong>r het wakend oog van<br />

<strong>Louis</strong> is gemaakt, enkele opmerkingen te maken: (a) een aantal romanfiguren heeft leeftij<strong>de</strong>n<br />

gekregen: Eline-23; Betsy-30; Henk-38; Vincent-30; Emilie-38; Otto-30; oom Daniel-50; tante<br />

Elize-30; St. Clare-40. <strong>Een</strong> groot aantal bijfiguren ontbreekt; (b) in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bedrijf, dat bij<br />

oom Daniel in Brussel speelt, zijn negen figuren toegevoegd, on<strong>de</strong>r wie een graaf Cortes (<strong>de</strong><br />

achternaam van <strong>de</strong> Spaanse schil<strong>de</strong>r die <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen in 1912 in Florence ontmoet hebben),<br />

en een markiezin Donati (<strong>de</strong> achternaam van een van Emma Garzes' kennissen, die in een brief<br />

genoemd wordt); (c) <strong>de</strong> omstre<strong>de</strong>n ‘tijd’ van <strong>de</strong> roman is hier precies gefixeerd, maar ingekort<br />

tot een jaar: ca. februari/maart 1885- februari / maart 1886. Daar het stuk opent met Elines<br />

verjaardag, zou men hieruit moeten opmaken dat <strong>de</strong> beginscènes van <strong>de</strong> roman in november<br />

1884 vallen. Maar bin<strong>de</strong>nd is dit niet: Eline sterft twee jaar te vroeg!<br />

3 Het theater Herengracht 13 werd van 1913 tot 1917 bespeeld door Verka<strong>de</strong> (met Die<br />

Haghespelers), die echter in augustus 1917 naar Amsterdam vertrok.<br />

4 ‘De tooveressen’ Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 191-196); niet gebun<strong>de</strong>ld maar apart uitgegeven<br />

door Richard Erbe als: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, De tooveressen. Twee<strong>de</strong> idylle van Theokritos (1973).<br />

- ‘De cycloop’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 500-502), in Proza III, 216-218.<br />

5 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. (Persoonlijke herinneringen)’, in De Amsterdammer (1923), 28 juli.<br />

6 Annie Salomons (ed. Harry G.M. Prick), Herinneringen uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> tijd (1984), 53.<br />

7 ‘Querido's Koningen’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 460 e.v.), in Proza II, 156-167; 158.<br />

8 ‘Plinius <strong>de</strong> Jongere’, in Proza I, 286-292.<br />

9 ‘Julianus laatste ure’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919). I, 173-177), in Proza II, 72-78.<br />

10 Amice, 206 nr.602.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


11 Uitvoeriger hierover in het zes<strong>de</strong> hoofdstuk, I Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou op 15 maart 1919 te<br />

Christiania (Oslo) trouwen met <strong>de</strong>ze actrice, die daar<strong>voor</strong> van Eduard Verka<strong>de</strong> is geschei<strong>de</strong>n.<br />

Op weg naar Holland verging hun schip en bei<strong>de</strong>n zijn jammerlijk omgekomen.<br />

12 Deze gegevens zijn gevon<strong>de</strong>n en uitgewerkt door Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, wie hier<strong>voor</strong> veel<br />

dank toekomt.<br />

13 Maatstaf II (1963), 222, nr.89.<br />

14 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 34.<br />

15 Zie noot 10.<br />

16 Brief in particulier bezit (vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage van ir. G.Aletrino).<br />

17 Niet na<strong>de</strong>r gedateerd knipsel in het Letterkundig Museum.<br />

18 Hij is overle<strong>de</strong>n op 17 april 1922.<br />

19 Maatstaf II (1963), 222 nr.90.<br />

20 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), II, 233-276; 349-392; 469-520; 613-650.<br />

21 Zie ook ‘Kind-van-zijn-tijd’ (H.P. 12 augustus 1916), in Proza III, 20-22.<br />

22 Dr. Elizabeth Visser, <strong>Couperus</strong>, Grieken en Barbaren (1969), 19-39 en passim.<br />

23 Over Vitruvius, Mialaret en <strong>Couperus</strong>, zie: Antoine Bodar, ‘Vitruvius in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n’, in<br />

Ne<strong>de</strong>rlands Kunsthistorisch Jaarboek 1984 (1985), 3, 82-83.<br />

24 Amice, 207 nr.606.<br />

25 ‘Vitruvius' Tien boeken over <strong>de</strong> bouwkunst. Vertaald en toegelicht door Ir. H.A. Mialaret’ (Vad.<br />

20 oktober 1918), in Proza II, 96-102.<br />

26 ‘Straatschen<strong>de</strong>rij’ (Vad. 31 juli 1918), in Maatstaf II (1963), 224 nr.92. - Erbe, Nag. werk, 191.<br />

27 Dr. Tjaard W.R. <strong>de</strong> Haan, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarhied (1981), 199.<br />

28 Jaap Harten, Else Mauhs. De ontvoering van een legen<strong>de</strong> (1984), 46.<br />

29 V. Booven, Leven, 45.<br />

30 I<strong>de</strong>m, 46.<br />

31 Bastet. Zuil, 221.<br />

32 D.Hans, in Stad en Land (1918), 12 oktober.<br />

33 Het Va<strong>de</strong>rland, 8 juni (1923),-Bastet, Zuil, 49. - Volgens Henri van Booven in Onze Eeuw<br />

(1923), IV. 224, zou <strong>Couperus</strong> eens tegen hem. gezegd hebben: ‘Ik geef niet meer om Elien.’<br />

34 Zie noot 27, 48-50 (met facsimile).<br />

35 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

36 ‘De vrijers’ (Vad. 1 september 1918), in Proza II, 7-13.<br />

37 ‘De gymnosofisten’ (Vad. 15 september 1918), in Proza III, 26-32.<br />

38 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 37.<br />

39 Paradijzen 1, 4, bij mon<strong>de</strong> van mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita: ‘... <strong>de</strong> brieven dateeren<br />

dan ook alle van af dien tijd [1906] tot aan enkele jaren nà <strong>de</strong>n oorlog.’<br />

40 I<strong>de</strong>m II, 35 nr. 39.<br />

41 Het heeft na <strong>de</strong>ze brief haast iets komisch te lezen wat V.Tricht, Verkenning, 193-194, over<br />

<strong>Couperus</strong>' werk uit <strong>de</strong> oorlogsperio<strong>de</strong> te ber<strong>de</strong> brengt: ‘Dat <strong>Couperus</strong> juist nu in enkele jaren<br />

zes van zijn evenwichtigste werken schrijft, zon<strong>de</strong>r parti-pris, zon<strong>de</strong>r overspanning, met min<strong>de</strong>r<br />

taal-acrobatiek-dat schrijf ik toe aan <strong>de</strong> innerlijke zekerheid die hij verworven had.’ - Dit houdt<br />

overwaar<strong>de</strong>ring van die romans in, naast on<strong>de</strong>rwaar<strong>de</strong>ring van zijn vroegere boeken, en geeft<br />

blijk van een fundamenteel onbegrip van <strong>Couperus</strong> als kunstenaar in het algemeen en van zijn<br />

ontwikkeling in het bijzon<strong>de</strong>r.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Zes<strong>de</strong> hoofdstuk<br />

561<br />

I 1918-1920<br />

Querido's koningen. Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> psychologische roman. De auteur is niet van<br />

belang. Prins en prinses Von Thurn und Taxis. Lezing in Delft. Dood van Frans<br />

Vlielan<strong>de</strong>r Hein en Enny Vre<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> rouwt. W.F.C. Timmermans. Iskan<strong>de</strong>r<br />

ontstaat. Herman Robbers. Dood van L.J. Veen. Dood van Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein. A.H.W. van Blijenburgh. Reputatie, androgynie, Haags ze<strong>de</strong>nschandaal. ‘Ziek<br />

en nerveus’. Franse lezingen. Worstelwestrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Boekhorststraat. De binocle<br />

een ou<strong>de</strong>r verhaal? Engelse vertalingen door ‘Tex’.<br />

II 1920-1921<br />

Afrikaanse reis: Algiers, Constantine, Biskra, Touggourt, Timgad, Tunis. Georges<br />

Carpentier. Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs. Indische plannen in Den Haag. Met <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong> in London Season. <strong>Couperus</strong> als beroemdheid. Myra Hess. Sir Edmund<br />

Gosse. Fotoportretten door E.D.Hoppé. Re<strong>de</strong>voeringen. Laatste lezing in Kleykamp.<br />

Der<strong>de</strong> reis naar Indië, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche Post.<br />

III 1921-1922<br />

Jan Feith. L.C. Westenenk. Deli. Java. Ou<strong>de</strong> herinneringen. Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s. Lezingen.<br />

Batavia, Buitenzorg, Garoet. Thilly Weissenborn. Solo, Djokja, <strong>de</strong> Boroboedoer.<br />

Inci<strong>de</strong>nt in Soerabaja. Bali. Naar Japan. Luxe in Hongkong. Oorlog in China. Macao.<br />

Sjanghai. Ziek in Kobe. Kyoto, Nara, en opnieuw ernstig ziek: zeven weken in<br />

hospitaal te Kobe. Yokohama, <strong>de</strong> Fujiyama, Tokio, Nikko. Hoeren en geisja's. Ziek<br />

in Singapore. Brieven aan. Van Oss en Johan <strong>de</strong> Meester. Met mevrouw Band<br />

gerepatrieerd. Ziek in Den Haag. Oostwaarts, Nippon en begin van Het snoer <strong>de</strong>r<br />

ontferming. Plannen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag: niet Italië maar De Steeg.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


562<br />

IV 1922-1923<br />

Verhalen en Intieme impressies. Kachelsmid Kees. Einstein. Ouida en Zola. De<br />

koning van Zwe<strong>de</strong>n, burgemeester De Vlugt en <strong>de</strong> literaire fantaste. Naar De Steeg,<br />

met Brinio. Hôtel De Engel. 't Sunneke. Ziekte. Tollensprijs. Brief aan Wagen<strong>voor</strong>t.<br />

Van Oss organiseert <strong>Couperus</strong>huldiging in Kleykamp: <strong>de</strong> auteur zestig jaar.<br />

Interviews. Geld. Feestre<strong>de</strong> door Van Deyssel. Rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw.<br />

V 1923-latere tijd<br />

Dankbetuigingen. Ziekte. De nichtjes Betty en <strong>Louis</strong>e. Japanse verhalen;<br />

doodsmotieven, berusting, wijsheid. E.A.E.Libosan, stationschef. Afscheid in<br />

kiezelsteen. Neusontsteking. Opname in Velp, terugkeer en dood op 16 juli.<br />

Diagnoses. Crematie op Westerveld. Persreacties. Elisabeth in <strong>de</strong> redactie van<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland opgenomen. Veelbeloven<strong>de</strong> contracten met teleurstellen<strong>de</strong><br />

resultaten. Testament: <strong>Couperus</strong>prijs. Oprichting van Genootschap <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

in 1928. Collecties, enthousiaste bewon<strong>de</strong>raars, bijna-vergetelheid. <strong>Couperus</strong> redivivus<br />

in het mo<strong>de</strong>rne on<strong>de</strong>rzoek. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een schrijver <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


I [1918-1920]<br />

563<br />

Men zou verwachten dat het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> wereldoorlog <strong>Couperus</strong> nieuwe moed en<br />

levensvreug<strong>de</strong> zou hebben gegeven. Zijn laatste brief aan Emma Garzes toont echter<br />

aan dat hij, zoals dikwijls tussen twee boeken in, niet opgewekt was. Ne<strong>de</strong>rland<br />

beklem<strong>de</strong> hem. Hij snakte er naar weg te komen, ver hier vandaan. Dat hij zich niet<br />

goed voel<strong>de</strong>, kan nauwelijks alleen aan malaria (?) toegeschreven wor<strong>de</strong>n. Eer<strong>de</strong>r<br />

zullen wij moeten <strong>de</strong>nken aan overwerktheid, en dat is ook geen won<strong>de</strong>r als wij zijn<br />

enorme, niet aflaten<strong>de</strong> produktie overzien.<br />

Toch zijn niet al zijn brieven uit <strong>de</strong>ze tijd zo neerslachtig van toon als <strong>de</strong> juist<br />

genoem<strong>de</strong>. Bij herhaling correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij op nogal opgewekte wijze met <strong>de</strong> jonge<br />

romancier Charles van Iersel, die hij hielp bij diens eerste letterkundige pogingen.<br />

Titels die Van Iersel bedacht als ‘De moeizame dood', of, nog erger,’ ‘Doo<strong>de</strong>nbruiloft’<br />

<strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> weliswaar het hoofd schud<strong>de</strong>n (‘ik vind <strong>de</strong>n titel zoo-zoo’) 1 daar hij<br />

ze veel te somber vond, maar niettemin bleef hij <strong>de</strong> aankomen<strong>de</strong> schrijver goe<strong>de</strong><br />

raad geven. Hij <strong>de</strong>ed dit niet alleen literair, soms ook trachtte hij hem moreel te<br />

steunen. Zo kreeg <strong>de</strong>, ongetwijfeld homoseksuele, jongeman eens een advies dat<br />

zij<strong>de</strong>lings een licht werpt op <strong>Couperus</strong>' eigen opvattingen en ervaringen in die tijd: 2<br />

‘... <strong>de</strong>nk niet al te romantiesch over <strong>de</strong> “verachting”, die <strong>de</strong> menschen je toedragen.<br />

De “menschen” <strong>de</strong>nken tegenwoordig over vele dingen humaner dan zij gewoon<br />

waren, ik meen <strong>de</strong> intelligente menschen. Heb alleen van jou kant <strong>de</strong>n tact ze niet<br />

noo<strong>de</strong>loos te ergeren en te tarten. <strong>Een</strong> beetje diplomatie is noodig in <strong>de</strong> levenskunst.<br />

Kom maar weêr eens aan als het niet gaat en je je ongelukkig voelt. Meld dan even<br />

<strong>de</strong>n vorigen dag je bezoek. Maar vind <strong>voor</strong>al je troost in mooi, ernstig werk te maken.<br />

Ik ben overtuigd, dat je een toekomst hebt.’ - <strong>Een</strong> brief die <strong>Couperus</strong> van zijn aardigste<br />

kant toont.<br />

Op 5 <strong>de</strong>cember 1918 schreef hij Van Iersel zelfs een bijzon<strong>de</strong>r lange.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


564<br />

va<strong>de</strong>rlijke brief met nieuwe raadgevingen: 3 ‘Ik liet U lang op antwoord wachten: ten<br />

eerste was ik ziek, malaria, die ie<strong>de</strong>ren dag terug komt en mij niet geschikt maakte<br />

met aandacht te lezen wat gij mij zon<strong>de</strong>. En daarna... àls ik las wat ge mij zondt,<br />

vol<strong>de</strong>ed het mij maar half en dit stel<strong>de</strong> ik dan uit U te schrijven. Maar nu moet ik het<br />

maar zeggen, al zal het U leed doen: het is werkelijk veel beter, dat ik maar hard en<br />

wreed blijf, dan vergoêlijkend en me<strong>de</strong>doogend. Zie eens hier: ge zijt een geboren<br />

schrijver en ik wil alle hoop op U blijven behou<strong>de</strong>n maar ge laat U veel te veel<br />

koortsig <strong>voor</strong>t jagen door Uw eigen virtuoziteit en gemak-van-vlot-schrijven. Er is<br />

geen verhouding en maat, noch in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen van Uw grootere verhalen, noch<br />

zelfs in Uw zinnen. [...]<br />

Ge moet leeren inzien wat U ontbreekt en dat is veel. Ge moet werken en daarme<strong>de</strong><br />

bedoel ik niet het eene na het an<strong>de</strong>re schrijven: ik weet nu wel, dat ge dat kunt. Met<br />

werken bedoel ik ook niet overwerken en cizeleeren, hoewel Uw stijl door overhaastig<br />

neêrpennen wel eens verslordigt en verwatert. Met werken bedoel ik <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>n<br />

geest het te schrijven verhaal zuiver en in conciezen vorm klaar hebben, geestelijk<br />

reeds even-wicht voelen tusschen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elen <strong>de</strong>r compozitie, die als<br />

een gebouw, als een portiek, als een tempel U <strong>voor</strong> oogen moeten staan, vóor ge<br />

schrijven gaat: Weten naar welk hoogtepunt ge streeft in Uw verhaal om dan zuiver<br />

gelei<strong>de</strong>lijk te dalen naar het ein<strong>de</strong>. En dan, met te mooi willen doen. De helft van<br />

Uw adjectieven schrappen. De zinnen niet zoo ein<strong>de</strong>loos rekken met aanhangsels en<br />

nog eens aanhangsels. Dui<strong>de</strong>lijker Uwe personen <strong>voor</strong> oogen stellen, ook al is Uw<br />

fort meer te beschrijven wat er in hen omgaat. Maar, in Gods naam, niet altijd mooi<br />

willen doen, en niet spreken van een sarong met mouwen: ge bedoelt een kimono;<br />

een sarong is een rechte lap. [...]<br />

Nu moet ge zoo bewust weten te werken: Als ge het poogt, ben ik overtuigd, dat<br />

ge het zult kunnen. Hebt ge nu weêr eens een i<strong>de</strong>e, caresseer die dan een tijd in Uw<br />

gedachte en schrijf het niet da<strong>de</strong>lijk in een koorts-vlaag op. Uw toekomst zal U niet<br />

ontgaan, als ge sterk tegenover Uw fouten staat en die fouten leert inzien.’<br />

<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r verraadt het nodige van <strong>Couperus</strong>' eigen aanpak. Wat hij schreef,<br />

had hij van tevoren nauwkeurig overdacht, elke dag opnieuw. De bouw van zijn<br />

verhalen overwoog hij heel precies, <strong>voor</strong> er een letter van op papier kwam. <strong>Couperus</strong><br />

moet <strong>voor</strong> Van Iersel wel een bijzon<strong>de</strong>re sympathie gekoesterd hebben, dat hij bereid<br />

was hem een zo lange brief<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


565<br />

vol nuttige aanwijzingen te sturen: ‘Ik ben het verleerd brieven te schrijven en heb<br />

er ook geen tijd toe’, lezen wij el<strong>de</strong>rs. 4<br />

Hoe <strong>Couperus</strong> in het algemeen dacht over het werk van an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse auteurs<br />

uit die tijd komen wy slechts een enkele maal aan <strong>de</strong> weet. In januari 1919, bij<br />

<strong>voor</strong>beeld, stuur<strong>de</strong> Querido hem zijn ein<strong>de</strong>lijk verschenen opus magnum ‘De ou<strong>de</strong><br />

waereld I’. Koningen. <strong>Couperus</strong> wist al enigszins waar het over ging. Op 20 januari<br />

antwoord<strong>de</strong> hij: 5 ‘Waar<strong>de</strong> vriend en groote me<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> groote vreug<strong>de</strong> is het<br />

mij geweest “De ou<strong>de</strong> Waereld” van U ten geschenke te moge ontvangen; een grootere<br />

vreug<strong>de</strong> werd het, toen ik dit won<strong>de</strong>rmooie boek begon te doorbla<strong>de</strong>ren eerst, en<br />

toen aandachtig te lezen en te herlezen. Gij hebt een immense daad gedaan, waarop<br />

gij trotsch moogt zijn en onze Moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche muze, met U. Ik beschouw<br />

Uw boek als het bizon<strong>de</strong>rste werk, dat se<strong>de</strong>rt vele jaren in onze letterkundige wereld<br />

aan <strong>de</strong>n dikwijls zoo valen horizon is verschenen; het is een stralen<strong>de</strong> zon, Ormoezd<br />

gelijk. Ik zoû U willen omhelzen <strong>voor</strong> dit werk. Maar zoo uitbundig mogen wij hier<br />

in het eeuwig mistige Noor<strong>de</strong>n niet zijn. Ik ben reeds se<strong>de</strong>rt maan<strong>de</strong>n ziek en werk<br />

hier niet, maar ik hoop, zoo niet binnenkort, toch van het <strong>voor</strong>jaar over Uw werk in<br />

“Groot-Ne<strong>de</strong>rland” te schrijven. [...] Mocht ge eens in Den Haag komen, en ge wilt<br />

eens aankomen, dan zal het mij een feest zijn U te ontvangen.’<br />

Zulke feestelijke en prijzen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vloei<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> maar heel zel<strong>de</strong>n uit<br />

<strong>de</strong> pen, en wie he<strong>de</strong>n ten dage Koningen nog eens tracht te lezen zal zich wel<br />

verwon<strong>de</strong>ren over zijn enthousiasme, maar dit terzij<strong>de</strong>. Wat zijn belofte betreft hield<br />

hij woord. In<strong>de</strong>rdaad is hij in een bespreking uitvoerig op het boek ingegaan. 6<br />

Tevens heeft hij daarin zijn mening te kennen gegeven over <strong>de</strong> jongste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

literatuur meer in het algemeen. Wat het niveau daarvan betreft, was hij niet<br />

pessimistisch. En toch had hij zijn be<strong>de</strong>nkingen: 7 ‘Onzer dagen bloeien in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong><br />

vele talenten. Onze schrijvers en schrijfsters zijn bijna allen talentvolle; zij hebben<br />

bijna allen min of meer talent en onze he<strong>de</strong>ndaagsche letterkun<strong>de</strong> is <strong>de</strong> bij<br />

uitnemendheid talentvolle, rijk bezaaid met romans en novellen: over <strong>de</strong>n dauwregen<br />

<strong>de</strong>r jeugdige poëzie wil ik op dit oogenblik niet spreken als zijn<strong>de</strong> te gewagen van<br />

<strong>de</strong>zen overvloed niet ad rem. Het gaat maar door: roman volgt roman, novelle novelle;<br />

men behoeft maar redakteur van een maandschrift te zijn om aan <strong>de</strong>n lijve te<br />

on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n hoeveel talentvols in novelle en roman er<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


566<br />

door onze letterkundigen geproduceerd wordt. Het is alles zoo talentvol, dat ge geen<br />

oogenblik éen oogenblik van matheid u durft veroorloven en u wel overgeven moet<br />

aan zorgvuldige doorlezing van <strong>de</strong> u door zoo vele talenten <strong>voor</strong>geleg<strong>de</strong> litteraire<br />

kunstproducten. Ter beoor<strong>de</strong>eling. Ter vaststelling of dit koortsachtig afgeroffel<strong>de</strong><br />

handschrift of die zorgvuldig getikte copie <strong>de</strong> eer waard is opgenomen te wor<strong>de</strong>n in<br />

het tijdschrift, welks goe<strong>de</strong> reputatie ge moet bevor<strong>de</strong>ren. Te weigeren is bijna nooit<br />

een vereischte: eigenlijk is àl het ingezon<strong>de</strong>ne aan te nemen want talentvol in hooge<br />

mate.’<br />

Desondanks was <strong>Couperus</strong>, die wij hier bij uitzon<strong>de</strong>ring eens horen in zijn rol van<br />

redacteur, <strong>de</strong> opvatting toegedaan dat dit werk geen enkele toekomst meer had: 8 ‘Ik<br />

kan mij vergissen maar <strong>voor</strong> mij staat het vast, dat geheel <strong>de</strong>ze litteratuur - op een<br />

enkel meer dan talentvol en reprezentatief werk na - ten on<strong>de</strong>rgang is gedoemd binnen<br />

een halve eeuw, binnen tien jaren, binnen morgen - ochtend. Voor mij is <strong>de</strong><br />

psychologische, bour-geoise roman en het dito kortere verhaal geschreven. Er is niet<br />

meer aan toe te voegen. Het is een uitgeput genre, dat nu geduurd heeft van-af<br />

Madame Bovary of vroeger.’<br />

Querido's Koningen echter beschouw<strong>de</strong> hij als een geheel apart genre, en hij vond<br />

het boek bovendien bijna volmaakt gelukt: ‘<strong>de</strong> kunst van wie een god en een daimon<br />

wil<strong>de</strong> zijn op het oogenblik zijner naschepping <strong>de</strong>s Verle<strong>de</strong>ns...’ In het bijzon<strong>de</strong>r<br />

bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij <strong>de</strong>compositie van het boek. Daarnaast echter kwam nog iets heel<br />

an<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>: 9 ‘Mij dunkt’, schreef hij, ‘een <strong>de</strong>rgelijk werk van terugblik naar<br />

door een kunstenaar beziel<strong>de</strong> Verle<strong>de</strong>ns-schoonheid, is juist <strong>de</strong> roman, juist het<br />

romantische werk, dat onze uitgebloei<strong>de</strong>, uitgebloe<strong>de</strong>, mo<strong>de</strong>rne litteratuur behoeft,<br />

eer zij krachtdadig is om te geven het epos <strong>de</strong>r Nieuwe Tij<strong>de</strong>n.’ Het was weer eens<br />

zijn zo vaak bele<strong>de</strong>n eigen adagium, nu toegepast op een ‘groote me<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r’.<br />

Waarschijnlijk heeft <strong>de</strong> lectuur van Koningen het hem opnieuw met grote intensiteit<br />

doen beseffen: zo intens, dat hij op dit ogenblik <strong>de</strong>finitief besloten kan hebben zelf<br />

<strong>de</strong> roman van een an<strong>de</strong>re koning te schrijven, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

Grote. Over Iskan<strong>de</strong>r hebben wij <strong>Couperus</strong> tot dan toe nog niet gehoord.<br />

<strong>Een</strong> curieuze passage in zijn bespreking is ook die waarin hij uiteenzette dat er<br />

langzamerhand veel te veel aandacht aan <strong>de</strong> persoon van mo<strong>de</strong>rne auteurs besteed<br />

werd, wat ten koste moest gaan van <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> het boek zelf. Ook daarom<br />

juist was Koningen zo goed: 10 ‘Omdat het <strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


567<br />

lezer ein<strong>de</strong>lijk alléén belang doet stellen in het boek zelve en niet <strong>de</strong> ziekelijke<br />

belangstelling [wekt] in <strong>de</strong>n auteur, die het boek schrijft. Deze belangstelling werd<br />

in onze tij<strong>de</strong>n, door het te veel blootgeven van <strong>de</strong>s schrijvers ziel in lyriesch of zelfs<br />

epiesch werk - hij kon op dat oogenblik wellicht niet an<strong>de</strong>rs - zoo overdreven, dat<br />

enkele litteraire kunstbeoor<strong>de</strong>elaars niet schroom<strong>de</strong>n, in blasé-heid van <strong>de</strong> kunst<br />

zelve, met ophef en trots te verzekeren, dat <strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong>n auteur hun meer belang<br />

inboezem<strong>de</strong> dan het door hem gedichte werk, dat <strong>voor</strong> hen lag. Maar wat kon het<br />

mij schelen, toen ik <strong>voor</strong> het eerst Salammbô las, wat Flaubert bad gedacht, gedaan,<br />

bemind of niet bemind, ja gegeten of niet gegeten? Wat raakte het mij, wie of wat<br />

Jean Lombard was - of hij dood was of leef<strong>de</strong> - toen ik in “Bysance” het antieke<br />

Byzantium <strong>voor</strong> mij herleven zag? Wat, toen ik mevrouw Bosboom-Toussaints niet<br />

aan compozitie rijke maar toch zoo eerlijk enthoeziast geschreven, historische verhalen<br />

wel wist te waar<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong>er<strong>de</strong> het mij te weten <strong>de</strong> détails van haar persoonlijk leven?’<br />

Met <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> 1919 toch wel zeer mo<strong>de</strong>rne opvatting stond <strong>Couperus</strong>, lang <strong>voor</strong><br />

Merlyn, vrijwel alleen. Uit zijn bouta<strong>de</strong> spreekt een onverwachte behoefte zichzelf<br />

zoveel mogelijk achter het boek te verbergen. Geen won<strong>de</strong>r dat hij in <strong>de</strong> niet bepaald<br />

talrijke interviews die hij in <strong>de</strong> loop van zijn schrijverscarrière gegeven heeft zich<br />

zo weinig ge<strong>de</strong>tailleerd over zichzelf heeft uitgelaten. Dit neemt niet weg dat het<br />

<strong>voor</strong>al uit zijn mond een discutabele uitspraak is. Weinig schrijvers immers hebben<br />

zóveel, in grote <strong>de</strong>len van hun werk, over zichzelf en hun dagelijkse<br />

we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n geschreven als nu juist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Hoogewal 2, Den Haag.<br />

- Dat Elisabeth na zijn dood zo veel mogelijk egodocumenten van haar echtgenoot<br />

heeft getracht te vernietigen, was echter wel in zijn geest.<br />

Over het Hollandse klimaat hield <strong>Couperus</strong> niet op zich diep te beklagen, ook <strong>de</strong>ze<br />

nieuwe winter niet. Aan een kennis wiens naam wij in <strong>de</strong>ze tijd wel vaker horen, <strong>de</strong><br />

ritmeester <strong>de</strong>r cavalerie A.H.W. van Blijenburgh, schreef hij op 30 januari 1919 11<br />

dat hij ‘al dien tijd zeer geïmpressioncerd [was] geweest door mist en regen: nu het<br />

vriest, voel ik mij beter’.<br />

Als altijd ging hij's avonds veel uit. Nu eens bezocht hij een Mengel-bergconcert<br />

- ‘verle<strong>de</strong>n was <strong>de</strong> IX<strong>de</strong> Mahler prachtig, en van een heel bizon<strong>de</strong>re emotie, die zoo<br />

wel Betty als mij zeer heeft aangedaan’ -, dan weer ging hij samen mét Mengelberg<br />

dineren of souperen bij dr. A. Bre-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


568<br />

dius op <strong>de</strong> Prinsegracht, die daar samenwoon<strong>de</strong> mee zijn vriend J.O.B. Kronig. Zoals<br />

vele tijdgenoten koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een grote verering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dirigent. Hij schreef<br />

later: 12 ‘Naar Mengelberg ga ik toe <strong>voor</strong> mijn cultuur en <strong>de</strong> hoogere ontwikkeling<br />

mijner psyche, en hoe prachtig en machtig Mengelberg mij meestal aanpakt, ik kom<br />

meestal doodmoê na zoo een weêrgâlooze in wijding in het Rijk <strong>de</strong>r Muziek thuis.<br />

Zoo moê, dat ik - toen wij vroeger wel eens na die concerten te zamen soupeer<strong>de</strong>n<br />

bij gemeenschappelijke vrien<strong>de</strong>n, kom, ik mag wel zeggen dat het ten huize van Dr.<br />

Bredius was - ik Mengelberg beken<strong>de</strong>: “Ik kan alleen maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pauze met <strong>de</strong>votie<br />

luisteren, maar een héél concert is mij te lang; zal u niet boos zijn, als u ziet, dat ik<br />

stilletjes ben weggegaan vóór het ein<strong>de</strong>? En dan, u weet: ik weet niets van muziek;<br />

ik vóél die maar.” Waarop Mengelberg dan wel eens antwoord<strong>de</strong>, dat hij niet boos<br />

zou zijn als hij zag, dat ik geeclipseerd was <strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong>-wij had<strong>de</strong>n steeds prachtige<br />

balconplaatsen door bizon<strong>de</strong>re faveur en Mengelberg zàg onsterwijl hij mij gelukkig<br />

maakte door te verzekeren, dat het beter was muziek te voelen dan te weten. Waarna<br />

<strong>de</strong> champagne bruiste in fijnstgeslepenen kelk.’<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re kennis uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> was <strong>de</strong> prins Von Thurn und Taxis. Deze moet<br />

<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>gesteld hebben aan zijn zuster Marie, tij<strong>de</strong>ns een bezoek van haar,<br />

daar zij <strong>Couperus</strong> treffend heeft beschreven: 13 ‘rasend unterhaltend und interessant<br />

aber zu komisch - un gros Monsieur d'un certain âge, membru et ventru, chauve, un<br />

visage large, range, rasé, <strong>de</strong>s mains énormes-et <strong>de</strong>s petits gestes précieux <strong>de</strong><br />

bayadère.’<br />

Lezingen hield hij nu veel min<strong>de</strong>r. Wel trad hij op 23 maart te Delft op in het<br />

expositiezaaltje In die Coom Schuere, met impressies van Venetië, Ravenna, Florence<br />

en Sicilië. De Delftsche Courant schreef vier dagen later: ‘De schil<strong>de</strong>rijen langs <strong>de</strong>n<br />

wand, <strong>de</strong> met matten be<strong>de</strong>kte vloer, het lustig knappen<strong>de</strong> vuurtje in <strong>de</strong>n open haard,<br />

<strong>de</strong> oud-Hollandsche stoelen, in een woord <strong>de</strong> geheele aankleeding gaf aan het interieur<br />

een zeer gezellig cachet, dat nog verhoogd werd doordat het zaaltje flink gevuld was<br />

met een uitgelezen publiek. [...] Met aandacht volg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanwezigen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />

en hun instemming en sympathie uitten zich aan 't slot in een dankbaar applaus.’ 14<br />

Bleef hij thuis, dan las hij met veel belangstelling weer in zijn antieke schrijvers.<br />

Ditmaal waren het Quintus Curtius Rufus, Arrianus en Plutarchus die hem intensief<br />

bezighiel<strong>de</strong>n. Uit hun werken putte hij <strong>de</strong> stof <strong>voor</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


569<br />

Iskan<strong>de</strong>r. 15 Overdag werkte hij dikwijls in <strong>de</strong> Koninklijke Bibliotheek, waar <strong>de</strong><br />

directeur W.G.C. Byvanck hem een apart vertrek ter beschikking stel<strong>de</strong>, met een<br />

fonteintje opdat hij telkens als hij dat wil<strong>de</strong> zijn han<strong>de</strong>n kon wassen. 16<br />

Overigens had hij Xerxes nog niet bij een uitgever kunnen on<strong>de</strong>rbrengen. In een<br />

van zijn laatste brieven aan Veen - die niet lang meer te leven had - lezen wij (d.d.<br />

14 februari 1919): 17 ‘Amice. Zoudt gij lust hebben weêr eens iets van mij uit te geven,<br />

n.l. Xerxes of De Hoogmoed. (4 nummers Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Sept. Okt. Nov. Dec.)<br />

Nijgh en Van Ditmar biedt er mij te weinig <strong>voor</strong>; hij vindt het geen zeer verkoopbaar<br />

boek, schijnt het,- een vreem<strong>de</strong> taxatie, als ik daar over stel, dat Mej. Else Otten,<br />

mijn Duitsche vertaalster, oogenblikkelijk <strong>de</strong> hand heeft gelegd op <strong>de</strong> vertalingsrechten<br />

van Xerxes, als arktuelle Stoffe, een zeer goed hon. er <strong>voor</strong> betaal<strong>de</strong> en <strong>de</strong>zer dagen<br />

- <strong>de</strong> vertaling is reeds klaar - trots revolutie en wat al niet meer, het boek in<br />

Duitschland verschijnt. Zijlstra's beschouwing [Doeke Zijlstra werkte <strong>voor</strong> Nijgh]<br />

lijkt mij dus werkelijk wat... bekrompen om niet dom te zeggen. Ik zoù met een hon.<br />

van ƒ 2500,- in eens, tevre<strong>de</strong>n zijn.’<br />

Ook Veen vond dit honorarium echter te hoog. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> roman toch aan<br />

Nijgh verkocht, <strong>voor</strong> een onbekend bedrag. (Het archief van <strong>de</strong>ze uitgeverij is in<br />

1940 bij het bombar<strong>de</strong>ment op Rotterdam verloren gegaan.) Zijn relatie met Nijgh<br />

& Van Ditmar had die met Veen langzamerhand bijna geheel vervangen. In oktober<br />

1918 was ook <strong>de</strong> bibliofiele boekuitgave van De o<strong>de</strong> in Rotterdam verschenen,<br />

gedrukt in, zo zegt het colofon, ‘<strong>de</strong> letter van <strong>de</strong> Roos en uitgegeven in<br />

twee-hon<strong>de</strong>rd-vijftig genummer<strong>de</strong> en door <strong>de</strong>n schrijver geteeken<strong>de</strong> exemplaren’.<br />

Bij die gelegenheid had <strong>Couperus</strong> De o<strong>de</strong> aan zijn neef F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />

opgedragen, Frans, die hem immers secretarisdiens een placht te bewijzen en op wie<br />

hij zoals wij weten buitengewoon gesteld was.<br />

Het jaar 1919 heeft <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>, en <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein,<br />

niet on<strong>de</strong>r een gelukkig gesternte gestaan. Sterfgevallen hebben hen achtervolgd.<br />

Als eerste was daar <strong>de</strong>ze lievelingsneef. Frans had in <strong>de</strong> loop van 1917 genegenheid<br />

opgevat <strong>voor</strong> Enny Vre<strong>de</strong>, <strong>de</strong> nog jonge vrouw en tevens steractrice van <strong>de</strong><br />

toneellei<strong>de</strong>r en acteur Eduard Verka<strong>de</strong>. 18 Hij moet haar hebben leren kennen via diens<br />

broer Ericus Verka<strong>de</strong>, een <strong>de</strong>r directeuren van <strong>de</strong> Gist- en Spiritusfabriek, waar hij<br />

zelf als jurist werkzaam was. Hoe dit ook zij, er groei<strong>de</strong> een lief<strong>de</strong>sverhouding uit<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


570<br />

die ertoe geleid heeft dat Enny Vre<strong>de</strong> en Eduard Verka<strong>de</strong> tot echtscheiding zijn<br />

overgegaan, een gebeurtenis die in Den Haag druk besproken is. Frans Vlielan<strong>de</strong>r<br />

Hein en Maria Magdalena Müller, zoals Enny Vre<strong>de</strong> eigenlijk heette, zijn op 15<br />

maart 1919 in Oslo-toen nog Christiania-in het huwelijk getre<strong>de</strong>n. Omstreeks half<br />

april keer<strong>de</strong>n zij terug met <strong>de</strong> Amstel I, een vrachtboot met passagiersaccommodatie.<br />

Maar zij zou<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rland nimmer weerzien. 19<br />

Het schip liep namelijk op een mijn. Van <strong>de</strong> opvaren<strong>de</strong>n is nooit meer iets gehoord.<br />

Aanvankelijk was het niet dui<strong>de</strong>lijk wat er gebeurd kon zijn. De Amstel I werd<br />

vermist. In <strong>de</strong> angstige onzekerheid die daar op volg<strong>de</strong> ging Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud<br />

zelfs samen met an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n naar een hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong>. 20 Maar het lever<strong>de</strong> niets<br />

op. De couranten maakten op 16 april melding van <strong>de</strong> ramp, die <strong>voor</strong>al ook door <strong>de</strong><br />

dood van Enny Vre<strong>de</strong> grote opschudding verwekte. Op <strong>de</strong> Deense kust was een<br />

reddingboei aangespoeld die het vermoe<strong>de</strong>n wettig<strong>de</strong> dat het schip in<strong>de</strong>rdaad op <strong>de</strong><br />

al gevrees<strong>de</strong> mijn was gelopen. De precieze datum van Frans' overlij<strong>de</strong>n staat daarmee<br />

dus niet vast.<br />

De verslagenheid was groot. In zijn correspon<strong>de</strong>ntie is <strong>Couperus</strong> er telkens weer<br />

op teruggekomen. Op 27 april schreef hij aan W.E.J.Kuiper: 21 ‘Uw zoo bizon<strong>de</strong>r<br />

vrien<strong>de</strong>lijk en waar<strong>de</strong>erend schrijven over De O<strong>de</strong> heeft mij buitengewoon veel<br />

genoegen gedaan: U voelt zoo geheel met mij me<strong>de</strong> <strong>de</strong> schoonheid, die ik in <strong>de</strong>n<br />

geest gezien heb en dat U daarbij als “aca<strong>de</strong>micsch” man mijne omzwervingen in<br />

<strong>de</strong> antieke wereld toch nooit al te critiesch beschouwt, streelt natuurlijk wel mijn<br />

trots als dilettant en autodidakt. Mijn neef Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, dien mijn vrouw<br />

en ik zoo innig, innig lief had<strong>de</strong>n en van wiens tragiesch eind met zijne vrouw U<br />

zeker gehoord zal hebben, had zoo een pleizier dit boekje eens zelf mooi uit te geven,<br />

het was geheel en al zijn i<strong>de</strong>e en ik zie hem nog zorgvuldig <strong>de</strong> dimensies van papier<br />

af meten... Zijn verlies is ons een onoverkomelijke smart.’<br />

Aan Leopold Aletrino, die <strong>Couperus</strong> kort daar<strong>voor</strong> een condoléance geschreven<br />

had, stuur<strong>de</strong> hij op 11 mei <strong>de</strong>ze bedankbrief: 22 ‘Het <strong>de</strong>ed mij pleizier weêr iets van<br />

U te hooren en het verheugt ons bei<strong>de</strong>n, mijne vrouw en mij, zéer, dat Uwe verdiensten<br />

we<strong>de</strong>rom erkend zijn en dat ge een prettige promotie in <strong>de</strong> journalistiek maakt. Het<br />

<strong>de</strong>ed ons leed nog geen gelegenheid te hebben gehad met. Uwe aanstaan<strong>de</strong> kennis<br />

te maken: mocht U spoedig eens met haar op een avond ten onzent willen komen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


571<br />

praten, dan zullen wij dit zeer waar<strong>de</strong>eren. Mijne vrouw logeert op dit oogenblik te<br />

Rotterdam bij <strong>de</strong>n heer en mevrouw Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Maar in Juni is zij terug.<br />

De rampzalige dood van onze lieve neef Frans, die ons zoo innig dierbaar was,<br />

heeft ons zwaar, heel zwaar getroffen: wij verliezen in hem meer dan ik U zeggen<br />

kan en er is nog immer een opstandigheid in ons tegen het Noodlot, dat juist <strong>de</strong>ze<br />

e<strong>de</strong>len, begaaf<strong>de</strong>n, jongen man ons ontnam. Hij was zoo geheel en al als een kind<br />

bij ons in huis: ie<strong>de</strong>reen waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem en dit beloftevol leven moest nu wor<strong>de</strong>n<br />

geknot. Waarom? vragen wij ons af. Waarom! Wij zijn innig bedroefd en danken U<br />

hartelijk <strong>voor</strong> Uwe <strong>de</strong>elneming.’ - Nog op 31 mei herhaal<strong>de</strong> hij aan W.F.C.<br />

Timmermans, die hij toch slechts oppervlakkig ken<strong>de</strong>: 23 ‘Mijn vrouw en ik hebben<br />

<strong>de</strong>ze laatste weken een allersmartelijkst leed door gemaakt om <strong>de</strong>n dood van mijn<br />

neef <strong>de</strong>n heer F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein-onlangs in het huwelijk getre<strong>de</strong>n met Enny Vre<strong>de</strong>.<br />

Hij was ons innig dierbaar, een zoon gelijk, en zijn heen-gaan laat een groote leêgte<br />

in onzen kring en ons huis, waar hij zoo heel dikwijls kwam. Wij hebben <strong>de</strong>zen tijd<br />

eigenlijk geen an<strong>de</strong>re gedachte gehad dan <strong>de</strong>ze smart.’<br />

Als altijd trachtte <strong>Couperus</strong> het gele<strong>de</strong>n verlies te vergeten in zijn werk. De brief<br />

van 27 april aan Kuiper kreeg nog een postscriptum: 24 ‘U zal mij onverbeterlijk vin<strong>de</strong>n<br />

maar omdat ik in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> wereld doormaakt en die ik beleef, niet kan over<br />

mo<strong>de</strong>rne menschen schrijven, schrijf ik een roman: Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Vrouwen. Het<br />

is <strong>de</strong> roman van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Groote en zijne psychologische verwording in Azië.<br />

Quintus Curtius, Arrianus en Plutarchos zijn <strong>de</strong> groote bronnen... En zoo een werk<br />

troost mij, maar ik geloof wel, dat het vreemd is...’<br />

Vreemd of niet, het mid<strong>de</strong>l werkte goed. <strong>Couperus</strong> raakte er steeds meer in. Op<br />

een ochtend ging hij wan<strong>de</strong>len en had een verrassen<strong>de</strong> ontmoeting: na jaren niets<br />

meer van hem gehoord te hebben liep hij ineens <strong>de</strong> archeoloog H.M.R.Leopold tegen<br />

het lijf. Onmid<strong>de</strong>llijk nam <strong>Couperus</strong> hem mee naar <strong>de</strong> Hoogewal en Leopold moest<br />

er aan geloven: een aantal pagina's van het al geschreven ge<strong>de</strong>elte van Iskan<strong>de</strong>r las<br />

<strong>Couperus</strong> hem die zomermorgen <strong>voor</strong>. 25 Volgens Van Booven heeft dit nieuwe boek<br />

<strong>Couperus</strong>' ‘grootste lief<strong>de</strong> gehad en hij wenschte dat dit zijn laatste groote roman<br />

mocht zijn. Helaas, reeds wás het zóó beschikt.’<br />

Over <strong>Couperus</strong>' doen en laten in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van 1919 is bij gebrek aan brieven<br />

of an<strong>de</strong>re documenten niet veel bekend. Waarschijnlijk zal hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


572<br />

meestentijds in Den Hang gebleven zijn, om er goed door te kunnen werken aan<br />

Iskan<strong>de</strong>r. 26 Ongebruikelijk <strong>voor</strong> zijn doen is een ietwat verbijsteren<strong>de</strong> open brief uit<br />

<strong>de</strong>ze tijd, gericht aan Herman Robbers en gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, die ons<br />

een buitengewoon kwa<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> laat zien. 27 Haast boosaardig reageert hij daarin<br />

op een aanval die Robbers zich gepermitteerd had naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>'<br />

bespreking van Querido's Koningen. Hij vond dit belangrijk genoeg om er zijn<br />

Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te on<strong>de</strong>rbreken: 28 ‘Wezenlijk, ge dwingt mij iets heel vervelends te<br />

doen-mij te rechtvaardigen over dingen, die ik nooit beweer<strong>de</strong>-: ik ging liever door<br />

aan het werk, dat ik heb on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n - een roman, die “speelt” in <strong>de</strong> Oudheid! - dan<br />

u te bewijzen, dat ge u vergallopeerd hebt. Maar verbaasd, dat een schrijver-recensent<br />

van uw naam zoo slecht lezen kan, moet ik u wel even <strong>de</strong> quintessens mijner woor<strong>de</strong>n<br />

herhalen.’<br />

Na uitvoerig aangetoond te hebben dat Robbers in<strong>de</strong>rdáád niet lezen kon, schreef<br />

hij een paar beoor<strong>de</strong>lingen van diens eigen vroegere werk neer die ons verrassen.<br />

Nergens el<strong>de</strong>rs is <strong>Couperus</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk over een confrater: 29 ‘Ge meent, dat <strong>de</strong><br />

schrijver van Majesteit het artikel over Querido schreef. Neen, <strong>de</strong> schrijver van<br />

Majesteit was het niet: het was eer <strong>de</strong> schrijver van De Berg van Licht en van De<br />

Ongelukkige. Ge noemt Majesteit, Wereldvre<strong>de</strong>, Psyche en Herakles in één a<strong>de</strong>m<br />

als boeken, “in kou<strong>de</strong> opgewon<strong>de</strong>nheid geschreven”. Dit is heel slecht schiften en<br />

overstelpt u toonen door <strong>de</strong> vele-o, ik beken het, te vele-boeken, die ik schreef.<br />

Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn vermetele jeugdromans van een jongen man van plm.<br />

27 jaar, geloof ik. <strong>Een</strong> jonge man, lang niet “geniaal” genoeg om te omvatten <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen, die hij driest aan greep. Psyche echter-hoe koud gij dit vindt omdat u<br />

het zintuig ontbreekt er <strong>de</strong> warmte van te voelen-werd door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

paedagogen waardig gekeurd <strong>de</strong>r rijpen<strong>de</strong> jeugd on<strong>de</strong>r oogen te wor<strong>de</strong>n gebracht op<br />

verschillen<strong>de</strong> inrichtingen van on<strong>de</strong>rwijs: geeft u dat misschien te <strong>de</strong>nken? En dat<br />

ge <strong>de</strong> innige menschelijkheid van mijn half-god Herakles niet hebt kunnen voelen,<br />

is we<strong>de</strong>rom uw eigen persoonlijke schuld, want hij is menschelijk en dit zeg ik met<br />

evenveel zekerheid, als gij mij uwe onom-stootelijke waarhe<strong>de</strong>n verkondigt. Maar<br />

hoe <strong>de</strong>ze waarhe<strong>de</strong>n ook staan <strong>voor</strong> God, gij schifttet werkelijk slecht.’<br />

Robbers had De o<strong>de</strong> koud als marmer gevon<strong>de</strong>n en bovendien te mooi uitgegeven.<br />

Hij raakte daarmee <strong>Couperus</strong> in het hart, die zijn gestorven neef Frans ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />

met <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong>: 30 ‘Hebt ge ooit dat marmer ge-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


573<br />

voeld als het blaakte in zui<strong>de</strong>rzon en in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van wie er tee<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand op leg<strong>de</strong>?<br />

Het gloeit dan warmer dan een schoorsteenmantel boven een vulkachel. En laat mij<br />

u zeggen, dat <strong>de</strong> verzorg<strong>de</strong> uitgave van De O<strong>de</strong> te danken is aan... ontroering.<br />

Ontroering gaf Hem, wiens naam aan dit boekje verbon<strong>de</strong>n werd, in, het, hoewel Hij<br />

geen uitgever was, met bizon<strong>de</strong>r veel zorg te doen verschijnen. Die weel<strong>de</strong>rige<br />

<strong>Couperus</strong> zelve zoû De O<strong>de</strong> eenvoudig hebben ingelascht in een bun<strong>de</strong>l “kou<strong>de</strong>”<br />

Antieke Verhalen.<br />

En nu wil ik u dit nog zeggen, al klinkt het misschien u onaangenaam: gij <strong>de</strong>edt<br />

mij ook wel pijn door zoo hoog te beweren, dat Herakles en De O<strong>de</strong> niets zijn dan<br />

opgewon<strong>de</strong>n koudheid. Ik wil<strong>de</strong> u zeggen, dat ik uw Sint-Elmsvuur gelezen heb en<br />

verstomd stond, hoe een schrijver in zoo vele jaren, zoo weinig uit zijn da<strong>de</strong>lijk nauw<br />

om zich beschreven cirkeltje wist te tre<strong>de</strong>n. Uw Annie <strong>de</strong> Boogh was een beloftevol<br />

boek. Uw Sint-Elmsvuur bracht u geen pas ver<strong>de</strong>r. Neen, ik vind uw Sint-Elmsvuur<br />

óok met “geniaal”. Ik zoû u een hartelijken raad willen geven, zon<strong>de</strong>r hatelijkheid<br />

want ik bèn u niet hatelijk gezind, evenmin als gij mij. Ik zoû u eens willen ra<strong>de</strong>n:<br />

reis eens. Treed buiten uw kringetje. Schrijf een tijd geen kritieken meer: dat is een<br />

doo<strong>de</strong>nd vak. Poog eens uit te kijken naar <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke verschieten <strong>de</strong>r eeuwige<br />

Schoonheid, waar zij ook <strong>voor</strong> ù liggen, el<strong>de</strong>rs dan <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r of mij. Verfoei<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmatigheid. Dwaal <strong>de</strong>s noods, vergis u maar ontwring u aan het kringetje.<br />

Tast <strong>de</strong>s noods blind uit naar die hooger heerlijk stralen<strong>de</strong> vizioenen. Zelfs zoo ge<br />

mis tast, zal <strong>de</strong> poging zalig zijn en zult ge kunnen schrijven een boek, dat, al is het<br />

weêr ook een bourgeoise ze<strong>de</strong>-roman, uit kan bloeien boven uw vorige werk. Vale.’<br />

- Wat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> betreft kon Herman Robbers het daar <strong>voor</strong>lopig mee doen!<br />

<strong>Een</strong> zware slag trof <strong>Couperus</strong> op 20 september 1919. Zijn vertrouw<strong>de</strong> uitgever<br />

L.J. Veen, met wie hij geduren<strong>de</strong> bijna negenentwintig jaren een zo nauwe relatie<br />

had on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, kwam op die datum te overlij<strong>de</strong>n. Het valt moeilijk te beoor<strong>de</strong>len<br />

hoe dit bij hem aangekomen is. <strong>Een</strong> condoléance ontbreekt. De verkoel<strong>de</strong> betrekkingen<br />

in aanmerking genomen heeft hij die misschien ook nooit geschreven. Na <strong>de</strong> dood<br />

van Veen is A.P. Abramsz directeur van <strong>de</strong> N.V. gewor<strong>de</strong>n. (Voordien was <strong>de</strong>ze<br />

Veens vertegenwoordiger, zeer zeker geen compagnon zoals Abramsz zelf<br />

gesuggereerd schijnt te hebben. 31 )<br />

<strong>Couperus</strong>' stilzwijgen werd in Amsterdam niet erg gewaar<strong>de</strong>erd. Tien<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


574<br />

dagen na Veens heengaan reageer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>, aan Abramsz gerichte<br />

woor<strong>de</strong>n: ‘Het doet mij leed, dat U zich schijnt te hebben aangetrokken, dat ik U niet<br />

schreef na Veens overlij<strong>de</strong>n, maar ik kan niet an<strong>de</strong>rs dan U tot mijn verontschuldiging<br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat ik niets wist van Uw Compagnonschap met Veen, dat ik zelfs Uw<br />

naam niet ken<strong>de</strong>. Veen schreef mij immers steeds persoonlijk; dat zijne uitgeverszaak<br />

na zijn overlij<strong>de</strong>n zoû wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgezet, was mij ook geheel onbekend; zóo zelfs,<br />

dat ik Nijgh en Van Ditmar er over gesproken heb, of zij niet mijn boekenfonds van<br />

<strong>de</strong> erven zou<strong>de</strong>n overnemen!’<br />

Hoewel hij weinig met <strong>Couperus</strong> in leeftijd verschil<strong>de</strong>-Veen was eveneens in 1863<br />

geboren, op 7 januari-moet hij door zijn positie <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> bijna een va<strong>de</strong>rfiguur<br />

zijn geweest. Hij was <strong>de</strong> man van wie, zoals vroeger van zijn va<strong>de</strong>r, altijd het geld<br />

kwam. Al met al heeft hun relatie zoals wij zagen <strong>de</strong> nodige ups en downs gekend.<br />

Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> economische omstandighe<strong>de</strong>n hebben <strong>de</strong> latere jaren van hun<br />

betrekkingen dui<strong>de</strong>lijk negatief beïnvloed. Doordat <strong>Couperus</strong>, impulsief als hij kon<br />

zijn, zich soms niet ontzag zeer emotioneel te reageren-tot op het onhebbelijke af-,<br />

is hun aanvankelijk goe<strong>de</strong> verstandhouding niet onbeschadigd gebleven. Men moet<br />

daarbij in het oog blijven hou<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong>' gestadige, enorme produktie, die<br />

niet evenredig was met het verkoopsucces van zijn boeken, Veen bij herhaling <strong>voor</strong><br />

begrijpelijke zakelijke problemen heeft geplaatst. <strong>Couperus</strong> had daar weinig begrip<br />

<strong>voor</strong>.<br />

<strong>Een</strong> van zijn grootste zekerhe<strong>de</strong>n ontviel <strong>Couperus</strong> op die twintigste september.<br />

Het zal hem niet vrolijk gestemd hebben. Maar als het wérkelijk ernst was, kwam<br />

hij tegenslag altijd weer snel te boven. Dit lijkt ook nu het geval geweest te zijn. Nog<br />

geen tien dagen na Veens dood zocht hij <strong>de</strong>finitief bij Nijgh & Van Ditmar zijn<br />

zakelijk heil. Zodoen<strong>de</strong> is ook Iskan<strong>de</strong>r daar een jaar later verschenen, nadat <strong>Couperus</strong><br />

het boek eerst in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland had geplaatst. Op twee<strong>de</strong> kerstdag<br />

1919 zou hij zijn laatste grote roman voltooien.<br />

Het rampjaar 1919 had ten slotte nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> slag <strong>voor</strong> hem in petto. Op 8<br />

<strong>de</strong>cember overleed zijn zwager Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein. De recente dood<br />

van een kleindochtertje had <strong>de</strong>ze moeilijk kunnen verwerken, wat tot zijn plotselinge<br />

dood lijkt te hebben bijgedragen. Vlielan<strong>de</strong>r Hein is betrekkelijk oud gewor<strong>de</strong>n:<br />

eenentachtig jaar. 32 Voor <strong>Couperus</strong>' zuster <strong>voor</strong>al moet het een heel moeilijk jaar<br />

geweest zijn. Zij verloor immers een zoon, haar man en een kleinkind, allen kort na<br />

elkaar.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


575<br />

<strong>Couperus</strong> zelf concentreer<strong>de</strong> zich op zijn werk en vond daarin, zoals altijd, afleiding<br />

en troost. Wat <strong>de</strong> muziek in <strong>de</strong>ze tijd <strong>voor</strong> hem beteken<strong>de</strong> heeft hij on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n<br />

gebracht in een klein stukje, geschreven <strong>voor</strong> het ge<strong>de</strong>nkboek dat Willem Mengelberg<br />

een jaar later bij zijn vijfentwintigjarig jubileum zou wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n: 33 ‘Aan<br />

Willem Mengelberg dank ik sublime oogenblikken van inwijding in een tooverrijk.<br />

Dat tooverrijk is <strong>de</strong> Muziek, waarvan ik zoo weinig weet en waar<strong>voor</strong> ik zoo heel<br />

veel voel. Maar ik geloof, dat wie gegeven is <strong>de</strong> gave van innig te voelen, niet van<br />

noo<strong>de</strong> heeft veel te weten. Met wat er naïefs in mij overbleef kan ik luisteren als<br />

Mengelberg zijn instrument, het Orchest, bespeelt. Zijne beheersching van dat<br />

Instrument schijnt mij toe van een geniale oppermacht. Mengelberg heeft mij<br />

onvergetelijke oogenblikken gegeven. Na een Zaterdag-avond-concert genoot ik<br />

dikwijl een stillen Zondagmorgen na, zoo vroom, dat zelfs <strong>de</strong> vroomste mensch mij<br />

niet kan berispen, dat ik nooit naar <strong>de</strong> kerk ga. Mengelberg gaf mij, in Holland, een<br />

grooten troost <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re schoonhe<strong>de</strong>n, die ik hier mis en ik betuig hem ontroerd<br />

mijn dank.’ - <strong>Couperus</strong> miste nog altijd Italië. Op <strong>de</strong> Mengelbergconcerten kon hij<br />

op een an<strong>de</strong>re manier wegdromen, ver van het wereldgeweld en alle ellen<strong>de</strong> die<br />

Europa - het nooit door hem genoem<strong>de</strong> Rusland niet te vergeten - teister<strong>de</strong>.<br />

Van januari tot juni 1920 verscheen dus Iskan<strong>de</strong>r, wij zagen het reeds, in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 34 Vroeger had <strong>Couperus</strong> Johan Ram kunnen raadplegen wat militaire<br />

zaken betreft, <strong>voor</strong>al in Zielenschemering. Nu zijn vriend er niet meer was, moest<br />

hij zich wel tot iemand an<strong>de</strong>rs wen<strong>de</strong>n. Hij <strong>de</strong>ed dit echter pas toen <strong>de</strong> roman al in<br />

het tijdschrift werd afgedrukt. Blijkbaar til<strong>de</strong> hij daar niet erg aan: als <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke<br />

tekst in boekvorm maar geen inhou<strong>de</strong>lijke fouten bevatte. Ditmaal richtte hij zich<br />

tot <strong>de</strong> ritmeester A.H.W. van Blijenburgh, aan wie hij op 4 Januari 1920 een brief<br />

schreef met een verzoek dat menigeen, in <strong>de</strong>ze vorm gesteld, naast zich neer gelegd<br />

zou hebben: ‘Beste Lex. Zoo trouw liet je van je hooren! Ik waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het heusch<br />

maar kon niet tot brieven-schrij ven komen. Overstelpt met werk; ik voltooi<strong>de</strong> 2<strong>de</strong>n<br />

Kerstdag <strong>de</strong>n Alexan<strong>de</strong>r-roman. En ben er gelukkig om, <strong>voor</strong> zoo ver wij hier omlaag<br />

gelukkig kunnen zijn. Wil je mij een vrien<strong>de</strong>ndienst bewijzen? En mag ik je op kosten<br />

jagen?? Abonneer je dan op Groot-Ne<strong>de</strong>rland-8 maan<strong>de</strong>n lang verschijnt Iskan<strong>de</strong>r<br />

in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, en lees mijn boek er in op je gemak, maak militaire<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


576<br />

opmerkingen en kritiek op <strong>de</strong> marge van je exemplaar, en je doet mij een bizon<strong>de</strong>r<br />

groote dienst. Als het boek dan in boekvorm verschijnt, reeds ten <strong>de</strong>ele van dit najaar,<br />

kan ik dan alle militaire ongerechtighe<strong>de</strong>n herzien. Mijn eigen exemplaar van<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland kan ik niet missen: daarom “jaag ik je op kosten”, waar<strong>voor</strong><br />

verontschuldiging!! Spoedig tot ziens, hoop ik? Bij ons of op <strong>de</strong> Koninginnegracht!<br />

Veel liefs aan Loty! Yours <strong>Louis</strong>.’ - Hoe <strong>de</strong> ritmeester hier op gereageerd heeft is<br />

niet bekend. 35 Gevreesd moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze zich in<strong>de</strong>rdaad genoopt heeft gezien<br />

tegen heug en meug een abonnement op het tijdschrift te nemen, opdat <strong>de</strong> relatie niet<br />

verstoord zou raken! In hoeverre er in Iskan<strong>de</strong>r metterdaad ook verbeteringen door<br />

hem zijn aangebracht, werd tot nu toe door niemand on<strong>de</strong>rzocht. Heel ingrijpend<br />

kunnen zij overigens nauwelijks geweest zijn.<br />

Iskan<strong>de</strong>r heeft men wel <strong>Couperus</strong>' belangrijkste en best geslaag<strong>de</strong> historische<br />

roman genoemd. Het boek oogstte <strong>de</strong>stijds veel lof, hoewel het ook dui<strong>de</strong>lijke<br />

be<strong>de</strong>nkingen opriep. 36 Borel begon zijn uitvoerige recensie in Het Va<strong>de</strong>rland met <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n: 37 ‘Door een toeval [?!] is <strong>Couperus</strong>' roman over Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Groote<br />

gelijktijdig verschenen met Is. Querido's laatst verschenen boek van De Ou<strong>de</strong> Waereld,<br />

dat een <strong>de</strong>rgelijke omgeving en sfeer heeft en in verschillen<strong>de</strong> besprekingen las ik<br />

vergelijkingen tusschen <strong>de</strong>ze twee werken, die zeer in het na<strong>de</strong>el waren van <strong>de</strong>n<br />

schrijver van Eline Vere.’ Mag dit ons nu welhaast ongelooflijk in <strong>de</strong> oren klinken,<br />

het vervolg van zijn recensie houdt een verklaring in. Borel, en ongetwijfeld an<strong>de</strong>ren<br />

met hem, meen<strong>de</strong> zich persoonlijk te moeten stoten aan <strong>de</strong> perverse Bagoasfiguur<br />

en diens invloed op Alexan<strong>de</strong>r. Vervolgens liet hij, als een echte fatsoensrakker, om<br />

niet te zeggen Judas - <strong>Couperus</strong> was immers met hem bevriend - <strong>de</strong>ze discutabele<br />

volzin uit zijn pen vloeien: ‘Ik weet zeer goed dat tegennatuurlijke verhoudingen<br />

tusschen mannen in ste<strong>de</strong>n als Babylon niet zoo bar verschrikkelijk wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />

maar in <strong>de</strong> tegenwoordige tij<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland vindt een normaal seksueel mensch<br />

het dégoûtant en daar moest <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> nu maar eens wat rekening me<strong>de</strong><br />

hou<strong>de</strong>n.’<br />

Borel eiste meer lief<strong>de</strong>sscènes. Met Stateira dan wel met Roxane, dat was hem<br />

om het even. Scherp keur<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> zijns inziens veel te sterke belichting af van ‘<strong>de</strong><br />

verhouding met <strong>de</strong>n mooien eunuch-danser, die <strong>de</strong>n held inwijdt in <strong>de</strong> meest perverse<br />

zon<strong>de</strong>n van Babylon’. - Wij zullen zien dat juist het tijdstip waarop Borel dit in <strong>de</strong><br />

Haagse courant publiceer<strong>de</strong> een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


577<br />

fataal ogenblik is geweest <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' reputatie: er was een schandaal gaan<strong>de</strong>,<br />

dat op 3 juni 1920 zijn ontknoping zou krijgen.<br />

Borels be<strong>de</strong>nkingen wer<strong>de</strong>n overigens door an<strong>de</strong>ren ge<strong>de</strong>eld. Dit blijkt uit wat bij<br />

<strong>voor</strong>beeld Van Blijenburgh later aan Van Booven schreef. Letterlijk verklaar<strong>de</strong> hij<br />

toen: 38 ‘Wel heb ik me meermalen verwon<strong>de</strong>rd, en hem gevraagd, waarom toch in<br />

veel van zijn werk over <strong>de</strong> oudheid op het tegennatuurlijke <strong>de</strong>n nadruk werd gelegd.<br />

