Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...
Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...
Louis Couperus. Een biografie - digitale bibliotheek voor de ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong><br />
F.L. Bastet<br />
bron<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>. Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam 1987<br />
Zie <strong>voor</strong> verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bast002loui01_01/colofon.htm<br />
© 2008 dbnl / F.L. Bastet
Frédérique Charlotte Derx<br />
ter nagedachtenis<br />
5<br />
‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> toegangswegen tot het volledige werk van een schrijver blijft<br />
<strong>de</strong> biografische metho<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest begane. Ze is wellicht <strong>de</strong> breedste. Haar<br />
na<strong>de</strong>len en gevaren wer<strong>de</strong>n vaak uitgemeten. Ik on<strong>de</strong>rschat ze werkelijk<br />
niet. Ze blijft als wetenschappelijke discipline te afhankelijk van veel<br />
toevallighe<strong>de</strong>n. [...]<br />
De biografische metho<strong>de</strong> behoudt bij alle bezwaren en gevaren het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />
van haar eenvoudige natuurlijkheid.’<br />
Prof. Dr. W. Asselbergs, Wegen naar <strong>Couperus</strong>?<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
15<br />
<strong>Een</strong> ‘<strong>biografie</strong>’ van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
<strong>Een</strong> <strong>biografie</strong> van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Is daar behoefte aan? Voldoen <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
levensbeschrijvingen niet, of misschien niet meer? Bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeken van Henri van<br />
Booven, H.W. van Tricht en Albert Vogel niet ruimschoots voldoen<strong>de</strong> gegevens om<br />
het werk van <strong>de</strong> schrijver goed te kunnen plaatsen? - En wat is eigenlijk een <strong>biografie</strong>?<br />
<strong>Een</strong> genre met een doel in zichzelf of een boek dat zijn gebruikers bepaal<strong>de</strong> diensten<br />
wil bewijzen?<br />
Stof genoeg <strong>voor</strong> een groot essay. Daar kan hier geen sprake van zijn, maar het<br />
formuleren van enkele uitgangspunten mag toch niet achterwege blijven. De<br />
problemen zijn in 1974 al dui<strong>de</strong>lijk gesteld door W. Asselbergs. 1 Hij merkte on<strong>de</strong>r<br />
meer op dat eigenlijk niemand erg gelukkig is geweest met Van Trichts<br />
psychoanalytische bena<strong>de</strong>ring van het fenomeen <strong>Couperus</strong>. 2 Diens ‘verkenning’ riep<br />
evenveel vragen op als er in schijn beantwoord wer<strong>de</strong>n. Voor Van Booven daarentegen<br />
brak Asselbergs een lans. Natuurlijk on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> - vele - bezwaren welke diens<br />
magnum opus uit 1933 aankleven. 3 Wij hoeven ze hier niet nog eens breed uit te<br />
meten. Gebrek aan systeem, al te kritiekloze bewon<strong>de</strong>ring, het meestal ontbreken<br />
van bronvermeldingen, dit alles zijn onmiskenbare feilen. Asselbergs leg<strong>de</strong> er echter<br />
enige nadruk op dat Van Booven tenminste getracht had leven en werk van <strong>de</strong><br />
schrijver als een eenheid te zien, en dat hij daar tot op zekere hoogte ook in geslaagd<br />
was. Bovendien had hij een ontzagwekken<strong>de</strong> hoeveelheid materiaal weten te<br />
verzamelen. Toch zou een toekomstige biograaf an<strong>de</strong>rs te werk moeten gaan. - Hoe?<br />
Dat is <strong>de</strong> grote vraag. In ie<strong>de</strong>r geval openhartiger. Van Booven werd enerzijds<br />
belemmerd door het feit dat men in 1933 nog niet gewend was aan het openlijk<br />
behan<strong>de</strong>len van seksuele aspecten in een <strong>biografie</strong>, zeker niet als dit ‘afwijkingen’<br />
betrof. An<strong>de</strong>rzijds had hij veel te danken aan <strong>Couperus</strong>' weduwe, Elisabeth<br />
<strong>Couperus</strong>-Baud. Maar juist <strong>de</strong>ze afhankelijkheid bracht met zich mee dat zijn boek<br />
aan een zekere censuur on<strong>de</strong>rhevig was. 4<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
16<br />
Asselbergs zette daarnaast dui<strong>de</strong>lijk uiteen dat Van Booven zich <strong>voor</strong>al gericht had<br />
tot zijn eigen generatie, die over <strong>Couperus</strong> veelal verkeer<strong>de</strong>, clichéachtige <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n<br />
koester<strong>de</strong> en zich in afnemen<strong>de</strong> mate <strong>voor</strong> hem interesseer<strong>de</strong>. Overgelever<strong>de</strong><br />
karikaturen laten zien wat hij bedoel<strong>de</strong>. Zij tonen ons <strong>de</strong> verwijf<strong>de</strong>, weke,<br />
geparfumeer<strong>de</strong> en overgecultiveer<strong>de</strong> Hagenaar die nolens volens nogal eens <strong>de</strong><br />
lachlust opwekte van zijn tijdgenoten. Uit gebrek aan interesse, domheid - of bei<strong>de</strong>,<br />
- namen <strong>de</strong>ze niet altijd <strong>de</strong> moeite te trachten door te dringen tot <strong>de</strong> stevige pit, <strong>de</strong><br />
werkelijke kern van <strong>de</strong> perzik. Jongere generaties van na <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />
had<strong>de</strong>n daarentegen aan een <strong>de</strong>rgelijke apologie nauwelijks meer behoefte. De literair<br />
geïnteresseer<strong>de</strong>n kwamen in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig meestal uit an<strong>de</strong>re milieus dan <strong>de</strong><br />
Couperiaanse. Voor uiterlijke bijkomstighe<strong>de</strong>n haal<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs op, of zij<br />
amuseer<strong>de</strong>n zich er mee als met precieuze curiosa. Hun ging het om ‘<strong>de</strong> vent’. Die<br />
wisten zij ook wel <strong>de</strong>gelijk te vin<strong>de</strong>n, al was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> ook in die jaren geen<br />
grote populariteit weggelegd. 5<br />
Wij, in onze tijd, hebben blijkbaar zoveel afstand kunnen nemen dat onze blik<br />
hel<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r zicht begint te krijgen op het prozagebergte van <strong>de</strong> jaren tachtig in zijn<br />
geheel. De mist trekt op, <strong>de</strong> dalen wor<strong>de</strong>n dieper en donker<strong>de</strong>r beschaduwd, <strong>de</strong> toppen<br />
laten dui<strong>de</strong>lijker hun eigen contouren zien. Het blijkt dat <strong>de</strong> hoogste piek zich ietwat<br />
terzij<strong>de</strong> bevindt, een markant massief met vele raadselachtige facetten waar het licht<br />
zich op ie<strong>de</strong>r uur van <strong>de</strong> dag an<strong>de</strong>rs in weerkaatst. Soms kleurt <strong>de</strong> sneeuw op<br />
be<strong>de</strong>nkelijke wijze misschien iets te veel roze, maar wie neemt daar aanstoot aan?<br />
Dat beklimming niet <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen is weggelegd, ziet en begrijpt elke dwerg. Nog<br />
altijd ontbreekt een behoorlijke routebeschrijving. Eer<strong>de</strong>re verkenners hebben<br />
blijkbaar halverwege last gekregen van a<strong>de</strong>mnood.<br />
Er is dus zeker wel behoefte aan een nieuwe <strong>biografie</strong>, die het terrein waarop alles<br />
zich afspeelt iets nauwkeuriger in kaart tracht te brengen. <strong>Een</strong> zekere haast is zelfs<br />
gebo<strong>de</strong>n, en wel hierom: <strong>Couperus</strong> overleed in 1923, zijn vrouw hoogbejaard in<br />
1960, en <strong>de</strong> laatsten die <strong>de</strong>ze mensen nog persoonlijk gekend hebben sterven uit. 6<br />
Met hen verdwijnt <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge traditie en, wat erger is, ook <strong>de</strong> schriftelijke:<br />
daarmee wor<strong>de</strong>n in dit geval dan <strong>de</strong> brieven en documenten bedoeld die, <strong>voor</strong> zover<br />
zij niet al weggeraakt zijn, alsnog dreigen teloor te gaan doordat <strong>de</strong>genen die erover<br />
beschikken er niet altijd het juiste belang van inzien en licht geneigd zijn ze te<br />
verwaarlozen of, nog erger, regelrecht te vernietigen.<br />
Veel is aanwijsbaar verdwenen, moedwillig opgeruimd of op an<strong>de</strong>re<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
17<br />
wijze verloren gegaan. Daar is in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> briefwisseling - tot 1913 - tussen<br />
<strong>Couperus</strong> en zijn vriend jhr. J.H. Ram. Op enkele door Van Booven geciteer<strong>de</strong><br />
fragmenten na is daar niets meer van over. 7 <strong>Een</strong> speurtocht heeft namelijk noch in<br />
overheidsarchieven, noch bij particulieren tot nu toe iets opgeleverd. Daar <strong>Couperus</strong><br />
<strong>de</strong>ze vriend niet alleen van zijn doen en laten op <strong>de</strong> hoogte hield, maar ook literaire<br />
zaken en problemen met hem placht te bespreken, is dit zeer te betreuren. Hoe graag<br />
zou<strong>de</strong>n wij bij <strong>voor</strong>beeld niet meer weten over Rams aan<strong>de</strong>el in een zo uiterst<br />
belangrijk maar duister boek als <strong>de</strong> roman Metamorfoze.<br />
Geduren<strong>de</strong> vele jaren ook heeft <strong>Couperus</strong> gecorrespon<strong>de</strong>erd met zijn zuster Trudy<br />
Valette - later De la Valette - , die van haar huwelijk in 1877 af tot 1910 in Indië<br />
woon<strong>de</strong>, waar haar echtgenoot Gerard [<strong>de</strong> la] Valette een ambtelijke carrière heeft<br />
doorlopen. Toen <strong>Couperus</strong> in 1913 vijftig jaar werd, heeft zijn zwager een selectie<br />
van fragmenten uit <strong>de</strong>ze brieven gepubliceerd, kostelijke stukjes proza die allerlei<br />
persoonlijke en literaire informatie geven, juist ook uit zijn vroege perio<strong>de</strong> die wij<br />
relatief slecht kennen. 8 Valette zelf overleed in 1922, vier jaar na zijn vrouw. Van<br />
eventuele door hem aan bibliotheken of archieven gedane schenkingen was niets te<br />
vin<strong>de</strong>n. Men moet helaas wel aannemen - zowel een kleindochter als een<br />
achterkleindochter hebben dit bevestigd 9 - dat <strong>de</strong>ze grote stapel brieven niet meer<br />
bestaat.<br />
Sinds wij weten dat Orlando geen literaire fictie is geweest maar een levend<br />
personage, dat bovendien buitengewoon veel invloed heeft uitgeoefend op zowel<br />
<strong>Couperus</strong>' leven als een <strong>de</strong>el van zijn werk, mogen wij met re<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rstellen dat<br />
er tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n belangrijke, en misschien zelfs grote aantallen, brieven<br />
zijn gewisseld. Eén fragment van een brief aan Orlando heeft <strong>Couperus</strong> zelf in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd. Door er een feuilleton van te maken geeft hij ons althans<br />
enigszins een indruk van wat hij Orlando zoal placht mee te <strong>de</strong>len. 10 Deze heeft zich<br />
bij herhaling in Zuid-Amerika bevon<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> tussen zijn reizen door in Italië en<br />
had misschien min<strong>de</strong>r vaak persoonlijk contact met <strong>Couperus</strong> dan <strong>de</strong>ze zelf ons in<br />
zijn Orlandoverhalen wel suggereert. Re<strong>de</strong>n te meer om aan een reeks mooie brieven<br />
te <strong>de</strong>nken - maar waar zijn ze gebleven? Generatiegenoten in Italië die ons op een<br />
i<strong>de</strong>e had<strong>de</strong>n kunnen brengen zijn niet meer in leven.<br />
Orlando had een zuster, door <strong>Couperus</strong> in zijn verhalen Elettra genoemd, achter<br />
wie zich <strong>de</strong> Florentijnse mevrouw Emma Garzes bleck te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
18<br />
verbergen. Met haar heeft hij minstens tweeënzeventig brieven, briefkaarten en<br />
telegrammen gewisseld. Ongeveer <strong>de</strong> helft daarvan kwam enkele jaren gele<strong>de</strong>n te<br />
<strong>voor</strong>schijn en kon toen gelukkig ook gepubliceerd wor<strong>de</strong>n. 11 Hoewel zij over het<br />
algemeen min<strong>de</strong>r belangrijk waren dan men had mogen hopen, lever<strong>de</strong>n zij toch<br />
voldoen<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n op om het in hoge mate te betreuren dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re helft<br />
tot nu toe niet is teruggevon<strong>de</strong>n. Gevreesd moet wor<strong>de</strong>n dat zij niet meer bestaan.<br />
Overigens weet men natuurlijk nooit wat zich nog in particuliere collecties kan<br />
bevin<strong>de</strong>n, zolang <strong>de</strong> eigenaren daarvan zich niet welwillen<strong>de</strong>r opstellen dan zij - bij<br />
uitzon<strong>de</strong>ring gelukkig - wel eens menen te moeten doen, in hun particularisme<br />
vergetend dat ons aller cultuurbezit in principe ook <strong>voor</strong> ons allen toegankelijk<br />
behoort te zijn.<br />
Zij die ons ten aanzien van onbeken<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntieverzamelingen nog op een<br />
spoor had<strong>de</strong>n kunnen zetten, zijn in<strong>de</strong>rdaad nu langzamerhand allen overle<strong>de</strong>n. Al<br />
te veel hoop mogen wij niet meer koesteren. Laten wij niet vergeten dat reeds meer<br />
dan vijftig jaar gele<strong>de</strong>n Henri van Baoven klaag<strong>de</strong> over het naar verhouding geringe<br />
aantal brieven dat er van <strong>Couperus</strong> bekend is, wij mogen zelfs wel zeggen: van het<br />
echtpaar <strong>Couperus</strong>. In <strong>de</strong> latere jaren van zijn leven immers gewaag<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver<br />
zelf bij herhaling van het feit dat hij liefst zo min mogelijk brieven schreef, omdat<br />
hij daarnaast al zo onnoemelijk veel schrijfwerk te doen had. Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />
aan te nemen dat zijn vrouw hem bij die taak, als bij zovele an<strong>de</strong>re taken, geholpen<br />
heeft. Maar met haar brieven zijn hun familiele<strong>de</strong>n zo mogelijk nog onzorgvuldiger<br />
omgesprongen. Hier wreekt zich waarschijnlijk het feit dat Ne<strong>de</strong>rland geen literaire<br />
tradities heeft als Frankrijk, waar een groot schrijver doorgaans zozeer in aanzien<br />
staat dat men alles van hem bewaart: men <strong>de</strong>nke aan <strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n brieven van George<br />
Sand, aan die van Proust en nog vele an<strong>de</strong>ren. Het gold vroeger <strong>voor</strong> onfijn om in<br />
<strong>de</strong> courant te staan. De naneven, zo is mij verzekerd, hebben <strong>Couperus</strong> liefst binnen<br />
<strong>de</strong> bescherming van hun eigen intimiteit getrokken.<br />
Het spreekt vanzelf dat elke kleine vondst iets kan bijdragen tot een scherper beeld<br />
van <strong>de</strong> auteur, en daar is het ons toch om te doen. De drie in<strong>de</strong>rtijd teruggevon<strong>de</strong>n<br />
brieven van <strong>Couperus</strong> aan zijn nichtje Constance lieten ons <strong>de</strong> schrijver in Parijs<br />
zien, opgaand in een drukker sociaal leven dan wij tot dan toe had<strong>de</strong>n kunnen<br />
vermoe<strong>de</strong>n. 12 Niet lang gele<strong>de</strong>n is er een kleine groep brieven aan het licht gekomen<br />
die hij met Willem Men-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
19<br />
gelberg gewisseld heeft. Zijn betrekkingen met <strong>de</strong> grote dirigent zijn weliswaar<br />
oppervlakkig gebleven, maar dit neemt niet weg dat wij over het bestaan ervan tot<br />
nu toe niet veel wisten. Het Letterkundig Museum te Den Haag, dat er kopieën van<br />
bezit, bewaart nog een aanzienlljk aantal an<strong>de</strong>re particuliere brieven die stuk <strong>voor</strong><br />
stuk iets toevoegen. Zij wachten nog op publikatie.<br />
De grootste schat van het museum wordt echter ongetwijfeld gevormd door <strong>de</strong><br />
vrijwel complete correspon<strong>de</strong>ntie die <strong>Couperus</strong> geduren<strong>de</strong> bijna <strong>de</strong>rtig jaar met zijn<br />
uitgever L.J. Veen gevoerd heeft. 13 Deze brieven geven niet alleen zeer waar<strong>de</strong>volle<br />
achtergrondinformatie over het ontstaan van zijn boeken, maar lichten ons ook<br />
tamelijk nauwkeurig in over zijn reizen, zijn verblijfplaatsen en <strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n,<br />
vrien<strong>de</strong>n en kennissen die hem het meest na aan het hart lagen. Zo iets ons leert dat<br />
juist bij <strong>Couperus</strong> het werk niet los is te <strong>de</strong>nken van zijn <strong>biografie</strong>, dan zijn het wel<br />
<strong>de</strong>ze brieven. Zij brachten ons op het spoor van Orlando en Elettra, gaven ons<br />
informatie over vertalingen en vertalers van zijn werk, bleken interessant te zijn <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> boekban<strong>de</strong>n, verschaften soms zelfs inlichtingen<br />
over <strong>de</strong> geboorte van bepaal<strong>de</strong> romans en verhalenbun<strong>de</strong>ls, kortom, het feit dat Van<br />
Booven <strong>de</strong>ze uitgeverscorrespon<strong>de</strong>ntie niet geraadpleegd heeft, maakt dat zijn boek<br />
ons alleen daardoor al op vele punten nu niet meer helemaal bevredigen kan. Voegt<br />
men daarbij al het an<strong>de</strong>re hierboven genoern<strong>de</strong> materiaal - Orlando en Elettra heeft<br />
Van Booven in een korte passage gemakshalve, wellicht op hoger gezag, <strong>voor</strong> dood<br />
verklaard - , en men begrijpt dat het tijd werd <strong>voor</strong> een heroriëntarie. Ook Albert<br />
Vogel, die zich groten<strong>de</strong>els, zij het met zeer persoonlijke en dikwijls waar<strong>de</strong>volle<br />
toevoegingen, op Van Booven baseer<strong>de</strong>, kon daar nog niet aan toekomen. 14 Van<br />
Tricht gebruikte een aantal nieuwe gegevens slechts daar waar <strong>de</strong>ze hem van pas<br />
kwamen <strong>voor</strong> zijn psychologiseren<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringen van een auteur waar hij wel<br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zei te hebben, maar die hij toch in <strong>de</strong> eerste plaats als een neurotisch<br />
ziektegeval meen<strong>de</strong> te moeten behan<strong>de</strong>len.<br />
Niet alleen het beeld van <strong>Couperus</strong> zelf kon door dit alles scherper gefixeerd<br />
wor<strong>de</strong>n. Doordat zich in het Rijksarchief te Den Haag se<strong>de</strong>rt enkele jaren een ge<strong>de</strong>elte<br />
van het familiearchief-<strong>Couperus</strong> bevindt - an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len daarvan heten verloren te<br />
zijn gegaan - , heeft ook zijn onmid<strong>de</strong>llijke <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis er een dimensie<br />
bijgekregen. Talrijke gegevens over <strong>de</strong> jonge jaren van zijn va<strong>de</strong>r John Ricus, die<br />
zelf een nimmer uitge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
20<br />
geven korte auto<strong>biografie</strong> blijkt te hebben nagelaten, naast reeksen Franse gedichten<br />
en een eigenhandig getoonzette cantate, werpen een volstrekt an<strong>de</strong>r licht op <strong>de</strong>ze<br />
tamelijk joyeuze figuur, die maar ten <strong>de</strong>le blijkt overeen te komen met <strong>de</strong> hatelijke<br />
iezegrim tot welke Van Tricht hem pour besoin <strong>de</strong> la cause vereenvoudigd heeft.<br />
Bovendien weten wij nu iets meer over het ‘familieland’ Tjicoppo bij Buitenzorg,<br />
over allerlei faits et gestes van <strong>Couperus</strong>' talrijke ooms, tantes, neven en nichten, en<br />
niet te vergeten <strong>de</strong> - <strong>voor</strong> een groot ge<strong>de</strong>elte vermeen<strong>de</strong> - afstamming van zijn<br />
geslacht. Wij zullen later zien welke consequenties dit laatste <strong>voor</strong> een beter begrip<br />
van een sprookje als Psyche heeft.<br />
Om op <strong>de</strong> brieven aan L.J. Veen terug te komen, <strong>Couperus</strong>' nu vrij nauwkeurig<br />
beken<strong>de</strong> verblijfplaatsen vormen een hechte on<strong>de</strong>rgrond, een leidraad zelfs, <strong>voor</strong> een<br />
beter begrip van talrijke zijner journalistieke schetsen en korte verhalen meer in het<br />
algemeen, zeker wanneer wij ons daarnaast tevens beijveren dit over vele bun<strong>de</strong>ls<br />
versprei<strong>de</strong> kleinere werk te lezen in <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waarin het geschreven is. Het blijkt<br />
dat <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>ls hun eigen compositie hebben gekregen, maar dat <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke<br />
opstellen en feuilletons in werkelijkheid soms weinig met elkaar te maken hebben. 15<br />
Dat dit consequenties kan hebben <strong>voor</strong> hun inhou<strong>de</strong>lijke interpretatie ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
hand. Het maakt verschil of wij De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant lezen als een<br />
willekeurig en in dat geval ietwat bizar sprookje, 16 dan wel of wij dit doen met <strong>de</strong><br />
wetenschap dat <strong>Couperus</strong> het verhaal geschreven heeft precies vijfentwintig jaar na<br />
zijn eenzaam vertrek naar Parijs in 1890. Dit <strong>voor</strong>beeld zou met talrijke an<strong>de</strong>re<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n aangevuld. Het is bekend dat De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen, om ook<br />
een groter werk te noemen, slechts uit geldnood geschreven zijn. Het signaleren van<br />
dit financiële tekort dwingt ons tegelijkertijd tot het trachten te doorgron<strong>de</strong>n van<br />
<strong>Couperus</strong>' weigering er een vijf<strong>de</strong> boek aan toe te voegen, zoals Veen hem in<strong>de</strong>rdaad<br />
gevraagd heeft - een verzoek waar wij zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> uitgeverscorrespon<strong>de</strong>ntie zelfs geen<br />
weet van zou<strong>de</strong>n hebben.<br />
Verwerking van al <strong>de</strong>ze nieuwe gegevens in <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> kan alleen maar<br />
een verrijking betekenen van onze achtergrondinformatie. Hoewel <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />
laatste jaren van zijn leven zelf afkerig van een te centrale auteurspositie blijkt te<br />
zijn geweest, moeten wij dit toch beschouwen als een van zijn vele beminnelijke<br />
inconsequenties. Te beginnen met Metamorfoze heeft hij het zoeklicht op zichzelf<br />
als problematisch jong kunstenaar gericht, schrijver van gedichten en romans die hij<br />
geheel uit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
21<br />
zijn <strong>biografie</strong> liet <strong>voor</strong>tkomen, zijn verzekering ten spijt dat het boek zelf eveneens<br />
een roman was en beslist geen auto<strong>biografie</strong>. In Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa gebeur<strong>de</strong> hetzelf<strong>de</strong>,<br />
zij het dan in symbolische vorm. Zeer vele latere schetsen en reisherinneringen zijn<br />
in <strong>de</strong> ik-vorm geschreven. Hoewel <strong>de</strong> verhalen daarmee allerminst als dagboekbla<strong>de</strong>n<br />
zon<strong>de</strong>r meer beschouwd mogen wor<strong>de</strong>n, zijn <strong>de</strong> reisjournalen en<br />
museumaantekeningen dit meestal wel. Voorzichtigheid blijft zeker gebo<strong>de</strong>n, als<br />
genre vloeien zij in elkaar over. Maar het lijdt geen twijfel dat wij in een groot aantal<br />
van <strong>de</strong>ze feuilletons met een auteur te maken hebben, die alle aandacht <strong>voor</strong> zijn<br />
eigen persoon opeist. Zelfs al doet hij dit dikwijls met ontwapenen<strong>de</strong> charme, hij<br />
dwingt <strong>de</strong> lezer toch te luisteren naar hem alleen, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, met al zijn<br />
eigenaardighe<strong>de</strong>n, zijn kin<strong>de</strong>rlijke manieën, zijn zelfspot ook. <strong>Couperus</strong> mag zijn<br />
be<strong>de</strong>nkingen tegen auteurs<strong>biografie</strong>ën gekoesterd hebben, die van hemzelf heeft hij<br />
regelrecht uitgelokt. Aan zijn eigen verzoek aan Veen om <strong>voor</strong> zijn reputatie<br />
compromitteren<strong>de</strong> brieven te vernietigen 17 - ‘Zeg, amice, je bewaart niet onze<br />
correspon<strong>de</strong>ntie over zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik “beroemd” ben) geen<br />
artikel <strong>voor</strong> “<strong>de</strong> Gids” uit te distilleeren en mijn comptabiliteit te kritizeeren! je<br />
verscheurt dus <strong>de</strong> millioenenre<strong>de</strong>s bij tijds!’ - heeft Veen zich zeer begrijpelijk, en<br />
gelukkig, niet gehou<strong>de</strong>n.<br />
De mythe heeft zich van <strong>Couperus</strong> meester gemaakt en hij <strong>de</strong>ed weinig om dit te<br />
<strong>voor</strong>komen. Ook wat dit laatste betreft zien wij ons echter meteen weer geconfronteerd<br />
met een opmerkelijke tegenstrijdigheid, waar wel zeer <strong>de</strong> nadruk op gelegd mag<br />
wor<strong>de</strong>n, omdat wij ermee raken aan iets dat essentieel is <strong>voor</strong> zijn schrijverschap als<br />
zodanig. Toen Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel hem op zijn zestigste verjaardag met treffen<strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n van hul<strong>de</strong> had toegesproken, antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in geschrifte met on<strong>de</strong>r<br />
meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> merkwaardige bekentenis: 18 ‘Van Deyssel heeft mij werkelijk<br />
gelukkig gemaakt, door te verklaren, dat hij zelve, mij toespreken<strong>de</strong>, dien dag gelukkig<br />
was. En <strong>de</strong>ze verbroe<strong>de</strong>ring gevoel ik als een won<strong>de</strong>rlijk innig oogenblik in <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis onzer mo<strong>de</strong>rne letteren. Wat zullen wij er nu eenmaal aan doen: het is<br />
niet an<strong>de</strong>rs, wij behooren aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, hoe beschei<strong>de</strong>n misschien ik in <strong>de</strong><br />
ziel mijner ziel eigenlijk een geheel an<strong>de</strong>r leven bad willen lei<strong>de</strong>n dan dat waartoe<br />
<strong>de</strong> onafweerbare machten mij dwongen: een leven van droomen, peinzing, stilte en<br />
bezonken lief<strong>de</strong>, zón<strong>de</strong>r te schrijven, zon<strong>de</strong>r roem en mondaniteit en zon<strong>de</strong>r zoo heel<br />
veel, dat onvermijdbaar is in een leven, aan publiciteit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
22<br />
en overbekendheid gewijd. Want eigenlijk, lieve vrien<strong>de</strong>n, ben ik zoo weinig als ik<br />
mij <strong>voor</strong>doe en kent ge mij niet, trots alle mijne auto-indis-creties.’<br />
Was dit alleen maar blague, of, laten wij zeggen, <strong>de</strong> zoveelste metamorfose? Daar<br />
heeft het niet <strong>de</strong> schijn van. In een brief aan Johan Ram had hij jaren eer<strong>de</strong>r ook al<br />
eens geschreven: 19 ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is het eenige wat<br />
ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn).’ - Wij moeten<br />
eruit aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> schrijver <strong>Couperus</strong> zich in een vroeg stadium van <strong>de</strong> mens<br />
<strong>Couperus</strong> heeft meester gemaakt, hoe vreemd dit misschien ook klinkt; dat <strong>de</strong> mens<br />
<strong>Couperus</strong> misschien nooit een letter op papier zou hebben gezet, of althans in druk<br />
gegeven, had zijn gebrek aan een groot eigen kapitaal, waar hij in een zekere luxe<br />
stil van had kunnen leven, hem er niet toe gedwongen. Eénmaal open<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> zijn<br />
uitgever Veen een klein luikje dat hel<strong>de</strong>r zicht gaf op zijn noodlottige levenssituatie.<br />
Na alle ruzies en misverstan<strong>de</strong>n die altijd weer over geld gingen, schreef hij hem in<br />
1913: 20 ‘Ja, amice, trots al <strong>de</strong> “roem”, is het maar magertjes. Het is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat<br />
ik niet naar Holland kom; al mijn familie is, zoo niet schatrijk, vermogend en wij<br />
zijn maar <strong>de</strong> arme broodschrijvertjes.’<br />
In vele opzichten is <strong>Couperus</strong> het slachtoffer geweest van zijn milieu en <strong>de</strong><br />
maatstaven waarnaar hij in zijn prille jeugd had leren leven. De onontkoombare druk<br />
van zijn grote familie, <strong>de</strong> vele ongeschreven wetten van fatsoen en van ‘what was<br />
done and not done’, <strong>de</strong> begrijpelijke trots maatschappelijk <strong>voor</strong> niemand van zijn<br />
geslaag<strong>de</strong> broers, zusters, zwagers, schoonzusters en wie niet allemaal nog meer te<br />
willen on<strong>de</strong>rdoen, ziedaar in een notedop <strong>de</strong> tragedie van een <strong>de</strong>ftige Hagenaar die<br />
<strong>voor</strong> niets <strong>de</strong>ug<strong>de</strong> dan alleen maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pen; die het sociaal en financieel nooit<br />
op enig niveau zou hebben kunnen red<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pen; wiens grote gevoeligheid<br />
en intelligentie hem een hunkering opleg<strong>de</strong>n uit te groeien tot een zo compleet<br />
mogelijk mens - wat hij alleen maar kon bereiken door <strong>de</strong> pen en altijd weer <strong>de</strong> pen.<br />
De noodlottige onontkoombaarbeid hiervan heeft <strong>Couperus</strong> al in een vroeg stadium<br />
volledig beseft. Zij werd nog eens extra verhevigd door zijn homo-erotische aanleg:<br />
het Ding dat niet <strong>voor</strong>bij ging en waar niet over gesproken werd, zodat het er althans<br />
<strong>de</strong> schijn van had dat niemand het ook wist; en dat hem noopte tot een blank huwelijk<br />
met <strong>de</strong> vrouw zon<strong>de</strong>r wie hij om praktische re<strong>de</strong>nen nooit had kunnen existeren zoals<br />
men van hem verwachtte dat hij zóú existeren. - De har<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
23<br />
werker <strong>Couperus</strong> heeft zich niet laten kennen. Maar in bijna geen enkel opzicht heeft<br />
hij een gemakkelijk leven gehad, al leek dat naar buiten toe dikwijls an<strong>de</strong>rs.<br />
<strong>Een</strong> nieuwe <strong>biografie</strong> dus. Maar wat is een <strong>biografie</strong>? Op <strong>de</strong>ze vraag zijn vele<br />
antwoor<strong>de</strong>n mogelijk en men heeft dikwijls heftig ge<strong>de</strong>batteerd, zowel over dat wat<br />
‘<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale levensbeschrijving’ zou zijn, als over het eigenlijke nut ervan. 21 Men kan<br />
echter niet an<strong>de</strong>rs dan vaststellen dat het nauwelijks mogelijk is vaste uitgangspunten<br />
en beleidslijnen te schetsen en <strong>voor</strong> te schrijven, daar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r personage en in elke<br />
tijd steeds weer an<strong>de</strong>re eisen zullen wor<strong>de</strong>n gesteld. Dit valt gemakkelijk te<br />
constateren aan <strong>de</strong> ontwikkeling van bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Mozartbiagrafie, waarover<br />
men, buiten Mozart zelf om, een interessante verhan<strong>de</strong>ling zou kunnen schrijven,<br />
weerspiegeling van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> historische en psychologische<br />
on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n met behulp van welke men <strong>de</strong> figuur zelf en zijn tijd heeft<br />
trachten te doorgron<strong>de</strong>n. Dat een zo pluriform mogelijke aanpak <strong>de</strong> meeste kansen<br />
biedt om het object van bestu<strong>de</strong>ring ook het dichtst te bena<strong>de</strong>ren behoeft nauwelijks<br />
betoog.<br />
Tevens dient men echter reëel te blijven en er<strong>voor</strong> te waken dat noch <strong>de</strong> schrijver<br />
zelf, noch <strong>voor</strong>al ook zijn lezers ‘door <strong>de</strong> bomen het bos niet meer zien’. Is het niet<br />
wenselijk, ja vanzelfsprekend, dat men bij het beschrijven van welk personage ook<br />
nimmer zou moeten uitgaan van een beperkend a priori? De problemen blijken immers<br />
van zeer verschillen<strong>de</strong> aard te zijn. Wanneer men, zoals in het geval George Sand,<br />
over een niet te overziene hoeveelheid materiaal beschikt dat bovendien door talloze<br />
buitenliteraire aanknopingspunten tot schier in het oneindige zal blijven aangroeien,<br />
ziet men zich hoe dan ook gedwongen tot beperking, tot het maken van een keuze,<br />
en <strong>voor</strong>al tot het kiezen van een speciale bena<strong>de</strong>ringswijze. Voor Marcel Proust geldt<br />
mutatis mutandis het zelf<strong>de</strong>. Ook bij hem beschikt men bijna over een teveel aan<br />
brieven, zowel door hemzelf geschreven als aan hem gericht, en dit laatste dan<br />
dikwijls door markante persoonlijkhe<strong>de</strong>n over welke wij veel weten en die daamaast<br />
ook letterlijk in zijn literaire werk een weerslag hebben gevon<strong>de</strong>n. Hoe moeilijk <strong>de</strong><br />
opgave dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biograaf wordt om van dit alles <strong>de</strong> dra<strong>de</strong>n tot een gobelin samen<br />
te voegen dat overzichftelijk blijft, niet te zwaar wordt en ook niet gevaar loopt aan<br />
<strong>de</strong> ene kant alweer slijtage te gaan vertonen terwijl men aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant nog<br />
ijverig <strong>voor</strong>tborduurt, heeft George<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
24<br />
D. Painter met zijn grote boek bewezen, die <strong>de</strong> problemen waar hij zich <strong>voor</strong> gesteld<br />
zag overigens op meesterlijke, exemplarische wijze heeft weten te overwinnen. 22<br />
Indien van een schrijver veel materiaal, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> vorm van brieven, vernietigd<br />
is, nemen <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n een an<strong>de</strong>r karakter aan. Dit is bij <strong>voor</strong>beeld bij Somerset<br />
Maugham het geval. Ted Morgan wist met zekerheid dat <strong>de</strong>ze auteur grote<br />
hoeveelhe<strong>de</strong>n heeft verbrand. 23 Men wordt dan geconfronteerd met <strong>de</strong> volstrekte<br />
zekerheid dat waarschijnlijk juist heel belangrijke gegevens <strong>voor</strong>goed verloren zijn<br />
(zoals ook <strong>voor</strong> Thomas Mann en Evelyn Waugh geldt: <strong>de</strong> door henzelf geliqui<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
dagboeken, waardoor essentiële perio<strong>de</strong>n uit hun leven onachterhaalbaar zijn<br />
gewor<strong>de</strong>n). In het geval Maugham bleef <strong>de</strong>ze ramp gelukkig enigszins beperkt,<br />
genoeg om met behulp van het nog <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> tot een waarschijnlijk<br />
<strong>voor</strong>treffelijk gelijkend portret te komen dat, hoewel met grotere en grovere streken<br />
geborsteld dan dat van Proust, ons toch een uitsteken<strong>de</strong> indruk van ‘the sitter’ geeft.<br />
De biograafkon zich op essentiële punten niet in al te fijne <strong>de</strong>tails verliezen en werd<br />
aldus op natuurlijke wijze behoed <strong>voor</strong> een boek dat an<strong>de</strong>rs, me<strong>de</strong> gegeven Somerset<br />
Maughams zeer lange leven, wellicht min<strong>de</strong>r leesbaar zou zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />
Vergelijken wij hiermee nu <strong>Couperus</strong>, dan zien wij ons in een wel heel an<strong>de</strong>re<br />
situatie verplaatst. Persoonlijke brieven zijn er eigenlijk nauwelijks, en wij mogen<br />
ook niet verwachten - wel hopen! - dat zij nog eens zullen opduiken. Uit bepaal<strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong>n van zijn leven is er zelfs helemaal niets. Zijn vormingsjaren, maar allerminst<br />
die alleen, zijn dientengevolge volstrekt onbevredigend gedocumenteerd. Verreweg<br />
<strong>de</strong> meeste brieven die er van hem bewaard zijn gebleven, behoren tot <strong>de</strong> categorie<br />
kattebelletjes, en dit geldt ook <strong>voor</strong> zijn correspon<strong>de</strong>ntie met Veen waar wij<br />
noodgedwongen bij gebrek aan beter toch dikwijls op moeten terugvallen - dankbaar<br />
overigens dat althans die belangrijke groep op het nippertje <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rgang behoed<br />
is. 24<br />
In plaats van brieven bezitten wij daarentegen wel een groot aantal ‘dagboekbla<strong>de</strong>n’<br />
- zo noem<strong>de</strong> hij zelf reeksen van zijn feuilletons - , die echter even zovele literaire<br />
verdichtsels blijken te zijn, waarin men met grote <strong>voor</strong>zichtigheid behoedzaam<br />
waarheid en fantasie van elkaar moet trachten te schei<strong>de</strong>n. Dit maakt dat, wat hij<br />
eens aan E.d'Oliveira schreef 25 - ‘U vindt alles, wat misschien licht kan ontsteken<br />
over mijn persoonlijkheid, in mijn boeken, te meer omdat ik mij in die boeken<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
25<br />
eigenlijk geheel geef als ik ben en u dus, zoo u ze aandachtig leest, mijn eigen analyse<br />
daar vindt’ - tot een tamelijk ironische, om niet te zeggen welhaast cynische opdracht:<br />
al zijn boeken immers zijn, zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring, polyinterpretabel gebleken, en men<br />
kan wel gevolgtrekkingen maken wat zijn verteltechnieken en taalgebruik betreft,<br />
maar zal slechts zel<strong>de</strong>n iets zekers te weten komen over <strong>de</strong> auteur persoonlijk, die<br />
zich in zijn stijl verborg, zoals zijn vrouw het eens uitgedrukt zou hebben, ‘als in een<br />
mantel’. 26<br />
De biograaf kan nu twee dingen doen. Hij kan zich strikt tot <strong>de</strong> feiten beperken<br />
en daarop zijn betoog baseren, dat dan waarschijnlijk min of meer het karakter van<br />
een uitgebreid encyclopedieartikel zal krijgen. Van een romanachtige opze - die H.A.<br />
Gomperts niet ten onrechte als <strong>de</strong> meest i<strong>de</strong>ale opvatte 27 - is dan geen sprake meer.<br />
De an<strong>de</strong>re mogelijkheid is dat hij daarnaast tracht uit het literaire werk zoveel<br />
persoonlijks te puren - <strong>de</strong> manier dus die <strong>Couperus</strong> zelf aanbeveelt; en waarom<br />
zou<strong>de</strong>n wij zijn suggestie niet volgen? -, dat het skelet van voldoen<strong>de</strong> vlees en kleren<br />
wordt <strong>voor</strong>zien en daardoor vanzelf ook meer body zal krijgen. Bij <strong>Couperus</strong> kan<br />
men er dan niet omheen vrijwel ál het werk bij <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> te betrekken. Evenmin<br />
kan men er omheen uit <strong>de</strong> wél bewaar<strong>de</strong> brieven een relatief (te?) grote keuze te<br />
maken, zodat hetzij door mid<strong>de</strong>l van citaten, hetzij door verwijzingen via noten, <strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> auteur zelf optimaal aan bod komt, met <strong>de</strong> grootste kans dat <strong>de</strong> biograaf<br />
hem op die manier ook min of meer levend uit <strong>de</strong> puinhopen te <strong>voor</strong>schijn haalt. Op<br />
veel plaatsen zal <strong>de</strong> lezer daarbij het gevoel hebben dat <strong>de</strong> tekst te uitvoerig is. Waar<br />
het materiaal ontbreekt, zoals in <strong>Couperus</strong>' jonge jaren tot aan zijn huwelijk in 1891,<br />
zal hij echter vin<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> tekst hem niet voldoen<strong>de</strong> bevredigt. In tal van gevallen<br />
- en daar is weinig aan te doen - zal hij van mening zijn dat <strong>de</strong> schrijver meer, min<strong>de</strong>r<br />
of heel an<strong>de</strong>rs had moeten interpreteren, of misschien zelfs beter helemaal niet had<br />
kunnen interpreteren. De frequentie van telkens terugkeren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n als misschien,<br />
waarschijnlijk, vermoe<strong>de</strong>lijk, mogelijk, is, het zij ruiterlijk toegegeven, toch reeds<br />
onverantwoor<strong>de</strong>lijk groot. In gedachten wor<strong>de</strong> daar echter één an<strong>de</strong>r woord<br />
<strong>voor</strong>tdurend onmid<strong>de</strong>llijk aan toegevoegd: onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />
Deze studie volgt <strong>de</strong> zojuist uiteengezette en meteen eigenlijk ook ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />
metho<strong>de</strong> in grote lijnen, omdat er geen an<strong>de</strong>re weg leek dan die welke, in ‘het geval<br />
<strong>Couperus</strong>’, het materiaal zelf opdrong. Het resultaat zal zijn dat wij min<strong>de</strong>r met een<br />
<strong>biografie</strong> dan met <strong>de</strong> kroniek van een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
26<br />
schrijversleven te maken hebben. Dat is iets an<strong>de</strong>rs. Uitgangspunt is geweest het<br />
verzamelen van zoveel mogelijk feiten; het chronologisch rangschikken daarvan;<br />
het trachten die feiten met het literaire werk in overeenstemming te brengen; het<br />
trekken van conclusies, maar dit laatste met vele restricties, omdat <strong>de</strong> lezer die<br />
gevolgtrekkingen beter zelf zal kunnen maken. Bij een werkelijke <strong>biografie</strong>, zoals<br />
die van Wolfgang Hil<strong>de</strong>sheimer over Mozart 28 - een aantal discutabele kwaliteiten<br />
daarvan nu maar in het mid<strong>de</strong>n gelaten - zal <strong>de</strong> schrijver zijn eigen interpretatie<br />
<strong>voor</strong>op stellen. Bij een collage als hier gepresenteerd, wordt zeker evenveel moeite<br />
van <strong>de</strong> lezer verwacht, of laten wij liever zeggen: van <strong>de</strong> gebruiker. Het boek wil het<br />
liefst inspireren tot ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, waarmee tevens een antwoord gegeven is op<br />
<strong>de</strong> vraag naar het eventuele nut ervan. Of neen, ook dit is maar ten <strong>de</strong>le juist. Het<br />
wil <strong>voor</strong>al aansporen tot het lezen en herlezen van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Asselbergs moge<br />
om een ge<strong>de</strong>nkzuil te zijner ere gevraagd hebben, dit bergmassief, <strong>de</strong> roze<br />
verkleuringen inbegrepen, is zichzelf als onvergankelijk monument genoeg.<br />
Bij het verschijnen van <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist in 1980 had schrijver <strong>de</strong>zes het <strong>voor</strong>recht<br />
in een korte inleiding enkele vrien<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n te mogen danken <strong>voor</strong> hun hulp.<br />
Het boek, een soort <strong>voor</strong>studie tot het on<strong>de</strong>rhavige, hoeft niet herdrukt te wor<strong>de</strong>n.<br />
Erkentelijkheid jegens diegenen, personen en instanties, die ook ditmaal op niet<br />
genoeg te waar<strong>de</strong>ren wijze geholpen hebben, met raad, daad of belangstelling, zij<br />
hier met bijzon<strong>de</strong>re nadruk uitgesproken. In <strong>de</strong> eerste plaats geldt dit <strong>voor</strong> het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, <strong>de</strong> Koninklijke<br />
Bibliotheek, het Rijks- en het Gemeentearchief te Den Haag; <strong>de</strong> Universiteits<br />
Bibliotheek te Lei<strong>de</strong>n en die te Amsterdam; <strong>voor</strong>ts enige archieven en bibliotheken<br />
el<strong>de</strong>rs, en <strong>voor</strong>al ook bezitters van particuliere verzamelingen die materriaal ter<br />
bestu<strong>de</strong>ring hebben willen vrijgeven.<br />
Belangrijke gegevens en hulp mochten ontvangen wor<strong>de</strong>n van: G. Aletrino, Hugo<br />
Arlman, J.W.K. Aschenbrenner, F.E.A. Batten†, A. van Berckel, Carla Biberle†,<br />
Antoine Bodar, N. Boelen-Ranneft, H. Bor<strong>de</strong>wijk, F. Bramanti-Nieuwenkamp, Hans<br />
Braun, P.J. Buijnsters, Alexan<strong>de</strong>r Coret, Luc Daems, W.H.K. van Dam, J. Drukker,<br />
P.H. Dubois, Charles Dumas, F.J. Duparc†, F.M. Dutry van Haeften-ten Bosch, N.L.<br />
Eisenhardt-Hobbel, Tine Faber, Joanna Funke, P.A. van Hecking Colenbran<strong>de</strong>r, C.<br />
van Heekeren, J. van <strong>de</strong>r Hei<strong>de</strong>, Jan van Herpen,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
27<br />
W.L. Jonxis-Henkemans, J. Joosten, A.J. Klant-Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein, M. Klein,<br />
Jeannette Koch-Piccio, C.R. van Kooy, M.V.A.M. Kroeks, Ronald <strong>de</strong> Leeuw, A.H.<br />
Luijdjens, Tanja Martin, David I. Masson, Gerard Mul<strong>de</strong>r, E. Philipszoon, J.B.W.<br />
Polak, E. Ponsen-Wilmer, R. Richard, F. Schregel-Onstein, L. Simons, M.<br />
Stapert-Eggen, C.S. Tel<strong>de</strong>rs†, Willem Timmermans, M. Tobias, H.W. van Tricht†,<br />
S.E. Veldhuijzen, Herman Verhaar, S.E. <strong>de</strong> Vries-van Booven†, Guido Walraven.<br />
<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r woord van dank gaat uit naar mevrouw Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg,<br />
die van Rome uit <strong>de</strong> loop van dit on<strong>de</strong>rzoek op altijd weer stimuleren<strong>de</strong> wijze heeft<br />
gevolgd en door haar <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> aanmoediging en haar vertrouwen niet weinig<br />
tot het voltooien van <strong>de</strong>ze <strong>biografie</strong> heeft bijgedragen.<br />
De heer H.T.M. van Vliet ont<strong>de</strong>kte kort gele<strong>de</strong>n een aantal brieven van L.J. Veen<br />
aan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, liet daar kopieën van maken en stel<strong>de</strong> mij die genereus ter hand.<br />
Hem en het Bureau Basis<strong>voor</strong>ziening Tekstedities komt hartelijke dank toe.<br />
Twee vrien<strong>de</strong>n hebben zich wel zeer beijverd mij te helpen met allerlei onmisbare<br />
gegevens. Harry G.M. Prick wees mij bij herhaling op artikelen, trad bemid<strong>de</strong>lend<br />
op en heeft ook ver<strong>de</strong>r veel gedaan <strong>voor</strong> het tot stand komen van <strong>de</strong>ze studie. Bovenal<br />
is het Ronald Breugelmans geweest die <strong>voor</strong>tdurend te hulp is gekomen, nu eens met<br />
onontbeerlijke lijsten van <strong>Couperus</strong>' publikaties in couranten en tijdschriften, dan<br />
weer met boeken, artikelen en overdrukken. Bei<strong>de</strong>n wil ik mijn oprechte dank betuigen<br />
<strong>voor</strong> hun on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> activiteiten - ook moreel - , zon<strong>de</strong>r welke dit boek niet<br />
geschreven had kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> kort woord ten slotte over <strong>de</strong> wijze van annoteren en citeren. Steeds wordt<br />
verwezen naar <strong>de</strong> oorspronkelijke uitgaven, waar mogelijk naar eerste drukken. Voor<br />
<strong>de</strong> korte verhalen en schetsen levert dit weinig problemen op. Wat <strong>de</strong> romans betreft,<br />
van sommige zijn vele drukken verschenen, wat efficiënt citeren bemoeilijkt. Er is<br />
dan niet <strong>voor</strong> verwijzing naar pagina's gekozen, maar naar het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
hoofdstuk of naar een on<strong>de</strong>raf<strong>de</strong>ling daarvan. Dit in <strong>de</strong> overweging dat <strong>Couperus</strong><br />
doorgaans korte capita schreef waarin geïnteresseer<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r veel moeite een citaat<br />
zullen kunnen terugvin<strong>de</strong>n. Het zogenaam<strong>de</strong> Verzameld werk leent zich principieel<br />
niet <strong>voor</strong> verwijzingen. Het is a - volstrekt onvolledig; volgt b - niet <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />
spelling en geeft ook ver<strong>de</strong>r<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
28<br />
blijk van een eigengerei<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling; heeft c - een aantal teksten bovendien uit<br />
hun verband gerukt.<br />
Afkortingen van <strong>Couperus</strong>' eigen titels zijn zoveel mogelijk verme<strong>de</strong>n en alleen<br />
daar toegepast waar dit enigszins vanzelf sprak. De korte vorm blijft dan gemakkelijk<br />
herkenbaar: Zwaluwen <strong>voor</strong> De zwaluwen neêr gestreken...; Langs lijnen <strong>voor</strong> Langs<br />
lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid; etc.<br />
Frequent geraadpleeg<strong>de</strong>, door mid<strong>de</strong>l van afkortingen aangehaal<strong>de</strong> literatuur vindt<br />
men in <strong>de</strong> bibliografie met een aangegeven. Deze laatste maakt allerminst aanspraak<br />
op compleetheid, daar <strong>de</strong> secundaire literatuur over <strong>Couperus</strong> langzamerhand<br />
onoverzienbaar groot is gewor<strong>de</strong>n. Dit neemt niet weg dat <strong>de</strong> samenstelling van een<br />
volledige bibliografie wenselijk zou zijn. Zulks ligt echter niet op <strong>de</strong> weg van <strong>de</strong><br />
biograaf, die zich tot althans enige beperking genoodzaakt ziet.<br />
Najaar 1986/ <strong>voor</strong>jaar 1987<br />
Eindnoten:<br />
1 W. Asselbergs, ‘Wegen naar <strong>Couperus</strong>?’ in Spiegel <strong>de</strong>r letteren 16 (1974), 161-171.<br />
2 H.W. van Tricht, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ).<br />
3 Henri van Booven, Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933).<br />
4 Zie het nawoord bij <strong>de</strong> herdruk van Van Boovens <strong>biografie</strong> (1981 2 ). 293-302 (F.L. Bastet).<br />
5 Belangrijk in dit verband Menno eer Braak, Verzameld merk I (1950), 279-281; IV (1951),<br />
78-87; V (1949), 61-64.<br />
6 Schrijver <strong>de</strong>zes bezocht Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud tweemaal in 1952, in verband met <strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds<br />
actuele spellingkwestie. (De Verzamel<strong>de</strong> werken, 1952-1957, dreig<strong>de</strong>n immers niet alleen zeer<br />
onvolledig maar boivendien in een aangepaste, uniforme spelling te wor<strong>de</strong>n uitgegeven. De<br />
actievoer<strong>de</strong>rs daartegen hebben dit toen helaas, <strong>de</strong> sympathie van Elisabeth <strong>Couperus</strong> ten spijt,<br />
niet kunnen verhin<strong>de</strong>ren.) Hoewel <strong>de</strong> met haar gevoer<strong>de</strong> gesprekken niet door grote diepgang<br />
gekenmerkt wer<strong>de</strong>n, had het directe contact wel een bijzon<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een goed begrip<br />
van sfeer en leefwijze, en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>Couperus</strong>' weduwe. Zij woon<strong>de</strong> toen<br />
nog samen met Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein in <strong>de</strong> Prins Hendrikstraat 23 te Den Haag.<br />
7 Dr. H.W. van Tricht <strong>de</strong>el<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes daarover in een brief van 23 november 1976 mee<br />
dat Henri van Booven blijkens een brief van 7 juni 1955 <strong>de</strong> brieven in<strong>de</strong>rtijd van Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein ter inzage had gekregen. Van Tricht schrijft: ‘Nu weet ik niet of Marie VI. Hein <strong>voor</strong> of<br />
na mevr. <strong>Couperus</strong> overle<strong>de</strong>n is. In het eerste geval is het niet twijfelachtig dat eventueel nog<br />
aanwezige brieven van Ram toen vernietigd zijn. ‘- Elisabeth <strong>Couperus</strong> overleef<strong>de</strong> haar<br />
in<strong>de</strong>rdaad: Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, oudste dochter van <strong>Couperus</strong>' zuster Cateau, stierf in 1955.<br />
8 On<strong>de</strong>r het pseudoniem Paul Ekhard, in De Nieuwe Courant (10 juni 1913). De la Valette is een<br />
boeien<strong>de</strong> figuur. Hij blijkt ook connecties met Multatuli te hebben on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Bovendien<br />
ken<strong>de</strong> hij Carel Vosmaer goed. Wellicht is het door hem geweest dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> spoedig<br />
in contact met Vosmaer is gekomen, die een aantal van zijn vroege gedichten in De<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator plaatste, zie F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer (1967), 168-169. - Zie<br />
ver<strong>de</strong>r G.J.P. <strong>de</strong> la Valette, ‘Dek. (Van en over hem)’, in De Gids (1910), 11, 377-399.<br />
9 Mevrouw Carla Biberle † en mevrouw M. Werle.<br />
10 ‘Over mijn woning. (Fragment uit een brief)’, in Het Va<strong>de</strong>rland van 11 september 1915.<br />
Gebun<strong>de</strong>ld in Wree<strong>de</strong> portretten (1917), 92-97.<br />
11 F.L. Bastet, ‘Al die verloren paradijzen... <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse vriendinnen’, in<br />
Maatstaf 31 (1983/3), 1-20 en 31 (1983/4), 22-36.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
12 F.L. Bastet, <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980), 77-88.<br />
13 Diens antwoor<strong>de</strong>n waren in 1977 nog niet teruggevon<strong>de</strong>n. Zie ver<strong>de</strong>r F.L. Bastet, Brieven van<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever 1, ‘Waar<strong>de</strong> Heer Veen’ (1977); 11, ‘Amice’ (1977); ed. Achter<br />
het boek XII, 1-3; XIII, 1-3.<br />
14 Albert Vogel, De man met <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e (1973). Herdrukt als <strong>Louis</strong> Coupes rus. <strong>Een</strong><br />
schrijversleven (1980).<br />
15 Het ergst is die in <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls Proza II en III het geval, die pas na <strong>Couperus</strong>' dood zijn uitgegeven.<br />
Proza I kon hij nog zelf samenstellen en van een <strong>voor</strong>woord <strong>voor</strong>zien.<br />
16 Verschenen in Het Va<strong>de</strong>rland van 20 november 1915. Gebun<strong>de</strong>ld in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie<br />
(1918), 152-158.<br />
17 Amice, 24 nr. 334.<br />
18 K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968), 407-408.<br />
19 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver, in Maatstaf II (1963), 169 nr. 22.<br />
20 Amice, 140 nr. 511.<br />
21 Zie b.v. S. Dres<strong>de</strong>n, De structuur van <strong>de</strong> <strong>biografie</strong> (1956).<br />
22 George D. Painter, Marcel Proust (1959).<br />
23 Ted Morgan, Somerset Maugham (1980).<br />
24 Mevrouw Maria Th. Veen vertel<strong>de</strong> schrijver <strong>de</strong>zes dat zij in<strong>de</strong>rtijd<strong>de</strong> brieven zijn in 1963 aan<br />
het Letterkundig Museum geschonkenveel materiaal uit <strong>de</strong> archieven van haar va<strong>de</strong>r L.J. Veen<br />
vernietigd had Zij had op het punt gestaan ook <strong>de</strong> brieven van <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>goed te laten<br />
verdwijnen, maar dit op het laatste ogenblik toch niet over haar hart kunnen verkrijgen.<br />
25 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als briefschrijver, in Maatstaf II (1963), 174 nr.26.<br />
26 Metamorfoze (1897), motto <strong>voor</strong>af (‘Hugo’ ontkent het overigens, maar ‘Emilie’ weet beter).<br />
27 H.A. Gomperts, De geheime tuin (1963), 65 e.v.; 68.<br />
28 Wolfgang Hil<strong>de</strong>sheimer, Mozart (1977).<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Eerste hoofdstuk<br />
29<br />
I Zeventien<strong>de</strong> eeuw-1863<br />
Voorgeslacht. Abraham <strong>Couperus</strong>. John Ricus <strong>Couperus</strong>. De familie Reynst. Vestiging<br />
in Den Haag. Geboorte van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.<br />
II 1863-1878<br />
Kin<strong>de</strong>rjaren (Mauritska<strong>de</strong> 43). Ou<strong>de</strong>rs, zusters en broers. Frans <strong>Couperus</strong>. Terug<br />
naar Indië. Jeugd in Batavia. Gymnasium Willem III. Elisabeth Baud. Terug naar<br />
Den Haag.<br />
III 1878-1883<br />
Schooltijd in Den Haag. Frans Netscher. Jan ten Brink. Zola en Ouida. Gerard Valette.<br />
Studie Mid<strong>de</strong>lbaar Ne<strong>de</strong>rlands. Tableaux vivants. Verkoop ‘familieland’ Tjicoppo.<br />
IV 1883-1889<br />
Oom en tante Baud-<strong>Couperus</strong>. Eerste poëzie. De schoone slaapster. <strong>Een</strong> lent van<br />
vaerzen. Orchi<strong>de</strong>eën. De Nieuwe Gids. Examen. Gerrit Jäger. Eline Vere. Maurits<br />
Wagen<strong>voor</strong>t.<br />
V 1889-1891<br />
London? Jhr. Johan Ram. Noodlot. Homoseksualiteit. Paul Bourget. <strong>Een</strong>e illuzie.<br />
Crisis in Parijs. <strong>Een</strong> verlangen. Verloving. Extaze. Ram naar Atjeh.<br />
Huwelijks<strong>voor</strong>bereidingen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
I [Zeventien<strong>de</strong> eeuw-1863]<br />
31<br />
In 1752 werd te Leeuwar<strong>de</strong>n op 20 September een kind gedoopt dat als eerste van<br />
zijn geslacht een grote carrière zou maken in het Oosten: Abraham <strong>Couperus</strong><br />
(1752-1813). 1 Hij had Friese <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs. Twintig jaar oud trad <strong>de</strong>ze overgrootva<strong>de</strong>r<br />
van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in dienst bij <strong>de</strong> Vereenig<strong>de</strong> Oostindische Compagnie te<br />
Amsterdam en in 1775 voer hij als on<strong>de</strong>rkoopman naar Indië.<br />
Aanvankelijk was hij daar werkzaam in Batavia, maar in 1778 werd hij<br />
soldijboekhou<strong>de</strong>r, ontvanger en licentmeester op Malakka, dat toen nog een<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse bezitting was. Spoedig klom hij hogerop, tot koopman en opperkoopman.<br />
In 1787 ontzette hij, zo vernemen wij, ‘als chef <strong>de</strong>r inlandsche hulptroepen Malakka<br />
van <strong>de</strong> belegering dier plaats door <strong>de</strong>n vorst van Selangor en voer<strong>de</strong> krijg op Riouw’.<br />
<strong>Een</strong> jaar later werd hij tot gouverneur en directeur van Malakka benoemd.<br />
In die functie wees hij <strong>de</strong> regering te Batavia herhaal<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> veel te zwakke<br />
en zijns inziens onvoldoen<strong>de</strong> bezetting van het schiereiland. Steeds kreeg hij echter<br />
te horen, 2 ‘dat wij door eigen zwakheid in <strong>de</strong> existeeren<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n ten<br />
eenenmale onvermogend zijn, om <strong>de</strong> Ministers <strong>de</strong> vereischte manschappen te kunnen<br />
toezen<strong>de</strong>n en dat wij dus hopen, dat zij zich zooveel mogelijk zullen red<strong>de</strong>n door <strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len, die zij in han<strong>de</strong>n hebben of zullen kunnen uit<strong>de</strong>nken’.<br />
Op 15 augustus 1795 verscheen op <strong>de</strong> re<strong>de</strong> een Engelse vloot van 15<br />
oorlogsschepen met een totale bemanning van 3500 koppen. 3 De commandant, sir<br />
Henry Newcome, liet een majoor MacDonald aan wal gaan, die twee missiven<br />
overhandig<strong>de</strong>. De ene was op 7 februari 1795 te Kew door <strong>de</strong> naar Engeland gevluchte<br />
stadhou<strong>de</strong>r Willem V on<strong>de</strong>rtekend en behels<strong>de</strong> een verzoek aan <strong>de</strong> bevelhebbers van<br />
<strong>de</strong> kolonie om <strong>de</strong> ‘bescherming’ te aanvaar<strong>de</strong>n van Engelse troepen. De an<strong>de</strong>re kwam<br />
van Lord Hobart, gouvemeur van Madras. Met zoveel woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze mee<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
32<br />
dat Engeland <strong>de</strong> kolonie wenste over te nemen: liefst op vreedzame wijze maar<br />
<strong>de</strong>snoods met geweld.<br />
Abraham <strong>Couperus</strong> riep een Raad van Politie bijeen. In een zitting werd <strong>voor</strong>gesteld<br />
dat men gehoor zou geven aan het verzoek van Willem V. Was Engeland echter van<br />
plan gewelddadig op te tre<strong>de</strong>n, dan zou er gevochten wor<strong>de</strong>n. Vervolgens eiste<br />
MacDonald <strong>de</strong> kolonie op. <strong>Couperus</strong> verzocht hem toen <strong>de</strong> evacuatie toe te willen<br />
staan van ou<strong>de</strong>n van dagen, vrouwen en kin<strong>de</strong>ren. Dit werd ingewilligd.<br />
Daarop ontbrand<strong>de</strong> <strong>de</strong> ongelijke strijd. Tegenover <strong>de</strong> Engelse overmacht kon<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs maar één klein transports chip stellen, en het duur<strong>de</strong> niet lang of<br />
Abraham <strong>Couperus</strong> zag zich genoodzaakt te capituleren. Hij verzocht echter, en<br />
verkreeg ook, een eervolle overgave. Malakka werd ‘ter protectie in possessie<br />
genomen’ en zou een Ne<strong>de</strong>rlands bewind hou<strong>de</strong>n, met daamaast een Engelse<br />
gamizoenscommandant.<br />
Maar <strong>de</strong> Engelse regering bleek hier niet tevre<strong>de</strong>n mee te zijn. Op 30 november<br />
1795 werd door Peter Rainer <strong>de</strong> kolonie in bezit genomen. Er werd een Engelse<br />
gouverneur aangesteld. Abraham. <strong>Couperus</strong>, zijn officieren en ver<strong>de</strong>re aanhang<br />
wer<strong>de</strong>n als gevangenen overgebracht naar Madras (Brits-Indië). Zijn vrouw - een<br />
meisje Koek, 4 Catharina Johanna kwam daar toen ook terecht. In 1798 schonk zij<br />
hem in Tranquebar nog een dochter. Van hun vijf eer<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren werd <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lste,<br />
een zoon, in Holland opgevoed.<br />
Abraham <strong>Couperus</strong> had zich in dit ten zui<strong>de</strong>n van Madras gelegen Tranquebar<br />
gevestigd nadat terugkeer zowel naar Java als naar Ne<strong>de</strong>rland hem geweigerd was.<br />
Hij is er gebleven tot 1807: toen eerst kon hij zich naar Batavia begeven, waar hij<br />
raad van Indië werd, om vervolgens tot presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad van Justitie te Soerabaja<br />
benoemd te wor<strong>de</strong>n. Hier is hij in 1813 overle<strong>de</strong>n. Deze overgrootva<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> - die tevens tweemaal betovergrootva<strong>de</strong>r was van diens latere vrouw<br />
Elisabeth Baud, namelijk zowel via haar va<strong>de</strong>rs familie als via die van haar moe<strong>de</strong>r<br />
mag in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van onze koloniën een persoonlijkheid van belang genoemd<br />
wor<strong>de</strong>n. Als zodanig is hij ook door zijn nageslacht beschouwd. Hij moet in <strong>de</strong><br />
familiekring dikwijls ter sprake zijn gebracht.<br />
Abrahams kleinzoon John Ricus <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong>, heeft altijd in <strong>de</strong><br />
veron<strong>de</strong>rstelling geleefd dat het Friese geslacht van zeer ou<strong>de</strong> Schotse origine was.<br />
Dit moet hem niet min<strong>de</strong>r gefascineerd hebben dan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van zijn<br />
grootrva<strong>de</strong>r. Evenals later verschillen<strong>de</strong> van zijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
33<br />
kin<strong>de</strong>ren interesseer<strong>de</strong> John Ricus zich zeer <strong>voor</strong> zijn afstamming en na zijn<br />
pensionering heeft hij er veel gegevens over verzameld. 5 Helaas blijkt hij, en met<br />
hem zijn nakomelingschap, het slachtoffer geweest te zijn van een fictie. On<strong>de</strong>rzoek<br />
heeft namelijk uitgewezen dat <strong>de</strong> in 1555 geboren Edinburger predikant John Couper,<br />
waarop John Ricus zich beriep, <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> stamva<strong>de</strong>r niet geweest kan zijn. 6<br />
Evenmin stam<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie dientengevolge af van <strong>de</strong> martelaar Robert Cowper uit<br />
Sussex, die on<strong>de</strong>r Bloody Mary zijn geloof met <strong>de</strong> brandstapel heeft moeten bekopen.<br />
Het familiewapen waar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zo aan gehecht was, een duif die met een<br />
olijftak in <strong>de</strong> snavel opvliegt naar <strong>de</strong> zon, werd door <strong>de</strong> familie graag beschouwd als<br />
het symbool van Robert Cowpers ziel, uit aardse ellen<strong>de</strong> verlost en ontstegen naar<br />
<strong>de</strong> hemelse heerlijkhe<strong>de</strong>n. In werkelijkheid ging het om iets heel an<strong>de</strong>rs. De stamva<strong>de</strong>r<br />
van het geslacht <strong>Couperus</strong> is een Friese kuiper geweest, wiens beroep naamgevend<br />
werd. In een latere generatie is er <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige Latijnse uitgang -us aan toegevoegd.<br />
Abraham <strong>Couperus</strong> had tot grootva<strong>de</strong>r dominee Petrus <strong>Couperus</strong> (1657-1735). 7 Diens<br />
naam en wapen komen <strong>voor</strong> op een uit 1728 dateren<strong>de</strong> zilveren avondmaalsschotel<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rduits Hervorm<strong>de</strong> Gemeente te Warga (ten zui<strong>de</strong>n van Leeuwar<strong>de</strong>n). 8<br />
Daar reeds vertoont het helmteken onmiskenbaar een kuipershamer. De duif met <strong>de</strong><br />
olijftak moet naar alle waarschijnlijkheid in bijbelse zin geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n:<br />
vre<strong>de</strong> en behoud van <strong>de</strong> ziel in het geloof. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die zich wel eens <strong>voor</strong><br />
een eenvoudige burgerjongen heeft willen uitgeven - of hij het ook meen<strong>de</strong> is een<br />
an<strong>de</strong>re zaak...! - had het dus in wezen bij het rechte eind. Dat hij <strong>de</strong>sondanks trots<br />
op zijn wapen was blijkt uit het feit dat hij dit niet alleen op zijn briefpapier afdrukte,<br />
maar er ook literair wel eens mee koketteer<strong>de</strong>, zoals in <strong>de</strong> roman Wereldvre<strong>de</strong> en<br />
ook later nog eens in een kort verhaal. Ter plekke komen wij er op terug.<br />
De familie <strong>Couperus</strong> in Den Haag leef<strong>de</strong> in <strong>de</strong> nobele veron<strong>de</strong>rstelling dat hun<br />
<strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs bijna zevenhon<strong>de</strong>rd jaar lang in Engeland zeer hoog in aanzien hebben<br />
gestaan. Sterke Engelse sympathieën waren noch <strong>Louis</strong>, noch ook zijn va<strong>de</strong>r vreemd.<br />
Papa John Ricus' foliant waarin hij <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van dit vermeen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>geslacht<br />
heeft uiteengerafeld, tot in het jaar 1294, liegt er niet om. 9 In ronken<strong>de</strong> Franse verzen<br />
heeft hij zijn va<strong>de</strong>ren pagina na pagina bezongen. Voor <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> moet het<br />
een vreem<strong>de</strong> sensatie zijn geweest niet alleen als allerlaatste van elf kin<strong>de</strong>ren het<br />
levenslicht te hebben aanschouwd - vier waren er toen overigens al<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
34<br />
gestorven - , maar bovendien ook geboren te zijn als hekkesluiter van een zó<br />
indrukwekken<strong>de</strong> reeks <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs. De bijnaam ‘laatste wervel van <strong>de</strong> staart’, die hij<br />
zich uit zijn kin<strong>de</strong>rtijd herinner<strong>de</strong>, had <strong>voor</strong> hem meer betekenis dan men op het<br />
eerste gezicht zou <strong>de</strong>nken. In dit perspectief krijgt ook het feit dat hij in een groot<br />
<strong>de</strong>el van zijn werk zozeer <strong>de</strong> nadruk leg<strong>de</strong> op achteruitgang en verval een bijzon<strong>de</strong>re<br />
betekenis, die men an<strong>de</strong>rs gemakkelijk verkeerd zou kunnen interpreteren.<br />
Dat <strong>de</strong> hele constructie op een vergissing berustte is een ietwat tragikomische,<br />
maar niet al te belangrijke omstandigheid. De oorsprong van <strong>de</strong> familie mag dan niet<br />
mid<strong>de</strong>leeuws geweest zijn, noch ook Engels of Schots, oud was het geslacht wel<br />
<strong>de</strong>gelijk. De Friese dominees en Abraham <strong>Couperus</strong> ston<strong>de</strong>n daar garant <strong>voor</strong>. Zwaar<br />
moeten op <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n gedrukt hebben die zijn va<strong>de</strong>r in het Historisch<br />
Stamregister schreef, met forse letters die geen tegenspraak duld<strong>de</strong>n: ‘Wanneer men<br />
in eene meer dan 600 jarige famillegeschie<strong>de</strong>nis niets vindt, dat slechts <strong>de</strong>n minsten<br />
zweem van one<strong>de</strong>lheid aangeeft, dan mag men in <strong>de</strong>n volsten zin van het woord,<br />
trotsch op zijne familie zijn. In dusdanige rechtmatige trotschheid zal men dan ook<br />
tevens <strong>de</strong> grootste aanmoediging vin<strong>de</strong>n om niet alleen nooit op die familie, waar<br />
men een <strong>de</strong>el van uitmaakt door one<strong>de</strong>le han<strong>de</strong>lingen, eene nog niet geken<strong>de</strong> smet<br />
te werpen; maar tevens om steeds <strong>de</strong>n eervollen naam dier familie in groote waar<strong>de</strong><br />
te hou<strong>de</strong>n; ja, zoo mogelijk dien nog te verheffen.<br />
Dit is zelfs <strong>voor</strong> hen, die niet in <strong>de</strong>n zoogenaam<strong>de</strong>n a<strong>de</strong>lstand zijn opgenomen, <strong>de</strong><br />
ware beteekenis van het spreekwoord “Noblesse Oblige”. -<br />
En daarom is dit werk dan ook <strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> U, mijne kin<strong>de</strong>ren, geschreven.<br />
Vestigt uwe oogen op het verle<strong>de</strong>ne en zorgt dat <strong>de</strong> toekomst ons nimmer beschame.’<br />
Abraham <strong>Couperus</strong> had zijn vrouw Catharina Johanna Koek in Malakka leren kennen,<br />
waar haar bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw geboren en gestorven waren. Nog lang<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelse bezetting had<strong>de</strong>n zij, na twee dochters, ook een zoon gekregen:<br />
Petrus Theodorus, geboren in 1787. Hij is <strong>de</strong> grootva<strong>de</strong>r van va<strong>de</strong>rs kant van <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> geweest, en tweemaal een overgrootva<strong>de</strong>r van Elisabeth Baud (we<strong>de</strong>rom<br />
van va<strong>de</strong>rs én moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong>). In 1809 keer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze Petrus Theodorus op zijn<br />
eenentwintigste jaar uit Ne<strong>de</strong>rland, waar hij sinds 1795 zijn jongensjaren had door-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
35<br />
gebracht, terug naar <strong>de</strong> Oost. In Batavia voeg<strong>de</strong> hij zich bij zijn ou<strong>de</strong>rs. De tij<strong>de</strong>n<br />
bleven wisselvallig: in 1811 kreeg Engeland heel Indië in han<strong>de</strong>n, dat daarop on<strong>de</strong>r<br />
het bestuur van Thomas Stamford Raffles kwam te staan. Petrus Theodorus ging in<br />
Engelse dienst over, werd meteen al landdrost <strong>de</strong>r Buitenzorgse- en Preangerlan<strong>de</strong>n<br />
en kreeg bovendien an<strong>de</strong>re belangrijke functies te vervullen.<br />
In 1812 <strong>de</strong>ed hij een zeer goed huwelijk. Hij trouw<strong>de</strong> namelijk met Catharina Rica<br />
Cranssen (1795-1845), enige dochter van Willem Jacob Cranssen die het tot<br />
gouverneur van Ternate, gouverneur van Amboina, Presi<strong>de</strong>nt van Schepenen te<br />
Batavia en tij<strong>de</strong>ns het Engelse tussenbestuur lid van <strong>de</strong> Raad van Indië gebracht<br />
heeft. Schoonpapa Willem Jacob bezat een groot fortuin. Zowel hij als <strong>de</strong> jonge<br />
Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> waren zeer Engels gezind en zij hebben zich bei<strong>de</strong>n als<br />
persoonlijke vrien<strong>de</strong>n van Raffles beschouwd. Petrus Theodorus heeft zijn<br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Raffles geuit in <strong>de</strong> namen die hij zijn eerstgeboren zoon zou geven:<br />
William Jacob Thomas Raffles.<br />
Schoonva<strong>de</strong>r Cranssen en zijn schoonzoon <strong>Couperus</strong> gaven in <strong>de</strong> dagen van het<br />
Engelse interregnum grote avondpartijen, weel<strong>de</strong>rige feesten en bals die heel wat<br />
gekost moeten hebben. Zo kon het gebeuren dat Petrus Theodorus zich in 1821 bijna<br />
gedwongen heeft gezien al zijn bezittingen, huizen en lan<strong>de</strong>rijen te verkopen. Maar<br />
juist op dat ogenblik stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> dood van zijn schoonva<strong>de</strong>r hem en zijn vrouw in het<br />
bezit van een groot vermogen dat hem gered heeft van een ontijdig bankroet.<br />
In november 1822 vertrok hij, getroffen door een ziekte, met het schip Magelhaen<br />
naar Ne<strong>de</strong>rland. Dit heeft hij echter nimmer bereikt. Op 2 januari 1823 gaf hij bij<br />
Kaap <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Hoop <strong>de</strong> geest. Zijn in Buitenzorg wonen<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r hoor<strong>de</strong> het<br />
waarschijnlijk pas in juli, gezien <strong>de</strong> datering van <strong>de</strong> annonce die zij toen in <strong>de</strong> courant<br />
van Batavia plaatste: ‘Met een diep gewond hart, maar on<strong>de</strong>rworpen aan <strong>de</strong>n wil <strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong>zienigheid, geef ik, van dit <strong>voor</strong> mij zoo treffend verlies kennis aan vrien<strong>de</strong>n en<br />
betrekkingen. C.J. Koek, wed. <strong>Couperus</strong>, mee<strong>de</strong> uit naam <strong>de</strong>r weduwe en ver<strong>de</strong>re<br />
familie. Buitenzorg, <strong>de</strong>n 28sten Juli 1823.’ 10<br />
Het echtpaar <strong>Couperus</strong>-Cranssen was in <strong>de</strong> elf jaren van hun huwelijk gezegend<br />
met negen kin<strong>de</strong>ren. Na <strong>de</strong> naar Raffles genoem<strong>de</strong> eerste zoon volg<strong>de</strong>n een twee<strong>de</strong><br />
zoon Henry W.L., een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zoon met <strong>de</strong> familie<strong>voor</strong>namen Petrus Theodorus, en<br />
vervolgens nog een vier<strong>de</strong> zoon die John Ricus genoemd werd. Na hem, eerlang <strong>de</strong><br />
va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> Coupe-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
36<br />
rus, volg<strong>de</strong>n twee meisjes. Daarop weer een zoon, en tenslotte nogmaals twee meisjes.<br />
- De weduwe zou reeds een jaar later hertrouwen. Als mevrouw Riesz-Cranssen heeft<br />
<strong>de</strong>ze grootmoe<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> het grootste <strong>de</strong>el van haar leven in Indië<br />
doorgebracht. Al haar zoons kregen echter een opvoeding in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Van <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren interesseert ons natuurlijk in hoofdzaak John Ricus. Diens<br />
jeugdjaren zijn goed bekend doordat hij herinneringen heeft opgeschreven die<br />
ongeschon<strong>de</strong>n bewaard zijn gebleven. 11 Hij werd op 24 februari 1816 in het huis van<br />
zijn ou<strong>de</strong>rs op Kramat geboren. Rekenen wij het na, dan verloor hij dus zijn va<strong>de</strong>r<br />
toen hij nog geen zeven jaar oud was. In het jaar dat hij acht werd hertrouw<strong>de</strong> zijn<br />
moe<strong>de</strong>r met C.J. Riesz (1791-1856), een militair die on<strong>de</strong>r meer Napoleons veldtocht<br />
naar Rusland nog heeft meegemaakt. 12 Ook later in Indië vond Riesz, zo zegt een<br />
levensbericht over hem, ‘een ruim veld [...] om aan nog onbevredig<strong>de</strong>n zucht naar<br />
roem en eer te voldoen’.<br />
Van zijn eigen va<strong>de</strong>r kan John Ricus niet veel weet gehad hebben. Hij verloor hem<br />
te vroeg. Dat <strong>de</strong> man zich in Batavia niet alleen met kunsten en wetenschappen bezig<br />
heeft gehou<strong>de</strong>n, maar er met zijn talrijke gasten tevens danig van het goe<strong>de</strong> leven<br />
genoot - waardoor hij telkens geld tekort kwam - bleef in <strong>de</strong> familie een bekend<br />
verhaal. In dit opzicht is <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die het geld niet min<strong>de</strong>r graag liet rollen,<br />
<strong>de</strong> traditie getrouw gebleven. Nog lang handhaaf<strong>de</strong> zich een herinnering aan vroegere<br />
familiegran<strong>de</strong>ur, ook al was die tegen het eind van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw tamelijk<br />
‘déchue’ geraakt, zoals <strong>Couperus</strong> het placht uit te drukken.<br />
Op raad van schoonpapa Cranssen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie zoons al heel jong <strong>voor</strong> hun<br />
opvoeding naar patria gezon<strong>de</strong>n. De twintigste oktober 1819 zeil<strong>de</strong>n Henry van vijf,<br />
Piet van vier en John Ricus van drie begeleid door kennissen van hun ou<strong>de</strong>rs naar<br />
Ne<strong>de</strong>rland. De kin<strong>de</strong>ren kregen als verzorgers twee authentieke slaven mee. <strong>Een</strong> van<br />
<strong>de</strong>ze, Jonas, is on<strong>de</strong>rweg van ellen<strong>de</strong> overboord gesprongen. <strong>Een</strong> walvis om hem te<br />
red<strong>de</strong>n vertoon<strong>de</strong> zich niet.<br />
In Ne<strong>de</strong>rland werd John Ricus on<strong>de</strong>r voogdij van een koopman in Amsterdam<br />
gesteld, I.W. Bagman, die er <strong>voor</strong> zorg<strong>de</strong> dat het kind - zoals van Indië uit beschikt<br />
was - in huis kwam bij <strong>de</strong> Waalse predikant van Dordrecht, C.G. Merkus. Hier werd<br />
John Ricus goed verzorgd. Uit <strong>de</strong>ze tijd moet wel <strong>de</strong> gewoonte stammen dat le<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, hoewel zij geen hugenoten waren, zich in <strong>de</strong> Waalse<br />
Gemeente lieten<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
37<br />
aannemen. Dit werd ongetwijfeld aangemoedigd door het feit dat <strong>de</strong> Église Wallonne<br />
<strong>voor</strong> chic doorging.<br />
John Ricus noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> predikant en zijn vrouw naar Indische gewoonte oom en<br />
tante. Toen Merkus spoedig naar Amsterdam beroepen werd, verhuis<strong>de</strong> <strong>de</strong> jongen<br />
mee. Zo kwam hij op <strong>de</strong> Keizersgracht tegenover <strong>de</strong> Westermarkt te wonen. In<br />
Dordrecht had hij een kin<strong>de</strong>rschooltje bezocht, nu kreeg hij een Zwitserse, later een<br />
Dordtse gouverneur. Dat hij, zo jong nog, in dit milieu vloeiend Frans heeft leren<br />
spreken en schrijven verwon<strong>de</strong>rt ons dus niet. In wezen was John Ricus <strong>Couperus</strong><br />
een man van twee talen, die zich in staat heeft getoond lange reeksen vloeien<strong>de</strong><br />
Franse verzen te schrijven.<br />
Op zekere dag arriveer<strong>de</strong> ook zijn eigen moe<strong>de</strong>r uit Indië. Aan haar verschijning<br />
in diepe rouw bewaar<strong>de</strong> hij later een scherpe herinnering van geschoktheid. Zij bracht<br />
haar jongste zoon George en drie kleine meisjes mee. De weduwe vestig<strong>de</strong> zich op<br />
<strong>de</strong> Heerengracht, dicht bij <strong>de</strong> Amstel. Niet <strong>voor</strong> lange tijd. In 1824 hertrouw<strong>de</strong> zij,<br />
en wel met <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> kolonel C.J. Riesz, met wie zij zich, na een kort verblijf<br />
op Elsenburg aan <strong>de</strong> Vliet tussen Den Haag en Delft, te 's-Gravenhage in <strong>de</strong><br />
Nobelstraat vestig<strong>de</strong>. Haar kin<strong>de</strong>ren voeg<strong>de</strong>n zich daar bij haar.<br />
In 1826 werd John Ricus echter met zijn broers naar <strong>de</strong> kostschool van Runckel<br />
in Noordwijk-Binnen gestuurd. Hij leer<strong>de</strong> er zo goed Latijn, dat hij er een prijs <strong>voor</strong><br />
kreeg. Erg lang is hij er niet gebleven. Toen zijn moe<strong>de</strong>r en stiefva<strong>de</strong>r het slot<br />
Zuijlensteijn bij Amerongen betrokken, plaatsten zij hem namelijk over naar <strong>de</strong><br />
kostschool van Broe<strong>de</strong>let in Maarssen. Zijn zusters bleven op het kasteel. Daar wer<strong>de</strong>n<br />
zij opgevoed door <strong>de</strong> gebruikelijke Franse gouvernante, die graag uit Walter Scott<br />
<strong>voor</strong>las. Als hij met vakantie thuis kwam, luister<strong>de</strong> John Ricus vaak naar haar. Hoeft<br />
aan zijn literaire begaafdheid en interesse geen twijfel te bestaan, later is hij toch<br />
meer een man van <strong>de</strong> daad gebleken. Zijn stiefva<strong>de</strong>r heeft hem streng opgevoed. Van<br />
hem kreeg John Ricus verplichte lessen in het schaken. Vissen en paardrij<strong>de</strong>n met<br />
an<strong>de</strong>re jongens <strong>de</strong>ed hij even graag.<br />
In Latijn bleef hij met gemak uitblinken. Met Grieks daarentegen had hij op school<br />
nogal wat moeite. Tot zijn ergernis werd hij in die taal onophou<strong>de</strong>lijk overtroefd<br />
door een vriendje, een telg van <strong>de</strong> Portugees-joodse familie Teixeira <strong>de</strong> Mattos. John<br />
Ricus ontpopte zich echter weer als een <strong>de</strong>r beste danseurs. De school was gemengd,<br />
<strong>de</strong> jongens hoef<strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
38<br />
het dansen dus niet zoals <strong>de</strong> a<strong>de</strong>lborsten met elkaar te leren. Intens ook genoot hij<br />
van <strong>de</strong> muzieklessen, die zo welbesteed aan hem waren dat hij later met gemak heeft<br />
leren componeren. Op een bewaard gebleven opus van zijn hand uit 1881 zullen wij<br />
nog terugkomen.<br />
Op 15 mei 1829 werd zijn stiefva<strong>de</strong>r Riesz tot kolonel-chef van <strong>de</strong> staf van<br />
Ne<strong>de</strong>rlands-Indië benoemd. Voor <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van John Ricus beteken<strong>de</strong> dit <strong>de</strong> terugkeer<br />
naar Batavia. Het afscheid van hun zoon is in <strong>de</strong> herinnering van <strong>de</strong> laatste een<br />
afschuwelijke gebeurtenis geweest. Juist om een drama te vermij<strong>de</strong>n, vond het plaats<br />
in <strong>de</strong> buurt van Maarssen, gewoon in <strong>de</strong> koets waarmee <strong>de</strong> heer en mevrouw<br />
Riesz-Cranssen zich naar Amsterdam begaven. - Er kwam nu tevens een ein<strong>de</strong> aan<br />
dit schoolleven. John Ricus werd opgenomen in het gezin van we<strong>de</strong>rom een dominee,<br />
Koor<strong>de</strong>rs geheten, wiens pastorie overigens meer weg had van een gastronomisch<br />
centrum dan van een kluis waar inkeer, versterving en zelfkastijding aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong> dag waren. Hij genoot er grote vrijheid. In <strong>de</strong> Vechtstreek beleef<strong>de</strong> hij een heerlijke<br />
jongelingstijd, zo schreef hij later. Hij hielp <strong>de</strong> boeren, op het land of bij het kaas<br />
maken. Het gebruikelijke vogelschieten fascineer<strong>de</strong> hem niet min<strong>de</strong>r.<br />
In 1832 liet hij zich inschrijven in het album van het Athenaeum Illustre te<br />
Amsterdam. Hij kwam nu weer bij iemand an<strong>de</strong>rs in huis, <strong>de</strong> heer Bernoulli, die<br />
boekhou<strong>de</strong>r bij een koopman was. John Ricus werd lid van een dispuut. De wat<br />
balken<strong>de</strong> afkorting van <strong>de</strong> naam. I.A.A.A.A., blijkt een hooggestemd i<strong>de</strong>aal te<br />
verbergen: ingenium acuunt artes, amicitiam alunt. Zijn mathesisexamen leg<strong>de</strong> hij<br />
in Lei<strong>de</strong>n af, en in <strong>de</strong> Sleutelstad is hij ook vijf jaar later in <strong>de</strong> rechten gepromoveerd.<br />
Zijn Amsterdamse jaren heeft John Ricus in menig opzicht goed uitgebuit. Verzot<br />
als hij was op <strong>de</strong> Franse opera ging hij daar dikwijls heen. Zelf speel<strong>de</strong> hij piano,<br />
kon goed zingen, nam lessen in harmonie en composite, en richtte zelfs een<br />
muziekgezelschapje op: Musicae Artis Sacrum. Van Bernoulli kreeg hij lessen in<br />
Italiaans waardoor hij spoedig Dante, Petrarca en Tasso in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal<br />
kon lezen. <strong>Een</strong> ‘familiekwaal’, stotteren, leer<strong>de</strong> hij in korte tijd met grote wilskracht<br />
af met behulp van in Mainz genoten spraaklessen. Tij<strong>de</strong>ns zijn studie heeft John<br />
Ricus een bun<strong>de</strong>l Franse poëzie geschreven, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Illusions d'un Étudiant. -<br />
Dit alles overzien<strong>de</strong> kunnen wij alleen maar vaststellen dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een va<strong>de</strong>r<br />
heeft gehad van wie hij heel wat moet hebben opgestoken. Is het een won<strong>de</strong>r dat hij<br />
eigenlijk het liefst operazanger had willen wor<strong>de</strong>n?<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
39<br />
Zijn aanvankelijke plan zich in <strong>de</strong> advocatuur te begeven heeft John Ricus al vrij<br />
spoedig opgegeven. On<strong>de</strong>r invloed van P. Merkus, die uit Indië was weggezon<strong>de</strong>n<br />
omdat hij zich tegen het cultuurstelsel had gekeerd, besloot hij tot een Indische<br />
ambtenarencarrière. Zijn promotieon<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong>ed dit nog niet verwachten. Op 29<br />
juni 1837 promoveer<strong>de</strong> hij in Lei<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het rectoraat van P.J. Uylenbroek op een<br />
in het Latijn geschreven juridisch proefschrift. De conditione servorum apud romanos.<br />
Deze studie droeg hij op aan zijn ‘avunculus’ P. Merkus en aan zijn ‘tutor’ C.G.<br />
Merkus. De promotie zelf werd beklonken met een groot feest in <strong>de</strong> Haarlemmerhout.<br />
In Haarlem, immers kon<strong>de</strong>n zowel zijn Leidse als zijn Amsterdamse vrien<strong>de</strong>n<br />
gemakkelijk samenkomen.<br />
John Ricus verliet daarop Ne<strong>de</strong>rland. Te Soerabaja werd hij per 1 januari 1838<br />
aangesteld tot ‘ambtenaar bij <strong>de</strong> fiscaal’. On<strong>de</strong>rweg naar Java heeft hij op zee nog<br />
een aantal Engelse gedichten geschreven, Sea Thoughts. 13 Toen ook Merkus naar<br />
Indië terugkeer<strong>de</strong>, wist hij zich geprotegeerd op hoog niveau. Aan <strong>de</strong>ze werd John<br />
Ricus ter beschikking gesteld toen Merkus <strong>de</strong> functie zou vervullen van<br />
gouvernementscommissaris ter Sumatra's westkust. Op 20 september 1839 werd<br />
<strong>Couperus</strong> toegevoegd aan <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt van Ajer Bangis. Merkus zelf zou het nog tot<br />
gouverneur-generaal brengen. John Ricus kon zich op Sumatra als jong ambtenaar<br />
eerst eens ‘uitleven’.<br />
In <strong>de</strong> maand oktober 1839 maakte John Ricus <strong>de</strong> expeditie mee tegen Kota Gedang,<br />
on<strong>de</strong>r kolonel A.V. Michiels. Aan <strong>de</strong>ze avontuurlijke tijd bewaar<strong>de</strong> hij later<br />
herinneringen die hem doen kennen als een actieve, sportieve man. In een in 1862<br />
verschenen brochure, 14 bij <strong>voor</strong>beeld, ziet hij zich terug ‘in vroegere jaren als jongeling<br />
in <strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n jagen<strong>de</strong>, rossen<strong>de</strong> en rondzwerven<strong>de</strong>, en alzoo in contact met<br />
<strong>de</strong>n kleineren man en <strong>de</strong> min<strong>de</strong>re inlandsche hoof<strong>de</strong>n’. Het waren tij<strong>de</strong>n van ‘bedaar<strong>de</strong><br />
koloniale journalistiek’, waarin ‘het getal onzer Indische dagbla<strong>de</strong>n zich beperkte<br />
tot <strong>de</strong> eenige onschuldige Javasche Courant. [...] Zoo wij ons dan in die tij<strong>de</strong>n<br />
terugvoeren, zien wij ons zelven vermoeid en afgemat terugkomen<strong>de</strong> van eenen<br />
langdurigen rid, <strong>de</strong> pandoppo van <strong>de</strong>n eenen of an<strong>de</strong>ren Regent, die ons vergezel<strong>de</strong>,<br />
binnentre<strong>de</strong>n, en daar, na <strong>de</strong>n inwendigen mensch door een substantieel maal versterkt<br />
te hebben, ons in een stoel vóór aan <strong>de</strong> pandoppo ne<strong>de</strong>rvleijen en on<strong>de</strong>r het genot<br />
van eene manillasigaar <strong>de</strong> eenige courant, - Amsterdamsen of Rotterdamsch<br />
Han<strong>de</strong>lsblad, wij weten het niet meer - opnemen, die wij op een klein tafeltje ter<br />
zij<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
40<br />
van ons on<strong>de</strong>r officiëele correspon<strong>de</strong>ntiën, die <strong>de</strong> post <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n Regent heeft<br />
me<strong>de</strong>gebragt, zagen liggen.’ - De regent leest intussen, omgeven door zijn hele<br />
personeel, <strong>de</strong> binnengekomen missives. On<strong>de</strong>ropzieners komen kijken of zij ook<br />
post gekregen hebben. John Ricus geniet van <strong>de</strong> heerlijke avondlucht. Hardop vertaalt<br />
een <strong>de</strong>r opzieners stukjes uit <strong>de</strong> courant, ten gehore van ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r aanwezigen. 15<br />
Maar soms ook was het toneel min<strong>de</strong>r vredig en staken opstan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kop op. John<br />
Ricus herinner<strong>de</strong> zich hoe hij, in 1844, wonen<strong>de</strong> in een huis gelegen aan <strong>de</strong> driesprong<br />
tussen Padang en Pau, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van een <strong>de</strong>tachement infanteristen met le<strong>de</strong><br />
ogen moest aanzien, dat ‘in het stille van <strong>de</strong>n avond’ was uitgerukt. 16 Op een mod<strong>de</strong>rig<br />
sawaveld wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mannen tij<strong>de</strong>ns een hevige regenbui door <strong>de</strong> plaatselijke<br />
bevolking met scherpe klewangs aangevallen. Padang moest in staat van beleg wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld: ‘Als Fiscaal en Auditeur-Militair vermeen<strong>de</strong>n wij het onzen pligt <strong>de</strong> noodige<br />
geheime on<strong>de</strong>rzoekingen te laten doen naar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re bedoelingen <strong>de</strong>r woelzieke<br />
menigte. [...] Wij zon<strong>de</strong>n geheime spionnen in <strong>de</strong> amfioenkitten, met last om dáár,<br />
on<strong>de</strong>r aanbieding van het bij <strong>de</strong> woelzieken zoo gezocht heulsap, achter <strong>de</strong> waarheid<br />
te komen. Wij vernamen dan ook spoedig, dat geestelijken overal aan het opruijen<br />
waren.’ Padang werd bedreigd. Men zette meer troepen in en <strong>de</strong> opstand werd<br />
bedwongen. Nog jaren later huiver<strong>de</strong> John Ricus bij <strong>de</strong> gedachte ‘wat het lot van<br />
alle Europesche ingezetenen, niet alleen van Padang, maar welligt van geheel<br />
Sumatra's westkust had kunnen zijn, zoo op dien avond geene da<strong>de</strong>lijke maatregelen<br />
geprovoceerd en genomen waren gewor<strong>de</strong>n’. De voedingsbo<strong>de</strong>m van dit alles, zo<br />
meen<strong>de</strong> hij, was <strong>de</strong> eeuwige strijd tussen christenen en mohammedanen. Verstopt<br />
in een aansporing tot be<strong>de</strong>vaart naar Mekka las hij <strong>de</strong> ophitsen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Wat<br />
toeft gij te Padang, on<strong>de</strong>r die zoo zondige Hollan<strong>de</strong>rs, die, ja, eene kerk bezitten,<br />
doch die <strong>de</strong>n heiligen God niet vereeren, niet vijfmalen daags hunne gebe<strong>de</strong>n tot<br />
Hem opzen<strong>de</strong>n! Wat toeft gij? Volgt <strong>de</strong>n roepstem van onzen Profeet, en ver<strong>de</strong>lgt<br />
al die ongeloovigen te vuur en te zwaar<strong>de</strong>!’<br />
De tekst van <strong>de</strong> brochure waar dit in staat is overigens min<strong>de</strong>r van belang om aan<br />
te tonen wat <strong>de</strong> nog ongehuw<strong>de</strong> John Ricus <strong>Couperus</strong> rond 1840 op Sumatra zoal<br />
beleef<strong>de</strong>, dan om <strong>de</strong> conclusie te wettigen dat hij een zeer autoritaire man was, die<br />
tegen on<strong>de</strong>rdrukking niet opzag wanneer <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat naar zijn mening<br />
vereisten. In niet mis te verstane bewoordingen betoog<strong>de</strong> hij 17 ‘dat ons bestaan in<br />
Indië geen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
41<br />
zuiver koloniaal, d.i. volkplantersbestaan, is; maar wel <strong>de</strong>gelijk een bestaan, gegrond<br />
op le droit du plus fort, hetzij door materieele, hetzij door moreele kracht tot stand<br />
gebragt, en door die kracht ook alleenlijk nog in stand te hou<strong>de</strong>n. In één woord, het<br />
is eene overheersching, die <strong>de</strong>n zwakkere op een onnatuurlijk standpunt heeft<br />
geplaatst, hoe verzachtend men die overheersing ook mogt willen doen drukken. Het<br />
is dus eene bepaal<strong>de</strong> onmogelijkheid <strong>de</strong> ongedwongene Ne<strong>de</strong>rlandsche politiek op<br />
Indië toe te passen.’ De cursiveringen zijn van hem zelf. Deze regels staan er borg<br />
<strong>voor</strong>, dat er met een man als John Ricus <strong>Couperus</strong> wanneer het er op aankwam niet<br />
te spotten viel. Zij bewijzen overigens tevens dat hij goed en met kracht zijn mening<br />
on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n kon brengen en er ook niet tegen opzag dit in het openbaar te doen<br />
als het zo te pas kwam.<br />
In Batavia waag<strong>de</strong> hij het na enige jaren zijn oog te laten vallen op <strong>de</strong> dochter van<br />
<strong>de</strong> toenmalige vice-presi<strong>de</strong>nt bij <strong>de</strong> Raad van Indië, jhr. J.C. Reynst. Maar <strong>de</strong>ze zag<br />
in <strong>Couperus</strong> allerminst een partij <strong>voor</strong> zijn enige kind, Catharina Geertruida, en<br />
beklaag<strong>de</strong> zich bij Merkus over <strong>de</strong> ongepaste vrijpostigheid van het jongmens.<br />
<strong>Couperus</strong> liet zich niet meteen uit het veld slaan. Volgens zijn zeggen gaf hij Merkus<br />
te kennen: ‘Bui<strong>de</strong>nzorg komt binnenkort open, en elke G.G. heeft tot nog toe altijd<br />
een zijner protégés tot Assistent-Resi<strong>de</strong>nt van Buitenzorg benoemd, welnu geef mij<br />
Buitenzorg en dan zal <strong>de</strong> Heer Reynst mij zijne dochter niet weigeren.’ Maar dit<br />
mislukte. <strong>Couperus</strong> werd naar Padang gestuurd, <strong>de</strong>stijds een <strong>de</strong>r moeilijkste plaatsen.<br />
Op 2 augustus 1844 overleed Merkus. Reynst volg<strong>de</strong> hem toen op als waarnemend<br />
gouverneur-generaal. Bij zijn vertrek naar Padang moest <strong>Couperus</strong> hem zijn<br />
opwachting maken, hij werd zeer beleefd ontvangen maar <strong>voor</strong>lopig bleef het daar<br />
bij.<br />
In 1846 vin<strong>de</strong>n wij hem als lid van <strong>de</strong> Raad van Justitie in Batavia. Voorzien<strong>de</strong><br />
dat hij in <strong>de</strong>ze stad geruime tijd zou blijven, overwoog hij nu <strong>de</strong>finitief een huwelijk<br />
aan te gaan. Zijn carrière was tot dan toe vlekkeloos verlopen. IJzeren gezondheid,<br />
ontoombare energie, sterke wilskracht gecombineerd met een meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
intelligentie en begaafdheid op allerlei gebie<strong>de</strong>n, brachten hem er toe naar <strong>de</strong> gunst<br />
van Reynst te blijven dingen. Johan Cornelis Reynst (1798-1871) had in 1840 op<br />
grond van zijn verdiensten het predikaat jonkheer verworven. Van 5 augustus 1844<br />
af trad jhr. Reynst als waarnemend G.G. op, een functie die hij heeft vervuld tot hij<br />
op 30 September 1845 werd opgevolgd door J.J. Rochussen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
42<br />
Reynsts enige dochter moet in die verheven Indische bestuurskringen een eenzaam<br />
leven geleid hebben. Haar moe<strong>de</strong>r Catharina Geertruida Scherpingh had zij verloren<br />
toen zij nog geen twee jaar oud was. Haar va<strong>de</strong>r,in 1831 weduwnaar gewor<strong>de</strong>n,<br />
hertrouw<strong>de</strong> niet. Haar enige speelkameraadjes wareneen aangenomen zusje 18 en een<br />
jonger broertje, Pieter Hendrik (1830-1856). Temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vele zeer grote<br />
gezinnen zoals die toen eer<strong>de</strong>r regel dan uitzon<strong>de</strong>ring waren maakte <strong>de</strong> familie Reynst<br />
een ingetogen, beschei<strong>de</strong>n indruk. Hoe en wanneer John Ricus <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<br />
jaar jongere freule Catharina <strong>voor</strong> het eerst ontmoet heeft is onbekend, maar we<br />
mogen <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> kring van mr. P. Merkus. Het geslacht Reynst was oud en<br />
aanzienlijk, een patricische familie. Dit is <strong>voor</strong> John Ricus waarschijnlijk een re<strong>de</strong>n<br />
te meer geweest om zijn oog op <strong>de</strong> dochter van <strong>de</strong> waarnemend gouverneur-generaal<br />
te laten vallen.<br />
J.C. Reynst is in 1798 op Larenstein bij Arnhem geboren. Al heel jong, nauwelijks<br />
zeventien jaar oud, ging hij naar Indië. Vijf jaar na zijn huwelijk bracht hij het reeds<br />
tot directeur-generaal <strong>de</strong>r Financiën, en in 1842 werd hij vice-presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad<br />
van Indië. Het geslacht waar hij uit stam<strong>de</strong> kon reeds in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> en zeventien<strong>de</strong><br />
eeuw in Amsterdam bogen op een beken<strong>de</strong> naam. Van va<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> was zijn<br />
grootmoe<strong>de</strong>r een Bicker, van moe<strong>de</strong>rszij<strong>de</strong> een Du Peyrou, dochter van <strong>de</strong><br />
Amsterdamse schepen, tevens directeur van <strong>de</strong> Groenlandsche Visscherij, Daniel<br />
Jacob du Peyrou. Indische traditie reikte bij <strong>de</strong> familie Reynst nog veel ver<strong>de</strong>r terug<br />
dan bij <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong> en Baud: al in het begin van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw kon<strong>de</strong>n<br />
zij wijzen op een gouverneur-generaal. 19<br />
De va<strong>de</strong>r van J.C. Reynst is in het begin van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw na <strong>de</strong> dood van<br />
zijn vrouw naar Indië gegaan waar hij, een jaar na zijn schoondochter, evenals zij in<br />
Batavia is gestorven. Deze Pieter Hendrik - over-grootva<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> -<br />
staat genealogisch gesproken <strong>de</strong>rhalve op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als Abraham <strong>Couperus</strong>. Zijn<br />
zoon, <strong>Couperus</strong>' grootpapa, ging al in 1850 met pensioen, maar is daarna toch nog<br />
tien jaar in Indië gebleven alvorens uitein<strong>de</strong>lijk naar Ne<strong>de</strong>rland terug te keren. In<br />
1856 verloor hij zijn enige zoon. Zijn terugkeer, in 1860, hield verband met <strong>de</strong><br />
gelijktijdige repatriëring van zijn dochter en haar echtgenoot John Ricus <strong>Couperus</strong><br />
- een man die naar <strong>de</strong> mening van Reynst qua stand niet helemaal van het niveau<br />
geweest kan zijn dat hij wel gewenst had.<br />
John Ricus had toen echter een zeer vlot verlopen Indische carrière achter <strong>de</strong> rug.<br />
In 1849 werd hij namelijk griffier bij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Hoge Ge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
43<br />
rechtshoven, in 1850 raadsheer van het Hoog Gerechtshof, en vier jaar nadien<br />
bovendien nog lid van het Hoog Militair Gerechtshof. Deze loopbaan werd in 1860<br />
bekroond met een passen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding: John Ricus <strong>Couperus</strong> is toen, nadat hij<br />
een jaar eer<strong>de</strong>r zijn ontslag al had aangevraagd, ge<strong>de</strong>coreerd met het rid<strong>de</strong>rschap in<br />
<strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw, dat in 1923 ook <strong>voor</strong> zijn jongste zoon <strong>Louis</strong><br />
zou zijn weggelegd. Tegelijk met zijn schoonva<strong>de</strong>r Reynst vertrok hij daarop naar<br />
Europa. Voor zijn vrouw Catharina moet dit wel een heel groot avontuur geweest<br />
zijn. Alle bijna eenen<strong>de</strong>rtig jaren van haar leven had zij in Indië doorgebracht. Zij<br />
die <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou war<strong>de</strong>n, ken<strong>de</strong> niet an<strong>de</strong>rs dan een aangenaam<br />
leven in <strong>de</strong> tropen op hoog maatschappelijk niveau. <strong>Een</strong> stoet bedien<strong>de</strong>n had haar<br />
daar altijd omringd. In Den Haag, met twee dienstmeisjes, sociaal weinig meer<br />
betekenend, zal het haar niet zijn meegevallen: een bittere achteruitgang...<br />
John Ricus en Catharina had<strong>de</strong>n in Batavia zeven kin<strong>de</strong>ren gekregen (eigenlijk<br />
acht, maar een jongetje werd dood geboren; een dag later is dit kindje, op 14 <strong>de</strong>cember<br />
1854, bijgezet in een grafkel<strong>de</strong>r die J.C. Reynst op <strong>de</strong> algemene Europese<br />
begraafplaats van Batavia heeft gekocht; eerst 23 februari 1855 was <strong>de</strong>ze groeve<br />
voltooid). De eersteling was een meisje, Johanna Cornelia, geboren in 184S. Op haar<br />
volg<strong>de</strong> een zoon die van zijn <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> namen Petrus Theodorus erf<strong>de</strong>.<br />
Hij was een jaar jonger. Weer een jaar later werd, in 1850, nogmaals een meisje<br />
geboren, Catharina Rica Geertruida. Daarna kwam het dochtertje dat later in Den<br />
Haag jong gestorven is en met wier eerste <strong>voor</strong>naam <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> eerlang bedacht<br />
zou wor<strong>de</strong>n: <strong>Louis</strong>e Johanna Baptiste Charlotte, geboren 1851. <strong>Een</strong> twee<strong>de</strong> zoon,<br />
John Ricus junior, zag in 1853 het levenslicht. Na het doodgeboren kindje volg<strong>de</strong> in<br />
1856 nog het meisje dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later zijn lievelingszuster zou noemen,<br />
Geertruida Johanna. Het laatste nog in Indië geboren zoontje werd François Emile<br />
genoemd. Hij besloot <strong>de</strong>ze pleja<strong>de</strong> in 1857.<br />
Het was dus een grote familie die in 1860 naar Ne<strong>de</strong>rland voer, en zij wer<strong>de</strong>n zoals<br />
gezegd bovendien vergezeld door grootpapa Reynst en hun aller bedien<strong>de</strong>n. Over<br />
<strong>de</strong>ze reis naar het va<strong>de</strong>rland bezitten wij niet onamusante gegevens. Papa John Ricus<br />
heeft namelijk veel later, in <strong>de</strong>cember 1883, een lang gedicht van 133 vierregelige<br />
coupletten in het Frans geschreven, bedoeld als een geschenk <strong>voor</strong> John Ricus junior<br />
ter gelegen-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
44<br />
heid van diens huwelijk. 20 In dit poëem haal<strong>de</strong> hij allerlei herinneringen op, en hij<br />
sprak zijn zoon on<strong>de</strong>r meer als volgt toe:<br />
(13) ‘En partant <strong>de</strong> Java ce fut en grand cortège,<br />
Dont ton Grandpère était le chef et le doijen,<br />
Qui avait tout l'esprit <strong>de</strong> l'ordre qua protège,<br />
Et dans son grand amour cherchait son seul moijen!’<br />
(14) ‘Nous étions à dix-neuf sujets <strong>de</strong> son empire,<br />
Qui l'honoraient d'amour comme leur empereur.<br />
Il fut toujours pour nous le maître <strong>de</strong> navire<br />
Bien plus que le vrai chef du bateau à vapeur!’<br />
Op <strong>de</strong> terugreis moesten zij een paar dagen logeren in <strong>de</strong> haven Point <strong>de</strong> Galles, maar<br />
alle kamers die zij in het hotel besproken had<strong>de</strong>n bleken per ongeluk al aan an<strong>de</strong>re<br />
gasten vergeven te zijn. De negentien reizigers zagen zich toen gedwongen<br />
on<strong>de</strong>rkomen te zoeken in een meer achteraf gelegen hôtel garni. Zij begaven zich<br />
daarheen in vijf palankijnen, gevolgd door drie karren met <strong>de</strong> bagage. De wagens<br />
wer<strong>de</strong>n door le<strong>de</strong>n van het personeel nauwlettend in het oog gehou<strong>de</strong>n. Er wor<strong>de</strong>n<br />
een Fransman, een Deen en een Javaanse baboe genoemd.<br />
Spoedig werd <strong>de</strong> reis weer <strong>voor</strong>tgezet. Het schip voer langs Kaap Guardafui.<br />
Negentien jaar later zou Geertruida Johanna - Trudy - hier schipbreuk lij<strong>de</strong>n en er<br />
als drenkeling een kind krijgen. Wij komen daar nog op terug. Maar papa zinspeelt<br />
er op als hij <strong>de</strong> regels dicht:<br />
(27) ‘Tu vis, à mon côté, tous ces rochers terribles<br />
Du Cap <strong>de</strong> Guardafui que l'Océan battait;<br />
Ta soeur donc s'amusait à voir ces eaux horribles,<br />
Inconsciente alors du sort qui l'attendait!’<br />
In Egypte on<strong>de</strong>rbrak <strong>de</strong> familie <strong>de</strong> reis opnieuw, om Alexandrië en Caïro en bovendien<br />
<strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n en vele an<strong>de</strong>re oudhe<strong>de</strong>n te bezoeken. Daarnastoom<strong>de</strong>n zij door naar<br />
Marseille. Dwars door Frankrijk begaven zij zich vervolgens met <strong>de</strong> trein naar Parijs.<br />
Aldaar zijn ze enige tijd gebleven alvorens ver<strong>de</strong>r te reizen naar Brussel. Het was<br />
een koud <strong>voor</strong>jaar. Op 18 april i860 vier<strong>de</strong>n zij in <strong>de</strong> Belgische hoofdstad <strong>de</strong><br />
eenen<strong>de</strong>rtigste verjaar-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
45<br />
dag van mama. Hoe zij er na al dat gereis aan toe was valt niet te zeggen maar wel<br />
te vermoe<strong>de</strong>n... Zij was opnieuw zwanger en haar conditie moet precair geweest zijn.<br />
In Indië al had haar gezondheid te wensen overgelaten, en dit was zelfs een van <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>naamste re<strong>de</strong>nen geweest om naar Europa te gaan.<br />
In het ijzige Brussel zagen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong> het eerst van hun jonge leven sneeuw<br />
en hagel. Ze keken hun ogen uit naar het natuurverschijnsel en verkeer<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
sprookjesachtige veron<strong>de</strong>rstelling dat het hier in het barre noor<strong>de</strong>n blijkbaar snoepjes<br />
regen<strong>de</strong>. Dat was wel wat an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> natte moesson die zij gewend waren.<br />
En toen kwam Holland. Papa vond het eigenlijk heel verschrikkelijk. Hij kon zelfs<br />
zijn tranen niet bedwingen. Holland was als een oord van verbanning. De re<strong>de</strong>n<br />
waarom hij zo negatief dacht is curieus. Ne<strong>de</strong>rland, zo schreef hij, was het land van<br />
het grote Ik, waar egoïsme en ongeken<strong>de</strong> zelfzucht heersten (en wij mogen hier al<br />
aan Emeralda uit Psyche <strong>de</strong>nken). Maar het was nu eenmaal niet an<strong>de</strong>rs.<br />
Vooruitlopend op <strong>de</strong> toekomst vatte hij toch maar weer moed - hij hield veel van<br />
zijn grote gezin, en dus:<br />
(58) ‘J'ai obéi! - Nous vînmes tous dans la Hollan<strong>de</strong>;<br />
Et moi, tout entouré <strong>de</strong> mes enfants chéris,<br />
J'ai partagé toujours <strong>de</strong> ma joijeuse ban<strong>de</strong><br />
Les étu<strong>de</strong>s, les jeux, la joie et les soucis!’<br />
Op 17 november 1860 vestig<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie zich te Den Haag aan <strong>de</strong> Prinsegracht, in<br />
het grote pand nummer 4, ongetwijfeld na een kort verblijf in een hotel.<br />
In dit huis zijn nog twee meisjes geboren, die maar kort leef<strong>de</strong>n: nog in 1860<br />
Johanna Francina Fernanda, gestorven op 10 September 1861. Dit zelf<strong>de</strong> jaar 1861<br />
zag Maria Catharina Eleonora het levenslicht. Zij is gestorven op 23 april 1862. In<br />
dit ongelukshuis ook is tenslotte nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kindje heengegaan, <strong>de</strong> elfjarige <strong>Louis</strong>e.<br />
Zij stierf als laatste van <strong>de</strong>ze drie dochtertjes, op 8 november 1862.<br />
Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> woning op <strong>de</strong>, toen nog niet ge<strong>de</strong>mpte,<br />
Prinsegracht trieste herinneringen bewaar<strong>de</strong>. Geen won<strong>de</strong>r ook dat zij naar een an<strong>de</strong>r<br />
huis hebben omgezien. Zij betrokken weldra het pand Mauritska<strong>de</strong> 11 - tegenwoordig<br />
43 - en hebben daar <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> hekkesluiter afgewacht. In <strong>de</strong> nacht van 10<br />
juni 1863<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
46<br />
werd een zoontje geboren, een nakomertje. 21 De ou<strong>de</strong>rs hebben in hem <strong>de</strong> drie<br />
gestorven zusjes willen ge<strong>de</strong>nken, wat wel enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand lag. Maar <strong>Louis</strong><br />
Marie Anne <strong>Couperus</strong> kreeg daarmee zulke verwarren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen, dat hij in het<br />
bevolkingsregister van Den Haag abusievelijk tot zijn achttien<strong>de</strong> levensjaar als meisje<br />
ingeschreven heeft gestaan. Op 19 juli 1863 werd <strong>de</strong>ze jongste telg van het geslacht<br />
<strong>Couperus</strong> gedoopt in <strong>de</strong> Église Wallonne aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>. Het doopregister <strong>de</strong>elt<br />
mee: ‘Et le susdit enfant, né à la Haye le 10 Juin 1863 à 12 heures <strong>de</strong> la nuit, a été<br />
présenté au Saint Baptême par la Mére. Ce que je certifie. E.A. Zublie.’ 22<br />
Heeft <strong>de</strong> geboorte van dit laatste kind veel indruk op papa gemaakt? Zijn hoofd<br />
stond eigenlijk wel meer naar an<strong>de</strong>re dingen. Hij had het druk genoeg met het<br />
schrijven van brochures. Op eigen verzoek eervol ontslagen uit's lands dienst, on<strong>de</strong>r<br />
toekenning van pensioen, bleek hij allerminst van plan zijn ver<strong>de</strong>re leven met <strong>de</strong><br />
armen over elkaar te gaan zitten. <strong>Een</strong> maand na <strong>de</strong> geboorte van <strong>Louis</strong> voltooi<strong>de</strong> hij<br />
een tamelijk agressief geschrift, al het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> in successie, waarin hij zich bezighield<br />
met <strong>de</strong> ontwikkelingen van het cultuurstelstel in Indië: Gouvernementscultures met<br />
of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1860).<br />
Wat hebben <strong>de</strong>ze brochures te betekenen, en hoe kwam hij er toe ze te schrijven?<br />
In <strong>de</strong> familie was hij niet <strong>de</strong> enige die het <strong>de</strong>ed. Ook zijn drie jaar jongere broer<br />
George Gerard (1819-1876; <strong>de</strong>ze oom van <strong>Louis</strong> is tot vier jaar <strong>voor</strong> zijn dood<br />
ongetrouwd gebleven) heeft in 1860 brochures geschreven, zelfs niet min<strong>de</strong>r dan<br />
drie. 23 Na een zeer korte loopbaan als ambtenaar had oom George zich eveneens<br />
teruggetrokken. Hij werd daarop stichter, eigenaar en landheer van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming<br />
Tjisella in <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>ntie Bantam (West-Java). In een van zijn pamfletten geeft hij te<br />
kennen: ‘Ik ben <strong>de</strong>elgenoot in eene suikerfabriek op Java [...].’ De opstellen gaan<br />
dan ook over suikercontracten en <strong>de</strong> daar in die jaren mee verbon<strong>de</strong>n problemen.<br />
Papa John Ricus is eveneens lan<strong>de</strong>igenaar geweest, en het zelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> zijn<br />
twee jaar ou<strong>de</strong>re broer Henry (1814-1872). De laatste had zich na een militaire<br />
carrière op <strong>de</strong> bezitting Tjicoppo bij Buitenzorg gevestigd. Tevens was hij eigenaar<br />
van Djati-wangi in Cheribon (West-Java). En tenslotte was er dan nog hun bei<strong>de</strong>r<br />
zuster Elisabeth (1821-1889). Zij was getrouwd met <strong>de</strong> stadsgeneesheer van Semarang,<br />
Abraham Steenstra Toussaint, maar haar echtgenoot had tevens belangen in Tjicoppo<br />
zowel als in Pekantjilan, en heeft zich een aantal jaren met <strong>de</strong> koffiecultures<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
47<br />
beziggehou<strong>de</strong>n. Later werd hij stadsgeneesheer te Batavia. (Tjicoppo is in 1883 te<br />
koop gezet. Maar nog in 1921 wist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich dit familiebezit zeer goed<br />
te herinneren. 24 )<br />
John Ricus had problemen met <strong>de</strong> richting waarin het cultuurstelsel zich dreig<strong>de</strong><br />
te ontwikkelen. 25 De tij<strong>de</strong>ns het bewind van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>n Bosch in<br />
1830 ingevoer<strong>de</strong> gedwongen teelt van landbouwgewassen door <strong>de</strong> Indische bevolking<br />
- suiker zowel als koffie - was on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> G.G. Merkus volgens plan doorgezet. Maar<br />
het beteken<strong>de</strong> in <strong>de</strong> praktijk dat zeer grote bevolkingsgroepen soms ver van hun<br />
woonplaatsen gedwongen arbeid moesten verrichten. Veelal wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eisen als te<br />
hoog ervaren, <strong>de</strong> disciplinaire straffen heetten te zwaar. Kritische publikaties<br />
omstreeks het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw leid<strong>de</strong>n in 1854 tot een<br />
regeringsreglement waarin een aantal beginselen <strong>voor</strong> een rechtvaardiger toepassing<br />
van het cultuurstelsel aangegeven wer<strong>de</strong>n. In artikel 56 werd gesteld dat, via<br />
vrijwillige overeenkomsten als overgang, gestreefd moest wor<strong>de</strong>n naar een toestand<br />
waarbij tussenkomst van het bestuur zou kunnen wor<strong>de</strong>n ontbeerd. Vooral I.D.<br />
Fransen van <strong>de</strong> Putte heeft, als liberale minister, tussen 1862 en 1866 <strong>de</strong> vervanging<br />
van het stelsel van overheidscultuur door een stelsel van vrije cultuur helpen<br />
bewerkstelligen. De Agrarische Wet van 1870 zou <strong>de</strong> wettelijke grondslag leggen<br />
<strong>voor</strong> een stelsel van vrije cultuur, waarbij <strong>de</strong> particuliere on<strong>de</strong>rnemer <strong>de</strong> leiding zou<br />
hebben.<br />
Deze in 1860 al dreigen<strong>de</strong> ontwikkeling beschouw<strong>de</strong> John Ricus als ongewenst.<br />
Letterlijk eiste hij 26 dat het cultuurstelsel ‘zoo veel doenlijk wor<strong>de</strong> in stand gehou<strong>de</strong>n’.<br />
Hoewel hij inzag dat veran<strong>de</strong>ringen nodig en onvermij<strong>de</strong>lijk waren, meen<strong>de</strong> hij dat<br />
<strong>de</strong> regering daarbij uiterst <strong>voor</strong>zichtig te werk moest gaan. Pas als onverhoopt (sic!)<br />
zou blijken dat het stelsel onhoudbaar was gewor<strong>de</strong>n, zou men wettelijk nieuwe<br />
regelingen kunnen overwegen.<br />
Het hoeft nauwelijks betoog dat dit opvallend conservatieve standpunt op zuiver<br />
eigenbelang van John Ricus als grondbezitter berustte. In <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong><br />
brochure, gedagtekend een maand na <strong>de</strong> geboorte van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, on<strong>de</strong>rstreept<br />
papa nog eens met klem dat men in zaken als <strong>de</strong>ze zich niet behou<strong>de</strong>nd genoeg kon<br />
opstellen. Opnieuw hamer<strong>de</strong> hij op <strong>de</strong> zijns inziens goe<strong>de</strong>, en in elk geval volstrekt<br />
wetrige, doelstellingen van het cultuurstelsel. Alleen <strong>de</strong> instandhouding daarvan<br />
garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> ‘<strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong>n Regeringsinvloed op het productief vermogen<br />
van Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië’.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
48<br />
Mocht men nog willen twijfelen aan dit eigenbelang, in 1870 kwam John Ricus er<br />
rond <strong>voor</strong> uit, toeh <strong>de</strong> hierboven genoem<strong>de</strong> Agrarische Wet dreig<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />
aangenornen. In een laatste pamflet, gedateerd maart van dat jaar en gericht aan<br />
Fransen van <strong>de</strong> Putte, 27 noem<strong>de</strong> hij zich meteen op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong> al lan<strong>de</strong>igenaar<br />
in Ne<strong>de</strong>rlands-Indië. Om een recks van re<strong>de</strong>nen hield hij <strong>de</strong>, intussen door <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong><br />
Kamer al aanvaar<strong>de</strong>, nieuwe wet <strong>voor</strong> volstrekt verwerpelijk: ‘<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, door <strong>de</strong><br />
inlan<strong>de</strong>rs thans in erfelijk individuëel gebruik bezeten, wor<strong>de</strong>n op hunne aanvrage<br />
in eigendom afgestaan’? - Hersenschimmige utopieën noemt hij dat, ze brengen ‘<strong>de</strong>n<br />
dood van het Particulier lan<strong>de</strong>igendom met gewisse zekerheid me<strong>de</strong>’. De wet mag<br />
volgens hem niet wor<strong>de</strong>n doorgevoerd, immers wat hij noemt ‘onze eigene zonen,<br />
broe<strong>de</strong>rs, neven en vrien<strong>de</strong>n met hunne gezinnen’ leven zodoen<strong>de</strong> op een vulkaan<br />
die elk ogenblik kan uitbarsten.<br />
John Ricus heeft dit geschrift in een buitengewoon opgewon<strong>de</strong>n stijl op het papier<br />
gesmeten, het is een kreet van verontwaardiging ‘op het oogenblik dat stilzwijgen<br />
hem eene levenslange wroeging zou<strong>de</strong> kunnen aanbrengen; <strong>de</strong> wroeging namelijk<br />
van <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zijnen niet datgene gedaan te hebben, wat <strong>de</strong> uiterste drang <strong>de</strong>r<br />
omstandighe<strong>de</strong>n hem als hoogste pligt <strong>voor</strong>schreef’. Hij ziet zijn wereld wankelen:<br />
‘Met zoo vele an<strong>de</strong>ren toch verkeert hij on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n invloed van het pijnlijk <strong>de</strong>nkbeeld,<br />
dat, bij <strong>de</strong>n tegenwoordigen gang van zaken, <strong>de</strong> Indische baten al zeer spoedig geheel<br />
en al zullen verdwijnen, en dat hierdoor tegelijk <strong>de</strong> pensioenen, die hij en hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>ren na langdurigen ambtelijken dienst in een tropisch gewest, hebben verdiend,<br />
in groot gevaar kunnen gebragt wor<strong>de</strong>n.’<br />
Terwijl hij dit schreef, speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> verdieping zijn<br />
jongste zoontje <strong>Louis</strong> met lapjes, poppen en suikeren vlin<strong>de</strong>rs.<br />
<strong>Een</strong> dui<strong>de</strong>lijke conclusie is uit dit alles niet moeilijk te trekken. De familie <strong>Couperus</strong><br />
heeft generaties lang niet alleen hoge tot zeer hoge ambten bekleed, zij behoor<strong>de</strong><br />
tevens op Java zon<strong>de</strong>r meer tot <strong>de</strong> bezitten<strong>de</strong> klasse, die haar inkomsten <strong>voor</strong> geen<br />
gering ge<strong>de</strong>elte uit suiker- en koffiecultures genoot. Sociale veran<strong>de</strong>ringen wer<strong>de</strong>n<br />
niet bepaald als verbeteringen gezien omdat die hun eigen status dreig<strong>de</strong>n te<br />
on<strong>de</strong>rgraven. De terugkeer van John Ricus met vrouw en kin<strong>de</strong>ren naar Indië, in<br />
1872, moet waarschijnlijk ook wel me<strong>de</strong> in dit licht gezien wor<strong>de</strong>n. Papa wil<strong>de</strong> er<br />
niet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
49<br />
alleen <strong>de</strong> carrière van zijn twee oudste zoons begelei<strong>de</strong>n, tevens ging het hem erom<br />
dat hij zijn agrarische belangen van nabij zo goed mogelijk kon behartigen. Van<br />
Ne<strong>de</strong>rland uit was dat omslachtig en tijdrovend. Aan zijn familie in Indië alleen<br />
durf<strong>de</strong> hij zulke gewichtige zaken niet over te laten.<br />
Van zijn broers hebben wij er tot nu toe één overgeslagen, en wel Petus Theodorus<br />
(1815-1872). Deze, altijd ongehuwd gebleven, was een jaar ou<strong>de</strong>r dan hij. Hij moet<br />
een levenslustige man geweest zijn. In 1851 bracht zijn ambtelijke loopbaan hem<br />
het resi<strong>de</strong>ntschap van Tapanoeli. Twee jaar later werd hij resi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Padangse<br />
Bovenlan<strong>de</strong>n. In 1857 kreeg hij Palembang, in 1862 Besoeki, en tenslotte culmineer<strong>de</strong><br />
zijn carrière van 1865 tot 1872 in het resi<strong>de</strong>ntschap van Probolinggo. Wat zijn<br />
particuliere leven betreft, vernemen wij dat hij ‘verwekte bij <strong>de</strong> inlandsche vrouw<br />
Sarina 5 natuurlijke erken<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong>’. <strong>Een</strong> van zijn later getrouw<strong>de</strong> zoons<br />
had nog weer zogenaam<strong>de</strong> <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij ‘<strong>de</strong> inlandsche vrouw Mina’ en kreeg<br />
tot schoonmoe<strong>de</strong>r ‘<strong>de</strong> inlandsche vrouw Pura’. <strong>Een</strong> dochter had als schoonmama ‘<strong>de</strong><br />
inlandsche vrouw Sienah’. Vermoe<strong>de</strong>lijk lopen er dus in het tegen woordige Indonesië<br />
nog heel wat nakomelingen rond die alien <strong>de</strong> naam <strong>Couperus</strong> dragen. Zij stammen,<br />
wellicht zon<strong>de</strong>r het te weten, af van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Abraham <strong>Couperus</strong> op wie <strong>de</strong> Haagse<br />
familie zo trots was.<br />
Tenslotte kunnen wij vaststellen dat, hoewel het <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> niet bepaald aan<br />
familie heeft ontbroken, <strong>de</strong> meeste van zijn ooms en tantes in Indië zaten. Zij kwamen<br />
slechts om <strong>de</strong> zoveel jaar met verlof naar Ne<strong>de</strong>rland. Neefjes en nichtjes heeft hij in<br />
zijn prille jeugd nauwelijks te zien gekregen. In zijn eerste levensjaren is <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> een eenzaam kind geweest, met veel ou<strong>de</strong>re broers en zusters. In het huis<br />
aan <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> was weliswaar drukte genoeg, an<strong>de</strong>re kleine jongetjes kwamen<br />
er echter niet of zel<strong>de</strong>n.<br />
Papa bleef altijd wat ver van hem, heeft <strong>Couperus</strong> later eens geschreven. Zijn<br />
va<strong>de</strong>r ging, behalve in zijn brochures en los daarvan zijn genealogische<br />
on<strong>de</strong>rzoekingen, geheel in <strong>de</strong> opvoeding van zijn oudste zoons op. Uit het al eer<strong>de</strong>r<br />
geciteer<strong>de</strong> lange huwelijksgedicht vernemen wij dat hij in ie<strong>de</strong>r geval John Ricus<br />
junior graag bij zijn schoolwerk heeft geholpen, en <strong>voor</strong> Petrus Theodorus kan niet<br />
an<strong>de</strong>rs dan het zelf<strong>de</strong> gegol<strong>de</strong>n hebben:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
50<br />
(65) ‘Tu te rappelleras combien l'Arithmétique<br />
Me répugnait toujours, oui, me faisait frémir;<br />
Combien <strong>de</strong> temps l'Algêbre et la Mathématique,<br />
Envolés <strong>de</strong> ma tête, eurent à revenir.’<br />
John Ricus junior werd geboeid door vlin<strong>de</strong>rs en leg<strong>de</strong> er een verzameling van aan,<br />
wat zijn va<strong>de</strong>r toejuichte. Het opspel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kapelletjes heeft <strong>Louis</strong> geïspireerd<br />
tot het doen van het zelf<strong>de</strong>: maar in zijn geval waren het vlin<strong>de</strong>rs van suiker, die op<br />
taarten geprikt zaten. Uit het Franse gedicht vernemen wij ook dat er een hond in<br />
huis was, een druk en blafferig beest. Heeft het nakomertje er misschien traumatische<br />
ervaringen mee opgedaan? In zijn latere leven placht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een bijna<br />
onbegrijpelijke afkeer van <strong>de</strong>ze viervoeters aan <strong>de</strong> dag te leggen. Pas kort <strong>voor</strong> zijn<br />
dood schafte hij zich zelf een hond aan, Brinio, die overigens door een tijdgenoot<br />
beschreven werd als een bijzon<strong>de</strong>r vals beest. Papa dichtte:<br />
(75) ‘Ton coeur n'avait pourtant aucune sécheresse<br />
Pour tous ces animaux: la preuve en est ton Chien,<br />
Qui raffolait <strong>de</strong> toi, partageant sa tendresse<br />
Entre le père et fils, dont il se crut un lien.’<br />
Papa als pianist, die zijn zoon John Ricus junior vioollessen liet geven en graag met<br />
hem samen musiceer<strong>de</strong>, zien wij geportretteerd in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels:<br />
(85) ‘Nous avons maintes fois soulagé nos étu<strong>de</strong>s<br />
Ne nous parlant alors que par <strong>de</strong> divins sons;<br />
Nous étions plein <strong>de</strong> zèle et <strong>de</strong> béatitu<strong>de</strong><br />
Quand mon Piano causait avec ton Violon! - ’<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft later eens verteld dat zijn va<strong>de</strong>r hem Engels en Latijn heeft<br />
geleerd volgens een vlugge eigen metho<strong>de</strong>, die bijzon<strong>de</strong>r doeltreffend was. Het blijkt<br />
dat zijn broer John Ricus junior er al in een veel vroeger stadium van profiteer<strong>de</strong>.<br />
Papa heeft het zelf als volgt beschreven:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
51<br />
(87) ‘Et pour apprendre bien quelque langue étrangère<br />
Nous suivions hardiment une métho<strong>de</strong> à moi,<br />
Qui rendit cette étu<strong>de</strong> attraijante et légeère,<br />
Et déjà profitable en quelque peu <strong>de</strong> mois.’<br />
Het beeld dat dit alles van papa John Ricus <strong>Couperus</strong> oproept is gecompliceerd.<br />
Enerzijds <strong>de</strong> muzische man die van poëzie en muziek hield, an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> man van<br />
zaken met een sterk praktisch gerichte instelling. Sportief en on<strong>de</strong>rnemend,<br />
ongetwijfeld autoritair en met zichzelf ingenomen, maar tevens iemand die zich graag<br />
in zijn stu<strong>de</strong>erkamer terugtrok om zich daar zowel aan <strong>de</strong> politieke problemen van<br />
zijn tijd als aan eigen composities en ingewikkel<strong>de</strong> genealogische naspeuringen te<br />
wij<strong>de</strong>n. Het <strong>voor</strong>beeld van een eigen - immers jong gestorven - va<strong>de</strong>r heeft hij moeten<br />
missen. Wel heeft hij als man van <strong>de</strong> wereld niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze willen on<strong>de</strong>rdoen. Wij<br />
zullen zien dat papa van 1872 af in Batavia zes jaar lang in grote stijl heeft geleefd.<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> kon <strong>de</strong>ze sterke persoonlijkheid slechts met moeite <strong>voor</strong> zich<br />
winnen. De oudste en <strong>de</strong> jongste wer<strong>de</strong>n binnen het gezin geschei<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n door<br />
een reeks an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong> afstand alleen maar groter hebben gemaakt.<br />
Ongetwijfeld heeft papa veel kruit verschoten met <strong>de</strong> opvoeding van zijn in Indië<br />
geboren zonen en dochters. Voor zijn jongste, enige Haagse kind schoot niet zoveel<br />
meer over. Toen alle an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren eenmaal het huis had<strong>de</strong>n verlaten, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze<br />
twee echter sterker met elkaar geconfronteerd. <strong>Een</strong> botsing kon niet uitblijven.<br />
Desondanks hebben bei<strong>de</strong>n elkaar leren waar<strong>de</strong>ren naar elkaars beste eigenschappen.<br />
Dit heeft <strong>de</strong> kloof overbrugd. Van een onoplosbaar conflict is vermoe<strong>de</strong>lijk nooit<br />
sprake geweest. 28<br />
In <strong>de</strong>ze situatie heeft <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r en hebben ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re zusters ongetwijfeld een<br />
bemid<strong>de</strong>len<strong>de</strong> rol gespeeld. Zijn vroegste jeugdjaren bracht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> door als<br />
een kind tussen vrouwen. Bemoe<strong>de</strong>rd en verwend, leef<strong>de</strong> hij sterk in zijn fantasie.<br />
Zo is het zijn leven lang gebleven, <strong>voor</strong>al toen zijn nichtje en latere vrouw Elisabeth<br />
Baud die rol eenmaal overgenomen had.<br />
Eindnoten:<br />
1 De hierna volgen<strong>de</strong> genealogische gegevens zijn in hoofdzaak ontleend aan W. Wijnaendts van<br />
Resandt, ‘Ou<strong>de</strong> Indische Families, VI: Het Geslacht <strong>Couperus</strong>’, in Maandblad van het<br />
Genealogisch-heraldisch genootschap ‘De Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw’ (1908), 208-214; 239-243;<br />
271-275; 303-306. - Jurriaan van Toll, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn <strong>voor</strong>geslacht’, in Sibbe III nr.8<br />
(aug. 1943), 237 e.v.<br />
2 Van Toll, 239<br />
3 Zie over Abraham <strong>Couperus</strong>: D.K. Bassett, ‘The Surren<strong>de</strong>r of Dutch Malacca, 1795’, in Bijdr.<br />
tot <strong>de</strong> Taal-, Land- en Volkenk. van Ned.-Ind. 117 (1961), 344 e.v. De va<strong>de</strong>r van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>,<br />
mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, heeft een lange, niet uitgegeven monografie aan Abraham <strong>Couperus</strong> gewijd<br />
(ARA, fam. arch. <strong>Couperus</strong>, II C 40), met <strong>de</strong> bedoeling zijn grootva<strong>de</strong>r te disculperen. - Zie ook<br />
zijn twee<strong>de</strong> dochter C.R.G. Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, ‘De overgave van Malakka aan <strong>de</strong><br />
Engelschen door <strong>de</strong>n Gouverneur Abraham <strong>Couperus</strong>’, in De Indische Gids, (april 1915), 3 e.v.<br />
- Dat Abraham zeer tot <strong>de</strong> verbeelding van <strong>de</strong> familie heeft gesproken blijkt ook uit <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>, Oostwaarts (1924), I.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
4 Over <strong>de</strong> familie Koek: R. Nieuwenhuys, ‘De indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands<br />
Maandblad 5, 192/193, juli/aug. 1963, 19.<br />
5 <strong>Een</strong> reflex hiervan vin<strong>de</strong>n we in Metamorfoze (1897), waar het Hugo Aylva is die zich <strong>voor</strong><br />
zijn afstamming interesseert. Aylva is een Friese naam, veelzeggend dus in verband met <strong>de</strong><br />
Friese afkomst van het geslacht <strong>Couperus</strong>.<br />
6 Zie over <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> Schotse afstamming E. Huisman, ‘De afstamming van het geslacht<br />
<strong>Couperus</strong>', in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw 79 (1962), 310 e.v. - Ook <strong>Louis</strong>’ broer Frans had<br />
belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze genealogische problemen.<br />
7 Dr. P.J. Buijnsters wees mij er op dat <strong>de</strong> hervorm<strong>de</strong> predikant te Gouda Petrus Theodorus<br />
<strong>Couperus</strong> (1722-1799) bevriend was met Betje Wolff. Op een aan Betje Wolff en Aagje Deken<br />
gewij<strong>de</strong> tentoonstelling te Vlissingen in 1884 hing diens portret. Zie J. Dyserinck, Hul<strong>de</strong> aan<br />
Betje Wolff en Aagje Deken (1884), 38: ‘... “het afbeeldzel - door Le Croix geschil<strong>de</strong>rd - van<br />
haren hooggeschatten vriend, <strong>de</strong>n eerwaar<strong>de</strong>n heer Pieter Theodoor <strong>Couperus</strong>, predikant te<br />
Gouda”. Zijn nakomeling, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te 's-Gravenhage, was zoo vrien<strong>de</strong>lijk ons het portret<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tentoonstelling te bezorgen (Eigend. van <strong>de</strong>n heer G.L. Baud).’<br />
8 Henri van Booven, Leven en werken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1933), laatste foto tussen 12 en 13;<br />
tekst 3. De schotel draagt op <strong>de</strong> rand <strong>de</strong> inscriptie: ‘Heere Everts en Aath Herkes, Echtelie<strong>de</strong>n,<br />
wiens waapenen hier tegenover staan, hebben te samen <strong>de</strong>sen silveren schotel uyt lief<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />
hervorm<strong>de</strong> Gemeijnte tot Warga, waarvan sij bey<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n waeren ten dienste <strong>voor</strong> 't Brood in<br />
's Heeren Heijlig Nagtmaal by uijterste wille besproken.’ In het centrum, ovaal om <strong>de</strong><br />
kwartierstaat van Petrus <strong>Couperus</strong> heen: ‘Do Petrus <strong>Couperus</strong> Pastor Warganus Theodori ipsius<br />
antecessoris filius aetat: 71 minister 44 hanc patinam rogatu Testatorum excudi curavit. Anno<br />
1728.’ (Dominee Petrus <strong>Couperus</strong>, predikant te Warga, zoon van Theodorus met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naam<br />
die zijn <strong>voor</strong>ganger was, heeft 71 jaren oud in zijn vierenveertigste ambtsjaar <strong>de</strong>ze schotel op<br />
verzoek van <strong>de</strong> erflaters laten bewerken.)<br />
9 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 1 a 4.<br />
10 Al <strong>de</strong>ze gegevens nog steeds ontleend aan <strong>de</strong> genealogie van W. Wijnaendts van Resandt.<br />
11 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 11 e 60.<br />
12 Vermeld wordt daarover: ‘In <strong>de</strong> kampagne van Rusland vier halve vingers van <strong>de</strong> linkerhand<br />
door <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> verloren een schot door <strong>de</strong> linker knie.’ In Duitsland kreeg hij ook nog ‘bij <strong>de</strong><br />
bataille van Dres<strong>de</strong>n een geweerkogel door <strong>de</strong> linkerarm en een schot aan <strong>de</strong> heup’.<br />
13 Deze zijn in het, helaas lacuneuze, familiearchief niet bewaard gebleven.<br />
14 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, De geest van artikel 110 van het Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indisch regerings-reglement,<br />
beschouwd als wettelijke grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanstaan<strong>de</strong> Indische drukperswet (1862), 74 e.v.<br />
15 John Ricus windt zich daar echter over op. De vertalingen acht hij willekeurig en ten<strong>de</strong>ntieus.<br />
Hij vindt Indië nauwelijks geschikt <strong>voor</strong> een vrije drukpers, waar nog veel meer misbruik van<br />
gemaakt zal kunnen wor<strong>de</strong>n. Eigenlijk is hij het eens met het uiterst reactionaire standpunt van<br />
<strong>de</strong> oud-minister van koloniën G.L. Baud - <strong>de</strong> echtgenoot van zijn zuster Wilhelmina! -, die zich<br />
zelfs tegenstan<strong>de</strong>r had verklaard van vrijheid van drukpers in het algemeen. John Ricus meent<br />
dat het Ne<strong>de</strong>rlandse gezag door satirische improvisaties en on<strong>de</strong>rgrondse blaadjes steeds meer<br />
on<strong>de</strong>rmijnd zal wor<strong>de</strong>n. Hij conclu<strong>de</strong>ert dat <strong>de</strong> invoer van in vreem<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n gedrukte stukken<br />
door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlands-Indische wetgever geregeld moet wor<strong>de</strong>n. (Baud was minister van 1848<br />
tot 1849.)<br />
16 I<strong>de</strong>m, 79 e.v.<br />
17 I<strong>de</strong>m, 126.<br />
18 Dochtertje uit het eerste huwelijk van Catharina Scherpingh.<br />
19 Uitvoerig hierover: Anne-Marie S. Logan, The ‘Cabinet’ of the Brothers Gerard and Jan Reynst<br />
(1979) passim. - F.L. Bastet/H. Brunsting, Corpus signorum classicorum musei antiquarii<br />
Lugdumo-Batavi (1982), IX-XII. De va<strong>de</strong>r van Gerard en Jan Reynst - te Amsterdam bezitters<br />
van een grote kunstverzameling, uitmuntend <strong>voor</strong>al door een hoeveelheid antieke sculpturen -<br />
was Gerrit Reynst: een <strong>de</strong>r oprichters van <strong>de</strong> VOC en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gouverneur-generaal. Dat dit<br />
in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> bekend was, blijkt uit een door Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong><br />
opgestel<strong>de</strong> genealogie van <strong>de</strong> familie Reynst, bewaard gebleven in het familiearchief.<br />
20 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 76.<br />
21 Op 10 juni 1930 onthul<strong>de</strong> oud-burgemeester mr. J.A.N. Patijn er een door Theo van Reijn<br />
gebeeldhouw<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>nksteen. <strong>Een</strong> foto van het huis bij W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van<br />
Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1984 4 ), 10-11.<br />
22 De gegevens uit het bevolkingsregister en die uit het doopregister van <strong>de</strong> Église Wallonne<br />
komen uit het Haags Gemeente Archief.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
23 G.G. <strong>Couperus</strong>, Voorstel tot het uitgeven van nieuwe suiker-contracten op Java (1860); G.G.<br />
<strong>Couperus</strong>, Na<strong>de</strong>re toelichting van mijn <strong>voor</strong>stel, etc. (1860); G.G. <strong>Couperus</strong>, Uitbesteding van<br />
suiker-contracten op Java (1860). Uit <strong>de</strong> teksten van George <strong>Couperus</strong> blijkt dat J.D. Fransen<br />
van <strong>de</strong> Putte een persoonlijke vriend van <strong>de</strong> familie was.<br />
24 Oostwaarts, I: ‘Wij had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds ons familieland, Tjikoppo - een oom [Henry] was er<br />
administrateur - maar <strong>de</strong> koffie en wat er meê te verdienen was, lokte, geloof ik, mijn va<strong>de</strong>r en<br />
mijn broe<strong>de</strong>rs niet.’ Zo simpel als hij het daar stelt is <strong>de</strong> situatie <strong>voor</strong> zijn va<strong>de</strong>r niet geweest;<br />
men zie het hier volgen<strong>de</strong>.<br />
25 Samenvatting ontleend aan E.H.s' Jacob, ‘Cultuurstelsel’, in Oosthoek's Encyclopaedie 4 (1948),<br />
784 e.v.<br />
26 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, <strong>Een</strong> woord ter gelegenheid <strong>de</strong>r op han<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong> ontmoeting <strong>de</strong>r oud<br />
gonveineurs-generaal J.J. Rochussen en Mr. A.J. Duymaer van Twist op het veld van vrijen<br />
arbeid (1860).<br />
27 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, De agrarische wet van <strong>de</strong>n Minister De Waal, en hare toepassing volgens<br />
Fransen van <strong>de</strong> Putte, ter vierschare gebragt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eerste Kamer <strong>de</strong>r Staten-Generaal (1870).<br />
28 H.W. van Tricht, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> verkenning (1980 3 ) heeft in zijn hoofdstuk I een veel te<br />
zwart beeld van John Ricus <strong>Couperus</strong> senior getekend. Hij noem<strong>de</strong> hem (p.11) een ‘weinig<br />
gecompliceerd man, die aan zichzelf en zijn omgeving hoge eisen stel<strong>de</strong>, maar wiens geestelijke<br />
horizon beperkt en wiens gevoelsleven stellig vlak gebleven was’. Dit portret is ongenuanceerd.<br />
Evenmin heeft hij zich rekenschap gegeven van <strong>de</strong> uitgesproken gunstige financiële situatie<br />
van <strong>de</strong> familie. Volgens hem erf<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> wel (p.18) ‘innerlijke aanspraak op luxe en<br />
maatschappelijk aanzien, maar niet <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len’. Er was wel <strong>de</strong>gelijk geld. - Dat <strong>de</strong> familie<br />
<strong>Couperus</strong> (p.18) ‘aan <strong>de</strong> zelfkant van <strong>de</strong> Haagse aristocratie’ leef<strong>de</strong>, is maar een <strong>de</strong>le juist.<br />
Binnen <strong>de</strong> Indische coterie van Den Haag, die groot was, nam zij een <strong>voor</strong>name plaats in. Wel<br />
is het zo dat <strong>de</strong> niet-Indische Hagenaars op het Indische element plachten neer te zien. Zelfs <strong>de</strong><br />
familie Reynst zou <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> ‘niet mooi genoeg’ hebben gevon<strong>de</strong>n, al was hun eigen<br />
predikaat toch nog maar van jonge datum. - Het boek van Van Tricht is aan veel, doorgaans<br />
gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, kritiek on<strong>de</strong>rhevig geweest. <strong>Een</strong> reeks van punten aangestipt door Marc Galle,<br />
‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> psychoanalyse’, in Nieuw Vlaams Tijdschrift XVI (1963), 83-89.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
II [1863-1878]<br />
52<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>rtien jaar ou<strong>de</strong>re zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong><br />
(Cateau) heeft later eens verteld - het was kort <strong>voor</strong> haar dood, in hetzelf<strong>de</strong> jaar dat<br />
<strong>Louis</strong> gestorven is - dat hij als jongetje een echt moe<strong>de</strong>rskindje was: 1 ‘Onze moe<strong>de</strong>r<br />
had drie kin<strong>de</strong>ren verloren. De “Benjamin” werd haar troetelkind. Kon het an<strong>de</strong>rs?<br />
[...] <strong>Louis</strong> lééf<strong>de</strong> in zijn fantasieën, als kind. <strong>Een</strong> luidruchtig spelend, ravottend baasje<br />
was hij niet.’<br />
Het huis aan <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> lag toen nog op een hoek, het was niet aan <strong>de</strong> zijkant<br />
ingebouwd zoals nu het geval is. Links van <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>ur had het een dienstingang<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> mei<strong>de</strong>n, vroeger ook wel <strong>de</strong> booien geheten, en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boodschappenjongens.<br />
Aan <strong>de</strong> rechterzij<strong>de</strong> keken op elke verdieping grote ramen uit op heesters en geboomte.<br />
Onmid<strong>de</strong>llijk aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> strekte zich het terrein van <strong>de</strong> Oranjekazerne uit.<br />
<strong>Couperus</strong> wist zich later nog te herinneren 2 dat hij ‘zijn eerste kin<strong>de</strong>rjaren heeft voelen<br />
wiegen op <strong>de</strong> <strong>de</strong>untjes <strong>de</strong>r soldaten, die op het <strong>voor</strong>plein <strong>de</strong>r Oranjekazerne zongen:<br />
En <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> kompie, en die poetst niet graag<br />
En daarom is ze zoo vet, ja-ja...<br />
Dichtregelen, waar het door <strong>de</strong> schuttingplanken gluren<strong>de</strong> kind niet <strong>de</strong>n humor van<br />
begreep, zoo dat hij dan ook meer gevoel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het lieflijk heroïsche:<br />
Tirailleurtje, wees tevre<strong>de</strong>n,<br />
Want daar komt <strong>de</strong> vijand aan!’<br />
Hij gaf het zelf toe: ‘<strong>Een</strong> moe<strong>de</strong>rskindje was hij wèl, een bedorven kindje, geboren<br />
om te be<strong>de</strong>rven en eigenlijk zijn geheele leven, nu door dier, dan door <strong>de</strong>ze bedorven.’<br />
Maaral te goed wist hij: ‘... misschien wel omdat hij zich <strong>de</strong> be<strong>de</strong>rving zoo goed laat<br />
welgevallen’. Terugzien<strong>de</strong> herinner<strong>de</strong> hij zich een klein jongetje dat, ‘een beetje<br />
overduveld door al zijn groote broêrs en zusters, zoetjes wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> hand van<br />
zijn kin<strong>de</strong>rmeid, Caroline, langs <strong>de</strong> lanen <strong>de</strong>r Haagsche Boschjes, of geheimzinnige<br />
spelletjes bedacht in <strong>de</strong> hoeken <strong>de</strong>r muurkasten, spelletjes, die reeds zijne allereerste<br />
romans symbolizeer<strong>de</strong>n en waarvan noch zijne ou<strong>de</strong>rs, noch broe-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
53<br />
<strong>de</strong>rs en zusters, noch Caroline iets begrepen. <strong>Een</strong> klein Hagenaartje dus, een erg<br />
vroom Hagenaartje, die plechtig zijn kin<strong>de</strong>rbijbeltje las - een hoofdstuk er uit - vóor<br />
hij naar bed ging, maar ook, in bed, een gestolen lint van een zijner zusters bond aan<br />
zijn eenen voet, en die voet met <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re, onvertuiten voet buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens stak<br />
om ze met elkan<strong>de</strong>r te doen dansen, als heer en dame: <strong>de</strong> omlinte voet was natuurlijk<br />
<strong>de</strong> dame. <strong>Een</strong> kind met vreem<strong>de</strong> fantazietjes [...].’<br />
De kin<strong>de</strong>rmeid blijkt Carolina Baumgartner geheten te hebben (geb. 1839), zij<br />
was katholiek en kwam uit <strong>de</strong> Anna Paulownastraat. Behalve haar waren er een<br />
Ne<strong>de</strong>rduits hervorm<strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse dienstbo<strong>de</strong>, Elizabeth Berendsen (geb. 1843) en nog<br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> meisje, <strong>de</strong> katholieke Jacoba Kraamer (geb. 1832), afkomstig uit <strong>de</strong> Haagse<br />
Zegstraat. 3 Voor zover <strong>de</strong> laatste twee niet mo<strong>de</strong>l gestaan hebben in een van zijn<br />
Haagse romans horen wij weinig over hen. Maar over Caroline <strong>de</strong>s te meer. Zijn<br />
kin<strong>de</strong>rgevoelens beschrijft <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n: 4 ‘Ik was een stil, eenzelvig<br />
kind, en het verbaast mij nu, dat ik zoo was. Ik was <strong>de</strong> jongste van een groot huisgezin,<br />
rumoerig en druk óver mij, en ikzelve was stil en eenzelvig, maar niet treurig dan<br />
hoogst zel<strong>de</strong>n, omdat er meestal een glimlach zacht in mij was als een vonk, die<br />
gestadig glimpte. Ik was een week, zacht kind; mijn zusters waren al dames - ten<br />
minste, ik zag ze zoo; mijn broêrs warren groote jongens - ten minste, ik vond ze<br />
héel groot, en ikzelve, heel bene<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r hen, kon niet an<strong>de</strong>rs dan week en zacht<br />
zijn, hoewel ik niet was on<strong>de</strong>rdrukt. Mijn va<strong>de</strong>r bleef steeds wat ver van mij, maar<br />
mijn moe<strong>de</strong>r was heel lief: ik was bij haar als een kuiken on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vlerken <strong>de</strong>r kloek,<br />
ik was veilig en warm bij haar, en ik had haar heel lief, omdat ik zeker was, dat zij<br />
mij altijd <strong>voor</strong> alles beschermen zoû.’<br />
Terwijl hij speel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer, zat <strong>de</strong> meid aan het raam te verstellen. Het<br />
vertrek was gelegen op <strong>de</strong> verdieping boven <strong>de</strong> bel etage, en had een doorgang naar<br />
<strong>de</strong> slaapkamer van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs. Het lag aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant van het huis, rechts van <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong><strong>de</strong>ur. Caroline kon aan <strong>de</strong> straatkant <strong>de</strong> hoge brug over <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />
Nassaulaan zien, of als zij aan het zijraam zat het geboomte van <strong>de</strong> tuin, De kleine<br />
<strong>Louis</strong> 5 ‘speel<strong>de</strong> allerlei spelen, waar <strong>de</strong> grootere broêrs en zusters niets van begrepen<br />
- het was rómmel, waarom zij lachten - maar <strong>voor</strong> mij was alles iets; en <strong>voor</strong> mijn<br />
spelen verzamel<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>rlingste dingen: mo<strong>de</strong>platen, <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n en zilveren<br />
blikjes van wijnflesschen, stukjes glas, lappen tarlatan van <strong>de</strong> baljaponnen van mijn<br />
zusters, giornoballons, en pionnen van belegering-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
54<br />
spelen, die allen menschen waren en namen had<strong>de</strong>n.<br />
En met die rommel - het wàs rommel in <strong>de</strong>r daad - bouw<strong>de</strong> ik mijn eerste romans<br />
op, die <strong>voor</strong>al waren van door vreeslijke roovers en moor<strong>de</strong>naars geschaakte mooie<br />
dames: <strong>de</strong> roman liep meestal heel treurig af, en 's avonds huil<strong>de</strong> ik er om, in mijn<br />
bedje.’<br />
Verspreid door zijn hele werk heen vin<strong>de</strong>n wij, op soms onverwachte plaatsen,<br />
herinneringen aan die heel vroegejaren. In 1911 in Rome, bij een bezoek aan een<br />
grote archeologische tentoonstelling in <strong>de</strong> Thermen van Diocletianus, vond hij het<br />
vreemd dat <strong>de</strong> bezoeker zon<strong>de</strong>r overgang van Roemenië naar Hongarije en van Bosnië<br />
naar Trier verplaatst werd, en ineens schoot hem dit te binnen: 6 ‘Je reist op <strong>de</strong>ze<br />
Expozitie zoo als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren reizen... Ik herinner me, toen ik een jongetje was,<br />
ver<strong>de</strong>el<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer in Frankrijk, Spanje en Amerika, waar het karpet<br />
uitscheid<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> zee... Ik reis<strong>de</strong> op een stoel, van Spanje naar Amerika...’<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld dateert uit <strong>de</strong> zomer van 1911, toen hij in Genéve was. 7 Op<br />
het meer zag hij <strong>de</strong> zwanen drijven. Na<strong>de</strong>nkend over an<strong>de</strong>re vogelsoorten, nachtegalen,<br />
zwaluwen, herinner<strong>de</strong> hij zich een ontwapenen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rdroom over een roodborstje:<br />
‘Ik was een klein jongentje en ik droom<strong>de</strong>, dat ik lag on<strong>de</strong>r een boom, met mijn<br />
han<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het hoofd, precies zoo als ik nù nog, dat ik geen jongentje meer ben,<br />
kan liggen on<strong>de</strong>r een boom. En <strong>voor</strong> mij, op een lagen tak van <strong>de</strong>n boom, die, ik<br />
geloof, een beukeboom was en bij een vijver stond, en zich weêrspiegel<strong>de</strong> in dien<br />
vijver, kwam een roodborstje zitten en zei<strong>de</strong> tot mij:<br />
- Dag...<br />
- Dag, roodborstje, groette ik terug. En ik vroeg ver<strong>de</strong>r, in mijn droom.<br />
- Zeg mij toch eens, roodborstje, waarom heb je alleen een rood borstje en ben<br />
je ver<strong>de</strong>r zoo grauw van kleur?<br />
- Dat zal ikje vertellen, jongentje, zei<strong>de</strong> tot mij het roodborstje.<br />
Vroeger waren àlle vogeltjes grauw, en ze leken allemaal op elkaêr. Toen vond Onze<br />
Lieve Heer dat toch eigenlijk nièt mooi, en toen liet hij een zonnestraal vallen door<br />
een groot rond kristallen glas, dat hij tusschen <strong>de</strong> vingers hield, zoo dat een prachtig<br />
prisma van kleuren neêr viel van <strong>de</strong>n hemel tot op <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> toe en toen riep Onze<br />
Lieve Heer àlle vogels, die grauw waren, en zei<strong>de</strong> tot hen:<br />
- Vogels, jullie mogen elk <strong>de</strong> kleur kiezen, die je wilt, en er door heen vliegen;<br />
ben je dan door dien kleurigen straal gevlogen, dan ben je niet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
55<br />
meer grauw, maar blauw, of rood, of geel...<br />
- Zoo gebeur<strong>de</strong> het, vertel<strong>de</strong> het roodborstje. De kanarie koos geel en vloog door<br />
<strong>de</strong>n gelen straal; <strong>de</strong> paradijsvogel, dat ij<strong>de</strong>le dier, woû van alle kleuren hebben<br />
en vloog door het geheele prisma; ik vond rood zoo mooi, maar... ik was zóo<br />
zenuwachtig, dat ik mijn vlucht niet goed bereken<strong>de</strong> en niet dóor <strong>de</strong>n roo<strong>de</strong>n<br />
straal, maar làngs <strong>de</strong>n roo<strong>de</strong>n straal vloog... En zoo kleur<strong>de</strong> alleen zich mijn<br />
borstje rood, jongentje, en bleef ik ver<strong>de</strong>r een grauw vogeltje... Dag!’<br />
Toen <strong>Louis</strong> vijf jaar oud werd, was zijn oudste zuster Johanna al twintig. Daarop<br />
volg<strong>de</strong> zijn later krankzinnig gewor<strong>de</strong>n broer Petrus Theodorus van negentien.<br />
Catharina was achttien en John Ricus al vijftien. Het dichtst bij hem ston<strong>de</strong>n nog <strong>de</strong><br />
twaalfjarige Trudy en <strong>de</strong> elfjarige Frans. In<strong>de</strong>rdaad wer<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong>' kin<strong>de</strong>rjaren dus<br />
<strong>voor</strong>al beheerst door zijn moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid Caroline, het kamermeisje en <strong>de</strong><br />
huisnaaister die hem <strong>de</strong> mooie snippers en staaltjes gaf. Catharina wist het op haar<br />
ou<strong>de</strong> dag nog goed: 8 ‘Dan drapeer<strong>de</strong> hij die langs zijn pakje als een sleep en stapte<br />
trots; of hij bouw<strong>de</strong> in een hoekje een paleis, waar <strong>de</strong> feeën in- en uit wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n.<br />
Zachtjes hoor<strong>de</strong>n we hem in zich zelf prevelen.’<br />
Hoewel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs niet naar <strong>de</strong> kerk gingen gaven zij hem wel een kin<strong>de</strong>rbijbel,<br />
zoals hij later ook Franse catechisatie heeft gevolgd. De verhalen, en zeker <strong>de</strong> plaatjes,<br />
boei<strong>de</strong>n hem bijzon<strong>de</strong>r, zo is hem zelf bijgebleven: 9 ‘Adam en Eva in het Paradijs,<br />
o wat vond ik die mooi; Abel en Kaïn, <strong>de</strong> toren van Babel en Noach, maakten grooten<br />
indruk op mij: God vond ik vreeslijk groat en geweldig, en zoo streng, om bang <strong>voor</strong><br />
te zijn... God moest je vreezen! - en ik vrees<strong>de</strong> hem ook, bijna meer dan <strong>de</strong><br />
moor<strong>de</strong>naars... Terwijl - heel vreemd vind ik dat nu - Jezus niet tot mij sprak en ik,<br />
toen ik van hem las, mijn éersten twijfel gewaar werd, en dacht: hij heeft nóoit<br />
bestaan... ze vertellen maar wat in dat boekje.<br />
Ik was een heel vroom kind. Wij gingen niet naar <strong>de</strong> kerk, maar ik had een tante,<br />
die ging [vermoe<strong>de</strong>lijk zijn va<strong>de</strong>rs zuster Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong>] 10 en ik vond,<br />
dat zij gelijk had. En ik had mijzelven een gebedje geleerd, dat ik 's avonds zon<strong>de</strong>r<br />
mankeeren opzei<strong>de</strong> <strong>voor</strong> ik slapen ging: het begin luid<strong>de</strong>:<br />
Eer wij 't hoofd ter ruste buigen,<br />
Waar ons leger is gespreid,<br />
Willen we onze dankbaarheid<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Aan <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n God betuigen<br />
Voor <strong>de</strong>n zegen ons bereid...<br />
56<br />
En ik eindig<strong>de</strong> dit gebedje-in-verzen met <strong>de</strong>n proza-regel:<br />
Heere, bewaar mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zwarte Kunst!<br />
Want <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid en het kamermeisje had<strong>de</strong>n in mijn bijzijn gesproken van <strong>de</strong><br />
Zwarte Kunst en dat <strong>de</strong> Kunstenaar, door bezwering, plots <strong>de</strong> ramen in een huis óver<br />
het zijne àlle onverwachts kon doen openspringen... en dat had ik zoo<br />
verschrikkelijk gevon<strong>de</strong>n, hoewel ik niets zei<strong>de</strong>, dat ik maan<strong>de</strong>n Jang God bad<br />
mij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zwarte Kunst te bewaren.’<br />
<strong>Een</strong> overmatig beschermd kind, opgroeiend in geborgenheid en verzorgd en<br />
verwend door, zoals gezegd, bijna uitsluitend vrouwen, dat is het beeld van zijn<br />
vroegste levensjaren. <strong>Couperus</strong> zelf heeft dat heel goed beseft. In een an<strong>de</strong>r opstel<br />
vertelt hij: 11 ‘ik was mama's bedorven kindje, en mijn oudste zuster [Johanna dus],<br />
die wel lief was, maar vaak heel geestig, noem<strong>de</strong> mij dan met allerlei namen: het<br />
“on<strong>de</strong>rkruipsel”, <strong>de</strong> “laatste wervel van <strong>de</strong> staart”, en “broeikasplantje”; alles omdat<br />
ik <strong>de</strong> jongste, <strong>de</strong> Benjamin was van zoo veel kin<strong>de</strong>ren.’ Lichte straf verdroeg hij<br />
gemakkelijk, maar die zal ook wel niet veel <strong>voor</strong>gesteld hebben. Ziek zijn <strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
hem niet, integen<strong>de</strong>el: 12 ‘Als ik ziek was, dacht ik: nu ja, heel ziek ben ik toch niet,<br />
en het is zelfs wel prettig een beetje ziek te zijn: je blijft in bed, mama is nòg liever<br />
dan an<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> broêrs en zusters komen naar je kijken en be<strong>de</strong>rven je een beetje en<br />
<strong>de</strong> keukenmeid maakt aparte schoteltjes <strong>voor</strong> je, die hoe wit ook en slapjes, toch juist<br />
lekker zijn... omdàt je ziek bent als je ze eet.’<br />
Door zijn grote fantasie leed het kind soms aan hevige angsten, <strong>voor</strong> dingen die<br />
er niet waren maar die hij zich verbeeld<strong>de</strong>. Jaren later heeft hij eens geschreven: 13<br />
‘Als kind ken<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> Angst... De Angst wachtte mij op, boven, aan <strong>de</strong> duistere<br />
zol<strong>de</strong>rtrap, die geleid<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n grooten, hollen zol<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Angst loer<strong>de</strong> op mij<br />
on<strong>de</strong>r in <strong>de</strong>n diepen, diepen kel<strong>de</strong>r. De Angst loenschte naar mij met schuin kijken<strong>de</strong>,<br />
valsche schitteroogen van uit <strong>de</strong> donkere hoeken <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>rkamer, terwijl ik lag in<br />
mijn bedje... Als ik vroom in een was geknield en mijn gebed had opgezegd, had <strong>de</strong><br />
Angst zich dieper wèg getrokken in <strong>de</strong>n hoek als ware<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
57<br />
zij zelve bang gewor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrome incantatie van het kin<strong>de</strong>rwoord... In mijn<br />
droomen zag ik <strong>de</strong> Angst... De Angst riep er om mijn dwalen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rziel.’<br />
De buitenwereld <strong>de</strong>ed zich over het algemeen echter prettig aan hem <strong>voor</strong>. Dit<br />
altijd weer <strong>de</strong> overhand krijgend optimisme, een belangrijke kant van zijn wezen,<br />
noem<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> later zelf ‘<strong>de</strong> Vonk’. Als het kind moe was van vlin<strong>de</strong>rs nalopen,<br />
frambozen eten en abrikozen schud<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> tuin, nam zijn moe<strong>de</strong>r hem mee uit.<br />
Vaak ging zij dan naar haar va<strong>de</strong>r, 14 die zich na een verblijf in het huis Boekhorststraat<br />
15 had gevestigd in het monurnentale pand Sophialaan 9. ‘Als je wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> met<br />
mama, was er <strong>de</strong> vonk, want je hadt een wan<strong>de</strong>lstokje, en je ging naar grootpapa,<br />
waar <strong>de</strong> juffrouw je onvergeetbare oublie-tjes gaf, of je ging naar tante<br />
[Baud-<strong>Couperus</strong>], die een spel had met heel groote knikkers, prachtige knikkers,<br />
waar je niet meê mocht knikkeren, maar wel belegering-spelen, in <strong>de</strong>n salon.’<br />
Soms ging <strong>de</strong> familie toeren in een vigilante, 's Zomers was er wel eens een<br />
buitenpartij, en het kwam <strong>voor</strong> dat er een reisje naar <strong>de</strong> Rijn gemaakt werd. Van al<br />
die dingen genoot hij intens. Natuurlijk was er ook Scheveningen, waar hij met <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>rmeid, later met vriendjes, in <strong>de</strong> duinen speel<strong>de</strong>. 15 In zijn schets De<br />
Scheveningers herinnert hij zich: 16 ‘Ik heb <strong>de</strong>n gon<strong>de</strong>l gekend, <strong>de</strong> witte trekschuit,<br />
dien een paard trok langs <strong>de</strong> oevers van het Kanaal, naar Scheveningen toe. En ik<br />
zat òp <strong>de</strong>n gon<strong>de</strong>l met mijn zandschop en emmertje, als een net jongetje, dat ging<br />
spelen aan het strand. Ik heb het ou<strong>de</strong> Badhuis gekend: met een touw was het “terras”<br />
af geschoten, en als men thee bestel<strong>de</strong>, kreeg men er een theestoof bij.’ Dit was nog<br />
in <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>dat, in 1885, het eerste Kurhaus gebouwd werd dat zo spoedig ook<br />
weer zou afbran<strong>de</strong>n.<br />
Deze theestoof maakte kennelijk zoveel indruk op het kind dat hij het bijna vijftig<br />
jaar later allemaal nog precies wist. Het moet toen een vrij algemeen gebruik geweest<br />
zijn. Zo werd hij ook wel eens meegenomen 17 ‘naar <strong>de</strong> “Tent” in het Bosch en dan<br />
bestel<strong>de</strong> mama thee en dan kregen we, zon<strong>de</strong>r dat we het er bij zei<strong>de</strong>n, personen thee<br />
en met die thee... een echt ou<strong>de</strong>rwetsche blikken theestoof, waarin, op een doove<br />
kooltje, een theeketel vol zie<strong>de</strong>nd theewater. Het was allercurieuscht, ou<strong>de</strong>rwetsch,<br />
echt Hollandsch theetuin-achtig, maar je hadt thee, zoo warm of lauw, zoo sterk of<br />
flauw als je zelve maar en naar thee verlang<strong>de</strong>...’<br />
Van zijn wan<strong>de</strong>lingen met Caroline door Den Haag herinner<strong>de</strong> hij zich<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
58<br />
allerlei. Vooral <strong>de</strong> Vijverberg maakte indruk, waar hij, 18 ‘stout jongetje, in mijn<br />
kin<strong>de</strong>rjaren mij los had willen rukken van Caroline's hand, om haar angst aan te jagen<br />
en, on<strong>de</strong>ugend, héel dicht <strong>de</strong>n gevaarlijken rand te na<strong>de</strong>ren’. In mei was het daar het<br />
allerprettigst, ‘omdat Mei meer <strong>voor</strong> mij in die dagen <strong>de</strong> maand van <strong>de</strong> kermis was,<br />
met kramen in het Voorhout, met Basch, <strong>de</strong> toovenaar-goochelaar, Oscar Carré,<br />
dikke wafeldames overal, en <strong>de</strong> poffertjcskraam van Max op <strong>de</strong>n Vijverberg’. Hij<br />
vermaakte zich ondanks zijn me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met ‘<strong>de</strong> eerste blaadjes aan <strong>de</strong> Vijverbergsche<br />
en Voorhoutsche boomen, die verlept en verflenst hingen na <strong>de</strong> bonte, rookerige,<br />
smookerige kermisweek, die ik heerlijk vond van allerlei maar ééns in het jaar te<br />
genieten geneugten’.<br />
Over <strong>de</strong> Hollandse winterdagen van zijn jeugd heeft <strong>Couperus</strong> later maar zel<strong>de</strong>n<br />
iets verteld. Sint-Nicolaas was ongetwijfeld een groot feest. Meer heugenis bewaar<strong>de</strong><br />
hij aan <strong>de</strong> laatste week van het jaar: 19 ‘Er was wel eens poëzie in Kerstmis - als het<br />
sneeuw<strong>de</strong> en vroor in Holland en een glinsteren<strong>de</strong>, tintelen<strong>de</strong> Kerstboom verblijd<strong>de</strong><br />
mijn kin<strong>de</strong>roogen... Wat is dàt làng gele<strong>de</strong>n!’ schreef hij in 1910. Hij voeg<strong>de</strong> er aan<br />
toe: ‘Er was wel eens poëzie in Ou<strong>de</strong>-Jaar, aan een lange tafel, met champagne, en<br />
glazen, die klonken tusschen heilwenschen<strong>de</strong> familie-le<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n...! Wat is<br />
dat làng gele<strong>de</strong>n...!’ - Maar toen zal hij al wel geen kind meer geweest zijn.<br />
Er viel tussen dit alles eigenlijk maar een enkele schaduw. Zoals <strong>de</strong>ze: 20 ‘Wij<br />
woon<strong>de</strong>n in Den Haag, op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> brug, die naar <strong>de</strong> Nassaulaan<br />
voert; het was winter, <strong>de</strong> gracht was bevroren en een schaatsenrij<strong>de</strong>r zakte, terwijl<br />
ik <strong>voor</strong> het raam zat mijn kousjes aan te trekkenwitte kousjes met róo<strong>de</strong> strepen -<br />
door het ijs, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> brug en werd, levenloos, bezwijmd in alle gevalle, er uit<br />
gehaald... Van mijn venster zag ik dat bleeke, natte lijk, met slappe armen, en<br />
druipharen, en toeë oogen, en vond het zóo verschrikkelijk, dat ik, éen kousje aan,<br />
naar mijn moe<strong>de</strong>r strompel<strong>de</strong>, <strong>de</strong> trap af, naar <strong>de</strong>n salon, en in haar schoot uitbarstte<br />
in onbedwingbare snikken... doodsbang en kilkoud, omdat ik <strong>de</strong>n Dood gezien had!’<br />
Van <strong>de</strong> gracht zou hij zich zijn leven lang het typische luchtje blijven herinneren.<br />
In een Epigram schreef hij in 1916: 21 ‘Ik heb lief <strong>de</strong>n onzegbaar tee<strong>de</strong>ren, zacht groen<br />
aandoen<strong>de</strong>n geur, die reeds om mijn wieg, aan een Haagsche gracht heeft gewasemd.<br />
Ik ben blij, na jaren afwezigheid, we<strong>de</strong>rom aan een emanatie-rijke Haagsche gracht<br />
te wonen. Nu weet ik, waarheen in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong> mijn heim wee ging. Naar u, o<br />
lieflijke wasem<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
59<br />
van traag het Ververschingskanaal toe glij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Haagsche grachtewateren! Naar u,<br />
o won<strong>de</strong>r mij mijne jeugd herinneren<strong>de</strong> en mijn rijperen leeftijd doordringen<strong>de</strong>n<br />
geur!’<br />
Feestelijk werd zijn verjaardag gevierd, waar hij maan<strong>de</strong>n tevoren naar uitzag: 22<br />
‘Je werd gefeliciteerd, je kreeg van grootpapa [Reynst] een rijksdaal<strong>de</strong>r en van <strong>de</strong><br />
ooms wel eens een gul<strong>de</strong>n en je kreeg van je ou<strong>de</strong>rs enje broe<strong>de</strong>rs en zusters<br />
ca<strong>de</strong>autjes en dat was alles héerlijk.’ Er werd verse tulband gegeten die als versiering<br />
een trillen<strong>de</strong> vlin<strong>de</strong>r op een spiraal droeg. Omdat hij het feestvarken was mocht hij<br />
het gekleur<strong>de</strong> kapelletje hebben. Hij nam het mee naar <strong>de</strong> tuin, waar hij er tussen <strong>de</strong><br />
rozen lang naar bleef kijken. Daarna werd het in een sigarenkistje tussen watten<br />
gelegd...<br />
‘En dan was er vaak, op je tafeltje, nog een an<strong>de</strong>r héel mooi ca<strong>de</strong>autje en het was<br />
het ca<strong>de</strong>autje toch maar van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid, die Caroline heette en heel leelijk was<br />
en pokdalig, maar erg lief, en die waarom <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs en zusters lachten. En dat heel<br />
maoie ca<strong>de</strong>autje van “Karlien”, dat was een hart van dónkere chocola<strong>de</strong>, met een wit<br />
suikeren arabesk en mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> arabesk stond, ook met witte suiker, geschreven:<br />
“Ter Uwer Verjaring”.’<br />
Vlin<strong>de</strong>r en hart waren <strong>de</strong> vroegste verjaarsgeschenken die hij zich herinner<strong>de</strong>, ‘zij<br />
maakten mij zulk een dag tot een feest, tot een blij, een héerlijk feest...’<br />
Van zijn grootva<strong>de</strong>r Reynst moet hij veel gehou<strong>de</strong>n hebben. Catharina heeft<br />
verteld 23 dat hij graag met hem praatte, waarschijnlijk meer - zoals dat dikwijls gaat<br />
met grootou<strong>de</strong>rs en kleinkin<strong>de</strong>ren - dan met zijn eigen va<strong>de</strong>r. Van hem kon hij allerlei<br />
anekdoten en herinneringen uit Indië vememen. Grootva<strong>de</strong>r zal ook wel, eenzaam<br />
als hij was gewor<strong>de</strong>n, een warm plekje in zijn hart <strong>voor</strong> het kleine, gevoelige jongetje<br />
gekoesterd hebben. <strong>Louis</strong> heeft hem op zijn achtste jaar al moeten verliezen, vlak<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie naar Indië terugkeer<strong>de</strong>.<br />
Feeën en rid<strong>de</strong>rs spraken tot zijn verbeelding en hiel<strong>de</strong>n hem bezig. Van <strong>de</strong> kanten<br />
papierrand on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tulband maakte hij een rid<strong>de</strong>rkraag. Toen hij leer<strong>de</strong> lezen en<br />
schrijven - zijn ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem op <strong>de</strong> lagere school die zich op <strong>de</strong> hoek van het<br />
Buitenhof bevond 24 - kwarn <strong>de</strong> tijd dat hij, zoals hij later memoreer<strong>de</strong>, zijn eerste<br />
roman schreef: 25 ‘Het was een verhaal, twee bladzij<strong>de</strong>n lang in blauw gekaft cahier<br />
en het vertel<strong>de</strong> van eeh rid<strong>de</strong>r in Konstantinopel, wiens paleis verbrand<strong>de</strong> en wiens<br />
schat uit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
60<br />
zijn schatkist gered werd door een trouwen aap. Ik had het verhaal geheel alleen<br />
verzonnen, en was heel trotsch, dat het <strong>voor</strong>gelezen werd in <strong>de</strong>n familiekring. Mijn<br />
twee<strong>de</strong> litteraire proeve - ik was acht jaar - was een beschrijving van Eskimo's, méer<br />
gedocumenteerd en min<strong>de</strong>r verzonnen, en had weinig succes: bij <strong>de</strong>n zin: “zij smeren<br />
zich in met vet, wasschen zich nooit, en stinken vreeslijk...” begon mijn zuster<br />
luidkeels te schateren, het geen ik haar kwalijk nam en heel ongemotiveerd vond:<br />
mijn fiasco <strong>de</strong>ed mij echter, na het succes van <strong>de</strong>n rid<strong>de</strong>r van Konstantinopel, zoo<br />
pijnlijk aan, dat ik in jaren niet meer schreef...’ 26<br />
Het moet uit <strong>de</strong> bijbel geweest zijn dat hij <strong>voor</strong> het eerst veraam van farao's,<br />
Babylon, Nebukadnezar en <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuinen. Trudy, ook zij een kind met fantasie,<br />
maakte <strong>voor</strong> hem zo een hangen<strong>de</strong> tuin: 27 ‘Dat waren, in een hoek van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer,<br />
op trappen van turven, met water gevul<strong>de</strong> medicijnfleschjes, en daarin bloemen<br />
gestoken... maar wees vezekerd, dat het <strong>voor</strong> mij geheimzinnige terrassen waren en<br />
exotiesch bloesemen<strong>de</strong> boomen. Herinner je je wel, Trudy?’<br />
Soms hield zijn zes jaar ou<strong>de</strong>re, en het dichtst bij hem staan<strong>de</strong>, broer Fraris zich<br />
wel eens met hem bezig. Zo leer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze hem <strong>de</strong> namen en kleuren van e<strong>de</strong>lstenen: 28<br />
‘robijn, rood; smaragd, groen; turkoois, hemelsblauw; saffier, indigo; topaas, geel<br />
en rooskleurig; amethyst, violet; chryzoliet, gou<strong>de</strong>n steen; chruzopraas, geelgroen;<br />
beryl, bruingoud... Ik hoor<strong>de</strong> die namen <strong>voor</strong> het allereerst, maar ik zàg plots al die<br />
stenen flonkeren; het was of ik er vroeger, in héel vroegere tij<strong>de</strong>n, bezeten had in<br />
groote schatkamers, en se<strong>de</strong>rt heb ik altijd van e<strong>de</strong>lgesteenten gehou<strong>de</strong>n, hebben ze<br />
een groote bekoring uitgeoefend op mij: iets magiesch en occukistiesch', iets van<br />
tooverkracht hebben<strong>de</strong> antieke pracht; juweelen, <strong>voor</strong> mij, zijn niet koud, maar hebben<br />
een blik en een ziel, zoo goed als bloemen, hoe án<strong>de</strong>rs ook, maar levenloos zijn zij<br />
mij, se<strong>de</strong>rt mijn broêr het lijstje opmaakte, nóoit geweest: <strong>de</strong> flonkering van hun<br />
naamklank was léven, en toen ik er daarna zàg, <strong>voor</strong> het eerst, ging een geheimzinnige<br />
huivering door mij heen, en droom<strong>de</strong> ik 's nachts van schatten.’<br />
Het schooljaar vlak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie weer naar Indië vertrok, bracht <strong>Louis</strong> door op<br />
<strong>de</strong> dag- en kostschool van <strong>de</strong> heer Wyers, op <strong>de</strong> hoek van Mauritska<strong>de</strong> en<br />
Willemstraat. Henri van Booven vertelt dat een schoolkameraadje, met wie hij samen<br />
in <strong>de</strong> hoogste klasse gezeten zou hebben - op zichzelf kan dat niet goed kloppen,<br />
daar <strong>Louis</strong> pas negen was op het moment van vertrek - een won<strong>de</strong>rlijk geheim met<br />
hem <strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 29 ‘De<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
61<br />
kleine jongens kwamen vaak bij elkan<strong>de</strong>r aan huis. <strong>Louis</strong> had sarnen met zijn vriendje<br />
een soort “taal” uitgevon<strong>de</strong>n, waarin zij alleen kon<strong>de</strong>n spreken. Was er een woord<br />
uitgevon<strong>de</strong>n, dan werd dit in een blauw schrift “bijgehou<strong>de</strong>n”. De “taal” noem<strong>de</strong>n<br />
zij met een fraai woord “Foi”. Ie<strong>de</strong>re week wer<strong>de</strong>n acht woor<strong>de</strong>n “uitgevon<strong>de</strong>n” en<br />
opgeteekend.’ De flonkering van naamklanken, zoals <strong>Couperus</strong> het zelf noem<strong>de</strong>,<br />
heeft hem blijkbaar al vroeg gefascineerd.<br />
Zijn belangstelling <strong>voor</strong> exotische dingen werd van allerlei kanten gewekt. Zo<br />
gebeur<strong>de</strong> 30 het dat het kind ‘in <strong>de</strong>n Dierentuin héel lang naar <strong>de</strong> lang gehals<strong>de</strong>, vierkant<br />
gevlakte giraffe kon zien, met dat zelf<strong>de</strong> gevoel van stil <strong>voor</strong> mij weten: Zie je wel?<br />
Daar heb je het weêr... dat beest, dat tooverbeest... van vroeger!’ Dergelijke déjà-vu<br />
ervaringen hebben hem ook later dikwijls zo indringend getroffen, dat hij er steeds<br />
meer van overtuigd is geraakt <strong>voor</strong>bestaan te hebben. Dit leven was niet zijn eerste,<br />
hij was hier al eens geweest. Hij herken<strong>de</strong> die dingen, uit veel ou<strong>de</strong>re tij<strong>de</strong>n. Toen,<br />
levend in een an<strong>de</strong>re wereld - en hij dacht daarbij <strong>voor</strong>al aan het Romeinse Rijk - ,<br />
had hij ze al gekend. Dit was <strong>voor</strong> hem iets zeer essentieels. Hij is er steeds op<br />
teruggekomen.<br />
Aan <strong>de</strong>ze fantasiewereld van het kind had papa nauwelijks <strong>de</strong>el. <strong>Couperus</strong> blijkt<br />
aan hem heel weinig jeugdherinneringen bewaard te hebben. <strong>Een</strong> daarvan is echter<br />
merkwaardig genoeg om hier te memoreren. Toen <strong>de</strong> eerste wereldoorlog uitbrak,<br />
bevond <strong>Couperus</strong> zich in München. Hij merkte daar op, hoe eenzijdig <strong>de</strong> berichtgeving<br />
van <strong>de</strong> kant van <strong>de</strong> Duitsers was, en herinner<strong>de</strong> zich toen ineens dat hij iets <strong>de</strong>rgelijks<br />
al tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oorlog van 1870-71 gehoordhad: 31 ‘Ik was een jongentje van zeven jaar<br />
in het jaar 70 maar kin<strong>de</strong>rsouvenirs hebben groote fraîcheur en bewaren zich <strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>re jaren door. En daarom herinner ik mij heel goed hoe dikwijls mijn va<strong>de</strong>r,<br />
die <strong>de</strong> couranten las en er ons van vertel<strong>de</strong> - ik hoor<strong>de</strong> met jeugdige belangstelling<br />
aandachtig toe - zei<strong>de</strong>: “Dàt zeggen <strong>de</strong> Fransche couranten, maar <strong>de</strong> Duitsche spreken<br />
heel an<strong>de</strong>rs”.’ Papa las ze kennelijk allebei.<br />
Veel meer dan dit horen wij van <strong>Couperus</strong> uit zijn kin<strong>de</strong>rjaren over hem niet. Het<br />
‘mijn va<strong>de</strong>r bleef steeds wat ver van mij’ spreekt <strong>voor</strong> zichzelf. De afstand was te<br />
groot. Papa had ook geen tijd. Hij werd in beslag genomen door zijn brochures en<br />
maakte zich zorgen over zijn Indische bezittingen. Deze problemen besprak papa<br />
met zijn zwager Guillaume Baud - echtgenoot van zijn zuster Wilhelmina -, die in<br />
1848 minis-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
62<br />
ter van Koloniën was geweest en uit eigen ervaring Indië goed ken<strong>de</strong>. Baud was, net<br />
als hij, een zeer reactionaire man, tegenstan<strong>de</strong>r zelfs van algemene vrijheid van<br />
drukpers in <strong>de</strong> koloniën. In een van zijn brochures 32 noemt John Ricus zijn zwager<br />
ronduit ‘het toonbeeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ultra-conservatieve partij’, die het cultuurstelsel<br />
<strong>de</strong>snoods wel wil<strong>de</strong> verbeteren maar het hoe dan ook wenste te handhaven. Baud<br />
was vijftien jaar ou<strong>de</strong>r dan hij. Tweemaal heeft Baud op het punt gestaan<br />
gouverneur-generaal te wor<strong>de</strong>n. Tweemaal is het niet doorgegaan.<br />
De broers van John Ricus en <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n zaten in Indië. Het is<br />
niet onwaarschijnlijk dat <strong>voor</strong>al het aannernen van <strong>de</strong> agrarische wet van minister<br />
De Waal papa <strong>Couperus</strong> er toe gebracht heeft <strong>voor</strong> enige jaren naar Indië terug te<br />
keren. De volgens hem te verwachten negatieve consequenties dien<strong>de</strong>n immers<br />
besproken te wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> me<strong>de</strong>-eigenaren van het familieland Tjicoppo. Maar,<br />
zoals gezegd, tevens was het begelei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste schre<strong>de</strong>n op het ambtelijke<br />
pad van zijn bei<strong>de</strong> oudste zonen een belangrijke re<strong>de</strong>n. Petrus Theodorus zou in 1872<br />
al drieëntwintig wor<strong>de</strong>n, John Ricus negentien. De oudste zoon gaf <strong>de</strong> meeste<br />
problemen: hij had niet kunnen leren, was verward, en misschien toen al wat vreemd.<br />
Ruim rien jaar later zou hij ongeneeslijk krankzinnig blijken te zijn.<br />
Op 11 oktober 1871 kwam jhr. Joan Cornelis Reynst te overlij<strong>de</strong>n. Wellicht zou<br />
<strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> al eer<strong>de</strong>r naar Indië teruggekeerd zijn, ware het niet dat Catharina<br />
het prettiger had gevon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> directe nabijheid van haar ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r te blijven.<br />
Nu hij dood was bezat zij hier in Holland geen an<strong>de</strong>re familie meer dan haar<br />
schoonzuster, Johanna Reynst. Haar eigen broer had mevrouw <strong>Couperus</strong> al in 1856<br />
verloren. Diens weduwe, een dochter van graaf Van <strong>de</strong>n Bosch, had een zoon. Met<br />
mevrouw <strong>Couperus</strong> was <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> enige me<strong>de</strong>ërfgenaam. Aangenomen mag wor<strong>de</strong>n<br />
dat <strong>de</strong> nalatenschap Reynst aanzienhijk is geweest.<br />
Van <strong>de</strong> zakelijke kanten die tot een terugkeer naar Indië in 1872 hebben geleid,<br />
wist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later niets meer. Maar toen was hij nog een kind. Er is in zijn<br />
aanwezigheid misschien ook niet over gesproken. In het boek Oostwaarts weet hij<br />
alleen nog: 33 ... ‘toen mijn twee oudste bree<strong>de</strong>rs in Delft “klaar” waren gekomen <strong>voor</strong><br />
Indië, ging <strong>de</strong> geheele familie - wij waren talrijk, broe<strong>de</strong>rs en zusters - nog eens over<br />
naar <strong>de</strong>, van verre lokken<strong>de</strong>, lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r tropische zon. De zon lokte misschien mijne<br />
ou<strong>de</strong>rs, die <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n dag zagen na<strong>de</strong>ren en het perspectief <strong>de</strong>r gou<strong>de</strong>n galonnen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
63<br />
lokte misschien <strong>de</strong> eerzucht mijner jonge broers [...] Twee schitteringen op Java,<br />
twee verblindingen, en die, in die dagen misschien meer dan nu [1921], een gewezen<br />
ambtenaar, als mijn va<strong>de</strong>r was, miste. Maar ook mijn broe<strong>de</strong>rs scheen het<br />
ambtenaarsbloed door <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren te vloeien: het scheen hun wel toe te lachen eenmaal<br />
rezi<strong>de</strong>nt te wor<strong>de</strong>n, een rol te spelen in B.B., wie weet, misschien wel<br />
Gouverneur-Generaal, als grootva<strong>de</strong>r van moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong>, geweest was!’ - Reynst had<br />
dit ambt overigens niet werkelijk bekleed, hij heeft het slechts tij<strong>de</strong>lijk waargenomen. 34<br />
<strong>Couperus</strong> voegt hier aan toe: ‘Ik zelf was een droomerig kind, en <strong>de</strong> galonnen <strong>de</strong>r<br />
arnbtenaren zei<strong>de</strong>n mij niets... Ik doorleef<strong>de</strong> op Java een schooljongenstijd van vijf<br />
jaren...’ Voor zijn ver<strong>de</strong>re ontwikkeling zou<strong>de</strong>n het beslissen<strong>de</strong> jaren wor<strong>de</strong>n. In<br />
Indië is een nieuwe wereld <strong>voor</strong> hem opengegaan. Met het kin<strong>de</strong>rlijke fantasieleven<br />
van een wat meisjesachtig ventje in het kleinsteedse Den Haag van die jaren was het<br />
<strong>de</strong>finitief afgelopen. Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n dat hij in Indië een nichtje had wonen,<br />
vier jaar jonger dan hij, dat zijn speelkameraadje zou wor<strong>de</strong>n. Sterker nog: eerlang<br />
zou hij met Elisabeth Baud in het huwelijk tre<strong>de</strong>n.<br />
Dat wij over <strong>de</strong>ze jeugdjaren betrekkelijk ge<strong>de</strong>tailleerd zijn ingelicht, danken wij<br />
<strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong> schetsen De vonk, Toen ik een kleine jongen was, en Kin<strong>de</strong>rsauvenirs<br />
uit 1910. Bovendien aan ‘Ter Uwer Verjaring’ uit 1913 en <strong>Een</strong> Hagenaar tarug in<br />
Den Haag uit 1915. 35 Deze als herinneringen geschreven juweeltjes, want dat zijn<br />
het, vin<strong>de</strong>n nog een aanvulling in geromantiseer<strong>de</strong> vorm in het veel eer<strong>de</strong>r geschreven,<br />
aan Elisabeth opgedragen verhaal <strong>Een</strong> zieltje uit 1889. 36 Dit laatste is een schrijnen<strong>de</strong><br />
schets, donker<strong>de</strong>r van schaduwen dan <strong>de</strong> werkelijkheid was. Er wordt een zekere<br />
Kareltje in ten tonele gevoerd die heel veel van <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> zelf heeft. Het kind<br />
is zeven jaar en houdt zich meestal alleen met <strong>de</strong> meid in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer op. De<br />
kin<strong>de</strong>rmeid heet Line of Lina - kennelijk ontleend aan <strong>de</strong> ons al beken<strong>de</strong> Caroline -<br />
en ver<strong>de</strong>r is er sprake van broers en zusters die te oud zijn om zich veel met het<br />
jongetje te bemoeien. <strong>Couperus</strong> tekent Kareltje (die later in Het Boek van Anarchisme<br />
(Metamorfoze) een alter ego van diezelf<strong>de</strong> naam zal krijgen) als tamelijk eenzelvig,<br />
‘altijd alleen met zijne kleine gedachtetjes en kleine fantazietjes’. Zijn zusters zijn<br />
bezig met avondtoiletten, zijn broers gaan al op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school. Voor zijn<br />
va<strong>de</strong>r is hij bang (!), <strong>de</strong> man is minister. Diens strelingen stellen het kind niet op zijn<br />
gemak, integen<strong>de</strong>el. Het is een pikant gegeven dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
64<br />
papa <strong>Couperus</strong> in 1867 in<strong>de</strong>rdaad bijna minister gewor<strong>de</strong>n is, iets wat in <strong>de</strong><br />
familiekring grote indruk gemaakt moet hebben. 37 In <strong>de</strong> schets zijn het ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al<br />
<strong>de</strong> mei<strong>de</strong>n die zich, zoals <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> ook was, over Kareltje<br />
ontfermen. In geen van <strong>Couperus</strong>' latere romans zullen wij ooit onsympathieke mei<strong>de</strong>n<br />
tegenkomen. Kan <strong>de</strong> naam Kareltje gekozen zijn omdat men <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> thuis<br />
als kind ‘kereltje’ (kaereltje op zijn Haags) noem<strong>de</strong>?<br />
In het verhaal is oom Frank, die uit het buitenland komt, <strong>de</strong> eerste volwassen man<br />
die eens vrolijk met Kareltje stoeit. Het valt moeilljk uit te maken aan wie van zijn<br />
talrijke ooms en neven <strong>Couperus</strong> hier gedacht heeft. Maar van Frank naar Frans is<br />
slechts een stapje. Wellicht heeft <strong>Couperus</strong> hier dus zijn zes jaar ou<strong>de</strong>re broer <strong>voor</strong><br />
ogen gehad, <strong>de</strong> meest geëigen<strong>de</strong> immers om nog eens met het nakomertje te ravotten.<br />
Ver<strong>de</strong>r is er sprake van een buiten waar <strong>de</strong> familie gaat logeren. Daar Kareltje er <strong>de</strong><br />
ons al beken<strong>de</strong> oublietjes uit een zilveren trommel krijgt gepresenteerd, kan dit wel<br />
een herinnering aan het huis van grootva<strong>de</strong>r Reynst betreffen.<br />
Het twee<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte van het verhaal speelt ineens zes jaar later: exact het aantal<br />
van <strong>Couperus</strong>' Indische jeugdjaren, die hij hier niet kon gebruiken. Ook nu treedt<br />
Frank weer op - hij zat, toen <strong>de</strong> familie in Batavia woon<strong>de</strong>, van 1874 tot 1875 in Den<br />
Haag op school - , Kareltje krijgt ruzie met hem omdat Frank hem een rare jongen<br />
vindt gewor<strong>de</strong>n, en dan komt het tragische ein<strong>de</strong>: Kareltje verdrinkt zich in <strong>de</strong> sloot<br />
achter het huis. Vergissen wij ons niet, dan behan<strong>de</strong>lt dit verhaal <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring die<br />
tussen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn broer Frans optrad toen zij bei<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n.<br />
Uitein<strong>de</strong>lijk zou<strong>de</strong>n zij ook volstrekt verschillen<strong>de</strong> levens lei<strong>de</strong>n.<br />
Het is boeiend te zien hoe <strong>Couperus</strong> te werk gaat. Beken<strong>de</strong> autobiografische<br />
elementen, tot en met bestaan<strong>de</strong> namen toe, wor<strong>de</strong>n met gefantaseerd materiaal<br />
aangevuld. Dramatisering door overdrijving vindt plaats, en door mid<strong>de</strong>l van<br />
zelfmoord - bij <strong>Couperus</strong> een frequent toegepast motief - rekent <strong>de</strong> schrijver met zijn<br />
hoofdpersoon af. Daarmee overwint hij zichzelf: dit stukje verle<strong>de</strong>n is nu dood. Bij<br />
herhaling zullen wij later het procédé bij <strong>Couperus</strong> tegenkomen. Het hoofdmotief<br />
van <strong>Een</strong> zieltje, van <strong>de</strong> zwakkere die steun zoekt bij <strong>de</strong> sterkere, zon<strong>de</strong>r die steun<br />
ooit werkelijk te vin<strong>de</strong>n, duikt eveneens in zijn werk altijd weer op. Het was <strong>de</strong><br />
situatie van zijn jeugd.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
65<br />
Frans is in 1872 wel mee naar Indië gegaan, maar hij moest vrij snel, zoals wij zullen<br />
zien, naar Ne<strong>de</strong>rland terugkeren. Curieus genoeg hebben wij het juist aan hem te<br />
danken dat wij precies weten hoe <strong>de</strong> bootreis verlopen is. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zelf wist<br />
later niet meer te mel<strong>de</strong>n dan: 38 ‘Toen je naar Indië ging, op een ontzettend groote<br />
stoomboot, glimpte er <strong>de</strong> vonk, want dat was zoo iets verrukkelijks, als je het<br />
nauwelijks hadt kunnen verbeel<strong>de</strong>n.’<br />
Frans daarentegen was, met zijn vijftien jaren, oud genoeg om een goed reisjournaal<br />
bij te kunnen hou<strong>de</strong>n. Dat heeft hij niet alleen gedaan, het is ook bewaard gebleven. 39<br />
Voor zijn leeftijd is het een erg aardig werkstuk, vlot geschreven in goed lopen<strong>de</strong><br />
volzinnen. Wel is het verhaal tamelijk droog. Frans had een dui<strong>de</strong>lijke belangstelling<br />
<strong>voor</strong> technische zaken. Opmerkingsgave en intelligentie spreken uit vele <strong>de</strong>tails.<br />
Over <strong>de</strong> kleine <strong>Louis</strong> horen wij nergens iets, het kind had even goed niet aan boord<br />
kunnen zijn. Dat geldt echter ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n, met uitzon<strong>de</strong>ring van<br />
papa, die een centrale plaats inneemt.<br />
Het dagboek laat zien hoe het ook <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> op die reis moet zijn vergaan.<br />
Op woensdag 6 november 1872 vertrok <strong>de</strong> familie's morgens om 9 uur met <strong>de</strong> trein<br />
uit Den Haag naar Nieuwe Diep. De reis liep toen nog over Amsterdam. Om half<br />
een kwamen zij aan. Zij hebben zich meteen ingescheept, op een schip van <strong>de</strong> toen<br />
nog jonge Stoomvaartmaatschappij Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Prins Hendrik on<strong>de</strong>r gezagvoer<strong>de</strong>r<br />
Hendriks. Daarna zijn ze gaan eten in logement <strong>de</strong> Burgh. Na nog wat rondgewan<strong>de</strong>ld<br />
te hebben sliepen zij die nacht aan boord. Helaas kon het stoomschip <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
dag nog niet vertrekken. De daaropvolgen<strong>de</strong> morgen drong een stomdronken stoker<br />
<strong>de</strong> kajuit binnen. In een breedsprakige re<strong>de</strong>voering beweer<strong>de</strong> <strong>de</strong> man dat ze hem<br />
wil<strong>de</strong>n kielhalen. Volgens Frans vroeg hij ‘aan papa die hij <strong>voor</strong> een zeer <strong>voor</strong>naam<br />
en invloedrijk personage scheen te hou<strong>de</strong>n, of <strong>de</strong>ze dit niet kon<strong>de</strong> beletten. Deze<br />
stel<strong>de</strong> hem gerust door te zeggen, dat er niets van aan was.’ De stoker sprong daarop<br />
over boord. Maar hij werd gered.<br />
Om half elf vertrok <strong>de</strong> boot ein<strong>de</strong>lijk. Men zag het Kanaal, <strong>de</strong> krijtrotsen van <strong>de</strong><br />
Engelse kust, en tot aan <strong>de</strong> Golf van Biskaje ging alles goed. Op zondag 10 november<br />
wer<strong>de</strong>n echter in een storm met hoge zee bijna alle passagiers vreselijk zeeziek. De<br />
dag daarop ging het wat beter. Er wer<strong>de</strong>n bruinvissen gezien: ‘De zeelui noemen ze<br />
“<strong>de</strong> boer met zijn varkens”.’ <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re animale observatie luid<strong>de</strong>: ‘Het krioelt van<br />
kakkerlak-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
66<br />
ken op het schip, <strong>de</strong>ze zijn echter zeer klein.’ Erg vrolijk ging het <strong>voor</strong>al's avonds<br />
toe. Soms droeg hoofdmachinist Mid<strong>de</strong>ndorp mopjes <strong>voor</strong>, en een me<strong>de</strong>reiziger hing<br />
<strong>de</strong> leukerd uit. Op een kecr ook heeft ‘<strong>de</strong> dokter Mathieu <strong>de</strong>n heer Bätz quasi<br />
gebiologeerd’.<br />
Gibraltar heeft op Frans blijkbaar weinig indruk gernakt. Op <strong>Louis</strong> echter meer,<br />
In 1913, tij<strong>de</strong>ns zijn Spaanse reis, zou hij schrijven: 40 ‘...die zelf<strong>de</strong> rotsige silhouet<br />
herken<strong>de</strong> ik nog, van vroeger! O, herinneringen, herinneringen van vroeger: dui<strong>de</strong>lijke<br />
impressie's op het kin<strong>de</strong>rbrein en het kin<strong>de</strong>rhart, gij wordt niet uitgeveegd, als zóo<br />
veel, wat later gestapeld wordt óp het dàn niet meer ontvankelijke brein en hart.<br />
Rotsen van Gibraltar, toen ik u terug zag, na veertig jaren, herken<strong>de</strong> ik u!!’<br />
Over Napels vertelt Frans evenmin veel. <strong>Couperus</strong> zelf herinner<strong>de</strong> zich in 1912: 41<br />
‘Toen ik Napels <strong>voor</strong> <strong>de</strong> cerste maal zag - ik was een klein jongske - was ik al zéer<br />
verbaasd! Is dát nu Napels? dacht ik, terwijl ik een amfitheater van witte huizen zag<br />
liggen tegen een berg. Se<strong>de</strong>rt is mij Napels steeds zóo <strong>voor</strong> gekomen: een onbelangrijk<br />
amfitheater van witte huizen tegen een berg.’<br />
Op zondag 17 november stond Frans vroeg op. Ze voeren toen dicht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kust<br />
van Afrika. Hij had een vreem<strong>de</strong> ervaring, die hem echter niet van zijn stuk bracht:<br />
‘Des ochtends toen ik naar voren naar <strong>de</strong> boeg ging was <strong>de</strong> slachter net bezig eene<br />
koe te slachten.’ - En intussen werd steeds <strong>de</strong> afstand tot Port Said afgeteld. De Prins<br />
Hendrik moest daar, tegen het schema in, twaalf dagen blijven wachten, aanvankelijk<br />
om kolen en drinkwater in te la<strong>de</strong>n, maar vervolgens omdat er in <strong>de</strong> machinekamer<br />
ernstige panne bleek te zijn ontstaan. Het mocht <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> nauwelijks<br />
<strong>de</strong>ren. De eerste avond gingen zij aan wal met kapitein Hendriks: ‘Eerst bezochten<br />
wij het Hotel du Louvre, dit is het voomaamste te Port-Said, waar wij wat gebruikten,<br />
vervolgens gingen wij naar het Café chantant of Casino waar wij ook wat gebruikten.’<br />
Er waren daar nog meer passagiers van het schip. Ineens speel<strong>de</strong> het orkesrje het<br />
‘Wien Neêrlands Bloed’, en ie<strong>de</strong>reen stond op om mee te zingen.<br />
Die gelegenhe<strong>de</strong>n zullen zij uit verveling wel vaker bezocht hebben. Frans vertelt<br />
dat zij dan ‘en famille’ uitgingen. De klein <strong>Louis</strong> was er ook bij. Dat blijkt uit het<br />
volgen<strong>de</strong>. Frans <strong>de</strong>elt mee: ‘Ookis er eene vrouw aan boord geweest, die niets<br />
verkocht dan portretten, hiervan heb ik er ook eenige gekocht, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren eene<br />
groote photographie van onze boot <strong>de</strong> Prins Hendrik. Bij <strong>de</strong>ze vrouw hebben wij<br />
(namelijk onze familie, een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
67<br />
paar kennissen en <strong>de</strong> kapitein) ons portret aan wal laten maken, in een groepje. Zij<br />
had een huis op <strong>de</strong> Place <strong>de</strong> Lesseps.’ - Hier is het dat wij <strong>de</strong> oren spitsen, want wat<br />
is het geval? <strong>Een</strong> exemplaar van <strong>de</strong> foto kwam in een familiealbum van papa <strong>Couperus</strong><br />
terecht. Maar <strong>de</strong> commandant Hendriks kocht ook een afdruk en bewaar<strong>de</strong> die goed.<br />
In 1904. heeft hij hem aan <strong>Couperus</strong>' uitgever L.J. Veen gezon<strong>de</strong>n, die hem<br />
doorstuur<strong>de</strong> naar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Home. Deze reageer<strong>de</strong> geamuseerd: 42 ‘Ik sta je<br />
het gaarne af, als je mij op mijn negen<strong>de</strong> jaar - het <strong>voor</strong>hoofd zon<strong>de</strong>r ein<strong>de</strong>, han<strong>de</strong>n<br />
als van een aap, en ooren als van een olifant! - gaarne nu en dan wilt aanschouwen!’<br />
Op 29 november 1873 gaf kapitein Hendriks een feesrje in Hotel du Louvre, ter<br />
ere van het feit dat hij vijfentwintig jaar eer<strong>de</strong>r na een schipbreuk gered was, en<br />
tevens vanwege <strong>de</strong> verjaardag van zijn vrouw. Over en weer spraken <strong>de</strong> gasten toosten<br />
uit, steeds op rijm. De banketbakker van het schip had een grote taart gebakken,<br />
waarop <strong>de</strong> schipbreuk en een vuurtoren ston<strong>de</strong>n afgebeeld. Nadat er een telegram<br />
naar het feestvarken in Holland verzon<strong>de</strong>n was, werd nog zoveel gedronken dat een<br />
vriendje van Frans volkomen beschonken aan boord gehesen moest wor<strong>de</strong>n. Frans<br />
zelf voel<strong>de</strong> zich ook niet zeer wel, maar hij bleef toch voldoen<strong>de</strong> bij zijn positieven<br />
om het vuurwerk dat tenslotte werd afgestoken nog bij te kunnen wonen.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk, op 4 <strong>de</strong>cember, kon<strong>de</strong>n zij het pas drie jaar eer<strong>de</strong>r geopen<strong>de</strong> Suezkanaal<br />
binnenvaren. Dit was <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen een hele gebeurtenis, niet alleen omdat het smal<br />
en ondiep bleck te zijn, maar <strong>voor</strong>al ook om <strong>de</strong> fantastische dieren die men te zien<br />
kreeg: jakhalzen in <strong>de</strong> woestijn, pelikanen, ibissen, flamingo's en wat niet al. En dat<br />
met het Sint-Nicolaasfeest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur! De patissier maakte als surprise <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
passagiers een grote hoeveelheid letters.<br />
Zandstormen, uitbundige dolfijnen waarvan <strong>de</strong> bootsman er een wist te vangen,<br />
vliegen<strong>de</strong> vissen die Frans vergeefs met een mand te pakken probeer<strong>de</strong> te krijgen,<br />
het maakte allemaal veel indruk. Van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re reisroute zou <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich<br />
later zelf nog heel goed Point-<strong>de</strong>-Galles weten te herinneren, een haven die in 1921<br />
niet meer aangedaan werd, toen Colombo daar <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats was gekomen: 43 ‘<strong>Een</strong><br />
baai, bezaaid met groene eilandjes als met overal neèr geslinger<strong>de</strong> boeketten. Zoo is<br />
mijn kin<strong>de</strong>rsouvenir.’<br />
Op ou<strong>de</strong>jaarsdag 1872 kwamen zij ein<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> plaats van bestem-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
68<br />
ming aan. Ook dit beschreef Frans nauwkeurig: ‘Des avonds na het diner, kwam <strong>de</strong><br />
Tjiliwong, een klein stoomschip, aan boord, om ons en <strong>de</strong> bagage naar wal te<br />
vervoeren. Wij gingen er dien zelf<strong>de</strong>n avond reeds heen, ofschoon er natuurlijk eene<br />
vreeselijke drukte aan boord heerschte. De Tjiliwong was stampend vol. Ein<strong>de</strong>lijk<br />
na een half uur of 3 kwartier stoomens, bereikten wij <strong>de</strong> Boom (dit is <strong>de</strong><br />
landingsplaats) alwaar wij <strong>de</strong>barkeer<strong>de</strong>n. Hier namen wij rijtuigen, en vertrokken<br />
toen naar het Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s van Cressonnier, alwaar wij <strong>voor</strong>uit kamers besteld<br />
had<strong>de</strong>n.’ In <strong>de</strong> tuin ston<strong>de</strong>n hier twee prachtige ou<strong>de</strong> waringins met luchtwortels. 44<br />
Van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong> had Catharina <strong>de</strong> reis niet meegemaakt. Zij was in 1870<br />
te Den Haag in het huwelijk getre<strong>de</strong>n met Mr. Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />
De oudste dochter,Johanna, zou in 1875 te Batavia trouwen: ook zij met een<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Carel Servaas, administrateur bij een tabakson<strong>de</strong>rneming.<br />
De bei<strong>de</strong> oudste zonen van papa <strong>Couperus</strong>, Petrus Theodorus en John Ricus junior,<br />
zullen vol verwachting op Java voet aan wal gezet hebben. <strong>Louis</strong> tel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
jongens nauwelijks mee. John Ricus junior heeft omstreeks 1928 aan Henri van<br />
Booven geschreven: 45 ‘In <strong>de</strong>jaren 1863-1873, reeds tien jaren in leeftijd met <strong>Louis</strong><br />
verschillend, bezocht ik <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool te 's-Gravenhage, en woon<strong>de</strong> later<br />
<strong>voor</strong> mijn Indische studiën te Delft. Met <strong>Louis</strong> had ik, als zooveel ou<strong>de</strong>r, zeer weinig<br />
contact. <strong>Louis</strong>' aspiraties, wanneer men daarvan al spreken mag op negenjarigen<br />
leeftijd, waren geheel an<strong>de</strong>re dan <strong>de</strong> mijne. Toen wij in 1872 naar Indië terugkeer<strong>de</strong>n,<br />
kwam ik al zeer spoedig in Gouvernementsdienst als ambtenaar bij het Binnenlandsch<br />
Bestuur en moest <strong>Louis</strong> eigenlijk pas beginnen.’<br />
In Indië trof <strong>de</strong> familie rouw en verdriet aan. Papa's broer Petrus was in 1872 op<br />
28 juni te Buitenzorg overle<strong>de</strong>n en liet vijf kin<strong>de</strong>ren na, weliswaar buitenechtelijk<br />
geboren, maar zij droegen zijn naam en hij moest ze on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Daar intussen<br />
ook zijn broer Henry overle<strong>de</strong>n was - zeer prozaïsch is hij in Breda van een wenteltrap<br />
gevallen - had papa op Tjicoppo heel wat familiebelangen te regelen. Spoedig zou<strong>de</strong>n<br />
hem daarnaast an<strong>de</strong>re zorgen kwellen. Zijn zoon Frans zou in 1873 getroffen wor<strong>de</strong>n<br />
door een hevige buikziekte. Deze bleek zo ernstig van aard te zijn, dat <strong>de</strong> jongen<br />
naar Ne<strong>de</strong>rland terug moest. Mevrouw <strong>Couperus</strong> en haar oudste dochter<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
69<br />
Johanna zijn op 11 <strong>de</strong>cember met hem meegereisd, om pas in april 1874 weer naar<br />
Indië terug te keren. Zon<strong>de</strong>r Frans. Deze is toen als pleegzoon in het gezin Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein opgenomen, beter gezegd: als ‘pleegbroer’. Zijn veel ou<strong>de</strong>re zwager Benjamin<br />
is als het ware zijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r geweest. Op diens raad is Frans, die aanvankelijk<br />
tot 1872 <strong>de</strong> hbs had gevolgd, naar het gymnasium overgegaan. In 1875 ging hij in<br />
Lei<strong>de</strong>n rechten stu<strong>de</strong>ren.<br />
In zijn Indische kin<strong>de</strong>rjaren heeft <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> dus niet steeds een onbekommerd<br />
leventje geleid. De afwezigheid van zijn moe<strong>de</strong>r geduren<strong>de</strong> enige tijd - hij was toen<br />
negen jaar - zal hem moeilijk gevallen zijn. Zijn va<strong>de</strong>r zat dikwijls op Tjicoppo. Het<br />
familieland werd sinds 1871 bestuurd door diens jongere broer George (geboren<br />
1819). Deze zou echter op 20 juni 1876 te Batavia ten huize van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong><br />
komen te overlij<strong>de</strong>n. Telkens weer heeft papa dus met tegenslag te kampen gehad.<br />
Toen al heeft waarschijnlijk <strong>de</strong> gedachte bij hem postgevat dat Tjicoppo eigenlijk<br />
maar het beste verkocht kon wor<strong>de</strong>n.<br />
Geld was er gelukkig meer dan genoeg. Meteen in 1873 al betrok <strong>de</strong> familie een<br />
prachtig huis, gelegen aan het Koningsplein. <strong>Louis</strong> kreeg daar alles wat zijn hart<br />
begeer<strong>de</strong>. Bijna vijftig jaar later, in 1921, heeft hij het nog eens teruggezien. Het<br />
verkeer<strong>de</strong> toen in verwaarloos<strong>de</strong> staat. Hij herken<strong>de</strong> het onmid<strong>de</strong>llijk: 46 ‘op <strong>de</strong>n hoek<br />
van het Koningsplein en een “gang” (zijstraat) het eigen ou<strong>de</strong>rlijke huis van vroeger!<br />
Het lieve, mooie, witte huis van vroeger, en het staat daar verfeloos, kalkeloos,<br />
vervallen en ik wil niet zien wat het gewor<strong>de</strong>n is [...]! Ik heb alleen even mijn keel<br />
voelen geknepen wor<strong>de</strong>n.’ - Elf jaar eer<strong>de</strong>r, in 1910, had hij zijn lezers al eens<br />
verteld: 47 ‘Ik vond er ons huis mooier dan in Den Haag, omdat het grooter was en <strong>de</strong><br />
tuin heel groot was en er bloeien<strong>de</strong> olean<strong>de</strong>rs waren. <strong>Een</strong> “olean<strong>de</strong>r”... dat zei<strong>de</strong> mij<br />
iets. Ik vond het er prettig, omdat ik er een bendie kreeg en een paard.’<br />
De vijf Indische jaren zijn <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling van grote betekenis<br />
geweest. Vooral moet hij het een bijzon<strong>de</strong>re ervaring gevon<strong>de</strong>n hebben dat hij <strong>voor</strong><br />
het eerst zoveel familiele<strong>de</strong>n ontmoette van wie hij tot dan toe alleen maar <strong>de</strong> naam<br />
gehoord had. Maar er is veel meer.<br />
<strong>Een</strong> van zijn vroegste herinneringen uit Batavia heeft hij beschreven met een<br />
charme waar alleen hij het geheim van ken<strong>de</strong>. 48 De gebeurtenis moet zich in het begin<br />
van 1873 hebben afgespeeld, toen <strong>de</strong> familie bezig<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
70<br />
was zich in te richten in het huis aan het Koningsplein. Met zijn moe<strong>de</strong>r ging <strong>Louis</strong><br />
<strong>de</strong> stad in naar een Chinese schrijnwerker, die antieke meubelen verkocht en <strong>de</strong>ze<br />
ook wel eens namaakte. De bedoeling was, er antieke, stoelen uit te zoeken. De<br />
Chinees gedroeg zich zeer beleefd. Plotseling boog hij enige malen heel diep <strong>voor</strong><br />
<strong>Louis</strong>, riep vrouw en zonen erbij, en toen die allemaal even diep als <strong>de</strong> koopman<br />
begonnen te buigen informeer<strong>de</strong> mevrouw <strong>Couperus</strong> wat die alles te betekenen had.<br />
Zij kreeg te horen: ‘omdat hij merkbaar geteekend is met een héel gelukkig teeken’.<br />
Het ging om een zeldzaam kruintje op <strong>Louis</strong>' <strong>voor</strong>hoofd. Volgens <strong>de</strong> Chinees gaf<br />
dit te kennen dat het kind een ‘groote ziel’ had. En hij leg<strong>de</strong> uit: ‘Daarmêe bedoel<br />
ik, dat <strong>de</strong> kleine meneer gelúkkig zal wor<strong>de</strong>n in het leven, dat hem wacht, omdat zijn<br />
ziel “groot” zal zijn en zal zien rond om hem heen, en al het moois zal zien wat er<br />
is op <strong>de</strong> wereld en in <strong>de</strong>n mensch. De “groote zielen”, die dat zoo zien, zijn <strong>de</strong> dichters<br />
en <strong>de</strong> kunstenaars: zij bootsen <strong>de</strong> natuur en het leven na, en die nabootsingen zijn<br />
hun geluk. Hun zielen zijn “groot”, omdat zij veel zien en veel begrijpen, en op hun<br />
beurt veel geven van wat zij ontvangen; want <strong>de</strong> “groote zielen” zijn mild. En omdat<br />
zij ontvangen en geven, en zien en bewon<strong>de</strong>ren en nabootsen, zijn zij gelukkig, is<br />
hun leven gelukkiger dan van vele an<strong>de</strong>re menschen: zij zijn <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
go<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n hebben hen lief...’ - Het belang van <strong>de</strong> anekdote ligt min<strong>de</strong>r in<br />
<strong>de</strong> gebeurtenis op zichzelf dan wel in <strong>Couperus</strong>' explicatie. Hij haalt <strong>de</strong> herinnering<br />
op om daarmee te on<strong>de</strong>rstrepen dat hij zich als een gelukkig mens beschouw<strong>de</strong>.<br />
Boven alles heeft hij zich dichter en kunstenaar meer in het algemeen geweten.<br />
Zijn moe<strong>de</strong>r was een lieve, eenvoudige vrouw, zegt <strong>Couperus</strong>, en zij was bang dat<br />
<strong>de</strong> Chinees haar zoontje te veel prees en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Zij begon weer over <strong>de</strong> stoelen.<br />
Maar <strong>Louis</strong> liep samen met <strong>de</strong> Chinese jongens naar het huisaltaar achter in <strong>de</strong> winkel.<br />
Hij zag er een plaat met twee go<strong>de</strong>n: ‘<strong>de</strong> eene was goedig en dik, glimlachend, blank,<br />
roze, in prachtig gou<strong>de</strong>n gewaad, met, om <strong>de</strong> lippen, lange hangsnorren... De an<strong>de</strong>re,<br />
achter hem <strong>de</strong>inzend, kronkel<strong>de</strong> in éen, en grijns<strong>de</strong>, verschrikkelijk, met bloed<br />
doorschoten oogen, zwart en scharlaken rood van gelaat en van haren en baard, en<br />
hij strekte klauwen<strong>de</strong> vingers uit, met scherpe, heel lange nagels...’ De jongens staken<br />
wierookstokjes aan. <strong>Louis</strong> was <strong>voor</strong> geen van bei<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n bang. In 1910 schreef hij<br />
- maar of hij het echt meen<strong>de</strong>? -: ‘... hoewel ik mijzelven zelfs ne<strong>de</strong>rig tel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
“kleine”, <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
heel “kleine” zielen, heb ik toch wèl het geluk gevon<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> Chineesche<br />
schrijnwerker bedoel<strong>de</strong>.’<br />
71<br />
In <strong>de</strong> kennissenkring van <strong>de</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk welgestel<strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, die in Batavia<br />
een veel hogere status had dan in Den Haag, dook al gauw een nieuw gezicht op. De<br />
twee fris uit Holland gekomen jonge dochters maakten in <strong>de</strong> Bataviaanse beau mon<strong>de</strong><br />
enige furore. Gerard J.P. Valette (later De la Valette) was toen een jongeman van<br />
twintig jaar, literair begaafd en iemand met fantasie en begrip. Over <strong>Louis</strong> heeft hij<br />
in 1913 geschreven: 49 ‘Wij ontmoetten elkaar het eerst te Batavia, toen hij een jongen<br />
van tien jaar was en ik zelf, pas in Indië aangekomen jong mensch, het huis zijner<br />
ou<strong>de</strong>rs bezocht. Enkele jaren later ging hij met <strong>de</strong>zen we<strong>de</strong>r naar Den Haag, terwijl<br />
ik in Indië bleef. Eer ik dat <strong>voor</strong>goed verliet, kwam ik slechts twee malen met verlof<br />
hierheen [Den Haag], hij eens <strong>voor</strong> een klein jaar naar Java over [1899], Tusschen<br />
ons terugzien lagen telkens vrij groote tusschenpoozen. Toch zag ik hem zoodoen<strong>de</strong><br />
vaak genoeg, als jongen, jongeling en man, in vertrouwelijken omgang.’ Valette<br />
heeft <strong>de</strong> beschikking gehad over een grote stapel, later helaas verdwenen, brieven<br />
die <strong>Couperus</strong> heeft geschreven ‘aan <strong>de</strong> jongste zijner getrouw<strong>de</strong> zusters’. Dat was<br />
Trudy, met wie Valette in 1877 gehuwd is. Jammer genoeg is die correspon<strong>de</strong>ntie<br />
pas in 1882 begonnen. Valette heeft een uitstekend geschreven portret van <strong>de</strong><br />
volwassen <strong>Couperus</strong> nagclaten. In 1899 zou hij <strong>de</strong> auteur helpen aan gegevens <strong>voor</strong><br />
diens roman De stille kracht. De twee kon<strong>de</strong>n goed met elkaar overweg.<br />
Eerst ging <strong>Louis</strong> nog naar een lagere school. Hij had die in Den Haag immers<br />
<strong>voor</strong>tijdig moeten verlaten. 50 Toen hij in 1914 na het uitbreken van <strong>de</strong> eerste<br />
wereldoorlog in München op straat vol emotie lie<strong>de</strong>ren hoor<strong>de</strong> zingen, herinner<strong>de</strong><br />
hij zich van <strong>de</strong> zanglessen: 51 ‘“Ich hatt' ein Waffenbru<strong>de</strong>r”...: dat heb ik ook nog<br />
gezongen, als kleine jongen, op <strong>de</strong> lagere school te Batavia’ In het <strong>voor</strong>jaar van 1917<br />
te Laren van het buitenleven genietend zou hij schrijven: 52 ‘“Holland is een heerlijk<br />
land!” juichte ik als schooljongen me<strong>de</strong> op <strong>de</strong> schoolbanken te Batavia.’ Het lied<br />
werd in zijn klas echter wel ‘afgezaagd door twintig ruw-rauwejongenskelen’.<br />
<strong>Een</strong> paar jaar later werd hij leerling van het gymnasium Willem III. Hij vond het<br />
er wel prettig. Maar ondanks al die positieve dingen miste hij in Indië toch ook iets: 53<br />
‘Ik was negen jaar, toen ik, geboren in Holland, naar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
72<br />
Indië ging, en nù weet ik pas, wat mij, op Java, bekoor<strong>de</strong>, en wat ik er miste [...]. Ik<br />
vond het heerlijk, dat <strong>de</strong> zon er scheen. De zon, o dat was iets oneigenlijks, iets<br />
verborgens in Holland, ook al scheen <strong>de</strong>s zomers <strong>de</strong> zon! Maar <strong>de</strong> staâge zon, dat<br />
was er iets god<strong>de</strong>lijks! <strong>Een</strong> kind lijdt niet van <strong>de</strong> warmte en ik, ik aanbad <strong>de</strong> zon. De<br />
zon was mij als een godheid. De zon in <strong>de</strong> blauwe lucht scheen mij God zelve toe,<br />
zijn óog minstens! De zon was een god, en <strong>de</strong> maan was zijn vrouw! [...] Maar nu,<br />
dat ik Italië lief heb [1910], weet ik, dat [...] ik in Indië miste het Latijnsche Zui<strong>de</strong>n,<br />
en nu weet ik waarom toèn, in Indië, een olean<strong>de</strong>r mij liever was dan een tropischen<br />
flamboyant [boom met vuurro<strong>de</strong> bloemen]. [...] Er was <strong>de</strong> zon, en het was wel het<br />
Zui<strong>de</strong>n, maar het Zui<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r emotie en zon<strong>de</strong>r herinnering, en toch was ik het<br />
kind van ou<strong>de</strong>rs in Indië. [...] Toch was er in Indië <strong>voor</strong> mij iets goeds: ik voel<strong>de</strong> er<br />
mij, als een klein groen vruchtje, rijpen; er zwol iets in mij, en <strong>de</strong> glimlach, die altijd<br />
glimpte in mijn kleine ziel, werd iets schitteren<strong>de</strong>r, van levensvreug<strong>de</strong>.’ - Alweer<br />
legt hij hier <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong> optimistische kanten van zijn karakter.<br />
<strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> in luxe en welstand. Iets an<strong>de</strong>rs zag hij niet. Prachtig was<br />
Weltevre<strong>de</strong>n, 54 ‘een <strong>voor</strong>name, lieve, witte, koloniale hoofdplaats en rezi<strong>de</strong>ntie. De<br />
huizen waren wel niet van architecturale schoonheid maar ze waren door onze<br />
grootou<strong>de</strong>rs en hun ou<strong>de</strong>rs gebouwd praktisch en luchtig, laag en wit, ruim en koel,<br />
op groote erven, met groote boomen, wier schaduwen een typisch contrast gaven<br />
met <strong>de</strong>n zonneval buiten schaduw. Langs <strong>de</strong> bree<strong>de</strong> lanen ging niet één enkele auto,<br />
maar gingen wel <strong>de</strong> mooie landauers van <strong>de</strong> “families” <strong>de</strong>r lieve jonge meisjes, en<br />
Lili, Toetie, Nonnie toer<strong>de</strong>n er met pa en ma het Koningsplein om, op <strong>de</strong>n statigen<br />
tred <strong>de</strong>r Preanger-paar<strong>de</strong>n. Terwijl <strong>de</strong> koetsier, een galonhoed op zijn hoofddoek,<br />
rustig <strong>de</strong>n toertred <strong>de</strong>r twee rossen hield in bedwang. En twee staljongens, in lange<br />
“badjoe” - <strong>de</strong>s Zondags was <strong>de</strong> liverei iets meer Europeesch - ie<strong>de</strong>r met zijn<br />
vliegekwast in <strong>de</strong> hand, op een tre<strong>de</strong> ston<strong>de</strong>n, achter op <strong>de</strong>n landauer. En bij ie<strong>de</strong>ren<br />
wegebocht van hun tre<strong>de</strong> afsprongen, om links en rechts, <strong>de</strong> kwast in <strong>de</strong> hand, <strong>de</strong><br />
statige zwenking <strong>de</strong>r impozante equipage te gelei<strong>de</strong>n. De lieve meisjes wuif<strong>de</strong>n<br />
elkan<strong>de</strong>r, passeeren<strong>de</strong>, heel lang met het zakdoekje tegen [...].’<br />
's Zondags was er overdag muziek op het Waterlooplein bij <strong>de</strong> zuil met <strong>de</strong> Leeuw<br />
van Waterloo. Dan kwamen <strong>de</strong> statige rijtuigen van <strong>de</strong> aanzienlijke families aanrij<strong>de</strong>n.<br />
Er was in <strong>de</strong> Harmonie en in Concordia ook avondmuziek, waar <strong>Couperus</strong>' zusters<br />
heen plachten te gaan. Over zich-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
73<br />
zelf als schooljongen op het gymnasium in Kramat spreekt hij 55 als van ‘een stoute<br />
jongen, die niet leeren wil<strong>de</strong>’. Met veel plezier <strong>de</strong>ed hij er mee aan het baarspel: 56<br />
‘een oorlogsspelletje met een vlaggetje, dat <strong>de</strong> vlugst loopen<strong>de</strong> moest zien te<br />
veroveren. Wij wisten van geen fiets en geen tennis, maar wij waren wel allen verliefd<br />
op <strong>de</strong> meisjes, die school - gingen in haar witte “baadjes”. <strong>Een</strong> los wit jurkje met een<br />
nauw om <strong>de</strong>n hals sluitend kraagje. Wij waren soms vreeslijk verliefd. De zon stoof<strong>de</strong><br />
ons jonge bloed, dat te borrelen begon. [...] De lieve meisjes woon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mooie<br />
huizen, op Koningsplein en omringen<strong>de</strong> notabele buurten. In bijna ie<strong>de</strong>r huis woon<strong>de</strong>n<br />
er een of twee.’<br />
Lang duur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> speeluren op school. 57 Van zijn zakgeld kocht <strong>Louis</strong> soms door<br />
een opening in <strong>de</strong> heg van een Chinees lekkere witte koekjes met Javaanse suiker. -<br />
En dan was er op school nog iets: ‘dat ik begreep thuis te moeten verzwijgen, er nóoit<br />
over te moeten spreken, zelfs niet met mijn moe<strong>de</strong>r. Het leven ging er <strong>voor</strong> mij open;<br />
<strong>de</strong> jongens, die mij, toen ik aankwam, héel dom von<strong>de</strong>n, leer<strong>de</strong>n mij <strong>de</strong> verborgen<br />
dingen en <strong>de</strong> wijze, nóoit on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> groote menschen, gezeg<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, en waren<br />
allemaal, óf verliefd op kleine meisjes, óf heel branie met <strong>de</strong> baboe's thuis van hun<br />
moe<strong>de</strong>rs of zusjes, óf zij had<strong>de</strong>n vriendjes op school, heel innige vriendjes. [...] Ik<br />
begreep, dat ik thuis moest oppassen, niets moest laten merken van álles wat ik al<br />
wist; al waren er dingen, die ik niet goed begreep.’<br />
De eerste kennismaking met <strong>de</strong> seksualiteit vond op natuurlijke wijze hier op<br />
school plaats, en het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong> niet alleen in <strong>de</strong> meest gebruikelijke<br />
praktijken werd ingewijd. In hoeverre hij er aan mee<strong>de</strong>ed laat hij in het mid<strong>de</strong>n. Dat<br />
hij van zijn ou<strong>de</strong>rs geen enkele vorm van seksuele opvoeding heeft gekregen lijkt<br />
wel vast te staan, maar dat was in die tijd meestal <strong>de</strong> gewone gang van zaken. De<br />
dingen die hij niet goed begreep kon hij, zon<strong>de</strong>r het gevaar te lopen uitgelachen te<br />
wor<strong>de</strong>n, aan niemand vragen. Hoe ver hij met zijn eigen vriendjes ging kan uit niets<br />
wor<strong>de</strong>n afgeleid.<br />
Voor een door het leven verwen<strong>de</strong> jongen als hij in die jaren was, beston<strong>de</strong>n er<br />
weinig re<strong>de</strong>nen tot eenzelvigheid of melancholie. 58 Hij genoot alleen maar, ‘omdat<br />
<strong>de</strong> zon zoo goud was in een lucht heel blauw, omdat er bóomen bloei<strong>de</strong>n met bloemen,<br />
omdat je een paard kreeg en een behdie, omdat je je ie<strong>de</strong>ren dag tweemaal mocht<br />
ba<strong>de</strong>n, en plassen in heel veel water, omdat er witte koekjes waren en purperen<br />
vruchten’. De<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
74<br />
donkere zij<strong>de</strong>n waren ook hier in Indië eigenlijk alleen maar zijn al beken<strong>de</strong><br />
angstaanvallen, die te verklaren zijn uit zijn sterke fantasie: 59 ‘Het kind ken<strong>de</strong> later<br />
<strong>de</strong> Angst, in geheimzinmg Indië... Kent gij <strong>de</strong> tropische ure <strong>de</strong>r schemering, kort<br />
maar huiverig angstig, als alle gelui<strong>de</strong>n plotseling zwijgen: <strong>de</strong> huivervolle, angstige<br />
pooze, als tusschen <strong>de</strong> loovering van <strong>de</strong> waringins <strong>de</strong> bleeke spokegezichten<br />
uitstaren... [...] Het is het oogenblik, dat <strong>de</strong> geesten mèt u meê gaan door <strong>de</strong> over<strong>de</strong>kte<br />
gangen, die, door <strong>de</strong> tuinen, naar <strong>de</strong> groote badkamers gelei<strong>de</strong>n... Neem uw twee<strong>de</strong><br />
bad toch niet zoo laat... [...] Als het kind school had moeten blijven en heel laat het<br />
twee<strong>de</strong> bad moest nemen, goot hij zich het water over zijn rillen<strong>de</strong> lichaam uit terwijl<br />
<strong>de</strong> zwarte schimmen rondom hem dansten en boven hem drie vleêrmuizen in dreigen<strong>de</strong><br />
kringen zwapper<strong>de</strong>n.’<br />
Wat leer<strong>de</strong> hij op school? - Het leerprogramma van het gymnasium Willem III<br />
ken<strong>de</strong> geen ou<strong>de</strong> talen. Voor <strong>Couperus</strong> heeft dit nogal ernstige gevolgen gehad.<br />
Immers, toen hij in 1878 met zijn ou<strong>de</strong>rs naar Ne<strong>de</strong>rland terugkeer<strong>de</strong>, had papa geen<br />
an<strong>de</strong>re keuze dan hem op <strong>de</strong> hbs te plaatsen. Niet dat hij dat een bezwaar gevon<strong>de</strong>n<br />
- heeft: <strong>Louis</strong>' broer John Ricus had die school ook al bezocht, springplank naar Delft<br />
en een daar op volgen<strong>de</strong>' Indische ambtenarencarriére. Maar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> had nu<br />
eenmaal een veel meer uitgesproken alfa-aanleg en kwam wat dat betreft dus<br />
allerminst aan zijn trekken. Terugkijkend constateren wij dat er met zijn hele<br />
schoolopleiding van begin af aan veel mis is gegaan en dat dit niet zijn schuld was.<br />
Twee verschillen<strong>de</strong> lagere scholen in Den Haag en nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> in Batavia.<br />
Vervolgens twee mid<strong>de</strong>lbare scholen die slecht op elkaar aansloten. Van een<br />
harmonische ontwikkeling was dus geen sprake. Daarbij kwam dan nog <strong>de</strong> telkens<br />
vereiste aanpassing, van een kind dat van jongs af aan nu niet bepaald tot grote<br />
zelfstandigheid was opgevoed. In <strong>de</strong> puberteitsjaren - hij was vijftien jaar toen <strong>de</strong><br />
familie naar Den Haag terugkeer<strong>de</strong> - moest dit zich op een zeker ogenblik wel wreken.<br />
Hoezeer een klassieke opleiding in een vroeg stadium aan hem besteed zou zijn<br />
geweest, blijkt uit wat hij vertelt over zijn onverhoedse kennismaking met <strong>de</strong> antieke<br />
go<strong>de</strong>nwereld. Mythologie werd op het gymnasium namelijk wel on<strong>de</strong>rwezen: 60 ‘<strong>Een</strong><br />
groote emotie op school was het mij, toen ons <strong>de</strong> mythologie werd geleerd. Om niets<br />
wat mij geleerd werd, heb ik zoo een verrukte emotie gekend, als toen <strong>de</strong> Olymp<br />
<strong>voor</strong> mij open ging en ik al die go<strong>de</strong>n zag en godinnen. Ik vond het iets heerlijks,<br />
luister<strong>de</strong> aandachtig toe, schreef alles op, was in een koorts om al die plotse<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
75<br />
schoonheid.’ Het is <strong>de</strong> kiem gebleken van zijn later intense belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
oudheid, <strong>de</strong> antieke geschie<strong>de</strong>nis niet uitgezon<strong>de</strong>rd: 61 ‘Op school glimpte <strong>de</strong> vonk<br />
dikwijls en toen je <strong>de</strong> mythologie werd geleerd, schitter<strong>de</strong> het in je van vonken. Om<br />
geschie<strong>de</strong>nis ook glimpte <strong>de</strong> vonk. Eigenlijk glimpte <strong>de</strong> vonk altijd, als een glimlach<br />
in je kleine ziel, ook al waren er wel eens dagen, dat <strong>de</strong> vonk niet glimpte, en dan<br />
probeer<strong>de</strong> je je ongelukkiger te voelen dan je eigenlijk was.’ - Deze neiging tot een<br />
‘zum Lei<strong>de</strong>n bin ich geboren’, een zich verlustigen in eigen leed, treedt ook later<br />
dikwijls bij <strong>Couperus</strong> op. Zelfdramatisering was hem niet vreemd. Dit wezenskenmerk<br />
heeft overigens tot vele prachtige bladzij<strong>de</strong>n geleid.<br />
Rampzalige gebeurtenissen heeft hij in Indië ook gekend. Dat <strong>Louis</strong><br />
gecompliceer<strong>de</strong>r was dan hij zelfin zijn jeugdherinneringen wel toegeeft, blijkt uit<br />
een <strong>voor</strong>val dat zijn latere vrouw Elisabeth Baud nooit meer heeft kunnen vergeten.<br />
Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud is op 30 oktober 1867 in Batavia geboren.<br />
Haar va<strong>de</strong>r, Jan W.C.R. Th. Baud, was toen negenentwintig jaar oud. Eerst is hij<br />
artillerieluitenant bij het Ne<strong>de</strong>rlands-Indisch Leger geweest, daarna waarnemend<br />
ingenieur bij <strong>de</strong> geografische dienst in Indië en vervolgens commies-kashou<strong>de</strong>r en<br />
vendumeester te Buitenzorg. Voorts vermeldt zijn carriére nog functies als secretaris<br />
van Batavia, assistent-resi<strong>de</strong>nt van Bawean en van Meester Cornelis, waarna hij<br />
tenslotte in 1876 directeur en administateur van een tabakson<strong>de</strong>rneming in Deli is<br />
gewor<strong>de</strong>n. Zes jaar later kwam hij te sterven. Zijn moe<strong>de</strong>r, dat wil dus zeggen<br />
Elisabeths ene grootmoe<strong>de</strong>r, was een zuster van papa <strong>Couperus</strong>: Wilhelmina <strong>Couperus</strong>,<br />
te Batavia geboren in 1818. Jan Baud trouw<strong>de</strong> met Johanna W.P. Steenstra Toussaint,<br />
wier moe<strong>de</strong>r - Elisabeths an<strong>de</strong>re grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong>rhalve - eveneens een zuster van<br />
papa <strong>Couperus</strong> was: Elisabeth <strong>Couperus</strong>, in 1821 te Batavia geboren. Elisabeth Baud<br />
is naar haar genoemd. Haar grootva<strong>de</strong>r van va<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong> is <strong>de</strong> minister van Koloniën<br />
G.L. Baud geweest. Het is even verbazingwekkend als verontrustend te constateren<br />
hoe sterk <strong>de</strong>ze mensen steeds weer opnieuw binnen <strong>de</strong> eigen familie getrouwd zijn.<br />
Toen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> later zijn nichtje huw<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ed hij bepaald niet iets onverwachts.<br />
Elisabeth had tamelijk avontuurlijke kin<strong>de</strong>rjaren. Nog geen twee jaar oud, voer<br />
zij met haar va<strong>de</strong>r op een zeilschip om Kaap <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Hoop naar Holland. 62 Het<br />
Suezkanaal zou immers pas daarna in gebrulk wor<strong>de</strong>n genomen. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
kan haar dus al in zijn kleuterjaren in Den<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
76<br />
Haag ontmoet hebben. Maar als jongetje dat toen bijna naar school ging heefft hij<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk niet met haar gespeeld, en hij zal Elisabeth ook wel niet veel aandacht<br />
geschonken hebben. Die scha<strong>de</strong> haal<strong>de</strong> hij later in Batavia in. Lang na zijn dood<br />
herinner<strong>de</strong> Elisabeth zich nog hoe zij in <strong>de</strong> donkere regentijd, als <strong>de</strong> grote mensen<br />
hun siësta hiel<strong>de</strong>n, samen met hem in <strong>de</strong> binnengalerij speel<strong>de</strong>. Terwijl ie<strong>de</strong>reen sliep<br />
en <strong>de</strong> tropische regens neerstroom<strong>de</strong>n, vroeg zij hem bij <strong>voor</strong>keur: 63 ‘Waar ben jij<br />
meer bang <strong>voor</strong>, zeg... <strong>voor</strong> dieven... of <strong>voor</strong> móor<strong>de</strong>naars??’ Zij was toen niet<br />
meer dan een klein, bleek blond meisje, vier jaar jonger dan <strong>Louis</strong>. Maar <strong>de</strong> rillingen<br />
liepen hem over <strong>de</strong> rug, en <strong>Louis</strong> zegt zelf: ‘Toen heb ik, uit <strong>de</strong>n grond van mijn<br />
bevend hart, gestameld: “O... <strong>voor</strong> móor<strong>de</strong>naars... want diè... die maken je dood!”’<br />
Soms nam hij wraak. Elisabeth herinner<strong>de</strong> zich ook min<strong>de</strong>r aangename kanten<br />
van haar neefs karakter: ‘Hij had driftbuien nu en dan. Schertsend wees ik hem later<br />
dikwijls op een buil, die ik altijd op mijn <strong>voor</strong>hoofd behield, en zei<strong>de</strong> dan: “Dat is<br />
nog van dien keer, dat je mij tegen <strong>de</strong>n rand van <strong>de</strong> tafel hebt geduwd.”’ - Maar over<br />
het algemeen kon<strong>de</strong>n zij goed met elkaar overweg. <strong>Een</strong> jongen met veel vriendjes<br />
was <strong>Louis</strong> in Indië niet - hij heeft trouwens zijn hele ver<strong>de</strong>re leven meer vriendinnen<br />
en familie om zich heen gehad dan vrien<strong>de</strong>n - en zo wend<strong>de</strong> hij zich bij <strong>voor</strong>keur tot<br />
dit vier jaar jongere nichtje, van wier genegenheid hij zeker was. In <strong>de</strong> veranda<br />
hervatte hij met haar <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke fantasiespelletjes waar hij eigenlijk al te groot<br />
<strong>voor</strong> was gewor<strong>de</strong>n. ‘Hij verzamel<strong>de</strong> allerlei kleinighe<strong>de</strong>n,’ zo vertel<strong>de</strong> Elisabeth<br />
eens, ‘waarmee wij dan samen “verhalen maakten”, maar ie<strong>de</strong>r van ons maakte zijn<br />
eigen verhaal, zijn eigen roman. Alles was van onze gading: leege lucifers- en<br />
pillendoosjes, klosjes, linten. De ou<strong>de</strong>rs bezaten als alle families in Indië <strong>de</strong> heel<br />
groote presenteerbla<strong>de</strong>n; die namen wij in beslag om er onze verzamelingen op te<br />
kunnen doen “levenx”, doch ook <strong>de</strong> meubels behoor<strong>de</strong>n tot het gebied onzer<br />
verbeeldingen en, wat een vrouw of een meisje moest <strong>voor</strong>stellen; was met een lint<br />
getooid. Toen <strong>de</strong> presenteerbla<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n op hoog bevel ons afgenomen<br />
waren, doorzochten wij <strong>de</strong> kasten en nu was het een ou<strong>de</strong> plank daaruit, die eerst<br />
leeggegooid was en waarop alles werd geschikt.’<br />
Deze spelletjes hebben Elisabeth en <strong>Louis</strong> lange tijd <strong>voor</strong>tgezet. Maar plotseling<br />
kon papa <strong>Couperus</strong> zich niet langer meer beheersen. Driftig maakte hij er een ein<strong>de</strong><br />
aan, geërgerd omdat zijn jongste zoon zich met<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
77<br />
zulke kin<strong>de</strong>rachtige rommel bezighield. <strong>Louis</strong>, zegt Elisabeth, ‘had toen het gevoel,<br />
nà die woor<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r: “De kin<strong>de</strong>rtijd is heen, als ze er dan niets van<br />
begrijpen, dan er maar nooit meer aan gedaan,” en <strong>Louis</strong>, driftig, met één gebaar,<br />
streek boos alles weg. Nooit hebben wij dát spel samen meer gespeeld.’<br />
In zijn eigen geschreven souvenirs komt <strong>de</strong>ze scène bij <strong>Couperus</strong> nergens <strong>voor</strong>.<br />
Wil<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> herinnering maar liever niet oprakelen, uit respect, en toch ook wel<br />
sympathie <strong>voor</strong> zijn va<strong>de</strong>r na diens dood? Hij was niet rancuneus. De op zichzelf<br />
bepaald niet ongebruikelijke moeilijkhe<strong>de</strong>n tussen va<strong>de</strong>r en zoon, zoals die zich ook<br />
later hebben <strong>voor</strong>gedaan, heeft hij scherp genoeg geanalyseerd en terzij<strong>de</strong> geschoven<br />
omdat hij ze als onvermij<strong>de</strong>lijk heeft doorzien. Verte<strong>de</strong>rend is <strong>de</strong> relatie over en weer<br />
nooit geweest. Desondanks heeft <strong>Couperus</strong> terloops bijzon<strong>de</strong>r aardige dingen over<br />
zijn va<strong>de</strong>r geschreven, en dit niet op een manier die <strong>de</strong> indruk van hypocrisie wekt.<br />
Toen hij eenmaal op het gymnasium Willem III zat, bemoei<strong>de</strong> papa zich meer met<br />
hem: hij kon nu re<strong>de</strong>lijk met <strong>de</strong>ze opgroeien<strong>de</strong> zoon praten. De afstand werd kleiner.<br />
<strong>Couperus</strong> zegt: 64 ‘Wij leer<strong>de</strong>n op school Fransch en Duitsch, en papa vond dat gek,<br />
en wil<strong>de</strong> mij Engelsch leeren. Hij nam toen een roman, ik weet niet meer van wie:<br />
Agincourt, heette het boek, een historiesch verhaal, en liet mij da<strong>de</strong>lijk lezen, leeren<strong>de</strong><br />
mij <strong>de</strong>n uitspraak en <strong>de</strong> grammaire bij ie<strong>de</strong>r woord. Het was heel an<strong>de</strong>rs dan op<br />
school, maar ik las Engelsch binnen éen week, en binnen een paar maan<strong>de</strong>n las ik<br />
vlot alle Engelsche boeken. Mijn va<strong>de</strong>r had een ongelooflijk vlugge manier om iets<br />
te on<strong>de</strong>rwijzen [...].’ Het was <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> waarvan ook John Ricus junior al<br />
geprofiteerd had.<br />
Maar natuurlijk bezat <strong>Louis</strong> een vlug verstand. Hij leer<strong>de</strong> gemakkelijk, zolang het<br />
maar om woor<strong>de</strong>n ging en niet om begrippen. Deze aanleg <strong>voor</strong> talen heeft hij<br />
dui<strong>de</strong>lijk geërfd. John Ricus junior <strong>de</strong>el<strong>de</strong> aan Henri van Booven in<strong>de</strong>rtijd mee: 65<br />
‘Onze va<strong>de</strong>r was in <strong>de</strong>n grond van zijn hart literator, grondig op <strong>de</strong> hoogte van zijn<br />
Latijn en Grieksch, en evenzoogoed bekend met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re talen: Fransch, Duitsch,<br />
Engelsch, Italiaansch en bovendien Maleisch. Mag ik hieruit <strong>de</strong> conclusie trekken<br />
dat <strong>de</strong> aantrekkingskracht die <strong>de</strong> schoone letteren later in zoo groote mate op <strong>Louis</strong><br />
uitoefen<strong>de</strong>n, hereditair te noemen is? Daarentegen stond <strong>Louis</strong> met meetkun<strong>de</strong> en<br />
algebra, met natuur- en scheikun<strong>de</strong> reeds in zijne jeugd op zeer gespannen voet. Ook<br />
alweer overgeërfd van onzen va<strong>de</strong>r: meetkun<strong>de</strong>, ja<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
78<br />
dat ging nog wel, het kwam daarbij aan op logika; natuurkun<strong>de</strong>, ook wel, maar<br />
algebra: (a + b) 2 een gruwel <strong>voor</strong> mijn ou<strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r, en eveneens <strong>voor</strong> mijn jongsten<br />
broe<strong>de</strong>r iets ondoorgron<strong>de</strong>lijks; scheikun<strong>de</strong>, neen! zwavelwaterstof, dat was een<br />
afgrijselijk ding! waar bei<strong>de</strong>n, va<strong>de</strong>r en broe<strong>de</strong>r een hartgrondigen afkeer van had<strong>de</strong>n.’<br />
Voor <strong>de</strong>ze schaduwzij<strong>de</strong>n van het schoolleven beston<strong>de</strong>n overigens genoeg<br />
compensaties. Zo waren er <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rbals in <strong>de</strong> Harmonie - <strong>de</strong> sociëteit - , waar <strong>Louis</strong><br />
en Elisabeth eens, in 1875, als page en markiezin verkleed naartoe gingen. Niet alleen<br />
<strong>de</strong> toen door Woodbury & Page te Batavia gemaakte foto's zijn bewaard gebleven,<br />
ook een geschreven herinnering eraan vertelt er ons iets over: 66 ‘wij bezitten nog<br />
onze kin<strong>de</strong>rportretten: zij, in een marquisetoiletje, een marquisetje van acht jaar,<br />
gepoeierd, met een moesje op <strong>de</strong> wang; ik, als een page en ik herinner mij nog het<br />
pakje, dat mijn zusters mij had<strong>de</strong>n gemaakt: zwart fluweel met gele satijnen crêvé's<br />
en ik was erg trotsch op die eerste travesti.’ Elisabeth droeg roze satijn met<br />
rozeknopjes en witte tule. Haar va<strong>de</strong>r heeft haar fotoportretje ingekleurd. 67 Hij schreef<br />
er bij: ‘Je bent weer zoo coquet geweest op dat bal.’ Of zij er ook veel gedanst heeft?<br />
Misschien met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren, maar waarschijnlijk nauwelijks met <strong>Louis</strong>. Die<br />
hield niet erg van dansen. Liever flaneer<strong>de</strong> hij wat door <strong>de</strong> zaal, terwijl hij met zijn<br />
dame converseer<strong>de</strong>. Het grootste evenement vond hij ook toen al zijn fluwelen<br />
kostuum. Dit is in <strong>de</strong> familie lang bewaard gebleven en werd later ook nog vaak<br />
gebruikt <strong>voor</strong> verkleedpartijen. Het is roemloos geëindigd op straat, waar <strong>Couperus</strong>'<br />
naneven er in hebben gevoetbald.<br />
Ook zijn gewone kleren in Indië vond <strong>Louis</strong> een heerlijk bezit. 68 Hier zien wij al<br />
<strong>de</strong> dandy in <strong>de</strong> dop: ‘Ik vond er mij een meneertje da<strong>de</strong>lijk, orndat ik witte broeken<br />
kreeg, verlakte schoenen droeg <strong>de</strong>s avonds, en meê mocht naar <strong>de</strong> opera [...].’ Papa's<br />
lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> muziek, <strong>voor</strong> opera <strong>voor</strong>al, heeft <strong>Louis</strong> ge<strong>de</strong>eld. 69 Zelfs horen wij van<br />
Henri van Booven dat <strong>Louis</strong>' va<strong>de</strong>r, 'met een mooie stem begaafd, zijn zoon bovendien<br />
in zang on<strong>de</strong>rrichtte, en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> toneelspel gaan<strong>de</strong> maakte’. Ook in <strong>de</strong>ze muzische<br />
zaken kon<strong>de</strong>n zij elkaar dus vin<strong>de</strong>n. In an<strong>de</strong>re opzichten bleven <strong>de</strong>sondanks <strong>de</strong><br />
verschillen groot. <strong>Een</strong> avontuurlijk leven in <strong>de</strong> rimboe, zoals John Ricus dat een tijd<br />
lang beleefd heeft, was bepaald niet <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> weggelegd. John Ricus junior<br />
schreef: 70 ‘mijn va<strong>de</strong>r [voel<strong>de</strong>] veel <strong>voor</strong> sport van dien tijd: zwemmen, schermen,<br />
paardrij<strong>de</strong>n, voetreizen en <strong>de</strong>rgelijke. <strong>Louis</strong> daarentegen heeft daar<strong>voor</strong> nooit iets<br />
gevoeld. De sport-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
79<br />
chromosoom is dus niet van <strong>de</strong>n va<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n jongsten zoon overgeplant. Kaartspel,<br />
schaken, billardspel, waren allen <strong>voor</strong> <strong>Louis</strong> nuttelooze inspanningen van lichaam<br />
of geest, waardoor hij zich niet voel<strong>de</strong> aangetrokken.’ Dat <strong>Louis</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gewone<br />
sportbeoefening op het gymnasium Willem III volstrekt niets voel<strong>de</strong>, wordt bevesrigd<br />
door een mon<strong>de</strong>ling overgelever<strong>de</strong> anekdote. <strong>Een</strong> schoolvriendje wist later nog dat<br />
<strong>Louis</strong> het bij die lessen niet alleen geheel af liet weten, maar dat hij bovendien<br />
ostentatief in een luie stoel ging liggen, om zich vervolgens met een waaier enige<br />
koelte toe te wuiven. 71 Het verhaal kan apocrief zijn, maar past wel goed in het beeld.<br />
In <strong>de</strong> zomer van 1878 zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van <strong>Louis</strong> weer teruggaan naar Ne<strong>de</strong>rland,<br />
waardoor <strong>Louis</strong> van zijn nichtje geschei<strong>de</strong>n raakte. Maar zij was zelf toen toch al<br />
naar Deli vertrokken, nadat haar va<strong>de</strong>r in 1876 het administrateurschap van een<br />
tabakson<strong>de</strong>rneming op zich had genomen. <strong>Een</strong> jaar later reis<strong>de</strong> ook zijn vrouw Jeanne<br />
Baud daarheen, in gezelschap van haar kin<strong>de</strong>ren en een gouvernante. Elisabeth, <strong>de</strong><br />
oudste, was toen tien jaar. Op haar volg<strong>de</strong>n het vier jaar jongere zusje Rica en <strong>de</strong><br />
zeven jaar jongere broer Willem (‘Willy’). In Deli zou Elisabeth er in 1879 nog een<br />
zusje bij krijgen, dat Wilhelmina genoemd werd. De leeftijdsverschillen en het feit<br />
dat zij <strong>de</strong> eerstgeborene was plaatsten haar dus in een volkomen an<strong>de</strong>re gezinssituatie<br />
dan <strong>Louis</strong>: zij was <strong>de</strong> oudste die <strong>voor</strong> jongere kin<strong>de</strong>ren hielp zorgen, hij verreweg<br />
<strong>de</strong> jongste en een kind waar <strong>voor</strong> gezorgd wérd. Geduren<strong>de</strong> hun hele latere huwelijk<br />
heeft Elisabeth, hoewel dus vier jaar jonger dan hij, <strong>de</strong> materiële leiding gehad en<br />
zij kon dat goed: zij was het van kind af gewend geweest. An<strong>de</strong>rzijds bleef er het<br />
even belangrijke feit dat <strong>Louis</strong> genealogisch een generatie hoger stond.<br />
Haar kin<strong>de</strong>rtijd in Deli noem<strong>de</strong> zij later romantisch. Haar on<strong>de</strong>rvindingen zou<strong>de</strong>n<br />
een roman van Gustave Aimard niet ontsierd hebben. In zijn eerste jaar had haar<br />
va<strong>de</strong>r er een groot huis laten bouwen, ‘hoog op palen, van hout - <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re huizen<br />
waren van bamboe, en het huis stond op een soort landtong in <strong>de</strong> rivier, met water<br />
aan alle kanten. Daar om heen <strong>de</strong> schuren, dan <strong>de</strong> vel<strong>de</strong>n, en rondom ons het woud,<br />
<strong>de</strong> geheimzinnigheid, <strong>de</strong> verlatenheid... Ook al was het druk om ons: <strong>de</strong> opzichters,<br />
<strong>de</strong> oppassers, driehon<strong>de</strong>rd koelie's... Tusschen die driehon<strong>de</strong>rd koelie's waren, wij,<br />
enkele Europeanen, verlaten...’<br />
Naast dit huis en <strong>de</strong> hut van een zon<strong>de</strong>rlinge Franse weduwnaar bevond zich een<br />
klein kerkhof, waar diens vrouw begraven lag. In 1882 is op Deli<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
80<br />
ook Elisabeths toen elfjarige zusje Rica gestorven en ter aar<strong>de</strong> besteld. 72 Zij herinner<strong>de</strong><br />
zich later nog hoe vreemd het was, zo dicht naast dat grafveld te wonen. Diep in <strong>de</strong><br />
rimboe dreig<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tdurend <strong>de</strong> Bataks met opstand, omdat het land hun was<br />
afgenomen. In <strong>de</strong> omtrek wer<strong>de</strong>n soms moor<strong>de</strong>n gepleegd en er was sprake van<br />
bloedige rooftochten. Zo werd eens op een naburige on<strong>de</strong>rneming een tabaksplanter<br />
met zijn hele gezin gedood. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r werd afschuwelijk gemarteld. Er was wel een<br />
kleine bezetting in <strong>de</strong> buurt gelegerd - een kapitein met twee luitenants en een handvol<br />
soldaten -, maar tot het huis van <strong>de</strong> familie Baud was dat toch nog een kwartier rij<strong>de</strong>n.<br />
Onmid<strong>de</strong>llijke bescherming garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hun aanwezigheid dus niet.<br />
On<strong>de</strong>r het huis bevond zich tussen <strong>de</strong> palen een kot waarin soms onwillige koelies<br />
<strong>voor</strong> een nacht wer<strong>de</strong>n opgesloten. Elisabeth hoor<strong>de</strong> ze vloeken, schreeuwen en<br />
stampen. Het kind werd niet bepaald zachtzinnig opgevoed. Bij <strong>de</strong> rivier, vijf minuten<br />
van het huis, was van bamboe een badkamer gebouwd. Soms zei haar va<strong>de</strong>r, het was<br />
dan al avond: ‘kleine... ik geloof, dat ik mijn sigarenkoker in <strong>de</strong> badkamer heb laten<br />
liggen: ga hem eens halen...’ De man had die daar dan met opzet vergeten. Elisabeth<br />
werd gedwongen er naar toe te gaan, dwars door <strong>de</strong> donkere tuin en over <strong>de</strong> zwarte<br />
vel<strong>de</strong>n. Ze ril<strong>de</strong> van angst in <strong>de</strong> tropische nacht vol vreem<strong>de</strong> gelui<strong>de</strong>n. Haar va<strong>de</strong>r,<br />
die ook van woeste paar<strong>de</strong>n hield en <strong>de</strong>ze graag <strong>voor</strong> zijn bendie span<strong>de</strong>, liet haar<br />
naast zich zitten terwijl hij men<strong>de</strong>. Soms viel het karretje om, of er brak wel eens<br />
een as. Op die manier trachtte hij haar onverschillig te maken <strong>voor</strong> dreiging en gevaar.<br />
's Nachts slopen om het huis heen dikwijls <strong>de</strong> gruwelijke tijgers. <strong>Een</strong>s zag Elisabeth<br />
door <strong>de</strong> jaloezieën er eentje in het donker wegsluipen. Maar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag wer<strong>de</strong>n<br />
alleen sporen van mensenhan<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n... Zo kwamen daar, vermomd in een<br />
tijgerhuid, <strong>de</strong> Bataks spioneren. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer bleek in <strong>de</strong> nacht, zo herinner<strong>de</strong> zij<br />
zich jaren later, als beleef<strong>de</strong> waarschuwing een bosje haar met bloed aan een van <strong>de</strong><br />
palen waar het huis op rustte vastgespijkerd te zijn.<br />
Opstand smeul<strong>de</strong> <strong>voor</strong>tdurend. Nu eens werd's nachts een aantal koffieschuren in<br />
brand gestoken, dan weer een employé in hin<strong>de</strong>rlaag aangevallen. Hij vluchtte naar<br />
het huis van <strong>de</strong> familie Baud, waar Elisabeths moe<strong>de</strong>r zijn won<strong>de</strong>n verbond. ‘En<br />
toch, hoewel ik báng was, vond ik het “interessant”,’ zei Elisabeth als volwassen<br />
vrouw. ‘Ik was een romanesk kind, en ik vond het “interessant”. Toen wij later op<br />
Buitenzorg woon-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
81<br />
<strong>de</strong>n, vond ik het leven bleek, en zon<strong>de</strong>r belang, en zon<strong>de</strong>r emotie [...], en ik verlang<strong>de</strong><br />
terug naar het huis op <strong>de</strong> landtong bij <strong>de</strong> rivier, daar ginds in Deli...’ - Aan dit alles<br />
maakte op <strong>de</strong> eerste januari van het jaar 1883 <strong>de</strong> dood van haar va<strong>de</strong>r een ein<strong>de</strong>.<br />
Maar dat was al in Buitenzorg.<br />
Van <strong>de</strong>ze rimboeavonturen heeft <strong>Louis</strong> als jongen geen weet gehad, tenzij misschien<br />
door brieven er iets van tot hem doordrong. Terwijl Elisabeth <strong>de</strong> tijgers rond het huis<br />
hoor<strong>de</strong> krijsen - ‘tragiesch en razend, als immense katten’ -, zat hij op een sombere<br />
hbs in Den Haag te kniezen. Hij werd er gedwongen zich over meetkundige problemen<br />
en algebraïsche vraagstukken te buigen, die hij niet begreep en die hem nog min<strong>de</strong>r<br />
interesseer<strong>de</strong>n. Van zijn feestelijke Indische jongensjaren was niets meer over dan<br />
een verdampte illusie in het land van het Ik, met zijn triest en grijs klimaat. Verbannen,<br />
zoals zijn moe<strong>de</strong>r er zich vol heimwee verbannen moet hebben gevoeld - en misschien<br />
ook wel zijn fantasierijke va<strong>de</strong>r.<br />
Literair heeft hij die Indische tijd, behalve in enkele als herinneringen geschreven<br />
schetsen, slechts in het vier<strong>de</strong> boek van Metamorfoze gestalte gegeven. Het ‘boek<br />
van anarchisme’ beschrijft <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> jeugd van een elfjarige Hollandse jongen in<br />
Batavia. Het verbaast ons niet dat die ook nu weer Kareltje heet. 73 Vermeld wor<strong>de</strong>n<br />
een particuliere school en het baarspel, het moet dus gaan om <strong>de</strong> school die <strong>Louis</strong><br />
bezocht <strong>voor</strong> hij naar het gymnasium Willem III ging. Hij spreekt over me<strong>de</strong>leerlingen,<br />
on<strong>de</strong>r wie een grotere jongen die hem een klap geeft. 74 Ook horen we van een<br />
kin<strong>de</strong>rbal, 75 en er tre<strong>de</strong>n jongens op die elkaar seksueel inwij<strong>de</strong>n, 76 Zelfs gaat <strong>Couperus</strong><br />
zo ver te gewagen van ‘onbewuste dubbelzinnigheid van knapenvriendschap, die<br />
strijdt tegen zichzelve - drang van viriliteit, nog sekse-schuw, en daarom zoeken<strong>de</strong><br />
in eigen sekse een tee<strong>de</strong>r wit’. 77<br />
Kareltje is hier bijna <strong>de</strong> karikatuur van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als jongen: 78 ‘een klein<br />
katje, oppervlakkig, vol kleine egoïsmetjes, nieuwsgierigheidjes, dunne emotietjes<br />
als van een jongens-poppenzieltje... Dat zoû later wor<strong>de</strong>n een kou<strong>de</strong>, nette, kleine<br />
gommeux, en daarna een zich pozeeren als net mensch: een net mannetje van <strong>de</strong><br />
wereld, vol geheimen on<strong>de</strong>ugd.’ Wij herkennen <strong>Couperus</strong> daarin wel enigszins. Het<br />
weglaten echter van al zijn an<strong>de</strong>re eigenschappen, <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> excellente, leidt<br />
<strong>de</strong>sondanks tot een tamelijk eenzijdig zelfportret van <strong>de</strong> auteur als kleine jongen.<br />
Maar - en dit zal steeds een probleem blijven - in hoeverre mogen wij <strong>de</strong> schrijver<br />
met zijn figuren i<strong>de</strong>ntificeren? Wat dit aangaat moet grote <strong>voor</strong>zichtigheid in acht<br />
genomen blijven wor<strong>de</strong>n.<br />
Eindnoten:<br />
1 W. van Itallie-Van Emb<strong>de</strong>n, Spreken<strong>de</strong> portretten (1925), 85.<br />
2 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ I (Vad. 13 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten (1917), 73.<br />
3 Gegevens uit het Haags Gemeente Archief. Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> ook reeds F.L. Bastet,<br />
‘Mauritska<strong>de</strong> 43’, in Juffrouw Ida 11 (1985), 3, 15-21.<br />
4 ‘Toen ik een kleine jongen was...’ (Vad. 8 oktober 1910), in De zwaluwen neêr gestreken (1911),<br />
66.<br />
5 I<strong>de</strong>m, 68.<br />
6 ‘De tentoonstelling in <strong>de</strong> Terme Diocleziane’ (Vad. 27 mei 1911.), in Rome 11 (1915), 65.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
7 ‘Diverse pluimages’ (Vad. 1 juli 1911), in Genève, Florence 1 (1915), 25.<br />
8 Van Itallie, Pontretten, 85.<br />
9 Zie noot 4, 69.<br />
10 In een brief aan S.F. van Oss uit 1922 (Singapore) spreekt <strong>Couperus</strong> van Elisabeths<br />
‘Calvinistische grootmoe<strong>de</strong>r’.<br />
11 ‘Kin<strong>de</strong>rsouvenirs’ (Vad. 15 oktober 1910), in Zwaluwen, 84.<br />
12 ‘De vonk’ (Vad. 5 oktober 1910), in Zwaluwen, 167.<br />
13 ‘De Angst’ (Vad. 16 september 1911). in Genève, Florence 1 (1915), 57.<br />
14 Zie noot 12, 168.<br />
15 ‘Herinneringen aan <strong>de</strong> lente’ (H.P. 5 mei 1917), in Proza 11 (1924), 27.<br />
16 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel (1918), 54.<br />
17 ‘Maison’ (H.P. 29 juli 1916), in Proza 11, 108.<br />
18 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ 11 (Vad. 20 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 83.<br />
19 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 94.<br />
20 Zie noot 4, 68.<br />
21 ‘Parfum’ (H.P. 8 juli 1916), in Proza 11, 79.<br />
22 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11 (1915), 11, 51.<br />
23 Van Itallie. Portretten, 86.<br />
24 Zie noot 2, 73.<br />
25 Zie noot 4, 70.<br />
26 De familie vertrok kort hierna naar Indië. Catharina herinner<strong>de</strong> zich in 1923 een contaminatie<br />
van zijn kin<strong>de</strong>rverhaaltjes: ‘... een paar jaar later ont<strong>de</strong>kte mijn jongste zuster [Trudy] een<br />
verhaaltje door hem geschreven. Iets van een gierigaard, die altijd maar goud verzamel<strong>de</strong>, en<br />
dat goud ging in vlammen op. Ze wil<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>lezen, hij werd boos, trachtte haar tegen te<br />
hou<strong>de</strong>n, barstte in tranen uit.’<br />
27 Zie noot 4, 71.<br />
28 Zie noot 4, 72.<br />
29 V. Booven, Leven, 51-52. Van Booven heeft zijn me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van een zekere ir. J.v.S. gekregen:<br />
misschien <strong>de</strong> J.J. van Santen, die opduikt in <strong>de</strong> briefwisseling met Veen? Zie Waar<strong>de</strong> Heer<br />
Veen (1977), 61 nr. 61 en 62; 66 nr. 70; 94 nr.118; 101 nr.128.<br />
30 Zie noot 4, 72.<br />
31 Brief IV d.d. 15 augustus 1914 (Vad. 15 november 1914), in Breiven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />
toeschouwer (1918), 31.<br />
32 Mr. J.R. <strong>Couperus</strong>, Gouvernements-cultures met of zon<strong>de</strong>r stelsel? (1863).<br />
33 Oostwaarts, I.<br />
34 Het citaat laat zien dat <strong>Couperus</strong> bepaald wel trots was op het verle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> familie. Het<br />
wordt ingeleid met <strong>de</strong> regels: ‘De Indische traditie had steeds in mijn familie geheerscht - mijn<br />
overgrootva<strong>de</strong>r was Abraham <strong>Couperus</strong>, Gouverneur van Malakka geweest; mijn grootva<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> Gouverneur-Generaal Reynst’.<br />
35 Zie noten 12, 4, 11, 22, 2 en 18.<br />
36 Zon<strong>de</strong>r opdracht gebun<strong>de</strong>ld in <strong>Een</strong>e illuzie (1892), 3 e.v. Zie echter De Gids (1890) 1, 162:<br />
‘Aan Betty B.’.<br />
37 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 1 a 2. Papa over zichzelf: ‘Lorsqu' en 1867 on voulait constituer un<br />
Ministère Conservatif, le Comte De Schimmelpenning [sic] et le Conseiller Pape Iui offrirent<br />
le portefeuille <strong>de</strong>s Colonies; mais n'étant point du tout un pur conservatif ni un bon orateur, et,<br />
sachant qu'on aurait besoin d'un beau-parleur pour le Parlement existant, il ne voulait pas<br />
s'associer avec l'éventuel Ministère conservatif. En 1873 il repartit à Java afin d'avoir l'oeil sur<br />
le premier placement <strong>de</strong> ses <strong>de</strong>ux fils aînés.’<br />
38 Zie noot 12, 168.<br />
39 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, 11 e 82.<br />
40 ‘Sol y sombra.’ (Vad. 7 juni 1913), in Spaansch tourisme (1915) 1, 54.<br />
41 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München (1915), 2.<br />
42 Amice. Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever (1977), 46 brief 365.<br />
43 Oostwaarts, 19.<br />
44 In 1921 meld<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> (Oostwaarts, 114), wat Henri Borel ook al had gezien, ‘dat een <strong>de</strong>r<br />
twee ou<strong>de</strong> waringins onrecht is aangedaan, toen men hem een <strong>de</strong>el zijner stammen en luchtwortels<br />
ontnam, omdat er een over<strong>de</strong>kte dansvloer gesticht moest wor<strong>de</strong>n.’<br />
45 V. Booven, Leven, 27.<br />
46 Oostwaarts, 113.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
47 Zie noot 4, 74.<br />
48 Zie noot 11, 85 e.v.<br />
49 On<strong>de</strong>r zijn pseudoniem Paul Ekhard in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913. Over hem schrijft<br />
R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193<br />
(juli/aug. 1963), 22: [Hij] ‘was een leeftijd- en jaargenoot te Delft van John Ricus. Hij was een<br />
vurig Multatuliaan en zelfs bevriend met Douwes Dekker, die hij met “Dek” mocht aanspreken.<br />
Hij is ook <strong>de</strong> schrijver van een artikel in De Gids van 1910, waarin hij - met alle respect en<br />
waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoon van Douwes Dekker - overtuigd blijkt van diens verkeer<strong>de</strong> en<br />
onmogelijke optre<strong>de</strong>n in Lebak.’ Op Valette zullen wij nog na<strong>de</strong>r terugkomen.<br />
50 ‘Intieme impressies’ VIII (Vad. 1 april 1923), in Proza III (1925), 37.<br />
51 Zie noot 31, 18.<br />
52 ‘Buiten 11’ (H.P. 2 juni 1917), in Proza III, 91.<br />
53 Zie noot 4, 73.<br />
54 Oosiwaarts, III.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 123.<br />
56 I<strong>de</strong>m, III.<br />
57 Zie noot 4, 75.<br />
58 Zie noot 12, 168.<br />
59 Zie noot 13, 58-59.<br />
60 Zie noot 4, 76.<br />
61 Zie noot 12, 168.<br />
62 V. Booven, Leven, 60.<br />
63 Zie noot 4, 67. - V. Booven, leven, 63 (ook <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong>).<br />
64 Zie noot 4, 76.<br />
65 V. Booven, Leven, 27.<br />
66 Zie noot II, 79.<br />
67 V. Booven, Leven, 64.<br />
68 Zie noot 4, 75.<br />
69 <strong>Een</strong> uitvoerig on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> muziek in <strong>Couperus</strong>' leven en werk <strong>de</strong>ed Hella<br />
Haasse, ‘Opera als “make believe” in het werk van <strong>Couperus</strong>', in Mens en melodie 37 (1982),<br />
11 (nov.), 544-556. Zie ook id., Bladspiegel (1985), 138-153.<br />
70 V. Booven, Leven, 27.<br />
71 Dit werd schrijver <strong>de</strong>zes in mei 1984 te Harlingen verteld door een <strong>de</strong>r belangstellen<strong>de</strong>n bij een<br />
forum over <strong>de</strong> literaire <strong>biografie</strong>.<br />
72 <strong>Couperus</strong> vergist zich als hij in ‘Kin<strong>de</strong>rsouvenirs’ (zie noot 11, 81) Elisabeth laat zeggen: ‘en<br />
daar is mijn broêrtje begraven...’<br />
73 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VII, I e.v.<br />
74 Op <strong>de</strong>ze Arnold komen wij later nog terug. Hij moet geïnspireerd zijn door jhr. J.H. Ram, die<br />
<strong>Couperus</strong> pas jaren later heeft leren kennen. De levenstragedie van Arnold zoals kort geschetst<br />
in Metamorfoze lijkt samen te hangen met gegevens die Ram in 1896 aan <strong>Couperus</strong> verstrekt<br />
heeft, toen <strong>de</strong>ze bezig was ‘Het boek van Anarchisme’ te schrijven.<br />
75 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VII, 3.<br />
76 Ibi<strong>de</strong>m: ‘... die doen slechte dingen mee elkaâr in donkere hoekjes...’<br />
77 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />
78 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
III [1878-1883]<br />
82<br />
In <strong>de</strong> zomer van 1878 reis<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> terug naar Ne<strong>de</strong>rland, met een<br />
stoomboot van <strong>de</strong> Franse Mail. Het schip was nog aanmerkelijk groter dan <strong>de</strong> Prins<br />
Hendrik waarmee zij <strong>de</strong> heenreis in 1872 gemaakt had<strong>de</strong>n. Zij repatrieer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al<br />
in verband met <strong>de</strong> opvoeding van <strong>Louis</strong>. Deze was nu vijftien jaar. Hij was dui<strong>de</strong>lijk<br />
in <strong>de</strong> puberteit en kon zich later nog goed zijn overwegend negatieve, bokkige<br />
stemming herinneren: 1 ‘Aan boord waren alleen groote menschen, en je vondt ze<br />
veel min<strong>de</strong>r aardig dan kin<strong>de</strong>ren, dan jongens. Je hadt ook een gevoel of niemand<br />
aardig tegen je was, en of mama je niet meer zoo bedierf en liefkoos<strong>de</strong> als vroeger.<br />
Er was niemand meer, die je liefkoos<strong>de</strong>. En als er iemand lief tegen je probeer<strong>de</strong> te<br />
zijn, was je stug, of zelfs onbeleefd, en liet je niet liefkoozen.’<br />
Zij kwamen behou<strong>de</strong>n aan, een opmerking die misschien overbodig lijkt maar het<br />
niet is: een jaar later is het Trudy, getrouwd met Valette en in Indië achtergebleven,<br />
op weg naar Holland heel an<strong>de</strong>rs vergaan! Gerard Valette heeft beschreven wat er<br />
toen gebeurd is: 2 hij spreekt van een ‘ramp, die on<strong>de</strong>r meer an<strong>de</strong>ren ook mijn gezin<br />
en mij trof door <strong>de</strong> schipbreuk <strong>de</strong>r stoomboot Overijssel aan <strong>de</strong> Oostkust van Afrika,<br />
in Juli 1879. Wij waren eenige mijlen bezui<strong>de</strong>n kaap Guardafui gestrand, on<strong>de</strong>r het<br />
gebied van <strong>de</strong>n sultan <strong>de</strong>r Somali's, welk gebied nagenoeg geheel uit zandwoestijn<br />
bestaat. Vieren<strong>de</strong>rtig ein<strong>de</strong>loos lange dagen brachten wij in die onherbergzame streek,<br />
on<strong>de</strong>r allerlei ontberingen door.’ Trudy beviel er zelfs van een jongen, een neefje<br />
dus van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, dat <strong>de</strong> treffen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen Jacques Guardafui kreeg<br />
toebe<strong>de</strong>eld. Het is in <strong>de</strong> familie een beroemd verhaal gebleven. Nog in 1921 schreef<br />
<strong>Couperus</strong>, op weg naar Indië: 3 ‘een veertig jaren gele<strong>de</strong>n heeft mijn eigene zuster<br />
daar schipbreuk gele<strong>de</strong>n, ginds op dat glooien<strong>de</strong> duin, op dat effen, kalme, gele duin.<br />
Zij zijn daar neêr gesmeten in een wrakke sloep over rots en rif, zij, haar man, hun<br />
kind [Constance]. En haar twee<strong>de</strong> kind werd daar geboren!’<br />
Trudy heeft in die jaren geen gemakkelijke tijd gehad. De op 21 juli 1879 ter<br />
wereld gekomen Jacques Guardafui Valette is al op 15 januari 1882 te Pasocroean<br />
overle<strong>de</strong>n. Haar in 1881 in Den Haag geboren kindje Bertha stierf op weg naar Indië<br />
en werd in Suez begraven. Dat zelf<strong>de</strong> jaar 1882 zag Paul het levenslicht, die maar<br />
enkele maan<strong>de</strong>n heeft geleefd. <strong>Een</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
83<br />
in 1883 te Pasoeroean geboren zoon John is het beter vergaan. (Veel later zou hij <strong>de</strong><br />
Engelse vertaling van <strong>Couperus</strong>' Nippon verzorgen). Edmée, haar jongste, drie jaar<br />
na John eveneens in Pasoeroean geboren, heeft altijd een zwakke gezondheid gehad.<br />
Van haar zes kin<strong>de</strong>ren heeft Trudy er maar drie mogen behou<strong>de</strong>n. Constance, haar<br />
in 1878 geboren oudste dochter (Stan, Stanny) is jarenlang een lievelingsnichtje van<br />
<strong>Couperus</strong> geweest.<br />
Gerepatrieerd, in 1878, vond <strong>de</strong> nu vijftienjarige <strong>Louis</strong> Holland klein, benepen,<br />
somber en saai. Ineens miste hij nu werkelijk alles, te veel om op te noemen, en hij<br />
verkeer<strong>de</strong> heimelijk in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat zijn va<strong>de</strong>r plotseling geruïneerd was.<br />
Wat nog erger was, hij ontwikkel<strong>de</strong> een hekel aan zichzelf. Hij beschrijft zich namelijk<br />
als 4 ‘opgeschoten en bleek, en niet meer het mooie jongentje, dat ze je in Indië von<strong>de</strong>n;<br />
je was zeker ook onuitstaanbaar [...]. Je verveel<strong>de</strong> je soms heel erg, en je huil<strong>de</strong> soms<br />
heel lang, waarom wist je niet: eigenlijk om alles, omdat je zoo alleen was [...].’<br />
De familie was nu ook veel kleiner. In het grote huis Nassauka<strong>de</strong> 4 - <strong>de</strong> gracht<br />
werd later ge<strong>de</strong>mpt en tot Nassauplein omgedoopt - woon<strong>de</strong>n zij slechts met hun<br />
vieren. 5 De oudste dochter, Johanna, was in Indië getrouwd en daar gebleven. Haar<br />
echtgenoot was, zoals al even werd aangestipt, evenals die van Catharina een<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein, ja zelfs een broer van <strong>de</strong>ze zwager. De familieverhoudingen wer<strong>de</strong>n<br />
dus steeds ingewikkel<strong>de</strong>r.<br />
Ook Petrus Theodorus en John Ricus junior waren niet mee teruggegaan. Alleen<br />
<strong>de</strong> op een na jongste zoon, Frans, was nog in Holland. Hij had intussen in Den Haag<br />
het gymnasium Haganum afgelopen en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> nu rechten. Zodra zijn ou<strong>de</strong>rs naar<br />
Den Haag terugkeer<strong>de</strong>n, verliet hij zijn Leidse stu<strong>de</strong>ntenkamer bij <strong>de</strong> familie Visser<br />
op Papengracht 15 en kwam ook op het Nassauplein wonen. 6 Frans <strong>Couperus</strong> is in<br />
1882 te Lei<strong>de</strong>n gepromoveerd. Wij zien hier dus in<strong>de</strong>rdaad min of meer <strong>de</strong> in <strong>Een</strong><br />
zieltje geschetste toestand, waarbij dan <strong>de</strong> broer Frans in een inwonen<strong>de</strong> oom Frank<br />
gewijzigd is. Deze ‘moei<strong>de</strong> zich ternauwernood met <strong>de</strong>n opgeschoten, bleeken jongen.<br />
Zijne forsche gezon<strong>de</strong> kracht gevoel<strong>de</strong> geene sympathie <strong>voor</strong> dat zwakke, eenzelvige,<br />
bou<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> kind, dat hij vroeger uit me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n had bezig gehou<strong>de</strong>n.’<br />
Gelukidg echter was er in Den Haag nog een an<strong>de</strong>r gezin, waar het vrolijker<br />
toeging. Catharina, sinds 1871 mevrouw Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong>rtien jaar<br />
ou<strong>de</strong>r dan <strong>Louis</strong>, had een echtgenoot met wie hij zelfs<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
84<br />
vijfentwintig jaar scheel<strong>de</strong>. Deze mensen waren <strong>voor</strong> hem, zoals eer<strong>de</strong>r ook al <strong>voor</strong><br />
Frans, bijna als een vervangend ou<strong>de</strong>rpaar. Ze zijn dat ook altijd <strong>voor</strong> hem gebleven.<br />
De Vlielan<strong>de</strong>r Heins had<strong>de</strong>n toen al veel kin<strong>de</strong>ren. In totaal zou<strong>de</strong>n het er negen<br />
wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze kring was <strong>Louis</strong> nu eens niet het nakomertje maar als het ware ‘<strong>de</strong><br />
oudste zoon’. Hij was er altijd welkom, vond er lief<strong>de</strong> en vriendschap en kon er<br />
geheel zichzelf zijn. Het grote huis Molenstraat 26 - <strong>de</strong> familie woon<strong>de</strong> overigens<br />
eerst in <strong>de</strong> Kazernestraat, zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong> - is <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />
een toevluchtsoord geweest, niet alleen na <strong>de</strong> dood van zijn ou<strong>de</strong>rs maar <strong>voor</strong>al ook<br />
bij zijn terugkeer uit Italië in februari 1915. Dat Catharina <strong>voor</strong> zijn literaire gaven<br />
diepe bewon<strong>de</strong>ring koester<strong>de</strong>, blijkt uit het bewaar<strong>de</strong> familieregister, waarin zij een<br />
lange passage uit Kloos' waar<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> recensie van Dionyzos heeft overgeschreven.<br />
Catharina wist waar zij over sprak: zelf heeft zij een verhan<strong>de</strong>ling over Abraham<br />
<strong>Couperus</strong> geschreven, naast nog an<strong>de</strong>re verhan<strong>de</strong>lingen.<br />
Papa <strong>Couperus</strong>, die ook <strong>voor</strong> zijn jongste zoon een Indische carriére op het oog<br />
had, liet <strong>Louis</strong> examen doen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas van <strong>de</strong> hbs aan het Bleijenburg. De<br />
overgang uit Indië was echter te groot. Het programma sloot bovendien onvoldoen<strong>de</strong><br />
aan bij het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>Louis</strong> in Batavia genoten had. Zo gebeur<strong>de</strong> het dat hij, zijn<br />
leeftijd ten spijt, in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klasse werd geplaatst, een moeilijk te verwerken<br />
verne<strong>de</strong>ring.<br />
Alles ging nu mis. In het gareel paste hij niet. De jongens met wie hij moest omgaan<br />
vond hij Hollands-burgerlijk. Ze stonken. De vele lessen met accent op <strong>de</strong> exacte<br />
vakken interesseer<strong>de</strong>n hem hoegenaamd niet. An<strong>de</strong>rzijds was hij al te rijp en te<br />
wereldwijs, te veel verwend geraakt ook door het leven in Indië, om <strong>de</strong>ze terugval<br />
goed te kunnen verwerken. Overgevoelig en meisjesachtig als hij van nature toch al<br />
was, trok hij zich in zijn eigen fantasiewereld terug. Op één uitzon<strong>de</strong>ring na maakte<br />
hij ook geen vrien<strong>de</strong>n. Hij dreig<strong>de</strong> daarmee hopeloos te vereenzamen.<br />
Over dit alles heeft hij later geschreven: 7 ‘...ik vond het in Holland verschrikkelijk.<br />
Ik geloof, dat ie<strong>de</strong>r Indiesch kind, komen<strong>de</strong> in Holland, het zoo moet vin<strong>de</strong>n. Het<br />
kleinere huis, het gat van een tuin, geen rijtuigen en geen paar<strong>de</strong>n; ik géen bendie<br />
en paard meer; twee mei<strong>de</strong>n en een knecht, in plaats van <strong>de</strong>rtig bedien<strong>de</strong>n: ik vond<br />
het vreeslijk, begreep er niets van, dacht, dat mijn ou<strong>de</strong>rs geruïneerd waren en wil<strong>de</strong><br />
niet gelooven, dat dit toch niet het geval was. En <strong>de</strong> school, <strong>de</strong> Hoogere-Burgerschool!<br />
De jongens had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> mij allen een luchtje: ik vond, dat ze zich<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
85<br />
niet waschten, en van passioneele drama's was geen sprake meer: er werd niet<br />
gesproken over vrouwen, ze waren niet verliefd op meisjes, en niemand had een<br />
innig vriendje.’<br />
Maar <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> op school toch één jongen kennen met wie hij echt bevriend<br />
raakte. Hij heette Frans Netscher, en ook hij had, als zoon van een resi<strong>de</strong>nt, een<br />
Indisch verle<strong>de</strong>n. Netscher was een jaar jonger, wat niet verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> jongens<br />
tweemaal daags samen van huis naar school liepen en weer terug. Ze haal<strong>de</strong>n elkaar<br />
dan af. <strong>Couperus</strong> zat een klas hoger. ‘Maar om twaalf en om vier uur,’ zo heeft<br />
Netscher eens verteld, 8 ‘wachtten wij elkan<strong>de</strong>r weer op en wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n dan naar huis;<br />
dag aan dag: - Fre<strong>de</strong>rikstraat, Dennenweg, Voorhout, Bleijenburg, en zoo altijd maar<br />
<strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n weg, <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> huizen langs, <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> menschen tegenkomen<strong>de</strong>, en dán<br />
weer terug.’ <strong>Een</strong>s ontmoetten zij op het Voorhout <strong>de</strong> prins van Oranje, gekleed in<br />
een zwart fluwelen jacquet. De jongens bleven staan om <strong>de</strong> prins, die een sigaret liep<br />
te roken, eerbiedig te groeten. De toen bijna veertigjarige Willem knikte vrien<strong>de</strong>lijk<br />
terug en vroeg: ‘Gaan <strong>de</strong> heren wijsheid opdoen? Naar school?’<br />
In Metamorfoze herkennen wij Netscher in <strong>de</strong>, tamelijk doorzichtige, vermomming<br />
van Herman Schetter. 9 <strong>Een</strong> drukke jongeman. Met hem snuffelt <strong>Couperus</strong>' alter ego<br />
Hugo Aylva op <strong>de</strong> hogere burgerschool nieuwsgierig in Emile Zola's Nana, ‘<strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> vuiligheid’. Scheffer wordt daar beschreven als ‘aardig, brutaal, met brutale<br />
schou<strong>de</strong>rs en brutale oogen, die overal keken heen. Hij hield wel van Scheffer, maar<br />
wantrouw<strong>de</strong> toch hun vriendschap [...]; en met Scheffer reken<strong>de</strong> hij al af, vóór nog<br />
hun vriendschap uit was.’ Aylva/<strong>Couperus</strong> kon namelijk niet geloven in <strong>de</strong> luxe van<br />
<strong>de</strong>ze vriendschap, die hij wantrouw<strong>de</strong> omdat hij niet begreep wat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r eigenlijk<br />
in hem zag. Toch groeit in <strong>de</strong> roman hun we<strong>de</strong>rzijdse sympathie: ‘zij wil<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n<br />
boeken schrijven, later. Zij filozofeer<strong>de</strong>n druk over God en het Hiernamaals. Scheffer<br />
was zeer positief en atheïst en dweepte met Multatuli. Aylva was zeer metafyzisch<br />
en hield niets van Multatuli [...]. Zij bleven nog een jaar samen op school; toen <strong>de</strong>ed<br />
Scheffer ein<strong>de</strong>xamen, Aylva niet.’<br />
<strong>Couperus</strong> miste namelijk ten enen male <strong>de</strong> capaciteit om met vrucht het on<strong>de</strong>rwijs<br />
te volgen, dat hij saai en dor vond. Schei- en natuurkun<strong>de</strong> zijn <strong>voor</strong> hem zelfs een<br />
waar trauma gewor<strong>de</strong>n, zozeer dat hij nog in 1914 zijn ontmoediging bij het uitbreken<br />
van <strong>de</strong> eerste wereldoorlog niet beter wist uit te drukken dan met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 10 ‘Ik<br />
voel mijn kracht mij begeven,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
86<br />
evenals vroeger, op <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool, toen ik schei- en natuurkun<strong>de</strong> begon<br />
te leeren. Toen lagen weldra <strong>de</strong> stapels frissche cahiers en <strong>de</strong> pas versne<strong>de</strong>n potloo<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> heerlijke energie om een nieuw vak te leeren allemaal plat op elkaâr, als een<br />
ingezakte ommelette-soufflée.’ Meetkun<strong>de</strong> en algebra interesseer<strong>de</strong>n hem min<strong>de</strong>r<br />
dan wat ook, nu hij <strong>de</strong> wereldliteratuur ont<strong>de</strong>kte waar hij in zijn vrije tijd zo heerlijk<br />
in kon wegvluchten. Natuurlijk las hij aanvankelijk rijp en groen door elkaar. Behalve<br />
van Nana - en dit om heel speciale re<strong>de</strong>nen - genoot hij van avonturenromans als die<br />
van Gustave Aimard, waar hij zich zo in verdiepte dat hij bij herhaling's nachts<br />
droom<strong>de</strong> een sprookjesachtige hacienda te bezitten. 11 Niet min<strong>de</strong>r boei<strong>de</strong>n hem<br />
Rodolphe Töpffers Nouvelles Genevoises. In 1911 vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar over: 12<br />
‘...het boek was een <strong>de</strong>r eerste Fransche boeken, die ik als jongen las. En ik heb het<br />
ou<strong>de</strong> boek altijd heel mooi gevon<strong>de</strong>n en er waren mooie, lieve houtsne<strong>de</strong>n in als<br />
illustraties.’ Vooral hield hij van La bibliothèque <strong>de</strong> mon oncle. Van Booven heeft<br />
<strong>Couperus</strong>' eigen exemplaar nog in han<strong>de</strong>n gehad, en vond er een door <strong>Louis</strong>, in zijn<br />
eerste Frans, geschreven aantekening in: 13 ‘C'était avec un plaisir extrème que je me<br />
suis reposé dans cette bibliothèque, où j'ai parlé, pensé et sympathisé avec mon ami<br />
Jules: et c'est avec regret que je la quitte. Arrivant à la fin <strong>de</strong> cette page <strong>de</strong>rnière j'eus<br />
le désir que l'auteur, n'eût jamais fini ce récit, plein <strong>de</strong> sentiment et <strong>de</strong> poésie. Je<br />
l'avoue, je n'ai pas beaucoup <strong>de</strong> courage pour commencer les autres; que M. Töpffer<br />
pardonne à son admirateur inconnu. L.C. 1880.’ - Het zijn <strong>de</strong> vroegste geschreven<br />
regels die wij van <strong>Couperus</strong> kennen. Curieus genoeg dus niet in zijn eigen taal, maar<br />
in het uitsteken<strong>de</strong> Frans dat hij zon<strong>de</strong>r twijfel me<strong>de</strong> van zijn va<strong>de</strong>r heeft geleerd.<br />
Welke boeken uit diens boekerij heeft <strong>Couperus</strong> allemaal gelezen? We zou<strong>de</strong>n het<br />
graag willen weten.<br />
Ook bij La peur vond Van Booven nog een aantekening: ‘N'est ce pas que cette<br />
page est un petit poème? Elisa et Widmer c'est charmant, je l'ai lu avec beaucoup <strong>de</strong><br />
plaisir.’ Nog in 1911 herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dat het ging over een jongeman ‘die,<br />
als hij in bed lag, meen<strong>de</strong> een hand, een dònkere hand te zien steken on<strong>de</strong>r zijn bed<br />
uit [...]; en dan stond <strong>de</strong> jonge man op en keek on<strong>de</strong>r het bed en er wàs geen hand,<br />
maar zoodra hij we<strong>de</strong>r in bed lag... was <strong>de</strong> hand er weêr...’ Van Booven heeft er op<br />
gewezen dat een <strong>de</strong>rgelijke angstscène ook in Eline Vere <strong>voor</strong>komt. 14<br />
<strong>Couperus</strong>' grote fantasie werd <strong>voor</strong>al bekoord door <strong>de</strong> hyperromantische romans<br />
van Ouida, die hij, rustig naast Zola, van zijn vijftien<strong>de</strong> jaar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
87<br />
af las en vermoe<strong>de</strong>lijk wel in <strong>de</strong> kast van papa gevon<strong>de</strong>n zal hebben. Tot driemaal<br />
toe heeft <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn leven getuigd van zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Engelse<br />
schrijfster, die hij later in Florence zelf nog ontmoet heeft. Kort <strong>voor</strong> zijn dood schreef<br />
hij: 15 ‘Ouida en Zola... bien étonnés <strong>de</strong> se trouver ensemble!! [...] Ik ben dankbaar<br />
aan Zola en ik ben dankbaar... aan Ouida. Die zelf<strong>de</strong> schrijfster van idiote,<br />
onmogelijke romans vol nobele engelen en zwarte zielen, was... een ziel, die voel<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> kunst en natuur als niet velen. Ik was een vroegrijpe jongen: toen ik vijftien<br />
was en Ouida las, lachte ik reeds [...]. Maar tusschen al die onmogelijkheid en<br />
onnatuurlijkheid was, zeer dikwijls, <strong>de</strong> gevoelige styliste aan het woord en was... <strong>de</strong><br />
Natuur in haar proza zoo bemind en zoo tee<strong>de</strong>r gezegd, dat ik mij verbaas<strong>de</strong>.’<br />
Hij vond haar beter dan mevrouw Bosboom-Toussaint. Haar werk las hij ook wel<br />
met interesse, maar: ‘nooit heb ik door mevrouw Bosboom-Toussaint gevoeld hetgeen<br />
ik door Ouida - tòen, ik was vijftien jaarvoel<strong>de</strong>: is een sterrenhemel, een<br />
zonson<strong>de</strong>rgang, een bosch heusch zóó mooi als Ouida zegt?’ Vooral van Tricotrin,<br />
Puck en Moths genoot hij. Ouida was het die hem een <strong>voor</strong> altijd durend verlangen<br />
naar Italië bijbracht. In 1910 schreef hij: 16 ‘O God wat was dat mooi, en wat is dat<br />
nóg mooi als Ouida zegt?’ Vooral van Tricotrin, Puck en Moths genoot hij. [...] Dàt<br />
was het, daar werd het genoemd met een naam: Italië! En het was een heimwee, even<br />
sterk als nù, zoo ik er niet ben, mij een heimwee terug naar Italië trèkt, sterk als met<br />
koor<strong>de</strong>n daarheen, het land en <strong>de</strong> lucht van mijn ziel.’ En een jaar later: 17 ‘Ik <strong>de</strong>nk<br />
hier, in Florence, altijd aan Ouida. Geen Italiaansche schrijver toon<strong>de</strong> in zijn boeken<br />
die lief<strong>de</strong>, die Ouida toon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> hare, <strong>voor</strong> Italië, <strong>voor</strong> Italië's ste<strong>de</strong>n en kunst en<br />
natuur en ik kan het mij begrijpen, dat zij Florence niet meer wil<strong>de</strong> zien toen Florence<br />
zich “mo<strong>de</strong>rnizeer<strong>de</strong>”.’<br />
Intussen begon hij <strong>de</strong> hbs steeds vuriger te haten. Op zijn vrije middagen werd hij<br />
ook nog geplaagd door <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong> van Franse catechisatie. 18 De familie <strong>Couperus</strong><br />
was wel nauwelijks kerkelijk, maar on<strong>de</strong>rricht in geloofsaangelegenhe<strong>de</strong>n hoor<strong>de</strong><br />
nu eenmaal bij een goe<strong>de</strong> opvoeding. De Église Wallonne had grote <strong>voor</strong><strong>de</strong>len: het<br />
was <strong>de</strong>ftig, en in één moeite door leer<strong>de</strong> je niet alleen <strong>de</strong> bijbel kennen maar ook<br />
goed Frans spreken. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> lessen van <strong>de</strong> predikant E. Bourlier. De<br />
man moet tamelijk streng geweest zijn. 's Avonds gingen papa en mama nog wel<br />
eens met <strong>Louis</strong> naar <strong>de</strong> opera. <strong>Een</strong>s vroeg zijn moe<strong>de</strong>r hem om, als hij toch<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
88<br />
naar catechisatie ging, meteen even kaartjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opera te halen. <strong>Couperus</strong> leg<strong>de</strong><br />
ze in een van zijn christelijke leerboeken. Maar <strong>de</strong> dominee ont<strong>de</strong>kte het. Hij gaf<br />
zijn catechisant daarop een stevige uitbran<strong>de</strong>r: welk ene wereldse onbedachtzaamheid<br />
immers! Christus en <strong>de</strong> opera, dat ging blijkbaar op geen enkele manier samen.<br />
Op school voer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> steeds min<strong>de</strong>r uit. Meer en meer trok hij zich in zijn<br />
fantasiewereld terug. Van <strong>de</strong> vierentwintig jongens was hij in <strong>de</strong> klas <strong>de</strong> slechtste.<br />
Dat zijn me<strong>de</strong>scholieren hem niet serieus namen blijkt uit een tragikomische historie.<br />
<strong>Een</strong>s werd er een letterkundig clubje opgericht, met <strong>de</strong> fraaie naam Aesthetica, en<br />
zowel <strong>Couperus</strong> als Netscher meld<strong>de</strong>n zich als le<strong>de</strong>n. Maar al gauw ontston<strong>de</strong>n er<br />
zulke hevige twistgesprekken dat, zo vertelt Van Booven, <strong>de</strong> vriendschap in een zeer<br />
formele, onesthetische vijandschap ontaard<strong>de</strong>. Het eindig<strong>de</strong> er mee dat <strong>de</strong> twee<br />
jongens wer<strong>de</strong>n geroyeerd, ‘omdat <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong>n niets van literatuur afwisten’. 19 -<br />
<strong>Couperus</strong> zal ook wel flink geplaagd zijn. De geschie<strong>de</strong>nis volgens welke iemand<br />
hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gymnastiekles met opzet uit een <strong>de</strong>r toestellen heeft laten vallen is<br />
misschien een fabel, het verhaal op zichzelf is veelzeggend genoeg. 20<br />
De hbs maakte hem diep ongelukkig. Hij voel<strong>de</strong> er zich niet thuis. Gelenigd werd<br />
zijn wanhoop eigenlijk alleen maar door één leraar die iets van hem begreep en met<br />
wie hij een jarenlange vriendschap gesloten heeft: dr. Jan ten Brink, die eerlang<br />
hoogleraar in Lei<strong>de</strong>n zou wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> memoreer<strong>de</strong> het later aldus: 21 ‘Op school<br />
was het wel afschuwelijk, maar vonk glimpte hèl, toen ik les kreeg van Dr. Ten Brink.<br />
Hij praatte veel mooier dan hij schreef. In zijn gesproken woord was <strong>de</strong> ontroering,<br />
die vreemd aan zijn geschreven woord bleef. Hij spràk langer dan een uur, en vertel<strong>de</strong><br />
mij, van mooie boeken en mooie dingen.’<br />
Jan ten Brink van zijn kant herinner<strong>de</strong> zich 22 later hoe hij ‘on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opstellen <strong>de</strong>r<br />
leerlingen van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse, een blad papier vond, aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n met eene fijne,<br />
leesbare schrijfhand gevuld. Het was een episo<strong>de</strong> uit een reisverhaal. Ik volg<strong>de</strong> het<br />
uiterst nieuwsgierig, want ik las iets geheel ongemeens. Iets <strong>de</strong>rgelijks kon, dacht ik<br />
eerst, niet door een leerling van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse geschreven wor<strong>de</strong>n - het was plagiaat<br />
- overgeschreven uit een zeer talentvol auteur.’ Ten Brink verzocht <strong>de</strong> schrijver, ‘een<br />
jongmensch met donker haar en donkere oogen, die op <strong>de</strong> laatste bank het laagste<br />
rangcijfer innam’, zich na <strong>de</strong> les bij hem te mel<strong>de</strong>n. Toen <strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> dat<br />
hij het opstel echt zelf geschreven had, keek Ten<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
89<br />
Brink hem eens goed aan: ‘Heel zijn <strong>voor</strong>komen vertel<strong>de</strong> van hem, dat hij kind van<br />
europeesche ou<strong>de</strong>rs, geboren in <strong>de</strong> tropen [sic], 23 was. Zijn donker oog drukte<br />
eenvoudige beschei<strong>de</strong>nheid uit, maar ook een hooge mate van zielskracht en geestdrift.<br />
Ik gevoel<strong>de</strong> oogenblikkelijk eene spontane sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n jongen kunstenaar.’<br />
Voor Ten Brink was <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>taan nummer één. Maar diens studieresultaten<br />
bleven in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vakken, <strong>voor</strong>al in algebra en meetkun<strong>de</strong>, zo ver on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> maat,<br />
dat hij in 1881 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer bleef zitten. Zelfs <strong>voor</strong> Duits had hij een<br />
onvoldoen<strong>de</strong>. 24 Ten Brink zou daarop in <strong>de</strong> leraarsverga<strong>de</strong>ring heftig te keer zijn<br />
gegaan: ‘De Heeren moeten maar weten wat ze doen willen. Er is op <strong>de</strong>ze heele<br />
Hoogere Burgerschool maar één leerling, die met volle recht geniaal kan genoemd<br />
wor<strong>de</strong>n. Misschien willen <strong>de</strong> Heeren mij niet gelooven, maar <strong>de</strong> uitkomst zal het<br />
bewijzen. <strong>Couperus</strong> is <strong>voor</strong> talen, stijl en geschie<strong>de</strong>nis van een genialen aanleg. Hem<br />
te laten zitten in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klasse staat gelijk met een ze<strong>de</strong>lijken moord - hij zal het<br />
zich niet laten welgevallen, en ik zal hem sterk aanra<strong>de</strong>n ons te verlaten!’<br />
<strong>Couperus</strong> zelf verklaar<strong>de</strong> later: 25 ‘Ik leer<strong>de</strong> heel slecht op school, tot ik ein<strong>de</strong>lijk<br />
privaatles nam bij Dr. Ten Brink: lessen, die ik mij altijd zal heugen, lessen waarin<br />
al het mooie van litteratuur en kunst <strong>voor</strong> mij begon open te gaan...’ - Maar zo<br />
gemakkelijk als hij het hier <strong>voor</strong>stelt is het niet gegaan. Aanvankelijk was zijn<br />
<strong>de</strong>gelijke va<strong>de</strong>r het namelijk volstrekt oneens met dit avontuur van zijn jongste zoon.<br />
Dáár waren zij toch niet <strong>voor</strong> uit Indië teruggekomen? Catharina <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
kort <strong>voor</strong> haar dood in 1923 in een interview mee: 26 ‘Alle broers gingen als ambtenaar<br />
naar Indië, en onze va<strong>de</strong>r, diens va<strong>de</strong>r en wéér diens va<strong>de</strong>r [Abraham <strong>Couperus</strong>]. De<br />
H.B.S. was aangewezen; och, maar algebra en wiskun<strong>de</strong> kon<strong>de</strong>n niet in zijn bol! Dat<br />
gaf veel verdrietelijkheid. Va<strong>de</strong>r meen<strong>de</strong>: 't kind was dom.’ - En wat Ten Brinks<br />
advies betreft om <strong>Louis</strong> privé-lessen bij hem te laten nemen: ‘...éér va<strong>de</strong>r zijn<br />
toestemming gaf! De familie voel<strong>de</strong> het als een <strong>de</strong>gradatie. “Hij kan niet mee”. De<br />
ambtenaarsaard zat in het bloed. Wat moest een mensch beginnen die geen examen<br />
had gedaan? Als Ten Brink niet had gera<strong>de</strong>n, had va<strong>de</strong>r misschien doorgezet. En dat<br />
zou droevig zijn geweest. De verhouding tusschen va<strong>de</strong>r en zoon was in die jaren<br />
soms moeilijk. Ein<strong>de</strong>lijk zei va<strong>de</strong>r: “Goed, dan van school af; maar een examen-briefje<br />
moèt je in je zak hebben, an<strong>de</strong>rs heb ik geen rust. Dan maar<br />
Mid<strong>de</strong>lbaar-Ne<strong>de</strong>rlandsch.”’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
90<br />
Tweeënveertig jaar later klinkt <strong>Couperus</strong>' opluchting nóg door in zijn woor<strong>de</strong>n: 27<br />
‘...O prachtige dagen van jaren, jaren her, toen ik zeventien, achttien was, toen <strong>de</strong><br />
verschieten van Woordkunst en Litteratuur <strong>voor</strong> mij openweken als <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n, waarin<br />
het mij wel vergund werd te werken! Toen ik er zeker van was geen Oost-Indiesch<br />
ambtenaar te behoeven wor<strong>de</strong>n en niet op een bureau van welken aard ook, te zitten,<br />
maar mocht gaan arbei<strong>de</strong>n in die Beloof<strong>de</strong> Lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Evocaties van het e<strong>de</strong>le Woord.<br />
Mijn va<strong>de</strong>r stond toe; onze onvergetelijke leeraar, Dr. Jan ten Brink zoû mij inwij<strong>de</strong>n<br />
en met mijn schoolvriend Frans Netscher, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> illuzie: te werken; ja,<br />
te werken zeker, maar te schrijven, want wij voel<strong>de</strong>n ons bei<strong>de</strong>n schrijvers geboren.’<br />
Is hij misschien me<strong>de</strong> tot die overtuiging geraakt door een <strong>voor</strong>beeld uit <strong>de</strong><br />
familiekring? 28 <strong>Couperus</strong>' zwager G.J.P. Valette was in 1879 <strong>voor</strong> ruim twee jaren<br />
met ziekteverlof naar Ne<strong>de</strong>rland gekomen en verbleef met zijn vrouw, Trudy, in Den<br />
Haag. Valette, nog een vriend uit Delft van John Ricus junior - zo hebben Trudy<br />
<strong>Couperus</strong> en Gerard Valette elkaar dus ook leren kennen - had bijzon<strong>de</strong>re literaire<br />
belangstelling en trad ook zelf als schrijver op. In 1880 publiceer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<br />
Indische schetsen Baren en oudgasten. Soms schreef hij recensies in De Gids. In<br />
1853 in Semarang geboren, was hij tien jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong> en had als hij in<br />
Batavia het gymnasium Willem III bezocht. Later stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij in Delft aan <strong>de</strong><br />
bestuursaca<strong>de</strong>mie.<br />
Tij<strong>de</strong>ns zijn ziekteverlof schreef hij artikelen in Het nieuws van <strong>de</strong>n dag. Daarnaast<br />
hebben ook Indische couranten bijdragen van hem opgenomen. Aan De Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
Spectator werkte hij mee on<strong>de</strong>r het pseudoniem Paul Ekhard. Doordat hij <strong>de</strong> ziel van<br />
dit tijdschrift, Carel Vosmaer, goed ken<strong>de</strong>, kwam hij ook persoonlijk met Multatuli<br />
in contact. Hoewel hij diens politieke opvattingen niet <strong>de</strong>el<strong>de</strong>, had hij grote<br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Douwes Dekker als schrijver. ‘Dek’ en hij hebben<br />
gecorrespon<strong>de</strong>erd, zodat Valette in 1910 een aantal onbeken<strong>de</strong> brieffragmenten van<br />
Multatuli in De Gids kon plaatsen.<br />
Papa <strong>Couperus</strong> was dus in elk geval al vertrouwd geraakt met een schrijver in <strong>de</strong><br />
familie. Er was echter dit verschil, dat Valette tevens een kundig bestuursambtenaar<br />
was, die als zodanig ook carrière zou maken. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou daar later nog van<br />
profiteren, niet alleen door in 1899 bij <strong>de</strong> Valettes op Java te logeren maar <strong>voor</strong>al<br />
ook doordat zijn zwager hem toen een <strong>de</strong>el van het materiaal toespeel<strong>de</strong> waarop<br />
<strong>Couperus</strong> De stille kracht kon bouwen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
91<br />
Hoe het alles ook precies gelopen moge zijn, toen <strong>Couperus</strong> - toch al een buitenbeentje<br />
van kind af aan - <strong>de</strong>finitief het besluit had genomen zich aan <strong>de</strong> letteren te gaan<br />
wij<strong>de</strong>n, heeft papa John Ricus er ver<strong>de</strong>r niet meer over gezeurd. Integen<strong>de</strong>el. Hij<br />
aanvaard<strong>de</strong> wat hij wel moest aanvaar<strong>de</strong>n. Hij zag <strong>de</strong> nieuwe situatie monter on<strong>de</strong>r<br />
ogen en ging er toe over Ten Brinks lessen zelf waar nodig aan te vullen. Opnieuw<br />
betoon<strong>de</strong> hij zich <strong>de</strong> 29 ‘va<strong>de</strong>r waarin veel talenten huis<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r koele<br />
ambtenaarsnuchterheid, en die, zelf met een mooie stem begaafd, zijn zoon bovendien<br />
in zang on<strong>de</strong>rrichtte, en lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> toneelspel gaan<strong>de</strong> maakte’. Papa leer<strong>de</strong> <strong>Louis</strong><br />
re<strong>de</strong>lijk goed Latijn, een beetje Grieks, en ver<strong>de</strong>r ook nog Italiaans. Hij gaf hem als<br />
het ware een privé-gymnasiale opleiding, omdat hij inzag dat zijn zoon nu eenmaal<br />
an<strong>de</strong>rs aangelegd was. Hij had hem op <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong> school gedaan. Wat dat betreft<br />
was er echter geen weg terug. De jongen werd nu al te oud. Overigens moet papa<br />
toch veel van zichzelf in <strong>Louis</strong> herkend hebben. Dit zal hem tenslotte toegeeflijker<br />
hebben gestemd. John Ricus junior schreef immers: 30 ‘[<strong>Louis</strong> heeft] van zijn va<strong>de</strong>r<br />
weer wel mee gekregen, geestelijke fantasie, imaginatie, en verbeelding, terwijl ik<br />
ook op onzen va<strong>de</strong>r meen te mogen terugvoeren <strong>de</strong> bekwaamheid om zijn gedachten<br />
juist uit te drukken en <strong>de</strong> schoonheid en kracht te beseffen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
taal, <strong>Louis</strong> was daartoe om zoo te zeggen, hereditair <strong>voor</strong>bereid.’<br />
In zijn ontwapenen<strong>de</strong> Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n uit 1910 heeft <strong>Couperus</strong><br />
herinneringen opgehaald aan <strong>de</strong> klassieke lessen die zijn va<strong>de</strong>r - in<strong>de</strong>rtijd zelf<br />
gepromoveerd op een in het Latijn geschreven proefschrifthem van 1881 af gaf. 31 Er<br />
was ‘in die studie van ou<strong>de</strong> talen met mijn va<strong>de</strong>r een groote bekoring, een nieuwe<br />
wereld, die <strong>voor</strong> mij open zoû gaan... Mijn va<strong>de</strong>r had een weinig forceeren<strong>de</strong> manier<br />
van doceeren - een kasbloem forceert men ook, niet waar - en hij had mij reeds<br />
vroeger, in drie maan<strong>de</strong>n, Engelsch geleerd, lezen en schrijven. Hoé hij het precies<br />
<strong>de</strong>ed, weet ik niet meer, maar met het Latijn was het eveneens zoo: wij begonnen<br />
oogenblikkelijk met Vergilius’ (etc.). Het Grieks schoot er wat bij in. Papa was dat<br />
verleerd, en dientengevolge heeft ook <strong>Couperus</strong> nooit echt goed Grieks gekend. Bij<br />
<strong>de</strong> lectuur van Herodotus moest hij zich later behelpen met een Franse vertaling naast<br />
<strong>de</strong> oorspronkelijke tekst.<br />
Spoedig volg<strong>de</strong> daarop Horatius, die <strong>Couperus</strong> erg aansprak: ‘er was zoo veel<br />
sprake in zijn verzen van levensvreug<strong>de</strong> en zacht genot, van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
92<br />
lief<strong>de</strong>, rozen, duiven en van Falerner-wijn in slanke amforen’. Het is Horatius geweest<br />
die met enkele woor<strong>de</strong>n hem <strong>de</strong>finitief over zijn trieste schoolherinneringen heen<br />
heeft geholpen. Tot dan toe was <strong>Couperus</strong> geweest ‘een tee<strong>de</strong>re, een beetje angstige<br />
ziel, <strong>de</strong> ziel van een kind, een jongen, die soms in een stil hoekje ween<strong>de</strong>, ween<strong>de</strong><br />
om zijn eigen ik...’ Maar op een bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> junidag, 's morgens om tien uur, las papa<br />
met hem <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> o<strong>de</strong> uit het eerste boek, die eindigt met <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
‘carpe diem, quam minimum credula postero’. Zijn va<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> het ‘carpe diem’<br />
interpreteren als ‘geniet van <strong>de</strong>n dag’. Maar <strong>Couperus</strong> bedacht zijn eigen, beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
vertaling: ‘Pluk <strong>de</strong>n dag!’ - Die middag ging hij <strong>de</strong> duinen in, ‘en er waren overal<br />
stemmen rond mij en in mij, die galm<strong>de</strong>n: pluk <strong>de</strong>n dag! Dweep en droom niet met<br />
<strong>de</strong> schim van het Verle<strong>de</strong>n en wees niet bang <strong>voor</strong> het spook van <strong>de</strong> Toekomst, maar<br />
sla <strong>de</strong> verlief<strong>de</strong> armen vast om het leven<strong>de</strong>, gloeien<strong>de</strong> He<strong>de</strong>n’.<br />
He<strong>de</strong>n, verle<strong>de</strong>n en toekomst, <strong>de</strong> dreigen<strong>de</strong> begrippen uit papa's familieregister,<br />
zou<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> niets <strong>de</strong> drie hoofdmotieven vormen in het uit 1897 dateren<strong>de</strong><br />
sprookje Psyche, waarin een eenzame ou<strong>de</strong> man en diens kind Psyche, opgroeien<strong>de</strong><br />
ziel, centraal staan. Treffend eindigt <strong>Couperus</strong> zijn schets met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘En<br />
daarom, o mijn va<strong>de</strong>r - gij, aan wien ik met lief<strong>de</strong> gedacht heb, terwijl ik <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n<br />
schreef - laat uw schim niet toornen uw zoon, uw altijd eigenwijs kind: hij vertaalt<br />
nog steeds letterlijk, en se<strong>de</strong>rt met een ziel, die begrépen heeft <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke waarheid<br />
van het levenswoord van dien allermoeilijksten dichter: Carpe diem: Pluk <strong>de</strong>n dag!’<br />
Met <strong>de</strong>ze o<strong>de</strong> van Horatius reikte zijn va<strong>de</strong>r hem zelf <strong>de</strong> bevrijding aan uit veel<br />
droefgeestigheid en onzekerheid. Het gebeur<strong>de</strong> in juni 1881, vermoe<strong>de</strong>lijk een paar<br />
weken nadat <strong>Couperus</strong> achttien jaar was gewor<strong>de</strong>n. Op elke geboortedag werd<br />
champagne gedronken en <strong>Louis</strong> kreeg dan mooie, soms kostbare geschenken. Maar<br />
tegen <strong>de</strong>ze achttien<strong>de</strong> verjaardag had hij erg opgezien: 32 ‘Zeker, rond om je waren<br />
<strong>de</strong> familie en <strong>de</strong> kennissen en <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n maar je hadt dien morgen... op je bovenlip<br />
het waas, het eerste waas van een snor ont<strong>de</strong>kt. En papa had je juist een week gele<strong>de</strong>n<br />
gevraagd: wat moet er tòch van je wor<strong>de</strong>n, als je geen ambtenaar wil zijn? [...] Neen,<br />
die verjaardag - , binnen in je eigenste eigentje - had nièts feestelijks, had niets<br />
pleizierigs.’ Toen <strong>de</strong> beslissing gevallen was - geen ambtenaar, niet naar Indië - kon<br />
hij weer opgelucht a<strong>de</strong>mhalen. Vastbesloten<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
93<br />
alles uit zijn studie te halen wat die hem maar te bie<strong>de</strong>n had, zette hij zich daar nu<br />
ook volledig <strong>voor</strong> in. 33<br />
Jan ten Brink liet er geen gras over groeien: ‘Hij vertel<strong>de</strong> mij van Karelromans,<br />
van Arturromans, van het Humanisme, van Petrarca... De vonk glimpte zoo, dat ik<br />
verzen schreef, dat ik verzen schreef, van Petrarca... Het was om een heimwee naar<br />
dat verre land, naar dat mooie land, naar Italië, naar het Zui<strong>de</strong>n.’ Alles begon<br />
samenhang te krijgen. Met gretigheid, ja met grote honger, bijna vraatzuchtig, zette<br />
<strong>Couperus</strong> zijn tan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> heerlijke rijstebrijberg van <strong>de</strong> wereldliteratuur: 34 ‘Er lagen<br />
in die jeugdige jaren wel zes, zeven boeken open op mijn “leestafel”; er lag Potgieters<br />
Florence, 35 Von<strong>de</strong>ls Lucifer; Byrons Don Juan [...]. Hoe wij lazen, o hoe wij lazen,<br />
verslon<strong>de</strong>n, genoten, dit en dat, poëzie en proza: Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandsch - <strong>de</strong>n Roman<br />
van Walewein - en <strong>de</strong> Sonnetten van Perk; mevrouw Bosboom-Toussaint en Camille<br />
Lemonnier; Taine, Shelley, Ovidius, Cervantes, Flaubert, weet ik al wie meer!’<br />
Samen met Frans Netscher las hij van Zola Thérèse Raquin. Emile Zola was wat hij<br />
noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> grote, loyale, literaire leermeester van zijn generatie van prozaschrijvers,<br />
die <strong>de</strong> poorten open<strong>de</strong>. Nog in 1923 schreef <strong>Couperus</strong>: 36 ‘Zoo beschouw ik het nog<br />
steeds.’ Zola was <strong>de</strong> ‘ontzaglijke Meester, zon<strong>de</strong>r wiens <strong>voor</strong>lichting, zelfs al was<br />
hij wreed en al ontzag hij nooit <strong>de</strong> teêre gevoelighe<strong>de</strong>n onzer overstelpte jeugd, wij<br />
nooit zou<strong>de</strong>n gezien en geweten hebben hoe het Leven <strong>voor</strong> ons, menschen, is, in<br />
realiteit, alle vooze be<strong>de</strong>nkselen geheven, alle romantische sentimentaliteiten <strong>de</strong>r<br />
perio<strong>de</strong> onzer ou<strong>de</strong>rs en grootou<strong>de</strong>rs minachten<strong>de</strong> ter zij<strong>de</strong> geschoven.’ Thérèse<br />
Raquin zag hij als Zola's grootste meesterwerk. Jan ten Brink beschouw<strong>de</strong> hij als<br />
diens grootste profeet, in elk geval in Den Haag.<br />
Ten Brink <strong>de</strong>ed echter meer. Hij on<strong>de</strong>rwees <strong>Couperus</strong> prosodie, esthetische kritiek,<br />
literatuurgeschie<strong>de</strong>nis, en volgens Van Booven zelfs vergelijken<strong>de</strong><br />
literatuurwetenschap. 37 Wanneer wij horen wat hij allemaal entameer<strong>de</strong>, maken wij<br />
ons bijna opnieuw zorgen over <strong>Couperus</strong>' geestelijke gezondheid in die jaren, zij het<br />
nu in an<strong>de</strong>re zin! Want wat te <strong>de</strong>nken van het volgen<strong>de</strong>: 38 ‘Ik [Ten Brink] <strong>de</strong>ed mijn<br />
best hem [<strong>Couperus</strong>] <strong>de</strong>n samenhang <strong>de</strong>r <strong>voor</strong>naamste Europeesche litteratuur in het<br />
oog te doen vallen, hem te wijzen op <strong>de</strong> classieke letteren <strong>de</strong>r oudheid en het nauw<br />
verband van Grieksche en Oostersche (Indische, Syrische, Perzische, soms ook<br />
Hebreeuwsche en Arabische) Letteren. Aan <strong>de</strong>ze studie wijd<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich met<br />
hart en ziel. Met geestdrift leer<strong>de</strong> hij kennen wat door<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
94<br />
Erwin Roh<strong>de</strong> over Grieksche, door Pio Rajna over mid<strong>de</strong>leeuwsche Fransche en<br />
Duitsche poëzie, door Alfred Nutt over Graal- en Arthurlitteratuur was geschreven.<br />
Hij hield even veel van Dunlop als van Ticknor, zelfs <strong>de</strong> Puibusque boei<strong>de</strong> hem.’ -<br />
Het lijkt ruimschoots genoeg om iemand te maken tot wat men wel een omgevallen<br />
boekenkast pleegt te noemen. Maar <strong>Couperus</strong> schreef alles wat Ten Brink hem<br />
on<strong>de</strong>rwees netjes op in keurige blauwe schriften. Daarnaast zocht hij ook verstrooiing.<br />
Het evenwicht raakte niet verstoord.<br />
Graag flaneer<strong>de</strong> hij door <strong>de</strong> Haagse binnenstad, zo verzorgd gekleed - evenals<br />
Petrarca in diens jeugd - en met een air van mondain jongmens, dat <strong>de</strong> winkeliers<br />
tot zijn genoegen diep <strong>voor</strong> hem bogen. Hij vond dat wel aardig. In 1923 herinner<strong>de</strong><br />
hij zich met een zekere weemoed: 39 ‘De tijd is ver in het Verle<strong>de</strong>n verzonken, dat ik<br />
in <strong>de</strong> Haagsche winkels “jonker” genoemd werd, al ben ik niet van a<strong>de</strong>l - De héél<br />
<strong>voor</strong>name winkels in Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> en Hoogstraat noem<strong>de</strong>n je, als je achttien of<br />
negentien was en je hadt iets chics, en <strong>voor</strong>naams noodig - reuzefijn, zeggen ze thans,<br />
geloof ik - “jonker”. Even goed als in Den Haag veel “freule” gezegd werd in winkel<br />
en salon tegen een titellooze jongejuffer van notabele familie.’<br />
's Avonds was er <strong>de</strong> opera of <strong>de</strong> komedie, dikwijls <strong>voor</strong>afgegaan door een diner.<br />
Keurig in rok gekleed ging <strong>Couperus</strong> erheen, met in zijn knoopsgat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>bloem<br />
van die dagen, een gar<strong>de</strong>nia. Eind 1883 bezocht hij bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> opera van Charles<br />
Gounod Le Tribut <strong>de</strong> Zamora, die een belangrijke rol speelt in Eline Vere. 40 Catharina<br />
vertel<strong>de</strong> later: 41 ‘Hij was ook dol op ou<strong>de</strong>rwetsche opera's: Trouvère, Profeet; als<br />
iemand er uit begon te zingen, viel hij in en acteer<strong>de</strong> er bij.’ Geen won<strong>de</strong>r dat<br />
<strong>Couperus</strong> meteen klaar stond toen in 1885 plannen tot <strong>de</strong> creatie van een<br />
kin<strong>de</strong>roperette wer<strong>de</strong>n gesmeed. 42 <strong>Een</strong> vriendin van hem, Virginie La Chapelle.<br />
schreef <strong>de</strong> muziek en <strong>Couperus</strong> maakte <strong>de</strong> tekst van De schoone slaapster in het<br />
bosch. Het zangspel werd in <strong>de</strong> Koninklijke Schouwburg opgevoerd door hon<strong>de</strong>rd<br />
kin<strong>de</strong>ren. Enige nichtjes van hem - dochtertjes van Catharina, toen in <strong>de</strong> leeftijd<br />
tussen acht en twaalf jaar - zongen er in mee.<br />
Graag ook hield hij zich bezig met het regisseren van tableaux vivants. ‘La Mort<br />
<strong>de</strong> Cléopatre’ in het begin van Eline Vere, gearrangeerd naar Makarts schil<strong>de</strong>rij met<br />
het zelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp, vormt een goe<strong>de</strong> illustratie van ‘Paul's’ optre<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong>rgelijke<br />
gelegenhe<strong>de</strong>n. Indien dit tableau vivant werkelijk eens zo is geënsceneerd, zou het<br />
niet onmogelijk zijn dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
95<br />
<strong>Couperus</strong>' gedicht Kleopatra er door hem bij is gereciteerd. Het werd in januari 1884<br />
geschreven. Dit zeer gelief<strong>de</strong> tijdverdrijf van het spelen met leven<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen<br />
werd ook ten huize van Jan ten Brink graag beoefend, Korte Molenstraat 15. Of <strong>de</strong>ze<br />
er later in Lei<strong>de</strong>n nog tijd <strong>voor</strong> had - hij aanvaard<strong>de</strong> zijn ambt als hoogleraar aldaar<br />
op 11 juni 1884 en woon<strong>de</strong> er op Apothekersdijk 27; tussen 1884 en <strong>de</strong>cember 1886<br />
moest <strong>Couperus</strong> dus steeds naar Lei<strong>de</strong>n op en neer <strong>voor</strong> zijn lessen - is <strong>de</strong> vraag. Bij<br />
het regisseren van een <strong>de</strong>rgelijke on<strong>de</strong>rneming schijnt <strong>Couperus</strong> overigens ie<strong>de</strong>reen<br />
hard te hebben laten werken, terwijl hij zelf niet veel meer <strong>de</strong>ed dan <strong>de</strong> nodige<br />
aanwijzingen geven.<br />
In <strong>de</strong> familiekring van <strong>de</strong> Ten Brinks werd hem dit overigens niet kwalijk genomen,<br />
ja zelfs gemakkelijk vergeven omdat men respect had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘<strong>voor</strong>naamheid van<br />
een grand seigneur, wiens zelfingenomenheid ontwapent’. 43 Wel blijken Ten Brink<br />
en <strong>de</strong> zijnen een open oog <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' eigenaardighe<strong>de</strong>n gehad te hebben. Enkele<br />
anekdotes zijn trouw aan het nageslacht doorverteld. Over zijn zangkunst wisten<br />
nazaten te berichten dat eens, na een in het water gevallen buitenpartij, het hele<br />
gezelschap druipnat naar Lei<strong>de</strong>n was teruggekeerd. ‘De Professor leen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
(die zoiets niet kon verdragen) een van zijn befaam<strong>de</strong> Ten Brinkse jasjes, daaraan<br />
werd een pantalon van een <strong>de</strong>r zoons toegevoegd, waarna <strong>de</strong> jonkman met Anna ten<br />
Brinks vriendin Mina Seiffert als begeleidster Beethovens A<strong>de</strong>lai<strong>de</strong> zong.’ 44 De tekst<br />
van dit lied moet aanmerkelijk hebben bijgedragen tot <strong>de</strong> hilariteit die hier het gevolg<br />
van was. - <strong>Een</strong> buitenman was <strong>Couperus</strong> niet bepaald. <strong>Een</strong>s gingen <strong>de</strong> Ten Brinks<br />
met hem naar <strong>de</strong> Keukenhof. Wegens het losbarsten van een noodweer moest men<br />
gaan schuilen bij een boer. Bij het verschijnen van een jongen met een koe zou<br />
<strong>Couperus</strong> zich gillend achter een dochter van <strong>de</strong> professor hebben verscholen, waarop<br />
<strong>de</strong> jongen hem volgens <strong>de</strong> overlevering had toegevoegd: ‘Ja, past u maar op, M'nheer,<br />
want ze heeft nog niks gegeten!’ 45<br />
Zijn eigen familiele<strong>de</strong>n mochten hem erg graag. Voor <strong>de</strong> vele neefjes en nichtjes<br />
trad hij met plezier als clown op, en het kan haast niet an<strong>de</strong>rs of hij gedroeg zich<br />
naar buiten toe even charmant en amusant. 46 Omdat hij het zijn va<strong>de</strong>r nu eenmaal<br />
beloofd had, stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij er niet min<strong>de</strong>r hard om. In <strong>de</strong> uren van afzon<strong>de</strong>ring hield<br />
hij zich met zijn eerste gedichten bezig, die hij ein<strong>de</strong>loos ciseleer<strong>de</strong> eer hij tevre<strong>de</strong>n<br />
was met het resultaat. 47 Dat gemaniëreerdheid dit werk niet vreemd is, verbaast ons<br />
weinig.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
96<br />
Zijn verzen gebruikte hij ook wel om er iemand een genoegen mee te doen. Zo is<br />
een vroeg sonnet, <strong>Een</strong> portret, 48 opgedragen ‘aan M.’. Het sonnet Uw glimlach of uw<br />
bloemen 49 wijd<strong>de</strong> hij ‘Aan <strong>Een</strong>e, die mij een ruiker Begoniaas beloof<strong>de</strong> en hare belofte<br />
niet nakwam.’ Catharina zegt: 50 ‘Hij was zoo lief [...], Hij leef<strong>de</strong> in alles mee met<br />
zijn groote familie. Wij waren zeer aan elkaar gehecht. Ik herinner me een St.<br />
Niklaasavond bij mij thuis; mijn man was 2 December jarig, en <strong>de</strong> oudste kin<strong>de</strong>ren<br />
had<strong>de</strong>n een toast op hun va<strong>de</strong>r uitgebracht. Op Sint verraste <strong>Louis</strong> met een lang<br />
gedicht in antwoord op die toast. Daar had hij zijn tijd en zijn werkkracht <strong>voor</strong> over<br />
gehad.’<br />
En toch. Hoewel <strong>Couperus</strong> graag uitging, had hij buiten <strong>de</strong> familiekring behalve<br />
Frans Netscher geen echte vrien<strong>de</strong>n. Het bleef bij wat vlin<strong>de</strong>rachtige, oppervlakkige<br />
contacten en bij wat hij flirten noem<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> zomer was Scheveningen het <strong>de</strong>cor: 51<br />
‘Ik heb het eerste Kurhaus gekend, <strong>de</strong> ergernis <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>re geslachten, die <strong>de</strong><br />
gezelligheid van het “Badhuis” betreur<strong>de</strong>n, en het brand<strong>de</strong> af en ik betreur<strong>de</strong>, dat die<br />
brand niet <strong>de</strong>s nachts gebeur<strong>de</strong>, omdat het dan móoier geweest zoû zijn. Men bouw<strong>de</strong><br />
het nieuwe Kurhaus op en geen enkele Haagsche familie, die zich respecteer<strong>de</strong>, was<br />
niet lid van het Kurhaus en wij hoor<strong>de</strong>n Mannstädt en Kogel en als “uitgaand”<br />
jong-mensch maakte je je visites aan <strong>de</strong> tafeltjes <strong>de</strong>r verschillen<strong>de</strong> Haagsche families<br />
en promeneer<strong>de</strong> je <strong>de</strong> jonge meisjes af, onvermoeid, als met een sport, heen en weêr<br />
tusschen <strong>de</strong> tafeltjes door, en om en langs <strong>de</strong> muziektent en als <strong>de</strong> muziek in <strong>de</strong> zaal<br />
was, wat zij bijna altijd was, flirtte je met <strong>de</strong> jonge meisjes, <strong>de</strong> mooie Haagsche<br />
jonge-meisjes, - <strong>de</strong> Haagsche jonge-meisjes hebben altijd een reputatie gehad van<br />
mooi te zijn - op het verlaten terras, zelfs in regen en wind en je bracht ze dan zoetjes<br />
terug aan <strong>de</strong> tafeltjes naar <strong>de</strong> mama's, die niet altijd tevre<strong>de</strong>n waren.’<br />
Overdag las en stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in zijn kamer aan <strong>de</strong> achterkant van het<br />
ou<strong>de</strong>rlijk huis Nassauka<strong>de</strong>(plein) 4. Hij ving daar <strong>de</strong> volle middag- en avondzon.<br />
Frans Netscher, die hem er zo vaak is komen opzoeken,vertelt: 52 ‘Later, toen <strong>de</strong><br />
schooljaren al achter ons lagen, zijn wij <strong>de</strong> gewoonte om elkan<strong>de</strong>r dagelijks te zien,<br />
blijven volhou<strong>de</strong>n. Dan kwam ik in <strong>de</strong>n namiddag <strong>Couperus</strong> van huis halen. Ik liep<br />
naar boven, naar zijn kamer. Er heerschte daar een buitengewoone or<strong>de</strong> en regelmaat,<br />
een keurige correctheid. Den gezelligen rommel rond iemand, die thuis stu<strong>de</strong>ert, zich<br />
inleeft in een milieu en daar van alles laat slingeren, zocht men er vergeefs.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
97<br />
Alles scheen er opgeruimd, afgestoft, op zijn plaats. Zijn schrijftafel stond <strong>voor</strong> het<br />
raam, met allerlei snuisterijen er op, die nooit van hun plaats waren. En zoo was het<br />
met nog meer. Het leek wel, dat hij er nooit iets aanraakte, zoo was en bleef er alles<br />
op zijn plaats. 's Zomers lag hij meestal op een rustbank, een vouwbeen in <strong>de</strong> hand,<br />
een boek te lezen, en hij keek dan uit zijn venster het lage, verlaten Alexan<strong>de</strong>rveld<br />
op. 't Was soms broeierig warm in zijn kamer, bijna niet om uit te hou<strong>de</strong>n, zoodat<br />
<strong>de</strong> benauwing op <strong>de</strong> longen sloeg. Maar dit was juist waar hij naar verlang<strong>de</strong>; dán<br />
voel<strong>de</strong> hij zich lekker, in zijn element, gezelligjes, gestoofd, als liep zijn bloed warmer<br />
en luier door zijn lichaam.’<br />
Wat Netscher vertelt over <strong>Couperus</strong>' afgestofte schrijftafel stemt nauwkeurig<br />
overeen met wat <strong>Couperus</strong> in 1914 zelf nog eens heeft geschreven over die perio<strong>de</strong><br />
van zijn eerste gedichten: 53 ‘Lieve Hemel, waar is <strong>de</strong> tijd, dat, om te schrijven, ik niet<br />
alleen mijn eigen kamer en schrijftafel moest bezitten, maar dat mijn papier van een<br />
zeker grijn moest zijn, mijn pen een goed versne<strong>de</strong>n ganzeveêr (!) (ik heb het altijd<br />
heerlijk gevon<strong>de</strong>n met veêren pennen te schrijven en geloof, dat ze nù niet eens meer<br />
bestaan), dat mijn inkt van een zeer bepaal<strong>de</strong> kwaliteit en kleur was en het licht neêr<br />
viel veel gezeefd door een bepaal<strong>de</strong> kleur van eerst linnen en later tussore gordijn<br />
en dat ik links van mij diè bloemen in een vaas moest hebben staan, die op dat<br />
oogenblik verwant waren aan mijn werk!! Waar is <strong>de</strong> tijd, waar is <strong>de</strong> tijd!!’<br />
<strong>Couperus</strong>' vermeen<strong>de</strong> luiheid moet soms zelfs bij zijn eigen familiele<strong>de</strong>n het i<strong>de</strong>e<br />
hebben doen postvatten dat hij eigenlijk niets uitvoer<strong>de</strong>. Volgens Van Booven <strong>de</strong>ed<br />
<strong>Couperus</strong> zijn examen op een ogenblik waarop zij hem er nog steeds van verdachten<br />
alleen maar vage plannen te maken. 54 Later wisten zij beter, zodat Catharina in haar<br />
herinneringen verklaar<strong>de</strong>: 55 ‘Uren lang kon hij op zijn divan liggen; wij wisten: dan<br />
werkt hij [...]; het best hij volmaakte lichaamsrust concipieer<strong>de</strong> zijn geest naar hoogste<br />
kracht.’ Het is tekenend wat iemand als zij, die hem zo lang en zo goed gekend heeft,<br />
ver<strong>de</strong>r nog over hem zegt. Hij was dan wel 56 ‘een mondain jongmensch. Min<strong>de</strong>r<br />
robuust, fijner dan zijn broers. Hij hield van mooie schoenen, van zacht linnen [...].<br />
Maar hij was niet ziekelijk-oververfijnd. Ook niet abstrait en altijd in zich zelf<br />
gekeerd’ (etc.).<br />
Zijn zelfportret in <strong>de</strong>ze jaren heeft <strong>Couperus</strong> zuiver geschetst in het eerste boek<br />
van Metamorfoze. 57 Met Scheffer leest Hugo Aylva daar <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>len van Zola's<br />
Rougon-Macquart-cyclus. Hij grijpt naar: ‘<strong>Een</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
98<br />
<strong>de</strong>el van Göthe - om toch iets te weten van Göthe, Maar Göthe - misschien om het<br />
Duitsch, dat hem zwaar was, of om <strong>de</strong>n druk van het boekvol<strong>de</strong>ed hem niet. Byron<br />
meer: hij dweepte met “Don Juan”. Dan een boek over <strong>de</strong> Renaissance, een werk<br />
over Grieksche sculptuur, een mo<strong>de</strong>rnen roman, <strong>de</strong>n laatsten bun<strong>de</strong>l verzen. En alles<br />
door elkaâr’ (etc.). Von<strong>de</strong>l, Hooft en Potgieter wor<strong>de</strong>n ook hier genoemd: ‘Toen<br />
boei<strong>de</strong>n hem Gautier, Leconte <strong>de</strong> Lisle, Hamerling <strong>voor</strong>al.’ Van <strong>de</strong> laatste vermeldt<br />
hij met enthousiasme diens Ahasver in Rome. Daarna spreekt hij nog van Scu<strong>de</strong>ry<br />
en Calprenè<strong>de</strong>, Balzac en Flaubert. Van <strong>de</strong> boeken over <strong>de</strong> renaissance en het<br />
humanisme die hij las, noemt hij Burckhardt, Geiger en Voigt. Vooral door <strong>de</strong>ze<br />
schrijvers geïnspireerd, is hij zich meer met Petrarca gaan bezighou<strong>de</strong>n. Voor hem<br />
vatte hij een grote lief<strong>de</strong> op. 58<br />
In<strong>de</strong>rdaad heeft <strong>de</strong> kennismaking met Petrarca veel <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend. Reeds<br />
in 1882 begon hij zich in diens werk te verdiepen. Veel later, in 1910, herinner<strong>de</strong> hij<br />
zich tij<strong>de</strong>ns een bezoek aan Avignon en omstreken nog altijd met dankbaarheid: 59<br />
‘Ik zag het al <strong>voor</strong> mij, toen ik nog heel jong was, een jong dichtertje, dat cizeleer<strong>de</strong><br />
zijn eerste verzen, en zijn eerste verbeeldingen van ou<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n, blij, vóór zich zag<br />
rijzen in <strong>de</strong> gloeien<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige glansen en kleuren van Mid<strong>de</strong>neeuwsch romantisme,<br />
in <strong>de</strong> fijnere tee<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van eerste Renaissance-tint en geur van Humanisme [...].<br />
Petrarca is mij da<strong>de</strong>lijk, toen ik hem vóór mij zag, na wat Voigt en Geiger over hem<br />
schreven, belangwekkend en daarom dierbaar gewor<strong>de</strong>n, omdat ik hem zag, als<br />
mensch in <strong>de</strong> laatste Mid<strong>de</strong>neeuwsche somberheid, die oplichtte; omdat ik hem<br />
da<strong>de</strong>lijk menschelijk zag, met een ziel vol menschelijkheid, zwakheid, ij<strong>de</strong>lheid,<br />
grootheid, kracht, genie... omdat hij da<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> mij lééf<strong>de</strong>, omdat ik hem da<strong>de</strong>lijk<br />
begreep en “mooi” vond: die zwakke, geniale mensch, die schim uit het Verle<strong>de</strong>n,<br />
die vorm aannam en kleur...’ <strong>Een</strong> ‘verlangen naar <strong>de</strong> schitteren<strong>de</strong> Renaissance begon<br />
door te bloeien door mijne eigene, donswolkige, melancholieën heen’.<br />
<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> toen meteen al een roman over Petrarca schrijven, maar zag spoedig<br />
in dat dit zijn krachten ten enen male te boven zou gaan. 60 Meer dan <strong>de</strong> jongeling<br />
Petrarca boei<strong>de</strong> hem trouwens <strong>de</strong> volwassen dichter. Om diens jeugd had hij echter<br />
toch niet heen gekund. Het moeten verzamelen van <strong>de</strong> noodzakelijke documentatie<br />
zag hij als een grote belemmering. Het bleef dan ook bij een novelle, In het huis bij<br />
<strong>de</strong>n dom, gedateerd oktober 1882. 61 Dat <strong>Couperus</strong> zich gemakkelijk met Pe-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
99<br />
trarca kon i<strong>de</strong>ntificeren, wordt dui<strong>de</strong>lijk als wij nagaan wat Voigt over <strong>de</strong> grote<br />
Italiaan vertelt. 62 De dichter had een va<strong>de</strong>r die hem rechten wil<strong>de</strong> laten stu<strong>de</strong>ren,<br />
opdat hij daarmee later in zijn on<strong>de</strong>rhoud zou kunnen <strong>voor</strong>zien. Alle boeken die hem<br />
van zijn studie af kon<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n, wer<strong>de</strong>n door papa in het vuur gegooid, behalve<br />
een Cicero en... een Vergilius! Maar Petrarca ging gedichten schrijven, zoals<br />
<strong>Couperus</strong>. Van tijd tot tijd wijd<strong>de</strong> hij zich aan <strong>de</strong> zangkunst, zoals <strong>Couperus</strong>. Petrarca<br />
las graag Latijn, hield niet van politiek, was belust op geld, trok rich het liefst terug<br />
in <strong>de</strong> stilte van zijn stu<strong>de</strong>erkamer, kleed<strong>de</strong> zich verfijnd, gaf zich graag over aan<br />
melancholieke ‘acedia’ - zoals <strong>Couperus</strong>. Petrarca huiver<strong>de</strong>, zo herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
zich later in Avignon, ‘van zijn eigene ziel en had haar toch lief, maar wil<strong>de</strong> [...]<br />
<strong>voor</strong>al haar doorgron<strong>de</strong>n, haar kennen, haar toeblikken en haar bewon<strong>de</strong>ren, omdat<br />
zij raadselachtiger en te gelijker tijd alomvatten<strong>de</strong>r was dan bergketenen en<br />
oceane-kimmen’. Boven op <strong>de</strong> Mont Ventoux was Petrarca tot dit inzicht gekomen.<br />
Er kwam nog iets bij: <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gelijkenis van dit zelfportret waarschijnlijk zelfs<br />
het allerbelangrijkste. Petrarca verheerlijkte een kuise, geslachtelijk onbereikbare en<br />
oneindig verheven vrouw, een eeuwig ‘ferne Geliebte’. Haar naam was Laura.<br />
El<strong>de</strong>rs kon reeds meer in <strong>de</strong>tail uiteengezet wor<strong>de</strong>n hoe In het huis bij <strong>de</strong>n dom<br />
ontstaan moet zijn. 63 Met overtuiging heeft <strong>Couperus</strong> zich in Petrarca menen te<br />
herkennen en in hem een i<strong>de</strong>aal gezien dat hem over <strong>de</strong> eeuwen heen toelonkte. Voor<br />
het verwerken van het bij Voigt en Geiger gevon<strong>de</strong>n materiaal zocht hij naar een<br />
vorm die hem werd aangereikt in historische romans zoals mevrouw<br />
Bosboom-Toussaint die geschreven heeft. Toen hij zijn eerste novelle, en daarna ook<br />
<strong>Een</strong> middag bij Vespaziano, voltooid had, wil<strong>de</strong> het toeval dat hij op <strong>de</strong> Veenlaan<br />
Johannes Bosboom ontmoette, die een beken<strong>de</strong> van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> was: 64<br />
‘...grijs, vrien<strong>de</strong>lijk en joviaal en hij greep mij bij <strong>de</strong> knoop van mijn jas en hij sprak<br />
en hij vroeg dan: “Kom je niet weêr eens thee drinken...??” En ik kwam, ik kwam<br />
thee drinken, ik, het piepjonge auteurtje; ik kwam thee drinken en, schuchter, bracht<br />
ik aan mevrouw Bosboom-Toussaint mijn historische novelletjes [...] vol stille angst,<br />
of <strong>de</strong> groote schijfster er wel iets goeds in zoû vin<strong>de</strong>n.’ Catharina Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein-<strong>Couperus</strong> herinner<strong>de</strong> het zich tot haar dood: 65 ‘Mevrouw Bosboom-Toussaint<br />
vond 't bijzon<strong>de</strong>r goed. Dat oor<strong>de</strong>el heeft toen grooten indruk op zijn familie gemaakt.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
100<br />
<strong>Een</strong> middag bij Vespaziano gaat niet over Petrarca maar over Poggio Bracciolini, en<br />
speelt dus twee of drie generaties later. 66 De inzet is hier een kuise maagd. Het verhaal<br />
behelst ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verzoening van twee gezworen vijan<strong>de</strong>n in een boekwinkel. Ook<br />
in dit geval heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stof aan <strong>voor</strong>al Voigt ontleend. Mogen <strong>de</strong> ten tonele<br />
gevoer<strong>de</strong> personen nogal houterig en naïef zijn uitgevallen, an<strong>de</strong>rzijds wordt het<br />
verhaal gekenmerkt door elementen die in <strong>Couperus</strong>' latere historische romans sterker<br />
zullen opvallen: groot gemak van stileren, zorgvuldig gebruik van <strong>de</strong> bronnen, het<br />
vermogen een intrige hel<strong>de</strong>r op te zetten en vervolgens zo te dramatiseren dat men<br />
het verhaal, onhandighe<strong>de</strong>n ten spijt, niet zon<strong>de</strong>r spanning naar <strong>de</strong> ontknoping toe<br />
volgt. Centraal staat <strong>de</strong> mens, zij het in dit jeugdwerk nog zon<strong>de</strong>r veel psychische<br />
diepte getekend.<br />
De twee novellen zijn pas in 1884 en 1885 in Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd, en ontbreken<br />
in <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>buut in boekvorm <strong>Een</strong> lent van vaerzen uit 1884. Heeft hij ze bewaard<br />
als <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grote Petrarcaroman, waar ook Hugo Aylva in Metamorfoze<br />
van droomt maar die hij nooit zou schrijven? Liever heeft <strong>Couperus</strong> zijn held maar<br />
in dichtvorm bezongen. In <strong>de</strong> loop van 1883 begon hij zijn Laura, waarvan hij het<br />
laatste ge<strong>de</strong>elte, Vaucluse, in augustus 1884 voltooi<strong>de</strong>. De cyclus is in 1883 en 1884<br />
telkens in ge<strong>de</strong>elten in De Gids gepubliceerd. 67 Zijn introductie tot dit tijdschrift heeft<br />
<strong>Couperus</strong> niet aan Valette te danken gehad maar aan <strong>de</strong> bemid<strong>de</strong>ling van Ten Brink.<br />
Het Gids-archief 68 bewaart een brief waarin <strong>Couperus</strong> zelf spreekt van ‘het tijdschrift,<br />
waarin ik, in<strong>de</strong>rtijd door Ten Brink geïntroduceerd, se<strong>de</strong>rt [...] alle mijne grootere<br />
werken publiceer<strong>de</strong>’. Pas in zijn twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l. Orchi<strong>de</strong>eën, zijn in 1886 <strong>de</strong><br />
Petrarcagedichten gebun<strong>de</strong>ld. Tussendoor schreef <strong>Couperus</strong> allerlei an<strong>de</strong>re poëzie,<br />
verzameld in <strong>Een</strong> lent van vaerzen.<br />
Zel<strong>de</strong>n is in die jaren een jonge schrijver zo openhartig geweest als <strong>Couperus</strong>,<br />
waar het <strong>de</strong> dingen aanging die hem bezighiel<strong>de</strong>n en beïnvloed<strong>de</strong>n. Metamorfoze<br />
blijft een zeer belangrijke bron. Overigens heeft men in het algemeen aan <strong>de</strong> gedichten<br />
waar <strong>Couperus</strong> mee <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> tot in onze tijd toe te weinig aandacht besteed. <strong>Een</strong><br />
analyse zou kunnen verhel<strong>de</strong>ren welke schrijvers hij nog meer in bewon<strong>de</strong>ring heeft<br />
nagevolgd. Zijn tijdgenoten hiel<strong>de</strong>n zich er wel eens mee bezig, maar zeer<br />
oppervlakkig.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze was er één - die <strong>Couperus</strong> trouwens zelf noemt, als <strong>de</strong> schrijver van<br />
<strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Vlugmaren - <strong>voor</strong> wie hij bijzon<strong>de</strong>re eerbied<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
101<br />
koester<strong>de</strong>: mr. Carel Vosmaer. Deze <strong>voor</strong> het culturele leven van die dagen zo<br />
belangrijke Hagenaar woon<strong>de</strong> toentertijd in het huis De Ruyterstraat 73. 69 Vosmaer<br />
ging evenals Netscher en <strong>Couperus</strong> 's middags graag wat wan<strong>de</strong>len in <strong>de</strong><br />
Scheveningsche Bosjes. Juist ook bij veel jonge mensen had hij zich roem en<br />
sympathie verworven. Frans Netscher beschreef later eens hoe <strong>Couperus</strong> en hij hem<br />
vaak ontmoetten - en niet hem alleen! 70 ‘Elken middag tegen vier uur gingen wij<br />
wan<strong>de</strong>len, op <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n Scheveningschen weg, in <strong>de</strong> Boschjes, dwalend door <strong>de</strong><br />
laantjes, zon<strong>de</strong>r doel, zon<strong>de</strong>r plan, alleen maar om beweging te hebben, te loopen,<br />
en om te kunnen praten, te kunnen praten over kunst. Tot <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>laars, die wij dan<br />
trouw tegenkwamen, behoor<strong>de</strong> o.a. Vosmaer, met zijn witten kop van uitstaand haar,<br />
stijf rechtop, zijn kaalgeschoren gezicht, zijn intelligent vossenhoofd, altijd even<br />
rustig, koel en placi<strong>de</strong>. En ook wel Marcellus Emants, haastiger, in drukken stap,<br />
strak <strong>voor</strong> zich uitkijken<strong>de</strong>, als <strong>de</strong>ed hij tegen zijn zin een gezondheidsloopje op raad<br />
van <strong>de</strong>n dokter, en zich zoo gauw mogelijk afmaken<strong>de</strong>. Zij vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> twee uitersten<br />
onzer gesprekken: <strong>Couperus</strong> in bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het marmerwerk van Vosmaer,<br />
hem wel wat te koud, te wit vin<strong>de</strong>nd, maar hoog in lof over zijn fijn classicisme, zijn<br />
intelligentie, aangetrokken door zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het curieus mooie, het beschaafd<br />
aristocratische zijner voelingen en uitingen - ik aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van Emants’. Netscher,<br />
die <strong>Couperus</strong> beter dan wie ook gekend heeft in die tijd, merkt naar aanleiding van<br />
diens lievelingsschrijvers tenslotte op, ‘dat hij zocht naar <strong>de</strong> aristocratie van <strong>de</strong>n<br />
geest, <strong>de</strong> verfijning van <strong>de</strong>n vorm (tot op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie toe), het kleurrijke, exotische,<br />
vreem<strong>de</strong>, luxueuse, en dat <strong>de</strong> werkelijkheid <strong>de</strong>r zichtbare dingen rond hem, het<br />
realisme, hem ongeëmotioneerd liet’. Over zijn werkwijze vertel<strong>de</strong> hij: ‘In <strong>de</strong>n<br />
aanvang was <strong>Couperus</strong> een langzaam, ja, haast peuterig werker. Hij schreef toen nog<br />
weinig, en wat hij produceer<strong>de</strong>, kostte hem toen veel tijd. Nooit heeft hij uitgemunt<br />
door handige in-elkaarzetterij, snelheid van productie, maar in <strong>de</strong>n beginne kenmerkte<br />
hij zich door erg <strong>voor</strong>zichtig, bijna angstvallig werken.’<br />
Ondanks <strong>de</strong>ze precisie was <strong>Couperus</strong> toch een romanticus, daartoe <strong>voor</strong>bestemd<br />
door aanleg en karakter, maar tevens door opvoeding en levensomstandighe<strong>de</strong>n.<br />
Voorlopig was hij gevlucht in <strong>de</strong> droomwereld van studie, literatuur en muziek. Uit<br />
dit amalgama ontstond zijn vroegste werk dat, Zola ten spijt, weinig met echt,<br />
principieel doorgevoerd realisme te maken had. Met Eline Vere zou in 1887-'88 een<br />
heel an<strong>de</strong>re perio<strong>de</strong> aanbreken.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
102<br />
De werkelijkheid was <strong>voor</strong>lopig op zichzelf moeilijk genoeg. In 1880 kwam <strong>Couperus</strong>'<br />
oudste broer Petrus Theodorus, toen eenen<strong>de</strong>rtig jaar oud, <strong>voor</strong> een jaar met verlof<br />
uit Indië terug. Na een korte militaire loopbaan was <strong>de</strong>ze ongetrouw<strong>de</strong> jongeman<br />
ambtenaar bij het B.B. gewor<strong>de</strong>n, zeer tot genoegen van papa <strong>Couperus</strong>. Het laatst<br />
was hij controleur twee<strong>de</strong> klasse. Toen bleek hij geestesziek te zijn, en wel in die<br />
mate, dat zijn afwijking ongeneeslijk leek. In 1883, na opnieuw een kort verblijf in<br />
Indië, keer<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en laatste maal terug naar het va<strong>de</strong>rland. In augustus<br />
van dat jaar werd hij opgenomen in het Willem Arritszhuis te Utrecht: <strong>voor</strong>goed. 71<br />
Hij is er tot aan zijn dood gebleven. Het is moeilijk te zeggen wat dit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie<br />
betekend heeft. Dat het een grote druk op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs gelegd heeft - ongetwijfeld ook<br />
financieel; hij werd opgenomen in <strong>de</strong> eerste klasse - is meer dan waarschijnlijk, niet<br />
in <strong>de</strong> laatste plaats omdat het <strong>de</strong> stamhou<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> familie betrof. Dat het op een<br />
overgevoelige en kwetsbare jongen als <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een onuitwisbare indruk<br />
gemaakt heeft, mogen wij eveneens wel aannemen.<br />
Bij dit alles kwamen <strong>voor</strong> papa nog an<strong>de</strong>re zorgen. De gezamenlijke bezitters<br />
had<strong>de</strong>n intussen het besluit genomen dat het familieland bij Buitenzorg niet langer<br />
gehandhaafd kon wor<strong>de</strong>n. Verkoop was noodzakelijk en onvermij<strong>de</strong>lijk. In Het<br />
Va<strong>de</strong>rland van 26 maart 1883 kon Den Haag een grote advertentie lezen: ‘Het<br />
landgoed Tjicoppo gelegen in <strong>de</strong> af<strong>de</strong>eling Buitenzorg Resi<strong>de</strong>ntie Batavia wordt te<br />
koop aangebo<strong>de</strong>n.’ Op 7 mei is <strong>de</strong> annonce nog eens herhaald. Zo is het alou<strong>de</strong><br />
familieland tenslotte verkocht. De zeer aanzienlijke opbrengst werd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
belanghebben<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>eld.<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘De vonk’ (Vad. 5 oktober 1910), in Zwaluwen, 169.<br />
2 In De Gids (1881), IV, 182. Hij voegt hier aan toe: ‘ik heb dit <strong>de</strong>stijds el<strong>de</strong>rs uitvoerig<br />
me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld’, helaas zon<strong>de</strong>r te vermel<strong>de</strong>n waar.<br />
3 Oostwaarts, 18.<br />
4 Zie noot I, 169-170.<br />
5 <strong>Een</strong> foto van het huis bij W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij<br />
zijn (1981 4 ), 16-17.<br />
6 Zoals <strong>de</strong> familiepapieren zeggen: om ‘met zijne ou<strong>de</strong>rs en zijn jongeren broe<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong>, die uit<br />
Indië <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opvoeding van <strong>de</strong>zen laatsten waren teruggekeerd te gaan samen wonen’. Frans<br />
was per 12, juli 1875 naar <strong>de</strong> Leidse universiteit gegaan. Aantekening bij zijn vertrek van het<br />
Gymnasium Haganum: ‘Hij <strong>de</strong>ed met goed gevolg zijn admissie-examen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie in<br />
Juni. Hij was vlug en levendig. Te levendig om langer op onze schoolbanken plaats te nemen.’<br />
(Archief Gymn. Hag.)<br />
7 ‘Toen ik een kleine jongen was’ (Vad. 8 oktober 1910), in Zwaluwen, 76-77.<br />
8 Frans Netscher, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Woord en Beeld (1897), 288 e.v. Zie ook Frans Netscher,<br />
in <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant van 9, 16 en 23 juni 1923. V. Booven, Leven, 73.<br />
9 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, V.<br />
10 Brief X (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1914), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 69-70. Zie ook<br />
brief III (Vad. 7 november 1914), ibi<strong>de</strong>m, 21: ‘Net als vroeger, in <strong>de</strong> Hoogere Burgerschool,<br />
toen ik, bij <strong>voor</strong>beeld, begon scheikun<strong>de</strong> te leeren of natuurkun<strong>de</strong> [...] tuk op scheikundige en<br />
natuurkundige kennis.’<br />
11 ‘De hacienda’ (De Telegraaf 27 juli 1920), in Proza III, 41: ‘Ie<strong>de</strong>r, die als jongen wel eens <strong>de</strong><br />
boeken las van Aimard, weet wat een hacienda is [...]. Ik schijn ook mijn hacienda te bezitten.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Maar ik bezit haar alleen in <strong>de</strong>n droom [...]. Den eersten keer, dat ik mijn hacienda droom<strong>de</strong>,<br />
was ik heel jong, zoowat zestien jaren [...]. Maar ik leek in mijn droom niets op het een beetje<br />
eenzelvige, melancholieke jongmensch <strong>de</strong>r Lage Lan<strong>de</strong>n, dat ik in werkelijkheid was.’<br />
12 ‘De Angst’ (Vad. 16 september 1911), in Genève, Florence I, 57.<br />
13 V. Booven, Leven, 71.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 71-72.<br />
15 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart: 1923), in Proza II, 217.<br />
16 Zie noot I, 171.<br />
17 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, 1, 88.<br />
18 V. Booven, Leven, 72.<br />
19 I<strong>de</strong>m, 73-74. - Deze versie stemt overigens niet overeen met een in het Letterkundig Museum<br />
bewaar<strong>de</strong> brief van <strong>Couperus</strong> zelf, d.d. 29 november 1883 en gericht aan J. Collette, waarnemend<br />
secretaris <strong>de</strong>r Letterkundige Vereeniging Aesthetica: ‘Bij <strong>de</strong>zen heb ik <strong>de</strong> eer U als waarnemend<br />
Sekretaris <strong>de</strong>r letterkundige Vereeniging “Aesthetica” te mel<strong>de</strong>n, dat ik mij genoodzaakt zie<br />
<strong>voor</strong> het lidmaatschap dier Vereeniging te bedanken.’ - <strong>Couperus</strong> is dus tot in zijn twintigste<br />
levensjaar lid gebleven en heeft Aesthetica vrijwillig verlaten.<br />
20 I<strong>de</strong>m, 73: ‘Het verhaal dat zij hem eens geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gymnastiekles met opzet uit een <strong>de</strong>r<br />
toestellen lieten vallen is echter een fabel, volgens <strong>de</strong>n heer Gisolf, in die dagen <strong>Couperus</strong>'<br />
gymnastiekleeraar.’<br />
21 Zie noot I, 171.<br />
22 Het boek in 1900 (oktober 1900), 10 e.v. - Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Noord-Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren in<br />
<strong>de</strong> XIXe eeuw (ed. Taco H.<strong>de</strong> Beer), III 2 (1904), 351 e.v. - Zie V. Booven, Leven, 74-75.<br />
23 <strong>Een</strong> van Ten Brinks slordighe<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> is immers in Den Haag geboren. Zo meent hij ook<br />
dat het <strong>voor</strong>val zich in 1882 zou hebben afgespeeld. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> hbs echter in <strong>de</strong> jaren<br />
1878-81. Zie reeds V. Booven, Leven, 74.<br />
24 ‘Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n’ II (Vad. 2. juli 1910). in Korte arabesken (1911), 278.<br />
25 Zie noot 7, 77.<br />
26 Van Itallie, Portretten, 87.<br />
27 Zie noot 15, 213.<br />
28 Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel (1972), 212-215. - G.J.P.<br />
Valette, ‘Dek’, in De Gids (1910), II, 377-399. In <strong>de</strong> uit 1889 dateren<strong>de</strong> editie van Ten Brinks<br />
Gesch. d.N. Ned. Lett., 348, bespreekt <strong>de</strong>ze Baren en oudgasten positief: ‘Fantasie, smaak en<br />
vernuft ontbreken hem niet. Men rekent op hem <strong>voor</strong> het vervolg.’<br />
29 V. Booven, Leven, 24.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 28.<br />
31 (Vad. 25 juni en 2 Juli 1910), in Korte Arabesken, 271 e.v.<br />
32 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, II, 54.<br />
33 Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein heeft in haar interview met mevrouw Van Itallie gezegd: ‘'t Was een<br />
droge studie, en 't bracht <strong>Louis</strong> àf van zijn weg, want hij wil<strong>de</strong> toen al schrijver wor<strong>de</strong>n. Maar<br />
hij had 't va<strong>de</strong>r beloofd en uit plicht hield hij zijn woord. Dat was nu dat verwen<strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>rskindje! Alleen ter wille van zijn va<strong>de</strong>r heeft hij dóórgezet’. - Dat zag zij niet geheel<br />
juist, daar zij <strong>voor</strong>bijgaat aan diverse passages in <strong>Couperus</strong>' werk waarin hij met vreug<strong>de</strong> aan<br />
zijn studietijd terug<strong>de</strong>nkt en dankbaar Ten Brinks lessen noemt. Bovendien hield <strong>de</strong> studie hem<br />
er niet van af zijn eerste gedichten en novellen te schrijven en die ook vóór het jaar van zijn<br />
examen (1886) te publiceren.<br />
34 Zie noot 15, 213 e.v.<br />
35 In Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, V, horen wij over Hugo Aylva: ‘Potgieters<br />
“Florence” was jaren <strong>voor</strong> hem het schoonste, wat er in Hollandsch kon geschreven wor<strong>de</strong>n.’<br />
36 Zie noot 15, 214.<br />
37 V. Booven, Leven, 77.<br />
38 Zie reeds F.L. Bastet, <strong>Een</strong> zuil in <strong>de</strong> mist (1980), 17.<br />
39 Intieme impressies' (Vad. 8 april 1923), in Proza III, 65.<br />
40 M. Klein & H. Ruijs, Over Eline Vere van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1981), 47 e.v. - Zie ook Bastet,<br />
Zuil, 36 e.v.<br />
41 Van Itallie, Portretten 88.<br />
42 V. Booven, Leven, 82.<br />
43 Francine Schregel-Onstein, Het rijk geschakeer<strong>de</strong> leven van Prof. Dr. Jan ten Brink (z.j.), 94.<br />
- Bastet, Zuil, 24.<br />
44 Schregel-Onstein. Ten Brink, 96. - Bastet, Zuil, 44.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
45 Schregel-Onstein, Ten Brink, 96. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re anekdote die <strong>de</strong> Ten Brinks vertel<strong>de</strong>n (i<strong>de</strong>m, 95):<br />
‘Voor <strong>Louis</strong> beston<strong>de</strong>n er geen stoeipartijen - hij zou zelfs nooit in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rkamer verschijnen!<br />
Wellicht kwam het door die zelf geschapen afstand dat <strong>de</strong> jeugd <strong>Couperus</strong>, ook al von<strong>de</strong>n zij<br />
hem niet onaardig, wel achter zijn rug uitlachte. Maar het luid<strong>de</strong> bij hem dan ook <strong>de</strong>ftig:<br />
“Goudlokkige Hélène, geef <strong>de</strong>n zwartogigen dichter nog eens een kopje thee?”’<br />
46 V. Booven, Leven, 82.<br />
47 Dat hij zijn werk ook op klanken oefen<strong>de</strong> wordt geïllustreerd door wat C. van Heekeren schrijver<br />
<strong>de</strong>zes vrien<strong>de</strong>lijk mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>. Diens moe<strong>de</strong>r speel<strong>de</strong> op het Nassauplein in een belen<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tuin<br />
en zag van daar soms ‘die gekke jongen <strong>Couperus</strong>’ gedichten lopen <strong>de</strong>clameren.<br />
48 <strong>Een</strong> lent van vaerzen (1884), 39.<br />
49 Orchi<strong>de</strong>eën (1886), 164.<br />
50 Van Itallie, Portretten, 88.<br />
51 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel, 54 e.v.<br />
52 Zie noot 8.<br />
53 ‘De gelui<strong>de</strong>n’ (Vad. 17 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 32-33.<br />
54 V. Booven, Leven, 76 (6 <strong>de</strong>cember 1886).<br />
55 Van Itallie, Portretten, 90.<br />
56 I<strong>de</strong>m, 88.<br />
57 Metamorfoze, Het boek van Torquato Tasso, V-VIII.<br />
58 Over <strong>Couperus</strong> en Petrarca uitvoerig Catharina Ypes, Petrarca in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />
(1934), 357-67. - I<strong>de</strong>m, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963),<br />
476-477. - Bastet, Zuil, 18-35.<br />
59 ‘Avignon’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland 1910, II, 489 e.v.), in Proza I, 208. - Bastet, Zuil, 18.<br />
60 Bastet, Zuil, 21.<br />
61 I<strong>de</strong>m, 20. Gepubliceerd in Ne<strong>de</strong>rland (1884) II, 35-60.<br />
62 Bastet, Zuil 25 e.v. - Zie reeds Ypes, Petrarca, 358 e.v.<br />
63 Bastet, Zuil, 30 e.v.<br />
64 ‘De Hollandsche schil<strong>de</strong>rs’ (Vad. 26 april 1911), in Rome II, 55.<br />
65 Van Itallie, Portretten, 88. <strong>Couperus</strong>, die bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> mevr. Bosboom-Toussaint had,<br />
zal op zaterdag 17 april 1886 waarschijnlijk ook wel bij haar begrafenis zijn geweest, samen<br />
met Netscher. Carel Vosmaer schreef over <strong>de</strong> laatste: ‘De vertegenwoordiger <strong>de</strong>r “bilwippen<strong>de</strong>”<br />
letterkun<strong>de</strong>, die zich vermeit in “snotteren<strong>de</strong> en kwijlen<strong>de</strong>” natuur, stond ook bij het graf: hij<br />
heeft daar zeker iets vuils opgedaan en opgemerkt.’ Zie F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer (1967),<br />
174.<br />
66 Bastet, Zuil, 33 e.v. Gepubliceerd in Ne<strong>de</strong>rland (1885) I, 333-354.<br />
67 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> chronologie van al dit vroege werk Bastet, Zuil, 214, noot bij pag.20.<br />
68 Univ. Bibl. Lei<strong>de</strong>n, nr. A 348.<br />
69 Bastet, Vosmaer, pl. 10 laat een tekening van zijn werkkamer zien. Vosmaer heeft hier tot zijn<br />
dood op 12 Juni 1888 gewoond.<br />
70 Zie noot 8.<br />
71 De beschikbare gegevens stemmen niet exact overeen. Volgens <strong>de</strong> genealogie van <strong>de</strong> familie<br />
<strong>Couperus</strong>, opgesteld in 1908, ‘verblijf hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> te Meerenberg’. Aldaar ontbreekt zijn<br />
ziektegeschie<strong>de</strong>nis echter. Daarentegen blijkt uit <strong>de</strong> registers van het Willem Arntszhuis dat<br />
‘P.Th. <strong>Couperus</strong>, ongehuwd en 34 jaar’, op 28 augustus 1883 aldaar in <strong>de</strong> eerste klasse is<br />
opgenomen. De genealogie vermeldt echter: ‘met verlof wegens ziekte, 1880-1883; controleur<br />
<strong>de</strong>r 1e klasse, 19 Maart 1883; met verlof wegens ziekte, 1884-1886; eervol uit's lands dienst<br />
ontslagen, 15 Mei 1886.’ - Reeds op school is het met <strong>de</strong>ze oudste zoon niet goed gegaan. Hij<br />
verliet het Gymnasium Haganum op 1 april 1863 met <strong>de</strong> aanmerking: ‘groote achteloosheid en<br />
slordigheid waren <strong>de</strong> oorzaken dat hij weinig vor<strong>de</strong>ringen maakte, waarom zijn va<strong>de</strong>r besloot<br />
zijne opvoeding el<strong>de</strong>rs te beproeven.’ (Archief Gymn. Hag.) De jongen is toen op <strong>de</strong> kostschool<br />
van <strong>de</strong> heer Scheffelaar Klots te Gouda geplaatst, om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Militaire Aca<strong>de</strong>mie te Breda te<br />
wor<strong>de</strong>n opgeleid. In 1866 werd hij daar ca<strong>de</strong>t, maar drie jaar later is hij als zodanig op verzoek<br />
ontslagen. In 1870 werd hij te Delft ingeschreven (Indische Inrichting). In 1872 verwierf hij<br />
het diploma Ambtenaar Indische Dienst. In Delft heeft hij tegelijk met zijn vier jaar jongere<br />
broer John Ricus junior gestu<strong>de</strong>erd. In 1872 waren <strong>de</strong> twee zonen ook tegelijk klaar. Zij zijn<br />
toen met <strong>de</strong> familie - on<strong>de</strong>r wie <strong>Louis</strong>, die dit alles dus thuis heeft meegemaakt - naar Indië<br />
vertrokken.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
IV [1883-1889]<br />
Wat gebeur<strong>de</strong> er intussen allemaal in <strong>de</strong> grote <strong>Couperus</strong>familie? - Om te beginnen<br />
kreeg <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> er tussen 1878 en 1885 vier neven en nichten Reynst bij,<br />
kleinkin<strong>de</strong>ren van zijn moe<strong>de</strong>rs jong gestorven broer. 1 Het gezin van zijn zuster<br />
Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> werd uitgebreid tot negen kin<strong>de</strong>ren, van wie<br />
naast <strong>de</strong> in 1871 geboren Marie <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> jongen Frans, die in 1882 geboren is,<br />
een bijzon<strong>de</strong>re rol in <strong>Couperus</strong>' leven gespeeld heeft. Trudy Valette-<strong>Couperus</strong> in<br />
Indië<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
103<br />
kreeg na Constance (1878) haar zoon John (1883), later nog gevolgd door een dochter,<br />
Edmée (1886). <strong>Couperus</strong>' oudste zuster Johanna Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>,<br />
in Wiesba<strong>de</strong>n, had slechts twee kin<strong>de</strong>ren. Deze aantallen maken a priori al dui<strong>de</strong>lijk<br />
hoe moeilijk het is om in <strong>Couperus</strong>' Haagse romans, te beginnen met Eline Vere, <strong>de</strong><br />
figuren terug te brengen op mogelijke mo<strong>de</strong>llen uit zijn omgeving. Wij begrijpen er<br />
tevens uit dat hij een ware embarras du choix had.<br />
In 1881 trouw<strong>de</strong> John Ricus junior te Soekaboemi, en zo kreeg <strong>Couperus</strong> er een<br />
schoonzuster bij, wier aanblik hem wellicht met enige ontzetting vervuld heeft toen<br />
hij haar in 1886 <strong>voor</strong> het eerst in Den Haag, tij<strong>de</strong>ns een verlofperio<strong>de</strong>, te zien kreeg.<br />
Willem Royaards heeft, weliswaar pas in 1902, dit echtpaar als volgt beschreven in<br />
een brief aan zijn vrouw Jacqueline Royaards-Sandberg: 2 ‘...kindje, kindje, ik kan je<br />
niet zeggen, wat dat <strong>voor</strong> menschen waren. Gemeener type dan <strong>de</strong> heer C[ouperus]<br />
kan men zich moeilijk <strong>de</strong>nken. Hij ziet scheel en is een first rate buffel. Wat een<br />
grovert! En zijn vrouw een naar, walgelijk vet wezen, met een sterk spreken<strong>de</strong>n<br />
vulgairen mond. Ik heb dáár - in dien kring van <strong>de</strong>n Resi<strong>de</strong>nt! [John Ricus was toen<br />
resi<strong>de</strong>nt van Djokja] en zijne bij hem te gast gekomen oogendienaars, stil <strong>voor</strong> mij<br />
uit zitten<strong>de</strong> staren, - mijzelf afgevraagd, hoe Godsterwereld uit éen zelf<strong>de</strong> nest twee<br />
zulke contrasten had<strong>de</strong>n kunnen groeien! Die buffel van een resi<strong>de</strong>nt met zijn<br />
platte-spraak en zijn gemeen schou<strong>de</strong>rgeschok, en <strong>de</strong> saletjonker, zijn broe<strong>de</strong>r, <strong>Louis</strong><br />
C[ouperus] met zijn fijne handjes en zijn geestesdistinctie. Ik bleef er zeer kort’. De<br />
walgelijk vette echtgenote van <strong>de</strong> buffel John Ricus heette van zichzelf Camille<br />
Clémentine Bédier <strong>de</strong> Prairie. Zij was zes jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. 3<br />
In 1882 promoveer<strong>de</strong> <strong>Louis</strong>' broer Frans in Lei<strong>de</strong>n, op een aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
opgedragen proefschrift. 4 Twee jaar later werd hij in Indië <strong>voor</strong>lopig ter beschikking<br />
gesteld van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong>r landra<strong>de</strong>n te Pasocroean en Bangil. Hij zou pas twaalf<br />
jaar later trouwen. Van zijn karakter is niet veel bekend, zij het genoeg om vast te<br />
stellen dat ook hij heel weinig gemeen had met <strong>de</strong> ‘Haagse saletjonker’ die zijn broer<br />
was. Geen van <strong>de</strong> broers heeft <strong>Couperus</strong> werkelijk na gestaan. Met zijn zusters en<br />
zwagers lag dat an<strong>de</strong>rs.<br />
Behalve <strong>de</strong> vele geboorten waren er <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke sterfgevallen in <strong>de</strong> familie,<br />
die nu eens weinig opmerkelijk waren, dan weer <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n sterk kon<strong>de</strong>n<br />
veran<strong>de</strong>ren. Zo gebeur<strong>de</strong> er op nieuwjaarsdag<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
104<br />
1883 in Buitenzorg iets dat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> indirect een wel zeer belangrijk gevolg<br />
heeft gehad. Jan Baud kwam te overlij<strong>de</strong>n. Behalve zijn vrouw liet hij drie jonge<br />
kin<strong>de</strong>ren nauwelijks verzorgd achter. De oudste van <strong>de</strong>ze was <strong>Couperus</strong>' nichtje en<br />
latere vrouw Elisabeth, toen vijftien jaar oud. Het va<strong>de</strong>rloze gezin kwam spoedig<br />
daarna naar Ne<strong>de</strong>rland. In het enorme huis Sophialaan 12 - in De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />
zielen zou het later mo<strong>de</strong>l staan <strong>voor</strong> het huis van mevrouw Van Lowe in <strong>de</strong> nabij<br />
gelegen Alexan<strong>de</strong>rstraat - hebben haar grootou<strong>de</strong>rs zich over Elisabeth ontfermd. 5<br />
Grootpapa G.L. Baud, geboren in 1801, was toen al hoogbejaard. Diens vrouw<br />
Wilhelmina - een zuster dus van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r - had <strong>de</strong> vijfenzestig al<br />
bereikt. Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> vele jaren later in een brief aan S.F. van Oss kon<br />
spreken van Elisabeths ‘wat treurige meisjesjaren’, in <strong>de</strong> Sophialaan doorgebracht. 6<br />
Grootmama was calvinistisch en tamelijk streng. Haar schoondochter is later met<br />
haar jongste kind weer naar Indië teruggekeerd. Elisabeth en haar veel jongere broertje<br />
Willy bleven echter in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Elisabeth ging nu in Rijswijk naar een meisjespensionaat. 7 Wanneer in Metamorfoze<br />
‘Emilie’ (Elisabeths alter ego) ten tonele wordt gevoerd samen met haar moe<strong>de</strong>r,<br />
heeft <strong>Couperus</strong> in werkelijkheid waarschijnlijk haar pleegmoe<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ogen gehad,<br />
dat wil dus zeggen haar grootmoe<strong>de</strong>r. ‘Hugo’ noemt haar tante, en dat klopt, zij was<br />
immers een tante van <strong>Couperus</strong>. Zij is in het boek intiem met Hugo Aylva's moe<strong>de</strong>r,<br />
die in jaren ook nauwelijks een halve generatie met haar scheel<strong>de</strong>.<br />
Treffend is het portret dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> roman heeft getekend van Elisabeth<br />
zoals zij zich in die jaren aan hem <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed. 8 Zij wordt in het begin van Metamorfoze<br />
geschetst als ‘een lang, opgeschoten meisje van vijftien, wat bleek, gracieus en fier’.<br />
De meid noemt haar freule, wat Elisabeth ook was. In het boek heeft Hugo bij die<br />
eerste ontmoeting juist zijn gedichten in De Gids gepubliceerd. Hier heeft <strong>Couperus</strong><br />
wat gegoocheld. Zijn eerste gedicht, Erinnering, is in juli 1883 verschenen, maar in<br />
Ne<strong>de</strong>rland. Pas in oktober 1883 zou De Gids volgen met Santa Chiara (Laura I).<br />
Wel is het juist dat Elisabeth op dat tijdstip pas vijftien was. Eerst op 30 oktober<br />
1883 zou zij zestien wor<strong>de</strong>n.<br />
In mei 1883 schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn zuster Trudy Valette in Indië: 9 ‘In het<br />
Julinummer van Ne<strong>de</strong>rland, het tijdschrift, waarvan Ten Brink en Schimmel<br />
redacteuren zijn, komt een pennevrucht van mij in het licht, een gedichtje van 6 á 7<br />
bladzij<strong>de</strong>n, mij dierbaar als een oudste zoon... Je<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
105<br />
begrijpt, hoe innig tevre<strong>de</strong>n ik met mijn eigentje ben, nu ik mij met Juli a.s. in druk<br />
zal vereeuwigd zien. Hoor toe, hoe <strong>de</strong> zaak zich heeft toegedragen. Ik had een klein<br />
stukje, zon<strong>de</strong>r eenige praetentie aan <strong>de</strong>n Amsterdammer gestuurd, dat ik echter na<br />
eenigen tijd terug ontving met een uiterst beleefd en vrien<strong>de</strong>lijk schrijven van een<br />
<strong>de</strong>r redacteuren, mr. Van Loghem... In diens brief verklaar<strong>de</strong> hij mij: hoe mijn zangetje<br />
niet van alle bekoorlijkheid ontbloot was, maar door het kwistig gebruik van<br />
verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n niet <strong>voor</strong> zijn courant geschikt was. Overigens heel beleefd en<br />
vrien<strong>de</strong>lijk, met <strong>de</strong> hope eindigend van na<strong>de</strong>r met mij kennis te maken. Ik, een brief<br />
terug, eveneens in <strong>de</strong> strengste beleefdheid, maar mij met jeugdige fierheid beroepend<br />
op Potgieter, Thym, Vosmaer, die wèl zoogenaamd verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bezigen.<br />
Hierbij is onze briefwisseling gebleven; hij heeft mij zeker buitensporig pedant<br />
gevon<strong>de</strong>n.<br />
Daar ik nu echter wel een weinigje leed gevoel<strong>de</strong>, omdat mijn stuk afgewezen was<br />
in een courant, waarin soms prulpoëzie staat, die ik <strong>voor</strong> geen hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n zou<br />
willen on<strong>de</strong>rteekenen, klaag<strong>de</strong> ik mijn verdriet aan Ten Brink. Vrien<strong>de</strong>lijk als altijd<br />
vroeg hij mij iets te lezen; ik gaf hem het beste wat mijn portefeuille inhield, hetgeen<br />
gelukkig zijn goedkeuring wegdroeg. Hij toon<strong>de</strong> mij een paar leelijke zinnen, een<br />
paar onwellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, die ik gewijzigd heb; daarna zond hij het Schimmel<br />
ter lezing... Schimmel antwoord<strong>de</strong>: “het stukje van <strong>Couperus</strong> is zangerig, maar ook<br />
niet meer; er schuilt evenwel talent in; laat hij meer sturen.” Nu, al is het geen<br />
volmaakt compliment, het kan er toch mee door en <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n zijn<br />
bemoedigend. Men kan ook maar niet da<strong>de</strong>lijk met meesterstukken beginnen,<br />
nietwaar? En alzoo komt in Juli mijn eerste stukje uit. Ik ben er innig blij over;<br />
broertje wordt niet gauw pedant; ik ben zeer veeleischend wat mijzelven betreft en<br />
weet zeer goed, dat, ook al schrijft men op zijn 19<strong>de</strong> jaar aardige, rijmen<strong>de</strong> regels,<br />
al komt bij toeval een nieuw beeld je in <strong>de</strong>n geest, - <strong>de</strong> diepe gedachte, het artistieke,<br />
<strong>de</strong> meesterschap over <strong>de</strong> taal komen eerst later...’<br />
De inhoud van Erinnering is een vreem<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, en <strong>Couperus</strong> heeft het<br />
gedicht - met enige zelfkennis? - niet opgenomen in zijn eerste bun<strong>de</strong>l. 10 <strong>Een</strong> dichter<br />
knielt neer bij het graf van een meisje, Klaartjen. Zij is <strong>de</strong> dochter (?) van een<br />
tachtigjarige man, die haar hand aan <strong>de</strong> dichter beloof<strong>de</strong>. Maar grijsaard zowel als<br />
Klaartjen sterven ontijdig en laten <strong>de</strong> dichter treurend achter. - De taalmuziek mag<br />
opvallend melodieus zijn, het rijm niet zon<strong>de</strong>r virtuositeit, <strong>de</strong> historie zelf is toch<br />
wel Rhijnvis Feith<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
106<br />
op zijn ergst. De geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> krijgt geen sterkere contouren dan die van een<br />
onwaarschijnlijk zoet plaatje. 11<br />
Tegen gekunsteldheid zag <strong>de</strong> jonge <strong>Couperus</strong> niet op, als dat zo te pas kwam. Nog<br />
steeds leef<strong>de</strong> hij in een romantische droomwereld. <strong>Een</strong> afschuwelijke realiteit die op<br />
<strong>de</strong> loer lag kreeg gelukkig geen kans. Als nummer 900 stond hij in 1883 te boek in<br />
het Inschrijvingsregister Nationale Militie. Ingelijfd op 4 mei van dat jaar zou hij<br />
hebben moeten dienen in het 2e Regiment Veld Artillerie, had hij zijn lotingsnummer<br />
264 niet geruild met nummer 81 van <strong>de</strong> schoenmaker Samuel Cousijnse, die zijn<br />
plaats heeft ingenomen... 12 (Remplaçanten wer<strong>de</strong>n pas in 1898 niet langer toegestaan.)<br />
Het moet een grote opluchting <strong>voor</strong> hem zijn geweest. Hij had wel wat an<strong>de</strong>rs aan<br />
zijn hoofd! In <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> brief aan Trudy bracht hij verslag uit van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen<br />
die Sarah Bernhardt op zaterdag en zondag 5 en 6 mei 1883 in Den Haag had gegeven<br />
van Victorien Sardou's Fédora. Met wellust beschreef hij Sarahs toiletten: ‘...zwaar<br />
van goud brocaat en hermelijn, overwolkt met crême kant, een burnou ruischend van<br />
zwaar gebrocheerd vieil-or satijn, in <strong>de</strong> hand een eventail géant van schildpad met<br />
goudgele struisveeren; <strong>de</strong> sleep in <strong>de</strong> eerste acte...’ Vier bladzij<strong>de</strong>n lang ging hij zich<br />
te buiten aan weel<strong>de</strong>rige evocaties van wat <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Sarah gedragen had. 13<br />
Het eveneens nog in 1883 verschenen gedicht <strong>Een</strong> konterfeitsel is een sterk naar<br />
P.C. Hooft geurend vrouwenportret. 14 Het kan geïnspireerd zijn door <strong>de</strong> blon<strong>de</strong><br />
Elisabeth, maar <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> erotiek van het poëem blijft steken in een literair spel.<br />
Wat <strong>Couperus</strong> flirten met <strong>de</strong> meisjes noem<strong>de</strong>, is niet veel meer geweest dan<br />
behaagziek gekeuvel. De ware Eros, die hij nog niet had leren kennen, bleef buiten<br />
spel. Wat dit betreft had Netscher wel gelijk: van die realiteit was <strong>Couperus</strong> niet<br />
gediend. De lief<strong>de</strong> bleef <strong>voor</strong>lopig literatuur.<br />
<strong>Een</strong> aantal in 1884 in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator verschenen gedichten zijn pas<br />
twee jaar later in Orchi<strong>de</strong>eën gebun<strong>de</strong>ld. Dit betekent dat <strong>de</strong> meeste poëzie uit <strong>Een</strong><br />
lent van vaerzen in 1882 en 1883 moet zijn ontstaan, toen <strong>de</strong> familie dus nog aan het<br />
Nassauplein woon<strong>de</strong>. 15 Veel ervan is niet eer<strong>de</strong>r in tijdschriften verschenen. Het werk<br />
wordt nogal eens gekenmerkt door een carpe-diemstemming, <strong>de</strong> sfeer die ook het<br />
begin van Metamorfoze bepaalt. Men krijgt, <strong>Een</strong> lent van vaerzen lezen<strong>de</strong>, niet<br />
bepaald <strong>de</strong> indruk van een tobben<strong>de</strong> dichter. <strong>Couperus</strong> komt er uit te <strong>voor</strong>schijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
107<br />
als een optimistische, beminnelijke maar tevens ook wat kin<strong>de</strong>rlijke Schöngeist. Alle<br />
naakte boezems, zich ron<strong>de</strong>n<strong>de</strong> heupen en houri-gelijke beautés ten spijt, verra<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> gedichten een tamelijk wereldvreem<strong>de</strong> instelling. Bij een bepaald modieus Haags<br />
publiek had <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>sondanks - of misschien juist wel daardoor - een zeker<br />
succes. Zo wist Catharina later nog: 16 ‘Ik herinner me hoe [...] wij dweepten met dien<br />
bun<strong>de</strong>l, en hoe verontwaardigd <strong>de</strong> geestdrift opbruiste, toen <strong>de</strong> kritiek hem leegen<br />
klinkklank noem<strong>de</strong>.’<br />
Pièce <strong>de</strong> résistance is zon<strong>de</strong>r twijfel het lange gedicht in zes zangen, Gedroomd<br />
minnen. Hierin komt een verontrusten<strong>de</strong> aap uit <strong>de</strong> mouw, reeds gesignaleerd door<br />
H.W. van Tricht. 17 <strong>Een</strong> beeldhouwer bezit in een geheime ruimte naast zijn atelier<br />
een bovenaards schoon vrouwenbeeld. Zijn leerling dringt door tot dit kabinet en<br />
wordt er door <strong>de</strong> meester betrapt. Deze bekent dan dat <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale vrouw <strong>voor</strong> hem<br />
niet van <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong> kan zijn - het Petrarca-Laura motief - , waarop <strong>de</strong> leerling hem<br />
aanspoort met dromen op te hou<strong>de</strong>n. Wij horen uit zijn mond een bekend thema:<br />
‘Geniet, mijn vriend, geniet, en pluk <strong>de</strong>n dag!’ <strong>Een</strong> maagd, kuis en rein als een lelie,<br />
zal hem als hij maar durft dicht bij zijn i<strong>de</strong>aal brengen: ‘Groot is immers, heer,/De<br />
kracht <strong>de</strong>r vrouw, zij zal, zij zal het kunnen!’ / Maar <strong>de</strong> beeldhouwer gelooft hem<br />
niet en barst in wanhopig snikken uit. Is het gedicht een soort dialoog van <strong>Couperus</strong><br />
met zichzelf?<br />
Dit motief van <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale vrouw beheerst <strong>de</strong> gehele Laura-cyclus, waarvan hij <strong>de</strong><br />
eerste zang, Santa Chiara, in augustus 1883 voltooi<strong>de</strong> en <strong>de</strong> laatste, Vaucluse, precies<br />
een jaar later. 18 <strong>Couperus</strong> bezingt er <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van Petrarca <strong>voor</strong> Laura in, door <strong>de</strong>ze<br />
twee met volle teugen genoten, maar wél uitsluitend boven <strong>de</strong> gor<strong>de</strong>l en ver verwij<strong>de</strong>rd<br />
van een werkelijk hoogtepunt. Want <strong>voor</strong> het zo ver komt, wijst Laura <strong>de</strong> dichter af<br />
als te zinnelijk van aard. Petrarca wordt zelfs beticht van ‘lagen hartstocht’. Laura<br />
vergeeft hem. Tenslotte straalt <strong>voor</strong> eeuwig een lief<strong>de</strong> die heiliger is dan die <strong>de</strong>r<br />
lusten: ‘O, lusten, die een lief<strong>de</strong> mocht verwinnen,/Zoo heilig, dat het heiligste er bij<br />
taan',/Gij ziedt, gij zengt hem nooit meer ziele en zinnen!’<br />
Tweemaal gefrustreer<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> dus, in <strong>de</strong>ze jeugdwerken van <strong>Couperus</strong>, en<br />
tweemaal ook <strong>de</strong> romantische maar dui<strong>de</strong>lijk alles overheersen<strong>de</strong> eerbied <strong>voor</strong> een<br />
aseksuele madonna, onaantastbaar op een hoog voetstuk waar men haar alleen in<br />
aanbidding mag na<strong>de</strong>ren. Men zou het ver<strong>de</strong>r kunnen afdoen met ‘literatuur’, ware<br />
het niet dat <strong>Couperus</strong> hier belijdt<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
108<br />
wat in werkelijkheid zijn diepste probleem was: het aanvaar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vrouw als<br />
een wezen van vlees en bloed. In <strong>de</strong>ze poëzie is zij dat niet. De dichter zelf blijft<br />
afzijdig. Hij is <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> met veel zelfinzicht bezongen Narcis, manlijke<br />
bloem tussen <strong>de</strong> vrouwelijke leliën waar hij zich van afkeert: 19 ‘Zijn zoenen prangt/De<br />
bloem op het beeld, waar minnend/Hij over hangt.’ Dit narcisme is fundamenteel<br />
<strong>voor</strong> een goed begrip van <strong>Couperus</strong>' wezen, van zijn neiging tot dandyisme, tot<br />
autoerotick en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntisme, niet alleen in <strong>de</strong>ze vroege perio<strong>de</strong>.<br />
In februari 1884 schreef hij De gravinne van Salisbury op een aan <strong>de</strong> Chroniques<br />
van Froissart ontleend thema. 20 Het gaat over een door <strong>de</strong> Schotse koning David<br />
Bruce beleger<strong>de</strong> burchtvrouwe, die ontzet wordt door koning Edward III. Deze tracht<br />
haar daarop te verlei<strong>de</strong>n. Trouw aan haar afwezige echtgenoot wijst zij hem af,<br />
waarop <strong>de</strong> snoodaard moet vertrekken. In januari 1884 had <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dood van<br />
Kleopatra VII bezongen, ook al geen gelukkige echtgenote. De in <strong>de</strong> loop van 1884<br />
en 1885 geschreven gedichten, verschenen in De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator, De<br />
Amsterdammer en Ne<strong>de</strong>rland, zijn <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el gebun<strong>de</strong>ld in Orchi<strong>de</strong>eën.<br />
Bacchanten, odalisken, sirenen en eunuchen bevolken <strong>de</strong>ze parnassiens-poëzie, maar<br />
zij blijven operafiguren zon<strong>de</strong>r veel inhoud. 21 Waar <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> bezongen wordt, gaat<br />
<strong>de</strong>ze vrijwel geheel buiten dichter en lezer om. Er zijn kleurige beschrijvingen bij<br />
van beken<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen. De woordmuziek leidt echter te veel af en <strong>de</strong> boezems<br />
lijken te vaak op duiven.<br />
Intussen had <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming Tjicoppo verkocht. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
wil<strong>de</strong> papa daarop een <strong>de</strong>el van zijn vermogen beleggen in waar<strong>de</strong>vast onroerend<br />
goed. In <strong>de</strong> Surinamestraat, die toen nog in aanleg was en waar men nog grond kon<br />
kopen, liet hij een prachtig huis zetten dat, genummerd 20, wij ons altijd zullen<br />
blijven herinneren als het huis waar Eline Vere geschreven is. Maar dat was pas drie<br />
jaar later. Van buiten toont <strong>de</strong> woning niet <strong>de</strong> royale afmetingen die zij van binnen<br />
blijkt te hebben. 22 Dit is het huis waar <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n komen<br />
te overlij<strong>de</strong>n, zijn moe<strong>de</strong>r in 1893, zijn va<strong>de</strong>r eerst in het jaar 1902. De overgang van<br />
Nassauplein naar Surinamestraat lijkt symbolisch uitgebeeld te zijn door Eline Vere's<br />
vertrek uit het huis van Betsy en Henk, die immers ook aan het Nassauplein woon<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> Surinamestraat schreef <strong>Couperus</strong> aan vankelijk nog poëzie. Tot <strong>de</strong>cember 1886<br />
continueer<strong>de</strong> hij er bovendien zijn studie Ne<strong>de</strong>rlandse letteren.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
109<br />
Hoe dacht hij omstreeks die tijd zelf over zijn werk? Blijkens een in 1885 geschreven<br />
fragment Maar 't allerzoetst was hij niet zo ontevre<strong>de</strong>n: 23 ‘Mijn kunst is als een<br />
fijn-geslepen kelk / Van klaar krystal, waarin een purpren wijn / Als vol robijnen<br />
fonkelt...’ - Vrijwel tegelijkertijd schreef hij echter tevens: 24 ‘Denk u geen i<strong>de</strong>aal!<br />
leef laag en klein;/kruip, wil niet zweven; waan u niet gewiekt!’ - De vlin<strong>de</strong>rvleugels<br />
van Psyche waren nog te zwak. Kort hierna zou <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> geruime tijd <strong>de</strong> pen<br />
neerleggen. De oorzaak moet in <strong>de</strong> kritische ontvangst van zijn bun<strong>de</strong>ls gezocht<br />
wor<strong>de</strong>n, al had hij in Den Haag wel <strong>de</strong>gelijk bewon<strong>de</strong>raars. Het begon tot hem door<br />
te dringen dat hij niet tot werkelijk belangrijke poëzie geroepen was. Wel schreef<br />
hij tien jaar later: ‘Ik zal naar alle waarschijnlijkheid nooit meer iets schrijven wat<br />
men poëzie moge noemen. Maar <strong>de</strong> poëzie, die ik geschreven heb, - hoe men dan<br />
ook nu over ze moge oor<strong>de</strong>elen - werd geschreven met een naïve lief<strong>de</strong>, die mijzelven<br />
nog aandoet.’ Want zijn werk verloochenen kon Narcissus natuurlijk niet! Daar<strong>voor</strong><br />
was het trouwens ook te belangrijk binnen <strong>de</strong> ontwikkeling die hij als kunstenaar<br />
doormaakte.<br />
Dat Jan ten Brink over <strong>Een</strong> lent van vaerzen enthousiast was, wekt geen verbazing.<br />
Hijzelf immers had zijn leerling gepousseerd, en dit met zo een kracht dat <strong>Couperus</strong><br />
reeds in juni 1885 benoemd werd tot lid van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige, in die tijd nog hoog verhevene<br />
Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n. In De Amsterdammer 25<br />
plaatste Ten Brink een recensie, waarin hij op invloe<strong>de</strong>n van Heine, Hooft, Potgieter<br />
en Huygens wees, daarmee onbewust aangeven<strong>de</strong> wat <strong>Couperus</strong> zijn hele leven zou<br />
blijven: een eclecticus. <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong>, schreef hij, ‘<strong>de</strong>n weg, gekozen door<br />
Théophile Gautier, door Leconte <strong>de</strong> Lisle, door José-Maria <strong>de</strong> Hérédia’. Invloed van<br />
schil<strong>de</strong>rijen herken<strong>de</strong> hij ook al. Het gedicht Kleopatra verbond Ten Brink met een<br />
groot doek van Makart. Bewon<strong>de</strong>ringkritische weliswaar - uitte ook <strong>de</strong> met <strong>Couperus</strong><br />
bevrien<strong>de</strong> F. Smit Kleine. 26 In De Gids sprak J.A. Sillem zijn waar<strong>de</strong>ring uit. 27<br />
Tenslotte <strong>de</strong>ed J.A. Alberdingk Thijm nog zijn duit in het zakje. 28 Het oor<strong>de</strong>el van<br />
Van Deyssels va<strong>de</strong>r was niet geheel negatief. Wel meen<strong>de</strong> hij: ‘Voor zijn vak is er,<br />
naar mijne beschei<strong>de</strong>n meening, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Heer <strong>Couperus</strong> nog veel te leeren van Coppée<br />
en Hélène Swarth. Fiore <strong>de</strong>lla Neve was rijper (en - reiner) zoo-als hij optrad; maar<br />
misschien heeft <strong>de</strong> Heer <strong>Couperus</strong> grooten toekomst. Les comparaisons sont<br />
odieuses... Je me sauve.’<br />
<strong>Couperus</strong>' reacties op <strong>de</strong> wel bemoedigen<strong>de</strong> kritieken van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
110<br />
gar<strong>de</strong> waren <strong>voor</strong>lopig placi<strong>de</strong>. Toen in oktober 1883 <strong>de</strong> eerste zang van <strong>de</strong><br />
Laura-cyclus,Santa Chiara, in De Gids verscheen, besprak <strong>de</strong> jonge Albert Verwey<br />
<strong>de</strong>ze poëzie on<strong>de</strong>r het pseudoniem Homunculus in De Amsterdammer. 29 <strong>Couperus</strong><br />
wond zich nog steeds niet op. In het <strong>voor</strong>jaar van 1884 schreef hij aan Trudy dat<br />
<strong>de</strong>ze recensent niets van het gedicht had begrepen. Zelfverzekerd voeg<strong>de</strong> hij er aan<br />
toe: 30 ‘Al die onbeken<strong>de</strong> kaereltjes N.N.,X,Y,Z, Homunculus, al die pseudoniempjes<br />
laten mij koud, of ze mij prijzen 31 of berispen. Vindt mij nu hierom niet verwaand,<br />
want dat ben ik in<strong>de</strong>rdaad niet, ik ben <strong>de</strong> eerste om te erkennen, dat mijn gedichten<br />
verre van volmaakt zijn, en iets, dat ik twee maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n schreef, kan mij thans<br />
ternauwernood meer bevallen (Santa Chiara b.v. vind ik thans zéér zwak op<br />
sommige plaatsen!) Maarik ompantser mij met zekere onverschilligheid... ik wil mij<br />
niet van mijn stuk laten brengen.’<br />
In juli 1886 vertel<strong>de</strong> hij haar: 30 ‘In het najaar <strong>de</strong>nk ik een herdruk te geven van<br />
mijn versprei<strong>de</strong> gedichten en proza on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n bonten naam van Orchy<strong>de</strong>eën.<br />
Chique titel vind' je niet, iets aristocratisch?’ (De y, volgens Valette, die <strong>de</strong> brief in<br />
1913 aanhaalt, gebruikt ‘omdat hij die letter sierlijker, misschien zelfs cierlijker vindt,<br />
dan <strong>de</strong> i’, heeft uitein<strong>de</strong>lijk toch moeten wijken.) <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zag zijn boeket van<br />
een opdracht: ‘Aan mijn Hoogvereer<strong>de</strong>n Meester Prof. Dr. J. ten Brink zij <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>l<br />
als een bewijs van vriendschap en erkentelijkheid toegeëigend.’<br />
Orchi<strong>de</strong>eën, bij A.Rössing verschenen, werd niet unaniem bewon<strong>de</strong>rd. W.G. van<br />
Nouhuys vond <strong>de</strong> inhoud gekunsteld, hij miste <strong>voor</strong>al in Erinnering kwaliteiten. (In<br />
1895 schreef <strong>Couperus</strong> naar aanleiding van een herdruk bij Veen: 32 ‘Dat <strong>de</strong> heer Van<br />
Nouhuys Erinnering, mijn allereerst gedicht, niet mooi vindt: ik kan het mij uitstekend<br />
begrijpen. 33 Ik vind het heusch ook niet meer mooi. Maar voyons, het was het<br />
aller-allereerste, dat in het licht verscheen, en <strong>de</strong> eerste versjes van Göthe en Byron<br />
zelfs waren ook niet erg interessant.’) <strong>Een</strong> bespreking door J.N. van Hall in De Gids<br />
viel positiever uit. 34 Detailkritiek daargelaten, prees hij <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l en meen<strong>de</strong>: ‘Prof.<br />
ten Brink heeft eer van zijn leerling.’ In De Partefenille echter schreef H. Burger -<br />
die zich over <strong>Een</strong> lent van vaerzen eer<strong>de</strong>r ook al kritisch had uitgelaten - dat <strong>de</strong><br />
gekunsteldheid nu ten top was gevoerd. 35 - Wat een zekere Kloos te Amsterdam vond,<br />
zullen wij hieron<strong>de</strong>r zien. 36<br />
Directe reacties van <strong>Couperus</strong> op dit alles bezitten wij niet, zodat wij moeten<br />
afgaan op die van Hugo Aylva in het eerste boek van Metamorfoze. De werkelijke<br />
gang van zaken wordt daar nauwgezet gevolgd. 37 De<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
111<br />
verzen die Aylva schrijft voldoen hem niet geheel. <strong>Een</strong> prijzen<strong>de</strong> Vlugwaar van<br />
Vosmaer laat hem koud. Hij maakt naam maar geeft er weinig om. Het verschijnen<br />
van De Nieuwe Gids op 1 oktober 1885 roept gemeng<strong>de</strong> gevoelens bij hem op: ‘Aylva<br />
was het niet sympathiek, dat ranselen om zich heen op ou<strong>de</strong>re schrijvers, die volgens<br />
<strong>de</strong> conventioneele formule had<strong>de</strong>n geärbeid. En hij ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> ze, met een groote<br />
zachtheid, in zijne gesprekken met Scheffer.’ - ‘De Julia-geschie<strong>de</strong>nis vond Scheffer<br />
heel goed, héél goed: Aylva dacht het een flauwe grap, goedkoop en niet eens nieuw<br />
[...]. Hij was in <strong>de</strong>ze dagen heel eenzaam, uit een neiging om alleen te zijn, te lezen,<br />
te droomen, te schrijven’.<br />
Netscher had <strong>voor</strong> het twee<strong>de</strong> nummer van De Nieuwe Gids meteen een schets<br />
afgestaan. Op dat ogenblik zal <strong>Couperus</strong> daar geen be<strong>de</strong>nkingen tegen geopperd<br />
hebben. Maar een stilaan groeien<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring tussen <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n was toen<br />
toch al ophan<strong>de</strong>n. Hugo Aylva merkt dat Schetter eigenlijk nogal neerziet op zijn<br />
poëzie. Omgekeerd gaan hemzelf Petrarca en het humanisme langzamerhand toch<br />
wel meer boeien dan Zola en het naturalisme. Intussen verschijnen <strong>de</strong> recensies op<br />
<strong>de</strong> eerste bun<strong>de</strong>l: ‘Kleine aankondiginkjes in couranten, oppervlakkig, vlug<br />
geschreven, en zon<strong>de</strong>r overtuiging, hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hem, of zij goed- of afkeur<strong>de</strong>n [...].<br />
En <strong>de</strong> enkele vollediger recensies vol<strong>de</strong><strong>de</strong>n hem ook niet, al prezen zij, <strong>de</strong> meeste.’<br />
Dan gebeurt er iets ingrijpends: ‘...na maan<strong>de</strong>n, in “De Nieuwe Gids” verscheen<br />
een lang artikel, zeer afbrekend.’ Wat had <strong>Couperus</strong> te lezen gekregen? Volgens<br />
Kloos was hij: 38 ‘Als artist: handig balanceer<strong>de</strong>r op het slappe koord eener ongevoel<strong>de</strong><br />
zoetvloeiendheid, jongleur met klankenreeksen van een weeke onbedui<strong>de</strong>ndheid,<br />
spreker en zinger met een krachtelooze radheid van tong - als mensch, zich bewegend<br />
in een fantasiewereld van affectarie en onwaarheid en flauwigheid, zich suikeren<br />
tempeltjes bouwend met goud papier beplakt, rococo-sentimentjes uitkirrend met<br />
een stemmetje van was, zich verkneuterend kortom in <strong>de</strong> bonte en zoetige banaliteit<br />
van een modisten-i<strong>de</strong>aal.’ En: ‘Wij vin<strong>de</strong>n alles wat hij na Santa Chiara heeft<br />
uitgegeven, <strong>de</strong> geheele “Lent van Vaerzen”, zoowel als al <strong>de</strong> “Orchi<strong>de</strong>eën” op die<br />
ééne na, absoluut literaire “trash”, goed alleen om door heeren kritiseeren<strong>de</strong> dilettanten<br />
te wor<strong>de</strong>n aangestaard als iets buitengewoons.’<br />
Het is moeilijk geloof te hechten aan wat <strong>Couperus</strong> over ‘Aylva's’ reacties hierop<br />
schrijft: 39 ‘Aylva werd er om alleen aan <strong>de</strong> oppervlakte van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
112<br />
zijne ij<strong>de</strong>lheid lichtjes geschramd en dieper ging <strong>de</strong> won<strong>de</strong> niet. Want al het jonge<br />
doen in Amsterdam, hoe ook belofte-vol, brutaal, zon<strong>de</strong>r manieren, was hem niet<br />
sympathiek om hun geschreeuw, gescheld, hun jongensgezwaai met groote gebaren,<br />
hun uitgebazuin van eigen talent, hun clubgeest van elkaâr-bewon<strong>de</strong>ring, en<br />
zelf-aanbidding in naïveteit.’ - In werkelijkheid moet <strong>Couperus</strong> zich wel gerealiseerd<br />
hebben dat hij niet au sérieux genomen werd door zijn eigen generatiegenoten. Ook<br />
Netscher liet hem trouwens in <strong>de</strong> steek en uitte nu regelrechte kritiek op zijn werk.<br />
Juist op het hoogtepunt daarvan, toen zijn talent juist was ontloken, werd <strong>Couperus</strong><br />
geheel teruggeworpen op zichzelf. Zijn enige troost, <strong>de</strong> kunst, leek hem te ontvallen.<br />
Hij, die niets kon, bleek nu dus ook geen kunstenaar te zijn, zoals hij had gedacht!<br />
Geen won<strong>de</strong>r dat wij over Aylva lezen: 40 ‘En zoo was er [...] veel bitterheid, veel<br />
troosteloosheid in zijn ziel, om kunst. Hij kwam er toe niet veel te werken meer, uit<br />
twijfel. Voor zijn oogen, reusachtig, wemel<strong>de</strong> één vraagteeken. En het was niet om<br />
zijn kunst alleen, het was ook om zijn vriendschap.’ - Misschien heeft hij enig<br />
zelfvertrouwen geput uit zijn studie. Op 6 <strong>de</strong>cember 1886 is <strong>Couperus</strong> geslaagd <strong>voor</strong><br />
het examen akte M.O. Ne<strong>de</strong>rlands.<br />
Toch raakte hij in een zekere crisissituatie. Wat moest hij nu ver<strong>de</strong>r beginnen?<br />
Netscher heeft er later over geschreven: ‘geestelijk maakte hij een zeer moeilijken<br />
tijd door’. In Onze Huisvriend publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> tegen beter weten in nog Ginevra<br />
en Semiramis - in Metamorfoze ‘Parson-<strong>de</strong>s’ genoemd 41 - , maar tenslotte moest hij<br />
zichzelf <strong>de</strong>finitief <strong>de</strong> wel heel bittere waarheid bekennen: 42 ‘Hij had zich vergist, en<br />
<strong>de</strong> menschen met hem: het publiek en <strong>de</strong> kritiek...’ Als jonge dichter had hij geen<br />
toekomst meer. Bovendien kwam er dan dit nog bij: welke intieme relatie kon er ooit<br />
<strong>voor</strong> hem weggelegd zijn, nu hij zich langzamerhand steeds meer bewust begon te<br />
wor<strong>de</strong>n wat het beteken<strong>de</strong> een zo sterk androgyne aanleg te hebben, waar geen<br />
ontkomen aan was? - In Metamorfoze overweegt Hugo Aylva alsnog een Indische<br />
carrière (!). Maar zijn moe<strong>de</strong>r is er tegen. En <strong>voor</strong>lopig gebeurt er niets.<br />
Zo was ook <strong>de</strong> werkelijkheid. <strong>Couperus</strong> had, na zijn examen, geen doel meer. De<br />
kritieken op zijn werk drongen natuurlijk ook tot <strong>de</strong> familiekring door. Merkwaardig<br />
is in dit verband een herinnering van John Ricus junior. Na jaren kon <strong>de</strong>ze zich nog<br />
een gesprek met zijn dichten<strong>de</strong> broer herinneren, volgens hem omstreeks 1885<br />
gevoerd, in werkelijkheid vermoe<strong>de</strong>lijk iets later te dateren (John Ricus verbleef van<br />
april 1885 tot in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
113<br />
1887 met verlof uit Indië in Den Haag): 43 ‘...het ging over <strong>de</strong> vraag of men, als auteur<br />
zich had te verdiepen in het eigenlijke wezen van <strong>de</strong> zaak, dan wel zich mocht bepalen<br />
tot <strong>de</strong>n vorm of klank. <strong>Louis</strong> beweer<strong>de</strong> toen, hij kan toen ± een-en-twintig of<br />
twee-en-twintig jaar oud zijn geweest: “Wat ik zou kunnen <strong>de</strong>nken heeft een an<strong>de</strong>r,<br />
vóór mij, al lang bedacht, een nieuwe gedachte kan ik niet weergeven; ik kan alleen<br />
<strong>de</strong>n vorm veran<strong>de</strong>ren, misschien verbeteren of verfraaien, waarin ik het ou<strong>de</strong><br />
weergeef.”’<br />
Dui<strong>de</strong>lijk tonen <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n aan, hoe weinig <strong>Couperus</strong> in dit stadium van zijn<br />
ontwikkeling zelf <strong>de</strong> oorspronkelijkheid van zijn kunstenaarschap besefte. Daarin<br />
zou echter spoedig veran<strong>de</strong>ring komen.<br />
In Metamorfoze krijgt het artistiek failliet van Hugo Aylva zijn neerslag in een<br />
gedicht: 44 ‘Het was hem innig troosteloos, dit peinzen, en toen hij het in woord<br />
gebracht had, toen was het een gedicht, dat altijd blijven zoû on<strong>de</strong>r zijn schoonste...’.<br />
- Correspon<strong>de</strong>ert hiermee in<strong>de</strong>rdaad een gedicht van <strong>Couperus</strong> zelf? Toepasselijk<br />
zou zijn een Fragment dat aldus begint: 45 ‘De ware levenswijsheid... Zoek naar geen<br />
/ Geluk, dat schittert als een flonkerster, / Hoog in azuren ethersfeer, maar wees /<br />
Tevre<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>n lieflijk-aardschen glans / Van vrien<strong>de</strong>nblikken, met <strong>de</strong>n stralenlach,<br />
/ Die hel<strong>de</strong>r gloort om zoet-bespraakten mond, / Want sympathie schenkt nog een<br />
schijn van troost!’ (Dit fragment heeft <strong>Couperus</strong> overigens al in 1886 gepubliceerd.)<br />
Het behalen van zijn al even vermel<strong>de</strong> examen, op 6 <strong>de</strong>cember 1886, moet<br />
<strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rzijds toch ook voldoening gegeven hebben. Het wapenfeit kon hem<br />
moreel steunen, te meer daar hij als nummer zeven slaag<strong>de</strong>. Hij trof het dan ook wel<br />
met een van zijn examinatoren. Naast dr. Georg Penon was dit... niemand an<strong>de</strong>rs dan<br />
Jan ten Brink zelf. 46 Deze heeft al zijn para<strong>de</strong>paardjes laten opdraven en <strong>Couperus</strong>,<br />
die het klappen van <strong>de</strong> zweep uitstekend verstond, gaf blijk van verbluffen<strong>de</strong> staaltjes<br />
dressuur. Het examen was openbaar. Met open mond luister<strong>de</strong>n een paar familiele<strong>de</strong>n<br />
mee naar <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n van hun knappe neef. Dit waren Minta Baud, ongetrouw<strong>de</strong><br />
dochter van tante Wilhelmina, en <strong>Couperus</strong>' nichtje Elisabeth Baud van wie<br />
Wilhelmina <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r was. Deze twee, die zich later als rivalen zou<strong>de</strong>n<br />
ontpoppen, verschil<strong>de</strong>n van elkaar niet veel in leeftijd. Als <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> dames<br />
een goe<strong>de</strong> vriendin meegebracht. 47<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
114<br />
Na het afleggen van zijn examen kon <strong>Couperus</strong> meteen een betrekking als leraar<br />
krijgen, maar hij wenste die niet. Daar zijn va<strong>de</strong>r niet aandrong, bleef hij zich liever<br />
met literatuur bezighou<strong>de</strong>n. De in april 1887 door Kloos op hem afgevuur<strong>de</strong><br />
kanonskogels hebben hem wel diep gewond, maar <strong>de</strong> kunstenaar in hem werd er<br />
toch niet do<strong>de</strong>lijk door getroffen. Zijn hele leven lang heeft <strong>Couperus</strong> steeds weer<br />
blijk gegeven, bij tegenslag of diep verdriet, van een groot incasseringsvermogen.<br />
Het optimistische element in hem droeg hem altijd, en zelfs betrekkelijk snel, over<br />
teleurstellingen en crises heen. Toch is 1887 een moeilijk en daardoor onvruchtbaar<br />
jaar geweest. Vóór <strong>de</strong>cember heeft hij vermoe<strong>de</strong>lijk niets meer geschreven, tenzij<br />
misschien een enkel fragment. De roman waar hij daarna aan begonnen is kan zeer<br />
zeker uitgegaan zijn van een eer<strong>de</strong>r geschreven prozafragment, zoals dit bij Hugo<br />
Aylva het geval was. Hoe dit ook zij, langzamerhand rijpte bij <strong>Couperus</strong> het plan <strong>de</strong><br />
poëzie er aan te geven en nu eens iets heel an<strong>de</strong>rs te gaan doen. In <strong>de</strong> laatste<br />
<strong>de</strong>cemberdagen van 1887 zette hij zich tot het schrijven van zijn eerste en tot op<br />
he<strong>de</strong>n beroemdst gebleven roman, Eline Vere. 48 ‘Het ontstaan daarvan heb ik<br />
meegemaakt,’ vertel<strong>de</strong> Catharina kort na zijn dood. 49 ‘Maar veel er van thuis vertellen<br />
<strong>de</strong>ed hij niet. We wisten met verbazing en ontzag: “<strong>Louis</strong> schrijft een roman.”’<br />
Eind mei 1888, toen hij zijn boek al bijna af had, schreef hij aan zijn zuster Trudy<br />
in Indië dat zijn werk hem zeer vervuld had en dat hij zich met lief<strong>de</strong> aan zijn roman<br />
had gewijd: 50 met ‘meer lief<strong>de</strong> dan ik ooit vaerzen schreef. Ik ga langzamerhand <strong>de</strong><br />
poëzie uit en het proza in... [dit] lokt mij tegenwoordig meer toe.’ Zeven jaar later<br />
kreeg Frans Netscher overigens een heel an<strong>de</strong>r verhaal te horen. Eline Vere zou<br />
namelijk in een onartistieke bui geschreven zijn, 51 ‘in een wanhoop over mijn poëzie,<br />
die ik voel<strong>de</strong> sombreeren en toch zoo liefhad, in een bui van het kan-me-niet-bommen,<br />
om eens een langen roman te schrijven - lang á la Tolstoi - <strong>voor</strong> het groote publiek,<br />
en dien <strong>de</strong> jonge meisjes, waarmeê ik flirtte, aardig zou<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n! Dat is <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis van Eline Vere.’ Tolstoj bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij. Diens Oorlog en vre<strong>de</strong> had<br />
<strong>Couperus</strong> kort tevoren gelezen, evenals Anna Karenina. 52 Aan <strong>de</strong>ze laatste roman<br />
heeft hij wat <strong>de</strong> vorm betreft <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling in korte hoofdstukjes ontleend die <strong>de</strong> opbouw<br />
van Eline Vere kenmerkt.<br />
Het tijdstip waarop hij aan het boek begon, is bij na<strong>de</strong>re beschouwing nogal een<br />
merkwaardig moment geweest. In <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cemberdagen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
115<br />
van 1887 was er in Amsterdam namelijk iets bijzon<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> hand. Op 16 <strong>de</strong>cember,<br />
om precies te zijn, had Van Deyssels roman<strong>de</strong>buut <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong> het licht gezien. ‘De<br />
verschijning van <strong>de</strong> eerste overwegend naturalistische roman binnen ons taalgebied<br />
was daarmee een, van meet af aan fel opzienbarend en daardoor velen bezighou<strong>de</strong>nd,<br />
feit gewor<strong>de</strong>n,’ stelt Prick vast. 53 Reeds op 1 januari 1888 recenseer<strong>de</strong> J.H. Rössing<br />
het boek in De lantarn. 54 Ook <strong>Couperus</strong> kan het dus meteen na verschijnen gelezen<br />
hebben. Misschien samen met Netscher, die het boek eveneens gerecenseerd heeft? 55<br />
- Het ligt dan eigenlijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> lectuur ervan <strong>Couperus</strong><br />
geactiveerd heeft zelf een <strong>de</strong>rgelijke, enigszins naturalistische roman te gaan schrijven.<br />
<strong>Een</strong> paar argumenten lijken <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling wel te versterken. In <strong>de</strong> eerste<br />
plaats heeft <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze <strong>de</strong> spiegelroman van Eline Vere <strong>de</strong> titel ‘Het<br />
Boek van Mathil<strong>de</strong>’ gegeven, dit terwijl Van Deyssel <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong> aanvankelijk ook,<br />
naar zijn hoofdfiguur, Mathil<strong>de</strong> heeft willen noemen. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats staat het<br />
hierboven geciteer<strong>de</strong> fragment uit een brief aan Netscher in een context waarin<br />
<strong>Couperus</strong> geweldig te keer gaat tegen nu juist Van Deyssel. 56<br />
In Metamorfoze ontstaat ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’ op een an<strong>de</strong>re manier. Er is daar<br />
sprake van een plotselinge ingeving: 57 ‘Het is zoo in eens bij me opgekomen, aan het<br />
diner, van middag.’ Tevens zou een mooi meisje aan dat diner uitgangspunt zijn<br />
geweest: Mathil<strong>de</strong>. Zij herinnert Hugo Aylva aan een prozafragment dat hij in<br />
portefeuille heeft (!): 58 ‘Mathil<strong>de</strong> wordt mijn hoofdfiguur, mijn heldin, en ik zet haar<br />
als een heel afsteken<strong>de</strong> silhouet tegen een omgeving van gewone menschen: een<br />
lichten vroolijken achtergrond.’ - Het een hoeft het an<strong>de</strong>r echter niet uit te sluiten.<br />
De freule Eline zou dan beschouwd moeten wor<strong>de</strong>n als een Haagse tweelingzuster<br />
van <strong>de</strong> Amsterdamse Mathil<strong>de</strong>. Wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> laten zien dat hij zoiets ook wel<br />
kon, en beter? In ie<strong>de</strong>r geval: eleganter en min<strong>de</strong>r burgerlijk? Was het een soort van<br />
wraakneming op <strong>de</strong> Amsterdamse Tachtigers? Er klinkt iets van boosaardige<br />
voldoening in zijn woor<strong>de</strong>n als hij in 1895 tegen Netscher ook nog zegt: 59 ‘..dat ik<br />
na <strong>de</strong> ophemeling van Eline niet eerbiedig tot De Nieuwe Gids kwam, dat kon<strong>de</strong>n<br />
ze niet verduren, <strong>de</strong> heeren, en daar zijn ze altijd zoo transparant boos om geweest;<br />
het was bepaald vermakelijk!’<br />
Hoe dit ook zij, in elk geval was <strong>Couperus</strong> zeer opzettelijk uit op succes. ‘Ik ben<br />
geen artist. Ik wil een lollig boek schrijven,’ zegt Aylva. 60 ‘Voor het publiek, <strong>voor</strong><br />
het groote publiek. Veel menschen er in, veel scènes, die<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
116<br />
elkaâr slag op slag volgen, als in het gewone leven. En heel gewoon, heel gewoon.<br />
Niet naturalistisch, en niet symboliek, en zelfs niet “artistiek” en niet mo<strong>de</strong>rn, maar<br />
eenvoudig: lollig. Om mij te amuzeeren en mijn lezers te amuzeeren.’<br />
Dat <strong>de</strong> ontmoeting met een bekoorlijk meisje <strong>de</strong> allereerste kiem van Eline Vere<br />
geweest zou zijn, is zeer wel mogelijk. Hoewel er in Den Haag heel wat jonge freules<br />
<strong>voor</strong> zijn aangezien, is er één beken<strong>de</strong> in zijn naaste omgeving geweest die sterke<br />
aanspraken kon maken. <strong>Couperus</strong> was bevriend met <strong>de</strong> familie La Chapelle. De<br />
muziek bij zijn kin<strong>de</strong>roperettetekst De schoone slaapster in het bosch is door Virginie<br />
la Chapelle gecomponeerd. Catharina moge opgemerkt hebben 61 ‘men heeft beweerd,<br />
dat Eline Vere een bepaald meisje <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>. Ik geloof er niets van, ik zou niet weten<br />
wie,’ een traditie in <strong>de</strong> familie La Chapelle wil dat Virginie, of an<strong>de</strong>rs haar jong<br />
gestorven tante - die ook Virginie heette en twintig jaar oud aan tuberculose overleed<br />
- <strong>Couperus</strong>' muze zou zijn geweest. Op 11 april 1969 schreef mevrouw Van Berckel<br />
aan Het Va<strong>de</strong>rland: ‘Mijn moe<strong>de</strong>r (Hortense van Berckel-van Ghert) is vorig jaar<br />
[1968] op 93-jarige leeftijd overle<strong>de</strong>n [geb.1875]. Zij had een oudste zuster die 13<br />
jaar ou<strong>de</strong>r was (Emma van Riet-van Ghert) [geb. 1862], die haar min of meer<br />
opvoed<strong>de</strong> toen ze op 12-jarige leeftijd [1887] haar moe<strong>de</strong>r verloor. Deze tante Emma<br />
had mijn moe<strong>de</strong>r verteld, dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> tot het verhaal van Eline Vere<br />
geïnspireerd werd door een jong meisje uit zijn kennissenkring, een vol nichtje van<br />
mijn tante en mijn moe<strong>de</strong>r, namelijk Virginie la Chapelle, een dochter van het echtpaar<br />
La Chapelle-van Ghert. [...] Virginie (Eline Vere), hun dochter, stierf als jong meisje<br />
aan tbc.’ 62<br />
Henri van Booven kan hier iets van geweten hebben. Natuurlijk is Eline geen<br />
zuiver potret van Virginie geweest. Van Booven zegt echter letterlijk: 63 ‘Sommige<br />
zijner kennissen droegen tot <strong>de</strong> typen van het boek en tot die van <strong>de</strong> hoofdfiguur bij.<br />
In min of meer gewijzig<strong>de</strong>n vorm kon ie<strong>de</strong>r wel iets van zich of haar zelf in die<br />
figuren van het boek terugvin<strong>de</strong>n, doch uit één enkele leven<strong>de</strong> figuur ontstond Eline<br />
niet.’ Wat heeft <strong>Couperus</strong> er zelf over gezegd? In een brief aan Trudy, waarin hij om<br />
onnaspeurlijke re<strong>de</strong>nen op Engels overging, schreef hij: 64 ‘oh, it is very <strong>de</strong>light - to<br />
create psychologically human beings, and I long to hear your opinion about the<br />
dramatis personae of Eline. Here in the Hague, they say they are all portraits, but I<br />
can assure you, they are pure fiction, but of course: getoetst aan <strong>de</strong> werkelijkheid.<br />
Do you think Eline “een goed<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
117<br />
uitgewerkt, natuurecht mensch?” (As you <strong>de</strong>scribe it in your letter). Please, answer<br />
me sincerely at these questions, and I will be very happy if you tell me just as you<br />
teel.’<br />
Veel meer kan er niet over gezegd wor<strong>de</strong>n. Dat Elines grillige, oververfijn<strong>de</strong><br />
karakter tevens veel trekken van <strong>Couperus</strong> zelf vertoon<strong>de</strong>, is <strong>Couperus</strong> zich even<br />
bewust geweest als Flaubert, toen <strong>de</strong>ze verklaar<strong>de</strong> ‘Madame Bovary, c'est moi’. In<br />
Metamorfoze merkt Aylva over zijn Mathil<strong>de</strong> op dat hij zich geheel mee zijn<br />
hoofdpersoon vereenzelvig<strong>de</strong>. 65 Dit ging zo ver, ‘dat hij haar niet alleen meer liefhad<br />
als een va<strong>de</strong>r, maar dat hij haar als zelve werd, dat hij zich als haar voel<strong>de</strong>, háre ziel<br />
<strong>de</strong>el van hem zelven en hemzelve geheel, in het weêrspel <strong>de</strong>r metamorfoze [...].<br />
Mathil<strong>de</strong>'s melancholie was zijn spleen, en Mathil<strong>de</strong>'s lief<strong>de</strong>verlangen was zijn heim<br />
wee naar sympathie, en alles wat zachtst, tee<strong>de</strong>rst en fijnst was in zijn eigen ziel werd<br />
<strong>de</strong> ziel van Mathil<strong>de</strong>, zoodat zij samen <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong>n waren over en weêr...’<br />
Het is een bekentenis van formaat. Want welke an<strong>de</strong>re man zou in die tijd graag<br />
toegegeven hebben dat hij zich even vrouwelijk kon voelen als <strong>de</strong> misschien wel<br />
allervrouwelijkste, meest capricieuze vrouw uit <strong>de</strong> gehele contemporaine<br />
romanliteratuur? Er was grote zelfkennis <strong>voor</strong> nodig, naast volstrekte eerlijkheid en<br />
ze<strong>de</strong>lijke moed. Het is een belangrijke constatering dat <strong>Couperus</strong> niet alleen niet<br />
streed tegen <strong>de</strong> feminiene trekken in zijn wezen, maar dat hij <strong>de</strong>ze bepaald cultiveer<strong>de</strong>.<br />
Hij begreep dat een tweeslachtige aanleg <strong>voor</strong> een romancier een kostbare bron<br />
vertegenwoordig<strong>de</strong>: zich te kunnen i<strong>de</strong>ntificeren met mannen én vrouwen schonk<br />
hem het vermogen tot <strong>de</strong> meest gevarieer<strong>de</strong> psychische verkenningen.<br />
Waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zijn roman vond hij in eerste instantie <strong>voor</strong>al bij zijn nichtjes.<br />
Elisabeth woon<strong>de</strong> nog altijd in <strong>de</strong> Sophialaan bij zijn oom en tante - haar grootou<strong>de</strong>rs<br />
- en Minta woon<strong>de</strong> daar ook. Deze, <strong>de</strong> jongste dochter, was een nakomertje van het<br />
echtpaar Baud-<strong>Couperus</strong>. Van Elisabeth was zij eigenlijk een tante, maar <strong>de</strong> twee<br />
verschil<strong>de</strong>n slechts vijf jaren in leeftijd. In 1888 was Elisabeth eenentwintig jaar oud,<br />
Minta zesentwintig. Voor een Haags meisje van goe<strong>de</strong> familie in die tijd een<br />
hachelijke en bijna hopeloze leeftijd: Minta dreig<strong>de</strong> te blijven zitten.<br />
Minta en Elisabeth gingen als zusters met elkaar om. Samen met hun vriendin<br />
Justina <strong>de</strong> Wetsteyn Pfiester namen zij literatuurlessen bij hun neef <strong>Louis</strong>, <strong>de</strong><br />
gekwalificeer<strong>de</strong> jonge neerlandicus zon<strong>de</strong>r beroep. 66 Maar in <strong>de</strong> loop van het <strong>voor</strong>jaar<br />
van 1888 veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n die lessen van karakter.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
118<br />
Het liefst ging het kleine gezelschap in <strong>de</strong> grote tuin achter het huis on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
kastanjeboom zitten, waar <strong>Couperus</strong> nu elke dag omstreeks vier uur <strong>voor</strong>las uit <strong>de</strong><br />
roman waar hij aan bezig was en die al flink opschoot. Hem bekritiseren <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
dames ook, daar zij het ietwat geëxalteer<strong>de</strong> gedrag van Eline nogal onnatuurlijk en<br />
een beetje raar von<strong>de</strong>n: zo <strong>de</strong>ed een vrouw niet. Precies zo vergaat het Aylva in<br />
Metamorfoze: 67 ‘...zij had<strong>de</strong>n wel me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met Mathil<strong>de</strong>, maar von<strong>de</strong>n haar mal,<br />
een “mal-spook”. [...] Dan kwam <strong>de</strong> kritiek, dan kwamen <strong>de</strong> discussies over en weêr.<br />
De meisjes wil<strong>de</strong>n maar <strong>de</strong> bij-scènes nog meer uitgewerkt, verliefd als zij waren op<br />
die gewone lieve menschen, en zij smeekten Aylva er om’. - Behalve <strong>de</strong> meisjes<br />
heeft Aylva on<strong>de</strong>r zijn gehoor ook nog zijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Emilie. Vijf<br />
vrouwen in totaal! De narcis bleef wel eenzaam tussen <strong>de</strong> leliën.<br />
Maar soms meng<strong>de</strong> zich op <strong>de</strong> Sophialaan nu ook een vriend on<strong>de</strong>r het gezelschap.<br />
Na Netscher was namelijk Gerrit Jäger ten tonele verschenen, <strong>de</strong> man aan wie Eline<br />
Vere later is opgedragen. 68 In Metamorfoze correspon<strong>de</strong>ert met hem <strong>de</strong> tamelijk<br />
sombere figuur van Dolf <strong>de</strong>n Bergh, met wie <strong>de</strong> schrijver zijn roman bespreekt. Hoe<br />
en waar Jäger en <strong>Couperus</strong> elkaar ontmoet hebben is niet bekend. 69 Jäger was als<br />
redacteur aan Het Va<strong>de</strong>rland verbon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong> hem wel ‘Gerrit van <strong>de</strong><br />
pers’. Samen gingen zij soms naar <strong>de</strong> Kurhausconcerten in Scheveningen, en 's<br />
winters bezochten zij ook wel <strong>de</strong> schouwburg. Dikwijls kwam Jäger in <strong>de</strong><br />
Surinamestraat bij <strong>Couperus</strong> op bezoek. Werd er dan wel eens een politieke kwestie<br />
te ber<strong>de</strong> gebracht waar <strong>Couperus</strong> niet van op <strong>de</strong> hoogte was, dan kon <strong>de</strong>ze, volgens<br />
Catharina, koddig uitroepen: 70 ‘Maar wat is dàt nu Gerrit, dáár heb je me niets van<br />
verteld; hoe kan ik 't dan weten? Wat een figuur laatje me daar slaan?’ - Jäger was<br />
overigens niet alleen journalist maar tevens toneelschrijver. Hij heeft een toneelstuk<br />
Familieleven op zijn naam staan, dat in Metamorfoze wordt omgedoopt tot Intieme<br />
kennissen. 71 Veel succes was hem helaas niet beschoren.<br />
Enkele jaren lang, tot Jägers vroege dood door suici<strong>de</strong> in 1894 toe, heeft <strong>Couperus</strong>,<br />
die vier jaar jonger was, vriendschappelijke betrekkingen met hem on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. De<br />
relatie met Netscher lijkt in die tijd wat bekoeld te zijn. Diens ‘heulen’ met De Nieuwe<br />
Gids was <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld niet sympathiek. Hun verwij<strong>de</strong>ring heeft hem zeker<br />
niet gespeten.<br />
Jäger is nooit getrouwd. Het is jammer dat wij maar zo weinig over hem weten.<br />
Wat is <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n geweest dat hij zich verdronken heeft? Meta-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
119<br />
morfoze geeft er geen uitsluitsel over. Afwijken<strong>de</strong> seksuele geaardheid hoeft er niet<br />
aan ten grondslag gelegen te hebben. In <strong>de</strong> roman wordt Dolf <strong>de</strong>n Bergh, het op Jäger<br />
geïnspireer<strong>de</strong> personage, verliefd op Emilie. Zij moet echter niets van hem hebben.<br />
Natuurlijk kan het zijn dat Jäger in<strong>de</strong>rdaad lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Elisabeth Baud heeft opgevat,<br />
maar ook hierover is ver<strong>de</strong>r niets bekend. Het spreekt vanzelf dat niet ie<strong>de</strong>reen in<br />
het fin-<strong>de</strong>-siècle die zelfmoord pleeg<strong>de</strong> dit <strong>de</strong>ed omdat hij met zijn seksuele geaardheid<br />
geen raad wist, hoewel het veel is <strong>voor</strong>gekomen.<br />
Wat zegt Hugo Aylva over zijn eigen gevoelens ten opzichte van Emilie /<br />
Elisabeth? Onthullen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Hij verklaart namelijk dui<strong>de</strong>lijk dat híj in elk geval<br />
níét van haar houdt. Niet meer dan men op een dierbaar lid van zijn familie gesteld<br />
kan zijn: 72 ‘We voelen groote vriendschap <strong>voor</strong> elkaâr. We kennen elkaâr van onze<br />
kin<strong>de</strong>rjaren af, maar zóó hou<strong>de</strong>n we niet van elkaâr.’ - Dat is <strong>de</strong> waarheid en niets<br />
dan <strong>de</strong> waarheid. Hij legt er nadruk op. Minta Baud zal het wel beter begrepen hebben<br />
dan wie ook, en zij zou dit zeker beamen: <strong>Louis</strong> en Elisabeth waren bijna als broer<br />
en zuster.<br />
Behalve bij zijn oom en tante in <strong>de</strong> Sophialaan kwam <strong>Couperus</strong> dikwijls bij<br />
Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Molenstraat. In het grote huis nummer<br />
26 woon<strong>de</strong> zij met haar man Benjamin en haar nu al negen kin<strong>de</strong>ren en bestier<strong>de</strong> er<br />
met vaste hand haar alles opeisen<strong>de</strong> huishouding. Voor haar oudste dochter Marie -<br />
in 1888 nog pas zeventien jaar - koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> veel vriendschap. Zij kon mooi<br />
tekenen en schil<strong>de</strong>ren, een talent dat hij wist te waar<strong>de</strong>ren. De le<strong>de</strong>n van het grote<br />
gezin hebben zon<strong>de</strong>r het te weten hun steentje bijgedragen aan Eline Vere. In scènes<br />
die op <strong>de</strong> Horze spelen hebben zij zich later herkend. In <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n ging <strong>de</strong><br />
familie graag naar Nunspeet. Catharina heeft verklaard: 73 ‘In Eline Vere komt zoo'n<br />
aardig troepje kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>, dat naar huis njdt na een buitenpartij [...] dat was mijn<br />
troepje.’ Ongetwijfeld zitten er in <strong>de</strong> roman veel meer autobiografische elementen.<br />
Bij gebrek aan brieven kunnen wij die echter niet i<strong>de</strong>ntificeren.<br />
Klein heeft er op gewezen dat Le Tribut <strong>de</strong> Zamora en an<strong>de</strong>re opera's die in <strong>de</strong><br />
roman genoemd wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> jaren tachtig van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw in<strong>de</strong>rdaad in<br />
Den Haag opgevoerd zijn. <strong>Couperus</strong> heeft maar weing echt hoeven te verzinnen. <strong>Een</strong><br />
analyse van het tijdsverloop in Eline Vere toont aan dat <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling van het begin<br />
tot het eind in totaal ruim vier en een half jaar bestrijkt. 74 Terugrekenend van het<br />
tijdstip van voltooiing,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
120<br />
begin juni 1888, zou <strong>de</strong> eerste scène zich tegen het eind van 1883 kunnen afspelen.<br />
In<strong>de</strong>rdaad is Le Tribut in dat jaar bij herhaling te Den Haag opgevoerd. De roman<br />
kan dus met enige goe<strong>de</strong> wil opgevat wor<strong>de</strong>n als een, natuurlijk sterk geromantiseer<strong>de</strong>,<br />
parafrase van <strong>Couperus</strong>' eigen Haagse leven uit die jaren. Heeft hij als basis een<br />
dagboek gebruikt, dat met meer bestaat? Dit is heel goed mogelijk. Wij horen namelijk<br />
over Hugo Aylva dat ook hij een dagboek bijhield, 75 uit een gevoel van or<strong>de</strong> ‘om<br />
netjes toch te boeken wat hem betrof, en het vóor zich te zien, als het een tijd gele<strong>de</strong>n<br />
was. Die or<strong>de</strong> was hem een vreem<strong>de</strong> behoefte, zoowel in zijn kamer, als in zijn<br />
<strong>de</strong>nken, als in zijn leven: <strong>de</strong> kleine en groote dingen ervan.’<br />
Elines vlucht van het Nassauplein zou kunnen samenhangen - <strong>voor</strong>zichtig gezegd<br />
- met <strong>de</strong> verhuizing van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> naar <strong>de</strong> nieuwe woning Surinamestraat<br />
20. In 1885, dat kwam er nog bij, is Ten Brink naar Lei<strong>de</strong>n vertrokken. 76 Er veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
toen dus heel wat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>. De roman gaat echter toch eigen wegen, een<br />
nauwgezette historische kroniek is het boek uiteraard allerminst. <strong>Couperus</strong><br />
veroorloof<strong>de</strong> zich terecht vele vrijhe<strong>de</strong>n. Eline Vere begint bij <strong>voor</strong>beeld in november.<br />
Maar Le Tribut is nooit in die maand opgevoerd. 77 Met Sint-Nicolaas krijgt Eline een<br />
met rozen en elfen beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wit satijnen waaier van E. Bucchi ca<strong>de</strong>au, van Otto,<br />
zo blijkt later. Zulk een waaier lijkt <strong>Couperus</strong> pas in 1884 of 1886 zelf gezien te<br />
kunnen hebben, toen Bucchi exposeer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie van Beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Kunsten<br />
aan <strong>de</strong> Princessegracht. 78 Dat stemt dus niet met Sint-Nicolaas 1883 overeen. Het<br />
eerste Kurhaus <strong>voor</strong>ts, van vóór <strong>de</strong> brand, is pas in 1885 geopend. Ook dat is dus te<br />
laat. 79 Wij moeten het zeker eens zijn met M. Klein en H. Ruijs, dat <strong>de</strong> tijd in <strong>de</strong><br />
roman niet volmaakt synchroon met <strong>de</strong> werkelijke tijd verloopt: 80 ‘<strong>de</strong> meeste gegevens<br />
wijzen er op, dat <strong>de</strong> roman “zo ongeveer” begint in 1882 of 1883 en “zo ongeveer”<br />
eindigt mid<strong>de</strong>n zomer 1887 of 1888’. Toen <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> roman begon te schrijven,<br />
heeft hij echter zeker toch wel juist aan 1883 als beginpunt gedacht: toen pas is Le<br />
Tribut <strong>voor</strong> het eerst opgevoerd. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodzakelijke<br />
gegevens in <strong>de</strong> romanscènes behalve zijn dagboek ook een bewaard programmablad<br />
geraàdpleegd.<br />
Wie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> talrijke an<strong>de</strong>re figuren in het boek mo<strong>de</strong>l kunnen hebben gestaan is<br />
een onvruchtbare speculaite en het hoeft ons ver<strong>de</strong>r niet bezig te hou<strong>de</strong>n. Het probleem<br />
<strong>de</strong>ed zich in 1888-'89 al <strong>voor</strong>! Over Aylva's roman<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
121<br />
heet het: 81 ‘Het was een heele nieuwsgierigheid, ten minste in Den Haag on<strong>de</strong>r Aylva's<br />
kennissen. Men had gauw gevon<strong>de</strong>n. Want het moesten portretten zijn, dat kon niet<br />
an<strong>de</strong>rs... [...]. Maar met, <strong>de</strong> origineelen, die <strong>de</strong> een gevon<strong>de</strong>n had, was <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r niet<br />
tevre<strong>de</strong>n.’ De tijdgenoten had<strong>de</strong>n er dus al moeite mee. 82 De meest intrigeren<strong>de</strong><br />
figuren behalve Eline zelf zijn wel neef Vincent en diens later optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
Amerikaanse vriend St. Clare. In Metamorfoze vin<strong>de</strong>n we er geen enkele parallel<br />
<strong>voor</strong>. Schuilt in <strong>de</strong> fatale en ziekelijke Vincent misschien veel van <strong>Couperus</strong>' broer<br />
Petrus Theodorus? Het zou niet onmogelijk zijn, en wel om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen.<br />
Vincents terugkeer in <strong>de</strong> familie vindt al vrij snel in het begin van <strong>de</strong> roman plaats.<br />
In 1883 is <strong>de</strong> geesteszieke Petrus Theodorus in<strong>de</strong>rdaad ook uit Indië teruggekomen. 83<br />
Voor korte tijd waren hij en <strong>Louis</strong> toen samen <strong>de</strong> twee enige kin<strong>de</strong>ren die bij hun<br />
ou<strong>de</strong>rs woon<strong>de</strong>n, <strong>Louis</strong> permanent, Petrus tij<strong>de</strong>lijk. 84 Het karakter van <strong>de</strong> laatste blijkt<br />
van zijn jeugd af chaotisch en onsamenhangend geweest te zijn. Op school werd hij<br />
beschreven als iemand van grote achteloosheid en slordigheid, ‘oorzaken, dat hij<br />
weinig vor<strong>de</strong>ringen maakte, waarom zijn va<strong>de</strong>r besloot zijne opvoeding el<strong>de</strong>rs te<br />
beproeven’. De terugkeer van <strong>de</strong>ze onevenwichtige broer naar het Nassauplein kan<br />
<strong>Couperus</strong> zeker tot <strong>de</strong> verschijning van Vincent geïnspireerd hebben. An<strong>de</strong>rzijds is<br />
Vincent iemand die veel trekken van <strong>Couperus</strong> zelf in zich verenigt. Dit brengt ons<br />
op een <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>nken belangrijk motief, <strong>de</strong> noodlotsgedachce. In Eline Vere<br />
duikt <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> het eerst op.<br />
Het is Vincent die, iets <strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>n van het boek, zijn fatalistische opvattingen<br />
verkondigt. Elines geluk met Otto wordt er langzaam maar zeker door vergiftigd.<br />
Nadat zij haar verloving verbroken heeft vertrekt Vincent naar Amerika, Eline naar<br />
een oom in Brussel. Als zij Vincent opnieuw ontmoet is hij in gezelschap van<br />
Lawrence St. Clare. Deze is tegen het fatalisme gekant. Op Vincent oefent hij een<br />
positieve invloed uit, en Eline spreekt hij toe met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 85 ‘...er is niets zoo<br />
ontzenuwend als dat fatalisme. Het leven zou in een moreelen dood ontaar<strong>de</strong>n,<br />
wanneer een ie<strong>de</strong>r ging zitten, <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>n schoot leg<strong>de</strong> en dacht: Nu kome,<br />
wat komen wil.’ ‘Noodlot is een woord. Ie<strong>de</strong>r mensch maakt zijn eigen noodlot.’<br />
Maar wanneer St. Clare haar ten huwelijk vraagt, kan Eline <strong>de</strong>sondanks niet beslissen.<br />
Willoos gaat zij haar onherroepelijke on<strong>de</strong>rgang tegemoet.<br />
Deze willoosheid van Eline had in 1888 beslist niet <strong>Couperus</strong>' instem-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
122<br />
ming. Jaren later heeft hij over Thérèse Raquin van Zola geschreven, een boek dat<br />
hij al ken<strong>de</strong> lang <strong>voor</strong> hij aan Eline Vere begon: 86 ‘wij rampzalige wezens blijven in<br />
<strong>de</strong>n kne<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n klauw en martelen<strong>de</strong>n greep van ons Noodlot... zoo wij niet <strong>de</strong> kracht<br />
bezitten uit dien klauw en uit dien greep ons te wringen en dan ons Noodlot zelve<br />
naar <strong>de</strong> keel te vliegen, tot wij meester zijn en het dwingen naar onzen wil.’ In <strong>de</strong><br />
Vincentfiguur heeft <strong>Couperus</strong> dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat er een uitweg bestond als men<br />
zelf maar wil<strong>de</strong>. Door Eline liet hij zien waar willoze grilligheid toe moest lei<strong>de</strong>n.<br />
In wezen heeft <strong>Couperus</strong> zelf <strong>de</strong> positieve keuze gedaan toen hij een streep zette<br />
on<strong>de</strong>r zijn poëzie, zich ontworstel<strong>de</strong> aan zijn wanhoop en zijn roman is gaan schrijven.<br />
Klein heefe dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat <strong>Couperus</strong> aan St. Clare een levensvisie heeft<br />
meegegeven die ontleend moet zijn aan Ralph Waldo Emersons positivisme. 87 In<br />
Fate wees Emerson er op dat het <strong>de</strong> mens gegeven is natuurlijke beperkingen te<br />
overwinnen door <strong>de</strong> wil. Dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze jaren Emerson gelezen moet hebben,<br />
of althans indringend óver hem gelezen heeft, staat vast. Ook is het dui<strong>de</strong>lijk dat hij<br />
uitein<strong>de</strong>lijk niet meer aan <strong>de</strong> kant van Eline staat maar aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> van St. Clare: op<br />
het essentiële ogenblik, in <strong>de</strong> roman, distantieert hij zich van haar. Aan <strong>de</strong> hand van<br />
St. Clare wan<strong>de</strong>lt hij dan, samen met Vincent, <strong>de</strong> richting op van een betere vorm<br />
van leven die een toekomst heeft.<br />
Bij het schrijven van Eline Vere stond <strong>Couperus</strong> bovendien enigszins on<strong>de</strong>r invloed<br />
van Ibsen, en wel van diens Spoken. In Metamorfoze lezen wij over Scheffer: 88 ‘Toen<br />
verpletter<strong>de</strong> Ibsen hem on<strong>de</strong>r zijn navrant meesterschap, en iets volmaakters dan<br />
“Spoken” meen<strong>de</strong> hij niet, dat zoû geschreven wor<strong>de</strong>n, in tij<strong>de</strong>n niet.’ <strong>Couperus</strong><br />
ken<strong>de</strong> het stuk dus. Spoken dateert uit 1881, maar in 1882 al ging T. Terweyer er in<br />
De Gids uitvoerig op in. 89 <strong>Een</strong> Duitse vertaling was al even vlug beschikbaar. 90<br />
Ibsen voert een jongeman ten tonele, Oswald, die ten on<strong>de</strong>rgang gedoemd is. Van<br />
zijn lie<strong>de</strong>rlijke va<strong>de</strong>r geërf<strong>de</strong> slechte eigenschappen doen zich bitter gel<strong>de</strong>n. 91 Oswald<br />
houdt zichzelf <strong>voor</strong> red<strong>de</strong>loos verloren. Aan het eind van het stuk slikt hij <strong>de</strong> inhoud<br />
van een flesje morfine, Eline Vere doet aan hem <strong>de</strong>nken, en niet alleen dat, <strong>de</strong> roman<br />
bevat zelfs een directe verwijzing naar Spoken als ook Eline ijlt: ‘O God, het waren<br />
<strong>de</strong> spoken, <strong>de</strong> spoken die al grijnzen<strong>de</strong>r opdoem<strong>de</strong>n, nadat het eene spook was<br />
opgedoemd, zoo plotseling, in dat gesprek met Vincent...’ Aan het eind van <strong>de</strong> roman<br />
slikt ook zij morfine en sterft. Zijn het bij Oswald druppels van een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
123<br />
dokter uit Parijs, bij Eline zijn <strong>de</strong> druppels afkomstig van een arts uit Brussel.<br />
In <strong>de</strong>ze eerste grote roman heeft <strong>Couperus</strong> niet onomstotelijk in <strong>de</strong><br />
onontkoombaarheid van het noodlot geloofd. Vincent ontkomt wel <strong>de</strong>gelijk. <strong>Couperus</strong><br />
liet zijn Eline sterven, juist om zelf te kunnen leven. Dat hem nog veel strijd te<br />
wachten stond zal hij overigens wel bevroed hebben, en hij zou het ook spoedig<br />
merken. Voor dat ogenblik echter triomfeer<strong>de</strong> hij. De ‘vonk’ in hem, zoals hij het<br />
later placht te noemen, hield hem overeind. Met dat al blijkt het zogenaamd ‘lollige’<br />
en <strong>voor</strong> een groot publiek geschreven boek heel wat min<strong>de</strong>r oppervlakkig te zijn<br />
uitgevallen dan <strong>de</strong> schrijver ervan beschei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gaf. Tekortkomingen heeft<br />
<strong>Couperus</strong> zelf later zeer dui<strong>de</strong>lijk gesignaleerd. Ze kon<strong>de</strong>n niet verhin<strong>de</strong>ren dat hij<br />
altijd is blijven hou<strong>de</strong>n, zij het dan met reserves, van wat hij wel eens zijn oudste<br />
dochter heeft genoemd, met alle fraîcheur van haar jeugd.<br />
Gerrit Jäger was enthousiast over Eline Vere. Door bemid<strong>de</strong>ling van hem en van<br />
Jan ten Brink ging <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland ertoe over <strong>de</strong> roman als feuilleton<br />
te publiceren eer hij in boekvorm - <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> drie <strong>de</strong>eltjes van <strong>de</strong> eerste druk uit<br />
1889 - zou verschijnen. 92 Van 17 juni tot 4 <strong>de</strong>cember 1888 stond er elke dag een<br />
aflevering in <strong>de</strong> courant. - Terwijl dit gebeur<strong>de</strong> schreef <strong>Couperus</strong>, onmid<strong>de</strong>llijk nadat<br />
hij <strong>de</strong> roman voltooid had, een novelle van negen hoofdstukjes, <strong>Een</strong> ster. Op 29 juni<br />
1888 was ook die af. Nog dat zelf<strong>de</strong> jaar heeft Ne<strong>de</strong>rland het verhaal afgedrukt. 93<br />
<strong>Een</strong> ster, met als on<strong>de</strong>rwerp <strong>de</strong> relatie tussen ‘een “beschaafd” ténortje en een lief,<br />
zwak poppetje van een chanteuse légère’, speelt zich in operakringen af. Bepaald<br />
erg sterk is <strong>de</strong> novelle niet. <strong>Couperus</strong> is hier dandyachtig oppervlakkig en <strong>Een</strong> ster<br />
is eigenlijk alleen maar een vermelding waard omdat er uit blijkt hoe vrolijk <strong>Couperus</strong><br />
was, nu zijn eerste grote roman gedrukt werd. Het hoofdmotief is overigens bij na<strong>de</strong>r<br />
toezien opnieuw dat van <strong>de</strong> sekseloze lief<strong>de</strong>: ‘Zij waren zeer vertrouwelijk met elkaâr,<br />
zoo vertrouwelijk, dat zij er niet aan dachten verliefd op elkaâr te wor<strong>de</strong>n, zelfs niet<br />
<strong>voor</strong> een oogenblik.’<br />
Eline Vere had onmid<strong>de</strong>llijk buitengewoon veel succes. Overbekend is <strong>de</strong> anekdote<br />
dat <strong>de</strong> lezers in Den Haag met ontzetting geslagen wer<strong>de</strong>n toen Eline stierf. Over <strong>de</strong><br />
dood van haar die men min of meer als een nationale figuur was gaan beschouwen<br />
zou men in <strong>de</strong> paar<strong>de</strong>tram slechts fluisterend gesproken hebben. Toen <strong>de</strong> roman<br />
begin maart 1889 als boek verscheen, zette het succes zich lan<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>t. 94 In De<br />
Nieuwe Gids van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
124<br />
april schreef Kloons: 95 ‘En <strong>Couperus</strong>, die zich vijf jaren lang heeft vergist in <strong>de</strong> kunst,<br />
die hij maken moest, is, van een precieus en pretentieus poëetje, veran<strong>de</strong>rd in een<br />
groot en mooi voelend realist.’ Op 8 maart had Kloos het eerste van <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>eltjes<br />
ter recensie aan Van Deyssel gestuurd. Deze berichtte <strong>Couperus</strong> dat hij van plan was<br />
een bespreking aan <strong>de</strong> zijns inziens prachtige roman te wij<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was daar<br />
ingenomen mee en schreef hem naar Mont-lez-Houffalize, waar Van Deyssel toen<br />
woon<strong>de</strong>, terug: 96 ‘Ik dank u van harte <strong>voor</strong> uwe rondborstige woor<strong>de</strong>n, die mij - ik<br />
wil het gaarne bekennen - eene blij<strong>de</strong> verrassing waren. Want nu Gij iets goeds in<br />
mijn werk hebt kunnen vin<strong>de</strong>n, heb ik alle hoop, dat mijn roman een recensent heeft<br />
gevon<strong>de</strong>n, die <strong>voor</strong>al zal wijzen op <strong>de</strong> meer of min<strong>de</strong>re psycholochische waar<strong>de</strong><br />
ervan. Dit is onzen meesten recensenten te zwaar of te lastig; zij wijzen op<br />
kleinighe<strong>de</strong>n, prijzen of blamen bijzaak en slaan <strong>de</strong> hoofdzaak over. Bij u heb ik<br />
daar geen vrees <strong>voor</strong>. Gij zult óf goedkeuren óf afkeuren, maar Gij zult <strong>de</strong>n meesten<br />
nadruk leggen op het <strong>voor</strong>naamste. Ik zie Uw artikel met groote belangstelling<br />
tegemoet.’ Wel een bewijs hoe hoog <strong>Couperus</strong> zijn Amsterdamse confrater aansloeg!<br />
Hij moest echter veel geduld oefenen: het zou nog ongeveer een jaar duren eer <strong>de</strong><br />
recensie ook werkelijk gepubliceerd werd.<br />
Eer<strong>de</strong>r dan Van Deyssel heeft Frans Netscher een bespreking aan Eline Vere<br />
gewijd, een kritiek die <strong>Couperus</strong> met gemeng<strong>de</strong> gevoelens gelezen heefe. 97 Maar<br />
Netschers stuk en <strong>de</strong> lange brief waarin <strong>Couperus</strong> er op reageer<strong>de</strong> dateren eveneens<br />
pas uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1889. Wij moeten ons dus eerst afvragen: wat <strong>de</strong>ed<br />
<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n onmid<strong>de</strong>llijk volgend op het verschijnen van zijn roman<br />
als boek?<br />
Na eerst van zijn zelf verdien<strong>de</strong> geld een mooi schrijfbureau gekocht te hebben, 98<br />
on<strong>de</strong>rnam hij een reis naar het land van Ibsen. Het is <strong>de</strong> enige keer in zijn leven<br />
geweest dat <strong>de</strong> van nature zo naar warmte en zui<strong>de</strong>lijkheid hunkeren<strong>de</strong> auteur<br />
Scandinavië heeft bezocht. Samen met zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein en diens vriend<br />
mr. J.J. Bergsma ging hij in juli 1889 eerst naar Zwe<strong>de</strong>n. 99 In Stockholm logeer<strong>de</strong><br />
hij in een <strong>voor</strong>kamer van het Grand-Hôtel, Blasiïholmhaven. Het uitzicht was<br />
aantrekkelijk: 100 ‘Tusschen <strong>de</strong> wolken door, schuinrechte zonnestralen, een hellend<br />
vlak van zonnestralen, apotheoze boven het koninklijk paleis, dat, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
zij<strong>de</strong> van het water, met zijne lange dakbalustra<strong>de</strong> oprijst als <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>kroon zelve <strong>de</strong>r<br />
stad. De Saltsjö trilt goud van schubben, als stukken liqui<strong>de</strong> pantser. Aan <strong>de</strong>n<br />
Noordbrug - een gesp, die over het water heen <strong>de</strong> twee<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
125<br />
eilan<strong>de</strong>n samenklampt - groent een tuin aan <strong>de</strong> zee, het Stroomparterre. Naar achteren<br />
warrelt het verschiet van <strong>de</strong> scad weg.’ Soms ging er een stoombootje over het water.<br />
‘Aan <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het Hôtel, wachten an<strong>de</strong>re booten, met lichtjes, stil.’ <strong>Een</strong> blad<br />
uit een reisdagboek.<br />
De Bae<strong>de</strong>ker die <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze reis aanschafte is bewaard gebleven. 101<br />
Helaas vindt men er nauwelijks aantekeningen in, zodat <strong>de</strong> plaatsen waar <strong>de</strong> drie<br />
heren in Noorwegen geweest zijn niet vaststaan. In Christiania (Oslo) logeer<strong>de</strong>n zij<br />
in het Bergerhôtel. Vervolgens zijn zij naar Gjøvik en via Mustad naar Granum<br />
gegaan. Daar Noodlot (1890; we komen er nog op terug) ge<strong>de</strong>eltelijk in Trondheim<br />
en omgeving speelt - Brittania-Hôtel; Eve loopt daar in Noodlot met haar Bae<strong>de</strong>ker<br />
in <strong>de</strong> hand rond - en vervolgens in Mol<strong>de</strong>n (Grand-Hôtel), mogen wij aannemen dat<br />
<strong>Couperus</strong> ook in die volgor<strong>de</strong> daar gelogeerd heeft. Als laatste drie plaatsen wor<strong>de</strong>n<br />
in Noodlot Veblungsnaes, het Romsdal en het Gudbrandsdal genoemd.<br />
Terug in Den Haag las <strong>Couperus</strong> op 2 September 1889 Netschers bespreking van<br />
Eline Vere in Ne<strong>de</strong>rland. 102 <strong>Een</strong> dag later antwoord<strong>de</strong> hij hem en schreef on<strong>de</strong>r meer: 103<br />
‘Wat mijzelven betreft, over mijne metho<strong>de</strong> van werken heb je uistekend geschreven;<br />
dat korta<strong>de</strong>mige bezit ik in hooge mate en zelve sta ik nu verbaasd, dat ik in staat<br />
was zoo iets omvangrijks als Eline te hebben durven schrijven. Dat ik in Eline een<br />
generalisatie heb gegeven en dat zij Slavische geesteszusteren heeft ben ik echter<br />
niet met je eens. Tolstoï heeft grooten indruk op mij gemaakt (zelfs <strong>de</strong> in<strong>de</strong>eling in<br />
kleine hoofdstukjes is nog meer in zijn manier, dan in die <strong>de</strong>r <strong>de</strong> Goncourts) maar ik<br />
heb, <strong>voor</strong> zoover ik mij in mijn werken kan terug<strong>de</strong>nken, <strong>voor</strong> Eline geene Russische<br />
herinneringen noodig gehad. Zij is, volgens mijn oor<strong>de</strong>el, geheel en al oorspronkelijk<br />
Haagsch.<br />
Ook mijn zoogenaamd Orientalisme beschouw je verkeerd. Die heb ik noch uit<br />
Leconte <strong>de</strong> Lisle noch uit een andren dichter, maar wel uit mijzelven, uit mijn eigen<br />
karakter, uit mijn eigen indolentie. Juist omgekeerd als jij meent, bekoor<strong>de</strong> mij L.<br />
<strong>de</strong> L., omdat ik in zijne poëzie veel vond, dat mijn eigen neigingen convenieer<strong>de</strong>.<br />
En ik begrijp niet, dat jij, die me zoo lang kent, <strong>de</strong>zen fout hebt gemaakt, en nièt hebt<br />
ingezien, dat mijn “Orientalisme” wel door lectuur gevoed werd, maar oorspronkelijk<br />
in mijzelven kiem<strong>de</strong>. Maar die daargelaten vind ikje artikel flink en mooi geschreven<br />
en het heeft mij veel plezier gedaan.’<br />
Overigens begint <strong>de</strong>ze brief met een korte passage waarin <strong>Couperus</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
126<br />
zegt dat Netschers karakteristiek van Emants en ook zijn inleiding hem zeer voldaan<br />
hebben. Dit laatste verbaast min<strong>de</strong>r dan het eerste, daar Netscher in een heftige<br />
bouta<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> zwakhe<strong>de</strong>n van vrijwel alle Nieuwegidsers uitvaart,<br />
niet het minst tegen Van Deyssel. Maar ook Emants breekt hij af, en nogal grondig<br />
bovendien. Hierin had <strong>Couperus</strong> hem niet hoeven bij te vallen, die sinds enige tijd<br />
regelmatig bij Emants op bezoek kwam. <strong>Couperus</strong> had ook een en an<strong>de</strong>r aan Emants<br />
te danken. In <strong>de</strong> zomer van 1890 leek het er zelfs op dat hij met <strong>de</strong> Emantsen op reis<br />
zou gaan, wat overigens niet is gebeurd.<br />
Marcellus Emants stond aan het hoofd van een dilettantentoneelclub, ‘Utile et<br />
Laetum’ (Nuttig en vrolijk). Zelf trad hij als regisseur op 104 On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> acteurs bevond<br />
zich ook <strong>Couperus</strong>. Hoewel niet bepaald erg rolvast, naar het schijnt, koester<strong>de</strong> hij<br />
wel een warme lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> dit amateurtoneel. Het is in <strong>de</strong>ze kring dat <strong>Couperus</strong>,<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk in het <strong>voor</strong>jaar van 1890 maar in elk geval na het voltooien van Eline<br />
Vere in 1888, iemand heeft leren kennen die grote indruk op hem maakte en <strong>voor</strong><br />
wie hij een warme vriendschap zou gaan koesteren: jhr. J.H. Ram (John). 105<br />
Wat tenslotte Van Deyssel betreft, in april 1890 publiceer<strong>de</strong> De Nieuwe Gids<br />
ein<strong>de</strong>lijk diens aangekondig<strong>de</strong> recensie van Eline Vere. 106 Het artikel moet <strong>Couperus</strong>'<br />
stoutste verwachtingen overtroffen hebben, want hij kreeg on<strong>de</strong>r meer regels te lezen<br />
als: ‘De roman van <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong> is een goed en een literair werk. [...] Hij is<br />
als een gentleman, die heerlijk causeert, na te vergeefs beproefd te hebben lie<strong>de</strong>ren<br />
te zingen. [...] O, het is om te stelen en om er dan meê alleen te gaan liggen hangen<br />
in een zij<strong>de</strong>n hangmat en om het dan, zoo als <strong>de</strong> heer Kloos zegt, te kussen die bla<strong>de</strong>n<br />
vol fijne verbeelding, met kleine maar bizon<strong>de</strong>r geméen<strong>de</strong> kusjes, innig maar<br />
wèl-gemanierd, met literaire lippen vol fijne geparfumeer<strong>de</strong> aandoenings-vochtigheid.<br />
[...] Eline Vere is een schitterend boek.’<br />
De hierop volgen<strong>de</strong> kritische tira<strong>de</strong>s tonen aan dat Van Deyssel <strong>de</strong>sondanks <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> werkelijke probleemstelling weinig oog had. Het optre<strong>de</strong>n van St. Clare vindt hij<br />
een dieptepunt. Naar het ein<strong>de</strong> toe wordt <strong>de</strong> roman ‘een soort van<br />
russiesch-engelsch-duitsch-belgische-han<strong>de</strong>ls-reizigers-feuilleton van <strong>de</strong>n zooveelsten<br />
rang’. <strong>Couperus</strong> antwoord<strong>de</strong> alleen maar dankbaar: ‘Ik voel behoefte U te zeggen<br />
dat ik met veel emotie Uwe beoor<strong>de</strong>ling over mijn werk gelezen en nog eens gelezen<br />
heb: met meer emotie dan welke an<strong>de</strong>re kritiek ook in mij opwekte. Meestal laten<br />
kritie-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
127<br />
ken, prijzen<strong>de</strong> of misprijzen<strong>de</strong>, mij zeer koud, maar ik vond in Uwe woor<strong>de</strong>n zooveel<br />
innig begrijpen en tee<strong>de</strong>r meê-voelen, dat mijne oogen er vochtig bij wier<strong>de</strong>n. Het<br />
was me alsof ik troosten<strong>de</strong> klanken uit een vrien<strong>de</strong>nmond hoor<strong>de</strong> bij het lijk van een<br />
lief<strong>de</strong> en ik steek U mijne bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n toe om U te bedanken <strong>voor</strong> Uw lieven troost.<br />
Want Eline is in mijn leven veel geweest en dikwijls ben ik haar zelve geweest en<br />
waren wij een. En ze is nu <strong>voor</strong> mij dood omdat ik haar dood heb gemaakt en als ik<br />
eens mijn boek ter hand neem en het doorbla<strong>de</strong>r is het me alsof ik een album met<br />
portretten eener do<strong>de</strong> lief<strong>de</strong> open heb geslagen, alsof ik vergeel<strong>de</strong> brieven over lees<br />
en bij samen geplukte, verdroog<strong>de</strong> bloemen golven van herinneringen voel opwellen.<br />
Maar nu is dat alles gedaan, is het leven er over been gegaan en is het ver, ver<br />
achter mij en lang gele<strong>de</strong>n. En omdat U haar gekend heeft en van haar heeft gehou<strong>de</strong>n<br />
en nog een lieve herinnering aan haar heeft voel ik, zon<strong>de</strong>r U ver<strong>de</strong>r als persoon te<br />
kennen, een vriendschap <strong>voor</strong> U vol dankbaarheid om Uwe genegenheid <strong>voor</strong> haar.’<br />
Het is een nogal onthutsen<strong>de</strong> brief. <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> voeten van Van Deyssel,<br />
dankbaar omdat hij niet langer verguisd wordt door <strong>de</strong> brutale jongens uit Amsterdam!<br />
- In Metamorfoze is ook Aylva erkentelijk <strong>voor</strong> een schitteren<strong>de</strong> recensie in De<br />
Nieuwe Gids: ‘...en hij was zoo verbaasd over <strong>de</strong> apotheoze, dat hij aan <strong>de</strong> redactie<br />
vrien<strong>de</strong>lijke woor<strong>de</strong>n schreef; iets, dat hem heel gauw berouw<strong>de</strong>, omdat bedanken<br />
<strong>voor</strong> kritiek tegenstrijdig was aan zijn natuur.’ Maar dat was <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n niet.<br />
<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich diep gekwetst toen Van Deyssel zelfs niet met een klein briefje<br />
antwoord<strong>de</strong>.<br />
An<strong>de</strong>ren dan Van Deyssel toon<strong>de</strong>n zich toeschietelijker, omdat hun bewon<strong>de</strong>ring<br />
groot was. Uit <strong>de</strong>ze tijd dateert, om maar een <strong>voor</strong>beeld te noemen, <strong>Couperus</strong>'<br />
kennismaking met een jong auteur/journalist die hij pas jaren later in Florence en<br />
Rome beter zou leren kennen, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. Deze heeft in zijn auto<strong>biografie</strong><br />
De vrijheidzoeker, geschreven in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon, een scherp portret van <strong>de</strong> jonge<br />
<strong>Couperus</strong> geschetst. 107 Het is op en top <strong>de</strong> Hagenaar die wij in effigie zo goed kennen<br />
van het gelithografeer<strong>de</strong> portret dat Jan Veth op 39 mei 1892 van hem in De<br />
Amsterdammer heeft gepubliceerd: ‘De “dandy” <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> was wel volstrekt<br />
iets an<strong>de</strong>rs dan wat Vosmeer <strong>de</strong> Spie [pseudoniem van Wagen<strong>voor</strong>t] zich als een<br />
romanschrijver <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong> en zelf was. Onberispelijk gekleed, keurig van manieren<br />
en woord, haast overdreven keurig,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
128<br />
verfijnd van smaak, immers geboren, opgevoed en on<strong>de</strong>rwezen in een mid<strong>de</strong>n van<br />
burgerlijke Haagsche weel<strong>de</strong>.’<br />
Wagen<strong>voor</strong>t nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> samen met Breitner uit <strong>voor</strong> een koffiemaaltijd<br />
met ‘een malschen botergebra<strong>de</strong>n biefstuk met gebakken aardappeltjes in <strong>de</strong><br />
verbeelding hem een Lucullus-tractatie <strong>voor</strong> te zetten - een glas goe<strong>de</strong><br />
“Bor<strong>de</strong>aux-wijn” was er bij, en een perzik of wat druiven na - doch <strong>de</strong> littéraire gast<br />
kwam er rond <strong>voor</strong> uit, zeer zeker met hoffelijheid, waarmee hij steeds in het spreken<br />
zwier<strong>de</strong>, dat hij gewoon was aan “frugale <strong>de</strong>jeuners”. Van <strong>de</strong>n biefstuk genoot hij<br />
een stukje; hij nipte even aan <strong>de</strong>n wijn; maar o, <strong>de</strong> vruchten, hoe keurig bracht hij<br />
die naar zijn roo<strong>de</strong> lippen in het fraaie, zwarte puntbaardje, dat hem toen sier<strong>de</strong>.’<br />
Het moet Wagen<strong>voor</strong>t geweest zijn of hij Eline Vere bij zich op bezoek had. Hij<br />
miste in <strong>Couperus</strong>, schrijft hij, volkomen <strong>de</strong> bohémien. Wat die betreft heeft hij<br />
<strong>Couperus</strong> niet goed gepeild. Wagen<strong>voor</strong>t zou pas jaren later zien en begrijpen wat<br />
en wie zich achter het pantser van goe<strong>de</strong> manieren verborg. De keurige Hagenaar<br />
hield nog heel wat verrassingen <strong>voor</strong> hem en <strong>de</strong> Tachtigers te Amsterdam in petto.<br />
Eindnoten:<br />
1 Pieter H. Reynst (1830-1856) had een zoon Joan Cornelis Reynst, getrouwd met Pauline Mathil<strong>de</strong><br />
van <strong>de</strong>r Ven. Hun kin<strong>de</strong>ren waren Pieter (geb. 1878), Joan (geb. 1879), Adriaan (1882), Simonetta<br />
(geb. 1885) en Pauline Mathil<strong>de</strong> (geb. 1890).<br />
2 Brief in het Lett. Mus. uit Djokja, d.d. 20 augustus 1902.<br />
3 Ter gelegenheid van hun huwelijk in 1881 heeft papa <strong>Couperus</strong> een cantate gecomponeerd,<br />
<strong>voor</strong> zangstem met pianobegeleiding, waarvan <strong>de</strong> fraai ingebon<strong>de</strong>n partituur bewaard is gebleven<br />
(ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 75). Hij schreef zelf <strong>de</strong> tekst, die niet sterk afwijkt van wat <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> in die tijd aan poëzie schreef:<br />
‘La Nonne. Scène monastique, cantate par J.R. <strong>Couperus</strong><br />
O sombre est ce cachot! Lugubre la cellule<br />
à moi si noble dame adorée jadis,<br />
lorsqu' un tout autre nom que sage soeur Ursule<br />
jeta <strong>de</strong>vant mes pieds mille amoureux amis!<br />
De ces brillants beaux jours, hélas, rien ne me reste,<br />
ni mes regards joyeux, ni ma jeunesse en fleur!<br />
Je n'ai <strong>de</strong> mon passé qu' un souvenir funeste,<br />
qui plonge dans mon âme un fond <strong>de</strong> fiel rongeur!’<br />
4 ‘Aan mijne Ou<strong>de</strong>rs.’ Het rechtswezen op Sumatra's westkust. Promotor was prof. mr. P.A. van<br />
<strong>de</strong>r Lith. - 17 Januari 1882 's middags om 3 uur. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> promotie ongetwijfeld<br />
met zijn ou<strong>de</strong>rs bijgewoond.<br />
5 Zij woon<strong>de</strong>n daar zelf toen nog met zo lang. Van 1875 tot 1880 had<strong>de</strong>n zij op het statige ou<strong>de</strong><br />
buiten Zeerust aan <strong>de</strong> Vliet geresi<strong>de</strong>erd. Oorspronkelijk bestond dit, behalve uit het herenhuis<br />
van 1790, uit stallen <strong>voor</strong> vijf paar<strong>de</strong>n, een koetshuis <strong>voor</strong> verschei<strong>de</strong>ne rijtuigen, een<br />
tuinmanswoning, moestuin, boomgaard, fraaie visvijvers en een grote goudvissen vijver. Zie<br />
C.H. Voorhoeve, ‘De grootou<strong>de</strong>rs van Elisabeth <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Vliet’, in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland, weekprogramma 11-18 maart: 1970, II.<br />
6 F.L. Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion 1, 6 (1985), 41-45. Wat het hier volgen<strong>de</strong> betreft,<br />
volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 48, haal<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> samen met Elisabeths broertje Willy van negen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
dolle streken uit. <strong>Een</strong>s verstopten zij zich on<strong>de</strong>r het overhangen<strong>de</strong> kleed van <strong>de</strong> grote tafel<br />
waarop het theegerei klaar stond. Twee ou<strong>de</strong>, wat dove tantes - ‘tante Rien en tante Tien’? -<br />
kwamen als eersten binnen en maakten heimelijk een zilveren koektrommeltje open om daar<br />
uit te snoepen. Van on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel kwam <strong>Louis</strong>' stem: ‘Maar tante, wat doet u nou!’<br />
7 V. Boeven, Leven, 82.<br />
8 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, VII.<br />
9 Geciteerd door Paul Ekhard (G. Valette) in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913. - Hiermee begon<br />
<strong>Couperus</strong>' poëtisch oeuvre, dat nog te weinig on<strong>de</strong>rzocht is. Zie echter Marc Galle, Schimmen<br />
van glans (1964), met goe<strong>de</strong> inleiding.<br />
10 Daarentegen pas in 1886 in Orchi<strong>de</strong>eën.<br />
11 In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij Williswin<strong>de</strong> (1895) zou hij er zich in 1895 zelf <strong>de</strong>preciërend over uitlaten.<br />
Zie hieron<strong>de</strong>r.<br />
12 Gegevens verstrekt door het Haags Gemeente Archief.<br />
13 Het is niet onwaarschijnlijk dat <strong>Couperus</strong> ook <strong>de</strong>el heeft genomen aan <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> die Sarah<br />
na afloop van haar optre<strong>de</strong>n werd gebracht. Het Va<strong>de</strong>rland schreef hierover: ‘Na afloop <strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong>stelling werd zaterdagavond alhier in het hotel “Den Ou<strong>de</strong>n Doelen” een serena<strong>de</strong> gebracht<br />
aan Sarah Bernhardt. Er was veel publiek. De artiste, <strong>voor</strong> een open raam gezeten, juichte <strong>de</strong><br />
Marseillaise en onze volkslie<strong>de</strong>ren hartelijk toe. Voor het hotel was een gasilluminatie<br />
aangebracht.’ - Dat <strong>de</strong> serena<strong>de</strong> op touw was gezet door Jan ten Brink blijkt uit Schregel-Onstein,<br />
Ten Brink, 93. - Zie over Sarahs optre<strong>de</strong>n uitvoeriger F.L. Bastet, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad d.d. 7<br />
augustus 1984, Achterpagina.<br />
14 <strong>Een</strong> lent van vaerzen, 45.<br />
15 De bun<strong>de</strong>l verscheen op 17 juni 1884 bij J.L. Beyers te Utrecht. De titel is een citaat uit Von<strong>de</strong>ls<br />
Rijnstroom en moet opgevat wor<strong>de</strong>n als een lint van gedichten. Zie L.C. Michels, ‘<strong>Een</strong> lent van<br />
vaerzen’, in De Nieuwe Taalgids 45 (1952), 336-337.<br />
16 Van Itallie, Portretten, 87. Haar toevoeging ‘op <strong>de</strong> meisjes-H.B.S.’ kan niet juist zijn, daar zij<br />
in 1884 al vieren<strong>de</strong>rtig was en moe<strong>de</strong>r van acht kin<strong>de</strong>ren.<br />
17 V. Tricht, Verkenning, 34 e.v.<br />
18 Volgens datering in De Gids (1883), oktober. 152; (1884), <strong>de</strong>cember, 514. - Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
chronologie Bastet, Zuil, 214, noot bij 20.<br />
19 <strong>Een</strong> lent, 15. - V. Tricht, Verkenning, 37.<br />
20 Froissart, Chroniques I, I, cap. 165-168.<br />
21 Maar zelfs in Eline Vere (1889) keren zij nog weer terug: in III, III wordt Eline vergeleken met<br />
een ‘weenen<strong>de</strong>, zoet lonken<strong>de</strong> sirene, die, met een kwijnen<strong>de</strong>n kreet van verlangen, haar loome<br />
armen uit het kille blauw <strong>de</strong>r baren beurt’; Betsy door Henk met een thyrsus zwaaien<strong>de</strong><br />
bacchante, ‘welke met strengelen<strong>de</strong> wijngaardranken hem zocht te omstrikken’.<br />
22 W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1981 4 ). 18-19.<br />
23 Orchi<strong>de</strong>eën, 192. Tien jaar later schreef hij in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Williswin<strong>de</strong>: ‘Ik zal naar alle<br />
waarschijnlijkheid nooit meer iets schrijven wat men poëzie moge noemen. Maar <strong>de</strong> poëzie,<br />
die ik geschreven heb, - hoe men dan ook nu over ze moge oor<strong>de</strong>elen - werd geschreven mee<br />
eene naïve lief<strong>de</strong>, die mijzelven nog aandoet.’<br />
24 Orchi<strong>de</strong>eën, 206.<br />
25 M.G.L. van Loghem had on<strong>de</strong>r het pseudoniem Scaramouche op 27 juli 1884 al een sympathieke<br />
recensie geschreven in De Amsterdammer. Zie ver<strong>de</strong>r V. Tricht, Verkenning, 38-39.<br />
26 De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator, 25 oktober 1884.<br />
27 De Gids (1884), III. 358-361. Hij vond <strong>de</strong> gedichten mooi, maar wel precieus.<br />
28 De Amsterdammer, 2 november 1884.<br />
29 De Gids (1883), oktober, 152-156; De Amsterdammer, nr. 332, oktober 1883.<br />
30 Geciteerd in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). V. Tricht, Verkenning, 40.<br />
31 <strong>Een</strong> zekere L.V. heeft in Minerva, 2 oktober 1884, zich zeer bewon<strong>de</strong>red over <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l<br />
uitgelaten. - Scaramouche noem<strong>de</strong>n wij al. - Homunculus meen<strong>de</strong> o.m. dat Santa Chiara geheel<br />
overeenstem<strong>de</strong> met Florence van Potgieter.<br />
30 Geciteerd in De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). V. Tricht, Verkenning, 40.<br />
32 In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> bij Williswin<strong>de</strong>. Vgl. hierboven, noot II. Deze herdruk kreeg <strong>de</strong> fraaie band van<br />
L.W.R. Wenckebach, zie Braches, Boek als N.K., 204, 209, 259, 327, 329, 330, 491 (nr.950528*).<br />
33 Van Nouhuys vroeg zich in <strong>de</strong> Ned. Spectator d.d. 17 augustus 1895 af, na op talrijke drukfouten<br />
gewezen te hebben: ‘Ik weet niet hoe <strong>Couperus</strong> zelf over <strong>de</strong>ze gedichten <strong>de</strong>nkt, en evenmin of<br />
ze op zijn verlangen herdrukt wer<strong>de</strong>n.’<br />
34 De Gids (1887), februari, 392-396.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
35 De Portefeuille, 29 augustus 1885; Orchi<strong>de</strong>eën: 19 maart 1887.<br />
36 De Nieuwe Gids II (1887), 4 (april). - Bernt Luger, Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />
(1982; Schrijversprentenboek nr. 22), 48.<br />
37 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, VI-IX.<br />
38 Zie noot 36.<br />
39 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />
40 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
41 I<strong>de</strong>m, X.<br />
42 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
43 V. Booven, Leven, 28.<br />
44 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />
45 Orchi<strong>de</strong>eën, 206.<br />
46 Zie <strong>voor</strong> een verslag van dit examen V. Booven, Leven, 78 e.v. Dit wordt hier niet herhaald,<br />
het is moeilijk uit te maken waar Ten Brink bluft en waar niet.<br />
47 Door V. Booven, Leven, 81, aangeduid met mej. De W.P.: vermoe<strong>de</strong>lijk Justina <strong>de</strong> Wetsteyn<br />
Pfister (1861-1901).<br />
48 V. Booven, Leven, 89.<br />
49 Van Itallie, Portretten, 88.<br />
50 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />
51 Maatstaf II (1963), 164 nr.15.<br />
52 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, v.<br />
53 Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel , <strong>Een</strong> lief<strong>de</strong>, met nawoord door Harry G.M. Prick bij <strong>de</strong> heruitgave van<br />
<strong>de</strong> 1e druk (1975); Nawoord, I.<br />
54 I<strong>de</strong>m, II. Hij noem<strong>de</strong> het boek ‘een grote aanwinst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kuf- en bor<strong>de</strong>elliteratuur’.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 17.<br />
56 ‘En van Deyssel, met <strong>de</strong> sublimiteit van zijn krankzinnigheid, van Deyssel, is zoo onrechtvaardig<br />
en partijdig mogelijk. Van Deyssel heeft zich altijd in mij vergist, en nu, nu weet hij misschien<br />
wel beter, maar doet hij of hij zich dóor vergist.’ - ‘Toen ik later ernstig werkte, heeft van<br />
Deyssel me niet begrepen. ’ N.a.v. Wereldvre<strong>de</strong>.<br />
57 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IV.<br />
58 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
59 Maatstaf II (1963), 165 nr.15.<br />
60 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IV.<br />
61 Van Itallie, Portretten, 88.<br />
62 Schrijver <strong>de</strong>zes door mevrouw Anne van Berckel d.d. 7 augustus 1982 vrien<strong>de</strong>lijk bevestigd:<br />
‘De La Chapelles woon<strong>de</strong>n <strong>de</strong>stijds op <strong>de</strong> Toussaintka<strong>de</strong> [...] en moe<strong>de</strong>r logeer<strong>de</strong> daar als kind.<br />
<strong>Een</strong> veel ou<strong>de</strong>re zuster van mijn moe<strong>de</strong>r heeft me als meisje van ± 14 verteld dat Virginie la<br />
Chapelle mo<strong>de</strong>l had gestaan <strong>voor</strong> Eline Vere [...]. Ongetwijfeld was <strong>Couperus</strong> bekend met <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis van dat jong gestorven meisjé, omdat hij <strong>de</strong> familie La Chapelle goed ken<strong>de</strong>.’<br />
63 V. Booven, Leven, 86.<br />
64 Zie noot 50.<br />
65 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, VI - Over <strong>Couperus</strong>' vrouwen-figuren Elisabeth <strong>de</strong> Roos,<br />
‘<strong>Couperus</strong> en zijn Haagse romans’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 77.<br />
66 V. Booven, Leven, 92.<br />
67 Zie noot 65.<br />
68 Over hem V. Booven, Leven, 87, 89, 93, 110, 111, 123, 130, 131, 139, 148.<br />
69 In Metamorfoze ontmoetten zij elkaar op De Witte. Maar <strong>Couperus</strong> is geen lid van <strong>de</strong> sociëteit<br />
geweest, wel familiele<strong>de</strong>n van hem.<br />
70 Van Itallie, Portretten, 89.<br />
71 In Metamorfoze herdoopt in Intieme kennissen.<br />
72 Zie noot 60.<br />
73 Van Itallie, Portretten, 86.<br />
74 Bastet, Zuil, 41-43. - Klein/Ruijs, Eline Vere, 67-77.<br />
75 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, III.<br />
76 Bastet, Zuil, 43-44.<br />
77 Klein/Ruijs, Eline Vere, 47 e.v.; 75.<br />
78 Volgens J. Joosten (vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan schrijver <strong>de</strong>zes, d.d. 5 januari 1981) zijn er<br />
van Bucchi waaiers geëxposeerd in 1881, 1884, 1885 en 1886. Pas in 1884 is er sprake van<br />
bloemen op wit satijn, in 1886 van rozen op witte zij<strong>de</strong>. De waaier uit 1881 is niet beschreven.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
In 1883 zijn er geen waaiers van Bucchi geëxposeerd. - Hierover uitvoerig Klein/Ruijs, Eline<br />
Vere, 58-61; 75.<br />
79 I<strong>de</strong>m, 76: op 11 juli 1885. Afgebrand op 1 september 1886.<br />
80 I<strong>de</strong>m, 76-77.<br />
81 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, VIII.<br />
82 V. Booven, Leven, 105 zegt overigens: ‘... al is geen hunner te herkennen, ingewij<strong>de</strong>n, en dat<br />
was allereerst <strong>de</strong> familiekring, wisten wel wie of wat <strong>de</strong>n schrijver zijn stof verschafte. Uit<br />
brieven omstreeks 1887 is dat na te gaan.’ Helaas verzuimt hij hier meer over mee te <strong>de</strong>len.<br />
83 Bastet, Zuil, 46.<br />
84 Op 28 augustus 1883 is Petrus Theodorus in Den Dol<strong>de</strong>r opgenomen.<br />
85 Eline Vere, XXXIII, V.<br />
86 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 217.<br />
87 Klein/Ruijs, Eline Vere, 36-37. Vrijwel tegelijkertijd ook Jan Fontijn. Leven in Extase (1983),<br />
‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Ralph Waldo Emerson’, 138 e.v.<br />
88 Zie noot 60.<br />
89 T. Terwey, ‘Henrik Ibsen’, in De Gids (1882), II, 200 e.v. (gedateerd mei 1882).<br />
90 H. Ibsen, Gespenster, vertaald door M. von Borch. Verschenen in <strong>de</strong> Univ. Bibl. (Reclam),<br />
Leipzig, vóór 1884. - M. Klein, ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>'<br />
Noodlot’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 25 (1983), 198 e.v. meent dat pas in 1889 een vertaling<br />
beschikbaar was. Daardoor ontging hem <strong>de</strong> invloed van Gespenster op Eline Vere. Hij ziet die<br />
pas in Noodlot (1890). - In oktober 1890 verscheen in De Gids, IV, I e.v. Noodlot, samen met<br />
166 e.v. een bespreking door J. N. van Hall van een opvoering van Spoken.<br />
91 <strong>Een</strong> analyse werd eer<strong>de</strong>r al gemaakt door Inge Dorrepaal, in een ongepubliceer<strong>de</strong> scriptie<br />
Noodlot en Gespenster, voltooid te Groningen (1982). Schrijver <strong>de</strong>zes dankt haar vrien<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>voor</strong> inzage.<br />
92 Zij bemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> redacteur dr. J. <strong>de</strong> Jong; zie V. Booven, Leven, 93-94. - Bastet, Zuil, 40.<br />
93 Ne<strong>de</strong>rland (1888), III, 289-317.<br />
94 De literatuur over Eline Vere is onoverzienbaar gewor<strong>de</strong>n. - De hoofdpersoon werd met Emma<br />
Bovary tot hysterica bestempeld door W.H. Staverman, ‘De romans van twee hystericae’. in<br />
De Nieuwe Taalgids II (1917), 113-125. - Recente studies: W. Drop, ‘Noodlot en romanstructuur<br />
bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Tijdschrift <strong>voor</strong> Ned. Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 288-305. - J. <strong>de</strong><br />
Piere, ‘Verteller en gezichtshoek’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 16 (1974), 119-133. - Herman Verhaar,<br />
‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als naturalist’, in Tira<strong>de</strong> (maart 1977), 169-178. - Ton Anbeek, De<br />
naturalistische roman in Ne<strong>de</strong>rland (1982), 48-49. - Klein/Ruijs, Eline Vere, 80 -4, geven een<br />
overzicht van <strong>de</strong> inhoud en een aantal recensies. - Het belang van <strong>de</strong> roman wordt nu ook<br />
internationaal ingezien. Zie b.v. Elsbeth Wessel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: Eline Vere. Ein Beitrag zum<br />
Europäischen Gesellschaftsroman’, in Etu<strong>de</strong>s Germaniques 37 (1982), 4, oct.-<strong>de</strong>c., 411-429.<br />
95 Willem Kloos, in De Nieuwe Gids 4 (april 1889), II, 155.<br />
96 K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel (1968), 62-63.<br />
97 Netscher behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> het boek samen met Juffrouw Lina van Marcellus Emants en Victor van<br />
mr. M.L.G. van Loghem in Ne<strong>de</strong>rland (1889), III, I e.v.; 24 e.v.<br />
98 V. Booven, Leven, 109. In 1952 heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong> schrijver <strong>de</strong>zes dit bureau nog<br />
geetoond, in<strong>de</strong>rdaad als gekocht van het eerste honorarium van Eline Vere. Nu in <strong>de</strong> collecties<br />
van het Letterkundig Museum, Den Haag.<br />
99 V. Booven, Leren, 83; 110. In Metamorfoze reist Aylva ‘naar Zwe<strong>de</strong>n en Noorwegen’. Overigens<br />
vóór hij ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’ schrijft, een mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verschuiving zoals <strong>Couperus</strong> er in<br />
dit boek ettelijke toepast.<br />
100 Zie <strong>Een</strong>e illuzie [1892], ‘Uitzichten’.<br />
101 Karl Bae<strong>de</strong>kers Handbuch für Reisen<strong>de</strong>: Schwe<strong>de</strong>n und Norwegen nebst <strong>de</strong>n wichtigsten<br />
Reiserouten durch Dänemark (1888). In bezit van Herman Verhaar, die het schrijver <strong>de</strong>zes<br />
vrien<strong>de</strong>lijk toon<strong>de</strong>. Op pag.187 en 196 summiere aantekeningen. Voorin on<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>'<br />
handtekening <strong>de</strong> datum ‘Juli 1889’.<br />
102 Zie noot 97. <strong>Couperus</strong> heeft volgens hem ‘het geduld van een vrouw, te zwak om iets grootsch<br />
als één geheel te komposeeren, maar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kwantiteit produceerend langs <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r<br />
aaneenvoeging van korte krachtsoprispingen.’ - ‘Op vele plaatsen zijn <strong>de</strong> tooneelen en<br />
beschrijvingen te Orientalistiesch en te Slaviesch, terwijl <strong>de</strong> precieuse bewerking van zijn taal,<br />
het zoeken naar artistieke kuriositeiten, niet vreemd is aan het <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong>r gebroe<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><br />
Goncourt [...].’ - Netscher acht Eline Vere afhankelijk van Tolstoj en Dostojevski: ‘hij schijnt<br />
het er op toe te hebben gelegd, om haar zoo af en toe eens te metamorfoseeren in een Slaviesche<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
lij<strong>de</strong>res [...].’ - ‘Uit zijn tijd, dat hij nog verzen maakte en door imitaties zijn bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong><br />
Leconte <strong>de</strong> Lisle aan <strong>de</strong>n dag leg<strong>de</strong>, dagteekent mogelijk zijn penchant naar een baroque<br />
kleurigheid van verwen, een mislukte Oosterschheid van luye weel<strong>de</strong>righeid, een schitteren<br />
met zoogenaamd Orientalistiesche beschrijvingen’.<br />
103 Maatstaf II (1963), 158.<br />
104 V. Booven, Leven, 83, 117. - Pierre H. Dubois, Marcellus Emants. <strong>Een</strong> schrijversleven (1964),<br />
52.<br />
105 Volgens Paul Snij<strong>de</strong>rs, Jhr. J.H. Ram (1983), werd Ram in juni 1888 in Den Haag gelegerd. -<br />
Zie over hem ook Harry G.M. Prick, ‘Nieuw licht op jonkeer J.H. Ram, intimus van <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>’, in Juffrouw Ida 9 nr. 2 (1983), 32-43.<br />
106 De Nienuwe Gids V (1890), 4 (april). Zie ook Van Deyssel, Verzamel<strong>de</strong> opstellen (1894),<br />
307-317. Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 92 e.v. - B. Luger en Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />
(1982), 77.<br />
107 Bastet, Zuil, 27.<br />
V [1889-1891]<br />
In September 1889 had <strong>Couperus</strong> zich in Den Haag onledig gehou<strong>de</strong>n met boeken<br />
lezen en nu en dan eens een brief schrijven. Netschers kritiek, die ge<strong>de</strong>eltelijk wel<br />
bij hem in <strong>de</strong> smaak was gevallen, repliceer<strong>de</strong> hij met een vrien<strong>de</strong>lijke opmerking<br />
naar aanleiding van diens In en om <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer. Parlementaire portretten en<br />
schetsen. Hij schreef hem: 1 ‘Hartelijk dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toezending van <strong>de</strong> Portretten;<br />
mijn compliment, dat je zulk eens stof zoo artistiek, al is het dan ook, zoo brutaal<br />
hebt weten te behan<strong>de</strong>len. Ik vind <strong>de</strong> schetsen zeer interessant, en zelfs sommige:<br />
kostelijk amusant op <strong>de</strong>n koop toe! Je durft toch maar alles!!’<br />
De vele gunstige kritieken op Eline Vere hebben ongetwijfeld niet alleen hemzelf<br />
in een goe<strong>de</strong> stemming gebracht, maar zij zullen ook zijn va<strong>de</strong>r genoegen hebben<br />
gedaan. De ou<strong>de</strong> heer was nu over <strong>de</strong> zeventig. Het vertrouwen in het schrijverschap<br />
van zijn zoon, dat na diens dichterlijk echec aanvankelijk wel gewankeld moet hebben,<br />
herstel<strong>de</strong> zich, <strong>voor</strong>al nu het werk van <strong>Louis</strong> ook financieel vruchten begon afte<br />
werpen. <strong>Couperus</strong>' uitgever P.N. van Kampen in Amsterdam - die ook De Gids<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
129<br />
uitgaf - kan eveneens niet an<strong>de</strong>rs dan tevre<strong>de</strong>n zijn geweet. Na een jaar werd een<br />
twee<strong>de</strong> druk opgelegd. Op 14 september 1890 droeg <strong>Couperus</strong> zijn boek in Luik aan<br />
Gerrit Jäger op.<br />
Daar tussenin nam Van Kampen een beslissing, zo ongelukkig en met zulke grote<br />
gevolgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst, dat het <strong>de</strong>ze uitgeverij nog lang is blijven heugen. Het<br />
betreft een onbegrijpelijke kortzichtigheid. In 1968 vertel<strong>de</strong> J.W. van Kampen in<br />
een interview: 2 ‘Wij hebben Eline Vere, dat eerst in De Gids verscheen [ook alweer<br />
geen erg ter zake kundige vergissing!], uitgegeven omdat mijn va<strong>de</strong>r er op aan drong.<br />
Mijn grootva<strong>de</strong>r voel<strong>de</strong> er niets <strong>voor</strong>. Hij vond Eline Vere maar een hysterische<br />
juffrouw. Het twee<strong>de</strong> boek van <strong>Couperus</strong> Noodlot kreeg mijn va<strong>de</strong>r er dan ook niet<br />
bij hem door. De inhoud botste met mijn grootva<strong>de</strong>rs religieuse (Doopsgezin<strong>de</strong>)<br />
overtuiging. Zo zijn we <strong>Couperus</strong> dus kwijtgeraakt.’<br />
Noodlot draagtals datering mei 1890 (grootva<strong>de</strong>r Van Kampen ten spijt is het<br />
vervolgens in oktober in De Gids gepubliceerd, waarvan <strong>de</strong> redactie geen<br />
doopsgezin<strong>de</strong> bezwaren koester<strong>de</strong>). Maar zou <strong>Couperus</strong> er niet al eer<strong>de</strong>r aan begonnen<br />
zijn? In Metamorfoze zegt hij over <strong>de</strong> spiegelroman Schaakspel van Aylva: 3 ‘...het<br />
schrijven duur<strong>de</strong> langer, ging moeilijk, met onwil en vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> in maan<strong>de</strong>n, langzaam<br />
aan’. Uit <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tot mei 1890 ontbreken brieven volkomen. Daardoor weten wij<br />
ook niet of <strong>Couperus</strong> van het najaar tot het <strong>voor</strong>jaar 1889-'90 steeds in Den Haag is<br />
gebleven. Daar Noodlot <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el behalve in Noorwegen ook in<br />
Lon<strong>de</strong>n speelt, mag veron<strong>de</strong>rsteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> die winter een reis naar<br />
Engeland heeft on<strong>de</strong>rnomen alvorens aan die boek te beginnen. In Metamorfoze<br />
maakt ook Aylva een reis daarheen: 4 ‘En hij vertrok naar Lon<strong>de</strong>n; vandaar naar Parijs;<br />
vandaar naar Nice.’ Noodlot begint met sneeuw in Lon<strong>de</strong>n, wat op januari 1890 kan<br />
wijzen. Dat <strong>Couperus</strong> Lon<strong>de</strong>n ken<strong>de</strong> blijkt ook uit <strong>de</strong> latere Reis-impressies, 5 waar<br />
sprake is van ‘Lon<strong>de</strong>nsche lantarens’ en ‘<strong>de</strong> drukte... van Lon<strong>de</strong>n...’<br />
Maar het kan een korte reis geweest zijn. Voor zover <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> wintermaan<strong>de</strong>n<br />
in Den Haag heeft doorgebracht, is daar zijn vriendschapsrelatie met Johan Ram<br />
gegroeid. Sinds juni 1888 was <strong>de</strong>ze uit Zeist in Den Haag ge<strong>de</strong>tacheerd, waar hij als<br />
eerste luitenant bij <strong>de</strong> grenadiers dien<strong>de</strong>. 6 <strong>Couperus</strong> had hem zoals gezegd ontmoet<br />
in <strong>de</strong> kring van Emants, 7 op diens toneelavondjes van ‘Utile et Laetum’. Ram, geboren<br />
op 7 <strong>de</strong>cember 1861 te Utrecht en dus an<strong>de</strong>rhalfjaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong>, wordt door<br />
Van Booven, die hem gekend heeft, beschreven als ‘een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
130<br />
forsche, robuste, krijgshaftig uitzien<strong>de</strong> persoonlijkheid, innerlijk echter tot diepe<br />
zwaarmoedigheid en mystiek geneigd’. Maar hij voegt daar aan toe: ‘On<strong>de</strong>r het ruwe<br />
uiterlijk van <strong>de</strong>n militair had <strong>Couperus</strong> tevens groote sensitiviteit vermoed, en<br />
in<strong>de</strong>rdaad gevon<strong>de</strong>n.’<br />
In een aantekenschrift uit die tijd schreef Emants over Ram: 8 ‘R.m kan van niemand<br />
meer hou<strong>de</strong>n, zal nog eens trouwen uitsluitend om het geld, zegt dat wie uitgaat<br />
overal moet uitgaan omdat het gek is zich maar zoo eens hier of daar te vertoonen.<br />
Tegelijk jammert hij over <strong>de</strong>n last en <strong>de</strong> verveling van het vele uitgaan. Hij wordt<br />
erg nagezeten door <strong>de</strong> meisjes en voelt zich ongelukkig door zijn eigen<br />
besluiteloosheid en zwakheid.’ <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re aantekening luid<strong>de</strong>: 9 ‘R.ms uitlegging<br />
vorig geslacht. Dit geslacht zei nog: zoo moet je zijn, nl. een fictiefi<strong>de</strong>aal moet je<br />
verwezenlijken. Tegenover an<strong>de</strong>ren durf<strong>de</strong> men niet toonen wat in zijn binnenste<br />
omging omdat men altijd voel<strong>de</strong> in werkelijkheid niet aan het i<strong>de</strong>aal, dat men schijnen<br />
wil<strong>de</strong> te beantwoor<strong>de</strong>n. Tegenwoordig laat men zich meer gaan en lacht met die<br />
i<strong>de</strong>ale menschen.’ - Deze enkele pennestreken van Emants geven enigszins een<br />
indruk, <strong>voor</strong>al als wij ook aan Van Boovens beschrijving <strong>de</strong>nken, van <strong>de</strong> gekwel<strong>de</strong><br />
man die Ram geweest moet zijn.<br />
Over <strong>de</strong> vriendschap die tussen <strong>Couperus</strong> en Ram ontstond heeft Van Booven<br />
gezegd: 10 ‘In R. scheen <strong>Couperus</strong> iets van <strong>de</strong>n volledigen mensch te vin<strong>de</strong>n, waarin<br />
groote manlijke kracht en durf zich paar<strong>de</strong> aan uiterste gevoeligheid en<br />
ontvankelijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verfijndste geestelijke verheffing.’ Het is meer geweest.<br />
De ontmoeding met Ram - een man uit zijn eigen kringen, jonkheer en telg van een<br />
ou<strong>de</strong> Utrechtse familie - heeft <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>goed <strong>de</strong> ogen geopend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bittere<br />
werkelijkheid van zijn persoonlijke levenssitua<strong>de</strong>. Waarhe<strong>de</strong>n die hij tot op dit<br />
moment misschien nog onvoldoen<strong>de</strong> tot zich door had laten dringen openbaar<strong>de</strong>n<br />
zich nu met noodlottige, onontkoombare kracht. In <strong>de</strong> te grote bescherming en<br />
geborgenheid van zijn ou<strong>de</strong>rlijk milieu had zijn gevoelsleven zich tot nu toe narcistisch<br />
op zichzelf gericht. Lief<strong>de</strong>srelaties had hij nog niet leren kennen. Wat ver<strong>de</strong>r niet<br />
oirbaar werd geacht, werd in <strong>de</strong>ze kringen ook niet uitgesproken. Het ten tonele<br />
verschijnen van een man als Ram moet <strong>Couperus</strong> wel flink van zijn stuk gehracht<br />
hebben.<br />
Ram was een min of meer geletterd man. In <strong>de</strong> tijd dat hij <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> kennen<br />
heeft hij natuurlijk ook Eline Vere gelezen, het boek dat <strong>de</strong> jonge Haagse auteur in<br />
één slag beroemd maakte. Twee jaar ou<strong>de</strong>r, en als luitenant altijd on<strong>de</strong>r militairen<br />
verkerend, wist hij ongetwijfeld wat er in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
131<br />
<strong>de</strong> wereld zoal te koop was. Wat dacht hij van Vincent Vere en diens schepper, die<br />
een zo dui<strong>de</strong>lijk feminien getint karakter had ontwikkeld, en zelfs gecultiveerd, dat<br />
een Van Deyssel in Amsterdam, hoewel hij <strong>Couperus</strong> nooit ontmoet had - hij zal zijn<br />
informaties wel van Netscher gekregen hebben - <strong>de</strong> Hagenaar heimelijk ‘een freule’<br />
noem<strong>de</strong>?<br />
Wat lang nog slechts een vermoe<strong>de</strong>n was, staat se<strong>de</strong>rt enige tijd volstrekt vast:<br />
Ram was homoseksueel. 11 In hoeverre <strong>Couperus</strong> zichzelf tot op dat ogenblik wérkelijk<br />
ken<strong>de</strong> blijft ondui<strong>de</strong>lijk. Hoeveel argeloosheid school er in zijn uitingen? Uitgesproken<br />
‘verering van <strong>de</strong> man’ komen wij aanvankelijk in zijn werk niet tegen. An<strong>de</strong>rzijds<br />
kunnen <strong>de</strong> vele naakte boezems, <strong>de</strong> bacchanten en odalisken, wulpse vorstinnen en<br />
godinnen uit zijn poëzie weinig verontrusting in zijn naaste omgeving gewekt hebben.<br />
Van zelfprojectie had men nog niet gehoord. Op het oog leek alles ‘normaal’, ook<br />
<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf. Wat Vincent Vere betreft, Eline <strong>de</strong>nkt dat hij verliefd op haar<br />
is en dat hij haar wel ten huwelijk zal vragen. Er is in <strong>de</strong> roman niet letterlijk een<br />
toespeling te vin<strong>de</strong>n van ‘tegennatuurlijkheid’ bij Vincent, hoe <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt hij zich<br />
ver<strong>de</strong>r ook moge <strong>voor</strong>doen. Voor St. Clare geldt trouwens het zelf<strong>de</strong>. Deze vraagt<br />
Eline zelfs regelrecht ten huwelijk. - Om kort te gaan, het gewraakte on<strong>de</strong>rwerp lag<br />
misschien wel op <strong>de</strong> loer, maar kreeg geen kans omdat <strong>de</strong> auteur zelf er zich niet ten<br />
volle van bewust lijkt te zijn geweest.<br />
In Noodlot echter staan <strong>de</strong> zaken ineens an<strong>de</strong>rs. Het is alsof <strong>Couperus</strong> plotseling<br />
tot het besef is gekomen dat er iets noodlottigs met hem aan <strong>de</strong> hand was. Behalve<br />
Elisabeth, van kind at aan praktisch zijn zuster, had nooit een vrouw hem wérkelijk<br />
geboeid. Zelf vrijwel als meisje opgevoed, met en tussen vrouwen, had hij zich sterk<br />
met het an<strong>de</strong>re geslacht geï<strong>de</strong>ntificeerd. De onverhoedse ontmoeting met iemand als<br />
Ram, een sterk manlijk tegenwicht, was een hevige schok. De tegenstrijdige gevoelens<br />
die plotseling in hem opwoel<strong>de</strong>n brachten hem in verwarring. De korte roman Noodlot<br />
lijkt dat althans aannemelijk te maken. Merkwaardig is <strong>voor</strong>al dat in dit boek <strong>de</strong><br />
relatie Vincent-St. Clare uit Eline Vere als het ware gecontinueerd wordt in<br />
Bertie-Frank, maar ditmaal zo geperverteerd dat het drama eindigt in moord en<br />
dubbele zelfmoord. Daar steekt vermoe<strong>de</strong>lijk meer achter dan alleen maar literatuur,<br />
ook al werkt <strong>de</strong> invloed van Ibsens Spoken nog steeds door (het toneelstuk wordt nu<br />
zelfs met name genoemd). 12<br />
Frank heeft trekken meegekregen die sterk van Rams persoonlijkheid<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
132<br />
zijn afgeleid. Emants, van zijn kant, ‘kopieer<strong>de</strong>’ Ram ook al, en nog veel<br />
nauwkeuriger, in zijn luitenant Siria, hoofdpersoon in zijn verhaal Zwijgen. De aan<br />
Emants ontleen<strong>de</strong> gegevens, gecombineerd met wat wij ver<strong>de</strong>r uit an<strong>de</strong>re bronnen<br />
over Ram weten, maken dat <strong>de</strong> trias Frank-Ram-Siria zich min of meer als een eenheid<br />
aan ons <strong>voor</strong>doet.<br />
In Noodlot is Frank groot en vierkant, en een man van <strong>de</strong> wereld. De feesten, diners<br />
en orgieën vervelen hem echter. In zijn als zinloos ervaren leven vindt hij geen<br />
voldoening, er zit hem iets dwars. Dit alles ging evenzeer op <strong>voor</strong> Ram. Aan diens<br />
graf in 1913 - Ram koos toen in schijnbaar volle gezondheid zijn eigen dood - zou<strong>de</strong>n<br />
twee mannen gewagen van 13 ‘het droevig lij<strong>de</strong>n, dat jhr. Ram <strong>voor</strong> zijn omgeving<br />
altijd achter een vrien<strong>de</strong>lijken glimlach wist verborgen te hou<strong>de</strong>n’. <strong>Een</strong> door een<br />
vriend geschreven necrologie spreekt van een beschei<strong>de</strong>n natuur, een zacht gemoed,<br />
een weinig strijdbaar karakter. 14 Tevens wordt zijn fijnzinnige geest in herinnering<br />
gebracht. Hij heet een <strong>de</strong>nker geweest te zijn, met een scherpe opmerkingsgave. 15<br />
Frank raakt in Noodlot verstrikt in <strong>de</strong> glibberige tentakels van een wel, uiterst<br />
androgyn aangeleg<strong>de</strong> jeugdvriend, Bertie, een geraffineer<strong>de</strong> parasiet, letterlijk door<br />
hem in Lon<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> straat geraapt. Als Frank lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Eve opvat, op reis in<br />
Noorwegen, zegt <strong>de</strong> laatste dat zij Bertie eigenlijk ‘bijna als een meisje beschouwt’.<br />
Dit alles, gecombineerd met <strong>de</strong> duistere nachtelijke avonturen waar Bertie zich in<br />
Lon<strong>de</strong>n bij herhaling aan overgeeft - diens <strong>voor</strong>keuren laten weinig te ra<strong>de</strong>n over;<br />
op een partijtje met drie vrouwen amuseert hij zich op zijn eigen manier, ‘in eene<br />
diepe minachting <strong>voor</strong> het vrouwlijk geslacht, ongevoelig <strong>voor</strong> haar drieër<br />
bevallighe<strong>de</strong>n’ - , maakt dat Berties seksuele geaardheid <strong>voor</strong> een goed verstaan<strong>de</strong>r<br />
nogal dui<strong>de</strong>lijk is, ook al wordt er expressis verbis niets uitgelegd. Het bij <strong>de</strong> naam<br />
noemen van het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> ‘euvel’ was in Ne<strong>de</strong>rland in die tijd echter volstrekt<br />
taboe, zeker in Haagse kringen, en in geschrifte wel helemaal. <strong>Couperus</strong> kon en wil<strong>de</strong><br />
niet dui<strong>de</strong>lijker zijn dan hij toch al was. Hij moest er bovendien rekening mee hou<strong>de</strong>n<br />
dat zowel zijn ou<strong>de</strong>rs als alle an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> grote familie Noodlot zou<strong>de</strong>n lezen<br />
dan wel er óver zou<strong>de</strong>n lezen.<br />
In het boek dringt Bertie zich als een wig tussen <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong>n in, uit giftige jaloezie.<br />
Tenslotte vermoordt Frank hem. Diens zelfmoord daarop, samen met Eve, vindt<br />
evenals bij Ibsen plaats door mid<strong>de</strong>l van een flesje morfine. De herhaal<strong>de</strong>lijke<br />
verwijzingen naar Spoken zijn bestu-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
133<br />
<strong>de</strong>erd door Klein, die tot <strong>de</strong> onontkoombare conclusie kwam dat, volgens <strong>de</strong> in<br />
Noodlot uitgewerkte opvattingen, <strong>de</strong> zon van het ware geluk pas gezien zal wor<strong>de</strong>n<br />
na <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dood: 16 eer<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> mens niet meer dan een toneelspeler, een acteur<br />
die een tevoren vastgeleg<strong>de</strong> tekst en rol krijgt toebe<strong>de</strong>eld door zijn fatum. De<br />
zogenaam<strong>de</strong> menselijke wil zou op een illusie berusten.<br />
Gedreven door het zich bewust wor<strong>de</strong>n van zijn niet meer te veran<strong>de</strong>ren afwijken<strong>de</strong><br />
seksuele geaardheid - wat in<strong>de</strong>rdaad als door een noodlot ge<strong>de</strong>creteerd kan wor<strong>de</strong>n<br />
beschouwd, daar <strong>de</strong> wil er geen vat op heeftgaat <strong>Couperus</strong> nu veel ver<strong>de</strong>r dan in<br />
Eline Vere, waar St. Clare met Emerson elke vorm van <strong>de</strong>terminisme verwerpt.<br />
‘Denken maakt in Noodlot <strong>de</strong> romanfiguren niet vrij,’ besluit Klein terecht. Dit was<br />
het wat <strong>Couperus</strong> ook in zichzelf moest leren aanvaar<strong>de</strong>n.<br />
Het werd hem daarbij niet gemakkelijk gemaakt. Spoedig zou hij zelfs <strong>de</strong> wijk<br />
naar Parijs nemen, naar hij hoopte <strong>voor</strong>goed. Ondanks het door-slaggeven<strong>de</strong> succes<br />
van Eline Vere is 1890 <strong>voor</strong> hem een jaar vol problemen gewor<strong>de</strong>n. Men mag zelfs<br />
wel van een existentiële crisis spreken. Zijn omgeving verwachtte immers van hem<br />
dat hij netjes zou trouwen. Twee vrouwen uit zijn naaste familie dongen naar zijn<br />
hand. 17 Bei<strong>de</strong>n waren zij nichtjes van hem, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kastanjeboom in <strong>de</strong><br />
Sophialaan, elk op haar eigen manier, erg van hem gecharmeerd waren geraakt:<br />
Minta Baud en Elisabeth Baud.<br />
Met Schaakspel heeft <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze zelf zijn Noodlot vergeleken. 18<br />
Er wordt daar echter in het geheel niets over een intrige meege<strong>de</strong>eld, alleen <strong>de</strong><br />
kwintessens komt ter sprake: het noodlot als enige levensmacht. Emilie/Elisabeth<br />
accepteert dat niet zon<strong>de</strong>r meer. Voor <strong>de</strong> man die haar boeit en die zij juist zo<br />
bewon<strong>de</strong>rt, koestert zij hoop op iets beters, dat zij ziet als een hemelse ster. 19 Zij wil<br />
Hugo/<strong>Louis</strong> beschermen tegen het lot dat Frank, Eve en Bertie heeft getroffen. En<br />
moeten wij hier misschien niet ook het lot van Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> aan<br />
toevoegen, <strong>de</strong> krankzinnig gewor<strong>de</strong>n broer van <strong>Louis</strong>? Wat wij geneigd zijn literaire<br />
motieven te noemen had direct met bittere werkelijkheid te maken. Over zelfmoord<br />
zal in <strong>Couperus</strong>' naaste omgeving ongetwijfeld dikwijls gesproken zijn. Het feit mag<br />
niet over het hoofd wor<strong>de</strong>n gezien dat twee van zijn beste vrien<strong>de</strong>n - en <strong>Couperus</strong><br />
heeft er nooit vele gehad - er toe zijn overgegaan: eerst Gerrit Jäger, en in 1913 ook<br />
Johan Ram.<br />
In het <strong>voor</strong>jaar van 1890 begon Elisabeth Baud te beseffen dat zij van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
134<br />
haar neef <strong>Louis</strong>, <strong>de</strong> buil op haar <strong>voor</strong>hoofd ten spijt, hield als van geen an<strong>de</strong>r: ‘Zij<br />
had hem altijd liefgehad, altijd van kind af aan.’ Het noodlot, dacht zij, 20 ‘zoû niet<br />
durven verpletteren, een, die werd bemind....’ De ster als symbool was bestemd <strong>de</strong><br />
band te sieren die <strong>Couperus</strong> een jaar later zelf ontwierp <strong>voor</strong> zijn volgen<strong>de</strong> boek,<br />
Extaze, een in<strong>de</strong>me lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis. 21<br />
Zover was het echter nog niet. Na <strong>de</strong> voltooiing van Noodlot in mei 1890 vertrok<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> enkele weken naar Karlsbad. Het staat niet vast met wie, vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
echter reis<strong>de</strong> hij samen met zijn tante Wilhelmina - nu eenenzeventig jaar oud - en<br />
haar jongste dochter Minta, die met haar achtentwintig jaren hopeloos bezig was een<br />
ou<strong>de</strong> vrijster te wor<strong>de</strong>n. Bei<strong>de</strong> hebben mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee hoofdpersonen<br />
van <strong>de</strong> novelle die <strong>Couperus</strong> aldaar begon te schrijven en die veelzeggend ook in<br />
Karlsbad speelt, <strong>Een</strong>e illuzie. 22 In <strong>de</strong> familiekring vond men het tamelijk<br />
vanzelfsprekend dat <strong>Louis</strong> maar met Minta moest trouwen. Zij werd te oud <strong>voor</strong> een<br />
an<strong>de</strong>r. Bovendien waren er generaties lang <strong>Couperus</strong>sen met Bauds in het huwelijk<br />
getre<strong>de</strong>n, er bestond dus als het ware een traditie. - Maar <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> er niet<br />
veel <strong>voor</strong>. De in die die nogal eens gehuldig<strong>de</strong> moraal ‘dat alles wel over zou gaan<br />
als je maar eenmaal getrouwd was’ moet hij met argwaan hebben bekeken. Hoe zou<br />
zijn wil toereikend kunnen zijn om <strong>de</strong>ze vorm van noodlot te overwinnen?<br />
Er kwam nog iets bij. Johan Ram was ook al in een zeer <strong>de</strong>pressieve stemming.<br />
Hij liep rond met plannen te tekenen <strong>voor</strong> het Oostindische leger. 23 Tegen Emants<br />
had hij gezegd, met <strong>de</strong> Atjehoorlog in gedachten: ‘Dan wil ik een Willemsor<strong>de</strong> halen<br />
want dat hoort er zoo bij. Ik geef niets om die dingen. Eigenlijk ga ik alleen om mij<br />
te laten doodschieten.’ - <strong>Een</strong> gedwongen huwelijk, een verloren vriend, het waren<br />
perspectieven om iemand <strong>de</strong> moed <strong>voor</strong>goed te laten verliezen. Aan Netscher schreef<br />
<strong>Couperus</strong> dan ook, toen hij weer terug was uit Karlsbad, een mismoedige brief.<br />
Netscher had hem zijn Uit ons parlement gestuurd. Op 8 juli 1890 bedankte <strong>Couperus</strong><br />
hem daar <strong>voor</strong>: 24 ‘Ik schreefje niet eer<strong>de</strong>r omdat ik in een zeer beroer<strong>de</strong> stemming<br />
was - en nu nog ben - en dat ik geen energie genoeg had om zelfs maar enkele<br />
woor<strong>de</strong>n tot je te zeggen.<br />
Ik heb je werk met belangstelling gelezen, omdat het van jou was; an<strong>de</strong>rs had ik<br />
het, geloof ik, niet gelezen. Want al die mannetjes interesseeren me om hunzelve<br />
heel weinig en alleen een beetje, om <strong>de</strong> kunst, die jij wel zoo goed bent aan ze te<br />
verspillen. Ik hoop van harte dat je er veel geld<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
135<br />
meê verdient; an<strong>de</strong>rs begrijp ik in mijn onpoli<strong>de</strong>ke naïveteit heusch niet waarom je<br />
al die vervelen<strong>de</strong> heeren zoo analyzeert. Ik zoû zoo gaarne eens een groot, flink,<br />
zuiver artistiek werk van je lezen: je lijkt me net <strong>de</strong> man om iets groots en flinks te<br />
maken. Hoe staat het met “Egoïsme”? Mijn Noodlot verschijnt niet als premie van<br />
het Nieuws; <strong>de</strong> heeren von<strong>de</strong>n het te akelig <strong>voor</strong> hunne abonnés en ze hebben au<br />
fond gelijk. Het komt nu in October in <strong>de</strong> Gids en dan, bij wien weet ik nog niet,<br />
apart uit. Ik zoû het heel aangenaam vin<strong>de</strong>n als jij er <strong>de</strong> opdracht van wil<strong>de</strong><br />
aanvaar<strong>de</strong>n. Wil je dat? Vergeld kwaad met goed en doe het. Dan zend ik je later <strong>de</strong><br />
druk-proeven van <strong>de</strong>n Gids ter inzage en ter kennismaking. Ik ben nu bezig aan een<br />
novelletje: <strong>Een</strong> Illuzie en zal met het najaar nan een grooten roman beginnen: Extaze,<br />
waarvan <strong>de</strong> hoofdfiguur mij echter nog maar alleen <strong>voor</strong> oogen staat. Ziedaar mijn<br />
litteraire bezighe<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong>nemens, die me in <strong>de</strong>ze dagen van spleen nog een ietsje<br />
aan het leven doen hechten, al is het met veel.<br />
Ik ga niet met <strong>de</strong> Emantsen op reis, omdat ik er op het oogenblik niet <strong>de</strong> minste<br />
lust in heb. In September ga ik <strong>voor</strong>, naar ik hoop, langen tijd naar Parijs, zoolang<br />
als mijn duiten duren. Kom me dan maar eens opzoeken. Et à ce, adieu, mijn beste<br />
kerel, schrijf me gauw of je mijn boek aan je opgedragen wilt zien [...]’<br />
Waarom droeg <strong>Couperus</strong> dit boek nu juist aan Netscher op, die met het ontstaan<br />
ervan toch weinig te maken heeft gehad? - Met Netscher samen had <strong>Couperus</strong> enkele<br />
jaren eer<strong>de</strong>r Zola's Thérèse Raquin gelezen, een boek dat hij zijn leven lang is blijven<br />
bewon<strong>de</strong>ren en dat ook later werk nog beïnvloed heeft. Juist in <strong>de</strong>ze roman komt <strong>de</strong><br />
noodlotsgedachte allesoverheersend naar voren. Ook bij Zola eindigt het verhaal met<br />
een dubbele zelfmoord. Het door Netscher aangehangen naturalisme heeft <strong>Couperus</strong><br />
in geen an<strong>de</strong>r boek zo beziggehou<strong>de</strong>n als hier. 25 In geen van zijn latere romans heeft<br />
hij zich met meer overtuiging in <strong>de</strong> schaduw van Ibsen en Zola tezamen geplaatst.<br />
<strong>Couperus</strong> werd vervolgens gegrepen door een an<strong>de</strong>re schrijver, wiens werk nieuwe<br />
perspectieven <strong>voor</strong> hem open<strong>de</strong>: Paul Bourget. Van diens Un coeur <strong>de</strong> femme had<br />
hij drie dagen <strong>voor</strong> zijn brief aan Netscher, op 5 juli 1890, <strong>de</strong> laatste aflevering<br />
gelezen. 26 Het boek is namelijk in Le Figaro als feuilleton gepubliceerd, <strong>voor</strong> het<br />
afzon<strong>de</strong>rlijk verscheen. Extaze, <strong>de</strong> roman waar hij in <strong>de</strong> brief aan Netscher <strong>voor</strong> het<br />
eerst over spreekt, blijkt sterk door Bourgets nieuwe boek geïnspireerd te zijn. Wie<br />
bedoelt Cou-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
136<br />
perus met ‘<strong>de</strong> hoofd-figuur’? Was dit een afspiegeling van Johan Ram, die zich op<br />
dat ogenblik nog steeds in Den Haag bevond? Tijdgenoten hebben het zo wel<br />
beschouwd. 27 Intussen had Ram <strong>de</strong>finitief het besluit genomen naar Indië te gaan.<br />
Op 16 juli 1890 berichtte Het Va<strong>de</strong>rland dat hij <strong>voor</strong> vijf jaar getekend had. (Ram<br />
bleef overigens nog tot 2 mei 1891 in Ne<strong>de</strong>rland, zodat hij <strong>Couperus</strong>' verloving met<br />
Elisabeth Baud heeft meegemaakt.)<br />
In <strong>de</strong> loop van juli 1890 heeft <strong>Couperus</strong> <strong>Een</strong>e illuzie voltooid. Gefrustreer<strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />
is ook ditmaal het on<strong>de</strong>rwerp: Tila en haar ou<strong>de</strong> moezie in Karlsbad, terwijl Tila's<br />
minnaar Carel - alweer een Careltje! - in Scheveningen <strong>de</strong> drukproeven mag corrigeren<br />
van Tila's gedichten. Zij heeft een Christus-cyclus geschreven, die in De Nieuwe<br />
Gids zal verschijnen. 28 Actueler kon het haast niet, <strong>Couperus</strong> was het tijdschrift na<br />
Van Deyssels prachtige recensie tij<strong>de</strong>lijk goed gezind.<br />
In het verhaal hoopt Tila dat <strong>de</strong> weke Carel haar vroeg of laat zal overmeesteren.<br />
Hij voelt daar echter niets <strong>voor</strong>. Er is ‘iets mannelijks in haar verdwaald’, en Carel<br />
heeft Tila dus maar liever platonisch lief. - Als Carel echter persoonlijk naar Karlsbad<br />
komt, vlamt <strong>de</strong> hoop van Tila op. Ook moezie veert overeind. Vervolgens gaat Tila<br />
tot actie over. Terwijl haar moezie <strong>de</strong> Figaro en Het Va<strong>de</strong>rland (!) leest, doet zij<br />
pogingen Carel letterlijk te verlei<strong>de</strong>n. Vergeefs natuurlijk, want ‘hij verlang<strong>de</strong> niet<br />
naar <strong>de</strong> ketting harer armen om zijn hats’. Tila blijft <strong>voor</strong> Carel slechts ‘<strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />
abnormaliteit van een empyreïsch wezen in een aardsche vrouw’. Dit brengt hem<br />
overigens wel in een bepaal<strong>de</strong> extase. Want bestond er iets heerlijkers dan dit: ‘zij<br />
was geene vrouw, zij had geen sekse, zij bestond niet, zij was eene illuzie’? Tila<br />
evenwel neemt het niet langer. De vermeen<strong>de</strong> gelieven gaan <strong>voor</strong>goed uiteen.<br />
De geromanriseer<strong>de</strong> versie dus van het gemankeer<strong>de</strong> huwelijk met Minta: het heeft<br />
er althans alle schijn van. Aan Elisabeth wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich overigens evenmin<br />
bin<strong>de</strong>n. Het liefst hoopte hij helemaal nooit te hoeven trouwen. Ook al om praktische<br />
re<strong>de</strong>nen niet: want hoe moest hij, een beginnend schrijver, ooit <strong>de</strong> kost <strong>voor</strong> twéé<br />
mensen verdienen? Nu woon<strong>de</strong> hij nog bij zijn ou<strong>de</strong>rs in, beschermd en <strong>voor</strong>al ook<br />
goedkoop...<br />
Elisabeth, van haar kant, bleef in stilte een ster van hoop koesteren. Zij wist heel<br />
goed dat <strong>Louis</strong>, zij het dan op zijn manier, veel van haar hield. In een brief aan zijn<br />
nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein kwam <strong>Couperus</strong> daar ook rond <strong>voor</strong> uit: 29 ‘Ik vind het<br />
heel lief in je dat je zoo een sympathie <strong>voor</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
137<br />
B.[etty] hebt, zij heeft een karakter dat heel weinig menschen kunnen doorgron<strong>de</strong>n,<br />
een ziel van exquize fijnheid, en het getuigt heel hoog <strong>voor</strong> je dat jij die fijnheid hebt<br />
gevon<strong>de</strong>n.’<br />
<strong>Een</strong> eervolle on<strong>de</strong>rscheiding op 12 augustus bracht een on<strong>voor</strong>zien maar aangenaam<br />
financieel meevallertje met zich mee. Voor zijn roman Eline Vere werd aan <strong>Couperus</strong><br />
toen <strong>de</strong> Thieme Prijs toegekend. Juryle<strong>de</strong>n waren <strong>de</strong> heren A. Pierson, G. Kalff en<br />
R. Kollewijn. Nu hij over wat extra geld beschikte, begonnen ook <strong>de</strong> Parijse plannen<br />
van lieverle<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijker contouren aan te nemen.<br />
In die zomerdagen werkte hij weinig. Met Ram maakte hij's avonds soms een<br />
wan<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes. Samen zagen zij hoe <strong>de</strong> wolken aan<br />
<strong>de</strong> maan <strong>voor</strong>bij trokken. Aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die weer met haar ou<strong>de</strong>rs en<br />
ver<strong>de</strong>re familie in Nunspeet logeer<strong>de</strong>, schreef hij: 30 ‘Het was pikdonker en we kon<strong>de</strong>n<br />
geen hand <strong>voor</strong> oogen zien soms. We kwamen niemand tegen, het was als liepen we<br />
in <strong>de</strong> inkt! Die groote ster, die flambouw <strong>de</strong>s hemels, glans<strong>de</strong> met volle kracht en<br />
doof<strong>de</strong> dan in eens weer uit... zou dat lets beteekenen... een <strong>voor</strong>teeken?’<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief sprak hij over Extaze, waarin maar drie hoofdpersonen een rol<br />
zou<strong>de</strong>n spelen. In zijn geest begon <strong>de</strong> compositie ervan al te groeien. Ondanks Rams<br />
aanwezigheid verlang<strong>de</strong> hij soms ook naar Nunspeet - <strong>de</strong> vrolijke dagen van Eline<br />
Vere op <strong>de</strong> Horze! - waar <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins lange wan<strong>de</strong>lingen over <strong>de</strong> hei<strong>de</strong><br />
maakten. Hij schreef Marie: 31 ‘Zou je niet van die witte duinen, waar papa <strong>de</strong> ezelin<br />
“plus blanche que la blanche hermine” heeft ingeteekend, een bedje van erica <strong>voor</strong><br />
me kunnen meenemen? [...] Denk eens aan het ongelukkige stadsmensch, dat slechts<br />
droomt van roze hei<strong>de</strong>plaggen en groote luchten daarboven. Heb je al een aquarel<br />
gemaakt naar mijn conceptie?’ On<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> brief schetste hij een hei<strong>de</strong> bij dreigend<br />
regenweer, en hij krabbel<strong>de</strong> er bij: ‘Wolk <strong>voor</strong> verbetering vatbaar, maar het sentiment<br />
is niet te miskennen in <strong>de</strong>n fijngetoetsten horizon.’<br />
‘Den 25sten fileeren wij naar Luik,’ schreefhij ook nog. ‘Het zal wel dol zijn, maar<br />
erg vermoeiend... vroeg op, veel afdoen, altijd uit!’ - Minta en Elisabeth Baud zijn<br />
ook naar Luik gegaan. 31 Gedrieën zou<strong>de</strong>n ze er logeren bij tante Taets van<br />
Amerongen-Riesz, dochter uit het twee<strong>de</strong> huwelijk van <strong>Couperus</strong>' grootmoe<strong>de</strong>r<br />
<strong>Couperus</strong>-Cranssen. Zij woon<strong>de</strong> er 22 quai <strong>de</strong> la Boverie. 32 Van Luik uit maakte<br />
<strong>Couperus</strong> een uitstapje naar Chaudfontaine. Hij bleef er slapen, in 33 ‘een kleine<br />
achterkamer, die da<strong>de</strong>-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
138<br />
lijk op <strong>de</strong> moeras-groene Vesdre ziet. De bergen staan er nauw achter, beklemmend<br />
in <strong>de</strong>n avond. De rivier is dood, verstorven. Mij buigend uit het raam, zie ik<br />
reusachtige waaiers electrisch licht, als een witten ether uit gloeizonnen. Het Kurhaus,<br />
dood, verstorven als <strong>de</strong> rivier, sombert daar in weg. Het is als wil het niet sterven,<br />
als ontsteekt het daarom al zijn hel gegloei, om te lokken, als kaarsen muggen lokken.<br />
Niemand zit aan <strong>de</strong> tafeltjes, in <strong>de</strong>n witten ether. In het dorp zeurt uit een mallemolen<br />
een <strong>de</strong>an, altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>.’ De melancholie van <strong>de</strong>ze dagen was onontkoom baar.<br />
Terug in Den Haag bleef hij in die zelf<strong>de</strong>, trieste stemming verkeren. Zijn alter<br />
ego Hugo Aylva was het 34 ‘of hij ie<strong>de</strong>ren dag dieper zonk in <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r van zijn<br />
melancholie, <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r van zijn altijd zelf<strong>de</strong> gedachten. Ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> zijn<br />
geestes-oog liet hij zijn jonge leven trekken <strong>voor</strong>bij, en zag hij <strong>de</strong> onwaar<strong>de</strong> ervan,<br />
<strong>de</strong> nutteloosheid. De onwaar<strong>de</strong> van zijn bestaan, <strong>de</strong> nutteloosheid van zijn pogen.<br />
Zijn gemis aan gezon<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, zijn blindheid <strong>voor</strong> een levensdoel. Het was een<br />
hersennevroze van artist, die twijfelt aan zichzelven en wien <strong>de</strong> twijfel een kanker<br />
kan wor<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> ziel, ongeneesbaar.’ In Metamorfoze plaatst <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze<br />
wanhoop in een theosofische context. Hij was op dit ogenblik van zijn leven alleen<br />
maar ‘ziek om zijn eigen ziel, raadsel <strong>voor</strong> haarzelve, doodzwak in haar eigen<br />
onoplosbaarheid, en hevig verlangen<strong>de</strong> naar <strong>de</strong>n vasten steun van een groote<br />
sympathie’.<br />
Vijfentwintig jaar later, in 1915, heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> trieste perio<strong>de</strong> van vlak <strong>voor</strong><br />
zijn Parijse escapa<strong>de</strong> nog eens kort opnieuw beschreven. Hij was toen sinds enkele<br />
maan<strong>de</strong>n gerepatrieerd vanwege <strong>de</strong> oorlogsomstandighe<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Hoogewal<br />
en voel<strong>de</strong> zich als het ware weer teruggeworpen naar <strong>de</strong> jaren van zijn jeugd: 35 ‘O,<br />
Smart, die ik heb gele<strong>de</strong>n, ik heb u nooit vergeten!’ riep hij toen uit. ‘Het leven is<br />
<strong>voor</strong>t gegaan, omdat ik toèn jong was en sterker dan ik zelve wist en niet gestorven<br />
ben en mij slechts snikkend, gebroken heb laten zinken in <strong>de</strong> armen van al wat<br />
troostend mij wil<strong>de</strong> omringen. Maar heb ik u ook verzwegen, o Smart, ik heb u nooit<br />
vergeten.’<br />
Overdui<strong>de</strong>lijk heeft hij toen durven belij<strong>de</strong>n wat <strong>de</strong> kern van zijn problematiek<br />
was, namelijk dat wat L.S.A.M. von Römer in 1904 in een brochure over<br />
homoseksualiteit zou betitelen als Ongekend Leed: ‘O, mijn Leed, o mijn hevige<br />
Smart... toèn, eenmaal, scheent gij mij bovenmenschelijk toe; nu heb ik u uìt gele<strong>de</strong>n,<br />
maar vergeten zal ik u nooit. O mijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
139<br />
Smart, wat waart gij toen zwaar, wat hebt gij mij toen verpletterd, zoo zeer, dat ik<br />
mijzelven nu verbaas, dat ik nog leef. Wat heb ik met u geworsteld, gehijgd, wat<br />
hebben wij samen gele<strong>de</strong>n, ik om ù maar gij om mij, die mij smart aan moest doen,<br />
o Smart! [...] Moe<strong>de</strong>r van mijn ziel! Gij zijt <strong>de</strong> Waarheid geweest, <strong>de</strong> immense<br />
Waarheid, bijna te immens <strong>voor</strong> mijn kleine leven, te verpletterend <strong>voor</strong> mijn kleine<br />
zelf! Gij zijt <strong>de</strong> reusachtige Werkelijkheid geweest, o immense smart, die <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />
mij gaven!’<br />
Toen, na een kwart eeuw, kon hij schrijven: ‘Gij zijt <strong>voor</strong>bij, gij zijt gegaan. Alles<br />
van u is gegaan. Alles wat gij waart: lief<strong>de</strong>, lij<strong>de</strong>n, smachten, snikken, secon<strong>de</strong>n<br />
geluk en maan<strong>de</strong>n wanhoop... dat àlles, dat àlles is heen.’<br />
In 1890 was het <strong>de</strong> bittere werkelijkheid. Niet <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> stemming om geheel alleen<br />
op reis te gaan. Op 13 oktober liet hij zich <strong>de</strong>sondanks uitschrijven, om zich in Parijs<br />
te vestigen. 36 Zon<strong>de</strong>r Elisabeth, zolang zijn geld zou duren - maar als het mogelijk<br />
was: <strong>voor</strong>goed. Dat hij het meen<strong>de</strong> bewijst zijn aankoop van een oersterke houten<br />
koffer bij Perry, die hem precies drieëntwintig jaar heeft gediend, tot hij hem<br />
uitein<strong>de</strong>lijk in 1913 toch heeft moeten afdanken - in Barcelona. 37 Het is een van<br />
<strong>Couperus</strong>' dierbaarste bezittingen geweest, een koffer die volgens hem een ziel had:<br />
‘Die houten koffer was heel zwaar, maar hij was daarbij ontzettend soli<strong>de</strong> en hoewel<br />
ik geloof, dat ik in het bruto gewicht van mijn bagage veel overwicht heb betaald<br />
geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> vele jaren, dat hij mij dien<strong>de</strong>, had ik die koffer erg lief en dien<strong>de</strong> hij<br />
mij verbazend trouw. [...] Er schrijnt iets over mijn hart wanneer ik aan hem <strong>de</strong>nk.<br />
[...] Hij was een koffer met een ziel.’<br />
Geen won<strong>de</strong>r. Het was <strong>de</strong> koffer die <strong>Couperus</strong> meenam om in Parijs een nieuw<br />
leven te beginnen.<br />
<strong>Een</strong> succes werd dit avontuur niet bepaald. Terwijl in Holland <strong>de</strong> publikatie van<br />
Noodlot grote opschudding veroorzaakte, zwierf hij eenzaam door een vreem<strong>de</strong> stad<br />
waar het ijskoud was, en waar hij <strong>voor</strong>al alle menselijke warmte moest missen. Aan<br />
Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hij treurig, al kort na zijn aankomst: 38 ‘Ja kind, ze zijn<br />
wel lang, heel lang gele<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> dagen van Nunspeet, <strong>de</strong> dagen van <strong>de</strong> hei, en <strong>de</strong><br />
sterren, en ze komen nooit weer terug.’ Hij vroeg haar te trachten zijn moe<strong>de</strong>r over<br />
te halen naar Parijs te komen. Maar zij is daar niet in geslaagd, ondanks zijn woor-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
140<br />
<strong>de</strong>n: ‘Ik heb een gevoel of ik een schaduw sla over alles wat me omgeeft en ie<strong>de</strong>reen<br />
tot wie ik spreek...’<br />
<strong>Couperus</strong> had een trieste achterkamer in <strong>de</strong> rue Pasquier betrokken, 39 ‘op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
verdieping van een groot huis; <strong>de</strong> kamer somber, <strong>de</strong> meubelgordijnen eenvoudig<br />
terzij<strong>de</strong> weggeschoven, somberrood. Voor het glas bloemen van guipure; <strong>de</strong> vensters<br />
gaan als glas<strong>de</strong>uren open naar binnen, met een roestig vergul<strong>de</strong>n kruk; een ijzeren<br />
balconhekje krinkelt er laag <strong>voor</strong>, met éene zelf<strong>de</strong> arabesk rechts en links [...]. Over<br />
<strong>de</strong>n muur van <strong>de</strong>n cour heen zie ik <strong>de</strong> faça<strong>de</strong>s van <strong>de</strong> Rue <strong>de</strong> l'Arca<strong>de</strong>. Alles is stil,<br />
ge<strong>de</strong>mpt als in eene provinciestad; het gebruis <strong>de</strong>r boulevards is hier niet te hooren.<br />
<strong>Een</strong> enkele maal eene zware kar, die eenzaam wegrammelt; een rijtuig, vlug,<br />
wieleratelend, met een tikkelen<strong>de</strong>n hoefslag van het paard.’ Soms leg<strong>de</strong> hij een<br />
suikerklontje in <strong>de</strong> vensterbank, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duiven. Maar <strong>de</strong> suiker bleef liggen en<br />
verregen<strong>de</strong>. Ze eten geen suiker, zei <strong>de</strong> knecht van het huis, Joseph.<br />
<strong>Couperus</strong> had een portefeuille vol aanbevelingsbrieven <strong>voor</strong> Massenet, Goncourt,<br />
Zola, Bourget, Van Beers bij zich. Eén daarvan had hij gekregen van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kunstenaar C.L. Philippe Zilcken, en <strong>de</strong> brief <strong>voor</strong> Zola zal Ten Brink hem wel<br />
meegegeven hebben. 40 Deze heeft namelijk zelf met Zola gecorrespon<strong>de</strong>erd. <strong>Een</strong><br />
kennis die in Parijs woon<strong>de</strong>, Frits Lapidoth - correspon<strong>de</strong>nt van Het Nieuws van <strong>de</strong>n<br />
Dag - had <strong>Couperus</strong> kunnen introduceren waar hij maar wil<strong>de</strong>, maar hij maakte er<br />
geen gebruik van. Het is zelfs <strong>de</strong> vraag of hij Bourget bezocht heeft, <strong>voor</strong> wie hij<br />
toch sinds Un coeur <strong>de</strong> femme zo een grote bewon<strong>de</strong>ring had opgevat. De enige die<br />
hij een paar maal een bezoek heeft gebracht, was Teodor <strong>de</strong> Wyzewa, die zich <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur in het algemeen en <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r<br />
interesseer<strong>de</strong>. De Wyzewa heeft ook waar<strong>de</strong>rend over hem geschreven. 41<br />
Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> warmte van familie of intieme vrien<strong>de</strong>n kon <strong>Couperus</strong> het leven<br />
nauwelijks aan. In november schreef hij aan zijn zuster Trudy in Indië: 42 ‘Ik ben nu<br />
in <strong>de</strong>n Foyer <strong>de</strong>r beschaving en ik vind het leven hier zoo afgesleten, zoo onfrisch,<br />
zoo zon<strong>de</strong>r eenigen geur van jeugdig mooi. Parijs lijkt me een ou<strong>de</strong>, vuile stad, waar<br />
<strong>de</strong> verguldsels <strong>de</strong>r cafe's en theaters, <strong>de</strong> cosmopolitische warwinkel <strong>de</strong>r boulevards,<br />
<strong>de</strong> fiacres en <strong>de</strong> cocottes, allen oud, vuil, afgesleten zijn; een navrante boel, waar het<br />
iemand een kwelling is in te leven. O, natuurlijk, er is hier “Kunst” en “Beschaving”,<br />
jawel, o God! jawel, ik weet dat, maar leef er eens in,... en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
141<br />
toets, wat je hier vindt aan je eigen i<strong>de</strong>eën, aan je illusiën, wat een déceptie!...’<br />
Van het Théatre Français hield hij wel, en Réjane zag hij graag eens acteren. De<br />
Grand Opéra echter viel hem in alle opzichten tegen. Hij ging naar een lezing van<br />
<strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> criticus Francisque Sarcey over Paul Bourgets Un coeur <strong>de</strong> femme,<br />
maar vond het een marteling van twee uren lang: <strong>de</strong> man ontpopte zich in zijn ogen<br />
als botte bourgeois. Zelfs <strong>de</strong> zogenaamd elegante Parisiennes liepen er uitgesproken<br />
slordig bij: ‘De actrices zijn hier, naar wat ik zie, <strong>de</strong> eenige vrouwen, die zich goed<br />
klee<strong>de</strong>n; ten minste, <strong>de</strong> mondaines, die ik in <strong>de</strong>n Grand Opéra zag, had<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong><br />
jurken aan. Maar het is ook nog niet het seizoen.’ - Hij hoopte, zo schreef hij, in<br />
januari ein<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> loges <strong>de</strong> nieuwste creaties van Worth en Doucet te kunnen<br />
bewon<strong>de</strong>ren. 43 Het zou er echter niet van komen...<br />
Het is in <strong>de</strong>ze tijd geweest dat <strong>Couperus</strong> een briefje ontving van iemand die<br />
geduren<strong>de</strong> vrijwel zijn hele kunstenaarsleven <strong>voor</strong> hem van buitengewoon grote<br />
betekenis zou wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> zekere L.J. Veen te Amsterdam, in die dagen nog een<br />
jonge, weinig beken<strong>de</strong> uitgever, schreef hem dat hij in De Gids zijn Noodlot gelezen<br />
had. Hij wil<strong>de</strong> het graag als boek uitgeven. Voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar iets <strong>voor</strong>? - Wat<br />
dacht <strong>de</strong>ze Veen wel! Met één regel schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man terug ‘dat Noodlot<br />
zeer spoedig verschijnen zal bij <strong>de</strong> Uitgeversmaatschappij Elzevier’. 44 Dit nam niet<br />
weg dat <strong>Couperus</strong> zijn naam goed in <strong>de</strong> oren knoopte. Hun twee<strong>de</strong>, latere contact,<br />
dat een relatie <strong>voor</strong> jaren zou garan<strong>de</strong>ren, is van <strong>Couperus</strong> uitgegaan.<br />
De enige schets die hij eind 1890 in Parijs geschreven heeft, <strong>Een</strong> verlangen<br />
(gedateerd <strong>de</strong>cember), geeft ons een goe<strong>de</strong>, zij het navrante, indruk van <strong>de</strong><br />
naargeestige stemming waarin hij verkeer<strong>de</strong>. 45 De hoofdpersoon in <strong>de</strong>ze novelle<br />
maakt lange, doelloze zwerftochten door <strong>de</strong> stad. Zo heeft <strong>Couperus</strong> het ook<br />
beschreven in een brief aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, 46 waarin hij spreekt van ‘kolossale<br />
wan<strong>de</strong>lingen, heel Parijs door, en ik amuseer mij dan om naar <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong><br />
straten te kijken en maak alzoo een locale studie van Parijs... Zoo nu en dan, al schrijf<br />
ik het niet aan oma [zijn moe<strong>de</strong>r], dan is het hier zoo groot en wijd en koud en<br />
eenzaam om me heen, alsof Parijs <strong>de</strong> Sahara is. En nu zal je wel zeggen, waarom<br />
kom je niet terug, daar waar je het niet koud en niet eenzaam zoû hebben, maar<br />
heusch, ik voel dat het beter is, dat ik weg ben uit Den Haag, zelfs weg van jullie<br />
allen die zoo veel van mij hou<strong>de</strong>n en al heb ik het nu en dan koud, ik heb toch nog<br />
geen oogenblik berouw gehad dat ik hier ben gekomen...’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
142<br />
Kan <strong>de</strong> verklaring van <strong>de</strong>ze laatste woor<strong>de</strong>n misschien liggen in een passage uit <strong>Een</strong><br />
verlangen? De hoofdpersoon aldaar heeft ‘acht maan<strong>de</strong>n eene jonge vrouw zoo half<br />
en half lief gehad, eene vrouw, die hem aanbad’. Minta? En vervolgens horen wij:<br />
‘hij was vlak daarop verloofd geweest met een jong meisje, dat hem na een jaar<br />
lij<strong>de</strong>ns tegen haar eigen zin zijn woord terug gegeven had, omdat ze inzag, dat hij<br />
niet genoeg <strong>voor</strong> ze voel<strong>de</strong> om heur man te zijn.’ Elisabeth?<br />
Hoe dit ook zij, lief<strong>de</strong>sproblemen zijn in Holland zon<strong>de</strong>r twijfel aan <strong>Couperus</strong>'<br />
vlucht naar Parijs <strong>voor</strong>afgegaan. In <strong>Een</strong> verlangen analyseert hij in ie<strong>de</strong>r geval<br />
messcherp wat er eigenlijk met hem aan <strong>de</strong> hand was. <strong>Couperus</strong> begon zijn eigen<br />
noodlottig narcisme steeds dui<strong>de</strong>lijker te doorzien. Hij kón niet iemand liefhebben: 47<br />
‘Want - en dit was het juist - hij had nog nooit zoo iemand ontmoet, noch man, noch<br />
vrouw, die bij hem dat onwe<strong>de</strong>rstaanbaar, onherroepelijk, noodlottig verlangen had<br />
opgewekt zich te geven, zich te ontsluiten, zich te openen, opdat die man, die vrouw<br />
- die er niet waren - zien zou<strong>de</strong>n zijn verlangen, smachten<strong>de</strong> in <strong>de</strong> diepte dier ontsloten<br />
ziel.’ Alleen bij zijn moe<strong>de</strong>r kon hij zichzelf zijn. Daarom juist was hij ook van haar<br />
weggegaan.<br />
Het hoofdmotief van Gedroomd minnen duikt ineens weer op. Het ‘pluk <strong>de</strong>n dag’<br />
is alleen <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re mensen weggelegd, niet <strong>voor</strong> hem: ‘wat hij eischte was het<br />
absolute, het volmaakte, het geheele, en die menschen, ze stel<strong>de</strong>n zich tevre<strong>de</strong>n met<br />
wat relatief, onvolmaakt en ten <strong>de</strong>ele was’. <strong>Couperus</strong>' diepste wens, of liever zijn<br />
narcistisch-infantiel credo, luidt tenslotte zo: ‘Niet op te wassen, maar klein te blijven,<br />
naakt en klein in zon<strong>de</strong>looze onschuld, te lachen en te zingen met oogen en mon<strong>de</strong>n<br />
van naiveteit, hoog boven <strong>de</strong>n mod<strong>de</strong>r en het zweet, lief te hebben met alléen naiveteit,<br />
met liefkoozingen zon<strong>de</strong>r wellust, met zoenen van ziel!’<br />
Wie zo <strong>de</strong>nkt, is natuurlijk niet <strong>de</strong> meest geschikte kandidaat <strong>voor</strong> het volkomen<br />
huwelijk. An<strong>de</strong>rzijds mag een vrouw die zulke woor<strong>de</strong>n leest, geschreven door <strong>de</strong><br />
man van wie zij houdt, zich <strong>voor</strong> gewaarschuwd hou<strong>de</strong>n. - Elisabeth wist precies<br />
waar zij aan begon.<br />
Al zijn misère ten spijt was <strong>Couperus</strong> niet van plan naar Den Haag terug te keren.<br />
Had een sterfgeval hem daar niet toe gedwongen, wie weet hoe het ver<strong>de</strong>r met hem<br />
zou zijn gegaan. Op 5 januari 1891 overleed <strong>de</strong> oudminister van Koloniën G.L. Baud,<br />
<strong>Couperus</strong>' oom. Hij was <strong>de</strong> grootva<strong>de</strong>r van Elisabeth, die nog altijd bij hem in <strong>de</strong><br />
Sophialaan inwoon<strong>de</strong>. Baud<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
143<br />
bereikte <strong>de</strong> leeftijd van negenentachtig jaar. On<strong>voor</strong>bereid kwam zijn dood dus niet.<br />
De gevolgen waren er niet min<strong>de</strong>r ingrijpend om. Eerlang immers zou het huis <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> weduwe, tante Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong>, veel te groot zijn. Het lag <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
hand dat zij dan naar een an<strong>de</strong>re woning moest uitzien. Zij was tweeënzeventig en<br />
had aan zoveel ruimte geen behoefte meer.<br />
<strong>Couperus</strong> reis<strong>de</strong> naar Den Haag terug om <strong>de</strong> begrafenis bij te wonen. 48 Of hij déze<br />
beschikking van het noodlot betreurd heeft? Het valt te betwijfelen. Elisabeth, van<br />
haar kant, was hulpeloos. Haar grootmoe<strong>de</strong>r bleek zelfs niet in Den Haag te willen<br />
blijven wonen. Waar moest zij heen? Het lag in <strong>de</strong> aard <strong>de</strong>r verwachtingen dat er<br />
veran<strong>de</strong>ringen op til waren.<br />
In die dagen hebben <strong>Louis</strong> en Elisabeth een besluit genomen. Als jong auteur<br />
verdien<strong>de</strong> hij weinig, niet genoeg om van te leven. Na <strong>de</strong> dood van zijn ou<strong>de</strong>rs zou<br />
hij echter over eigen mid<strong>de</strong>len beschikken. Elisabeth erf<strong>de</strong> wat geld van haar<br />
grootva<strong>de</strong>r. Daar zij werkelijk innig veel van haar neef <strong>Louis</strong> hield en tot offers bereid<br />
was, zocht zij naar een oplossing die <strong>voor</strong> haarzelf, <strong>voor</strong> hem en tenslotte ook nog<br />
<strong>voor</strong> haar grootmoe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meest aanvaardbare was: trouw<strong>de</strong> zij met <strong>Louis</strong>, dan kon<br />
zij alle praktische zorgen van hem afnemen. Zelf verwierf zij onafhankelijkheid van<br />
haar familie. Niet alleen zag zij zo een levenstaak <strong>voor</strong> zich liggen, maar zij hoor<strong>de</strong><br />
tevens weer ergens bij. In plaats van met haar grootmoe<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> provincie te gaan<br />
vegeteren kon zij een heel eigen leven opbouwen, samen met <strong>de</strong> man <strong>voor</strong> wie zij<br />
een zo grote bewon<strong>de</strong>ring en genegenheid koester<strong>de</strong>: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.<br />
Dat zij zeer essentiële beperkingen had te aanvaar<strong>de</strong>n, moet zij gewoon<br />
geaccepteerd hebben. Af te moeten zien van kin<strong>de</strong>ren, in een huwelijk dat meer op<br />
een samenleven van broer en zuster leek: zij zou er zich in schikken. - Kort na <strong>de</strong><br />
begrafenis werd hun verloving bezegeld. 49 Voor Minta was het niet prettig: zij na<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig en had geen an<strong>de</strong>r uitzicht dan bij haar moe<strong>de</strong>r blijven. In Baarn, want dat<br />
zou het wor<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> ijzig kou<strong>de</strong> winterdagen maakten <strong>de</strong> jonge verloof<strong>de</strong>n soms een wan<strong>de</strong>ling,<br />
of zij probeer<strong>de</strong>n - in Rijswijk, op een on<strong>de</strong>rgelopen stuk land - elkaar te leren<br />
schaatsenrij<strong>de</strong>n. 50 Dit werd natuurlijk een mislukking. <strong>Couperus</strong> had immers geen<br />
‘sportchromosoom’. De vorst werd steeds strenger. Rivieren vroren dicht, en aan zee<br />
ontstond een ijswal. Op een van die januaridagen begon <strong>Couperus</strong> in een blauw<br />
schrift van Mensing en Visser aan het boek dat hij al sinds een half jaar wil<strong>de</strong><br />
schrijven,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
144<br />
Extaze. Als in trige koos hij een zelf<strong>de</strong> probleemstelling als Paul Bourget in Un coeur<br />
<strong>de</strong> femme: 51 een teruggetrokken leven<strong>de</strong> jonge vrouw ontmoet een jongeman die er<br />
op los leeft en wordt zon<strong>de</strong>r het te willen verliefd op hem. Deze lief<strong>de</strong> moet zij<br />
tenslotte opgeven. Dit gegeven - dat in het begin tot in <strong>de</strong>tails overeenkomsten met<br />
Bourgets boek vertoont - werkte <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rs uit dan zijn Franse <strong>voor</strong>beeld. Hij<br />
vlocht er zowel het hoofdmotief van <strong>Een</strong>e illuzie als het thema van zijn eigen diepe<br />
verlangen naar ‘liefkozingen zon<strong>de</strong>r wellust, met zoenen van ziel’ doorheen.<br />
Bovendien voeg<strong>de</strong> hij als trait d'union tussen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoofdfiguren een sterk<br />
androgyne knaap toe, Jules, in wie wij een dui<strong>de</strong>lijke zelfprojectie mogen zien. Jules<br />
kan bij <strong>voor</strong>beeld op school niet mee, uitgerekend in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas!<br />
Maar er is nog meer. Jules voelt een grote vriendschap <strong>voor</strong> <strong>de</strong> minnaar in het<br />
boek, Taco Quaerts. Hiermee duikt het Vincent / St. Clare en Bertie / Frank motief<br />
dus weer op. De verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vrouwenfiguur heeft in <strong>de</strong> drie boeken trouwens steeds<br />
verwante namen: Eline Vere (E.V.), Eve, Cecile van Even. Tijdgenoten is het <strong>voor</strong>ts<br />
al opgevallen dat Quaerts veel gelijkenis met Johan Ram vertoon<strong>de</strong>, niet alleen<br />
uiterlijk maar ook wat karakterstructuur betreft. 52 Het boek is dus nauw met <strong>Couperus</strong>'<br />
eigen leven en zijn vroegere werk verbon<strong>de</strong>n. Toch is er een verschil met her er aan<br />
<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> boek. Waar in Noodlot letterlijk ook het noodlot overwint, zegeviert<br />
in Extaze het goe<strong>de</strong>, we<strong>de</strong>rom door <strong>de</strong> invloed van Emerson, die het positieve element<br />
aandraagt: <strong>de</strong> ster van Elisabeths hoop.<br />
De novelle <strong>Een</strong> verlangen behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> het zoeken naar een i<strong>de</strong>ale, i<strong>de</strong>ntieke, reine<br />
zusterziel, ‘die smachtte als hij... En leef<strong>de</strong> die, wanneer zou<strong>de</strong>n zij elkaâr dan<br />
ontmoeten? Nog in dit leven? Na duizend metempsychozen?’ Ook in Extaze gaat<br />
het daar bij uitstek om. Nu echter wordt dit hoge doel bereikt, zij het slechts <strong>voor</strong><br />
één avond. Quaerts heeft 53 ‘lief, met alleen zijne ziel’, ‘met <strong>de</strong> supreme Aandoening<br />
<strong>de</strong>r essence zijns wezens’. Zijn gelief<strong>de</strong> moet <strong>voor</strong> hem blijven ‘eene vrouw, die<br />
geen vleesth was, die niets verlang<strong>de</strong> van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, welke hij vond in an<strong>de</strong>re vrouwen,<br />
die alleen ziel zoû wezen, zusterziel <strong>de</strong>r zijne’. Zij van haar kant wil meer, beseffend<br />
‘dat zij het aardsche miste, dat zij smachtte naar het aardsche...!’ - Zij berust echter,<br />
en kan dan het éne moment van opperste geestelijke lief<strong>de</strong> beleven dat hier extase<br />
genoemd wordt. Om <strong>de</strong> herinnering daaraan zuiver te bewaren gaat Quaerts <strong>voor</strong>goed<br />
weg. Er wordt, ten afscheid, maar één kus gewisseld, die mevrouw Van Even grondig<br />
geniet:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
145<br />
‘in <strong>de</strong> zonneverrukking van hare ziel meng<strong>de</strong> zich eene zaligheid van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>, een<br />
toegeven aan het geweld zijner omhelzing’. Dan is het boek uit.<br />
Op <strong>de</strong> band ervan liet <strong>Couperus</strong> een ster met wolken plaatsen, naar eigen ontwerp:<br />
Elisabeths ster van hoop, <strong>de</strong> ‘flambouw’ uit <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes in een<br />
augustusnacht met Ram. Wat <strong>de</strong> diepere betekenis hiervan is heeft Klein<br />
verdui<strong>de</strong>lijkt. 54 In <strong>Een</strong> verlangen vormt het metempsychose-motief al een aanwijzing<br />
dat <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r invloed van theosofische i<strong>de</strong>eën was geraakt. In zijn Petrarcatijd<br />
had hij overigens al sterk het gevoel gehad dat zijn ziel verhuisd was van toen naar<br />
nu. Doorliep zij niet een proces van loutering, zocht zij niet steeds ver<strong>de</strong>r te komen<br />
op <strong>de</strong>ze lange weg? Op <strong>de</strong> binnenkant van het kaft heeft <strong>Couperus</strong> zijn manuscript<br />
van een opgaan<strong>de</strong> zon <strong>voor</strong>zien. In <strong>de</strong> zonnestralen staat <strong>de</strong> titel van het boek<br />
geschreven, in <strong>de</strong> zon zelf <strong>de</strong> aanvankelijke on<strong>de</strong>rtitel: Het Boek van Geluk (wat<br />
later zou wor<strong>de</strong>n <strong>Een</strong> Boek van Geluk). <strong>Een</strong> grote en een kleine ster na<strong>de</strong>ren elkaar.<br />
El<strong>de</strong>rs in het handschrift teken<strong>de</strong> hij nogmaals een grote ster. Klein heeft <strong>de</strong>ze<br />
theosofische on<strong>de</strong>rgrond sterk belicht. Hij wees, evenals Jan Fontijn, op <strong>de</strong> positieve,<br />
aan Emerson ontleen<strong>de</strong> strekking van het boek. 55<br />
Wat beteken<strong>de</strong> het in <strong>de</strong> praktijk? In Extaze wordt een vorm van lief<strong>de</strong>leven<br />
verheerlijkt waar niet ie<strong>de</strong>re pas verloof<strong>de</strong> vrouw bepaald erg gelukkig mee zou zijn.<br />
De man wijst <strong>de</strong> seksualiteit af. De vrouw verlangt er naar, maar schikt zich in totale<br />
onthouding. Opnieuw mogen wij vaststellen dat Elisabeth precies geweten heeft wat<br />
er aan <strong>de</strong> hand was. Of <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong> en Baud ook perspicace genoeg geweest<br />
zijn om <strong>de</strong> volle draagwijdte van <strong>de</strong>ze opvattingen te beseffen, is natuurlijk <strong>de</strong> vraag.<br />
Terwijl Extaze moeizaam vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, stichtte Noodlot, dat <strong>Couperus</strong> zelf al weer ver<br />
achter zich had liggen, verwarring on<strong>de</strong>r het Ne<strong>de</strong>rlandse lezerspubliek. Onmid<strong>de</strong>llijk<br />
bij verschijnen barstte <strong>de</strong> kritiek over <strong>de</strong> roman los, vernietigend wat <strong>de</strong> strekking<br />
van het boek betreft. <strong>Couperus</strong>' schrijverschap werd weliswaar ten volle erkend, maar<br />
men vond dat dit <strong>de</strong> roman eerst recht verwerpelijk maakte. Noodlot was een gevaar<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> geestelijke volksgezondheid, zo hebben sommigen betoogd. Op 14 februari<br />
1891 sprak C.H. <strong>de</strong>n Hertog in Amsterdam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Bond van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
On<strong>de</strong>rwijzers over Eline Vere en Noodlot. 56 Twee maan<strong>de</strong>n later werd zijn referaat<br />
als brochure uitgegeven, met als titel Noodlottig <strong>de</strong>terminisme. Naar Den Hertogs<br />
i<strong>de</strong>e gingen bei<strong>de</strong> boeken over ziekte-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
146<br />
gevallen. Hij achtte het dan ook begrijpelijk dat men graag geloof gehecht had aan<br />
een, intussen alweer tot onzin gereduceerd, gerucht dat <strong>Couperus</strong> te Utrecht in een<br />
krankzinnigengesticht zou zijn opgenomen. 57 (Ongetwijfeld is hier sprake van<br />
verwisseling met diens oudste broer Petrus Theodorus). Den Hertog nam het tot op<br />
zekere hoogte <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op. Hij vond het nonsens dat sommigen bij <strong>de</strong> redactie<br />
van De Gids had<strong>de</strong>n geprotesteerd tegen het plaatsen van Noodlot in het<br />
oktobernummer van 1890. Alle opwinding over <strong>de</strong> twee boeken achtte hij tamelijk<br />
dwaas. Want wie zijn vrees eenmaal overwonnen had, kon alleen maar baat vin<strong>de</strong>n<br />
bij goed na<strong>de</strong>nken over <strong>de</strong>terministische opvattingen. Het leer<strong>de</strong> je dat je tijdig moest<br />
en kon ingrijpen, zodra iets op noodlottige wijze dreig<strong>de</strong> mis te lopen. <strong>Couperus</strong><br />
hield zijn lezers dus juist een spiegel <strong>voor</strong>.<br />
Veel onverzoenlijker stel<strong>de</strong> zich echter J. van Loenen Martinet op. In <strong>Couperus</strong>'<br />
boeken werd immers zelfs <strong>de</strong> flauwste herinnering aan godsdienst uitgebannen! En<br />
ten gunste van wat dan wel? Van ‘<strong>de</strong> doo<strong>de</strong>n<strong>de</strong> cultus van het fatum’. <strong>Een</strong> ‘teken<br />
<strong>de</strong>s tijds! <strong>Een</strong> oproeping tot <strong>de</strong>n arbeid. <strong>Een</strong> aanwijzing van onze taak. <strong>Een</strong> drang<br />
tot zelfbeproeving en een re<strong>de</strong>n tot ootmoed.’ - An<strong>de</strong>ren noem<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong>' werk<br />
<strong>voor</strong> christenen ongenietbaar. Nog in 1913 memoreer<strong>de</strong> J. van <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong> hoe <strong>de</strong><br />
verschijning van Noodlot gewerkt had als een ro<strong>de</strong> lap op een stier. 58<br />
In Metamorfoze past <strong>Couperus</strong> nogmaals een kunstgreep toe. Hij laat Schaakspel<br />
verschijnen en bekritiseerd wor<strong>de</strong>n vóór zijn vertrek naar Parijs: 59 ‘Brochures<br />
verschenen er over, van pedagogen, van predikanten; het lokte uit tot allerlei discussie,<br />
over <strong>de</strong>terminisme, en het antieke i<strong>de</strong>e van tragedie. Van <strong>de</strong> kansel werd er tegen<br />
gepredikt. Het was een slecht boek, van slechten invloed: geschreven met talent,<br />
boei<strong>de</strong> het en trok het aan, als met helsche magneten naar afgron<strong>de</strong>n van ver<strong>de</strong>rf.’<br />
Aylva ziet daarop in dat noodlotstheorieën hem nooit in het nirwana zullen brengen,<br />
en hij gaat dán pas weg uit Den Haag.<br />
In Parijs beleeft Aylva vervolgens een hevige lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een mysterieuze barones,<br />
een verzonnen geschie<strong>de</strong>nis waar in <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> geen ruimte <strong>voor</strong> te vin<strong>de</strong>n<br />
is, zeker niet in Parijs. Wat wel met <strong>de</strong> werkelijkheid overeenstemt, is dat<br />
Aylva/<strong>Couperus</strong> aldaar brieven ontvangt van Emilie/Elisabeth, waarin zij hem <strong>de</strong><br />
raad geeft terug te komen. Maar hij durft niet: 60 ‘Iets begon in hem <strong>voor</strong> het eerst<br />
door te schemeren, dat zij hem lief zoû kunnen hebben met lief<strong>de</strong>.’ De spiegelroman<br />
van Extaze, in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
147<br />
Metamorfoze ‘Het boek van Nirwana’ genoemd, moet beschouwd wor<strong>de</strong>n als een<br />
onhistorische interpolatie, in 1897 ingevoegd om te suggereren dat Extaze op een<br />
ware lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis zou berusten. Evenals echter <strong>de</strong> intrige van Extaze van<br />
Bourget is afgekeken, zo is oak <strong>de</strong> inhoud van ‘Het boek van Nirwana’ niets an<strong>de</strong>rs<br />
dan ‘à la Bourget’.<br />
In Un coeur <strong>de</strong> femme vertrekt <strong>de</strong> minnaar aan het slot op olifante- en leeuwejacht<br />
naar het oosten. In Extaze neemt Quaerts tegen het ein<strong>de</strong> afscheid van zijn bemin<strong>de</strong><br />
omdat hij besloten heeft <strong>voor</strong> lange tijd op reis te gaan. In Emants' Argwaan vertrekt<br />
luitenant Siria naar Atjeh. Op 2 mei 1891 reis<strong>de</strong> Johan Ram <strong>voor</strong> vijf jaar eveneens<br />
naar Atjeh. 61<br />
Hij zou het daar op <strong>de</strong>n duur tot postcommandant brengen. Hoe diep heeft het<br />
<strong>Couperus</strong> in beroering gebracht? We weten het niet. Maar behalve Gerrit Jäger had<br />
hij in Den Haag nu niet één intieme vriend meer over. En Jäger was ziek. Hij leed<br />
aan een ongeneeslijke kwaal, of meen<strong>de</strong> althans daaraan te lij<strong>de</strong>n.<br />
Nog altijd geïnteresseerd in toneel, overwoog Jäger Noodlot <strong>voor</strong> het theater te<br />
bewerken. <strong>Couperus</strong> beschouw<strong>de</strong> het boek als dood, <strong>voor</strong>bij. Het was niet meer dan<br />
een episo<strong>de</strong>, die hij in een ‘metamorfose’ had uitgeleefd. Hij zwoeg<strong>de</strong> nu <strong>voor</strong>t aan<br />
Extaze. Soms ging hij naar zijn jonge buurvrouw die in <strong>de</strong> Surinamestraat op 22<br />
woon<strong>de</strong>, mevrouw Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher. 62 Zij was nog een schoolvriendin van<br />
Elisabeth uit Rijswijk. Haar vroeg hij om advies hoe het boek ver<strong>de</strong>r moest gaan.<br />
Natuurlijk <strong>de</strong>batteer<strong>de</strong> hij hierover ook met Elisabeth. Die zomer van 1891 woon<strong>de</strong><br />
zij nog steeds in <strong>de</strong> Sophialaan. Pas in September zou<strong>de</strong>n zij trouwen. Hun<br />
huwelijksreceptie zou in het grote huis van wijlen haar grootva<strong>de</strong>r Baud gehou<strong>de</strong>n<br />
wor<strong>de</strong>n. 63<br />
In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer ging <strong>Couperus</strong> logeren bij zijn oudste zuster, Johanna<br />
Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong>. Zij woon<strong>de</strong> met haar man en haar twee kin<strong>de</strong>ren<br />
in Wiesba<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> heeft haar daar wel vaker bezocht. Wiesba<strong>de</strong>n was vrolijk.<br />
In <strong>de</strong> Kurtuin werd dikwijls vuurwerk afgestoken: 64 ‘<strong>de</strong> boschjes in <strong>de</strong>n vijver waren<br />
als <strong>de</strong>coraties uit eene feeërie, purper en zeegroen, het water tril<strong>de</strong> goud van het licht;<br />
in <strong>de</strong> lucht zigzag<strong>de</strong>n salaman<strong>de</strong>rs tusschen een regen van kleurige bollen’. - Zelfs<br />
in Wiesba<strong>de</strong>n werkte hij echter nog door aan zijn boek. Al met al heeft <strong>de</strong><br />
ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis van Extaze veel langer geduurd dan die van Eline Vere, dit<br />
terwijl het veel geringer van omvang is en eigenlijk eer<strong>de</strong>r een novelle dan een roman<br />
genoemd moet wor<strong>de</strong>n.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
148<br />
<strong>Couperus</strong>' tante Wilhelmina Baud-<strong>Couperus</strong> had intussen <strong>de</strong>finitief besloten <strong>de</strong><br />
Sophialaan binnen afzienbare tijd te verlaten en met haar dochter Minta in Baarn te<br />
gaan wonen. Daar Elisabeth niet te ver van haar geschei<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> zijn, besloten zij<br />
en <strong>Couperus</strong> een huis in Hilversum te zoeken. De keus viel op een kleine villa aan<br />
<strong>de</strong> Roeltjesweg, die <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> een jaar huur<strong>de</strong>. Om <strong>de</strong> in <strong>de</strong> steek gelaten Minta<br />
een beetje te troosten gaf hij het huis <strong>de</strong> naam Villa Minta. 65<br />
Hoe stond hij intussen tegenover zijn aanstaand huwelijk? Met zekerheid is daar<br />
niet veel over te zeggen. Wen<strong>de</strong>n wij ons tot Metamorfoze, dan stuiten wij op een<br />
probleem. Van een huwelijk is in <strong>de</strong> roman daar waar het chronologisch gesproken<br />
zou moeten plaatsvin<strong>de</strong>n geen sprake. Aylva trouwt pas tegen het ein<strong>de</strong> van het boek.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft een verschuiving toegepast. Hugo Aylva gaat in zijn eentje naar<br />
Rome en schrijft daar ‘Het boek van anarchisme’, <strong>de</strong> spiegelroman van Majesteit.<br />
Dit laatste boek echter is pas in 1893 ontstaan, meer dan een jaar na <strong>Couperus</strong>'<br />
huwelijk. Uit Rome wordt Aylva vervolgens teruggeroepen omdat zijn moe<strong>de</strong>r<br />
sterven<strong>de</strong> is. Maar mevrouw <strong>Couperus</strong>-Reynst is pas op 15 februari 1893 overle<strong>de</strong>n.<br />
In Metamorfoze volgt het huwelijk op haar dood. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong><br />
naarmate Metamorfoze vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> steeds meer met zijn eigen levensfeiten heeft<br />
gegoocheld. Niet <strong>voor</strong> niets gaf hij zijn boek dan ook dit motto mee: ‘Al zoû ik dien<br />
held laten schrijven werken, die verwant aan <strong>de</strong> mijne waren, <strong>de</strong> held zoû niet ik zijn,<br />
zijn kunst niet <strong>de</strong> mijne: en <strong>de</strong> roman zoû een roman blijven, niets dan een roman,<br />
en zich nooit realizeeren tot auto<strong>biografie</strong>.’ - Het zou zeker van meer <strong>voor</strong>zichtigheid<br />
getuigen indien wij ons min<strong>de</strong>r op Metamorfoze beriepen bij <strong>de</strong> reconstructie van<br />
<strong>Couperus</strong>' werkelijke <strong>biografie</strong>. Maar gebrek aan directe bronnen maakt dit<br />
onvermij<strong>de</strong>lijk.<br />
Dat <strong>Couperus</strong>' huwelijk in het boek als een afsluiting gebruikt is, moet tevens op<br />
rekening van een meer harmonische compositie gesteld wor<strong>de</strong>n. Dit neemt niet weg<br />
dat het in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> afsluiting van zijn jeugdjaren beteken<strong>de</strong>. Wat hij in Parijs<br />
vergeefs had nagestreefd bereikte hij in Hilversum. Niet langer was <strong>Couperus</strong> het<br />
zoontje van zijn ou<strong>de</strong>rs. Voor het oog van <strong>de</strong> wereld was hij nu <strong>de</strong> echtgenoot van<br />
een vrouw, die hem adoreer<strong>de</strong>.<br />
Want dat <strong>de</strong>ed Elisabeth. Op haar heeft <strong>Couperus</strong> altijd kunnen rekenen. Daarmee<br />
had zijn huwelijk misschien meer kansen dan menige verbintenis waarin <strong>de</strong><br />
seksualiteit haar ‘normale’ rol <strong>voor</strong> zich opeist.<br />
Eindnoten:<br />
1 Maatstaf II (1963), 218.<br />
2 Van <strong>de</strong>r Stoep in De Uitgever, juli-augustus 1968, 303 e.v.<br />
3 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX.<br />
4 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, III.<br />
5 ‘Brief uit Napels’, waar sprake is van ‘Lon<strong>de</strong>nsche lantarens; <strong>de</strong> drukte van Lon<strong>de</strong>n...’.<br />
6 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5. - Prick, Ram, 34.<br />
7 V. Booven, Leven, 117.<br />
8 Nop Maas, ‘Jonkheer Ram, luitenant Siria, Taco Quaerts’, in Maatstaf 30, nr.6 (1982), 77. -<br />
Nop Maas, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985; Achter het Boek 20, 1-3), 143 nr. 313;<br />
150 nr. 331; 152 nr. 337; 156 nr. 348.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
9 Maas, ‘Jonkheer Ram’, 77-78.<br />
10 V. Booven, Leven, 117.<br />
11 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, II. - Prick, Ram, 43.<br />
12 M. Klein, ‘Het noodlot als regisseur: over <strong>de</strong> interpretatie van <strong>Couperus</strong>' Noodlot’, in Spiegel<br />
<strong>de</strong>r Letteren 25, 198-220.<br />
13 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5.<br />
14 Th. [L.W.J.K. Thomson], necrologie in Buiten 7 (18 oktober 1913), 509.<br />
15 Van Frank heet het in Noodlot I, III: ‘Hij maakte enkele pretenties op eene filozofische<br />
levensbeschouwing, maar eigenlijk bestond <strong>de</strong>ze in een uit-<strong>de</strong>n-weg ruimen van alles wat niet<br />
amuzant was.’<br />
16 Zie noot 12, 215.<br />
17 Albert Vogel, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> schrijversleven (1980), 71: ‘In <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong> familiekring<br />