“Wel”, was 't antwoord, “omdat juist dát die tij<strong>de</strong>n kenmerkte; omdat dát belangrijk<br />

was en overal <strong>voor</strong>af ging aan het verval, <strong>de</strong> ineenstorting. En <strong>de</strong> beschrijving van<br />

een tijdperk, van een rijk, zon<strong>de</strong>r datgene voluit te noemen, waarmee het rijk te<br />

gron<strong>de</strong> ging, ware niet alleen onvolledig, maar zou het essentieele missen. <strong>Een</strong><br />

schrijver moet naar beste weten waar zijn en heeft niet het recht onvolledig te<br />

reconstrueeren, tenein<strong>de</strong> te <strong>voor</strong>komen dat hij <strong>de</strong> ethici mishaagt. De evocatie dier<br />

tij<strong>de</strong>n behóeft <strong>de</strong> uitbeelding <strong>de</strong>r sexueele <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie... kan ik het helpen?”’<br />

Zou <strong>Couperus</strong> het werkelijk hebben beweerd? Of heeft hij zich tegenover Van<br />

Blijenburgh een houding willen geven? Dat zijn eigen androgyne aanleg<br />

tegennatuurlijk zou zijn heeft hij al in een vroeg stadium bestre<strong>de</strong>n. Tweeslachtigheid<br />

beschouw<strong>de</strong> hij integen<strong>de</strong>el als iets wat iemand verhief boven <strong>de</strong> zogenaamd<br />

‘normale’ massa. Dat cultuurverval zou volgen op <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> ‘sexuele <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie’,<br />

wat hieron<strong>de</strong>r dan ook verstaan moge wor<strong>de</strong>n, heeft <strong>Couperus</strong> nergens betoogd.<br />

Zeker niet in Iskan<strong>de</strong>r, waar Alexan<strong>de</strong>r niet aan zijn biseksuele aanleg maar aan zijn<br />

hoogmoed ten on<strong>de</strong>r gaat. 39 Bagoas maakt daar slechts gebruik van.<br />

In werkelijkheid had <strong>Couperus</strong> wel heel an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën over wat <strong>de</strong> goegemeente<br />

<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie placht te noemen. Indien Van Blijenburghs brief in<strong>de</strong>rdaad <strong>Couperus</strong>'<br />

uitingen exact weergeeft, kunnen wij alleen maar vaststellen dat <strong>de</strong>ze in het Haagse<br />

sociale leven soms bokkesprongen heeft moeten maken om kool en geit te sparen.<br />

Ook ter wille van zijn vrouw zal hij dat wel eens gedaan hebben.<br />

Wat Iskan<strong>de</strong>r betreft, <strong>de</strong> beste analyse die van <strong>de</strong> roman is gemaakt en waar hier<br />

naar verwezen moge wor<strong>de</strong>n, is die van Elizabeth Visser. Zij toon<strong>de</strong> aan hoe briljant<br />

<strong>Couperus</strong> zijn bronnen verwerkte, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wat hem in dramatisch opzicht beter<br />

uitkwam, hier iets toevoeg<strong>de</strong> en daar iets wegliet. 40 Hij combineer<strong>de</strong> en chargeer<strong>de</strong>.<br />

Dit alles had als enig oogmerk een scherpe lichtval op Alexan<strong>de</strong>r als tragische held.<br />

Dat <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> romantische versie van Quintus Curtius Rufus<br />

baseer<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


578<br />

is veelzeggend. Diens kleurige verhaaltrant kwam het meest overeen met zijn eigen<br />

wijze van bena<strong>de</strong>ren. De droge verslagen van Arrianus en <strong>de</strong> ernstige <strong>biografie</strong> van<br />

Plutarchus reikten in hoofdzaak slechts feitelijkhe<strong>de</strong>n aan.<br />

Over <strong>de</strong> Bagoasfiguur, niet slechts <strong>de</strong> dienaar van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote maar ook<br />

diens gelief<strong>de</strong>, merkte prof. Visser op: 41 ‘<strong>Couperus</strong> kon omstreeks 1920 niet an<strong>de</strong>rs<br />

doen dan die verhouding aandui<strong>de</strong>n, maar dat heeft hij dan ook onmiskenbaar gedaan.<br />

Bovendien was dat nu juist het enige punt waarin hij kon steunen op <strong>de</strong> openhartiger<br />

overlevering van <strong>de</strong> Oudheid. [...] Dat hij, zoals <strong>Couperus</strong> het <strong>voor</strong>stelt, Alexan<strong>de</strong>rs<br />

boze geest is geweest, zijn slaaf en zijn meester, verpersoonlijking van het Oosten<br />

dat <strong>de</strong> Macedoniër overwonnen heeft, daarvan is in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis geen sprake<br />

geweest.’<br />

<strong>Couperus</strong> heeft het boek een aan Rufus ontleend motto meegegeven dat even<br />

dui<strong>de</strong>lijk richtingwijzend is <strong>voor</strong> een juiste interpretatie van zijn diepere bedoelingen<br />

als <strong>de</strong> aanvankelijke, later verworpen titel. Het motto luidt: ‘et quem arma Persarum<br />

non fregerant, vitia vicerunt (“en hem die <strong>de</strong> wapenen <strong>de</strong>r Perzen niet had<strong>de</strong>n kunnen<br />

breken, hem hebben zijn on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n overwonnen”). Oorspronkelijk had het boek<br />

moeten heten Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> vrouwen. Uit een en an<strong>de</strong>r mogen wij aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rgang van Alexan<strong>de</strong>r in <strong>Couperus</strong>’ ogen in eerste instantie <strong>voor</strong>al aan zijn<br />

heteroseksuele activiteiten te wijten zou zijn geweest. Al schrijven<strong>de</strong> is hij <strong>de</strong>, literair<br />

natuurlijk ook uiterst dankbare, met Vincent Vere en Bertie van Maeren zeer verwante<br />

Bagoasfiguur meer gaan uitwerken. Zodoen<strong>de</strong> kwam hij tot gevaarlijke seksualiteit<br />

meer in het algemeen en veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> toen consequent <strong>de</strong> titel. Dat heel wat meer<br />

‘vitia’ Alexan<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>rgang hebben bewerkstelligd, heeft Elizabeth Visser eveneens<br />

aangetoond: 42 ‘De Perzische vrouwen kunnen hebben bijgedragen tot zijn<br />

“orientalisering” zoals <strong>Couperus</strong> die ziet, maar stellig niet tot <strong>de</strong> ontaarding van zijn<br />

oorspronkelijk gezon<strong>de</strong> natuur, een visie die <strong>Couperus</strong> trouwens al aan Curtius kon<br />

ontlenen. Bij Curtius is <strong>de</strong> oorzaak van Alexan<strong>de</strong>rs verwording dui<strong>de</strong>lijk aangegeven:<br />

het is <strong>de</strong> drankzucht. [...] Het zijn <strong>de</strong> “gekrui<strong>de</strong> wijnen” die in <strong>de</strong> Iskan<strong>de</strong>r Alexan<strong>de</strong>rs<br />

levenskracht on<strong>de</strong>rmijnen, dranken die hem ongeken<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>n doen beleven, maar<br />

die hem uitein<strong>de</strong>lijk slopen. En <strong>de</strong> hierophant van <strong>de</strong>ze oosterse orgiën is <strong>de</strong> eunuch<br />

Bagoas.’<br />

De tweeslachtige Bagoas zelf is overigens niet <strong>de</strong> verpersoonlijking van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


579<br />

Alexan<strong>de</strong>rs noodlot, evenmin als Vincent Vere en Bertie van Maeren dat vroeger<br />

waren. Hij is er slechts het werktuig van. Het noodlot bedient zich van hem om<br />

Alexan<strong>de</strong>rs val te weeg te brengen. In wezen is Iskan<strong>de</strong>r een direct verlengstuk van<br />

Xerxes. De boeken kunnen niet los van elkaar gezien wor<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rtitel van <strong>de</strong><br />

eer<strong>de</strong>re roman, De Hoogmoed, had met evenveel recht aan Iskan<strong>de</strong>r kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

meegegeven. Bei<strong>de</strong> boeken behan<strong>de</strong>len <strong>de</strong> hybris, zoals die in <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />

in <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> Duitse keizer zo dui<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> dag was getre<strong>de</strong>n. In een veel<br />

groter verband nog plaatste <strong>Couperus</strong> ten slotte dit alles toen hij zijn, uit eigen<br />

historische ervaring gegroei<strong>de</strong>, visie als volgt samenvatte: ‘Nieuwe Koningen zou<strong>de</strong>n<br />

in volgen<strong>de</strong> eeuwen geboren wor<strong>de</strong>n [...]; nieuwe rijken zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gesticht...<br />

en alles zoû we<strong>de</strong>rom <strong>de</strong> vreeslijke stroom <strong>de</strong>s Tijds me<strong>de</strong> sleepen, achter laten<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>n wanhopigen, verbaas<strong>de</strong>n mensch, die zich af zoû vragen het vreselijke, eeuwig<br />

antwoordlooze waarom van al dit ein<strong>de</strong>looze wor<strong>de</strong>n en ein<strong>de</strong>looze vergaan <strong>de</strong>r<br />

grootste, bereikbare dingen!’<br />

Terwijl Iskan<strong>de</strong>r in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verscheen, hield <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

afwisseling weer eens bezig met korte prozaschetsen. Om welke re<strong>de</strong>men plaatste<br />

hij die ditmaal niet in Het Va<strong>de</strong>rland, noch in <strong>de</strong> Haagsche Post, maar in De<br />

Telegraaf? - De veron<strong>de</strong>rstelling ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat dit dagblad meer betaal<strong>de</strong>.<br />

Wie hier als tussenpersoon is opgetre<strong>de</strong>n, of dat <strong>de</strong> redactie zich regelrecht tot<br />

<strong>Couperus</strong> heeft gewend dan wel omgekeerd, is niet bekend. Verspreid over acht<br />

maan<strong>de</strong>n, met een cesuur tussen mei en juli, zijn dit in totaal elf bijdragen geweest,<br />

later zon<strong>de</strong>r veel systeem gebun<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Proza. De behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen vertonen een grote verschei<strong>de</strong>nheid. De geheimzinnige boodschapper<br />

is een spookgeschie<strong>de</strong>nis die zich afspeelt op een Frans kasteel ten tij<strong>de</strong> van paus<br />

Urbanus <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>. 43 De twee schil<strong>de</strong>rs gaat terug op een door Vitruvius behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

principiële kwestie, antieke nieuwlichterijen in <strong>de</strong> Pompejaanse schil<strong>de</strong>rkunst van<br />

<strong>de</strong> vroege keizertijd. 44 De windhond verplaatst ons nog weer eens naar <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs van<br />

<strong>de</strong> Tafelron<strong>de</strong>, diep in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. 45<br />

Op 10 april 1920 publiceer<strong>de</strong> het dagblad <strong>de</strong> antiquiseren<strong>de</strong> schets Dionysia. 46 De<br />

inhoud daarvan is weliswaar gebaseerd op gedocumenteer<strong>de</strong> gegevens van <strong>de</strong> Griekse<br />

godsdienstgeschie<strong>de</strong>nis, dit neemt niet weg dat het stuk enkele <strong>voor</strong> een veel gelezen<br />

courant uit 1920 gedurf<strong>de</strong> themata behan<strong>de</strong>lt. Het speelt aan het eind van <strong>de</strong> zes<strong>de</strong><br />

eeuw <strong>voor</strong> Christus, om<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


580<br />

precies te zijn in <strong>de</strong> maand Posei<strong>de</strong>on van het jaar 513, ‘nauwelijks enkele maan<strong>de</strong>n<br />

nadat het e<strong>de</strong>le vrien<strong>de</strong>npaar, Harmodios en Aristogeiton, <strong>de</strong>n tyran had<strong>de</strong>n vermoord,<br />

<strong>de</strong>n Peisistrati<strong>de</strong> Hipparchos’. Wie daar lust in had kon er weer <strong>de</strong> nodige stof tot<br />

gegnuif en gemonkel in vin<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> op het land gevier<strong>de</strong> Kleine Dionysia<br />

werd in het ou<strong>de</strong> Griekenland een enorme phallus in optocht rondgedragen, terwijl<br />

men zich bij <strong>voor</strong>keur vermaakte met wellustige lie<strong>de</strong>ren en allerlei obsceniteiten.<br />

Dit gegeven - het feest was uiteraard een vruchtbaarheidsfeest - was een kolfje naar<br />

<strong>Couperus</strong>' hand. Hij voert jongemannen ten tonele die wat hij noemt <strong>de</strong> brutale<br />

symbolen <strong>de</strong>r levenwekken<strong>de</strong> machten dragen: 47 ‘zij zijn <strong>de</strong> brallen<strong>de</strong> falloforen; zij<br />

torsen <strong>de</strong> komische obsceniteiten [...] niemand zal zich schamen <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> jonge<br />

mannen, komiesch en obsceen, zoo hoog mogelijk in <strong>de</strong> lucht hier verheffen: <strong>de</strong> god<br />

Dionysos, <strong>de</strong> schaamteloos blij<strong>de</strong>, wil het zoo.’<br />

<strong>Couperus</strong>, die zijn verhaal op Aristophanes' Acharniërs baseer<strong>de</strong>, laat het<br />

vrien<strong>de</strong>npaar door <strong>de</strong> menigte bezingen: 48 ‘Heil Aristogeiton, o bruine jongen, die<br />

ons bevrijd<strong>de</strong>! Heil, o Harmodios, blon<strong>de</strong> jongen, die ons bevrijd<strong>de</strong>!’ Het ietwat<br />

pikante gegeven behan<strong>de</strong>lt hij overigens weinig aanstootgevend. Ook <strong>de</strong> beschreven<br />

obsceniteiten vallen mee. Toch zullen sommige ‘rechtzinnige’ lezers van De Telegraaf<br />

wel gedacht hebben: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> is weer eens bezig! De verheerlijking van dit<br />

scabreuze hei<strong>de</strong>nse leven, hoe onschuldig ook op zichzelf, om niet te zeggen naïef,<br />

is door lie<strong>de</strong>n die met Borels be<strong>de</strong>nkingen instem<strong>de</strong>n ongetwijfeld opnieuw als een<br />

bewijs van ongezon<strong>de</strong> belangstelling beschouwd. (Het verhaal werd vier weken later<br />

wegens storen<strong>de</strong> drukfouten nog eens herhaald op <strong>de</strong> koop toe.) Omtrent <strong>de</strong> richting<br />

van <strong>Couperus</strong>' seksuele belangstelling, kortom, kunnen weinig Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs in die<br />

tijd meer in twijfel verkeerd hebben: het was, wat men placht te noemen, <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong>.<br />

Het is van belang dit in het oog te hou<strong>de</strong>n. Wat op han<strong>de</strong>n was moeten wij even<br />

scherp als <strong>voor</strong>zichtig trachten te interpreteren.<br />

In juni 1920 zou <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> prins Alexan<strong>de</strong>r (Sascha; <strong>voor</strong> zijn vrien<strong>de</strong>n<br />

Pascha) von Thurn und Taxis, chargé d'affaires in Den Haag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe staat<br />

Tsjechoslowakije, <strong>de</strong> Haagse Kunstkring een aanbod doen. Hij wil<strong>de</strong> op zijn kosten<br />

jonge kunstenaars enige tijd in Italië laten verblijven. Nadat dit bericht in <strong>de</strong> courant<br />

had gestaan, ontving het bestuur van <strong>de</strong> Kunstkring een anoniem schrijven van <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> inhoud: 49 ‘Dat krantenbericht van die prins Turn en Taxis is heel mooi als<br />

't<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


581<br />

geen flikker was. Wees gewaarschuwd Heeren <strong>voor</strong> die vent. Hij maakt van al die<br />

jonge jongens flikkers! Bredius, jhr. Schorer, van Welie, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r Kronig, Heemstra,<br />

allemaal vrien<strong>de</strong>n van hem. Hij heeft met het ze<strong>de</strong>nschandaal het erg benauwd gehad.’<br />

Als enige on<strong>de</strong>rtekening stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tekst: ‘een lid uwer vereeniging die bang is<br />

<strong>voor</strong> zulke smeer-poetsen.’<br />

Het valt op dat, hoewel ook <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze prins Pascha goed ken<strong>de</strong>, hij niet samen<br />

met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren genoemd wordt. Bredius, Van Welie en Kronig waren overigens alle<br />

drie figuren uit zijn directe omgeving. Van Welie heeft hem geportretteerd. Bij<br />

Bredius en Kronig op <strong>de</strong> Prinsegracht ging hij wel dineren. Bredius ook leen<strong>de</strong> soms<br />

schil<strong>de</strong>rijen uit aan Kleykamp, als <strong>Couperus</strong> daar weer eens een van zijn lezingen<br />

kwam hou<strong>de</strong>n. Zij allen behoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> toonaangeven<strong>de</strong> kringen van Den Haag.<br />

Het bestuur van <strong>de</strong> Kunstkring <strong>de</strong>ed navraag bij <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie, die weliswaar<br />

geen pertinente verklaringen zou hebben afgelegd, maar <strong>de</strong>salniettemin toch dui<strong>de</strong>lijk<br />

te kennen gaf dat het oor<strong>de</strong>el over Von Thurn und Taxis ongunstig uitviel. In<br />

september 1920 vroeg men schriftelijk <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie nogmaals om een beoor<strong>de</strong>ling:<br />

was het waar dat <strong>de</strong> ‘moraliteit van <strong>de</strong> prins’ niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>? Men leg<strong>de</strong> er <strong>de</strong> nadruk<br />

op dat ‘<strong>voor</strong> uitzending in <strong>de</strong> eerste plaats in aanmerking zou<strong>de</strong>n komen jonge<br />

mannen’. Het antwoord is niet teruggevon<strong>de</strong>n, maar kan niet geheel negatief zijn<br />

uitgevallen. Het Kringbestuur besloot ten slotte op 7 <strong>de</strong>cember daaropvolgend <strong>de</strong><br />

schenking van <strong>de</strong> prins te aanvaar<strong>de</strong>n. Men zou kunnen volstaan, zo stel<strong>de</strong> men na<br />

enig <strong>de</strong>bat vast, ‘met <strong>de</strong> eventueel uit te zen<strong>de</strong>n persoon eenige waarschuwingen in<br />

algemeenen zin te geven’. De eerste die van's prinsen royaliteit heeft geprofiteerd is<br />

B. van <strong>de</strong>r Lecq geweest. Dat het goed met hem afgelopen is, behoeft geen ver<strong>de</strong>r<br />

betoog.<br />

Uit een en an<strong>de</strong>r blijkt onmiskenbaar dat er in het <strong>voor</strong>jaar van 1920 te Den Haag<br />

iets aan <strong>de</strong> hand is geweest. Gegevens uit het Haags Gemeente Archief doen<br />

vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zaak zich in eerste instantie in het najaar van 1919 heeft afgespeeld,<br />

hoewel er pas 13 maart 1920 iets over in <strong>de</strong> pers kwam. 50 De affaire zou zijn ont<strong>de</strong>kt<br />

in het militair provoosthuis aldaar, waar enige militairen me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling <strong>de</strong><strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong>-ver<strong>de</strong>r overigens niet dui<strong>de</strong>lijke-feiten. Er zou<strong>de</strong>n hoge militairen bij betrokken<br />

zijn geweest, wat een re<strong>de</strong>n was tot inschakeling van <strong>de</strong> auditeur-militair. Volgens<br />

Het Volk van 13 juni (1920) wer<strong>de</strong>n veertien personen beschuldigd van<br />

‘tegennatuurlijke ontucht met knapen’, waaron<strong>de</strong>r een baron, een gewezen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


582<br />

ritmeester, een <strong>de</strong>partementsambtenaar, een bioscoopreiziger, een grossier en een<br />

ren<strong>de</strong>z-vous-hou<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> aantal jongens zou op verzoek van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs eveneens in<br />

hechtenis zijn genomen.<br />

Het Va<strong>de</strong>rland vermeld<strong>de</strong> reeds op 3 juni <strong>de</strong> uitspraak tegen enige personen. In<br />

juli kan een twee<strong>de</strong> zitting zijn gevolgd, waar echter geen gegevens over te vin<strong>de</strong>n<br />

zijn. De zaak werd achter gesloten <strong>de</strong>uren behan<strong>de</strong>ld. Wel kreeg na afloop <strong>de</strong> pers<br />

een lijst met initialen van <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n, die ook werd gepubliceerd. Hiervan<br />

kunnen er slechts twee getraceerd wor<strong>de</strong>n, C.J.J. baron van Heemstra en E.L. van<br />

Oostrum Soe<strong>de</strong>: geen van bei<strong>de</strong>n kennissen, <strong>voor</strong> zover valt na te gaan, van<br />

<strong>Couperus</strong>. 51 Van eventuele betrokkenheid van hemzelf of van an<strong>de</strong>re beken<strong>de</strong> personen<br />

ontbreekt elk spoor.<br />

‘Het’ ze<strong>de</strong>nschandaal, waar overigens ook vrouwen bij betrokken lijken te zijn<br />

geweest - een hoofdartikel in Het Va<strong>de</strong>rland van 8 juni kreeg als motto mee ‘ter<br />

bescherming van het kind en <strong>de</strong> vrouw’ - leid<strong>de</strong> tot veel reacties in <strong>de</strong> bevolking,<br />

terwijl ongetwijfeld ook, zoals gewoonlijk bij dit soort histories, heel wat<br />

indianenverhalen er het gevolg van zijn geweest. Men had echter geen enkel an<strong>de</strong>r<br />

houvast dan <strong>de</strong> gepubliceer<strong>de</strong> initialen.<br />

<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r bracht later H.W. van Tricht op het spoor van een oud gerucht als<br />

zou <strong>Couperus</strong> op enigerlei wijze met dit alles iets te maken hebben gehad. 52 Ondanks<br />

het feit dat <strong>Couperus</strong> zijn romans, zoals wij bij herhaling zagen, van tevoren vrijwel<br />

kant en klaar in <strong>de</strong> geest had en Iskan<strong>de</strong>r in het najaar van 1919 al <strong>voor</strong> een groot<br />

<strong>de</strong>el voltooid was, meen<strong>de</strong> Van Tricht op grond van insinuaties een samenhang te<br />

mogen veron<strong>de</strong>rstellen tussen <strong>Couperus</strong>' vermeen<strong>de</strong> betrokkenheid enerzijds en <strong>de</strong><br />

ontwikkeling van <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rfiguur in Iskan<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>rzijds. Zeer zeker een gewaag<strong>de</strong><br />

interpretatie. Alexan<strong>de</strong>rs groeien<strong>de</strong> verdorvenheid zou een weerspiegeling zijn van<br />

onze<strong>de</strong>lijke praktijken van <strong>de</strong> Haagse schrijver... Deze was weliswaar niet veroor<strong>de</strong>eld<br />

maar zou, volgens <strong>de</strong> indianenverhalen, bij een inval in een verdacht huis ontsnapt<br />

zijn samen met... prins Hendrik! 53<br />

Enigerlei bewijs kon Van Tricht uiteraard niet overleggen, waar<strong>voor</strong> hij zich nog<br />

tij<strong>de</strong>ns zijn leven - in een brief aan schrijver <strong>de</strong>zes-verontschuldig<strong>de</strong>: 54 ‘Documentatie<br />

heb ik getracht te achterhalen op Justitie en tenslotte pas van een reconvalescente<br />

ambtenaar thuis gehoord, hoc men met <strong>de</strong> archiefstukken doet en dat het betrokken<br />

dossier door bombar<strong>de</strong>ment vernietigd is àls het (nog) bestond. Dit alles interesseer<strong>de</strong><br />

mij alleen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


583<br />

omdat ik in <strong>Louis</strong>' werk <strong>de</strong> weerslag van psychisch belasten<strong>de</strong> ervaringen meen<strong>de</strong><br />

te bespeuren.’<br />

Van Tricht heeft zich, zoals ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong>ze kwestie tot nu toe, door een gerucht<br />

laten mislei<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> jaren vijftig bracht hij een bezoek aan A.H.W. van Blijenburgh:<br />

‘Ik wou toen weten wat er waar is van aanraking met <strong>de</strong> Haagse politie in 1918-1919,<br />

waarna Van Oss <strong>Louis</strong> naar Indië gestuurd zou hebben. [Dit verhaal stamt<br />

waarschijnlijk van F.E.A. Batten, die het schrijver <strong>de</strong>zes ook opgedist heeft; helaas<br />

een niet altijd betrouwbare bron, zoals is gebleken.] In dat gesprek heb ik <strong>de</strong> vraag<br />

rechtstreeks gesteld, na behoorlijke <strong>voor</strong>bereiding, en kreeg ten antwoord “Dat<br />

konbesteens wezen.”’ - Over meer gegevens heeft Van Tricht niet beschikt.<br />

Van heel an<strong>de</strong>re hoek uit is <strong>de</strong> kwestie in 1981 opnieuw opgerakeld. In een artikel<br />

over F.van 't Sant, <strong>de</strong>stijds te Den Haag hoofdcommissaris, gewaag<strong>de</strong>n H.Arlman<br />

en G.Mul<strong>de</strong>r van een speciale taak die koningin Wilhelmina <strong>de</strong>ze politieman zou<br />

hebben opgedragen, namelijk 55 ‘het direct in het oog hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> scabreuze<br />

levenswan<strong>de</strong>l van haar prinsgemaal’. Prins Hendrik zou, behalve belangstelling <strong>voor</strong><br />

allerlei vrouwen, van tijd tot tijd ook interesse hebben gekoesterd <strong>voor</strong> jeugdige<br />

vertegenwoordigers van zijn eigen kunne. In het <strong>voor</strong>jaar van 1920 [sic] zou<strong>de</strong>n<br />

Haagse politiemannen bij hun inval in het bewuste verdachte huis een aantal<br />

min<strong>de</strong>rjarige jongens, prins Hendrik en <strong>Couperus</strong> hebben aangetroffen, en <strong>voor</strong>ts<br />

‘<strong>de</strong> kunsthistoricus dr. A. Bredius, <strong>de</strong> ritmeester <strong>de</strong>r cavalerie C.J.J. Sixma baron<br />

van Heemstra, Axel Fürst von Thurn und Taxis en <strong>de</strong> kantoorbedien<strong>de</strong> E.L. van<br />

Oostrom Soe<strong>de</strong>.’ Het verhaal vervolgt dan: ‘Gelukkig <strong>voor</strong> Hendrik had <strong>de</strong> justitie<br />

een scherp oog <strong>voor</strong> het landsbelang: met uitzon<strong>de</strong>ring van Van Heemstra en Van<br />

Oostrom Soe<strong>de</strong> - <strong>de</strong>zen wer<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld tot respectievelijk vier en twaalf maan<strong>de</strong>n<br />

- ontsprongen hij en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> dans, al reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hals over kop naar Italië<br />

af. Wie <strong>voor</strong> dit selectieve vervolgingsbeleid verantwoor<strong>de</strong>lijk was (waren), zal wel<br />

nooit wor<strong>de</strong>n opgehel<strong>de</strong>rd. Zowel het gerechtelijk <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek als het daarop<br />

volgend proces verliep in een sfeer van uitzon<strong>de</strong>rlijke geheimzinnigheid. De zittingen<br />

von<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste tot en met <strong>de</strong> laatste minuut achter gesloten <strong>de</strong>uren plaats.<br />

Alleen <strong>de</strong> uitspraak op 3 juni 1920 was openbaar, maar <strong>de</strong> rechtbank weiger<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

pers aanvankelijk zelfs <strong>de</strong> initialen van <strong>de</strong> verdachten te geven.’<br />

Aldus dit verslag, dat in elk geval wat <strong>Couperus</strong> betreft twee fouten tegelijk maakt.<br />

Hij is niet naar Italië vertrokken, en evenmin hals over kop<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


584<br />

el<strong>de</strong>rs heen: pas in oktober 1920 is hij naar Noord-Afrika gegaan, wegens zijn slechte<br />

gezondheid. Dat hij al veel langer op reis wil<strong>de</strong> en er naar snakte na vier oorlogsjaren<br />

uit Holland weg te komen hebben wij al in zijn laatste brief van eind 1918 aan Emma<br />

Garzes kunnen lezen.<br />

Is <strong>Couperus</strong> nu werkelijk op enigerlei wijze bij <strong>de</strong>ze affaire betrokken geweest?<br />

- Desgevraagd hebben Arlman en Mul<strong>de</strong>r schriftelijk uiteengezet op welke gegevens<br />

hun betoog berust. 56 Zij kon<strong>de</strong>n gebruik maken van dagboeken die <strong>de</strong> katholieke<br />

politicus en griffier van <strong>de</strong> Eerste Kamer, mr. Evert baron Witter van Hoogland,<br />

heeft nagelaten: ‘Wittere maakt melding van het verhaal-hoe betrouwbaar en direct<br />

zijn bronnen zijn is niet dui<strong>de</strong>lijk-in een tijd waarin zijn verhouding met Hendrik<br />

niet meer optimaal is om het zacht uit te drukken.’ Wat vervolgens <strong>Couperus</strong> betreft,<br />

bleken zij niet an<strong>de</strong>rs te kunnen mee<strong>de</strong>len dan: ‘Wat u vraagt - een nauwkeurige<br />

opgave van <strong>de</strong> plaats waar <strong>Couperus</strong>' betrokkenheid bij het roemruchte schandaal in<br />

1920 zwart op wit staat beschreven - kunnen wij u niet geven.’<br />

Steeds weer blijkt dat het wat dit ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> affaire betreft uitsluitend om<br />

oncontroleerbare geruchten gaat. <strong>Couperus</strong> en prins Hendrikbien étonnés <strong>de</strong> se trouver<br />

ensemble! - zou<strong>de</strong>n nog op tijd zijn weggemoffeld. Dit zou <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn waarom<br />

zij niet terecht hebben gestaan. Nergens is echter ook maar een spoor van een<br />

ooggetuigeverslag of iets <strong>de</strong>rgelijks te vin<strong>de</strong>n. Men mag dus het waarheidsgehalte<br />

van <strong>de</strong>ze geruchten ernstig in twijfel trekken. 57 Op generlei wijze valt ook te verklaren<br />

waarom men juist hém gesauveerd zou hebben, terwijl een man als <strong>de</strong> ritmeester<br />

baron Van Heemstra een veroor<strong>de</strong>ling niet bespaard werd.<br />

Voor <strong>Couperus</strong>' persoonlijke situatie maakte het overigens weinig verschil... Menigeen<br />

immers-tot in Indië toe, zo zal nog blijken-nam voetstoots aan dát hij schuldig was<br />

maar had kunnen ontsnappen. Natuurlijk was hij hiervan doordrongen. Dat dit zijn<br />

werklust, na <strong>de</strong> voltooiing van <strong>de</strong> enorme Alexan<strong>de</strong>rroman, niet bepaald bevor<strong>de</strong>rd<br />

zal hebben is geen gewaag<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling. Het kan <strong>de</strong> verklaring zijn van het<br />

feit dat er tussen 8 mei en 22 juni 1920 geen nieuwe verhalen van hem in De Telegraaf<br />

zijn verschenen, evenmin als in Het Va<strong>de</strong>rland of in <strong>de</strong> Haagsche Post. Twee maan<strong>de</strong>n<br />

lang zweeg hij.<br />

Het Letterkundig Museum bewaart overigens een ongedateer<strong>de</strong> brief waarop een<br />

an<strong>de</strong>re hand ‘2, april 1920’ heeft geschreven, met als na<strong>de</strong>re<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


585<br />

aanduiding ‘Goe<strong>de</strong> Vrijdag’. De brief is verzon<strong>de</strong>n uit The Normandy-Hôtel, Rue<br />

<strong>de</strong> l'Echelle, Parijs, en lijkt er op te wijzen dat <strong>Couperus</strong> Pasen 1920 vrolijk in <strong>de</strong><br />

Lichtstad heeft doorgebracht, samen met zijn vrouw. Hij schreef hierin aan mevrouw<br />

J. Böthlingh: 58 ‘Wij zijn zalig aan het flâneeren! Blijven hier vermoe<strong>de</strong>lijk 10 à 14<br />

dagen... en misschien wel langer! Wij zoeken iets aardigs te koopen <strong>voor</strong> het mooie<br />

(dubbele) ca<strong>de</strong>au, dat je zoo hartelijk was ons te geven ƒ 100 + ƒ 100 = ƒ 200 = 1000<br />

fr.!!!). Betty <strong>de</strong>nkt echter, dat wij in Italië nog beter terecht kunnen komen, zoodat<br />

ik je later wel mel<strong>de</strong>n zal, wat wij gevon<strong>de</strong>n hebben: ik verraad nu nog niet het i<strong>de</strong>e,<br />

dat ik had!! Wat ben je toch altijd hartelijk! Als wij maar in Italië komen... met die<br />

1ste Mei! Enfin, nous verrons: we tobben nu maar niet, over niets!’ Van een kort<br />

Italiaans intermezzo in mei 1920 is ver<strong>de</strong>r niets bekend. Vermoe<strong>de</strong>lijk is <strong>Couperus</strong><br />

van Parijs weer teruggegaan naar Ne<strong>de</strong>rland.<br />

<strong>Een</strong> brief aan Wagen<strong>voor</strong>t van 6 juni 1920 doet echter wel veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong><br />

bovengenoem<strong>de</strong> courantenberichten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitspraak in het proces op 3 juni<br />

hem niet onberoerd hebben gelaten, getuige <strong>de</strong> passages: 59 ‘... ik ben ziek en nerveus,<br />

erger dan het misschien toont en zie tegen allerlei dingen en dingetjes vreeslijk op.<br />

[...] Ik voel me oud en moê en ben ziek van <strong>de</strong> kraken<strong>de</strong> wereld en het kan me niet<br />

schelen of uit dat gekraak nog iets moois opbloeit; het liefst ging ik er rustig uit weg<br />

maar dat wordt me nog niet gegund... - Ziedaar. Vergeef me.’<br />

Het is <strong>de</strong>ze stemming waar S.F. van Oss op inhaakte, toen hij <strong>Couperus</strong> kort daarna<br />

moet hebben <strong>voor</strong>gesteld in het najaar op reis te gaan, in speciale opdracht van <strong>de</strong><br />

Haagsche Post. Van Oss is van <strong>de</strong> werkelijke gang van zaken, die we niet meer<br />

kunnen reconstrueren, ongetwijfeld op <strong>de</strong> hoogte geweest. Maar hij uit er zich nergens<br />

over. Uit een brief die <strong>Couperus</strong> op 2 juli 1920 aan W.F.C. Timmermans schreef,<br />

blijkt dat in<strong>de</strong>rdaad al in juni tot <strong>de</strong> reis naar Afrika, via Parijs, het besluit moet zijn<br />

genomen. Timmermans wil<strong>de</strong> werk van <strong>Couperus</strong> vertalen ter publikatie in <strong>de</strong> Mercure<br />

<strong>de</strong> France. Daar is niets van terechtgekomen, maar bij herhaling correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

hij er met <strong>Couperus</strong> over, die er wel oren naar had, hoewel hij sceptisch gestemd<br />

was. Toen <strong>Couperus</strong> in juni een uitnodiging ontving om een lezing te komen hou<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Franse ambassa<strong>de</strong>, hoopte hij dat Timmermans enkele korte verhalen <strong>voor</strong> hem<br />

zou willen vertalen. Het ging om een <strong>voor</strong>dracht, zo leg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem uit, 60 ‘ter<br />

benefice van <strong>de</strong> Régions Dévastées. De heer Ch. Benoist [<strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur, die hij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


586<br />

blijkbaar ken<strong>de</strong>] verzeker<strong>de</strong> mij reeds van zijn patronage <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze avond, die<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> Fransche legatie zal plaats hebben. Maar ik moet dan enkele<br />

novellen vertaald hebben: zoû U hier tijd <strong>voor</strong> hebben? [...] ik zoû <strong>de</strong> lezing in Parijs,<br />

ein<strong>de</strong> October, herhalen on<strong>de</strong>r auspices van Le Mon<strong>de</strong> Nouveau (het nieuwe<br />

tijdschrift, trait d'union Frankrijk, Engeland, Ne<strong>de</strong>rland.)’<br />

<strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>pressieve stemming heeft als gewoonlijk niet lang geduurd. In twee<br />

schetsen die hij in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van 1920 in <strong>de</strong> Haagsche Post publiceer<strong>de</strong><br />

is hij doodleuk doorgegaan met het uitwerken van themata die een wat schichtiger<br />

auteur in <strong>de</strong>ze situatie misschien zou hebben verme<strong>de</strong>n. In Kracht en behendigheid<br />

in het Alhambra bij <strong>voor</strong>beeld verplaatst hij <strong>de</strong> lezer naar worstelwedstrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

Haagse Boekhorststraat die hij daar zelf met intens genoegen placht bij te wonen: 61<br />

‘in worstelen waar<strong>de</strong>er ik al heel spoedig <strong>de</strong> statueske stan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> sculpturale<br />

afgerondheid <strong>de</strong>r beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> groepen, die <strong>de</strong> twee worstelaars bijna <strong>voor</strong>tdurend in<br />

hunne wisseling van virile lichaamslijnen vormen’. <strong>Een</strong> overvloedig zweten<strong>de</strong><br />

worstelaar geleek volgens hem op ‘levend marmer [...] of, is hij een neger, levend<br />

brons’. <strong>Couperus</strong> kreeg in het Alhambratheater, waar dit te genieten viel, door <strong>de</strong><br />

directeur steeds een eigen taboeretje toegewezen, opdat hij het allemaal nog wat<br />

beter kon zien dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re toeschouwers. Beschrijvingen van ‘slanke, gespier<strong>de</strong><br />

jeugd zon<strong>de</strong>r het later zoo moeilijk weg te masseeren vet’ of het ‘platgeperst wor<strong>de</strong>n<br />

op het tapijt door een centenaar zwaar lichaamsgewicht’ en ‘pletteren<strong>de</strong> omhelzingen’,<br />

zullen toch wel <strong>de</strong> wenkbrauwen van sommige zijner min<strong>de</strong>r toegeeflijke lezers<br />

hebben doen fronsen. Twee weken later, in Nog eens worstelen 62 -Het athletikon 63 is<br />

tenslotte <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aan worstelen gewij<strong>de</strong> schets-gooi<strong>de</strong> hij er nog een laatste, flinke<br />

schep bovenop. De worstelwedstrij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Boekhorststraat moesten volgens hem<br />

nodig naar <strong>de</strong> Princesse Schouwburg verplaatst wor<strong>de</strong>n, waar een empire-<strong>de</strong>cor<br />

tussen zijschermen met Corinthische pilasters het esthetisch genot nog aanmerkelijk<br />

zou<strong>de</strong>n kunnen verhogen. Worstelen hoor<strong>de</strong> een mondaine, elegante aangelegenheid<br />

te wor<strong>de</strong>n. Menige Hagenaar zou dan ervaren welk een ‘verfrisschen<strong>de</strong> aandoening<br />

een moê gewerkt intellectueel kan doortrillen als hij dit forsche en vlugge lijfsbeweeg<br />

volgt bij ie<strong>de</strong>re greep en zwaai’. - Is dit het proza, zo vraagt men zich af, van een<br />

niet onbekend Haags schrijver die zojuist aan een ze<strong>de</strong>nschandaal is ontsnapt en op<br />

het punt staat hals over kop naar het zui<strong>de</strong>n te vluchten?!<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


587<br />

In De Telegraaf schreef hij ver<strong>de</strong>r komische schetsen als De standjeszoeker 64 en De<br />

kunst te leven. 65 <strong>Een</strong> dromerige fantasie als De hacienda 66 toont <strong>Couperus</strong> op zijn<br />

best, in lenig en charmant Ne<strong>de</strong>rlands dat men zich lang blijft herinneren. Bijzon<strong>de</strong>r<br />

aardig is ook het opstel Hoe een roman wordt geschreven. 67 Het geeft ons een goe<strong>de</strong><br />

indruk van het hele scheppingsproces dat <strong>de</strong> schrijver <strong>Couperus</strong> telkens weer<br />

doormaakte, van het eerste moment van inspiratie af tot en met het verschijnen van<br />

het boek dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> auteur zelf dan als het ware was gestorven. Zoals Johann<br />

Sebastian Bach zijn werken dikwijls <strong>voor</strong>zag van het motto ‘soli <strong>de</strong>o gloria’, zo gaf<br />

ook <strong>Couperus</strong> in alle beschei<strong>de</strong>nheid die <strong>de</strong> echte kunstenaar kenmerkt toe: ‘<strong>Een</strong><br />

roman wordt van zèlve geschreven, meestal naar aanleiding van een héel kleine<br />

opwelling, impulsie, aandoening, maar achter het simpele schrijvertje, dat zit te<br />

pennen... staat dat An<strong>de</strong>re, die An<strong>de</strong>re-en die is het eigenlijk, die het hem doet!’<br />

Wat dit betreft, bij het verschijnen van Herakles had hij in 1913 <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

stadia waar een romancier doorheen gaat reeds als volgt weergegeven: 68 ‘Uw boek,<br />

uw eerste of zooveelste, daar ligt het <strong>voor</strong> u. Ge hebt er àl uw genot reeds om gehad:<br />

ge hebt het gedroomd, toen gedacht, toen bearbeid in uw geest: die god<strong>de</strong>lijke arbeid<br />

<strong>de</strong>s geestes. Toen zijt ge begonnen het te gaan schrijven en <strong>de</strong> bemin<strong>de</strong> zinnen zijn<br />

wellui<strong>de</strong>nd en rythmiesch en vòl van <strong>de</strong> schoonheid, waar uwe ziel van vervuld was,<br />

in woord na woord gedroppeld uit uwe pen (want hoe men “schrijft” met een machine,<br />

is mij nog steeds onbegrijpbaar). Uw manuscript ligt ein<strong>de</strong>lijk klaar [...] uw met<br />

zielbloed geschreven werk-vankunst is, af, eigenlijk al niet meer van u. <strong>Een</strong>e<br />

betoovering heeft uit [...] Uw handschrift is “copie” gewor<strong>de</strong>n.’<br />

Ook <strong>de</strong>ze zomer heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn grote Afrikaanse reis in het <strong>voor</strong>uitzicht,<br />

<strong>voor</strong> zover valt na te gaan groten<strong>de</strong>els in Den Haag doorgebracht. Wat hij schreef<br />

had steeds een opgewekte, zij het bepaald niet geforceerd-opgewekte toon. Het<br />

<strong>de</strong>nkbeeld dat het ein<strong>de</strong> in zicht was en dat er zich weer wereldwij<strong>de</strong> verschieten<br />

<strong>voor</strong> hem open<strong>de</strong>n gaf hem nieuwe moed.<br />

Behalve al <strong>de</strong>ze vlotte en amusante schetsen, als De heilstaat en Het verkeer<strong>de</strong><br />

leven, 69 publiceer<strong>de</strong> hij twee verhalen die nogal afwijken zowel wat stijl als wat<br />

inhoud betreft. Het spoorwegongeluk 70 speelt in Italië: een reiziger berooft in <strong>de</strong> trein<br />

<strong>de</strong> ik-figuur van zijn portefeuille. De binocle 71 speelt ineens in een ver Couperiaans<br />

verle<strong>de</strong>n: Dres<strong>de</strong>n. Dit verhaal is<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


588<br />

dikwijls <strong>Couperus</strong>' meesterlijkste korte vertelling genoemd. Het behan<strong>de</strong>lt een door<br />

het noodlot achtervolg<strong>de</strong> jongeman, slachtoffer van een obsessie, die in <strong>de</strong> opera<br />

tij<strong>de</strong>ns een <strong>voor</strong>stelling van Wagners Walküre een concertganger doodt door hem<br />

van grote hoogte te treffen met zijn toneelkijker. <strong>Een</strong> reeds eer<strong>de</strong>r vermel<strong>de</strong> suggestie<br />

van Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg dat De binocle in eerste opzet wellicht veel vroeger is<br />

ontstaan maar door <strong>Couperus</strong> altijd in portefeuille zou zijn gehou<strong>de</strong>n, verdient stellig<br />

overweging. 72 Want waarom koos hij juist Dres<strong>de</strong>n als plaats van han<strong>de</strong>ling, een stad<br />

waar hij na 1898 nooit meer is teruggekomen? Waarom ook spelen in het lugubere<br />

verhaal juist een duivegrijze dame en een kaalsche<strong>de</strong>lige heer zo een belangrijke rol,<br />

figuren die direct ontleend lijken te zijn aan het ‘Dagboek van Taco Quaerts?’ 73 Er<br />

komt bij dat De binocle geschreven moet zijn on<strong>de</strong>r invloed van E.T.A. Hoffmanns<br />

Der Sandmann, een auteur die wellicht tot <strong>Couperus</strong>' lectuur uit die vroegere jaren<br />

heeft behoord. - Het spoorwegongeluk, op zijn beurt, herinnert sterk aan sommige<br />

verhalen uit Korte arabesken. Kan <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze vertelling eveneens in portefeuille<br />

gehou<strong>de</strong>n en pas in 1920 herschreven hebben?<br />

De zomer van dat jaar was dui<strong>de</strong>lijk een overgangsperio<strong>de</strong>. Aan Cook's in Parijs<br />

schreef <strong>Couperus</strong> een hut te reserveren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overtocht, op 30 oktober, van Marseille<br />

naar Algiers. Koffers moesten te <strong>voor</strong>schijn gehaald en gepakt wor<strong>de</strong>n, inkopen<br />

moesten wor<strong>de</strong>n gedaan, en dit alles dien<strong>de</strong> met veel overleg te gebeuren daar van<br />

reizen met tweehon<strong>de</strong>rdvijftig kilo bagage, zoals <strong>Couperus</strong> altijd gewend was geweest,<br />

geen sprake meer kon zijn. Hij had het consigne gekregen dat Elisabeth en hij samen<br />

niet meer dan maximaal slechts (!) hon<strong>de</strong>rdzestig kilo bagage mochten meenemen. 74<br />

Welk honorarium hij bedongen heeft <strong>voor</strong> zijn Afrikaanse reis in opdracht van<br />

S.F. van Oss, directeur van <strong>de</strong> Haagsche Post, is niet bekend. Wij mogen aannemen<br />

dat het niet gering is geweest, het bedrag in aanmerking genomen dat hij een jaar<br />

later <strong>voor</strong> zijn reis naar Indië, China en Japan zou eisen.<br />

Zijn euforie werd zo mogelijk nog vergroot door een zending van Alexan<strong>de</strong>r<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos uit London, <strong>Couperus</strong>' tweetalige, tot Engelsman genaturaliseer<strong>de</strong><br />

vriend. Tex, 33 sinds <strong>de</strong> jaren negentig <strong>de</strong> vertaler van veel van zijn werk, had ditmaal<br />

Antiek toerisme on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen. Het boek was nu klaar. Twee jaar eer<strong>de</strong>r,<br />

in het <strong>voor</strong>jaar van 1918, had hij <strong>Couperus</strong> om raad gevraagd betreffen<strong>de</strong> enkele<br />

problemen.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


589<br />

Teixeira had toen plein pouvoir gekregen, in een kort briefje (29 april l9l8): 75 ‘You<br />

are of course at liberty to act according to your taste and judgment. I do not however<br />

un<strong>de</strong>rstand the thing: in every novel treating of antiquity the classical world sometimes<br />

gives a nuance to the untranslatable local colour. And every novelist feels this: See<br />

Quo Vadis, in Jeremiah Curtius' translation. However, do as you think proper.’ (Dit<br />

moet op <strong>de</strong> Latijnse termen slaan.)<br />

Enthousiast schreef <strong>Couperus</strong> hem op 19 augustus 1920: 76 ‘Your last envoi has<br />

given me a most <strong>de</strong>lightful day. What a magnificent translation The Tour is; what a<br />

most charming little book it has become! I am in raptures over it and read and reread<br />

it all day and have had tears in my eyes and have laughed over it. You may think it<br />

silly of me to say all this; but it has become an exquisitely beautiful work in its<br />

English form. My warmest congratulations!... Thank McKenna for his assistance:<br />

the hymn has become very fine. For that matter the whole book is a gem, if I may<br />

say so myself.’ Stephen McKenna had geholpen bij <strong>de</strong> vertaling van <strong>de</strong> Latijnse<br />

uitdrukkingen en eveneens bij <strong>de</strong> hymne.<br />

Teixeira zou zich in 1921 ook nog aan <strong>de</strong> vertaling van Iskan<strong>de</strong>r zetten. Op 18<br />

januari van dat jaar schreef hij in zijn dagboek: 77 ‘Begin <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r: the<br />

Novel of Alexan<strong>de</strong>r the Great; two enormous volumes, which I may hardly live to<br />

translate. It is a great joy to see this artist building up his story with firm and elegant<br />

perfection from the very first page, with conviction and a fine self-confi<strong>de</strong>nce, no<br />

groping, no floun<strong>de</strong>ring, no hesitation...’ Hij blijkt helaas een <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik<br />

gehad te hebben. Door zijn dood op 5 <strong>de</strong>cember 1921 is <strong>de</strong> vertaling een torso<br />

gebleven.<br />

Eindnoten:<br />

1 Maatstaf II (1963), 223 nr.91.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 225 nr.93.<br />

3 I<strong>de</strong>m. 226 nr.95.<br />

4 Zie noot 2.<br />

5 Maatstaf II (1963), 228 nr.96.<br />

6 ‘Querido's Koningen’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 460 e.v.), in Proza, 156-167.<br />

7 I<strong>de</strong>m, 156.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 157.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 163-164.<br />

10 I<strong>de</strong>m.<br />

11 Maatstaf II (1963), 229 nr.97.<br />

12 ‘Intieme impressies’ (Vad. 28 januari 1923), in Proza II, 15.<br />

13 Rainer Maria Rillke und Marie von Thurn und Taxis, Briefwechsel (ed. Insel-Verlag) (1951),<br />

II, 636 nr.326 (d.d. 4 januari 1921), De ‘rasend unterhalten<strong>de</strong>’ <strong>Couperus</strong> wordt door V.Tricht,<br />

Verkenning, 176, afgedaan met: daan met: ‘Ook vraag ik me af, of iemand met zo'n kwijnen<strong>de</strong><br />

allure erg ad rem kan geweest: zijn.’ Erger nog (ibi<strong>de</strong>m): ‘Hij is ook niet geestig, wel soms<br />

humoristisch.’<br />

14 Toke van Helmond, Bob Hanf 1894-1944. De Engelbewaar<strong>de</strong>r vi, okt. 1981 (1982), 44-45.<br />

15 Bogaerts, Antieke wereld, 42 e.v.; Visser, <strong>Couperus</strong>, Gr. en Barb., 40 e.v.<br />

16 Mij <strong>de</strong>stijds verteld door diens zoon, <strong>de</strong> archeoloog prof. dr. A.W. Byvanck.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


17 Amice, 208 nr.607.<br />

18 Dr. E.F. Verka<strong>de</strong>-Cartier van Dissel, Eduard Verhel<strong>de</strong> (1978). 284.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 295; 318.<br />

20 Schriftelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw F.M.Dutry van Haeften-ten Bosch d.d. 14 februari 1986.<br />

- Vogel, <strong>Couperus</strong>, 198, vertelt dit an<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong> zou zelf naar <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong> gegaan zijn,<br />

‘die hem van hun dood overtuig<strong>de</strong>. Enkele jaren later toen <strong>Couperus</strong> een ring verloren had<br />

waaraan hij zeer gehecht was, raad<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie hem aan weer naar <strong>de</strong>ze clairvoyant te gaan<br />

om inlichtingen te vragen. <strong>Couperus</strong> weiger<strong>de</strong>, hij was nog te zeer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk van het<br />

aangrijpend visioen van <strong>de</strong> dood van zijn neef, dat hem <strong>voor</strong> ogen had gestaan bij zijn vorige<br />

bezoek.’<br />

21 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudlieid, 38.<br />

22 Brief in particulier bezit (ir. G. Aletrino).<br />

23 Brief op 30 mei 1984 geveild te Lei<strong>de</strong>n bij Burgersdijk en Niermans. Nu in particulier bezit.<br />

24 Zie noot 21.<br />

25 V. Boaven, Leven, 237; 241.<br />

26 Op 19 juli 1919 heeft hij daar in ie<strong>de</strong>r geval een nieuw testament gemaakt, zijn laatste en dus<br />

<strong>de</strong>finitieve. - Soms las hij aan vrien<strong>de</strong>n uit Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>, hoewel het boek nog niet voltooid<br />

was. Aan <strong>de</strong> schoonmoe<strong>de</strong>r van Van Blijenburgh, mevrouw Jo Böthlingh op <strong>de</strong><br />

Koninginnegracht, schreef hij d.d. 23 augustus 1919 (brief in het Lett. Mus.): ‘Welken avond<br />

zoudt ge <strong>de</strong>ze week eens met Loty, Lex (en Dr. Dee) kunnen komen luisteren naar Alexan<strong>de</strong>r?<br />

Wij hebben <strong>de</strong>ze week geene verhin<strong>de</strong>ring. [...] Het is zoo sulletjes en vervelend. We missen<br />

Frans erg. Ik werk maar... En dan al die wind!!’<br />

27 ‘Aan Herman Robbers’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 700-702). - Erbe, Nag. werk, 178-180.<br />

28 Erbe, Nag. werk, 178.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 179.<br />

30 I<strong>de</strong>m.<br />

31 Amice, 209 nr.610 met noot 260 (me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw M.Th. Veen).<br />

32 Zie <strong>voor</strong> een beschrijving van diens carrière mr. A.M.M.Montijn, Bureau van consultatie bij<br />

<strong>de</strong>n Hoogen Raad <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Bijdrage tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Haagsche Balie (1934),<br />

383-384. - Ook Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> heeft, anoniem, een apart uitgegeven<br />

boekje aan haar man gewijd.<br />

33 In Willem Mengelberg, Ge<strong>de</strong>nkboek 1895-1920 (1920), 213-214. - Erbe, Nag. werk., 182.<br />

34 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVIII (1920), I, I, 127, 249, 399, 481; II, I, 115 e.v.<br />

35 Maatstaf II (1903), 177 nr.31. - Elisabeth maakte <strong>Couperus</strong> hierover een standje. Vijf dagen<br />

later corrigeer<strong>de</strong> hij zichzelf met het volgen<strong>de</strong> briefje (Lett. Mus.): ‘Beste Lex. Betty heeft me<br />

gebromd, dat ik <strong>de</strong> indiscretie heb gehad je te zeggen dat je je aboneeren moest op<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rl.!! Ik zie in eens in, dat ze gelijk heeft! O, mijn militaire specialiteit, vergeef een<br />

maniak en romancier, die echter zoo gaarne je licht over zijn werk ontstoken zag!! Maar<br />

aboneerje niet; ik zal je wel <strong>de</strong> exemplaren doen toekomen.’<br />

36 M.Nijhorf, ondanks bewon<strong>de</strong>ring, hield Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> het bewijs dat <strong>Couperus</strong> in wezen<br />

in<strong>de</strong>rdaad een luie schrijver was, zoals <strong>de</strong>ze zelf graag beweer<strong>de</strong> (in <strong>de</strong> hoop dat men hem dan<br />

tegensprak...). Zie M.Nijhoff, Gedachten op dinsdag (1931), 9-15.<br />

37 Letterkundige Kroniek, in Het Va<strong>de</strong>rland (1920), 1 mei.<br />

38 V. Booven, Leven, 17.<br />

39 H.T.M. van Vliet, ‘Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> tijd; enige structuuraspecten van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in<br />

De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 219: ‘“Hoogmoed” is één van <strong>de</strong> sleutelwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> roman.’<br />

- 224: ‘Zo komt <strong>de</strong>ze oppereunuch in het verhaal naar voren als een noodlotsfiguur, een werktuig<br />

van het noodlot.’ Dit noodlot (226) is hier <strong>de</strong> Macht van <strong>de</strong> Tijd, is onherroepelijkheid en<br />

onontkoombaarheid. - Dat <strong>de</strong> roman wel een fraai boek is maar een historisch vertekend beeld<br />

geeft van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote, werd <strong>de</strong>stijds betoogd door dr. D.Cohen, ‘De historische roman<br />

en <strong>Couperus</strong>’ Iskan<strong>de</strong>r', in Jaarboek van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ned. Lett. 1932/3 (1933), 88-89.<br />

40 Zie noot 15.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 50-51.<br />

42 I<strong>de</strong>m, 48.<br />

43 ‘De geheimzinnige boodschapper’ (Tel. 8 februari 1920), in Proza III, 84-90.<br />

44 ‘De twee schil<strong>de</strong>rs’ (Tel. 29 februari 1920), in Proza III, 139-145.<br />

45 ‘De windhond’ (Tel. 22 maart 1920), in Proza II, 88-94.<br />

46 ‘Dionysia’ (Tel, 10 april 1920), in Proza II, 179-184.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 180.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


48 I<strong>de</strong>m, 182.<br />

49 Archief Haagse Kunstkring. Zie ook Albert Vogel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>-Hagenaar’, in Kringkrant<br />

(1977), oktober, 5-6.<br />

50 Het hier volgen<strong>de</strong> berust op door <strong>de</strong> heren S.E. Veldhuijzen en H.Bor<strong>de</strong>wijk verzamel<strong>de</strong><br />

gegevens, die mij d.d. 5 maart 1986 welwillend ter beschikking zijn gesteld. Het Haags Gemeente<br />

Archief komt hier<strong>voor</strong> bijzon<strong>de</strong>re dank toe.<br />

51 Van Heemstra wordt wel genoemd in het lijstje dat het anonieme lid van <strong>de</strong> Haagse Kunstkring<br />

opdist, zie hierboven.<br />

52 V. Tricht, Verkenning, 203, spreekt van ‘betrouwbare berichten over losbandige relaties<br />

omstreeks 1919’. De volstrekte on-betrouwbaarheid ervan blijkt uit het hier volgen<strong>de</strong>. Volgens<br />

Van Tricht zou <strong>Couperus</strong> zichzelf die-onwaarschijnlijke-relaties zo kwalijk hebben genomen,<br />

‘dat hij Iskan<strong>de</strong>r tóen zó schreef’.<br />

53 De laatste wordt niet door Van Tricht genoemd, maar zie hieron<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> in een verdacht<br />

huis, in een tijd waarin hij het ene sterfgeval na het an<strong>de</strong>re had te verwerken en bovendien<br />

mid<strong>de</strong>n in het werk aan een gecompliceer<strong>de</strong> roman zat, verdient op zichzelf reeds op zijn minst<br />

een vraagteken.<br />

54 Particuliere brief d.d. 23 november 1976.<br />

55 H.Arlman, G.Mul<strong>de</strong>r, ‘F. van 't Sant’, in Vrij Ne<strong>de</strong>rland 42 (1981), 10 oktober.<br />

56 Particuliere brief d.d. 19 oktober 1981. De twee<strong>de</strong> alinea van <strong>de</strong>ze brief luidt: ‘Wij ontlenen<br />

onze informatie over <strong>Couperus</strong>' betrouwbaarheid in <strong>de</strong> eerste plaats aan het relaas van een<br />

inmid<strong>de</strong>ls uiteraard hoogbejaar<strong>de</strong> oud-politieman die bij <strong>de</strong> Haagse politie enige <strong>voor</strong>aan-staan<strong>de</strong><br />

functies heeft vervuld (omdat we hem anonimiteit hebben toegezegd, kunnen we helaas ook<br />

tegenover u zijn naam niet prijsgeven). Hij heeft <strong>de</strong> inval in het bor<strong>de</strong>el niet meegemaakt-hij<br />

kwam pas enige jaren later bij <strong>de</strong> Haagse politie in dienst [!]-maar hij herinner<strong>de</strong> zich dat <strong>de</strong>ze<br />

gegevens over Hendrik en <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>stijds bij <strong>de</strong> Haagse politie algemeen bekend waren.’<br />

57 Dit geldt ook <strong>voor</strong> wat M. van <strong>de</strong>r Goes van Naters, Met en tegen <strong>de</strong> tijd. Herinneringen (1980),<br />

59 vertelt. (Op <strong>de</strong>ze passage wezen mij Hugo Arlman en Gerard Mul<strong>de</strong>r.) Spreken<strong>de</strong> over een<br />

in 1923 gepleeg<strong>de</strong> moord, die in 1927 werd berecht, haalt hij herinneringen op aan <strong>de</strong><br />

commissaris van politie Blok en zegt dan: ‘<strong>Een</strong> jaar of vijftien eer<strong>de</strong>r was er in Den Haag een<br />

ze<strong>de</strong>nschandaal, een soort “ballet rose” met kin<strong>de</strong>ren “van bei<strong>de</strong>rlei kunne”. Er is een inval<br />

gedaan. Twee aanwezigen, prins Hendrik en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zijn toen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren door-toen<br />

nog-rechercheur Blok in veilige haven gebracht- <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft zich daarna in vrijwillige<br />

ballingschap begeven naar het zui<strong>de</strong>n, en schreef nostalgische brieven naar Ne<strong>de</strong>rland. Prins<br />

Hendrik...’ Puntje puntje puntje, in<strong>de</strong>rdaad. De betrouwbaarheid hiervan spreekt reeds uit <strong>de</strong><br />

‘jaar of vijftien eer<strong>de</strong>r’: dat is dus tussen 1908 en 1912, toen <strong>Couperus</strong> in Italië woon<strong>de</strong>! Het<br />

maakt <strong>de</strong>ze opmerking a priori be<strong>de</strong>nkelijk.<br />

58 De schoonmoe<strong>de</strong>r dus van Van Blijenburgh.<br />

59 Maatstaf II (1963), 177 nr.32.<br />

60 De brief behoort tot <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r vermel<strong>de</strong> groep brieven, die op 30 mei 1984 te Lei<strong>de</strong>n bij<br />

Burgersdijk en Niermans geveild zijn en zich nu in particulier bezit bevin<strong>de</strong>n. - In <strong>de</strong> brief aan<br />

Wagen<strong>voor</strong>t d.d. 6 juni (Lett. Mus.) schreef <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>ts nog: ‘Ik hoop <strong>de</strong>zen winter naar<br />

het Zui<strong>de</strong>n te kunnen gaan (waarheen weet ik niet) want mijn dokter raadt mij af hier weer een<br />

winter door te maken.’ - Zo ook aan mevrouw J. Böthlingh (ongedateerd; Lett. Mus.): ‘Wij<br />

zullen elkan<strong>de</strong>r niet heel veel meer zien want wij gaan begin October-als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het<br />

willen-naar... het Zui<strong>de</strong>n, misschien Algiers en Tunis. [...] Wij hebben serieuze aanvraag<br />

gekregen ons huis af te staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>zen winter maar eigenlijk heb ik maar liever, dat het leêg<br />

blijft staan...’<br />

61 ‘Kracht en behendigheid in het Alhambra’ (H.P. 7 augustus 1920), in Proza, II 191-195. -<br />

Alexan<strong>de</strong>r Coret, ‘“Exotische prins” <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Haagsche Courant (1969), 1 februari,<br />

herinnert zich hoe hij <strong>Couperus</strong> meermalen heeft ‘zien dwalen aan <strong>de</strong> zelfkant van Den Haag.<br />

In lugubere buurten als <strong>de</strong> Bakkerstraat en <strong>de</strong> zogeheten Ledig Erf’. Wat het Alhambra betreft,<br />

‘herinner ik mij een zomer in het begin <strong>de</strong>r twintiger jaren toen <strong>Couperus</strong> hier binnen stapte<br />

[...] om <strong>de</strong> prestaties van Daan Holtkamp en Marinus van Riel, respectievelijk Haags en<br />

Ne<strong>de</strong>rlands kampioen worstelen. Gezeten op een tabouretje. vlak bij het podium, temid<strong>de</strong>n van<br />

een joelen<strong>de</strong>, juichen<strong>de</strong> of honen<strong>de</strong> menigte, discussieer<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong> toffe jongens van <strong>de</strong><br />

Boekhorststraat over een verbo<strong>de</strong>n greep, een wat al te ruw aangepakte “brug” of een te abrupte<br />

heupzwaai. Eén was er die hem vrolijk maakte, l'enfant chéri van <strong>de</strong> Boekhorststraat Daan<br />

Holtkamp. Ik herinner mij nog <strong>de</strong> dolle pret van <strong>de</strong> Boekhorststraatjeugd toen Daan een<br />

tegenstan<strong>de</strong>r van het trapje afbokste. Nog zie ik <strong>Couperus</strong> discussiëren. Hij wees er op dat Daan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


ook bokser was en dat hij geen misbruik mocht maken van zijn techniek. [...] En terwijl Daan<br />

Holtkamp zijn illustere bewon<strong>de</strong>raars blij<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> bezorg<strong>de</strong>, eb<strong>de</strong> mèt <strong>de</strong> objectiviteit <strong>de</strong><br />

vereiste <strong>de</strong>ftigheid van <strong>de</strong> toeschouwers weg. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> “verwijf<strong>de</strong> wekeling”, klapte<br />

zich <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n rood en juichte met <strong>de</strong> jongens uit <strong>de</strong> Boekhorstraat: “Bravo Daan.”’<br />

62 ‘Nog eens worstelen’ (H.P. 21 augustus 1920), in Proza II, 196-197.<br />

63 ‘Het athletikon’ (De Tel. 12 september 1920), in Proza II, 116-121.<br />

64 ‘De standjeszoeker’ (De Tel. 22 juni 1920), in Proza III, 100-106.<br />

65 ‘De kunst te leven’ (De Tel. 10 juli 1920), in Proza II, 51-57.<br />

66 ‘De hacienda’ (De Tel. 27 juli 1920), in Proza in, 41-46.<br />

67 ‘Hoe een roman wordt geschreven’ (H.P. 31 juli 1920), in Proza II, 122-127.<br />

68 ‘Mijn zoveelste’, in Proza III, 169.<br />

69 ‘De heilstaat’ (H.P. 15 augustus 1920), in Proza II, 134-139. - ‘Het verkeer<strong>de</strong> leven’ (H.P. 25<br />

september 1920), in Proza III, 55-60.<br />

70 ‘Het spoorwegongeluk’ (H.P. 30 september 1920), in Proza I, 178-184.<br />

71 ‘De binocle’ (H.P. 28 augustus 1920). in Proza I, 170-177.<br />

72 De mogelijkheid dat ‘Het spoorwegongeluk’ en ‘De binocle’ veel ou<strong>de</strong>re verhalen zijn, die pas<br />

in 1920 gepubliceerd wer<strong>de</strong>n, wordt versterkt door het feit dat <strong>Couperus</strong> ze zelf nog in het eerste<br />

<strong>de</strong>el van Proza heeft on<strong>de</strong>rgebracht (1923; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len uit 1924 en 1925 heeft hij niet meer<br />

zelf samengesteld).<br />

73 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 223-224. -Zie hierover <strong>de</strong> boeien<strong>de</strong> analyse van Fontijn,<br />

Extase, 11-26; <strong>voor</strong>al 24-26.<br />

74 Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika, 7-8.<br />

75 Stephen McKenna, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos (1922), 76-77.<br />

76 I<strong>de</strong>m, 133.<br />

77 I<strong>de</strong>m, 161.<br />

II [1920-1921]<br />

<strong>Couperus</strong>'s Afrikaanse reisverslagen zijn van 13 november 1920 tot en met 21 mei<br />

1921 wekelijks, soms ook om <strong>de</strong> week-dit waarschijnlijk ten gevolge van <strong>de</strong> nog<br />

slechte verbindingen-in <strong>de</strong> Haagsche Post verschenen. 1 Ze had<strong>de</strong>n groot succes.<br />

Bij zijn vertrek op 16 oktober uit Holland 2 moet hij een wel zeer diepe zucht van<br />

verlichting hebben geslaakt, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 3 ‘... veilig en gedorloteerd en zelfs<br />

een beetje gefêteerd in mijn bries-doorblazen geboorteland “woon<strong>de</strong>” ik meer dan<br />

vijf jaren lang tusschen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


590<br />

muren. De vagebond, die ik ben, herken<strong>de</strong> zichzelven niet meer. Ik “woon<strong>de</strong>”! Ik<br />

was een gezeten Haagsch burger, ik betaal<strong>de</strong> op gezette tij<strong>de</strong>n huishuur en belasting<br />

- ik ben allemachtig correct in die dingengezellige meubels ston<strong>de</strong>n om mij rond, er<br />

kwamen er zelfs uit het ou<strong>de</strong> Florentijnsche paleis over; gezellige gordijnen hingen<br />

hunne stil stemmige plooien rondom mijne peinzingen en arbeid tevens, want die<br />

vijf Hollandsche jaren lang arbeid<strong>de</strong> ik, geloof ik, nog meer dan ik peins<strong>de</strong> en als ik<br />

het kan bolwerken is zoo véél arbei<strong>de</strong>n niet volgens mijn ze<strong>de</strong>. Maar het ie<strong>de</strong>re jaar<br />

duur<strong>de</strong>re va<strong>de</strong>rland, waar <strong>de</strong> gewichtige Gul<strong>de</strong>n <strong>de</strong> standaard is, die staat als een<br />

paal boven water, dwong wel zijn literairen zoon te arbei<strong>de</strong>n als een neger in <strong>de</strong><br />

tuinen <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche tale en gehoorzamend dien lieflijken dwang, arbeid<strong>de</strong> hij<br />

binnen <strong>de</strong> perken van het va<strong>de</strong>rlandsche woord en schreef’.<br />

Vooreerst zou hij geen romans meer schrijven, zo verkondig<strong>de</strong> hij. Hij voel<strong>de</strong> zich<br />

moe en zijn gezondheid was niet optimaal. Hoewel wij nu weten dat er begin juli al<br />

sprake is geweest van op reis gaan, <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> het zijn lezers <strong>voor</strong>komen alsof<br />

het plan tegen het eind van <strong>de</strong> zomer heel spontaan ontstond. Zijn dokter zou tegen<br />

Elisabeth gezegd hebben: 4 ‘hij heeft rust en zon noodig, als hij wil en kan, moet hij<br />

zoo gauw mogelijk weg.’ <strong>Couperus</strong> had soms hevige pijnen. Hij schijnt toen reeds<br />

aan een leveraandoening gele<strong>de</strong>n te hebben. Tegen een heel verre reis had hij<br />

aanvankelijk eigenlijk erg opgezien. Had hij in eerste instantie misschien niet ver<strong>de</strong>r<br />

dan Parijs willen gaan, nu zou het Algiers wor<strong>de</strong>n.<br />

Bij Cook's in <strong>de</strong> avenue <strong>de</strong> l'Opéra wachtte hem een onaangename verrassing.<br />

Door een vergissing bleek men <strong>de</strong> wel bestel<strong>de</strong> en betaal<strong>de</strong> hut niet <strong>voor</strong> hem<br />

gereserveerd te hebben - het kwam aan het licht toen hij om <strong>de</strong> tickets vroeg - zodat<br />

<strong>Couperus</strong> in Marseille een week zou moeten wachten op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> boot. Hij<br />

schrijft 5 dat hij zich daarover ‘een weinig gefroisseerd uitliet tegenover het keurig<br />

Fransch spreken<strong>de</strong> Engelsche jongemensch, dat mij te woord stond van achter zijn<br />

grille’. Del jongeman vroeg hem daarop om enige consi<strong>de</strong>ratie, want het was niet<br />

alles, gestre<strong>de</strong>n te hebben aan het front. - In werkelijkheid heeft het toneel zich wat<br />

feller afgespeeld. Elisabeth herinner<strong>de</strong> zich later dat <strong>Couperus</strong>, die vaak erg humeurig<br />

kon reageren, zeer geprikkeld was geweest en buitengewoon driftig was gewor<strong>de</strong>n.<br />

De jongeman had hem daarop verdrietig aangekeken en alleen maar gezegd: ‘Sir, I<br />

have been in the war.’ <strong>Couperus</strong> maakte zich daarop zelfverwijten. <strong>Een</strong> dag lang<br />

nam hij zichzelf<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


591<br />

zijn uitval erg kwalijk. 6 Volgens het reisverslag zou hij <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong> een hand hebben<br />

gegeven: 7 ‘wij kregen, geloof ik, bei<strong>de</strong>n tranen in <strong>de</strong> oogen om <strong>de</strong> beroer<strong>de</strong> dingen<br />

<strong>de</strong>zer wereld; hij vergaf mij allere<strong>de</strong>lmoedigst maar... ik miste mijn boot van <strong>de</strong>n 3<br />

osten’. In Marseille gaf hij eenvoudig <strong>de</strong> portier van zijn hotel opdracht een hut <strong>voor</strong><br />

hem op <strong>de</strong> boot van 6 november te reserveren.<br />

De overtocht werd gemaakt op <strong>de</strong> Timgad van <strong>de</strong> Compagnie Générale<br />

Transatlantique, die om twaalf uur in <strong>de</strong> middag het anker lichtte. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong><br />

avond van 7 november 1920 kwam het echtpaar in Algiers aan. Ze stapten af in een<br />

immens hotel dat, haast onvermij<strong>de</strong>lijk, ook ditmaal weer eens Continental heette.<br />

Zo laat in het seizoen, en zo betrekkelijk kort nog na <strong>de</strong> oorlog bovendien, logeer<strong>de</strong>n<br />

er nauwelijks twintig gasten. 8<br />

Algiers is <strong>Couperus</strong> buitengewoon goed bevallen. De sfeer van islamitische<br />

melancholie herinner<strong>de</strong> hem aan zijn Indische jeugd, aan een schrijver als Pierre<br />

Loti, en <strong>voor</strong>al ook aan Pages d'Islam van Isabella Eberhardt. 9 Hij liet er zich<br />

rondlei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse consul P.M. Ruys, die <strong>de</strong> stad uitstekend ken<strong>de</strong>. Het<br />

romantische, oosterse karakter van Algiers bekoor<strong>de</strong> hem. Prachtig vond hij <strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong> grote moskeeën: 10 ‘<strong>Een</strong> enkele hangen<strong>de</strong> olielamp, hier en daar, als een bleeke<br />

opaal... In dit licht, in <strong>de</strong>zen schemer vervluchtigt alle materie. Het is of <strong>de</strong> stoffelijke<br />

wereld doorschijnend wordt en geheel vergeestelijkt. Ik behoef mij niet af te vragen<br />

of ik aan schimmen en spoken geloof: ik heb toen <strong>de</strong> schimmen en spoken gezien,<br />

in dien avondschemer, in <strong>de</strong> Moskee...’<br />

Het plan was tot en met Kerstmis in Algiers te blijven en dan over Constantine<br />

naar Biskra te gaan, waar <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> maand januari hoopte door te brengen. Hij<br />

had <strong>de</strong> illusie dat het daar dan heerlijk warm zou zijn. <strong>Een</strong> tussentijdse reis via<br />

Marrakech naar Casablanca overwoog hij eveneens. Maar bij na<strong>de</strong>r inzien zag hij er<br />

van af.<br />

Algiers in <strong>de</strong>cember was heerlijk, het leek wel <strong>voor</strong>jaar, en er was bovendien<br />

genoeg te zien. Vooral van <strong>de</strong> vroege ochtend genoot hij: 11 ‘Om zeven uur gooit men<br />

als in Indië [...] zijn vensters en persiennes open en ligt Algiers <strong>voor</strong> ons uit, gebaad<br />

in <strong>de</strong> eerste roze zonneschijn. Ik zelve baad en ontbijt met open ramen (3 December).<br />

Stoken doen wij niet, hoewel wij een houtvuur zou<strong>de</strong>n kunnen aanleggen.’<br />

Zware regenbuien maakten aan het mooie weer helaas spoedig een eind. In het<br />

hotel was overigens vertier genoeg. Buikdanseressen herin-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


592<br />

ner<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> aan jaren gele<strong>de</strong>n, toen hij in Parijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> wereldtentoonstelling<br />

‘La belle Fathma’ had zien optre<strong>de</strong>n, 12 ‘omringd van háre schaar danseressen, die <strong>de</strong><br />

dans uitvoer<strong>de</strong>n, bijgenaamd “du ventre”. Se<strong>de</strong>rt stierf, geloof ik, la belle Fathma’.<br />

Romantisch vond hij een bruiloft die hij in <strong>de</strong> kasba meemaakte. De elfjarige bruid,<br />

zo vrees<strong>de</strong> hij, zou wel aan een ou<strong>de</strong> lelijke kerel versjacherd zijn... maar dat viel<br />

mee: 13 ‘Geen ou<strong>de</strong> kerel, maar een beeldmooie, jonge Arabier van twintig, <strong>de</strong>nk ik,<br />

met stralen<strong>de</strong> oogen en een blij<strong>de</strong>n, purperen glimlach - want een glimlach heeft <strong>de</strong>r<br />

lippen kleur - om prachtige tan<strong>de</strong>n. [...] Ik ben in eens opgevroolijkt nu hij zoo jong<br />

en mooi is’.<br />

Wegens <strong>de</strong> hevige regenval kon een excursie met een te huren auto naar Bou-Saâda<br />

niet doorgaan. Ook drie aardbevingen achter elkaar bewezen dat Algiers wel wat<br />

an<strong>de</strong>rs dan Den Haag was. Op zo grote afstand begon <strong>Couperus</strong> zich zelfs bijna te<br />

verzoenen mee het Hollandse klimaat. Omstreeks Kerstmis wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> toppen van<br />

het Djurdjura-Gebergte wit van sneeuw. Maar overdag leek het toch weer zomer.<br />

<strong>Een</strong> niet na<strong>de</strong>r te i<strong>de</strong>ntificeren Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r-‘<strong>de</strong> heer K.v.H.’ - die al vijfentwintig<br />

jaar in El-Biar boven Algiers woon<strong>de</strong>, nam <strong>Couperus</strong> dan wel eens mee in zijn<br />

Peugeot. Zo kreeg hij ook heel wat van <strong>de</strong> omgeving te zien. Hij constateer<strong>de</strong> dat<br />

zijn indrukken vrij wel overeenkwamen met die van Isabella Eberhardt. Douéra,<br />

Boufarik, Blida, <strong>de</strong> bergkloven van <strong>de</strong> Chiffa, het boei<strong>de</strong> hem allemaal bijzon<strong>de</strong>r.<br />

Toch is het opvallend hoe oppervlakkig <strong>Couperus</strong>' Afrikaanse reisindrukken steeds<br />

blijven. Hij was zich daar zelf van bewust. Maar hij wil<strong>de</strong> zich niet meer in het land<br />

verdiepen dan hoogst noodzakelijk was <strong>voor</strong> zijn feuilletons: 14 ‘Ik vertik het. Ik ben<br />

niet gekomen om hier zoo veel te bestu<strong>de</strong>eren. Zelfs geen aanschouwelijke botanie.’<br />

Eind januari reis<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong> trein naar Constantine: achttien uren sporen, maar<br />

het landschap was <strong>voor</strong>tdurend zo mooi dat het hem, zijn nog altijd discutabele<br />

conditie ten spijt, nauwelijks vermoei<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> hooggelegen stad bleek het zeer koud<br />

te zijn. <strong>Couperus</strong> maakte er kleine wan<strong>de</strong>lingen: 15 ‘Het is mooi <strong>de</strong> stad om te loopen.<br />

Aan <strong>de</strong>n overkant van <strong>de</strong> diep in rotsbedding nu murmelen<strong>de</strong> dan klateren<strong>de</strong> rivier<br />

ziet ge dan het ontzaglijke arendsnest liggen, dat menschen zich hier hebben gebouwd.<br />

Het is een opstapeling van blin<strong>de</strong>, vlakdakkige witte huizen’. Lang bleef hij er niet.<br />

Biskra lokte. Daar immers bevond zich <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> ‘Gar<strong>de</strong>n of Allah’, door Robert<br />

Smythe Hichens vereeuwigd in diens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


593<br />

gelijknamige roman uit 1904 en sindsdien een ‘must’ <strong>voor</strong> alle toeristen die Algerije<br />

bezochten.<br />

Van Constantine af was dit nog weer tien uren met <strong>de</strong> trein zuidwaarts. <strong>Couperus</strong><br />

verwachtte er Afrikaanse warmte. Maar het viel zo bitter tegen dat hij ten slotte moest<br />

opbiechten: 16 ‘Nu ik veertien dagen in Biskra ben, meen ik u wel er van te mogen<br />

vertellen en geef u mijn gemeng<strong>de</strong> indrukken. Se<strong>de</strong>rt vijf dagen waait een kou<strong>de</strong>,<br />

kou<strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nwind als een a<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Alpen, hoog over <strong>de</strong> Koningin<br />

<strong>de</strong>r Oazen. Nooit zal ik meer stout zijn en zeggen, dat Holland het land is, waar het<br />

het meeste waait. Het land, waar het het meeste waait met kou<strong>de</strong>n, kou<strong>de</strong>n<br />

Noor<strong>de</strong>nwind, is...Biskra, <strong>de</strong> Koningin <strong>de</strong>r Oazen. En het ziet er niet naar uit of<br />

morgen die wind is uitgewaaid. Voortaan zal ik zoet zijn en zeggen, dat het in Holland,<br />

in Den Haag dan, bijna nooit waait.’<br />

Terwijl aan <strong>de</strong> noordkust van Algerije hevige sneeuwval het verkeer totaal<br />

ontregel<strong>de</strong>-<strong>Couperus</strong> spreekt van treinen geblokkeerd door <strong>de</strong> sneeuw te Sétif; zelfs<br />

<strong>de</strong> antieke ruïnestad Timgad lag on<strong>de</strong>r een daar ongebruikelijke witte wa<strong>de</strong> bedolven-,<br />

bekeek hij in <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r kou<strong>de</strong> uren Oud-Biskra. Hij zag zowaar een echt<br />

fata-morgana, en bezocht natuurlijk ook ‘the Gar<strong>de</strong>n of Allah’. Deze bleek nu toe te<br />

behoren aan een graaf Landon <strong>de</strong> Longueville. <strong>Couperus</strong> was er verrukt van. Zijn<br />

beschrijving van dit paradijs 17 -hoewel ‘bijna te kil en te koel, <strong>de</strong>ze palmenschemer,<br />

in Januari. O, zomers, zal het hier zalig zijn’ - getuigt van groot enthousiasme. Hij<br />

kon er niet genoeg van krijgen en ging er telkens opnieuw weer heen. Zijn als<br />

ingeschapen oriëntalisme maakte als het ware Eline Vere weer in hem wakker. Hij<br />

zag zich al toeven, ‘in dat open Moorsche tuinhuis ginds, als er zij<strong>de</strong>n kussens liggen<br />

en er een Arabische fluit en rebab zullen zingen’.<br />

Voorlopig moest hij het echter met Hôtel Royal doen. 's Middags , bezocht hij wel<br />

eens <strong>de</strong> Arabische markt. 's Avonds ging hij graag kijken naar ‘<strong>de</strong> Courtizanen, die<br />

met hare dansen en an<strong>de</strong>rszins in Biskra haar bruidschat komen besparen’. 18 Nu eens<br />

maakte hij met een koetsje een tocht naar Sidi-Okba, dan weer naar <strong>de</strong> oase Chetma.<br />

Van Biskra naar Touggourt, het zui<strong>de</strong>lijkste punt van <strong>de</strong> reis, was nog weer een heel<br />

eind. Maar ook dat laatste stuk van <strong>de</strong> spoorlijn, die daar toen namelijk eindig<strong>de</strong>,<br />

leg<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth af: ze wil<strong>de</strong>n hoe dan ook een indruk van een echte<br />

woesdjnstad opdoen. Bij hun aankomst, die avond, scheen <strong>de</strong> maan. De volgen<strong>de</strong><br />

dag was Touggourt een oosterse verrassing: 19 ‘Nu<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


594<br />

zagen wij eerst goed, dat <strong>de</strong> straten, <strong>de</strong> niet-over<strong>de</strong>kte, uitmon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> woestijn<br />

zelve, in een soort <strong>voor</strong>vlakte van <strong>de</strong> woestijn, met een schrale oaze, wier<br />

palmstammen en -kruinen uitspreid<strong>de</strong>n mager en bijna wit overstuiveld tegen <strong>de</strong> heel<br />

zachtblauwe winterlucht. Er was daar een wijd kamp van Noma<strong>de</strong>n - Bedouïnen -<br />

en <strong>de</strong> donkere, even gestreepte tenten golf<strong>de</strong>n donker<strong>de</strong>r in het zonnelicht, waren <strong>de</strong><br />

eenige donker<strong>de</strong>r kleur.’<br />

<strong>Een</strong> uitstapje op kamelen naar het Graf <strong>de</strong>r Koningen van Touggourt kreeg een<br />

onverwacht ein<strong>de</strong>. Zij stuitten ergens op een begrafenis. Bedoeienenvrouwen stieten<br />

een 20 ‘luid gegil uit, wierpen <strong>de</strong> armen dramatiesch omhoog, verscheur<strong>de</strong>n zich over<br />

<strong>de</strong> borst haar kleêren, sloegen zich <strong>de</strong> nagels in het gezicht. En zij hurkten om het<br />

graf, dat men bereid<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n wachten<strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>. En zij ween<strong>de</strong>n met werkelijke<br />

tranen en gil<strong>de</strong>n en schreeuw<strong>de</strong>n, en ik begreep, dat zij <strong>de</strong> antieke weensters waren!<br />

Ik had van haar gelezen: ik had haarzelve nog onlangs in mijn roman “Iskan<strong>de</strong>r”<br />

doen weenen om lijken van Perzen en Macedoniërs... Nu plotseling zag ik haar zelve<br />

in werkelijkheid.’<br />

Met een tocht dwars door <strong>de</strong> woestijn naar Temacin werd het verblijf in Touggourt<br />

en Biskra besloten. Intussen was het al maart gewor<strong>de</strong>n. Maar <strong>Couperus</strong> ging nog<br />

niet terug naar Algiers, hij wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> opgravingen in het Romeinse Timgad bezoeken.<br />

In <strong>de</strong>ze grandioze antieke bouwvallen voel<strong>de</strong> hij zich weer helemaal in zijn element.<br />

Maar ook hier kon alleen sprake zijn van een zeer oppervlakkig bezoek. Het verdroot<br />

hem wel, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 21 ‘Twintig, <strong>de</strong>rtig feuilletons zoû ik Timgad te wij<strong>de</strong>n<br />

dan hebben, in plaats van dit eene, dat ik, sober van aard, haar en u, o lezers, toe<br />

be<strong>de</strong>nk. Laat mij u alleen zeggen, dat ik drie dagen geleefd heb in het verle<strong>de</strong>n, in<br />

<strong>de</strong>ze antieke stad, die opgegraven, uitgegraven, hare zuilen en bogen zooveel mogelijk<br />

weêr opgericht en uitstaan<strong>de</strong>, schoon architraafloos en dakloos, tegen een blauwe<br />

winterlucht, dui<strong>de</strong>lijk om mij heen lag in <strong>de</strong>n vorm van een antiek, Romeinsch kamp.’<br />

- <strong>Couperus</strong> werd er rondgeleid door <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> opgravingen zelf, Charles<br />

Go<strong>de</strong>t. Aan <strong>de</strong>ze heeft hij zijn feuilleton over Timgad opgedragen, als dank en ‘en<br />

souvenir <strong>de</strong> trois journées inoubliables’. 22<br />

Tenslotte reis<strong>de</strong> hij door naar Tunis. Bestormd door herinneringen aan Gustave<br />

Flauberts Salammbô, haastte hij zich naar <strong>de</strong> ruïnes van Carthago. 23 Hier werd hij<br />

ontvangen door een leerling van <strong>de</strong> grote oudheidkundige Gaston Boissier-van wie<br />

<strong>Couperus</strong> enige boeken goed heeft gekend; hier noemt hij bij <strong>voor</strong>beeld diens L'<br />

Afrique Romaine-, dr. <strong>Louis</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


595<br />

Carton. Samen met madame Carton lichtte <strong>de</strong> archeoloog hem uitvoerig in, niet alleen<br />

over alles wat er te zien viel, maar bovendien over wat er mogelijk nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

grond verscholen kon liggen aan Punische oudhe<strong>de</strong>n.<br />

Ontroerd heeft hem ook Byrsa, <strong>de</strong> plaats waar, volgens <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>, Dido na het<br />

sno<strong>de</strong> uitknijpen van Aeneas op een brandstapel aan haar ein<strong>de</strong> gekomen zou zijn.<br />

Ineens zag <strong>Couperus</strong> zichzelf weer terug als jongen, gebogen over <strong>de</strong> Aeneis van<br />

Vergilius, en hij schreef: 24 ‘O, god<strong>de</strong>lijke heugenis van die god<strong>de</strong>lijke poëzie! O,<br />

emoties om Dido en Aeneas, die ik heb doorgemaakt als Latijn leeren<strong>de</strong> jongeling,<br />

terwijl mijn va<strong>de</strong>r mij les gaf... ik heb u weêr gevoeld daar op <strong>de</strong>n Byrsa-heuvel.’<br />

Vlak <strong>voor</strong> zijn terugreis naar Algiers, in april, had het lot nog een miraculeuze<br />

surprise <strong>voor</strong> hem in petto. In het Bardo-museum, met zijn prachtige antieke collecties,<br />

zag hij een Romeins mozaïek, <strong>voor</strong>stellen<strong>de</strong> twee vuiscvechters, waar hij niet genoeg<br />

van kon krijgen. Thuisgekomen in zijn hotel lag er een boek op hem te wachten. Het<br />

was hem uit Holland toegestuurd door <strong>de</strong> gediplomeerd leraar, tevens lid van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse Boksbond, P.M.C. Toepoel: Het boksen. Drie dagen lang bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> het zeer grondig. En wat gebeur<strong>de</strong> er vervolgens? 25 ‘Na die drie dagen lees<br />

ik in <strong>de</strong> Dépêche Tunisienne een bericht: “Carpentier à Alger.” Carpentier komt in<br />

Algiers, juist als ik in Algiers terug zal zijn! Hij komt er “langs lijnen van<br />

gelei<strong>de</strong>lijkheid” met mij samen op een zekeren dag, dat ik hem zien zal, nadat ik<br />

<strong>voor</strong>bereid zal zijn door een mozaïek in het Bardo-Muzeum en door een drie-daagsche<br />

lectuur van Toepoel's boek over Het Boksen! Het heeft zoo moeten zijn.’ - Soms had<br />

het noodlot dus toch ook zijn charmante kanten!<br />

Per trein spoed<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich naar Algiers. Hij wil<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> wedstrijd van<br />

Georges Carpentier tegen <strong>de</strong> Berg Leenaerts on<strong>de</strong>r geen beding laten ontgaan. Zijn<br />

verslag van dit gevecht vormt tevens een van <strong>de</strong> amusantste bladzij<strong>de</strong>n uit dit<br />

Afrikaans reisjournaal. <strong>Couperus</strong>, die altijd meer van gespier<strong>de</strong> worstelaars dan van<br />

zich exhiberen<strong>de</strong> boksers had gehou<strong>de</strong>n, zeker als zij zoals Carpentier op <strong>de</strong> koop<br />

toe heel tenger waren, moest zich aan het ein<strong>de</strong> volkomen gewonnen geven. ‘Ik was<br />

blij’, verzuchtte hij, 26 ‘zoo iets onwaarschijnlijks te hebben gezien maar ging<br />

melancholiek naar huis. Ik bedacht, dat ik in mijn leven te veel boeken geschreven<br />

had en te weinig had gebokst.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


596<br />

Op 3 mei 1921 voeren <strong>Couperus</strong> en Elisabeth over een glad<strong>de</strong> zee weer terug naar<br />

Marseille. Het Afrikaans avontuur was afgelopen. Dank zij een speciaal document,<br />

hem in 1920 nog <strong>voor</strong> zijn vertrek verstrekt door <strong>de</strong> Franse gezant te Den Haag,<br />

Charles Benoist, kon<strong>de</strong>n zij alle ingewikkel<strong>de</strong> douaneformaliteiten omzeilen. Na nog<br />

een paar dagen in Marseille te hebben doorgebracht, reis<strong>de</strong>n zij terug naar Parijs. Zij<br />

namen er hun intrek in het <strong>voor</strong>name hotel Regina. 27 Toen reeds koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />

plannen om in juni meteen een paar weken naar Engeland te gaan. Vaste vorm had<strong>de</strong>n<br />

die echter nog niet aangenomen en hij wil<strong>de</strong> hoe dan ook eerst naar Ne<strong>de</strong>rland<br />

terugkeren. - Dat Van Oss hem daar op een verrassing van formaat zou trakteren<br />

bevroed<strong>de</strong> hij wel allerminst.<br />

Wat <strong>de</strong>ze korte tijd in Parijs betreft beschikken wij over gegevens van verschillen<strong>de</strong><br />

aard. Enerzijds schreef <strong>Couperus</strong> zelf zijn Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs, 28 an<strong>de</strong>rzijds<br />

heeft Henri van Booven er wat over verteld. Deze had juist een trip naar <strong>de</strong> Pyreneeën<br />

gemaakt en ontmoette, on<strong>de</strong>rweg naar Holland en maar even in <strong>de</strong> Franse hoofdstad,<br />

<strong>Couperus</strong> toevallig in het Jeu <strong>de</strong> Paume. Er werd daar toen een expositie van<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rkunst getoond.<br />

<strong>Couperus</strong> zelf vertelt hoe hij <strong>de</strong> feesten ter ere van Jeanne d'Arc meemaakte,<br />

gevierd naar aanleiding van haar recente heiligverklaring. Van zijn balkon af kon hij<br />

het bronzen ruiterstandbeeld van La Pucelle zien, behangen als het was met kransen<br />

en bloemstukken. Hij hoor<strong>de</strong> ministers re<strong>de</strong>voeringen hou<strong>de</strong>n, was getuige van allerlei<br />

<strong>de</strong>filés en voel<strong>de</strong> zich geroerd door al die nationalistische opwinding over een zaak<br />

die hij toch in <strong>de</strong> eerste plaats als een politieke kwestie beschouw<strong>de</strong>. Wat het natuurlijk<br />

ook was.<br />

Hoewel hij erken<strong>de</strong> meer van Rome te hou<strong>de</strong>n, had Elisabeth niet helemaal gelijk<br />

toen zij hem licht verweet dat hij niet echt om Parijs gaf. <strong>Couperus</strong> hield bij <strong>voor</strong>beeld<br />

veel van het Musée Cluny. De mooie gobelins met <strong>de</strong> reeks <strong>voor</strong>stellingen van La<br />

Dame á la Licorne-Fi<strong>de</strong>ssa! - had hij daar al vaak bewon<strong>de</strong>rd. In <strong>de</strong> tuin van dit<br />

aantrekkelijke museum rustte hij niet min<strong>de</strong>r graag uit dan in het park van <strong>de</strong><br />

Tuilerieën. En dan was er het Louvre: 29 ‘Nergens ziet ge zoo schitteren<strong>de</strong><br />

ste<strong>de</strong>-schoonheid als uit <strong>de</strong>n tuin van <strong>de</strong>n Louvre tot aan <strong>de</strong> Eereboog, prachtig<br />

symbool, dat zich daar verheft tegen <strong>de</strong> goud gloren<strong>de</strong> luchten en waar ge weet, dat<br />

<strong>de</strong> Onbeken<strong>de</strong> Strij<strong>de</strong>r ligt. Symbool en we<strong>de</strong>rom symbool en het is goed, dat <strong>de</strong><br />

symbolen nog <strong>de</strong> wereld, <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> menschenzielen be-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


597<br />

heerschen’, zo meen<strong>de</strong> hij. ‘Het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r menschelijke wereld zal daar zijn als het<br />

laatste symbool is uitgewischt en vernietigd, als ten feestdag van Jeanne d' Arc geene<br />

bloemen meer om haar standbeeld hangen, als <strong>de</strong> Onbeken<strong>de</strong> Strij<strong>de</strong>r niet meer<br />

geëerd zal wor<strong>de</strong>n zooals he<strong>de</strong>n ten dage, dat men noch zijn naam, noch zijn<br />

dapperheid kan bevroe<strong>de</strong>n. [...] Of ik van Parijs hoû? Ja, eigenlijk wel. Het is een<br />

stad, waar ik eens heb gele<strong>de</strong>n, jaren, jaren her. De plek, waar men gele<strong>de</strong>n heeft,<br />

kan men niet an<strong>de</strong>rs dan lief krijgen, als <strong>de</strong> jaren verloopen. Maar natuurlijk, ik heb<br />

<strong>de</strong> eene wijk in Parijs liever dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re... En als ik in een bui ben, dweep ik ook<br />

wel met <strong>de</strong> boulevards. En dan wil<strong>de</strong> ik u bekennen: ik ben nooit bang in Parijs een<br />

straat over te steken en dat ben ik in Den Haag wel. Ik ben nooit in Parijs bang, als<br />

mijn vrouw alleen uit is en dat ben ik in Den Haag wel...’ 30<br />

De ontmoeting die Henri van Booven half mei op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse expositie met<br />

hem had zou <strong>de</strong> laatste zijn van <strong>Couperus</strong> met zijn toekomstige biograaf. Van Booven<br />

schreef er over: 31 ‘Nadat ik eerst met Mevrouw <strong>Couperus</strong> en later met <strong>Couperus</strong> zelf<br />

door <strong>de</strong> zalen gewan<strong>de</strong>ld had, als Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs trotsch op <strong>de</strong> grootheid onzer kunst,<br />

noodig<strong>de</strong> hij mij uit thee te gaan drinken bij Chiboust, tegenover het Théâtre Français.<br />

Mevrouw <strong>Couperus</strong> moest een en an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reis beschikken in het hotel en wij<br />

brachten haar eerst daarheen. Na <strong>de</strong> thee stel<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>: “Laten wij nu nog wat in<br />

dien tuin van <strong>de</strong> Tuilerieën op een bank gaan zitten.” Ik was verheugd dat hij dit<br />

<strong>de</strong>ed, ook ik houd zooveel van dien tuin. Het was <strong>voor</strong> mij een middag van groote<br />

vreug<strong>de</strong>.’<br />

‘Nabij <strong>de</strong> Place du Carrousel, naar <strong>de</strong> Rue <strong>de</strong> Rivoli gekeerd, zei<strong>de</strong> ik: “Ik ben een<br />

gelukkig man dat het mij vergund is, <strong>de</strong> paar laatste uren van mijn verblijf hier in<br />

gezelschap van ‘een mensch’ door te brengen.’ Ik maakte nog eenige toespelingen<br />

op het woord “mensch” en op zijn arbeid, en zei<strong>de</strong> hem welk een groote bewon<strong>de</strong>ring<br />

ik juist <strong>voor</strong> zijn werk zou behou<strong>de</strong>n. Wij bespraken nog velerlei. <strong>Couperus</strong> werd<br />

wat verdrietig. Het was alsof er in <strong>de</strong>n toon van zijn woor<strong>de</strong>n een stemming van<br />

afscheid lag. Ik herinner<strong>de</strong> hem aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering die hij on<strong>de</strong>rvond, en trachtte<br />

hem op te beuren: “Ja, Van Booven”, zei<strong>de</strong> hij toen, “je meent het goed, misschien<br />

is het zoo, ze beginnen hier nu ook met mij te vertalen.” Hij sprak nog over zijn<br />

aanstaan<strong>de</strong> reizen in Engeland. Daarna was het tijd om heen te gaan. Bij het Louvre,<br />

tegenover het hotel Regina, namen wij afscheid. Van een oogenblik min<strong>de</strong>r drukte<br />

in <strong>de</strong>n stroom van voertuigen maakte hij behendig gebruik om naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>r straat te gaan.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


598<br />

Toen sloot die stroom zich <strong>voor</strong> altijd achter hem, en ik kon hem niet meer volgen<br />

in <strong>de</strong> menigte.’<br />

Deze elegische passage op een <strong>de</strong>r laatste bladzij<strong>de</strong>n van Van Boovens boek klinkt<br />

wel fraai, maar is ook ditmaal slechts weer <strong>de</strong> halve <strong>Couperus</strong>. Heel in het begin van<br />

zijn <strong>biografie</strong> memoreert Van Booven een <strong>de</strong>tail van hun gesprek dat misschien beter<br />

aan het ein<strong>de</strong> had kunnen wor<strong>de</strong>n ingevoegd. <strong>Couperus</strong> had namelijk zijn duistere<br />

kanten en leef<strong>de</strong> die pas 's avonds laat uit, als Elisabeth naar bed was (men herinnert<br />

zich <strong>de</strong> nachtelijke dans met een soldaat in Florence, vlak on<strong>de</strong>r haar raam). Van<br />

Booven weet mee te <strong>de</strong>len. 32 ‘<strong>Couperus</strong> heeft mij <strong>de</strong>n laatsten keer dat ik hem zag,<br />

in Mei 1921 te Parijs vóór zijn vertrek naar Engeland, in verband met dit on<strong>de</strong>rwerp<br />

verteld dat hij eens <strong>de</strong>s nachts aldus rondslenterend in Parijs, en uitziend naar <strong>de</strong><br />

dingen die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver zijn, plaats had genomen in een café. Naast hem was<br />

een man komen zitten aan zijn tafeltje van het type dat hij eens zoo meesterlijk heeft<br />

geschetst in het fragment te Nice in 1905 geschreven: “De hoogere Onbewustheid”<br />

(Proza). 33 Deze man had <strong>Couperus</strong> eerst een tijd lang opgenomen, toen, brutaal<br />

doelend op diens han<strong>de</strong>n, verachtelijk gebarend gezegd: “Allez, aristo!” De kerel in<br />

het café had in <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r zijn vermomming toch <strong>de</strong>n man herkend die niet<br />

behoor<strong>de</strong> tot zijn gil<strong>de</strong>.’ - Op zichzelf geen won<strong>de</strong>r, gezien <strong>Couperus</strong>' spits<br />

gemanicuur<strong>de</strong> nagels, nog daargelaten zijn fameuze ringencompositie!<br />

Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk hierna zijn ook hij en Elisabeth per trein-samen met een<br />

beken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse hoogleraar en diens echtgenote, die uit Madrid kwamen; Van<br />

Booven verzuimt helaas, als zo dikwijls, <strong>de</strong> naam te noemen-naar Holland<br />

teruggereisd. Voor korte tijd namen zij in Den Haag hun intrek in hotel Duinoord. 34<br />

Op <strong>de</strong> eerste juni zou<strong>de</strong>n zij alweer naar Engeland vertrekken. De stadswijk Duinoord,<br />

waar <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze veertien Haagse lentedagen doorbracht, oefen<strong>de</strong> overigens<br />

volstrekt geen aantrekkingskracht op hem uit. Het tegen<strong>de</strong>el is waar. Hij vond het<br />

net Nijmegen of Arnhem en had er generlei binding mee. Was er in het Hotel <strong>de</strong><br />

Bellevue ditmaal geen plaats? Later heeft hij nooit meer in hotel Duinoord gelogeerd.<br />

In Parijs nog had hij een brief geschreven aan Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, om<br />

zijn bezoek in Lon<strong>de</strong>n aan te kondigen. Deze zag meteen dat dit een buitenkansje<br />

was. Wist <strong>Couperus</strong> eigenlijk zelf wel hoe beroemd hij door <strong>de</strong> Engelse vertalingen<br />

van zijn boeken aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


599<br />

Noordzee langzamerhand gewor<strong>de</strong>n was? Haastig maakte Tex plannen <strong>voor</strong> een<br />

grootse ontvangst en verwittig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zichtig van zijn i<strong>de</strong>eën: ‘Je meldt<br />

mij, dat je na je Afrikaansche reis, die je volbracht om uit te rusten van Haagsche<br />

drukte, komt uitrusten in Lon<strong>de</strong>n van Afrika en dat “during London-season”. Ik zal<br />

blij zijn je weer te zien maar je <strong>de</strong>nkt er toch niet aan gelijk een heremiet te leven??’<br />

- <strong>Couperus</strong> zond hem daarop volgens zijn eigen zeggen een telegram: ‘Wil in<br />

Hy<strong>de</strong>-Park zitten droomen; ook in British Museum bij Elgin-marbles.’ Daarop sein<strong>de</strong><br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos terug: ‘Allerdwaast i<strong>de</strong>e. Voor verkoop van boeken beter te<br />

lunchen, te tea-en, te dineeren in verschillen<strong>de</strong> clubs en bij personen van aanzien.<br />

Vertrouw op mij. Bereid <strong>voor</strong> ontvangst, invitaties, etc. Laat alles aan mij over’. 35<br />

Wat dit <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong>, leren ons <strong>de</strong> elf feuilletons Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season.<br />

Evenals het Afrikaans reisjournaal zijn ze verschenen in <strong>de</strong> Haagsche Post. 36<br />

Hoewel London nog in het verschiet lag, dacht <strong>Couperus</strong> toch al na over zijn ver<strong>de</strong>re<br />

toekomst. De vijf Hollandse jaren waren hem ten slotte dusdanig op <strong>de</strong> zenuwen<br />

gaan werken, dat hij on<strong>de</strong>r geen beding in herhaling wenste te vervallen. Het zui<strong>de</strong>n<br />

trok, als vroeger. Er was alleen dit verschil dat hij nu <strong>de</strong> zestig na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, dat zijn<br />

gezondheid telkens weer te wensen overliet, en <strong>voor</strong>al ook dat <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n zo waren<br />

veran<strong>de</strong>rd. Zou hij met schrijven wel in zijn on<strong>de</strong>rhoud kunnen blijven <strong>voor</strong>zien, als<br />

hij zich in het buitenland vestig<strong>de</strong>? Kon hij daar <strong>de</strong> niet onbelangrijke inkomsten<br />

van zijn literaire lezingen missen? En viel er eigenlijk nog wel wat te schrijven, nu<br />

hij in romans niets meer zag?<br />

Hij maakte vage plannen over wonen in Siena of Perugia. Tegen Elisabeth zei<br />

hij: 37 ‘Ik wensch in Italië iets exceptioneels te vin<strong>de</strong>n. Ik zou willen zoeken, ergens,<br />

in een aristo-paleis, in een klein Italiaansch stadje, want in Rome vind ik het zeker<br />

niet, drie ruime vertrekken, waar wij wat eigen meubels kunnen zetten en een home<br />

kunnen formeeren zooals wij pre war in Florence had<strong>de</strong>n. Er zijn natuurlijk in Italië-er<br />

waren er toén al-verarm<strong>de</strong> markiezinnen en dito prinsen, die niet <strong>de</strong>nken aan kamers<br />

verhuren maar die oogenblikkelijk zich zou<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>nken als zij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

advertentie lazen in “Tribuna” of “Corriere <strong>de</strong>lla Sera”: “Vreem<strong>de</strong>lingen van distinctie,<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsch schrijver en echtgenoote, zoeken in een <strong>de</strong>r kleinere ste<strong>de</strong>n van<br />

Mid<strong>de</strong>n-Italië, drie à vier leêge vertrekken, <strong>voor</strong> langer verblijf. Informatie te<br />

verkrijgen bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Lega-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


600<br />

tie te Rome.”’ - Elisabeth was echter sceptisch gestemd. Haar waren <strong>de</strong> Hollandse<br />

jaren niet zo slecht bevallen. Zij had in Den Haag haar eigen huis en huishou<strong>de</strong>n<br />

gehad, voel<strong>de</strong> er zich prettig tussen zoveel familie, vrien<strong>de</strong>n en kennissen en had in<br />

Italië niet veel zin meer. Vrees<strong>de</strong> zij een herhaling van <strong>de</strong> Orlando-toestand? Giulio<br />

Lodomez was geheel achter <strong>de</strong> horizon verdwenen. Dit kan Elisabeth uiteraard niet<br />

onwelgevallig zijn geweest. Terug uit Amerika zou Giulio zich, zo weten wij, vestigen<br />

in juist zo een klein Italiaans plaatsje als <strong>Couperus</strong> bedoel<strong>de</strong>: Ascoli Piceno. 38<br />

De <strong>voor</strong>lopige oplossing van het toekomstprobleem kwam van onverwachte zij<strong>de</strong>.<br />

Op een ochtend, kort na zijn terugkomst in Den Haag, bezocht <strong>Couperus</strong> zijn<br />

opdrachtgever S.F. van Oss in diens redactiekamer op <strong>de</strong> Haagsche Post. Deze<br />

betoon<strong>de</strong> zich zeer tevre<strong>de</strong>n over <strong>Couperus</strong>' Afrikaanse reisschetsen en verbaas<strong>de</strong><br />

zich er over dat <strong>de</strong> schrijver er van zich ge<strong>de</strong>primeerd voel<strong>de</strong>. Als volgt heeft Van<br />

Oss dit on<strong>de</strong>rhoud later zelf beschreven. 39<br />

‘<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong>: “'t Is met mij gedaan! Ik ben uitgeschreven, aan 't eind van<br />

mijn werk!”<br />

“Onzin, man!” zei<strong>de</strong> ik - ik kreeg een van die ingevingen die een mensch meer<br />

heeft - “Je werk begint pas!”<br />

“Wat bedoel je, brave man?”<br />

“Ik bedoel dat je <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche Post een reis naar Indië en Japan gaat maken,<br />

en ons van daar uit een reeks prachtbrieven schrijft.”<br />

“Ik heb je nog nooit op een leugen betrapt, en moet dus wel aannemen dat je <strong>de</strong><br />

waarheid spreekt. Maar <strong>voor</strong> mij is 't nieuws. Mag ik er eens met Pop over spreken?”<br />

“Pop” was zijn charmante echtgenoote.<br />

“Natuurlijk mag je dat.”<br />

<strong>Een</strong>ige dagen later kwam hij terug.<br />

“Als Pop mee kan is het in or<strong>de</strong>. Maar op jouw kosten.”<br />

“Desnoods. Hoe hoog taxeer je die kosten?”<br />

“Je weet dat ik een verwend mensch ben, en een reis van een jaar <strong>voor</strong> ons bei<strong>de</strong>n<br />

zal in die dure lan<strong>de</strong>n op ongeveer twintig mille komen. En dan tien mille <strong>voor</strong> mijzelf<br />

als honorarium.”<br />

“Dus in het geheel <strong>de</strong>rtig mille? Ahem! Top! Wanneer kun je vertrekken?”<br />

O, als het moest da<strong>de</strong>lijk. Maar hoewel hij Indië van ouds ken<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> hij liever<br />

eerst hier alle mogelijke materiaal bijeengaren. Het teekent <strong>de</strong>n<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


601<br />

man, zijn-wilskracht en zijn nauwgezetheid, dat hij twee maan<strong>de</strong>n lang elken dag<br />

assidu in <strong>de</strong> Kon. Bibliotheek zat om zijn gegevens bijeen te brengen. Hij schreef<br />

ons 71 brieven, die in <strong>de</strong> H.P. verschenen tusschen 17 December 1921 en 5 Mei<br />

1923, en die ons dus op ruim ƒ400 per stuk kwamen. Doch zij waren het waard,<br />

omdat zij enorme belangstelling wekten. Zij verschenen later “gebun<strong>de</strong>ld” bij<br />

Leopolds Uitgevers-Mij., en had<strong>de</strong>n groot succes; evenals een engelsche vertaling,<br />

die in 1924 bij Hurst & Blackett te Lon<strong>de</strong>n uitkwam.’<br />

<strong>Couperus</strong>' eigen versie van dit on<strong>de</strong>rhoud wijkt weinig af van wat Van Oss vertelt.<br />

Hij was dolgelukkig met het <strong>voor</strong>stel. 40 In een interview met Joh. C.P. Alberts heef<br />

hij in 1923 overigens moeten toegeven dat hij, door het aan te nemen, in wezen tegen<br />

<strong>de</strong> zin van Elisabeth han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. 41 Zij vond dat zij bei<strong>de</strong>n te oud waren om <strong>de</strong> niet<br />

geringe inspanningen van zulk een grote, lange reis het hoofd te kunnen bie<strong>de</strong>n. Aan<br />

Henri Borel vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat Van Oss, toen <strong>de</strong> overeenkomst mon<strong>de</strong>ling gesloten<br />

was, onmid<strong>de</strong>llijk <strong>de</strong> ‘Ne<strong>de</strong>rland’ had opgebeld: 42 ‘En zóó maar, stante pe<strong>de</strong> bestel<strong>de</strong><br />

hij een hut, een luxe-hut nog wel <strong>voor</strong> mijn vrouw en mij, naar Batavia. Begin<br />

October. Ik blijf dan eerst eenige maan<strong>de</strong>n - in Indië, waar ik in geen twintig jaar<br />

geweest ben, ga dan naar Japan <strong>voor</strong> eenige maan<strong>de</strong>n - ik moet daar in <strong>de</strong> lente het<br />

Kersenbloesemfeest bijwonen - en dan over China terug. Op kosten van <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post, mijn vrouw en ik samen! Ik heb een groote credietbrief me<strong>de</strong>. Als het te veel<br />

is geef ik 't restant terug, als 't te weinig blijkt, heb ik maar te seinen om méér.’<br />

Dat <strong>de</strong>ze nieuwe perspectieven <strong>Couperus</strong> in high spirits brachten, blijkt alleen al<br />

uit <strong>de</strong> toon van zijn Engelse reisbrieven, waarin zijn journalisrieke talenten weer<br />

eens zo schitteren dat wij er ons niet over verbazen hoe Fürstin Marie von Thum und<br />

Taxis hem als ‘rasend unterhaltend’ heeft kunnen beschrijven. Geduren<strong>de</strong> lange tijd<br />

kon hij nog blijven reizen en hoef<strong>de</strong> hij niet te ‘wonen’. De ou<strong>de</strong> dag, die hij in Italië<br />

had willen beginnen, werd daarmee <strong>voor</strong>lopig op <strong>de</strong> lange baan geschoven.<br />

Maar <strong>voor</strong>eerst was er Engeland. <strong>Couperus</strong> hoopte er met Elisabeth een week of<br />

vijf te blijven. Door zijn eigen journaal zijn we vrij ge<strong>de</strong>tailleerd van zijn doen en<br />

laten in Lon<strong>de</strong>n en omgeving op <strong>de</strong> hoogte, al is het jammer dat hij van tal van<br />

personen die hij ontmoet heeft alleen maar <strong>de</strong> initialen vermeldt. Soms kunnen wij<br />

die thuisbrengen, dikwijls echter blijven <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> figuren op <strong>de</strong>ze wijze anoniem.<br />

De zin hiervan is niet<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


602<br />

goed dui<strong>de</strong>lijk. Boeiend is ook, naast wat hijzelf vertelt, een bezoek dat hij aan<br />

Edmund Gosse heeft gebracht en waar <strong>de</strong>ze later uitvoerig verslag van heeft gedaan. 43<br />

Voorts zijn <strong>de</strong> teksten <strong>de</strong>r re<strong>de</strong>voeringen bewaard gebleven die <strong>Couperus</strong> bij enkele,<br />

hem ter ere aangerichte, lunches en diners heeft afgestoken. 44 Als ‘Lion of the Season’<br />

heeft hij in Lon<strong>de</strong>n een heerlijke tijd gehad. Hij dankte dit uitsluitend aan het<br />

onvermoeibare organisatietalent van zijn vriend Teixeira <strong>de</strong> Mattos, zon<strong>de</strong>r wiens<br />

bemoeiingen dit alles on<strong>de</strong>nkbaar geweest zou zijn. De grootste vreug<strong>de</strong> die men<br />

<strong>Couperus</strong> in Lon<strong>de</strong>n bereid heeft, is zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>de</strong> erkenning op hoog niveau van<br />

zijn schrijverschap geweest. Hij werd geconfronteerd met een belangstelling en<br />

waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zijn boeken, <strong>voor</strong>al ook <strong>voor</strong> zijn ou<strong>de</strong>re werk, die hem zon<strong>de</strong>r meer<br />

overrompel<strong>de</strong>. Het versterkte zijn zelfvertrouwen. In een van <strong>de</strong>ze feuilletons zet hij<br />

met bijna ontroeren<strong>de</strong> eerlijkheid uiteen hoe, alle uiterlijke schijn van het tegen<strong>de</strong>el<br />

ten spijt, twijfel aan zijn kunstenaarschap hem van boek tot boek kon kwellen, tot<br />

aan het ein<strong>de</strong> toe: 45 ‘Ik, die mijn geheele leven niets an<strong>de</strong>rs had gedaan dan romans<br />

geschreven, ik had mijzelven zoo vaak afgevraagd: geloof ik in mijn werk? Geloof<br />

ik in romans? Geloof ik in romans als in een openbaring van schoonheid en kunst,<br />

die recht-van-bestaan heeft? En hoe meer romans ik geschreven had, hoe vaker ik<br />

dien twijfel bij mij had voelen als een slang <strong>de</strong>n kop op steken, als een kanker had<br />

voelen zieken.’ Van <strong>de</strong>ze twijfel werd hij verlost doordat hem in <strong>de</strong> Titmarsh-Club<br />

als credo zou wor<strong>de</strong>n aangezegd: ‘We believe in novels.’ In <strong>de</strong> eerste plaats waren<br />

dat zíjn ‘novels’.<br />

Op <strong>de</strong> avond van 1 juni 1921 wil<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth met <strong>de</strong> trein van 10.23<br />

uur van Den Haag naar Hoek van Holland reizen om daar aan boord te gaan van <strong>de</strong><br />

St. Georges, op weg naar Harwich. 46 Aan het station heerste echter grote verwarring<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kruiers. De zomerdienst bleek die dag te zijn ingegaan, en <strong>de</strong> bewuste trein<br />

zou naar alle waarschijrilijkheid <strong>de</strong> aansluiting missen. Goe<strong>de</strong> raad was in dit geval<br />

min<strong>de</strong>r duur dan het op het eerste gezicht leek: <strong>de</strong> in allerijl gerequireer<strong>de</strong> taxi naar<br />

‘Hook’ bleek slechts vijfentwintig gul<strong>de</strong>n te kosten. Nooit zou <strong>Couperus</strong> meer <strong>de</strong><br />

boottrein nemen, zo beloof<strong>de</strong> hij zichzelf.<br />

Van Liverpool Strect Station werd hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen door Teixiera <strong>de</strong> Mattos<br />

eveneens met een auto afgehaald, en wel die van Stephen McKenna. <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> nog betrekkelijk jonge schrijver van naam.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


603<br />

Twee van zijn ou<strong>de</strong>re boeken - Majesty en Old People and the Things that pass -<br />

waren door McKenna van een inleiding <strong>voor</strong>zien, en bovendien had <strong>de</strong>ze auteur veel<br />

succes geoogst met zijn eigen roman Sonia. In het niet ver van Teixeira's huis gelegen<br />

Royal Court Hotel, Sloane Square, ontving diens vrouw het echtpaar <strong>Couperus</strong> met<br />

een boeket prachtige bloemen. 47<br />

Snel wer<strong>de</strong>n daarop <strong>de</strong> koffers uitgepakt. Te snel. In <strong>de</strong> haast liet <strong>Couperus</strong> een<br />

paar schoenen op een hoed met paradijsvogelveren van <strong>de</strong> arme Elisabeth vallen,<br />

waarop zich een echtelijke twist ontspon (volgens <strong>Couperus</strong> begon Elisabeth te<br />

‘brommen’). In het reisjournaal zou hij haar <strong>voor</strong>taan steeds met Dd. aandui<strong>de</strong>n, een<br />

ondui<strong>de</strong>lijke afkorting. 48 Doorluchtigheid? Doctor of Divinity? Of staan <strong>de</strong> letters<br />

slechts <strong>voor</strong> Doe<strong>de</strong>l, zoals hij haar wel eens placht te noemen? (In <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling<br />

heette zij soms ook Poeleke, maar dit terzij<strong>de</strong>.)<br />

Die avond dineer<strong>de</strong>n zij bij vrien<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> familie ‘F.S.’ op Hans Place. Daar<br />

<strong>Couperus</strong> op 11 juni een <strong>de</strong>jeuner heeft bijgewoond waar ook <strong>de</strong> schrijver Frank<br />

Swinnerton aanzat, 49 is het niet onaannemelijk dat dit <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> kennis was. Het<br />

valt niet uit te maken, daar na<strong>de</strong>re gegevens ontbreken. - Na het diner spoed<strong>de</strong> men<br />

zich gezamenlijk naar het Russisch Ballet in The Prince's Theatre. Nijinski trad toen<br />

al niet meer op, maar <strong>Couperus</strong>, volgens wie <strong>de</strong> grote danser zichzelf tegenwoordig<br />

<strong>voor</strong> een tijger hield, had hem vroeger in Parijs nog gezien. In een choreografie van<br />

Martinez Sierra werd, op <strong>de</strong> muziek van Manuel <strong>de</strong> Falla, El sombrero <strong>de</strong> tres picos<br />

gedanst: ‘Scenery and costumes by the famous Pablo Picasso’. Daar moest <strong>Couperus</strong><br />

niets van hebben: 50 ‘Ik hoû niet van Picasso's gestyleer<strong>de</strong> <strong>de</strong>coraties’, zo wees hij<br />

diens, uiteraard verre van passatistische, toneelaankleding af. ‘Zij zijn <strong>voor</strong> mij te<br />

simpel in vergelijking met <strong>de</strong> somptueuze kostumen en het geraffineer<strong>de</strong> gebaar <strong>de</strong>r<br />

dansers en danseressen en dus niet in harmonie.’ De dirigent, Emest Ansermet, riep<br />

door zijn baard hoofdzakelijk associaties met een Assyriër bij hem op. De man heette<br />

bovendien, vergeleken met Mengelberg, zwemmerig als een zwarte zwaan te dirigeren.<br />

Les Sylphi<strong>de</strong>s, waar <strong>de</strong> avond mee besloten werd, stal daarentegen <strong>Couperus</strong>' hart.<br />

De bie<strong>de</strong>rmeier-enscenering en <strong>de</strong> zoete gezichtjes herinner<strong>de</strong>n hem aan ou<strong>de</strong><br />

familieportretjes, misschien <strong>voor</strong>al aan het beken<strong>de</strong> portret van zijn moe<strong>de</strong>r als jong<br />

meisje, dat altijd op zijn bureau stond. 51<br />

Tij<strong>de</strong>ns een lunch in <strong>de</strong> Reform-Club op 3 juni leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn Engelse<br />

uitgever Thornton Butterworth kennen. 52 Van <strong>de</strong> schrijvers, cri-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


604<br />

tici en letterlieven<strong>de</strong> lords aan wie hij ver<strong>de</strong>r nog <strong>voor</strong>gesteld werd kon hij <strong>de</strong> namen<br />

helaas niet onthou<strong>de</strong>n, zodat wij niet weten wie hij er, behalve lord Russell en opnieuw<br />

McKenna, nog meer ontmoet heeft. Tussen <strong>de</strong> gangen door wer<strong>de</strong>n ook zaken gedaan.<br />

Butterworth on<strong>de</strong>rhield hem bij <strong>voor</strong>beeld over een mogelijke Engelse editie van<br />

Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Door Teixeira was <strong>de</strong>ze roman <strong>voor</strong> een Amerikaanse<br />

uitgever vertaald on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel The Inevitable. Daar het boek in Amerika furore<br />

maakte, wil<strong>de</strong> Butterworth het nu ook in Engeland uitbrengen. Dit zou gebeuren<br />

on<strong>de</strong>r een slim aangepaste ‘an<strong>de</strong>re’ titel: The Law Inevitable. Dringend echter verzocht<br />

hij <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> bedscène aan het slot te schrappen. <strong>Couperus</strong>, even<br />

verbaasd als geschokt, was slechts bereid er een divan van te maken. Daar dit als<br />

concessie ontoereikend bleek, bleef overeenstemming uit. 53 De uitgave is later toch<br />

tot stand gekomen.<br />

Langzamerhand begon het tot <strong>Couperus</strong> door te dringen dat zijn naam in Engeland,<br />

en in Amerika naar het scheen niet min<strong>de</strong>r, werkelijk een begrip was. 54 Het <strong>de</strong>ed hem<br />

veel goed, nadat hij zo dikwijls van L.J. Veen klachten had moeten horen over <strong>de</strong><br />

onverkoopbaarheid van zijn werk. Met kin<strong>de</strong>rlijke trots <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> lezers van <strong>de</strong><br />

Haagsche Post mee: ‘Ou<strong>de</strong>, dierbare boeken! Langs Lijnen... en <strong>de</strong> Kleine Zielen...<br />

en Van Ou<strong>de</strong> Menschen, <strong>de</strong> Dingen, die Voorbij gaan. Eerst hier in Lon<strong>de</strong>n, na zoo<br />

iets als twintig jaar, hoor ik ze roemen met enthoeziasme. Zeker, ik had wel altijd,<br />

geloof ik, een goe<strong>de</strong> pers in Holland, maar enthoeziasme er <strong>voor</strong>, eerlijk gezegd, dit<br />

miste ik wel eens in Hollandsche kritiek en conversatie. En het is vreemd, zoo warm,<br />

als het hier naar mij toe komt. Se<strong>de</strong>rt jaren dacht ik niet meer aan die boeken, zag<br />

niet meer naar ze om, was ze vergeten: ik geloof, <strong>voor</strong> een schrijver, het eenige<br />

mid<strong>de</strong>l om àn<strong>de</strong>re boeken te schrijven. En nu komen ze naar mij terug, in hun<br />

Engelsche kleedij, waarin Tex ze zoo uitstekend doste. En met “Langs Lijnen...” is<br />

ook “Van Ou<strong>de</strong> Menschen” een succes in Amerika en... wordt het verfilmd en kent<br />

ie<strong>de</strong>reen het hier in London. Maar ge zult mij wel willen gelooven als ik u verzeker<br />

dat ik het niet zien ga!’<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos wil<strong>de</strong> ook De stilte kracht en De komedianten zien te plaatsen.<br />

Dit is hem - bij een an<strong>de</strong>re uitgever, John Cape Ltd. - in<strong>de</strong>rdaad gelukt, hoewel hij<br />

zelf had gezegd dat hij <strong>de</strong> Romeinse roman als <strong>voor</strong> Engeland ‘hot stuff’ beschouw<strong>de</strong><br />

en er een hard hoofd in had of dit gedurf<strong>de</strong> boek <strong>de</strong> gevrees<strong>de</strong> censuur wel zou<br />

passeren. Wij hoeven ons <strong>de</strong> affaire Lady Chatterley maar in <strong>de</strong> herinnering te brengen<br />

om ons te<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


605<br />

realiseren hoe streng <strong>de</strong> Engelse ze<strong>de</strong>n op dit terrein nog altijd waren. Het succes<br />

van <strong>Couperus</strong>' ou<strong>de</strong>re werk kan ten <strong>de</strong>le verklaard wor<strong>de</strong>n uit het feit dat <strong>de</strong> Engelse<br />

literatuur, evenals <strong>de</strong> Engelse schil<strong>de</strong>rkunst, in bepaal<strong>de</strong> opzichten twintig jaar achter<br />

liep, als was er nooit een wereldoorlog geweest.<br />

<strong>Een</strong> huisconcert waarop Myra Hess Chopin speel<strong>de</strong>, ontmoetingen met George<br />

Moore en G.B. Shaw, <strong>Couperus</strong> genoot er van en moet zich tussen al <strong>de</strong>ze ‘celebrities’<br />

steeds meer een authentieke ‘lion’ gevoeld hebben. 55 Over het bezoek dat hij aan sir<br />

Edmund Gosse gebracht heeft vertelt hij helaas niets. Gosse, van zijn kant, wijd<strong>de</strong><br />

er gelukkig na <strong>Couperus</strong>' dood twee jaar later een kroniek aan. Dit artikel heeft niet<br />

alleen in <strong>de</strong> Sunday Times gestaan, maar is in 1925 bovendien gebun<strong>de</strong>ld in Gosses<br />

boek Silhouettes. Edmund Gosse heeft zich in zijn tijd in Engeland als nauwelijks<br />

enige an<strong>de</strong>re schrijver ingezet <strong>voor</strong> jonge niet-Engelse literatuur die hij belangrijk<br />

vond. 56 Zijn belangstelling ging daarbij niet alleen uit naar een man als Ibsen, in<br />

Engeland door hem bekend gewor<strong>de</strong>n, maar ook naar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur van<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuwhelft. Voor Hollandse schrijvers waar hij wat in zag of die hem door<br />

literaire kennissen wer<strong>de</strong>n aanbevolen heeft hij zich zeer beijverd. Bij herhaling<br />

correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij met een <strong>voor</strong>loper van Tachtig, <strong>de</strong> Hagenaar Carel Vosmaer. 57<br />

Deze heeft hem in Lon<strong>de</strong>n ook enige malen ontmoet. Gosse was ook <strong>de</strong>gene, zo<br />

zagen wij al, die <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in 1898 bij zijn beroem<strong>de</strong> zwager, Alma Ta<strong>de</strong>ma,<br />

introduceer<strong>de</strong>. Destijds schreef hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

titel Footsteps of Fate reeds in 1891 verschenen, een inleiding. Jammer genoeg moet<br />

tot zijn na<strong>de</strong>el wel gezegd wor<strong>de</strong>n dat hij zich niet erg nauwkeurig documenteer<strong>de</strong><br />

als hij over Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers iets op papier zette. Hugo Aylva als <strong>de</strong> manlijke<br />

hoofdpersoon in Eline Vere is wel het meest betreurenswaardige <strong>voor</strong>beeld. Zijn<br />

biografische me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen wekken onbedoeld hier en daar <strong>de</strong> lachlust op. Ook in<br />

Engeland zelf is Gosse nogal eens slordigheid verweten, maar dit terzij<strong>de</strong>.<br />

De essayist ontving <strong>Couperus</strong> bij zich thuis, Hanover Terrace nr. 17, op een niet<br />

precies vast te stellen namiddag. 58 Over dit bezoek <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij na <strong>Couperus</strong>' dood<br />

mee: 59 ‘Ik had hem in tweeëntwintig jaar niet gezien, en ik vond hem nogal wat<br />

veran<strong>de</strong>rd, ten goe<strong>de</strong> wel te verstaan. Hij zag er uit of het hem beter ging, hij maakte<br />

een elegantere indruk en het leek ook dat zijn gezondheid heel wat beter was. Hij<br />

betoon<strong>de</strong> zich buitengewoon<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


606<br />

beminnelijk, ja zelfs hartelijk, en zei dat hij nooit had vergeten dat ik zijn eerste<br />

Engelse bewon<strong>de</strong>raar was geweest, die zich <strong>voor</strong> hem had ingezet. Hij was keurig<br />

en welverzorgd, met een aanzet van grijze bakkebaar<strong>de</strong>n aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n van zijn<br />

bleek ovaal gelaat, aan hetwelk een bril met zwart montuur een min of meer uilachtig<br />

aanzien verleen<strong>de</strong>. Hij hield zijn hoofd een beetje naar één kant, met een bijna<br />

kwijnen<strong>de</strong> glimlach, zeer innemend; en hij sprak een <strong>voor</strong>treffelijk Engels met een<br />

zachce, lage stem. Er was aan hem niets dat bij iemand het conventionele beeld van<br />

een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r opriep.<br />

Hij sprak mij over het immense succes van zijn boeken in Holland, en vertel<strong>de</strong><br />

hoe vrien<strong>de</strong>lijk zijn landgenoten <strong>voor</strong> hem waren, “nu, tenslotte!“ Maar hij voeg<strong>de</strong><br />

er aan toe dat hij niet kon leven in zijn “eigen dierbaar land, vanwege <strong>de</strong> win<strong>de</strong>n in<br />