had men zich se<strong>de</strong>rt geruime tijd al bedisselend uitgesproken <strong>voor</strong> een verloving van <strong>Louis</strong> met<br />
zijn nicht Guillemine <strong>Louis</strong>e Baud, geboren in 1862, jongste tante van Elisabeth en in <strong>de</strong> familie<br />
Minta genoemd, van wie bekend was dat zij zich zeer tot <strong>Louis</strong> voel<strong>de</strong> aangetrokken. Tegen<br />
<strong>de</strong>ze nog zeer vage plannen en speculaties had <strong>Louis</strong> geen bezwaren gehad. Hij stond er vrij<br />
onverschillig tegenover; van een officiële verloving zou <strong>voor</strong>lopig geen sprake zijn.’ Toen zijn<br />
keuze ten slotte naar <strong>de</strong> jongere Elisabeth uitging, werd hem dat niet in dank afgenomen: ‘Het<br />
negeren van <strong>de</strong> oorspronkelijke plannen, een verbintenis met Minta, werd <strong>Louis</strong> en <strong>voor</strong>al<br />
Elisabeth door haar tantes zeer kwalijk genomen. In het bijzon<strong>de</strong>r haar tante Wilhelmina Baud,<br />
getrouwd met jhr. Johan Schuurbeque Boeye, moet zeer verontwaardigd zijn geweest. Elisabeth<br />
werd onterfd, een breuk was onvermij<strong>de</strong>lijk.’<br />
18 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX; Het boek van Nirwana, I.<br />
19 Over haar religieuze opvattingen in <strong>de</strong>ze tijd valt weinig te zeggen. Zij was, evenals <strong>Louis</strong>,<br />
aangenomen in <strong>de</strong> Église Wallonne (in februari 1887).<br />
20 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, IX.<br />
21 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 16 nr.4.<br />
22 Bastet, Zuil, 55 e.v.<br />
23 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6. - Prick, Ram, 33.<br />
24 Maatstaf II (1963), 159.<br />
25 M.L. Montulet toon<strong>de</strong> in ‘<strong>Couperus</strong> Noodlot’, in Forum <strong>de</strong>r Letteren 19, 3 (september 1978),<br />
237-247 <strong>de</strong> invloed van Thérèse Raquin op Noodlot aan.<br />
26 Bastet, Zuil, 55. <strong>Couperus</strong> heeft in De Gids, die hij trouw las, kennis kunnen nemen van een<br />
uitvoerige studie over Paul Bourget door A.G. van Hamel (1890, 11, 197 e.v.).<br />
27 Zie noot 8. - Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6.<br />
28 <strong>Couperus</strong> kan op het motief ‘Christusgedichten’ gekomen zijn door een essay van H. Oort in<br />
De gids (1890), III, 522 e.v.: ‘Jezus als romanheld’.<br />
29 V. Booven, Leven, 93.<br />
30 I<strong>de</strong>m 117.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 88; zie ook hieron<strong>de</strong>r.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 88; zie ook hieron<strong>de</strong>r.<br />
32 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 23 nr. 10; 41 nr. 33.<br />
33 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 134-135.<br />
34 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, II.<br />
35 ‘De mijmerij’ (Vad. 6 november 1915), in Proza I, 56 e.v.<br />
36 Gegeven uit het Haags Gemeente Archief.<br />
37 ‘Der dingen ziel’ (Vad. 1 mei 1915), in Der dingen ziel, 13.<br />
38 V. Booven, Leven, 88.<br />
39 Zie noot 33, 130-132.<br />
40 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard). - Zie ook Bastet, Zuil, 58. - In het Zilckenarchief<br />
(Rijksprentenkabinet, Amsterdam) bevindt zich een brief van <strong>Couperus</strong> aan Zilcken d.d. 18<br />
oktober 1890: ‘Waar<strong>de</strong> Heer Zilcken. Ontvang hierbij mijn vrien<strong>de</strong>lijksten dank <strong>voor</strong> Uwe<br />
aanbeveling, die ik ten zeerste op prijs stel’. - Frits Lapidoth woon<strong>de</strong> in <strong>de</strong> rue <strong>Louis</strong> Blanc, zie<br />
Jeroen Brouwers, Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth (1985), 51 e.v. en passim.<br />
41 V. Booven, Leven, 118, 144, 145. - Bastet, Zuil, 59, 78, 79. - Théodore <strong>de</strong> Wyzewa, Ecrivains<br />
étrangers (1896). - Théodore <strong>de</strong> Wyzewa, Le roman contemporain à l'étranger (1900), 263-279.<br />
42 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />
43 De beroem<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>koningen van die tijd, Charles Fre<strong>de</strong>rick Worth en Jacques Doucet. - Of<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r door Sarcey in Den Haag <strong>voor</strong> ‘Oefening’ gehou<strong>de</strong>n spreekbeurt ook heeft<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
ijgewoond is niet bekend. Wel heeft hij over hem kunnen lezen in De Gids (1885), IV, I e.v.;<br />
238 e.v. (‘Francisque Sarcey’, door J.N. van Hall). - Over Bourget is geschreven door J.N. van<br />
Hall, ‘De “déca<strong>de</strong>nts” in Frankrijk’, in De Gids (1888), I, 416 e.v.; door A.G. van Hamel, ‘Paul<br />
Bourget’, in De Gids (1890), II, 197 e.v.<br />
44 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 13 nr. I. - Veen gaf in 1898 wel <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van Noodlot uit, met <strong>de</strong> fraaie<br />
band van R.W.P. <strong>de</strong> Vries. Zie Braches, Boek als N.K., 259, 361, 362, 500 (nr. 98115).<br />
45 ‘<strong>Een</strong> verlangen’ (De Gids 1891, II, 431 e.v.), in <strong>Een</strong>e illuzie, 99-125. - Vergelijk ook <strong>de</strong><br />
correspon<strong>de</strong>ntie van Hélène Swarth, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont, ed. Herman Liebaers (1964),<br />
195 (16 nov. 1890): ‘Kon<strong>de</strong>n wij echter <strong>Couperus</strong> overhalen <strong>voor</strong> kleinere proza-stukjes of<br />
verzen, dat zou niet kwaad zijn.’ - 196 (19 nov. 1890): ‘Aan van Kampen heb ik het adres van<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gevraagd.’ - 196 (21 nov. 1890): ‘Aan L. <strong>Couperus</strong>, die tegenwoordig te Parijs<br />
woont, heb ik geschreven.’ - 201 (23 nov. 1890): ‘<strong>Een</strong> woordje om u te zeggen dat ik antwoord<br />
heb van L. Coupérus. Heel vrien<strong>de</strong>lijk, hij wil wel, maar heeft niets, maakt geen verzen meer<br />
en geen korte stukjes proza. Op hem kunnen wij dus niet rekenen.’<br />
46 Maatstaf II (1963), 161.<br />
47 ‘<strong>Een</strong> verlangen’, II.<br />
48 Bastet, Zuil, 60, nog niet vermeld (zie ook aldaar 224, noot bij 60).<br />
49 V. Booven, Leven, 122.<br />
50 I<strong>de</strong>m, 83.<br />
51 Uitvoerig Bastet, Zuil, 50 e.v.<br />
52 Zie noot 8 en 27. Dat <strong>de</strong> tijdgenoten gelijk had<strong>de</strong>n bewees M. Klein, ‘JR. in Extaze’, in Jambe<br />
3 (1983), 9, 2-6.<br />
53 Bastet, Zuil, 54 e.v.<br />
54 M. Klein, ‘Het verborgen leven van Cecile van Even’, in De Revisor 10 (1983), 84-91. Zie ook<br />
i<strong>de</strong>m, ‘Op grond van <strong>de</strong> partituur’, in Op grond van <strong>de</strong> tekst. Opstellen aangebo<strong>de</strong>n aan prof.<br />
dr. Karel Meeuwesse (1983), 53-63.<br />
55 Fontijn, Extase, 138-152, met <strong>de</strong> belangrijke conclusies (149): ‘Emerson leer<strong>de</strong> hem dat er nog<br />
een an<strong>de</strong>r antwoord was op gefrustreer<strong>de</strong> i<strong>de</strong>alen van een vernietigend fatalisme, zoals dat in<br />
<strong>de</strong> roman Noodlot naar voren kwam.’ - (152): ‘Dat i<strong>de</strong>alisme en pragmatisme of, in meer<br />
literatuur-historische zin, symbolisme en naturalisme elkaar niet behoeven uit te sluiten, maar<br />
integen<strong>de</strong>el een goe<strong>de</strong> verbintenis kunnen vormen, dat heeft <strong>de</strong> vitale Emerson aan <strong>de</strong> vermoei<strong>de</strong><br />
Europeaan <strong>Couperus</strong> kunnen leren.’<br />
56 C.H. <strong>de</strong>n Hertog, Noodlottig <strong>de</strong>terminisme. Voordracht naar aanleiding van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>'<br />
‘Eline Vere’ en ‘Noodlot’ (1891). Zie over <strong>de</strong> auteur K. Reijn<strong>de</strong>rs, <strong>Couperus</strong> bij Van Deyssel,<br />
130. - Zie over Noodlot ver<strong>de</strong>r uitvoerig Ton Anbeek, De schrijver tussen <strong>de</strong> coulissen (1978),<br />
97-127. - Over <strong>de</strong> noodlotsgedachte in <strong>Couperus</strong>' werk E.C. Van<strong>de</strong>rlip, Fate in the novels of<br />
Zola and Conperus: a comparison with the Greek concept of fate (1959). - Marc Galle, Van<br />
gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1973).<br />
57 V. Tricht, Verkenning, 80.<br />
58 J. van Loenen Martinet, Het fatalisme in onze jongste letterkun<strong>de</strong> (1891). Zie over <strong>de</strong> auteur<br />
hiervan Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 130. - Marc Galle, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963), 31.<br />
59 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, I.<br />
60 I<strong>de</strong>m, III.<br />
61 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 6. - Prick, Ram, 33.<br />
62 V. Booven, Leren, 73, 82; 38. Mathil<strong>de</strong> C. Slicher was in 1887 gehuwd met Jacobus Cornelis<br />
van <strong>de</strong>n Tol, een neef van Marcellus Emants. Het huwelijk was ongelukkig en is in 1897<br />
ontbon<strong>de</strong>n. Als ‘Tila’ Slicher heeft zij later in Laren gewoond en daar in 1916 <strong>Couperus</strong> en<br />
Carry van Bruggen aan elkaar <strong>voor</strong>gesteld. Zie over haar en haar man Nop Maas, Marcellus<br />
Emants. Aantekeningen (1985; Achter het boek 20, 1-3), 27 nr. 28; 54 nr.94; 59 nr.102; 153<br />
nr.341; 158 nr.352; 158 nr.354; 164 nr.374.<br />
63 Bastet, Zuil, 63: ‘Madame J.C.W.R. Th. Baud-Steenstra Toussaint a l'honneur <strong>de</strong> vous faire<br />
part du mariage <strong>de</strong> sa fille Elisabeth Johanna Wilhelmina avec Monsieur L.M.A. <strong>Couperus</strong>,<br />
Mercredi le 9 Septembre 1891. La Haye, 27 Aout 1891.<br />
Monsieur J.R. <strong>Couperus</strong> et Madame <strong>Couperus</strong>-Reijnst ont l'honneur <strong>de</strong> vous faire part du<br />
mariage <strong>de</strong> leur fils <strong>Louis</strong>-Marie-Anne avec Ma<strong>de</strong>-moiselle E.J.W. Baud, Mercredi le 9<br />
Septembre 1891. La Haye, 27 Aout 1891.<br />
La bénédiction nuptiale aura lieu dans l'Eglise Wallonne, à 1½ heures. Reception Sofialaan<br />
12.7 Septembre à 2-4 heures.’<br />
64 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illusie, 213.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
65 V. Boeven, Leven, 124.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Twee<strong>de</strong> hoofdstuk<br />
149<br />
I 1891-1893<br />
Huwelijk. Reis naar België. Vestiging te Hilversum. Uitgever L.J. Veen. Oscar Wil<strong>de</strong>.<br />
Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel. Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n. Noodlot als drama. Eerste reis naar Italië.<br />
Dood van zijn moe<strong>de</strong>r. Majesteit. Redacteurschap van De Gids.<br />
II 1893-1896<br />
Twee<strong>de</strong> reis naar Italië. Griekenland. Reisimpressies. Bezoek aan Ouida. Jacob van<br />
<strong>de</strong>r Doesstraat 123. Wereldvre<strong>de</strong>. Flaubert vertaald. Zelfmoord Gerrit Jäger. Van<br />
Deyssel recenseert. Gidsredactie verlaten. Hooge troeven. Venetië, Rome. Pier Pan<strong>de</strong>r.<br />
Willswin<strong>de</strong>. Ziek te Rome. <strong>Een</strong> bal.<br />
III 1896-1899<br />
Den Haag: Metamorfoze. Ram terug. Winter in Parijs. Constance Valette. Eros van<br />
Praxiteles, androgynie, H. Was en <strong>de</strong> homoerotiek. Impotentie? Havermans portret.<br />
Vertrek naar Dres<strong>de</strong>n. Psyche. Jan Toorop. Berlijn, Den Haag, Engeland. Alexan<strong>de</strong>r<br />
Teixeira <strong>de</strong> Mattos. Leo Simons. Fi<strong>de</strong>ssa. Brussel. Indische reisplannen.<br />
IV 1899-1900<br />
Genua, Monte Carlo, Batavia. De familie Valette in Tegal en Pasoeroean. Langs<br />
lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Keetje Serrurier. Opvoering van Racine, Esther. De stille<br />
kracht, fenomeen en roman. Nice, Hôtel Continental. Den Haag. Vrouwenkwestie,<br />
familieschandaaltjes en <strong>de</strong> kritiek.<br />
V 1900-1901<br />
Huwelijk L.J. Veen. Elisabeths zenuwen. Zakelijke regelingen. Vertrek naar Nice,<br />
Villa Jules. ‘Het’ salon?! Tante Marie Taets van Amerongen. Recensie W.G. van<br />
Nouhuys. Paul Kruger in aantocht. Lectuur van historische romans. Babel. De woning<br />
van een kunstenaar.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
I [1891-1893]<br />
151<br />
Op woensdag 9 September 1891 trouw<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Elisabeth Baud te Den<br />
Haag. Het burgerlijk huwelijk, aan het eind van <strong>de</strong> morgen gesloten, werd niet<br />
aangekondigd. De invitaties maakten slechts melding van <strong>de</strong> kerkelijke inzegening,<br />
waar<strong>voor</strong> nog geen half uur werd uitgetrokken. De plechtigheid vond plaats in <strong>de</strong><br />
Waalse Kerk aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, waar <strong>Louis</strong> en Elisabeth enige jaren eer<strong>de</strong>r ook<br />
elk waren aangenomen, hij in 1882 en zij in 1887. 1 Dominee E. Bourlier moet het<br />
wel een van zijn won<strong>de</strong>rlijkste ceremoniën gevon<strong>de</strong>n hebben, daar hij, na alle<br />
verontwaardig<strong>de</strong> persstemmen, van <strong>de</strong> inhoud van Noodlot niet onkundig zal zijn<br />
geweest.<br />
Het jonge paar maakte een korte huwelijksreis, eerste van <strong>de</strong> talloze gezamenlijk<br />
on<strong>de</strong>rnomen reizen die geduren<strong>de</strong> meer dan <strong>de</strong>rtig jaren zou<strong>de</strong>n volgen. Zij bezochten<br />
Blankenberge, Oosten<strong>de</strong>, Brugge en Gent. Herinneringen aan Blankenberge zijn<br />
verwerkt in Kleine raadsels van drie maan<strong>de</strong>n later, zes vreem<strong>de</strong> hoofdstukjes ‘uit<br />
het dagboek van Taco Quaerts’, geschreven in <strong>de</strong>cember 1891. 2 Zij verbleven daar<br />
in een pension bij een juffrouw, op een paar kamers met veranda aan <strong>de</strong> Zeedijk. De<br />
bed<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n geen gordijnen, het behangsel was lelijk, met witte asters op grijze<br />
strepen. - In Uitzichten beschreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kamer waar zij te Oosten<strong>de</strong> logeer<strong>de</strong>n,<br />
in Hôtel Continental, 3 ‘met een nauwen drieboek van een loggia, waar alleen een<br />
canapé staat. De ramen open. Het zont; alles is zon in wijdte van zee en lucht. On<strong>de</strong>r<br />
mijn oogen <strong>de</strong> Zeedijk: <strong>de</strong> menschen wan<strong>de</strong>len er, zomermenschen, bont in <strong>de</strong> zon.<br />
’ - ‘Des avonds, <strong>de</strong> sterren in <strong>de</strong> lucht: illuminatie. Het ruischt er niet meer, als een<br />
bijenkorf. De badkoetsjes staan gerijd on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong>n Zeedijk. In het geschemer van<br />
<strong>de</strong>n avond nemen ze een vreem<strong>de</strong>n vorm aan, allen <strong>de</strong>nzelf<strong>de</strong>n. Ze staan daar als een<br />
choor van witte monniken, die het hoofd in een kap verstaken [...]. De Kurzaal is<br />
verlicht; <strong>de</strong> muziek huppelt er als op satijnen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
152<br />
schoentjes...’ In Brugge overwoog hij even of zij er niet een vervallen paleis zou<strong>de</strong>n<br />
huren. 4<br />
Op 21 September namen zij hun intrek in <strong>de</strong> kleine Villa Minta te Hilversum. 5 Het<br />
huis was een <strong>de</strong>cennium eer<strong>de</strong>r gebouwd door een Belgische architect. Slechts een<br />
vol jaar hebben <strong>de</strong> jonggehuw<strong>de</strong>n er gewoond. <strong>Couperus</strong> heeft er <strong>de</strong> laatste hand aan<br />
Extaze gelegd. De herfst zette onmiskenbaar in: op een nacht rukte een zware<br />
najaarsstorm <strong>de</strong> pannen van het dak en <strong>de</strong> regen sloeg met geweld naar binnen. Van<br />
Booven vertelt - een herinnering van Elisabeth - hoe zij gedwongen waren naar Het<br />
Hof van Holland te vluchten, dwars door <strong>de</strong> neerkletteren<strong>de</strong> regen: 6 ‘Als meest<br />
waar<strong>de</strong>volle dingen uit het huis nam <strong>Couperus</strong> daarheen het handschrift van Extaze<br />
mee, terwijl Elisabeth het geldkistje droeg. Later, in <strong>de</strong> woning teruggekeerd, bleek<br />
<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> niet zoo heel erg, en kort daarop in October, werd het laatste woord van<br />
Extaze geschreven.’<br />
Maar er waren oak mooie dagen. Van het balkon zag <strong>Couperus</strong> links, 7 ‘vlak on<strong>de</strong>r<br />
ons, <strong>de</strong> Vaart, tusschen hare taluds van gras, met een stuk hek. En daarachter, wijd,<br />
<strong>de</strong> wijdte van het land on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n wolkenkoepel <strong>de</strong>r lucht. Des morgens, <strong>de</strong> nevels,<br />
die reepen mousseline en tulle, <strong>de</strong>n een over <strong>de</strong>n an<strong>de</strong>r, trekken; éene verre<br />
geheimzinnigheid van mist, van verre mist, en, hier en daar, met nauwlijks <strong>de</strong>n vorm<br />
van wat boomen, die boomen uit droomen zijn: witgrijze oaze in een woestijn van<br />
nevelmysterie [...]. Over <strong>de</strong> taluds van <strong>de</strong> Vaart dichtbij grazen <strong>de</strong> schapen, dik rond<br />
wollig in wintervacht, groezelig vuil; ze hebben weinig van koppen en pooten [...].’<br />
- <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>r, een paar karren met zwaar trekken<strong>de</strong> paar<strong>de</strong>n, het was nog het<br />
onbedorven Gooi van een eeuw gele<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> schil<strong>de</strong>rt het alsof we een Mauve<br />
zien. (Later heeft in dit huis <strong>de</strong> weduwe van Van Hoytema gewoond. 8<br />
Onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> voltooiing van Extaze schreef <strong>Couperus</strong> in november 1891<br />
Uitzichten 9 , een overzicht van wat hij in Stockholm, Parijs, Oosten<strong>de</strong> en Chaudfontaine<br />
uit zijn hotel- en pensionkamers gezien had. Het panorama dat hij in Hilversum elke<br />
dag zag sloot <strong>de</strong> reeks.<br />
Vervolgens begon hij aan <strong>de</strong> romantische, spiritistische novelle Epiloog. 10 Voor<br />
het eerst <strong>de</strong><strong>de</strong>n daarmee stille krachten hun intre<strong>de</strong> in zijn werk. Hoofdpersoon is<br />
hier al een Hugo (prelu<strong>de</strong>rend op Hugo Aylva uit Metamorfoze). Ook komen wij<br />
reeds een marquise <strong>de</strong> Yéména tegen, wier naam in Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> nog<br />
menigmaal zal terugkeren. 11 Hier<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
153<br />
pleegt zij zelfmoord na haar eerste huwelijksnacht. (‘Désilluzie van het huwelijk!’<br />
beweert Hugo wereldwijs.) In <strong>de</strong> kamer waar het drama zich heeft afgespeeld laat<br />
Hugo zich <strong>voor</strong> een nacht insluiten. De volgen<strong>de</strong> morgen blijkt een laken dat over<br />
een spiegel hing mysterieus opzij geschoven te zijn: rillend neemt Hugo <strong>de</strong> wijk. Het<br />
verhaal, een draakje maar niet zon<strong>de</strong>r charme, heeft <strong>voor</strong>namelijk dit belang <strong>voor</strong><br />
ons, dat wij er opnieuw het in <strong>de</strong> kiem mislukken van een man-vrouwrelatie in<br />
terugvin<strong>de</strong>n.<br />
Paranormale zaken zijn ook in Kleine raadsels aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. 12 Ze wor<strong>de</strong>n verteld<br />
door Taco Quaerts uit Extaze. Deze heet ze in een dagboek te hebben opgetekend.<br />
Ditmaal gaat het niet om huwelijksproblemen, noch ook om geestverschijningen.<br />
Centraal staat opnieuw <strong>de</strong> vriendschapsrelatie tussen een afhankelijke jongen en een<br />
veel ou<strong>de</strong>re man, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tzetting <strong>de</strong>rhalve van het Taco-Jules-motief. Er is sprake<br />
van allerlei onverklaarbare intuïties. <strong>Couperus</strong> schreef <strong>de</strong>ze hoofdstukjes in <strong>de</strong>cember<br />
1891, in Hilversum maar ook in Den Haag, waar hij met Elisabeth bij hun bei<strong>de</strong>r<br />
familie <strong>de</strong> feestdagen doorbracht.<br />
<strong>Een</strong> jaar nadat hij <strong>de</strong> eerste regels op papier had gezet verscheen in het<br />
januarinummer van De Gids (1892) uitein<strong>de</strong>lijk het voltooi<strong>de</strong> Extaze. 13 Op dat ogenblik<br />
bevond <strong>Couperus</strong> zich bij zijn ou<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Surinamestraat. De roman leek hem dik<br />
genoeg om ook zelfstandig als boek gepubliceerd te wor<strong>de</strong>n. Ditmaal was hij het<br />
zelf die aan <strong>de</strong> nog jonge uitgever Veen vroeg of <strong>de</strong>ze er niets <strong>voor</strong> voel<strong>de</strong>: 14 ‘Naar<br />
ik mij herinner, <strong>de</strong>ed U mij eens het <strong>voor</strong>stel mij uit te geven.’ - Flink gedrukt, met<br />
wij<strong>de</strong> letter, zou het er heel aardig uit kunnen zien. Tevens wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn losse<br />
verhalen en schetsen, die tot nu toe al verschenen waren of nog zou<strong>de</strong>n verschijnen,<br />
bun<strong>de</strong>len. De titel Novelletten die hij had bedacht zou hij later wijzigen in <strong>Een</strong>e<br />
illuzie. 15<br />
Veen <strong>de</strong>ed hem een <strong>voor</strong>stel. Maar financieel beviel dit <strong>Couperus</strong> niet. Hooghartig<br />
schreef hij op 25 januari alleen maar terug: 16 ‘Tot mij spijt kan ik niet in uw <strong>voor</strong>stel<br />
tre<strong>de</strong>n. Hooger aanbiedingen weiger<strong>de</strong> ik reeds.’ (Maar zou<strong>de</strong>n die hem werkelijk<br />
gedaan zijn?)<br />
<strong>Couperus</strong> zat nu weer in Hilversum, waar hij door <strong>de</strong> eerste enthousiaste reacties<br />
op Extaze verrast werd. Emmanuel <strong>de</strong> Bom liet hem zelfs uit het verre Vlaan<strong>de</strong>ren<br />
weten hoe prachtig hij het boek vond. <strong>Couperus</strong> was er mee ingenomen. Maar hoe<br />
hij moest reageren wist hij eigenlijk niet goed: 17 ‘Laat mij U dus maar weinig schrijven<br />
en vergeef me het luttele dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
154<br />
ik U nu geef: ik schijn U iets gegeven te hebben in mijn boek en ben er blij om: zoo<br />
is het ten minste niet <strong>voor</strong> niets geschreven en gele<strong>de</strong>n, mijn arm boek van geluk...’<br />
De Boms <strong>voor</strong>nemen hem te komen bezoeken wimpel<strong>de</strong> hij met vage gebaren af.<br />
Het zou immers stellig uitlopen op een <strong>de</strong>sillusie! Nogal negatief eindig<strong>de</strong> hij met<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik kan U toch niet zeggen wat ik U wil zeggen: ik kan dat nooit, ik kon<br />
het zelfs niet in Extaze’. - Doelt <strong>Couperus</strong> hier op het gevoel van onmacht alles uit<br />
te drukken, dat ie<strong>de</strong>re kunstenaar kent? Of bedoelt hij an<strong>de</strong>re dingen? Want veel is,<br />
ondanks alle vermeen<strong>de</strong> openhartigheid, in dit boek van Geluk en Leed te Zamen<br />
verzwegen gebleven. Het blijft bij hem altijd moeilijk zoiets uit te maken. Vrijwel<br />
nooit ook kunnen wij vaststellen welke niet-literaire werken tot hem zijn<br />
doorgedrongen. Heeft hij bij <strong>voor</strong>beeld R. von Krafft-Ebings Psychopathologia<br />
Sexualis uit 1886 gekend? Het blijft een onbeantwoor<strong>de</strong> vraag. Zelfs directe literaire<br />
invloe<strong>de</strong>n kunnen lang niet altijd met enige zekerheid vastgesteld wor<strong>de</strong>n.<br />
De waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' werk beperkte zich niet tot ons eigen taalgebied.<br />
Zo is reeds in 1891 in Engeland een vertaling verschenen van Noodlot. In 1892 zou<br />
Eline Vere volgen. 18 Deze aanloop tot internationaal succes liet <strong>Couperus</strong> overigens<br />
naar het schijnt tamelijk onberoerd. Hij gaf dit althans <strong>voor</strong>. In een omstreeks <strong>de</strong>ze<br />
tijd geschreven - zij het ongedateer<strong>de</strong> - brief aan Trudy in Indië zei hij: ‘Het is<br />
intusschen jammer, dat al die roem mij koud laat; het kan me zoo bitter weinig<br />
schelen, wat <strong>de</strong> groote menigte van mij <strong>de</strong>nkt; ik mis alle eerzucht - en geef alleen<br />
om <strong>de</strong> opinie van menschen, die ik liefheb en - heel onverstandig! - dit zelfs, ook al<br />
hebben ze geen verstand van litteratuur.’ - Zijn zwager Valette, die <strong>de</strong>ze brief in 1913<br />
publiceer<strong>de</strong>, 19 voeg<strong>de</strong> er toen als commentaar aan toe: ‘Houdt dit <strong>voor</strong>al niet <strong>voor</strong><br />
pose, onaannemelijk trouwens in <strong>de</strong>ze vertrouwelijke, geheel ongekunstel<strong>de</strong> brieven<br />
aan een zuster, die met hem sympathiseert. Hij meen<strong>de</strong> dat, en meent het nog. Telkens<br />
en telkens weer verzekert hij datzelf<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren, tusschen zijn twintigste<br />
en zijn vijftigste, en wie hem kennen, weten, dat het echt is.’ Toch heeft <strong>Couperus</strong><br />
bij herhaling aanwijsbaar belang gesteld in kritieken op zijn werk. Zijn artistieke<br />
autarkie mag dan groot geweest zijn, volstrekt absoluut en zon<strong>de</strong>r pose was <strong>de</strong>ze,<br />
Valettes beweringen ten spijt, toch niet. De latere brieven aan Veen spreken wat dit<br />
betreft dui<strong>de</strong>lijke taal.<br />
<strong>Couperus</strong>' afwijzen<strong>de</strong> brief heeft <strong>de</strong> jonge Amsterdamse uitgever teleurgesteld.<br />
Hem waren <strong>de</strong> successen van <strong>de</strong> begaaf<strong>de</strong> Hagenaar allerminst<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
155<br />
onverschillig. Veen heeft vroegtijdig ingezien dat <strong>Couperus</strong> een van <strong>de</strong> grootste<br />
talenten van die perio<strong>de</strong> was. Hij geloof<strong>de</strong> ook in diens toekomst, en dit bracht hem<br />
ertoe om per keren<strong>de</strong> post zijn aanbod wat <strong>de</strong> honorering van Extaze betreft te<br />
verhogen. <strong>Couperus</strong>, meer zakenman dan hij wel heeft willen toegeven, ging er<br />
onmid<strong>de</strong>llijk gretig op in. Hij <strong>de</strong>ed nog meer. Reeds op 31 januari gaf hij Veen<br />
aanwijzingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> band die Extaze moest krijgen: 20 ‘Ik had mij zoo iets gedacht<br />
van een groote ster, met een enkel lijntje van een wolk, eenigszins links bovenaan;<br />
<strong>de</strong> titel, on<strong>de</strong>r rechts. Zoû U iemand weten, die dat artistiek en <strong>voor</strong>al zon<strong>de</strong>r pretentie<br />
zoû kunnen teekenen. Wil dan ook s.v.p. <strong>de</strong> bijgaan<strong>de</strong> opdracht <strong>voor</strong>aan laten<br />
plaatsen.’ (Dit betreft <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> opdracht ‘Aan het Geluk en het Leed te Zamen.<br />
L.C.’ - gedateerd ‘Hilversum, Jan. '92.’) Veen dacht aan Jan Veth <strong>voor</strong> <strong>de</strong> band.<br />
Maar diens ontwerp kon <strong>Couperus</strong>' goedkeuring niet wegdragen. Hij vond <strong>de</strong> tekening<br />
stijf, <strong>de</strong> ster stijf, <strong>de</strong> letters stijf. Daarom bood <strong>Couperus</strong> aan zelf iets door iemand<br />
te laten tekenen. Hij ken<strong>de</strong> iemand in Den Haag... 21 Veen moet toen al het sterke<br />
vermoe<strong>de</strong>n hebben gekregen dat hij met een niet alleen goe<strong>de</strong>, maar tevens <strong>voor</strong>al<br />
ook lastige auteur te maken had. Verwend en veeleisend is <strong>Couperus</strong> altijd geweest<br />
en gebleven.<br />
Terwijl Veen met Extaze bezig was, ontving <strong>Couperus</strong> van een zekere Oscar Wil<strong>de</strong><br />
diens The Picture of Dorian Gray ten geschenke, dat in 1891 verschenen was. Wil<strong>de</strong><br />
had <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot gelezen en was enthousiast over het boek. In<br />
een helaas niet bewaar<strong>de</strong> brief aan <strong>Couperus</strong> liet hij dit zijn Hollandse collega weten. 22<br />
De vraag doet zich <strong>voor</strong> hoe Wil<strong>de</strong> hier toe kwam: had hij <strong>Couperus</strong> misschien in<br />
<strong>de</strong> winter van 1889-'90 al in Lon<strong>de</strong>n ontmoet, in <strong>de</strong> kring bij <strong>voor</strong>beeld van sir<br />
Edmund Gosse of Jacques T. Grein? 23 Hun correspon<strong>de</strong>ntie is spoorloos verdwenen,<br />
zodat dit niet meer dan een speculatie blijft. Hoe dit ook zij, <strong>Couperus</strong> vond <strong>de</strong> roman<br />
van Oscar Wil<strong>de</strong> ‘zeer boeiend en mo<strong>de</strong>rn geschreven, met een tintje fantastiek’.<br />
Veel later heeft hij overigens beweerd dat Elisabeth <strong>de</strong> roman eigenlijk mooier zou<br />
hebben gevon<strong>de</strong>n dan hij. 24 <strong>Een</strong> feit is dat <strong>de</strong> laatste het plan opvatte het boek in het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands te vertalen. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> dit Wil<strong>de</strong> vast mee. Aan Veen vroeg hij of<br />
die bereid zou zijn <strong>de</strong> vertaling te zijner tijd uit te geven als boek. Eerst zou <strong>de</strong> tekst<br />
in afleveringen in Het Va<strong>de</strong>rland moeten verschijnen. Om Veen een indruk van <strong>de</strong><br />
roman te geven stuur<strong>de</strong> hij hem het van Wil<strong>de</strong> gekregen exemplaar ter inzage toe.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
156<br />
Daarnaast zond hij Veen nog iets an<strong>de</strong>rs: een lijstje van namen met het oog op <strong>de</strong> te<br />
verzen<strong>de</strong>n presentexemplaren van Extaze. 25 Behalve zijn va<strong>de</strong>r, Trudy in Indië, tante<br />
Taets van Amerongen in Luik, zijn schoonmoe<strong>de</strong>r mevrouw Baud en Jan ten Brink,<br />
komer er maar twee vrien<strong>de</strong>n op <strong>voor</strong>: Frans Netscher en Gerrit Jäger. Beschouw<strong>de</strong><br />
hij Ram in Atjeh als onbereikbaar? - An<strong>de</strong>re intimi had <strong>Couperus</strong> niet. Het lijstje<br />
verraadt, zoals ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zullen doen, zijn betrekkelijk geïsoleer<strong>de</strong> manìer<br />
van existeren. <strong>Couperus</strong> is altijd een man gebleven die zich weliswaar koester<strong>de</strong> in<br />
<strong>de</strong> warmte van familiele<strong>de</strong>n en enkele vriendinnen, maar die daarnaast bijna geen<br />
echte vrien<strong>de</strong>n heeft gehad. Allerlei oppervlakkige kennissen daargelaten, leef<strong>de</strong> hij<br />
met Elisabeth min of meer op een eiland.<br />
Drie extra presentexemplaren zullen wellicht <strong>voor</strong> hemzelf, <strong>voor</strong> zijn tante<br />
Wilhelmina en zijn nichtje Minta in Baarn bestemd zijn geweest. Hij kwam daar<br />
vaak. Ver<strong>de</strong>r ging hij ook nogal eens naar Den Haag, waar hij dan bij zijn ou<strong>de</strong>rs<br />
logeer<strong>de</strong>. Hilversum vond hij op <strong>de</strong>n duur toch te stil. Er gebeur<strong>de</strong> niets. Elisabeth<br />
had er tijd te over om aan <strong>de</strong> vertaling van Dorian Gray te werken. De stijl van haar<br />
vertaling wijst er op, me<strong>de</strong> in aanmerking genomen dat <strong>Couperus</strong> zelf in die tijd<br />
weinig geschreven lijkt te hebben, dat zij er samen mee bezig geweest zijn. In februari<br />
1893 was. het af. Intussen was <strong>Couperus</strong> toen aan Majesteit begonnen.<br />
In Hilversum ook is het geweest dat <strong>Couperus</strong> bezoek kreeg van <strong>de</strong> man die zijn<br />
Noodlot in het Duits heeft vertaald, dr. Paul Raché uit Frankfort. 26 <strong>Een</strong> grote dunk<br />
kreeg <strong>de</strong>ze niet van hun ontmoeting. Hij schreef later: 27 ‘...bij mijn eerste bezoek aan<br />
Ne<strong>de</strong>rland, leer<strong>de</strong> ik <strong>Couperus</strong> ook persoonlijk kennen, die toen in Hilversum woon<strong>de</strong>.<br />
Wij gingen een half uurtje in <strong>de</strong>n tuin wan<strong>de</strong>len en spraken over allerlei, ik kan echter<br />
niet zeggen dat het tot veel toena<strong>de</strong>ring kwam, daar zijn teruggetrokkenheid wat te<br />
veel met mijn jeugdig temperament in tegenstelling was.’<br />
Van Baarn uit vroeg <strong>Couperus</strong> zijn uitgever begin juli om recensies van Extaze, 28<br />
<strong>voor</strong> zover die intussen verschenen mochten zijn. Van <strong>de</strong> kant van De Nieuwe Gids<br />
hoor<strong>de</strong> hij niets. Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n dat Van Deyssel hem op 25 juli 1892<br />
uit Bergen op Zoom een lyrische brief over het boek zou schrijven, die onverzon<strong>de</strong>n<br />
bleef. 29 Had <strong>Couperus</strong> die wel kunnen lezen, dan zou hij vernomen hebben dat Van<br />
Deyssel dag en nacht van Extaze vervuld was; dat het hem geluk had aangedaan; dat<br />
hij <strong>de</strong> roman eenvoudigweg ‘subliem’ vond. Maar <strong>de</strong> brief is pas lang na Van Deyssels<br />
dood uit diens nalatenschap te <strong>voor</strong>schijn gekomen...<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
157<br />
Niet ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong> kring van <strong>de</strong> Tachtigers was er zo enthousiast over als hij. Kloos<br />
bij <strong>voor</strong>beeld schreef Van Deyssel dat hij het een mal boek vond. 30 Van Ee<strong>de</strong>n<br />
beweer<strong>de</strong> zelfs er een bijzon<strong>de</strong>re afkeer van te hebben. 31 Van Deyssel liet zich<br />
vanzelfsprekend niet van <strong>de</strong> wijs brengen - ook niet door Henri Borel, die het boek<br />
iets vond als van een jongetje dat met zijn ei zat te knoeien - en begon te zwoegen<br />
op een recensie zon<strong>de</strong>r weerga. Deze zou niet eer<strong>de</strong>r dan in maart 1895 verschijnen.<br />
Hij heeft er toen zijn oor<strong>de</strong>el over an<strong>de</strong>r werk van <strong>Couperus</strong> aan toegevoegd. 32<br />
<strong>Couperus</strong> wist van niets. In Hilversum drong dit alles niet tot hem door. Hij ging<br />
maar rustig zijn eigen gang. Spelen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren op straat kon<strong>de</strong>n hem <strong>voor</strong> het raam<br />
aan zijn tafel zien werken. <strong>Couperus</strong> was toen al beroemd genoeg om <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
ontzag in te boezemen: ze maan<strong>de</strong>n hun kroost zo stil mogelijk te zijn en hem te<br />
ontzien. Nog in 1981 wist mevrouw E. Ponse-Wilmer zich een brief van haar moe<strong>de</strong>r<br />
te herinneren waarin <strong>de</strong>ze schreef: 33 ‘Toen ik 10 jaar was (ik ben nu 85) heb ik vlak<br />
bij hem gewoond aan <strong>de</strong> buitenste rand van Hilversum; ik heb hem dus van nabij<br />
gekend. [...] We zagen hem altijd zitten schrijven achter het raam van zijn werkkamer<br />
en wij, kin<strong>de</strong>ren, mochten als we buiten speel<strong>de</strong>n geen lawaai <strong>voor</strong> zijn huis maken.<br />
[...] 't Grappige is dat dat nog maar een klein stukje is dat Roeltjesweg heet. Dat stuk<br />
bij <strong>Couperus</strong>' huis heet nu: <strong>Couperus</strong>weg.’<br />
In stilte maakte hij nieuwe plannen. Bourget had zijn boek Sensations d'Italie<br />
gepubliceerd, dat in het maartnummer van De Gids een geestdriftige bespreking<br />
kreeg. 34 Na <strong>de</strong> recensie heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Bourget, waarschijnlijk<br />
het boek zelf gelezen. Italië wordt er juichend in bezongen. Zijn sluimerend verlangen<br />
naar het land van belofte werd in het eentonige Gooi zo aangewakkerd, dat hij op 10<br />
augustus 1892 Veen zijn spoedig vertrek naar Italië aankondig<strong>de</strong>. 35 Eind september<br />
hoopte hij op te breken. De vertaling van Dorian Gray heette zo goed als voltooid<br />
te zijn.<br />
Het liep an<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r, die al een tijd kwakkel<strong>de</strong>, werd ernstig ziek.<br />
De reis moest uitgesteld wor<strong>de</strong>n. Intussen waren <strong>de</strong> Kleine raadsels in De Gids<br />
verschenen, en zij troffen een merkwaardige dame diep in het hart: Elise van<br />
Calcar-Schötling. Zij was een militante publiciste die zich in <strong>de</strong> latere jaren van haar<br />
leven <strong>voor</strong>al met spiritisme heeft beziggehou<strong>de</strong>n en van 1877 af, samen met haar<br />
man H.C. van Calcar, het spiritistische tijdschrift Op <strong>de</strong> grenzen van twee werel<strong>de</strong>n<br />
redigeer<strong>de</strong>. De schetsjes<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
158<br />
boei<strong>de</strong>n haar zozeer dat zij <strong>Couperus</strong> spontaan een brief schreef. Op 8 September<br />
1892 antwoord<strong>de</strong> hij: 36 ‘Hooggeachte Mevrouw. Vergun mij u mijn vrien<strong>de</strong>lijken<br />
dank te brengen <strong>voor</strong> uw hartelijke woor<strong>de</strong>n. Mijn Kleine Raadsels zijn maar heele<br />
kleine raadseltjes: in werken als <strong>de</strong> uwe en b.v. in <strong>de</strong> Annales Psychiques komen<br />
zeker veel interessanter me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen <strong>voor</strong>. Hoewel <strong>de</strong> Kleine Raadsels meestal mij<br />
zelven wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelegd, heb ik toch ver<strong>de</strong>r niet veel spiritualistische ervaring, en<br />
mijn <strong>voor</strong>gevoelens en <strong>voor</strong>gedachten komen juist meestal niet uit! Toch hecht ik<br />
zeer aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van zulke ervaringen, bij an<strong>de</strong>ren. Ik hoor<strong>de</strong> vroeger, dat ten<br />
uwent séances plaats grijpen. Vergeeft u mij mijn indiscretie, zoo zou ik u gaarne in<br />
October met mijn vrouw een bezoek brengen, en het zou ons zeer aangenaam zijn<br />
zulk een séance bij te wonen. In <strong>de</strong> hoop dat u dit verzoek niet onbeschei<strong>de</strong>n zult<br />
vin<strong>de</strong>n, teeken ik mij met alle hoogachting uw dienstw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />
Zijn spiritistische belangstelling was <strong>voor</strong>al terreinverkenning. Blijkbaar volg<strong>de</strong><br />
hij niet alleen Elises geschriften, maar las hij ook <strong>de</strong> Annales Psychiques. Was hij<br />
erop geabonneerd of kreeg hij het tijdschrift van an<strong>de</strong>ren ter inzage? En wie waren<br />
<strong>de</strong> ‘an<strong>de</strong>ren’, die ‘zulke ervaringen’ had<strong>de</strong>n? Met name kennen wij ze niet. Wel is<br />
er een indicatie. Op 23 augustus 1892 heeft <strong>Couperus</strong> een brief geschreven aan <strong>de</strong><br />
man die zo walg<strong>de</strong> van Extaze, <strong>de</strong> heer Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n. De inhoud is merkwaardig<br />
genoeg om in zijn geheel geciteerd te wor<strong>de</strong>n: 37 ‘Geachte Heer. Vergun mij u<br />
nevengaan<strong>de</strong> brieven toe te zen<strong>de</strong>n; zij zijn in eene impulsie geschreven door eene<br />
dame, die dikwijls zulke impulsies heeft: om te moeten schrijven dingen, die zijzelve<br />
niet weet wat ze bedui<strong>de</strong>n. Reeds vroeger heeft zij iets geschreven, dat bleek, volgens<br />
prof. Cobet, Oud-Grieksch te zijn, Zij is eene dame, zeer eenvoudig, niet<br />
buitengewoon ontwikkeld, maar o.a. begaafd met eene bizon<strong>de</strong>re magnetische gave<br />
van genezing. Hare <strong>voor</strong>gevoelens komen zeer stipt uit. Ik kan u geene juiste<br />
dui<strong>de</strong>lijke schets van haar geven, daar ik haar persoonlijk niet ken. Men vroeg mij<br />
echter, of ik iemand zoû weten, die haar letterschrift zoû kunnen ontcijferen. Ik dacht<br />
aan u: misschien weet u iemand, die dit zoû kunnen; zoo u mij in alle geval met<br />
eenigen raad zoudt kunnen helpen, zoû u mij zeer verplichten. Geloof mij met<br />
vrien<strong>de</strong>lijken groet uw dw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />
Van Ee<strong>de</strong>ns reactie is niet bekend. Er steekt een zekere ironie in, dat het eerste,<br />
meer uitvoerige contact tussen <strong>Couperus</strong> en Van Ee<strong>de</strong>n niet van literaire maar van<br />
paramedische aard is geweest. Dat Van Ee<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
159<br />
spiritisme interesseer<strong>de</strong> kan <strong>Couperus</strong> geweten hebben door een artikel van diens<br />
hand in De Nieuwe Gids van 1891: 38 ‘Lombroso over <strong>de</strong> spiritistische verschijnselen’.<br />
Paranormale zaken nam <strong>Couperus</strong> kennelijk ernstig. Ze waren in die dagen trouwens<br />
erg in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>. Latere persoonlijke ervaringen in Indië hebben hem zijn leven lang<br />
met overtuiging doen geloven in het bestaan van ‘stille krachten’.<br />
Voorlopig echter hiel<strong>de</strong>n veel prozaïscher zaken hem bezig. Het lan<strong>de</strong>lijke<br />
Hilversum begon hem nu echt te vervelen. Na een jaar nam hij het besluit Villa Minta<br />
vaarwel te zeggen. De huur liep trouwens toch af. Elisabeth en hij verhuis<strong>de</strong>n naar<br />
Den Haag, waar zij aanvankelijk hun intrek in <strong>de</strong> Surinamestraat namen. In <strong>de</strong> loop<br />
van oktober betrokken zij kamers in het pension Celebesstraat 78. 39<br />
Intussen was Veen aan <strong>de</strong> produkte van <strong>Een</strong>e illuzie begonnen. Als frontispice<br />
wil<strong>de</strong> hij er een portret van <strong>de</strong> auteur in opnemen. In Amsterdam door Büttinghausen<br />
gemaakt foto's mislukten echter enigszins. <strong>Een</strong> fotografie door Adolphe in Den Haag,<br />
die veel familiele<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong> heeft gefotografeerd, vielen meer naar diens<br />
smaak uit. Het portret van Jan Veth uit 1892, in Hilversum gemaakt <strong>voor</strong> De<br />
Amsterdammer, vond <strong>Couperus</strong> ook niet kwaad: 40 ‘Het is wat strak; maar ik vind er<br />
zeer, zeer veel goeds in.’ Veen heeft <strong>de</strong> foto gekozen.<br />
In <strong>de</strong> loop van het najaar ontving Veen alvast een ge<strong>de</strong>elte van het manuscript van<br />
<strong>de</strong> Dorian Gray-vertaling. Voltooid was <strong>de</strong>ze nog niet. Toch dacht Elisabeth al weer<br />
aan nieuw werk. <strong>Couperus</strong> zelf liep echter met heel an<strong>de</strong>re plannen rond. In het<br />
oerengelse weekblad The Illustrated London News had hij een portret gezien dat hem<br />
diep trof: tsaar Nicolaas II. 41 Hij overwoog nu een boek te schrijven, in <strong>de</strong> el<strong>de</strong>rs al<br />
langer bestaan<strong>de</strong> traditie <strong>de</strong>r koningsromans, 42 met als hoofdpersoon een jonge<br />
troonopvolger die door hevige gevoelens van twijfel en onmacht gekweld wordt. Het<br />
kwam hem <strong>voor</strong> dat hij zich in <strong>de</strong> persoonlijke problematiek van een <strong>de</strong>rgelijke held<br />
maar al te goed kon inleven. Zo is Majesteit ontstaan, een roman die <strong>Couperus</strong> in<br />
zes maan<strong>de</strong>n geschreven heeft. Hij moet er eind 1892 een schema <strong>voor</strong> hebben<br />
uitgewerkt. Zijn vertrek naar Italië werd nog weer uitgesteld, zodat hij goed aan het<br />
werk kon gaan. Op 12 <strong>de</strong>cember <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 43 ‘Wij blijven hier door<br />
omstandighe<strong>de</strong>n tot Februari, dan gaan wij op reis.’<br />
Nu hij toch in Ne<strong>de</strong>rland bleef, was hij tevens in <strong>de</strong> gelegenheid <strong>de</strong> opvoering van<br />
Noodlot bij te wonen, <strong>de</strong> door Gerrit Jäger gemaakte to-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
160<br />
neelbewerking van zijn roman. Het stuk werd op het repertoire genomen door het<br />
Rotterdamsch Gezelschap De Vos en Van Korlaar. Willem Royaards zou <strong>de</strong> rol van<br />
Bertie spelen. <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> hem uit Nunspeet. Enkele jaren eer<strong>de</strong>r had hij Royaards<br />
daar ontmoet tij<strong>de</strong>ns een vakantie met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins. De vier jaar jongere<br />
acteur had toen op <strong>de</strong> Veluwe herstel van gezondheid gezocht. Sinds het <strong>voor</strong>jaar<br />
van 1892 was Jäger met zijn bewerking bezig geweest. Eind november ging <strong>de</strong><br />
première in <strong>de</strong> Schouwburg Tivoli te Rotterdam.<br />
De ontvangst was matig. De Ne<strong>de</strong>rlandsche Spectator betoon<strong>de</strong> zich enthousiast,<br />
en Het Tooneel sprak van boeiend toneelwerk, 44 ‘dat een machtigen indruk naliet.<br />
Het publiek, in het begin gereserveerd, liet na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> acte tweemaal het scherm<br />
opgaan en na <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> acte wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> acteurs vier malen teruggeroepen.’ Toch moest<br />
<strong>de</strong> opvoering als mislukt beschouwd wor<strong>de</strong>n. In De Gids sprak J.N. van Hall er een<br />
vernietigend oor<strong>de</strong>el over uit. 45 Juist <strong>de</strong>ze recensie, in dit tijdschrift, moet <strong>Couperus</strong><br />
geraakt hebben. Zelf had hij tegen Royaards gezegd dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> Bertiefiguur goed<br />
had begrepen en uitgebeeld. Jan C. <strong>de</strong> Vos die Frank speel<strong>de</strong>, en mevrouw Van Biene<br />
in <strong>de</strong> rol van Eve, hebben het stuk evenmin als Royaards kunnen red<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong><br />
hoef<strong>de</strong> het zich niet persoonlijk aan te trekken. De schuld trof <strong>voor</strong>al Jäger, over wie<br />
Van Hall schreef: ‘Wie, zich <strong>de</strong>n roman dui<strong>de</strong>lijk herinnerend, naar <strong>de</strong> schouwburg<br />
ging om <strong>de</strong> bewerking van <strong>Couperus</strong> Noodlot door <strong>de</strong>n heer Jäger te zien vertoonen,<br />
zal zich herhaal<strong>de</strong>lijk hebben geërgerd: <strong>voor</strong>eerst over het feit, dat wat in <strong>de</strong>n roman<br />
hem diep had getroffen, op het tooneel hem vreemd, soms belachelijk <strong>voor</strong>kwam;<br />
en dan over <strong>de</strong> gapingen in het stuk, over <strong>de</strong> bruske overgangen en <strong>de</strong> horten en<br />
stooten, waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>tstrompelt.’<br />
Over <strong>de</strong> Bertie van Royaards gaf Van Hall <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong> weg: ‘Zulk een individu,<br />
als hij ons te zien geeft, met <strong>de</strong> valschheid in zijn blik, in zijn gang, in zijn stem, zou<br />
door een open natuur als Frank binnen het half uur <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur zijn uitgegooid, en Eve,<br />
<strong>de</strong> eerlijke, onbedorven Eve, zou zich met afschuw van hem hebben afgekeerd. [...]<br />
Zoo kwam er dan reeds van <strong>de</strong>n aanvang af, èn door <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong>n dramaschrijver,<br />
èn door die van <strong>de</strong>n vertooner, iets als een valsche stemming in dit drama. [...] Zon<strong>de</strong>r<br />
zich om een <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n opzet of een verzoenend slot te bekommeren, geeft <strong>de</strong><br />
bewerker ons van Noodlot enkel <strong>de</strong>n buitenkant te aanschouwen en maakt hij van<br />
een fijn gespannen roman een grof melodrama, dat door<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
161<br />
zijn horreurs op een zeker publiek indruk mag maken, maar dat buiten <strong>de</strong> groote<br />
kunst staat.’<br />
Op 5 januari 1893 zond <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> rest van Dorian Gray aan Veen. 46 In een<br />
begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> brief stel<strong>de</strong> hij hem <strong>voor</strong> zijn tot dan toe nog niet gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> poëzie<br />
uit te geven als Vroegere verzen - het zou Williswin<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n -, daar hij ver<strong>de</strong>r geen<br />
nieuw eigen werk had aan te bie<strong>de</strong>n. Tevens <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee nu in<strong>de</strong>rdaad op 1 februari<br />
1893 op reis te gaan. De gezondheidstoestand van zijn moe<strong>de</strong>r leek het toe te laten.<br />
Voorlopig einddoel was Florence. 47<br />
De eerste etappe ging tot München, waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth drie dagen bleven<br />
om er <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> Pinakotheken en <strong>de</strong> Glyptotheek te zien. ‘München was toen een<br />
doo<strong>de</strong> stad,’ zou <strong>Couperus</strong> in 1912 schrijven toen hij er weer terugkwam, 48 ‘waar <strong>de</strong><br />
herinnering aan Koning Ludwig 11, op tragiesch geheime wijze omgekomen in het<br />
Starnberger Meer, nog somber rond zweef<strong>de</strong>; een doo<strong>de</strong> stad, trots alles wat Ludwig<br />
<strong>voor</strong> haar gedaan had, en niets lokte mij toe er langer te verblijven toen ik <strong>de</strong> groote<br />
muzea gezien had.’<br />
Zij reis<strong>de</strong>n dus spoedig door naar Milaan, Genua, La Spezia, Pisa. Veertien dagen<br />
na hun vertrek echter, op 15 februari 1893, overleed Catharina Geertruida<br />
<strong>Couperus</strong>-Reynst toch nog betrekkelijk plotseling, in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom van nog geen<br />
vierenzestig jaren. <strong>Couperus</strong> reis<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk terug. 49 Te laat.<br />
Ontroerend heeft hij in Metamorfoze <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r en zijn eigen,<br />
<strong>voor</strong>spelbare, reacties beschreven: ‘Alles was onwerkelijk en toch eenvoudig, of<br />
alles zich vereffend had. Daar lag zij, zacht, wit, stil, <strong>de</strong> oogen toe, het ou<strong>de</strong> gelaat<br />
sereen, en alleen een trek om <strong>de</strong>n mond was vreemd, en niet haar gewone glimlach.<br />
Maar het alleronwerkelijkste was, dat zij zoo ver was, ein<strong>de</strong>loos ver, verloren,<br />
onbereikbaar. Zij lag daar en zij was er niet. Er was niet tot haar te zeggen een woord<br />
van treurigheid, want zij was zóó ver, dat zij niet hoor<strong>de</strong>. Er was niet bij haar te<br />
leggen zijn arme hoofd van pijn en smart, en uit te huilen aan haar hart, want zij was<br />
zóó ver, dat zij niet zag en hem niet tasten kon. Zij was niet meer bij hen; zij was<br />
niet meer bij hem, dien zij bemind had als haar lieveling: zij was gegaan... [...]. Hij<br />
voel<strong>de</strong>, dat hij alles van haar had verloren, en dat hij was alleen en zon<strong>de</strong>r steun, en<br />
zij hem nooit zoû zeggen, dat zij hem vergaf, al groote en al kleine kwaad.’<br />
Pas na <strong>de</strong>ze aangrijpen<strong>de</strong> en <strong>de</strong>finitieve catastrofe in zijn leven - Coupe<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
162<br />
rus spreekt van ‘wanhoop, die altijd zoû zijn en altijd troosteloos’ - trouwt in<br />
Metamorfoze Hugo Aylva. Dui<strong>de</strong>lijk gaf <strong>Couperus</strong> hiermee aan hoezeer Elisabeth<br />
<strong>voor</strong> hem zijn moe<strong>de</strong>r heeft moeten vervangen.<br />
Metamorfaze is niet alleen <strong>de</strong> ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis van een jong auteur en<br />
diens schrijverschap. Het is <strong>voor</strong>al ook <strong>de</strong> psychologische analyse van een in hoge<br />
mate aan zijn moe<strong>de</strong>r gehechte jonge man, van diens gevoelens ten opzichte van<br />
haar, en van zijn wanhopige ontred<strong>de</strong>ring als hij haar tenslotte moet verliezen. - Aan<br />
zijn uitgever Veen schreef <strong>Couperus</strong>: 50 ‘U begrijpt, dat verdriet en vermoeienis mij<br />
eenigen tijd het corrigeeren <strong>de</strong>r proeven van D[orian] G[ray] onmogelijk maken. Ik<br />
hoop u echter spoedig revizies te zen<strong>de</strong>n.’<br />
Hoe aangrijpend <strong>de</strong> gebeurtenis ook <strong>voor</strong> hem mocht zijn, het werk ging door. Het<br />
is iets wat wij bij <strong>Couperus</strong> telkens weer opmerken: schokken, zelfs hevige, hebben<br />
hem nooit van zijn struk gebracht. Steeds zijn het slechts kortstondige verstoringen<br />
van zijn evenwicht-op-langere-termijn geweest. In zijn werk kon hij zich geheel<br />
terugtrekken en zo zichzelf weer vin<strong>de</strong>n. Zijn grote kracht lag in zijn sterke<br />
zelfdiscipline.<br />
Van teruggaan naar Italië was <strong>voor</strong>lopig geen sprake. <strong>Couperus</strong> schreef Veen op<br />
17 maart 1893: ‘Wij gaan in <strong>de</strong>n eersten tijd niet op reis, maar zullen van het <strong>voor</strong>jaar<br />
wel naar Baarn gaan.’ 51 Hij werkte nu druk aan Majesteit, en vervolg<strong>de</strong>: ‘Den roman,<br />
dien Het Va<strong>de</strong>rland aankondig<strong>de</strong>, heb ik reeds se<strong>de</strong>rt eenigen tijd on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n en<br />
is nog long niet klaar, hoewel ik er tegenwoordig druk aan werk. Hij is reeds aan <strong>de</strong>n<br />
Gids beloofd; <strong>de</strong> heer Van Hall las het begin en drong mij zeer tot <strong>voor</strong>twerken, toen<br />
ik eens een moe<strong>de</strong>looze bui had.’<br />
De eerste aflevering van het boek moest in het julinummer van De Gids verschijnen.<br />
Tot in <strong>de</strong> laatste dagen van april bleef <strong>Couperus</strong> er in Den Haag ten huize van zijn<br />
ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r aan doorwerken. Daarna ging hij weer logeren bij zijn tante Baud in<br />
Baarn, in <strong>de</strong> villa Mon Repos. Daar zijn zuster Trudy met verlof uit Indië kwam,<br />
moest hij in <strong>de</strong> Surinamestraat plaats <strong>voor</strong> haar maken.<br />
Na Eline Vere is Majesteit <strong>Couperus</strong>' eerste nieuwe roman van forse omvang<br />
geweest. De compositie ervan is goed overdacht en uitgebalanceerd, <strong>de</strong> stijl virtuoos.<br />
<strong>Een</strong> aantal scènes legt getuigenis af van groot talent <strong>voor</strong> drama. Desondanks is het<br />
boek te zeer aan zijn tijd gebon<strong>de</strong>n gebleken om het nu nog helemaal ernstig te<br />
kunnen nemen. De opeenstapeling<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
163<br />
van a<strong>de</strong>llijke titels, paleizen en kwistig rondgestrooi<strong>de</strong> juwelen doet sterk aan <strong>de</strong><br />
door <strong>Couperus</strong> in zijn jongere jaren zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Ouida <strong>de</strong>nken. Ook invloe<strong>de</strong>n<br />
van Paul Bourget laten zich herkennen: <strong>de</strong> zelfzuchtige, zwoele, door en door slechte<br />
hertogin van Yemena - haar naam kwamen wij al tegen in het verhaal Epiloog! - lijkt<br />
nauw verwant met <strong>de</strong> dogeresse Steno uit Bourgets roman Cosmopolis (1893). Evenals<br />
in dit laatste boek klinkt door het hele werk een valse toon mee die <strong>de</strong><br />
geloofwaardigheid van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis niet bevor<strong>de</strong>rt. <strong>Couperus</strong> heeft zich door<br />
Bourget en Ouida samen op artistieke dwaalsporen laten brengen. Later heeft hij dat<br />
zelf ook heel dui<strong>de</strong>lijk ingezien en Majesteit betreurd.<br />
Hoofdthema van <strong>de</strong> roman is, afgezien van een flirtation met anarchistische<br />
motieven, <strong>de</strong> strijd tussen een autoritaire keizer en diens zwakke, overgevoelige zoon,<br />
een jongeman die <strong>de</strong>nkt dat hij tot niets in staat is en daarom geneigd is zelf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
verdrukten in <strong>de</strong> samenleving op te komen. 's Keizers dood echter doet in <strong>de</strong><br />
kroonprins onvermoe<strong>de</strong> talenten ontwaken.<br />
Dat <strong>Couperus</strong> in het boek gespeeld heeft met een zekere rivaliteit tussen hemzelf<br />
en zijn eigen va<strong>de</strong>r ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Toch mogen hier geen al te zware<br />
accenten op gelegd wor<strong>de</strong>n. In tegenstelling tot papa <strong>Couperus</strong> is keizer Oscar van<br />
elke charme gespeend. Kroonprins Othomar van zijn kant trouwt weliswaar tegen<br />
zijn zin, maar heeft een maîtresse gehad en is potent genoeg om bij zijn eigen vrouw<br />
zowaar een kind te verwekken. Slechts op één plaats vereenzelvigt <strong>Couperus</strong> zich<br />
dui<strong>de</strong>lijk met hem, namelijk als hij hem laat zeggen: 52 ‘Ik geloof nu, dat ik het element<br />
niet in me heb, met heel mijn ziel op te gaan in een gevoel <strong>voor</strong> een enkele an<strong>de</strong>re<br />
ziel: ik zoû niet weten hoe ik ze vin<strong>de</strong>n moest, die éene ziel, en ik zoû bang zijn me<br />
te vergissen, of me maar iets wijs te maken...’ Dit is weer <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> narcistische<br />
kem van <strong>Couperus</strong>' eigen gevoelsleven, gericht op zichzelf en zijn kin<strong>de</strong>rlijke<br />
fantasiewereld. Het vermogen zich in te kapselen was <strong>Couperus</strong>' grote kracht.<br />
Merkwaardig: tij<strong>de</strong>ns het schrijven van <strong>de</strong>ze al veel eer<strong>de</strong>r overdachte roman heeft<br />
hij het verdriet om <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r geheel opzij weten te zetten. Pas drie<br />
jaar later, heeft hij het in Metamorfoze verwerkt.<br />
In ‘Het boek van anarchisme’ vin<strong>de</strong>n we overigens verrassend weinig terug van<br />
Majesteit, terwijl het er toch <strong>de</strong> spiegelroman van zou moeten zijn. <strong>Couperus</strong> heeft<br />
daar allerlei motieven ingevoerd die in 1893 nog volstrekt niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> waren.<br />
Het boek heet in Italië ontstaan te zijn.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
164<br />
Maar <strong>Couperus</strong> heeft Majesteit te Baarn voltooid, in een hoog tempo, terwijl Elisabeth<br />
zich bezighield met het vertalen van George Moores roman Vain Fortune. 53<br />
Wel was het zo dat, terwijl Majesteit in De Gids begon te verschijnen, 54 <strong>Couperus</strong><br />
nieuwe plannen maakte <strong>voor</strong> een verblijf in Italië. Op 9 juli liet hij aan Veen weten: 55<br />
‘In het mid<strong>de</strong>n van Sept. ga ik naar menschelijke berekening <strong>voor</strong> zeer lang naar het<br />
buitenland...’<br />
Dit belette hem niet <strong>de</strong> uitnodiging aan te nemen - in Rome! - met ingang van<br />
1894 tot <strong>de</strong> redactie van De Gids toe te tre<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> illuster gezelschap was dat zeker:<br />
W.G.C. Byvanck, J.N. van Hall, A.G. van Hamel, A.A.W. Hubrecht en P.W.A. Cort<br />
van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was als auteur erkend, beroemd en geëerd. Was hij ook<br />
een evenwichtig, volwassen mens? Hij werd daar wel <strong>voor</strong> aangezien. Maatschappelijk<br />
had hij zich op het oog goed aangepast. Zijn huwelijkse staat bescherm<strong>de</strong> hem ver<strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong> onmid<strong>de</strong>llijke verdachtmakingen of indiscreties. Maar in zijn diepste innerlijk...<br />
Eindnoten:<br />
1 Gegevens uit het Haags Gemeente Archief.<br />
2 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illuze, 207 e.v.<br />
3 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 132 e.v.<br />
4 V. Booven, Leven, 124. - Vogel, <strong>Couperus</strong>, 73, <strong>de</strong>elt mee dat Elisabeth ironisch beloof<strong>de</strong> dan<br />
wel een warme kamerjas <strong>voor</strong> hem te zullen kopen, an<strong>de</strong>rs zou hij het misschien koud krijgen<br />
als hij's morgens vroeg water <strong>voor</strong> haar moest gaan putten uit <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rachtige put op <strong>de</strong><br />
binnenplaats... <strong>Couperus</strong> zou toen hebben ingezien dat hij een hersenschim koester<strong>de</strong>.<br />
5 Bastet, Zuil, 63.<br />
6 Zie noot 4.<br />
7 ‘Uitzichten’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 135-137.<br />
8 Zie noot 4.<br />
9 Gepubliceerd in De Gids (1892), I, 363-367 (gedateerd nov. '91).<br />
10 ‘Epiloog’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 139-201. Verschenen in Eigen Haard (1892), nrs.27-39, 417 e.v.;<br />
433 e.v.; 449 e.v.<br />
11 Dit telkens in an<strong>de</strong>re context terugkeren van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> namen heeft <strong>Couperus</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk van<br />
Paul Bourget overgenomen, in wiens Cosmopolis b.v. <strong>de</strong> Casal van Un coeur <strong>de</strong> femme weer<br />
opduikt - Zo komt in <strong>Een</strong> verlangen zelfs <strong>de</strong> naam van Brauws al <strong>voor</strong>, die in De boeken <strong>de</strong>r<br />
kleine zielen tien jaar later terugkeert.<br />
12 Gepubliceerd in De Gids (1892), II, 448-459 (gedateerd <strong>de</strong>c. '91).<br />
13 De Gids (1892), I, 1-90 (gedateerd jan. '91-okt. '91).<br />
14 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 14 nr. 2.<br />
15 Ibi<strong>de</strong>m, en 26 nr. 18; 27 nr. 20; 32 nrs.21 en 22.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 16 nr. 3.<br />
17 Bastet, Zuil, 65.<br />
18 <strong>Couperus</strong>' eerste vertaal<strong>de</strong> roman verscheen in 1891 als Footsteps of Fate bij W. Heinemann,<br />
Lon<strong>de</strong>n, in een vertaling van Clara Bell en <strong>voor</strong>zien van een <strong>voor</strong>woord door sir Edmund Gosse,<br />
dat een overzicht biedt van <strong>de</strong> Tachtigers en hun <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis. V. Booven, Leven, 113 en<br />
124, memoreert dat volgens Gosse zelf (Silhouettes (1925), 261 e.v.) Jan van <strong>de</strong>r Poorten<br />
Schwartz (Maarten Maartens) Noodlot aan Gosse zond, bij Heinemann toen redacteur van The<br />
International Library. Het succes, dat het boek in Engeland had, moedig<strong>de</strong> Jac. T. Grein aan in<br />
1892 met een vertaling van Eline Vere te komen (Chapman and Hall, Lon<strong>de</strong>n). - Het Van<br />
Ee<strong>de</strong>n-archief bewaart een brief van <strong>Couperus</strong> aan Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n d.d. 25 februari 1891:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
‘Ik zie uit <strong>de</strong> courant, dat Noodlot vertaald zoû wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n titel van Fostering a Viper,<br />
een titel, die mij niet voldoet, omdat er critiek in ligt uitgesproken over <strong>de</strong>n hoofdpersoon, die<br />
nergens in het boek door mij een ad<strong>de</strong>r genoemd werd. Zoudt Gij daarom, zoo vrien<strong>de</strong>lijk willen<br />
zijn mij met een enkel woord het adres van <strong>de</strong>n heer Gosse te mel<strong>de</strong>n, daar ik zeer gaarne <strong>de</strong>n<br />
titel onveran<strong>de</strong>rd zoû willen zien, en hem dit zoû willen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen.’ Zie reeds Waar<strong>de</strong> Heer<br />
Veen, 13-14 (twee brieven aan Gosse in The Brotherton Library, Leeds). <strong>Couperus</strong> liet Gosse<br />
weten d.d. 27 februari 1891: ‘I think a literal translation of Noodlot - Fatality would be more<br />
in the character of the book, in which Bertie is never called a viper.’ - Vgl. Paul Vincent, ‘Sir<br />
Edmund Gosse and Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n’, in The mo<strong>de</strong>rn Language Review 66/1 January 1971),<br />
9 e.v.<br />
19 Geciteerd in De Nieuwe Courant 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />
20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 16 nr. 4. - De twee<strong>de</strong> druk (1894) kreeg band en omslag van R.N. Roland<br />
Holst. Zie Braches, Boek als N.K., 137, 162, 256, 259, 264, 476 (nr. 941023*).<br />
21 Waarschijnlijk Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong (1861-1906), die in. Eigen Haard zijn Epiloog had<br />
geïllustreerd. Deze woon<strong>de</strong> sinds 1883 in Den Haag, waar hij o.m. van 1891-'93 lid en<br />
vice-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Haagsche Kunstkring was. Zie catalogus Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong,<br />
Sint-Oe<strong>de</strong>nro<strong>de</strong> (1985).<br />
22 V. Booven, Leven, 142. - Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 19 (zie aldaar in<strong>de</strong>x 248 s.v. Wil<strong>de</strong>).<br />
23 Wil<strong>de</strong> ken<strong>de</strong> Gosse se<strong>de</strong>rt 1881, zie Ann Thwaite, Edmund Gosse. A literary Landscape (1984),<br />
211 en passim (in<strong>de</strong>x 567). - Wil<strong>de</strong> en Grein, zie N.H.G. Schoon<strong>de</strong>rwoerd,J.L. Grein,<br />
ambassador of the theatre, 1862-1935 (1963), in<strong>de</strong>x 343.<br />
24 ‘Dorian Gray’ (Van. 23 <strong>de</strong>cember 1911), in Van en over mijzelf en andren II, I, (1915), 14 e.v.<br />
25 Waar<strong>de</strong> heer Veen, 23 nr. 10.<br />
26 In 1892, als Schicksal (Deutsche Verlags Anstalt, Stuttgart). Deze Duitse vertaling zou eer<strong>de</strong>r<br />
voltooid zijn dan <strong>de</strong> Engelse (?), zie V. Booven. Leven, 130.<br />
27 V. Booven, Leven, 152.<br />
28 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 27 nr. 20.<br />
29 Reijn<strong>de</strong>rs, C.bij V.D., 176.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 178.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 179.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 132-221.<br />
33 Brief d.d. 8 januari 1981 aan Jan van Herpen, mij door <strong>de</strong>ze vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven.<br />
34 De Gids (1892) I, 555 (met vermelding van diens beschrijvingen van schil<strong>de</strong>rijen, zoals <strong>Couperus</strong><br />
later ook zou doen).<br />
35 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 32 nr. 22.<br />
36 Ongedateerd knipsel in het Letterkundig Museum, van een artikel door H.A. Lesturgeon. Niet<br />
bij J.H. Sikemeier, Elise van Calcar (1921).<br />
37 Brief in het Van Ee<strong>de</strong>n Museum te Amsterdam. Met vrien<strong>de</strong>lijke dank aan R. Richard, die mij<br />
een kopie ter beschikking stel<strong>de</strong>.<br />
38 De Nieuwe Gids VII (1891), 2 (<strong>de</strong>cember). - B. Luger, Harry G.M. Prick, De beweging van 80<br />
(1982), 93.<br />
39 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 41 nr. 35, 43. Na hem hebben hier ook Frits Lapidoth (1893) en Hélène<br />
Swarth (1894) gewoond, die in februari 1894 getrouwd zijn. Zij hebben het adres waarschijnlijk<br />
van <strong>Couperus</strong> gekregen, die intussen naar Italië was vertrokken.<br />
40 I<strong>de</strong>m, 37 nr. 28.<br />
41 V. Booven, Leven, 83-84; 128. Het portret was volgens Van Booven in 1933 nog altijd in bezit<br />
van Elisabeth. - Niet in <strong>de</strong> Graphic, zoals Fontijn, Extase, 188, meen<strong>de</strong>, die overigens een goed<br />
beeld geeft van <strong>de</strong> voedingsbo<strong>de</strong>m waaruit Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn ontstaan.<br />
42 Uitvoerig hierover Jeannette E. Koch-Piccio, ‘I romanzi regali di <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in<br />
Annali-Studi Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>si-Studi Nordici XVIII (1975; Istituto Orientale di Napoli), 31-98; i<strong>de</strong>m,<br />
XX (1977), 7-60. - Zie ook Jeannette E. Koch-Piccio, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ koningsromans in<br />
Frankrijk en Italië', in Maatstaf 31 (1983), 12, 1-15.<br />
43 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 44 nr. 39.<br />
44 I<strong>de</strong>m, 131.<br />
45 De Gids (1893), 1, 394-398.<br />
46 De vertaling is echter gedateerd ‘Den Haag, Febr. '93’, wat waarschijnlijk betekent dat er ook<br />
in <strong>de</strong> drukproeven nog aan verbeterd is.<br />
47 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 49 nr. 42. - Hélène Swarth, Brieven aan Pol <strong>de</strong> Mont, ed. Herman Liebaers<br />
(1964), 247 (januari 1893, zij woon<strong>de</strong> toen in <strong>de</strong> Celebesstraat): ‘<strong>Couperus</strong> is hier en wel in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> straat als ik; 't spijt mij dat hij geen kennis met mij komt maken. In Februari gaat hij<br />
naar het Zui<strong>de</strong>n.’ Ibi<strong>de</strong>m, 248 (d.d 20 febr 1893): ‘<strong>Couperus</strong> is geen kennis met mij komen<br />
maken, hoewel hij in mijn buurt was. Zijn vrouw is even ziekelijk als hij. Ik geloof dat zij nu<br />
naar het Zui<strong>de</strong>n zijn gegaan.’<br />
48 ‘Terug in München’ (Vad. 17 juli 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 32.<br />
49 Op dit punt zijn in Metamorfoze alle chronologische feiten terzij<strong>de</strong> geschoven. Het boek van<br />
Anarchisme (Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong>) is in Italië al geschreven, maar Hugo Aylva is nog niet<br />
getrouwd.<br />
50 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 50 nr. 44.<br />
51 I<strong>de</strong>m, 55 nr. 47. - Dat <strong>Couperus</strong> in 1893 naar Engeland zou zijn gegaan, zoals J.G. Kooy zegt,<br />
is onjuist (‘<strong>Couperus</strong> en Engeland’, in Merlyn (juli 1964), 13).<br />
52 Majesteit II, Twee<strong>de</strong> hoofdstuk, I.<br />
53 Zie over <strong>de</strong> door haar met Moore in 1893 gevoer<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie Richard Erbe, <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>. Nagelaten werk (1975), 183-84; 199 (<strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>woord in <strong>de</strong> vertaling).<br />
54 De Gids (1892), III, 1-75; 185-248; 365-449.<br />
55 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 58 nr. 56.<br />
II [1893-1896]<br />
Misschien geïnspireerd door Paul Bourgets Sensations d'Italie heeft <strong>Couperus</strong> in<br />
Italië een aantal reiservaringen opgetekend die zo nauwkeurig gedateerd zijn dat wij<br />
hem daardoor op <strong>de</strong> voet kunnen volgen. Het beloof<strong>de</strong> land lag <strong>voor</strong> hem. Petrarca,<br />
Potgieter, Ouida, Bourget, ie<strong>de</strong>r had het op eigen wijze bezongen. Nu was hij zelf<br />
aan <strong>de</strong> beurt. Over <strong>de</strong> kunstschatten had hij veel gelezen, zij het, dilettant die hij nu<br />
eenmaal was en ook graag wil<strong>de</strong> zijn, zon<strong>de</strong>r enig systeem. Wat <strong>de</strong> oudheid betreft,<br />
hij ken<strong>de</strong> en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> geromantiseer<strong>de</strong> visie van Alma Ta<strong>de</strong>ma. Elisabeth<br />
en hij zou<strong>de</strong>n een half jaar wegblijven. Zij hoopten ook nog naar Corfu en Athene<br />
ver<strong>de</strong>r te reizen.<br />
Terwijl Veen zich met <strong>de</strong> uitgave in boekvorm van Majesteit occupeer<strong>de</strong>, vertrok<br />
het echtpaar <strong>Couperus</strong> begin September 1893 via Genève, Bex en Pallanza naar<br />
Milaan, 1 om vervolgens over Parma, Mo<strong>de</strong>na en Bologna Florence te bereiken. Daar<br />
namen zij hun intrek in het Zwitserse pension Rochat, Via <strong>de</strong>' Fossi 16 (palazzo<br />
Niccolini; tegenwoordig nr. 12). Dit pension heeft hun ook later dikwijls en langdurig<br />
on<strong>de</strong>rdak verschaft. Het was gunstig gelegen, in het hart van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> binnenstad,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
165<br />
niet ver van het station en dicht bij <strong>de</strong> Santa Maria Novella. <strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>re<br />
bijkomstigheid was dat Ouida toen nog in Florence woon<strong>de</strong>, aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong><br />
Arno. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> door hem zo diep bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vrouw daar ook opgezocht,<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk echter pas nadat hij uit Griekenland naar Florence was teruggekeerd.<br />
In, oktober 1893 schreef hij als eerste schets Annonciatie, een esthetiseren<strong>de</strong><br />
beschrijving van het gelijknamige schil<strong>de</strong>rij van Simone Martini en Lippo Memmi<br />
in <strong>de</strong> Uffizi. 2 Dit prozagenre had <strong>voor</strong> hem veel toekomst. Het kunstvol beschrijven<br />
van meesterwerken - wij wor<strong>de</strong>n herinnerd aan <strong>de</strong> antieke ekphrasis - had hij vroeger<br />
al in zijn poëzie beoefend. <strong>Een</strong> aantal van zijn gedichten zijn onmiskenbaar<br />
beschrijvingen van beroem<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen, niet alleen van Makart maar ook van<br />
Ingres, Bouguereau en Victoriaanse Engelse schil<strong>de</strong>rs.<br />
Half november ontving hij Majesteit als boek, met <strong>de</strong> band van R.N. Roland Holst.<br />
Op <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> van die maand schreef hij Veen om hem te bedanken. De naam van<br />
<strong>de</strong> kunstenaar lijkt weinig indruk op hem gemaakt te hebben, en wat diens creatie<br />
betreft, daar had <strong>Couperus</strong> nogal wat op aan te merken: 3 ‘laat mij <strong>voor</strong>taan een<br />
woordje meêspreken, waar het <strong>de</strong>n band aangaat. De insigniën on<strong>de</strong>raan zijn nog al<br />
goed, maar dat kroontje boven <strong>de</strong> M, die zich zoo leent om gekroond te zijn!’ De<br />
presentexemplaren gingen weer naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n en vrien<strong>de</strong>n: Ten Brink,<br />
Netscher, Jäger.<br />
De eerste Reis-impressies, die <strong>Couperus</strong> in Italië schreef, beschouw<strong>de</strong> hij zelf niet<br />
als belangrijk werk. Het waren maar kleine schetsen: 4 ‘Dat alles had niet veel waar<strong>de</strong>:<br />
het waren maar als losse bla<strong>de</strong>n, die vielen uit een dagboek, en al spiegel<strong>de</strong>n zich<br />
zijne nieuwe stemmingen er in af, het was kleine kunst, het was als prelu<strong>de</strong> van hij<br />
wist niet wat, dat komen zoû...’ Dit is althans wat wij er bij mon<strong>de</strong> van Hugo Aylva<br />
over horen.<br />
Italië werkte echter an<strong>de</strong>rs op <strong>Couperus</strong> in dan hij had verwacht of had kunnen<br />
<strong>voor</strong>zien. Niet alleen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> confrontatie met zoveel eeuwen westerse<br />
cultuurgeschie<strong>de</strong>nis hem zijn eigen beperkingen beseffen, maar ook, en zelfs <strong>voor</strong>al,<br />
<strong>de</strong>ed <strong>de</strong> realiteit van het mo<strong>de</strong>rne leven dat. <strong>Couperus</strong> leid<strong>de</strong> een volstrekt<br />
onmaatschappelijk bestaan. Er was een werkelijkheid - áls het dat was - waar hij<br />
geen <strong>de</strong>el aan had. Hij zag dit heel dui<strong>de</strong>lijk in maar kon en wil<strong>de</strong> er eigenlijk niets<br />
aan veran<strong>de</strong>ren. Over Aylva in Italië schreef hij: 5 ‘Hij was een droomer en een<br />
dilettant, buiten <strong>de</strong> menschen om. De menschen - dáár, in zijn vizioen van eigen Tijd,<br />
- zag hij ze<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
166<br />
rond krioelen. Ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Wat ook, ze dachten, ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n, ze han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n; en ze bewogen<br />
zich met reuzengroote beweging [...]. En hij - die eenmaal zooveel had gedacht van<br />
zijne gewoon-menschelijkheid - hij droom<strong>de</strong> maar en hij <strong>de</strong>ed niets. [...] <strong>de</strong> drang<br />
tot samenwerking, gemeenschapsgevoel ontbrak hem als een orgaan, een zin aan<br />
zijne ziel, als ware ze lam of blind.’<br />
In <strong>de</strong>cember reis<strong>de</strong>n zij naar Rome door. In een klein hotel in het toen<br />
splinternieuwe Quartiere Ludovisi, Hôtel du Sud in <strong>de</strong> Via Lombardia, namen zij<br />
twee kamers. Op 17 <strong>de</strong>cember schreef hij er San Pietro, zijn indrukken van <strong>de</strong><br />
Sint-Pieterskerk, waar <strong>de</strong> laag staan<strong>de</strong> winterzon met grote gou<strong>de</strong>n plekken naar<br />
binnen stroom<strong>de</strong>. Voor het eerst van zijn leven zag hij <strong>de</strong> paus, hoog in een draagstoel.<br />
<strong>Een</strong> mis werd opgedragen, duizen<strong>de</strong>n juichten <strong>de</strong> Heilige Va<strong>de</strong>r toe. Maar <strong>Couperus</strong>,<br />
hoewel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk, zag <strong>voor</strong>al dat <strong>de</strong> koorknapen vuil waren, <strong>de</strong> kanunniken<br />
zelfs goor, en het hele cortège vond <strong>de</strong> zo erg keurige Hagenaar slordig.<br />
Hij zwierf overal rond, <strong>de</strong> schetsen getuigen ervan. Pincio, Michelangelo's cupola,<br />
Via Appia en Brief uit Ronie 6 zijn niet alleen met lief<strong>de</strong> gegeven beschrijvingen van<br />
<strong>de</strong> Eeuwige Stad, maar even zovele bekentenissen van <strong>de</strong>emoed en... onwetendheid.<br />
<strong>Couperus</strong> zag in dat hij zich slecht had <strong>voor</strong>bereid. Betreur<strong>de</strong> hij zijn gebrek aan<br />
aca<strong>de</strong>mische vorming? In elk geval besefte hij nog pas aan het begin te staan van<br />
een lange ontwikkeling. Hij zou zeer hard moeten werken om er iets van te maken.<br />
Alles moest hij zichzelf nog leren.<br />
Wat had hij over Rome gelezen? Hij herinner<strong>de</strong> zich 7 Ouida's Ariadne, naast Rienzi<br />
van Bulwer. Ook ken<strong>de</strong> hij Transformation van Hawthorne, en van Frances Elliot<br />
had hij Diary of an idle woman gelezen. Hij noemt al <strong>de</strong>ze boeken in zijn schetsen,<br />
memoreert <strong>de</strong> Voyage en Italie (1856) van Taine en natuurlijk Bourgets Cosmopolis.<br />
De feitelijke informaties over alles wat hij ging bekijken haal<strong>de</strong> hij, zoals in die tijd<br />
gebruikelijk, uit een Bae<strong>de</strong>ker. Maar ook een nu vrijwel vergeten boek, Walks van<br />
Hare, 8 bewees hem goe<strong>de</strong> diensten. Dat hij van Rome als het ware een inventaris<br />
<strong>voor</strong> zichzelf opmaakte blijkt uit <strong>de</strong> Brief uit Rome, waarin wij, nu reeds, diverse<br />
themata vin<strong>de</strong>n die veel later in zijn antieke romans terugkeren. Naar De berg van<br />
licht <strong>voor</strong>uit wijst bij <strong>voor</strong>beeld 9 ‘Heliogabalus, <strong>de</strong> zonnepriester van Emeze, die zóo<br />
vrouweschoon was, dat <strong>de</strong> soldaten, zoodra ze hem in <strong>de</strong>n tempel zagen, verliefd<br />
riepen tot keizer, en <strong>voor</strong>uit zon<strong>de</strong>n naar Rome zijne won<strong>de</strong>rbeeltenis...’ Er zijn<br />
trouwens nog meer homo-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
167<br />
erotische toespelingen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> maakt ze met vrijmoedigheid. Zo is er<br />
<strong>de</strong> beeldschone Antinoüs, met 10 ‘<strong>de</strong> oogen vol weemoed, vol raadsel, vol vragen aan<br />
het leven’. De kop van diens minnaar Hadrianus komt er daarnaast wat bekaaid af:<br />
‘te veel als opgemaakt, te netjes, en uit zijne oogen <strong>de</strong> antwoordblik niet op dien van<br />
mijn Antinoüs...’ Grote bewon<strong>de</strong>ring boezem<strong>de</strong>n hem in het Vaticaan <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
Vuistvechters van Canova in: 11 ‘Het is <strong>de</strong> massieve schoonheid van enkel forsche<br />
mannenkracht in het gevoeligste van hunne viriliteit; <strong>de</strong> gezichten fronsend als<br />
woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> beestenkoppen, met woe<strong>de</strong>nd vlammen<strong>de</strong> oogen en spalken<strong>de</strong> neusgaten,<br />
die snuiven...’<br />
Voor het eerst zien wij hier in het werk van <strong>Couperus</strong> een niet langer half verhul<strong>de</strong>,<br />
maar integen<strong>de</strong>el uitgesproken seksuele <strong>voor</strong>keur die afwijkt van het zogenaamd<br />
‘normale’. Er is naerkbaar sprake van heel iets an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> vele boezems en naakte<br />
schou<strong>de</strong>rs uit zijn poëzie. Het is echter slechts via <strong>de</strong> kunst, antieke of classicistische,<br />
dat dit zo openlijk gebeurt.<br />
Wat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn ontwikkeling steeds weer naar <strong>de</strong> otidheid heeft<br />
teruggedreven, is <strong>de</strong> in zijn ogen zoveel vrijere, niet-christelijke moraal geweest. Het<br />
was een openbaring die in <strong>de</strong> allereerste plaats door <strong>de</strong> beeldhouwkunst tot hem<br />
sprak. De oudheid, in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van het Romeinse Keizerrijk, <strong>de</strong>ed<br />
zich aan hem <strong>voor</strong> als een tijdvak dat <strong>de</strong> beperkingen van <strong>de</strong> kerk, in het bijzon<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> seksuele, nog niet ken<strong>de</strong>. Het was een vermeend verloren paradijs. Het zou een<br />
ontsnappingsoord wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn, dikwijls weinig gebrei<strong>de</strong>l<strong>de</strong>, seksuele fantasie.<br />
Duitse vertalingen van Eline Vere, Noodlot, Extaze en <strong>Een</strong> zieltje hiel<strong>de</strong>n hem bezig<br />
telkens als hij weer teruggekeerd was in zijn hotel 12 . Zijn successen bestendig<strong>de</strong>n<br />
zich, daar was geen twijfel aan. Aan nieuw verhalend proza waag<strong>de</strong> hij zich <strong>voor</strong>lopig<br />
echter niet. In het genre ‘reisschetsen’ ont<strong>de</strong>kte hij <strong>voor</strong> het ogenblik on<strong>de</strong>rwerpen<br />
genoeg waar hij zich in kon uitleven. De gedwongen beknoptheid noodzaakte tot<br />
economie ook van taalgebruik. Dit <strong>de</strong>ed zijn stijl geen kwaad, integen<strong>de</strong>el. Als bron<br />
van inspiratie was ‘reizen’ ver<strong>de</strong>r onuitputtelijk. Verslaving lag op <strong>de</strong> loer...<br />
In <strong>de</strong> loop van februari 1894 reis<strong>de</strong> hij met Elisabeth door naar Napels, waar hij<br />
in Hotel <strong>de</strong> la Ville zijn Brief uit Napels schreef. 13 De schittering van het echte zui<strong>de</strong>n<br />
zoals hij het hier ervoer maakte hem steeds enthou-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
168<br />
siaster. Maar zijn beschrijving van Pompeji blijft <strong>de</strong>sondanks wat mat: 14 ‘<strong>Een</strong><br />
reusachtige zeis schijnt er al wat boven was te hebben weggemaaid,’ lezen wij, om<br />
ons vervolgens te herinneren dat dit beeld al <strong>voor</strong>komt in Vosmaers Amazone. 15 In<br />
Pesto (Paestum) herinnert <strong>Couperus</strong> zich dit boek dan ook letterlijk: 16 ‘...in <strong>de</strong>ze stilte<br />
van zuilen<strong>de</strong> tempels in blauwe lucht, met <strong>de</strong> smal-blauwe streep van zee tusschen<br />
<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n en grauwe lijnen door, heb ik mijne vrome gedachte gewijd aan Vosmaer<br />
en “Amazone” ...’ En <strong>de</strong> zee zelf? ‘...ze is zoo smal en zoo azuur als Alma Ta<strong>de</strong>ma<br />
haar geeft boven of tusschen zijn marmer...’ 17<br />
Lang is <strong>Couperus</strong> niet in Napels gebleven. Misschien omdat hij er in Elsevier's<br />
geïllustreerd maandschrift een reisbeschrijving over gelezen had, 18 misschien ook<br />
om <strong>de</strong> gedroom<strong>de</strong> streken waar Majesteit speel<strong>de</strong> met eigen ogen te zien, nam hij in<br />
<strong>de</strong> laatste week van februari 1894 te Brindisi <strong>de</strong> boot naar Corfu, om van daar naar<br />
Athene over te steken. De Brief van Corfu is die van een geterg<strong>de</strong> reiziger. 19 Brindisi<br />
al was hem niet bevallen. Uit die haven was hij op <strong>de</strong> Principe Oddone naar Corfu<br />
gevaren. Maar het door Bae<strong>de</strong>ker aanbevolen hotel aldaar was duur en slecht, een<br />
klein pension zat on<strong>de</strong>r het ongedierte. Het héél dure hotel St. Georges bleek ijskoud<br />
te zijn terwijl er te weinig eten werd geserveerd. <strong>Couperus</strong> gaapte, zo zegt hij, van<br />
honger en verveling. Pas een week later zou op maandagmiddag <strong>de</strong> boot naar Patras<br />
afvaren. Die week was haast niet om door te komen. Om zich intussen op Athene<br />
<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n las hij geen historische of archeologische verhan<strong>de</strong>ling, maar Aspasia<br />
van Hamerling. Het bracht hem niet in een beter humeur: ‘Men reist toch niet om<br />
zijne correspon<strong>de</strong>ntie bij te hou<strong>de</strong>n. En <strong>de</strong> unieke olijven bewon<strong>de</strong>ren, kan men toch<br />
niet doen met een sufheid en een geeuwhonger, waaron<strong>de</strong>r ik op dit ogenblik lijd.’<br />
Wel wist hem <strong>de</strong> villa Mon Repos even te boeien, zomerverblijf van <strong>de</strong> Griekse<br />
koninklijke familie, die er in april zou resi<strong>de</strong>ren. Ineens leek Majesteit nu tot leven<br />
te komen. Hooge troeven kondigt zich al aan in <strong>de</strong> beschrijving: ‘Het zal daar zijn,<br />
in dat kleine huis, in dien gezelligen tuin, een vrij familieleven zon<strong>de</strong>r etiquette. In<br />
<strong>de</strong> zee, vlak bij, baadt men. Op een spiegelkast in <strong>de</strong> kleedkamer van <strong>de</strong>n koning trof<br />
mij een geheele reeks namen, met een diamant geschreven, van zijne kin<strong>de</strong>ren en<br />
familie.’ - Maar <strong>de</strong> Brief uit Athene, waar hij in maart aankwam, begint veelzeggend<br />
met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Het is een genot weg te gaan van Corfu...’<br />
De schoonheid van Parthenon en Erechtheion heeft hem als zovelen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
169<br />
<strong>voor</strong> en na hem diep getroffen. Enkele vergissingen in beschrijving en datering 20<br />
laten zien hoe nieuw dit alles <strong>voor</strong> hem was. Indien ooit, dan moet hij hier een<br />
gymnasiale achtergrond gemist hebben. Zo goed mogelijk stel<strong>de</strong> hij zich van alles<br />
op <strong>de</strong> hoogte. Toch heeft Griekenland hem niet echt geboeid. Het mo<strong>de</strong>rne leven<br />
was er te nieuw, hij miste er werkelijke traditie, <strong>de</strong> oudheid <strong>de</strong>ed zich aan hem <strong>voor</strong><br />
als een geïsoleerd fenomeen: 21 ‘In Florence a<strong>de</strong>mt men <strong>de</strong> Renaissance; in Rome,<br />
hoe mo<strong>de</strong>rn <strong>de</strong> stad ook zij, <strong>de</strong> oudheid; maar in Athene a<strong>de</strong>mt men niet <strong>de</strong> Gou<strong>de</strong>n<br />
Eeuw.’ De Grieken waren Albanezen, hun koning was een Deen, en <strong>voor</strong> het nog<br />
tastbare verre verle<strong>de</strong>n leek dit volk nauwelijks warm te lopen. In Griekenland is<br />
<strong>Couperus</strong> nooit meer teruggekeerd. De ware Hof van E<strong>de</strong>n zou <strong>voor</strong> hem altijd Italië<br />
blijven. Met het Italiaanse volkskarakter heeft hij gedweept.<br />
Opnieuw nam hij <strong>de</strong> boot, nu terug naar Brindisi. Achtentwintig jaar later zou hij<br />
zich in Japan herinneren: 22 ‘Ik heb eens gereisd van Brindisi naar Rome. Het was<br />
nacht en maneschijn. Ik kon in <strong>de</strong>n trein niet slapen en zag uit naar buiten. En<br />
kilometers, kilometers lang zag ik tij<strong>de</strong>ns dien nacht een feeënlandschap van dicht<br />
bloeien<strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lboomen, waar <strong>de</strong> maan dóór scheen. Ik zal die schoonheid nooit<br />
vergeten.’<br />
Na drie dagen in Rome te zijn gebleven - tot en met <strong>de</strong> eerste Paasdagkeer<strong>de</strong> hij<br />
tevre<strong>de</strong>n terug naar Florence, Via <strong>de</strong>' Fossi 16. In zijn Brief uit Florence klinkt<br />
opluchting door: 23 ‘Zoodra ik weêr hier ben, in dit stille paleis, ben ik thuis. Bene<strong>de</strong>n<br />
woont <strong>de</strong> markies Niccolini; in zijne kel<strong>de</strong>rs verkoopt hij zijne wijnen en oliën; op<br />
<strong>de</strong> eerste verdieping is een spoorweg maatschappij, waarvan men niets merkt; op <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> dit pension, waar ik mijne kamer heb, kijken<strong>de</strong> op <strong>de</strong>n hangen<strong>de</strong>n tuin van<br />
<strong>de</strong>n markies; on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n tuin zijn zijne stallen.’ Het stadsgezicht dat hij er uit een van<br />
zijn vensters zag bekoor<strong>de</strong> hem zo, ‘dat ik me betrap op <strong>de</strong> gedachte, dat ik hier<br />
gaarne zoû willen wonen, zoû willen blijven...’ Eerlang zou het er ook van komen.<br />
De droom zou werkelijkheid wor<strong>de</strong>n. Het pension werd daarmee <strong>voor</strong>lopig het<br />
eindpunt van zijn verlangen. <strong>Couperus</strong> hield van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dame, een Zwitserse, die<br />
er altijd in <strong>de</strong> hall aan haar schrijftafel zat. Zij was een lieve vrouw van tweeënzeventig<br />
jaren, die hem - zoals zijn moe<strong>de</strong>r! - verwen<strong>de</strong> ‘en, wie weet, dat misschien niet zoo<br />
zoû doen, als ze wist, dat ik Noodlot geschreven had... Maar nu weet ze alleen maar,<br />
dat ik schrijf en niet, dat ik gaarne ter analyze iets nerveus' en morbi<strong>de</strong>'s zoek, en ik<br />
wacht mij wel het haar te vertellen...’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
170<br />
In <strong>de</strong> korte tijd die hem hier restte bezocht hij nog weer vele musea, kerken en<br />
kloosters. Uit Mrs. Margaret Oliphants Makers of Florence (1876) stak hij allerlei<br />
wetenswaardighe<strong>de</strong>n 24 op. En vermoe<strong>de</strong>lijk is het ook in <strong>de</strong>ze dagen geweest dat hij<br />
een bezoek gebracht heeft aan haar die hij pas veel later zou memoreren: Ouida. Zijn<br />
bezoek aan haar, hoe kon het ook an<strong>de</strong>rs, heeft hem diep geroerd.<br />
Vergissen wij ons niet, dan is hij haar op maandag 7 april 1894 <strong>de</strong>s middags tussen<br />
drie en zes zijn opwachting gaan maken. 25 <strong>Couperus</strong>, die haar van jongs af aan zo<br />
vereerd heeft, is haar in<strong>de</strong>rdaad zijn leven lang trouw gebleven. In 1911 schreef hij: 26<br />
‘Toen ik hier kwam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal, jaren, jaren gele<strong>de</strong>n, woon<strong>de</strong> Ouida op<br />
Bellosguardo, en ik hoor<strong>de</strong>, dat zij heen ging, omdat Florence's ou<strong>de</strong> wijken wer<strong>de</strong>n<br />
afgebroken, en omdat zij alle mo<strong>de</strong>rniteit verafschuw<strong>de</strong>. Zij is se<strong>de</strong>rt hier nooit meer<br />
geweest... Ik herinner mij haar éenmaal gezien te hebben, in haar villa van<br />
Bellosguardo... Zij zat in een groote zaal, vòl antieke meubelen, in het mid<strong>de</strong>n, op<br />
een witte ijsbeerenvacht, in een wit gewaad met sleepen<strong>de</strong> kanten, drie witte<br />
langharige hazewindhon<strong>de</strong>n om zich heen: zij zat als een heldin zoû gezeten hebben<br />
in een van hare romans... Het was in hare glorie... Toen zij Florence verliet, verliet<br />
hare glorie haar...’<br />
<strong>Couperus</strong> kan Ouida niet in het najaar van 1893 al bezocht hebben. Er was toen<br />
namelijk nog geen sprake van dat Ouida op korte termijn Florence zou verlaten. 27<br />
Bovendien was op 10 September 1893 juist haar moe<strong>de</strong>r overle<strong>de</strong>n, die bij haar<br />
inwoon<strong>de</strong>. Daar Ouida op dat ogenblik geen geld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> begrafenis bezat, leg<strong>de</strong> zij<br />
het lijk <strong>voor</strong>lopig in een bovenkamer van haar villa. Hulp van vrien<strong>de</strong>n heeft tenslotte<br />
<strong>de</strong> teraar<strong>de</strong>bestelling alsnog mogelijk gemaakt. Die zelf<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zorg<strong>de</strong>n er <strong>voor</strong><br />
dat zij thuis maaltij<strong>de</strong>n van een <strong>de</strong>r beste Florentijnse restaurants kreeg. Veel zin had<br />
dat overigens niet, Ouida gaf het eten aan haar hon<strong>de</strong>n en leef<strong>de</strong> zelf van biscuitjes<br />
en thee. Toen zij in <strong>de</strong> loop van het <strong>voor</strong>jaar 1894 niet langer in staat was haar huur<br />
te betalen, moest zij Bellosguardo verlaten.<br />
<strong>Couperus</strong> trof haar ‘tronen<strong>de</strong> tusschen hare gasten’. Waarschijnlijk heeft hij haar<br />
dan op een van haar laatste ontvangdagen bezocht. Aangezien zij die op maandagen<br />
placht te hou<strong>de</strong>n, blijft alleen 7 april als mogelijkheid open. Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk<br />
daarna zijn <strong>Couperus</strong> en Elisabeth naar Brussel vertrokken. 28 Veel later, kort <strong>voor</strong><br />
Ouida's dood, heeft hij haar nog een twee<strong>de</strong> en laatste maal ontmoet, Zij was toen<br />
diep in verval.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
171<br />
Van Brussel uit moedig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op 11 april 1894 zijn uitgever aan tot het bun<strong>de</strong>len<br />
van zijn reisschetsen. 29 Dit zou dus het boek Reis-impresesies wor<strong>de</strong>n, nog dat zelf<strong>de</strong><br />
jaar verschenen. <strong>Een</strong> dag later schreef hij Veen nogmaals, 30 een aansporing om te<br />
proberen Noodlot van Elsevier over te nemen, en van Van Kampen zo mogelijk ook<br />
Eline Vere. Hij hoopte zelfs op ‘een geïllustreer<strong>de</strong> editie van al mijn werken, ook <strong>de</strong><br />
poëzie!’ - een teken dat hij, los van zijn nieuwe successen, nog altijd volledig achter<br />
zijn gedichten stond. Even interessant is zijn me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling - dan al - in een postscriptum:<br />
‘...on<strong>de</strong>rwijl caresseer ik het motief <strong>voor</strong> mijn volgen<strong>de</strong>n roman; die Metamorfoze<br />
zal heten; het leven van een mo<strong>de</strong>rn litterair artist. Dat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.’ Aan<br />
Wereldvre<strong>de</strong> dacht hij blijkbaar nog in het geheel niet, hoewel hij dat boek, min of<br />
meer een vervolg op Majesteit, vóór Metamorfoze geschreven heeft.<br />
De eerste weken van mei brachten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth weer bij tante Baud en<br />
Minta in Baarn door, in <strong>de</strong> villa die <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> naam droeg als het koninklijk<br />
buitenverblijf op Corfu, Mon Repos. Soms ging hij <strong>voor</strong> korte tijd even naar zijn<br />
va<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> paar dagen ook logeer<strong>de</strong> hij bij zijn oudste zuster Johanna Fayan Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein-<strong>Couperus</strong>, die niet ver daarvandaan met haar echtgenoot Carel op het adres<br />
Riouwstraat 178 verbleef. <strong>Couperus</strong> maakte plannen <strong>voor</strong> een novelle, Menschen op<br />
reis (‘scenes in een hôtel’), die echter nooit geschreven werd. Mogelijk heeft hij in<br />
1899 het ontwerp uitgewerkt tot wat dan Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid zou gaan<br />
heten. 31 Het eerste ge<strong>de</strong>elte van die roman geeft in<strong>de</strong>rdaad ook een beschrijving van<br />
mensen in een Romeins hotel. Aan Veen schreef hij op 31 mei 1894: 32 ‘ik heb geen<br />
lust meer ze te schrijven, daar mijne gedachte eigenlijk meer bezig is met mijn<br />
volgen<strong>de</strong>n grooten roman’. Daarnaast voltooi<strong>de</strong>n hij en Elisabeth <strong>de</strong> vertaling van<br />
George Moore's Vain Fortune.<br />
Van Majesteit wil<strong>de</strong> Veen nu ook een geïllustreer<strong>de</strong> editie uitgeven. Hij dacht<br />
daartoe aan tekeningen van Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong. <strong>Couperus</strong> echter hield zijn<br />
hart vast en meen<strong>de</strong> zelfs een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> te moeten stellen die Veen wel het<br />
<strong>voor</strong>hoofd zal hebben doen fronsen. 33 ‘dat ik oor<strong>de</strong>elen kunne over <strong>de</strong> gelijkenis<br />
tusschen mijne hoofdpersonen met <strong>de</strong> illustraties, die <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r van <strong>de</strong>ze maakt.<br />
De hoofdpersonen moet ik terugzien in <strong>de</strong> illustraties, zooals ik ze mij gedacht heb<br />
en niet volgens een soms zeer gewijzig<strong>de</strong> opvatting van <strong>de</strong>n verluchter.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
172<br />
In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van zijn leven had <strong>Couperus</strong> nog niet gekozen <strong>voor</strong> een vrijwel<br />
onon<strong>de</strong>rbroken reizen en trekken, volstrekt rusteloos, zoals later toegegeven, met<br />
rustige tussenpozen - het geval zou zijn. Zo kon hij er nu toe komen met Elisabeth<br />
in Den Haag een heel huis te gaan bewonen. Hoe zij dit kon<strong>de</strong>n financieren is niet<br />
geheel dui<strong>de</strong>lijk en meegevallen is het hun ook niet. Wer<strong>de</strong>n zij misschien door<br />
familie geholpen? Ook <strong>de</strong> reis naar Italië en Griekenland kan <strong>Couperus</strong> nauwelijks<br />
alleen van honoraria betaald hebben. Natuurlijk beschikte hij over het van zijn moe<strong>de</strong>r<br />
geërf<strong>de</strong> geld. Bovendien had Elisabeth iets van haar grootva<strong>de</strong>r gekregen. Maar veel<br />
is dit zeer zeker niet geweest. Hoe dit ook zij, in het begin van <strong>de</strong> zomer van 1894<br />
betrokken zij <strong>de</strong> woning Jacob van <strong>de</strong>r Doesstraat 123. Net als in <strong>de</strong> Villa Minta<br />
zou<strong>de</strong>n zij daar overigens slechts een jaar blijven.<br />
In dit huis ontving <strong>Couperus</strong> van zijn uitgever een twee<strong>de</strong> druk van zijn<br />
Orchi<strong>de</strong>eën. 34 Wat belangrijker is, Wereldvre<strong>de</strong> is er ontstaan, en <strong>Couperus</strong> begon<br />
er aan zijn vertaling van fragmenten uit Flauberts La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine.<br />
<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>re gebeurtenis, die diepe indruk gemaakt moet hebben, was van<br />
tragische aard. Het betrof <strong>de</strong> zwaarmoedige Gerrit Jäger, <strong>de</strong> vriend aan wie <strong>Couperus</strong><br />
vier jaar eer<strong>de</strong>r Eline Vere had opgedragen en die van zijn kant zoveel bewon<strong>de</strong>ring<br />
<strong>voor</strong> hem koester<strong>de</strong>. Of Jäger nu werkelijk aan een ongeneeslijke ziekte leed of dat<br />
dit een waan<strong>de</strong>nkbeeld was, 35 op 27 augustus maakte hij, niet meer dan vijfen<strong>de</strong>rtig<br />
jaren oud, een ein<strong>de</strong> aan zijn leven door zich te verdrinken in het Ververschingskanaal.<br />
In Metamorfoze heeft <strong>Couperus</strong>, die bij Jägers begrafenis aanwezig was, enkele<br />
bladzij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verloren vriend gewijd. Er blijkt een diep schuldgevoel uit,<br />
misschien omdat <strong>Couperus</strong> door zijn huwelijk langzaamaan van hem weggegroeid<br />
was: 36 ‘En hij zag hem nu: altijd zoo goed, altijd zoo bereidwillig - om misbruik van<br />
te maken - zoo innig weinig egoïst, zoo altijd <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> aan an<strong>de</strong>ren en zoo goed<br />
vriend, vol toegenegenheid, aanhankelijkheid en toewijding... [...]. Hij had willen<br />
bid<strong>de</strong>n, hij had willen biechten. Want hij gevoel<strong>de</strong> een naamloze wroeging, een<br />
wroeging, die nooit zoû weg te nemen zijn. Nu zijn arme vriend daar dood was, [...]<br />
nu voel<strong>de</strong> hij: Dat hij hem had gehad en nooit genoeg had gewaar<strong>de</strong>erd.’<br />
In September vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn uitgever <strong>voor</strong> het eerst dat hij, behalve aan<br />
Metamorfoze, dacht aan 37 ‘een vervolg op Majesteit, Othomar keizer; maar het<br />
schrijven wil nog niet gaan’. Vandaar dat hij, naar hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
173<br />
zei om zich bezig te hou<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> vertaling begon van La tentation da Saint<br />
Antoine. 38 Waarom hij nu juist op dit werk van Flaubert zijn oog liet vallen is niet<br />
dui<strong>de</strong>lijk. Het fantasmagorische karakter ervan moet hem natuurlijk geboeid hebben.<br />
Voor an<strong>de</strong>r proza van <strong>de</strong> Franse meester koester<strong>de</strong> hij niet min<strong>de</strong>r eerbied. Hoe dan<br />
ook, <strong>Couperus</strong> werkte er met plezier aan. Het uitein<strong>de</strong>lijke resultaat is helaas niet<br />
bepaald vlekkeloos. Wel is <strong>de</strong> vertaling ‘door en door <strong>Couperus</strong>’. In zijn eigen Imperia<br />
- onvoltooid gebleven - zou hij zich onmiskenbaar door La tentation laten inspireren,<br />
zon<strong>de</strong>r echter het niveau van zijn grote <strong>voor</strong>beeld zelfs maar enigszins te bena<strong>de</strong>ren.<br />
Op 6 november <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 39 ‘Ik ben begonnen aan mijn nieuwen roman,<br />
die zich dicht bij Majesteit zal aansluiten en waar<strong>voor</strong> ik een mooien titel lieb:<br />
Wereldvre<strong>de</strong>. Ik wijd mij nu liever aan dit werk dan aan Metamorfoze: misschien is<br />
dat van later zorg.’<br />
De vre<strong>de</strong>sgedachte was een modieuze aangelegenheid. In 1891 had bij <strong>voor</strong>beeld<br />
Bertha von Suttner - gravin Kinsky - <strong>de</strong> Österreichische Frie<strong>de</strong>nsgesellschaft<br />
opgericht, waar een beroemd gewor<strong>de</strong>n tijdschrift Die Frie<strong>de</strong>nswarte en kort daarna<br />
Die Waffen nie<strong>de</strong>r! uit zou resulteren. <strong>Couperus</strong> was daar, zoals vrijwel ie<strong>de</strong>reen in<br />
die tijd, van op <strong>de</strong> hoogte. 40 In augustus 1895 zou het zeven<strong>de</strong> internationale<br />
Vre<strong>de</strong>-Congres gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, volgens een eerste plan in Luxemburg, volgens<br />
het twee<strong>de</strong> in Scheveningen. Het werd tenslotte Brussel. Hóe modieus het on<strong>de</strong>rwerp<br />
was, heeft <strong>Couperus</strong> zelf in een ietwat spotten<strong>de</strong> passage van zijn roman aangegeven: 41<br />
‘men gaf door heel het groote keizerrijk heen: Vre<strong>de</strong>-bals, Vre<strong>de</strong>-romans en<br />
Vre<strong>de</strong>-drama's. Men had Vre<strong>de</strong>-gezelschappen van niets dan vrouwen,<br />
Vre<strong>de</strong>-gezelschappen van kin<strong>de</strong>ren. In <strong>de</strong> nationale Liparische Vre<strong>de</strong>kas stroom<strong>de</strong><br />
het geld. De duif met <strong>de</strong> olijvetak was het symbool, dat men aanbracht in alle<br />
versieringen, dat men vond op brievenpapier en als broches.’ - Bij het neerschrijven<br />
van <strong>de</strong>ze laatste regel <strong>voor</strong>al moet <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> nodige binnenpret gehad hebben. De<br />
duif met olijftak immers, sier<strong>de</strong> zelfs zijn eigen postpapier: het was het familiewapen<br />
van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen, met <strong>de</strong> wapenspreuk ‘Tuum Est’! 42<br />
In een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn nieuwe roman, gedateerd augustus 1895, leg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
getuigenis af van zijn sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vre<strong>de</strong>sgedachte hoe zou hij ook niet - maar<br />
gaf tevens te verstaan dat Wereldvre<strong>de</strong> zuiver en alleen als kunstwerk beschouwd<br />
dien<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n. Het boek had niets te maken met het Vre<strong>de</strong>congres: ‘Ik ben bijna<br />
overtuigd, dat <strong>de</strong> Vrien<strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
174<br />
van <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong>, die - óm die samentreffen - mijn roman ter hand nemen, eene<br />
teleurstelling zou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n.’<br />
Terwijl hij er nog maar juist aan begonnen was, verschenen er in Engeland enkele<br />
zeer matige kritieken op Majesty, <strong>de</strong> vertaling van Majesteit die Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />
gemaakt had. Deze teleurstelling benam <strong>Couperus</strong> een ogenblik alle moed: 43 ‘Als ik<br />
pas zoo een banale onzin gelezen heb,’ schreef hij Veen, ‘heb ik niets geen lust aan<br />
Werelvre<strong>de</strong> te werken. Maar dat wordt wel beter: een mensch is toch geen mensch,<br />
maar een machine. Wereldvre<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>rt langzaam, maar het vor<strong>de</strong>rt, <strong>voor</strong>al in mijn<br />
gedachte, en dat is het beste.’ <strong>Couperus</strong>-als-machine laat zien hoe weinig dandy hij<br />
zich, althans in <strong>de</strong>ze tijd nog, eigenlijk voel<strong>de</strong>. Hij wist dat hij alleen met hard werken<br />
iets zou kunnen bereiken.<br />
Overigens heeft hij als machine niet altijd zijn grootste meesterwerken<br />
gepubliceerd. Wereldvre<strong>de</strong> is geen goed boek gewor<strong>de</strong>n. Het is bijna niet te begrijpen<br />
hoe hij in <strong>de</strong>ze nieuwe kasteelroman, doordrenkt we<strong>de</strong>rom van Ouida en Bourget op<br />
zijn slechtst, met niets dan scènes vol prinsessen, hertoginnen, diva's, valse juwelen,<br />
jachten en wat dies meer zij, is blijven geloven terwijl hij eraan <strong>voor</strong>tschreef. In onze<br />
tijd laat, zo moet gevreesd wor<strong>de</strong>n, het boek zich alleen nog lezen als geslaag<strong>de</strong><br />
parodie op het genre. Het is een van <strong>de</strong> vele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n hoe gemakkelijk in <strong>de</strong><br />
schrijver <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kunstenaar het spoor bijster kon raken. Het <strong>voor</strong>treffelijke,<br />
objectiveren<strong>de</strong> en toch zeer persoonlijke proza van <strong>de</strong> reisbrieven lijkt geheel vergeten.<br />
In dit soort pompeuze, voze werken keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' vermogen tot stileren en<br />
dramatiseren zich tegen hem. Het on<strong>de</strong>rwerp - marxisme contra kapitalisme, anarchie<br />
contra or<strong>de</strong>, <strong>de</strong>structie contra i<strong>de</strong>alisme - ging zijn krachten verre te boven. Zijn<br />
grootste capaciteiten lagen evenmin hier als in <strong>de</strong> poëzie.<br />
<strong>Couperus</strong> was geen ‘<strong>de</strong>nker’ en zou het ook nooit wor<strong>de</strong>n. Hij wist zijn<br />
vre<strong>de</strong>son<strong>de</strong>rwerp niet uit te tillen boven een slecht operalibretto dat zichzelf ten<br />
onrechte ernstig nam. Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> mogen dan al beschouwd wor<strong>de</strong>n<br />
als experimenten van allure, als literaire kunstwerken zijn ze uit verkeer<strong>de</strong><br />
ingrediënten gebrouwen en als zodanig tot mislukken gedoemd geweest. Paradoxaal<br />
genoeg heeft juist dit soort Haagse bluf, of e<strong>de</strong>lkitsch als men wil, hem nationaal én<br />
internationaal succes bij een zeer groot publiek bezorgd. Hierdoor gesterkt liet hij<br />
zich vervolgens ook nog tot het sierlijke draakje Hooge troeven verlei<strong>de</strong>n.<br />
Op 15 januari 1895 was Wereldvre<strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>rd tot op <strong>de</strong> helft van het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
175<br />
eerste <strong>de</strong>el. 44 Ditmaal ging het moeizaam ver<strong>de</strong>r. Spoedig zou het nog moeizamer<br />
gaan, toen namelijk, op 4 maart, <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> aflevering van het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch<br />
Tijdschrift open<strong>de</strong> met Van Deyssels tijdbom: diens beoor<strong>de</strong>ling van Extaze, waaraan<br />
vastgekoppeld besprekingen van <strong>Een</strong>e illuzie, Majesteit en Reis-impressies. 45<br />
Van Deyssel vond Extaze, drie jaar na datum, alsnog subliem. Hij kon bijna geen<br />
woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n om het boek genoeg te prijzen: 46 ‘Ik kán niet an<strong>de</strong>rs zeggen: vóor<br />
alles raakt het mij met een, zoo geheel aan mij weggegeven, genereus-in-éens<br />
toegezwaai<strong>de</strong>, rijke geur van sympathie, en dan, dan met een doordringen<strong>de</strong><br />
verheuging.’ Maar <strong>Couperus</strong>' ogen moeten bijna uit zijn hoofd gerold zijn toen hij<br />
vervolgens te lezen kreeg: ‘De Heer <strong>Couperus</strong> kan <strong>voor</strong> mijn part ophoepelen, met<br />
<strong>de</strong>n Heer <strong>Couperus</strong> heb ik heelemaal niets te maken. Ik bedoel hiermee maar, dat<br />
wat ik nu zeggen ga volstrekt niet iets als een openbaar <strong>voor</strong>stel van mij aan <strong>de</strong>n<br />
Heer <strong>Couperus</strong> is om sympathie met mij te sluiten.’ En ver<strong>de</strong>r: ‘jongen, je hebt dat<br />
boek zeker geschreven zon<strong>de</strong>r 't zelf te kunnen hèlpen, het heeft zich zelf door jou<br />
heen zoo gemaakt.’ Daar tussendoor ston<strong>de</strong>n dan weer zinsne<strong>de</strong>n als ‘bladzij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
verrukking, bladzij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n hoogsten vre<strong>de</strong>’. Er was zelfs sprake van ‘het zéér<br />
weinige, aller-hoogst-gelegene, méést sublieme wat ik in boeken van <strong>de</strong>n laatsten<br />
tijd heb gevon<strong>de</strong>n.’ 47<br />
Hierna vel<strong>de</strong> Van Deyssel in het zelf<strong>de</strong> stuk over Majesteit een volstrekt<br />
vernietigend oor<strong>de</strong>el: 48 ‘Het is nagenoeg onleesbaar. [...] Het is een laffe samen<br />
stelling van verslagjes <strong>de</strong>r gebeurtenissen aan Europeesche hoven [...]. De roman<br />
“Majesteit” is een paleis van mahoniehout, bewoond door levens-groote<br />
borst-plaat-beel<strong>de</strong>n.’ Met diepe afkeer gewaag<strong>de</strong> Van Deyssel van 49 ‘<strong>de</strong> ten hemel,<br />
ten meubel-winkel-ledikant-hemel, schreyen<strong>de</strong> oppervlakkigheid van dit allernaarste<br />
boek’.<br />
Reis-impressies vond hij ook niet geweldig, maar toch 50 ‘gracelijk-gezellig, vol<br />
bonhommie van goe<strong>de</strong>n huize’. <strong>Een</strong>e illuzie noem<strong>de</strong> hij niet meer dan een boek 51<br />
‘met okkultistische anekdoten en flauwe dagboekfragmenten’. Bijna do<strong>de</strong>lijk echter<br />
moeten <strong>Couperus</strong>, die Wereldvre<strong>de</strong> nog lang niet af had, tenslotte <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
getroffen hebben: ‘een abdikatie als van “Extaze” tot “Majesteit” is niets dan een<br />
platte vergissing.’ 52 Onbe<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld gezien had Van Deyssel echter zeker gelijk.<br />
Vele jaren later heeft ook <strong>Couperus</strong> zelf zich tegen zijn koningsromans gekeerd. 53<br />
Of het nog niet genoeg was, kreeg <strong>Couperus</strong> onenigheid met <strong>de</strong> redac-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
176<br />
tie van De Gids, hoewel hij pas een jaar eer<strong>de</strong>r als redactielid was toegetre<strong>de</strong>n. Wat<br />
er precies gebeurd is staat niet vast. Had het te maken met het feit dat, toen men eens<br />
bij hem thuis verga<strong>de</strong>rd had, hij bij <strong>de</strong> op <strong>de</strong> verga<strong>de</strong>ring volgen<strong>de</strong> maaltijd Elisabeth<br />
mee aan tafel had laten zitten? 54 Hoe dit ook zij, hij kon zich niet goed bij <strong>de</strong> mores<br />
van het kleine gezelschap aanpassen. Dit blijkt dui<strong>de</strong>lijk uit zijn 30 april 1895 aan<br />
<strong>de</strong> secretaris mr. J.N. van Hall geschreven woor<strong>de</strong>n: 55 ‘De re<strong>de</strong>nen, die mij tot dit<br />
besluit noodzaken, komen hoofdzakelijk <strong>voor</strong>t uit een zeer groot gemis aan<br />
samenstemming dat ik gevoel tusschen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Redaktie en mijzelven.<br />
En daar ik geene roeping heb om in <strong>de</strong> Redaktie van een tijdschrift, dat zich al jaren<br />
lang heeft gehandhaafd in <strong>de</strong> harmonie zijner Redaktiele<strong>de</strong>n, een dissonant te brengen,<br />
meen ik beter te doen mij terug te trekken. Ik neem daarbij alle schuld op mij. Te<br />
Rome, waar mij het Redakteurschap aangebo<strong>de</strong>n werd, was ik misschien te ver van<br />
Holland om mij rekenschap te geven van het essentieele verschil, dat er ligt tusschen<br />
U allen, met elkaâr bevriend en gewend aan elkaar, en mij. De juiste optiek ging<br />
<strong>voor</strong> mij te loor. [...] Ik zal hierbij niet voegen eene opsomming van grieven, omdat<br />
mij dit - na mijn besluit om af te tre<strong>de</strong>n -, nutteloos toeschijnt.’<br />
Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van <strong>de</strong>ze brief zocht Van Hall hem op, om te trachten<br />
hem van zijn <strong>voor</strong>nemen af te brengen. Blijkbaar was er hem veel aan gelegen<br />
<strong>Couperus</strong> - het jonge en mo<strong>de</strong>rne element in <strong>de</strong> redactie; over hem hoef<strong>de</strong> De Gids,<br />
met een schuin oog kijkend naar <strong>de</strong> jonge Amsterdamse tegenpool, zich bepaald niet<br />
te schamen - te behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het tijdschrift waar Jan ten Brink hem in had<br />
binnengehaald. Waarschijnlijk vrees<strong>de</strong> hij tevens <strong>Couperus</strong> als me<strong>de</strong>werker te<br />
verliezen. Maar Van Halls diplomatieke missie had geen succes. Op 4 mei bevestig<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> dat hij in zijn besluit volhard<strong>de</strong>: 56 ‘Wat zich verwikkeld heeft tusschen De<br />
Gids en mij is misschien een te verward kluwen gewor<strong>de</strong>n om weêr glad te kunnen<br />
ontrafelen. <strong>Een</strong> bepaal<strong>de</strong> grief kan wor<strong>de</strong>n weggenomen: van een psychische<br />
verwikkeling blijft altijd iets, hoe weinig ook, over. [...] Ver<strong>de</strong>r vergat ik U me<strong>de</strong> te<br />
<strong>de</strong>elen, dat ik naar alle waarschijnlijkheid niet in Holland ter woon gevestigd blijf.<br />
Den winter, in alle geval, zullen wij hier niet zijn. Laat (dan), later, <strong>voor</strong> het publiek,<br />
mijn herhaal<strong>de</strong>lijk verblijf in het buitenland en mijn boheme natuur, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn<br />
van mijn aftre<strong>de</strong>n als Redakteur van De Gids.’<br />
<strong>Een</strong> dag later antwoord<strong>de</strong> Van Hall tenslotte dat zijn besluit <strong>de</strong> redac-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
177<br />
tiele<strong>de</strong>n zeer had getroffen 57 ‘en met groot leedwezen vervul<strong>de</strong>’. Op <strong>de</strong> laatste<br />
verga<strong>de</strong>ring had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> indruk gehad allengs wel tot een vergelijk te zullen komen,<br />
‘ten gevolge van <strong>de</strong>n we<strong>de</strong>rzijdschen ernstigen wensch om het goed met elkaar te<br />
vin<strong>de</strong>n. Uw besluit kwam hun dus zeer onverwacht en <strong>de</strong>ed hun zeer leed. [...] Laat<br />
mij er bijvoegen dat <strong>de</strong> redaktie zeer apprecieert <strong>de</strong> digne wijze, waarop <strong>de</strong>ze pijnlijke<br />
zaak door U is behan<strong>de</strong>ld. [...] Onnodig U te verzekeren, dat wij het zeer op prijs<br />
stellen, dat gij Uwe me<strong>de</strong>werking aan ons tijdschrift zult blijven verleenen.’<br />
Zóveel had Van Hall, door chapeau-bas te spelen, dan toch nog <strong>voor</strong> De Gids<br />
bereikt: tot in 1902 zou <strong>Couperus</strong> in<strong>de</strong>rdaad zijn werk blijven sturen. Overigens<br />
ontkomt men moeilijk aan <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong> zich wel erg lichtgeraakt heeft<br />
getoond. Uiterst kwetsbaar en zeer zelfverzekerd tegelijk, trok hij zich trots in zichzelf<br />
terug. Het had an<strong>de</strong>rs gekund. De redactie voel<strong>de</strong> genoeg sympathie <strong>voor</strong> hem en <strong>de</strong><br />
kwestie, welke die dan ook precies geweest moge zijn, had zeker geheel kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n bijgelegd indien <strong>Couperus</strong> zich min<strong>de</strong>r afstan<strong>de</strong>lijk had opgesteld en niet<br />
narcistisch <strong>de</strong> geraakte diva was blijven spelen. Waarschijnlijk echter vond hij zijn<br />
eclipseren wel prettig. Uit het gezelschap <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>ren trok het kind <strong>Couperus</strong><br />
zich maar al te graag terug, toen een vermeend conflict hem daartoe een, dankbaar<br />
gebruikt, argument verschafte. Kan tot <strong>de</strong>ze houding Van Deyssels kritiek, die<br />
natuurlijk ie<strong>de</strong>reen gelezen had - men kon het stuk moeilijk negeren - het zijne hebben<br />
bijgedragen?<br />
Ook het, niet eer<strong>de</strong>r aangekondig<strong>de</strong>, plan niet in Ne<strong>de</strong>rland te blijven wijst op<br />
wrevel en ongenoegen van <strong>Couperus</strong> met zijn positie hier. Terug naar het land van<br />
belofte! Al was het dan ook in zekere zin een vlucht uit <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> realiteit. De toekomst<br />
bleef moeilijk, een ondui<strong>de</strong>lijk spookbeeld. Er moest nu eenmaal geschreven wor<strong>de</strong>n.<br />
Het werken aan en blijven geloven in Wereldvre<strong>de</strong> werd door <strong>de</strong>ze stemming niet<br />
bevor<strong>de</strong>rd. Op 6 mei schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 58 ‘heb tegenwoordig erg weinig<br />
lust in letters op papier! Daarom ligt W[ereldvre<strong>de</strong>] ook al te slapen <strong>voor</strong> het<br />
oogenblik.’ En iets later: 59 ‘Ik hoop W:Vr: af te hebben van <strong>de</strong>n zomer, maar op het<br />
oogenblik is <strong>de</strong> veine niet bizon<strong>de</strong>r. [...] Ik ben nu zowat op <strong>de</strong> helft.' Op 25 mei: 60<br />
'ik ben <strong>de</strong>n laatsten tijd er meê <strong>voor</strong>uitgegaan en vóor Augustus (dan ga ik naar Baam)<br />
moet het af zijn.’ Het boek zou dan namelijk in De Gids beginnen. Uitein<strong>de</strong>lijk is<br />
dat <strong>Couperus</strong> ook gelukt. Begin oktober wil<strong>de</strong> hij naar het zui<strong>de</strong>n reizen, met een<br />
schone lei. Vol-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
178<br />
gens plan zou Wereldvre<strong>de</strong> dan ook meteen als boek verschijnen.<br />
Hoe moeizaam <strong>de</strong> roman echter ook tot stand mag zijn gekomen, toen het boek<br />
af was... begon <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk aan nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> koningsverhaal. Wei zou<br />
dit veel korter wor<strong>de</strong>n, een appendix als het ware bij <strong>de</strong> twee vorige, maar toch een<br />
afzon<strong>de</strong>rlijk geheel. Hij had zijn zelfvertrouwen herwonnen en trok zich van Van<br />
Deyssel niets, maar dan ook niets meer aan. ‘Mijne novelle Hooge Troeven is af,’<br />
schreef hij Veen op 7 oktober, 61 ‘maar er is geen plaats <strong>voor</strong> in De Gids Cot Februari.’<br />
- <strong>Een</strong> komische noot is nog dat <strong>Couperus</strong> dat jaar ook lijfelijk niet geheel veilig <strong>voor</strong><br />
Van Deyssel geweest blijkt te zijn. Op 24 September schijnen <strong>de</strong> heren elkaar ergens<br />
in Baarn ontmoet, of althans gezien te hebben. Van Deyssel rept er over in een ver<strong>de</strong>r<br />
niet belangrijke brief. 62 <strong>Couperus</strong>, van zijn kant, maakt nergens melding van het<br />
<strong>voor</strong>val. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft hij Van Deyssel wel herkend. Men kan er niet aan<br />
twijfelen of hij heeft geweten dat <strong>de</strong>ze in Baarn woon<strong>de</strong>. De kans op een ontmoeting<br />
was dus a priori groot. Van Deyssel noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ontmoeting ‘aardig’, wat niet doet<br />
veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>Couperus</strong> dédaigneus langs, door of over hem heen heeft gekeken.<br />
In oktober vertrokken <strong>Couperus</strong> en Elisabeth volgens plan naar Italië. Als eerste<br />
stad stond daar Venetië op het programma, dat er in 1894 bij ingeschoten was. Op<br />
20 oktober 1895, waarschijnlijk een dag na zijn aankomst, beschreef <strong>Couperus</strong> hoe<br />
buiten het station aan <strong>de</strong> spoorka<strong>de</strong> <strong>de</strong> slanke, donkere gon<strong>de</strong>ls hem verrasten: 63 ‘In<br />
het décor een dubbel woe<strong>de</strong>nd koor: het koor <strong>de</strong>r gon<strong>de</strong>lieren en het koor <strong>de</strong>r<br />
gegalonneer<strong>de</strong> portiers, schreeuwend tegen elkaâr in met groote gebaren van wenken...<br />
Het had zoo weinig van het gewone gedoe van reizen, misschien omdat <strong>de</strong> nacht<br />
vreemd schaduwt over <strong>de</strong>ze waterstad en het water zoo stil is en <strong>de</strong> paleizen zoo<br />
onwaar zijn en een kerk, die <strong>de</strong>r Scalzi, zoo onverwacht plechtig op doemt... Zooals<br />
in een droom, waarin wijzelve niet han<strong>de</strong>len, maar vreemd toeschouwen, sjouwen<br />
ze noo<strong>de</strong>loos druk met koffers en la<strong>de</strong>n ze in onzen gon<strong>de</strong>l, waar wij al wachten,<br />
lijdzaam, en een enkele blik doet ze schreeuwen, sicurissimo! sicurissimo!... en dat<br />
<strong>de</strong> koffers nièt in het water zullen vallen...’ 64<br />
Na zich geïnstalleerd te hebben in een hotel dicht bij Piazza San Marco begaven<br />
Elisabeth en hij zich meteen naar het grote plein, dat <strong>Couperus</strong> beschreef als 'het<br />
schitterend verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> décor van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> acte eener groote opera, <strong>de</strong> kathedraal<br />
als eene fabel, een sprookje van betoovering<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
179<br />
of er een sultan daar woont met prinsessen, in het leven van <strong>de</strong> Duizend-en-<strong>Een</strong><br />
Nacht; en het Dogepaleis een twee<strong>de</strong> fabel, een twee<strong>de</strong> sprookje [...]. En men wacht,<br />
dat er tusschen <strong>de</strong> zuilen van <strong>de</strong> Piazzetta [...] een heldin in brokaat zal uitwan<strong>de</strong>len,<br />
die zingen gaat een heel groot aria met veel roula<strong>de</strong>s tegen <strong>de</strong>n nacht aan...<br />
Dit was <strong>de</strong> droomwereld waarin hij zich thuis voel<strong>de</strong>. Geen verplichtingen, geen<br />
Gridsredacties, geen Van Deyssels - maar daarin vergiste hij zich! - en geen beroerd<br />
Hollands najaarsklimaat. Uren zat hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dagen tegen zonson<strong>de</strong>rgang op<br />
<strong>de</strong> Piazzetta, met zijn gedachten bij histories als Walewein of Ferguut. Maar <strong>de</strong> herfst<br />
trad ook hier in. Hevige regens brachten hem vanzelf tot <strong>de</strong> werkelijkheid terug:<br />
‘...dan druist het oneigenlijke van <strong>de</strong>ze waterstad te veel tegen ons mo<strong>de</strong>rn leven in<br />
en wij verlangen een oogenblik uit dit eeuwige décor weg te zijn. Dan is het als eene<br />
overstrooming, die men niet overziet en men verlangt naar een rijtuig, om eens vlug<br />
ergens heen te gaan. Vlug ergens heen gaan, dat gaat hier niet...’<br />
Hij bezocht <strong>de</strong> paleizen, <strong>de</strong> grote musea, zag <strong>voor</strong> het eerst Tintoretto, Titiaan en<br />
Veronese en trachtte hun machtige werken te doorgron<strong>de</strong>n. Bijzon<strong>de</strong>r trof hem <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> terugkeer van Jezus als on<strong>de</strong>rwerp in <strong>de</strong> dikwijls theatrale kunst van<br />
<strong>de</strong> grote Italianen. Hij gaf er bijna extatische beschrijvingen van, <strong>voor</strong>lopers van <strong>de</strong><br />
vele kleurige bladzij<strong>de</strong>n die hij later in Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht opnieuw<br />
aan <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>rijen zou wij<strong>de</strong>n. Nu meen<strong>de</strong> hij: ‘Het on<strong>de</strong>rwerp en <strong>de</strong> kunst daarvan<br />
zijn te heilig om distractie te kunnen velen.’<br />
Na Venetië is <strong>Couperus</strong> doorgereisd naar Rome. Intussen had in Ne<strong>de</strong>rland Van<br />
Deyssel onmid<strong>de</strong>llijk gretig <strong>de</strong> recente roman Wereldvre<strong>de</strong> besprongen, om zijn<br />
prooi vervolgens met welbehagen te verscheuren, zon<strong>de</strong>r te letten op het gemorste<br />
bloed. Zijn recensie verscheen in het novembernummer van het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch<br />
Tijdschrift. <strong>Couperus</strong> ontving dit in Rome, na Veen on<strong>voor</strong>zichtig genoeg gevraagd<br />
te hebben om zoveel mogelijk kritieken op zijn nieuwe roman (en bovendien om<br />
recensies van <strong>de</strong> in <strong>de</strong>cember 1895 nog te verschijnen bun<strong>de</strong>l Williswin<strong>de</strong>). 65<br />
Wat <strong>Couperus</strong> te lezen kreeg was niet mals. In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> van Wereldvre<strong>de</strong> alleen<br />
reeds leek <strong>de</strong> auteur immers volgens Van Deyssel 66 ‘op een concertzanger, die men<br />
<strong>de</strong> fraaiste lie<strong>de</strong>ren heeft hooren zingen, maar die in het gewone leven een ordinair<br />
en onaanhoorbaar gespreksmensch is, op <strong>de</strong>n zanger, ja waarlijk, uit Eline Vere’. De<br />
eigenlijke roman vond Van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
180<br />
Deyssel 67 ‘slechter nog dan Majesteit’. De muze van <strong>Couperus</strong> was in een aantal<br />
passages te keer gegaan als ‘eene modiste van <strong>de</strong>n twee<strong>de</strong>n rang’. Delen van het<br />
boek leken op ‘een bezinksel <strong>de</strong>r chroniques van Parijsche dagbla<strong>de</strong>n’, en <strong>de</strong><br />
slotconclusie luid<strong>de</strong> botweg: 68 ‘Hoeveel beter is een schoone stilte van onthouding<br />
dan dit toonloos en hol geraffel en geprelu<strong>de</strong>er.’<br />
De lectuur van dit proza bracht <strong>Couperus</strong> buiten zichzelf van razernij. Hij had, tot<br />
overmaat van ramp, ook an<strong>de</strong>re slechte kritieken te incasseren gekregen. Op 16<br />
<strong>de</strong>cember 1895 luchtte hij zijn woe<strong>de</strong> in een brief aan Frans Netscher. 69 ‘Ik weet<br />
wel,’ schreef hij, ‘dat ik me ze niet moest aantrekken, maar ze treffen me ongelukkig<br />
in een week oogenblik, en dan kan het je zelfs nerveus maken als iemand lang naar<br />
je kijkt, of een straatjongen zijn tong uitsteekt, of iemand grinnikt. [...] En Van<br />
Deyssel, met <strong>de</strong> sublimiteit van zijn krankzinnigheid, Van Deyssel, is zoo<br />
onrechtvaardig en partijdig mogelijk. Van Deyssel heeft zich altijd in mij vergist, en<br />
nu, nu weet hij misschien wel beter, maar doet hij of hij zich dóor vergist.’ <strong>Couperus</strong><br />
was verontwaardigd: ‘Van Deyssel beweer<strong>de</strong>, dat Extaze subliem was, maar dat ik<br />
het bij vergissing geschreven had, en dat een van hén het had moeten schrijven:<br />
allergeestigst, niet waar? Want dat ik na <strong>de</strong> ophemeling van Eline niet eerbiedig tot<br />
<strong>de</strong> Nieuwe Gids kwam, dat kon<strong>de</strong>n ze niet verduren, <strong>de</strong> heeren, en daar zijn ze altijd<br />
zoo transparant boos om geweest; het was bepaald vermakelijk!’ Tamelijk<br />
ge<strong>de</strong>tailleerd ging hij daarna in op punten van <strong>de</strong> recensie, die hij onrechtvaardig<br />
achtte zon<strong>de</strong>r te willen zien wat Van Deyssel werkelijk bedoel<strong>de</strong>. Diens stuk<br />
culmineer<strong>de</strong> in een volstrekt juiste zienswijze: 70 ‘Het on<strong>de</strong>rwerp was te groot en paste<br />
met in <strong>de</strong>n aard van <strong>de</strong>n schrijver.’<br />
Van Deyssels kritieken waren gezaghebbend. Ie<strong>de</strong>reen las ze, <strong>Couperus</strong> kon ze<br />
niet naast zich neer leggen en besefte dat. Het venijn vrat <strong>voor</strong>t. <strong>Een</strong> i<strong>de</strong>e <strong>voor</strong> een<br />
nieuwe Haagse roman liet hij liggen. Ook een boek over Venetië en een verzameling<br />
schetsen bleven ongeschreven. 71 Metamorfoze leek wel helemaal in <strong>de</strong> doofpot<br />
verdwenen.<br />
Er was in Rome gelukkig een en an<strong>de</strong>r waar hij troost uit kon putten. <strong>Couperus</strong><br />
ontmoette er een goe<strong>de</strong> kennis, een schil<strong>de</strong>r, die hij waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en die van zijn kant<br />
ook <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> waar<strong>de</strong>ring had: Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong. Voor Epiloog had<br />
<strong>de</strong>ze al eens illustraties gemaakt. 72 Aan Netscher schreef <strong>Couperus</strong> nu dat De Jong<br />
in Rome het plan had opgevat zijn portret te tekenen. 73 Helaas kwam het er niet van,<br />
zo zou echter blijken,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
181<br />
want ‘het was al te laat <strong>voor</strong> De Jong, en hij was zoo druk aan het mo<strong>de</strong>lleeren, dat<br />
ik er niet op kon aandringen’.<br />
Dit laatste gegeven is interessant. De Jong heeft in Rome dus ook in klei gewerkt.<br />
Het valt niet moeilijk te be<strong>de</strong>nken in wiens atelier hij dat gedaan kan hebben. Van<br />
zijn hand is namelijk een tekening bekend, in 1896 te Rome gemaakt van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />
Friese beeldhouwer Pier Pan<strong>de</strong>r. 74 De laatste, die vriendschap <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> heeft<br />
opgevat, woon<strong>de</strong> er al sinds 1890. Het lijdt geen twijfel of het is door tussenkomst<br />
van De Jong geweest dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> het eerst Pan<strong>de</strong>r in diens werkplaats aan <strong>de</strong><br />
Via Gaëta heeft opgezocht. <strong>Couperus</strong> was meteen <strong>voor</strong> hem gewonnen. In<br />
Metamorfoze heeft Pan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam Fed<strong>de</strong>r gekregen, 75 ‘onzen Fed<strong>de</strong>r in Rome’.<br />
Pan<strong>de</strong>r was in 1895 bezig aan een vrouwelijk naakt, bekend gewor<strong>de</strong>n als ‘Alba’ of<br />
‘Uchtend’. Zeer precies beschreef <strong>Couperus</strong> het beeld als 76 ‘silhouet, bloem van<br />
lijnen, vreemd jonge vrouwelijkheid, kind, opstaan<strong>de</strong> huivering recht, <strong>de</strong> armen<br />
hangen<strong>de</strong> langs het lijf, het hoofdje jong rond, en met een blik, die recht uit zag, heel<br />
angstvallig het te ruwe leven in’.<br />
Het beeld maakte op <strong>Couperus</strong> diepe indruk. Hij beschouw<strong>de</strong> het, zo drukte hij<br />
het uit, als kunst in <strong>de</strong> heilige betekenis ervan, en meen<strong>de</strong> zelfs ineens: 77 ‘Ik vind het<br />
woord niet <strong>de</strong> hoogste kunst. Ik versta met <strong>de</strong> hoogste: <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijkste, <strong>de</strong> kuischte.<br />
De god<strong>de</strong>lijkste is <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong> ziel van een beeld, zooals dit. Het is kort, onmid<strong>de</strong>llijk,<br />
een openbaring. Het woord is te menschelijk om ooit god<strong>de</strong>lijk te wor<strong>de</strong>n...’ <strong>Couperus</strong><br />
laat Aylva ook zeggen: 78 ‘Ik lees bijna nooit meer, en ik geniet meer van een schil<strong>de</strong>rij<br />
dan van een gedicht.’ In sommige kunstwerken - schil<strong>de</strong>rijen of sculpturen - vond<br />
hij een volmaakte waarheid, die hem een overeenkomstige, eigen waarheid leek te<br />
openbaren. De eerbied die <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> Pan<strong>de</strong>r koester<strong>de</strong> was van een zuiver<br />
gehalte. Omgekeerd herken<strong>de</strong> Pan<strong>de</strong>r in <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eerlijke kern van een groot<br />
kunstenaarschap.<br />
Met zijn hier geuite bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> een reine, maag<strong>de</strong>lijke vrouwenfiguur was<br />
<strong>Couperus</strong> weer terug in het gefantascer<strong>de</strong> beeldhouwersatelier van Gedroomd minnen.<br />
In Pan<strong>de</strong>rs neoklassieke werk zag hij een zelf<strong>de</strong> zoeken naar <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van ware<br />
schoonheid. Zich hierop concentrerend kon <strong>Couperus</strong> zich nu superieur achten aan<br />
een man als Van Deyssel, die <strong>de</strong> bedrieglijke kunst van het woord als hoogste i<strong>de</strong>aal<br />
nastreef<strong>de</strong>. Door zichzelf esthetisch te vervolmaken trachtte <strong>Couperus</strong> een<br />
onomstotelijke zekerheid te vin<strong>de</strong>n, het enige ware geloof: schoonheid als eigenbe-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
182<br />
lang. Het woord kon daarbij alleen maar hulpmid<strong>de</strong>l zijn, geen doel. Bereikt had hij<br />
die doelstelling nog allerminst. Was het trouwens geen hersenschim?<br />
Eind <strong>de</strong>cember zond Veen hem Williswin<strong>de</strong>. De band van L.W.R. Wenckebach<br />
kon <strong>Couperus</strong> nauwelijks bekoren: 79 ‘een vies kleurtje en met iets, dat me aan een<br />
Gartenlaube aan <strong>de</strong> Rijn laat <strong>de</strong>nken, waar we Rijnwijn drinken.’ Uit <strong>de</strong> <strong>voor</strong>re<strong>de</strong><br />
blijkt nog iets an<strong>de</strong>rs, en wel dit: ter wille van een aardig honorarium kon <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> het met zijn artistiek geweten zon<strong>de</strong>r veel moeite op een charmant akkoordje<br />
gooien. Hij had dit <strong>voor</strong>woord al in September 1895 geschreven. Deftig <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij<br />
er zijn lezers in me<strong>de</strong>: ‘... <strong>de</strong> gedichten, die dit bun<strong>de</strong>ltje vormen, zijn bijna tien jaar<br />
oud, en ik kan er <strong>de</strong> weinigen, die ze misschien nog eens willen overlezen, niet binnen<br />
lei<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r hen even in een <strong>voor</strong>kamertje te hebben ontvangen, met een handdruk<br />
en een glimlach. De handdruk, omdat zij nog gekomen zijn; <strong>de</strong> glimlach, om wat<br />
toegevendheid.’ Hij had het naamgeven<strong>de</strong> gedicht Williswin<strong>de</strong> 80 ‘met groote naive<br />
lief<strong>de</strong> geschreven, en daarom is het misschien, dat er nog iets in trilt, dat eene nieuwe<br />
uitgave wettigt’. - Dat was het dan! Het is bijna onbegrijpelijk dat Veen dit heeft<br />
geaccepteerd. Trachtte <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong> kritiek een slag mee <strong>voor</strong> te zijn? Zo iets ooit<br />
een captatio benevolentiae genoemd mocht wor<strong>de</strong>n, dan zeker dit. Het heeft bovendien<br />
maar een haar gescheeld of <strong>Couperus</strong> had, om het boekje nog wat meer omvang te<br />
geven, er ook nog <strong>de</strong> tekst van zijn kin<strong>de</strong>roperette De schoone slaapster ingestopt,<br />
zon<strong>de</strong>r zich ook maar enigszins te bekommeren om een harmonische opbouw van<br />
zijn nieuwe bun<strong>de</strong>l.<br />
Nu maakte hij eerst maar <strong>de</strong> Flaubertvertaling af, die hij - alweer een artistieke<br />
onbegrijpelijkheid - met Hooge troeven wil<strong>de</strong> combineren. Begin januari 1896 schreef<br />
hij Veen: 81 ‘Ik ben op het oogenblik heel lui en ben aan niets bezig: het is wel eens<br />
prettig, zoo een leêg hoofd!’ Want Flaubert was Flaubert. Uit hemzelf kwam na Van<br />
Deyssels vonnis niets meer.<br />
In een uitvoerige bespreking van Wereldvre<strong>de</strong> heeft Netscher een kleine pleister<br />
op <strong>de</strong> won<strong>de</strong> gelegd. 82 Ondanks kritiek op het Intermezzo vond Netscher zijn ou<strong>de</strong><br />
schoolvriend gegroeid: ‘zuiver<strong>de</strong>r en krachtiger van taal, veel vaster van hand, mooier<br />
van geluid, concieser en inééns treffend van <strong>de</strong>scriptie, stouter van opzet.’ Dit had<br />
tot gevolg dat <strong>Couperus</strong> weer moed vatte en zijn arme Wereldvre<strong>de</strong> maar weer eens<br />
toeknikte: 83 ‘Ikblijf<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
183<br />
er zeer tevre<strong>de</strong>n over. Het ligt in <strong>de</strong> lucht af te keuren tegenwoordig. En er is zoo<br />
bitter, bitter weinig in ons landje: misschien alleen Borel; dat is prachtig.’ In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
brief aan Veen waarin hij dit schreef (12 februari 1896), <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij hem tevens mee:<br />
‘Metamorfoze begint vorm aan te nemen. Het zal iets geheel an<strong>de</strong>rs zijn dan wat ik<br />
tot nog toe geschreven heb: <strong>de</strong> held is een mo<strong>de</strong>rn auteur.’<br />
Voor zichzelf wist <strong>Couperus</strong> al dat dit boek <strong>de</strong> grote afrekening met zijn jonge<br />
jaren zou wor<strong>de</strong>n. Waarschijnlijk mogen wij daarom een belangrijke passage uit een<br />
veel later geschreven schets in verband brengen met <strong>de</strong>ze laatste, nog te Rome<br />
doorgebrachte weken van winter 1896. In zijn brief aan Veen lezen wij tevens: ‘Ik<br />
ben onlangs vrij erg ziek geweest en zal van het <strong>voor</strong>jaar misschien drie kuren te<br />
maken hebben.’ Was het alleen een lichamelijke kwestie? Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze ziekte heeft<br />
<strong>Couperus</strong> in elk geval alle tijd gehad om over zijn leven na te <strong>de</strong>nken. Vergissen wij<br />
ons niet, dan slaat <strong>de</strong> nu volgen<strong>de</strong> passus terug op <strong>de</strong> eerste dag dat hij weer uit<br />
mocht. In volle glorie zag hij <strong>de</strong> fleurige mimosa's en aman<strong>de</strong>lbloesems wuiven op<br />
<strong>de</strong> vroege lentewind. Het is in 1910 geweest, dat hij memoreer<strong>de</strong> hoe hij als jongeman<br />
veel had nagedacht 84 ‘over God en godsdienst, ik dacht over <strong>de</strong>n mensch, over natuur<br />
en kunst, over mijzelven, over jou [zijn latere “vriend Jan”], over mijn buurman en<br />
mijn me<strong>de</strong>mensch. Ik was bepaald een ontwikkeld mensch, die veel nadacht over<br />
allerlei on<strong>de</strong>rwerpen [...] ik dacht over filozofie, over socialisme, en zelfs over<br />
anarchisme, en vond <strong>de</strong> menschheid heel serieus, om aan dit alles te doen. Maar toen<br />
[...] moet ik bekennen, dat er plotseling een oogenblik in mijn <strong>de</strong>nkleven is geweest<br />
- ik geloof, dat ik dag en datum en uur en minuut zoû kunnen opgeven - een oogenblik,<br />
dat ik mij bewust werd met al mijn <strong>de</strong>nken geen stap ver<strong>de</strong>r te zijn gekomen, noch<br />
relatief <strong>voor</strong> mijzelven, noch absoluut <strong>voor</strong> <strong>de</strong> menschheid, wat betrof anarchisme,<br />
socialisme, filozofie, kunst, mensch of God. Toen heb ik een groot besluit genomen.<br />
Toen heb ik - het was een heerlijke lentedag, in Italië, en er waren om mij heen<br />
bloesemen<strong>de</strong> vruchtenboomen, bloeien<strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lboomen, net als in een sprookje,<br />
- toen heb ik het besluit genomen nooit meer na te <strong>de</strong>nken, niet over God, niet over<br />
mijn me<strong>de</strong>mensch en niet over mijn eigen ziel, niet over kunst, en niet over het<br />
anarchisme. Aan dat besluit heb ik mij se<strong>de</strong>rt vast gehou<strong>de</strong>n. Ik heb nóoit meer<br />
nagedacht. Het is na dat besluit heel mooi in mij gewor<strong>de</strong>n en heel weldadig om mij.<br />
Ik dacht niet meer na, wel is waar, maar ik lééf<strong>de</strong>... ik geloof <strong>voor</strong> het eerst.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
184<br />
Metamorfoze eindigt met <strong>de</strong> regel: ‘En <strong>voor</strong> het eerst waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij.’ De roman<br />
moest nog geschreven wor<strong>de</strong>n, maar alle hier opgesom<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen zullen wij er<br />
in tegenkomen. <strong>Couperus</strong> kon ze later met grote afstand behan<strong>de</strong>len. Italië had hem<br />
die winter echt bevrijd. Zoals zovelen <strong>voor</strong> en na hem had hij er ein<strong>de</strong>lijk zichzelf<br />
gevon<strong>de</strong>n... dacht hij. Want dat <strong>Couperus</strong>' blague, dandyisme, schöngeisterei en wat<br />
men nog meer op zijn conto heeft geschreven <strong>voor</strong>tgekomen zijn uit onmacht zich<br />
als een ‘normaal, volwassen mens’ - wat dat dan ook moge zijn - in dit leven te<br />
integreren, en dat hij zich dit echec drommels goed bewust was, ook dat ligt hierin<br />
overdui<strong>de</strong>lijk besloten. Definitief trad hij terzij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> kille, kou<strong>de</strong> maatschappij.<br />
Met <strong>de</strong> Van Deyssels wil<strong>de</strong> hij nooit meer iets te maken hebben. Narcistisch trok hij<br />
zich terug in zijn eigen, kin<strong>de</strong>rlijke wereld van vermeend zuivere schoonheid. Als<br />
een kwetsbare Ouida verkoos hij zijn eigen paradijs te scheppen. - Maar wat beteken<strong>de</strong><br />
dit in <strong>de</strong> praktijk? Op Elisabeth kon hij rekenen. Op Veen waarschijnlijk ook. Ver<strong>de</strong>r<br />
echter was alles onzeker.<br />
Kort <strong>voor</strong> hij in maart met zijn vrouw naar Holland terugkeer<strong>de</strong>, maakte hij een<br />
bal in <strong>de</strong> hoogste kringen van Rome mee, een verlengstuk als het ware van <strong>de</strong> schone<br />
schijnwereld waarin hij zich koester<strong>de</strong>. 85 Majesteit werd werkelijkheid! Elisabeth en<br />
hij zagen er <strong>de</strong> markiezin Pallavicini, door Elisabeth beschreven als ‘een statige<br />
vrouw, wier grijze chignon bij die gelegenheid schitter<strong>de</strong> van groote juweelen pinnen’.<br />
Het feest maakte zoveel indruk op <strong>Couperus</strong>, dat hij er veertien jaar later in<br />
geromantiseer<strong>de</strong> vorm nog eens gestalte aan heeft gegeven: 86 ‘Het was in Rome, kort<br />
na dien <strong>voor</strong> Italië verschrikkelijken slag van Adua, in Abyssinië [1 maart 1896].<br />
Het was na <strong>de</strong>n val van Crispi, en het was op een groote soirée van <strong>de</strong>n baron Blanc,<br />
<strong>de</strong>n toenmaligen Minister van Buitenlandsche Zaken [...]. Slechts in Italië, in een<br />
Italiaansch paleis, kan een feest zóo schitterend zijn. De piano-nobile van het Palazzo<br />
Sciarra, door <strong>de</strong>n verarm<strong>de</strong>n prins van dien naam verhuurd aan baron Blanc, was<br />
éene suite van zalen, vol bloemen en lichten.’ Zijne majesteit Umberto en diens<br />
gemalin Margherita waren ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gasten: ‘De koning en <strong>de</strong> koningin kwamen<br />
<strong>voor</strong>bij. Als een bries door lange halmen en bloemen, voer <strong>de</strong> beweging <strong>de</strong>r diepe<br />
reverentie door <strong>de</strong> haie <strong>de</strong>r gasten, met die zeer bizon<strong>de</strong>re gra<strong>de</strong> <strong>de</strong>r vrouwen, die in<br />
<strong>de</strong> golving van hare sleepen knakken in éen, <strong>voor</strong> vorstelijkheid.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
185<br />
Nog geen twee weken later keer<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth terug naar <strong>de</strong> wind en <strong>de</strong><br />
regen van het noor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rlijke woning Surinamestraat 20 maakten zij hun<br />
opwachting bij papa. Met zijn bijna tachtig jaren was <strong>de</strong>ze nog een zeer krasse ou<strong>de</strong><br />
heer. Na <strong>de</strong> dood van zijn vrouw was een kleindochter - kind van Catharina uit <strong>de</strong><br />
Molenstraat - bij hem ingetrokken. Deze, Johanna Vlielan<strong>de</strong>r Hein, zou daar blijven<br />
tot haar huwelijk in 1900. Haar taak werd daarna overgenomen door Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein. Met dit nichtje heeft <strong>Couperus</strong> het altijd goed kunnen vin<strong>de</strong>n. Hij heeft vele<br />
brieven met haar gewisseld, die helaas vrijwel allemaal verloren zijn gegaan.<br />
Eindnoten:<br />
1 Uit Reis-impressies (1894), 150, blijkt waarom hij die omweg maakte. In herinnering aan R.<br />
Töpffers La Bibliothèque <strong>de</strong> won oncle (1843) wil<strong>de</strong> hij die <strong>bibliotheek</strong> ook zelf zien, omdat<br />
hij wel ‘in die <strong>bibliotheek</strong> had willen wonen, vanwaar men op een stil stuk van oud Genève<br />
zag, een plek, die ik, in September, expres daarom ben gaan zien...’<br />
2 Gepubliceerd in De Gids (1894), I, 329-239, samen met ‘San Pietro’ en ‘Pincio’. Hugo Aylva<br />
vraagt zich in Metamorfoze naar aanleiding van dit schil<strong>de</strong>rij af (Het boek van Anarchisme, II):<br />
‘Had vóor dien tijd hij ooit wel éene schil<strong>de</strong>rij gezien?’<br />
3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 64 nr. 69. Zie Ernst Braches, Het boek als nieuwe kunst (1973), 160-62;<br />
274-275. Volgens Braches kan in <strong>de</strong>ze band symbolisch <strong>de</strong> zinspreuk ‘Per aspera ad astra’ zijn<br />
uitgedrukt. - zou gehuld wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>, in 1893 door R.N. Roland Holst geteken<strong>de</strong><br />
band, die Veen later ook <strong>voor</strong> Herakles gebruikt heeft. Zie Braches, Boek als N.K., 137, 160,<br />
161, 162, 249, 252, 274, 472 (nr. 931117*).<br />
4 Metamorfoze Het boek van Anarchisme, III.<br />
5 I<strong>de</strong>m, IV.<br />
6 Van <strong>de</strong> laatste drie in De Gids (1894) I, 435-456 gepubliceer<strong>de</strong> schetsen is alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
gedateerd: Januari 1894.<br />
7 Reis-impressies, 36.<br />
8 A.J.C. Hare, Walks in Rome (vele drukken).<br />
9 Reis-impressies, 44.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 64.<br />
11 I<strong>de</strong>m, 67.<br />
12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 67 nr. 72.<br />
13 De Gids (1894) II, 128-142 (gecombineerd met ‘Pesto’).<br />
14 Reis-impressies. 96.<br />
15 Carel Vosmaer, Amazone (1880), VII.<br />
16 Reis-impressies, 112.<br />
17 I<strong>de</strong>m, 110.<br />
18 Dr. H.C. Muller, ‘In Griekenland’, in Elsevier's geïllustreerd Maandschrift VI, 145-177 (Corfu<br />
en Athene).<br />
19 De Gids (1894) II, 263-282. - Zie ook F.L. Bastet, Het maansteenrif (1979), 106-111.<br />
20 B.v.: ‘Zooals wij nu het Erechtheion nog zien, dagteekent het van later, van <strong>de</strong>n tijd van<br />
Praxiteles.’<br />
21 Reis-impressies, 140<br />
22 Nippon (1925), XVIII.<br />
23 Reis-impressies, 148 e.v.<br />
24 I<strong>de</strong>m, 169.<br />
25 Uitvoerig hierover F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 30 (1982) 4, 1-27.<br />
26 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, I, 88.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
27 Zie over haar leven o.a. Elizabeth Lee, Ouida: a memoir (1914); Eileen Bigland, Ouida, the<br />
passionate Victorian (1950); Monica Stirling, The fine and the wicked. The life and times of<br />
Ouida (1957); Olive Hamilton, Paradise of exles (1974).<br />
28 In een brief aan Veen d.d. 1 april 1894 spreekt <strong>Couperus</strong> ook nog over een Brief uit Venetië,<br />
waar hij 7 april heen zal gaan. Hij vond het echter te warm, maakte die omweg niet en heeft<br />
pas later - bij herhaling - over Venetië geschreven. In een uitgebrei<strong>de</strong> uitgave is in Reis-impressies<br />
<strong>de</strong>ze brief opgenomen, die in De Gids (1896) II, 1-9, <strong>voor</strong> het eerst verschenen is (20-31 okt.<br />
1895).<br />
29 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 71 nr. 79.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 73 nr. 80.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 74 nr. 81.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 75 nr. 84.<br />
33 I<strong>de</strong>m, 76 nr. 86.<br />
34 I<strong>de</strong>m, 90 nr. 109 (ongedateerd; ca. februari/maart 1895): ‘Dank <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zending. De Orchi<strong>de</strong>eën<br />
zijn een mooi boek gewor<strong>de</strong>n!’ (Band van L.W.R. Wenckebach.) - Zie <strong>voor</strong> een foto van het<br />
huis W.A. Braasem, Johan Schwencke, Van Haagse dingen die <strong>voor</strong>bij zijn (1981 4 ), 166-167.<br />
35 V. Booven, Leven, 123, spreekt van een ongeneeslijke ziekte; 139 echter: ‘Jäger, wiens zwakke<br />
geest reeds teekenen van een grooter verval begon te vertoonen, was door een i<strong>de</strong>e fixe aangetast;<br />
een ongeneeslijke kwaal, meen<strong>de</strong> hij, sloopte hem en zou hem het leven weldra ondragelijk<br />
maken.’ - Dit lijkt <strong>Couperus</strong> verwerkt te hebben in <strong>de</strong> Gerrit-figuur uit De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />
zielen, die ook door zelfmoord omkomt. Diens vriendin verdrinkt zich.<br />
36 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, XI.<br />
37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 80 nr. 93.<br />
38 I<strong>de</strong>m, 81 nr. 94. - Zie Jaap Goe<strong>de</strong>gebuure, ‘<strong>Couperus</strong>' vertaling van La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine<br />
en <strong>de</strong> nawerking daarvan in zijn oeuvre’, in De Nieuwe Taalgids 70 (1976), 500-507.<br />
39 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 82 nr. 97.<br />
40 I<strong>de</strong>m, 82 nr. 96: ‘Mocht U eens weten bronnen etc., die ik zoû kunnen gebruiken <strong>voor</strong> mijn<br />
volgend werk (vervolg Majesteit; Europeesche vre<strong>de</strong>questie) meld of zend mij dan het een en<br />
an<strong>de</strong>r; Ontvangt U ook Die Waffen nie<strong>de</strong>r! orgaan van <strong>de</strong>n Vre<strong>de</strong>bond, directrice Bertha von<br />
Suttner?’<br />
41 Wereldvre<strong>de</strong>, Eerste hoofdstuk, VIII.<br />
42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 69 (lakzegel; <strong>Couperus</strong>' zegelring is tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>tentoonstelling in<br />
het Gemeente Museum te Den Haag in 1963 gestolen van zijn eveneens geëxposeer<strong>de</strong><br />
schrijfbureau).<br />
43 I<strong>de</strong>m, 84 nr. 102.<br />
44 I<strong>de</strong>m, 89 nr. 107.<br />
45 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 195-221. - Zie over Van Deyssels levenslange bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
auteur <strong>Couperus</strong> ook Karel Reijn<strong>de</strong>rs, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>kmantel van etiket (1971), 53-67.<br />
46 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 200.<br />
47 Deze citaten i<strong>de</strong>m, 199-203.<br />
48 I<strong>de</strong>m, 208.<br />
49 I<strong>de</strong>m, 209.<br />
50 I<strong>de</strong>m, 210.<br />
51 I<strong>de</strong>m, 213.<br />
52 I<strong>de</strong>m, 210.<br />
53 André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917), 41, 22.<br />
54 V. Booven, Leven, 140.<br />
55 Maatstaf II (1963), 162 nr. 13.<br />
56 I<strong>de</strong>m, 163 nr. 14.<br />
57 Brief d.d. 5 mei 1895 in het Gidsarchief, Univ. Bibl, Lei<strong>de</strong>n (A 337).<br />
58 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 91 nr. III.<br />
59 I<strong>de</strong>m, 93 nr. 113.<br />
60 I<strong>de</strong>m, 93 nr. 115.<br />
61 I<strong>de</strong>m, 98 nr. 126.<br />
62 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 229, over een nooit verzon<strong>de</strong>n brief aan mevrouw W.H.T. van Laar-Ten<br />
Brink d.d. 24 september 1895: ‘Het was jammer dat Van Laar niet éen dag langer is gebleven;<br />
wij hebben juist <strong>de</strong>n dag na zijn vertrek <strong>de</strong>n Heer <strong>Couperus</strong> ontmoet. - eene ontmoeting, die hij<br />
ook zeker wel aardig zou hebben gevon<strong>de</strong>n.’<br />
63 Zie noot 28.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
64 Herinneringen aan dit eerste bezoek ook in ‘Lido’ (Vad. 18 mei 1912), in Sicilië, Venetië,<br />
Müchen I, 56-63.<br />
65 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 105 nr. 129.<br />
66 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 235. - Over <strong>de</strong> band liet Van Deyssel zich niet uit. Deze was van H.P.<br />
Berlage. Zie Braches, Boek als N.K., 141, 199, 201, 249, 257, 320, 322, 484 (nr. 951119*).<br />
67 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 235-245.<br />
68 I<strong>de</strong>m, 245.<br />
69 Maatstaf II (1963), 164 nr. 15.<br />
70 Reijn<strong>de</strong>rs, C. hij V.D., 242.<br />
71 Nog op 21 september 1895 had hij uit Den Haag aan Veen geschreven (Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 97<br />
nr. 124): ‘Wij gaan <strong>voor</strong> enkele maan<strong>de</strong>n naar Venetië en ik zoû daar gaarne willen schrijven<br />
een werk over die stad, meer geaprofondisseerd dan Reisimpressie's [sic]. Dan zweeft mij een<br />
Haagsche roman <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geest: <strong>Een</strong> Bittere Ziel: een heel mooi motief. De Typen zullen in<br />
Venetië te pas komen: portretten van menschen op reis ontmoet. Metamorfoze is nog iets <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> toekomst.’<br />
72 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 248.<br />
73 Maatstaf II (1963), 164 nr. 15.<br />
74 J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966), pl.17 (tussen 80 en 81).<br />
75 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, XII.<br />
76 In een sonnet uit 1903 schreef <strong>Couperus</strong>, met <strong>de</strong> datum er precies bij: ‘Toen acht jaaren geleên<br />
ik Alba zag/Voor 't allereerst...’. Zie Wiersma, Pan<strong>de</strong>r, 79; Erbe, Nag. Werk, 3 nr. 1; M. Klein.<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pies Pan<strong>de</strong>r (1985), 17.<br />
77 Zien oot 75.<br />
78 I<strong>de</strong>m.<br />
79 Waar<strong>de</strong> Heel Veen, 106 nr. 132. - De band is van L.W.R. Wenckebach, zie Braches, Boek als<br />
N.K., 209, 330, 484 (951122*).<br />
80 Oorspronkelijk verschenen in Ne<strong>de</strong>rland (1887) II, 335 e.v.<br />
81 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 109 nr. 134 (d.d. 12 januari 1896).<br />
82 Frans Netscher, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Wereldvre<strong>de</strong>’, in De Hollandsche Revue (1896). Het essay<br />
werd hem naar Rome gestuurd: Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 109 nr. 136.<br />
83 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, III nr. 138.<br />
84 ‘Over <strong>de</strong>r menschheid kin<strong>de</strong>rlijkheid’ (oorspr. in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1910) II), in Korte arabesken<br />
(1911), 149 e.v.<br />
85 ‘Reisbrieven van Mevrouw <strong>Couperus</strong>-Baud’ I, in Hollandia II, nr. 86 (24 juni 1899), 9-10. Deze<br />
reisbrieven zijn helaas niet gecontinueerd.<br />
86 ‘De nng en <strong>de</strong> prins’ (oorspr. in Groot-Ne<strong>de</strong>rland (1910) II), in Korte arabesken, 66 e.v.<br />
III [1896-1899]<br />
<strong>Couperus</strong> had Netscher al eens geschreven dat hij in Rome meer beleef<strong>de</strong> in een<br />
week dan in Den Haag geduren<strong>de</strong> een heel jaar. Geen won<strong>de</strong>r dus dat hij het in het<br />
va<strong>de</strong>rland niet erg lang zou uithou<strong>de</strong>n. Escapisme was tot zijn vaste levenspatroon<br />
gaan behoren.<br />
Nog in Rome had hij van Veen al vernomen dat <strong>de</strong>ze Hooge troeven en <strong>de</strong> aan<br />
Flaubert ontleen<strong>de</strong> fragmenten uit De verzoeking van <strong>de</strong>n heiligen Antonius elk<br />
afzon<strong>de</strong>rlijk wil<strong>de</strong> uitgeven, dus niet gecombineerd zoals <strong>Couperus</strong> had <strong>voor</strong>gesteld. 1<br />
Hooge troeven verscheen eind mei 1896, in een door H.P. Berlage ontworpen band.<br />
Van <strong>de</strong> koningsverhalen is <strong>de</strong>ze novelle niet <strong>de</strong> minste, maar het blijft toch een<br />
maakwerkje. 2 De kleurige landschapsbeschrijvingen zijn aan Corfu ontleend. De<br />
villa van <strong>de</strong> Griekse koninklijke familie aldaar heeft, samen met Mon repos van<br />
keizerin Elisabeth, zoals we al aanstipten, <strong>Couperus</strong> geïspireerd tot het verzonnen<br />
verblijf van een verbannen koningin Alexandra die er haar zoon Wladimir naar haar<br />
hand tracht te zetten. Geestige dialogen, <strong>de</strong> afwezigheid van pacifistische of<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
anarchistische humbug, perfecte compositie ook, maken dit boekje tot een nog altijd<br />
wel bekoorlijk fin-<strong>de</strong>-siècle niemendalletje.<br />
Langzamerhand was <strong>Couperus</strong> nu zo ver dat hij aan het schrijven van Metamorfoze<br />
kon beginnen. Hij heeft erlang over nagedacht. In april 1896 zette hij het eerste<br />
hoofdstuk op. Voor <strong>de</strong> voltooiing van het boek zou hij ditmaal elf maan<strong>de</strong>n nadig<br />
hebben. Had hij het zuiver autobiografisch gehou<strong>de</strong>n, misschien had hij het dan<br />
vlugger afgemaakt. Niet <strong>voor</strong> niets echter gaf hij <strong>de</strong> roman het volgen<strong>de</strong> motto mee:<br />
‘[...] En al zoû ik nu eens<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
186<br />
schrijven een boek, waarvan <strong>de</strong> held een mo<strong>de</strong>rn auteur was: al zoû ik dien held laten<br />
schrijven werken, die verwant aan <strong>de</strong> mijne waren, <strong>de</strong> held zoû niet ik zijn, zijn kunst<br />
niet <strong>de</strong> mijne: en <strong>de</strong> roman zoû een roman blijven, niets dan een roman, en zich nooit<br />
realizeeren tot auto<strong>biografie</strong>.’ <strong>Couperus</strong> behield zich kortom alle <strong>de</strong>nkbare vrijhe<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>. 3 Hoe had hij ook an<strong>de</strong>rs gekund, zon<strong>de</strong>r zijn fundamentele seksuele problemen<br />
gena<strong>de</strong>loos bloot te leggen? Dit laatste kon alleen in verhul<strong>de</strong> vorm, en zo is het ook<br />
gebeurd. Het afwijken van <strong>de</strong> werkelijkheid heeft overigens consequenties van allerlei<br />
aard gehad. Zo is het opvallend dat wij wel Netscher, Jäger en Pan<strong>de</strong>r zien optre<strong>de</strong>n,<br />
maar niet Johan Ram. Dit laatste hield dan ook verband met intimiteiten die <strong>Couperus</strong><br />
niet prijs wil<strong>de</strong> geven. Door Ram weg te laten, in <strong>de</strong> moeilijke psychische<br />
verwikkelingen rond Extaze (1890-'91), gaat Metamorfoze van ‘Het Boek van<br />
Nirwana’ af eigen, slechts ten <strong>de</strong>le historische wegen.<br />
Toch heeft Ram invloed op <strong>de</strong> roman uitgeoefend. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van<br />
1896 kwam hij terug uit Indië. Wij zullen zien hoe <strong>Couperus</strong> materiaal dat door Ram<br />
aangedragen is in ‘Het boek van anarchisme’ verwerkt heeft. Overigens nam <strong>Couperus</strong><br />
slechts enkele figuren uit zijn onmid<strong>de</strong>llijke omgeving in <strong>de</strong> roman op. Want wie<br />
zijn er niet allemaal nog meer weggelaten: zijn va<strong>de</strong>r, zijn broers, zijn zusters, zijn<br />
onverwoestbare tantes, en niet te vergeten zijn vele neefjes en nichtjes. <strong>Een</strong> twee<strong>de</strong><br />
Eline Vere mocht het natuurlijk niet wor<strong>de</strong>n.<br />
In april en mei ontstond ‘Het boek van Torquato Tasso’, <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van zijn eerste<br />
poëzie (hoewel Ten Brink ontbreekt). Meteen in het begin al ontmoeten wij daar het<br />
meisje Emilie van Neerbrugge. Metamorfoze eindigt met het huwelijk van haar en<br />
Hugo, zodat het boek tevens ook een analyse is gewor<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>' relatie tot<br />
Elisabeth Baud. Secundair is het bovendien een afrekening met De Nieuwe Gids,<br />
met Van Deyssel <strong>voor</strong>al. Metamorfoze sluit een belangrijke ontwikkelingsperio<strong>de</strong><br />
van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>finitief af. ‘Dat wat hij had gehad en nooit genoeg had<br />
gewaar<strong>de</strong>erd...’ is het lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> motief, dat in <strong>de</strong> laatste regel majeur wordt opgelost<br />
tot; ‘En <strong>voor</strong> het eerst waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij’. Het gaat om een overwinning van het<br />
negatieve door het positieve in het leven. Gepoogd wordt het noodlot door <strong>de</strong> wil<br />
buiten spel te zetten. Inherent aan het kwa<strong>de</strong> blijkt het goe<strong>de</strong> te zijn, dat men door<br />
strijd en hoop kan bereiken.<br />
De Nieuwe Gids wordt in het boek al vrij snel afgedaan met ‘slechte manieren’. 4<br />
<strong>Couperus</strong> had immers een stadium bereikt waarin hij zich<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
187<br />
daar niet meer door wenste te laten aflei<strong>de</strong>n. Eigenzinnig ging hij zijn eigen gang.<br />
In zijn ontwikkeling on<strong>de</strong>kte hij dat een schrijver eigenlijk <strong>voor</strong>tdurend, zoals een<br />
acteur in zijn rollen, met metamorfosen te maken heeft. Zelf was hij in staat zich zo<br />
in Tasso of Petrarca in te leven, dat hij <strong>de</strong> gewaarwording kreeg <strong>voor</strong>bestaan te<br />
hebben. De afwijzing door De Nieuwe Gids is <strong>voor</strong>al hard aangekomen, omdat<br />
<strong>Couperus</strong> zich zo sterk met zijn werk placht te vereenzelvigen. Zijn zoeken naar<br />
schoonheid, zo vatte hij het samen, had alleen maar tot een crisissituatie geleid: ‘Was<br />
schoonheid dan een raadsel, gevraagd aan sfinxen [hier loopt hij <strong>voor</strong>uit op Psyche],<br />
die maar zwegen, eeuwenlang?’ In schoonheid alleen had hij onvoldoen<strong>de</strong> bevrediging<br />
gevon<strong>de</strong>n.<br />
Van mei tot juli werkte hij aan ‘Het boek van Mathil<strong>de</strong>’. Op 11 juli 1986 schreef<br />
hij Veen: 5 ‘...het werk geeft <strong>de</strong> kunst-evolurie van een mo<strong>de</strong>rn auteur, die eerst poëzie<br />
schrijft en later proza. Er komt dus van zelf heel veel in van mijzelven. Ik schreef er<br />
reeds twee hoofdstukken van.’ Hij zei er niet bij dat er ook veel in kwam van<br />
Elisabeth, die hem in<strong>de</strong>rtijd had aangespoord tot Eline Vere met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, zo<br />
stel<strong>de</strong> hij het <strong>voor</strong>: 6 ‘Waarom zoû je niet kunnen schrijven ons leven, ons gewone<br />
leven van jonge menschen’. Elisabeth was het geweest die <strong>de</strong> hoop in <strong>Couperus</strong><br />
levend had gehou<strong>de</strong>n, ‘<strong>de</strong> onverwelkbare Hoop op het leven...’ De hoofdfiguur<br />
Mathil<strong>de</strong> / Eline zelf was een creatie, waarvan <strong>de</strong> schrijver voel<strong>de</strong> 7 ‘alsof hij was<br />
geweest haar god, en, in zijn ziel, haar noodlot school als kracht, die grooter was dan<br />
hij, god zelven’. Tevens voltrok <strong>de</strong> metamorfose zich zo, 8 ‘dat hij zich als haar voel<strong>de</strong>,<br />
háre ziel <strong>de</strong>el van hemzelven en hemzelve geheel’.<br />
In ‘Schaakspel’ / Noodlot ging <strong>Couperus</strong> dieper in op het noodlotsmotief, <strong>voor</strong>al<br />
op <strong>de</strong> negatieve kanten ervan. Emilie/Elisabeth reageer<strong>de</strong> er <strong>de</strong>s te sterker op, met<br />
nog altijd <strong>de</strong> hoop: 9 ‘het groote Doel van dat Noodlot..? O, dat Doel, ten slotte zoû<br />
het goed zijn, het goe<strong>de</strong>, het hooge, <strong>de</strong> Hemel!’ - Ook hier een heroriëntatie na crisis.<br />
Toen <strong>Couperus</strong> zo ver was met het recapituleren van <strong>de</strong> afgelopen jaren, kwam<br />
Ram terug uit Atjeh. 10 Tot aan September heeft hij aan <strong>de</strong> roman slechts langzaam<br />
door gewerkt. Wat hij die zomer gedaan heeft is niet goed vast te stellen. Begin<br />
augustus was hij nog in Den Haag, en misschien is hij daar toen gebleven? In <strong>de</strong> loop<br />
van 1896 kwam ook zijn broer Frans over uit Indië, <strong>voor</strong> een verloftijd van twee jaar.<br />
Kort tevoren was Frans getrouwd, met Marie Cuny. Zijn gezondheid liet te wensen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
188<br />
over. Hij hoopte maar dat hij in Ne<strong>de</strong>rland wat zou opknappen. Er kwam bij dat ook<br />
Trudy Valette-<strong>Couperus</strong> met verlof van Java was gekomen. Evenals Frans logeer<strong>de</strong><br />
zij met haar kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> Surinamestraat. <strong>Louis</strong> nam tij<strong>de</strong>lijk zijn intrek in pension<br />
Boelen, om <strong>de</strong> hoek, Javastraat 70. Het was een verrassing <strong>voor</strong> hem hoezeer Trudy's<br />
oudste dochter Constance opgegroeid bleek te zijn tot een volwassen vrouw: zij was<br />
nu al achttien jaar, hij vond het amusant haar grote stukken <strong>voor</strong> te lezen uit het boek<br />
waar hij aan bezig was. Enkele maan<strong>de</strong>n later, toen zij weer terug was in Indië, zou<br />
hij haar schrijven: 11 ‘Je weet niet wat een gezellige souvenirs we hebben van ons<br />
sejour in <strong>de</strong> Surinamestraat! Zeg aan Mama, dat we die 2 maan<strong>de</strong>n nog altijd zeer<br />
apprecieeren, om al <strong>de</strong> gezelligheid, en ook om <strong>de</strong> innigheid van <strong>de</strong> groote Verzoening<br />
en <strong>de</strong> Renaissance van <strong>de</strong> Sympathie! Ik vind dit prachtig gezegd.’ - Op welke eer<strong>de</strong>re<br />
verwij<strong>de</strong>ring dit betreking heeft kan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />
Afleiding genoeg in ie<strong>de</strong>r geval. Aan Veen schreef <strong>Couperus</strong> op 12 augustus: 12 ‘Ik<br />
kan me heusch niet met dit werk haasten, het is er veel te fijn toe; en waarom is dat<br />
haasten nu ook noodig: laat <strong>de</strong> menschen nu nog maar eerst wat op me schel<strong>de</strong>n:<br />
daarbij krijgen ze <strong>de</strong> Verzoeking van het najaar: dat is genoeg! Waariijk, ik werk met<br />
te veel plezier aan Metamorfoze, om het af te raffelen.’ Op 3 September voeg<strong>de</strong> hij<br />
daar aan toe: 13 ‘... ben nu goed bezig aan het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek: er zullen er vijf zijn. Ook<br />
ben ik er zeer tevre<strong>de</strong>n over’. Niet lang daarna zou hij met Elisabeth <strong>voor</strong> vijf maan<strong>de</strong>n<br />
naar Parijs vertrekken. Het Haags Gemeente Archief bewaart een brief van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />
Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t d.d. 31 augustus 1896 waarin<br />
wij lezen: ‘Onlangs dineer<strong>de</strong> ik bij <strong>Couperus</strong> - wij waren gedrieën en had<strong>de</strong>n 't nog<br />
druk over Rome, - spraken ook over jou - hij is toch een heel interessant mensch,<br />
rijk begaafd, en al heeft zijn groote roman “Wereldvre<strong>de</strong>” geen succes, er zijn toch<br />
zulke prachtige bladzij<strong>de</strong>n in! - In <strong>de</strong>n winter gaat hij naar Parijs en zal er in <strong>de</strong><br />
uitgaan<strong>de</strong> litteraire wereld zijn entrée maken.’<br />
Ram was ziek uit Atjeh teruggekomen. Tij<strong>de</strong>lijk woon<strong>de</strong> hij op het Zusterplein in<br />
Zeist, bij zijn va<strong>de</strong>r jhr. K.J.A.H. Ram van Bottestein. Hij nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit hem<br />
daar eens te komen opzoeken. Mid<strong>de</strong>n september is <strong>de</strong>ze er, na op 12 September zijn<br />
komst aangekondigd te hebben, <strong>voor</strong> een kleine week heengegaan. 14 Veel is er niet<br />
over dit bezoek bekend, maar toch wel iets: <strong>Couperus</strong> heeft in ie<strong>de</strong>r geval indringend<br />
met Ram over Metamorfoze gesproken. Toen hij kort daarna met Elisabeth te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
189<br />
Parijs was aangekomen, dankte hij Ram in een brief van 24 september - verzon<strong>de</strong>n<br />
uit zijn pension Deviès in <strong>de</strong> rue Châteaubriand 18 - <strong>voor</strong> ‘het Zeister weekje’. Als<br />
postscriptum voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: 15 ‘... vergeet niet <strong>de</strong> anarchistische<br />
gedachtensprokkeling’. Drie dagen later gaf hij <strong>de</strong> instrucrie: 16 ‘Maak <strong>de</strong> anarchistische<br />
aanteekeningen nu maar niet te novellistisch, (dat kun je toch niet) en redigeer ze<br />
maar in telegrammenstijl.’ Onloochenbaar betekent dit, dat <strong>Couperus</strong> bij het in<br />
februari 1897 nog te schrijven ‘Boek van Anarchisme’ gebruik moet hebben gemaakt<br />
van aantekeningen die Ram hem intussen gestuurd had. Uitvoerige discussie over<br />
<strong>de</strong> roman moet hier aan <strong>voor</strong>af zijn gegaan.<br />
Het is bijzon<strong>de</strong>r jammer dat <strong>de</strong> briefwisseling met Ram verdwenen is. Van Booven<br />
vertelt er over: 17 ‘Nergens in <strong>Couperus</strong>' brieven aan zijn vriend R. wordt een literaire<br />
toon aangeslagen, <strong>de</strong> zinnen zijn bijna naief, rustig, eenvoudig van bouw, maar er is<br />
uit op te maken dat hij, wanneer zij elkan<strong>de</strong>r zagen, wel sprak over wat hij schreef<br />
en dat hij aan R. het geschrevene <strong>voor</strong>las en hem van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen zijner werken<br />
en van <strong>de</strong> boeken die hij las op <strong>de</strong> hoogte hield.’ Treurig genoeg heeft Van Booven<br />
veel te weinig uit <strong>de</strong> brieven geciteerd.<br />
Uit Parijs liet <strong>Couperus</strong> zijn vriend door Veen zowel <strong>Een</strong>e illuzie als Reis-impressies<br />
zen<strong>de</strong>n. 18 In <strong>de</strong> al geciteer<strong>de</strong> brief van 24 September 1896, waarin hij Ram dit<br />
aankondig<strong>de</strong>, vertel<strong>de</strong> hij ook een en an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereidingen die toen in Parijs<br />
op <strong>de</strong> place <strong>de</strong> l'Étoile wer<strong>de</strong>n getroffen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontvangst van <strong>de</strong> tsaar: Nicolaas II,<br />
op wie Othomar uit Majesteit terugging! Hij vervolg<strong>de</strong>: 19 ‘Ik vind het hier erg benauwd<br />
na Zeist, zou ik eigenlijk een buitenmensch zijn? [...] nous subissons la nostalgie <strong>de</strong>s<br />
pays septentrionaux... Parijs is Rome niet en wij vin<strong>de</strong>n bei<strong>de</strong>n dat er in Parijs een<br />
melancholie door <strong>de</strong> lucht zweeft die in <strong>de</strong> blauwe luchten van het zoete Zui<strong>de</strong>n niet<br />
is.’<br />
Op 22 november verwittig<strong>de</strong> bij Veen: 20 ‘De roman is nu tot <strong>de</strong> helft gevor<strong>de</strong>rd.’<br />
Op 6 <strong>de</strong>cember schreef hij aan zijn nichtje Constance - toen al weer in Indië: 21 ‘Ik<br />
ben nu aan het ein<strong>de</strong> van het Der<strong>de</strong> Boek, en <strong>de</strong> scénes met Hélène zijn nu <strong>voor</strong> Hugo<br />
gedaan: poor boy!’ Het ‘Boek van Nirwana’ heeft <strong>Couperus</strong> dus in ruim vier maan<strong>de</strong>n<br />
voltooid.<br />
Voor zijn doen is dat erg lang. De spiegelroman van Extaze is dan ook bijna een<br />
novelle op zichzelf, met als on<strong>de</strong>rwerp enerzijds 22 ‘het hooge Ein<strong>de</strong>, het ein<strong>de</strong>looze<br />
Doel, het matelooze Nirwana, <strong>de</strong> Oplossing, het Absolute, grenzenlooze<br />
God<strong>de</strong>lijkheid, waarin het vraagteeken niet meer<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
190<br />
zoû zijn, waarin alle wijsheid geweten zoû wor<strong>de</strong>n, alle onbereikbaarheid zoû wor<strong>de</strong>n<br />
omhelsd,’ en an<strong>de</strong>rzijds 23 ‘zijn eigen ziel, die ziek was naar begeerig verlangen, naar<br />
zekerheid en veiligheid en kracht; begeerig <strong>voor</strong> haar zelve, <strong>voor</strong> haar eigen gretig<br />
ik’. Inzet is <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, waarvan Hugo volhoudt: 24 ‘De allerhoogste is zon<strong>de</strong>r zinnen.<br />
De zinnen mogen kiezen waar ze willen: <strong>de</strong> ziel kiest eene, en eenmaal, <strong>voor</strong><br />
eeuwig...’ Ziel en zinnen kunnen niet samengaan. - Maar Hélène in het verhaal kan<br />
niet alleen een ziel liefhebben. Zij is geschei<strong>de</strong>n en zegt: 25 ‘Ik heb mijn man liefgehad,<br />
en mijn geluk zoû geweest zijn, te hebben gevon<strong>de</strong>n jouw ziel in...! zijn lichaam...!’<br />
Tot samenleven met Hugo in een zielshuwelijk is Hélène noch in staat, noch bereid.<br />
Evenals in Extaze duurt het extatisch samenzijn, dat op nirwana lijkt, maar kort. In<br />
alle gevallen, ook in <strong>Een</strong>e illuzie, wordt <strong>de</strong> man, die het aseksuele huwelijk zoekt,<br />
door <strong>de</strong> vrouw afgewezen. De enige die Hugo/<strong>Couperus</strong> troosten kan is<br />
Emilie/Elisabeth: 26 ‘Misschien nu <strong>voor</strong> het eerst voel<strong>de</strong> hij: Dat zij hem liefhad.’ -<br />
Ook hier dus weer een crisis, maar met mogelijkheid tot heroriëntatie.<br />
In het najaar van 1896 sprak <strong>Couperus</strong> dus nog altijd niet datgene uit; in literaire<br />
vorm, wat aan dit alles ten grondslag lag: zijn homo-erotische aanleg, waar hij niet<br />
aan toe wil<strong>de</strong> geven en die hij tot narcisme verdrong. Zelfs in <strong>de</strong>ze terugblik hieid<br />
hij nog vast aan het i<strong>de</strong>aalbeeld van platonische lief<strong>de</strong> als <strong>de</strong> enige vorm van erotiek<br />
waar hij een vrouw in betrekken kon.<br />
Tussen het schrijven door was er in Parijs afleiding genoeg. In het pension<br />
logeer<strong>de</strong>n Spanjaar<strong>de</strong>n en Portugezen, met wie <strong>Couperus</strong> - zo schreef hij zijn nichtje<br />
Constance - op zeer beminnelijke voet verkeer<strong>de</strong>, hoewel <strong>de</strong> contacten ver<strong>de</strong>r geen<br />
diepgang had<strong>de</strong>n. 27 Soms ging hij naar het theater, om Jean Monnet-Sully in Hamlet<br />
te zien, of Sarah Bernhardt in La Dame aux Camélias. Dikwijls bezocht hij het<br />
Louvre. <strong>Een</strong> enkele keer maakte hij Teodor <strong>de</strong> Wyzewa (T. Wijzewsky, 1862-1917)<br />
een visite. Deze Poolse literator wijd<strong>de</strong>, daar hij <strong>Couperus</strong> als een <strong>de</strong>r belangrijkste<br />
schrijvers van zijn generatie beschouw<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> Revue <strong>de</strong>s <strong>de</strong>ux Mon<strong>de</strong>s van 1 april<br />
1896 een artikel aan hem. 28<br />
Soms kreeg hij berichten uit Ne<strong>de</strong>rland. Ram schreef hem dat hij nu geheel genezen<br />
was. 29 <strong>Een</strong> vriendin van <strong>Couperus</strong> en Elisabeth - hij moet haar ook in Rome ontmoet<br />
hebben: mevrouw E.C.M. Boon Hartsinck van Valkenburg uit Velp - kondig<strong>de</strong> tegen<br />
januari haar bezoek aan met dochters, hondjes en veel koffers. Vaag ook was er al<br />
sprake van dat Betty<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
191<br />
en hij vroeg of laat bij <strong>de</strong> Valettes in Indië zou<strong>de</strong>n gaan logeren. Voorlopig ontbraken<br />
<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len daartoe hem echter ten enen male. Na zoveel jaren verlang<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
mevrouw Baud, die op Java woon<strong>de</strong>, naar haar dochter. Elisabeth wil<strong>de</strong> natuurlijk<br />
niet min<strong>de</strong>r graag haar moe<strong>de</strong>r terugzien.<br />
In <strong>de</strong>ze Parijse tijd on<strong>de</strong>rhield <strong>Couperus</strong> ook relaties met enkele schil<strong>de</strong>rs, maar<br />
waarschijnlijk toch niet heel intensief. Zo was er John J. Jacobson, die hij nog uit<br />
Den Haag ken<strong>de</strong>. In een <strong>de</strong>r weinige van hem bewaar<strong>de</strong> brieven uit die perio<strong>de</strong> is<br />
<strong>voor</strong>ts sprake van Sarlouis. Op 6 <strong>de</strong>cember 1896 schreef hij Stan: 30 ‘We zijn hier op<br />
een expositie van Sarlouis geweest: Nero en Agrippina, een immens stuk, maar zoo<br />
brutaal humbug-achtig geklod<strong>de</strong>rd, dat het afschuwelijk was! Maar hij bekent zelf,<br />
dat hij schil<strong>de</strong>rt pour épater le bourgois en om rijk te wor<strong>de</strong>n! Hij heeft zijn haren<br />
laten knippen, op raad van John Jacobson!’<br />
In het pension was het koud. Bij een houtvuur zat <strong>Couperus</strong> soms te schrijven ‘in<br />
Bettys ou<strong>de</strong> fluweelen langen jas, die bevallig over mijne schou<strong>de</strong>rs heen drapeert,<br />
met een medicis-kraag! Wij noemen die jas het “ou<strong>de</strong> warme vel”! Mijn han<strong>de</strong>n<br />
verkleumen!’ Maar er moest nu eenmaal geschreven wor<strong>de</strong>n, al waren het maar<br />
brieven aan Veen: over vertalingen, rechten van vertalingen, of over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen<br />
die hij maakte met Metamorfoze.<br />
In januari 1897 schreef hij niet meteen ver<strong>de</strong>r aan zijn boek. Hij hield zich eerst<br />
met <strong>de</strong> ‘anarchistische aanteekeningen’ van Ram bezig, en bereid<strong>de</strong> zorgvuldig <strong>de</strong><br />
compositie van het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk <strong>voor</strong>. Dat beloof<strong>de</strong> lang te wor<strong>de</strong>n, 31 ‘omdat<br />
het Vier<strong>de</strong> Boek zeer rijk aan stof zal zijn’. (De datering ervan luidt: ‘Parijs, Februari<br />
’97'.) Als trouw lezer van <strong>de</strong> Figaro <strong>de</strong>ed hij soms ook literaire ont<strong>de</strong>kkingen. Aan<br />
Ram schreef hij op 8 januari: 32 ‘Ik lees tegenwoordig in <strong>de</strong> Figaro geregeld Le<br />
Carillonneur van Ro<strong>de</strong>nbach. Als dat als boek uit is moet je het bepaald lezen, ik<br />
heb in langen tijd niet zooiets compleet-moois gelezen. Ik ben druk bezig met rnijn<br />
vier<strong>de</strong> boek! Met <strong>voor</strong>lezen zullen we wachten tot na je examen.’<br />
Met <strong>de</strong> spiegelroman van <strong>de</strong> koningsromans is het won<strong>de</strong>rlijk gesteld. Hooge<br />
troeven vin<strong>de</strong>n we zelfs in het geheel niet in Metamorfoze terug, en Majesteit en<br />
Wereldvre<strong>de</strong> maar zeer ten <strong>de</strong>le. Belangrijk in dit boek is <strong>de</strong> eerste ontmoeting met<br />
<strong>de</strong> Griekse god van <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Eros van Praxiteles: 33 ‘dat arm verminkte marmer<br />
in het Vaticaan en dat hem had doen tranen krijgen om zijn stille zeggen wat <strong>de</strong> lief<strong>de</strong><br />
was, - niet zinnelijk, gezond, eenvoudig, en Helleensch - maar vreemd mo<strong>de</strong>rn, vol<br />
smart, vol<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
192<br />
peinzen en diep-inzien in zichzelven: zielslief<strong>de</strong>, moeilijk op te lossen, zeer na aan<br />
ons verwant, aan al ons zieke <strong>de</strong>nken, wanhoop en hoog gelukkig zijn...’ Het lijdt<br />
nauwelijks twijfel wat <strong>Couperus</strong> hier bedoel<strong>de</strong>. Met ziekte duid<strong>de</strong> hij zijn androgyne<br />
aanleg aan. Juist <strong>de</strong>ze Eros van het Vaticaan is in 1887 door H. Was genoemd in<br />
verband met <strong>de</strong> Eros van Plato's Symposion, <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> dialoog over <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> in<br />
het algemeen en over <strong>de</strong> Griekse lief<strong>de</strong> in het bijzon<strong>de</strong>r. 34<br />
<strong>Couperus</strong> moet dit geschrift van H. Was, Plato's Symposion, eene erotische studie,<br />
gekend hebben. Men kan zelfs vermoe<strong>de</strong>n hoe hij er aan kwam. In De Nieuwe Gids<br />
van 1894 publiceer<strong>de</strong> Ch.M. van Deventer een artikel over Het Symposion, waarin<br />
hij tegen het slot dui<strong>de</strong>lijk stel<strong>de</strong>: 35 ‘Wie het Symposion gelezen heeft, zal mij<br />
toegeven, dat het niet wel mogelijk is veel meer uit <strong>de</strong> re<strong>de</strong> van Alkibia<strong>de</strong>s me<strong>de</strong> te<br />
<strong>de</strong>elen. Hij kent <strong>de</strong> bezwaren, die het ondoenlijk maken in een algemeen tijdschrift<br />
<strong>de</strong> zaak openlijk te vertellen.’ Voorts: ‘De werkelijke, <strong>de</strong> materieele lief<strong>de</strong>sverhouding,<br />
die Plato bij <strong>voor</strong>keur in het oog had, toen hij het Symposion en een an<strong>de</strong>r poeem<br />
van <strong>de</strong> Lief<strong>de</strong> dichtte, - daarover kan men niet spreken in een tijdschrift, dat er geen<br />
bezwaar tegen heeft ook in <strong>de</strong> huiskamer gelezen te wor<strong>de</strong>n. 36 Zooveel zij thans<br />
slechts gezegd, als kultuur-historische bijzon<strong>de</strong>rheid, dat <strong>de</strong> hooge, <strong>de</strong> zuivere en <strong>de</strong><br />
strenge lief<strong>de</strong>szangen van Plato een realiteit on<strong>de</strong>r zich hebben, waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> openbare<br />
meening van onzen tijd slechts afschuw over heeft. Wie er meer van weten wil, leze<br />
het meer genoem<strong>de</strong> werkje van Dr. Was, of spreke met een heel goe<strong>de</strong>n vriend, die<br />
klassiek literator is, en niet van jokken houdt.’<br />
Wie er dan werkelijk meer van weten wil, zoals <strong>Couperus</strong>, komt bij Was echter<br />
wel van een ijskou<strong>de</strong> kermis thuis. Was noemt <strong>de</strong> Griekse lief<strong>de</strong> letterlijk 37 ‘een<br />
ziekte’, spreekt van ‘een droevig hermafroditisme van <strong>de</strong>n geest’, en van ‘dat, wat<br />
nu als een ijzingwekkend geheim geldt’, ‘ze<strong>de</strong>lijke wanschapenheid met <strong>de</strong>n sluier<br />
van <strong>de</strong>n diepsten nacht be<strong>de</strong>kt’. De ‘verkeer<strong>de</strong> geslachtsdrift’ is in zijn ogen zoiets<br />
als een ‘afzichtelijk lijk’, er is spraken van ‘ze<strong>de</strong>nbe<strong>de</strong>rf, dat Griekenland teister<strong>de</strong>’,<br />
van ‘inwilliging van booze lusten’. Volgens Was is Eros <strong>de</strong> god geweest, die <strong>de</strong><br />
zuiverste bronnen van geluk en vreug<strong>de</strong> op <strong>de</strong>ze wijze heeft vergiftigd. - Men <strong>de</strong>nkt<br />
hier licht aan <strong>de</strong> opdracht die <strong>Couperus</strong> zijn Extaze meegaf, ‘Aan het Geluk en het<br />
Leed te Zamen’, en verbaast zich niet als men, by het herlezen <strong>de</strong>r Reis-impressies,<br />
hem ten overstaan van <strong>de</strong> Eros van Praxiteles hoort zeggen: 38 ‘het leed, dat je geeft:<br />
het is geluk, en <strong>de</strong> arme menschen, ze willen het niet missen, nooit...’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
193<br />
Aylva/<strong>Couperus</strong> begint in Metamorfoze vervolgens aan een boek dat zijn Indische<br />
jeugd beschrijft. Als kind heet hij weer Kareltje - zoals in <strong>Een</strong> zieltje -, een zwak<br />
jongetje dat vriendschap sluit met een veel sterkere Arnold. Deze moet <strong>de</strong> hoofdfiguur<br />
wor<strong>de</strong>n. Diens portret is onmiskenbaar dat van Johan Ram: 39 ‘hij zag <strong>de</strong>n ron<strong>de</strong>n<br />
kop; het korte, stugge, zwarte haar; <strong>de</strong> sombere mijmervolle oogen, <strong>de</strong> uitsteken<strong>de</strong><br />
jukbeen<strong>de</strong>ren, grooten neus, vollen zwaren mond van zinnelijkhcid, waarboven al<br />
dons van snor.’ De jongen is ‘schuw <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vrouwen, <strong>de</strong> meisjes, en ziekelijk<br />
verlangen<strong>de</strong> zich te geven, heel zichzelve in lief<strong>de</strong>, die nu al te groot was <strong>voor</strong> zijne<br />
jongensziel: verlangen, dat hem zou wor<strong>de</strong>n begin van zijne levenstragedie’. - Wat<br />
dan volgt, moet groten<strong>de</strong>els berusten op Rams ‘anarchistische aanteekeningen’.<br />
Arnold lijdt: 40 ‘verzonken in <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>, waar<strong>voor</strong> hij Kareltje had gewaarschuwd,’ te<br />
weten het knoeien met seksegenoten. In zich zelf voelt hij ‘het Beest en <strong>de</strong> Ziel, in<br />
een strijd met elkaâr,’ waarmee wij weer terug zijn bij Taco Quaerts. <strong>Een</strong> groot,<br />
christelijk i<strong>de</strong>alisme houdt hem echter staan<strong>de</strong>. De staat ziet hij niet als <strong>de</strong> dienaar<br />
en vriend daarvan, maar integen<strong>de</strong>el als een vijand: egoïsme, totaliteit van miljoenen<br />
egoïsmen. 41 De staat in déze gedaante moet <strong>voor</strong>goed verdwijnen en dient door mid<strong>de</strong>l<br />
van een anarchistische, totale vernietiging plaats te maken <strong>voor</strong> een i<strong>de</strong>ale<br />
zielengemeenschap. - Gaan<strong>de</strong>weg leert <strong>de</strong> i<strong>de</strong>alist echter inzien, dat zijn krachten<br />
ontoereikend zijn om dit ooit zon<strong>de</strong>r hulp van an<strong>de</strong>ren te bewerkstelligen.<br />
Als een nieuwe Plato, die eenmaal net als hij <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale staat zocht, reist hij naar<br />
een rijk aan <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee. Samen met <strong>de</strong> heerser ervan - hier komt een parallel<br />
met Dion van Syracuse naar voren, familielid van <strong>de</strong> tirannen Dionysius I en II -<br />
tracht hij een betere samenleving te ontwerpen. 42 Dit i<strong>de</strong>aal wordt niet bereikt. Wel<br />
vindt <strong>de</strong> zoeken<strong>de</strong> Arnold iets an<strong>de</strong>rs: 43 ‘Hij vond een vriend. Hij vond <strong>de</strong> genoot<br />
van zijn ziel. Zijn ziel, die nooit bemind had een vrouw, bemin<strong>de</strong> een ziel, die ook<br />
niet een vrouw als het hoogste bemin<strong>de</strong>.’ - De platonische Eros wordt hier<br />
onbelemmerd verheerlijkt: ‘serafische troost, dien hun schepper hun gaf <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
immense <strong>de</strong>silluzie in hun leven’.<br />
Dat is echter niet wat <strong>de</strong> schepper van Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn Othomar<br />
geeft, die keurig trouwt en een zoon krijgt! In Het Boek van Anarchisme gaat<br />
<strong>Couperus</strong> veel ver<strong>de</strong>r. Voor een goed begrip van zijn psychische ‘Wer<strong>de</strong>gang’ zijn<br />
<strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n van kardinaal belang. Zij tonen aan dat hij in <strong>de</strong> platoonse<br />
gedachtenwereld grote, blijven<strong>de</strong> waar-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
194<br />
he<strong>de</strong>n meen<strong>de</strong> te hebben gevon<strong>de</strong>n. Het zijn ont<strong>de</strong>kkingen die hij misschien pas na<br />
zijn huwelijk heeft gedaan. Rams terugkeer uit Atjeh heeft hem zijn dilemma - tij<strong>de</strong>ns<br />
het Zeister weekje? - <strong>voor</strong> zover dat nodig was nog eens extra dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>r het<br />
oog gebracht. In <strong>de</strong>ze samenhang ktijgt <strong>de</strong> Eros van Praxiteles een zwaar gela<strong>de</strong>n<br />
betekenis. Niet <strong>voor</strong> niets plaatst Aylva een gipsafgietsel van hem op zijn schrijftafel. 44<br />
Niet toevallig ook, heeft een i<strong>de</strong>ntiek afgietsel bij <strong>Couperus</strong> tot aan zijn dood in <strong>de</strong><br />
werkkamer gestaan. 45<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ogen van Emilie/Elisabeth, ja zelfs door haar aangespoord, wordt dit<br />
Boek van Anarchisme door Aylva/<strong>Couperus</strong> voltooid. Tenslotte vraagt Aylva haar<br />
ten huwelijk. Emilie verwacht het van hem. Zij wor<strong>de</strong>n het samen eens, ook al zijn<br />
zij vrijwel zuster en broer.<br />
Elisabeth heeft precies geweten wat zij <strong>de</strong>ed, dat zagen wij al eer<strong>de</strong>r. Twee crises<br />
in het boek - <strong>de</strong> dood van Scheffer /Jäger en het sterven van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r - lossen zich<br />
op in een bevrij<strong>de</strong>nd uitzicht op een ondanks alles positieve toekomst. De roman had<br />
als on<strong>de</strong>rtitel De Lof van <strong>de</strong> Vriendschap kunnen meekrijgen...<br />
‘Den Isten Maart kom ik in Den Haag terug, Pension Boelen 70 Javastraat.<br />
Metamorfoze na<strong>de</strong>rt zijn ein<strong>de</strong>: ik hoop het <strong>de</strong>ze maand af te maken,’ schreef <strong>Couperus</strong><br />
op 6 februari 1897 uit Parijs aan Veen. 46 Het is hem ook gelukt, dank zij een razend<br />
tempo bij het schrijven van het laatste Boek. Hij had er incens grote haast mee.<br />
<strong>Couperus</strong> had geld nodig, het dikke werk moest veel opbrengen. Van 1 april af zou<br />
het in De Gids verschijnen. 47 Heeft <strong>de</strong> redactie van het eerbiedwaardige tijdschrift<br />
eigenlijk wel precies beseft wat zij heeft laten afdrukken, <strong>voor</strong> algemeen gebruik in<br />
<strong>de</strong> huiskamer? zo vraagt men zich in gemoe<strong>de</strong> af.<br />
Het slot, ‘Het Boek van Metamorfoze’, rekent in <strong>de</strong> eerste plaats af met <strong>de</strong><br />
eigentijdse literatuur. Zola, Ibsen, Maeterlinck wor<strong>de</strong>n opzij gezet. Over blijven<br />
hoofdzakelijk... Henri Borel en Hélèn e Swarth! In een venijnige uiteenzetting neemt<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> contemporaine kritiek op <strong>de</strong> korrel. Hoewel hij hem nict met name<br />
noemt, is het tamelijk dui<strong>de</strong>lijk dat hij <strong>voor</strong>al Van Deyssel op zijn nummer heeft<br />
willen zetten toen hij schreef: 48 ‘Wie zegt je, dat wat je als je subjectieve waarheid<br />
over mij gelieft te schrijven, éenige waarheid heeft <strong>voor</strong> mij, of <strong>voor</strong> jou, of <strong>voor</strong> het<br />
publiek? Hoe is het mogelijk, dat bij ie<strong>de</strong>r woord <strong>de</strong> vrees je niet weêrhoudt, dat je<br />
je vergist, vergist om me te loven of te laken? Jij weet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
195<br />
het dus en als we het weten willen, komen we bij jou? Maar wat weet je van mij en<br />
van mijn werk? Niets, je weet niet hoe ik ben en niet hoe mijn werk is gewor<strong>de</strong>n:<br />
het mysterie ervan weet je niet.’ Het is <strong>Couperus</strong> allerminst ontgaan dat zijn critici<br />
er dikwijls maar wat op los geschreven hebben. Ten aanzien van <strong>de</strong> eisen die hij aan<br />
<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale criticus stelt - en in 1897 is dat zijn persoonlijke onbevoegdheidsverklaring<br />
van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek met inbegrip van Van Deyssel - geeft <strong>Couperus</strong> blijk van<br />
een trots gevoel van eigenwaar<strong>de</strong>: 49 ‘Interesseert mijn werk hem zooveel, dat hij er<br />
over wenscht te schrijven, laat hij het dan bestu<strong>de</strong>eren en er een studie van geven.<br />
Vindt hij dat niet <strong>de</strong> moeite waard, dan mag hij het mooi of leelijk vin<strong>de</strong>n, maar moet<br />
cr zijn mond over hou<strong>de</strong>n.’<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats wordt dit laatste hoofdstuk beheerst door <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van een ziel,<br />
die zich steeds opnieuw zou reïncarneren: 50 ‘Ze reïncarneer<strong>de</strong> zich telkens: ze nam<br />
aan eene menschengestalte, die verging: jaren misschien rustte ze; dan werd ze weêr<br />
mensch; dan verging weêr <strong>de</strong> vorm, <strong>de</strong> schijngestalten wissel<strong>de</strong>n af: <strong>de</strong> ziel bleef<br />
altijd.’ De theosofische gedachten, geleid door <strong>de</strong> opvatting dat <strong>de</strong> ziel zich aan het<br />
ein<strong>de</strong> tweemaal zal oplossen in Lief<strong>de</strong> of in het Licht, maken in <strong>de</strong>ze jaren <strong>Couperus</strong>'<br />
diepste overtuiging uit. Aylva's laatste werk heet dan ook Metamorfoze: ‘De held<br />
was <strong>de</strong> Ziel, die altijd was.’ De hoofdpersoon is priester van Isis geweest, eunuch<br />
van Tanith, christelijk martelaar, non, dominicaan. Overdui<strong>de</strong>lijk zegt <strong>Couperus</strong><br />
zelf: 51 ‘Er waren velen, die dachten als hij, of ongeveer, en zich noem<strong>de</strong>n theosofen.’<br />
Onmid<strong>de</strong>llijk voegt hij er echter aan toe dat zijn held buiten hun gemeenschap wil<br />
blijven, door omstandigheid en neiging. Als einddoel ziet <strong>de</strong>ze zoeken<strong>de</strong> ziel tenslotte<br />
dit: ‘te zijn <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren’. Hij tracht een twee<strong>de</strong> Christus te wor<strong>de</strong>n, maar faalt.<br />
Aylva/<strong>Couperus</strong> zelf blijft dichter bij huis. Zijn einddoel zal <strong>voor</strong>taan het geluk<br />
van Emilie/Elisabeth zijn, en daarin zal hij tevens zijn eigen geluk vin<strong>de</strong>n. Dat<br />
Metamorfoze met dit huwelijk eindigt, is dus niet alleen maar omwille van <strong>de</strong><br />
compositie.<br />
Zijn levensprobleem, <strong>de</strong> seksualiteit, meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> overwonnen te hebben.<br />
<strong>Een</strong> jaar later meen<strong>de</strong> hij dat nog! In Psyche, dat wij, - na ons rekenschap te hebben<br />
gegeven van alles wat in <strong>de</strong> vijf boeken Metamorfoze als doorleefd verle<strong>de</strong>n<br />
symbolische vorm heeft aangenomen - slechts als autobiografisch vervolg kunnen<br />
lezen, zal het zielsdrama zich nog eens tot sprookje uitkristalliseren. Eros neemt daar<br />
aan het eind Psyche <strong>voor</strong>goed mee in hoger sferen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
196<br />
Zo zag <strong>Couperus</strong> het rijk van <strong>de</strong> toekomst, in die jaren. Of dit ook overeenstem<strong>de</strong><br />
met <strong>de</strong> zuiver fysieke kanten van <strong>de</strong> seksualiteit is <strong>de</strong> vraag. Van belang zou <strong>de</strong><br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van F.E.A. Batten kunnen zijn, volgens welke <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> - ook als<br />
het niet waar is mag het hier toch niet onvermeld blijven - volslagen impotent was.<br />
In een persoonlijke brief zegt Batten: 52 ‘<strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling is nooit gepubliceerd,<br />
maar heeft <strong>de</strong> anthenticiteit van <strong>de</strong> waarheid, dat onze grote schrijver seksueel zijn<br />
gehele leven impotent was. <strong>Een</strong> pijnlike me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling, die mij door zijn Haagse vriend,<br />
majoor <strong>de</strong>r Grenadiers en Huzaren, A.H.W. van Blijenburgh, in het <strong>voor</strong>jaar van<br />
1931 in een gesprek over zijn omgang met <strong>Couperus</strong> werd gedaan, - en waarvan ik<br />
niets terug had!<br />
Hij herhaal<strong>de</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling, vermoe<strong>de</strong>lik omdat ik er alleszins verwon<strong>de</strong>rd over<br />
was: het gesprek was heel persoonlik over <strong>de</strong> persoon <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> omgang, en<br />
ook over <strong>de</strong> (technise) me<strong>de</strong>werking die Van Blijenburgh, op <strong>Couperus</strong>' verzoek,<br />
had verleend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ruitergevechten in Isktan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> roman die <strong>Couperus</strong><br />
<strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>.<br />
De ou<strong>de</strong>rwets geknevel<strong>de</strong>, robuuste majoor <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mij een en an<strong>de</strong>r op een toon<br />
van diepe ernst mee! Ik twijfel<strong>de</strong> er niet in het minst aan, maar om <strong>de</strong> waarheid te<br />
zeggen, beschouw<strong>de</strong> ik dat fysiek tekort van <strong>Couperus</strong> in die jaren als van géén<br />
belang, in verband met zijn werk. Bij na<strong>de</strong>re beschouwing en naarmate ik erover<br />
nadacht, wèl.’<br />
Hoewel <strong>de</strong> betrouwbaarheid van Battens me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen niet altijd boven twijfel<br />
verheven is, kan Van Blijenburgh dit nauwelijks verzonnen hebben. Waarom zou<br />
hij? Dat hij <strong>Couperus</strong> met Iskan<strong>de</strong>r geholpen heeft staat vast door een brief. 53 Zij<br />
waren rond 1919-'20 met elkaar zeer bevriend. Indien <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling op waarheid<br />
berust, moet <strong>Couperus</strong> het jarenlang wel zeer moeilijk gehad hebben. Homoseksueel<br />
én impotent: kon het erger?<br />
Terwijl <strong>Couperus</strong> aan Metamorfoze werkte, hield Elisabeth zich onledig met <strong>de</strong><br />
vertaling uit het Engels van Olive Schreiners Trooper Peter Halket of Mashonaland.<br />
Bij herhaling had zij Veen al eens om een <strong>de</strong>rgelijke opdracht gevraagd, maar het<br />
was er steeds weer niet van gekomen. <strong>Couperus</strong> zelf, teruggekeerd in pension Boelen<br />
in <strong>de</strong> Javastraat, pauzeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopig. H.J. Haverman teken<strong>de</strong> zijn portret. 54 Er bestaat<br />
meer dan een versie van, maar het bekendst is <strong>de</strong> tekening gebleven waarop wij <strong>de</strong><br />
auteur zien zitten naar links, tegen een achtergrond van boeken, keurig in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
197<br />
het pak en met welverzorg<strong>de</strong> sik en snor. Met enige moeite herkennen we links<br />
on<strong>de</strong>raan <strong>de</strong> rug van Wereldvre<strong>de</strong>. Het portret heeft misschien een iets te<br />
zelfverzeker<strong>de</strong> uitdrukking, maar heet goed geleken te hebben. <strong>Een</strong> ingekleurd portret<br />
van Haverman, eveneens in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> gemaakt, liet <strong>Couperus</strong> met een hoed op<br />
zien. Het is tot nu toe helaas niet teruggevon<strong>de</strong>n. 55 Op 6 mei 1897 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
zijn uitgever mee: ‘Haverman teekent mij <strong>voor</strong> Woord en Beeld: hij heeft twee<br />
portretten gemaakt, een met hoed, een gewoon, bei<strong>de</strong> zeer goed: zoû U er een willen<br />
hebben <strong>voor</strong> Metamorfoze? Het was een i<strong>de</strong>e van hem en ik zoû het uitstekend<br />
vin<strong>de</strong>n.’ Zo is het, oorspronkelijk als illustratie bij een artikel van Netscher bedoel<strong>de</strong>,<br />
portret dus tevens als frontispice in het boek terechtgekomen. <strong>Couperus</strong> had echter<br />
zo zijn grillige kanten, want toen het er eenmaal in stond, had hij er niet veel meer<br />
mee op: 56 ‘Het portret dunkt mij door <strong>de</strong> verzachte tint <strong>de</strong>r reproductie iets<br />
aangenamer: maar dwepen doen wij er niet mee, mijn vrouw noch ik.’ Het manuscript<br />
van zijn roman beloof<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als geschenk aan Veen, 57 die het echter nooit<br />
gekregen heeft: per vergissing zeg<strong>de</strong> hij het tevens aan Ram toe... die het niet aan<br />
<strong>de</strong> eigenlijke rechthebben<strong>de</strong> heeft doen toekomen.<br />
Van april af verscheen Metamorfoze in De Gids. 58 Nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgave in boekvorm<br />
in <strong>de</strong> winkel lag, werd er hier en daar al over geschreven. <strong>Couperus</strong>, die het in het<br />
laatste hoofdstuk had doen <strong>voor</strong>komen of hij volstrekt immuun gewor<strong>de</strong>n was <strong>voor</strong><br />
welke kritiek ook, be<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>de</strong>salniettemin begin juni al bij Veen om recensies. 59<br />
Misschien was hij ongeduldig omdat hij op het punt stond naar Hei<strong>de</strong>lberg te<br />
vertrekken.<br />
Door brieven aan Veen kennen wij <strong>de</strong> titels van enkele boeken die het echtpaar<br />
omstreeks <strong>de</strong>ze tijd gelezen heeft. 60 Elisabeth had van hem ter eventuele vertaling<br />
Jerôme K. Jerômes Laven<strong>de</strong>r Sketches onvangen, die zij ‘nog al aardig’ vond.<br />
<strong>Couperus</strong> zelf blijkt helemaal weg geweest te zijn van Gontsjarows Oblomow.<br />
Elisabeth verklaar<strong>de</strong> dat hij er mee dweepte. Bei<strong>de</strong>n lazen zij van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> schrijver<br />
in een Duitse vertaling Der Absturz, dat Elisabeth veel liever wil<strong>de</strong> vertalen dan<br />
Jerôme. Maar Veens keuze viel op <strong>de</strong> Laven<strong>de</strong>r Sketches.<br />
In 1897 moet <strong>Couperus</strong> besloten hebben Ne<strong>de</strong>rland nu wérkelijk <strong>voor</strong>goed te<br />
verlaten. Zijn lidmaatschap van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> zeg<strong>de</strong><br />
hij op. Hij en zijn vrouw lieten zich zelfs uitschrijven uit <strong>de</strong> kerkregisters van <strong>de</strong><br />
Église Wallonne aan het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>: ‘vertrokken naar Dres<strong>de</strong>n’, lezen wij daar in<br />
<strong>de</strong> marge. 61 In<strong>de</strong>rdaad zijn ze er <strong>voor</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
198<br />
geruime tijd gebleven. Maar <strong>voor</strong>eerst stond Hei<strong>de</strong>lberg op het programma.<br />
In <strong>de</strong>ze stad logeer<strong>de</strong>n zij in het pension Internationale, Anlage 10. Kort na<br />
aankomst, op 4 juli, schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn vriend Ram: 62 ‘Ons leven is<br />
allerhygiënischt; juge toi-mêrne. We staan om 7 uur op! gaan da<strong>de</strong>lijk (half negen)<br />
een groote wan<strong>de</strong>ling maken tot 12 uur, dineeren, hou<strong>de</strong>n siesta. Zooals nu. B. slaapt<br />
en ik zit wat met je te praten. Na het Aben<strong>de</strong>ssen wan<strong>de</strong>len we nog een beetje langs<br />
<strong>de</strong> muziek, of we gaan ergens zitten, en om tien uur naar bed. We moeten er hier dus<br />
uit gaan zien als kolen en daarbij millioenair wor<strong>de</strong>n... Je ziet, het is dus een idyllisch<br />
bestaan. Ik <strong>de</strong>nk hier nu's middags wat te schrijven. Vooreerst zullen we hier wel<br />
blijven, want <strong>de</strong> eerste indruk is te aardig in allen <strong>de</strong>ele, om gauw weer weg te vliegen.<br />
Daarbij, bosch en berg is overal hetzelf<strong>de</strong>, en zelfs is <strong>de</strong> natuur heel mooi. Maar ik<br />
zou niet alleen in het bosch kunnen zijn, ik vind een bosch zoo vreeselijk melancholiek<br />
en ik ben sorns bang <strong>voor</strong> boornen. Van morgen zijn we gewan<strong>de</strong>ld naar <strong>de</strong>n<br />
Speyerhof, diep in het bosch, daar kan je ook logeeren en het huis ligt allerliefst.<br />
Misschien gaan we er later <strong>voor</strong> een week heen. Was jij maar hier om al die<br />
natuurgezondheid met wat gedachtenreeksen te bezielen.’ - <strong>Een</strong> slotregel die Elisabeth<br />
zich bepaald wel aan had kunnen trekken, als zij hem gelezen had.<br />
Terwijl <strong>Couperus</strong> hier zo genoot vond in Den Haag een blij<strong>de</strong> gebeurtenis plaats.<br />
Frans werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal va<strong>de</strong>r. Op 5 augustus schonk zijn jonge vrouw Marie<br />
het leven aan een dochtertje, dat <strong>Louis</strong>e genoemd werd. Het kindje zou niet ou<strong>de</strong>r<br />
dan vier jaar wor<strong>de</strong>n, in november 1901 is Loekie in Indië overle<strong>de</strong>n. Vooreerst<br />
echter heerste er grote vreug<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Surinamestraat. Grootpapa John Ricus was erg<br />
ingenomen met juist dit kleindochtertje: het droeg immers <strong>de</strong> naam van zijn eigen<br />
dochtertje <strong>Louis</strong>e, dat hem toen zij pas elf jaar oud was in 1862 in het grote huis aan<br />
<strong>de</strong> Prinsegracht ontvallen was, en naar wie hij zijn jongste zoon <strong>Louis</strong> genoemd had.<br />
<strong>Een</strong> paar jaar eer<strong>de</strong>r moet door Bramine Grandmont-Hubrecht John Ricus' grote,<br />
nog bewaar<strong>de</strong> portret geschil<strong>de</strong>rd zijn. Het laat ons hem zien als een zelfverzeker<strong>de</strong>,<br />
krasse ou<strong>de</strong> heer, met een ernstige, doordringen<strong>de</strong> blik. 63 De intrigeren<strong>de</strong> kop en<br />
imponeren<strong>de</strong> houding zijn moeilijk na<strong>de</strong>r te beschrijven. Misschien vat het ou<strong>de</strong>rwetse<br />
woord ‘wele<strong>de</strong>lgestreng’ <strong>de</strong> karakteristieke eigenschappen ervan nog het dui<strong>de</strong>lijkst<br />
samen. Tevens is een zekere esprit er niet vreemd aan. Dat papa <strong>voor</strong> in het<br />
geslachtsregister<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
199<br />
van <strong>de</strong> familie met zoveel overtuiging ‘Noblesse Oblige’ heeft geschreven, zal bijna<br />
niemand die het portret goed bekijkt verbazingwekkend vin<strong>de</strong>n.<br />
In die zelf<strong>de</strong> maand augustus 1897 begon <strong>Couperus</strong>, tussen <strong>de</strong> drukproeven van<br />
Metamorfoze door, het sprookje Psyche te schrijven, 64 dat zoals wij zullen zien<br />
eigenlijk nauwelijks een sprookje te noemen is. Hij was van plan tot in September<br />
in Hei<strong>de</strong>lberg te blijven, om daarna via Neurenberg en an<strong>de</strong>re plaatsjes naar Dres<strong>de</strong>n<br />
door te reizen: een <strong>de</strong>coratie rijker, want op 31 augustus werd hem het officierschap<br />
in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje-Nassau verleend. Onmid<strong>de</strong>llijk stuur<strong>de</strong> zijn va<strong>de</strong>r hem <strong>de</strong><br />
versierselen. <strong>Een</strong> week later schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein: 65 ‘Ik vond het een alleraardigst i<strong>de</strong>e van hem en was er zeer door getoucheerd,<br />
ik hoop dat hij dat uit mijn brief gezien heeft. Als het eens te pas komt, zeg dan aan<br />
opa, beste Mies, dat ik waarlijk zecr getroffen was door zijn ca<strong>de</strong>au! 's Avonds draag<br />
ik nu mijn oranje roos, maar of ik het altijd doen zal weet ik niet, ik voel me een<br />
beetje schichtig met die eerwaardigheid aan mijn knoopsgat...’ - Hieruit blijkt toch<br />
wel een tamelijk goe<strong>de</strong> relatie tussen <strong>Couperus</strong> en zijn va<strong>de</strong>r, in <strong>de</strong>ze jaren. Enige<br />
afstand kan men er <strong>de</strong>sgewenst ook in lezen. Toch heeft papa dui<strong>de</strong>lijk waar<strong>de</strong>ring<br />
gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prestaties van zijn jongste zoon. Niet <strong>voor</strong> niets heeft <strong>de</strong>ze hem van<br />
al zijn boeken altijd een exemplaar laten sturen door zijn uitgever. Volgens zeggen<br />
heeft John Ricus ze ook allemaal netjes naast elkaar in <strong>de</strong> kast gezet. Of hij ze ook<br />
las, werd in <strong>de</strong> familiekring enigszins betwijfeld.<br />
‘Hei<strong>de</strong>lberg wordt zoo winterachtig dat wij verlangen weg te gaan...’ zo vervolg<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zijn brief. ‘Ik smacht naar een stad. Boomen zijn lief in <strong>de</strong>n zomer, maar<br />
ze maken me zoo melancholiek als het gaat winteren.’ Hij verlang<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al naar <strong>de</strong><br />
opera van Dres<strong>de</strong>n. Toch heeft hij zich in Hei<strong>de</strong>lberg niet al te zeer verveeld. In het<br />
pension logeer<strong>de</strong>n ook an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs, met wie hij het goed kon vin<strong>de</strong>n. Dit<br />
waren <strong>de</strong> jonge keel-, neus- en oorarts P.Th.L. Kan en diens vrouw. Deze latere<br />
Leidse hoogleraar was toen pas getrouwd en wil<strong>de</strong> zich specialiseren. Gevieren<br />
maakten zij wan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> omgeving. <strong>Een</strong>s vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> over het sprookje<br />
dat hij aan het schrijven was, en het heet dat mevrouw Kan toen <strong>de</strong> naam bedacht<br />
heeft van <strong>de</strong> boze zuster die in het verhaal <strong>de</strong> kwalijke wereldlijke machten<br />
symboliseert: 66 Emeralda, het vlees gewor<strong>de</strong>n kapitalisme.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
200<br />
Nadat zijn zuster Cateau Vlielan<strong>de</strong>r Hein en haar man uit Den Haag een bezoek<br />
waren komen brengen, brak ein<strong>de</strong>lijk het ogenblik van vertrek naar Dres<strong>de</strong>n aan.<br />
<strong>Couperus</strong> koos er domicilie in het pension Mehring, Walpurgisstrasse 22. Op 4<br />
oktober <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 67 ‘Ik ben druk bezig aan het schrijven van een symboliek<br />
sprookje: Psyche, dat heel aardig wordt. Het zoû zeer geschikt zijn om door onze<br />
symbolieke jongere artisten geïllustreerd te wor<strong>de</strong>n...’ Hij dacht daarbij aan Jan<br />
Toorop, wiens werk hij aan het zijne verwant achtte. In Metamorfoze had hij over<br />
diens kunst al geschreven: 68 ‘Nu, vandaag, was ze iets van een symbolieke figuur<br />
van Toorop.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk is het <strong>de</strong>ze regel geweest, die Veen op <strong>de</strong> gedachte heeft<br />
gebracht <strong>de</strong> band van <strong>de</strong> roman door Toorop te laten ontwerpen. <strong>Couperus</strong> stond er<br />
positief tegenover. Toen hij op 19 november Metamorfoze <strong>voor</strong> het eerst in zijn<br />
han<strong>de</strong>n hield, schreef hij Veen meteen: 69 ‘De band van Toorop dunkt mij heel mooi<br />
gevoeld. (Mijne vrouw vindt dien te onrustig). Mij dunkt <strong>de</strong> “Metamorfoze” wel<br />
mooi weêrgegeven in die “wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>” figuur en die kronkelen<strong>de</strong> lijnen. Toorop zoû<br />
Psyche wel mooi kunnen doen. Ik hoop van harte, dat wij het eens kunnen wor<strong>de</strong>n.’<br />
Diezelf<strong>de</strong> dag schreef hij zelf vast aan Toorop, om hem te complimenteren met het<br />
bandontwerp. Hij voeg<strong>de</strong> eraan toe: 70 ‘Veen sprak U reeds over Psyche, en ook ik<br />
neem <strong>de</strong> vrijheid Uw aandacht te vestigen op mijn sprookje, dat in januari in <strong>de</strong> Gids<br />
verschijnt. Het zoû me een groote vreug<strong>de</strong> zijn zoo U er motief ter illustratie in vond,<br />
en zoo wij er samen een mooi boek van kon<strong>de</strong>n maken. Terwijl ik er aan schreef,<br />
heb ik dikwijls aan U gedacht, en ik geloofbijna zeker, dat U er iets in vin<strong>de</strong>n zal.<br />
[...] Mag ik hopen, dat U mij eens schrijft als U Psyche gelezen heeft?’ - Toorop<br />
<strong>de</strong>ed dat niet onmid<strong>de</strong>llijk, wat <strong>Couperus</strong>' ergernis heeft gewekt.<br />
Psyche was nu dus voltooid, en het januarinummer van De Gids 1898 open<strong>de</strong> er<br />
in<strong>de</strong>rdaad mee. 71 Intussen blijkt een won<strong>de</strong>rlijke reeks figuren zich met een<br />
presentexemplaar van het toch zo intierne boek Metamorfoze vereerd te hebben<br />
gezien. 72 Niet alleen <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius en <strong>de</strong><br />
minister van Justitie Cort van <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n kregen het boek, <strong>Couperus</strong> overwoog zelfs<br />
er <strong>de</strong> koningin-regentes Emma mee te verblij<strong>de</strong>n. Alleen zijn rid<strong>de</strong>ror<strong>de</strong> kan <strong>de</strong><br />
aanleiding hiertoe geweest zijn. Dat Pier Pan<strong>de</strong>r en Teodor <strong>de</strong> Wyzewa, Constance<br />
Valette en ook johan Ram een exemplaar mochten ontvangen wekt natuurlijk geen<br />
verwon<strong>de</strong>ring. Zoals gezegd, Ram kreeg bovendien het manuscript ca<strong>de</strong>au.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
201<br />
Ram. woon<strong>de</strong> nu in Den Haag, Willemstraat 93. Tot 1899 was hij er ge<strong>de</strong>tacheerd<br />
bij <strong>de</strong> Hoogere Krijgsschool. 73 Daar heeft hij luitenant L.W.J.K. Thomson leren<br />
kennen, een ‘gevoelsgenoot’ met wie samen hij op 21 <strong>de</strong>cember 1899 naar <strong>de</strong><br />
Boerenoorlog in Zuid-Afrika zou vertrekken, in een perio<strong>de</strong> <strong>de</strong>rhalve dat <strong>Couperus</strong><br />
zelf zich naar Indië had begeven.<br />
Zover was het intussen nog niet. Op 5 <strong>de</strong>cember 1897 schreef <strong>Couperus</strong> aan Ram: 74<br />
‘alsje Psyche gelezen hebt, vertel je me eens netjes en uitvoerig, watje er van vindt.<br />
Maar stel je verwachtingen niet te hoog. Het is een sprookje, een aardigheid, meer<br />
niet.’ Toch was <strong>Couperus</strong> er zelf eigenlijk erg mee ingenomen. Veen, van zijn kant,<br />
voel<strong>de</strong> wel <strong>voor</strong> illustraties van Toorop. Hij wil<strong>de</strong> het boek tegelijkertijd in Frankrijk,<br />
Engeland en Duitsland uitbrengen. 75 Maar daar is het niet van gekomen, wat <strong>Couperus</strong><br />
betreurd moet hebben.<br />
Half <strong>de</strong>cember werd hij ziek, zij het niet ernstig. Rustig thuis blijvend, las hij van<br />
Maurits Wagen<strong>voor</strong>t Maria van Magdala (1897). De schrijver had hem het boek<br />
gestuurd, en <strong>Couperus</strong> beweer<strong>de</strong> dat hij het prachtig vond. 76 Welke boeken hij ver<strong>de</strong>r<br />
nog las weten wij niet, maar vermoe<strong>de</strong>lijk hield hij zich <strong>voor</strong>al ook bezig met het<br />
werk van E.T.A. Hoffmann. <strong>Een</strong>maal weer hersteld, ging hij vaak naar <strong>de</strong> opera:<br />
zelfs drie keer in <strong>de</strong> week, vertel<strong>de</strong> hij Ram, 77 ‘dat is nogal gezellig, het is heel<br />
goedkoop en uitstekend’. Aan <strong>de</strong>ze operabezoeken herinnert het beroem<strong>de</strong> verhaal<br />
De binocle. De invloed hierop van Hoffmanns verhaal Der Sandmann is door Gerda<br />
van Wou<strong>de</strong>nberg overtuigend aangetoond. 78 Naar haar mening, een opvatting waar<br />
zeker veel <strong>voor</strong> te zeggen valt, moet ernstig rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
mogelijkheid dat De binocle al in <strong>de</strong>ze tijd is ontstaan. 79 Hoewel pas op 28 augustus<br />
1920 gepubliceerd, wordt <strong>de</strong> opera van Dres<strong>de</strong>n er zo indringend in beschreven, dat<br />
dit in<strong>de</strong>rdaad argwaan oproept. Heeft <strong>Couperus</strong> het verhaal in 1897 niet geschikt<br />
gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> De Gids? Heeft dit tijdschrift - of hebben an<strong>de</strong>re tijdschriften - het<br />
gruwelijke slot ongeschikt gevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> trouwe lezers? De tekst leert ons in elk<br />
geval op welke rang <strong>Couperus</strong> zo goedkoop zat: ‘De vier<strong>de</strong> rang was <strong>de</strong>stijds [dit<br />
woord kan ingevoegd zijn] <strong>de</strong> rang, waar alle vreem<strong>de</strong>lingen zaten, die zich niet <strong>de</strong><br />
luxe van een loge betaal<strong>de</strong>n.’<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief aan Ram vertel<strong>de</strong> hij ver<strong>de</strong>r: 80 ‘In Februari gaan we naar Berlijn,<br />
we <strong>de</strong>nken in Maart terug te komen in Den Haag en twee maan<strong>de</strong>n te blijven... we<br />
zullen in Den Haag weer eens lekker eten [...].<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
202<br />
Het is hier altijd Bratwurst mit Schinken - die Duitschers hebben zoo een grove<br />
smaak!!!’ - Steeds meer blijkt <strong>Couperus</strong> een echte levensgenieter te zijn gewor<strong>de</strong>n.<br />
Het in Rome verworven nieuwe uitgangspunt - niet meer na<strong>de</strong>nken maar gewoon<br />
leven, <strong>de</strong> dagen genieten zoals ze komen - gaf hem het zelfvertrouwen dat er weinig<br />
mis kon gaan met zijn van nature toch niet bepaald erg sterke zenuwen. Aan zijn, nu<br />
zesentwintig jaar ou<strong>de</strong>, nichtje Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hij op 8 januari 1898<br />
wat zijn stelregel was: 81 ‘Richting geven aan je leven. Weinigen <strong>de</strong>nken om richting.<br />
Doel <strong>voor</strong> energieken, richting <strong>voor</strong> <strong>de</strong> slapperen... Zelve moet je je richting vin<strong>de</strong>n,<br />
geef aan je leven een mooie richting, een e<strong>de</strong>l rythme, vind het pad, want dat is alles...<br />
Het is wel gezellig dit reisleven, tenminste wij hou<strong>de</strong>n er van. En het behoort bij <strong>de</strong><br />
richting Marie! Je zal zeggen dat dit dan kleine zigzagjes zijn! Hoe ook, het behoort<br />
er bij. On<strong>de</strong>rvinding heeft ons geleerd dat een huis met “train”, hoe klein en ne<strong>de</strong>rig<br />
ook, te omslachtig en te duur <strong>voor</strong> ons is.’<br />
Terugkeer naar het va<strong>de</strong>rland werd steeds slechts <strong>voor</strong> korte perio<strong>de</strong>n overwogen.<br />
<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> blijven reizen: dat gaf hem nieuwe indrukken, het spaar<strong>de</strong> ook<br />
belasting en maakte een grote vrijheid vrijwel zon<strong>de</strong>r grenzen mogelijk. Weinig<br />
sociaal van aanleg, ook door <strong>de</strong> opvoeding die hij gekregen had, voel<strong>de</strong> hij zich het<br />
prettigst bij een onmaatschappelijke levenswijze. Dit wil overigens niet zeggen dat<br />
hij geen interesse zou hebben gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangrijke gebeurtenissen van zijn tijd.<br />
Zo nam hij heftig stelling in <strong>de</strong> kwestie Alfred Dreyfus (1859-1935). Deze hield <strong>de</strong><br />
gemoe<strong>de</strong>ren algemeen bezig. 82 Na Dreyfus' veroor<strong>de</strong>ling in februari 1895, gevolgd<br />
door diens eenzame opsluiting op het Duivelseiland, was op II januari 1898 het<br />
beroem<strong>de</strong> artikel van Zola. J'accuse, gepubliceerd in <strong>de</strong> pas opgerichte krant L'Aurore.<br />
Als vanzelfsprekend koos <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kant van zijn grote en eer<strong>de</strong>r zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
literaire leermeester. De Dreyfusards genoten zijn sympathie. Antisemitisme<br />
veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij, ook in zijn latere leven, ten enen male.<br />
Intussen antwoord<strong>de</strong> Jan Toorop helemaal niet op <strong>Couperus</strong>' prijzen<strong>de</strong> en toch ook<br />
aardige brief. Op 30 januari schreef <strong>de</strong>ze geprikkeld aan Veen, nog steeds uit<br />
Dres<strong>de</strong>n: 83 ‘Ik hoor nog maar niets van U omtrent Psyche etc.! Is U al met Toorop<br />
in on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ling? Op mijn brief, dien ik hem begin December schreef, werd ik niet<br />
vereerd met een antwoord. Ik kan dus niet zeggen dat zijn eerste optre<strong>de</strong>n tegenover<br />
mij - liever niet optre-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
203<br />
<strong>de</strong>n - zeer innemend was. Ik ben zoo bitter weinig gewend geen antwoord te krijgen<br />
op mijn brieven! Hoe gaan Uw on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen met hem? Als ze niet glad gaan,<br />
zoû ik hem laten schieten. Ik vind in die dingen: graag of niet. Mocht U met Toorop<br />
niet klaar komen, wat zoû U dan <strong>de</strong>nken van Bauer? Bauer is eigenlijk toch nog<br />
fijner en <strong>de</strong>licater. Ik krijg vele brieven over Psyche van vrien<strong>de</strong>lijke bewon<strong>de</strong>raars.’<br />
Het on<strong>de</strong>rwerp van dit zogenaam<strong>de</strong> sprookje heeft <strong>Couperus</strong> niet onverwacht<br />
getroffen. In 1882 verscheen van <strong>de</strong>hand van P.A.M. Boele van Hensbroek een<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling van Robert Hamerlings Amor en Psyche, <strong>voor</strong>zien van een<br />
inleiding door mr. Carel Vosmaer. <strong>Couperus</strong>, die zowel Hamerling als Vosmaer<br />
graag las, zal <strong>de</strong>ze uitgave waarschijnlijk wel gekend hebben. Jan ten Brink, ten<br />
overvloe<strong>de</strong>, besprak <strong>de</strong> vertaling in De Gids en voeg<strong>de</strong> er nog het zijne aan toe. In<br />
<strong>Couperus</strong>' Orchi<strong>de</strong>eën komt het Psyche-thema al aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. 84 Zo is er het<br />
schil<strong>de</strong>rijachtige gedicht Eroos en Psuche. Belangrijker echter is het allerlaatste<br />
gedicht, Fragment. Dit behan<strong>de</strong>lt wel niet het sprookje in eigenlijke zin, maar<br />
introduceert wel reeds het chimera-motief, dat in Psyche zo een grote rol speelt. Dit<br />
fabeldier wordt vergeleken met <strong>de</strong> kunst: ‘gou<strong>de</strong>n, stralens-helle fantazie’ noemt<br />
<strong>Couperus</strong> die:<br />
Wufte chimera, die ons wellust biedt,<br />
En ons verlaat zoo loom en levensmat...<br />
En toch... vizioen van licht en schaduw, schijn!<br />
Chimera met uw serafijn gelaat!<br />
Daal op uw flonkerblanke drakenwiek!<br />
Schouw met uw raadselvolle blik mij toe!<br />
En zing mij van uw raadselvolle troost,<br />
Bevallig monster, met uw elvenstern...’<br />
Dat Psyche het zielsproces van <strong>Couperus</strong> zelf in het sprookje doormaakt, ligt, dit<br />
meer dan tien jaar ou<strong>de</strong>re gedicht me<strong>de</strong> in aanmerking genomen, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Door<br />
Hein Boekens vertaling van Apulcius' Asinus aureus in De Nieuwe Gids van 1894<br />
heeft <strong>Couperus</strong> kennis kunnen nemen van <strong>de</strong> antieke versie van het Psyche-verhaal. 85<br />
Vergeleken met Apulcius is het sprookje door hem echter grondig gewijzigd. Er is<br />
bij <strong>Couperus</strong> sprake van drie rijken, en wat dit betreft moeten wij ons <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> herinnering brengen waarmee papa John Ricus zijn inleiding in het fami-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
204<br />
liestamregister besloot. Want wat riep hij met emfaze zijn kin<strong>de</strong>ren toe?: ‘Vestigt<br />
uwe oogen op het verle<strong>de</strong>ne en zorgt dat <strong>de</strong> toekomst ons nimmer beschame.’ Het<br />
verbaast ons dan niet meer dat in Psyche <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, een stokou<strong>de</strong> man, vorst van het<br />
Rijk van Verle<strong>de</strong>n is, die Psyche alleen 's avonds een ogenblik ziet. Zij heeft twee<br />
zusters. Maar ook die ontmoet zij zel<strong>de</strong>n. De oudste, Emeralda, vertegenwoordigt<br />
wereldlijke macht. De twee<strong>de</strong>, Astra, staat <strong>voor</strong> wetenschappelijke belangstelling.<br />
Men zou hierbij kunnen <strong>de</strong>nken aan respectievelijk <strong>de</strong> tamelijk <strong>de</strong>spotische John<br />
Ricus junior, en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re broer Frans, die met zijn Leidse promotie het<br />
wetenschappelijk element in <strong>de</strong> familie vorm<strong>de</strong>. Psyche - <strong>Louis</strong> zelf - is <strong>de</strong> enige die<br />
vleugels heeft. Zij is <strong>de</strong> jongste, en in het begin van het verhaal kan zij er nog niet<br />
mee vliegen. Va<strong>de</strong>r en dochters wonen in een slot. Ook papa <strong>Couperus</strong> placht zijn<br />
huis wel zijn paleis te noemen, en <strong>de</strong> kleindochter die zijn huishouding verzorg<strong>de</strong><br />
betitel<strong>de</strong> hij met châtelaine. 86<br />
Als op een dag <strong>de</strong> Chimera daalt en Psyche hem zegt naar het allerschoonste te<br />
verlangen, noemt hij meteen <strong>de</strong> Sfinx, die wij ook al kennen: uit Metamorfoze (‘was<br />
schoonheid dan een raadsel, gevraagd aan sfinxen, die maar zwegen, eeuwen lang?’) 87 .<br />
- De volgen<strong>de</strong> bezoeker is Eros, prins van het He<strong>de</strong>n. Uit <strong>de</strong> drie prinsessen mag hij<br />
een keuze doen. Maar Emeralda eist van hem. <strong>de</strong> Steen <strong>de</strong>r Oppermacht. Astra<br />
verlangt alom-vatten<strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong> Godheid. Alleen Psyche eist niets. De prins<br />
vraagt haar hand, maar moet heengaan omdat Psyche niet kan besluiten. In <strong>Couperus</strong>'<br />
leven was aanvankelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> immers nog geen plaats, zijn hart ging geheel<br />
en al naar <strong>de</strong> Chimera uit.<br />
Op een dag neemt Emeralda <strong>de</strong> macht over van haar va<strong>de</strong>r, en Psyche vlucht met<br />
<strong>de</strong> Chimera. Door het noodlot gedwongen laat <strong>de</strong>ze haar achter in <strong>de</strong> woestijn: <strong>de</strong><br />
crisisperio<strong>de</strong> na Noodlot en in Parijs, waarover <strong>Couperus</strong> aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />
letterlijk had geschreven dat het er zo groot, wijd, koud en eenzaam om hem heen<br />
was, ‘alsof Parijs <strong>de</strong> Sahara is’. In <strong>de</strong>ze eenzaamheid vraagt Psyche <strong>de</strong> Sfinx het<br />
raadsel <strong>de</strong>s levens op te lossen: maar <strong>de</strong> Sfinx zwijgt, <strong>de</strong> schoonheid immers kan dat<br />
niet.<br />
Dan verschijnt Eros, die het spoor van Psyches tranen gevolgd is. Hij vraagt haar<br />
met hem mee te gaan: uit smart wordt in <strong>de</strong> Toekomst het geluk geboren. Dit is ook<br />
waar het motto van Extaze op zinspeel<strong>de</strong>. Psyche stemt toe. <strong>Een</strong> paradijselijke perio<strong>de</strong><br />
breekt aan: <strong>Couperus</strong> is getrouwd met Elisabeth. Dat het sprookje hier niet ophoudt,<br />
komt omdat hij zich daarna met iets an<strong>de</strong>rs geconfronteerd heeft gezien. In het verhaal<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
205<br />
maakt een dionysische sater Psyche ziek en hij verleidt haar. Eros bidt dat <strong>de</strong><br />
vervulling die Psyche in het He<strong>de</strong>n toch nog niet vin<strong>de</strong>n kon, eens, in <strong>de</strong> Toekomst,<br />
<strong>voor</strong> haar zal zijn weggelegd: <strong>de</strong> steun van Elisabeth.<br />
Psyche leeft nu samen met <strong>de</strong> androgyne prins Bacchus, ‘knapeweck’ en met<br />
vrouwelijk ron<strong>de</strong> armen. Haar vleugels wor<strong>de</strong>n afgeknipt. Maar als wroeging haar<br />
vervult, doet zij in opdracht van Emeralda boete door te zoeken naar <strong>de</strong> mystieke<br />
steen <strong>de</strong>r wijsheid die Almacht schenkt. Zij ervaart dat die niet bestaat. Pas als zij<br />
beseft dat alle materie IJ<strong>de</strong>lheid is, groeien haar vleugels weer aan. - Emeralda rijdt<br />
zich te pletter tegen <strong>de</strong> Sfinx. Psyche echter wordt door <strong>de</strong> Chimera, <strong>de</strong> red<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
fantasie dus, naar het Rijk van <strong>de</strong> Toekomst gevoerd, waar Eros en haar Va<strong>de</strong>r haar<br />
wachten in een gou<strong>de</strong>n licht. Elisabeth en <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijkc, in <strong>Couperus</strong>' ogen hoogste<br />
vorm van lief<strong>de</strong> hebben overwonnen.<br />
Het sprookje, aldus geïnterpreteerd, leert ons dat <strong>Couperus</strong> zich zijn androgyne<br />
aanleg niet alleeen volledig bewust is gewor<strong>de</strong>n - hoe zou hij ook niet -, maar dat hij<br />
er ook bovenuit heeft willen stijgen. Alleen <strong>de</strong> vleugels <strong>de</strong>r verbeelding kon<strong>de</strong>n hem<br />
kracht geven zo <strong>de</strong> toekomst vernieuwd tegemoet te gaan. <strong>Een</strong> hogere, platonische,<br />
sekseloze Eros leek bereikbaar. In díé toekomst kon <strong>Couperus</strong> zijn va<strong>de</strong>r gelouterd<br />
on<strong>de</strong>r ogen gekomen.<br />
Het boek is een symbolistische samenvatting van het zielsproces dat <strong>Couperus</strong> op<br />
an<strong>de</strong>re wijze in Metamorfoze heeft beschreven. Het ij<strong>de</strong>lheidsbesef luid<strong>de</strong> het ogenblik<br />
in waarop hij besloot nooit meer na te <strong>de</strong>nken.<br />
Voor <strong>de</strong> uitgave in boekvorm bleven Veens gedachten naar Toorop uitgaan, wie hij<br />
niet alleen vroeg een band te ontwerpen maar ook - het hele boek illustreren was<br />
financieel onmogelijk - een tekening <strong>voor</strong>in te maken. <strong>Couperus</strong> was daar tegen,<br />
hoewel hij Toorop nu dan toch maar accepteer<strong>de</strong>. Nog uit Dres<strong>de</strong>n schreef hij Veen: 88<br />
‘Eén teekening <strong>voor</strong> in het boek heb ik liever echter niet. Ik zal u zeggen, waarom.<br />
Gaf Toorop eene serie van teekeningen, dan zoû zijne kunst zich <strong>de</strong>nkelijk wel<br />
harmonieeren naar <strong>de</strong> mijne, en zoû het boek een geheel wor<strong>de</strong>n. Geeft hij er echter<br />
éene, dan wordt dit per se een hors d'oeuvre, en een speciale opvatting van hem. Hij<br />
kan zich dan onmogelijk inwerken in het geheel. Ik kan mij vergissen, maar zoo zie<br />
ik het <strong>voor</strong> me. Liever dus niet éene teekening. Wat <strong>de</strong> band betreft, dat is natuurlijk<br />
goed.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
206<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief kondig<strong>de</strong> hij aan op 16 februari naar Berlijn te vertrekken, waar hij<br />
dacht te gaan logeren in pension von Behr, 2 11 Neue Wilhelmstrasse. Dat reizen ook<br />
geld kostte, al hoef<strong>de</strong> er dan geen huishouding gevoerd te wor<strong>de</strong>n, was hij zo<br />
langzamerhand gaan merken: ‘Aardsch slijk? Helaas, ja... Het is <strong>de</strong>n laatsten tijd<br />
nooit erg mod<strong>de</strong>rig om me heen!!’<br />
Behalve kennissen heeft <strong>Couperus</strong> in Berlijn zijn trouwe vertaalster Else Otten<br />
opgezocht, die daar met haar ‘vaste vriendin’ op <strong>de</strong> Kurfurstendamm 264 1 woon<strong>de</strong>. 89<br />
Zij wil<strong>de</strong> graag Psyche in het Duits vertalen, en heeft dit ook gedaan. In <strong>de</strong> laatste<br />
dagen van februari 1898 schreef <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgever: 90 ‘De schoone Else<br />
zullen wij <strong>voor</strong> morgen te dineeren vragen, maar... <strong>de</strong> zaken met haar on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len<br />
on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> mooie oogen... ik beken mijn onmacht. Is het niet beter, dat U<br />
het maar blijft doen? U kan het beter dan ik...’<br />
De publikatie van Psyche in De Gids was een doorslaggevend succes. <strong>Couperus</strong><br />
vervolg<strong>de</strong> zijn brief: ‘Ik krijg vele brieven over Psyche en het schijnt al veel succes<br />
te hebben. Het is ook een aardig, frisch dingetje: <strong>de</strong> menschen moeten het nu alleen<br />
niet al te diep opvatten: zoo diep is het heelemaal niet...’ Bedoel<strong>de</strong> hij met dit<br />
un<strong>de</strong>rstatement dat men er geen algemene, <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen geldige symboliek in moest<br />
zoeken? Als dat zo is, had hij natuurlijk gelijk. Toch <strong>de</strong>ed hij het ongetwijfeld te<br />
sterk <strong>voor</strong>komen of het maar om een oppervlakkig verhaaltje ging. Vergeleken met<br />
Metamorfoze zou men het zo wel kunnen beschouwen, <strong>voor</strong> hemzelf immers lever<strong>de</strong><br />
het niets wezenlijk nieuws meer op. Maar het effect naar buiten toe heeft hij<br />
on<strong>de</strong>rschat. Psyche hoort niet alleen tot die boeken van zijn hand die een zeer<br />
harmonisch afgewogen compositie laten zien, maar bevat bovendien genoeg verwerkte<br />
levensproblematiek om er lang op te kunnen blijven stu<strong>de</strong>ren. De fraaie stijl ten spijt,<br />
die met al zijn frases misleidt, is het sprookje sterk ‘van binnenuit’ geschreven.<br />
Na <strong>de</strong> voltooiing heeft <strong>Couperus</strong> een dikke streep on<strong>de</strong>r dit alles gezet. Toch, zijn<br />
geest was al weer met iets nieuws bezig dat bij het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> min of meer aansloot.<br />
‘Ik heb nog een an<strong>de</strong>r sprookjes-i<strong>de</strong>e,’ schreef hij Veen in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief, ‘maar werk<br />
niet veel <strong>de</strong>n laatsten tijd. Drukke dagen in Berlijn: kennissen; gisteren <strong>de</strong>n heelen<br />
dag in Potsdam, hagelstorm, maar on<strong>de</strong>rkomen gehad bij... Seine Majestät!’ Hij<br />
bedoelt natuurlijk alleen maar dat hij het slot heeft bezocht. (Dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Duitse<br />
keizer zou hebben ontmoet, is niet erg waarschijnlijk.)<br />
Bij zijn terugkeer in Den Haag trof <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Surinamestraat nog<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
207<br />
steeds het kleine gezin van zijn broer Frans aan. Om niemand te hin<strong>de</strong>ren nam hij<br />
met Elisabeth zijn intrek, we<strong>de</strong>rom, in het pension Boelen. Zijn va<strong>de</strong>r, hoewel die<br />
nu al een hoge leeftijd had bereikt, maakte het nog heel goed. Soms nam hij zelfs<br />
zaken <strong>voor</strong> zijn jongste zoon waar. <strong>Couperus</strong> was nog maar kort terug, toen papa<br />
een brief ontving van <strong>de</strong> dame die zijn portret geschil<strong>de</strong>rd had, mevrouw Bramine<br />
Grandmont-Hubrecht. Zij <strong>de</strong>ed het <strong>voor</strong>stel dat haar man, een zeer welgestel<strong>de</strong> Belg,<br />
Psyche in het Frans zou vertalen. En dit uitsluitend <strong>voor</strong> zijn eigen genoegen.<br />
<strong>Couperus</strong> vond het een goed i<strong>de</strong>e. Zijn va<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>res: 91 ‘Voor een<br />
paar dagen gele<strong>de</strong>n van Dres<strong>de</strong>n en Berlijn teruggekeerd, heeft hij kennis genomen<br />
van uw allerliefst schrijven, daar hij geheel over gecharmeerd was, en mij verzocht<br />
u wel zijn hartelijken dank te betuigen <strong>voor</strong> uwe lieve woor<strong>de</strong>n; maar tevens heeft<br />
hij mij opgedragen, u te willen me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat niet hij maar Veen over uw <strong>voor</strong>stel<br />
moet déci<strong>de</strong>eren, dat hij wel gaarne een goe<strong>de</strong> Fransche vertaling van zijn Psijché<br />
in het licht zou willen zien, maar niet wist of Veen ook mogelijk daarover in besprek<br />
was’. Over zichzelf schreef John Ricus: ‘Wat mij betreft, ik word oud - 82 jaar wil<br />
wat zeggen - maar ben steeds gezond en wel, en mijn leven wordt mij geheel<br />
opgevrolijkt door een mijner kleindochters Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die als een allerliefste<br />
chatelaine mijn paleis beheert, dat daarenboven nog verlevendigd wordt door mijn<br />
zoon Frans, Resi<strong>de</strong>nt van een Landraad op Java, die hier bij mij aan huis met zijn<br />
vrouwtje zijn verloftijd doorbrengt, en die mij onlangs een kleindochtertje [<strong>Louis</strong>e]<br />
heeft geschonken. ’ - Dat zijn schoondochter ook nu weer in verwachting was schreef<br />
hij er niet bij. Op 11 augustus 1898 zou <strong>de</strong> jongste telg van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>familie<br />
geboren wor<strong>de</strong>n, die naar oom en grootva<strong>de</strong>r ook al weer <strong>de</strong> naam John Ricus heeft<br />
gekregen.<br />
<strong>Louis</strong>, zo voeg<strong>de</strong> papa in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief nog toe, ‘gaat binnen kort naar Engeland,<br />
om zoo doen<strong>de</strong> zich een ruimer gezigtskring <strong>voor</strong> zijn werken te openen’. Het valt<br />
op dat Rams aanwezigheid in Den Haag blijkbaar niet genoeg fascinatie <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong> had om hem in het va<strong>de</strong>rland te doen blijven. Soms kon hij ook wel kleine<br />
reserves tegen Ram koesteren. Dit blijkt uit een passage in een brief aan Veen, waarin<br />
<strong>Couperus</strong> nog weer even terug komt op het abusievelijk aan Ram afgestane manuscript<br />
van Metamorfoze dat Veen eigenlijk had moeten krijgen. Veen had er mee ingestemd<br />
dat Ram het maar behield. <strong>Couperus</strong> merkte daar nu over op: 92 ‘De heer Ram had U<br />
wel eens kunnen bedanken, vind ik, maar hij is<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
208<br />
een heel lui briefschrijver!’ Had Ram zijn correspon<strong>de</strong>ntie met <strong>Couperus</strong>, toen die<br />
in Dres<strong>de</strong>n en Berlijn verbleef, ietwat verwaarloosd? <strong>Couperus</strong> kon zich over zulke<br />
dingen zeer lichtgeraakt tonen. Dit lag min<strong>de</strong>r aan zijn verwendheid dan wel aan zijn<br />
eigen grote zorgvuldigheid, die hij ook van an<strong>de</strong>ren verwachtte. Kleine teleurstellingen<br />
verdroeg hij slecht, <strong>voor</strong>al van vrien<strong>de</strong>n.<br />
Op 5 mei 1898 vertrok hij met zijn vrouw naar Lon<strong>de</strong>n. Zij namen daar hun intrek<br />
bij een zekere Mrs. Blackmore, Gloucester Place 63. Portman Square. Van dat adres<br />
schreef hij Ram een als altijd aardige en ditmaal ook uitgesproken opgewekte brief.<br />
De eerste tien dagen brachten <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen door in gezelschap van een nichtje.<br />
Onmid<strong>de</strong>llijk na haar vertrek <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> zijn vriend over het Lon<strong>de</strong>nse leven mee: 93<br />
‘Druk, mooi, amusant, en vrij wuft. Weinig gedachte, totaal geen filosofie, une vraie<br />
vie <strong>de</strong> fete.’ Hij kreeg ‘een regen van invitaties, eigenlijk te veel <strong>voor</strong> ons luiaards.<br />
O.a. een mondaine meeting ter eere van Vasco <strong>de</strong> Gama, zaliger nagedachtenisse,<br />
waar <strong>de</strong> Royalties waren. Dan <strong>de</strong> start van een four-inhand gezien, erg chic en<br />
Engelsch... veel lunchen en dineeren. <strong>Een</strong> tea van jeugdige Engelse auteurs bij<br />
Teixeira. Diner bij <strong>de</strong> uitgevers Heinemann, en Fisher Unwin. Als het mij maar wat<br />
millioenen gaf. Soirée bij Alma Ta<strong>de</strong>ma, een uniek mooi huis, groot atelier met<br />
zilverachtig gewelf en een marmer nymfaeum (een soort badkamer ou<strong>de</strong> stijl) met<br />
fontein, schulpen en verwelken<strong>de</strong> rozebla<strong>de</strong>ren gestrooid! Ik had me hem meer<br />
refined <strong>voor</strong>gesteld, hij is tamelijk vulgair.<br />
Gisteren was het <strong>de</strong> Derby, maar wij gaan naar <strong>de</strong> Ascot, dat is chiquer!! Je ziet,<br />
we vergaan van wuftheid en season! Voor een tijdje is het wel aardig. We blijven<br />
hier tot Juli, gaan dan naar Oxford, waar het dan heel stil is, for the sake of the<br />
beautiful architecture. Dat zal natuurlijk heel an<strong>de</strong>rs zijn dan hier, een stille ou<strong>de</strong><br />
Gothische stad. En dan om lucht te happen in <strong>de</strong> country... zie niet met minachting<br />
op ons neer. En nu... weet ik niet meer. <strong>Een</strong> heel klein oogenblikje schrijf ik nog aan<br />
Fi<strong>de</strong>ssa, maar het is niet veel... Lon<strong>de</strong>n is te druk.’<br />
De brief is niet gedateerd. Wanneer precies hij aan Fi<strong>de</strong>ssa, dat hij hier <strong>voor</strong> het<br />
eerst met <strong>de</strong> titel noemt, begonnen is weten wij dus niet. Ook Veen schreef hij er<br />
over, op 6 juli, nog uit Lon<strong>de</strong>n: 94 ‘Op het oogenblik ben ik slechts bezig aan een<br />
kleine novelle; van <strong>de</strong>n winter echter, als het leven wat rustiger zal zijn dan hier te<br />
Lon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>nk ik aan een grooter werk te beginnen.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>Couperus</strong><br />
al in mei 1898 een begin met Fi<strong>de</strong>ssa gemaakt.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
209<br />
Teixeira <strong>de</strong> Mattos 95 die samen met E. Dowson Majesteit had vertaald, Fisher Unwin<br />
die <strong>de</strong> roman had uitgegeven, William Heinemann die <strong>de</strong> vertaling van Noodlot had<br />
gepubliceerd, zij allen hebben <strong>de</strong> jonge Ne<strong>de</strong>rlandse auteur dus zeer gêfeteerd.<br />
Belangrijk zou <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> kennismaking wor<strong>de</strong>n met Leo Simons, stichter<br />
van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong>, die later Korte arabesken zou uitgeven. Simons was een<br />
jaar ou<strong>de</strong>r en had <strong>Couperus</strong> eenmaal heel kort bij Jan ten Brink ontmoet, op diens<br />
stu<strong>de</strong>erkamer aan <strong>de</strong> Apothekersdijk te Lei<strong>de</strong>n. Meer dan een vluchtig contact was<br />
dat niet geweest. Simons vertel<strong>de</strong> in 1931: 96 ‘Het toeval bracht ons pas een 15 jaar<br />
later bij elkaar in Engeland, waar ik toen met mijn vrouw in <strong>de</strong> buurt van Lon<strong>de</strong>n<br />
(Bromley, Kent) woon<strong>de</strong>. En dat toeval heette: Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, die<br />
secretaris was geweest van <strong>de</strong> toen reeds opgeheven uitgeverij, waarin ik in 1894<br />
<strong>de</strong>elgenoot was gewor<strong>de</strong>n (Henry & Co.) en die nu begonnen was, werk van <strong>Couperus</strong><br />
in het Engelsch te vertalen. <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw, altijd zwervers, waren naar<br />
Lon<strong>de</strong>n gekomen en Teixeira gaf, in die curieuse kamers welke hij in the Inner<br />
Temple bewoon<strong>de</strong>, een tea, om <strong>Couperus</strong> aan Engelsche letterkundigen en journalisten<br />
<strong>voor</strong> te stellen. Natuurlijk was die ontmoeting ook dien middag maar oppervlakkig.<br />
Doch zij bracht een aanknooping tot onze uitnoodiging aan het echtpaar, om bij ons<br />
buiten te komen. En zoo leer<strong>de</strong>n wij elkaar kennen. <strong>Een</strong> “kennismaking” met <strong>Couperus</strong><br />
had het verrassen<strong>de</strong> van een openbaring. On<strong>de</strong>r het uiterlijk dandyisme van zijn<br />
kleeding, houding, gebaren, spraak alles in - en aangeboren, - kwam dan <strong>de</strong> gulle,<br />
goedhartige, eenvoudige, bijna kin<strong>de</strong>rlijke mensch te <strong>voor</strong>schijn, die zoo kon genieten<br />
van een “lekker soepje”, “een smakelijk toetje”, en er <strong>de</strong> zorgzame gastvrouw zijn<br />
welgemeend compliment om maken. En die over zijn werk sprak als een dagtaak:<br />
ie<strong>de</strong>ren ochtend zijn bepaald aantal pagina's schrijvend, nooit wachtend op <strong>de</strong><br />
“inspiratie”; nooit iets wijzigend in het eens geschrevene.’<br />
In <strong>de</strong>ze dagen heeft <strong>Couperus</strong> ook Edmund Gosse ontmoet, die in 1891 Footsteps<br />
of Fate van een inleiding had <strong>voor</strong>zien. Gosse van zijn kant herinner<strong>de</strong> zich in 1923<br />
<strong>de</strong>ze ontmoeting nog goed: 97 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> paid occasional visits to this country,<br />
but they were brief, and he remained known to few Englishmen, although his<br />
acquaintance with our literature and even our customs was consi<strong>de</strong>rable. His sympathy<br />
with English habits of thought was genuine, but limited by his won<strong>de</strong>r at our<br />
difference from other Europeans. I recollect his expressing this sense of the isolation<br />
of<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
210<br />
England when he came to see me first, in 1898. Courteous and a little timid, <strong>Couperus</strong><br />
produced little effect in a crowd; to know him it was necessary to see him alone or<br />
in very congenial company.’ Gosse - die <strong>Couperus</strong> er toen niet erg goed vond uitzien<br />
- heeft hem ongetwijfeld ontvangen tij<strong>de</strong>ns een van zijn wekelijkse ontvangsten in<br />
zijn ruime huis Hanover Terrace.<br />
Gosse was een zwager van Ta<strong>de</strong>ma, zijn vrouw Ellen (Nellie) Epps immers was<br />
een zuster van Ta<strong>de</strong>ma's vrouw Laura Epps. Voor <strong>Couperus</strong> moet <strong>de</strong> ontmoeting<br />
met Lourens Alma Ta<strong>de</strong>ma, bewon<strong>de</strong>raar als hij was van diens werk, toch wel een<br />
bijzon<strong>de</strong>re gebeurtenis geweest zijn. Ta<strong>de</strong>ma woon<strong>de</strong> al sinds 1886 in het huis op<br />
<strong>de</strong> hoek van Abbey en Grove End Road, St. John's Wood. 98 Na dit van <strong>de</strong> Franse<br />
schil<strong>de</strong>r Jean-Jacques Tissot overgenomen te hebben, die naar Frankrijk was<br />
teruggekeerd, had hij het <strong>voor</strong> zeventigduizend pond - van díe tijd! - verbouw<strong>de</strong>n<br />
verfraaid. Volgens beschrijvingen van tijdgenoten was het welhaast het mooiste<br />
mo<strong>de</strong>rne huis van Lon<strong>de</strong>n gewor<strong>de</strong>n. Mexicaans onyx en veel brons sier<strong>de</strong>n<br />
Mid<strong>de</strong>leeuwse Ne<strong>de</strong>rlandse interieurs. Niet min<strong>de</strong>r excentriek was daarnaast een<br />
Pompejaans atrium. Marmeren vloeren, wan<strong>de</strong>n van zeegroen marmer waarin zich<br />
klateren<strong>de</strong> fonteinen weerspiegel<strong>de</strong>n, het was alles van een even ongeken<strong>de</strong> als<br />
exotische, <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte en naar te vrezen vak ook wel protserige (vulgaire, vond<br />
<strong>Couperus</strong>) luxe. De zin van het nutteloze kreeg bij Ta<strong>de</strong>ma in elk geval zijn volle<br />
betekenis. Hij was overigens niet <strong>de</strong> enige schil<strong>de</strong>r die zo leef<strong>de</strong>. Ook het atelier van<br />
zijn collega lord Leighton mocht er zijn.<br />
Na het passeren van een bronzen vestibulum met het opschrift ‘Salve’ betrad<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> ‘Hall of Panels’. De muren daarvan waren ge<strong>de</strong>coreerd met vijfenveertig<br />
beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> panelen, geschonken door Ta<strong>de</strong>ma's collegiale vrien<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r tel<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> woning twee ateliers, het ene uitgevoerd in <strong>de</strong> stijl van <strong>de</strong> Hollandse zeventien<strong>de</strong><br />
eeuw - bestemd <strong>voor</strong> Laura Ta<strong>de</strong>rna-Epps, want ook zij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> -, het an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong><br />
Ta<strong>de</strong>ma zelf. Dit laatste werd overwelfd door een halve koepel, be<strong>de</strong>kt met aluminium<br />
dat een zilverig licht weerkaatste. Ta<strong>de</strong>ma's atelier, zo beschreef een bezoeker het<br />
eens, ‘conjured up visions of all the luxury, the ivory, apes and peacocks of the<br />
Roman civilization with which his art was largely preoccupied’. Zou het <strong>Couperus</strong><br />
overdon<strong>de</strong>rd hebben? Of voel<strong>de</strong> hij als het er op aankwam in zijn hart wérkelijk meer<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> intieme eenvoud en <strong>de</strong> stille zuiverheid van Pier Pan<strong>de</strong>rs kunst, waar hij in<br />
Metamorfoze zo dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> lof van gezongen heeft?<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
211<br />
Op maandagavon<strong>de</strong>n placht Ta<strong>de</strong>ma open hof te hou<strong>de</strong>n: ‘At Home’ beteken<strong>de</strong> een<br />
overweldigen<strong>de</strong> gastvrijheid, met een keur van spijzen en dranken. Er waren dan<br />
ook altijd ‘Pictures on View’, waar astronomische bedragen <strong>voor</strong> betaald wer<strong>de</strong>n,<br />
die zelfs een Picasso zou<strong>de</strong>n hebben doen blozen. Welke doeken <strong>Couperus</strong> daar toen<br />
gezien heeft is niet vast te stellen. Uit 1898 dateren <strong>de</strong> opusnummers CCCXLIX tot<br />
CCCLII. Maar was bij <strong>voor</strong>beeld The Roses of Heliogabalus van 1888 misschien<br />
nog altijd aanwezig? Het zou in elk geval een on<strong>de</strong>rwerp naar <strong>Couperus</strong>' hart zijn<br />
geweest, die toen al rondliep met het visioen ééns een grote historische roman à la<br />
Salammbô te schrijven. En Heliogabalus was een keizer die hem in Rome al geboeid<br />
had.<br />
Oer-kleinburgerlijk doet hierna een beschrijving van het echtpaar <strong>Couperus</strong> aan,<br />
gepubliceerd in het door Jack Grein in 1897 gestichte tijdschrift <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />
in het buitenland, Hollandia. De schrijfster ervan, een niet na<strong>de</strong>r geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong><br />
Hermine C., bezocht <strong>Louis</strong> en Betty omstreeks half juni 1898 in hun pension. Zij<br />
vertelt: 99 ‘...ze houen van Lon<strong>de</strong>n, en zij zijn hier vreeselijk veel uitgevraagd. Zooals<br />
u weet, zijn ze tegenwoordig altijd reizend: ze hebben geen eigen woning in Holland<br />
meer, of ergens an<strong>de</strong>rs. Maar Mevrouw heeft er zoo'n slag van, zich overal 'n soort<br />
eigen huis te maken. 'n Heele koffer vol eigen gerij [sic] gaat altijd mee. En dan<br />
wordt zoo'n vreem<strong>de</strong> en vervelen<strong>de</strong> zitkamer in 'n ommezien aangekleed. En ge krijgt<br />
heelemaal niet meer 't i<strong>de</strong>e van 'n boardinghouse.’<br />
Over zijn werk weet <strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>re dame mee te <strong>de</strong>len: ‘Wat je niet begrijpt is<br />
hoe meneer <strong>Couperus</strong> toch altijd weet te werken. Ik heb hem er eens naar gevraagd,<br />
en hij vertel<strong>de</strong> dat ie er zich bepaald in getraind had, om overal te kunnen schrijven.<br />
Maar hij doet 't ook zoo langzaam. 'n Halve pagina per dag vindt ie al mooi. En nooit<br />
iets veran<strong>de</strong>ren of uitschrappen! - Als ik zoo langzaam met <strong>de</strong> pen was, zou u dit<br />
artikeltje nooit gekregen hebben. Maar ik schrijf ook geen kunstwerken. 't Moet toch<br />
wel heerlijk zijn, zóo kunst te maken. Maar meneer <strong>Couperus</strong> zegt, nee - je doet 't<br />
alleen omdat je 't niet laten kunt. Zooals ik 't babbelen.<br />
't Is gek, zooals hij an<strong>de</strong>rs is dan je verwachten zoudt. Als je 'm eerst ziet, dan<br />
<strong>de</strong>nk je, ook om zijn werk, dat ie heel precieus, heel gemaakt en, nou ja, heel<br />
vervelend zal zijn. Maar 't is heel an<strong>de</strong>rs. Hij is, au fond, héel eenvoudig, heel gewoon,<br />
en héel grappig en amusant. Zijn vrouw is bepaald 'n charme van me, zóo<br />
prettig-eenvoudig en, gunst, heel gewoon<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
212<br />
met je praten alsof ze heelemaal niet met 'n beroemd schrijver getrouwd was. En<br />
tegelijk echt distingué. Ze heeft hier ie<strong>de</strong>r verbaasd door haar Engelsch. Men begreep<br />
er niets van, dat ze niet al lang hier woon<strong>de</strong>; maar <strong>voor</strong> 't eerst hier was!’ - Blijkbaar<br />
heeft <strong>Couperus</strong> ook nog wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze praatlustige Hermine C. gezongen. Ze <strong>de</strong>elt<br />
tenslotte namelijk verte<strong>de</strong>rd mee: ‘Wist u, dat hij zoo'n lieve stem heeft. Niet alleen<br />
om <strong>voor</strong> te dragen, maar ook om te zingen. 'n Heel lichte tenor. En, grappig, hij is<br />
daar geloof ik, veel trotscher op dan op z'n schrijven, en vindt 't bepaald naar als men<br />
dat niet waar<strong>de</strong>ert, - z'n stem, bedoel ik. Ik ben, geloof ik, erg in <strong>de</strong> gratie gekomen,<br />
omdat ik hem zei dat 't timbre van zijn stem me wat aan dat van <strong>de</strong> Retské herinner<strong>de</strong>.<br />
Mevrouw lacht hem er wat om uit. Maar ik vind 't aardig als beroem<strong>de</strong> menschen je<br />
hun zwakke zij laten zien.’<br />
Traag was in<strong>de</strong>rdaad het tempo waarin <strong>Couperus</strong> aan Fi<strong>de</strong>ssa doorwerkte. Hij had<br />
al plannen <strong>voor</strong> een groter werk, zoals we zagen, maar wil<strong>de</strong> dat tot <strong>de</strong> winter<br />
uitstellen. 100 Vermoe<strong>de</strong>lijk betekent dit dat hij in juli 1898 in gedachten al Langs<br />
lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. Ook in Oxford bleef hij met Fi<strong>de</strong>ssa bezig.<br />
Half juli nam hij daar zijn intrek in The Isis; Iffley-Road 51. <strong>Een</strong> paar rustige weken<br />
braken aan. Elisabeth voltooi<strong>de</strong> er haar vertaling van Jeromes Laven<strong>de</strong>r Sketches,<br />
bij Veen zon<strong>de</strong>r vermelding van <strong>de</strong> vertaalster verschenen als Schetsen.<br />
Op <strong>de</strong> eerste september waren zij weer terug in Den Haag, opnieuw in pension<br />
Boelen. Frans en zijn gezin logeer<strong>de</strong>n nog steeds in <strong>de</strong> Surinamestraat, hij zoupas<br />
februari 1899 naar Indié teruggaan. Van lieverle<strong>de</strong> kreeg <strong>Couperus</strong> zin met hem mee<br />
te gaan, en het zal <strong>voor</strong>al Elisabeth geweest zijn die graag nog eens naar Java wil<strong>de</strong><br />
terugkeren. In <strong>de</strong> eerste dagen van september ontving Veen een brief, waarin te lezen<br />
stond: 101 ‘Wij hebben groote plannen: begin volgen<strong>de</strong> jaar gaan wij <strong>voor</strong> negen<br />
maan<strong>de</strong>n naar Indië! Of <strong>de</strong> litteratuur er baat bij zal vin<strong>de</strong>n, weet ik echter niet...’<br />
Het was een buitenkansje dat Elisabeth en hij <strong>de</strong> overtocht niet alleen hoef<strong>de</strong>n te<br />
maken: zijn broer Frans, diens vrouw en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren beëindig<strong>de</strong>n hun verloftijd.<br />
<strong>Couperus</strong> schreef ook nog: ‘Mijn nieuw sprookje “Fi<strong>de</strong>ssa”, hoop ik van <strong>de</strong>n winter<br />
afte schrijven.’ Het is opvallend hoe weinig hij er zich mee haastte. Uitein<strong>de</strong>lijk zou<br />
hij het in Brussel voltooien, waarheen hij 25 november 1898 is vertrokken. Tien<br />
dagen eer<strong>de</strong>r was intussen Psyche in boekvorm verschenen, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> band<br />
van Jan Toorop. Eigenlijk vond <strong>Couperus</strong> dat ontwerp maar zo-zo. 102 Was hij objectief<br />
of kon hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
213<br />
nog altijd zijn onbeantwoord gebleven brief niet vergeten? ‘Eerlijk gezegd, vind ik<br />
Metamorfoze mooier,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee, ‘zoowel van teekening als van kleur<br />
(zwart en wit). Toorop is mij <strong>de</strong>zen keer wat tegengevallen. De druk is goed en ik<br />
heb geen een drukfout kunnen vin<strong>de</strong>n: iets, wat altijd zeer verblij<strong>de</strong>nd is.’<br />
De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> onrust van <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is onmiskenbaar. Nergens<br />
kon hij het blijkbaar langer dan enkele weken uithou<strong>de</strong>n. In Den Haag verhuis<strong>de</strong> hij<br />
eerst nog naar Riouwstraat 178, daarna werd zijn adres M me Janssens, rue <strong>de</strong> Joncker<br />
23, Porte <strong>Louis</strong>e, Brussel. Na Brussel ging hij nog weer <strong>voor</strong> acht dagen terug naar<br />
Den Haag, om tenslotte dan ein<strong>de</strong>lijk, op 25 februari 1899, met <strong>de</strong> trein via Parijs<br />
naar Genua te vertrekken. Daar stapte hij op <strong>de</strong> boot naar Indië.<br />
Presentexemplaren van Psyche wer<strong>de</strong>n intussen weer verzon<strong>de</strong>n aan enkele<br />
familiele<strong>de</strong>n, aan Ram en aan Netscher. Op 19 november 1898 bovendien aan...<br />
<strong>Couperus</strong>' kapper Siechel van Vive. 103 Dat hij er niet tegenop zag zijn symbolistische<br />
sprookje <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring ook eens aan zijn Figaro ca<strong>de</strong>au te doen heeft iets<br />
ontwapenends. Uit een latere schets, geschreven in 1913, blijkt dat hij op <strong>de</strong> man<br />
gesteld was. Hij her<strong>de</strong>nkt dan <strong>de</strong> verjaardagen waarop zijn coiffeur hem vroeger<br />
placht te fatsoeneren: 104 ‘O, wat was het toch een ellendige dág, die 10<strong>de</strong> Juni... ook<br />
al friseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Figaro van het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, brave Siechel van Vive, je snorretje heel<br />
fijntjes nu óp aan <strong>de</strong> hoeken van je belachelijk kleine mond. Want die beroer<strong>de</strong> snor<br />
had àltijd <strong>de</strong> familieten<strong>de</strong>ns om triestig neer te hangen. Enfin, Siechel gaf er <strong>de</strong> draai<br />
aan.’<br />
Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek kreeg <strong>Couperus</strong> - in Brussel - <strong>de</strong> recensie on<strong>de</strong>r ogen die<br />
Frans Netscher over Psyche had geschreven en die in <strong>de</strong> Hollandse Revue verschenen<br />
was. 105 Netscher moet het sprookje wel erg haastig gelezen hebben, zijn bespreking<br />
wordt in elk geval ontsierd door enkele grove fouten. Hoe <strong>Couperus</strong> dankbaarheid<br />
met woe<strong>de</strong> wist te mengen, als dat zo eens te pas kwam, toont een dui<strong>de</strong>lijk heet van<br />
<strong>de</strong> naald geschreven brief waarin hij, zorgvuldige auteur, zijn nu toch wel al te vlotte<br />
vriend een nauwelijks meer charmante uitbran<strong>de</strong>r gaf: 106 ‘Ik las zoo juist <strong>de</strong><br />
Hollandsche Revue over Psyche, het doet me plezier dat je er veel goeds in vindt.<br />
Maar een opmerking moet mij uit <strong>de</strong> pen: Wat kan je toch haastig en slordig lezen!<br />
Bacchus, koning van <strong>de</strong> toekomst!!!! Beste Frans, hoe kom je er aan! Offer<strong>de</strong> je<br />
zelve aan Bacchus, toen je dat schreef? Het bosch van Bacchus is een episodisch rijk<br />
en geen toekomst. En als je nog<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
214<br />
eens goed leest, vindt je <strong>de</strong> toekomst wel waar ik die bedoeld heb. Door die vergissing,<br />
beste kerel, vervalt natuurlijk <strong>de</strong> heele opmerking omtrent mijn symboliek. Maar<br />
hoe kan je ook zoo iets neerzetten!!! En dan Eros koning van <strong>de</strong> toekomst die je je<br />
<strong>de</strong>nkt. Je meent natuurlijk Charitas, koningin of zoo iets <strong>de</strong>rgelijks. [...] Zeg peccavi<br />
<strong>voor</strong> je bijna niet te vergeven slordigheid.’<br />
Toch bleef hij jegens Netscher wel goedmoedig gestemd, want tevens schreef hij<br />
hem: 107 ‘Ik ga eind Februari naar Indië, en zou je <strong>voor</strong> mijn vertrek toch zoo gaarne<br />
eens zien. Naar alle waarschijnlijkheid zal ik in Buitenzorg wel je moe<strong>de</strong>r en B.<br />
opzoeken, en het zou mij spijten te moeten zeggen, dat ik je in jaren niet gezien heb.<br />
Die jaren zijn wel <strong>voor</strong>bij, maar het zijn toch <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n die ons verwij<strong>de</strong>rd<br />
hebben, niet waar, en niet an<strong>de</strong>rs.’<br />
Fi<strong>de</strong>ssa, begin <strong>de</strong>ccmber 1898 ein<strong>de</strong>lijk voltooid, wenste <strong>Couperus</strong> nu eens niet<br />
eerst in De Gids te plaatsen. 108 Hij meen<strong>de</strong> zich te herinneren dat Veen een tijdschrift<br />
wil<strong>de</strong> beginnen en bood het zijn uitgever daar<strong>voor</strong> aan... Om het aanbod echter meteen<br />
weer terug te trekken, met als argument: 109 ‘Ik <strong>de</strong>nk, dat ik U Fi<strong>de</strong>ssa <strong>voor</strong> het eerst<br />
nog niet kan afstaan om <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat ik plan heb in Indië lezingen te hou<strong>de</strong>n<br />
en het daar<strong>voor</strong> frisch wil<strong>de</strong> bewaren. Maar spreek nog niet over die lezingen, daar<br />
ik er gaarne nog geen ruchtbaarheid aan gaf. Niets is ook nog zeker.’ Het is <strong>voor</strong> het<br />
eerst dat <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> gedachte speelt zijn werk niet alleen in <strong>de</strong> familiekring,<br />
maar ook in het openbaar <strong>voor</strong> te dragen. Niet zozeer ij<strong>de</strong>lheid of geldingsdrang<br />
brachten hem daartoe, als wel <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> noodzaak die hem in <strong>de</strong> jaren van en<br />
onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> eerste wereldoorlog zijn roemruchte lezingen heeft doen geven:<br />
een chronisch tekort aan geld, gecombineerd met een even chronische behoefte aan<br />
een zekere weel<strong>de</strong>. In Indië kon hij wel steeds bij familië logeren - John Ricus, <strong>de</strong><br />
Valettes. Willy Baud -, maar <strong>de</strong> reis zelf en <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke aanschaf van<br />
tropenkleren stel<strong>de</strong>n zijn financiële draagkracht ijselijk op <strong>de</strong> proef. Over een<br />
daadwerkelijk optre<strong>de</strong>n in Indië in 1899 is overigens niets bekend.<br />
Waarschijnlijk heeft hij er om organisatorische re<strong>de</strong>nen van afgezien. Hoe dit ook<br />
zij, Fi<strong>de</strong>ssa heeft hij niet ‘frisch bewaard’ maar nog <strong>voor</strong> zijn vertrek aan Veen<br />
afgestaan: ook dat beteken<strong>de</strong> tenslotte geld, en wel onmid<strong>de</strong>llijk. Wat ver<strong>de</strong>r met<br />
Psyche niet gelukt was, hoopte hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitgave van dit twee<strong>de</strong> sprookje te<br />
realiseren: illustraties door het hele boek heen. 110 Wel had hij meteen weer een haast<br />
<strong>voor</strong>spelbare be<strong>de</strong>n-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
215<br />
king - eenmaal gekwetst, <strong>voor</strong> altijd gekwetst, leek het wel: ‘Maar dan nièt door<br />
Toorop: Toorop verveelt mij een beetje met altijd precies zijn zelf<strong>de</strong> lijnen.’ Veen<br />
was een an<strong>de</strong>re mening toegedaan. Hij kwam zelfs naar Brussel toe, nam <strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong>sen eens royaal mee uit eten, en liet Fi<strong>de</strong>ssa in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk verschijnen<br />
‘met eene tekening van Jan Toorop’.<br />
Terwijl <strong>Couperus</strong> naar Indië voer, met zijn gedachten al bij wat hij noem<strong>de</strong> ‘een<br />
groote pension-roman’, 111 werd Fi<strong>de</strong>ssa naar <strong>de</strong> zetterij gestuurd. De laatste in het<br />
net overgeschreven pagina's heeft Veen letterlijk op <strong>de</strong> valreep nog uit Genua<br />
ontvangen. Het verhaal was eigenlijk wel wat kort <strong>voor</strong> een afzon<strong>de</strong>rlijke boekuitgave.<br />
Veen achtte dat echter geen bezwaar. Het sprookje, tegenwoordig ietwat verwaarloosd<br />
en vergeten geraakt, verdien<strong>de</strong> een aparte editie trouwens zon<strong>de</strong>r twijfel. Veen moet<br />
begrepen hebben dat het een soort tegenhanger van Psyche was. Dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge<br />
verwantschap groot is kan ook niemand ontgaan. Desondanks is dit verhaal op een<br />
heel an<strong>de</strong>re manier uitgewerkt. Wel is we<strong>de</strong>rom sprake van een toverdier dat een<br />
centrale rol speelt, in dit geval <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn.<br />
Men kan zich lang het hoofd breken over <strong>de</strong> vraag hoe <strong>Couperus</strong> toch wel op dit<br />
eenhoornmotief gekomen mag zijn. Het antwoord is even simpel als onverwacht. De<br />
familie <strong>Couperus</strong> bezat een zeer groot servies van Chine <strong>de</strong> Comman<strong>de</strong>, er zijn nog<br />
<strong>de</strong>len van bewaard gebleven. Als medaillon keert hierop steeds terug het dubbele<br />
wapen van <strong>Couperus</strong>' overgrootou<strong>de</strong>rs Willem Jacob Cranssen en Maria Eleonora<br />
Hartman, die het oorspronkelijk hebben laten maken. 112 In het wapen van Cranssen<br />
nu, prijkt een fraaie eenhoorn. Reeds als kind moet dit fantasiebeest <strong>Couperus</strong><br />
gefascineerd hebben. Voorts kan het nauwelijks toevallig zijn dat ook juist in 1896-'97<br />
door C. Cohn een twee<strong>de</strong>lige studie aan <strong>de</strong> eenhoorn gewijd werd, Zur Geschichte<br />
<strong>de</strong>s Einhorns. Deze moet <strong>Couperus</strong>' interesse gewekt hebben. Ten overvloe<strong>de</strong> zal<br />
hij tij<strong>de</strong>ns zijn studie bij Ten Brink <strong>de</strong> eenhoorn wel eens ontmoet hebben. A.G. van<br />
Hamel wees in dit verband <strong>de</strong>stijds al op het <strong>voor</strong>komen van het dier in mid<strong>de</strong>leeuwse<br />
teksten. 113 En hoe zou <strong>Couperus</strong> tenslotte in Parijs <strong>de</strong> reeks magnifieke wandtapijten<br />
‘La dame à. Ia Licorne’ hebben kunnen overslaan, <strong>de</strong> glorie van het Musée Cluny?<br />
Hij was <strong>de</strong>ze zelfs zeer toegedaan. De betekenis van <strong>de</strong> eenhoorn heeft hij zeker<br />
gekend. 114 In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen was het fabeldier symbool van <strong>de</strong> kuisheid en tevens<br />
van Christus. Het komt <strong>voor</strong> als rijdier van <strong>de</strong> gepersonifieer<strong>de</strong> kuisheid, een maagd<br />
met in <strong>de</strong> hand een lelie of een duif.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
216<br />
Fi<strong>de</strong>ssa gaat dus over <strong>de</strong> maag<strong>de</strong>lijke kuisheid en, zoals <strong>de</strong> titel aanduidt, <strong>voor</strong>al ook<br />
over <strong>de</strong> vrouwelijke trouw in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>.<br />
Naar <strong>de</strong> opbouw is het sprookje verwant met De kleine zeemeermin van Hans<br />
An<strong>de</strong>rsen, een schrijver waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth bijzon<strong>de</strong>r op gesteld waren. 115<br />
Maakt bij An<strong>de</strong>rsen <strong>de</strong> meermin zich los van haár zusters in <strong>de</strong> zee, uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
een prins van vlees en bloed, bij <strong>Couperus</strong> verlaat <strong>de</strong> nimf Fi<strong>de</strong>ssa haar me<strong>de</strong>nimfen<br />
in het woud uit lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>r Sans-Joye. In bei<strong>de</strong> verhalen vermenselijkt het<br />
fabelwezen zich. In bei<strong>de</strong> sprookjes ook wordt <strong>de</strong> offervaardige vrouwenfiguur<br />
uitein<strong>de</strong>lijk gelouterd in het licht. Het zijn verheerlijkingen van alles opofferen<strong>de</strong>,<br />
reine lief<strong>de</strong> in haar zuiverste uitingen.<br />
<strong>Een</strong> christelijke symboliek speelt bij <strong>Couperus</strong> mee als nevenmotief. De annunciatie<br />
is soms symbolisch door <strong>de</strong> eenhoornjacht uitgebeeld, <strong>de</strong> aartsengel Gabriël is dan<br />
<strong>de</strong> grote jager. Diens hon<strong>de</strong>n dragen <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke eigenschappen<br />
waardoor het raadsbesluit <strong>de</strong>r verlossing tot stand kon komen: waarheid,<br />
rechtvaardigheid, ontferming, vre<strong>de</strong>. Niet zon<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>n lui<strong>de</strong>n daarom Fi<strong>de</strong>ssa's<br />