Holland - zij zijn zo koud!” Hij was diep, ja bijna ziekelijk gevoelig <strong>voor</strong> temperatuur,<br />

en <strong>de</strong>ze fijngevoeligheid schreef hij toe aan zijn kin<strong>de</strong>rjaren in <strong>de</strong> hitte van Java;<br />

dienovereenkomstig woon<strong>de</strong> hij nu doorgaans in Italië, in Florence. Hij beklaag<strong>de</strong><br />

zich tegenover mij over een niet aflaten<strong>de</strong> trilling zijner zenuwen, een soort van<br />

rillen, maar hij voeg<strong>de</strong> er aan toe: “Het is niet van belang; het is een ziekte uit mijn<br />

vroege jeugd.”<br />

Hij vertel<strong>de</strong> mij dat hij nu op het punt stond om met zijn vrouw geduren<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rhalf<br />

jaar een reis te gaan maken door <strong>de</strong> Oostindische archipel; zij zou<strong>de</strong>n daarheen gaan<br />

in grote luxe en staatsie, en zou<strong>de</strong>n in Batavia ontvangen wor<strong>de</strong>n met openbare<br />

eerbewijzen. “Misschien is het een zwakheid, maar van dat alles houd ik!” sprak hij<br />

zacht, glimlachend. “Maar ik zal zo snel als ik kan van Batavia wegvluchten. Ik moet<br />

<strong>de</strong> wil<strong>de</strong>rnis zien; ik moet <strong>de</strong> heilige tafelbergen bestijgen waar <strong>de</strong> grote tempelruïnes<br />

zijn; en ik wil meer zien dan Java, - ik wil Palembang bezoeken, en Borneo, misschien,<br />

en <strong>de</strong> prachtige Specerij-eilan<strong>de</strong>n zoals jullie die noemen. De hitte <strong>de</strong>r wou<strong>de</strong>n,<br />

vrien<strong>de</strong>lijke oosterlingen in hun oerstaat, weg van <strong>de</strong>ze kille beschaving hier in het<br />

noor<strong>de</strong>n. Mevrouw <strong>Couperus</strong> zegt dat wij tien jaar gele<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n moeten gaan, dat<br />

het te laat is, want ik ben achtenvijftig jaar. Maar neen! Ik zeg haar dat mijn hart<br />

tropisch is, <strong>de</strong> evenaar zal mij weer jong maken!”<br />

Hij sprak vrijuit en zon<strong>de</strong>r aanstellerij met mij over zijn romans, die reeds zeer<br />

talrijk waren, en waar hij een steeds toenemend succes mee had: “De vroegere romans<br />

<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> populariteit van <strong>de</strong> nieuwe.” Desondanks was hij niet tevre<strong>de</strong>n met wat<br />

hij gepubliceerd had, en hij hoopte<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


607<br />

dat zijn romantische reis langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n van het oosten hem op nieuwe wegen zou<br />

voeren, hem tot betere dingen zou inspireren. “Als ik Java nog eens heb weergezien,<br />

wil ik een nieuwe roman schrijven over het geheimzinnige leven daar, en dat boek<br />

zal beter zijn - het zal mijn beste wor<strong>de</strong>n!”<br />

Hij vertel<strong>de</strong> mij dat hij en Mr. Teixeira <strong>de</strong> Mattos moeilijkhe<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n gehad<br />

met <strong>de</strong> Engelse boekverkopers. “Zij zeggen dat ik niet netjes ben! Wat bedoelen zij<br />

met “niet netjes”? Wij mensen van het vasteland vin<strong>de</strong>n jullie zo moeilijk te begrijpen.<br />

Ik ben Latijns van aard en hoor daar thuis, weet u” - en hij lachte zacht, terwijl hij<br />

zijn ovale hoofd nog ver<strong>de</strong>r naar zijn schou<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed buigen, en zijn ogen neersloeg<br />

- “laat mij u vertellen dat mijn geest heel on-moreel is! Jullie zijn hier allemaal zo<br />

puriteins, en ik heb zo een sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> subura. De Engelse uitgevers zeggen<br />

dat dit veran<strong>de</strong>rd moet wor<strong>de</strong>n, en dat. Waarom zou ik mijzelf niet zijn? Mijn hart<br />

is zo tropisch.”<br />

Hij zei dat hij zich erg aangetrokken had gevoeld tot het werk van Mr. Stephen<br />

McKenna, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jonge Engelse schrijvers zijn <strong>voor</strong>keur genoot. “Consequent<br />

psycholoog zijn, o! dat is wat een romancier zou moeten. Is men hier in Engeland<br />

niet een beetje al te veel gesteld op avontuur, bestu<strong>de</strong>ert men <strong>de</strong> ziel wel genoeg?<br />

Wie weet!”’<br />

Met enkele opmerkingen van algemene aard eindigt Gosse <strong>de</strong>ze weergave van<br />

zijn gesprek met <strong>Couperus</strong>. De schrijver maakte op hem <strong>de</strong> indruk van een eenvoudig<br />

man, hartelijk en toch met een doordringen<strong>de</strong> geest, die onmiskenbaar van genialiteit<br />

getuig<strong>de</strong>. Het portret dat hij tekent ziet er, enkele slordighe<strong>de</strong>n daargelaten, zeer goed<br />

gelijkend uit. Niet onbelangrijk is het gegeven dat <strong>Couperus</strong> in 1921 gedacht heeft<br />

over een, wat wij zou<strong>de</strong>n kunnen noemen, verbeter<strong>de</strong> Stille kracht. Misschien dat<br />

hij het plan tot dit boek heeft laten varen toen hij Indië eenmaal had teruggezien?<br />

Hij moet begrepen hebben dat er werkelijk twintig jaren waren <strong>voor</strong>bijgegaan, en<br />

dat een roman over het leven op Java anno 1921-'22 niet meer over geheimzinnighe<strong>de</strong>n<br />

en mysterieuze sferen kon gaan. Er zijn passages in <strong>Couperus</strong>' Indische reisbrieven<br />

die er op wijzen dat hij zich <strong>de</strong>ze grote veran<strong>de</strong>ringen heel goed bewust is geweest.<br />

Van <strong>Couperus</strong> bestaan slechts relatief weinig portretten. Twee van <strong>de</strong> beste uit zijn<br />

latere levensjaren dateren van 4 juni 1921: op <strong>de</strong>ze dag namelijk blijkt hij ze in<br />

Lon<strong>de</strong>n te hebben laten maken door <strong>de</strong> in die tijd vermaar<strong>de</strong> fotograaf E.D. Hoppé,<br />

opdat hij iets zou hebben <strong>voor</strong> even-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


608<br />

tuele interviews in dag- of weekbla<strong>de</strong>n. Prachtige foto's zijn het in<strong>de</strong>rdaad, ware<br />

kunstprodukten op zichzelf. 60<br />

Teixeira <strong>de</strong> Mattos had <strong>Couperus</strong> diens adres gegeven en hem vervolgens in een<br />

taxi geduwd. Ook had hij hem op het hart gedrukt Hoppé <strong>voor</strong>al een hand te geven,<br />

daar <strong>de</strong> man zich <strong>voor</strong> een gentleman hield. <strong>Couperus</strong> beloof<strong>de</strong> het. Over dit kleine<br />

avontuur vertelt hij: 61 ‘In zijn atelier belicht Hoppé mij met spiegels en neemt vier<br />

poses van me. Ze zijn heusch niet slecht gewor<strong>de</strong>n. Wel <strong>de</strong>ftig, maar het schijnt, dat<br />

ik iets <strong>de</strong>ftigs krijg. En Dd., die al bang was, vindt ze niet te lichtvaardig en meent,<br />

dat er iets “intellectuals” in doorstraalt. Nou, dan is het mij ook goed.’<br />

De aankoop van een hoge hoed, een lunch bij McKenna, autotochten met kennissen<br />

naar Eton, Windsor en Mai<strong>de</strong>nhead, <strong>Couperus</strong> genoot er met volle teugen van. <strong>Een</strong><br />

bijzon<strong>de</strong>re verrassing wachtte hem op maandag 6 juni. Ook <strong>de</strong>ze was door Teixeira<br />

<strong>voor</strong>bereid, die hier lang <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' aankomst aan McKenna over geschreven<br />

had: 62 ‘Van Swin<strong>de</strong>ren [<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gezant R. <strong>de</strong> Marees van Swin<strong>de</strong>ren] was<br />

most charming. He at once offered to have the Dutch reading at the legation [<strong>Couperus</strong><br />

zou in Lon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Hollandse kolonie een van zijn fameuze <strong>voor</strong>drachten<br />

hou<strong>de</strong>n]... I said that, if Van Swin<strong>de</strong>ren would make it an invitation matter, he would<br />

be doing a great honour to <strong>Couperus</strong> and giving a very welcome reception to the<br />

Dutch colony in London... He leapt at this; said he would give a dinner to cwenty of<br />

la crême <strong>de</strong> la crême; he could manage thirty at two tables; and ask up to a hundred<br />

to the reception... Everything is provisional to Mrs. Van Swin<strong>de</strong>ren's agreement; and<br />

I am to lunch there on Friday and hear more...’ - In<strong>de</strong>rdaad hebben <strong>de</strong> heer en<br />

mevrouw Van Swin<strong>de</strong>ren woord gehou<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> gewaagt van een groot en<br />

schitterend gastmaal dat die dag <strong>voor</strong> hem is aangericht. Hij had het gevoel dat in<br />

zijn persoon <strong>de</strong> gehele Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> werd geëerd. ‘Wij, Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

schrijvers’, merkte hij naar aanleiding hiervan op, 63 ‘zijn volstrekt niet gewend, noch<br />

in ons dierbaar land, noch over onze dierbare grenzen, te wor<strong>de</strong>n gehuldigd op<br />

officieele of half-officieele wijze. Ik geloof niet, dat ik te veel zeg, als ik mijn<br />

ontvangst in het Gezantschapsgebouw te Lon<strong>de</strong>n “semi-official” noem en daar heel<br />

trotsch op ben, niet alleen <strong>voor</strong> mij en mijn boeken, maar <strong>voor</strong> allen, die zich <strong>de</strong>r<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> wij<strong>de</strong>n en ons aller dikwijls materieel zoo stiefmoe<strong>de</strong>rlijke<br />

Muze.’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


609<br />

De dag daarna kon hij zich revancheren met het <strong>voor</strong>lezen van De dood van Vesta.<br />

De <strong>voor</strong>dracht werd eveneens, zoals het plan was, in <strong>de</strong> legatie gehou<strong>de</strong>n. 64 <strong>Couperus</strong><br />

onmoette die avond on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een ou<strong>de</strong> vriend van <strong>de</strong> familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein -<br />

‘Lord R. (Baron M.)’ - die zich niet alleen zijn zwager Benjamin goed herinner<strong>de</strong>,<br />

maar ook ‘mijn onvergetelijken, noodlottig omgekomen neef F[rans] en zijne<br />

hartelijke woor<strong>de</strong>n, her<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> dien va<strong>de</strong>r en zoon, die mij bei<strong>de</strong>n zoo bizon<strong>de</strong>r<br />

lief waren, zal ik nooit vergeten.’<br />

Grote eer werd hem vervolgens nogmaals bewezen op 9 juni, toen hij als gast van<br />

niemand min<strong>de</strong>r dan Mr. en Mrs. Asquith aanzat aan een lunch - ‘bij <strong>de</strong> Oppositie’,<br />

schreef hij geamuseerd 65 - waarna hij 's avonds in het House of Commons werd<br />

gefêteerd tij<strong>de</strong>ns een regeringsdiner, aangebo<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Un<strong>de</strong>r-secretary of State<br />

for Foreign Affairs. Daar ook Teixeira en McKenna van <strong>de</strong> partij waren, mag wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen dat zij we<strong>de</strong>rom <strong>de</strong>genen zijn geweest die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitnodigingen hebben<br />

gezorgd. De maaltijd, die plaatsvond in St. Stephen's Hall, maakte begrijpelijkerwijs<br />

diepe indruk op <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw.<br />

McKenna had <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijke attentie <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Reform-Club uit te nodigen<br />

<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>jeuner, waaraan <strong>de</strong> tegenwoordigheid van De Marees van Swin<strong>de</strong>ren<br />

extra glans verleen<strong>de</strong>. Als chairman zat McKenna aan het hoofd van <strong>de</strong> tafel. Achter<br />

op een vel papier met <strong>de</strong> tafelschikking - waardoor wij nauwkeurig weten wie er die<br />

middag me<strong>de</strong> aanzaten - schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tekst van een korte tafelre<strong>de</strong> die hij<br />

zich gedwongen zag te hou<strong>de</strong>n. 66 ‘Excellency, my <strong>de</strong>ar host, gentlemen’, zo zei hij,<br />

‘I am not an artist of the spoken word, not even in my own language, but I should<br />

like to say how <strong>de</strong>eply touched I am by the kind reception wich which I have met in<br />

London. I feel gready honoured that His Excellency, the Netherlands Minister<br />

accepted my host's invitation to sit down at this lunch offered to me that I should<br />

meet you all. I feel honoured by your all coming here and am grateful for my young<br />

friend's extreme kindness. Excellency, my <strong>de</strong>ar host, genlemen, I propose to drink<br />

the prosperity of mo<strong>de</strong>rn English litterature and art.’ - In zijn reisjournaal, waarin<br />

hij hier over niet rept, vermeldt hij wel dat hij opnieuw had geconstateerd, 67 ‘toen<br />

wij koffie dronken, hoe veel The Books of The Small Souls wor<strong>de</strong>n gelezen en Old<br />

People en The Inevitable, terwijl The Tour (Antiek Toerisme), in Holland nog al<br />

geprezen, een beetje mijn Engelse lezers verwon<strong>de</strong>rd heeft... omdat het geen<br />

psychologische, dikke<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


610<br />

familieroman was.’ Teixeira troostte hem echter met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n dat hij nu juist dit<br />

zo een mooi boekje vond.<br />

Op <strong>de</strong> avond van 13 juni heeft <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> maal een toast in het<br />

Engels moeten hou<strong>de</strong>n, en wel in <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> Titmarsh-club. Hij beschouw<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

invitatie tot een diner aldaar als buitengewoon vleiend ‘Ge weet natuurlijk,’ zo sprak<br />

hij <strong>de</strong> lezers van <strong>de</strong> Haangsche Post toe, 68 ‘dat Michael-Angelo Titmarsh een <strong>de</strong>r<br />

eerste pseudonymen van Thackeray was. (Als ge het niet weet, zeg dan toch nu maar:<br />

ja). De Titmarsh-club is een club, die dineert ter eere van een, dien men eeren wil.<br />

Vier-en-<strong>de</strong>rtig gasten zaten in een <strong>de</strong>r zalen van het Criterion aan. “Chairman” was<br />

<strong>de</strong> heer Crtn. [William Leonard Courtney]; ik behoef u niet uit te leggen, dat <strong>de</strong><br />

“chairman”, die werkelijk op een stoel met hoogeren rug zit, <strong>de</strong> tafel-prezi<strong>de</strong>nt is,<br />

die gezag uitoefent en <strong>de</strong> speechen regelt. Ik zat dus tusschen <strong>de</strong>n heer en mevrouw<br />

Crtn.’<br />

Het viel te verwachten dat Courtney <strong>de</strong> gast zou toespreken. Dit gebeur<strong>de</strong> ook, en<br />

<strong>Couperus</strong> vond 69 ‘dat <strong>de</strong>ze beroem<strong>de</strong> en excellente Engelsche letterkundige en criticus,<br />

ou<strong>de</strong>r van dagen dan ik op het gezicht dorst oor<strong>de</strong>elen, dit <strong>de</strong>ed op een wijze, die<br />

mij, daar aan tafel, bizon<strong>de</strong>r trof. Geheel op <strong>de</strong> hoogte van wat ik geschreven had,<br />

huldig<strong>de</strong> hij in zijn toast, <strong>de</strong> schim van Thackeray, als <strong>de</strong> traditie van <strong>de</strong>zen club het<br />

wil, en liet daarna niet af die zelf<strong>de</strong> schim telkens op te roepen, toen hij op korte<br />

wijze aanwees, welke werken ik geschreven had. Indien men weet, hoe hoog <strong>de</strong> naam<br />

en het werk van Thackeray, nog steeds, trots nieuwere en nieuwste generatie, in <strong>de</strong><br />

Engelsche litteraire wereld wordt in eere gehou<strong>de</strong>n, zal <strong>de</strong> lezer wel spoedig<br />

bevroe<strong>de</strong>n, hoe vleiend <strong>de</strong>s chairman's woor<strong>de</strong>n waren <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n buitenlandschen<br />

schrijver.’ Het is ook Courtney geweest die <strong>Couperus</strong> in het hart raakte met <strong>de</strong><br />

verzekering: ‘We believe in novels.’ Bijna is <strong>Couperus</strong> daarbij in tranen uitgebarsten.<br />

Dit gebeur<strong>de</strong> nog een keer toen alle genodig<strong>de</strong>n hem toezongen met het beken<strong>de</strong> lied<br />

‘And he is a jolly good fellow!!’.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het diner maakte <strong>Couperus</strong> van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik <strong>de</strong> merites van<br />

zijn vriend Teixeira <strong>de</strong> Mattos eens breed uit te meten: 70 ‘It will be impossible tor<br />

me to say, especially in a language not my own, how <strong>de</strong>eply touched I am by the<br />

most kind reception I have met with in London. I feel entirely in<strong>de</strong>bted herefor to<br />

my <strong>de</strong>ar friend's, Teixeira's translations of my books. Teixeira is an artist of the<br />

English language; he is master of every expression and sha<strong>de</strong> of expression. And I<br />

am always<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


611<br />

amazed, enraptured by his most subtle way of finding in English the equivalent of<br />

my own Dutch words. His translations remain my own work and still reveal the<br />

translator's brilliant personality. I want this moment to thank him and to thank you<br />

all, men and women of intellectual distinction of every kind, who are sitting here<br />

around me. Believe, I beg of you, in the great emotion, that overflows me this moment.<br />

My emotion is full of gratefullness to Teixeira, to you all and at the same time I teel<br />

proud to represent, if I may say so, mo<strong>de</strong>rn litterature of my <strong>de</strong>ar Country and my<br />

<strong>de</strong>ar language of the Netherlands. As their representant, ladies and gentlemen, I feel<br />

happy to drink your health.’<br />

De enige tafelre<strong>de</strong> die <strong>Couperus</strong> zelf in zijn feuilletons vermeldt, zon<strong>de</strong>r haar<br />

overigens uit te schrijven, heeft hij ten slotte op 19 juni gehou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns een diner<br />

dat hem geoffreerd werd door <strong>de</strong> Anglo-Batavian Society. 71 Ook ditmaal was<br />

McKenna chairman, en hij zette volgens <strong>Couperus</strong> ‘een zeer lofrijke re<strong>de</strong> op mij in,<br />

waarop ik antwoord<strong>de</strong> met een eveneens vrij elaborate speech. Ge begrijpt, dat,<br />

precies als het gebeurt bij diplomaten en vorstelijke personen, onze speechen van te<br />

voren waren opgesteld, gekeurd door onzen rijkskanselier, pardon, ik meen door<br />

Tex, vriend en vertaler, want dat er staatsbelangen, Engelsche en Ne<strong>de</strong>rlandsche,<br />

afhingen van <strong>de</strong>s chairmans woord en het mijne!! Mannen-van<strong>de</strong>-pers, vlak bij<br />

aanzitten<strong>de</strong>, haastten zich onze woor<strong>de</strong>n te stenografeeren: het was dus heel gewichtig<br />

wat wij zei<strong>de</strong>n en zeggen gingen - en <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag verschenen onze speechen<br />

in “the papers”.’<br />

Ook van <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>, waar <strong>Couperus</strong> merkbaar erg zijn best op heeft gedaan, is <strong>de</strong><br />

tekst bewaard gebleven. Ditmaal ging hij ver<strong>de</strong>r dan het alleen maar lanceren van<br />

frases en beleefdhe<strong>de</strong>n: 72 ‘Mr. Chairman, my lords, ladies and gentlemen. Words<br />

have been spoken that have filled me with great gratitu<strong>de</strong> on behalf of those who are<br />

my spiritual children, I mean the novels which I have written during more than thirty<br />

years. I proffer a father's thanks when I reply in their name. They cannot themselves<br />

add a word to those which Mr. Teixeira, with unfaltering love and care, has ma<strong>de</strong><br />

them utter.<br />

Yes, books are like children, they are our boys and girls; and life lies before them<br />

from the moment when they are written. Life will be different for them all. And they<br />

have their fates and <strong>de</strong>stinies, as has been said before. They travel far from their<br />

parents; and some of mine have ma<strong>de</strong> their way among yourselves. They have been<br />

arrayed in beautiful gar-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


612<br />

ments such as only a kind rich uncle like Teixeira could afford to give them out of<br />

his treasury of English language and style. But, when I saw them thus clad, I<br />

recognized them at once. They were not changed, they were the same, they were my<br />

very own boys and girls, grown up, smiling and prosperous; and they said to me:<br />

“Father, we have found our way; and people have been nice to us. We have tried<br />

to please them in that country across the sea where you are always hesitating to come,<br />

because the sun is so rare there and because you prefer to roam through southern<br />

lands where you imagine that the sun is always shining. Father, we tell you, we have<br />

met with a most charming reception, among many English people of intellectual<br />

distinction; and it seems that we do not do you so much discredit as you are inclined<br />

to think directly you have finished creating us. They admire us and they like and<br />

love us - so at least they say - and in<strong>de</strong>ed you ought to feel very much obliged to<br />

Uncle Tex, who spared no expense in dressing us in these English clothes of ours,<br />

so that we might appear familiar to the English public and gave it what we may call<br />

a reflection and a living picture of mo<strong>de</strong>rn literature in our <strong>de</strong>ar Netherlands.”<br />

“I am pleased with you, boys and girls,” I tried to say to them. But they interrupted<br />

me and continued in chorus:<br />

“Father, we know you think, because we are born twenty years and more ago, that<br />

we are not so very <strong>de</strong>serving. We have always remarked with a certain jealousy that<br />

you love only your new-born child, your Benjamin, as you now are fon<strong>de</strong>st of our<br />

youngest brother Iskan<strong>de</strong>r, whom you called by the Persian name of Alexan<strong>de</strong>r the<br />

Great, the hero of your latest and far too highly-valued novel. Father, you are<br />

sometimes most unjust to us. It is true, you have never disowned us; but you have<br />

always seemed rather indifferent towards your boys and girls of twenty and thirty,<br />

who had to make their own way in the world. You place us in the charge of publishers<br />

- as the masters seem to be called who prepare us to appear before the public - and<br />

then you take no further notice of us. We repeat, father <strong>de</strong>ar, you are often very unjust<br />

to us; and we insist on telling you that many <strong>de</strong>lightful English people do not agree<br />

with you at all!”<br />

Thus my boys and girls, standing around me in their sturdy English fashion,<br />

reproached their father; and I felt that they were right. I hope that you will not think<br />

me too vain a father if I confess that I was proud of them.” [...]’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


613<br />

Drukke dagen zou<strong>de</strong>n nog volgen, een aaneenschakeling van diners, partijen en<br />

autotochten. Aan het British Museum kon <strong>Couperus</strong> maar eenmaal toekomen. Die<br />

ene morgen was daarom een <strong>de</strong>s te grotere, gelukkige ervaring. <strong>Een</strong> ogenblik lang<br />

werd <strong>de</strong> gehele London-Season een wuft en ij<strong>de</strong>l, irreëel gedoe, van <strong>voor</strong>bijgaan<strong>de</strong><br />

aard. Zijn confrontatie met <strong>de</strong> Elgin-Marbles - ook toen al bij herhaling door<br />

Griekenland teruggeëist; <strong>Couperus</strong> noemt ze dienovereenkomstig ‘sacrilegeously’<br />

uit Hellas weggevoerd - ervoer hij als een kort maar prachtig moment, dat alles tot<br />

zijn ware proporties terugbracht: 73 ‘Je eigen tijd een secon<strong>de</strong> weg en ineens die<br />

godsmensch-koppen en -lichamen in oud, verminkt marmer, die je lieten <strong>de</strong>nken aan<br />

heel ou<strong>de</strong>, vergane dingen, die je heel vaag heug<strong>de</strong>n als uit droom of vóórbestaan...<br />

Nauwlijks één oogenblik.’ - Dat hierna Strawinsky's Le sacre du Printemps, gedanst<br />

door ook nu weer het Russisch ballet, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> weinig aantrekkelijks had, zal<br />

niemand heel erg kunnen verwon<strong>de</strong>ren. Voor <strong>de</strong> zoveelste keer moest futurisme het<br />

afleggen tegen passatisme.<br />

Tochten naar Hatfield House en Ely, een zitting in het House of Commons waar<br />

<strong>de</strong> fameuze Lady Astor sprak - die <strong>Couperus</strong> al ken<strong>de</strong> daar hij haar kort tevoren in<br />

Constantine en Timgad ontmoet had - het hele programma maakt een zo overla<strong>de</strong>n<br />

indruk, dat men zich afvraagt hoe <strong>Couperus</strong> dit alles volgehou<strong>de</strong>n heeft. Van<br />

lichamelijke klachten horen of merken wij ineens niets meer. Hij leef<strong>de</strong> weer, en <strong>de</strong><br />

hoge kwaliteit van leven op déze wijze smaakte hem buitengewoon goed. Nu hij <strong>de</strong><br />

lippen eenmaal aan <strong>de</strong> zoete beker van <strong>de</strong> internationale roem gezet had, dronk hij<br />

die met welbehagen ook een volle uit.<br />

De wat bittere droesem bleef <strong>voor</strong> het laatst bewaard: die van <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke<br />

terugkeer, al was het dan maar <strong>voor</strong> drie maan<strong>de</strong>n, naar Ne<strong>de</strong>rland. Het ogenblik<br />

kwam waarop hij Engeland vaarwel moest zeggen. Die laatste avond stond alleen<br />

<strong>de</strong> bootreis naar Hoek van Holland op het programma... ‘En namen wij afscheid van<br />

<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n en Tex, en was ik geen “lion” meer. En zonk <strong>de</strong>ze aardige, onvergetelijke<br />

maand alweêr achter me in <strong>de</strong> putten van het Verle<strong>de</strong>n.’ 74<br />

De weken die volg<strong>de</strong>n gebruikte <strong>Couperus</strong> om zijn reis naar indië, China en Japan<br />

<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n. Wij zagen al dat hij zich hiertoe met grote regelmaat naar <strong>de</strong><br />

Koninklijke Bibliotheek begaf. Henri Borel hielp hem met het bijeenzoeken van<br />

literatuur over geschie<strong>de</strong>nis, kunst en cultuur<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


614<br />

van die lan<strong>de</strong>n. Overigens zou <strong>Couperus</strong> China vrijwel geheel links moeten laten<br />

liggen, daar onlusten een intensief bezoek aan het Rijk van het Mid<strong>de</strong>n niet goed<br />

mogelijk maakten.<br />

Misschien is <strong>Couperus</strong> bij zijn <strong>voor</strong>bereidingen bovendien op weg geholpen door<br />

<strong>de</strong> heer en mevrouw Kleykamp, in wier gerenommeer<strong>de</strong> kunstzaal aan het begin van<br />

<strong>de</strong> Scheveningse weg hij in augustus een tentoonstelling van Chinese en Tibetaanse<br />

kunst heeft bewon<strong>de</strong>rd. 75 <strong>Een</strong> verslag van zijn bezoek aan <strong>de</strong> collecties van dit<br />

echtpaar, dat er een soort Heilige <strong>de</strong>r Heiligen op nahield, laat zien dat hij ook <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> schoonheid van oosterse oudhe<strong>de</strong>n gevoelig was. Men trad er binnen in een<br />

ge<strong>de</strong>mpte, zilvergrijze atmosfeer. De te koop aangebo<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>werpen waren er zo<br />

smaakvol uitgestald, dat men zich eer<strong>de</strong>r in een aristocratisch museum dan in een<br />

Haagse kunsthan<strong>de</strong>l waan<strong>de</strong>.<br />

<strong>Een</strong> uitgesproken <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> hetzij <strong>de</strong> Ming-, <strong>de</strong> Han- of <strong>de</strong> Tang-perio<strong>de</strong> had<br />

<strong>Couperus</strong> niet. Hij kon <strong>de</strong>ze preciosa elk in hun eigen stijl waar<strong>de</strong>ren. Desondanks<br />

gaat het verhaal dat hij bij Kleykamp eer<strong>de</strong>r al eens twee sang-<strong>de</strong>-boeuf vazen gezien<br />

had, die zo hevig zijn begeerte opwekten dat hij meen<strong>de</strong> niet meer zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze<br />

pronkstukken te kunnen leven. Daar hij zich echter <strong>de</strong> aankoop ervan niet kon<br />

veroorloven, leen<strong>de</strong> hij ze ten slotte maar van mevrouw Kleykamp. Op een foto van<br />

<strong>Couperus</strong>, nog genomen op <strong>de</strong> Hoogewal en gemaakt <strong>voor</strong> De Kroniek, zien wij een<br />

van <strong>de</strong>ze vazen boven op zijn imitatie-oudhollandse kast staan. 76<br />

Vooral ook blanc-<strong>de</strong>-chine wekte zijn enthousiasme. Ja<strong>de</strong> had <strong>voor</strong> hem een<br />

bijzon<strong>de</strong>re poëzie. Hij noem<strong>de</strong> dit ‘<strong>de</strong> heilige won<strong>de</strong>re steen, waarin <strong>de</strong> weldadighe<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>s Hemels vervat zijn en die geluk aanbrengt en geneest’. <strong>Couperus</strong> keer<strong>de</strong> een paar<br />

maal terug naar Kleykamp, omdat er veel te leren viel. Na<strong>de</strong>re kennismaking met<br />

<strong>de</strong>ze objets d'art uit het Verre Oosten bereid<strong>de</strong> hem als het ware nog beter <strong>voor</strong> op<br />

zijn aanstaan<strong>de</strong> reis. In dit fraaie Haags-oriëntaalse <strong>de</strong>cor hield hij in september 1921<br />

ook nog twee lezingen, met op het programma on<strong>de</strong>r meer Bébert le boucher en<br />

André le pêcheur, De dochter van Blauwbaard en Uniform en geen imifonn. 77 Aan<br />

Wagen<strong>voor</strong>t schreef hij op 23 september: 78 ‘Gisteren was mijn twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />

bij Kleykamp en ik voel<strong>de</strong> mij werkelijk erg moê, maar bracht het er gelukkig goed<br />

van af. Die twee <strong>voor</strong>drachten waren aangebo<strong>de</strong>n aan Kleykamps le<strong>de</strong>n, 1600 stuks,<br />

terwijl er 300 à 350 in <strong>de</strong> zaal plaats vin<strong>de</strong>n! De belangstelling was genoeg om 2<br />

avon<strong>de</strong>n stampvol te vullen. [...] Morgen gaan wij <strong>voor</strong> 2 dagen naar De Steeg, bij<br />

mijn zwager<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


615<br />

Weynaendts.’ - Elisabeths zuster woon<strong>de</strong> daar toen namelijk al. Wellicht heeft<br />

<strong>Couperus</strong> op 24 september 1921 <strong>voor</strong> het eerst <strong>de</strong> plek gezien waar hij twee Jaar<br />

later zou sterven.<br />

Het vertrek naar Indië was bepaald op zaterdag 1 oktober. De overtocht zou gemaakt<br />

wor<strong>de</strong>n met De Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Van Oss had kans gezien om als hut <strong>de</strong> suite<br />

te reserveren die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gouverneur-generaal Fock was ingericht. <strong>Couperus</strong> en<br />

Elisabeth zou<strong>de</strong>n in Amsterdam aan boord gaan. <strong>Een</strong> week eer<strong>de</strong>r schreef <strong>Couperus</strong><br />

aan Wagen<strong>voor</strong>t (23 september): ‘Spoedig gaan we het groote Avontuur te gemoet<br />

in <strong>de</strong> richting <strong>de</strong>r Rijzen<strong>de</strong> Zon. Denk eens aan ons, als we zitten tusschen aard- en<br />

zeebevingen, pest, cholera, taifoons, kersenbloesems en wat dies meer zij!’<br />

<strong>Een</strong> avontuur was het zeker. Zij zou<strong>de</strong>n een heel Jaar wegblijven. Het afscheid<br />

van wie hun dierbaar waren moet wel moeilijk zijn gevallen. Wie zou<strong>de</strong>n zij terugzien,<br />

van wie zou het later een afscheid <strong>voor</strong>goed blijken te zijn geweest? - Voor Elisabeth<br />

stond er ook iets prettigs tegenover: in Indië zou zij haar moe<strong>de</strong>r terugzien, Jeanne<br />

W.P. Baud-Steenstra Toussaint. De laatste brief die wij van <strong>Couperus</strong> uit <strong>de</strong> dagen<br />

van <strong>voor</strong> zijn vertrek bezitten, verzond hij op <strong>de</strong> valreep, zij het nog wel uit Den<br />

Haag, aan Herman Roelvink. 79 ‘Beste Herman’, schreef hij. ‘Zijt ge ergens om en bij<br />

Amsterdam? Ik ben 30 Sept. in Amsterdam, Hôtel d'Europe, om <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag<br />

naar Indië te vertrekken. Zoo ge kunt, kom dan eens om 4 uur aan. Zoo ik je niet<br />

meer zie, tot ziens dan, over een jaartje! (als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het willen).’<br />

<strong>Couperus</strong> was achtenvijftig jaar toen hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste keernaar Java<br />

vertrok. Om en nabij dit afscheid voel<strong>de</strong> hij zich elegisch gestemd en hij was geneigd<br />

na te <strong>de</strong>nken over zijn leven, zijn familie, zijn vroegere reizen naar <strong>de</strong> tropen. Het<br />

was een ‘summing up’. Zijn Indisch reisjournaal begint daar dan ook mee. Had hij<br />

in 1899 genoegen moeten nemen met een hut twee<strong>de</strong> klasse, nu maakte hij <strong>de</strong><br />

overtocht als een ‘luxebeest’. Veel in zijn leven was veran<strong>de</strong>rd. Als schrijver voel<strong>de</strong><br />

hij zich, <strong>voor</strong>al na Lon<strong>de</strong>n, volkomen arrivé. Iets te nadrukkelijk vermeldt hij in zijn<br />

eerste reisbrief zijn illuster <strong>voor</strong>geslacht. 80 Hij noemt <strong>de</strong> gouverneurs-generaal aan<br />

wie hij verwant was, herinnert <strong>de</strong> lezers aan zijn <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>r Abraham <strong>Couperus</strong>,<br />

kortom, hij maakte er geen geheim van dat hij zich als nazaat van een bepaald<br />

geslaag<strong>de</strong> familie beschouw<strong>de</strong>. De vorstelijke gouverneurssuite bracht hem tot <strong>de</strong><br />

opmerking: 81 ‘Wij zijn dus gehuis-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


616<br />

vest als prinsen, met onze badkamer, kleêrenkast, schrijftafel... en ik vrees alleen dat<br />

wij zeer verwend zullen zijn als <strong>de</strong>ze reis ten ein<strong>de</strong> is.’ - Gehuisvest als een prins,<br />

op De Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, recentelijk als een prins gefeteerd in Lon<strong>de</strong>n... was<br />

het een won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong>, die zich met overtuiging <strong>de</strong> grootste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

prozaïst van zijn tijd wist, schertsend in het gastenboek van <strong>de</strong><br />

gouvernementspasanggrahan te Munduk op Bali zou schrijven: ‘Je suis le prince <strong>de</strong>s<br />

poètes’? 82 Waarbij dan tevens bedacht moet wor<strong>de</strong>n dat men in Frankrijk elke<br />

kunstenaar van het woord ‘poète’ placht te noemen. Op een overmaat van<br />

beschei<strong>de</strong>nheid wijst een en an<strong>de</strong>r natuurlijk niet. Maar <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>rlijke, snobistische<br />

Ouida-reminiscentie zal toch geen zinnig mens <strong>Couperus</strong> kwalijk willen nemen. Veel<br />

meer dan van irritante ij<strong>de</strong>lheid is hier sprake - en dat geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n<br />

<strong>Couperus</strong> meer in het algemeen - van een overgecompenseerd maar daarom nog niet<br />

min<strong>de</strong>r fundamenteel min<strong>de</strong>rwaardigheidscomplex. Diep in <strong>de</strong> schrijver bleef tot het<br />

laatst toe een zeer intiem leven<strong>de</strong>, overgevoelige jongen verscholen, een eenzaam<br />

mens, die zich ondanks alles dikwijls onbegrepen voel<strong>de</strong>. Elisabeth is <strong>de</strong>gene geweest<br />

die hem juist ook in <strong>de</strong>ze laatste levensperio<strong>de</strong> à tort et à travers is blijven steunen.<br />

De enige echte Fi<strong>de</strong>ssa is hem door alles heen trouw gebleven.<br />

In Indië was men door persberichten van <strong>Couperus</strong>' komst tijdig op <strong>de</strong> hoogte<br />

gebracht. Al in september 1921 wijd<strong>de</strong>n Java bo<strong>de</strong> en Deli Courant <strong>de</strong> nodige<br />

aandacht aan hem. Men kon on<strong>de</strong>r meer kennis nemen van een lang artikel, een<br />

interview als men wil, gepubliceerd door Henri Borel. Uitvoerig ging <strong>de</strong>ze op<br />

<strong>Couperus</strong>' recente Lon<strong>de</strong>nse triomfen in. Helaas zou een door hem gedane aanbeveling<br />

niet overal een gelukkig resultaat ten gevolge hebben... Borel schreef namelijk on<strong>de</strong>r<br />

meer: 83 ‘Ik kan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> kunstkringen van Indië aanra<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> direct<br />

na zijn aankomst over lezingen te polsen, want <strong>de</strong>ze zijn een waarlijk buitengewoon<br />

genot.’ Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n hoe Soerabaja spoedig op dit genot zou reageren.<br />

Overigens meen<strong>de</strong> Borel natuurlijk oprecht wat hij aanbeval. In november 1916<br />

al, had hij in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> karakteristiek van <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachten<br />

gegeven: 84 ‘Er zijn in China zg. “konk kó”, straatvertellers, die op straat: <strong>voor</strong> een<br />

aandachtige schare sprookjes en ou<strong>de</strong> sagen vertellen, en ik heb altijd in groote<br />

bewon<strong>de</strong>ring naar zoo'n verteller staan hoeren en zien, die een groot publiek zoo<br />

a<strong>de</strong>mloos geboeid kon hou<strong>de</strong>n. Hetgeen ik, behalve het vertellen in woord <strong>voor</strong>ál<br />

zoo.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


617<br />

bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, was het gebaar, was het aangeven van geheele situaties met één geste,<br />

het beschrijven zelfs van geheele landschappen daarme<strong>de</strong>, en ook het aandui<strong>de</strong>n van<br />

een ontroering, een sensatie, een evenement. Ik dacht toen: zoo iets zou in Europa<br />

nooit kunnen, want men weet daar eigenlijk niet wat het gebaar is. Maar <strong>Couperus</strong><br />

weet het wél.’<br />

Soerabaja, waar alles mis zou gaan, is gelukkig een uitzon<strong>de</strong>ring gebleven. In<br />

Batavia daarentegen zou <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk veel succes oogsten. Niet alle ste<strong>de</strong>n<br />

waar hij gesproken heeft zijn ons nauwkeurig bekend. Maar zijn faam vloog hem,<br />

hoe dan ook, overal glorieus <strong>voor</strong>uit.<br />

Eindnoten:<br />

1 Later gebun<strong>de</strong>ld als Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1921).<br />

2 V. Booven, Leven, 248, vermeldt abusievelijk 13 oktober.<br />

3 Afrika, 7-8.<br />

4 V. Booven, Leven 248. - Afrika, 13.<br />

5 Afrika, II.<br />

6 Aan schrijver <strong>de</strong>zes door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud verteld omstreeks zomer 1952.<br />

7 Afrika, 12.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 16 e.v.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 17.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 25.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 30.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 34.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 38.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 48.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 56.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 60.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 65.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 70.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 85.<br />

20 I<strong>de</strong>m, 87-88.<br />

21 I<strong>de</strong>m, 97.<br />

22 Dat hij in Constantine en Timgad ook <strong>de</strong> fameuze lady Astor heeft ontmoet, vertelt hij pas in<br />

Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season, VI: ‘ik heb haar ontmoet in het hôtel te Constantine en<br />

tusschen <strong>de</strong> ruïnes van Timgad, waar ze jaloersch op mij was omdat ik logeer<strong>de</strong> bij <strong>de</strong>n<br />

Conservator <strong>de</strong>r ruïnes en zij met Lord As. in het slechte hôtel.’ Ibi<strong>de</strong>m XI, noemt hij haar ‘een<br />

echte gamine’. - Zij was het eerste vrouwelijke Member of Parliament.<br />

23 Afrika, 110-116.<br />

24 I<strong>de</strong>m, 112.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 119.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 123.<br />

27 V. Booven, Leven, 251.<br />

28 ‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs’ (H.P. 4 juni 1921), in Proza II, 299-304.<br />

29 I<strong>de</strong>m, 302.<br />

30 I<strong>de</strong>m., 304.<br />

31 V. Booven, Leven, 250.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 15.<br />

33 Van Booven verwijst hier naar Proza I, 147-169.<br />

34 Dit blijkt uit een brief (part. bez.) aan ir. J.H. van. Rossem: ‘Hôtel Duinoord 31. V. XXI. Lieve<br />

vrien<strong>de</strong>n. Hartelijk dank <strong>voor</strong> Uw gezellige gave! Morgen vertrekken wij naar Lon<strong>de</strong>n.’ -<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 208, ontving <strong>Couperus</strong> in dit hotel op 24 mei 1921 het contract van<br />

Van Oss betreffen<strong>de</strong> zijn aanstaan<strong>de</strong> reis naar Indië: ‘<strong>Couperus</strong> mocht zelf het reisplan vaststellen,<br />

bovendien werd hem volkomen <strong>de</strong> vrije hand gelaten wat betreft het aantal brieven dat hij wil<strong>de</strong><br />

sturen. In <strong>de</strong> brief van Van Oss staat als enige <strong>voor</strong>zichtige opmerking: “Ofschoon wij hopen<br />

dat dit aantal, met het oog op <strong>de</strong> zeer hoge kosten, niet klein zal zijn.”’ - Eveneens volgens<br />

contract zou <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> helft ontvangen van <strong>de</strong> netto winst van zijn reisbrieven in boekvorm<br />

(Oostwaarts en Nippon).<br />

35 Zie noot 33, 184, waar McKenna een brief vermeldt van Teixeira d.d. 13 mei 1921: ‘I have<br />

written to <strong>Couperus</strong>, preparing him to be entertained by the Titmarsh Club and by the Asquiths...<br />

You might tell me in an early letter what to do in proposing [him] for temporary honorary<br />

membership of the Reform Club and when to do it...’<br />

36 ‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season’ (H.P. 18 juni-20 augustus 1921), in Proza II, 247-298.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 248.<br />

38 Bastet, Zuil, 123-124.<br />

39 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 128-129.<br />

40 Proza II, 249.<br />

41 De Telegraaf (1923), 9 juni.<br />

42 Deli-Courant (1921), don<strong>de</strong>rdag 29 sepcember.<br />

43 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 261-267.<br />

44 R. Breugelmans, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> Lion of the Season (1982).<br />

45 Proza II, 287.<br />

46 Proza II, 253.<br />

47 Het adres blijkt uit een van daar aan sir Edmund Gosse geschreven brief (in The Brotherton<br />

Library, University of Leeds). Zie noot 13.<br />

48 Proza II, 254.<br />

49 Breugelmans, Lion, 12.<br />

50 Proza II, 256.<br />

51 V.Booven, Leven, t.o. 12.<br />

52 Proza II, 258.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 262-263.<br />

54 Dat dit in<strong>de</strong>rdaad zo was, blijkt uit allerlei gegevens. Zie b.v. Katherine Mansfield, Novels eind<br />

novelists (1930), 122-126 (opstel uit 1919); 205-208 (opstel uit 1920). Voorts J.A. Russell,<br />

‘<strong>Couperus</strong> in English’, in De Nieuwe Gids (1927), I, 522-533. - J.A. Russell, Romance and<br />

realism; trends in Belgo-Dutch prose literature (1959), C. VII. - J.G. Kooy, ‘<strong>Couperus</strong> en<br />

Engeland’, in Merlyn (juli 1964), 18 e.v. - Recent O.Wellens, ‘<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Engelse kritiek’,<br />

in De Nieuwe Taalgids 73 (1980), 3, 191-197.<br />

55 Proza II, 264.<br />

56 Ann Thwaite, Edmund Gosse. A literary Landscape (1984), passim.<br />

57 Bastet, Vosmaer, passim.<br />

58 Het bezoek werd door <strong>Couperus</strong> wel aangekondigd, maar in een ongedateer<strong>de</strong> brief (pas juli<br />

1921?), verzon<strong>de</strong>n uit Royal Court Hotel, Sloane Square: ‘Dear Mr. Gosse. During my stay in<br />

London, I had not yet die opportunity to see you, and I paid no visie: I could hardly accept every<br />

invitation; it was merely a fysic impossibility! People were very kind, in<strong>de</strong>ed. But now I could<br />

come to you Friday next at 4 o'clock: could you receive me then? I would be <strong>de</strong>lighted to see<br />

you and to thank you for so many things you did for me and that I never forget. Hoping you<br />

will send me a favourable reply - telephone messages are not always ren<strong>de</strong>red well in this place<br />

- I remain Yours very faithfully <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ (Zie noot 2.)<br />

59 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 265-267. - Bastet, Zuil, 203-206.<br />

60 Proza II, 264-265. - Amice, 216 (afb.). - Oostwaarts, frontispice. - Van <strong>de</strong> vier foto's waarvan<br />

sprake is zijn er helaas slechts twee bekend.<br />

61 Proza II, 265.<br />

62 McKenna, Tex, 185.<br />

63 Proza II, 270.<br />

64 I<strong>de</strong>m., 271.<br />

65 I<strong>de</strong>m, 276.<br />

66 Breugelmans, Lion, 12.<br />

67 Proza II, 283.<br />

68 I<strong>de</strong>m, 286.<br />

69 I<strong>de</strong>m, 286-287.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


70 Breugelmans, Lion, 14.<br />

71 Proza II, 289.<br />

72 Breugelmans, Lion, 17-21.<br />

73 Proza II, 292.<br />

74 I<strong>de</strong>m, 298. De datum staat niet nauwkeurig vast. In elk geval vóór 22 juli, getuige een brief van<br />

die datum aan madame M.C. Baehrens, Clarens (Zwitserland). Vanwege <strong>de</strong> ook wel interessante<br />

inhoud van <strong>de</strong>ze volgt hier <strong>de</strong> tekst: ‘Geachte Mevrouw. Zéer gevoelig <strong>voor</strong> Uwe waar<strong>de</strong>ering<br />

van mijn boek De Stille Kracht en Uw <strong>voor</strong>nemen het in het Fransch te willen vertalen, mis<br />

ik-vind mij niet onhoffelijk, dat ik dit zeg - <strong>de</strong> zakelijke basis in Uw brief, waarop ver<strong>de</strong>r zoû<br />

zijn te bouwen. Het zal U niet gemakkelijk vallen een Franschen uitgever te vin<strong>de</strong>n en ik zelve<br />

zou niets met <strong>de</strong>zen uitgever kunnen bespreken. Mijne Duitsche vertalingen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld<br />

door het Bureau van Auteursrecht te Amsterdam (29 J.W. Brouwersplein); mijne Engelsche<br />

vertalingen behan<strong>de</strong>l ik als exceptie zelve met <strong>de</strong>n vertaler, die een vriend van mij is en die alle<br />

tantièmes met mij <strong>de</strong>elt. Ik zelve kan echter mij niet bemoeien met <strong>de</strong> besprekingen eener<br />

eventueele Fransche vertaling, Deze zoû moeten geschie<strong>de</strong>n òf door het Bureau van Auteursrecht,<br />

òf <strong>de</strong> vertaler zoû mij da<strong>de</strong>lijk bij het opmaken van een contract een som moeten overmaken<br />

b.v. ƒ. 1000 - in eens. De Franschen zijn niet zeer gesteld op vertalingen; zij hebben een te rijke<br />

litteratuur om veel <strong>voor</strong> die van het buitenland te voelen. Vergeef mij dus, als ik U niet meer<br />

bemoedigend op Uw vrien<strong>de</strong>lijk schrijven kan antwoor<strong>de</strong>n en geloof mij Hoogachtend Uw dw.<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />

75 ‘Chineesche en Thibetaansche Kunst’ (H.P. 27 augustus), in Proza III, 177-182.<br />

76 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Schrijvers Prentenboek nr.9, 29 afb. 87. - Aan het ontstaan van <strong>de</strong>ze foto is<br />

een anekdote verbon<strong>de</strong>n. Vogel, <strong>Couperus</strong>, 191, citeert <strong>de</strong> redacteur Johan C.P. Alberts, die<br />

vertelt: ‘...dat hij <strong>Couperus</strong> kwam opzoeken met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Haagse fotograaf Fréquin en<br />

<strong>Couperus</strong> nerveus, en een beetje gespannen aantrof. Hij nam Alberts bij <strong>de</strong> arm en zei: “ziet u,<br />

ik word langzaamaan ou<strong>de</strong>r en ik wil niet oud zijn, ze zeggen al dat ik soms op een ou<strong>de</strong> dominee<br />

lijk. Zou u er alstublieft <strong>voor</strong> willen zorgen dat ik op die foto geen ou<strong>de</strong> dominee ben?”’<br />

77 Bastet, Zuil, 146.<br />

78 Maatstaf II (1963), 178 nr.33.<br />

79 Coll. Kon. Bibl., Den Haag.<br />

80 Oostwaarts, I.<br />

81 I<strong>de</strong>m, 3.<br />

82 V. Tricht, Verkenning, 5.<br />

83 Deli Courant (1921), 29 september.<br />

84 Bastet, Zuil, 144.<br />

III [1921-1922]<br />

De weersomstandighe<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> heenreis waren i<strong>de</strong>aal.<br />

Die eerste nacht op <strong>de</strong> Noordzee was er wel wat herfstmist, maar oponthoud<br />

veroorzaakte <strong>de</strong>ze niet. In Southampton bleef <strong>de</strong> boot twee etmalen liggen. Met een<br />

klein scheepje maakten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth een toer naar het eiland Wight, waar<br />

zij in het Royal Marine Hotel lunchten en, naast nog een paar an<strong>de</strong>re<br />

bezienswaardighe<strong>de</strong>n, Caris-brooke Castle gingen bekijken. 1<br />

Zelfs <strong>de</strong> beruchte Golf van Biskaje lag er kalm bij, Portugal werd in alle rust<br />

gepasseerd, en ook in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee bleef het zo. Van het schip af zag <strong>Couperus</strong><br />

niet zon<strong>de</strong>r ontroering Nice terug. Hij herken<strong>de</strong> Cimiez en <strong>de</strong> grote hotels, Monte<br />

Carlo en Menton, en zag tenslotte <strong>de</strong> al even goed beken<strong>de</strong> contouren van Genua<br />

opdoemen. Voor het eerst na zeven Jaren zette hij weer voet op Italiaanse bo<strong>de</strong>m, al<br />

was het dan ook maar <strong>voor</strong> enkele uren. Samen met an<strong>de</strong>re passagiers maakte hij<br />

een autotocht naar Portofino, Santa Margherita en <strong>de</strong> stad Rapallo aan zee. 2<br />

Via <strong>de</strong> Straat van Messina voer <strong>de</strong> Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> geijkte route<br />

<strong>de</strong> Egeïsche Zee in, stoom<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r Kreta langs en zette koers naar Port-Saïd. <strong>Couperus</strong><br />

moest daar een aantal prijzen inkopen, bestemd <strong>voor</strong><strong>de</strong> ‘Feesten van <strong>de</strong>n Indischen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


Oceaan, die een comité <strong>voor</strong>bereidt’. Men had hem tot <strong>voor</strong>zitter daarvan benoemd,<br />

wat hij maar matig vond, daar hij geen talenten <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijke functie meen<strong>de</strong><br />

te bezitten. Gelukkig had hij ter assistentie naast zich jhr. Jan Feith, correspon<strong>de</strong>nt<br />

van De Indische Post die hem als vice-<strong>voor</strong>zitter bijna alles uit han<strong>de</strong>n nam. 3 Feith<br />

heeft amusante herinneringen aan <strong>de</strong>ze gezamenlijk gemaakte over-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


618<br />

tocht te boek gesteld, waarin hij on<strong>de</strong>r meer vertelt hoe <strong>Couperus</strong> hem tij<strong>de</strong>ns een<br />

schitteren<strong>de</strong> zonson<strong>de</strong>rgang toevoeg<strong>de</strong>: 4 ‘Men zou wenschenja, eigenlijk m'n liefste<br />

wensch... zóó te mogen sterven... Op een oogenblik als dit... Gisteren bij <strong>voor</strong>beeld<br />

heb ik dat gevoel al heel sterk gehad... Ik stond bij <strong>de</strong> verschansing terwijl <strong>de</strong> zon<br />

even grandioos als nu on<strong>de</strong>rging... Ik dacht aan het leelijke, het vieze, het afgedragene<br />

van dingen van onszelf, die ons schijnbaar tot nut zijn geweest, die ons een tijdlang<br />

dierbaar en zelfs onmisbaar leken... Toen dacht ik aan <strong>de</strong> zee, die zich in goud baadt<br />

en hoe het een daad van schoonheid zoû wezen, het aardsche weg te werpen,... over<br />

boord!... daar in zee!... achter het <strong>voor</strong>t-spoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schip aan... tot het on<strong>de</strong>rdompelt<br />

<strong>voor</strong>goed...’<br />

Feith meen<strong>de</strong> op dat ogenblik enigszins geschokt dat <strong>Couperus</strong> zelfmoord<br />

overwoog, maar <strong>de</strong>ze gaf als na<strong>de</strong>re explicatie te kennen: ‘Gisteren stond ik over <strong>de</strong><br />

verschansing geleund... Ik had een paar lievelingssokken, die niet meer te dragen<br />

waren... Ik moest er afstand van doen, al ging het aan mijn hart... Maar ze waren vies<br />

en leelijk gewor<strong>de</strong>n... ik heb gewacht tot zonson<strong>de</strong>rgang... En toen, - toen heb ik ze<br />

zelf over boord geworpen... Ze huppel<strong>de</strong>n nog even in het schuimen<strong>de</strong> zog van het<br />

schip... Toen verdwenen ze,... eerst <strong>de</strong> een, dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r... Ze waren oud en leelijk<br />

gewor<strong>de</strong>n... Maar hun sterven heb ik tot iets moois weten te maken, amicissimus!’<br />

- <strong>Couperus</strong> was Der dingen ziel nog niet vergeten. De anekdote moet wel op waarheid<br />

berusten en toont aan hoe <strong>Couperus</strong>' levensstijl doortrokken was van intieme<br />

esthetische ontroeringen die veel meer waren dan een oppervlakkig vernis. Voor<br />

hem beteken<strong>de</strong> dit geen aan-stellerij. Het zijn dit soort kin<strong>de</strong>rlijkhe<strong>de</strong>n die menigeen<br />

altijd weer ontwapend hebben.<br />

<strong>Couperus</strong> vond, na meer dan twintig jaar, Port-Saïd niet meevallen: 5 ‘Het scheen<br />

wel hygiënischer en alles was uitgewischt, zoowel het mooie als het vuile, het vieze<br />

als het schil<strong>de</strong>rachtige.’ Na enkele uren echter voeren zij het Suezkanaal al binnen.<br />

Grote hitte overviel <strong>de</strong> passagiers meteen in <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> Zee. Toen <strong>de</strong> aangekondig<strong>de</strong><br />

feesten gevierd wer<strong>de</strong>n, weer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> vice-presi<strong>de</strong>nt zich goed: ‘De sporten <strong>voor</strong><br />

volwassenen danken aan <strong>de</strong> onvermoei<strong>de</strong> leiding van Jan Feith, die grootva<strong>de</strong>r is<br />

gewor<strong>de</strong>n maar een jongmensch bleef en een sportman, hun reuzen-resultaat.’<br />

<strong>Couperus</strong>, van zijn kant, arrangeer<strong>de</strong> een cabaretavond. <strong>Een</strong> tekenaar heeft ons een<br />

aardig portret van <strong>de</strong> twee heren nagelaten, waarop wij links Jan Feith zien zitten,<br />

rustig en het hoofd een beetje geheven naar<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


619<br />

rechts, kennelijk luisterend naar <strong>Couperus</strong> die met weidse gebaren - <strong>de</strong> tekenaar heeft<br />

niet verzuimd zijn ringen en armband goed dui<strong>de</strong>lijk weer te geven - een verhaal zit<br />

te vertellen. 6<br />

<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r ogenblik beleef<strong>de</strong> hij bij het passeren van Kaap Guardafui. Ineens<br />

herinner<strong>de</strong> hij zich wat zijn zuster Trudy hier in juli 1879 was overkomen: 7 ‘<strong>Een</strong><br />

veertig jaren gele<strong>de</strong>n heeft mijne eigene zuster daar schipbreuk gele<strong>de</strong>n, ginds op<br />

dat glooien<strong>de</strong> duin, op dat effen, kalme, gele duin. Zij zijn daar neêr gesmeten in een<br />

wrakke sloep over rots en rif, zij, haar man, haar kind. En haar twee<strong>de</strong> kind werd<br />

daar geboren! Staren<strong>de</strong> naar het stil poëtische, idyllische duin van kaap Guardafui,<br />

heb ik toen aan die zuster gedacht. Zij werd gered, zij leef<strong>de</strong> nog jaren. Zij is nù niet<br />

meer. Ik heb, toen ik zoo staar<strong>de</strong>, iets gevoeld als of er tusschcn ons bei<strong>de</strong>r<br />

bestaansoogenblikken op dat morgenuur iets samen weef<strong>de</strong> van vreem<strong>de</strong> herinnering<br />

en nooit gedoof<strong>de</strong> sympathie...’<br />

Na Colombo brak ten slotte <strong>de</strong> dag aan waarop Sabang bereikt werd. <strong>Couperus</strong><br />

en Elisabeth zetten voet aan wal. Sumatra lag <strong>voor</strong> hen, waar zij dankzij <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

zorgen en gastvrijheid van <strong>de</strong> gouverneur van Sumatra's Oostkust, L.C. Westenenk,<br />

een heerlijke tijd zou<strong>de</strong>n doorbrengen. - In Belawan gingen zij <strong>de</strong>finitief van boord,<br />

omdat zij uitgenodigd waren te komen logeren bij <strong>de</strong> Westenenks in Medan, <strong>de</strong><br />

hoofdstad van Deli. 8 Oktober spoed<strong>de</strong> intussen al ten ein<strong>de</strong>. De tijd van <strong>de</strong><br />

regenmoesson brak aan, hier iets vroeger dan op Java. Met spijt moest <strong>Couperus</strong><br />

constateren: 9 ‘Geen blauwe lucht, geen onverbid<strong>de</strong>lijk azuur. Eer<strong>de</strong>r een lage, grauwe<br />

hemel [...].’ Drie weken lang zou hij op Sumatra blijven, om daarop naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

pleisterplaats ver<strong>de</strong>r te gaan: Batavia.<br />

Stilgezeten heeft hij in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> allerminst. Met volle teugen genoot hij van<br />

alles wat hij zag. Het leven <strong>de</strong>r planters dat hij er leer<strong>de</strong> kennen, <strong>de</strong> nieuwe metho<strong>de</strong>s<br />

die zij toepasten, dit alles oefen<strong>de</strong> zoveel bekoring op hem uit dat hij verklaar<strong>de</strong>: 10<br />

‘Had ik een zoon, die gezond was en jonge spieren had en wil<strong>de</strong> hij romantier wor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche lettergaar<strong>de</strong>, ik zoû hem ra<strong>de</strong>n: beste kerel, probeer liever<br />

assistent te wor<strong>de</strong>n ergens op een on<strong>de</strong>rneming in Deli en laat je romans<br />

ongeschreven.’ - Dikwijls moet hij in zijn latere levensjaren aan zijn va<strong>de</strong>r hebben<br />

gedacht, hier in Indië <strong>voor</strong>al. Meer dan vroeger ging <strong>Couperus</strong> in zijn opvattingen,<br />

zijn doen en laten - driftbuien <strong>voor</strong>al - op hem lijken. Het is niet onwaarschijnlijk<br />

dat hij hem met het zelf ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n steeds beter is gaan begrijpen. Als <strong>de</strong> laatste<br />

van een geslacht, dat hier se<strong>de</strong>rt<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


620<br />

eeuwen functies had bekleed, moet hij <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rlijke reis wel als een vreem<strong>de</strong><br />

afsluiting hebben ervaren. <strong>Couperus</strong> heeft Indië bereisd op <strong>de</strong> drempel van een nieuwe<br />

tijd. Hij was zich daar van bewust, getuige een aantal verrassen<strong>de</strong> opmerkingen in<br />

die richting.<br />

Zijn gevarieer<strong>de</strong> observaties en dienovereenkomstige beschrijvingen maken <strong>de</strong><br />

lectuur van <strong>de</strong> reisbrieven tot een genot. Niets ontging hem. Bovendien paste hij een<br />

levendige, onopgesmukte verhaaltrant toe, die vrijwel nergens ou<strong>de</strong>rwets aandoet.<br />

Nu het hele koloniale leven zoals hij het schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij is, hebben <strong>de</strong>ze<br />

bladzij<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> charme van een onvervangbaar historisch document bij gewonnen.<br />

Het is opmerkelijk dat wij ineens met een an<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong> te maken hebben.<br />

Aan-dacht <strong>voor</strong> het zware werk van <strong>de</strong> koelie, belangstelling <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong>ze verdient<br />

en hoe hij woont, interesse in <strong>de</strong> bewerking van <strong>de</strong> geplukte tabak, het verraadt<br />

dui<strong>de</strong>lijk het plezier dat hij zelf in zijn reis heeft gehad en het genoegen dat hij er in<br />

schepte zijn lezers te boeien met <strong>de</strong> meest uiteenlopen<strong>de</strong> verhalen, steeds in<br />

welgekozen bewoordingen verteld.<br />

Persoonlijke herinneringen doorspekten zijn betoog. Ook zijn vrouw betrok hij<br />

soms daarin, zoals bij het oversteken per auto van <strong>de</strong> Delirivier: 11 ‘Hier dichtbij heeft<br />

mijn vrouw gewoond, toen zij een meisje van acht was, en haar va<strong>de</strong>r, bijna pionier,<br />

een <strong>de</strong>r allereerste tabakson<strong>de</strong>rnemingen hier administreer<strong>de</strong>. Toen was er géén<br />

elegante stad Medan, hoofdplaats van <strong>de</strong> Oostkust van Sumatra; toen dreig<strong>de</strong> er<br />

telkens gevaar, liepen <strong>de</strong> hongerige Bataks <strong>de</strong> plantages, <strong>de</strong> eerste, <strong>de</strong> moedige, <strong>de</strong><br />

overmoedige, af, werd een plantersgezin soms uitgemoord, sloop een tijger rond, die<br />

een, in tijgerhuid verklee<strong>de</strong>, spion bleek, was <strong>de</strong> romaneske atmosfeer er eene geschikt<br />

<strong>voor</strong> een boek van Aimard. Meer dan veertig jaar gele<strong>de</strong>n. Toen was daar ginds nog<br />

<strong>de</strong> kleine armzalige haven, nu verzand en vervallen...’<br />

Het verblijf in Medan werd on<strong>de</strong>rbroken door enkele dagen op <strong>de</strong> koele hoogvlakte<br />

van Brastagi. In het nieuwe hotel van <strong>de</strong> gebroe<strong>de</strong>rs Walter voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich<br />

bijna in Zwitserland. Hij genoot er van het uitzicht op <strong>de</strong> roken<strong>de</strong> Sibajak. 's Avonds<br />

hoor<strong>de</strong> hij Batakse muzikanten op hun sroenaï fluiten, waarbij <strong>de</strong> gendang geslagen<br />

werd, door zachte gongklanken begeleid. <strong>Een</strong> autotocht naar Matapaoh, bezoek aan<br />

rubber-plantages en aan het paleis van <strong>de</strong> sultan van Serdang - <strong>Couperus</strong> zag er niet<br />

veel meer dan een enorme orang-oetan in zijn hok - wissel<strong>de</strong>n elkaar op aangename<br />

wijze af. Ook hield hij zijn eerste lezingen, niet alleen in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


621<br />

Medan maar bovendien in Pangkalan Brandan, waar hij twee dagen gebleven is. <strong>Een</strong><br />

bezoek aan <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt van Tandjoeng-Poera, <strong>de</strong> heer Facchinger Auer,<br />

charmeer<strong>de</strong> hem zo dat hij schreef: 12 ‘Hoe hartelijk gastvrij en bijna wereldsch doet<br />

zulk een ontvangst op <strong>de</strong>n noen aan, en werkelijk, ik ben, geloof ik, wel een zoon<br />

van een ambtenaars-familie; - alleen maar als ik <strong>de</strong>n hoogen vlaggestok zie vóór op<br />

het gazon van het huis eens ambtenaars-rezi<strong>de</strong>nt, assistent-rezi<strong>de</strong>nt, contrôleur -<br />

wordt er iets sympathieks in mij bewogen. Als ik geen schrijver was geboren, was<br />

ik zeker Oost-Indisch ambtenaar gewor<strong>de</strong>n.’ - De grote wens van zijn va<strong>de</strong>r!<br />

Diepe indruk maakte op hem een bezoek aan <strong>de</strong> leprozerij van Laoe-si-Momo.<br />

Driehon<strong>de</strong>rdveertig patiënten zag hij daar, waarvan tweehon<strong>de</strong>rd melaatsen gedoopt<br />

waren. De lief<strong>de</strong> waarmee <strong>de</strong>ze mensen hier behan<strong>de</strong>ld wer<strong>de</strong>n bracht hem bijna aan<br />

het twijfelen wat betreft zijn opvatting van het christendom, en <strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong><br />

christelijke zending: 13 ‘Ik sta misschien niet altijd sympathiek tegenover het werk<br />

van zen<strong>de</strong>lingen. Het is mijn overtuiging, dat <strong>de</strong> Christelijke godsdienst om zijn,<br />

<strong>voor</strong> primitieve menschen ongrijpbaar en onbegrijpbaar en hoog i<strong>de</strong>ëelen stelregel:<br />

heb uw naasten lief als uzelven - was dit niet het woord van Jezus, waarop geheel<br />

zijn leer berustte? - er geene is <strong>voor</strong> wie niet geduren<strong>de</strong> eeuwen heeft leeren <strong>de</strong>nken<br />

en voelen. Uit fetichisme, uit Animisme, da<strong>de</strong>lijk zon<strong>de</strong>r overgang, dus niet door<br />

een, <strong>de</strong> eenvoudige ziel verheffen<strong>de</strong>n, dienst van natuurgo<strong>de</strong>n, binnen te tre<strong>de</strong>n in<br />

het zuiver verstandsen gevoelsi<strong>de</strong>aal van het Christendom, gelijkt mij, <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

primitieve ziel, eene onbereikbaarheid.’<br />

Overal waar hem dat gevraagd werd, heeft <strong>Couperus</strong> met genoegen lezingen<br />

gehou<strong>de</strong>n, zelfs in kleinere plaatsen als Tebing-Tinggi, al zal hij zich daar toch wel<br />

met een minimum aan elegant <strong>de</strong>corum tevre<strong>de</strong>n hebben moeten stellen. Op <strong>de</strong><br />

autotochten heen en terug luister<strong>de</strong> hij graag naar sterke verhalen over tijgers.<br />

Zelfheeft hij er echter geen enkele te zien gekregen.<br />

Van Medan uit maakte hij een drie weken duren<strong>de</strong> toer, eerst langs het Tobammeer<br />

en daarna ver<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> Padangse Bovenlan<strong>de</strong>n en naar <strong>de</strong> stad Padang zelf. Hij<br />

had een kleine Essex gehuurd, met als chauffeurs twee Javanen, Imân. en Tahir. Deze<br />

reis vond hij zo prachtig dat hij niet wist hoe het uit te drukken, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> wel<br />

iets heel zeldzaams: ‘Ik woû, dat ik nieuwe woor<strong>de</strong>n had’, schreef hij. 14 ‘Ik ben echter<br />

niet rijker dan ik ben.’ -<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


622<br />

Elf dagen bleef hij in Fort-<strong>de</strong>-Kock, vanwaar hij elke dag opnieuw autotochten door<br />

<strong>de</strong> omgeving on<strong>de</strong>rnam.<br />

Na <strong>de</strong>ze onvergetelijke tijd op Sumatra besloot hij naar Java ver<strong>de</strong>r te reizen. Hoe<br />

heerlijk hij het allemaal gevon<strong>de</strong>n had, blijkt uit zijn woor<strong>de</strong>n: 15 ‘Was het een droom<br />

geweest of was het meer? In alle geval bleef <strong>de</strong> herinnering, zal zeker <strong>de</strong> herinnering<br />

blijven onvergetelijk, <strong>voor</strong> geheel mijn ver<strong>de</strong>r leven diep geprent in mijn heugenis.’<br />

Imân en Tahir, immers op Java geboren, had<strong>de</strong>n het liefst mee willen varen naar<br />

Batavia. Daar kon echter om allerlei re<strong>de</strong>nen geen sprake van zijn. Samen boekten<br />

<strong>Couperus</strong> en Elisabeth passage op <strong>de</strong> Willis, een schip van <strong>de</strong> Rotterdamsche Lloyd.<br />

Van Padang naar Tandjong Priok was geen lange reis: 16 ‘Twee dagen en nachten<br />

langs Sumatra's kust en <strong>de</strong> golven<strong>de</strong> lijn van Benkoelen. In <strong>de</strong>n vroegsten morgen<br />

trof mij Krakatau, in tweeën gebarsten, het eiland van vuurrazernij, en <strong>de</strong> twee rotsen<br />

zoo kalm rozig opsteken<strong>de</strong> in ochtendatmosfeer of nooit razernij ware uitgebarsten.’<br />

Was het Elisabeths ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r die hen in Tandjong-Priok afhaal<strong>de</strong> van <strong>de</strong> boot,<br />

samen met vrien<strong>de</strong>n en kennissen? <strong>Couperus</strong> spreekt van verwanten maar noemt hun<br />

namen niet. In Weltevre<strong>de</strong>n stapte hij af in het Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s, hem sinds zijn<br />

kin<strong>de</strong>rjaren vertrouwd: ‘O ou<strong>de</strong> souvenirs!’ riep hij uit. 17 ‘Wat moet ge nu van mij?<br />

Ik was immers hier reeds twintig jaren gele<strong>de</strong>n [1899] en werd ik toen zoo overstelpt<br />

door mijn kin<strong>de</strong>rsouvenirs als nu? Het is vreemd, maar ik bleef toen koeler.’ Batavia<br />

vond hij erg veran<strong>de</strong>rd: auto's in plaats van landauers, geen zondagse muziek meer<br />

op het Waterlooplein, <strong>de</strong> mooie huizen van het Konings-plein vervallen, zon<strong>de</strong>r verf<br />

en ontsierd door lelijke opschriften. Met een brok in <strong>de</strong> keel zag hij <strong>de</strong> woning terug<br />

waar zijn ou<strong>de</strong>rs eenmaal geresi<strong>de</strong>erd had<strong>de</strong>n: 18 ‘Het lieve, mooie, witte huis van<br />

vroeger, en het staat nu verfeloos, kalkeloos, vervallen en ik wil niet zien wat het<br />

gewor<strong>de</strong>n is nu (na niet twintig) maar bijna vijftig jaren!’<br />

In <strong>de</strong> tuin van het hotel herken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> waringins. Maar <strong>de</strong> ene boom<br />

was zwaar gemutileerd om plaats te maken <strong>voor</strong> een dansvloer. Het hotel zelf vond<br />

hij nog altijd prettig. <strong>Couperus</strong> logeer<strong>de</strong> er in een nieuwe, mo<strong>de</strong>rne vleugel. Hij had<br />

er een zeer ruime suite op <strong>de</strong> eerste verdieping, vanwaar hij in <strong>de</strong> kruinen van een<br />

ficus en een tamarin<strong>de</strong> keek. Data noemt hij niet, maar het moet begin <strong>de</strong>cember<br />

1921 geweest<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


623<br />

zijn. In Weltevre<strong>de</strong>n is hij acht dagen gebleven. Om zes uur 's morgens stond hij op,<br />

dronk koffie, kreeg twee uur later zijn ontbijt, waarna hij <strong>de</strong> dag in aangenaam dolce<br />

far niente doorbracht om uit te rusten van Sumatra. Siësta werd in Indië niet meer<br />

gehou<strong>de</strong>n. Men werkte, zo merkte hij op, nu gewoon door: 19 ‘en ik zelve, als ik werk,<br />

werk ik dàn...’ Dikwijls stroom<strong>de</strong>n <strong>de</strong> moessonregens neer. Om vier uur al werd het<br />

donker. Soms ook kon er hevige wind opsteken. I<strong>de</strong>aal was het klimaat niet bepaald,<br />

en die teleurstelling miste haar uitwerking niet: ‘<strong>Een</strong>ige moe<strong>de</strong>loosheid, regen, wind,<br />

geen zon, geen daglicht zelfs, een algemeene zoeking naar nieuwe levensdingen’.<br />

De kleren in <strong>de</strong> koffers verkreukel<strong>de</strong>n. Tot overmaat van ramp kwam er op zekere<br />

dag een kakkerlak uit te <strong>voor</strong>schijn.<br />

<strong>Couperus</strong> bekeek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad. Hij zag Kramat terug - ‘daar, in het Gymnazium<br />

Willem III was ik een stoute jongen, die niet leeren wil<strong>de</strong>’ -, bezocht het museum en<br />

smaakte ook in Batavia het genoegen van een officiële ontvangst: ‘Wij hebben<br />

gedineerd ten paleize op het Koningsplein bij Zijne Excellentie Gouverneur-Generaal<br />

Fock, met <strong>de</strong>n Rezi<strong>de</strong>nt van Batavia, <strong>de</strong>n Algemeenen Secretaris, <strong>de</strong>n Burgemeester,<br />

een klein, bijna intiem diner.’<br />

Over een lezing, die hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstkring hield, spreekt hij niet. Uit een verslag<br />

in <strong>de</strong> Java-bo<strong>de</strong> vernemen wij echter dat hij er veel succes mee oogstte: 20 ‘Nimmer<br />

nog was <strong>de</strong> kunstkring zaal zóó vol, nimmer nog verdrong men elkaar zóó als<br />

gisterenavond <strong>de</strong> laatkomers <strong>de</strong><strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> open <strong>de</strong>uren van <strong>de</strong> kunstkringzaal. Het<br />

podium was herschapen in een artistiek, in donkerrood gehou<strong>de</strong>n interieur met<br />

bloemen, veel bloemen in warme kleurenpracht, waar <strong>Couperus</strong> zoo van houdt...’ -<br />

Hij las die avond <strong>de</strong> verhalen Bébert le boucher en André le pêcheur, Ven<strong>de</strong>tta en<br />

Giovannino en wekte grote geestdrift. De recensent was in <strong>de</strong> wolken. Niet alleen<br />

over <strong>de</strong> verhalen maar ook over <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachtskunst op zichzelf: ‘Ver<strong>de</strong>r<br />

vragen we ons af, heeft <strong>Couperus</strong> een opleiding gehad in <strong>de</strong> techniek van het zeggen?<br />

Wat een juiste toonvorming, wat een kracht in het omvatten <strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n, wat een<br />

pracht resonans. Ook <strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijkheid en draagkracht <strong>de</strong>r stem lieten niets te wenschen<br />

over.’<br />

In het Bataviaasch Han<strong>de</strong>lsblad merkte een zekere J.P.K. over <strong>Couperus</strong>' uiterlijk<br />

op: 21 ‘De fluweelen glans en <strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lvorm zijner oogen, eigen aan <strong>de</strong> hoogere,<br />

Achter Indische Chatra-kaste, geven te <strong>de</strong>nken, en wettigen <strong>de</strong>ze onze veron<strong>de</strong>rstelling<br />

[namelijk dat hij niet-Europees bloed<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


624<br />

moest hebben], zoo <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis zelve daaraan geen kracht bijzet.’ Deze journalist<br />

herinner<strong>de</strong> zijn lezers aan <strong>Couperus</strong>' overgrootva<strong>de</strong>r Abraham <strong>Couperus</strong> en diens<br />

doen en laten, om zijn artikel te eindigen met <strong>de</strong> uitroep: ‘Heil u, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>!’<br />

- In Soerabaja zou het spoedig an<strong>de</strong>rs toegaan...<br />

Buitenzorg was nu eerst aan <strong>de</strong> beurt. Van zijn hotelveranda zag <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong><br />

Salak terug. Dwalend door 's Lands Plantentuin, die het paleis van <strong>de</strong><br />

gouverneur-generaal aldaar omgaf, vergat hij <strong>de</strong> tijd. Bandoeng - hij logeer<strong>de</strong> er in<br />

het hotel Preanger -, <strong>de</strong> Tangkoeban Prahoe, Pengalengan en <strong>de</strong> theeplantage van<br />

Malabar, al <strong>de</strong>ze plaatsen en landschappen ken<strong>de</strong> hij, maar hij zag ze nu met heel<br />

an<strong>de</strong>re ogen: 22 ‘Wij zijn toen langs het meer van Lèlès naar Garoet getuft. Ik had het<br />

Lèlès-meer meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n gezien. Het had toen op mij een zeer<br />

bijzon<strong>de</strong>ren indruk gemaakt, overzweefd als het toen was door groote, sombere<br />

“kalongs”, vleermuizen. Die stemming heb ik aan het slot van mijn roman “De Stille<br />

Kracht” benuttigd om iets duister mystieks op te roepen om <strong>de</strong> overwonnen figuur<br />

van <strong>de</strong>n hoofdpersoon, <strong>de</strong>n rezi<strong>de</strong>nt; een romancier benuttigt nu eenmaal, die barbaar!<br />

àlle zijne stemmingen! Nu ik het meer van Lèlès terug zag, <strong>de</strong> waterspiegel gezonken,<br />

terwijl <strong>de</strong> kalongs dien morgen dáár niet waren, viel het mij tegen, vond ik het een<br />

onbelangrijke plas, met een eilandje er mid<strong>de</strong>n in... [...]: ik vond, op dit oogenblik<br />

De Stille Kracht geen goed boek. En troostte mij alleen met <strong>de</strong>ze gedachte, dat ik<br />

eigenlijk geen van mijn boeken na zekeren tijd... goed vind.’<br />

In Garoet maakte hij kennis met <strong>de</strong> heer Hacks, eigenaar van het hotel Papandajan,<br />

die <strong>Couperus</strong> zeer behulpzaam is geweest. Elisabeth mocht er slapen in een bed dat<br />

al was ingewijd door <strong>de</strong> hertogin van Aosta. Bovendien ontmoette <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong><br />

beken<strong>de</strong> fotografe Thilly Weissenborn, van wier fotoatelier Lux hij een aantal fraaie<br />

foto's betrokken heeft. Deze hebben later gediend als illustraties <strong>voor</strong> Oostwaarts. 23<br />

Van Garoet uit werd een moeilijke tocht on<strong>de</strong>rnomen naar <strong>de</strong> zuidkust van Java. In<br />

draagstoelen hebben <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daarna nog <strong>de</strong> Kawo-Ke-modjan<br />

‘beklommen’.<br />

Via Tasik-Malaja reis<strong>de</strong>n zij door naar <strong>de</strong> Vorstenlan<strong>de</strong>n. Te Solo wer<strong>de</strong>n zij<br />

hartelijk ontvangen door <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Harloffen diens vrouw, in hun weids paleis.<br />

Samen met hen woon<strong>de</strong> hij bij <strong>de</strong> Prang-Wedono <strong>de</strong> opvoering van een lyrisch<br />

treurspel uit <strong>de</strong> Pandji-cyclus bij. Deze had<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


625<br />

meer weg van een pantomime maar trof hem daarom niet min<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> dag later mocht<br />

hij aanwezig zijn bij een Indisch society-huwelijk. Met alle won<strong>de</strong>rlijke formaliteiten<br />

die daar bij hoor<strong>de</strong>n werd <strong>de</strong> dochter van <strong>de</strong> rijksbestuur<strong>de</strong>r Ra<strong>de</strong>n Adipati Djojo<br />

Negoro in <strong>de</strong> echt verbon<strong>de</strong>n met een jongeman die zij nog nooit gezien heette te<br />

hebben. <strong>Een</strong> hoogtepunt vond <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> avond waarop hij bij <strong>de</strong> soesoehoenan<br />

hofdansen meemaakte, uitgevoerd door ‘keizerlijke prinsessen of minstens zeer<br />

a<strong>de</strong>llijke danseressen’. 24<br />

Na Solo kwam Djokja aan <strong>de</strong> beurt. Ook dit moet <strong>voor</strong> hem een bijzon<strong>de</strong>re ervaring<br />

zijn geweest, daar zijn broer John Ricus junior, die men nog allerminst vergeten<br />

bleek te zijn, er immers ‘in <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> tijd’ <strong>de</strong> functie van resi<strong>de</strong>nt had vervuld.<br />

<strong>Couperus</strong> logeer<strong>de</strong> er in het Grand-Hôtel. Natuurlijk was hij ook te gast bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt<br />

Jonquière. Met die ‘goe<strong>de</strong> tijd’ was hij, in <strong>de</strong> ogen van vele ou<strong>de</strong>ren en van <strong>Couperus</strong><br />

niet min<strong>de</strong>r, afgelopen. Hij bedoel<strong>de</strong> daarmee dat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne <strong>de</strong>centralisatie - ‘dat<br />

is <strong>de</strong> ontneming van beheer-en-toezicht over takken van dienst, die toch eenmaal<br />

geschapen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> hoofdarnbtenaren van B.B.’ - aan <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nten hun<br />

bijna-koningschap had ontnomen. Van ‘<strong>de</strong> bekoring hunner hooge pozitie’, zoals<br />

zijn broer die in Djokja nog gekend had, was naar zijn i<strong>de</strong>e niets meer over. Het is<br />

curieus hoe sterk en in groeien<strong>de</strong> mate <strong>de</strong> langzamerhand bijna zestigjarige <strong>Couperus</strong><br />

zich met zijn familie en haar ou<strong>de</strong> tradities begon te vereenzelvigen. Het was alsof<br />

hij nooit artistieke aspiraties had gekend, laat staan op alle mogelijke manieren afstand<br />

had genomen van <strong>de</strong> beklemmingen van zijn milieu.<br />

Dit resulteer<strong>de</strong> in opmerkelijke ontboezemingen als <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>. 25 ‘Het is misschien<br />

omdat ik een kind van B.B. ben, een zoon uit een ambtenaarsfamilie, <strong>de</strong><br />

achterkleinzoon van Abraham <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong>n Gouverneur van Malakka, die niet<br />

an<strong>de</strong>rs kon dan Malakka <strong>de</strong>n Engelschen overgeven, maar die Riouw <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland<br />

behield door een diplomarieken zet, dat ik geloof wel iets meer te voelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

stillen wrok onzer hoofdambtenaren van gewestelijk bestuur. Maar ik mag met doen<br />

gelooven, dat het <strong>de</strong> heer Jonquière was, die mij op <strong>de</strong>ze gedachte bracht. Ik<br />

generalizecr slechts: Ik voel<strong>de</strong> die bitterheid, waarover ik spreek, in àlle rezi<strong>de</strong>nten<br />

en ambtenaren van B-B., die ik geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n mocht leeren kennen.<br />

En zoo ik haar hier vermeld, is het misschien om <strong>de</strong>n indruk van dat immenze<br />

Rezi<strong>de</strong>ntie-huis, met, als in Solo, die onvermij<strong>de</strong>lijke troonzaal, dat huis, waar eenmaal<br />

mijn broe<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


626<br />

Rezi<strong>de</strong>nt is geweest in <strong>de</strong> toen nog meer glorievolle dagen van B.B. Die woning,<br />

zóó groot, dat <strong>de</strong> kleine zoon-<strong>de</strong>s-huizes er verle<strong>de</strong>n zijne moe<strong>de</strong>r in verloor en begon<br />

te weenen omdat hij, verdwalen<strong>de</strong>, haar niet vond... Klinkt het bijna niet als een<br />

sprookje?!’<br />

Na een bezoek aan <strong>de</strong> Boroboedoer vertrok <strong>Couperus</strong> naar Soerabaja, een stad die<br />

hij, wegens haar centrale ligging en <strong>de</strong> mogelijkheid tot het maken van verschillen<strong>de</strong><br />

excursies, niet kon vermij<strong>de</strong>n. Hij logeer<strong>de</strong> er bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Cohen en diens<br />

echtgenote, ‘in wier paleisachtige ruimte het aangenaam was <strong>de</strong> ontstemmen<strong>de</strong><br />

atmosfeer van daar buiten te mogen vergeten’. 26 Wat heeft hem er zo ontstemd? Hoe<br />

kwam hij ertoe Soerabaja ‘een <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n toerist onbelangrijke en vuile stad’ te noemen?<br />

Wat bedoel<strong>de</strong> hij met ‘<strong>de</strong> Pest <strong>de</strong>r Hoonpers’ en met zijn opmerking dat, als <strong>de</strong> toerist<br />

iemand van zekere bekendheid is, beroemd, befaamd, onverm ij<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong>ze<br />

geest zal wor<strong>de</strong>n geattaqueerd?<br />

Het sloeg zeer dui<strong>de</strong>lijk op eigen ervaringen. Hij memoreer<strong>de</strong> vervolgens dat<br />

iemand hem getroost had met <strong>de</strong> opmerking: 27 ‘dat <strong>de</strong>elt ge met àlle uitsteken<strong>de</strong><br />

menschen, die hier op Java komen: wees dus gecomplimenteerd met al <strong>de</strong><br />

schimp-artikelen, die <strong>de</strong> pas van <strong>de</strong> schoolbanken weggeloopen “redacteuren” in<br />

vele Indische persorganen - ie<strong>de</strong>reen kan hier <strong>de</strong> namen <strong>de</strong>zer stichtelijke bla<strong>de</strong>n<br />

zelve noemen - u om <strong>de</strong> ooren gooien’. Bitter voeg<strong>de</strong> hij daar zelf aan toe:<br />

‘“Neêrhalen” is <strong>voor</strong>al een wellust van <strong>de</strong>ze jongelingen en misschien leeren zij later<br />

wel begrijpen., dat het diplomatischer is, in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al: óp te hou<strong>de</strong>n wat<br />

nationalen rijkdom, ook intellectueelen, vormt, maar ons zelven te <strong>de</strong>nigreeren op<br />

welke wijze ook, is altijd specifiek Hollandsen geweest.’<br />

Aan herinneringen van M. Revis danken wij een tamelijk zorgvuldig verslag van<br />

wat er in Soerabaja gebeurd is. 28 Voorop staat dat <strong>Couperus</strong> door al het eerbetoon<br />

dat hem tot dan toe vrijwel overal ten <strong>de</strong>el was gevallen, door zijn omgang ook met<br />

<strong>de</strong> allerhoogst geplaatsten in Indië, en <strong>voor</strong>al door een dynastieke manier van <strong>de</strong>nken<br />

die hij cultiveer<strong>de</strong>, nulwel niet van mateloze zelfverheffing beticht mag wor<strong>de</strong>n,<br />

maar niettemin toch weinig geneigd was tot overdreven beschei<strong>de</strong>nheid. Sommigen<br />

meen<strong>de</strong>n die misschien zon<strong>de</strong>r meer van een werkelijk groot kunstenaar te mogen<br />

verwachten. De fout, die hij zo te zien in<strong>de</strong>rdaad gemaakt heeft, is geweest het<br />

enerzijds zich laten <strong>voor</strong>staan op afkomst en bijzon<strong>de</strong>r kunstenaarschap, naast het<br />

an<strong>de</strong>rzijds eisen van zeer veel geld, te betalen door mensen op wie hij in wezen<br />

eigenlijk neerzag. Zij, van hun kant,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


627<br />

meen<strong>de</strong>n aan een zakelijke overeenkomst ook dui<strong>de</strong>lijke rechten te mogen ontlenen.<br />

<strong>Een</strong> wel zeer pijnlijk inci<strong>de</strong>nt is van dit ‘we<strong>de</strong>rzijds misverstand’ het gevolg geweest.<br />

Er moet direct aan wor<strong>de</strong>n toegevoegd dat <strong>de</strong> Kunstkring van Soerabaja niet geheel<br />

vrijuit ging. Het inci<strong>de</strong>nt is gelukkig een uitzon<strong>de</strong>ring gebleven. Overal el<strong>de</strong>rs immers<br />

heeft men <strong>Couperus</strong> in Indië genomen <strong>voor</strong> wie en wat hij was. Nergens an<strong>de</strong>rs is,<br />

<strong>voor</strong> zover wij weten, iets zó mis gegaan als op vrijdag 20 januari 1932 in het<br />

Stadstuin-Theater van Soerabaja.<br />

<strong>Een</strong> laffe rod<strong>de</strong>lcampagne ging aan <strong>Couperus</strong>' aldaar te hou<strong>de</strong>n lezing <strong>voor</strong>af.<br />

Daardoor was meteen al een negatieve sfeer gecreëerd. Revis, toen nog een<br />

schooljongen, herinnert zich dat er bij hem in <strong>de</strong> klas door zijn me<strong>de</strong>leerlingen met<br />

elkaar was afgesproken <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachtsavond van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> grondig te<br />

boycotten: ‘Twee of drie jongens (<strong>de</strong> meisjes waren niet in het geding) wil<strong>de</strong>n wél<br />

en <strong>de</strong><strong>de</strong>n het ook. Wij, <strong>de</strong> grote meer<strong>de</strong>rheid van 5b, niet. Wij waren flink. Wij gingen<br />

niet luisteren naar een man, van wie kennissen en vrien<strong>de</strong>n van onze ou<strong>de</strong>rs bij het<br />

horen van zijn naam zei<strong>de</strong>n: Ajakkes. Of die vroegen: je bedoelt mevrouw<br />

<strong>Couperus</strong>? Of die reageer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: “Wij hebben tezamen zo heerlijk<br />

geweend”. Dat was het enige hun beken<strong>de</strong> citaat van <strong>Couperus</strong>. Ik wist niet waar het<br />

stond, misschien was het van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, die met zulke dingen goed overweg<br />

kon. Maar toen, in 1922, en in Soerabaja, ging het als gevleugeld woord rond. Dat<br />

was nu <strong>Couperus</strong>! Mijn va<strong>de</strong>r vond hem ook maar een verwijf<strong>de</strong> Hagenaar. Hij<br />

steun<strong>de</strong> mij in mijn <strong>voor</strong>nemen niet te gaan. De leraar-Ne<strong>de</strong>rlands wekte ons op het<br />

wèl te doen. Hij had goed praten, hij stuitte op een blok verzet, irrationeel en dom<br />

tegelijk, en daardoor juist zo hard.’<br />

Er speel<strong>de</strong> nog iets meer mee, zegt Revis, iets ‘dat nergens was gepubliceerd, maar<br />

dat toch van mond tot mond was gegaan, en dat ook in minimum van tijd Indië had<br />

bereikt. [...] Dat <strong>Couperus</strong> betrokken was geweest bij “ze<strong>de</strong>nschandalen” stond bij<br />

ons en ie<strong>de</strong>reen vast.’<br />

<strong>Couperus</strong> zou dus spreken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Soerabajasche Kunstking. Deze beschikte<br />

toentertijd echter nog niet over een eigen gebouw en moest daarom wel een zaal<br />

huren. De keus viel op het genoem<strong>de</strong> theater. Revis, zelf dus geen ooggetuige, is<br />

<strong>voor</strong> zijn verslag van <strong>de</strong> avond niet zozeer afgegaan op wat hij er later zelf over<br />

hoor<strong>de</strong> als wel op <strong>de</strong> inhoud van drie in het Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad van 21<br />

januari verschenen artikelen. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


628<br />

eerste stuk stond op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>pagina en was nota bene een relaas, niet van een zich<br />

Amja noemen<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker, maar van diens oudste zoon: ‘Deze knaap was nog op<br />

<strong>de</strong> HBS en bij het letterkun<strong>de</strong>-on<strong>de</strong>rwijs niet ver<strong>de</strong>r dan Rhijnvis Feith, wiens<br />

tranenrijkdom er natuurlijk werd bijge-haald eer vergelijking met die van <strong>Couperus</strong>.<br />

Het stuk was ver bene<strong>de</strong>n peil, omdat het groten<strong>de</strong>els blagenpraat verkocht, maar<br />

het bevatte tevens enige feitelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen.<br />

<strong>Couperus</strong> was gekleed in dinner jacket. Zijn vleermuisdasje zat scheef en zijn<br />

zwarte pantalon bleek niet “op <strong>de</strong> groei” te zijn gemaakt. De zoon van Amja <strong>de</strong>ed<br />

ver<strong>de</strong>r opmerken, dat <strong>Couperus</strong> een buikje had, dat zijn han<strong>de</strong>n vrij groot waren en<br />

dat hij een “piepstem” had. Op een bepaald ogenblik begon <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r het<br />

<strong>voor</strong>lezen te “huilen” (?). Hij riep: “Ik kan niets zien,” en liep van het podium. Er<br />

werd meer licht gemaakt <strong>Couperus</strong> was kennelijk uit zijn evenwicht. Hij zette een<br />

stoel bij <strong>de</strong> tafel met een bons opzij en had moeite zijn tan<strong>de</strong>n van elkaar te krijgen<br />

(“klem in <strong>de</strong> kaak”, zegt <strong>de</strong> jeugdige scribent). <strong>Couperus</strong> liep bij het <strong>voor</strong>lezen op<br />

en neer, ook wel <strong>voor</strong>- en achteruit. In <strong>de</strong> rechterhand hield hij het boek, <strong>de</strong> linker<br />

lag soms op zijn buik, soms achter zich op <strong>de</strong> broek, soms ook maakte hij er elegante<br />

bewegingen mee met behulp van duim en wijsvinger. Er kwamen “gekke klemtonen”<br />

in een zin <strong>voor</strong> (komt <strong>voor</strong> rekening van Amja junior). Na <strong>de</strong> pauze bleven er mensen<br />

uit <strong>de</strong> zaal weg.’<br />

Het twee<strong>de</strong> artikel stel<strong>de</strong> volgens Revis zo mogelijk nog min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>. De anonieme<br />

auteur ervan had blijkbaar in geen twintig jaar meer iets van <strong>Couperus</strong> gelezen. Hij<br />

verkeer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>de</strong>ze na Psyche alleen nog maar klein werk<br />

geschreven had, en <strong>de</strong>ed het Haagse fenomeen ten slotte rustig af met enige<br />

nonchalance termen als me<strong>de</strong>schrijver, mo<strong>de</strong>artikel en handig reclamemaker. Het<br />

‘verwachte geëxalteer<strong>de</strong>’ was volgens <strong>de</strong>ze journalist overigens achterwege gebleven:<br />

<strong>de</strong> teksten had<strong>de</strong>n er zich niet toe geleend.<br />

Bepaald boosaardig blijkt pas het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> stuk geweest te zijn, waarin on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />

Het litteraire won<strong>de</strong>r melding werd gemaakt van wat er zich allemaal aan gruwelen<br />

had <strong>voor</strong>gedaan: ‘De heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft zich gisteravond aan <strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n<br />

van <strong>de</strong>n Kunstkring doen kennen als een bijzon<strong>de</strong>r onaangename, zelfingenomen,<br />

over het paard getil<strong>de</strong> persoonlijkheid. Waar over <strong>de</strong>zen schrijver meestentijds in<br />

sympathieke, zij het soms railleeren<strong>de</strong> bewoordingen wordt geschreven, waarbij men<br />

hem het geaffecteerd doen gaarne vergeeft terwille van zijn litteraire ta-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


629<br />

lenten, daar lijkt het ons niet ongewenscht, thans, door eenvoudig en zon<strong>de</strong>r opsmuk<br />

weer te geven, wat achter <strong>de</strong> schermen passeer<strong>de</strong>, te doen uitkomen hoe en wat <strong>de</strong><br />

auteur in werkelijkheid is, ontdaan van het laagje geaffecteer<strong>de</strong> beschaving, dat hem<br />

bij vele vereersters en vereer<strong>de</strong>rs tot zulk een charmant type maakt. Het moge tevens<br />

dienen ter leering en tot waarschuwing van instellingen, die zich gaarne “<strong>de</strong> eer”<br />

zou<strong>de</strong>n zien te beurt vallen <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> haar le<strong>de</strong>n te doen lezen.<br />

De heer <strong>Couperus</strong> was geïndigneerd! Ten zeerste geïndigneerd. Hoogst ontevre<strong>de</strong>n<br />

over <strong>de</strong> ontvangst, welke hem ten <strong>de</strong>el viel.<br />

De heer <strong>Couperus</strong>, die twintig minuten later arriveer<strong>de</strong>, dan het tijdstip <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

aanvang van <strong>de</strong> lezing vastgesteld, werd in <strong>de</strong> vestibule van het theater ontvangen<br />

door het bestuur van <strong>de</strong>n Kunstkring en, wijl <strong>de</strong> zaal reeds geheel gevuld was, door<br />

een <strong>de</strong>r bestuursle<strong>de</strong>n, buitenom naar achteren geleid.<br />

Dat men achter <strong>de</strong> schermen, <strong>voor</strong>al in Indië en speciaal te Socrabaja, dat geen<br />

behoorlijke zaal rijk is, geen luxueuze omgeving aantreft, mag genoegzaam, bekend<br />

wor<strong>de</strong>n geacht en van <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong>, die lang genoeg in Indië heeft vertoefd,<br />

mag wel wor<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld, dat hij op <strong>de</strong> hoogte is van zulke toestan<strong>de</strong>n en dat<br />

hij voldoen<strong>de</strong> begrip moet hebben om te weten, dat, <strong>voor</strong> wat achter <strong>de</strong> schermen is,<br />

een vereeniging, die <strong>de</strong> zaal huurt, niet kan en mag wor<strong>de</strong>n aansprakelijk gesteld,<br />

evenmin als <strong>voor</strong> het ontbreken van een behoorlijke en bruikbare kleedkamer.[!]<br />

De heer <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> dit wél te mogen doen en <strong>de</strong>n bestuursle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n<br />

Kunstkring op hoogst ongepaste wijze zijn verontwaardiging over <strong>de</strong> vuile banken<br />

en spuug-kringetjes op <strong>de</strong>n vloer, kenbaar te maken.<br />

“Weet u dan niet, wie ik ben?” aldus klonk <strong>de</strong> niet van verwaandheid ontbloote<br />

vraag van <strong>de</strong>n auteur.<br />

Zeer zeker wist het bestuur van <strong>de</strong>n kring wie hij was. Hij was <strong>de</strong> heer <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>, die dien avond tegen een honorarium van ƒ 500 (zegge vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n)<br />

eenige van zijn eigen stukken zou <strong>voor</strong>lezen, daar-<strong>voor</strong> door <strong>de</strong>n Kunstkring betaald!<br />

Dat die vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n artist wel <strong>de</strong>gelijk hoofdzaak waren, mag<br />

blijken uit het feit, dat dit honorarium geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> pauze op hoogen toon werd<br />

opgeëischt, met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat dit in open couvert behoor<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />

overhandigd.<br />

Het bestuur van <strong>de</strong>n Kunstkring had uit égard tegenover <strong>de</strong>n spreker juist gemeend,<br />

dat het wenschelijker was om hem, afwijkend van <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


630<br />

gewoonte, het bedrag <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag te remitteeren, aldus <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van<br />

han<strong>de</strong>lstransactie zooveel mogelijk wegnemend.<br />

Waar <strong>de</strong> spreker op onmid<strong>de</strong>llijke betaling aandrong, werd hem een chèque tot<br />

het overeengekomen bedrag overhandigd, hetgeen opnieuw <strong>de</strong> verontwaardiging <strong>de</strong>s<br />

grooten mans opwekte, die vroeg of hij, <strong>Couperus</strong>, die chèque zou moeten gaan<br />

innen, en die, nu op ruzieachtigen toon, uitbetaling in contanten eischte, zeggen<strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>rs niet ver<strong>de</strong>r te willen lezen.<br />

Het feit, dat <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>eline door <strong>de</strong> aanwezige bestuursle<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> grootste<br />

kalmte werd opgevat en zij zich bereid verklaar<strong>de</strong>n dit te annonceeren, kalmeer<strong>de</strong><br />

hem, hoewel hij zich niet ontzag één <strong>de</strong>r bestuursle<strong>de</strong>n aan te zeggen zich onmid<strong>de</strong>llijk<br />

van het tooneel te verwij<strong>de</strong>ren en daarbij zelfs een vechtlustige houding aannam.<br />

Dit, omdat bedoel<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r even dorst te glimlachen, wat wij hem in het geheel<br />

niet kwalijk nemen, omdat <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> gisteravond achter <strong>de</strong> schermen werkelijk<br />

belachelijk was!<br />

Het aanbod van één <strong>de</strong>r aanwezigen, een niet-bestuurslid van <strong>de</strong>n kring, om <strong>de</strong><br />

chèque <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geweldige te verzilveren, werd afgewezen met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat<br />

<strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n kring dat kon<strong>de</strong>n doen: “daar zijn ze <strong>voor</strong>!”<br />

Het is dui<strong>de</strong>lijk, dat dit nu niet zal geschie<strong>de</strong>n, hoewel men daartoe eerst gaarne<br />

bereid was, en tevens is het logisch, dat na afloop geen <strong>de</strong>r op zoo onhebbelijke wijze<br />

behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n, zich ver<strong>de</strong>r iets aan <strong>de</strong>n spreker gelegen liet liggen.’<br />

Revis vertelt dat zij die niet naar <strong>de</strong> lezing van <strong>Couperus</strong> had<strong>de</strong>n willen gaan<br />

natuurlijk glorieer<strong>de</strong>n: ‘Zie je nu wel wat <strong>voor</strong> vent hij is? Zij, die wel geweest waren,<br />

zwegen, enigszins beschaamd. In het Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad verscheen 28<br />

Januari een bericht, waarin stond, dat in februari jhr. Jan Feith uit Bandoeng,<br />

hoofdredacteur van De Indische Post, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Socrabajaasche Kunstkring een lezing<br />

zou hou<strong>de</strong>n. Er stond bij: “De veron<strong>de</strong>rstelling is gewettigd, dat <strong>de</strong> Kunstkring met<br />

het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>zen letterkundige meer succes zal oogsten dan het met dat van<br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ed.”’<br />

Wat is er aan <strong>de</strong> hand geweest, dat <strong>Couperus</strong> zich zo heeft laten gaan? Men vraagt<br />

het zich af. Erg verrassend was zijn houding echter niet, <strong>voor</strong> wie hem wat beter<br />

ken<strong>de</strong>. Reeds in 1916 had André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r hel volgen<strong>de</strong> meegemaakt: 29 ‘... ik mocht<br />

te Rotterdam om te beginnen getuige<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


631<br />

zijn van zijn woe<strong>de</strong> om het leelijke, banale <strong>de</strong>cor, dat op het tooneel geplant was, en<br />

waarin hij weiger<strong>de</strong> op te tre<strong>de</strong>n. Ik begreep zijn ontstemming best: zelf één en al<br />

keurigheid, en naar <strong>de</strong>n lijve een meesterwerk van het meest modieuze dandysme,<br />

[...] <strong>de</strong>toneer<strong>de</strong> hij al te sterk tusschen <strong>de</strong> versleten en stofferige en ontkleur<strong>de</strong><br />

theater-salon-paneelen, naast <strong>de</strong>n stijlloozen stoel en <strong>de</strong> even stijllooze tafel. Hij zou<br />

niet lezen, mor<strong>de</strong>, pruil<strong>de</strong>, klaag<strong>de</strong>. Maar reeds zaten er menschen in <strong>de</strong> zaal te<br />

wachten. Hij kon ze toch niet onverrichterzake terug naar huis sturen?...’<br />

Iets <strong>de</strong>rgelijks moet in Soerabaja gebeurd zijn. Dat hij te laat kwam, kan verklaard<br />

wor<strong>de</strong>n uit het feit dat <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Cohen ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> schouwburg weg woon<strong>de</strong><br />

dan <strong>Couperus</strong> kon vermoe<strong>de</strong>n. Voorts wil<strong>de</strong> hij altijd graag <strong>voor</strong>af <strong>de</strong> zaal zien waar<br />

hij moest spreken. Daar was geen tijd <strong>voor</strong> geweest. Het ontbreken van een<br />

kleedkamer en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>af gekweekte, weinig welwillen<strong>de</strong> stemming <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> rest.<br />

<strong>Couperus</strong>, verwend als hij was, is door dit alles driftig gewor<strong>de</strong>n: niet zo<br />

verwon<strong>de</strong>rlijk, ah men in topvorm wil zijn, nerveus is, tegenslag on<strong>de</strong>rvindt en weet<br />

dat er intussen wél een zaal vol mensen zit te wachten. - Hoe dan ook, Soerabaja<br />

werd een gênante mislukking.<br />

Van hier uit trok <strong>Couperus</strong> hoog <strong>de</strong> bergen in, naar Tosari, waar regen en<br />

laaghangen<strong>de</strong> wolken het verblijf helaas niet veraangenaam<strong>de</strong>n. In 1899 had hij er<br />

in Oud-Tosari gelogeerd. Dit bleek intussen afgebrand te zijn. Smeroe en Brômô in<br />

het oosten, en soms in het westen <strong>de</strong> Ardjoeno, brachten hem in herinnering wat<br />

Borel er over geschreven had. Aan hem dacht hij nu telkens. Iets te vleiend, misschien,<br />

riep hij zijn vriend via <strong>de</strong> Haagsche Post toe: 30 ‘gij waart <strong>de</strong> zanger van <strong>de</strong>ze verheven<br />

titanen, en wat zal ik pogen mijn o<strong>de</strong> hooger te stemmen dan gij uwe hymne stem<strong>de</strong><br />

in vele prozabla<strong>de</strong>ren, die blijven zullen, zoolang onze Hollandsche boeken bestaan.’<br />

In het kleine museum van Môdjôkerto bekeek <strong>Couperus</strong>, rondgeleid door <strong>de</strong> regent,<br />

<strong>de</strong> monumenten die resteren van het grote Hindoerijk van Môdjôpahit (Oost-Java).<br />

Bevredigen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> sculptuur hem weinig. Wel zeer westers is zijn opmerking: 31<br />

‘hoe ver staat <strong>de</strong>ze kunst van ons af! Hoe inniger bevroe<strong>de</strong>n wij, als vereenzelvigd<br />

met ons, een Hermes van Praxiteles, een Dionyzos, een Afrodite...’ - Het kerkhof<br />

van Grissee is een <strong>de</strong>r laatste door <strong>Couperus</strong> op Java beschreven plaatsen.<br />

Kort <strong>voor</strong> zijn vertrek naar Bali vatte hij zijn indrukken nog eens<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


632<br />

samen. Professor P.J. Veth mocht dan betoogd hebben dat <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Java<br />

één <strong>voor</strong>tdurend epos was, <strong>Couperus</strong> miste <strong>de</strong>sondanks tot nu toe, wat hij noem<strong>de</strong>,<br />

<strong>de</strong> Evocatie. 32 Veth en W. Fruin-Mees had<strong>de</strong>n wel uitstekend over Java geschreven,<br />

‘maar ons ontbreekt het gevoelig en dichterlijk geteeken<strong>de</strong> beeld van <strong>de</strong> historie<br />

<strong>de</strong>zer epische lan<strong>de</strong>n, en ik meen, dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dichter-historie-schrijver onzer<br />

tij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>zen nog alles te doen ligt. Java moet <strong>voor</strong>al door een dichter historiesch<br />

beschouwd kunnen wor<strong>de</strong>n, wil het na<strong>de</strong>r gebracht wor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> ziel diergenen, die<br />

àn<strong>de</strong>rs nog in haar belangstellen dan alleen om uit haar een klinkend fortuin te<br />

winnen.’ Wie zou het ooit nog eens schrijven? Heeft <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> illusie<br />

rondgelopen het zelf eenmaal te doen? Was dit het boek waarover hij al in 1921 met<br />

Gosse gesproken had?<br />

Wanneer precies <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> boot naar Bali heeft genomen - <strong>de</strong> Both van <strong>de</strong><br />

Koninklijke Paketvaart-Maatschappij, bijgenaamd K.P.M., met als gezagvoer<strong>de</strong>r<br />

kapitein Van <strong>de</strong>r Worp - kan moeilijk vastgesteld wor<strong>de</strong>n Het moet eind januari of<br />

begin februari 1922 geweest zijn. De overgang was groot maar heerlijk, al zou hij<br />

maar kort op het eiland blijven: 33 ‘Na Soerabaja, een vuile stad vol pretentie en zucht<br />

naar geld, is Bali een idylle. <strong>Een</strong> vreem<strong>de</strong>, Oostersche idylle van bizon<strong>de</strong>re lijn en<br />

kleur.’ Wel stond <strong>Couperus</strong> nogal vreemd tegenover <strong>de</strong> hindoekunst op het eiland,<br />

sculptuur zowel als architectuur. Religie en landschap echter oefen<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s te meer<br />

aantrekkingskracht op hem uit.<br />

Na in Singaradja drie dagen doorgebracht te hebben bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Damsté, maakte<br />

hij een autotocht naar het zui<strong>de</strong>n en het westen, Karang-Assem, <strong>de</strong> Batoer. Tegenover<br />

<strong>de</strong> verrukkingen van <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> mooie mensen stond nauwelijks iets negatiefs.<br />

<strong>Een</strong> uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong>n soms <strong>de</strong> pasanggrahans waar hij moest overnachten: ‘Uw<br />

bed en uw tafel, wel, ze zijn in Bali steeds maar zoo-zoo.’ Dat hij in het gastenboek<br />

van Munduk geschreven heeft ‘je suis le prince <strong>de</strong>s poètes’ moet dan ook zeker<br />

gezien wor<strong>de</strong>n als een staal van typisch Couperiaanse ironie. 34 Heeft <strong>de</strong> gastheer zich<br />

met verontschuldigd <strong>voor</strong> het gebrek aan comfort, en zou <strong>Couperus</strong> daar niet op<br />

geantwoord hebben dat een schrijver met enig gevoel <strong>voor</strong> poëzie ook maar niet te<br />

nauw moest kijken - noblesse oblige? Ook op Sumatra had hij zich al dikwijls moeten<br />

behelpen. Balt zelf vergoed<strong>de</strong> alles, en men kon er zich in <strong>de</strong> meest letterlijke zin<br />

prinsheerlijk voelen: een dichter ben en blijf ik, en ik heb hier een leventje als een<br />

prins,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


633<br />

heeft hij zeker gedacht. De Franse regel is in elk geval <strong>voor</strong> velerlei uitleg vatbaar.<br />

Karang-Assem, Kloenkoeng, Kintamani en <strong>de</strong> Batoer, geen dag ging <strong>voor</strong>bij of<br />

<strong>Couperus</strong> kreeg iets an<strong>de</strong>rs te zien dat hem fascineer<strong>de</strong>. Poëtische beschrijvingen<br />

van offertaferelen wisselen in zijn reisbrieven af met die van bergen, bloemen en<br />

een vergeten hindoeklooster. Als zovelen <strong>voor</strong> en na hem heeft hij Bali beleefd als<br />

een tijdloze oase in zee, iets om altijd naar terug te verlangen. <strong>Een</strong> paradijs waar hij<br />

eigenlijk veel te kort gebleven is.<br />

We<strong>de</strong>rom met <strong>de</strong> Both voer hij, tussen geknevel<strong>de</strong> varkens en in gezelschap, van<br />

een avontuurlijk aangeleg<strong>de</strong> Balinese weduwe, die aan <strong>de</strong> beruchte weduwen<br />

verbranding had weten te ontkomen, terug naar Soerabaia. Daar dien<strong>de</strong> hij zich nu<br />

<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> grote overtocht naar Hongkong.<br />

Op 9 februari 1922 wist het zo vermaledij<strong>de</strong> Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad nog<br />

eenmaal iets over <strong>de</strong> heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, schrijver, me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>len: namelijk dat<br />

<strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> van die maand met het S.S. Tjikembang naar Hongkong hoopte<br />

te vertrekken, vanwaar hij zijn reis zou <strong>voor</strong>tzetten naar Japan. In<strong>de</strong>rdaad zou het<br />

schip op <strong>de</strong> aangegeven datum het anker lichten, met <strong>Couperus</strong> en Elisabeth aan<br />

boord. Via Straat Madoera en Probolinggo verliet <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> altijd Java. ‘Wij<br />

zijn op weg naar <strong>de</strong> Chineesche Zee, aan boord van <strong>de</strong> “Tjikembang”<br />

(Java-China-Japanlijn), kapitein Bouman,’ schreef hij in zijn tweeënveertigste<br />

reisbrief. 35 ‘Java ligt achter <strong>de</strong>n rug. Bali ligt achter <strong>de</strong>n rug en Celebes is in zicht.’<br />

De reis ging aanvankelijk noordoostwaarts, naar Makasar. <strong>Couperus</strong> maakte er<br />

een autotocht die echter weinig interessant moet zijn geweest. Hij vertelt er in elk<br />

geval niets over. Vandaar zette <strong>de</strong> Tjikembang, een vrachtboot met accommodatie<br />

<strong>voor</strong> slechts twaalf passagiers, koers naar Balik-Papan op Borneo. Helaas stond het<br />

niet van tevoren vast hoe lang <strong>de</strong> boot in <strong>de</strong>ze petroleumhaven zou blijven ankeren.<br />

De schattingen van <strong>de</strong> kapitein liepen van twaalf tot zeventig dagen, wat <strong>Couperus</strong><br />

hevig <strong>de</strong>ed schrikken: hij vrees<strong>de</strong> in Japan het feest <strong>de</strong>r kersenbloesems op die manier<br />

nog te zullen missen.<br />

Aanvankelijk boos genoeg om het schip niet te willen verlaten, ging hij ten slotte<br />

op uitnodiging van <strong>de</strong> hoofdadministrateur van <strong>de</strong> Bataafsche, dr. Camper Titsingh,<br />

toch <strong>de</strong> olieraffina<strong>de</strong>rijen bekijken. Of <strong>Couperus</strong> ook gevolg heeft gegeven aan een<br />

uitnodiging om ‘in <strong>de</strong> Aula of in <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


634<br />

Soos-zaal’ een lezing te hou<strong>de</strong>n is niet bekend. 36 Waarschijnlijk heeft hij het wel<br />

gedaan, daar hij toch niets om han<strong>de</strong>n had en op <strong>de</strong>ze manier nog weer iets kon<br />

verdienen ook.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk zou het oponthoud meevallen. Na zes dagen voer het vrachtschip door<br />

naar Hongkong. Door <strong>de</strong> Celebes Zee en langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Soeloe Archipel<br />

stoom<strong>de</strong> hij via Straat Mindoro <strong>de</strong> Chinese Zee in. De eerste echte jonk die hij zag<br />

kondig<strong>de</strong> van verre Hongkong aan. De situatie aldaar was in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van<br />

1922 gecompliceerd: 37 ‘Er is burgeroorlog in China, tusschen <strong>de</strong>n prezi<strong>de</strong>nt van<br />

Peking en <strong>de</strong>n prezi<strong>de</strong>nt van Canton: er wordt gevochten in het binnenland. Hier,<br />

van oorlog en politieke werkstaking merken wij vandaag weinig; alleen is<br />

Hongkong-Hôtel stampvol van allerlei gasten, die niet weg kon<strong>de</strong>n. Kamers zijn ons<br />

draadloos gereserveerd in Repulse-Bay-Hôtel: een uur tuffen van <strong>de</strong> stad af.’<br />

Het luxehotel was typisch Engels van sfeer. <strong>Couperus</strong> vond dat zeer te waar<strong>de</strong>ren: 38<br />

‘<strong>Een</strong> wit gelakte weel<strong>de</strong>-hôtelkamer, een wit-geëmailleer<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>-hotel-badkamer,<br />

een gesloten veranda met groote rieten stoelen, je koffers om je heen - gelukkig<br />

gezicht na je mailkoffertje alleen te hebben genoten - thee, koeken, matten badhuisjes<br />

bene<strong>de</strong>n op een strand, een tuin vól bloemen, roo<strong>de</strong> anjelieren en een orgie van witte<br />

daysies, en's avonds huppel-bal en jazz-band, Pêches-Melba, ge<strong>de</strong>colleteer<strong>de</strong> ruggen<br />

en smokings...’ Hij bleef er een week, geduren<strong>de</strong> welke hij autotochteri maakte en<br />

zich met behulp van <strong>de</strong> Gui<strong>de</strong> Officiel, die hij van Henri Borel gekregen had, op het<br />

eigenlijke China <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. Hij zou daar behalve Kanton niets van zien.<br />

Uitstapjes van een dag met <strong>de</strong> boot naar Macao - waar hij <strong>de</strong> eenmaal hierheen<br />

verbannen Portugese dichter Luïs <strong>de</strong> Camoëns herdacht - en van twee dagen naar<br />

Kanton on<strong>de</strong>rbraken <strong>de</strong> rustdagen in het hotel. <strong>Een</strong> artikel in The Canton Times van<br />

die dagen maakte indruk op hem omdat <strong>de</strong> auteur ervan, Chen-Chia-Yi, <strong>Couperus</strong>'<br />

eigen gevoelens en gedachten zo dui<strong>de</strong>lijk verwoord<strong>de</strong>: 39 ‘... zeer fijn analyzeert hij<br />

hoe in het Westen Materie en Geest, die bei<strong>de</strong> machten, die <strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n beheerschen,<br />

nooit in elkan<strong>de</strong>rs essentie zijn doorgedrongen en er steeds bleven <strong>de</strong> twee geschei<strong>de</strong>ne<br />

heerschers over Europa, elkan<strong>de</strong>r meer vijandig dan ooit harmonieus. Terwijl hij<br />

meen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> antieke Chineesche beschaving een buitengewone macht had om bei<strong>de</strong><br />

elementen met elkaâr te verzoenen, en in elkan<strong>de</strong>r tot éene wereld-weldadigheid te<br />

brengen, een macht, die zij<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


635<br />

zeker gemeen had met <strong>de</strong> Hindoe-istische en <strong>de</strong> Boeddhistische Cultuur.’ <strong>Couperus</strong><br />

voel<strong>de</strong> zich, zei hij, diep smartelijk aangedaan ‘door het he<strong>de</strong>n ten dage klaardui<strong>de</strong>lijk<br />

blijkend bankroet <strong>de</strong>r Europeesche beschaving. Wat heeft zi ons se<strong>de</strong>rt een eeuw<br />

gebracht? Machines en noe eens machines. [...] <strong>Een</strong> motor is hare ziel. Het is heel<br />

kunstig en geniaal en het zoû ondankbaar zijn niet te waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong> mannen van<br />

toewijding en vernuft en genie, die alle <strong>de</strong>ze dingen, waarop onze beschaving prat<br />

gaat, uitvon<strong>de</strong>n en in bijna <strong>de</strong>monische werking stel<strong>de</strong>n. Maar brachten alle <strong>de</strong>ze<br />

uitvindingen het Geluk? Neen, zij brachten eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Wanhoop.’<br />

Meer en meer is <strong>Couperus</strong> tot <strong>de</strong> conclusie gekomen - hij noemt Confucius en<br />

Lao-Tse als grote <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n - dat <strong>de</strong> ware wijsheid ook in <strong>de</strong> toekomst niet <strong>voor</strong><br />

het westen zou zijn weggelegd. Het altijd <strong>voor</strong> ons uit vliegen<strong>de</strong> Geluk? - ‘... eer<strong>de</strong>r<br />

zal <strong>de</strong> Oosterling dit mogen <strong>de</strong>elachtig wor<strong>de</strong>n, dan <strong>de</strong> Westerling, die het met zijn<br />

telkens verbeter<strong>de</strong>n motor najaagt.’ - Deze opvatting is van kardinaal belang <strong>voor</strong><br />

een juiste interpretatie, van zijn toen nog recente boek Iskan<strong>de</strong>r. Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote<br />

ging daarin, zoals trouwens al betoogd, niet ten on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>rfelijke vloed van<br />

het Oosten, maar aan zijn hybris.<br />

<strong>Een</strong> week na zijn aankomst in Hongkong vertrok <strong>Couperus</strong> naar Sjanghai, nog<br />

steeds met <strong>de</strong> Tjikembang. Aldaar ontscheepte hij zich, stapte met al zijn koffers af<br />

in Astor House Hôtel, maar brak <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag alweer op omdat hij op <strong>de</strong> Empress<br />

of Asia passage naar Kobe kon boeken, en wel onmid<strong>de</strong>llijk. Hij kreeg namelijk<br />

haast: 40 ‘O, als we <strong>de</strong> kersen niet in bloei zagen in het licht <strong>de</strong>r Rijzen<strong>de</strong> Zon!’ - Het<br />

nieuwe schip was ‘een van <strong>de</strong> mooie boten van <strong>de</strong> Canadian-Pacific Ocean Service<br />

Ltd. Wit waterkasteel, vele étages hoog. Zijn alle koffers er? Goddank, ja. Het was<br />

op het nippertje. Wat een klein hutje! Maar met rood brokaat behangen. Het is een<br />

prachtig schip. Je trekt weêr eens je smoking aan. <strong>Een</strong> echte Salon, met een open<br />

vuur!’<br />

Ein<strong>de</strong>lijk Japan. In Nagasaki wer<strong>de</strong>n alle douaneformaliteiten vervuld. Begeleid<br />

door een gids maakte <strong>Couperus</strong> er een autotocht geduren<strong>de</strong> welke hij zijn eerste<br />

Japanse landschapsindrukken op<strong>de</strong>ed. Hoewel hij het interessant vond en veel<br />

herken<strong>de</strong> dat hem lakwerk, porselein en prenten in herinnering bracht, waren zijn<br />

eerste impressies toch die van een lichte teleurstelling. Hij had zijn illusies<br />

waarschijnlijk te hoog gesteld. Geduren<strong>de</strong> zijn hele verblijf zou Japan hem telkens<br />

opnieuw weer tegenvallen. Het begon al met het klimaat: hij had het koud, <strong>de</strong> lente<br />

liet het afweten,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


636<br />

<strong>de</strong> eerste kersebloesem die hij te zien kreeg was pover en armelijk en woei af. Maar<br />

het was dan ook nog pas april.<br />

<strong>Couperus</strong>, niet altijd me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzaam wat betreft zijn bronnen van informatie, noemt<br />

ditmaal enkele boeken die hij in Japan gebruikt heeft <strong>voor</strong> zijn artikelen. 41 Behalve<br />

Basil Hall Chamberlain/W.B. Mason, A Handbook for Travellers in Japan (Murray's<br />

Handbook, Japan; 1891 3 ), las hij van Katsourô Hara An introduction to the History<br />

of Japan (z.j.). Met <strong>de</strong>ze laatste auteur zou hij spoedig na aankomst in Kioto<br />

persoonlijk kennis maken. Welke boeken hij van Lafcadio Hearn gebruikt heeft, die<br />

hij noemt, staat niet vast. Wellicht diens Japan, an Attempt at Interpretation (1913).<br />

Voorts spreekt hij van Gonse, waarmee hij waarschijnlijk bedoelt <strong>Louis</strong> Gonse, L'art<br />

Japonais (1886), en van Hadland Davis, Myths and Legends of Japan (z.j.). Het<br />

eigentijdse Japan bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij uit Ludovic Nau<strong>de</strong>au, Le Japon mo<strong>de</strong>rne (1909).<br />

Nog steeds op <strong>de</strong> Empress of Asia voer <strong>Couperus</strong> nu ver<strong>de</strong>r naar Kobe, om daar<br />

zijn intrek te nemen in het Tor-Hôtel. Het niet aflaten<strong>de</strong> reizen en trekken begon hem<br />

nu toch langzamerhand op te breken: 42 ‘Ik ben er rustig een week ziek geweest.’<br />

schreef hij, niet vermoe<strong>de</strong>nd wat hem spoedig nog meer te wachten stond. Hij hield<br />

het op influenza. ‘Twee Engelsche dokters - gelukkig jong, want ik hoû niet van<br />

ou<strong>de</strong> dokters met grauwe baar<strong>de</strong>n, die, als zij je ausculteeren, je er me<strong>de</strong> kriebelen,<br />

bogen belangstellend over mij heen. Het was werkelijk niet an<strong>de</strong>rs dan influenza en<br />

dier pernicieuze gevolgen...’ Wat die gevolgen waren vermeldt hij niet. De<br />

<strong>voor</strong>tdurend wisselen<strong>de</strong> voeding in <strong>de</strong> afgelopen maan<strong>de</strong>n, het grote<br />

temperatuurverschil na <strong>de</strong> tropen, <strong>de</strong> klimaatverschillen in het algemeen, moeten<br />

hem meer hebben aangepakt dan hij zelf besefte, <strong>voor</strong>al daar hij van constitutie nooit<br />

sterk was geweest en al jaren leed aan wat hij zelf <strong>voor</strong> galkolieken versleet.<br />

Nauwelijks genezen (?) ging hij in Kobe <strong>de</strong> Sjintotempel zien. Zijn beschrijving<br />

is geïnteresseerd als altijd, maar niet enthousiast. <strong>Een</strong> groot probleem vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

taal: niemand, noch op straat noch zelfs in het hotel, bleek ook maar iets an<strong>de</strong>rs dan<br />

Japans te spreken. Met <strong>de</strong> trein, een reis van twee uren, reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />

nu spoedig door naar Kioto, <strong>de</strong> vroegere keizerlijke hoofdstad van Japan. Het eerste<br />

wat hij daar in het Kyoto-hôtel <strong>de</strong>ed, was een telegram sturen naar zijn gids uit<br />

Nagasaki. Hij vroeg hem onmid<strong>de</strong>llijk over te komen: <strong>de</strong> man sprak tenminste<br />

Engels... Maar, vreemd geval, toen <strong>de</strong> gids <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag in<strong>de</strong>rdaad arriveer<strong>de</strong>,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


637<br />

herken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem niet en zijn Engels viel hem zeer tegen. Leken in zijn ogen<br />

misschien alle Japanners op elkaar? - Hoe dan ook: 43 ‘Ik was beslist van plan <strong>de</strong>zen<br />

man, dien ik niet herken<strong>de</strong>, een goe<strong>de</strong>n gids te vin<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r zijn leiding zien wij<br />

dus Kyoto.’<br />

Dat beteken<strong>de</strong> tempels, paleizen, parken met bloeien<strong>de</strong> camelia's. <strong>Couperus</strong> en<br />

Elisabeth verplaatsten zich doorgaans met een riksja. Gelukkig zagen zij nu dan toch<br />

ook <strong>de</strong> zo vurig verlang<strong>de</strong> kersebloesem. De Bloeitijd <strong>de</strong>r Kersebomen ontpopte zich<br />

als een echt nationaal feest. Het bracht het bezwaar met zich mee dat het overal<br />

wemel<strong>de</strong> van <strong>de</strong> mensen. Ook hiervan bleek <strong>Couperus</strong> zich te veel <strong>voor</strong>gesteld te<br />

hebben. Op weg naar het Miyako-Odori ballet moest hij bovendien constateren: ‘Wij<br />

gingen naar het theater door een allee van met valschen bloesem bijgewerkte heusche<br />

kerseboomen.’<br />

Zijn stemming werd wat gedrukt. 44 ‘Ik poog hier, in Kyoto, in <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> Aprilmaand,<br />

[...] mijn enthouziasme te bewaren’, schreef hij eerst nog. Maar spoedig bracht hij<br />

zelfs dat niet meer op, en beken<strong>de</strong> zijn lezers ronduit: 45 ‘Deze kou<strong>de</strong><br />

kersenbloesem-lente - <strong>de</strong> pruimeboomen bloeien hun bijna roo<strong>de</strong> bloesems, terwijl<br />

<strong>de</strong> sneeuw op hunne twijgen ligt - <strong>de</strong>ze win<strong>de</strong>rige stoffige stad vol vacantie-gedoe,<br />

<strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong> cultuur, die noch visch noch vleesch is, <strong>de</strong>ze menschen - waarover ik<br />

u méér hoop te vertellen - staan mij tegen. En als ik an<strong>de</strong>re “foreigners” ontmoet,<br />

Engelschen of Hollan<strong>de</strong>rs, dan hoor ik, een beetje verbaasd, van hen hetzelf<strong>de</strong> wat<br />

ik nog onuitgesproken dacht: O, Japan! O, <strong>de</strong> Japanners...!’ De hotels vond hij duur,<br />

<strong>de</strong> wegen slecht, <strong>de</strong> taxichauffeurs <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n niet. Grote afkeer boezem<strong>de</strong> hem <strong>de</strong><br />

stank in die opsteeg van met menselijke faecaliën bemeste vel<strong>de</strong>n. Wat positiever<br />

viel zijn waar<strong>de</strong>ring uit <strong>voor</strong> het Nijo-kasteel en <strong>voor</strong> een aantal heiligdommen,<br />

waaron<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Toji-intempel.<br />

Waren <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>tdurend slechte humeuren van <strong>Couperus</strong> alleen aan Japan zelf te<br />

danken? Vermoe<strong>de</strong>lijk niet. Hij had een zeer ernstige ziekte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n, die nu<br />

spoedig manifest zou wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Een</strong> uitstapje naar <strong>de</strong> tempels en het boeddhistenklooster van Nara eindig<strong>de</strong> nog <strong>voor</strong><br />

het goed en wel begonnen was: er bleek geen plaats meer in <strong>de</strong> trein te zijn.<br />

Teruggekeerd in zijn hotel voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich ineens ellendig. Hij kwam niet aan<br />

tafel.<br />

<strong>Een</strong> professor van <strong>de</strong> medische faculteit - Kioto bezat een Hogeschool-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


638<br />

on<strong>de</strong>rzocht hem, wist niet wat hij had en liet zich gemakshalve al na een paar dagen<br />

vervangen door een jonge Japanse dokter met een Wilhelmsnor, die het ook niet<br />

wist. Terwijl het hotel in opwinding verkeer<strong>de</strong> wegens <strong>de</strong> spoedig te verwachten<br />

komst van <strong>de</strong> Prince of Wales, viel het vonnis: <strong>Couperus</strong> zou best wel eens tyfus<br />

kunnen hebben. Het was onvermij<strong>de</strong>lijk dat hij in een Japans ziekenhuis werd<br />

opgenomen.<br />

Hij wil<strong>de</strong> niet. Hij had er, wat niet te verwon<strong>de</strong>ren is, niet <strong>de</strong> minste fiducie in.<br />

Door bemid<strong>de</strong>ling van een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r die ook in het hotel logeer<strong>de</strong> kon <strong>Couperus</strong><br />

opgenomen wor<strong>de</strong>n in het International Hospital te Kobe. De behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> arts, dr.<br />

Barker, kwam hem zelf halen en begeleid<strong>de</strong> hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee uren lange,<br />

uitputten<strong>de</strong> treinreis daarheen. Elisabeth kreeg toestemming een kamer naast hem<br />

in het ziekenhuis te betrekken. Zeven lange weken zou hun verblijf daar duren.<br />