laatste woor<strong>de</strong>n als volgt: ‘Ik ga niet ver<strong>de</strong>r dan hij [Sans-Joye]; ik blijf, waar hij<br />
blijft; ik blijf met hem samen, want ik heb hem lief, hem was ik trouw, hem zal ik<br />
blijven trouw, met hem wil ik werken samen, aan <strong>de</strong> Allereerste Rechtvaardigheid.’<br />
Fi<strong>de</strong>ssa is <strong>de</strong> nimf die zich met een pantser laat omsme<strong>de</strong>n omdat haar bemin<strong>de</strong><br />
ook gepantserd is en gedoemd is te leven on<strong>de</strong>r gepantser<strong>de</strong> mensen. Schul<strong>de</strong>loos<br />
wordt Sans-Joye in <strong>de</strong> kerker geworpen. Daaruit redt hem haar lief<strong>de</strong>. In haar hart<br />
vindt Fi<strong>de</strong>ssa <strong>de</strong> Waarheid, waarmee zij Sans-Joye overreedt <strong>de</strong> gevangenis te<br />
ontvluchten. Tenslotte richt zij ook <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn naar haar wil. In <strong>de</strong> laatste regel<br />
sluimert het dier aan haar voeten terwijl zij het streelt: zoals in genoem<strong>de</strong><br />
annunciatie<strong>voor</strong>stellingen <strong>de</strong> Heilige Maagd dit doet.<br />
Er kan geen twijfel aan bestaan dat Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa dubbelsterren zijn.<br />
Behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in het eerste sprookje zijn eigen levensloop, in het laatste gaat<br />
het om Elisabeth en is hij zelf gemetamorfoseerd tot <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r-zon<strong>de</strong>r-Vreugd: door<br />
haar lief<strong>de</strong> wordt hij gelouterd, en zo verliest hij zijn treurige naam. Ook in Fi<strong>de</strong>ssa<br />
leven <strong>de</strong> twee hoofdpersonen naar een bovenaardse sfeer toe, om die tenslotte samen<br />
te bereiken. Het sprookje mag daarmee een autobiografisch loflied op het maag<strong>de</strong>lijk<br />
huwelijk heten. Het is het symbolische sluitstuk van Metamorfoze, evenzeer als<br />
Psyche dat al was. Niet toevallig zijn <strong>de</strong> drie boeken in één lijn achter elkaar ontstaan.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
217<br />
Door <strong>de</strong> christelijke symbolen niet als zodanig te benoemen, heft <strong>Couperus</strong> het<br />
sprookje daar bovenuit. Hij verleent het algemene geldigheid. Vre<strong>de</strong> en ontferming<br />
krijgen een hoge universele betekenis. Het trage tempo waarin <strong>Couperus</strong> het verhaal<br />
geschreven heeft gaf hem tijd en gelegenheid al <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>tails met <strong>de</strong> hem kenmerken<strong>de</strong><br />
zorgvuldigheid en lief<strong>de</strong> aan te brengen. <strong>Een</strong> mooier geschenk heeft hij Elisabeth<br />
ongetwijfeld nooit gegeven. 116<br />
Eindnoten:<br />
1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, III nr. 138; 110 nr. 137.<br />
2 Braches, Boek als N.K., 201/2, 261, 262, 320, 323, 487 (nr. 960529*). - Het gaf J. van <strong>de</strong>n Ou<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in: ‘Voor het lezend Ne<strong>de</strong>rland ware het verblij<strong>de</strong>nd, indien <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> eens<br />
besluiten kon van <strong>de</strong> stelten, op welke hij rondtrippelt in fictieve hofkringen, af te stappen, en<br />
neer te dalen on<strong>de</strong>r menschen.’ Zie Litterarische interludiën (1899), 79.<br />
3 Zie <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> analyse van Pim Lukkenaer, ‘<strong>Couperus</strong>, Netscher en Zola in Metamorfose’, in<br />
Meta XIX (febr. 1985), 4, 25-29.<br />
4 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX. In het bijzon<strong>de</strong>r moeten hem ook <strong>de</strong><br />
herhaal<strong>de</strong>lijke aanvallen in De Nieuwe Gids op Jan ten Brink gehin<strong>de</strong>rd hebben.<br />
5 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 114 nr. 143.<br />
6 Metamorfoze. Het boek van Mathil<strong>de</strong>, III.<br />
7 I<strong>de</strong>m, V.<br />
8 I<strong>de</strong>m, VI.<br />
9 I<strong>de</strong>m, IX.<br />
10 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 33.<br />
11 Bastet, Zuil, 79.<br />
12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 115 nr. 147.<br />
13 I<strong>de</strong>m, 116 nr. 148.<br />
14 V. Booven, Leven, 150.<br />
15 I<strong>de</strong>m, 151.<br />
16 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
17 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
18 V. Booven, Leven, 151; Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 116 nr. 149.<br />
19 V. Booven, Leven, 150.<br />
20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 120 nr. 152.<br />
21 Bastet, Zuil, 79.<br />
22 Metamorfoze. Het boek van Nirwana, II.<br />
23 I<strong>de</strong>m, III.<br />
24 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />
25 I<strong>de</strong>m, XIV.<br />
26 I<strong>de</strong>m, XIX.<br />
27 Bastet, Zuil, 78-80.<br />
28 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 119 nr. 151, n.102.<br />
29 Bastet, Zuil, 79.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 80.<br />
31 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 120 nr. 152.<br />
32 V. Booven, Leven, 151.<br />
33 Metamorfoze. Het boek van anarchisme, II.<br />
34 Het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Eros van Thespiae wordt door hem aldus ingeleid: ‘Het weerzinwekken<strong>de</strong><br />
treffen wij aan, waar natuur in onnatuur ontaard is; naïveteit verdrongen door schaamteloosheid<br />
en bouffonnerie; dichters niet schromend go<strong>de</strong>ntaal te ontwij<strong>de</strong>n door toespelingen, uitgedacht<br />
door <strong>de</strong> meest bezoe<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verbeelding. Wat <strong>de</strong> dichters <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> komedie durf<strong>de</strong>n, is overbekend.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Walgelijker nog dan <strong>de</strong> vuilheid dier dichters was die van sommige wijsgeeren. Echte eerbaarheid<br />
bleef in het echte Griekenland steeds eene kommerlijk groeien<strong>de</strong> plant.’<br />
35 Ch.M. van Deventer, ‘Het Symposion’, in De Nieuwe Gids IX (1853), 1 oktober), 56 e.v.; 69;<br />
76 (gedateerd september '93). - Het platonisme in dit <strong>de</strong>el van Metamorfoze en alles wat er mee<br />
samenhangt is uitvoerig behan<strong>de</strong>ld door Martha H. Eliassen-De Kat, ‘De boeken op <strong>de</strong> tafel<br />
van Hugo Aylva of <strong>de</strong> motieven in <strong>Couperus</strong>' “Metamorfoze”’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren XX<br />
(1978), 1-36; i<strong>de</strong>m, 81-99. Dat <strong>Couperus</strong> het grootste <strong>de</strong>el van zijn kennis van Plato uit De Gids<br />
en De Nieuwe Gids moet hebben gehaald, lijkt haar ontgaan te zijn. Van Deventer schreef in<br />
De Gids (1894), IV, nov., 267-298 over <strong>de</strong> Phaedrus; i<strong>de</strong>m (1895), III, aug., 291-308 over<br />
Erotische Dialogen van Plato en <strong>de</strong> Politeia; i<strong>de</strong>m (1896), 1, jan., 121 e.v. over <strong>de</strong> Hippias<br />
Maior.<br />
36 Wanneer <strong>Couperus</strong> later bij herhaling zijn werk bij Veen ironisch aanbeveelt als al of niet<br />
geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer, kan hij op <strong>de</strong>ze passage zinspelen. Reeds in Metamorfoze (Het<br />
boek van Metamorfoze, 1) lezen wij: ‘“huiskamer”: een vertrek, dat altijd Hugo's cauchemar<br />
was geweest in echt Hollandsche intérieurs.’<br />
37 H. Was, Plato's Symposion, eene erotische studie (1887), 22, 23, 27, 28, 34 en passim.<br />
38 Reis-impressies, 65-66.<br />
39 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, VIII. - Zie over politiek, anarchie en homo-erotiek in<br />
dit boek Jan Fontijn, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> politiek’, in Staalkaart.<br />
Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 64-71.<br />
40 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, IX.<br />
41 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
42 Dion (ca. 408-354 v.Chr.) was verwant en minister van Dionysius I van Syracuse. Deze ontving<br />
Plato aan zijn hof. On<strong>de</strong>r in vloed van Plato gekomen, keer<strong>de</strong> Dion zich tegen <strong>de</strong> tirannie en<br />
probeer<strong>de</strong> op zijn beurt <strong>de</strong> zoon en opvolger Dionysius II (367-343 / 342 v.Chr.) te transformeren<br />
tot mo<strong>de</strong>lheerser, van een op wijsbegeerte gebaseer<strong>de</strong> staat. Voorbeeld was Plato's Republiek.<br />
Dion en Plato wer<strong>de</strong>n in 366 echter verbannen. Plato keer<strong>de</strong> in 361 terug, maar een breuk met<br />
Dionysius II was toen het gevolg. In 357 zou Dion zich van Syracuse meester maken. Hij werd<br />
tenslotte in 345 door Timoleon terzij<strong>de</strong> gezet.<br />
43 Metamorfoze. Het boek van Anarchisme, X.<br />
44 I<strong>de</strong>m, XIV. Veelbetekenend laat Hugo Aylva hem in het ou<strong>de</strong> Rome achter als hij noodgedwongen<br />
naar het noor<strong>de</strong>n moet afreizen.<br />
45 Het is bewaard gebleven en bevindt zich nu in <strong>de</strong> collecties van het Letterkundig Museum te<br />
Den Haag.<br />
46 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 123 nr. 157.<br />
47 Metamorfoze verscheen in De Gids (1897) 11, 1-74; 213-281; 405-89.<br />
48 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze, III.<br />
49 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
50 I<strong>de</strong>m, IV.<br />
51 I<strong>de</strong>m, V.<br />
52 Brief d.d. 16 maart 1979, gericht aan schrijver <strong>de</strong>zes en in diens bezit.<br />
53 Maatstaf II (1963), 177 nr. 31.<br />
54 Bedoeld <strong>voor</strong> Woor<strong>de</strong>n Beeld (1897), 288, bij een artikel over <strong>Couperus</strong> door Frans Netscher.<br />
Zie Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 128, 167. (Vgl. hieron<strong>de</strong>r). - Woord en Beeld is in 1896 opgericht door<br />
W.G. van Nouhuys, F. Smit Kleine en C.L. Dake. Hun belangstelling <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> blijkt ook<br />
uit een in 1897 uitgeschreven prijsvraag <strong>voor</strong> een illustratie bij diens Majesteit. (In Januari 1898<br />
werd een tekening van H.M. Krabbé bekroond.)<br />
55 Hiermee is een nog niet opgeloste kwestie verbon<strong>de</strong>n. Volgens V. Booven, Leven, 240 zou het<br />
portret met hoed zich te Den Haag in het Gemeente Museum bevin<strong>de</strong>n, maar het is daar niet te<br />
traceren. Van het portret zon<strong>de</strong>r hoed blijken daarentegen nog weer verschillen<strong>de</strong> versies te<br />
bestaan. (Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van drs. W.H.K. van Dam, Rijksbureau <strong>voor</strong> Kunsthistorische<br />
Documentatie, d.d. 29 januari 1985; met dank ook aan drs. J.F. Heijbroek, Rijksprentenkabinet,<br />
Amsterdam.)<br />
56 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 135 nr. 180.<br />
57 I<strong>de</strong>m, 128 nr. 167.<br />
58 De Gids (1897) II, 1-74; 213-281; 405-489.<br />
59 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 130 nr. 170.<br />
60 I<strong>de</strong>m, 130 nr. 171.<br />
61 Gegevens van het Haags Gemeente Archief.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
62 V. Booven, Leven, 154.<br />
63 Bastet, Zuil, 69.<br />
64 V. Booven, Leven, 152.<br />
65 I<strong>de</strong>m, 156. - Zou <strong>Couperus</strong> ooit <strong>de</strong> ware achtergrond van zijn on<strong>de</strong>rscheiding beseft hebben?<br />
F.J.M. Otten, ‘Twee is te veel - Cultuurbeleid anno 1897’, in Ne<strong>de</strong>rlands Archief Blad 77 (1973),<br />
193-195, vermeldt dat <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken Goeman Borgesius hem als twaalf<strong>de</strong><br />
en laatste kandidaat <strong>voor</strong> een benoeming tot rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Leeuw had<br />
<strong>voor</strong>gedragen. Hélène Swarth had rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau moeten wor<strong>de</strong>n. De<br />
koningin-regentes Emma vond twee letterkundigen tegelijk echter te veel... De keus viel op<br />
<strong>Couperus</strong>, maar <strong>voor</strong> hem werd een Leeuw <strong>voor</strong>lopig te hoog geacht. Hij werd officier in <strong>de</strong><br />
Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau. In 1923 zou hij alsnog zijn Leeuw krijgen, zij het niet meer dan een<br />
rid<strong>de</strong>rschap.<br />
66 V. Booven, Leven, 155. Mevrouw Kan ontving later een presentexemplaar met als opdracht:<br />
‘Aan <strong>de</strong> petemoei van Emeralda.’<br />
67 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 133 nr. 178.<br />
68 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze. VI. In het ms. heeft Veen hier een potloodkruisje in<br />
<strong>de</strong> marge geplaatst, zie Braches, Boek als N.K., 173; 138; 281-2; 495.<br />
69 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 136 nr. 180. - Zie <strong>voor</strong> Toorops band Braches, Boek als N.K., 138, 173,<br />
281, 282, 495 (nr. 971118*).<br />
70 Maatstaf II (1963), 167 nr. 17.<br />
71 De Gids (1898) 1, 1-96.<br />
72 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 134 nr. 178.<br />
73 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 40.<br />
74 V. Booven, Leven, 156.<br />
75 I<strong>de</strong>m, 157.<br />
76 I<strong>de</strong>m., 156.<br />
77 I<strong>de</strong>m, 157. Pas jaren later, in 1912, heeft hij iets meer over <strong>de</strong>ze opera belevenissen verteld, zie<br />
‘Münchner Potpourri II’ (Vad. 24 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 59: ‘In Dres<strong>de</strong>n<br />
was het, toenmaals, toch wèl, heel bizon<strong>de</strong>r... Het was, dat gebenedij<strong>de</strong> jaar, dat in <strong>de</strong>n<br />
Dres<strong>de</strong>ner-Opera zich verzameld had<strong>de</strong>n: Wittich, Perron, Schei<strong>de</strong>mantel, Anthes, Wachter,<br />
We<strong>de</strong>kind, Malthen, Charlotte Huhn... Dat ie<strong>de</strong>re opera <strong>voor</strong>stelling een volmaakte heerlijkheid<br />
was... Men heeft dikwijls gezegd, dat, nà dat gebenedij<strong>de</strong> jaar van muziek, Euterpe niet meer<br />
zulk een pleïa<strong>de</strong> van sterren in haren Dres<strong>de</strong>ner tempel had vereenigd om haar te dienen...’<br />
<strong>Couperus</strong> hoor<strong>de</strong> er on<strong>de</strong>r meer Mozarts Don Giovanni, en waarschijnlijk Figaro en Cosi fan<br />
tutte. Bovendien Wagners Nibelungenring.<br />
78 Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, ‘Over enkele détails van <strong>Couperus</strong>' verhaal De Binocle, in verband<br />
met Der Sandmann van E.T.A. Hoffmann’, in Leven<strong>de</strong> Talen 166 (1952), 316-322. - Min<strong>de</strong>r<br />
overtuigend is een vergelijking met een scèné uit De idioot van Dostojevski, zie J. Weisgerber,<br />
‘<strong>Couperus</strong> en Dostojewskt, naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>' novelle De binocle’, in Leven<strong>de</strong><br />
Talen 167 (1953), 203-209.<br />
79 Voor het eerst verschenen in <strong>de</strong> Haagsche Post, 28 augustus 7920. Gebun<strong>de</strong>ld in Proza I, 170<br />
e.v. - Particuliere brief d.d. 24 maart 1984: ‘Iets an<strong>de</strong>rs is, dat ik er nog altijd min of meer van<br />
overtuigd ben, dat <strong>Couperus</strong> het verhaal n.a.v. zijn bezoek aan Dres<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong><br />
Wagner-opvoering en Hoffmann's Sandmann in zijn hoofd, toen [...] geschreven heeft. Maar<br />
dat “men” in <strong>de</strong> redactie van een tijdschrift, of vriend Van Nouhuys, of wie dan ook, het slot<br />
met die verpletter<strong>de</strong> sche<strong>de</strong>l en spatten<strong>de</strong> hersens (!) te “cru” vond <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lieve lezers.’ - Zie<br />
ver<strong>de</strong>r over De binocle uitvoerig Fontijn, Extase, 11-26; 27-33.<br />
80 V. Booven, Leven, 160.<br />
81 I<strong>de</strong>m, 157. In Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid I, XIII, geeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze gedachte aan Duco<br />
van <strong>de</strong>r Staal, die, na<strong>de</strong>nkend over Cornélie <strong>de</strong> Retz, meent: ‘Hij vergaf haar, dat zij niet artistiek<br />
was, maar het smartte hem, dat zij zich nooit gevon<strong>de</strong>n had, dat zij niet wist wat zij was, wiè<br />
zij was, hoe haar leven moest zijn, en waar <strong>de</strong> lijn slinger<strong>de</strong> van haar leven, het eenige pad, dat<br />
zij gaan moest, zooals ie<strong>de</strong>r leven volgt eén pad. O, hoe vaak, als een mensch zich maar gaan<br />
liet, als een bloem, als een vogel, als een wolk, als een ster, die haar baan zoo gehoorzaam<br />
beschreef, zoû een mensch zijn geluk en zijn leven wel vin<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> bloem en <strong>de</strong> vogel ze<br />
von<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> wolk wegdreef in <strong>de</strong> zon, en <strong>de</strong> ster haar hemelbaan volg<strong>de</strong>.’<br />
82 V. Booven, Leven, 157.<br />
83 War<strong>de</strong> Hen Veen, 140 nr. 184.<br />
84 Dit werd al opgemerkt door Henri van Booven, in Onze Eeuw (1923), IV, 217.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
85 In De Nieuwe Gids (1894), II, II e.v. begonnen <strong>de</strong> afleveringen van Hein J. Boekens vertaling:<br />
‘Herscheppinge of De Gou<strong>de</strong>n ezel, van Lucius Apulejus.’ - Over Psyche <strong>voor</strong>al: prof. dr. K.J.<br />
Popma, Beschouwingen over het werk van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1968), 92 e.v. - Uitvoerig A.M.<br />
Cram-Magré, ‘<strong>Couperus</strong> als sprookjesschrijver’, in Wegwerk. Opstellen <strong>voor</strong> G. Scuiveling<br />
(1973), 66-80. - Zie daarnaast <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> analyse van Elizabeth Visser, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> and<br />
Apuleius’, in B.L. Hijmans and R. Th. van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n Ass (1978),<br />
239 e.v. - V. Tricht, Verkenning, 100, maakt ten aanzien van Psyche een onbegrijpelijke<br />
opmerking. Volgens hem beeld<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn eigen situatie als kind uit, maar ‘zeer<br />
waarschijnlijk niet bewust. De lezer die zo'n symboliek plotseling doorschouwt, moet zich<br />
er<strong>voor</strong> hoe<strong>de</strong>n, hetzelf<strong>de</strong> inzicht bij <strong>de</strong> schrijver vanzelfsprekend te vin<strong>de</strong>n.’ <strong>Een</strong> grove<br />
miskenning van <strong>Couperus</strong>' kunstenaarschap! Even be<strong>de</strong>nkelijk is zijn. opmerking, ibi<strong>de</strong>m 102:<br />
‘Het slot, een weerzien in astrale sfeer, die het Rijk <strong>de</strong>r Toekomst is, maakt <strong>de</strong> indruk van een<br />
idyllisch be<strong>de</strong>nksel.’ Het hele sprookje werkt nu juist naar dit, zeer zinvolle, ein<strong>de</strong> toe, dat <strong>de</strong><br />
letterlijke apotheose is.<br />
86 Zie <strong>de</strong> brief van John Ricus <strong>Couperus</strong> uit 1898 aan mevrouw B. Grandmont-Hubrecht, in Bastet,<br />
Zuil, 74.<br />
87 Metamorfoze. Het boek van Torquato Tasso, IX.<br />
88 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 141 nr. 185.<br />
89 Else Otten (Amsterdam 1875-Düsseldorf 1931) woon<strong>de</strong> in Berlijn samen met een Frau Siegfried.<br />
Van 1897 af heeft zij een groot aantal werken van <strong>Couperus</strong> in het Duits vertaald.<br />
90 Waar<strong>de</strong> Hees Veen, 142 nr. 188.<br />
91 Bastet, Zuil, 73. De brief, uit het archief van <strong>de</strong> familie Hubrecht, werd mij door drs. A.V.M.<br />
Hubrecht vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven. Thans in het Letterkundig Museum, te Den Haag.<br />
92 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 146 nr. 192.<br />
93 V. Booven, Leven, 162.<br />
94 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 149 nr. 198.<br />
95 Zie over hem Stephen Mc. Kenna, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos<br />
(1922). Deze zoon (1865-1921) van een Hollandse va<strong>de</strong>r en een Engelse moe<strong>de</strong>r huw<strong>de</strong> een<br />
Ierse, en nam <strong>de</strong> Engelse nationaliteit aan. Hij bekeer<strong>de</strong> zich tot het katholieke geloof. Zijn<br />
opleiding ontving hij in Engeland. J.T. Grein benoem<strong>de</strong> hem tot secretaris van het In<strong>de</strong>pendant<br />
Theatre. Hij trad behalve als vertaler ook op als correspon<strong>de</strong>nt van Ne<strong>de</strong>rlandse couranten. Zijn<br />
te vroege dood, door angina pectoris, op 5 <strong>de</strong>cember 1921, verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat hij zijn vertaling<br />
van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r voltooi<strong>de</strong>. Te beginnen met Majesteit heeft hij een groot aantal boeken<br />
van <strong>Couperus</strong> in het Engels vertaald. ‘Tex’ werd <strong>de</strong> belangrijkste pleitbezorger van <strong>Couperus</strong><br />
in Engeland en Amerika.<br />
96 De Schakelaar 5, nr. 20 (27 juni 1931), 8.<br />
97 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 265.<br />
98 Vem G. Swanson, Sir Lawrence Alma-Ta<strong>de</strong>ma (1977), 24 e.v. - De literatuur over <strong>de</strong> jarenlang,<br />
na grote roem, verguis<strong>de</strong> Ta<strong>de</strong>ma is recentelijk zeer toegenomen. Zie F.L. Bastet, Mr. Carel<br />
Vosmaer (1967), passim; i<strong>de</strong>m, ‘Mr. Carel Vosmaer. <strong>Een</strong> her<strong>de</strong>nking’, in Jaarboek van <strong>de</strong><br />
Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n (1975/6), 20-50; i<strong>de</strong>m, Naar paleizen uit<br />
het slik (1983), 213-228; i<strong>de</strong>m, ‘<strong>Een</strong> five o'clock tea in <strong>de</strong> Griekse thermen’, in Museumjournaal<br />
(1984), 2, 97-105. (Al <strong>de</strong>ze artikelen met literatuurverwijzingen.)<br />
99 J.T. Grein was <strong>de</strong> Engelse vertaler van Eline Vere (zie ook noot 95). Het tijdschrift heeft slechts<br />
gelopen van 6 november 1897 tot 27 oktober 1900 (in totaal 156 nummers). De in Engeland<br />
genaturaliseer<strong>de</strong> Grein was directeur. Naast hem fungeer<strong>de</strong> een jaar lang als London editor mej.<br />
J. Volz, die Hermine C. om het hier volgen<strong>de</strong> stukje gevraagd moet hebben: ‘<strong>Couperus</strong>-intime’,<br />
in Hollandia (9 juli 1898). De schrijfster komt niet <strong>voor</strong> in <strong>de</strong> opgave van vaste me<strong>de</strong>werkers,<br />
en heeft in 1898 ver<strong>de</strong>r niets in dit tijdschrift gepubliceerd.<br />
100 Waar<strong>de</strong> Heel Veen, 149 nr. 198.<br />
101 I<strong>de</strong>m, 151 nr. 201.<br />
102 I<strong>de</strong>m, 152 nr. 205. Zie over <strong>de</strong> band Braches, Boek als N.K., 138, 174, 281, 282, 500 (nr.<br />
981115*), 505 (nr. 991117).<br />
103 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 151 nr. 201; 153 nr. 206. De spelling van Siechel (Siegel?) is ondui<strong>de</strong>lijk,<br />
evenals diens adres (Zeestraat of Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>)<br />
104 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, 2 (1913), 51<br />
e.v.<br />
105 Hollandsche Revue (1899), 809-816.<br />
106 Maatstaf II (1963), 167 nr. 18.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
107 V. Booven, Leven, 164.<br />
108 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 154 nr. 208.<br />
109 I<strong>de</strong>m, 155 nr. 210.<br />
110 I<strong>de</strong>m, 155/6, nr. 211. Zie over <strong>de</strong> boekuitgave Braches, Boek als N.K., 281, 504 (nr. 991110).<br />
111 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 156 nr. 212.<br />
112 Nog steeds in familiebezit. Uit het huwelijk van Cranssen en Hartman werd geboren<br />
Catharina-Rica Cranssen (1795-1845), die in 1812 met Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> (1787-1823)<br />
trouw<strong>de</strong>. De laatste, zoon van Abraham <strong>Couperus</strong>, was <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>' grootva<strong>de</strong>r.<br />
113 Hierop werd meteen reeds gewezen door A.G. van Hamel, in De Gids (1900) I, 520-523.<br />
114 In 1921 schreef hij in Parijs: ‘Ik hoû ook dol van het Musée Cluny, van <strong>de</strong> mooie gobelins met<br />
<strong>de</strong> Dame au [sic] Licorne en van <strong>de</strong> Gothische koningskronen.’ (‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs’,<br />
Haagsche Post 4 juni 1921; gebun<strong>de</strong>ld in Proza II, 301.) - Zie recentelijk over tapijten en<br />
betekenis Alfred Kerckhoffs, ‘De vlag en <strong>de</strong> lading. Trotse vanitas in <strong>de</strong> 15<strong>de</strong> eeuw’, in Literatuur<br />
3 (1986), mei/juni, 161-169.<br />
115 Metamorfoze. Het boek van Metamorfoze, I.<br />
116 V. Tricht, Verkenning, 106, miskent <strong>de</strong> werkelijke waar<strong>de</strong> van het sprookje volkomen als hij<br />
schrijft: ‘Juist doordat het sprookje Fi<strong>de</strong>ssa ook nog <strong>de</strong> in <strong>de</strong> diepte wortelen<strong>de</strong>, psychisch<br />
gela<strong>de</strong>n beginsituatie mist, maar van meet af een-persevererend-knap knutselwerkje is, wordt<br />
het bij weging nog lichter bevon<strong>de</strong>n. Het is een bleke kasplant.’ - Zie daarentegen Popma,<br />
<strong>Couperus</strong>, 97 e.v.<br />
IV [1899-1900]<br />
In Genua zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth zich inschepen op <strong>de</strong> Prinz Heinrich, een<br />
boot van <strong>de</strong> Duitse Mail. Dat zij twee<strong>de</strong> klasse reis<strong>de</strong>n vond <strong>de</strong> familie niet helemaal<br />
comme il faut: <strong>Couperus</strong>sen en Bauds waren <strong>de</strong> eerste klasse gewend. 1 Maar zij<br />
trokken zich daar niets van aan. Het was immers goedkoper, en zo commuin als <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> klas was het nu ook weer niet.<br />
Elisabeth had het plan opgevat <strong>voor</strong> Hollandia een reeks reisbrieven te schrijven,<br />
maar ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> eerste is zij helaas niet gekomen. Deze heeft zij wel gepubliceerd, 2<br />
zodat wij weten dat het echtpaar eerst een week in Nice heeft doorgebracht: ‘Wij<br />
logeer<strong>de</strong>n in het Hotel Continental,’ vertelt Elisabeth, ‘een aangenaam hotel, dat<br />
meedoet met <strong>de</strong> eerste hotels en met zoo duur is. Den eersten avond waren wij naar<br />
het Cirque gegaan, kwamen om elf uur thuis en vielen met onzen neus in een bal!’<br />
Zij had<strong>de</strong>n het er naar hun zin. (Na terugkomst uit Indië, een jaar later, zou<strong>de</strong>n zij<br />
nogmaals naar Nice gaan en er we<strong>de</strong>rom in Hôtel Continental et <strong>de</strong> Genève hun<br />
intrek nernen. Wij zullen nog zien dat dit hotel een rol krijgt toebe<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong> in Indië<br />
ontstane roman Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid.) ‘Het waren mooie dagen te Nice,’<br />
vertelt Elisabeth ver<strong>de</strong>r. ‘Wij bleven er een week om ons te trempeeren in wat<br />
zonneschijn, vóór wij onze zeereis begonnen. Het was na een grijzen mod<strong>de</strong>rwinter<br />
in Brussel en <strong>de</strong> zon <strong>de</strong>ed mij herleven.’<br />
Van Nice uit maakten zij een toer naar Monte Carlo, dat hun echter niet meeviel:<br />
‘Monte Carlo, een hel in een hemel. <strong>Een</strong> ligging als een droom van Zuid-weel<strong>de</strong>.<br />
Die hooggeprezen speelzalen vind ik banaal van <strong>de</strong>coratie, het spel vond ik dom en<br />
lokte mij niet toe. [...] Wat was het er benauwd, wat stonk het er naar menschen en<br />
naar goud!’ - Genua kon<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
218<br />
haar meer bekoren: ‘Na onze week van ij<strong>de</strong>lheid, naar Genua, wij waren er een paar<br />
dagen vóór <strong>de</strong> Prinz Heinrich - die ons naar Indië zou brengen - aankwam. Ik<br />
verfrischte mijn souvenirs van <strong>de</strong> Via Garibaldi en het Palazzo Doria en wij gingen<br />
naar Pegli om <strong>de</strong> villa Pallavicini te bezoeken. Ik herinner<strong>de</strong> mij <strong>de</strong> markiezin op<br />
een hofbal een paar jaar gele<strong>de</strong>n in Rome; een statige vrouw, wier grijze chignon bij<br />
die gelegenheid schitter<strong>de</strong> van groote juweelen pinnen. [...] Den volgen<strong>de</strong>n dag<br />
gingen wij aan boord en waren blij onze bagage te vin<strong>de</strong>n, die van Antwerpen kwam.<br />
Ik voel mij altijd ongelukkig zon<strong>de</strong>r mijn sleep van koffers. Als men veel reist, zijn<br />
koffers ons levensheil. En ik koester altijd het naif i<strong>de</strong>e, dat ze verdwalen als kin<strong>de</strong>ren,<br />
als ik ze niet bij me hou. Wij had<strong>de</strong>n tot Singapore plaats genomen op <strong>de</strong> Duitsche<br />
mail.’<br />
De overtocht verliep naar wens. De Indische Oceaan was glad als gepolijst metaal. 3<br />
In Genua had <strong>Couperus</strong> begin maart nog juist een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> drukproeven van<br />
Fi<strong>de</strong>ssa ontvangen, zodat hij aan boord nog wat te doen had. Aan <strong>de</strong> roman die hij<br />
zich <strong>voor</strong>genomen had te zullen schrijven ‘in Indië's blauwe bergen’ begon hij nog<br />
niet. 4 Het was aan boord ook te roezemoezig. Hij werd afgeleid door wat hij noem<strong>de</strong><br />
beoefenaren van ‘Engelsche sport’. 5 Tweeëntwintig jaar later schreef hij over <strong>de</strong>ze<br />
zeereis: 6 ‘vele Duitsche jongelie<strong>de</strong>n waren aan boord, en hunne bestemming was op<br />
<strong>de</strong> eene of an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rneming te Deli het te probeeren als assistent. Er waren<br />
aanzienlijke Duitsche namen bij. Het was in Duitschland niet gegaan: <strong>de</strong> familie<br />
zond <strong>de</strong> jeugdige zon<strong>de</strong>bokken weg naar het verre Oosten. Er waren er, die ie<strong>de</strong>ren<br />
avond dronken waren. Het was een treurig gezicht. Ik herinner mij een aardigen,<br />
allerbeminlijksten, knap uitzien<strong>de</strong>n jongen met een grooten Duitschen naam: hij was<br />
bijna ie<strong>de</strong>ren avond dronken... Hij bleef wel eens een dag onzichtbaar en kwam<br />
daarna opgefrischt en allersympathiekst weêr te <strong>voor</strong>schijn. Na twee jaar stierf hij<br />
in Deli, nauwelijks twee-en-twintig jaar.’<br />
Het is natuurlijk niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> aan boord wel al aan een schema<br />
<strong>voor</strong> zijn roman heeft gewerkt. Hij had ongetwijfeld aantekeningen bij zich. Het<br />
boek dat Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkhied zou wor<strong>de</strong>n is wat <strong>de</strong> scènes in Rome<br />
betreft goed gedocumenteerd. 7 <strong>Couperus</strong> heeft het zoals wij nog zullen zien met grote<br />
<strong>voor</strong>tvarendheid voltooid na een wat moeizaam begin.<br />
Eind maart 1899 kwamen Elisabeth en hij in Tandjong Priok aan. Door een<br />
particuliere brief is geboekstaafd dat zij in Batavia eerst bij <strong>de</strong> vice-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
219<br />
admiraal F.J. Stokhuyzen zou<strong>de</strong>n logeren, maar dat dit om eigenaardigo re<strong>de</strong>nen niet<br />
is doorgegaan. Mevrouw M. Tobias schreef hierover: 8 ‘Mijn grootva<strong>de</strong>r, vice-admiraal<br />
Fre<strong>de</strong>rik Jan Stokhuyzen, was Commandant Zeemacht in Ne<strong>de</strong>rlands Indië van<br />
1898-1902. Hij woon<strong>de</strong> in het admiraalshuis op het Koningsplein [...] en was gehuwd<br />
met Johanna Catharina Lugt. Hun dochter Jeannette was mijn moe<strong>de</strong>r. Van <strong>de</strong><br />
Gouverneur-Generaal kregen mijn grootou<strong>de</strong>rs het verzoek enige tijd gastvrijheid te<br />
verlenen aan <strong>de</strong> heer en mevrouw <strong>Couperus</strong> die <strong>voor</strong>nemens waren een bezoek te<br />
brengen aan Ne<strong>de</strong>rlands Indië. Natuurlijk waren zij van harte welkom en mijn<br />
grootmoe<strong>de</strong>r verzond een officiële uitnodiging. Als antwoord daarop ontving zij een<br />
brief van mevrouw <strong>Couperus</strong> die haar mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat haar man, een zeer gevoelig<br />
mens, zich het meest thuis voel<strong>de</strong> in een kamer die geheel in <strong>de</strong> kleur blauw was<br />
uitgevoerd. Zou daar<strong>voor</strong> gezorgd kunnen wor<strong>de</strong>n? Mijn grootmoe<strong>de</strong>r, lichtelijk<br />
geïrriteerd over zoveel pretenties, antwoord<strong>de</strong> dat zij en haar man zich verheug<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong> komst van het echtpaar <strong>Couperus</strong>, maar dat ze helaas geen blauwe logeerkamer<br />
tot hun beschikking kon stellen. Men zou genoegen moeten nemen met één die groen<br />
als hoofdkleur had!’<br />
Het echtpaar <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> heer en mevrouw Stokhuyzen wel bezocht, maar<br />
logeer<strong>de</strong> na een kort verblijf in Hotel Wisse in <strong>de</strong> eerste tijd bij <strong>Couperus</strong>' broer John<br />
Ricus junior, assistent-resi<strong>de</strong>nt van Meester Cornelis. 9 <strong>Couperus</strong> zou in Indië nog<br />
meer opzien baren. Vele jaren later herinner<strong>de</strong> een journalist van het Bataviaasch<br />
Nieuwsblad zich 10 dat hij op <strong>de</strong> racetribune te Buitenzorg verscheen in een jacquet<br />
met fluwelen revers. (<strong>Couperus</strong> had het ongetwijfeld <strong>voor</strong> Ascot laten maken, waar<br />
hij in 1898 immers <strong>de</strong> races had bijgewoond.) Ook herinner<strong>de</strong> men zich toen nog<br />
dat hij, als hij lachen moest, dit steeds achter zijn zakdoek <strong>de</strong>ed. Het zijn <strong>de</strong>tails die<br />
aantonen hoezeer hij toen al een min of meer legendarische figuur was, en hoe weinig<br />
hij er zich <strong>voor</strong> inspan<strong>de</strong> dit tegen te gaan. Nog altijd cultiveer<strong>de</strong> hij zijn<br />
dandyachtighe<strong>de</strong>n, en werd daarin door Elisabeth met vanzelfsprekendheid begeleid.<br />
Deze zag na lange tijd haar ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r terug, mevrouw Baud-Steenstra Toussaint.<br />
<strong>Een</strong> beken<strong>de</strong> familiefoto, die in mei in Weltevre<strong>de</strong>n gemaakt zou zijn, laat <strong>de</strong><br />
hereniging zien. 11 Mevrouw Baud bevindt zich daar temid<strong>de</strong>n van haar drie kin<strong>de</strong>ren<br />
Elisabeth, Willy en Wilhelmina, <strong>de</strong> jongste. Wilhelmina was toen pas twintig jaar,<br />
maar toch al getrouwd. Haar man, <strong>de</strong> zes jaar ou<strong>de</strong>re officier Wijnaendts van Resandt,<br />
staat geheel<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
220<br />
links op <strong>de</strong> foto. Wijnaendts verbleef in die tijd in een van <strong>de</strong> officierswoningen van<br />
het cavaleriekampement bij Djaga Monjet. Schuin ertegenover stond het Hotel Wisse,<br />
waar <strong>Couperus</strong> en Elisabeth na aankomst eerst gelogeerd hebben. 12<br />
De grote warmte vond <strong>Couperus</strong> aanvankelijk heerlijk, hij kon er goed tegen. Van<br />
lieverle<strong>de</strong> werd het hem en zijn vrouw wel eens wat te veel, maar hun gezondheid<br />
is op Java dan ook niet steeds optimaal geweest. Dit verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hem niet tussen<br />
alle familiebijeenkomsten door goed te werken, zij het pas na een wat langere aanloop.<br />
Fi<strong>de</strong>ssa, dat hij <strong>voor</strong> lezingen had willen gebruiken, trachtte hij, pecuniae causa<br />
ongetwijfeld, nu in een Indische courant on<strong>de</strong>r te brengen. 13 Het is daar echter niet<br />
van gekomen. Aan <strong>de</strong> boekuitgave is geen eer<strong>de</strong>re publikatie in courant of tijdschrift<br />
<strong>voor</strong>afgegaan.<br />
In juni reis<strong>de</strong>n zij door naar <strong>Couperus</strong>' zuster Trudy, die in Tegal met haar<br />
echtgenoot <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Gerard Valette een paleisachtig buitenhuis bewoon<strong>de</strong>. 14 Het<br />
leven was hier plezierig en ontspannen, en bovendien <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> goedkoop. Indië<br />
viel hem financieel niet mee. Op 13 juni schreef hij Veen: 15 ‘Onze reis is heel mooi,<br />
maar... heel duur [...]. Wij logeeren hier nu verrukkelijk bij mijn zwager en komen<br />
wat op a<strong>de</strong>m: het kost je verbazend zoo een Indische reis.’ - Doordat hij pas in<br />
1921-'22 meer over zijn excursies op Java in 1899 heeft verteld, weten we niet precies<br />
wanneer hij die on<strong>de</strong>rnomen heeft. <strong>Een</strong> paar <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n: 16 ‘Twintig jaren gele<strong>de</strong>n<br />
ging ik in <strong>de</strong> nacht <strong>de</strong>n Papandajan op en door <strong>de</strong> donkere wolken, die ons omring<strong>de</strong>n,<br />
herinner ik mij <strong>de</strong> kraters <strong>de</strong>r rosse rookkolommen, <strong>de</strong> spleten <strong>de</strong>r geel gloeien<strong>de</strong><br />
sulfator-dampen’. Ook vermeld<strong>de</strong> hij toen Tosari, 17 ‘waar ik meer dan twintig jaar<br />
gele<strong>de</strong>n heb gelogeerd’. In 1921 is hij opnieuw dicht bij Batoek, Bromo en Smeroe<br />
geweest, maar liet <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Zandzee schieten: 18 ‘ik ben u ditmaal niet we<strong>de</strong>r<br />
gaan zoeken omdat ik mij u heug<strong>de</strong> van meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n of ik u slechts<br />
gisteren ware opgegaan.’ Evenmin weten wij precies wanneer hij <strong>de</strong> Tangkoeban<br />
Prahoe beklommen heeft. Het is in elk geval een tocht geweest die grote indruk op<br />
hem maakte. In 1921 schreef hij daar in zijn reisbrieven over: 19 ‘Mijn herinnering<br />
bleef dui<strong>de</strong>lijk en schoon als van gisteren. [...] Neen, ik heb <strong>de</strong>n prachtigen rit door<br />
<strong>de</strong> bosschen van boomvarens, opwaarts, opwaarts, niet vergeten. De groote, fijne<br />
bla<strong>de</strong>ren bogen zich als zonneschermen van statie over ons heen. Het was als een<br />
baldakijn, dat me<strong>de</strong> steeg. Vóór werd <strong>de</strong> tandoe (draagstoel)<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
221<br />
mijner vrouw gedragen door acht Soendaneezen. Zij trippen als zij dragen. Hun pas<br />
is kort, er is een rhythmiek in hunne veeren<strong>de</strong> beweging, in <strong>de</strong>n muzikalen tred hunner<br />
voeten, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> opwaartsche weg als een instrument wordt, een klankbord van<br />
niet tot ons doordringen<strong>de</strong> muziek. En <strong>de</strong> stille klanken stijgen, hooger en hooger<br />
<strong>de</strong>n weg me<strong>de</strong> op.<br />
Boven gekomen aan <strong>de</strong>n dubbelen kraterwand heug ik mij neêr gezien te hebben.<br />
in <strong>de</strong> Kawah-Oepas, <strong>de</strong> Kawah-Ratoe (giftige krater en Keizerinnekrater). <strong>Een</strong><br />
jongetje, blootsvoets, geleid<strong>de</strong> mij toen, daal<strong>de</strong> neêr en weêr op.<br />
En het was, heug ik mij zeer goed, een zon<strong>de</strong>rling, vernietigend gevoel, dat mij<br />
doordrong, terwijl dat vlugge kind mijn passen leid<strong>de</strong> naar omlaag. Het was of ik al<br />
loopen<strong>de</strong>, telkens viel, zoo zonk ik neêr langs <strong>de</strong> steile rotswan<strong>de</strong>n, die ik straks weêr<br />
opgaan moest. Toen ik na enkele minuten naar boven zag, werd ik mij bewust, dat<br />
ik <strong>de</strong>ze diepte wel neêr maar nooit op zoû kunnen gaan. En het kind, als of het leid<strong>de</strong><br />
en verleid<strong>de</strong> tegelijkertijd, glimlachte, even nòg lager dan ik, om naar mij, en zonk<br />
steeds dieper, <strong>de</strong>n steilen wand af. En ik kon niet an<strong>de</strong>rs dan zijn glimlach volgen.<br />
Zoo bereikte ik het diepe zwavelmeer, het soms dof witte, het soms òpschitterend<br />
groene, als een groote ron<strong>de</strong> e<strong>de</strong>lsteen, die aar<strong>de</strong>n zoû naar smaragd en opaal bei<strong>de</strong>n.<br />
En <strong>de</strong> vreeslijke wereld van geheim was om mij, breid<strong>de</strong> zich ontzaglijk uit rondom<br />
mijne, haar tarten<strong>de</strong>, nietigheid. De fumarolen rookten; uit een sulfatoor steeg zie<strong>de</strong>nd<br />
een immense zuil van uitwolken<strong>de</strong>n, blanken stoom omhoog. De heilige geesten<br />
waar<strong>de</strong>n zelfs in dien na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n noen in <strong>de</strong> diepte rondom mij en over het sulfer<br />
rieken<strong>de</strong> meer.<br />
Steeds lachte <strong>de</strong> kleine gids, een <strong>de</strong>mon gelijk, die mij tot hier gebracht had...<br />
Maar hij stel<strong>de</strong> mij gerust... - <strong>Een</strong> àn<strong>de</strong>ren weg langs breng ik u, heer, boven...’<br />
Overweldigen<strong>de</strong> indrukken als <strong>de</strong>ze hebben <strong>Couperus</strong> aanvankelijk zo geboeid dat<br />
hij niet tot schrijven kwam. Pas in Tegal kreeg hij <strong>de</strong> rust om nu ein<strong>de</strong>lijk aan Langs<br />
lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid te beginnen. De titel stond nog niet vast. Dit nam niet weg<br />
dat hij precies wist wat hij wil<strong>de</strong>. Hij koos er <strong>de</strong> morgenuren <strong>voor</strong> uit. In <strong>de</strong> maand<br />
juli kon men hem in <strong>de</strong> koelte van <strong>de</strong> beginnen<strong>de</strong> dag rustig aan het werk zien. In <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Iogés bestem<strong>de</strong> zijgalerij had men een wastafeltje <strong>voor</strong> hem neergezet dat<br />
als schrijfbureau dienst moest doen. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re gast, <strong>de</strong> nog heel jonge Keetje<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
222<br />
Serrurier, heeft later verteld hoe het haar toen nog <strong>voor</strong> ogen stond. 20 Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
drie weken, dat ook zij in Tegal verbleef, zat <strong>Couperus</strong> ‘urenlang naarstig te schrijven:<br />
onon<strong>de</strong>rbroken, rustig, zon<strong>de</strong>r doorhalen of aanvullingen. Het ver<strong>de</strong>re van <strong>de</strong> dag<br />
bracht hij door met zijn familie, vrolijk, stoeien<strong>de</strong> met neefje en nichtje, die hem<br />
naar hartelust plagen mochten. Soms ook hield het gezin zich bezig met het kunstig<br />
kne<strong>de</strong>n van klei en wedijver<strong>de</strong> het in het boetseren van fantastische dieren en<br />
ornamenten, waarin ook <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>re vaardigheid en artistieke smaak toon<strong>de</strong>. 21<br />
De maaltij<strong>de</strong>n waren dikwijls vol dolzinnige vrolijkheid door geestige anekdotes<br />
en kostelijke invallen van broe<strong>de</strong>r en zuster, die in velerlei opzichten op elkaar<br />
geleken.’ - Trudy had van alle broers en zusters <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> meeste fantasie. Toch<br />
moet zij wel een min<strong>de</strong>r beheerst, emotioneler temperament gehad hebben dan <strong>Louis</strong>.<br />
Haar handschrift is groot, tamelijk wild, met forse uithalen en hierdoor moeilijk<br />
leesbaar. Het verraadt een onevenwichtig karakter dat <strong>de</strong> zekerheid mist, en <strong>voor</strong>al<br />
ook het sierlijke doorzettingsvermogen, waar het handschrift van haar broer door<br />
gekenmerkt wordt. Bij hem ontbreken volkomen <strong>de</strong> woeste hanepoten van <strong>de</strong> kennelijk<br />
nogal impulsieve Trudy. 22<br />
<strong>Een</strong> kalme rust zocht <strong>Couperus</strong> ook hier, genoten in placi<strong>de</strong> sereniteit. ‘<strong>Couperus</strong><br />
die een sterke afkeer had van lopen in <strong>de</strong> tropische hitte,’ zo herinner<strong>de</strong> Keetje<br />
Serrurier zich nog, 23 ‘omdat zijn costuum dan niet zo “immaculé” (een woord dat hij<br />
graag gebruikte) bleef als hij wenste, begeleid<strong>de</strong> <strong>de</strong>sniettemin elke namiddag een<br />
zijner nichtjes dat op dokters advies moest wan<strong>de</strong>len, waarna hij wat verflensd doch<br />
voldaan terugkeer<strong>de</strong>.’ Dit was vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> toen <strong>de</strong>rtienjarige Edmée, die hiet<br />
sterk was en ook later nog dikwijls getobd heeft met haar gezondheid. Zozeer zelfs<br />
dat zij tenslotte <strong>voor</strong> geruime tijd naar Ne<strong>de</strong>rland moest gaan. Edmée is ook niet oud<br />
gewor<strong>de</strong>n. 24<br />
Met zijn grote fantasie bracht <strong>Couperus</strong> veel leven in <strong>de</strong> brouwerij. Samen met<br />
Trudy zette hij tableaux vivants op touw. De <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> scènes wer<strong>de</strong>n ontleend<br />
aan <strong>de</strong>, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tropen misschien toch wat min<strong>de</strong>r geschikte, Lancelot. 25 Tevre<strong>de</strong>n<br />
schreef hij aan zijn vriend Ram in Den Haag: 26 ‘Ik had een paar mooie vrouwen tot<br />
mijn dispositie, en een pracht van een jongen employé in <strong>de</strong> suiker, benevens een<br />
schaar van jonge meisjes op <strong>de</strong>n achtergrond.’ En bij <strong>de</strong>ze ensceneringen is het niet<br />
gebleven. 27 ‘Toen een Ne<strong>de</strong>rlands oorlogsschip <strong>de</strong> haven van Tegal aan<strong>de</strong>ed,’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
223<br />
memoreert Keetje, ‘en <strong>de</strong> officieren een feestelijkheid ten huize van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt moest<br />
wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, besloot men enige fragmenten van Racine's Esther <strong>voor</strong> te<br />
stellen, een keuze waarin, naar ik vrees, meer met eigen smaak dan met die van <strong>de</strong><br />
jonge zeeofficieren rekening werd gehou<strong>de</strong>n. Groot was <strong>de</strong> animo van <strong>Couperus</strong> die<br />
<strong>de</strong> mannelijke hoofdrol (Assuérus) vervul<strong>de</strong>. Dagen lang had hij zich bezig gehou<strong>de</strong>n<br />
met het ontwerpen, plooien en met goudband versieren van <strong>de</strong> costuums. Om zichzelf<br />
en ons op <strong>de</strong> repetities reeds te wennen aan zijn vorstelijke waardigheid, liet hij af<br />
en toe een koperen lucifersstandaard, bij wijze van kroon, op zijn hoofd balanceren.<br />
Met welk een kennelijke verrukking liet hij <strong>de</strong> schone Franse alexandrijnen van zijn<br />
lippen vloeien!’<br />
Keetje nam <strong>de</strong> rol van Esther <strong>voor</strong> haar rekening, en ook Edmée, een controleur<br />
en <strong>de</strong> huisarts Ellinger speel<strong>de</strong>n mee. 28 De tamelijk bizarre keuze van juist dit stuk<br />
moet overigens op Trudy's rekening geschreven wor<strong>de</strong>n. Even vreemd is het dat<br />
alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> scène uit <strong>de</strong> eerste akte, <strong>de</strong> zeven<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>, en tenslotte <strong>de</strong><br />
vier<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opgevoerd wer<strong>de</strong>n. 29 <strong>Couperus</strong> was hoe dan ook evenzeer in zijn<br />
element als hij het in Den Haag bij <strong>de</strong> tableaux vivants geweest was die gestalte<br />
hebben gekregen in Eline Vere - Paul! -, of bij Emants in <strong>de</strong> toneelclub Utile et<br />
Laetum. Hier, in <strong>de</strong> familiekring, voel<strong>de</strong> hij zich vrij. Van problemen wil<strong>de</strong> hij niets<br />
weten. Hij kon zich heerlijk uitleven. Eer<strong>de</strong>r heeft Keetje Serrurier al eens verteld 30<br />
hoe hij het gezelschap ‘in geïmproviseer<strong>de</strong>, koddige vertalingen heele opera's<br />
<strong>voor</strong>zong, beurtelings <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> partijen, ook in stan<strong>de</strong>n en gestes<br />
parodieeren<strong>de</strong>, tot <strong>de</strong> groote balletteuse toe. Hij had iets kin<strong>de</strong>rlijks over zich dat<br />
zeer innemend was.’ - Rolvast was hij in Esther echter niet bepaald: ‘hij had geen<br />
geduld om <strong>de</strong> lange alexandrijnen goed uit het hoofd te leeren, en <strong>de</strong> afspraak was<br />
dat hij telkens “grands Dieux” zou zeggen als hij bleef steken.’ Op die ogenblikken<br />
moest dan door iemand gesouffleerd wor<strong>de</strong>n.<br />
Voor <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n werd ook nog een an<strong>de</strong>r vermaak bedacht: tafeldans. Het<br />
gezelschap beoefen<strong>de</strong> die bij <strong>voor</strong>keur aan het strand bij <strong>de</strong> vuurtoren. 31 Dui<strong>de</strong>lijke<br />
berichten uit het hiernamaals kregen zij helaas niet. Wat zich spoedig echter wel<br />
manifesteer<strong>de</strong> was malariakoorts. Had eerst Elisabeth daar al aan gele<strong>de</strong>n, nu werd<br />
bijna <strong>de</strong> hele familie zick, zodat dokter Ellinger het ditmaal druk kreeg met het<br />
vervullen van zijn normale rol. <strong>Couperus</strong> heeft hem later een exemplaar van De stille<br />
kracht gezon<strong>de</strong>n, 32 waarin <strong>de</strong> tafels overigens met min<strong>de</strong>r willekeur dansen dan dit<br />
aan <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
224<br />
avondlijke zeekust van Tegal placht te gebeuren. Aldaar hebben volgens Keetje <strong>de</strong><br />
geesten meer glossen dan wijsheid verkondigd.<br />
Tij<strong>de</strong>ns hun verblijf bij <strong>de</strong> Valettes kreeg Gerard het bericht dat hij naar Pasoeroean<br />
was overgeplaatst. 33 Er moest op korte termijn verhuisd wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />
begaven zich daarop tij<strong>de</strong>lijk naar Gabroe, Blitar, waar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Baud bij<br />
haar zoon Willy woon<strong>de</strong>. Deze entr'acte zou het vermel<strong>de</strong>n nauwelijks waard zijn,<br />
ware het niet dat <strong>Couperus</strong> er iets vreemds is overkomen, een ervaring die hij verwerkt<br />
heeft in De stille kracht. Nog jaren later kon hij zich het <strong>voor</strong>val ge<strong>de</strong>tailleerd<br />
herinneren. 34 Hoewel het een hallucinatie geweest moet zijn, heeft het <strong>voor</strong> hem een<br />
absolute realiteit gehad.<br />
<strong>Een</strong>s namelijk, laat in <strong>de</strong> middag, toen <strong>de</strong> avondschemering al begon te vallen,<br />
begaf hij zich naar <strong>de</strong> badkamer om zijn twee<strong>de</strong> bad te nemen. Zoals in Indië dikwijls,<br />
was dit vertrek een afzon<strong>de</strong>rlijk gebouwtje in <strong>de</strong> tuin, een <strong>de</strong>rtig passen van het<br />
woonhuis verwij<strong>de</strong>rd. Zijn badgoed was er al door <strong>de</strong> ‘lijfjongen’ klaargelegd. Het<br />
badvertrek werd in tweeën ge<strong>de</strong>eld door een halve muur, waarachter zich zowel het<br />
bassin als een achteruitgang bevon<strong>de</strong>n. Toen hij er binnenkwam, zag hij een witte<br />
figuur achter <strong>de</strong> halve muur verdwijnen. De man, die een tulband leek te dragen, kon<br />
het vertrek daarop alleen nog door <strong>de</strong> achteruitgang verlaten en <strong>de</strong>ed dit dan ook.<br />
Toen <strong>Couperus</strong> in het bassin wil<strong>de</strong> stappen was hij er althans niet meer. Maar:... <strong>de</strong><br />
gren<strong>de</strong>l was aan <strong>de</strong> binnenkant <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur geschoven, het kon niet an<strong>de</strong>rs of <strong>de</strong><br />
witte figuur was daar dwars doorheen gegaan.<br />
<strong>Couperus</strong> zegt dat hij hevig schrok. In een noot bezweert hij het <strong>voor</strong>val ‘zon<strong>de</strong>r<br />
een zwéem van litteraire fantazie’ zo beschreven te hebben. Wij moeten hem dus<br />
wel op zijn woord geloven. In elk geval heeft hij zelf geloofd in wat hij meen<strong>de</strong> te<br />
zien. In zijn hierna geschreven Indische roman komt <strong>de</strong>ze spookachtige witte ‘hadji’<br />
bij herhaling <strong>voor</strong>, op kardinale ogenblikken als het drama weer een nieuwe wending<br />
neemt.<br />
Overigens dacht <strong>Couperus</strong> nog helemaal niet aan een twee<strong>de</strong>, in Indië te schrijven<br />
roman, die De stille kracht zou gaan heten. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> eerste moest<br />
nog op papier gezet wor<strong>de</strong>n. Hij had er pas <strong>de</strong> inzet van klaar.<br />
De <strong>voor</strong>naamste hoeveelheid tekst van Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid is eerst in<br />
Pasoeroean neergepend, in grate haast. Zodra <strong>de</strong> Valettes verhuisd waren, voeg<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zich namelijk weer bij hen. ‘Ik ben tegen-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
225<br />
woordig druk aan het schrijven van een grooten “roman <strong>de</strong> moeurs”, spelen<strong>de</strong> in<br />
Italië,’ zo <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op 9 September zijn uitgever mee; 35 ‘<strong>de</strong> hoofdpersonen<br />
Hollan<strong>de</strong>rs. Het werk vor<strong>de</strong>rt goed, en zal een omvang hebben als “Metamorfoze”.<br />
Ik vermoed, dat het begin Nieuwe Jaar klaar zal zijn, en wil<strong>de</strong> het eerst in <strong>de</strong> Gids<br />
plaatsen. De titel is nog niet bepaald.’<br />
Dit is wat ongewoon. <strong>Couperus</strong> had namelijk bijna altijd <strong>de</strong> titel kant en klaar in<br />
zijn hoofd <strong>voor</strong> hij aan een nieuw boek begon te werken. Ongewoon is ook dat hij<br />
<strong>de</strong> roman drie maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r voltooi<strong>de</strong> dan hij berekend had. Hij heeft Langs lijnen<br />
werkelijk met grote snelheid geschreven, en <strong>de</strong> oorzaak hiervan kan alleen gelegen<br />
zijn in het feit dat hij intussen alweer aan een nieuw boek dacht. Van <strong>de</strong>ze haast heeft<br />
hij later wel spijt gehad. Hij vond dat een <strong>de</strong>r hoofdfiguren, baron Brox, die pas tegen<br />
het eind een doorslaggeven<strong>de</strong> rol gaat spelen, in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re hoofdstukken van <strong>de</strong><br />
roman niet voldoen<strong>de</strong> was uitgewerkt. Hij had zich eenvoudig niet <strong>de</strong> tijd gegund<br />
met ‘slimme, sluwe zinnetjes’ <strong>de</strong>ze baron op <strong>de</strong> achtergrond wat meer reliëf te geven. 36<br />
Hoewel dit vermeen<strong>de</strong> gebrek eigenlijk nogal meevalt, spreekt er toch dui<strong>de</strong>lijk haast<br />
en ongeduld uit. De oorzaak van zijn gedrevenheid was niet in <strong>de</strong> laatste plaats van<br />
financiële aard: met een twee<strong>de</strong> roman hoopte hij <strong>de</strong> misère, ontstaan door zijn<br />
kostbare reis, enigszins te kunnen lenigen.<br />
Fi<strong>de</strong>ssa was intussen als boek verschenen. Het geijkte lijstje met enkele namen<br />
van mensen die een presentexemplaar moesten ontvangen kreeg Veen ditmaal uit<br />
Indië toegestuurd. Maar <strong>de</strong> schatkist was werkelijk leeg en daar ook Fi<strong>de</strong>ssa dat niet<br />
kon verhelpen, zag <strong>Couperus</strong> zich genoodzaakt Veen om een flink <strong>voor</strong>schot opLangs<br />
lijnen te vragen: 37 ‘Ik ben argent-court, en alles gaat slecht! Trouwens, in Indië klaagt<br />
ie<strong>de</strong>reen: ambtenaren, suiker- en koffieplanters etc! U zou mij er zeer mee verplichten.<br />
De roman is ¼ voltooid.’ Dit betekent dat ¾ in min<strong>de</strong>r dan zesen<strong>de</strong>rtig dagen<br />
geschreven is. Toch zag <strong>Couperus</strong> heel goed in dat hij met een bedrag van ƒ 2500,<strong>voor</strong>schot<br />
zichzelf in <strong>de</strong> nesten dreig<strong>de</strong> te werken. Hij kon dit op geen an<strong>de</strong>re manier<br />
weer inlopen dan door vlug nóg een grote roman te schrijven. Zo is De stille kracht<br />
ontstaan. Hierover horen wij in <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief van 9 September 1899, geheel<br />
plotseling: ‘Ook heb ik zeker het plan een Indische roman te schrijven uit <strong>de</strong><br />
ambtenarenwereld, en mijn zwager, <strong>de</strong> heer Valette, Rezi<strong>de</strong>nt van Pasoeroean, en<br />
die zeer veel van litteratuur houdt en vroeger ook wel eens geschreven heeft,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
226<br />
zal mij helpen aan alle gegevens, die ik noodig mocht hebben. Maar dit gebeurt pas<br />
later en is nu ook nog een geheim: spreek er dus niet over.’<br />
In jachtend tempo werkte hij door. Langs Lijnen was nog vóór half oktober 1899<br />
af. Het is in die dagen geweest, dat L.J. Veen in Amsterdam van zijn kant ook eens<br />
een blij<strong>de</strong> tijding kon laten horen: hij verloof<strong>de</strong> zich met Clara W. Paehlig, een meisje<br />
dat hij had leren kennen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Sneeker Hardzeilerijen. Daar <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
sport nu werkelijk totaal geen belangstelling had, is het <strong>de</strong> vraag of hij a priori in<br />
Clara veel gezien heeft. In zijn felicitatiebrief weid<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al uit over zijn nieuwe<br />
roman, niet over Veens gelukkige verbintenis: 38 ‘Ik ben er wel over tevre<strong>de</strong>n en in<br />
<strong>de</strong> familiekring, waarin ik hem <strong>voor</strong>las, was <strong>de</strong> kritiek gunstig. Het is een boek, dat<br />
<strong>voor</strong>al in het mid<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong>al aan het ein<strong>de</strong> in kracht toeneemt. Enfin, U zal wel zien<br />
[...]. Ik ben nu begonnen aan mijn Indischen roman uit <strong>de</strong> ambtenaarskringen. [...]<br />
Ik schrijf er ie<strong>de</strong>ren dag geregeld aan - trouwens het leven is hier zoo rustig, men<br />
kan wel niets an<strong>de</strong>rs doen dan werken. Het begin voldoet mij wel, en ik hoop het<br />
boek af te hebben in Febr. vóor wij terugkeeren.’<br />
Op <strong>de</strong> intrige van De stille kracht, het geheimzinnige stenen gooien en het lugubere<br />
gespuw van sirih door onzichtbare mon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> badkamer komen wij nog terug.<br />
Over Valettes helpen<strong>de</strong> hand heeft <strong>Couperus</strong> later meege<strong>de</strong>eld: 39 ‘Met dankbaarheid<br />
her<strong>de</strong>nk ik, dat ik, logeeren<strong>de</strong> bij mijn zwager <strong>de</strong> la Valette [...], door <strong>de</strong>n blik, dien<br />
hij mij liet slaan in <strong>de</strong> psyche <strong>de</strong>r hoogere ambtenaren, een boek als De Stille Kracht<br />
heb durven schrijven, hoewel het mystische element er in niet zijn invloed was. Ik<br />
had nooit dit boek kunnen ontwerpen als ik zijne <strong>voor</strong>lichting had moeten missen.<br />
Nu kon ik, door het vele wat hij mij vertel<strong>de</strong>, mij <strong>voor</strong>stellen, hoe een rezi<strong>de</strong>nt, hoofd<br />
van gewestelijk bestuur, zich voelen moest, zoo hij een persoonlijkheid was.’ In 1919<br />
heeft hij <strong>de</strong> kwintessens van <strong>de</strong> roman omschreven - in een opsomming van zijn<br />
werken, bestemd <strong>voor</strong> een Franse uitgever die er nooit iets mee gedaan heeft - met<br />
<strong>de</strong> belangrijke karakterisering: 40 ‘De Stille Kracht geeft <strong>voor</strong>al weêr <strong>de</strong> geheimzinnige<br />
vijandschap van Javaanschen grond en sfeer en ziel, tegen <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />
veroveraar.’<br />
Na <strong>de</strong> vruchtbare maan<strong>de</strong>n in Pasoeroean gingen <strong>Couperus</strong> en Elisabeth nog weer<br />
<strong>voor</strong> korte tijd terug naar John Ricus junior op Meester Cornelis. Aldaar moet<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> brief ontvangen hebben waarin zijn vriend Ram hem uit Den Haag<br />
schreef dat hij op 21 <strong>de</strong>cember 1899,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
227<br />
samen met luitenant L.W.J.K. Thomson, als militair attaché naar Zuid-Afrika scheep<br />
zou gaan. De Boerenoorlog was daar in alle hevigheid aan <strong>de</strong> gang. Deze overtocht<br />
zou Ram overigens slecht bekomen: on<strong>de</strong>rweg is hij ernstig ziek gewor<strong>de</strong>n en in<br />
Pretoria moest hij na aankomst verpleegd wor<strong>de</strong>n ten huize van jhr. J.A. van<br />
Kretschmar van Veen. 41<br />
<strong>Couperus</strong> zou Ram bij zijn eigen thuiskomst in Holland dus niet meer aantreffen.<br />
Hij hoopte immers zelf pas op 2 maart met <strong>de</strong> Franse Mail te repatriëren. Uit Batavia<br />
heeft hij Ram op 31 januari 1900 geantwoord, en over zijn recente werk schreef hij<br />
zijn vriend toen: 42 ‘Ik heb hier trots <strong>de</strong> warmte, die ons bei<strong>de</strong>n niet meeviel, veel<br />
gewerkt <strong>voor</strong> het heil <strong>de</strong>r menschheid: een roman, spelend in Italië, en een an<strong>de</strong>re<br />
uit <strong>de</strong> Indische binnenstad, zullen dit jaar in De Gids verschijnen!!! Je ziet, ik doe<br />
wat ik kan en wat ik moet. Ik <strong>de</strong>ed gaarne wat an<strong>de</strong>rs, maar ik kan niets an<strong>de</strong>rs dan<br />
sprookjes schrijven over onbestaanbare nimfen en bestaanbare menschen. Hier op<br />
Batavia, vin<strong>de</strong>n wij het bei<strong>de</strong>n vervelend: <strong>de</strong> menschen saai en aanstellerig: op een<br />
kleine plaats, als Tegal, en Passoeroean, is veel meer gezellig leven, <strong>voor</strong>al on<strong>de</strong>r<br />
leiding van een resi<strong>de</strong>nte, als mijn zuster. 2 Maart gaan wij weg.’<br />
Zij vertrokken met <strong>de</strong> Polyésien, die volgens plan op 25 maart 1900 Marseille<br />
moest bereiken. De stille kracht was nog niet helemaal voltooid. Maar <strong>Couperus</strong><br />
hoopte er spoedig <strong>de</strong> laatste hand aan te kunnen leggen. Op <strong>de</strong> boot heeft hij<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk niet gewerkt maar rust genomen. Hij voel<strong>de</strong> zich ziek. 43 Van Port-Saïd<br />
af woei het bovendien hard en <strong>de</strong> zee was wat men in Italië een ‘mare molto mosso’<br />
pleegt te noemen.<br />
Na behou<strong>de</strong>n aankomst in Marseille begaven hij en zijn vrouw zich eerst <strong>voor</strong> een<br />
paar weken nog weer naar Nice, alvorens naar Den Haag terug te keren. Ook nu weer<br />
stapten zij af in het ons al beken<strong>de</strong> Hotel Continental et <strong>de</strong> Genève. <strong>Couperus</strong> leed<br />
aan malaria. Voorlopig hield hij maar liever zijn kamer. Het in vergelijking met <strong>de</strong><br />
tropen veel mil<strong>de</strong>re klimaat <strong>de</strong>ed hem goed. De eerste brief die hij na <strong>de</strong> overtocht<br />
aan Veen schreef bevat een passage over Indische ervaringen die een an<strong>de</strong>re kant<br />
van zijn verblijf op Java laat zien. El<strong>de</strong>rs horen wij daar niets over. Het is een<br />
<strong>voor</strong>bo<strong>de</strong> van het soort onaangenaamhe<strong>de</strong>n dat hem in 1922 nogmaals zou overkomen.<br />
Even kreeg zijn reis er een wrange nasmaak door: 44 ‘A propos, ik hoor, dat er een<br />
pamflet van Querido in Ne<strong>de</strong>rland over mij stond: is dat zoo, zend het mij dan maar<br />
niet, want ik lees die pamfletten niet. In Indië, door <strong>de</strong> Indische Revue werd ik eerst<br />
allerliefst ontvangen,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
228<br />
geïnterviewd, etc., maar toen ze von<strong>de</strong>n, dat ik niet beminnelijk gerioeg was met<br />
kennismaken, handjes geven, lief zijn, en ik weet heusch niet wat nog meer, zijn er<br />
langzaam aan pamfletten ingekomen, over mij: ik las ze maar niet. Dat vind ik wel<br />
zoo eenvoudig.’<br />
<strong>Couperus</strong> slikte kinine. Ook Elisabeth bleef sukkelen. De vakantieweken in Nice<br />
wer<strong>de</strong>n overigens goed benut: <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw had<strong>de</strong>n intussen besloten zich<br />
in Nice te vestigen - ze zou<strong>de</strong>n maar <strong>voor</strong> korte tijd naar Den Haag teruggaan - en<br />
gingen alvast op zoek naar een aardig apparternent. 45 In het mil<strong>de</strong> klimaat van <strong>de</strong><br />
Côte d'Azur voel<strong>de</strong> hij zich prettiger dan in <strong>de</strong> Hollandse regen en mist. In Frankrijk<br />
was hij bovendien vrijer en hij kon er zich beter aan <strong>de</strong> soms ook wel eens wat<br />
knellen<strong>de</strong> familieban<strong>de</strong>n onttrekken. Nice lag tamelijk dicht bij Italië: dat gaf op <strong>de</strong><br />
koop toe <strong>de</strong> mogelijkheid van tijd tot tijd korte kunstreizen naar dat paradijs te maken.<br />
Plannen als <strong>de</strong>ze waren <strong>voor</strong> Indische Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs niet iets uitzon<strong>de</strong>rlijks. Velen<br />
die uit <strong>de</strong> tropen kwamen voel<strong>de</strong>n zich in het zui<strong>de</strong>n van Europa meer thuis dan in<br />
Holland. Later heeft bij <strong>voor</strong>beeld John Ricus zich in Monaco gevestigd, 46 na overigens<br />
eerst - in 1909 - in Den Haag op Fre<strong>de</strong>rik Hendrikplein 27 in een eigen huis gewoond<br />
te hebben. Voor <strong>de</strong>ze oud-Indischgasten gold tevens dat het leven daarginds goedkoper<br />
was. Zij kon<strong>de</strong>n er zich die beschei<strong>de</strong>n luxe veroorloven waaraan zij, na <strong>de</strong> glorie<br />
van het koloniale bestaan met vele bedien<strong>de</strong>n, nu eenmaal gewend waren geraakt.<br />
(John Ricus zei dat zijn Haagse huis kon dansen in <strong>de</strong> troonzaal van Djokja.)<br />
Tegen het eind van april 1900 - na <strong>voor</strong> het najaar <strong>de</strong> Villa Jules aan <strong>de</strong> avenue<br />
Saint Maurice gehuurd te hebben; <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen zou<strong>de</strong>n daar bijna acht jaar wonen<br />
- reis<strong>de</strong>n zij ein<strong>de</strong>lijk terug naar Den Haag. Als zo dikwijls namen zij weer hun intrek<br />
in het pension Boelen aan <strong>de</strong> Javastraat. Diezelf<strong>de</strong> maand begon De Gids <strong>de</strong> eerste<br />
hoofdstukken van Langs lijnen af te drukken. 47<br />
Deze op Java geschreven roman is, na Fi<strong>de</strong>ssa, wel iets volstrekt nieuws en totaal<br />
onverwachts. <strong>Couperus</strong> verwerkte er tal van in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren negentig te Rome<br />
opgedane ervaringen in. Zo ontstond een kleurige achtergrond waartegen hij zijn<br />
hoofdfiguren ten tonele kon voeren op een wijze die zeer authentiek aandoet. Het<br />
pension waar het boek mee opent blijkt in <strong>de</strong> Via Lombardia gesitueerd te zijn. Het<br />
kan dus nauwelijks an<strong>de</strong>rs of <strong>Couperus</strong>' eigen Hotel du Sud, eveneens in die straat<br />
gelegen,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
229<br />
heeft er mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> gestaan. Hij haalt er een grapje mee uit. 48 In <strong>de</strong> Via Lombardia<br />
is naast het Hotel Ee<strong>de</strong>n nog een rest bewaard gebleven van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Villa Ludovisi.<br />
<strong>Couperus</strong> vermeldt in <strong>de</strong> Reis-impressies dat in 1895 zijn hotelkamer er op uitkeek: 49<br />
‘op een palmboom, een stuk balustra<strong>de</strong>helaas, niet antiek - van het Casino <strong>de</strong>lla<br />
Aurora, en op dat Casino zelve [...] er is een plafond te bewon<strong>de</strong>ren van Guercino.’<br />
In <strong>de</strong> roman trekt hij dit plafond bij het pension van <strong>de</strong> marchesa Belloni: ‘De eetzaal<br />
was <strong>de</strong> antieke eetzaal van het ou<strong>de</strong> villino-ge<strong>de</strong>elte met een plafond van Guercino.’<br />
Zoals Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo te Rome aankomt, zo is ook <strong>Couperus</strong> daar bij<br />
herhaling gearriveerd. We zien Cornélie langs het nieuwe, in 1890 gebouw<strong>de</strong> Palazzo<br />
Piombino rij<strong>de</strong>n - ‘waar zij wist, dat <strong>de</strong> Juno Ludovisi was’; 50 maar zij wist dat dan<br />
wel in commissie! -; vernemen dat zij Ariadne van Ouida leest 51 ; en begrijpen dat er<br />
in <strong>de</strong>ze Cornélie weer allerlei van <strong>de</strong> auteur zelf is on<strong>de</strong>rgebracht. <strong>Couperus</strong>,<br />
bewon<strong>de</strong>raar van Ariadne, heeft door het verwerken van <strong>de</strong>ze eigen ervaringen <strong>de</strong><br />
eerste hoofdstukken van zijn ‘pensionroman’, die toch wel veel meer dan dat alleen<br />
is gewor<strong>de</strong>n, sterk en onvergetelijk gemaakt. Zij weerpiegelen getrouw een tijdsbeeld.<br />
Maar ook in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re hoofdpersoon, Duco van <strong>de</strong>r Staal, gaf <strong>Couperus</strong> veel van<br />
zichzelf. Niet alleen diens romantische zwerftochten door <strong>de</strong> antieke ruïnes komen<br />
ons bekend <strong>voor</strong>, ook in Duco's karakter herkennen wij het een en an<strong>de</strong>r: 52 ‘...na dien<br />
eenen vriend, die gestorven was, had hij nooit een an<strong>de</strong>ren gevon<strong>de</strong>n en was hij altijd<br />
als door eene <strong>voor</strong>beschikking, die hem geene sympathie ontmoeten liet, eenzaam<br />
geweest in zichzelven en om zich heen. Maar hij had zijne eenzaamheid zoo dicht<br />
bevolkt met zijne droomen, dat hij er zich nooit ongelukkig om gevoeld had’.<br />
Vertrouwd ook komt ons dit <strong>voor</strong>: 53 ‘Over een vrouw in een gedicht, had hij wel eens<br />
dagen, een week, gepeinsd, gedroomd; over een vrouw in het leven nog nooit.’ - En<br />
wat te <strong>de</strong>nken van Duco's uitroep: 54 ‘Maar wat vindt u van <strong>de</strong>n Eros van Praxiteles?<br />
O, dat vind ik het god<strong>de</strong>lijkste beeld, dat ik ooit heb gezien. O, <strong>de</strong> Eros, <strong>de</strong> Eros...!’<br />
Dat <strong>de</strong> eigenlijke intrige van het boek ontleend moet zijn aan een Haags drama<br />
uit die dagen, is overtuigend aangetoond door I. van Geest-Jacobs en M. Klein. 55 In<br />
1896 schreef <strong>de</strong> Haagse mevrouw Cécile Goekoop-De Jong van Beek en Donk, die<br />
toen op Zorgvliet woon<strong>de</strong> in wat nu het Catshuis heet, een roman die als een soort<br />
anti-Eline Vere bestempeld mag<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
230<br />
wor<strong>de</strong>n: Hilda van Suylenburg. Zij beschouw<strong>de</strong> zich als feministe. Mo<strong>de</strong>rnistische<br />
<strong>voor</strong>keuren bleken ook uit haar presi<strong>de</strong>ntschap van een in 1898 gehou<strong>de</strong>n<br />
tentoonstelling, <strong>de</strong> Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Deze liep toen<br />
van juli tot september, in <strong>de</strong> tijd dus dat <strong>Couperus</strong> zich in Engeland bevond en daar<br />
plannen maakte <strong>voor</strong> een ‘groter werk’. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>voor</strong> zijn pensionroman<br />
uiteraard naar een intrige gezocht, en <strong>de</strong>ze werd hem spoedig aan <strong>de</strong> hand gedaan<br />
door mevrouw Goekoop. In oktober namelijk, toen <strong>Couperus</strong> weer terug was in Den<br />
Haag, liet mevrouw haar man in <strong>de</strong> steek. Zij begaf zich naar... Rome en blijkt daar<br />
op 14 <strong>de</strong>cember Pier Pan<strong>de</strong>r in diens atelier bezocht te hebben. <strong>Couperus</strong> moet van<br />
dit alles op <strong>de</strong> hoogte geweest zijn, hetzij door Pan<strong>de</strong>r, hetzij door Pieter <strong>de</strong> Josselin<br />
<strong>de</strong> Jong, <strong>de</strong> kunstenaar die hij goed ken<strong>de</strong> en die een familielid van mevrouw Goekoop<br />
was. Mevrouw Goekoop en haar man hebben zich in Rome op 4 januari aanvankelijk<br />
herenigd. Kort daarop is <strong>Couperus</strong> naar Indië vertrokken. ‘De tot haar echtgenoot<br />
terugkeren<strong>de</strong> feministe’ is nu juist het hoofdthema van Langs lijnen. In Indië heeft<br />
<strong>Couperus</strong> dit uitgewerkt, niet vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dat Cécile Goekoop-De Jong van Beek<br />
en Donk zich op 26 oktober 1899 alsnog van haar man zou laten schei<strong>de</strong>n. Langs<br />
lijnen was toen al voltooid.<br />
Het is belangrijk vast te stellen met hoeveel sympathie <strong>Couperus</strong> zijn feministische<br />
heldin op gezag van het noodlot laat terugkeren in <strong>de</strong> armen van haar Ruud. De roman<br />
eindigt met opnieuw het echtelijk bed... Cornélie voegt zich gewillig naar haar<br />
onontkoombare levenslijn. Duco van <strong>de</strong>r Staal, sma<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> steek gelaten, wordt<br />
geacht in eenzaamheid zijn eigen lijn te vervolgen, zon<strong>de</strong>r seks. Het blijft echter <strong>de</strong><br />
vraag in hoeverre <strong>Couperus</strong> dit een principiële kwestie heeft gevon<strong>de</strong>n. Gaf hij het<br />
feminisme weinig kansen, en zag hij even weinig in <strong>de</strong> zelfstandigheid van <strong>de</strong> vrouw?<br />
Geschei<strong>de</strong>n vrouwen ken<strong>de</strong> hij uit zijn familie genoeg. Had hij gezien dat zij in <strong>de</strong><br />
society van die dagen min of meer tot outcast wer<strong>de</strong>n, zoals later ook Constance van<br />
<strong>de</strong>r Welcke in De kleine zielen? Het is moeilijk uit te maken. Hij stel<strong>de</strong> slechts vast<br />
hoe het mevrouw Goekoop <strong>voor</strong>lopig was vergaan. Gornélie / Cécile voelt, op het<br />
ogenblik dat zij kiezen moet, haar vroegere man in haar lichaam. Haar minaar echter<br />
voelt zij in haar ziel: 56 ‘Zij zoû bij Duco Rudolf niet voelen, haar man in haar bloed...<br />
Want zij voel<strong>de</strong> Duco in hare ziel, en hare ziel zoû sterker zijn!’ Dat dacht zij wel,<br />
maar <strong>de</strong> seksualiteit zou het uitein<strong>de</strong>lijk toch winnen. Het is <strong>voor</strong> het eerst dat<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dwingen<strong>de</strong> macht daarvan zo open-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
231<br />
lijk on<strong>de</strong>rstreept en toegeeft. Mevrouw Goekoops gedrag toon<strong>de</strong> het aan, zo moet<br />
hij gedacht hebben: <strong>de</strong> ziel zou, als het bloed sterker was en <strong>de</strong> strijd aanbond,<br />
hopeloos het on<strong>de</strong>rspit <strong>de</strong>lven. Langs lijnen legt min<strong>de</strong>r <strong>de</strong> klemtoon op het falen<br />
van <strong>de</strong> vrouw in haar streven naar zelfstandigheid, dan op <strong>de</strong> kracht van haar seksuele<br />
instincten. Elk streven naar iets ‘hoger's’ zou daar<strong>voor</strong> moeten wijken als het er<br />
wérkelijk op aankwam, of an<strong>de</strong>rs gezegd: als <strong>de</strong> eigen levenslijn dat noodlottigerwijze<br />
zo eiste. Dat <strong>de</strong>ze biologische mogelijkheid niet <strong>voor</strong> een ie<strong>de</strong>r wet hoef<strong>de</strong> te<br />
betekenen, liet <strong>Couperus</strong> daarnaast onverlet. De wil kon het noodlot ook een halt<br />
toeroepen. Maar Cornélie <strong>de</strong>ed dit niet, uit een zwakte die <strong>de</strong>ze romanfiguur zelf niet<br />
begrijpt en die haar weerloos maakt.<br />
Aan het slot van <strong>de</strong> roman haal<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> nog een grapje uit. Cornélie en Rudolf<br />
gaan met elkaar naar bed in... Hotel Continental te Nice: uitgerekend het hotel waar<br />
hij en Elisabeth zowel <strong>voor</strong> als na <strong>de</strong> Indische reis hun intrek had<strong>de</strong>n genomen. Iets<br />
diepers hoeven wij daar waarschijnlijk niet achter te zoeken, <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> het<br />
hotel nu eenmaal goed en gebruikte het daarom in zijn tekst. Zo kon hij, met enige<br />
binnenpret, Rudolf wijd <strong>de</strong> vensters laten openen van <strong>de</strong> ‘gewone hôtelkamer’ en<br />
verblind laten wor<strong>de</strong>n door een stroom van heerlijk zonlicht. 57 Aan het eind van <strong>de</strong><br />
roman werd hij als het ware Rudolf zelf, zij het dat hij <strong>voor</strong> zijn romanheld een nacht<br />
<strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong> die hij zelf wel op een an<strong>de</strong>re manier zal hebben doorgebracht...! (In<br />
<strong>de</strong> latere Engelse vertaling wenste <strong>de</strong> Lon<strong>de</strong>nse uitgever dit bed kuisheidshalve<br />
gesupprimeerd te zien. <strong>Couperus</strong> bood aan er een divan van te maken, maar die<br />
inschikkelijkheid was niet voldoen<strong>de</strong>.)<br />
Met dat al is het zeker een aardig boek, maar toch niet in alle opzichten een sterke<br />
roman. De uitwerking van <strong>de</strong> intrige heeft haar Ouida-kanten: <strong>de</strong> scènes met <strong>de</strong><br />
Italiaanse prins en het optre<strong>de</strong>n van Urania Hope... An<strong>de</strong>rzijds zijn er toch <strong>de</strong> prachtige<br />
beschrijvingen van het fin-<strong>de</strong>-siécle Rome. Meer met <strong>Couperus</strong> dan met zijn<br />
romanfiguren lopen wij over Pincio en Forum. Het <strong>de</strong>cor leeft omdat hij precies<br />
beschrijft wat hij zelf met grote opmerkingsgave heeft gezien. Dat het boek hier en<br />
daar wegzakt naar salonlectuur is <strong>Couperus</strong> later niet ontgaan. In 1916 reken<strong>de</strong> hij<br />
Langs lijnen tot een hele groep van zijn boeken ‘die hij niet meer zien kon’.<br />
Dezo vlot ontstane roman De stille kracht is een belangrijker boek. Mogen wij over<br />
het Indische jaar van <strong>Couperus</strong> dan al slecht geïnformeerd zijn, <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
232<br />
lectuur van dit werk vertelt ons meer over zijn ervaringen op Java dan een opsomming<br />
van simpele feiten had kunnen doen. De tijd heeft aan dit stuk <strong>voor</strong>goed afgesloten<br />
koloniale geschie<strong>de</strong>nis nog heel wat toegevoegd bovendien. De wereld die <strong>Couperus</strong><br />
hier beschreef is <strong>voor</strong> altijd <strong>voor</strong>bij. Dit ophan<strong>de</strong>n ein<strong>de</strong> blijkt hij merkwaardig<br />
genoeg zo goed te hebben aangevoeld, dat <strong>de</strong> roman op sommige plaatsen sterk on<strong>de</strong>r<br />
het aspect van juist dit na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> ein<strong>de</strong> is komen te staan. De stitle kracht is dan ook<br />
niet zozeer het verslag van een reeks paranormale verschijnselen waar <strong>de</strong> auteur ons<br />
mee wil begoochelen, als wel <strong>de</strong> beschrijving van verzwegen maar <strong>voor</strong>tdurend - zij<br />
het niet aanwijsbaar - zich manifesteren<strong>de</strong> haatgevoelens van <strong>de</strong> inlandse bevolking<br />
ten opzichte van hun overheersers.<br />
Van Pasoeroean terugblikkend situeer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het verhaal ge<strong>de</strong>eltelijk in<br />
Tegal, dat in <strong>de</strong> roman <strong>de</strong> naam Laboewanggi toebe<strong>de</strong>eld krijgt. Het door hem<br />
beschreven resi<strong>de</strong>ntiehuis is dat van zijn zwager Gerard Valette. Hier ook spelen<br />
zich <strong>de</strong> tableaux vivants af en vin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door Trudy op touw gezette<br />
toneel<strong>voor</strong>stellingen plaats. <strong>Couperus</strong>' zuster is wat haar karakter betreft waarschijnlijk<br />
natuurgetrouw geportretteerd in Eva El<strong>de</strong>rsma. In het boek is zij echter niet <strong>de</strong><br />
echtgenote van <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt maar <strong>de</strong> vrouw van <strong>de</strong> secretaris. Het lijkt er op dat in<br />
resi<strong>de</strong>nt Van Oudijck veel terug te vin<strong>de</strong>n is van <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus junior.<br />
Op Meester Cornelis heeft <strong>Couperus</strong> hem goed kunnen observeren in zijn<br />
nauwgezetheid, plichtsbesef, zijn hardheid ook. John Ricus' vaste wil tot behoorlijk<br />
carrière maken zou hem in 1902 het resi<strong>de</strong>ntschap van Djokja opleveren. Natuurlijk<br />
is dit alles in <strong>de</strong> roman dusdanig geromantiseerd en waar nodig veran<strong>de</strong>rd, ook wat<br />
<strong>de</strong> negatieve afloop betreft, dat <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> gretige Indische lezers, zo hoopte <strong>Couperus</strong>,<br />
voldoen<strong>de</strong> op dwaalsporen wer<strong>de</strong>n gebracht.<br />
Ook wat <strong>de</strong> intrige in <strong>de</strong> meest strikte zin betreft, zijn er ontleningen aan <strong>de</strong><br />
werkelijkheid. Léonie van Oudijcks ontrouw aan haar man, in haar relatie met <strong>de</strong><br />
verlei<strong>de</strong>lijke Addy <strong>de</strong> Luce die tevens <strong>de</strong> minnaar van haar stiefdochter Doddy is,<br />
komt tot een ein<strong>de</strong> zodra zij met hem betrapt wordt door haar echtgenoot, Zij redt<br />
zich dan uit <strong>de</strong> situatie door het te doen <strong>voor</strong>komen of Addy zojuist <strong>de</strong> hand van<br />
Doddy heeft gevraagd. Daardoor ziet Addy zich gedwongen in<strong>de</strong>rdaad met Doddy<br />
van Oudijck te trouwen.<br />
Het was allang bekend dat dit gegeven teruggaat op een oud schandaaltje: op <strong>de</strong>ze<br />
wijze is namelijk <strong>de</strong> verloving tot stand gekomen van een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
233<br />
zekere Jean Marie Adrien Casimir Troplong, Frans vice-consul te Padang, later<br />
consul-generaal te Calcutta en Singapore. De man is kort daarna, op 12 oktober 1857,<br />
getrouwd. Maar het pikante van <strong>de</strong> zaak ligt <strong>voor</strong>al hierin, dat <strong>de</strong> toen zeventienjarige<br />
bruid, Catharina Elisabeth Johanna, een volle nicht van <strong>Couperus</strong> was. <strong>Een</strong> zuster<br />
van zijn va<strong>de</strong>r namelijk, tante Elisabeth Steenstra Toussaint-<strong>Couperus</strong> (1821-1889),<br />
was <strong>de</strong> bewuste mama! ‘Léonie van Oudijck’ was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> dus niet bepaald<br />
een onbeken<strong>de</strong>. Het familieverhaal, dat ook thuis in Den Haag al wel eens zal zijn<br />
opgehaald, werd tij<strong>de</strong>ns <strong>Couperus</strong>' verblijf in Indië ongetwijfeld weer grondig<br />
doorgenomen. Daar was dan ook aanleiding genoeg toe. Tante was weliswaar al tien<br />
jaar dood, maar zij was niet zomaar <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re ou<strong>de</strong> tante uit vele: zij was<br />
tevens <strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. 58<br />
Het boek heeft nog meer werkelijkheidsgehalte wat <strong>de</strong> hoofdfiguren betreft. ‘Adrien<br />
(Addy) <strong>de</strong> Luce’ is terug te voeren op een lid van <strong>de</strong> grote familie Dézentjé. Dr. Rob<br />
Nieuwenhuys stel<strong>de</strong> vast dat <strong>de</strong>ze familie het landhuis Ampel op Mid<strong>de</strong>n-Java<br />
bewoond heeft. 59 In <strong>de</strong> roman heet het Patjaram. In<strong>de</strong>rdaad stam<strong>de</strong>n veertien zoons<br />
en veertien dochters Dézentjé af van een zekere Tinus, die in het twee<strong>de</strong> kwart van<br />
<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw met een prinses van het Solose hof in het huwelijk is getre<strong>de</strong>n.<br />
De familie was in Indië zeer bekend. In hoeverre Addy zelf een dui<strong>de</strong>lijk portret zou<br />
kunnen zijn, valt natuurlijk niet meer na te gaan.<br />
Het resi<strong>de</strong>ntiehuis te Tegal, waar 's avonds aan zee tafeldansen wer<strong>de</strong>n<br />
gepraktizeerd, en waar nadien dokter Ellinger - in <strong>de</strong> roman Rantzowzoveel kinine<br />
moest uit<strong>de</strong>len aan zijn patiënten die er malaria had<strong>de</strong>n opgedaan, combineer<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> roman met Valettes paleisachtige ambtswoning in Pasoeroean.<br />
Bewaar<strong>de</strong> foto's van het huis laten zien hoe nauwkeurig hij in zijn beschrijvingen <strong>de</strong><br />
werkelijkheid volg<strong>de</strong>. 60 Ook <strong>de</strong> Lange Laan in ‘Laboewanggi’ heeft bestaan, het was<br />
<strong>de</strong> bre<strong>de</strong> en lommerrijke Heerenstraat van Pasoeroean, met links en rechts villa's en<br />
tuinen en aan het eind <strong>de</strong> sociëteit <strong>de</strong> Harmonie. Door <strong>Couperus</strong> wordt <strong>de</strong>ze even<br />
clichématig Concordia genoemd. Het neoklassieke interieur van <strong>de</strong> toneelzaal is goed<br />
gedocumenteerd. De beel<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> oproept van <strong>de</strong> door Trudy georganiseer<strong>de</strong><br />
feestjes en <strong>voor</strong>stellingen kunnen wij op <strong>de</strong>ze manier uitstekend invullen. In het boek<br />
is Trudy / Eva het mid<strong>de</strong>lpunt van <strong>de</strong> toneelvereniging Thalia.<br />
Maar het gaat niet alleen om <strong>de</strong>ze realia. Ook Trudy's strijd tegen het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
234<br />
klimaat, haar buien van neerslachtigheid en an<strong>de</strong>re emotionele problemen hebben<br />
hun weerslag in het boek gekregen. Enkele bewaar<strong>de</strong> brieven tonen aan dat zij<br />
in<strong>de</strong>rdaad onevenwichtig en impulsief was, en beheerst werd door een steeds<br />
terugkerend verlangen naar Holland. 61 Eva El<strong>de</strong>rsma uit <strong>de</strong> roman mist het artistieke<br />
milieu van haar ou<strong>de</strong>rs in Den Haag. Dit berust op een i<strong>de</strong>alisering van Trudy's<br />
muzikale va<strong>de</strong>r, die evenals zij en haar jongere broer <strong>Louis</strong> immers zoveel van muziek<br />
en theater hield. Wij herinneren ons dat papa John Ricus aan <strong>de</strong> lopen<strong>de</strong> band Franse<br />
gedichten schreef en zich zowel met politieke brochures als met genealogie bezighield.<br />
He<strong>de</strong>n en verle<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n in De stille kracht virtuoos tot een levendige eenheid<br />
met elkaar venweven. Wat <strong>de</strong> geheimzinnige verschijnselen betreft, wij zagen al dat<br />
<strong>Couperus</strong> zelf in <strong>de</strong> badkamer van Gabroe een witte spookgestalte meen<strong>de</strong><br />
waargenomen te hebben die door een dichte <strong>de</strong>ur in het niet was verdwenen. Deze<br />
figuur bracht hem op <strong>de</strong> geheimzinnige witte hadji. In het boek duikt <strong>de</strong>ze telkens<br />
op. Naarmate <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling aflooot triomfeert hij. De hadji is symbool gewor<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong> oosterse mysteriën bij uitstek. Dat het een badkamer moest zijn waarin zich het<br />
dramatisch hoogtepunt van <strong>de</strong> roman afspeelt - naakt wordt <strong>de</strong> overspelige Léonie<br />
van Oudijck er van alle kanten door onzichtbare mon<strong>de</strong>n met sirihsap bespogen - is<br />
dus geen wan<strong>de</strong>r. Er was overigens nog een an<strong>de</strong>re aanleiding tot dit motief. <strong>Couperus</strong><br />
vermeldt ook het onverklaarbaar door <strong>de</strong> lucht suizen van steentjes. Alweer berust<br />
dit niet zomaar op fantasie, hoewel men het <strong>Couperus</strong> wel als zodanig heeft verweten.<br />
Wij beschikken over gegevens die een en an<strong>de</strong>r min of meer ophel<strong>de</strong>ren.<br />
In een bespreking van De stille kracht, kort na het verschijnen van het boek, meen<strong>de</strong><br />
Jan ten Brink te moeten opmerken dat alles wat over vermeen<strong>de</strong> stille krachten in<br />
Indië tot dan toe bekend was, na on<strong>de</strong>rzoek op valse verzinsels bleek te berusten. 62<br />
Hierop antwoord<strong>de</strong> een zekere W. Bosch, kennelijk goed op <strong>de</strong> hoogte, in een brief<br />
in De Telegraaf. 63 ‘Niet te Laboewanggi, maar in <strong>de</strong> Preanger, waar het geheimzinnig<br />
steenen werpen en sirih spuwen plaats had, werd het huis waarin dit gebeur<strong>de</strong>,<br />
omsingeld door een paar compagnieën soldaten, aan wier hoofd wijlen generaal<br />
Michiels, <strong>de</strong>stijds nog kapitein, stond die <strong>de</strong>n omtrek van het huis afsloten, ver<strong>de</strong>r<br />
dan met eenige mogelijkheid een menschenhand steenen kon werpen, en toch bleef<br />
het verschijnsel dag en nacht, weken aan een <strong>voor</strong>tduren, zon<strong>de</strong>r dat het mogelijk<br />
was dat eenige menschelijke me<strong>de</strong>-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
235<br />
werking van buiten daaraan part of <strong>de</strong>el had. Hoe allen zich ook inspan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> zaak<br />
bleef een mysterie. Het verslag hiervan berust op <strong>de</strong> secretarie te Batavia, door<br />
generaal Michiels en zijne officieren ten volle on<strong>de</strong>rteekend. Ik hoor<strong>de</strong> die<br />
geschie<strong>de</strong>nis in mijn jeugd door generaal Michiels zelf vertellen.’<br />
Deze stenenregen heeft in februari 1831 plaatsgehad te Soemedang, in <strong>de</strong><br />
ambtswoning van <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt Van Kessinger. Het nooit verklaar<strong>de</strong><br />
verschijnsel hield toen zestien dagen aan. <strong>Couperus</strong> zou het officiële schriftelijke<br />
rapport ter inzage hebben gekregen van gouverneur-generaal Van <strong>de</strong>r Wijck, toen<br />
hij hem in Buitenzorg bezocht. 64 (Hij was aan hem geparenteerd.) Wellicht heeft hij<br />
er vroeger in Den Haag al van zijn va<strong>de</strong>r over gehoord: <strong>de</strong>ze heeft Michiels goed<br />
gekend in zijn diensttijd op Sumatra, en Michiels zal het verhaal wel niet alleen aan<br />
<strong>de</strong> heer Bosch hebben verteld. Hoe dit ook zij, <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis. 65<br />
Daarbij komt dat hij een romantische belangstelling <strong>voor</strong> zogenaamd bovennatuurlijke<br />
dingen koester<strong>de</strong>. Wij herinneren ons Kleine raadsels, zijn brief aan Van Ee<strong>de</strong>n, en<br />
niet te vergeten zijn verzoek aan Elise van Calcar bij haar een séance te mogen<br />
bijwonen (1892). 66<br />
De stille kracht volgt in geromantiseer<strong>de</strong> vorm tevens <strong>Couperus</strong>' gehele verblijf<br />
op Java. Evenals in Langs lijnen, waar het om een Romeins <strong>de</strong>cor ging, gebruikte<br />
hij <strong>de</strong> werkelijkheid - ditmaal dus die van Java in 1899 - als achtergrond <strong>voor</strong> zijn<br />
intrige. In bei<strong>de</strong> gevallen blijkt die intrige ge<strong>de</strong>eltelijk historisch van aard te zijn, of<br />
beter gezegd niet geheel verzonnen. De tekening van het Indische leven in het<br />
fin-<strong>de</strong>-siécle is uitnemend geslaagd. Valettes uiteenzettingen over <strong>de</strong> problematiek<br />
waar een hooggeplaatst ambtenaar bij het Binnenlands Bestuur zich in die tijd <strong>voor</strong><br />
gesteld zag, geven het boek een niet min<strong>de</strong>r grote actualiteit dan het feminisme dat<br />
in <strong>de</strong> eerste roman <strong>de</strong>ed. Zelfs heeft <strong>Couperus</strong> nooit eer<strong>de</strong>r zo nauw bij politieke<br />
gebeurtenissen uit een contemporaine perio<strong>de</strong> aangeknoopt als toen hij, schrijven<strong>de</strong><br />
over een zeebeving bij Ternate, zijn roman nauwkeurig dateer<strong>de</strong> met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: 67<br />
‘Men had veel gesproken over Dreyfus, men begon te spreken over Transvaal, maar<br />
over Ternate sprak men ter nauwernood.’ De grens tussen fictie en literair reisjournaal<br />
wordt hier ineens overschre<strong>de</strong>n.<br />
Naar het ein<strong>de</strong> toe verplaatst <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling zich naar Batavia, om geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n<br />
echter dan het feit dat <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daar zelf ook <strong>de</strong> laatste perio<strong>de</strong> van<br />
hun Indische jaar hebben doorgebracht. Schitterend<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
236<br />
beschrijft <strong>Couperus</strong> uit eigen aanschouwing 68 ‘het funébre, <strong>de</strong> doodsche melancholie<br />
van die groote villa-stad, waar duizen<strong>de</strong>rlei bestaan als in een zwijgen koortsachtig<br />
<strong>voor</strong>tijlt naar een toekomst van geld en rust’. Dagelijks zag hij er ‘<strong>de</strong> exo<strong>de</strong> <strong>de</strong>r witte<br />
mannen naar <strong>de</strong> Stad: wit van gelaatskleur, wit van kleedij en als blank van blik,<br />
blank van zorgend peinzen, <strong>de</strong>n verren blanken blik vol zorg en peinzing van een<br />
ie<strong>de</strong>r gericht op die toekomst, die zij uitreken<strong>de</strong>n met enkele tientallen of vijftallen<br />
van jaren: op dat en dat jaar, zooveel binnen, en dan weg, uit Indië weg, naar Europa<br />
[...]. De exo<strong>de</strong> vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> trammen met hare witte doodschheid: velen, vermogend al,<br />
maar nog niet rijk genoeg <strong>voor</strong> hun doel, re<strong>de</strong>n in hunne mylords en buggy's tot <strong>de</strong><br />
Harmonie, namen daar <strong>de</strong>n tram, om hunne paar<strong>de</strong>n niet te vermoeien.’<br />
De stille kracht is een monumentale roman, waarin <strong>Couperus</strong> zijn talent <strong>voor</strong><br />
drama, indien dat nog hoef<strong>de</strong>, meesterlijk heeft bewezen. Wat in een boek als<br />
Majesteit pijnlijk ontbreekt - echtheid, zowel van entourage als gevoelens - is hier<br />
ruimschoots aanwezig. Bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> humor plaatst daarnaast het verhaal op een niveau<br />
dat vrij is van ie<strong>de</strong>re benepenheid. Wat niet weinig tot <strong>de</strong>ze indruk van rijpheid<br />
bijdraagt, is <strong>de</strong> manier waarop <strong>Couperus</strong> ook hier, na <strong>de</strong> aarzelen<strong>de</strong> aanzet in Langs<br />
lijnen, <strong>de</strong> seksualiteit behan<strong>de</strong>lt. Manlijke en vrouwelijke figuren zijn door en door<br />
wezens van vlees en bloed. <strong>Couperus</strong> toont ze zon<strong>de</strong>r terughou<strong>de</strong>ndheid in <strong>de</strong><br />
naaktheid van hun bestaan. Lief<strong>de</strong>shan<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n bijna tot in<strong>de</strong>tails<br />
gesuggereerd, met een vrijmoedigheid die spoedig <strong>de</strong> toch niet bepaald erg preutse<br />
Van Deyssel het woord ‘lie<strong>de</strong>rlijkhe<strong>de</strong>n’ in <strong>de</strong> pen zou geven. Verbijsterd constateer<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ze: 69 ‘De heerlijke toestand heeft zich <strong>voor</strong>gedaan, dat van <strong>de</strong>ze drie tijdschriften:<br />
De Nieuwe Gids, Het Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift en De Gids, De Gids het<br />
onvoegzame tijdschrift was.’<br />
Het is in <strong>de</strong> tropen geweest dat <strong>Couperus</strong> zijn laatste aarzelingen overboord heeft<br />
gezet. Geen won<strong>de</strong>r. Wat hij zag, hoor<strong>de</strong> en wist, was wel zo ver van het Hollands<br />
binnenhuisje verwij<strong>de</strong>rd, dat hij zijn gezon<strong>de</strong> sensualiteit niet langer nutteloos heeft<br />
ingetoomd. Na <strong>de</strong> slotscénes van Langs lijnen reken<strong>de</strong> hij in het lief<strong>de</strong>leven van<br />
Léonie van Oudijck - en hij kon via haar terugverwijzen naar zijn tante - met <strong>de</strong><br />
laatste remmingen en valse pu<strong>de</strong>ur af. Zijn androgyne aanleg, zo moet hij zich steeds<br />
meer, bewust zijn gewor<strong>de</strong>n, maakte het hem mogelijk zich zowel in <strong>de</strong> voluptueuze<br />
genietingen van Léonies hartstochten volledig in te leven, als ook<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
237<br />
zich ongestoord, en zelfs superieur, uit te leven in <strong>de</strong> beschrijvingen van Addy <strong>de</strong><br />
Luces lichamelijke schoonheid. 's Mans absolute geilheid en volstrekt polygame,<br />
<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf bepaald benij<strong>de</strong>nswaardige geslachtsdrift, wor<strong>de</strong>n in het boek<br />
door niemand gefnuikt, integen<strong>de</strong>el door een ie<strong>de</strong>r geprezen. Hierin kon <strong>Couperus</strong><br />
zich zon<strong>de</strong>r enige ver<strong>de</strong>nking laten gaan. Van <strong>de</strong>ze verworvenheid naar Dionyzos<br />
en <strong>de</strong> uitspattingen in De berg van licht was het nog maar een kleine stap.<br />
Dit <strong>voor</strong>al moet hij zich afgevraagd hebben: was werkelijk het familie-blazoen<br />
nooit besmeurd geraakt, zoals papa John Ricus in zijn inleiding van het familieregister<br />
met zoveel nadruk beweer<strong>de</strong>? Het lief<strong>de</strong>leven van diens bloe<strong>de</strong>igen zuster loog er<br />
allerminst om. En er was nog veel meer. In De stille kracht wordt <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Van<br />
Oudijck gechanteerd door een <strong>voor</strong>kind, een volwassen zoon die <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> man<br />
in<strong>de</strong>rtijd bij een inlandse vrouw verwekt blijkt te hebben. Eerst wil hij het ontkennen.<br />
Als <strong>de</strong> bewijzen zich echter opstapelen, moet hij het wel toegeven. De bastaard voert<br />
zelfs zijn naam. - Welnu, in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong>, blazoen of niet, was ook dit al sinds<br />
vele jaren aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. En hoe! Papa's broer Petrus Theodorus bij <strong>voor</strong>beeld had bij<br />
een inlandse vrouw Sarina maar liefst vijf natuurlijke kin<strong>de</strong>ren, die allen <strong>de</strong> naam<br />
<strong>Couperus</strong> droegen. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong>ze, John, kreeg zelf later weer twee zogenaam<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij een inlandse vrouw Mina. 70 Dit soort familiesituaties was in het<br />
koloniale Indië overigens meer regel dan uitzon<strong>de</strong>ring en <strong>de</strong> betrokkenen hoef<strong>de</strong>n<br />
zich er niet <strong>voor</strong> te schamen. In Ne<strong>de</strong>rland dacht <strong>de</strong> goegemeente daar echter an<strong>de</strong>rs<br />
over.<br />
Eén ding is buiten kijf: het gedrag van papa's zuster Elisabeth, literair vereeuwigd<br />
als Léonie van Oudijck, moet door John Ricus wel beschouwd zijn als een<br />
verschrikkelijke misstap. Zij werd door <strong>de</strong> familie ver<strong>de</strong>r dan ook geheel genegeerd,<br />
Na zich op Java onmogelijk te hebben gemaakt, is <strong>de</strong>ze dame geschei<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong><br />
rest van haar leven vestig<strong>de</strong> zij zich in Parijs. Aldaar is zij in 1889, achtenzestig jaar<br />
oud, overle<strong>de</strong>n.<br />
Eindnoten:<br />
1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 156 nr. 212. - V. Boeven, Leven, 165.<br />
2 Hollandia II 86 (24 juni 1899), 9-10. Harry G.M. Prick wees mij hier vrien<strong>de</strong>lijk op.<br />
3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 157 nr. 215.<br />
4 I<strong>de</strong>m, 156 nr. 212.<br />
5 I<strong>de</strong>m, 158 nr. 215.<br />
6 Oostwaarts, VII.<br />
7 Aangetoond door Jeannette Koch in Babel. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> 1863-1923 (1974), 3-35.<br />
8 Brief d.d. 26 november 1982 aan schrijver <strong>de</strong>zes (in diens bezit).<br />
9 De brief vervolgt namelijk: ‘Mijn moe<strong>de</strong>r was toen een jong meisje van achttien jaar. Ze had<br />
Eline Vere gelezen en, als rechtgeaard meisje van haar tijd, een grote bewon<strong>de</strong>ring opgevat<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> heldin van het boek. Bovendien had ze in haar fantasie mevrouw <strong>Couperus</strong><br />
geï<strong>de</strong>ntificeerd met dit etherische wezentje. Groot was haar teleurstelling toen <strong>de</strong> werkelijke<br />
vrouw van <strong>de</strong> grote <strong>Louis</strong> bijzon<strong>de</strong>r lelijk en bovendien heel erg scheel bleek te zijn!’ - Volgens<br />
R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193,<br />
(juli/aug. 1963), 22, is <strong>Couperus</strong> eerst in het Hotel Wisse afgestapt eer hij bij zijn broer ging<br />
logeren.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
10 Bataviaasch Nieuwsblad d.d. 8 oktober 1921. Zie Marion Valent, ‘Over “De stille kracht” van<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Literatuur I, 84/4 (juli/augustus 1984), 204.<br />
11 Rob Nieuwenhuys, Baren en oudgasten (1981), 151. Volgens een aantekening in het Lett. Mus.,<br />
Den Haag, in Weltevre<strong>de</strong>n, mei 1899.<br />
12 Nieuwenhuys, Baren, 151.<br />
13 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 159 nr. 216.<br />
14 Zie <strong>voor</strong> een foto van het resi<strong>de</strong>ntiehuis Nieuwenhuys, Baren, 154.<br />
15 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 160 nr. 217.<br />
16 Oostwaarts, XXVI.<br />
17 I<strong>de</strong>m, XXXV. Het plaatsje wordt genoemd in De stille kracht, II. V, III. Zie ook Nieuwenhuys,<br />
Baren, 165.<br />
18 Oostwaarts, XXXV. Merkwaardig is daar zijn toevoeging n.a.v. <strong>de</strong> Zandzee: ‘ik heb mij toen<br />
kunnen droomen, u zien<strong>de</strong>, <strong>de</strong>n nieuwen bouw van een god<strong>de</strong>lijke bergstad, na <strong>de</strong> vernietiging<br />
van een god<strong>de</strong>lijk bergrijk.’ - Heeft hij toen al even aan Babel (1901) gedacht?<br />
19 Oostwaarts, XXIII.<br />
20 C. Serrurier, ‘<strong>Een</strong> momentopname van <strong>Couperus</strong>' persoonlijkheid’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
(1952), 79-81. Eer<strong>de</strong>r door haar vastgeleg<strong>de</strong> herinneringen bij V. Booven, Leven, 165 e.v. - Zie<br />
over <strong>de</strong> twee in Indië geschreven romans en hun ontstaan o.m.R. Nieuwenhuys (artikel en boek,<br />
hierboven in noten 9 en II geciteerd).<br />
21 V. Booven, Leven, 166: ‘Op een ochtend kregen hij en zijn zuster <strong>de</strong>n inval zich in het boetseeren<br />
te oefenen en in enkele oogenblikken had hij, zon<strong>de</strong>r naar een <strong>voor</strong>beeld te werken, een<br />
alleraardigsten dolfijn gemaakt.’ (Ontleend aan C. Serrurier.)<br />
22 <strong>Een</strong> fraai portret van haar, nog uit het assistent-resi<strong>de</strong>ntshuis te Bogor, bij Nieuwenhuys, Baren,<br />
153.<br />
23 Serrurier, <strong>Couperus</strong>, 80.<br />
24 1887-1932. Zij werd dus maar vijfenveertig jaar.<br />
25 V. Booven, Leven, 165. - Nieuwenhuys, Benen, 154-155. Vgl. in De stille kracht II, IV, VI: ‘Op<br />
het tooneel van <strong>de</strong> societeit had Eva georganizeerd een serie van drie tableaux uit <strong>de</strong> Artur-Sage:<br />
Viviane, en Ginevra en Lancelot [...].’<br />
26 V. Booven, Leven, 165.<br />
27 Zie noot 23.<br />
28 <strong>Een</strong> fraaie foto van enkele acteurs bij Nieuwenhuys, Baren, 155. - Zie ook Bastet, Zuil, 47.<br />
29 V. Booven, Leven, 165.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 166.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 167.<br />
32 Waar<strong>de</strong> Heef Veen, 181 nr. 247.<br />
33 V. Booven, Leven, 167.<br />
34 Beschreven als ‘Won<strong>de</strong>rlijke historiën. De badkamer.’ (Haagsche Post 20 januari 1917), in<br />
Proza III, 107. Over <strong>de</strong> plaats waar, zegt <strong>Couperus</strong> aldaar: ‘Het was in het binnenland, op een<br />
suikerfabriek, bij verwanten’.<br />
35 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 162 nr. 218.<br />
36 ‘Hoe een roman wordt geschreven’ (Haagsche Post 31 juli 1920), in Proza II, 125: ‘...miste ik<br />
zelfs <strong>de</strong>n moed kleine, slimme, sluwe zinnetjes die Brox' optre<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n prepareeren er hier<br />
en daar tusschen te krabbelen...’. Zoodat ‘Rudolf Brox veel te laat <strong>de</strong>n lezer bekend wordt<br />
gemaakt’.<br />
37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 162 nr. 218.<br />
38 I<strong>de</strong>m, 163 nr. 219.<br />
39 Oostwaarts, I. - Zie ook Bastet, Zuil, 81.<br />
40 Ongepubliceer<strong>de</strong> brief d.d. 3 april 1919 aan W.F.C. Timmermans. <strong>Couperus</strong> voegt er nog aan<br />
toe: ‘Deze niet verborgen hostiliteit is een mystiek element in het boek.’ (Brieven geveild door<br />
Burgersdijk en Niermans te Lei<strong>de</strong>n - Book Auction Sale 280 (28-30 mei 1984), nr. 2051 - wie<br />
vrien<strong>de</strong>lijke dank <strong>voor</strong> inzage toekomt. Nu particulier bezit.)<br />
41 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 7. - Prick, Ram, 38.<br />
42 Maatstaf II (1963), 168 nr. 19.<br />
43 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 167 nr. 223<br />
44 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
45 I<strong>de</strong>m, 168 nr. 225.<br />
46 Sinds 1938 bewoon<strong>de</strong> hij te Monaco <strong>de</strong> villa Magali, boulevard Prince Rainier 18.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
47 De Gids (1900) II, 195 e.v.; 387 e.v. - <strong>Een</strong> goe<strong>de</strong> analyse van <strong>de</strong> roman gaf Ton Anbeek,<br />
‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> maatschappelijke toestand van <strong>de</strong> geschei<strong>de</strong>n vrouw’, in Spektator I (1971/2),<br />
7/8, 393-405.<br />
48 Jeannette Koch, <strong>Couperus</strong>' Rome (1974), 27-28.<br />
49 Reis-impressies, Brief uit Rome (Januari 1894), 38.<br />
50 Langs lijnen, I.<br />
51 I<strong>de</strong>m, IV.<br />
52 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />
53 I<strong>de</strong>m, VIII.<br />
54 I<strong>de</strong>m, IX.<br />
55 I. van Geest-Jacobs en M. Klein, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Vrouwenquestie’, in De Nieuwe Taalgids<br />
78-2 (1985), 127-136. - Dat <strong>de</strong> roman sterk afhankelijk moet zijn van Emile Zola's Ma<strong>de</strong>leine<br />
Férat werd aannemelijk gemaakt door L. Scheer, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Emile Zola: noodlottig<br />
masochisme’, in Spiegel <strong>de</strong>r Letteren 21 (1979), 3, 161-177.<br />
56 Langs lijnen, XLVII.<br />
57 I<strong>de</strong>m, LII.<br />
58 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 110. - Nieuwenhuys, Baren, 158.<br />
59 Nieuwenhuys, Baren, 164.<br />
60 I<strong>de</strong>m, Baren, 156 e.v.<br />
61 ARA, fam. arch. <strong>Couperus</strong>, brief zomer 1908.<br />
62 De Telegraaf, 8 <strong>de</strong>cember 1900.<br />
63 I<strong>de</strong>m, 22 <strong>de</strong>cember 1900. Deze schrijver disculpeert <strong>Couperus</strong> ook ver<strong>de</strong>r van verzinsels, ‘al<br />
gebeur<strong>de</strong> <strong>de</strong> scène, waarbij Léonie in een doux tête à tête door haar man geattrappeerd werd<br />
niet te Laboewangie, maar te Batavia met eene dame, die <strong>de</strong> heer dr. Ten Brink even goed als<br />
ik gekend heeft; eene dame die, toen zij toevallig door haar eigen man, door wien zij ten volle<br />
werd vertrouwd, overvallen werd, tegen haar echtgenoot zei<strong>de</strong>: <strong>de</strong> heer Tropcourt van Singapore<br />
(ik verberg zijn waren naam achter dit pseudoniem) <strong>de</strong> heer Tropcourt vraagt mij <strong>de</strong> hand van<br />
mijne oudste dochter. Het gevolg was, dat het vertrouwen van <strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>n waardigen echtgenoot<br />
niet geschokt werd, en zijne dochter met <strong>de</strong>n heer Tropcourt huw<strong>de</strong>.’<br />
64 Nicuwenhuys, Baren, 149. - Marien Valent (zie noot 10) heeft <strong>de</strong>ze kwestie onlangs opnieuw<br />
behan<strong>de</strong>ld. Zij wees er op dat het rapport in 1872 al is gepubliceerd - het origineel zou toen<br />
zoek geweest zijn - door generaal Van Swieten in het <strong>de</strong>cembernummer van het Tijdschrift <strong>voor</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsch Indië. - Zie nu ook E.M. Beekman in zijn inleiding bij <strong>de</strong> herziene editie van<br />
Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos' vertaling The hid<strong>de</strong>n force (1985), 20 e.v.<br />
65 Hij kan het bovendien van <strong>de</strong> familie Baud gehoord hebben. Het rapport was volgens Marion<br />
Valent in<strong>de</strong>rtijd opgemaakt door <strong>de</strong> gouverneur-generaal ad interim J.C. Baud, een neef van<br />
<strong>Couperus</strong>' oom G.L. Baud - De verschillen<strong>de</strong> manifestaties van stille kracht die <strong>Couperus</strong> ten<br />
tonele voert blijken tot een min of meer vast repertoire te behoren. M. Valent wijst op H.A. van<br />
Hien, De Javaansche geestenwereld en <strong>de</strong> betrekking die tusschen <strong>de</strong> geesten en <strong>de</strong> zinnelijke<br />
wereld bestaat verdui<strong>de</strong>lijkt door <strong>de</strong> petangan's of tellingen bij <strong>de</strong> Javanen in gebruik (1896).<br />
Hierin o.a. over stenen gooien<strong>de</strong> en sirih spuwen<strong>de</strong> geesten. Terecht meent zij: ‘... van het begin<br />
tot het ein<strong>de</strong> presenteert <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stille kracht als een reëel bestaand, maar volstrekt<br />
ondoorgron<strong>de</strong>lijk mysterie. Ook <strong>de</strong> Europeaan kan erin geloven, maar an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> Javaan<br />
kan hij er geen verbinding mee on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n.’<br />
66 <strong>Een</strong> aantal passages over bovennatuurlijke zaken bij <strong>Couperus</strong> werd verzameld door Karel<br />
Reijn<strong>de</strong>rs, Als ik, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> geest van mijn moe<strong>de</strong>r op <strong>de</strong>n rand van mijn bed zag zitten<br />
(1974). - Zie meer in het algemeen ook Albert Helman, ‘De stille kracht in het oeuvre van<br />
<strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 49-53.<br />
67 Stille kr., II, IV, V.<br />
68 I<strong>de</strong>m, II, VII, III.<br />
69 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 280. - Hoe zeer <strong>de</strong> roman ook jaren later door sommigen nog <strong>voor</strong><br />
‘onvoegzaam’ gehou<strong>de</strong>n werd, blijkt uit het oor<strong>de</strong>el van dr. J. Jansen, Busken Huet, Schaepman<br />
en <strong>Couperus</strong> (1907), 46: ‘Diep gezonken is een schrijver, die schrijven durft, wat in De stille<br />
kracht geschreven is. Diep bedorven is <strong>de</strong> kring van lezers, die niet met afschuw van het gemeene<br />
en met weerzin van het vuile en met verachting van het lage een boek als De stille kracht<br />
wegwerpt.’<br />
70 De Ne<strong>de</strong>rlandsche leeuw (1908), 18. - Zie reeds R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van<br />
<strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad 5, 192/193 (juli/aug. 1963), 18. (Nieuwenhuys maakt<br />
overigens vergissingen. John was niet twaalf maar acht jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>Couperus</strong>. Hij trouw<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
met Maria Sentielena Guttenberg, dochter van Simon Guttenberg en een inlandse vrouw Pura.<br />
John <strong>Couperus</strong> had twee <strong>voor</strong>kin<strong>de</strong>ren bij een inlandse vrouw Mina. Hij was employé op een<br />
suikerfabriek te Boedoean, had bij zijn eigen vrouw bovendien twee ‘gewone’ kin<strong>de</strong>ren, en<br />
overleed in 1889 te Sitoebondo.)<br />
V [1900-1901]<br />
In het <strong>voor</strong>jaar van 1900 trouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' uitgever L.J. Veen met zijn jonge<br />
verloof<strong>de</strong>, Clara Paehlig. <strong>Couperus</strong> zou haar spoedig ook persoonlijk leren kennen.<br />
Als huwelijksgeschenk zond hij het bruidspaar eind april<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
238<br />
een pul van Rozenburgs porselein. 1 Doordat <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> Haagse,<br />
in 1884 opgerichte fabriek, J. Jurriaan Kok, dit kunstprodukt zoals hij gewend was<br />
te doen in zijn verkoopregisters vermeld<strong>de</strong>, weten wij precies wat het gekost heeft.<br />
Het blijkt een tamelijk duur ca<strong>de</strong>au geweest te zijn: op 7 juli van dat jaar betaal<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> hem gepresenteer<strong>de</strong> rekening á raison van veerlrig gul<strong>de</strong>n. 2<br />
Hemzelf wachtte geen erg vrolijke zomer. Eerst ontving hij het overlij<strong>de</strong>nsbericht<br />
van zijn zwager Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein uit Wiesba<strong>de</strong>n. Op haar tweeënvijftigste werd<br />
<strong>Couperus</strong>' oudste zuster weduwe. Haar wachtte een moeilijke tijd. Haar oudste dochter<br />
Geertruida Catharina Advocaat-Vlielan<strong>de</strong>r Hein was al drieeëntwintig, maar haar<br />
zoon Benjamin Marius nog pas <strong>de</strong>rtien jaar. <strong>Couperus</strong> nam het besluit haar spoedig<br />
op te gaan zoeken. In augustus zou hij dat ook doen.<br />
Uit <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen weten wij dat hij zich nog altijd niet goed voel<strong>de</strong>. 3<br />
In Nice was hij maar matig opgeknapt. Voorlopig bleef hij zoveel mogelijk thuis.<br />
Daar hoef<strong>de</strong> hij zich overigens niet te vervelen. De stille kracht moest in het net<br />
wor<strong>de</strong>n overgeschreven. De roman zou in September en oktober in De Gids<br />
verschijnen.<br />
Financiële problemen hiel<strong>de</strong>n hem ook bezig. Bij herhaling vroeg hij Veen eens<br />
naar Den Haag te komen, hij wil<strong>de</strong> iets met hem bespreken dat al sinds geruime tijd<br />
door zijn gedachten speel<strong>de</strong>. Veen moet wel bevroed hebben dat er geld mee gemoeid<br />
was. <strong>Couperus</strong> had weer heel wat nodig. Indië had hem <strong>de</strong> das omgedaan. Bovendien<br />
was <strong>de</strong> verhuizing naar Nice nu op han<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> Villa Jules aldaar moest ingericht<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Bij dit alles kwamen nog an<strong>de</strong>re zorgen. Er was iets dat <strong>Couperus</strong> erg verontrustte:<br />
Elisabeth was helemaal niet in or<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> nerveuze stoornis openbaar<strong>de</strong> zich in<br />
hin<strong>de</strong>rlijke verschijnselen van lichamelijke aard. Bespeuren wij hier <strong>voor</strong> het eerst<br />
iets van onvre<strong>de</strong> die Elisabeth voel<strong>de</strong> ten opzichte van haar levenssituatie? Bewust<br />
of onbewust, er waren dingen die een negatieve invloed op haar uitoefen<strong>de</strong>n. Op 17<br />
juli schreef <strong>Couperus</strong> zijn uitgever kort: 4 ‘Mijn vrouw is niet heel wel, <strong>de</strong>n laatsten<br />
tijd.’ Drie dagen later voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: 5 ‘Ik laat liever mijn vrouw niet een<br />
heelen dag alleen, daar zij wat nerveus is.’<br />
Het bleek spoedig erger te zijn dan uit <strong>de</strong>ze regels te lezen valt. Elisabeth voel<strong>de</strong><br />
zich niet eens in staat <strong>de</strong> jonge mevrouw Veen-Paehlig te ontvangen. 6 ‘Mijn vrouw<br />
loopt iets beter,’ liet <strong>Couperus</strong> weten, ‘maar is erg neêrslachtig en heeft melancholieke<br />
buien.’ Pas in <strong>de</strong> loop van augustus<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
239<br />
zou er wat verbetering in komen, 7 ‘dank zij suggestie en hypnose van Dr. Ben<strong>de</strong>’.<br />
Dat Elisabeth lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> was aan een ernstige <strong>de</strong>pressie lijkt wel zeker. In oktober zou<br />
<strong>Couperus</strong> zijn nichtje Constance in Indië mee<strong>de</strong>len: 8 ‘Betty is veel beter: verbeeld<br />
je, het was geen rheumatiek, maar het waren zenuwen: van louter nerfjes kon zij niet<br />
loopen, <strong>de</strong> arme doe<strong>de</strong>l; wij hebben als richards een maand lang maandrijtuig gehad,<br />
met vasten koetsier en e<strong>de</strong>l ros, en in Den Haag door wind en weer getoerd.’<br />
Over <strong>de</strong> oorzaken van <strong>de</strong>ze zenuwinzinking horen we niets. Het kan zijn dat<br />
Elisabeth heimwee had naar haar moe<strong>de</strong>r en an<strong>de</strong>re familie in Indië. An<strong>de</strong>rzijds is<br />
het niet on<strong>de</strong>nkbaar dat zij zich steeds dui<strong>de</strong>lijker realiseer<strong>de</strong> toch niet zo erg geschikt<br />
te zijn <strong>voor</strong> een vie <strong>de</strong> bohéme, te slijten in het verre Nice waar zij niemand ken<strong>de</strong>.<br />
<strong>Een</strong> belangrijk punt was het <strong>voor</strong> altijd moeten afzien van het krijgen van kin<strong>de</strong>ren.<br />
Er zijn aanwijzingen dat zij het daar moeilijk mee had. Kunst en literatuur kon<strong>de</strong>n<br />
dit niet vervangen. Elisabeth was nu bijna drieën<strong>de</strong>rtig jaar. Het leven van reizen en<br />
trekken, samen met een man die, al hield zij van hem, geen gemakkelijk karakter<br />
had, haar weinig of niets uit han<strong>de</strong>n nam en veeleisend was, vroeg zijn tol. Zij kwam<br />
veel te kort.<br />
Er was iets wat <strong>de</strong>ze negatieve gedachten geactiveerd kan hebben. Papa John<br />
Ricus' huishouding werd tot nu toe bestierd door zijn kleindochter Johanna Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein. Deze echter trad op 31 juli in het huwelijk, met W.A. Tel<strong>de</strong>rs. Is er pressie op<br />
Elisabeth uitgeoefend dat zij Johanna's rol zou overnemen? Ook als dit niet het geval<br />
is geweest, moet Johanna's aanstaand huwelijksgeluk Elisabeth toch wel aan het<br />
<strong>de</strong>nken hebben gezet, en ongewild misschien haar naijver hebben opgeroepen. Het<br />
probleem werd an<strong>de</strong>rs opgelost: Johanna's zuster Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou in het<br />
vervolg <strong>de</strong> huishouding in <strong>de</strong> Surinamestraat gaan besturen. <strong>Een</strong> dag na <strong>de</strong><br />
huwelijksvoltrekking schreef <strong>Couperus</strong> zijn uitgever over Elisabeth: 9 ‘Zij is iets beter,<br />
maar van het huwelijk in <strong>de</strong> familie hebben wij niets gezien. Ik voel me vandaag wat<br />
nerveus en heb een beroer<strong>de</strong> zenuwhoofdpijn.’<br />
Heeft het Elisabeth bovendien gehin<strong>de</strong>rd dat haar man in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse pers<br />
flink over <strong>de</strong> tong ging? Ook dat is mogelijk. In het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad brak Ch.<br />
Boissevain <strong>de</strong> staf over Langs lijnen. 10 Hij vond het boek onvoegzaam en lie<strong>de</strong>rlijk.<br />
Aan Van Hall schreef <strong>Couperus</strong> - hij was redactiesecretaris van De Gids en kreeg<br />
bij ge<strong>de</strong>elten het manuscript van De stille kracht; <strong>de</strong> roman zou immers in dit<br />
tijdschrift verschijnen - op 8<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
240<br />
juli 1900: 11 ‘Ik hoop, dat U in dit begin al een typische teekening krijgt van het leven<br />
in een Indische binnenstad, hoewel het motief van het boek er nog maar heel even<br />
in prelu<strong>de</strong>ert. Ik ben alleen bang, dat Ch. Boissevain, die mij in <strong>de</strong> Lijnen “grof<br />
zinnelijk” noem<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> Stille Kracht nog meer gechoqueerd wordt. En ik verzeker<br />
U, dat al “het grove” gedoezeld is en getemperd, zooveel als mijn overtuiging het<br />
toeliet! <strong>Een</strong> van nature min<strong>de</strong>r schuchter auteur dan ik zoû U heel wat an<strong>de</strong>rs vertellen<br />
van Laboewangi... en ook van <strong>de</strong> aristocratie te Rome!! Maar - ik heb het met naïveteit<br />
opgemerkt - men schrikt in Holland al heel gauw!’<br />
Van Hall antwoord<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> Lijnen in De Gids sensatie maakten en zeer besproken<br />
wer<strong>de</strong>n. Met meer commercieel inzicht dan ze<strong>de</strong>lijke bekommernis riep <strong>Couperus</strong><br />
zijn uitgever toe: 12 ‘Heftig bestre<strong>de</strong>n en warm ver<strong>de</strong>digd! Wat wil U meer <strong>voor</strong> het<br />
<strong>de</strong>biet!’ Schrijven <strong>de</strong>ed hij <strong>de</strong>ze zomer niet of nauwelijks. Hij had het te druk met<br />
kopiëren van De stille kracht. Door haar ziekte kon Elisabeth hem daar dit keer niet<br />
bij helpen. En ver<strong>de</strong>r liep <strong>Couperus</strong> met een heel an<strong>de</strong>r plan rond. Daar moest hij<br />
Veen persoonlijk over spreken. Nog <strong>voor</strong> zijn aanstaand vertrek naar Nice inviteer<strong>de</strong><br />
hij zijn uitgever en diens jonge vrouw <strong>de</strong>finitief <strong>voor</strong> een bezoek. 13 's Morgens hoopte<br />
hij met hem <strong>de</strong> bewuste zaken te bespreken, daarna mocht Veen blijven lunchen, en<br />
's avonds zou<strong>de</strong>n zij gezamenlijk in het Kurhaus kunnen gaan dineren.<br />
Het is wel een ge<strong>de</strong>nkwaardige dag geweest: <strong>de</strong> enige geduren<strong>de</strong> bijna <strong>de</strong>rtig jaar<br />
die schrijver en uitgever ooit van 's morgens tot's avonds met elkaar hebben<br />
doorgebracht. In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> is <strong>de</strong> toon van <strong>Couperus</strong>' brieven uiterst vrien<strong>de</strong>lijk,<br />
om niet te zeggen amicaal. Hij hoopte <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> heer Veen te paaien <strong>voor</strong> iets heel<br />
bijzon<strong>de</strong>rs. De man moest tot een totale heruitgave van <strong>Couperus</strong>' oeuvre overgehaald<br />
zien te wor<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> zin van verzamel<strong>de</strong> werken. Niet dat <strong>Couperus</strong> daarna een<br />
nieuw leven wil<strong>de</strong> beginnen, het ging alleen om het financiële profijt. Veen heeft<br />
het <strong>voor</strong>stel niet a priori afgeslagen. <strong>Couperus</strong> kon na afloop dan ook gewagen van<br />
‘een alleraangenaamste dag’. 14 Juridisch advies won hij bij zijn zwager mr. Benjamin<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein in, <strong>de</strong> echtgenoot van Catharina, die nog altijd in <strong>de</strong> Molenstraat<br />
woon<strong>de</strong>. - Maakte <strong>de</strong>ze bezwaren tegen <strong>de</strong> transactie met Veen? <strong>Couperus</strong> vond in<br />
ie<strong>de</strong>r geval dat zijn zwager meteen was gaan zeuren. Op 29 juli heette het: 15 ‘Ik ben<br />
vandaag een beetje in <strong>de</strong> war door al die juridische geleerdheid van gisteren, en weet<br />
niet wat ik er van <strong>de</strong>nken moet. <strong>Een</strong> volgen<strong>de</strong> keer ga ik ook naar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
241<br />
een vreem<strong>de</strong>n advocaat: familie is altijd het best als familie alleen te beschouwen.’<br />
De correspon<strong>de</strong>ntie met Veen geeft dui<strong>de</strong>lijk inzicht in <strong>Couperus</strong>' financiële<br />
achtergron<strong>de</strong>n. De lopen<strong>de</strong> besprekingen met zijn uitgever brachten hem er toe een<br />
nieuw testament te maken - het eerste dateer<strong>de</strong> van 1891 toen hij in het huwelijk was<br />
getre<strong>de</strong>n -, waarin <strong>de</strong> rechten van Elisabeth precies zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n vastgelegd, dit<br />
<strong>voor</strong> het geval hij plotseling kwam te overlij<strong>de</strong>n. De dood van zijn zwager in<br />
Wiesba<strong>de</strong>n moet hem tot na<strong>de</strong>nken hebben gestemd. Op 30 juli begaf hij zich naar<br />
<strong>de</strong> familienotaris P.C.L. Eikendal, Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> 38, om vervolgens op 1 augustus 1900<br />
Veen mee te <strong>de</strong>len: 16 ‘Wat een levensverzekering betreft, mijn vrouw zelve ziet daar<br />
geen heil in. Zij heeft in alle geval na mijn dood het vruchtgebruik van mijn kapitaaltje<br />
(een ƒ 1200 rente 's jaars) en komt mijn va<strong>de</strong>r te vallen, dan wordt dit ongeveer<br />
verdubbeld. Voor bepaal<strong>de</strong> armoe<strong>de</strong> behoeft zij dus niet te vreezen; maar ik doe<br />
natuurlijk <strong>voor</strong> haar liefst zoo veel mogelijk. Maar <strong>de</strong> levensverzekering wil zij niet.’<br />
De inhoud van het testament leert dat <strong>Couperus</strong> over enig eigen vermogen<br />
beschikte, ongetwijfeld in 1893 geërfd van zijn moe<strong>de</strong>r. Immers, kwam hij te vallen,<br />
dan erf<strong>de</strong> Elisabeth in contanten niet min<strong>de</strong>r dar twintigduizend gul<strong>de</strong>n. 17 Tegen zes<br />
procent bij Scheurleer, <strong>de</strong> familiebank die het geld beheer<strong>de</strong>, bracht dit per jaar<br />
in<strong>de</strong>rdaad als vast inkomen twaalfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n aan rente op. Met het dubbele<br />
hiervan, vierentwintighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n, kon men in die tijd leven: Eline Vere leef<strong>de</strong><br />
volgens <strong>de</strong> tekst in <strong>de</strong> roman van tweeduizend gul<strong>de</strong>n!<br />
Onmid<strong>de</strong>llijke zorgen had <strong>Couperus</strong> dus niet, te meer daar hij er met <strong>de</strong> pen<br />
langzamerhand aardig wat bij verdien<strong>de</strong>. Op zaterdag 11 augustus werd het testament<br />
on<strong>de</strong>rtekend. Behalve het kapitaal van twintig mille zou Elisabeth bij <strong>Couperus</strong>'<br />
eventueel eer<strong>de</strong>r overlij<strong>de</strong>n alle auteursrechten erven. - <strong>Een</strong> vluchtige berekening,<br />
dit terzij<strong>de</strong>, laat zien hoeveel papa John Ricus vóór het overlij<strong>de</strong>n van zijn vrouw<br />
moet hebben bezeten: iets tussen drie en vier ton, in gul<strong>de</strong>ns van die tijd. 18 Dit betekent<br />
dat hij naar huidige maatstaven enkele malen miljonair geweest zou zijn. Het is ook<br />
dui<strong>de</strong>lijk dat hij van zijn pensioen alleen nimmer een staat zou kunnen hebben voeren<br />
als hij in <strong>de</strong> Surinamestraat gedaan heeft. <strong>Couperus</strong> zelf heeft, <strong>voor</strong> zijn moe<strong>de</strong>r stierf,<br />
ongetwijfeld een tijd lang een toelage genoten die het hem mogelijk maakte zich<br />
geheel aan <strong>de</strong> letteren te wij<strong>de</strong>n.<br />
Toen <strong>de</strong> zaken met Veen eenmaal geregeld waren en het testament<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
242<br />
gemaakt was, kon <strong>Couperus</strong> met een gerust hart naar Wiesba<strong>de</strong>n vertrekken, om<br />
vervolgens via Lausanne naar Nice door te reizen. Hij was opgelucht. Met Elisabeth<br />
ging het steeds beter. Nog in Den Haag hiel<strong>de</strong>n zij zich samen met heel wat trivialere<br />
zaken bezig: <strong>de</strong> inrichting van hun huis in Frankrijk. Bij Van Deurse in <strong>de</strong> Molenstraat<br />
lieten zij vast allerlei stofferingen maken. Elisabeth had in het <strong>voor</strong>jaar <strong>de</strong> maten al<br />
kunnen nemen. Wat er nog aan ontbrak zou<strong>de</strong>n zij in Nice kopen.<br />
<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>re, wat slepen<strong>de</strong> kwestie is die van een geïllustreer<strong>de</strong> editie van<br />
Majesteit geweest, waar <strong>Couperus</strong> zijn zinnen op gezet had. Op eigen initiatief polste<br />
hij Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong hierover. 19 Deze bleek het echter erg druk te hebben.<br />
Veen voel<strong>de</strong> ook wel <strong>voor</strong> een met tekeningen verluchte nieuwe druk. Uitein<strong>de</strong>lijk<br />
heeft <strong>de</strong>ze nog lang op zich laten wachten. Pas in 1904 is <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> druk van <strong>de</strong><br />
veelgelezen roman verschenen, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> illustraties van W.F.A.S. Vaarzon<br />
Morel.<br />
Op 14 augustus 1900 reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth naar Wiesba<strong>de</strong>n af. Voor een<br />
kleine week namen zij er hun intrek in het Promena<strong>de</strong>-Hôtel. 20 Zij kon<strong>de</strong>n Johanna<br />
geduren<strong>de</strong> enige dagen alles vertellen over <strong>de</strong> familie in Indië en Den Haag en haar<br />
zo een beetje afleiding bezorgen in haar eenzaamheid.<br />
Na Wiesba<strong>de</strong>n stapte <strong>Couperus</strong> eind augustus af in Pension Fürst Bismarck te<br />
Ba<strong>de</strong>n-Ba<strong>de</strong>n. 21 Elisabeth begon zich langzamerhand steeds beter te voelen. Van daar<br />
reis<strong>de</strong>n zij spoedig door naar Lausanne, waar tante Marie Taets van Amerongen-Riesz<br />
(1832-1908) woon<strong>de</strong>, samen met haar dochter Wilhelmina douairière van Lawick.<br />
Zij namen er hun intrek in het luxueuze hotel Beau-Site: het kon er af, met <strong>de</strong> ruime<br />
honoraria van <strong>de</strong> recente romans veilig op <strong>de</strong> bank bij Scheurleer in Den Haag. 22 De<br />
aan <strong>de</strong> horizon dagen<strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> werken - ze zijn echter nooit gerealiseerd -<br />
beloof<strong>de</strong>n nog meer geld... <strong>Couperus</strong> liet door Veen vast duizend gul<strong>de</strong>n overmaken<br />
naar Van Deurse, die zijn hele verhuizing moest verzorgen. In oktober hoopte hij<br />
<strong>de</strong>finitief zijn intrek te kunnen nemen in <strong>de</strong> al gehuur<strong>de</strong> Villa Jules. Heel amicaal<br />
nog steeds, nodig<strong>de</strong> hij Veen alvast daarheen uit. 23 ‘Wij verwachten U vast van <strong>de</strong>n<br />
winter eens in Nice; dan herberg ik U bei<strong>de</strong>n ergens in <strong>de</strong> buurt, en ge komt bij ons<br />
steeds <strong>de</strong>jeuneeren en dineeren. Zie dus maar eens een paar weken vrij te maken.’<br />
Intussen had Veen Langs lijnen laten drukken, als gewoonlijk door<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
243<br />
Thieme in Zutphen. Uit Lausanne zond <strong>Couperus</strong> hem het gebruikelijke lijstje met<br />
adressen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> te versturen presentexemplaren. 24 Ditmaal kon dat trouwens dienen<br />
<strong>voor</strong> twee boeken, want Veen was ook al met De stille kracht bezig, die van<br />
September af in De Gids begon te verschijnen. <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r, zijn schoonmoe<strong>de</strong>r<br />
in Gabroe op Java, zijn zwager Valette en Trudy, het zijn als steeds <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />
namen. Ook zijn broer John Ricus stond er op, dit vanwege <strong>de</strong> op Meester Cornelis<br />
genoten gastvrijheid, en nog altijd kregen ook Jan ten Brink, Frans Netscher en Johan<br />
Ram zijn werk ten geschenke. De laatste bevond zich nog steeds als militair attaché<br />
in Zuid-Afrika. <strong>Couperus</strong> liet <strong>de</strong> boeken dus maar naar Johans va<strong>de</strong>r in Zeist sturen.<br />
Minta Baud werd evenmin vergeten. En, een aardige toevoeging: dokter A. Ellinger<br />
in Tegal kreeg een exemplaar van De stille kracht als herinnering, uit dankbaarheid<br />
wegens verleen<strong>de</strong> medische hulp in <strong>de</strong> vorm van veel kinine (régime Koch) bij <strong>de</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns het avondlijke tafeldansen aan zee opgedane malaria.<br />
Voor <strong>Couperus</strong> het kon betrekken, moest er in Nice natuurlijk eerst nog veel aan<br />
het huis war<strong>de</strong>n gedaan. In het bijzon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> Elisabeth brak er nu een drukke tijd<br />
aan. Alles werd geregeld vanuit het beken<strong>de</strong> Grand Hótel Continental.<br />
Was Cornélie <strong>de</strong> Retz van Loo daar al eens in bed beland, nu eindig<strong>de</strong> zij er in<br />
een kast. Want zodra <strong>Couperus</strong> er begin oktober het eerste exemplaar van Langs<br />
lijnen ontving, kwam hij tot een afschuwelijke ont<strong>de</strong>kking. Deze bracht hem tot een<br />
zie<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, onbedwingbare driftbui die hem <strong>de</strong>ed losbarsten in het volgen<strong>de</strong> proza,<br />
waar <strong>de</strong> charmante auteur zijn uitgever wel zeer mee verrast moet hebben: 25 ‘Voor<br />
ik U er iets an<strong>de</strong>rs van zeg,’ zo kreeg Veen in Amsterdam te lezen, ‘kan ik niet nalaten<br />
da<strong>de</strong>lijk U te mel<strong>de</strong>n dat ik hoogst onaangenaam gestemd ben door het volgen<strong>de</strong>. Ik<br />
zie namelijk door <strong>de</strong>n geheelen roman het woord salon, dat ik altijd en overal<br />
mannelijk heb genomen: <strong>de</strong> salon, veran<strong>de</strong>rd in het salon: iets, waarvan ik kippenvel<br />
krijg; terwijl ik tevens niet begrijp wie <strong>de</strong> rustige brutaliteit heeft om dit het geheele<br />
boek door op eigen gezag te hebben veran<strong>de</strong>rd. Want dat gezelve <strong>de</strong> schuldige zijt,<br />
kan ik niet aannemen: in al mijn boeken is salon altijd mannelijk genomen. Zeg mij<br />
dus s.v.p. wie dit gedaan heeft, of vorsch het <strong>voor</strong> mij uit: is het een corrector of een<br />
zetter, meld mij dan s.v.p. adres; want ik ben niet van plan het erbij te laten en wil<br />
dien vriend persoonlijk een repriman<strong>de</strong> toedienen. Ook ben ik van plan in het<br />
Va<strong>de</strong>rland in een artikel die onzijdigheid van salon te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
244<br />
herroepen. Ik heb geen lust die bêtise te slikken. Ze be<strong>de</strong>rft mij het geheele boek,<br />
dat ik niet meer heb ingezien en niet meer van plan ben in te zien.<br />
Misschien vindt ge dit overdreven, maar zoo zijn nu soms <strong>de</strong> zielen van ons, arme<br />
romanciers. Ik kan het boek niet meer zien. Laat me U nog zeggen, dat ik het mooi<br />
gedrukt vind, en dat het mooi openvalt bij ie<strong>de</strong>re bladzij<strong>de</strong>. De band vind ik niet erg:<br />
mijn vrouw vindt dien echter niet leelijk. Maar het boek ligt in een kast, en ik kijk<br />
er niet meer naar.’<br />
Daarmee was Veen er nog niet, want een dag later ging <strong>Couperus</strong> briesend ver<strong>de</strong>r.<br />
Hier herkennen wij een eigenschap van zijn va<strong>de</strong>r, die soms in schier apocalyptische<br />
woe<strong>de</strong> kon ontsteken. (In <strong>de</strong> familie gaat het verhaal hoe papa aan tafel eens een<br />
taling - kostbaar gerecht, hém alleen <strong>voor</strong>gezet omdat hij <strong>de</strong> pater familias was -<br />
dwars door <strong>de</strong> eetkamer heeft geslingerd uit verontwaardiging omdat hij alléén die<br />
moest opeten. 26 ) <strong>Couperus</strong> moet slecht geslapen hebben van het bedorven boek, en<br />
Elisabeth eveneens. Ditmaal schreef hij, ‘kalmer’ naar hij beweert: ‘Zoowel mijn<br />
vrouw als ik vin<strong>de</strong>n het eenvoudig van zulk een ongehoor<strong>de</strong> brutaliteit, dat wij er<br />
versteld van staan. Het is mij lets onbegrijpelijks, van arrogante eigendunkelijkheid<br />
en brutaliteit, dat als ik <strong>de</strong> revizie-vellen verzend ter afdrukken iemand an<strong>de</strong>rs er op<br />
zijn eigen houtje in gaat zitten knoeien. Was het éen keer, in <strong>de</strong>n beginne, veran<strong>de</strong>rd,<br />
ik zoû nog kunnen gelooven aan een zetter of corrector, die dacht, dat ik mij vergist<br />
had en die mij ten beste die vergissing wil<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren. Maar dat eenvoudigweg<br />
door <strong>de</strong>n geheelen roman een woord, dat ik steeds zoowel in mijn spreektaal, als in<br />
al mijne werken mannelijk nam, veronzijdigd is gewor<strong>de</strong>n door iemand, die het niet<br />
met mij eens was, neem ik niet aan. [...] Zooals ik U zei<strong>de</strong>, zal ik in <strong>de</strong> pers dat<br />
onzijdige geslacht herroepen. [...] Ik <strong>de</strong>hk, dat ik mijn stukje naar <strong>de</strong>n groenen<br />
Amsterdammer zend. Ik hoû liever niet van die histories in het publiek, maar dit is<br />
mij te bar.’ Zou Veen na <strong>de</strong>ze brief nog veel zin gehad hebben naar Nice te komen,<br />
<strong>voor</strong> een bezoek waarvan <strong>Couperus</strong> gegaran<strong>de</strong>erd had: ‘het zal heel gezellig zijn’?<br />
Van een ingezon<strong>de</strong>n stuk is het niet gekomen, daar Thieme vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk<br />
schriftelijk zijn verontschuldigingen aanbood. <strong>Couperus</strong> had het trouwens te druk<br />
met an<strong>de</strong>re dingen, en nu hij eenmaal stoom had afgeblazen liet hij <strong>de</strong> zaak <strong>voor</strong> wat<br />
<strong>de</strong>ze was. Dat hij <strong>voor</strong> zulke dingen <strong>de</strong>sondanks een olifantegeheugen had, blijkt uit<br />
het feit dat hij er in 1913 en 1914 nog weer eens hatelijk op teruggekomen is. 27<br />
Op 8 oktober, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> drukproeven van De stille kracht, gingen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
245<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth <strong>de</strong>finitief van hun hotel over naar het nieuwe huis. Enthousiast<br />
schreef hij ruim een week later, aan zijn nichtje Constance Valette in Indië: 28 ‘En nu<br />
zitten wij hier: Betty nu en dan nog nerveus, verle<strong>de</strong>n zelfs een attaque van die<br />
beroer<strong>de</strong> koorts weêr gehad, maar we hebben alle hoop dat het klimaat van Nice haar<br />
genezen zal. O, Stan, het is hier verrukkelijk die zachte zon, die blauwe lucht, om<br />
ons heen bloeien<strong>de</strong> boomen, olean<strong>de</strong>rs en mimosa en nu, 17 Oct, gaat onze propriétaire<br />
haar tuin beplanten met viooltjes, en gras zaaien. Want's zomers is het hier wat dor,<br />
men zegt echter <strong>de</strong>licieus weer zodat wij hopen 's zomers hier ook te kunnen blijven<br />
(Ik schrijf op mijn knie, van daar het grillige schrift). Wij hebben een allerliefst<br />
appartement, in een keurig huis, bien habité, 2 generaals, et puis 1 baron et 2 baronnes;<br />
une <strong>de</strong>s baronnes est la baronne du baron, et l'autre baronne c'est tante Marie van<br />
Amerongen!!! Want ze logeert bij ons en <strong>de</strong>elt nog onze huidige misère. Want onze<br />
meubels zijn nog niet aangekomen, en onze tapissière (je weet dat is een groote<br />
verhuiswagen: pardon, als je het wist!) zwerft ergens bij Lugano en kan niet ver<strong>de</strong>r,<br />
om <strong>de</strong> overstroomingen bij Genua, die verschrikkelijk zijn geweest. En nu zitten wij<br />
hier, een rijk tapijt on<strong>de</strong>r onze voeten (groen op groen, distel patroon) maar aan een<br />
keukentafel en op stoelen geleend van <strong>de</strong> propriétaire. Slaapkamer ameubelement<br />
moesten wij koopen en ook batterie <strong>de</strong> cuisine: wij slapen dus en eten al heel<br />
comfortable en lekker, maar niets is ver<strong>de</strong>r af: een plafond wordt nog overgeschil<strong>de</strong>rd,<br />
gas moet nog wor<strong>de</strong>n aangelegd, etc, etc. Daarbij gaat alles heel langzaam, want<br />
ie<strong>de</strong>reen heeft tijd in Nice, niemand haast zich, en alle werklui flanceren <strong>de</strong>n halven<br />
dag in <strong>de</strong> zon en aan <strong>de</strong> zee, en genieten la joie <strong>de</strong> vivre, maar die luchtige<br />
levensopvatting maakt, dat we wel een paar maan<strong>de</strong>n noodig zullen hebben om<br />
geinstalleerd te zijn.<br />
Tante Marie is heel gezellig, een dot van een mensch; zij is Roomsch gewor<strong>de</strong>n<br />
en wel wat verloren in allerlei <strong>de</strong>vote praktijken, met abbé's etc. maar we laten haar<br />
daarin natuurlijk geheel haar gang gaan; en hoewel we haar in sommige opzichten<br />
wat bekrompen vin<strong>de</strong>n gewor<strong>de</strong>n - ze is bijv. Anti-dreyfussard -, is ze gezellig, en<br />
lief; en helpt Betty met alles. Ze vindt echter dat wij veel te veel geld uitgeven en<br />
noemt Betty dan op goedkoope adressen van slagers en krui<strong>de</strong>niers, en Betty wil<br />
niet, want die is bang <strong>voor</strong> goedkoope victualiën. Tante is erg zuinig - trouwens ze<br />
heeft bijna niets en ze geeft <strong>de</strong> helft nog weg aan <strong>de</strong> abbé's en <strong>de</strong> kerk - en we hebben<br />
verle<strong>de</strong>n vreeslijk gelachen, toen ze zei<strong>de</strong>, heel ernstig: ik leef van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
246<br />
niets: ik <strong>de</strong>jeuneer, met 2 bananen!! In volle ernst! Ja, het is hier verrukkelijk en ik<br />
heb alle hoop dat, Betty weer geheel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> zal wor<strong>de</strong>n. Ze geniet van haar eigen<br />
huis, hoe onvolledig het ook nog is [...].’<br />
In <strong>de</strong> keuken zwaai<strong>de</strong> <strong>de</strong> door tante Marie meegebrachte Zwitserse keukenmeid<br />
Aline <strong>de</strong> scepter. Die dag kwam ook <strong>de</strong> behanger met gordijnstoffen. Daar <strong>Couperus</strong><br />
intussen <strong>voor</strong> zichzelf al had afgerekend met art nouveau, koos hij een klassiek<br />
motief: mauve irissen op zacktgroen fond. Het moest een mooi appartement wor<strong>de</strong>n.<br />
Zijn eigen kamer, <strong>de</strong> hal en <strong>de</strong> eetkamer wer<strong>de</strong>n in oudhollandse stijl ingericht, een<br />
boudoir Empire en <strong>Louis</strong> XIV door elkaar (!), een slaapkamer Engels, en <strong>de</strong> gang<br />
werd in tweeën ge<strong>de</strong>eld door een ‘velum’ dat <strong>Couperus</strong> van zijn zuster Trudy uit<br />
Indië had meegekregen. Het ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het allemaal meer geld<br />
kostte dan hij had berekend. Daarom vroeg hij Veen op 28 oktober om een lening<br />
van vijfduizend gul<strong>de</strong>n tegen zes procent. Deze ging daar op in. <strong>Couperus</strong> realiseer<strong>de</strong><br />
zich echter dat hij zich nu werkelijk in <strong>de</strong> schul<strong>de</strong>n begon te steken en dat dit zo niet<br />
door kon gaan. Wel had hij nog inkomsten te verwachten uit een Italiaanse vertaling<br />
van Wereldvre<strong>de</strong> door gravin Dina <strong>de</strong> Sor<strong>de</strong>volo, en uit een Franse van Lang's lijnen<br />
door Teodor <strong>de</strong> Wyzewa. Hij was daar trots op en Veen mocht er best eens<br />
ruchtbaarheid aan geven - ‘dan zien mijn preutsche landgenooten, dat ze me in het<br />
buitenland nog wel mogen’ - maar erg veel bracht het nu ook weer niet in het laatje. 29<br />
Hij moest dus maar weer aan een boek beginnen. Flanerend door Nice zag hij op<br />
een dag bouwvakarbei<strong>de</strong>rs bezig met het optrekken van een kolossaal nieuw blok<br />
appartementen. Het zwoegen, sjouwen en hijsen fascineer<strong>de</strong> hem en het beeld bleef<br />
hem bij. Dit was het ogenblik waarop hij in een flits zijn inspiratie <strong>voor</strong> het verhaal<br />
Babel kreeg, 30 een symbolistische vertelling - geen roman, zoals hij Veen ten onrechte<br />
schreef - waarin het bouwen aan <strong>de</strong> bijbelse toren centraal zou staan. Heel dui<strong>de</strong>lijk<br />
zweef<strong>de</strong> het hem nog niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest, maar, zo schreef hij zijn uitgever in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
brief, 31 ‘Zoodra ik wat op or<strong>de</strong> ben, ga ik beginnen aan Babel, heel rustigjes aan’.<br />
De stofwolk die Langs lijnen intussen in Holland <strong>de</strong>ed opwaaien kon <strong>Couperus</strong>'<br />
zui<strong>de</strong>lijke hemel niet verduisteren. Het verbaas<strong>de</strong> hem wel. ‘Het is vreemd zooals<br />
men zulk een boek in Holland zon<strong>de</strong>rling beoor<strong>de</strong>elt, als ik be<strong>de</strong>nk dat <strong>de</strong> Wyzewa<br />
mij oogenblikkelijk een langen brief schreef en verzocht het boek te vertalen in het<br />
Fransch,’ zo schreef hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
247<br />
Veen. 32 Hij liet daar een interessante kenschets van <strong>de</strong> roman op volgen. die dui<strong>de</strong>lijk<br />
maakt wat hij eigenlijk met Langs lijnen bedoeld had: ‘Als ze het nu beschouwen<br />
als <strong>de</strong> studie van een vrouw, die zich in drie mannen als in drie spiegels an<strong>de</strong>rs ziet,<br />
en toch <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> blijft, dan zou<strong>de</strong>n ze het misschien meer waar<strong>de</strong>eren... Enfin, in<br />
alle gevalle wordt het niet doodgezwegen...’<br />
De drie spiegels wor<strong>de</strong>n ook door hem genoemd in een uitvoerige brief van 8<br />
november 1900 over het boek aan W.G. van Nouhuys. De laatste had <strong>de</strong> roman in<br />
Het Va<strong>de</strong>rland gerecenseerd en nogal wat kritiek geleverd. Na Langs lijnen vergeleken<br />
te hebben met Gabrielle van Augier, Ma<strong>de</strong>leine Férat van Zola en L' empreinte van<br />
Hermant, kwam Van Nouhuys tot een tamelijk negatief gekleur<strong>de</strong> visie op <strong>de</strong><br />
Cornélie-figuur. <strong>Couperus</strong> nam het echter <strong>voor</strong> haar op en schreef, in een daarna<br />
door Van Nouhuys gepubliceer<strong>de</strong> brief, on<strong>de</strong>r meer: ‘Neen, mijn arme Cornélie is<br />
niet superieur: zij is eenvoudig een vrouw, wier bloed in opstand komt tegen hem,<br />
met wien zij samen moet zijn; een vrouw, die kunst alleen begrijpt door een gevoel<br />
van waarlijk hooge lief<strong>de</strong> heen: het geschenk, dat <strong>de</strong> meelij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> machten haar<br />
gegeven hebben, terwijl zij haar langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid, na <strong>de</strong>n fyzieken<br />
schok in haar Ieven, terug lei<strong>de</strong>n tot een absoluut moeten en niet an<strong>de</strong>rs mogen;<br />
een vrouw, die in het leege van haar Ieven nà <strong>de</strong>n schok zich meent te troosten met<br />
“mo<strong>de</strong>rn” te zijn, “feministe” te zijn, aan mo<strong>de</strong>rne kwesties te “doen”... [...]. Zij is<br />
noch superieur, noch artistiek: zij is eenvoudig een kleine mensch, ook al <strong>de</strong>nkt<br />
zij wel eens niet klein te zijn...’<br />
Cornélie zag zich in achtereenvolgens Duco, <strong>de</strong> prins en Ruud Brox als in drie<br />
spiegels verschillend weerkaatst, maar bleef in wezen onveran<strong>de</strong>rlijk <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> vrouw<br />
omdat zij niet an<strong>de</strong>rs kon. 33<br />
Met <strong>de</strong> geïlllustreer<strong>de</strong> uitgave van Majesteit liep het nog niet vlot. Wel kwam Fi<strong>de</strong>ssa<br />
nu, in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk, met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> tekening van Jan Toorop uit. <strong>Couperus</strong> vond<br />
<strong>de</strong>ze heel mooi. Hij sprak zelfs van ‘allerliefst’, wat Toorop, had hij het geweten,<br />
wel niet <strong>de</strong> juiste kwalificatie zou bebben gevon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> het. Bij<br />
herhaling is hij er in zijn brieven op teruggekomen. 34<br />
Mocht hij dan al uitgekeken zijn op art nouveau, of op style mo<strong>de</strong>rne zoals hij het<br />
noem<strong>de</strong>, diep gelukkig heeft hem <strong>de</strong> gebatikte band van De stille kracht gemaakt,<br />
toen die in november 1900 uit Amsterdam arri-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
248<br />
veer<strong>de</strong>. Zijn commentaar spreekt <strong>voor</strong> zichzelf: 35 ‘Wij zijn bei<strong>de</strong>n verrukt over De<br />
Stille Kracht, die gisteren in gebarikt katoen en fluweel zijn intocht <strong>de</strong>ed!! Het is<br />
prachrig mooi; ik kan niet an<strong>de</strong>rs zeggen. Wij zijn erbei<strong>de</strong>n in extaze over, en ik heb<br />
een kin<strong>de</strong>rachtig pleizier dat mooie boek telkens in mijn hand te nemen. Ik dacht<br />
eerst aan een paar kennissen er een paar ca<strong>de</strong>au te geven, maar ik ben er te gierig toe<br />
en hoû al <strong>de</strong> exemplaren <strong>voor</strong> mijzelf! Hul<strong>de</strong>, hul<strong>de</strong>!! Ik zal zeggen, dat ze ze maar<br />
moeten bestellen. Kosten ze duur en <strong>de</strong> fluweelen, is die ook in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l, of is dat<br />
maar iets buitengewoons <strong>voor</strong> mij?? Maar ik zal er over moeten hooren, over die<br />
“luxe”, waarin ge dat onfatsoenlijke boek hebt gekleed! Onfatsoenlijk en luxueus,<br />
dat is te erg, hoor, samen!<br />
Ze zijn bepaald heel mooi. De katoenen zijn bepaald lekker <strong>voor</strong> het oog en <strong>de</strong><br />
fluweelen is net <strong>de</strong> vleugel van een kapel, met die aren er door. Wat doen ze dat<br />
mooi! Hul<strong>de</strong> aan alien, die er aan hebben meê gewerkt.’<br />
Terwijl <strong>Couperus</strong> dit schreef, viel <strong>de</strong> zon op zijn sclirijftafel. Dat was niet elke<br />
dag zo. Het weer in die dagen gedroeg zich wisselvallig. Zelfs in Nice bleek het<br />
hevig te kunnen stormen. In een <strong>de</strong>rgelijk noodweer zette te Marseille Paul Kruger<br />
voet aan wal, <strong>voor</strong> een bezoek aan Europa waar hij Frankrijk en Duitsland wil<strong>de</strong><br />
bewegen tot interventie in <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Transvaalse Oorlog. De Franse presi<strong>de</strong>nt<br />
Loubet heeft Kruger in audiëntie ontvangen. De Duitse keizer wenste echter niet met<br />
hem te spreken. In Ne<strong>de</strong>rland was <strong>de</strong> stemming enthousiast genoeg - koningin<br />
Wilhelmina heeft Kruger zelfs <strong>de</strong> kruiser Gel<strong>de</strong>rland ter beschikking gesteld -<br />
waardoor ook <strong>Couperus</strong> er indirect mee te maken kreeg: hem werd namelijk gevraagd<br />
mee te werken aan het boek Paul Kruger's tocht.<br />
Zij die hem dit vroeg was mevrouw J.M.C.B. Waszklewicz-Van Schilfgaar<strong>de</strong><br />
(1850-1937), <strong>Couperus</strong> niet onbekend, daar zij als bewon<strong>de</strong>raarster van Wereldvre<strong>de</strong><br />
hem in 1898 gevraagd had lid te wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>, me<strong>de</strong> door haar opgerichte,<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Vrouwenbond ter Internationale Ontwapening. <strong>Couperus</strong> had dit<br />
lidmaatschap op 4 <strong>de</strong>cember 1898 aanvaard. Nu echter stel<strong>de</strong> zij hem <strong>voor</strong> een gratis<br />
o<strong>de</strong> te schrijven <strong>voor</strong> een album dat Kruger moest eren en steunen. 36 Het lokte hem<br />
niet aan. Op 14 november 1900 antwoord<strong>de</strong> hij haar: 37 ‘Het zoû mij een groot<br />
genoegen zijn aan Uw vrien<strong>de</strong>lijk verzoek te voldoen en ik heb er een paar dagen<br />
over nagedacht, maar ik geloof niet, dat ik het talent heb iets geschikts <strong>voor</strong> Uw Boek<br />
te schrijven. Ik ben er niet “kort” genoeg <strong>voor</strong>... Ik hoop dus, dat U het niet aan kwa<strong>de</strong><br />
zin zult toeschrijven, dat ik tot mijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
249<br />
leedwezen niet aan Uw verzoek zal kunnen voldoen, niettegenstaan<strong>de</strong> mijne groote<br />
sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Boeren en alles wat hun ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>ele zoû zijn.’<br />
Mevrouw Waszklewicz liet het hier niet bij zitten, daar zij nauwelijks kon<br />
bevroe<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> niet zozeer te beschei<strong>de</strong>n was als wel weinig bereid een<br />
tekst zon<strong>de</strong>r honorarium af te staan. Zij hield dus aan. Acht dagen later herhaal<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zijn weigering en stel<strong>de</strong> mevrouw tevens handig een verrassend alternatief<br />
<strong>voor</strong>: ‘Hoe het mij ook leed doet na Uw zoo vleiend schrijven U nog eens te moeten<br />
weigeren Uw zoo vereerend verzoek, zie ik toch waarlijk geen kans er aan te voldoen.<br />
Nog eens, wil dit niet toeschrijven aan kwa<strong>de</strong> wil, maar eenvoudig aan zich een<br />
beetje bewust zijn wat men kan en niet kan. - Waarom zoû U niet Hélène Swarth<br />
vragen? Ik geloof zeker, dat zij iets heel moois zoû kunnen schrijven, en hare naam<br />
is zeker in het buitenland bekend.’ - Paul Kruger en <strong>de</strong> Boeren hebben <strong>Couperus</strong><br />
slechts oppervlakkig geïnteresseerd. ‘Wat een enthousiasme! Als het ze maar wat<br />
helpt, <strong>de</strong> arme kerels,’ schreef hij Veen. 38 Politiek boei<strong>de</strong> hem weinig. Van kind af<br />
aan was <strong>Couperus</strong> daartoe, in een beschermd milieu waar altijd geld was en sociale<br />
problemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van <strong>de</strong> salon bleven steken - <strong>de</strong> brochures van papa gaan<br />
meer van eigenbelang dan van an<strong>de</strong>rmans nooddruft uit - niet opgevoed. Bovendien<br />
was hij altijd veel te veel op zichzelf gericht geweest. Hij wist zich behaaglijk<br />
gedoemd tot <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> eeuwige toeschouwer. Veel meer dan het boek van<br />
mevrouw Waszklewicz, of welk an<strong>de</strong>r boek dan ook, interesseer<strong>de</strong>n hem zijn eigen<br />
romans en portemonnee.<br />
<strong>Een</strong> brief van 20 <strong>de</strong>cember 1900, we<strong>de</strong>rom aan zijn nichtje Constance Valette in<br />
Pasoeroean gericht, vat het verschijnen van De stille kracht en <strong>de</strong> eerste reacties erop<br />
samen: 39 ‘Het doet mij plezier, dat <strong>de</strong> Stille Kracht je zoo bevallen is! En papa? Ik<br />
had hem gaarne het manuscript laten lezen [in verband met Gerard Valettes aan<strong>de</strong>el<br />
in <strong>de</strong> tekst], maar Van Hall en Veen hebben mij om beurten <strong>voor</strong>tgezweept, tot ik<br />
dol werd en <strong>de</strong> roman - niet eens overgeschreven want <strong>de</strong> secretaris Betty was ziek,<br />
gedrukt is gewor<strong>de</strong>n naar mijn onleesbaar manuscript tot wanhoop van Van Hall,<br />
Veen, alle zetters, en mij, die <strong>de</strong> onmogelijkste proeven te corrigeeren kreeg! En dat<br />
allemaal in het buitenland, Lausanne en Ba<strong>de</strong>n, zoodat ik half gek werd bij ie<strong>de</strong>re<br />
post. Enfin, dat is nu gele<strong>de</strong>n! Maar dat opgezweep is niet dienstig; als het kalmer<br />
gaat verbetert men nog hier en daar en nu gingen rezi<strong>de</strong>nten, ra<strong>de</strong>n-ajoes, Léonie en<br />
Eva etc etc, rts!!... <strong>de</strong> wereld in, zon<strong>de</strong>r<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
250<br />
omkijken hoor, ie<strong>de</strong>r met een schop achter hun <strong>de</strong>rrière (De <strong>de</strong>rrière van Léonie heeft<br />
in Holland veel bekijks en hoofdschud<strong>de</strong>ns veroorzaakt!!!) Enfin, ik ben blij, dat het<br />
boek, met zoo een bliksemsnelle geboorte, niet slechter is gewor<strong>de</strong>n dan het is, hoewel<br />
papa-auteur er vele slapheidjes in weet... Het heeft nogal succes in Holland, meer<br />
dan <strong>de</strong> Lijnen, die ze wel erg gelezen, besproken, beschreven hebben, maar altijd<br />
zeggen<strong>de</strong>, dat het een immoreel boek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer was. Daar ben ik het ook<br />
meê eens, maar <strong>de</strong> “huiskamer” is mij zoo een antipathiek vertrek, dat ik er<br />
ge<strong>de</strong>ci<strong>de</strong>erd niet <strong>voor</strong> schrijven wil.<br />
Ik heb niets gelezen uit Indische couranten: kan je mij die Indische kritieken niet<br />
eens zen<strong>de</strong>n; toe, doe eens je best (Locomotief, Soerab. Cr. en Bat. couranten); schrijf<br />
eens wat briefkaartjes of ze er ook nummers nog van hebben: <strong>Louis</strong>tje weet van niets!<br />
Veen schijnt ook geen Indische bla<strong>de</strong>n te ontvangen.’<br />
Uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief vernemen wij ver<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> het in Nice erg prettig vond,<br />
maar dat het werken aan Babel nog niet erg wil<strong>de</strong> vlotten. Hij schreef namelijk: ‘En<br />
Nice is heerlijk, bijna te heerlijk, want je droomt hier weg in zon, zalige lucht; daarbij<br />
eten we heerlijk door mid<strong>de</strong>l van onze tali-birò (blauwe koord = Aline); zoodat het<br />
leven is éen zacht materialisme, met alleen <strong>de</strong>ze wroeging erin dat noch Betty noch<br />
ik iets uitvoeren dan eten, flaneeren, en nog eens flaneeren en eten... Oh, Madame,<br />
zegt <strong>de</strong> dokter, en zijn vrouw zegt het hem na: on sort... on sort... il y a le soleil... la<br />
mer... bleu.. bleu... et on sort... Zeg dat nu na met een vaag gebaar, een vage blik, en<br />
je hebt <strong>de</strong> stemming van een Niçoise flânerie... Je droomt hier weg. Toch ga ik - als<br />
leerling van Zola: nulla dies sine linea - ie<strong>de</strong>ren dag <strong>voor</strong> mijn schrijftafel zitten; <strong>de</strong><br />
i<strong>de</strong>eën zijn er wel, maar hand en pen flaneêren en trekken schotsche en scheve lijntjes,<br />
in plaats van sierlijke zinnen te cizeleeren...<br />
Wij ver<strong>de</strong>digen ons tegen te veel kennissen, maar het gaat niet: dan komt tante<br />
Marie met een Russische dame, dan Mevrouw Scheurleer met een jonge Rumeniër<br />
etc etc... Wij bin<strong>de</strong>n ons echter niet en beantwoor<strong>de</strong>n eerst nu na drie maan<strong>de</strong>n eenige<br />
visites: en dan excuzeeren we ons door te zeggen: nous sommes <strong>de</strong>s sauvages et nous<br />
nous sommes commandés <strong>de</strong>s tuniques en plumes rouges, bleues, vertes - zie je ons<br />
zoo à la Hiawatha loopen langs <strong>de</strong> Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais?? -, we weten niets van<br />
beschaaf<strong>de</strong> manieren!!! Zoo vervelend Stan, zooveel kennissen; Betty en <strong>Louis</strong> willen<br />
niet, eten thuis lekker<strong>de</strong>r dan in het Hôtel, bij Mevrouw<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
251<br />
Scheurleer, en wor<strong>de</strong>n vreeselijke huismossen, in hun gezellige huisje. Daar!’<br />
Twee dagen later, in een kerstbrief aan Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein, schreef hij: 40 ‘Ik<br />
ben nu weer wat aan het werk, maar hoewel <strong>de</strong> geest fertiel is, <strong>de</strong> hand lui vanwege<br />
<strong>de</strong> zon en <strong>de</strong> blauwe lucht. Ik wil me nu ook aanwennen 's morgens uit te gaan, en<br />
's middags te werken, want met dat twee maal per dag flaneeren voer je niets uit. Het<br />
is hier wel een paradijs: verle<strong>de</strong>n zijn we naar Beaulieu getramd. Die parelblauwe<br />
lucht, zee, bloemen aan muren en hekken van villa's, rozen, bloeien<strong>de</strong> clematis, het<br />
is prachtig! Heel tevre<strong>de</strong>n alleen niet met <strong>de</strong> Niçoise leveranciers van gordijnen etc.,<br />
want dat gaat alles zóó langzaam.’<br />
Sociaal verkeer trachtte hij zoveel mogelijk te ontlopen. Van Booven vertelt dat<br />
hij een enkele keer <strong>de</strong> Félibres ontving, auteurs die het ou<strong>de</strong> Provençaals van <strong>de</strong><br />
troubadours <strong>voor</strong> hun werk gebruikten. 41 Soms ook ging hij op bezoek bij <strong>de</strong> al ten<br />
tonele gevoer<strong>de</strong>, mondaine huisarts, die ontvangsten hield en ‘thees’ gaf waar dan<br />
wel eens een koortje zong. Hoewel <strong>Couperus</strong> daar niet erg op belust was - ‘een beetje<br />
vol en benauwd, zoo een thee met koren’ - stel<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> winter zelf<br />
<strong>de</strong>rgelijke jours in, die 's middags om vijf uur begonnen. Dit had het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat<br />
hij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dagen van bezoek verschoond bleef.<br />
De avon<strong>de</strong>n bleven gereserveerd <strong>voor</strong> zijn lectuur. In die tijd las hij <strong>voor</strong>al Henryk<br />
Sienkiewicz, wiens historische romans veel opgang maakten. 42 Te vuur en te zwaard<br />
(1885) en De zondvloed (1886) wer<strong>de</strong>n gevolgd door het boek waar <strong>de</strong> Poolse<br />
schrijver <strong>voor</strong>al zijn roem aan dankt, Quo vadis? (1895). Deze laatste roman heeft<br />
<strong>Couperus</strong> zeer bewon<strong>de</strong>rd. Het <strong>voor</strong>nemen ook zelf ooit een groot historisch werk<br />
te schrijven, spelend in <strong>de</strong> Romeinse keizertijd, moet toen <strong>de</strong>finitief bij <strong>Couperus</strong><br />
hebben postgevat. Al sinds 1895 droom<strong>de</strong> hij van een <strong>de</strong>rgelijk boek. Als on<strong>de</strong>rwerp<br />
dacht hij aan keizer Heliogabalus. In 1905 schreef hij in een prospectus, dat <strong>de</strong> toen<br />
te verschijnen roman De berg van licht aankondig<strong>de</strong>: 43 ‘De roman van Heliogabalus<br />
[...] speel<strong>de</strong> mij reeds tien jaren lang door <strong>de</strong>n geest. Van af het eerste ogenblik, dat<br />
ik <strong>de</strong> ruïnes van Rome zag. [...] Maar ik dacht telkens, geduren<strong>de</strong> al die jaren: ik ben<br />
geen érudit, een “historische roman” te schrijven, is niets <strong>voor</strong> mij... Toch liet <strong>de</strong><br />
i<strong>de</strong>e mij niet los, kwam telkens weêr terug...’<br />
Ook in 1900 wist <strong>Couperus</strong> dat hij er nog steeds niet aan toe was. Zijn gebrekkige<br />
schoolopleiding en het evenmin geschoold zijn in methodiek<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
252<br />
van systematisch historisch on<strong>de</strong>rzoek speel<strong>de</strong>n hem parten. Hoe moest hij, <strong>de</strong><br />
dilettant, dit aanpakken? Als eerste aanzet probeer<strong>de</strong> hij Babel. Maar zelfs dit tamelijk<br />
eenvoudige verhaal kostte hem <strong>de</strong> grootste moeite. <strong>Een</strong> werkelijk historische novelle<br />
heeft hij er overigens niet mee beoogd, Babel hoort eer<strong>de</strong>r thuis in <strong>de</strong> reeks<br />
Psyche-Fi<strong>de</strong>ssa. Historiserend mag men het boekje echter toch wel noemen.<br />
De jaren in Nice, in rust en betrekkelijke afzon<strong>de</strong>ring doorgebracht, zijn <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong>' werk en ontwikkeling zeer vruchtbaar geweest. <strong>Een</strong> journalist van <strong>de</strong><br />
Écleireur heeft hem in zijn nieuwe huis eens een bezoek gebracht. Hoewel <strong>de</strong><br />
weergave van hun ontmoeting eerst uit 1904 dateert, geeft <strong>de</strong>ze een treffend algemeen<br />
beeld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Nice: 44 ‘De woning van een kunstenaar is volstrekt niet<br />
zomaar een onverschillige zaak. In <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> vertrouwelijke omgeving<br />
waar <strong>de</strong> dromen ontbloeien van <strong>de</strong> kunst, openbaart zich <strong>de</strong> geheime persoonlijkheid<br />
die sommige mensen angstvallig verborgen hou<strong>de</strong>n. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, die zich op een<br />
afstand houdt van <strong>de</strong> mondaine en rumoerige stad, heeft <strong>de</strong> afgelegen Avenue<br />
Saint-Maurice gezocht, waarlangs hoge platanen staan die in <strong>de</strong> zomer een fris groen<br />
loverdak doen ontstaan. In <strong>de</strong> herfst lijken zij zich te kle<strong>de</strong>n in een gewaad van bruin<br />
gewor<strong>de</strong>n goud. In <strong>de</strong> winter rijzen zij op, kaal als schimmen van bomen. Instinctmatig<br />
heeft <strong>de</strong> romanschrijver <strong>de</strong> minst zui<strong>de</strong>lijke woonwijk gekozen om er te leven. Men<br />
heeft zo het gevoel dat hij in <strong>de</strong> war raakt door al te felle zon, door <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />
schakeringen van het volle middaglicht. Hij wordt in zijn gemoed pas weer geheel<br />
zichzelf tegen <strong>de</strong> nachtelijke uren, als <strong>de</strong> dag zich be<strong>de</strong>kt met een uiterst fijn ver<strong>de</strong>eld<br />
stof van duisternis. Dan zon<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> gesloten gordijnen hem af van <strong>de</strong> atmosfeer die<br />
buiten heerst. In het beschei<strong>de</strong>n licht <strong>de</strong>r lampen verschijnt het appartement in <strong>de</strong><br />
overzichtelijke or<strong>de</strong> die kenmerkend is <strong>voor</strong> een Hollandse woning, met <strong>de</strong> glanzen<br />
over meubilair en tafels van een merkwaardige mo<strong>de</strong>rne stijl, met <strong>de</strong> zachte rondingen<br />
<strong>de</strong>r stoelen in ge<strong>de</strong>mpte tinten, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> contouren van het Delfts aar<strong>de</strong>werk, het<br />
broze, kostelijke servies van antiek Chinees porselein waarop het wapen van <strong>de</strong><br />
schrijver is aangebracht. En, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze dingen, met hun ingetogen nuances,<br />
ontplooit een Javaanse stof, die als het gewaad is van een vorst of het kleed van een<br />
prinses, haar luister boven <strong>de</strong> schrijftafel.<br />
Deze stof is het symbool van <strong>de</strong> ziel van <strong>de</strong> romancier. Op een on<strong>de</strong>rgrond van<br />
een zacht grijs, een tot materie gewor<strong>de</strong>n mist, zijn gou<strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
253<br />
dra<strong>de</strong>n dooreengeweven, en <strong>de</strong> bijna versluier<strong>de</strong> inslag verzacht dat wat het goud<br />
alleen buitensporig zou doen zijn. Zo ook verbergen <strong>de</strong> zonovergoten ogenblikken<br />
bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> een on<strong>de</strong>rgrond van melancholie. Want van zijn <strong>voor</strong>geslacht<br />
heeft hij een bekommerd gemoed geërfd, maar zijn verblijf in <strong>de</strong> koloniën en in<br />
Zuid-Europa. heeft belet dat hij al te zeer in droefenis zou blijven talmen, en, naast<br />
werken van een bittere waarheid in <strong>de</strong> waarneming, heeft hij sprookjes geschreven<br />
van een verfijn<strong>de</strong> poëzie.<br />
<strong>Een</strong> strenge élégance, een volmaakte keurigheid van manieren, geven <strong>de</strong> slanke<br />
blon<strong>de</strong> [?] romanschrijver dat verlei<strong>de</strong>lijke optre<strong>de</strong>n waarvan men ten onrechte meent<br />
dat slechts mannen van <strong>de</strong> wereld het erven. Daarbij voegt hij <strong>de</strong> bijna vrouwelijke<br />
zachtheid van een blik uit blauwe [??] ogen, <strong>de</strong> charme van woor<strong>de</strong>n die wat traag<br />
klinken door een heel licht vreemd accent, terwijl zijn vermoei<strong>de</strong> glimlach een soort<br />
van hoffelijk scepticisme verraadt. Hij spreekt volstrekt niet over zichzelf, en stelt<br />
men hem vragen, dan antwoordt hij met terughou<strong>de</strong>ndheid, beschei<strong>de</strong>nheid of<br />
misschien wel met <strong>de</strong> geringschatting van hem die het niet van nut acht over zichzelf<br />
te vertellen, daar hij meent dat iemands werk voldoen<strong>de</strong> getuigenis aflegt van zijn<br />
persoonlijkheid.’<br />
Zo woon<strong>de</strong>, leef<strong>de</strong> en droom<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in het eerste eigen huis dat hem echt<br />
beviel. Niet alleen zou hier Babel voltooid wor<strong>de</strong>n, spoedig zou ook <strong>de</strong><br />
indrukwekken<strong>de</strong> reeks van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen er ontstaan. Daarin zou hij<br />
veel verwerken van wat hem jarenlang in zijn eigen grote familie had beziggehou<strong>de</strong>n.<br />
Op een hoger plan gebracht zijn <strong>de</strong>ze levenservaringen niet alleen gewor<strong>de</strong>n tot een<br />
kroniek van Hollands leven in <strong>de</strong> hogere burgerkringen rond <strong>de</strong> eeuwwisseling meer<br />
in het algemeen gesproken, maar in wezen tot veel meer dan dat alleen: tot een<br />
tijdloze, meedogenloze weerspiegeling van ons eigen innerlijk.<br />
In <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>jaarsnacht van het jaar 1900 had het fin-<strong>de</strong>-siècle per <strong>de</strong>finitie afgedaan.<br />
De twintigste eeuw brak aan. Maar <strong>de</strong> schaduwen van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zou<strong>de</strong>n<br />
toch nog lang blijven hangen en pas omstreeks 1914 opklaren.<br />
Eindnoten:<br />
1 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 170 nr. 226.<br />
2 '7 juli 1900: <strong>Couperus</strong>. Vaas: ƒ 40,- Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw Tanja Martin.<br />
3 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 171 nr. 227.<br />
4 I<strong>de</strong>m. 173 nr. 233.<br />
5 I<strong>de</strong>m, 174 nr. 234.<br />
6 I<strong>de</strong>m, 175 nr. 235.<br />
7 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 240.<br />
8 Bastet, Zuil, 82.<br />
9 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 176 nr. 237.<br />
10 Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad, 7 Juli 1900.<br />
11 Maatstaf II (1963), 168 nr. 20.<br />
12 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 174 nr. 234.<br />
13 Brieven van begin mei af, culminerend in brief d.d. 20 juli 1900 (zie noot 12).<br />
14 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 175 nr. 235.<br />
15 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 176 nr. 237.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
17 ‘Ik bevestig, <strong>voor</strong> zooveel noodig, mijne beschikkingen ten behoeve van mijne echtgenoote,<br />
Elisabeth Johanna Wilhelmina Baud, vervat in onze huwelijksche <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>n een en<br />
<strong>de</strong>rtigsten Augustus achttienhon<strong>de</strong>rd een en negentig ten overstaan van <strong>de</strong>n notaris Pieter Cato<br />
<strong>Louis</strong> Eikendal, alhier, verle<strong>de</strong>n. En aan die beschikkingen bij <strong>de</strong>ze uitbreiding willen<strong>de</strong> geven,<br />
verklaar ik bovendien aan mijne genoem<strong>de</strong> echtgenoote te legateeren, vrij van het recht van<br />
successie, primo: eene som van twintig duizend gul<strong>de</strong>n in contanten, aan haar uit te keeren<br />
uiterlijk twaalf maan<strong>de</strong>n nà mijn overlij<strong>de</strong>n, zon<strong>de</strong>r bijpassing van renten, met toekenning van<br />
<strong>de</strong> bevoegdheid aan mijne echtgenoote om <strong>voor</strong> dit bedrag of wel <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>elte daarvan,<br />
aan te koopen eene lijfrente te haren behoeve geduren<strong>de</strong> haar leven op haar lijf gevestigd en<br />
secundo: <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen, welke <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven mijner werken - ingevolge<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>swege met <strong>de</strong>n uitgever aangegane overeenkomst - zullen afwerpen, zoolang zij in het<br />
leven is; en zulks geheel door haar te genieten op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze, als waarop ik <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong><strong>de</strong>elen,<br />
indien ik in leven ware, van mijnen uitgever zou<strong>de</strong> hebben genoten.’<br />
18 Voor Tjicoppo werd in 1883 een bedrag van ƒ 900 000,- gevraagd. Het heeft dus min<strong>de</strong>r dan<br />
een miljoen (van die tijd!) opgebracht. Papa ontving daarvan zelf echter slechts een ge<strong>de</strong>elte,<br />
6/52. Hij bezat daarnaast in Indië nog een huis, en had waarschijnlijk nog an<strong>de</strong>r kapitaal. Van<br />
wat zijn vrouw in 1893 naliet zal hij <strong>de</strong> helft plus een kinds<strong>de</strong>el ontvangen hebben. Elk kinds<strong>de</strong>el<br />
kwam neer op 6,25% van het totaal. Bij twintigduizend gul<strong>de</strong>n per kinds<strong>de</strong>el komt zijn vermogen<br />
neer op in ie<strong>de</strong>r geval ƒ 320 000,-, rond <strong>de</strong> eeuwwisseling zeer veel geld.<br />
19 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 177 nr. 240.<br />
20 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 240.<br />
21 I<strong>de</strong>m, 179 nr. 243.<br />
22 I<strong>de</strong>m, 180; 179-181, nrs. 245-247.<br />
23 I<strong>de</strong>m, 181 nr. 247; 178 nr. 240.<br />
24 I<strong>de</strong>m, 181 nr. 247.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 182 nr. 250.<br />
26 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling door mevrouw Carla Biberle† kleindochter van Trudy Valette-<strong>Couperus</strong>.<br />
27 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza III, 170 noot I: ‘In Langs Lijnen van<br />
Gelei<strong>de</strong>lijkheid veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> corrector, op eigen gezag, overal waar ik van <strong>de</strong> salon sprak dit,<br />
hem vreemd <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong>, mannelijk geslacht in een onzijdig: het salon, wat ik niet geloof,<br />
dat iemand, die salons frequenteert, ooit zegt.’ - Amice, 160 nr. 539 d.d. 16 april 1914.<br />
28 Bastet, Zuil, 82 83.<br />
29 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 185 nr. 253.<br />
30 Zo heeft hij het althans verteld aan Henri Borel (Vad., 18 juli 1923). Wij hebben echter aangestipt<br />
dat hij op Java bij het zien van <strong>de</strong> Zandzee wellicht een allereerste impuls ontvangen heeft. -<br />
Blijkens een brief in het Letterk. Mus. heeft Borel op dinsdag 1 april 1902 bij <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong><br />
avenue Saint-Maurice ge<strong>de</strong>jeuneerd.<br />
31 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 185 nr. 253.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 186 nr. 254.<br />
33 Van Nouhuys herdrukte zijn recensie uit Het Va<strong>de</strong>rland van 28 oktober 1900 later in zijn Uren<br />
met schririjvers (1902), 44-59. <strong>Couperus</strong>' reactie - zeer interessant <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> hoofdthese van<br />
zijn roman beter wil begrijpen - is daar in zijn geheel te vin<strong>de</strong>n (53-56), met het beken<strong>de</strong><br />
commentaar van Van Nouhuys dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> aan het eind optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Brox-figuur niet goed<br />
zou hebben <strong>voor</strong>bereid, een opvatting die, hoewel zeer aanvechtbaar, later door <strong>Couperus</strong><br />
ge<strong>de</strong>eld werd (zie Twee<strong>de</strong> hoofdstuk, 4, noot 36).<br />
34 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 188 nr. 358; 187 nr. 255; 204 nr. 273.<br />
35 I<strong>de</strong>m, 188 nr. 258. De band was ditmaal van J.J.C. Lebeau, zie Braches. Boek als N.K., 248,<br />
261, 374, 375, 508 (nr. 001120).<br />
36 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 189 nr. 258 (met noot 161). In 1900 zou zij Paul Kruger's Tocht publiceren<br />
(teksten en muziek).<br />
37 Brief in het Rijksarchief. Met bijzon<strong>de</strong>re dank aan <strong>de</strong> heer Guido Walraven, die mij daar<br />
vrien<strong>de</strong>lijk op wees (evenals op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief).<br />
38 Zie noot 36.<br />
39 Bastet, Zuil, 85-86<br />
40 V. Booven, Leven, 174.<br />
41 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 200 nr. 269.<br />
43 Amice, 72-73 nr. 405 a .<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
44 Bastet, Zuil, 193. L'Eclaireur, 2 januari 1904. - Zie reeds F.L. Bastet, ‘Vreem<strong>de</strong> ogen zien <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>’ in Thema's <strong>voor</strong> een uitgever (1978; diverse auteurs), 7-9. - Knipsel in het<br />
Letterkundig Museum te Den Haag.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Der<strong>de</strong> hoofdstuk<br />
255<br />
I 1901-1902<br />
Babel herschreven. Imperia. Het Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. ‘Trilogie’ van vier boeken: De boeken<br />
<strong>de</strong>r kleine zielen uit geldnood geschreven. Charles van Deventer contra van Deyssel.<br />
Vertalingen. Berthemont. Sprookjes uit Over lichten<strong>de</strong> drempels. Testament van<br />
papa. Carnaval. De zonen <strong>de</strong>r zon en Jahve. Met Van Nouhuys in Genève:<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland opgericht.<br />
II 1902-1903<br />
De wereld <strong>de</strong>r kleine zielen. G.L. Baud. De Haagse Surinamestraat. Nunspeet, Baarn.<br />
Krankzinnigheid van zijn oudste broer. Theosofismen. Lichtsymboliek in God en<br />
Go<strong>de</strong>n en Het heilige weten. Noodlot en reïncarnatie.<br />
III 1903-1904<br />
Met Ram in Rome. Extatische gedichten: Dionysos als verlosser. Vijf beel<strong>de</strong>n van<br />
Pan<strong>de</strong>r. Terug in Nice. Dionyzos, Endymion. Melancholie van Elisabeth. Opnieuw<br />
Venetië. In <strong>de</strong> bergen. Geldzorgen. L'ngonie van Jean Lombard. Met Trudy in Rome,<br />
Den Haag en Amsterdam. De grote transactie met Veen. Parijs, Barbizon, Nice. Van<br />
ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... Lot en Elly.<br />
IV 1904-1906<br />
L.S.A.M. von Römer. Weer in Rome. De berg van licht. Prospectus. Bij Cyriel<br />
Buysse. Parijs, Nice en vergeefse plannen <strong>voor</strong> Egypte. Vernietigend Gidsartikel<br />
door <strong>de</strong> Scharten Antinks. Sonnetten. Vertrek uit Villa Jules. Bagni di Lucca. De<br />
drie Italiaanse vriendinnen Garzes / Lodomez. Verloren brieven. ‘Orlando?’ Aan <strong>de</strong>n<br />
weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. Twintig jaar Jonger.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
256<br />
V 1906-1908<br />
Laatste bezoek aan Ouida. Palazzo Niccolini, Florence. Dr. H.M.R. Leopold. Dr.<br />
Gisbert Brom en het Ne<strong>de</strong>rlands Instituut te Rome. Luigi Siciliani. Assisi. Met Ram<br />
naar Napels en Capri. Bezoek uit Indië. Nogmaals Venetië. Ernstige moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />
met Veen. Artistieke impasse en geldzorgen. Ziekte van Elisabeth. Pensionplannen<br />
in Nice. Korte verhalen. De lof van <strong>de</strong> leugen. De Orlandojaren.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
I [1901-1902]<br />
257<br />
Het elegante Nice gaf <strong>Couperus</strong> volop gelegenheid zich als dandy uit te leven.<br />
Enerzijds was hij, in het verborgene, <strong>de</strong> har<strong>de</strong> werker. An<strong>de</strong>rzijds toon<strong>de</strong> hij zich<br />
aan <strong>de</strong> wereld als <strong>de</strong> quasi oppervlakkige flaneur. Het een wissel<strong>de</strong> het an<strong>de</strong>r af. Zijn<br />
zwager Gerard Valette heeft hem later eens als volgt beschreven, in een literair portret<br />
dat het artikel in <strong>de</strong> Éclaireur goed aanvult: 1 ‘Steeds een man van zijn huis, niet wat<br />
in <strong>de</strong> dagen van wijlen Alexan<strong>de</strong>r VerHuell ook in ons land een “viveur” heette.<br />
Vergist u om Godswil niet! Geen man van chambrecloack en pantoffels; misschien<br />
liet hij zich liever geeselen. Hij is, ook tehuis en op welk uur van <strong>de</strong>n dag men hem<br />
tegen komt, met zorg gekleed, met coquetterie. Zijn coin <strong>de</strong> feu is <strong>de</strong>licieus van snit<br />
en kleur. Zijn marokijnen huisschoenen zijn gevolgd naar een elegant<br />
renaissance-mo<strong>de</strong>l. Hij moet tweemaal daags flaneeren, - neen, niet buiten! - in<br />
drukke straten met schittierend winkels, over een boulevard, langs een Jetée, een<br />
Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais, met mooie, chic getoiletteer<strong>de</strong> vrouwen en mannen met het<br />
uiterlijk cachet van <strong>de</strong>n gentleman. Hij heeft er behoefte aan als aan lucht en licht.<br />
Wanneer het dreigt te gaan regenen op zijn wan<strong>de</strong>luren, voelt hij zich, - neen echt,<br />
diep ongelukkig. Hij kán er niet tegen. Het carnaval, drukte en vroolijkheid van feest,<br />
hij is er dol op, flirt er met <strong>de</strong> gran<strong>de</strong>s dames, die hij in half Europa leer<strong>de</strong> kennen<br />
en met een vrien<strong>de</strong>lijke uitgelaten midinette, die <strong>voor</strong>bijkomt. Gran<strong>de</strong>s dames,<br />
naaisters, hoe<strong>de</strong>nmaakstertjes, ze vin<strong>de</strong>n hem allen charmant. “Et puis”, verzeker<strong>de</strong><br />
mij in Nice een Parisienne, “il ne tombe jamais amoureux <strong>de</strong> vous, <strong>Louis</strong>. C'est<br />
épatant.”’ Deze dame moet haar naïeve kanten gehad hebben...! Valette teken<strong>de</strong> dit<br />
portret kennelijk uit zijn herinneringen aan een verlofperio<strong>de</strong>. Maar het is kenmerkend<br />
<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' hele verblijf in Nice.<br />
Aan <strong>de</strong> Rivièra voel<strong>de</strong> hij zich thuis en in alle opzichten in zijn element. Dit was<br />
<strong>voor</strong> hem een noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> tot creativiteit. Even<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
258<br />
hard nodig waren een zekere evenwichtigheid en, <strong>voor</strong>al, zelfverzekerdheid. Ook<br />
die had hij bereikt. Levensproblemen meen<strong>de</strong> hij overwonnen te hebben. Met zijn<br />
afwijken<strong>de</strong> seksualiteit had hij zich ten enen male verzoend. De huwelijkssituatie<br />
met Elisabeth, die aan hem <strong>voor</strong>al ook economisch gebon<strong>de</strong>n was - <strong>Couperus</strong> bezat<br />
het kapitaal, <strong>Couperus</strong> verdien<strong>de</strong> het geld; Elisabeth voeg<strong>de</strong> er zelf maar zel<strong>de</strong>n iets<br />
aan toe met haar vertalingen - was <strong>voor</strong> hem een heel gelukkige. Zij ken<strong>de</strong>n elkaar<br />
door en door en wisten wat zij aan elkan<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n. Zolang Elisabeth niet met fysieke<br />
of an<strong>de</strong>re moeilijkhe<strong>de</strong>n kampte, was zij tevens zijn secretaris die zijn werk in het<br />
net overschreef, opdat <strong>de</strong> zetters het goed kon<strong>de</strong>n drukken en <strong>Couperus</strong> niet geplaagd<br />
werd door van fouten wemelen<strong>de</strong> drukproeven. Ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed zij het huishou<strong>de</strong>n,<br />
beheer<strong>de</strong> <strong>de</strong> financiën, zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> alles en schreef waarschijnlijk ook <strong>de</strong> meeste<br />
brieven naar <strong>de</strong> familie in Indië en in Ne<strong>de</strong>rland. Dit maakte het <strong>Couperus</strong> mogelijk<br />
prettig te leven en te werken. Geldproblemen waren er wel steeds. Maar met <strong>de</strong> hoge<br />
honoraria die hij bedong en kreeg, en het overlij<strong>de</strong>n van zijn va<strong>de</strong>r in het toch wel<br />
nabije <strong>voor</strong>uitzicht, waren zelfs die niet wérkelijk zorgwekkend. Het zachte klimaat<br />
<strong>de</strong>ed er ver<strong>de</strong>r het zijne toe.<br />
Ondanks dit alles wil<strong>de</strong> het met Babel, waar <strong>Couperus</strong> in oktober aan begonnen<br />
was in <strong>de</strong> weken van aanpassing aan <strong>de</strong> nieuwe omstandighe<strong>de</strong>n, niet erg vlotten.<br />
Over <strong>de</strong> tamelijk beknopte tekst heeft hij bijna vijf maan<strong>de</strong>n gedaan. Het is een <strong>de</strong>r<br />
weinige boeken die door hem herschreven zijn, toen het verhaal hem na eerste<br />
voltooiing niet vol<strong>de</strong>ed. Op 24 januari 1901 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 2 ‘Babel was al een<br />
maand gele<strong>de</strong>n af... Maar ik ben er niet tevre<strong>de</strong>n over en heb het heele verhaal<br />
overgewerkt en nu wordt het goed. Mocht ge het dus in het <strong>voor</strong>jaar willen uitgeven,<br />
dan kan dat [...]. Het is iets als een droom, een cauchemar, maar an<strong>de</strong>rs erg braaf<br />
geschreven.’ Tien dagen later noem<strong>de</strong> hij het nog steeds ‘een moeilijk ding’, en pas<br />
op 12 februari kon hij met een zucht van verlichting zeggen: 3 ‘Bibel is klaar.’<br />
Intussen was hij in <strong>de</strong>cember begonnen aan ‘een mysterie-spel van <strong>de</strong> vijf zon<strong>de</strong>n’,<br />
met als titel Imperia. 4 De naam van dit satanische wezen zou hij later overdragen op<br />
zijn poes. Het mysteriespel zelf is afwisselend in poëzie en proza geschreven. Hoewel<br />
hij er aanvankelijk in zwolg, heeft hij het drakerige stuk nooit voltooid. Halverwege<br />
vatte hij ineens heel an<strong>de</strong>re plannen op, <strong>voor</strong> een groot, nieuw werk, dat niet alleen<br />
meer inhoud beloof<strong>de</strong> maar tevens meer geld. 5 Imperia kunnen wij een apocalyptische<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
259<br />
fantasmagorie noemen. Dat het niet meer dan een torso is gebleven, zij het dan nog<br />
altijd een torso van flinke afmetingen, hoeven wij nauwelijks te betreuren. De invloed<br />
van Flauberts La tentation <strong>de</strong> Saint Antoine is onmiskenbaar, maar dat werkt allerminst<br />
ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>le, wat immers ook had gekund. Imperia mist ten enen male <strong>de</strong><br />
geserreerdheid van het Franse <strong>voor</strong>beeld. Figuren als Satan, Dis, Gog en Magog,<br />
Bel, naast motieven als heksensabbat, reien van engelen en zon<strong>de</strong>n die als<br />
personificaties optre<strong>de</strong>n, dit alles stamt in zijn algemeenheid uit het <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte<br />
repertoire van <strong>de</strong> late negentien<strong>de</strong> eeuw waar <strong>Couperus</strong> zich, althans wat een <strong>de</strong>el<br />
van zijn werk betreft en al naar gelang zijn luimen ston<strong>de</strong>n, graag door liet<br />
beïnvloe<strong>de</strong>n. Het resultaat bevredig<strong>de</strong> noch <strong>de</strong> lezers van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, noch<br />
hemzelf, noch ook <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne lezer, die zich verbaast over zoveel rimram.<br />
Mutatis mutandis geldt <strong>voor</strong> Babel hetzelf<strong>de</strong>, maar hier is meer aan <strong>de</strong> hand. Dit<br />
boekje wordt gekenmerkt door een strekking die in <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling past.<br />
Het bouwen aan <strong>de</strong> toren van Babel is het centrale gegeven. Steeds weer is er sprake<br />
van bouwmeesters en hun han<strong>de</strong>lingen. Dat er in <strong>Couperus</strong>' familie zeer veel<br />
vrijmetselaars vallen aan te wijzen, lijkt in Babel zijn sporen te hebben nagelaten,<br />
ook al was hij zelf nimmer lid van een loge. 6 <strong>Een</strong> manlijke en een vrouwelijke<br />
hoofdgod. Baäl en Astarte, beheersen proloog, epiloog en <strong>de</strong> ontwikkelingen van het<br />
verhaal daartussen. In een <strong>de</strong>lireren<strong>de</strong> stijl vertelt dit hoe <strong>de</strong> toren oprijst. <strong>Een</strong><br />
koningszoon, Cyrus, die van een her<strong>de</strong>rlijke onschuld is maar door hoogmoed<br />
gedreven wordt eraan mee te bouwen, weigert <strong>de</strong> slaven die het eigenlijke werk<br />
moeten doen af te ranselen. Halverwege wankelt zijn hoogmoed, hij weet niet meer<br />
of hij hoger moet stijgen tot <strong>de</strong> godheid of af moet dalen om <strong>de</strong> lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mensheid<br />
bij te staan. <strong>Een</strong> opperbouwmeesteres, Idonia, tracht hem er toe te verlei<strong>de</strong>n zijn<br />
opwellend me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> zwoegers te verguizen. Hij doodt haar echter en keert<br />
terug naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> epiloog balsemt Astarte dit Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met haar tranen en<br />
zij smeekt Baäl het niet te verschroeien.<br />
Cyrus - en hier hebben wij weer met een woordspel te maken: <strong>de</strong> naam <strong>Couperus</strong><br />
is maar weinig langer! - wendt zich, zo zegt <strong>de</strong> tekst, 7 ‘tot <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>rdduizen<strong>de</strong>n,<br />
millioencn, milliar<strong>de</strong>n... hij gaat en zijn han<strong>de</strong>n zijn open, zijn ziel is open, om hen<br />
te ontvangen!’ Babel dankt zijn ontstaan zoals gezegd aan een bouwwerk dat <strong>Couperus</strong><br />
zelf in Nice zag verrijzen. We kunnen vaststellen dat het min<strong>de</strong>r dit gebouw is<br />
geweest, dat hem zo<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
260<br />
geboeid heeft, dan het zware werk van <strong>de</strong> zich afbeulen<strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong> zag<br />
hun tragische rol. Babel is daarmee een symbolisch verhaal van sociale bewogenheid<br />
gewor<strong>de</strong>n, geschreven door een auteur die <strong>voor</strong> alles door me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n werd gedreven.<br />
<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich verwant aan <strong>de</strong>ze slaven. Zijn eigen werk zag hij niet an<strong>de</strong>rs.<br />
Op vergelijkbare wijze zou hij zich jaren later vereenzelvigen met <strong>de</strong> grootste zwoeger<br />
in <strong>de</strong> antieke mythologie, Herakles.<br />
De Cyrus van Babel heeft <strong>Couperus</strong> intensief beziggehou<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk<br />
hierna geschreven romancyclus De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen zou hij eveneens, zoals<br />
wij zullen zien, één i<strong>de</strong>ale figuur door <strong>de</strong> hele historie heen centraal stellen. Dat is<br />
niet Constance van <strong>de</strong>r Weclke, maar haar zoon Addy. Niet <strong>voor</strong> niets heeft hij <strong>de</strong>ze,<br />
aan het begin van <strong>de</strong> twintigste eeuw, letterlijk ook ‘De man <strong>de</strong>r eeuw’ willen<br />
noemen. 8 Dat hij van die ongelukkige titel is afgestapt doet aan <strong>de</strong> betekenis ervan<br />
niets af.<br />
Babel is daarmee in zekere zin te beschouwen als een proloog tot <strong>de</strong> nog uit te<br />
werken romancyclus. Op 3 februari 1901 schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 9 ‘Plannen, ja<br />
plannen zijn er: <strong>voor</strong> een Hollandsche familie-roman, een soort trilogie, in 3 <strong>de</strong>elen<br />
misschien, maar met afzon<strong>de</strong>rlijke titels, zoodat ge ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el apart kunt uitgeven...<br />
Maar het zijn nog maar plannen, want eerst moet Babel af en goed zijn.’ Hoe sterk<br />
hij zich intussen al op <strong>de</strong> cyclus concentreer<strong>de</strong>, blijkt uit <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling die daar dan<br />
onmid<strong>de</strong>llijk op volgt: ‘Misschien is er I <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> trilogie met het najaar wel af,<br />
want ik heb toch een 8 maan<strong>de</strong>n om het te schrijven, maar natuurlijk kan ik U niets<br />
vasts belooven.’<br />
In een brief van 12 februari, 10 waarin hij mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat Babel voltooid was - hij<br />
voeg<strong>de</strong> er als suggestie aan toe dat Jan Toorop er misschien wel een band <strong>voor</strong> zou<br />
willen ontwerpen; in<strong>de</strong>rdaad heeft <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> opdracht gekregen en uitgevoerd 11 -,<br />
vertel<strong>de</strong> hij tevens iets meer over <strong>de</strong> te schrijven cyclus, die hij ditmaal aanduid<strong>de</strong><br />
met ‘grote roman’. Niet dat hij iets na<strong>de</strong>rs losliet over <strong>de</strong> inhoud, die hem toen nog<br />
maar vaag <strong>voor</strong> ogen stond. Voorlopig ging het hem <strong>voor</strong>al om een berekening van<br />
het honorarium. <strong>Couperus</strong> zat maar steeds te cijferen. Vele jaren later zou hij aan<br />
Henri Borel opbiechten dat De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen in allereerste instantie<br />
geschreven zijn om het geld dat hij er mee hoopte te verdienen. 12 Dit klopt met wat<br />
<strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever laten zien. Allerlei financiële <strong>voor</strong>stellen aan Veen<br />
wer<strong>de</strong>n op 26 maart gemotiveerd met <strong>de</strong> verklaring: 13 ‘Indische reis, ziekte <strong>de</strong>r vrouw,<br />
installatie, dat heeft het hem alles<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
261<br />
gedaan; en gaarne zou ik dit jaar zoo min mogelijk bij Scheurleer toucheeren, om<br />
niet heelemaal in <strong>de</strong> war te komen. Nu gaat het leven rustigjes <strong>voor</strong>t: verstand en<br />
gezondheid komen terug; <strong>de</strong> meubels staan er; <strong>de</strong> vrouw geniet na haar lange ziek<br />
zijn van haar eigen home, en <strong>de</strong> herinneringen aan <strong>de</strong> reis naar haar geboorteplek;<br />
en <strong>de</strong> financiën zullen in 1½ jaar ook heel wat beter staan. Maar dien tijd is het nog<br />
krabben. Gelukkig is het leven te Nice - niet als vreem<strong>de</strong>ling, maar als inwoner - niet<br />
duur, en we leven als kluizenaars. Ziedaar <strong>de</strong> bekentenis!’<br />
Hij dacht nu niet zozeer meer aan een trilogie, als wel aan een boek in twee forse<br />
<strong>de</strong>len. De roman zou De familie en <strong>de</strong> kennissen moeten gaan heten, eventueel met<br />
twee afzon<strong>de</strong>rlijke on<strong>de</strong>rtitels: 14 ‘eén in najaar 1901, éen in <strong>voor</strong>jaar 1902., <strong>voor</strong> ƒ<br />
5000,-, elk boek berekend op een omvang groote-roman (± 200 bl. van mijn copie).<br />
[...] Ik werk geregeld <strong>voor</strong>t aan De Familie en <strong>de</strong> kennissen naar het <strong>voor</strong>beeld van<br />
Meester Zola: Nulla dies sine linea. Het is prettig werken als men er geregeld in<br />
blijft; in Indië werd het schrijven telkens on<strong>de</strong>rbroken, en was ik er telkens uit. Het<br />
boek speelt in Den Haag, als ge wilt genre Eline Vere, maar rijper; in côterieën half<br />
Indisch, half Hollandsch, een meer werkelijke maatschappij, dan die van Eline, die<br />
nog gezien werd door <strong>de</strong>n humbug heen <strong>de</strong>r jongere jaren! Helaas, ze zijn weg, die<br />
jaren!’<br />
Tien dagen later had hij ineens een an<strong>de</strong>re titel bedacht, die <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve zou<br />
wor<strong>de</strong>n: 15 ‘Ik zal <strong>de</strong> boeken noemen met <strong>de</strong>n algemeenen titel: De Boeken <strong>de</strong>r Kleine<br />
Zielen. Het eerste werk heet dan: De Familie en <strong>de</strong> Kennissen. Er zijn een 80<br />
bladzij<strong>de</strong>n van geschreven en mijn vrouw - <strong>de</strong> strengste recensent, die ik heb - was<br />
zeer tevre<strong>de</strong>n over dat begin. We zullen dus hopen, dat het iets moois wordt.’ Deel<br />
twee zou De late lief<strong>de</strong> moeten gaan heten. Maar <strong>de</strong>ze wat banale titel werd weldra<br />
veran<strong>de</strong>rd in Het late leven.<br />
Het oorspronkelijke concept heeft <strong>Couperus</strong> vervolgens, terwijl hij dit twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el<br />
aan het schrijven was, ineens aanmerkelijk uitgebreid. Op 15 juni 1901 kon hij Veen<br />
triomfantelijk mee<strong>de</strong>len: 16 ‘De Familie en <strong>de</strong> kennissen zijn gereed en wor<strong>de</strong>n<br />
gelei<strong>de</strong>lijk overgeschreven, en aan Het Late Leven ben ik begonnen.’ Zo vlug ging<br />
dat, als hij tijd en rust had en zich goed voel<strong>de</strong>. Maar tevens verblufte hij zijn uitgever<br />
met dit nieuws: ‘De Boeken <strong>de</strong>r Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven<br />
wor<strong>de</strong>n; dus met III en IV [waar<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op dat moment nog geen titels bedacht<br />
had] kom ik later bij U aan.’ Hij voeg<strong>de</strong> er nog aan toe: ‘Mijn vrouw, - streng-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
262<br />
ste recensent, die ik heb - was zeer tevre<strong>de</strong>n over De Fam. en <strong>de</strong> kennissen en vond<br />
in het begin van Het Late Leven veel moois. In boek III gebeuren <strong>de</strong> groote tragedies;<br />
in boek IV is mijn kleine held, nu 13 Jaren, een man. - Zoo ge kans ziet I en II<br />
tegelijkertijd in Nov. a.s. te geven, zoudt ge, “als God het wil”, III en IV <strong>voor</strong> het<br />
volgen<strong>de</strong> jaar hebben...’<br />
Hier zijn we getuige van <strong>Couperus</strong>' bijna ongelooflijke werkkracht, van zijn niet<br />
uit het lood te slaan evenwicht, als het er op aankwam, en zijn doorzettingsvermogen.<br />
Al schrijven<strong>de</strong> moet hij steeds meer mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn gaan zien in <strong>de</strong> stof die hij<br />
on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n had. Hij begreep dat een organische ontwikkelingsgeschie<strong>de</strong>nis van<br />
<strong>de</strong> kleine held - Addy van <strong>de</strong>r Welcke - bovendien om een langer tijdsverloop binnen<br />
<strong>de</strong> roman vroeg dan hij aanvankelijk overwogen had. Dit betekent dat <strong>Couperus</strong><br />
slechts van een zeer summier opgesteld concept kan zijn uitgegaan. Naarmate hij<br />
vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, heeft hij het bijgesteld. Dat zijn boek daarmee ten <strong>de</strong>le een toekomstroman<br />
zou kunnen wor<strong>de</strong>n, namelijk zodra hij Addy een te hoge leeftijd zou laten krijgen,<br />
heeft hij niet helemaal <strong>voor</strong>zien. 17 Hij trachtte dit probleem wel enigszins te<br />
on<strong>de</strong>rvangen door het begin van het eerste <strong>de</strong>el niet op een exact jaartal te fixeren,<br />
of het door een vaststaan<strong>de</strong> contemporaine gebeurtenis die in het boek genoemd<br />
wordt - zoals <strong>de</strong> aardbeving op Ternate in De stille kracht - an<strong>de</strong>rszins nauwkeurig<br />
te dateren. Bij Eline Vere waren problemen van <strong>de</strong>ze aard nog enigszins te overzien<br />
geweest, en ze zijn daar ook bevredigend opgelost. Bij een zo omvangrijke cyclus<br />
lagen echter heel wat meer gevaren op <strong>de</strong> loer.<br />
Eind juni wijzig<strong>de</strong> hij ter elf<strong>de</strong>r ure bovendien <strong>de</strong> titel van het eerste <strong>de</strong>el: 18 ‘De<br />
titel F. en K. bevalt mij in eens niet bizon<strong>de</strong>r: ook zie ik Haverschmidt, Familie en<br />
Kennissen!!!’ Hij stel<strong>de</strong> Veen nu <strong>voor</strong> dit te wijzigen in De kleine zielen, wat het<br />
uitein<strong>de</strong>lijk ook gewor<strong>de</strong>n is. Het late leven liet hij. Wat <strong>de</strong> laatste twee <strong>de</strong>len betreft:<br />
‘Voor iii en IV zit ik mij ziek te <strong>de</strong>nken, hoewel ik precies weet hoe <strong>de</strong> boeken wor<strong>de</strong>n,<br />
vind ik nog geen on<strong>de</strong>rtitels. Wij zoeken nog... [...] Het late leven vor<strong>de</strong>rt goed en<br />
wordt... heel mooi, al zeg ik het zelf. Ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken zullen goed wor<strong>de</strong>n,<br />
zullen we hopen. Mijn vrouw heeft het directrice-schap <strong>de</strong>r Copie weêr aanvaard:<br />
gelukkig! Ik dicteer: zoo blijven <strong>de</strong> oogen gespaard.’ - Voor het vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>el overwoog<br />
hij op 28 juni als titel 19 ‘...misschien: De Man <strong>de</strong>r Eeuw... maar dat is nog onzeker...<br />
Dat is dus mijn kleine held van toen...’ Pas op 3 oktober kwam hij met <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve<br />
titels: 20 ‘Zielenschemering (Boek III.) Het Heilige Weten (Boek IV.)’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
263<br />
Strikt biografisch genomen is dit jaar 1901 weinig interessant. <strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> sterk<br />
met en <strong>voor</strong> zijn werk, en bovendien ook in zijn werk. Voor enige opwinding zorg<strong>de</strong><br />
Charles van Deventer, eerst met een waar<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> bespreking in De Locomotief van<br />
De stille kracht 21 ; toen Van Deyssel daarop in maart 1901 een schotschrift tegen <strong>de</strong>ze<br />
roman publiceer<strong>de</strong>, klom Van Deventer nogmaals in <strong>de</strong> pen. Van Deyssel namelijk,<br />
die in één moeite door ook Langs lijnen in <strong>de</strong> vuilnisbak meen<strong>de</strong> te moeten <strong>de</strong>poneren,<br />
gewaag<strong>de</strong> van ‘geacci<strong>de</strong>nteer<strong>de</strong>, lagere belangstelling gaan<strong>de</strong> maken<strong>de</strong><br />
would-be-symbolistische en -mystische romans’, die hij als kunst of literatuur ellendig<br />
vond. De heer <strong>Couperus</strong>, die volgens Van Deyssel reeds in <strong>de</strong> koningsromans proza<br />
van verkou<strong>de</strong>n kappers en vervoer<strong>de</strong> Panopticum-beeldhouwers had geloosd, was<br />
naar zijn mening nu geheel verwor<strong>de</strong>n tot ‘een gewone he<strong>de</strong>ndaagsche dandy, die<br />
liefhebbert in kunst’. Hij meen<strong>de</strong> dan ook zeker te weten, 22 ‘dat als over hon<strong>de</strong>rd jaar<br />
iemant met verstand van Literatuur in Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van dézen tijd zal<br />
schrijven, hij zal schrijven dat er ook nog een min<strong>de</strong>rerangsche feuilleton- of<br />
romanschrijver, genaamd <strong>Couperus</strong>, leef<strong>de</strong>, die in zijn jeugd echter wel wat goeds<br />
heeft gemaakt.’ <strong>Een</strong> nu volstrekt vergeten roman van G. van Hulzen daarentegen,<br />
kwalificeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Amsterdamse criticus als 23 ‘koel en zuiver evenals drinkwater, na<br />
al <strong>de</strong> laffe en wee geparfumeer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>likeur’.<br />
We<strong>de</strong>rom in De Locomotief nam Van Deventer het op 10 mei op briljante en<br />
overtuigen<strong>de</strong> wijze in een regelrecht tegen Van Deyssel gericht betoog <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />
op. 24 Van Deyssels benepen kritiek op juist een boek als De stille kracht noem<strong>de</strong> hij,<br />
en niet ten onrechte, ‘een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> u, een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> uw tijdschrift [het<br />
Tweemaan<strong>de</strong>lijksch Tijdschrift], een schan<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> literatuur en uw land. Gij, die<br />
<strong>Couperus</strong> verwijt op <strong>de</strong>n lageren smaak van het publiek te werken, gij zijt zelf als<br />
dat lagere publiek.’ Van Deventer eindig<strong>de</strong> zijn ver<strong>de</strong>diging met <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong> dat Van<br />
Deyssel een zeer onbetrouwbaar en waanwijs criticus was gebleken, die getoond had<br />
niet in staat te zijn het grote van een ongemeen boek te zien. - Nog in september van<br />
hetzelf<strong>de</strong> Jaar werd Van Deventers artikel herdrukt in Veen's Nieuws, en wel op<br />
aanra<strong>de</strong>n van... <strong>Couperus</strong> zelf, die het, zoals hij het uitdrukte, een genereuze<br />
ver<strong>de</strong>diging vond. 25 Overigens had hij persoonlijk Van Deyssels aanval al<br />
quasi-achteloos met een geringschattend ‘allermakst artikeltje, vind ik’ afgedaan.<br />
Hij had wel interessantere dingen om zich mee bezig te hou<strong>de</strong>n.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
264<br />
Majesteit bij <strong>voor</strong>beeld - door Van Deyssel ook nog weer eens on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige<br />
schimpscheuten van stal gehaald - zou in het najaar nu toch ein<strong>de</strong>lijk een geïllustreer<strong>de</strong><br />
herdruk beleven. Veen had zoals wij zagen W.F.A.S. Vaarzon Morel daartoe een<br />
opdracht gegeven. (Het zou echter tot 1904 duren.) Goed nieuws, maar dan van heel<br />
an<strong>de</strong>re aard, kreeg hij ver<strong>de</strong>r van een Duitse vertaler uit München, Georges Khnopff,<br />
die het plan had opgevat alle werken van <strong>Couperus</strong> in het Frans te vertalen. 26 Honoraria<br />
zou<strong>de</strong>n zij samen <strong>de</strong>len. Helaas is het bij een illusie gebleven. Aan vertalingen van<br />
zijn werk heeft <strong>Couperus</strong> nooit veel verdiend. De Italiaanse bewerking van<br />
Wereldvre<strong>de</strong> door Dina gravin Di Sor<strong>de</strong>volo bleek tamelijk goed van kwaliteit te<br />
zijn maar lever<strong>de</strong> financieel nauwelijks iets op: <strong>de</strong> contessa zond <strong>Couperus</strong> in het<br />
begin van 1902 hon<strong>de</strong>rd lire. 27<br />
Toch bleef hij opgewekt. Na een niet zo zonnige winter als hij gehoopt had - ‘wij<br />
hebben drie maan<strong>de</strong>n lang gehad donkere luchten, en regen, en daar<strong>voor</strong> zit je nu in<br />
Nice!’ 28 - braken <strong>voor</strong>jaarsachtige dagen aan. Veen, in Amsterdam, annonceer<strong>de</strong> hem<br />
<strong>de</strong> geboorte van zijn eerste kind, Maria Theresia, in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling Mica. De Jonge<br />
va<strong>de</strong>r kreeg prachtige bloemen van <strong>de</strong> Rivièra gestuurd en bedankte er <strong>Couperus</strong><br />
hartelijk <strong>voor</strong>. Pijnlijk genoeg moest <strong>de</strong>ze hem echter bekennen dat noch hij noch<br />
Elisabeth op die aardige gedachte waren gekomen. Later bleek dat kennissen van<br />
Veen, op doorreis in Zuid-Frankrijk, er <strong>voor</strong> bedankt had<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n. Met<br />
Sint-Nicolaas heeft <strong>Couperus</strong> toen maar een doos gekonfijte vruchten gestuurd, waar<br />
Mica overigens niets van kreeg: Veen en zijn vrouw aten alles zelf op.<br />
In <strong>de</strong> tuin begonnen met grote overdaad <strong>de</strong> rozen te bloeien. <strong>Couperus</strong> liet zich<br />
door die weel<strong>de</strong> echter niet van <strong>de</strong> wijs brengen en werkte met alle discipline die hij<br />
zich aangewend had aan zijn romancyclus <strong>voor</strong>t. Elisabeth, die zich wat beter voel<strong>de</strong>,<br />
wil<strong>de</strong> nu ook graag iets te doen hebben, naast haar huishou<strong>de</strong>lijke bezighe<strong>de</strong>n. Zij<br />
overwoog van S. Meresjkowsky La mort <strong>de</strong>s dieux (1896) te vertalen, of, toen iemand<br />
an<strong>de</strong>rs daar al mee bezig bleek te zijn, een boek van Sienkiewicz. 29 Stuk <strong>voor</strong> stuk<br />
schitteren<strong>de</strong> romans, gaf <strong>Couperus</strong> als zijn commentaar: ze kon<strong>de</strong>n zelfs <strong>voor</strong><br />
jongensboeken doorgaan mits men in <strong>de</strong> tekst dan maar rigoureus een aantal ál te<br />
wre<strong>de</strong> passages schrapte (!). Het kwam er echter niet van. Elisabeth, die werkelijk<br />
buitengewoon scheel was, tob<strong>de</strong> chronisch met haar ogen. Nu eens <strong>de</strong><strong>de</strong>n die het<br />
wel, dan weer niet. Nu eens ko-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
265<br />
pieer<strong>de</strong> zij dus het nieuwe werk van haar echtgenoot, dan weer weiger<strong>de</strong> zij hem alle<br />
diensten. Zij maakte dan grève, zo drukte <strong>Couperus</strong> het uit.<br />
Tegen <strong>de</strong> te verwachten zomerhitte zagen zij nogal op. Op Java had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong><br />
warmte slecht verdragen. Voor Elisabeths gezondheid beloof<strong>de</strong> het niet veel goeds.<br />
Zo werd het plan geboren om geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n juli en augustus <strong>de</strong> koele bergen<br />
op te zoeken. Veel zin had <strong>Couperus</strong> er eigenlijk niet in, maar het moest. Daar <strong>de</strong><br />
Alpes Maritimes zo nabij waren, kon hij gelukkig tamelijk dicht bij huis blijven en<br />
een al te dure reis ontlopen. De keus viel op Berthemont, in <strong>de</strong> Vallée <strong>de</strong> la Vésubie.<br />
Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek liet <strong>Couperus</strong> een exemplaar van Babel aan Johan Ram<br />
sturen, per adres Zeist, waar diens va<strong>de</strong>r woon<strong>de</strong>. Hij wist namelijk niet precies waar<br />
Ram, nu kapitein <strong>de</strong>r grenadiers, op dat ogenblik ge<strong>de</strong>tacheerd was. 30 Wel was zijn<br />
vriend toen al teruggekeerd uit Zuid-Afrika: op 15 <strong>de</strong>cember heeft hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Vereeniging ter beoefening van <strong>de</strong> Krijgswetenschap een lezing over zijn ervaringen<br />
in <strong>de</strong> Transvaalse Oorlog gehou<strong>de</strong>n. 31 Hun relatie was, hoewel niet verkoeld, toch in<br />
een wat min<strong>de</strong>r vertrouwelijke fase aangeland. <strong>Couperus</strong>' huwelijk en hun bei<strong>de</strong>r<br />
ook ver<strong>de</strong>r zo uiteenlopen<strong>de</strong> levens waren oorzaak dat zij onvermij<strong>de</strong>lijk uit elkaar<br />
groei<strong>de</strong>n. Het bleef bij nu en dan eens een brief zon<strong>de</strong>r veel diepgang. Veel kunnen<br />
het er zelfs niet geweest zijn. <strong>Couperus</strong> beklaag<strong>de</strong> zich er wel eens over dat Ram<br />
‘een luie briefschrijver’ was. <strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet dat Ram een <strong>de</strong>r zeer<br />
weinigen is geweest die Babel ten geschenke heeft gekregen. Hij <strong>de</strong>el<strong>de</strong> die eer<br />
<strong>voor</strong>namelijk met Elisabeths moe<strong>de</strong>r in Indië. <strong>Couperus</strong> vond namelijk dat zijn<br />
kennissen hem van lieverle<strong>de</strong> te weinig erkentelijkheid begonnen te betuigen <strong>voor</strong><br />
zijn attenties. Hij wenste nu maar eens met al die presentexemplaren op te hou<strong>de</strong>n.<br />
Hij zou dat <strong>de</strong> mensen zelf wel even laten weten. - Wat <strong>de</strong> band van Toorop betreft,<br />
<strong>de</strong> dame die vermoe<strong>de</strong>lijk Astarte moest <strong>voor</strong>stellen kon zijn goedkeuring niet erg<br />
wegdragen. Toorop verviel langzamerhand in clichés, meen<strong>de</strong> hij: 32 ‘hij kan dat nu<br />
zoo en ik weet dat hij het zoo kan’. Veen antwoord<strong>de</strong> hem dat Toorop het te druk<br />
had gehad met een tentoonstelling. Het was al ein<strong>de</strong>loos trekken geweest om dat<br />
bandontwerp van hem los te krijgen.<br />
Ein<strong>de</strong> juli, later dan hun oorspronkelijke plan, vertrokken <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />
naar Berthemont, waar zij hun intrek namen in Hotel Tarelli. <strong>Een</strong> i<strong>de</strong>ale vakantie<br />
werd het niet bepaald. Elisabeth was, zo schreef Cou-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
266<br />
perus zijn uitgever, 33 ‘nog al souffrant, voet verstuikt, koorts etc. en dat als men van<br />
<strong>de</strong> frissche berglucht wil profiteeren. Het is hier wel wat te koud, wij zitten soms<br />
tusschen <strong>de</strong> wolken.’. Om zich wat te verstrooien schreef <strong>Couperus</strong>, die blijkbaar<br />
eens even afstand van <strong>de</strong> Kleine zielen wil<strong>de</strong> nemen, nog in juli <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring<br />
een sprookje, De prinses met <strong>de</strong> blauwe haren. 34 Daar dit over een kranke<br />
koningsdochter gaat die bezig is weg te kwijnen, heeft het er veel van dat hij het<br />
Elisabeth als een spiegel <strong>voor</strong>hield: <strong>de</strong> prinses geneest zodra zij zich haar lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong><br />
een jonge tovenaar bewust wordt. Deze bemint haar zeer en dient haar met goe<strong>de</strong><br />
raad. Had Elisabeth opnieuw een <strong>de</strong>pressie te verwerken, zoals het jaar tevoren in<br />
Den Haag, toen haar benen zelfs dienst weiger<strong>de</strong>n en zij behan<strong>de</strong>ld moest wor<strong>de</strong>n<br />
met hypnose vanwege haar ‘nerfjes’?<br />
Magnifiek was rondom <strong>de</strong> natuur. In het hotel logeer<strong>de</strong>n wat <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong><br />
mooie geestige vrouwen. Elisabeth trok een beetje bij en kreeg in <strong>de</strong> loop van augustus<br />
in Hotel Tarelli nog twee an<strong>de</strong>re sprookjes te verwerken. Het ene, Van <strong>de</strong> kristallen<br />
torens, 35 vertelt over een dochter van Merlijn die opgesloten wordt in een toren, van<br />
waaruit zij lief<strong>de</strong> opvat <strong>voor</strong> een eveneens in een toren opgesloten jongeman. Deze<br />
is weliswaar haar broe<strong>de</strong>r, maar tevens <strong>voor</strong>bestemd haar echtgenoot te wor<strong>de</strong>n. Ook<br />
dit was een verwante situatie. Niet <strong>de</strong> lichamen maar <strong>de</strong> zielen huwen elkaar tenslotte.<br />
De twee bereiken elkaar, bevrijd uit hun torens, in het licht van een ster: symbool<br />
reeds van het zielehuwelijk, dat in Metamorfoze gesloten werd tussen Hugo/<strong>Louis</strong><br />
en Emilie/Elisabeth. - Het an<strong>de</strong>re sprookje, Van dagen en seizoenen 36 gaat over <strong>de</strong><br />
dood, die het hele leven opeist eer het werkelijke leven bereikt wordt. Aan <strong>de</strong>ze zij<strong>de</strong><br />
van het graf is alles eindig - <strong>Couperus</strong> gebruikt on<strong>de</strong>r meer het beeld van een klein<br />
jongetje dat <strong>de</strong> door hem gevangen vlin<strong>de</strong>rs dood ziet gaan in zijn han<strong>de</strong>n - maar als<br />
alle dagen en seizoenen eenmaal zullen zijn ingeleverd, is <strong>de</strong> schuld betaald en breekt<br />
het ware leven aan dat duizen<strong>de</strong>n jaren duren zal. <strong>Couperus</strong> heeft het theosofische<br />
verhaal dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> zichzelf geschreven. Elisabeth kon het echter eveneens zon<strong>de</strong>r<br />
bezwaar op zichzelf betrekken.<br />
De weken in Berthemont gingen vlug <strong>voor</strong>bij. In september, terug in Nice, zette<br />
<strong>Couperus</strong> zich vrijwel meteen aan het schrijven van Zielenschemering, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>el van De boeken <strong>de</strong>r kleine sleten. Het werk vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vlot. Met ijver en plezier<br />
zag hij on<strong>de</strong>r zijn han<strong>de</strong>n het weefsel groeien. Maar <strong>de</strong> sprookjes lieten hem nog niet<br />
helemaal los. Ze brachten hem zelfs<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
267<br />
op een tamelijk curieus i<strong>de</strong>e. Hij wil<strong>de</strong> ze bun<strong>de</strong>len, er duizend gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> hebben<br />
en dit bedrag dan als een aangename verrassing schenken aan haar die er zo nauw<br />
bij betrokken was: Elisabeth natuurlijk. Die zou er, zo meen<strong>de</strong> hij, erg blij mee zijn,<br />
niet zozeer om <strong>de</strong> inhoud als wel omdat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> echtelijke schatkist - die<br />
zij beheer<strong>de</strong> - opnieuw dui<strong>de</strong>lijk te zien was. De duizend gul<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n als bij<br />
toverslag (<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich zelf een beetje Merlijn) een ‘kleine moeilijkheid,<br />
die haar en mij op het oogenblik doet rekenen en rekenen’ doen verdwijnen. 37 Royaal<br />
stel<strong>de</strong> hij Veen <strong>voor</strong>, er tegen het genoem<strong>de</strong> bedrag - dat hij als <strong>voor</strong>schot eigenlijk<br />
maar vast meteen wil<strong>de</strong> hebben; kon het <strong>de</strong>zer dagen even overgemaakt woor<strong>de</strong>n?<br />
- <strong>de</strong>snoods nog een paar verhaaltjes aan toe te voegen. Die moesten dan snel even<br />
geschreven wor<strong>de</strong>n!<br />
Veen ging er op in. Nog in september fabriceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daarop Van <strong>de</strong> onzalige<br />
erfenis 38 een vreemd verhaal waarin een heks zich van <strong>de</strong> ziel meester maakt die haar<br />
nolens volens wordt afgestaan door een rijke erfgenaam. Aan het slot wordt <strong>de</strong>ze<br />
toch nog gered door een maag<strong>de</strong>lijke blanke jonkvrouw. - In <strong>de</strong>cember zou <strong>Couperus</strong><br />
tenslotte het vijf<strong>de</strong> en laatste verhaal produceren waar <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l, die eerst De astrale<br />
dood had moeten heten, zijn uitein<strong>de</strong>lijke titel aan ontleent: Over lichten<strong>de</strong> drempels. 39<br />
Oktober brak aan, met wisselvallig weer. Op <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> verzond <strong>Couperus</strong><br />
een brief aan Ram, wiens adres hij nu wist omdat Ram hem natuurlijk <strong>voor</strong> Babel<br />
bedankt had. Hij vertel<strong>de</strong> hem. 40 ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is<br />
het eenige wat ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn).<br />
Toch werk ik alleen maar een paar uren's morgens, maar dat met een regelmaat, beste<br />
Johan, die prijzenswaardig is, in een an<strong>de</strong>rs zoo losbandig mensch als ik. Je weet,<br />
dat <strong>de</strong> Kleine Zielen aan <strong>de</strong> kimmen dagen... Na <strong>de</strong> Kleine Zielen volgt Het late leven,<br />
daarna Zielenschemering (waaraan ik nu bezig ben); in <strong>de</strong> toekomst zal Het heilige<br />
Weten <strong>de</strong>n cyclus voltooien. On<strong>de</strong>rwijl schrijf ik kleine sprookjes, Van <strong>de</strong> Prinses<br />
met <strong>de</strong> blauwe Haren om vriend Gids te vriend te hou<strong>de</strong>n, an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n ze boos<br />
op mij, want Veen heeft hun alle <strong>de</strong> Kleine Zielen afgetroggeld, er blijft er geen een<br />
<strong>voor</strong> hen over.’ - In<strong>de</strong>rdaad had <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van een reeks on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen<br />
afgezien van <strong>voor</strong>-publikaties in het tijdschrift waar hij al zo lang aan had meegewerkt.<br />
Met hoge honoraria van Veen had hij <strong>de</strong> financiële na<strong>de</strong>len daarvan echter uitstekend<br />
kunnen compenseren. Vooral een sprookje dat spoedig zou<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
268<br />
verschijnen in De Gids recomman<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij Ram: Van <strong>de</strong> kristallen torens. ‘Maar<br />
om het te lezen, moet je op dat oogenblik... van een kristallijnen ziele-onschuld zijn,’<br />
voeg<strong>de</strong> hij er veelbetekenend aan toe. Wat Ram hier uit Den Haag, waar hij op <strong>de</strong><br />
Denneweg kamers had betrokken, op geantwoord heeft is helaas niet bekend.<br />
Eind november verscheen het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> cyclus, De kleine zielen, met <strong>de</strong><br />
fraaie band van Theo J.J. Neuhuys. 41 Veen stuur<strong>de</strong> het <strong>Couperus</strong> toe, die het pakje<br />
zenuwachtig openmaakte als was het zijn eerste roman. Bijzon<strong>de</strong>r ermee in zijn schik<br />
was hij zeker. Niettemin constateer<strong>de</strong> hij geprikkeld dat <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re drukker<br />
zich op het laatste ogenblik toch weer allerlei eigendunkelijkhe<strong>de</strong>n had gepermitteerd,<br />
en argwanend informeer<strong>de</strong> hij bij zijn uitgever: 42 ‘Ik vraag mij af, hoe kan dat<br />
gebeuren! Is dat weêr <strong>de</strong> corrector die in <strong>de</strong> Lijnen al mijn mannelijke salons, neutraal<br />
maakte?’ In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief, gedateerd 22 november 1901, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee bezig te<br />
zijn aan het slot van Zielenschemering. Elisabeth hielp gelukkig weer met kopiëren.<br />
Vijf dagen later was ook dit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>el voltooid. <strong>Couperus</strong> las het zijn vrouw <strong>voor</strong>,<br />
die er diep melancholiek van werd. Het heilige weten zou vrolijker wor<strong>de</strong>n, beloof<strong>de</strong><br />
hij. In januari 1902 hoopte hij er aan te beginnen.<br />
<strong>Een</strong> dag <strong>voor</strong> hij <strong>de</strong>ze brief schreef werd zijn broer Frans In Indië getroffen door een<br />
gevoelige slag. De kleine <strong>Louis</strong>e kwam namelijk te overlij<strong>de</strong>n. De dood van dit<br />
vijfjarige kindje, in Oengaran, moet <strong>voor</strong>al <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r wel getroffen hebben,<br />
die in 1862 immers ook zijn eigen kleine <strong>Louis</strong>e, toen elfjaar oud, verloren had. <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>, zijn jongste zoon, droeg haar naam. - Papa zelf werd nu wel heel oud. Hij<br />
tob<strong>de</strong> met zijn gezondheid. Prostaatklachten, in die tijd nog niet zo gemakkelijk te<br />
verhelpen als nu, maakten hem het leven niet bepaald aangenamer. 43 Zijn huishouding<br />
werd door Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein goed verzorgd. De trouwe meid Anna assisteer<strong>de</strong><br />
haar daar bij. Door zijn geregel<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Marie bleef <strong>Couperus</strong> in Nice<br />
goed op <strong>de</strong> hoogte van wat er zoal in <strong>de</strong> familie gebeur<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> Surinamestraat had<br />
papa zijn werkkamer op <strong>de</strong> eerste etage aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant. Hij sliep aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong>,<br />
waar het grote huis een rustige, zij het niet uitgestrekte tuin had. Soms kon men hem<br />
in zichzelf horen praten. Om hem heen was het stil gewor<strong>de</strong>n. Van zijn eigen broers<br />
en zusters was niemand meer in leven. Wel had hij veel klein- en achterkleinkin<strong>de</strong>ren,<br />
wie hij zeer genegen was.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
269<br />
Op 20 juli 1901, vijfentachtig jaar oud, heeft papa <strong>voor</strong> het laatst bij <strong>de</strong> familienotaris<br />
Eikendal op het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> zijn testament bijgesteld. <strong>Een</strong> extra legaat zou na zijn<br />
overlij<strong>de</strong>n naar zijn kleinzoon en naamgenoot John Ricus gaan, <strong>de</strong> oudste zoon van<br />
Frans, die hij als zijn stamhou<strong>de</strong>r beschouw<strong>de</strong>. Ook Johanna en Marie Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein wer<strong>de</strong>n bedacht, omdat zij hem zo goed had<strong>de</strong>n verzorgd. Van <strong>de</strong>ze kleindochters<br />
hield hij heel veel. En dan was er nog <strong>de</strong> dochter van Johanna in Wiesba<strong>de</strong>n. Zij<br />
mocht eveneens een legaat verwachten, omdat zij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>namen droeg - zij het in<br />
an<strong>de</strong>re volgor<strong>de</strong> - van wijlen zijn echtgenote, Catharina Geertruida Reynst. Zij was<br />
al getrouwd, en heette nu mevrouw Advocaat-Fayan Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Voor het<br />
overige mochten zijn eigen kin<strong>de</strong>ren ten volle op hun legitieme portie rekenen. Ook<br />
Petrus Theodorus, <strong>de</strong> oudste zoon, die <strong>voor</strong>goed in <strong>de</strong> psychiatrische inrichting<br />
verpleegd werd. Velen in <strong>de</strong> familie waren gestorven. Maar zij bleef groot en breid<strong>de</strong><br />
zich telkens weer uit. Wie er wegvielen waren <strong>Couperus</strong>sen, wie er bijkwamen<br />
daarentegen kin<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> neven en nichten Baud en Vlielan<strong>de</strong>r Hein. De meisjes<br />
brachten allerlei nieuwe, vreem<strong>de</strong> namen in <strong>de</strong> familie.<br />
Hoe hebben al <strong>de</strong>ze mensen opgekeken toen het eerste van <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len Boeken<br />
<strong>de</strong>r kleine zielen eind 1901 verscheen? Het zou boeiend zijn te weten wie zich in wie<br />
herken<strong>de</strong>. Het lijdt immers geen twijfel of <strong>Couperus</strong> heeft zich in belangrijke mate,<br />
zoals ook al in Eline Vere, laten inspireren door mensen en situaties uit zijn eigen<br />
nabije omgeving. Niet <strong>voor</strong> niets had hij eerst als titel De familie en <strong>de</strong> kennissen<br />
bedacht. In het verre Nice maakte hij zich hier echter allerminst druk over. Hoewel<br />
het boek in <strong>de</strong> jaren vlak <strong>voor</strong> 1900 speelt - <strong>de</strong> roman begint vermoe<strong>de</strong>lijk in 1897<br />
of 1898 44 - ontleen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn materiaal, evenals hij dat bij De stille kracht<br />
gedaan had, ten <strong>de</strong>le aan een ver<strong>de</strong>r terugliggend verle<strong>de</strong>n. - Presentexemplaren<br />
gingen traditiegetrouw naar zijn va<strong>de</strong>r en naar zijn schoonmoe<strong>de</strong>r Baud in Indië.<br />
Ook jhr. Johan Ram op <strong>de</strong> Denneweg kreeg het boek. ‘Dat is genoeg,’ liet <strong>Couperus</strong><br />
zijn uitgever weten. 45 Geen tantes, geen nichtjes, geen Netscher meer. Voorgoed<br />
ontbreken <strong>de</strong>ed ook Jan ten Brink, die in 1901 te Lei<strong>de</strong>n was overle<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>'<br />
reactie op het heengaan van zijn leermeester, die hij zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en aan wie hij<br />
omgekeerd zoveel te danken heeft gehad, kennen wij niet.<br />
Precies op I januari 1902 wil<strong>de</strong> hij aan Het heilige weten beginnen. De maand<br />
<strong>de</strong>cember, een interval, gebruikte hij om <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> novelle De astrale dood te<br />
schrijven. 46 Iets theosofisch, zo omschreef hij het verhaal.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
270<br />
De Gids, waar het speciaal <strong>voor</strong> bestemd was, heeft geweigerd het te publiceren.<br />
Voor <strong>Couperus</strong> was dat een geheel nieuwe ervaring. De redactie beweer<strong>de</strong> het té<br />
theosofisch en <strong>voor</strong>al ook onze<strong>de</strong>lijk te vin<strong>de</strong>n. Nu had men De stille kracht al achter<br />
<strong>de</strong> rug, en <strong>de</strong> vraag mag dus wel gesteld wor<strong>de</strong>n of dit <strong>de</strong> ware re<strong>de</strong>n is geweest.<br />
Over lichten<strong>de</strong> drempels, zoals <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitieve titel is gewor<strong>de</strong>n, is geschreven in een<br />
bui van artistieke dwaling. <strong>Couperus</strong> moet het, vermoeid van zoveel kleine zielen,<br />
tij<strong>de</strong>lijk met zijn kunstenaarsgeweten op een akkoordje hebben gegooid. Soms had<br />
hij daar verrassend weinig moeite mee. Zoals in<strong>de</strong>rtijd het wel zeer dubieuze <strong>Een</strong><br />
ster onmid<strong>de</strong>llijk na Eline Vere ontstaan is - <strong>de</strong> inkt van Elines schitteren<strong>de</strong><br />
overlij<strong>de</strong>nsscène nog maar nauwelijks droog -, zo liet <strong>Couperus</strong> zich nu na het<br />
prachtige slot van Zielenschemering probleemloos gaan in een noch qua taal, noch<br />
ook inhou<strong>de</strong>lijk aanvaardbaar proza. Het on<strong>de</strong>rwerp alleen al! <strong>Een</strong> moe<strong>de</strong>r sterft. De<br />
jongste dochter blijkt het kind van haar minnaar te zijn. De va<strong>de</strong>r komt er achter,<br />
tracht het slachtoffer in een bor<strong>de</strong>el te dumpen, doet daarna een poging het te<br />
vermoor<strong>de</strong>n - want <strong>de</strong>ze niets dan goudstukken tellen<strong>de</strong> bankier is q.q. natuurlijk<br />
een slecht mens (Scheurleer ten spijt) - maar wordt steeds weer tegengewerkt door<br />
<strong>de</strong> geheimzinnige geesteskrachten die mama en haar ‘boel’ vanuit het hiernamaals<br />
op hem laten inwerken. Eind goed al goed. Waarna <strong>de</strong>ze geesten ein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>finitief<br />
rust vin<strong>de</strong>n in wat door <strong>Couperus</strong> een astrale dood genoemd wordt. Eventuele invloed<br />
van Maeterlinck heeft hier tot een twijfelachtig resultaat geleid... Tenzij men brood<br />
op <strong>de</strong> plank zo niet noemen wil.<br />
In sneltreinvaart ging het daarna in januari ver<strong>de</strong>r met Het heilige weten, het laatste<br />
<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> cyclus dat <strong>Couperus</strong>, doordat hij zich in <strong>de</strong> loop van het eerste <strong>de</strong>el op<br />
1897-'98 had vastgelegd, noodgedwongen in <strong>de</strong> toekomst heeft moeten laten spelen.<br />
De lezer van nu merkt dit echter niet onmid<strong>de</strong>llijk. <strong>Couperus</strong> heeft getracht <strong>de</strong> stof<br />
zo tijdloos mogelijk te behan<strong>de</strong>len. ‘Waarlijk ik schrijf mij er dood aan,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij<br />
Veen al spoedig mee. 47 <strong>Een</strong> zekere vermoeidheid kenmerkt dan ook hier en daar dit<br />
sluitstuk, dat De man <strong>de</strong>r eeuw had moeten heten omdat het over Addy van <strong>de</strong>r<br />
Welcke als mo<strong>de</strong>rn arts in <strong>de</strong> twintigste eeuw gaat. Wat in Babel al was <strong>voor</strong>bereid,<br />
culmineert in het werk van <strong>de</strong>ze dokter: het begrip me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n, dat ook in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re<br />
<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> romancyclus als motief reeds naar voren komt. Zo leert Constance het<br />
kennen door haar vriend Brauws, <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> strij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wereldverbeteraar in<br />
Het late leven: 48 ‘niemand<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
271<br />
wist, dat zij, aristocrate, voel<strong>de</strong> het groote Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> haar werel<strong>de</strong>n-tijd, het<br />
had leeren voelen van hèm... door hèm... alles, alles, geheel haar late leven...’ <strong>Een</strong><br />
alter ego van <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> figuur Paul in het boek, verklaart in Zielenschemering: 49<br />
‘wat is er mooier en heerlijker en nieuwer dan het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n... het heusche<br />
Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> al het menschelijkellendige... Ik, ik voel het ook, al kom ik niet van<br />
mijn divan.’ Overigens voegt hij er aan toe: ‘Maar even als ik het voel en niet van<br />
mijn divan kom, zoo voelt <strong>de</strong> heele wereld <strong>de</strong> nieuwe i<strong>de</strong>e van Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n en komt<br />
niet van zijn divan...’!<br />
Het heilige weten, waarin <strong>de</strong> gedachte van het me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n geconcretiseerd wordt,<br />
heeft <strong>Couperus</strong> nogal wat moeite gekost. Bij herhaling heeft hij het werk ook moeten<br />
on<strong>de</strong>rbreken, aanvankelijk omdat hij grote stukken van <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r geschreven <strong>de</strong>len<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> drukker moest overschrijven - Elisabeth maakte blijkbaar weer eens grève<br />
-, vervolgens omdat hij er door an<strong>de</strong>ren van af gehaald werd. Enkele nieuwe kennissen<br />
hebben hem kennelijk overreed zich eens wat te ontspannen.<br />
Het beroem<strong>de</strong> carnaval van Nice bood daartoe alle gelegenheid. Toen dit uitbundige<br />
feest in alle hevigheid losbrak, liet <strong>Couperus</strong> er zich helemaal door meeslepen: 50<br />
‘...we zijn allemaal gek, en komen's avonds niet <strong>voor</strong> drie uur (dan is het vroeg) op<br />
ons bed! Het werk ligt er on<strong>de</strong>r plat op <strong>de</strong>n grond! Nog een week zoo, en ik ben<br />
dood! [...] Het Heilige Weten vor<strong>de</strong>rt niet, faute aan Carnaval!! Enfin, later, spoedig<br />
gaan we weêr aan het werk, want ik mis het erg, als ik niet geregeld werk.’ Steeds<br />
maar weer dronk hij champagne. Mee wie? Zijn latere vriend Orlando was toen nog<br />
niet in zicht. Waarschijnlijk moeten wij het on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> kring van zijn mondaine<br />
huisarts zoeken. Le<strong>de</strong>n van diens thee-koortje vallen stellig in <strong>de</strong> termen. En ver<strong>de</strong>r<br />
was er dan nog mevrouw Scheurleer, die al se<strong>de</strong>rt geruime tijd in Hôtel Beau-Rivage<br />
verbleef. (Of bepaal<strong>de</strong> verhalen van haar iets met het bankiersdrama Over lichten<strong>de</strong><br />
drempels te maken kunnen hebben? Het is niet meer dan een suggestie.) Hoe dan<br />
ook, <strong>Couperus</strong> heeft Het heilige weten niet in Nice kunnen voltooien. De laatste<br />
regels zou hij in Wiesba<strong>de</strong>n schrijven, tussen 10 en 14 juni, toen hij daar zijn zuster<br />
Johanna weer was gaan opzoeken.<br />
Hoe oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij nu zelf over <strong>de</strong> cyclus van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen in zijn<br />
geheel, in <strong>de</strong> dagen dat hij <strong>de</strong>ze - onbetwistbaar een van zijn meesterwerken - vrijwel<br />
voltooid had? <strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r aardige brief van 27 mei 1902 licht ons daar over in. 51<br />
<strong>Couperus</strong> heeft hem nog uit Nice aan zijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
272<br />
nicht Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein geschreven, <strong>de</strong> nimmer getrouw<strong>de</strong>, toen eenen<strong>de</strong>rtig<br />
jaar ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>res die zich nog steeds in hoofdzaak met <strong>de</strong> verzorging van zijn<br />
va<strong>de</strong>r bezig hield (maar lang zou dat niet duren): ‘Lieve, beste Mies! Ein<strong>de</strong>lijk eens<br />
een brief van je! Nu, ik had ook wel eens kunnen schrijven, maar heusch, veel brieven<br />
dat gaat niet, ik heb al zooveel te pennen, zooveel proeven na te zien, altijd letters<br />
en nog eens letters: alleen, als ik een brief krijg, dan antwoord ik plichtmatig da<strong>de</strong>lijk,<br />
dus... als je wat hooren wil, moet je wel schrijven!! Het is niet lief van me, maar <strong>de</strong><br />
litteratuur is er <strong>de</strong> schuld van.<br />
Ik vind het zoo gezellig als je uitweidt over mijn laatste boeken. Het is een heel<br />
werk, zoo een serie van vier Boeken, ik had niet gedacht dat het zoo moeilijk was!<br />
In ons vak blijft er ook altijd nog te leeren en kan je eigenlijk ook nooit iets - zooals<br />
<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs zeggen. Het eerste Boek vind ik als expozitie wel geslaagd, in sommige<br />
opzichten veel beter dan het Late Leven: dat vind ik après coup te novellistisch<br />
opgevat, niet in het ka<strong>de</strong>r passen van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, hoewel het psychologiesch wel<br />
juist het eerste vervolgt en zich er aan sluit. Het is ook zoo verbazend moeilijk!! Ik<br />
geloof dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> Boeken: Zielenschemering en Het Heilige Weten <strong>de</strong> mooiste<br />
zijn, dat <strong>de</strong>nk ik ten minste nu. De laatste scène van het Heilige Weten pakte mij erg<br />
aan: jammer, dat ik het boek niet afkrijg <strong>voor</strong> 1 Juni - dan gaan wij weg, maar het<br />
heeft niet mogen zijn: nu zullen wij maar zien op reis. Het doet me pleizier dat je <strong>de</strong><br />
storm hebt opgelet - je bent soms zoo vatbaar <strong>voor</strong> détails, dat vind ik zoo leuk: ik<br />
heb <strong>de</strong> Hollandsche lucht en <strong>de</strong> Hollandsche wind door het heele werk, hoop ik,<br />
vastgehou<strong>de</strong>n, ook al kan ik niet an<strong>de</strong>rs dan het symbolistisch doen: Constance en<br />
<strong>de</strong> storm is b.v. wel heel erg symbolistisch - het groote leven, dat binnen wil waaien<br />
in het kleine huis, en waar<strong>voor</strong> haar jongen haar beschermen moet - maar zoo ben<br />
ik nu eenmaal. <strong>Een</strong> kritiek heeft verteld, dat er zulke Italiaansche luchten en tinten<br />
van ou<strong>de</strong> Italiaansche meesters in mijn boek waren!! En dat, als je al je moeite doet<br />
<strong>de</strong> atmosfeer grauw en Hollandsch te hou<strong>de</strong>n!! Ach, wij arme auteurs! Nu en dan<br />
lacht ook <strong>de</strong> zomer of schittert <strong>de</strong> sneeuw even er door heen, <strong>de</strong> sneeuw als<br />
doodsbeklemming op het ein<strong>de</strong> van het Der<strong>de</strong> Boek, maar meestal zijn het <strong>de</strong> wind<br />
en <strong>de</strong> regen en <strong>de</strong> groote wolkluchten.<br />
- Brauws, ja, is misschien wel wat vaag van teekening, <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren: ik zie hem<br />
wel. - Over Constances geheele ontwikkeling, <strong>de</strong> vier boeken door, ben ik wel<br />
tevre<strong>de</strong>n. Betty heeft een lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong>... van <strong>de</strong>r Welcke<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
273<br />
opgevat. Er zijn scènes in het Eerste Boek - van Fine en Cateau - die mijzelf altijd<br />
weêr doen grinniken van pleizier!! De laatste scène van Boek I was heel heel lastig<br />
en is, geloofik, wel goed gewor<strong>de</strong>n. Maar ik ga mezelf niet ver<strong>de</strong>r ophemelen. Er<br />
ontbreekt o, zoo een boel aan, en dat novellistische in Het Late Leven ergert me<br />
telkens. De twee laatste boeken zitten soli<strong>de</strong>r in elkaâr. Heel moeilijk in Het Late<br />
Leven was <strong>de</strong> dubbele lief<strong>de</strong>, terwijl van geen <strong>de</strong>r vier personages éen woord van<br />
lief<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r geuit werd!!! Enfin, het is een moeilijk boeltje geweest, en <strong>de</strong><br />
leek, die misschien zegt: <strong>Couperus</strong> maakt er zich nu eens gemakkelijk van af -<br />
gewoone menschen, gewoone woor<strong>de</strong>n - en niet meer tooveratmosfeer en schitteren<strong>de</strong><br />
Psyche-frazes, weet er niets van!!<br />
Als <strong>de</strong> serie af is, om te verstrooien van die daagschheid <strong>de</strong>r kleine zielen, ga ik<br />
iets heel an<strong>de</strong>rs schrijven, me ba<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> symboliek en me dompelen in schittering<br />
van stijl!! Het boek zal heeten: De Zonen <strong>de</strong>r Zon, maar vertel er nog maar niets van.<br />
Ik heb al eenige beginscènes, maar werk er eerst aan, als <strong>de</strong> Zielen af zijn.’<br />
Het verhaal dat <strong>Couperus</strong> toen al weer in zijn hoofd had, zou hij nadat hij het<br />
voltooid had combineren met een bijpassend stuk proza, Jahve. Als God en go<strong>de</strong>n<br />
is het een van zijn onleesbaarste doch tevens, wat zijn eigen <strong>voor</strong>keur aangaat,<br />
dierbaarste boeken gewor<strong>de</strong>n. Niet <strong>de</strong> eerste paradox waar wij bij hem op stuiten. -<br />
Wat <strong>de</strong> brief aan Marie (Mies) betreft, het slot ervan vertelt iets over <strong>de</strong> situatie in<br />
zijn huis kort <strong>voor</strong> zijn vertrek naar Duitsland. Het is amusant genoeg om hier<br />
eveneens te citeren: ‘We zitten op een puntje in Betly's boudoir, een bed hebben we<br />
ook nog, maar an<strong>de</strong>rs is alles ingepakt in couranten, alle stoelen verbeeld je, overal<br />
naftaline, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> motten! O, die ellendige beesten, Mies, er is niets aan te doen, ons<br />
tapijt is er al vol van, en à grands frais heb ik het verle<strong>de</strong>n zomer overal laten opnemen<br />
en aan <strong>de</strong>n behanger gegeven om te bewaren, maar tegen <strong>de</strong> motten van Nice is niets<br />
te doen! Ook <strong>de</strong> zon ruïneert hier gordijnen en tapijten: van Deurses eikenhout springt<br />
en kraakt; het is alles het klimaat, dat <strong>de</strong> boel aangrijpt. Betty zegt, als het <strong>de</strong> meubels<br />
aangrijpt, wat zal het dan mij (haar) aangrijpen: ze is bang hier gauw oud en ratatinće<br />
te wor<strong>de</strong>n!<br />
Wij gaan eerst naar Wiesba<strong>de</strong>n en hopen ergens sneeuw en ijs te vin<strong>de</strong>n; in<br />
Augustus <strong>de</strong>nken wij wat in Zwitserland te scharrelen. Wij zijn geen zomerreizigers,<br />
maar het zou niet goed zijn hier ie<strong>de</strong>ren zomer te blijven!<br />
En nu adieu, beste meid: ik heb veel met mama gecorrespon<strong>de</strong>erd...<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
274<br />
over iemand, die ons bei<strong>de</strong>n zeer aan het hart ligt. Vraag er maar eens naar, als er<br />
een moment <strong>voor</strong> is. Heel veel liefs van Betty, schrijf me nu eens weêr vóor<br />
Zielenschemering uitkomt, hoor! Yours <strong>Louis</strong>.’<br />
Het is niet moeilijk te ra<strong>de</strong>n wie hem en zijn zuster Cateau zo na aan het hart lag,<br />
maar wiens naam hij in <strong>de</strong>ze brief aan Mies niet wil<strong>de</strong> noemen: zijn va<strong>de</strong>r. Misschien<br />
was hij bang dat <strong>de</strong>ze hem on<strong>de</strong>r ogen zou kunnen krijgen. Wat <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie<br />
met Cateau betreft, die lijkt verloren te zijn gegaan. <strong>Een</strong> betreurenswaardig feit. Hoe<br />
graag zou<strong>de</strong>n wij niet wat meer willen weten over juist <strong>de</strong> relatie tussen <strong>Couperus</strong><br />
en zijn va<strong>de</strong>r, in het laatste jaar van diens leven. Van Booven weet te vertellen dat<br />
John Ricus senior reeds in <strong>de</strong> zomer van 1902 zijn ein<strong>de</strong> voel<strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren. 52 De kin<strong>de</strong>ren<br />
in het buitenland zou<strong>de</strong>n dit niet geweten hebben. Voor <strong>Couperus</strong> kan dat overigens<br />
nauwelijks opgaan, daar zowel Cateau als Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein hem en Elisabeth<br />
op <strong>de</strong> hoogte moeten hebben gehou<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> week <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> op 2 juni naar Wiesba<strong>de</strong>n vertrok, kreeg hij bericht van<br />
zijn uitgever dat diens vrouw van een twee<strong>de</strong> kind was bevallen, een zoon ditmaal.<br />
Het jongetje, dat helaas maar kort te leven had, werd naar zijn va<strong>de</strong>r Lambertus<br />
Jacobus genoemd. ‘Van harte onze beste wenschen met <strong>de</strong>n stamhou<strong>de</strong>r!’ zo reageer<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> nog op 1 juni uit Nice. 53 ‘Hoera! Dat zijn rijke-luis-wenschen vervuld, een<br />
meisje en een jongen! Wij zijn in onze schik dat alles zoo goed afliep. Hul<strong>de</strong> aan <strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r!!’<br />
<strong>Een</strong> dag later reis<strong>de</strong> hij mee Elisabeth af naar Wiesba<strong>de</strong>n, om er <strong>voor</strong>lopig weer<br />
zijn intrek in het Promena<strong>de</strong> Hotel te nemen. Van daar berichtte hij Veen, die<br />
geïnformeerd had hoe het nu toch met Elisabeth ging - hij had er belang bij het te<br />
weten, daar <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>rs weer zelf al zijn manuscripten zou moeten overschrijven,<br />
waarmee kostbare tijd verloren ging - dat <strong>de</strong>ze het wel goed maakte. Zowel zij als<br />
hijzelf waren echter aan rust toe, na een erg drukke winter. 54<br />
<strong>Couperus</strong> nam het er een beetje van. 's Morgens en 's avonds ging hij uit. De<br />
middag hield hij open om wat te werken. Hoewel hij dus weinig uitvoer<strong>de</strong>, was dit<br />
toch nog juist zoveel dat hij op 14 juni kon mel<strong>de</strong>n: 55 ‘Het Heilige Weten is af: <strong>de</strong><br />
vrouw heeft er om geweend!’ De voltooiing van <strong>de</strong> cyclus met zijn respectabele<br />
omvang was daarmee een feit. Dat hij dit sluitstuk in Wiesba<strong>de</strong>n geschreven heeft,<br />
blijkt overigens niet uit <strong>de</strong> signatuur, die hij gewend was aan het eind van zijn boeken<br />
te plaatsen. Wij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
275<br />
lezen daar namelijk: ‘Nice, Jan.-Aug. 1902’ Ook na Wiesba<strong>de</strong>n heeft hij er dus nog<br />
aan verbeterd, waarschijnlijk bij het overschrijven.<br />
Dit keer is <strong>Couperus</strong> langer dan gewoonlijk in <strong>de</strong> koele, plezierige badplaats<br />
gebleven. Spoedig verwissel<strong>de</strong> hij het dure hotel <strong>voor</strong> een wat eenvoudiger pension:<br />
Rheinstrasse 20, bij een zeker Fraülein Grattenauer. Intussen waarschuw<strong>de</strong> hij Veen<br />
in Amsterdam dat <strong>de</strong> revisie van Zielenschemering nog aan Johan Ram gezon<strong>de</strong>n<br />
moest wor<strong>de</strong>n, 56 ‘om hem te laten zien of ik domhe<strong>de</strong>n doe met mijn ritmeester!’ Dit<br />
is een aanwijzing dat hij <strong>de</strong> figuur van Gerrit van Lowe behalve op Gerrit Jäger ook<br />
ten <strong>de</strong>le op zijn vriend Ram zal hebben gebaseerd. Niet alleen moet het Ram zijn<br />
geweest, die hem beroepshalve op <strong>de</strong> hoogte bracht van <strong>de</strong> faits et gestes van een<br />
ritmeester in het Den Haag van rond <strong>de</strong> eeuwwisseling. Tevens zal vermoe<strong>de</strong>lijk het<br />
gecompliceer<strong>de</strong> karakter van Gerrit, met zijn tegenstrijdige gevoelens en<br />
eigenschappen, door <strong>Couperus</strong> aan Ram ontleend zijn. Gerrit valt er in <strong>de</strong> roman<br />
zozeer aan ten prooi, dat het zijn on<strong>de</strong>rgang wordt. Hiermee heeft <strong>Couperus</strong> dan het<br />
toekomstig lot <strong>voor</strong>speld van Ram, die in 1913 een ein<strong>de</strong> aan zijn leven zou maken<br />
door zich een kogel door het hoofd te schieten. - Met zelfmoord heeft <strong>Couperus</strong> zich<br />
in <strong>de</strong> loop van zijn leven bij herhaling geconfronteerd gezien. Het was niet zomaar<br />
een, in zijn werk frequent <strong>voor</strong>komend, literair motief.<br />
Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> maand juli werd het handschrift van Het heilige weten door <strong>Couperus</strong><br />
te Wiesba<strong>de</strong>n bij een Duitse vriend in <strong>de</strong> brandkast ge<strong>de</strong>poneerd. 57 Uit niets valt op<br />
te maken wie dit geweest kan zijn. Waarschijnlijk betreft het een kennis van zijn<br />
zuster Johanna. Niet alleen dit manuscript had hij in zijn koffers uit Nice meegenomen,<br />
ook <strong>de</strong> beginscènes van De zonen <strong>de</strong>r zon, waar hij op 27 mei in zijn brief aan Marie<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein al over gerept had, vergezel<strong>de</strong>n hem op reis. In het pension haal<strong>de</strong><br />
hij ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dag. ‘Ik ben begonnen aan een grooter symbolistisch verhaal (sprookje<br />
als je wilt, maar het wordt grooter dan Babel) De Zonen <strong>de</strong>r Zon,’ schreef hij aan<br />
Veen. 58 Haast maakte hij er niet mee, hij wil<strong>de</strong> eigenlijk alleen maar wat omhan<strong>de</strong>n<br />
hebben: ‘Ik werk hier heel rustigjes: een uurtje per dag, om niet heelemaal te<br />
verzomeren.’<br />
Begin augustus zei hij Wiesba<strong>de</strong>n vaarwel. Het is wel vreemd dat hij niet naar<br />
Holland is doorgereisd, al was het maar <strong>voor</strong> korte tijd. Heeft hij <strong>de</strong> toestand van<br />
zijn va<strong>de</strong>r toch on<strong>de</strong>rschat, zoals hij in<strong>de</strong>rtijd ook was weggegaan kort <strong>voor</strong> het<br />
overlij<strong>de</strong>n van zijn zieke moe<strong>de</strong>r? Of zag hij er om an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> noodzaak niet<br />
van in? - Hoe dit ook zij, Elisabeth en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
276<br />
hij reis<strong>de</strong>n naar Luzern, waar zij afstapten in Pension Felsberg. (Van Booeven vergiste<br />
zich toen hij schreef dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze gehele zomer in het warme Nice zou zijn<br />
blijven werken. 59 In dit geval liet hij zich door <strong>Couperus</strong> zelf mislei<strong>de</strong>n, die De zonen<br />
<strong>de</strong>r zon in<strong>de</strong>rdaad abusievelijk heeft <strong>voor</strong>zien van <strong>de</strong> datering ‘Nice, Juni-November<br />
11.’)<br />
Van Luzern ging het echtpaar naar Genève - pension Coupier - om pas <strong>de</strong> eerste<br />
september naar Nice terug te keren. De hitte aldaar was nog steeds groot. Toch speet<br />
het <strong>Couperus</strong> allerminst nu weer rustig thuis te zijn. In zijn eigen kamer kon hij<br />
prettig werken. Incognito als het ware: van zijn kennissen was officieel nog niemand<br />
terug.<br />
Toen pas biechtte hij Veen op wat hij in Genève eigenlijk had bekokstoofd. 60 Het<br />
betrof een plan dat zowel <strong>voor</strong> De Gids als <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelf belangrijke gevolgen<br />
heeft gehad. W.G. van Nouhuys is hem daar namelijk komen bezoeken om hem een<br />
<strong>voor</strong>stel te doen. Enthousiast als Van Nouhuys was over <strong>Couperus</strong>' jongste werk en<br />
zijn literaire ontwikkeling in het algemeen, beschouw<strong>de</strong> hij hem als <strong>de</strong> bij uitstek<br />
aangewezen persoon om <strong>de</strong>el uit te maken van <strong>de</strong> redactie van een nieuw tijdschrift<br />
dat hij stichten wil<strong>de</strong>. Zo is <strong>de</strong> geboorte van Groot-Ne<strong>de</strong>rland in zijn werk gegaan.<br />
Per 1 januari 1903 zou het maandblad zich presenteren, met als redactie W.G. van<br />
Nouhuys, Cyriel Buysse en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Het zou een tijdschrift op coöperatieve<br />
grondslag wor<strong>de</strong>n. De redactie werd <strong>de</strong>rhalve me<strong>de</strong>-eigenaar.<br />
De vraag wat <strong>Couperus</strong> bewogen heeft mee te doen is niet moeilijk te<br />
beantwoor<strong>de</strong>n. Hij bevestigt dit antwoord trouwens zelf. Was zijn redacteurschap<br />
van De Gids geen succes geweest - <strong>de</strong> korte duur ervan nog daargelaten - nu leken<br />
zich meer perspectieven te openen: ‘Ik heb er lang over nagedacht,’ schreef hij Veen;<br />
‘als het een toekomst heeft, kan het echter finantieel wel iets zijn. [...] Ook verlaat<br />
ik <strong>de</strong> Gids, het geen mij wel aan het harte gaat. Maar <strong>de</strong> geldduivel overheerscht<br />
dikwijls in 's menschen hart.’ - Speelt hier enige rancune mee vanwege het feit dat<br />
Van Hall <strong>de</strong> ‘onze<strong>de</strong>lijke’ draak Over lichten<strong>de</strong> drempels had durven weigeren?<br />
<strong>Couperus</strong> was in <strong>de</strong> wolken en heeft in een in memoriam bij Van Nouhuys' dood<br />
in september 1914 hun overeenkomst met lief<strong>de</strong> herdacht. 61 ‘Ik herinner mij steeds<br />
<strong>de</strong> avond in Genève, op het balkon van mijn kamer,’ schreef hij toen. ‘Gij waart<br />
daarheen gekomen, in opdracht van onze uitgevers, mij te verzoeken <strong>de</strong>el uit te maken<br />
van <strong>de</strong> Redactie van het op te richten Tijdschrift. Ik weiger<strong>de</strong> eerst, niet waar, mij<br />
veront-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
277<br />
schuldigen<strong>de</strong>, dat mijn afwezigheid eene verhin<strong>de</strong>ring zoû zijn <strong>voor</strong> mijn<br />
redacteurschap. Maar gij hieldt aan, en ik gaf toe. Gij wist mij te vleien, met het<br />
weldadig aandoen<strong>de</strong> woord, dat méer is dan vleierij, dat inhoudt <strong>de</strong> kracht ingieten<strong>de</strong><br />
sympathieke fluï<strong>de</strong>. En terwijl wij elkan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand gaven, zag ik <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, dat<br />
gij geslaagd waart met het doel uwer reis, maar zag ik ook <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> om uw reis<br />
zelve. Het zachtblauwe meer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n zomer-starrelucht, <strong>de</strong> verre, vage<br />
Mont-Blanc-karteling daar tegen, <strong>de</strong> stad zelve tintelend van dutzen<strong>de</strong> lichten, die<br />
neêr tinkel<strong>de</strong>n diep in het water, riepen uwe verrukking op. En ik was blij<strong>de</strong> u die<br />
bei<strong>de</strong> voldoeningen te geven, maar gij gaaft mij méer ten zelf<strong>de</strong>n tijd: zelfvertrouwen<br />
en kracht.’<br />
En uitzicht op betere financiën...! - Voor Veen had het nieuwe tijdschrift<br />
consequenties die <strong>Couperus</strong> min<strong>de</strong>r interesseer<strong>de</strong>n. Al zijn toekomstig werk zou nu<br />
<strong>voor</strong>taan eerst in Groot-Ne<strong>de</strong>rland moeten verschijnen. Het maandblad wil<strong>de</strong><br />
natuurlijk blijvend kunnen rekenen op vaste bijdragen van meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
kwaliteit. Beteken<strong>de</strong> dit <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> zekerheid van een bepaald kwantum har<strong>de</strong><br />
Hollandse gul<strong>de</strong>ns, <strong>voor</strong> Veen had het an<strong>de</strong>re gevolgen: nimmer zou hij <strong>Couperus</strong>'<br />
werk meer als ‘inédit’ kunnen uitgeven, zoals dat met De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen<br />
nog gebeurd was. De verrassing van <strong>de</strong> primeur ging daarmee ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>goed zijn<br />
neus <strong>voor</strong>bij.<br />
In<strong>de</strong>rdaad bestem<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> meteen <strong>de</strong> tekst van De zonen <strong>de</strong>r zon <strong>voor</strong><br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland. (Wat <strong>de</strong> twee me<strong>de</strong>redactiele<strong>de</strong>n van nu juist dit proza in hun<br />
nieuwe tijdschrift gevon<strong>de</strong>n hebben, is helaas niet overgeleverd. <strong>Een</strong> ‘publiekstrekker’<br />
was het nu niet bepaald.) Veen zag zich <strong>voor</strong> een fait accompli geplaatst. Wat heeft<br />
hij gedacht bij <strong>Couperus</strong>' troostwoor<strong>de</strong>n: ‘Groot Ne<strong>de</strong>rland zal in <strong>de</strong>n eersten tijd<br />
wel min<strong>de</strong>r gelezen wor<strong>de</strong>n dan <strong>de</strong> Gids; dus ge profiteert er nog bij’(!?)<br />
Zielenschemering was nog niet verschenen maar wel al in druk. De twee eerste <strong>de</strong>len<br />
van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen zijn daarmee het laatste proza dat papa John Ricus<br />
nog van zijn jongste zoon heeft kunnen lezen. Of was hij daar al te ziek <strong>voor</strong>? - Op<br />
13 oktober ontving Veen een vierregelig briefje van zijn auteur. Niet uit Nice, zoals<br />
hij waarschijnlijk verwachtte, maar uit Den Haag. De inhoud vermeld<strong>de</strong>, behalve<br />
iets over drukproeven: 62 ‘Ik ben hier, om treurige re<strong>de</strong>nen, mijn va<strong>de</strong>r is sterven<strong>de</strong>.’<br />
De hoogbejaar<strong>de</strong> man, wiens lange leven bijna <strong>de</strong> gehele negentien<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
278<br />
eeuw had bestreken, was op zesentachtigjarige leeftijd ein<strong>de</strong>lijk heengegaan. - <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>, nu ruim negenen<strong>de</strong>rtig jaar oud, had <strong>voor</strong>taan geen ou<strong>de</strong>rlijk huis meer.<br />
Surinamestraat 20 zou spoedig in an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>n overgaan.<br />
Op woensdag 15 oktober 1902 werd mr. John Ricus <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Algemene<br />
Begraafplaats te Den Haag naast zijn echtgenote begraven, in <strong>de</strong> grafkel<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />
familie Reynst.<br />
Min<strong>de</strong>r dan een week later reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> terug naar Nice. Elisabeth, die niet<br />
mee was gegaan, wachtte hem daar in <strong>de</strong> Villa Jules. Op 6 november schreef hij<br />
Veen: 63 ‘Mijn grootere roman <strong>voor</strong> het volgen<strong>de</strong> jaar zal zijn Ou<strong>de</strong> Menschen.’<br />
De dood van zijn va<strong>de</strong>r had hem op een nieuw on<strong>de</strong>rwerp gebracht. De afrekening<br />
met het Hollandse, Haags-Indische verle<strong>de</strong>n, gerealiseerd in De boeken <strong>de</strong>r kleine<br />
zielen, zou in een laatste familieroman <strong>voor</strong>goed voltooid wor<strong>de</strong>n.<br />
Eindnoten:<br />
1 De Nieuwe Courant, 10 juni 1913 (Paul Ekhard).<br />
2 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 189 nr.259.<br />
3 I<strong>de</strong>m, 190 nr.260; 192 nr.261. - Het moeilijke ontstaan valt niet op. Julien Kuypers, ‘Over <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 55, haalt juist dit boek aan als typerend <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong>' gran<strong>de</strong>zza meer in het algemeen.<br />
4 V. Booven. Leven, 153.<br />
5 Groot-Ne<strong>de</strong>rland II (1904), I, 633 e.v.; II. 36, 286, 544, 671. In Proza III, 219-320.<br />
6 Van <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> o.m. zijn grootva<strong>de</strong>r P.Th. <strong>Couperus</strong>; zijn oudste oom H.W.L.<br />
<strong>Couperus</strong>; e.a. - Van <strong>de</strong> familie Reynst o.m. zijn grootva<strong>de</strong>r J.C. Reynst; zijn oom P.H. Reynst<br />
(en diens zoon); vele an<strong>de</strong>ren. - Van <strong>de</strong> familie Baud o.m. <strong>Couperus</strong>' oom G.L. Baud (en diens<br />
va<strong>de</strong>r); <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van Elisabeth, J.C.W.R.Th. Baud; vele an<strong>de</strong>ren. - Voorts ook nog zijn zwager<br />
G.J.P. Valette. Bovendien le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verwante familie Stcyn Parvé. - Gegevens uit <strong>de</strong> archieven<br />
van Het Groot Oosten te Den Haag, met bijzon<strong>de</strong>re dank aan <strong>de</strong> heer B. Croiset van Uchelen.<br />
7 Epiloog. - V. Tricht, Verkenning, 115, wees er al op dat ‘Babel is <strong>de</strong> civilisatie, geleid door<br />
eerzuchtigen die zich als i<strong>de</strong>alisten <strong>voor</strong>doen en priesters die huichelen, terwijl <strong>de</strong> wijsgeren<br />
terzij<strong>de</strong> staan en on-een<strong>de</strong>re wijsheid doceren’.<br />
8 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 205 nr.273.<br />
9 I<strong>de</strong>m, 190 nr. 260.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 792 nr.261.<br />
11 Braches, Boek als N.K., 138, 177, 282, 510 (nr.010618*).<br />
12 Henri Borel, in Vad. 18 juli 1923.<br />
13 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 196 nr.265.<br />
14 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
15 I<strong>de</strong>m, 197 nr.266.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 203 nr.270.<br />
17 Over dit probleem uitvoerig Francis Bulhof, ‘De chronologie van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’,<br />
in De Nieuwe Taalgids 72 nr.1 (januari 1979), 14-33.<br />
18 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 204 nr.272.<br />
19 Zie noot 8.<br />
20 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 211 nr.279.<br />
21 Zie over <strong>de</strong>ze kwestie Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 288.<br />
22 I<strong>de</strong>m, 277.<br />
23 I<strong>de</strong>m. 284.<br />
24 I<strong>de</strong>m, 288 e.v.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
25 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 203 nr.271.<br />
26 I<strong>de</strong>m. 199 nr.268.<br />
27 I<strong>de</strong>m., 219 nr.291.<br />
28 I<strong>de</strong>m, 198 nr.266.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 200 nr.269.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 203 nr.271.<br />
31 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 8.<br />
32 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 204 nr.273.<br />
33 I<strong>de</strong>m, 206 nr. 275.<br />
34 De Gids (1901), III, 407-416. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels (1902), 1-18.<br />
35 De Gids (1901), IV, 191-203. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 19-40.<br />
36 De Gids (1903), I, 381-388. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 144-156.<br />
37 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 210 nr.278.<br />
38 De Gids (1902), I, 389-406. - In Over lichten<strong>de</strong> drempels, 157 -87.<br />
39 Over lichten<strong>de</strong> drempels, 41-143.<br />
40 Maatstaf II (1963), 169 nr.22.<br />
41 Braches, Boek als N.K., 368, 513, (nr.011123). - Uit <strong>de</strong> zeer grote literatuur over <strong>de</strong> cyclus zij<br />
hier gewezen op <strong>de</strong> analyse van dr. G. Kazemier, ‘Het <strong>de</strong>terminisme in <strong>de</strong> roman. <strong>Couperus</strong>,<br />
De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen’, in De roman als levensspiegel (1950). 87-10.<br />
42 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 213 nr.284.<br />
43 Zijn kleindochter vertel<strong>de</strong> later aan haar dochter Carla Biberle het verhaal dat zij hem eens in<br />
vertwijfeling had horen uitroepen, boven in zijn stu<strong>de</strong>erkamer: ‘O God, als het dan Uw wil is,<br />
dat ik eeuwig moet pissen, dàt ik dan maar weer pisse!’ waarop hij zich, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zoveelste maal,<br />
weer had getracht te ontlasten. (Het werkte overigens zeer op Stans lachspieren en op die van<br />
haar zusje Edmée.)<br />
44 Zie noot 17.<br />
45 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 314 nr.285.<br />
46 Zie noot 39.<br />
47 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 217 nr.288.<br />
48 Het late leven II, XI.<br />
49 Zielenschemering III, IX.<br />
50 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 219 nr.291.<br />
51 Maatstaf II (1963), 170 nr.23. - Fontijn, Extase, 98-110, meen<strong>de</strong> sterke invloed van Wagners<br />
Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen op <strong>Couperus</strong>' romancyclus waar te nemen (Paul van Lowes<br />
enthousiasme <strong>voor</strong> Wagner blijkt daar dui<strong>de</strong>lijk). Dat <strong>Couperus</strong> van Wagners muziek hield<br />
staat vast, <strong>voor</strong>al van ‘Wotans Abschied’ en ‘Feuerzauber’ uit Die Waküre. Of Constance echter<br />
iets te maken heeft met Brünnhil<strong>de</strong>, is betwijfelenswaardig. Fontijn meent: ‘Wie op het niveau<br />
van <strong>de</strong> leidmotieven parallellen trekt lassen <strong>de</strong> Ring en <strong>de</strong> romancyclus, zal kunnen zien hoe<br />
sterk <strong>de</strong> laatste doordrenkt is van <strong>de</strong> atmosfeer en muziek van Wagner.’ - In zijn brief aan Marie<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein meldt <strong>Couperus</strong> hier niets van. Is hier niet eer<strong>de</strong>r van gelijkgestemdheid sprake?<br />
(toegegeven dat Zielenschemering natuurlijk van Götterdämmerung moet zijn afgeleid).<br />
52 V. Booven, Leven, 179.<br />
53 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 227 nr.301.<br />
54 I<strong>de</strong>m, 228 nr. 302.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 239 nr. 304.<br />
56 I<strong>de</strong>m, 230 nr. 305.<br />
57 I<strong>de</strong>m, 230 nr. 306.<br />
58 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
59 V. Booven, Lenen, 187.<br />
60 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 233 nr.313.<br />
61 ‘<strong>Een</strong> woord van her<strong>de</strong>nken’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XII (1914), II, 513-514. - Erbe, Nag. werk,<br />
175-176.<br />
62 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 234 nr.315.<br />
63 I<strong>de</strong>m, 238 nr.319.<br />
II [1902-1903]<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
In zijn grote romancyclus heeft <strong>Couperus</strong> veel ervaringen en beel<strong>de</strong>n verweven die<br />
met elkaar het Den Haag van rond <strong>de</strong> eeuwwisseling op onvergetelijke wijze oproepen.<br />
Natuurlijk is alles wat hij er aan toegevoegd heeft belangrijker dan welk aan <strong>de</strong><br />
werkelijkheid ontleend element ook. De lief<strong>de</strong> en warmte waarmee hij <strong>de</strong> viermaal<br />
twee boeken geschreven heeft, zijn psychologisch inzicht, zijn talent <strong>voor</strong> dramatische<br />
han<strong>de</strong>ling, zijn superieure hantering van <strong>de</strong> taal, <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eënwereld op zichzelf, staan<br />
<strong>voor</strong>op. De schil<strong>de</strong>ring van het milieu dat hij zo goed ken<strong>de</strong> draagt het kenmerk van<br />
sterke authenticiteit. De uiterlijke wereld is tot een innerlijke gewor<strong>de</strong>n op superieure<br />
wijze. 1<br />
Het is een weerspiegeling van Haags leven in <strong>de</strong> kringen <strong>de</strong>r hogere bourgeoisie.<br />
Wat er in <strong>de</strong> lagere milieus omging had zijn interesse niet en bij gebrek aan<br />
vertrouwdheid daar mee zou hij dat ook nooit hebben kunnen beschrijven. <strong>Couperus</strong><br />
had echter genoeg zelfinzicht om zich daar ook niet aan te wagen. Wat hem<br />
wezensvreemd was liet hij liggen. Zijn wereld was die van een elite. Zijn gezichtshoek<br />
was die van iemand die zelf nooit in vaste dienst werkzaam is geweest en eigenlijk<br />
ook nauwelijks besefte wat dat beteken<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> werken<strong>de</strong> man was<br />
hij een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
279<br />
buitenstaan<strong>de</strong>r. Wat hij het beste ken<strong>de</strong> waren vrouwen in haar bescherm<strong>de</strong> omgeving,<br />
<strong>de</strong> kringen van ou<strong>de</strong>re heren die niet meer werkten of nooit serieus gewerkt had<strong>de</strong>n,<br />
waarbij zijn inlevingsvermogen zich <strong>voor</strong>al richtte op hun gevoelens. <strong>Couperus</strong><br />
bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> zijn figuren sterk intuïtief. Dit verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet dat hij <strong>de</strong> voosheid van<br />
dit milieu perfect observeer<strong>de</strong> en weergaf. Eigen waar<strong>de</strong>oor<strong>de</strong>len relativeer<strong>de</strong> hij<br />
overigens steeds weer. ‘Het is alles om niets,’ <strong>de</strong>nkt Addy aan het eind van De kleine<br />
zielen. De cyclus had dit wel als motto mee kunnen krijgen. Wat <strong>Couperus</strong> beziel<strong>de</strong><br />
was een groot me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> samenleving waar hij zelf een<br />
onlosmakelijk <strong>de</strong>el van uitmaakte. Niet <strong>voor</strong> niets was reeds <strong>de</strong> Cyrus uit Babel van<br />
hoogmoed tot ne<strong>de</strong>righeid geraakt. Cyrus was met open han<strong>de</strong>n afgedaald van zijn<br />
verhevenheid en had zijn ziel geopend om te kunnen ontvangen en teruggeven. Juist<br />
dit was het geweest waar Astarte zich aan het slot zo over verheugd had. <strong>Couperus</strong><br />
zag dit als zijn eigen opdracht.<br />
Veel Haagse elementen zijn ontleend aan <strong>de</strong> realiteit. Het huis in <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rstraat<br />