Ditmaal luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> diagnose paratyfus, wat later - maar toen had <strong>Couperus</strong> het hospitaal<br />

al verlaten - eveneens onjuist is gebleken. Hij leed hevige pijnen. Het was alsof er<br />

een vos on<strong>de</strong>r zijn ribben zat, die met tan<strong>de</strong>n en nagels zijn ingewan<strong>de</strong>n verscheur<strong>de</strong>.<br />

De behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> arts ried hem aan dat nooit tegen <strong>de</strong> zusters te zeggen: volgens<br />

Japans bijgeloof kon een mens door een vos bezeten raken.<br />

Dagzuster en nachtzuster, Handa en Araya, wissel<strong>de</strong>n elkaar in vaste regelmaat<br />

af en <strong>Couperus</strong> vond het <strong>de</strong> liefste vrouwen die hij in Japan ontmoet had. 46 Vooral<br />

met <strong>de</strong> wat viriele Araya kon hij het goed vin<strong>de</strong>n. Van haar hoor<strong>de</strong> hij een verhaal<br />

over haar neef, die zich eenmaal door een vos bezeten had gewaand. Alleen een<br />

boeddhistische onttovenaar had hem ervan kunnen bevrij<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>, die veel<br />

over <strong>de</strong>rgelijke vossen bij Lafcadio Hearn gelezen had - in het ziekenhuis las hij<br />

ver<strong>de</strong>r alleen The Japan Advertiser - werd er door gefascineerd. Later heeft hij een<br />

netsuke met een vos gekocht, die in <strong>de</strong> familie nog altijd bewaard wordt.<br />

Aan <strong>de</strong> Japanse verhalen, die na zijn dood on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Het snoer <strong>de</strong>r ontferming<br />

gebun<strong>de</strong>ld zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, is hij op dit tijdstip waarschijnlijk nog niet begonnen.<br />

Door zijn ziekte raakte hij er echter wel al op <strong>voor</strong>bereid, en <strong>de</strong> titel van het boek<br />

heeft niet <strong>voor</strong> niets betrekking op het snoer dat <strong>de</strong> god Amida draagt: 47 ‘... <strong>de</strong><br />

Christelijke God uit mijn kin<strong>de</strong>rbijbel... is zóó ver, zoo ijl van mij gaan afstaan. Toch,<br />

vreemd, als je zoo ziek bent, zóó een pijn lijdt... ga je bid<strong>de</strong>n.’ Op een nacht dat <strong>de</strong><br />

maan in zijn kamer scheen, meen<strong>de</strong> hij Amida te zien, 48 ‘zitten<strong>de</strong> op zijn lotos-bloem<br />

en zacht glimlachend met zijn ietwat vrouwelijken, lieven lach, die geheel ver-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


639<br />

schilt van Boeddha's ongenaakbaarheid. Zie ik... Amida... zoo als ik hem zoo dikwijls<br />

zag in zijn bijtempel, naast <strong>de</strong>n hoofdtempel! Amida is maar een bij-god. Hij is een<br />

uit China ingevoer<strong>de</strong> abstractie, die gerealiseerd werd. Hij is <strong>de</strong> Uitzen<strong>de</strong>r van het<br />

Grenzenlooze Licht.’ Tot Amida bad hij, hem smekend <strong>de</strong> pijnen van hem weg te<br />

nemen.<br />

Tussen zijn aanvallen door is <strong>Couperus</strong>, hoe ziek hij zich ook voel<strong>de</strong>, met<br />

bewon<strong>de</strong>renswaardige plichtsbetrachting steeds zijn reisbrieven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche<br />

Post blijven schrijven. Van <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> meimaand heeft hij vanuit zijn bed niet veel<br />

gezien. Hij zocht het daarom in beschrijvingen van zijn ziekte, van <strong>de</strong> Japanners ook<br />

als volk. De bewoners van Nippon kwamen er slecht bij hem af! 49 ‘Het is zeer treffend,<br />

hoe zeer velen hunner op apen gelijken. Dit is niet om iets onaangenaams te zeggen;<br />

[...] <strong>de</strong> Japanners zijn <strong>de</strong> Duitschers van het Oosten...’ Teleurgesteld was hij tevens<br />

door het feit dat zijn ziekte hem verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> worstelwedstrij<strong>de</strong>n bij te wonen, die<br />

in mei te Tokio zou<strong>de</strong>n plaatsvin<strong>de</strong>n. Wel moest hij toegeven in Rome al eens Japans<br />

worstelen te hebben gezien, dat van alle ‘sculpturale schoonheid’ gespeend bleek te<br />

zijn: 50 ‘Zij moeten elkaâr omverwerpen, oplichten en leggen, neêrwringen en over<br />

<strong>de</strong>n rug kwakken. Het zijn geen mooie bewegingen. Zij knielen soms neer en zijn<br />

dan als kolossale pad<strong>de</strong>n, met puilen<strong>de</strong> oogen, die elkaar dreigen te bespringen.’ De<br />

kolossen droegen op <strong>de</strong> koop toe lachwekken<strong>de</strong> namen als<br />

Lieflijk-Nijgend-Wilgeboompje of Bries-Doorwaaid-Pruimeboom-Valleitje. Het<br />

was niet bepaald <strong>de</strong> Boekhorststraat.<br />

Zittend aan het raam kon hij op 5 mei toch nog iets zien van het jaarlijks op die<br />

datum gevier<strong>de</strong> karperfeest. Van <strong>de</strong> huizen waar opgroeien<strong>de</strong> jongens woon<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n dan papieren of stoffen karpers als een in <strong>de</strong> wind opbollen<strong>de</strong> windvaan<br />

opgelaten, vastgebon<strong>de</strong>n aan een lange bamboe-spriet. De vissen symboliseer<strong>de</strong>n<br />

het tegen <strong>de</strong> stroom op moeten zwemmen, zoals het leven dat van ie<strong>de</strong>re man in <strong>de</strong><br />

maatschappij vroeg of laat eist. Dit was iets wat <strong>Couperus</strong> wel aansprak.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk, na zeven moeilijke weken <strong>voor</strong> min of meer genezen verklaard, vertrok<br />

<strong>Couperus</strong> met Elisabeth op een Japanse boot, <strong>de</strong> Shinyo-Maru, naar Yokohama. De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse consul, Quist, <strong>de</strong>ed hun uitgelei<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich <strong>voor</strong>al<br />

opgelucht: 51 ‘dat ik niet mijn levensdagen heb behoeven te eindigen in Japan, iets<br />

wat ik niet prettig had gevon<strong>de</strong>n’. - Tij<strong>de</strong>ns het theela<strong>de</strong>n in Shimuzu zag hij <strong>voor</strong><br />

het eerst <strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> heilige berg Fujiyama, met zijn nog zwaar besneeuw<strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


640<br />

top. Het maakte, na al het gele<strong>de</strong>n verdriet, veel goed van dit in bijna alle opzichten<br />

mislukt Japans avontuur.<br />

Om aan te sterken nam hij in juni veertien dagen lang absolute rust in het beroem<strong>de</strong><br />

Fujiya-Hôtel bij het Hakone-meer. Soms vielen er stortregens. Conversaties met zijn<br />

opgewekte gids Kawamoto gaven hem echter genoeg stof om zijn reisbrieven ook<br />

hier weer <strong>voor</strong>t te zetten. Ter <strong>voor</strong>bereiding op wat hij toch nog allemaal wil<strong>de</strong> gaan<br />

zien, bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij intussen van Ernest F. Fenollosa Epochs of Chinese and Japanese<br />

Art (1913 2 ). 52 Daar hij niets van Japanse mo<strong>de</strong>rne literaruur wist, las hij bovendien<br />

in een Engelse vertaling <strong>de</strong> roman Nami-Ko van Kenjiro Tokutomi. Het boek boei<strong>de</strong><br />

hem wel, <strong>voor</strong>al om het navrante beeld van <strong>de</strong> Japanse vrouw dat <strong>de</strong> schrijver er in<br />

schetste. Dat er een realistische Japanse literatuur bleek te bestaan, was hem een<br />

openbaring. Wat hij daarentegen in Engelse vertalingen aan mo<strong>de</strong>rne Japanse poëzie<br />

savoureer<strong>de</strong>, vond hij niet veel meer dan zielloos maakwerk.<br />

In juli schreef een kennis hem dat het beter was niet naar Tokio te komen, daar<br />

het er benauwd en warm was. Bovendien was het Imperial-Hôtel kort daar<strong>voor</strong><br />

afgebrand. Toen <strong>Couperus</strong> echter een invitatie van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gezant jhr. De<br />

Graeff ontving, besloot hij toch te gaan en dankbaar gebruik te maken van diens<br />

uitnodiging in het gezantschapsgebouw te komen logeren. Met <strong>de</strong> trein reis<strong>de</strong> hij nu<br />

ein<strong>de</strong>lijk naar <strong>de</strong> hoofdstad: 53 ‘Aan het station te Tokio komt <strong>de</strong> heer De Graeff ons<br />

zelve afhalen en tuffen wij naar <strong>de</strong>n groenen heuvel, waarop in een park onze<br />

Gezantschapsgebouwen liggen. En mochten wij drie allergezelligste dagen<br />

doorbrengen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lieve zorgen van mevrouw De Graeff, zon<strong>de</strong>r in dit frissche<br />

ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r hoofdstad iets van warmte of stof te lij<strong>de</strong>n. Het was na het vervelen<strong>de</strong><br />

hôtelleven - het hôtelleven wordt, naarmate het mo<strong>de</strong>rner wordt, al vervelen<strong>de</strong>r en<br />

vervelen<strong>de</strong>r - een niet genoeg te waar<strong>de</strong>eren veran<strong>de</strong>ring: enkele dagen familie-leven<br />

in een groot gezin on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schaduw onzer Ne<strong>de</strong>rlandsche driekleur.’<br />

Tokio zelf vond <strong>Couperus</strong> een gat: groot, lelijk en onbelangrijk. In het Okura<br />

Museum was het licht slecht. De Tokùgawa Mausolea kon<strong>de</strong>n hem niet bekoren. De<br />

Shiba Tempels waren een <strong>de</strong>ceptie. Barbaarse grofhe<strong>de</strong>n wissel<strong>de</strong>n alleen maar af<br />

met mo<strong>de</strong>rne lelijkhe<strong>de</strong>n. En dat was dan Tokio. <strong>Couperus</strong> werd in <strong>de</strong> Japanse<br />

hoofdstad alleen even geroerd door vroomheid aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n en door <strong>de</strong><br />

traditionele verering van ou<strong>de</strong>rs en <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


641<br />

Na Tokio bezocht hij <strong>de</strong> gravenstad Nikko nog, die hem met al zijn tempelgebouwen<br />

en grafgesteenten misschien het meest heeft kunnen boeien van al wat hij in Japan<br />

heeft gezien. Dit gold niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstvormen die hij er observeer<strong>de</strong>. Hij zei er<br />

over: 54 ‘Het is van eene bewerkelijkheid, die overstelpt en vermoeit. En het wekt<br />

nergens ontroering op, terwijl juist daar buiten <strong>de</strong>ze tempelgebouwen, in <strong>de</strong> sombere<br />

cryptomeria-lanen en ver<strong>de</strong>rop, tusschen <strong>de</strong> watervallen, <strong>de</strong> emotie niet ophield u te<br />

doortrillen.’ - In Kamakura zag hij het beroem<strong>de</strong> kolossale bronzen Dai-Butzu beeld,<br />

‘dat is <strong>de</strong> Groote Boeddha, maar die om <strong>de</strong> houding <strong>de</strong>r vingers - duimtoppen tegen<br />

elkaâr, - een Amida is’. Hier moest hij erkennen: 55 ‘De indruk, dien het kolossale<br />

beeld maakt, is overstelpend.’ Desondanks vond hij het toch te streng van opvatting<br />

om er werkelijk door geraakt te kunnen wor<strong>de</strong>n. Hij miste er het menselijke in, dat<br />

wat hij juist in het wezen van Amida zo lief had. Bij Kamakura heeft <strong>Couperus</strong> op<br />

een augustusmiddag ook nog kennis kunnen maken met het No-spel.<br />

Het moment van <strong>de</strong> thuisreis begon nu werkelijk te na<strong>de</strong>ren. Met Elisabeth reis<strong>de</strong><br />

hij daartoe eerst terug naar Yokohama. Samen met zijn gids Kawamoto bezocht<br />

<strong>Couperus</strong> - ditmaal nam hij Betty niet mee! - op <strong>de</strong> valreep daar nog <strong>de</strong> Groene<br />

Huizen, <strong>de</strong> hoerenwijk, Yoshiwara. Zijn informaties hierover ontleen<strong>de</strong> hij aan een<br />

boek van J.E. De Becker, The Nightless City (1905) 2 . Wat hij te zien kreeg, schokte<br />

hem diep. In <strong>de</strong> zes huizen die hij bezocht bleken <strong>de</strong> vrouwen als slavinnen achter<br />

tralies te zitten, ze poe<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n zich of ze rookten, afwachtend in wat hij noemt een<br />

‘navrant, stil in zich geduwd leed. Slechts in één huis lachten <strong>de</strong> vrouwen’. - El<strong>de</strong>rs<br />

zag hij geisja's. Ook hun aanblik en bedrijf maakte hem neerslachtig: 56 ‘<strong>Een</strong> diep<br />

treurige toestand van vrouwelijke ellen<strong>de</strong> schuilt achter het vertoon <strong>de</strong>zer Japansche<br />

“amuseuses”. En ik kan het niet helpen, zij museeren mij niet, <strong>de</strong> arme kin<strong>de</strong>ren, als<br />

eenmaal mijn blik die ellen<strong>de</strong> heeft doorpeild.’<br />

Met <strong>de</strong> Franse mail - <strong>de</strong> André Lebon, van <strong>de</strong> Messageries Maritimes - verliet het<br />

echtpaar, zon<strong>de</strong>r veel spijt, om het zacht uit te drukken, in <strong>de</strong> eerste dagen van<br />

augustus Dai-Nippon om koers te zetten naar Singapore. Zij had<strong>de</strong>n het <strong>voor</strong>nemen<br />

daar op <strong>de</strong> Johan <strong>de</strong> Witt over te stappen. De zomerwarmte <strong>de</strong>ed zich nu goed voelen.<br />

<strong>Couperus</strong> vrees<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze maand ‘<strong>de</strong>r tropische zonnebran<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>r<br />

erbarminglooze tyfonen’. Yokohama was al zeer warm geweest.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


642<br />

Maar <strong>de</strong> zeereis viel erg mee. In Sjanghai kocht Elisabeth <strong>voor</strong> Van Oss, die daar<br />

speciaal om gevraagd had, een mooie Chinese zij<strong>de</strong>n mantel. 57 Ze bleven er zeer kort<br />

aan wal. Toch voeren zij niet meteen <strong>de</strong> zee weer op. Juist bij het verlaten van <strong>de</strong><br />

haven werd namelijk <strong>de</strong> eerste tyfoon aangekondigd. Samen met een menigte an<strong>de</strong>re<br />

schepen bleef <strong>de</strong> André Lebon rustig wachten tot <strong>de</strong> orkaan, die <strong>voor</strong>eerst alleen nog<br />

maar in <strong>de</strong> hogere luchtlagen rondtol<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>bijgetrokken zou zijn. Het rivierwater<br />

rimpel<strong>de</strong> zich nauwelijks. El<strong>de</strong>rs echter zou zich een vreselijke ramp voltrekken, zo<br />

hoor<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth in Hongkong: geheel Swatow werd in die dagen door<br />

<strong>de</strong> tyfoon verwoest. Tienduizen<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n het slachtoffer.<br />

Haiphong, Saigon, en ten slotte dan Singapore. Na zich te hebben ontscheept<br />

stapten zij <strong>voor</strong> enkele weken af in The Europe Hotel, wachtend op <strong>de</strong> boot naar<br />

Ne<strong>de</strong>rland. - Hier schreef <strong>Couperus</strong> zijn laatste, niet <strong>voor</strong> publikatie bedoel<strong>de</strong>, maar<br />

gelukkig wel bewaar<strong>de</strong> reisbrief aan Van Oss. 58 Het is een boeiend stukje proza, dat<br />

gegevens van heel verschillen<strong>de</strong> aard blijkt op te leveren.<br />

23 Aug. XXII.<br />

‘Waar<strong>de</strong> Van Oss.<br />

Mijn laatste brief uit het Oosten. Komt vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> mij aan. Ik ontving je<br />

laatste schrijven hier. Lees er met smart uit, dat het pakket fotografieën, dat wij je<br />

aangeteekend uit Soerabaia verzon<strong>de</strong>n, niet terecht is. Wanor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Indische Post.<br />

Het is doodjammer. Ik beging <strong>de</strong> fout het niet in mijn koffer te behou<strong>de</strong>n maar koffers<br />

wor<strong>de</strong>n zoo vol op reis. Dus <strong>de</strong> foto's, met zorg verzameld, zijn weg. Laat ons er niet<br />

over zeuren. Er is zooveel “weg” in <strong>de</strong> wereld. Er is veel te verhelpen: ik zal schrijven<br />

aan Hacks (Garoetsche hôtelier) en Tilly Weissenborn, om ons vele nieuwe te zen<strong>de</strong>n.<br />

Dus niet wanhopig zijn. Te reclameeren aan het snertpostkantoor te Soerabaia zoû<br />

niets geven.<br />

Ik schreef je juist over vermin<strong>de</strong>ring van copie, toen ik je brief ontving. Iks heb<br />

toch veel aardigs over Japan ook kunnen geven. Ik hoop, dat je tevre<strong>de</strong>n bent over<br />

mijn werk. Als <strong>de</strong> gevier<strong>de</strong> schrijver een roman schrijft, heeft hij maling aan het<br />

publiek maar <strong>de</strong>ze schetsen moesten een zekeren toon en accent hebben en ik heb<br />

dus volstrekt geen maling aan je oor<strong>de</strong>el en hoop van harte, dat het werk was, zoo<br />

als je verwachtte. Nu, dat mag ik wel gelooven.<br />

Wij hebben een pracht-jas <strong>voor</strong> je gevon<strong>de</strong>n, ik meen mijn vrouw, in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


643<br />

Shanghai: dat is dus in or<strong>de</strong>. Het is een mooi, antiek stuk, niet bepaald om te dragen<br />

meer als sieraad. Maar wij kon<strong>de</strong>n toch geen prul <strong>voor</strong> je meê brengen, die waren er<br />

te kust en te keur.<br />

En je woont in het ou<strong>de</strong> huis van <strong>de</strong> grootou<strong>de</strong>rs van mijn vrouw. Zij had er wat<br />

treurige meisjesjaren on<strong>de</strong>r haar Calvinistische grootmoe<strong>de</strong>r. Wij trouw<strong>de</strong>n er uit en<br />

Eline Vere las ik er <strong>voor</strong> aan mijn nichtjes, toen ik het schreef.<br />

Mijn ou<strong>de</strong> schoonmoe<strong>de</strong>r (mijn eigen cousine-germaine) reist met ons meê terug<br />

naar Holland. Oud, invali<strong>de</strong> en zon<strong>de</strong>r een cent, vond ik, dat zij niet meer in Indië<br />

kon blijven, nu alle familie en kennissen langzamerhand weggaan. Wij brengen haar<br />

naar De Steeg, waar zij wonen gaat bij mijn zwager en schoonzuster Weynaendts<br />

van Resandt, een prachtige naam, maar ook geen kopeken. Enfin, mama is innig blij<br />

en hoopt gauw haar kleinkin<strong>de</strong>ren te zien.<br />

Schrik niet als je mij ziet. Ik ben broodmager. Na <strong>de</strong> paratyfus is een leverziekte<br />

gevolgd - zoo iets gebeurt bijna altijd - en als mijn lever gezwollen is, loop ik als<br />

een ou<strong>de</strong> man met een stok, waarop ik steun. En al mijn shantung en an<strong>de</strong>re jasjes<br />

slobberen om mij heen!<br />

Zoodra ik in Den Haag ben, meld ik je dat en kom ik bij je of kom je bij mij, als<br />

ik niet kan. Ik ben soms nog heel, heel ziek. Ik heb een heele boel met je te bepraten.<br />

En nu beste vriend, vele groeten van mijn lieve vrouw, die zich goed houdt met<br />

<strong>de</strong>n geestkracht, als alleen een vrouw heeft maar soms wel verdrietig is, als zij die<br />

lange, magere staak ziet, die haar man is. Tot ziens, als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het willen!! <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>.’<br />

De brief verschaft ons inlichtingen van uiteenlopen<strong>de</strong> aard. De verloren gegane foto's,<br />

die <strong>Couperus</strong> in Garoet van Thilly Weissenborn had betrokken, 59 waren bestemd als<br />

illustraties bij <strong>de</strong> in Oostwaarts te bun<strong>de</strong>len Indische reisbrieven. Dat het ongeluk<br />

van het wegraken in<strong>de</strong>rdaad verholpen kon wor<strong>de</strong>n, bewijst <strong>de</strong> boekuitgave zoals<br />

die uitein<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n is. On<strong>de</strong>r vele foto's wordt het atelier van Thilly<br />

Weissenborn vermeld: ‘Foto “Lux”, Garoet.’ Ook <strong>de</strong> zo behulpzame heer Hacks zijn<br />

wij in Garoet al tegengekomen. 60 Dat <strong>Couperus</strong> niet wenste te reclameren bij het<br />

postkantoor van Soerabaja, hangt vanzelfsprekend samen met zijn negatieve opinie<br />

over die stad: het inci<strong>de</strong>nt met zijn lezing in het theater was hij nog niet vergeten.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


644<br />

Het lijkt er wel op dat <strong>Couperus</strong> in Singapore opnieuw ziek is gewor<strong>de</strong>n. Voor het<br />

eerst horen wij in <strong>de</strong>ze brief iets over een leverziekte, waar hij aan bleek te lij<strong>de</strong>n en<br />

waar hij op <strong>de</strong> terugreis ook <strong>voor</strong> behan<strong>de</strong>ld is. De werkelijke aard van <strong>de</strong>ze kwaal<br />

is niet bekend. Als het kanker is geweest - het staat in elk geval vast dat hij er veel<br />

ernstiger aan toe was dan hij zelf in Singapore heeft geweten - betekent dit dat zijn<br />

lot toen al bezegeld was. Zijn krachten waren hoe dan ook danig on<strong>de</strong>rmijnd.<br />

<strong>Een</strong> merkwaardig geval, waar hij wel zeer door gefrappeerd geweest zal zijn, mag<br />

Van Oss' verhuizing naar Sofialaan 12 genoemd wor<strong>de</strong>n: uitgerekend het huis immers<br />

waar zowel <strong>Couperus</strong> zelf als <strong>voor</strong>al ook Elisabeth zoveel herinneringen aan<br />

bewaar<strong>de</strong>n. Heeft hij het later, na zijn thuiskomst in Den Haag, weer teruggezien? -<br />

Wat het calvinisme van zijn tante Wilhelmina Baud betreft, nergens an<strong>de</strong>rs vermeldt<br />

hij dit, zijn vroegere jeugdherinneringen uitgezon<strong>de</strong>rd, waarin hij een kerkelijke tante<br />

beschreef van wie hij ‘vond, dat zij gelijk had...’ 61<br />

De datering van <strong>de</strong> brief, 23 augustus, bewijst dat <strong>Couperus</strong> zich geruime tijd in<br />

Singapore heeft opgehou<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> thuisreis zou drie weken duren, en hij keer<strong>de</strong> pas<br />

10 oktober in Ne<strong>de</strong>rland terug: Hoe moe en ziek hij nog was, blijkt uit een an<strong>de</strong>re,<br />

op don<strong>de</strong>rdag 31 augustus aan Johan <strong>de</strong> Meester uit het Europe Hotel geschreven<br />

brief. 62 De Meester bevond zich toen met een vriendin eveneens in Singapore en<br />

<strong>Couperus</strong> had hem uitgenodigd te komen dineren. Maar het kon niet doorgaan, schreef<br />

hij twee dagen <strong>voor</strong>dien: ‘Het is pure overmoed van mij geweest als gastheer te<br />

willen optre<strong>de</strong>n en Mevrouw <strong>de</strong> Decker en U zaterdag a.s. aan onze tafel te noodigen.<br />

Ik voel mij werkelijk te zwak tot eenige conversatie en gezellig samenzijn. Ik neem<br />

ook tegenwoordig mijne malen in mijne kamer omdat <strong>de</strong> hevige wind en <strong>de</strong> electrische<br />

fans mij in <strong>de</strong> eetzaal, <strong>voor</strong>al met een zieken schou<strong>de</strong>r [?!], zoo martelen, dat het niet<br />

is uit te hou<strong>de</strong>n. Vergeef mij dus, dat wij U Uw woord hierbij teruggeven. Het doet<br />

ons erg leed.’<br />

<strong>Couperus</strong> moest in Singapore op Elisabeths moe<strong>de</strong>r wachten, zij zou mee terug<br />

naar Holland gaan en hij <strong>de</strong>ed haar <strong>de</strong> passage ca<strong>de</strong>au. Met haar chtenzeventig jaren<br />

was zij er overigens min<strong>de</strong>r slecht aan toe dan hijzelf, 63 De ou<strong>de</strong> dame zou bij <strong>de</strong><br />

Wijnaendtsen in De Steeg gaan wonen - wier naam <strong>Couperus</strong> blijkbaar nooit goed<br />

heeft leren spellen! - en naast hun huis zou <strong>Couperus</strong> zelf ten slotte in 1923 het zijne<br />

bouwen.<br />

Rekenen wij terug, dan moet <strong>Couperus</strong> zich kort na half september<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


645<br />

ein<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> Johan <strong>de</strong> Witt ingescheept hebben. Na zijn terugkeer ontving hij, in<br />

Hotel <strong>de</strong> Bellevue tegenover <strong>de</strong> Haagse Koekamp, op 13 oktober Henri Borel. Met<br />

hem heeft hij toen langdurig gesproken. 64<br />

Hij was toen juist Borels Het schoone eiland aan het lezen. Uit hun gesprekhoren<br />

wij allerlei over zijn ziekte. Die vrijdagmiddag om vier uur trof Borel hem aan in<br />

‘<strong>de</strong>n salon, op <strong>de</strong>n hoek van Bezui<strong>de</strong>nhout-Rijnstraat, Ie étage, waar ik <strong>de</strong>n mondainen,<br />

artistieken toerist in een zeer gesoigneer<strong>de</strong>, gezellige lappemand vond, die hij<br />

<strong>voor</strong>eerst niet mag verlaten. Er werd thee besteld, en toast, en wat al niet, en on<strong>de</strong>r<br />

dit “petit goûter” vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij allerlei van zijn reizen en we<strong>de</strong>rvaren. Laat<br />

ik eerst zeggen, dat hij er volstrekt niet zoo ziek uit zag als ik gevreesd had, maar<br />

wèl wat vermagerd en wat <strong>de</strong>ftig heet “souffrant”.’<br />

Het blijkt dat <strong>Couperus</strong> na <strong>de</strong> zeven hospitaalweken te Kobe steeds verhoging van<br />

temperatuur is blijven hou<strong>de</strong>n. Toen hij in Singapore leunend op zijn stok aan boord<br />

ging, stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> scheepsarts nog zon<strong>de</strong>r hem on<strong>de</strong>rzocht te hebben <strong>de</strong> diagnose die<br />

<strong>Couperus</strong> al ken<strong>de</strong>: leverziekte. Met een toevallig aan boord aanwezige militaire arts,<br />

overste dokter De Granada, gespecialiseerd in dit soort kwalen, werd consult<br />

gehou<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> kreeg <strong>voor</strong>lopig injecties. Ongetwijfeld hebben zij hem ook op<br />

dieet gezet. De behan<strong>de</strong>ling ten spijt hoor<strong>de</strong> hij naar zijn zeggen achteraf, ‘dat ze<br />

niet dachten dat ik Port-Saïd halen zou, en er is ernstig kwestie van geweest, dat ik<br />

in Genua aan wal zou moeten om direct geopereerd te wor<strong>de</strong>n, zóó erg was het. Ik<br />

wou echter niet en ben tóch <strong>de</strong> Golf van Biskaye maar doorgegaan. Doodmoe kwam<br />

ik in Amsterdam aan.’<br />

De Haagse dokter Bosch, die <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling samen met een uit Indië afkomstige<br />

arts, Van <strong>de</strong>r Scheer, overnam, verbood hem <strong>voor</strong>lopig het hotel te verlaten. ‘En nu<br />

ben ik hier opgesloten’, verklaar<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>. ‘Ik mag volstrekt niet uit, ik moet twee<br />

uren's middags daar op die chaiselongue liggen, maar dat houd ik niet uit, het is<br />

verschrikkelijk zoo thuis zitten, ofschoon ik hier heel prettig gelogeerd ben. Zie je,<br />

hier in Bellevue is 't zoo echt <strong>de</strong>n Haag, dit plekje hier, met <strong>de</strong>n Hertenkamp, en dat<br />

mooie bosch, en al 't verkeer hier langs, is nu zoo echt Haagsch. De directeur van<br />

Bellevue heeft mij dit salonnetje, waar ik zoo'n mooi uitzicht heb, <strong>voor</strong> heel weinig<br />

afgestaan, allerliefst van hem.’<br />

Van tijd tot tijd moest <strong>Couperus</strong> pijnlijke puncties on<strong>de</strong>rgaan. Overigens bleek<br />

niet alleen zijn lever aangetast te zijn, ook zijn longen waren niet in or<strong>de</strong>. Me<strong>de</strong><br />

wegens het gevaar van longontsteking mocht hij <strong>voor</strong>-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


646<br />

lopig niet in <strong>de</strong> open lucht. Daar hij dus ook Van Oss niet kon bezoeken, kwam <strong>de</strong>ze<br />

zelf naar Bellevue. Over <strong>Couperus</strong>' reisbrieven heeft hij daar verklaard: 65 ‘Het is<br />

precies geweest wat we van je verwacht had<strong>de</strong>n.’ Dit gaf <strong>Couperus</strong> veel voldoening,<br />

waar hij dan ook alle recht op had. ‘Ik ben zoo royaal en coulant behan<strong>de</strong>ld als je je<br />

maar <strong>de</strong>nken kunt’, zei hij, ‘maar mijn grootste satisfactie is toch, dat ze over mijn<br />

werk tevre<strong>de</strong>n zijn.’<br />

Intussen maakte Elisabeth het huis Hoogewal weer <strong>voor</strong> bewoning in or<strong>de</strong>. Het<br />

echtpaar had daar een verdieping aangehou<strong>de</strong>n en hoopte er <strong>de</strong> winter door te brengen.<br />

Toen al was <strong>Couperus</strong> echter vastbesloten zo kort mogelijk in Den Haag te blijven.<br />

Hij wenste geen stereotype ou<strong>de</strong> Haagse meneer te wor<strong>de</strong>n. Borel vertelt aan het slot<br />

van zijn verhaal: ‘Wij ston<strong>de</strong>n nog even het prachtige herfstpanorama van Hertenkamp<br />

en Haagsche Bosch te bewon<strong>de</strong>ren en voel<strong>de</strong>n ons opeens echte Hagenaars en toch<br />

ook weer niet. “Kijk, daar gaan weer zoo'n paar echte Haagsche ou<strong>de</strong> heeren”, zei<strong>de</strong><br />

hij... “Den Haag heeft een specialiteit van <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> heeren, kijk die nu eens<br />

loopen, zie je, zóó wil ik nooit wor<strong>de</strong>n en jij ook niet, dat weet ik, ik moet jonge<br />

gezichten zien om me, neen, zóó kan ik nooit wor<strong>de</strong>n en jij ook niet, je weet wel wat<br />

ik bedoel, het echte Haagsche <strong>de</strong>ftige, geposeer<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heertje met dat typische<br />

loopje, dat niets te doen heeft... Neen, mon cher confrère”’.<br />

<strong>Een</strong>maal terug op <strong>de</strong> Hoogewal ging het ook daar nog niet goed. Aan Maurits<br />

Wagen<strong>voor</strong>t schreef <strong>Couperus</strong>, nog op 31 oktober: 66 ‘... ik ben ziek, beslist ziek (lever<br />

en long), lever verhin<strong>de</strong>rt mij te loopen, long maakt mij conversatie moeilijk, het<br />

geheel is ellendig. Als <strong>de</strong> zon schijnt mag ik's morgens even buiten, an<strong>de</strong>rs is het<br />

parool rusten. Ik ontvang dan ook niemand. Het maakt me alles zoo moe. Dus tot<br />

later en vergeef me...’ Ruim twee maan<strong>de</strong>n nadien schreef hij hem nog, op 10 januari: 67<br />

‘Waar zijn <strong>de</strong> schoone Italiaansche maan<strong>de</strong>n, dagen... en uren...!?’<br />

De Haagsche Post, die nog flink achterliep met <strong>de</strong> reisbrieven uit Nippon, bleef<br />

<strong>de</strong>ze tot en met 5 mei 1923 publiceren. Hoewel Japan zo tegen- gevallen was, vond<br />

<strong>Couperus</strong> er nu toch een bron van inspiratie in. Zoals hij De ongelukkige had<br />

geschreven na Spanje, waar hij evenmin ooit hoopte terug te komen, zo wijd<strong>de</strong> hij<br />

zich nu aan <strong>de</strong> reeks Japanse verhalen en legen<strong>de</strong>n, die postuum in 1924 zou<strong>de</strong>n<br />

verschijnen als Het snoer <strong>de</strong>r ontferming.<br />

Het verschil tussen <strong>de</strong> oerwou<strong>de</strong>n van Sumatra, <strong>de</strong> paleizen <strong>de</strong>r hoge Indische<br />

ambtenaren, <strong>de</strong> grandioze zeereizen aan <strong>de</strong> ene kant en <strong>de</strong> dui-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


647<br />

ventil die Hoogewal 2 heette aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, moet <strong>Couperus</strong> die winter wel zeer zwaar<br />

gevallen zijn. Met zijn wankele gezondheid werd het hem meer en meer dui<strong>de</strong>lijk<br />

dat hij zulke grote reizen niet meer zou kunnen on<strong>de</strong>rnemen. Hoewel hij aanvankelijk<br />

het plan had gehad zijn ou<strong>de</strong> dag in een a<strong>de</strong>llijk Italiaans palazzo te gaan slijten,<br />

ergens in een klein stadje, moest hij nu ook daar wel van afzien.<br />

In Den Haag kon hij het echter niet uithou<strong>de</strong>n. Het leven was er te duur, het bracht<br />

ook te veel maatschappelijke beslommeringen met zich mee. Met schrijven kon hij,<br />

om <strong>de</strong>n bro<strong>de</strong>, niet ophou<strong>de</strong>n. Wel echter wil<strong>de</strong> hij het veel rustiger aan gaan doen.<br />

Tegen zo hard zwoegen als hij tussen 1915 en 1920 haal gedaan, voel<strong>de</strong> hij zich niet<br />

meer opgewassen.<br />

Zo werd het plan De Steeg geboren: een eigen huis, in <strong>de</strong> provincie, waar <strong>voor</strong>al<br />

Elisabeth erg naar verlang<strong>de</strong>. Van haar, die altijd op <strong>de</strong> achtergrond was gebleven<br />

maar van wier onuitputtelijk geduld altijd alles laad afgehangen, had <strong>de</strong><br />

Indisch-Japanse reis zoveel gevergd, dat zij nu ein<strong>de</strong>lijk wel eens tot zichzelf wil<strong>de</strong><br />

komen. - Maar het land van Orlando was uit <strong>de</strong>n boze. Het werd Gel<strong>de</strong>rland, dicht<br />

bij haar moe<strong>de</strong>r en haar zuster.<br />

Eindnoten:<br />

1 Oostwaarts, 4.<br />

2 I<strong>de</strong>m, 10.<br />

3 I<strong>de</strong>m, 13.<br />

4 Geciteerd door Vogel, <strong>Couperus</strong>, 210, uit Jan Feith, Voorbijgangers (1925). Zie ook De<br />

Schakelaar (1933), 21-22.<br />

5 Oostwaarts, 13.<br />

6 De tekening is vermoe<strong>de</strong>lijk van Willy Sluiter. Zie Alexan<strong>de</strong>r Coret, ‘Nectar noch ambrozijn<br />

II’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1982), 20 februari.<br />

7 Oostwaarts, 18.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 23.<br />

9 I<strong>de</strong>m, 26.<br />

10 I<strong>de</strong>m, 35.<br />

11 I<strong>de</strong>m, 45.<br />

12 I<strong>de</strong>m, 63.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 70.<br />

14 I<strong>de</strong>m, 89.<br />

15 I<strong>de</strong>m, 107.<br />

16 I<strong>de</strong>m, 109-110.<br />

17 I<strong>de</strong>m, 110.<br />

18 I<strong>de</strong>m, 113.<br />

19 I<strong>de</strong>m, 119.<br />

20 Javabo<strong>de</strong> (1921), <strong>de</strong>cember. Niet na<strong>de</strong>r gedateerd knipsel in het Letterkundig Museum.<br />

21 Bataviaasch Han<strong>de</strong>lsblad (1921), 15 <strong>de</strong>cember.<br />

22 Oostwaarts, 141-142.<br />

23 Zie over haar en haar werk nu Ernst Drissen, Vastgelegd <strong>voor</strong> later. Indische foto's (1917-1942)<br />

van Thilly Weissenborn (1983).<br />

24 Oostwaarts, 181.<br />

25 I<strong>de</strong>m, 190.<br />

26 I<strong>de</strong>m, 207.<br />

27 I<strong>de</strong>m, 218.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


28 M. Revis, ‘Niet naar <strong>Couperus</strong> gaan’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1963), 8 juni. Zie ook Vogel,<br />

<strong>Couperus</strong>, 215-218. - Tijdgenoten in Den Haag hebben van het gebeur<strong>de</strong> kennis kunnen nemen<br />

door een artikel in Het Va<strong>de</strong>rland van 11 maart 1922 (‘Over <strong>Couperus</strong>' lezingen in Indlë’).<br />

29 De Rid<strong>de</strong>r, <strong>Couperus</strong>, 50-52.<br />

30 Oostwaarts, 208.<br />

31 I<strong>de</strong>m, 211.<br />

32 I<strong>de</strong>m, 216.<br />

33 I<strong>de</strong>m, 219.<br />

34 V. Tricht, Verkenning, 7, was een an<strong>de</strong>re mening toegedaan, en citeer<strong>de</strong> niet zon<strong>de</strong>r voldoening<br />

wat oud-minister Treub er on<strong>de</strong>r had geschreven: ‘Je moet het maar durven.’<br />

35 Oostwaarts, 248.<br />

36 I<strong>de</strong>m, 253.<br />

37 I<strong>de</strong>m, 258.<br />

38 I<strong>de</strong>m, 259.<br />

39 Nippon, 5.<br />

40 I<strong>de</strong>m, 16.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 28 e.v.; 58.<br />

42 I<strong>de</strong>m, 24.<br />

43 I<strong>de</strong>m, 29.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 50.<br />

45 I<strong>de</strong>m, 57-58.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 82.<br />

47 I<strong>de</strong>m, 90.<br />

48 I<strong>de</strong>m, 90-91.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 95.<br />

50 I<strong>de</strong>m, 101.<br />

51 I<strong>de</strong>m, 107.<br />

52 I<strong>de</strong>m, 128.<br />

53 I<strong>de</strong>m, 148.<br />

54 I<strong>de</strong>m, 173.<br />

55 I<strong>de</strong>m, 180. - Niet zon<strong>de</strong>r leedvermaak meent V. Tricht, Verkenning, 236 noot 33 hier R.H. van<br />

Gulik te mogen bijvallen die, <strong>voor</strong>bijziend aan het feit dat <strong>Couperus</strong> in Japan een doodzieke en<br />

diep vermoei<strong>de</strong> reiziger was, opgemerkt zou hebben: ‘Nippon is een bewijsstuk dat hij niet<br />

ontvankelijk was <strong>voor</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst.’<br />

56 I<strong>de</strong>m, 210.<br />

57 Dit blijkt uit <strong>de</strong> hieron<strong>de</strong>r volgen<strong>de</strong> brief van <strong>Couperus</strong> aan Van Oss.<br />

58 Particulier bezit. Zie F.L. Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion (1984), I nr. 6, 41-45. - Id.,<br />

Waar<strong>de</strong> Van Oss (1987).<br />

59 Zie hoofdstuk zes, 4, noot 23.<br />

60 Oostwaarts, 142 e.v.<br />

61 ‘Toen ik een kleine jongen was’, in De zwaluwen neêr gestreken..., 69.<br />

62 Brievencollectie Letterkundig Museum, Den Haag.<br />

63 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 229. - Vgl. R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands<br />

Maandblad 5, 192/193 (juli/aug. 1963), 19: ‘Kort <strong>voor</strong> zijn dood heeft hij nog <strong>de</strong><br />

overtochtskosten <strong>voor</strong> zijn schoonmoe<strong>de</strong>r betaald die in Indië zat, inclusief <strong>de</strong> heen- en terugreis<br />

van een baboe.’<br />

64 Henri Borel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Den Haag’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1932), 15 oktober.<br />

65 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

66 V. Booven, Leven, 263.<br />

67 I<strong>de</strong>m.<br />

IV [1922-1923]<br />

Ziek of niet, er moest weer geld verdiend wor<strong>de</strong>n. Wanneer <strong>Couperus</strong> precies aan<br />

zijn Japanse verhalen begonnen is laat zich moeilijk vaststellen. In <strong>de</strong> loop van het<br />

<strong>voor</strong>jaar publiceer<strong>de</strong> hij er enkele zowel in Het Va<strong>de</strong>rland - te beginnen met De<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


sneeuwfee 1 - als in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 2 In elk geval was hij er al eer<strong>de</strong>r mee doen<strong>de</strong>,<br />

daar hij op 4 maart repte van ‘werk, dat mij <strong>de</strong>zer dagen te veel bezig houdt’. 3<br />

Omdat <strong>de</strong> Haagsche Post <strong>voor</strong>lopig nog over voldoen<strong>de</strong> kopij beschikte, hervatte<br />

<strong>Couperus</strong> zijn zondagse Va<strong>de</strong>rland-feuilletons. 4 Hij zette een reeks Intieme impressies<br />

op, die zou<strong>de</strong>n uitgroeien tot een veertiental. 5 De inhoud moest, zoals ook bij zijn<br />

vroegere Epigrammen, 6 enigszins actueel zijn. Tevens beschouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het<br />

echter als een soort dagboek-bla<strong>de</strong>n, waarin hij herinneringen, overpeinzingen en al<br />

wat hem ver<strong>de</strong>r door het hoofd speel<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> vastleggen. <strong>Een</strong> enkele keer schreef<br />

hij ter afwisseling een verhaal of een meer essayistisch getint artikel.<br />

Hierdoor weten wij dat hij eind januari 1923 voldoen<strong>de</strong> hersteld was<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


648<br />

om 's avonds weer eens naar <strong>de</strong> opera te gaan. Hij genoot van <strong>de</strong> Aïda, <strong>voor</strong>al van<br />

<strong>de</strong> Duitse tenor Alexan<strong>de</strong>r Kirchner als Radames. 7 In het buitenland had hij echter<br />

te mooie <strong>voor</strong>stellingen gezien om niet zeer kritisch tegenover <strong>de</strong> enscenering te<br />

staan. Eigenlijk beschouw<strong>de</strong> hij opera als een overleefd genre: 8 ‘En eenmaal zal geen<br />

opera meer wor<strong>de</strong>n gezongen, waag ik te <strong>voor</strong>spellen, nog eer<strong>de</strong>r misschien dan geen<br />

roman wordt geschreven.’ De toon van <strong>de</strong>ze eerste schets is weer geheel die van <strong>de</strong><br />

badineren<strong>de</strong> dandy zon<strong>de</strong>r leeftijd. Men ontkomt moeilijk aan <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong><br />

in zijn hart eigenlijk heel gelukkig was weer thuis te zijn in <strong>de</strong> hem vertrouw<strong>de</strong><br />

omgeving. - Het zondagsblad waar dit feuilleton in stond gebruikte hij om er een<br />

exemplaar van Iskan<strong>de</strong>r in te pakken. 9 Dit boek wil<strong>de</strong> hij namelijk ca<strong>de</strong>au doen aan<br />

zijn kachelsmid Kees, die zich tot zijn niet geringe voldoening lovend over Majesteit<br />

uitte toen hij, Kees, <strong>de</strong> schoorsteen kwam repareren. <strong>Couperus</strong> beschrijft dit in <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> schets. De lichte toets ervan komt die van zijn beste vroegere verhalen, zoals<br />

bij <strong>voor</strong>beeld Korte arabesken, nabij.<br />

Steeds meer begon hij zijn ou<strong>de</strong> leventje weer op te nemen. Zijn in Afrika door<br />

<strong>de</strong> lectuur van P.M.C. Toepoels boek over <strong>de</strong> bokssport, en bovendien ook door het<br />

optre<strong>de</strong>n van Carpentier, gewekte belangstelling <strong>voor</strong> wat hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘e<strong>de</strong>le kunst<br />

<strong>de</strong>r zelfver<strong>de</strong>diging’, bracht hem er toe bij Toepoel zelf in <strong>de</strong> Johannes<br />

Camphuysstraat boks<strong>de</strong>monstraties te gaan bijwonen. 10 <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer begaf hij<br />

zich naar het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen om er zich op <strong>de</strong> hoogte te<br />

stellen ‘van <strong>de</strong> “Einsteinsche” theorieën, geïllustreerd door lichtbeel<strong>de</strong>n’. Zijn reactie<br />

hierop was welhaast <strong>voor</strong>spelbaar: 11 ‘Wat kan het mij schelen een ietsje knapper te<br />

zijn dan gisteren en te moeten gelooven, dat een lichtstraal zijn bron met meer<strong>de</strong>re<br />

of min<strong>de</strong>re snelte verlaat dan ik dacht of dat het geheele wereldbeeld, dat ik had<br />

opgebouwd in mijne, van Poëzie doormischte, verbeeldingen, een illuzie blijkt? Ik<br />

wil in mijn illuzies gelukkig zijn.’<br />

<strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> leeftijd bereikt waarop hij niet zozeer las als wel herlas. In een<br />

van zijn feuilletons vertelt hij hoe hij opnieuw gegrepen werd door Thérèse Raquin<br />

van Emile Zola. Vroeger, toen hij een jaar of twintig was, had hij het boek samen<br />

met Frans Netscher gelezen. Ook nu weer trof het hem zozeer als een groot<br />

meesterwerk, dat hij in een enthousiaste tira<strong>de</strong> warme woor<strong>de</strong>n van waar<strong>de</strong>ring aan<br />

Zola wijd<strong>de</strong>. Immers, 12 ‘... allen wie mèt ons toen, in die jaren, het beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Proza<br />

zijn gaan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


649<br />

schrijven, waren Zola's leerlingen, vergeten wij dat nooit, welke wegen wij later<br />

insloegen, welke àn<strong>de</strong>re, i<strong>de</strong>ëlere verschieten ons ver<strong>de</strong>r lokten, welke i<strong>de</strong>alen ons<br />

hooger toewenkten ons toch te bevrij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste boei en beklemming, die van<br />

het Naturalisme, dat toch, niettegenstaan<strong>de</strong> zijn rulle wreedheid, onze zuiverreine<br />

opvoe<strong>de</strong>r is geweest in <strong>de</strong> jonge jaren, toen wij had<strong>de</strong>n kunnen verdwalen. Ik, ten<br />

minste, persoonlijk, blijf Emile Zola dankbaar zoo lang <strong>de</strong> pen mij in <strong>de</strong> vingers<br />

blijft.’ - Daarnaast herlas hij Ouida's Tricotrin. Naar zijn zeggen amuseer<strong>de</strong> hij er<br />

zich een avond dol mee. Haar natuurbeschrijvingen had hij altijd prachtig gevon<strong>de</strong>n,<br />

en daarom kon hij Ouida niet an<strong>de</strong>rs dan trouw blijven, ook al had zij dan ‘<strong>de</strong> meest<br />

idiote, onmogelijke en mateloos onwaarschijnlijke romans, die ooit wer<strong>de</strong>n<br />

geschreven’ op haar geweten. 13<br />

Intussen namen <strong>de</strong> plannen om in Gel<strong>de</strong>rland te gaan wonen vaste vorm aan. ‘Ik<br />

ga een huis bouwen in De Steeg,’ schreef hij op 19 februari aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. 14<br />

Omdat hij dit alleen met behulp van een flinke hypotheek kon bekostigen, vervolg<strong>de</strong><br />

hij: ‘Denk niet, dat ik millionair ben gewor<strong>de</strong>n! Het huisje heeft een dakje (zie je<br />

het?) van puur zilver!’ Het nieuwe plan en zijn op het oog <strong>voor</strong>spoedig verlopen<strong>de</strong><br />

genezing gaven <strong>Couperus</strong> goe<strong>de</strong> moed. Hij eindig<strong>de</strong> zijn brief met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik<br />

voel me heel gezond en idioot jong!’<br />

Zoals gezegd was het Elisabeth die het doorzette. Zij ook ontwierp het huis in<br />

hoofdlijnen. Op <strong>de</strong> eerste verdieping had zij <strong>Couperus</strong> een werkkamer over <strong>de</strong> gehele<br />

breedte toegedacht. 15 De villa van <strong>de</strong> Wijnaendts van Resandt lag zo nabij, dat hij<br />

die van hun eigen huis uit zou kunnen zien. 16 Toch moet <strong>de</strong> hoge hypotheek <strong>Couperus</strong><br />

wel met zorg hebben vervuld. Van zijn lezingen, die hij weer hervatte, zou hij <strong>de</strong><br />

rente niet kunnen betalen. Ongetwijfeld heeft hij zich hier ook tegen S.F. van Oss<br />

over uitgelaten. Deze knoopte het in zijn oor. Met <strong>Couperus</strong>' zestigste verjaardag in<br />

het <strong>voor</strong>uitzicht rijpte er bij <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> Haagsche Post langzamerhand een<br />

plan: er moest iets op gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n om <strong>Couperus</strong> het hem nog ontbreken<strong>de</strong> geld<br />

ca<strong>de</strong>au te doen, zodat hij zon<strong>de</strong>r schul<strong>de</strong>n zijn ou<strong>de</strong> dag in Gel<strong>de</strong>rland kon beginnen.<br />

Dit verg<strong>de</strong> natuurlijk enige organisatie. Maar aan Van Oss was dat wel toevertrouwd.<br />

Er kwam nog iets bij, dat Van Oss tevens tot meer<strong>de</strong>re actie kan hebben<br />

aangespoord. Hoewel <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> laatste jaren veel erkenning was ten <strong>de</strong>el gevallen,<br />

bleef hij toch <strong>de</strong> indruk behou<strong>de</strong>n dat Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers in dit land nog altijd<br />

niet helemaal <strong>voor</strong> vol wer<strong>de</strong>n aangezien. 17 In<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


650<br />

<strong>de</strong>ze opvatting werd hij gestijfd door een <strong>voor</strong>val dat begin maart 1923 te Amsterdam<br />

plaatsvond en dat hem niet onberoerd liet.<br />

Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dag van die maand namelijk arriveer<strong>de</strong> te Amsterdam <strong>de</strong> koning<br />

van Zwe<strong>de</strong>n. Hij werd door burgemeester De Vlugt verwelkomd. Deze hield tot Zijne<br />

Majesteit een re<strong>de</strong> in het Frans, waarin hij on<strong>de</strong>r meer meen<strong>de</strong> te moeten beweren: 18<br />

‘Steeds opnieuw bewon<strong>de</strong>ren wij in uwe auteurs, in het bizon<strong>de</strong>r in Selma Lagerlöf,<br />

<strong>de</strong>n drang naar het fantastische, die wij in onze litteratuur ten eenen male missen.’<br />

Dit nu riep zozeer <strong>Couperus</strong>' verontwaardiging op, dat hij zich <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen<br />

onmid<strong>de</strong>llijk naar <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland begaf om te protesteren. Op 3 maart<br />

schreef hij in zijn courant: 19 ‘Met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n spreekt een officieele autoriteit een<br />

vreem<strong>de</strong>n souverein aan om hem op <strong>de</strong> hoogte te brengen van onze mo<strong>de</strong>rnste<br />

litteratuur. Wij zijn gewend, dat in officieele speechen banaliteiten wor<strong>de</strong>n gezegd<br />

en nemen daar vre<strong>de</strong> meê. Maar <strong>de</strong>ze uitspraak van <strong>de</strong>n Burgemeester van Amsterdam<br />

is erger dan een banaliteit. Het is een stommiteit. En tegen <strong>de</strong>ze stommiteit protesteer<br />

ik met <strong>de</strong>n meesten aandrang, uit naam van het oeuvre van Israël Querido, Fre<strong>de</strong>rik<br />

van Ee<strong>de</strong>n en mij zelven. Mogen <strong>de</strong> vele, jongere schrijvers, die in dit tijdperk<br />

arbei<strong>de</strong>n in onze litteratuur en wier namen mij niet in dit oogenblik van<br />

verontwaardiging allen binnen vallen, mij vergeven, dat ik ze niet op een rijtje noem.<br />

Ik zoû vrezen er een belangrijke te vergeten. Want <strong>de</strong> “drang naar het fantastische”<br />

is groot he<strong>de</strong>n ten dage bij onze jongere schrijvers. En een uitspraak als die van <strong>de</strong>n<br />

Burgemeester van Amsterdam bewijst, dat hij volkomen onbevoegd is om ook maar<br />

éene enkele zinsne<strong>de</strong> over <strong>de</strong> beteekenis onzer litteratuur uit te spreken. Het is niet<br />

min<strong>de</strong>r dan een schan<strong>de</strong> en een beleediging, die op <strong>de</strong>ze wijze <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />

schrijvers, reeds bitter weinig gewend aan officieele erkenning, wordt aangedaan en<br />

tegen <strong>de</strong>ze schan<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ze beleediging protesteer ik hierbij op <strong>de</strong> meest nadrukkelijke<br />

wijze.<br />

Het zal mij ten hoogste aangenaam zijn zoo dit protest door onze Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

dagbla<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong> overgenomen uit Het Va<strong>de</strong>rland, waarin ik trotsch ben me<strong>de</strong> te<br />

werken, om ook in <strong>de</strong> Zweedsche dagbla<strong>de</strong>n niet te wor<strong>de</strong>n verzwegen.’<br />

Henri Borel volg<strong>de</strong> dit protest. 20 Tevens wijzend op een schrijver als Arthur van<br />

Schen<strong>de</strong>l, herinner<strong>de</strong> hij aan <strong>de</strong> Fantastische vertellingen van F. Bor<strong>de</strong>wijk, en leg<strong>de</strong><br />

er bovendien <strong>de</strong> nadruk op dat nota bene van <strong>Couperus</strong> zelf juist Psyche door F.<br />

Barbier in het Frans was vertaald, met een <strong>voor</strong>woord van Julien Benda.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


651<br />

In een Intieme impressie <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> het nog eens dunnetjes over. Hierin ging hij<br />

zover <strong>de</strong> autoriteiten vast op zijn aanstaan<strong>de</strong> zestigste verjaardag te wijzen, een<br />

nauwelijks verklaarbaar gebrek aan discretie waar slechts weinigen begrip <strong>voor</strong> zullen<br />

hebben opgebracht. Streng haal<strong>de</strong> hij uit: 21 ‘...wat er <strong>de</strong> laatste jaren moge gewaar<strong>de</strong>erd<br />

zijn in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur en hare kweekers, van officieele zij<strong>de</strong>, is van<br />

onzen kant we<strong>de</strong>rom te waar<strong>de</strong>eren, maar het is veel te weinig, te zwak, niet spontaan<br />

en natuurlijk genoeg: we voelen er allen iets in alsof <strong>de</strong> “autoriteit” elkan<strong>de</strong>r<br />

toefluistert: “we hebben nog wel een paar dichters en schrijvers, dat moeten we niet<br />

vergeten als ze misschien zestig jaar zijn.” Nu is in <strong>de</strong>ze toefluistering zeer zeker<br />

een vrien<strong>de</strong>lijke gedachte, maar zij is te klein, te benepen en wij schrijvers, wij<br />

wenschen meer. Wij wenschen ook vóór dat boogtepunt - of is het misschien een<br />

fataal punt van daling?? - gewaar<strong>de</strong>erd te wor<strong>de</strong>n, zoo wij die waar<strong>de</strong>ering meenen<br />

te verdienen. Wij wenschen officieel én door autoriteit én Autoriteit erkend te wor<strong>de</strong>n<br />

als me<strong>de</strong>arbei<strong>de</strong>r aan het Gebouw van <strong>de</strong>n Staat <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, als hoveniers in<br />

zijne e<strong>de</strong>le gaar<strong>de</strong>n van Gedachte, Peinzing, Droom en Fantazie.’<br />

Sympathiek is natuurlijk <strong>de</strong> wijze waarop <strong>Couperus</strong> het in dit feuilleton <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

naar zijn mening door Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong>al ook materieel verwaarloos<strong>de</strong> jongere<br />

schrijvers opneemt. Hij eiste tijdige erkenning, om ten slotte nogmaals op zijn eigen<br />

aanstaan<strong>de</strong> jubileum te zinspelen: 22 ‘<strong>Een</strong> talentvol schrijver, die er nièt gekomen is<br />

en op zijn zestigste jaar zoû wor<strong>de</strong>n... aangemoedigd, zoû niet veel nut van die late<br />

aanmoediging kunnen trekken. <strong>Een</strong> schrijver, die er, trots het genegeer en geniëer<br />

van officieele zij<strong>de</strong>, wél gekomen is, heeft, ook op zijn zestigste jaar, zoo late<br />

beminnelijkheid van Staat en Regeering niet meer van noo<strong>de</strong> en kan er dan gerust<br />

buiten. En verwacht die zelfs niet meer op dat tijdstip. Ten minste, zoo <strong>de</strong>nk ik er<br />

over.’ - Dit beteken<strong>de</strong> toch wel dat <strong>Couperus</strong> eigenlijk weinig in een huldiging leek<br />

te zien. Verlang<strong>de</strong> hij die nu wel of niet? 23 De financiële kant ervan kan hem moeilijk<br />

onwelgevallig zijn geweest...<br />

Na zijn hart aldus gelucht te hebben, ging <strong>Couperus</strong> weer over tot <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

dag. Naast zijn werk aan <strong>de</strong> verhalen van Het snoer <strong>de</strong>r ontferming haal<strong>de</strong> hij nog<br />

weer herinneringen aan zijn recente reis op. Bij die gelegenheid wijd<strong>de</strong> hij tevens<br />

lief<strong>de</strong>volle aandacht aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> jonge regentendochter en schrijfster<br />

Ra<strong>de</strong>n Adjeng Kartini. Het<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


652<br />

<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> feuilleton is een bewerking van zijn Engelse <strong>voor</strong>woord tot Letters<br />

of a Javanese Princess (1921), een vertaling door Agnes <strong>Louis</strong>e Symmers. 24 <strong>Couperus</strong><br />

koester<strong>de</strong> een grote bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> haar, omdat zij <strong>de</strong> eerste Javaanse, en daarbij<br />

hooggeplaatste, vrouw van die tijd was, ‘die het mo<strong>de</strong>rne leven <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne vrouw<br />

wenschte te leven en <strong>de</strong> kracht scheen te bezitten, zichzelve en hare omgeving, ou<strong>de</strong>rs,<br />

broe<strong>de</strong>rs, zusters, verwanten op te voeren tot dit bijna onbereikbaar I<strong>de</strong>aal’. Haar<br />

vroege dood-zij stierf in 1904 al op vijfentwintigjarige leeftij-herdacht hij met <strong>de</strong><br />

woor<strong>de</strong>n: ‘Jong te sterven en een groote taak te hebben volbracht, die een duren<strong>de</strong><br />

weldaad na zich laat, is het niet <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n schoonste geschenk?’<br />

Eind maart zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth zich naar De Steeg begeven, om er <strong>de</strong><br />

laatste bouwfase te begelei<strong>de</strong>n van hun huis-adres: Rijksweg I A -, waar zij al een<br />

naam <strong>voor</strong> had<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Zijn verering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zon indachtig, maar tevens<br />

beseffend hoe diep hij hier in <strong>de</strong> provincie zou wonen, versimpel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />

god<strong>de</strong>lijke aspiraties nu tot 't Sunneke. 25 Spoedig hoopte hij zijn lezers, zo schreef<br />

hij, 26 allerlei te kunnen vertellen over donkere bossen, ou<strong>de</strong> stadjes, Veluwe- en<br />

Betuwesagen, ja zelfs van spoken en witte wijven. Helaas, het zou er nooit van<br />

komen.<br />

Voorlopig gingen zij in hotel De Engel logeren. Bij zijn afscheid uit Den Haag<br />

herdacht <strong>Couperus</strong> zijn Haagse leveranciers: Hillmer waar hij sokken en zakdoeken<br />

placht te kopen, <strong>de</strong> apotheek Schoevers en Van Essen, <strong>de</strong> bloemenwinkels van<br />

mevrouw Maitland-Van <strong>de</strong>r Laan en Doppenburg. En: 27 ‘Waar koop ik <strong>voor</strong>taan mijn<br />

folio-papier, waarop al mijn “literatuur” wordt geschreven - kleine en groote roman,<br />

novelle, schets en artikel - als ik niet even bij Damen inval op mijn<br />

morgenwan<strong>de</strong>ling?’ Gelukkig lag zijn nieuwe huis niet ver van het station. Via<br />

Arnhem duur<strong>de</strong> <strong>de</strong> treinreis naar het westen maar een paar uur. Spoedig ken<strong>de</strong><br />

<strong>Couperus</strong> alle treinen uit zijn hoofd. Met <strong>de</strong> stationschef E.A.E.Libosan knoopte hij<br />

vriendschappelijke betrekkingen aan. 28<br />

In een afscheidsfeuilleton, zijn negen<strong>de</strong> Intieme impressie van 8 april, noem<strong>de</strong> hij<br />

<strong>voor</strong> het eerst een naam die <strong>de</strong> oren van zijn lezers ongetwijfeld heeft doen spitsen.<br />

<strong>Couperus</strong>, liefhebber bij uitstek van katten, bleek nu ineens een exemplaar te hebben<br />

gekocht van het genus dat hij altijd het meest van alle dieren had gehaat en veracht:<br />

een hond. ‘Het is moeilijk te koopen en te verkoopen’, verklaar<strong>de</strong> hij. 29 ‘Daar had ik<br />

het verle<strong>de</strong>n nog<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


653<br />

over met Van Leeuwen, <strong>de</strong>n antiquair van het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, toen Het Leven mij kieken<br />

wil<strong>de</strong> in zijn tuin, samen met mijn hond Brinio. Er zijn namelijk menschen, die zoodra<br />

ze iets hebben gekocht, het niet goed vin<strong>de</strong>n.’ Wat zijn eigen laatste aankoop betreft,<br />

Brinio beviel hem van <strong>de</strong> eerste dag af uitstekend. De door Het Leven in<strong>de</strong>rdaad ook<br />

gemaakte en gepubliceer<strong>de</strong> foto laat baas en hond in volle tevre<strong>de</strong>nheid samen zien,<br />

in <strong>de</strong> nog wat winterse Haagse tuin. 30<br />

<strong>Een</strong> week later verschafte <strong>Couperus</strong> ophel<strong>de</strong>ring. 31 Hij had <strong>de</strong> hond betrokken via<br />

Toepoel, in <strong>de</strong> weken <strong>voor</strong>afgaand aan zijn vertrek naar De Steeg. De boksleraar<br />

was tevens kynoloog. (Ook over hon<strong>de</strong>n heeft Toepoel een, zelfs veel geraadpleegd,<br />

boek geschreven.) De acht maan<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>, uit Eindhoven afkomstige Hollandse<br />

her<strong>de</strong>r kon op een goe<strong>de</strong> stamboom bogen. Zijn oorspronkelijke naam Hertog echter<br />

werd door <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk in Brinio veran<strong>de</strong>rd, hij vond dat aardiger en<br />

herinner<strong>de</strong> zich die hon<strong>de</strong>naam uit een boek van Jacob van Lennep. Helaas had het<br />

dier een hardnekkig klein gebrek. Mochten <strong>de</strong> oren van <strong>Couperus</strong>' lezers zich dan al<br />

gespitst hebben, die van Brinio weiger<strong>de</strong>n juist recht overeind te gaan staan, alle<br />

pogingen tot verbetering van <strong>de</strong>ze fout ten spijt. Stamboom of niet, er moest ergens<br />

een bastaard in <strong>de</strong> familie zitten, zo luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> conclusie. Als zodanig kon Brinio zich<br />

misschien <strong>de</strong>s te beter bij <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> thuis voelen...!<br />

Slechts korte tijd heeft Brinio bij zijn nooddruftighe<strong>de</strong>n gebruik hoeven maken<br />

van het platje op <strong>de</strong> Hoogewal dat <strong>Couperus</strong>, blijkens zijn, brief uit 1915 aan Emma<br />

Garzes, 32 meer had toegedacht aan eventuele ‘délices <strong>de</strong> chats et <strong>de</strong> chattes’. Spoedig<br />

verliet het dier met baas en bazindie soms lekkere rijst <strong>voor</strong> hem kookte - Den Haag<br />

<strong>voor</strong>goed. In <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse bossen kon hij naar hartelust ravotten. Dat Brinio ‘overal<br />

reuze-succes’ zou hebben gehad, zoals <strong>Couperus</strong> pochte, is overigens niet geheel<br />

conform <strong>de</strong> waarheid. An<strong>de</strong>ren hebben gewaagd van een uitgesproken vals en<br />

onbetrouwbaar beest. 33 - Hoe moeten wij overigens <strong>Couperus</strong>' toch wat raadselachtige<br />

aankoop verklaren? Waarschijnlijk uit zijn slechte gezondheidstoestand. Nooit had<br />

hij aan sport gedaan. Het niet aflaten<strong>de</strong> lezen en schrijven gebeur<strong>de</strong> uiteraard zittend.<br />

Hetzij op raad van zijn doktoren, hetzij uit verstandige eigen overwegingen, wil<strong>de</strong><br />

hij daar kennelijk nu maar eens veran<strong>de</strong>ring in brengen. Brinio noodzaakte hem tot<br />

behoorlijk beweging nemen en niet zomaar wat flaneren. Op mooie wan<strong>de</strong>lingen<br />

door het Gel<strong>de</strong>rse bos kon <strong>de</strong> hond hem gezelschap hou<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


654<br />

Elisabeth hield niet van lopen, op haar hoef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> niet te rekenen.<br />

Aanvankelijk maakte hij het in De Steeg wel goed. In een van zijn eerste feuilletons<br />

verlustig<strong>de</strong> hij zich in dichterlijke beschrijvingen van natuur en landschap, vertel<strong>de</strong><br />

hoe Brinio op eekhoorns joeg, filosofeer<strong>de</strong> over pad<strong>de</strong>n, en beschreef een romantisch<br />

kasteel waar een tot <strong>de</strong> verbeelding spreken<strong>de</strong> legen<strong>de</strong> aan verbon<strong>de</strong>n was. 34 <strong>Een</strong><br />

klein tussenzinnetje verraadt ook nog iets an<strong>de</strong>rs. Heel even liet hij zich ontvallen<br />

dat <strong>de</strong> eenzaam-heid van <strong>de</strong>ze contreien liet en heilzaam was ‘<strong>voor</strong> een gezondheid,<br />

die nog niet heelemaal wil’. 35<br />

Er was meer aan <strong>de</strong> hand dan hij wel wil<strong>de</strong> toegeven. In een brief van 23 april aan<br />

Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, die hem had gefeliciteerd met <strong>de</strong> hem recentelijk toegeken<strong>de</strong><br />

Tollensprijs, lezen wij: 36 ‘Mijn beste Vriend. Hoewel ik met een (gelukkig “abortive”)<br />

longontsteking complete rust moet hou<strong>de</strong>n, wil ik je even schrijven. Ik voel in je<br />

brief, behalve <strong>de</strong> behoefte om me even geluk te wenschen met het douceurtje van <strong>de</strong><br />

Tollensprijs, dat heel aardig is, ook <strong>de</strong>n drang me even van je verdriet te mel<strong>de</strong>n. En<br />

dat waar<strong>de</strong>er ik en bewijst, dat er “voeling” tusschen ons is. Beste kerel, <strong>de</strong> relatie's<br />

van <strong>de</strong>n aanbid<strong>de</strong>lijken Eros, die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Hellenen naast zijne god<strong>de</strong>lijke moe<strong>de</strong>r,<br />

Afrodite, had<strong>de</strong>n geplaatst, duren, ik geloof, nóoit een menschenleven. Maar laat<br />

ons waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong>n tijd, dat zij duur<strong>de</strong>n, zelfs al meng<strong>de</strong>n zij geluk en verdriet te<br />

samen. Dan breekt het af, om <strong>de</strong>ze of gene re<strong>de</strong>n; ach, dat is altijd zoo.<br />

Ik behoef je niet te zeggen: wees krachtig. Je bent het. Je hebt tòch, niettegenstaan<strong>de</strong><br />

vele moeite en zorg, een mooier leven dan vele an<strong>de</strong>ren. Je hebt je vrijheid, je werk,<br />

en al is dat alles niet in het goud <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> geïncrusteerd, het is tóch te samen een<br />

schat, die gewaar<strong>de</strong>erd moet wor<strong>de</strong>n.<br />

En nu, beste kerel, moet ik uitschei<strong>de</strong>n. Ik dacht reeds, dat het bloedop-geven<br />

gedaan was, maar zie, daar is weêr het roo<strong>de</strong> fluimpje. Ellendig. Brinio is uit logeeren<br />

bij <strong>de</strong> nichtjes, die allerliefst zijn.<br />

Beste Maurits, ik ben 10 juni jarig, als je me wilt zen<strong>de</strong>n een kaartje met m.o.r.<br />

(met oprecht rouwbeklag), dan heel gaarne.<br />

Het huisje schiet op, is klein maar lief. Je komt van <strong>de</strong>n zomer logeeren, in Juli,<br />

Aug. of Sept. Adieu, beste kerel. <strong>Louis</strong>.’ - In een postscriptum voeg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> nog<br />

toe: ‘Veel, heel veel liefs van Betty. Ik ben er zeer op gesteld te ontvangen I ex. van<br />

Maria v. M.'s Loutere Lief<strong>de</strong>.’<br />

Voor <strong>de</strong>ze roman uit 1897 had <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>stijds grote waar<strong>de</strong>ring<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


655<br />

laten blijken. 37 Met wie Wagen<strong>voor</strong>t een relatie heeft on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n die niet lang<br />

tevoren kennelijk verbroken was geraakt, is niet bekend. Het doet in dit verband ook<br />

weinig ter zake. Belangrijker is dat <strong>Couperus</strong>' longlij<strong>de</strong>n blijkbaar een chronisch<br />

karakter had gekregen. Men vraagt zich af of het werkelijk alleen te wijten was, zoals<br />

hij zelf beweer<strong>de</strong>, aan een lever die tegen <strong>de</strong> long drukte.<br />

Op 29 april ontbrak in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>Couperus</strong>' wekelijkse intieme impressie.<br />

<strong>Een</strong> Japanse legen<strong>de</strong>, De sneeuwfee, die hij in portefeuille had en die bestemd was<br />

<strong>voor</strong> Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n, vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> lacune onmerkbaar<br />

op. 38 <strong>Een</strong> week later voel<strong>de</strong> hij zich beter. Hij schreef toen een feuilleton over <strong>de</strong><br />

populariteit van voetballers, tegen wier roem, hoe kortstondig ook, die van elke<br />

letterkundige het moest afleggen... 39<br />

Na we<strong>de</strong>rom een Japanse legen<strong>de</strong> volg<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopig <strong>de</strong> laatste intieme impressie.<br />

Dit feuilleton is tevens het ernstigste in <strong>de</strong> reeks, <strong>Couperus</strong> was zich daarvan goed<br />

bewust: 40 ‘Het lust mij vandaag eens, tegen mijne gewoonte in, ernstig te zijn en niet<br />

te blageeren. Blague is eigenlijk iets heel gemakkelijks als men er eenmaal me<strong>de</strong><br />

begonnen is en dan eenige handigheid krijgt er meê door te gaan.’ De strekking van<br />

het stuk kwam er op neer dat <strong>de</strong> Europese cultuur bezig was zich naar haar on<strong>de</strong>rgang<br />

te spoe<strong>de</strong>n - Japan had er zich ook bijgevoegd, een thema dat wij al kennen - en dat<br />

<strong>de</strong> mens blijkbaar geen macht bezat zich daartegen te verzetten: ‘Wij kunnen niet.<br />

Dit beeld van afschuw is dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren dichter en voeler te <strong>de</strong>zer<br />

dagen; het is alleen niet zichtbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n verstokten politicus of zakenman, of<br />

technicus, die verdord is in zijn staatkun<strong>de</strong>, busyness of nieuwste technische<br />

uitvindingen.’<br />

Fundamenteel cultuurpessimisme is bij <strong>Couperus</strong> zijn hele leven lang basso<br />

continuo geweest. Niet vermoe<strong>de</strong>nd dat hij nauwelijks nog twee maan<strong>de</strong>n te leven<br />

had, zei hij het nog een maal uit. Het raadsel van het leven was te groot om opgelost<br />

te kunnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> christelijke kerk op zondag. Het ging alles te boven: 41 ‘Dat<br />

vraagteeken is mij te immens, te obse<strong>de</strong>erend, te gruwzaam verschrikkelijk, dan dat<br />

predikant of pastoor mij er na<strong>de</strong>r toe zou<strong>de</strong>n kunnen brengen. Terwijl ik toch eigenlijk<br />

zéér “geloovig” ben, maar dit geloof is alleen gelooven<strong>de</strong> aan onzegbaar groote<br />

Machten, die elkan<strong>de</strong>r in een onzegbaar gigantischen strijd pogen te overheerschen<br />

en waarboven we<strong>de</strong>rom een onontwijkbaar Noodlot, ook <strong>voor</strong> die Machten zelve,<br />

zijn vreeslijk wiel ommewen-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


656<br />

telt.’ - Het was zijn ou<strong>de</strong> adagium. <strong>Couperus</strong> zag geen verlossing, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

wereld, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mens, laat staan <strong>voor</strong> hemzelf. Alleen <strong>de</strong> dood zou die kunnen<br />

brengen. ‘Ik ben een mier, in 't mid<strong>de</strong>n mijns gemijmers, en dat zon<strong>de</strong>r eenige<br />

kleineering en geweldaandoening mijner menschelijkheid, die ik heel onbedui<strong>de</strong>nd<br />

en daarbij absoluut nutteloos vind in het algemeen verband.’<br />

Daarmee hield hij liet <strong>voor</strong> gezegd.<br />

Wist hij wat er intussen in Den Haag allemaal op touw werd gezet? Geheel ontgaan<br />

is het hem zeker niet. Maar <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails heeft men misschien toch lang <strong>voor</strong> hem<br />

verborgen kunnen hou<strong>de</strong>n. De gang van zaken is door Karel Reijn<strong>de</strong>rs<br />

gereconstrueerd. 42<br />

In verband met <strong>Couperus</strong>' na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> zestigste verjaardag had zich te elf<strong>de</strong>r ure<br />

een Hul<strong>de</strong>-comité <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> geformeerd, met als spil en<br />

secretaris-penningmeester S.F. van Oss. Tot <strong>voor</strong>zitter, zo had men gedacht, kon<br />

men het best Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel kiezen. Op 18 april <strong>de</strong>ed Van Oss aan Van<br />

Deyssel me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van het feit 43 ‘dat <strong>de</strong> H.H. Cyriel Buysse, Frans Coenen, Johan<br />

<strong>de</strong> Meester en on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong> zich hebben vereenigd tot een <strong>voor</strong>loopige Commissie<br />

die <strong>de</strong> eerste stappen zal doen tot vorming van het gebruikelijke Comité’. Hij voeg<strong>de</strong><br />

een lijst met namen toe, van diegenen aan wie gevraagd zou wor<strong>de</strong>n in het comité<br />

zitting te nemen. Bovendien zond hij Van Deyssel een concept <strong>voor</strong> een tot het<br />

publiek te richten oproep, die niet alleen door <strong>de</strong> Haagsche Post zou wor<strong>de</strong>n gesteund,<br />

maar ook, zo hoopte Van Oss althans, door an<strong>de</strong>re bla<strong>de</strong>n. De minister van On<strong>de</strong>rwijs,<br />

Kunsten en Wetenschappen, dr. J. Th. <strong>de</strong> Visser, had lij bereid gevon<strong>de</strong>n het<br />

ere<strong>voor</strong>zitterschap op zich te nemen. Van Oss dacht aan dr. P.C.Boutens als<br />

on<strong>de</strong>r<strong>voor</strong>zitter.<br />

Reeds op 19 april zeg<strong>de</strong> Van Deyssel zijn gevraag<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking toe. 44 - Op 14<br />

mei ontving <strong>de</strong>ze tenslotte het ‘eindconcept van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> circulaire’. De tekst<br />

daarvan luid<strong>de</strong> als volgt: 45<br />

'Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs!<br />

Op 10 juni e.k. hoopt <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zijn zestigsten verjaardag te vieren.<br />

Ongetwijfeld zullen velen zijner landgenooten er prijs op stellen bij die gelegenheid<br />

te doen blijken van hun waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver van Eline Vere, die al da<strong>de</strong>lijk<br />

met <strong>de</strong>zen eersteling, en later in talrijke an<strong>de</strong>re werken, zooveel <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />

Ne<strong>de</strong>rlandschen Roman en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


657<br />

sche letteren heeft gedaan. Weinigen hebben zooveel als hij bijgedragen tot het<br />

prestige <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>.<br />

Als in zoovele gevallen waren ook hier <strong>de</strong> materieele vruchten van veertig jaren<br />

onverpoos<strong>de</strong>n en veelzijdigen arbeid helaas niet evenredig aan <strong>de</strong> verdienste van het<br />

verrichte werk; en <strong>Couperus</strong> heeft bij zijn ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n geenszins <strong>de</strong> zekerheid, dat<br />

<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n eischen die hij aan het leven stelt, zullen kunnen wor<strong>de</strong>n vervuld.<br />

Overtuigd daarme<strong>de</strong> te han<strong>de</strong>len in <strong>de</strong>n geest van ontelbare taalgenooten, hebben<br />

on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n zich vereenigd tot een Comité dat zal pogen hem die zekerheid<br />

te verschaffen, door zijn vele bewon<strong>de</strong>raars gelegenheid te geven bij te dragen in<br />

een fonds, waarvan on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n hopen dat het althans voldoen<strong>de</strong> zal blijken<br />

hem als hul<strong>de</strong>blijk het eenvoudige huis dat hij eerlang in De Steeg zal betrekken ‘vrij<br />

op naam’ ten geschenke te geven.<br />

Bijdragen kunnen wor<strong>de</strong>n gezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>n Secretaris-Penningmeester,<br />

Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> 23, Den Haag, of wor<strong>de</strong>n gestort op diens Post-Giro Rekening No. 28059.<br />

Tevens zal het hoogelijk op prijs wor<strong>de</strong>n gesteld wanneer alle bijdragers tot het fonds<br />

op on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> strook hun handteekening willen plaatsen <strong>voor</strong> het aan te bie<strong>de</strong>n<br />

album.<br />

Dr. J.Th. <strong>de</strong> Visser, Minister van O., K. en W., 's-Gravenhage.<br />

Jhr. Mr. R. <strong>de</strong> Marees van Swin<strong>de</strong>ren, Ne<strong>de</strong>rlandsch Gezant te Lon<strong>de</strong>n.<br />

Jhr. Dr. J. Loudon, Ne<strong>de</strong>rlandsch Gezant te Parijs.<br />

Mr. J.A.N. Patijn, Burgemeester van's-Gravenhage.<br />

Dr. C.J.K. van Aalst, Amsterdam.<br />

K.J.L. Alberdingk Thijm (Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel), Haarlem.<br />

Dr. P.C. Boutens,'s-Gravenhage.<br />

Cyriel Buysse,'s-Gravenhage.<br />

Mr. Frans Coenen, Amsterdam.<br />

Mr. M.I. Duparc, Administr. bij het Departement van O., K. en W.,<br />

's-Gravenhage.<br />

H.J. Haverman, Voorzitter van Pulchri Studio, 's-Gravenhage.<br />

Jhr. H.Loudon, Wassenaar.<br />

Johan <strong>de</strong> Meester, Rotterdam.<br />

Professor Dr. J. Prinsen JLzn., Amsterdam.<br />

Mevrouw Tholen-<strong>de</strong> Ranitz, Scheveningen.<br />

Eduard Verka<strong>de</strong>,'s-Gravenhage.<br />

Prof. Dr. C.G.N.<strong>de</strong> Vooys, Utrecht.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


658<br />

Mr. P.J. van Wijngaar<strong>de</strong>n, Rotterdam.<br />

S.F. van Oss, 's-Gravenhage, Secretaris-Penningm.’<br />

Hierop volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> strook, bestemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> handtekeningen in het album. <strong>Een</strong> vijftal<br />

lie<strong>de</strong>n wenste overigens niet tot het comité toe te tre<strong>de</strong>n, hoewel zij daartoe wel<br />

aangezocht waren: F.M.L. baron Van Geen, particulier secretaris van H.M. <strong>de</strong><br />

koningin; professor dr. G. Kalft, Lei<strong>de</strong>n; professor A. Kluyver, Groningen; dr. A.G.<br />

Kröller, Wassenaar; mr. dr. W.M. Westerman, presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Rotterdamsche<br />

Bankvereeniging,'s-Gravenhage. - Aan <strong>de</strong>genen die wel zitting had<strong>de</strong>n genomen<br />

werd <strong>voor</strong>ts verzocht ‘bij hun vrien<strong>de</strong>n en kennissen mon<strong>de</strong>linge <strong>de</strong>marches <strong>voor</strong><br />

bijdragen te willen doen, of circulaires rond te zen<strong>de</strong>n’.<br />

Op 22 mei was <strong>de</strong> organisatie van alles vrijwel rond, zij het dat er nog iets heel<br />

essentieels ontbrak. Van Oss schreef aan Van Deyssel: 46 ‘Wij hebben bepaald <strong>de</strong><br />

receptie te doen plaats hebben op Zaterdag 9 juni <strong>de</strong>s namiddags ten drie ure in <strong>de</strong><br />

Kunstzalen Kleykamp, die te onzer beschikking zijn gesteld, en waar wel een tamelijk<br />

groot publiek mag wor<strong>de</strong>n verwacht. Het is natuurlijk noodig dat <strong>de</strong> jubilaris wor<strong>de</strong><br />

toegesproken; en aangezien <strong>de</strong> heer De Meester van oor<strong>de</strong>el is dat U daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

aangewezen persoon zijt, noodig ik U me<strong>de</strong> namens hem uit <strong>de</strong>ze functie op zich te<br />

willen nemen. Uw spoedige toezegging dit te zullen doen zal mij een steen van het<br />

hart nemen.’<br />

Van Deyssel schreef dat hij het zou doen. Hij hoopte echter wel dat men ook <strong>voor</strong><br />

een orkestje zou zorgen, en had ver<strong>de</strong>r nog enkele an<strong>de</strong>re suggesties. Op 25 mei<br />

antwoord<strong>de</strong> Van Oss: 47 ‘Voor <strong>de</strong> receptie is alles geregeld; bloemen en een buffet<br />

zijn er vanzelf, maar een orkest lijkt mij overdaad. Er zullen menschen genoeg zijn.<br />

Uw <strong>de</strong>nkbeeld <strong>de</strong> sprekers tot drie te bepalen vind ik persoonlijk uitmuntend, maar<br />

<strong>de</strong> heer De Meester heeft op dat punt veel meer on<strong>de</strong>rvinding dan ik. Als er drie<br />

moeten zijn zou<strong>de</strong> ik zeggen, U, De Meester, en dan <strong>de</strong> Minister, die echter alleen<br />

zal spreken en verschijnen “wanneer hij iets kan brengen”. Zeer in vertrouwen kan<br />

ik U zeggen dat <strong>de</strong> kans op dit laatste mij nogal groot toeschijnt. Ik zend afschrift<br />

van die schrijven aan <strong>de</strong>n heer De Meester, en laat dan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re regeling geheel<br />

in Uw bei<strong>de</strong>r bekwame han<strong>de</strong>n.’<br />

Van Oss, die van 30 mei tot 6 juni naar Lon<strong>de</strong>n moest en dientengevolge op het<br />

kardinale ogenblik weinig meer tot <strong>de</strong> organisatie kon bijdragen, zond twee dagen<br />

<strong>voor</strong> zijn vertrek zeer streng vertrouwelijk nog een<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


659<br />

belangrijke brief aan Van Deyssel, waarin hij hem mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 48 ‘Ik heb stappen<br />

gedaan om <strong>de</strong>n jubilaris een hooge on<strong>de</strong>rscheiding te bezorgen, en ofschoon omtrent<br />

hun succes nog niets valt te <strong>voor</strong>spellen geeft <strong>de</strong> welwillen<strong>de</strong> ontvangst van mijn<br />

aanzoek, en <strong>de</strong> steun die mij van invloedrijke personen gewerd, mij toch wel eenige<br />

hoop. [---] De wijze waarop gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het fonds binnenkomen is vrij teleurstellend.<br />

Het is waar, wij zijn pas een week aan <strong>de</strong>n gang, maar ik geloof dat wij het<br />

leeuwen<strong>de</strong>el wel reeds binnen hebben, en het lijdt geen twijfel dat <strong>de</strong> slechte tij<strong>de</strong>n<br />

ook hier hun druk doen gevoelen. In streng vertrouwen zend ik U inliggend een korte<br />

opsomming van <strong>de</strong>n stand van zaken, he<strong>de</strong>n Maandag 28 Mei ten 12 ure.’<br />

Volgens die overzicht was er op dat ogenblik door hon<strong>de</strong>rdnegentien personen <strong>de</strong><br />

somma van f 3923,- bijeengebracht, aldus gespecificeerd:<br />

‘2 à ƒ 500,-<br />

1 à ƒ 300,-<br />

3 à ƒ 200,-<br />

7 à ƒ 100,-<br />

(Dr. C.J.K.V.A., Dr. Br.)<br />

(H.P.)<br />

(N.V.d.D., V.O., V.W.)<br />

(<strong>de</strong> K.M., S.V.d.B.,<br />

H.W.A.D., Jhr. S.V.L., N.,<br />

M.T., L.J.V.)<br />

2 à ƒ 50,-, 10 à ƒ 25,-, 5 à ƒ 20,-, 36 à ƒ 10,-<br />

Rest tusschen ƒ -,50 en ƒ 7,50.’<br />

[Van Aalst, Bredius]<br />

[Haagsche Post]<br />

[?, Van Oss, Van<br />

Wijngaar<strong>de</strong>n]<br />

[?, ?, ?, ?, ?, Mevrouw<br />

Tholen, Uitgeverij L.J.<br />

Veen]<br />

Van Oss <strong>de</strong>el<strong>de</strong> bovendien nog mee dat <strong>de</strong> koningin-moe<strong>de</strong>r hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n had<br />

bijgedragen. In Lon<strong>de</strong>n hoopte hij ook nog iets te kunnen bereiken. Dat eventuele<br />

gel<strong>de</strong>n uit Indië pas veel later zou<strong>de</strong>n binnenkomen sprak natuurlijk vanzelf.<br />

Johan <strong>de</strong> Meester stel<strong>de</strong> Van Deyssel kort <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

huldiging <strong>voor</strong>: 49 ‘t Lijkt me dan het best, dat ik u <strong>voor</strong>afga, <strong>voor</strong> het inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, op<br />

<strong>de</strong> hoogte van toestan<strong>de</strong>n brengen<strong>de</strong>, speechje. Daarna Gij. Ten slotte <strong>de</strong> Minister.<br />

Dit is heusch genoeg: [...] Gij wat mooi proza, De Visser een lintje en dan een glas<br />

panje of port.’<br />

Het feestvarken zelf verkeer<strong>de</strong> intussen niet bepaald in high spirits. Pijnlijk moet<br />

<strong>voor</strong> hem een bericht zijn geweest dat op 4 juni in De Telegraaf verscheen, en dat<br />

wellicht ook in an<strong>de</strong>re couranten is afgedrukt: ‘Men weet dat eenigen zijner vrien<strong>de</strong>n<br />

gemeend hebben een beroep te moeten doen op hun landgenooten, ten ein<strong>de</strong> onzen<br />

grooten Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r een beschei<strong>de</strong>n villa aan te bie<strong>de</strong>n. [...] Er bereiken ons berichren,<br />

die<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


660<br />

<strong>Couperus</strong>' vrien<strong>de</strong>n doen vrezen dat <strong>de</strong> inschrijvingen <strong>voor</strong> het hul<strong>de</strong>blijk niet zóó<br />

zijn als zij, die het beken<strong>de</strong> plan beraam<strong>de</strong>n, meen<strong>de</strong>n te mogen verwachten.’<br />

Zorgwekkend was daarnaast het feit dat het met zijn gezondheid eigenlijk steeds<br />

slechter ging. In Het Va<strong>de</strong>rland verschenen geen intieme impressies meer, alleen<br />

Japanse verhalen die hij naar alle waarschijnlijkheid al eer<strong>de</strong>r voltooid had. In een<br />

brief van begin juni <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgevers Van Holkema en Warendorf<br />

mee: 50 ‘Vergeef mij, dat ik U niet eer<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> en het contract [van Proza,<br />

eerste bun<strong>de</strong>l] teeken<strong>de</strong>. Ik ben heel moê - mijn vrouw noemt me “afgebeuld” - en<br />

correspon<strong>de</strong>ntie is mijn zwakke punt. Ik zend U spoedig meer copie. Brinio geniet<br />

van te draven en te graven, terwijl zijn baas in het bosch ligt uit te rusten.’ - <strong>Couperus</strong><br />

leed niet alleen aan zijn lever en zijn longen, hij had er nu bovendien een infectie in<br />

<strong>de</strong> neus bijgekregen. Minstens zes weken <strong>voor</strong> zijn dood al moet hij daar last van<br />

hebben gehad, getuige een brief die hij zeer kort <strong>voor</strong> zijn huldiging aan Van Oss<br />

schreef: 51 ‘De gezondheid is steeds een beetje wrak en wankel-nu ben ik weêr on<strong>de</strong>r<br />

het lancet van een neusspecialiteit in Arnhem - en zoo kachelt <strong>de</strong> “gevier<strong>de</strong> en te<br />

vieren” schrijver maar <strong>voor</strong>t. Als <strong>de</strong> zon maar door brak! Het is hier an<strong>de</strong>rs wel<br />

bizon<strong>de</strong>r mooi, aan <strong>de</strong>zen romantischen Veluwezoom! Van <strong>de</strong>n zomer moet je heusch<br />

komen kijken! Maar, het is waar, wij zien elkaâr 10 Juni a.s. Ik zal heel lief<br />

feestvarkengeknor doen hooren.’<br />

Vreemd in strijd hiermee lijken dan echter weer <strong>de</strong> interviews, die <strong>Couperus</strong> in<br />

<strong>de</strong> eerste Juni dagen aan enkele journalisten heeft toegestaan en waaruit van ernstige<br />

ziekte toch eigenlijk weinig blijkt. Op 6 juni trok <strong>de</strong> letterkundige Johan C.P. Alberts<br />

<strong>de</strong> stoute schoenen aan, reis<strong>de</strong> naar De Steeg en meld<strong>de</strong> zich, blijkbaar zon<strong>de</strong>r enige<br />

aankondiging <strong>voor</strong>af, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> die hij nota bene mid<strong>de</strong>n in zijn verhuizing<br />

aantrof. 52 Het daar op volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoud is aardig en vermeldt <strong>de</strong>tails die wij el<strong>de</strong>rs<br />

niet vin<strong>de</strong>n. Alberts, me<strong>de</strong>werker van De Kroniek, waarin enkele jaren eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong>' door Van Welie gemaakt portret was gereproduceerd, ken<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

schrijver goed en had hem ook op <strong>de</strong> Hoogewal al vaak bezocht. Dit verklaart waarom<br />

<strong>Couperus</strong> hem niet weg-stuur<strong>de</strong> toen Alberts hem, ditmaal <strong>voor</strong> De Telegraaf, zo<br />

onverwacht kwam interviewen.<br />

Alberts vertelt on<strong>de</strong>r meer het volgen<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> zei: ‘“Gaat u over me schrijven?<br />

Och,” en er was iets van moeheid in zijn stem, “ik heb al<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


661<br />

zoovèèl over mezelf geschreven. Maar schrijft u over het huis, over dat heerlijk<br />

uitzicht...”. En zijn hand gebaar<strong>de</strong> naar buiten over <strong>de</strong> weilan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> boschjes...<br />

“Zijn het niet allemaal schil<strong>de</strong>rijtjes? Marissen en Mauves...”.<br />

Even later ston<strong>de</strong>n we op het balcon. [Hier vergist Alberts zich, het huis had geen<br />

balkons.] Daar bene<strong>de</strong>n lag <strong>de</strong> tuin: een stapel rotsblokken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> rotspartij,<br />

een... badkuip (die ik eigenlijk niet vermel<strong>de</strong>n mag!), die moet wor<strong>de</strong>n ingegraven<br />

en die waterplanten, nymphars en lotosbloemen, zal bevatten. <strong>Couperus</strong>' oogen<br />

tintel<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> ironie van dit geval.<br />

Ik trof <strong>de</strong>n schrijver... aan het verhuizen. Na een week of tien in het hotel te hebben<br />

gelogeerd, had <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> juist he<strong>de</strong>n (6 juni), beu van het hotelleven, beu<br />

van <strong>de</strong> stad, haar intrek genomen in het, naar eigen ontwerp en naar teekening van<br />

mevrouw <strong>Couperus</strong> gebouw<strong>de</strong> huisje-aan-<strong>de</strong>n-heirweg. Het was een eigenaardig<br />

weerzien: <strong>Couperus</strong> in sportcostuum, met kuitbroek en sportkousen en een wollen<br />

cache-nez om <strong>de</strong>n hals, kwam me op <strong>de</strong> nog onbelooper<strong>de</strong> trap tegemoet, en, zoo<br />

verzeker<strong>de</strong> hij later, had hij niet in plaats van een interviewer een gasfitter, architect<br />

of electricien verwacht, hij zou me zeker in <strong>de</strong>ze woning in statu nascendi niet<br />

ontvangen hebben. Nu zaten we na enkele minuten, bij een vlammend haardvuur, in<br />

<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer-in-wording, en verontschuldig<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver zich over zijn vuile<br />

han<strong>de</strong>n. Hij had zoo juist <strong>de</strong> groote mahoniekast geboend en gewreven. “<strong>Een</strong> prettig<br />

werk overigens, omdat je er lenig van wordt.”<br />

En daar is Brinio, <strong>de</strong> hond, gespannen wachtend in zijn ruimen kennel, dat <strong>de</strong> baas,<br />

<strong>de</strong> speelsche, levenslustige baas, hem zal komen halen <strong>voor</strong> een wan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong><br />

bosschen. Het is een prachtige Duitsche her<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> groote vreug<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>'<br />

Gel<strong>de</strong>rsche retraîte. We zetten ons nog even bij <strong>de</strong>n haard.<br />

<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> daarop: “Den Haag verveelt me... Ik voel me hier uitstekend...<br />

Alleen het klimaat. Maar is het klimaat in Florence zoo schitterend?... Dat is maar<br />

“Literatuur...” Bovendien, ik ken dat alles, ik weet het nu wel. Ik heb zoowel Den<br />

Haag als Italië in zooveel beter tij<strong>de</strong>n gekend en er, <strong>voor</strong>al in Italië, <strong>de</strong> gelukkigste<br />

perio<strong>de</strong> van mijn leven doorgebracht... Waarom dat alles terug te zien?... Al wil ik<br />

niet zeggen, dat ik hier tot mijn dood toe zal blijven...”.’<br />

Over <strong>Couperus</strong>' recente reis vertelt Alberts: ‘<strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze reis<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


662<br />

tegen <strong>de</strong>n zin van mevrouw en ondanks een ernstige lever-aandoening, on<strong>de</strong>rnomen.<br />

Met het gevolg, dat hij in Japan instortte en later, te Singapore, letterlijk aan boord<br />

moest wor<strong>de</strong>n gedragen. De schrijver doet hier <strong>de</strong> houding na waarin hij het schip<br />

opstrompel<strong>de</strong>’. Op Alberts' vraag of <strong>Couperus</strong> nog steeds zoveel schreef, antwoord<strong>de</strong><br />

hij: ‘“O ja, ik werk, al heb ik er ook weinig lust in en al zou ik nu het liefst niets doen<br />

en rusten... Maar het moet wel... Als ik maar steeds schrijf... schrijf... schrijf (mijn<br />

gastheer maakte hierbij <strong>de</strong> beweging van een onrustig ruiter in 't za<strong>de</strong>l), dan komen<br />

we er precies. Dit huisje heb ik gebouwd zon<strong>de</strong>r een cent te bezitten. Die mogelijkheid<br />

schijnt te bestaan. Maar het is natuurlijk zwaar belast met hypotheek en...”. “Men<br />

wil het u ca<strong>de</strong>au doen”, merkte ik op. “Daar heb ik wel van gehoord”, zei <strong>Couperus</strong>,<br />

“maar hoe prettig ik dat <strong>voor</strong>nemen ook vind, ik mag er niet op rekenen... Dit hier<br />

is echter mijn werkkamer. Hier komen geen belasting papieren en geen kwitanties<br />

of iets van dat alles... Hier werk ik...”’<br />

Alberts beschrijft vervolgens <strong>de</strong> inrichting van dit stu<strong>de</strong>ervertrek - <strong>Couperus</strong> had<br />

het al eer<strong>de</strong>r ingericht -, dat ons door een foto goed bekend is. 53 Daarna begaven<br />

gastheer en gast zich naar bene<strong>de</strong>n om thee te drinken, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verhuisrommel:<br />

‘en we kookten het water op <strong>de</strong> kachel en mijn gastheer schonk het bij, en riep om...<br />

koekjes... precies alsof we in Den Haag waren en niet heelemaal echt “buiten” en<br />

het kleine veertienjarige knechtje op klompen, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> die 's middags in een blauw<br />

pakje met zil veren knoopen tafeldient, kwam even later al met beschuitjes aan. En<br />

zoo dronken we thee, en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> wees me, over <strong>de</strong>n tuin heen naar het groote<br />

nabuur-huis waar in <strong>de</strong> serre <strong>de</strong> silhouet even zichtbaar was van een ou<strong>de</strong> dame. <strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>r van mevrouw, en ook, even, die van schrijver's nichtje en petekind en hij<br />

zei, dat het wel héél prettig was nu hier zoo te wonen in eigen huis en dicht bij zooveel<br />

familie.<br />

Dan maakten we ons gereed <strong>voor</strong> nog een korte wan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> bosschen... Mijn<br />

gastheer trok een paar stevige schoenen aan, glimlachend over dit toiletmaken in het<br />

openbaar, zoo maar sans-gêne (“wat zegt u wel van dien verfijn<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong><br />

<strong>Couperus</strong>?”), een jas werd te <strong>voor</strong>schijn gehaald, die er tegen kon, en een sportpet<br />

en <strong>de</strong> karwats... en dan stond Brinio daar al te wachten, nauw in toom gehou<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n tuinman en sprong tegen <strong>de</strong>n baas op, dol in het <strong>voor</strong>uitzicht van <strong>de</strong><br />

wan<strong>de</strong>ling en maakte in een ommezien zijn meesters jas van geel tot mod<strong>de</strong>rig zwart.<br />

“Foei Brinio... foei. Zoo'n hond toch!” En daar gingen<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


663<br />

we. Mijn gastheer dravend <strong>voor</strong> mij uit, stoeiend met <strong>de</strong>n uitgelaten Brinio om een<br />

been, om een stokje, dat hij apporteeren moest en niet los wou laten.’<br />

Iets min<strong>de</strong>r uitvoerig was ‘Annelen’ (een vrouwlijk schrijverscollectief 54 in het<br />

Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad. Dit artikel beschrijft <strong>de</strong> ligging van het huis echter<br />

nauwkeuriger: ‘Wie dien weg wan<strong>de</strong>lt [van Velp naar De Steeg], over <strong>de</strong> dorpen<br />

Worth Rhe<strong>de</strong>n en Rhe<strong>de</strong>n, ziet, even vóór De Steeg, aan zijn linkerhand, <strong>de</strong><br />

majestueuze, witte villa “De Valkenburg”. Welnu, schuin tegenover dat i<strong>de</strong>ale, blanke<br />

huis, twee minuten gaans van het station De Steeg, ligt een kleine, nieuwe woning<br />

met rood pannendak, met beschei<strong>de</strong>n tuintje en geluikte vensters: <strong>de</strong> woning van<br />

<strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> smal hekje in <strong>de</strong> prikkeldraad omheining door, en ge staat op <strong>de</strong> stoep;<br />

wipt nu <strong>de</strong>n drempel over, dan zijt ge in het portaal, dat wij met weidsche benaming<br />

hall willen noemen, omdat er een mooie, antieke kast staat. Rechts van dien hall is,<br />

aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het huis, een vertrekje, dat mevrouw <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> naaikamertje<br />

bestem<strong>de</strong>; het heef één raam op <strong>de</strong>n grooten weg en kijkt uit op <strong>de</strong> glooien<strong>de</strong>, met<br />

rogge en haver begroei<strong>de</strong> hellingen van <strong>de</strong>n Veluwezoom. Achter dat kleine vertrekje<br />

ligt <strong>de</strong> woonkamer: ruim, frisch, royaal, acht bij zes meter ongeveer. Van die kamer<br />

kunnen <strong>de</strong> bewoners door openslaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>uren in het zijtuintje komen; aan <strong>de</strong>n<br />

achterkant lei<strong>de</strong>n zulke <strong>de</strong>uren naar een terrasje en naar <strong>de</strong>n bloementuin, die stoot<br />

tegen <strong>de</strong> spoorlijn en, ver<strong>de</strong>rop, uitkijk geeft over <strong>de</strong>n Gel<strong>de</strong>rschen IJssel en lage<br />

weilan<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> bovenverdieping werd aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> geheele breedte<br />

van het huis, <strong>de</strong> werkkamer van <strong>de</strong>n schrijver gebouwd.’<br />

Annelèn was getroffen door <strong>Couperus</strong>' “hooge figuur en zijn onberispelijk toilet”,<br />

merkte op “hoe weinig soepel zijn bewegingen waren”, en vond zijn stem alledaags<br />

en gewoon. Dat <strong>Couperus</strong> haar het interview spiés tout heeft toegestaan moet wel<br />

als een bijzon<strong>de</strong>re gunst beschouwd wor<strong>de</strong>n. Eerst had <strong>Couperus</strong> namelijk<br />

geantwoord: ‘Tot mijn oprecht leedwezen is het mij onmogelijk, u te ontvangen,<br />

daar mijne gezondheid dit niet zoû toelaten.’ Wat daarvan te <strong>de</strong>nken? Zij moet in<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> week als Alberts gekomen zijn, die <strong>Couperus</strong> zoals wij zagen vitaal genoeg<br />

had aangetroffen. Ook Annelèn kreeg nu niet bepaald <strong>de</strong> indruk met een ernstig zieke<br />

man te maken te hebben. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> haar mee dat zijn werkdagen ie<strong>de</strong>re morgen<br />

om zeven uur begonnen. Ze wer<strong>de</strong>n slechts on<strong>de</strong>rbroken door een enkele wan<strong>de</strong>ling,<br />

en waren ver<strong>de</strong>r gewijd ‘aan<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


664<br />

<strong>de</strong>n feuilletonnistischen arbeid, welke <strong>de</strong>n schrijver thans volkomen in beslag schijnt<br />

te nemen’.<br />

Niet drie mensen hebben die zaterdagmiddag 9 juni 1923 in Kleykamp het woord<br />

gevoerd, maar vier. De Haagsche Post vertel<strong>de</strong> een week later dat het feest <strong>voor</strong>al<br />

zo vlot verlopen was, omdat mevrouw Tholen-De Ranitz <strong>de</strong> regie had gevoerd. Zij<br />

had bovendien mogen rekenen op <strong>de</strong> hulp van een ‘schare Haagsche schoonen die<br />

met zooveel gratie thee schonken’. 55<br />

Volgens plan trad als eerste spreker Johan <strong>de</strong> Meester op, die <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> bewuste<br />

enveloppe met inhoud overhandig<strong>de</strong>. Tot op dat ogenblik was er circa tienduizend<br />

gul<strong>de</strong>n bijeengebracht. ‘Wat het fonds aangaat,’ kon Van Oss achteraf dan ook met<br />

een zucht van verlichting zeggen, 56 ‘dit valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>. De<br />

tij<strong>de</strong>n zijn zeer slecht, maar het huis is er. Enkelen zijner bewon<strong>de</strong>raars beijver<strong>de</strong>n<br />

zich stevige stutten en balken aan te dragen; an<strong>de</strong>ren, waaron<strong>de</strong>r het “Va<strong>de</strong>rland” en<br />

<strong>de</strong> Uitgevers Nijgh & Van Ditmar en Veen, kwamen met flinke binten en planken;<br />

en een kleine 500 an<strong>de</strong>ren zorg<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> steenen, dakpannen, enz. Joh. <strong>de</strong> Meester<br />

wist al dat materiaal saam te persen in het couvert dat hij <strong>de</strong>n jubilaris overhandig<strong>de</strong>.’<br />

Het bedrag zou nadien nog aangroeien tot f11234,-, geschonken door vierhon<strong>de</strong>rd<br />

drieën<strong>de</strong>rtig verschillen<strong>de</strong> gevers. Uit Indië was toen - 27 juni - nog niets ontvangen.<br />

Men mag aannemen dat het totale bedrag uitein<strong>de</strong>lijk een twaalfduizend gul<strong>de</strong>n zal<br />

hebben bedragen. (Maar uit Soerabaja zal wel niet veel gekomen zijn...)<br />

Daarop trad Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel naar voren om zijn feestre<strong>de</strong> af te steken. Na<br />

verklaard te hebben dat hij het een aangename tijding had gevon<strong>de</strong>n om aangewezen<br />

te wor<strong>de</strong>n het woord tot <strong>Couperus</strong> te richten, sprak hij <strong>de</strong> hoop uit, 57 ‘dat <strong>de</strong> dag van<br />

he<strong>de</strong>n later in uwe herinnering aanwezig zal zijn als een <strong>de</strong>r gelukkige dagen in uw<br />

leven. Ik <strong>voor</strong> mij weet nu reeds dat ik hem tot een <strong>de</strong>r gelukkigste in het mijne<br />

rekenen zal.’ Van Deyssel noem<strong>de</strong> zijn literaire confrater een uitverkorene on<strong>de</strong>r het<br />

volk van Ne<strong>de</strong>rland, en bestond het hem in <strong>de</strong> eerste plaats lof toe te zwaaien <strong>voor</strong><br />

zijn <strong>de</strong>stijds door <strong>de</strong>jonge Tachtigers zo gesma<strong>de</strong> gedichten.<br />

<strong>Couperus</strong>' oren moeten bijna zichtbaar geklapperd hebben toen hij Van Deyssel<br />

over Orchi<strong>de</strong>eën uit 1886 anno 1923 hoor<strong>de</strong> beweren: ‘Gij hebt wellicht niet Juist<br />

gekend <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering door uw Amsterdamsche me<strong>de</strong>-jongeren van toen, door die<br />

Amsterdamsche groep, die met U me<strong>de</strong>leef<strong>de</strong> in overgegeven geestdrift <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


665<br />

aan dien gedichtenbun<strong>de</strong>l toegedragen. Maar ik herinner mij, dat men er zulk een<br />

gevoelen over had, dat niet alleen menige gcdachtenwisseling er aan was gewijd;<br />

maar dat men strophen en regels in zijn gedachten omdroeg; dat er niets verrassends<br />

in was, toen op een herfstavond te Amsterdam een vriend mijn vertrek betrad on<strong>de</strong>r<br />

het stil <strong>voor</strong> zichzelf zeggen van woor<strong>de</strong>n, waarme<strong>de</strong> hij zijne wan<strong>de</strong>lingmijmering<br />

nog <strong>voor</strong>t zette, van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: “als donkere violen die verkwijnen” (eene<br />

vergelijking <strong>voor</strong> lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meisjesoogen). Dat waren woor<strong>de</strong>n uit úw dichtbun<strong>de</strong>l,<br />

mijnheer <strong>Couperus</strong>.’<br />

Daarna zong hij natuurlijk <strong>de</strong> lof van Eline Vere, een boek dat hij, zo zci hij,<br />

beschouw<strong>de</strong> als ‘een uitgelezen <strong>voor</strong>beeld van een <strong>de</strong>r praerogatieven, die <strong>de</strong> kunst<br />

heeft op het leven. In ou<strong>de</strong>re leven<strong>de</strong> menschen kunnen wij dikwijls nog steeds<br />

waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong> hoedanighe<strong>de</strong>n, die in hun jeugd ons troffen. Eline Vere nu heeft<br />

daar-bij <strong>de</strong> jeugd zelve behou<strong>de</strong>n, en die haar he<strong>de</strong>n ten dage <strong>voor</strong> het eerst ontmoet,<br />

die ziet haar in hare jeugd en dien wordt <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> ontroering ten <strong>de</strong>el als <strong>de</strong>ngenen,<br />

die kennis met haar maakten vóór meer dan <strong>de</strong>rtig jaar. [...] Ik verwijl het langst bij<br />

uw eerste groote werk, om. dat gij zelf in al <strong>de</strong>n rijkdom en met alle charmes van<br />

uw heerlijk kunstenaarskarakter met dat werk tot ons kwaamt en wij uwe latere<br />

werken steeds eenigszins hebben gezien als waren dat <strong>de</strong> reizen en pelgrimstochten<br />

door <strong>de</strong> schoone rijken en naar <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong>n menschengeest, van <strong>de</strong><br />

menschenverbeelding, van <strong>de</strong>n auteur van Eline Vere.’<br />

Veel korter-liet Van Deyssel Noodlot en Extaze <strong>de</strong> revue passeren. Over De berg<br />

van licht en Dionyzos zei hij: ‘Het is wellicht in <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> nu het laatst genoem<strong>de</strong><br />

werken, dat <strong>de</strong> zon van uw kunstenaarsgave, die wij zoo schitterend zagen opgaan<br />

in uwe jeugd, uit <strong>de</strong>n middag van uw leven ons het warmst en langdurigst heeft<br />

toe-geschenen. Van <strong>de</strong> rijke levensgevoe-ligheid en het kleurige zien <strong>de</strong>r werkelijkheid<br />

en <strong>de</strong>r wereld in Eline Vere, heeft uw geest in <strong>de</strong>n Berg van Licht zich verheven tot<br />

hoogere bewegingen. [...] Daarom kondt gij in <strong>de</strong>n Berg van Licht ons méésleepen<br />

in het <strong>de</strong> leven van <strong>de</strong>n jongen Romeinschen Keizer Heliogabalus, ons méésleepen<br />

in <strong>de</strong> heerlijkhe<strong>de</strong>n van dat feestleven, heuvel op heuvel af van vreug<strong>de</strong> en roem en<br />

verrukking, nu <strong>de</strong> vonk <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, nu <strong>de</strong> “Freu<strong>de</strong>, schöner Götterfunken” van<br />

Schiller en Beethoven, in U als een groot, vast, nimmer tanend vuur was gegroeid;<br />

welke zelf<strong>de</strong> verrukkingskracht ons in uw Dionusos een zoo langdurig zon<strong>de</strong>r<br />

verflauwing op zoo groote hoogte van<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


666<br />

toon blijvend werk bracht als tot het Ne<strong>de</strong>rlandsche proza in <strong>de</strong> twintigste en<br />

negentien<strong>de</strong> eeuw er geen twee<strong>de</strong> behoort.’<br />

Naar het: ein<strong>de</strong> van zijn betoog toe kwam Van Deyssel tot een ietwat gezwollen<br />

peroratic: ‘Door <strong>de</strong>n rijkdom van uw geest, door het aantal en <strong>de</strong> groote<br />

verschei<strong>de</strong>nheid uwer werken hebt gij in Ne<strong>de</strong>rland en overal in het groote door <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche taal bestreken gebied niet alleen; maar ook, door <strong>de</strong> ver-talingen, in<br />

<strong>de</strong> schoonste <strong>de</strong>r Europeesche talen, een zeer uitgebreid aantal lezers gevon<strong>de</strong>n in<br />

<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n, die Holland omgeven. En even veel lezers als gij u verwierft, even veel<br />

bewon<strong>de</strong>raars ontston<strong>de</strong>n er van <strong>de</strong> schoonheid, die het Holland van <strong>de</strong>n<br />

tegenwoordigen tijd aan <strong>de</strong> wereld heeft te schenken.’<br />

Het mooiste bewaar<strong>de</strong> hij uiteraard <strong>voor</strong>liet slot: ‘Dit, en uw karakter als mensch,<br />

<strong>de</strong> gratie uwer beweging door het leven, door <strong>de</strong> buiten-landsche werel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong><br />

broe<strong>de</strong>rlijkheid, waarme<strong>de</strong> gij, naar uw va<strong>de</strong>rland gekomen, ook soms uw werkkamer,<br />

die dus zoo zeer ook uw schatkamer was, hebt verlaten, om uwe lezers in leven<strong>de</strong>n<br />

lijve te ontmoeten, om hun vóor te lezen, zelf, iets van het vele schoone, dat uw<br />

gedachten, als gij afgezon<strong>de</strong>rd waart in <strong>de</strong> stilte en <strong>de</strong>n aandacht, <strong>voor</strong> hen had<strong>de</strong>n<br />

gevon<strong>de</strong>n, - alle <strong>de</strong>ze uwe karakter - <strong>de</strong>elen samen doen u zijn <strong>de</strong> vertegenwoordiger<br />

bij uitnemendheid van <strong>de</strong> Hollandsche letterkun<strong>de</strong> in <strong>de</strong> wereld. Ik eer daarom U als<br />

groot Ne<strong>de</strong>rlandsch letterkundig kunstenaar van <strong>de</strong>n tegenwoordigen tijd en in U eer<br />

ik <strong>de</strong> grootheid en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Hollandsche Letterkun<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wereld. Ik heb<br />

gezegd.’<br />

De huldiging werd een middag van louter hoogtepunten. De ministeriële <strong>de</strong>marches<br />

van Van Oss wer<strong>de</strong>n met succes bekroond.<br />

De minister ‘kon iets brengen’. wat wérkelijk gevraagd was kwam overigens niet.<br />

Het had in <strong>de</strong> bedoeling gelegen dat <strong>de</strong> koningin <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou hebben<br />

bevor<strong>de</strong>rd van officier tot comman<strong>de</strong>ur in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau. Toen minister<br />

J. Th. <strong>de</strong> Visser opstond om <strong>de</strong> jubilaris te doen weten dat het H.M. behaagd had,<br />

enzo<strong>voor</strong>t..., bleek een zo hoge on<strong>de</strong>rscheiding toch niet <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> weggelegd:<br />

hij werd - ook nog heel mooi natuurlijk - ‘slechts’ benoemd tot rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw. 58 Het lintje werd hem vervolgens opgespeld door mr. M.I.<br />

Duparc.<br />

Van Oss camoufleer<strong>de</strong> het in zijn verslag van het feest tactvol door het in <strong>de</strong><br />

Haagsche Post als volgt te formuleren: 59 ‘... als apotheose kwam Minister De Visser,<br />

een <strong>de</strong>r vlotste sprekers van ons land, getuigen van <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


667<br />

groote belangstelling en hooge waar<strong>de</strong>ering <strong>de</strong>r Regeering, welke laatste een blijvend<br />

embleem kreeg in <strong>de</strong>n vorm van <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen Leeuw.’ In 1946 zou hij alsnog<br />

opbiechten: 60 ‘... wij kon<strong>de</strong>n niet méér bereiken dan een gewonen Leeuw; en reeds<br />

dat kostte zooveel moeite, dat Johan <strong>de</strong> Meester zei<strong>de</strong> dat, wanneer hij een groot<br />

schrijver we<strong>de</strong>r eens een “Leeuw” wil<strong>de</strong> bezorgen, hij maar liever naar <strong>de</strong> Sahara<br />

zou<strong>de</strong> gaan om er een te vangen!’<br />

Tegen alle afspraken in manifesteer<strong>de</strong> zich tenslotte ineens een... vier<strong>de</strong> spreker.<br />

<strong>Couperus</strong> zal daar geen bezwaar tegen gehad hebben - <strong>de</strong> man kwam met geld - maar<br />

Van Oss was kwaad. Drieëntwintig jaar later herinner<strong>de</strong> hij zich nog altijd met<br />

gemeng<strong>de</strong> gevoelens hoe <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> L. Simons ongevraagd<br />

naar voren was gekomen om <strong>Couperus</strong> namens het Willem Kloos Fonds een Ierse<br />

portefeuille met inhoud te offreren. 61 Simons <strong>de</strong>ed dit allerminst in stille<br />

beschei<strong>de</strong>nheid. Integen<strong>de</strong>el. Hij had daar ook wel enige re<strong>de</strong>nen toe: tien jaar eer<strong>de</strong>r<br />

immers was hij het geweest die <strong>Couperus</strong>' huldiging bij diens vijftigste verjaardag<br />

van een extra financieel aureool had helpen <strong>voor</strong>zien. 62 Van Oss beweert dat Simons<br />

een ‘reuzenspeech’ afstak die bij <strong>de</strong> aanwezigen welhaast <strong>de</strong> indruk moest wekken<br />

dat hij het feest had georganiseerd. Of ie<strong>de</strong>reen er zich zo aan gestoten heeft als Van<br />

Oss is <strong>de</strong> vraag. Er waren er omgekeerd ook wel die zich juist aan <strong>de</strong> figuur Van Oss<br />

hebben geërgerd... Van Deyssel blijkt hem achter zijn rug ‘een slachter’ genoemd te<br />

hebben. 63 In zijn reportage over <strong>de</strong> huldiging maakte Van Oss van Simons' optre<strong>de</strong>n<br />

geen enkele melding.<br />

Wel <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee dat <strong>Couperus</strong> zelf te geroerd was geweest om te spreken en<br />

dat hij zich tot intensief han<strong>de</strong>ndrukken had beperkt. In <strong>de</strong> rubriek ‘Correspon<strong>de</strong>ntie’<br />

van 16 juni kon men in <strong>de</strong> Haagsche Post lezen: 64 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zeer geroerd<br />

door <strong>de</strong> huldiging, hem in Den Haag te beurt gevallen, wenscht hierbij aan Allen,<br />

die op welke wijze ook, bijdroegen tot het welslagen van dit Feest, te verzekeren,<br />

dat hij nimmer vergeten zal <strong>de</strong> overgroote sympathie, die hem 10 Juni XXIII betoond<br />

werd door niet alleen vorstelijke Donateurs, maar ook door hartelijke Lezers en<br />

hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n van alle stan<strong>de</strong>n. Hij hoopt <strong>de</strong>ze maand gelegenheid te hebben<br />

zooveel doenlijk is, ie<strong>de</strong>reen, die hem blijk gaf van <strong>de</strong>ze sympathie, persoonlijk te<br />

bedanken.’ In<strong>de</strong>rdaad zou hij dit spoedig ook op een geheel eigen wijze doen.<br />

Het han<strong>de</strong>ndrukken had uiteraard plaatsgevon<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> op <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


668<br />

huldiging volgen<strong>de</strong>, druk bezochte receptie. Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze gaf zelfs <strong>de</strong> minister<br />

van Buitenlandse Zaken jhr. dr. H.A. van Karnebeek van zijn belangstelling blijk.<br />

Na afloop bo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heer en mevrouw Kleykamp het echtpaar <strong>Couperus</strong> een diner<br />

aan, waarbij on<strong>de</strong>r meer ook <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaars Van Konijnenburg en Willem<br />

Maris met hun echtgenoten aanzaten. 65<br />

Waren er ook vrien<strong>de</strong>n die ontbraken? Die waren er. Henri Borel bij <strong>voor</strong>beeld.<br />

Diens tussen haakjes geplaatste verontschuldiging spreekt <strong>voor</strong> zichzelf: 66 ‘Zijn<br />

[<strong>Couperus</strong>'] laatste brief was nà zijn jubileum, dat hij mij gemist had bij dat feest (ik<br />

kàn nu eenmaal zulke dingen niet me<strong>de</strong>maken, die zoo indruischen tegen alles wat<br />

mij het heiligste is), dat hij mij tevergeefs gezocht had om mij op <strong>de</strong> intieme receptie<br />

te vragen, die op <strong>de</strong> officieele volg<strong>de</strong>, maar dat hij mij spoedig stil bij hem thuis, in<br />

<strong>de</strong> Steeg, hoopte te zien, en hij teeken<strong>de</strong>: “Je vriend en broe<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>”.’<br />

Dit zegt evenveel over <strong>Couperus</strong> zelf, die doorgaans min<strong>de</strong>r rancuneus was dan<br />

men wel eens gemeend heeft, als over Borel. De laatste meldt, in dit zelf<strong>de</strong> stuk van<br />

17 juli 1923, een dag na <strong>Couperus</strong>' overlij<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> grote schrijver in waarheid een<br />

levensmoe<strong>de</strong> was geweest. Men vraagt zich dan wel af wat Borel als het heiligste<br />

beschouw<strong>de</strong>. Echte vriendschap in elk geval niet.<br />

Het spreekt vanzelf dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dag na het feest zijn eigenlijke verjaardag,<br />

die op zondag viel, in <strong>de</strong> familiekring bij zijn zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein in <strong>de</strong><br />

Molenstraat heeft gevierd. Vermoeid maar voldaan keer<strong>de</strong> hij daarna terug naar De<br />

Steeg. De ou<strong>de</strong> dag was nu dan wérkelijk begonnen.<br />

In het bezit van een eigen huis, met zijn kapitaaltje op <strong>de</strong> bank bij Scheurleer nog<br />

altijd ongeschon<strong>de</strong>n, leken er geen directe re<strong>de</strong>n en aanwezig om zich zorgen <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> toekomst te maken. Met een betere lichamelijke conditie zou die er zeker ook<br />

zonniger hebben uitgezien. Helaas echter ging zijn gezondheid nu snel ver<strong>de</strong>r<br />

achteruit.<br />

Eindnoten:<br />

1 ‘De sneeuwfee’ (Vad. 29 april 1923), in Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n<br />

(1924), 240-246.<br />

2 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923), 1, 377, 544, 698; 11, 61, 190, 404, in Het snoer, passim.<br />

3 ‘Intieme impressies v’ (Van. 4 maart 1923), in Proza II, 213-279; 213.<br />

4 Te beginnen met 28 januari 1923.<br />

5 Door Albert Vogel gebun<strong>de</strong>ld als Van week tot week (1982). Oorspronkelijk verzameld in Proza<br />

II en III, waarvan hierna <strong>de</strong> paginering gevolgd wordt (Vad. 28 januari-8 juli 1923).<br />

6 Door Manjke Stapert-Eggen gebun<strong>de</strong>ld als Epigrammen (1982). Oorspronkelijk verzameld in<br />

Proza II en III, passim.<br />

7 ‘Intieme impressies I’ (Vad. 28 januari 1923), in Proza II, 14-19.<br />

8 I<strong>de</strong>m, 19.<br />

9 ‘Intieme impressies II’ (Vad. 4 februari 1923), in Proza 11, 82-87; 87.<br />

10 ‘Intieme impressies III’ (Vad. 11 februari 1923), in Proza II, 173-178.<br />

11 ‘Intieme impressies IV’ (Vad. 18 februari 1923), in Proza II, 150-155; 153.<br />

12 ‘Intieme impressies V’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 213-219; 214.<br />

13 I<strong>de</strong>m, 217.<br />

14 Maatstaf II (1963), 178 nr.34.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


15 Hier werd <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>, laatste foto van <strong>Couperus</strong> aan zijn schrijftafel genomen, zie <strong>Louis</strong><br />

Couporus (schrijversprentenboek 9), 37 afb. 112.<br />

16 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 231.<br />

17 Hij was niet <strong>de</strong> enige. Dit is <strong>de</strong> oorzaak geweest van een vlammend request gedateerd 5 oktober<br />

1920 aan <strong>de</strong> minister van O., K. en W., on<strong>de</strong>rtekend door <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, dr. Fre<strong>de</strong>rik van<br />

Ee<strong>de</strong>n, G. van Hulzen, Is. Querido, Carel Scharten en M. Scharten-Antink (!), en Maurits<br />

Wagen<strong>voor</strong>t: Zij wezen daarin op <strong>de</strong> financiële no<strong>de</strong>n waarin <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers door<br />

het wereldgebeuren in <strong>de</strong> laatste zes jaren nog meer dan vroeger reeds waren gebracht: ‘Dichters<br />

en schrijvers behooren tot <strong>de</strong> geestelijke leidslie<strong>de</strong>n van een volk. Door hen te laten<br />

“verkommeren” wordt <strong>de</strong> ontwikkeling zijner beschaving geschaad. [...] Pijnlijk zijn thans <strong>de</strong><br />

levensomstandighe<strong>de</strong>n van hen, die reeds hun 50e levensjaar hebben overschre<strong>de</strong>n: een leeftijd,<br />

die niet meer toelaat naar een an<strong>de</strong>r bestaan om te zien.’ Zij eisten meer, en hogere, toelagen<br />

<strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re schrijvers en behoorlijke subsidies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongere. Immers: ‘Geen functie of zij<br />

zag haar loon verhoogd.’ (Zie De Nieuwe Courant, 6 oktober 1920). - Uit een brief van 6 juni<br />

1920 aan Wagen<strong>voor</strong>t (Lett. Mus.) blijkt dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> opsteller van het request is geweest.<br />

<strong>Couperus</strong> schreef dat hij wel zijn naam wil<strong>de</strong> lenen, maar ver<strong>de</strong>r sceptisch gestemd was over<br />

<strong>de</strong> affaire en er weinig van verwachtte.<br />

18 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 2 maart. Koning Gustaaf V was op 28 februari een staatsbezoek aan<br />

Ne<strong>de</strong>rland begonnen. Burgemeester De Vlugt van Amsterdam had in het Frans <strong>de</strong> gewraakte<br />

woor<strong>de</strong>n tot Z.M. gericht.<br />

19 Erbe. Nag. werk, 192. Zie ook Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 384-385. - Over <strong>de</strong>ze kwestie ook F.<br />

Bor<strong>de</strong>wijk, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> fantasie’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 10-16.<br />

20 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 384.<br />

21 ‘Intieme impressies VI’ (Vad. 11 maart 1923), in Proza II, 198-203; 201.<br />

22 I<strong>de</strong>m, 203.<br />

23 Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 240, eigenlijk niet: ‘Elizabeth <strong>Couperus</strong> heeft hem met veel tact<br />

zover weten te krijgen dat hij erheen ging. “Maar”, zei <strong>Couperus</strong>, “ik ga alleen als mijn nichtjes<br />

mij als hofdames zullen vergezellen”.’<br />

24 ‘Intieme impressies VIII’ (Vad. 1 april 1923), in Proza III, 36-40. - Erbe, Nag. werk, 186-188.<br />

25 De naam was nog niet op het huis aangebracht. Mij meege<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> dochter van Henri van<br />

Booven, mevrouw M. <strong>de</strong> Vries-Van Booven.<br />

26 ‘Intieme impressies XI’ (Vad. 8 april 1923). in Proza III. 64-69; 64.<br />

27 I<strong>de</strong>m, 65.<br />

28 Zie diens herinneringen in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 15 juni. - Bastet, Zuil, 183-185. Dat hij ook<br />

vriendschap sloot met een ober van hotel De Engel, met wie hij graag schaakte, vertelt Vogel,<br />

<strong>Couperus</strong>, 233.<br />

29 Zie noot 26, 66.<br />

30 Het Leven (1923), 31 maart. Bij een tekst van Frans Coenen. Zie <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />

(schrijversprentenboek 9), 36 afb.110. - Bastet, Zuil, 169. - In Het Leven van 21 juli zou Coenen<br />

na <strong>Couperus</strong>' dood <strong>de</strong> foto nogmaals plaatsen.<br />

31 ‘Intieme impressies X’ (Vad. 15 april 1923), in Proza III, 94-99.<br />

32 Paradijzen II, 30 nr. 32, afb.<br />

33 E.A.E. Libosan bij <strong>voor</strong>beeld, zie noot 28.<br />

34 ‘Intieme impressies XI’ (Vad. 22. april 1923), in Proza III, 130-135; 133.<br />

35 I<strong>de</strong>m, 134.<br />

36 Maatstaf II (1963). 230 nr. 98.<br />

37 V. Booven, Leven, 156, vermeldt een brief van <strong>Couperus</strong>, geschreven in <strong>de</strong> laatste dagen van<br />

1897 aan jhr. Johan Ram.: ‘... hij was erg getroffen door Maurits Wagen<strong>voor</strong>t's Maria van<br />

Magdala, en noem<strong>de</strong> het een mooi boek dat R. bepaald moest lezen.’ - Zie ook Reijn<strong>de</strong>rs, C.<br />

bij V.D., 418.<br />

38 Zie noot 1.<br />

39 ‘Intieme impressies XII’ (Vad. 6 mei), in Proza III. 160-165.<br />

40 ‘Intieme impressies XIII’ (Vad. 20 mei 1923), in Proza III, 192-197.<br />

41 I<strong>de</strong>m, 195.<br />

42 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 387-411.<br />

43 I<strong>de</strong>m. 392.<br />

44 I<strong>de</strong>m, 393.<br />

45 I<strong>de</strong>m.<br />

46 I<strong>de</strong>m, 395.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


47 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

48 Ibi<strong>de</strong>m.<br />

49 I<strong>de</strong>m, 396.<br />

50 In facsimile afgedrukt in De Amsterdammer (1923), zaterdag 21 juli 1923, 8. - Bastet, Zuil,<br />

178.<br />

51 In facsimile afgedrukt in <strong>de</strong> Haagsche Post (1923), zaterdag 21 juli. Zie ook Maatstaf II (1963),<br />

231 nr.99 (verkort). - Bastet, Zuil, 178.<br />

52 Johan C.P. Alberts, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zestig jaar’, in De Telegraaf (1923), 9 juni.<br />

53 Zie noot 15.<br />

54 Anneièn, ‘Van mensch en ding. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1923), 9 juni.<br />

55 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398. - Zoals gewoonlijk werd <strong>Couperus</strong> weer omringd door allerlei<br />

mevrouwen. Vogel, <strong>Couperus</strong>, 240: ‘Toen <strong>Couperus</strong> aankwam kreeg hij van drie verschillen<strong>de</strong><br />

dames een orchi<strong>de</strong>e aangebo<strong>de</strong>n en men was zeer benieuwd van welke dame hij <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e in<br />

het knoopsgat zou dragen, maar <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> geen orchi<strong>de</strong>eën meer. Hij gaf er één aan zijn<br />

vrouw en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aan zijn nichtjes.’ (Betty en <strong>Louis</strong>e Wijnaendts van Resandt.)<br />