was in werkelijkheid het huis Sophialaan 12. Zoals Constance van <strong>de</strong>r Welcke was<br />
ook hij daar uit getrouwd. De serre waar <strong>de</strong> tantes Rien en Tien plachten te zitten -<br />
ongetwijfeld familiefiguren, al kennen wij ze niet meer - bestaat nog altijd.<br />
In dit huis ook heeft het grote portret gehangen dat als een symbool van vroegere<br />
grootheid was: <strong>de</strong> overle<strong>de</strong>n vroegere gouverneur-generaal. In werkelijkheid betrof<br />
het een portret van <strong>de</strong> oud-minister van Koloniën G.L. Baud, 2 <strong>Couperus</strong>' oom en<br />
Elisabeths grootva<strong>de</strong>r. Het laat Baud zien in ministeriële galakledij, met or<strong>de</strong>tekenen<br />
en gou<strong>de</strong>n borduursels. Het is even star en officieel als het schil<strong>de</strong>rij uit <strong>de</strong> roman.<br />
G.L. Baud was een neef van J.C. Baud, die van 1833 tot 1836 het hoge ambt ad<br />
interim bekleed heeft. <strong>Couperus</strong>' eigen grootva<strong>de</strong>r Reynst was eveneens waarnemend<br />
gouveneur-generaal geweest. Het portret had dus meer dan alleen maar symbolische<br />
waar<strong>de</strong>. De vroegere ‘gran<strong>de</strong>ur’ in <strong>de</strong> familie berustte op werkelijkheid.<br />
Daar komt bij dat G.L. Baud tot tweemaal toe op een haar na werkelijk<br />
gouverneur-generaal is gewor<strong>de</strong>n. Hij heeft een indrukwekken<strong>de</strong> carrière gemaakt,<br />
<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el in Indië. Reeds op tweeën<strong>de</strong>rtigjarige leeftijd werd hij resi<strong>de</strong>nt van<br />
Kediri, en vijf jaar later, in 1838, resi<strong>de</strong>nt van Semarang. In 1845 vertrok hij naar<br />
Ne<strong>de</strong>rland. Zijn neef J.C. Baud was toen minister van Koloniën. Zij had<strong>de</strong>n echter<br />
geen goe<strong>de</strong> relatie. Van 1848 tot<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
280<br />
1849 werd G.L. Baud zelf minister van Koloniën. Het is in 1850 geweest, dat hem<br />
het gouverneur-generaalschap werd aangebo<strong>de</strong>n. Maar hij trok zich terug toen hem<br />
bleek dat een aantal van zijn <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n niet gehonoreerd zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Hij werd<br />
toen, tot 1858, lid van <strong>de</strong> Raad van State.<br />
In 1861 werd hem opnieuw <strong>de</strong> portefeuille van Koloniën aangebo<strong>de</strong>n. Baud<br />
weiger<strong>de</strong> echter. Bijna is hij in 1866 alsnog gouverneur-generaal gewor<strong>de</strong>n. Allerlei<br />
intriges hebben dit verhin<strong>de</strong>rd, zo heet het. Aan zijn Indische tijd bewaar<strong>de</strong> hij een<br />
won<strong>de</strong>rlijk souvenir... In Kediri was in<strong>de</strong>rtijd op hem een aanslag gepleegd. De<br />
muiteling, Sin<strong>de</strong>rgo, werd onmid<strong>de</strong>llijk gedood, en men offreer<strong>de</strong> <strong>de</strong> gewon<strong>de</strong> doch<br />
gered<strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt als aan<strong>de</strong>nken diens sche<strong>de</strong>l. Baud heeft die tot zijn dood toe zuinig<br />
bewaard. <strong>Een</strong> tijdgenoot tekent ons <strong>de</strong>ze oom van <strong>Couperus</strong> als een statige man, op<br />
negentigjarige leeftijd nog volledig bij <strong>de</strong> pinken en kaarsrecht van houding. 3<br />
Het is maar zeer ten <strong>de</strong>le waar dat <strong>Couperus</strong>, zoals wel eens gezegd is, in Den<br />
Haag min of meer aan <strong>de</strong> zelfkant van <strong>de</strong> aristocratie geleefd zou hebben. Mogen er<br />
ook kringen niet zeer toegankelijk <strong>voor</strong> hem zijn geweest, en mag zijn eigen moe<strong>de</strong>r<br />
er misschien ‘ontoonbaar’ Indisch hebben uitgezien, dit nam niet weg dat <strong>de</strong> families<br />
Baud, Reynst en <strong>Couperus</strong> aanzien genoeg genoten. Dat er in<strong>de</strong>rdaad sprake was<br />
van een ‘gran<strong>de</strong>ur déchue’ doet daar niet veel aan af. Ook dit was trouwens maar<br />
betrekkelijk. <strong>Couperus</strong>' eigen broer John Ricus heeft het tot resi<strong>de</strong>nt van Djokja<br />
gebracht, een positie die allerminst van gran<strong>de</strong>ur gespeend was. Papa John Ricus is<br />
zelf op zijn ou<strong>de</strong> dag bijna nog een keer minister gewor<strong>de</strong>n: in 1867 werd hem, zo<br />
zagen wij al, <strong>de</strong> portefeuille van Koloniën aangebo<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> romancyclus moeten vele verhalen van <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r verwerkt zijn. Wij<br />
horen van Constances herinneringen aan haar meisjestijd, doorgebracht van haar<br />
twaalf<strong>de</strong> tot haar zeventien<strong>de</strong> in Buitenzorg. Als dochter van <strong>de</strong> gouverneur-generaal<br />
was <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n pajong haar een begrip. Wanneer <strong>de</strong> familie binnenkwam werd het<br />
Wien Neêrlands Bloed gespeeld. Constance genoot ook van alle an<strong>de</strong>re eerbewijzen.<br />
- <strong>Couperus</strong>' eigen moe<strong>de</strong>r was vijftien jaar oud toen J.C. Reynst waarnemend<br />
gouverneur-generaal werd. Zij heeft al <strong>de</strong>ze dingen uiteraard goed gekend, en zal er<br />
vaak genoeg over gesproken hebben. Bijna al haar kin<strong>de</strong>ren waren in Indië geboren.<br />
Den Haag was <strong>voor</strong> haar maar Den Haag. Zij miste er<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
281<br />
alles wat het vroegere leven in Indië - een land waar <strong>de</strong> familie maatschappelijk<br />
wérkelijk tot <strong>de</strong> top behoor<strong>de</strong> - aan weel<strong>de</strong>, gemakken en genoegens te bie<strong>de</strong>n had<br />
gehad.<br />
Wat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re carrière van Constance betreft, haar Romeinse jaren bracht zij ook<br />
al op hoog niveau door. Het hofbal dat <strong>Couperus</strong> zelf in Romein 1895 bijwoon<strong>de</strong><br />
bewijst wel dat hij daar over goe<strong>de</strong> introducties beschikt heeft. Ook die kringen ken<strong>de</strong><br />
hij. Constance ‘vond in Rome <strong>de</strong> hofbals glanzen<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> raôuts in Den Haag; zij<br />
maakte kennis met allerlei groote namen’. Zo ook <strong>Couperus</strong>, die er echter weinig<br />
mee <strong>de</strong>ed.<br />
Lokaties als het huis van Karel en Cateau in <strong>de</strong> Oranjestraat, <strong>de</strong> woning van Gerrit<br />
in <strong>de</strong> Bankastraat, <strong>de</strong> wisselen<strong>de</strong> pensions van Dorine (<strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> ze!), het<br />
Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s waar Constance tij<strong>de</strong>lijk verblijft, het <strong>de</strong>ftige huis van <strong>de</strong> Van Naghels<br />
in het Bezui<strong>de</strong>nhout, het kleine huis van <strong>de</strong> Van <strong>de</strong>r Welckes aan <strong>de</strong> Kerkhoflaan,<br />
het appartement van Ernst op <strong>de</strong> Nieuwe Uitleg en dat van Paul in <strong>de</strong> Houtstraat, dit<br />
alles speelt me<strong>de</strong> een rol. Op vele van <strong>de</strong>ze adressen zal <strong>Couperus</strong> kennissen hebben<br />
gehad. Hun namen kennen wij helaas niet meer.<br />
An<strong>de</strong>rs staat het met huis en straat van <strong>de</strong> Van Saetzema's. De kleine zielen <strong>de</strong>el<br />
11 opent met <strong>de</strong> beschrijving van een hoekhuis dat ‘niet in <strong>de</strong> lengte <strong>de</strong>r huizenrei<br />
[sic] stond, maar in <strong>de</strong> breedte, en <strong>de</strong> straat half afsloot, als een hofje van groote<br />
huizen. De straat strekte zich vrij lang uit en, ook aan haar an<strong>de</strong>re ein<strong>de</strong>, sloot een<br />
huis ze ten <strong>de</strong>ele af, en maakte waarlijk van ze een hofje, van gegoe<strong>de</strong> lui.’ <strong>Couperus</strong><br />
noemt <strong>de</strong> straat niet met name, en hij had daar re<strong>de</strong>nen toe. Tot die gegoe<strong>de</strong> lui<br />
behoor<strong>de</strong>n namelijk zijn eigen ou<strong>de</strong>rs. De straat is fotografisch dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong><br />
Surinamestraat, gezien en beschreven vanuit het haaks geplaatste huis nummer 42.<br />
Wellicht heeft <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> bewoner ervan gekend, <strong>de</strong> rijksbouwmeester<br />
G.H. Peters die het huis van 1880-'81 tot 1920 bewoon<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> gevel zien wij nog<br />
een steen die aan diens beroep herinnert, naast een reliëf met <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> zo<br />
vereer<strong>de</strong> Venus van Botticelli.<br />
De perken in het mid<strong>de</strong>n met hun kastanjebomen, <strong>de</strong> gevels met hun vele imposante<br />
vlaggestokken - nog altijd -, <strong>de</strong> grillige balkons, erkers en puntdakjes: geen enkele<br />
an<strong>de</strong>re Haagse straat is in dit boek door <strong>Couperus</strong> zo nauwkeurig geobserveerd en<br />
beschreven. Het is daarmee <strong>de</strong> Haagse straat par excellence gewor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong><br />
noemt ook <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom ervan, ‘ongeveer twintig jaar’. De jaartallen in sommige<br />
gevels bevestigen <strong>de</strong>juistheid daarvan, evenals het bouwjaar van papa <strong>Couperus</strong>'<br />
eigen huis.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
282<br />
Curieus is <strong>de</strong> vermelding dat <strong>de</strong> vlaggestokken slechts tweemaal per jaar dienst<br />
hoef<strong>de</strong>n te doen: als er gevlagd werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> koningin en <strong>voor</strong> haar moe<strong>de</strong>r. Dit<br />
bepaalt het tijdstip waarop <strong>de</strong> roman begint na 1890, toen Willem III gestorven is.<br />
Daar <strong>de</strong> heer Van Vreeswijck bovendien in dienst blijkt te zijn van <strong>de</strong><br />
koningin-regentes - hij is kamerheer - hebben wij als terminus ante quem 31 augustus<br />
1898. 4<br />
Ook buiten Den Haag heeft <strong>Couperus</strong> hem beken<strong>de</strong> lokaties beschreven. In<br />
Zielenschemering bij <strong>voor</strong>beeld vertrekt <strong>de</strong> geesteszieke Ernst naar Nunspect. Bij<br />
dokter Van Heuvel zal hij zijn intrek nemen in een kliniek <strong>voor</strong> zenuwzieken. Van<br />
Heuvel en diens vrouw wonen er zelf in een ‘lieve villa’. Addy van <strong>de</strong>r Welcke gaat<br />
zijn zieke oom daar een bezoek brengen. Het huis ligt van <strong>de</strong> weg af, in een<br />
schaduwrijke tuin. De kamer van Ernst is lief, ‘het uitzicht vroolijk... dokter Van<br />
Heuvel en zijn vrouw zijn hartelijke, eenvoudige menschen... Het zal zelfs geen<br />
isolatiekuur zijn.’ Vermoe<strong>de</strong>lijk is hier dr. Jan Versteeg geportretteerd, die tussen<br />
1879 en 1906 in Barneveld een <strong>de</strong>rgelijke particuliere praktijk uitoefen<strong>de</strong>. 5 Hij woon<strong>de</strong><br />
er in <strong>de</strong> Schoutenstraat. Op het nabij gelegen buitengoed Duinkerken open<strong>de</strong> hij in<br />
1893 een inrichting <strong>voor</strong> zenuwpatiënten. In oktober 1897 heeft Minta Baud daar<br />
verblijf gehou<strong>de</strong>n.<br />
Dat <strong>Couperus</strong> een verschuiving van Barneveld naar Nunspeet toepaste <strong>de</strong>ed hij<br />
niet zon<strong>de</strong>r re<strong>de</strong>n. Nunspeet immers ken<strong>de</strong> hij zelf bijzon<strong>de</strong>r goed, sinds hij daar met<br />
<strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins bij herhaling 's zomers gelogeerd had. De villa die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
mevrouw Van Lowe in Nunspeet huurt, is dan ook ongetwijfeld een reminiscentie<br />
aan het huis dat <strong>Couperus</strong>' zuster Catharina en haar echtgenoot Benjamin daar plachten<br />
te betrekken. In geï<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>, om niet te zeggen geromantiseer<strong>de</strong> vorm heeft dit<br />
eer<strong>de</strong>r al gestalte gekregen als De Horze in Eline Vere. Niet zomaar installeert<br />
mevrouw Van Lowe er zich ‘met A<strong>de</strong>line en haar blon<strong>de</strong> troepje’, ook Catharina had<br />
daar altijd met haar kin<strong>de</strong>ren gelogeerd.<br />
Veel van <strong>Couperus</strong>' Veluwse ervaringen en herinneringen had hij al in zijn<br />
jeugdroman verwerkt en hij kon die moeilijk nogmaals gebruiken. Daarom<br />
concentreer<strong>de</strong> hij zich ditmaal op <strong>de</strong> tragische scènes waar <strong>de</strong> zenuwzieke Ernst een<br />
hoofdrol in speelt. Er is geen twijfel aan of in <strong>de</strong>ze figuur heeft hij zijn krankzinnige<br />
broer Petrus Theodorus ten tonele gevoerd, die misschien ook wel eens daarbuiten<br />
bij <strong>de</strong> familie is geweest, in betere perio<strong>de</strong>n. Met enige zekerheid valt daar overigens<br />
niets over te zeggen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
283<br />
Tenslotte is er Baarn, waar Bertha gaat wonen na <strong>de</strong> dood van Van Naghel. Financieel<br />
kan zij het dan niet goed meer bolwerken. Zij trekt zich in <strong>de</strong> roman in Baarn terug,<br />
samen met haar bei<strong>de</strong> nog niet getrouw<strong>de</strong> dochters <strong>Louis</strong>e en Marianne. In <strong>de</strong> kleine<br />
villa, waar in het boek sprake van is, woont zij spoedig met Marianne alleen. - De<br />
parallel met <strong>Couperus</strong>' tante Wilhelmina Baud en haar dochter Minta dringt zich op.<br />
Letterlijk was het <strong>de</strong> situatie die <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> in <strong>de</strong> tijd dat hij zelf in Hilversum<br />
woon<strong>de</strong>: in Villa Minta. Meermalen ging hij zelf in Baarn logeren. Tante Wilhelmina<br />
Baud-<strong>Couperus</strong> - zij zou in 1899 komen te overlij<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> tijd dat <strong>Couperus</strong> in Indië<br />
was - had er <strong>de</strong> villa Mon Repos betrokken. ‘Telkens als een trein aandreun<strong>de</strong>, hetzij<br />
ophield, hetzij doorstoom<strong>de</strong> in een nauwlijks vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vaart, beef<strong>de</strong> <strong>de</strong> kleine<br />
villa...’ 6 Het is een situatie die <strong>Couperus</strong> goed gekend moet hebben.<br />
Naast <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>cors hebben ook <strong>Couperus</strong>' familiele<strong>de</strong>n en kennissen dus hun steentje<br />
aan <strong>de</strong> romancyclus bijgedragen, zij het dat het zel<strong>de</strong>n portretten in <strong>de</strong> letterlijke zin<br />
zijn. Er is veeleer sprake van contaminaties. Zo is Bertha niet zo oud als tante<br />
Wilhelmina in werkelijkheid was. Van Naghel is minister, een ambt dat oom Baud<br />
vele jaren eer<strong>de</strong>r bekleed had. Het geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> staatsieportret, zo zagen wij al,<br />
herinnert aan meer dan één illuster familielid van <strong>Couperus</strong>.<br />
In <strong>de</strong> familie zelf bestond <strong>de</strong> overlevering dat Karel en Cateau gebaseerd waren<br />
op Minta's zuster en zwager Schuurbeque Boeye-Baud. 7 Daar G.L. Baud en zijn<br />
vrouw in totaal veertien kin<strong>de</strong>ren hebben gekregen, waarvan er in <strong>Couperus</strong>' jeugd<br />
nog negen in leven waren, moeten <strong>de</strong> bijeenkomsten in <strong>de</strong> Sofialaan in<strong>de</strong>rdaad ware<br />
‘familietaferelen’ geweest zijn. Elisabeth woon<strong>de</strong> ze bij als was zij een jongste zuster.<br />
<strong>Couperus</strong> stond genealogisch met al <strong>de</strong>ze volle neven en nichten op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn.<br />
Vijf waren getrouwd, en brachten dus ook nog weer echtgenoten en kin<strong>de</strong>ren mee.<br />
Wie van al <strong>de</strong>ze mensen <strong>Couperus</strong> allemaal in zijn roman on<strong>de</strong>rdak heeft verleend<br />
zal wel nooit meer kunnen wor<strong>de</strong>n vastgesteld.<br />
Maar niet alleen familiele<strong>de</strong>n spelen mee. Ritmeester Gerrit heeft, afgezien van<br />
vrouw en kin<strong>de</strong>ren, veel van Gerrit Jäger en Johan Ram meegekregen, zowel wat<br />
zijn karakter als zijn ziekelijke hypochondrische neigingen aangaat. Ditmaal betreft<br />
het dus vrien<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>. De zelfmoord door verdrinking van Gerrits vriendin<br />
Pauline in het Ververschingskanaal, berust ongetwijfeld op <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntieke suïci<strong>de</strong>, in<br />
1894, van Jäger.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
284<br />
In Zielenschemering mag <strong>de</strong> beschrijving van Ernsts krankzinnigheid wel een van<br />
<strong>de</strong> aangrijpendste passages genoemd wor<strong>de</strong>n. Het is in 1893 geweest, dat in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland bijna onzichtbaar verstopt een kleine bekendmaking heeft gestaan: ‘21<br />
April 1893 is Petrus Theodorus <strong>Couperus</strong> op grond van krankzinnigheid on<strong>de</strong>r<br />
curateele gesteld.’ Als curator trad <strong>Couperus</strong>' zwager op. Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />
Hiermee was <strong>de</strong> ernstige geestesziekte van <strong>Couperus</strong>' oudste broer niet langer een<br />
door <strong>de</strong> familie geheim gehou<strong>de</strong>n feit. Heel Den Haag heeft er kennis van kunnen<br />
nemen. Hoe hard dit gevoelsmatig moet zijn aangekomen, blijkt uit <strong>de</strong> roman maar<br />
al te dui<strong>de</strong>lijk. Het is Ernsts moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe, die als eerste het<br />
woord krankzinnig uitspreekt.<br />
Merkbaar zelf ontroerd, heeft <strong>Couperus</strong> het leed van zijn eigen moe<strong>de</strong>r als volgt<br />
beschreven: ‘En schril klonk het woord, dat nog niemand tegen haar had uitgesproken<br />
- hoewel zij <strong>de</strong> beteekenis gera<strong>de</strong>n had - door <strong>de</strong> duisteren<strong>de</strong> kamer, waar verschrikt,<br />
om <strong>de</strong>n schrillen klank van <strong>de</strong> snerpen<strong>de</strong> stem <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> vrouw, plotseling alle<br />
fluisteringen zwegen. Alles zweeg er en om het woord voer een huivering door <strong>de</strong><br />
kamer. De kin<strong>de</strong>ren zagen elkan<strong>de</strong>r aan, omdat mama het woord had uitgesproken,<br />
het woord, dat zij niet had<strong>de</strong>n gezegd - ook al had<strong>de</strong>n zij, stil, het gedacht. Het woord,<br />
dat mama zoo schril uitsprak, bijna schreeuwen<strong>de</strong> tegen Constance, in <strong>de</strong><br />
onweerhoudbare pijn van haar verdriet, sloeg hen allen met een plotsen schrik -<br />
omdat het, uit mama's mond, klonk als <strong>de</strong> openlijke bevestiging van wat zij wel allen<br />
wisten, maar niet bevestigen wil<strong>de</strong>n, dan in groot geheim tegen elkaar.’ Zo diep werd<br />
dit leed gevoeld, en zo groot was het taboe dat er op rustte, dat zelfs lang na <strong>Couperus</strong>'<br />
dood zijn weduwe er in het geheel niet over heeft willen spreken. In Van Boovens<br />
<strong>biografie</strong> wordt het volkomen verzwegen. Petrus Theodorus, krankzinnig gebleven<br />
tot zijn dood, is oud gewor<strong>de</strong>n. Pas op 7 maart 1928 stierf hij te Zeist.<br />
Het is in het hoofdstuk daarna, dat <strong>Couperus</strong> alle smarten van zijn moe<strong>de</strong>r opsomt,<br />
in <strong>de</strong> termen van <strong>de</strong> roman: <strong>de</strong> dood van haar dochtertjes, verdriet om wat Constance<br />
overkomen is, droefheid om <strong>de</strong> dood van Van Naghel, en dan: ‘Was het dan niet<br />
genoeg... dat een harer kin<strong>de</strong>ren... gek was... het vreeslijkst wat zijn kan immers?’ -<br />
De advertentie met <strong>de</strong> datum 21 april mag gezien wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> zware sluitsteen van<br />
een proces dat zich al een tiental jaren had <strong>voor</strong>tgesleept. De ou<strong>de</strong> mevrouw<br />
<strong>Couperus</strong>-Reynst heeft het niet verwerkt. Twee maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het in <strong>de</strong> open-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
285<br />
baarheid kwam is zij, op 15 februari 1893, overle<strong>de</strong>n. Haar oudste zoon zat toen al<br />
<strong>voor</strong>goed in <strong>de</strong> inrichting waarvan thuis het woord niet mocht wor<strong>de</strong>n uitgesproken:<br />
‘het vreeslijke woord, dat aanduid<strong>de</strong> het huis van schan<strong>de</strong>, familie-schan<strong>de</strong>.’ Als<br />
krankzinnigheid door <strong>de</strong> familie zó werd ervaren, dan vraagt men zich in gemoe<strong>de</strong><br />
af, of <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in dit Haagse milieu uit <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zich ooit over<br />
zijn eigen, seksuele problematiek zal hebben durven uiten. Tenzij...<br />
Wat is ‘Constance’ eigenlijk overkomen? Waarom heeft mama ook al zo hevig<br />
moeten lij<strong>de</strong>n om wat genoemd wordt ‘Constance's schan<strong>de</strong>’? Wie is eigenlijk<br />
‘Constance’? - Haar tragedie is die van <strong>de</strong> sociale paria, uitgestoten uit haar kring<br />
omdat zij zich niet heeft gehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschreven gedragsco<strong>de</strong> ván die kring.<br />
Als zodanig kon <strong>Couperus</strong> zich gemakkelijk mee haar vereenzelvigen, en zon<strong>de</strong>r<br />
twijfel heeft hij in <strong>de</strong>ze figuur ook veel van zichzelf gegeven. Overigens was het<br />
verschijnsel ‘geschei<strong>de</strong>n vrouw’ in <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> niet onbekend. Papa's eigen<br />
zuster Gesina Rica (1822-1892) is driemaal getrouwd geweest. De eerste keer werd<br />
zij weduwe. De twee<strong>de</strong> keer scheid<strong>de</strong> zij, van Constantijn L. Scheidler List, zoon<br />
van een minister van Oorlog. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> keer trouw<strong>de</strong> zij, in 1865, met <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien jaar<br />
jongere jhr. Gerard F. van <strong>de</strong> Poll. Het is niet uitgesloten dat <strong>de</strong>ze tante van <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> - zuster en schoonzuster dus ook van <strong>de</strong> Bauds in <strong>de</strong> Sophialaan - in eerste<br />
instantie <strong>voor</strong> Constance mo<strong>de</strong>l heeft gestaan, te meer daar <strong>de</strong> naam van haar eerste<br />
echtgenoot, De Sturler, maar weinig afwijkt van De Staffelaar uit het boek. Meer<br />
valt hier bij gebrek aan gegevens niet over te zeggen. De oorzaak van <strong>de</strong> echtscheiding<br />
is niet bekend, noch ook weten wij veel over jhr. Van <strong>de</strong> Poll. Diens moe<strong>de</strong>r was een<br />
baronesse Van Heerdt uit Arnhem. Wellicht heeft <strong>de</strong> jonkheer mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong><br />
Henri baron Van <strong>de</strong>r Welcke?<br />
Wel <strong>de</strong>gelijk bestaat natuurlijk <strong>de</strong> mogelijkheid dat <strong>Couperus</strong>' moe<strong>de</strong>r heeft geweten<br />
wat er met haar jongste zoon eigenlijk aan <strong>de</strong> hand was. In dat geval is ‘Constance's<br />
schan<strong>de</strong>’ tevens een equivalent van <strong>Couperus</strong>' eigen ‘schan<strong>de</strong>’. De romancyclus zou<br />
dan ten <strong>de</strong>le in een an<strong>de</strong>r licht komen te staan. Alleen familiebrieven had<strong>de</strong>n hier <strong>de</strong><br />
ontbreken<strong>de</strong> inlichtingen kunnen verschaffen.<br />
De figuur Paul vormt nauwelijks een probleem. Voortdurend geeft zijn geestelijke<br />
va<strong>de</strong>r hem dandyachtige <strong>Couperus</strong>theorieën in <strong>de</strong> mond. Hij is als het ware een wat<br />
karikaturaal uitgevallen zelfportret van <strong>de</strong> wat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
286<br />
ou<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong> die, na <strong>de</strong> huid van Hugo Aylva te hebben afgelegd, in die van <strong>de</strong><br />
badineren<strong>de</strong> poseur is gekropen en graag <strong>de</strong> draak steekt met zijn eigen kokette<br />
eigenaardighe<strong>de</strong>n. De poseur was echter een quasi-poseur. Het was een rol die<br />
<strong>Couperus</strong> goed lag. Achter dit masker school hij weg. Geheel afgelegd heeft hij het<br />
nimmer, en velen heeft hij er mee misleid. Tegen het ein<strong>de</strong> van Het heilige weten<br />
laat hij Paul overigens terloops nog iets zeggen dat <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' eigen psychische<br />
gesteldheid onthullend is: 8 ‘Lief<strong>de</strong>... dat is wel vreemd. Ik heb dat nooit gevoeld...<br />
Hij voel<strong>de</strong> zich rillen, en zei: - Het is koud, vandaag, Constance...’<br />
<strong>Couperus</strong>' gevoelens kon<strong>de</strong>n zich in<strong>de</strong>rdaad nog altijd niet richten op één persoon.<br />
Zijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Elisabeth was iets an<strong>de</strong>rs, van familiaire aard, geslachtsloos. In De<br />
boeken <strong>de</strong>r kleine zielen overstraalt zijn warme menselijkheid velen, om niet te zeggen<br />
ie<strong>de</strong>reen: zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring, want zelfs <strong>de</strong> tantes Rien en Tien, het kreng Adolfine<br />
en <strong>de</strong> zelfingenomen Karel en Cateau <strong>de</strong>len uitein<strong>de</strong>lijk in zijn me<strong>de</strong>dogen. Jaren<br />
later heeft <strong>Couperus</strong> het eens aldus uitgedrukt: 9 ‘Zet niet tusschen je zelf en een an<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> fopspiegels van sympathie of antipathie! Het komt er per slot zoo weinig op aan<br />
hoe ik die me<strong>de</strong>mensch vind - als kunstenaar moet het mij oneindig meer interesseeren<br />
hoe die an<strong>de</strong>r is.’ Deze aan het naturalisme ontleen<strong>de</strong> stelregel paste <strong>Couperus</strong> ook<br />
in <strong>de</strong> praktijk van het dagelijks leven toe.<br />
Cyrus uit Babel, Addy uit De kleine zielen, ze zijn elkaar verwant. In <strong>de</strong> laatste<br />
figuur heeft <strong>Couperus</strong> het i<strong>de</strong>aalbeeld geschapen van hoe hij zelf het liefst had willen<br />
zijn. Wat Addy werkelijk bezielt, komt sterk tot uiting op het ogenblik dat hij in<br />
Nunspeet <strong>de</strong> krankzinnige Ernst tracht te helpen. Het wordt hem dan ineens dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat hij arts wil wor<strong>de</strong>n. Addy is een i<strong>de</strong>alist, hij cijfert zichzelf weg, vervuld als hij<br />
is van het grote me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n dat hij voelt <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reeen die hij op zijn weg tegenkomt<br />
en die om zijn hulp vraagt. In <strong>de</strong> realiteit heeft <strong>Couperus</strong> dit zo niet nagestreefd. Het<br />
lag niet in zijn vermogen. Zich geven kon hij alleen via <strong>de</strong> droomwereld van zijn<br />
kunst. Daarin <strong>de</strong>ed hij het dan ook geheel.<br />
Tenslotte zijn er dan nog <strong>de</strong> in <strong>de</strong> cyclus gebruikte namen. Vele daarvan gaan<br />
terug op zijn eigen familie. Adèle Lowe heette een nichtje, dochter van papa's oudste<br />
broer Henry. In <strong>de</strong> families <strong>Couperus</strong>, Baud, Reynst en Vlielan<strong>de</strong>r Hein komen wij<br />
ver<strong>de</strong>r als <strong>voor</strong>namen tegen: Adriaan, Bertha, Cateau (Catharina), Constance, Emilie,<br />
Frans, Geertru<strong>de</strong>, Geertruida, Henri, Johan, Karel, <strong>Louis</strong>(e), Marie, Mathil<strong>de</strong>, Paul,<br />
Paulina, Piet, et<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
287<br />
cetera. Tij<strong>de</strong>ns het schrijven moet <strong>Couperus</strong> er een hele administratie aan gehad<br />
hebben. Dat hij zich met <strong>de</strong> leeftij<strong>de</strong>n van al <strong>de</strong>ze bijfiguren wel eens vergist blijkt<br />
te hebben, is niet te verwon<strong>de</strong>ren.<br />
Bij dit alles missen wij, zovele ontleningen ten spijt, heel sterk <strong>de</strong> weerspiegeling<br />
van één familielid - zoals ook al in Metamorfoze - dat nu juist <strong>voor</strong> zijn ontwikkeling<br />
van zoveel belang is geweest: papa <strong>Couperus</strong>. Er is in <strong>de</strong> cyclus geen enkele figuur<br />
die wij met enige overtuigingskracht kunnen vergelijken met <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r. De<br />
afrekening met zijn jeugd, of liever met zijn Haagse verle<strong>de</strong>n, bleef daarmee<br />
onvolledig. <strong>Couperus</strong> lijkt dat zeer goed te hebben beseft. Niet <strong>voor</strong> niets schreef hij<br />
Veen, nog geen drie weken na <strong>de</strong> begrafenis van zijn va<strong>de</strong>r, dat hij een nieuw<br />
romanon<strong>de</strong>rwerp had gevon<strong>de</strong>n: Ou<strong>de</strong> Menschen. Wij zullen zien dat in De boeken<br />
<strong>de</strong>r kleine zielen al elementen aanwezig zijn die in <strong>de</strong> pas in 1904 geschreven roman<br />
Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan... na<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n uitgewerkt. Voor<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer Takma zelf gaat dat echter niet op. Zijn va<strong>de</strong>r heeft <strong>Couperus</strong> volledig<br />
‘in reserve’ gehou<strong>de</strong>n. Wat er van hem in <strong>de</strong> Takma-figuur doordringt, zal echter<br />
blijken van ontroeren<strong>de</strong> menselijkheid te zijn. Ook <strong>voor</strong> papa <strong>Couperus</strong> gold, dat<br />
zijn zoon <strong>voor</strong>al getracht heeft te begrijpen.<br />
Veen blijkt <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>gesteld te hebben nog een vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el aan <strong>de</strong> romancyclus<br />
toe te voegen. 10 <strong>Een</strong> onbegrijpelijk <strong>voor</strong>stel: <strong>de</strong> eenheid van <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len, afgesloten<br />
door <strong>de</strong> dood van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe, is Veen dus volkomen ontgaan. Hoe<br />
onvergeeflijk die op zichzelf ook is, <strong>Couperus</strong> lijkt Veens suggestie toch goed in het<br />
oor geknoopt te hebben. <strong>Een</strong> vijf<strong>de</strong> <strong>de</strong>el heeft hij natuurlijk geen secon<strong>de</strong> overwogen.<br />
Wel heeft bij het <strong>voor</strong>stel op een an<strong>de</strong>re manier beantwoord: na <strong>de</strong> dood van zijn<br />
va<strong>de</strong>r wil<strong>de</strong> hij nog een állerlaatste Haagse roman schrijven, autobiografisch getint,<br />
waar hij stof genoeg <strong>voor</strong> had overgehou<strong>de</strong>n. Van oudi menschen zou het schitteren<strong>de</strong><br />
sluitstuk wor<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong>' Haagse tijd.<br />
Voorlopig echter occupeer<strong>de</strong> hij zich met iets heel an<strong>de</strong>rs. De zonen <strong>de</strong>r zon was<br />
toen zijn va<strong>de</strong>r stierf al bijna voltooid. Begin november 1902 heeft hij <strong>de</strong> laatste hand<br />
gelegd aan dit wat hij noem<strong>de</strong> 11 ‘grooter symbolistisch verhaal’. Hij had <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e ervan<br />
al in zijn gedachten ‘gecaresseerd’ toen hij nog met Het heilige weten bezig was.<br />
Dat er een verband moet zijn ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Het zou moeilijk te vin<strong>de</strong>n zijn, als<br />
<strong>Couperus</strong> ons niet zelf <strong>de</strong> sleutel had aangereikt.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
288<br />
Het heilige weten gaat over een bepaal<strong>de</strong> intuïtie. Volgens <strong>Couperus</strong> is er 12 ‘een heilig<br />
weten <strong>voor</strong> onszelf... zoo heilig, dat wij het weten alleen... wanneer <strong>de</strong> toekomst<br />
gewor<strong>de</strong>n is’. Deze woor<strong>de</strong>n staan aan het ein<strong>de</strong>, als bijna alle hoofdfiguren met hun<br />
mislukkingen geconfronteerd zijn. In <strong>de</strong> laatste regels wor<strong>de</strong> dan, bij <strong>de</strong> dood van<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r, over haar verteld: 13 ‘Het hoofd rustte achterover, wit in het witte<br />
haar omlijst. Zij wist véle heilig weten en haar ou<strong>de</strong> mond glimlachte er om,<br />
bemoedigend...’ Er is dus, ondanks alles, sprake van een positief ein<strong>de</strong>. De mens<br />
moet in zijn toekomst vertrouwen. Uitein<strong>de</strong>lijk zal <strong>de</strong> lijn omhoog gaan.<br />
In 1915, toen hij De zonen <strong>de</strong>r zon in Den Haag heeft <strong>voor</strong>gedragen, schreef<br />
<strong>Couperus</strong> een inleiding die het in veler ogen duistere prozagedicht moest verhel<strong>de</strong>ren. 14<br />
De kwintessens vatte hij aan het slot als volgt samen: ‘Wat is <strong>de</strong> wereld? Wat is <strong>de</strong><br />
mensch? Waaruit ontsproten bei<strong>de</strong>n en waarheen gaan bei<strong>de</strong>n heen... Op <strong>de</strong>ze<br />
ontzetten<strong>de</strong> vragen antwoord<strong>de</strong> ik mijzelven alleen met dit prozagedicht, dat mij<br />
vol<strong>de</strong>ed, omdat ik mijzelven kleine eischen stel<strong>de</strong>, antwoord<strong>de</strong> ik mij alleen met te<br />
dichten:<br />
De wereld was een dooven<strong>de</strong> zon...<br />
De mensch een onterf<strong>de</strong> zonneling.<br />
God was Licht en uit Duisternis schiep hij het heelal.<br />
Onze zon<strong>de</strong> zal steeds zijn het ondoordringbaar geheim.<br />
Maar nooit zal blijven wat werd,<br />
En alles, eenmaal, zal we<strong>de</strong>r terugvloeien in<br />
Licht, zelfs <strong>de</strong> Duisternis zelve,<br />
Tot alles verzoend zal zijn, en eeuwig.’<br />
De lezing waarop hij dit als zijn overtuiging naar voren bracht vond plaats met op<br />
<strong>de</strong> achtergrond een prachtig Boeddhabeeld. Het stond daar niet <strong>voor</strong> niets. Boeddha<br />
is <strong>de</strong> ontwaakte, verlichte, tot inzicht gekomene. Het bestaan, zo leert het boeddhisme,<br />
is lij<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong> levensdrang, die gegrond is op onwetendheid, zal dit lij<strong>de</strong>n blijven.<br />
Het kan alleen overwonnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> onwetendheid te overwinnen. Inzicht<br />
kan <strong>de</strong> levens-dorst vernietigen en <strong>de</strong> kring <strong>de</strong>r causaliteit verbreken die van existentie<br />
naar existentie voert. Dan alleen bereikt men het nirwana. De weg daarheen betekent<br />
concentratie (samādhi), een proces van onthechting van het aardse. Deze concentratie<br />
bestaat uit vier trappen. Na <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>, volgt dan het tot verlossing lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzicht.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
289<br />
De nadruk in Het heilige weten ligt op het niet-weten van <strong>de</strong> kleine zielen. Addy's<br />
vrouw Mathil<strong>de</strong> drukt het dui<strong>de</strong>lijk uit: 15 ‘O, hoe moet het wor<strong>de</strong>n, hoe moet het<br />
wor<strong>de</strong>n... Juist... dat weet Addy ook niet... Weet ik het - weet ik het...? Neen... o<br />
God... ik ook niet...’ De enige die het grote geheim weet, is in <strong>de</strong> laatste regel van<br />
het boek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Van Lowe. Als zij volslagen kinds is gewor<strong>de</strong>n en niets<br />
meer met dit aardse leven te maken heeft, bereikt zij het Heilige Weten. Dat dit na<br />
vier boeken gebeurt kan niet op toeval berusten. <strong>Couperus</strong> heeft daarmee ongetwijfeld<br />
<strong>de</strong> weg naar <strong>de</strong> verlossing in vier trappen willen aangeven. De moe<strong>de</strong>rfiguur is <strong>de</strong><br />
enige die, na vier boeken strijd, inzicht bereikt. - Terwijl <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vrouw sterft is<br />
rondom <strong>de</strong> duisternis toegenomen. Maar, heel symbolisch: daarop draait iemand <strong>de</strong><br />
lamp hoger.<br />
Het slot van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen wordt door het prozagedicht De zonen<br />
<strong>de</strong>r zon als het ware toegelicht: eenmaal zal alles terugvloeien in het licht, zelfs <strong>de</strong><br />
duisternis, tot in eeuwigheid <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r mens afzon<strong>de</strong>rlijk verzoening bereikt is.<br />
Daarom kan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw op het ogenblik van haar dood bemoedigend<br />
glimlachen. Zij gaat immers het nirwana in.<br />
<strong>Couperus</strong> had zelf een hoge dunk van dit prozagedicht. Nimmer heeft hij het<br />
verloochend, hij heeft het integen<strong>de</strong>el altijd tot zijn allerbeste werk gerekend. 16 Dit<br />
kan alleen verklaard wor<strong>de</strong>n uit het feit dat er een <strong>voor</strong> hem zeer wezenlijke i<strong>de</strong>e<br />
achter stak. Waarom hij dit <strong>voor</strong> zijn <strong>de</strong>nken zo essentiële werk in een <strong>de</strong>rmate<br />
gekunstel<strong>de</strong> taal heeft geschreven blijft dan weer, als zo dikwijls bij <strong>Couperus</strong>, een<br />
beminnelijk raadsel. Wij mogen er ons echter niet door laten verblin<strong>de</strong>n.<br />
God en go<strong>de</strong>n, waar het <strong>de</strong>el van uitmaakt, is ontegenzeglijk een vrijwel onleesbaar<br />
boek. In <strong>Couperus</strong>' eigen tijd al heeft hij zijn lezers met <strong>de</strong>ze extreme vorm van<br />
woordkunst afgeschrikt. Het boek was jaren lang zo weinig populair, en<br />
dientengevolge onopgemerkt gebleven, dat nog in 1915 <strong>de</strong> boekverkopers - volgens<br />
zijn eigen zeggen - aan hun klanten verklaar<strong>de</strong>n: 17 ‘Mevrouw, of meneer, die roman<br />
is nog niet verschenen...’ Zijn eigen pogingen dit stiefkind beter tot zijn recht te laten<br />
komen door het in <strong>voor</strong>drachten nadrukkelijk te pousseren hebben daar weinig<br />
verbetering in gebracht. Evenals in Babel heeft <strong>Couperus</strong> zijn oorspronkelijke<br />
bedoelingen dusdanig versluierd weergegeven, dat men aan <strong>de</strong> wezenlijke religieuze<br />
kern nauwelijks toekwam.<br />
Toch is De zonen <strong>de</strong>r zon belangrijk. Latere werken wor<strong>de</strong>n er dui<strong>de</strong>lijk in<br />
<strong>voor</strong>bereid. Dat geldt ook <strong>voor</strong> Jahve, ontstaan onmid<strong>de</strong>llijk nadat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
290<br />
<strong>Couperus</strong> in november 1902 zijn eerste prozagedicht had voltooid. In een al weinig<br />
min<strong>de</strong>r hoogdraven<strong>de</strong> taal, door Querido niet geheel ten onrechte geridiculiseerd, 18<br />
creëer<strong>de</strong> hij ditmaal een theosofisch getinte kosmogonie die nauw bij De zonen <strong>de</strong>r<br />
zon aansluit. In God en go<strong>de</strong>n liet hij Jahve <strong>voor</strong>op gaan. <strong>Couperus</strong> stelt hier dat er<br />
in <strong>de</strong>n beginne een eeuwig Geheim was. Als eerste vorm schept A<strong>de</strong>m uit het Licht<br />
<strong>de</strong> god Jahve. Uit het Licht ook schept op zijn beurt Jahve engelen en zonnen. Ie<strong>de</strong>re<br />
engel doet bij zijn eigen zon een sfeer ontstaan. We<strong>de</strong>rom uit het Licht wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
manlijke en vrouwelijke elementen gemaakt. Lief<strong>de</strong>, het uitein<strong>de</strong>lijke doel, ontstaat<br />
aldus. Zo ook <strong>de</strong> mens en <strong>de</strong> tijd, met he<strong>de</strong>n, verle<strong>de</strong>n en toekomst. De grote Jahve<br />
waant zich almachtig, maar is het niet: boven hem. draait eeuwig als een wiel het<br />
Geheim rond. Ook hij is on<strong>de</strong>rworpen aan het noodlot.<br />
<strong>Een</strong> engel meldt dan dat op aar<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘starrelingen’ tot aanbidding overgaan: zij<br />
scheppen zich eigen go<strong>de</strong>n. Baäl en Astarte, Isis en Osiris, Kronos en Zeus wor<strong>de</strong>n<br />
aanbe<strong>de</strong>n in Azië, Egypte en Griekenland. In een laatste fase tre<strong>de</strong>n echter ook heilige<br />
mid<strong>de</strong>laren op. Aan hun symbolen herkent <strong>de</strong> lezer zowel Boeddha als Christus. Als<br />
hoogste macht blijft boven dit universum, altijd het Geheim wentelen. Het draagt<br />
het oerlicht, waar alles uit ontstaan is. in zich. God, go<strong>de</strong>n en mensen smeken dit om<br />
ontferming.<br />
Volgens <strong>de</strong> theosofische gedachten, waar <strong>Couperus</strong> hier bij aansluit, is het<br />
universum een groot organisch geheel. 19 De Geest houdt alles samen, is eeuwig en<br />
onveran<strong>de</strong>rlijk. Dit god<strong>de</strong>lijk leven manifesteert zich als materie. Doel van het<br />
wereldproces, waar <strong>de</strong> mens <strong>de</strong>el van uitmaakt, is geestelijke bewustwording. Deze<br />
komt tot stand door herhaal<strong>de</strong>lijke reïncarnatie in talrijke existenties. Steeds dichter<br />
kan <strong>de</strong> mens zo naar zijn doel toe groeien. Daarna zal zijn individuele bewustzijn<br />
uitein<strong>de</strong>lijk in het universele opgaan. Slechts enkele uitverkorenen - Boeddha, Jezus<br />
- volgen een kortere weg, die tevens een moeilijkere is. De menselijke<br />
ontwikkelingsgang zelf is slechts een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een macrocosmische<br />
ontwikkeling. Ook het zonnestelsel is aan evolutie door reïncarnatie on<strong>de</strong>rworpen.<br />
<strong>Een</strong>maal zal het opgaan in <strong>de</strong> wereldgrond.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft werkelijk in reïncarnatie geloofd. Hij meen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>bestaan te<br />
hebben in <strong>de</strong> klassieke oudheid, die hij, zo zou hij later eens getuigen, ervoer als een<br />
wereld die hij herken<strong>de</strong>. Belangrijk is het vast te stellen dat hij allerminst het<br />
christendom verwierp - men heeft hem dat wel verweten, <strong>voor</strong>al van katholieke zij<strong>de</strong><br />
- maar dat hij het alleen geen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
291<br />
centrale plaats gaf. Voor hem stond het op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als het boeddhisme. Zo<br />
kon<strong>de</strong>n zijn Haagse en zijn Indische achtergron<strong>de</strong>n zich met elkaar versmelten. In<br />
<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van zijn leven zijn <strong>Couperus</strong>' religieuze opvattingen niet wezenlijk<br />
meer veran<strong>de</strong>rd. Hij geloof<strong>de</strong> in een groot, eeuwig wereldverband. Zichzelf zag hij<br />
als een nietig atoom: ‘Ik ben een mier, in 't mid<strong>de</strong>n mijns gemijmers,’ heeft hij<br />
badinerend eens verklaard, zijn schou<strong>de</strong>rs ophalend over <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van<br />
Kloos.<br />
Als oerprincipe zag hij het Licht. Hierin zal alles eenmaal terugvloeien. In God<br />
en go<strong>de</strong>n heeft hij dit, op <strong>de</strong> drempel van <strong>de</strong> nieuwe eeuw, nadrukkelijk on<strong>de</strong>rstreept.<br />
Dat hij Jahve zo kort na <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r heeft geschreven - terwijl hij in Het<br />
heilig weten juist ook sterk met <strong>de</strong> dood van zijn moe<strong>de</strong>r bezig is geweest - is dus<br />
niet vreemd. Met hun heengaan en van <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> verdwenen zijn kon hij zich geheel<br />
verzoenen. Hun zielen waren teruggevloeid in een groter Geheel.<br />
Eindnoten:<br />
1 <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r beste analyses van <strong>de</strong> laatste jaren gaf ongetwijfeld Fontijn, Extase, 110-137. Terecht<br />
legt hij ook nadruk op <strong>Couperus</strong>' theosofische i<strong>de</strong>eën in <strong>de</strong> roman. Men moet het eens zijn met<br />
zijn karakterisering (137): ‘Deca<strong>de</strong>ntie als distinctiemid<strong>de</strong>l, zo men wil als wapen in <strong>de</strong><br />
klassestrijd.’<br />
2 Particuliere collectie (foto in Iconographisch Bureau, Den Haag). - V. Tricht, Verkenning, 136,<br />
vergist zich als hij het gouverneur-generaalsportret <strong>voor</strong> een portret van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r houdt:<br />
‘De ou<strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> behoeft volstrekt geen har<strong>de</strong> ogen gehad te hebben om toch mo<strong>de</strong>l te<br />
hebben gezeten <strong>voor</strong> dit portret.’ Het schil<strong>de</strong>rij door Bramine Grandmont-Hubrecht weerspreekt<br />
dit volkomen. Be<strong>de</strong>nkelijk zo niet ontoelaatbaar is ook Van Trichts opmerking, 136, naar<br />
aanleiding van Van Oudijcks on<strong>de</strong>rgang in De stille kracht: ‘Wie <strong>de</strong> wegen <strong>de</strong>r ziel kent, begrijpt,<br />
dat hier <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>rgaat, zoals hij, in Majesteit, al als keizer Oscar vermoord<br />
was.’<br />
3 Zie mr. H.D. Levyssohn Norman, ‘Guillaume <strong>Louis</strong> Baud’, in Eigen Haard (1891), 694-696.<br />
4 Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze chronologische gegevens nogmaals Francis Bulhof, in De Nieuwe Taalgids 72<br />
nr.I (januari 1979), 14-23.<br />
5 Uitvoerig hierover Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 124 nr. 178, <strong>voor</strong>al noot 122.<br />
6 Zielenschemering, I, V.<br />
7 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 72.<br />
8 Het heilige weten, II, I.<br />
9 Geciteerd door Herman Roelvink, zie Bastet, Zuil, 208.<br />
10 Amice, 96 nr.443.<br />
11 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 231 nr.306.<br />
12 Het heilige weten, II, XVII.<br />
13 I<strong>de</strong>m, II, XVIII.<br />
14 ‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha’ (Vad. 3 april 1915), in Der dingen ziel, 29-37. - Uitvoerig over De zonen<br />
<strong>de</strong>r zon; Popma, <strong>Couperus</strong>, II e.v.<br />
15 Het heilige weten, II, XVII.<br />
16 Henri Borel ontving in augustus 1921 een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n met in <strong>de</strong> opdracht <strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n: ‘een boek, dat ik nog lief heb’. Zie Amice, 39. Voorts Popma, <strong>Couperus</strong>, het gehele<br />
eerste hoofdstuk over zijn gnostische theorieën.<br />
17 Noot 14, 31.<br />
18 Is. Querido, Studiën II (z.j.), 234-237.<br />
19 V. Tricht, Verkenning, 126, meent: ‘Theosoof is <strong>Couperus</strong> nooit geweest en hij had maar één<br />
onwankelbaar geloof: in het noodlot.’ Dit is niet geheel juist. <strong>Couperus</strong> moge in<strong>de</strong>rdaad geen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
theosoof geweest zijn, zijn werk uit <strong>de</strong>ze tijd is doortrokken van theosofische invloe<strong>de</strong>n.<br />
Daarentegen wordt door hem in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> het noodlot niet centraal geplaatst.<br />
III [1903-1904]<br />
In zijn testament had papa John Ricus <strong>de</strong> bepaling opgenomen: ‘Ik benoem tot<br />
uitvoer<strong>de</strong>rs van mijne uiterste wilsbeschikkingen met <strong>de</strong> macht van inbezitneming<br />
van mijne nalatenschap mijnen zoon, Meester John Ricus <strong>Couperus</strong> en mijnen<br />
behuwd-zoon Meester Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein, zoo te zamen als ie<strong>de</strong>r van<br />
hen in het bijzon<strong>de</strong>r.’ <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> hoef<strong>de</strong> dus zelf geen stappen te doen om in<br />
het bezit van zijn erf<strong>de</strong>el te komen. Maar <strong>de</strong> afwikkeling bespoedigen kon hij evenmin.<br />
Zijn broer, sinds 1902 resi<strong>de</strong>nt van Djokja, kon alleen maar <strong>de</strong> Indische zaken<br />
behartigen: er moest daar een huis verkocht wor<strong>de</strong>n. Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein, in<br />
Den Haag, maakte zijnerzijds weinig haast. Het zou kortom langer duren dan <strong>Couperus</strong><br />
gedacht had eer hij in han<strong>de</strong>n kreeg wat hem wettelijk toekwam.<br />
Intussen liet Johan Ram hem weten dat hij in januari naar Rome ging. <strong>Couperus</strong><br />
en Elisabeth hoopten hem daar te ontmoeten. 1 Nog in 1902 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />
uitgever mee dat hij mid<strong>de</strong>n januari 1903 zou vertrekken. 2 Hij dacht zes weken in<br />
<strong>de</strong> Eeuwige Stad te blijven. Eerst wil<strong>de</strong> hij daar eens wat vakantie nemen. Ondanks<br />
<strong>de</strong> hevige kou<strong>de</strong> zetten hij en Ram hun plannen door. Op 15 januari vertrok hij met<br />
Elisabeth uit Nice naar <strong>de</strong> Via Lombardia, waar hij opnieuw zijn intrek in Hotel du<br />
Sud nam.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
292<br />
Toen al liep <strong>Couperus</strong> rond met plannen <strong>voor</strong> het schrijven van een aantal antieke<br />
verhalen. 3 Belangrijk is daarom <strong>de</strong> datum van zijn laatste brief uit Nice. 10 januari<br />
1903. Daarin sprak hij over Antieke Sproken, en als te kiezen on<strong>de</strong>rwerpen noem<strong>de</strong><br />
hij Dionyzos, Afrodite en Herakles. De mening van Pim Lukkenaer dat Dionyzos, <strong>de</strong><br />
roman die <strong>Couperus</strong> toen al in zijn hoofd had, ontstaan zou zijn on<strong>de</strong>r invloed van<br />
een artikel van L.S.A.M. von Römer - ‘Über die androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’, in<br />
het Jahbuch für sexuelle Zwischenstufen v, 2 (1903), 707-940 - moet dus verworpen<br />
wor<strong>de</strong>n. 4 Dit laatste opstel is pas verschenen toen Dionyzos al voltooid was.<br />
Waarschijnlijk zijn zowel Von Römer als <strong>Couperus</strong>, elk op hun eigen wijze,<br />
geïnspireerd geweest door het beken<strong>de</strong> boek van mevrouw H.P. Blavatsky, De sleutel<br />
tot <strong>de</strong> theosofie (1889).<br />
De roman over Ou<strong>de</strong> menschen was <strong>voor</strong>lopig nog niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Zoals ook<br />
Jahve bewijst, bleef <strong>Couperus</strong> zich liever met go<strong>de</strong>n en godinnen bezighou<strong>de</strong>n. Rome<br />
bood daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest i<strong>de</strong>ale entourage. Prettig was het ook Pier Pan<strong>de</strong>r wat vaker<br />
te zien. <strong>Couperus</strong> gaf hem opdracht tot het maken van een marmeren medaillonportret<br />
van Elisabeth in laag reliëf. 5 Hij kon het zich wel permitteren, vond hij. De toekomst<br />
zag er goed uit. Weliswaar had hij nog een schuld aan Veen, maar hij reken<strong>de</strong> er op<br />
in <strong>de</strong> loop van februari over <strong>de</strong> erfenis van zijn va<strong>de</strong>r te kunnen beschikken.<br />
Bovendien hoopte hij van Veen <strong>voor</strong> God en go<strong>de</strong>n vijfentwintighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n te<br />
toucheren. Even zakelijk als naïef stel<strong>de</strong> hij vast: 6 ‘dat is wat meer dan gewoonlijk,<br />
maar ge zijt vrij Uw oplage zoo groot te maken als gij wilt; ik controleer daar niet<br />
op.’ Of het boek al of niet verkoopbaar was vroeg hij zich niet af. Zelf vond hij het<br />
prachtig, en hij verwachtte zon<strong>de</strong>r meer dat ie<strong>de</strong>reen het daar mee eens zou zijn.<br />
Het klimaat van Rome, die winter, was een bittere tegenvaller. In Nice had het<br />
eerst veel te veel geregend, in Italië was het buitengewoon koud. <strong>Een</strong> kou<strong>de</strong> douche<br />
van an<strong>de</strong>re aard stond <strong>Couperus</strong> nog van Holland uit te wachten. Veen liet hem<br />
namelijk weten dat zijn boeken <strong>de</strong> laatste tijd erg slecht verkocht wer<strong>de</strong>n. - Dit is het<br />
begin geweest van een noodlottige ontwikkeling die tenslotte, na enkele jaren, zou<br />
culmineren in een verwij<strong>de</strong>ring tussen auteur en uitgever waar belangrijke<br />
consequenties uit zijn <strong>voor</strong>tgevloeid: jarenlang zou <strong>Couperus</strong> na 1906 geen romans<br />
meer schrijven.<br />
De feiten waren niet mis te verstaan. De boekhan<strong>de</strong>l klaag<strong>de</strong> over stapels<br />
onverkochte boeken. Van die zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>ed men zelfs <strong>de</strong> suggestie dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
293<br />
<strong>Couperus</strong> maar eens enkele jaren helemaal niets meer moest schrijven, dan zou er<br />
misschien wat ruimte komen. <strong>Couperus</strong>' eerste reactie was er een van ontmoediging. 7<br />
Maar volkomen uit het veld geslagen was hij niet. Heeft Ram hem moreel gesteund?<br />
Hij antwoord<strong>de</strong> dat hij dan <strong>voor</strong>lopig maar niet te veel haast zou maken met <strong>de</strong><br />
correctie van <strong>de</strong> drukproeven van Het heilige weten. Dat <strong>de</strong> vijfentwintighon<strong>de</strong>rd<br />
gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> God en go<strong>de</strong>n daarmee tevens heel onzeker waren gewor<strong>de</strong>n, drong<br />
natuurlijk wel tot hem door. Maar met <strong>de</strong> erfenis in het <strong>voor</strong>uitzicht wond <strong>Couperus</strong><br />
er zich verwon<strong>de</strong>rlijk weinig over op. De zorgen hiel<strong>de</strong>n hem niet uit <strong>de</strong> slaap. Rome<br />
vergoed<strong>de</strong> bovendien veel. Het was prettig samen met Ram te genieten van alles wat<br />
er te zien en te beleven viel.<br />
Hierdoor in een uitgesproken lyrische stemming geraakt, begon <strong>Couperus</strong> weer<br />
gedichten te schrijven. In het Varicaan trok <strong>de</strong> Eros van Proxiteles hem weer naar<br />
zich toe. Terwijl het buiten goot van <strong>de</strong> regen was het <strong>Couperus</strong> of hij daar binnen,<br />
samen niet het beeld, Eros tot zich hoor<strong>de</strong> spreken: 8<br />
‘ - Wat in mijn zaligheid zoo smartlijk grief<strong>de</strong>,<br />
wil<strong>de</strong> ik nooit missen: wee en wellust bei<strong>de</strong>n...’<br />
De eeuw van Praxiteles kon <strong>Couperus</strong> niet zien als een tijd van onbekommer<strong>de</strong><br />
blijheid. Toen al was <strong>de</strong> oorspronkelijk pure vreug<strong>de</strong> vertroebeld geraakt. De Eros<br />
werd volgens hem gekenmerkt door een merkwaardig mo<strong>de</strong>m spleen. Het was nog<br />
altijd ‘het geluk en het leed te zamen’.<br />
In het atelier van Pier Pan<strong>de</strong>r vond hij die zelf<strong>de</strong> sfeer terug. In 1895 daar <strong>voor</strong><br />
het eerst gekomen, had hij er <strong>de</strong> in klei geboetseer<strong>de</strong> Alba gezien. Pan<strong>de</strong>r had die<br />
weer toege<strong>de</strong>kt. Maar toen al had <strong>Couperus</strong> haar goed genoeg bekeken om Alba in<br />
Metamorfoze literair te vereeuwigen. Nu zag hij het beeld afgegoten in gips. Hij<br />
beschreef het ditmaal als: 9<br />
‘ - een Ziel <strong>de</strong>s Ieeds,<br />
maar Ziel, uit wie spat stralend's levens vlam!’<br />
In <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> jaren had Pan<strong>de</strong>r er vier nieuwe sculpturen aan toegevoegd,<br />
zodat er nu een groep van vijf was ontstaan. Gedachte, Aandoening, Moed en Kracht<br />
omring<strong>de</strong>n Alba, drie manlijke en twee vrouwelijke naakten te zamen. Als groep<br />
ook heeft <strong>Couperus</strong> er in Groot-Ne<strong>de</strong>r-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
294<br />
land aantal sonnetten aan gewijd. Veel later, in 1911, zou hij <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n nogmaals<br />
bij Pan<strong>de</strong>r in diens atelier aan <strong>de</strong> Via Nomentana bewon<strong>de</strong>ren. De kunstenaar<br />
koester<strong>de</strong> toen het i<strong>de</strong>aal ze eens in marmer vertaald te zien, staan<strong>de</strong> in een tempel<br />
die hij er zelf <strong>voor</strong> had ontworpen. <strong>Couperus</strong> zag bij die gelegenheid zelfs al een<br />
maquette van het geheel. Deze Pier Pan<strong>de</strong>r Tempel is ook werkelijk gerealiseerd,<br />
maar noch Pan<strong>de</strong>r, noch <strong>Couperus</strong> hebben dat meer beleefd. Op 9 april 1924 zou <strong>de</strong><br />
kunsttempel, met <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> altijd in hun harmonieuze samenhang, wor<strong>de</strong>n<br />
ingewijd. 10 Dat <strong>Couperus</strong> daar <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> financiële problemen van zag, zal niemand<br />
verbazen: ‘Illuzie, wier verwezenlijking hem duizen<strong>de</strong>n kosten zal!’ schreef hij niet<br />
zon<strong>de</strong>r rilling in Het Va<strong>de</strong>rland. 11<br />
Was het in<strong>de</strong>rdaad te wijten aan <strong>de</strong> aanwezigheid van Ram, of had <strong>Couperus</strong> ook<br />
om an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen een goed humeur? Voel<strong>de</strong> hij zich door <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r<br />
misschien ook bevrijd? Het is niet onmogelijk. Hoe dit zij, zijn stemming bleef<br />
opperbest. Elisabeth daarentegen had met dit alles wat moeite... als wij althans<br />
bepaal<strong>de</strong> tekenen niet verkeerd interpreteren.<br />
Twaalf ‘Romeinsche’ sonnetten, in februari 1903 in<strong>de</strong>rdaad te Rome geschreven,<br />
publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als Dionyzos-studiën in het meinummer van Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 12<br />
Ze zou<strong>de</strong>n later in Dionyzos wor<strong>de</strong>n afgedrukt, bij wijze van verklaren<strong>de</strong> proloog.<br />
Hij beschreef er <strong>de</strong> in <strong>de</strong> Romeinse musea doorgebrachte ochten<strong>de</strong>n in, geduren<strong>de</strong><br />
welke hij. ‘na 't scheemren veler kleiner Zielen lot’, Dionysos bijna letterlijk had<br />
aanbe<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong>ze zich overal aan hem manifesteer<strong>de</strong>. Sarcofaagreliëfs, beel<strong>de</strong>n,<br />
bronzen, het was een verrukken<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nse wereld. De god werd <strong>voor</strong> hem het<br />
symbool par excellence van antieke zui<strong>de</strong>lijke levensvreug<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong>, zo<br />
zegt sonnet II,<br />
‘niet meer het on<strong>de</strong>r Noodlot onverwrikken<br />
en scheemren, samen met die Zielen kleen.’<br />
De oudheid moest een tijd van groot genot geweest zijn, ook al besefte hij heel goed<br />
dat zelfs díe antieke vreug<strong>de</strong> niet zon<strong>de</strong>r smart was gebleven. <strong>Een</strong>s echter zou <strong>de</strong><br />
mensheid gelouterd wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Dionysische vreug<strong>de</strong> onvermengd kunnen genieten.<br />
Geile saters en bange nimfen bij hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij zoals an<strong>de</strong>re toeristen<br />
<strong>de</strong> heiligenbeel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> kerken. De ware verlosser, zo meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>, zou <strong>voor</strong><br />
hem nooit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
295<br />
Christus zijn, die hij als klein kind al niet begrepen had, maar veeleer een figuur als<br />
<strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Dionysos, die niet alleen wijngod maar ook mid<strong>de</strong>laar was geweest<br />
en zelf in een apotheose samen met Ariadne naar het grote Licht was teruggekeerd<br />
waar alles eenmaal zijn oorsprong in vond.<br />
In het Vaticaan, het Thermenmuseum en <strong>de</strong> Musea Capitolina zocht hij <strong>de</strong><br />
vertrouw<strong>de</strong> meesterwerken weer op. Vrolijk knikte hij <strong>de</strong> Fluitspelen<strong>de</strong> Sater van<br />
Praxiteles weer toe. Dit beeld speelt ook in Nathaniël Hawthornes The Marble Faun<br />
een belangrijke rol, een boek dat <strong>Couperus</strong> goed ken<strong>de</strong>. Het probleem was alleen<br />
maar: kon hij werkelijk <strong>voor</strong>goed zijn twijfels, melancholieën en spleen opzij zetten?<br />
Zou het verle<strong>de</strong>n nooit meer toeslaan? Het boek Dionysos moest één stuk stralend<br />
zui<strong>de</strong>lijk enthousiasme wor<strong>de</strong>n. Dat was geen gemakkelijke opgave: 13<br />
‘Mijn ziel is twee: ik hoor haar stem nòg klagen.<br />
Haar woord moet schel zijn als een cymbelsprank,<br />
om u te heerlijken langs myrtehagen!’<br />
Sonnetten geschreven in <strong>de</strong> collectie Ludovisi, in het Lateraans museum ook.<br />
culmineren in een apotheose van Dionysos' huwelijk met <strong>de</strong> door Theseus op Naxos<br />
verlaten Ariadne. Na Cyrus uit Babel en Addy uit De kleine zielen, werd nu Dionysos<br />
<strong>de</strong> belichaming van het grote me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n: 14<br />
‘Zijt gij dan 't enchoeziaste me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n?<br />
Weldaadge lief<strong>de</strong>, die wil troost berei<strong>de</strong>n,<br />
en rozenbed mocht aan vertwijfling sprei<strong>de</strong>n?’<br />
In het slotgedicht verklaart <strong>Couperus</strong> dat hij zich met zijn god<strong>de</strong>lijke broe<strong>de</strong>r en<br />
menselijke kameraad geheel wil i<strong>de</strong>ntificeren. Het was het enige mid<strong>de</strong>l om Dionysos<br />
a<strong>de</strong>quaat te kunnen beschrijven. Die beteken<strong>de</strong> een nieuwe metamorfose: <strong>de</strong> heer<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Haags auteur, ditmaal verkleed als Dionysos met als boodschap <strong>de</strong><br />
leer van <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>: 15<br />
‘Dan zeg ik zùidlijk hoe uw wijnstok wast!’<br />
Dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> zijn theosofische opvattingen een en an<strong>de</strong>r aan mevrouw Blavatsky<br />
ontleend moet hebben is al vaker naar voren gebracht.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
296<br />
<strong>Een</strong> leer zon<strong>de</strong>r christelijke erfzon<strong>de</strong> kwam hem als <strong>de</strong> enig juiste <strong>voor</strong>. De oudheid<br />
was werkelijk een verloren paradijs. In die <strong>voor</strong>rij<strong>de</strong>n had hij al eens geleefd, een<br />
beter leven dat hij opnieuw nastreef<strong>de</strong> omdat hij het zich nog sterk meen<strong>de</strong> te<br />
herinneren. In een gedicht uit 1906 lezen wij: 16<br />
‘Ik heb dit land gezien in diep verle<strong>de</strong>n:<br />
mijn ziel heeft daadlijk nagevoel zoo vreemd<br />
van diep antieke tij<strong>de</strong>n aangezweemd,<br />
en haar geloof aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> goôn bele<strong>de</strong>n.<br />
Geen koel verstand, dat nuchter 't haar ontneemt...’<br />
Na nog een kort verblijf in Florence keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> laatste dagen van februari<br />
1903 weer terug naar Nice, 17 ‘met een groot spleen, en melancholie Italië te hebben<br />
verlaten [...]. Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het<br />
moment.’ De Dionysische vreug<strong>de</strong> liet het <strong>voor</strong>lopig afweten. Ook Veen in<br />
Amsterdam, aan wie hij dit schreef, maakte geen vrolijke tijd door. Zijn kleine jongen,<br />
wiens gezondheid vrijwel van <strong>de</strong> geboorte afzorgen had gebaard, stierf op 15 maart.<br />
<strong>Couperus</strong> was echter zo met zichzelf bezig dat hij er slechts met één enkele regel<br />
oppervlakkig op reageer<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> week of zes later zag hij in dat hij nogal te kort<br />
geschoten was. Hij schoof <strong>de</strong> schuld op Elisabeth, en maakte het daarmee eigenlijk<br />
nog erger: 18 ‘Ik had gaarne gehad, dat ze je arme vrouw eens geschreven, had, <strong>voor</strong>al<br />
omdat wij bei<strong>de</strong>n zoo zéer met jullie te doen hebben, maar zij kan er niet toe komen.’<br />
Begin april ontving <strong>Couperus</strong> uit Griekenland (Saloniki) een brief van een ou<strong>de</strong><br />
kennis, die in lange tijd niet van zich had laten horen: Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. <strong>Couperus</strong><br />
schreef hem met enige reserve terug, zij het niet onwelwillend: 19 ‘Laten wij echter<br />
voeling hou<strong>de</strong>n, opdat wy elkaâr weêr eens ontmoeten. Je bent <strong>de</strong> échte globe-trotter:<br />
ik ben maar een heel lui exemplaar. Je hebt groot gelijk niet altijd in het<br />
Amsterdamsche cirkeltje te blijven en het kan je kunst niet an<strong>de</strong>rs dan goed doen.’<br />
Deze lichte terughou<strong>de</strong>ndheid van <strong>Couperus</strong>' kant heeft hun relatie altijd gekenmerkt,<br />
hoewel hij <strong>voor</strong> het werk van Wagen<strong>voor</strong>t waar<strong>de</strong>ring had. Enkele van diens boeken<br />
vond hij zelfs bijzon<strong>de</strong>r goed. Later hebben <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers elkaar in Florence<br />
met een zekere regelmaat ontmoet. 20 <strong>Couperus</strong> heeft Wagen<strong>voor</strong>t vriendschappelijk<br />
bejegend. Toch bleef er enige af-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
297<br />
stand. Maar afstan<strong>de</strong>lijk gedroeg <strong>Couperus</strong> zich tegenover bijna ie<strong>de</strong>reen. Het was<br />
niet gemakkelijk in zijn heel persoonlijke levenssfeer door te dringen. Wagen<strong>voor</strong>t<br />
daarentegen stel<strong>de</strong> zich zo moeilijk niet op. Over <strong>Couperus</strong> heeft hij zich later met<br />
warmte uitgelaten. Hij besefte diens grote talenten. Het staat nu wel vast dat <strong>de</strong><br />
oer-Hollandse ‘Jan’ uit vele van <strong>Couperus</strong>' latere feuilletons groten<strong>de</strong>els op<br />
Wagen<strong>voor</strong>t gebaseerd is. Wij zullen daar nog op terugkomen.<br />
Met Dionyzos wil<strong>de</strong> het hoegenaamd niet vlotten. Op 27 april schreef <strong>Couperus</strong><br />
zijn uitgever ineens over een heel an<strong>de</strong>r plan. 21 Hij amuseer<strong>de</strong> zich nu ‘met een gedicht<br />
in sonnetten, schrik niet! Daar<strong>voor</strong> weet ik totaal niet, wat ik je vragen kan en mag<br />
je dat dus <strong>voor</strong> me uitrekenen. Ik heb erg pleizier in dat ding. Er zijn er nu 50, maar<br />
er zullen wellicht ± 250 komen. Alweêr, schrik niet van zóóveel rijmen! Ik weet, dat<br />
je niet dweept met die uit te geven! Maar laat me nu maar poetizeeren tusschen het<br />
proza door, en maak er een mooi boekje van. [...] Het sonnettenromannetje heet<br />
Endymion.’<br />
De onvoltooid gebleven Endymion-cyclus heeft het niet ver<strong>de</strong>r dan tot 54 sonnetten<br />
in totaal gebracht. 22 <strong>Couperus</strong> moet er dus eind april 1903 alweer mee opgehou<strong>de</strong>n<br />
zijn. Dionyzos kwam nog moeilijker van <strong>de</strong> grond. Aanvankelijk hield hij het er op<br />
dat dit waarschijnlijk iets als Psyche zou wor<strong>de</strong>n. Erg hel<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest stond <strong>de</strong><br />
nieuwe roman hem dus niet onmid<strong>de</strong>llijk, want het boek in zijn voltooi<strong>de</strong> staat lijkt<br />
daar nauwelijks op.<br />
Ook in an<strong>de</strong>re opzichten zat het hem niet mee. Geldzorgen hiel<strong>de</strong>n hem met<br />
gebruikelijke regelmaat bezig. Verlichting daarvan was <strong>voor</strong>lopig niet in zicht.<br />
Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r Hein schreef hem namelijk dat <strong>de</strong> afwikkeling van wijlen papa's<br />
zaken in Indië traineer<strong>de</strong>, het zou nog wel maan<strong>de</strong>n kunnen duren. Er moest daar<br />
een huis verkocht wor<strong>de</strong>n, door <strong>Couperus</strong> in een latere brief met ‘prulhuis’ betiteld,<br />
en John Ricus junior maakte daar geen haast mee. Het was maar gelukkig dat Veen<br />
elke maand, zo waren auteur en uitgever overeengekomen, een vast bedrag stuur<strong>de</strong>.<br />
<strong>Couperus</strong> zei: 23 ‘Het is een beroer<strong>de</strong> boel. En alles mijn schuld, want mijn vrouw kan<br />
zuinig zijn, als het moet. Ik weet niet wat dat bij mij is: ik doe niets dan rekenen, en<br />
als ik kijk naar het geld, is het weg! <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r zou met wat ik heb en verdien rijk<br />
zijn en ik blijf een tobberd. Zeg, amice, je bewaart niet onze correspon<strong>de</strong>ntie over<br />
zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik “beroemd” ben) geen artikel <strong>voor</strong> “<strong>de</strong> Gids”<br />
uit te distilleeren en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
298<br />
mijn comptabiliteit te kritizeeren! je verscheurt dus <strong>de</strong> millioenenre<strong>de</strong>s bij tijds’<br />
Langzamerhand kwam Dianyzos nu toch op gang. <strong>Couperus</strong> garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong> dat hoc<br />
een mooi, zonnig boek niet veel vreug<strong>de</strong> erin zou wor<strong>de</strong>n. Maar in één a<strong>de</strong>m door<br />
<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij over Elisabeth mee: 24 ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje<br />
melancholiek nu en dan: ze kan toe niets komen, ook niet tot brieven-schrijven. [...]<br />
Ach, beste kerel, ie<strong>de</strong>r heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreug<strong>de</strong><br />
en zon, als in Dionyzos!’ - Het valt op dat <strong>de</strong>ze problemen met Elisabeth telkens<br />
weer terugkeren. Men krijgt niet bepaald <strong>de</strong> indruk dat zij stralend gelukkig, noch<br />
ook blakend van gezondheid was. De huwelijkssituatie, waar zij zichzelf <strong>voor</strong>goed<br />
toe veroor<strong>de</strong>eld had, moet wel een van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen geweest zijn. Nooit zou zij kin<strong>de</strong>ren<br />
hebben, en dat in een familie waar grote kin<strong>de</strong>rrijkdom al se<strong>de</strong>rt generaties traditie<br />
was. Ongetwijfeld ook miste zij haar moe<strong>de</strong>r, die in Indië bleef wonen. Hoe heeft:<br />
zij ver<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>' vriendschap met Ram ervaren, zij die lang na <strong>Couperus</strong>' dood<br />
zou loochenen dat <strong>Louis</strong> ooit een militair on<strong>de</strong>r zijn vrien<strong>de</strong>n zou hebben gehad?<br />
Ook zijn er re<strong>de</strong>nen om aan te nemen, zoals wij nog zullen zien, dat Elisabeth<br />
langzamerhand enigszins genoeg begon te krijgen van musea, kerken en al het overige<br />
wat met kunst te maken had. Haar leven vol<strong>de</strong>ed haar niet. <strong>Een</strong> alternatief bestond<br />
er echter evenmin. Op zichzelf was hun relatie goed, zij heeft van hem gehou<strong>de</strong>n en<br />
alles <strong>voor</strong> hem over gehad. Maar hij kon driftig en onre<strong>de</strong>lijk zijn, kin<strong>de</strong>rlijk in zijn<br />
ongeduld en dwingelandij, opvliegend en rusteloos. Elisabeth nam hem uit han<strong>de</strong>n<br />
wat zij kon. Soms had zij het niet gemakkelijk. Als het er op aan kwam, hield hij<br />
weinig rekening met haar.<br />
In mei kreeg <strong>de</strong> onrust <strong>Couperus</strong> al weer te pakken. Italië bleef lokken, en, geld<br />
of geen geld, hij bood niet langer weerstand. Met Dionyzos in <strong>de</strong> koffer reis<strong>de</strong> hij op<br />
<strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> naar Venetië, waar hij eerst zijn intrek nam in <strong>de</strong> Albergo <strong>de</strong>lla Luna,<br />
om tien dagen later te verhuizen naar het Grand Hotel du Lido. 25 Nog <strong>voor</strong> zijn vertrek<br />
informceer<strong>de</strong> hij bij Veen wanneer Het heilige weten eigenlijk zou verschijnen.<br />
Doordat hij ditmaal traag was geweest met het corrigeren van <strong>de</strong> drukproeven liet<br />
het boek op zich wachten. Overigens waren <strong>de</strong> kritieken op <strong>de</strong> tot dan toe verschenen<br />
<strong>de</strong>len van De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen niet allemaal onver<strong>de</strong>eld gunstig. Zo had op<br />
25 april De Telegraaf een anoniem artikel gepubliceerd, met op-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
299<br />
merkelijke passages als: ‘Wij leeren het Grieksche volk kennen uit Homerus' zangen;<br />
wij bestu<strong>de</strong>eren Molière's tijdgenoten uit diens comédies; eilieve, welke indruk moet<br />
over vijftig jaar - gesteld dat <strong>Couperus</strong> dan nog gelezen wordt - iemand krijgen van<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs uit het laatste vier<strong>de</strong> ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r negentien<strong>de</strong> eeuw? zal dat oor<strong>de</strong>el<br />
juist zijn: Arm Ne<strong>de</strong>rland!’<br />
Van Deyssel gooi<strong>de</strong> het over een an<strong>de</strong>re boeg. 26 De kleine zielen was, dat moest<br />
hij toegeven, een goe<strong>de</strong> roman. Maar na opgemerkt te hebben dat Eline Vere kleuriger,<br />
fleuriger was geweest, voeg<strong>de</strong> hij er onverschillig aan toe: ‘Zoo een roman, die<br />
min<strong>de</strong>r-soortig maar goed is, is toch misschien beter dan niets. Ik heb <strong>de</strong>zen roman<br />
heelemaal uitgelezen. Hij is mij on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong>gekomen, terwijl ik mij an<strong>de</strong>rs<br />
misschien aller-akeligst had verveeld.’ En dat was het dan. Wel stem<strong>de</strong> het Van<br />
Deyssel nogal tevre<strong>de</strong>n dat, zo drukte hij het uit, <strong>de</strong> schrijver kennelijk gewoon was<br />
‘in manufacturen van uitmunten<strong>de</strong> hoedanigheid’ te verwijlen. (In het Grand Hotel<br />
du Lido werd dat natuurlijk ook wel van iemand verwacht...!)<br />
In Venetië kreeg <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> eerste proeven van God en go<strong>de</strong>n. Veen had besloten<br />
het boek toch maar uit te geven. Op diens vraag wanneer <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> roman Ou<strong>de</strong><br />
menschen dacht te schrijven, kwam het vage antwoord: 27 ‘misschien later!’ - De<br />
Dogestad werd spoedig verwisseld <strong>voor</strong> een wat goedkoper plaatsje in <strong>de</strong> bergen<br />
dichtbij, Vittorio. Hier raakte <strong>Couperus</strong> goed op dreef. Hij beschreef het als 28 ‘wat<br />
<strong>de</strong> Franschen noemen: un petit trou pas cher; frissche berglucht en een goed hôtelletje<br />
[Hotel Vittorio] - 's morgens wan<strong>de</strong>len, 's middags werken aan Dionyzos, ziedaar het<br />
bestaan!’ Begin juli zocht hij het nog weer wat ver<strong>de</strong>rop, in Pieve di Cadore, vanwaar<br />
hij <strong>de</strong> besneeuw<strong>de</strong> toppen van <strong>de</strong> Dolomieten kon zien. Het was er zo fris dat hij<br />
soms een overjas moest aantrekken, maar hij vond dat wel prettig. Hier, uit het Hotel<br />
Progresso, kon hij zijn uitgever op 25 juli 1903 triomfantelijk in een brief me<strong>de</strong><strong>de</strong>len: 29<br />
‘Dionyzos is af.’<br />
Ook dit boek heeft <strong>Couperus</strong> dus, toen hij <strong>de</strong> draad eenmaal te pakken had, weer<br />
niet verbijsteren<strong>de</strong> snelheid geschreven. Het is jammer dat het ook wel te merken is,<br />
en dat hij zich niet meer beperkt heeft hier en daar. De woor<strong>de</strong>nvloed van <strong>de</strong> roman<br />
is even exuberant als extatisch van toon, wat al spoedig vermoeiend werkt, zeker op<br />
een on<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong> lezer. Nooit eer<strong>de</strong>r ook heeft <strong>Couperus</strong> zoveel uitroeptekens<br />
gebruikt... Dat zijn eigen oor<strong>de</strong>el heel an<strong>de</strong>rs luid<strong>de</strong> spreekt natuurlijk vanzelf. 30 Hij<br />
was,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
300<br />
zo lezen wij ‘er zeer tevre<strong>de</strong>n meê: (wat ik erg zel<strong>de</strong>n ben): ik heb het met plezier<br />
en genot geschreven en er zit erg veel fraîcheur in, geloof ik, et la beauté pour<br />
soi-même, om zoo eens te zeggen.’<br />
In september, terug in Nice, begon <strong>Couperus</strong> zich nu regelrecht te ergeren aan zijn<br />
broer John Ricus: díens schuld was het, dat hij nog steeds niet <strong>de</strong> beschikking over<br />
zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el had gekregen! Zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou zich overigens<br />
in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> termen geuit hebben. Het was maar te hopen, zei <strong>de</strong>ze, dat hij, Benjamin,<br />
niet ontijdig zou sterven, daar <strong>de</strong> afwikkeling van <strong>de</strong> nalatenschap in dat geval nog<br />
wel tien jaar kon duren.<br />
<strong>Couperus</strong>' verblijf in Italië was er min of meer op neergekomen dat hij al een stuk<br />
van <strong>de</strong> huid verkocht had terwijl <strong>de</strong> beer nog geschoten moest wor<strong>de</strong>n. Toen hij niets<br />
zag komen, raakte hij zon<strong>de</strong>r veel moeite in financiële problemen.<br />
Hij pieker<strong>de</strong> er niet over een lening bij zijn bankier Scheurleer af te sluiten. Dat<br />
zou zeer eenvoudig zijn! Zo kwam hij er vanzelf weer toe op <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> manier te<br />
trachten tot een oplossing te komen. Zijn uitgever, die van nu af wel bijna papa Veen<br />
genoemd mag wor<strong>de</strong>n, moest maar liever over <strong>de</strong> brug komen. In een vertrouwelijke<br />
brief, met zeer bijzon<strong>de</strong>re passages, zoals het eind van het volgen<strong>de</strong> citaat laat zien,<br />
schreef hij Veen: 31 ‘God, god, ik moet zoo rekenen om er te komen. Dat vervloekte<br />
geld! Wij leven zoo eenvoudig wij het kunnen doen, misschien alleen reizen wij nog<br />
te veel, maar daar heb ik soms zoo een behoefte aan: ik kan niet vastgrocien op een<br />
plek, maar ver<strong>de</strong>r draai ik ie<strong>de</strong>re sou om <strong>voor</strong> ik hem uitgeeft! En het is altijd rekenen<br />
en nog eens rekenen: mijn arme vrouw doet won<strong>de</strong>ren om <strong>de</strong> boel aan <strong>de</strong> gang te<br />
hou<strong>de</strong>n. Wij zijn niet zuinig van natuur, het zit ons geen van bei<strong>de</strong>n in het bloed,<br />
maar daarom is het ons te moeilijker. Enfin, ik leer wel <strong>de</strong> kunstjes: nooit an<strong>de</strong>rs<br />
naar <strong>de</strong> komedie, dan op vrijplaatsen, etc, etc! God, god wat een gezanik met dat<br />
eeuwige geld. En dat als je het zoo gemakkelijk zoû kunnen rondstrooien!’<br />
Het zou wel tobben blijven tot zijn dood, zo voeg<strong>de</strong> hij er nog dramatisch aan toe.<br />
- Prachtig najaarsweer vergoed<strong>de</strong> veel. Spoedig echter was het ook in Nice afgelopen<br />
met <strong>de</strong> zomer.<br />
December bracht afschuwelijk slechte dagen. Regen en nog eens regen, genoeg om<br />
alle illusies van het eeuwige zonnige zui<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed kwijt te raken. Voor <strong>de</strong> vier<strong>de</strong><br />
achtereenvolgen<strong>de</strong> maal vier<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Eli-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
301<br />
sabeth <strong>de</strong> jaarwisseling in hun eigen huis. Als altijd lazen zij veel. Het kortte <strong>de</strong><br />
wintertijd. <strong>Couperus</strong>' hernieuw<strong>de</strong> kennismaking met <strong>de</strong> klassieke oudheid, eer<strong>de</strong>r in<br />
Rome, dreef hem er langzamerhand toe zich niet alleen met mythologie maar ook<br />
steeds meer met <strong>de</strong> fascineren<strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het Romeinse keizerrijk bezig te<br />
hou<strong>de</strong>n. Het graecoromeinse Egypte boei<strong>de</strong> hem daarnaast eveneens buitengewoon.<br />
Eén roman in het bijzon<strong>de</strong>r trof hem: Jean Lombards L'agonie. Dit boek, spelend<br />
in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> beruchte keizer Heliogabalus (218-222 na Christus), bracht hem<br />
een jaren eer<strong>de</strong>r al eens opgekomen i<strong>de</strong>e weer in <strong>de</strong> herinnering: het zelf schrijven<br />
van een roman met <strong>de</strong>, volgens <strong>Couperus</strong> aanbid<strong>de</strong>lijke, jeugdige wellusteling als<br />
hoofdpersoon. Steeds weer had hij het plan verworpen, omdat hij wist dat zijn kennis<br />
van <strong>de</strong> oudheid volstrekt ontoereikend was. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijk boek moest, wil<strong>de</strong> het<br />
enige kans van slagen hebben, even goed gedocumenteerd zijn als Salammbô van.<br />
Gustave Flaubert. Meer nog dan L'agonie namelijk, bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dit grote<br />
meesterwerk van <strong>de</strong> Franse schrijver die hij, met Zola, als een van zijn maatgeven<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong>.<br />
Maar hoe dit aan te pakken? <strong>Een</strong> nieuwe studiereis naar Rome leck hem<br />
noodzakelijk. Intussen was het lot hem genegen. Juist in 1903 immers publiceer<strong>de</strong><br />
Georges Duviquet zijn Héliogabale. 32 Dit nu was precies het boek dat <strong>Couperus</strong> nodig<br />
had. Alle antieke bronnen die het leven van <strong>de</strong> keizer behan<strong>de</strong>len wer<strong>de</strong>n er, in Franse<br />
vertalingen, in geciteerd en samengevat: Aelius Lampridius, Dio Cassius, Xiphilinus,<br />
Herodianus, Aurelius Victor, Eutropius, Zozimus, Orosius en Zonaras. Tevens ston<strong>de</strong>n<br />
er tal van figuren in afgebeeld, die direct of indirect met Heliogabalus te maken<br />
had<strong>de</strong>n. Het was al met al antieke schandaalliteratuur waar <strong>Couperus</strong> met volle teugen<br />
van genoot, zoals hij zich ook met intense gretigheid placht te verdiepen in <strong>de</strong> door<br />
Suetonius geschreven keizer<strong>biografie</strong>ën. Deze auteur uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuw na Christus<br />
appelleer<strong>de</strong> namelijk veel sterker aan zijn gevoel <strong>voor</strong> bizarre dramatiek en zijn<br />
welbehagen in romantische anekdotiek dan <strong>de</strong> ernstige, klassieke geschiedschrijving<br />
van Tacitus in diens Annales en Historiae vermocht te doen.<br />
Aanvankelijk schrikte <strong>de</strong> lectuur van L'agonie <strong>Couperus</strong> eigenlijk wat van zijn<br />
ambities af. Naar zijn eigen verklaringen dacht hij eerst: 33 ‘Nu schrijf ik zeker mijn<br />
boek niet: het is al geschreven en mooier dan ik het doen kan... Maar na <strong>de</strong> lektuur<br />
dacht ik: neen; Lombard geeft <strong>de</strong>n roman van Rome in dien tijd, en niet <strong>de</strong>n roman<br />
van het keizertje; niet <strong>de</strong> ziel van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
302<br />
het priestertje, dat zoo mooi dansen kon. En zoo ben ik er toe gekomen het boek te<br />
schrijven, en die ziel te geven, zoo goed ik kon.’<br />
Dit hele proces had natuurlijk tijd nodig. Daar wij <strong>Couperus</strong> in november 1904<br />
vrij plotseling met <strong>de</strong> historische roman zien beginnen, kan het niet an<strong>de</strong>rs of hij<br />
heeft zich geduren<strong>de</strong> een groot <strong>de</strong>el van dat jaar aan <strong>voor</strong>studies gewijd. Om daarnaast<br />
toch ook iets te doen te hebben dat weinig documentatie verg<strong>de</strong> en tevens geld<br />
opbracht, schreef hij tussen <strong>de</strong> bedrijven door vlug even <strong>de</strong> Haagse roman die hem<br />
sinds <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r, in oktober 1902, al min of meer <strong>voor</strong> ogen zweef<strong>de</strong>,<br />
Van ou<strong>de</strong> menschen, <strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bij gaan...<br />
Door <strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever kunnen wij <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> voet volgen. Het<br />
interessante is, dat er wat De berg van licht betreft nog iets volstrekt buiten-literairs<br />
bijkwam dat noch <strong>Couperus</strong> zelf noch iemand an<strong>de</strong>rs kon <strong>voor</strong>zien, maar dat<br />
ongetwijfeld katalyserend heeft gewerkt.<br />
In <strong>de</strong> eerste twee maan<strong>de</strong>n van 1904 werd <strong>Couperus</strong>' bestaan te Ntce door weinig<br />
opzienbaren<strong>de</strong> feiten verlevendigd. Veen en diens vrouw Clara kondig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geboorte<br />
van een twee<strong>de</strong> dochtertje aan. 34 Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos in Lon<strong>de</strong>n vroeg om<br />
presentexemplaren van verschillen<strong>de</strong> boeken, daar hij, na Extase, nieuwe vertalingen<br />
van <strong>Couperus</strong>' werk overwoog. - Van <strong>de</strong> erfenis werd niets meer vernomen. Het<br />
enige nieuws waar <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld even <strong>voor</strong> rechtop is gaan zitten, was <strong>de</strong><br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van Veen dat hij er nu toch werkelijk over dacht <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> werken<br />
uit te geven. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> overigens tamelijk sceptisch. Het plan begon immers<br />
al bijna rimpels van ou<strong>de</strong>rdom te vertonen.<br />
Op 26 februari vertrok hij opnieuw met Elisabeth naar zijn stamhotel in <strong>de</strong> Via<br />
Lombardia te Rome. In Nice zon <strong>de</strong> propriétaire, Madame Arbogast, als gewoonlijk<br />
tij<strong>de</strong>ns hun afwezigheid <strong>voor</strong> hun appartement zorgen. Naar <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong> Endymion<br />
keek <strong>Couperus</strong> intussen niet meer om. Dat was misschien <strong>voor</strong> later (maar het zou<br />
er nooit meer van komen). Op <strong>de</strong> valreep zond Veen zijn auteur nog een flinke doos<br />
ou<strong>de</strong>rwetse kroontjespennen. <strong>Couperus</strong> had daar namelijk om gevraagd, ze waren<br />
in Nice niet te vin<strong>de</strong>n. Veen kreeg er een doos gekonfijte vruchten <strong>voor</strong> terug.<br />
Aan het schrijfmateriaal lag het dus niet. Het probleem, was alleen maar: wat<br />
moest er geschreven wor<strong>de</strong>n, en hoe? - Voorlopig niets. Steeds meer werd het<br />
dui<strong>de</strong>lijk dat het werk van <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland niet meer<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
303<br />
goed in <strong>de</strong> markt lag. God en go<strong>de</strong>n lever<strong>de</strong> Veen een regelrechte strop op. 35 Hij<br />
schreef <strong>Couperus</strong> herhaal<strong>de</strong>lijk dat het land te klein was <strong>voor</strong> zijn grote produktie:<br />
in Duitsland of Frankrijk zou hij allang rijk geweest zijn, maar in Holland was daar<br />
geen kans op, integen<strong>de</strong>el. Alle kroontjespennen bleven dus in hun doos. Vooreerst<br />
werd er alleen maar gestu<strong>de</strong>erd. <strong>Couperus</strong> ging ruïnes bekijken en bezocht talrijke<br />
musea. Om zijn historische roman zo goed mogelijk te visualiseren moest hij zich<br />
verdiepen in <strong>de</strong> topografie van Rome uit <strong>de</strong> vroege <strong>de</strong>r<strong>de</strong> eeuw na Christus: geen<br />
gemakkelijke, maar wel een prettige en zelfs erg boeien<strong>de</strong> opgave. Ook <strong>de</strong> lichtval<br />
per gebouw op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> uren van <strong>de</strong> dag moest volgens zijn artistiek geweten<br />
precies kloppen. Er viel dus heel wat te doen. Wat Elisabeth van <strong>de</strong>ze excursies vond<br />
is niet met zekerheid bekend. Er zijn echter aanwijzingen dat het echtpaar niet in <strong>de</strong><br />
eerste plaats <strong>voor</strong> háár genoegen <strong>de</strong> Eeuwige Stad bleef doorkruisen.<br />
Gelukkig had zij gezelschap, ditmaal niet van Ram uit Den Haag maar van Trudy<br />
uit Indië. Volgens plan zou<strong>de</strong>n zij na Rome - via Nice - gezamenlijk naar Ne<strong>de</strong>rland<br />
reizen. 36 Trudy's aanwezigheid maakte <strong>de</strong> zeven Romeinse weken toe een heerlijke<br />
tijd.<br />
Op <strong>de</strong> laatste dag van april werd <strong>de</strong> reis naar Den Haag on<strong>de</strong>rnomen. Sinds het<br />
overlij<strong>de</strong>n van papa was <strong>Couperus</strong> er niet meer geweest. Elisabeth had zelfs sinds<br />
bijna vier jaren verstek laten gaan. Bij <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins, in <strong>de</strong> grote ou<strong>de</strong> woning<br />
Molenstraat 26, von<strong>de</strong>n zij als het ware een twee<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rhuis. Het was prettig ie<strong>de</strong>reen<br />
gezond en wel terug te zien. Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, een jonge neef <strong>voor</strong> wie <strong>Couperus</strong><br />
een bijzon<strong>de</strong>r zwak had, was al tweeëntwintig jaar. Zij kon<strong>de</strong>n goed met elkaar praten.<br />
De jongen toon<strong>de</strong> veel belangstelling <strong>voor</strong> literatuur. Bij herhaling had zijn oom hem<br />
in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> jaren al presentexemplaren laten sturen, van Orchi<strong>de</strong>eën,<br />
Zielenschemering en Het heilige weten.<br />
Op 7 mei ging <strong>Couperus</strong> een dag naar Amsterdam. Zijn zuster Trudy had er, samen<br />
met haar twintig jaar ou<strong>de</strong> zoon John, op het adres P.C. Hooftstraat 60 haar intrek<br />
genomen in een pension. L.J. Veen had het hun aan <strong>de</strong> hand gedaan. Die middag om<br />
drie uur bracht <strong>Couperus</strong> - ge<strong>de</strong>nkwaardig ogenblik, daar het al die jaren nog niet<br />
eer<strong>de</strong>r was gebeurd! - Veen op Keizersgracht 687 een bezoek, dat belangrijke<br />
gevolgen zou hebben. 37 De uitgever wil<strong>de</strong> namelijk van zijn auteur <strong>de</strong> volledige<br />
rechten op al diens tot dan toe verschenen boeken kopen. <strong>Couperus</strong> zou er een groot<br />
bedrag <strong>voor</strong> ontvangen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
304<br />
Hij besprak het met Elisabeth. Het leek hem, een goe<strong>de</strong> oplossing om aldus ineens,<br />
en misschien wel <strong>voor</strong>goed, van zijn geldzorgen af te komen. Maar het ging hem<br />
aan het hart dat het nog te verschijnen boek Dionyzos meteen ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
overeenkomst zou vallen. Na rijp beraad besloot hij er toch maar op in te gaan, mits<br />
Veen bereid was vijftienduizend gul<strong>de</strong>n neer te tellen. 38 In zijn rol van geldschieter<br />
kreeg <strong>de</strong> uitgever zelf daarvan meteen alweer vijfduizend terug, dat wel! Zevenduizend<br />
zou<strong>de</strong>n bij Scheurleer op <strong>de</strong> bank ge<strong>de</strong>poneerd moeten wor<strong>de</strong>n. De overige<br />
drieduizend wenste <strong>Couperus</strong>, bij wijze van regelmatig inkomen, spoedig in<br />
maan<strong>de</strong>lijkse termijnen te ontvangen. Hij beschouw<strong>de</strong> het als een grote opoffering...<br />
Deze drieduizend heeft Veen echter te veel gevon<strong>de</strong>n. Dit laatste bedrag heeft<br />
<strong>Couperus</strong> uitein<strong>de</strong>lijk dan ook moeten laten schieten. Met lankmoedigheid schikte<br />
hij zich daarin, heimelijk overigens al een list be<strong>de</strong>nkend. Het werd dus <strong>de</strong> som van<br />
twaalfduizend gul<strong>de</strong>n. Hij schreef Veen: 39 ‘Het helpt mij zilt <strong>de</strong> mod<strong>de</strong>r, en dat is het<br />
<strong>voor</strong>naamste.’<br />
Het nieuwe boek dat <strong>Couperus</strong> in zijn hoofd had kwam ook ter sprake: Veen<br />
herinner<strong>de</strong> hem aan Ou<strong>de</strong> menschen. Na het echec van God en go<strong>de</strong>n had hij in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland van Dionyzos kennis kunnen nemen. Misschien vrees<strong>de</strong> hij dat ook<br />
<strong>de</strong>ze roman wel eens zou kunnen blijken niet erg verkoopbaar te zijn? Liever bad<br />
hij dan toch maar weer een familieroman... <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> als volgt.<br />
Teruggekeerd in Den Haag schreef hij: 40 ‘Ik zal van <strong>de</strong>n zomer beginnen aan <strong>de</strong>n<br />
roman van Nice, en niet hoogdravend zijn, maar <strong>voor</strong> het najaar kan ik U die niet<br />
beloven: ge moet het dan dus maar met Dionyzos doen.’<br />
Dit betekent, dat Van ou<strong>de</strong> menschen concept een an<strong>de</strong>re structuur heeft gehad. 41<br />
Er komen immers weliswaar scènes in <strong>voor</strong> die in Nice spelen, maar <strong>de</strong>ze staan zo<br />
weinig centraal dat zij <strong>de</strong> aanduiding ‘roman van Nice’ beslist niet wettigen. Van<br />
ou<strong>de</strong> menschen is een Haags-Indische roman gewor<strong>de</strong>n, waarin Nice, en het zui<strong>de</strong>n<br />
meer in het algemeen, tegenover het sombere noor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n geplaatst. Wij zullen<br />
nog zien wat dit betekent in relatie tot Dionyzos.<br />
<strong>Een</strong> week later, lang <strong>voor</strong> er een letter van geschreven was, vroeg <strong>Couperus</strong> al om<br />
drieduizend gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>schot: zijn lankmoedige inschikkelijkheid - zie hierboven -<br />
werd dan tóch nog gecompenseerd, en wel exact met hetzelf<strong>de</strong> bedrag dat Veen bem<br />
juist had willen onthou<strong>de</strong>n! - En om nu maar meteen het álleron<strong>de</strong>rste uit <strong>de</strong> kan te<br />
halen, voeg<strong>de</strong> hij er royaal aan toe: 42 ‘Ik geef je dat nieuwe boek dan voo ƒ 3000.<br />
volkomen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
305<br />
vrij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven; alleen moet het eerst in Groot-Ne<strong>de</strong>rland komen,<br />
dat kan niet an<strong>de</strong>rs.’ Op die manier ontving hij extra nog eens het honorarium van<br />
zijn eigen tijdschrift. <strong>Couperus</strong> beloof<strong>de</strong> dat het, hoe dan ook, een flinke, grote roman<br />
zou wor<strong>de</strong>n. Hij schatte <strong>de</strong> omvang op ongeveer vierhon<strong>de</strong>rd bladzij<strong>de</strong>n in druk.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van juni ging hij veertien dagen in Amsterdam logeren, om er<br />
Trudy en John Valette gezelschap te hou<strong>de</strong>n. Bij Veen thuis maakte Elisabeth foto's<br />
van <strong>de</strong> kleine Mieke. Helaas mislukten ze. Volgens <strong>Couperus</strong> was het natuurlijk niet<br />
haar schuld maar die van het huis - dat hij eerst geprezen had als gezellig - getuige<br />
zijn commentaar: 43 ‘het licht was niet goed in dat rare hoekje.’ Fotograferen was<br />
blijkbaar ook al een kwestie van noodlot. Elisabeth, zo verklaar<strong>de</strong> hij ook nog, had<br />
het jongetje van Cyriel Buysse - in Den Haag of in Vlaan<strong>de</strong>ren? - ‘heel aardig<br />
genomen tusschen groote bla<strong>de</strong>ren van hoefkruid. Maar meestal is het een toeval als<br />
er iets gelukt, hoe men ook alles bestu<strong>de</strong>ert.’<br />
Via Parijs en Barbizon gingen zij eind augustus ein<strong>de</strong>lijk weer terug naar Nice.<br />
De grootste warmte was daar nu wel <strong>voor</strong>bij. In Barbizon had <strong>Couperus</strong> het heerlijk.<br />
In <strong>de</strong> bossen was het koel. Ie<strong>de</strong>re morgen zat hij in <strong>de</strong> schaduw van een rots <strong>de</strong><br />
drukproeven van Dionyzos te corrigeren. In het Hôtel <strong>de</strong> la Forêt had hij ook een erg<br />
prettige kamer, waar hij recht in <strong>de</strong> kruin van een grote boom keek. 44 De takken ervan<br />
drongen bijna naar binnen en waren met al hun lover een schuilplaats <strong>voor</strong> talrijke<br />
vogels. Van zijn bed uit bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij het gedrag van <strong>de</strong> mussen, die hem in <strong>de</strong><br />
vroege ochtend wekten met hun getsjilp: ‘Lieve, zachte, eenvoudige, vrome vogels’.<br />
Als hij dan weer insliep voel<strong>de</strong> hij zich vredig en kalm als een klein kind, in <strong>de</strong><br />
geborgenheid van het stille woud om hem heen.<br />
Terug in Nice was hij helemaal klaar met <strong>de</strong> proeven. Hij was vrolijk en opgeruimd.<br />
De financiën waren bevredigend geregeld, en hij kon vol werklust aan een lege<br />
schrijftafel gaan zitten. Dat <strong>de</strong> overeenkomst met Veen <strong>voor</strong> Elisabeth, mocht hij<br />
eer<strong>de</strong>r komen te overlij<strong>de</strong>n, niet bepaald erg gunstig was - zij zou vrijwel geen duit<br />
meer aan rechten krijgen - hield hem nauwelijks bezig. Hij dacht alweer aan an<strong>de</strong>re<br />
dingen.<br />
Op 5 september <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 45 ‘Van <strong>de</strong>n zomer heb ik niet gewerkt, maar<br />
nu ga ik goed aan <strong>de</strong>n gang: <strong>de</strong> roman zal heeten (met dubbelen titel): Van Ou<strong>de</strong><br />
Menschen; De Dingen, die Voorbij zijn. In het genre van Kleine Zielen. Ik heb het<br />
i<strong>de</strong>e ervan al lang in mijn hoofd en van <strong>de</strong>n zomer bepeinsd: dus is het maar te<br />
schrijven. Ik <strong>de</strong>nk, dat er die jaar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
306<br />
wel het grootste ge<strong>de</strong>elte van geschreven zal wor<strong>de</strong>n, zoo niet voltooid.’ - Imperia,<br />
dat al bijna vier jaar lag te sluimeren, hoopte hij in 1905 af te maken. Zo ook <strong>de</strong><br />
Endymion-cyclus, die hij nu wil<strong>de</strong> beperken tot een hon<strong>de</strong>rdtal sonnetten.<br />
Het is er niet van gekomen. De berg van licht eiste weldra al zijn aandacht op.<br />
Met Endymion begint in feite <strong>Couperus</strong>' klassieke perio<strong>de</strong>. Hoewel <strong>de</strong> oudheid hem<br />
al veel langer boei<strong>de</strong>, is hij er zich pas na zijn veertigste werkelijk intensief mee gaan<br />
bezighou<strong>de</strong>n. Was Imperia, letterlijk en figuurlijk, een tamelijk drakerig fragment,<br />
afwisselend in proza en poëzie, Endymion is veel luchtiger van karakter. De inhoud<br />
van <strong>de</strong>ze ‘Alexandrijnse’ gedichten heeft niet veel om het lijf. De sfeer is helaas<br />
nogal snoeperig, <strong>de</strong> uitwerking vaak suikerachtig.<br />
Het gaat over een in Alexandrië geboren jongetje Endymion, zoon van een<br />
pottenbakkersfamilie, dat door zijn ou<strong>de</strong>rs aan Eros wordt gewijd. Het spreekt vanzelf<br />
dat dit weer <strong>de</strong> melancholieke Eros is die <strong>Couperus</strong> zo liefhad. Het ou<strong>de</strong>rpaar verkoopt<br />
vervolgens het ene zusje als slavin, waarna het an<strong>de</strong>re niets beters weet te doen dan<br />
<strong>de</strong>erne te wor<strong>de</strong>n. Endymion loopt weg. <strong>Een</strong> anachorect wil nog proberen een christen<br />
van hem te maken, maar <strong>de</strong> knaap kiest <strong>voor</strong> het volle leven. Be<strong>de</strong>nkelijke<br />
we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong>el. Invloe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> antieke komedie hebben<br />
zich hier laten gel<strong>de</strong>n, terwijl <strong>Couperus</strong> daarnaast zich waarschijnlijk sterk op<br />
Petronius' Satyricon heeft geïnspireerd. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat hij zich er steeds meer<br />
van bewust is gewor<strong>de</strong>n hoeveel <strong>de</strong> antieke literatuur hem te bie<strong>de</strong>n had. Wat hem<br />
ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al moet hebben aangetrokken, is het gemak waarmee in <strong>de</strong> oudheid<br />
seksuele vrijhe<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Voor het eerst doen hetaeren, gespier<strong>de</strong><br />
worstelaars, dubieuze negers en marktverkopers met ondui<strong>de</strong>lijke (?) bedoelingen<br />
hun intre<strong>de</strong> in <strong>Couperus</strong>' gedroomd verle<strong>de</strong>n. Het blijft echter nog bij summiere<br />
aanduidingen van allerlei ‘on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n’. Endymion heeft <strong>de</strong> lichte toets van <strong>de</strong> antieke<br />
Alexandrijnse poëzie, niet zon<strong>de</strong>r bevalligheid maar tevens zon<strong>de</strong>r enige diepgang.<br />
Het sonnettenromannetje bereidt reeds De komedianten <strong>voor</strong>.<br />
De roman Dionyzos is geschreven met het mythologieboek ernaast. 46 De zegetocht<br />
van <strong>de</strong> uit Zeus en Semele geboren zoon begint in Nyza. Het won<strong>de</strong>r van Ampelos<br />
- <strong>de</strong> wijnstok - , het bezoek aan Ikarios, <strong>de</strong> strijd tegen koning Minyas van<br />
Orchomenos, <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re vaste themata<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
307<br />
passeren achtereenvolgens <strong>de</strong> revue, waarin saters, faunen, nimfen, pans,<br />
hamadrya<strong>de</strong>n, naja<strong>de</strong>n en verwan te figuren een bijna niet eindigend ballet dansen.<br />
De beel<strong>de</strong>n die hij oproept moet <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>al afgekeken hebben van Romeinse<br />
sarcofaagreliëfs, waarop wij <strong>de</strong> Dionysische thiasos met alle uitbundigheid in een<br />
rijkdom van variaties tegenkomen. 47<br />
Dat hij zich linea recta door antieke sculptuur heeft laten beïnvloe<strong>de</strong>n, bewijst het<br />
zeven<strong>de</strong> hoofdstuk, waarin Hermafroditos zijn intre<strong>de</strong> doet. Dit tweeslachtige, meest<br />
androgyne wezen uit <strong>de</strong> Griekse mythologie, geboren uit Hermes en Aphrodite en<br />
<strong>voor</strong>zien van manlijke zowel als vrouwelijke geslachtskenmerken, wordt in het woud<br />
ont<strong>de</strong>kt door een faun die plotseling in <strong>de</strong> schaduw iemand ziet liggen slapen. Wie<br />
<strong>de</strong> Slapen<strong>de</strong> hermafrodiet in het Thermenmuseum te Rome wel eens heeft gezien,<br />
herkent onmid<strong>de</strong>llijk uit <strong>Couperus</strong>' beschrijving het liggen<strong>de</strong> beeld: 48 ‘Hij lag <strong>voor</strong>over<br />
op het weeke mos, en in zijn armen bei<strong>de</strong> rustte zijn hoofd, lang gelokt, en <strong>de</strong> lange<br />
lokken geknoopt in een wrong. Maar nu Faun vlak stond bij <strong>de</strong>n slaper en neêrzag,<br />
bespeur<strong>de</strong> hij, dat <strong>de</strong> jongeling geheel <strong>de</strong>n zwellen<strong>de</strong>n boezem had van een maagd,<br />
of eene nymf, en dat hij bei<strong>de</strong>n was, knaap en maagd. Hij was heel lenig en slank<br />
van le<strong>de</strong>n, en in zijne sluimering, die droef moest van droomen zijn, want zijne lippen<br />
treur<strong>de</strong>n bijna verwijtend, was tusschen ron<strong>de</strong>n rug en welven<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rrug het mid<strong>de</strong>l<br />
diep geknakt en van leest vrouwefijn.’ <strong>Couperus</strong> laat hem zeggen dat hij eenzaam is<br />
en met niemand lacht of vrolijk kan zijn. Hij beschouwt zichzelf als <strong>de</strong> ontroostbare<br />
Weemoed: ‘en ik ween veel omdat ik ben maagd en knaap. Liever ware ik maagd,<br />
of ware ik knaap, dan bei<strong>de</strong>n te zijn in ontroostbaren weemoed. Want lief<strong>de</strong>, die ik<br />
zoû vin<strong>de</strong>n willen, weet ik niet waar te zoeken.’ Zijn ou<strong>de</strong>rs hebben hem<br />
verwaarloosd, vindt hij. Hij is enig en twee. Daarom is zijn leven altijd onvervuld<br />
gebleven. Hij noemt zich dubbel onvoldaan. <strong>Een</strong>zaam bleven zijn nachten, en hij<br />
luister<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> nacht.<br />
Het is niet moeilijk te ra<strong>de</strong>n waarom dit misschien wel <strong>de</strong> meest geïnspireer<strong>de</strong><br />
bladzij<strong>de</strong>n van het hele boek genoemd mogen wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> androgyne Hermafroditos<br />
heeft <strong>Couperus</strong>, vol begrip, iets van een zelfportret getekend. Met <strong>de</strong> plotselinge<br />
epifanie van Dionyzos - <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> god van het zui<strong>de</strong>n, zoon van een god en een<br />
mens en als zodanig mid<strong>de</strong>laar - veran<strong>de</strong>rt dit alles en zal ook <strong>de</strong> tweeslachtige<br />
jongeling vreug<strong>de</strong> <strong>de</strong>elachtig wor<strong>de</strong>n. Dionyzos, red<strong>de</strong>r en verlosser, spreekt<br />
Hermafroditos bemoedigend toe in een lange troostre<strong>de</strong>. On<strong>de</strong>r meer zegt<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
308<br />
hij: ‘Word met trots je bewust, en schaam je niet meer, verhef <strong>de</strong> armen in een blij<strong>de</strong><br />
verlossing uit weemoed, en wees wie je bent in jubelen<strong>de</strong> blijdschap!’ Dionyzos<br />
schenkt hem in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>, <strong>de</strong> druiventros is er het symbool van en het is <strong>de</strong><br />
wijn die somberheid en weemoed overwint: ‘Broe<strong>de</strong>r, word je bewust! Zuster, word<br />
je bewust! Wees blij om het dubbele leven! Jubel...’ Hermafroditos wordt Dionyzos'<br />
volgeling.<br />
Dat <strong>Couperus</strong> hier werkelijk zichzelf mee bedoeld heeft, zal dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n uit<br />
een passage in Van ou<strong>de</strong> menschen waar wij nog op terugkomen. Hij hoopte dat het<br />
zui<strong>de</strong>n hem <strong>voor</strong>goed zou genezen. De noor<strong>de</strong>lijke kleine zielen - <strong>de</strong> niet ingewij<strong>de</strong>n<br />
- lagen <strong>voor</strong>goed achter hem. Het carpe diem, dat hem als jongeman al zo verlei<strong>de</strong>lijk<br />
had <strong>voor</strong>gezweefd, werd in het zui<strong>de</strong>n realiteit. Alles moest <strong>voor</strong>taan vreug<strong>de</strong> zijn.<br />
Dionyzos is, na Cyrus, die het Me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n bracht, <strong>de</strong> nieuwe grote verlosser.<br />
Uit het lot dat Dionyzos wacht, blijkt echter tevens dat zelfs <strong>voor</strong> hem <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong><br />
een barst krijgt wanneer zij verstoord wordt door Eros. Op Naxos immers vindt<br />
Dionyzos <strong>de</strong> door Theseus verlaten Ariadne. Voor het eerst ervaart hij smart, daar<br />
hij <strong>voor</strong> haar in lief<strong>de</strong> ontbrandt en leert kennen wat <strong>Couperus</strong> reeds in Extaze noem<strong>de</strong><br />
‘het geluk en het leed te zamen’. Toch is het uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> die overwint.<br />
Ariadne sterft, maar zij herleeft, <strong>voor</strong> eeuwig met Dionyzos verbon<strong>de</strong>n, waarop zij<br />
samen door Zeus op <strong>de</strong> Olympus on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> onsterfelijke go<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
Ook die boek eindigt, als Psyche en Fi<strong>de</strong>ssa, met een apotheose, een glorie van licht.<br />
Het god<strong>de</strong>lijke androgyne principe zegeviert.<br />
In <strong>de</strong>ze jaren voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich een gelukkig en ingewijd mens. Hij meen<strong>de</strong><br />
het geheim van duren<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kt te hebben in zijn zui<strong>de</strong>lijk levenspatroon<br />
en het Elisabeth / Ariadne daar in <strong>de</strong>len. Niet alleen had hij zijn eigen androgyne<br />
geaardheid volledig geaccepteerd, hij beschouw<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze nu als een hem door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />
geschonken <strong>voor</strong>recht. Blij om het dubbele leven, wil<strong>de</strong> hij niet slechts zichzelf zijn,<br />
maar hij meen<strong>de</strong> zich op een hoger niveau te bevin<strong>de</strong>n. Was <strong>de</strong> tweeslachtige mens<br />
in wezen niet vollediger dan <strong>de</strong> gewone sterveling? Niet tot die kleine zielen behoor<strong>de</strong><br />
hij. Als kunstenaar was hij een van <strong>de</strong> zeldzame be<strong>voor</strong>rechten, die een god<strong>de</strong>lijke<br />
vonk in zich wisten. <strong>Een</strong>s zou ook hem een Heilig Weten wachten. De Chinees had<br />
het hem al <strong>voor</strong>speld toen hij nog maar tien jaar was.<br />
Hoe was <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>, zo hooggestemd, <strong>de</strong> praktijk? Hierover vin<strong>de</strong>n wij<br />
aanwijzingen zowel in <strong>de</strong> brieven aan zijn uitgever als in <strong>de</strong> latere<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
309<br />
hoofdstukken van zijn nieuwe roman, voltooid in <strong>de</strong>cember 1904: Van ou<strong>de</strong> menschen,<br />
<strong>de</strong> dingen, die <strong>voor</strong>bijgaan...<br />
Op 4 januari schreef <strong>Couperus</strong> aan Veen: 49 ‘De “Ou<strong>de</strong> Menschen” zijn <strong>de</strong>ze maand<br />
begonnen; zij zullen <strong>de</strong>nkelijk 4 à 5 nummers beslaan’ (van Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
namelijk, waarin <strong>de</strong> roman in afleveringen is verschenen). Met <strong>de</strong> uitgave in boekvorm<br />
heeft Veen geen grote haast gemaakt. Dit had ten gevolge dat <strong>Couperus</strong> in het najaar<br />
van 1905 geplaagd zou wor<strong>de</strong>n door drukproeven van twee romans tegelijk, want<br />
vier maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> voltooiing van Van ou<strong>de</strong> menschen was ook De berg van licht<br />
af: we<strong>de</strong>rom dus in onwaarschijnlijk korte tijd. De historische roman zou tenslotte<br />
zelfs eer<strong>de</strong>r verschijnen dan <strong>de</strong> Haagse, die pas in <strong>de</strong> loop van 1906 het licht heeft<br />
gezien.<br />
In eerste opzet had <strong>de</strong> roman zoals wij zagen eenvoudig Van ou<strong>de</strong> menschen als<br />
titel, met als on<strong>de</strong>rtitel De dingen die <strong>voor</strong>bij zijn. Tussen <strong>voor</strong>bij zijn en <strong>voor</strong>bij<br />
gaan ligt een belangrijk tijdsverschil. Oorspronkelijk moet het boek dus, in <strong>Couperus</strong>'<br />
geest, een an<strong>de</strong>re vorm gehad hebben. Daar hij het aanvankelijk in Nice wil<strong>de</strong> situeren,<br />
heeft hij waarschijnlijk aan een raamvertelling met flashbacks gedacht: Lot en Elly<br />
bij Ottilie en Aldo in Nice... het verle<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong>bij gegaan... wat was dit verle<strong>de</strong>n?...<br />
nu het <strong>voor</strong>bij is ligt <strong>de</strong> toekomst open... Iets in die trant. Op een zeker ogenblik heeft<br />
hij daar van afgezien. De roman kreeg toen een an<strong>de</strong>r uitgangspunt. De scènes in<br />
Nice staan niet meer centraal, het huwelijk moet nog voltrokken wor<strong>de</strong>n. De roman<br />
speelt weer hoofdzakelijk in Den Haag, met flashbacks naar het Indische verle<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong> hoofdfiguren.<br />
Er is nog weinig aandacht aanbesteed dat enkele motieven uit het boek al in De<br />
boeken <strong>de</strong>r kleine zielen <strong>voor</strong>bereid wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> eerste plaats is er het kind dat zijn<br />
do<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r ziet liggen in een plas bloed. Dit overkomt reeds Alex in Het heilige<br />
weten. 50 <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r hoofdmotief, dat van twee ou<strong>de</strong> mensen die steeds weer <strong>voor</strong> het<br />
raam zitten, wordt eveneens al in Het heilige weten ingeleid, als Marietje <strong>de</strong><br />
spookgestalten van Addy's ou<strong>de</strong>rs ziet. 51 Ze zijn dood maar blijven aanwezig, zoals<br />
ook <strong>de</strong> vermoor<strong>de</strong> echtgenoot van Ottilie in Van ou<strong>de</strong> menschen.<br />
Heeft <strong>de</strong> moord in <strong>de</strong> pasangrahan boven Tegal een feitelijke achtergrond gehad?<br />
Wij weten daar niets van. Wel ken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> die omgeving goed, sinds hij in 1899<br />
in Tegal bij <strong>de</strong> Valettes gelogeerd had, van waaruit hij ook tochten gemaakt heeft.<br />
Waarschijnlijk echter heeft <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
310<br />
intrige eer<strong>de</strong>r iets te maken met Emile Zola's Thérèse Raquin - niet <strong>voor</strong> niets geeft<br />
<strong>Couperus</strong> zijn moor<strong>de</strong>naar <strong>de</strong> naam Emile! - waar ook een echtgenoot (Camille)<br />
vermoord wordt door een vrouw (Thérèse) en haar minnaar (Laurent). Het lijk dreef<br />
reeds bij Zola in het water weg. Later ziet Thérèse, door schuldgevoelens achtervolgd,<br />
haar do<strong>de</strong> man als spook-verschijning in <strong>de</strong> kamer opdoemen. De parallel is <strong>voor</strong>al<br />
interessant omdat <strong>Couperus</strong> een groot bewon<strong>de</strong>raar van Thérèse Raquin was. Nog<br />
in 1933 heeft hij daarvan getuigd. 52 Hij zag het meesterwerk van Zola - en zijn<br />
kenschets gaat ook <strong>voor</strong> Van ou<strong>de</strong> menschen op - als ‘<strong>de</strong> tragedie van alle <strong>de</strong> duistere,<br />
ons nauwelijks beken<strong>de</strong>, gewetene machten, die onze lichamen-en-ziel als een<br />
onscheidbare uniteit beheerschen, tyrannisch domineeren tot wij niets meer zijn dan<br />
<strong>de</strong> hijgen<strong>de</strong> prooi in <strong>de</strong> klauwen van het verschrikkelijke Noodlot’.<br />
Van ou<strong>de</strong> menschen is overigens allerminst een kopie van Zola. Leo Ross toon<strong>de</strong><br />
aan dat het <strong>voor</strong>al een experiment is met <strong>de</strong> erfelijkheidsleer. De inzet is wat hij<br />
noemt 53 ‘een Indo-familie, een literaire pendant van <strong>de</strong> wetenschappelijke<br />
“stamboomstudies” <strong>de</strong>r genetici, die met menselijk materiaal nooit veel resultaat<br />
geboekt hebben’. Als hoofdmotief ziet hij <strong>de</strong> doorwerking van <strong>de</strong> ‘gevolgen van<br />
rassenvermenging die leidt tot <strong>de</strong>generatie en misdaad, en daarvan afgeleid: angst<br />
<strong>voor</strong> het dominant terugkeren van <strong>de</strong> misdadige aanleg in het nageslacht, acute angst<br />
als twee bloedverwanten trouwen. De roman is dan ook niet afgelopen met <strong>de</strong> dood<br />
van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> moor<strong>de</strong>nares. Eerst als Elly en Lot schei<strong>de</strong>n, is het gevaar afgewenteld.’<br />
- Wij zullen zo da<strong>de</strong>lijk echter zien dat er nog meer aan <strong>de</strong> hand is. Wel is het<br />
interessant dat <strong>de</strong> roman zoveel autobiografische elementen bevat, en dat het dui<strong>de</strong>lijk<br />
om <strong>Couperus</strong>' eigen kringen gaat die hier centraal staan. Gezien <strong>de</strong> nauwe<br />
bloedverwantschap tussen hem en zijn vrouw is dit niet verbazingwekkend.<br />
De ou<strong>de</strong> heer Takma woont op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>: geboortehuis van <strong>Louis</strong>. De ou<strong>de</strong><br />
mevrouw Dercksz woont op <strong>de</strong> Nassaulaan en kijkt uit op <strong>de</strong> tuinen van <strong>de</strong> Sofialaan:<br />
<strong>de</strong> grote tuin van oom en tante G.L. Baud-<strong>Couperus</strong>. De heer Takma heeft heel wat<br />
trekken meegekregen van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r. 54 Wij kennen hem goed, sinds Bramine<br />
Grandmont-Hubrecht circa 1890 zijn portret geschil<strong>de</strong>rd heeft, dat zon<strong>de</strong>r meer het<br />
portret van Takma had kunnen zijn. Zoals <strong>de</strong>ze verzorgd wordt door tante Adèle, zo<br />
werd papa <strong>Couperus</strong> dat door Johanna, en na 1900 door Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
311<br />
Bestaan<strong>de</strong> namen heeft <strong>Couperus</strong> eveneens gebruikt. Begin januari zond hij De stille<br />
kracht aan een zekere Mélanie van Ka<strong>de</strong>rs: 55 zij leen<strong>de</strong> haar naam aan Stéfanie <strong>de</strong><br />
La<strong>de</strong>rs. Voorts heeft zijn katholiek gewor<strong>de</strong>n tante Taets van Amerongen vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
mo<strong>de</strong>l gestaan <strong>voor</strong> tante Thérèse: bei<strong>de</strong>n zijn bekeerd tot het geloof, wat in <strong>de</strong> familie<br />
<strong>Couperus</strong> wel enigszins vreemd werd gevon<strong>de</strong>n. 56 En zou <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> laatste niet<br />
een heimelijke verwijzing inhou<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> eveneens in Parijs wonen<strong>de</strong> literaire<br />
figuur Thérèse Raquin?<br />
De dui<strong>de</strong>lijkste portretten zijn Lot en Elly: <strong>Louis</strong> en Elisabeth. In <strong>de</strong> familiekring<br />
werd hij ook wel Loef of Loe genoemd. Van daar naar Lot is maar een stapje, te<br />
meer daar dit als Loo moet wor<strong>de</strong>n uitgesproken. 57 Elisabeth / Elly behoeft geen<br />
commentaar.<br />
Lot verdient geld met het schrijven van artikelen. Hartstochtelijk verliefd is hij<br />
niet, en om haar geld trouwt hij Elly ook al niet: 58 ‘Waaróm <strong>de</strong>ed hij het: dan - vroeg<br />
hij zich af.’ Hier raakt <strong>Couperus</strong> aan zijn eigen problematiek omstreeks 1890-'91.<br />
Ook in <strong>de</strong> roman wordt het huwelijk gesloten. Lot en Elly ont<strong>de</strong>kken later dat zij<br />
neef en nicht zijn - geen onbekend gegeven!<br />
‘Lot was een beste jongen, een beetje week en vreemd en verwijfd, maar hij kon<br />
mee zijn moe<strong>de</strong>r overweg [...].’ 59 ‘Lot, niet verliefd van complexie, vond het waarlijk<br />
prettig met Elly te zijn, liet zich aanporren, begon een roman, bleef steken... In hem<br />
suggereer<strong>de</strong> zij, dat hij haar nodig had. En hij vroeg haar. Zij was gelukkig en hij<br />
ook, ook al waren zij kalm van lief<strong>de</strong>.’ 60 Deze opvallend autobiografische passages<br />
had<strong>de</strong>n in Metamorfoze kunnen staan. Het was <strong>Couperus</strong>' eigen situatie, nog altijd.<br />
De troebele kanten van zijn fantasie heeft hij daarnaast in oom Anton<br />
on<strong>de</strong>rgebracht, wiens ‘cerebraal onanisme’ zich uitleeft op perverse antieke<br />
afbeeldingen. Dat hij zich verlustigt in <strong>de</strong> veelal pikante lectuur van Suetonius verraadt<br />
<strong>Couperus</strong>' eigen <strong>voor</strong>keur nog eens ten overvloe<strong>de</strong>, die ook zeer genoten moet hebben<br />
van wat <strong>de</strong> antieke bronnen allemaal over keizer Heliogabalus ten beste geven. Oom<br />
Antons heimelijke i<strong>de</strong>ntificatie, niet met Heliogabalus maar met <strong>de</strong> in homoseksueel<br />
opzicht niet bepaald onbesproken keizer Tiberius, spreekt dui<strong>de</strong>lijke taal. Oom Anton<br />
is nooit getrouwd.<br />
Maar tot <strong>de</strong> allerbelangrijkste hoofdstukken in <strong>de</strong> roman behoren zon<strong>de</strong>r twijfel<br />
die welke in Nice spelen. Lots artistieke zuster Ottilie leidt daar een bohémienbestaan<br />
samen met <strong>de</strong> beeldmooie Aldo. Deze wordt verge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
312<br />
leken met antieke beel<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> erg goed ken<strong>de</strong> en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: Hermes,<br />
Antinoüs, en met <strong>de</strong> worstelaars van Canova in het Vaticaan... 61 Het mediterrane<br />
zui<strong>de</strong>n staat hier zeer scherp tegenover het ein<strong>de</strong>loos treurige, calvinistische noor<strong>de</strong>n,<br />
zoals in <strong>de</strong> Dionyzos-studiën. <strong>Couperus</strong> heeft zelfs een opmerkelijke verwijzing naar<br />
Dionyzos ingevlochten. Elly leert namelijk iets kennen wat zij als het geluk ervaart.<br />
Lot wil ook wel, maar temid<strong>de</strong>n van druiven in een verrukkelijke ‘druivenportiek’<br />
beseft hij zijn eeuwige, noodlottige zelfbeperkingen: ‘<strong>Een</strong> tee<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong> Elly vloot<br />
zoo innig door hem heen: hij voel<strong>de</strong> zich zusterziel [sic!] met <strong>de</strong> hare... De overdaad<br />
was nièt <strong>voor</strong> hem, en <strong>de</strong>n druk van <strong>de</strong> dingen, die gingen <strong>voor</strong>bij, had hij altijd<br />
gevoeld, en had hem altijd belemmerd bei<strong>de</strong> zijn armen woést om het leven te slaan...’<br />
Symbolisch sluit <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> scène af met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Hij wierp <strong>de</strong>n steel van<br />
zijn druiventros weg [...].’ Deze freudiaanse steel lijkt hier in<strong>de</strong>rdaad wel op <strong>Couperus</strong>'<br />
overgelever<strong>de</strong> impotentie te wijzen. Staat Elly open <strong>voor</strong> <strong>de</strong> seksualiteit, Lot niet.<br />
Volmaakt geluk bleek, Dionyzos ten spijt, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> niet weggelegd te zijn.<br />
In <strong>de</strong> roman zien Lot en Elly zich na <strong>de</strong> dood van alle ou<strong>de</strong> mensen met <strong>de</strong> har<strong>de</strong><br />
werkelijkheid geconfronteerd, zoals het ook <strong>Couperus</strong> en Elisabeth vergaan was.<br />
Kon <strong>de</strong> schrijver in zijn boek Elly naar het noor<strong>de</strong>lijke Sint-Petersburg laten<br />
vertrekken en Lot naar het zui<strong>de</strong>lijke Napels, <strong>de</strong> realiteit was dat <strong>Couperus</strong> en zijn<br />
vrouw aan elkaar vastgeklonken zaten en samen terug moesten naar Nice-altijd weer.<br />
Hoe had Elisabeth hun verblijf in Rome ervaren, in <strong>de</strong> winter van 1904? Wat <strong>de</strong>ed<br />
zij, in <strong>de</strong> vele uren dat <strong>Couperus</strong> met Johan Ram <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Eros van Praxiteles stond<br />
of naar <strong>de</strong> talrijke saters, maena<strong>de</strong>n en an<strong>de</strong>re Dionysische antieke figuren keek? -<br />
De roman lijkt antwoord te geven op <strong>de</strong> vraag waarom wij zo dikwijls, in <strong>de</strong> brieven<br />
aan Veen, negatieve dingen horen over Elisabeths toestand van lichaam en geest.<br />
Over Elly lezen wij: 62 ‘Dat dwalen door Italiaansche ste<strong>de</strong>n, dat behagelijk<br />
ommedwalen tusschen <strong>de</strong> schoonhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r muzea vol<strong>de</strong>ed haar niet, wie <strong>de</strong> daad<br />
een behoefte was. Tusschen <strong>de</strong> bla<strong>de</strong>n van haar Bae<strong>de</strong>ker had<strong>de</strong>n hare vingers een<br />
nerveuze trilling van doelloosheid. Zij kòn niet altijd bewon<strong>de</strong>ren, en peinzen, en<br />
zóó bestaan. Zij moest doen. Zij moest zich wij<strong>de</strong>n. En zij verlang<strong>de</strong> naar een kind...’<br />
Dat het echtpaar <strong>Couperus</strong>-Baud in die tijd zo zijn moeilijkhe<strong>de</strong>n gekend heeft,<br />
wie zou het betwijfelen? Wat heeft Veen gedacht, toen hij <strong>de</strong> nieuwe roman ontving<br />
en misschien nog eens heeft overgelezen wat Cou-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
313<br />
perus hem na Rome had geschreven: ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje<br />
melancholiek nu en dan [...]. Ach, beste kerel, ie<strong>de</strong>r heeft het zijne, een pakje te<br />
dragen. Het is niet altijd vreug<strong>de</strong> en zon, als in Dionyzos!’? 63<br />
Die zon verdween steeds vaker achter <strong>de</strong> wolken. <strong>Couperus</strong>' boeken wer<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r<br />
en min<strong>de</strong>r verkocht. Zon<strong>de</strong>r zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el - maar hij bezat nu een kapitaal<br />
van veertigduizend gul<strong>de</strong>n, in die tijd voldoen<strong>de</strong> om stil van te kunnen leven - zou<br />
het hem slecht zijn vergaan.<br />
Eindnoten:<br />
1 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 8.<br />
2 Amice, 14 nr.321.<br />
3 I<strong>de</strong>m, 15 nr.323.<br />
4 Pim Lukkenaer, ‘De omrankte staf. <strong>Couperus</strong>' Dionyzos als sleutel toe het antieke werk’, in<br />
Bzzulletin 132 (januari 1986), 29-43.<br />
5 Afbeelding bij V. Booven, Leven, t.o. 204. Gesigneerd: ‘P. Pan<strong>de</strong>r 1903.’<br />
6 Amice, 16 nr.323.<br />
7 I<strong>de</strong>m, 18 nr.325.<br />
8 ‘Eros I-II’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland I (1903), I, 517-518. - Erbe, Nag. werk, I, (en Z).<br />
9 ‘Alba I’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland I, (1903), 1, 519. - Erbe. Nag. werk, 3.<br />
10 M. Klein, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985), 10. - Zie ook reeds J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r,<br />
een Friese beeldhouwer in Rome (1966), 186 e.v.<br />
11 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome I, 31.<br />
12 Zie noot 8, 533-534. Daar reeds aangeduid met: ‘Na <strong>de</strong> KLEINE ZIELEN, en vóor DIONYZOS...’<br />
13 Sonnet V.<br />
14 Sonnet XI.<br />
15 Sonnet XII.<br />
16 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), 11, 133. - Erbe, Nag. werk, 15.<br />
17 Amice, 19 nr.328.<br />
18 I<strong>de</strong>m, 24 nr.334.<br />
19 Maatstaf II (1963), 173 nr.24.<br />
20 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 315 e.v.<br />
21 Amice, 23 nr.333.<br />
22 Groot-Ne<strong>de</strong>rland II (1904), 1, 129-144; 280-288; 420-436. I<strong>de</strong>m IV (1906), 1. 613-624.<br />
23 Amice, 24 nr.334.<br />
24 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 27 nrs. 336-338.<br />
26 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 299.<br />
27 Amice, 27 nr.337.<br />
28 I<strong>de</strong>m, 30 nr.340.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 32 nr.346.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 35 nr.354.<br />
31 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
32 Georges Duviquet, Héliogabale, raconté par les historiens grecs et latins. Préface <strong>de</strong> Rémy <strong>de</strong><br />
Gourmont (1903).<br />
33 Amice, 72-73 nr.405 a .<br />
34 I<strong>de</strong>m, 43 nr.361.<br />
35 I<strong>de</strong>m, 45 nr.363. Verschenen in een band van Jan Toorop. Zie Braches, Boek als N.K., 138,<br />
178, 282, 520 (nr.031112*).<br />
36 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />
37 Amice, 47 nr.369.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
38 I<strong>de</strong>m, 47 nr.370.<br />
39 I<strong>de</strong>m, 48 nr.372.<br />
40 I<strong>de</strong>m, 48 nr. 370.<br />
41 Fundamenteel over <strong>de</strong> bouw van <strong>de</strong>ze roman W. Blok, Verhaal en lezer (1960). Zie ook <strong>de</strong><br />
Salaman<strong>de</strong>red. (1984), F.L. Bastet, Nawoord, 241-250. Voorts reeds N.A. Donkersloot, ‘Analyse<br />
van een roman’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 27-37.<br />
42 Amice, 49 nr.372.<br />
43 I<strong>de</strong>m, 51 nr.379.<br />
44 I<strong>de</strong>m, 52 nr.380. ‘Diverse pluimages’ (Van. 1 juli 1911), in Genéve, Florence, 26-27: ‘Die<br />
buitenmusschen waren lieve, zachte, eenvoudige, vrome vogels. Zoo tusschen drieën en vieren,<br />
als <strong>de</strong> zon opging over woud en wei<strong>de</strong>, ontwaakten zij, en die het eerst ontwaakt was, riep zacht<br />
en lieflijk: - Pièt:! - Piet-piet:! antwoord<strong>de</strong> een twee<strong>de</strong> die ontwaakte. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, een vier<strong>de</strong><br />
vielen me<strong>de</strong> in, en daar ik soms <strong>de</strong> vogelentaal begrijp, begreep ik wat al die zacht-lieflijke<br />
“piet-piets” beteeken<strong>de</strong>n. Het beteeken<strong>de</strong>: komt, musschen, ontwaakt en zingen wij een lieflijke<br />
ochtendhymne, Go<strong>de</strong> ter eere; komt! [...] Ik lag, raam open,in mijn bed er naar te luisteren [...].<br />
En toen was het gedaan; <strong>de</strong> vogelen, na hunne hymne, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n boom verlaten; het werd<br />
héel stil en ik... sliep weêr in, met zoo iets vreemd kin<strong>de</strong>rlijk kalms in mijn hoofd en mijn hart,<br />
dat ik het: u niet beschrijven kan...’<br />
45 Amice, 56 nr.385.<br />
46 Vergelijk <strong>de</strong> korte inhoud bij Lukkenaer, 31 (zie noot 4). <strong>Couperus</strong> moet Nonnos' Dyonisiaca<br />
goed gekend hebben. Zie <strong>voor</strong>ts Popma, <strong>Couperus</strong>, 124 e.v.<br />
47 Robert Turcan, Les sarcophages romains á rprésentations dionysiaqnes (1966), pl. 1-64. -<br />
Friedrich Matz, Die dionysischen Sarkophage 1-4 (1968-1975), passim.<br />
48 Dionyzos, VII. - Salvatore Aurigemma, Le terme di Diocleziano e il Museo Nazionale Romano<br />
(1954), 165; tav, CI.<br />
49 Amice, 59 nr. 388. - Groot-Ne<strong>de</strong>rland III (1905), 1, 129, 257, 385, 513, 637 e.v.<br />
50 Het heilige weten, I, VII.<br />
51 I<strong>de</strong>m, II, XIV.<br />
52 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 213 219.<br />
53 Leo Ross, ‘“Van ou<strong>de</strong> mensen” als Indische roman’, in Literatuur 2, 85/1 (Januari/februari<br />
1985), 18-24; 23, 24.<br />
54 Bastet, Zuil, 67-76; afb. op 69.<br />
55 Amice, 15 nr. 323, met het verzoek aan Veen: ‘Doe mij het genoegen en zend een prezentex:<br />
van De stille Kracht (batik) aan: Madlle Baronne Mélanie van Ra<strong>de</strong>rs Rue Caspini II. Nice chez<br />
Madame Mé<strong>de</strong>cin.’ - Volgens een vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw E. Philipszoon was<br />
dit een zuster van haar grootmoe<strong>de</strong>r, afkomstig uit ‘Den Haag. In ie<strong>de</strong>r geval woon<strong>de</strong> ze daar<br />
als jong meisje, ik geloof in <strong>de</strong> van Speykstraat. <strong>Een</strong> familie met veel ban<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> koloniën;<br />
a<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> neergang. Tante Mel stond bekend als excentriek, een mooi woord <strong>voor</strong> een beetje<br />
gek. “Met tante Mel beleef<strong>de</strong> je altijd gekke dingen,” zet mijn va<strong>de</strong>r. Het verhaal gaat dat ze te<br />
grote schoenen droeg om, als iemand in <strong>de</strong> tram op haar tenen ging staan, te kunnen zeggen: 't<br />
geeft niet, ik heb er op gerekend.’<br />
56 Bastet, Zuil, 83; 58, 82, 86.<br />
57 Dit blijkt uit <strong>de</strong> Engelse vertaling uit 1919 door Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, met <strong>voor</strong>woord<br />
van Stephen McKenna, Old people and the things that pass, I noot I.<br />
58 Van ou<strong>de</strong> menschen, I.<br />
59 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
60 I<strong>de</strong>m, II.<br />
61 I<strong>de</strong>m, XVI.<br />
62 I<strong>de</strong>m, XXVII.<br />
63 Amice, 24 nr. 334.<br />
IV [1904-1906]<br />
<strong>Een</strong> brief van Veen, die <strong>Couperus</strong> in november 1904 kort <strong>voor</strong> het afsluiten van Van<br />
ou<strong>de</strong> menschen ontving, wekte een zo hevige teleurstelling en vervolgens woe<strong>de</strong> in<br />
hem op, dat hij <strong>voor</strong> het eerst van zijn leven - maar niet <strong>voor</strong> het laatst - Veen een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
verbitterd en zelfs ietwat onhebbelijk antwoord schreef (ongedateerd): 1 ‘Daar ik geen<br />
lust heb mijzelve en jou te ruïneeren door werken, die niet verkocht wor<strong>de</strong>n, heb ik<br />
<strong>de</strong> eerje vaarwel te zeggen. Beleef nog pleizier, zoo mogelijk, van Ou<strong>de</strong> Menschen,<br />
en laat het daarmeê gedaan zijn. Ik schrijf, of liever geef <strong>voor</strong>taan geen letter meer<br />
uit in het Hollandsch. Ik schrijf in het Hollandsch, maar laat me da<strong>de</strong>lijk vertalen in<br />
het Fransen, en ga eens mijn succes in het Fransch probeeren.’<br />
De toon van <strong>de</strong>ze reactie is even verbazingwekkend als het er in aangekondig<strong>de</strong><br />
plan. Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat er meer aan <strong>de</strong> hand was. De tot dan toe toch goe<strong>de</strong><br />
relatie tussen uitgever en auteur wettig<strong>de</strong> allerminst een geprikkeldheid die zo met<br />
<strong>Couperus</strong>' gebruikelijke hoffelijkheid in strijd was. Daar het boek over Heliogabalus<br />
waar hij zich intussen grondig op <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong> door hemzelf in <strong>de</strong>cember 1905<br />
omschreven zou wor<strong>de</strong>n als ‘een roman over homosexualiteit’, heeft hij tegen dit<br />
avontuur - in die rijd! in Holland! - misschien toch wel opgekeken. Publikatie in een<br />
an<strong>de</strong>re taal kan hij als een welkome oplossing gezien hebben van een dilemma<br />
waarvan <strong>de</strong> gevolgen eigenlijk niet goed waren te beoor<strong>de</strong>len.<br />
Precies in 1904, toen <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland verbleef, heeft <strong>de</strong> Amsterdamse arts<br />
dr. L.S.A.M. von Römer een brochure gepubliceerd die, met als hoofdtitel Ongekend<br />
leed, werd aangekondigd als een verhan<strong>de</strong>ling over ‘<strong>de</strong> physiologische ontwikkeling<br />
<strong>de</strong>r geslachten in verband met <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
314<br />
homosexualiteit’. Er stond een re<strong>de</strong> in afgedrukt die Von Römer in 1904 driemaal<br />
gehou<strong>de</strong>n heeft. Tevens kon men er een aantal reacties op het toentertijd zeer <strong>de</strong>licate<br />
on<strong>de</strong>rwerp in vin<strong>de</strong>n. Bovendien bevatte het geschriftje <strong>de</strong> tekst van een petitie aan<br />
<strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken, door Von Römer zelf opgesteld en aan <strong>de</strong><br />
minister verzon<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r kan <strong>Couperus</strong>, hetzij door contact met Ram, die<br />
toen ook in Holland was, hetzij via couranten of doordat er over gefluisterd werd,<br />
nauwelijks ontgaan zijn. Von Römers warm pleidooi <strong>voor</strong> een meer menselijke<br />
houding van zijn landgenoten ten opzichte van seksuele varianten die plachten te<br />
wor<strong>de</strong>n afgedaan met ‘<strong>de</strong> zon<strong>de</strong> van Sodom’, een term die <strong>de</strong> minister zelf hanteer<strong>de</strong>,<br />
kan hij niet an<strong>de</strong>rs dan met innige sympathie begroet hebben. Tevens echter maakte<br />
<strong>de</strong> brochure hem, <strong>voor</strong> zover nodig, expressis verbis nog eens bijzon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk<br />
hoe <strong>de</strong> zaken ston<strong>de</strong>n in een land als Ne<strong>de</strong>rland. Van tolerantie, diepere aandacht of<br />
begrip was, van confessionele kant <strong>voor</strong>al, toen nog geen sprake. Of <strong>Couperus</strong> dat<br />
jaar al contacten met Von Römer heeft gehad, is niet bekend, maar erg waarschijnlijk<br />
is het niet. 2 <strong>Een</strong> jaar eer<strong>de</strong>r had Von Römer reeds zijn beken<strong>de</strong> artikel ‘Über die<br />
androgynische I<strong>de</strong>e <strong>de</strong>s Lebens’ gepubliceerd, in het door Magnus Hirschfeld sinds<br />
1899 geredigeer<strong>de</strong> tijdschrift Jahrbuch für sexuelle Zwischenstufen. In 1901 had dit<br />
jaarboek een studie over Heliogabalus opgenomen, geschreven door Ludwig von<br />
Scheffler, ‘Elagabal’. Het is niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> dit gekend heeft, al werd<br />
hij tot zijn roman over <strong>de</strong> keizer zeer zeker al eer<strong>de</strong>r geïnspireerd door an<strong>de</strong>re<br />
geschriften, zoals wij nog zullen zien.<br />
Dat hij juist met De berg van licht zijn succes in Frankrijk wil<strong>de</strong> proberen, in plaats<br />
van een schandaal in Holland te riskeren, is niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk. In <strong>de</strong>cember 1905,<br />
toen hij <strong>de</strong> roman voltooid had, schreef hij Veen naar aanleiding van het homoseksuele<br />
thema: 3 ‘Hier in Frankrijk is het motief een motief als een an<strong>de</strong>r, maar bij ons is het<br />
natuurlijk verbo<strong>de</strong>n waar...’ <strong>Couperus</strong> heeft kortom heel goed begrepen dat hij zich<br />
aan een hachelijk avontuur waag<strong>de</strong>.<br />
Op 5 september 1904 had hij zijn uitgever al meege<strong>de</strong>eld dat hij in 1905<br />
Heliogabalus wil<strong>de</strong> schrijven, <strong>de</strong> titel die hij eerst aan het boek had willen geven.<br />
Veelzeggend voeg<strong>de</strong> hij daar toen al aan toe: 4 ‘<strong>de</strong>ze roman wil ik niet in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland zetten, want wij moeten een beetje rekening hou<strong>de</strong>n met onze<br />
“fatsoenlijke” lezers. Je krijgt dus <strong>de</strong> primeur: ik zal het niet: te erg maken en <strong>de</strong>nken<br />
aan mijn Hollandsch publiek: ook zoû ik <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
315<br />
roman wel tegelijk met <strong>de</strong> Hollandsche uitgave, in een Fransche vertaling willen<br />
geven. Daar zal ik van <strong>de</strong>n winter iemand over spreken, die ik ken: <strong>de</strong> vertaalster<br />
van Méreskowsky's La Molt <strong>de</strong>s Dieux.’<br />
<strong>Couperus</strong> hoopte aan het - zeer moeilijke, dat besefte hij - boek te beginnen zodra<br />
Van ou<strong>de</strong> menschen af was. Hij was van plan vrijwel <strong>de</strong> hele winter in Nice te blijven.<br />
In februari of maart wil<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> een paar weken naar Sicilië gaan. Trudy zou met<br />
haar kin<strong>de</strong>ren Edmée en John ook naar Nice komen, en zij waren <strong>voor</strong>nemens die<br />
reis gezamenlijk te maken. Gerard Valette hoor<strong>de</strong> dat in Pasoeroean, waar hij alleen<br />
was achtergebleven. 5<br />
Veens negatieve berichten waren niet bepaald aanmoedigend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werklust<br />
van <strong>Couperus</strong>, die verklaar<strong>de</strong> genoeg te hebben van <strong>de</strong> eeuwige klachten dat hij niet<br />
verkocht werd. Hij had het ook over 6 ‘die ellendige honoraria, die je me gunt’, en<br />
verwachtte in Frankrijk minstens zoveel te zullen verdienen als in Holland. Maan<strong>de</strong>n<br />
lang liet hij niets meer van zich horen. Nu zelfs Helemaal afzien van een Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
naast een Franse editie moet <strong>voor</strong> hem een opluchting zijn geweest. Dat hij er daarna<br />
toch weer op is teruggekomen, kan bevredigend verklaard wor<strong>de</strong>n uit het forse<br />
honorarium dat hij vervolgens heeft bedongen, en dat wij in dit speciale geval dan<br />
ook gevoeglijk een ‘salaire <strong>de</strong> Ia peur’ mogen noemen.<br />
Begin januari 1905 - hij werkte toen al sinds enige weken aan zijn Romeinse<br />
keizerroman - was zijn woe<strong>de</strong> zover gezakt dat hij beweren kon: 7 ‘Boos ben ik waarlijk<br />
niet, en ik moest onre<strong>de</strong>lijk zijn om het te wezen.’ Dit nam niet weg dat hij Veen op<br />
28 januari liet weten: 8 ‘natuurlijk schrijf ik in Holl: maar ik hoop hem [<strong>de</strong> roman] in<br />
het Eng. en Fransch vertaald te krijgen, en uit te geven als oorspr, werk. Wilt ge een<br />
maand daarna <strong>de</strong> roman in het Holl: hebben, goed, maar ik treed absoluut niet in<br />
zoogenaam<strong>de</strong> “vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> prijzen”, mocht ge het boek rekenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r<br />
verkoopbare. Ik, <strong>voor</strong> mij, heb geen oor<strong>de</strong>el, of het verkoopbaar is of niet. De smaak<br />
van het publiek blijft mij een beminnelijk raadsel. Het wordt een boek, ik zal zeggen,<br />
genre: Quo Vadis.’<br />
Hij schreef dit uit Rome, waar hij <strong>voor</strong> drie weken we<strong>de</strong>rom zijn intrek in Hotel<br />
du Sud had genomen. Of <strong>de</strong> Siciliaanse reis door is gegaan staat niet vast.<br />
Waarschijnlijk niet, want <strong>Couperus</strong> beschreef Palermo toen hij er in 1912 heenging<br />
niet als een hem al goed beken<strong>de</strong> stad. Ongetwijfeld concentreer<strong>de</strong> hij zich op Rome<br />
omdat hij verdiept was in <strong>de</strong> lotgevallen van Heliogabalus aldaar. Dit nam hem<br />
helemaal in beslag. De<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
316<br />
roman zou, zo schreef hij Veen, beslist ongeschikt <strong>voor</strong> ‘<strong>de</strong> huiskamer’ wor<strong>de</strong>n. 9 .<br />
Nauwkeuriger gezegd: ‘... het eerste <strong>de</strong>el is een afgerond geheel [...] en bijna geschikt<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> huiskamer: <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elen niet.’<br />
Na een nieuwe brief van Veen, met we<strong>de</strong>rom berichten over <strong>de</strong> slechte verkoop<br />
van zijn boeken, schreef <strong>Couperus</strong> een ditmaal <strong>voor</strong> zijn doen rustig antwoord. De<br />
berg van licht, een grote historische roman die in drie <strong>de</strong>len werd opgezet,<br />
vertegenwoordig<strong>de</strong> veel studie en arbeid en daarom wenste hij er hoe dan ook<br />
vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> te ontvangen. Er viel niets op af te dingen. Zowel<br />
zijn trots als zijn waardigheid kwamen daar tegen in opstand: 10 ‘Ik vermin<strong>de</strong>r niet en<br />
nooit <strong>de</strong> normale prijs van mijn groote prozaromans. Dat staat vast, ook al zoû ik het<br />
boek niet uitgeven en in een la<strong>de</strong> wegsluiten. Kàn je mij die prijs er niet <strong>voor</strong> geven,<br />
omdat je er geen winst uit zoû halen, na betaling van dit honorarium, dan spijt het<br />
mij meer dan ik zeggen kan, maar dan nemen we afscheid van elkan<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r<br />
boosheid en zon<strong>de</strong>r rancune.’<br />
Aan het plan van een Franse editie hield <strong>Couperus</strong> hardnekkig vast. Hij hoopte in<br />
<strong>de</strong> zomer met een, ons helaas niet na<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong>, dame te Venetië aan <strong>de</strong> vertaling<br />
te beginnen. Intussen werkte hij met ijver en plezier door. Veens nieuwe <strong>voor</strong>stel,<br />
negenen<strong>de</strong>rtighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n, wees hij kalm van <strong>de</strong> hand. Op 27 april 1905 <strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
hij zijn uitgever even placi<strong>de</strong> mee: 11 ‘De Berg van Licht is af, dat wil zeggen, ik zal<br />
er nog <strong>de</strong>n gehee<strong>de</strong>n zomer aan moeten werken en overwerken, maar dit gebeurt al<br />
overschrijven<strong>de</strong>.[...] Ik las er veel van <strong>voor</strong> in intieme kring: men vind het nu niet<br />
“zoo erg shocking”, door <strong>de</strong> heel ernstige wijze, waarop ik <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n tijd heb<br />
behan<strong>de</strong>ld. Ik zelve geloof, dat dit boek een van mijn belangrijkste werken zal blijven.’<br />
<strong>Couperus</strong>, door zijn keihar<strong>de</strong> opstelling, won. Na <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste keer<br />
vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n geëist te hebben, zag hij Veen door <strong>de</strong> knieën gaan.<br />
<strong>Couperus</strong>' reactie was verbluffend: Veen mocht Imperia en Endymion - onleesbare<br />
en dus ook alweer a priori onverkoopbare werken, die <strong>Couperus</strong> zoals gezegd nooit<br />
heeft voltooid - vroeg of laat geheel <strong>voor</strong> niets hebben! Zijn motivering luid<strong>de</strong>: 12<br />
‘Zoo blijf ik trouw aan mijn principe, ben zoo royaal als ik kan, en zoo hoop ik, dat<br />
ge niet al te ontevre<strong>de</strong>n zult zijn, noch nu, noch later.’<br />
De band, zo besliste hij ook nog, mocht bepaald geen art nouveau wor<strong>de</strong>n. Hij<br />
verlang<strong>de</strong> een ontwerp in antieke stijl, dat hij bovendien eerst zelf wenste te<br />
beoor<strong>de</strong>len. ‘En nu het beste; een flinken handdruk. Ik ben<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
317<br />
blij, dat we het hebben geschikt. Altijd je trouwe auteur!!’ riep hij Veen toe..., die<br />
zo vrien<strong>de</strong>lijk was in<strong>de</strong>rdaad een ontwerp naar Nice te zen<strong>de</strong>n. Als antwoord kreeg<br />
hij te lezen: 13 ‘Amice!!!!! Ik val omvèr van dat schetsje! Het is wel heel kin<strong>de</strong>rlijk,<br />
maar het heeft er niets van, hoor! Beste kerel, laat je goe<strong>de</strong> smaak je in <strong>de</strong>n steek,<br />
dat je me zoo iets kan opzen<strong>de</strong>n!! Wat Romeinsch-Grieksche (??) tempeltjes, met<br />
wat sterretjes erboven! Neen, hoor! Ik wil iets heel moois. Dit had ik zelf nog beter<br />
kunnen teekenen. Heelemaal liever geen tempelmotief. Mijn tempel daarenboven is<br />
te Emessa, <strong>de</strong> bouwor<strong>de</strong> is Syriesch-Perziesch (in het genre van het paleis van<br />
Artaxerxes-Mnemon) dat men nog in het Louvre te Parijs bestu<strong>de</strong>eren kan.’<br />
De zomer bracht <strong>Couperus</strong> weer eens in Den Haag door, bij <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins<br />
in <strong>de</strong> Molenstraat. Met het overschrijven en - werken van <strong>de</strong> roman zou hij het nog<br />
druk genoeg hebben. Tot dan toe had hij Veen nog pas een klein ge<strong>de</strong>elte gestuurd<br />
van zijn ‘roman over homoseksualiteit’. Het is <strong>de</strong> vraag of Veen, naarmate hij meer<br />
kopij ontving en las, op zijn beurt niet ook omvér gevallen is van wat hij te lezen<br />
kreeg. Van diens reacties is helaas niets bekend.<br />
Na Den Haag ging <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> enkele weken met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins naar<br />
Putten op <strong>de</strong> Veluwe, waar hij het erg naar zijn zin had. Tussendoor verbleef hij een<br />
paar dagen in het Oranje-Hotel te Hilversum. Op 18 juli 1905 stuur<strong>de</strong> hij vandaar<br />
aan zijn uitgever een interessant pak papieren. 14 Het bevatte gecorrigeer<strong>de</strong> drukproeven<br />
van De berg van licht, waaron<strong>de</strong>r ook afdrukken van <strong>de</strong> in het boek op te nemen<br />
foto's, en ‘een boekje van Dr. v. Römer, die zoo vrien<strong>de</strong>lijk is mij toe te sturen een<br />
mooi portret van het keizertje en één van zijn tante [om] er uit te nemen’. In juli 1905<br />
had <strong>Couperus</strong> dus in ie<strong>de</strong>r geval contact met Von Römer. Dit moet wel van <strong>Couperus</strong><br />
zelf zijn uitgegaan, daar het an<strong>de</strong>rs niet goed dui<strong>de</strong>lijk is hoe Von Römer kon weten<br />
dat hij een roman over Heliogabalus <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. De correspon<strong>de</strong>ntie heeft<br />
ongetwijfeld een discreet karakter gehad. 15 In het pak stuur<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> namelijk ook<br />
een brief van Von Römer mee, die Veen maar eens moest lezen. Ter verklaring<br />
schreef <strong>Couperus</strong> erbij: ‘Hij verlangt een studie over mij te schrijven; zend hem als<br />
prezentex: wat je missen kunt: ik laat dat over aan je eigen oor<strong>de</strong>el. Hij is heel aardig<br />
om ons uit zijn boek die twee bustes te laten knippen.’<br />
En tenslotte bevatte het pak ook iets níet, dat namelijk nog zou wor<strong>de</strong>n nagezon<strong>de</strong>n:<br />
een prospectus, te schrijven door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
318<br />
Geholpen door haar echtgenoot was zij bezig aan een reclametekst die De berg van<br />
licht bij belangstellen<strong>de</strong>n moest introduceren. <strong>Een</strong> gemakkelijke opgave vond zij het<br />
niet en zij kon er zich dan ook niet mee haasten. Geen won<strong>de</strong>r, als wij lezen wat die<br />
tekst tenslotte gewor<strong>de</strong>n is.<br />
Dit alles te zamen maakt dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>Couperus</strong>' ontwikkeling een kardinaal punt<br />
had bereikt. Tegen <strong>de</strong> studie van Von Römer had hij blijkbaar geen bezwaar, hoewel<br />
hij <strong>de</strong> hieraan verbon<strong>de</strong>n risico's ten volle beseft moet hebben. Wat zou hij schrijven,<br />
wat suggereren, <strong>de</strong> auteur van Ongekend leed? Opmerkelijk is het feit dat het<br />
prospectus door Elisabeth moest wor<strong>de</strong>n gemaakt, wier melancholieën nu blijkbaar<br />
geacht wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed tot het verle<strong>de</strong>n te behoren. Zij had dus geaccepteerd<br />
<strong>voor</strong>taan publiekelijk bekend te zullen staan als <strong>de</strong> echtgenote van een vermaar<strong>de</strong><br />
schrijver wiens afwijken<strong>de</strong> seksuele geaardheid dui<strong>de</strong>lijk was - althans <strong>voor</strong> een<br />
ie<strong>de</strong>r die geen oogkleppen wenste op te zetten - sinds hij er zelf mee adverteer<strong>de</strong>.<br />
De tekst van het prospectus loog er namelijk bepaald niet om. 16 Het christelijke, en<br />
in het bijzon<strong>de</strong>r het katholieke <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> natie kreeg nog iets extra opzienbarends<br />
te verwerken.<br />
Want wat moest men <strong>de</strong>nken van ‘het mooie zonnepriestertje, dat tot keizer werd<br />
uitgeroepen, omdat het Leger verliefd op hem was en omdat hij zoo mooi kon<br />
dansen’? ‘een vrouwelijke ziel in een bizon<strong>de</strong>r schoenen mannelijken vorm, zoodat<br />
<strong>de</strong> Magiërs in hem zagen <strong>de</strong> illuzie van <strong>de</strong> weer op aar<strong>de</strong> geïncarneer<strong>de</strong> Man-Vrouw;<br />
zoo bekoorlijk en innemend in al zijn uitingen, dat een geheel Volk, een geheel Leger<br />
van ruwe soldaten hem aanbad.’<br />
‘Niemand die over hem schreef, of hij heeft hem gelasterd, zelfs Lombard. Het<br />
jongetje was een bedorven Kind en zeker hysteriesch in zijn man-vrouwelijkheid,<br />
maar hij was niet enkel “lie<strong>de</strong>rlijk” en meer niet. Hij was geniaal, en artiest in alles<br />
wat hij <strong>de</strong>ed.’<br />
Vervolgens kwam het hoogtepunt, waarin Elisabeth zichzelf heeft overtroffen:<br />
‘Wie zegt ons, dat <strong>de</strong> quintessens van zijn godsdienst niet zuiver<strong>de</strong>r is dan die van<br />
het Christendom?’ ‘Wat wij alleen als “lie<strong>de</strong>rlijk” en “immoreel” beschouwen, was<br />
in <strong>de</strong>n Zonnedienst even natuurlijk, gewoon en lofrijk, als op dit oogenblik, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
Roomsch-Katholiek, het opdragen van <strong>de</strong> Mis...’<br />
Het heeft iets grotesks dat dit alles geschreven werd in, of all places, Putten op <strong>de</strong><br />
Veluwe. Het pension heette nog Rustoord ook! - De tekst van het prospectus vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
traag: 17 ‘... <strong>de</strong> vrouw werkt niet zoo heel gauw!!’ schreef <strong>Couperus</strong>.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
319<br />
Enige weken later vertrok het echtpaar uit Holland. Het slot van het prospectus behelst<br />
wel <strong>de</strong> meest verbluffen<strong>de</strong> anti-reclame die een Ne<strong>de</strong>rlandse uitgever ooit <strong>de</strong> wereld<br />
in heeft gestuurd: ‘Mijn boek is een boek <strong>voor</strong> enkelen, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen van<br />
godsdienst en <strong>voor</strong>opgestel<strong>de</strong> moraal. Zij, die <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>elen hebben, doen beter het<br />
niet te lezen, want ze zullen ge-ergerd wor<strong>de</strong>n; en waarom een roman te lezen, als<br />
het boek geen genoegen geeft, artistiek of psychologisch genoegen?’<br />
De verkoop kan dit nauwelijks bevor<strong>de</strong>rd hebben. Veen heeft het toch gedrukt.<br />
Maar hoe moest hij, zo zal hij zich wel afgevraagd hebben, met behulp van déze<br />
tekst <strong>de</strong> vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n terugverdienen die hij <strong>Couperus</strong> als honorarium<br />
had uitgekeerd? - In Ne<strong>de</strong>rland begon men over <strong>de</strong> auteur toch al steeds meer te<br />
meesmuilen. Het imago dat hij zich langzamerhand verworven had blijkt het<br />
dui<strong>de</strong>lijkst uit een karikatuur, door J. Rotgans, die zomer op 19 augustus<br />
gepubliceerd. 18 Tussen links <strong>de</strong> Venus van Milo en rechts De Kus van Rodin zit<br />
<strong>Couperus</strong> frontaal in een ‘immense’ fauteuil met hoge rugleuning zichzelf in een<br />
handspiegel te bewon<strong>de</strong>ren. Over <strong>de</strong> zitting valt een Ouida-achtige ijsbeerhuid tot<br />
op <strong>de</strong> grond, waar een opengevouwen waaier ligt. <strong>Couperus</strong>' hoofd wordt door een<br />
week kussen extra on<strong>de</strong>rsteund. In zijn knoopsgat draagt hij natuurlijk een orchi<strong>de</strong>e,<br />
zijn boord is torenhoog, zijn pak uiteraard welgesne<strong>de</strong>n, en sokken en bottines zijn<br />
naar <strong>de</strong> laatste mo<strong>de</strong> gekozen. Voor hem staat een boeket. Op zijn schoot ligt een<br />
boek opengeslagen. De ringen aan zijn vingers vallen min<strong>de</strong>r op dan het afzichtelijke<br />
gelaat, contaminatie van Havermans portret en <strong>de</strong> fysionomie van een maanzieke<br />
aap. <strong>Couperus</strong> rookt... een sigaret. Voor een zo sterk narcistische figuur als hij moet<br />
<strong>de</strong> tekening een zweepslag zijn geweest. 19<br />
De terugreis naar Nice ging via Vlaan<strong>de</strong>ren. Van 3 tot 6 september hebben <strong>Couperus</strong><br />
en Elisabeth bij Cyriel Buysse in Afsnee (Gent) gelogeerd. Vermoe<strong>de</strong>lijk is dit <strong>de</strong><br />
logeerpartij geweest die Buysse jaren later in zulke treffen<strong>de</strong> bewoordingen heeft<br />
gememoreerd. <strong>Couperus</strong> heeft toen ook uit zijn nieuwe boek <strong>voor</strong>gelezen, zo<br />
herinner<strong>de</strong> Buysse zich, en maakte daarmee indruk: 20 ‘het werd da<strong>de</strong>lijk iets geheel<br />
an<strong>de</strong>rs dan wat wij zelven eruit gelezen had<strong>de</strong>n. Het leef<strong>de</strong>, het tril<strong>de</strong>; hij <strong>de</strong>ed er <strong>de</strong><br />
mimiek bij en <strong>de</strong> diverse stembuigingen: men zag en hoor<strong>de</strong> en voel<strong>de</strong> het gebeuren.<br />
Het was niet enkel lezen; hij kwam er door in actie dat hij er van transpireer<strong>de</strong>; men<br />
zag <strong>de</strong> a<strong>de</strong>ren op zijn <strong>voor</strong>hoofd zwellen. De das moest los, het boord<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
320<br />
moest af en daar stond een <strong>Couperus</strong> dien men niet vermoed zou hebben: een litterair<br />
athleet, die niets meer zag van zijn omgeving, die “weg” was in zijn inspiratie,<br />
magnifiek om te aanschouwen. Tot het eensklaps uit was en hij in elkaar zakte met<br />
een glimlach van vermoeidheid, zuchtend met een matte stem: - Nu kán ik niet meer.’<br />
Aldus Buysse.<br />
De Vlaamse confrater vertelt ook heel an<strong>de</strong>re verhalen. Zo ving <strong>Couperus</strong> op een<br />
van die dagen een kikkertje dat hij op zijn grote hand zette, daarbij uitroepend: ‘Het<br />
kikkertje is gelukkig; het is gepâmeerd!’ Daarna bracht hij het naar <strong>de</strong> rivier <strong>de</strong> Leie.<br />
- Tot Buysses verbazing bleek <strong>Couperus</strong> ook zijn eigen schoenen te poetsen, gaarne<br />
erwten te doppen en <strong>de</strong>snoods water te pompen. <strong>Een</strong>s kwam hij aan het ontbijt, zo<br />
herinner<strong>de</strong> Buysse zich, ‘met een tragisch-uigestreken gezicht en toen ik hem vroeg<br />
wat er scheel<strong>de</strong> antwoord<strong>de</strong> hij met matte stem: - Wat een meid toch, die kamermeid<br />
van jullie! Ik vraag haar om wat meer water en weetje wat ze mij antwoordt?... “U<br />
<strong>de</strong>nkt zeker dat we maar u alleen te bedienen hebben!” Op een toon!... nee maar...!<br />
Ik zei; “Maar, lieve meid, waar is <strong>de</strong> pomp?... Laat mij zien waar <strong>de</strong> pomp is; ik zal<br />
zelf wel water pompen en naar boven brengen!.” Ik ben toch zóo<br />
ge<strong>de</strong>contenanceerd!...’ - Met <strong>de</strong> hond van Buysse kwam <strong>Couperus</strong> eveneens op<br />
kwa<strong>de</strong> voet te staan, toen <strong>de</strong>ze hem tij<strong>de</strong>ns een roeitochtje geheel met mod<strong>de</strong>r bespatte.<br />
Het is vermoe<strong>de</strong>lijk ook tij<strong>de</strong>ns dit bezoek geweest dat <strong>Couperus</strong> een rood satijnen<br />
foedraaltje open<strong>de</strong> waar zijn eigen Japans theekopje van fijn porselein in bleek te<br />
zitten. Hij wenste namelijk niet uit een vreemd kopje te drinken. 21 Ontwapenen<strong>de</strong><br />
anekdotes van <strong>de</strong>ze aard laten hem van een an<strong>de</strong>re kant zien. Het is jammer dat <strong>de</strong><br />
brieven aan Veen, waar wij al te eenzijdig op aangewezen zijn, dikwijls juist zijn<br />
min<strong>de</strong>r sympathieke eigenschappen tonen, dit ten gevolge van hun zakelijk karakter.<br />
Na nog enkele dagen in Parijs doorgebracht te hebben kwam hij op 19 september<br />
1905 weer thuis in Nice. Veel drukproeven wachtten hem, zowel van Van ou<strong>de</strong><br />
menschen als van De berg van licht. Op een zeer kort lijstje met namen <strong>voor</strong><br />
presentexemplaren stond ditmaal wel <strong>de</strong> naam van dr. L.S.A.M. von Römer. <strong>Een</strong><br />
an<strong>de</strong>re naam ontbrak, <strong>voor</strong> het eerst sinds vele jaren: die van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Baud.<br />
Zij woon<strong>de</strong> in die rijd bij John Ricus junior in Djokja. <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> geen enkel<br />
risico lopen en schreef Veen mee nadruk: 22 ‘Neen, niet aan mijn schoonmoe<strong>de</strong>r,<br />
Meyr. Baud, vóor ik weet of dit boek welkom is. Je begrijpt, ik zend dit boek alleen<br />
aan personen, van wie ik zeker weet, dat ze er belang in stellen, en niet te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
321<br />
schichtig zijn.’ Enige weken later bleek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dame genadiglijk goedgevon<strong>de</strong>n te<br />
hebben dat <strong>de</strong> roman haar alsnog werd toegezon<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Couperus</strong> kon soms merkwaardig reageren. Toen op 8 <strong>de</strong>cember 1905 het gezin<br />
Veen werd uitgebreid door <strong>de</strong> geboorte van <strong>de</strong> kleine Carla, meen<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
te moeten aansporen met ‘continuez, conrinuez!’, een uitdrukking die hij van zijn<br />
huisarts in Nice geleerd had. 23 - Deze kwam overigens al te vaak bij hem over <strong>de</strong><br />
vloer. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth had<strong>de</strong>n allebei veel last van griep en verkoudheid. Het<br />
weer aan <strong>de</strong> Rivièra was grilliger dan zij beseft had<strong>de</strong>n toen zij er zich vestig<strong>de</strong>n.<br />
Het begon <strong>Couperus</strong> te vervelen. Teleurstellend natte winters, ondraaglijk hete<br />
zomers: het moest nu maar eens afgelopen zijn.<br />
Zijn geprikkel<strong>de</strong> stemming blijkt ook uit zijn oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> drie<br />
<strong>de</strong>len De berg van licht: hij vond ze ‘niets’. Onrust maakte zich van hem meester.<br />
<strong>Couperus</strong> kwam tot <strong>de</strong> slotsom dat zes winters in Nice nu wel genoeg waren geweest: 24<br />
‘Wij <strong>de</strong>nken volgen<strong>de</strong>n winter niet meer hier in te huren,’ <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee. ‘Zes<br />
jaren winterverblijf Nice is <strong>voor</strong> ons, vagebon<strong>de</strong>n, genoeg. Zetten <strong>de</strong>n boel op zol<strong>de</strong>r<br />
en gaan er van door, naar Egypte. Wie weet wat <strong>voor</strong> mooie Egyptische romans je<br />
dus nog van me krijgt... als je ten minste me niet moê wordt!!’ - Het zou er niet van<br />
komen. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n nooit gezien. De Egyptische roman die hij<br />
enkele jaren later zou schrijven is een soort historische roman gewor<strong>de</strong>n.<br />
Intussen kon heel Ne<strong>de</strong>rland De berg van licht lezen en er zijn conclusies uit<br />
trekken... 25 Naast onrust maakte zich nu ook vechtlust van <strong>Couperus</strong> meester, een<br />
geheel nieuw verschijnsel in zijn ontwikkeling. Wat beziel<strong>de</strong> hem? ‘Zend mij s.v.p.<br />
zoo veel mogelijk kritieken en uitscheldpartijen. Zijn ze interessant, dan schrijf ik<br />
er na een brochure, als studie hoe een roman over homosexualiteit in Holland<br />
ontvangen wordt,’ schreef hij Veen. 26 ‘Geen anti-kritieken, maar een placi<strong>de</strong><br />
brochure!’ Herinner<strong>de</strong> hij zich <strong>de</strong> brochures van papa <strong>Couperus</strong>? Wil<strong>de</strong> hij zich<br />
achter <strong>de</strong> krijgsbanieren van Von Römer scharen? - Het is er overigens niet van<br />
gekomen.<br />
Zo weerbaar als <strong>Couperus</strong> zich hier <strong>voor</strong>doet was hij trouwens niet. Dat bewijst<br />
een affaire waaruit een levenslange brouille met <strong>de</strong> Scharten-Antinks is <strong>voor</strong>tgekomen.<br />
<strong>Couperus</strong> hoef<strong>de</strong> niet zo te verlangen naar uitscheldpartijen, ze kwamen vanzelf wel,<br />
en soms van zeer onverwachte zij<strong>de</strong>. Hoewel hij al sinds jaren niet meer in <strong>de</strong> redactie<br />
van De Gids zat, zond J.N. van Hall hem altijd nog presentexemplaren van het<br />
tijdschrift.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
322<br />
Het maartnummer van 1906 bleek een wel zeer onplezierige verrassing <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong><br />
te bevatten. 27 Carel en Margot Scharten-Antink hoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> vaste me<strong>de</strong>werkers<br />
<strong>voor</strong> literatuur. Dit echtpaar vond het nodig naar aanleiding van <strong>de</strong> verschijning van<br />
Dionyzos eens dui<strong>de</strong>lijk uiteen te zetten wat zij eigenlijk wel van <strong>Couperus</strong> von<strong>de</strong>n.<br />
Zij gun<strong>de</strong>n zich daartoe tijd en moeite genoeg. Vieren<strong>de</strong>rtig grote bladzij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n<br />
aan zijn laatste werken, gewijd, dus niet alleen aan Dionysos maar ook aan alle an<strong>de</strong>re<br />
boeken die in <strong>de</strong> laatste tien jaren van hem waren verschenen. Het artikel was er<br />
naar. De berg van licht werd er nog niet in besproken, maar over vrijwel al het an<strong>de</strong>re<br />
werk was het oor<strong>de</strong>el vernietigend. Het kwam in het kort neer op wat zij in <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> regels aldus samenvatten: ‘Diezelf<strong>de</strong> hol-verrukte toon, die reeds zijn eerste<br />
argelooze letteroefeningen, zijn eerste verzen, geheel opvul<strong>de</strong>, die toon, die zijn<br />
aangeboren stem schijnt te zijn, slechts bij wijlen met meer of min<strong>de</strong>r kracht door<br />
<strong>de</strong> waarmenschelijke stem zijner te dikwijls sluimeren<strong>de</strong>, diepere ziel on<strong>de</strong>rdrukt, -<br />
die toon vier<strong>de</strong> hoogtij in <strong>de</strong> keizer-romans, woel<strong>de</strong> in Fi<strong>de</strong>ssa, gulpte en spoel<strong>de</strong><br />
door Babel heen, <strong>de</strong>ed van Over Lichten<strong>de</strong> Drempels rijzen het veege <strong>de</strong>eg van<br />
quasi-mystiek, zwol 't bolst in God en Go<strong>de</strong>n, joeg nog, bij vlagen, sommige episo<strong>de</strong>n<br />
van De Kleine Zielen in leege opgewon<strong>de</strong>nheid <strong>voor</strong>t, en ook weer dit Dionyzos,<br />
<strong>voor</strong> een te groot <strong>de</strong>el, drijft er op.’<br />
De Schartens veeg<strong>de</strong>n kortom <strong>de</strong> vloer aan met een aantal boeken die <strong>Couperus</strong><br />
zelf nu juist <strong>voor</strong> zijn grootste meesterwerken hield, en waarin hij zijn theosofische<br />
opvattingen zo bloemrijk on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n dacht gebracht te hebben. De Schartens<br />
gingen nog ver<strong>de</strong>r. Zij vergeleken <strong>Couperus</strong> met Van Schen<strong>de</strong>l, wiens <strong>Een</strong> zwerver<br />
verliefd hun lof mocht verwerven. Tegenover diens kunst stond ‘<strong>Couperus</strong>' kunst<br />
maar al te vaak als <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>le muziek van wie liever bekoor<strong>de</strong> dan echt te zijn, niet<br />
begrijpen<strong>de</strong> dàt hij bekoor<strong>de</strong>... alleen waar hij echt was’.<br />
<strong>Couperus</strong> mocht dan soms beweren dat elke vorm van kritiek hem koud liet, in<br />
werkelijkheid trok hij zich dit vonnis verschrikkelijk aan, <strong>voor</strong>al omdat het in De<br />
Gids stond, tot <strong>voor</strong> kort zijn eigen tijdschrift. Hij schreef Van Hall een gekwetste<br />
brief. Deze <strong>de</strong>el<strong>de</strong> op zijn beurt <strong>de</strong> Scharten-Antinks me<strong>de</strong>: 28 ‘Hij ontving nog steeds<br />
een presentexemplaar. Maar, na hetgeen gij van zijn werk gezegd hebt, heeft hij <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> ontvangst van zijn presentexemplaar bedankt.’ - De Schartens had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>goed<br />
bij hem afgedaan.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
323<br />
Met De berg van licht sloot <strong>Couperus</strong> een ontwikkeling van jaren af. Sinds <strong>de</strong> tijd<br />
van zijn eerste gedichten had hij er al van gedroomd ooit nog eens een historische<br />
roman van allure te schrijven. Maar dat was niet alleen een kwestie van techniek,<br />
die hij bezat, het was me<strong>de</strong> een kwestie van een eruditie, die hem ontbrak. In dit<br />
laatste opzicht had hij echter in twintig jaren grote vor<strong>de</strong>ringen gemaakt. De berg<br />
van licht heeft zijn - vele - fantastische kanten, maar is wel heel goed gedocumenteerd.<br />
<strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>beeld is wat zijn historische romans betreft steeds <strong>voor</strong>al Salammbô<br />
van Flaubert geweest. Diens uiterst ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> documentatie evenaar<strong>de</strong> hij dan<br />
wel niet, maar Flauberts monumentale opbouw en visionaire dramatisering trachtte<br />
hij met overtuiging te bena<strong>de</strong>ren. Dat <strong>Couperus</strong> al te veeleisen<strong>de</strong> historische acribie<br />
graag geofferd heeft om zo te winnen aan psychologische diepte en meeslepen<strong>de</strong><br />
verteltrant, getuigt van inzicht in wat zijn sterkste eigenschappen waren. Vóór alles<br />
was <strong>Couperus</strong> dramaticus. 29<br />
De berg van licht sluit aan bij een in hoofdzaak Franse traditie. Reeds in 1834<br />
komt Heliogabalus <strong>voor</strong> bij Théophile Gautier, in positieve zin. Gautier verheerlijkt<br />
hem in Ma<strong>de</strong>moiselle <strong>de</strong> Maupin samen met Tiberius - oom Anton! - , Caligula en<br />
Nero, ‘grands Romains <strong>de</strong> l'empire, ô vous que l'on a si mal compris’. Ook een<br />
opmerking als ‘j'ai souhaité être femme pour connaître <strong>de</strong> nouvelles voluptés’ moet<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ugd hebben gedaan. Als motto had<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze regels in zijn roman evenmin<br />
misstaan als ‘nos tristesses <strong>de</strong> n'avoir pas été contemporain <strong>de</strong> Sardanapale, <strong>de</strong> Teglath<br />
Phalazar, <strong>de</strong> Cléopâtre, reine <strong>de</strong> l'Egypte, ou seulement d'Héliogabale, empereur <strong>de</strong><br />
Rome et prêtre du Soleil’. 30<br />
Flaubert neemt <strong>de</strong>ze motieven van Gautier over en verheerlijkt het <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte Rome<br />
vele malen: 31 ‘cette belle reine se roulant dans l'orgie, salissant ses nobles vêtements<br />
du vin <strong>de</strong> la débauche, plus fiére <strong>de</strong> ses vices gu'elle ne l'était <strong>de</strong> ses vertus’. Ook<br />
Flaubert was, als <strong>Couperus</strong>, van mening al eer<strong>de</strong>r geleefd te hebben, in een Romeins<br />
<strong>voor</strong>bestaan. Alexan<strong>de</strong>r VI Borgia was vergeleken met <strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte keizers maar<br />
een dwerg, vond Flaubert. 32 Dat <strong>Couperus</strong> zich later ook met <strong>de</strong>ze paus zou gaan<br />
bezighou<strong>de</strong>n, kan, in dit verband gezien, nauwelijks verwon<strong>de</strong>ring wekken.<br />
Heliogabalus én Alexan<strong>de</strong>r VI komen vervolgens <strong>voor</strong> in Lorrains Les Naronsaff. 33<br />
In <strong>de</strong> roman Ariadne, uit 1877, van <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> zo bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> Ouida, roept<br />
<strong>de</strong> beeldhouwer Maryx uit: 34 ‘The most beautiful man the world ever saw was<br />
Heliogabalus.’ Want ook buiten Frank-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
324<br />
rijk heeft men dit <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte adagium graag overgenomen. In 1892 publiceer<strong>de</strong> Stefan<br />
George zijn Algabal. In <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst kunnen we hier nog aan toevoegen Alma<br />
Ta<strong>de</strong>ma's The roses of Heliogabalus uit 1888, een schil<strong>de</strong>rij waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze meester<br />
vier maan<strong>de</strong>n lang wekelijks verse rozen van <strong>de</strong> Rivièra liet komen, om er zes<br />
beeldschone wezens letterlijk in te laten zwemmen. 35 Is het toeval dat Gautier,<br />
Flaubert, Ouida en Lorrain lievelingsschrijvers van <strong>Couperus</strong> waren, die bovendien<br />
in 1898 te Lon<strong>de</strong>n Alma Ta<strong>de</strong>ma opzocht?<br />
In 1888 verscheen Lombards L'agonie, <strong>de</strong> roman over Heliogabalus die <strong>Couperus</strong><br />
het meest direct heeft geïnspireerd. Wat hij zelf met De berg van licht nastreef<strong>de</strong><br />
was overigens heel iets an<strong>de</strong>rs dan zijn <strong>voor</strong>beeld. Het prospectus van Elisabeth legt<br />
<strong>de</strong> nadruk op twee hoof<strong>de</strong>lementen die het boek in<strong>de</strong>rdaad beheersen. In <strong>de</strong> eerste<br />
plaats wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ziel van keizer Heliogabalus bestu<strong>de</strong>ren, daar hij<br />
hem nu eenmaal als mens interessanter vond dan als historisch personage. Niet min<strong>de</strong>r<br />
belangrijk echter is wat dan volgt: ‘Hij is <strong>de</strong> laatste weerschijn van <strong>de</strong> Antieke<br />
Schoonheid en <strong>de</strong> Antieke (Egyptisch-Chal<strong>de</strong>euwsche) Wijsheid. [...] De Zwarte<br />
Steen is symbool (<strong>voor</strong> het volk) van <strong>de</strong> Zon, die zelve symbool is (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> priester)<br />
van het Licht, (dat weer symbool is, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Magiërs en Ingewij<strong>de</strong>n, van <strong>de</strong>n<br />
onuitsprekelijken God). Er schuilt een diepe mystische Wetenschap achter dat alles,<br />
en vermoe<strong>de</strong>lijk hebben onze latere, Christelijke Eeuwen heel veel verloren, vergeten,<br />
verwaarloosd, van wat <strong>de</strong> “hei<strong>de</strong>nen” reeds zuiver, niet “geloof<strong>de</strong>n”, maar “wisten”.’<br />
Hier valt weer <strong>de</strong> theosofische hiërarchie te herkennen die reeds in God en go<strong>de</strong>n<br />
bele<strong>de</strong>n werd, in<strong>de</strong>rdaad als een geloof: hoe wij het universum en <strong>de</strong> schepping<br />
moeten zien. Volgens die opvatting is <strong>de</strong> onuitsprekelijke God het eerste principe.<br />
Uit hem is het Licht ontstaan. Daaron<strong>de</strong>r komen <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n, vervolgens <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke<br />
hel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>laars, en dán pas <strong>de</strong> mensen. In Bebel had <strong>Couperus</strong> een mid<strong>de</strong>laar<br />
getekend die bewogen werd door het me<strong>de</strong>dogen. In De boeken <strong>de</strong>r kleine zielen was<br />
<strong>de</strong> moeilijke weg <strong>de</strong>r onvolkomen mensen weergegeven, die alleen na vele<br />
reïncarnaties tot het Heilige Weten kon<strong>de</strong>n komen. Dionysos was een <strong>voor</strong>beeld van<br />
een god<strong>de</strong>lijke held bij uitstek, die <strong>de</strong> mensheid in <strong>de</strong> hogere vreug<strong>de</strong> trachtte in te<br />
wij<strong>de</strong>n, om tenslotte zelf het Eeuwige Licht <strong>de</strong>elachtig te wor<strong>de</strong>n. De berg van licht<br />
gaat over een godgelijke keizer en mysticus. Zo althans meen<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem te<br />
mogen zien. Dat hij sterk <strong>de</strong> nadruk heeft gelegd op <strong>de</strong> in oorsprong god<strong>de</strong>lijke<br />
tweeslachtigheid van <strong>de</strong> ‘op<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
325<br />
aar<strong>de</strong> geïncameer<strong>de</strong> Man-Vrouw’, zegt enerzijds veel over <strong>Couperus</strong>' opvatting van<br />
homoseksualiteit als fenomeen op zichzelf, namelijk als een uitverkiezing. An<strong>de</strong>rzijds<br />
verraadt het iets over zijn nieuwe literaire metamorfose. Dat hij zich met Heliogabalus<br />
vereenzelvigd heeft, valt immers nauwelijks te betwijfelen. Het is dan ook een<br />
scherpzinnig tijdgenoot als Van Deyssel niet ontgaan.<br />
Heliogabalus hoopt in <strong>de</strong> roman het grote goe<strong>de</strong> te zullen doen en wil <strong>de</strong> heilige<br />
zon aanbid<strong>de</strong>n als symbool van het heilige licht. In het eerste hoofdstuk herhaalt<br />
<strong>Couperus</strong> uitvoerig <strong>de</strong> theorie uit God en go<strong>de</strong>n. Van zijn leraar Hydaspes - met<br />
nadruk mag vastgesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> keizer hier nog leerling is; ook <strong>Couperus</strong><br />
beschouw<strong>de</strong> zichzelf als leerling, zoals uit een aantal gedichten nog zal blijken -<br />
krijgt Heliogabalus <strong>de</strong> opdracht terug te streven tot <strong>de</strong> Oorsprong, <strong>de</strong> Onuitsprekelijke<br />
God. Hij moet vergeten dat hij keizer is en trachten terug te keren tot Het. Hij moet<br />
<strong>de</strong> Oorsprong zoeken die, zelf sekseloos, <strong>de</strong> geslachten heeft doen ontstaan. De leraar,<br />
een magiër, beschouwt zijn leerling Heliogabalus als een uitverkoren ziel. De keizer<br />
moet, zo zegt <strong>de</strong> tekst, ‘terug streven tot die menselijke vorm: <strong>de</strong> vorm <strong>de</strong>r<br />
Tweeslachtigheid...’ Hij moet in zichzelf zien te bereiken <strong>de</strong> androgyne<br />
zielsgesteldheid van een man-maagd.<br />
Dit is <strong>de</strong> hoofdkern van het boek, die samenvalt met <strong>Couperus</strong>' eigen opvattingen.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft het gegeven magistraal uitgewerkt, maar daarbij <strong>de</strong> historie natuurlijk<br />
wel sterk naar zijn eigen hand gezet. Heliogabalus is in zijn opvatting in<strong>de</strong>rdaad het<br />
symbool van hei<strong>de</strong>nse schoonheid en wijsheid gewor<strong>de</strong>n, vermoord door wie hem<br />
niet begrepen zou<strong>de</strong>n hebben. Het laatste hoofdstuk van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> boek vat <strong>de</strong><br />
bedoelingen van <strong>de</strong> schrijver nog eens samen, bij mon<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> grootmoe<strong>de</strong>r<br />
Moeza die om Heliogabalus treurt na diens dood en dan <strong>voor</strong> haar geestesoog <strong>voor</strong><br />
het laatst het kind weerziet, ‘het aanbid<strong>de</strong>lijke kind, het godschoone kind, het won<strong>de</strong>r,<br />
dat hij was: te groot won<strong>de</strong>r, te aanbid<strong>de</strong>lijk, te godschoon <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze wereld, waarheen<br />
hem verban<strong>de</strong> het Onuitsprekelijke Licht en verne<strong>de</strong>r<strong>de</strong> om ondoorgron<strong>de</strong>lijk<br />
noodlotmysterie... ook al incarneer<strong>de</strong> hij, zooveel hij vermocht, in <strong>de</strong> Man-Maagd,<br />
<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>laar, <strong>de</strong> Zon op Aar<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> grootste godheerlijkheid, die op aar<strong>de</strong> ooit ooit<br />
was en wezen zou...’<br />
Dat <strong>Couperus</strong> zelf oprecht geloofd heeft in <strong>de</strong> leerstellingen van Hydaspes kan<br />
niet betwijfeld wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ernst in aanmerking genomen waarmee hij zijn God en<br />
go<strong>de</strong>n altijd is blijven lanceren en ver<strong>de</strong>digen, en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
326<br />
waarmee hij daarnaast in Dionyzos juist aan een figuur als Hermafroditos zulke<br />
indringen<strong>de</strong> bladzij<strong>de</strong>n heeft gewijd. Zijn eigen androgyne aanleg was hij, in een<br />
proces dat zich over jaren heeft uitgestrekt, gaan zien als een superieure eigenschap.<br />
Leed <strong>de</strong> jonge Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r van <strong>Een</strong> verlangen uit 1890 in Parijs nog aan het verdriet<br />
dat hij nooit van iemand gehou<strong>de</strong>n had, man noch vrouw, nu waren <strong>de</strong> zaken<br />
langzamerhand geheel omgedraaid. Tweeslachtigheid en lief<strong>de</strong> tot zichzelf was hij<br />
als <strong>de</strong> grootste <strong>de</strong>ugd gaan beschouwen. Want hierin, zo meen<strong>de</strong> hij, bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij<br />
het oorspronkelijke, allerhoogste Het. Waarschijnlijk is hij in Ne<strong>de</strong>rland in<strong>de</strong>rtijd<br />
alleen begrepen door <strong>de</strong>genen die, als hij, met theosofische opvattingen<br />
sympathiseer<strong>de</strong>n.<br />
De letterkundige kritiek van zijn tijd is wat <strong>de</strong> roman betreft <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el<br />
blijven steken in alle <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len waar <strong>Couperus</strong> al <strong>voor</strong> gevreesd had. Van<br />
confessionele zij<strong>de</strong> had hij natuurlijk allerminst applaus verwacht. Maar niet alleen<br />
van die kant heeft men het boek niet willen nemen <strong>voor</strong> wat het werkelijk was. Het<br />
literaire geweld dat hij in zijn barok meesterwerk heeft ontketend, kreeg hier, enige<br />
uitzon<strong>de</strong>ringen daargelaten, het onthaal van een natgeregend vuurwerk, afgestoken<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> tralies van een hoen<strong>de</strong>rhok vol kakelen<strong>de</strong> kippen.<br />
<strong>Een</strong> van <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen is Van Deyssel geweest. 36 Weliswaar was <strong>de</strong>ze van<br />
mening dat <strong>de</strong> eerste twee <strong>de</strong>len geen waar<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n, het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> echter mocht zich<br />
verheugen in zijn grote bewon<strong>de</strong>ring. Hij reken<strong>de</strong> dit tot <strong>de</strong> beste werken die <strong>de</strong><br />
laatste vijfentwintig jaar in ons land waren geschreven. In zijn recensie - <strong>de</strong> laatste<br />
die Van Deyssel tij<strong>de</strong>ns het leven van <strong>Couperus</strong> over diens werk heeft gepubliceerd<br />
- roemt hij het boek in alle toonaar<strong>de</strong>n. Toch zal <strong>Couperus</strong> er zijn schou<strong>de</strong>rs over<br />
opgehaald hebben. De zin van het boek <strong>voor</strong> zover het <strong>de</strong> theosofische theorieën<br />
betreft, waar het bij diepere bestu<strong>de</strong>ring van doortrokken blijkt te zijn, is Van Deyssel<br />
namelijk volkomen ontgaan. Evenmin heeft Van Deyssel bevroed wat <strong>de</strong> roman <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zelf ze<strong>de</strong>lijk betekend moet hebben, n'en déplaise zijn loftuiting dat <strong>de</strong>ze<br />
er zijn beste vroegere werken, Eline Vere, Noodlot en Extaze, mee overtroffen had.<br />
Wat <strong>Couperus</strong> overigens wel verrast zal hebben, is dat Van Deyssel over <strong>de</strong> androgyne<br />
kwestie geen enkel <strong>de</strong>preciërend woord heeft laten vallen. 37 Integen<strong>de</strong>el.<br />
De Villa Jules zou nog eer<strong>de</strong>r vaarwel gezegd wor<strong>de</strong>n dan aanvankelijk <strong>de</strong> bedoeling<br />
was. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth hoopten half mei 1906 op te bre-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
327<br />
ken, om <strong>voor</strong>lopig zon<strong>de</strong>r vaste verblijfplaats rond te trekken. In <strong>de</strong> lentemaan<strong>de</strong>n<br />
daaraan <strong>voor</strong>afgaand schreef <strong>Couperus</strong> een elftal sonnetten. In het twee<strong>de</strong> gedicht<br />
van <strong>de</strong>ze reeks roept hij een aantal go<strong>de</strong>n aan: 38 als eerste Hermes, als laatste Afrodite,<br />
die hij smeekt hem zijn hart terug te geven. Hier bidt nogmaals <strong>de</strong> Hermafroditos,<br />
symbool van vroegere weemoed, om een nieuw levensgeluk, gesymboliseerd in <strong>de</strong><br />
vreug<strong>de</strong> van Dionyzos: ‘Schenk, Dionyzos, vreùgd mij <strong>voor</strong> dien weemoed’. In het<br />
vier<strong>de</strong> (ook in het negen<strong>de</strong>) keert het reïncarnatiethema terug: ‘En is mijn eigen ziel<br />
niet meer dan éens geboren’. Het zeven<strong>de</strong> sonnet roept het oerbeginsel nog weer op:<br />
‘Zoo nietig zijn we: in boete op <strong>de</strong> aard verne<strong>de</strong>rd, / doorvlijmt ons 't heimwee naar<br />
onze' Oorsprong groot’. In het elf<strong>de</strong> en laatste wordt <strong>de</strong> dichter aangeroepen door<br />
een sterven<strong>de</strong> genius die hem bezweert naar Italië te gaan, het paradijs waar een<br />
Latijnse zomer wacht. Het gedicht eindigt met <strong>de</strong> mysterieuze aansporing, tot <strong>de</strong><br />
dichter zelf gericht: ‘O kom, kom, <strong>voor</strong> 't te laat is laatste Hei<strong>de</strong>n! / opdat uw lied<br />
mijn laatsten lust vertolkt...!’ - Vermoe<strong>de</strong>lijk is als genius hier Heliogabalus aan het<br />
woord, in zijn rol van mid<strong>de</strong>laar. Hij is het, <strong>de</strong> in het prospectus al geniaal genoem<strong>de</strong><br />
keizer, die <strong>de</strong> ‘<strong>de</strong>nker, dichter, droomer’ <strong>Couperus</strong> terugroept naar het antieke Rome.<br />
Drie aan <strong>de</strong> nacht gewij<strong>de</strong> klinkdichten, eveneens uit 1906, rekenen af met het<br />
begrip zon<strong>de</strong>. 39 <strong>Een</strong> cyclus van tien an<strong>de</strong>re sonnetten, in 1907 gepubliceerd, sluit hier<br />
bij aan en kan uit het <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> werk beter verklaard wor<strong>de</strong>n dan an<strong>de</strong>rs mogelijk<br />
zou zijn. Ze zijn gericht: Aan <strong>de</strong>n Leerling. 40 Zeer zeker is dit geen leerling van<br />
<strong>Couperus</strong>, maar heeft hij <strong>de</strong> gedichten <strong>voor</strong> zichzelf geschreven als leerling van een<br />
leraar in theosofische zin. De ik is dui<strong>de</strong>lijk Dionysos, mid<strong>de</strong>laar, die hem <strong>de</strong> weg<br />
naar <strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> wijst ‘na droeve jeugd van lief<strong>de</strong>- en wereldlij<strong>de</strong>n’. Het zijn extatische<br />
sonnetten, zuiver van toon en in <strong>Couperus</strong>' dichtwerk literair een hoogtepunt. Deze<br />
overtuigen<strong>de</strong> ‘O<strong>de</strong> an die Freu<strong>de</strong>’ van eigen hand rekent <strong>voor</strong>goed af met het<br />
zogenaamd onverbid<strong>de</strong>lijke noodlot. Met <strong>de</strong> vrije wil kan men dit leren beheersen:<br />
‘Voor ie<strong>de</strong>r slaat zijn go<strong>de</strong>-oogenblik, / waarin, vertee<strong>de</strong>rd, zijn Noodlottighe<strong>de</strong>n /<br />
hem aanzien, willend, dat hij vrij beschikk' / over zijn Vreug<strong>de</strong>’. Ook <strong>de</strong> laatste twee<br />
regels van het slotsonnet zijn veelbetekenend. Meer dan Dionysos <strong>de</strong> meester is,<br />
moet onze eigen ziel leermeesteres zijn: alles te zamen nogmaals, maar nu dan in<br />
poëzie, <strong>de</strong> blij<strong>de</strong> verlossingsboodschap van Dionysos aan <strong>de</strong> androgyne<br />
Hermafroditos.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
328<br />
Als een interludium in <strong>de</strong>ze ware symfonie van vreug<strong>de</strong>klanken staan drie gedichten,<br />
in augustus 1906 geschreven te Bagni di Lucca. 41 In dit plaatsje in <strong>de</strong> bergen boven<br />
Lucca zou diezelf<strong>de</strong> zomer <strong>de</strong> korte roman Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> ontstaan. Het<br />
spreekt vanzelf dat <strong>de</strong> titel hiervan meteen al naar <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> themata wil verwijzen.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft in Bagni een ontmoeting gehad die grote invloed op een <strong>de</strong>el van<br />
zijn nog ongeschreven werk zou uitoefenen.<br />
Nice werd half mei verlaten. De meubels en an<strong>de</strong>re bezittingen moesten wor<strong>de</strong>n<br />
opgeslagen. Dit alles bracht kosten met zich mee. Maar met zijn va<strong>de</strong>rlijk erf<strong>de</strong>el en<br />
<strong>de</strong> recente honoraria veilig in Den Haag bij Scheurleer op <strong>de</strong> bank kon <strong>Couperus</strong><br />
zich wel wat permitteren. Als eerste pleisterplaats werd Venetië gekozen, waar hij<br />
op het Lido ditmaal in Hotel Ortolanella ging logeren. Voor <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n juli en<br />
augustus werd het koele Bagni di Lucca gekozen. Het plaatsje in <strong>de</strong> bergen is zowel<br />
bekend om zijn geneeskrachtige bronnen als enigszins berucht wegens het<br />
regenachtige klimaat. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth logeer<strong>de</strong>n er in het beroem<strong>de</strong> Hotel<br />
Continental, dat vele kunstenaars van naam bezocht hebben, naast personen van <strong>de</strong><br />
hoogste maatschappelijke rang. Sinds koningin Margherita van Savoye er in 1904<br />
overnacht had, mocht het hotel zich Royal noemen. <strong>Een</strong> aantal jaren gele<strong>de</strong>n is het<br />
helaas afgebroken, maar nog in het eind van <strong>de</strong>jaren vijftig toon<strong>de</strong> men te Bagni aan<br />
Hollandse bezoekers een marmeren tafeltje waar <strong>Couperus</strong> zijn naam op geschreven<br />
had. 42<br />
Op 15 juli 1906 meld<strong>de</strong> hij Veen: 43 ‘Mijn vrouw zit rustig aan mijn zij<strong>de</strong>, en zij is<br />
niet in Holland geweest. Wij zijn hier heel tevre<strong>de</strong>n, in een heerlijk boschrijk oord:<br />
ik maak ie<strong>de</strong>ren dag groote wan<strong>de</strong>lingen en het is niets te warm; <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n zijn<br />
zelfs heel frisch.’ - De vraag is met wie <strong>Couperus</strong>, die eigenlijk helemaal niet van<br />
grote wan<strong>de</strong>lingen hield, <strong>de</strong>ze voettochten wel gemaakt heeft. Elisabeth was er al<br />
evenmin op gesteld. Met haar slechte gezondheid zal zij doorgaans wel liever in het<br />
hotel zijn gebleven. Zij had daar, naar wij zullen zien, aangenaam gezelschap. In<br />
Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> heeft <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke, bleke en droefgeestige hoofdpersoon<br />
Emilie bij haar wan<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> bossen een flinke, volbloedige Italiaan aan haar<br />
zij<strong>de</strong>...<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>Couperus</strong>' verblijf in het hotel Continental werd <strong>de</strong> kamer naast hem<br />
betrokken door een charmante ou<strong>de</strong> dame, Maria Lodomez geheten. <strong>Couperus</strong> maakte<br />
kennis met haar en er ontstond iets van een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
329<br />
vriendschap. 44 Van an<strong>de</strong>re gasten hoor<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw dat haar nieuwe kennis<br />
een bekend schrijver was, en zij herinner<strong>de</strong> zich later dat <strong>Couperus</strong> dit betreur<strong>de</strong>:<br />
‘Hoe jammer,’ had hij uitgeroepen, ‘ik vond het juist zoo aardig dat U van mij hield<br />
om mijzèlf, maintenant ça ne sera plus jamais la même chose!’ In het hotel logeer<strong>de</strong>n<br />
ook een dochter en kleindochter van mevrouw Lodomez: Emma Garzes-Lodomez<br />
en <strong>de</strong> toen tweeëntwintigjarige Bona Garzes (niet getrouwd, ook later niet). Emma<br />
was weduwe. Haar vroegere echtgenoot, een acteur en capo-comico, had zich jaren<br />
eer<strong>de</strong>r, toen hij in onoverkomelijke financiële moeilijkhe<strong>de</strong>n was geraakt, van het<br />
leven beroofd.<br />
<strong>Couperus</strong>, Elisabeth en <strong>de</strong> drie Italiaanse dames kon<strong>de</strong>n het goed met elkaar vin<strong>de</strong>n.<br />
Nadien zou Bona zelfs lessen in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal bij <strong>Couperus</strong> gaan nemen, maar<br />
dit bleek geen succes te zijn: hij had volgens haar absoluut geen geduld. In Bona's<br />
poëziealbum heeft <strong>Couperus</strong> op 6 <strong>de</strong>cember 1906 zijn sonnet Incantatie, van een<br />
sterven<strong>de</strong>n Genius <strong>voor</strong> haar overgeschreven. Zij en haar moe<strong>de</strong>r zou<strong>de</strong>n ook boeken<br />
met opdrachten en manuscripten van hem ten geschenke ontvangen. <strong>Couperus</strong> heeft<br />
aan <strong>de</strong> familie D'Annunzio's Fedra, dat hij hooglijk bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, in het Italiaans<br />
<strong>voor</strong>gelezen. De dames ken<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote Italiaanse romanticus persoonlijk, evenals<br />
diens vriendin, <strong>de</strong> wereldvermaar<strong>de</strong> Eleonora Duse. De laatste kwam zelfs vaak bij<br />
hen op bezoek. In Florence, waar het drietal in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli 8 een appartement<br />
bewoon<strong>de</strong>, leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> door hen La Duse zelf kennen. Elisabeth vertel<strong>de</strong> hier<br />
later eens over, 45 dat <strong>de</strong> actrice alle trappen van het pension in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>i Fossi 16<br />
was opgeklauterd ‘om bij ons thee te drinken en samen met mijn man illuzies te<br />
scheppen over een tempel van schoonheid aan het Nemimeer bij Rome waar dan<br />
Babel, Psyche en <strong>de</strong> Naumachie zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd - Illuzie gebleven - ’.<br />
Hun vriendschap met <strong>de</strong> Italiaanse dames - altijd weer vrouwen, zoals sinds zijn<br />
vroegste jeugd! - heeft veel <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend. Dikwijls zocht hij later <strong>de</strong><br />
familie op en zij hebben over en weer elkaar vele in het Frans gestel<strong>de</strong> brieven en<br />
prentbriefkaarten gestuurd. In 1936 zag een Ne<strong>de</strong>rlandse dame die toen in Florence<br />
woon<strong>de</strong>, mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita, ze nog bij elkaar. Zij tel<strong>de</strong> ze en kwam<br />
tot het getal van tweeënzeventig. Sommige brieven dateer<strong>de</strong>n zelfs nog uit <strong>de</strong> jaren<br />
na 1918. 46 <strong>Een</strong> aantal is omstreeks 1959 uit het bezit van <strong>de</strong> in 1958 gestorven Bona<br />
Garzes - haar moe<strong>de</strong>r Emma ging al in 1952 heen - verkocht. 47 Dit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
330<br />
waren er echter maar negenen<strong>de</strong>rtig. De ontbreken<strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig lijken <strong>voor</strong>goed<br />
verdwenen te zijn. Kunnen ze door toedoen van Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud in 1938<br />
weggegooid zijn, toen <strong>de</strong>ze, na door courantenbrichten zowel in het Algemeen<br />
Han<strong>de</strong>lsblad als in Het Va<strong>de</strong>rland van het bestaan ervan op <strong>de</strong> hoogte geraakt te zijn,<br />
naar Florence is gereisd? Eer<strong>de</strong>r was haar raad al gevraagd wat er het beste mee kon<br />
gebeuren, en haar antwoord liet niets aan dui<strong>de</strong>lijkheid te wensen over: ‘vernietigen’. 48<br />
Dit kan wel niets an<strong>de</strong>rs betekenen dan dat in <strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig verloren brieven<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen ston<strong>de</strong>n die Elisabeth, lang na <strong>de</strong> dood van <strong>Louis</strong>, niet <strong>voor</strong> het<br />
nageslacht behou<strong>de</strong>n wenste te zien. De overgebleven brieven kon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> dames<br />
Garzes wor<strong>de</strong>n gered, daar <strong>de</strong> inhoud ervan bepaald niet opzienbarend genoemd mag<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Het is uit <strong>de</strong>ze brieven overigens onomstotelijk gebleken dat Emma Garzes mo<strong>de</strong>l<br />
moet hebben gestaan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vriendin ‘Elettra’, die <strong>Couperus</strong> in vele van zijn latere<br />
feuilletons een <strong>voor</strong>aanstaan<strong>de</strong> rol heeft laten spelen. 49 Zij is daarin steeds <strong>de</strong> zuster<br />
van ‘Orlando’. Lange tijd bestond er twijfel of Orlando, als vriend van <strong>Couperus</strong>,<br />
werkelijk bestaan heeft. Onafhankelijk van elkaar hebben echter zowel Elisabeth<br />
<strong>Couperus</strong>-Baud alsook Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> toegegeven dat Orlando<br />
geen fictie is geweest, met hoeveel fantasieverhalen <strong>Couperus</strong> hem ver<strong>de</strong>r ook<br />
omsponnen mag hebben. 50 Zijn i<strong>de</strong>ntiteit stond daarmee echter nog niet vast, evenmin<br />
als het tijdstip waarop hij in <strong>Couperus</strong>' leven is gekomen.<br />
Naar alle waarschijnlijkheid betreft het hier in<strong>de</strong>rdaad een broer van Emma Garzes,<br />
die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> zomer van 1906 heeft leren kennen: eveneens te Bagni di Lucca,<br />
in het Hotel Continental. <strong>Couperus</strong>' vreug<strong>de</strong>-volle gemoedstoestand in die tijd<br />
predisponeer<strong>de</strong> hem zeer zeker tot een nieuwe vriendschap. 51 Tot dan toe had hij<br />
altijd heel weinig vrien<strong>de</strong>n gehad. De vrien<strong>de</strong>n en vriendinnen die over waren<br />
gebleven, waren op Ram na hoofdzakelijk familiele<strong>de</strong>n.<br />
Emma Garzes had twee broers en een zuster, Ida. 52 (De laatste bezat twee kin<strong>de</strong>ren,<br />
Mario en Vera, van wie Mario niet alleen in <strong>Couperus</strong>' brieven <strong>voor</strong>komt, maar ook,<br />
en letterlijk on<strong>de</strong>r zijn eigen naam, in een exact dateerbaar historisch verhaal.) Van<br />
<strong>de</strong> broers Lodomez was Enrico <strong>de</strong> oudste. Niets in diens levensloop en eigen familie<br />
omstandighe<strong>de</strong>n wijst er op dat hij <strong>de</strong> literaire ‘Orlando’ geweest zou zijn. Het<br />
tegen<strong>de</strong>el is waar. 53 De jongere broer Giulio daarentegen (1866-1945) blijkt zoveel<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
331<br />
eigenschappen te hebben gehad die wij ook van ‘Orlando’ kennen, dat wij in hem<br />
met aan zekerheid grenzen<strong>de</strong> waarschijnlijkheid <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lfiguur mogen zien wiens<br />
portret <strong>Couperus</strong> in zoveel variaties en met zoveel lief<strong>de</strong>volle aandacht en fantasie<br />
heeft getekend in zijn feuilletons. 54 Giulio was, zo herinner<strong>de</strong> zich een aangetrouwd<br />
familielid kort gele<strong>de</strong>n nog, een aardige man, zij het iemand met niet veel karakter,<br />
een ij<strong>de</strong>laar, die al het geld dat er in <strong>de</strong> familie was heeft opgemaakt. 55 Op een gegeven<br />
ogenblik is hij naar Zuid-Amerika gegaan om daar goud te zoeken, dat hij nooit heeft<br />
gevon<strong>de</strong>n. Teruggekeerd in Italië vestig<strong>de</strong> hij zich op zijn ou<strong>de</strong> dag in Ascoli Piceno.<br />
(Ook <strong>Couperus</strong> heeft altijd gehoopt zijn ou<strong>de</strong> dag in een kleine Italiaanse plaats te<br />
kunnen gaan doorbrengen. Daar is het echter niet van gekomen.)<br />
In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong> opstellen aan Orlando wijd<strong>de</strong>, horen wij tweemaal dat<br />
<strong>de</strong>ze naar Zuid-Amerika is gereisd. 56 Samen met hem hebben hij en Elisabeth in 1913<br />
Spanje bezocht, een langdurige en kostbare reis die geheel door <strong>de</strong> op geen geld<br />
letten<strong>de</strong> - wat <strong>Couperus</strong> natuurlijk schitterend vond - Orlando betaald werd, en tij<strong>de</strong>ns<br />
welke <strong>de</strong> champagne rijkelijk heeft gevloeid. <strong>Een</strong> saillant <strong>de</strong>tail is ver<strong>de</strong>r dat Giulio<br />
Lodomez geruime tijd met zijn moe<strong>de</strong>r gebrouilleerd is geweest en haar toen ook<br />
niet meer opzocht. 57 Daar <strong>de</strong>ze laatste door zelfmoord in 1911 is overle<strong>de</strong>n, kan hier<br />
<strong>de</strong> oplossing liggen van het raadsel waarom in <strong>de</strong> 39 bewaar<strong>de</strong> Garzesbrieven Giulio<br />
nergens genoemd wordt. In <strong>de</strong> 33 vernietig<strong>de</strong> brieven kwam zijn naam vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
wel <strong>de</strong>gelijk <strong>voor</strong>. Maar dat zijn juist <strong>de</strong> brieven waar Elisabeth, nadat zij van <strong>de</strong><br />
aanwezigheid van het materiaal op <strong>de</strong> hoogte was geraakt, in 1938 <strong>voor</strong> naar Florence<br />
is gegaan.<br />
Toen <strong>Couperus</strong> in Bagni di Lucca <strong>de</strong> Italiaanse dames ontmoette, heeft hij dus<br />
ongetwijfeld ook kennis gemaakt met Giulio. ‘Orlando’ spreekt later hem en Elisabeth<br />
steeds met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> naampjes aan die Emma/ Elettra <strong>voor</strong> het echtpaar gebruikte,<br />
namelijk Gigi en Bettina. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r argument is dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> het eerst zijn<br />
portret lijkt getekend te hebben in Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. Hij heeft daar <strong>de</strong> naam<br />
Aldo Ardo gekregen, die niet veel van Orlando verschilt. In<strong>de</strong>rdaad moet het wel<br />
gaan om <strong>de</strong> werkelijke broer en zuster. Giulio had in 1906 nog niet met zijn moe<strong>de</strong>r<br />
gebroken. Het familiekapitaal was nog intact. Zijn carrière bevat ver<strong>de</strong>r elementen<br />
die wij in het boek herkennen. Zo heeft hij een militaire loopbaan opgegeven vanwege<br />
een compromitteren<strong>de</strong> ‘questione di donne’. 58 Deze afgebroken carrière vermeldt<br />
<strong>Couperus</strong> in 1912 in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
332<br />
een Orlandoverhaal, 59 terwijl wij in het boek over Aldo Ardo horen: 60 ‘Het was <strong>voor</strong>bij,<br />
het was alles <strong>voor</strong>bij. Jongelingsjaren en mannelijke jaren, kamera<strong>de</strong>n, patiënten en<br />
vrouwen, een enkele vriend [...] het slagveld en het boudoir van een meid; <strong>de</strong><br />
militaire-club en <strong>de</strong> restaurants; <strong>de</strong> provincie-bals en <strong>de</strong> jonge vrouw van zijn kolonel<br />
[...].’<br />
De korte roman die <strong>Couperus</strong> in Bagni di Lucca heeft geschreven vloei<strong>de</strong> geheel<br />
onaangekondigd uit zijn pen. Het verhaal speelt ook uitsluitend daar ter plaatse en<br />
in <strong>de</strong> nabije omgeving. Hij hoef<strong>de</strong> er dus geen <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> te maken en heeft<br />
het kennelijk spontaan genoteerd. Merkwaardig is het feit dat hij het in een brief aan<br />
Veen een pendant van Extaze noemt. Dat is het maar zeer ten <strong>de</strong>le. 61<br />
In bei<strong>de</strong> verhalen is <strong>de</strong> manlijke hoofdpersoon een maatschappelijk niet zo goed<br />
aangepaste bruut met een goe<strong>de</strong> inborst die het te kwaad heeft met zijn hartstochten.<br />
Ook <strong>de</strong> vrouwelijke hoofdfiguren lijken op elkaar. Het zijn zwakke, afhankelijke,<br />
zeer feminiene wezens met weinig wilskracht en een sterke neiging tot passieve<br />
overgave. Toch is er een opmerkelijk verschil. In Extaze wordt <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> welbewust<br />
gesublimeerd, in Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> even zo welbewust gulzig geconsumeerd.<br />
In het eerste boek is sprake van een loutering, in het laatste gaat <strong>de</strong> vrouw te gron<strong>de</strong><br />
aan haar jaloezie. Maar aan het slot is <strong>de</strong> parallel weer sterk: in Extaze gaat Taco<br />
Quaerts een grote reis on<strong>de</strong>rnemen met een vriend, in het recente boek vertrekt ook<br />
Aldo Ardo op reis: hij verdwijnt met een vriend naar Indië. In bei<strong>de</strong> boeken blijft <strong>de</strong><br />
vrouw alleen achter. Maar waar in Extaze <strong>de</strong> seksualiteit verme<strong>de</strong>n wordt, gaat nu<br />
Emilie aan haar passie ten on<strong>de</strong>r: zij kan <strong>de</strong> sater niet aan, hij is te hei<strong>de</strong>ns, te sterk.<br />
Het Bosco Sacro, waar <strong>de</strong> faun in woont, is te groot <strong>voor</strong> haar noor<strong>de</strong>lijke ziel.<br />
Zijnerzijds eist Aldo volmaakte vrijheid <strong>voor</strong> zich op. Hij beseft Emilies kleinheid<br />
en weigert er uitein<strong>de</strong>lijk zijn levensvreug<strong>de</strong> aan op te offeren. Hij gaat weg en wint<br />
- het Dionysisch principe. Emilie blijft achter en verliest - <strong>de</strong> kleine ziel.<br />
Evenals in het on<strong>de</strong>r invloed van Emerson geschreven Extaze speelt ook nu weer<br />
het licht, zoals na De berg van licht ook wel te verwachten was, een rol. Aldo zegt<br />
tegen <strong>de</strong> zieke Emilie dat het ‘licht gezon<strong>de</strong>r is dan <strong>de</strong> schaduw, al is <strong>de</strong> zon zelve<br />
wel eens te fel’. In haar lief<strong>de</strong> wordt zij meegesleept door ‘een golf van zonnelicht,<br />
van zui<strong>de</strong>lijke zonneglorie’. Op hun wan<strong>de</strong>lingen is er bevrijding uit duisternis: ‘uit<br />
het woud steeg het pad in het licht’. ‘Uit <strong>de</strong>n dichten schemer <strong>de</strong>s lief<strong>de</strong>wouds steeg<br />
het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
333<br />
lief<strong>de</strong>pad tot <strong>de</strong> verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zon, overstelpend met een lichtval van glorie.’ ‘Zoo<br />
leef<strong>de</strong>n zij als <strong>de</strong> efemere levens leven, die zich go<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eeuwigheid.’<br />
Deze lichtsymboliek krijgt bij herhaling nadruk, en kort <strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>n van het<br />
boek ervaart Emilie het aldus: 62 ‘Het was een bedwelming, een bezwijmeling, een<br />
extaze: het was of zij in <strong>de</strong> zon zelve binnentrad, trad in zijn stralen, <strong>voor</strong> zoo ver<br />
het haar, sterfelijk, gegund was aan het uiterste van dien aureool te roeren.’<br />
Het woord extaze wordt telkens herhaald. In tegenstelling tot <strong>de</strong> roman Extaze<br />
echter, gaat het nu om hoogtepunten van lichamelijk genot. Het wekt dan geen<br />
verbazing meer dat, waar het woud eindigt, dit een Dionysisch genot is: 63 ‘Hièr was<br />
niet meer het woud, hièr was het geeindigd; hier waren <strong>de</strong> wijnbergen slechts en<br />
lieflijk verspreid her en <strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine huisjes <strong>de</strong>r wijnbouwers met versletene steenen<br />
trapjes’ [...]. Zodra vervolgens op het dramatisch hoogtepunt Emilie het gelief<strong>de</strong><br />
hagedisje van Aldo vertrapt heeft, loopt <strong>de</strong> laatste van haar weg. Bij zijn tij<strong>de</strong>lijke<br />
terugkomst gaat <strong>de</strong> zon on<strong>de</strong>r. Wanneer Emilie in een volgend stadium het bericht<br />
ontvangt dat Aldo ditmaal <strong>de</strong>finitief is vertrokken, beginnen <strong>de</strong> zonnebloemen ‘als<br />
wielen te draaien’. Tenslotte sterft zij in een nacht van wind en wordt gevon<strong>de</strong>n in<br />
een grauwe morgen: <strong>de</strong> zonnebloemen zijn uitgebloeid.<br />
Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> blijkt zich dus nauw bij het er aan <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> werk<br />
aan te sluiten. De titel moge een woordspeling zijn op Viale Letizia (laetitia = vreug<strong>de</strong>)<br />
die langs Bagni di Lucca loopt, 64 het begrip vreug<strong>de</strong> staat weer even centraal als het<br />
begrip licht in Dionyzos. <strong>Couperus</strong>' sympathie gaat meer uit naar Aldo dan naar<br />
Emilie. Met Aldo's overwinning op weg naar <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke vreug<strong>de</strong> haalt <strong>Couperus</strong><br />
tevens een streep door een stuk Emilie in zichzelf.<br />
Curieus is ver<strong>de</strong>r dat het boek persevereert op een belangrijke scène uit Van ou<strong>de</strong><br />
menschen. Lot bezocht in Nice zijn superieure zuster Ottilie. Zij is volmaakt gelukkig<br />
in haar vrije lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een Italiaanse officier die... Aldo heette. Hun geluk werd<br />
vergeleken met een druiventros. Symbolisch waren daar ook <strong>de</strong> ‘druivenportiek’ en<br />
<strong>de</strong> door Lot weggeworpen steel van een tros. In dat boek is hij het die tekort schiet,<br />
in <strong>de</strong> nieuwe roman Emilie.<br />
Wij zagen al dat <strong>Couperus</strong> aan het eind van De berg van licht <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Moeza een<br />
loflied op <strong>de</strong> vermoor<strong>de</strong> Heliogabalus liet zingen, waarin <strong>de</strong> keizer een mid<strong>de</strong>laar<br />
genoemd werd, een zon op aar<strong>de</strong>, te groot <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
334<br />
wereld. In Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> vindt iets <strong>de</strong>rgelijks plaats. Hier zijn het <strong>de</strong><br />
vrouwen van het dorp waar Emilie sterft, die van Aldo Ardo zeggen: 65 ‘<strong>de</strong> signore,<br />
dat is geen gewoon man geweest: hij was te mooi...: hij was GEEN MENSCH...’ De<br />
parallel is opvallend. De betekenis moet <strong>de</strong>ze zijn: het god<strong>de</strong>lijk hei<strong>de</strong>ns principe<br />
van totale vrijheid en vreug<strong>de</strong> gaat <strong>de</strong> krachten van <strong>de</strong> meeste stervelingen te boven,<br />
zeker als zij uit het noodlottige Noor<strong>de</strong>n komen, zoals na Lot ditmaal Emilie.<br />
Heliogabalus wordt er om vermoord. Emilie sterft door wegkwijning uit onvermogen.<br />
Niet ie<strong>de</strong>re leerling wordt een meester.<br />
Aldo Ardo is een twee<strong>de</strong> Dionysos en mid<strong>de</strong>laar. Er steekt een dui<strong>de</strong>lijke betekenis<br />
achter zijn dromen van jachten op Dionysische tijgers en van Hindoetempels. Aan<br />
werken <strong>de</strong>nkt hij niet. Egoïstisch streeft hij na wat <strong>Couperus</strong>, alweer met hoofdletters,<br />
noemt: 66 ‘ZIJN genot, ZIJN geluk, ZIJN vreug<strong>de</strong>.’ Hij is ook ‘een materialistisch,<br />
zinnelijk man’ en <strong>Couperus</strong> bewon<strong>de</strong>rt dat in hem. Was <strong>de</strong>ze Aldo werkelijk een<br />
portret van Giulio Lodomez? Zeker weten zullen wij het nooit. Maar zou <strong>Couperus</strong><br />
in <strong>de</strong> aan Orlando gewij<strong>de</strong> Lof <strong>de</strong>r luiheid later zon<strong>de</strong>r bedoeling <strong>de</strong> opmerking<br />
hebben gemaakt: 67 ‘De Bagni di Lucca zijn lief idyllisch, maar je moet daar in <strong>de</strong><br />
eerste vlaag van verliefdheid zijn.’? - Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> bereidt <strong>de</strong> lange<br />
reeks Orlando-verhalen <strong>voor</strong>, waarvan er vele tot <strong>Couperus</strong>' meest geïnspireer<strong>de</strong><br />
werk gerekend mogen wor<strong>de</strong>n.<br />
Steeds meer is hij die zomer van 1906 in Bagni di Lucca in high spirits geraakt,<br />
zoals <strong>voor</strong>al het slot van een brief aan Ram van eind augustus bewijst: 68 ‘Wij blijven<br />
hier nog wat en gaan dan naar Florence, <strong>de</strong>n winter in Rome. [Egypte was dus van<br />
<strong>de</strong> baan.] Ons plan is om in het <strong>voor</strong>jaar naar Sicilië te gaan. De Italiaansche zomer<br />
is heerlijk - ik heb hier veel gewan<strong>de</strong>ld in prachtige bosschen. De maand Augustus<br />
is intusschen als geheel zwoel en wij smachten nu naar regen. Ons appartement in<br />
Nice hebben we niet meer, maar <strong>de</strong> vagebon<strong>de</strong>n zullen er toch <strong>de</strong>n winter na <strong>de</strong>zen<br />
komen<strong>de</strong>n winter weer een eigen “tampat” nemen, maar kleiner en goedkooper om<br />
meer te kunnen wegvliegen. De meubels staan nu rustig op een zol<strong>de</strong>r te wachten.<br />
Misschien zal ik even een portret van me laten maken (je weet, ik doe dat nooit<br />
gaarne), maar nu moet <strong>de</strong> wereld mij toch zien in mijn nieuw type. Gladgeschoren<br />
en met méér lokken (!!!) Twintig jaar jonger!!!’ Hij teken<strong>de</strong> er twee schetsjes on<strong>de</strong>r:<br />
<strong>Louis</strong> <strong>voor</strong>heen en <strong>Louis</strong> thans.<br />
Drie sonnetten, eveneens aldaar in 1906 geschreven, leggen nogmaals<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
335<br />
<strong>de</strong> nadruk op het leerlingthema. 69 ‘Léert mij <strong>de</strong> verre Vreug<strong>de</strong> eéns te bereiken!’, zo<br />
eindigt het eerste. Stemmen. Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> is een o<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Midzomerzon, Heliogabalus<br />
niet onwaardig. De zon wordt weer gezien als afgezant van een hogere oerglans, als<br />
Heraut <strong>de</strong>s Lichts.<br />
Bagni di Lucca heeft <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> veel betekend. Die zomer had hij overigens<br />
nog een ontmoeting van heel an<strong>de</strong>re aard: van Bagni di Lucca uit heeft <strong>Couperus</strong><br />
een twee<strong>de</strong> en laatste bezoek aan Ouida gebracht, die an<strong>de</strong>rhalf jaar later in het nabije<br />
Viareggio zou sterven. 70<br />
Eindnoten:<br />
1 Amice, 58 nr. 387.<br />
2 Volgens V. Tricht, Verkenning, 140, zou <strong>Couperus</strong> al omstreeks 1903 met Von Römer schriftelijk<br />
in contact zijn getre<strong>de</strong>n en hem hebben opgezocht. Hij verzuimt echter een bron te vermel<strong>de</strong>n.<br />
Dat er contact is geweest staat vast (zie hieron<strong>de</strong>r). Maar dit kan ook een of twee jaar later pas<br />
gelegd zijn. Dat is zelfs waarschijnlijk, daar <strong>Couperus</strong>, wat toch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand gelegen zou<br />
hebben, Von Römer geen present-exemplaren van Dionyzos heeft gestuurd (althans niet<br />
onmid<strong>de</strong>llijk na verschijnen; Amice, 57 nr.386.)<br />
3 Amice, 80 nr.422.<br />
4 I<strong>de</strong>m, 56 nr.385.<br />
5 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />
6 Zie noot I.<br />
7 Amice, 59 nr.388.<br />
8 I<strong>de</strong>m, 59 nr.389.<br />
9 I<strong>de</strong>m, 60 nr.390.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 61 nr.391.<br />
11 I<strong>de</strong>m, 63 nr.394.<br />
12 I<strong>de</strong>m, 64 nr.396.<br />
13 I<strong>de</strong>m, 66 nr.399.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 71 nr.405.<br />
15 Het archief Von Römer kan volgens me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling niet eer<strong>de</strong>r dan in het jaar 2000 geopend<br />
wor<strong>de</strong>n. - Zie over het ontstaan van De berg van licht ook reeds F.L. Bastet, ‘<strong>Couperus</strong> als<br />
surprise’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 154-161.<br />
16 Amice, 72-74 nr.405 a .<br />
17 I<strong>de</strong>m, 75 nr.407.<br />
18 In De ware Jacob (Beken<strong>de</strong> Tijdgenooten), IV, nr.47 (19 augustus 1905). - Amice, 42. - In kleur<br />
gereproduceerd in Diepzee 3 (1985), nr 5, <strong>voor</strong>pagina.<br />
19 Dat was het dan ook. In 1916 zou Rotgans op het fijnzinnige i<strong>de</strong>e komen <strong>Couperus</strong> het origineel<br />
van <strong>de</strong>ze tekening, elf jaar nadat hij haar gemaakt had, toe te sturen. Waarschijnlijk hoopte hij<br />
dat <strong>de</strong>ze het monstrum zou kopen. Hij <strong>de</strong>ed er namelijk postzegels <strong>voor</strong> eventuele retournering<br />
bij. <strong>Couperus</strong>, diep beledigd en niet van zins op <strong>de</strong> koop toe een pakje te maken, waar hij een<br />
hekel aan had, schreef <strong>de</strong> man d.d. 13 augustus 1916 het volgen<strong>de</strong> fraaie briefje: ‘WelEd.Geb.<br />
Heer. In antwoord op Uw schrijven <strong>de</strong>el ik u me<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> teekening, mij toegezon<strong>de</strong>n, als<br />
karikatuur, niet mijn goedkeuring wegdraagt, daar ik in vroeger tij<strong>de</strong>n misschien wel wat<br />
overdreven elegant ben geweest maar nooit een poen was, wat u van mij gemaakt heeft. De<br />
teekening ligt te uwer dispozitie en kan afgehaald wor<strong>de</strong>n, 2 Hoogewal. Het is mij niet mogelijk<br />
da<strong>de</strong>lijk tijd te vin<strong>de</strong>n brieven en aanbiedingen als <strong>de</strong> Uwe te beantwoor<strong>de</strong>n, daar ik an<strong>de</strong>r werk<br />
te doen heb. Ik voeg hierbij eenige postzegels, die U zoo vrien<strong>de</strong>lijk was mij te zen<strong>de</strong>n en die<br />
ik niet gebruikte. Hoogachtend Uw dw. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ - Zie Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 574.<br />
20 Groot-Ne<strong>de</strong>rland 21 (september 1923), 260 e.v. - Zie ook Bastet, Zuil, 200 (196-200).<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
21 Bastet, Zuil, 252 noot I bij blz.200. Dit klopt met Rome I, 14: ‘thee [...] bereid in ons eigen<br />
zilveren serviesje en geschonken [...] in eigen Japansche kopjes.’ - <strong>Een</strong> vriendin van mevrouw<br />
Buysse-Tromp, mevrouw A. Campbell, herinner<strong>de</strong> zich in 1923 bij <strong>Couperus</strong>' dood (particuliere<br />
brief aan mevrouw J. Funke; coll. Lett. Mus.): ‘Ik moet nu zoo dikwijls terug<strong>de</strong>nken aan 1905<br />
toen ik bij <strong>de</strong> Buysses logeer<strong>de</strong> op Afsnee en hij daar dien week kwam. Betty ruim<strong>de</strong> toen hun<br />
verblijf te Putten op en zou in Nice <strong>de</strong> boel weer in or<strong>de</strong> maken en en attendant ging hij naar<br />
Afsnee. Hij was toen alleraardigst. Met jong en oud! <strong>de</strong> ziel van 't gezelschap. En 't was bizon<strong>de</strong>r<br />
interessant hem eenige bladzij<strong>de</strong>n te hoeren <strong>voor</strong>lezen uit zijn “Berg van Licht”; dat bestond<br />
toen nog maar uit het handschrift alleen. En daar reis<strong>de</strong> hij mee in zijn handtasch, dat gaf hij<br />
geen porteur te dragen. Al die herinneringen komen nu zoo levendig weer boven bij mij. Ook<br />
't beklimmen van <strong>de</strong>n hoogen toren te Ou<strong>de</strong>naer<strong>de</strong>. Ie<strong>de</strong>reen kwam proestend en transpireerend<br />
en onaesthetisch op <strong>de</strong> top. Alleen <strong>Couperus</strong> was doodkalm. En in 't minst niet verhit of buiten<br />
a<strong>de</strong>m. En heel zorgzaam sloot hij Renétje Buysse in zijn colbert. R. was toen maar een klein<br />
jochie.’<br />
22 Amice, 80 nr.421. Zie ook 82 nr.424.<br />
23 I<strong>de</strong>m, 80 nr.422<br />
24 I<strong>de</strong>m, 82 nr.422.<br />
25 P. Valkhoff, ‘<strong>Couperus</strong> en Lombard’, in De Gids (1936), 1, 357-372, gaf <strong>de</strong>rtig jaar later een<br />
beknopt overzicht van <strong>de</strong> reacties, naast een goe<strong>de</strong> analyse. (Zie ook P. Valkhoff, Ontmoetingen<br />
tussen Ne<strong>de</strong>rland en Frankrijk. Nagelaten opstellen ingeleid en uitgegeven door B.M. Boerebach<br />
en M. Valkhoff (1943), 237-251.) Nagewezen te hebben op een aantal overeenkomsten tussen<br />
<strong>Couperus</strong> en Flaubert, behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> figuur van Jean Lombard (wiens Byzance eveneens<br />
door <strong>Couperus</strong> zeer bewon<strong>de</strong>rd werd) en diens L'Agonie (waarin min<strong>de</strong>r op Heliogabalus <strong>de</strong><br />
nadruk ligt dan op diens omgeving, <strong>de</strong> androgynie en <strong>de</strong> christenen). - Dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
kritieken meren<strong>de</strong>els ongunstig reageer<strong>de</strong>n blijkt uit 370 e.v. Volgens Frans Netscher in <strong>de</strong><br />
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (19 februari 1906) was <strong>Couperus</strong>'<br />
‘zonnepriestertje geen mensch, maar een fantasiepoppetje’, wat <strong>Couperus</strong> wel ontstemd moet<br />
hebben. In een <strong>de</strong>r meest liberale recensies schreef Anna <strong>de</strong> Savornin Lohman in De Telegraaf<br />
(23 <strong>de</strong>cember 1905): ‘Als zoodanig is er niets onreins in <strong>de</strong>ze zoo gedurf<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ring, <strong>voor</strong><br />
hen die wezenlijk lezen kunnen, wezenlijk zijn zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len, wezenlijk alleen vragen<br />
naar <strong>de</strong> artistieke waar<strong>de</strong> van een boek.’<br />
26 Zie noot 23. Uitvoerig over <strong>de</strong>ze passage Philip Vermoortel, ‘Hoe duister is een berg van licht?’<br />
in Dietsche Waran<strong>de</strong> en Belfort 127 (1982), 8, 578 589.<br />
27 De Gids (1906), I, 389-423; 397-398 (citaat); 423 (citaat).<br />
28 Brief in het Lett. Mus., Den Haag, waar Harry G.M. Prick mij vrien<strong>de</strong>lijk op wees.<br />
29 Vgl. P. Kralt, ‘Ruimte bij <strong>Couperus</strong> en Flaubert’, in De nieuwe taalgids 75 (1982), I, 61-75;<br />
74. - Zie over <strong>de</strong> invloed van Flaubert, Lombard en Madame Blavatsky J.P. Guépin, ‘De oudheid<br />
van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Hollands Maandblad II, 261/262 (aug.-sept. 1969), 50-54; herdrukt in<br />
De twee<strong>de</strong> wet van Guépin (1975), 85-94. - G. Stuiveling, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>: verteller, verbeel<strong>de</strong>r’,<br />
in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 82-88, legt terecht <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong>ze dramatiek, waarin<br />
<strong>Couperus</strong> meer met Balzac dan met Flaubert of Zola verwant is. De figuren leven door mid<strong>de</strong>l<br />
van hun han<strong>de</strong>lingen. Volgens Stuiveling is bei<strong>de</strong>r werk een comédie humaine, bij Balzac van<br />
<strong>de</strong> bourgeoisie on<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong> Philippe, bij <strong>Couperus</strong> van die ten tij<strong>de</strong> van het fin-<strong>de</strong>-siècle in Den<br />
Haag. Ook <strong>de</strong> oudheid leeft bij hem door <strong>de</strong> menselijkheid van zijn personen, die nooit verkle<strong>de</strong><br />
Hagenaars zou<strong>de</strong>n zijn. (Zie ook M.C. van <strong>de</strong>r Toorn, ‘Enige stijlverschijnselen bij <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Taalgids 51 (1958), 312-322.) De buitengewoon complexe opbouw<br />
van De berg van licht werd aangetoond door dr. W. Drop, ‘Verkenning van De berg van Licht’,<br />
in Han<strong>de</strong>lingen van het zesentwintigste Ne<strong>de</strong>rlands Filologencongres (20-22 april 1960),<br />
162-165. I<strong>de</strong>m in Tijdschrift <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Taal en Letterkun<strong>de</strong> 79 (1963), 4, 288-305. -<br />
Zie ver<strong>de</strong>r ook A.W. Byvanck, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> klassieke oudheid’, in Jaarboek<br />
Maatschappij <strong>de</strong>r Ned. Lett. (1945-1946), 189-202; 194 e.v. - Bovendien Popma, <strong>Couperus</strong>,<br />
139-162.<br />
30 Citaten ontleend aan Mario Praz, The romantic agony (1960 2 ), 174; 230.<br />
31 Citaat ontleend aan Praz, Agony, 208 (uit: Mémoires d'un fou).<br />
32 I<strong>de</strong>m (uit: Rome et les Césars).<br />
33 Citaat ontleend aan Praz, Agony, 373. Zie over Lorrain nu Philippe Jullian, Jean Lorrain ou le<br />
Satiricon (1974).<br />
34 Marc Galle, Van gedroomd minnen tot ons dwaze bestaan. Het noodlot in het werk van <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> (l973). 95. Als <strong>Couperus</strong> in 1895 in Rome het Capitolijns Museum bezoekt, herinnert<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
hij zich <strong>de</strong>ze passage blijkbaar, zie Reis-impressies, 72: ‘Heliogabalus, leelijk en geheel niet<br />
gevend <strong>de</strong> charme van <strong>de</strong>n vrouweschoonen zonnepriester.’<br />
35 Jaap Romijn, ‘De wereld van Alma Ta<strong>de</strong>ma’, in Antiek VIII(1974), 737.<br />
36 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 317.<br />
37 Dit in tegenstelling tot V. Tricht, Verkenning, die ondanks bewon<strong>de</strong>ring het boek nog in 1960<br />
‘aanstotelijk’ vindt (148). Het zogenaamd heilig even wicht <strong>de</strong>r tweeslachtigheid ‘zoekt <strong>de</strong> door<br />
Rome ver van het Licht vervreem<strong>de</strong> Helegabalus dan op <strong>de</strong> grofste en uiterlijkste wijze’ (152),<br />
n.l. door zijn huwelijk met Hiërocles en <strong>de</strong> Virgo Maxima. Overigens meent hij terecht, ‘dat<br />
dit geweldige boek wereldroem verdiend had’ (153).<br />
38 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 125-135, - Erbe, Nag. werk, 7-17.<br />
39 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 136-138. - Erbe, Neg. werk, 18-20.<br />
40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), I, 49-58. - Erbe, Nag. werk, 30-39.<br />
41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, 477-479. - Erbe, Nag. werk, 27-29.<br />
42 F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 39 (1982/4), 15 en afb. 11-12. - Mevrouw<br />
dr. W.L. Jonxis-Henkemans <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mij vrien<strong>de</strong>lijk mee in een brief d.d. 6 maart 1982: ‘Misschien<br />
vindt U het wel aardig te horen dat wij, toen we in 1958 in Bagni di Lucca waren, nog in Hotel<br />
Continental gelogeerd hebben en verrukt waren, toen we op het marmeren blad van een tafeltje<br />
in het restaurant <strong>Couperus</strong>' handtekening geschreven zagen!’<br />
43 Amice, 88 nr.429.<br />
44 F.L. Bastet, ‘Al die verloren paradijzen...<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en zijn Florentijnse vriendinnen’, in<br />
Maatstaf 31 (1983 / 3). 1-20; Maatstaf 31 (1983 / 4), 22-36. - Vele gegevens ontleend aan een<br />
artikel van mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita, in het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad van 27 oktober<br />
1936. - Zie ook Bastet, Zuil, 103-104. - <strong>Een</strong> groot <strong>de</strong>el van dit artikel werd op 29 oktober 1936<br />
overgenomen door Het Va<strong>de</strong>rland. Ongetwijfeld heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud dit gelezen.<br />
45 In een brief d.d. 16 oktober 1951 aan mevrouw drs. Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg; zie Bastet, Zuil,<br />
104. Zie over Emma Garzes en Eleonora Duse nu William Weaver, Duse, a biography (1984),<br />
267, 292, 328.<br />
46 Daarvan is er slechts één bewaard gebleven (d.d. 4 <strong>de</strong>cember 1918).<br />
47 In een brief d.d. 14 Januari 1958 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> A.L. van Gendt aan drs. Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg te<br />
Rome me<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> brieven en <strong>de</strong> handschriften van twee feuilletons aan drs. J.B.W. Polak<br />
verkocht zijn. In diens collectie zou<strong>de</strong>n zij nu niet meer zijn. <strong>Een</strong> - onvolmaakte - kopie van <strong>de</strong><br />
teksten in typoscript berust te Den Haag in het Letterkundig Museum. Zie over <strong>de</strong>ze kwestie<br />
reeds Bastet, Maatstaf 31 (1983 / 3), I e.v.<br />
48 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw J. Funke, d.d. 11 september 1974: ‘Ik woon<strong>de</strong> vóór <strong>de</strong><br />
oorlog in Florence, leer<strong>de</strong> daar door mijn vrien<strong>de</strong>n Bueno <strong>de</strong> Mesquita een Italiaanse mevrouw<br />
Garzes kennen, weduwe van een acteur die brieven van <strong>Couperus</strong> had. Ze vroeg ons wat er mee<br />
te doen? Ze wil<strong>de</strong> ze echter niet meegeven, wil<strong>de</strong> eerst helaas horen hoe mevr. C. erover dacht.<br />
Mijn vriendin B.d.M. schreef aan mevrouw C. en haar antwoord was onverbid<strong>de</strong>lijk:<br />
“vernietigen”.’ - I<strong>de</strong>m, in een brief d.d. 21 september 1974: ‘Mevr. Garzes was, toen ik haar<br />
zag, een zéér gedistingeer<strong>de</strong> en in mijn ogen toen al een ou<strong>de</strong> dame die mooi was, ook toen<br />
nog! Ze had I dochter, een magere donkere lelijke vrouw die na <strong>de</strong> dood van haar moe<strong>de</strong>r in<br />
een klooster ging. Het was niet in te <strong>de</strong>nken dat het moe<strong>de</strong>r en dochter waren. Mevr. G. was<br />
conventioneel en nog echt van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> opvattingen, dat heb ik on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n. In 1938 was mevr.<br />
<strong>Couperus</strong> met haar nichten Marie VI H. en Kitty ten Bosch-Vl. H. in Florence.’ - Dit laatste<br />
wordt bevestigd door Vogel, <strong>Couperus</strong>, 158, die dit geheel onafhankelijk vernam van <strong>Couperus</strong>'<br />
nicht Betty Habbema-Wijnaendts van Resandt (255).<br />
49 Bastet, Zuil, 110 e.v. - Zie ook Albert Vogel en F.L. Bastet. Mijn vriend Orlando (1981), 7-16.<br />
50 Van Itallie, Portretten, 90. - Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud in een brief d.d. l6 oktober 1951 aan drs.<br />
Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg te Rome: ‘Of Jan en Orlando werkelijk bestaan hebben? Ja zeker, en<br />
nog vele an<strong>de</strong>ren met hen.’ - Uitsluitend op grond van <strong>de</strong> teksten kwam Karel Reijn<strong>de</strong>rs tot<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> conclusie, zie diens ‘Ene ram, een stiertje, en on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren Orlando’, in Thema's <strong>voor</strong><br />
een uitgever (1978), 47-60.<br />
51 Het slot van het in Bagni di Lucca geschreven sonnet Betoover<strong>de</strong> woudnacht luidt: ‘Daagraad<br />
en Zon, verdrijft <strong>de</strong> witte wijven! /En wekt <strong>de</strong>n Faun, dat vlie<strong>de</strong> 't spookgebeeste/Der duistere<br />
eeuw <strong>voor</strong> blij antieke geesten!’<br />
52 Bastet, Zuil, 121-122.<br />
53 I<strong>de</strong>m, 123.<br />
54 Verzameld in Mijn vriend Orlando (zie noot 49).<br />
55 Zie noot 53.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
56 Daarvan is een paar maal sprake in Spaansch toerisme, en <strong>voor</strong>ts kort na <strong>Couperus</strong>' terugkeer<br />
in Ne<strong>de</strong>rland in 1915, zie BaStet, Zuil, 124.<br />
57 Brief van zijn nicht Vera Rossi d.d. II april 1978; Bastet, Zuil, 123.<br />
58 Bastet, Zuil, 125.<br />
59 ‘De jonge held’ (Vad. 27 januari 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren II, I, 21-27. - Bastet,<br />
Zuil, 118.<br />
60 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, I.<br />
61 Amice, 96 nr.443. Zie <strong>voor</strong> het hier volgen<strong>de</strong> ook reeds F.L. Bastet, Nawoord in <strong>de</strong> Salaman<strong>de</strong>red.<br />
(1982). - Zie ook H.W.van Tricht, ‘Vanwege <strong>Couperus</strong> (1863-1963),’ in Jaarboek Mij. <strong>de</strong>r<br />
Ned. Lett. 1962-1063 (1963), 32.<br />
62 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, VII.<br />
63 I<strong>de</strong>m, X.<br />
64 Zie Bruno Cherubini, I Bagni di Lucca (1981), passim. - Het is onbegrijpelijk hoe Popma,<br />
<strong>Couperus</strong>, 163, dit werk volkomen heeft kunnen miskennen (‘dom en prullig [...] het behoort<br />
tot het slechtste wat <strong>Couperus</strong> geschreven heeft, en we willen het stilzwijgend <strong>voor</strong>bijgaan’).<br />
65 Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, XVI.<br />
66 I<strong>de</strong>m, IX.<br />
67 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 129 e.v., v. - Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I (1910), 89.<br />
68 Maatstaf II (1963), 173 nr.25.<br />
69 Zie noot 41.<br />
70 25 januari 1908.<br />
V [1906-1908]<br />
Was <strong>de</strong> datering van zijn eerste bezoek aan Ouida al min of meer een probleem, hun<br />
laatste ontmoeting wordt door nog grotere vraagtekens omgeven. 1 Ouida heeft, sinds<br />
<strong>Couperus</strong> haar in 1894 op Bellosguardo in Florence bezocht had, waar zij toen zat<br />
‘in ou<strong>de</strong> kanten gehuld, met een groot juweel op <strong>de</strong>n boezem mid<strong>de</strong>n in haar salon<br />
op een wit berevel, tusschen drie of vier groote Russischen hazewin<strong>de</strong>n’, een moeilijk<br />
leven gehad dat in dalen<strong>de</strong> lijn verliep. ‘The lady with the many dogs’, zoals zij wel<br />
genoemd werd - <strong>de</strong> hazewin<strong>de</strong>n van <strong>Couperus</strong> wor<strong>de</strong>n door lady Paget overigens<br />
gememoreerd als een troep ‘fluffy and rather dirty white dogs’ - moest Florence om<br />
financiële re<strong>de</strong>nen verlaten en nam toen haar toevlucht tot een landhuis te Sant'<br />
Allessio, ruim vijf kilometer buiten Lucca. Dit eenvoudige optrekje, <strong>de</strong> Villa Massoni,<br />
tel<strong>de</strong> zevenentwintig kamers. Het werd door haar <strong>voor</strong> acht jaar gehuurd. Maar <strong>de</strong><br />
eigenares, echtgenote van <strong>de</strong> Belgische consul Grosfils te Lucca, zette Ouida er in<br />
1903 op onheuse wijze uit. Zij vluchtte naar het Hotel <strong>de</strong> Russie te Viareggio. <strong>Een</strong><br />
proces dat zij <strong>de</strong> familie Grosfils aan<strong>de</strong>ed zou wor<strong>de</strong>n gevoerd in... Bagni di Lucca.<br />
Ouida heeft daarop in 1904 en 1905 in Bagni een huis betrokken, waarop een<br />
ge<strong>de</strong>nksteen nog altijd aan haar verblijf herinnert. De op 19 <strong>de</strong>cember 1904 gehou<strong>de</strong>n<br />
rechtszitting won zij. Veel heeft zij er echter niet aan gehad. Nimmer heeft zij<br />
scha<strong>de</strong>vergoedingen of zelfs maar haar geroof<strong>de</strong> bezittingen teruggekregen, ook niet<br />
nadat <strong>de</strong> zaak nog eens <strong>voor</strong> het hof van cassatie te Rome gediend had.<br />
In november 1905 verliet Ouida Bagni di Lucca <strong>voor</strong>goed. ‘I shall not be in the<br />
Bagni di Lucca ever again, tor I hate the place,’ schreef zij aan een Kennis. Zij vertrok<br />
vandaar naar een villa te Camaiore, niet ver van Via-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
336<br />
reggio. Deze data staan vast. Maar het verblijf van <strong>Couperus</strong> in 1906 ook, en <strong>de</strong> twee<br />
gegevens kloppen niet met elkaar, want <strong>Couperus</strong> heeft geschreven: 2 ‘Ik heb haar<br />
later terug gezien in <strong>de</strong> Bagni di Lucca: een ou<strong>de</strong>, vervallen, gebogene vrouw, in een<br />
versleten zwart gewaad en <strong>de</strong> sleepen<strong>de</strong> kanten scheur<strong>de</strong>n langs haar heen, en<br />
we<strong>de</strong>rom, waren er drie, vier hon<strong>de</strong>n om haar rond, en <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>n waren vervallen<br />
en oud en ziek als zij. Zij herken<strong>de</strong> mij zelfs niet en ik bracht haar niet in herinnering,<br />
dat ik haar éens had mogen bezoeken en haar gevon<strong>de</strong>n had als een vorstin, tronen<strong>de</strong><br />
tusschen hare gasten...’ Wij hebben gezien dat <strong>Couperus</strong> niet eer<strong>de</strong>r in Bagni di Lucca<br />
heeft gelogeerd, dus hij moet zich wel vergissen. Vermoe<strong>de</strong>lijk is hij op zekere dag<br />
van Bagni uit naar Camaiore gegaan, waar Ouida tot september 1906 gewoond heeft.<br />
Hij bedoel<strong>de</strong> dan te zeggen: ik heb haar terug gezien toen ik in Bagni di Lucca was.<br />
Want dat dit twee<strong>de</strong> bezoek op een verzinsel zou berusten is bijna niet aan te nemen.<br />
Haar laatste levensjaren heeft hij nauwlettend gevolgd. Wegens het uitbreken van<br />
hondsdolheid is Ouida van Camaiore naar Viareggio gevlucht, waar het Hotel <strong>de</strong><br />
Russie haar ditmaal met haar hon<strong>de</strong>n toegang weiger<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> doorwaakte nacht in<br />
een rijtuig op het Stationsplein veroorzaakte een oogontsteking. <strong>Een</strong> maand later was<br />
zij dit oog kwijt. Na een verblijf van zeven maan<strong>de</strong>n in Hotel Gran Bretagne verhuis<strong>de</strong><br />
Ouida met haar dieren naar een huisje in Mazzarosa, een bergdorp tussen Viareggio<br />
en Lucca. Engelse vrien<strong>de</strong>n hebben toen geld ingezameld om haar te helpen, daar<br />
zij geheel aan <strong>de</strong> grond zat. Maar, schreef <strong>Couperus</strong> later vol <strong>de</strong>elneming 3 , ‘toen zij<br />
van armoe<strong>de</strong> bijna stierf, in een Italiaansch dorpje, weiger<strong>de</strong> zij met e<strong>de</strong>lst gebaar<br />
financieelen steun uit Engeland, omdat zij <strong>de</strong> Engelschen niet kon uitstaan en van<br />
<strong>de</strong>n Prins van Wales (Edward VII later) alle kwaads had gezegd, dat maar mogelijk<br />
was. De Italiaansche regeering moest tusschen bei<strong>de</strong>n tre<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> in misère<br />
verzonken schrijfster <strong>voor</strong> broodsgebrek te behoe<strong>de</strong>n. Toen... nam zij aan, als eene<br />
gena<strong>de</strong>, die zij verleen<strong>de</strong>.’<br />
Haar laatste woning is een huisje in Viareggio geweest, waar zij op 25 januari<br />
1908 overle<strong>de</strong>n is. Hoewel zij nooit in Bagni di Lucca terug had willen keren, wil<strong>de</strong><br />
het lot dat zij juist daar begraven werd. Haar tombe is nog altijd goed intact. Zij ligt<br />
languit op <strong>de</strong> rug, gebeeldhouwd door Giuseppe Norfini, die haar eigenzinnige profiel<br />
goed getroffen lijkt te hebben. Met lief<strong>de</strong> en eerbied herdacht <strong>Couperus</strong> ‘<strong>de</strong> onlangs<br />
in een klein Italiaansch dorpje, in misère verlaten, gestorven schrijfster...’ Behalve<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
337<br />
haar geboorte- en sterfdatum vermeldt <strong>de</strong> sarcofaag: ‘In memory of <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> la<br />
Ramée, Ouida, writer of incomparable novels.’ 4<br />
In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van 1906 was <strong>de</strong> familie Garzes-Lodomez intussen<br />
teruggekeerd naar Florence, en <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong>. Na een kort verblijf in Pensione<br />
Quisisana aan <strong>de</strong> Arno namen hij en Elisabeth hun intrek, <strong>voor</strong> twee en een halve<br />
maand, in het oud vertrouw<strong>de</strong> pension Rochat, boven in het Palazzo Niccolini aan<br />
<strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Fossi 16. Begin <strong>de</strong>cember reis<strong>de</strong>n zij door naar Rome, waar zij ditmaal<br />
niet in Hotel du Sud maar in pension Castellani-Stelzer kamers betrokken, Via Sistina<br />
79. <strong>Couperus</strong> hoopte na een verblijf van een paar maan<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rdaad nu Sicilië te<br />
bezoeken, zoals hij Ram al geschreven had. In maart vin<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n<br />
in Napels. 5<br />
In Florence had <strong>Couperus</strong> op 6 <strong>de</strong>cember een bezoek aan <strong>de</strong> Italiaanse dames<br />
gebracht en bij die gelegenheid zijn Incantatie in Bona's poëziealbum geschreven. 6<br />
Van Rome uit schreef hij zes dagen later Emma Garzes zijn eerste briefje. 7 Daarin<br />
betreurt hij <strong>de</strong> scheiding van ‘nos chers amis’. De manlijke meervoudsvorm lijkt iets<br />
te verra<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>, die uitstekend Frans ken<strong>de</strong>, schreef niet ‘chères amies’, wat<br />
juist geweest zou zijn als hij alleen <strong>de</strong> drie dames bedoeld had toe te spreken. Maar<br />
kennelijk dacht hij tevens aan een man in <strong>de</strong> familie: Giulio. Hij sprak <strong>de</strong> hoop uit<br />
dat zij elkaar in het <strong>voor</strong>jaar van 1907 vaker zou<strong>de</strong>n zien. De vriendschap met <strong>de</strong>ze<br />
mensen heeft pas langzamerhand meer reliëf gekregen. Zij hebben zijn brieven<br />
bewaard omdat hij een beroemd schrijver was. Kunstenaars waren zij gewend te<br />
bewon<strong>de</strong>ren, met eerbied en genegenheid.<br />
In die dagen ontmoette <strong>Couperus</strong> in Rome een jonge, Ne<strong>de</strong>rlandse, toen nog<br />
onbemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> archeoloog, dr. H.M.R. Leopold, die er in 1906 was aangekomen en<br />
het plan had in <strong>de</strong> loop van 1907 door te reizen naar Athene. Hij was een kennis van<br />
Pier Pan<strong>de</strong>r. Deze heeft moeite gedaan om goedkoop on<strong>de</strong>rdak <strong>voor</strong> hem in<br />
Griekenland te vin<strong>de</strong>n. 8 Misschien leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem dus in diens atelier kennen.<br />
Het is een vriendschap geweest die, hoewel zij niet diep ging, toch da<strong>de</strong>lijk aansloeg.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk had <strong>Couperus</strong> iemand met wie hij uitvoerig van gedachten kon wisselen<br />
over <strong>de</strong> oudhe<strong>de</strong>n van Rome. Leopold was veertien jaar jonger, maar wetenschappelijk<br />
natuurlijk veel beter on<strong>de</strong>rlegd.<br />
Sinds 1904 bestond er in Rome een beschei<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlands Instituut, niet meer<br />
dan een paar kamers, waarover dr. Gisbert Brom <strong>de</strong> scepter<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
338<br />
zwaai<strong>de</strong>. Leopold suggereer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat hij door pater Broms bemid<strong>de</strong>ling<br />
gemakkelijk van <strong>de</strong> Italiaanse regering een doorlopen<strong>de</strong> toegangskaart <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Romeinse musea kon krijgen. Twee keer schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man een briefje: 9 ‘Niet<br />
in <strong>de</strong> hoedanigheid van “gewoon tourist”, maar in die van Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />
historiesch-romanschrijver’, zo lezen wij daarin, want <strong>Couperus</strong> was trots op zijn<br />
Berg van licht en had nog veel meer plannen <strong>voor</strong> historische verhalen. Helaas ontving<br />
hij <strong>de</strong> permesso pas op 3 maart, zodat hij er dat jaar niet veel meer aan gehad heeft.<br />
Tot het in ontvangst nemen ervan begaf hij zich persoonlijk naar <strong>de</strong> priester-historicus<br />
Brom. Hoe hij zich daar gedragen heeft is moeilijk te zeggen. Zeker is dat Brom aan<br />
Leopold van <strong>de</strong>ze ontmoeting een kort verslag heeft gegeven dat er niet om loog. 10<br />
Het was een tamelijk frisse dag. Nauwelijks had <strong>Couperus</strong> zijn hielen gelicht, of <strong>de</strong><br />
katholieke doctor, die hem keurig uitgelei<strong>de</strong> had gedaan, keer<strong>de</strong> terug naar zijn<br />
stu<strong>de</strong>erkamer om er met vaart en groot rumoer <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vensters open te werpen en<br />
uit te roepen: ‘Boerenkool met worst en gebakken uien!’ Was <strong>Couperus</strong> te zwaar<br />
geparfumeerd? Elisabeth placht later te verklaren dat hij in het geheel niet van<br />
kunstmatige geuren hield, alleen maar van bloemen. In <strong>de</strong> schouwburg gingen zij<br />
dikwijls verzitten wanneer er een dame in <strong>de</strong> buurt had plaatsgenomen die<br />
bedwelmend naar muskus rook. Brom zal zich hoe dan ook <strong>Couperus</strong>' al te verzorg<strong>de</strong><br />
Haagse distinctie wel aangetrokken hebben. <strong>Couperus</strong>' uitspraak van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
taal klonk hem misschien ook wat erg exclusief in <strong>de</strong> Hollandse oren.<br />
Leopold kreeg van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Berg van liecht ten geschenke, als<br />
bewijs van genegenheid. De boeken zijn bewaard gebleven doordat Leopold <strong>de</strong>ze<br />
later aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse correspon<strong>de</strong>nt van het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad te Rome,<br />
A.H. Luijdjens, ca<strong>de</strong>au heeft gedaan. 11 Zuinig als <strong>Couperus</strong> was met<br />
presentexemplaren, toont dit beter dan wat ook hoe goed archeoloog en romancier<br />
met elkaar overweg kon<strong>de</strong>n. Tegen het eind van <strong>de</strong> morgen of's middags na vier uur<br />
ontmoetten zij elkaar wel in café Aragno op het Corso, 12 In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> winter<br />
verhuis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> naar Hotel d'Allemagne in <strong>de</strong> Via Condotti. Hij had daar een<br />
eenvoudige kamer, en Leopold herinner<strong>de</strong> zich later nog hoe <strong>Couperus</strong> hem er eens<br />
ontving. Hij had toen gezegd: 13 ‘Ik ben zóó veran<strong>de</strong>rd in <strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r jaren, Leopold.<br />
Toen ik jong in Den Haag schreef, moest ik daar mijn eigen stu<strong>de</strong>erkamer hebben,<br />
en kijk nu eens waarin ik werk! Alles is hier leelijk, kijk dat bed, die koffers in <strong>de</strong><br />
hoeken!’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
339<br />
Soms ook maakte <strong>Couperus</strong> wel kennis met Italianen. Uit <strong>de</strong>ze dagen dateert zijn<br />
ontmoeting met <strong>de</strong> jonge auteur Luigi Siciliani, die in <strong>de</strong> Via Mario <strong>de</strong>' Fiori woon<strong>de</strong>,<br />
een zijstraat van <strong>de</strong> Via Condotti. 14 Hem liet hij door Veen eveneens De berg van<br />
licht zen<strong>de</strong>n, samen met Dionyzos. Hij verklaar<strong>de</strong> zijn uitgever: ‘Dat is een<br />
Italiaansche schrijver, die Hollandsch wil leeren.’ <strong>Een</strong> vermoe<strong>de</strong>n dat Siciliani meer<br />
<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> betekend zou hebben dan uit <strong>de</strong>ze simpele me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling kan wor<strong>de</strong>n<br />
afgeleid, 15 wordt eigenlijk door niets bevestigd. 16 Later krijgt Orlando eveneens<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse les uit Dionyzos. Mogelijk heeft <strong>Couperus</strong> zijn leservaringen met Siciliani<br />
literair naar Orlando getransponeerd. Toen <strong>de</strong>ze eenmaal als dramatis persona in<br />
<strong>Couperus</strong>' korte verhalen was gaan optre<strong>de</strong>n, kreeg hij waarschijnlijk wel meer<br />
ervaringen naar zich toegespeeld die <strong>Couperus</strong> in werkelijkheid met an<strong>de</strong>ren heeft<br />
opgedaan.<br />
Van Rome uit wer<strong>de</strong>n ook tochten on<strong>de</strong>rnomen. <strong>Een</strong>maal werd het zelfs een wat<br />
langere excursie, zoals uit een brief aan Veen blijkt. 17 <strong>Couperus</strong> is toen naar Assisi<br />
gegaan. Het stadje maakte zoveel indruk op hem dat hij er enkele dagen is gebleven.<br />
Hij las er <strong>de</strong> Fioretti. 18 Twee verhalen herinneren aan dit bezoek. In het ene, Geuren<br />
van heiligheid, 19 lezen wij dat hij niet langer in Assisi kon blijven omdat hij in Rome<br />
werd verwacht. Dat klopt: Ram was overgekomen.<br />
Vrolijke dagen braken nu weer aan. Soms huur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n een rijtuig en zij<br />
toer<strong>de</strong>n dan wat door <strong>de</strong> stad. Aan het eind van <strong>de</strong> middag voeg<strong>de</strong>n zij zich met het<br />
koetsje in <strong>de</strong> ‘catena’, <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loos rondrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> reeks van rijtuigen op <strong>de</strong> Pincio,<br />
waar men zag en gezien werd. Geuren van heiligheid bewaart er een herinnering<br />
aan. De daar genoem<strong>de</strong> vriend is dus nog niet Orlando, hij wordt ook niet met name<br />
genoemd.<br />
Half maart vertrok <strong>Couperus</strong> met Ram naar Napels, van waaruit zij allerlei tochtjes<br />
on<strong>de</strong>rnamen. In een brief aan zijn vriend Thomson vertelt Ram er iets over. 20 Hij was<br />
enigszins overwerkt uit Holland gekomen en genoot nu van het dolce far niente: ‘Er<br />
moet wat frischte komen in mijn arme hersenkastje,’ schreef Ram, ‘...ik voer niets<br />
uit. Droeve maar ware betekenis. Ik leef naar <strong>de</strong> luim van 't oogenblik en bepaal me<br />
tot domweg genieten. [...] Hoe ik hier leef? Nu, als <strong>de</strong> ware tourist, tochtjes hier en<br />
daar heen, zien dit of dat. Het genotvolle is 't onwezenlijke van zoo'n bestaan. Dàt<br />
is 't genot van reizen: het zich bewegen tusschen gewone levensverhoudingen die<br />
men met geheel an<strong>de</strong>r oog beziet, waarvan <strong>de</strong> ernst niet wordt gevoeld. 't Leven<br />
wordt dan tot spel, soms vervelend, soms<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
340<br />
boeiend, maar nooit wordt het ernst, 't Is net als of men droomend waant te kunnen<br />
vliegen en hoe langer die droom duurt, hoe genoeglijker.’<br />
Dat <strong>Couperus</strong> het in gezelschap van Johan Ram goed kon uithou<strong>de</strong>n is geen won<strong>de</strong>r.<br />
Hij ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stemmingen en <strong>de</strong>el<strong>de</strong> diens ambities, of juist het gebrek er aan.<br />
Waarheen zij <strong>de</strong>ze tochten gemaakt hebben wordt niet verteld. Wij mogen echter<br />
aannemen dat <strong>Couperus</strong> met Ram zeker wel Pompeji bezocht zal hebben. Hij ken<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> opgravingen goed, zo blijkt uit later werk. Ver<strong>de</strong>r heeft hij ongetwijfeld ook Capri<br />
bezocht, 21 dat zowel van Napels uit als van Sorrento snel en gemakkelijk te bereiken<br />
is en dat ook toen al geen toerist placht over te slaan. De omgeving van Napels biedt<br />
talrijke mogelijkhe<strong>de</strong>n tot excursies. Beklimming van <strong>de</strong> Vesuvius mag ook niet<br />
uitgesloten wor<strong>de</strong>n, gezien <strong>Couperus</strong>' interesse in vulkaanlandschappen, zoals die<br />
in 1899 in Indië al was gebleken. De plannen <strong>voor</strong> Sicilië zijn niet doorgegaan. Toen<br />
<strong>Couperus</strong> dit eiland in 1912 bezocht, <strong>de</strong>ed hij dat blijkens zijn reisbeschrijvingen<br />
<strong>voor</strong> het eerst. 22 Daar <strong>de</strong> briefwisseling met Veen een lacune vertoont, is over dit<br />
verblijf in Napels - een stad waar <strong>Couperus</strong> niet erg van hield 23 - ver<strong>de</strong>r niet veel te<br />
zeggen. Op 22 mei schreef hij Veen dat hij weer terug ging naar Florence. 24<br />
Op 23 mei was hij weer thuis, in het vertrouw<strong>de</strong> pension Rochat. In Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
verscheen nu, ver<strong>de</strong>eld over drie afleveringen, Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>. 25 Op<br />
<strong>Couperus</strong>' vraag aan Veen of die het boek wil<strong>de</strong> uitgeven kreeg hij niet meteen<br />
antwoord. <strong>Couperus</strong> vroeg er vijftienhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. 26 Enige dagen bleef hij<br />
in het onzekere over Veens beslissing.<br />
Dat <strong>voor</strong>jaar verwachtte hij <strong>de</strong> komst naar Europa, <strong>voor</strong>goed, van zijn broer John<br />
Ricus uit Djokja. Deze had in Indië vendutie gehou<strong>de</strong>n, en had nog een verlofjaar<br />
tegoed dat hij opnam om wat te reizen alvorens zich in Den Haag te vestigen. John<br />
Ricus had in april 1906 zijn vrouw verloren, <strong>de</strong> dikke Indische dame die Royaards<br />
zo had doen ontstellen toen hij een bezoek bij haar had afgelegd. Op 19 februari<br />
1907, kort <strong>voor</strong> zijn vertrek van Java, was John Ricus hertrouwd met <strong>de</strong> nog jonge<br />
Mary Rica, barones van Lawick. Samen met haar wil<strong>de</strong> hij eerst wat rondreizen in<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wereld. Milaan, Florence, Lugano, München, Wenen, Venetië ston<strong>de</strong>n op<br />
het programma, en half oktober hoopte <strong>de</strong> oud-resi<strong>de</strong>nt naar Rome te gaan om er <strong>de</strong><br />
winter door te brengen: <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el althans, want Tunis,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
341<br />
Algiers en Nice wenste hij van Rome uit ook nog even te bezoeken. 27 John Ricus<br />
heeft er zelfs ernstig over gedacht zich in Nice te vestigen en daar samen met zijn<br />
broer <strong>Louis</strong> een eigen woning te betrekken. Dit is echter niet doorgegaan.<br />
Voorlopig had <strong>Couperus</strong> an<strong>de</strong>re zorgen. Elisabeth leed aan een ontstoken kies. De<br />
tandarts Edward Dunn in Florence kon. weinig doen. 28 Hoewel <strong>Couperus</strong> zich<br />
<strong>voor</strong>genomen had zeer spoedig alweer naar Venetië te vertrekken, moest <strong>de</strong>ze nieuwe<br />
reis wor<strong>de</strong>n uitgesteld. Op een ochtend ging hij naar <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli om zijn<br />
Italiaanse vriendinnen nog even een kort bezoek te brengen. Ze waren echter niet<br />
thuis, het hele appartement lag zelfs overhoop en er waren behangers aan het werk.<br />
Het spect hem erg. Nu hoopte hij maar dat zij die zomer naar Siena wil<strong>de</strong>n komen.<br />
Zelf dacht hij daar <strong>de</strong> eerste juli heen te gaan. Dit alles berichtte hij <strong>de</strong> dames uit<br />
Venetië, waar hij sinds 4 juni 1907 op het Lido weer kamers had betrokken, in Hotel<br />
Ortolanella. Aan het eind van zijn brief <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mysterieus mee: 29 ‘je m'achète un<br />
château pour l'été prochain et je vous invite!’ Dit was natuurlijk maar een aardigheid,<br />
zij het dan ook een van meer betekenis dan er op dat ogenblik uit op te maken viel.<br />
Deze brief schreef hij pas op 28 juni, en hij voer<strong>de</strong> luiheid aan als verontschuldiging<br />
<strong>voor</strong> dit late levensteken. De werkelijke re<strong>de</strong>n was een an<strong>de</strong>re: een <strong>de</strong>pressie.<br />
<strong>Couperus</strong> moest een grote klap verwerken. Begin juni had Veen hem een brief<br />
geschreven waarin hij hem <strong>voor</strong> Aan <strong>de</strong>r weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> een veel lager bedrag bood<br />
dan <strong>Couperus</strong> verwachtte. Erger nog was het opnieuw herhaal<strong>de</strong> argument: dat <strong>de</strong><br />
boeken van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland bijzon<strong>de</strong>r slecht verkocht wer<strong>de</strong>n. De<br />
schrijver <strong>de</strong>el<strong>de</strong> dit lot weliswaar met velen, maar dat was een an<strong>de</strong>re kwestie. 30<br />
Op 7 juni verzond <strong>Couperus</strong> een afscheidsbrief aan zijn uitgever. De toon ervan<br />
klinkt zo vol berusting en resignatie dat het wel lijkt alsof <strong>Couperus</strong> alle emoties<br />
achter zich had gelaten, wat zeker niet zo was. Integen<strong>de</strong>el. Hij stond volkomen<br />
perplex: 31 ‘Amice. Tot mijn leedwezen is het mij onmogelijk je <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> aan te<br />
nemen, zoodat wij <strong>voor</strong>taan maar van alle samenwerking moeten afzien. Het doet<br />
mij zeker leed, dat mijn laatste werken je finantieel na<strong>de</strong>el hebben bezorgd, hoewel<br />
ik mij niet verklaar, dat je, niettegenstaan<strong>de</strong> dit feit <strong>de</strong> laatste jaren toch bereid was<br />
mij <strong>de</strong> gewone honoraria uit te betalen, en je zelfs een groote onmid<strong>de</strong>llijke opoffering<br />
getroostte, om eigenaar te wor<strong>de</strong>n van mijn geheele “Oeuvre”. Maar daar ik geen<br />
man- van-zaken ben, leg ik mij neêr bij <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
342<br />
feiten, en betuig je nogmaals mijn groot leedwezen, dat wij, na zoo vele jaren<br />
samenwerking, van elkan<strong>de</strong>r afscheid moeten nemen. Ik doe het met een hartelijken<br />
handdruk, zon<strong>de</strong>r rancune over zaken, die zeker ons bei<strong>de</strong>r schuld niet zijn.’<br />
De totale wanhoop die hem overviel 32 heeft <strong>Couperus</strong> op an<strong>de</strong>re wijze geuit. In<br />
acht gedichten, Nachten, sprak hij zijn verdriet uit en probeer<strong>de</strong> hij er overheen te<br />
komen. 33 Want na al die jaren van hard werken leek zijn wereld te zijn ingestort.<br />
Geen vreug<strong>de</strong>roes meer. Daar<strong>voor</strong> in <strong>de</strong> plaats <strong>de</strong> ontgoocheling van een kind. Wat<br />
moest hij beginnen, als zijn boeken geen weerklank meer von<strong>de</strong>n en hij niet meer<br />
kon publiceren? Hij on<strong>de</strong>rging het als een artistiek faillissement. De sonnetten<br />
gewagen van grijze, slapeloze nachten aan zee, waar hij uitgeput uit ontwaakte.<br />
‘Go<strong>de</strong>n van licht, zijt gij <strong>voor</strong> altijd henen?/Schimmen van glans, waart glans gij en<br />
niet meer?’ De nachten zijn zon<strong>de</strong>r troost, <strong>de</strong> hoop is een leugen gebleken. Illusies,<br />
<strong>de</strong> schoonheid zelfs <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n, het is alles ij<strong>de</strong>lheid en een gruwzaam spel, zo verklaart<br />
hij in <strong>de</strong>ze sonnetten.<br />
Het faillissement leek immers volledig. In zijn werk had <strong>Couperus</strong> alles gegeven<br />
wat hij in zich had, hij had er zelfs met een bijna pijnlijke openhartigheid zijn eigen<br />
specifieke problematiek in verwoord. Daar ging men in Ne<strong>de</strong>rland nu achteloos aan<br />
<strong>voor</strong>bij. In het gunstigste geval waren spot en hoon het enige teken, dat men er<br />
terloops notitie van nam, zon<strong>de</strong>r er zich ver<strong>de</strong>r in te verdiepen. Hij voel<strong>de</strong> zich als<br />
teruggeworpen naar het eerste moeizame begin. Mislukt, leeg. En, wat het ergste<br />
was, zon<strong>de</strong>r artistieke toekomst. De financiën nog daargelaten.<br />
In ontroeren<strong>de</strong> regels sprak hij uit wat Elisabeth op dat ogenblik <strong>voor</strong> hem<br />
beteken<strong>de</strong>: ‘En nu ik voel je hand rondom mijn wangen, / weet ik, dat waarheid troost<br />
uit éen gebaar; / dat waarheid zijn kan om ons [...].’ Zijn eerste angst nam zij weg.<br />
Maar alles van vroeger kwam terug. Den Haag - ‘Oord <strong>de</strong>s Leeds’ - en zijn do<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs, zijn do<strong>de</strong> oom en tante, <strong>de</strong> do<strong>de</strong> Gerrit Jäger, en hoeveel gestorvenen niet<br />
nog meer: alles wat hij in zijn Haagse romans overwonnen meen<strong>de</strong> te hebben spookte<br />
weer op, en het maakte <strong>de</strong> neerslachtigheid volkomen: ‘O, doo<strong>de</strong>’, en steeds zoo dof<br />
en onverschillig, / gij, die ‘k héél liefgehad heb, waarom nooit / warmere ziel in<br />
blijdren droom ontplooid?’<br />
Het meest symbolisch was <strong>de</strong> droom die hem het verloren paradijs liet zien,<br />
veran<strong>de</strong>rend in een woestijn die hij herken<strong>de</strong>: <strong>de</strong> Sahara van Parijs, <strong>de</strong> zandwoestijn<br />
van Psyche. 34<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
343<br />
Maar, zoals het altijd gegaan was, <strong>Couperus</strong> beschikte ook nu weer over onvermoe<strong>de</strong><br />
reserves. Op <strong>de</strong> eerste juli begaf hij zich volgens plan naar Siena, installeer<strong>de</strong> zich<br />
in pension Chiusarelli, en spoor<strong>de</strong> vandaar nogmaals <strong>de</strong> dames Garzes-Lodomez aan<br />
om toch <strong>voor</strong>al over te komen. 35 Deze had<strong>de</strong>n echter an<strong>de</strong>re plannen. Ze gingen naar<br />
Zwitserland, en logeer<strong>de</strong>n daar in wat <strong>Couperus</strong> placht te noemen een ‘petit trou’,<br />
Saint-Nicolas in dit geval (Valais).<br />
<strong>Een</strong> maand later had <strong>Couperus</strong> lang genoeg over alles nagedacht. Hij had een brief<br />
van Van Nouhuys gekregen over in Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijke literaire honoraria. De<br />
ogen gingen hem open. Hij zag in hoe royaal Veen hem altijd behan<strong>de</strong>ld had. Dit<br />
bracht hem ertoe in vre<strong>de</strong>snaam maar chapeau bas te spelen waar het Aan <strong>de</strong>n weg<br />
<strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> betrof. Daarna zou hij wel weer ver<strong>de</strong>r zien. Nog steeds in Siena schreef<br />
hij op 4 augustus 1907 in een lange brief aan Veen: 36 ‘Hij [Van Nouhuys] meen<strong>de</strong>,<br />
dat je altijd genereus met mij gehan<strong>de</strong>ld had en voeg<strong>de</strong> erbij, dat <strong>de</strong> laatste jaren over<br />
het algemeen <strong>de</strong> boekhan<strong>de</strong>l - laat ons zeggen, <strong>de</strong> verkoop van romans - zeer slecht<br />
ging. Hij sprak mij van honoraria, die Buysse genoot, en die b.v. waren ƒ 150,- <strong>voor</strong><br />
een bun<strong>de</strong>l novellen.<br />
Het schijnt dus wel, dat ik <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> jaren gekend heb, want zulke honoraria zijn<br />
mij nooit gebo<strong>de</strong>n. Ik wil mij niet verdiepen in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen, waarom romans en litterair<br />
werk in het algemeen, en mijn boeken in het bizon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n laatsten tijd zoo slecht<br />
gingen, maar wel wil ik je bekennen, dat ik van plan ben mij geheel en al terug te<br />
trekken. Dit <strong>voor</strong>nemen doet mij zeker leed; ik heb mijn werk altijd zeer lief gehad;<br />
ik ben mij niet bewust, dat mijn talent in <strong>de</strong>n laatsten tijd vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: integen<strong>de</strong>el<br />
behooren <strong>voor</strong> mij boeken als God en Go<strong>de</strong>n, Dionyzos en De Berg van Licht on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> beste, <strong>de</strong> allerbeste, die ik geschreven heb. De onverschillige houding <strong>de</strong>r critiek<br />
schreef ik toe aan nijd (ie<strong>de</strong>re recensent is bij ons een gemanqueerd auteur) en het<br />
troostte mij altijd, dat het publiek mij waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ze waar<strong>de</strong>ering bleek uit <strong>de</strong>n<br />
verkoop van mijn werken.<br />
Nu het publiek zich terug trekt, trek ik mij ook terug, hoewel ik nooit een regel<br />
om geld heb geschreven en het nooit heb kunnen doen (je zult je herinneren, dat je<br />
mij een 5<strong>de</strong> boek <strong>de</strong>r Kleine Zielen vroeg, hetgeen ik weiger<strong>de</strong> te schrijven). Hoewel<br />
het mij dus leed doet en het een leêgte in mijn leven zal wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>taan niet meer<br />
te schrijven, weiger ik te arbei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> tot on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> helft vermin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> honoraria.<br />
Wat mijn laatste boekje betreft, Aan <strong>de</strong>n Weg <strong>de</strong>r Vreug<strong>de</strong> (een <strong>voor</strong> mij met lief<strong>de</strong><br />
geschre-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
344<br />
ven novelle, die geheel als pendant van Extaze mag staan - ) het werkje is geschreven,<br />
het is af (wat Imperia en Endymion niet zijn, die dus onuitgegeven blijven) en mocht<br />
je het dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> door jou bereken<strong>de</strong> som willen uitgeven als het laatste boek,<br />
waarmeê ik je lastig zal vallen, dan is het mij goed. Ik zelf heb het gaarne als boek<br />
in han<strong>de</strong>n en dat ik er<strong>voor</strong> uit dépit om een toestand, die jouw schuld niet is, naar<br />
een an<strong>de</strong>ren uitgever zoû loopen, zoû te mal zijn. Je bent te eerlijk, dan dat je niet<br />
zuiver zoû hebben berekend, wat je er mij <strong>voor</strong> geven kunt.<br />
En hiermeê, amice, heb ik je, geloof ik, alles gezegd wat ik te zeggen had.’<br />
<strong>Een</strong> geboorteaankondiging op 31 augustus 1907 - van Lambertus Jacobus Veen<br />
junior - werd door <strong>Couperus</strong> correct (?) met één regel beantwoord. 37 Daarna stokte<br />
<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie tot half januari 1908. In <strong>de</strong> tussenliggen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n verbleven<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth te Florence. Het is tekenend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afstand die <strong>Couperus</strong> tot<br />
zijn uitgever bewaar<strong>de</strong>. dat hij Veen met geen letter <strong>de</strong>elgenoot maakte van Elisabeths<br />
opnieuw zorgwekken<strong>de</strong> gezondheidstoestand. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer 1907 moest<br />
zij te Florence in het ziekenhuis wor<strong>de</strong>n opgenomen, <strong>voor</strong> een niet beken<strong>de</strong> kwaal.<br />
Op 9 september berichtte <strong>Couperus</strong> zijn Italiaanse vriendinnen: 38 ‘Ma chère<br />
réconvalescente s'est levée hier et samedi elle rentrera à la pension! Elle compte les<br />
heures. Nous espérons bientôt vous revoir, n'estce pas?’ Hij informeer<strong>de</strong> ook nog<br />
wat <strong>voor</strong> fooien hij in het ziekenhuis had achter te laten.<br />
Over <strong>de</strong> daar op volgen<strong>de</strong> vijf maan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> die John Ricus junior<br />
groten<strong>de</strong>els in Rome doorbracht, is weinig bekend. Ongetwijfeld hebben <strong>Couperus</strong><br />
en Elisabeth <strong>de</strong> Italiaanse dames toen veel gezien. De vriendschap met Orlando kreeg<br />
gelegenheid te groeien, na een intermezzo van twee jaren. Overigens zullen wij<br />
waarschijnlijk nooit weten hoe intiem <strong>de</strong> gevoelens van Orlando zelf zijn geweest.<br />
Zorg baar<strong>de</strong>n natuurlijk <strong>de</strong> financiële <strong>voor</strong>uitzichten. Ophou<strong>de</strong>n met schrijven?<br />
<strong>Couperus</strong> begreep heel goed dat <strong>de</strong> natuur sterker dan <strong>de</strong> leer zou zijn. Daarbij had<br />
hij naast zijn privé-inkomentje Groot-Ne<strong>de</strong>rland als achtergrond, het eigen tijdschrift<br />
waar hij in kon publiceren wat hij wil<strong>de</strong>. Romans waren <strong>voor</strong>lopig uit <strong>de</strong>n boze. Met<br />
kortere prozastukken echter zou hij toch gemakkelijk in staat zijn nog wat bij te<br />
verdienen. Elisabeth, van haar kant, dacht ook na over wat zij zou kunnen doen. Kon<br />
zij niet... een pension openen? - Maar dat was nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
345<br />
10 april 1908 reis<strong>de</strong> het echtpaar ein<strong>de</strong>lijk weer terug naar Nice. John Ricus was daar<br />
nu ook gearriveerd, en elf dagen later schreef <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> dames<br />
Garzes-Lodomez: 39 ‘Mon frère et sa femme, un peu dépaysés en Europe, sont<br />
cependant très genius, très simples malgré la gran<strong>de</strong>ur (déchue) d'autrefois. Ils<br />
habiteront peut-être avec nous. Il nous faudra une très gran<strong>de</strong> habitation, vous<br />
comprenez!’ - Zij zochten een nieuw huis, maar von<strong>de</strong>n niet meteen iets geschikts.<br />
De zomerdagen in Siena had <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r meer gebruikt om er iets <strong>voor</strong><br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland te schrijven dat direct wat geld in het laatje zou brengen. In het<br />
tijdschrift verscheen <strong>de</strong> schets Uit <strong>de</strong> jeugd van San Francesco van Assisi, een<br />
prachtig, geserreerd geschreven verhaal over <strong>de</strong> roeping van Sint-Franciscus. 40 Zij<br />
die <strong>Couperus</strong> toentertijd in Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> een verstokte paganist hièl<strong>de</strong>n, om niet<br />
te zeggen <strong>voor</strong> een regelrechte antichrist - maar <strong>de</strong>zulken had<strong>de</strong>n God en go<strong>de</strong>n niet<br />
gelezen of begrepen - moeten er wel verrast van hebben opgekeken. De zuiverheid<br />
van Franciscus' heilige roeping is centraal geplaatst. Het al in november 1904<br />
geschreven Adonis buiten beschouwing gelaten, 41 staat het verhaal aan het begin van<br />
<strong>de</strong> lange reeks schetsen, dagboekbla<strong>de</strong>n, reisherinneringen en an<strong>de</strong>re korte<br />
prozastukken die ons een nieuwe <strong>Couperus</strong> laten zien, in volle ontplooiing van<br />
onvermoe<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n. Min<strong>de</strong>r beïnvloed door <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n als Zola, Flaubert,<br />
Tolstoj, Bourget, Ouida, Maeterlinck en nog een aantal <strong>voor</strong>gangers meer, zou het<br />
werk dat hij nu van lieverle<strong>de</strong> begon te schrijven door een aanstekelijke jeugd en<br />
frisheid gekenmerkt wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> was bezig vormen te vin<strong>de</strong>n waarin hij zich<br />
kort en snel kon uitdrukken en waarin bovendien zijn oorspronkelijkheid<br />
over-rompelend tot zijn recht kon komen.<br />
Toen hij zelf merkte hoe goed dit genre hem lag - er was geen lange a<strong>de</strong>m <strong>voor</strong><br />
nodig, en op reis kon hij zulke stukken gemakkelijk tussen alles door even op papier<br />
zetten -, raakte hij er gaan<strong>de</strong>weg tevens van overtuigd, en Veens recente<br />