56 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398.<br />

57 I<strong>de</strong>m, 401-405. - Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923), II, I e.v.<br />

58 Henri Borel, ‘De Leeuw van <strong>Couperus</strong> en het Grootkruis van Loti’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923),<br />

17 juni, merkte op dat van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatoren ver<strong>de</strong>r alleen Marcellus Emants een Leeuw<br />

had gekregen, maar niet uitsluitend om letterkundige verdiensten. Van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

kunstenaars had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>ts slechts Toorop en Mengelberg er een gekregen. -Maar Borel vond<br />

dit altijd nog min<strong>de</strong>r dan wat Frankrijk in zulke gevallen placht te doen. Pierre Loti had enkele<br />

maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r het Grootkruis van het Legioen van Eer mogen ontvangen: ‘Nergens als in<br />

Frankrijk wordt beseft, dat kunst nationale grootheid is.’ - Zie ver<strong>de</strong>r Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D.,<br />

409.<br />

59 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398.<br />

60 I<strong>de</strong>m, 410. - S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 130.<br />

61 Dit wordt vermeld in verschillen<strong>de</strong> courantenverslagen. Er was speciaal Iers le<strong>de</strong>r uitgezocht,<br />

in verband met Het zweven<strong>de</strong> schaakbord. - Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398. - Van Oss, Vijftig jaren,<br />

129.<br />

62 Leo Simons, een goe<strong>de</strong> kennis van <strong>Couperus</strong>, was toen als penningmeester opgetre<strong>de</strong>n.<br />

63 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 390 noot 2.<br />

64 I<strong>de</strong>m, 399.<br />

65 Willem Maris was een goe<strong>de</strong> kennis van <strong>Couperus</strong>' zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein, van wie<br />

hij ook een portret heeft gemaakt (nog steeds familiebezit).<br />

66 Henri Borel, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 17 juli.<br />

V [1923-latere tijd]<br />

Het eerste wat <strong>Couperus</strong> in zijn mooie nieuwe kamer <strong>de</strong>ed was het schrijven van een<br />

dankwoord, dat hij op 23 juni in <strong>de</strong> Haagsche Post liet afdrukken. 1 Er staan<br />

interessante dingen in. Behalve betuigingen van erkente-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


669<br />

lijkheid aan velen wier namen hierboven bij herhaling genoemd zijn, ging hij zoals<br />

te verwachten <strong>voor</strong>al wat dieper in op Van Deyssels feestre<strong>de</strong>.<br />

Nooit heeft hij geweten hoe <strong>de</strong>ze zijn leven lang geobse<strong>de</strong>erd is geweest door het<br />

onnavolgbare fenomeen <strong>Couperus</strong>, wiens werkkracht en gemid<strong>de</strong>ld hoog niveau Van<br />

Deyssel jaar in jaar uit pijnlijke gevoelens van eigen inferioriteit hebben bezorgd.<br />

<strong>Couperus</strong>, hoewel in zijn jonge jaren soms fel tegen Thijm gekant, niet alleen wegens<br />

diens scheldpartijen maar <strong>voor</strong>al ook omdat <strong>de</strong> man nimmer op een hoofse en<br />

goedbedoel<strong>de</strong>, essentiële brief van hem had geantwoord, was zijnerzijds mettertijd<br />

mil<strong>de</strong>r over hem gaan <strong>de</strong>nken. Daar <strong>de</strong> scherpe kantjes er bij Van Deyssel<br />

langza-merhand al danig van af waren gesleten, leek nu, na <strong>de</strong> eerste toena<strong>de</strong>ringen<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> lezing op 22 februari 1917 te Utrecht, waarbij Henri van Booven zoals wij<br />

zagen als entremetteur was opgetre<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> verzoening volkomen.<br />

Zo kon <strong>Couperus</strong> in zijn dankwoord dan ook zeggen: ‘Toen Van Deyssel mij<br />

toesprak, ben ik in mijn innerste zeer bewogen geweest. Hij zei<strong>de</strong> mij gevoelens, die<br />

ik niet wist, dat zoo innig beston<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> harten <strong>de</strong>r Voormannen van '8o <strong>voor</strong> hun<br />

me<strong>de</strong>-broe<strong>de</strong>r, die zich misschien steeds wat te ver van hen heeft afgehou<strong>de</strong>n, om<br />

geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n, dan dat hij eigenlijk, trots alle zijne reputaties, een stil mensch<br />

is, die geen strij<strong>de</strong>r is vaninatuur als zij waren en die alleen wenschte onafhankelijk<br />

te arbei<strong>de</strong>n zooals hij verkoos. Ik herhaal, <strong>de</strong>ze houding is misschien een fout geweest;<br />

innerlijk was ik toch van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mentaliteit als die daar in Amsterdam. Maar - het<br />

is vreemd - het scheen, dat Amsterdam in die dagen vér van Den Haag lag, en ik<br />

beken het eerlijk, dat is misschien jammer geweest.’ - Het heeft overigens min<strong>de</strong>r<br />

aan <strong>Couperus</strong> gelegen dan aan ‘Amsterdam’.<br />

Hij vervolg<strong>de</strong>: ‘Toch hebben wij elkan<strong>de</strong>r gevon<strong>de</strong>n. Van Deyssel heeft mij<br />

werkelijk gelukkig gemaakt, door te verklaren, dat hij zelve, mij toespreken<strong>de</strong>, dien<br />

dag gelukkig was. En <strong>de</strong>ze verbroe<strong>de</strong>ring gevoel ik als een won<strong>de</strong>rlijk innig oogenblik<br />

in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis onzer mo<strong>de</strong>rne letteren. Wat zullen wij er nu eenmaal aan doen:<br />

het is niet an<strong>de</strong>rs, wij behooren. aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, hoe beschei<strong>de</strong>n misschien ik<br />

in <strong>de</strong> ziel mijner ziel eigenlijk een geheel an<strong>de</strong>r leven had willen lei<strong>de</strong>n dan dat<br />

waartoe <strong>de</strong> onafweerbare machten mij dwongen: een leven van droomen, peinzing,<br />

stilte en bezonken lief<strong>de</strong>, zón<strong>de</strong>r te schrijven, zon<strong>de</strong>r roem. en mondaniteit en zon<strong>de</strong>r<br />

zoo heel veel, dat onvermijdbaar is in een leven, aan publiciteit en overbekendheid<br />

gewijd. Want eigenlijk, lieve vrien<strong>de</strong>n, ben ik zoo<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


670<br />

weinig als ik mij <strong>voor</strong>doe en kent ge mij niet, trots alle mijne auto-indis-creties.<br />

Maar kom, dit zijn vertee<strong>de</strong>ringen, die het beter is te verzwijgen.’<br />

Over <strong>de</strong> hem verleen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> graag ook nog wat kwijt.<br />

Dat het comman<strong>de</strong>urschap in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau te hoog <strong>voor</strong> hem was<br />

gebleken, <strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem niet. Rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw vond hij<br />

al meer dan prachtig: ook zijn va<strong>de</strong>r en zijn broer John Ricus waren in<strong>de</strong>rtijd met<br />

<strong>de</strong>ze versierselen getooid. Na zijn Intieme impressie van 11 maart 1923 voel<strong>de</strong> hij<br />

het zon<strong>de</strong>r meer als een voldoening dat koningin Wilhelmina nu eens niet aan <strong>de</strong><br />

literatuur was <strong>voor</strong>bijgegaan. ‘Ik sta misschien,’ schreef hij daarom, ‘van binnen-uit<br />

wat vreemd tegenover officicele on<strong>de</strong>rscheidingen, hoewel ik zeer apprecieer <strong>de</strong><br />

spontane sympathie, die van dien hoogen kant tot ons, arbei<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong>n wijngaard<br />

<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Muze, komt. Maar dit gevoel was op het oogenblik, dat minister<br />

De Visser mij me<strong>de</strong><strong>de</strong>el<strong>de</strong>, welke hooge eer mij te beurt viel, geheel verdrongen<br />

door een an<strong>de</strong>r gevoel, namelijk door <strong>de</strong> groote vreug<strong>de</strong>, dat ons litteraire gil<strong>de</strong> - al<br />

was het dan ook in mijne persoon - ge-eerd werd van Hooger Hand. 2 Lieve<br />

kunstbroe<strong>de</strong>rs, en -zusters, op dit oogenblik heb ik gedacht aan u allen. Op dit<br />

oogenblik heb ik dankbaar <strong>de</strong> zoo hooge on<strong>de</strong>rscheiding aanvaard, maar niet an<strong>de</strong>rs<br />

dan als één van u allen. Wij allen te zamen, werken, door onze begaafdhe<strong>de</strong>n en<br />

talenten om Ne<strong>de</strong>rland groot te maken door zijne taal. Zon<strong>de</strong>r taal, geen volk; wij<br />

allen, arbei<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Taal, wij zijn, en ik zeg dit zon<strong>de</strong>r eenige<br />

valsche ne<strong>de</strong>righeid of dwazen hoogmoed, <strong>de</strong> onmisbare Instandhou<strong>de</strong>rs onzer<br />

nationaliteit. En dat dit begrepen werd ter plaatse waar het wel eens werd<br />

<strong>voor</strong>bijgezien, meer uit achteloosheid dan uit onbegrip, heeft mij op dat oogenblik<br />

van officieele hul<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>vol getroffen.’<br />

Aan het slot van zijn dankwoord vroeg hij zich af, met een blik op alle bloemen,<br />

ca<strong>de</strong>aus, brieven en telegrammen, of hij wel in staat zou zijn. ie<strong>de</strong>reen persoonlijk<br />

te bedanken zon<strong>de</strong>r iemand te vergeten. <strong>Couperus</strong> heeft er het volgen<strong>de</strong> op bedacht.<br />

Hij liet twee soorten kaarten maken met zijn foto. Op <strong>de</strong> ene zien wij hem aan zijn<br />

schrijftafe], op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in sportpak samen met Brinio en op <strong>de</strong> achtergrond zijn<br />

‘Steegsche stulp’. 3 Voorzien van zijn handtekening en een kort, persoonlijk woord,<br />

zond hij <strong>de</strong>ze kaarten aan alle vrien<strong>de</strong>n en belangstellen<strong>de</strong>n die daar, zoals hij<br />

verklaar<strong>de</strong>, recht op had<strong>de</strong>n.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


671<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bevond zich een zekere K.J.L. Alberdingk Thijm, Ou<strong>de</strong> Gracht, Haarlem...<br />

Want <strong>Couperus</strong> achtte het nu ook weer niet nodig <strong>de</strong> feestre<strong>de</strong>naar een uitvoerige,<br />

echt persoonlijke brief te schrijven: antwoord zou hij tóch niet krijgen! Eén regel<br />

vond hij voldoen<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong> achterkant van <strong>de</strong> foto waarop wij hem aan zijn bureau<br />

zien zitten, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Thijm minzaam mee: 4 ‘Na Uw toespraak, die ik lees in<br />

Groot-Ne<strong>de</strong>rland, en die ik zoo bizon<strong>de</strong>r waar<strong>de</strong>er, is het mij een innige behoefte<br />

aan Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel te verzekeren, dat zijne me<strong>de</strong>werking aan Groot-<br />

Ne<strong>de</strong>rland, hoe sporadiesch ook, mij een groote vreug<strong>de</strong> is’. - Bij <strong>Couperus</strong>' crematie<br />

enkele weken later zou Van Deyssel het bitter laten afweten.<br />

De junidagen waren niet gemakkelijk. Na <strong>de</strong> roes van <strong>de</strong> huldiging kwam <strong>de</strong> kater,<br />

die <strong>de</strong>s te groter was omdat <strong>Couperus</strong> zich niet goed voel<strong>de</strong>. In De Steeg moest <strong>de</strong>,<br />

niet langer te vieren maar uitgevier<strong>de</strong>, schrijver een nieuwe fase beginnen: die van<br />

het senium. Wel troostte <strong>Couperus</strong> zich met <strong>de</strong> gedachte dat hij in <strong>de</strong> toekomst soms<br />

nog eens <strong>voor</strong> een paar maan<strong>de</strong>n naar bij <strong>voor</strong>beeld Florence zou kunnen gaan. Kleine<br />

reizen bleven altijd mogelijk. Maar zijn gezondheid moest eerst verbeteren. Helaas<br />

kon hij <strong>voor</strong>lopig nog niet zon<strong>de</strong>r arts. Volgens Albert Vogel kwam <strong>de</strong> dokter hem<br />

regelmatig bezoeken. 5<br />

<strong>Couperus</strong> werkte echter niet erg mee aan diens behan<strong>de</strong>ling. Hij zei tegen zijn<br />

nichtjes, Betty en <strong>Louis</strong>e Wijnaendts van Resandt: 6 ‘De dokter komt en wil gaan<br />

zeuren over mijn ziekte, maar ik zal er<strong>voor</strong> zorgen dat hij daar niet <strong>de</strong> gelegenheid<br />

toe krijgt.’ - De nichtjes herinner<strong>de</strong>n zich jaren later nog: 7 ‘Toen <strong>de</strong> dokter kwam<br />

met een flesje waarin een blauw drankje <strong>voor</strong> zijn patiënt zat, werd er niet over <strong>de</strong><br />

lever gepraat, daar zorg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>, maar wel over <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> kamer.<br />

<strong>Een</strong> briljant betoog van <strong>Couperus</strong> uitgaan<strong>de</strong> van het feit dat <strong>de</strong> kleur van het drankje<br />

zo prachtig paste bij <strong>de</strong> rood-gou<strong>de</strong>n achtergrond van <strong>de</strong> kamer.’ Liever laaf<strong>de</strong> hij<br />

zich in die dagen aan gefrappeer<strong>de</strong> champagne. 8 Heidsieck ongetwijfeld.<br />

Afgezien van zijn kwalen van dit ogenblik had <strong>Couperus</strong> het altijd al moeilijk<br />

gehad met hei probleem van het ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Nu werd hij wérkelijk oud, meen<strong>de</strong><br />

hij. Merkwaardig is het feit dat hij langzamerhand zijn kleding begon te verwaarlozen.<br />

Het kon hem, zo diep in <strong>de</strong> provincie, niet veel meer schelen hoe hij er uitzag. De<br />

gewone dagelijkse verrichtingen beperkte hij tot een minimum. Dit is in<br />

overeenstemming met wat<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


672<br />

wij lezen in zijn laatste Intieme impressie, 9 een fantasie over het thema ‘dat wij<br />

absoluut verkeerd leven’. Badinerend - maar in wezen meen<strong>de</strong> hij het heel ernstig -<br />

schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het complex van nutteloze han<strong>de</strong>lingen die een geciviliseerd<br />

(?) mens van <strong>de</strong> vroege ochtend tot <strong>de</strong> late avond meen<strong>de</strong> te moeten verrichten om<br />

zich in <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> beschaving in stand te hou<strong>de</strong>n. Sterker nog: onze gehele,<br />

gecompliceer<strong>de</strong> levenscarrière achtte hij een grote - maar helaas onontkoombare -<br />

vergissing. Even ongerijmd kwam hem in wezen <strong>de</strong> eigenschap <strong>voor</strong> die ons ondanks<br />

alles red<strong>de</strong>n kan, en die hij als een groot, paradoxaal won<strong>de</strong>r ervoer: 10 ‘... wij dwazen<br />

en onzinnigen, wij, die niet weten waarom wij leven, waarom wij geboren wor<strong>de</strong>n<br />

of sterven, wij kunnen tóch nog - o, al is het maar in <strong>de</strong> schaduw van een secon<strong>de</strong> -<br />

gelukkig zijn.’ De drijfkracht tot dit vermogen herken<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> ons ingeschapen<br />

lief<strong>de</strong>, naar wie of wien ook uitgaan<strong>de</strong>. Dit go<strong>de</strong>ngeschenk bracht hem tot een<br />

uitspraak, geformuleerd in <strong>de</strong> laatste regel van dit laatste feuilleton, verschenen in<br />

Het Va<strong>de</strong>rland van zondag 8 juli 1923: 11 ‘De go<strong>de</strong>n hebben aan het ein<strong>de</strong> me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />

met ons gehad!’<br />

Door <strong>de</strong> schertsen<strong>de</strong> formuleringen heen schemert <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> lezer een<br />

<strong>de</strong>faitisme dat wel niet nieuw was maar dat alle vreug<strong>de</strong>volle dingen die hij sinds<br />

zijn thuiskomst uit Japan ervaren had in <strong>de</strong> ban van een noodlottige, steeds weer<br />

terugkeren<strong>de</strong> treurigheid hield. Daarvan getuigen <strong>de</strong> Japanse verhalen, die, groten<strong>de</strong>els<br />

nog op <strong>de</strong> Hoogewal geschreven, te zamen Het snoer <strong>de</strong>r ontferming vormen. Als<br />

boek is <strong>de</strong> verzameling pas in 1924, dus na zijn dood, verschenen.<br />

Zijn herhaal<strong>de</strong>lijk ziek zijn, op reis door Japan zelfs aan <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> dood, kan<br />

niet an<strong>de</strong>rs dan er toe bijgedragen hebben dat <strong>Couperus</strong> tij<strong>de</strong>ns het schrijven van<br />

<strong>de</strong>ze verhalen veel over <strong>de</strong> dood heeft nagedacht. Hij <strong>de</strong>ed dat in Japan al, toen hij<br />

over Amida schreef: 12 ‘Hij woont in een purperwolkig paradijs in het Westen of<br />

misschien in een goudwolkig paradijs in het Oosten. Dat weet ik niet meer. Maar hij<br />

heeft verklaard aan <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n, dat hij geen Boeddha-schap of rust in Nirwana<br />

verlang<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>dat hij zeker was, dat ie<strong>de</strong>re sterveling hier bene<strong>de</strong>n, na zijne<br />

zielsverhuizingen een zalige rust <strong>de</strong>elachtig zou wor<strong>de</strong>n... Hij bemint <strong>de</strong> menschheid<br />

en ik ben maar een mensch. Ik geloof, dat ik koorts heb. Maar koorts of geen koorts,<br />

ik geloof... ik geloof aan Amida! En in het binnenstroomen<strong>de</strong> manelicht zie ik hem<br />

daar ijl, zilverig, misten<strong>de</strong>, maar héél dui<strong>de</strong>lijk, zitten op zijn immense lotosbloem,<br />

één flonkeroog astraal mid<strong>de</strong>n in<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


673<br />

zijn <strong>voor</strong>hoofd. Zijne oogen daaron<strong>de</strong>r hebben een blik van lief<strong>de</strong>; hij lacht. Nu rijst<br />

hij op, ontzaglijk; misschien gaat hij <strong>de</strong> lichtsluizen ontsluiten; misschien zendt hij<br />

mij één straal van zijn Grenzenlooze Licht... - Amida! bid ik. Amida! Neem weg van<br />

mij die pijnen...’<br />

Bij <strong>de</strong>ze herinnering sluit <strong>de</strong> opdracht aan Amida in het Voorspel van Het snoer<br />

<strong>de</strong>r ontferming nauw aan: 13 ‘Hij beurt het Snoer, dat hangt driedubbel hem rondom<br />

<strong>de</strong>n hals, opdat allen, die stierven na dit nietig kleine maar smartvolle leven, het<br />

zullen grijpen en uitrusten aan zijn hart.’<br />

Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> dood in dit boek telkens terugkeert. Nooit echter als een<br />

verschrikking. Zo is er <strong>de</strong> krekel, die aan het eind van <strong>de</strong> dag sterft in zijn kooitje: 14<br />

‘Maar zelfs over een krekelziel erbarmt zich <strong>de</strong> ontzaglijke Amida.’ Dit korte verhaal<br />

is tevens een van <strong>de</strong> ontroerendste uit <strong>Couperus</strong>' gehele oeuvre. Hoezeer ook hij zich<br />

een krekel wist heeft hij hier, zon<strong>de</strong>r over zichzelf te spreken, neergeschreven.<br />

Het motief van <strong>de</strong> zelfdoding brengt hij eveneens ter sprake. Als het wanhopige<br />

meisje Nishiki er een eind aan wil maken, hangt zij <strong>de</strong>sondanks nog aan het ellendige<br />

leven en aarzelt: 15 ‘En dan, het is niet goed zijn leven zelve af te breken. Boeddha<br />

wil het niet.’ Zij komt er ten slotte toch toe, samen met Mikan van wie zij houdt.<br />

Amida vergeeft, want hun levensleed en zelfs al hun zon<strong>de</strong>n hebben zij in <strong>de</strong> schoot<br />

van <strong>de</strong> erbarmen<strong>de</strong> god Jizo gelegd. Vergeving en erbarming, van <strong>de</strong>ze begrippen is<br />

Het snoer <strong>de</strong>r ontferming doortrokken. Ontferming valt ook Umi-San ten <strong>de</strong>el, die<br />

<strong>de</strong> zee in loopt en daar Amida's glimlach ontmoet: 16 ‘En greep Umi-San, uit <strong>de</strong> golven<br />

zich heffen<strong>de</strong> en als geheven door Amida's eigene han<strong>de</strong>n, het Snoer en lag hij in<br />

ontferming aan <strong>de</strong>n eigen borst van <strong>de</strong>n Zalige...’<br />

Veel is, ook in <strong>de</strong>ze verhalen weer, nauwelijks verhul<strong>de</strong> auto<strong>biografie</strong>. Zo<br />

ontmoeten wij <strong>de</strong> estheet, die zich gelukkig weet: 17 ‘Den volgen<strong>de</strong>n dag, <strong>de</strong>ze nacht<br />

wellicht zoû zijn leven, zijn sierlijk kunstleven gedaan zijn, maar wat kwam er dit<br />

op aan? Of men leef<strong>de</strong> een eeuw, een dag of een uur... wat kwam er dat op aan, als<br />

dat enkele uur slechts uitgekozen ware! Als slechts <strong>de</strong> enkele eeuwigheidssecon<strong>de</strong>,<br />

die men leef<strong>de</strong> er eene was van zorgvuldig gekweekte schoonheid!’<br />

Ook lezen wij over <strong>de</strong> bittere wijsgeer, met wie <strong>Couperus</strong> zich maar al te goed<br />

vereenzelvigen kon. Tot <strong>de</strong> god Jizo klaagt hij: 18 ‘Weet gij [...], waarom go<strong>de</strong>n bestaan<br />

en menschen? Weet gij, waarom wij geboren wer<strong>de</strong>n? Weet gij waarom wij lij<strong>de</strong>n<br />

en arbei<strong>de</strong>n en ziek wor<strong>de</strong>n en<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


674<br />

sterven na <strong>de</strong> ons onverklaarbare nutteloosheid <strong>de</strong>r aardsche bestanen? Weet gij,<br />

waarom <strong>de</strong> eeuwen wentelen? Waarom ik koelie-lasten getorst heb, rijst heb geplant,<br />

zij<strong>de</strong> en thee verkocht, aan kunst en wetenschap heb gedaan, gestre<strong>de</strong>n heb op het<br />

slagveld en op een koningstroon heb gezeten? Waar ben ik vandaan gekomen,<br />

waarheen begeef ik mij? Weet ik iets, trots al mijn peinzen en zoeken en mediteeren?<br />

Weet gij iets en weet Boeddha iets? Wat is het Nirwâna?’ - Op al zijn vragen krijgt<br />

hij tenslotte het enige god<strong>de</strong>lijke antwoord dat hem tot werkelijke wijsheid brengt:<br />

‘Laten wij echter onze da<strong>de</strong>n slechts doèn, zooals wij meenen, dat zij het allerbeste<br />

te verrichten zijn en zon<strong>de</strong>r te willen weten.’ - De bittere wijsgeer wordt<br />

terugverwezen naar zijn troon. Zo ook is <strong>Couperus</strong> tot zijn levensein<strong>de</strong> toe elke dag<br />

opnieuw aan zijn schrijftafel gaan zitten.<br />

Het laatste verhaal dat hij ons naliet is dat van <strong>de</strong> koelie: Kamo, <strong>de</strong> Wil<strong>de</strong> <strong>Een</strong>d,<br />

niet meer dan negentien jaar oud. Hij heeft een verhouding met Akari-no-Tera, die<br />

als jonge vrouw met <strong>de</strong> machtige Daimyo gehuwd is. Het komt uit dat <strong>de</strong>ze man en<br />

Kamo in wezen broe<strong>de</strong>rs zijn. Ook <strong>de</strong> verbo<strong>de</strong>n lief<strong>de</strong> komt uit, en het verhaal eindigt<br />

ermee dat zij alle drie <strong>de</strong> dood zoeken door harakiri. De koelies die in <strong>de</strong> driedubbele<br />

lijkstoet <strong>de</strong> palankijnen torsen zingen aan het eind een lied waarin ons <strong>de</strong> regels<br />

treffen: 19 ‘Niet zijwaarts, reiziger, kunt gij uw Noodlot ontvlie<strong>de</strong>n [...] slechts<br />

tusschen's Levens rotsen steil brengt onvermij<strong>de</strong>lijk, onverbid<strong>de</strong>lijk Uw Noodlot <strong>de</strong>n<br />

Slagboom u na<strong>de</strong>r!’<br />

Daarmee staat ook Het snoer <strong>de</strong>r ontferming in <strong>de</strong> reeks van romans en verhalen<br />

waarin bij <strong>Couperus</strong> het noodlot zo een allesoverheersen<strong>de</strong> rol speelt. De bun<strong>de</strong>l is<br />

er als het ware het juwelen sluitstuk van. Intenser dani ooit tevoren besefte <strong>Couperus</strong>,<br />

ziek en verzwakt, dat hij niet werkelijk leef<strong>de</strong> maar in diepste wezen geleefd werd.<br />

Dit was zijn heilige overtuiging: ‘... toevallig Noodlot - maar is oòit dit toevallig?’<br />

luidt een laatste citaat uit een van <strong>de</strong>ze verhalen. Het boek is daarmee zijn eigen<br />

geestelijke testament gewor<strong>de</strong>n.<br />

Ondanks dit alles blijft het twijfelachtig of <strong>Couperus</strong> in juni 1923 wel beseft heeft<br />

hóe dicht hij <strong>de</strong> dood al gena<strong>de</strong>rd was. <strong>Een</strong> journalist van De Nieuwe Courant meld<strong>de</strong><br />

naar aanleiding van zijn huldiging in Kleykamp: 20 ‘Op <strong>de</strong>n jubileumsdag zelf, tusschen<br />

al die vereer<strong>de</strong>rs en al die bloemen, zag hij bleek van vermoeienis en aandoening,<br />

maar op <strong>de</strong> vraag van een zijner vrien<strong>de</strong>n of hij tevre<strong>de</strong>n was, klonk een hartgrondig<br />

“ja<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


675<br />

zeker!” ten antwoord’. Hij was nog levenslustig genoeg. Albert Vogel weet te<br />

vertellen: 21 ‘Aan het diner op die zaterdagavond 9 juni, werd hem een groot boeket<br />

orchi<strong>de</strong>eën aangebo<strong>de</strong>n. Toen als <strong>de</strong>ssert een omelette Sibérienne - geflambeer<strong>de</strong><br />

ijstaart-werd binnengedragen, juichte hij als een kind en stond erop om <strong>de</strong> kok te<br />

complimenteren. Hij gaf hem een hand, nam hem bij <strong>de</strong> arm en zei: “U hebt een<br />

kunstwerk gemaakt nog knapper dan literatuur, van binnen ijs en van buiten vuur”,<br />

en gaf <strong>de</strong> kok als dank <strong>de</strong> boeket orchi<strong>de</strong>eën.’ - <strong>Couperus</strong> mag vermoeid zijn geweest,<br />

<strong>de</strong> indruk van een gebroken, afgeleef<strong>de</strong> man maakte hij toch niet. Rust zou hem goed<br />

doen. De neusinfectie bleef hem hin<strong>de</strong>ren, maar een ingreep kon ook daar misschien<br />

wel verbetering in brengen.<br />

Voor onze kennis van <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> huldiging en zijn dood beschikken<br />

wij hoofdzakelijk over gegevens van anekdotische aard, die even veel of weinig te<br />

betekenen hebben als <strong>de</strong> interpretatie die men eraan geven wil. 22 Zo is er een getuigenis<br />

van <strong>de</strong> stationschef uit De Steeg, E.A.E. Libosan, die <strong>Couperus</strong> in die enkele weken<br />

bij herhaling ontmoet heeft en met hem heeft gepraat. 23 Bij zijn eerste bezoek aan <strong>de</strong><br />

man zou <strong>Couperus</strong> gezegd hebben: ‘Mijnheer Libosan, ik heb'n overeenkomst met<br />

Het Va<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> 't schrijven van een wekelijkse feuilleton. Dat bezorgt mij veel<br />

hoofdbrekens. Ik ben zoeken<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> stof, naar een on<strong>de</strong>rwerp <strong>voor</strong> mijn<br />

eerstvolgend feuilleton; kan echter niets vin<strong>de</strong>n. Ik weet 't niet. Ik weet 't waarachtig<br />

niet. En,... ik moet leven van mijn pen. Voor <strong>de</strong> toekomst van mijn vrouw, ja, heb<br />

ik mid<strong>de</strong>ls een ruime lijfrenteverzekering gezorgd.’ <strong>Couperus</strong> was uitgeschreven, zo<br />

zou<strong>de</strong>n we hier dan uit moeten aflei<strong>de</strong>n, en besefte dat zijn vrouw hem spoedig zou<br />

overleven. Maar dit klopt niet met an<strong>de</strong>re gegevens: op zijn schrijftafel zijn bij zijn<br />

dood <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> een boek over <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> kruisvaar<strong>de</strong>rs gevon<strong>de</strong>n, terwijl<br />

hij bovendien dacht over het schrijven van een Japanse roman. Dat hij, ietwat<br />

vertwijfeld, weer eens liep te zoeken naar een on<strong>de</strong>rwerp <strong>voor</strong> zijn wekelijkste<br />

bijdrage aan <strong>de</strong> courant, zou hem dat nooit eer<strong>de</strong>r zijn overkomen?<br />

<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re historie wist Simon Carmiggelt in 1972 te vertellen. Hij vernam het<br />

verhaal van iemand die zich als <strong>Couperus</strong>' buurman <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>: 24 ‘Ik woon<strong>de</strong> twee<br />

huizen ver<strong>de</strong>rop,’ zou <strong>de</strong> man meege<strong>de</strong>eld hebben. ‘We dronken wel eens een glas<br />

samen in het cafeetje van Hotel “De Engel”. Ik was een stuk jonger dan hij. En ik<br />

kon, als we samen praatten, wel bemerken dat <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>rheid van zijn geest begon te<br />

vermin-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


676<br />

<strong>de</strong>ren. Trouwens - dat bleek niet alleen uit zijn aan<strong>de</strong>el in het gesprek.’<br />

Volgens Carmiggelt zag <strong>de</strong> buurman op zekere dag <strong>Couperus</strong> bezig in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tuin<br />

van zijn nieuwe huis: ‘Hij leg<strong>de</strong> een aantal grote kiezelstenen in een schuin rijtje<br />

on<strong>de</strong>r elkaar op <strong>de</strong> grond.<br />

“Wat bent u aan het doen?” vroeg <strong>de</strong> buurman. <strong>Couperus</strong> antwoord<strong>de</strong>; “U weet<br />

dat ik nogal veel wan<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> bossen hier. [...] Als ik, in het bos, een steen van <strong>de</strong>ze<br />

grootte op <strong>de</strong> grond zie liggen, dan raap ik'm op en dan neem ik'm mee naar huis.”<br />

Op <strong>de</strong> vraag waarom hij dat <strong>de</strong>ed, wees hij naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> van zijn tuintje en sprak:<br />

“Dáár<strong>voor</strong>.” En somber vervolg<strong>de</strong> hij: “Ik heb veel geschreven in mijn leven. Erg<br />

veel. Maar <strong>de</strong> mensen lezen het niet meer. Lang zal ik niet meer leven. Dat voel ik.<br />

En na mijn dood zal niemand mijn werk meer lezen. Dat staat <strong>voor</strong> mij vast. Dit hier,<br />

wordt mijn laatste oeuvre.”<br />

“Wat is het dan?” vroeg <strong>de</strong> buurman.<br />

“Mijn afscheid van <strong>de</strong> wereld”, zei <strong>Couperus</strong>. “Dit is het begin van <strong>de</strong> letter v. Als<br />

ik klaar ben, zal hier staan: VALE.”<br />

Vale. <strong>Een</strong> uit het Latijn stammend woord, dat “vaarwel” betekent. In vroeger tijd<br />

schreven mensen het wel, in plaats van “met vrien<strong>de</strong>lijke groeten”, on<strong>de</strong>r hun brieven.<br />

Tot grote verbazing van <strong>de</strong> buurman zei <strong>Couperus</strong>:<br />

“'t Is toch met één L, hè?”<br />

“Ja, met één”, antwoord<strong>de</strong> hij.<br />

“Ik moet het zeker weten”, zei <strong>Couperus</strong>. “In mijn afscheidsboodschap mag geen<br />

fout staan.”<br />

Volgens mijn zegsman’, aldus nog steeds Carmiggelt, ‘vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> het laatste oeuvre<br />

in het tuintje langzaam. En bleef onvoltooid. Toen <strong>Couperus</strong> stierf, had hij drie letters<br />

gereed. Aan <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> was hij begonnen. Van on<strong>de</strong>ren. Er lagen een paar stenen naast<br />

elkaar. Toen zijn kist het huisje uitgedragen werd, stond er: VAL-’<br />

Aanmerkelijk min<strong>de</strong>r melancholiek zijn daarentegen weer twee anekdotes die<br />

Albert Vogel uit <strong>de</strong> eerste hand heeft kunnen optekenen. De ene luidt als volgt: 25<br />

‘Het was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meisjes Wijnaendts van Resandt (Betty en <strong>Louis</strong>e) heerlijk om<br />

<strong>de</strong>ze gezellige, plagerige, hartelijke oom <strong>Louis</strong> zo dichtbij te weten. Als er<br />

interviewers kwamen <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> meisjes zich wil<strong>de</strong>n terugtrekken, dan<br />

stond hij erop dat zijn nichtjes erbij mochten blijven. In die tijd kwam er een<br />

Amerikaanse uitgever om on<strong>de</strong>r<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


677<br />

an<strong>de</strong>re over <strong>de</strong> filmrechten van De Stille Kracht te on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len, het dienstmeisje<br />

was ziek en met veel plezier verkleed<strong>de</strong>n <strong>de</strong> nichtjes zich nu om met schortjes <strong>voor</strong><br />

als dienstmeisje te fungeren. Tij<strong>de</strong>ns het diner <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> aanhalig tegen <strong>de</strong><br />

meisjes, sloeg een arm om ze heen en gaf ze een zoen en <strong>de</strong> Amerikaanse gast, in <strong>de</strong><br />

waan dat het werkelijk personeel was, keek er wat eigenaardig van op. Elisabeth<br />

speel<strong>de</strong> het spelletje mee, en zei op gegeneer<strong>de</strong> toon: “Maar <strong>Louis</strong>, dat kan je toch<br />

niet doen met het dienstmeisje en dan nog wel waar een gast bij is!”’<br />

Men krijgt in dit geval niet bepaald <strong>de</strong> indruk met een sterven<strong>de</strong> te doen te hebben,<br />

die zich zijn zeer nabije dood ook zeer bewust zou zijn. Dit geldt evenzo <strong>voor</strong><br />

<strong>Couperus</strong>' gedrag ten opzichte van zijn zwager, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van zijn nichtjes en eveneens<br />

zijn buurman. Wat hem betreft weet Albert Vogel mee te <strong>de</strong>len: 26 ‘Wijnaendts van<br />

Resandt, <strong>de</strong> oud-officier was een wat stijve, zeer militaire figuur. Hij was een man<br />

die zijn carrière in Indië had gemaakt, daar een leven lang gewoond had, maar nooit<br />

Indische gewoonten of zelfs Indisch eten geaccepteerd had. Rijsttafel dat was iets<br />

<strong>voor</strong> inlan<strong>de</strong>rs, hij at ie<strong>de</strong>re dag biefstuk, sla en aardappelen. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijke, wat<br />

conformistische figuur vorm<strong>de</strong> een schrille tegenstelling met <strong>Couperus</strong> die zich dan<br />

ook enkele plagerijen veroorloof<strong>de</strong>.<br />

<strong>Couperus</strong> haal<strong>de</strong> zijn zwager eens van <strong>de</strong> trein af in De Steeg, op het perron zoen<strong>de</strong><br />

hij hem op bei<strong>de</strong> wangen - <strong>de</strong> Italiaanse wijze - een begroeting waarvan <strong>de</strong> arme<br />

officier al meteen door <strong>de</strong> grond ging. <strong>Couperus</strong> liep gearmd met hem door het dorp<br />

waarbij <strong>de</strong> arm van Wijnaendts van Resandt hoe langer hoe strakker en stijver van<br />

zich af werd gehou<strong>de</strong>n. Op weg naar huis ontmoetten ze <strong>de</strong> burgemeester en <strong>Couperus</strong><br />

in zijn plaagzucht en in zijn totale onverschilligheid in die dagen <strong>voor</strong> opgehou<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>corum, liet tij<strong>de</strong>ns dat passeren een har<strong>de</strong> boer.<br />

Wijnaendts van Resandt was genealoog; op verzoek zocht hij <strong>voor</strong> families<br />

stambomen na en moest daar nogal veel <strong>voor</strong> op reis. <strong>Een</strong> hobby oorspronkelijk,<br />

maar nu een welkome aanvulling van het kleine officiers-pensioen. Wanneer hij <strong>de</strong><br />

krant las placht <strong>Couperus</strong> hem toe te voegen: “Wel, staan er weer interessante do<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> krant?”’<br />

De interessantste do<strong>de</strong> zou hij weldra zelf zijn-spoediger dan hij heeft beseft. Dit<br />

laatste lijkt toch wel <strong>de</strong> enig toelaatbare gevolgtrekking uit dit alles te mogen zijn,<br />

afgezien dan van een zekere levensmoeheid meer in het algemeen. Vijf dagen <strong>voor</strong><br />

zijn dood schreef <strong>Couperus</strong> aan Charles van Iersel dit briefje: 27 ‘Beste vriend. Ik zal<br />

steeds, als ik Uw werk zie<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


678<br />

verschijnen, dat met belangstelling volgen. Maar eisch geene brieven van mij: ik mis<br />

absoluut <strong>de</strong> vrijheid te correspon<strong>de</strong>eren. Ik ben reeds overstelpt met werk en proeven.<br />

Houd goe<strong>de</strong>n moed! <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ Het adres is er door Elisabeth op gezet.<br />

<strong>Couperus</strong> heeft het kattebelletje geschreven vlak <strong>voor</strong> hij naar het ziekenhuis vertrok<br />

(poststempel 11 juli 1923). Het is weliswaar zeer kort, niet meer dan een tekst op<br />

een briefkaart, maar bevat geen woord dat op enig vermoe<strong>de</strong>n van zijn imminente<br />

dood wijst.<br />

De neusproblemen die hem begin juni, nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huldiging, al hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, bleven<br />

hem kwellen. Het moet op 10 juli geweest zijn dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stationschef van De<br />

Steeg, <strong>de</strong> heer Libosan, een presentexemplaar van Het zweven<strong>de</strong> schaakbord kwam<br />

brengen. Libosan herinner<strong>de</strong> zich later: 28 ‘Hij vertel<strong>de</strong> mij toen, dat hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

dag zou vertrekken om te wor<strong>de</strong>n opgenomen in 't ziekenhuis te Velp wegens een<br />

ernstige neusontsteking.’ Deze infectie heeft dus een langdurig, chronisch verloop<br />

gehad. 29 Ten slotte bleek behan<strong>de</strong>ling in het hospitaal onvermij<strong>de</strong>lijk. <strong>Couperus</strong> liep<br />

er al meer dan een maand mee rond.<br />

Op woensdag 11 juli werd hij's avonds opgenomen. De zondag daaraan <strong>voor</strong>afgaand<br />

was zijn laatste feuilleton in Het Va<strong>de</strong>rland verschenen. Daar men op <strong>de</strong> krant<br />

vervolgens geen nieuwe kopij ontving, sein<strong>de</strong> men op don<strong>de</strong>rdag 12 juli waar <strong>de</strong>ze<br />

bleef. Er werd teruggetelegrafeerd: ‘Wegens ziekte verhin<strong>de</strong>rd. <strong>Couperus</strong>.’ 30<br />

<strong>Een</strong> dag later was <strong>Couperus</strong> weer terug in De Steeg. Daaruit blijkt hoe merkwaardig<br />

kort hij maar in het ziekenhuis is gebleven. Libosan vertelt: 31 ‘De dag vóór zijn<br />

terugkomst gaf ik een tuinman te De Steeg opdracht een ruiker mooie bloemen te<br />

bezorgen, aan het landhuis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zieke <strong>Couperus</strong>.’ Dit wekt <strong>de</strong> indruk dat er aan<br />

<strong>de</strong> neus van <strong>Couperus</strong> alleen maar een ingreep heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n, die thuis ver<strong>de</strong>r<br />

gecureerd kon wor<strong>de</strong>n. Op complicaties was kennelijk niet gerekend.<br />

Albert Vogel vertelt het an<strong>de</strong>rs: 32 ‘Ongeveer een maand na zijn huldiging kreeg<br />

hij in De Steeg longvliesontsteking, ditmaal gepaard aan een kleine bloedvergiftiging<br />

in zijn neus die aanvankelijk onschuldig leek, en dat maakte het noodzakelijk dat hij<br />

op 11 juli naar het ziekenhuis van Velp vervoerd moest wor<strong>de</strong>n. Na twee dagen in<br />

het ziekenhuis kon hij het daar niet langer volhou<strong>de</strong>n, hij vond het er vreselijk, hij<br />

bleek bovendien wondroos te hebben gekregen die hem zeer veel pijn <strong>de</strong>ed lij<strong>de</strong>n.<br />

Men liet hem naar huis keren om daar te sterven, een dag-en een nachtverpleegster<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


679<br />

ston<strong>de</strong>n Elisabeth bij. De 14 <strong>de</strong> juli geraakte hij in coma, nog twee dagen leef<strong>de</strong><br />

<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, bewusteloos en in ijlen<strong>de</strong> koortsen en op 16 juli om één uur in <strong>de</strong><br />

middag stierf hij. <strong>Een</strong> snelle dood op middaghoogte.’<br />

Libosans bloemen hebben hem nog wat getroost. Later zei een <strong>de</strong>r verpleegsters<br />

tegen <strong>de</strong> stationschef dat het aandoenlijk was om te zien en te horen hoe dankbaar<br />

hij er <strong>voor</strong> was, ‘en telkens als hij na een flauwte tot bewustzijn kwam, waren het<br />

die bloemen waar<strong>voor</strong> hij alleen aandacht had. Die zijn, zoals <strong>de</strong> verpleegster mij<br />

vertel<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> ziekenkamer gebleven, totdat <strong>Couperus</strong> werd uitgedragen naar zijn<br />

laatste rustplaats.’<br />

Het blijft ondui<strong>de</strong>lijk wat er nu precies gebeurd is. De medische beschrijving van<br />

zijn ziektegeschie<strong>de</strong>nis is niet bewaard gebleven. Longvliesontsteking lijkt<br />

twijfelachtig-Vogel nam dit over van Henri van Booven-daar <strong>de</strong>ze al lang over heette<br />

te zijn. Het sterfuur klopt evenmin nauwkeurig. Op 16 juli meld<strong>de</strong> <strong>de</strong> Arnhemsche<br />

Courant <strong>de</strong> meest nabije bron, dat <strong>Couperus</strong> die dag om half twee was overle<strong>de</strong>n:<br />

‘<strong>Een</strong> infectie in het gelaat, gevolgd door een kwaadaardige bloedvergiftiging, heeft<br />

in een paar dagen een eind gemaakt aan dit rijke, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

van groote beteekenis geweest zijn<strong>de</strong> leven.’<br />

Van medische zij<strong>de</strong> wordt een doodsoorzaak door bloedvergiftiging als zeer goed<br />

mogelijk beschouwd. Dr. M.V.A.M. Kroeks was zo vrien<strong>de</strong>lijk me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>len: 33 ‘[Het<br />

is] bekend van ontstekingen van <strong>de</strong> neus en met name van <strong>de</strong> neuspunt, dat zij ten<br />

gevolge van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re anatomische verhoudingen aanleiding kunnen geven tot<br />

een snelle retrogra<strong>de</strong> uitbreiding van <strong>de</strong> infectie naar <strong>de</strong> sinus cavernosus, met als<br />

gevolg een sinus cavernosus trombose. Dit leidt tot een snelle dood. Nog steeds zijn<br />

<strong>de</strong>ze infecties berucht en dienen zeer zorgvuldig behan<strong>de</strong>ld te wor<strong>de</strong>n met hoge<br />

doseringen antibiotica, met name erythromycine. In <strong>de</strong> tijd dat <strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> waren<br />

<strong>de</strong>ze geneesmid<strong>de</strong>len zeker niet <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> snelle afloop hoeft daarom ook<br />

zeker niet verbazing wekkend genoemd te wor<strong>de</strong>n.’<br />

Dr. J. Drukker, die <strong>de</strong> overgelever<strong>de</strong> symptomen goed bestu<strong>de</strong>erd heeft, kwam tot<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothese: 34 ‘Leed <strong>Couperus</strong> niet aan tuberculose en is hij niet aan een<br />

miliair tuberculose c.q. meningitis tuberculosa, d.w.z. een soort tuberculeuze<br />

bloedvergiftiging en/of hersenvliesontsteking, geactiveerd door een operatieve ingreep,<br />

overle<strong>de</strong>n? Waarop baseer ik dit? Hij is vrij jong, 60 jaar oud, gestorven. De familie<br />

was gezond, zijn va<strong>de</strong>r werd 86! Hij verbleef in talloze pensions ofpensionnetjes en<br />

kleine<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


680<br />

hotels, een zeer grote infectiekans dus. Tuberculose wordt vaak via bed<strong>de</strong>goed<br />

(ingedroog<strong>de</strong> bacillen) verspreid.<br />

In 1922 kwam hij zeer ziek uit Japan terug. “Verkeerd behan<strong>de</strong>ld door Japanse<br />

doktoren.” De diagnose “paratyphus” was zon<strong>de</strong>r twijfel fout. Deze geeft geen<br />

subfebriele temperatuur (“verhoging”) maar of hoge of helemaal geen koorts.<br />

Tuberculose daarentegen juist wel!<br />

“Abortive longontsteking” is onzin. Je hebt longontsteking of je hebt het niet en<br />

zo ja, is er weer hoge koorts bij. Het ro<strong>de</strong> fluimpje opgeven is vrijwel pathognostiesch<br />

<strong>voor</strong> tuberculose (ook wel <strong>voor</strong> longkanker niet waarschijnlijk want ik geloof niet<br />

dat hij een zware sigarettenroker was). Of bronchiectasie, maar dan had hij zijn leven<br />

lang reusachtig gehoest. Ook het “zo moe” zijn klopt met tuberculose. Ook zou zelfs<br />

het wisselend uiterlijk hiermee kloppen: opgewon<strong>de</strong>n, “springlevend” er uitzien met<br />

perio<strong>de</strong>n van verval.<br />

Van Booven spreekt van longvliesontsteking. Pleuritis dus en die is dus ook, in<br />

die tijd zeker, bijna altijd van tuberculeuze aard. “<strong>Een</strong> infectie in het gelaat, gevolgd<br />

door kwaadaardige bloedvergiftiging”, “wondroos”, allemaal een beetje<br />

ongeloofwaardig.<br />

De operatie aan <strong>de</strong> neus, een week <strong>voor</strong> zijn dood, is waarschijnlijk het wegnemen<br />

van neuspoliepen geweest. De enige operatieve ingreep die vrijwel poliklinisch kan,<br />

zeker in 1923 nog. Daarna “wondroos”, “sepsis” en dan gewoon thuisblijven? Dat<br />

gelooft toch niemand. Sepsis zijn ze doodziek van en zeker binnen een week dood,<br />

toen er nog geen andbiotica waren. “Wondroos” - erysipelas zou niet om aan te zien<br />

geweest zijn en daarmee zou hij vast - na zo'n KNO ingreep ook naar het ziekenhuis<br />

gebracht zijn.<br />

Rest nog trombose in been of bekken bloedvat en losschieten daarvan na <strong>de</strong><br />

operatieve ingreep bij een zestigjarige toentertijd een gevrees<strong>de</strong> complicatie, kan<br />

heel goed een plotselinge dood veroorzaakt hebben.<br />

Maar nogmaals met <strong>de</strong> hele <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis lijkt me een peracute uitzaaiing van<br />

tuberculose toch het meest waarschijnlijk.’<br />

Voor <strong>de</strong> volledigheid zij hier nog het volgen<strong>de</strong> aan toegevoegd. Het Letterkundig<br />

Museum te Den Haag bewaart een brief, gericht aan mevrouw Joanna Funke en<br />

geschreven door mevrouw Campbell. De laatste had via een kennis enige<br />

bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein vernomen, en schreef: ‘Ik <strong>de</strong>nk dat hij<br />

moreel wel veel moet gele<strong>de</strong>n hebben, hoe kort dat proces dan ook was. Je weet hij<br />

kreeg een ontsteking in <strong>de</strong><br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


681<br />

neus. Op zichzelf al onaesthetisch en <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> hém. Er kwam wondroos bij. Dat<br />

is besmettelijk en toen moest hij naar een barak van het ziekenhuis in Arnhem [Velp],<br />

Na 2 dagen wou hij daar weg en hij wil<strong>de</strong> niet eau <strong>de</strong> Goulard gebruiken, wat<br />

<strong>voor</strong>schrift was. Hij spotte daar mee omdat “zijn Grootou<strong>de</strong>rs daar al mee werkten.”<br />

Alles zoo zielig! en dan had hij zeker heel veel min<strong>de</strong>r weerstand na die vreeselijke<br />

leverziekte gevolgd door longontsteking. Nu mag 't dan een troost zijn <strong>voor</strong> Betty<br />

dat hij niet beleefd heeft <strong>de</strong> onttakeling door <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom, maar ik vind dat toch<br />

een moeilijk te aanvaar<strong>de</strong>n troost <strong>voor</strong> haar.’<br />

De veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>Couperus</strong> zelf in het laatste stadium tot een vorm van<br />

suici<strong>de</strong> door een overdosis van wat dan ook zou zijn overgegaan wordt door geen<br />

van <strong>de</strong> nog leven<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n aangenomen. Het tegen<strong>de</strong>el is waar. In <strong>de</strong> kring<br />

van naaste verwanten bleek niemand hier ooit van gehoord te hebben. Algemeen is<br />

men van mening dat <strong>de</strong> gang van zaken zoals hierboven geschetst <strong>de</strong> werkelijke<br />

gebeurtenissen weergeeft, daargelaten natuurlijk in hoeverre in<strong>de</strong>rtijd <strong>de</strong> diagnose<br />

juist geweest is. <strong>Couperus</strong> was hoe dan ook ernstig verzwakt. Waarschijnlijk heeft<br />

men in het ziekenhuis <strong>voor</strong>zien dat hij ten do<strong>de</strong> opgeschreven was en men liet hem<br />

daarom maar rustig naar huis gaan, waar hij in zijn eigen bed en vertrouw<strong>de</strong> omgeving<br />

in alle vre<strong>de</strong> kon heengaan. ‘Ik heb mijn taak volbracht,’ zou hij tegen <strong>de</strong> arts gezegd<br />

hebben, en tegen zijn vrouw: ‘Het is goed.’<br />

In Japan al had <strong>Couperus</strong> het besluit genomen zich in geval van overlij<strong>de</strong>n aldaar te<br />

laten cremeren. Het is zijn vrouw in het verre land bespaard gebleven. Het werd, op<br />

don<strong>de</strong>rdag 19 juli 1923 om 12 uur, een crematie op Westerveld. 35 Van <strong>de</strong><br />

letterkundigen waren er op die warme dag on<strong>de</strong>r meer aanwezig Top Naeff, Annie<br />

Salomons, Ina Boudier-Bakker, Marie Kooy-van Zeggelen, Frans Netscher, Frans<br />

Coenen, Frits Lapidoth, Herman Robbers, Hein Boeken, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. De<br />

maker van <strong>Couperus</strong>' portret, Antoon van Welie, was er met zijn confrater<br />

G.D.Gratama. Theo van Reijn vertegenwoordig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Kring van<br />

Beeldhouwers, <strong>Louis</strong> Landry <strong>de</strong> Haagse Kunstkring. Hoewel <strong>Couperus</strong> sinds 1897<br />

geen lid meer was, teken<strong>de</strong> G.J.Boekenoogen <strong>de</strong> condoleanceregisters namens <strong>de</strong><br />

Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>. Voorts waren nog aanwezig <strong>de</strong> uitgever<br />

A.B. van Holkema, Jan Walch, Ernst Groenevelt, G.Hulsman en <strong>de</strong> burgemeester<br />

van Velzen,<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


682<br />

Rijken. Minister J.Th. <strong>de</strong> Visser liet zich representeren door mr. M.I. Duparc,<br />

administrateur van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling Kunsten en Wetenschappen van het Departement van<br />

O.K. en W.<br />

Dit alles veroorzaakte een hele oploop. Tij<strong>de</strong>ns het wachten speel<strong>de</strong> het orgel in<br />

<strong>de</strong> aula uit Bachs Matthäus Passion ‘Komm, süsses Kreuz’. <strong>Een</strong> week later verzuchtte<br />

Annie Salomons: 36 ‘Neen, aan Westerveld willen we liever niet meer terug<strong>de</strong>nken.<br />

[...] Beteeken<strong>de</strong> het een plotselinge populariteit, dat gedrang van meneeren in lichte<br />

zomerpakken, fleurige meisjes in dunne blousjes en dikke moe's, die zich beklaag<strong>de</strong>n<br />

dat ze niets zien kon<strong>de</strong>n?’ Boos schreef zij dat ‘alles wat fietsen bezat er een “gezellig<br />

dagje” van maakte [...] en toen we, rug aan rug, in <strong>de</strong> kleine ruimte samengedrongen<br />

ston<strong>de</strong>n, overviel me een bitterheid, omdat <strong>de</strong>ze aristocraat, die het <strong>de</strong>corum zoo lief<br />

en zoo noodig had, om zich aangenaam te voelen, op zoo weinig stijlvolle wijze tot<br />

het eindpunt van zijn verblijf op <strong>de</strong>ze wereld werd vergezeld.’<br />

Er waren veel bloemen. Het Va<strong>de</strong>rland had een krans gestuurd. Ook Willem en<br />

Jeanne Kloos had<strong>de</strong>n dat gedaan. Ver<strong>de</strong>r prijkten er kransen van Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging van Letterkundigen, naast een groot aantal bloemstukken.<br />

Op <strong>de</strong> linten van een daarvan ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> titels van <strong>Couperus</strong>' bekendste romans.<br />

De heer Duparc haal<strong>de</strong> in zijn toespraak Ovidius aan, en wel twee regels uit, diens<br />

Tristia (IV, X, 121-122): ‘Tu mihi quod rarum vivo sublime <strong>de</strong>sprak Frans Coenen,<br />

die on<strong>de</strong>r meer zei: ‘De overblijven<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> redactie zullen bovendien zijn omgang<br />

missen, zijn geestige conversatie, zijn speelschen humor, als hij in onze verga<strong>de</strong>ring,<br />

luchtig, ironiseerend, sprak over an<strong>de</strong>ren en zich zelf.’<br />

Hein Boeken, met wie <strong>Couperus</strong> nimmer ook maar enigerlei bijzon<strong>de</strong>re relatie<br />

heeft gehad, on<strong>de</strong>rhield het gezelschap met een hoeveelheid betreurenswaardig<br />

gerijmel, waarin on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ongelukkig gekozen regels opvielen 37 :<br />

‘O Moe<strong>de</strong>r Aard', waartoe hem niet herschapen<br />

In boom of bloem, zooals gij <strong>de</strong>edt met knapen,<br />

Weleer tot eeuwig boven-menschelijk lot<br />

Verkozen door een ons goedgunstig god?’<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


683<br />

Na hem sprak Herman Robbers, ook niet bepaald <strong>Couperus</strong>' boezemvriend, maar <strong>de</strong><br />

man was nu eenmaal vice-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Vereeniging van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

Letterkundigen. Ein<strong>de</strong>lijk kon toen <strong>de</strong> kist dalen. Dit gebeur<strong>de</strong> op <strong>de</strong> orgelen<strong>de</strong><br />

muziek van Bachs ‘Wenn ich einmal soll schei<strong>de</strong>n’. Men had op Westerveld nu<br />

eenmaal niet <strong>de</strong> beschikking over bij <strong>voor</strong>beeld een gamelan.<br />

<strong>Couperus</strong>' aangetrouw<strong>de</strong> neef Gustaaf P. van Hecking Colenbran<strong>de</strong>rgepensioneerd<br />

vice-admiraa, gehuwd niet Geertruida Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-sprak het dankwoord<br />

uit. Als volgt vatte Het Va<strong>de</strong>rland dit samen: 38 ‘Hij [<strong>Couperus</strong>] stel<strong>de</strong> tot in <strong>de</strong> kleinste<br />

dingen <strong>de</strong>r familie het levendigst belang en het was hem een lust overal te steunen<br />

en te helpen, zooveel hij maar kon. Daarna wees spr. er op, hoe gemakkelijk <strong>Couperus</strong><br />

zich ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine lui<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n maakte, en hij wees daarbij in het bijzon<strong>de</strong>r<br />

op zijn Indische reis, waarop <strong>de</strong> chauffeurs en <strong>de</strong> tolken en allen die met hem in<br />

aanraking kwamen zooveel lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem gingen voelen dat, hoewel ze hem<br />

nauwelijks of niet kon<strong>de</strong>n verstaan, ze <strong>voor</strong> hem door het vuur zou<strong>de</strong>n zijn gegaan.<br />

Met een woord van diepen weemoed nam spr. ten slotte afscheid van zijn familielid<br />

en tevens zijn grootsten vriend.’ -Terwijl <strong>de</strong> organist nog een aria uit Hän<strong>de</strong>ls Rinaldo<br />

ten beste gaf, verliet men <strong>de</strong> aula.<br />

Tactvol verzweeg <strong>de</strong> courant <strong>de</strong> afwezigheid van een aantal prominente figuren<br />

die kennelijk die dag iets beters te doen had<strong>de</strong>n. Zo ontbrak bij <strong>voor</strong>beeld Fre<strong>de</strong>rik<br />

van Ee<strong>de</strong>n. Deze beweert zelf dat hij wel had willen komen, maar dat hij <strong>de</strong> crematie<br />

glad vergeten bleek te hebben toen die reeds goed en wel <strong>voor</strong>bij was. 39 En dan was<br />

er ook nog Van Deyssel... 40 <strong>Een</strong> antwoordstrook van <strong>de</strong> Arnhemse<br />

begrafenison<strong>de</strong>rnemer Kramer, waarop hij had moeten vermel<strong>de</strong>n of hij het<br />

<strong>voor</strong>nemen had al dan niet naar Westerveld te gaan, verzuim<strong>de</strong> hij terug te sturen.<br />

<strong>Een</strong> door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud verzon<strong>de</strong>n rouwbrief met daarop in handschrift<br />

toegevoegd ‘dienen<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze tevens als uitnoodiging’ bleef eveneens zon<strong>de</strong>r reactie<br />

zijnerzijds. In plaats van zelf te komen stuur<strong>de</strong> hij ter elf<strong>de</strong>r ure dit<br />

telegram-waarschijnlijk had ook hij <strong>de</strong> plechtigheid glad vergeten: ‘Tot diep<br />

leedwezen door ongesteldheid verhin<strong>de</strong>rd droevige plechtigheid bij te wonen.’ Het<br />

waren <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n die Elisabeth ooit nog van <strong>de</strong> heer Alberdingk Thijm uit<br />

Haarlem gehoord heeft.<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


684<br />

In <strong>de</strong> pers riep <strong>de</strong> dood van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zoals te verwachten even zovele als<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> reacties op. Johan C.P. Alberts publiceer<strong>de</strong> een curieus vervolg op<br />

zijn interview van 6 juni. 41 Ineens gaf hij <strong>Couperus</strong> nu alsnog <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mond:<br />

‘...als ik dan toch ver<strong>de</strong>r moet leven, dan verkies ik <strong>de</strong> rust van dit bekoorlijke dorpje,<br />

in een eigen home en temid<strong>de</strong>n van mijn familie, boven dat rustelooze reizen en<br />

trekken, boven het eeuwige hotel-leven, dat ik nu wel ken en dat ik moe ben’. Zelf<br />

voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: ‘Reeds toen, hoewel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk van zijn gulle<br />

gastvrijheid en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke pogingen, die hij <strong>de</strong>ed zijn moeheid achter een “faça<strong>de</strong>”<br />

van jeugd en levensinteresse te verbergen, voel<strong>de</strong> ik achter dit alles <strong>de</strong> tragische<br />

waarheid: dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich in <strong>de</strong>ze, hem ganschelijk on-eigen rust en bijna<br />

banale “poëzie” had teruggetrokken, om er te sterven.’ - <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik!<br />

Tien jaar later is ook Borel nog eens op <strong>Couperus</strong>' laatste levensfase, teruggekomen.<br />

Hij herinner<strong>de</strong> zijn lezers toen aan het in hotel Bellevue met <strong>Couperus</strong> gevoer<strong>de</strong><br />

gesprek, kort na diens terugkeer uit Japan. Ditmaal beweer<strong>de</strong> hij dat hij het eigenlijk<br />

allemaal wel <strong>voor</strong>zien had: 42 ‘Ik voel<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns dit gesprek intuïtief, dat hij misschien<br />

niet ziek, maar eer<strong>de</strong>r levensmoê was.’<br />

Iets genuanceer<strong>de</strong>r liet <strong>Couperus</strong>' vriend <strong>de</strong> ritmeester A.H.W. van Blijenburgh<br />

zich uit: 43 ‘<strong>Een</strong>erzijds wezen zijne uitingen wel op levensmoeheid, an<strong>de</strong>rzijds genoot<br />

hij van mooie dingen, van feesten en diners, zooals geduren<strong>de</strong> zijn verblijf in Engeland<br />

en kon hij zich vroolijk laten gaan. En zou zijn opgewekte vraag onlangs aan zijne<br />

vrouw: “hadt je nu gedacht, dat ik zoo'n echte buitenjongen zou wor<strong>de</strong>n en zóó<br />

genieten zou van <strong>de</strong> natuur hier bij De Steeg, van mijn tuin en bloemen?” wel<br />

uitsluitend hartelijkheid zijn geweest van een zieke, gezegd ter wille van een zorgvolle<br />

vrouw? <strong>Een</strong> “moegeslagen” mensch was hij niet.’ - Hij sloot zich aan bij Van Oss,<br />

die in <strong>de</strong> Haagsche Post schreef: 44 ‘Hoe schokken<strong>de</strong> ook <strong>voor</strong> haar die hem zoo na<br />

aan het groote hart lag, en <strong>voor</strong> zijn verwanten en vrien<strong>de</strong>n-dit onverwachte heengaan,<br />

onmid<strong>de</strong>llijk na het bereiken <strong>de</strong>r kruin, was in lijn met <strong>de</strong>n man. Uit zijn eigen mond<br />

weetschrijver <strong>de</strong>zes, dat hij juist dit ein<strong>de</strong> zou<strong>de</strong> hebben gewenscht, ware hij niet<br />

zoo gehecht geweest aan <strong>de</strong> trouwe levensgezellin die hem zoo volkomen begreep,<br />

en aan nabestaan<strong>de</strong>n die hem liefhad<strong>de</strong>n en vereer<strong>de</strong>n.’<br />

In zijn herinneringen heeft Van Oss daar later, in 1946, nog aan toegevoegd: 45<br />

‘Persoonlijk had ik <strong>Couperus</strong> op zijn verjaardag een stuk vijp-<br />

F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>


685<br />

tiend' eeuwsch gebrand glas in lood vereerd; een vrouwenkopje, fragment van een<br />

gothisch kerkraam. Het hing in mijn werkkamer <strong>voor</strong> het venster, en hij had het zoo<br />

vaak bewon<strong>de</strong>rd dat ik er zeker van was hem een groot pleizier te doen door het hem<br />

te schenken ter opluistering van een <strong>de</strong>r vensters in zijn nieuwe behuizing. Hij hield<br />

van mooie dingen, en was geboren kenner. Helaas, weinige maan<strong>de</strong>n later bracht<br />

zijn weduwe mij het stuk glas in lood terug, “als aan<strong>de</strong>nken aan <strong>Louis</strong>!” [...] Lie<strong>de</strong>n<br />

die hem niet persoonlijk ken<strong>de</strong>n lieten wel eens merken dat zij hem zich <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n<br />

als een ietwat tenger, precieus, eenigszins verwijfd dandy. Niets is ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />

waarheid. Hij was even forsch en mannelijk van geest als van gestalte. Hij was soepel<br />

en fijn, en natuurlijk een gevoelsmensch; een hard en nauwgezet werker, en in<br />

zakelijke dingen zakelijk en stipt. Zijn genie toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> spreekwoor<strong>de</strong>lijke infinite<br />

capacity for taking pains’. -Merkwaardig genoeg voert Van Oss tevens een nog niet<br />

eer<strong>de</strong>r vernomen doodsoorzaak op: ‘tengevolge van een insectenbeet’.<br />

Velen hebben in <strong>de</strong> dagen en weken na <strong>Couperus</strong>' heengaan herinneringen<br />

opgehaald. Deze artikelen zijn in enkele gevallen rijke bronnen van informatie, waar<br />

hier al dikwi