verkoopervaringen stijf<strong>de</strong>n hem in die opvatting, dat <strong>de</strong> roman als prozavorm <strong>de</strong>finitief<br />
uit <strong>de</strong> tijd begon te raken. <strong>Een</strong> paar jaar later, in 1910, zou hij dienovereenkomstig<br />
als mening poneren 42 ‘dat binnen niet al te langen tijd, laat ons zeggen, binnen een<br />
eeuw[!], er geen romans meer zullen geschreven wor<strong>de</strong>n. Er zullen geen romans<br />
meer wor<strong>de</strong>n geschreven, omdat er geen romans meer zullen gelezen wor<strong>de</strong>n, niet<br />
omdat er geen romanciers meer zullen bestaan, want nog langen tijd,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
346<br />
na dat er geen romans zullen wor<strong>de</strong>n geschreven, zullen er romanciers wor<strong>de</strong>n<br />
geboren.’ In plaats van romans zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze auteurs zich volgens hem <strong>voor</strong>namelijk<br />
gaan bepalen tot korte verhalen, door hem ‘Kleine Romans’ genoemd. Zelf maakte<br />
hij daar maar vast een begin mee, want: ‘Neen, er wor<strong>de</strong>n geen romans meer gelezen.<br />
Als ik rondom mij zie, in <strong>de</strong>n kring van familie en kennissen, zie ik <strong>de</strong>n roman als<br />
quantité négligéable beschouwd. Mijne familie leest zelfs mijne romans niet<br />
[...]. Mijn vriend leest nóoit romans, zelfs niet in het Italiaansch; mijn vrouw leest<br />
evenmin nooit méer romans.’<br />
In<strong>de</strong>rdaad was <strong>Couperus</strong> er van overtuigd geraakt dat <strong>de</strong> roman geen toekomst<br />
meer had. In 1907 (?) was hij nog begonnen aan De hoogere onbewustheid, 43 het<br />
verbijsteren<strong>de</strong>, gefingeer<strong>de</strong> journaal van een tot misdadigheid neigend individu, dat<br />
in <strong>de</strong> ik-vorm vertelt hoe hij steelt, zich als beginnend souteneur laat on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<br />
door een prostituée, homoseksuelen begluurt, 44 roulette speelt, en zich een weg door<br />
het leven baant met mes en revolver omdat het in Nice veiliger zou zijn niet<br />
ongewapend <strong>de</strong> bars van <strong>de</strong> Vieille Ville te betre<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> als <strong>voor</strong>loper van<br />
Jean Genet... Hij beschrijft een hem blijkbaar niet geheel onbeken<strong>de</strong> wereld! In Parijs<br />
heeft hij eenmaal, zich in <strong>de</strong>rgelijke kringen mengend in <strong>de</strong> duisternis van <strong>de</strong><br />
gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> nacht, op een haar na ernstige moeilijkhe<strong>de</strong>n gekregen met een lid van<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwereld. Elisabeth wist van <strong>de</strong>ze neigingen af. Zij heeft hem gewaarschuwd<br />
dat hij er vroeg of laat nog eens in zou lopen. 45 - Het dagboek in kwestie, dat op 5<br />
oktober 1905 te Nice heet te beginnen, loopt door tot 13 november. Het is een<br />
fragment gebleven. <strong>Couperus</strong> heeft het wel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd - na<br />
<strong>de</strong> etherische beschrijvingen van Franciscus' jeugd zal het on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lezers wel enig<br />
opzien gebaard hebben - maar liet het daar bij.<br />
Het verhaal over Sint-Franciscus knoopt in zekere zin aan bij <strong>de</strong> allereerste<br />
historische novellen die <strong>Couperus</strong> als beginnend auteur geschreven heeft:<br />
geromantiseer<strong>de</strong> anekdoten uit het leven van beroem<strong>de</strong> Italianen, wier existenties<br />
terugreiken tot in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen. Daarnaast had hij <strong>de</strong> oudheid als an<strong>de</strong>re,<br />
vrijwel onuitputtelijke bron van inspiratie heront<strong>de</strong>kt. Voorts bood het al in 1894<br />
beoefen<strong>de</strong> genre van <strong>de</strong> reisimpressie veel perspectieven. Hoe men recente ervaringen<br />
snel kon verwerken in verhalend proza had<strong>de</strong>n boeken als Langs lijnen van<br />
gelei<strong>de</strong>lijkheid en De stille kracht hem geleerd. Dit alles bood een scala van<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n die hij tot nu toe nauwelijks benut had. <strong>Couperus</strong> heeft ze gezien en<br />
vervolgens<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
347<br />
met grote fantasie uitgebuit. Wat het publiceren van dit nieuwe werk betreft beperkte<br />
hij zich aanvankelijk tot Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Van 1909 af vond hij een ruimer<br />
afzetgebied <strong>voor</strong> zijn enorme, door ein<strong>de</strong>loos gevarieer<strong>de</strong> inventiviteit jaar in jaar<br />
uit op peil gebleven produktie, in wekelijkse feuilletons <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland.<br />
Inci<strong>de</strong>nteel heeft hij daarnaast ook korte schetsen en artikelen in an<strong>de</strong>re couranten<br />
en tijdschriften geplaatst, zoals in De Locomotief, De Telegraaf en De Kroniek. In<br />
1915, na zijn repatriëring in verband met <strong>de</strong> eerste wereldoorlog, zou <strong>Couperus</strong> tevens<br />
me<strong>de</strong>werker wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Haagsche Post.<br />
Al <strong>de</strong>ze vrij precies gedateer<strong>de</strong> publikaties mogen ons dan wel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nu aanbreken<strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> een goe<strong>de</strong> indruk geven van waar <strong>Couperus</strong> zich telkens bevond en wat hem<br />
bezighield, dit neemt niet weg dat wij een waarschuwing zijnerzijds niet uit het oog<br />
dienen te verliezen. In zijn Bekentenissen - geschreven eind 1909 46 - wil<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al<br />
niet verzwijgen dat ‘mijn grootste on<strong>de</strong>ugd, <strong>de</strong> wellust van mijn zondige ziel, déze<br />
is, dat ik volgaame lieg! Begrijpt ge het? Dat, als ik lieg, <strong>de</strong> leugen mij een zaligheid<br />
is, een wellust, een extaze kan wor<strong>de</strong>n! Dat ik altijd gelogen heb! Dat ik nooit an<strong>de</strong>rs<br />
zàl dan liegen! Dat <strong>de</strong> zalige leugen mij zóo werd ingeboren, dat ik gelogen heb van<br />
klein jongetje af.’ Zijn lezers - en eventuele biografen! - heeft hij <strong>voor</strong>al een rad <strong>voor</strong><br />
ogen trachten te draaien met <strong>de</strong> verklaring: ‘Vertrouw zelfs niet mijn proza-woord,<br />
ook al klinkt het mat en bleek van waarheid: mijn proza-woord is een leugen. Ik<br />
beroem er mij op, dat ik u nooit iets gezegd heb, dat waar was, dat ik u altijd heb<br />
<strong>voor</strong>gelogen. Dat het alles fabel en sprookje was; fata-morgana, en <strong>voor</strong>spiegeling.<br />
Dat mijn woord altijd maar wisselen<strong>de</strong> weêrschijn was, en nooit iets an<strong>de</strong>rs dan dat.’<br />
Geloof<strong>de</strong> hij het zelf? Hoe <strong>de</strong>ze dandyachtige behoefte tot het doen uitwaaieren<br />
van allesversluieren<strong>de</strong> rookgordijnen te verklaren? De re<strong>de</strong>n kan alleen <strong>de</strong>ze zijn:<br />
<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> zich in niets beperken en behield zich het autonome recht <strong>voor</strong> zijn<br />
fantasie te laten gaan waar zij wil<strong>de</strong>. Het probleem schuilt er bij hem <strong>de</strong>rhalve in,<br />
zoals trouwens bij zovele schrijvers, hoe wij Wahrheit van Dichtung moeten schei<strong>de</strong>n.<br />
Dat dit niet altijd mogelijk is spreekt <strong>voor</strong> zichzelf. Het is ook al vaak genoeg<br />
gebleken. Het enige proza van <strong>Couperus</strong> dat er zel<strong>de</strong>n om liegt, is dat van zijn brieven.<br />
Waar <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen stokt, missen wij die onontbeerlijke steun, gegeven<br />
het feit dat er weinig an<strong>de</strong>re brieven over zijn, noch van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
348<br />
hem, noch van Elisabeth. Ook <strong>de</strong> reeks brieven aan zijn Italiaanse vriendinnen<br />
Garzes-Lodomez vertoont ernstige lacunes. De jaren tussen 1907 en 1915 - en dit<br />
zijn nu juist <strong>de</strong> zo intrigeren<strong>de</strong> Orlandojaren - kunnen daardoor slechts onbevredigend<br />
gereconstrueerd wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> goed inzicht in zijn relaties blijft <strong>voor</strong>alsnog een vrome<br />
wens.<br />
Al te zeer hoeven wij dit intussen niet te betreuren. Veel belangrijker immers dan<br />
welk <strong>de</strong>tail ook uit zijn particuliere leven is zijn eigen interpretatie ervan. Het literaire<br />
werk blijft nummer één. Juist in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich tot een<br />
schrijver van bijna onbegrens<strong>de</strong> veelzijdigheid. Veel van zijn kortere prozawerk zal<br />
ongetwijfeld blijven leven als behorend tot het beste wat zijn talent te bie<strong>de</strong>n had.<br />
Het leidt, los van alles, een eigen en ook onaantastbaar bestaan: een <strong>de</strong>r meest<br />
wezenlijke kenmerken van grote kunst. Onafhankelijk van <strong>biografie</strong> en chronologie<br />
gehoorzaamt <strong>de</strong>ze slechts aan eigen wetten.<br />
Eindnoten:<br />
1 F.L. Bastet, ‘Ouida en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Maatstaf 30 (1982/4), 12-13.<br />
2 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence, I, 88.<br />
3 ‘Intieme impressies’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 217<br />
4 Zie noot I, 14 en afb. 7.<br />
5 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9.<br />
6 Paradijzen I, 3. - Dit was in 1957 al bekend aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, die <strong>de</strong> dames Garzes<br />
gekend heeft. Zie haar artikel 'Fin dl secolo in Olanda: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>', in Rivista di letterature<br />
mo<strong>de</strong>rne e comparnte x (gennaio/marzo 1957), I, 42 noot 32.<br />
7 Paradijzen 1, 7 nr. I.<br />
8 Bastet, Zuil, 102-103. - Zie over hem A.W. Byvanck, ‘Her<strong>de</strong>nking van Hendrik M.R. Leopold<br />
(8 september 1877-20 juli 1950)’, in Jaarboek <strong>de</strong>r Kon. Ned. Akad. van Wetensch. (1951-1952).<br />
9 Gegevens uit het archief van het Ne<strong>de</strong>rlands Instituut te Rome.<br />
10 Overgeleverd door A.H. Luijdjens in een persoonlijke brief d d. 20 april 1981. - Vgl. G.<br />
Puchinger, Gesprekken over Rome-Reformatie (1965), 201. - Popma, <strong>Couperus</strong>, 46.<br />
11 Nog altijd in diens bezit, zie noot 10.<br />
12 Bastet, Zuil, 103.<br />
13 V. Booven, Leven, 201.<br />
14 Amice, 90 nr.437.<br />
15 Bastet, Zuil, 97-98 berust op een verkeer<strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> gedichten.<br />
16 Dit heeft een uitvoerig on<strong>de</strong>rzoek door Willem Timmermans uitgewezen (ongepubliceer<strong>de</strong><br />
doctoraalscriptie Amsterdam, 1984); Willem Timmermans, ‘<strong>Couperus</strong> als vrouw’, in Staalkaart.<br />
Opstellen over letterkun<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r redactie van Torn van Deel en Nico Laan (1984), 144-145.<br />
17 Amice, 90 nr.436.<br />
18 In Geuren van heiligheid vertelt hij, in Assisi: ‘Het was of ik er da<strong>de</strong>lijk San Francesco zàg,<br />
zijn aanbid<strong>de</strong>lijke geest er voel<strong>de</strong> om mij heen. Dien middag had ik <strong>de</strong> Fioretti gelezen’. - Zie<br />
ook Catharina Ypes, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 474.<br />
19 ‘Geuren van heiligheid’ (Vad. 27 november 1909), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 14-25.<br />
20 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9.<br />
21 Briefkaarten uit Pompeji vergezel<strong>de</strong>n hem steeds op zijn reizen en hij prikte die in zijn<br />
pensionkamers op, zie Rome I, 14. - Zie <strong>voor</strong> zijn eerste bezoek aan Pompeji nogmaals<br />
Reis-impressies, 96-98. - Wat Capri betreft, in ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag’ (Vad. 13<br />
maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 72, schreef hij: ‘Capri ken ik beter dan Marken (waar ik<br />
nimmer was).’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
22 Verzameld in Sicilië, Venetië, München I, 1-34. - Bovendien in Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe<br />
lucht, II (1913), 203 -45.<br />
23 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München I, 1-8.<br />
24 Amice, 91 nr.439.<br />
25 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), 1, 134, 249, 396.<br />
26 Amice, 91 nr.440.<br />
27 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (versprei<strong>de</strong> brieven).<br />
28 Pasadijzen I, 8 nr.3.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 8 nr.4.<br />
30 Amice, 92 nr.442.<br />
31 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
32 In 1911 schreef hij in ‘De baziliek van San Marco’ (Vad. 25 Januari), in Blanke ste<strong>de</strong>n I (1912),<br />
19-22; ‘Nooit zal ik vergeten een morgen in <strong>de</strong>n San Marco, een morgen, dat <strong>de</strong> lucht over<br />
parelmoêrig Venetië somber was, en dat er ook somberheid was in mijn ziel. Ik was <strong>de</strong> kerk<br />
binnen gedwaald, omdat ik, in mijn donkere stemming, behoefte had aan <strong>de</strong> troostrijk mystieke,<br />
gou<strong>de</strong>ne schemering van <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rgrot [...]. Plotseling geleek mij mijne eigene somberheid,<br />
mijn eigen verdriet héel klein en onbedui<strong>de</strong>nd’.<br />
33 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), 1, 505-512. - Erbe, Nag. werk, 43-50.<br />
34 Bastet, Zuil, 60. Het is niet onmogelijk dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>pressie tevens veroorzaakt is door het eer<strong>de</strong>r<br />
genoem<strong>de</strong> vernietigen<strong>de</strong> artikel van <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> Scharten-Antinks (De Gids, maart 1906,<br />
389-423). Waarschijnlijk namelijk heeft <strong>Couperus</strong> zijn presentexemplaar van De Gids pas<br />
ontvangen toen <strong>de</strong> jaargang compleet was en Van Hall hem <strong>de</strong>ze daarna toezond. Diens brief<br />
aan <strong>de</strong> Schartens, waarin hij meldt dat <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>taan van het tijdschrift verschoond wenste<br />
te blijven, dateert namelijk eerst van 17 maart 1907.<br />
35 Paradijzen I, 9 nr.5; nr.6.<br />
36 Amice, 95-96 nr.443.<br />
37 I<strong>de</strong>m, 96 nr.444.<br />
38 Paradijzen I, 9 nr.7.<br />
39 I<strong>de</strong>m, 10 nr.8.<br />
40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland V (1907), 11, 613 e.v., in Schimmen van schoonheid (1912), 94-115. Pater<br />
dr. Willibrord Lampen O.F.M., ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Sint Franciscus’, in Bijdragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> provincie <strong>de</strong>r Min<strong>de</strong>rbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n XXXV (1957), 53 e.v.<br />
merkte op dat dit verhaal onmid<strong>de</strong>llijk afhankelijk is van Paul Sabatier, La vie <strong>de</strong> Saint Français<br />
(door hem geciteerd naar <strong>de</strong> 14 e ed.). I<strong>de</strong>m eveneens over Geuren van heiligheid, ibi<strong>de</strong>m.<br />
41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, I e.v., in Antieke verhalen van go<strong>de</strong>n en keizers, van dichters en<br />
hetaeren (1911), 1-28.<br />
42 ‘Kleine romans’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1910), in De zwaluven neêr gestreken... (1911), I.<br />
43 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), I, 307 e.v. - Proza 1, 147-169. Het verhaal zelf speelt echter in<br />
oktober en november 1905. Mogelijk is <strong>Couperus</strong> er dus eer<strong>de</strong>r aan begonnen en heeft hij het<br />
onvoltooid laten liggen. In dit geval zeer te betreuren.<br />
44 <strong>Couperus</strong> is hier van een ongebruikelijke openhartigheid betreffen<strong>de</strong> homo-erotisch getinte<br />
ontmoetingen (158, 164, 165). Zelfs gesuggereer<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen.<br />
45 Zie in dit verband een anekdote, verteld door V. Booven, Leven, 15.<br />
46 ‘Bekentenissen’ (Vad. l5 januari 1910), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 58-64. - Uitvoerig<br />
hierover reeds Karel Reijn<strong>de</strong>rs, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een leugenaar uit wellust’, in Jaarboek<br />
Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rl. Lett. te Lei<strong>de</strong>n (1974-1975), 3-10. (Ten onrechte wordt Mies Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein daar, 8, een zuster van <strong>Couperus</strong> genoemd.)<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Vier<strong>de</strong> hoofdstuk<br />
349<br />
I 1908-1910<br />
Dood van Ouida. Viareggio. Schetsen. Pension Avenue Beaulieu 8, Nice. Ravenna<br />
en <strong>de</strong> late oudheid. Avignon. Het Va<strong>de</strong>rland. Quattro Torri bij Siena. Nooit meer<br />
romans. Orlandoverhalen. ‘Jan’. Antieke verhalen. Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren.<br />
Korte arabesken. Dood van Frans. Flo rence, Zermatt, Genève, Nice. Psyche op<br />
mid<strong>de</strong>lbare leeftijd.<br />
II 1910-1911<br />
Antiek toerisme. Vertrek uit Nice. Rome. Schimmen van schoonheid. De zwaluwen<br />
neêr gestreken. Suïci<strong>de</strong> van mevrouw Lodomez. Bezoek aan Pan<strong>de</strong>r. Musea, kerken,<br />
paleizen. Tibur. Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rs. De archeologische expositie van 1911.<br />
Worstelwedstrij<strong>de</strong>n. Afscheid van Rome in het Atrium <strong>de</strong>r Vestaalse maag<strong>de</strong>n.<br />
III 1911 (vervolg)<br />
Nogmaals Genève. Wonen of niet wonen? Opnieuw Egyptische plannen. Töpffer.<br />
Verhalen en reisschetsen. Michel Dracosès, laatste <strong>de</strong>r Byzantijnen. <strong>Een</strong> Grieks<br />
auteur. Terugblik op Tachtig. De Italiaans-Turkse oorlog verhin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> Egyptische<br />
reis.<br />
IV 1911-1912<br />
Terug naar Florence, pension Rochat. Egypte <strong>voor</strong> later. Verle<strong>de</strong>n en he<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong><br />
Arno. Ontmoeting met Dorian Gray. Oscar Wil<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>rgegaan 'in bittere tragedie’.<br />
Mario Rossi en zijn oom: Giulio Lodomez, ex-militair. Siciliaans avontuur, via<br />
Orvieto en Napels. Hercules Farnese. Winterse weken op Sicilië. Terug in Florence.<br />
Herakles begonnen. Pisa, Ferrara, Venetië. Schrijven op het Lido. Hernieuwd contact<br />
met Veen. Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht. Igls, Innsbruck, München. Opera.<br />
Wagner als librettist.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
350<br />
V 1912-1913<br />
De Spaanse schil<strong>de</strong>r Cortés en diens herinneringen. Verona, Prato. Orlando naar<br />
Zuid-Amerika. Problemen van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne roman. Met Orlando bijna drie maan<strong>de</strong>n<br />
door Spanje, te hoog geprezen door Wagen<strong>voor</strong>t. Alhambra, Washington Irving en<br />
het ontstaan van De ongelukkige. Tanger, Madrid, Burgos, Barcelona, Lyon, München.<br />
Vijftig jaar: hul<strong>de</strong> van Het Va<strong>de</strong>rland, in dubbele zin.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
I [1908-1910]<br />
351<br />
De wintermaan<strong>de</strong>n van 1908 in Florence heeft <strong>Couperus</strong> waarschijnlijk benut om <strong>de</strong><br />
tragedie Aristo<strong>de</strong>mos van Konstantinos Johannes Angelopoulos te vertalen. In 1907<br />
was dit stuk vele malen met succes in Athene opgevoerd. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> vertaling<br />
in <strong>de</strong> loop van 1908 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd. 1 Dat hij uitsluitend is uitgegaan<br />
van <strong>de</strong> Nieuwgriekse tekst moet sterk betwijfeld wor<strong>de</strong>n, daar hij die taal <strong>voor</strong> zover<br />
wij weten maar ten <strong>de</strong>le beheerste. 2<br />
An<strong>de</strong>r proza van hem is uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niet bekend. <strong>Couperus</strong>' besluit zich terug<br />
te trekken als schrijver van oorspronkelijk werk blijkt bittere ernst geweest te zijn.<br />
Behalve <strong>de</strong> Griekse tragedie heeft hij in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1908 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
niets gepubliceerd, en ook in <strong>de</strong> eerste helft van 1909 liet hij verstek gaan. In <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> helft van dat jaar zijn slechts <strong>de</strong> schetsen Intimiteiten 3 en Michele 4 verschenen,<br />
waarna van 27 november af in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> verhalen Geuren van heiligheid,<br />
Mars en Venus, Impulsie en weifeling, Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis, Zeliah en De<br />
balling te Tomi het licht hebben gezien. 5 (Op grond van <strong>de</strong> inhoud kunnen <strong>de</strong> eerst<br />
drie verhalen nog in 1907 gedateerd wor<strong>de</strong>n.)<br />
De correspon<strong>de</strong>ntie met Veen bestaat in 1908 slechts uit enkele weinig zeggen<strong>de</strong><br />
kattebelletjes. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> brieven aan <strong>de</strong> dames Garzes zou<strong>de</strong>n wij vrijwel niets weten<br />
over <strong>de</strong>ze tijd. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n in Nice ten <strong>de</strong>le benut met het zoeken<br />
naar een nieuw huis.<br />
Op 25 januari 1908 was in Viareggio intussen Ouida gestorven, een bericht dat<br />
<strong>Couperus</strong> diep getroffen moet hebben. Het zal niet toevallig zijn, dat hij zelf een <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> maand juni in Viareggio is gaan doorbrengen. De vijf<strong>de</strong> juni zond hij vandaar<br />
een prentbriefkaart naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, die op dat ogenblik weer in<br />
Bagni di Lucca logeer<strong>de</strong>. Viareggio was gezellig druk: 6 ‘Nous avons pris una capanna,<br />
et nous prenons notre sieste dans le sable!’, schreef hij. ‘C'est une volupté! Soyez<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
352<br />
sûre, que nous n'oublierons jamais notre charmante voisine du Continental. Au revoir<br />
à Florence.’ Of hem toen me<strong>de</strong> gezelschap gehou<strong>de</strong>n werd door Orlando valt niet<br />
met zekerheid te zeggen, maar <strong>de</strong>ze heeft hem daar misschien wel eens opgezocht.<br />
De lof <strong>de</strong>r luiheid beschrijft Gigi en Orlando immers in zee. Mogelijk ook was<br />
Elisabeth ditmaal zelfs helemaal niet van <strong>de</strong> pardj en had zij het te druk met <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>bereidingen van het te openen pension.<br />
De vakantie was echter van korte duur. Eind juni keer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> al weer terug<br />
naar Nice, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> laatste keer naar <strong>de</strong> Villa Jules. Spoedig zou hij nu moeten<br />
verhuizen naar <strong>de</strong> nieuwe woning die hij gevon<strong>de</strong>n had en die groot genoeg was om<br />
er een pension in te kunnen beginnen. Emma Garzes zond hem alvast: wat overtollige<br />
meubelen. Ook droeg zij er zorg <strong>voor</strong> dat enkele gipsen beel<strong>de</strong>n, die <strong>Couperus</strong> in<br />
Florence gekocht had, behou<strong>de</strong>n in Nice arriveer<strong>de</strong>n. Begin augustus 1908 zou<strong>de</strong>n<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth overgaan. In het nieuwe huis, avenue Beaulieu 8 - later<br />
boulevard Gambetta - heeft <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus uitein<strong>de</strong>lijk niet zijn intrek<br />
genomen. Hij zou in 1909 een eigen huis in Den Haag kopen, Fre<strong>de</strong>rik Hendrikplein<br />
27.<br />
<strong>Een</strong> laatste brief uit <strong>de</strong> Villa Jules aan Emma, gedateerd 14 juli 1908, doet<br />
vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> nog steeds aan <strong>de</strong>pressieve buien leed. Hij schreef, als<br />
gewoonlijk in het Frans: 7 ‘Allerliefste vriendin Madonna Emma. Als altijd waren<br />
wij zo blij nieuws van U te ontvangen; Uw lieve brieven bewijzen ons dat wij<br />
daarginds - in Italië - zeer kostbare vriendschappelijke betrekkingen hebben, en dat<br />
troost ons niet weinig in <strong>de</strong> dagen van droefheid, dagen dat het zwart ziet in <strong>de</strong> ziel,<br />
die zich tamelijk dikwijls laten tellen, ondanks <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> zon. Wilt U geloven dat<br />
ik alweer heimwee heb naar mijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland en Betty ook? Dat wij heen<br />
zou<strong>de</strong>n willen vluchten... ergens naar toe... maar naar Italië?? Desalniettemin is een<br />
mens verstandig en vol moed, hij houdt zich met <strong>de</strong> villa bezig, hij wordt niet<br />
ongeduldig over traaghe<strong>de</strong>n van Nice, noch zelfs over <strong>de</strong>zulke van Florence! Laat<br />
mij U danken, o Gij zeer dierbare dierbare, die met zaken belast zijt, <strong>voor</strong> Uw waken<br />
over <strong>de</strong> marmers van Carrara: zij zullen op tijd arriveren... wees niet bang! God, als<br />
ik al die metselaars, schoorsteen vegers etc. zie, dat ik dan klaar zou willen zijn <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> Ie October! Enfin, laten wij hopen, dat het huis bewoonbaar zal zijn. Ook al is het<br />
dan niet geheel tot in <strong>de</strong> kleine détails. In afwachting van <strong>de</strong>ze schone toekomst,<br />
maken wij, zoals U, een zomer door die werkelijk uit te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
353<br />
hou<strong>de</strong>n is; <strong>de</strong> maand Juni is god<strong>de</strong>lijk geweest, ook wij zijn begunstigd gewor<strong>de</strong>n<br />
door enkele plezierige, kleine onwe<strong>de</strong>rs, die verfrissing schenken; en <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> zeekust, met muziek en publiek van Nice, zijn, zoal niet van een Venetiaanse<br />
charme, dan toch zoete ogenblikken dat men zeer hera<strong>de</strong>mt. Kortom wij lij<strong>de</strong>n niet,<br />
en zo ik een droom koester, nog maar pas ontloken, dan is het <strong>de</strong>ze: indien ons<br />
werkelijk het grote geluk ten <strong>de</strong>el vale dat wij U zullen zien arriveren, - komt U zich<br />
dan bij ons nestelen, ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zomer, zoek niet naar een goedkoop klein gat, en<br />
laten wij <strong>de</strong> vlucht nemen naar Parijs in September!! God, dat zou zijn na een jaar!!!<br />
Plannen... dromen... en misschien niets... het niets... het grote niets... Lieve vriendin,<br />
ik tracht vrolijk te zijn, maar dit gelukt mij slechts matig.’<br />
Zijn nieuwe huis heeft <strong>Couperus</strong> in mei 1910 beschreven in <strong>de</strong> schets <strong>Een</strong><br />
vervelen<strong>de</strong> morgen. 8 Hij vertelt daarin zo ge<strong>de</strong>tailleerd over zijn eigen slaap- en zijn<br />
werkkamer, dat wij er niet aan <strong>voor</strong>bij mogen gaan. Niet vaak geeft hij ons een<br />
nauwkeurige beschrijving van <strong>de</strong> omgeving waarin zijn brieven en zijn proza<br />
neergepend wer<strong>de</strong>n. - In zijn slaapkamer had hij een lang en breed bed, niet te hard,<br />
niet te zacht, terwijl <strong>de</strong> kussens navenant waren. Om zijn spon<strong>de</strong> heen had hij een<br />
witte klamboe gedrapeerd. In nukkige buien was hij er <strong>de</strong>sondanks niet tevre<strong>de</strong>n<br />
over: ‘In mijn bed is iets i<strong>de</strong>aals. En toch slaap ik er weinig in, en is ie<strong>de</strong>r hôtelbed<br />
mij welkom - omdat het niet mijn bed is, en ergens an<strong>de</strong>rs staat dan in mijn kamer.’<br />
Zijn stu<strong>de</strong>ervertrek was ‘een groote kamer, en zij komt met een perron uit op <strong>de</strong>n<br />
tuin. Zij ligt, als een rechtgeaar<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>rkamer op het Zui<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> zon stroomt er<br />
in - als zij stroomt. [...] Tegen een warm bruin fond staan een paar warme eiken<br />
meubels, uit kil Holland over verplaatst. Ik kan niet zeggen, dat zij gedijen, want alle<br />
Hollandsche eikenhout in Nice kraakt, dat het een lust heeft. Eikenhout schijnt een<br />
temperament te hebben <strong>voor</strong> vocht: hier barst alle eiken uit elkaâr. Toch hoop ik, dat<br />
mijn eikenhout het mijn leven wel uit zal hou<strong>de</strong>n. Maar het eikenhout moest eigenlijk<br />
notenhout zijn, zoo als het in Italië is. [...]<br />
Mijn kamer is amuzant. [...] Mijn kamer heeft geen stijl en is niet serieus, o gij<br />
ernstige litteraire collega. Toch gij, collectioneur, zoudt hier en daar interest nemen<br />
in mijn kamer. Hebt gij boven uw schrijftafel hangen een met goud doorweven<br />
paars-rood tafellaken zoo als bij galamaaldj<strong>de</strong>n aan het Siameesche hof wordt<br />
gebruikt? Welnu, dat heb ik. Ik heb het van mijn tante geërfd, en die had het in eigen<br />
han<strong>de</strong>n als souvenir<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
354<br />
in Batavia ontvangen van <strong>de</strong>n koning van Siam. 9<br />
De stof is ge-encadreerd in eiken fries, gebeeldhouwd, en vormt met twee<br />
zijbibliotheken een vierkant geheel.<br />
De stof, ze is mijn jeugd! Vroeger, toen wij heel jong waren, vertoon<strong>de</strong> ik met<br />
mijn nichtjes en neven tableaux-vivants bij Oom en Tante [<strong>Couperus</strong> verwijst hier<br />
naar zijn oom en tante Baud-<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Sophialaan], en die stof is geweest <strong>de</strong><br />
mantel van <strong>de</strong> koningin van Saba en ik weet niet welke mantel nog meer.<br />
Ik heb een antieke madonna van <strong>de</strong> Sieneesche school, en ik heb een ivoren<br />
madonna, en ik heb een fotografie van <strong>de</strong> Annonciatie van Lippo Memmi, en eenige<br />
geïllustreer<strong>de</strong> briefkaarten herinneren aan Filippino Lippi, maar meer dan christelijk<br />
is mijn kamer paganistiesch, met kleine Olympen hier en daar, waar alle <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />
van Hellas in gips, marmer en terra-cotta, en brons en in fotografie broe<strong>de</strong>rlijk en<br />
zusterlijk rustig, pozeeren bij Romeinsche keizers op een ris, en Justinianus en<br />
Theodora, van <strong>de</strong> San Vitale van Ravenna.<br />
Zoo is het bijna onmogelijk zich in mijne tjopvolle kamer te vervelen, want ge<br />
hebt overal wat te zien; overal herinnert u iets aan Italië.’<br />
Het niet literair bezig zijn bekwam <strong>Couperus</strong> slecht. De briefjes aan Veen - wie<br />
hij <strong>de</strong> vertaling van Aristo<strong>de</strong>mos aanbood; zij is overigens nooit in boekvorm<br />
verschenen - hebben in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> onveran<strong>de</strong>rlijk een narrige toon. Wel bleef hij<br />
zijn uitgever in grote lijnen op <strong>de</strong> hoogte hou<strong>de</strong>n van zijn doen en laten. Zo zond hij<br />
hem een gedrukte kaart met <strong>de</strong> vermelding van <strong>de</strong> pensionon<strong>de</strong>rneming. Hij voeg<strong>de</strong><br />
er aan toe: 10 ‘Als er eens kennissen naar het Zui<strong>de</strong>n gaan, <strong>de</strong>nk dan aan ons en we<br />
zijn je dankbaar. [...] ik woon in een mooie Villa, word bediend als een prins, maar<br />
<strong>de</strong> contanten zijn schaars...’<br />
Het pension liep niet slecht. <strong>Een</strong> blauwe en een groene kamer reserveer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
<strong>voor</strong>lopig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> dames Garzes, die hij bij herhaling uitnodig<strong>de</strong>. Maar<br />
tot zijn teleurstelling lieten zij het lelijk afweten. Het was <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw<br />
Lodomez, die niet wil<strong>de</strong> komen. <strong>Een</strong> door <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> New York Herald geplaatste<br />
advertentie had meer gevolg: er kondig<strong>de</strong> zich in november een Russische familie<br />
aan die nog <strong>voor</strong> het begin van <strong>de</strong>cember verwacht werd. 11 Het heeft iets komisch<br />
<strong>Couperus</strong> in zijn nieuwe rol bezig te zien. Ook Trudy uit Indië en haar dochter Edmée<br />
zou<strong>de</strong>n komen logeren, en hij schreef op 7 november 1908 aan Emma Garzes: ‘in<br />
<strong>de</strong>ze plotselinge verwachting bemerkt<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
355<br />
men dat er nog veel ontbreekt om <strong>de</strong> kamers gerieflijk te maken. Ik hoop, dat <strong>de</strong><br />
eerste pensiongasten, die zo lief en zo toegeeflijk waren, een niet al te kwalijke indruk<br />
van ons huis hebben gekregen! Hun briefkaart uit Ventimiglia heeft mij gelukkig<br />
gerustgesteld! Ik ben er zeker van dat zij het zijn die ons geluk zullen brengen! U<br />
begrijpt: 6 personen, die men verwacht, dat vervult iemand met een beetje hoop - En<br />
<strong>de</strong> activiteit wordt hervat! Alle kamers zullen tot in alle kleinste détails voltooid<br />
wor<strong>de</strong>n, en er is veel te doen! Als <strong>de</strong> Russen nu maar komen! Uit <strong>de</strong> brief van <strong>de</strong><br />
mevrouw hebben wij een heel aangename indruk ontvangen; in het algemeen hou<strong>de</strong>n<br />
wij niet van Russen: maar haar bei<strong>de</strong> brieven hebben ons <strong>de</strong> zekerheid gegeven dat<br />
het heel rechtschapen mensen zijn, heel gedistingeerd. Laten wij hopen dat <strong>de</strong> brieven<br />
niet bedriegen!’<br />
Zowel <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Veen als die met <strong>de</strong> Florentijnse dames vertoont<br />
hierna, een betreurenswaardige lacune. Pas op 10 oktober 1909 schrijft <strong>Couperus</strong><br />
weer eens aan zijn uitgever. 12 Emma Garzes kreeg iets eer<strong>de</strong>r, in juli 1909, twee<br />
prentbriefkaarten van <strong>Couperus</strong> die toen in Siena verbleef. 13 Hoe het hem van<br />
november 1908 tot juli 1909 vergaan is, blijft enigszins een mysterie. Ongetwijfeld<br />
heeft Elisabeth het druk gehad met haar on<strong>de</strong>rneming. Hoe lang is Trudy gebleven?<br />
Heeft <strong>Couperus</strong> haar misschien op haar heen en weer gereis wel eens vergezeld?<br />
Trudy had Java op 20 oktober met <strong>de</strong> Rembrandt verlaten, samen met <strong>de</strong> nu<br />
tweeëntwintigjarige Edmée, die sinds mei ziek was en daarom naar Europa<br />
terugkeer<strong>de</strong>. 14 Na Nice wil<strong>de</strong> Trudy naar Lugano gaan, waar John Ricus en diens<br />
vrouw zich ophiel<strong>de</strong>n. Daarna naar Milaan, om er een vriendin op te zoeken. Tenslotte<br />
stond het Engelse eiland Wight op haar programma, waar haar nu vijfentwintig jaar<br />
ou<strong>de</strong> zoon John verbleef.<br />
Misschien kunnen wij over <strong>de</strong>ze duistere perio<strong>de</strong> toch nog iets te weten komen<br />
als wij <strong>Couperus</strong>' werk uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren nauwkeurig bestu<strong>de</strong>ren. Zo doet zijn<br />
vermelding van een reproduktie in zijn werkkamer die Justinianus en Theodora liet<br />
zien vermoe<strong>de</strong>n dat hij met Trudy on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Ravenna heeft bezocht, een uitstapje<br />
dat hij dan van Venetië uit zal hebben gemaakt. In<strong>de</strong>rdaad bezitten wij een drietal<br />
schetsen van zijn hand die Ravenna tot on<strong>de</strong>rwerp hebben. 15 Zij wor<strong>de</strong>n gevolgd door<br />
een opstel over Venetië. 16 De stukken zijn pas in oktober en november 1910<br />
gepubliceerd, en wel in De Locomotief. Curieus is daarnaast ook <strong>de</strong> reeks<br />
beschrijvingen van Avignon en omgeving, in 1910 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen<br />
maar pas in 1923 door <strong>Couperus</strong> in Proza I gebun<strong>de</strong>ld. 17 In<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
356<br />
1910 kan hij daar niet geweest zijn, en in 1908 ook moeilijk. Het ligt dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
hand <strong>de</strong>ze schetsen in 1909 te dateren, en ze te beschouwen als <strong>de</strong> vrucht van een<br />
paar reisjes met Trudy en Edmée. Elisabeth is toen vermoe<strong>de</strong>lijk niet van <strong>de</strong> partij<br />
geweest, daar zij moest zorgen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gasten in het pension.<br />
Ravenna bracht <strong>Couperus</strong> ertoe zich meer in <strong>de</strong> late oudheid te verdiepen. Enkele<br />
antieke verhalen die later in Schimmen van schoonheid zijn opgenomen waren er het<br />
resultaat van. De doop 18 behan<strong>de</strong>lt keizer Constantijns bekering tot het christendom.<br />
De gladiator 19 speelt in <strong>de</strong> gladiatorenschool van Ravenna. Bei<strong>de</strong> verhalen zijn in<br />
1910 in Het Va<strong>de</strong>rland als feuilleton gepubliceerd. Ravenna zelf heeft <strong>Couperus</strong><br />
buitengewoon geboeid. Hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> stad 20 ‘zeer zeker een <strong>de</strong>r belangrijkste <strong>voor</strong><br />
hem, die historie en kunst bemint; zij is daarbij geheel eenig; zij is <strong>de</strong> eenige stad,<br />
waar sporen en herinneringen zijn overgebleven van <strong>de</strong> Gothische tij<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r Alarik,<br />
Ataulf en Theo<strong>de</strong>rik, van <strong>de</strong>n Byzantijnschen tijd, toen Ravenna <strong>de</strong> hoofdplaats was<br />
van <strong>de</strong>n exarch of ste<strong>de</strong>hou<strong>de</strong>r, terwijl <strong>de</strong> keizer rezi<strong>de</strong>er<strong>de</strong> te Konstantinopel; zij is<br />
overvol van kerken, mauzolea, mozaieken <strong>voor</strong>al uit die tij<strong>de</strong>n; zij is tevens overvol<br />
van herinneringen uit verschei<strong>de</strong>ne verle<strong>de</strong>ne perio<strong>de</strong>n, en zij is <strong>voor</strong> hem, die kunst<br />
en historie bemint, een onschatbaar kostbare plaats, ook al heeft zij geen treffen<strong>de</strong><br />
silhouet meer, als is zij uiterlijk een doo<strong>de</strong> stad wier dood, uiterlijk oppervlakkig,<br />
zelfs niet schoon is met <strong>de</strong> roeren<strong>de</strong> schoonheid van an<strong>de</strong>re doo<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n...’<br />
Avignon was weer heel wat an<strong>de</strong>rs. Hier herinner<strong>de</strong> hij zich zijn vroegere<br />
bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Petrarca, <strong>de</strong> eerste ‘mens’ uit het verle<strong>de</strong>n die <strong>voor</strong> hem geleefd<br />
had en met wie hij zich zozeer vereenzelvigd had dat hij een historische roman over<br />
hem had willen schrijven. 21 Tevens kwam zijn aan Petrarca en Laura gewij<strong>de</strong> poëzie<br />
hem weer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geest, gedichten die nu ineens opnieuw <strong>voor</strong> hem begonnen te<br />
leven. Met een rijtuig reed hij naar Vaucluse. Nu zag hij ook zelf <strong>de</strong> Mont Ventoux.<br />
Zo werd <strong>de</strong>ze korte reis een uitstapje naar zijn jonge jaren.<br />
Tot schrijven kwam hij veel min<strong>de</strong>r. De rente van zijn kapitaal en <strong>de</strong> inkomsten<br />
uit het pension maakten het hem mogelijk te leven als een gentleman of leisure. Toch<br />
werd het hem langzamerhand dui<strong>de</strong>lijk dat hij zo niet kon <strong>voor</strong>tgaan. Hij moest iets<br />
te doen hebben. Daarbij bleven <strong>de</strong> financiën te krap naar zijn zin.<br />
Zo rijpte bij hem het plan op een an<strong>de</strong>re manier geld te gaan verdienen:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
357<br />
met echt journalistiek werk. Met Groot-Ne<strong>de</strong>rland bestond een afspraak dat hij niet<br />
in an<strong>de</strong>re tijdschriften zou publiceren tenzij bij hoge uitzon<strong>de</strong>ring. Daar lagen dus<br />
ver<strong>de</strong>r geen mogelijkhe<strong>de</strong>n. Couranten echter vielen daar buiten. In <strong>de</strong> loop van 1909<br />
kwam hij er zo toe on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen aan te knopen met Het Va<strong>de</strong>rland. Na Eline<br />
Vere had hij daar niets meer in geschreven. De resultaten kennen wij: een jarenlange,<br />
schier onon<strong>de</strong>rbroken stroom van wekelijkse ‘feuilletons’ - verhalen en causerieën<br />
- die op 27 november 1909 van start ging. Afgezien van enkele on<strong>de</strong>rbrekingen is<br />
hij er tot aan zijn dood mee doorgegaan. 22<br />
In juli 1909 brachten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth opnieuw hun vakantie in Siena door.<br />
Blijkbaar liet hun ‘bedrijfje’ dat toe. Zij logeer<strong>de</strong>n er in Pensione Chiusarelli, waar<br />
zij twee kleine kamers had<strong>de</strong>n met uitzicht op <strong>de</strong> kathedraal, volgens <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong><br />
mooiste van Italië. Hij trad er frequent binnen bij <strong>de</strong> banketbakker Mosca, van wiens<br />
taartjes hij nauwelijks af kon blijven. Daarnaast smaakte hij het genot van dagelijkse<br />
rijtoeren met <strong>de</strong> koetsier Ferruccio Mantovane. Deze bracht hem en zijn vrouw in<br />
<strong>de</strong> campagna buiten Siena, volgens <strong>Couperus</strong> 23 ‘aanbid<strong>de</strong>lijk en weel<strong>de</strong>rig met haar<br />
korenvel<strong>de</strong>n, haar wijngaar<strong>de</strong>n en het silhouet harer ou<strong>de</strong> kloosters; ja, waarlijk, het<br />
is wel uit te hou<strong>de</strong>n, ondanks <strong>de</strong> twijfelachtige zin<strong>de</strong>lijkheid van Chiusarelli’. - Op<br />
een van <strong>de</strong>ze toeren trof hem een vierkant kasteel, dat Quattro Torri heette. Het werd<br />
in<strong>de</strong>rdaad gemarkeerd door vier imposante hoektorens en lag bijzon<strong>de</strong>r romantisch<br />
in het heuvelland. 24<br />
Nogmaals nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Florentijnse dames uit. Wil<strong>de</strong>n zij niet naar Siena<br />
komen? - Maar opnieuw lieten zij hem in <strong>de</strong> steek: een zeventienjarige neef van<br />
Emma, Mario Rossi geheten - zoon van haar zuster - , was ernstig ziek en zij kon<br />
haar zuster niet alleen laten. <strong>Couperus</strong> betreur<strong>de</strong> het. Zo graag was hij met haar in<br />
het rijtuig van Ferruccio naar <strong>de</strong> ruïnes van <strong>de</strong> abdij San Galgano gere<strong>de</strong>n, ‘drie uren<br />
heen, drie uren terug, bij het schijnsel van <strong>de</strong> maan’. Het is er niet van gekomen.<br />
Toen hij zelfs geen antwoord kreeg, hield hij er ernstig rekening mee dat <strong>de</strong> dames<br />
zich misschien grote zorgen om <strong>de</strong> zieke Mario maakten.<br />
Naar <strong>Couperus</strong>' oor<strong>de</strong>el was het pension Chiusarelli zo vies, dat hij met Elisabeth<br />
spoedig naar Florence verhuis<strong>de</strong>. Daar hebben zij <strong>de</strong> dames opgezocht. Zij wer<strong>de</strong>n<br />
er bij die gelegenheid onthaald op een pasticcio die, zoals wij nog zullen zien, in <strong>de</strong><br />
literatuur vereeuwigd is. Spoedig<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
358<br />
moesten zij echter al weer terug naar Nice. Op Maria Hemelvaart schreef <strong>Couperus</strong><br />
aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez: 25 ‘Wij vergeten U niet: vandaag is het Uw naamdag,<br />
<strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r Assunta, en ik kom U zeggen hoeveel wij van U hou<strong>de</strong>n, met gelukwensen<br />
<strong>voor</strong> U en <strong>voor</strong> allen, die U dierbaar zijn. Ik hoop levendig dat U <strong>de</strong>ze dag zult vieren<br />
temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Uwen, zon<strong>de</strong>r ongerustheid over <strong>de</strong> jonge zieke. Wat ons betreft,<br />
wij berusten in Nice <strong>voor</strong> het ogenblik, waar het niet warmer is dan el<strong>de</strong>rs. Wij zijn<br />
zeer gelukkig enkele weken te hebben doorgebracht in ons aanbe<strong>de</strong>n Italië - waarlijk,<br />
<strong>de</strong> vakantie was niet bedorven, Signora Emma! - ; te Ventimiglia, <strong>de</strong> grens passerend,<br />
voel ik altijd - tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> terugkeer wel te verstaanmijn hart ineenkrimpen, alsof ik<br />
iets verlaat, dat mij uiterst dierbaar is... En dan zeg ik in mijzelve: wanneer zal ik<br />
terugkeren... naar Italië?... Wreed raadsel, maar laten wij altijd blijven hopen! Voor<br />
het ogenblik nemen wij rust; dit grote huis is een beetje triest, maar het is koel: Betty<br />
houdt zich wat bezig met haar toilet, <strong>voor</strong> zij zich gaat occuperen met het huis en<br />
met <strong>de</strong> herinstallatie. Overdag gaan wij bijna niet uit; tegen vijf uur is het heerlijk in<br />
<strong>de</strong> tuin, en <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> zeekust zijn fris, er zijn zelfs mensen en er is muziek!<br />
Lieve Mevrouw, laat mij U nogmaals danken <strong>voor</strong> Uw charmante ontvangst - <strong>de</strong><br />
pastei blijft onvergetelijk! - ; vergeet ons niet.’ In een postscriptum brengt hij zijn<br />
groeten over aan een zekere Donati, evenals aan Emma's zuster, Signora Rossi.<br />
In <strong>de</strong> loop van oktober ontving Veen in Amsterdam een brief van zijn auteur die<br />
hem bewees dat het bloed van een schrijver altijd weer kruipt waar het niet kan gaan. 26<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hem namelijk mee dat hij <strong>voor</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland een aantal schetsen<br />
aan het schrijven was, die hij later wil<strong>de</strong> verzamelen in twee bun<strong>de</strong>ls met als<br />
<strong>voor</strong>lopige titels Antieke verhalen en Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren. Elke bun<strong>de</strong>l<br />
hoopte hij ongeveer even groot te maken als vroeger <strong>de</strong> omvang van zijn romans<br />
was. Hij verlang<strong>de</strong> te weten of Veen iets <strong>de</strong>rgelijks wil<strong>de</strong> uitgeven. En <strong>voor</strong>al ook<br />
wat hij er in dat geval <strong>voor</strong> wenste te betalen. Bij negatief antwoord was <strong>Couperus</strong><br />
van plan, zo voeg<strong>de</strong> hij er dreigend aan toe, zich onmid<strong>de</strong>llijk tot een an<strong>de</strong>re uitgever<br />
te wen<strong>de</strong>n.<br />
Toen Veen antwoord<strong>de</strong> dat hij dan toch nog liever een roman had, antwoord<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong>, op een toon die niets had van <strong>de</strong> charme waarmee hij aan zijn Italiaanse<br />
vriendinnen placht te schrijven: 27 ‘Te wachten tot ik een roman zoû hebben, kan ik<br />
niet, om <strong>de</strong> eenvoudige re<strong>de</strong>n, dat ik vast van plan ben nooit meer een roman te<br />
schrijven. Het Hollandsche publiek,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
359<br />
dat mijn beste boeken niet koopt, is mij heusch niet waard <strong>de</strong> tension d'esprit, die<br />
noodig is <strong>voor</strong> een groot werk. Ik ben weêr gaan schrijven, om het geld. Ons huis<br />
gaat goed, maar ik heb <strong>voor</strong> mijzelf te veel geld noodig, om op te willen maken wat<br />
mijn vrouw met haar nieuwe arbeid verdient. Ik schrijf dus geregeld, ie<strong>de</strong>ren dag,<br />
mijn vier, vijf bladzij<strong>de</strong>n, om geld. Om geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n. In Groot-Ne<strong>de</strong>rland zullen<br />
ie<strong>de</strong>ren maand mijn stukken verschijnen: ver<strong>de</strong>r in enkele couranten. Daar wil ik<br />
bun<strong>de</strong>ls van maken. Wilt gij ze uitgeven, heel goed: zeg dan, wat ge er <strong>voor</strong> geven<br />
wilt: grootte, 2 <strong>de</strong>elen, als <strong>de</strong> vroegere romans. Wilt gij ze liever niet hebben, dan<br />
ben ik wel genoodzaakt naar een an<strong>de</strong>r uit te zien. Ik heb propozities van een jong<br />
uitgevertje. Ik zoû het vervelend vin<strong>de</strong>n je te verlaten, heel vervelend zelfs, maar<br />
een mensch schikt zich in veel. Ver<strong>de</strong>r geloof ik, dat ik genoeg talent heb, om zelfs<br />
in die kleine maakschetsjes en novelletjes iets goeds te geven. Eerlijker kan ik niet<br />
zijn.’<br />
Na<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen volg<strong>de</strong>n, door <strong>Couperus</strong> gevoerd op onveran<strong>de</strong>rlijk<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> onaangename toon. Ze eindig<strong>de</strong>n natuurlijk met het beken<strong>de</strong> refrein: 28<br />
‘Gaarne vernam ik nog of ge mij da<strong>de</strong>lijk het honorarium zoû kunnen doen<br />
toekomen...’ In een volgen<strong>de</strong> brief heette het zelfs: 29 ‘Ik moet absoluut nog <strong>de</strong>ze<br />
maand ƒ 1200,- <strong>voor</strong>schot ontvangen [...] dit <strong>voor</strong>schot is <strong>de</strong> hoofd<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> [...].<br />
Antwoord mij nu per ommegaan<strong>de</strong>, zakelijk en beslist. Ik heb namelijk al mijn geduld<br />
geoefend, om met je in relatie te blijven, maar kan nu niet langer wachten.’ <strong>Couperus</strong><br />
kon <strong>de</strong> uitgave in boekvorm echter pas <strong>voor</strong> over een jaar garan<strong>de</strong>ren, wat dus inhield<br />
dat hij bezig was zich opnieuw in <strong>de</strong> financiële nesten te werken. Veen aarzel<strong>de</strong> met<br />
grote aarzeling. Tenslotte bood hij ƒ 840,-. <strong>Couperus</strong> ging daar op in, met <strong>de</strong> niet erg<br />
overtuigend klinken<strong>de</strong> afdoener: 30 ‘Ik zoû el<strong>de</strong>rs een paar hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n meer<br />
kunnen krijgen, maar wil daar<strong>voor</strong> onze relaties niet afbreken.’<br />
De in <strong>de</strong> oudheid spelen<strong>de</strong> verhalen die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> geschreven heeft<br />
leren ons weinig nieuws over hem. An<strong>de</strong>rs staat het met <strong>de</strong> biografische schetsen,<br />
‘waarin ik zelve meestal hoofdpersoon ben: reisimpressies, kleine avonturen etc.’.<br />
Zijn reisindrukken vertellen ons veel over wat hem in Italië en Frankrijk boei<strong>de</strong> en<br />
zij doen dat op on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijze. <strong>Couperus</strong> als causeur is bepaald niet <strong>de</strong> slechtste<br />
<strong>Couperus</strong>. De niet min<strong>de</strong>r virtuoze en bijzon<strong>de</strong>r aantrekkelijke kleine avonturen<br />
bevatten echter, naast elementen uit <strong>de</strong> werkelijkheid, zoveel fantasie, dat zij ons<br />
maar al te gemakkelijk mislei<strong>de</strong>n. Het meest intrigeren<strong>de</strong> probleem<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
360<br />
wordt daarbij ongetwijfeld gevormd door <strong>de</strong> telkens terugkeren<strong>de</strong> trits figuren Elettra,<br />
Orlando en Jan.<br />
Wat <strong>de</strong> namen van Orlando en Elettra betreft het volgen<strong>de</strong> (‘Jan’ komt hierna nog<br />
ter sprake). Als achternaam heeft <strong>Couperus</strong> het wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Orlandini bedacht. Moge<br />
<strong>de</strong> overgang van Emma naar Elettra niet al te raadselachtig zijn, min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk is<br />
die van Giulio naar Orlando. <strong>Couperus</strong> blijkt zich in dit geval een literair grapje te<br />
hebben veroorloofd.<br />
Hij moet <strong>de</strong> fantasienaam Orlando Orlandini namelijk ontleend hebben aan een<br />
dikke roverroman van Christian Vulpius (1762-1827). Nadat <strong>de</strong>ze schrijver roem<br />
had verworven met <strong>de</strong> roman Rinaldo Rinaldini, <strong>de</strong>r Räuberhauptmann (1797 e.v.),<br />
publiceer<strong>de</strong> hij in 1802 het veel min<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong> boek Orlando Orlandini. (Rinaldo<br />
Rinaldini werd herhaal<strong>de</strong>lijk herdrukt, en ook in het Ne<strong>de</strong>rlands vertaald, dit in<br />
tegenstelling tot Orlando Orlandini. Daarnaast verschenen verhalen van an<strong>de</strong>ren<br />
waar Rinaldo en Orlando een rol in speel<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> beken<strong>de</strong> navolger was C.F. Busch,<br />
die in 1853 een Morando Morandini publiceer<strong>de</strong>. 31 )<br />
Vulpius' Orlando Orlandini verscheen in 1802 anoniem. De naamover-eenkomst<br />
is natuurlijk geen toeval, <strong>voor</strong>al omdat <strong>Couperus</strong> in een van <strong>de</strong> schetsen zijn vriend<br />
zelf expressis verbis met een rover vergelijkt. In Van Orlando's viooltjes 32 trekt Gigi<br />
hem een opmerkelijke vermomming aan: ‘Het is een bruin fluweelen korte broek,<br />
beenwindselen, een heerlijk vuil zij<strong>de</strong>n hemd, met groen fluweelen bretels en een<br />
blauw fluweelen buisje, een roo<strong>de</strong>n doek, een groote slappe vilten hoed met een veêr:<br />
<strong>de</strong> tinten zijn heerlijk vies en groezelig, en Orlando, die zich goedig laat mommen,<br />
ziet er in dit alles uit als van brons, met zijn vrolijke, vlammen<strong>de</strong>, glimlachen<strong>de</strong>, om<br />
Gigi geamuzeer<strong>de</strong> oogen... een bronzen roover, door wien gaarne ie<strong>de</strong>re vrouw<br />
beroofd zoû willen wor<strong>de</strong>n!’<br />
<strong>Een</strong> dui<strong>de</strong>lijker verwijzing naar <strong>de</strong> - geraffineerd genoeg niet genoem<strong>de</strong> -<br />
roversroman van Vulpius is nauwelijks <strong>de</strong>nkbaar. Men zou overigens blind moeten<br />
zijn om in <strong>de</strong> relatie van <strong>de</strong> twee vrien<strong>de</strong>n, althans zoals <strong>Couperus</strong> dit <strong>voor</strong>stelt, geen<br />
erotisch getinte betrekking te willen zien. Of dit ook van <strong>de</strong> kant van Orlando zo<br />
geweest is? In het zui<strong>de</strong>n zijn vriendschappen vrijer, losser en min<strong>de</strong>r terughou<strong>de</strong>nd<br />
dan in het noor<strong>de</strong>n doorgaans het geval is, terwijl zij daarbij toch ‘normaal’ blijven,<br />
wat daar dan ook on<strong>de</strong>r verstaan moge wor<strong>de</strong>n.<br />
Orlando heeft een warme, spontane natuur. Desondanks blijft er van zijn kant naar<br />
het lijkt toch een zekere reserve gehandhaafd. Wie goed<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
361<br />
oplet, constateert bij Orlando wel innige vriendschap, maar nergens intimiteit die<br />
sterkere accenten aanneemt. Erotiek en seksualiteit blijven geschei<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> schets als Intimiteiten, nog uit 1907, waarin <strong>Couperus</strong> uiteenzet hoe Italiaans<br />
hij zich voelt, is van begin tot eind een dagboekblad zon<strong>de</strong>r enig verdichtsel. Michele<br />
daarentegen, dat in maart 1907 moet spelen, kan <strong>voor</strong> het grootste <strong>de</strong>el verzonnen<br />
zijn, hoewel <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> er in behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> opvoering door Scarpetta zon<strong>de</strong>r twijfel<br />
zelf heeft meegemaakt. Geuren van heiligheid berust op zijn bezoek aan Assisi,<br />
eveneens uit 1907. Maar het verhaal op zichzelf is toch een romantische fantasie,<br />
zoals ook Impulsie en weifeling en Mars en Venus dat zijn. Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis<br />
kan weer groten<strong>de</strong>els op werkelijkheid berusten, evenals het raam van het kerstverhaal<br />
Zeliah, dat in <strong>de</strong>cember 1909 ontstaan moet zijn. Over betrouwbare criteria om het<br />
werkelijkheidsgehalte in al dit werk te toetsen beschikken wij doorgaans niet. Voor<br />
zover wij die illusie nog mochten koesteren, doet <strong>de</strong> eerste helft van Bekentenissen<br />
- over <strong>de</strong> leugen als principe - die wel teniet. Paradoxaal genoeg moet <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
helft daarvan weer als een volstrekt waarheidsgetrouw dagboekblad beschouwd<br />
wor<strong>de</strong>n. Er spreekt resignatie en levenswijsheid uit, <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond van <strong>Couperus</strong>'<br />
wezen, die het hem mogelijk maakte na <strong>de</strong>sillusies vroeg of laat toch altijd weer<br />
moed te vatten en ver<strong>de</strong>r te gaan.<br />
Intrigerend blijft <strong>de</strong> eerste reeks samenhangen<strong>de</strong> Orlandoverhalen, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />
De lof <strong>de</strong>r luiheid. 33 Orlando, hoewel gebaseerd op Giulio Lodomez, leeft en han<strong>de</strong>lt<br />
groten<strong>de</strong>els bij <strong>de</strong> gratie van <strong>Louis</strong>' fantasie. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> Elettra. Emma<br />
Garzes mag dan mo<strong>de</strong>l gestaan hebben, veel meer is het doorgaans niet geweest. Dit<br />
gaat niet min<strong>de</strong>r op <strong>voor</strong> hun landhuis Quattro-Torre. Het kasteel van die naam buiten<br />
Siena wordt tot fantasiekasteel: 34 ‘Je m'achète un château pour l'été prochain et je<br />
vous invite!’ In De lof <strong>de</strong>r luiheid situeert <strong>Couperus</strong> het ‘twintig kilometer af van<br />
Siena, en gelegen aan <strong>de</strong> zee’. Hiermee verraadt hij zijn literaire fantasie. Hemelsbreed<br />
ligt <strong>de</strong> zee een zeventig kilometer van Siena verwij<strong>de</strong>rd, en <strong>de</strong> echte Quattro Torri -<br />
<strong>Couperus</strong>' Italiaans liet te wensen over! - bevindt zich mid<strong>de</strong>n in het land en bovendien<br />
niet vlakbij Cecina.<br />
Orlando, Elettra, hun bedien<strong>de</strong>n en hun landhuis behoren groten<strong>de</strong>els tot het gebied<br />
van <strong>de</strong> gelogen droom. Orlando is daarin <strong>de</strong> gefantaseer<strong>de</strong> grote vriend, die wel<br />
bestaan heeft maar niet in <strong>de</strong>ze volmaaktheid. Hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
362<br />
wordt bijna tot een god, in wiens bijzijn <strong>Couperus</strong> ineens verrukkelijk gitaar kan<br />
spelen, lie<strong>de</strong>ren improviseert, beter slaapt (en dat nog wel half naakt), zwemt (geheel<br />
naakt) en meer van dit soort dingen, die <strong>de</strong> door <strong>Couperus</strong> nooit gelezen Freud<br />
ongetwijfeld naar het terrein <strong>de</strong>r wensdromen zou verwezen hebben. Omgekeerd is<br />
Orlando bereid Hollands te leren om Gigi's boeken te kunnen lezen. Hij oefent zich<br />
op Dionyzos, zoals Luigi Siciliani dit eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed. 35 Dat Orlando D'Annunzio's Fedra<br />
in <strong>de</strong> boekenkast heeft staan verwon<strong>de</strong>rt ons niet: <strong>Couperus</strong> las het werk <strong>voor</strong> aan<br />
<strong>de</strong> dames Garzes-Lodomez. 36 Intussen is <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, vermomd als<br />
Brigida, in <strong>de</strong> keuken bezig <strong>de</strong> heerlijkste pasticcio aller tij<strong>de</strong>n te berei<strong>de</strong>n. Het is <strong>de</strong><br />
pastei die <strong>Couperus</strong> in juli 1909 bij zijn vriendinnen te Florence heeft verorberd. 37<br />
Toen was Elisabeth daar ook. In het verhaal kon zij gemist wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> schaduw<br />
van <strong>de</strong> grote vriend werd haar aanwezigheid, zoals <strong>de</strong> wensdroom verra<strong>de</strong>rlijk<br />
dui<strong>de</strong>lijk maakt, overbodig.<br />
Van tijd tot tijd oefent Orlando in zijn Sport-Palace zijn formidabele spieren.<br />
Kapitaalkrachtig is hij ook al, en Gigi hoopt heimelijk dat hij hem in het najaar op<br />
een reisje naar Egypte zal trakteren. Maar daar loopt Orlando niet in. Gigi bou<strong>de</strong>ert<br />
als een kind en vertrekt. Pas in De slag 38 komt hij weer terug, ook nu zon<strong>de</strong>r Elisabeth.<br />
Met nadruk wordt <strong>voor</strong>ts Orlando's auto genoemd. Heliogabalus heeft nu dus<br />
ein<strong>de</strong>lijk zijn wagenmenner gevon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> man die alles kan. De werkelijkheid was<br />
an<strong>de</strong>rs. Het is in <strong>de</strong>ze jaren steeds maar een heel korte tijd geweest dat <strong>Couperus</strong> in<br />
Italië kon verblijven. En hoe vaak heeft hij daar toen Giulio Lodomez ontmoet? Deze<br />
woon<strong>de</strong> niet bij zijn zuster en zijn moe<strong>de</strong>r in. Met <strong>de</strong> laatste is hij gebrouilleerd<br />
geraakt. Dit verklaart, zoals reeds aangestipt, het ontbreken van zijn naam in <strong>de</strong><br />
brieven; <strong>voor</strong> zover die dan bewaard zijn.<br />
Komisch is <strong>de</strong> vondst om Orlando en Elettra tevens een appartement in Rome te<br />
laten bezitten. Het zou zich zogenaamd in <strong>de</strong> Via Fontanella di Borghese bevin<strong>de</strong>n.<br />
In werkelijkheid betreft het hier het pension Hallier, waar <strong>Couperus</strong> een paar maal<br />
heeft gelogeerd, zodat hij <strong>de</strong> couleur locale ervan goed ken<strong>de</strong>. 39 Alweer zon<strong>de</strong>r<br />
Elisabeth reist <strong>de</strong> literaire Gigi daarheen, en hij wordt er door Orlando ontvangen<br />
met vele schalen maartse viooltjes. 40 <strong>Een</strong> grapje apart in <strong>de</strong> tekst is, dat Gigi aan het<br />
station in <strong>de</strong> regen wordt opgewacht door diens Romeinse koetsier: <strong>de</strong> man blijkt<br />
nota bene... Giulio te heten.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
363<br />
Het verhaal over <strong>de</strong> hond Nerone lijkt geïnspireerd te zijn, niet op een hond van<br />
Giulio Lodomez, maar op <strong>de</strong> hond van Cyriel Buysse, Bos geheten. Met dit dier had<br />
<strong>Couperus</strong>, zoals wij al zagen, onaangename ervaringen opgedaan. Bos kon sindsdien<br />
in zijn ogen geen goed meer doen en werd door hem <strong>voor</strong> eeuwig verdoemd. 41 Nerone<br />
is <strong>de</strong> eerste en laatste hond geweest waar <strong>Couperus</strong> min of meer uitvoerig aandacht<br />
aan heeft willen beste<strong>de</strong>n - met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> her<strong>de</strong>rshond Brinio, die hem in<br />
zijn laatste levensdagen gezelschap zou hou<strong>de</strong>n. Behalve bij Buysse heeft <strong>Couperus</strong><br />
nergens zulke hondse ervaringen opgedaan.<br />
Al <strong>de</strong>ze verhalen - <strong>de</strong> reeks wordt afgesloten door Over <strong>de</strong> ij<strong>de</strong>lhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s lichaams<br />
en <strong>de</strong>szelfs vertuitingen, 42 dat plotseling in Florence speelt, omdat Emma Garzes en<br />
Giulio daar nu eenmaal woon<strong>de</strong>n; het gefingeer<strong>de</strong> appartement te Rome komt ver<strong>de</strong>r<br />
niet meer ter sprake - heeft <strong>Couperus</strong> geschreven in <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n van 1909 en<br />
misschien ook nog in het begin van 1910. In <strong>de</strong> geest leef<strong>de</strong> hij zo weer in zijn geliefd<br />
Italië. Toen <strong>de</strong> schetsen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen en hij Giulio er van op <strong>de</strong><br />
hoogte stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze als Orlando <strong>de</strong> literatuur was binnengetre<strong>de</strong>n, nam <strong>de</strong>ze hem<br />
dat aanvankelijk niet in dank af. Tenminste, als wij <strong>Couperus</strong> zelf mogen geloven,<br />
die dit later eens aan Pier Pan<strong>de</strong>r heeft verteld. 43 De oorzaak van die wrevel zal min<strong>de</strong>r<br />
gelegen hebben in het feit op zichzelf, dan in het homo-erotische aroma waar dit<br />
proza niet slechts mee besprenkeld, maar van doordrenkt is.<br />
Het tijdschrift heeft daar blijkbaar min<strong>de</strong>r moeite mee gehad. In het veelgelezen<br />
Va<strong>de</strong>rland was <strong>Couperus</strong> aanvankelijk wat <strong>voor</strong>zichtiger. Voor <strong>de</strong> courant bewaar<strong>de</strong><br />
hij klassieke verhalen als De balling te Tomi 44 en Cameeën. 45 <strong>Een</strong> reeks schetsen, die<br />
hij Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> blauwe kust heeft genoemd, 46 had ook al een zeer onschuldige<br />
inhoud. Het zijn opstellen waarin hij allerlei over zijn leven in Nice vertelt, over zijn<br />
ochtendflânerie op <strong>de</strong> Promena<strong>de</strong> <strong>de</strong>s Anglais, over won<strong>de</strong>rlijke mensen die hij er<br />
ken<strong>de</strong> of tij<strong>de</strong>ns een diner ontmoette. Spotzucht en <strong>de</strong> nodige kritiek verra<strong>de</strong>n dat<br />
hij na al die jaren op Nice uitgekeken begon te raken: ‘Het weêr en <strong>de</strong> menschen,<br />
dat zijn <strong>de</strong> twee eenige bekoringen,’ zo verzucht hij zelfs op een gegeven ogenblik.<br />
Zijn beschrijving van het carnaval in <strong>de</strong> winter van 1910 47 - wij danken er <strong>de</strong><br />
datering aan van zijn nog altijd bewaar<strong>de</strong> roze smoking; roze was namelijk <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>geschreven kleur van dat seizoen 48 - leidt <strong>Couperus</strong> in met een belangrijke<br />
ontmoeting. Ten tonele verschijnt ineens een Hol-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
364<br />
landse vriend, die van alles over het na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> feest wil weten. Op <strong>de</strong>ze wijze<br />
introduceert <strong>Couperus</strong> een nieuwe figuur die hij in zijn schetsen daarna bij herhaling<br />
laat optre<strong>de</strong>n: Jan. Al dikwijls heeft men er zich het hoofd over gebroken of <strong>de</strong>ze<br />
Jan op een volslagen fictie berust dan wel, als Orlando en Elettra, - die het carnaval<br />
heten mee te vieren: een fantasie van <strong>Couperus</strong>, daar althans Emma hem nooit in<br />
Nice is komen opzoeken - op een van zijn kennissen gebaseerd kan zijn. In 1951<br />
heeft Elisabeth <strong>Couperus</strong> zoals wij al zagen aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg schriftelijk<br />
verzekerd: ‘Of Jan en Orlando werkelijk bestaan hebben? Ja zeker, en nog vele<br />
an<strong>de</strong>ren met hen. Sommige in werkelijkheid, an<strong>de</strong>re weer met veel fantasie er bij<br />
zooals alles wat uit het brein van een scheppend kunstenaar komt!’ <strong>Een</strong> overlevering<br />
wil daarnaast dat Jan geïnspireerd zou zijn op Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. Curieus genoeg<br />
is er aanleiding om aan <strong>de</strong>ze laatste bewering geloof te hechten. 49<br />
<strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> Wagen<strong>voor</strong>t al uit zijn vroege Haagse tijd. 50 Voor sommige van<br />
diens boeken had hij waar<strong>de</strong>ring, en hij heeft daar ook van getuigd. Nauwe relaties<br />
on<strong>de</strong>rhiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers niet. Het zou ook niet goed mogelijk zijn geweest<br />
daar Wagen<strong>voor</strong>t als journalist steeds van het ene land naar het an<strong>de</strong>re reis<strong>de</strong>. Hij<br />
leid<strong>de</strong> een onrustig bestaan. In april 1903 had <strong>Couperus</strong> hem uit Nice geschreven. 51<br />
‘Laten wij echter voeling hou<strong>de</strong>n, opdat wij elkaâr weer eens ontmoeten. Je bent <strong>de</strong><br />
èchte globe-trotter: ik ben maar een heel lui exemplaar.’ Juist het woord globetrotter<br />
doet ons <strong>de</strong> oren spitsen.<br />
In zijn auto<strong>biografie</strong> De vrijheidzoeker vertelt Wagen<strong>voor</strong>t over zichzelf, in <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon: 52 ‘Hij was <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlandsche journalist, die wat men noemt<br />
“reis<strong>de</strong>”, zoo dat hij, en dit erger<strong>de</strong> hem telkens, “<strong>de</strong> globetrotter” werd genoemd’.<br />
Dit zou op zichzelf nog niet veel hoeven te betekenen, en het verband met <strong>Couperus</strong>'<br />
vriend ‘Jan’ zou met dit als ‘bewijs’ ook niet zon<strong>de</strong>r meer gelegd mogen wor<strong>de</strong>n,<br />
ware het niet dat Wagen<strong>voor</strong>t even ver<strong>de</strong>r mee<strong>de</strong>elt: ‘Hij [Wagen<strong>voor</strong>t] was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche pers “Jan Globetrotter” gewor<strong>de</strong>n.’ Daar komt bij dat Wagen<strong>voor</strong>t<br />
omstreeks 1910, dus juist op het ogenblik waarop hij in <strong>Couperus</strong>' schetsen begint<br />
te verschijnen, zijn gereis en getrek wat begon te min<strong>de</strong>ren. Voorlopig ging hij in<br />
Rome wonen, 53 en trad daar op als Italiaans correspon<strong>de</strong>nt van De Nieuwe Courant<br />
en Het Nieuws. 54 Na een jaar verhuis<strong>de</strong> hij naar Florence, waar hij tot 1914 is<br />
gebleven. 55 In die jaren heeft <strong>Couperus</strong> hem daar zeer dikwijls ontmoet. Wagen<strong>voor</strong>t<br />
ver-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
365<br />
telt dat hij zelf dagelijks lange wan<strong>de</strong>lingen maakte: ‘Doch <strong>Louis</strong> werkte gewoonlijk's<br />
middags, en was ook <strong>voor</strong> geen lange wan<strong>de</strong>lingen te vin<strong>de</strong>n. Daarentegen was hij<br />
een geboren “Flaneur”. De twee vrien<strong>de</strong>n ontmoetten elkaar dus meestal tegen zes<br />
uur's avonds “in piazza”, dit wil zeggen: op het Victor-Emanuelplein, het hartje <strong>de</strong>r<br />
stad, waar “Peregrinus” [Wagen<strong>voor</strong>ts pseudoniem] een kwart eeuw te voren een<br />
<strong>de</strong>el van het Florentijnsche “Ghetto” gezien had. Haast elken dag een kwartier genoot<br />
<strong>de</strong>ze dus het geestige gezelschap van <strong>de</strong>n geestigsten causeur van zijn land, wiens<br />
kennis <strong>de</strong>r Romeinsche en Grieksche Oudheid hij bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.’ De twee schrijvers<br />
had<strong>de</strong>n soms zoveel pret, ‘dat <strong>Louis</strong>, die zijn spreken wel wat vaak doorspekte met<br />
Fransche uitdrukkingen, eens lachend uitriep: “cher ami, je schept <strong>de</strong>n room van mij<br />
af.”’<br />
Dat <strong>de</strong> Jan-figuur in<strong>de</strong>rdaad op Wagen<strong>voor</strong>t gebaseerd is, kan al met al nauwelijks<br />
betwijfeld wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> heeft het trouwens zelf min of meer bevestigd, toen hij<br />
in <strong>de</strong> schets Jan en Florence schreef: 56 ‘Als in <strong>de</strong>ze feuilletons, duikt hij ook<br />
sporadisch op in mijn leven. Van mijn schooltijd af, duikt Jan als een onverwachte<br />
perluuk door mijne dagen op. Het meest, als ik heelemaal niet aan hem <strong>de</strong>nk, als ik<br />
hem... vergeten ben. [...] Hij vertegenwoordigt <strong>voor</strong> mij een Hollandsch element van<br />
nuchterheid, gezond verstand, gemengd met een tikje zich niet toonen willend gevoel.<br />
Hij is werkelijk zéer waar<strong>de</strong>erbaar, in het buitenland.’<br />
Deze reeks meesterlijke schetsen, door <strong>Couperus</strong> gebun<strong>de</strong>ld in Van en over mijzelf<br />
en an<strong>de</strong>ren, 57 wissel<strong>de</strong> hij af met antieke verhalen. Hiermee vatte hij een oud plan<br />
weer op. In januari 1903 had hij Veen meege<strong>de</strong>eld Antieke sproken te willen<br />
schrijven, 58 en als figuren die tot on<strong>de</strong>rwerp kon<strong>de</strong>n dienen noem<strong>de</strong> hij toen Dionyzos,<br />
Afrodite en Herakles. Hiervan was Dionyzos uitgegroeid tot een roman. Over Afrodite<br />
had hij geschreven in het verhaal Adonis, in 1906 afgedrukt in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 59<br />
Herakles bewaar<strong>de</strong> hij nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst. Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l waarover hij<br />
met Veen had on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ld handhaaf<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> titel Antieke verhalen, die hij echter<br />
uitbreid<strong>de</strong> met Van go<strong>de</strong>n en keizers, van dichters en hetaeren. 60 Enkele schetsen<br />
hieruit - Cameeën en De balling te Tomi - plaatste hij eerst in Het Va<strong>de</strong>rland,<br />
respectievelijk in januari 1910 en <strong>de</strong>cember 1909. 61 De overige verhalen zijn in <strong>de</strong><br />
loop van 1910 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland gepubliceerd. 62 Naast zijn ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> Romeinse<br />
keizertijd, toont <strong>Couperus</strong> er een <strong>voor</strong>keur in, zoals eer<strong>de</strong>r al in <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong><br />
Endymion-cyclus, <strong>voor</strong> wat men wel noemt het Hellenistisch rococo. De volgor<strong>de</strong><br />
in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
366<br />
het boek is die van <strong>de</strong> tijdschriftpublikatie, en dus chronologisch wat het ogenblik<br />
van ontstaan betreft.<br />
Het kortste verhaal, Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes, is echter nergens eer<strong>de</strong>r<br />
verschenen. 63 Er zijn twee mogelijkhe<strong>de</strong>n. Enerzijds zou het verklaard kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
uit <strong>de</strong> inhoud. <strong>Couperus</strong> behan<strong>de</strong>lt er <strong>de</strong> anekdote in volgens welke <strong>de</strong> dichter Lucanus<br />
in een Romeinse latrine tij<strong>de</strong>ns het slaken van een formidabele wind een dichtregel<br />
van keizer Nero zelf zou hebben geciteerd (‘sub terris tonuisse putes’), om vervolgens<br />
zijn behoefte te gaan doen, nadat ie<strong>de</strong>reen op <strong>de</strong> vlucht was geslagen bij het aanhoren<br />
van een zo ongehoor<strong>de</strong> majesteitsschennis. Hebben <strong>de</strong> redacties van Het Va<strong>de</strong>rland<br />
en Groot-Ne<strong>de</strong>rland het amusante stukje onoirbaar gevon<strong>de</strong>n of durf<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
zelf <strong>de</strong> publikatie ten overstaan van een zo groot publiek après tout niet aan? - Zo<br />
schrikachtig was hij toch niet. Het wél in het tijdschrift verschenen Van vagebon<strong>de</strong>n<br />
en schelmen eindigt trouwens eveneens met een wind. 64 Waarschijnlijker is daarom<br />
een an<strong>de</strong>re oplossing. Toen Veen <strong>de</strong> antieke verhalen drukte, hield hij enkele blanco<br />
pagina's over, <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> daar op 16 augustus 1910 op met: 65 ‘Ik zend U<br />
he<strong>de</strong>n nog een Antiek Verhaal en <strong>de</strong>nk, dat dit juist <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l vol maakt. Is het te<br />
weinig, dan zend ik er nog iets bij.’ De schets kan dus ontstaan zijn als vulling, zij<br />
het in dit geval een bladvulling die wel zeer gelukkig is uitgevallen! Men hoeft er<br />
<strong>Couperus</strong> niet meteen tot ‘Analerotiker’ om te diskwalificeren. Dit soort boertighe<strong>de</strong>n<br />
moge in <strong>de</strong> Victoriaanse tijd geen bon ton geweest zijn, <strong>de</strong> Romeinse literatuur trok<br />
er <strong>de</strong> neus bepaald niet <strong>voor</strong> op. Trouwens, tot en met Mozart heeft men in onze<br />
cultuur anale geestighe<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>biteerd zon<strong>de</strong>r dat iemand daar ooit door geschokt<br />
lijkt te zijn geraakt.<br />
Tusschen <strong>de</strong> Ionische zuiltjes toont in zijn vrijmoedigheid dat geen zee <strong>Couperus</strong><br />
meer te hoog kon gaan. Met <strong>de</strong> huiskamer had hij al jaren eer<strong>de</strong>r afgerekend. Gewaagd<br />
<strong>voor</strong> die tijd moet, in Ne<strong>de</strong>rland althans, ook <strong>de</strong> schets Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen<br />
genoemd wor<strong>de</strong>n, een bewerking naar Petronius, wiens Satyricon <strong>Couperus</strong> toen al<br />
zeer intensief bestu<strong>de</strong>erd blijkt te hebben. Deze antieke roman, hoe fragmentarisch<br />
ook overgeleverd, was een kolfje naar zijn hand. Het genoegen dat hij schiep in<br />
erotische schil<strong>de</strong>ringen, <strong>voor</strong>al in sterk homo-erotisch gekleur<strong>de</strong> taferelen, kon hij<br />
nu uitleven on<strong>de</strong>r het etiket van Petronius' naam. Wat uit een schets als <strong>de</strong>ze nog<br />
eens dui<strong>de</strong>lijk blijkt, is het feit dat <strong>Couperus</strong> zich in <strong>de</strong> antieke wereld <strong>voor</strong>al zo thuis<br />
voel<strong>de</strong> omdat hij er volkomen zichzelf kon<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
367<br />
zijn. Was De berg van licht al vrij van remmingen, nu ging <strong>Couperus</strong> zich nog eens<br />
grondig vermaken met <strong>de</strong> dartelste kanten van <strong>de</strong> oudheid. Moeiteloos leef<strong>de</strong> hij zich<br />
uit in alles wat zijn fantasie hem <strong>voor</strong>tover<strong>de</strong>. Hij kon zich daarbij op oerou<strong>de</strong><br />
hei<strong>de</strong>nse literaire tradities beroepen. Gefascineerd verdiepte hij zich steeds meer in<br />
het bonte antieke leven zoals dit zich in geschrifte aan hem <strong>voor</strong><strong>de</strong>ed, met alle<br />
vrijmoedighe<strong>de</strong>n die hij in effigie had leren kennen in Pompeji en Herculaneum, en<br />
niet te vergeten in <strong>de</strong> Romeinse musea zelf. Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen kan gezien<br />
wor<strong>de</strong>n als niet alleen een preludium tot Antiek toerisme 66 , maar tevens als <strong>voor</strong>loper<br />
van De komedianten. 67 Het motief van on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> tweelingen, eer<strong>de</strong>r dan Petronius<br />
al door Plautus in diens Menaechmi toegepast, sprak hem buitengewoon aan omdat<br />
hij er hel<strong>de</strong>r <strong>de</strong> literaire mogelijkhe<strong>de</strong>n van zag. De losse, badineren<strong>de</strong> Petronius-stijl<br />
wist hij <strong>voor</strong>treffelijk te imiteren. Het Satyricon, met al zijn boosaardighe<strong>de</strong>n, venijn<br />
en twijfelachtige mores, was een tot dandyisme neigen<strong>de</strong> genieter als <strong>Couperus</strong> op<br />
het lijf geschreven. Met genoegen <strong>de</strong>ed hij <strong>voor</strong>lopig afstand van zijn hooggestem<strong>de</strong><br />
theosofisterijen.<br />
Juist met dit werk van kortere a<strong>de</strong>m heeft <strong>Couperus</strong> een ware scala van nieuwe<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n in zichzelf ont<strong>de</strong>kt. De meer beperkte vorm bleek hem zeer goed te<br />
liggen. Het stond hem een veel grotere afwisseling van themata en stemmingen toe.<br />
De korte schets paste bovendien uitnemend bij zijn nerveus karakter. Veel van dit<br />
werk wordt gekenmerkt door een spankracht die hemzelf misschien niet min<strong>de</strong>r<br />
verrast heeft dan <strong>de</strong> lezer. In <strong>de</strong>ze tijd schreef hij kleine meesterwerken als De<br />
naumachie 68 en De ou<strong>de</strong> Trofime 69 , verhalen die <strong>de</strong> eerste twee bun<strong>de</strong>ls wat hun<br />
omvang betreft al te boven gingen. Zijn grote scheppingskracht, gesteund door <strong>de</strong><br />
regelmaat waarmee hij werkte, <strong>de</strong>ed in korte tijd een niet eindigen<strong>de</strong> reeks kortere<br />
prozastukken ontstaan waarmee hij, zo heeft hij vlug ingezien, tal van bun<strong>de</strong>ls kon<br />
vullen. Recente en vroegere ervaringen reikten <strong>de</strong> stof aan, <strong>de</strong> rest <strong>de</strong>ed zijn fantasie.<br />
De onmetelijke schatkamers van Italië garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n even zovele onuitputtelijke<br />
bronnen <strong>voor</strong> beschrijvend proza over kunst en kunstenaars, ste<strong>de</strong>n en landschappen,<br />
nu eens belicht vanuit <strong>de</strong> oudheid, dan weer vanuit <strong>de</strong> renaissance. Soms ook kon<strong>de</strong>n<br />
zij met een meer mo<strong>de</strong>rne blik wor<strong>de</strong>n bezien, hoewel daar meteen aan toegevoegd<br />
moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong>, overtuigd ‘passatist’, met het Italië van zijn eigen tijd<br />
eigenlijk niet goed raad wist. 70 Evenmin gaf hij blijk van een geavanceer<strong>de</strong> smaak<br />
waar het contemporaine kunstuitingen betrof. Italië<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
368<br />
was <strong>voor</strong> hem één grote leerschool. Hier wil<strong>de</strong> hij steeds weer terugkeren. Geen<br />
won<strong>de</strong>r dat het leven in het mondaine maar ver<strong>de</strong>r niet interessante Nice hem op <strong>de</strong>n<br />
duur niet vol<strong>de</strong>ed. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>finitief afscheid begon steeds meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen.<br />
In an<strong>de</strong>re opzichten gaf <strong>Couperus</strong> blijk van toch weer heel <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën.<br />
Zo schreef hij Veen op 3 mei 1910, nog uit Nice: 71 ‘Is er geen min<strong>de</strong>r gewichtig, dus<br />
luchtiger, en misschien ook goedkoper formaat te vin<strong>de</strong>n, om in <strong>de</strong>n vervolge mijn<br />
courantenfeuilletons na te drukken. Zoodat ik gemakkelijker die feuilletons, b.v.<br />
twee maal in het jaar, kan liqui<strong>de</strong>eren in een bun<strong>de</strong>l, gemakkelijk te koopen, laat mij<br />
rond-uit zeggen als spoorweg-lektuur? Ik zie in het buitenland soms zulke bun<strong>de</strong>ltjes,<br />
netjes en goedkoop, aan <strong>de</strong> kiosken liggen. Mijn importantere verhalen kunnen wij<br />
dan behou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een bun<strong>de</strong>l “Novellen”. De feuilletons zou<strong>de</strong>n wij dan geregeld<br />
kunnen nadrukken in het min<strong>de</strong>r gewichtige formaat.’ - Bij herhaling is <strong>Couperus</strong><br />
hier op teruggekomen. Veen ging er echter niet onmid<strong>de</strong>llijk op in. Zo is het mogelijk<br />
geweest dat Korte arabesken in 1911 gepubliceerd werd door <strong>de</strong> ‘Maatschappij <strong>voor</strong><br />
goe<strong>de</strong> en goedkoope lectuur’ te Amsterdam, aan het hoofd waarvan L. Simons stond. 72<br />
De zwaluwen neêr gestreken... verscheen in een sobere editie bij Van Holkema en<br />
Warendorf. Veen had het nakijken.<br />
In zijn afzon<strong>de</strong>ring, steeds in het buitenland, dreig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> ook aan zijn familie<br />
te ontgroeien. Wel waren John Ricus en later Trudy en Edmée hem in Nice komen<br />
opzoeken, maar met <strong>de</strong> Vlielan<strong>de</strong>r Heins in Den Haag kon hij alleen maar van tijd<br />
tot tijd brieven wisselen. 73 Soms waren <strong>de</strong> berichten verontrustend. In 1909 moest<br />
Catharina in Den Haag een blin<strong>de</strong>darmoperatie on<strong>de</strong>rgaan, wat in die dagen nog een<br />
hele gebeurtenis was, niet zon<strong>de</strong>r risico. Haar man Benjamin, zo heette het, werd<br />
oud. Daarover kon<strong>de</strong>n eveneens zorgen <strong>de</strong> kop opsteken. In<strong>de</strong>rdaad was <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
heer Vlielan<strong>de</strong>r Hein intussen al over <strong>de</strong> zeventig.<br />
Ook opgewekte berichten bereikten <strong>Couperus</strong> echter. Zo werd, in het zelf<strong>de</strong> jaar<br />
1909, zijn broer Frans op Java benoemd tot presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Raad van Justitie te<br />
Semarang. Lang is Frans echter niet in <strong>de</strong>ze functie werkzaam geweest. Hij werd<br />
kort daarna ziek, en wel zeer ernstig. Spoedig bleek het dat zich keelkanker bij hem<br />
ontwikkel<strong>de</strong>. In april 1910 zag hij zich genoodzaakt Indië vaarwel te zeggen. Nimmer<br />
echter heeft <strong>Couperus</strong>' broer het va<strong>de</strong>rland meer teruggezien. Op weg daarheen reis<strong>de</strong><br />
hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
369<br />
van Genua naar Zwitserland. Daar, in Bern, is hij op 24 mei's morgens om vijf <strong>voor</strong><br />
twaalf overle<strong>de</strong>n, drieënvijftig jaar oud. Hij werd ter plaatse op het Baumgarten-Friedh<br />
of begraven. Zijn elfjarig zoontje, ook al weer een John Ricus, is later on<strong>de</strong>r voogdij<br />
geplaatst van <strong>Couperus</strong>' broer John Ricus, <strong>de</strong> oud-resi<strong>de</strong>nt van Djokja.<br />
<strong>Couperus</strong> moet het doodsbericht eind mei in Nice ontvangen hebben. Hoewel <strong>de</strong><br />
band met Frans niet sterk was, heeft diens overlij<strong>de</strong>n hem niet onberoerd gelaten. In<br />
<strong>de</strong>cember 1910 schreef hij te Nice, in <strong>de</strong> trieste schets Melancholieën: 74 ‘Wie zijn<br />
die schimmen, die verrijzen, daar in <strong>de</strong>n schemerschijn <strong>de</strong>r omkapte lampen, die<br />
tusschen <strong>de</strong> schaduwen <strong>de</strong>r meubelen uit tre<strong>de</strong>n, half belicht door <strong>de</strong> afglansingen<br />
<strong>de</strong>r kleine, dansen<strong>de</strong> vurefeeën over mijn houtvuur... Het zijn <strong>de</strong> schimmen <strong>de</strong>r<br />
Doo<strong>de</strong>n... Het zijn <strong>de</strong> schimmen van mijn grijzen Va<strong>de</strong>r, van mijn aanbe<strong>de</strong>n Moe<strong>de</strong>r;<br />
het zijn <strong>de</strong> schimmen van zuster, broêr en vriend... En tusschen hunne schimmen<br />
zijn het <strong>de</strong> bleeke geesten van <strong>de</strong> Her<strong>de</strong>nkingen... Want vòl is <strong>de</strong> kamer met geesten<br />
en schimmen... Mijn stille, staren<strong>de</strong> oogen zijn vol tranen en ik voel mij oud en moê<br />
en bang.’ - Zo herdacht hij toen zijn gestorven ou<strong>de</strong>rs, zijn zuster Johanna, <strong>de</strong> dood<br />
van Frans en zijn overle<strong>de</strong>n vriend Gerrit Jäger. Geconfronteerd met <strong>de</strong>ze bittere<br />
ernst zag hij vol angst <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdom opdoemen. <strong>Couperus</strong>, nakomertje immers en als<br />
zodanig gedoemd altijd het jongste kind van <strong>de</strong> familie te blijven, vrees<strong>de</strong> ooit in<br />
diepe eenzaamheid, verlaten door allen die dan zou<strong>de</strong>n zijn heengegaan, oud te<br />
moeten wor<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Couperus</strong> is niet naar Bern gegaan. Misschien vond hij dat het geen zin had.<br />
Bovendien, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste twee weken van juli had hij al weer kamers geboekt in<br />
het alou<strong>de</strong> pension Rochat te Florence (Palazzo Niccolini). Hij hoopte daar Emma<br />
Garzes te zien. Maar blijkbaar verzuim<strong>de</strong> hij haar van zijn komst te verwittigen, want<br />
hij trof haar niet thuis toen hij haar een bezoek wil<strong>de</strong> brengen: Emma logeer<strong>de</strong> op<br />
dat moment met haar ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r te Viareggio in het Hôtel <strong>de</strong> Russie, hetzelf<strong>de</strong><br />
hotel waar Ouida eenmaal was afgestapt. 75 Dit elkaar mislopen verraadt dat <strong>Couperus</strong>'<br />
contacten met Orlando, die hem had kunnen inlichten, aanmerkelijk oppervlakkiger<br />
geweest kunnen zijn dan men geneigd is uit <strong>de</strong> verhalen op te maken.<br />
<strong>Couperus</strong> zond een klein briefje naar Viareggio, waarin hij on<strong>de</strong>r meer sprak over<br />
zijn tandarts: 76 ‘Wij ervaren <strong>de</strong> grote teleurstelling dat wij U niet in <strong>de</strong> stad aantreffen!!<br />
Het is erg jammer! Wij zijn <strong>voor</strong> enkele dagen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
370<br />
in Florence; Edward omhelst ons om beurten en vult ons <strong>de</strong> mond met goud, emaille<br />
en paarlen!!! Daarna, gaan wij naar Zermatt, om van zeer verre <strong>de</strong> verschrikkelijke<br />
Mont-Cenis te aanschouwen. Vanmorgen ontmoetten wij Donati, die mij zei<strong>de</strong>, dat<br />
U ook in Zwitserland zoudt zijn, maar in het Engadin! Ik betreur het zeer dat onze<br />
wegen elkaar niet kruisen. Vreselijk jammer!! Hartelijke hommage aan Mevrouw<br />
Uw Mama.’ - Weinig vermoed<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat mama Lodomez een half jaar later<br />
zelfmoord zou plegen door van <strong>de</strong> verdieping die zij in Florence bewoon<strong>de</strong> naar<br />
bene<strong>de</strong>n te springen.<br />
Zoals <strong>Couperus</strong> aan Emma geschreven had, ging hij na Florence in<strong>de</strong>rdaad met<br />
Elisabeth naar Zermatt, om er in <strong>de</strong> koelte <strong>de</strong>r bergen <strong>de</strong> warme zomermaan<strong>de</strong>n te<br />
ontvluchten. Aldaar maakte hij in zijn hotel kennis met een Ne<strong>de</strong>rlands echtpaar,<br />
waarvan wij <strong>de</strong> namen niet kennen maar van wie mijnheer zich jaren later <strong>Couperus</strong><br />
en Elisabeth nog goed bleek te herinneren: 77 ‘Hartelijker, prettiger, maar<br />
on-Hollandscher landgenooten hebben we in <strong>de</strong> Zwitschersche Alpen zel<strong>de</strong>n ontmoet.<br />
In <strong>de</strong> Brasserie tegenover het hotel speel<strong>de</strong> een Italiaansche kapel en men schonk er<br />
<strong>voor</strong>treffelijke Asti spumante. Daarheen togen we vaak en <strong>Couperus</strong>' vloeiend<br />
Italiaansch schiep een sfeer van vertrouwelijkheid met <strong>de</strong>n maëstro van het<br />
verdienstelijke strijkje. Ging ik nu en dan alleen <strong>de</strong> bergen in, dan ruim<strong>de</strong> het echtpaar<br />
<strong>Couperus</strong> gastvrij een plaatsje <strong>voor</strong> mijn vrouw aan zijn tafel in 't hotel in; was een<br />
bergtocht volbracht, dan vier<strong>de</strong>n we in ònze Brasserie het “overwinningsfeest” met<br />
een glas paarlen<strong>de</strong>n Asti. En dan vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>, zooals alleen hij dat kon, van<br />
zijn hartstochtelijk geliefd Italië.’ - <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze mensen waarschijnlijk ook<br />
enkele van zijn boeken ca<strong>de</strong>au gedaan. Aan Zermatt wijd<strong>de</strong> hij, in De Locomotief,<br />
een opstel dat nog in diezelf<strong>de</strong> maand juni is ontstaan. 78 Daarin vertelt hij dat ‘Zermatt<br />
is gewor<strong>de</strong>n een geliefd zomerverblijf ook <strong>voor</strong> niet-alpinisten, dat in <strong>de</strong> groote<br />
hôtels, <strong>de</strong>s avonds één glans en gloed van electriciteit, elegante toeristen in smoking<br />
dineeren, na <strong>de</strong>s daags met langen alpenstok, en ijzerbeslagen laarzen en wollen<br />
kuiten min of meer gevaarlijke alpsport te hebben bedreven’ en ‘dat <strong>de</strong> vrouwelijke<br />
silhouetten er niet alleen meer zijn <strong>de</strong> magere Engelsche, en <strong>de</strong> plompere Duitsche,<br />
met om <strong>de</strong> schrale of gezette heupen <strong>de</strong>n opgekoppel<strong>de</strong>n wan<strong>de</strong>lrok, en het vilten<br />
hoedje met scheerkwastje versierd, op <strong>de</strong> gekruif<strong>de</strong> haren - maar vermeer<strong>de</strong>rd zijn<br />
met <strong>de</strong> soupele bevalligheid <strong>de</strong>r Gallische, overal elegant, ook in het sneeuwhartje<br />
<strong>de</strong>r bergen, en dus omwemeld met heele lange<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
371<br />
voiles, die <strong>de</strong> wind als een nevel rondom haar bewegelijke gratie wemelen doet.’ -<br />
Ongemerkt gaat het verhaal daarna over in magnifieke beschrijvingen van <strong>de</strong> bergen,<br />
gletsjers en het omringen<strong>de</strong> landschap in het algemeen.<br />
In Zermatt ook heeft <strong>Couperus</strong> over <strong>de</strong> bergen die hij zag een sprookje geschreven,<br />
Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw. 79 Hij schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> daarin <strong>de</strong> bergen als<br />
een enorme schaar tronen<strong>de</strong> reuzen, in wier mid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Jungfrau verrees als een<br />
ongenaakbare prinses. Koning is <strong>de</strong> Mont Blanc, koningin <strong>de</strong> Monte Rosa. De mensen<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gesteld als een troep brutale pygmeeën, die het wagen <strong>de</strong> Jungfrau te<br />
na<strong>de</strong>ren met ‘ijzeren wagentjes aan ijzeren bandjes met ijzeren tandjes.’ De grote<br />
tovenaar Matterhorn moet echter lachen als <strong>de</strong> jonkvrouw daar kwaad om wordt:<br />
met tandradbaantjes zullen <strong>de</strong> bergreuzen nooit echt veroverd wor<strong>de</strong>n, daar <strong>de</strong> top<br />
alleen met spierkracht gehaald kan wor<strong>de</strong>n. Bij het krieken van <strong>de</strong> morgen verlaten<br />
<strong>de</strong> toeristen rumoerig hun hotels - en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze <strong>Couperus</strong>, die hiermee twee door<br />
hem gemaakte uitstapjes heeft vastgelegd - om het treintje te nemen naar <strong>de</strong> Jungfrau,<br />
‘zon<strong>de</strong>r iets te bespeuren van <strong>de</strong>r Reuzinne kwaadheid, die vrees<strong>de</strong>, dat <strong>de</strong> brutale<br />
pygmee hare kuischheid bezoe<strong>de</strong>len zoû; an<strong>de</strong>ren namen het treintje ten Gornergrat,<br />
en bleven van daar <strong>de</strong>n Matterhorn aanstaren, die hen betoover<strong>de</strong>, en die, steeds<br />
heimelijk, met stil diepe tooverstem nog tot hun menschzielen fluister<strong>de</strong>: - Kom op!<br />
Kom op! Kòm bij mij! Hier geef ik u het geluk en <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> <strong>de</strong>r feeën! Kom op! Kom<br />
op! Kom bij mij! Hier geef ik u <strong>de</strong> zaligheid van mijn blank paradijs!’<br />
Via Chamonix reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> door naar Genève. Aldaar nam hij zijn intrek in<br />
het pension Coupier, 3 rue <strong>de</strong>s Alpes. Hij had er een kamer die uitzag over het meer.<br />
Het was er zeer fris, bijna najaarsachtig. Hij vond dat wel prettig. Aan zijn Florentijnse<br />
vriendinnen, die zich toen nog steeds in het Engadin bevon<strong>de</strong>n, schreef hij: 80 ‘De<br />
zomer, met vertraging, begint, zeer goed uit te hou<strong>de</strong>n. Ik ben blij te vernemen dat<br />
U zich amuseert. Kunt U zich niet bij ons voegen na Uw alpinistische hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n?<br />
Het Pension Coupier is charmant. Kom! Dat zou ons zoveel genoegen doen.’ - Maar<br />
<strong>de</strong> dames kwamen niet.<br />
<strong>Couperus</strong> vond Genève een vrouwelijke stad, die aan het water zetel<strong>de</strong> 81 ‘zoo als<br />
een kalm beminnelijke, goed geconserveer<strong>de</strong>, vrien<strong>de</strong>lijke en welvaren<strong>de</strong> “dame”<br />
van goe<strong>de</strong> familie zoû zitten in <strong>de</strong>n tuin van haar <strong>de</strong>ftige villa, bij een hel<strong>de</strong>ren vijver,<br />
waarin hare kin<strong>de</strong>ren en kleinkin<strong>de</strong>-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
372<br />
ren spelevaren met zeilbootjes en motorbootjes tusschen het statige gedrijf van vele<br />
sneeuwdonzen zwanen door’. Hij maakte uitstapjes per stoomboot naar Ouchy,<br />
Territet, 82 Evian, en bergtochtjes naar <strong>de</strong> Rochers <strong>de</strong> Naye. Rousseau, Voltaire,<br />
Madame <strong>de</strong> Staël interesseer<strong>de</strong>n hem echter weinig, zo gaf hij luchtig toe. De<br />
wraakzuchtige schim van Calvijn nog min<strong>de</strong>r.<br />
Meer oog had hij <strong>voor</strong> iets an<strong>de</strong>rs. Op een dag, bij het embarcadère van <strong>de</strong><br />
stoomboot, zag hij vijf kolendragers. Twee ervan, beweert hij, waren elegant: 83 ‘Zij<br />
waren twee chique kerels, en ik vond ze veel eleganter dan mijzelven, die in een<br />
smetteloos wit serge pak daar liep te flaneeren. En wat zoo aardig was, was dit: zij<br />
wer<strong>de</strong>n nóg eleganter toen zij gingen werken.’ Hij beschrijft dan uitvoerig <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> soorten spierballen die zich zo sierlijk span<strong>de</strong>n en ontspan<strong>de</strong>n. ‘Ik<br />
stond er bij en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hen, en vermoe<strong>de</strong>lijk begrepen zij dat, want, hun zak op<br />
hun nek en dandineeren<strong>de</strong>, <strong>de</strong> armen los van het lijf, glimlachten zij tegen mij met<br />
zelfbewustzijn.’ Volgens het verhaal maakt ‘Jan’, die ineens ook van <strong>de</strong> partij heet<br />
te zijn, daarop een kiekje van <strong>Couperus</strong> tussen <strong>de</strong> kolendragers. Ook Orlando komt<br />
aangelopen en glimlacht er om. In werkelijkheid waren Jan en Orlando waarschijnlijk<br />
niet in Genève. <strong>Couperus</strong> maakte alleen maar zijn verhaaltje wat smakelijker.<br />
De vakantie <strong>voor</strong>bij, ging het echtpaar in september weer naar Nice. Intussen had<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> L. Simons, zoals gezegd, <strong>de</strong> tekst gereedgemaakt van het boek dat<br />
Veen zich heeft laten ontgaan: Korte arabesken, een van <strong>de</strong> mooiste en evenwichtigste<br />
verhalenbun<strong>de</strong>ls. 84 De schetsen waren in <strong>de</strong> loop van 1910 afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd,<br />
een vijftal in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> overige tussen maart en augustus in Het Va<strong>de</strong>rland.<br />
Ook als wij niets over <strong>de</strong> auteur zou<strong>de</strong>n weten, laten zij zich optimaal waar<strong>de</strong>ren<br />
<strong>voor</strong> wat zij zijn en literair betekenen. Nu wij daarnaast echter tamelijk goed op <strong>de</strong><br />
hoogte zijn geraakt van <strong>Couperus</strong>' doen en laten geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van hun<br />
ontstaan, krijgen zij er als het ware nog een documentaire dimensie bij. Zeer veel<br />
van wat wij toch geneigd zijn als authentieke dagboekbla<strong>de</strong>n te lezen berust, zo blijkt<br />
dan, vrijwel geheel op <strong>de</strong> schier onuitputtelijke en mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verbeeldingskracht<br />
van <strong>de</strong> schrijver.<br />
Kleine aanleidingen plachten zijn inspiratie aan het werk te zetten. Worstelaars<br />
op straat zullen hem Bébert le boucher ingegeven hebben. 85 In het Romantiesch<br />
avontuur komt zijn zuster Trudy met <strong>de</strong> Prinz Heinrich - een schip dat <strong>Couperus</strong> zelf<br />
zeer goed ken<strong>de</strong>! - in Napels aan. 86 Hij zou er<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
373<br />
een dubieus en tamelijk onwaarschijnlijk avontuur met <strong>de</strong> camorra aan overgehou<strong>de</strong>n<br />
hebben. De ring en <strong>de</strong> prins 87 is gebaseerd op het bal in Rome, dat <strong>Couperus</strong> daar in<br />
1896 had meegemaakt. De vreem<strong>de</strong> herontmoeting met <strong>de</strong> tot koetsier verwor<strong>de</strong>n<br />
Principe Atillio is een even intrigerend beschreven als ongeloofwaardige gebeurtenis:<br />
<strong>de</strong> man zou <strong>Couperus</strong> veertien jaar eer<strong>de</strong>r een kostbare ring ontfutseld hebben.<br />
Daarentegen moet veel dat <strong>de</strong> tekst van De ou<strong>de</strong> Trofune 88 tot intens leesgenot maakt<br />
direct aan <strong>de</strong> werkelijkheid ontleend zijn: niemand beschreef ooit <strong>de</strong> meimaand in<br />
Nice zo indringend.<br />
In an<strong>de</strong>re verhalen wor<strong>de</strong>n Elettra en Orlando weer ten tonele gevoerd. Drie<br />
schetsen, mislei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>rwijze ten overvloe<strong>de</strong> Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek genoemd, 89 zijn<br />
gedateerd 3, 7 en 8 juli 1910. Zij zou<strong>de</strong>n dus in <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> moeten zijn<br />
geschreven die <strong>Couperus</strong> en Elisabeth toen in Florence hebben doorgebracht. Zij<br />
waren toen Emma Garzes, haar moe<strong>de</strong>r en ongetwijfeld ook <strong>de</strong> in alle talen zwijgen<strong>de</strong><br />
Giulio misgelopen. De beschrijving van het pension Rochat heeft zeer zeker alle<br />
kenmerken van een dagboekblad. Ook wat <strong>Couperus</strong> vertelt over <strong>de</strong> straatjes in <strong>de</strong><br />
buurt, over <strong>de</strong> portier Antonio en <strong>de</strong> markies Niccolini is zuiver realisme, en wel van<br />
<strong>de</strong> sympatiekste soort. - Maar in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> schets, die in Sesto speelt, wordt een<br />
volkomen gefingeer<strong>de</strong> oom van Elettra en Orlando beschreven. In diens villatuin<br />
zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth een hele dag hebben doorgebracht. Zo'n uitstapje<br />
heeft, gezien <strong>de</strong> afwezigheid van gastheer en gastvrouw, echter nimmer<br />
plaatsgevon<strong>de</strong>n. Kreeg <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> inval <strong>voor</strong> zijn verhaal misschien in een<br />
buitenrestaurant, zoals er in Sesto in<strong>de</strong>rdaad zijn? 90 Ook het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ‘dagboekblad’<br />
speelt daar. Maar <strong>de</strong> romantische omgeving dient dan slechts als ‘raam’ om <strong>de</strong> hier<br />
geheel tot literatuur gewor<strong>de</strong>n Elettra <strong>de</strong> gelegenheid te geven een fraaie Florentijnse<br />
legen<strong>de</strong> te vertellen: een verhaal dat <strong>Couperus</strong> ongetwijfeld zelf ergens in zijn lectuur<br />
over Florence is tegengekomen.<br />
Orlando en Elettra na<strong>de</strong>ren hier dus het volmaakte be<strong>de</strong>nksel. De man in huis, 91<br />
Morgenwan<strong>de</strong>ling, 92 Salvatore 93 en nog een aantal an<strong>de</strong>re verhalen moeten tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
categorie van mythomane verzinsels op hoog literair niveau gerekend wor<strong>de</strong>n. Men<br />
loopt er gemakkelijk genoeg in. Evenals in Bekentenissen echter, 94 waarin <strong>Couperus</strong><br />
al eer<strong>de</strong>r gewaag<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leugen als zijn grootste geheime hartstocht, heeft hij ook<br />
ditmaal <strong>de</strong> lezer nog eens nadrukkelijk gewaarschuwd, en wel in Het verbeel<strong>de</strong><br />
leven. 95 Deze schets behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> verzonnen ontmoeting met een fantast. De man is,<br />
zo<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
374<br />
beweert hij, een schrijver zoals <strong>Couperus</strong> zelf, maar schrijft nooit een letter op. Dat<br />
is bene<strong>de</strong>n zijn waardigheid. Hij bewoont een villa die niet bestaat, is getrouwd met<br />
een vrouw die nooit geboren werd, bezit juwelen die volstrekt onzichtbaar zijn, en<br />
verklaart daarop dat hij volmaakt gelukkig is. Slechts één omstandigheid vertroebelt<br />
dit geluk: mevrouw zijne echtgenote heeft een minnaar die ook niet bestaat. Aan het<br />
slot laat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> man verklaren: ‘Alleen WIJ leven, meneer: wij, dichters...!’ -<br />
De schets is een gou<strong>de</strong>n sleutel op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van <strong>Couperus</strong>' eigen geheime thesaurus<br />
vol fantasterijen.<br />
1910 hoort met dat al tot zijn rijkste en rijpste scheppingsjaren. De variaties in<br />
stijl en on<strong>de</strong>rwerp zijn verbluffend. In <strong>Een</strong> interview, 96 een gefingeerd vraaggesprek<br />
met ‘Jan’, vat <strong>Couperus</strong> zijn recente ontwikkelingsgang samen. Hij vertelt daar dat<br />
hij geen romans meer wil schrijven omdat een roman ‘dat is verschrikkelijk! Dat is<br />
een wèrk... <strong>voor</strong> een Herkules! Dat is een arbeid... om dól te wor<strong>de</strong>n! Dat is het<br />
bouwen van Babel... met torens en trappen omhoog! Dat is het scheppen van werel<strong>de</strong>n<br />
en het stichten van ste<strong>de</strong>n! Dat is het teelen van heele families, met grootmama's en<br />
overgrootpapa's en kin<strong>de</strong>ren en klein- , en achterkleinkin<strong>de</strong>ren, tot ik weet niet in<br />
het hoeveelste geslacht! <strong>Een</strong> roman schrijven... dat is àlles zijn: Onze-Lieve-Heer<br />
en mensch te zamen! Dat is zijn: architekt, schil<strong>de</strong>r, dokter, behanger, kleêrmaker,<br />
psycholoog, taalkundige, stylist, en nog véel meer: een auteur is alles en ie<strong>de</strong>reen,<br />
<strong>de</strong> auteur van een roman moet àlles weten en hebben gezien, al is het maar in zijn<br />
verbeelding’. - Dit is wat hij tegenover Veen <strong>de</strong> ‘tension d'esprit’ noem<strong>de</strong>, die hij<br />
niet meer van plan was op te brengen omdat het publiek blijkens <strong>de</strong> verkoopcijfers<br />
zijn beste werken niet meer wenste te lezen.<br />
Daar <strong>Couperus</strong> zich op een gegeven ogenblik had <strong>voor</strong>genomen geen roman meer<br />
te schrijven, kwam hij er toe, zo vervolgt hij het interview, een paar jaar niet te<br />
schrijven, helemaal niets. Toen kwam <strong>de</strong> reactie: ‘De behoefte om iets te doen, te<br />
werken, na <strong>de</strong> luie jaren. En wat zoû ik, om aan die behoefte te voldoen, an<strong>de</strong>rs doen<br />
dan... schrijven! Alles dwingt mij, van af mijn kin<strong>de</strong>rjaren, om te schrijven! Ik<br />
verzeker je, dat ik het métier niet heb uitgekozen, maar iets, sterker dan ik, <strong>de</strong>ed het<br />
<strong>voor</strong> mij. Daarbij, wat kàn ik an<strong>de</strong>rs dan schrijven? Ik kan niets. Ik ben tot niets in<br />
staat dan... tot schrijven. [...] Ik ben dus weêr gaan schrijven. Er lagen op mijn<br />
schrijftafel verschillen<strong>de</strong> pennen: er lag een lyrische, een epische, en een historische<br />
pen; er lag een allegorische, een symbolische, een i<strong>de</strong>alis-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
375<br />
tische en een naturalistische pen, een realistische en een impressionistische: ik geloof,<br />
dat er nog vier, vijf an<strong>de</strong>re pennen lagen. Ik heb tusschen die pennen opgenomen <strong>de</strong><br />
dartele, wufte, luchtige pen, <strong>de</strong> pen, die vluchtig maar ràak schrijft, maar toch, naar<br />
zij hoopt, telkens je een impressie, een anecdote, een beeld, een figuurtje, een grapje,<br />
een historietje en een avontuurtje me<strong>de</strong> <strong>de</strong>elt en <strong>voor</strong>stelt, zon<strong>de</strong>r dat het haar vermoeit<br />
en... jou vermoeit, vóoral omdat je geen tijd hebt om moê te wor<strong>de</strong>n. Want mij,<br />
herhaal ik je, vermoeit het schrijven nooit: mij is het schrijven natuur, als een vogel<br />
vliegen en een visch zwemmen.’<br />
De korte verhalen hebben <strong>Couperus</strong> mentaal weer op het goe<strong>de</strong> spoor gezet. Niet<br />
<strong>voor</strong> niets memoreert hij juist in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> tijd toen zijn va<strong>de</strong>r hem Latijnse<br />
lessen gaf. In <strong>de</strong> Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n 97 wijdt hij enkele van zijn<br />
ontroerendste bladzij<strong>de</strong>n aan zijn vroegere ont<strong>de</strong>kking van Horatius' zinspreuk ‘Carpe<br />
Diem’, door hem met overtuiging vertaald als ‘Pluk <strong>de</strong>n Dag’.<br />
Psyche heront<strong>de</strong>kte, op mid<strong>de</strong>lbare leeftijd nu, nogmaals het He<strong>de</strong>n. Het kan geen<br />
toeval zijn dat <strong>Couperus</strong> juist in dit verband weer aan <strong>de</strong> drie koninkrijken van zijn<br />
vroegere sprookje refereert, schrijven<strong>de</strong>: ‘Dweep en droom niet met <strong>de</strong> schim van<br />
het Verle<strong>de</strong>n, en wees niet bang <strong>voor</strong> het spook van <strong>de</strong> Toekomst, maar sla <strong>de</strong><br />
verlief<strong>de</strong> armen vast om het leven<strong>de</strong>, gloeien<strong>de</strong> He<strong>de</strong>n, om het He<strong>de</strong>n, dat zoo vaak,<br />
in ie<strong>de</strong>r leven, levend en gloeiend, vol bloed en vol lief<strong>de</strong> kan zijn, zoo het niet wordt<br />
geminacht door <strong>de</strong> ziel, die mijmert en droomt en huivert, en die het He<strong>de</strong>n niet ziet,<br />
die het He<strong>de</strong>n ontkent, die alleen staart naar <strong>de</strong> wegijlen<strong>de</strong> Schim of huivert <strong>voor</strong><br />
het opdoemen<strong>de</strong> Spook... terwijl het He<strong>de</strong>n, rozen strooien<strong>de</strong> tusschen duiven en<br />
vlin<strong>de</strong>rs, u <strong>de</strong> armen toestrekt, terwijl <strong>de</strong> Dag, die een bloem is, en niet meer, zich<br />
reikt naar uw vingers en geplùkt wil wor<strong>de</strong>n...’<br />
Eindnoten:<br />
1 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VI (1908), I, 633 e.v.; 11, 44 e.v.<br />
2 ‘Klein cosmopolis’ (Vad. 12 augustus 1911), in Genève, Florence 1, 44: ‘hij had die taal<br />
gestu<strong>de</strong>erd, las ze, had er zelfs een tragedie uit vertaald en wist drie, vier woor<strong>de</strong>n te zeggen.’<br />
Met een Griekse familie spreekt hij in Genéve Frans.<br />
3 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VII (1909), 11, 625 e.v.; in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 1, 1-5.<br />
4 Ibi<strong>de</strong>m; in i<strong>de</strong>m, 6-13.<br />
5 ‘Mars en Venus’ (Vad. 4 <strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 35-41; ‘Impulsie en weifeling’ (Vad. 11<br />
<strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 2,6-34; ‘Dionyzos in het on<strong>de</strong>rhuis’ (Vad. 18 <strong>de</strong>cember 1909), in<br />
i<strong>de</strong>m, 42-50; ‘Zeliah’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1909), in i<strong>de</strong>m, 51-57; ‘De balling te Tomi’ (Vad. 31<br />
<strong>de</strong>cember 1909), in Antieke verhalen, 167-181.<br />
6 Paradijzen I, 11 nr.10.<br />
7 I<strong>de</strong>m, 12 nr. 12.<br />
8 ‘<strong>Een</strong> vervelen<strong>de</strong> morgen’ (Vad. 21 mei 1910), in Korte arabesken, 219-231.<br />
9 Zie reeds Bastet, Zuil, 194, over <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> stof in Metamorfoze. De doek is nog te zien op<br />
zijn laatste portret te De Steeg, waar hij achter zijn schrijftafel zit.<br />
10 Amice, 99 nr.451.<br />
11 Paradijzen I, 14 nr. 14 (ook het hier volgen<strong>de</strong>). - Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 130, had <strong>Couperus</strong><br />
een wel zeer elegante opvatting van wat zijn pension moest zijn: ‘'s Avonds kleed<strong>de</strong> men zich<br />
<strong>voor</strong> het diner, <strong>Couperus</strong>, in smoking, met witte gar<strong>de</strong>nia in het knoopsgat, leid<strong>de</strong> gearmd <strong>de</strong><br />
eregaste aan tafel die daar aan zijn rechterhand zat.’ Soms verhuur<strong>de</strong> hij een <strong>de</strong>el van het huis<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
aan ‘familiele<strong>de</strong>n die vanuit Indië op weg waren naar Ne<strong>de</strong>rland [...] om soms vele weken,<br />
maan<strong>de</strong>n zelfs, te blijven logeren in <strong>de</strong> grote villa [...].’ Toen zijn zuster Trudy <strong>de</strong> la Valette<br />
zich in 1909 <strong>de</strong>finitief in Scheveningen vestig<strong>de</strong>, kwam ook zij uit Nice. - Zelfs be<strong>de</strong>laars<br />
ontving hij in die stijl, zie i<strong>de</strong>m, 157: ‘Op een van zijn wan<strong>de</strong>lingen door Nice ontmoette<br />
<strong>Couperus</strong> een “interessante” be<strong>de</strong>laar in vuile kleren en met een ro<strong>de</strong> drankneus. Hij nam <strong>de</strong><br />
man mee naar huis en bood hem een drankje aan dat gretig aanvaard werd. Elisabeth, als immer<br />
tactvol en praktisch, stel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> man in <strong>de</strong> keuken wat te eten te geven, op die wijze <strong>de</strong><br />
onwelrieken<strong>de</strong> en besmeur<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling meetronend uit haar kamer en van <strong>de</strong>zachtgekleur<strong>de</strong><br />
met zij<strong>de</strong> overtrokken stoelen. <strong>Couperus</strong> leg<strong>de</strong> later uit aan Elisabeth dat hij toch onmogelijk<br />
eerst een krant op <strong>de</strong> stoel had kunnen leggen!’<br />
12 Amice, 101 nr.453.<br />
13 Paradijzen I, 15 nr. 15.<br />
14 ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, II e 85 e.v. (losse brieven).<br />
15 ‘Ravenna I-III’, in De Locomotief LIX (1910), nrs.231, 237, 249 van 8, 15 en 29 oktober. - Erbe,<br />
Nag. werk, 130-141.<br />
16 ‘Venetië I’, in De Locomotief LIX (1910), nr.26l van 12 november. - Erbe, Nag. weik, 142-147.<br />
17 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 489 e.v. - In Proza I, 207-240.<br />
18 ‘De doop’ (Vad. 11 juni 1910), in Schimmen van schoonheid, 67-4.<br />
19 ‘De gladiator’ (Vad. 17 september 1910), in Schimmen van schoonheid, 38-43.<br />
20 Erbe, Nag. werk, 130.<br />
21 Zie reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 15 e.v.<br />
22 On<strong>de</strong>rbroken tussen 17 mei en 24 oktober 1914; 24 <strong>de</strong>cember 1914 en 6 maart 1915; 24 <strong>de</strong>cember<br />
1915 en 23 <strong>de</strong>cember 1916; 29 juli en 1 september 1918; 20 oktober 1918 en 28 januari 1923.<br />
- Het is onbegrijpelijk hoe V. Tricht, Verkenning, 180, over al dit werk heeft kunnen schrijven:<br />
‘De feuilletonist <strong>Couperus</strong> komt alleen tot zijn recht, als men nu en dan, alsof het in<strong>de</strong>rdaad<br />
tussen Den Haag en Lei<strong>de</strong>n was, in zijn bun<strong>de</strong>ls leest en zich overgeeft aan <strong>de</strong> bekoring van<br />
zijn onverantwoor<strong>de</strong>lijk vertellen. Toch zijn <strong>de</strong>ze jaren van onverantwoor<strong>de</strong>lijk léven, van<br />
esthetisch reizen en flaneren, niet zijn grote jaren geweest. Dat bewijst zijn werk.’<br />
23 Paradijzen 1, 15 nr. 15.<br />
24 Laatmid<strong>de</strong>leeuws en in Toscana (Guida Touring Club Italiano, 1974), 549 beschreven als:<br />
‘severa mole quadrilata, di forme slanciate, con torri angolari e giro di beccatelli; suggestivo e<br />
ben conservato il cortiletto’. Gelegen circa tien kilometer buiten Siena, in het binnenland dus<br />
en niet aan zee. Zie Maatstaf 30 (1982/4), 27 en afb. 16. Dit kasteel wordt se<strong>de</strong>rt twee eeuwen<br />
bewoond door een familie Ponticelli, zo bleek schrijver <strong>de</strong>zes bij een bezoek in 1986. <strong>Couperus</strong><br />
ken<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze familie niet. Van het slot uit heeft men een magnifiek gezicht op het nabije Siena.<br />
25 Paradijzen 1, 16 nr. 17.<br />
26 Amice, 101 nr.453.<br />
27 I<strong>de</strong>m, 102 nr.455.<br />
28 I<strong>de</strong>m, 104 nr.457.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 104 nr.458.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 106 nr. 460.<br />
31 Informatie vrien<strong>de</strong>lijk verleend door Bou<strong>de</strong>wijn Büch, die mij wees op Leopold Hirschberg,<br />
Der Taschengoe<strong>de</strong>ke, 2 (1970), 534.<br />
32 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 385 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 104-125; 122.<br />
33 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 129 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 65-95.<br />
34 Paradijzen I, 8 nr.4.<br />
35 Amice, 90 nr.437.<br />
36 Paradijzen 1, 4.<br />
37 I<strong>de</strong>m, 16 nr.17.<br />
38 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 151 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 96-03.<br />
39 Amice, 114-117, nrs.473-478.<br />
40 Zie noot 32. Over het motief van <strong>de</strong> viooltjes, dat van E.M. Forster kan stammen, Gerda van<br />
Wou<strong>de</strong>nberg, ‘“Van Orlando's viooltjes” en E.M. Forster's roman: A room with a view’, in De<br />
Nieuwe Taalgids 75 (mei 1983), 3, 254-256.<br />
41 Bastet, Zuil, 198-199.<br />
42 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I, 410 e.v.; Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren I, 139-148.<br />
43 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome 1, 30.<br />
44 Zie noot 5.<br />
45 ‘Cameeën’ (Vad. 8 januari 1910), in Antieke verhalen, 29-40.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
46 ‘Legen<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Blauwe Kust’ (Vad. 22 januari-5 maart 1910), in Van en over mijzelf en<br />
an<strong>de</strong>ren I, 149-218.<br />
47 Waaron<strong>de</strong>r een curiosum (Vad. 19 februari 1910): op een feestavond zou Elisabeth zich zo knap<br />
vermomd hebben, dat <strong>Couperus</strong> haar niet herken<strong>de</strong>. Blijkens een (ongedateer<strong>de</strong>) brief aan Cyriel<br />
Buysse (Lett. Museum) blijkt dit op waarheid te berusten: ‘Als je eens weten wilt hoe mijne<br />
vrouw zich amuzeert met Carnaval, dan kan ik je verzekeren, dat zij haar eigensten man gisteren<br />
éen uur lang heeft geïntrigeerd... zon<strong>de</strong>r dat hij wist met wie hij te doen had!!!! Non, c'était trop<br />
fort! Ik dacht, dat ze te bed lag, en ze liep aan mijn arm op <strong>de</strong> redoute! En ik heb haar aan niets<br />
herkend!! Onze kennissen hebben haar een ovatie gebracht!’<br />
48 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 1. 192. De, nog bestaan<strong>de</strong>, smoking werd door P.A. van Hecking<br />
Colenbran<strong>de</strong>r aan het Letterkundig Museum geschonken.<br />
49 Volgens Fred Batten, die aan schrijver <strong>de</strong>zes in een brief d.d. 16 maart 1979 schreef: ‘Overigens<br />
gaf zij - mevrouw <strong>Couperus</strong> - toe dat <strong>de</strong> Hollandse vriend [Jan] een zekere plagerij was van <strong>de</strong><br />
journalist/auteur Maurits Wagen<strong>voor</strong>t (zijn ps. was Vosmeer <strong>de</strong> Spie, zoals je weet), die <strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong>en in Italië weleens opzocht.’ - Kees Fens, Zo ik iéts ben... (1974), 7, hield Jan een<br />
onrechte kort en goed <strong>voor</strong> ‘een fictieve figuur’.<br />
50 Bastet, Zuil, 27-8.<br />
51 Maatstaf II (1963), 173 nr.24.<br />
52 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 272.<br />
53 I<strong>de</strong>m, 310.<br />
54 I<strong>de</strong>m, 315.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 318.<br />
56 ‘Jan en Florence’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1913), Jan en Florence, 3.<br />
57 Hiervan bestaan vier bun<strong>de</strong>ls: 1910, 1914, 1916, 1917. De laatste twee zijn tevens in kleinere<br />
boekjes opgesplitst. In tegenstelling tot I en II zal hier <strong>voor</strong> III en IV dui<strong>de</strong>lijkheidshalve naar<br />
<strong>de</strong>ze kleinere <strong>de</strong>len geciteerd wor<strong>de</strong>n, te weten: Wree<strong>de</strong> portretten (1917); Jan en Florence<br />
(1917); Brieven van <strong>de</strong>n nutteloazen toeschouwer (1918); Der dingen ziel (1918).<br />
58 Amice, 15 nr.323.<br />
59 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IV (1906), II, I e.v.; in Antieke verhalen, 1-28.<br />
60 Gepubliceerd in 1911.<br />
61 Zie noten 45 en 5.<br />
62 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), I: ‘De dood van Vesta’, 40 e.v.; ‘De laatste morgen te Tibur’, 57<br />
e.v.; ‘Martia’, 257 e.v.; ‘De moord op <strong>de</strong>n Gek’, 277 e.v.; ‘Van twee gestolen Lief<strong>de</strong>godjes’,<br />
509 e.v.; ‘<strong>Een</strong> morgen vol anecdoten A.D. 263’, 525 e.v.<br />
63 Antieke verhalen, 182-185.<br />
64 ‘Van vagebon<strong>de</strong>n en schelmen’, Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 241 e.v. - Zie <strong>voor</strong>ts J.B.W.<br />
Polak, ‘Petronius bij <strong>Couperus</strong>’, in Hermeneus 50 (1978), 3, 170-179.<br />
65 Amice 113 nr.470.<br />
66 Geschreven in 1910 en gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 1, 139, 281, 414 e.v. Als<br />
boek eveneens in 1911 verschenen.<br />
67 Verschenen in 1917.<br />
68 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 11, 13 e.v. Schimmen van schoonheid, 43-66.<br />
69 I<strong>de</strong>m, 376 e.v.<br />
70 Mario Praz heeft zich wat dit betreft zeer (te) negatief over <strong>Couperus</strong> uitgelaten in zijn opstellen:<br />
‘Il romanziere <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Un gran<strong>de</strong> <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte’, in Il Tempo (27 oktober 1974); ‘Rome<br />
in <strong>de</strong> tijd van <strong>Couperus</strong>’, in De Revisor II, I (1975), 16-23. - Praz bleek echter slechts enkele<br />
boeken van hem te kennen.<br />
71 Amice III nr.465.<br />
72 Zie over Simons en <strong>de</strong> W.B.: Vic van <strong>de</strong> Reijt, ‘Leo Simons en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong><br />
Wereld<strong>bibliotheek</strong>’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad, cs (28 augustus 1981).<br />
73 De hier volgen<strong>de</strong> gegevens alle uit het ARA, fam.arch. <strong>Couperus</strong>, passim.<br />
74 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 90-97.<br />
75 Paradijzen 1, 17 nr. 19.<br />
76 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
77 De Kampioen (15 april 1927). Zie ook Paradijzen 1, 18 (aantekening bij briefkaart nr.20.<br />
78 De Locomotief, nr.214 (17 september 1910). - Erbe, Nag. werk, 126-129.<br />
79 ‘Van <strong>de</strong> reuzen, <strong>de</strong>n toovenaar en <strong>de</strong> jonkvrouw’ (Vad. 3 september 1910), in Zwaluwen,<br />
157-166.<br />
80 Paradijzen 1, 18 nr.20.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
81 ‘Hoe een feuilleton... niet geschreven wordt’ (Vad. 17 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 110.<br />
82 Misschien om het graf van Carel Vosmaer te bezoeken? Deze overleed te Territet op 12 juni<br />
1888. Zie Bastet, Vosmaer, 177-178; afb. 16 (zijn graf, aquarel van Jozef Israëls).<br />
83 ‘Vonken en pailletten’ (Vad. 26 november 1910), in Zwaluwen. 101.<br />
84 Verschenen in 1911. Zeer waar<strong>de</strong>rend Menno ter Braak, ‘Het verlief<strong>de</strong> hei<strong>de</strong>ndom’, in Verzameld<br />
Werk I (1950), 279-281.<br />
85 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 1, 694 e.v.; in Korte arabesken, 5-28.<br />
86 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), 137 e.v.; in Korte arabesken, 39-64. - In november 1908 was<br />
Trudy ook al naar Europa gekomen. Zij heeft na een verblijf in Nice waarschijnlijk in Den Haag<br />
naar een huis gezocht waar zij zich na <strong>de</strong>finitieve terugkeer met haar man, Gerard <strong>de</strong> la Valette,<br />
zou vestigen. (Van juni 1909 af woon<strong>de</strong> zij te Scheveningen, Stevinstraat 181.) Daarna moet<br />
zij nog eenmaal naar Java teruggereisd zijn, daar <strong>Couperus</strong> in februari 1910 aan Cyriel Buysse<br />
schreef (brief in Lett. Mus.) over zijn zuster, ‘die uit Indië komt, en die ik beloofd heb in Napels<br />
te halen! [...] Wij gaan 26 Febr. van hier [van Nice naar Rome / Napels].’ Aan dit korte verblijf<br />
te Napels, eind februari of begin maart 1910, herinnert dit Romantiesch avontuur, nog datzelf<strong>de</strong><br />
jaar in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen.<br />
87 Groot-Ne<strong>de</strong>rland, VIII (1910), 361 e.v.; in Korte arabesken, 65-88.<br />
88 Groot-Ne<strong>de</strong>rland, VIII (1910), 376 e.v.; in Korte arabesken, 89-107.<br />
89 ‘Bla<strong>de</strong>n uit mijn dagboek’ (Vad. 13, 20 en 27 augustus 1910); in Korte arabesken, 327-357.<br />
90 Het meest komt hier<strong>voor</strong> in aanmerking het restaurant: Villa Villoresi, Colonnata <strong>de</strong> Sesto<br />
Fiorentino. Het restaurant adverteert met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tekst: ‘La casa è nobile, con dietro tanta<br />
storia. La loggia quattrocentesca è la più lunga di Toscana, la galleria che dà sul giardino all'<br />
italiana è uno <strong>de</strong>i più originali esempi di “Retour d'Egypte” in Italia, una <strong>de</strong>lle sale è affrescata<br />
dal Pinelli. Gli ospiti? Importanti: da Gemma Donati moglie di Dante a Massenet a Berenson<br />
a Mascagni arriviamo ai contemporanei: attori, scrittori, giornalisti, musicisti italiani e stranieri.’<br />
91 Groot-Ne<strong>de</strong>rland VIII (1910), II, 617 e.v.; in Korte arabesken, 108-124.<br />
92 ‘Morgen wan<strong>de</strong>ling naar Eze’ (Vad. 30 april 1910), in Korte arabesken 189-199.<br />
93 ‘Salvatore’ (Vad. 4 juni 1910), in Korte arabesken, 247-258.<br />
94 ‘Bekentenissen’ (Vad. 15 januari 1910), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 1, 58-64.<br />
95 ‘Het verbeel<strong>de</strong> leven’ (Vad. 12 maart 1910), in Korte arabesken, 125-133.<br />
96 ‘<strong>Een</strong> interview’ (Vad. 18 juni 1910), in Korte arabesken, 259-270.<br />
97 ‘Begeertes naar kleine wijshe<strong>de</strong>n’ (Vad. 25 juni en 2 Juli 1910), in Korte arabesken, 271-285.<br />
II [1910-1911]<br />
<strong>Couperus</strong> kreeg intussen, in <strong>de</strong> loop van 1910, steeds meer genoeg van het toch wel<br />
erg gezapige leven in Nice. Hij kreeg ook genoeg van <strong>de</strong> Fransen, die hij, heel an<strong>de</strong>rs<br />
dan <strong>de</strong> Italianen, klein, peuterig en petieterig was gaan vin<strong>de</strong>n, in alles wat zij dachten<br />
of <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Eigenlijk waren zij in <strong>de</strong> grond kleinburgerlijk. <strong>Een</strong> uitgaand leven ken<strong>de</strong><br />
Nice nauwelijks. Men<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
376<br />
kon er <strong>de</strong> jours van sommige dames bezoeken, en nu en dan was er wel eens een bal.<br />
Maar daarmee hield het op. Hij beweer<strong>de</strong> dat er geen feesten gegeven wer<strong>de</strong>n omdat<br />
<strong>de</strong> mannen te zuinig en <strong>de</strong> vrouwen ronduit gierig waren. Hij had Nice te goed leren<br />
kennen. Er viel langzamerhand te veel op af te dingen.<br />
De couranten bij <strong>voor</strong>beeld - Petit-Niçois en Eclaireur - waren provinciaal. De<br />
opera kon niet an<strong>de</strong>rs dan zeer mid<strong>de</strong>lmatig genoemd wor<strong>de</strong>n. Voor een goed concert<br />
moest men met <strong>de</strong> trein naar Monte Carlo. Hij verlang<strong>de</strong> naar Richard Strauss' Salome<br />
en Elektra, maar in Nice werd iets van die allure nooit vertoond. In het gunstigste<br />
geval kon men zichzelf trakteren op een ein<strong>de</strong>loos afgedraai<strong>de</strong> Trovatore of een<br />
volstrekt aftandse <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> Lustige Witwe. In <strong>de</strong> zomer was er wel eens<br />
zoiets als een luchtvaartweek. Maar veel beteken<strong>de</strong> het al met al niet, en <strong>Couperus</strong><br />
ging zover dat hij Hollandse vrien<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>finitief verblijf in Nice zon<strong>de</strong>r meer<br />
afried.<br />
Er kwam nog bij dat het vaak verheerlijkte klimaat van <strong>de</strong> Côte d' Azur op <strong>de</strong><br />
lange duur bepaald niet zo i<strong>de</strong>aal bleek te zijn als het doorgaans werd <strong>voor</strong>gesteld.<br />
Regens in mei waren geen uitzon<strong>de</strong>ring, en kon<strong>de</strong>n wel eens drie dagen duren. De<br />
blauwe kust nam dikwijls een dreigen<strong>de</strong> en be<strong>de</strong>nkelijk grauwe kleur aan. 's Zomers<br />
moest men ergens in <strong>de</strong> bergen zijn heil zoeken indien men <strong>de</strong> hitte wenste te<br />
ontvluchten, die ondraaglijk kon zijn. En dan was er ook nog <strong>de</strong> soms opsteken<strong>de</strong><br />
mistral.<br />
Zijn verlangen naar Italië nam steeds meer toe. In mei al had hij het aldus<br />
geformuleerd: 1 ‘Ik woon, ik ben geen vagebond. En eigenlijk bèn ik een vagebond,<br />
en zoû ik niet willen wonen. Geen belasting willen betalen, en nergens met toenaam<br />
en naam zijn opgeschreven. Neen, ik woon: en mijn naam staat op allerlei papieren,<br />
van waterleiding, van electriciteit, van assurantie, <strong>voor</strong> dit en <strong>voor</strong> dat. Al die papieren<br />
berusten in mijn eigen schrijftafel. En ik heb plots weemoed naar een tafel in een<br />
hôtel in Venetië, die niet mijn tafel was, en waaraan ik dagen en dagen zoo heerlijk<br />
gewerkt eens heb. De melancholie, dat ik als een net mensch, ergens “woon” en <strong>de</strong><br />
gedachte aan Venetië doen in mij een vreem<strong>de</strong> warreling draaitollen van ein<strong>de</strong>loos<br />
treurige gedachten. Ik zoû namelijk niet willen “wonen”, al mijn papieren willen<br />
verscheuren, of liever verstrooien naar <strong>de</strong> vier windstreken; en Mei in Venetië willen<br />
zijn, om <strong>de</strong> prachtige zonson<strong>de</strong>rgangen. Met niets dan éen koffer, en geen papieren.<br />
De treurige gedachten verzamelen zich tot éen groote nostalgie. Ik wil naar Italië,<br />
en ben in Nice.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
377<br />
De twee weken Florence, dat jaar, waren veel te kort. Onrust begon <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>rmate<br />
hevig te bekruipen dat hij in het najaar van 1910, amper terug uit Genève, besloot<br />
tot het maken van een reis... op papier, tussen <strong>de</strong> schetsen door die hij zon<strong>de</strong>r<br />
ophou<strong>de</strong>n in Het Va<strong>de</strong>rland bleef publiceren. In november <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij zijn lezers in<br />
een feuilleton mee: 2 ‘Incognito te Nice! Niemand stoort mij thuis! De morgens, in<br />
mijn kamer, zijn zoo rustig kalm, met <strong>de</strong> persiennes nog dicht, en <strong>de</strong> scharlaken<br />
dahlia's en gou<strong>de</strong>n chryzanthemen, op mijn schrijftafel, <strong>voor</strong> mij. Om mij liggen<br />
mijn ou<strong>de</strong> schrijvers open en liggen historische atlassen en ik schrijf aan mijn “Reis<br />
door Egypte”, waarin ik u vertellen zal hoe in <strong>de</strong> Oudheid antieke toeristen reis<strong>de</strong>n<br />
en sightseeing <strong>de</strong><strong>de</strong>n langs <strong>de</strong>n heiligen Nijl... Ik schrijf zoo rustig en kalm en prettig<br />
en <strong>de</strong> eene geschreven bladzij<strong>de</strong> flad<strong>de</strong>rt luchtig over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, en er is nog bijna<br />
geen geluid in <strong>de</strong> stille avenue; er zijn nog geen automobielen, die zoo ellendig<br />
dreunen en toeteren kunnen (als je er zelf niet in zit) en er zijn nog niet <strong>de</strong> drie<br />
fox-terriertjes, die <strong>de</strong> gravin òver mij zelve steeds uitlaat en die ie<strong>de</strong>r<br />
pootje-in-<strong>de</strong>-lucht begelei<strong>de</strong>n met oorverscheurend gekef’.<br />
De auteur die nog maar enkele maan<strong>de</strong>n tevoren beweerd had nooit meer een<br />
roman te zullen schrijven - en die zelfs een maand later nog weer zou me<strong>de</strong><strong>de</strong>len een<br />
feuilletonnist te zijn gewor<strong>de</strong>n ‘die geen romans meer wil schrijven’ - werkte aan<br />
Antiek toerisme, met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel: een roman uit oud-Egypte. 3<br />
Veen kreeg er niets over te horen. Wel <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem vlak <strong>voor</strong> Kerstmis<br />
1910 met vijf woor<strong>de</strong>n iets an<strong>de</strong>rs mee: dat hij naar Rome vertrok. 4 Op 4 januari<br />
stuur<strong>de</strong> hij hem zijn nieuwe adres aldaar. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth bleken hun intrek<br />
te hebben genomen in het p ension Hallier, Via <strong>de</strong>lla Fontanella di Borghese. Het<br />
was, zoals wij al zagen, geen nieuw adres <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>. Hij had het appartement<br />
al eens toebe<strong>de</strong>eld, in <strong>de</strong> geest, aan Orlando en Elettra, die hem er toen met enorme<br />
hoeveelhe<strong>de</strong>n maartse viooltjes ontvangen had<strong>de</strong>n. Emma ken<strong>de</strong> het adres overigens<br />
helemaal niet. In een klein briefje <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> haar mee: 5 ‘De pen moge U al<br />
verwaarlozen, het hart vergeet U niet. Probeer U hier bij ons te voegen, te Rome,<br />
Pension Hallier, Via Fontanella Borghese. Pension geheel en al... Duits, maar<br />
uitsteken<strong>de</strong> keuken. Wij betalen 8.50 en hebben het erg naar onze zin. Misschien dat<br />
U enkele dagen in <strong>de</strong> lente komt, om <strong>de</strong> gezegen<strong>de</strong> tentoonstelling te zien? Dat zou<br />
heerlijk zijn!’<br />
Het was een grote veran<strong>de</strong>ring. Want <strong>Couperus</strong> en Elisabeth had<strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
378<br />
Nice en daarmee hun domicilie en eigen pension geheel opgegeven. Gemakkelijk<br />
was <strong>de</strong> beslissing hun niet gevallen. In <strong>de</strong> dagen rond Kerstmis 1910, kort <strong>voor</strong> hun<br />
vertrek, had daarop een diepe melancholie zich van <strong>Couperus</strong> meester gemaakt. Het<br />
weer was bijzon<strong>de</strong>r slecht. Werken kon hij niet. Soms ging hij wel even uit, 6 ‘omdat<br />
ik ie<strong>de</strong>ren dag uit ga. Ik ben gegaan door <strong>de</strong> plassen <strong>de</strong>r straten tusschen <strong>de</strong> druipen<strong>de</strong>,<br />
droefgeestige, zich haasten<strong>de</strong> menschen. De mod<strong>de</strong>r stroomt in beken langs <strong>de</strong><br />
trottoirs, <strong>de</strong> regen stroomt in kralenreeksen van <strong>de</strong> punten <strong>de</strong>r regenschermen. Ik lees<br />
in <strong>de</strong> vocht wasemen<strong>de</strong> dépêche-zalen <strong>de</strong>r dagbla<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste telegrammen: zij<br />
mel<strong>de</strong>n, dat er cholera is in Italië en pest in Mandschoerije; dat een bemin<strong>de</strong> vorstin<br />
zwaar ziek is, en dat er een moord is gepleegd in Marseille; zij mel<strong>de</strong>n van<br />
werkstakingen en overstroomingen en mijnrampen, zij mel<strong>de</strong>n treurigheid, en zij<br />
vreezen <strong>voor</strong> nóg meer treurigheid, <strong>voor</strong> allerlei ellen<strong>de</strong>, ramp, ongeval... En ik haast<br />
mij weg, en nu gegaan langs <strong>de</strong> druipnatte Promena<strong>de</strong>, langs <strong>de</strong> Mod<strong>de</strong>rzee <strong>de</strong>r<br />
Melancholie, haast ik mij naar huis...’<br />
Intussen wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meubels opgeslagen en alle kleren in koffers gepakt. Kerstmis<br />
zou niet gevierd wor<strong>de</strong>n. En: 7 ‘Ou<strong>de</strong>-Jaarsavond zijn we misschien in <strong>de</strong>n nachttrein...<br />
naar Rome! Je moet niet treùrig zijn: we gaan immers naar Rome!! En dàar zal je<br />
wel da<strong>de</strong>lijk vergeten, dat Kerstmis dit jaar niet gezellig was, en dat we<br />
Ou<strong>de</strong>-Jaarsavond misschien alleen zullen gevierd hebben, met ons beidjes, en een<br />
glas Asti-Spumante, in <strong>de</strong>n restauratie-wagen van <strong>de</strong>n nachttrein... Zoo zal het wellicht<br />
zijn, dit jaar. Geen Kerstmis gevierd, omdat <strong>de</strong> meubels wor<strong>de</strong>n weg gebracht, omdat<br />
<strong>de</strong> koffers wor<strong>de</strong>n gepakt. Ou<strong>de</strong>-Jaar in <strong>de</strong>n trein naar Rome! Rome! Rome!! En<br />
toch... Trots het perspektief van <strong>de</strong> bemin<strong>de</strong> Stad daar ginds, dompelt mijn ziel in<br />
<strong>de</strong> Melancholie en blijft zij weenen in <strong>de</strong>n zwarten mod<strong>de</strong>r... Is het om mijn geheime<br />
vrees, mijn angst, die ik niet zeg? Is het omdat ik niet heb gewerkt, omdat ik mij ziek<br />
voel, traag, en moê en mat... Is het... omdat het regent...; omdat het éen maand regent<br />
dag aan dag, nacht aan nacht, en omdat ik zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Zon, die mijn God is, niet leven<br />
kan? Ik weet het niet, ik weet niet...’<br />
Directe aanleiding tot zoveel droefgeestigheid had <strong>Couperus</strong> toch allerminst,<br />
hoewel het niet dui<strong>de</strong>lijk is wat hij bedoel<strong>de</strong> met geheime angst die hij niet wil<strong>de</strong><br />
uitspreken. Antiek toerisme was voltooid en zou spoedig in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
verschijnen. 8 Zijn werk had succes, meer dan hij in jaren gekend had. Financiële<br />
zorgen waren er niet direct. Veen had hij kunnen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
379<br />
schrijven: 9 ‘Ik hoop van harte, dat ge <strong>de</strong> Antieke Verhalen goed zult verkoopen en<br />
het groote succes, dat àl mijn laatste werk heeft, staat U daar<strong>voor</strong> borg.’<br />
Antiek toerisme is evenzeer in <strong>de</strong> smaak gevallen als zijn korte schetsen. Op 30<br />
maart 1914 zou het boek zelfs bekroond wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> Nieuwe-Gidsprijs <strong>voor</strong> proza,<br />
een on<strong>de</strong>rscheiding die <strong>Couperus</strong> toch wel met gevoelens van een zekere triomf moet<br />
hebben vervuld. 10 - In <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van 1911 kon<strong>de</strong>n zijn lezers kennis maken<br />
met Publius Sabinus Lucius en diens zoektochten naar <strong>de</strong> verdwenen Ilia die, zon<strong>de</strong>r<br />
dat iemand het weet, is weggelopen met een matroos. Lucius heeft <strong>voor</strong>dat hij naar<br />
Egypte is vertrokken zijn villa te Baiae verkocht aan keizer Tiberius, wat het verhaal<br />
in het twee<strong>de</strong> kwart van onze jaartelling dateert. Kostelijke beschrijvingen van<br />
Alexandrië, een bezoek aan <strong>de</strong> sibille van Rhakoris, wisselen af met feesten, avonturen<br />
met hetaeren, gebeurtenissen bij <strong>de</strong> pirami<strong>de</strong>n en wat dies meer zij. <strong>Een</strong> hoogtepunt<br />
vormt Lucius' raadpleging van het orakel van Ammon in <strong>de</strong> voetsporen van Alexan<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> Grote, een tocht door <strong>de</strong> woestijn die <strong>Couperus</strong> in Iskan<strong>de</strong>r nog eens over zal<br />
maken. Naar het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> roman toe volgen Ethiopië en het land van Ofir. Als<br />
tenslotte Lucius moet vernemen dat hij geruïneerd is doordat Tiberius al zijn<br />
bezittingen verbeurd heeft verklaard, vindt hij troost in <strong>de</strong> armen van het hem<br />
begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meisje Kora.<br />
Om dit boek te kunnen schrijven heeft <strong>Couperus</strong> zich zeer grondig moeten<br />
documenteren. Behalve een aantal antieke bronnen raadpleeg<strong>de</strong> hij ongetwijfeld <strong>de</strong><br />
gidsen die hij zich aangeschaft had met het oog op een zelf te on<strong>de</strong>rnemen reis naar<br />
het Nijlland - die nooit is doorgegaan, wat hij begrijpelijkerwijze erg heeft betreurd.<br />
Terwijl het boek in ge<strong>de</strong>elten in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verscheen, trachtte <strong>Couperus</strong> in<br />
zijn pension te Rome over zijn <strong>de</strong>pressies heen te komen. De niet aflaten<strong>de</strong> regens<br />
maakten het hem daarbij wel moeilijk. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong> dingen waar hij zich mee bezighield<br />
was het verzamelen en or<strong>de</strong>nen, in twee bun<strong>de</strong>ls, van een aantal feuilletons. Dit<br />
zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeken De zweluwen neêr gestreken... en Schimmen van schoonheid<br />
wor<strong>de</strong>n. 11 Hij stel<strong>de</strong> er Veen in een kort briefje van op <strong>de</strong> hoogte, in <strong>de</strong> verwachting<br />
dat zijn ou<strong>de</strong> uitgever ze graag zou willen hebben. Kort voeg<strong>de</strong> hij er echter meteen<br />
aan toe: 12 ‘Als je het liever niet doet, bied ik ze el<strong>de</strong>rs aan; wees dus zoo goed en<br />
antwoord mij zoo spoedig mogelijk.’ Toen hij enkele dagen later nog-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
380<br />
maals had aangedrongen, kreeg hij van Veen een brief die <strong>de</strong> aanleiding zou wor<strong>de</strong>n<br />
tot een nieuwe verwij<strong>de</strong>ring.<br />
De brief zelf is niet bewaard, maar <strong>de</strong> inhoud ervan laat zich uit <strong>Couperus</strong>' op 17<br />
februari 1911 geformuleer<strong>de</strong> reactie gemakkelijk ra<strong>de</strong>n: 13 ‘Amice. Je zachte jeremia<strong>de</strong><br />
heb ik mogen ontvangen: we zullen dus maar niet meer <strong>de</strong>nken over “nog een bun<strong>de</strong>l”<br />
<strong>voor</strong> dit jaar. Alleen had ik gaarne, dat je dit goed begreep: ik schrijf geregeld<br />
feuilletons en kleine verhalen (ik moèt wel leven van mijn pen) <strong>voor</strong> Va<strong>de</strong>rland en<br />
Gr. Ne<strong>de</strong>rland en ik zoû gaarne geregeld die verhalen nog eens willen herdrukken,<br />
al is het maar <strong>voor</strong> een mo<strong>de</strong>st honorarium. Aan een grooten, goe<strong>de</strong>n roman (je bent<br />
allerliefst!) dènk ik niet, ten zij je mij geven wilt en kunt het zelf<strong>de</strong> honorarium van<br />
vroeger: ƒ 3000, -. Dán wil ik er over <strong>de</strong>nken, maar kan dit niet, dan ga ik <strong>voor</strong>t met<br />
het kleine werk, wat mij ten minste ie<strong>de</strong>re maand mijn boterham geeft.<br />
Ik heb altijd die kleine verhalen herdrukt willen zien in een goedkoopen vorm<br />
(spoorweg lektuur-formaatje), iets van 50 of 75 cts, en begrijp niet, dat er in Holland<br />
geen gelegenheid zoû zijn <strong>voor</strong> zulke vlugge uitgaafjes, die aan <strong>de</strong> stations moeten<br />
verkocht kunnen wor<strong>de</strong>n. Misschien ben jij te chic, (ik niet!) om er zelfs maar over<br />
te <strong>de</strong>nken - buitenlandsche auteurs doen het wel. Zie je er echter nog eens “gat” in,<br />
wel, werk het gat dan uit en kom nog eens bij mij met een <strong>voor</strong>stelletje. Ik herhaal,<br />
ik ben met weinig tevre<strong>de</strong>n. En an<strong>de</strong>rs zullen we maar zon<strong>de</strong>r rancune afscheid van<br />
elkaêr nemen. De schoone dagen van Aranjuez zijn vorüber... Ik ben te luchthartig<br />
om er langer over te tobben en... schrijf mijn journalistische dingetjes, en wat langer<br />
van a<strong>de</strong>m-dingen in Gr. Ne<strong>de</strong>rland.’<br />
De bun<strong>de</strong>ls zijn vervolgens uitgegeven door Van Holkema en Warendorf. Als klap<br />
op <strong>de</strong> vuurpijl is daar tenslotte ook Antiek toerisme verschenen, nadat <strong>Couperus</strong> in<br />
een niet gedateer<strong>de</strong> brief betreffen<strong>de</strong> zijn Egyptische roman, die hij Veen wel<br />
aangebo<strong>de</strong>n heeft, aan zijn uitgever had geschreven: 14 ‘Uw laatste schrijven bevatte<br />
zulke <strong>de</strong>risoire <strong>voor</strong>stellen, dat ik het oprecht heb opgevat als een “gentle hint” om<br />
U niet meer lastig te vallen. Hetgeen ik gedaan heb zon<strong>de</strong>r boosheid, want als ge niet<br />
meer aan mij verdient, kan ik begrijpen, dat ge niet meer op samenwerking gesteld<br />
zijt. [...] Romans schrijf ik niet meer; wilt ge echter nog eens een bun<strong>de</strong>ltje feuilletons<br />
- op welke wijze dan ook - uitgeven, dan ben ik bereid een aanneembaar <strong>voor</strong>stel te<br />
ontvangen. Ver<strong>de</strong>r geen rancune.’ - Hierna hebben Veen en <strong>Couperus</strong> bijna acht<br />
maan<strong>de</strong>n lang geen brieven<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
381<br />
meer gewisseld, laat staan zaken gedaan.<br />
In diezelf<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> stokt helaas ook <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie met Emma Garzes, zodat<br />
wij over <strong>de</strong>ze tijd relatief slecht geïnformeerd zijn. De eerste zes maan<strong>de</strong>n van 1911<br />
bleef <strong>Couperus</strong> in Rome. Gelukkig vertellen <strong>de</strong> feuilletons in Het Va<strong>de</strong>rland ons in<br />
grote lijnen wat hij daar zag en beleef<strong>de</strong>. In het particuliere vlak zijn <strong>de</strong> twee laatste<br />
aan Emma geschreven brieven - er volgt dan een lacune tot 6 april 1912 - van enig<br />
belang. 15 In <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>' Martelli te Florence blijkt zich een huiveringwekkend drama<br />
te hebben afgespeeld, dat <strong>Couperus</strong> niet onberoerd liet. De door hem zo bemin<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez heeft zich die winter uit het venster of van het balkon<br />
geworpen, om re<strong>de</strong>nen die niet opgehel<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n. Had haar brouille met haar zoon<br />
Giulio er iets mee te maken? Was zij geruïneerd en is dit het ogenblik geweest waarop<br />
Giulio - dát hij het werkelijk gedaan heeft wordt in <strong>de</strong> familie overgeleverd - het<br />
familiekapitaal bleek te hebben opgesoupeerd? Wij zullen het wellicht nooit weten.<br />
Er zijn wel re<strong>de</strong>nen om het te vermoe<strong>de</strong>n. In zijn feuilletons laat <strong>Couperus</strong> begin<br />
januari <strong>de</strong> literaire Orlando <strong>voor</strong> geruime tijd vertrekken naar ‘Smyrna’, omdat zijn<br />
zaken niet goed gaan. Orlando blijkt geldzorgen te hebben, en het is niet<br />
onwaarschijnlijk dat hij toen in werkelijkheid naar Zuid-Amerika is vertrokken om<br />
goud te zoeken. 16 Misschien ook verklaart dit <strong>Couperus</strong>' geheime angst in<br />
Melancholieën: juist nu hij naar Italië ging, raakte hij Giulio kwijt.<br />
Hoe dit alles ook zij, <strong>Couperus</strong> was diep geschokt en schreef op 22 februari in zijn<br />
eerste brief aan Emma - hij liet er diezelf<strong>de</strong> dag nog een twee<strong>de</strong> op volgen: 17 ‘U op<br />
dit ogenblik alles te zeggen wat door mij heen gaat, is mij onmogelijk. Wij hebben<br />
zojuist het afschuwelijke nieuws ontvangen, dat gij mij hebt laten zen<strong>de</strong>n na mijn<br />
briefkaart waarin ik U zei<strong>de</strong> dat Uw stilzwijgen mij met angst vervul<strong>de</strong>. En ik gevoel<br />
in mijn hand, die trilt, in mijn machteloze pen, <strong>de</strong> vergeefse poging van mijn<br />
wilskracht U te willen zeggen onze lief<strong>de</strong> en ons immens me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n.<br />
Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer, is over Uw leven <strong>de</strong> ramp gekomen en heeft het tragisch<br />
gemaakt. [Emma had ook haar man, jaren gele<strong>de</strong>n, door suïci<strong>de</strong> verloren.] En ik<br />
herinner mij met ontzetting dat <strong>de</strong>ze ramp U <strong>voor</strong>speld was. En ik heb angst <strong>voor</strong><br />
het leven, dat mij op dit ogenblik, terwijl in <strong>de</strong> lucht <strong>de</strong> lente reeds zingt, <strong>voor</strong>komt<br />
als een zwarte afgrond.<br />
Arme vriendin! Wat moet Gij gele<strong>de</strong>n hebben. Gij en Uw lieve Bona [Emma's<br />
dochter], toen Gij Uw ongelukkige Moe<strong>de</strong>r gebroken aan Uw<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
382<br />
voeten zaagt liggen. Afschuwelijk visioen, dat U niet meer zal verlaten! En ik zie<br />
haar als Gij, want ik heb Uw lieve Moe<strong>de</strong>r bemind om die grote charme die er van<br />
haar uitstraal<strong>de</strong>, om haar zachte en sympathieke gratie en ik zal nimmer haar fijn<br />
silhouet van markiezin vergeten, het charmante hoofd vol krullen van die sneeuwwitte<br />
haren, terwijl zij zich kouwelijk wikkel<strong>de</strong> in haar shawls. Zij is in staat geweest tot<br />
<strong>de</strong>ze wanhoopsdaad! maar ik wil geloven dat haar arme hoofd in <strong>de</strong> war was geraakt,<br />
dat zij op dat ogenblik vergat het immense leed, dat zij haar naasten ging berokkenen.<br />
[...]<br />
Ik zal van haar bewaren <strong>de</strong> ontroer<strong>de</strong> herinnering aan <strong>de</strong> meest exquise Grootmama<br />
die ik heb gezien, en ik wil om haar schreien, met U, zoals een zoon om haar schreien<br />
zou. En als een broer, lieve vriendin, omhels ik U en ik zeg U: Moed! U hebt immens<br />
gele<strong>de</strong>n in Uw leven...’<br />
In zijn twee<strong>de</strong> brief van die datum nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn vriendin uit naar Rome<br />
te komen, opdat hij haar persoonlijk zou kunnen troosten. Hij schreef ver<strong>de</strong>r: ‘Wat<br />
ons betreft, wij blijven lange tijd te Rome - wellicht <strong>de</strong> gehele zomer, afgezien van<br />
een ogenblik van vacantie buiten in <strong>de</strong> bergen; wij hebben het <strong>voor</strong>nemen in<br />
November naar Egypte te gaan.’<br />
Nog in Nice had <strong>Couperus</strong> enkele opstellen over Venetië geschreven, waar het<br />
Dogenpaleis en <strong>de</strong> San Marco bij herhaling veel indruk op hem hebben gemaakt.<br />
Deze schetsen ba<strong>de</strong>n als het ware in zonlicht. 18 Dat <strong>de</strong> winterse werkelijkheid niet<br />
alleen in Nice maar ook in Italië wel an<strong>de</strong>rs kon zijn, merkte hij maar al te vlug. De<br />
eerste dagen in Rome stortregen<strong>de</strong> het. Het Duits-Oostenrijkse pension Hallier werd<br />
centraal verwarmd, wat dikwijls beteken<strong>de</strong>: onvoldoen<strong>de</strong> verwarmd. <strong>Couperus</strong> hield<br />
helemaal niet van centrale verwarming en schikte er zich alleen maar in omdat hij<br />
wist dat <strong>de</strong> antieke Romeinen in hun thermengebouwen ook al een <strong>de</strong>rgelijk<br />
verwarmingssysteem had<strong>de</strong>n gekend. Hij schreef: 19 ‘“Egale warmte” is zoo beroerd,<br />
ongezond en oncomfortabel (<strong>voor</strong>al!) mogelijk! Het kan mij niet schelen even te<br />
rillen, als ik daarna mij braad aan mijn houtvuur, en mij zoo wel van binnen als van<br />
buiten roosteren laat als een kwartel. Het kan mij niet schelen even een kou<strong>de</strong>n gang<br />
door te loopen, als ik da<strong>de</strong>lijk daarop, droomen<strong>de</strong>, mij doorgloeien laat bij <strong>de</strong> hooge<br />
vlammen van knetteren<strong>de</strong> blokken en stukken boomstam. Terwijl die ellendige<br />
radiateur - àls er gestookt wordt - mij doet stikken van “egale benauwdheid”, en àls<br />
er niet gestookt wordt, mij doet bevriezen van oncomfortabele huivering!’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
383<br />
Zij bewoon<strong>de</strong>n in het pension twee kamers, die <strong>Couperus</strong>, zoals hij op reis nu al jaren<br />
gewend was - niet <strong>voor</strong> niets placht hij tweehon<strong>de</strong>rdvijftig kilo bagage met zich mee<br />
te zeulen 20 - geheel naar zijn smaak veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>: 21 ‘Omdat ik werk en schrijf, staat<br />
mijn vrouw mij steeds <strong>de</strong> mooiste kamer af en wordt mijn kamer dan ook half salon,<br />
terwijl <strong>de</strong> hare geheel slaapkamer blijft. Mijn hoekkamer heeft twee ramen en éen<br />
raam ziet uit op... het Zui<strong>de</strong>n! [...] <strong>Een</strong> somptueus fluweelen kleed overhuift geheel<br />
mijn bed en maakt er een divan van. <strong>Een</strong> laag schut, vol geprikt met fotografieën<br />
naar wat ik het liefst heb in Italiaansche muzea, en daar-tusschen nog artistieke<br />
briefkaarten, naar beel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al, verbergt het proza van mijn waschtafel.<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r somptueus fluweelen kleed ligt over mijn tafel. Al dat somptueuze<br />
fluweel is ons eigen en te <strong>voor</strong>schijn gedoken uit onze koffers. Op een brokaten<br />
tafellooper staat mijn eigen inktkoker, ligt mijn gou<strong>de</strong>n pen; mijn papieren liggen<br />
geschikt on<strong>de</strong>r een paar antieke bronzen Atlasjes, die vroeger iets hebben getorst...<br />
<strong>Een</strong> antieke, ivoren Madonna is allerliefst tusschen bleeke, gele winterrozen. In een<br />
hoek van mijn kamer, op een gedrapeer<strong>de</strong>n koffer, staan wat boeken: <strong>voor</strong>al antieke<br />
auteurs, Latijnse dichters en geschiedschrijvers; ze zijn gebon<strong>de</strong>n in perkament met<br />
goud. Tegen <strong>de</strong> muur overal fotografieën: een fries van Pompeiaansche brief-kaarten.<br />
<strong>Een</strong> lap van goud en pauweveêren. (Ik reis altijd met pauweveêren: hunne prachtige<br />
kleuren brengen geluk aan, o lezer: geloof niet, wie u zegt, dat pauweveêren ongeluk<br />
aan brengen!)’<br />
Op nieuwjaarsdag woon<strong>de</strong> hij 's morgens een kerkdienst: bij in <strong>de</strong> kerk van <strong>de</strong><br />
jezuïeten, <strong>de</strong> Gesü. 22 In <strong>de</strong> weken die volg<strong>de</strong>n bezocht hij vele an<strong>de</strong>re kerken en<br />
musea en vatte daarna thuis aan zijn tafel steeds zijn indrukken samen in<br />
on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nd proza. Soms ook vermaakte hij zich met <strong>de</strong> meer mondaine zij<strong>de</strong>n<br />
van Rome. Zo ging hij wel eens duur theedrinken in het kosmopolitische Excelsior<br />
Hotel, alleen maar om een gevoel van luxe te hebben en bij het personeel <strong>de</strong> suggestie<br />
te wekken van ‘schatrijke mijnheer’. 23<br />
Daar zijn pensionkamer uitkeek op het Corso, viel er echter ook genoeg te beleven<br />
zon<strong>de</strong>r dat hij een voet buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur hoef<strong>de</strong> te zetten. Op straat zag hij <strong>de</strong><br />
bloemenverkopers en vruchtenventers <strong>voor</strong>bij komen, ook wel <strong>de</strong> bont beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
wijnkarren met hun scheve zonne-kap. Ging hij kort <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lunch even wat flaneren,<br />
dan liep hij graag naar het café Aragno waar <strong>de</strong> ‘jongens van Rome’, zoals hij ze<br />
noem<strong>de</strong>, een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
384<br />
bijzon<strong>de</strong>re aantrekkingskracht op hem uitoefen<strong>de</strong>n. Wan<strong>de</strong>len en rondkijken <strong>de</strong>ed<br />
hij ook graag aan het eind van <strong>de</strong> middag, als <strong>de</strong> krantenjongens <strong>de</strong> Tribuna en <strong>de</strong><br />
Giornale d'Italia uitventten. 24 Hij hield van het drukke volksleven, zoals hij ook <strong>de</strong><br />
propvolle binnenzaaltjes van Aragno prefereer<strong>de</strong> boven een rustiger café in een wat<br />
saaie zijstraat. En soms nam hij wel eens een rijtuig en liet zich over <strong>de</strong> Pincio rij<strong>de</strong>n,<br />
om er van het uitzicht over Rome te genieten. De terugweg voer<strong>de</strong> door <strong>de</strong> Villa<br />
Borghese, met haar vele donkere, altijd groene steeneiken. Toeristen waren er in <strong>de</strong><br />
winter gelukkig weinig.<br />
Op een ijzige dag in januari bracht hij een bezoek aan een ou<strong>de</strong> vriend, Pier Pan<strong>de</strong>r,<br />
wiens atelier aan <strong>de</strong> Via Nomentana hij ook beschreven heeft. 25 De beeldhouwer<br />
werkte aan zijn zitten<strong>de</strong> Psyche, een maag<strong>de</strong>lijk vrouwenfiguurtje zon<strong>de</strong>r vleugels.<br />
Het was al weer vele jaren gele<strong>de</strong>n sinds <strong>Couperus</strong> in Metamorfoze <strong>de</strong> beeldhouwer<br />
Fed<strong>de</strong>r en diens Romeinse werkplaats ten tonele gevoerd had. In die tijd was Pan<strong>de</strong>r<br />
aan Alba bezig geweest. <strong>Couperus</strong> raakte opnieuw gefascineerd, want, zo schreef<br />
hij, ‘ik kan mij bij <strong>voor</strong>beeld, zon<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>r te zijn, heel goed <strong>de</strong>nken hoe een<br />
schil<strong>de</strong>r werkt; hij zet kleur bij kleur, <strong>de</strong> nuance's schemeren op, maar ik kan nóoit,<br />
zelfs niet nù, dat ik ben in een beeldhouwersatelier, begrijpen hoe een<br />
beeldhouwwerk wordt...’ Buiten woei <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> tramontana. Op een afgekeurd<br />
portretkopje mocht <strong>Couperus</strong> zelf proberen met <strong>de</strong> beitel een haarlokje aan te brengen.<br />
Maar het lukte hem niet. Pan<strong>de</strong>r moest helpen.<br />
De beeldhouwer had overigens een bijzon<strong>de</strong>re verrassing <strong>voor</strong> hem in petto. Achter<br />
een gordijn bleek nog altijd <strong>de</strong> Alba te staan, <strong>de</strong> geboorte <strong>de</strong>r ziel. Er omheen verrezen<br />
<strong>de</strong> sindsdien gemaakte beel<strong>de</strong>n Aandoening, Gedachte, Moed en Kracht, vijf figuren<br />
die Pan<strong>de</strong>r in een tempel bijeen wil<strong>de</strong> voegen. 26 Pan<strong>de</strong>r heeft zelf nooit <strong>de</strong><br />
verwerkelijking mogen beleven, in Leeuwar<strong>de</strong>n, van het droombeeld dat hij in <strong>de</strong>ze<br />
januarimaand van 1911 aan <strong>Couperus</strong> openbaar<strong>de</strong>. Bij een maquette in bordpapier<br />
zei hij: ‘zoo zoû <strong>de</strong> tempel wor<strong>de</strong>n, waar ik die vijf beel<strong>de</strong>n zoû willen plaatsen en...<br />
nu zal ik je een geheim toe vertrouwen, maar je moet het niet zetten in je courant...<br />
Het is namelijk dit: ik begin te sparen om die vijf beel<strong>de</strong>n in marmer te houwen, <strong>voor</strong><br />
mijzelf, en dien tempel te bouwen... zoo dat ik, o zeker wel over jàren... ze zal zièn...<br />
in marmer... ze zal zien stàan... in hun tempel...’ <strong>Couperus</strong> begreep, bijna tot zijn<br />
ontsteltenis, dat Pan<strong>de</strong>r het werkelijk ernstig meen<strong>de</strong>. Hij kon haast niet geloven ‘dat<br />
hij, <strong>de</strong> man<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
385<br />
zon<strong>de</strong>r behoeften aan weel<strong>de</strong>, dat hij, <strong>de</strong> eenvoudige, staâge werker... sparen gaat...<br />
<strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n gaat verzamelen, om, <strong>voor</strong> zich, zijn tempel te kunnen bouwen en <strong>de</strong><br />
groep, die zijn ziel symbolizeert, te kunnen houwen in marmer... Zoo dweept, zoo<br />
droomt, zoo doet alleen <strong>de</strong> kunstenaar, <strong>de</strong> zoon van <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n. Zulk een weel<strong>de</strong>rige<br />
behoefte kan alleen gekoesterd wor<strong>de</strong>n door een dichter, die beeldhouwer is. Want<br />
die tempel zal zijn zon<strong>de</strong>r nut, die beel<strong>de</strong>ngroep zon<strong>de</strong>r nut, en bei<strong>de</strong>n zullen<br />
dùizen<strong>de</strong>n kosten...’<br />
<strong>Couperus</strong> moest er even van bekomen in Pan<strong>de</strong>rs woonkamer, waar <strong>de</strong><br />
huishoudster, mejuffrouw De Kanter, thee schonk en - door <strong>Couperus</strong> altijd zeer<br />
gewaar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, mits ze maar bros waren - koekjes presenteer<strong>de</strong> uit een trommeltje.<br />
Hollandser kon het niet. De gezellige, warme sfeer ontroer<strong>de</strong> hem evenzeer als het<br />
hoge, bijna onbereikbare i<strong>de</strong>aal van zijn vriend. ‘Het is <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong>n dat groote Geluk<br />
van <strong>de</strong> Toewijding,’ schreef hij, ‘<strong>de</strong> een aan <strong>de</strong> Kunst, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aan <strong>de</strong>n kunstenaar.’<br />
Met fijne tact vermeed hij zijn lezers te vertellen dat Pan<strong>de</strong>r invali<strong>de</strong> was en zon<strong>de</strong>r<br />
zijn verzorgster niet kon bestaan.<br />
Zijn zwerftochten door Rome brachten <strong>Couperus</strong> in het Museo Barracco, 27 in <strong>de</strong><br />
San Saba 28 en op <strong>de</strong> cortile van het Palazzo Massimo, 29 in <strong>de</strong> Borgia-appartementen<br />
van het Vaticaan 30 en in <strong>de</strong> wat vervallen Villa Madama. 31 San Paolo en <strong>de</strong> Tre<br />
Fontane, 32 het Colosseum, 33 <strong>de</strong> ruïnes op <strong>de</strong> Palarijn, 34 het waren <strong>voor</strong> hem even zovele<br />
bijzon<strong>de</strong>re ervaringen. Ze inspireer<strong>de</strong>n hem tot sprankelen<strong>de</strong> schetsen. Deze leren<br />
ons dat <strong>Couperus</strong> zich, dilettantisch weliswaar maar toch met enige grondigheid,<br />
verdiepte in <strong>de</strong> kunst van zowel het ou<strong>de</strong> Egypte en Mesopotamië als archaïsch<br />
Griekenland. Vooral raakte hij enthousiast over het kleine maar in<strong>de</strong>rdaad hoog<br />
genoteer<strong>de</strong> Museo Barracco. De verzamelaar van die collectie, <strong>de</strong> senator Giovanni<br />
Barracco, beschouw<strong>de</strong> hij als een gelukkig en geniaal mens omdat hij blijk gaf van<br />
zo een trefzeker gevoel <strong>voor</strong> kwaliteit.<br />
De Borgia-appartementen boei<strong>de</strong>n hem overigens nauwelijks min<strong>de</strong>r. De figuur<br />
van Lucrezia - aan wie hij na zich in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Borgia's verdiept te hebben<br />
ook verhalend proza wijd<strong>de</strong>; 35 een systeem dat hij van zijn eerste novellen af heeft<br />
toegepast - inspireer<strong>de</strong> hem niet min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> hand van hem die haar geschil<strong>de</strong>rd<br />
heeft, Pinturicchio. In lange, kunstige beschrijvingen bezong hij <strong>de</strong> lof van al <strong>de</strong>ze<br />
schoonheid uit <strong>de</strong> Renaissance.<br />
Het Colosseum, door keizer Vespasianus gebouwd, bezocht <strong>Couperus</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
386<br />
eenmaal in een nacht van maanlicht. Sinds lord Byron dit gedaan had was het bijna<br />
<strong>voor</strong>schrift dat een bezoeker van Rome hem daarin zou volgen. 36 Dat <strong>Couperus</strong> er<br />
tot eeuwigheïdsgedachten bewogen werd is dus in wezen niet veel meer dan een<br />
literair cliché. Al sinds <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw was het gewoonte in <strong>de</strong> ruïnes over<br />
vergankelijkheid te lamenteren. Toch klinkt in <strong>de</strong> tira<strong>de</strong> waarmee hij zijn opstel over<br />
het Amphitheatrum Flavium besloot persoonlijke betrokkenheid door: 37 ‘Allen zijn<br />
heen... Maar <strong>de</strong> zwart-blauwe, telkens blank aangelichte kom van het Colosseum<br />
bleef... bleef langer dan allen... en zal blijven, altijd blijven... blijven ook als wij die<br />
op ònze beurt hier een spel hebben aanschouwd, een blank spel van spoken en<br />
schimmen, henen zijn... en tot wat stof zijn verwor<strong>de</strong>n, dat verstuivelen zal naar <strong>de</strong><br />
Eeuwigheid...’<br />
<strong>Couperus</strong> wist <strong>de</strong> lezers van Het Va<strong>de</strong>rland door een niet eindigen<strong>de</strong> variatie van<br />
on<strong>de</strong>rwerpen elke week opnieuw te boeien. Bang dat hij hen met al te veel<br />
kunstzinnige bespiegelingen of verheven ontboezemingen wel eens zou kunnen<br />
vermoeien, ging hij soms plotseling over op heel alledaagse faits divers. Bij <strong>voor</strong>keur<br />
hing hij daarin dan <strong>de</strong> grote mijnheer uit die zich minzaam met min<strong>de</strong>ren afgeeft<br />
omdat hem dit amuseert. De schets Giulio bij <strong>voor</strong>beeld, 38 die tot een genre behoort<br />
waartoe ook het verhaal Biagio 39 gerekend kan wor<strong>de</strong>n, gaat over <strong>de</strong> huurkoetsier in<br />
wiens rijtuig <strong>Couperus</strong> het liefst uit toeren placht te gaan. De man is langzamerhand<br />
in betere doen geraakt en heeft zijn rijtuig er aan gegeven. Het blijkt echter een<br />
be<strong>de</strong>nkelijk personage te zijn: hij verdient nu veel geld als woekeraar... Berust het<br />
stukje op waarheid, of heeft <strong>Couperus</strong> het alleen maar bedacht om enige bladzij<strong>de</strong>n<br />
lang <strong>de</strong> naam Giulio neer te kunnen schrijven, <strong>de</strong> ware naam immers van <strong>de</strong> man die<br />
hij literair tot ‘Orlando’ gemaakt had? Het is moeilijk uit te maken. <strong>Couperus</strong>' fantasie<br />
was nu eenmaal even grillig als onuitputtelijk.<br />
In Groot-Ne<strong>de</strong>rland van 1911 publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een essay over Siena. 40 Het<br />
bevat met lief<strong>de</strong> geschreven herinneringen aan zijn vroegere bezoeken aan die stad.<br />
Het koninkrijk Arles 41 gaat eveneens terug op ou<strong>de</strong>re ervaringen. Het materiaal er<strong>voor</strong><br />
heeft hij verzameld tij<strong>de</strong>ns zijn tour door Zuid-Frankrijk, die wij niet met<br />
nauwkeurigheid kunnen dateren. Het opstel ligt in het verleng<strong>de</strong> van, en is eigenlijk<br />
een vervolg op, zijn beschouwingen over Avignon. 42 Zoals wij al zagen, heeft <strong>Couperus</strong><br />
die streken misschien bezocht in gezelschap van Trudy toen zij in het najaar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
387<br />
van 1909 uit Indië was gekomen. Dit geldt ook <strong>voor</strong> Ravenna. 43 Daarentegen moet<br />
<strong>Couperus</strong> Ostia 44 geschreven hebben in Rome, na een bezoek aan <strong>de</strong> opgravingen<br />
aldaar in april 1911. Hij geeft <strong>voor</strong> dat hij er in een auto heen is gere<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> auto van<br />
Orlando, hem met chauffeurtje Vico en al afgestaan. Hier raakt hij echter in zijn<br />
eigen verzinsels verstrikt! Orlando, zo hebben wij eer<strong>de</strong>r vernomen, zou zich in <strong>de</strong>ze<br />
perio<strong>de</strong> immers in Smyrna hebben bevon<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> doet het nu <strong>voor</strong>komen alsof<br />
Orlando hem per brief <strong>de</strong> auto <strong>voor</strong> een tochtje naar Ostia leent. Van Smyrna uit?<br />
En hoe kan dan, een half uur na <strong>de</strong> brief, <strong>de</strong> chauffeur al <strong>voor</strong> hem staan, zogenaamd<br />
‘eveneens door een brief zijns meesters verwittigd’? - De oplossing is natuurlijk dat<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth een op <strong>de</strong>ze wijze geromantiseer<strong>de</strong> taxi hebben genomen.<br />
Ook in Siena nam <strong>Couperus</strong> soms een auto. Hij was verrukt van automobielen in<br />
het algemeen, zozeer zelfs, dat hij kon schrijven: ‘Er is iets mystieks <strong>voor</strong> mij in een<br />
automobiel, iets om <strong>voor</strong> neêr te knielen en te aanbid<strong>de</strong>n... <strong>Een</strong> motor? Ik weet niet<br />
wat het is... wàt ik weet van een automobiel is, dat het ding van zelve gaat, als er<br />
iemand zit aan het stuur, die bekend is met <strong>de</strong> heilige stuurwetenschap... en dat het<br />
dan heèl gauw gaat, verbazend gauw, overheerlijk gauw, bedwelmend gauw.’<br />
Aan <strong>de</strong> hand van Gaston Boissiers Promena<strong>de</strong>s archéologiques dwaal<strong>de</strong> hij door<br />
<strong>de</strong> ruïnes van <strong>de</strong> antieke stad, vijf uren achtereen, wat <strong>voor</strong> zijn doen zeer lang was.<br />
Maar Ostia fascineer<strong>de</strong> hem dan ook zoals Pompeji het al gedaan had, zij het met<br />
an<strong>de</strong>re accenten: in Pompeji immers werd het leven op 24 augustus van hetjaar 79<br />
na Christus door <strong>de</strong> uitbarsting van <strong>de</strong> Vesuvius als het ware plotseling betrapt, in<br />
Ostia echter is het een langzame dood gestorven, die zich over eeuwen heeft<br />
uitgestrekt.<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer ging hij naar <strong>de</strong> Villa van Hadrianus in Tivoli, het antieke Tibur. 45<br />
Langs <strong>de</strong> statige cipressenlaan, die er nog altijd is - evenals <strong>de</strong> olijftuin waar hij met<br />
Elisabeth zijn lunchpakketje verorber<strong>de</strong>, zittend op een Engelse regenjas - , bereikte<br />
hij <strong>de</strong> uitgestrekte bouwvallen van het keizerlijke landgoed, dat zijn schoonheid niet<br />
in <strong>de</strong> laatste plaats aan het weel<strong>de</strong>rige lommer en het omgeven<strong>de</strong> glooien<strong>de</strong> landschap<br />
ontleent.<br />
Het was een leven vol afwisseling. Aan inspiratie ontbrak het hem allerminst. In<br />
<strong>de</strong> opera zag hij <strong>de</strong> koning en <strong>de</strong> koningin, Umberto en Elena. 46 In <strong>de</strong> paasweek zag<br />
hij beken<strong>de</strong> kardinalen in <strong>de</strong> vele kerken die hij toen bezocht. Hij luister<strong>de</strong> er naar<br />
<strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> muziek en volg<strong>de</strong> met een zekere aandoening <strong>de</strong> rituele<br />
han<strong>de</strong>lingen van <strong>de</strong> katho-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
388<br />
lieke mis. In <strong>de</strong> schets Heilige week geeft hij enige van zijn ervaringen weer. 47 - <strong>Een</strong><br />
nachtelijke aardbeving <strong>de</strong>ed in die dagen Rome hevig opschrikken. Erg mooi weer<br />
was het ook al niet. Op Goe<strong>de</strong> Vrijdag, nadat hij een hoogmis in <strong>de</strong> Sint-Pieterskerk<br />
had bijgewoond, stortte een apocalyptisch noodweer zich met geweld uit over <strong>de</strong><br />
Eeuwige Stad.<br />
Twee tentoonstellingen heeft <strong>Couperus</strong> dat <strong>voor</strong>jaar bezocht, een kleine en een grote.<br />
Vooral <strong>de</strong> eerste is hier van niet te verwaarlozen belang, omdat wij uit het verslag<br />
dat hij er van doet vrij dui<strong>de</strong>lijk een nieuw facet van zijn smaak leren kennen. In <strong>de</strong><br />
Belle Arti namelijk had men een expositie ingericht van eigentijdse schil<strong>de</strong>rkunst.<br />
Daartoe behoor<strong>de</strong> ook een Ne<strong>de</strong>rlandse af<strong>de</strong>ling. Natuurlijk ging hij er heen. Twee<br />
landgenoten, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs Willem Steelink en Arnold Gorter, ontvingen hem<br />
vrien<strong>de</strong>lijk. 48 Nog <strong>voor</strong> hij ook maar iets gezien had raakte <strong>Couperus</strong> overmand door<br />
een vreem<strong>de</strong> emotie: 49 ‘Want ik voel<strong>de</strong> om mij <strong>de</strong> atmosfeer van mijn land, dat ik,<br />
zoo vreemd, lief heb, al woon ik er niet, al ben ik er weinig: ik voel<strong>de</strong> om mij <strong>de</strong><br />
atmosfeer, die geweefd had rondom mijn jeugd en jongelingsjaren; ik voel<strong>de</strong> om mij<br />
<strong>de</strong> atmosfeer van vele mijner eigene boeken: <strong>de</strong> atmosfeer van <strong>de</strong> Boeken <strong>de</strong>r Kleine<br />
Zielen... En het is vreemd hoe die atmosfeer, die ik ben ontvlucht, toch mij lief is als<br />
een atmosfeer vol her<strong>de</strong>nking en weemoed, vòl van <strong>de</strong> dingen van het verle<strong>de</strong>n, het<br />
leed van vroeger, en ook <strong>de</strong>n enkelen, bleeken zonnestraal, van vroeger ook... En ik<br />
wil<strong>de</strong> mijn emotie niet verra<strong>de</strong>n [...].’<br />
Kerkinterieurs van Bosboom brachten hem <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r weer in <strong>de</strong> herinnering,<br />
die hij in Den Haag zelf had gekend. Diens schil<strong>de</strong>rijen en het werk van Jozef Israëls,<br />
Willem Maris en Mauve <strong>de</strong><strong>de</strong>n hem ineens beseffen hoe Hollands hij in <strong>de</strong> hoeken<br />
van zijn ziel ondanks alles toch was gebleven. Stille ontroering maakte zich steeds<br />
meer van hem meester. Weissenbruch, Gabriël, Breitner en ook een aantal kleinere<br />
meesters wekten zijn onverholen bewon<strong>de</strong>ring op. Etsen van Zilcken en Marius<br />
Bauer brachten hem tenslotte zo in vervoering, dat hij met overgave erken<strong>de</strong>: 50 ‘Dit<br />
zijn <strong>de</strong> prachten <strong>de</strong>r fantazie van noor<strong>de</strong>lijke geesten, die <strong>de</strong> fabel van het Zui<strong>de</strong>n<br />
gingen beminnen en <strong>de</strong> weel<strong>de</strong>rige Arabische legen<strong>de</strong> opriepen, als ik het op <strong>de</strong>ze<br />
Expozitie geen meridionalen en... Italianen zie doen, hoe ik <strong>de</strong> Italianen ook lief<br />
heb!’ - <strong>Een</strong> onbetwist hoogtepunt vond hij Thérèse Schwartzes staatsieportret van<br />
koningin Wilhelmina.<br />
Mocht hij echter vin<strong>de</strong>n dat er in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse af<strong>de</strong>ling alleen maar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
389<br />
schoonheid te zien was - ‘er is zoo veel, dat mooi is, er is bijna alles mooi, en er is<br />
zeer zeker niets, dat leelijk is...’ -, volledig afwijzend daarentegen luid<strong>de</strong> zijn<br />
oor<strong>de</strong>el over <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Spaanse en Italiaanse kunst. 51 Hij vond het geen genoegen<br />
te lopen ‘langs die gele en blauwe effectjachten, langs die afschuwelijk naakte en<br />
half naakte groene dames op violette divans tegen okeren landschappen, langs die<br />
cauchemars van tan<strong>de</strong>n toonen<strong>de</strong> Andaluzische schoenen, met bella-donna-oogen,<br />
langs die <strong>voor</strong>al heftig helle, grillig grelle doeken’. Met ontzetting constateer<strong>de</strong> hij<br />
dat er zelfs éen was, ‘waarop geheele tuben zijn uit gedrukt, als om te willen bewijzen,<br />
dat verf geen geld kost, als je zóo iets kostelijks maar weet op te roepen met<br />
uitgeperste tuben verf’. <strong>Couperus</strong>' smaak was in dit opzicht volstrekt conservatief.<br />
Van avontuurlijke experimenten moest hij in het geheel niets hebben. Hoe oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
hij over Van Gogh, Picasso, Mancini? Het antwoord lijkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen.<br />
Behalve <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>rijenexpositie was er dan ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ‘bene<strong>de</strong>tta esposizione’,<br />
waar hij Emma Garzes al over geschreven had. Het betrof, in mei 1911, <strong>de</strong> opening<br />
van een grote tentoonstelling die zich over verschillen<strong>de</strong> lokaties binnen <strong>de</strong> muren<br />
van Rome uitstrekte. 52 In <strong>de</strong> Thermen van Diocletianus - tegenwoordig Museo<br />
Nazionale <strong>de</strong>lle Terme; het enorme gebouw werd een <strong>de</strong>rtig jaar eer<strong>de</strong>r, ten tij<strong>de</strong> van<br />
Carel Vosmaers bezoek, ge<strong>de</strong>eltelijk nog bewoond; <strong>de</strong> laatste bewoners waren ten<br />
tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> expositie trouwens maar amper vertrokken - kreeg men aan <strong>de</strong> hand van<br />
tekeningen, gipsen en maquettes een overzicht <strong>voor</strong>geschoteld van talrijke Romeinse<br />
monumenten en kunst<strong>voor</strong>werpen uit <strong>de</strong> provincies van het rijk. <strong>Couperus</strong> vond het<br />
veel te veel van het goe<strong>de</strong>. Vreemd genoeg kon hij er nauwelijks enig enthousiasme<br />
<strong>voor</strong> opbrengen.<br />
De Engelenburcht herberg<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen en schetsen van Rome, gemaakt door<br />
buitenlandse schil<strong>de</strong>rs die <strong>de</strong> stad in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r eeuwen had<strong>de</strong>n gekonterfeit. 53 Voor<br />
zover het Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs betrof wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> daar nog wel enige aandacht aan<br />
beste<strong>de</strong>n. Maar ook hier werd <strong>voor</strong>al zijn ongeduld opgewekt. Het antieke mausoleum<br />
van keizer Hadrianus zelf vond hij heel wat interessanter. - Liet zijn kennis hem in<br />
<strong>de</strong> steek? Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat hij zich nooit heeft willen verdiepen, noch in <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse Bentvueghels, noch in wat wij gemakshalve <strong>de</strong> Italianisanten en<br />
Grand-Touristen zou<strong>de</strong>n kunnen noemen.<br />
Het neoclassicisme boei<strong>de</strong> hem niet. <strong>Couperus</strong> gaf niets om <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw,<br />
en om <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> zo mogelijk nog min<strong>de</strong>r.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
390<br />
Rembrandt zou later een zeldzame uitzon<strong>de</strong>ring zijn, en hem heeft hij pas leren<br />
waar<strong>de</strong>ren door A. Bredius. Over <strong>de</strong> meubelen in Empirestijl, hoe Romeins ook van<br />
inspiratie, haal<strong>de</strong> hij achteloos zijn schou<strong>de</strong>rs op. 54 ‘Eischt ge’, vroeg hij zijn lezers,<br />
‘dat ik u zeg, dat, omdat Napoleon een Italiaan was... er meubels en schil<strong>de</strong>rijen zijn<br />
over gebracht uit Fontaine-bleau en hier in een Empire-vertrek zijn ge-expozeerd...?<br />
Neen, ge eischt het niet en ge hebt me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n met mij.’ Zo gemakkelijk maakte hij,<br />
als het moest, er zich van af.<br />
Teleurstellend ook vond hij <strong>de</strong> tentoonstelling op <strong>de</strong> Piazza d'Armi. 55 Geïrriteerd<br />
merkte hij op: 56 ‘Ik heb van Expozities in Milaan en Turijn <strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n indruk als<br />
van <strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> Piazza d'Armi: balken, kalk, gewapend-beton, bordpapier,.., hier en<br />
daar wel aardige i<strong>de</strong>e's... maar dan ook weêr grof grint, waarop je niet loopen kunt,<br />
mod<strong>de</strong>rpoelen en kalkpoelen: chocola<strong>de</strong> en crême-fouettée, maar in reusachtige<br />
vla<strong>de</strong>n, die je je weg versperren: karren, werklui, gemis aan schaduw en gemis aan<br />
publiek... Ben ik te vroeg naar <strong>de</strong> Expozitie gegaan?’ Er waren replica's te zien naar<br />
Venetiaanse monumenten, architectuur uit Brescia, Milaan en Bergamo en nog een<br />
aantal van <strong>de</strong>rgelijke on<strong>de</strong>rwerpen. De tentoonstelling was door <strong>de</strong> koning geopend<br />
zon<strong>de</strong>r voltooid te zijn. Dit laatste in het bijzon<strong>de</strong>r riep <strong>Couperus</strong>' onverholen ergernis<br />
op: 57 ‘Zeker, er zijn wel aardige “paleizen” en “kasteelen” zoo opgezet... als dat<br />
eenmaal af is, zal het wel aardig zijn, hoor... Den volgen<strong>de</strong>n winter? Als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n<br />
het gunnen, zit ik dan in Caïro en schrijf Dagboekbla<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> Pyrami<strong>de</strong>n...’<br />
Wan<strong>de</strong>lend langs het Corso ontmoette hij ‘Jan’ weer eens, 58 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t,<br />
die omstreeks <strong>de</strong>ze tijd in<strong>de</strong>rdaad als journalist <strong>voor</strong> enkele Ne<strong>de</strong>rlandse couranten<br />
naar Rome is gereisd, om er net als <strong>Couperus</strong> een paar artikelen te schrijven over <strong>de</strong><br />
‘bene<strong>de</strong>tta esposizione’. Ook naar Wagen<strong>voor</strong>ts oor<strong>de</strong>el was <strong>de</strong> hele on<strong>de</strong>rneming<br />
een mislukking. Liever ging hij met zijn Haagse vriend - zogenaamd weer in <strong>de</strong><br />
legendarische auto van Orlando, die zelf nog altijd in Smyrna heette te zitten - naar<br />
Tivoli, dat <strong>Couperus</strong> aan zijn Hollandse collega wil<strong>de</strong> laten zien. Hij oogstte er succes<br />
mee. Wagen<strong>voor</strong>t bleek zeer gevoelig te zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ons al beken<strong>de</strong><br />
‘tooverperspectieven van louter licht, glans en glorie’, die <strong>Couperus</strong> bij herhaling<br />
bezongen heeft. Keizer Hadrianus zelf had <strong>Couperus</strong>' grote sympathie: hij zag hem<br />
als een tragische figuur, in diepe rouw gedompeld om <strong>de</strong> dood van zijn vriend<br />
Antinoüs die in <strong>de</strong> Nijl op mysterieuze wijze verdronken was. Zwervend door <strong>de</strong><br />
bouwvallen kwam hem uit <strong>de</strong> mist<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
391<br />
<strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n ‘<strong>de</strong> schim te gemoet van Hadrianus, die ginds, in <strong>de</strong>n wind, gegild heeft<br />
van pijn, van smart, van leed...’ Hij vereenzelvig<strong>de</strong> zich als het ware met <strong>de</strong> eenzame<br />
man wiens vriend niet meer bij hem was.<br />
<strong>Een</strong> heel an<strong>de</strong>r homo-erotisch thema werkte hij uit op niet min<strong>de</strong>r doorzichtige<br />
wijze. Ditmaal betrof het manlijke schoonhe<strong>de</strong>n die hem ontroer<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> Piazza<br />
Colonna, waar in een tij<strong>de</strong>lijk opgetrokken tent worstelwedstrij<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. 59<br />
Hij hield daar van. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r gespier<strong>de</strong> kolossen bleek op <strong>de</strong> koop toe een Hollan<strong>de</strong>r<br />
te zijn. <strong>Couperus</strong> ontzag zich niet kennis met hem te gaan maken. De atleet, Eigenman<br />
geheten, moest helaas bekennen nog nooit van een zekere <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gehoord<br />
te hebben. Tot diens verbazing <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> worstelaar hem daarentegen me<strong>de</strong>: ‘Ikke<br />
kenne wèl een Hollandschen worstelaar, die heet <strong>Couperus</strong>, waarachtig...’ Waarop<br />
<strong>Couperus</strong> eenvoudig repliceer<strong>de</strong> met: ‘Dat zal een Friesche neef van mij zijn.’<br />
Op dagen van sombere stemming ging hij graag naar <strong>de</strong> Palatijn. Wat hem <strong>de</strong>ze<br />
winter en dit <strong>voor</strong>jaar allemaal gekweld heeft weten wij niet. Behalve <strong>de</strong> zelfmoord<br />
van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez, <strong>de</strong> afwezigheid van Orlando, <strong>de</strong> zeer ernstige<br />
moeilijkhe<strong>de</strong>n met Veen, moet er iets an<strong>de</strong>rs geweest zijn. Nog in april schreef hij,<br />
in het feuilleton Ruïnes, legen<strong>de</strong> en bloemen: 60 ‘Het is zeker wel héel vreemd, maar<br />
als mijn dag moe<strong>de</strong>loos is begonnen, als, in <strong>de</strong>n vroegen morgen al, <strong>de</strong> dingen van<br />
het leven, <strong>de</strong> dingen van het moeilijke leven mij dreigen neêr te drukken <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
gehéelen, ver<strong>de</strong>ren dag, als er brieven zijn gekomen, die mij ontstemmen, verbitteren,<br />
of treurig maken... en ik heb tòch <strong>de</strong>n moed gehad uit te gaan, wèg uit mijn kamer,<br />
wèg van <strong>de</strong> brieven, wèg van het moeilijke leven... om daar boven, van af dien<br />
Eeuwenheuvel <strong>de</strong>r Romeinsche keizerpaleizen, te staren in wat ik zoo gaarne, <strong>voor</strong><br />
mij, noem <strong>de</strong> zonnige Put <strong>de</strong>r Eeuwen... dan komt er, heel vreemd, als een kalmte<br />
om mij weven, als een zachte troost rond om mij drijven, dan komt er als een zacht<br />
glanzen<strong>de</strong> onverschilligheid om mij en in mij en over mijn ziel’. - Moeilijkhe<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> vroege morgen, nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> post, kunnen er welbeschouwd eigenlijk<br />
alleen met Elisabeth gerezen zijn. Dat <strong>Couperus</strong>' vriend er in die tijd niet was, staat<br />
vast. Dat hij hem miste - zoals Hadrianus zijn Antinoüs - en zijn gemis afreageer<strong>de</strong><br />
op Elisabeth, is niet onwaarschijnlijk.<br />
Eind mei brak het ogenblik van vertrek uit Rome aan. In een bijzon<strong>de</strong>r mooie<br />
schets, Afscheid van Rome, komt <strong>Couperus</strong> op zijn ondui<strong>de</strong>lijk<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
392<br />
probleem terug: 61 ‘Onze winter in Rome: hij was niet heel lief... Ik mag het nu wel<br />
bekennen, nu ik hem gedragen heb, en nu ik vertrek... Onze winter in Rome was <strong>de</strong><br />
winter van <strong>de</strong> vele désilluzie's, <strong>de</strong> winter <strong>de</strong>r moeilijke dingen, <strong>de</strong> winter <strong>de</strong>r lastige<br />
levensverwikkelingen... en dat ik ze u niet gezegd heb, o lezer, gij zult het niet wraken;<br />
gij zult mij eer<strong>de</strong>r een beetje prijzen, dat ik mijn best heb gedaan u niet àl te veel te<br />
vervelen met <strong>de</strong> jeremia<strong>de</strong> mijner désilluzie's, dat ik gepoogd heb zoo veel mogelijk<br />
het mooie, het lieve, het artistieke te zien, dat <strong>de</strong>ze Romeinsche winter mij tóch nog<br />
gegeven heeft.’ - De foto's en prentbriefkaarten wer<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> muur genomen en in<br />
<strong>de</strong> koffers gestopt, evenals <strong>de</strong> somptueuze kle<strong>de</strong>n en alle prullaria die <strong>de</strong> pensionkamer<br />
in <strong>de</strong> Via Fontanella di Borghese een eigen sfeer had<strong>de</strong>n gegeven.<br />
Gevlucht naar het Forum Romanum, probeer<strong>de</strong> hij in het huis van <strong>de</strong> Vestaalse<br />
maag<strong>de</strong>n wat tot zichzelf te komen. Ook nu weer waren het <strong>de</strong> ruïnes van het antieke<br />
Rome die hem moesten kalmeren: 62 ‘Purperen rozen bloeien om het vierkante<br />
vasculum van het atrium; blanke rozen klimmen, weligen en weel<strong>de</strong>ren tegen<br />
<strong>de</strong> verbrokkel<strong>de</strong> muren; tusschen blanke rozen rijzen <strong>de</strong> standbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r<br />
Oppermaag<strong>de</strong>n... O, <strong>de</strong> schoonheid, die Rome is in Mei... Rozen, rozen, overal<br />
rozen...’<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘<strong>Een</strong> vervelen<strong>de</strong> morgen’ (Vad. 21 mei 1910), in Korte arabesken, 221.<br />
2 ‘Incognito te Nice’ (Vad. 5 november 1910), in Zwaluwen, 180.<br />
3 Henri van Booven in Onze Eeuw (1923), IV, 219, herinner<strong>de</strong> zich kort na <strong>Couperus</strong>' dood: ‘Zelf<br />
zei<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij eens in <strong>de</strong>n winter van 1916: “Ik neem mij telkens en telkens ernstig <strong>voor</strong><br />
om geen romans meer te schrijven, en dàn, na een poos... daar ligt het dan alweer...”’<br />
4 Amice. 114 nr.472.<br />
5 Paradijzen 1, 18 nr.21.<br />
6 ‘Melancholieën’ (Vad. 31 <strong>de</strong>cember 1910), in Zwaluwen, 93.<br />
7 I<strong>de</strong>m, 96.<br />
8 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 1, 139, 281, 414 e.v.<br />
9 Amice, 114 nr.471.<br />
10 Het heuglijke bericht werd op 8 april 1914 naar Florence gezon<strong>de</strong>n. Zie ver<strong>de</strong>r Willem<br />
Timmermans, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en De Nieuwe Gids. Overzicht van een Platonische relatie’, in<br />
Bzzlletin nr. 129 (oktober 1985), 23-29 (<strong>voor</strong>al 23). Terzelf<strong>de</strong>rtijd ontving dr. P.C. Boutens <strong>de</strong><br />
Poëzieprijs <strong>voor</strong> zijn Carmina (30 maart 1914). De beoor<strong>de</strong>lingscommissie werd gevormd door<br />
dr. A. Aletrino, dr. H.J. Boeken, mr. F. Erens, Willem Kloos, Jac. van Looy, Fr. Netscher en<br />
Ary Prins. Jeanne Kloos is <strong>Couperus</strong> in 1915 te Den Haag op Hoogewal 2 <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong><br />
oorkon<strong>de</strong> komen brengen. In plaats van een zilveren lauwerkrans koos <strong>Couperus</strong> een bedrag<br />
van ƒ 200,- te storten bij zijn Haagse bankier Scheurleer.<br />
11 Verschenen resp. in 1911 en 1912.<br />
12 Amice, 115 nr.474.<br />
13 I<strong>de</strong>m, 115 nr.476.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 117 nr.479.<br />
15 Paradijzen I, 19 nr.22; Paradijzen II, 22 nr.23.<br />
16 Bastet, Zuil, 123: volgens zijn nicht Vera Rossi - in een brief d.d. 11 april 1978 - ging hij uit<br />
Italië weg ‘fra l'altro in Columbia a cercare l'oro che naturalmente non trovò’.<br />
17 Zie noot 5.<br />
18 ‘Het Dogenpaleis te Venetië’ (Vad. 11 januari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n I, 7-15, ‘De baziliek van<br />
San Marco’ (Vad. 25 januari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n I, 15-22.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
19 ‘Het pension’ (Vad. 28 januari 1911), in Rome I, 11.<br />
20 Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1921), 7: ‘het was in <strong>de</strong>njare 'II en wij zwierven <strong>de</strong> wereld rond<br />
met 250 K.G. bagage’.<br />
21 Zie noot 19, 12.<br />
22 ‘De Gesù’ (Vad. 4 februari 1911), in Rome I, 18-20.<br />
23 ‘Thee in Excelsior’ (Vad. 4 februari 1911), in Rome I, 21-25.<br />
24 ‘Biagio’ (Vad. 18 februari 1911), in Rome I, 34-41. - ‘Aragno’ (Vad. 11 maart 1911), in Rome<br />
I, 59-65. - ‘De straat’ (Vad. 4 maart 1911), in Rome I, 50-58.<br />
25 ‘Bij Pier Pan<strong>de</strong>r’ (Vad. 11 februari 1911), in Rome I, 26-33.<br />
26 J.P. Wiersma, Pier Pan<strong>de</strong>r, een Friese beeldhouwer in Rome (1966). - M. Klein, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
en Pier Pan<strong>de</strong>r (1985), passim.<br />
27 ‘Museo Barracco I’ (Vad. 22 februari 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 66 76. ‘Museo Barracco II’<br />
(Vad. 1 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 76-82.<br />
28 ‘San Saba’ (Vad. 25 februari 1911), in Rome I, 42-43.<br />
29 ‘Palazzo Massimo’ (Vad. 25 februari 1911), in Rome I, 44-49.<br />
30 ‘Appartamento Borgia’ (Vad. 15 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 82-91.<br />
31 ‘Villa Madama’ (Vad. 18 maart 1911), in Rome I, 74-77.<br />
32 ‘San Paolo en Tre-Fontane’ (Vad. 25 maart 1911), in Rome I, 78-86.<br />
33 ‘Colosseo’ (Vad. 29 maart 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 92-102.<br />
34 ‘Het huis van Livia en <strong>de</strong> tempel van Rheia Kubele’ (Vad. 12 april 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II,<br />
102-112.<br />
35 ‘Lucrezia’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), I, 649 e.v.; II, 253 e.v. In: Schimmen van Schoonheid,<br />
168-221.<br />
36 F.L. Bastet, Reizigers naar Rome (1964), 14 (met lit.).<br />
37 Zie noot 33.<br />
38 ‘Giulio’ (Vad. 1 april 1911), in Rome I, 87-95. Heeft het, in verband met het hier volgen<strong>de</strong>, een<br />
speciale betekenis dat <strong>de</strong> schets verscheen op... 1 april?!<br />
39 Zie noot 24.<br />
40 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), 1, 519 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n II, 1-33.<br />
41 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), II, 152 e.v. - In Proza I, 241-256.<br />
42 Proza I, 207-240.<br />
43 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911), II, 388 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 48-87.<br />
44 Groot-Ne<strong>de</strong>rland IX (1911) II, 125 e.v. - In Blanke ste<strong>de</strong>n II, 171-193.<br />
45 ‘De villa van Hadrianus’ (Vad. 15 april 1911), in Rome II, 9-16.<br />
46 ‘De opera’ (Vad. 22 april 1911), in Rome II, 17-22.<br />
47 ‘Heilige week’ (Vad. 29 april 1911), in Rome II, 26 -4.<br />
48 ‘De Hollandsche schil<strong>de</strong>rs’ (Vad. 26 april 1911), in Rome II, 53-61. Willem Steelink jr.<br />
(1856-1928) en Arnold Marc Gorter (1866-1933).<br />
49 I<strong>de</strong>m, 54.<br />
50 I<strong>de</strong>m, 59.<br />
51 I<strong>de</strong>m, 61.<br />
52 ‘De tentoonstelling in <strong>de</strong> Terme Diocleziane’ (Vad. 27 mei 1911), in Rome II, 62-69.<br />
53 ‘De expozitie in Castel S. Angelo’ (Vad. 3 juni 1911), in Rome II, 70-76.<br />
54 I<strong>de</strong>m, 71.<br />
55 ‘De expozitie op <strong>de</strong> Piazza d'Armi’ (Vad. 10 juni 1911), in Rome II, 77-82.<br />
56 I<strong>de</strong>m, 77.<br />
57 I<strong>de</strong>m, 79.<br />
58 ‘Mijn vriend Jan te Rome’ (Vad. 13 mei 1911), in Rome II, 35-43.<br />
59 ‘Worstelwedstrijd’ (Vad. 20 mei 1911), in Rome II, 44-52.<br />
60 ‘Ruïnes, legen<strong>de</strong>n en bloemen’ (Vad. 6 mei 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n II, 57-66; 57.<br />
61 ‘Afscheid van Rome’ (Vad. 17 juni 1911), in Rome, II, 83-89; 84.<br />
62 I<strong>de</strong>m, 88.<br />
III [1911 (vervolg)]<br />
Het in <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n zo koele Genève was <strong>Couperus</strong> een jaar eer<strong>de</strong>r zo goed<br />
bevallen, dat hij er ook nu weer enige tijd wil<strong>de</strong> doorbrengen. In Florence huur<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
hij <strong>voor</strong> het najaar alvast zijn ou<strong>de</strong> kamers in het Palazzo Niccolini. Daarna bracht<br />
hij eerst een week aan zee door, op een plek die hij niet noemt. Het weer was matig.<br />
De lucht bleef <strong>voor</strong>tdurend zo bewolkt, dat hij niets an<strong>de</strong>rs wist te doen dan over die<br />
wolken maar een feuilleton te schrijven: De wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n. 1 Alleen <strong>de</strong> laatste dag<br />
vertoon<strong>de</strong>n zee en hemel zich in al hun azuren glorie.<br />
Van hier reis<strong>de</strong> hij naar Genève. In het nu al welbeken<strong>de</strong> pension Coupier namen<br />
Elisabeth en hij hun intrek, naar het heet samen met Orlando. <strong>Couperus</strong> hield veel<br />
van het uitzicht op het meer. Hij vond het prettig naar het eilandje van Jean-Jacques<br />
Rousseau te kijken, en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het gedrag van <strong>de</strong> zwanen die hij <strong>voor</strong> het eerst<br />
van zijn leven leer<strong>de</strong> kennen als nogal nijdige vogels in plaats van <strong>de</strong> fraaie,<br />
<strong>de</strong>coratieve dieren die zij in <strong>de</strong> poëzie plegen te zijn. 2<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
393<br />
Het zwerven<strong>de</strong> leven van verwen<strong>de</strong> vagebond beviel hem nog altijd goed. Toen hem<br />
in het pension eens door een <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> dame - het species generis humani dat<br />
altijd een zwak <strong>voor</strong> hem heeft gehad 3 - gevraagd werd of hij eigenlijk wel goed kon<br />
werken, zo helemaal zon<strong>de</strong>r een eigen huis op <strong>de</strong> achtergrond, antwoord<strong>de</strong> hij: 4 ‘O<br />
zoo goed, mevrouw, heel goed... Als ik niet woon, verlang ik wel eens naar mijn<br />
gebeeldhouw<strong>de</strong> schrijftafel, mijn bibelots en àl mijn boeken, maar dan troost ik mij<br />
met het feit, dat, als ik nièt woon, mijn vrouw ie<strong>de</strong>ren morgen met mij uit gaat... wat<br />
zij nooit doet als wij “wonen”...’<br />
Toch zag hij heel goed in dat zijn zwerfzucht die van <strong>de</strong> zoeker was, nooit tevre<strong>de</strong>n,<br />
eeuwig rusteloos. Er zat iets ziekelijks in, een zekere tragiek waar hij echter geen<br />
oplossing <strong>voor</strong> kon be<strong>de</strong>nken: 5 ‘Want hebben wij onze koffers, dan missen wij onze<br />
meubels, en zijn onze meubels harmoniesch om ons rond, dan voelen wij ons <strong>de</strong><br />
slaven hunner zware onbewegelijkheid. [...] Wij, zoekers, wij willen ten minste onze<br />
onafhankelijkheid genieten. Meubelen bin<strong>de</strong>n, wonen bindt. Wij willen niet zijn<br />
gebon<strong>de</strong>n. Onze vreem<strong>de</strong> nostalgieën dwingen ons telkens an<strong>de</strong>re horizonnen op te<br />
roepen rondom onze ziel, die smacht, naar iets, dat zij zelve niet zeggen kan. Zijn<br />
wij in <strong>de</strong> bergen, dan verlangen wij terug naar <strong>de</strong> stad; is om ons heen <strong>de</strong> weldadige<br />
eenzaamheid van bosschen en vel<strong>de</strong>n, zoo nemen wij een automobiel [een taxi dus,<br />
en hier niet door Orlando aangebo<strong>de</strong>n], om even het trottoir van <strong>de</strong> straat op te zoeken<br />
en een café vol menschen en een Kursaal. Zijn wij <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n morgen terug in<br />
ons buitenhôtelletje, dan voelen wij ons zoowel gedégoûteerd van <strong>de</strong> stad, als<br />
rampzalig ongelukkig om veld en om bosch. Wàt verlangen wij eigenlijk?’<br />
In dit zelf<strong>de</strong> opstel - Wonen of niet wonen? - vatte hij zijn levensgevoel van dat<br />
ogenblik als volgt samen, in een moment van transparante eerlijkheid: 6 ‘Wij weten<br />
het nooit, wij tragische zoekers, wij vagebon<strong>de</strong>n met koffers. Neen, wij weten het<br />
niet meer. Onze verwen<strong>de</strong> lichamen zochten eenmaal <strong>de</strong> zon op van het Zui<strong>de</strong>n,<br />
maar... <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>rzon omsluiert zich <strong>de</strong> laatste jaren in floers van kille wolken en het<br />
azuur werd een legen<strong>de</strong>. Onze verwen<strong>de</strong> zielen zochten <strong>de</strong> emotie's <strong>de</strong>r kunst en zij<br />
misschien, alléen, bleven dat wat nooit <strong>de</strong> teleurstelling baart... Maar ver<strong>de</strong>r, of ge<br />
woont, of nièt woont, wat hebt gij gevon<strong>de</strong>n, o gij arme zoekers, o gij arme<br />
vagebon<strong>de</strong>n, rijk aan koffers?’<br />
Toch had dit vrije leven <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> meer <strong>voor</strong>- dan na<strong>de</strong>len. Het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
394<br />
steeds wisselen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cor zorg<strong>de</strong> in zijn feuilletons <strong>voor</strong> een grote verschei<strong>de</strong>nheid<br />
aan motieven. In Genève heeft hij <strong>de</strong>ze zomermaan<strong>de</strong>n van 1911 veel geschreven.<br />
Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat het <strong>voor</strong> hem een ontspannen<strong>de</strong> tijd is geweest. - Waren<br />
Orlando en Elettra werkelijk bij hem? Het is niet onmogelijk. Nu eens doet hij het<br />
<strong>voor</strong>komen of zij in het pension bij hem aan tafel zitten, dan weer beweert hij dat<br />
Orlando naast hem on<strong>de</strong>r een donkere beuk ligt maar hem verbo<strong>de</strong>n heeft over hem,<br />
Orlando, ook nog maar met een woord te reppen. 7 Van het fantasiekasteel is in het<br />
geheel nooit meer sprake: <strong>de</strong> gedroom<strong>de</strong> zomers op <strong>de</strong> verzonnen Quattro-Torre<br />
bleken als literair motief uitgeput.<br />
<strong>Couperus</strong> is tot in oktober in Genève gebleven en beleef<strong>de</strong> er een plezierige tijd.<br />
In het pension huis<strong>de</strong>n Elisabeth en hij in twee lichte kamers met een balkon en<br />
uitzicht op het meer. Met zijn me<strong>de</strong>gasten kon hij het goed vin<strong>de</strong>n. Er was een ou<strong>de</strong><br />
mevrouw die buiten Genève een grote villa aan het water bezat maar er niet meer in<br />
woon<strong>de</strong>. 8 <strong>Couperus</strong> bracht daar een middag door, genoot van het verwaarloos<strong>de</strong> park<br />
en bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> languissant <strong>de</strong> wolken die naar <strong>de</strong> Mont Blanc in <strong>de</strong> verte toe dreven.<br />
Er was een Franse schrijfster die aan een roman over Russische anarchisten werkte. 9<br />
Er logeer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ts een Griekse familie, en er waren Amerikanen en Engelsen. 10 De<br />
schrijfster ken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit Nice, hij noemt haar Corisan<strong>de</strong> <strong>de</strong> Traille, zon<strong>de</strong>r te<br />
verra<strong>de</strong>n wie achter <strong>de</strong>ze verzonnen naam schuil gaat. In een kosmopolitische sfeer<br />
voel<strong>de</strong> hij zich altijd thuis. Vooral <strong>de</strong> aanwezigheid van een Russische prinses kon<br />
zijn grote goedkeuring wegdragen. Wat <strong>de</strong> al vermel<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> villabezitster betreft,<br />
ook haar i<strong>de</strong>ntiteit is niet bekend. <strong>Couperus</strong> onthult slechts dat zij vreselijke dingen<br />
had doorgemaakt: 11 ‘<strong>de</strong>n zelfmoord van haar zoon, <strong>de</strong>n zelfmoord van haar kleinzoon,<br />
<strong>de</strong>n zelfmoord als een erfelijk noodlot in haar familie...’<br />
Het werd warmer dan <strong>Couperus</strong> verwacht had. Loom en passief flaneer<strong>de</strong> hij langs<br />
het water of ging wat kijken in <strong>de</strong> Tigre Royal, een mooie bontwinkel waar <strong>de</strong> dames<br />
nu al haar inkopen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> winter begonnen te doen. Was hij zelf nog steeds<br />
van plan die in Egypte door te brengen? Hij sprak er niet meer over. Dat hij<br />
uitein<strong>de</strong>lijk niet is gegaan moet behalve aan zijn financiën ook aan <strong>de</strong> politieke<br />
toestand gelegen hebben, zoals wij zullen zien. Cultureel viel er in Genève niet veel<br />
te beleven, noch aan monumenten, noch aan evenementen. <strong>Couperus</strong> schreef en<br />
schreef. Niet alleen schetsen over Genève, maar ook verhalen en essays over Lucrezia<br />
Borgia, over <strong>de</strong> Stanze van Rafaël in het Vaticaan, 12<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
395<br />
over Aphrodite, 13 en niet te vergeten een bewon<strong>de</strong>rend opstel over Praxiteles. 14 Wat<br />
<strong>de</strong>ze in zijn beeldhouwwerken had uitgedrukt - te beginnen met altijd weer <strong>de</strong> Eros<br />
van Centocelle - vond <strong>Couperus</strong> het hoogste wat een antieke kunstenaar ooit aan<br />
universele kunst had bereikt. Het thema van <strong>de</strong> androgyne ziel werd nog weer eens<br />
uitvoerig behan<strong>de</strong>ld.<br />
Even gemakkelijk als over <strong>de</strong> oudheid en <strong>de</strong> renaissance schreef hij pagina's vol<br />
over slechts één paar<strong>de</strong>bloem. 15 Nu eens analyseer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> loomten die hem in <strong>de</strong><br />
middaghitte overvallen kon<strong>de</strong>n, 16 dan weer wijd<strong>de</strong> hij een feuilleton aan het on<strong>de</strong>rwerp<br />
angst. 17 Genève bracht hem indringend Töpffers Nouvelles Genevoises in <strong>de</strong><br />
herinnering, <strong>voor</strong>al het verhaal La peur, dat hem als jongen diep had getroffen.<br />
Kin<strong>de</strong>rangsten die hij on<strong>de</strong>rgaan had in het ou<strong>de</strong>rlijk huis op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, angsten<br />
later in Indië, angstwekken<strong>de</strong> landschappen, een griezelig kasteel in een gruwelijke,<br />
drukken<strong>de</strong> vallei, alles trok opnieuw aan hem <strong>voor</strong>bij. Deze stemmingen mogen hem<br />
in<strong>de</strong>rdaad benauwd hebben, in virtuoze literaire miniaturen schreef hij ze toch ook<br />
weer even gemakkelijk van zich af. Zel<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn levendige fantasie<br />
en sterk visueel herinneringsvermogen, om een on<strong>de</strong>rwerp verlegen gezeten.<br />
Caleidoscopisch werd <strong>de</strong> beschrijving van zijn kin<strong>de</strong>rangsten <strong>voor</strong>afgegaan door een<br />
verhaal over koning Salomo en <strong>de</strong> koningin van Sjeba 18 en door een feuilleton over<br />
koning Assur-Bânipal in <strong>de</strong> tempel van Ishtâr. 19 Töpffer, het Ou<strong>de</strong> Testament, het<br />
Gilgamesj-epos, <strong>Couperus</strong> kon alles gebruiken. Dat hij zoveel verschillen<strong>de</strong> boeken<br />
op reis met zich meesleepte kan nauwelijks aangenomen wor<strong>de</strong>n. Hoe hij steeds weer<br />
aan zijn stof kwam valt moeilijk te achterhalen. Vast staat dat hij in Florence graag<br />
gebruik maakte van <strong>de</strong> intieme <strong>bibliotheek</strong> van Vieusseux in het Palazzo Strozzi. 20<br />
Maar of hij ook in Genéve bibliotheken bezocht heeft?<br />
Heerlijk waren <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n aan het meer. ‘Plet is in <strong>de</strong>n avond hier altijd of het<br />
feest is en het is geen feest,’ schreef hij, 21 ‘het zijn alleen maar <strong>de</strong> lichtjes. Maar er<br />
zijn er ook zoo vele, zoo vele... [...] Als wij in <strong>de</strong>n avond uit loopen langs <strong>de</strong>n boord<br />
van het meer, dan is mijn kin<strong>de</strong>rlijk pleizier te kijken naar al die lichtjes... Het zijn<br />
ten eerste <strong>de</strong> lichtjes van <strong>de</strong> stad zelve, om <strong>de</strong>n kleinen haven heen gespikkeld, maar<br />
dan zijn het ook <strong>de</strong> elektrische lampjes, die met hunne bogen van illuminatie aangeven<br />
<strong>de</strong> ranke sierlijkhe<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> pijlers van <strong>de</strong>n Pont-du-Mont-Blanc... De<br />
lange brug is met lichtguirlan<strong>de</strong>s aangegeven, als of het feest is, ie<strong>de</strong>re nacht feest<br />
is... Het is absoluut niet belangrijk, dat <strong>de</strong> Pont-du-Mont-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
396<br />
Blanc ie<strong>de</strong>ren avond met lichtguirlan<strong>de</strong>s is aangegeven, maar ik vind het zoo aardig,<br />
en alles wat ik aardig vind, boek ik. Want wat ik niet boek, vergeet ik... Mijn<br />
kin<strong>de</strong>rlijke geest is héel vergeetachtig.’<br />
Verlicht was <strong>de</strong> faça<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Kursaal, aan en uit gingen <strong>de</strong> lichtreclames van het<br />
Lunapark. Groen, rood en blauw knipper<strong>de</strong> <strong>de</strong> vuurtoren. Over het water gle<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
bont geïllumineer<strong>de</strong> plezierboten langs en een volle maan overgoot dit alles<br />
overvloedig met wit licht. Er leek geen ein<strong>de</strong> te zullen komen aan <strong>de</strong> zomer. - Maar<br />
een dag later regen<strong>de</strong> het. De kalen<strong>de</strong>r begon gelijk te krijgen. Plotseling opsteken<strong>de</strong><br />
stormen kondig<strong>de</strong>n het najaar nu toch aan. Het meer van Genève werd een wil<strong>de</strong>,<br />
donkere watermassa: 22 ‘Er is nu geen licht meer, er is niets dan het zwart van boomen<br />
en het zwart van het meer en het zwart van <strong>de</strong> angstige nacht en door al dat zwart<br />
huilt <strong>de</strong> orkaan... Dit is een plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdaad! Deze donkere nacht, <strong>de</strong>ze donkere<br />
golven, <strong>de</strong>ze duistere schaduwen, <strong>de</strong>ze klagen<strong>de</strong> boomen, <strong>de</strong>ze bleeke weg, <strong>de</strong>ze<br />
ondoordringbare parken, <strong>de</strong>ze gesloten huizen, <strong>de</strong>ze hooge hekken, <strong>de</strong>ze enkele,<br />
verre lantaren... dat is alles als een plek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> misdaad! O, laat ons niet ver<strong>de</strong>r<br />
gaan: laat ons omkeeren...’<br />
Op zulke avon<strong>de</strong>n was het in<strong>de</strong>rdaad maar beter thuis te blijven. <strong>Couperus</strong> speel<strong>de</strong><br />
dan wel een partijtje bézique met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw in wier tuin hij eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
donkere beuk gelegen had. Zij bleek een prins Michel Dracosès te kennen - als dit<br />
verhaal tenminste niet weer een literair verdichtsel is! - die in een buitenwijk vol<br />
dichte groene bomen een kleine, niet opzienbaren<strong>de</strong> villa bewoon<strong>de</strong>. 23 Deze prins<br />
werd, toen hij een keer in het pension kwam, <strong>Couperus</strong> gepresenteerd als een<br />
afstammeling van <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>r Byzantijnse keizers: 24 ‘Ik glimlachte: waarom zoû<br />
hij ook niet... Waarom zou<strong>de</strong>n er geen afstammelingen mogen bestaan van <strong>de</strong><br />
Byzantijnsche keizers... En ver<strong>de</strong>r dacht ik niet meer over Michel Dracosès, hoewel<br />
ik zijn wellui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n naam telkens om mij klinken hoor<strong>de</strong>, hoewel ik vernam, te hooi<br />
en te gras, het een en an<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> originaliteiten van Michel Dracosès.’<br />
De man zag er weinig opvallend uit. Hij was gewoon een ‘man van <strong>de</strong> wereld, fijn<br />
van stem en manieren, olijftintig van gelaat met heel donker, héel lang haar, dat<br />
golf<strong>de</strong>... Maar ver<strong>de</strong>r niets “origineels”. <strong>Een</strong> eenvoudig kostuum, zoo als ie<strong>de</strong>reen<br />
draagt. Zelfs geen juweelen. Zijn haar was echter bizon<strong>de</strong>r. Het golf<strong>de</strong>, als of het<br />
geonduleerd was. Het was zéer verzorgd, met een scheiding ter zij<strong>de</strong>, en dan met<br />
dien ge-onduleer<strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
397<br />
lok, een weinig over het <strong>voor</strong>hoofd. Nu en dan tikten zijn lange vingers er tegen, zoo<br />
als een vrouw tegen haar kapsel tikt, als om zich te verzekeren, dat het in or<strong>de</strong> is.<br />
Daarbij was dat ge-onduleer<strong>de</strong> haar glanzend van kosmetiek. Ik moest er telkens<br />
naar kijken...’<br />
Toen <strong>Couperus</strong> hem een week later echter eens in zijn villa opzocht, met wat hij<br />
nu openlijk toegaf te zijn een ‘taxi-auto’, trof hij een heel an<strong>de</strong>re man aan: gekleed<br />
in een purperen chlamys, met babouches aan <strong>de</strong> blote voeten, liggend in zij<strong>de</strong>n<br />
kussens en omgeven door oosterse stoffen en exotische meubelen. Het droombeeld<br />
van Vincent Vere, zou men haast zeggen. Tot <strong>Couperus</strong>' wanhoop - al dan niet<br />
<strong>voor</strong>gewend - ging het gesprek over literatuur. 25 Nog veel erger was <strong>de</strong> ‘hadsjisch’<br />
die <strong>de</strong> prins met wellust en vol overgave rookte: <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk een<br />
vreselijke migraine opkomen.<br />
De schets maakt aanvankelijk een betrouwbare indruk, tot men aan het ein<strong>de</strong> leest: 26<br />
‘Wij spreken langen tijd over Byzanc, van Jean Lombard: Michel Dracosès is<br />
opgestaan; hij praat, hij praat nu als extatiesch over Byzance en hij staat als een<br />
Byzantijnsche schim, hijzelve in dien blauwen nevel, dien <strong>de</strong> telkens oplichten<strong>de</strong><br />
cigarette-punt als met een blank gou<strong>de</strong>n star doet óp lichten...’ - Wordt <strong>de</strong> lezer nu<br />
toch weer bij <strong>de</strong> neus genomen? vraagt men zich af. Dankt het hele verhaal zijn<br />
ontstaan misschien slechts aan <strong>Couperus</strong>' lectuur van dit boek van Lombard, wiens<br />
eigen extravagances die van <strong>de</strong> ten tonele gevoer<strong>de</strong> Michel Dracosès tamelijk dicht<br />
na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n? Vast staat alleen dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> mistroostige gedachte ‘wat ben ik toch<br />
vreeslijk eenvoudig... burgerlijk eenvoudig... wanhópig eenvoudig... om thuis geen<br />
scharlaken chlamys te dragen... om heelemaal niet tegen hadsjisch te kunnen...’<br />
niet op zich heeft laten zitten. Weinige jaren later kon men hem in Den Haag op <strong>de</strong><br />
Hoogewal soms aantreffen, gehuld in antiek gewaad. Met het oog op het <strong>de</strong>corum<br />
verzocht hij dan ook zijn gasten zich daar in te hullen. 27<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re ontmoeting in het pension was die met een drieëntwintwigjarige Griekse<br />
auteur die zich tot Fransman had laten naturaliseren en bij <strong>voor</strong>keur ook in het Frans<br />
publiceer<strong>de</strong>. 28 Zijn achternaam wordt niet verteld, wij horen alleen dat hij in Parijs<br />
woont en daar toegang heeft 29 ‘tot <strong>de</strong> litteraire salons, waar <strong>de</strong> litteraire dames <strong>de</strong><br />
jonge schrijvers lanceeren en pousseeren; hij heeft <strong>voor</strong> zijne twee eerste boekjes<br />
<strong>voor</strong>re<strong>de</strong>nen kunnen verkrijgen van beken<strong>de</strong> litteratoren... Hij is er al, hij heeft een<br />
bonne presse; hij wordt vertaald... en hij is charmant, héel sympa-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
398<br />
thiek...’ Naar aanleiding van 's mans hardnekkige strevingen merkt <strong>Couperus</strong> op: 30<br />
‘In Frankrijk kost een litteraire carrière <strong>de</strong>n Jongen Auteur tijd en... geld, zelfs al<br />
schuilt er genie on<strong>de</strong>r zijn mooie droomogen en achter zijn vinnig vogelprofiel; in<br />
Holland kost het zelfs <strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>lmatig begiftig<strong>de</strong>n jeugdigen schrijver weinig rijd<br />
en heelemaal geen geld! O strenge ze<strong>de</strong>n van onzen laag-landschen Parnassos!<br />
Gezegen<strong>de</strong> eenvoud, róeren<strong>de</strong> eenvoud, glad<strong>de</strong> gemakkelijkheid van “er te komen”<br />
in onze letterkundige, vlakke landouwen! Ten minste, als ik, nog jong auteur zijn<strong>de</strong>,<br />
had moeten intrigeeren en ge-interesseer<strong>de</strong> visites had moeten afleggen bij<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche litteraire dames, die <strong>de</strong> jeugdige schrijvers pousseer<strong>de</strong>n en lanceer<strong>de</strong>n...<br />
wel, mijn ingeboren onverschilligheid en aangekweekte luiheid zou<strong>de</strong>n mij nooit<br />
gebracht hebben op het plateautje, waar ik thans, bijna weemoedig, zoo rustig al<br />
werken<strong>de</strong> ben ge-arriveerd, want “er te zijn” is altijd heel eventjes melancholiek; er<br />
te “willen komen”... is eigenlijk het ware! En ik geloof, dat het niet veran<strong>de</strong>rd is,<br />
se<strong>de</strong>rt ik een “jong auteur” was... Neen, er is in die <strong>de</strong>rtig jaren - <strong>de</strong>rtig jaren!!!<br />
- niets veran<strong>de</strong>rd. <strong>Een</strong> Jong Auteur in gezegend, eenvoudig, patriarchaal Ne<strong>de</strong>rland<br />
heeft nog steeds niets te intrigeeren en visites te maken bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
litteraire-salondames... die niet bestaan. Zoudt ge meenen, dat een Jong Auteur, die,<br />
bij <strong>voor</strong>beeld, zijn novelle in Groot-Ne<strong>de</strong>rland wil<strong>de</strong> doen verschijnen, vol van zijn<br />
schuchtere ambitie, éerst visites ging afleggen op <strong>de</strong> jours van <strong>de</strong> echtgenoote van<br />
<strong>de</strong> drie redaktie-le<strong>de</strong>n?? Neen, wàarlijk niet! Hij zendt eenvoudig met een beleefd<br />
briefje zijn litterair product in bij onzen redakteur-sekretaris, die altijd - hoe vindt<br />
hij dien! - tijd heeft het manuscript door te lezen en te beoor<strong>de</strong>elen.’<br />
Terwijl hij nadacht over <strong>de</strong> problemen van <strong>de</strong> jonge Griek herinner<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
zich weer <strong>de</strong> rijd van zijn eigen <strong>de</strong>buut. Terugkijkend, na zoveel jaren, op <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
van Tachtig en alles wat er toen gebeur<strong>de</strong>, verhel<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij nu zijn eigen afzijdigheid<br />
van <strong>de</strong>stijds met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 31 ‘Ik herinner mij mijn eigen jonge-auteurstijd, zon<strong>de</strong>r<br />
visites, intrigues, zon<strong>de</strong>r litteraire dames... ja zelfs zon<strong>de</strong>r veel “litteraire” atmosfeer<br />
om mij heen... Ik zocht die atmosfeer niet. Ik woon<strong>de</strong> in Den Haag en zelfs van het<br />
Amsterdamsche strijdveld, waar <strong>de</strong> nieuwe banieren flad<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> nieuwe leuzen<br />
flonker<strong>de</strong>n, bleef ik verre... Waarom? Ik weet het niet... Het was mijn aard stil te<br />
werken in mijn hoekje en, eenmaal ùit het werk, zocht ik àn<strong>de</strong>re atmosferen dan<br />
litteraire... Het is misschien héel vreemd, dat ik zoo was... Het is mij in die dagen<br />
van strijd misschien kwalijk<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
399<br />
genomen... In alle gevalle bleef ik verre, omdat ik nooit an<strong>de</strong>rs heb kunnen werken<br />
dan... stil in mijn hoekje. Ik hàd niet kunnen werken met strijdgewoel om mij, ook<br />
niet met strijdgewoel, waar het nieuwe wapen het nieuwe woord was’.<br />
Deze opmerkingen geven dat waar het <strong>Couperus</strong> altijd aan geschort heeft goed<br />
weer. Solitair van aard - zijn eenzame eerste kin<strong>de</strong>rjaren zijn daar zeker wel <strong>de</strong>bet<br />
aan, naast ook zijn natuurlijke karakteraanleg - heeft hij altijd een afkeer van<br />
groeperingen gehad. Hij wil<strong>de</strong> eigenlijk nergens bij horen, hoor<strong>de</strong> dan ook nergens<br />
bij, ja, hoor<strong>de</strong> door zijn <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> verblijf in het buitenland zelfs nauwelijks bij<br />
<strong>de</strong> redactie, <strong>de</strong> facto, van Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Van <strong>de</strong>ze maakte hij in hoofdzaak <strong>de</strong><br />
iure <strong>de</strong>el uit. Dit tot het uiterste doorgevoer<strong>de</strong> individualisme is enerzijds zijn grote<br />
artistieke kracht geweest: op <strong>de</strong>ze wijze raakte hij ook niet verstrikt in al het<br />
geharrewar en <strong>de</strong> vele kleine en grotere intriges waar bijna geen van <strong>de</strong> Tachtigers<br />
geheel aan heeft kunnen ontkomen en die tot zovele verdrietige kleinzielighe<strong>de</strong>n<br />
hebben geleid. An<strong>de</strong>rzijds heeft dit isolement hem vaak bitter eenzaam gemaakt,<br />
daar hij slechts zeer zel<strong>de</strong>n literaire gesprekpartners had met wie hij op niveau van<br />
gedachten kon wisselen. Elisabeth bezat dat niveau niet werkelijk. De contacten met<br />
Johan Ram - over wie wij in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> niets horen en helaas ook niets weten -<br />
zijn altijd kort geweest. In zoverre er brieven gewisseld zijn, zullen <strong>de</strong>ze wat literaire<br />
zaken betreft niet veel dieper zijn gegaan dan het betrekkelijk oppervlakkige peil dat<br />
<strong>de</strong> weinige wel bewaar<strong>de</strong> epistels of fragmenten daarvan zon<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>ring te zien<br />
geven. Wat Frans Netscher betreft, niets wijst er op dat <strong>Couperus</strong> met hem in <strong>de</strong>ze<br />
jaren met enige regelmaat gecorrespon<strong>de</strong>erd heeft. Zeker weten doen wij het natuurlijk<br />
niet. Men krijgt echter sterk <strong>de</strong> indruk dat <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n met het klimmen <strong>de</strong>r jaren<br />
steeds meer elk hun eigen gang zijn gegaan. Vergeten was <strong>Couperus</strong> hem allerminst.<br />
<strong>Een</strong> maand of vier na Genève zou hij aan zijn ou<strong>de</strong> jeugdkarneraad zelfs een tamelijk<br />
pijnlijk feuilleton wij<strong>de</strong>n...<br />
De zomer was nu <strong>de</strong>finitief <strong>voor</strong>bij. Het ein<strong>de</strong> werd bezegeld met een don<strong>de</strong>rslag<br />
die <strong>Couperus</strong> met een schok tot <strong>de</strong> realiteit van het ‘normale’ leven terugbracht. De<br />
nutteloze toeschouwer, die hij zich wist, las in september 1911 in <strong>de</strong> couranten dat<br />
er oorlog was uitgebroken: 32 Italië stel<strong>de</strong>, in zijn pogingen Tripolitanië en Cyrenaika<br />
te koloniseren - min of meer on<strong>de</strong>r het motto ‘als wij het niet doen, doet een an<strong>de</strong>r<br />
het’ - een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
400<br />
ultimatum. Het wenste die gebie<strong>de</strong>n te bezetten omdat <strong>de</strong> Turken onmachtig zou<strong>de</strong>n<br />
zijn gebleken er <strong>de</strong> or<strong>de</strong> te handhaven. On<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingen hielpen niet en <strong>de</strong> oorlog<br />
was een feit. In Libië, waar zich toen slechts zevenduizend Turkse soldaten bevon<strong>de</strong>n,<br />
werd een inval gedaan. De Italiaanse bevelhebber Caneva wist binnen korte tijd<br />
Tripoli, Benghazi en Tobroek te bezetten. Dit beteken<strong>de</strong> het begin van langdurige<br />
gevechtshan<strong>de</strong>lingen, die pas in oktober 1912, met <strong>de</strong> vre<strong>de</strong> van Lausanne - waarbij<br />
Turkije van zijn macht in Libië afstand heeft moeten doen - een ein<strong>de</strong> zou<strong>de</strong>n nemen.<br />
In Genève zette het najaar door. De blaren begonnen te vallen, <strong>de</strong> lichtschakeringen<br />
over het meer wer<strong>de</strong>n grijs en violet. Door <strong>de</strong> verlaten tuin rond <strong>de</strong> gesloten villa<br />
waar <strong>Couperus</strong> eer<strong>de</strong>r met Orlando in het geuren<strong>de</strong> gras on<strong>de</strong>r een beuk had gelegen,<br />
woei een ijzige bries. Nog eenmaal ging hij er heen: 33 ‘De kille wind waait nu door<br />
<strong>de</strong> takken, en <strong>de</strong> eerste bla<strong>de</strong>ren dwarrelen om en het huis is geheel gesloten en ik<br />
lig niet meer met <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n purperen beuk, maar ik dwaal langs <strong>de</strong> al<br />
sombere pa<strong>de</strong>n van het park. Ik huiver in een lange overjas en heb mijn, kraag op en<br />
er tikken kille droppelen mij in het gezicht en nu zie ik naar het grasveld, waar wij<br />
<strong>de</strong> mooie vinkjes lokten met kruimeltjes brood... Waar zijn <strong>de</strong> vinkjes?’<br />
Wel zag hij eekhoorns, bezig met het verzamelen van hun winter<strong>voor</strong>raad<br />
hazelnoten. Meeuwen verdreven <strong>de</strong> zwaluwen. Het was intussen al oktober gewor<strong>de</strong>n.<br />
De kamers in het pension kregen hun dubbele ramen en <strong>de</strong> centrale verwarming ging<br />
aan. In <strong>de</strong> stad zocht men <strong>de</strong> gezelligheid niet langer op terrassen maar in <strong>de</strong> tea-room.<br />
Elisabeth occupeer<strong>de</strong> er zich met haar wintergar<strong>de</strong>robe en kocht hoe<strong>de</strong>n: 34 ditmaal<br />
geen ‘in een gedraai<strong>de</strong> vloermatten, en rieten-daken-van-huizen-van-wil<strong>de</strong>n, met<br />
bloemen bezaaid’, maar ‘astrologen-puntmutsen volgen[d] op <strong>de</strong> aëroplaantoestellen,<br />
die onze dames <strong>de</strong>ze zomer hebben ge-arboreerd.’ ‘De zomer heeft uit, maar... <strong>de</strong><br />
winter zal weldra zijn... Na een paar van <strong>de</strong> minst leelijke hoe<strong>de</strong>n bij Mad 11e Frou-Frou<br />
te hebben gekozen, komen mijn vrouw en ik, vrij tevre<strong>de</strong>n, op straat en loopen dwars<br />
in een troep kranteverkoopers, die schreeuwen: - La guerre déclarée... Bombar<strong>de</strong>ment<br />
<strong>de</strong> Tripoli... De herfst is begonnen, <strong>de</strong> oorlog verklaard, <strong>de</strong> Toekomst vangt aan...<br />
Wat zullen <strong>de</strong> dagen, die gaan komen, ons geven...??’<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘De wolken <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n’ (Vad. 24 juni 1911), in Genève, Florence I, 1-10.<br />
2 ‘Diverse pluimages’ (Vad. 1 juli 1911),in Genève, Florence I, 17-20.<br />
3 Dit was we<strong>de</strong>rzijds, zie ‘Het onoverkomelijke verschil’ (Vad. 23 september 1911), in i<strong>de</strong>m, 53:<br />
‘trouwens, ik lach nooit ou<strong>de</strong> dames uit, want ik heb altijd een zwak gehad <strong>voor</strong>... ou<strong>de</strong> dames...<br />
ten minste, als ze aardig en hef zijn!!’<br />
4 ‘Wonen of niet wonen?’ (Vad. 8 juli 1911), in Genève, Florence I, 11-16; 13.<br />
5 I<strong>de</strong>m, 15 16.<br />
6 I<strong>de</strong>m, 16.<br />
7 ‘Aan <strong>de</strong>n boord van het meer’ (Vad. 15 juli 1911), in Genève, Florence 1, 29. - Aan <strong>de</strong> hier<br />
beschreven boom lijkt tot op he<strong>de</strong>n werkelijk <strong>de</strong> naam van <strong>Couperus</strong> verbon<strong>de</strong>n te zijn! In een,<br />
ongedateer<strong>de</strong>, brief (zomer 1984) <strong>de</strong>el<strong>de</strong> mevrouw Tine Faber mij vrien<strong>de</strong>lijk mee: ‘In verband<br />
met het verhaal van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in een villa aan het meer van Genève, rustend on<strong>de</strong>r een<br />
boom, wees een Ne<strong>de</strong>rlands diplomaat mij een ou<strong>de</strong> boom in <strong>de</strong> tuin van het restaurant Vieux<br />
Bois, want dat zou die boom zijn (1978). Vieux Bois ligt bij <strong>de</strong> ingang naar het nieuwe <strong>de</strong>el<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
van het Palais <strong>de</strong>s Nations.’ - Dat Orlando er werkelijk ook was, zou kunnen blijken uit ‘Over<br />
mijn woning’ (Vad. 11 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 92: ‘ - herinner je, in '11 duren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>n zaligen maar stikwarmen zomer, in Genève, <strong>de</strong> opgeworpene kwestie: Wonen of niet<br />
Wonen? -’<br />
8 Genève-Florence 1, 29-34 (zie noot 7).<br />
9 ‘Klein-cosmopolis’ (Vad. 12 augustus 1911), in i<strong>de</strong>m, 42.<br />
10 Ibi<strong>de</strong>m, 42-47.<br />
11 ‘Michel Dracosès’ (Vad. 7 oktober 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 3.<br />
12 ‘De Stanze van Rafaël I’ (Vad. 26 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 133-141; ‘De Stanze van<br />
Rafaël’ II (Vad. 27 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 141-149.<br />
13 ‘Afrodite in Rome’ (Vad. 31 juli 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 149-155.<br />
14 ‘Praxiteles in Rome’ (Vad. 30 augustus 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 155-163.<br />
15 ‘Midzomerloomtes’ (Vad. 26 augustus 1911), in Genève, Florence 1, 69.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 65-71.<br />
17 ‘De angst’ (Vad. 16 september 1911), in Genève, Florence 1, 57-64. - Zie hierover ook V.<br />
Booven, Leven, 71-72; 95 (invloed op Eline Vele), 111.<br />
18 ‘Het raadsel’ (Vad. 2. september 1911), in Schimmen van schoonheid.<br />
19 ‘De nacht van Ishtâr’ (Vad. 9 september 1911), in Schimmen van schoonheid.<br />
20 Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 102: ‘Dat verle<strong>de</strong>n, die geschie<strong>de</strong>nis, zij geven zelfs <strong>de</strong>n intellectueelen toerist,<br />
die toch wel eenigermate op <strong>de</strong> hoogte wenscht te zijn en in <strong>de</strong> prachtige lees<strong>bibliotheek</strong> van<br />
Vieusseux zich werk na werk uitkiest, een zekere kluchtige, naïve wanhoop.’ - Zie<br />
tentoonstellingscatalogus Vieusseux e il ‘Vieusseux’ (1979; diverse auteurs).<br />
21 ‘Licht en donker’ (Vad. 30 september 1911), in Genève, Florence 1, 73-77; 72.<br />
22 I<strong>de</strong>m, 76-77.<br />
23 Zie noot 11.<br />
24 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 2.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 5: ‘Ik hoû niet van over litteratuur te praten. Ik praat liever over wat an<strong>de</strong>rs dan over<br />
litteratuur. Ik vind het vreeslijk over boeken te praten.’<br />
26 I<strong>de</strong>m, 6.<br />
27 Overgeleverd door A.H. Luijdjens, wie dit als jongeman overkwam, toen hij <strong>Couperus</strong> in 1917<br />
aldaar een bezoek bracht.<br />
28 ‘De jonge auteur’ (Vad. 21 oktober 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 8-13.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 9.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 10.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 12.<br />
32 ‘Begin en ein<strong>de</strong>’ (Vad. 14 oktober 1911), in Genève, Florence 1, 78-83; 83.<br />
33 I<strong>de</strong>m, 79.<br />
34 I<strong>de</strong>m, 83<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
IV [1911-1912]<br />
401<br />
Via <strong>de</strong> Simplontunnel teruggekeerd in Florence, nog diezelf<strong>de</strong> oktobermaand, moet<br />
<strong>Couperus</strong> in dubio hebben verkeerd of hij <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> winter nu wel of niet naar<br />
Egypte zou gaan. Is het <strong>de</strong> Italiaans- Turkse oorlog geweest die hem <strong>de</strong> reis heeft<br />
doen uitstellen? Dit lijkt wel <strong>de</strong> waarschijnlijkste oplossing. Egypte bleef daarmee<br />
een plan <strong>voor</strong> later. <strong>Een</strong> duur plan overigens, en ook dat was een negatief argument.<br />
Het heeft misschien zelfs <strong>de</strong> doorslag gegeven. Romans immers die hem een extra<br />
inkomen had<strong>de</strong>n kunnen verschaffen ston<strong>de</strong>n nog steeds niet op stapel. <strong>Couperus</strong><br />
volhard<strong>de</strong> in het besluit er nooit meer een te zullen schrijven. Maar Egypte uit zijn<br />
hoofd zetten <strong>de</strong>ed hij allerminst, in 1913 kwam hij er weer op terug - ook toen echter<br />
vergeefs. Daarna heeft <strong>de</strong> wereldoorlog het plan verij<strong>de</strong>ld.<br />
Weer neer te strijken in <strong>de</strong> vertrouw<strong>de</strong>, zaalachtige kamers van het Palazzo<br />
Niccolini, met het uitzicht op <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuin van <strong>de</strong> markies, waarin nog gele<br />
rozen bloei<strong>de</strong>n, was bijna iets als een thuiskomst. 1 Aan <strong>de</strong> grote portene bij <strong>de</strong> ingang<br />
van het Palazzo hield als steeds <strong>de</strong> trouwe Antonio <strong>de</strong> wacht. <strong>Couperus</strong> was op <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong> man, een gewezen carabiniere, bijzon<strong>de</strong>r gesteld. De portier placht <strong>voor</strong> hem<br />
op te blijven als hij eens laat thuiskwam en <strong>de</strong> ketting nog op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur moest.<br />
Het was een feestelijk weerzien met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> monumenten, waar <strong>Couperus</strong> zo<br />
van hield. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze nam <strong>de</strong> Or San Michele <strong>voor</strong> hem een eerste plaats in. 2 Op<br />
zondagen ging hij graag in <strong>de</strong> Dom <strong>de</strong> hoogmis bijwonen: 3 ‘Ik ben niet Katholiek,<br />
ik ben niet geloovig aan wat daar gevierd en gezongen wordt, maar wat mij omringt,<br />
doet mij weldadig aan, geeft een droomzware tee<strong>de</strong>rheid aan mijn doellooze<br />
mijmering. Ik vind het vreemd, dat in onze eeuw nog zulke antieke, Mid<strong>de</strong>neeuwsche<br />
godsfeesten wor<strong>de</strong>n gevierd in een altijd duisteren, immensen Dom, maar mijne<br />
bevreemding verhin<strong>de</strong>rt niet <strong>de</strong> innige weldadigheid mijner stemming.’ - Baptisterium<br />
en Dommuseum hiel<strong>de</strong>n die goe<strong>de</strong> stemming vast, en on<strong>de</strong>r het drinken van een<br />
vermout bij Gilli leek er aan het aards paradijs niets meer te ontbreken. 4 Later op<br />
zondag was er hoempamuziek op <strong>de</strong> Piazza <strong>de</strong>lla Repubblica. <strong>Couperus</strong> zat dan graag<br />
bij Gambrinus, neurie<strong>de</strong> <strong>de</strong> melodieën uit Aida en Trovatore mee, keek met<br />
welgevallen naar een beken<strong>de</strong> bultenaar die lucifers verkocht en voel<strong>de</strong> zich <strong>de</strong><br />
koning te rijk. 's Avonds ging hij soms naar het Teatro Niccolini. Het leven van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
402<br />
een gentleman of leisure was nog zo gek niet.<br />
De uitgebroken oorlog werd door bijna ie<strong>de</strong>reen luchtig opgevat. Troepen op weg<br />
naar Tripoli trokken lachend <strong>voor</strong>bij. In <strong>de</strong> cinema kon men zien hoe ze zich<br />
inscheepten. 5 Tripoli zelf verscheen met kamelen, palmen en minaretten op het doek<br />
alsof het allemaal niets dan een aardigheid was. De Turken heetten bij duizen<strong>de</strong>n te<br />
vallen, aan Italiaanse zij<strong>de</strong> echter wer<strong>de</strong>n uitsluitend triomfen gevierd. Op <strong>de</strong><br />
verjaardag van <strong>de</strong> koning vond in Florence een para<strong>de</strong> met marsmuziek plaats. De<br />
hymne van Garibaldi weerklonk, ro<strong>de</strong> vlaggen wer<strong>de</strong>n verbrand en een fakkel-optocht<br />
besloot <strong>de</strong> dag feestelijk.<br />
Hoezeer <strong>Couperus</strong> genoot van het Florentijnse volksleven blijkt uit zijn enthousiaste<br />
beschrijvingen van wat er op straat zoal te zien viel. Maar zoals gewoonlijk bleef<br />
het daar niet bij. Nog in oktober ging hij zich weer in <strong>de</strong> beeldhouw-, bouw- en<br />
schil<strong>de</strong>rkunst verdiepen. Hij begon met een ou<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, <strong>de</strong> fresco's van Ghirlandaio<br />
in het koor van <strong>de</strong> Santa Maria Novella. 6 In <strong>de</strong>ze kerk, dicht bij zijn pension gelegen,<br />
kon hij rustiger rondkijken dan an<strong>de</strong>rs, want er waren, weinig toeristen: zowel <strong>de</strong><br />
oorlog als <strong>de</strong> op sommige plaatsen in Italië uitgebroken cholera hiel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingen weg. Had hij geen zin in kerken of musea, dan occupeer<strong>de</strong> hij zich<br />
met wat hij noem<strong>de</strong> ‘kunst op straat’. 7 De rijkdommen van Florence, van <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> Loggia <strong>de</strong>i Lanzi tot <strong>de</strong> bronzen reliëf<strong>de</strong>uren van het Battistero, en wat niet<br />
allemaal meer, trokken zijn levendige aandacht. Met behulp van zijn Bae<strong>de</strong>ker, en<br />
ongetwijfeld allerlei an<strong>de</strong>re naslagwerken, trachtte hij er zoveel mogelijk over aan<br />
<strong>de</strong> weet te komen. <strong>Een</strong>zame zwerftochten waren het wel. Bevond Emma Garzes zich<br />
in <strong>de</strong> stad? Waar was Orlando? - Over hem horen wij weinig, zij het genoeg om vast<br />
te stellen dat hij althans in het najaar van 1911 in<strong>de</strong>rdaad in Florence was.<br />
In het Palazzo Vecchio werd een grote Mostra <strong>de</strong>l Ritratto gehou<strong>de</strong>n. 8 <strong>Couperus</strong><br />
vond er heel wat meer te waar<strong>de</strong>ren dan in het afgelopen <strong>voor</strong>jaar op <strong>de</strong><br />
tentoonstellingen te Rome. Tal van figuren uit <strong>de</strong> Renaissance en latere tijd waar hij<br />
zich <strong>de</strong> afgelopen jaren mee bezig had gehou<strong>de</strong>n kregen hier ineens letterlijk een<br />
gezicht. Zijn verslag van <strong>de</strong> expositie werd een lange opsomming, en het is <strong>de</strong> vraag<br />
of <strong>de</strong> lezers van Het Va<strong>de</strong>rland er veel aan gehad zullen hebben. Toch wer<strong>de</strong>n zijn<br />
feuilletons aandachtig gelezen. Voor zover men hem eventueel niet geheel kon volgen,<br />
bleef altijd <strong>de</strong> briljante stijl van zijn opstellen. Doorgaans waren zijn on-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
403<br />
<strong>de</strong>rwerpen trouwens bekend genoeg. De fresco's van Benozzo Gozzoli in het Palazzo<br />
Medici-Riccardi zijn ook in <strong>Couperus</strong>' tijd al veel gereproduceerd. Hij zelf zag ze<br />
niet <strong>voor</strong> het eerst. 9 Ditmaal echter miste hij er 10 ‘<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n custo<strong>de</strong>, die jaren<br />
lang met beven<strong>de</strong> hand zijn langen staf, aanwijzen<strong>de</strong>, trillen liet over <strong>de</strong> fresco's of<br />
<strong>de</strong>n electrischen reflector langs <strong>de</strong> donkere wan<strong>de</strong>n schijnen <strong>de</strong>ed’. De brave man<br />
was, vernam hij, met pensioen.<br />
Het verslag van zijn bezoek aan het pas gerestaureer<strong>de</strong> Palazzo Davanzati is<br />
beel<strong>de</strong>nd genoeg om het ook zon<strong>de</strong>r begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afbeeldingen te kunnen volgen. 11<br />
Van heel an<strong>de</strong>re aard is weer zijn schets over <strong>de</strong> Madonna <strong>de</strong>lla stella. 12 Het kleine<br />
schil<strong>de</strong>rij van Fra Angelico was toen juist uit het klooster van San Marco gestolen.<br />
Korte tijd later vond men het terug. Naar aanleiding daarvan merkt <strong>Couperus</strong> op: 13<br />
‘Zij staat nu in <strong>de</strong> Questura en <strong>de</strong> geheele zaak is heel duister en heel moeilijk te<br />
verklaren en mijn Italiaansche vriend noemt het een “komedie”...’ Het belangrijkste<br />
van die passage is <strong>voor</strong> ons, dat Orlando zich toen dus in<strong>de</strong>rdaad - naar alle<br />
waarschijnlijkheid dan! - in Florence bevond. Niet in Rome, niet in Cecina: want<br />
daar heeft Giulio Lodomez nooit gewoond.<br />
Het leek een zachte winter te zullen wor<strong>de</strong>n. Begin <strong>de</strong>cember was het bijna lente,<br />
en <strong>Couperus</strong> besloot van het <strong>voor</strong>jaarsachtige weer te profiteren door met Elisabeth<br />
eens naar Fiesole te gaan. 14 Niet alleen <strong>de</strong> Etruskische en Romeinse ruïnes bekeek<br />
hij daar, ook bezocht hij het franciscaner klooster. Met een monnik sprak hij over<br />
<strong>de</strong> Fioretti, waarin <strong>voor</strong>al het verhaal over ‘broe<strong>de</strong>r wolf’ hem zo getroffen had. <strong>Een</strong><br />
an<strong>de</strong>re keer, op een even zonnige dag, beklom hij tegen het eind van <strong>de</strong> morgen <strong>de</strong><br />
Campanile van Giotto, 15 luister<strong>de</strong> naar het indrukwekken<strong>de</strong> klokgelui van twaalf uur<br />
en zag en hoor<strong>de</strong> het op dat tijdstip van het Belve<strong>de</strong>refort afgeschoten kanonschot.<br />
<strong>Een</strong> van zijn meest curieuze schetsen uit <strong>de</strong>cember 1911 is ongetwijfeld Dorian<br />
Gray, gebaseerd op een - gefingeer<strong>de</strong>? - ontmoeting die hem enkele niet oninteressante<br />
regels over Oscar Wil<strong>de</strong> in <strong>de</strong> pen gaf. 16 Hij releveer<strong>de</strong> hoe Wil<strong>de</strong> bijna twintig jaar<br />
eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot had gelezen, waarna <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> man<br />
<strong>Couperus</strong> een bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brief had geschreven: ‘uitvoerig, hartelijk, sympathiek’.<br />
Als bewijs van zijn waar<strong>de</strong>ring zond Wil<strong>de</strong> hem daarop ook The Picture of Dorian<br />
Gray. 17 Vooral Elisabeth vond die roman zo mooi dat zij Wil<strong>de</strong> vroeg of zij hem in<br />
het Ne<strong>de</strong>rlands mocht vertalen. Die toestemming kreeg zij.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
404<br />
Meer dan <strong>de</strong>ze enkele gedocumenteer<strong>de</strong> brieven blijken er tussen <strong>Couperus</strong> en<br />
Elisabeth enerzijds en Oscar Wil<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rzijds niet gewisseld te zijn.<br />
‘Nu, na jaren in Florence, o lezer... heb ik Dorian Gray ontmoet...’ vertelt <strong>Couperus</strong>,<br />
om vervolgens uit <strong>de</strong> doeken te doen wat er zou zijn <strong>voor</strong>gevallen. 18 Op straat had<br />
hij twee heren zien wan<strong>de</strong>len, waarvan hij <strong>de</strong> ene herken<strong>de</strong> als Domenico, een<br />
<strong>voor</strong>malige ober uit Milaan. Deze man stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heer, een<br />
Engelsman bij wie Domenico nu als knecht in dienst was. De Engelsman, die<br />
<strong>Couperus</strong>' naam bleek te kennen en zelfs enkele van diens boeken gelezen had,<br />
verklaar<strong>de</strong> daarop eenmaal mo<strong>de</strong>l te hebben gestaan <strong>voor</strong> Dorian Gray. De vroegere<br />
jeune premier was intussen echter be<strong>de</strong>nkelijk aan lager wal geraakt.<br />
Samen met hem zou <strong>Couperus</strong> in een cinema-me-doorlopen<strong>de</strong>-<strong>voor</strong>-stelling <strong>de</strong><br />
films van dat moment zijn gaan bewon<strong>de</strong>ren: 19 ‘Men ziet <strong>de</strong> soldaten, die gaan naar<br />
Tripoli en een sentimenteel drama en een komieke farce...’ Daar Dorian Gray niets<br />
meer van <strong>de</strong> elegante dandy had, besloot <strong>Couperus</strong> zijn feuilleton - zogenaamd<br />
‘gebroken van melancholie’ - met <strong>de</strong> opmerking: ‘Zóo gaan <strong>de</strong> glonën <strong>de</strong>r wereld<br />
on<strong>de</strong>r!’ Over Oscar Wil<strong>de</strong> merkte hij slechts dit nog op: ‘De schrijver zelve... hij<br />
ging on<strong>de</strong>r in bittere tragedie.’ Dat Wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>' sympathie had is dui<strong>de</strong>lijk. Toch<br />
stelt het ons wel teleur dat hij ver<strong>de</strong>r geen woord vuil maakte aan zijn gestorven<br />
confrater.<br />
Berustte <strong>de</strong> ontmoeting nu op werkelijkheid? Het is, alweer, heel moeilijk uit te<br />
maken. Wel bevreemdt het dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> Dorian Gray in Florence<br />
nooit heeft opgezocht, terwijl dat bezoek <strong>voor</strong> hem toch belangrijk genoeg had kunnen<br />
zijn. Het ligt dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand toch maar liever aan fabulatie te <strong>de</strong>nken. De zaligheid<br />
van het liegen beschouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als een privilege waar hij terecht geen<br />
verantwoording over wenste af te leggen.<br />
Donatello, 20 <strong>de</strong> Medici 21 - uitvoerig beschreven aan <strong>de</strong> hand van kolonel Youngs<br />
The Medici -, <strong>de</strong> Etruskische kunst in het Archeologisch Museum, 22 alles wil<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zien, weten en verwerken. In het algemeen hebben zijn kunsthistorische<br />
beschouwingen geen inhou<strong>de</strong>lijke, doch alleen literaire betekenis. Wij leren er<br />
overigens uit dat <strong>Couperus</strong> buiten <strong>de</strong> kunst van <strong>de</strong> renaissance en die van <strong>de</strong> oudheid<br />
weinig an<strong>de</strong>re interesses had. Van zijn eerste proza af zijn dit <strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n geweest<br />
waar hij het liefst in verkeer<strong>de</strong>: <strong>de</strong> tijdperken waarin hij meen<strong>de</strong> te hebben<br />
<strong>voor</strong>bestaan.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
405<br />
Intussen bleef <strong>de</strong> Turks-Italiaanse oorlog <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren bezighou<strong>de</strong>n. In oktober<br />
1911 had<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer bij Derna hevige gevechten plaats. Vele gewon<strong>de</strong> Italiaanse<br />
soldaten wer<strong>de</strong>n van daar per schip naar Tarente overgebracht, waar zij op 27 oktober<br />
zijn aangekomen. 23 Ze bleven er ter verpleging in een militair hospitaal, waarna zij<br />
<strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re reconvalescentie huiswaarts kon<strong>de</strong>n keren. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> getroffen ‘hel<strong>de</strong>n’<br />
bevond zich iemand die <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong>: <strong>de</strong> jonge neef van Emma Garzes, Mario<br />
Rossi, een zoon van haar zuster Ida. Aan <strong>de</strong>ze Mario, wiens naam wij al eer<strong>de</strong>r hebben<br />
ontmoet, wijd<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een opstel dat van cruciaal belang genoemd mag wor<strong>de</strong>n<br />
ten aanzien van <strong>de</strong> er eveneens in opduiken<strong>de</strong> Orlandofiguur: De jonge held. 24<br />
In het verhaal wordt verteld hoe <strong>de</strong> ruim twintigjarige zeeofficier Mario - ‘een<br />
paar maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n was hij nog a<strong>de</strong>lborst en vier jaren gele<strong>de</strong>n heb ik hem nog<br />
gezien met een korte broek en bloote kuiten en heel verlegen, en zoo ging hij wel<br />
eens meê in <strong>de</strong> auto’ - na bij Derna gewond geraakt en in Tarente verpleegd te zijn,<br />
door Orlando en Elettra met <strong>de</strong> trein naar Florence wordt begeleid. Het op 27 januari<br />
1912 in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceer<strong>de</strong> feuilleton moet in <strong>de</strong> eerste helft van die maand<br />
geschreven zijn, hetgeen nauwkeurig overeenkomt met <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r werkelijke<br />
gebeurtenissen. <strong>Couperus</strong> en Elisabeth haal<strong>de</strong>n Mario me<strong>de</strong> af van (het station) en<br />
hoor<strong>de</strong>n hem later bij Emma thuis, in Florence (!), vertellen hoe <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen<br />
bij Derna waren verlopen. Door twee kogels was hij getroffen, in zijn kin en on<strong>de</strong>r<br />
zijn boord, en een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> had zijn epaulet weggeslagen. Zijn va<strong>de</strong>r, admiraal - een<br />
zwager dus van Emma Garzes, die van zijn vrouw geschei<strong>de</strong>n leef<strong>de</strong> - wil<strong>de</strong> dat hij<br />
zo spoedig mogelijk weer naar Tripoli terug zou gaan. Dat was Mario ook van plan,<br />
zij het dat hij nog enkele weken <strong>voor</strong> zijn herstel nodig had. <strong>Couperus</strong> eindigt zijn<br />
ooggetuigeverslag met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 25 ‘Voor een raam zie ik Orlando naar buiten<br />
staren... Wat is hij stil, al flonker<strong>de</strong>n zijn oogen wel, al glimlachte hij, zoo even, toen<br />
Mario vertel<strong>de</strong> van Derna... Ik leg <strong>de</strong> hand op zijn schou<strong>de</strong>r en vraag: - Orlando...<br />
Wat is er? Hij wendt zich naar mij om... Hij ziet mij in <strong>de</strong> oogen en hij glimlacht met<br />
dien glimlach, die <strong>de</strong> zonnigheid is van zijn gelaat; die glimlach, die bijna is als een<br />
familietrek... Maar door dien glimlach zweemt iets van een donkere weemoed... -<br />
Niets, zegt hij. Gaan wij samen uit? Ik stem toe... En hij hoeft mij ook niets te<br />
zeggen... Ik wèet waarom zijn weemoed heen zweemt, door <strong>de</strong> zonnigheid van zijn<br />
mooi gelaat... Ik weet, dat die<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
406<br />
weemoed niet an<strong>de</strong>rs is dan omdat hij betreurt, eenmaal, reeds jaren gele<strong>de</strong>n, zijn<br />
militaire carrière te hebben opgegeven... het betreurt op dit oogenblik...’<br />
De passage is belangrijk. In <strong>de</strong> eerste plaats is er <strong>de</strong> familieglimlach, die dui<strong>de</strong>lijk<br />
maakt dat Orlando wèrkelijk een broer van Elettra was (en dus niet bij <strong>voor</strong>beeld<br />
een zeer intieme vriend). In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats is er <strong>de</strong> opmerking over Orlando's<br />
beëindig<strong>de</strong> militaire loopbaan. On<strong>de</strong>rzoek heeft namelijk uitgewezen dat dit alles<br />
nauwkeurig met <strong>de</strong> realiteit overeenstemt. Mario is in 1934 getrouwd. Zijn weduwe,<br />
Giulia Rossi - want hij is in 1941 gestorven - bewaart tot op he<strong>de</strong>n nog altijd in een<br />
doos zijn doorschoten uniformkraag, zijn mitella en zelfs <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Turken<br />
afgeschoten epaulet. 26<br />
Voor ‘Oriando’ komen, zo zagen wij al eer<strong>de</strong>r, slechts <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> broers van Emma<br />
Garzesin aanmerking. De oudste, Enrico (1865-1933), kan het niet zijn. Deze was<br />
zijn gehele werkzame leven lang een geducht militair, getrouwd en met kin<strong>de</strong>ren.<br />
Giulio daarentegen (1866-1945) was niet getrouwd en heeft in<strong>de</strong>rdaad zijii militaire<br />
carrière vroegtijdig opgegeven, zo weten wij uit me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen van latere, nog in<br />
leven zijn<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n.<br />
Aan <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie van Orlando met Giulio Lodomez kan na het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> geen<br />
twijfel meer bestaan, <strong>voor</strong>al niet als wij ons Aldo Ardo uit Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong><br />
nog eens in <strong>de</strong> herinnering brengen. Voor <strong>de</strong>ze romanheld heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> Giulio<br />
mo<strong>de</strong>l gestaan, lang <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn Orlando-fantasieën toe was. <strong>Couperus</strong><br />
heeft Giulio Lodomez dus in<strong>de</strong>rdaad in Bagni di Lucca leren kennen, in het Hotel<br />
Conrinental, en wel op een tijdstip, zo mogen wij aannemen, dat <strong>de</strong> onenigheid tussen<br />
moe<strong>de</strong>r en zoon nog geen ernstige vormen had aangenomen. Over Aldo Ardo lezen<br />
wij eveneens dat hij zijn militaire loopbaan heeft moeten opgeven, wegens een affaire<br />
met <strong>de</strong> echtgenote van een zijner superieuren. Deze historie, die Giulio Lodomez<br />
duur is komen te staan, vond <strong>Couperus</strong> opmerkelijk genoeg om haar in zijn boek<br />
over te nemen.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft Aan <strong>de</strong>n weg <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong> eens een pendant van Extaze genoemd.<br />
Zijn werkwijze lijkt in<strong>de</strong>rdaad min of meer i<strong>de</strong>ntiek geweest te zijn. Voor <strong>de</strong> intrige<br />
van Extaze baseer<strong>de</strong> hij zich op een hem beken<strong>de</strong>, bevrien<strong>de</strong> figuur: Ram, zoals wy<br />
gezien hebben. Op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier heeft <strong>de</strong> intrige van het nieuwe boek waarschijnlijk<br />
niet veel met <strong>de</strong> werkelijkheid te maken, maar <strong>de</strong> hoofdpersoon, Aldo Ardo, teken<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> naar het levend mo<strong>de</strong>l.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
407<br />
Om op De jonge held terug te komen, dit verhaal eindigt er mee dat diezelf<strong>de</strong> avond<br />
van <strong>de</strong> dag waarop het speelt in <strong>de</strong> literaire vereniging Leonardo da Vinci te Florence<br />
<strong>de</strong> heldhaftige Mario loftuitingen krijgt toegezwaaid door <strong>de</strong> spreker: ‘Het is heel<br />
vol, onze dames zitten, maar Orlando, Mario en ik staan achter in <strong>de</strong> zaal... En<br />
plotseling maakt <strong>de</strong> orator een toespeling, dat zich in Florence bevindt, misschien<br />
wel on<strong>de</strong>r zijn gehoor, een Jonge Held, die zijn jeugdige bloed vergoten heeft <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> zaak van het Va<strong>de</strong>rland... - Wie is hij, wie is hij?? vragen stemmen uit het gehoor,<br />
en vele oogen gaan <strong>de</strong> zaal rond. De orator glimlacht en noemt <strong>de</strong>n naam van <strong>de</strong>n<br />
Jongen Held... Maar <strong>de</strong> Jonge Held is tusschen zijn oom en mij weg geslipt en<br />
verdwenen...’<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> le<strong>de</strong>nlijsten had alles kunnen bevestigen, maar <strong>de</strong>ze hebben<br />
<strong>de</strong> overstromingen van 1966 niet doorstaan. Zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen van mevrouw<br />
Giulia Rossi, en zon<strong>de</strong>r twee brieven van Mario's enige nog leven<strong>de</strong> zuster, Vera<br />
Rossi te Milaan, zou <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntiteit van ‘Orlando’ waarschijnlijk nooit meer aan het<br />
licht gekomen zijn.<br />
Giulio's avontuurlijk leven, waar <strong>de</strong> familie zoals gezegd gewag van maakt, heeft<br />
hem tenminste tweemaal, misschien vaker, in Zuid-Amerika gebracht. Vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
heeft hij wel meer gereisd. Als vriend bleef hij zodoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> - die hem<br />
gemakshalve steeds naar Smyma laat vertrekken, wellicht in navolging van<br />
Wagen<strong>voor</strong>ts verblijf aldaar 27 - uitein<strong>de</strong>lijk telkens weer even onbereikbaar als jhr.<br />
Johan Ram dat tot zijn dood in 1913 altijd is geweest. <strong>Een</strong> verhouding kreeg geen<br />
kans te groeien, ook al niet wegens <strong>de</strong> permanente aanwezigheid van Elisabeth.<br />
Geheel los hiervan staat het feit dat wij naar Giulio's eigen diepere gevoelens alleen<br />
maar kunnen gissen. (De ‘questione di donne’ met <strong>de</strong> vrouw van zijn vroegere<br />
superieur geeft te <strong>de</strong>nken.) Dat Giulio nogal lichtzinnig met geld placht om te gaan,<br />
moet hem in <strong>de</strong> ogen van <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>s te sympathieker gemaakt hebben. Wij zullen<br />
nog zien hoe <strong>de</strong>ze daar van geprofiteerd heeft: samen met Elisabeth!...<br />
<strong>Een</strong> luchthartige toon sloeg <strong>Couperus</strong> zelf in <strong>de</strong>ze tijd ook wel eens aan. Zo is er<br />
<strong>de</strong> pikante en amusante geschie<strong>de</strong>nis van Giovannino, <strong>de</strong> jonge be<strong>de</strong>laar die hij ken<strong>de</strong><br />
van het troittoir van <strong>de</strong> Lung' Arno, bij <strong>de</strong> brug van <strong>de</strong> Trinità. 28 <strong>Couperus</strong> moe daar<br />
vaak gewan<strong>de</strong>ld hebben, als hij zijn pension verliet op weg naar een <strong>de</strong>r vele kerken<br />
en musea die Florence in bijna elke stadswijk rijk is.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
408<br />
Hoeveel <strong>Couperus</strong> echter ook van Florence hield, met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> winter en<br />
terwijl <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen in Noord-Afrika, maar <strong>voor</strong>tduur<strong>de</strong>n, bekroop hem in<br />
<strong>de</strong> donkere tijd rond Kerstmis weer <strong>de</strong> eeuwige onrust. Nu Egypte niet doorging<br />
zocht hij naar een alternatief. Hij vond die in Sicilië. Zowel het klimaat als <strong>de</strong><br />
oudhe<strong>de</strong>n van het eiland trokken hem onweerstaanbaar aan. De winters in Florence<br />
vielen eigenlijk altijd weer tegen. En zo besloot hij in <strong>de</strong> laatste week van <strong>de</strong>cember<br />
1911 weer op reis te gaan.<br />
In etappes trok hij zuidwaarts, met als eerste pleisterplaats Orvieto. 29 <strong>Een</strong> ongewoon<br />
avontuur, in <strong>de</strong>ze tijd van het jaar. Dat vond hij zelf ook, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 30<br />
‘Men moet - ik geef het toe - zeer zeker een bizon<strong>de</strong>re gestemdheid-van-geest bezitten<br />
om te doen wat wij doen, die, na Kerstmis Florence te hebben verlaten, een drietal<br />
soms sombere, dan weêr bleekzonnige maar steeds zeer kou<strong>de</strong> winterdagen door<br />
brengen in een oud, klein, vervallen, Italiaansch stadje, dat daar, in onze mo<strong>de</strong>rne<br />
eeuw, doelloos en nutteloos ligt op haar hoogen rots van tufsteen, on<strong>de</strong>r een ijlen,<br />
blauwen luchtdom, waardoor <strong>de</strong> TRAMONTANA <strong>de</strong> enkele sneeuwzwangere wolken<br />
aan flar<strong>de</strong>n geeselt, zoo dat <strong>de</strong> vlokken stuivelen...’<br />
Het Hotel Belle-Arti, waar hij zijn intrek nam, was een <strong>voor</strong>malig klooster.<br />
<strong>Couperus</strong> vroeg om een paar slaapkamers en kreeg <strong>de</strong> beschikking over een hoge<br />
salon, een antichambre, een badkamer, een slaapvertrek en nóg een antichambre met<br />
badkamer en slaapkamer. Dienovereenkomstig vond hij dat hij, zoals hij het uitdrukte,<br />
met e<strong>de</strong>lmoedige mildheid behan<strong>de</strong>ld was. Daar <strong>de</strong> Deense beeldhouwer Thorwaldsen<br />
er vele jaren gele<strong>de</strong>n ook al eens gelogeerd had, hingen in <strong>de</strong> trappen, hallen en<br />
gangen overal reprodukties naar diens sculpturen. Ook om culinaire re<strong>de</strong>nen vond<br />
<strong>Couperus</strong> het een sympathiek hotel: 31 ‘Nu wij zitten aan ons tafeltje in <strong>de</strong> eetzaal -<br />
er zijn nog twee, drie an<strong>de</strong>re gasten, ik vermoed commis-voyageurs - wordt ons een<br />
maal op gediend, waarop geen aanmerking kan wor<strong>de</strong>n gemaakt. Ik zal ten minste<br />
van <strong>de</strong> snipjes en <strong>de</strong>n gou<strong>de</strong>n Orvieto-wijn gaarne een lieflijke herinnering bewaren<br />
en ge weet wel, dat heeren commis-voyageurs ook gaarne het goed hebben in hunne<br />
logementen en óok waar<strong>de</strong>eren een fijne tafel: in een stadje als Orvieto stappen zij<br />
af in het eerste hôtel, en dit is hièr wel onze “Belle-Arti”.’<br />
Zijn <strong>voor</strong>naamste doel was het bezichtigen van Luca Signorelli's Cappella Nuova<br />
in <strong>de</strong> Dom. Hooggelegen, stak <strong>de</strong> monumentale kerk schitterend af tegen <strong>de</strong> blauwe<br />
winterlucht vol kou<strong>de</strong> zon. De kapel zelf bracht<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
409<br />
<strong>Couperus</strong>, als zovelen <strong>voor</strong> hem, in verrukking. Zowel <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen van Fra<br />
Angelico als die van Signorelli hiel<strong>de</strong>n hem met al hun <strong>de</strong>tails en <strong>de</strong> zachte, half<br />
vergane kleuren dagen lang in hun ban gevangen. Steeds weer kwam <strong>de</strong> custo<strong>de</strong><br />
Riverito Velluti - <strong>de</strong> man was zelf een bekwaam kopiist van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>ringen die hij<br />
bewaakte - aangezet in 32 ‘zijn lange jas met roo<strong>de</strong>n boord, <strong>de</strong> zware bos sleutels ter<br />
hand en <strong>de</strong>n intelligenten glimlach op zijn prettig gelaat’, om <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> het<br />
grote bronzen kapelhek open te maken. In <strong>de</strong> uitvoerige ekfrasis die <strong>Couperus</strong> van<br />
<strong>de</strong>ze fresco's geeft, is éen regel karakteristiek <strong>voor</strong> zijn opvatting van wat het<br />
christendom in zijn ogen waard was: 33 ‘O, die tee<strong>de</strong>re vroomheid <strong>de</strong>r Primitieven,<br />
zij is bijna een troost <strong>voor</strong> alles wat <strong>de</strong> Christenheid, wat <strong>de</strong> Katholieke kerk mis<strong>de</strong>ed<br />
aan <strong>de</strong> antieke cultus <strong>de</strong>r Schoonheid!’<br />
Ook het Etruskisch Museum bezocht hij, en in een fotowinkeltje kocht hij<br />
briefkaarten die hem later moesten helpen zijn herinnering op te frissen bij <strong>de</strong><br />
beschrijving van alles wat hij gezien had. Op straat woei een kou<strong>de</strong> wind. Buiten <strong>de</strong><br />
San Domenico trof hem een vunze grasvlakte, waar haveloze kin<strong>de</strong>ren speel<strong>de</strong>n, 34<br />
‘met bruine en blon<strong>de</strong> lokken, als vieze engeltjes. De straatjes kronkelen geheimzinnig<br />
en melancholiek schil<strong>de</strong>rachtig en er wasemt om een weemaken<strong>de</strong> lucht van vuil<br />
water en slechte riolen... Waartoe is dit doellooze stadje hier nog over op zijn rotstafel<br />
van tufsteen?’ Italië in <strong>de</strong> winter was ook niet alles, zeker niet zo diep in <strong>de</strong> provincie:<br />
‘Duisternis, kou<strong>de</strong> en vunze stank vullen <strong>de</strong> nauwe straten, waar <strong>de</strong> ruïne-ramen <strong>de</strong>r<br />
vervallen paleizen gapen. Er is niet an<strong>de</strong>rs te doen dan ons hôtel op te zoeken, onze<br />
eigene thee te maken, onze fotografieën en briefkaarten na te zien.’ - Het vroor licht<br />
en het sneeuw<strong>de</strong> een beetje. <strong>Couperus</strong> verlang<strong>de</strong> naar zon en warmte, die hij op<br />
Sicilië hoopte te vin<strong>de</strong>n.<br />
De reis naar Napels, waar hij <strong>de</strong> nachtboot wil<strong>de</strong> nemen, verliep ver<strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong>spoedig. Van <strong>de</strong>ze stad, die in <strong>de</strong> schets Bella Napoli enige ietwat boosaardige<br />
bladzij<strong>de</strong>n krijgt toebe<strong>de</strong>eld, zou hij nooit leren hou<strong>de</strong>n. 35 Hij herinner<strong>de</strong> zich hoe<br />
het stadssilhouet hem als klein jongetje, op reis naar Indië, al was tegengevallen. Hij<br />
vond Napels ronduit lelijk, ploertig, een mauvais-lieu, en op <strong>de</strong> koop toe vervelend<br />
omdat er in zijn ogen niets te doen was. In vele opzichten is <strong>Couperus</strong> altijd wel een<br />
erg keurige Hagenaar gebleven, met maatstaven die bepaald niet vrij van hardnekkige<br />
<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len waren. Napels heeft hij niet begrepen, evenmin trouwens als <strong>de</strong><br />
Hagenaar Carel Vosmaer dat een generatie eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed. 36 Toegege-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
410<br />
ven, enige waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> het volksleven bracht <strong>Couperus</strong> nog wel op, maar daar<br />
was het mee gezegd. Zelfs <strong>de</strong> camelia's die <strong>de</strong> bloemenjongens verlokkend ophiel<strong>de</strong>n<br />
interesseer<strong>de</strong>n hem nauwelijks. Het was een vorm van bedrog: ‘Zij zijn er.’ zei hij, 37<br />
‘die blanke bloemen en gou<strong>de</strong>n vruchten en koele dranken om u - <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>ling<br />
- te bewijzen, dat het in Januari reeds lente is, in Napels. En zijt gij - <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />
- het daarme<strong>de</strong> niet eens, wel nu, dan is dat ùwe - zijne - persoonlijke opinie, en<br />
niemand heeft daar schuld aan. Waar geheele takken vol albasten, camelia's u wor<strong>de</strong>n<br />
gebo<strong>de</strong>n met koele limona<strong>de</strong>s en blanke orgea<strong>de</strong>s, is het lente, al blaast <strong>de</strong> wind ook<br />
nog zoo felkoud langs <strong>de</strong> hoeken <strong>de</strong>r huizen, al slaat <strong>de</strong> zee schuimend <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> over<br />
en al omhult <strong>de</strong>, een week lang onzichtbare, Vezuvius zich ook nog zoo koûlijk dicht<br />
in een grijzen nevelpels.’<br />
Gelukkig was er het Museo Nazionale als vertroosting, met alle schatten uit Pompeji<br />
en Herculaneum, en bovendien <strong>de</strong> grandioze collectie Farnese. 38 <strong>Couperus</strong> genoot<br />
daar ook nu weer van. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>r Romeinse koppen kreeg zijn reispet op, zodat het net<br />
leek of je door een Engelse toerist werd aangekeken. Niet alleen <strong>de</strong> portretten boei<strong>de</strong>n<br />
hem zeer, maar natuurlijk <strong>voor</strong>al ook weer <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n van gespier<strong>de</strong> worstelaars,<br />
‘slanke knaap-athleten’, zwelgen<strong>de</strong> faunen en een Dionysos ‘wien <strong>de</strong> twee horentjes<br />
groeien het hoofdhaar uit, en die oplacht en na<strong>de</strong>nkt met zijn lieve jongensoogen’.<br />
Hij kon er zich <strong>de</strong> tijd <strong>voor</strong> gunnen. Razen<strong>de</strong> stormen maakten <strong>de</strong> overtocht naar<br />
Sicilië <strong>voor</strong>eerst onmogelijk. Met gepakte koffers wachtte hij af, terwijl hij uit zijn<br />
hotelraam elke dag opnieuw <strong>de</strong> rollers over <strong>de</strong> ka<strong>de</strong> zag slaan.<br />
<strong>Een</strong> van zijn bezoeken aan het Museo Nazionale lijkt grote gevolgen gehad te<br />
hebben. Tot <strong>de</strong> topstukken behoort immers <strong>de</strong> kolossale Hercules Farnese, het sinds<br />
<strong>de</strong> renaissance beroem<strong>de</strong> beeld dat, nadat het in <strong>de</strong> Thermen van Caracalla gevon<strong>de</strong>n<br />
was, door talrijke kunstenaars is getekend, geschil<strong>de</strong>rd en nagevolgd. <strong>Couperus</strong><br />
wijd<strong>de</strong> een korte maar kernachrige beschrijving aan dit enorme stuk sculptuur, een<br />
laat-antieke kopie naar Lysippos. 39 Mag <strong>de</strong> kwaliteit ervan meer imponeren door<br />
kracht dan door verfijning, zeker is het waar dat geen an<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> oudheid<br />
overgebleven beeldhouwwerk beter <strong>de</strong> bovenmenselijke arbeid suggereert, die<br />
Hercules heeft moeten verrichten eer hij met behulp van Pallas Athene zijn apotheose<br />
<strong>de</strong>elachtig werd. Reeds in 1903 heeft <strong>Couperus</strong> het <strong>voor</strong>nemen gehad nog eens een<br />
verhaal of boek over Herakles te schrijven. 40<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
411<br />
Tot nu toe had hij het echter bij een plan gelaten. Zijn vaste besluit nooit meer een<br />
roman te schrijven leid<strong>de</strong> er me<strong>de</strong> toe dat hij het Herakles-thema <strong>voor</strong>lopig uit zijn<br />
hoofd had gezet.<br />
Het is zeer goed mogelijk, om niet te zeggen tamelijk waarschijnlijk, dat <strong>de</strong><br />
hernieuw<strong>de</strong> confrontatie met <strong>de</strong> formidabele, door Glykon gesigneer<strong>de</strong> kopie van<br />
Lysippos' meesterwerk hem het besluit heeft doen nemen nu toch aan het boek te<br />
gaan beginnen. Hoe gemakkelijk hem sinds enkele jaren week in, week uit <strong>de</strong> vele<br />
losse schetsen en dagboekbla<strong>de</strong>n ook uit <strong>de</strong> pen waren gevloeid, Antiek toerisme had<br />
hem alweer <strong>de</strong> smaak te pakken doen krijgen van een groter, meer coherent werkstuk.<br />
Met Herakles nam hij een on<strong>de</strong>rwerp van lange a<strong>de</strong>m ter hand. 41 Diens twaalf werken<br />
garan<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n vele pagina's proza. Herakles had iets van <strong>Couperus</strong>' eigen strijd. 42<br />
Standvastigheid, heldhaftigheid, doorzettingsvermogen, dit alles zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
hoofdmotieven zijn. Wat dat betreft wist <strong>Couperus</strong> waar hij het over had. Misschien<br />
ook heeft hij geweten dat Herakles als symbool <strong>voor</strong> een leven lang moeilijkhe<strong>de</strong>n<br />
overwinnen niet iets nieuws was: in <strong>de</strong> oudheid al had<strong>de</strong>n vele Romeinen zich met<br />
<strong>de</strong> held vergeleken, keizers zowel als particulieren. 43 De laatsten kozen dikwijls <strong>de</strong><br />
werken van Herakles als <strong>de</strong>coratie van hun sarcofagen. Daarmee wil<strong>de</strong>n zij laten<br />
zien hoezeer zij zich met dit bovenmenselijk <strong>voor</strong>beeld i<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong>n. Keizers<br />
hebben zich soms letterlijk als Herakles laten uitbeel<strong>de</strong>n. 44 De buste van Commodus<br />
in het Conservatorenpaleis is er het bekendste <strong>voor</strong>beeld van.<br />
Destijds heeft Henri van Booven gesuggereerd dat <strong>Couperus</strong> al in het najaar van<br />
1911 aan Herakles begonnen zou zijn. De romanuitgave zelf draagt geen datering.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van 1912 verschenen <strong>de</strong> eerste hoofdstukken in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 45<br />
El<strong>de</strong>rs spreekt Van Booven van najaar 1913 en <strong>voor</strong>jaar 1913, wat niet juist kan zijn,<br />
evenmin als <strong>de</strong> vermelding dat het boek in Nice zou zijn ontstaan. Waarschijnlijk is<br />
<strong>Couperus</strong> er na zijn Siciliaanse reis aan begonnen, in het <strong>voor</strong>jaar van 1912. Het<br />
weerzien met <strong>de</strong> kolos in Napels moet in<strong>de</strong>rdaad het beslissen<strong>de</strong> ogenblik van<br />
inspiratie zijn geweest: niet <strong>voor</strong> niets betreur<strong>de</strong> hij het later dat Veen niet een<br />
afbeelding van juist dit beeld op <strong>de</strong> band heeft laten zetten. 46<br />
Maar <strong>voor</strong>eerst was er dan Sicilië. Nadat <strong>de</strong> dagenlang aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> storm ein<strong>de</strong>lijk<br />
geluwd was, kon<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth met <strong>de</strong> Tebe van wal steken richting<br />
Palermo. ‘De Tebe is <strong>de</strong> eenige goe<strong>de</strong> boot nog over tusschen Napels en Palermo,<br />
se<strong>de</strong>rt alle <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re stoomers <strong>de</strong>r Navi-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
412<br />
gazione dienst doen als hospitaalschepen bij Tripoli...’ schreef hij: 47 De nacht van <strong>de</strong><br />
overtocht werd gepasseerd met levendige, door champagne opgevrolijkte conversatie.<br />
Aan boord bevon<strong>de</strong>n zich vrijwel uitsluitend Italianen.<br />
‘Palermo, la felice’ viel <strong>Couperus</strong> echter niet mee. Hij was er niet op <strong>voor</strong>bereid<br />
daar zoveel sporen van Noormannen en Saracenen te ontmoeten, terwijl er buiten<br />
het archeologisch museum nauwelijks klassieke oudhe<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n waren. Hoewel<br />
<strong>de</strong> stad zelf hem niet ongezellig aan<strong>de</strong>ed, vond hij er weinig van zijn gading. Palermo<br />
moet in die jaren nog on<strong>voor</strong>stelbaar provinciaal geweest zijn: 48 ‘Over Palermo's<br />
pleinen wan<strong>de</strong>len d[i]e geiten vreedzaam rond: het zijn prachtige, breed gehoorn<strong>de</strong><br />
beesten met lang vlokkehaar en bijna slepen<strong>de</strong>, zware uiers, die zij blij<strong>de</strong> melken<br />
laten, <strong>voor</strong> wie na<strong>de</strong>rt met een glas of een maatje. Dan zijn het over <strong>de</strong> wegen buiten<br />
en langs <strong>de</strong> straten <strong>de</strong>r stad alle die aardige, bont verluchte ezelewagentjes. De<br />
paneelen <strong>de</strong>r wagentjes zijn grof maar leuk beschil<strong>de</strong>rd met heilige of historische<br />
tafereelen: zoowel <strong>de</strong> Bijbelsche als <strong>de</strong> Siciliaansche historie is te bestu<strong>de</strong>eren van<br />
af <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n dier kleurige karretjes.’ - Dit alles is tegenwoordig <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij.<br />
Lang is <strong>Couperus</strong> er niet gebleven. Hij vond Palermo een al te banale stad, 49 ‘wel<br />
interessant om te bezichtigen, maar niet innemend genoeg om er een langer verblijf<br />
te maken dan van enkele, hoogstens tien dagen...’ In <strong>de</strong> schets Trinacria vertelt hij<br />
hoe hij daarna <strong>de</strong> onvoltooi<strong>de</strong> Griekse tempel van Segesta heeft bezocht, die hij iets<br />
smartelijks en weemoedigs vond hebben omdat er nooit een go<strong>de</strong>nbeeld in had<br />
gestaan, zoals er ook nimmer offers waren gebracht. 50 Het is in<strong>de</strong>rdaad waar dat <strong>de</strong><br />
tempel, waarvan <strong>de</strong> zuilen zelfs niet van cannelures zijn <strong>voor</strong>zien, in het eenzame<br />
landschap een gevoel van verlatenheid kan opwekken dat beklemt: 51 ‘Nooit vul<strong>de</strong><br />
beeldhouwwerk <strong>de</strong>ze metopen tusschen die triglyfen. Deze tempel rees alleen zijn<br />
zuilen omhoog en trok over die zuilen zijn architraven recht en richtte <strong>de</strong>n driehoek<br />
zijner tympanen. Dit was alles... Er was niets meer... Er kwam niets meer... [...] Se<strong>de</strong>rt<br />
staan die zuilen daar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wisselen<strong>de</strong> luchten op <strong>de</strong>n grazigen heuvel en, als <strong>de</strong><br />
luchten, wisselen <strong>de</strong> eeuwen en in <strong>de</strong>zen, eeuwen geduurd hebben<strong>de</strong>n, weemoed<br />
a<strong>de</strong>men wij nu <strong>de</strong> schoonheid <strong>de</strong>r zich terug trekken<strong>de</strong> zonnestralen, die rossigen als<br />
nagloor van brand tusschen <strong>de</strong> donkeren<strong>de</strong>, meer en meer grauwen<strong>de</strong> kolommen van<br />
smart en weedom...’<br />
Via Castelvetrano reis<strong>de</strong> hij door naar Selinunre, waar <strong>de</strong>, ditmaal niet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
413<br />
onvoltooi<strong>de</strong> maar verwoeste, tempelcomplexen in het bepaald nog niet zomerse<br />
landschap een niet min<strong>de</strong>r troosteloze melancholie leken uit te stralen. <strong>Couperus</strong><br />
spreekt van een sombere orkaanwind die over een lage sepulkermassa van gedoem<strong>de</strong><br />
go<strong>de</strong>nhuizen floot en huil<strong>de</strong>. Hij gewaagt van ruïnes, 52 ‘thans door niemand dan door<br />
een huiveren<strong>de</strong>n toerist of speuren<strong>de</strong>n archeoloog bezocht, die zijn sombere indrukken<br />
zamelt, om dan te vertrekken met, ik weet niet welke vreem<strong>de</strong> beklemming van<br />
tragische bovenaardschheid, drukken<strong>de</strong> over hem heen en het huiveringwekken<strong>de</strong><br />
bewustzijn, dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n ZIJN, maar dat het Noodlot Is, boven hèn...’ Het is een<br />
<strong>de</strong>r weinige plaatsen in zijn werk waar hij aangeeft dat <strong>de</strong> noodlotsgedachte - die<br />
hem weliswaar niet altijd doorlopend heeft geobse<strong>de</strong>erd maar zich evenmin <strong>voor</strong>goed<br />
heeft laten verjagen - uit het Griekse <strong>de</strong>nken tot hem gekomen was. Korte tijd later,<br />
in het antieke theater van Taormina, herhaal<strong>de</strong> hij het nog eens. Hij noem<strong>de</strong> dit 53 ‘het<br />
Grieksche Theater in <strong>de</strong> eigene atmosfeer van Noodlot, Leven en Ziel...’<br />
Gehuld in zijn warme pelsjas kroop hij in een hoekje van <strong>de</strong> autokennelijk had hij<br />
die in Palermo gehuurd, met een chauffeur die <strong>de</strong> weg goed ken<strong>de</strong> - om er <strong>de</strong> foto's<br />
van <strong>de</strong> metopen uit het Museo Nazionale van Palermo te bestu<strong>de</strong>ren. 54 Intussen hupte<br />
<strong>de</strong> taxi over een weg <strong>de</strong>s ver<strong>de</strong>rfs vol kuilen en ‘afgron<strong>de</strong>n’ naar Agrigento, waar<br />
opnieuw tempels en bouwvallen hem wachtten. De zon brak door. Het was daar<br />
min<strong>de</strong>r guur. <strong>Couperus</strong> hield aan Girgenti - <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rwetse naam - aanmerkelijk<br />
opgewektere herinneringen over. 55<br />
Tenslotte reis<strong>de</strong> hij naar het veelbezochte, luisterrijke Taormina aan <strong>de</strong> oostkust,<br />
om er in het magnifiek gelegen hotel Timeo, dat nog altijd bestaat, uit te rusten ‘van<br />
koffer in- en uitpakken, van langzame treinen en hobbelen<strong>de</strong> auto's’. 56 Het hotel,<br />
gelegen naast het antieke theater, bood schitteren<strong>de</strong> uitzichten op <strong>de</strong> wit besneeuw<strong>de</strong><br />
Etna en <strong>de</strong> blauwe zee. De Duitse keizer had Taormina eenmaal ‘wun<strong>de</strong>rschön’<br />
bevon<strong>de</strong>n, en hij niet alleen. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> die mening met overgave. Hij bleef er<br />
een week lang. In een kort opstel Grieksch theater te Taormina heeft hij zijn indrukken<br />
zeer beel<strong>de</strong>nd samengevat. 57 Er leek al iets van <strong>voor</strong>jaar in <strong>de</strong> lucht te zitten, veel<br />
meer dan in Napels: <strong>de</strong> lente was op han<strong>de</strong>n, ‘het lachen<strong>de</strong> Kind, dat zoo veel eer<strong>de</strong>r<br />
komt dan onze Noor<strong>de</strong>lijke Mei, en wier rozige handjes reeds tusschen <strong>de</strong> ooft boomen<br />
en aman<strong>de</strong>lstruiken zaaien het tee<strong>de</strong>r blon<strong>de</strong> gewemel van hare allereerste bloesems...’<br />
Van daar ging hij <strong>voor</strong> een paar dagen naar het legendarische Syracuse,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
414<br />
waar bijna alles hem aan <strong>de</strong> antieke mythologie herinner<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> haven was het een<br />
drukte van belang, omdat er zich troepen naar Tripoli inscheepten. 58 Met een bootje<br />
maakte <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Anapo het beken<strong>de</strong> roeitochtje tussen <strong>de</strong> papyrusbossen. Hij<br />
zag <strong>de</strong> latomieën, <strong>de</strong> grandioze an tieke forten van Euryalos en <strong>de</strong> bron van Arethusa,<br />
en schreef er behalve een feuilleton tevens nog een schets van langere a<strong>de</strong>m over. 59<br />
Daaruit blijkt hoe goed Syracuse hem bevallen is.<br />
Terug in Taormina zou naar zijn zeggen Orlando speciaal <strong>voor</strong> hem even uit<br />
Smyrna zijn overgekomen. Met hem bezocht <strong>Couperus</strong> Messina, dat op 28 <strong>de</strong>cember<br />
1908 door een verschrikkelijke aardbeving vrijwel totaal verwoest: was en dat men<br />
nu weer wat begon op te bouwen. 60 Elisabeth bleef in het hotel. Ook <strong>Couperus</strong> was<br />
liever niet met Orlando meegegaan, maar hij doet het in <strong>de</strong> schets Messina <strong>voor</strong>komen<br />
alsof het om een aardig bedoel<strong>de</strong> geste van zijn vriend ging. Uit beleefdheid wil<strong>de</strong><br />
hij niet weigeren, hoewel Orlando er zelf niets aan vond. <strong>Couperus</strong> noemt hem ditmaal<br />
een tij<strong>de</strong>lijke reisgenoot, om aan te geven dat hij het ver<strong>de</strong>re Siciliaanse avontuur<br />
alleen niet Elisabeth heeft on<strong>de</strong>rnomen. Men vraagt zich af of Orlando's korte en<br />
verrassen<strong>de</strong> aanwezigheid niet als pure fictie beschouwd moet wor<strong>de</strong>n.<br />
In totaal kan <strong>de</strong> Siciliaanse reis niet veel langer dan een week of drie geduurd hebben.<br />
Met <strong>de</strong> trein via Messina en door Calabrië keer<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daarna<br />
linea recta naar Florence terug. 61 Is hij toen meteen aan het boek Herakles begonnen?<br />
In elk geval moet hij er een ontwerp <strong>voor</strong> hebben opgezet. Wanneer precies hij dit<br />
is begonnen uit te werken kan niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Daar hij doorgaans zeer snel<br />
kon schrijven zodra een boek min of meer voltooid-als-i<strong>de</strong>e in zijn hoofd zat, is het<br />
ook mogelijk dat hij er zich pas in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer toe gezet heeft.<br />
Na het <strong>voor</strong>jaarsachtige weer in Taormina viel het winterse klimaat van Florence<br />
niet mee. Het regen<strong>de</strong> overvloedig. Er werd carnaval gevierd, maar in <strong>de</strong> verste verte<br />
leek dit niet op <strong>de</strong> uitbundige feesten die <strong>Couperus</strong> in Nice zo graag placht mee te<br />
vieren. 62 Het geschreeuw van <strong>de</strong> straatjongens vond hij alleen maar hin<strong>de</strong>rlijk. Hij<br />
sloot <strong>de</strong> gordijnen van <strong>de</strong> zaal die hij in het Palazzo Niccolini bewoon<strong>de</strong> en begroef<br />
zich in zijn boeken. Zo hoef<strong>de</strong> hij niet naar <strong>de</strong> druipnatte hangen<strong>de</strong> tuin van <strong>de</strong><br />
markies te kijken, die alle aantrekkelijkheid verloren had.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
415<br />
Boeken leen<strong>de</strong> hij bij <strong>voor</strong>keur uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van Vieusseux in het nabije<br />
Palazzo Strozzi. Het is jammer dat wij, op enkele uitzon<strong>de</strong>ringen na, niet weten welke<br />
het waren. <strong>Couperus</strong> las <strong>voor</strong>al studiewerken over <strong>de</strong> zo buitengewoon rijke<br />
geschie<strong>de</strong>nis van Florence. Gil<strong>de</strong>n, mo<strong>de</strong> in <strong>de</strong> renaissance, <strong>de</strong> fijne keuken-van<br />
vroeger, dit alles boei<strong>de</strong> hem evenzeer als weel<strong>de</strong>rige begrafenisgebruiken en het<br />
dagelijks leven meer in het algemeen. 63 Had hij geen zin om te lezen en hield <strong>de</strong><br />
regen eens even op, dan bezocht hij ook nu weer een van <strong>de</strong> vele musea die Florence<br />
rijk is. Uffizi en Pitti genoten zijn <strong>voor</strong>keur. Hij bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> er Botticelli, 64 maar niet<br />
bepaald als enige toerist! Met geamuseer<strong>de</strong> verbazing keek hij naar <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke<br />
ongehuw<strong>de</strong> Engelse dames, wier lippen bij het zien van <strong>de</strong> Aphrodite begonnen te<br />
murmelen als in een gebed, ‘<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n vroom gevouwen, <strong>de</strong> oogen in extaze op<br />
gericht naar <strong>de</strong>, op haar schulp aan schommelen<strong>de</strong> Venus’.<br />
Soms werd hij getroffen door merkwaardige verrassingen. Zo zwierf hij op een<br />
dag weer eens door het Palazzo Pitti. 65 Ie<strong>de</strong>r schil<strong>de</strong>rij werd uitvoerig bekeken, waarbij<br />
hij gebruik maakte van <strong>de</strong> explicaties in zijn onvermij<strong>de</strong>lijke Bae<strong>de</strong>ker. Plotseling<br />
stond hij <strong>voor</strong> het door Rafaël geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> portret van paus Leo x. Niet door <strong>de</strong> paus<br />
werd hij het meest getroffen, maar door <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> twee figuren links en rechts<br />
van hem: zij bleken Lodovico <strong>de</strong>' Rossi en Guillo <strong>de</strong>' Medici te heten. Het moet<br />
<strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r geamuseerd hebben. Giulio immers was <strong>de</strong> eigenlijke naam van<br />
Orlando, terwijl <strong>de</strong> zuster van Orlando en Elettra getrouwd was met Rossi! Het is <strong>de</strong><br />
enige plaats in <strong>Couperus</strong>' werk waar Repelsteeltje zich heel even verraadt: 66 ‘<strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>n Paus ligt een verlucht missaal, dat hij zoo straks zal beturen met kennersoog en<br />
bij het missaal staat een sierlijk gedreven, vergul<strong>de</strong> bel, en bel en missaal zijn hem<br />
op dit oogenblik belangrijker dan <strong>de</strong> zorgen van <strong>de</strong>n H. Stoel, die mimers zoo goed<br />
behartigd wor<strong>de</strong>n door zijn twee neven: Giulio en kardinaal Rossi...’<br />
In maart, toen het wat beter weer werd, ging <strong>Couperus</strong> een dag naar Pisa, 67 niet<br />
zozeer om er <strong>de</strong> scheve toren te bewon<strong>de</strong>ren - hij ken<strong>de</strong> Pisa al - noch ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Dom of het Battistero. Die monumenten zei<strong>de</strong>n hem vreemd genoeg niet veel. Zelfs<br />
<strong>de</strong> wereldberoem<strong>de</strong> preekstoel van Niccolò Pisano liet hem tamelijk onberoerd. Het<br />
ging hem daarentegen <strong>voor</strong>al om het grote fresco met <strong>de</strong> Trionfo <strong>de</strong>lla Morte op het<br />
Campo Santo. Daarnaast interesseer<strong>de</strong> hij zich <strong>voor</strong> het graf van Hendrik VII. Pisa<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
416<br />
ontroer<strong>de</strong> hem <strong>voor</strong>al litterair: in zijn jeugd had hij diepe bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Potgieters<br />
Florence gekoesterd, en <strong>de</strong> regels die in dat gedicht aan Hendrik VII wor<strong>de</strong>n gewijd<br />
waren hem altijd bijgebleven. De ongelukkige koning-keizer was <strong>voor</strong> hem een<br />
onvergetelijke literaire figuur, al moest hij dan ook toegeven: 68 ‘Zijne keizerin, die<br />
hij zoo zeer bemin<strong>de</strong>, verloor hij te Genua en Potgieter, in <strong>de</strong> mooie terzinen van<br />
“Florence”, Iaat zich te veel me<strong>de</strong> sleepen door zijn gevoel om <strong>de</strong>n keizer op zijn<br />
doodsbed dien laatsten groet te doen zen<strong>de</strong>n... Dat Potgieters schim er niet treurig<br />
om zij: geen enkele historiesch-litterarische schrijver heeft zich nièt wel eens zoo<br />
doen me<strong>de</strong> sleepen...! Leer, o lezer, van die schrijvers nièt <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis, maar<br />
wel <strong>de</strong> emotie om <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis en vertrouw in hunne dichtingen meer het gevoel<br />
dan het feit!’ - De dilettanten romanticus <strong>Couperus</strong> kon zich <strong>de</strong>ze onwetenschappelijke<br />
luxe met overgave permitteren. Het is <strong>de</strong> overtuiging die ook achter zijn eigen<br />
historische romans staat: het gevoel waarmee hij ze schreef achtte hij superieur aan<br />
een al of niet nauwgezette weergave van wat er vroeger gebeurd was.<br />
De feuilletons die <strong>Couperus</strong> intussen in Het Va<strong>de</strong>rland bleef publiceren waren als<br />
altijd zeer gevarieerd van thematiek en stijl. Nu eens een on<strong>de</strong>rwerp als Uniform en<br />
geen uniform 69 - over een ferisjiste die uitein<strong>de</strong>lijk met een carabimere trouwt - dan<br />
weer een soort uitgebrei<strong>de</strong> advertentie, Gevraagd: een secretaris 70 (‘Ik, <strong>Louis</strong>, niet<br />
Van Deyssel, maar <strong>Couperus</strong>... ik vraag een secretaris’; <strong>de</strong>ze moest aangenaam van<br />
uiterlijk zijn en sympathiek van gestalte, en hij mocht niet ou<strong>de</strong>r zijn dan drieëntwintig<br />
jaar). <strong>Een</strong> opstel over <strong>de</strong> Galleria Pitti 71 wissel<strong>de</strong> af met een essay over Ferrara. 72<br />
Op dagen dat <strong>Couperus</strong> daar niet mee bezig was, occupeer<strong>de</strong> hij zich met het<br />
omvangrijke boek in statu nascendi, Herakles.<br />
Ferrara heeft hij ongetwijfeld geschreven toen hij op weg was naar Venetië. Want<br />
het is bijna ongelooflijk maar waar: na twee maan<strong>de</strong>n FIorence kreeg <strong>de</strong> onrust hem<br />
alweer te pakken. Op 27 april 1912 verscheen in Het Va<strong>de</strong>rland het eerste van een<br />
reeks feuilletons over <strong>de</strong> toverstad aan <strong>de</strong> lagune waar hij nooit genoeg van kon<br />
krijgen. 73 Aanvankelijk logeer<strong>de</strong> hij er in <strong>de</strong> dure AIbergo Cappello Nero, waar hij<br />
reeds in <strong>de</strong> eerste dagen van april moet zijn afgestapt (een prentbriefkaart aan Emma<br />
Garzes draagt als poststempel 6 april 1912). De hotelkosten wer<strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
door Het Va<strong>de</strong>rland gedragen. <strong>Couperus</strong> bezat op dit tijdstip ook een perskaart goud<br />
op snee. Hij moest <strong>de</strong> inwijdingsceremonie bijwonen van <strong>de</strong> herbouw<strong>de</strong> Campanile,<br />
waar hij vervolgens een verslag over heeft gepubliceerd.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
417<br />
Aan Emma schreef hij: 74 ‘Ik zend U een Doge, om U al onze wensen over te brengen<br />
<strong>voor</strong> Vrolijk Paasfeest. Geef toe dat ik <strong>de</strong> dingen goed doe en bewon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> manlijke<br />
en verlei<strong>de</strong>lijke schoonheid van mijn ambassa<strong>de</strong>ur!! [...] ... in <strong>de</strong> “Zwarte Hoed”<br />
hebben wij een kamer met dubbel bed, maar geschikt, en we eten in het restaurant;<br />
dat komt neer op een pensionprijs van 10 frs. Venetië is helemaal dol; veel mensen;<br />
er wor<strong>de</strong>n schitteren<strong>de</strong> feesten <strong>voor</strong>bereid. Van <strong>de</strong> gehele Piazza zullen <strong>de</strong> lijnen<br />
wor<strong>de</strong>n geaccentueerd door reeksen elektrische lichtjes!!’ - Venetië bereid<strong>de</strong> zich<br />
namelijk <strong>voor</strong> op feesten ter ere van <strong>de</strong> Campanile. De ou<strong>de</strong> klokketoren was op 14<br />
juli 1902 ingestort. 75 ‘Hij staat weêr overeind!’ juichte <strong>Couperus</strong> in Terug in Venetië, 76<br />
om er echter dui<strong>de</strong>lijk aan toe te voegen: ‘Eigenlijk had<strong>de</strong>n wij hem kunnen missen.<br />
Toen hij stortte in een hoop puin, hebben wij hem wel betreurd om zijn tragiesch<br />
ein<strong>de</strong>, maar eigenlijk is hij nooit te vergelijken geweest bij Giotto's i<strong>de</strong>ale, blanke<br />
klokkelelie, die Florence's Campanile is. En toen zijn hoop puin was weg geruimd<br />
en wij <strong>de</strong> Piazza terug zagen, zón<strong>de</strong>r hem, scheen het ons toe, dat zij eigenlijk nog<br />
mooier, nog ruimer, nog feërieker gewor<strong>de</strong>n was.’<br />
Er woei in die dagen in Venetië een kille, ijzige wind, zoals vaak in april. Elisabeth<br />
kleum<strong>de</strong> kouwelijk weg in al haar witte vossen. <strong>Couperus</strong> echter <strong>de</strong>ed net alsof het<br />
toch <strong>voor</strong>jaar was en kocht anjers <strong>voor</strong> zijn knoopsgat. Hij verkeer<strong>de</strong> in een juichen<strong>de</strong><br />
stemming. Prachtig heeft hij in Feest van San Marco <strong>de</strong> inwijding van <strong>de</strong> nieuwe<br />
Campanile beschreven. 77 Zijn hotelkamer keek uit op <strong>de</strong> Merceria <strong>de</strong>ll` Orologio,<br />
die haaks op het plein staat en waarin <strong>de</strong> mensen zich verdrongen om <strong>de</strong> Piazza te<br />
bereiken. De perskaart waar <strong>Couperus</strong> over beschikte hoef<strong>de</strong> hij overigens niet te<br />
gebruiken, daar hij door het hotel heen ongehin<strong>de</strong>rd naar plein en tribune kon<br />
wan<strong>de</strong>len. Hymnen, een processie, tweeduizend van <strong>de</strong> Campanile losgelaten duiven,<br />
dit alles bereid<strong>de</strong> het hoogtepunt van die morgen <strong>voor</strong> toen <strong>de</strong> klokken <strong>voor</strong> het eerst<br />
sinds bijna <strong>de</strong>n jaar weer over <strong>de</strong> stad luid<strong>de</strong>n. - Die avond, bij het invallen van <strong>de</strong><br />
duisternis, wer<strong>de</strong>n alle lichtjes op <strong>de</strong> Piazza aangestoken en genoot <strong>Couperus</strong> van<br />
wat hij noem<strong>de</strong> ‘zeeën van blanken glans’.<br />
Op een an<strong>de</strong>re dag ging hij naar het Lido, om er zijn ou<strong>de</strong>, eenvoudige Hotel All'<br />
Ortolanella nog eens op te zoeken. Hij herinner<strong>de</strong> het zich van zijn eerste bezoek<br />
aan Venetië en vond het 78 ‘bijna sentimenteel poëtiesch iets te eten in die pergola,<br />
van dat kleine “Warmoezierstertje”... Ik gedoof, dat wij er [in<strong>de</strong>rtijd] mosselen aten<br />
en dunnen, gelen landwijn bij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
418<br />
dronken... En toen wij dat gedaan had<strong>de</strong>n, staken wij het eiland in <strong>de</strong> breedte over,<br />
en wij liepen door vage, verlatene vel<strong>de</strong>n, die, noch bouwland, noch weiland,<br />
scharlaken waren overvlakt van duizen<strong>de</strong>, duizen<strong>de</strong> klaprozen...’ <strong>Couperus</strong> besloot<br />
er opnieuw zijn intrek te nemen. Het was natuurlijk veel goedkoper dan <strong>de</strong> Cappello<br />
Nero. Vlak ernaast bevond zich sinds enige jaren het Grand Hôtel du Lido, waar hij<br />
ook al eens gelogeerd had. In het grappige feuilleton Lido schreef hij dat hij nog<br />
altijd goe<strong>de</strong> herinneringen bewaar<strong>de</strong> aan 79 ‘<strong>de</strong> aangename uren <strong>de</strong>s middagmaals,<br />
genoten aan lange tafel vol verwanten en vrien<strong>de</strong>n, buiten op het terras: herinnert gij<br />
u wel, o gij, die mij lief zijt in Holland??’ - Hier herdacht hij ook Byron, die op het<br />
Lido dikwijls paard gere<strong>de</strong>n had, naar Malamocco toe en weer terug.<br />
Het vroeger nog zo stille, ongerepte eiland was tot <strong>Couperus</strong>' verdriet in weinig<br />
jaren volgebouwd. Er waren nu hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n hotels. Restaurants en bars verrezen 80 ‘als<br />
pad<strong>de</strong>stoelen, stijlloos, en leelijk - soms in een Duitsche Jugend-stijl, soms in een<br />
vergeefsche poging een Venetiaansch-Arabiesch paleis na te bootsen - en in die bars,<br />
restaurants en hôtels, strijken nu - nu reeds in Mei, <strong>de</strong> maand vroeger <strong>de</strong>r lieflijke<br />
stilte!! - <strong>de</strong> hor<strong>de</strong>n neêr, <strong>de</strong> vreeslijke hor<strong>de</strong>n van Duitsche, Oostenrijksche en<br />
Hongaarsche toeristen. Die hor<strong>de</strong>n van Hunnen overweldigen - en dit reeds in Mei!!<br />
- het smalle eiland van vroegere eenzaamheid, lief<strong>de</strong> en poëzie en zij is terug geweken,<br />
die trits van Gratiën, zij is verdwenen, zij is gevlucht! Lucht van bier drijft om in <strong>de</strong><br />
atmosfeer <strong>de</strong>r ziltgeurige Adria en <strong>de</strong> silhouet <strong>de</strong>r rokopgekoppel<strong>de</strong>, Germaansche<br />
toeriste, van heupen breed en het vilten hoedje, met scheerkwast ter zij<strong>de</strong>, op het<br />
mahonieblon<strong>de</strong> vlechtje verving <strong>de</strong> franje-ruischen<strong>de</strong> gratie <strong>de</strong>r, van lief<strong>de</strong> roo<strong>de</strong>,<br />
bloemen plukken<strong>de</strong> Venetiaansche...’ Met het na<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> zomer zou het<br />
ongetwijfeld nog erger wor<strong>de</strong>n, vrees<strong>de</strong> hij: ‘Dan is het houten Stabilimento - tot<br />
een steenen Kurhaus kwam het nog niet: laat u dit troosten, o Scheveningen! -<br />
overla<strong>de</strong>n van thee en koffie drinken<strong>de</strong> gasten, dan speelt <strong>de</strong> muziek Mascagni en<br />
Puccini, en dan is uw feuilletonist gevlo<strong>de</strong>n...!’<br />
Venetië gaf <strong>Couperus</strong> weer stof tot een reeks van feuilletons. Bibelots van Venetië, 81<br />
Schimmen van Venetië, 82 gruwelijk on<strong>de</strong>rwerp als De pozzi, 83 of ook wel <strong>de</strong> kleurige<br />
studie Tintotetto, 84 dit alles tezamen geeft een caleidoscopisch beeld van <strong>de</strong> lagunestad.<br />
Het getuigt ervan hoe <strong>Couperus</strong> zijn tijd en energie wist uit te buiten. Met<br />
onuitputtelijke nieuwsgierigheid heeft hij alles bestu<strong>de</strong>erd en er het nodige over<br />
nagelezen, om<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
419<br />
telkens zijn indrukken op elegante wijze samen te vatten in sierlijk en nog altijd<br />
meeslepend proza. Tochtjes over zee naar Murano, Burano en Torcello wissel<strong>de</strong>n<br />
stads -, museum- en kerkbezoek af. De schets Murano, Burano, Torcello is er <strong>de</strong><br />
weerslag van. 85 Gefascineerd keek hij daar naar <strong>de</strong> glasblazers en kantklossen<strong>de</strong><br />
meisjes. Hoogtepunt vond hij - en terecht<strong>de</strong> mozaïeken van Torcello. Dat het<br />
landschap met <strong>de</strong> bruggetjes hem daar soms aan Holland <strong>de</strong>ed <strong>de</strong>nken, zal niemand<br />
verwon<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong>ze eilandjes zelf gezien heeft.<br />
Op 22 mei 1912 verzond <strong>Couperus</strong> - hij logeer<strong>de</strong> toen nog steeds op het Lido in<br />
<strong>de</strong> Ortolanella - <strong>voor</strong> het eerst sinds lange tijd een brief aan zijn uitgever Veen. 86 De<br />
lange reeksen schetsen en feuilletons die hij in Het Va<strong>de</strong>rland en Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
gepubliceerd had vertegenwoordig<strong>de</strong>n een flink kapitaal. Zolang hij ze echter niet<br />
bun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> had <strong>de</strong> schrijver ervan daar niet veel aan. Vermoe<strong>de</strong>lijk heeft <strong>Couperus</strong><br />
eerst Van Holkema en Warendorf gepolst. De beginregel van zijn brief lijkt er evenwel<br />
op te wijzen dat <strong>de</strong>ze uitgeverij weinig in <strong>de</strong>rgelijke verzamelbun<strong>de</strong>ls zag. Veen<br />
kreeg het volgen<strong>de</strong> te lezen: ‘Amice. Zoo ik mij we<strong>de</strong>rom eens tot je wend, is dit<br />
omdat ik niet geloof, dat mijne samenwerking met Holkema-Warendorf zal <strong>voor</strong>tduren<br />
en ik mij dus liever tot joù wend, dan een nieuwen uitgever te zoeken. En er bestond<br />
toch eigenlijk geen re<strong>de</strong>n dat wij het niet weêr éens met elkaâr zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Laat mij je dus maar eens mijn <strong>voor</strong>stel doen. Ik zoû gaarne een boek willen<br />
uitgeven, waarin ik verzamelen zoû mijne opstellen over Italië: het zijn<br />
“ste<strong>de</strong>schetsen” als in Gr. Ne<strong>de</strong>rland hebben gestaan over Florence, Siena, Ravenna,<br />
Orvieto, Sicilië etc., aangevuld met verschillen<strong>de</strong> kunst-feuilletons uit Het Va<strong>de</strong>rland.<br />
[...] Nu is <strong>de</strong> kwestie van het honorarium <strong>de</strong>ze: ik zoû gaarne dit jaar willen ontvangen<br />
<strong>de</strong> som van ƒ1000, maar daar ik weet van te voren, datje zeer be<strong>de</strong>nkelijk zult kijken<br />
bij dat getal, zoû Ik je willen <strong>voor</strong>stellen: bereken welke hoeveelheid copie ongeveer<br />
met dit honorarium gelijk staat, en laat mij je <strong>de</strong>ze hoeveelheid in met zorg bij<br />
elkan<strong>de</strong>r gekozen bun<strong>de</strong>ls afstaan. [...] Zoo je mijn <strong>voor</strong>stel echter niet in over<strong>de</strong>nking<br />
wilt nemen, dan, amice, zon<strong>de</strong>r rancune vaarwel! Wat niet an<strong>de</strong>rs is, dan het is, zullen<br />
wij dan in gerezigneer<strong>de</strong> zielevre<strong>de</strong> aannemen.<br />
Ik hoop, dat het je goed gaat met vrouw en kin<strong>de</strong>ren; wat ons betreft, wij zijn ook,<br />
zelfs zon<strong>de</strong>r duizen<strong>de</strong>n, gelukkig in dit mooie land, dat ons lief is. Mag ik alleen<br />
verzoeken, mij zoo spoedig mogelijk te antwoor<strong>de</strong>n:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
420<br />
zoo als ik zeg, ik <strong>de</strong>nk niet meer heel sterk over H.W. en moet dus, zoo je niet wilt,<br />
een an<strong>de</strong>ren weg zoeken.’<br />
De verzoenen<strong>de</strong> toon van <strong>de</strong> brief is treffend. Veen moet er heel gelukkig mee<br />
geweest: zijn, hij heeft vrijwel per omgaan<strong>de</strong> in positieve zin geantwoord. Zodat<br />
<strong>Couperus</strong> hem op 31 mei opgelucht mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 87 ‘Hoewel het een massa kopie is,<br />
die je verlangt <strong>voor</strong> ƒ1000, wil ik toch je aanbod aannemen, en hoop ik, dat <strong>de</strong><br />
gelukkige dagen weêr terug mogen komen. De kopie ligt er; dus kan, wat mij betreft,<br />
het boek verschijnen van het najaar.’ - Aldus zijn <strong>de</strong> twee magnifieke ban<strong>de</strong>n van<br />
Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht ontstaan, waarvan het eerste <strong>de</strong>el in<strong>de</strong>rdaad<br />
nog in 1912 het licht heeft gezien. Het twee<strong>de</strong> verscheen in 1913. Het is dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat <strong>Couperus</strong> in zijn schik was over het herstel van <strong>de</strong> zo lang verstoor<strong>de</strong> relatie.<br />
Daar hij nog tot ver in juni rustig in het hotel Ortolanella is gebleven, mag wel<br />
wor<strong>de</strong>n aangenomen dat hij hier grote <strong>de</strong>len van zijn boek Herakles heeft geschreven.<br />
Merkwaardig genoeg repte hij er in zijn brieven aan Veen met geen woord over dat<br />
hij nu toch ein<strong>de</strong>lijk weer aan een echte roman werkte. In juli 1912 begon Herakles<br />
in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland te verschijnen. 88 Pas in oktober schreef <strong>Couperus</strong><br />
zijn uitgever daarover. 89 Hij suggereer<strong>de</strong> hem toen <strong>de</strong> mythologische roman in het<br />
najaar van 1913 uit te geven. Uitein<strong>de</strong>lijk is het boek nog iets eer<strong>de</strong>r verschenen. 90<br />
<strong>Couperus</strong> vond het in Venetië heerlijk als altijd. <strong>Een</strong> dagelijks terugkerend genot<br />
waren <strong>de</strong> uitvoerige maaltij<strong>de</strong>n, die hij eerst met een zekere regelmaat in <strong>de</strong> <strong>de</strong>ftige<br />
Cappello Nero tot zich nam - hij gaf hoog op van dit hotel, dat uit 1376 heette te<br />
dateren en on<strong>de</strong>r zijn meer recente gasten Garibaldi en koningin Alexandra mocht<br />
tellen 91 - later op het Lido in allerlei grotere en kleinere restaurants waar het min<strong>de</strong>r<br />
warm was dan in <strong>de</strong> stad. Kennissen uit Den Haag, een schil<strong>de</strong>r en zijn vrouw, hiel<strong>de</strong>n<br />
hem en Elisabeth soms gezelschap. Wie dit waren is helaas met bekend. Gevieren<br />
ont<strong>de</strong>kten zij in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad het veel eenvoudiger eethuis Antico Panada, waar<br />
<strong>Couperus</strong> eigenlijk nog het liefst ging dineren: 92 sfeer en publiek waren er zo<br />
‘bohême’...<br />
Hij beschreef dit soort ervaringen in een luchtig feuilleton als Restanrant-emotie's.<br />
Als geen an<strong>de</strong>r verstond hij <strong>de</strong> kunst van niets litteratuur te maken, zoals ook Van<br />
<strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen... aantoont, ontstaan nadat hij van een stoomboot af in het water<br />
allerlei afval had zien rondcirkelen. 93<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
421<br />
Epistolaire lief<strong>de</strong>, 94 met als achtergrond een warme zomeravond in een paleis aan<br />
het Canal Gran<strong>de</strong>, behan<strong>de</strong>lt een ervaring die hemzelf misschien met geheel vreemd<br />
geweest was: brieven die mensen met elkaar uitwisselen kunnen mooier zijn dan wat<br />
zij elkaar wérkelijk te vertellen blijken te hebben, als zij elkaar na jaren lijfelijk<br />
ontmoeten. - Hoe stond het bij <strong>voor</strong>beeld niet <strong>de</strong> vriendschap die hij jhr. Johan Ram<br />
toedroeg? Schreven zij elkaar nog vaak, hebben zij elkaar nog wel eens ontmoet?<br />
Als zo dikwijls moet het antwoord lui<strong>de</strong>n dat we het niet weten. Wel is bekend dat<br />
Ram in oktober 1912 als oorlogscorrespon<strong>de</strong>nt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> NRC naar Bulgarije is<br />
vertrokken, waar toen <strong>de</strong> Balkanoorlog was uitgebroken. In dat najaar zijn van hem<br />
vijfentwintig Brieven van het oorlogsterrein verschenen. 95<br />
Uit <strong>de</strong> laatste brief die <strong>Couperus</strong> half juni nog uit Venetië aan Veen stuur<strong>de</strong> blijkt<br />
dat hij ook al dacht over bun<strong>de</strong>ls van het werk dat buiten Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />
blauwe lucht viel. 96 Hij besteed<strong>de</strong> daar veel zorg aan. De boekjes Rome en Genéve,<br />
Florence wor<strong>de</strong>n hier <strong>voor</strong> het eerst gedoemd. ‘Ik heb niets liever dan dat je weêr<br />
wat pletzier hebt van mijn uitgaven,’ schreef hij, ‘en zal mijn best doen <strong>de</strong> boeken<br />
zoo veel mogelijk goed te combineeren.’ In <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief vroeg hij Veen om<br />
vertaalwerk <strong>voor</strong> Elisabeth, die veel vrije tijd had en zich wel eens verveel<strong>de</strong>. Van<br />
Holkema en Warendorf had<strong>de</strong>n in 1911 een aantal uit het Frans vertaal<strong>de</strong> en bewerkte<br />
sprookjes van haar hand uitgegeven. 97 <strong>Een</strong> paar weken later - Veen heeft blijkbaar<br />
<strong>voor</strong>zichtig een roman van Marie Corelli <strong>voor</strong>gesteld - zou Elisabeth zelf Veen<br />
verzekeren: 98 ‘Ik ben heusch niets te trotsch <strong>voor</strong> Corelli, en zou U erg dankbaar zijn<br />
mij wat te vin<strong>de</strong>n, Fransch, Duitsch, Eng., Italiaansch, comme vous voulez.’<br />
Gewoontegetrouw keek <strong>Couperus</strong>, die <strong>de</strong> hete zomermaan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> al te grote drukte<br />
op het Lido wil<strong>de</strong> vermij<strong>de</strong>n, naar een verblijf in koelere streken uit. Ditmaal zocht<br />
hij het eerst in Tirol. Uit Igls stuur<strong>de</strong> hij Veen zijn volgen<strong>de</strong> brief. 99 Hij moet daar<br />
eind juni of begin Juli 1912 aangekomen zijn en nam er zijn intrek, zij het niet <strong>voor</strong><br />
lange tijd, in hotel Tirolerhof. In <strong>de</strong> schets Lachend dorpje vertelt hij, 100 dat hij in<br />
Venetië met het stijgen <strong>de</strong>r zon steeds meer gekweld was gewor<strong>de</strong>n door ‘foule,<br />
foule van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> menschen, foule van duizen<strong>de</strong> menschen, foule van <strong>voor</strong>al mama's,<br />
kin<strong>de</strong>rjuffen en millioenen van kin<strong>de</strong>ren, en alle <strong>de</strong>ze duizen<strong>de</strong>n en millioenen gingen<br />
van Venetië naar Lido over en weêr op <strong>de</strong> vapo-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
422<br />
retti, altijd-maar over en weêr, van zes uur 's morgens tot éen uur 's nachts, altijd<br />
maar over en weêr... In slappen, loomen, Venetiaanschen slenterpas slamier<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> duizen<strong>de</strong>n en millioenen, maakten file bij het guichet, stapten voet <strong>voor</strong> voet het<br />
ponton op, en voet <strong>voor</strong> voet <strong>de</strong> boot op, sleepten weêr voet <strong>voor</strong> voet <strong>de</strong> boot af, en<br />
voet <strong>voor</strong> voet het ponton, naar bene<strong>de</strong>n... Het was om gèk te wor<strong>de</strong>n!’ Na drie<br />
maan<strong>de</strong>n had <strong>voor</strong>al ook Elisabeth er genoeg van gekregen. De verveling begon haar<br />
kribbig te maken. Zij wil<strong>de</strong> weg.<br />
Igis had koele bergen, bossen, weiland en koeien te bie<strong>de</strong>n, wat na Venetië wel<br />
een totaal an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>cor beteken<strong>de</strong>. Tirolerhof was een chalet. Van zijn kleine kamer<br />
on<strong>de</strong>r het pannendak uit genoot <strong>Couperus</strong> van het groene panorama, met <strong>de</strong><br />
sneeuwtoppen in <strong>de</strong> verte. Op een zeer groot balkon ontbeet hij, schreef hij en rustte<br />
hij. 's Morgens zag hij <strong>de</strong> zon opgaan achter het sparrenwoud, 's avonds on<strong>de</strong>rgaan<br />
achter <strong>de</strong> bergen. Het enige wat er op Igis te zeggen viel was dat men er volstrekt<br />
niets beleef<strong>de</strong>. Met het kijken naar een haas, twee eekhoorns, enkele woudduiven,<br />
kon zelfs <strong>Couperus</strong> niet meer dan één feuilleton vullen. Na een dag of tien van goed<br />
uitrusten besloot hij naar München te gaan. <strong>Een</strong> stad leek hem's zomers toch altijd<br />
amusanter dan het buitenleven. Hij zou er ongetwijfeld meer on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong> zijn<br />
wekelijkse feuilletons vin<strong>de</strong>n.<br />
Na een kort verblijf in Innsbruck 101 - hij bezocht er <strong>de</strong> Hofkirche en werd er<br />
gefascineerd door <strong>de</strong> grandioze groep bronzen beel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw die het<br />
graf van Maximiliaan I sieren - reis<strong>de</strong> hij door naar ‘Monaco di Bavaria’, waar hij,<br />
na een paar overnachtingen in hotel Roter Hahn, <strong>voor</strong> een maand kamers in pension<br />
Grebenau aan <strong>de</strong> Wittelsbacherplatz besprak. München ken<strong>de</strong> hij van een kort bezoek<br />
in <strong>de</strong> winter van 1893. Toen echter was hij er maar drie dagen gebleven, om <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>naamste musea te zien. De sombere sfeer die er na <strong>de</strong> dood van Ludwig II heerste<br />
had München in<strong>de</strong>rtijd tot een trieste stad gemaakt, die hij zo gauw mogelijk had<br />
verlaten om in Italië wat vrolijkheid te zoeken. Al die jaren was hij er niet<br />
teruggekomen. Nu echter voel<strong>de</strong> hij zich aangetrokken door wat hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘roep<br />
van het nieuwe München, <strong>de</strong> roep van <strong>voor</strong>al modèrne kunststad’. 102<br />
De eerste kennismaking viel niet mee. <strong>Couperus</strong> besefte echter heel goed dat dit<br />
ten <strong>de</strong>le aan hemzelf lag. Hij voel<strong>de</strong> er zich zoals 103 ‘een antieke Latijn zich moet<br />
hebben gevoeld, die, menen<strong>de</strong> verbannen te wor<strong>de</strong>n naar te Barbaarsche provinciën<br />
van het Latijnsche Rijk, naar Norië en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
423<br />
Vin<strong>de</strong>licië, zich ziet omringd met een niet verwachte, zeer mo<strong>de</strong>rne beschaving.’<br />
Dit was niet overdreven. In <strong>de</strong> jaren tot 1914 bleef Italië uitgesproken achter in<br />
ontwikkeling. In <strong>Couperus</strong>' woor<strong>de</strong>n: 104 ‘Al schiep mo<strong>de</strong>rn Italië heel mooie types<br />
van automobielen, <strong>de</strong> Italiaansche ziel is nog lang niet mo<strong>de</strong>m.’ München daarentegen<br />
had in scherpe tegenstelling tot Rome of Florence iets van een ‘Ultra-Mo<strong>de</strong>mopolis’.<br />
De stad tel<strong>de</strong> in die tijd omstreeks vijfhon<strong>de</strong>rdduizend inwoners. Zij was zeer wijd<br />
uitgebouwd, kon bogen op een intensief theater- en muziekleven, en wekte een indruk<br />
van verblin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> welvaart met al haar nieuwe paleizen, huizen en hotels. Tot zijn<br />
niet geringe verbazing moest <strong>Couperus</strong> constateren dat München niet alleen<br />
<strong>voor</strong>uitstrevend was, maar <strong>voor</strong>al ook een zeer gezon<strong>de</strong> indruk maakte: 105 ‘Er is<br />
weinig nerveus meer in. De mo<strong>de</strong> van het nevrozisme is <strong>voor</strong>bij. De mo<strong>de</strong>rne ziel is<br />
niet meer nerveus. Nerveus was <strong>de</strong> ziel, <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>ziel onzer jónge dagen. Toen was<br />
het woord <strong>de</strong>r dichters trillend van nevrozisme; <strong>de</strong> lijn en kleur <strong>de</strong>s toen mo<strong>de</strong>rnen<br />
schil<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> silhouet <strong>de</strong>r toen mo<strong>de</strong>rne vrouw... het was alles doorzenuwd van<br />
loomheid, van elegante matheid, van levensmoêheid... De vrouw... zij was misschien<br />
toèn iets van mijne eigene Eline Vere. Mijne Eline Vere, nu, is ou<strong>de</strong>rwetsch. De<br />
ultramo<strong>de</strong>rne is thàns niet meer loom, gebroken en levensmoê elegant en zij leest<br />
niet meer Bourget, als zij het <strong>de</strong>ed, twintig jaren gele<strong>de</strong>n. [...] Hare korte, nauwe rok<br />
verhin<strong>de</strong>rt niet haar veerkrachtigen stap, een stap, die Eline Vere noóit had.’ - In<br />
Italië echter was het nauwelijks tot <strong>Couperus</strong> doorgedrongen dat er sinds twaalf jaar<br />
zoiets als een twintigste eeuw bestond, waarin man en vrouw niet langer<br />
converseer<strong>de</strong>n over nuances van zielestemmingen.<br />
München ken<strong>de</strong> een levendig zomerseizoen. <strong>Een</strong> opvoering van Cal<strong>de</strong>rons El<br />
mayor encanto amor on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘Circe’ - in het Künstler-Theater verbaas<strong>de</strong> hem<br />
door haar pracht. 106 Maar hoe overrompelend ook, <strong>de</strong> enscenering vond hij stijlloos.<br />
Hij betreur<strong>de</strong> het, met heimwee naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bije eeuw, dat <strong>de</strong> hoofdrol niet gespeeld<br />
werd door... Sarah Bernhardt, die het er volgens hem heel wat beter zou hebben<br />
afgebracht. Toch vond hij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling wel interessant. Deze bracht hem naar hij<br />
meen<strong>de</strong> - merkwaardige opmerking - op <strong>de</strong> hoogte van zijn tijd.<br />
Als een provinciaaltje keek <strong>Couperus</strong> om zich heen: 107 ‘In München rookt men in<br />
<strong>de</strong> tram!’ De Duitse bed<strong>de</strong>n vond hij ook al erg nieuwerwets. Niet dat het hem veel<br />
<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, want, zo schreef hij triomfantelijk, 108<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
424<br />
‘ik reis met mijn eigen kussens!’ Voorts had ie<strong>de</strong>reen te veel haast naar zijn zin.<br />
Niemand verstond meer <strong>de</strong> kunst van het flaneren. De mensen vond hij in het<br />
algemeen buitengewoon lelijk. De karrepaar<strong>de</strong>n althans waren veel mooier. De<br />
nieuwe architectuur vond hij pover, <strong>de</strong> nieuwe meubelen uitdrukkingsloos, en wat<br />
hij aan nieuwe schil<strong>de</strong>rijen zag, was arm van gevoel. Pas in <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Pinakotheek,<br />
bij Cranach, Dürer, Rembrandt en <strong>voor</strong>al Rubens, kon hij even hera<strong>de</strong>men. Hier<br />
voel<strong>de</strong> hij weer vaste grond on<strong>de</strong>r zijn voeten. 109<br />
Al <strong>de</strong>ze mo<strong>de</strong>rniteiten brachten hem er toe, en dat <strong>voor</strong>al naar aanleiding van<br />
Rubens' kunst, in enkele regels samen te vatten wat wij zijn belij<strong>de</strong>nis mogen noemen<br />
van <strong>de</strong> zekerhe<strong>de</strong>n die hij, kort <strong>voor</strong> zijn vijftigste levensjaar, als zijn diepste<br />
overtuiging koester<strong>de</strong>: 110 ‘De Volstrekte Schoonheid bestaat, zij bestaat <strong>voor</strong> mij ten<br />
minste - want ik vóel dat zij bestaat even goed als ik vòel, dat God bestaat, niet <strong>de</strong>n<br />
God, dien gij in kathedraal of kerk aanbidt, maar <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijkheid, die àlle go<strong>de</strong>n<br />
in zich houdt en aanbe<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n overal, <strong>voor</strong>al in uw eigene ziel. En zoo als<br />
ik vóel het bestaan <strong>de</strong>zer God<strong>de</strong>lijkheid misschien beter nog dan mijn eigen bestaan,<br />
dat een droom kan zijn, zoo voel ik <strong>de</strong> werkelijkheid <strong>de</strong>r Volstrekte Schoonheid, in<br />
menschenziel, in menschenkunst, zoo voel ik haar onbetwijfelbaar. En zoo mis ik<br />
haar vaak in <strong>de</strong> werken <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne plastiek, even vaak als ik haar telkens uit zie<br />
stralen in die <strong>de</strong>r antieke beeldhouwers, in die <strong>de</strong>r groote Meesters van vroegere<br />
eeuwen...’<br />
Kort hierna heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze overtuiging, zij het in totaal an<strong>de</strong>re vorm, nog<br />
eens herhaald in het verhaal Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid. 111 De lelijkste <strong>de</strong>r<br />
go<strong>de</strong>n verkrijgt van Zeus <strong>de</strong> gunst een jaar lang <strong>de</strong> gestalte van <strong>de</strong> schone god Ares<br />
aan te nemen. Het baat hem niet. De godin Aphrodite, die hij liefheeft, vermurwt hij<br />
er niet mee. Zeus <strong>voor</strong>spelt hem echter als troost dat eenmaal alle go<strong>de</strong>n zullen<br />
sterven, alleen hij, Hefaistos, niet. En zo is het ook, eindigt <strong>Couperus</strong> dan: <strong>de</strong> kunst<br />
van Hefaistos doorboort <strong>de</strong> bergen, doorkruist <strong>de</strong> oceanen en overvleugelt <strong>de</strong> wolken.<br />
Hem behoort <strong>de</strong> Toekomst. Zijn heerschappij is echter die van <strong>de</strong> Lelijkheid. Ook<br />
<strong>de</strong> gestalte <strong>de</strong>r mensen ontkomt daar niet aan. Maar hun rest één troost: ‘alleen in<br />
<strong>de</strong>n schrijn hunner ziel kan <strong>de</strong> Schoonheid blijven bewaard, omdat Hefaistos, trots<br />
zijne leelijkheid, in zijn lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaarsziel, <strong>de</strong> Schoonheid steeds hield omvat...’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
425<br />
Schoonheid genoot <strong>Couperus</strong> met volle teugen tij<strong>de</strong>ns een opvoering van Mozarts<br />
Don Giovanni in het Resi<strong>de</strong>nz-Theater, gevolgd door <strong>de</strong> Figaro en Cosí fan tutte. 112<br />
In het Künstler-Theater zag hij Ellen Tells dansen, en later ook Rita Sacchetto. Van<br />
<strong>de</strong> laatste kreeg hij geen diepe schoonheids-impressie: zij mimeer<strong>de</strong> weliswaar <strong>de</strong><br />
ij<strong>de</strong>lheid met een hele pauw op haar hoofd, maar hij vond niettemin dat zij noch het<br />
publiek, noch ook zichzelf voldoen<strong>de</strong> vermoei<strong>de</strong>. Verbijsterend waren daarentegen<br />
ineens weer <strong>de</strong> concerten in <strong>de</strong> Tonhalle, waar men on<strong>de</strong>r het genot van een pot bier<br />
Isol<strong>de</strong> kon horen sterven: 113 ‘Die goe<strong>de</strong>, brave Münchners, zij luisteren aandachtig<br />
naar <strong>de</strong> meest mystieke muziekverheerlijking van <strong>de</strong>n Graal, en drinken on<strong>de</strong>rwijl<br />
hun potje bier en besmeeren hun broodjes-en-ham met mosterd. Zacht geklikklak<br />
van mes en vork en glas door het smachten heen van Isol<strong>de</strong> en <strong>de</strong>n <strong>de</strong>monischen lach<br />
heen van Kundry. Maar waarom steeds ron<strong>de</strong>, ge<strong>de</strong>kte tafels en zoo heel veel<br />
mosterdpotjes? O, die ge<strong>de</strong>kte tafels, o die mosterdpotjes! O, die kneip-atmosfeer<br />
van Butterbrot, bier, leverworst, mosterd, sigarenwalm en door-getranspireerd<br />
Lo<strong>de</strong>n!!’<br />
Het hoogtepunt van zijn theaterervaringen moest echter nog komen. <strong>Couperus</strong> zou<br />
tenslotte ook nog <strong>de</strong> gehele Ring <strong>de</strong>s Nibelungen van Richard Wagner savoureren:<br />
vier avon<strong>de</strong>n lang, elke dag van vier tot tien. Steeds meer begon het tot hem door te<br />
dringen hoeveel hij in muzikaal opzicht al die jaren in Zuid-Frankrijk en Italië gemist<br />
had, en hoe mo<strong>de</strong>m in<strong>de</strong>rdaad het noor<strong>de</strong>n in werkelijk alle opzichten was, vergeleken<br />
met het conservatieve en achterlijke zui<strong>de</strong>n.<br />
Om Wagner kon <strong>Couperus</strong> niet heen, evenmin als wie ook van zijn tijdgenoten.<br />
Het is interessant te zien waar <strong>de</strong>ze confrontatie op uitliep. Voor <strong>de</strong> muziek had hij<br />
niets dan goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n over. Maar zijn uiterst kritische beschouwing over Wagner's<br />
tekst van Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen 114 begint onheilspellend met <strong>de</strong> opmerking dat hij<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen het meest had genoten met zijn ogen dicht. In <strong>de</strong> oceaan<br />
vol ‘golven van schoonheid, nog nimmer geweest...’ is <strong>Couperus</strong> bijna verdronken,<br />
niet zozeer overweldigd door <strong>de</strong> ruisen<strong>de</strong> muziek als wel verpletterd door het wrakhout<br />
van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> tekst.<br />
Stap <strong>voor</strong> stap gaat <strong>Couperus</strong> na wat er van het in elkaar geknutsel<strong>de</strong> epos overblijft<br />
als men het grondig uiteenrafelt. Het moet een onmiskenbare verdienste genoemd<br />
wor<strong>de</strong>n dat zijn anatomische les bijna regel <strong>voor</strong> regel Wagners tekortkomingen en<br />
zelfoverschatting als dichter bewijst. <strong>Couperus</strong>' conclusie was dat het libretto dien<strong>de</strong><br />
te wor<strong>de</strong>n aangemerkt als<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
426<br />
het povere werkstuk van een dilettant, waar <strong>de</strong> werkelijke man van het vak ‘een<br />
beetje meêlijdvol glimlachen<strong>de</strong>’ op neer dien<strong>de</strong> te zien. De go<strong>de</strong>n vond hij ploertig,<br />
<strong>de</strong> Rijndochters mallewippen, Fricka een echte Germaanse bourgeoise, Loge een<br />
doodgewone inbreker. Het epos in zijn totaliteit bestond uit weinig meer dan een<br />
samenbaksel van onaanneembare domheid, naïveteit en kleinzieligheid met <strong>de</strong> valse<br />
pretenties van hoge dichtkunst en diep-duistere Duitse filosofie. - Aan <strong>de</strong> genialiteit<br />
van <strong>de</strong> muziek <strong>de</strong>ed dit naar zijn mening in het geheel niets af.<br />
Het is een treffen<strong>de</strong> analyse. In zijn kritiek volg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tekst nauwkeurig.<br />
Talent <strong>voor</strong> ook dit soort dingen bleek hij dus wel <strong>de</strong>gelijk te bezitten, al heeft hij er<br />
slechts zeer zel<strong>de</strong>n gebruik van gemaakt. Aan literaire kritiek op Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
tijdgenoten waag<strong>de</strong> hij zich alleen bij hoge uitzon<strong>de</strong>ring. Als confrater achtte hij het<br />
unfair een collega af te breken, tenzij die daar uitdrukkelijk om vroeg, zoals later<br />
eenmaal met Herman Robbers zou gebeuren. In wezen maakte <strong>de</strong>ze houding hem<br />
niet erg geschikt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> functie van tijdschriftredacteur. Voor Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />
heeft hij in zijn buitenlandse jaren, waarschijnlijk ook om re<strong>de</strong>nen van <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong><br />
afwezigheid, weinig betekend.<br />
Intussen begon <strong>de</strong> tijd op te schieten. <strong>Couperus</strong> was <strong>voor</strong>nemens van München<br />
via nogmaals Igls naar Florence terug te keren. Daar hoopte hij <strong>de</strong> winter weer in<br />
het pension Rochat door te brengen. Op 20 augustus 1912 <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee dat<br />
eventuele drukproeven het best daarheen gezon<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 115<br />
Hoewel hij nog altijd meubels in Nice opgeslagen had staan, beschouw<strong>de</strong> hij<br />
Florence steeds meer als zijn echte ‘tampat’. Giulio Lodomez heeft hij er<br />
waarschijnlijk maar heel kort gezien. Deze stond op het punt naar Zuid-Amerika te<br />
vertrekken. Hij zou zeker een halfjaar wegblijven.<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘Terug in Florence’ (Vad. 4 november 1911), in Genève, Florence 1, 84-91.<br />
2 I<strong>de</strong>m, 89-91.<br />
3 ‘Zondag’ (Vad. 11 november 1911), in Genève, Florence 11, 2.<br />
4 I<strong>de</strong>m, 4.<br />
5 ‘Stemming op straat’ (Vad. 25 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 8-14.<br />
6 ‘De fresco's van Ghirlandaio’ (Vad. 1 november 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 132-139.<br />
7 ‘Kunst op straat in Florence’ (Vad. 9 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 110-117.<br />
8 ‘Palazzo Vecchio’ (Vad. 18 november 1911), in i<strong>de</strong>m, 117-125.<br />
9 ‘De fresco's van Benozzo Gozzoli’ (Vad. 2 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 139-45.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 139.<br />
11 ‘Palazzo Davanzati’ (Vad. 7 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m. 125-132.<br />
12 ‘Madonna <strong>de</strong>lla Stella’ (Vad. 9 <strong>de</strong>cember 1911), in Genève, Florence 11, 62-68.<br />
13 I<strong>de</strong>m (naschrift), 67.<br />
14 ‘Fiesole’ (Vad. 16 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 15-18.<br />
15 ‘Op <strong>de</strong> toren’ (Vad. 16 <strong>de</strong>cember 1911), in i<strong>de</strong>m, 19-20.<br />
16 ‘Dorian Gray’ (Vad. 23 <strong>de</strong>cember 1911), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 14-20.<br />
17 Waar<strong>de</strong> Heer Veen, 19; 54 noot 48.<br />
18 Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 15 e.v.<br />
19 I<strong>de</strong>m, 20.<br />
20 ‘Donatello’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1911), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 155-164.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
21 ‘De Medici’ (Vad. 30 <strong>de</strong>cember 1911; 6, 13 januari 1912), in Genève, Florence 11, 21-45. -<br />
Colonel G.F. Young, The Medici (1909), hier door <strong>Couperus</strong> zelf genoemd.<br />
22 ‘Etruskische kunst’ (Vad. 17 januari 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 146 -55.<br />
23 Bastet, Zuil, 121.<br />
24 Hierover reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 110-126. ‘De jonge held’ (Vad. 27 januari 1912), in Van<br />
en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 21-27.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 25-26.<br />
26 Bastet, Zuil, 123.<br />
27 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t verbleef van <strong>de</strong>cember 1903 tot maart 1904 te Smyrna, zie zijn artikelen<br />
‘Hollandsch Smyrna, <strong>de</strong>rtig jaar gele<strong>de</strong>n,’ in De Nieuwe Gids 50, 8/12 (aug.-<strong>de</strong>c. 1935).<br />
28 ‘Giovannino’ (Vad. 3 februari 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 28-36.<br />
29 ‘Orvieto’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland x (1912), 1, 381; in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 34-56.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 34.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 36.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 51.<br />
33 I<strong>de</strong>m, 52.<br />
34 I<strong>de</strong>m, 54.<br />
35 ‘Bella Napoli’ (Vad. 10 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 1-8.<br />
36 Bastet, Vosmaer, 96 e.v.; 150 e.v.<br />
37 Zie noot 35, 7.<br />
38 ‘Muzeum van Napels’ (Vad. 7 februari 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 194-202.<br />
39 I<strong>de</strong>m, 198.<br />
40 Amice, 15 nr. 323.<br />
41 Verschenen in 1913. Voorpublikatie in Groot-Ne<strong>de</strong>rland X (1912), 11, 40, 165, 289, 365, 504,<br />
631; i<strong>de</strong>m XI (1913), 1, 47, 144, 271, e.v.<br />
42 Popma, <strong>Couperus</strong>, 170 e.v.<br />
43 2<br />
Franz Cumont, Recherches sur le symbolisme funéraire <strong>de</strong>s romains (1966 ), 520 (in<strong>de</strong>x;<br />
passim).<br />
44 Mooiste <strong>voor</strong>beeld wellicht Commodus als Hercules, in het Conservatorenpaleis te Rome. Zie<br />
dr. G. Van Hoorn, Het portret bij <strong>de</strong> Romeinen (1930), afb. 47.<br />
45 Zie noot 41.<br />
46 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza 111, 167: ‘Als hij je maar een ros goud<br />
leeuwenvel over een blanken of roo<strong>de</strong>n band had geslingerd of je naam geschreven had op een<br />
<strong>de</strong>vies tusschen twee Herkules-zuilen of je portret naar <strong>de</strong>n Farnezischen Herakles, zwart op<br />
wit, had geplakt op roomkleurig linnen’. - V. Tricht, Verkenning, 182, vond: ‘Er is in <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong><br />
beschrijvingen van Herakles' verschijning een lichamelijkheid die ten slotte niet goed meer te<br />
verduwen valt en herinnert aan... Hiërocles, euveler memorie.’ Waarmee hij zijn be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>eld<br />
zijn op hin<strong>de</strong>rlijke wijze nog eens <strong>de</strong>monstreer<strong>de</strong>.<br />
47 ‘Palermo, la felice’ (Vad. 17 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 9.<br />
48 I<strong>de</strong>m. 13.<br />
49 I<strong>de</strong>m, 14.<br />
50 ‘Trinacria’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland X (1913), 1, 632 e.v.; in Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 203-240.<br />
51 I<strong>de</strong>m, 217.<br />
52 I<strong>de</strong>m, 219.<br />
53 ‘Grieksch theater te Taormina’ (Vad. 21 februari 1912), i<strong>de</strong>m, 241.<br />
54 Zie noot 52.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 221-224.<br />
56 ‘Taormina’ (Vad. 17 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 15.<br />
57 Zie noot 53.<br />
58 ‘Syracuze’ (Vad. 24 februari 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 18.<br />
59 Blanke ste<strong>de</strong>n 11, 224 -40 (‘Trinacria’, viii-x).<br />
60 ‘Messina’ (Vad. 2 maart 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 25-34.<br />
61 Het begin van <strong>de</strong> novelle ‘De zoeken<strong>de</strong> zielen’ (Vad. 21 september-16 november 1912), in<br />
Pioza 1, 61-111, bewaart een herinnering aan <strong>de</strong>ze treinreis. ‘In <strong>de</strong> dommelige, doezelige<br />
atmosfeer van <strong>de</strong>n gedonker<strong>de</strong>n nachttrein was <strong>de</strong> coupé twee<strong>de</strong>-klasse vol. [...] De emotie van<br />
<strong>de</strong> overvaart door Messina's straat was <strong>voor</strong>bij. [...] Nu gleed <strong>de</strong> trein weêr <strong>de</strong> ferry-boat af, op<br />
het vaste-land, en zoû <strong>de</strong>s morgens te Napels zijn... [...] Buiten woei een kou<strong>de</strong> Januari-wind<br />
en het tikkelregen<strong>de</strong> nu tegen <strong>de</strong> ruiten.’<br />
62 ‘Dingen van Florence I’ (Vad. 9 maart 1912), in Genève, Florence, 11, 46 e.v.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
63 ‘Dingen van Florence II’ (Vad. 16 maart 1912), in i<strong>de</strong>m, 55 e.v.<br />
64 ‘Botticelli’ (Vad. 13 en 14 maart 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 165-170; 170-178.<br />
65 ‘Galleria Pitti’ (Vad. 27 maart en 17 april 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 178-184; 184-190.<br />
66 I<strong>de</strong>m, 187-188. Het is niet uit te sluiten dat dit artikel geschreven is op... 1 april 1912!<br />
67 ‘Pisa’ (Vad. 23 maart 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 191-200. - Zie hierover K.E.W. Strootman,<br />
‘In <strong>de</strong>n Dom van Pisa’, in NRC (1924), 15 maart.<br />
68 Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 196; 194.<br />
69 ‘Uniform en geen uniform’ (Vad. 6 april 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 46-53.<br />
70 ‘Gevraagd: een secretaris’ (Vad. 13 april 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 61-66.<br />
71 Zie noot 65.<br />
72 ‘Ferrara’ (Vad. 20 april 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 39-47.<br />
73 ‘Terug in Venetië’ (Vad. 27 april 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 35-42.<br />
74 Paradijzen 11, 23 nr. 24.<br />
75 ‘Rondom <strong>de</strong>n Campanile’ (Vad. 4 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 46.<br />
76 Zie noot 73, 35.<br />
77 ‘Feest van San Marco’ (Vad. 11 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 50-55.<br />
78 ‘Lido’ (Vad. 18 mei 1912), in i<strong>de</strong>m, 1. 56.<br />
79 I<strong>de</strong>m, 58.<br />
80 I<strong>de</strong>m, 58-59 (ook het volgen<strong>de</strong>).<br />
81 ‘Bibelots van Venetië’ (Vad. 25 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 75-79; 80-82.<br />
82 ‘Schimmen van Venetië’ (Vad. 15 juni 1912), in i<strong>de</strong>m I, 64-74.<br />
83 ‘De pozzi’ (Vad. 25 mei 1912), in i<strong>de</strong>m I, 80-82.<br />
84 ‘Tintoretto’ (Vad. 1 juni 1912), in Blanke ste<strong>de</strong>n 1, 22-30.<br />
85 ‘Murano, Burano, Torcello’, (Vad. 8 juni 1912), in i<strong>de</strong>m I, 30-38.<br />
86 Amice, 119 nr. 480.<br />
87 I<strong>de</strong>m, 120 nr. 481.<br />
88 Zie noot 41.<br />
89 Amice, 127 nr. 493.<br />
90 Zie noten 41 en 46 (‘Mijn zoveelste’, geschreven circa half september 1913).<br />
91 ‘Restaurant-emotie's’ (Vad. 22 juni 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 84.<br />
92 I<strong>de</strong>m, 88.<br />
93 ‘Van <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> dingen...’ (Vad. 29 Juni 1912), in Sicilië, Venetië, München 1, 91-96.<br />
94 ‘Epistolaire lief<strong>de</strong>’ (Vad. 6 juli 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 54-61.<br />
95 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 9. - Prick, Ram, 38.<br />
96 Amice, 121 nr. 483.<br />
97 A.T. Quiller-Couch, De schoone Slaapster en an<strong>de</strong>re Sprookjes. Naverteld uit het oud-Fransch.<br />
Bewerkt door Elizabeth <strong>Couperus</strong> (1911).<br />
98 Amice, 123 nr. 485.<br />
99 I<strong>de</strong>m, 123 nr. 484.<br />
100 ‘Lachend dorpje’ (Vad. 13 juli 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 8-14; 8.<br />
101 ‘Bronzen-beel<strong>de</strong>nspel’ (Vad. 20 juli 1912), in i<strong>de</strong>m II, 23-31.<br />
102 ‘Terug in München’ (Vad. 27 juli 1912), in i<strong>de</strong>m II, 32-8; 33.<br />
103 I<strong>de</strong>m, 33.<br />
104 I<strong>de</strong>m, 34<br />
105 I<strong>de</strong>m, 35-36.<br />
106 ‘Circe’ (Vad. 3 augustus 1912), in i<strong>de</strong>m II, 39 -7.<br />
107 ‘Münchner potpourri I’ (Vad. 10 augustus 1912), in i<strong>de</strong>m II, 48-55.<br />
108 I<strong>de</strong>m, 50.<br />
109 I<strong>de</strong>m, 55.<br />
110 ‘Rubens’ (Vad. 17 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München 11, 64-71; 65.<br />
111 ‘Hefaistos of <strong>de</strong> mythe <strong>de</strong>r leelijkheid’ (Vad. 31 augustus 1912), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie.<br />
112 ‘Münchner potpourri II’ (Vad. 24 augustus 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 56-63; 59.<br />
113 I<strong>de</strong>m, 61.<br />
114 ‘Wagner's tekst van Der Ring <strong>de</strong>s Nibelungen’ (Vad. 7 september 1912), in Sicilië, Venetië,<br />
München II, 72-87. - Zie hierover Fontijn, Extase, 22; 86-109.<br />
115 Amice, 125 nr. 490.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
V [1912-1913]<br />
In <strong>de</strong> buitenlandse perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>' <strong>biografie</strong> komt het zel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> dat wij hem<br />
zien met <strong>de</strong> ogen van an<strong>de</strong>ren. Zijn eigen brieven en geschriften zijn vrijwel <strong>de</strong> enige<br />
bron <strong>voor</strong> onze kennis van zijn persoonlijkheid. Hoe zijn omgeving op hem reageer<strong>de</strong><br />
weten wij nauwelijks. Er is echter een uitzon<strong>de</strong>ring.<br />
Die winter zou in het pension Rochat ook een Spaanse schil<strong>de</strong>r logeren,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
427<br />
over wie <strong>Couperus</strong> in zijn reisbrieven uit Spanje, waar hij geduren<strong>de</strong> het <strong>voor</strong>jaar<br />
van 1913 drie maan<strong>de</strong>n heeft rondgereisd, een paar maal spreekt. In <strong>de</strong> schets<br />
Barcelona 1 noemt hij hem een ‘jonge Spaansche schil<strong>de</strong>r, met wien wij van <strong>de</strong>n<br />
winter samen in Florence waren [...] Carlist of liever Don-Jaimist’. In Sol y sombra<br />
keert <strong>de</strong> Spanjaard nog eens terug, 2 in een passage waarin <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> wijdheid van het<br />
landschap Spanjes grootste schoonheid noemt. <strong>Couperus</strong> moet in Florence dikwijls<br />
met hem gesproken hebben. Vooral geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeenschappelijke maaltij<strong>de</strong>n<br />
in het pension had hij daar natuurlijk ook alle gelegenheid toe.<br />
Door een gelukkig toeval weten wij wie <strong>de</strong>ze schil<strong>de</strong>r was. Sterker, <strong>Couperus</strong><br />
blijkt zoveel indruk op hem gemaakt te hebben dat <strong>de</strong> jongeman bijna vijfen<strong>de</strong>rtig<br />
jaar later nog een scherp geschreven portret van het Hollandse schrijversechtpaar<br />
heeft kunnen tekenen. In 1947 was C.F.A. van Dam in Madrid. Aldaar ontmoette hij<br />
een zekere D. Javier Cortés: <strong>de</strong>ze bleek <strong>de</strong> kunstenaar in kwestie te zijn. Van Dam<br />
heeft toen <strong>de</strong> gelukkige inval gehad hem te vragen zijn herinneringen aan die<br />
Florentijnse winter van 1912-'13 op te willen schrijven. De tekst die hier het resultaat<br />
van was heeft Van Dam in 1948 in vertaling gepubliceerd. 3 Cortés-om-gekeerd heeft<br />
ook hij indruk op <strong>Couperus</strong> en Elisabeth gemaakt; zijn naam immers werd in 1917<br />
door <strong>de</strong> laatste gebruikt in haar toneelbewerking van Eline Vere - vertel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<br />
meer: ‘Wij woon<strong>de</strong>n enige maan<strong>de</strong>n lang, van November 1912 tot het <strong>voor</strong>jaar van<br />
1913, samen in het pension “Rochat”, dat gevestigd was in het Palazzo Niccolini,<br />
via <strong>de</strong>i Fossi 16. Het was een Zwitsers pension. Men sprak er Frans. [...] Ik bewaar<br />
<strong>de</strong> beste herinneringen aan hen, want wat mij persoonlijk betreft, zij hebben mij met<br />
hun attenties zeer verwend. [...] Hij was een tamelijk rijzig, ietwat pafferig man, met<br />
een kale sche<strong>de</strong>l, een gladgeschoren gelaat en blozen<strong>de</strong> wangen. Hij maakte <strong>de</strong> indruk<br />
van een wat slappe en weinig energieke persoonlijkheid met een enigszins<br />
geaffecteer<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nte verfijning over zich, typisch fin-<strong>de</strong>-siècle. Hij liet zich<br />
zeer <strong>voor</strong>staan op zijn aristocratische vormen en manieren, inzon<strong>de</strong>rheid was hij trots<br />
op zijn grote, dikke han<strong>de</strong>n, waaraan hij zware ringen droeg met cameeën en an<strong>de</strong>re<br />
e<strong>de</strong>lstenen. [...]<br />
Te Florence hield <strong>Couperus</strong> er van om 's morgens omstreeks twaalf uur door <strong>de</strong><br />
straten van het centrum van <strong>de</strong> stad te flaneren, en af en toe een gebakje te gebruiken<br />
in <strong>de</strong> koekbakkerswinkels. 's Middags werkte hij en redigeer<strong>de</strong> hij zijn bijdragen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> krant. Nu en dan had hij last van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
428<br />
buien van lusteloosheid, waarin hij zich, ietwat zickelijk, wijs maakte dat hij iets<br />
an<strong>de</strong>rs moest on<strong>de</strong>rnemen en dat hij an<strong>de</strong>re indrukken moest hebben. Dat hield dan<br />
net zo lang aan totdat hij zijn vrouw-zij was van hen bei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>gene die geld had,<br />
naar hij beweer<strong>de</strong>-overtuigd had van <strong>de</strong> noodzakelijkheid om een reis te maken of<br />
een poosje buiten Florence te gaan wonen. In <strong>de</strong> tijd dat ik <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen ken<strong>de</strong>,<br />
gingen zij nogal eens een paar dagen naar Rome.<br />
Zijn vrouw was lang en mager. Zij maakte een beschaaf<strong>de</strong> en eenvoudige indruk.<br />
Zij was loens aan één oog, maar ze was zeer intelligent, beminnelijk van karakter en<br />
sympathiek. Ik kreeg <strong>de</strong> indruk dat zij met veel geduld en tact het wisselend humeur<br />
van haar man, die lastig was als ie<strong>de</strong>r scheppend kunstenaar, verdroeg.<br />
Op een soirée vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij dat hij <strong>de</strong> vorige dag het laatste hoofdstuk<br />
had voltooid van een boek, waarin hij zich bezig hield met mythologische personages,<br />
alsof het leven<strong>de</strong> wezens waren. Het eindig<strong>de</strong>, als ik het mij goed herinner, met een<br />
apotheose van Apollo [lees: Herakles, F.L.B.]. Hij was zeer met zijn werk ingenomen.<br />
“N'est-ce pas, que c'est beau” zei<strong>de</strong> hij, niet zon<strong>de</strong>r ij<strong>de</strong>lheid, zich tot zijn vrouw<br />
wen<strong>de</strong>nd.<br />
Het echtpaar was zeer bevriend met een Florentijnse dame, een weduwe die één<br />
dochter had. Op zekere dag had<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> twee Italiaansen ten eten gevraagd in een<br />
beken<strong>de</strong> “trattoria”, en zij wil<strong>de</strong>n dat ik ook van <strong>de</strong> partij zou zijn. Hij was er zeer<br />
trots op bij <strong>de</strong> kok, die hij persoonlijk ken<strong>de</strong>, een wildzwijnsgerecht te hebben besteld;<br />
maar ik herinner mij dat wat <strong>voor</strong> wild zwijn moest doorgaan, heel weinig was en<br />
keihard, zodat ik met honger van tafel opstond.<br />
Bij een an<strong>de</strong>re gelegenheid vroeg <strong>Couperus</strong> mij, of ik als kind of als jongeman<br />
niet steeds <strong>de</strong> indruk gehad had, dat mijn ou<strong>de</strong>rs mij niet begrepen. Hij zelf had dat<br />
altijd gevon<strong>de</strong>n en hij had telkens gedacht: “Ils sont trés gentils, mais ils ne<br />
comprennent: rien.”<br />
Weldra vatten zij het plan op Spanje te gaan bezoeken. Wanneer ik hun passages<br />
<strong>voor</strong>las uit een paar Spaanse boeken die ik in Florence bij mij had, zowel uit <strong>de</strong><br />
klassieke perio<strong>de</strong> als uit <strong>de</strong> nieuwere tijd, zei<strong>de</strong>n zij tegen mij: “Le castillan est une<br />
langue qui se tient <strong>de</strong>bout.”<br />
Ik herinner mij dat in die dagen Giovanni Papini, die te Florence woon<strong>de</strong>, in het<br />
letterkundig tijdschrift “Voce” een artikel publiceer<strong>de</strong> over onze contemporaine<br />
literatuur, dat <strong>de</strong> titel droeg “Amore <strong>de</strong> la Spagna lontana”. Ook <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen<br />
lazen het.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
429<br />
Wanneer hij over landgenoten sprak, placht hij te zeggen: “Hollan<strong>de</strong>rs zijn lie<strong>de</strong>n<br />
van uitstekend allooi. Zij zijn als <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> wijn die geen krans behoeft.”<br />
Toen ik op een keer in ons pension een beetje laat aan tafel verscheen, zei een van<br />
<strong>de</strong> gasten, een jonge dame. schertsend tegen mij: “U is <strong>de</strong> laatste.” Ik antwoord<strong>de</strong><br />
haar op <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> toon met <strong>de</strong> tekst uit liet Evangelie: “De laatsten zullen <strong>de</strong> eersten<br />
zijn.” Mijn antwoord trof <strong>Couperus</strong> zeer; hij vond het blijkbaar typisch <strong>voor</strong> ons<br />
volkskarakter, want hij riep uit: “Voilà l'espagnol!”<br />
Kort daarop keer<strong>de</strong> ik naar Kastilië terug, naar mijn geboorteplaats Burgos.<br />
<strong>Couperus</strong> heb ik se<strong>de</strong>rt nooit meer ontmoet.’<br />
De tekst is ongetwijfeld een <strong>voor</strong>treffelijk gelijkend portret- Dat Giulio Lodomez<br />
er niet in genoemd wordt is niet verbazingwekkend. Deze bevond zich toen namelijk<br />
in Argentinië. Wel herkennen we Emma / Elettra en Bona in <strong>de</strong> Florentijnse weduwe<br />
met een dochter. Er staan ver<strong>de</strong>r enkele interessante dingen in. Zo blijkt dat <strong>de</strong> roman<br />
Herakles, die van juli 1912 af tot en met maart 1913 in negen ge<strong>de</strong>elten in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland is afgedrukt, nog niet voltooid was toen er al een aantal afleveringen<br />
van waren verschenen. Dit huzarenstukje heeft <strong>Couperus</strong> later ook met De verlief<strong>de</strong><br />
ezel uitgehaald, een roman waar hij elke week bij wijze van feuilleton een stuk van<br />
inlever<strong>de</strong> bij Het Va<strong>de</strong>rland, juist zoals hij dat met zijn losse schetsen gewend was.<br />
Het klopt met <strong>Couperus</strong>' me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling aan Veen d.d. 20 oktober, dat Herakles tot en<br />
met februari in Groot-Ne<strong>de</strong>rland zou staan, in acht achtereenvolgen<strong>de</strong> nummers. 4<br />
Dit zijn er negen gewor<strong>de</strong>n. Het: maartnummer bevatte het slot - <strong>de</strong> apotheose - en<br />
<strong>de</strong> roman is dus iets groter uitgevallen dan <strong>Couperus</strong> in oktober, en ook op 10<br />
november nog, bereken<strong>de</strong>.<br />
Dat Elisabeth geld had was natuurlijk niet waar. Vermoe<strong>de</strong>lijk echter hield zij wel<br />
<strong>de</strong> kas, omdat <strong>Couperus</strong> zelf nu eenmaal volstrekt niet met geld kon omgaan en alles<br />
opmaakte wat hij kreeg. Of er kleine tussentijdse reisjes gemaakt kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
werd blijkbaar door Elisabeth bepaald nadat zij berekend had of het wel ging. Van<br />
herhaal<strong>de</strong> uitstapjes naar Rome, die winter, blijkt uit <strong>de</strong> brieven aan Veen niets. Wel<br />
heeft <strong>Couperus</strong> in november 1912 een tochtje naar Verona gemaakt, waar hij toen<br />
overnachtte. In januari 1913 maakte hij een korte trip naar Prato. 5<br />
<strong>Een</strong> passage uit <strong>de</strong> schets Verona illustreert intussen op grappige wijze Cortés'<br />
opmerking dat <strong>Couperus</strong> zich zo liet <strong>voor</strong>staan op zijn aristocra-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
430<br />
tische achtergron<strong>de</strong>n. 6 <strong>Couperus</strong> verplaatst <strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling ineens naar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />
en introduceert zichzelf als i<strong>de</strong>ntiek met een zijner vermeen<strong>de</strong> Schotse <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren:<br />
‘Ik ben niet meer dan een reizend minstreel van rid<strong>de</strong>rlijken, Schotschen huizen en<br />
mijn naam is Ralph Cowper (want plotseling wist ik mijn naam, die gelijk was aan<br />
dien van mijn èersten <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>r),’ zo <strong>de</strong>elt hij minzaam, en beschei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ietwat<br />
verblufte lezer mee... om er het wapen <strong>de</strong>r Friese dominees naïef nog aan toe te<br />
voegen: ‘En ik draag in mijn wapen <strong>de</strong> duif, die met <strong>de</strong>n olijftak <strong>de</strong> zon te gemoet<br />
wiekt en mijn vre<strong>de</strong>-motto is: Tuum est...’<br />
Ook in Prato blijkt dat <strong>Couperus</strong> daar tij<strong>de</strong>ns een korte, tussentijdse reis overnacht<br />
heeft, en wel in hotel Stella d'Italia. Zeer tot zijn genoegen logeer<strong>de</strong> daar tegelijkertijd<br />
<strong>de</strong> gehele Italiaanse operatroep die er 's avonds een opvoering van <strong>de</strong> Trovatore zou<br />
geven. 7<br />
Ietwat navrant moet het gesprek zijn geweest dat hij met Cortés over zijn ou<strong>de</strong>rs<br />
heeft gevoerd, die volgens hem wel vrien<strong>de</strong>lijk waren maar in het geheel niets van<br />
hem begrepen zou<strong>de</strong>n hebben. Dat <strong>Couperus</strong> dit tien jaar na <strong>de</strong> dood van zijn va<strong>de</strong>r<br />
nog weer releveer<strong>de</strong>, in een willekeurig on<strong>de</strong>rhoud met een zoveel jongere Spaanse<br />
kunstenaar, bewijst wel hoe moeizaam hij <strong>de</strong> problemen van zijn jongelingstijd te<br />
boven is gekomen. Het is jammer dat Cortés hier niet uitvoeriger heeft willen of<br />
kunnen zijn. Dat hij zich het gesprek na al die jaren nog herinner<strong>de</strong> doet<br />
veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>Couperus</strong> het van zijn kant met grote intensiteit gevoerd heeft.<br />
<strong>Couperus</strong>' Spaanse plannen blijken pas in <strong>de</strong> loop van die winter vaste vorm te<br />
hebben aangenomen. Van Dam meent: 8 ‘Men mag aannemen dat Maurits Wagen<strong>voor</strong>t,<br />
die Spanje ken<strong>de</strong>, <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen, met wie hij veel te Florence verkeer<strong>de</strong>, het een<br />
en an<strong>de</strong>r over het hem zo dierbare land zal hebben verteld.’ Wagen<strong>voor</strong>t zou in die<br />
tijd te Siena gewoond hebben. Hoewel <strong>Couperus</strong> diens boek Van Madrid naar Teheran<br />
(1907) ken<strong>de</strong> en hij het in Sol y sombra ook noemt, is het <strong>de</strong> vraag of niet an<strong>de</strong>re<br />
aanleidingen <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> doorslag tot <strong>de</strong> reis hebben gegeven. Op Papini's vermel<strong>de</strong><br />
artikel heeft waarschijnlijk eveneens Wagen<strong>voor</strong>t zijn aandacht gevestigd. Wij zullen<br />
echter zien dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Spaanse reis samen met Orlando gemaakt heeft. Deze<br />
was bovendien zelfs <strong>de</strong>gene die <strong>Couperus</strong> en Elisabeth er toe inviteer<strong>de</strong>. Zou het<br />
plan dan niet schriftelijk door Giulio Lodomez uit Zuid-Amerika geopperd zijn? De<br />
afspraak is in elk geval geweest dat zij, nadat Giulio uit Buenos Aires met <strong>de</strong> boot<br />
in Barcelona zou zijn aangekomen, <strong>de</strong> reis gedrieën zou<strong>de</strong>n maken 9 .<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
431<br />
Voorlopig was het echter nog niet zo ver. Met zijn uitgever regel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in<br />
oktober 1912 vorm en volgor<strong>de</strong> van zijn eerstvolgen<strong>de</strong>, bij Veen te verschijnen<br />
boeken. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>zer brieven, d.d. 22 oktober, heeft een merkwaardig, tussen haken<br />
geplaatst begin: 10 ‘[(Wat zeg je van mijn prachtig papier: in járen heb ik niet zóó iets<br />
fijns bezeten, maar nu mijn uitgevers zoo goed betalen, kan het er af!!) (Wees niet<br />
bang; het is een ca<strong>de</strong>au!)]’ Uit een brief van 8 juni 1913 volgt dat dit mooie papier<br />
een geschenk van Giulio / Orlando is geweest, die het had laten stempelen met:<br />
<strong>Couperus</strong>' familiewapen. 11 Het ligt enigszins <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat Giuho<br />
Lodomez hiermee iets <strong>voor</strong> heeft gehad: waarschijnlijk hoopte hij er <strong>Couperus</strong> mee<br />
te bewegen hem van tijd tot tijd eens te schrijven als hij eenmaal in Argentinië zat.<br />
Dat dit in<strong>de</strong>rdaad het land is geweest waarheen Giulio in het najaar van 1912 moet<br />
zyn vertrokken, blijkt uit een passage uit het latere feuilleton Valencia. 12<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief van oktober <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> en passant mee dat Van Holkema<br />
en Warendorf zijn Schimmen van schoonheid zou<strong>de</strong>n uitgeven, en dat dit al enige<br />
tijd gele<strong>de</strong>n bedisseld was, vóór <strong>de</strong> ‘verzoening’ met Veen. Deze schijnt overigens<br />
bezorgdheid over <strong>de</strong> verkoopbaarheid van <strong>de</strong> luxueus uitgegeven bun<strong>de</strong>l Uit blanke<br />
ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht geuit te hebben, wat <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk pareer<strong>de</strong><br />
met: 13 ‘Beste vriend, het doet me leed als dit boek alweêr niet verkocht wordt, maar<br />
qu'y faire, je moet me heusch dan maar niet meer uitgeven, in het vervolg, zoo zij<br />
gezegd zon<strong>de</strong>r boosheid. Ik ben er overheen en schrijf <strong>voor</strong> Gr. Ne<strong>de</strong>rl. en Va<strong>de</strong>rland,<br />
dat zijn mijn vaste revenu's: komt er dan later nog een uitgave van, <strong>de</strong>s te beter, maar<br />
interesseeren doet het me niet meer. Blijft <strong>de</strong> boel onuitgegeven, het is mij ook goed.<br />
Ik kan er niet meer over tobben en wil je liever het volgen<strong>de</strong> jaar niets van me<br />
uitgeven, ook goed hoor: j'en fais mon <strong>de</strong>uil, als <strong>de</strong> Franschman zegt, wanneer hij<br />
niet zeggen wil: je m'en fische. Als ik rijk was, scheid<strong>de</strong> ik geheel met <strong>de</strong> schrijverij<br />
uit: nu is me dat niet mogelijk (heusch, ik heb dit mooie papier niet betaald!)’<br />
Geheel met schrijven ophou<strong>de</strong>n: zou <strong>Couperus</strong> het ooit hebben gekund? Hij wil<strong>de</strong><br />
het zichzelf graag wijsmaken. Uit al zijn werk spreekt echter een zo sterke innerlijke<br />
behoefte aan vorm geven, een zo levendige en onverzadig<strong>de</strong> belangstelling op allerlei<br />
terreinen, dat hij iets zeer essentiees van zijn wezen geamputeerd zou hebben zo hij<br />
zich werkelijk zou hebben overgegeven aan totale artistieke inertie. De noodzaak tot<br />
regelmatige produktie - zon<strong>de</strong>r die had hij geen geld genoeg om <strong>de</strong> staat van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
432<br />
leven die hij voer<strong>de</strong> op hetzelf<strong>de</strong> niveau <strong>voor</strong>t te zetten; en een lager niveau kwam<br />
a priori niet in aanmerking - was bijzon<strong>de</strong>r heilzaam <strong>voor</strong> hem. Wat had hij an<strong>de</strong>rs<br />
moeten uitvoeren? Had hij jaren gele<strong>de</strong>n niet al eens aan zijn vriend jhr. Johan Ram<br />
geschreven, 14 dat dit het enige was wat hij kon?<br />
Tussen het werken aan Herakles door schreef <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afwisseling een<br />
novelle die hij in negen afleveringen in Het Va<strong>de</strong>rland publiceer<strong>de</strong>, De zoeken<strong>de</strong><br />
zielen. 15 Het verhaal bevat als gewoonlijk weer allerlei autobiografische elementen.<br />
Het a<strong>de</strong>llijke meisje Quily reist met <strong>de</strong> nachttrein van Sicilië via Messina en Napels<br />
terug naar het noor<strong>de</strong>n, met Rome als <strong>voor</strong>lopige eindbestemming. In <strong>de</strong> coupé zit<br />
zij naast een jonge Italiaanse officier die gewond is geraakt in <strong>de</strong> oorlog bij Tripoli<br />
en zijn arm in een mitella draagt. (<strong>Couperus</strong> vermijdt nog juist te vermel<strong>de</strong>n dat hij<br />
Mario Rossi heet...). Het pension waar Quily in Rome haar intrek neemt ligt we<strong>de</strong>rom,<br />
als eens Hôtel du Sud - we zijn weer terug bij Langs lijnen - in het Ludovisikwartier.<br />
Uit <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van <strong>de</strong> historie blijkt dat <strong>de</strong> jongedame in haar jeugd samen met<br />
haar va<strong>de</strong>r Vergilius, Ovidius en Horatius gelezen heeft. Enzo<strong>voor</strong>ts! Quily is dui<strong>de</strong>lijk<br />
een jongere zuster van Eline Vere, die zelf van Otto <strong>de</strong> bijnaam Nily kreeg. - In haar<br />
pension beleeft zij een paar trieste avonturen. Ze kunnen uiteraard verzonnen zijn.<br />
Het motief van <strong>de</strong> charmante oplichter heeft <strong>Couperus</strong> enige tijd later ook nog eens<br />
in een kort verhaal uitgewerkt. 16<br />
De geschie<strong>de</strong>nis van Quily eindigt diep melancholiek, met niets dan <strong>de</strong>sillusies.<br />
Het is een soort spiegel die <strong>Couperus</strong> zichzelf <strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n heeft: dui<strong>de</strong>lijk zag hij<br />
wat er van iemand met zijn aspiraties terecht zou kunnen komen als <strong>de</strong> noodzaak tot<br />
regelmatig werken er niet zou zijn. Quily is <strong>Couperus</strong> zon<strong>de</strong>r schrijftalenten. <strong>Een</strong><br />
zoeken<strong>de</strong> ziel die nergens een bevredigend doel vindt. Hoewel niet vrij van clichés,<br />
is het een treffend verhaal. Verbazingwekkend genoeg, na München, a<strong>de</strong>mt het sterk<br />
een sfeer van fin-<strong>de</strong>-siècle. Indien <strong>Couperus</strong> ooit weer een mo<strong>de</strong>rne psychologische<br />
roman had willen schrijven, zou hij zich in dat genre duchtig hebben moeten<br />
vernieuwen. Zijn ‘manier’ was uitgeput. Hij heeft het genre echter niet meer beoefend.<br />
<strong>Een</strong> vijfjaar later nog eens on<strong>de</strong>rnomen poging kwam niet ver<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> na enkele<br />
pagina's doodgebloe<strong>de</strong> aanzet: het curieuze, enkele jaren gele<strong>de</strong>n teruggevon<strong>de</strong>n<br />
fragment Zijn aangenomen zoon. 17<br />
Zijn leeftijd, het geschei<strong>de</strong>n zijn van elke vorm van gezinsleven, zijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
433<br />
politieke ongeïnceresseerdheid, al <strong>de</strong>ze factoren tezamen hiel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> zijn<br />
schrijversschap een dui<strong>de</strong>lijke bedreiging in. Hoe lang kon hij nog doorgaan met<br />
esthetiseren<strong>de</strong> kunst- en reisbeschrijvingen? Zou men hem vroeg of laat niet vervelend<br />
gaan vin<strong>de</strong>n? Zou<strong>de</strong>n zich tot in het oneindige altijd weer nieuwe on<strong>de</strong>rwerpen blijven<br />
aanbie<strong>de</strong>n? - Hij moet het zich vaak hebben afgevraagd.<br />
Enige Florentijnse legen<strong>de</strong>n lever<strong>de</strong>n nieuwe themata <strong>voor</strong> zijn wekelijkse<br />
feuilletons. Korte verhalen als De charmante oplichster en De brief, 18 die hij nog in<br />
<strong>de</strong>cember 1912, schreef, zijn bekoorlijk maar zon<strong>de</strong>r veel perspectief. Hetzelf<strong>de</strong><br />
geldt <strong>voor</strong> een aantal an<strong>de</strong>re feuilletons uit het begin van 1913. Soms gebruikte hij<br />
weer jeugdherinneringen, zoals in Het portret, 19 dat onmiskenbaar reminiscenties<br />
aan <strong>de</strong> vroegere wan<strong>de</strong>lingen met Frans Netscher in <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes<br />
bevat: ‘ik was een jong dichtertje, die zijne eerste gedichten uit gaf en hij, hij was<br />
socialist en meen<strong>de</strong> <strong>de</strong> wereld te zullen hervormen. Hij kleed<strong>de</strong> zich slordig, schoor<br />
zich niet en nieer<strong>de</strong> God; hij vond mijne verzen niet mooi, waar hij misschien gelijk<br />
in had en verweet mij mijn fatterigheid, waar hij misschien niet gelijk in had.’ <strong>Een</strong><br />
enkel antiek verhaal wissel<strong>de</strong> hij af met een novelle als De prins: 20 , een prachtig stuk<br />
proza weliswaar, maar toch meer negentien<strong>de</strong> dan twintigste eeuw. <strong>Een</strong> zekere<br />
vermoeidheid leek zich langzamerhand van <strong>Couperus</strong> meester te maken. De mid-life<br />
crisis lag op <strong>de</strong> loer. Hij was er rijp <strong>voor</strong>. Herakles is, stilistisch gezien, en zelfs ook<br />
als roman met een mythologisch on<strong>de</strong>rwerp, een artistieke terugval naar het tien jaar<br />
eer<strong>de</strong>r geschreven boek Dionyzos. Het toen gevolg<strong>de</strong> procédé werd tamelijk<br />
klakkeloos herhaald. Ook dit genre was daarmee uitgeput. Voor zover <strong>Couperus</strong><br />
zichzelf met Herakles en diens twaalf onmenselijke taken heeft vereenzelvigd, moet<br />
hij het dikwijls erg moeilijk gehad hebben: <strong>de</strong> apotheose van Herakles was <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Haagse zwoeger <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>lopig echter nog niet weggelegd. 21<br />
Het perspectief van een langdurige reis door Spanje zal <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r welkom<br />
zijn geweest. <strong>Een</strong> land beschrijven dat hij totaal niet ken<strong>de</strong> beteken<strong>de</strong> een verfrissen<strong>de</strong><br />
uitdaging. Maar mocht dit fata morgana hem in <strong>de</strong> loop van die winter steeds meer<br />
verlokkend zijn gaan toelachen, financieel doem<strong>de</strong>n er grote problemen op. <strong>Een</strong> reis<br />
van drie maan<strong>de</strong>n beteken<strong>de</strong> immers een behoorlijke financiële a<strong>de</strong>rlating. Veen<br />
wil<strong>de</strong> Herakles wel uitgeven, maar bood er niet meer dan driehon<strong>de</strong>rd of vierhon<strong>de</strong>rd<br />
gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>. Als wij ons herinneren dat hij <strong>Couperus</strong> in 1905<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
434<br />
<strong>voor</strong> De berg van licht vijfenveertighon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n uitbetaal<strong>de</strong>, 22 begrijpen wij dat<br />
<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>n absoluut <strong>voor</strong>bij waren. (Ze zijn ook nooit meer teruggekeerd, <strong>voor</strong><br />
zover het Veen aangaat.) <strong>Couperus</strong> moet dit ook Giulio Lodomez per brief hebben<br />
meege<strong>de</strong>eld.<br />
Deze maakte vervolgens het zeer royale gebaar <strong>de</strong> kosten van <strong>de</strong> gedrieën te<br />
on<strong>de</strong>rnemen Spaanse reis op zich te nemen. Na zijn terugkeer zou <strong>Couperus</strong> dit<br />
letterlijk aan Veen opbiechten. 23 Toen hij <strong>de</strong>ze namelijk om <strong>de</strong> zoveelste lening moest<br />
vragen, zette hij zijn verzoek kracht bij met <strong>de</strong> vertrouwelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Bij mijn<br />
vriend durf ik niet aan kloppen, want hij is al zoo charmant <strong>voor</strong> ons geweest en<br />
(on<strong>de</strong>r ons gezegd en gebleven) <strong>de</strong> Spaansche reis was een invitatie van hem, en die<br />
is het dus niet, die me helpt.’ Zo rijk was Giulio nu ook weer niet. Wat hij gedaan<br />
heeft, is eenvoudig het geld van zijn familie opmaken, als wij mogen geloven wat<br />
zijn naneven en-nichten daar nog over weten mee te <strong>de</strong>len. 24<br />
Tot <strong>Couperus</strong>' genoegen is dit potverteren met veel champagne gepaard gegaan.<br />
Heidsieck-sec dronk hij het liefste.<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth wachtten nu op Giulio's terugkomst uit Argentinië. Zij<br />
wisten niet precies wanneer <strong>de</strong> boot uit Buenos Aires zou aankomen, en <strong>Couperus</strong><br />
schreef op 14 maart 1913 aan Veen: 25 ‘Wij vertrekken Maandag a.s. plotseling naar<br />
Barcelona.’ Eventuele drukproeven moesten daarheen gezon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Maar,<br />
voeg<strong>de</strong> hij er aan toe, hij wist niet hoe lang hij daar zou blijven. (Het zijn meer dan<br />
twee weken gewor<strong>de</strong>n.) Drie dagen later bereid<strong>de</strong> hij op elegante wijze zijn afscheid<br />
van <strong>de</strong> dames Garzes <strong>voor</strong>. Aan Bona althans zond hij een kaartje, om haar te inviteren<br />
<strong>voor</strong> een goûter in het pension Rochat: 26 ‘Nous languissons vers vous: venez-vous<br />
prendre le thé <strong>de</strong>main? Il y aura <strong>de</strong>s sandwiches soignés par Gigi.’<br />
In Barcelona von<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth na enig zoeken on<strong>de</strong>rdak in een pension<br />
Ranzini, waarvan het adres ver<strong>de</strong>r niet bekend is. Elisabeth liet Veen daarheen een<br />
roman van Mrs. M.A. Humphry Ward sturen, The mating of Lydia, die zij wil<strong>de</strong><br />
vertalen om iets te doen te hebben en op die manier tevens wat bij te verdienen.<br />
Corelli is het dus niet gewor<strong>de</strong>n. 27<br />
Berichten van Giulio kwamen niet onmid<strong>de</strong>llijk door. Dientengevolge verkeer<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> aanvankelijk in het ongewisse of <strong>de</strong> reis door Spanje nu eigenlijk wel of<br />
niet door zou gaan. Na twee weken Barcelona besloot hij zijn tijd produktiief te<br />
maken en een paar feuilletons te schrijven. Niet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
235<br />
dat <strong>de</strong> stad hem erg inspireer<strong>de</strong>. Hij voel<strong>de</strong> zich er vreem<strong>de</strong>ling als nergens an<strong>de</strong>rs.<br />
Barcelona, bran<strong>de</strong>wijn en anarchisme waren vrijwel synoniemen, vond hij. <strong>Een</strong> echt<br />
gezellig café kon hij er niet ont<strong>de</strong>kken. 28 Ontevre<strong>de</strong>n vergeleek hij alles met Italië,<br />
en steeds viel <strong>de</strong> vergelijking in het na<strong>de</strong>el van Spanje uit. Drie maan<strong>de</strong>n lang zou<br />
dit zo blijven, en men moet dan ook vrezen dat Giulio zijn royale invitatie wel eens<br />
betreurd zal hebben...<br />
In <strong>de</strong> schets Barcelona stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> over <strong>de</strong> bewoners generaliserend vast: 29<br />
‘Deze menschen zijn ernstig, ik geloof, dat zij veel <strong>de</strong>nken en weinig van het leven<br />
genieten.’ In De kathedraal van Barcelona kon hij nog wel enig enthousiasme <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> Catalaanse bouwkunst veinzen, 30 maar daar was het dan ook mee gezegd. De<br />
prélu<strong>de</strong> tot wat het boek Spaansch toerisme zou wor<strong>de</strong>n beloof<strong>de</strong> weinig goeds.<br />
Zodra <strong>de</strong> boot van Giulio uit Buenos Aires was aangekomen wer<strong>de</strong>n er <strong>de</strong>finitieve<br />
stappen on<strong>de</strong>rnomen. 31 De financiële kwestie bleek al da<strong>de</strong>lijk aangenaam opgelost<br />
door Giulio's genereuze gebaar. Daarop werd <strong>de</strong> route uitgestippeld. Het drietal<br />
reizigers in spe stel<strong>de</strong> zich in bezit van een zogenaamd kilometerboekje - eerste<br />
klasse - waarmee zij in die komen<strong>de</strong> drie maan<strong>de</strong>n vijfduizend kilometer zou<strong>de</strong>n<br />
kunnen afleggen zon<strong>de</strong>r telkens weer kaartjes te hoeven kopen. De pasfoto's die er<br />
in geplakt moesten wor<strong>de</strong>n vielen naruurlijk, hoe kon het an<strong>de</strong>rs in een land als<br />
Spanje, buitengewoon afschuwelijk uit: 32 ‘Ze zijn horribel, alle drie, noch <strong>de</strong> blon<strong>de</strong><br />
statigheid mijner vrouw noch <strong>de</strong> donker mannelijke schoonheid van Orlando komen<br />
tot hun recht en wat mij betreft... ik wist niet, dat ik zóo leelijk was! Het is om er bij<br />
te huilen!’<br />
De eerste pleisterplaats zou Tarragona zijn. Maar <strong>Couperus</strong> stel<strong>de</strong> meteen al vast: 33<br />
‘Tarragona is niet zóo interessant als een klein Italiaansch stadje zoû zijn.’ Zeven<br />
uur sporen ver<strong>de</strong>rop doem<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>bij Saguntum, Valencia op. Hoewel <strong>de</strong> stad<br />
welvarend en druk was, maakte zij toch een ongezellige indruk, oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>. 34<br />
De huizen waren trouwens horreurs. Hij vond het er zelfs zo onplezierig dat hij maar<br />
taartjes kocht on daarmee in zijn hotelkamer bij een pot zelfgezette thee zijn frustraties<br />
wat tegemoet te komen. Cördoba kon er nog wel mee door, maar dan hoofdzakelijk<br />
omdat er een niet onaardige moskee bleek te staan. 35 Deze was wél verknoeid, men<br />
had er een kerk van gemaakt, wat ook alweer genoeg re<strong>de</strong>nen tot ontstemming<br />
opwekte. Sevilla vervolgens was helemaal niets. Met grote eerlijkheid stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
dui<strong>de</strong>lijk vast, 36 ‘dat Sevilla ons gaf een <strong>de</strong>r grootste <strong>de</strong>ceptie's, die een reputatie-rijke<br />
stad<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
436<br />
maar kan geven en dat Sevilla misschien in <strong>de</strong> Paasch-week een bizon<strong>de</strong>r schouwspel<br />
kan zijn, maar dat <strong>de</strong> stad, die in Bae<strong>de</strong>ker en in <strong>de</strong> opera verheerlijkt werd, wel een<br />
<strong>de</strong>r saaiste ste<strong>de</strong>n is, die ik ooit bezocht’. - In Sevilla hing volgens hem een schier<br />
Indische sfeer van verveling, en net als in Batavia voel<strong>de</strong> men zich er een idioot. Met<br />
kamillethee ging hij die avond om half tien naar bed, hoewel hij al een heel lange<br />
siesta had moeten doorstaan op <strong>de</strong> koop toe. Slaap kwam hij niet bepaald tekort.<br />
Maar zijn humeur werd er niet beter op, zelfs niet door <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n die hij heus<br />
wel enigszins genietbaar vond. Met lichte verbijstering lezen wij wat hij at: 37 ‘Indische<br />
menschen kunnen, als wij doen, ie<strong>de</strong>ren dag nassi-goreng eten. Die is heél goed hier<br />
en Orlando (èrg moeilijk) houdt er zelfs van...’<br />
Onvermij<strong>de</strong>lijk brak het ogenblik aan waarop <strong>Couperus</strong> zich geroepen voel<strong>de</strong><br />
Maurits Wagen<strong>voor</strong>t nu maar eens ter verantwoording te roepen <strong>voor</strong> diens<br />
verwerpelijke verheerlijking van alles wat Spaans heette te zijn. ‘Beste Maurits,’ zo<br />
richtte <strong>Couperus</strong> zich boos tot zijn vriend, 38 ‘als je zóo verrukt was over Spanje en<br />
Sevilla, waar je verdiept was in je “Droomers”... waarom ben je dan, na een van je<br />
mooiste boeken te hebben geschreven, nooit meer eens in Spanje terug gekeerd en<br />
ontmoet ik je wèl telkens in ons dierbaar Italië? Waarom niet, zeg mij o Maurits?’<br />
Granada was een stadje zon<strong>de</strong>r enig belang. Erger: 39 ‘Het is zelfs een stadje, waar<br />
niets is te zien en waarvan niets is te zeggen, omdat het misschien <strong>de</strong> leelijkste<br />
Kathedraal van Spanje vertoont’. De Alhambra, een melancholiek gebouw, kon er<br />
mee door. In zijn verbeelding zag hij Boabdil <strong>de</strong> sleutels van Granada brengen aan<br />
Ferdinand en Isabella. 40 Op dat ogenblik had <strong>Couperus</strong> er nog geen i<strong>de</strong>e van dat zijn<br />
eerstvolgen<strong>de</strong> roman De ongelukkige zou wor<strong>de</strong>n. - Aan <strong>de</strong> Alhambra zelf wijd<strong>de</strong><br />
hij een kleine reeks opstellen waaruit toch grote reserve ten opzichte van <strong>de</strong> Moorse<br />
bouwstijl en, niet te vergeten, <strong>de</strong> in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw uitgevoer<strong>de</strong> restauraties<br />
spreekt. 41 De Leeuwenhof vond hij nog wel aardig. Pas op 12 juli 1913, toen hij<br />
Spanje al lang en breed had verlaten, publiceer<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> tekst over <strong>de</strong> bewoners van<br />
<strong>de</strong> Alhambra, waarin <strong>de</strong> regels treffen: 42 ‘De geschie<strong>de</strong>nis van Boabdil is geheel en<br />
al een roman. De karakters <strong>de</strong>r hoofdpersoon en wie hem omringen zijn tragiesch<br />
en dramatiesch bei<strong>de</strong>. De psychologische romanschrijver zoû een dankbaren arbeid<br />
vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> ontleding <strong>de</strong>r ziel van <strong>de</strong>n jongen vorst, in die van zijn va<strong>de</strong>r, in die van<br />
zijn moe<strong>de</strong>r, in die van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> vrouw zijns va<strong>de</strong>rs, in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
437<br />
die zijner eigene gemalin. Ook <strong>de</strong> bigotte, Katholische zielen van Ferdinand en<br />
Isabella te mid<strong>de</strong>n hunner dweepzieke, rid<strong>de</strong>rlijke e<strong>de</strong>len zou<strong>de</strong>n mooi contrasteeren<br />
met die fatalistische Moslem-zielen <strong>de</strong>r bewoners van <strong>de</strong> Alhambra. Ik <strong>de</strong>nk dien<br />
roman u waarlijk niet te geven in <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n, wier luchtigen vlucht ik niet bezwaren<br />
wil met zoo wichtigen last als dit historisch-letterkundige werk zoû zijn.’ Waarom<br />
heeft <strong>Couperus</strong> De ongelukkige tóch geschreven, ondanks zijn dui<strong>de</strong>lijk bele<strong>de</strong>n<br />
tegenzin? Men vraagt het zich af, te meer daar hij dui<strong>de</strong>lijk stel<strong>de</strong>: 43 ‘In <strong>de</strong>r daad, een<br />
mooie historische roman, <strong>de</strong>zen roman, die <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis zich zelve schiep. De<br />
karakters zijn zuiver omlijnd en hunne contrasten staan in schoonheid uit tegen elkaâr;<br />
zoo wel <strong>de</strong> manlijke als <strong>de</strong> vrouwlijke vertoonen een artistiek reliëf, dat <strong>de</strong> meest<br />
litteraire verbeelding zich niet had kunnen verbeel<strong>de</strong>n. Maar wàt kan zich een schrijver<br />
verbeel<strong>de</strong>n, dat niet verbleekt bij <strong>de</strong> gebeur<strong>de</strong>, romaneske werkelijkheid?’<br />
In Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n, III, kwam <strong>Couperus</strong> al na<strong>de</strong>r tot het boek dat zich<br />
als het ware aan hem opdrong. Hij gewaagt daar van het 44 ‘oogenblik, dat Boabdil<br />
zijn volk aan spreekt en alle schuld op zich neemt en zich <strong>de</strong> Ongelukkige noemt,<br />
<strong>de</strong> door het Noodlot vervolg<strong>de</strong>’. <strong>Couperus</strong> vond dat <strong>de</strong> historie in <strong>de</strong> roman van<br />
Boabdil een prachtig meesterwerk had geschreven. Begin mei te Granada in het hotel<br />
Washington Irving logeren<strong>de</strong>, heeft hij niet nagelaten daar ook Irvings A chronicle<br />
of the conquest of Granada (1829), Legends of the conquest of Spain (1836) en Tales<br />
of the Alhambra (1832) te lezen, waarin on<strong>de</strong>r meer het noodlottige leven van Boabdil<br />
behan<strong>de</strong>ld wordt. Er hoeft dus geen twijfel over te bestaan dat De ongelukkige in<br />
hoge mate schatplichtig is aan Washington Irving, wiens boeken <strong>Couperus</strong> vol<br />
wetenswaardigheid noem<strong>de</strong>: 45 ‘<strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren toerist, die Granada bezoekt, een<br />
leerzame, prettige lektuur, die hij niet verzuime bij zich te steken om te lezen op <strong>de</strong>n<br />
Avondtoren of over <strong>de</strong> borstwering van <strong>de</strong> Poort <strong>de</strong>r Gerechtigheid, terwijl <strong>de</strong> zon<br />
zinkt en <strong>de</strong> stad aan zijne voeten verdrinkt in een roze zee van licht: lectuur, die hem<br />
zeker dankbaar zal stemmen aan dien laatsten Alhambra-bewoner...’ Irving heeft<br />
namelijk in 1829 een tijdlang enkele vertrekken van <strong>de</strong> Alhambra tot verblijfplaats<br />
gekozen, en wel die van koningin Isabella van Parma. <strong>Couperus</strong> zou dat nooit gedaan<br />
hebben! Hij vond <strong>de</strong> Alhambra ‘ona<strong>de</strong>mbaar’ van melancholie. 46<br />
In Granada is hij maar een dag of vier gebleven. Hij voel<strong>de</strong> zich als <strong>voor</strong>tgejaagd:<br />
Spanje was <strong>voor</strong> hem nu eenmaal ‘het land <strong>de</strong>r teleurstellin-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
438<br />
gen’ en alleen veel afwisseling kon <strong>de</strong> reis nog een beetje genietbaar maken. Men<br />
vraagt zich af wat Orlando wel gevon<strong>de</strong>n moet hebben van zijn vorstelijk gebaar<br />
<strong>Couperus</strong> die reis aan te bie<strong>de</strong>n...<br />
Orlando opper<strong>de</strong> het plan even naar Tanger over Ce steken. 47 Hoopte hij dat het<br />
<strong>Couperus</strong> daar beter zou bevallen? Het lokte zijn Hollandse vriend wel aan, hij vond<br />
het wel aardig na veertig jaar <strong>de</strong> Straat van Gibraltar terug te zien, die hij als jongen<br />
van negen op weg naar Indië was doorgevaren: ‘En waarlijk,’ zo vertelt <strong>Couperus</strong>, 48<br />
‘die zelf<strong>de</strong> rotsige silhouet herken<strong>de</strong> ik nog, van vroeger! O, herinneringen,<br />
herinneringen van vroeger: dui<strong>de</strong>lijke impressie's op het kin<strong>de</strong>rbrein en het kin<strong>de</strong>rhart,<br />
gij wordt niet uit geveegd, als zóo veel, wat later gestapeld wordt óp het dàn niet<br />
meer ontvankelijke brein en hart. Rotsen van Gibraltar, toen ik u terug zag, na veertig<br />
jaren, herken<strong>de</strong> ik u!!’<br />
Maar nu was het weer Tanger dat tegenviel. De havenstad vond <strong>Couperus</strong> te<br />
westers, Arabische bazaars had hij al in Colombo en A<strong>de</strong>n gezien, en door wat hij<br />
hun kleurige, schreeuwerige verbijstering noem<strong>de</strong> voel<strong>de</strong> hij zich niet geïmponeerd.<br />
Hier en daar herinner<strong>de</strong> er iets aan etsen van Bauer of Zilcken. Het mooiste in Tanger<br />
vond hij nog <strong>de</strong> zonsopgang op zee. 49<br />
Van Tanger naar Madrid, men hoeft <strong>de</strong> kaart van Spanje maar vluchtig te bekijken<br />
om te beseffen welke enorme afstan<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> trage Spaanse treinen heeft<br />
afgelegd, liggend in een slaapwagen, met Orlando champagne drinkend uit zilveren<br />
kroezen, soezend, zich ergerend, en vermoe<strong>de</strong>lijk soms ook wel bezorgd over <strong>de</strong><br />
gezondheid van Elisabeth. Aan het ein<strong>de</strong> van Sol y sombra spreekt hij van<br />
‘omstandighe<strong>de</strong>n’ die hij niet wil verklaren, maar die zijn gejaagdheid vergrootten. 50<br />
Daar Elisabeth die zomer in München ernstig ongesteld is gewor<strong>de</strong>n en in het<br />
ziekenhuis moest wor<strong>de</strong>n opgenomen, ligt <strong>de</strong> gedachte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat zij <strong>de</strong> lange,<br />
inspannen<strong>de</strong> Spaanse reis niet heel goed doorstaan heeft.<br />
Madrid vond <strong>Couperus</strong> ook al weer niets. Je kon er het beste heel vroeg naar bed<br />
gaan, eventueel na wat getoerd te hebben 51 ‘tusschen àn<strong>de</strong>re rijtuigen en auto's, waarin<br />
zoo ongeveer onze gelijken gezeten zijn, ik meen min of meer elegante heeren, en<br />
dames met hoe<strong>de</strong>n met pluimen’. Hij logeer<strong>de</strong> er in een groot hotel aan <strong>de</strong> Puerta<br />
<strong>de</strong>l Sol. Alleen het Prado heeft hem er in verrukking kunnen brengen. Hij leer<strong>de</strong> er<br />
<strong>de</strong> kunst van El Greco kennen, wiens bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> genialiteit, zoals hij het noem<strong>de</strong>,<br />
hem overrompel<strong>de</strong>. 52 Murillo, die hij ook in Sevilla al had gezien, bekoor<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
439<br />
hem wel, maar diens werken wer<strong>de</strong>n volgens hem 53 - en wie geeft hem geen gelijk?<br />
- ‘op wree<strong>de</strong> wijze geëclipseerd door Velasquez’, bij wie natuurlijk nooit sprake was<br />
van ‘brave slopjes-humoristick’. In Velasquez bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> grote<br />
portrettist. 54 Toch bleef <strong>Couperus</strong> bij <strong>de</strong> confrontatie met zelfs diens ongeëvenaar<strong>de</strong><br />
kunst <strong>de</strong> hardnekkige, om niet te zeggen be<strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>, classicist die hij nu eenmaal<br />
in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren gewor<strong>de</strong>n was, getuige zijn woor<strong>de</strong>n, geschreven na het zien van<br />
Las Meninas: 55 ‘De Meninas zijn géene absolute schoonheid, als <strong>de</strong> Afroditc van<br />
Praxiteles of <strong>de</strong> Madonna <strong>de</strong>l Gran-Duca van Rafaël is, maar zij zijn toch, hoe relatief<br />
ook, eene schoonheid als curieus tijdsbeeld, en dat gegeven met genialiteit van<br />
kleursentiment door een penseel, dat geen oogenblik aarzel<strong>de</strong>...’<br />
Van Madrid uit bezocht <strong>Couperus</strong> het Escorial, met <strong>de</strong> beklemmen<strong>de</strong> herinneringen<br />
aan Filips II, die er in zijn kloostercel stierf. 56 Het thema van <strong>de</strong> hoogmoed drong<br />
zich hier als vanzelf aan hem op. Ook Toledo was niet alleen maar een genoegen:<br />
somber op zijn heuvel van graniet, grijs in <strong>de</strong> regen, <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> stad <strong>Couperus</strong><br />
spookachtig aan. 57 De sfeer vond hij er <strong>de</strong>monisch. Na er overnacht te hebben haastte<br />
hij zich terug naar Madrid, waar hij, alle banaliteit ten spijt, hera<strong>de</strong>m<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r dat<br />
hij precies wist te zeggen waarom.<br />
<strong>Een</strong> uitstapje naar het historische Avila met zijn vele torens - woonplaats geduren<strong>de</strong><br />
vier jaren van Enrique Larreta, wiens roman La gloria <strong>de</strong> Don Ramiro <strong>Couperus</strong><br />
ken<strong>de</strong> en mooi vond - bracht aanvankelijk nieuwe teleurstellingen: er bleken<br />
telefoondra<strong>de</strong>n te hangen. 58 <strong>Een</strong> romantische wan<strong>de</strong>ling met Orlando door <strong>de</strong> nacht<br />
vergoed<strong>de</strong> echter veel. <strong>Een</strong> nachtwacht met lantaren, <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>nd in <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke<br />
stilte tussen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> muren, bracht hem even in een wat betere stemming.<br />
Niet <strong>voor</strong> lange tijd! <strong>Een</strong> tocht naar Burgos, enkele dagen later van Madrid uit<br />
on<strong>de</strong>rnomen, want hij wil<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> beroemdste kathedraal van Spanje toch niet laten<br />
ontgaan, liep uit op <strong>de</strong> zoveelste <strong>de</strong>ceptie. 59 Hoewel hij <strong>de</strong> rijke, fiere schoonheid van<br />
het monument moest erkennen, stel<strong>de</strong> hij meteen maar vast dat die hem even koud<br />
liet als bij <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Dom van Milaan. Wat was <strong>de</strong> oorzaak? <strong>Een</strong> aanwijsbare<br />
re<strong>de</strong>n was er helemaal niet, en <strong>Couperus</strong>, grilliger en lastiger dan ooit, weiger<strong>de</strong> ook<br />
er naar te zoeken: 60 ‘Ik analyzeer niets en bewijs nog min<strong>de</strong>r: ik vraag alleen<br />
vergunning te zeggen, dat <strong>de</strong> prachtige, beroem<strong>de</strong> kathedraal van Burgos mij niet<br />
ontroert.’ Wel stond hij met enige belangstelling stil bij <strong>de</strong> ge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
440<br />
schie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Cid, onlosmakelijk met Burgos verbon<strong>de</strong>n. 61 In <strong>de</strong> kathedraal<br />
bekeek hij <strong>de</strong> schatkist, die in <strong>de</strong> kapel van Corpus Christi aan <strong>de</strong> muur bevestigd<br />
was. De bladzij<strong>de</strong>n die <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong> Cid gewijd heeft zijn niet <strong>de</strong> slechtste uit<br />
zijn Spaanse reisjournaal, dat <strong>voor</strong> het overige helaas gemeng<strong>de</strong> gevoelens achterlaat.<br />
Waarschijnlijk heeft hij ze pas in München geschreven.<br />
In <strong>de</strong> laatste dagen van mei keer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> drie reizigers met <strong>de</strong> nachttrein via Zaragoza<br />
ein<strong>de</strong>lijk naar Barcelona terug. On<strong>de</strong>rweg schonk Orlando nog weer <strong>de</strong> nodige<br />
champagne, wat <strong>de</strong> reis lichtelijk veraangenaam<strong>de</strong>. Het eerste Spaanse adres, het al<br />
genoem<strong>de</strong> pension Ranzini, werd tevens het laatste. Van daar liet <strong>Couperus</strong> zijn<br />
uitgever weten dat een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> drukproeven van Herakles zoek was geraakt, en<br />
<strong>voor</strong>ts dat hij nu uitkeek naar een goed zomerverblijf. 62 Of het Zwitserland of<br />
Duitsland zou wor<strong>de</strong>n kon hij nog niet zeggen.<br />
München was hem een jaar eer<strong>de</strong>r echter zo goed bevallen, dat hij vrij vlug besloot<br />
er nog eens naar terug te keren. Zijn vijftigste verjaardag na<strong>de</strong>r<strong>de</strong> nu met rasse<br />
schre<strong>de</strong>n. Veen heeft dat precies bijgehou<strong>de</strong>n - van bepaal<strong>de</strong> plannen in Ne<strong>de</strong>rland,<br />
waar we nog op terugkomen, moet hij goed op <strong>de</strong> hoogte zijn geweest - en wil<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> als geschenk een hoeveelheid fraai schrijfpapier ca<strong>de</strong>au doen, net als<br />
Orlando gedaan had. Halverwege zijn terugreis naar het noor<strong>de</strong>n schreef <strong>Couperus</strong><br />
hem op 8 juni 1913 <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief, verzon<strong>de</strong>n uit Lyon (het briefhoofd vermeldt<br />
‘Hôtel Terminus et Buffet Gare <strong>de</strong> Lyon-Perrache’): 63 ‘Amice. Wij hebben Barcelona<br />
- als je ziet! - verlaten en zijn op weg naar München, (een vreeslijke reis!), waar wij<br />
hopen <strong>de</strong>n zomer te blijven en uit te rusten van onzen gezelligen maar vermoeiendcn<br />
reis in Spanje, waartoe onze Italiaansche vriend ons had uitgenoodigd. Wij zijn nu<br />
in Lyon en blijven <strong>de</strong>n gcheelen dag in het hôtel om uit te rusten van al die kilometers,<br />
die wij hebben verslon<strong>de</strong>n en daar ik papier en inkt op mijn tafel zie, is het mij een<br />
genoegen je te schrijven en je te danken <strong>voor</strong> je hartelijken brief, die mij veel<br />
genoegen gedaan heeft. En ook <strong>voor</strong> het mooie geschenk, dat je mij, vereeren wilt,<br />
en dat ik heel gaarne aan neem. Wees verzekerd, dat ik én het geschenk én <strong>de</strong><br />
vriendschappelijke gedachte op hoogen prijs stel. Ik zoû je alleen willen vragen er<br />
nog wat me<strong>de</strong> te wachten; wij zijn van <strong>de</strong>n zomer in München nog “op reis” en onze<br />
koffers zijn al zoo zwaar en vol en ik heb nog het papier, waarop ik je reeds schreef,<br />
meen<strong>de</strong> ik, en dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
441<br />
mijn vriend heeft laten stempelen met mijn “bloc”, dien hij on<strong>de</strong>r mijn rommel vond,<br />
en die ik in <strong>de</strong>r tijd in Parijs, in jeugdige swell-jaren, eens liet maken. Ik zelve dacht<br />
er niet meer aan en heb jaren niet meer van dat extra-papier bezeten en het Parijsche<br />
stempeltje heeft jaren gesluimerd tusschen allerlei... Nu dacht ik, als je mij nu toch<br />
van dat mooie papier geven wilt, wacht dan tot ik in Florence terug ben (in October);<br />
dan zend ik je mijn bloc (zoo noemen ze het in Parijs); het is mooi gesne<strong>de</strong>n en een<br />
zuivere afdruk van ons wapen en je kan dat dan gebruiken: <strong>de</strong> grootte is ook juist<br />
goed; het mag niet grooter zijn. Ik <strong>de</strong>nk, dat het monster toch me wel na zal reizen!<br />
Ik zal vol verlangen afwachten en een keuze doen: ik vind het altijd - niettegenstaan<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> vijftig - nog prettig “iets te krijgen!” Bij <strong>voor</strong>baat reeds hartelijk, hartelijk dank!<br />
In Florence hebben wij twee groote kamers in ons ou<strong>de</strong> pension zoo waar zelf<br />
gemeubileerd met onze meubels en dat is ons home; an<strong>de</strong>rs hebben wij niet: twee<br />
menschen, wie het reizen en trekken in het bloed zit en geen kin<strong>de</strong>ren hebben, hebben<br />
meer niet noodig, maar ik <strong>de</strong>nk nu toch, dat dat vele getrek uit zal zijn en wij het<br />
maar in Italië zullen blijven zoeken: Spanje is becl mooi om te zien maar niet om<br />
weêr terug te keeren.<br />
Zoo dra ik in München op or<strong>de</strong> ben (Pension Grebenau) zal ik geregeld <strong>de</strong> proeven<br />
na zien.<br />
Ontvang met je vrouw - die ik nog altijd zoo gezelligjes zie prezi<strong>de</strong>eren aan het<br />
dinertje in <strong>de</strong>r tijd ons zoo vrien<strong>de</strong>lijk gebo<strong>de</strong>n - ons bei<strong>de</strong>r hartelijke groeten en<br />
goe<strong>de</strong> wenschen <strong>voor</strong> jou en je kleine wereldje en geloof mij<br />
Vriendschappelijk t.à.v. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’.<br />
<strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich een beetje uitgereisd. Na Lyon stapte hij samen met Elisabeth<br />
en Orlando af in een hotel te Lindau, om er aan <strong>de</strong> Bo<strong>de</strong>nsee wat uit te rusten. 64 Op<br />
<strong>de</strong> avond van <strong>de</strong> negen<strong>de</strong> juni zaten zij in <strong>de</strong> tuin van hun hotel en dronken bier. De<br />
stemming was ietwat gedrukt, want Orlando zou hen gaan verlaten om via Wenen<br />
weer eens naar Smyrna te gaan - althans volgens <strong>Couperus</strong>; ongetwijfeld wil<strong>de</strong> Giulio<br />
Lodomez slechts naar Florence terugkeren, waar hij na Argentinië nog niet geweest<br />
was - terwijl Elisabeth en hijzelf <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag naar München hoopten door te<br />
reizen. Ter elf<strong>de</strong>r ure wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze plannen een dag uitgesteld. <strong>Couperus</strong> vier<strong>de</strong> zijn<br />
vijftigste verjaardag op 10 juni 1913 in Lindau. Orlando liet <strong>de</strong> laatste flessen<br />
Heidsieck-sec komen, schonk in en hief het glas op hun vriendschap en op <strong>de</strong><br />
gezondheid van <strong>de</strong> Hollandse auteur. 65<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
442<br />
Is <strong>de</strong> Spaanse reis zijn speciale verjaardagsgeschenk geweest?<br />
Van het komplot dat in <strong>de</strong> er aan <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> weken in Ne<strong>de</strong>rland gesmeed was,<br />
en waar <strong>voor</strong>al L. Simons een belangrijke rol in gespeeld heeft, wist <strong>Couperus</strong> niets.<br />
Elisabeth daarentegen was er van op <strong>de</strong> hoogte. Aan <strong>de</strong>ze verjaardag was hij het<br />
na<strong>de</strong>ren ervan namelijk ruchtbaarheid gegeven in <strong>de</strong> pers. Het spreekt vanzelf dat<br />
<strong>voor</strong>al Het Va<strong>de</strong>rland zich niet onbetuigd wil<strong>de</strong> laten. Op die tien<strong>de</strong> juni kreeg<br />
<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kolommen van zijn eigen courant lof toegezwaaid door een reeks<br />
van prominente figuren. 66 Frans Bastiaanse, Emmanuel <strong>de</strong> Bom, Henri van Booven,<br />
Ina Boudier-Bakker, M.J.Brusse, Cyriel Buysse, Anna van Gogh-Kaulbach, Herman<br />
Heijermans, dr. J. <strong>de</strong> Jong, Willem Kloos, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Frits<br />
Lapidoth, Johan <strong>de</strong> Meester, W.C. Penning jr., Top van Rhijn-Naeff, Herman Robbers,<br />
Leo Simons, H.J.Stratemeijer, Albert Verwey, J.L. Walch, Hendrik van <strong>de</strong>r Wal, zij<br />
allen brachten hun confrater hul<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> kan <strong>de</strong> krant op zijn vroegst pas een<br />
dag later ontvangen hebben. Door toedoen van Elisabeth werd <strong>de</strong>ze hem naar<br />
München toegezon<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r aardig artikel van dr. J. <strong>de</strong> Jong, hoofdredacteur, span<strong>de</strong> <strong>de</strong> kroon:<br />
‘Levendig herinner ik mij nog <strong>de</strong>n tijd,’ schreef <strong>de</strong>ze, 67 ‘toen Eline Vere als<br />
feuilleton in “Het Va<strong>de</strong>rland” verscheen. Dat was in <strong>de</strong>n zomer van 1888. Ik bracht<br />
<strong>de</strong> vacantie door te Ginneken. Daar waren gasten van allerlei leeftijd en beroep. Daar<br />
was een geleer<strong>de</strong>, een letterkundige, een magistraat, een zoon van Mars enz. enz.<br />
Men stond een beetje vreemd en wantrouwend tegenover <strong>de</strong>n jongen auteur, die toen<br />
nog zijn naam moest maken en die er zoo'n aparte stijl op na hield. En toen het<br />
verhaal, na <strong>de</strong> introductie <strong>de</strong>r talrijke dramatis personae, zich niet dan langzaam<br />
ontwikkel<strong>de</strong>, keek men elkaar vragend aan. Had<strong>de</strong> men het niet uit <strong>voor</strong>zichtigheid<br />
en beleefdheid gelaten, men zou mij, als redacteur van. “Het Va<strong>de</strong>rland”, hebben<br />
gecondoleerd met <strong>de</strong> keuze van zulk een roman. En elken morgen, aan het ontbijt,<br />
begroette <strong>de</strong> letterkundige (die reeds lang ter ziele is) mij een beetje spottend met <strong>de</strong><br />
opmerking: “Dat er nog altijd niets in gebeur<strong>de</strong>”. Se<strong>de</strong>rt dien tijd is men gaan inzien<br />
dat “Het Va<strong>de</strong>rland” er trotsch op mag zijn het eerst aan een grooter werk van <strong>de</strong>n<br />
jeugdigen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> gastvrijheid te hebben verleend, gelijk het zich er op mag<br />
verhoovaardigen in <strong>de</strong> laatste jaren geregeld bijdragen van <strong>de</strong>n tot volle rijpheid<br />
gekomen <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> te mogen ontvangen.’<br />
Ook een karakterschets door Frans Netscher, in <strong>de</strong> Hollandsche Revue,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
443<br />
zal <strong>Couperus</strong> veel plezier gedaan hebben, 68 hoewel zijn ou<strong>de</strong> schoolvriend ook nu<br />
weer niet tegen een paar enormiteiten opzag (<strong>de</strong> familie zou pas in 1863 naar<br />
Ne<strong>de</strong>rland gekomen zijn, Elisabeth werd tot kleindochter van een gouverneur-generaal<br />
gebombar<strong>de</strong>erd, enz.). In het Amsterdamsch Weekblad schreef Frans Coenen een<br />
even rake als charmante karakterschets. 69 Zeer verrast moet <strong>Couperus</strong> geweest zijn<br />
door een uitvoerig artikel van zijn zwager Gerard <strong>de</strong> la Valette, dat <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>r het<br />
pseudoniem Paul Ekhard in De Nieuwe Courant had geplaatst. 70 Trudy's echtgenoot<br />
- <strong>de</strong> Valettes waren sinds 1909 gerepatrieerd naar Ne<strong>de</strong>rland en woon<strong>de</strong>n nu in<br />
Scheveningen, Stevinstraat 181 - heeft kunnen putten uit een stapel brieven die<br />
<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong>rtig jaren aan zijn zuster in Indië heeft geschreven, ‘<strong>de</strong><br />
oudste uit het laatst van 1882 dagteekenend, toen hij negentien was, met groote hiaten<br />
dóórlopend tot drie jaren gele<strong>de</strong>n’. <strong>Een</strong> aantal geciteer<strong>de</strong> passages uit <strong>de</strong>ze<br />
correspon<strong>de</strong>ntie maakt het artikel tot een belangrijke bron, die tal van gegevens bevat.<br />
Het is wel heel jammer dat latere familiele<strong>de</strong>n gemeend hebben <strong>de</strong>ze brieven te<br />
moeten vernietigen. 71 Ekhard eindig<strong>de</strong> zijn feuilleton met dit portret: ‘<strong>de</strong>ze verfijn<strong>de</strong><br />
dandy laat zich heel natuurlijk gaan, alles doen<strong>de</strong> wat hem aanstaat, met volkomen<br />
maling aan hetgeen men er van zeggen zal. Deze flirter is een <strong>voor</strong>beeldig echtgenoot.<br />
Deze man van <strong>de</strong> wereld houdt van een gezellig praatje met <strong>de</strong>n koetsier van zijn<br />
vaste fiacre en met <strong>de</strong> fruitvrouw om <strong>de</strong>n hoek, en <strong>de</strong> koetsier, <strong>de</strong> fruitvrouw en zijn<br />
dikke Niçoischc keukenmeid dwepen met hem. Deze subtile artist kan zich dol<br />
amuseeren met flauwiteiten en kin<strong>de</strong>rlijke grappen; <strong>de</strong>ze boetseer<strong>de</strong>r van go<strong>de</strong>n en<br />
menschen en halfgo<strong>de</strong>n zingt se<strong>de</strong>rt lange jaren met hetzelf<strong>de</strong> brio, in verhaspel<strong>de</strong><br />
onzinvertalingen, aria's uit <strong>de</strong>n Trouvère en <strong>de</strong>n Robert en hij danst se<strong>de</strong>rt lange<br />
jaren, als een première danseuse, geheel alleen het geheele ballet van het twee<strong>de</strong><br />
bedrijf <strong>de</strong>r Favorite, met onverbeterlijke pointes en pirouettes en jeté-battu's; altijd<br />
door, van zijn jonge jaren af, se<strong>de</strong>rt zijn eerste opera-indrukken in <strong>de</strong>n Bataviaschen<br />
schouwburg <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aria's en hetzelf<strong>de</strong> ballet. Want on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zen gecompliceer<strong>de</strong>n<br />
kunstenaar en wereldling is gebleven een groote, eenvoudige jongen met veel<br />
kin<strong>de</strong>rlijks in zijn gemoed.’<br />
Ekhard heeft hem goed gepeild. Kin<strong>de</strong>rlijk ontwapenend, in<strong>de</strong>rdaad, is <strong>de</strong> schets<br />
‘Ter Uwer Verjaring’, 72 waarin <strong>Couperus</strong> aan het slot zijn aankomst in het pension<br />
Grebenau te München beschrijft. De publiciteit in Holland had tot gevolg dat <strong>de</strong><br />
wachten<strong>de</strong> tafel vol lag met kaarten, tele-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
444<br />
grammen, couranten, en <strong>voor</strong>al vele brieven van al diegenen die hem schriftelijk<br />
waren komen gelukwensen. 73 ‘Er waren er van wie ik ken<strong>de</strong>, en van wier namen ik<br />
nooit gehoord had. Er klonken uit mijn vrouws mond <strong>de</strong> hartelijke<br />
kameraadschappelijke woor<strong>de</strong>n van vleien<strong>de</strong> huldiging, die, op beminnelijk initiatief<br />
van Het Va<strong>de</strong>rland, mijne kunstbroe<strong>de</strong>rs en -zusters mij wel toe wil<strong>de</strong>n roepen<br />
van verre. Ook in an<strong>de</strong>re couranten werd ik met sympathie herdacht. Toen vlogen<br />
<strong>de</strong> enveloppen om mij heen, en open<strong>de</strong>n wij <strong>de</strong> brieven... En wij lazen ze en herlazen<br />
ze...’ <strong>Couperus</strong> was diep ontroerd: hij werd meer gewaar<strong>de</strong>erd dan hij wist of kon<br />
vermoe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> slechte verkoopcijfers van zijn boeken ten spijt.<br />
Welke namen waren die, behalve <strong>de</strong> hierboven al vermel<strong>de</strong>? <strong>Een</strong> aantal ervan<br />
kennen wij. Ruim een half jaar later namelijk kreeg <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rlijke verjaardag nog<br />
een even heuglijk vervolg. In Het Va<strong>de</strong>rland van 17 januari 1914 werd bekend<br />
gemaakt dat een aantal vrien<strong>de</strong>n en bewon<strong>de</strong>raars <strong>de</strong> lezers opriepen tot het<br />
bijeenbrengen van een financieel ‘Hul<strong>de</strong>blijk’. Er had zich een commissie gevormd<br />
‘tot het verwezenlijken van een <strong>de</strong>r artistieke verlangens van <strong>de</strong>n auteur. Zij weet,<br />
dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> sinds lang een wensch koestert eenigen tijd in Egypte door te<br />
brengen om daar stof te verzamelen <strong>voor</strong> een nieuw werk, bedoeld als een (mo<strong>de</strong>rn)<br />
pendant van zijn “Antiek Toerisme”.’ Ongetwijfeld is het we<strong>de</strong>rom Elisabeth geweest<br />
die <strong>de</strong> commissie op <strong>de</strong>, al lang bestaan<strong>de</strong>, wens van <strong>Couperus</strong> gewezen heeft.<br />
On<strong>de</strong>rtekenaars van <strong>de</strong> oproep waren: K.J.L. Alberdingk Thijm, C.L. van Balen, dr.<br />
F. Bastiaanse, H.P. Berlage Nzn., dr. H.J. Boeken, Emmanuel <strong>de</strong> Bom, dr. P.C.<br />
Boutens, Cyriel Buysse, Ed. Cuypers, Henn Dekking, Marcellus Emants, jhr. Jan<br />
Feith, mr. D. Fock, J. Funke, Anna van Gogh-Kaulbach, dr. J. <strong>de</strong> Jong, Willem Kloos,<br />
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, Frits Lapidoth, C.W. Lunsingh Scheurleer, W.<br />
Maris Jzn., Johan <strong>de</strong> Meester, Anton Molkenboer, dr. Hendrik P.N. Muller, Frans<br />
Netscher, B. Nierstrasz, W.G. van Nouhuys, Wouter Nijhoff, Top van Rhijn-Naeff,<br />
Herman Robbers, Albert Roelofs, Herman C.J. Roelvink, Willem Royaards, J.A.<br />
Simons-Mees, Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, jhr. mr. G.C.W. van Tets, F.V. Toussaint<br />
van Boelaere, G.J.P. <strong>de</strong> la Valette, L.J. Veen, Eduard Verka<strong>de</strong>, Cornelis Veth, mr.<br />
H. Viotta, mr. G. Vissering, mr. F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, dr. J.L.<br />
Walch en Bernard Zweers. Als <strong>voor</strong>zitter trad op mr. dr. F.W.J.G. Snij<strong>de</strong>rs van<br />
Wissenkerke. Hendrik van <strong>de</strong>r Wal was secretaris.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
445<br />
Als penningmeester trad Leo Simons op, aan wie men, zo werd verzocht, eventuele<br />
gel<strong>de</strong>n vóór 30 januari dien<strong>de</strong> over te maken.<br />
Bijna een jaar na zijn jubileum werd <strong>de</strong> bijeengebrachte som <strong>Couperus</strong> toegezon<strong>de</strong>n.<br />
Op 5 juni 1914 stuur<strong>de</strong> hij een open brief aan C.L. van Balen in diens functie van<br />
hoofdredacteur van Het Va<strong>de</strong>rland, ter plaatsing on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ingezon<strong>de</strong>n stukken. Hierin<br />
dankte hij <strong>voor</strong> 74 ‘een rijk versierd Album, waar in ik <strong>de</strong> handteekeningen verzameld<br />
vind van vele lezers en vrien<strong>de</strong>n, beken<strong>de</strong> en onbeken<strong>de</strong>, die mee hebben willen<br />
bijdragen om mij een waar<strong>de</strong>vol geschenk aan te bie<strong>de</strong>n, bij gelegenheid van mijn<br />
vijftigsten verjaardag. [...] Zoo ik het Album door bla<strong>de</strong>r, treffen mij ook <strong>de</strong> namen<br />
van vrien<strong>de</strong>n, van verwanten, die ik kort gele<strong>de</strong>n verlaten heb of kort gele<strong>de</strong>n nog<br />
we<strong>de</strong>r zag. Maar er treffen mij ook <strong>de</strong> namen van velen, die ik se<strong>de</strong>rt lange jaren niet<br />
meer ontmoette. Ik heb hun handschrift met ontroering we<strong>de</strong>r gezien [...]. Te zamen<br />
met het Album ontving ik <strong>de</strong> Portefeuille, die in hield <strong>de</strong> verzamelingen schetsen en<br />
etsen en akwarellen mij toe gezon<strong>de</strong>n door vele kunstenaars van het aan het Litteraire<br />
grenzen<strong>de</strong> “gebied”. Zij weten, dat, naast het Litteraire, ook dàt “gebied” mij zeer<br />
dierbaar is en ik verzeker hen, dat ik <strong>de</strong> gedachte, mij op <strong>de</strong>ze wijze hunnen<br />
vriendschap te bewijzen, ten hoogste waar<strong>de</strong>er, naast hunne gave zelve. Hoe gaarne<br />
zou ik ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>r kunstbroe<strong>de</strong>rs van het an<strong>de</strong>re “gebied”, hoe gaarne zou ik ie<strong>de</strong>ren<br />
lezer en vriend thans persoonlijk en in het bizon<strong>de</strong>r willen bedanken <strong>voor</strong> wat zij mij<br />
<strong>de</strong><strong>de</strong>n!’<br />
De reis naar Egypte echter heeft <strong>Couperus</strong> ook dit keer niet kunnen maken.<br />
We<strong>de</strong>rom was het een oorlog die roet in het eten gooi<strong>de</strong>: <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />
ditmaal, die tegen <strong>de</strong> algemene verwachtingen in vier jaar zou duren en ook <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong> vérstrekken<strong>de</strong> gevolgen heeft gehad.<br />
Voorlopig was het echter nog met zo ver. In München begon <strong>de</strong> zomer van 1913.<br />
Deze bracht zijn eigen genoegens met zich mee. Maar ook grote zorgen...<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘Barcelona’ (Vad. 19 april 1913), in Spaansch toerisme 1, 1-8; 3.<br />
2 ‘Sol y sombra’ (Vad. 7 juni 1913), in i<strong>de</strong>m, 52.<br />
3 C.F.A. van Dam, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en Spanje’, in Leven<strong>de</strong> talen (1948), 107 e.v.<br />
4 Amice, 127 nr. 493.<br />
5 ‘Prato’ (Vad. 25 januari 1913), in Genève, Florence II, 77-82.<br />
6 ‘Verona’ (Vad. 23 november 1912), in Sicilië, Venetië, München II, 1-7.<br />
7 Zie noot 5, 77.<br />
8 Zie noot 3, 107.<br />
9 ‘Tarragona’ (Vad. 10 mei 1913), in Spaansch toer 1, 14.<br />
10 Amice, 127-494.<br />
11 I<strong>de</strong>m, 127 nr. 510.<br />
12 ‘Valencia’ (Vad. 17 mei 1913), in Spaansch toer. 1, 22-29; 22.<br />
13 Amice, 128 nr. 494.<br />
14 Maatstaf 11 (1963), 168 nr. 19.<br />
15 ‘De zoeken<strong>de</strong> zielen’ (Vad. 21 september-16 november 1912), in Proza 1 61-111.<br />
16 ‘De charmante oplichter’ (Vad. 21 <strong>de</strong>cember 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1,<br />
37-45.<br />
17 Bastet, Zuil, 149-165.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
18 ‘De brief’ (Vad. 28 <strong>de</strong>cember 1912), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 73-79.<br />
19 ‘Het portret’ (Vad. 18 januari 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 1, 80-85.<br />
20 ‘De prins’ (Vad. 15 maart-12 april 1913), in Proza 1, 121-140.<br />
21 Popma, <strong>Couperus</strong>, 170, houdt Herakles <strong>voor</strong> het absolute hoogtepunt in <strong>Couperus</strong>' werk, een<br />
mening waarin hij vermoe<strong>de</strong>lijk alleen staat. Wel heeft hij gelijk (172) dat <strong>Couperus</strong> ‘in zijn<br />
ongelooflijk har<strong>de</strong> werken een Hercules [was], al heeft hij niet in al zijn “werken <strong>de</strong>r<br />
onmogelijkheid” een overwinning behaald.’<br />
22 Amice, 60 nr. 390.<br />
23 I<strong>de</strong>m, 138 nr. 511 (brief d.d. 33 juni 1913 uit München).<br />
24 Bastet, Zuil, 123.<br />
25 Amice, 131 nr. 501.<br />
26 Paradijzen 11, 23 nr. 25.<br />
27 Amice, 131 nr. 501; 135 nr. 503.<br />
28 Zie noot 1, 4.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 6.<br />
30 ‘De kathedraal van Barcelona’ (Vad. 26 april 1913), in Spaansch toe. 1, 9-13.<br />
31 Zie noot 9, 17.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 17-18.<br />
33 I<strong>de</strong>m, 19.<br />
34 ‘Valencia’ (Vad. 17 mei 1913), in Spaansch toer. 1, 22-29.<br />
35 ‘Còrdoba’ (Vad. 24 mei 1913), in i<strong>de</strong>m, 30-38.<br />
36 ‘Sevilla’ (Vad. 31 mei 1913), in i<strong>de</strong>m, 39-46; 42-43.<br />
37 I<strong>de</strong>m, 44.<br />
38 Zie noot 2, 48.<br />
39 ‘Granada’ (Vad. 21 juni 1913), in Spaansch toei. 1, 65-73; 67.<br />
40 I<strong>de</strong>m, 68.<br />
41 ‘De Alhambra I’ (Vad. 28 juni 1913), in Spaansch toer. 1, 74-79; i<strong>de</strong>m II, (Vad. 5 juli 1913),<br />
in i<strong>de</strong>m, 80-87.<br />
42 ‘Wie <strong>de</strong> Alhambra bewoon<strong>de</strong>n I’ (Vad. 12 juli 1913), in i<strong>de</strong>m, 88-96; 92.<br />
43 I<strong>de</strong>m II (Vad. 26 juli 1913), in i<strong>de</strong>m, 97-104; 100. - Zie over het ontstaan van De ongelukkige<br />
uitvoerig S.P. Uri, ‘Hoe een roman van <strong>Couperus</strong> ontstond’, in Critisch Bulletin 21 (sept. 1954),<br />
375-381.<br />
44 I<strong>de</strong>m III (Vad. 2 augustus 1913), in Spaansch toer. 11. 1-10; 7.<br />
45 I<strong>de</strong>m IV (Vad. 16 augustus 1913), in i<strong>de</strong>m, 11-17; 17.<br />
46 ‘Sol y sombra’ (Vad. 7 juni 1914), in Spaansch toer. 1, 49.<br />
47 I<strong>de</strong>m, 54.<br />
48 I<strong>de</strong>m.<br />
49 I<strong>de</strong>m, 55.<br />
50 I<strong>de</strong>m.<br />
51 ‘Het Escorial’ (Vad. 23 augustus 1913), in Spaansch toer. 11, 18-24; 18.<br />
52 ‘El Greco I’ (Vad. 11 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m, 56-62; i<strong>de</strong>m II (Vad. 18 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m,<br />
63-69.<br />
53 ‘Murillo’ (Vad. 22 november 1913), in i<strong>de</strong>m, 101-108; 101.<br />
54 ‘Velasquez I-IV’ (Vad. 29 november-20 <strong>de</strong>cember 1913), in Proza 1, 185-206.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 200.<br />
56 Zie noot 51, 23.<br />
57 ‘Toledo’ (Vad. 30 augustus 1913), in Spaansch toer. 11, 25-31.<br />
58 ‘Avila’ (Vad. 27 september 1913), in i<strong>de</strong>m, 48-55; 49.<br />
59 ‘Burgos en <strong>de</strong> Cid’ (Vad. 25 oktober 1913), in i<strong>de</strong>m, 70-76.<br />
60 I<strong>de</strong>m, 71.<br />
61 Zie noot 59. Voorts ‘De Cid II-IV’ (Vad. 1-15 november 1913), in i<strong>de</strong>m, 77-100.<br />
62 Amice, 136 nr. 508.<br />
63 I<strong>de</strong>m, 137 nr. 510.<br />
64 ‘Ter Uwer Verjaring’ (Vad. 18 juni 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 57.<br />
65 I<strong>de</strong>m, 57: ‘In Champagne, dien Orlando wil<strong>de</strong> bestellen, had<strong>de</strong>n wij géen lust’ (9 juni). Maar<br />
een dag later ‘schonk Orlando-en wij dronken hem uit - zijn laatste flesch Champagne, Heidsieck<br />
sec, waar ik het meeste van hoû...’<br />
66 Dat <strong>de</strong> Scharten-Antinks ontbraken spreekt vanzelf...!<br />
67 Zie reeds Bastet, Zuil, 218 noot 4 (bij blz. 40).<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
68 Hollandsche Revue (1913), 316 e.v.<br />
69 Amsterdamsch Weekblad (8 juni 1913).<br />
70 Paul Ekhard, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in De Nieuwe Courant (10 juni 1913).<br />
71 Dit is mij verzekerd door Trudy's kleindochter, mevrouw Carla Biberle, dochter van Trudy's<br />
oudste dochter Constance <strong>de</strong> la Valette.<br />
72 Zie noot 64.<br />
73 I<strong>de</strong>m, 60.<br />
74 Geplaatst op 10 juni 1914. Erbe, Nag. werk, 189-190.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Vijf<strong>de</strong> hoofdstuk<br />
447<br />
I 1913-1915<br />
Ernstige geldzorgen. Nieuwe bun<strong>de</strong>ls. Exposities in München. Grote operatie van<br />
Elisabeth. Herakles gemutileerd. E.d'Oliveira. Terug in Florence. Futurisme. <strong>Een</strong><br />
Italiaanse Van Deyssel: Giovanni Papini. Vreem<strong>de</strong>lingenhaat. Verfilm<strong>de</strong> romans?<br />
Nachtelijke dans met een soldaat. Rome. Elvira. De Nieuwe-Gidsprijs. Afscheid van<br />
Orlando. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester. Bolzano, München. Eerste<br />
wereldoorlog. Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer. De schoonheid van het<br />
Duits nationalisme... Weer in Florence. Diepe crisis. De Verlei<strong>de</strong>r. In Ne<strong>de</strong>rland.<br />
II 1915<br />
Molenstraat 26. Herinneringen aan Orlando. Kin<strong>de</strong>rsouvenirs. Nostalgie. Fre<strong>de</strong>rik<br />
van Ee<strong>de</strong>n. Rostands Chantecler. Lezingen in Den Haag, Delft. Toorop en <strong>Couperus</strong>'<br />
‘vertooning’ te Amsterdam. De gróote-stad. Querido. Met boef Willem door donker<br />
Amsterdam. De ongelukkige niet bij Veen. Lezing in Groningen. Jaap Kunst en<br />
G.Teis Pzn. Heimwee naar Italië. Brieven aan Emma Garzes. Talrijke schetsen van<br />
velerlei aard. Afrekening met Netscher. Hoogewal 2.<br />
III 1915-1916<br />
Theater, concerten, soupers. Tussen jeugd en ou<strong>de</strong>rdom. In<strong>de</strong>ling van zijn huis.<br />
Willem Mengelberg. Abraham Bredius. Brief aan Orlando. Meditatie over het manlijk<br />
toilet. Herinneringen aan het grote ou<strong>de</strong> leed. Dagin<strong>de</strong>ling. Henri van Booven. Lezing<br />
in Hilversum. <strong>Couperus</strong> zon<strong>de</strong>r partij. Betekenis van De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen<br />
diamant. Miskenning van De ongelukkige, maar niet door Kloos. Herman Roelvink.<br />
Eduard Verka<strong>de</strong>. Verhalenbun<strong>de</strong>ls. Vertaling van Plautus' Menaechmi. Leopold<br />
Aletrino. Dr. W.E.J. Kuiper, classicus. Ontstaan van De komedianten. André <strong>de</strong><br />
Rid<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> blikt terug op zijn oeuvre en keurt het meeste af. Portret door<br />
Antoon van Welie. <strong>Couperus</strong>mythen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
448<br />
IV 1916-1917<br />
S.F. van Oss en <strong>de</strong> Haagsche Post. Vertaling van Shaws Caesar and Cleopatra. Als<br />
inlei<strong>de</strong>r op het toneel (Plautus). Epigrammen. Tila Slicher. Carry van Bruggen. Frans<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons. Romeinsche portretten. De tramconducteur<br />
K. Timmerman. Lezing in Utrecht en ontmoeting met Van Deyssel. De verlief<strong>de</strong><br />
ezel. Beledigingen. Henri Borel. Frits Lapidoth. A.H. Luijdjens in Romeins gewaad.<br />
Laren, Drenthe. De o<strong>de</strong>. Het zweven<strong>de</strong> schaakbord. Caporetto.<br />
V 1917-1918<br />
Zijn aangenomen zoon en <strong>de</strong> familie Garzes. Querido en Xerxes. Annie Salomons.<br />
Melancholieën en lezingen. De dood van zijn zuster Trudy. Redactiewerk<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Charles van Iersel. Vitruvius. Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote. Eline Vere op<br />
het toneel, hoofdrol Else Mauhs. Griekse verhalen. Laatste oorlogsbrief aan Emma<br />
Garzes. Wapenstilstand.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
I [1913-1915]<br />
449<br />
In München enigszins bekomen van <strong>de</strong> Spaanse reis bekeek <strong>Couperus</strong> zijn financiën<br />
eens kritisch, om tot <strong>de</strong> slotsom te komen dat die er slecht <strong>voor</strong>ston<strong>de</strong>n. Orlando<br />
mocht dan veel betaald hebben, er waren natuurlijk bijkomen<strong>de</strong> kosten genoeg<br />
geweest. Het gat in <strong>de</strong> schatkist moest op <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re manier gedicht wor<strong>de</strong>n.<br />
Maar hoe? - Nu <strong>de</strong> relaties met Veen zo aangenaam hersteld waren, maakte <strong>Couperus</strong><br />
maar weer eens gebruik van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>, beproef<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>: hij zou proberen zijn<br />
uitgever tot een lening te bewegen. Nog geen twee weken na zijn verjaardag schreef<br />
hij hem uit München: 1 ‘De Herakles-proeven zal ik nu spoedig na zien. En dan wil<strong>de</strong><br />
ik je eens schrijven over een beroer<strong>de</strong> kwestie, maar ik trek toch maar <strong>de</strong> stoute<br />
schoenen aan. De kwestie is dat ik in Aug. ben “dans la purée complète”. En nu zoû<br />
ik je willen vragen of je mij ƒ1000,- zoû kunnen lenen, tegen een percent dat je kan<br />
vaststellen naar je eigen i<strong>de</strong>e. Bij Scheurleer zoû ik 6% betalen. Bij mijn vriend durf<br />
ik niet aan kloppen, want hij is al zoo charmant <strong>voor</strong> ons geweest en (on<strong>de</strong>r ons<br />
gezegd en gebleven) <strong>de</strong> Spaansche reis was een invitatie van hem, en die is het dus<br />
niet, die me helpt. Als je het dus niet kan doen, dan vraag ik maar aan Scheurleer.<br />
Nu zoû ik je als on<strong>de</strong>rpand er 4 bun<strong>de</strong>ltjes <strong>voor</strong> kunnen geven (allen: Bla<strong>de</strong>n Dagboek)<br />
die je wel niet happig zult zijn om da<strong>de</strong>lijk uittegeven maar na mijn dood hebben ze<br />
misschien weêr meer koopwaar<strong>de</strong>.<br />
Groote romans <strong>de</strong>nk ik werkelijk niet meer te schrijven; met Het Va<strong>de</strong>rland kom<br />
ik er wel al is het niet le Pérou, maar dit jaar hebben wij onverwachtsche beroerdhe<strong>de</strong>n<br />
gehad en ik heb het niet aan mijn vriend durven vertellen, want hij zoû me brommen<br />
en dan helpen, en dat wil ik niet. Nu wil<strong>de</strong> ik je dit vragen; als je niet <strong>de</strong> leening met<br />
me wilt sluiten, antwoord er dan met geen enkel woord op, dan begrijp ik het wel,<br />
want an<strong>de</strong>rs zoû mijn vrouw te weten komen, dat ik je er over geschreven had en zij<br />
zoû er<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
450<br />
verdriet van hebben omdat zij al zoo een verdriet heeft, dat ik min<strong>de</strong>r verdien dan<br />
vroeger en tòch door moet werken: zij is er eigenlijk meer gekrenkt over dan mijn<br />
luchthartiger natuur het is.<br />
Ja, amice, trots al <strong>de</strong> “roem”, is het maar magertjes. Het is ook <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, dat ik<br />
niet naar Holland kom; al mijn familie is, zoo niet schatrijk, vermogend en wij zijn<br />
maar <strong>de</strong> arme broodschrijvertjes.’<br />
<strong>Couperus</strong> moet het zelf een heel gênante geschie<strong>de</strong>nis hebben gevon<strong>de</strong>n, want<br />
on<strong>de</strong>r zijn handtekening schreef hij nog dit nota bene: ‘Verscheur je als je blieft mijn<br />
brieven: ze behoeven later, als ik nog beroem<strong>de</strong>r ben, niet te wor<strong>de</strong>n doorsnuffeld.’<br />
Veen, <strong>de</strong> zakenman, heeft dat gelukkig niet gedaan. <strong>Een</strong> dag of tien later zou hij<br />
positief op <strong>de</strong> brief reageren. Voorlopig was <strong>Couperus</strong> toen weer uit <strong>de</strong> zorgen. De<br />
bun<strong>de</strong>ltjes die hij als on<strong>de</strong>rpand wil<strong>de</strong> geven zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>eltjes Van en over<br />
alles en ie<strong>de</strong>reen wor<strong>de</strong>n. Dat hij geen grote roman meer wil<strong>de</strong> schrijven wekt enige<br />
verbazing, zo kort na <strong>de</strong> voltooiing van het volumineuze boek Herakles. Had het<br />
werken aan dat verhaal hem toch te veel tijd en inspanning naar zijn zin gekost?<br />
Dacht hij werkelijk nog niet aan De ongelukkige, <strong>de</strong> roman die <strong>de</strong> historie hem als<br />
het ware beloof<strong>de</strong> te dicteren zodra hij het maar over zijn hart kon krijgen Clio te<br />
bena<strong>de</strong>ren?<br />
Wat <strong>de</strong> onverwachte beroerdhe<strong>de</strong>n geweest kunnen zijn weten wij niet. Tenzij<br />
Elisabeth reeds eer<strong>de</strong>r dat jaar on<strong>de</strong>r doktershan<strong>de</strong>n is geweest. Dit zou verklaren<br />
waarom zij absoluut niets van <strong>de</strong> lening weten mocht: <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> haar misschien<br />
niet het gevoel geven dat zij het was geweest, die <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke financiële malaise had<br />
veroorzaakt. In september zou zij een zware operatie moeten on<strong>de</strong>rgaan. Zij was er<br />
overigens die zomer nog goed genoeg aan toe om ver<strong>de</strong>r te gaan met haar vertaling<br />
van Lydia, <strong>de</strong> roman van M.A. Humphry Ward die zij on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen had.<br />
Van zijn rustige verblijf in München, in het door twee Duitse dames gedreven<br />
pension Grebenau, maakte <strong>Couperus</strong> gebruik om allerlei i<strong>de</strong>eën die hij op reis had<br />
opgedaan uit te werken. Nog tot in <strong>de</strong>cember kregen <strong>de</strong> abonnees van Het Va<strong>de</strong>rland<br />
Spaanse feuilletons van hem te lezen, over <strong>de</strong> Alhambra, Ro<strong>de</strong>rik, <strong>de</strong> Cid, El Greco,<br />
Velasquez, Murillo: met Spanje had hij toch wel een kostbare bron aangeboord en<br />
hij profiteer<strong>de</strong> ruimschoots van wat hij gezien en gelezen had.<br />
Tussen het werk door bezocht hij soms een tentoonstelling. <strong>Een</strong>maal leid<strong>de</strong> dit tot<br />
een <strong>voor</strong> hem volstrekt <strong>de</strong>gouteren<strong>de</strong> ervaring. Begin juli<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
451<br />
begaf hij zich onverhoeds naar <strong>de</strong> bovenzaal van een Münchense markthal, om er te<br />
aanschouwen wat hij <strong>de</strong> gruwzaamste en afschuwelijkste ellen<strong>de</strong> noem<strong>de</strong> die hij ooit<br />
gezien had, erger dan slagers- en poeliersuitstallingen. Voor vijfentwintig pfennig<br />
kon men in twee ruimten een weerzinwekken<strong>de</strong> hoeveelheid in was nagebootste<br />
lichamelijke afwijkingen bekijken, clean en kil geëxposeerd in glazen vitrines. <strong>Een</strong><br />
Duitse professor gaf er <strong>de</strong> nodige(?) uitleg bij. <strong>Couperus</strong>, hoewel diep ontsteld,<br />
voeg<strong>de</strong> zich in <strong>de</strong> rij van schuifelen<strong>de</strong>, doodstille nieuwsgierigen, on<strong>de</strong>r wie hem<br />
<strong>voor</strong>al <strong>de</strong> ontzette dienstmeisjes opvielen. Hij noemt het woord niet, maar uit zijn<br />
verslag blijkt overdui<strong>de</strong>lijk dat hij er <strong>voor</strong>namelijk alle <strong>de</strong>nkbare vormen en gevolgen<br />
van geslachtsziekten te verwerken kreeg: alles wat <strong>de</strong> ‘afschuwelijke Vampyr, die<br />
God dùld<strong>de</strong> over <strong>de</strong> Menschheid’ wist te bewerken. 2<br />
Om zich heen meen<strong>de</strong> hij ou<strong>de</strong> mannen te zien ‘die hàd<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n <strong>de</strong>n beet van<br />
het monster en waren ontsnapt’, en jonge mannen ‘die het monster had in zijne<br />
klauwen en die waren komen zien hoe, zoo zij niet waakten, hunne nog schijnbare<br />
bloei kon verwor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> afzichtelijke Ziekte, die erger is dan <strong>de</strong> Dood’. Behalve<br />
<strong>de</strong> ontzetting <strong>de</strong>r dienstmeisjes grepen hem ook <strong>de</strong> huiveringen aan die hij bij<br />
zestienjarigen meen<strong>de</strong> te bespeuren: ‘éen liep er naast mij, en toen zijn trillen<strong>de</strong> hand<br />
in het dringen mijn hand beroer<strong>de</strong>, voel<strong>de</strong> ik die ijskoud’. <strong>Een</strong> immens me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> mensheid doorvoer hem. <strong>Couperus</strong> vond het moeilijk te verwerken dat God<br />
en Go<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke afgrijselijkhe<strong>de</strong>n toeston<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> vaas met mooie rozen in zijn<br />
pension bracht hem er weer overheen. - De beschrijving van <strong>de</strong>ze ervaring is hierom<br />
van belang, omdat er uit blijkt dat <strong>Couperus</strong> er niet bepaald <strong>de</strong> man naar was om ooit<br />
welke seksuele risico's ook te willen lopen. Zijn netheid en haast overdreven pijnlijke<br />
behoefte aan reinheid strekten zich in <strong>de</strong> allereerste plaats uit tot zijn eigen lichaam,<br />
dat hij met maag<strong>de</strong>lijke nauwgezetheid placht te verzorgen. Narcissus wil<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
ongeschon<strong>de</strong>n bloem blijven die hij in wezen altijd was geweest.<br />
Met heel wat meer genoegen zag hij <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Elf<strong>de</strong> Internationale, een<br />
expositie in het Glaspalast die hij eerst alleen ging bekijken, en later nog eens met<br />
vriend ‘Jan’. 3 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t was blijkbaar <strong>voor</strong> zijn eigen courant eveneens<br />
naar München overgekomen. De Ne<strong>de</strong>rlandse zalen in het bijzon<strong>de</strong>r trokken <strong>Couperus</strong><br />
aan. Acht apostelkoppen en een Christuskop van Jan Toorop boei<strong>de</strong>n hem - hij vond<br />
dat Bartholomeus op Jan leek -, hij genoot van Edzard Koning, Bauer, Dake, Wiggers<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
452<br />
en vele an<strong>de</strong>ren. Evenals op <strong>de</strong> Esposizione van 1911 in Rome voel<strong>de</strong> hij zich het<br />
meest thuis bij <strong>de</strong> rustige, <strong>voor</strong>al niet experimenteren<strong>de</strong>, laat staan zich tourmenteren<strong>de</strong><br />
kunstvormen van zijn eigen tijd. Frans impressionisme, Duits expressionisme, hij<br />
moest er niets van hebben, en <strong>voor</strong>al ook het kubisme was hem een ware gruwel.<br />
Het liefst verwijl<strong>de</strong> hij bij <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> Haagse School. ‘Ik geloof’, schreef<br />
hij in Onschuldig genoegen, 4 ‘dat <strong>de</strong> mensch veel te gecompliceerd is gewor<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong>n loop <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne tij<strong>de</strong>n en veel te veel behoefte heeft aan gecompliceer<strong>de</strong><br />
genoegens, aan fyzieke en moreele uitspattingen als daar zijn: Wagner-Fest-Spiele,<br />
hadschisch-cigaretten, opium, cubistische tentoonstellingen en an<strong>de</strong>re ver<strong>de</strong>rfelijke<br />
“Genuszmittel” meer... Wat moet daar nu het ein<strong>de</strong> van zijn? Wanneer staat er eens<br />
iemand op om tegen die overbeschaving en <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie te preêken?’ - Liever dan in<br />
het stof te knielen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kubisten ging hij in <strong>de</strong> Hofgarten 's morgens om elf uur<br />
<strong>de</strong> vogels voe<strong>de</strong>ren. Van zijn pensionontbijt nam hij daartoe wat broodjes mee, of<br />
hij kocht een zakje pijnappelpitten <strong>voor</strong> wat hij noem<strong>de</strong> zijn eigen mussen en duiven.<br />
<strong>Couperus</strong> werd ou<strong>de</strong>r. En hij wist het.<br />
Hoewel hij op 18 augustus zijn uitgever liet weten dat hij nog maar twee weken<br />
in München zou blijven, 5 kwam ook zijn eerstvolgen<strong>de</strong>, 27 september gedateer<strong>de</strong><br />
brief daar nog vandaan. De inhoud ervan gaf tevens <strong>de</strong> verklaring: 6 ‘Mijn arme vrouw<br />
heeft een zware operatie on<strong>de</strong>rgaan (alweêr), is nu beteren<strong>de</strong>. Volgen<strong>de</strong> maand gaan<br />
wij naar Italië, als zij reizen kan. Hier is het al winter.’ Elisabeth was toen zesenveertig<br />
jaar oud. <strong>Een</strong> gynaecologische ingreep lijkt het meest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te liggen, hoewel<br />
daar geen zekerheid over bestaat.<br />
Terwijl zij in het ziekenhuis lag, verscheen Herakles. <strong>Couperus</strong> vertelt hierover: 7<br />
‘Ik heb mijn zooveelste me<strong>de</strong> gebracht naar mijn Zieke. Zij ligt ver van mij en aan<br />
haar ziekbed zijn vaak bezig éen Hofrat-chirurg, drie doktoren, éen Oberschwester<br />
en ik weet niet hoevele an<strong>de</strong>re Schmester... Mijn arme Zieke, ja, zij hebben haar van<br />
<strong>de</strong>n dood gered en zij ligt nu wel eens alleen, op haar witte bed, met haar bleek<br />
gezichtje, dat is als van een jong meisje gewor<strong>de</strong>n tusschen haar blon<strong>de</strong> haar, dat <strong>de</strong><br />
Schwester heeft gevlochten in twee Duitsche vlechten, die zoetjes haar hoofd<br />
omkransen en haar zóo jong maken, net een Duitsch kindje. Wij hebben roo<strong>de</strong> rozen<br />
gezet bij haar bed en op haar tafel en zij lacht mij weêr toe, als ik binnen kom. En<br />
ik toon haar mijn zooveelste en ik zeg: - Hier is Herakles...’<br />
Overigens was <strong>Couperus</strong> woe<strong>de</strong>nd over <strong>de</strong> ban<strong>de</strong>n waar zijn uitgever<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
453<br />
<strong>de</strong> twee <strong>de</strong>len in gestoken had. Veen was op het in<strong>de</strong>rdaad onzinnige i<strong>de</strong>e gekomen<br />
<strong>de</strong> oorspronkelijke band van Majesteit nog eens opnieuw te gebruiken. Kroon, scepter,<br />
rijksappel en zwaard had<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rtijd natuurlijk hun met <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />
koningsroman overeenkomen<strong>de</strong> functie gehad. Bij Herakles <strong>de</strong>toneer<strong>de</strong> dit alles<br />
volkomen, en het is te begrijpen dat <strong>Couperus</strong> het boek wegslinger<strong>de</strong> en het nariep:<br />
waarom zie je er zo gek uit? In Mijn zooveelste som<strong>de</strong> hij al zijn grieven op. Tot<br />
overmaat van ramp had Veen het boek ook nog <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtitel, of liever kwalificatie,<br />
‘roman in twee <strong>de</strong>elen’ meegegeven, en dat maakte <strong>de</strong> maat helemaal vol. <strong>Couperus</strong><br />
begreep heel goed dat dit het boek verkoopbaar<strong>de</strong>r moest maken. Maar hij vond het<br />
monstrueus. Naar zijn mening had er dan nog beter kunnen staan: ‘mythologische<br />
roman’. Bij herhaling ging hij er namelijk prat op dat hij dit genre zelf had<br />
uitgevon<strong>de</strong>n.<br />
Het állerergste heeft hij merkwaardig genoeg aanvankelijk nog over het hoofd<br />
gezien: als titel op <strong>de</strong> band staat per abuis Herackles gespeld. Blind van woe<strong>de</strong>?<br />
Nooit eer<strong>de</strong>r of later heeft hij Veen bespot in een feuilleton dat zijn razernij openbaar<br />
maakte. Veen reageer<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijk, en, het moet gezegd wor<strong>de</strong>n, op <strong>de</strong> wijze van<br />
een gentleman. <strong>Couperus</strong>' aanklacht had nog niet in Het Va<strong>de</strong>rland gestaan of zijn<br />
uitgever zond hem het boek in één <strong>de</strong>el ten geschenke, gebon<strong>de</strong>n in een prachtige<br />
perkamenten band.<br />
Die eerste oktoberdagen - <strong>Couperus</strong> en Elisabeth waren nog steeds in München -<br />
ston<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r een slecht gesternte. Op <strong>de</strong> laatste dag van september maakte in Den<br />
Haag jhr. Johan Ram een eind aan zijn leven, door zich een kogel door het hoofd te<br />
schieten. 8 Vier dagen later werd hij op Oud Eik en Duinen begraven. Ram is nog<br />
geen tweeënvijftig jaar oud gewor<strong>de</strong>n. Het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad <strong>de</strong>el<strong>de</strong> zijn lezers<br />
mee: 9 ‘Aan <strong>de</strong> groeve wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gaven van hoofd en hart op roeren<strong>de</strong>, aandoenlijke<br />
wijze geschetst, eerst door <strong>de</strong>n vaandrig <strong>de</strong>r artillerie baron Van Lyn<strong>de</strong>n en later<br />
door diens va<strong>de</strong>r, die bei<strong>de</strong>n gewaag<strong>de</strong>n van het droevig lij<strong>de</strong>n, dat jhr. Ram <strong>voor</strong><br />
zijn omgeving altijd achter een vrien<strong>de</strong>lijken glimlach wist verborgen te hou<strong>de</strong>n.’<br />
Rams zwaarmoedigheid, vermeld door ie<strong>de</strong>reen die hem gekend had, heeft zich<br />
ter elf<strong>de</strong>r ure tegen hem gekeerd. Daarmee volg<strong>de</strong> hij Gerrit van Lowe uit De boeken<br />
<strong>de</strong>r kleine zielen (Zielenschemering), <strong>voor</strong> wie hij mo<strong>de</strong>l heeft gestaan, op <strong>de</strong> voet.<br />
<strong>Couperus</strong>' reactie op zijn tragische dood is niet bekend. Hij moet het bericht wel snel<br />
ontvangen hebben, misschien<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
454<br />
van zijn zwager Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Deze was, evenals een van zijn zoons, lid van <strong>de</strong><br />
op 19 oktober 1907 opgerichte Ne<strong>de</strong>rlandsche Vereeniging <strong>voor</strong> Luchtvaart. Ram<br />
is daar aanvankelijk secretaris van geweest, waarna hij tot zijn dood toe zitting heeft<br />
gehad in verschillen<strong>de</strong> sub-commissies van <strong>de</strong>ze vereniging. 10 Over <strong>de</strong> relatie tussen<br />
Ram en jhr. dr. J.A. Schorer - dit terzij<strong>de</strong> -, die in 1911 <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
organisatie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> emancipatie van homoseksuelen oprichtte, is weinig bekend. Op<br />
<strong>de</strong> begrafenis waren volgens Rams vriend L.W.J.K. Thomson vele an<strong>de</strong>re goe<strong>de</strong><br />
kennissen van Ram aanwezig, ‘machtig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk,’ zei hij, 11 ‘van zijn<br />
heengaan. Want wij allen gevoel<strong>de</strong>n het diep op dat oogenblik wàt hij <strong>voor</strong> ons was.<br />
Hoe tril<strong>de</strong> het in ons als zijn ou<strong>de</strong> vriend Van Lyn<strong>de</strong>n dat zoo eenvoudigjuist schetste.<br />
Every inch a gentleman. Dàt was Ram. Zon<strong>de</strong>r eigenbaat, nooit zichzelf zoekend,<br />
altijd volkomen oprecht, volkomen rechtvaardig. Hij heeft bitter gele<strong>de</strong>n - hij had<br />
het zoo an<strong>de</strong>rs verdiend.’<br />
Aan het eind van zijn 15 oktober gedateer<strong>de</strong> brief aan Veen <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />
uitgever ten overvloe<strong>de</strong> nogmaals mee: 12 ‘Finantieel lig ik weêr, om <strong>de</strong> zeer dure<br />
operatie van mijn vrouw plat. Maar wees niet bang: ik kom niet bij je daàrom en zal<br />
het wel bolwerken. Mijn familie was erg lief en heeft mij willen helpen, maar ik was<br />
te trotsch. Toch was het heél aardig van hen. Ja, amice, wij blijven <strong>de</strong> arme krekels,<br />
die maar zingen zoo lang <strong>de</strong> zomer duurt. Adieu, nijvere mier, beste groeten ook aan<br />
je vrouw.’ - Tevens schreef hij hem dat hij 27 oktober naar Florence terug zou keren.<br />
Nog in München kreeg hij een brief van E.d'Oliveira, die <strong>voor</strong> een artikel allerlei<br />
gegevens wil<strong>de</strong> hebben. In zijn nogal ontwijkend gesteld antwoord beweer<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong>: 13 Werkelijk, ik heb over <strong>de</strong> meeste dingen die u mij vraagt nooit nagedacht;<br />
eigenlijk <strong>de</strong>nk ik nooit na en laat ik mij leven volgens mijn gevoelens, want ik geloof<br />
dat ik meer voel dan <strong>de</strong>nk. Welnu, hoe zal ik dan hierover uitwei<strong>de</strong>n?’ D'Oliveira<br />
wil<strong>de</strong> zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>voor</strong>al over feitelijkhe<strong>de</strong>n beschikken. Maar <strong>Couperus</strong>, die<br />
vrijwel nooit interviews toestond en zich dan ook nog op <strong>de</strong> vlakte placht te hou<strong>de</strong>n,<br />
wimpel<strong>de</strong> dit af met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘U vindt alles, wat misschien licht kan ontsteken<br />
over mijn persoonlijkheid, in mijn boeken, te meer omdat ik mij in die boeken<br />
eigenlijk geheel geef als ik ben en dus, zoo u ze aandachtig leest, mijn eigen analyse<br />
daar vindt en dan in een kunstvoller<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
455<br />
en eigenaardiger wijze dan ik u nog zou kunnen geven, in brief of zelfs in interview.<br />
Ik zou u dus willen verzoeken, zoo u over mij schrijven wilt, lees mij over, want<br />
ik ben ij<strong>de</strong>l genoeg te <strong>de</strong>nken, dat u mij reeds gelezen heeft. En vindt u dat overlezen<br />
een “mer à boire”, dan zou ik u willen ra<strong>de</strong>n, begin met te lezen mijn feuilletons in<br />
het “Va<strong>de</strong>rland” - reeds in enkele bun<strong>de</strong>ls uitgegeven - en zoek daarna in mijn romans<br />
<strong>de</strong>n auteur die er zich toch zoo weinig verbergt. Ik ben overtuigd dat u mij vin<strong>de</strong>n<br />
zult.’ D'Oliveira schoot daar uiteraard even veel of weinig mee op als <strong>Couperus</strong>'<br />
latere biografen. 14 De ‘kunstvolle en eigenaardige wijze’ waarop <strong>Couperus</strong> zich placht<br />
uit te drukken stel<strong>de</strong> nu eenmaal zijn problemen.<br />
Terug in het pension Rochat - waar <strong>de</strong> markies Niccolini intussen gestorven was;<br />
<strong>de</strong> markiezin bleef echter in het Palazzo wonen - ontving <strong>Couperus</strong> van zijn uitgever<br />
het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el van Uit blanke ste<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r blauwe lucht, waar hij wel tevre<strong>de</strong>n<br />
over was. Elisabeth maakte het veel beter. Tussen alle bedrijven door werkte zij weer<br />
ver<strong>de</strong>r aan haar vertaling van Lydia, die het ein<strong>de</strong> na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> zelf voltooi<strong>de</strong><br />
zijn laatste Spaanse feuilletons <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland. In <strong>de</strong>cember <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij zijn<br />
lezers me<strong>de</strong> dat hij best ook nog over <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n Cadiz en Zaragoza, of over <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r<br />
Goya zou kunnen schrijven, maar dat hij Spanje nu ver<strong>de</strong>r liever maar liet <strong>voor</strong> wat<br />
het was: 15 ‘een land, dat ik reeds meer dan zes maan<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n verliet zon<strong>de</strong>r héel<br />
veel treurenis. Blij Spanje te hebben gezien, voel ik geen nostalgie naar Spanje en<br />
<strong>de</strong>nk ik er niet weêr te keeren, al spijt het mij om het Prado.’ Dit museum, had hij<br />
wel tien keer of meer bezocht. Maar hij leg<strong>de</strong> zich daar bij neer: ook het Rijksmuseum<br />
in Amsterdam ken<strong>de</strong> hij maar een klein beetje, zo biechtte hij op...<br />
<strong>Een</strong> ontmoeting met Wagen<strong>voor</strong>t, die juist bezig was Florence te verlaten, en een<br />
opmerking van Franse kennissen die <strong>de</strong> stad een ‘sale petit trou’ had<strong>de</strong>n genoemd,<br />
maakten dat <strong>Couperus</strong> zich zelf langzamerhand moest bekennen een beetje uitgekeken<br />
te raken op <strong>de</strong> Amostad. Er kwamen steeds meer auto's. Ook dat was hin<strong>de</strong>rlijk. De<br />
winters waren er eigenlijk nogal kil, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zon van Nice, maar met in <strong>de</strong> plaats<br />
daarvan nevels die iemand melancholiek maakten. Theedrinken in het Grand-Hôtel,<br />
wat hij vroeger zo graag gedaan had, begon ook al zijn bekoring <strong>voor</strong> hem te verliezen,<br />
zelfs al wer<strong>de</strong>n daar tegenwoordig tango's gedanst. Na München trof het <strong>Couperus</strong><br />
dat Florence werkelijk iets van een sterven<strong>de</strong> stad had. Hij vond het navrant dit te<br />
moeten constateren.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
456<br />
Toch bleek hij zich enigszins te vergissen. Terzelf<strong>de</strong>rtijd ont<strong>de</strong>kte hij ineens dat er<br />
zich in Italië, en ook in Florence, een beweging begon te manifesteren die zich op<br />
een nieuwe, vitale toekomst richtte: het - overigens al uit februari 1909 dateren<strong>de</strong> -<br />
futurisme. Er zou zelfs een tentoonstelling van futuristische schil<strong>de</strong>rs geopend wor<strong>de</strong>n,<br />
met namen als Gino Severini, Boccioni, Carlo Carrà. 16 In <strong>de</strong> Nuovo Giornale las hij<br />
dat in het Teatro Verdi, ‘waar wij zoo gaarne boven, op <strong>de</strong>n engelenbak, <strong>de</strong>n Trovatore<br />
gaan hooren - een lezing zoû gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, eene uiteenzetting van principes<br />
door <strong>de</strong> Futuristische groep <strong>de</strong>r poëten, Marinetti aan het hoofd...’ Dit alles intrigeer<strong>de</strong><br />
hem genoeg om er naar toe te gaan. Filippo Tommaso Marinetti was toen<br />
zevenen<strong>de</strong>rtig jaar oud. Of <strong>Couperus</strong> van het bestaan van diens toen al verschenen<br />
roman Mafarca il futurista of van het Manifesto tecnico <strong>de</strong>lla letteratura futurista<br />
afwist, mag betwijfeld wor<strong>de</strong>n. Wel drong het spoedig tot hem door dat het hier om<br />
iets belangrijks ging.<br />
De bijeenkomst die <strong>Couperus</strong> bijgewoond en beschreven heeft is waarschijnlijk<br />
die van 12 <strong>de</strong>cember geweest. 17 Deze volg<strong>de</strong> op een manifestatie die op 21 februari<br />
van dat jaar te Rome in het Teatro Costanzi had plaatsgevon<strong>de</strong>n, bij welke gelegenheid<br />
Giovanni Papini, die er naast Marinetti was opgetre<strong>de</strong>n, zich niet had ontzien het<br />
toen nog nieuwe, pompeuze monument <strong>voor</strong> Vittorio Emanuele een pisciatoio di<br />
lusso te noemen en Rome zelf uit te schel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een mantenuta. Het was er heet<br />
toegegaan. 18 Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> die avond in het Teatro Verdi een enorme<br />
politiemacht op <strong>de</strong> been vond.<br />
Het bleek dat dit ook wel nodig was, daar het behou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Florentijnse publiek,<br />
door <strong>Couperus</strong> in navolging van <strong>de</strong> futuristen zelf passatisten genoemd - mensen die<br />
omkeken in plaats van uit te zien naar <strong>de</strong> toekomst - zich frontaal tegen <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>mannen van die toekomst keer<strong>de</strong>. Marinetti, Papini en hun me<strong>de</strong>stan<strong>de</strong>rs kon<strong>de</strong>n<br />
zich ternauwernood verstaanbaar maken, wer<strong>de</strong>n bekogeld met aardappelen,<br />
bloemkolen, sinaasappelen en honing (!) en had<strong>de</strong>n enige moeilijke uren. Hoewel<br />
<strong>Couperus</strong> zelf even overtuigd passatist was als het overgrote <strong>de</strong>el van het publiek 19<br />
- ‘ik zal passatist sterven’ - had hij op zijn manier toch bewon<strong>de</strong>ring en sympathie<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> jonge futuristen: ‘O, <strong>de</strong> dappere zeven, acht Toekomstministers! Géen woord<br />
van hunne re<strong>de</strong>voeringen, gedichten en imprecaties was te hooren. Maar zij, zij<br />
gingen dóor door het pan<strong>de</strong>moniesch geweld. En zij waren te bewon<strong>de</strong>ren om hun<br />
moed, om hun vol-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
457<br />
harding, ook om hunne oprèchtheid. Marinetti werd gewond aan zijn oog met een<br />
projectiel, aardappel of rotte ui. Het <strong>de</strong>ed er niet toe: hij ging door.’<br />
Voor het eerst realiseer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dat er in Italië iets aan <strong>de</strong> hand was. Hij<br />
begreep dat het om een interessante beweging moest gaan, en hij kocht het door<br />
Papini en Soffici geredigeer<strong>de</strong> tijdschrift Lacerba. Zo kwam hij te weten dat <strong>de</strong><br />
futuristen zich niet alleen druk maakten om een nieuwe schil<strong>de</strong>r- en beeldhouwkunst,<br />
maar dat zij zich ook politiek wil<strong>de</strong>n vernieuwen. Zij waren <strong>voor</strong> Libië en tegen het<br />
socialisme. Zij waren nationalistisch en kantten zich tegen <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen in Italië,<br />
door Papini transalpijnse apen genoemd. Florence <strong>voor</strong>al moest opgestoten wor<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> vaart <strong>de</strong>r volkeren en ophou<strong>de</strong>n alleen maar een groot museum te zijn. Te veel<br />
eerbied <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kunst verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ontplooiing van een gezon<strong>de</strong> nieuwe.<br />
<strong>Een</strong> merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie was dat in diezelf<strong>de</strong> dagen <strong>de</strong> uit het Louvre<br />
gestolen Mona Lisa van Leonardo da Vinci in een Florentijns hotelletje werd<br />
teruggevon<strong>de</strong>n. Men exposeer<strong>de</strong> het onbeschadig<strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rij in <strong>de</strong> Uffizi waar het<br />
enorme belangstelling trok, en <strong>Couperus</strong> ging het zien op <strong>de</strong> middag, <strong>voor</strong>afgaand<br />
aan <strong>de</strong> futuristische avond in het Teatro Verdi. Het van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang gered<strong>de</strong><br />
meesterwerk maakte diepe indruk op hem: eens te meer begreep hij dat hij, ondanks<br />
een zekere instemming met het streven van <strong>de</strong> jeugdige revolutionairen - hij herinner<strong>de</strong><br />
zich <strong>de</strong> Tachtigers, zegt hij, niet geheel zon<strong>de</strong>r hypocrisie - zelf altijd het ou<strong>de</strong> zou<br />
verkiezen boven het nieuwe. Evenals Ouida een generatie eer<strong>de</strong>r, die Florence had<br />
verlaten toen men het ou<strong>de</strong> getto had afgebroken, zou hij op zijn beurt het verle<strong>de</strong>n<br />
kiezen en het blijven ver<strong>de</strong>digen tegen een niets goeds <strong>voor</strong>spellen<strong>de</strong><br />
toekomstwaanzin. Liever renaissance dan kubisme, liever <strong>de</strong> Haagse School dan <strong>de</strong><br />
Franse impressionisten. En wat <strong>de</strong> gepredikte haat tegen <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen betreft,<br />
daar stond hij al zéér sceptisch tegenover. Hij voel<strong>de</strong> zich persoonlijk gegrepen.<br />
Overigens meen<strong>de</strong> hij opgemerkt te hebben dat <strong>de</strong>ze haat zich niet alleen bij <strong>de</strong><br />
futuristen ontwikkel<strong>de</strong> maar een vrij algemeen verschijnsel aan het wor<strong>de</strong>n was. 20<br />
Twintig jaar eer<strong>de</strong>r had <strong>de</strong> jonge Italiaanse staat <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen nog nodig gehad.<br />
Sindsdien had Italië zich echter in positieve zin ontplooid, was veel zelfstandiger<br />
gewor<strong>de</strong>n en had <strong>de</strong>ze toeristen, <strong>voor</strong> wie men geacht werd te buigen en zich<br />
dienstbaar te betonen, niet langer nodig. Volgens sommigen althans. <strong>Couperus</strong> had<br />
daarnaast<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
458<br />
echter nog iets an<strong>de</strong>rs opgemerkt: diezelf<strong>de</strong> toeristen kwamen uit eigener beweging<br />
allang niet meer in zo grote hor<strong>de</strong>n opzetten: veel liever reis<strong>de</strong>n zij tegenwoordig<br />
naar Egypte en Japan, lan<strong>de</strong>n die bezig waren snel aan populariteit te winnen. Daarmee<br />
zou het hele vreem<strong>de</strong>lingenprobleem in Italië zichzelf oplossen, langs <strong>de</strong> altijd te<br />
prefereren lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Alleen <strong>de</strong> echte liefhebbers zou<strong>de</strong>n blijven<br />
komen. Wie zou tegen die mensen bezwaar willen maken? - En wat Florence als<br />
museumstad betreft, waarom mocht dat niet? Men kon <strong>de</strong>sgewenst toch tussen<br />
Florence en Fiesole een nieuwe stad bouwen, zo mo<strong>de</strong>rn en futuristisch als men maar<br />
wil<strong>de</strong>? Marinetti heette zeer vermogend te zijn: waarom kocht die daar dan niet <strong>de</strong><br />
nodige terreinen op? Zo eenvoudig was dat!<br />
<strong>Couperus</strong> schreef <strong>de</strong>ze overwegingen met veel overleg. Hij wist kennelijk wat hij<br />
zei en zal over <strong>de</strong> problemen vermoe<strong>de</strong>lijk wel met zijn Florentijnse vrien<strong>de</strong>n van<br />
gedachten hebben gewisseld. Weinig kon hij <strong>voor</strong>zien dat <strong>de</strong> theorieën van bei<strong>de</strong><br />
partijen, futuristen en passatisten, <strong>voor</strong>lopig niets dan theorieën zou<strong>de</strong>n blijven.<br />
Onnodige opwinding: heel Europa, ook Italië, stond aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>avond van <strong>de</strong> eerste<br />
wereldoorlog. Dat er een nieuwe kunst zou komen, stond <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> vast. Intuïtief<br />
wist hij echter tevens met grote zekerheid dat niemand daar bang <strong>voor</strong> hoef<strong>de</strong> te<br />
zijn: 21 ‘Het Futurisme zal overwinnen: ik ben overtuigd, dat er eene perio<strong>de</strong> zal<br />
komen, waarin an<strong>de</strong>rs gedicht, geschil<strong>de</strong>rd, gemuziceerd, gepolitizeerd, geléefd zal<br />
wor<strong>de</strong>n dan in onze dagen. Maar zoodra het Futurisme gezegevierd hebben zal, zal<br />
er iets onver<strong>de</strong>lgbaar menschelijks weêr op bloeien als een veldje vergeet-mij-niet<br />
tusschen al <strong>de</strong> aangekweekte futuristische bloemen, en dat onver<strong>de</strong>lgbaar menschelijke<br />
zal blijken te zijn het Sentimentalisme... Al zoû het alleen maar zijn het<br />
Sentimentalisme <strong>de</strong>r dàn oud gewor<strong>de</strong>n Futuristen, die terug zullen blikken op <strong>de</strong>n<br />
nu zoo fellen strijd hunner jeugdige jaren...’ - Het zou ermee gaan als met <strong>de</strong> eertijds<br />
zo opstandige Van Deyssel en Gorter, zo <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij ook mee. Het enige wat altijd<br />
weer zegevier<strong>de</strong>, boven alles wat zich als nieuw aandien<strong>de</strong>, was <strong>de</strong> schoonheid.<br />
Dat zijn recente ervaringen toch <strong>de</strong> nodige indruk op hem gemaakt hebben, bewijst<br />
het feit dat hij kort daarna, in januari 1914, Papini's meest geruchtmaken<strong>de</strong>, twee<br />
jaar eer<strong>de</strong>r verschenen boek Un uomo finito is gaan lezen. 22 De lectuur ervan <strong>de</strong>ed<br />
hem <strong>de</strong> schellen van <strong>de</strong> ogen vallen: sinds 1903 was er in Florence een jonge beweging<br />
op gang gekomen, volgens hem vergelijkbaar met die <strong>de</strong>r Tachtigers twintig jaar<br />
eer<strong>de</strong>r, terwijl hij er<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
459<br />
niets van gemerkt had! Wat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van zijn schrijversleven zel<strong>de</strong>n heeft<br />
gedaan, <strong>de</strong>ed hij nu, namelijk een heel feuilleton wij<strong>de</strong>n aan Papini's meesterwerk,<br />
dat hij een prachtig boek noem<strong>de</strong>, zelfs een bijna volmaakt boek. Volgens hem had<br />
het universele waar<strong>de</strong> omdat hij er in meen<strong>de</strong> te herkennen 23 ‘het beeld-in-woor<strong>de</strong>n<br />
van ie<strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rn jong dichter, <strong>de</strong>nker en schrijver, niet alleen in Italië, maar in geheel<br />
Europa’.<br />
Ongetwijfeld herken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> er veel van zichzelf in, van zijn eigen literair<br />
enthousiasme zoals hij dat omstreeks zijn twintigste levensjaar beleefd had, en later<br />
in Metamorfoze had beschreven in ‘Het Boek van Torquato Tasso’. In Un uomo finito<br />
vertelt Papini uitvoerig over zijn eenzame jeugd. <strong>Couperus</strong> kon zich daar goed mee<br />
vereenzelvigen: 24 ‘De hoofdstukken, waarin Papini van zijn droeve kin<strong>de</strong>rjaren vertelt,<br />
van zijn grauw pessimisme [...] en van zijn alles-willen-bereiken zijn het mooiste,<br />
dat ooit geschreven is door een ein<strong>de</strong>lijk ièts bereikt hebbend en <strong>de</strong>nkend mensch<br />
met een terugblik naar <strong>de</strong> eerste jeugd.’ De teleurstellingen en ‘inkrimpingen <strong>de</strong>r<br />
illuzie’, <strong>de</strong> mislukkingen en gele<strong>de</strong>n ne<strong>de</strong>rlagen, dit alles had <strong>Couperus</strong> op zijn manier<br />
precies zo ervaren. Aan Tachtig herinner<strong>de</strong> hem ook het door Papini in 1903<br />
opgerichte tijdschrift Leonardo, zo sterk zelfs dat hij begon te spreken van<br />
‘Italiaansche Tachtigers’ die, zoals <strong>de</strong> Amsterdammers graag waren samengekomen<br />
in café Mast op het Rembrandtsplein, in Florence hun geestdriftige gesprekken<br />
gevoerd had<strong>de</strong>n café Reininghaus, dat <strong>voor</strong>al bekendheid genoot door <strong>de</strong> in<br />
scharlakenrood gekle<strong>de</strong> kelners. 25<br />
Tenslotte ging <strong>Couperus</strong> zelfs zo ver dat hij Papini vergeleek met... Van Deyssel.<br />
Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n: 26 ‘Zijne ruwe, onbehagelijke woor<strong>de</strong>n, zijn vierkant proza, zijn<br />
warsheid van àlle zoeking naar het bevallige, zijn zeker nièt die van <strong>de</strong>n zoeker, die<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bemin<strong>de</strong> om henzelve. Maar zijn virile, booze blik, zijn hevig<br />
gepassioneerd gebaar, zijn doortrillen<strong>de</strong> barytonale stem hebben een overweldigen<strong>de</strong><br />
bekoring en Un nomo finito is <strong>de</strong> zwaar krachtige, forsch mannelijke roep van een<br />
levend, een hèftig levend man, die <strong>de</strong> Toekomst <strong>voor</strong> zich ziet open wijken en zich<br />
ten nieuwen strijd gordt, trots àlle ne<strong>de</strong>rlagen van het Verle<strong>de</strong>n.’ Dit is wel een heel<br />
curieuze motivering. Er volgt namelijk uit dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> grond van zijn hart,<br />
ondanks zijn afkeer van <strong>de</strong> man, nog gezwegen van <strong>de</strong> persoonlijke kwetsuren die<br />
hij zelf had opgelopen door diens bejegening, altijd een heimelijke, diepe bewon<strong>de</strong>ring<br />
<strong>voor</strong> Van Deyssel moet hebben gekoesterd. Er schuilt een grote ironie in dat <strong>de</strong>ze<br />
bewon<strong>de</strong>ring,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
460<br />
zo is ons nu bekend, we<strong>de</strong>rzijds was. <strong>Couperus</strong> noch Van Deyssel hebben dat toen<br />
van elkaar beseft. Hun toena<strong>de</strong>ring zou nog tien jaren op zich laten wachten en eerst<br />
zes weken <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' dood min of meer bekrachtigd wor<strong>de</strong>n.<br />
Maurits Wagen<strong>voor</strong>t was in <strong>de</strong>ze tijd ook weer in Florence terug. Hij ken<strong>de</strong> Papini,<br />
en toen hij vernomen had van <strong>Couperus</strong>' plotselinge enthousiasme <strong>voor</strong> Un nomo<br />
finito, vatte hij het plan op <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> schrijvers aan elkaar <strong>voor</strong> te stellen. 27 De<br />
ontmoeting moest plaatsvin<strong>de</strong>n in het café Gilli of op het trottoir daarbuiten, door<br />
<strong>Couperus</strong> el<strong>de</strong>rs aangeduid als <strong>de</strong> conversatiestoep van advocaten, officieren en<br />
notabelen. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze kennismaking kort beschreven. Ook Wagen<strong>voor</strong>t<br />
kon zich die later nog heel goed herinneren, hij was er kennelijk trots op dit zo te<br />
hebben kunnen arrangeren. Dat het toch een wat vreem<strong>de</strong> confrontatie is gewor<strong>de</strong>n<br />
komt misschien <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el doordat <strong>Couperus</strong>, achttien jaar ou<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> Italiaan,<br />
een zekere patroniseren<strong>de</strong> houding aannam waar Papini niet goed raad mee geweten<br />
kan hebben. Deze zag er helemaal niet uit als een weerwolf die naar alle<br />
vreem<strong>de</strong>lingen beet, zo stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> om te beginnen vast, en hij was ook min<strong>de</strong>r<br />
lelijk dan men zou verwachten: ‘Hij is klein, een beetje bleek, even schuchter, een<br />
tikje verlegen en zijn krulharen, waarop hij trotsch is, krinkelen langs <strong>de</strong>n rand van<br />
zijn hoed. Ik heb hem gezegd, dat ik zijn boek zoo mooi vond en hem zoo sympathiek<br />
vond, al woû hij mij in <strong>de</strong> Arno smijten. Toen heeft hij even bleekjes geglimlacht.<br />
Hij heeft niet veel gezegd, maar wat hij zei<strong>de</strong>, zei<strong>de</strong> hij met een zachte stem.’<br />
<strong>Couperus</strong> vond ver<strong>de</strong>r dat Papini een noor<strong>de</strong>lijke ziel had, en stel<strong>de</strong> vast: 28 ‘Hij is<br />
<strong>voor</strong> mij niet Italiaansch maar toch wel sympathiek. Ik zei<strong>de</strong> hem, dat hoewel ik<br />
geheel van hem verschil<strong>de</strong>, ik toch iets broe<strong>de</strong>rlijks in hem gevon<strong>de</strong>n had, toen ik<br />
zijn boek las... En toen heeft hij weêr bleekjes geglimlacht.’ Wat heeft van zijn kant<br />
Papini van <strong>Couperus</strong> gevon<strong>de</strong>n? Wij weten het niet, hij schijnt zich bij het on<strong>de</strong>rhoud<br />
nogal terughou<strong>de</strong>nd te hebben gedragen en heeft in <strong>de</strong> charmante Hagenaar misschien<br />
toch iets te veel een transalpijnse aap gezien. ‘Hoewel hij even verlegen is, bijna<br />
schuchter, heeft hij toch iets trotsch,’ stel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> tenslotte vast, om <strong>de</strong>sondanks<br />
royaal te on<strong>de</strong>rstrepen: ‘Ik geloof, dat hij, op dit oogenblik, <strong>de</strong> innigste, <strong>de</strong> stil in<br />
zich gevoelvolste, misschien wel <strong>de</strong> grootste schrijver van Italië gaat wor<strong>de</strong>n.’<br />
De mogelijkheid om via Papini door te dringen tot jonge Florentijnse<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
461<br />
intellectuele kringen, die hem toch genoeg interessante perspectieven had<strong>de</strong>n kunnen<br />
bie<strong>de</strong>n, liet <strong>Couperus</strong> conform zijn eigen afstan<strong>de</strong>lijke, haast autistische aard geheel<br />
onbenut. Zeker, hij stel<strong>de</strong> belang in het werk van <strong>de</strong>ze Italiaanse Van Deyssel, maar<br />
niet echt in <strong>de</strong> man zelf, laat staan in diens consorten.<br />
Futurisme, vreem<strong>de</strong>lingenhaat en wat dies meer zij. <strong>Couperus</strong> liet het allemaal <strong>voor</strong><br />
wat het was. Heel diep ging zijn belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze dingen niet. Met Wagen<strong>voor</strong>t<br />
maakte hij romantische plannen van heel an<strong>de</strong>re aard. ‘Jan’ vatte, naar aanleiding<br />
van een filmprijsvraag, het plan op een paar van <strong>Couperus</strong>' boeken te verfilmen. Daar<br />
<strong>de</strong> hoofdprijs vijfentwintigduizend gul<strong>de</strong>n zou bedragen, voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> er veel<br />
<strong>voor</strong>. Maar <strong>de</strong> titels van <strong>de</strong> boeken die hij Veen aan Wagen<strong>voor</strong>t - poste restante<br />
Florence - liet sturen tonen aan hoe volstrekt onpraktisch en weltfremd hij kon zijn. 29<br />
Want hoe had hij zich <strong>voor</strong>gesteld dat men Herakles moest verfilmen, compleet met<br />
Erymantisch zwijn, centauren en Cerberus? Of Psyche, op <strong>de</strong> rug van haar Chimera?<br />
Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>n misschien nog wel perspectieven. Dat zijn<br />
psychologische Haagse romans a priori aanmerkelijk meer filmische mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
bezaten ontging hem blijkbaar volkomen. Het is slechts bij <strong>de</strong>ze bizarre plannen<br />
gebleven, wat natuurlijk wel te <strong>voor</strong>zien was geweest.<br />
De winter was somber en koud. Florence raakte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sneeuw. <strong>Couperus</strong> schreef<br />
enkele weinig diepzinnige feuilletons. Over De droomen bij <strong>voor</strong>beeld, die hem wel<br />
intrigeer<strong>de</strong>n: 30 ‘Van Ee<strong>de</strong>n heeft ons in De Nachtbruid veel moois van droomen<br />
gezegd en doen <strong>de</strong>nken, en zelfs Duitsche professoren, - die ik niet gelezen heb<br />
[<strong>Couperus</strong> bedoel<strong>de</strong> wellicht Freud] - vertellen veel van droomen, maar toch weten<br />
wij eigenlijk weinig van droomen en is het heel vreemd en heel gèk, dat wij<br />
droomen...’ <strong>Een</strong> won<strong>de</strong>rlijke nachtmerrie, waarin hij tot paus gekozen werd, was <strong>de</strong><br />
aanleiding tot <strong>de</strong>ze mijmering. Speel<strong>de</strong> zijn on<strong>de</strong>rbewustzijn hier met Rafaëls portret<br />
van Leo x in Palazzo Pitti, waar <strong>de</strong> paus gezeten is tussen Giulio en Rossi, <strong>de</strong> namen<br />
die <strong>Couperus</strong> zo goed ken<strong>de</strong> van zijn Florentijnse vrien<strong>de</strong>n? - <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer schreef<br />
hij over spreeuwenzwermen die in <strong>de</strong> hangen<strong>de</strong> tuin van het Palazzo Niccolini <strong>de</strong><br />
mussen verdreven. 31 De bloeien<strong>de</strong> camelia's en olean<strong>de</strong>rs dreig<strong>de</strong>n te bezwijken on<strong>de</strong>r<br />
sneeuw en vechten<strong>de</strong> vogels. In <strong>de</strong> loop van februari verdwenen <strong>de</strong> spreeuwen weer,<br />
volgens <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> portier Antonio om zich op <strong>de</strong> masten<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
462<br />
<strong>de</strong>r schepen van Napels naar Palermo te laten varen, want <strong>de</strong> vogels plachten op<br />
Sicilië te nestelen en eieren te leggen op <strong>de</strong> rotsen aan zee.<br />
<strong>Een</strong> tamelijk saaie winter was het met dit alles wel. Elisabeth tob<strong>de</strong> weer met haar<br />
gezondheid. De vertaling van The mating of Lydia wist zij <strong>de</strong>sondanks tot een goed<br />
ein<strong>de</strong> te brengen. Haar had Spanje genoeg geboeid om Veen nu een Spaanse roman<br />
ter bewerking <strong>voor</strong> te stellen. Zij dacht daarbij aan Pio Baroja of Ricardo León en<br />
zond <strong>de</strong>ze schrijvers een brief. 32 Ook in Hans An<strong>de</strong>rsen of een boek van Robert<br />
Smythe Hichens - beroemd gewor<strong>de</strong>n door The gar<strong>de</strong>n Allah (1904) - had zij<br />
eventueel wel animo. Het zou tenslotte Baroja's La ciudad <strong>de</strong> la niebla wor<strong>de</strong>n,<br />
gecombineerd met enkele hoofdstukken uit diens La dama errante. 33<br />
Intussen werd <strong>Couperus</strong> verblijd met het al eer<strong>de</strong>r gememoreer<strong>de</strong> verlate hul<strong>de</strong>blijk<br />
<strong>voor</strong> zijn vijftigste verjaardag. Langzamerhand kon hij over een Egyptische reis gaan<br />
fantaseren. Veen, die het rondschrijven me<strong>de</strong> had on<strong>de</strong>rtekend, hield zich in <strong>de</strong>ze<br />
perio<strong>de</strong> bezig met het prepareren van <strong>de</strong> vijf <strong>de</strong>eltjes Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen.<br />
<strong>Couperus</strong> gaf zijn uitgever daarbij van tijd tot tijd op zeer beminnelijke toon raad.<br />
Met het na<strong>de</strong>ren van het carnaval werd het ook beter weer. Op sommige dagen leek<br />
het wel lente, zodat <strong>Couperus</strong> zelfs een keer met een taxi naar Fiesole ging. 34 's Avonds<br />
bracht hij graag een bezoek aan het Teatro la Pergola. Goldoni werd er opgevoerd,<br />
met achttien<strong>de</strong>-eeuwse maskers. 35 <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong> Goldoni hoofdzakelijk van naam,<br />
uit <strong>de</strong> tijd dat zijn ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r hem Italiaans had geleerd. Toen al had <strong>de</strong>ze hem teksten<br />
van <strong>de</strong> Italiaanse toneelschrijver in han<strong>de</strong>n gegeven, zon<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong> er overigens<br />
veel belangstelling <strong>voor</strong> had gekoesterd.<br />
Op een an<strong>de</strong>re avond kwam hij tegen enen uit <strong>de</strong> opera en stuitte tot zijn verrassing<br />
vlak bij zijn pension op een groepje musiceren<strong>de</strong> Milanezen: 36 ‘Om hen had zich wat<br />
nachtpubliek verzameld en in het mid<strong>de</strong>n daarvan dansten drie paren mannelijke<br />
sekse met elkaâr. Vrouwelijk element scheen naar bed, want ontbrak.’ Toen daarop<br />
een van <strong>de</strong> dansers, een infanterist, <strong>Couperus</strong> uitnodig<strong>de</strong> met hem te walsen, durf<strong>de</strong><br />
hij eerst niet, in <strong>de</strong> begrijpelijke overweging dat zijn ‘eigene vrouw, zoo ze zich<br />
buigen zoû op dit nachtelijk uur uit haar venster, mij jùist op dien hoek, in een<br />
twijfelachtig lantarenlicht, zoû kunnen zien dansen bij guitaar en mandoline, met<br />
een soldaat, tusschen nachtpubliek’. De infanterist hield echter aan en <strong>Couperus</strong> liet<br />
zich overhalen. Alsof dit nog niet genoeg was, beschreef hij zijn avontuur ge<strong>de</strong>tailleerd<br />
in Het Va<strong>de</strong>rland. Wat zijn Haagse<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
463<br />
lezers hiervan gedacht zullen hebben laat zich ra<strong>de</strong>n. Hoe Elisabeth zich gevoeld<br />
heeft toen zij het feuilleton on<strong>de</strong>r ogen kreeg, is iets min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk. - In welk<br />
stadium was hun sekseloze, maar <strong>de</strong>sondanks hechte, relatie in die perio<strong>de</strong> aangeland?<br />
Hoe ging het met Orlando?<br />
Waar Giulio Lodomez in <strong>de</strong>ze tijd verbleef weten wij niet. Het is echter niet<br />
onwaarschijnlijk dat hij zich in het <strong>voor</strong>jaar van 1914 te Rome bevond. Heeft hij<br />
<strong>Couperus</strong> toen uitgenodigd zich daar bij hem te voegen? In een niet na<strong>de</strong>r gedateer<strong>de</strong><br />
brief aan Veen, in maart verzon<strong>de</strong>n, liet <strong>Couperus</strong> zijn uitgever weten dat hij op I<br />
april naar Rome dacht te gaan; 37 dat zijn adres aldaar nog zou volgen; en dat Elisabeth<br />
in Florence zou blijven. Dit nu was een heel ongebruikelijke manier van han<strong>de</strong>len.<br />
Zel<strong>de</strong>n reis<strong>de</strong>n zij geschei<strong>de</strong>n, bijna altijd waren zij tot nu toe samen geweest. Wat<br />
had <strong>Couperus</strong> in zijn eentje in Rome te doen?<br />
Dat Elisabeth in<strong>de</strong>rdaad niet mee is gegaan blijkt uit een iets later, eigenhandig<br />
door haar aan Veen geschreven brief, 38 waarin zij mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: ‘Mijn man is een beetje<br />
aan het vagabon<strong>de</strong>eren in Rome’.<br />
Terwijl <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Eeuwige Stad verbleef, 39 verschenen in Het Va<strong>de</strong>rland drie<br />
feuilletons met Wree<strong>de</strong> portretten, beschrijvingen van pensiongasten die hij in pension<br />
Grebenau, in Rome en in pension Rochat had leren kennen of over wie hij had horen<br />
spreken. 40 Het opmerkelijkste dubbelportret in <strong>de</strong>ze kleine reeks is ongetwijfeld dat<br />
van <strong>de</strong> Duitse baron en <strong>de</strong> jodin. 41 <strong>Couperus</strong> beschrijft hierin hoe een vijftigjarige<br />
a<strong>de</strong>llijke officier, humorloos en met neiging tot embonpoint, zich bij het binnenkomen<br />
van een ou<strong>de</strong> joodse dame die een zwarte pruik draagt, vergeet en een openlijk<br />
antisemitische houding aanneemt. De scène speelt vermoe<strong>de</strong>lijk in München. Hec<br />
is tekenend <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> dat hij het in alle opzichten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jodin opneemt, terwijl<br />
hij tevens zijn afkeer van <strong>de</strong> baron en diens verwerpelijk gedrag zon<strong>de</strong>r<br />
terughou<strong>de</strong>ndheid laat blijken. Dat <strong>Couperus</strong> een zwak had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> joodse me<strong>de</strong>mens<br />
in het algemeen is tijdgenoten al opgevallen. Men heeft het wel eens willen verklaren<br />
uit zijn eigen geaardheid: vereenzelviging met <strong>de</strong> sociaal niet overal voetstoots<br />
geaccepteer<strong>de</strong>, <strong>de</strong> maatschappelijke outcast zelfs (in Duitsland tóén al), die zich zijn<br />
hachelijke min<strong>de</strong>rheidspositie soms pijnlijk bewust is en daaron<strong>de</strong>r lijdt zon<strong>de</strong>r dat<br />
hij veel kan doen. Bovendien voel<strong>de</strong> hij zich, met zijn eigen onhollandse levendigheid<br />
en grote nieuwsgierigheid, allround begaafdheid en sterk gevoel <strong>voor</strong> humor,<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk meer in het vitale<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
464<br />
gezelschap van inspireren<strong>de</strong> jo<strong>de</strong>n thuis dan in saaie burgerkringen.<br />
De an<strong>de</strong>re portretten 42 - <strong>de</strong> tot prinses Chalcondylas gewor<strong>de</strong>n Franse gouvernante;<br />
<strong>de</strong> eenzame, altijd reizen<strong>de</strong> Hollandse weduwe met te veel geld (<strong>voor</strong> wie mevrouw<br />
Scheurleer wel mo<strong>de</strong>l kan hebben gestaan); <strong>de</strong> nooit schrijven<strong>de</strong> schrijfster die alleen<br />
maar een dorre ziel en veel pretenties heeft - zijn geestig en gena<strong>de</strong>loos geschetst:<br />
bijzon<strong>de</strong>re specimina uit <strong>Couperus</strong>' mensenverzameling. Ze zou<strong>de</strong>n gemakkelijk<br />
hebben kunnen figureren in een roman. Maar romans wenste hij nu eenmaal niet<br />
meer te schrijven. Dit verkondig<strong>de</strong> hij althans, vlak <strong>voor</strong> het ogenblik waarop hij<br />
weer aan een nieuwe ging beginnen.<br />
In Rome nam hij zijn intrek bij een zekere Elvira. Zij verhuur<strong>de</strong> kamers in <strong>de</strong> Via<br />
Castelfidardo 8. 43 Ook van haar heeft hij een, tamelijk cynisch uitgevallen, portret<br />
getekend. Hij nam zelfs niet <strong>de</strong> moeite haar naam te veran<strong>de</strong>ren. Zij was een<br />
Toscaanse van een jaar of zestig, uit Arezzo afkomstig, en leef<strong>de</strong> samen met een<br />
volmaakte parasiet, een half futuristische, half socialistische, vele jaren jongere<br />
dichter zon<strong>de</strong>r geld. De regels die <strong>Couperus</strong> aan <strong>de</strong>ze Pari<strong>de</strong> heeft gewijd zijn<br />
meedogenloos. 44 De schets maakt <strong>de</strong> indruk nauwkeurig uit <strong>de</strong> werkelijkheid te zijn<br />
overgeschreven, om zo te zeggen.<br />
Twee weken <strong>voor</strong> dit feuilleton, vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> schets Niet meer dan een<br />
dagboekblad zijn lezers een en an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> Paasweek in Rome. 45 In <strong>de</strong><br />
Sint-Picterskerk woon<strong>de</strong> hij een mis bij. Het enorme gebouw was bij die gelegenheid<br />
verwon<strong>de</strong>rlijk leeg.<br />
Het zachte lenteweer lokte hem naar <strong>de</strong> Palatijn. waar hij genoot van <strong>de</strong> bloeien<strong>de</strong><br />
blauweregen tussen <strong>de</strong> ruïnes en naar <strong>de</strong> eerste rozen keek. Hij was er met iemand<br />
die hij niet noemt. Maar er kan bijna geen twijfel over bestaan of het was Giulio<br />
Lodomez, die hem daar vergezel<strong>de</strong>: 46 ‘Wij waren samen, wij bei<strong>de</strong>n en wij had<strong>de</strong>n<br />
ons materialisme bevredigd, dat wil zeggen: wij had<strong>de</strong>n het frugale maal genoten<br />
van eieren en brood en witte ricotta-kaas en geligen wijn en oranje ooft en...<br />
plotseling bespeur<strong>de</strong> ik, dat wij gehéel alleen waren, in <strong>de</strong>n noen, in <strong>de</strong>n zonneschijn,<br />
tusschen <strong>de</strong> ruïnes. Zij waren àllen weg, <strong>de</strong> toeristen; zij waren allen terug naar hunne<br />
hôtels, <strong>voor</strong> hun lunch. En <strong>de</strong> opzieners, zij waren allen wèg, om te eten, of om te<br />
slapen. En er was niets dan <strong>de</strong> ruïnes en <strong>de</strong> eenzaamheid om ons rond en <strong>de</strong><br />
zonneschijn en <strong>de</strong> geuren<strong>de</strong> bloemen en <strong>de</strong> zingen<strong>de</strong> vogels. Geen menschenstap of<br />
-stem...’<br />
Met <strong>de</strong> auto maakten zij samen een tocht door een nacht vol overdadige<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
465<br />
maneschijn. In <strong>de</strong>ze schitterend geschreven schets suggereert <strong>Couperus</strong> tenslotte dat<br />
zij zich begaven naar het kasteel aan zee, met zijn vier plompe torens, dat se<strong>de</strong>rt<br />
jaren niet meer in <strong>de</strong> Orlandoverhalen was teruggekeerd: 47 ‘... wat is dit vierkante<br />
huis, met vier plompe, korte torens, die uit steken in <strong>de</strong> zilveren nacht, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n weg, en tusschen <strong>de</strong> droomerige olijveheuvelen en het zeeëmeer zelve,<br />
en waarheen geleidt een donkere, stijgen<strong>de</strong> laan van cypresscn...? Ik weet het niet<br />
en toch weet ik wel, dat ik dat alles reeds ken en er u zelfs van heb verteld...’ En hij<br />
gaat <strong>voor</strong>t met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Dit is <strong>de</strong> <strong>Een</strong>zaamheid, met ons bei<strong>de</strong>n.’ Tenslotte<br />
wor<strong>de</strong>n na enkele zonnige dagen <strong>de</strong> ramen van het slot weer gesloten, waarna hij<br />
eindigt: ‘Ik weet niet wat dit alles is: misschien is het een korte droom. Misschien is<br />
het wel eene werkelijkheid, een korte halte, een oogenblik, dat stil stond... E via!<br />
We<strong>de</strong>rom <strong>voor</strong>uit!’<br />
Wat moeten wij aan met <strong>de</strong>ze schets? Men krijgt <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong> met<br />
Giulio Lodomez - die geen kasteel bezat - enkele dagen in een hotel aan <strong>de</strong> kust heeft<br />
doorgebracht, waarna het tot een afscheid is gekomen. De autotocht op zichzelf is<br />
geen fictie, daar <strong>Couperus</strong> in een van zijn brieven aan Veen uit Rome - waarin een<br />
geprikkel<strong>de</strong> toon valt te horen: 48 ‘ik heb het al zoo eeuwig druk en dat nog in mijn<br />
zogenaam<strong>de</strong> vacantie’ - on<strong>de</strong>r meer verklaart: ‘ik poog een beetje op a<strong>de</strong>m te komen<br />
van mijn werk en zit veel in <strong>de</strong> auto.’ In <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> zond Veen hem zoveel<br />
drukproeven, dat <strong>Couperus</strong> in een brief van 17 april verzuchtte: 49 ‘Ik ben suf en<br />
overstelpt met al die proeven.’ In <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> brief vin<strong>de</strong>n wij overigens <strong>de</strong><br />
verrassen<strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Ik moet een beetje rust hebben, werk ook niet aan mijn<br />
Ongelukkige en schrijf alleen maar mijn feuilleton (en corrigeer proeven!!) En dat<br />
is heusch genoeg <strong>voor</strong> het moment.’ Op welk tijdstip hij nu tóch aan <strong>de</strong> Spaanse<br />
roman is begonnen die <strong>de</strong> historie hem, ca<strong>de</strong>au wil<strong>de</strong> doen, maar die hij zich zo vast<br />
had <strong>voor</strong>genomen niét te zullen schrijven, kan niet goed wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Wat<br />
hem er toe gebracht heeft? Geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n dan die welke hem jaren eer<strong>de</strong>r tot<br />
het schrijven van <strong>de</strong> acht Boeken <strong>de</strong>r kleine zielen bracht: geldgebrek. Met een<br />
behoorlijk honorarium <strong>voor</strong> De ongelukkige zou hij zijn leningen kunnen aflossen.<br />
Voorts was er het droombeeld van <strong>de</strong> reis naar Egypte: ook daar<strong>voor</strong> had hij veel<br />
nodig, meer dan het hul<strong>de</strong>blijk had opgebracht.<br />
Het verblijf bij Elvira liep ten ein<strong>de</strong>. Dat was maar goed ook. Uit De gelui<strong>de</strong>n<br />
blijkt dat <strong>de</strong> buurt rond het ministerie van Financiën, waar het huis lag, lawaaieriger<br />
was dan <strong>Couperus</strong> aanvankelijk had kunnen ver-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
466<br />
moe<strong>de</strong>n. 50 Er bevon<strong>de</strong>n zich twee herbergen links en rechts, waar op zondagmiddag<br />
kakofonische muziek werd geproduceerd. Wijnkooplie<strong>de</strong>n schreeuw<strong>de</strong>n, hondjes<br />
keften eentonig en doordringend, er klonk allerlei gekijf, en tot overmaat van ramp<br />
dreun<strong>de</strong>n er automobielen en ratel<strong>de</strong> er niet aflatend een motorcyclette op en neer.<br />
Ook 's nachts ging dat allemaal door. Zodat <strong>Couperus</strong>, slapeloos, zichzelf moest<br />
vermanen: 51 ‘Lig stil! raas niet op, als vroeger; gooi je niet snikken<strong>de</strong> op <strong>de</strong>n vloer,<br />
als vroeger; wek niet wie je lief zijn, als vroeger, om als een kind troost tegen hun<br />
hart te voelen; wees trótsch in je zwakte, lijd in stilte, snik in stilte, tegen je kussen<br />
en in je natten doek en morgen, als <strong>de</strong> zon is gerezen, o mijn eenige troosten<strong>de</strong> God...<br />
toon ze dan op je bleeke gezichtje glimlach, je eigen glimlach, dien ze moeten zien<br />
om zèlve glimlachen te kunnen!’<br />
Wie je lief zijn... wie waren dat? Logeer<strong>de</strong> ook Giulio in dit appartement van<br />
Elvira? Is hij het geweest die het adres verschaft heeft? - Dat <strong>Couperus</strong> vrijwel<br />
overspannen was hoeft nauwelijks betoog. Korte tijd daarna zou hij met Elisabeth<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zomer naar München gaan. Het heeft er alle schijn van dat hij in <strong>de</strong>ze<br />
weken afscheid heeft moeten nemen van Giulio Lodomez. Deze stond op het punt<br />
naar Zuid-Amerika te vertrekken. Dat het een afscheid <strong>voor</strong>goed zou wor<strong>de</strong>n heeft<br />
geen van bei<strong>de</strong>n kunnen bevroe<strong>de</strong>n.<br />
Merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie - of niet? na <strong>de</strong> schets De gelui<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rbrak <strong>Couperus</strong><br />
<strong>voor</strong> het eerst sinds jaren <strong>voor</strong> vier maan<strong>de</strong>n zijn me<strong>de</strong>werking aan Het Va<strong>de</strong>rland.<br />
Het laatste wat zijn lezers begin juni van hem on<strong>de</strong>r ogen kregen was <strong>de</strong> open brief<br />
aan C.L. van Balen, waarin hij dankte <strong>voor</strong> het album met <strong>de</strong> handtekeningen en <strong>de</strong><br />
portefeuille met schetsen, hem vereerd bij zijn vijftigste verjaardag. 52<br />
Kort <strong>voor</strong> zijn vertrek uit Rome heeft <strong>Couperus</strong> er nog een ontmoeting met mevrouw<br />
Theo Mann-Bouwmeester gehad. 53 De actrice had Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid<br />
gelezen en voel<strong>de</strong> sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoofdpersoon uit het boek, Cornélie <strong>de</strong> Retz<br />
van Loo. Zij suggereer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat zij <strong>de</strong> roman, samen met Elisabeth, tot een<br />
toneelstuk zou omwerken. Herman Roelvink, die toen eveneens in Rome was en<br />
daarna naar Florence zou gaan, voel<strong>de</strong> er <strong>voor</strong> het op het repertoire te nemen. 54 Sinds<br />
1913 was Roelvink lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Koninklijke Vereeniging Het Ne<strong>de</strong>rlandsch Tooneel,<br />
in <strong>de</strong> Amsterdamse Stadsschouwburg. Hoewel het er niet van gekomen is - Elisabeth<br />
begreep spoedig dat <strong>de</strong> roman er zich niet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
467<br />
goed toe leen<strong>de</strong>; zij zag meer in Van ou<strong>de</strong> menschen of Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> -,<br />
is er aldus toch een zekere relatie ontstaan tussen <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
toneelwereld. Dit zou, zoals wij nog zullen zien, in <strong>de</strong> eerste wereldoorlog allerlei<br />
perspectieven <strong>voor</strong> hem openen.<br />
Na eerst weer twee weken in Tirol te hebben doorgebracht - ditmaal in Bozen, het<br />
tegenwoordige Bolzano 55 - reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth opnieuw naar München.<br />
We<strong>de</strong>rom namen zij hun intrek in het pension Grebenau aan <strong>de</strong> Wittelsbacherplatz.<br />
Elisabeth kreeg het er druk met <strong>de</strong> proeven van haar Lydia, begon tevens aan <strong>de</strong><br />
vertaling van Baroja's roman La ciudad <strong>de</strong> la niebla waartoe zij autorisatie had<br />
gekregen, en werkte aan dit alles hard <strong>voor</strong>t. Daarnaast had zij ver<strong>de</strong>r eigenlijk niets<br />
te doen. Op Baroja's <strong>voor</strong>stel om meteen ook La dama errante te vertalen, daar La<br />
ciudad er in wezen een vervolg op was, ging zij in zoverre in, dat zij er althans enkele<br />
hoofdstukken uit overnam. 56<br />
<strong>Couperus</strong> zelf werkte die zomer door aan De ongelukkige. Hij moest wel. Delen<br />
van <strong>de</strong> roman waren al in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen, hoewel een groot stuk ervan<br />
nog geschreven en overgeschreven moest wor<strong>de</strong>n. 57 Hij zou <strong>de</strong> Spaanse historische<br />
roman pas in september 1914 voltooien, on<strong>de</strong>r moeilijke omstandighe<strong>de</strong>n. Want<br />
intussen was <strong>de</strong> moord in Serajewo gepleegd en brak <strong>de</strong> oorlog uit.<br />
Deze gebeurtenissen heeft <strong>Couperus</strong> van München uit gevolgd. Hoewel zijn<br />
merkwaardige, om niet te zeggen regelrecht dubieuze. Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />
toeschouwer pas van 24 oktober 1914 af in Het Va<strong>de</strong>rland zijn afgedrukt, dateren<br />
zij van 1 augustus tot eind september 1914, zodat zij ons, bij ontstentenis van brieven<br />
aan Veen uit die perio<strong>de</strong>, een tamelijk goe<strong>de</strong> indruk geven van zijn doen en laten. 58<br />
Aanvankelijk bleef hij in München. Pas in <strong>de</strong> eerste week van september keer<strong>de</strong> hij<br />
terug naar Florence.<br />
De oorlogsverklaring tussen Duitsland en Rusland vond hij op zichzelf slechts<br />
matig interessant, maar zij gaf hem wel sterk het gevoel van eigen onbedui<strong>de</strong>ndheid. 59<br />
Toen vervolgens op <strong>de</strong> eerste augustus het Duitse leger en <strong>de</strong> vloot gemobiliseerd<br />
wer<strong>de</strong>n, begon hij zich af te vragen wiens partij hij nu eigenlijk moest keizen. Tsaar<br />
Nicolaas <strong>de</strong>ed hem <strong>de</strong>nken aan zijn eigen keizer Othomar uit <strong>de</strong> Koningsromans.<br />
Maar van Rusland wist hij toch weinig, balletten, literatuur en muziek daargelaten.<br />
Hij voel<strong>de</strong> er nauwelijks sympathie <strong>voor</strong>. Duitsland stond hem veel na<strong>de</strong>r. ‘Ik kies<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
468<br />
Duitschland,’ besloot hij daarop. 60 ‘Ik hoop, dat Duitschland overwint in zijn strijd<br />
met Rusland.’ Weliswaar veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij het Pruisische militarisme, het Duitse<br />
nationalisme echter zag hij als iets positiefs, iets heel moois zelfs. Deutschland über<br />
Alles vond hij een roerend i<strong>de</strong>aal.<br />
Toen Duitsland op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> augustus Frankrijk <strong>de</strong> oorlog verklaar<strong>de</strong>, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
zijn standpunt nauwelijks. Eigenlijk meen<strong>de</strong> hij hoog boven dit alles verheven te<br />
zijn, hij sprak over <strong>de</strong> hoogmoed <strong>de</strong>r oorlogvoeren<strong>de</strong>n en voel<strong>de</strong> met <strong>de</strong> mensheid<br />
<strong>voor</strong>al me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> Cyrus uit Babel was nog niet dood in hem. Treurig vond hij<br />
het <strong>voor</strong>al, dat hij <strong>de</strong> laatste hoofdstukken van De ongelukkige niet naar <strong>de</strong> redactie<br />
van Groot-Ne<strong>de</strong>rland kon sturen, zon<strong>de</strong>r gevaar te lopen dat het manuscript zoek<br />
raakte. De roman, dat kwam er nog bij, leek hem ineens niet veel meer te zijn dan 61<br />
‘knutselwerk van woor<strong>de</strong>n nu <strong>de</strong> Historie zelve mij driftig doorruischt en <strong>de</strong> Oorlog<br />
zelve is los gebarsten. En weemoedig leg ik dat werk weg, het erg waar<strong>de</strong>loos vin<strong>de</strong>nd<br />
in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n.’<br />
Hollandse couranten kwamen niet meer. Brieven evenmin. Zon<strong>de</strong>r slaappillen kon<br />
hij <strong>de</strong> nacht niet meer doorkomen, zeker niet toen Engeland aan Duitsland <strong>de</strong> oorlog<br />
verklaar<strong>de</strong>. <strong>Een</strong> vreemd verlangen naar zijn va<strong>de</strong>rland maakte zich van hem meester.<br />
Van dag tot dag voel<strong>de</strong> hij zich in München min<strong>de</strong>r thuis. Toch bleef hij. <strong>Couperus</strong><br />
ging niet naar Ne<strong>de</strong>rland terug. Wat had hij er na zoveel jaren afwezigheid te zoeken?<br />
moet hij gedacht hebben. Bovendien bevon<strong>de</strong>n al zijn bezittingen zich in Italië.<br />
Op straat werd hem soms naar zijn papieren gevraagd. Het <strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem niet, het<br />
gebeur<strong>de</strong> altijd correct. Hij kocht oorlogskaarten, prikte er vlaggetjes op en trachtte<br />
op die manier <strong>de</strong> troepenbewegingen en oorlogsontwikkelingen enigszins bij te<br />
hou<strong>de</strong>n. Intussen gingen <strong>de</strong> theaters dicht. 's Avonds, in zijn pension, hoor<strong>de</strong> hij<br />
dwars door het geluid van <strong>de</strong> regen <strong>de</strong> laarzen dreunen. Spoedig daarop ook 's morgens<br />
en 's middags. Trams of auto's re<strong>de</strong>n er bijna niet meer. Op <strong>de</strong> achtste augustus werd<br />
<strong>de</strong> inname van Luik door <strong>de</strong> Duitse troepen bekend. <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> echter <strong>de</strong><br />
inval in België te moeten beschouwen als door het noodlot bestierd: uit pure<br />
zelfver<strong>de</strong>diging had Duitsland zich hier nu eenmaal toe gedwongen gezien. 62<br />
Van dat ogenblik af beschouw<strong>de</strong> hij het land als een tragische Heros, aan wie <strong>de</strong>ze<br />
misdaad - want hij gaf toe, dat was het - op niet min<strong>de</strong>r noodlottige wijze gewroken<br />
zou wor<strong>de</strong>n dan in een Griekse tragedie of bij Shakespeare het geval placht te zijn.<br />
Er waren hogere machten in het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
469<br />
spel. Het was een tragedie van weliswaar ontzetten<strong>de</strong>, maar daarom nog niet min<strong>de</strong>r<br />
grandioze schoonheid.<br />
Zo goed hij kon regel<strong>de</strong> hij zijn zaken, liet vingerafdrukken <strong>voor</strong> zijn<br />
legitimatiebewijs nemen - in Zuid-Amerika <strong>de</strong>ed men dat al zo lang, wist hij van<br />
Orlando! -, liep 's avonds uren door <strong>de</strong> straten en keek naar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bijtrekken<strong>de</strong><br />
troepen en transportwagens. Van lieverle<strong>de</strong> begon het gewone leven in München<br />
zich weer enigszins te herstellen. <strong>Couperus</strong> noteer<strong>de</strong>: 63 ‘<strong>de</strong> Hoftuin, met fonteinen,<br />
dames, spelen<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren en vele, vele in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n open flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> couranten,<br />
geeft weêr zijn gewone zomerbeeld: men drinkt koele dranken, voe<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> vogeltjes:<br />
het is bijna of er geen oorlog is, men kan het zich nauwelijks <strong>voor</strong>stellen...’<br />
Doordat <strong>de</strong> Duitse couranten een heel an<strong>de</strong>r beeld van het strijdtoneel bo<strong>de</strong>n dan<br />
<strong>de</strong> Italiaanse of Hollandse, waar <strong>Couperus</strong> soms <strong>de</strong> hand op kon leggen, kwam bij<br />
hem <strong>de</strong> herinnering weer boven aan wat zijn ou<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r in 1870 - <strong>Couperus</strong> was toen<br />
7 jaar - placht op te merken: dat <strong>de</strong> Franse couranten <strong>de</strong> Duitse letterlijk<br />
tegenspraken. 64 Hij ont<strong>de</strong>kte dit nu zelf ook, besefte dat hare majesteit <strong>de</strong> Pers een<br />
hoogst onbetrouwbare vorstin was en kwam tot <strong>de</strong>, <strong>voor</strong> het werk dat hij geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> wereldoorlog zou schrijven niet onbelangrijke, constatering: 65 ‘Ik weet heelemaal<br />
niet wat er geduren<strong>de</strong> eeuwen is <strong>voor</strong>gevallen. Want zelfs vóor dat <strong>de</strong> Pers bestond,<br />
zullen oorlogsberichten, berichten van overwinning of ne<strong>de</strong>rlaag, relatief zijn geweest,<br />
een spiegeleffectje, een weêrglans-draai van <strong>de</strong> Waarheid, die hare handspiegel snel<br />
bewoog heen en weêr. En uit die geïnteresseerd opgevangen en weêrgegevene<br />
spiegelbeel<strong>de</strong>n maakten <strong>de</strong> arme, naïve historiografen zich een opvatting, zich een<br />
<strong>de</strong>nkbeeld, zich een wereldbeeld en beschreven dat, geïnfluenceerd door persoonlijke<br />
sympathieën en gezien met persoonlijke, zelfs wel eens te artiestieke vizie's. En er<br />
is niemand meer, die hen nù zoû kunnen controleeren, want <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagsche<br />
geschiedkundigen kunnen wel òm <strong>de</strong> primitieve historiebeel<strong>de</strong>n heen <strong>de</strong>nken,<br />
filozofeeren en schrijven, maar zij zullen maar heel zel<strong>de</strong>n, zoo niet nooit, zoo geniaal<br />
en gelukkig zijn, dat zij <strong>de</strong>n snel heen en weêr bewogen handspiegel plotseling vast<br />
grijpen om er <strong>de</strong> werkelijkheid van het Verle<strong>de</strong>n in op te vangen. Hunne bronnen,<br />
hunne waarheidsputten hebben zij meestal reeds gepeild tot <strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>m toe.’<br />
Consequentie hiervan was, dat men nooit zijn eigen tijd zou kunnen begrijpen.<br />
Sterker: 66 ‘Het is niet <strong>de</strong> moeite waard je eigen tijd te leven.’<br />
Hoe lang zou <strong>de</strong> oorlog gaan duren? Volgens lage ramingen drie maan-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
470<br />
<strong>de</strong>n, volgens hogere iets langer dan een jaar. Met <strong>de</strong> oorlog van 1870-'71 nog in <strong>de</strong><br />
herinnering was men in München blijkbaar optimistisch. Dit alles geanalyseerd<br />
hebben<strong>de</strong>, begon <strong>Couperus</strong> zich domweg te vervelen: er gebeur<strong>de</strong> haast niets meer,<br />
zo leek het wel. Aan het venster van zijn pensionkamer voer<strong>de</strong> hij een duif, 67 ‘dankbaar<br />
aan het beest, dat het gekomen is en wel wat kruimels wil pikken, om zelf te eten en<br />
mij te verstrooien... God, God, wat verveel ik mij...! En dat 16 Aug., duren<strong>de</strong><br />
Wereldoorlog! <strong>Een</strong> briefkaart!! <strong>Een</strong> Duitsch gestel<strong>de</strong> briefkaart van mijn zuster uit<br />
Den Haag! Lieve zus, je enkele woor<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n over en over en over gelezen! Wat<br />
ben ik blij te weten, dat jullie het goed maken!!’<br />
Schrijven kostte hem moeite. De legen<strong>de</strong> Elyata bleef <strong>voor</strong>lopig liggen, onvoltooid.<br />
<strong>Couperus</strong> at een pasteitje of dronk een glaasje port. Zelfs <strong>de</strong> inname van Brussel<br />
schrompel<strong>de</strong> ineen tot een inci<strong>de</strong>nt. De oorlog werkte afstompend, behalve wanneer<br />
er soms eens een Duitse overwinning te vieren viel - die <strong>Couperus</strong> dan, men kan er<br />
niet omheen, me<strong>de</strong> toejuichte.<br />
Na <strong>de</strong> verveling en <strong>de</strong> moeiheid kwam <strong>de</strong> apathie. Gesteld dat <strong>de</strong> wereld aan <strong>de</strong>ze<br />
oorlog ten on<strong>de</strong>r ging, wat dan nog? Elisabcth wil<strong>de</strong> terug naar Den Haag, <strong>Couperus</strong><br />
wil<strong>de</strong> terug naar Florence. Voorlopig hoopte hij echter nog in München te kunnen<br />
blijven. Maar wat maakten die overwegingen uit, als het er op aankwam: 68 ‘Dat alles<br />
uit bloe<strong>de</strong>, dat alles op vlamme, naar <strong>de</strong> Go<strong>de</strong>n toe: ik vind het goed. Want ik ben<br />
moê van <strong>de</strong>ze Wereld en dit Leven. En of ik in Den Haag, in München of in Florence<br />
ben, het is alles, alles het zelf<strong>de</strong>. Het is een groote Wanhoop over <strong>de</strong> Menschheid,<br />
een groote, immense Melancholie, waarin ik mij verloren voel en niets meer hoop<br />
en niets meer weet en niets meer wil...’<br />
Op <strong>de</strong> zevenentwintigste augustus overleed in München plotseling erfprins Luitpold<br />
van Beieren, <strong>de</strong> pas <strong>de</strong>rtien jaar ou<strong>de</strong> zoon van prins Ruprecht. <strong>Couperus</strong> betreur<strong>de</strong><br />
zijn dood, omdat het een mooi, fijn, <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>nt kind was. In <strong>de</strong> Theatiner-kirche ging<br />
hij naar het opgebaar<strong>de</strong> lijkje kijken. Hoewel hij <strong>voor</strong>gaf niet van Duitsers op zichzelf<br />
te hou<strong>de</strong>n, bleven zijn gevoelens steeds verontrustend pro-Duits. Hij motiveer<strong>de</strong> dit<br />
aldus: 69 ‘...ik bewon<strong>de</strong>r hen, omdat zij tragiesch zijn en tragiesch strij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een<br />
I<strong>de</strong>aal tegen velen. Zoo als een tragische heros strijdt...’ ‘Zij spraken nooit tot mijn<br />
hart, <strong>de</strong> Onbemin<strong>de</strong>n, die onbemind zich weten: zij spreken nu tot mijne bewon<strong>de</strong>ring.<br />
Zij obse<strong>de</strong>eren, zij hanteeren mij, zooals Oidipous, Orestes, Macbeth mij hanteer<strong>de</strong>n,<br />
mij obse<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n...’<br />
Met <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> winter <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur - in München beteken<strong>de</strong> dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
471<br />
ellendige Duitse <strong>de</strong>kbed<strong>de</strong>n en veel te veel ‘Schwein’ eten - moest er nu toch een<br />
besluit genomen wor<strong>de</strong>n. Op zeven september <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn uitgever mee<br />
dat hij weer naar Florence terugging. En in<strong>de</strong>rdaad, nog geen week later had<strong>de</strong>n hij<br />
en Elisabelh zich weer genesteld in hun ou<strong>de</strong>, grote kamers.<br />
Florence viel echter bitter tegen. Er openbaar<strong>de</strong> zich veel armoe<strong>de</strong>, <strong>de</strong> sfeer was<br />
slecht en somber, toeristen vertoon<strong>de</strong>n zich nauwelijks, zodat <strong>Couperus</strong> zelfs cynisch<br />
opmerkte: 70 ‘De Futuristen zullen nu moeten bewijzen hoe Florence zal kunnen<br />
bestaan, zòn<strong>de</strong>r vreem<strong>de</strong>lingen’. Bovendien bleef het gevaar dreigen dat ook Italië<br />
<strong>de</strong> oorlog aan Duitsland zou verklaren. Wat dan?<br />
Hoewel <strong>de</strong> stemming in Florence uitgesproken anti-Duits was, bleef <strong>Couperus</strong><br />
hardnekkig doorgaan met Duitsland te ver<strong>de</strong>digen, onveran<strong>de</strong>rlijk met wat<br />
langzamerhand wel een dooddoener werd: 71 ‘Zij zijn tragiesch, <strong>de</strong> woeste Hunnen...<br />
Neen, zij zijn geen Barbaren en Hunnen. Zij zijn <strong>de</strong> subtile geesten, die <strong>de</strong> abstractste<br />
wetenschap, <strong>de</strong> abstractste kunst - filozofie en muziek - gevoel<strong>de</strong>n en begrepen als<br />
geen Barbaren en Hunnen ooit <strong>de</strong><strong>de</strong>n.’<br />
Op <strong>de</strong> tweeëntwintigste september 1914 bereikte hem het bericht dat Duitsland<br />
bij een bombar<strong>de</strong>ment <strong>de</strong> kathedraal van Reims had verwoest. Zeker, het wekte<br />
<strong>Couperus</strong>' diepste verontwaardiging dat <strong>de</strong> subtiele geesten te weinig subtiel waren<br />
geweest om een <strong>de</strong>r schitterendste cultuurmonumenten te ontzien. Maar leid<strong>de</strong> het<br />
tot een <strong>de</strong>finitieve ommekeer van zijn opvattingen? Dat was niet het geval: 72 ‘Als <strong>de</strong><br />
Franschen begonnen zijn met hunne kanonnen achter <strong>de</strong> Kathedraal van Rheims op<br />
te stellen en van daar te schieten... Dan... Dan overvalt ons <strong>de</strong> ontmoediging, ons in<br />
<strong>de</strong>ze dagen eigenlijk over wàt ook te verontwaardigen...’ zo verklaar<strong>de</strong> hij.<br />
Werken kon hij niet of nauwelijks. Langzamerhand begon hij het te betreuren dat<br />
hij toch maar niet meteen naar Ne<strong>de</strong>rland was teruggekeerd. Elisabeth had gelijk<br />
gehad. Het zou beter zijn geweest. - Begin november herstel<strong>de</strong>n zich gelukkig <strong>de</strong> tot<br />
dan toe verstoor<strong>de</strong> postverbindingen min of meer, en <strong>Couperus</strong> verzond op <strong>de</strong> tien<strong>de</strong><br />
van die maand een brief aan zijn me<strong>de</strong>redacteur van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, Cyriel Buysse<br />
- die nog altijd zijn huis in België bezat - om hem van <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> hoogte te<br />
brengen: 73 ‘De post, <strong>de</strong>zer dagen, gaat en komt weêr iets geregel<strong>de</strong>r en daarom heb<br />
ik ook moed éven een woord te schrijven. Ik schreef je echter<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
472<br />
waarlijk wel nu en dan maar weet niet of brieven en kaarten je bereikten. Maar ver<strong>de</strong>r<br />
beken ik, dat ik nòch schrijf nòch werk; ik ben als gehebeteerd en ziek om al wat er<br />
gebeurt en mis alle energie, slaap slecht, enfin ben niets waard. Wij <strong>de</strong>nken vaak en<br />
veel aan arm België, aan al <strong>de</strong> ellen<strong>de</strong>, die ook jij, beste Vriend, om je va<strong>de</strong>rland,<br />
om je huis, dat wij zoo vreedzaam gekend hebben, moet lij<strong>de</strong>n. De Wereld is zoo<br />
afschuwelijk als zij nooit nog was en onze ou<strong>de</strong>, ou<strong>de</strong> taal mist <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zen<br />
nieuwen afschuw te zeggen. Maar als een nachtmerrie, die niet ophoudt, drukt dit<br />
alles ons op <strong>de</strong> borst.<br />
Ik heb een fout gedaan niet da<strong>de</strong>lijk naar Holland te komen. Tot nog toe is als ons<br />
meê geloopen, maar toch voel ik vreeslijk <strong>de</strong>zer dagen, dat ik geen Italiaan, geen<br />
Duitscher, geen cosmopoliet maar eenvoudig Hollan<strong>de</strong>r ben. En zoû ik gaarne dáar<br />
zijn. Voor het oogenblik zijn er echter te veel bezwaren om naar het va<strong>de</strong>rland terug<br />
te keeren. [...] Wanneer zal al dit vreeslijke gedaan zijn!! Ik kan niet <strong>de</strong>nken aan wat<br />
morgen gebeuren zal, in mijn bange hart om Holland!’ - Vrees<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> een<br />
Duitse invasie, nadat <strong>de</strong> Belgische neutraliteit immers ook al op <strong>de</strong> meest grove wijze<br />
geschon<strong>de</strong>n was? Hij was niet <strong>de</strong> enige.<br />
Elisabeth trok er zich allemaal wat min<strong>de</strong>r van aan. Zij voltooi<strong>de</strong> althans rustig<br />
haar Spaanse vertaling, vroeg Veen om een nieuwe tekst, en merkte alleen maar op: 74<br />
‘Afschuwelijke tij<strong>de</strong>n, dàt is zeker, en wanneer zal dat krankzinnige werk uit zijn??<br />
Enfin, als ze òns er maar buiten laten, moeten wij al blij zijn!’ En passant meld<strong>de</strong> zij<br />
dat Charles Pathé, stichter van <strong>de</strong> Société Pathé frères - later SNPC: Société Nouvelle<br />
Pathé Cinéma - overwoog een roman van haar echtgenoot te verfilmen. Zij verzocht<br />
Veen om wat buitenlandse kritieken, want volgens haar ‘zou<strong>de</strong>n enkele buitenlandsche<br />
persstemmen wel goed zijn om hem te toonen dat L.C. niet <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong> beste is!’<br />
Het is er allemaal niet van gekomen, het kon <strong>Couperus</strong> trouwens ook helemaal<br />
niets meer schelen. In een niet gedateer<strong>de</strong> brief, waarschijnlijk nog in <strong>de</strong> eerste helft<br />
van november verstuurd, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee: 75 ‘Ik ben misselijk van alles, van<br />
drukproeven, van “uitgeven”, misschien nog niet van schrijven... Als ik het kon,<br />
scheid<strong>de</strong> ik met <strong>de</strong> heele boel uit. Maar ik kàn niet en moet wel tot aan mijn dood<br />
doorgaan.’ In die stemming voltooi<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> laatste hoofdstukken van De ongelukkige.<br />
Begin januari 1915 lijkt <strong>Couperus</strong> in een vrij ernstige crisis te zijn geraakt. Dit<br />
kunnen wij aflei<strong>de</strong>n uit een verhaal dat hij weliswaar pas op 24<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
473<br />
maart 1915 gepubliceerd heeft, maar dat hij toen tevens van <strong>de</strong> aantekening <strong>voor</strong>zag:<br />
‘Geschreven te Florence, Jan. XV., in mist, weemoed en moe<strong>de</strong>loosheid en onwillig<br />
aan <strong>de</strong> Kunst.’ Hij gaf het als titel De verlei<strong>de</strong>r mee, zon<strong>de</strong>r volkomen dui<strong>de</strong>lijk te<br />
zeggen wie hij daarmee bedoel<strong>de</strong>. 76 In <strong>de</strong> tekst staat slechts: ‘Hij scheen als een<br />
lief<strong>de</strong>god uit antieke tij<strong>de</strong>n, maar hij miste <strong>de</strong>n weemoed van Eros. Hij lachte: zijn<br />
gou<strong>de</strong>ne oogen lachten, zijn bloedroo<strong>de</strong> lippen lachten, en hij straal<strong>de</strong>: er was geheel<br />
om hem heen een gou<strong>de</strong>n afschijn, die tintte zacht schitterend uit in <strong>de</strong>n valen<br />
morgenmist, waarin verondui<strong>de</strong>lijkte mijn kamer.’<br />
In <strong>de</strong>ze kamer lag <strong>Couperus</strong> naar zijn zeggen ziek. De dokter had tegen Elisabeth<br />
gezegd dat hij volledige rust nodig had om weer beter te wor<strong>de</strong>n. ‘Er was daarna<br />
alleen nog maar even een zachte vrouwehand op mijn <strong>voor</strong>hoofd, een lief<strong>de</strong>volle<br />
blik, die scheen over mij heen en toen weef<strong>de</strong> <strong>de</strong> vale morgen-melancholie, vermengd<br />
met <strong>de</strong> mistige blankte, die binnen drong van buiten, zich over alles en alles heen...’<br />
Daarop was <strong>de</strong> Verlei<strong>de</strong>r verschenen. Satan kan <strong>Couperus</strong> er niet mee bedoeld hebben.<br />
Er is eigenlijk maar één oplossing mogelijk: Thanatos, <strong>de</strong> dood, die in <strong>de</strong> Griekse<br />
kunst in<strong>de</strong>rdaad doorgaans naakt en met grote vleugels wordt weergegeven. Zo tekent<br />
<strong>Couperus</strong> hem ook: ‘Hij was groot, en jong, en sterk, en naakt; twee groote vleugels<br />
streepten recht achter zijn rug <strong>de</strong> forsche, bree<strong>de</strong>, donzige lijnen.’<br />
Deze Verlei<strong>de</strong>r trachtte hem er toe te bewegen met hem mee te gaan. <strong>Couperus</strong><br />
wist, schrijft hij, dat diens kus hem zou do<strong>de</strong>n. De Verlei<strong>de</strong>r zegt dan: ‘Kom meê.<br />
Laten wij <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> menschheid, die wij minachten, en stijgen wij in <strong>de</strong><br />
etherische hemelen. Wat is <strong>de</strong>ze wereld, wat is <strong>de</strong>ze menschheid! <strong>Een</strong> vergane zon,<br />
waarover krioelen ènkele millioenen ontaar<strong>de</strong> zonnelingen. <strong>Een</strong> al barsten<strong>de</strong> bol, die<br />
enkele eeuwen nog drijven zal door <strong>de</strong> ruimte en waarover die duisteren<strong>de</strong>, onterf<strong>de</strong>,<br />
vervallene schepselen, die eenmaal waren <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>s Lichts, <strong>de</strong> zonen van aller<br />
zonnen Zon, elkan<strong>de</strong>r zullen bestrij<strong>de</strong>n, en vernietigen, tot hun wereld splijt, als een<br />
rotte vrucht en vergaan is in het heelal...’ - Hiermee was <strong>Couperus</strong> weer terug bij De<br />
zonen <strong>de</strong>r zou uit 1902. Hij liet <strong>de</strong> Verlei<strong>de</strong>r verkondigen dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n zich nu<br />
afwend<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> mensen, die immers <strong>de</strong> hun door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n geschonken schoonheid<br />
en lief<strong>de</strong> vernietig<strong>de</strong>n.<br />
In dit symbolistische sprookje laat <strong>de</strong> ikfiguur zich kussen door Thanatos, om op<br />
datzelf<strong>de</strong> ogenblik te sterven. <strong>Een</strong> sterk doodsverlangen moet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
474<br />
zich hoe dan ook in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong> hebben meester gemaakt. Hij was<br />
op een eindpunt aangekomen.<br />
Maar hij herstel<strong>de</strong> en stierf niet, al hoopte hij het misschien ook an<strong>de</strong>rs. In <strong>de</strong> loop<br />
van januari wend<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich tot <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse consul te Florence met het<br />
verzoek hem een speciale pas te geven die terugkeer naar Holland via Duitsland<br />
mogelijk maakte. Op <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> januari 1915 werd het document in Florence<br />
on<strong>de</strong>rtekend. Twee dagen later bekrachtig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse legatie te Rome het.<br />
Toen het vervolgens ook nog van een officieel Duits stempel was <strong>voor</strong>zien, stond<br />
niets <strong>de</strong> terugkeer naar het va<strong>de</strong>rland meer in <strong>de</strong> weg. 77<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth pakten hun koffers. Met achterlating van hun ver<strong>de</strong>re<br />
bezittingen, waar Emma Garzes <strong>voor</strong> beloof<strong>de</strong> te zorgen - Orlando in Zuid-Amerika<br />
kon het niet doen -, aanvaard<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> moeilijke reis naar huis. Hun grootste zorg<br />
was waar zij in Ne<strong>de</strong>rland van zou<strong>de</strong>n moeten leven. Alles was er zoveel duur<strong>de</strong>r.<br />
Bovendien zou<strong>de</strong>n ze gedwongen zijn een huishou<strong>de</strong>n op te zetten, zoals vroeger.<br />
Tenzij <strong>de</strong> oorlog snel afliep.<br />
Begin februari kwamen zij in Den Haag aan. Dat zij geen gemakkelijke tijd<br />
tegemoet gingen stond wel vast. <strong>Couperus</strong>' toch al wankele zekerhe<strong>de</strong>n kwamen door<br />
<strong>de</strong> nood op nog veel lossere schroeven te staan. Romans waren <strong>voor</strong>lopig geheel uit<br />
<strong>de</strong>n boze. Wel dacht hij alweer aan feuilletons. Aan <strong>de</strong> heer en mevrouw Smit Kleine<br />
schreef hij op 9 februari 1915 uit Den Haag: 78 ‘Aan zoo trouwe lezers, als Gij zijt,<br />
wil ik gaarne verra<strong>de</strong>n, dat vermoe<strong>de</strong>lijk met Maart mijne Zaterdagjes in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland weêr zullen verschijnen. Voor grooter werk voel ik mij na mijn Moorschen<br />
roman niet gestemd. De vreeslijke tijd, dien wij doorleven, drukt daar<strong>voor</strong> ook te<br />
veel, als een nachtmerrie... Men kan soms niet <strong>de</strong>nken... Ik ben U dankbaar <strong>voor</strong> Uw<br />
bei<strong>de</strong>r sympathie, die mij herinnert aan <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n van vroeger, toen wij elkaâr zagen<br />
in het huis op <strong>de</strong>n Apothekersdijk, bij onzen onvergeetbaren Ten Brink...’<br />
Eindnoten:<br />
1 Amice, 138 nr. 511.<br />
2 ‘Na een tentoonstelling’ (Vad. 19 juli 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11, 79-83.<br />
3 ‘De Hollan<strong>de</strong>rs in het Glaspalast’ (Vad. 9 augustus 1913), in Sicilië, Venetië, München 11,<br />
15-22.<br />
4 ‘Onschuldig genoegen’ (Vad. 6 september 1913), in Van en over mijzelf en an<strong>de</strong>ren 11, 11,<br />
84-92; 84.<br />
5 Amice, 142 nr. 514.<br />
6 I<strong>de</strong>m, 142 nr. 515.<br />
7 ‘Mijn zooveelste’ (Vad. 4 oktober 1913), in Proza 111, 166-171; 171.<br />
8 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 11. - Prick, Ram, 38.<br />
9 Snij<strong>de</strong>rs, Ram, 5.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 9.<br />
11 I<strong>de</strong>m, 11.<br />
12 Amice, 144 nr. 516.<br />
13 Maatstaf 11 (1963), 173 nr. 26.<br />
14 E. D'Oliveira, De jongere generatie (1914), XIV-XV, vertelt dat hij <strong>Couperus</strong> een niet malse<br />
vragenlijst had gezon<strong>de</strong>n. Deze leid<strong>de</strong> zijn negatief antwoord in met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Het is maar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
goed dat u mij niet in München is komen bezoeken,-vergeef mij, zoo u dit onhoffelijk klinkt,<br />
want waarlijk, ik zou aan uw vele, successievelijk te beantwoor<strong>de</strong>n vragen ergens door een<br />
geheime <strong>de</strong>ur zijn ontsnapt!’ - <strong>Couperus</strong> adviseer<strong>de</strong> hem eerst maar eens zijn werk goed te lezen<br />
(XVI): ‘Wanneer u <strong>de</strong>zen arbeid te zwaar vindt <strong>voor</strong> het doel, een studie over mij te schrijven...<br />
wel, dan moet ik u antwoor<strong>de</strong>n, dat wat ge van mij vergt nog veel zwaar<strong>de</strong>r arbeid <strong>voor</strong> mij<br />
zou zijn en dat een antwoord op uw vragen mij wel mijn geheele overige leven zou kunnen<br />
bezighou<strong>de</strong>n. U zult mij dus vergeven, dat ik u het werk opdraag, dat u mij zoudt willen opdragen,<br />
tevens overtuigd, dat u, zoo u dien arbeid op u wilt nemen, veel eer tot uw doel zult geraken,<br />
het een en an<strong>de</strong>r van mijn innerlijk en zelfs uiterlijk bestaan te weten te komen. En ik hoop<br />
hartelijk, dat u dit zeer ernstig bedoel<strong>de</strong> schrijven niet te veel als die eene geheime <strong>de</strong>ur zult<br />
beschouwen.’<br />
15 ‘Jan en Florence’ (Vad. 27 <strong>de</strong>cember 1913), in Jan en Florence, 1-9; 1.<br />
16 Ibi<strong>de</strong>m, 8-9. Zie over <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> futuristen: Catharina Ypes, ‘<strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> Italiaanse<br />
letterkun<strong>de</strong>’, in Leven<strong>de</strong> Talen (1963), 479-481.<br />
17 ‘De Gioconda, Futuristen en vreem<strong>de</strong>lingen’ (Vad. 3 januari 1914), in Jan en Florence, 18-26;<br />
24.<br />
18 Prof. dr. Luc In<strong>de</strong>stege, Giovanni Papini (1968), 24.<br />
19 Zie noot 17, 23 e.v.<br />
20 ‘Vreem<strong>de</strong>lingenhaat’ (Vad. 10 januari 1914), in Jan en Florence, 10-17.<br />
21 ‘Sentimentalisme tegen Futurisme’ (Vad. 17 januari 1914), in Jan en Florence, 27-33; 30.<br />
22 In<strong>de</strong>stege, Papini, 18-20. - ‘Un uomo finito’ (Vad. 14 februari 1914), in Jan en Florence, 48-53.<br />
23 I<strong>de</strong>m, 49.<br />
24 I<strong>de</strong>m, 50.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 51-52.<br />
26 I<strong>de</strong>m, 53.<br />
27 Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, De vrijheidzoeker (1930), 316: ‘“Peregrinus” bracht <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> met<br />
Papini in kennis, en woon<strong>de</strong> met hem een propagandistische <strong>voor</strong>stelling bij in het ou<strong>de</strong><br />
“Verdi-theater”, door <strong>Couperus</strong> beschreven.’ - ‘Korte notities’ (Vad. 28 februari 1914), in Jan<br />
en Florence, 54-60; 55-56.<br />
28 I<strong>de</strong>m, 56.<br />
29 Amice, 148 nr. 522.<br />
30 ‘De droomen’ (Vad. 24 januari 1914), in Jan en Florence, 34-40; 34.<br />
31 ‘De spreeuwen’ (Vad. 7 februari 1914), in id., 41-47.<br />
32 Amice, 49 nr. 524.<br />
33 Vertaald als Op een dwaalweg (1915). <strong>Couperus</strong> gaf <strong>de</strong> vertaling een <strong>voor</strong>woord mee, zie Erbe,<br />
Nag. werk, 185.<br />
34 ‘Lentestemming’ (Vad. 14 maart 1914), in Jan en Florence, 61-66.<br />
35 ‘De maskers’ (Vad. 28 maart 1914), in Jan en Florence, 75-81.<br />
36 I<strong>de</strong>m, 58-60.<br />
37 Amice, 156 nr. 534.<br />
38 I<strong>de</strong>m, 159 nr. 536.<br />
39 In die perio<strong>de</strong> is hem in Ne<strong>de</strong>rland op 31 maart 1914 <strong>de</strong> Nieuwe Gids Prijs (proza) <strong>voor</strong> Antiek<br />
toerisme toegekend, waarover hierboven al is geschreven.<br />
40 ‘Wree<strong>de</strong> portretten I-III’ (Vad. 4, 11 en 18 april 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 1-21.<br />
41 I<strong>de</strong>m, 2-7.<br />
42 I<strong>de</strong>m, 7 e.v.<br />
43 Amice, 158 nr. 535. - Bastet, Zuil, 113.<br />
44 ‘Elvira’ (Vad. 9 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 44-50.<br />
45 ‘Niet meer dan een dagboekblad’ (Vad. 27 april 1914), in Wree<strong>de</strong> poitretten, 22-29.<br />
46 I<strong>de</strong>m, 26.<br />
47 I<strong>de</strong>m, 28.<br />
48 Amice, 160 nr. 538.<br />
49 I<strong>de</strong>m, 161 nr. 540.<br />
50 ‘De gelui<strong>de</strong>n’ (Vad. 17 mei 1914), in Wree<strong>de</strong> portretten, 30-37.<br />
51 I<strong>de</strong>m, 37.<br />
52 ‘Open brief van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’ (Vad. 10 juni 1916), in Erbe, Nag. werk, 189-190.<br />
53 Amice, 162 nr. 542.<br />
54 Roelvink logeer<strong>de</strong> te Rome in het Hôtel d'Angleterre. Uit München zond <strong>Couperus</strong> hem kort<br />
na aankomst in pension Grebenau zijn adres, met het verzoek: ‘Schrijf ons uw adres in Florence,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
daar mijn vrouw U het een en an<strong>de</strong>r heeft me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>elen.’ (Brief in <strong>de</strong> Kon. Bibl. te Den Haag.)<br />
- <strong>Couperus</strong> en Roelvink, die overigens twintig jaar jonger was, ken<strong>de</strong>n elkaar al jaren. Roelvink<br />
(‘gevoelsgenoot’) was sinds 1910 eerst literair secretaris en ge<strong>de</strong>legeerd lid van <strong>de</strong> Raad van<br />
Beheer <strong>de</strong>r Koninklijke Vereeniging Het Ne<strong>de</strong>rlands Toneel. Toen in 1917-'18 <strong>de</strong> schouwburg<br />
van Amsterdam, aan <strong>de</strong> gemeente overging, nam Roelvink ontslag. Eduard Verka<strong>de</strong> kreeg toen<br />
<strong>de</strong> leiding. Zie dr. Tjaard W.R. <strong>de</strong> Haan, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarheid (1981), 181-205. - Tot<br />
1938 bewoon<strong>de</strong> Roelvink te Laren (N.H.) een fraai en verfijnd ingericht landhuis, Het Hooge<br />
Land.<br />
55 Zie noot 53.<br />
56 Amice, 164 nr. 546.<br />
57 Het moeizame ontstaan van dit boek blijkt alleen reeds uit het feit dat het in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
over drie (!) jaren verspreid is gepubliceerd: XI (1913), II, 621; XII (1914). 1, 57, 321, 454, 594;<br />
11, 42, 179, 468; XIII (1915), 1, 4 e.v.<br />
58 ‘Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer I-X’ (Vad. 24 oktober-24 <strong>de</strong>cember 1914), in Brieven<br />
van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 7-75. Uitvoerig hierover, en over <strong>Couperus</strong>' gebrek aan<br />
politieke belangstelling in het algemeen: Jan Fontijn, ‘De esthetiek van <strong>de</strong> politiek. <strong>Couperus</strong><br />
en <strong>de</strong> politiek’, in Staalkaart. Opstellen over letterkun<strong>de</strong> (1984), 57 e.v.<br />
59 Nutt. Toesch., 7.<br />
60 I<strong>de</strong>m, 12.<br />
61 I<strong>de</strong>m, 16.<br />
62 I<strong>de</strong>m, 26.<br />
63 I<strong>de</strong>m, 30.<br />
64 I<strong>de</strong>m, 31.<br />
65 I<strong>de</strong>m, 33.<br />
66 I<strong>de</strong>m, 34.<br />
67 I<strong>de</strong>m, 36.<br />
68 I<strong>de</strong>m, 48.<br />
69 I<strong>de</strong>m, 50-51.<br />
70 I<strong>de</strong>m, 64.<br />
71 I<strong>de</strong>m, 58.<br />
72 I<strong>de</strong>m, 69.<br />
73 Maatstaf II (1963), 218 nr. 85.<br />
74 Amice, 165 nr. 550.<br />
75 I<strong>de</strong>m, 166 nr. 551.<br />
76 ‘De verlei<strong>de</strong>r’ (Vad. 24 april 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie (1918), 62-67. Het handschrift<br />
van dit verhaal bevond zich later in bezit van Emma Garzes, en is tenslotte beland in <strong>de</strong><br />
Bibliotheca Bodmeriana te Genève.<br />
77 Afgebeeld in <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Schrijvers Prentenboek <strong>de</strong>el 9 (1980'), 5.<br />
78 Maatstaf II (1963), 174 nr.27 (aldaar abusievelijk 9 november 1915 gedateerd; <strong>Couperus</strong> hervatte<br />
zijn feuilletons op 6 maart 1915).<br />
II [1915]<br />
Het was een kou<strong>de</strong> winteravond toen <strong>Couperus</strong> en Elisabeth ein<strong>de</strong>lijk arriveer<strong>de</strong>n,<br />
na een op zichzelf wel <strong>voor</strong>spoedige reis. De familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein wist van niets.<br />
Samen namen zij een rijtuig en lieten zich in een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
475<br />
zeer Hollandse regen naar Hotel <strong>de</strong> Bellevue brengen. Door <strong>de</strong> beslagen ruitjes zagen<br />
zij on<strong>de</strong>rweg <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Haagse straten. Uit zijn hooggelegen hotelkamer ontwaar<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong>, behalve <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> torenspitsen en vertrouw<strong>de</strong> gebouwen, een nieuw<br />
silhouet: dat van het op 28 augustus 1913 ingewij<strong>de</strong> Vre<strong>de</strong>spaleis. Hij zei maar<br />
meteen wat hij er van vond: het was karakterloos en zwak en maakte een overheersend<br />
laatdunken<strong>de</strong> indruk. 1<br />
Het werd nog kou<strong>de</strong>r. De volgen<strong>de</strong> dag sneeuw<strong>de</strong> het. <strong>Couperus</strong> zond <strong>de</strong> chasseur<br />
van zijn hotel naar Molenstraat 26, waar Catharina en Benjamin - in <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling<br />
Toos en Ben - nog altijd woon<strong>de</strong>n, samen met <strong>de</strong> weinige le<strong>de</strong>n van het grote gezin<br />
die het huis nog niet had<strong>de</strong>n verlaten. De jongen van het hotel moest een briefje<br />
afgeven waar alleen maar op stond te lezen: ‘mag ik komen koffiedrinken?’ 2<br />
Daar het een zeer grote woning was, waarin ettelijke kamers niet meer regelmatig<br />
gebruikt wer<strong>de</strong>n, hoef<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth niet lang in hun hotel te blijven.<br />
Met vreug<strong>de</strong> wer<strong>de</strong>n zij door zijn oudste zuster binnengehaald. Zij zijn bij haar<br />
gebleven tot zij tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> zomer een eigen bovenhuis kon<strong>de</strong>n betrekken,<br />
het beken<strong>de</strong> adres Hoogewal 2.<br />
In De terugkeer, het eerste feuilleton dat <strong>Couperus</strong> na vier maan<strong>de</strong>n weer in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland publiceer<strong>de</strong>, heeft hij een en an<strong>de</strong>r beschreven. Daarbij <strong>de</strong>ed hij het<br />
<strong>voor</strong>komen alsof verheven va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong> en niets an<strong>de</strong>rs hem naar Ne<strong>de</strong>rland<br />
teruggevoerd had. Over <strong>de</strong> augustusdagen in München, die hem toch zo volkomen<br />
had<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>soriënteerd, beweer<strong>de</strong> hij nu rustig: 3 ‘Ik heb die dagen om mij geblikt<br />
en af gewacht. Ja, ik zag <strong>de</strong> schoone dingen. Ik genoot <strong>de</strong> grootsche, heroïsche,<br />
epische gevoelens van an<strong>de</strong>ren. Van Duitschers. En ikzelve bleef koel. En krachtig.’<br />
De bewuste va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong> was eerst een broos sneeuwklokje geweest, zei hij,<br />
maar in Florence was het uitgedijd tot heel iets an<strong>de</strong>rs: tot een duister ‘Bosch van<br />
Heimwee’.<br />
In werkelijkheid voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich helemaal nergens meer thuis. Den Haag<br />
was dan nog <strong>de</strong> beste oplossing, en zeker <strong>de</strong> veiligste. Aan het eind van De terugkeer<br />
schreef hij, met meer oprechtheid: 4 ‘... mocht morgen over ons dierbaar kleine land<br />
waaien <strong>de</strong> roo<strong>de</strong> gloed, zoo zal ik, nuttelooze zegger van het nuttelooze woord, dat<br />
mijn éenige arme-rijkdom is en al heel weinig u baten zal in <strong>de</strong> ure <strong>de</strong>s gevaars, toch<br />
gelukkig zijn me<strong>de</strong> met u te kunnen voelen niet meer ver van u, maar mid<strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
476<br />
tusschen u allen.’ Hoewel het een beetje klinkt als een manifest van <strong>de</strong> koningin,<br />
teruggekeerd uit ballingschap, meen<strong>de</strong> hij het.<br />
Met verbazingwekken<strong>de</strong> eerlijkheid ook, liet <strong>Couperus</strong> zich in dit zelf<strong>de</strong> feuilleton<br />
uit over Giulio Lodomez. Het is wel zeer <strong>de</strong> vraag of Elisabeth er heel gelukkig mee<br />
geweest zal zijn. Ook moet hij er zijn familie toch wel mee in verlegenheid gebracht<br />
hebben. Het is geen won<strong>de</strong>r dat Catherina later in een interview zon<strong>de</strong>r aarzelen heeft<br />
meege<strong>de</strong>eld ‘Orlando... zeker, die heeft gelééfd!’ 5 Dat er enige moed <strong>voor</strong> nodig is<br />
om in <strong>de</strong> Hollandse kou in je hemd te gaan staan, heeft in <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig Marsman<br />
in een artikel dat van bewon<strong>de</strong>ring getuigt, nog eens dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rstreept. 6<br />
<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> rustig dat hij in Florence <strong>de</strong> warmte van familielief<strong>de</strong> erg<br />
gemist had. Maar er was iets geweest dat alles vergoed had: Orlando's grote<br />
vriendschap. Hij had er zich alleen dán eenzaam gevoeld, als Orlando er eens een<br />
keer niet was. Letterlijk: 7 ‘Daar ginds was ik alleen, zoo niet <strong>de</strong> groote vriendschap<br />
mij er omring<strong>de</strong>. Die groote vriendschap gaf mij zeker ook <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> warmte, die<br />
“familiewarmte” in houdt, in ruime, mil<strong>de</strong>, e<strong>de</strong>lmoedige mate. Misschien daarom<br />
miste ik, egoïst, want toch behagelijk gekoesterd, niet altijd <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van<br />
bloedverwantschap. Vriendschap vergoed<strong>de</strong> die rijkelijk.’<br />
Niet min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk ook, voeg<strong>de</strong> hij er aan toe: ‘Dit jaar was het eenzaam om<br />
mij heen, in het land <strong>de</strong>r zon, waar <strong>de</strong> zon niet altijd schijnt... Dit jaar, dat het Bosch<br />
van Heimwee gewassen was om winterig, mistig Florence, bleef <strong>de</strong> gegane<br />
vriendschap zoo ver, aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r oceaan, waarover <strong>de</strong> oorlog woedt.<br />
Ditjaar, misschien <strong>voor</strong> het eerst, heb ik mij vreem<strong>de</strong>ling en verlaten gevoeld in<br />
Italië.’ <strong>Een</strong> journalist van zijn eigen courant die hem in <strong>de</strong> Molenstraat opzocht, een<br />
zekere W., kreeg even dui<strong>de</strong>lijk te horen dat Orlando zich in Zuid-Amerika bevond. 8<br />
Was Giulio Lodomez, waarschijnlijk niet zon<strong>de</strong>r opluchting van Elisabeth, dus achter<br />
<strong>de</strong> horizon verdwenen, als een boemerang liet <strong>Couperus</strong> hem <strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangstellen<strong>de</strong><br />
blikken van heel Den Haag, om niet te zeggen het gehele va<strong>de</strong>rland, op papier weer<br />
terugkeren.<br />
Het zijn <strong>de</strong>rgelijke dingen - en men kan niet an<strong>de</strong>rs dan vaststellen dat Elisabeth<br />
in dit opzicht geheel opzij werd geschoven, met haar eigen familiewarmte incluis,<br />
waar Orlando's vriendschap hoog bovenuit toren<strong>de</strong> - die het vermoe<strong>de</strong>n wettigen dat<br />
er zich tussen <strong>de</strong>ze drie mensen meer heeft afgespeeld dan wij ooit zullen weten.<br />
Voor <strong>Couperus</strong> is Giulio<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
477<br />
Lodomez, wij mogen wel zeggen dé grote lief<strong>de</strong> van zijn leven geweest. Dit heeft<br />
<strong>de</strong> eerste wereldoorlog en <strong>de</strong> blijven<strong>de</strong> scheiding <strong>voor</strong> jaren tot een persoonlijke<br />
ramp <strong>voor</strong> hem gemaakt. In Ne<strong>de</strong>rland voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich afgesne<strong>de</strong>n, gevangen<br />
en opgesloten. Nooit zou hij hier een vriend vin<strong>de</strong>n die Orlando ook maar in <strong>de</strong> verte<br />
kon evenaren, laat staan vervangen.<br />
Drie weken later beken<strong>de</strong> hij zelfs nóg dui<strong>de</strong>lijker, in een dithyrambe op Italië en<br />
<strong>de</strong> Italianen, wat er eigenlijk aan <strong>de</strong> hand was. Ook <strong>de</strong>ze regels moet Elisabeth, die<br />
na <strong>Couperus</strong>' dood niet nagelaten heeft te trachten ie<strong>de</strong>r spoor van Orlando uit te<br />
wissen, iets waar zij zeer ver in is gegaan, met stijgen<strong>de</strong> ontzetting gelezen hebben<br />
zodra zij in Het Va<strong>de</strong>rland afgedrukt waren: 9 ‘Na jaren van <strong>de</strong>ze groote trouwe lief<strong>de</strong><br />
[van <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> Italië], ontmoette ik hèm. Den vriend, in wien ik dacht te zullen<br />
vin<strong>de</strong>n het kort-begrip van zijn land en zijn volk. De enkeling, tot wien zich<br />
gekristallizeerd scheen te hebben <strong>de</strong> veelheid. Het object na <strong>de</strong> algemeenheid. Het<br />
wezen na <strong>de</strong> menigte. In het bekoorlijke landschap, vol schimmen van verlei<strong>de</strong>lijkheid,<br />
<strong>de</strong> mensch vast omlijnd en tastbaar. Het was eene vriendschap, da<strong>de</strong>lijk en durend.<br />
Ik zal zijn eersten handdruk nooit vergeten. Wij voel<strong>de</strong>n, samen, dat wij die had<strong>de</strong>n<br />
gemist, alle die jaren, nu wij elkaêr slechts laat mochten ontmoeten. Maar ik zal ook<br />
zijn eersten glimlach nooit vergeten... Zijn glimlach, om mij. Om mijn enthoeziasme,<br />
mijn lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn land, en zijn volk! O, die bijna tee<strong>de</strong>r ontfermen<strong>de</strong><br />
tegemoetkoming van een eenvoudige, sterke, forsche ziel aan <strong>de</strong> gecompliceer<strong>de</strong>,<br />
zwak brooze ziel van wie bekoord was in betooverings dreven. Dat da<strong>de</strong>lijke, groot<br />
broe<strong>de</strong>rlijke verlangen te willen behoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontgoocheling, te willen<br />
beschermen wie zeker ontgoocheld achter zoû blijven. En dat alles met dien glimlach,<br />
die glimlach even van spot, meer van lief<strong>de</strong>, vòl van bewon<strong>de</strong>ring, bijna eerbiedig,<br />
omdat <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> vriend uit het Noor<strong>de</strong>n zóo, se<strong>de</strong>rt jaren, bemin<strong>de</strong> het eigene<br />
Zui<strong>de</strong>lijke volk en land. [...] Meer en meer vóel<strong>de</strong> ik in zijn glimlach <strong>de</strong> tee<strong>de</strong>rheid,<br />
die beschermen wil<strong>de</strong>. Nu ik <strong>de</strong>ze bla<strong>de</strong>n schrijf, mis ik zijn glimlach, want hij is<br />
ver, maar ik voel zijn krachtige lief<strong>de</strong> om mij heen, als een warme stroom...’<br />
We<strong>de</strong>rom wordt hier, zoals toen Mario Rossi vertel<strong>de</strong> over <strong>de</strong> slag bij Derna, <strong>de</strong><br />
lof gezongen van <strong>de</strong> onvergetelijke Lodomez-familieglimlach. En het zegt wel iets<br />
dat <strong>Couperus</strong> het manuscript van het feuilleton waarin hij juist dit heeft uitgezegd,<br />
ten geschenke heeft gegeven aan Giulio's<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
478<br />
zuster, Emma Garzes-Lodomez. 10 Dit althans is aan Elisabeths vernietigingsdrang<br />
ontsnapt.<br />
De terugkeer in Den Haag gaf aanvankelijk stof genoeg tot vele intieme<br />
bespiegelingen. Zo beschreef <strong>Couperus</strong> uitvoerig en met warmte het ou<strong>de</strong> huis<br />
Molenstraat 26, 11 ‘niet een ou<strong>de</strong>rlijk huis maar het is het bijna’. Hij beschreef <strong>de</strong><br />
sfeer, <strong>de</strong> geheimzinnige hoekjes en hokjes, waar het verle<strong>de</strong>n als het ware was blijven<br />
hangen, en allerlei herinneringen drongen zich als vanzelf aan hem op: 12 ‘Ik heb het<br />
huis in vroegere, jongere jaren gekend als het blij<strong>de</strong> huis, vòl feest, vol vreugd, vol<br />
drukke wereldschheid. Er is geweest in het huis verdriet en vreugd: <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn<br />
er groot gewor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> groote kin<strong>de</strong>ren hebben het huis verlaten, bijna allen, en <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs zijn er achter gebleven, niet geheel eenzaam maar toch, onvermij<strong>de</strong>lijk, in<br />
<strong>de</strong>n weemoed <strong>de</strong>r làtere jaren, die altijd <strong>de</strong>n weemoed zijn. Maar wàt er ook gebeurd<br />
in het huis is, feest, vreug<strong>de</strong>, zorg, verdriet, wat er ook gegaan is en uit gewischt, <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong> ‘stemming’ is altijd gebleven, als bezonken, zelfs dièper bezonken. Zij zal<br />
blijven, zoo lang bestaan zal het huis.’ De tuin, een kloosterachtige binnenhof, <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rwets grote zol<strong>de</strong>r, alles zag hij met ontroering terug.<br />
Kin<strong>de</strong>rherinneringen heeft hij ook in <strong>de</strong>ze weken opgehaald. In <strong>Een</strong> Hagenaar<br />
terug in Den Haag beschrijft hij zijn jeugdjaren op <strong>de</strong> Mauritska<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong><br />
van zijn moe<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rmeid Caroline. 13 Op een avond wan<strong>de</strong>lend door <strong>de</strong><br />
binnenstad herken<strong>de</strong> hij het paleisje van <strong>de</strong> koningin-moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> paleizen van <strong>de</strong><br />
prins van Oranje en van prins Alexan<strong>de</strong>r. Hij herken<strong>de</strong> veel: ‘Hier doem<strong>de</strong>n, huis<br />
aan huis, <strong>de</strong> huizen van vrien<strong>de</strong>n, die, ook, waren gestorven of verhuisd, naar an<strong>de</strong>re<br />
huizen, naar an<strong>de</strong>re ste<strong>de</strong>n... Hier had <strong>de</strong>s Hagenaars wereldsche jeugd geschitterd,<br />
daar had hij leed gehad met wie hem lief was geweest. Hier was hij intiem binnen<br />
gekomen en hem heug<strong>de</strong> nog <strong>de</strong> aroma <strong>de</strong>r vergane gesprekken; daar had hij slechts<br />
als “uitgaand jongmensch” eenige uiterlijkheid ten beste gegeven, maar àlle die<br />
huizen, wier drempels hij eens had overschre<strong>de</strong>n en die hij nu <strong>voor</strong> bij ging, <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />
zijn te gevoelige hart aan.’<br />
In <strong>de</strong>ze euforische nostalgie terugkijkend naar Italië, moest <strong>Couperus</strong> toegeven<br />
dat Den Haag hem prettiger aan<strong>de</strong>ed dan Florence <strong>de</strong> laatste tijd gedaan had. Dat het<br />
daarginds niet meer het Italië was van twintig Jaar gele<strong>de</strong>n, had hij al wel vagelijk<br />
bespeurd, maar hij had het toch niet goed tot zich door laten dringen. Nu, op een<br />
afstand, begreep hij het beter.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
479<br />
Florence had zich gemo<strong>de</strong>rniseerd, al beweer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> futuristen dan van niet. Dat had<br />
<strong>de</strong> stad alleen maar lelijker gemaakt. De winters waren er kil van mist. Noch sociaal,<br />
noch <strong>voor</strong>al ook artistiek gebeur<strong>de</strong> er ook maar iets van enig belang. De stad aan <strong>de</strong><br />
Arno was een schitteren<strong>de</strong>, kunstig bewerkte medaille - <strong>de</strong> keerzij<strong>de</strong> ervan, met een<br />
aantal diepe krassen, zag <strong>Couperus</strong> pas goed in Den Haag. Orlando had gelijk gehad<br />
met hem te waarschuwen dat hij Florence i<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>: 14 ‘... je ziet dat alles zoo mooi,<br />
door je verbeelding heen en fantazie... Je ziet onze mo<strong>de</strong>rne armoê door je eigen<br />
rijkdom... Je geeft je eigen glans aan wat dof is...’ had hij gezegd. Terug in Den Haag<br />
zag <strong>Couperus</strong> daar <strong>de</strong> juistheid van in. - Terzelf<strong>de</strong>rtijd echter ontging het hem dat<br />
hij, na haar tien jaar niet gezien te hebben, van <strong>de</strong> weeromstuit nu zijn geboortestad<br />
i<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong>. Ontwaken uit déze droom zou wat sneller verlopen.<br />
Wereldoorlog of niet, het leven ging zon<strong>de</strong>r veel veran<strong>de</strong>ringen door. De twintigste<br />
februari woon<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth op uitnodiging van Willem Royaards in<br />
Amsterdam <strong>de</strong> première van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>ns De heks van Haarlem bij. 15 <strong>Couperus</strong><br />
logeer<strong>de</strong> in het Doelen Hotel, waar hij, <strong>voor</strong> het eerst na lange tijd, een ontmoeting<br />
had met zijn uitgever Veen. Over <strong>de</strong>ze samenkomst weten wij ver<strong>de</strong>r weinig, 16 maar<br />
ongetwijfeld is <strong>de</strong> uitgave in boekvorm van De ongelukkige me<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerp van<br />
gesprek geweest. Beter zijn wij op <strong>de</strong> hoogte van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>ns reactie toen<br />
hij het Haagse echtpaar tij<strong>de</strong>ns een souper na afloop persoonlijk leer<strong>de</strong> kennen. 17 In<br />
zijn dagboek teken<strong>de</strong> hij namelijk op: 18 ‘<strong>Couperus</strong>, dien ik <strong>voor</strong> 't eerst van mijn<br />
leven ontmoette, trok mij eerst niet aan, door zijn precieuze verwijfdheid. Vooral<br />
zijn vrouw vond ik antipathiek. Maar ik bespeur<strong>de</strong> spoedig het kind in hem, zijn<br />
kin<strong>de</strong>rlijke, tee<strong>de</strong>re manier. En dat bond mij terstond aan hem. Ik zal hem bezoeken<br />
in Den Haag.’ 19<br />
Heeft <strong>Couperus</strong> die avond te kennen gegeven dat hij wel eens iets <strong>voor</strong> het toneel<br />
wil<strong>de</strong> vertalen? De laatste aflevering van De ongelukkige was in januari 1915 in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. Ongetwijfeld zocht hij naar niet al te inspannen<strong>de</strong><br />
maar wél lucratieve bezighe<strong>de</strong>n. Geld verdienen werd meer dan ooit bittere noodzaak,<br />
omdat hij in Ne<strong>de</strong>rland veel meer nodig had, al was het alleen maar om fiscale<br />
re<strong>de</strong>nen. Hoe dit ook gegaan moge zijn, kort hierna moet Eduard Verka<strong>de</strong>, die sinds<br />
1913-'14 met zijn Haghespelers het zaaltje Heerengracht 13 te Den Haag was gaan<br />
bespelen, hem <strong>de</strong> vertaling opgedragen hebben van Edmond Rostands Chantecler.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
480<br />
<strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> vertaling in<strong>de</strong>rdaad ook gemaakt Toe een opvoering is het echter<br />
nooit gekomen. 20<br />
Spoedig vond hij heel an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len om in zijn on<strong>de</strong>rhoud te <strong>voor</strong>zien, en dit<br />
nog wel zon<strong>de</strong>r dat hij er een pen <strong>voor</strong> op papier hoef<strong>de</strong> te zetten. Sinds vele jaren<br />
reeds las hij graag <strong>voor</strong> uit eigen werk, in intieme kring zoals wij ons herinneren:<br />
Eline Vere in <strong>de</strong> tuin van Sofialaan 12, De berg van licht bij Cyriel Buysse in Afsneé,<br />
Langs lijnen bij Trudy <strong>de</strong> la Valette in Pasoeroean. Vrijwel al zijn werk placht hij<br />
bovendien aan Elisabeth <strong>voor</strong> te lezen <strong>voor</strong> hij het naar <strong>de</strong> drukker zond. In 1899<br />
had hij in Indië pecuniae causa al Fi<strong>de</strong>ssa in het openbaar willen <strong>voor</strong>dragen.<br />
Op 23 maart 1915 snoepte Den Haag <strong>de</strong> Delftse stu<strong>de</strong>nten <strong>de</strong> première af van<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> als <strong>voor</strong>drachtskunstenaar. (Hij had Veen op 13 februari<br />
toevertrouwd: 21 ‘ik hoû misschien een <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Delftsche Stu<strong>de</strong>nten.’ Op<br />
zijn verzoek zond Veen hem daarop een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n.) Het optre<strong>de</strong>n<br />
in Kunstzaal Kleykamp - toen nog op <strong>de</strong> hoek Paleisstraat/Oranjestraat; later Ou<strong>de</strong><br />
Scheveningseweg 3 tegenover het Vre<strong>de</strong>spaleis - werd een sensatie. Enkele<br />
familiele<strong>de</strong>n en beken<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n dat het zon<strong>de</strong>r een stijlvol <strong>de</strong>corum, niet<br />
zou gaan. 22 De heer Kleykamp zelf had zich daarop bereid getoond een Boeddhabeeld<br />
bij te dragen. Dr. A. Bredius, die <strong>Couperus</strong> kort na zijn terugkeer ontmoet had en<br />
wiens schil<strong>de</strong>rijenverzameling en tekeningen hij in het majesteitelijke woonhuis<br />
Prinsegracht 6 al had mogen bewon<strong>de</strong>ren, leen<strong>de</strong> een paar vermeen<strong>de</strong> Rembrandts<br />
en een Correggio. Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein kwam op het i<strong>de</strong>e van een marmeren<br />
zuil; attribuut par excellence om elegant op te kunnen leunen. <strong>Een</strong> niet na<strong>de</strong>r beken<strong>de</strong><br />
mevrouw - <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> Ranitz? - wapper<strong>de</strong> met een kanten doekje dat on<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong>'<br />
glaasje water moest wor<strong>de</strong>n gelegd. (Bij het spreken placht hij van suikerwater te<br />
nippen.) Elisabech, tenslotte, bedacht heel bijzon<strong>de</strong>re lichteffecten die het bij fluwelen<br />
wandbespanningen goed zou<strong>de</strong>n doen: albasten vaas-lampen en alles verschemeren<strong>de</strong><br />
zij<strong>de</strong>n kappen. <strong>Een</strong> boeket arumkelken die <strong>de</strong> pers hardnekkig aäronskelken zou<br />
noemen - <strong>Couperus</strong> bezwoer <strong>de</strong> heren dat Mozes' broe<strong>de</strong>r in het geheel niets met zijn<br />
kelken te maken had -, vervolmaakte het precieuze <strong>de</strong>cor. Naar dit fraaie toneel, heeft<br />
<strong>de</strong> Haagse beau (?) mon<strong>de</strong> die avond met open mond zitten staren: zoiets was nog<br />
nimmer vertoond, en dat in een wereldoorlog! Welk een ongehoor<strong>de</strong> pretenties, luxe,<br />
<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie! <strong>Een</strong> vertoning, in<strong>de</strong>rdaad, zou weldra Jan Toorop smalen. <strong>Couperus</strong> las<br />
De zonen <strong>de</strong>r zon <strong>voor</strong>. Het was<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
481<br />
waarschijnlijk <strong>de</strong> ongelukkigste tekst die hij had kunnen kiezen. Maar wat <strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
het? Men was met zozeer gekomen om te luisteren dan wel om te kijken. 23 Er waren<br />
<strong>voor</strong>al veel dames.<br />
Over dit eerste optre<strong>de</strong>n heeft Just Havelaar verteld: 24 ‘Toen hij zelve ein<strong>de</strong>lijk<br />
binnentrad, doof<strong>de</strong>n op geheimzinnige wijze alle lichten, behalve daar, waar <strong>de</strong><br />
Dichter stond. Doch geen hél licht omglans<strong>de</strong> zijn hoofd - neen, het was een licht<br />
dat, vloeiend door albasten vazen en door lichtzij<strong>de</strong>n stoffen, van een zedig mysterie<br />
vol scheen. [...] En <strong>de</strong> Dichter sprak. Zijne stem rees en daal<strong>de</strong>, vloei<strong>de</strong> en storm<strong>de</strong>,<br />
klaag<strong>de</strong>, riep, ween<strong>de</strong> en zong. Ja, hoort, nu werd 't waárlijk een zingen, een<br />
psalmodisch zingen als van een zaliglijk vervoer<strong>de</strong>n priester... Doch dan wiessen <strong>de</strong><br />
zoete litanieën weer aan, wiessen zij aan tot <strong>de</strong> machtiger akkoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n haat,<br />
<strong>de</strong> toom, <strong>de</strong> wanhoop en van <strong>de</strong> juichen<strong>de</strong> triomf-extase...’ - Over <strong>de</strong> inhoud van het<br />
<strong>voor</strong>gelezene geen woord.<br />
In Het Va<strong>de</strong>rland schreef dr. Jan Walch: 25 ‘<strong>Een</strong> eigenaardige factor in <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>re<br />
visioenentoovering was <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>dracht en meer, zijn stem. [...] <strong>Couperus</strong> zegt<br />
niet woor<strong>de</strong>n, maar groote week-fantastische perio<strong>de</strong>n, waarin plots 'n énkel woord<br />
slechts oplicht; - maar <strong>de</strong> kleur van 't geheel <strong>de</strong>r visie blijft ook dan overheerschend.<br />
Het is ongemeen, en het is won<strong>de</strong>rbaar suggestief. De stem en <strong>de</strong> uitspraak van <strong>de</strong>n<br />
Meester zijn als die van niemand an<strong>de</strong>rs. Ik bedoel niet dat ook die móóier zijn dan<br />
van iemand an<strong>de</strong>rs. Ze hebben iets zeer precieus, dat toch <strong>voor</strong> zijn persoon volkomen<br />
natuurlijk is. Het is het Hollandsch, dat <strong>voor</strong> vele jaren uit een aristocratisch-Haagsch<br />
milieu is weggedragen naar <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>; en terwijl in Den Haag milieus vergingen<br />
en hun eigenaardighe<strong>de</strong>n vloei<strong>de</strong>n weg, bleef daar ginds een bewaar<strong>de</strong>r van een<br />
curieus verfijnd taalschatje.’<br />
<strong>Een</strong> zekere Haganus zei het in Buiten nog weer an<strong>de</strong>rs: 26 ‘Ge weet hoevelen in het<br />
kleine Ne<strong>de</strong>rland het Haagsche accent tot aanfluiting is. [...] Welnu, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
heeft geen Haagsch accent, evenmin als een kopje mokka naar koffie smaakt.<br />
Haagsche hopjes smaken naar koffie, Haagsche hopjes hebben in tongestreeling dus,<br />
geestelijk gesproken, een koffie accent, maar een kopje mokka heeft geen koffie<br />
accent, wijl het <strong>de</strong> koffie, <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> koffie nog wel, zelve is. Zoo genomen heeft<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> geen Haagsch accent, hij is <strong>de</strong> verfijn<strong>de</strong> Haagsche sprake zelve; hij<br />
is er <strong>de</strong> incarnatie van, gelijk Budha <strong>de</strong> incarnatie mag heeten van bezonken wijsheid.<br />
[...] In <strong>de</strong> donkere vertrekken, waar het meeren<strong>de</strong>els uit dames bestaan<strong>de</strong> publiek<br />
was gezeten, hing spoedig heel zwaar <strong>de</strong> lucht<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
482<br />
van tienerlei parfum. Het was <strong>de</strong> weel<strong>de</strong> van tal van boudoirs in kleine ruimte te<br />
verzameld, die in zwaar aroôm opsteeg en neerzeef<strong>de</strong>, overal door drong, alles<br />
vervul<strong>de</strong>. En won<strong>de</strong>rwel paste hierbij <strong>de</strong> verbeeldingsweel<strong>de</strong>, waarme<strong>de</strong> <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> geboorte van vuur en licht op aar<strong>de</strong> heeft verlucht. [...] Het fraai<br />
gebon<strong>de</strong>n boek hield onze meest Haagsche Hagenaar in <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n en alleen<br />
steun<strong>de</strong> zijn rechter arm op een zuil, die waarlijk tot dit doel scheen gemaakt, in ste<strong>de</strong><br />
van tot het dragen van beeldje, bloemvaas of lamp te dienen.’<br />
Wat vond <strong>Couperus</strong> er zelf van? ‘Heel veel succes, mijn lezing in Den Haag’,<br />
stel<strong>de</strong> hij vergenoegd vast in een brief aan Veen. 27 Enkele dagen later wijd<strong>de</strong> hij in<br />
Het Va<strong>de</strong>rland een feuilleton aan zijn optre<strong>de</strong>n, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha, waarin hij<br />
verklaar<strong>de</strong> niet meer dan een simpele burgerjongen te zijn die er een beetje ingelopen<br />
was. 28 Dat hij zelf <strong>de</strong> bloemen had verzorgd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> theetafel, waaraan in <strong>de</strong> pauze<br />
<strong>de</strong> freules De Ranitz en Van Hoogendorp thee schonken - een bericht dat zelfs het<br />
Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad het vermel<strong>de</strong>n waard vond 29 -, verzweeg hij met enige<br />
tact, hoewel het er volgens <strong>de</strong> Indische journalist ‘smaakvol en coquet’ had uitgezien.<br />
<strong>Couperus</strong>' reputatie was hiermee, <strong>voor</strong> zover nog nodig, gemaakt. Maar hoevelen<br />
van <strong>de</strong>ze Haagse toehoor<strong>de</strong>rs zullen ook maar een syllabe van <strong>de</strong> op zichzelf toch al<br />
zo abstruse tekst begrepen hebben? <strong>Couperus</strong> had dat een beetje <strong>voor</strong>zien. <strong>Een</strong><br />
inleiding die hij daartoe met opzet geschreven had liet hij bovendien in <strong>de</strong> courant<br />
afdrukken, zodat ie<strong>de</strong>r die het wil<strong>de</strong> zijn proloog nog eens rustig kon nalezen. 30 Wij<br />
hoeven er hier niet opnieuw op in te gaan. Wel moet gezegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> keuze<br />
van juist dit proza, zoveel jaren na het ontstaan ervan, iets raadselachtigs heeft. Hoe<br />
<strong>Couperus</strong> er toe gekomen is dit sterk theosofisch getinte verhaal weer uit <strong>de</strong> kist op<br />
te diepen blijkt onvoldoen<strong>de</strong> uit zijn eigen commentaar: ‘Zoo ik De Zonen <strong>de</strong>r<br />
Zon kies, om u he<strong>de</strong>n avond uit <strong>voor</strong> te dragen, is dit vermoe<strong>de</strong>lijk omdat dit verhaal<br />
tot mijne liefste scheppingen behoort: een <strong>de</strong>r weinige, mijner reeds jaren gele<strong>de</strong>n<br />
geschreven werken, dat nog <strong>de</strong>elt in mijn gunst.’ - Waar het om gaat blijkt uit De<br />
verlei<strong>de</strong>r. Het was zijn eigen dichterlijk antwoord op <strong>de</strong> grote wereldbrand. Daarom<br />
ook voeg<strong>de</strong> hij enkele dichtregels toe die als volgt eindig<strong>de</strong>n:<br />
‘...nooit zal blijven wat werd,<br />
En alles, eenmaal, zal we<strong>de</strong>r terugvloeien in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Licht, zelfs <strong>de</strong> Duisternis zelve,<br />
Tot alles verzoend zal zijn, en eeuwig.’<br />
483<br />
Over zijn lezing in Delft, drie dagen later, schreef hij Veen. 31 ‘Ook in Delft was het<br />
heel aardig.’ Sommige lie<strong>de</strong>n uit zijn gehoor dachten daar toch wat an<strong>de</strong>rs over,<br />
getuige dit verslag: 32 ‘...wree<strong>de</strong> ontgoocheling! Deze hooge krijschen<strong>de</strong> faussetstem,<br />
een afschuwelijk papegaaiengeluid; <strong>de</strong>ze valsche, van affektatie niet genoeg<br />
geaffekteer<strong>de</strong> stem. O! bittere beproeving mijner ooren! En <strong>de</strong> vermoeidheid, die<br />
het luisteren naar dit aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schelle gepiep veroorzaakte... Er was veel en<br />
nieuwsgierig publiek. Allen waren gekomen om het Haagsche won<strong>de</strong>r te<br />
aanschouwen, om te genieten in-het-zich-vermaken met <strong>de</strong>n geaffekteer<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>.’ - Maar misschien heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze recensie niet eens on<strong>de</strong>r ogen<br />
gekregen. Hij was gewend alleen enige notitie te nemen, beweer<strong>de</strong> hij vaak, van<br />
gunstige reacties. An<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>lingen interesseer<strong>de</strong>n hem eenvoudig niet: ‘al die<br />
kaereltjes’! <strong>Een</strong> erg prettige herinnering behield hij in elk geval aan <strong>de</strong> Delftse<br />
boekwinkels. Zij bleken, zo zag hij in het <strong>voor</strong>bijgaan, alle werken die er van hem<br />
verkrijgbaar waren - en gezien <strong>de</strong> volle zol<strong>de</strong>rs waar Veen herhaal<strong>de</strong>lijk over klaag<strong>de</strong><br />
moeten er dat nogal wat geweest zijn - bij hele stapels in hun etalages gelegd te<br />
hebben. 33<br />
Intussen gingen zowel hijzelf als Veen er van uit dat <strong>de</strong> laatste De ongelukkige<br />
zou uitgeven, zodra <strong>de</strong> <strong>voor</strong>publikatie in Groot-Ne<strong>de</strong>rland tot een ein<strong>de</strong> was gekomen.<br />
Van <strong>de</strong> drukker, Thieme nog altijd, ontving <strong>Couperus</strong> zelfs al tamelijk snel <strong>de</strong> eerste<br />
drukproeven. Deze bleken zeer ‘vuil’ te zijn, wat dus veel correctiewerk beteken<strong>de</strong>.<br />
Het zette <strong>Couperus</strong> aan het <strong>de</strong>nken. In aan dui<strong>de</strong>lijkheid weinig te wensen overlatend<br />
zakelijk proza verzocht hij Veen: 34 ‘Maak dus <strong>voor</strong> De Ongelukkige contract op; geef<br />
mij wat je <strong>de</strong>nkt en laat mij behou<strong>de</strong>n mijn auteursrechten <strong>voor</strong> “volgen<strong>de</strong> uitgaven”.’<br />
Het honorarium waar Veen daarop mee kwam aanzetten achtte hij echter weer<br />
eens veel te laag - re<strong>de</strong>n genoeg om in een volgen<strong>de</strong> brief te schrijven dat hij daar<br />
natuurlijk helemaal niet op in kon gaan: 35 ‘Ik meen<strong>de</strong> uit ons laatste gesprek te hebben<br />
kunnen opmaken, dat je hooger honorarium kon geven. Heb ik mij vergist, dan<br />
moeten wij werkelijk maar niet meer samen werken maar ik kan niet <strong>voor</strong>tgaan met<br />
een groote, historische roman af te staan <strong>voor</strong> zulle een prijsje.’ Hij ging nog ver<strong>de</strong>r.<br />
Argwanend gewor<strong>de</strong>n, kwam het ongelukkige vermoe<strong>de</strong>n bij hem op<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
484<br />
dat Veen, <strong>de</strong> onkreukbare, hem wel eens zou kunnen bedotten. Tamelijk grievend<br />
moet <strong>voor</strong> Veen <strong>Couperus</strong>' bouta<strong>de</strong> geweest zijn die als volgt luid<strong>de</strong>: ‘Ik kom<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk ± 22 April in Amsterdam en hoop er enkele dagen te blijven. Je hebt<br />
mij zoo dikwijls gezegd, dat ik je boeken kon inzien, dat ik nu in Holland zijn<strong>de</strong>, mij<br />
wel eens door <strong>de</strong>skundigen zoû willen doen inlichten - na inzage dier boeken - welke<br />
<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen zijn waarom ik, als gevier<strong>de</strong> en veel gelezen auteur, mij <strong>de</strong> laatste jaren<br />
met honoraria moet tevre<strong>de</strong>n stellen, die zóo verschillen met wat ik vroeger kreeg.<br />
Je begrijpt, dat mij dat wel interesseert. Verkoop je mij werkelijk zoo veel min<strong>de</strong>r -<br />
veel min<strong>de</strong>r b.v. dan Thérèse Hoven, als je mij verle<strong>de</strong>n gezegd hebt - dan zoû ik<br />
mij waarlijk maar hou<strong>de</strong>n bij Thérèse Hoven en moeten wij afscheid nemen.<br />
Samenwerking is in dit geval <strong>voor</strong> geen van ons bei<strong>de</strong>n aangenaam. Ik, ten minste<br />
kan onmogelijk <strong>voor</strong>t gaan, als ik het eenige jaren reeds heb gedaan, ter wille van<br />
onze goe<strong>de</strong> verhouding, mij te laten afschepen met een paar hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n.’ (De<br />
hoofdre<strong>de</strong>n waarom <strong>Couperus</strong> naar Amsterdam zou komen was gelegen in een lezing<br />
die hij daar eind april zou hou<strong>de</strong>n; een gebeurtenis die veel stof heeft doen opwaaien.)<br />
In zijn hart had <strong>Couperus</strong> van Italië toch nog geen <strong>de</strong>finitief afscheid genomen.<br />
Over <strong>de</strong> te verwachten duur van <strong>de</strong> oorlog bleef hij optimistisch. Emma Garzes<br />
stuur<strong>de</strong> hem soms Italiaanse couranten en boeken, waar hij zich blij mee betoon<strong>de</strong>:<br />
zo was hij nog een beetje in Florence. Voorzichtig vroeg hij haar of zij geen lust had<br />
die zomer eens naar Ne<strong>de</strong>rland te komen. 36 Maar daar kon natuurlijk geen positief<br />
antwoord op verwacht wor<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> had niet eens een eigen huis aan te bie<strong>de</strong>n.<br />
Soms vertel<strong>de</strong> hij haar in zijn brieven iets over het leven dat hij nu leid<strong>de</strong>: 37 ‘Diner<br />
en theater, het houdt niet op! <strong>Een</strong> beetje te veel, als u het mij eerlijk vraagt. Maar<br />
<strong>voor</strong> Betty is het heel goed, want werkelijk, <strong>de</strong> laatste tijd, afgezien van uw lieve<br />
vriendschap, had zij weinig in Italië.’ Hij sprak <strong>de</strong> hoop uit dat hij tegen het najaar<br />
weer naar Florence terug zou kunnen keren. - Emma antwoord<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r regelmatig<br />
dan <strong>Couperus</strong> verwachtte. Het was <strong>de</strong> vraag of zijn brieven wel aankwamen. <strong>Een</strong>s<br />
schreef hij haar daarom in het Duits. 38<br />
Het grote probleem bleven natuurlijk steeds <strong>de</strong> financiën. Van Booven <strong>de</strong>elt mee<br />
dat <strong>Couperus</strong> zich in 1915 maan<strong>de</strong>n lang ter beschikking heeft gesteld van het<br />
<strong>de</strong>partement van Oorlog. 39 Hij zou gevoeld hebben dat er op dat ogenblik alleen maar<br />
nuttige dingen mochten wor<strong>de</strong>n gedaan en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
485<br />
wil<strong>de</strong> graag ingeschakeld wor<strong>de</strong>n bij het een of an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>partementale on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Dit gegeven is ongetwijfeld niet uit <strong>de</strong> lucht gegrepen. Maar of <strong>Couperus</strong> nu zo<br />
e<strong>de</strong>lmoedig en patriottisch was gewor<strong>de</strong>n mag toch wel <strong>de</strong> vraag heten. Eer<strong>de</strong>r ligt<br />
het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand te vermoe<strong>de</strong>n dat hij op een of an<strong>de</strong>re functie hoopte die hem een<br />
vast salarisje zou garan<strong>de</strong>ren. Toen <strong>de</strong> oorlog langer bleek te zullen duren en <strong>Couperus</strong><br />
financieel toch re<strong>de</strong>lijk uit <strong>de</strong> voeten kwam, heeft hij <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>nemens geheel laten<br />
varen. Wel vond hij het prettig nu ook wat meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
te doen. Hij las ingezon<strong>de</strong>n kopij mee, gaf zijn oor<strong>de</strong>el en schreef <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>rs soms<br />
eigenhandig terug.<br />
Lezingen die van hem gevraagd wer<strong>de</strong>n nam hij zoveel mogelijk aan. Eind april<br />
leid<strong>de</strong> dit in Amsterdam tot een onverkwikkelijke rel. 40 Hij zou spreken in het gebouw<br />
De Roos aan het Rokin, in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zaal waarin <strong>de</strong> kunsthan<strong>de</strong>laar Theo Neuhuys<br />
op dat ogenblik een aantal recente werken van Jan Toorop exposeer<strong>de</strong>. Toorop schreef<br />
daarop in De Maansbo<strong>de</strong> - het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad nam dit over - een boos<br />
ingezon<strong>de</strong>n stuk. 41 De suggestie bleek namelijk gewekt te zijn dat <strong>Couperus</strong>' optre<strong>de</strong>n<br />
tevens moest dienen als een soort van reclame <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze tentoonstelling. Woe<strong>de</strong>nd<br />
sverklaar<strong>de</strong> <strong>de</strong>, in 1901 katholiek gewor<strong>de</strong>n, heer Toorop dat hij God zij dank geen<br />
reclame nodig had. Neuhuys verzocht hij met klem te trachten ‘een an<strong>de</strong>re zaal <strong>voor</strong><br />
die lezing te vin<strong>de</strong>n. Mocht hij er niet in slagen, zoo heb ik hem verzocht het portret<br />
van Z.D.H. <strong>de</strong>n Bisschop van Haarlem, Mgr. Callier, het nieuwe groote paneel “Het<br />
Laatste Avondmaal” (Kapel van het St. Franciscus-huis, O.Z. Voorburgwal,<br />
Amsterdam) en nog eenige an<strong>de</strong>re gewij<strong>de</strong> werken, onverbid<strong>de</strong>llijk uit <strong>de</strong><br />
tentoonstellingszaal te doen verwij<strong>de</strong>ren, en zeer zeker in <strong>de</strong> zaal geen vertooningen<br />
te doen, die in Den Haag (wat ik niet gezien heb, doch vernomen) plaats hebben<br />
gehad. J. Toorop.’<br />
De <strong>voor</strong>dracht heeft op 27 april 1915 toch in <strong>de</strong> bewuste zaal plaatsgevon<strong>de</strong>n, zij<br />
het nadat <strong>de</strong> gewraakte schil<strong>de</strong>rijen daar intussen uit waren verwij<strong>de</strong>rd. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>el van<br />
Toorops werken is echter blijven hangen, wat een door De Maasbo<strong>de</strong> gestuur<strong>de</strong><br />
recensent - on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel ‘De apotheose van het gepleisterd graf’ - alsnog inspireer<strong>de</strong><br />
tot <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik heb geen oogenblik vermogen te begrijpen, wat <strong>Couperus</strong> daar<br />
te doen had te mid<strong>de</strong>n van Toorop's werken van Christelijke symboliek, van Roomsche<br />
ontroeringen en bovennatuurlijke gedachten, te mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vergeestelijkte<br />
portretten van paters en priesters.’ De man vond ‘<strong>Couperus</strong>' kunst<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
486<br />
niet an<strong>de</strong>rs dan een veld van giftige bloemen: haar geur en haar schoonheid zijn diep<br />
ver<strong>de</strong>rfelijk. En het is merkwaardig ook te zien, hoe alle innerlijk ontbreekt aan alle<br />
mo<strong>de</strong>rne hei<strong>de</strong>nsche kunst, die uit haar aard imitatiekunst is, laf, geaffecteerd, valsch<br />
en voos. [...] Die zinnelijkheid nu van het woord vier<strong>de</strong> ook gisteravond hoogtij en<br />
<strong>Couperus</strong> zong met zijn gekunstel<strong>de</strong>, sleepen<strong>de</strong>, moduleeren<strong>de</strong>, soms weeklagen<strong>de</strong><br />
stem zijne hoor<strong>de</strong>rs en hoor<strong>de</strong>ressen in zwijmel. Er werd genoten - dat kon men zien<br />
aan houdingen en gezichten.’<br />
Iets min<strong>de</strong>r geëmotioneerd reageer<strong>de</strong> <strong>de</strong> NRC, 42 die eenvoudigweg schreef: ‘Voor<br />
<strong>de</strong>n smallen wand van <strong>de</strong> zaal, omringd door vitrines gevuld met Oostersche preciosa<br />
en zacht lichten<strong>de</strong> faïence, geleund op een zuilvormige pie<strong>de</strong>stal, met een lagen<br />
trumeau naast zich, waarop mevrouw <strong>Couperus</strong> een paar bloemen neerleg<strong>de</strong>, stond<br />
<strong>de</strong> dichter tegenover <strong>de</strong> geheel gevul<strong>de</strong> zaal. Aan <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>n Toorop's teekeningen,<br />
waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> sterke en suggestieve Apostelkoppen, en Toorop's schil<strong>de</strong>rijen, waaraan<br />
het bisschoppelijk portret thans ontbrak.’<br />
Het merkwaardigste getuigenis van <strong>de</strong>ze avond heeft ongetwijfeld ‘Honoré <strong>de</strong> la<br />
Baignoire’ ons nagelaten. 43 Na mevrouw <strong>Couperus</strong> beschreven te hebben als ‘eene<br />
geélanceer<strong>de</strong> dame met een zeer geélanceerd kapsel’ <strong>de</strong>elt hij me<strong>de</strong> dat <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zelf niet stónd, neen, hij ‘heeft het zweven<strong>de</strong>, dat in een salon past’. De<br />
Roos was bedwelmend van parfum. Er waren ook letterkundigen aanwezig: ‘Querido<br />
keek vragend en toch goedkeurend. <strong>Een</strong> rechter van het Hof lonkte. De heer <strong>Couperus</strong><br />
ging ver<strong>de</strong>r met i<strong>de</strong>ale, hooge, zéér hóóge stem. Zei hij daar oplóei<strong>de</strong> of opblóei<strong>de</strong>,<br />
ik weet het niet, luister maar, het is nog lang niet ten ein<strong>de</strong>, hij zege nu bloemen, hoe<br />
zegt hij die woor<strong>de</strong>n, hij zegt “bloemen” zoo rond, zoo pasteltee<strong>de</strong>r, hij zegt bloemen<br />
als pastelleer<strong>de</strong> hij roze-engelbeentjes en billetjes - ja billetjes - en hij zegt dit alles<br />
als een Hagenaar. Hij is <strong>de</strong> Hagenaar, poëzie gewor<strong>de</strong>n. Als hij horizon zegt, zegt<br />
hij eerst orisón, op zijn Fransch, en dan verlegt hij, omdat hij Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r is, want<br />
hij is nu eenmaal Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong>n klemtoon enkel: dan zegt hij órison. [...] Hij drinkt<br />
niet! hoe kunt ge zeggen dat hij drinkt, hij nipt. Hij snuit niet, hoe kunt ge zeggen<br />
dat hij snuit, hij golft met zijn neusdoek tegen zijn gelaat aan.’ Deze recensent besluit<br />
dan ook met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat ‘een lieve ou<strong>de</strong> en zéér fïjne dame eens gezegd heeft,<br />
ik was er bij: “<strong>Louis</strong>”, zei ze, “Je bent op een gouë drem peltje geboren.”’<br />
In zijn schets De gróote-stad heeft <strong>Couperus</strong> tamelijk geestig op dit alles<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
487<br />
gereageerd. 44 Kennelijk verbaas<strong>de</strong> hij zich zeer over <strong>de</strong> Amsterdamse benepenheid,<br />
en zo mogelijk nog meer over recensies die vrijwel niet op het eigenlijke werk<br />
ingingen maar waarvan <strong>de</strong> schrijvers zich hoofdzakelijk vergaapten aan <strong>de</strong> wijze<br />
‘waarop ik tij<strong>de</strong>ns mijn gewaag<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dracht, mijn zakdoek droeg en gebruikte,<br />
mijn haar had geborsteld, mijn ketting had hangen, mij snoot of liever niet snoot,<br />
mij laaf<strong>de</strong> of liever niet laaf<strong>de</strong>. Het is waar, ik beken nú, dat ik beter had<strong>de</strong> gedaan<br />
mij flink, als een echte jongen van <strong>de</strong> Digue-<strong>de</strong>-Mer, op het podium mij toe bedacht,<br />
éen vinger tegen het éene neusgat te leggen en dan door het an<strong>de</strong>re een forschen<br />
straal <strong>de</strong> zaal in te blazen: ik ben nú overtuigd, dat dit grootsteedscher zoû gestaan<br />
hebben. Ook had<strong>de</strong> het van metropoolschere manieren getuigd tusschen elke drie<br />
regels <strong>voor</strong>dracht een schuimen<strong>de</strong> pot bier naar binnen te slaan.’<br />
In<strong>de</strong>rdaad was Querido aanwezig, wat ge<strong>de</strong>nkwaardige gevolgen heeft gehad.<br />
Diens eerste twee <strong>de</strong>len van De Jordaan waren toen al verschenen en maakten opgang.<br />
<strong>Couperus</strong>, na zich verlustigd te hebben aan het Amsterdamse stadsschoon en zo<br />
mogelijk nog meer aan <strong>de</strong> kunstschatten van het Rijksmuseum, verlang<strong>de</strong> er naar,<br />
tegen het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> week die hij in <strong>de</strong> hoofdstad doorbracht, nu ook nog iets van<br />
het volksleven te zien. Samen met wie hij noem<strong>de</strong> een groot schrijver - Israël Querido<br />
dus - en een beminnelijke boef - zekere Willem, die al twee keer had gezeten <strong>voor</strong><br />
zakkenrollen, en ook nog een keer <strong>voor</strong> een regelrechte inbraak - bezocht hij op<br />
vrijdagavond <strong>voor</strong> het eerst van zijn leven <strong>de</strong> Zeedijk, waar echter tot zijn spijt niet<br />
gevochten werd en ook niemand zich, tegen alle verwachtingen in, dompel<strong>de</strong> in<br />
kleurig zwelggenot. Querido's figuur Mooie Karel bleek zelfs in het geheel niet te<br />
bestaan. Ook bezocht het drietal nog <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Kerk, <strong>de</strong> misdaadsombere wallen en<br />
aanpalen<strong>de</strong> omgeving, terwijl <strong>Couperus</strong> er tenslotte een bijzon<strong>de</strong>r genoegen in schiep<br />
zich door Willem <strong>de</strong> zak te laten rollen. <strong>Een</strong> fraaie zilveren munt mocht <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
boef behou<strong>de</strong>n. - Overigens stel<strong>de</strong> dit alles nog niet zoveel <strong>voor</strong>: 45 ‘Deze<br />
nachtwan<strong>de</strong>ling was slechts bedoeld als eene inleiding <strong>voor</strong> een èchte nachtwan<strong>de</strong>ling,<br />
die wij een an<strong>de</strong>ren keer met Willem zou<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rnemen als ik een flanellen hemd,<br />
een roo<strong>de</strong> das en een pet tot mijn dispozitie zoû hebben.’ Zijn schertsen<strong>de</strong><br />
beschrijvingen van een en an<strong>de</strong>r tonen ons weer <strong>de</strong> journalistieke <strong>Couperus</strong> op zijn<br />
best.<br />
Min<strong>de</strong>r badinerend was een brief aan Veen gesteld, die <strong>Couperus</strong> hem op 3 mei,<br />
nog steeds in Amsterdam, waar hij ditmaal logeer<strong>de</strong> in het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
488<br />
American Hotel, schreef na een kennelijk niet zo prettig verlopen on<strong>de</strong>rhoud. Veen<br />
had hem <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> inzage in <strong>de</strong> boeken gegeven. <strong>Couperus</strong>' argwaan was er alleen<br />
maar groter door gewor<strong>de</strong>n, vermoe<strong>de</strong>lijk omdat hij <strong>de</strong> cijferreeksen niet goed kon<br />
volgen. Bovendien kreeg hij geen toestemming alles eens rustig mee naar huis te<br />
nemen. Het is pijnlijke lectuur: 46 ‘Amice. Ik geloof, dat, na ons laatste gesprek, het<br />
beter is, dat ik mijn fortuin eens probeer bij een an<strong>de</strong>ren uitgever, wat De Ongelukkige<br />
aan gaat. Ten minste, je laatste <strong>voor</strong>stel kan ik niet aannemen. Het geen echter niet<br />
insluit, dat wij behoeven te breken <strong>voor</strong> altijd. Mocht ik met een an<strong>de</strong>ren uitgever<br />
klaar komen, dan zal ik niet verzwijgen, dat een ge<strong>de</strong>elte van het boek reeds gezet<br />
was en kan je misschien over dit zetsel met hem on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len. Het <strong>voor</strong>schot, dat<br />
je zoo vrien<strong>de</strong>lijk was, mij te geven zal ik door Scheurleer je weêr over doen maken.<br />
Dat <strong>de</strong> geheele geschie<strong>de</strong>nis mij niet aangenaam is, behoef ik je niet te zeggen. Men<br />
werkt niet jaren lang met elkan<strong>de</strong>r, zon<strong>de</strong>r dat het pijnlijk wordt van elkan<strong>de</strong>r te<br />
schei<strong>de</strong>n. Maar aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant was je geheimzinnigheid met <strong>de</strong> tabel van winst<br />
en verlies, die ik niet eens mocht behou<strong>de</strong>n, mij ook een zeer pijnlijk inci<strong>de</strong>nt.<br />
Algeheele openhartigheid in zaken dunkt mij onvermij<strong>de</strong>lijk om goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n te<br />
blijven.’<br />
Hierna beproef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn geluk, als vroeger, bij Van Holkema en Warendorf.<br />
Het resultaat hiervan was dat hij Veen in <strong>de</strong> loop van mei kon me<strong>de</strong><strong>de</strong>len: 47 ‘Ik ben<br />
klaar gekomen met Warendorf, <strong>voor</strong> ƒ 1500,- (eerste druk). Ge moet begrijpen, dat<br />
het verschil tusschen zijn 600 en het Uwe mij niet onverschillig kan zijn en het is<br />
mijn oprechte wensch, dat wij, al geef ik De Ongelukkige dus niet bij je uit, toch<br />
goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zullen blijven, zoo dat latere samenwerking volstrekt niet blijft<br />
uitgesloten.’<br />
Het is steeds weer verrassend te zien hoe in <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> keihar<strong>de</strong>, onverbid<strong>de</strong>lijke<br />
man van zaken samenging met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke, bijna sentimentele kunstenaar die zich<br />
in een heel intieme, kleine, besloten wereld altijd nog het meest thuisvoel<strong>de</strong>. De<br />
schets Kin<strong>de</strong>rkamer bij <strong>voor</strong>beeld gaat over een oom en tante die, na jaren verblijf<br />
in het buitenland, bij familie op bezoek komen en daar vier kleine kin<strong>de</strong>ren<br />
aantreffen. 48 Deze plegen weleens een geheimzinnig spel met al hun poppen te spelen,<br />
<strong>de</strong> ringelerei, maar wensen dat nu niet te doen. In een zijkamertje blijkt zich bovendien<br />
een ‘verrassing’ te bevin<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren nog niet weten mogen: een poppenhuis<br />
dat nog uit <strong>de</strong> familie stamt. Dat <strong>de</strong> oom en tante <strong>Louis</strong> en Elisabeth zijn ligt niet<br />
alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, het is zelfs geheel zeker. Het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
489<br />
oorspronkelijke manuscript draagt <strong>de</strong> opdracht: ‘Aan Kitty en Diek. 49 Dit was het<br />
echtpaar Ten Bosch-Vlielan<strong>de</strong>r Hein, wier vier kin<strong>de</strong>ren in<strong>de</strong>rdaad, zoals in het<br />
verhaal, Florence, Mia, Piet en Johan heetten. In dit geval heeft <strong>Couperus</strong> bijzon<strong>de</strong>r<br />
weinig fantasie hoeven te gebruiken. Zijn schets geeft het bezoek en <strong>de</strong> reacties van<br />
<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren rechtstreeks weer. In <strong>Couperus</strong>’ werk komen weinig kin<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong>, ze<br />
vielen in het algemeen buiten zijn directe levenssfeer. Daarom treft het <strong>de</strong>s te meer<br />
met hoeveel begrip en inlevingsvermogen hij hier <strong>de</strong> twee meisjes en twee jongetjes<br />
heeft geobserveerd en weergegeven.<br />
Wat het poppenhuis betreft, <strong>Couperus</strong> herinner<strong>de</strong> het zich heel goed! 50 ‘... Oom<br />
zag vol ontroering het poppenhuis terug, dat hij vroeger reeds gekend had in het<br />
eigen ou<strong>de</strong>rlijk huis en waarmeê <strong>de</strong> zusjes gespeeld toen had<strong>de</strong>n: het was vier<br />
verdiepingen hoog, en een dubbel huis; het was een <strong>voor</strong>naam heerenhuis met alle<br />
mogelijke comfort, het geen niet weg nam, dat, bij <strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong> trappen ontbraken<br />
en alle tusschen<strong>de</strong>uren eveneens’. Er waren ook grote kartonnen dozen vol meubelen,<br />
waarmee het huis nieuw ingericht zou wor<strong>de</strong>n. Florence uit het verhaal weet he<strong>de</strong>n<br />
nog altijd te vertellen dat <strong>Couperus</strong> er buitengewoon opgewon<strong>de</strong>n over raakte. Steeds<br />
weer ging hij op <strong>de</strong> Denneweg bij antiquairs naar poppen-inventaris zoeken, om dat<br />
een plaatsje in het huis te geven. Soms ontzag hij zich niet met <strong>de</strong> kostbaarste zilveren<br />
meubeltjes en an<strong>de</strong>re accessoires aan te komen dragen.<br />
Dat De grootva<strong>de</strong>r, geschreven in november 1915, eveneens op een directe<br />
waarneming teruggaat ligt in <strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachtingen. 51 Ongetwijfeld heeft <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>ze grootpapa Catharina's echtgenoot Benjamin (‘Ben’) Vlielan<strong>de</strong>r Hein mo<strong>de</strong>l<br />
gestaan, samen met een van zijn kleinkin<strong>de</strong>ren. Deze zwager van <strong>Couperus</strong> was in<br />
1915 al zevenenzeventig jaar oud. Ook hier heeft <strong>Couperus</strong> niet alleen het plotseling<br />
driftige kind, maar ook <strong>de</strong> gedachten en gevoelens van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man zeer zuiver<br />
geobserveerd en a<strong>de</strong>quaat verwoord. Het gebeuren op zichzelf is haast niets, een<br />
jongetje van zeven jaar dat zijn beer kapot trekt. <strong>Couperus</strong> moet er wel bij geweest<br />
zijn. Foto's van Ben Vlielan<strong>de</strong>r Hein stemmen goed overeen met het fijnzinnige<br />
portret van <strong>de</strong> heel bedachtzame grootva<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> schets. Namen wor<strong>de</strong>n in dit geval<br />
niet genoemd.<br />
<strong>Couperus</strong>' sensitiviteit richtte zich zowel op mensen als op <strong>voor</strong>werpen. In Der<br />
dingen ziel schreef hij over zijn vroegere wan<strong>de</strong>lstok, die <strong>voor</strong> zijn gevoel een ziel<br />
had en van reizen hield. 52 Het gold <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> zilveren<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
490<br />
knop ervan. Hij had <strong>de</strong> stok veel in Nice gebruikt, maar bij zijn verhuizing naar<br />
Florence was hij hem kwijtgeraakt. Dit speet hem. Het verhaal heeft iets<br />
aandoenlijks: 53 ‘En soms, als ik mijn wan<strong>de</strong>lstok van he<strong>de</strong>n ter hand neem, <strong>de</strong>nk ik<br />
aan mijn verdwenen stok, aan zijn lieven knop, die zoo gezellig aan voel<strong>de</strong> in <strong>de</strong>n<br />
palm van mijn hand en dan naar voren schoot, nieuwsgierig om te kijken en dan hoop<br />
ik slechts éen ding: Dat hij het tegenwoordig goed heeft. Dat hij in <strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
wat ruwe hand van zijn tegenwoordigen meester, misschien alleen Zondags, vrees<br />
ik, een prèttige wan<strong>de</strong>ling nog maakt over <strong>de</strong> heuvelen van Nice zon<strong>de</strong>r veel meer<br />
aan mij te <strong>de</strong>nken, die hem op eens niet móoi genoeg vond om mij, op een elegante<br />
wan<strong>de</strong>ling, te vergezellen.’<br />
Trouw aan een <strong>voor</strong>werp dat ons lang gediend heeft, zodat het een <strong>de</strong>el van onszelf<br />
is gewor<strong>de</strong>n, is een herkenbare ervaring. Iets <strong>de</strong>rgelijks vertelt <strong>Couperus</strong> over zijn<br />
houten koffer van Perry, die in 1913 drieëntwintig jaar oud was en die hij dus gekocht<br />
moet hebben toen hij zich in 1890 naar Parijs had begeven met <strong>de</strong> bedoeling zich<br />
daar te vestigen. Alle jaren se<strong>de</strong>rtdien had <strong>de</strong> koffer hem goe<strong>de</strong> diensten bewezen,<br />
door zijn combinatie van flinke omvang met <strong>de</strong>gelijkheid. In Spanje, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> reis<br />
met Orlando, had hij hem <strong>voor</strong> het laatst gebruikt. Aan het eind van die reis had hij<br />
hem in het pension Ranzini toch af moeten danken, dat wil zeggen, hij mocht hem<br />
daar ergens op <strong>de</strong> gang zetten, zogenaamd in <strong>de</strong>posito: 54 ‘En om éen ding ben ik blij.<br />
Hij behoort mij nog toe. Ik heb hem niet weg gedaan. Hij is nog van mij.<br />
En als ik eenmaal nog eens in Spanje kom, in Barcelona, ga ik hem op zoeken. Ja,<br />
ik ben zelfs overtuigd, dàt ik hem nog eens terug zal zien.’ - Want zou eenmaal niet<br />
Orlando uit Zuid-Amerika terugkeren om zich dan we<strong>de</strong>rom in Barcelona te<br />
ontschepen?<br />
Ook <strong>de</strong>ze koffer ‘was nooit als die an<strong>de</strong>re koffers. Hij was een koffer met een<br />
zie!.’ Misschien had hij <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zelfs meer ziel dan zijn uitgever. Tegen een<br />
fikse ruzie met Veen zag hij als dat zo uitkwam niet op. De ziel van zijn koffer was<br />
iets an<strong>de</strong>rs: dat was een stuk van hemzelf.<br />
Zichzelf is hij door alles heen altijd trouw gebleven. <strong>Couperus</strong> had geen hekel aan<br />
<strong>Couperus</strong>, en in zoverre was hij een gelukkig mens. Hij gedroeg zich zoals hij zichzelf<br />
geaccepteerd had. Men had dat maar te nemen. Ook in Holland.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
491<br />
<strong>Couperus</strong>' terugkeer in Ne<strong>de</strong>rland was begin februari zelfs tot het bestuur van het<br />
stu<strong>de</strong>ntengezelschap Dicendo discimus te Groningen doorgedrongen. 55 Toen al<br />
besloten <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n daarvan hem uit te nodigen tot het hou<strong>de</strong>n van een lezing, dus lang<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>drachten in Den Haag en Delft. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> meteen<br />
vrien<strong>de</strong>lijk en positief. Maar hij wil<strong>de</strong> liever pas in mei komen, omstreeks <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong><br />
of iets later. ‘Ik hoop namelijk in dien maand’, zo schreef hij terug, 56 ‘een reis naar<br />
het Noor<strong>de</strong>n van ons land te maken en op het oogenblik zoû eene verplichting mij<br />
met schikken.’ <strong>Een</strong> maand nadien liet hij weten dat hij als honorarium<br />
hon<strong>de</strong>rdvijfentwintig gul<strong>de</strong>n wil<strong>de</strong> hebben, reis- en verblijfkosten inbegrepen. Als<br />
<strong>voor</strong> te lezen teksten gaf hij in overweging De zonen <strong>de</strong>r zon, fragmenten uit De<br />
ongelukkige die hij ook in Delft ten gehore had gebracht, of an<strong>de</strong>rs stukken uit<br />
Herakles, Dionyzos, Babel of Psyche. Merkwaardig genoeg stel<strong>de</strong> hij als mogelijkheid<br />
ook <strong>de</strong>, toen nog nimmer in boekvorm verschenen maar wel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
opgenomen, draak Imperia <strong>voor</strong>, zon<strong>de</strong>r dat wij kunnen vermoe<strong>de</strong>n wat hem daartoe<br />
bewoog. Zag hij er bijzon<strong>de</strong>re dramatische kansen in, omdat <strong>de</strong> tekst hem gelegenheid<br />
gaf afwisselend <strong>de</strong> stemmen van saters en heksen te imiteren? Men moet er niet aan<br />
<strong>de</strong>nken hoe het geklonken zou hebben.<br />
Als datum werd tenslotte 28 mei vastgesteld. In <strong>de</strong> week die er aan <strong>voor</strong>af ging<br />
zou er in Groningen kermis zijn. Toen <strong>Couperus</strong> dat hoor<strong>de</strong>, overwoog hij sterk een<br />
paar dagen eer<strong>de</strong>r te komen. Hij schreef <strong>de</strong> secretaris van Dicendo discimus: 57 ‘Zoû<br />
u mij eens willen mel<strong>de</strong>n of ik, zoo ik vier of vijf dagen te voren kom, iets meê kan<br />
maken van die echt Hollandsche jool, dat ik wel aardig zoû vin<strong>de</strong>n om souvenirs uit<br />
mijn kin<strong>de</strong>rtijd op te zoeken, of welke dagen <strong>de</strong> aardigste zijn. Ook zoû u mij dan<br />
verplichten met mij een hôtel te noemen: vermoe<strong>de</strong>lijk zal mijne vrouw met mij<br />
me<strong>de</strong> komen. Wij <strong>de</strong>nken van Groningen naar Leeuwar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> Friesche meren te<br />
gaan en als u mij eenige inlichtingen geven kunt, zal ik zeér verplicht zijn.’<br />
In welk hotel <strong>Couperus</strong> gelogeerd heeft is niet bekend: De Doelen, Baulig, Frigge?<br />
Van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> teksten werd uitein<strong>de</strong>lijk Psyche gekozen. Zijn ver<strong>de</strong>re plannen<br />
heeft <strong>Couperus</strong> ter elf<strong>de</strong>r ure gewijzigd: geen kermis, geen Friese meren noch ook<br />
Leeuwar<strong>de</strong>n, en Elisabeth is om eveneens onbeken<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen rustig in Den Haag<br />
gebleven. Aan het Groningse avontuur heeft hij uitsteken<strong>de</strong> herinneringen behou<strong>de</strong>n.<br />
Op <strong>de</strong> middag <strong>voor</strong>afgaand aan zijn optre<strong>de</strong>n - hij was een dag eer<strong>de</strong>r gearri-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
492<br />
veerd - bood het bestuur van Dicendo Discimus hem een rijtoer aan naar<br />
Haren<strong>de</strong>rmolen en Paterswol<strong>de</strong>. De toen nog jonge Jaap Kunst, die ook van <strong>de</strong> partij<br />
was, herinner<strong>de</strong> zich jaren later: ‘Hij was in een aimabel humeur en welbespraakt,<br />
maar gaf ons daarbij toch ontegenzeggelijk <strong>de</strong>n indruk, zich in een merkwaardig<br />
vreemd, nog niet volledig geciviliseerd land te bevin<strong>de</strong>n.’<br />
Kunst, die assessor secundus was en in 1915 <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eigenlijke<br />
abactis groten<strong>de</strong>els had overgenomen, wijd<strong>de</strong> daags na <strong>de</strong> lezing een zeer interessant<br />
artikel aan <strong>Couperus</strong>' optre<strong>de</strong>n in Vrije Arbeid. 58 Men had <strong>de</strong> grote bovenzaal van<br />
De Harmonie afgehuurd, en om acht uur zou <strong>de</strong> avond beginnen. Voor <strong>de</strong> somma<br />
van slechts een gul<strong>de</strong>n kon. Groningen het Haagse won<strong>de</strong>r meebeleven. De<br />
verwachtingen waren even hoog als het door <strong>Couperus</strong> bedongen honorarium. Immers,<br />
in november 1914 had Albert Verwey het in Groningen met vijftig gul<strong>de</strong>n moeten<br />
doen, en in mei van datzelf<strong>de</strong> jaar had Van Deyssel met hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n genoegen<br />
genomen. Wel had men <strong>de</strong>ze na afloop ook nog een souper aangebo<strong>de</strong>n, maar daar<br />
mocht <strong>Couperus</strong> eveneens op rekenen.<br />
In zijn verwachtingen werd Groningen niet teleurgesteld, althans het meren<strong>de</strong>el<br />
van het publiek niet. <strong>Couperus</strong> had naast zijn spreekgestoelte witte rozen gevon<strong>de</strong>n,<br />
en voel<strong>de</strong> zich ook ver<strong>de</strong>r zo in <strong>de</strong> watten gelegd dat hij uitgesproken in zijn nopjes<br />
was. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> rijtoer, die middag, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten hem steeds pepermuntjes<br />
gepresenteerd, uit angst dat hij wellicht ontijdig zijn stem zou verliezen in het briesje.<br />
Zij had<strong>de</strong>n hem met onverholen afschuw gruwelijke verhalen opgedist over <strong>de</strong><br />
achttien<strong>de</strong>-eeuwse pe<strong>de</strong>rastenmoor<strong>de</strong>naar Rudolf <strong>de</strong> Mepsche, Heer van Faen.<br />
On<strong>de</strong>rweg had men tweemaal thee gedronken in een uitspanning. Er kón niets meer<br />
misgaan. Dat gebeur<strong>de</strong> dan ook niet. <strong>Couperus</strong> haal<strong>de</strong> zelfs een stunt uit die hem een<br />
kleine ovatie oplever<strong>de</strong>, ook al was er on<strong>de</strong>r zijn gehoor een aantal mensen die niet<br />
veel van zijn fameuze woordkunst moesten hebben.<br />
Zelf heeft hij over dit optre<strong>de</strong>n geschreven: 59 ‘... het podium, dat ik betrad, zoudt<br />
gij met onwaardig uw exquizen smaak hebben gevon<strong>de</strong>n. Over betapijte tre<strong>de</strong>n trad<br />
ik in een nis van palmen en groen en witte rozen geur<strong>de</strong>n naast mij. Zij had<strong>de</strong>n het<br />
elegant gedaan, weet ge, mijn “boersche” Groningers. Ge hadt ze een pluimpje<br />
gegeven, heusch. Ik weet niet waarom - ik lees zeer gaarne in Den Haag - maar ik<br />
heb “Psyche” in Groningen beter gelezen dan in Den Haag. Ik heb beter het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
493<br />
sprookjesachtige getroffen in het begin en <strong>de</strong>n weemoed van <strong>de</strong>n Chimera, die<br />
Psyche's ontgoocheling beklaagt... En weet ge wat ik in Groningen heb gedaan, o<br />
Haagsche vrien<strong>de</strong>n en wat ik nog nooit in Den Haag <strong>de</strong>ed?<br />
Ik had mijn gastheeren reeds te voren gewaarschuwd, dat ik te hunner eere en ter<br />
eere van Groningen overal <strong>de</strong> eind-n zoû laten klinken, wat wij in Den Haag niet<br />
doen. “Met <strong>de</strong> stomme e <strong>voor</strong>af?” vroegen zij mij. “Met <strong>de</strong> stomme e <strong>voor</strong>af” beloof<strong>de</strong><br />
ik. En ik heb, geloof ik, woord gehou<strong>de</strong>n. Ik heb, op een enkelen slipper na, overal<br />
<strong>de</strong> eind-n gezegd, met <strong>de</strong> stòmme e <strong>voor</strong>af, en dus Psyche van <strong>de</strong> tinn'n, in hare<br />
droom'n, hare vizioen'n laten zien en doen smacht'n naar <strong>de</strong> Chimera. Ik geloof wel,<br />
dat mijne gastheeren dat nog al aardig von<strong>de</strong>n...’<br />
Na afloop werd hem, zoals al aangestipt, een souper geoffreerd: met champagne.<br />
Bijzon<strong>de</strong>r gevleid was <strong>Couperus</strong> door <strong>de</strong> Heidsieck-sec - ‘zij had<strong>de</strong>n het merk<br />
zorgvuldig uit mijne feuilletons na gepluisd’ - en hij ging in zijn latere verslag zo<br />
ver Jaap Kunst toe te spreken met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: 60 ‘Ik geloof vast, o vriend Jaap, dat<br />
ik nog eens in uw tent me<strong>de</strong> kom overzomeren te Terschelling, om <strong>de</strong> ommelet te<br />
proeven, die gij zoo goed weet te berei<strong>de</strong>n.’<br />
Kunst heeft <strong>Couperus</strong> tij<strong>de</strong>ns diens <strong>voor</strong>dracht nauwlettend geobserveerd, en<br />
schreef in Vrije Arbeid serieuzer dan <strong>de</strong> Haagse recensenten en zon<strong>de</strong>r in welke<br />
banaliteiten ook maar te vervallen over <strong>Couperus</strong>' techniek: 61 ‘<strong>Couperus</strong><br />
Psyche-fragmenten <strong>voor</strong>dragen<strong>de</strong>... Schier zou<strong>de</strong> ik zeggen: <strong>Couperus</strong> Psyche<br />
zingen<strong>de</strong>, - want muziek is het, die er <strong>de</strong> hoogste charme aan leent, muziek in<br />
rythmischen zoowel als melodischen zin. Hoe stijgen en dalen in wisselend tempo<br />
<strong>de</strong> klankbevleug<strong>de</strong> woordreeksen van dit uiterst verfijn<strong>de</strong> en gevoelige proza, nú in<br />
stormen<strong>de</strong> rijen van onwe<strong>de</strong>rstaanbare anapaesten, dán in hupp'len<strong>de</strong> dactyli; el<strong>de</strong>rs<br />
in kalme jamben of bewogene trochaeën - doch immer in onvangbare wisseling van<br />
stemming en nuance. [...] Ik kan mij niet herinneren iemand gehoord te hebben, die<br />
zoo bijna zóng wat hij zei<strong>de</strong>, als <strong>Couperus</strong>. Zeer velen <strong>de</strong>ed het daarom eerst, en<br />
sommigen bij <strong>voor</strong>tduring, - aan, als geheel doelloze, ja, aandacht-aflei<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
indruk-verzwakken<strong>de</strong> aanstellerij. En toch was het dit allerminst.<br />
Doch wij, Noor<strong>de</strong>rlingen, zijn gewend te hoeren meest enger begrens<strong>de</strong><br />
spreekstemmen in een laag register (bas, hoogstens bariton); - was het dan te<br />
verwon<strong>de</strong>ren, dat een stem van merkwaardigen omvang<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
494<br />
(ruim 2 octaven) en Hollandsch-hooge ligging, ten overvloe<strong>de</strong> nog in die richting<br />
bewust geoefend, ons, meeren<strong>de</strong>els donkerstemmigen, verraste? Dat zijn<br />
onmiskenbare affectatie bovendien, eerst vreemd aan<strong>de</strong>ed, en ein<strong>de</strong>lijk, dat men<br />
eenigszins gehin<strong>de</strong>rd werd door zijn slecht uitgesproken gutturale r?’<br />
Ter illustratie voeg<strong>de</strong> Kunst zelfs muzieknoten toe, om te verdui<strong>de</strong>lijken hoe<br />
<strong>Couperus</strong> sommige regels opzettelijk monotoon las, terwijl hij in het verloop van<br />
an<strong>de</strong>re zinnen zijn stem een octaaf liet dalen. In Groningen wekte dit verbazing, om<br />
niet te zeggen lichte consternatie. Kunst eindig<strong>de</strong> zijn beschouwingen met <strong>de</strong><br />
opmerking: ‘Velen zullen het met mijne appreciatie van <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachtskunst<br />
niet eens zijn, - het zou mij verwon<strong>de</strong>ren, ware het an<strong>de</strong>rs. Doch herhaal<strong>de</strong>lijk hooren,<br />
zou, naar mijn beschei<strong>de</strong>n meening, veler gevoelen in waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> zin veran<strong>de</strong>ren.’<br />
<strong>Couperus</strong>' eigen verslag van <strong>de</strong>ze lezing - Over Groningen en mijzelven heeft nog<br />
een komisch vervolg gehad. 62 Het betrof <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels: 63 ‘De koeiebeesten lagen<br />
of graas<strong>de</strong>n of wachtten <strong>de</strong> melkster. <strong>Een</strong>e enkele <strong>de</strong>licate droeg nog een <strong>de</strong>kkleed,<br />
dat haar vierkant <strong>de</strong>n rug omhoes<strong>de</strong>. En allen, ik geloof àllen, had<strong>de</strong>n een kalfje naast<br />
zich.’ Dit verleid<strong>de</strong> op 7 juni een zekere G. Teis Pzn., achter wie zich <strong>de</strong> heer Geert<br />
Willem Spitzen verschool (?), een in <strong>de</strong> Groninger veenkoloniën geboren en getogen<br />
plattelan<strong>de</strong>r, zo verklaart Marijke Stapert-Eggen die dit alles nauwkeurig heeft<br />
nagezocht, 64 tot het volgen<strong>de</strong> in De Veenbo<strong>de</strong> geplaatst gedicht:<br />
‘Zo'n dichter toch<br />
woar haolt het heer?<br />
Dicht aal wat is<br />
en...nog wat meer.<br />
Ain vraoge is vast<br />
nait te bretaol<br />
-Nee, vraogen is vrij<br />
hait 't hier op Knaol!-:<br />
Zo'n neimelk kou<br />
mit 't kaalf aan d'kaant,<br />
(Ain zeldzaom ding<br />
bie ons in 't laand!)<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Dei wacht op melkster,<br />
lees ik daor;<br />
Wat déi daor mot<br />
is mie nait klaor:<br />
Zogt 't kaalf of trekt<br />
<strong>de</strong> maaid aan 't jaor,<br />
Of zoog <strong>de</strong> schriever<br />
... op doeme waor?’<br />
495<br />
Kunst had <strong>de</strong> ietwat ongelukkige vrien<strong>de</strong>lijkheid dit <strong>Couperus</strong> toe te sturen, en<br />
herinner<strong>de</strong> zich lang nadien nog dat het niet in goe<strong>de</strong> aar<strong>de</strong> viel. <strong>Couperus</strong>' reactie<br />
kwam volgens hem in het kort hier op neer: ‘Nu heb ik toch zo welwillend over die<br />
noor<strong>de</strong>lijke inboorlingen geschreven, en nu lappen ze me dit!’ 65<br />
Plezierige ervaringen van <strong>de</strong>ze aard ten spijt voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich dikwijls<br />
ongelukkig. Aan Emma Garzes schreef hij op I juni: 66 ‘Ie<strong>de</strong>re dag heb ik het<br />
<strong>voor</strong>nemen U een brief te schrijven, en ik kom er niet toe ten gevolge van <strong>de</strong> grote<br />
droefheid die mijn hart vervult. Ik bewon<strong>de</strong>r Uw enthousiasme en U weet dat mijn<br />
wensen, daar ik Italië liefheb als mijn twee<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rland, er naar toe gaan. Wanneer<br />
zullen wij alles wat wij daarginds liefhebben terugzien... Men moet er niet aan <strong>de</strong>nken.<br />
De Toekomst is <strong>de</strong> grote Sphinx... Voor het ogenblik zijn wij rustig hier tussen <strong>de</strong><br />
onzen, in een land dat het onze is. Ik tracht te vergeten terwijl ik mijn lezingen houd,<br />
die succes hebben. Ik heb Psyche <strong>voor</strong>gelezen, Herakles, De Zonen <strong>de</strong>r Zon en De<br />
Ongelukkige in Den Haag, Amsterdam, Delft en Groningen.’<br />
Voor zijn meubels en an<strong>de</strong>re bezittingen, die hij bij zijn vertrek uit Florence had<br />
laten opslaan, zou Emma zorgen, en hij vervolg<strong>de</strong>: ‘Wilt U <strong>de</strong> grote goedheid hebben<br />
zorg te dragen <strong>voor</strong> onze kleine bezittingen bij Sestini, te betalen als het nodig is, en<br />
ons dan een woordje te schrijven? Wij zullen u dan doen toekomen wat U <strong>voor</strong> ons<br />
hebt uitgegeven. [...] Wij <strong>de</strong>nken vaak aan Mevrouw Duse, hopen<strong>de</strong> dat zij geen<br />
zorgen heeft. Maak haar <strong>de</strong>elgenoot van onze zeer hartelijke gedachten aan haar.<br />
Zendt ons nu en dan eens nieuws. Waar is Mario? En lieve vriendin, geloof in het<br />
zeer grote gevoel van vriendschap dat wij allebei <strong>voor</strong> U koesteren.’<br />
Wat <strong>de</strong> Italiaanse toneelspeelster Eleonora Duse betreft, het is het enige gegeven<br />
over haar dat wij bij <strong>Couperus</strong> zelf vin<strong>de</strong>n. (Men herinnere zich<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
496<br />
het al eer<strong>de</strong>r geciteer<strong>de</strong> brieffragment van Elisabeth aan Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg:<br />
‘Wij zagen veel onze lieve Italiaansche vrien<strong>de</strong>n, Emma en haar dochter Bona Garzes.<br />
Deze brachten ons ook in kennis met Eleonora Duse, <strong>de</strong> groote actrice, die alle trappen<br />
in <strong>de</strong> Via <strong>de</strong>i Fossi 16, naar onze kamer in het pension, is op geklauterd om bij ons<br />
thee te drinken en samen met mijn man illuzies te scheppen over een tempel van<br />
schoonheid aan het Nemi Meer bij Rome waar dan Babel, Psyche en <strong>de</strong> Naumachie<br />
zou wor<strong>de</strong>n opgevoerd - Illuzie gebleven -’)<br />
Intussen verschenen bij Veen <strong>de</strong> eerste <strong>de</strong>eltjes in <strong>de</strong> reeks Van en over alles en<br />
ie<strong>de</strong>reen. <strong>Couperus</strong> vond ze heel mooi, eenvoudig, zoals hij al eens vaker had<br />
geadviseerd. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij overigens mee dat Van Holkema en<br />
Warendorf het zetsel van De ongelukkige niet wensten over te nemen van Thieme,<br />
maar het boek weer geheel van voren af aan gingen drukken. Met weinig consi<strong>de</strong>ratie<br />
<strong>voor</strong> Veens verliespost merkte hij kalm op: 67 ‘Het spijt mij wel, maar we hebben<br />
allen wel eens onze kleine (en groote) <strong>de</strong>cepties. Het doet mij intusschen van harte<br />
genoegen, dat wij goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n zijn gebleven want het tegen<strong>de</strong>el zoû jammer<br />
geweest zijn.’<br />
Terwijl hij die zomer in <strong>de</strong> Molenstraat aan <strong>de</strong> vertaling van Chantecler werkte,<br />
vertaal<strong>de</strong> Elisabeth Valentino Soldani's tragikomedie Nacht van laag en list, een stuk<br />
dat te Florence in <strong>de</strong> eerste helft van het jaar 1300 speelt. In Ne<strong>de</strong>rland heeft dit het<br />
nooit tot een opvoering gebracht. Nog in <strong>de</strong>cember 1915 zou het als Dramatisch<br />
Bijvoegsel van Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschijnen. In dit tijdschrift heeft <strong>Couperus</strong> zelf<br />
dat jaar behalve het slot van De ongelukkige niets gepubliceerd. De eerste helft van<br />
1916 heeft hij eveneens verstek laten gaan. Wel bleef hij regelmatig bijdragen <strong>voor</strong><br />
Het Va<strong>de</strong>rland schrijven. Nadat hij Elyata ein<strong>de</strong>lijk voltooid had, verscheen <strong>de</strong>ze<br />
novelle als feuilleton in <strong>de</strong> loop van mei en juli (<strong>de</strong> reeks werd in juni en begin juli<br />
overigens vijf weken on<strong>de</strong>rbroken). 68 Tussendoor schreef hij over zeer uiteenlopen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerpen. Het nijpen<strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong>nprobleem behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij in De mieren. 69 In<br />
De Scheveningers, 70 een schets vol jeugdherinneringen - waarin hij en passant zijn<br />
twijfel uitsprak of ooit één Scheveningse Eline Vere zou hebben gelezen - vertel<strong>de</strong><br />
hij over <strong>de</strong> witte trekschuit waarin hij als kind naar Scheveningen voer, over het ou<strong>de</strong><br />
Badhuis ook, en over het afgebran<strong>de</strong> eerste en het herbouw<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Kurhaus. Hij<br />
vond <strong>de</strong> badplaats nu bijzon<strong>de</strong>r lelijk gewor<strong>de</strong>n. Noch <strong>de</strong> hotels noch zelfs <strong>de</strong> pier<br />
bevielen hem. Over <strong>de</strong> Scheveningse vrouwen in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
497<br />
haar kle<strong>de</strong>rdracht en <strong>de</strong> stoere vissers, ook al had<strong>de</strong>n zij soms een snoek-profiel, liet<br />
hij zich daarentegen enthousiast uit. Hij ‘zag’ ze als het ware <strong>voor</strong> het eerst. Zij<br />
vertegenwoordig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste resten van ou<strong>de</strong>rwetse Scheveningse schoonheid. <strong>Een</strong><br />
man die zijn been verloren had, gaf hij zelfs genadiglijk een dubbeltje.<br />
Van an<strong>de</strong>re schetsen valt <strong>de</strong> betekenis soms moeilijk te doorgron<strong>de</strong>n. Wat bij<br />
<strong>voor</strong>beeld te <strong>de</strong>nken van Prelu<strong>de</strong>, een symbolistisch sprookje over <strong>de</strong> <strong>Een</strong>zaamheid,<br />
met een grote E? 71 In alle verlatenheid bewoont <strong>de</strong> ikfiguur daarin een groot kasteel.<br />
Op een dag komen er twee gestalten naar hem toe - Orlando en Elisabeth? - die hem<br />
tussen zich in nemen, om hem mee te voeren naar een kristallen slot ergens aan zee<br />
waar alles met elkaar in harmonie is, ‘<strong>de</strong> zee en <strong>de</strong> lucht en <strong>de</strong> in lauweren gevangene<br />
zefiers en zacht juichen<strong>de</strong> stemmen en mijne eigene ziel... En ik geloof niet, dat er<br />
iets an<strong>de</strong>rs was, dat te zeggen is.’ - Doodsverlangen, ook hier weer? Verlangen naar<br />
vre<strong>de</strong> <strong>voor</strong>goed in een astraal samenzijn met vrouw en vriend?<br />
Zijn opmerkingen Over <strong>de</strong> eentonigheid, 72 een week later gepubliceerd, lijken een<br />
scherzo, maar eindigen <strong>de</strong>sondanks ook al weer met <strong>de</strong> dood. Ons levenspad voert<br />
ons ‘naar <strong>de</strong> vale, vage Ongewetenheid, die gij niet dóor ziet en niet weet, naar het<br />
Ein<strong>de</strong>, naar het geheimzinnige Ein<strong>de</strong>...’ Verhalen daarentegen als De twee<strong>de</strong> blik, 73<br />
De oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen 74 of De lief<strong>de</strong>s van Lili, 75 gaan min<strong>de</strong>r<br />
diep. Het spookhuis 76 herinnert, na zoveel Jaren, ineens weer aan motieven uit Over<br />
lichten<strong>de</strong> drempels. <strong>Een</strong> meesterlijke schets als Het afscheid 77 laat zien dat <strong>Couperus</strong><br />
het schrijven van een geraffineer<strong>de</strong>, quasi eenvoudige dialoog nog niet verleerd was<br />
en dat hij zeker in staat zou zijn geweest een <strong>voor</strong> die tijd mo<strong>de</strong>rne psychologische<br />
roman te schrijven, het genre waar hij eer<strong>de</strong>r zo in heeft uitgeblonken. - Hij had wel<br />
plannen in die richting, zoals wij zullen zien.<br />
Niet heel prettig zal De moord op <strong>de</strong>n optimist 78 bij Frans Netscher zijn<br />
aangekomen. De aanleiding weten wij niet, maar <strong>Couperus</strong> lijkt behoefte gevoeld te<br />
hebben eens grondig met hem af te rekenen. Het verhaal gaat over Rudolf, jongste<br />
kind van een gezin van zeven - van <strong>de</strong> elf kin<strong>de</strong>ren <strong>Couperus</strong> waren er eveneens vier<br />
jong gestorven - dat zeven jaar oud aan zijn moe<strong>de</strong>r vraagt of het eigenlijk wel <strong>de</strong><br />
moeite waard is om te leven. De schrik is hevig. Ijlings wordt hem een meer<br />
optimistisch ingesteld jongetje als vriendje toegevoegd. De positieve instelling echter<br />
van dit ventje, met wie Rudolf on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in <strong>de</strong> Scheveningsche Boschjes wan<strong>de</strong>lt,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
498<br />
blijft hem een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> ergernis. Dan na<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> volwassenheid: ‘Rudolf, die<br />
litterair was aangelegd, schreef zijn eerste novellen en artikelen. [...] Hij vroeg<br />
zichzelve vaak af, of het <strong>de</strong> moeite waard was te schrijven’. Zijn vriend vraagt zich<br />
zulke dingen helemaal nooit af. Hij durft zelfs kritiek te hebben op Noodlot (nota<br />
bene aan Netscher opgedragen!), want hij merkt op: ‘Kijk, je verhaal van <strong>de</strong><br />
psychologische zielsverwikkeling van die twee triestige menschen, was héel<br />
interessant, maar ik had het interessanter gevon<strong>de</strong>n als het niet zoo triestig eindig<strong>de</strong>.<br />
<strong>Een</strong> dubbele zelfmoord, vréeslijk!’<br />
Rudolf heeft veel succes, wat hij volgens <strong>Couperus</strong> ook verdient, ‘want hij heeft<br />
veel talent’. Tenslotte wekt het eeuwige optimisme van zijn vriend zoveel drift in<br />
hem op, dat hij hem tracht te wurgen. Op het nippertje mislukt dit gelukkig. Zodoen<strong>de</strong><br />
heeft hij juist nog gelegenheid hem toe te brullen: ‘... verschijn nooit meer <strong>voor</strong> mijn<br />
blik. Ik heb lange, lange jaren onzegbaar gele<strong>de</strong>n door je onverstoorbaar optimisme:<br />
ik wil nu ein<strong>de</strong>lijk bevrijd van je zijn, om ongestoord mijn pessimistischen roman<br />
te gaan schrijven, waarin ik, door mijn hoofdpersoon, <strong>de</strong> vraag wil doen stellen, of<br />
het leven <strong>de</strong> moeite waard is geleefd te wor<strong>de</strong>n. Verdwijn!!’ Kan Netschers op 14<br />
Juni 1915 verschenen bespreking van Van en over alles en ie<strong>de</strong>reen hiervan misschien<br />
<strong>de</strong> oorzaak zijn geweest?<br />
Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze zomermaan<strong>de</strong>n is <strong>Couperus</strong> op zoek gegaan naar een huis <strong>voor</strong><br />
hemzelf en Elisabeth. Het inwonen bij zijn zuster Catherina liet hem te weinig vrijheid.<br />
Bovendien ging het er steeds meer naar uitzien dat <strong>de</strong> oorlog veel langer zou duren<br />
dan hij gehoopt of vermoed had. Half augustus betrok hij <strong>de</strong> bovenwoning Hoogewal<br />
2, <strong>voor</strong> jaren zijn nieuwe domicilie. Er zijn enkele van zijn belangrijkste boeken<br />
ontstaan.<br />
Uit een brief aan een literaire kennis - die door zijn aanmoediging in 1917 met<br />
gedichten in Groot-Ne<strong>de</strong>rland zou <strong>de</strong>buteren: ir. J.H. van Rossem 79 - weten wij dat<br />
hij dit bovenhuis twee maan<strong>de</strong>n later op typisch Couperiaanse wijze heeft ingewijd.<br />
Op 7 oktober schreef hij Van Rossem on<strong>de</strong>r meer: ‘Wij stellen ons <strong>voor</strong> in onze<br />
woning (nog slechts ten <strong>de</strong>ele ingericht en <strong>voor</strong>al missen<strong>de</strong> àl wat ons dierbaar is en<br />
in Italië opgepakt staat!) 22 Oktober a.s. (Dinsdag) eenige vrien<strong>de</strong>n te verzoeken<br />
<strong>de</strong>ze avond bij ons te passeren: ik zoû dan gaarne eene “intime lezing” geven. De<br />
invitaties zijn nog niet verzon<strong>de</strong>n maar ik profiteer van dit èin<strong>de</strong>lijk ontworpen en<br />
uitgevoerd epistel om U te zeggen, dat U ons hartelijk welkom is, zoo gij dien avond<br />
vrij hebt.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
499<br />
Geduren<strong>de</strong> vele middagen heeft <strong>Couperus</strong>, uitzien<strong>de</strong> over Den Haag, hier aan zijn<br />
schrijftafel hard gewerkt. In het vervolg van zijn brief leg<strong>de</strong> hij nog enige nadruk op<br />
<strong>de</strong> dagin<strong>de</strong>ling zoals hij die gewend was. Hij kon niemand een middagvisite maken,<br />
‘daar zoowel mijn vrouw als ik <strong>de</strong> middagen wij<strong>de</strong>n aan ons werk (iets, dat alle onze<br />
vrien<strong>de</strong>n en kennissen weten en ons wel vergeven).’<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘De terugkeer’ (Vad. 6 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 51-58; 54.<br />
2 I<strong>de</strong>m, 2.<br />
3 I<strong>de</strong>m, 52.<br />
4 I<strong>de</strong>m, 58.<br />
5 Van Itallie, Portretten, 90.<br />
6 H. Marsman, Verzameld Werk III. Critisch proza (1947), 151-153 (geschreven in 1934).<br />
7 Zie noot 1, 57.<br />
8 Het Va<strong>de</strong>rland, 3 februari 1915 (vermoe<strong>de</strong>lijk Jan L. Watch).<br />
9 ‘Medaille's keerzij<strong>de</strong> I’ (Vad. 27 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 59-65 (61); i<strong>de</strong>m II (Vad.<br />
10 april 1915), in i<strong>de</strong>m, 65-71.<br />
10 Het handschrift van dit feuilleton bevond zich later in<strong>de</strong>rdaad in bezit van Emma Garzes. Het<br />
is niet onmogelijk dat <strong>Couperus</strong> het in eerste instantie <strong>voor</strong> haar broer bestemd had. - Thans in<br />
particulier bezit.<br />
11 Zie noot 1, 55.<br />
12 I<strong>de</strong>m, 56.<br />
13 ‘<strong>Een</strong> Hagenaar terug in Den Haag I’ (Vad. 13 maart 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 72-80 (78-79);<br />
i<strong>de</strong>m 11 (Vad. 20 maart 1915), in i<strong>de</strong>m, 80-85.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 62.<br />
15 Amice, 171 nrs. 553 en 554. De première was vastgesteld op zaterdag 13 februari maar moest<br />
wor<strong>de</strong>n uitgesteld.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 171 nr. 556.<br />
17 Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, Dagboek III (1911-1918) (1971), 1423: ‘De opvoering van <strong>de</strong> Heks is<br />
achter <strong>de</strong>n rug, en ik kan tevre<strong>de</strong>n zijn. [...] 's Avonds waren we bij Van Hamel - er waren ook<br />
Borel, <strong>Couperus</strong>, Giza, Jaap <strong>de</strong> Haan.’<br />
18 I<strong>de</strong>m, 1425.<br />
19 Het souper bij Van Hamel had nog een curieus vervolg. Jacqueline Royaards-Sandberg,<br />
Herinneringen (1979), 105, vertelt: ‘Voor <strong>de</strong> première van De Heks nodig<strong>de</strong>n wij <strong>Couperus</strong> en<br />
zijn vrouw uit, dit bij te wonen. Professor Van Hamel was bevriend met Van Ee<strong>de</strong>n. Hij<br />
bewoon<strong>de</strong> een mooi huis op <strong>de</strong> Heren- of Keizersgracht en nodig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> en ons uit om na<br />
afloop van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling bij hem te komen souperen. Ik herinner mij mooi verlichte kamers<br />
en feestelijke stemming, toen wij binnenkwamen. Het bleek een “wan<strong>de</strong>lend souper” te zijn.<br />
Ik herinner mij gesmeer<strong>de</strong> broodjes met beleg, ik herinner mij bla<strong>de</strong>n met glaswerk, ik zag iets<br />
mee schuim en dacht: “Ha, champagne!”, maar het was bier. Ik zie kleine schuitjes van<br />
geplisseerd papier, waarin <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r één partje gesucreer<strong>de</strong> sinaasappel lag. Ik zie veel<br />
onbeken<strong>de</strong>n en daartussen <strong>de</strong> gezichten van <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw, met wie wij afspraken,<br />
dat zij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag bij ons zou<strong>de</strong>n komen lunchen. Sapke [<strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong>] vond <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
ochtend een briefje van me: “Wij krijgen 2 gasten. Maak je kalfsoesters met doperwten om I<br />
uur?”. Onze gasten kwamen eer<strong>de</strong>r en in Willems stu<strong>de</strong>erkamer stortten zij hun hart uit over<br />
<strong>de</strong> vorige avond: “Als ik te souperen gevraagd word,” zei <strong>Couperus</strong> wanhopig, “dan eet ik die<br />
dag geen middageten. Holland op zijn smalst was het. En dan komt er een mevrouw naar mij<br />
toe. Ik stel mij <strong>voor</strong>: <strong>Couperus</strong>! Zij weet niet beter te zeggen dan: Komt U uit Indië?... Neen,<br />
Mevrouw, zeg ik geërgerd, ik kom níet uit Indië.” Wij lachten en praatten nog een beetje door<br />
over het geval, maar gingen tenslotte aan tafel. Na een kopje bouillon kwam onze Sapke met<br />
haar kalfsoesters... van “drie in een ons”!, heerlijk klaar gemaakt, daar ontbrak niets aan, maar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
veel te weinig <strong>voor</strong> twee mensen, die <strong>de</strong> vorige dag niets gegeten had<strong>de</strong>n. Na een combat <strong>de</strong><br />
générosité bleven er nog drie op <strong>de</strong> schaal.’<br />
20 V. Booven, Leven, 235-236: ‘Bij mijn bezoek op <strong>de</strong>n Hoogen Wal <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mij ook me<strong>de</strong> dat<br />
een tooneeldirectie hem verzocht had Chanteclair [sic] van Rostand te vertalen. Hij heeft daarna<br />
<strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>treffelijke vertaling, die later een tijdlang in het bezit van Herman Roelvink is geweest,<br />
ook gemaakt, Kantekleer is echter nimmer opgevoerd.’ - Zie R. Breugelmans, die in het nawoord<br />
bij zijn editie van enkele an<strong>de</strong>re teksten van <strong>Couperus</strong> (<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en<br />
Lon<strong>de</strong>n) (1985), 164, spreekt van ‘<strong>voor</strong> zover mij bekend niet opgevoerd, en in 1925 gebrekkig<br />
gedrukt in het tijdschrift Groot Ne<strong>de</strong>rland.’ - In Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXIII (1925), 1, 225, 355,<br />
469, 572, e.v. - De vertaling van Chantecler zal binnenkort afzon<strong>de</strong>rlijk opnieuw wor<strong>de</strong>n<br />
uitgegeven.<br />
21 Amice, 171 nr. 555.<br />
22 ‘On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Boeddha’ (Vad. 3 april 1915), in Der dingen ziel, 29-37.<br />
23 Uitvoerig hierover Bastet, Zuil, 127 e.v.<br />
24 De Nieuwe Amsterdammer (27 maart 1915).<br />
25 Het Va<strong>de</strong>rland (24 maart 1915).<br />
26 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zègt’, in Buiten (24 april 1915). Gedateerd 31 maart 1915.)<br />
27 Amice, 173 nr. 560.<br />
28 Zie noot 22.<br />
29 Soerabaiaasch Han<strong>de</strong>lsblad (6 mei 1915).<br />
30 Zie noot 22.<br />
31 Amice, 173 nr. 560.<br />
32 Wido, ‘Lezing van het Algemeen Ne<strong>de</strong>rlandsch Verbond, af<strong>de</strong>eling Delft’, in Minerva 40<br />
(1915), nr. 24, 295-296. In het vervolg van het verslag: ‘Jammer dat <strong>de</strong> omgeving zoo primitief<br />
was, dat het niet was een milieu behangen met mollige tapijten in het schijnsel van zachtoranje<br />
licht, in een fijnen geur van violettes <strong>de</strong> Parme. In dat milieu zou hij <strong>voor</strong>zeker niet geschroomd<br />
hebben <strong>voor</strong> het snuiten van zijn neus gebruik te maken van <strong>de</strong>n flad<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>n zij<strong>de</strong>n doek, die<br />
in sierlijke plooiing over zijn borst bengel<strong>de</strong>. Hij had dan rustig <strong>de</strong>n zakdoek in zijn mouw<br />
kunnen achterwege laten. Of zou<strong>de</strong> het zijn dat <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> vrees<strong>de</strong> <strong>de</strong>n wapperen<strong>de</strong>n<br />
zij<strong>de</strong>n lap niet met éen greep in een gracielijken val terug te kunnen voeren naar <strong>de</strong> plaats waar<br />
zij nu een allercharmantste <strong>de</strong>coratie vorm<strong>de</strong> op het zwart van 's heeren rok. Ai! stel u <strong>Couperus</strong><br />
<strong>voor</strong> in het boven beschreven milieu! welk een exquise geneugte, waar<strong>de</strong> lezer!’.<br />
33 Zie noot 31.<br />
34 I<strong>de</strong>m.<br />
35 Amice, 174-175 nr. 563.<br />
36 Paradijzen II, 26 nr. 27.<br />
37 I<strong>de</strong>m.<br />
38 Paradijzen II, 26 nr. 28.<br />
39 V. Booven, Leven, 28-29. In een brief d.d. 19 april 1916 (Lett. Mus.) schreef hij aan majoor<br />
Van Blijenburgh: ‘Mochten wij er in komen, dan zoû ik niet thuis kunnen blijven: beste Lex,<br />
zoû je het erg gek vin<strong>de</strong>n als ik me dan (bij jou) opgaf als... hospitaalsoldaat??’<br />
40 Bastet, Zuil, 132-133.<br />
41 De Maasbo<strong>de</strong> (28 april 1915).<br />
42 NRC (28 april 1915). Ongetwijfeld door Johan <strong>de</strong> Meester.<br />
43 Knipsel in het Letterkundig Museum, gedateerd 1 mei 1915.<br />
44 ‘De gróote-stad’ (Vad. 8 mei 1915), in Der dingen ziel, 23-28; 27.<br />
45 I<strong>de</strong>m, 26.<br />
46 Amice, 175 nr. 564.<br />
47 I<strong>de</strong>m, 177 nr. 565.<br />
48 ‘Kin<strong>de</strong>rkamer’ (Vad. 17 april 1915), in Der dingen ziel, 73-81.<br />
49 In particulier bezit.<br />
50 ‘Kin<strong>de</strong>rkamer’ (Vad. 17 april 1915), in Der dingen ziel, 79.<br />
51 ‘De grootva<strong>de</strong>r’ (Vad. 27 november 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 88-93.<br />
52 ‘Der dingen ziel’ (Vad. 1 mei 1915), in Der dingen ziel, 7-15.<br />
53 I<strong>de</strong>m, 11.<br />
54 I<strong>de</strong>m, 15.<br />
55 Marijke Stapert-Eggen, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> over Groningen en zichzelve. <strong>Een</strong> zoektocht naar <strong>de</strong><br />
auteur en zijn “vriend Jaap”’, in Maatstaf 33 (1985), nr.4, 44-60. (In het volgen<strong>de</strong> is hieraan<br />
het een en an<strong>de</strong>r ontleend.)<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
56 I<strong>de</strong>m, 49.<br />
57 I<strong>de</strong>m, 50.<br />
58 Zie reeds Amice, 213 met afb. van tekst en muziek<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n.<br />
59 ‘Over Groningen en Mijzelve’ (Vad. 5 juni 1915), in Der dingen ziel, 16-22; 19-20.<br />
60 I<strong>de</strong>m, 19.<br />
61 Zie noot 58.<br />
62 Uitvoerig hierover Vogel, <strong>Couperus</strong>, 247-252.<br />
63 Zie noot 59, 17.<br />
64 Zie noot 55, 51 e.v.<br />
65 Dat Kunst zich dit goed herinnerd heeft, blijkt uit <strong>de</strong> tekst van die reactie zelf, afgedrukt bij<br />
Vogel, <strong>Couperus</strong>, 249 (d.d. 18 juni 1915).<br />
66 Paradijzen II, 27 nr. 30.<br />
67 Amice, 178 nr. 567.<br />
68 ‘Elyata’ (Vad. 15, 22, 29 mei; 10, 17, 24 juli 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 9-48.<br />
69 ‘De mieren’ (Vad. 12 juni 1915), in Der dingen ziel, 60-65.<br />
70 ‘De Scheveningers’ (Vad. 19 juni 1915), in Der dingen ziel, 54-59.<br />
71 ‘Prelu<strong>de</strong>’ (Vad. 26 juni 1915), in Proza I, 51-55.<br />
72 ‘Over <strong>de</strong> eentonigheid’ (Vad. 3 juli 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 68-73.<br />
73 ‘De twee<strong>de</strong> blik’ (Vad. 31 juli 1915), in Der dingen ziel, 66-72.<br />
74 ‘De oermensch en <strong>de</strong> complicatie <strong>de</strong>r dingen’ (Vad. 7 augustus 1915), in i<strong>de</strong>m, 82-89.<br />
75 ‘De lief<strong>de</strong>s van Lili’ (Vad. 21 augustus 1915), in i<strong>de</strong>m, 46-53.<br />
76 ‘Het spookhuis’ (Van. 14 augustus 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 55-61.<br />
77 ‘Het afscheid’ (Vad. 4 september 1915), in Der dingen ziel, 38-45.<br />
78 ‘De moord op <strong>de</strong>n optimist’ (Vad. 28 augustus 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen<br />
toeschouwer, 81-87.<br />
79 Fotocopieën van <strong>de</strong> tussen <strong>Couperus</strong> en Van Rossem gevoer<strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie wer<strong>de</strong>n mij<br />
vrien<strong>de</strong>lijk ter beschikking gesteld door dr. H.W. van Tricht. - Zie <strong>voor</strong> een eer<strong>de</strong>re brief aan<br />
Van Rossem Maatstaf II (1963), 219 nr. 86. (d.d. 15 april 1915). - Over <strong>Couperus</strong> als redacteur<br />
van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, zie Proza II, 156-157 (n.a.v. Israël Querido). - Zie ook het nawoord van<br />
Lieneke Frerichs in <strong>de</strong> jubileumeditie van Nescio (1982), v.<br />
III [1915-1916]<br />
Met eigen meubels zijn huis inrichten kon <strong>Couperus</strong> niet. Wel probeer<strong>de</strong> hij die nu<br />
uit Italië terug te krijgen. Door <strong>de</strong> oorlogshan<strong>de</strong>lingen - ook Italië <strong>de</strong>ed nu mee - was<br />
dat geen gemakkelijke zaak. ‘Dank U, dat U zich met onze meubels bemoeit’, schreef<br />
hij aan Emma Garzes, 1 in een ongewoon lange brief van 10 oktober 1915, die als<br />
volgt doorgaat: ‘vrien<strong>de</strong>n met invloed bemoeien er zich hier ook me<strong>de</strong>, maar<br />
<strong>de</strong>salniettemin geloof ik, dat het zeer moeilijk zou zijn ze hier te krijgen en wij willen<br />
<strong>de</strong> verhuizing niet forceren; als <strong>de</strong> moeilijkhe<strong>de</strong>n onoverkomelijk zijn, zullen wij<br />
ons daar bij neerleggen en al onze bezittingen blijven dan in Italië, in afwachting<br />
van betere tij<strong>de</strong>n... Inmid<strong>de</strong>ls hebben wij zo ongeveer ons home ingericht; het is heel<br />
aardig, maar alles is nieuw, behalve <strong>de</strong> foto's van Italië, die ik heb laten inlijsten en<br />
die mij het aanbe<strong>de</strong>n en verlaten land in herinnering brengen... O, als U wist van het<br />
heimwee, dat zich soms van mij meester maakt, in <strong>de</strong> nachten van slapeloosheid...!<br />
Toch, ik mag mij niet beklagen; het is goed weer terug te zijn in het va<strong>de</strong>rland, waar<br />
men mij bemint, kent, en fêteert... soms bijna te veel, <strong>voor</strong> mijn aard, die gij kent als<br />
meer die van een bohémien, die het prettig vindt onopgemerkt <strong>voor</strong>bij te gaan. Men<br />
verwent ons zeer; wij krijgen geschenken, bijna alsof wij met elkan<strong>de</strong>r trouwen!!<br />
Het leven is echter zeer duur (en alles wat men koopt evenzeer). Maar ik verdien<br />
genoeg geld met mijn <strong>voor</strong>drachten, of liever “lezingen” van fragmenten uit mijn<br />
werken; ik laat <strong>de</strong>ze lezingen organiseren door het hele land heen-Amsterdam,<br />
Haarlem, Zeeland etc. - en zij hebben werkelijk veel succes, wat mij troosten moet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
<strong>voor</strong> vele dingen... Ons leven is zeer afwisselend en werelds: theater, concerten,<br />
soupers... ik hoop, dat dit niet te veel zal zijn <strong>voor</strong> mijn lieve Bettina; Hollan<strong>de</strong>rs,<br />
hoewel zeer ernstig, <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n - onze Koningin is bewon<strong>de</strong>renswaardig!<br />
- hou<strong>de</strong>n. (in Den Haag) van uitgaand leven, en wij hebben<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
500<br />
om ons heen zeer plezierige artistieke vrien<strong>de</strong>n, afgezien van <strong>de</strong> familie, die heel<br />
talrijk is...<br />
Maar soms, lieve Vriendin... schijnt het mij toe dat er een perio<strong>de</strong> van mijn leven<br />
is afgesloten: die van mijn arme jeugd, waar ik misschien te veel aan hing, met te<br />
veel vrouwelijke ij<strong>de</strong>lheid... en dat ik, gevierd als <strong>de</strong> Auteur en <strong>de</strong> Meester, bezig<br />
ben oud te wor<strong>de</strong>n, oud, oud... Ja, soms <strong>de</strong>nk ik aan dat ou<strong>de</strong> paleis, dat ik bemind<br />
heb als ware het mijn eigen - <strong>de</strong> grote trap, Antonio, onze kamers, <strong>de</strong> tuin,... waar ik<br />
zoveel van hield... Dat alles, dat is het verle<strong>de</strong>n; het leven stort zich <strong>voor</strong>waarts... en<br />
welke toekomst zal ons <strong>de</strong>el zijn...? Ik ben er niet <strong>voor</strong> gemaakt om oud te wor<strong>de</strong>n<br />
en ik ben bang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag... Ik ben blij te vernemen dat ge vol moed zijt, dat<br />
het <strong>de</strong> Uwen goed gaat; ik <strong>de</strong>nk zo dikwijls aan Mario en aan an<strong>de</strong>re jonge mensen<br />
die ik ken en mijn hart krimpt ineen... Ik schrei soms als een kind, om <strong>de</strong> tijd, <strong>de</strong><br />
wereld, <strong>de</strong> mensheid... Wanneer zal ik Rome weerzien, Florence... en Ulie<strong>de</strong>n...!!<br />
Ik zend U een kleine plattegrond van ons huis, gelegen in het centrum; het bevindt<br />
zich boven een kleermaker, <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur is klein, <strong>de</strong> trap... niet die van het Palazzo<br />
Niccolini, maar is men eenmaal boven gekomen, laat ik zeggen op <strong>de</strong> piano nobile,<br />
want in dit land hebben wij vele verdiepingen en trappen, dan is het heel aardig en<br />
onze vrien<strong>de</strong>n zeggen ons dat wij ons in <strong>de</strong>ze twee maan<strong>de</strong>n reeds een artistiek en<br />
comfortabel interieur hebben weten in te richten... Maar alles is nieuw en ik mis mijn<br />
ou<strong>de</strong> herinneringen! En mijn boeken!! En zovéle dingen: het aardige portret van mijn<br />
moe<strong>de</strong>r...’<br />
Op <strong>de</strong>ze plaats teken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een schets van het huis. 2 We zien <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, <strong>de</strong><br />
trap, en <strong>de</strong> plaats van het kleermakersatelier op <strong>de</strong> begane grond. Daarboven was<br />
aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>kant een zickamer ingericht, met gezicht op het water. Salon, schreef hij<br />
erin, en: (later mijn werkkamer). <strong>Een</strong> typisch Hollandse porte brisée gaf toegang tot<br />
<strong>de</strong> achterkamer, die eveneens een zitvertrek was, zij het tevens werkkamer <strong>voor</strong><br />
Elisabeth. Als wij mensen hebben, dineren wij daar, schreef <strong>Couperus</strong> erbij. Die<br />
vertrek grens<strong>de</strong> namelijk aan een kleine keuken in het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> gang, gelegen<br />
aan <strong>de</strong> achterkant van het huis. Annex aan <strong>de</strong>ze kamer bevond zich ter an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />
een vertrekje waar <strong>Couperus</strong> eenmaal zijn vriendin Emma hoopte te mogen onthalen<br />
op een meer intieme maaltijd.<br />
De verdieping daarboven was aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> ingericht als slaapkamer <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong>. De achterkant was <strong>voor</strong> Elisabeth. Boven <strong>de</strong> keuken<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
501<br />
bevond zich daar <strong>de</strong> badkamer, en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant een naaivertrekje. Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
etage lag aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het huis nog weer een grote logeerkamer. Daar zou<br />
Emma moeten slapen. Wat wij een mei<strong>de</strong>nkamertje plegen te noemen betitel<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> met ‘kleine zomersalon, waar ge Uw brieven zoudt kunnen schrijven’. <strong>Een</strong><br />
aangrenzend hokje noem<strong>de</strong> hij ‘Uw cabinet <strong>de</strong> toilette’, terwijl een zinken plat niet<br />
alleen met ‘terras’ werd betiteld, maar tevens van <strong>de</strong> aanduiding ‘délice <strong>de</strong>s chats et<br />
<strong>de</strong>s chattes!’ werd <strong>voor</strong>zien: lustwaran<strong>de</strong> <strong>voor</strong> katers en katten.<br />
‘U ziet’, zo vervolg<strong>de</strong> hij, ‘het huis is groot, het is heel aangenaam en fris; laten<br />
wij hopen dat wij hier onze ou<strong>de</strong> dag zullen slijten; Betty gelooft daar niet in en<br />
glimlacht... Lieve Vriendin, ik eindig: het stemt: mij tevre<strong>de</strong>n dat ik dit rustige<br />
ogenblik heb kunnen vin<strong>de</strong>n om U te schrijven; Betty slaapt (3 uur, middag, Zondag)<br />
na een souper ten onzent, dat heeft geduurd tot bijna 2.30 uur! Souper na het eerste<br />
Mengelberg Concert, onze grote Mengelberg, die zo gewaar<strong>de</strong>erd wordt te Rome...<br />
Morgen, lezing in Haarlem (ik lees Psyche); straks een charmante theevisite bij een<br />
Russische mevrouw, die se<strong>de</strong>rt 30 jaren in Holland woont en <strong>de</strong> taal kent tot in alle<br />
finesses... De grote roman, die ik in mijn hoofd heb... wanneer zou ik die kunnen<br />
schrijven! Misschien dat het te pijnlijk zou zijn...’<br />
Op welk romani<strong>de</strong>e <strong>Couperus</strong> hier zinspeelt valt moeilijk te zeggen. Het meest<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand ligt uiteraard De komedianten. Maar dit boek is pas ontstaan nadat hij<br />
Plautus' Menaechmi vertaald had, De Tweelingen, een komedie die in <strong>de</strong> roman een<br />
rol speelt. Er zijn geen directe aanwijzingen dat <strong>Couperus</strong> toen al met <strong>de</strong>ze vertaling<br />
bezig was, hoewel dit ook niet geheel uitgesloten is.<br />
Wat Mengelberg betreft, <strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> grote dirigent bij A. Bredius leren<br />
kennen. Uit een brief van 19 oktober 1915, waarvan het Letterkundig Museum, een<br />
kopie bezit, blijkt dat in het bijzon<strong>de</strong>r mevrouw Mengelberg er zorg <strong>voor</strong> had gedragen<br />
dat hij en Elisabeth over twee excellente balkonplaatsen kon<strong>de</strong>n beschikken, <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> series concerten waar zij zich op geabonneerd had<strong>de</strong>n. Toen <strong>Couperus</strong> zelf<br />
op 26 oktober in Amsterdam een lezing kwam geven, nodig<strong>de</strong> hij Willem Mengelberg<br />
en Tilly Mengelberg-Wubbe daar <strong>voor</strong> uit. Zij, van hun kant, inviteer<strong>de</strong>n hem op die<br />
dag <strong>voor</strong> een noenmaal in hun huis Van Eeghenstraat 107. <strong>Couperus</strong> heeft hun<br />
uitnodiging aangenomen, maar wel op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat hij slechts weinig hoef<strong>de</strong> te<br />
eten en niet gedwongen zou zijn tot intensieve conversatie, daar hij zijn stem en zijn<br />
krachten wil<strong>de</strong> sparen...<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
502<br />
De brief aan Emma Garzes kreeg nog een aandoenlijk postscriptum: ‘De ie November<br />
zal ik geen bloemen zen<strong>de</strong>n naar het kleine Kapelletje maar ik zal aan U <strong>de</strong>nken, aan<br />
U allen en aan Uw aanbe<strong>de</strong>n Moe<strong>de</strong>r..’ Hieruit blijkt dat <strong>Couperus</strong> se<strong>de</strong>rt 1911<br />
gewend was ie<strong>de</strong>r jaar op Allerheiligen bloemen te laten brengen naar het<br />
familiegrafhuisje waarin het stoffelijk overschot van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lodomez na<br />
haar suïci<strong>de</strong> was bijgezet. 3 Voor het eerst moest hij nu verstek laten gaan.<br />
Zijn gedachten verwijl<strong>de</strong>n niet alleen dikwijls bij Emma in Italië, maar natuurlijk<br />
ook bij Orlando in Zuid-Amerika. Op 11 september 1915 publiceer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> in<br />
Het Va<strong>de</strong>rland het brieffragment Over mijn woning, dat misschien als zodanig een<br />
literaire constructie is, maar <strong>de</strong>salniettemin, zo blijkt uit <strong>de</strong> inhoud, aan zijn Italiaanse<br />
vriend gericht was. Deze hoopte om <strong>de</strong> tien dagen een brief van <strong>Couperus</strong> te zullen<br />
ontvangen Althans volgens <strong>de</strong> aanhef: 4 ‘... en dat je om <strong>de</strong> tien dagen, minstens,<br />
particuliere copie van mij gewordt, wil ik wel overwegen, beste vriend, maar niet<br />
da<strong>de</strong>lijk belóoven, hoewel ik toch eigenlijk ook weêr niet het hart heb niet te belóoven.<br />
Laat mij dus niet belóoven maar zoo veel het mij doenbaar is, toch vervullen <strong>de</strong> niet<br />
gedane belofte...<br />
Indien ik dan nu weêr woon - herinner je, in 'II duren<strong>de</strong> <strong>de</strong>n zaligen maar<br />
stikwarmen zomer, in Genève, <strong>de</strong> opgeworpene kwestie: Wonen of met Wonen? -<br />
is het in wat men hier een “bovenhuis” noemt:, het geen da<strong>de</strong>lijk een zekeren<br />
mo<strong>de</strong>sten maatstaf geeft. <strong>Een</strong> smal, houten trapje, steil als een lad<strong>de</strong>rtje Jakobs, voert<br />
naar mijn hemel omhoog en doet mij dikwijls met stillen weemoed her<strong>de</strong>nken het<br />
Palazzo Niccolini, zijn paleispoort, zijn granieten statietrap, en Antomo, <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n,<br />
<strong>de</strong>ftigen portier...’ In dit fragment beschrijft hij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het uitzicht van zijn<br />
werkkamer. Recht <strong>voor</strong> hem stond een ce<strong>de</strong>r. De boom staat daar trouwens nog altijd.<br />
<strong>Couperus</strong> vond dat heel prettig, hoewel <strong>de</strong> ce<strong>de</strong>r niet op die uit <strong>de</strong> tuin van La<br />
Colonnata leek: een curieuze opmerking, die verwijst naar het gefingeer<strong>de</strong> bezoek<br />
aan Zio Piero, gedateerd 7 juli 1910. Uitvoerig vertelt hij Orlando over <strong>de</strong> typisch<br />
Haags-Hollandse eigenaar-dighe<strong>de</strong>n van zijn bovenhuis, waar hij een soort serre<br />
wil<strong>de</strong> inrichten om in weg te kunnen dromen: 5 ‘... en, <strong>voor</strong> jou, mocht je komen, om<br />
je eeuwige sigarette te rooken en <strong>de</strong> rookwolkjes te blazen toe naar lucht-wolken<br />
boven mijn stad, naar <strong>de</strong>n màneglans zelfs, want die was verle<strong>de</strong>n heerlijk klaar en<br />
wijd en wit...’ Tenslotte spreekt hij hem, die nu op reis is en dus zelf tij<strong>de</strong>lijk niet<br />
'woont', vermanend toe: 6 ‘Wees filozofiesch als ik<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
503<br />
het ben en verlies niet <strong>de</strong> egale kalmte, die zoo dikwijls mij een bad was van rust.<br />
Want <strong>de</strong> dingen en <strong>de</strong> wereld zijn sterker dan wij, maar wij moeten het niet verra<strong>de</strong>n,<br />
dat zij ons dwingen kunnen. Zel<strong>de</strong>n zijn <strong>de</strong> dingen en <strong>de</strong> wereld harmoniesch aan<br />
onze wenschen en áls zij het waren, was dit het zoo héel korte oogenblik van het<br />
Geluk. Misschien heb je het wel eens gekend, misschien heb ik het wel eens gekend.<br />
Kennen wij het niet meer nu <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> dingen zoo héel sterk, zoo véel sterker<br />
zijn dan arme wij en ons dwingen te doen als wij eigenlijk - in onze diepste ziel -<br />
niet wenschen...’ De moed wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> ondanks alles toch niet laten zakken.<br />
Eéns zou<strong>de</strong>n zij elkaar terugzien: ‘... ik zal mijn glimlach om laeten Leven niét hebben<br />
verloren en je hadt toch áltijd pleizier in dien glimlach.’<br />
Enkele van <strong>de</strong> feuilletons die <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze tijd in zijn nieuwe huis schreef,<br />
De betooveraar 7 en De zoeker, 8 hebben ineens boeddhistische on<strong>de</strong>rwerpen. Men<br />
zou moeten weten welke boeken <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong>ze tijd las om na te kunnen gaan hoe<br />
hij hier zo ineens toe kwam. Van wel heel an<strong>de</strong>re aard is <strong>de</strong> schets Democratizeering<br />
fan kunst. 9 Samen met on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Top Naeff en M.J. Brusse had hij een boekje<br />
geschreven dat dienen moest als reclame <strong>voor</strong> het kledingbedrijf Magazijn Ne<strong>de</strong>rland<br />
(Katten-burg & Co.). Zijn eigen bijdrage daarin, Meditatie over het mannelijk toilet 10<br />
is weinig meer dan een dandyeuze stijloefening naar aanleiding van <strong>de</strong> praktische<br />
kleren die wij dagelijks aantrekken en die in sterke tegenstelling staan tot <strong>de</strong> wel<br />
romantische maar tamelijk onhandige kledij van vroeger. <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zag nu dat<br />
sommigen zich er over zou<strong>de</strong>n verbazen dat een kunstenaar van zijn formaat er niet<br />
tegen opzag zijn kunst te prostitueren tot ordinaire winkelreclame. A priori ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />
hij zich, en hij <strong>de</strong>ed het briljant. Had niet <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> schrijfster Matilda Serao zich<br />
verwaardigd een reclameboekje over antieke en mo<strong>de</strong>rne parfums te schrijven <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> grote Italiaanse parfumeur Bertelli? Wat was er tegen een volksconcert - over<br />
<strong>de</strong>mocratisering gesproken - of tegen een schil<strong>de</strong>r die een openbaar gebouw<br />
<strong>de</strong>coreer<strong>de</strong>, zodat 's mans kunst door een ie<strong>de</strong>r gezien kon wor<strong>de</strong>n? - In werkelijkheid<br />
ging het er overigens min<strong>de</strong>r om dat <strong>Couperus</strong> ineens zo <strong>de</strong>mocratisch zou zijn<br />
gewor<strong>de</strong>n. Belangrijker was het feit dat hij een aardig honorarium van het<br />
kledingmagazijn had getoucheerd. En dat was nooit weg...<br />
Verrassend is ineens een schets als De dieren 11 Van een hoge rots, zo <strong>de</strong>ed hij het<br />
<strong>voor</strong>komen (zijn werkkamer hoog boven Den Haag), ‘waar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
504<br />
ik geklommen was, om mijn eigen wereldsmart te verbergen in nacht en eenzaamheid,<br />
zag ik <strong>de</strong> Dieren...’ Het betreft hier een allegorische <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> wereldoorlog,<br />
uitgebeeld in een aantal symbolen die ten <strong>de</strong>le ontleend zijn aan <strong>Couperus</strong>' eigen<br />
vroegere werk. De oorlog te land en ter zee zijn een draak en een zeeslang die elkaar<br />
niet meer loslaten. De Duitse en Oostenrijkse a<strong>de</strong>laren, <strong>de</strong> Engelse leeuw, <strong>de</strong> Gallische<br />
haan, <strong>de</strong> Italiaanse wolvin, alle dieren liggen met elkaar overhoop. - De Chimera uit<br />
Psyche (verbeeldingskracht) tracht <strong>de</strong> zwijgen<strong>de</strong> Sfinx (wijsheid) ein<strong>de</strong>lijk tot spreken<br />
te bregen. De Sfinx echter weet dat het raadsel pas over eeuwen zal wor<strong>de</strong>n opgelost.<br />
Klaaglijk zoekt <strong>de</strong> <strong>Een</strong>hoorn <strong>de</strong> trouw, die hij verloren heeft, en zon<strong>de</strong>r wie nooit <strong>de</strong><br />
vre<strong>de</strong> gewekt kan wor<strong>de</strong>n. Er lijkt <strong>voor</strong> al <strong>de</strong>ze dieren geen uitkomst te zijn. Tenslotte<br />
verheft <strong>de</strong> Feniks zich, herboren opstijgen<strong>de</strong> uit zijn as. Dit is <strong>de</strong> altijd weer herleven<strong>de</strong><br />
hoop - men herinnere zich God en go<strong>de</strong>n - <strong>de</strong> mensheid steunen kan in haar<br />
verwachting dat eenmaal alles ten goe<strong>de</strong> zal keren. Toch zag <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> toekomst<br />
uiterst somber in. Dat maakte het sprookje De herscheppingen 12 dui<strong>de</strong>lijk.<br />
De herfst van 1915 bracht schitteren<strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n dagen die hem enerzijds een<br />
openbaring waren, omdat het leek alsof het najaar hem wil<strong>de</strong> troosten <strong>voor</strong> zijn<br />
verloren Italië, waar hij alles had achtergelaten wat hem lief was. Dit thema, telkens<br />
weerkerend in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>, heeft hij nergens indrukwekken<strong>de</strong>r verwoord dan in<br />
Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst. 13 Bijna kon hij zich niet meer <strong>voor</strong>stellen waarom zijn<br />
vroege jeugd in Den Haag ooit somber geweest was: 14 ‘O Leed, zoo vér, nauwlijks<br />
zie ik uwe schimmen in <strong>de</strong>zen stralen<strong>de</strong>n Herfst! Ik wil u niet vergeten, maar wat<br />
zijt ge ver! Waart ge niet eenmaal mijn leven, o Leed? En nu... nu, wat zijt ge<br />
gewor<strong>de</strong>n? Op <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> plaatsen, waar gij ween<strong>de</strong>t in droeven, somberen, ou<strong>de</strong>n<br />
herfst... straalt en klatert <strong>de</strong> nieuwe Herfst... Moeten wij dan altijd weêr beginnen,<br />
moeten <strong>de</strong> nieuwe energieën steeds wor<strong>de</strong>n herboren...?’ - De an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />
openbaring was een donkere schaduw: levensmoeheid, steeds weer opnieuw. Maar<br />
hij zag heel goed in dat dit in wezen bij hem hoor<strong>de</strong>: 15 ‘Ik ben altijd <strong>de</strong> minnaar<br />
geweest van het Verle<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> minnaar van mijn eigen Verle<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jonge<br />
Toekomst was ik áltijd bang!’ - Psyche ten spijt...! Sprak hij <strong>de</strong> ene week nog over<br />
<strong>de</strong> Feniks van <strong>de</strong> hoop, in <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> herfstdagen van oktober 1915 schreef hij<br />
veertien dagen later: ‘... o sterk e Heraut <strong>de</strong>r Toekomst... Weet ge, ik gelóof niet aan<br />
haar...’ Ook <strong>de</strong>ze bladzij<strong>de</strong>n eindigen weer somber, met<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
505<br />
onstilbaar verlangen naar <strong>de</strong> dood, het ‘zacht weg verstijven in <strong>de</strong> ijzige omhelzingen<br />
van wie gena<strong>de</strong>rd zijn...’ Juist <strong>de</strong> herhaling, steeds weer, van <strong>de</strong>ze somberheid, maakt<br />
dat wij dit niet af mogen doen met ‘litteratuur’.<br />
Heviger en dui<strong>de</strong>lijker nog heeft hij het uitgezegd in De mijmeriij. 16 De herinnering<br />
aan <strong>de</strong> met zijn onmaatschappelijke aanleg en homo-erotische verlangens<br />
samenhangen<strong>de</strong> problematiek van zijn jongere jaren stak, in <strong>de</strong> woning die bijna<br />
hetzelf<strong>de</strong> uitzicht had en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lichtval ken<strong>de</strong> als zijn geboortehuis aan <strong>de</strong><br />
Mauritska<strong>de</strong>, en die maar enkele hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n meters ver<strong>de</strong>rop lag, weer sterk <strong>de</strong> kop<br />
op. De belangrijkste passage zij hier nogmaals geciteerd: 17 ‘O, mijn Leed, o mijn<br />
hevige Smart... toen, eenmaal, scheent gij mij bovenmenschelijk toe: nu heb ik u<br />
uitgele<strong>de</strong>n, maar vergeten zal ik u nooit. O mijn Smart, wat waart gij toen zwaar,<br />
wat hebt gij mij toen verpletterd, zoo zeer, dat ik mijzelven nu verbaas, dat ik nog<br />
leef. Wat heb ik met u geworsteld, gehijgd, wat hebben wij samen gele<strong>de</strong>n, ik om ú<br />
maar gij om mij, die mij smart aan moest doen, o Smart! Toen zijn <strong>de</strong> dagen <strong>voor</strong>bij<br />
gegaan, <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>bij gegaan; toen zijt gij mij heilig gewor<strong>de</strong>n, terwijl ik, onwillig,<br />
herleef<strong>de</strong>. En, nu in <strong>de</strong>ze liefste, donkere ure, nu zie ik u, na <strong>de</strong>n dollen dans, <strong>voor</strong><br />
mij verrijzen als steeds, zoo groot, zoo zuiver, zoo rein, o Smart van mijn leven,<br />
Moe<strong>de</strong>r van mijn ziel! Gij zijt <strong>de</strong> Waarheid geweest, <strong>de</strong> immense Waarheid, bijna<br />
te immens <strong>voor</strong> mijn kleine leven, te verpletterend <strong>voor</strong> mijn kleine zelf! Gij zijt <strong>de</strong><br />
reusachtige Werkelijkheid geweest, o immense smart, die <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n mij gaven!’<br />
<strong>Een</strong> van zijn feuilletons uit <strong>de</strong>ze laatste maan<strong>de</strong>n van 1915, De uren, 18 vertelt ons<br />
iets over <strong>Couperus</strong>' dagin<strong>de</strong>ling. Omstreeks zes uur in <strong>de</strong> morgen werd hij wakker.<br />
Hij schrok dan zo vreselijk van <strong>de</strong> gedachte dat er een nieuwe dag was aangebroken<br />
- ‘Weer een dag! Weêreen dag!’ - dat hij onmid<strong>de</strong>llijk weer trachtte in te slapen.<br />
Tegen tienen (!) bracht Elisa-beth hem warme thee op bed en zij trok <strong>de</strong> gordijnen<br />
open. <strong>Couperus</strong> begreep dat hij nu wel moest opstaan, nam omslachtig een bad,<br />
schoor zich, en kleed<strong>de</strong> zich met zorgvuldigheid traag aan, on<strong>de</strong>r het motto: 19 ‘Grauwe<br />
spleen <strong>de</strong>r Hollandsche morgen-uren, ik kén ze weêr, zoo als ik ze vroeger ken<strong>de</strong>.<br />
Gij zijt weêr precies het zelf<strong>de</strong>, wat gij vroeger-waart, in <strong>de</strong> dagen mijner jeugd.’<br />
Daarna nam hij zijn ochtendpost door, bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wat in <strong>de</strong> courant, ging soms een<br />
boodschap doen, om pas wat op te leven tegen dat het gebenedij<strong>de</strong> lunchuur aanbrak.<br />
Was dat eenmaal <strong>voor</strong>bij,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
506<br />
dan zette hij er zich toe om rustig wat te schrijven 20 - ‘een paar uurtjes maar, een paar<br />
lichten<strong>de</strong> middaguurtjes maar, o lezer, die meent, dat ik mij dóod schrijf, wat ik nooit<br />
van plan ben te doen!’ Om vijf uur zette hij zelf thee, maakte het haardvuur aan en<br />
bleef bij het zachte schijnsel van zijn schemerlampen wat zitten peinzen. Soms ging<br />
hij dan nog even wan<strong>de</strong>len - Elisabeth kookte intussen - om tenslotte bij thuiskomst<br />
om zeven uur het eten op tafel te vin<strong>de</strong>n. De avon<strong>de</strong>n reserveer<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong> allerlei<br />
aangename verzetijes: 21 ‘Ik ben <strong>de</strong> man van <strong>de</strong>n avond en nacht <strong>de</strong>r feestelijke<br />
schijnsels en schuimen<strong>de</strong> wijnen, <strong>de</strong>r een weinig geëxaspereerd tintelen<strong>de</strong> conversatie,<br />
<strong>de</strong>r gezellig mondaine gloriën, die zich besluiten in een paar warm kleurige salons,<br />
waarin, bij een prettig souper, <strong>de</strong> absolute doelloosheid ons bewust wordt <strong>de</strong>zen, met<br />
loome Uren aangevangen, Dag te eindigen en naar bed te gaan...’<br />
Op een van zulke avon<strong>de</strong>n - 16 november - ontmoette <strong>Couperus</strong> aan een diner ten<br />
huize van Cyriel Buysse zijn latere biograaf Henri van Booven. 22 Deze, zeer<br />
geïmponeerd, heeft daar uitvoerig verslag van gedaan. De heren had<strong>de</strong>n nog met<br />
eer<strong>de</strong>r kennis met elkaar gemaakt. Wel moest <strong>Couperus</strong> het een en an<strong>de</strong>r van hem<br />
gelezen hebben. Afgezien van <strong>de</strong> roem die Van Booven met zijn roman Tropenwee<br />
(1904) geoogst had, publiceer<strong>de</strong> hij soms wel eens in <strong>Couperus</strong>' eigen tijdschrift<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland.<br />
Aan het diner zou<strong>de</strong>n behalve <strong>de</strong> dochter van Buysse ook <strong>de</strong> toekomstige<br />
ont<strong>de</strong>kkingsreizigers naar <strong>de</strong> Karakoroem <strong>de</strong> heer Ph. C.Visser en mevrouw<br />
Visser-Hooft aanzitten. In <strong>de</strong> met kaarsen verlichte vertrekken wachtte het gezelschap<br />
niet zon<strong>de</strong>r spanning op <strong>Couperus</strong> en Elisabeth. De laatste trad het eerst binnen.<br />
Volgens Van Boovens beschrijving, die onbedoeld wat komisch aandoet daar hij<br />
<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> een welhaast pathetische bewon<strong>de</strong>ring koester<strong>de</strong>, bewoog Elisabeth<br />
zich ‘als zwevend en met groote waardigheid naar hare gastheeren en toen kwam<br />
<strong>Louis</strong> zelf, hoog, <strong>voor</strong>naam, <strong>de</strong> vorst on<strong>de</strong>r onze intellectueelen. Groot, slank rechtop,<br />
gerokt, <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n beringd, rekkend een langen, gou<strong>de</strong>n fijnen ketting, neerlijnend<br />
van zijn lorgnon over zijn witte vest. Eigenaardig waren zijn donkere oogen achter<br />
groote brilleglazen. Nog zie ik dat traag overwogen gebaar dier enorme han<strong>de</strong>n.<br />
Rijzig van gestalte, scheen hij als over ons allen heen te zien, maar, zijn gastheeren<br />
ontwarend, begroette hij: “Dag Mevrouwtje”, “Dag Cyriel”, en, tegen <strong>de</strong> dochters:<br />
“Dag schatten”. Zijn stem klonk hoog, bijna klaaglijk traag met een zekere<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
507<br />
overwogenheid, eenigszins geaffecteerd, maar, een gemaaktheid, waarvan ik da<strong>de</strong>lijk<br />
begreep dat die in hém volkomen, natuurlijk was, iets afzon<strong>de</strong>rlijks van hem. Maar<br />
ik kon mij ook heel goed <strong>voor</strong>stellen dat velen hem in stem, gebaren en manieren<br />
aanzagen <strong>voor</strong> iemand, die er op uit is te verbluffen of te doen verbazen en hem<br />
daarom <strong>voor</strong> aanmatigend hiel<strong>de</strong>n.’<br />
<strong>Couperus</strong> voer<strong>de</strong> het hoogste woord, pochte er vrolijk op dat hij se<strong>de</strong>rt kort een<br />
secretaris had - Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, een drieën<strong>de</strong>rtig jaar ou<strong>de</strong> zoon van Catharina<br />
en Benjamin; <strong>de</strong>ze heeft hem als zodanig wel eens bijgestaan -, sprak over<br />
va<strong>de</strong>rlandslief<strong>de</strong>, zijn lezingen, <strong>de</strong> oorlog, en <strong>de</strong>ed dit alles op een trouwhartige toon.<br />
Van Booven kwam <strong>voor</strong> zichzelf tot <strong>de</strong> overtuiging ‘dat <strong>de</strong>ze groote man eigenlijk<br />
heel eenvoudig was’. Na het diner werd in Buysses stu<strong>de</strong>erkamer koffie geserveerd.<br />
Op een vraag van Van Booven vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hoe hij in Indië zelf eens een<br />
frappant geval van Stille Kracht had ervaren: het betrof het avontuur in <strong>de</strong> badkamer<br />
van Gabroe, Blitar, zoals hij dat daar in 1899 beleefd had. In <strong>de</strong> roman De stille<br />
kracht inspireer<strong>de</strong> het hem, zoals wij gezien hebben, tot het motief van <strong>de</strong><br />
geheimzinnige witte hadji, die er soms is en er toch niet is. Later heeft <strong>Couperus</strong> dit<br />
verhaal nog eens afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd, heilig overtuigd dat hij gezien had wat<br />
hij meen<strong>de</strong> te hebben gezien. 23<br />
Ruim een maand later, op <strong>de</strong> tweeëntwintigste <strong>de</strong>cember, ontmoette Van Booven<br />
hem nogmaals, dit keer in Hilversum waar hij zelf woon<strong>de</strong>: 24 ‘Het toeval wil<strong>de</strong> dat<br />
ik omstreeks 5 uur op weg naar het gebouw waar <strong>Couperus</strong> dien avond te Hilversum<br />
lezen zou, hem on-moette. In het lantaarnlicht herken<strong>de</strong> hij mij niet en hij vraag<strong>de</strong><br />
mij <strong>de</strong>n weg naar “De Vereeniging”. Onmid<strong>de</strong>llijk daarna volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> herkenning. Hij<br />
kwam van het Hof van Holland, waar hij logeer<strong>de</strong>; Mevrouw <strong>Couperus</strong> was niet mee<br />
gekomen. “Ik zie graag <strong>de</strong> zaal waar ik een avond lezen moet, <strong>voor</strong>af”, zei<strong>de</strong> hij.<br />
Binnen in <strong>de</strong> Vereeniging <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij een soort balustra<strong>de</strong> van het podium verwij<strong>de</strong>ren,<br />
schikten nog een kleinigheid omtrent <strong>de</strong> tapijten, vervolgens wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n we wat door<br />
<strong>de</strong>n avond en <strong>Couperus</strong> vertel<strong>de</strong> een paar herinneringen van Hilversum, uit het jaar<br />
1891. Bij het hotel namen wij afscheid.’ - In <strong>de</strong> pauze van <strong>de</strong> lezing, die avond, werd<br />
<strong>Couperus</strong> begroet door een jeugdvriendin uit Indië, getrouwd met een schil<strong>de</strong>r. Van<br />
Booven voel<strong>de</strong> zich getroffen door <strong>de</strong> oprechte blijdschap die <strong>Couperus</strong> toen toon<strong>de</strong>.<br />
Ook heeft Van Booven hem in Hof en Haard ontvangen. <strong>Een</strong> zekere<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
508<br />
‘mevrouw G.’ 25 vroeg bij die gelegenheid, toen het gesprek weer op <strong>de</strong> oorlog kwam,<br />
of <strong>Couperus</strong> eigenlijk partij had gekozen. De schrijver van Brieven van <strong>de</strong>n<br />
nutteloozen toeschouwer veins<strong>de</strong> dat zon<strong>de</strong>rling genoeg niet gedaan te hebben. Hij<br />
verklaar<strong>de</strong>, volgens Van Booven mat glimlachend: 26 ‘O! geen partij! Geen partij! ik<br />
wou alleen maar dat ze ophiel<strong>de</strong>n.’ Liever dan over <strong>de</strong> politiek van zijn eigen tijd na<br />
te <strong>de</strong>nken schreef <strong>Couperus</strong> grappige sprookjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mensen. De dochter van<br />
Blauwbaard 27 en De zoon van Don Juan 28 zijn daar niet onamusante <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n<br />
van. Zij tonen ons <strong>de</strong> schrijver weer eens in een olijke bui.<br />
In <strong>de</strong>ze novembermaand realiseer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich op zekere dag dat het precies<br />
vijfentwintig jaar gele<strong>de</strong>n was sinds hij <strong>de</strong>finitief het ou<strong>de</strong>rlijk huis verlaten had met<br />
<strong>de</strong> bedoeling zich in Parijs te vestigen. In het ernstige, op het eerste gezicht duistere<br />
sprookje De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant 29 heeft hij <strong>de</strong> kwintessens van dit keerpunt<br />
in zijn jonge leven, waar nog geen jaar later zijn huwelijk op volg<strong>de</strong>, weergegeven.<br />
Zou<strong>de</strong>n wij zijn <strong>biografie</strong> niet kennen, dan zou <strong>de</strong> diepere betekenis van het verhaal<br />
ons ten enen male ontgaan.<br />
<strong>Couperus</strong>, vermomd als Merlijn, is ditmaal een tovenaar, lees: kunstenaar, die zich<br />
al op jeugdige leeftijd <strong>de</strong> magie, lees: <strong>de</strong> schrijfkunst, heeft eigen gemaakt. Uit het<br />
kasteel van zijn va<strong>de</strong>r (men herinnere zich het slot van Psyches papa) afdalend naar<br />
<strong>de</strong> wereld, heeft hij het koud, zijn macht ten spijt, die hij bij zich draagt in <strong>de</strong> vorm<br />
van een diamanten ring met won<strong>de</strong>rlijke vermogens. Deze toverring zuigt namelijk<br />
het zonlicht in zich op, dat niet alleen Merlijn zelf verwarmt, maar ook het kasteel<br />
waar hij in terugkeert (het innerlijk bevredigd talent). Desondanks voelt hij zich om<br />
ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen doodongelukkig. Merlijn doet <strong>de</strong> ring daarom af en verlaat het<br />
slot (het vertrek naar Parijs). In <strong>de</strong> wereld krijgt hij het <strong>de</strong>sondanks steeds kou<strong>de</strong>r -<br />
tot hij op zijn zwerftocht struikelt over een bevroren blon<strong>de</strong> maagd (Elisabeth), die<br />
juist op weg naar hem toe is, om hem om erbarming te vragen: zon<strong>de</strong>r zijn betoveren<strong>de</strong><br />
talenten ligt haar wereld in duisternis verloren. Zij heeft het niet gehaald. On<strong>de</strong>rweg<br />
is zij ineengezegen. Maar dood is zij niet!<br />
Merlijn neemt haar mee naar zijn slot. Daar verwarmen zij zich aan elkaar, vatten<br />
lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> elkaar op, en als huwelijksgeschenk ontvangt <strong>de</strong> maagd nu van Merlijn<br />
niets meer of min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> magische ring. Zij, dankzij haar menselijke warmte,<br />
blijkt echter op haar beurt tot won<strong>de</strong>ren in staat te zijn: <strong>de</strong> diamant verliest zijn<br />
onsplijtbare hardheid. De maagd<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
509<br />
vertrap hem. Duizen<strong>de</strong>n scherven vallen overal over Merlijns wereld, die er <strong>voor</strong><br />
altijd door verwarmd wordt: ‘Ik voel mij gelukkig, zei<strong>de</strong> Merlijn; als ik niet wist, -<br />
ik, die almachtig was, - dat god of mensch zich kon voelen...’<br />
Buiten zijn eigen, innerlijke wereld kon <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> werkelijkheid niet an<strong>de</strong>rs<br />
zien dan als een kou<strong>de</strong>, lege maan. Het is een wereld van dood en ein<strong>de</strong>, die hij in<br />
De maagd in <strong>de</strong> maan 30 oproept. Déze maagd is het gestorven leven, haar zoon is <strong>de</strong><br />
do<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>. Puinhopen, woestenijen en asregens zijn het <strong>de</strong>cor van het <strong>voor</strong>lopig<br />
laatste sprookje in een reeks die uit het late najaar van 1915 dateert.<br />
Kerstmis werd een haast schrijnend feest, in die donkere tijd van oorlogsellen<strong>de</strong><br />
buiten <strong>de</strong> grenzen. De schoonmoe<strong>de</strong>r van Henri van Booven, mevrouw Lopez<br />
Suasso-Aletrino, stuur<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> als kerstkaart een zacht getinte Madonna waar<br />
hij haar met warmte <strong>voor</strong> dankte. 31 Het was een geschenk, schreef hij haar, ‘dat mijne<br />
een weinig naakte kamer (wij wachten steeds onze meubels uit Italië) opsiert’. Ook<br />
zij had zijn lezing in Hilversum bijgewoond, en hij vervolg<strong>de</strong>: ‘De avond in<br />
Hilversum, zoo gezellig besloten in Hof en Haard, heeft mij een onvergetelijke<br />
herinnering achter gelaten, waar<strong>voor</strong> ik werkelijk dankbaar ben.’ (<strong>Een</strong> kort<br />
postscriptum bij <strong>de</strong>ze brief - ‘Aan Mevr. Grothe mille respetti’ - verraadt <strong>de</strong> naam<br />
van <strong>de</strong> door Van Booven zo discreet vermel<strong>de</strong> ‘mevrouw G.’. 32 )<br />
Intussen was in <strong>de</strong> loop van dat najaar ein<strong>de</strong>lijk De ongelukkige in boekvorm bij<br />
Van Holkema en Warendorf verschenen. Als een ad<strong>de</strong>ndum op <strong>de</strong> roman schreef<br />
<strong>Couperus</strong> begin <strong>de</strong>cember De dood van <strong>de</strong>n Dappere, 33 over het levensein<strong>de</strong> van El<br />
Zagal. Daarmee was zijn arsenaal aan historische Spaanse on<strong>de</strong>rwerpen <strong>voor</strong>goed<br />
uitgeput. Aan De ongelukkige, moeizaam tot stand gekomen, moeizaam ook tot een<br />
boek gewor<strong>de</strong>n, beleef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> na verschijnen al even weinig genoegen.<br />
Begrijpelijk is dat eigenlijk niet. Deze historische roman beschrijft <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang van<br />
<strong>de</strong> laatste koning van Granada, ‘Boabdil’ (Aboe Abdallah Mohammed, in <strong>de</strong><br />
geschiedschrijving in<strong>de</strong>rdaad <strong>de</strong> Ongelukkige genoemd). Het is een welisswaar met<br />
afstand, maar niettemin buitengewoon visionair geschreven epos, dat in bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kleuren verhaalt hoe Boabdil, na in 1482 zijn va<strong>de</strong>r Moeleihasan (Ali Aboe'l Hasan)<br />
van <strong>de</strong> troon gestoten te hebben, vergeefs tegen Ferdinand van Aragon strijdt om<br />
zich tenslotte in 1483 aan hem te on<strong>de</strong>rwerpen. In grootse fresco's als het ware<br />
schil<strong>de</strong>rt <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> burgeroorlog van die tijd, voert behalve Isabella van Castilië<br />
en Ferdinand<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
510<br />
talrijke bijfiguren ten tonele, en beeldt dit alles uit in een meeslepen<strong>de</strong>, haast zingen<strong>de</strong><br />
taal die van <strong>de</strong> roman één lang prozagedicht maakt: Het boek is in zijn oeuvre uniek<br />
en overtuigt <strong>voor</strong>al doordat hij <strong>de</strong> landschappen en burchten, ste<strong>de</strong>n en paleizen zelf<br />
gezien heeft en uit zijn geheugen scherp weet op te roepen. Het bereidt Iskan<strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong>, maar overtreft <strong>de</strong> latere Alexan<strong>de</strong>rroman veelal in visie.<br />
De Ne<strong>de</strong>rlandse kritiek heeft De ongelukkige verwaarloosd. Voor zover er al over<br />
geschreven werd, bleven <strong>de</strong> beschouwingen <strong>voor</strong> het meren<strong>de</strong>el steken in<br />
oppervlakkige sneeren en dooddoeners. <strong>Een</strong> gunstige uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong> Willem<br />
Kloos, die het epos een wezenlijk-historische roman noem<strong>de</strong>, 34 wegens ‘<strong>de</strong> juiste<br />
afbeelding zoowel van <strong>de</strong> uiterlijke drukte als van het voelen en <strong>de</strong>nken <strong>de</strong>r tij<strong>de</strong>n<br />
lang-geleên’. De drie laatste bladzij<strong>de</strong>n beschouw<strong>de</strong> Kloos zon<strong>de</strong>r enig <strong>voor</strong>behoud<br />
als behorend tot het schoonste wat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> had<br />
<strong>voor</strong>tgebracht. Zeer prees hij <strong>de</strong> harmonie en zuiverheid ervan.<br />
Dit bracht <strong>Couperus</strong> er toe op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> januari van 1916 een brief te schrijven<br />
aan <strong>de</strong> echtgenote van <strong>de</strong> grote dichter, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. 35 Hij ken<strong>de</strong><br />
haar persoonlijk, niet alleen door eer<strong>de</strong>re correspon<strong>de</strong>ntie, maar tevens doordat zij<br />
hem in het najaar van 1915 op een niet exact beken<strong>de</strong> datum <strong>de</strong> oorkon<strong>de</strong> van <strong>de</strong>in<br />
1914 aan <strong>Couperus</strong>-toen hij nog in Italië was - toegeken<strong>de</strong> Nieuwe Gidsprijs was<br />
komen overhandigen. Dat hij zelf veel van De ongelukkige hield blijkt niet alleen<br />
uit <strong>de</strong>ze brief, maar ook uit het feit dat hij <strong>de</strong> roman bij herhaling <strong>voor</strong> zijn lezingen<br />
heeft gebruikt. Hij schreef haar: ‘Het ligt niet in mijn aard te “bedanken” <strong>voor</strong> een<br />
kritiek. Maar ik voel mij toch gedrongen U-zoo niet, uit schuchterheid, aan Uw<br />
echtgenoot zelven - te zeggen hoe innig warm <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van Willem Kloos <strong>voor</strong><br />
mijn laatste werk mij aan doet. Zulk een boek, dat men alléen schrijft <strong>voor</strong> zich -<br />
want het wordt noch verkocht noch gelezen - zulk een “nuttelooze” daad, die alléen<br />
kunst was en nìets meer, doorvoeld en op waar<strong>de</strong> geschat te zien, vervult mij met<br />
een ontroer<strong>de</strong> dankbaarheid.<br />
Zeg dit, zoo ge wilt, Zeer geachte Mevrouw, aan Uw echtgenoot, dien ik beschouw<br />
niet alleen als Hollands grootsten en gevoeligsten dichter onzer perio<strong>de</strong> maar ook<br />
als <strong>de</strong> gewetensvolle dóorziener van het werk an<strong>de</strong>rer schrijvers.’ <strong>Couperus</strong> hoopte<br />
haar, Kloos zelf en Jeannes zuster Jacqueline Reyneke van Stuwe, spoedig eens bij<br />
hem thuis te mogen uitnodigen. Deze brief is er een merkwaardig getuigenis van dat<br />
Coupe-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
511<br />
rus, eertijds door Kloos verguisd en bespot om zijn eigen poëzie, werkelijk trots en<br />
dankbaar was dat <strong>de</strong> Grote Dichter ook hem tenslotte in zijn volle eigen waar<strong>de</strong> was<br />
gaan erkennen.<br />
Maar: niet verkocht en niet gelezen! <strong>Een</strong> aanmoediging om aan een nieuw boek<br />
te beginnen was dat niet bepaald. Op 24 <strong>de</strong>cember 1915 had <strong>Couperus</strong> bovendien<br />
zijn <strong>voor</strong>lopig laatste feuilleton in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd. Voel<strong>de</strong> hij zich,<br />
zon<strong>de</strong>r Italië als bron van inspiratie, min of meer uitgeschreven? Tot 23 <strong>de</strong>cember<br />
1916 heeft hij zijn me<strong>de</strong>werking aan <strong>de</strong> courant gestaakt, wellicht echter me<strong>de</strong> om<br />
zijn han<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dingen vrij te hebben. In zijn laatste, op <strong>de</strong> dag <strong>voor</strong> Kerstmis<br />
nog verschenen causerie Van en over mijne lezingen, on<strong>de</strong>rhield hij zijn lezers<br />
nogmaals over zijn optre<strong>de</strong>n overal in Ne<strong>de</strong>rland. De successen die hij daarmee<br />
boekte eisten hem steeds meer op: 36 ‘Nu echter, nu ik voel het zeer sympathieke<br />
contact tusschen mijn publiek en mij - en dat in alle plaatsen, waar ik gelezen heb,<br />
- ga ik gaarne met mijn prestaties <strong>voor</strong>t. Wil ik u eens wat verra<strong>de</strong>n? Maar niemand<br />
over vertellen, hoor! Nu dan... èn Roelvink en Verka<strong>de</strong> hebben mij prachtige<br />
aanbiedingen gedaan om nu en dan “gast” te zijn in <strong>de</strong> Koninklijke of op <strong>de</strong> elegante<br />
planken van Die Haghespelers. Ik <strong>de</strong>nk er echter niet aan! Ik zoû dan maar éen rol<br />
kunnen spelen per avond en nú speel ik er vier, vijf, zes... Ik geloof, dat dit een beetje<br />
het geheim is, dat ik mijne toehoor<strong>de</strong>rs weet vast te hou<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong> vertellen<strong>de</strong>,<br />
vlakke stem er tusschen zoo veel mogelijk <strong>de</strong> dramatis-personae van het verhaal te<br />
vertolken in stem en even hier en daar, door een ènkel gebaar, dit te illustreeren.’<br />
Vlissingen, Mid<strong>de</strong>lburg, Arnhem, overal had hij volle zalen getrokken. Alleen in<br />
Haarlem niet, Maar, ‘Rotterdam heeft mij <strong>voor</strong> die kleine teleurstelling getroost niet<br />
zoo sympathieke hor<strong>de</strong>n, dat ik werkelijk paf stond, toen ik binnen kwam en in vollen<br />
ernst meen<strong>de</strong>, dat er iets “gebeurd” was, daar ik niets begreep van zoo velen, die mij<br />
<strong>de</strong>n weg naar mijn podium versper<strong>de</strong>n... En te Amsterdam? Ik onthoû alléen <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
dingen in mijn leven en niets en niemand heeft kunnen verhin<strong>de</strong>ren, dat ik van Arti<br />
en Kleine-Concertzaal en wérkelijk, zelfs van “Roos” mij niet an<strong>de</strong>rs herinner dan<br />
hartelijke waar<strong>de</strong>ering van zóo velen dat ik met een gerust geweten mij vergeven<br />
kan, dat ik nimmer Katholiek was.’<br />
Al had hij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellen van Roelvink en Verka<strong>de</strong> afgeslagen, nochtans trok het<br />
theater hem meer en meer aan. Ook Elisabeth trouwens. In een ongedateer<strong>de</strong>,<br />
waatschijnlijk in januari 1916 geschreven brief aan<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
512<br />
Veen vroeg <strong>Couperus</strong> om exemplaren van Extaze, Langs lijnen, De kleine zielen en<br />
De stille kracht, mee <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dal zijn vrouw wil<strong>de</strong> proberen een van <strong>de</strong>ze<br />
boeken <strong>voor</strong> het toneel te bewerken. Daar hij <strong>de</strong> naam van Eduard Verka<strong>de</strong> in dit<br />
verband noemt, is <strong>de</strong>ze het vermoe<strong>de</strong>lijk geweest die het i<strong>de</strong>e geopperd heeft.<br />
<strong>Couperus</strong> had echter nog steeds niet <strong>de</strong> beschikking over zijn eigen <strong>bibliotheek</strong>: 37 ‘Ik<br />
ben hier verstoken van al mijn boeken en mis ze zeer. Ik heb hoop door <strong>de</strong> N.O.T.<br />
mijn boeltje ein<strong>de</strong> April uit Italië hier te ontvangen,... tenzij <strong>de</strong> boel op een mijn<br />
stoot...’ In een postscripturn <strong>de</strong>ed hij een belangrijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling: ‘Ik heb 3 nieuwe<br />
i<strong>de</strong>eën, maar geen tijd te schrijven, door mijn lezingen. Maar die zijn van <strong>de</strong>n zomer<br />
gedaan.’<br />
Kennelijk wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> Veen niet als uitgever verliezen. Deze, van zijn kant,<br />
wenste dat evenmin. <strong>Couperus</strong>' gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons zijn steeds door Veen<br />
uitgegeven. De correspon<strong>de</strong>ntie in <strong>de</strong>ze tijd gewaagt <strong>voor</strong>tdurend van nieuwe bun<strong>de</strong>ls.<br />
Erg overdacht samengesteld zijn ze overigens niet. Afzon<strong>de</strong>rlijke <strong>de</strong>eltjes als Jan en<br />
Florence, Wree<strong>de</strong> portretten, Der dingen ziel hou<strong>de</strong>n bij <strong>voor</strong>beeld nauwelijks<br />
rekening met <strong>de</strong> chronologie. Ook inhou<strong>de</strong>lijk zijn ze soms, men kan dat niet verhelen,<br />
een vreem<strong>de</strong> mengelmoes, al zou <strong>Couperus</strong> zelf daar misschien aan toegevoegd<br />
hebben: máar een charmante mengelmoes!<br />
De nieuwe i<strong>de</strong>eën die hij had kregen niet meteen gelegenheid uit te kristalliseren.<br />
En toch! In een volgen<strong>de</strong> brief, waarschijnlijk uit begin april, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />
uitgever mee: 38 ‘Ik ben begonnen een historische Romeinsche roman (Romeinsch<br />
tooneelleven, ten tij<strong>de</strong> keizer Domitianus).’ Zijn vertaling van Plautus' Menaechmi<br />
had hij toen voltooid. Hij wil<strong>de</strong> die graag bij Veen on<strong>de</strong>rbrengen, maar op een<br />
bijzon<strong>de</strong>re manier: het moest een luxe uitgave wor<strong>de</strong>n, alleen bij intekening<br />
verkrijgbaar. Veen voel<strong>de</strong> daar niet <strong>voor</strong>. Tenslotte is De tweelingbroe<strong>de</strong>rs verschenen<br />
in <strong>de</strong> reeks dramatische bijvoegsels van Groot-Ne<strong>de</strong>rland, juli 1916.<br />
Het moment waarop hij aan <strong>de</strong> Plautusvertaling begonnen is kan moeilijk precies<br />
vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Het ontstaan van De komedianten daarentegen kunnen wij vrij<br />
goed nagaan. Wij zagen dat <strong>Couperus</strong> al in oktober 1915 zinspeel<strong>de</strong> op een roman<br />
die hij in zijn hoofd had. Hij moet toen, tij<strong>de</strong>ns het lezen van <strong>de</strong> Menaechmi in het<br />
Latijn, op <strong>de</strong> gedachte zijn gekomen <strong>de</strong> komedie niet alleen te vertalen maar er ook<br />
ver<strong>de</strong>r nog iets mee te doen, iets dat hemzelf plezier zou verschaffen. In <strong>de</strong><br />
daaropvolgen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n heeft hij zijn inval ‘bepeinsd’, zoals hij dat gewend was.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
513<br />
Toen <strong>de</strong> roman eenmaal voltooid was, heeft hij met Veen niet tot een overeenkomst<br />
wat betreft een uitgave in boekvorm kunnen komen. De komedianten zou in 1917<br />
uitein<strong>de</strong>lijk het licht zien bij Nijgh & Van Ditmar te Rotterdam.<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> brief waarin hij Veen vertel<strong>de</strong> dat hij aan een nieuwe roman begonnen<br />
was, schreef hij dat hij binnenkort zijn inboe<strong>de</strong>l uit Italië kon verwachten. Ein<strong>de</strong>lijk.<br />
Maar hoe prettig dat op zichzelf ook was, het beteken<strong>de</strong> tevens het <strong>de</strong>finitieve ein<strong>de</strong><br />
van zijn Italiaanse perio<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> heeft dat heel goed beseft en het schokte hem.<br />
Aan Emma Garzes, die zo goed <strong>voor</strong> zijn bezittingen gezorgd had, schreef hij op 22<br />
februari: 39 ‘Neen, lieve vriendin, wij zullen niet meer terugkomen om er te wonen.<br />
Ik kan mijn aandoeningen niet herhalen - ik heb dat nooit gekund - en <strong>de</strong> Italiaanse<br />
Perio<strong>de</strong>... is afgelopen. Zij ligt begraven in mijn hart, als een herinnering aan te<strong>de</strong>rheid<br />
en aan schoonheid en met <strong>de</strong>ze herinnering bewaar ik die an<strong>de</strong>re herinnering: die<br />
van mijn jeugd. Dat alles is <strong>voor</strong>bij. Ik moet <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n erkentelijk zijn, dat zij mij<br />
genoeg liefhebben om mij iets an<strong>de</strong>rs te schenken in ruil, maar dat wat zij mij<br />
ontnomen hebben, dat zullen zij niet meer teruggeven. Zij hebben mij <strong>de</strong> sympathie<br />
geschonken, <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van mijn volk...<strong>de</strong> glorie, als men dat zeggen kan (zij is<br />
zeer beperkt, onze Hollandse glorie...) maar zij hebben mijn jeugd in mij gedood en<br />
alles wat ontbloei<strong>de</strong> daarginds in <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke zon. Het is afgelopen met <strong>de</strong> “Jonge<br />
man”, die Vera ontmoette op <strong>de</strong> hoek Strozzi-Tornabuoni in licht pak, <strong>de</strong> vilthoed<br />
zo een beetje op het oor... [Vera was een zuster van Mario Rossi, een nichtje dus van<br />
Emma]. Dat is geheel, <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij; hier, ben ik <strong>de</strong> Meester, weet U... Nu ja,<br />
dat is altijd nog iets. Lieve vriendin, ik ga U geen an<strong>de</strong>re interessante dingen meer<br />
vertellen; ondanks mijzelf zou ik treurig wor<strong>de</strong>n. En er is geen re<strong>de</strong>n om het te zijn...<br />
<strong>voor</strong> het ogenblik, moet men <strong>de</strong> dagen zegenen die zachtjes <strong>voor</strong>trollen terwijl <strong>de</strong><br />
immense Tragedie <strong>voor</strong>trolt buiten onze grenzen.<br />
Ontvang mijn allerbeste wensen <strong>voor</strong> ons dierbaar Italië... Zeg aan allen die zich<br />
ons herinneren dat wij hun herinnering bewaren en ga een ogenblik langs bij Antonio<br />
om hem te zeggen, dat ik werkelijk op hem gesteld was, <strong>de</strong> brave ou<strong>de</strong> man.’<br />
Intussen gingen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachten steeds maar door, een lange reeks. In <strong>de</strong> oorlogsjaren<br />
was <strong>Couperus</strong> niet <strong>de</strong> enige schrijver die veel lezingen hield Eind januari kwam op<br />
zijn beurt Henri van Booven naar Den Haag om uit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
514<br />
eigen werk <strong>voor</strong> te lezen in <strong>de</strong> kunstkring Hollando-Belge. <strong>Couperus</strong>, daarvan in<br />
Hilversum al op <strong>de</strong> hoogte gesteld, nodig<strong>de</strong> Van Booven en diens echtgenote uit<br />
<strong>voor</strong> een souper op <strong>de</strong> Hoogewal. <strong>Een</strong> neef van Van Booven, <strong>de</strong> journalist Leopold<br />
Aletrino, werkte in die rijd bij Het Va<strong>de</strong>rland - hij zou enkele jaren later naar <strong>de</strong> NRC<br />
overstappen - en ontving eveneens een invitatie. Maar daar <strong>de</strong>ze jongeman dikwijls<br />
laat nog avonddienst had, kon hij niet tijdig genoeg komen. Van Booven herinner<strong>de</strong><br />
zich later hoe <strong>Couperus</strong> dit heel elegant oploste, opdat Aletrino zich toch meteen<br />
thuis zou voelen: 40 ‘Onze gastheer stel<strong>de</strong> <strong>voor</strong> aan tafel te gaan, “en, als A. komt”,<br />
zei<strong>de</strong> hij, “dan staan we op, gaan hier weer zitten en doen net alsof we nog moeten<br />
beginnen”. Dus <strong>de</strong><strong>de</strong>n wij. Ook dat was weer een buitengewoon vroolijke, genotvolle<br />
avond.’ <strong>Couperus</strong> vatte dui<strong>de</strong>lijk een zeker zwak <strong>voor</strong> Aletrino op, wiens buitenlandse<br />
overzichten hij zel<strong>de</strong>n oversloeg. Bij herhaling heeft hij nadien brieven met hem<br />
gewisseld, die opvallen door een hartelijke, geanimeer<strong>de</strong> toon. 41<br />
De schoonmoe<strong>de</strong>r van Van Booven had zich helaas <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze avond ziek moeten<br />
mel<strong>de</strong>n. Op 10 februari zou <strong>Couperus</strong> echter zelf in Utrecht spreken, en hij schreef<br />
haar daarom op <strong>de</strong> eerste van die maand: 42 ‘Zeer geachte Mevrouw. Het <strong>de</strong>ed ons<br />
zéer leed, dat ongesteldheid U verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ten onzent te komen na <strong>de</strong> lezing van <strong>de</strong>n<br />
Heer van Booven en wij hopen gauw op een volgen<strong>de</strong> gelegenheid U eens bij ons te<br />
zien. Ik stel het op hoogen prijs, dat U en mevrouw Grothe en <strong>de</strong> heer en mevr. Van<br />
Booven naar Utrecht komen <strong>voor</strong> mijne lezing: het is altijd zoo prettig sympathieke<br />
gezichten tusschen het publiek te herkennen. Ik heb mijn imprezario, De Haan,<br />
verzocht aan <strong>de</strong>n heer Van Booven twee invitatiekaarten en twee (betalen<strong>de</strong>) kaarten<br />
te zen<strong>de</strong>n, zoo mogelijk eerste rij: U zult mij een goe<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, dat ik U niet vier<br />
invitaties zend maar ik ben liever, ter wille van <strong>de</strong>n imprezario, discreet met invitaties:<br />
die heeren vin<strong>de</strong>n natuurlijk, dat men er niet te mild meê moet zijn.’ - <strong>Een</strong> niet bepaald<br />
erg royale geste van <strong>Couperus</strong>, daar hij immers <strong>de</strong> twee extra plaatsen <strong>de</strong>snoods ook<br />
zelf had kunnen betalen... Daar was aanleiding genoeg toe, want <strong>de</strong> Van Boovens<br />
had<strong>de</strong>n hem in Utrecht uitgenodigd na afloop bij een souper aan te zitten. Wellicht<br />
echter was hij er door gepikeerd dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> mevrouw Lopez Suasso niet naar <strong>de</strong><br />
Hoogewal was gekomen. Want het souper sloeg hij vervolgens af: ‘Ik zoû zeer gaarne<br />
van Uwe lieve uitnoodiging profiteeren en mijn lezing besluiten met aan Uw disch<br />
te komen aanzitten maar daar ik <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag verschillen<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
515<br />
verplichtingen heb hier in Den Haag, geloof ik beter te doen mij dat genoegen te<br />
ontzeggen en <strong>de</strong>n zelf<strong>de</strong>n avond naar Den Haag terug te keeren. Wees intusschen<br />
overtuigd, dat ik Uwe beminnelijke gedachte zeer waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong>. Misschien is het U<br />
mogelijk, met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vrien<strong>de</strong>n uit Hilversum, in <strong>de</strong> pauze mij een oogenblik met<br />
Uw gezelschap te verblij<strong>de</strong>n’. - De Van Boovens waren dus zo goed niet of zij<br />
moesten twee, peperdure, plaatsen zelf betalen. Waardoor <strong>de</strong> auteur er indirect nog<br />
wat aan verdien<strong>de</strong>.<br />
Tussen al <strong>de</strong>ze beslommeringen door zette <strong>Couperus</strong> zijn nieuwe roman op, De<br />
komedianten. <strong>Een</strong> krachtige stimulans was hem daarbij zon<strong>de</strong>r twijfel een groot essay<br />
van <strong>de</strong> classicus dr. W.E.J. Kuiper, <strong>de</strong> latere - van 1923 tot aan zijn dood in 1951 -<br />
hoogleraar in <strong>de</strong> Griekse taal- en letterkun<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Universiteit van Amsterdam. 43<br />
Kuiper, twintig jaar jonger dan <strong>Couperus</strong> zelf, had het manuscript van dit opstel naar<br />
<strong>de</strong> redactie van Groot-Ne<strong>de</strong>rland ter plaatsing gezon<strong>de</strong>n. Als me<strong>de</strong>redacteur kon<br />
<strong>Couperus</strong>, om principiële re<strong>de</strong>nen, die hij in een antwoordbrief aan <strong>de</strong> inzen<strong>de</strong>r<br />
uiteenzette, het stuk niet accepteren. Door zijn bemid<strong>de</strong>ling echter ontferm<strong>de</strong> Kloos<br />
zich er over. In<strong>de</strong>rdaad is het artikel in 1917 in De Nieuwe Gids gepubliceerd. 44 Noch<br />
Kloos, noch <strong>Couperus</strong> had<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>rgelijke gang van zaken in <strong>de</strong> jaren tachtig van<br />
<strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw ooit kunnen dromen...!<br />
Het essay was buitengewoon vleiend van inhoud. Kuiper beperkte zich tot <strong>de</strong><br />
historische boeken De berg van licht en Herakles, met enkele zijsprongen naar<br />
Dionyzos en an<strong>de</strong>re antieke verhalen. <strong>Een</strong> van zijn hoofdconclusies moet <strong>Couperus</strong>'<br />
hart sneller hebben doen kloppen 45 : ‘Men heeft “<strong>de</strong> Berg van Licht” genoemd een<br />
op bronnenstudie berusten<strong>de</strong>n historischen roman. Het ware juister geweest te zeggen<br />
een psychologische studie, die met historische gegevens werkend zich opbouwt als<br />
een dramatisch verhaal. Immers veel meer dan men in <strong>de</strong>n historischen roman met<br />
zijne forsche uitbeelding van afgesloten volontwikkel<strong>de</strong> karakters gewend is, blijft<br />
<strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong>n keizer <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver zelf een phenomeen, dat hij meer met<br />
tasten<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n bena<strong>de</strong>rt dan het met forsche toetsen na te bootsen.’<br />
Dit was exact het doel dat <strong>Couperus</strong> zich in<strong>de</strong>rtijd, getuige wat hij er samen met<br />
Elisabeth in zijn prospectus eenmaal over schreef, had gesteld. Maar ook Kuipers<br />
grote waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> Herakles stem<strong>de</strong> hem erkentelijk. Als geen an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> hem,<br />
zag Kuiper namelijk hoe sterk <strong>Couperus</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
516<br />
zich had laten inspireren door <strong>de</strong> Griekse beeldhouwkunst van <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> en<br />
<strong>de</strong> vier<strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong> Christus. De Eros van Thespiae, <strong>de</strong> Hercules Farnese, ja zelfs<br />
een kleine bronzen groep in Palermo, Kuiper heeft ze alle herkend in bepaal<strong>de</strong><br />
passages waarin <strong>Couperus</strong> ze als leven<strong>de</strong> figuren laat optre<strong>de</strong>n. Ook in dit geval prees<br />
Kuiper het in <strong>de</strong> schrijver dat <strong>de</strong>ze van <strong>de</strong> sterkste held aller tij<strong>de</strong>n niet een brute<br />
beestmens had gemaakt, maar dat hij Herakles met fijne psychologie als een echt<br />
karakter had weten te treffen. Ook hier zag Kuiper in <strong>de</strong> auteur <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> grote<br />
dramaticus, die zijn boek naar een schitterend hoogtepunt toe had weten op te bouwen.<br />
<strong>Couperus</strong> stak zijn verrassing en dankbaarheid niet on<strong>de</strong>r stoelen of banken. ‘De<br />
heer Coenen’, zo antwoord<strong>de</strong> hij Kuiper op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> maart 1916, 46 ‘zond mij Uwe<br />
beschouwing toe over mijne romans: De Berg van Licht en Herakles, omdat ik,<br />
behalve auteur dier bei<strong>de</strong> werken, ook redakteur van Groot-Ne<strong>de</strong>rland ben... Het is<br />
mij eene behoefte U te zeggen, dat ik, trots <strong>de</strong> “goe<strong>de</strong> pers”, die ik wel heb, in langen<br />
tijd niet een artikel gelezen heb - noch over mij, noch over an<strong>de</strong>re schrijvers, - dat<br />
mij zóo trof door gewetensvolle aandacht en bezonken belezenheid van het<br />
beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> werk. Ik kan U niet an<strong>de</strong>rs zeggen, dan dat ik U zeer dankbaar ben <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> lief<strong>de</strong>volle beschouwing, die U - is het niet toevalligmijne twee liefste groote<br />
boeken wijd<strong>de</strong>. En waarlijk, een auteur wordt <strong>de</strong>zer dagen van koortsige vluchtigheid<br />
en spoedige afdoenerij niet verwend door zulk een “au sêricux” nemen van zijn<br />
arbeid. Ik herhaal dus, ik ben U dankbaar, en het zal U, mij kennen<strong>de</strong> uit <strong>de</strong><br />
Dagboekbla<strong>de</strong>n, misschien niet geheel en al verwon<strong>de</strong>ren, zoo ik er bij voeg: Uwe<br />
beschouwing heeft iets in mij geroerd. Misschien zelfs het heimwee naar het verlaten,<br />
lieve land in mij vermeer<strong>de</strong>rd...<br />
Dit schrijf ik U als auteur. Moet ik U nu schrijven als redakteur - onze secretaris<br />
zal mij in dit bizon<strong>de</strong>re geval wel even aan het woord willen laten - dan zou ik U<br />
willen zeggen, dat onze redaktie... een principe heeft. En dat principe is genomen,<br />
in <strong>de</strong>r tijd, op mijn eigen initiatief en luidt: geene kritieken (of besprekingen of<br />
beschouwingen) van werken <strong>de</strong>r Redaktie-le<strong>de</strong>n in haar tijdschrift op te nemen. En<br />
ik meen, dat ik in het geval, dat <strong>de</strong> heer Coenen mij nu <strong>voor</strong> legt, niet an<strong>de</strong>rs mag<br />
advizeeren dan ik al <strong>de</strong> jaren van het bestaan van Groot-Ne<strong>de</strong>rland gedaan heb.’<br />
Later hebben Kuiper en <strong>Couperus</strong> nog belangrijke brieven gewisseld naar aanleiding<br />
van nieuwe historische romans die <strong>Couperus</strong> toen geschreven had. Met <strong>de</strong>ze forse<br />
schou<strong>de</strong>rklop van een ge<strong>de</strong>gen classicus, die<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
517<br />
wist waar hij het over had, kon <strong>Couperus</strong> zich met een gerust hart ver<strong>de</strong>r wij<strong>de</strong>n aan<br />
zijn nieuwe boek, waar hij zeer veel <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> heeft moeten maken. De<br />
komedianten verraadt een buitengewoon grote kennis van <strong>de</strong> Romeinse cultuur in<br />
<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus. Tacitus, Suetonius, Plinius <strong>de</strong> Jongere,<br />
Martialis, Juvenalis, Quintilianus, al <strong>de</strong>ze schrijvers heeft hij gelezen, naar het lijkt<br />
zelfs volledig, en daar liet hij het allerminst bij: ook zijn antiquarische kennis van<br />
<strong>de</strong> gebouwen en monumenten in het Rome van <strong>de</strong> keizertijd ten tij<strong>de</strong> van Domitianus<br />
is verbluffend groot, terwijl hij zich bovendien grondig verdiept blijkt te hebben in<br />
het dagelijks leven van die dagen. <strong>Couperus</strong> is dus heel veel ver<strong>de</strong>r gegaan dan zijn<br />
<strong>voor</strong>ganger Carel Vosmacr, die zich <strong>voor</strong> zijn eigentijdse roman Amazone alleen<br />
hoef<strong>de</strong> te documenteren <strong>voor</strong> wat betreft <strong>de</strong> Romeinse musea en monumenten.<br />
Waarschijnlijk heeft een omvangrijk en beroemd handboek <strong>Couperus</strong> daarbij goe<strong>de</strong><br />
diensten bewezen, namelijk Ludwig Friedlän<strong>de</strong>rs uit 1862 dateren<strong>de</strong> Darstellungen<br />
aus <strong>de</strong>r Sittengeschichte Roms, in <strong>de</strong>r Zeit von August bis zum Ausgang <strong>de</strong>r Autonine.<br />
De genoem<strong>de</strong> schrijvers, aan welke hij ook een reeks kleine monografieën wijd<strong>de</strong>,<br />
in januari en februari 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd, 47 las hij in het Latijn, zij<br />
het dat hij er steeds een Franse vertaling naast gebruikte. Zijn kennis van het Grieks<br />
was veel geringer. Griekse bronnen kon hij zon<strong>de</strong>r het gebruik van vertalingen in<br />
het geheel niet benutten. Doordat een <strong>de</strong>el van zijn boeken tegenwoordig in <strong>de</strong><br />
<strong>bibliotheek</strong> van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> berust, weten wij<br />
nauwkeurig welke antieke auteurs hij zelf allemaal bezat. 48 Voor het meren<strong>de</strong>el gaat<br />
het om ou<strong>de</strong> uitgaven, die <strong>Couperus</strong> waarschijnlijk van zijn va<strong>de</strong>r geërfd heeft, van<br />
wie hij als jongeman Latijn had geleerd en wiens lessen hij later, naar hij eens schreef,<br />
nog met zoveel lief<strong>de</strong> herdacht. De invloed van zijn va<strong>de</strong>r is niet alleen in negatieve,<br />
maar <strong>voor</strong>al ook in positieve zin zeer groot geweest: hij was het, die <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r<br />
antieken <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> open<strong>de</strong> en hem als eerste op <strong>de</strong> weidse verschieten van dit<br />
grandioze Europese verle<strong>de</strong>n wees. Thans nog aanwezig zijn edities van: Pindarus,<br />
Aeschylus, Sophokles, Euripi<strong>de</strong>s, Herodotus, Thucydi<strong>de</strong>s, Plato (slechts één <strong>de</strong>el),<br />
Demosthenes, Aristoteles (één <strong>de</strong>el), Xenophon, Theokritus, Griekse romans (één<br />
verzamel<strong>de</strong>el); <strong>voor</strong>ts Plautus, Terentius, Lucretius, Sallustius, Nepos, Catullus,<br />
Tibullus, Propertius, Caesar, Ovidius, Horatius, Livius, Poetae minores, Velleius<br />
Paterculus, Quintus Curtius Rufus,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
518<br />
Seneca, Lucanus, Juvenalis, Martialis, Quintilianus, Tacitus, Plinius <strong>de</strong> Jongere,<br />
Gellius, Apuleius, Maximus, Herodianus, Marcus Aurelius, Justinus, Claudianus;<br />
tenslotte Petrarca. De meeste klassieke teksten zijn die uit <strong>de</strong> Franse editie Garnier,<br />
doorgaans zon<strong>de</strong>r jaartal.<br />
De Plautusvertaling (Menaechmi) en De komedianten leid<strong>de</strong>n een nieuwe klassieke<br />
perio<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>' artistieke ontwikkeling in. Hoe is hij er toe gekomen nu ineens<br />
aan een reeks grote antieke romans te beginnen? <strong>Een</strong> regel uit zijn brief aan Kuiper<br />
bevat het antwoord hier op. Diens essay, immers, had misschien wel 49 ‘het heimwee<br />
naar het verlaten, lieve land in mij vermeer<strong>de</strong>rd...’ Nu hij zelf niet meer in Italië kon<br />
wonen, zocht hij er een geestelijk on<strong>de</strong>rkomen. Het land van Orlando bleef <strong>voor</strong> hem<br />
het enig werkelijk beloof<strong>de</strong> land. En daar hij vond, zoals hij in München al had<br />
vastgesteld, dat het niet <strong>de</strong> moeite waard was je eigen tijd te leven, koos hij nu als<br />
overtuigd passatist het Italië van vroeger tij<strong>de</strong>n, omdat hij bovendien meen<strong>de</strong> - en<br />
hij was daar heilig van overtuigd - daar in een eer<strong>de</strong>re incarnatie te hebben<br />
<strong>voor</strong>bestaan. Door het schrijven van De ongelukkige had hij opnieuw ervaren hoe<br />
volledig men <strong>de</strong>sgewenst kon wegdromen in een geromantiseerd verle<strong>de</strong>n, terwijl<br />
buiten <strong>de</strong> troepen <strong>voor</strong>bij marcheer<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> couranten het alleen nog maar had<strong>de</strong>n<br />
over gevechtshan<strong>de</strong>lingen, bommen en granaten. Het kind in <strong>Couperus</strong> vond, aan <strong>de</strong><br />
gracht waarvan hij met genot het ou<strong>de</strong> groene luchtje weer opsnoof dat hij bij<br />
herhaling bezongen heeft, zijn eigen hoekje terug. De rid<strong>de</strong>r van Constantinopel<br />
herleef<strong>de</strong> als het ware nog eenmaal - maar op welk niveau, en met hoeveel allure!<br />
In <strong>de</strong> loop van 1916 heeft <strong>de</strong> Belgische auteur André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> De gul<strong>de</strong>n<br />
Winckel <strong>Couperus</strong> op <strong>de</strong> Hoogewal een interview afgenomen, dat een jaar later, met<br />
enkele toevoegingen en wijzigingen, ook in boekvorm is verschenen. 50 Er komt niet<br />
alleen een tamelijk opgewekte, vernieuw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> uit naar voren, maar tevens<br />
een man die zijn vroegere werk kritisch on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> loep nam, om er vervolgens<br />
rigoureus mee af te rekenen. Daarin stak geen blague. Letterlijk zei hij - en <strong>de</strong><br />
letterlijkheid blijkt uit De Rid<strong>de</strong>rs bewaar<strong>de</strong> aantekeningen van die late namiddag, 51<br />
toen <strong>Couperus</strong> theeschonk (vijf uur dus!) en ‘frileus zijne han<strong>de</strong>n boven <strong>de</strong> blokken<br />
van <strong>de</strong>n haard’ warm<strong>de</strong> - dat hij er zich van bewust was veel te veel geschreven te<br />
hebben. Het grootste ge<strong>de</strong>elte van zijn werk had geen waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> hem: 52 ‘En<br />
ik ben nochtans zeer moeilijk <strong>voor</strong> mezelf, zoo zel<strong>de</strong>n tevre<strong>de</strong>n... Dat is geen<br />
belachelijke mo<strong>de</strong>stie, wanneer ik u dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
519<br />
zeg... ik ben een ongelukkige in dat opzicht, want ikmoet schrijven en ik voel me<br />
nooit voldaan over wat ik heb geschreven... Van mijn boeken heb ik drie vier<strong>de</strong>n<br />
over boord geworpen, en van het vier<strong>de</strong> dat overblijft zijn er slechts enkele bladzij<strong>de</strong>n<br />
waarvan ik werkelijk houd... Wat ik tot dat vier<strong>de</strong> reken?... Laat me even <strong>de</strong>nken...:<br />
De kleine Zielen, als ze<strong>de</strong>nroman van onze dagen... De Berg van Licht,<br />
als historischen roman... Herakles, als mythologischen roman... ook wel<br />
Psyche... Dan zijn er an<strong>de</strong>re, waarop ik met gemeng<strong>de</strong> gevoelens terugblik: Eline<br />
Vere, Extaze... Maar er zijn er die ik niet meer zien kan: Majesteit,<br />
Wereldvre<strong>de</strong>, Langs Lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid... die zijn van<br />
absoluut geen waar<strong>de</strong> meer <strong>voor</strong> mezelven... ik zie er op neer alsof het werk van een<br />
an<strong>de</strong>r was... ik houd er niet meer van... Hoe komt men er toe zulke boeken te<br />
schrijven?... Ja?... Als je het eene geschreven hebt, dan moet je het an<strong>de</strong>re schrijven...<br />
ik kan niet rusten op mijn lauweren... Zoolang ik leef, zal ik noodig hebben iets te<br />
doen... Voor 't oogenblik schrijf ik bijna niet meer, maar nu ben ik met mijn tournée<br />
lezingen bezig, en dat interesseert me ten zeerste; ik ga nu weer in dat nieuwe werk<br />
op...’<br />
Het interview toont ons <strong>voor</strong>al een zeer openhartige <strong>Couperus</strong>: 53 ‘On<strong>de</strong>r luie,<br />
indolente <strong>de</strong>hors heb ik een vreeselijk onrustige en woelige natuur, een onverpoos<strong>de</strong><br />
drang ook om te werken... Er zijn ontzetten<strong>de</strong> contradicties in me, want dit is niet <strong>de</strong><br />
eenige tegenstrijdigheid...’<br />
De Rid<strong>de</strong>r informeer<strong>de</strong> vervolgens of <strong>Couperus</strong> eigenlijk een <strong>voor</strong>keur had <strong>voor</strong><br />
een bepaald genre. Diens antwoord daarop luid<strong>de</strong>: 54 ‘Den laatsten tijd voel ik me zeer<br />
veel tot <strong>de</strong>n geschiedkundigen roman aangetrokken... Maar ik ben <strong>voor</strong>al fier op mijn<br />
mythologische romans... op Herakles bij <strong>voor</strong>beeld... misschien mijn beste boek...<br />
En 't is een genre dat ik zelf geschapen heb... men vindt in geen an<strong>de</strong>re literatuur<br />
romans gelijk Dionyzos en Herakles... Ik zie <strong>de</strong> mythologische hel<strong>de</strong>n als<br />
bepaal<strong>de</strong> menschen, als mannen en vrouwen uit mijn omgeving... maar toch blijven<br />
ze in halfgod<strong>de</strong>lijke atmosfeer schuilen, al verlang ik soms familièrement bij hen te<br />
logeeren... [...] De oudheid is <strong>voor</strong> mij als een vage perio<strong>de</strong> van vele eeuwen waarin<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n nog heerschen en <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>n hunne groote da<strong>de</strong>n verrichten en waar<br />
uit Hellas het i<strong>de</strong>aal <strong>de</strong>r Schoonheid en <strong>de</strong>r Levenslief<strong>de</strong> ons toestraalt, en won<strong>de</strong>re<br />
illuzies glanzen in me na, om heel die Antieke Schoonheid...’<br />
Deze herwonnen, positieve instelling straalt op haar beurt ons in effigie toe uit het<br />
portret dat Antoon van Welie in het <strong>voor</strong>jaar van 1916 van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
520<br />
<strong>Couperus</strong> gemaakt heeft. 55 Het ontstaan ervan is goed bekend, doordat Jeanne<br />
Kloos-Reyneke van Stuwe er in 1924 een en an<strong>de</strong>r over heeft meege<strong>de</strong>eld,<br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n die zij eens uit <strong>de</strong> mond van <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r zelf had vernomen. 56 Het<br />
portret is in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> wereldoorlog verloren gegaan, maar wij kennen het nog van<br />
reprodukties. <strong>Couperus</strong> zelf was er niet ontevre<strong>de</strong>n over. Volgens hem had Van Welie<br />
getroffen 57 ‘het oogenblik, dat ik mij triomfant, zelftevre<strong>de</strong>n gevoel om mijn arbeid’.<br />
<strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijke momentopname achtte hij juist in zijn geval zo gelukkig, omdat bij<br />
een meer algemeen gehou<strong>de</strong>n portret ook alle negatieve eigenschappen die hij in<br />
zich had naar voren zou<strong>de</strong>n zijn gekomen. Zoals het nu was uitgevallen, leek het<br />
bijna een tweelingbroe<strong>de</strong>r die hem in ogenblikken van twijfel en wanhoop zou<br />
<strong>voor</strong>hou<strong>de</strong>n dat het ook an<strong>de</strong>rs kon: <strong>de</strong> dandy in hemzelf was hem liever dan <strong>de</strong><br />
tobber.<br />
Van Welie dan, had Jeanne Kloos verteld dat hij <strong>Couperus</strong> leer<strong>de</strong> kennen door<br />
tussenkomst van Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein - toen zijn ‘secretaris’ - en dat zij elkaar <strong>voor</strong><br />
het eerst ontmoet had<strong>de</strong>n, in 1915, ten huize van mevrouw Van Rhemen van<br />
Rhemenshuizen, waar volgens Van Welie een sfeer heerste zoals <strong>Couperus</strong> die in<br />
zovele van zijn Haagse romans heeft weergegeven. 58 ‘Toen’, aldus Van Welie, ‘hoor<strong>de</strong><br />
ik <strong>voor</strong> het eerst zijn won<strong>de</strong>rlijke stem, - een stem, waaraan men moest wennen.<br />
Maar wás men heen over <strong>de</strong> eerste ongewoonheid van modulatie en klank, dan<br />
luister<strong>de</strong> men gaarne naar hem.’ De schrijver had volgens hem een beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> mimiek,<br />
te grote han<strong>de</strong>n met gepolijste nagels, en droeg ook toen <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> compositie<br />
van veel ringen.<br />
De twee kunstenaars vatten vriendschap <strong>voor</strong> elkaar op. Zij wissel<strong>de</strong>n bezoeken.<br />
Het <strong>de</strong>nkbeeld <strong>Couperus</strong> te schil<strong>de</strong>ren is van Van Welie uitgegaan, zo horen wij.<br />
<strong>Couperus</strong> was wel bereid: ‘Maar, zei<strong>de</strong> hij, Van Welie, je weet, hoe druk ik het heb,<br />
en ik haat het, te poseeren op <strong>de</strong>n dag.’ - ‘Zoo kwam dan <strong>Couperus</strong> 's avonds tegen<br />
half negen bij mij. Mevrouw kwam hem halen, en wij soupeer<strong>de</strong>n samen. Ik herinner<br />
mij nog altijd, hoe hij, toen hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste maal mijn atelier betrad, regelrecht<br />
liep naar een antieken Itahaanschen stoel, en zei: “Dit is een zetel, die me wel bevalt.<br />
Dat ou<strong>de</strong> velours <strong>de</strong> Gênes, wat staat het mooi bij dat goud. Die kerels van <strong>de</strong><br />
Renaissance wisten het wel...”’<br />
<strong>Couperus</strong>, zo vertel<strong>de</strong> Van Welie ver<strong>de</strong>r, hield veel van antiquiteiten, van bestorven<br />
kleuren en kostbaar porselein. Zelf kon hij zich die weel<strong>de</strong> niet veroorloven, maar<br />
‘ik weet nog, hoe dankbaar hij mevrouw Kley-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
521<br />
kamp was, die hem een paar sang-<strong>de</strong>-boeuf vazen, om op zijn kast te zetten, had<br />
geleend’. (En <strong>Couperus</strong> was ij<strong>de</strong>l genoeg om zich tegen <strong>de</strong> achtergrond van die kast<br />
mèt vazen te laten fotograferen!) - Van Welie besluit: ‘Hij apprecieer<strong>de</strong> ie<strong>de</strong>re attentie<br />
van wien die ook kwam... en ik hoor hem nog zeggen met zijn aardigen glimlach,<br />
tegen mijn knecht: Jij begrijpt me, Cornelis!’<br />
Zowel <strong>de</strong> fauteuil als <strong>de</strong> grote han<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> ringen en <strong>de</strong> spits gepolijste nagels zijn<br />
op het portret te zien. Links op <strong>de</strong> achtergrond verwijzen een paar cipressen, zichtbaar<br />
door een venster, naar <strong>Couperus</strong>' lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> Italië.<br />
<strong>Een</strong> komische noot voegt Jeanne Kloos zelf nog toe - maar dit in parenthese, daar<br />
het weinig met het ver<strong>de</strong>re betoog te maken heeft. Het illustreert echter wel, hoe<br />
sterk zich om <strong>de</strong> figuur <strong>Couperus</strong> in Ne<strong>de</strong>rland een mythe was gaan vormen die,<br />
misschien wel tot in onze dagen, het beeld van hem als kunstenaar vertroebeld heeft.<br />
Het betreft een anekdote die in<strong>de</strong>rtijd circuleer<strong>de</strong>, maar die geheel uit een anonieme<br />
duim gezogen moet zijn. Volgens het verhaal zou <strong>Couperus</strong> een lezing hou<strong>de</strong>n in<br />
Hilversum. Aldaar aangekomen ont<strong>de</strong>kte hij op het laatste ogenblik dat hij het parfum<br />
vergeten had dat hij altijd placht te gebruiken. Zon<strong>de</strong>r zich hiermee besprenkeld te<br />
hebben kon hij onmogelijk optre<strong>de</strong>n. De enige oplossing was: een ijlbo<strong>de</strong> naar<br />
Amsterdam. Deze keer<strong>de</strong> nog juist op tijd terug, met een flesje van het goe<strong>de</strong> merk.<br />
Het kostte twaalf gul<strong>de</strong>n, in die dagen een heel bedrag. <strong>Couperus</strong>, dat luxebeest, zou<br />
zich echter niet ontzien hebben het in één keer geheel over zich uit te gieten.<br />
En dat, zegt Jeanne boos, terwijl <strong>Couperus</strong> helemaal niet van parfum hield!<br />
Daarmee had zij het bij het rechte eind. Hij hield alleen van bloemengeur. In het<br />
theater ging hij zelfs verzitten als er een al te sterk geparfumeer<strong>de</strong> mevrouw naast<br />
hem neerzeeg. - Overigens is dit slechts een van <strong>de</strong> vele sterke verhalen die steeds<br />
meer over hem in omloop zijn gekomen. Het bekendste en hardnekkigste verzinsel<br />
is wel dat van <strong>de</strong> dienstbo<strong>de</strong> die aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van Hoogewal 2 tegen een bezoeker<br />
gezegd zou hebben: mijnheer kan u niet ontvangen, mijnheer zit op <strong>de</strong> sofa en weent.<br />
Hier moet tenslotte wel aan toegevoegd wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong> zelf weinig heeft<br />
gedaan om dit soort mythevorming tegen te gaan. Het tegen<strong>de</strong>el is waar.<br />
Eindnoten:<br />
1 Paradijzen II, 28 nr. 32.<br />
2 I<strong>de</strong>m, 29; afbeelding. De charmante foto van <strong>Couperus</strong> in rok aan zijn schrijftafel werd hier in<br />
oktober 1915 door Panorama gemaakt. Zie André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917).<br />
3 Op het kerkhof van San Miniato, boven Florence.<br />
4 ‘Over mijn woning’ (Vad. 11 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 92-97; 92.<br />
5 I<strong>de</strong>m, 94.<br />
6 I<strong>de</strong>m, 96.<br />
7 ‘De betooveraar’ (Vad. 18 september 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 99-105.<br />
8 ‘De zoeker’ (Vad. 2 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 106-112.<br />
9 ‘Democratizeering van kunst’ (Vad. 25 september 1915), in Wree<strong>de</strong> portretten, 86-91.<br />
10 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Top Naeff, M.J. Brusse e.a, Kleeding en <strong>de</strong> man (1915), 7-12 (met een<br />
karikatuur door J.B.P. Kerkhoff). Herdrukt in Erbe, Nag. werk, 148-150. - Zie over het ontstaan<br />
van dit boekje Top Naeff, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952),<br />
62-66.<br />
11 ‘De dieren’ (Van. 9 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 49-54.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
12 ‘De herscheppingen’ (Vad. 16 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 90-98.<br />
13 ‘Aan <strong>de</strong>n stralen<strong>de</strong>n herfst’ (Vad. 23 oktober 1915), in Proza I, 112-116.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 113-114.<br />
15 I<strong>de</strong>m, 114.<br />
16 ‘De mijmerij’ (Vad. 6 november 1915), in Proza I, 56-60.<br />
17 I<strong>de</strong>m, 57.<br />
18 ‘De uren’ (Vad. 18 <strong>de</strong>cember 1915), in Brieven van <strong>de</strong>n nutteloozen toeschouwer, 76-80.<br />
19 I<strong>de</strong>m, 77.<br />
20 I<strong>de</strong>m, 78.<br />
21 I<strong>de</strong>m, 80.<br />
22 V.Booven, Leven, 222 e.v.<br />
23 ‘De badkamer’ (Haagsche Post 20 januari 1917), in Proza III, 107-109.<br />
24 V.Booven, Leven, 225. - Van Booven vergist zich in <strong>de</strong> datum. Op 20 <strong>de</strong>cember las <strong>Couperus</strong><br />
in Rotterdam, twee dagen later in Hilversum.<br />
25 Mevrouw Grothe-Twiss. Zij was er samen met mevrouw Quarles van Ufford-Twiss (kennissen<br />
van Henri van Booven).<br />
26 V.Booven, Leven, 226.<br />
27 ‘De dochter van Blauwbaard’ (Vad. 30 oktober 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 74-81.<br />
28 ‘De zoon van Don Juan’ (Vad. 13 november 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 82-89.<br />
29 ‘De legen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>n gelen diamant’ (Vad. 20 november 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie,<br />
153-158.<br />
30 ‘De maagd in <strong>de</strong> maan’ (Vad. 4 <strong>de</strong>cember 1915), in Proza I, 117-120.<br />
31 Maatstaf II (1963), 220 nr.87.<br />
32 Zie noot 25.<br />
33 ‘De dood van <strong>de</strong>n Dappere’ (Vad. 11 <strong>de</strong>cember 1915), in Legen<strong>de</strong>, mythe en fantazie, 146-151.<br />
34 Marc Galle, <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> kritiek (1963), 43. - Zie ook Harry G.M. Prick, ‘Kloos-ups van<br />
tijdgenooten 4’. in Juffrouw Idastraat II, 3, 1/2 (september 1974), 6.<br />
35 Maatstaf II (1963), 175 nr.28. - Dat <strong>de</strong> hierna geciteer<strong>de</strong> brief niet leid<strong>de</strong> tot een innige<br />
verstandhouding, toon<strong>de</strong> Prick aan (zie noot 34.) Toen Wagen<strong>voor</strong>t <strong>de</strong> echtparen Kloos en<br />
<strong>Couperus</strong> samen ten zijnent wil<strong>de</strong> ontvangen, antwoord<strong>de</strong> Kloos d.d. 18 juni 1916 dat hij daar<br />
niet op in zou gaan. Want ‘<strong>de</strong>ftige visite's met een vlotte conversatie, die alles en toch niets<br />
zegt, over <strong>de</strong> dingen van <strong>de</strong>n dag, daar heb ik, om u <strong>de</strong> waarheid te zeggen, een broêrtje aan<br />
dood. [...] Daar nu, zoals gij weet, <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> (noch zijn vrouw) ook maar sigaretten<br />
rookt, zou <strong>de</strong> beleefdheid dus eischen, dat ik mij óók van rooken onthield zoodat ik, met al <strong>de</strong>ze<br />
omhaal van woor<strong>de</strong>n, alleen maar zeggen wil, dat wij graag eens alleen ten uwent willen komen,<br />
indien u dit conveniëert.’<br />
36 ‘Van en over mijne lezingen’ (Vad. 24 <strong>de</strong>cember 1915), in Proza III. 110-112.<br />
37 Amice, 189 nr. 575.<br />
38 I<strong>de</strong>m, 190 nr. 577.<br />
39 Paradijzen II, 32 nr. 33.<br />
40 V. Booven, Leven, 227-228.<br />
41 Voor kopieën hiervan ben ik diens zoon, ir. G. Aletrino, bijzon<strong>de</strong>re dank verschuldigd. Zie over<br />
hun relatie L. Aletrino, ‘Brieven van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (6 mei 1961;<br />
weekend bijlage). Aletrino vertelt hierin o.m. over een soirée die <strong>Couperus</strong> met Kerstmis 1915<br />
op <strong>de</strong> Hoogewal gegeven heeft, waarbij verschei<strong>de</strong>ne gasten een exemplaar van God en go<strong>de</strong>n<br />
met opdracht ten geschenke kregen. Er waren o.a. Cyriel Buysse, Frits Lapidoth, Jan Walch,<br />
Henri van Booven, L. Simons en Else Mauhs: ‘Als een ware dandy bewoog <strong>Couperus</strong> zich<br />
tussen zijn gasten, druk converserend en schertsend op een wijze, die men misschien toen reeds<br />
“uit <strong>de</strong> tijd” achtte’. - Zie ook L. Aletrino, ‘Ontmoetingen met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Friso Endt,<br />
Weet je nog wel... <strong>Een</strong> boek vol pluche en pleizier (1957), 102-107.<br />
42 Brief in particulier bezit, waarvan Albert Vogel† zo vrien<strong>de</strong>lijk was mij een fotocopie af te<br />
staan.<br />
43 Opnieuw uitgegeven, samen met <strong>de</strong> tussen <strong>Couperus</strong> en Kuiper gewissel<strong>de</strong> brieven, door J.B.W.<br />
Polak, <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> oudheid (1961). - <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>treffelijke analyse van <strong>de</strong> roman gaf Elizabeth<br />
Visser, ‘<strong>Couperus</strong> “Komedianten” en het Rome van Domitianus’, in Hermeneus 50 (1978), 3,<br />
162-169.<br />
44 De Nieuwe Gids (1917), 1, 4, 615-638.<br />
45 Zie noot 43, 19.<br />
46 I<strong>de</strong>m, 31.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
47 ‘Romeinsche portretten. Uit <strong>de</strong>n tijd van keizer Domitianus, I-VIII’ (Vad. 6 januari-25 februari<br />
1917), in Proza I, 275-324. Respectievelijk: I - Domitianus; II - Tacitus en Suetonius; III - Plinius<br />
<strong>de</strong> Jongere; IV - Martialis; V - Juvenalis; VI - Quintilianus; VII - Apollonius van Tyana; VIII -<br />
Vrouweprofiels.<br />
48 Na <strong>Couperus</strong>' dood zijn <strong>de</strong>ze boeken in bezit gekomen van zijn nichtje Johanna Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />
(‘tante Pep’ in <strong>de</strong> familie; verzorgster van <strong>Couperus</strong>' va<strong>de</strong>r tot haar huwelijk). Zij trouw<strong>de</strong> in<br />
1900 met <strong>de</strong> advocaat mr. W.A. Tel<strong>de</strong>rs. Hun zoon, prof. mr. B.M.Tel<strong>de</strong>rs, erf<strong>de</strong> ze later. Deze,<br />
ongehuwd gebleven en omgekomen in het concentratiekamp Bergen-Belsen, legateer<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
boeken aan <strong>de</strong> Maatschappij.<br />
49 Zie noot 43, 31 (d.d. 3 maart 1916).<br />
50 André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r, Bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1917). De datum van zijn bezoek staat niet vast. Het<br />
interview verscheen in drie afleveringen in Den Gul<strong>de</strong>n Winckel 15 (1916), nr. 12, 15 <strong>de</strong>cember,<br />
178-182; 16 (1917), nr. 1, 15 januari, 2-7; nr. 2, 15 februari, 20-25. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> laatste; ‘Nov.-Dec.<br />
1916’.<br />
51 <strong>Een</strong> fotocopie hiervan werd mij vrien<strong>de</strong>lijk ter beschikking gesteld door <strong>de</strong> heer Luc Daems te<br />
Brasschaat.<br />
52 De Rid<strong>de</strong>r, <strong>Couperus</strong>, 41.<br />
53 I<strong>de</strong>m, 42.<br />
54 I<strong>de</strong>m, 48-49.<br />
55 Bastet, Zuil, 201. Oorspronkelijk in De Kroniek II, 5 (mei 1916), 233.<br />
56 Bastet, Zuil, 200 (met noot 2: De Hofstad (1 maart 1924.)<br />
57 ‘Portret’ (H.P. 22 juli 1916), in Proza III, 203-205; 204.<br />
58 Barones Van Rhemen van Rhemenshuizen woon<strong>de</strong> Koningska<strong>de</strong> 5. In februari 1915 had<br />
<strong>Couperus</strong> haar door Veen een exemplaar van Dionyzos laten zen<strong>de</strong>n (Amice, 172 nr. 558).<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
IV [1916-1917]<br />
522<br />
Omstreeks <strong>de</strong>ze tijd is <strong>Couperus</strong> in contact gekomen met iemand zon<strong>de</strong>r wiens invloed<br />
zijn laatste zeven levensjaren an<strong>de</strong>rs verlopen zou<strong>de</strong>n zijn: <strong>de</strong> oprichter van <strong>de</strong><br />
Haagsche Post, bekend gewor<strong>de</strong>n als ‘het rose blad met <strong>de</strong> aardige inhoud’. Zijn<br />
eerste me<strong>de</strong>werking aan dit toen nog piepjonge weekblad dateert van mei 1916.<br />
S.F. van Oss, vijf jaar jonger dan <strong>Couperus</strong>, heeft in zijn Vijftig jaren journalist<br />
veel over zijn eigen levensloop verteld. 1 Tevens <strong>de</strong>ed hij daarin een en an<strong>de</strong>r over<br />
zijn relatie met <strong>Couperus</strong> uit <strong>de</strong> doeken. Van huis uit was Van Oss naar zijn eigen<br />
zeggen een Brabantse dorpsjongen. In 1888 begon hij zijn carrière als correspon<strong>de</strong>nt<br />
van het Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad in Lon<strong>de</strong>n. Al spoedig trokken zijn journalistieke<br />
capaciteiten <strong>de</strong> aandacht, en zo maakte hij in 1890 zijn eerste grote reis van achttien<br />
maan<strong>de</strong>n door Amerika. Van Oss ontwikkel<strong>de</strong> zich tot een expert van klasse in <strong>de</strong><br />
internationale financiële wereld. In 1895 ontmoette hij in Zuid-Afrika Paul Kruger.<br />
Nadien bezocht hij bij herhaling Rusland en vele an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n, eer hij zich in 1902<br />
in Ne<strong>de</strong>rland vestig<strong>de</strong>. Aanvankelijk trad hij in Groningen op als<br />
hoofdredacteur-directeur van <strong>de</strong> Nieuwe Financier en Kapitalist, maar hij had ook<br />
veel belangstelling <strong>voor</strong> letteren en kunst meer in het algemeen, en liep toen al met<br />
heel an<strong>de</strong>re plannen rond. Na in 1904 naar Den Haag verhuisd te zijn, waar hij aan<br />
het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> een mo<strong>de</strong>rn kantoor inrichtte, liet hij <strong>de</strong>ze i<strong>de</strong>eën langzaam en<br />
zorgvuldig rijpen. Op 14 januari 1914 heeft tenslotte het eerste nummer van <strong>de</strong> door<br />
Van Oss gecreëer<strong>de</strong> Haagshe Post het licht gezien, een weekblad dat door bijzon<strong>de</strong>re<br />
kwaliteiten moest uitblinken. Het niveau dien<strong>de</strong> zo hoog te zijn, vond hij, dat <strong>de</strong><br />
mensen er<strong>voor</strong> ‘op een donkeren Vrijdagavond in December door een sneeuwstorm<br />
naar <strong>de</strong> naastbijgelegen kiosk zou<strong>de</strong>n lopen’.<br />
De zeer snel groeien<strong>de</strong> populariteit van <strong>Couperus</strong> is Van Oss niet ontgaan. Te<br />
trachten <strong>de</strong> meest Haagse aller Hagenaren te winnen <strong>voor</strong> zijn Haagsche Post leek<br />
hem welhaast een opdracht van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zienigheid. Hoewel hij beseft moet hebben<br />
wat hij zich daarmee financieel op <strong>de</strong> hals haal<strong>de</strong>, aarzel<strong>de</strong> hij niet lang en trok <strong>de</strong><br />
stoute schoenen aan: <strong>Couperus</strong> moest <strong>voor</strong> zijn weekblad gaan schrijven. Daar <strong>de</strong><br />
man-van-<strong>de</strong>-wereld Van Oss tevens een man-van-het-grote-gebaar was, speel<strong>de</strong> geld<br />
geen rol. Over zijn ‘aanstelling’ heeft <strong>Couperus</strong> zelf in een Epigram verteld: 2 ‘Er<br />
was<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
523<br />
eens een Natie, en die Natie was <strong>de</strong> Haagsche Post. Die Natie had zich op een aardige,<br />
vaardige en waardige wijze bemind weten te maken. Die Natie werd prachtig<br />
geregeerd door een Autocraat, dus géén constitutioneel koning: die Autocraat was<br />
<strong>de</strong> heer S.F. van Oss. Deze monarch benoem<strong>de</strong> eenige ministers, wie hij verschillen<strong>de</strong><br />
portefeuilles toevertrouw<strong>de</strong>. Aan mij vertrouw<strong>de</strong> hij toe <strong>de</strong> portefeuille van <strong>de</strong> Blague.<br />
Ik was dus zijn Minister van <strong>de</strong> Blague en zeer vereerd door zijn vertrouwen. Toen<br />
ik echter een paar maan<strong>de</strong>n dit vertrouwen genoten had, meen<strong>de</strong> ik, om <strong>de</strong> Natie<br />
<strong>voor</strong> eentonigheid te behoe<strong>de</strong>n, mijn portefeuille, die van <strong>de</strong> Blague, ter beschikking<br />
van <strong>de</strong>n Czaar aller Haagsche Posten te moeten stellen. Zijne Majesteit verzocht mij<br />
echter in zeer vrien<strong>de</strong>lijke termen mijn portefeuille weêr te willen aanvaar<strong>de</strong>n. Na<br />
we<strong>de</strong>rom eenige maan<strong>de</strong>n Excellentie van <strong>de</strong> Blague te zijn geweest - mijn<br />
ministerschap duur<strong>de</strong> bijna één jaar - stel<strong>de</strong> ik op nieuw, ik dacht in het belang <strong>de</strong>r<br />
Natie, mijn portefeuille ter beschikking van onzen Czaar. Ik ontving hierop een zéér<br />
bizon<strong>de</strong>r vleiend schrijven van Zijne Majesteit, waarin hij mij in <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>erendste<br />
termen zijne appreciatie zei<strong>de</strong> over mijn werk, en mij verzocht <strong>de</strong> Portefeuille van<br />
<strong>de</strong> Blague te willen behou<strong>de</strong>n.’<br />
<strong>Couperus</strong> heeft in <strong>de</strong> Haagsche Post niet alleen geblagueerd - en dat in<strong>de</strong>rdaad<br />
zeer virtuoos - maar hij heeft later ook zijn Afrikaanse, Indische en Japanse<br />
reisverhalen in het weekblad gepubliceerd. Afgezien van enkele Opmerkingen van<br />
geen waar<strong>de</strong> 3 zijn het aanvankelijk <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Epigrammen 4 geweest waarin <strong>Couperus</strong><br />
week in week uit een hoeveelheid zeepbellen blies die velen wel moesten betoveren<br />
door hun sprankelen<strong>de</strong> kleuren, hun stijgen en dalen op <strong>de</strong> wind van <strong>de</strong> actualiteit.<br />
Uit het eerste epigram, een Epigrafische inleiding 5 blijkt hoe sterk <strong>Couperus</strong> zich in<br />
die tijd door antieke <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n liet lei<strong>de</strong>n. Hij leg<strong>de</strong> zijn lezers uit wat <strong>de</strong> Latijnse<br />
epigrammatici, Martialis <strong>voor</strong>al, er vroeger on<strong>de</strong>r verston<strong>de</strong>n, en hoe hijzelf zich<br />
zijn nog te schrijven epigrammen <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>: niet ‘zoo kort bevallig, zoo snel hatelijk,<br />
zoo vliegvlug sarcastisch’ - nee, hij zou ze in proza schrijven: ‘dus ook langer dan<br />
een distichon was, maar dan toch ook weêr zoo kort mogelijk; een kleine sport dus<br />
van taal, om u over <strong>de</strong>ze en die, over dit en dat even te zeggen dat wat ik meen... of<br />
niet mee n’. De reeks, die doorloopt tot 17 maart 1917, geeft ons een goed i<strong>de</strong>e van<br />
<strong>Couperus</strong>' conversatietalenten en licht ons terloops bovendien in over allerlei dingen<br />
die hem dat jaar bezighiel<strong>de</strong>n.<br />
Daarnaast werkte <strong>Couperus</strong> ook nog aan een opdracht van Herman<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
524<br />
Roelvink. Voor Het Ne<strong>de</strong>rlandsh Tooneel vertaal<strong>de</strong> hij G.B. Shaws stuk Caesar and<br />
Cleopatra, dat op 16 september 1916 in première moest gaan. 6 De speelse, losse toon<br />
van Shaws dialoog, <strong>de</strong> wijze waarop ‘G.B.S.’ grote historische figuren zon<strong>de</strong>r pathos<br />
‘familièrement’ laat spreken en han<strong>de</strong>len, heeft <strong>Couperus</strong> dui<strong>de</strong>lijk geamuseerd. Bij<br />
het schrijven van zijn eigen boek De komedianten trok hij er <strong>de</strong> nodige lering uit.<br />
Overigens liet hij bij het maken van <strong>de</strong> vertaling zijn eigen talent zo duchtig gel<strong>de</strong>n,<br />
dat Shaw met een glanzend Couperiaans vernis be<strong>de</strong>kt werd. Dit tot meer<strong>de</strong>re charme<br />
van <strong>de</strong> tekst.<br />
De kwaliteiten van Caesar en Cleopatra ten spijt oogstte <strong>de</strong> opvoering weinig<br />
succes. 7 <strong>Louis</strong> Bouwmeester was volgens André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r te oud, te weinig sceptisch<br />
en <strong>voor</strong>al te weinig romantisch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Caesarfiguur van Shaw, terwijl volgens Top<br />
Naeff <strong>de</strong> rol van Cleopatra door Greta Lobo-Braakensiek niet lenig, pervers en koket<br />
genoeg werd vertolkt. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester schijnt het er als Ftatatita<br />
nog het best afgebracht te hebben.<br />
De publikatie van zijn Menaechmi-vertaling in het Dramatisch Bijvoegsel van juli<br />
liet <strong>Couperus</strong> in Groot-Ne<strong>de</strong>rland vergezeld gaan van een korte beschouwing over<br />
<strong>de</strong>ze komedie, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Plautus' Menaechmi. 8 Hierin zette hij uiteen wat hem<br />
in Plautus zo boei<strong>de</strong>. Dat was <strong>voor</strong>al het alledaagse van diens figuren, meer nog dan<br />
<strong>de</strong> koddigheid van <strong>de</strong> soms wel wat erg naïeve intrige: ‘Ja, dit wereldje interesseert<br />
ons: het wemelt van menschelijkheid, van kleine, ironiesch klein-burgerlijke<br />
menschelijkheid en omdat die antiek is en uit het Verle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ons opdoemt, boeit<br />
die ons <strong>voor</strong>al op een oogenblik, dat wij moê zijn van het epische, historische<br />
wereldverle<strong>de</strong>n. [...] Er is door Plautus in <strong>de</strong>ze menschen-van-ie<strong>de</strong>ren-dag een zóo<br />
levendig leven ingeblazen, zich uiten<strong>de</strong> door woord, daad, beweging, scherts, moraal,<br />
moraal <strong>voor</strong>al!, dat wij het geschie<strong>de</strong>nisje, het intriguetje er bij <strong>voor</strong> lief nemen en<br />
<strong>voor</strong>al pleizier hebben in zulke echt leven<strong>de</strong> klein-burgerlijke menschen uit vroegere<br />
eeuw.’ Het vertaalwerk had hem vermaak geschonken, het was een nobel intellectueel<br />
spel geweest.<br />
Er kwam nog iets bij. Steeds weer had <strong>Couperus</strong> het vreem<strong>de</strong> gevoel gehad dat<br />
hij <strong>de</strong> komedie zelf, in <strong>de</strong> oudheid en dus in een vroegere incarnatie, al eens had zien<br />
opvoeren: 9 ‘in een Romeinsch theater, door een reizen<strong>de</strong> komedietroep, die gehuurd<br />
was gewor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> aedilen <strong>de</strong>r Eeuwige stad - heb zien spelen door acteurs,<br />
gemaskerd en niet gemas-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
525<br />
kerd, <strong>de</strong> mannerollen uitgebeeld twijffelloos mannelijk door het symbool, dat geen<br />
mannerol na liet tusschen <strong>de</strong> plooien van zijn kostuum te vertoonen, <strong>de</strong> vrouwerollen<br />
gespeeld door hoogstemmige jongens, <strong>de</strong> <strong>de</strong>coraties zéer eenvoudig’. Zelf had hij<br />
in dat theater gezeten, ‘tusschen dikke sluwe kooplui, kleine-han<strong>de</strong>laren, parazieten,<br />
tusschen allerlei types van kroeg- en bor<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs, dieven, tusschen een beul en<br />
een lijkkisten-maker, en tusschen hunne vrouwen en <strong>de</strong>ernen’. Deze won<strong>de</strong>rlijke<br />
sensatie werd <strong>de</strong> directe aanleiding tot De komedianten. In zijn historische roman<br />
wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> proberen die vroegere wereld weer op te roepen, als het ware puttend<br />
uit het geheugen van zijn eigen Romeinse <strong>voor</strong>bestaan.<br />
Toen het stuk op 14 november 1916 opgevoerd werd, trad <strong>Couperus</strong> daarbij zelf<br />
op als inlei<strong>de</strong>r, als antieke prologus. De tekst die hij daarbij gebruikte heeft hij in<br />
Het Va<strong>de</strong>rland gepubliceerd, waarmee hij tevens een nieuwe reeks wekelijkse<br />
bijdragen in zijn oud-vertrouw<strong>de</strong> courant open<strong>de</strong>. 10 Hij voer<strong>de</strong> zijn toehoor<strong>de</strong>rs daarin<br />
mee naar het Rome van <strong>de</strong> keizertijd in <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus, vertel<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
Megalesia die op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> april ter ere van <strong>de</strong> grote godin Cybele gevierd plachten<br />
te wor<strong>de</strong>n, en leg<strong>de</strong> uit welke rol <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen in het theater daarbij speel<strong>de</strong>n.<br />
Ook hiermee zien wij ons meteen verplaatst naar het begin van De komedianten.<br />
Uitvoerig stond hij stil bij <strong>de</strong> architectuur van het Pompeiustheater, <strong>de</strong> antieke<br />
speelpraktijken, <strong>de</strong> inrichting van het toneel. Hij beschreef hoe alles functioneer<strong>de</strong>.<br />
Kortom, zijn inleiding was een genoeglijk college waar geen vakman zich <strong>voor</strong> had<br />
hoeven te schamen. Zel<strong>de</strong>n heeft <strong>Couperus</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> conceptie doen meebeleven<br />
van <strong>de</strong> roman die hij tegelijkertijd over dit alles schreef.<br />
In het epigram Kind-van zijn-tijd 11 verklaar<strong>de</strong> hij ten overvloe<strong>de</strong> nog eens dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat dit alles <strong>voor</strong> hem belangrijker was dan <strong>de</strong> hele wereldoorlog: ‘... ik dompel mij,<br />
ik ga <strong>voor</strong>t mij te dompelen, ie<strong>de</strong>ren dag, trots het “Wereldmoment”, in het Verle<strong>de</strong>n.<br />
Het is een diepe sprong, maar als je gesprongen hèbt, ben je het “Wereldmoment”<br />
vergeten. En dat is heusch zalig, al was Domitianus een geboefte, iets, dat zelfs <strong>de</strong><br />
mo<strong>de</strong>rnste historiegeleer<strong>de</strong>n niet heel erg zullen kunnen veran<strong>de</strong>ren...’ <strong>Couperus</strong><br />
was, en werd zo mogelijk met steeds meer overtuiging, een escapist. Hij bleef, zoals<br />
hij zijn hele leven al gewend was geweest, <strong>de</strong> boze wereld ontvluchten in schoonheid,<br />
die in <strong>de</strong> hoogste mate zijn eigenbelang was.<br />
In oktober 1916 ging <strong>Couperus</strong> een aantal dagen bij Herman Roelvink in Laren<br />
logeren. 12 Waarschijnlijk had hij De komedianten toen juist vol-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
526<br />
tooid. Bij Roelvink verbleef immers ook een jonge latinist, H.W. <strong>de</strong> Marez Oyens<br />
(1891-1954), die zich zeer <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' werk interesseer<strong>de</strong>. Deze classicus heeft<br />
later eens spontaan verklaard: 13 ‘De komedianten? Dat hebben wij sámen geschreven!’<br />
In zijn enthousiasme ging hij ongetwijfeld te ver. Maar wel lijkt het zeker dat De<br />
Marez Oyens in die dagen <strong>Couperus</strong> hielp met <strong>de</strong> correctie van <strong>de</strong> vele Latijnse<br />
termen in <strong>de</strong> roman. Bovendien zat hij allerlei an<strong>de</strong>re antiquarische <strong>de</strong>tails op<br />
eventuele vergissingen hebben nagezien. In zijn epigram Larense manieën - 14<br />
oktober 1916 - maakt <strong>Couperus</strong> hier geen gewag van. 14 Wel vertelt hij daarin een en<br />
an<strong>de</strong>r over <strong>de</strong> logeerpartij zelf, waar Elisabeth van mocht meegenieten. Naar hartelust<br />
wer<strong>de</strong>n allerlei Larense genieën berod<strong>de</strong>ld, kunstenaars die theosofie bedreven,<br />
groothe<strong>de</strong>n die uit pure artisticiteit op bloee voeten liepen of die meen<strong>de</strong>n alleen van<br />
groente te moeten leven.<br />
Op een van <strong>de</strong>ze Larense dagen heeft <strong>Couperus</strong> een bezoek gebracht aan een zekere<br />
Tila, een visite waar een merkwaardige petite histoire aan verbon<strong>de</strong>n is. Mathil<strong>de</strong><br />
Cornelie Slicher had namelijk nog een an<strong>de</strong>re gast uitgenodigd, <strong>de</strong> militante Carry<br />
van Bruggen. 15<br />
Deze mevrouw Slicher, wier afgekorte naam <strong>Couperus</strong> gebruikt heeft in <strong>Een</strong>e<br />
illuzie, was een jeugdvriendin van Elisabeth. Als meisjes had<strong>de</strong>n zij in Rijswijk op<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> school gezeten. 16 Later woon<strong>de</strong> Tila evenals <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />
Surinamestraat. 17 Tij<strong>de</strong>ns het schrijven van Extaze heeft <strong>Couperus</strong> haar bij herhaling<br />
om raad gevraagd. Aanvankelijk getrouwd met J.C. van <strong>de</strong>n Tol, liet zij zich in 1897<br />
van <strong>de</strong>ze schei<strong>de</strong>n, om se<strong>de</strong>rtdien ongehuwd door het leven te gaan. Wat Carry van<br />
Bruggen betreft, <strong>Couperus</strong> moet haar werk gekend hebben, daar zij soms in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland schreef. 18 Zij was veel jonger en waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> haar confrater, zij het<br />
misschien met enige reserve. Tegenpolen waren zij zeker. Carry van Bruggen immers<br />
kwam uit een klein joods milieu aan <strong>de</strong> Zaan en had zich ontwikkeld tot een<br />
progressief, agressief en geëngageerd auteur. De Haagse, liberale, passatistische<br />
<strong>Couperus</strong> kon wel met haar over Indië praten, dat ook zij door een verblijf van jaren<br />
goed ken<strong>de</strong>, maar ver<strong>de</strong>r had<strong>de</strong>n zij weinig met elkaar gemeen.<br />
Carry van Bruggen heeft gemeend als volgt verslag te moeten doen van hun<br />
ontmoeting: 19 ‘De vrien<strong>de</strong>lijke uitnodiging van een we<strong>de</strong>rzijdsche lieve vriendin,<br />
bracht mij met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> aan een genoeglijk middagmaal in een charmant<br />
Larensch landhuisje, en het was, - zon<strong>de</strong>ren we een vluchtig oogenblik op een<br />
spoorwegstation als niet meetellend uit - <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
527<br />
eerste maal, dat ik <strong>de</strong>zen veelbesproken en veelbetwisten man ontmoeten mocht, -<br />
daar eigen werkzaamheid mij tot dusver <strong>de</strong> gelegenheid benomen had hem in 't<br />
openbaar te hooren en te zien. Dit was nu maar niet een gewoon samenkomen met<br />
een tot dan onbekend collega-auteur, - neen, ik wist immers <strong>voor</strong>af, dat mij van meer<br />
dan eene zij<strong>de</strong> naar mijn we<strong>de</strong>rvaren gevraagd zou wor<strong>de</strong>n - is het niet curieus dat<br />
men juist altijd maar weer wil hooren van <strong>de</strong>n man, die al jaar en dag “over<br />
zichzelven” schrijft!? - en dat <strong>de</strong> slotsom van dat vragen zeker zou zijn: en is hij nu<br />
een aansteller of is hij het niet?<br />
Gij, die het mij vroeg en gij die het mij niet vroeg, maar het toch wel graag wilt<br />
weten (ik wil<strong>de</strong> het zelf eigenlijk ook wel weten!) laat ik u zeggen: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
is geheel geen aansteller - <strong>de</strong>ze man, met zijn blik als een bou<strong>de</strong>erend kind, met zijn<br />
bloem en zijn zakdoekje, met zijn maniertjes en zijn kunstjes, is eigenlijk juist een<br />
heel eenvoudig man. Maar ja, mijne waar<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n,- wat is eenvoud? <strong>Een</strong>voudig<br />
is iemand, die argeloos-weg leeft overeenkomstig zijn natuur. En is het dan eenmaal<br />
zijn natuur om op zijn hoofd te staan, dat hij dan op zijn hoofd sta. Want wil hij,<br />
waarom dan ook, als u en ik op zijn beenen gaan staan, dan is hij immers juist niet<br />
meer eenvoudig.’<br />
Na <strong>de</strong>ze inleiding stak zij een lange bouta<strong>de</strong> af over het begrip natuur die vaak<br />
onnatuurlijk is. Om daarop te vervolgen: ‘in <strong>Couperus</strong> is, wat men geneigd zou wezen<br />
zijn pose te noemen - zijn kwijnend als kin<strong>de</strong>rlijk-hulpeloos kijken en zijn<br />
zachtzinnig-bou<strong>de</strong>erend praten, het matte bewegen van zijn han<strong>de</strong>n en het soms als<br />
in ein<strong>de</strong>looze vermoeidheid inzinken van zijn geäffecteer<strong>de</strong> stem, niet een “twee<strong>de</strong><br />
natuur” gewor<strong>de</strong>n, - het is, eenvoudigweg, zijn eerste natuur, - zon<strong>de</strong>r eenige<br />
gemaaktheid of verlegenheid is hij volkomen zichzelf. Hij is zoo eigenlijk precies<br />
als in zijn werk [...]: naïef. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> poseur is naïef.’<br />
Daarop memoreer<strong>de</strong> zij <strong>Couperus</strong>' juist voltooi<strong>de</strong> roman: ‘Wat <strong>Couperus</strong> ons aan<br />
het maal, en later on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> thee van zijn pas-voltooi<strong>de</strong>n roman “De Komedianten”,<br />
een Romeinsch verhaal uit <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus, zoo maar terloops en geheel<br />
onopzettelijk vertel<strong>de</strong> - want het algemeene gesprek werd geen oogenblik “interview”<br />
- mag ons het verschijnen daarvan in <strong>de</strong>n loop van het aanstaan<strong>de</strong> <strong>voor</strong>jaar met blij<strong>de</strong><br />
verwachting tegemoet doen zien.’<br />
Wat Carry van Bruggen hier wijselijk verzwijgt, is een allerminst erg naïeve<br />
anekdote die ons via een zoon van mevrouw Slicher door A. Ro-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
528<br />
land Holst overgeleverd is. 20 <strong>Couperus</strong> heeft Carry namelijk even charmant als scherp<br />
op haar plaats weten te zetten, toen het gesprek een ogenblik dreig<strong>de</strong> te ontsporen.<br />
- Het thema poezen werd aangesne<strong>de</strong>n, en Carry van Bruggen wenste te vernemen<br />
wat er eigenlijk van <strong>Couperus</strong>' kat Imperia gewor<strong>de</strong>n was. Toen hij haar moest<br />
vertellen dat hij zich gedwongen had gezien Imperia in Florence achter te laten - of<br />
misschien was dat in Nice al gebeurd? - werd zij driftig en begon volgens Holst op<br />
te spelen, uitroepend: ‘Die poes waar u zo prachtig over schrijft en die u zo dierbaar<br />
is, die laat u daar achter in die stad, waar u en uw vrouw het niet meer uit kon<strong>de</strong>n<br />
hou<strong>de</strong>n. Dat is allemaal litterair sentiment. Het is volkomen leeg, het betekent niets!’<br />
‘Toen’, zegt Holst, ‘het air waarmee <strong>Couperus</strong> heel langzaam zijn monocle <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
dag haal<strong>de</strong> en in zijn oog schroef<strong>de</strong> en zei: “Ach, mevrouw Van Bruggen, wat zal<br />
ik u zeggen: lief<strong>de</strong>, vriendschap, poezen, mevrouw Van Bruggen, het gaat allemaal<br />
<strong>voor</strong>bij, mevrouw Van Bruggen, <strong>voor</strong>bij...”’ - <strong>Een</strong> uitspraak die misschien meer ernst<br />
bevatte dan zelfs Holst vermoed heeft. Want wat was er van <strong>Couperus</strong>' lief<strong>de</strong>volle<br />
vriendschap <strong>voor</strong> Orlando langzamerhand gewor<strong>de</strong>n?<br />
Veel tijd om daar bij stil te staan had <strong>Couperus</strong> niet. Op <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> november<br />
vond <strong>de</strong> première plaats van De tweelingbroe<strong>de</strong>rs, opgevoerd door Het Ne<strong>de</strong>rlandsch<br />
Tooneel en, zoals al vermeld, ingeleid door <strong>Couperus</strong> zelf. Fie Carelsen, die <strong>de</strong> rol<br />
van Erotium op zich genomen had, kon achter <strong>de</strong> schermen tevens nog even optre<strong>de</strong>n<br />
als red<strong>de</strong>n<strong>de</strong> engel. Zij ont<strong>de</strong>kte namelijk dat <strong>Couperus</strong> in grote verlegenheid<br />
verkeer<strong>de</strong>: 21 hij had vergeten het lint mee te brengen, dat volgens traditie sierlijk uit<br />
zijn tekst moest hangen. Kordaat trok zij een strook uit haar on<strong>de</strong>rrok en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />
kon beginnen. Het werd een aardig succes.<br />
Al zijn successen echter ten spijt, bleef <strong>Couperus</strong> kampen met twee eeuwig<br />
terugkeren<strong>de</strong> problemen: te weinig geld en te veel drukproeven. Wat dit laatste betreft,<br />
<strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> journalist van Het Va<strong>de</strong>rland, L. Aletrino, hoor<strong>de</strong> er van en<br />
bood <strong>Couperus</strong> zijn hulp aan. <strong>Een</strong> weliswaar afwimpelen<strong>de</strong>, maar lange en<br />
buitengewoon hartelijke antwoordbrief was zijn beloning. <strong>Couperus</strong> schreef on<strong>de</strong>r<br />
meer: 22 ‘Geloof niet, dat het onverschilligheid is, die mij een week lang <strong>de</strong>ed uitstellen<br />
U te antwoor<strong>de</strong>n op Uw zoo hartelijk schrijven. Integen<strong>de</strong>el! Ik waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Uw brief<br />
bizon<strong>de</strong>r maar kon niet da<strong>de</strong>lijk een besluit nemen. En stel<strong>de</strong> uit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
529<br />
van dag op dag. Wel, <strong>de</strong> verleiding was héel groot en ik was bijna bezweken. Ik had<br />
bijna toe gegeven aan Uw vrien<strong>de</strong>lijk en vriendschappelijk aanbod. Maar ik heb mij<br />
bijtijds kunnen herwinnen en, werkelijk, het is beter, dat ik niet heb toe gegeven.<br />
Neen, ik kan niet iemand van Uwe beschaving en kundighe<strong>de</strong>n opdragen mijne<br />
proeven te corrigeeren en briefjes te schrijven waartoe ik zelve te lui ben. Al voel ik<br />
werkelijk wel, dat Uwe vriendschap daar toe bereid zoû zijn. Maar, werkelijk, ik<br />
mag niet beschikken over Uw vrijen tijd, die U op intelligenter wijze zult kunnen<br />
gebruiken dan om <strong>voor</strong> mij... klerkje te spelen! Want meer dan een... klerkje heb ik<br />
niet noodig en ook is er, ronduit gezegd, <strong>de</strong>ze kwestie: ik zoû Uw me<strong>de</strong>werking niet<br />
kunnen honoreeren naar verdienste en ik zoû U toch ook niet van Uw tijd kunnen<br />
berooven zon<strong>de</strong>r vergoeding.’<br />
Neef Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein kon zijn secretarisdiensten blijkbaar tij<strong>de</strong>lijk niet<br />
vervullen. Wat Elisabeth betreft, zij had het te druk met an<strong>de</strong>re dingen. Zo zag<br />
<strong>Couperus</strong> zich gedwongen veel zelf te blijven doen. In <strong>de</strong> dagen dat hij <strong>de</strong> proeven<br />
corrigeer<strong>de</strong> van het eerste ge<strong>de</strong>elte van De komedianten, dat in het januarinummer<br />
van Groot-Ne<strong>de</strong>rland moest verschijnen, schreef hij op 16 <strong>de</strong>cember een kerstbrief<br />
aan Emma Garzes. <strong>Een</strong> brief vol nostalgie: 23 ‘Lieve vriendin. Zojuist bla<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ik<br />
mijn eigen, arme Italiaanse causerieën door (feuilletons van het Va<strong>de</strong>rland) en het<br />
heimwee maakte zich meester van mijn hart... Italië, dat is <strong>voor</strong> mij het verloren en<br />
betreur<strong>de</strong> Verle<strong>de</strong>n... In dit heimwee dacht ik aan U, aan Uw goe<strong>de</strong> te<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>ren, aan Uw eredienst van <strong>de</strong> Vriendschap... En ik betreur<strong>de</strong> het dat wij se<strong>de</strong>rt<br />
zo lang niets van U hebben vernomen... En hoewel ik bijna nooit brieven schrijf-reeds<br />
zoveel hebben<strong>de</strong> te schrijven - heb ik <strong>de</strong> pen opgenomen...<br />
Hoe maakt U het? Wij weten niets van U en <strong>de</strong> Uwen, se<strong>de</strong>rt maan<strong>de</strong>n. Schrijf<br />
ons een paar woor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> paar briefkaarten. Wat ons betreft, wij vergeten <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n<br />
uit Florence niet. Maar ons leven is zeer bezet en hoewel dat een troost is <strong>voor</strong> al het<br />
verloren geluk van vroeger, laat <strong>de</strong>ze overlading met werk, lezingen, met allerlei<br />
dingen (familie, vrien<strong>de</strong>n etc.) weinig tijd over <strong>voor</strong> <strong>de</strong> arme brieven. Wees lief:<br />
schrijf mij hoe het U gaat, U allen. Moge het Kerstfeest, dat na<strong>de</strong>rt, U hoop op betere<br />
tij<strong>de</strong>n brengen.’<br />
Even kort als schaars zijn in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> <strong>de</strong> brieven aan Veen, die na Herakles<br />
alleen nog bun<strong>de</strong>ls opstellen van <strong>Couperus</strong> heeft uitgegeven. Diens romans gingen<br />
naar an<strong>de</strong>re uitgevers. Misschien heeft Veen dat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
530<br />
toch betreurd en moet een tweeregelige me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van <strong>Couperus</strong>' - <strong>de</strong> dato 6 maart<br />
1917: ‘De Komedianten verschijnen se<strong>de</strong>rt Jan. '17 in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Over<br />
boekuitgave is nog niets beslist.’ - beschouwd wor<strong>de</strong>n als een antwoord op een vraag<br />
van Veen wat <strong>Couperus</strong> met het manuscript dacht te doen. 24 Hoe dan ook, Veen heeft<br />
het boek niet gekregen.<br />
De gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> feuilletons die <strong>Couperus</strong> hem wel ter uitgave toezond, zijn opvallend<br />
slordig samengesteld. De volgor<strong>de</strong> kon hem blijkbaar weinig meer schelen. Ook met<br />
mooie ban<strong>de</strong>n, luxueuze druk, fraaie bladspiegel had hij langzamerhand afgerekend.<br />
‘Wat bandteekeningen betreft, ik zoû je sterk ra<strong>de</strong>n er meê te breken, want niemand<br />
en ik ook niet, vindt op <strong>de</strong>n duur die kleurige ban<strong>de</strong>n mooi. Ze vermoeien en naast<br />
elkaâr maken ze elkaâr nog leelijker dan zij zijn’, schreef hij Veen 25 - na alle ban<strong>de</strong>n<br />
die zijn uitgever in <strong>de</strong> loop van vele jaren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> boeken van <strong>Couperus</strong> had laten<br />
ontwerpen! In een epigram uit <strong>de</strong>cember 1916 gaf hij hem indirect nog eens een extra<br />
hint: 26 ‘En ik heb éen iiluzie. <strong>Een</strong>maal eens in mijn leven een roman te schrijven, die<br />
een uitgever zóo met ve<strong>de</strong>rgewicht weet te doen verschijnen, dat ge hem éérst leest<br />
bij uw haardvuur, dàn op uw divan, zon<strong>de</strong>r dat hij uw vingers of maag bezwaart en<br />
ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> male in uw bed, waar hij, zon<strong>de</strong>r uw eerste slaap te stooren, uit uw hand<br />
stort, neen, zweeft op tapijt of vacht, als een pluim, als een donzen pluisje...’ Dui<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Veen mee wat hem <strong>voor</strong> ogen stond: 27 ‘Ik zoû <strong>voor</strong>taan eenvoudig op zijn<br />
Engelsch, heel simpele linnen bandjes nemen met een gou<strong>de</strong>n letter. Bij wie ik ook<br />
mijn boeken hier zie, in zijn boekenkast, zie ik ze ontdaan van hun eerste gewaad en<br />
opnieuw gebon<strong>de</strong>n. Heusch, spaar je onkosten uit aan <strong>de</strong> heeren<br />
artiestenbandteekenaars. Ik kàn die dingen niet meer zien.’<br />
Van 23 <strong>de</strong>cember 1916 af begon <strong>Couperus</strong> weer zijn wekelijkse feuilletons in Het<br />
Va<strong>de</strong>rland te publiceren. Na <strong>de</strong> tekst die hij bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen van De<br />
Tweelingbroe<strong>de</strong>rs had gebruikt kwamen nu <strong>de</strong> Romeinsche portretten aan <strong>de</strong> beurt. 28<br />
Deze verschaften zijn lezers enig inzicht in <strong>de</strong> door hem bij het schrijven van De<br />
komedianten gebruikte bronnen. Van <strong>de</strong> antieke auteurs die hij behan<strong>de</strong>lt blijkt, hoe<br />
kan het an<strong>de</strong>rs, <strong>voor</strong>al Martialis zijn hart gestolen te hebben. Diens genre, het epigram,<br />
volg<strong>de</strong> hijzelf in <strong>de</strong> Haagsche Post na, zij het op een geheel eigen manier. <strong>Een</strong> groot,<br />
on<strong>de</strong>ugend kind noemt hij hem, en, wat even goed op <strong>Couperus</strong> zelf had kunnen<br />
slaan: 29 ‘een bohémien en genieter <strong>de</strong>s levens zon<strong>de</strong>r ooit geld; een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
531<br />
fijne geest met een goedmoedig hart; [...] een dichterlijk menschenkenner maar <strong>voor</strong>al<br />
een kenner van zichzelven: een vleier, zon<strong>de</strong>r huichelarij, want te doorzichtig zijn<br />
gracelijk vleierswoord; een allerbeminnelijkste mensen, die spotte met zijn eigen<br />
beminnelijkheid en alles in het werk stel<strong>de</strong> om, in poëzie en epigram, door te gaan<br />
<strong>voor</strong> wat hij nièt was.’<br />
Ook Juvenalis boeit hem, zij het min<strong>de</strong>r als mens dan wel als hekelaar van het<br />
ze<strong>de</strong>lijk leven. Niet onbegrijpelijk verlustigt <strong>Couperus</strong> zich juist in <strong>de</strong> be<strong>de</strong>nkelijkheid<br />
van die ze<strong>de</strong>n zelf. <strong>Een</strong> <strong>voor</strong> zijn werkwijze en opvattingen kenmerken<strong>de</strong> opmerking<br />
maakt hij naar aanleiding van <strong>de</strong> satire op <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> tarbot. Van het verhaal zelf<br />
- <strong>de</strong> reusachtige vis die Domitianus aangebo<strong>de</strong>n wordt maar waar geen kookpot groot<br />
genoeg <strong>voor</strong> blijkt te zijn - had <strong>Couperus</strong> in De komedianten een geestige, sappige<br />
scène gemaakt. In een toegevoeg<strong>de</strong> noot schrijft hij nu ter verklaring: 30 ‘In mijn roman<br />
De Komedianten biedt Crispinus zelve <strong>de</strong>n Tarbot <strong>de</strong>n Keizer aan. Dit is niet<br />
volgens Juvenalis maar <strong>de</strong> lezer van een historischen roman vergete nooit, dat <strong>de</strong><br />
schrijver in zulk een werk alleen wil oproepen “een beeld van <strong>de</strong>n tijd” en dat niet<br />
ie<strong>de</strong>re daad, ie<strong>de</strong>r woord ook van zijne “historische” personages “historiesch” behoeft<br />
te zijn. De historische-romanschrijver combineert zijn materiaal naar mate hem dit<br />
geschikt lijkt om het tijdbeeld op het levendigst <strong>voor</strong> te tooveren.’ Zo was zijn<br />
werkwijze in vele historische verhalen, te beginnen bij De berg van licht.<br />
De Romeinse portretten uit <strong>de</strong> tijd van Domitianus laten ver<strong>de</strong>r zien dat <strong>Couperus</strong><br />
steeds weer in <strong>de</strong> allereerste plaats geïnteresseerd was in <strong>de</strong> psychologie van <strong>de</strong> door<br />
hem ten tonele gevoer<strong>de</strong> figuren. Hoe grondig hij zich daartoe in hun geschriften<br />
verdiepte, blijkt uit tal van rake karakteriseringen en an<strong>de</strong>re terloopse opmerkingen.<br />
Over zijn schou<strong>de</strong>r heen zien wij hem aan het werk. Economisch als altijd, gebruikte<br />
hij een <strong>de</strong>el van zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> roman verzamel<strong>de</strong> aantekeningen opnieuw, maar ditmaal<br />
dus <strong>voor</strong> meer essayistisch getinte feuilletons.<br />
Terwijl portretten en roman gepubliceerd wer<strong>de</strong>n, maakte <strong>Couperus</strong> overigens,<br />
zoals wij zullen zien, al weer plannen <strong>voor</strong> een nieuwe antieke roman, ditmaal<br />
gebaseerd op Apuleius. Zoals in<strong>de</strong>rtijd Eline Vere, zou dit nieuwe boek in een groot<br />
aantal afleveringen als feuilleton van 4 maart tot 15 juli 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland<br />
verschijnen.<br />
Intussen ging hij's avonds-want hij bleef zijn gewoonte getrouw om alleen overdag<br />
te schrijven-steeds door met zijn lezingen. 31 Deze wer<strong>de</strong>n in Den Haag niet alleen<br />
door <strong>de</strong> haute volée bezocht, maar soms ook door<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
532<br />
heel eenvoudige mensen. <strong>Couperus</strong> vond dat bijzon<strong>de</strong>r charmant. <strong>Een</strong> van <strong>de</strong><br />
grappigste brieven die wij uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> van hem bezitten kan dat illustreren. Op<br />
16 februari 1917 schreef hij Willem Kloos: 32 ‘Zoû ik U mogen lastig vallen om mij<br />
en een beschermeling te verplichten? Ik ken nl: een conducteur-en-bestuur<strong>de</strong>r Electr.<br />
tram, die een zeer geprononceerd gevoel heeft <strong>voor</strong> dichtkunst en zelve als hij iets<br />
moois heeft gezien, gehoord, gevoeld <strong>de</strong> spontane behoefte heeft een wel zangerig<br />
maar niet taalkundig en taalkunstig gedicht te schrijven. Ik heb hem aangera<strong>de</strong>n veel<br />
poëzie te lezen-Jacques Perk, Hélène Swarth en... Willem Kloos- ook sprak ik van<br />
Gorters Mei. Bestaan er van Uwe Verzen eenvoudige editie's, waarvan U misschien-of<br />
an<strong>de</strong>rs ik zeer gaarne-onzen conducteur-dichter een ex: zoû kunnen zen<strong>de</strong>n? Mocht<br />
U-of Mevrouw Kloos misschien, in eene beweging <strong>de</strong>s harten, iets <strong>voor</strong> onzen braven<br />
dichter kunnen doen en hem iets zen<strong>de</strong>n, dan ben ik U zeer verplicht en vermeet mij<br />
het adres op te geven:<br />
K. Timmerman / Acaciastraat 6 / Alhier.<br />
Hij verdient ten volle aanmoediging; zijn sentiment is zuiver en spontaan; zijn taal<br />
is, helaas, niet voldoen<strong>de</strong>. Ik heb hem aangera<strong>de</strong>n eenige taallessen te nemen en zal<br />
dit <strong>voor</strong> hem zien in or<strong>de</strong> te brengen. Maar een bun<strong>de</strong>l poëzie-van wie U ook <strong>de</strong>nkt,<br />
met een woordje er van Uwe hand bij - zoû hem gelukkig maken. Hij heeft zichzelf<br />
Engelsch geleerd en leest... Herbert Spencer. Hij is <strong>de</strong> zoon van een visscher uit<br />
Wieringen. Na mijn lezing uit Psyche gehoord te hebben... kocht hij Psyche! Wat<br />
zegr U daarvan!’<br />
Kloos' reactie is helaas niet bekend. In hoeverre het uiterlijk van <strong>de</strong><br />
conducteur-en-bestuur<strong>de</strong>r <strong>Couperus</strong> eveneens niet onwelgevallig geweest zou kunnen<br />
zijn, valt alleen maar te gissen.<br />
Zijn lezingen brachten hem wel vaker verrassingen, van heel gevarieer<strong>de</strong> aard.<br />
Zes dagen later sprak hij te Utrecht in het Gebouw <strong>voor</strong> Kunsten en Wetenschappen<br />
<strong>voor</strong> het stu<strong>de</strong>ntengezelschap Panta noèta. 33 <strong>Couperus</strong> heeft in <strong>de</strong> Domstad altijd op<br />
veel belangstelling mogen rekenen. Ook in universitaire kringen oogstte hij er<br />
bewon<strong>de</strong>ring, al heeft dan het <strong>voor</strong>stel van prof. dr. J.J.A. Frantzen hem tot eredoctor<br />
te benoemen in 1915 schipbreuk gele<strong>de</strong>n. 34 Zoals te <strong>voor</strong>zien was, las <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong><br />
uit De komedianten, zon<strong>de</strong>r te vermoe<strong>de</strong>n wat hem te wachten stond Henri van<br />
Booven was er namelijk ook, en <strong>de</strong>ze had Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel weten over te halen<br />
te komen luisteren. In <strong>de</strong> pauze, vertelt Van Boo-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
533<br />
ven, 35 ‘had ik het genoegen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> grootmeesters van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche literatuur<br />
aan elkan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te stellen. <strong>Couperus</strong>, die zeer in zijn schik was, omdat hij het<br />
aandachtige publiek zoo sympathiek vond, zag ik glimlachend met bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n<br />
Thijm's hand omklemmen, en toespreken [Thijm, niet <strong>de</strong> hand]’. - Overigens<br />
ontmoetten <strong>de</strong> heren elkaar niet <strong>voor</strong> het eerst. Reeds in 1895 hebben zij elkan<strong>de</strong>r te<br />
Baarn gezien. Of het toen ook tot een kort gesprek gekomen is, staat echter niet vast. 36<br />
Over <strong>de</strong>ze Utrechtse avond heeft <strong>Couperus</strong> vervolgens een kolom in <strong>de</strong> Haagsche<br />
Post geschreven waarin-veelzeggend? - met geen woord over Van Deyssel gerept<br />
wordt. 37 Had hij misschien, hoe vrien<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze hem ook <strong>de</strong> hand gedrukt mocht<br />
hebben, zijn vroegere reserves ten opzichte van Thijm nog niet geheel overwonnen?<br />
Of was het alleen maar griep die hem parten speel<strong>de</strong> en hem ditmaal tot kortheid<br />
dwong? Al tij<strong>de</strong>ns zijn lezing had hij rillingen gevoeld. Toch had hij daarna nog<br />
aangenaam met <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten gesoupeerd. Joviaal en stu<strong>de</strong>ntikoos had<strong>de</strong>n zij hem<br />
bij zijn vertrek naar zijn hotel toegezongen 38 ‘met een lied, dat, hoewel niet dichterlijk<br />
(het rijmt zelfs niet) van dankbaar sentiment overvloeit <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen, die vertrekt...<br />
ik had bijna gezegd: verrekt’. - Vroeg in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen was hij ziek en wel<br />
naar Den Haag teruggereisd, om thuis op <strong>de</strong> Hoogewal ‘zoo ziek als een zieke kat’<br />
onmid<strong>de</strong>llijk in zijn bed te duiken. Hij kwam er alleen nog even uit om, tussen<br />
amaryllissen en een gloeiend haardvuur aan zijn tafel gezeten, zijn artikel te schrijven.<br />
Influenza als thema vond hij blijkbaar belangrijker dan <strong>de</strong> hele Van Deyssel, want<br />
een prachtig on<strong>de</strong>rwerp als <strong>de</strong>ze literaire handdruk-bezegeling van collegialiteit na<br />
zóveel afstan<strong>de</strong>lijke jaren-liet hij willens en wetens liggen.<br />
Ziekte kon hij nu overigens min<strong>de</strong>r dan ooit gebruiken. Met <strong>de</strong> hoofdredacteur<br />
van Het Va<strong>de</strong>rland, C.L. van Balen, had hij al lang tevoren een bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afspraak<br />
over De verlief<strong>de</strong> ezel gemaakt. Toen <strong>de</strong>ze het manuscript steeds maar niet ontving,<br />
werd <strong>de</strong> man begrijpelijkerwijs ongerust. In <strong>de</strong> loop van februari 1917 schreef hij<br />
<strong>Couperus</strong> een briefje om te informeren waar het bleef. Diens antwoord moet hem<br />
wel onthutst hebben: 39 ‘De kopie van <strong>de</strong>n Ezel? Maar daar is nog geen bladzij van<br />
geschreven! U hoeft echter niet bang te zijn: nog twee Romeinsche portretten en <strong>de</strong><br />
Ezel steekt ie<strong>de</strong>ren Zaterdag van wal! Ie<strong>de</strong>r feuilleton wordt min of meer een afgerond<br />
geheel en ik werk zoo geregeld, dat U geen vrees behoeft te koesteren: als er geen<br />
force majeure tusschen komt, vertelt <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
534<br />
Ezel ie<strong>de</strong>ren Zaterdag spoedig zijn verlief<strong>de</strong> avonturen. Fantastiesch... <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
huistafel!’<br />
Die force majeure was er dus wel even, doch heeft ver<strong>de</strong>r geen spaak in het wiel<br />
gestoken. De eerste aflevering van De verlief<strong>de</strong> ezel verscheen precies op tijd. 40 Welk<br />
honorarium <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze nieuwe reeks feuilletons bedongen heeft is niet<br />
bekend. Men mag aannemen dat het niet weinig is geweest. G.H. 's-Gravesan<strong>de</strong> wist<br />
zich te herinneren 41 dat <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> oorlog eens naar Van Balen was<br />
toegestapt met <strong>de</strong> boodschap: het vlees wordt duur<strong>de</strong>r, al het an<strong>de</strong>re eten wordt<br />
duur<strong>de</strong>r, ook <strong>Couperus</strong> wordt nu duur<strong>de</strong>r! Evenals Van Oss betaal<strong>de</strong> Van Balen hem<br />
zijn hoge honorarium echter graag, daar <strong>Couperus</strong> in Den Haag veel gelezen werd.<br />
Bij Het Va<strong>de</strong>rland had hij zelfs een eigen zetter, <strong>de</strong> enige die zijn handschrift goed<br />
kon ontcijferen. Had <strong>Couperus</strong> een brief aan <strong>de</strong> directeur geschreven, dan werd <strong>de</strong>ze<br />
zetter erbij geroepen om Van Balen het epistel <strong>voor</strong> te lezen.<br />
Terwijl <strong>de</strong> verlief<strong>de</strong> ezel zijn avonturen begon te vertellen, schreef <strong>Couperus</strong> in<br />
<strong>de</strong> Haagsche Post van 17 maart zijn laatste epigram. 42 Het was een tamelijk lang en,<br />
<strong>voor</strong> zijn doen, venijnig artikel, gericht tegen sommige anonymi die meen<strong>de</strong>n hem<br />
in niet on<strong>de</strong>rteken<strong>de</strong> brieven hatelijkhe<strong>de</strong>n te moeten toevoegen. Zulke lezers had<br />
hij namelijk ook. Het stuk eindig<strong>de</strong> met <strong>de</strong> schimpscheut: ‘Zoo veel epigram op <strong>de</strong><br />
Anonymi? Ja, lezers, zoo veel. Maar één keer slechts, om ze eens te toonen, dat die<br />
zachte, weeke <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> van zich af kan bijten, als het moet. Eén keer in <strong>de</strong><br />
vijftig jaren, maar dan ook flink.’ Tot welke diepten sommige lie<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n zinken,<br />
herinner<strong>de</strong> Cyriel Buysse zich na jaren nog levendig: 43 ‘Wij had<strong>de</strong>n een avond bij<br />
hem doorgebracht. Wij zaten met hem in zijn huiskamer op <strong>de</strong> Hoogewal en het<br />
dienstmeisje bracht <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>ntie binnen. Hij schoof enkele drukwerken over<br />
elkaar en behield in zijn hand een brief, waarop zijn wenkbrauwen zich even fronsten.<br />
“<strong>Een</strong> brief uit Utrecht! Wie mag mij wel uit Utrecht schrijven?”<br />
Het leek een vrouwehand. Omslag geopend, brief ontvouwen, een booze<br />
uitdrukking op het verstoord gelaat! De brief was anoniem. Hij las hem ons <strong>voor</strong>.<br />
Scheldwoor<strong>de</strong>n; een zin hier en daar uit zijn werk, en als commentaar daarop, in<br />
straattaal, <strong>de</strong> grofste beleedigingen. Hij zei niet veel; hij las maar door, <strong>de</strong> wangen<br />
even kleurend on<strong>de</strong>r verontwaardiging.<br />
“'t Is van een vrouw,” herhaal<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>tdurend. “Zie maar: hand,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
535<br />
papier. Ruik maar: 't is van een vrouw, van een dame!”<br />
Wij zaten zwijgend, gegeneerd, strak naar hem kijkend. Hij haal<strong>de</strong> zijn schou<strong>de</strong>rs<br />
op en glimlachte pijnlijk... “Hoe is het mogelijk, van een dame, een “dame”!”<br />
herhaal<strong>de</strong> hij nog eens.’ - In het epigram zegt hij er over: 44 ‘Ik verscheur en verbrand<br />
<strong>de</strong> anonyme brieven, die ik krijg, nièt da<strong>de</strong>lijk. Waarom niet? Omdat zij <strong>voor</strong> mij <strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong> hebben - als <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re - van “menschelijk document”. Ik lees ze dus even<br />
en bestu<strong>de</strong>er ze, vóórdat ik ze verbrand. En zij leeren mij we<strong>de</strong>rom eenige<br />
menschenkennis, <strong>voor</strong> welke aan géén Hoogeschool een leerstoel bestaat.’<br />
Begin april zond dr. W.E.J. Kuiper hem een overdruk van zijn prijzend artikel,<br />
dat <strong>Couperus</strong>, zoals wij zagen, al ken<strong>de</strong> en dat nu ein<strong>de</strong>lijk in het aprilnummer van<br />
De Nieuwe Gids was verschenen. <strong>Couperus</strong> dankte hem er vrien<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>. In zijn<br />
antwoord vroeg hij tevens: 45 ‘Mocht U De Komedianten hebben gelezen en mij Uwe<br />
opmerkingen niet onthou<strong>de</strong>n, dan zoû ik hier zeer dankbaar <strong>voor</strong> zijn. Mag ik ook<br />
Uw aandacht vestigen op De Verlief<strong>de</strong> Ezel (Apuleios-motief), die, hoewel véel<br />
min<strong>de</strong>r ernstig dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re boeken opgevat, toch wel zal behooren tot mijn door<br />
klassieken geïnspireer<strong>de</strong> werk. De Verlief<strong>de</strong> Ezel verschijnt ie<strong>de</strong>ren Zondagmorgen<br />
in Het Va<strong>de</strong>rland.’ - Kuiper heeft De komiedianten in<strong>de</strong>rdaad gelezen en er op<br />
gereageerd, maar pas veel later, nadat <strong>de</strong> roman in boekvorm was verschenen.<br />
Het is opvallend hoeveel <strong>Couperus</strong> zelf met zijn boek over <strong>de</strong> tweelingen Cecilius<br />
en Cecilianus ophad. 46 Henri Borel boekstaaf<strong>de</strong> bij <strong>Couperus</strong>' dood <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
herinnering. 47 Hij was <strong>Couperus</strong> op straat tegengekomen, en <strong>de</strong>ze had hem daarop<br />
meegenomen naar zijn werkkamer op <strong>de</strong> Hoogewal, waar hij Borel een manuscript<br />
toon<strong>de</strong> ‘o! hoe keurig bijeengebon<strong>de</strong>n, op hoe vlekkeloos wit papier!’ <strong>Couperus</strong><br />
streel<strong>de</strong> zijn manuscript met fijne, vrouwelijk tere hand, ‘even dierbaar als een<br />
minnaarshand over het zij<strong>de</strong>zachte haar zijner gelief<strong>de</strong> streelt. “Zie je, Borel”, zei<strong>de</strong><br />
hij met warme stem, “je weet, ik moet véél schrijven uit har<strong>de</strong> noodzakelijkheid, ik<br />
moet zooals jij dat noemt “veel bloemen verkopen langs <strong>de</strong> straat”, maar dit is nu<br />
eens een boek dat ik héél alleen <strong>voor</strong> mijn eigen plezier heb gemaakt en waar ik zelf<br />
gecharmeerd van ben.”’<br />
Zoals gezegd, Veen heeft het boek niet mogen uitgeven. Op 6 mei 1917 schreef<br />
<strong>Couperus</strong> hem, niets aan dui<strong>de</strong>lijkheid te wensen overlatend: 48 ‘Wat De Komedianten<br />
betreft, ik heb al mijn “business” in han<strong>de</strong>n gegeven van mijn neef Mr. F.E. Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein en ik geloof, dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
536<br />
uitgave klaar zal komen met Nijgh en Van Ditmar, <strong>voor</strong> een honorarium als ik in<br />
onze goe<strong>de</strong> dagen bij jou genoot, tevens met behoud van rechten <strong>voor</strong> volgen<strong>de</strong><br />
uitgave en met bedinging rekening-courant te ontvangen. Intusschen blijven wij altijd<br />
goe<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n, niet waar.’<br />
De reacties op <strong>de</strong>ze antieke roman zijn over het algemeen zeer positief geweest.<br />
Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n bij <strong>voor</strong>beeld heeft het boek, zo schreef hij, 49 ‘met het meeste<br />
genoegen en <strong>de</strong> zuiverste waar<strong>de</strong>ring van 't begin tot het eind doorgeleezen. Iets wat<br />
ik van geen zijner ou<strong>de</strong>re werken zeggen kan.’ Niet zon<strong>de</strong>r pedanterie verklaar<strong>de</strong> hij<br />
tevens: ‘Hij heeft mijn antipathie geheel overwonnen, zon<strong>de</strong>r dat hij, naar mijn<br />
weeten, ooit een woord over mij en mijn werk gezegd heeft[!], - en die overwinning<br />
behaal<strong>de</strong> hij door zijn geduld, zijn rustige, eerlijke volharding, door zijn<br />
goedmoedigheid, zijn vrien<strong>de</strong>lijke ironie, zijn kalme zelfbeschouwing.’<br />
In het begin van zijn Romeinsche portretten heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tijd van Domitianus<br />
vergeleken met het fin-<strong>de</strong>-siècle van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw, dat zich min of meer nog<br />
<strong>voor</strong>tzette tot 1914. 50 Met instemming zal hij daarom zeker kennis genomen hebben<br />
van wat een zekere W.A.K. in Propria Cures naar aanleiding van De komedianten<br />
schreef: 51 ‘De <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie, <strong>de</strong> afgrijselijkheid van onzen tijd zijn we ons niet altijd<br />
bewust; <strong>de</strong> vergelijking met die van'n an<strong>de</strong>ren tijd kan ons doen voelen die van het<br />
he<strong>de</strong>n. Deze diepere beteekenis wil ik achter dit meesterwerk zoeken en geloof dat<br />
dan die schijnbare speelsheid grootheid wordt.’ W.A.K. had zeker gelijk toen hij<br />
veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong>, bewust of onbewust, tersluiks veel van zijn eigen tijd<br />
in <strong>de</strong> roman had verwerkt. Wat overigens niet wil zeggen dat hij moralistisch te werk<br />
zou zijn gegaan.<br />
De sterk homo-erotische sfeer waar het boek van doortrokken is - in het begin al<br />
komen dui<strong>de</strong>lijk twee lesbiennes <strong>voor</strong>-, heeft echter ook nogal wat opzien gebaard,<br />
om niet te zeggen ergernis verwekt. Hoewel De komedianten aanmerkelijk min<strong>de</strong>r<br />
cru is uitgevallen dan De berg van licht, is het pe<strong>de</strong>rastieke smaakje tamelijk<br />
penetrant. Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat sommigen daar aanstoot aan hebben genomen.<br />
Gegniffeld is er over het boek genoeg. <strong>Couperus</strong>' ou<strong>de</strong> kennis Frits Lapidoth liet er<br />
zich, om een <strong>voor</strong>beeld te noemen, als volgt over uit: 52 ‘Het is in onze literatuur iets<br />
heel vreemds, dat een schrijver zóo uitweidt over <strong>de</strong> schoonheid van menschelijke<br />
lichamen en dan nog wel over die van knaapjes. Maar, eer ge van verbazing tot<br />
ergernis mocht zinken - o, brave lezer - be<strong>de</strong>nke Gij, dat <strong>de</strong>ze bewon<strong>de</strong>ring niet is<br />
die van <strong>de</strong>n heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, letterkun-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
537<br />
dige, Hoogewal, 's-Gravenhage; maar van <strong>de</strong> Romeinen on<strong>de</strong>r keizer Domitianus.’<br />
Het moet gevreesd wor<strong>de</strong>n dat, toen in 1919-'20 een ze<strong>de</strong>nschandaal waar jongelie<strong>de</strong>n<br />
bij betrokken waren Den Haag op stelten zette, menigeen onmid<strong>de</strong>llijk aan <strong>Couperus</strong><br />
zal hebben gedacht, wiens Cecilius en Cecilianus, gefêteerd door een curieus groepje<br />
ou<strong>de</strong>re heren, <strong>voor</strong>tdurend op het randje van <strong>de</strong> knapenlief<strong>de</strong> balanceren.<br />
<strong>Couperus</strong>' Romeinse aanvechtingen in <strong>de</strong>ze tijd bleven niet bij <strong>de</strong> literatuur alleen.<br />
Adriaan H. Luijdjens wist een niet onamusante herinnering op te dissen die ons<br />
<strong>Couperus</strong> in toga laat zien - en niet hem alleen. 53<br />
Als scholier te Rotterdam redigeer<strong>de</strong> Luijdjens in die jaren, samen met enkele<br />
an<strong>de</strong>re jongens, een letterkundig maandblaadje dat <strong>de</strong> naam Eb en Vloed droeg. De<br />
redactiele<strong>de</strong>n huur<strong>de</strong>n daarnaast vijf of zes keer per seizoen een zaal in <strong>de</strong> toenmalige<br />
Doelen, waar zij dan een bal organiseer<strong>de</strong>n of een literaire avond gaven. Als sprekers<br />
nodig<strong>de</strong>n zij een paar maal Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n uit, een an<strong>de</strong>re keer Herman Robbers,<br />
Henriëtte Roland Holst of Herman Gorter. Het plan kwam toen al snel op ook<br />
<strong>Couperus</strong> eens te vragen. De Jongens zon<strong>de</strong>n hem, om hem eerst enigszins op <strong>de</strong><br />
hoogte te brengen van hun activiteiten, enkele exemplaren van hun tijdschrift. In een<br />
begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> brief vroegen zij volgens alle regels keurig belet. Zij had<strong>de</strong>n geluk:<br />
<strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> hun genadiglijk een on<strong>de</strong>rhoud toestaan.<br />
Luijdjens en een an<strong>de</strong>re jongen begaven zich daarop naar Den Haag, waar zij op<br />
<strong>de</strong> Hoogewal be<strong>de</strong>esd aanbel<strong>de</strong>n. ‘<strong>Een</strong> keurig dienstmeisje in <strong>de</strong> <strong>de</strong>stijds gebruikelijke<br />
dracht’, vertelt Luijdjens, ‘open<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur en zei, dat mijnheer ons wachtte en dat<br />
we ons dus kon<strong>de</strong>n kle<strong>de</strong>n. Dat klonk een beetje vreemd, omdat we in ie<strong>de</strong>r geval<br />
ons stellig in onze beste jongensplunje had<strong>de</strong>n gestoken... Het meisje reikte ons een<br />
soort, vrij zware, toga, die ik bronskleurig zou willen noemen. “Dat is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kleur”,<br />
merkte zij op ter toelichting. Het was vreemd, maar toen we in <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer van<br />
<strong>de</strong> grote man wer<strong>de</strong>n toegelaten, leek het ons heel normaal. We begrepen, dat onze,<br />
nogal kleurige, jongenskleren in disharmonie zou<strong>de</strong>n zijn geweest mee <strong>Couperus</strong>'<br />
omgeving. De grote man lag eveneens in een bronskleurig ruim “gewaad” op een<br />
zeer grote en bre<strong>de</strong> sofa, richtte zich een beetje kwijnend op en wijzend op onze<br />
onnozele Eb en Vloedjes, die op een bankje naast <strong>de</strong> sofa lagen, zei hij: “Zeer<br />
sympathiek, zeer sympathiek”. En onmid<strong>de</strong>llijk daarna, wijzend naar een schaaltje<br />
met wat koekjes, liet hij er op volgen: “Hier staan <strong>de</strong> zoutjes”.’ - Het is misschien<br />
niet onmoge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
538<br />
lijk dat <strong>Couperus</strong> tot <strong>de</strong>ze gewa<strong>de</strong>n is geïnspireerd door <strong>de</strong> opvoering van De<br />
Tweelingen. Zelfs kan men zich afvragen of hij ze niet aan <strong>de</strong> intussen beëindig<strong>de</strong><br />
reeks <strong>voor</strong>stellingen heeft overgehou<strong>de</strong>n.<br />
Het grappige verhaal gaat overigens nog ver<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> ‘ging op <strong>de</strong> sofa zitten,<br />
een stapel kussens in zijn rug en nu bleek, dat hij onze pennevruchten wel <strong>de</strong>gelijk<br />
gelezen had. Hij maakte er opmerkingen over, die hout sne<strong>de</strong>n, prees sommige<br />
dingen, laakte an<strong>de</strong>re, toon<strong>de</strong> belangstelling en wij waren natuurlijk niet weinig<br />
gelukkig met dit alles. [...] Had <strong>Couperus</strong> een regel, dat zulk een on<strong>de</strong>rhoud twintig<br />
minuten mocht duren, of was het toeval? Na precies 20 minuten was hij uitgesproken<br />
(wij had<strong>de</strong>n met meer dan een paar beschei<strong>de</strong>n opmerkingen gemaakt) en precies op<br />
dat moment ging <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open en kwam Mevrouw <strong>Couperus</strong> binnen, gevolgd door<br />
het dienstmeisje dat een blad droeg met een theepot en kopjes. Mevrouw <strong>Couperus</strong><br />
schonk thee (<strong>voor</strong> drie personen), zei lief glimlachend een paar beleefdheidsfrasen<br />
en verdween, terwijl <strong>de</strong> “maestro” en wij onze kopjes leegdronken. Nog enkele<br />
minuten en wij begrepen, dat <strong>de</strong> “audiëntie” afgelopen was. Ons verzoek of hij in<br />
Rotterdam, in <strong>de</strong> Doelen, <strong>voor</strong> ons publiek wil<strong>de</strong> komen lezen, wimpel<strong>de</strong> hij af met<br />
een: “In Rotterdam? Die proletarische stad?” En toch heeft hij daarna wel <strong>de</strong>gelijk<br />
ook in Rotterdam uit zijn werk gelezen.’<br />
Eind mei 1917 ging <strong>Couperus</strong> nogmaals bij Herman Roelvink in Laren logeren.<br />
Daarna vertrok hij tot 9 juni naar Drenthe. 54 Hij wil<strong>de</strong> namelijk alle provincies van<br />
Ne<strong>de</strong>rland een keer bezoeken. <strong>Een</strong> hotelhou<strong>de</strong>r met literaire ambities had hem<br />
uitgenodigd te komen logeren. Het plaatsje in kwestie noemt <strong>Couperus</strong> helaas niet,<br />
maar het was in elk geval zo klein dat hij, toen <strong>de</strong> invitatie hem bereikte, eigenlijk<br />
niet eens wist waar het lag. Hij ging <strong>voor</strong>namelijk om eens poolshoogte te nemen.<br />
De hôtelier had hem namelijk <strong>voor</strong>gesteld een lezing te komen hou<strong>de</strong>n. Behalve<br />
kwetteren<strong>de</strong> vogels viel er echter geen leven<strong>de</strong> ziel te bekennen, en twijfel overviel<br />
<strong>Couperus</strong>. Desondanks <strong>de</strong>ed hij een toezegging. Of het er echter ook werkelijk van<br />
gekomen is, wordt uit zijn verslag over <strong>de</strong>ze Drentse dagen niet dui<strong>de</strong>lijk. 55<br />
Hij nam <strong>de</strong> trein terug naar het Gooi. In Laren hoopte hij zijn verjaardag te vieren.<br />
Ditmaal nam hij <strong>voor</strong> tien dagen zijn intrek in hotel Hamdorff. Henri van Booven<br />
heeft hem daar op <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> juni opgezocht om hem, zij het dan een dag te laat, alsnog<br />
te feliciteren. Van Booven gewaagt<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
539<br />
van een feestelijke stemming: 56 ‘Het was een prachtige, warme dag en wij wer<strong>de</strong>n<br />
ontvangen op het balcon <strong>voor</strong> zijn kamers met het uitzicht naar het vijvertje en <strong>de</strong>n<br />
frisschen overvloed van het jonge groen in het hooge geboomte dat eenige jaren later<br />
geveld zou wor<strong>de</strong>n.’ Ietwat cynisch <strong>de</strong>elt Van Booven mee dat <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r<br />
keuvel<strong>de</strong> ‘over verliefdheid, huwelijk, echtscheiding en vereenzaming, <strong>de</strong> peryckelen<br />
van <strong>de</strong> houwelijken staat in het algemeen, waarme<strong>de</strong> hij ons buitengewoon<br />
vermaakte.’ - <strong>Couperus</strong> is tot 19 Juni in Laren gebleven. Al die tijd verscheen<br />
regelmatig ie<strong>de</strong>re zondag een aflevering van De verlief<strong>de</strong> ezel in <strong>de</strong> courant. Waar<br />
hij ook was, hij verstond <strong>de</strong> kunst zich geheel van zijn omgeving af te zon<strong>de</strong>ren en<br />
zich met weergaloze discipline te wij<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> taak die hij nu eenmaal op zich<br />
genomen had.<br />
<strong>Een</strong>maal terug in Den Haag moest hij zich weer bezighou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ls van<br />
zijn versprei<strong>de</strong> schetsen, die Veen bezig was <strong>voor</strong> uitgave gereed te maken. Hoe<br />
weinig <strong>Couperus</strong> zich in wezen niet alleen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>ls maar zelfs <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
titels ervan was gaan interesseren, blijkt uit één klein zinnetje: 57 ‘Ik vind nergens <strong>de</strong><br />
proeven van <strong>de</strong>n bun<strong>de</strong>l <strong>de</strong>r fantastische verhalen (ik noem<strong>de</strong> die geloof ik Legen<strong>de</strong>,<br />
Mythe en Fantazie).’ Omdat het misschien nog weer wat extra's in het laatje zou<br />
brengen, vroeg hij Veen wel: 58 ‘Heb je lust in een of twee <strong>de</strong>eltjes Epigrammen,<br />
overdruk uit <strong>de</strong> Haagsche Post; kleine boekjes met heel korte schetsjes (ik weet niet<br />
of je ze gelezen hebt). Dan zal ik je ze zen<strong>de</strong>n en moet je maar eens zien wat je er<br />
<strong>voor</strong> geven kunt.’ Veen reageer<strong>de</strong> negatief. Schamper antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>: 59<br />
‘Vergeef me, dat ik je lastig viel met die Epigrammen. Tal van H.P.-lezers hebben<br />
mij gevraagd en geschreven ze in een klein boekje uit te geven en daarom dacht ik<br />
dit te doen. Maar je zal wel gelijk hebben: ik word ook ie<strong>de</strong>ren dag onverkoopbaar<strong>de</strong>r.<br />
Hoewel drie uitgevers op dit oogenblik ambieêren De Verlief<strong>de</strong> Ezel uit te geven,<br />
die in Het Va<strong>de</strong>rland verscheen.’<br />
De reeks feuilletons waarin <strong>de</strong> roman ver<strong>de</strong>eld was, liep juist af. 60 Vreemd moet<br />
Veen een halfjaar later wel opgekeken hebben, toen <strong>Couperus</strong> hem, hoed in <strong>de</strong> hand,<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> brief schreef: 61 ‘Amice. Ik kom bij je met het volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stel. Zoû je<br />
dit jaar willen uitgeven De Verlief<strong>de</strong> Ezel, (in Het Va<strong>de</strong>rland verschenen.) De grootte<br />
is 20 feuilletons van ± 7 à 8 kolommen; dat wordt ± 200 bladzij<strong>de</strong>n druks boek. Als<br />
honorarium vraag ik: ƒ 1500,- en behoud van auteursrecht <strong>voor</strong> volgen<strong>de</strong> uitgaven.<br />
Tevens recht zelve een eenvoudig smaakvol bandje en omslag te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
540<br />
kiezen. Mijn neef, Mr. Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die <strong>de</strong>n laatsten tijd mijn litterair-finantieele<br />
zaken <strong>de</strong>ed, gaat naar Amerika. Daarom schrijf ik je zelve, ook uit ou<strong>de</strong> relatie.’ -<br />
Maar ook dit boek heeft Veen, die het gevraag<strong>de</strong> honorarium ongetwijfeld te hoog<br />
vond, niet genomen. De verlief<strong>de</strong> ezel is, evenals De komedianten, uitein<strong>de</strong>lijk door<br />
Nijgh & Van Ditmar uitgegeven.<br />
Dr. R. van <strong>de</strong>r Paardt, Apuleiuskenner bij uitstek, heeft - na Theo Bogaerts en<br />
Elisabeth Visser 62 - in een essay over De verlief<strong>de</strong> ezel er nog eens op gewezen dat<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> Metamorfosen van Apuleius al in 1897 gekend moet hebben, niet alleen<br />
gezien <strong>de</strong> titel van zijn eigen roman Metamorfoze maar ook vanwege Psyche, ‘dat<br />
door zijn motiefontlening en taalkunst rechtstreeks naar <strong>de</strong> “woordjongleur” Apuleius<br />
verwijst’. 63 (Waarschijnlijk las <strong>Couperus</strong> in De Nieuwe Gids van 1894 Hein Boekens<br />
vertaling.) Terecht herinner<strong>de</strong> hij er aan dat niet alleen <strong>Couperus</strong>' Psyche sterk<br />
autobiografisch getint is, maar dat reeds <strong>de</strong> Psyche uit <strong>de</strong> Apuleiustekst beschouwd<br />
mag wor<strong>de</strong>n als een ‘Apuleius in travestie’. De verlief<strong>de</strong> ezel staat echter nog veel<br />
dichter bij het antieke <strong>voor</strong>beeld. In een <strong>voor</strong>re<strong>de</strong> heeft <strong>Couperus</strong> daar zelf ook <strong>de</strong><br />
nadruk op gelegd: ‘... het motief steel ik er<strong>voor</strong> uit Apuleius' Gou<strong>de</strong>n Ezel...’ Het<br />
resultaat noemt Van <strong>de</strong>r Paardt ‘een luchthartig werkje met weinig diepgang, wel<br />
vaardig geschreven, die indruk krijgt men bij <strong>de</strong> lectuur’. <strong>Een</strong> mening waar weinig<br />
op valt af te dingen.<br />
Ook bij <strong>Couperus</strong> gaat het om een jongeman die op reis door Thessalië ten gevolge<br />
van hekserij in een ezel veran<strong>de</strong>rt en bepaal<strong>de</strong> bloemen moet eten om weer onttoverd<br />
te raken. Bij Apuleius wordt hij tenslotte ingewijd in <strong>de</strong> mysteriën van Isis, bij<br />
<strong>Couperus</strong> in die van Eleusis. Maar waar <strong>de</strong> ik-figuur van het Latijnse <strong>voor</strong>beeld een<br />
ware louteringstocht beleeft, lijkt het bij <strong>Couperus</strong> eer<strong>de</strong>r om een tamelijk luchtige<br />
lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis te gaan. Dat was ook <strong>de</strong> bedoeling van <strong>Couperus</strong> zelf, die in zijn<br />
<strong>voor</strong>woord <strong>de</strong> lezer toesprak met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik hoop, dat ge mijn poging u iets<br />
an<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> te zetten dan novellistisch opgevatte mo<strong>de</strong>rne oorlogsberichten zult<br />
waar<strong>de</strong>ren en tevens goedkeuren, dat wij alle, eenmaal onvermij<strong>de</strong>lijk geachte, dingen<br />
als naturalisme, realisme, symbolisme, psychologie over boord gooien en samen<br />
zwelgen zullen in <strong>de</strong> meest antieke onwaarschijnlijkheid, die een mo<strong>de</strong>rn<br />
romanschrijver [...] kan verzinnen.’ - Toch, zo heeft Van <strong>de</strong>r Paardt aangetoond, is<br />
er nog iets meer aan <strong>de</strong> hand. Bij analyse blijkt bij <strong>Couperus</strong>, evenals bij Apuleius,<br />
<strong>de</strong> ik-figuur<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
541<br />
zich te ontwikkelen tot iemand die leert <strong>de</strong> platonische lief<strong>de</strong> te verkiezen boven <strong>de</strong><br />
zinnelijk erotische. De conclusie mag dus in<strong>de</strong>rdaad getrokken wor<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong><br />
in Apuleius een zielsverwant heeft ont<strong>de</strong>kt, om naar diens <strong>voor</strong>beeld het zoveelste<br />
eigen, verhul<strong>de</strong> zelfportret te schil<strong>de</strong>ren.<br />
Die hele zomer van 1917 bleef <strong>Couperus</strong> hard aan het werk. Hij kwam tot weinig<br />
an<strong>de</strong>re dingen, zelfs niet tot het afleggen van bezoeken. Aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t -<br />
in Italiaanse tij<strong>de</strong>n eenmaal ‘vriend Jan’ - schreef hij op 12 augustus: 64 ‘Ik heb geen<br />
excuses om me te verontschuldigen, dat ik nog niet bij je geweest ben. De eenige<br />
re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong>, waarom ik bij zoo vele verwanten en vrien<strong>de</strong>n niet kom. Indolentie<br />
en niet tot iets kunnen komen. Ik leef als een kluizenaar en werk, werk, werk. Dat is<br />
om het leven door te komen en te vergeten... Dus... geen excuses.’ De paradox wordt<br />
hier nog weer eens heel dui<strong>de</strong>lijk. Indolentie, niet tot iets kunnen komen, stond <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong> gelijk met: rustig zitten schrijven en lezen, zich escapistisch terugtrekken<br />
en dat wat hij <strong>de</strong> kraken<strong>de</strong> wereld placht te noemen, rustig in zijn voegen laten kraken.<br />
Wat hem er toe gebracht heeft zich na <strong>de</strong> vlotte Apuleius met een zo moeilijke<br />
schrijver als Pindarus bezig te gaan hou<strong>de</strong>n, is niet zon<strong>de</strong>r meer dui<strong>de</strong>lijk. Men krijgt<br />
<strong>de</strong> indruk dat hij, met het zich steeds langer <strong>voor</strong>tslepen van <strong>de</strong> oorlogsjaren, zijn<br />
heil steeds meer in <strong>de</strong> antieke literatuur heeft gezocht. De eigentijdse Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
letterkun<strong>de</strong> interesseer<strong>de</strong> hem nauwelijks. Dat is ook niet verwon<strong>de</strong>rlijk. In alle<br />
prozagenres ontmoette hij min<strong>de</strong>r talent dan hij zelf had.<br />
Na een kort intermezzo - gewijd aan Attiln en <strong>de</strong> Hunnen, 65 waarover <strong>Couperus</strong><br />
een opstel in twee <strong>de</strong>len <strong>voor</strong> Het Va<strong>de</strong>rland schreef; wil<strong>de</strong> hij met zijn Attila, ‘<strong>de</strong><br />
ongevoelige Hun <strong>de</strong>r Hunnen’, verwijzen naar <strong>de</strong> Duitse keizer, zoals Xerxes dat in<br />
<strong>de</strong> ogen van zijn tijdgenoten een jaar later eveneens zou doen? - begon hij aan De<br />
o<strong>de</strong>, gedateerd oktober 1917 en in januari 1918 gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland 66<br />
(in oktober 1918 door Nijgh & Van Ditmar afzon<strong>de</strong>rlijk gedrukt en in tweehon<strong>de</strong>rd<br />
vijftig door <strong>Couperus</strong> gesigneer<strong>de</strong> exemplaren uitgegeven).<br />
Centraal in dit laatste verhaal staat Pindarus' <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> Olympische O<strong>de</strong>, gericht<br />
tot <strong>de</strong> Olegethi<strong>de</strong> Xenophon, atleet zon<strong>de</strong>r weerga uit Korinthe, die in <strong>de</strong> vijfkamp<br />
(pentathlon) ie<strong>de</strong>reen zou overwinnen. Het motief gaf <strong>Couperus</strong> gelegenheid ook<br />
vijfmaal <strong>de</strong> schoonheid van een atletisch ontwikkeld mannelijk lichaam te bezingen.<br />
Achtergrond vor-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
542<br />
men <strong>de</strong> Olympische Spelen van 464 <strong>voor</strong> Christus. <strong>Couperus</strong> heeft er een<br />
lief<strong>de</strong>sgeschie<strong>de</strong>nis omheen geweven. Hij vertelt hoe <strong>de</strong> Korinthische hetaere<br />
Kallirhoë, verliefd op Xenophon, die zij kent van een uiteraard ietwat dubieus<br />
feestmaal, zich als jongen verkleedt om hem te zien zegevieren. Zij verkeert namelijk<br />
in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat vrouwen niet wor<strong>de</strong>n toegelaten. <strong>Een</strong> hoogtepunt vormt<br />
het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> al wat ou<strong>de</strong>re dichter Pindarus. Als een door ie<strong>de</strong>reen geëer<strong>de</strong><br />
dichtervorst zingt hij Xenophon zijn overwinningso<strong>de</strong> toe. Aan het slot maakt<br />
Kallirhoe een amoureus afspraakje met <strong>de</strong> held van die dag: Xenophon.<br />
Hoewel het verhaal antiquarisch wat rammelt - Bogaerts wees er al op dat <strong>de</strong><br />
ongehuw<strong>de</strong> Kallirhoë zich helemaal niet had hoeven te vermommen (maar dan had<br />
<strong>Couperus</strong> zijn androgyne toets gemist); 67 Pindarus kan <strong>de</strong> o<strong>de</strong> niet op het feest zelf<br />
gedicht hebben (maar dan had <strong>Couperus</strong> een dramatisch hoogtepunt moeten laten<br />
schieten) -, heeft het een zekere naïeve bekoorlijkheid. Dit ondanks het feit dat het<br />
te hellenistisch van sfeer is en daarmee te dicht in <strong>de</strong> buurt komt van, bij <strong>voor</strong>beeld,<br />
Vosmaers Nanno. Naïef is echter misschien niet het juiste woord. <strong>Couperus</strong>' zwierige<br />
beschrijvingen van gespierd en gebronsd manlijk naakt, van een pedofiele toeschouwer<br />
ook die <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> jongen met doorzichtige bedoelingen bena<strong>de</strong>rt, zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
goe<strong>de</strong> verstaan<strong>de</strong>r geraffineerd genoeg. De auteur voel<strong>de</strong> zich in zijn element! De<br />
o<strong>de</strong> is dan ook een klein meesterwerk gewor<strong>de</strong>n, dank zij juist zijn beknoptheid en<br />
ondanks <strong>de</strong> typisch Couperiaanse, hier en daar misschien wat al te zoete snoeperigheid.<br />
Op zoek naar nieuwe on<strong>de</strong>rwerpen, en om zich wat te verstrooien na zoveel klassieke<br />
oudheid, haal<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> op zekere dag zijn Walewein in <strong>de</strong> editie van W.J.A.<br />
Jonckbloet uit <strong>de</strong> kast. Hij begon zich weer eens te verdiepen in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />
literatuurgeschie<strong>de</strong>nis. De gedachte dat <strong>de</strong> stof <strong>voor</strong> een aardige roman hier als het<br />
ware <strong>voor</strong> het grijpen lag, was geen recente ingeving. In zijn <strong>voor</strong>woord bij Het<br />
zweven<strong>de</strong> schaakbord zegt <strong>Couperus</strong> over zichzelf: ‘De he<strong>de</strong>ndaagsche schrijver,<br />
die dit werk, tij<strong>de</strong>ns zijne jaren lang gele<strong>de</strong>ne studiën in <strong>de</strong> Geschie<strong>de</strong>nis onzer<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse Litteratuur bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> en <strong>voor</strong>ts <strong>voor</strong> zijn genoegen herlas, heeft altijd<br />
gemeend: hier is een bron, om eens een eigene schepping uit te doen wellen. En dit<br />
oogenblik is gekomen. Het Zweven<strong>de</strong> Schaakbord is geschreven en... een soort<br />
humoristisch vervolg gewor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>n Mid<strong>de</strong>n-Ne<strong>de</strong>rlandschen roman van Penninc<br />
en Pieter Vostaert. Het Zweven<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
543<br />
Schaakbord vertelt <strong>de</strong> avonturen van rid<strong>de</strong>r Walewein na zijne eerste “queste”, maar<br />
laat eene perio<strong>de</strong> van tien jaren verloopen.’ <strong>Couperus</strong> noem<strong>de</strong> zijn held overigens<br />
Gawein, evenals Walewein afgeleid van, zo zegt hij, <strong>de</strong> Keltische naam Gwalchmai.<br />
Die naam prefereer<strong>de</strong> hij. Wale-wein vond hij iets te slap klinken.<br />
De roman is van 27 oktober 1917 tot 29 juni 1918 in vijfen<strong>de</strong>rtig afleveringen in<br />
<strong>de</strong> Haagsche Post verschenen. Daar <strong>Couperus</strong> na 29 juli 1917 geen feuilletons meer<br />
in Het Va<strong>de</strong>rland heeft gepubliceerd, en na 30 juni evenmin artikelen in <strong>de</strong> Haagsche<br />
Post - op één enkele uitzon<strong>de</strong>ring na 68 - ligt het vermoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat hij al<br />
in <strong>de</strong> zomermaan<strong>de</strong>n van 1917 aan dit ongewone verhaal begonnen is. Of hij in een<br />
later stadium <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgang van het boek, net als bij De verlief<strong>de</strong> ezel, per week heeft<br />
bijgehou<strong>de</strong>n, kan niet meer vastgesteld wor<strong>de</strong>n. Waarschijnlijk is dit echter niet het<br />
geval, omdat <strong>Couperus</strong> in het najaar van 1917, na De o<strong>de</strong> van oktober, alweer een<br />
nieuwe roman in zijn hoofd had. Deze had in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland moeten<br />
verschijnen, maar is zoals wij zullen zien op enkele beginscènes na nooit gerealiseerd.<br />
Wat Het zweven<strong>de</strong> schaakbord betreft - <strong>de</strong> zoveelste historische vrucht van<br />
<strong>Couperus</strong>' hardnekkig escapisme -, het literatuuron<strong>de</strong>rzoek heeft dit boek tot <strong>voor</strong><br />
kort wat verwaarloosd. Karel Aardse heeft er intussen een studie aan gewijd die veel<br />
verhel<strong>de</strong>rt. 69<br />
Hoewel <strong>Couperus</strong> het in <strong>de</strong> eerste plaats geschreven heeft om zijn lezers op luchtige<br />
wijze te vermaken, en daar zelf wat mee te verdienen, blijkt het bij na<strong>de</strong>re<br />
beschouwing niet geheel gespeend te zijn van nevenbedoelingen. Bovendien staat<br />
<strong>de</strong>ze bewerking niet alleen. Aardse wees niet slechts op <strong>de</strong> Walewein in verzen die<br />
G.H. Betz in 1890 publiceer<strong>de</strong> - en die <strong>Couperus</strong> gekend moet hebben; zijn vriend<br />
Pieter <strong>de</strong> Josselin <strong>de</strong> Jong had er illustraties bij gemaakt - maar <strong>voor</strong>al ook op Mark<br />
Twains A Yankee at the Court of King Artur uit 1899. 70 In dit laatste boek gaat het<br />
om een confrontatie van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>leeuwse Arturwereld en <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne tijd. Dat<br />
<strong>Couperus</strong> Mark Twains roman gekend heeft is gezien <strong>de</strong> verwantschap zeer<br />
waarschijnlijk.<br />
<strong>Couperus</strong> blijkt zowel ou<strong>de</strong> als recente bronnen gebruikt te hebben. Enerzijds<br />
bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij van Jacob van Maerlant diens Merlijns boec, en nog meer van<br />
Lo<strong>de</strong>wijk van Velthem het Boec van Coninc Artur. An<strong>de</strong>rzijds documenteer<strong>de</strong> hij<br />
zich met W.J.A. Jonckbloets Walewein-uitgave uit 1846, die hij dus zelf noemt.<br />
Voorts raadpleeg<strong>de</strong> hij diens Geschie<strong>de</strong>nis<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
544<br />
<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>, 1. 71<br />
<strong>Een</strong> analyse leert dat Het zweven<strong>de</strong> schaakbord neerslag is gewor<strong>de</strong>n van een<br />
heimwee naar een tijd die wel <strong>voor</strong>bij is, maar sympathieker was dan het he<strong>de</strong>n. In<br />
<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van Aardse: men begreep anno 1917 72 ‘dat een tijd die bepaald wordt<br />
door techniek en wereldoorlogen zó kil en onherbergzaam is gewor<strong>de</strong>n dat men zou<br />
willen vluchten in een queeste als die van Gawein, ook al is er slechts sprake van<br />
een illusie’. Maar, zo gaat Aardse <strong>voor</strong>t, ‘ofschoon die illusie aantrekkelijker is dan<br />
<strong>de</strong> realiteit en gemakkelijk gekoesterd kan wor<strong>de</strong>n, dwingt het boek toch <strong>de</strong> erkenning<br />
van <strong>de</strong>ze realiteit af, want <strong>Couperus</strong> laat <strong>de</strong> koning net als Gawein sterven en sluit<br />
daarmee het tijdperk van won<strong>de</strong>r en avonturen <strong>de</strong>finitief af. Men heeft geen keus, al<br />
zou men an<strong>de</strong>rs willen.’ Het zweven<strong>de</strong> schaakbord blijkt daarmee <strong>de</strong> uitdrukking<br />
van een ambivalente levenshouding te zijn.<br />
Hierin kunnen wij <strong>Couperus</strong> en zijn neiging tot escapisme in<strong>de</strong>rdaad geheel<br />
herkennen. Zelf moet hij aan het boek veel plezier beleefd hebben. Evenals De<br />
verlief<strong>de</strong> ezel heeft hij het uit afzon<strong>de</strong>rlijke eenhe<strong>de</strong>n samengesteld, niet op eigen<br />
instigatie overigens. De Haagsche Post verklaar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> lancering ervan op 20<br />
oktober 1917, 73 ‘dat wij [lees: Van Oss] <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong> hebben verzocht zijn<br />
roman, die ongeveer een half jaar zal loopen, zóó in te <strong>de</strong>elen, dat het elke week te<br />
plaatsen hoofdstuk, ofschoon on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van één geheel, toch absoluut op zich zelf<br />
staat’.<br />
<strong>Een</strong> eclatant succes lijkt <strong>de</strong> roman niet onmid<strong>de</strong>llijk beschoren te zijn geweest.<br />
Het heeft tot 1922 geduurd eer een uitgever het aandurf<strong>de</strong> - <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> in<br />
dit geval - er een boekuitgave van op <strong>de</strong> markt te brengen. Merkwaardig genoeg lag<br />
dat in Duitsland an<strong>de</strong>rs. Daar is een vertaling ervan al in 1921 als boek verschenen.<br />
Escapisme of niet, <strong>Couperus</strong> volg<strong>de</strong> natuurlijk net als ie<strong>de</strong>reen <strong>de</strong><br />
oorlogsontwikkelingen dagelijks op <strong>de</strong> voet. Eind oktober werd <strong>de</strong> slag bij Caporetto<br />
geleverd, die <strong>voor</strong> Italië rampzalig verliep. Duitse divisies braken door <strong>de</strong> Italiaanse<br />
stellingen in <strong>de</strong> Julische Alpen. Duitsland viel aan in het dal van Tolmein en drong<br />
tot diep in het Venetische gebied door. Driehon<strong>de</strong>rdduizend Italianen wer<strong>de</strong>n<br />
krijgsgevangen gemaakt. Het leger verloor drieduizend stuks geschut en werd<br />
ternauwernood gered door het ingrijpen van geallieer<strong>de</strong> divisies. De Italianen trokken<br />
zich terug op <strong>de</strong> Piave, waar zij, gesteund door Franse en Engelse troepen, stand<br />
hiel<strong>de</strong>n.<br />
Dit alles liet <strong>Couperus</strong> niet onberoerd. Hij schreef Emma Garzes een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
545<br />
klein, briefje: 74 ‘Se<strong>de</strong>rt het eind van <strong>de</strong> vorige maand leven wij met U mee, wij <strong>de</strong>len<br />
al Uw angsten maar ook al Uw gevoelens van hoop. En <strong>de</strong> angsten zullen even<br />
<strong>voor</strong>bijgaand zijn als <strong>de</strong> hoop onwankelbaar blijft. Hecht geloof aan onze grote lief<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> het dierbare Va<strong>de</strong>rland, <strong>voor</strong> ons Italië, en geloof mij, al onze vriendschap.<br />
Bettina, <strong>Louis</strong>.’<br />
<strong>Couperus</strong>' gedachten verwijl<strong>de</strong>n vaker bij zijn Italiaanse kennissen dan <strong>de</strong> schaarse<br />
brieven aan Emma Garzes die bewaard zijn gebleven misschien doen veron<strong>de</strong>rstellen.<br />
Zijn onvoltooi<strong>de</strong> roman, begonnen in <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> tijd, kan hiervan getuigen.<br />
Eindnoten:<br />
1 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), passim.<br />
2 ‘Op <strong>de</strong> anonymi’ (H.P. 17 maart 1917), in Proza III, 208-212; 211.<br />
3 H.P. 6, 13, 20, 27 mei; 3, 10, 17 juni (1916). In Proza II, 168-170; 144-146; 204-206; 236-237;<br />
234-235; 62-64; 113-115. - Erbe, Nag. werk, 151-153.<br />
4 Begonnen in H.P. 24 Juni 1916 en geëindigd 17 maart 1917. Verzameld in Proza II en III. Eerst<br />
kort gele<strong>de</strong>n gebun<strong>de</strong>ld, door Marijke Stapert-Eggen: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Epigrammen (1982),<br />
met 130-136 een overzicht van <strong>de</strong> nrs. H.P. en <strong>de</strong> blz. Proza.<br />
5 ‘Epigrafische inleiding’ (H.P. 24 juni 1916), in Proza II, 24-26.<br />
6 Ed. R. Breugelmans: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Tussen Alexandrië en Lon<strong>de</strong>n (1985), 166.<br />
7 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
8 ‘Plautus' Menaechmi’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XIV (1916), II, 62-65), in Erbe, Nag. werk, 161-163.<br />
Zie over <strong>de</strong> vertaling uitvoerig R.Th. van <strong>de</strong>r Paardt, in zijn nawoord bij <strong>de</strong> heruitgave (1982),<br />
106-108.<br />
9 Erbe, Nag. werk, 161.<br />
10 ‘Inleiding tot <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen van De Tweelingbroe<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> jambische bewerking van Plautus'<br />
Menaechmi’ (Van. 23 en. 30 <strong>de</strong>cember 1916), in Erbe, Nag. werk, 164-173.<br />
11 ‘Kind-van-zijn-tijd’ (H.P. 12. augustus 1916), in Proza III, 20-22; 22.<br />
12 ‘Larense manieën’ (H.P. 14 oktober 1916), in Proza III, 146-147.<br />
13 Vrien<strong>de</strong>lijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw N.L. Eisenhardt-Hobbel, in een brief d.d. 22 januari<br />
1982.<br />
14 Zie noot 12.<br />
15 F.L. Bastet, ‘Van lief<strong>de</strong> en vriendschap en <strong>de</strong> poezen die <strong>voor</strong>bij gaan’, in NRC-Han<strong>de</strong>lsblad<br />
(1982), 15 april, achterpagina.<br />
16 V. Booven, Leven, 73, 82; 38. Hij noemt haar mislei<strong>de</strong>nd ‘mevrouw S.’. Maar in <strong>de</strong> jaren dat<br />
zij naast <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> woon<strong>de</strong>, heette zij mevrouw Van <strong>de</strong>n Tol-Slicher. Zij is geboren<br />
in 1867 en was dus even oud als Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud. Haar ex-echtgenoot was drie jaar<br />
ou<strong>de</strong>r, dat wil zeggen, een jaar jonger dan <strong>Couperus</strong>.<br />
17 Surinamestraat 22. Dit huis is gebouwd na het <strong>Couperus</strong>huis (20).<br />
18 Zie over haar Ruth Wolf, Van alles het mid<strong>de</strong>lpunt (1980), met ou<strong>de</strong>re literatuur (247-251). Zie<br />
over J.C. van <strong>de</strong>n Tol: Nop Maas, Marcellus Emants. Aantekeningen (1985; Achter het Boek<br />
20, 1-3), 28, 94, 102, 341, 352, 354, 374.<br />
19 De Rotterdamsche Dameskroniek (1916), 4 november.<br />
20 A. Roland Holst, Ik herinner mij (1981), 55-56.<br />
21 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 200.<br />
22 Brief in particulier bezit, mij vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage gegeven door ir. G. Aletrino.<br />
23 Paradijzen II, 33-34 nr. 37.<br />
24 Amice, 197 nr. 586.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 192 nr. 582.<br />
26 ‘Onze boeken’ (H.P. 16 <strong>de</strong>cember 1916), in Proza II, 171-172; 172.<br />
27 Zie noot 25.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
28 Zie vijf<strong>de</strong> hoofdstuk, 3, noot 47.<br />
29 Proza I, 298.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 303.<br />
31 <strong>Couperus</strong> gun<strong>de</strong> zich zel<strong>de</strong>n tijd <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re dingen. Op 24 <strong>de</strong>cember 1916 leen<strong>de</strong> hij wel zijn<br />
naam <strong>voor</strong> een comité dat een huldiging van Emile Verhaeren <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>, maar op 2 mei<br />
1917 liet hij Leo van Puyvel<strong>de</strong> weten: ‘Tot mijn leedwezen is het mij niet mogelijk geweest <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>bereidingen <strong>de</strong>r Huldiging van Emile Verhaeren te volgen. Eveneens spijt het mij zéer <strong>de</strong><br />
Voorstelling in <strong>de</strong>n Koninklijken Schouwburg niet bij te kunnen wonen. Ontvang, met mijn<br />
beste wenschen <strong>voor</strong> het slagen van <strong>de</strong>n Huldigingsavond, mijne oprechte verontschuldigingen.’<br />
(Brieven in het Archief en Museum <strong>voor</strong> het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen. Met vrien<strong>de</strong>lijke<br />
dank aan L. Simons.)<br />
32 Maatstaf II (1963), 221 nr. 88.<br />
33 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 355-356.<br />
34 V. Booven, Leven, 232.<br />
35 I<strong>de</strong>m, 227.<br />
36 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 229, 354.<br />
37 ‘<strong>Een</strong> praatje met mijn lezer’ (H.P. 3 maart 1917), in Erbe, Nag. werk, 154-155.<br />
38 Erbe, Nag. werk., 155.<br />
39 G.H.'s-Gravesan<strong>de</strong>, in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 24 augustus. <strong>Couperus</strong>' brief dateert waarschijnlijk<br />
van 13 februari 1917.<br />
40 4 maart 1917. Het laatste hoofdstuk verscheen op 15 juli 1917.<br />
41 Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 8 juni.<br />
42 Zie noot 2.<br />
43 De Schakelaar 5 nr.20 (27 juni 1931), 5.<br />
44 Proza in, 208.<br />
45 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 34.<br />
46 Aan mr. M.I. Duparc, die hem een bewon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brief had geschreven, antwoord<strong>de</strong> hij d.d. 21<br />
maart 1917: ‘Uw zoo spontaan en vrien<strong>de</strong>lijk woord van waar<strong>de</strong>ring over De Komedianten -<br />
een boek, dat ook mij zéer lief is - heeft mij bizon<strong>de</strong>r veel genoegen gedaan. Ik hoop van harte,<br />
dat het vervolg U ook moge boeien’. Brief in particulier bezit.<br />
47 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 18 juli.<br />
48 Amice, 198 nr.588.<br />
49 De Amsterdammer (1917), 1 <strong>de</strong>cember.<br />
50 Proza I, 275.<br />
51 Propria Cures (1917), 1 <strong>de</strong>cember.<br />
52 De Nieuwe Courant (1917), 18 november.<br />
53 Particuliere brief d.d. 31 mei 1981. Met vrien<strong>de</strong>lijke dank aan <strong>de</strong> heer A.H. Luijdjens <strong>voor</strong> zijn<br />
toestemming <strong>de</strong>ze passage over te nemen.<br />
54 V. Booven, Lenen, 228.<br />
55 ‘Buiten’ (H.P. 23 juni 1917), in Erbe, Nag. werk, 159-160.<br />
56 V. Booven, Leven, 228-229.<br />
57 Amice, 199 nr.591. Zie ook 202 nr.597, waar hij zich n.b. zelf in <strong>de</strong> titel vergist en spreekt van<br />
‘Mythe, Legen<strong>de</strong> en Fantazie’.<br />
58 I<strong>de</strong>m, 200 nr. 592.<br />
59 I<strong>de</strong>m, 200 nr. 593.<br />
60 15 juli 1917.<br />
61 Amice, 206 nr.602.<br />
62 Dr. Theo Bogaerts, De antieke wereld van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1969). 24 e.v. - Dr. R.Th. van <strong>de</strong>r<br />
Paar<strong>de</strong>, ‘Asinina’, in Hermeneus 46 (1974-1975), 335-338. - Dr. Elizabeth Visser, ‘<strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> and Apuleius’, in B.L.Hijmans and R.Th. van <strong>de</strong>r Paardt, Aspects of Apuleius' Gol<strong>de</strong>n<br />
Ass (1978), 239 e.v. - Rudi van <strong>de</strong>r Paardt. ‘Sporen van <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n ezel in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Letterkun<strong>de</strong>’, in Maatstaf 29 (1981), 5, 9 e.v. - I<strong>de</strong>m, Antieke motieven in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse Letterkun<strong>de</strong> (1982), 11-28.<br />
63 Van <strong>de</strong>r Paardt (1982), 23.<br />
64 Maatstaf II (1963), 176 nr.30.<br />
65 ‘Attila en <strong>de</strong> Hunnen’ (Vad. 22 en 29 juli 1917), in Proza I, 257-266.<br />
66 ‘De o<strong>de</strong>’, in Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 43 e.v.<br />
67 Bogaerts, Antieke wereld, 53.<br />
68 ‘Hooikist-idylle of het i<strong>de</strong>e van <strong>de</strong>n Kolonel’ (H.P. 13 oktober 1917), in Proza III, 119-126.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
69 Karel Aardse, ‘<strong>Couperus</strong> te Camelot’, in Literatuur I (1984), 84/3, mei-juni, 120-128.<br />
70 I<strong>de</strong>m, 120.<br />
71 I<strong>de</strong>m, 123-124.<br />
72 I<strong>de</strong>m, 126.<br />
73 I<strong>de</strong>m, 127.<br />
74 Paradijzen II, 34 nr.38.<br />
V [1917-1918]<br />
In <strong>de</strong> nummers januari en februari 1918 kondig<strong>de</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland op <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong><br />
van het omslag aan dat in <strong>de</strong> nieuwe jaargang een roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou<br />
verschijnen, Zijn aangenomen zoon. 1 Meer dan twee korte hoofdstukken heeft hij er<br />
echter niet van geschreven. Het fragment breekt plotseling af. Pas enkele jaren gele<strong>de</strong>n<br />
is het tussen zijn nagelaten papieren teruggevon<strong>de</strong>n. Dit begin speelt in november<br />
1917. Men moet wel aannemen dat het toen ook ontstaan is, want het januarinummer<br />
van het tijdschrift moest natuurlijk geruime tijd van tevoren wor<strong>de</strong>n geredigeerd.<br />
Het i<strong>de</strong>e van het boek, dat een eigentijdse roman had moeten wor<strong>de</strong>n, kan dus in <strong>de</strong><br />
herfst van 1917 bij hem opgekomen zijn, misschien door herlezing van Eline Vere,<br />
waar Elisabeth in dat jaar een toneelstuk uit ‘getrokken’ heeft, zoals zij dat placht te<br />
noemen. Deze toneelbewerking is in januari 1918 als dramatisch bijvoegsel van<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. 2 Eline Vere zou in oktober 1918 wor<strong>de</strong>n opgevoerd<br />
door het Hofstad Tooneel, in het Theater Verka<strong>de</strong>. 3<br />
Het fragment van Zijn aangenomen zoon is om verschillen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen eigenaardig.<br />
<strong>Een</strong> zekere dr. Eelcoo Eyselius woont op <strong>de</strong> Princessegracht. De man is classicus -<br />
op zijn bureau staat een bronzen Alexan<strong>de</strong>rkop -, hij heeft jaren gele<strong>de</strong>n zelfs een<br />
Leids professoraat in <strong>de</strong> klassieke letteren geweigerd. Nu verwacht hij <strong>de</strong> terugkeer<br />
van zijn aangenomen zoon Durante Duranti uit Lon<strong>de</strong>n. Deze Durante heeft een<br />
militair verlof van drie maan<strong>de</strong>n in Lon<strong>de</strong>n kunnen doorbrengen, waar namelijk een<br />
Italiaanse oom van hem woont. De jongen, drieëntwintig jaar oud, heeft zelf geen<br />
va<strong>de</strong>r meer. Papa is twaalf jaar gele<strong>de</strong>n omgekomen in Amerika...<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
546<br />
hij was een vriend van dr. Eelcoo. De doctor heeft toen diens zoon geadopteerd, en<br />
is zeer aan hem gehecht geraakt. Dat dr. Eelcoo Eyselius nooit een vrouw heeft gehad<br />
is dui<strong>de</strong>lijk. Over zijn <strong>voor</strong>keuren krijgt <strong>de</strong> lezer zelfs in dit stadium al zo zijn<br />
vermoe<strong>de</strong>ns.<br />
Freule Machteld, secretaresse van dr. Eelcoo, typt manuscripten <strong>voor</strong> hem uit,<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een essay over Plinius <strong>de</strong> Jongere. Ja, zij corrigeert zelfs drukproeven<br />
van een artikel over Julianus <strong>de</strong> Afvallige. Durante Duranti is intussen al drie jaar<br />
als huzaar on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wapenen, want <strong>de</strong> gehate wereldoorlog wil maar geen ein<strong>de</strong><br />
nemen. Machteld beweert dat zij niet verliefd op hem is, maar intussen...! - Dr. Eelcoo<br />
lijdt, zoals wij al had<strong>de</strong>n verwacht, vrijwel <strong>voor</strong>tdurend aan <strong>de</strong>pressies. (Daar<br />
tussendoor werkt hij overigens hard.) Hij is namelijk bang dat Durante vroeg of laat<br />
zal trouwen. Bovendien kan hij niet tegen <strong>de</strong> oorlog, en hij heeft schoon genoeg van<br />
wat hij noemt - hoe zou het an<strong>de</strong>rs kunnen - <strong>de</strong> ‘kraken<strong>de</strong> aar<strong>de</strong>’. - Cetera <strong>de</strong>sunt.<br />
Omdat Groot-Ne<strong>de</strong>rland echter een roman had aangekondigd, zag <strong>Couperus</strong> zich<br />
genoodzaakt naar een nieuw on<strong>de</strong>rwerp uit te zien. Nadat in het januari nummer van<br />
1918 De o<strong>de</strong> was gepubliceerd, in februari en mei gevolgd door <strong>de</strong> verhalen De<br />
tooveressen en De cycloop 4 - geïnspireerd door <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> idylle van<br />
Theokritus - heeft <strong>Couperus</strong> van september af <strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem gereserveer<strong>de</strong> ruimte vier<br />
maan<strong>de</strong>n lang, gevuld met een nergens eer<strong>de</strong>r aangekondig<strong>de</strong>, heel an<strong>de</strong>re roman:<br />
Xerxes. Het zweven<strong>de</strong> schaakbord daargelaten bleef hij dus in <strong>de</strong> klassieke sfeer, en<br />
zag <strong>de</strong>finitief af van zijn contemporaine Haagse roman, waarin zijn zoveelste alter<br />
ego dr. Eelcoo Eyselius kennelijk een belangrijke hoofdrol had moeten spelen.<br />
Wat Xerxes betreft, toevallig kunnen wij vaststellen hoe <strong>Couperus</strong> tot het schrijven<br />
van <strong>de</strong>ze roman gekomen moet zijn. In De Amsterdammer heeft Israël Querido<br />
herinneringen aan <strong>Couperus</strong> opgehaald. 5 Hij vertclt hoe hij op zekere dag zijn Haagse<br />
vriend in Américain ontmoette. <strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> avond tevoren in Amsterdam uit<br />
eigen werk <strong>voor</strong>gelezen. Dit kan <strong>de</strong> lezing van begin februari 1918 geweest zijn,<br />
waar in een brief aan Veen sprake van is. <strong>Een</strong> klein jaar later zou Querido's eigen<br />
boek Koningen verschijnen. Querido wist het nog heel goed: ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> eischte<br />
da<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> ons koekjes op. En <strong>de</strong> zoete knabbelpartij aan twee kanten begon<br />
hartstochtelijk. Wij knabbel<strong>de</strong>n koekjes on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoogste en ernstigste gesprekken<br />
over Italië, over Dante, over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Romeinen en <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
547<br />
ou<strong>de</strong> Grieken. Toen kwam ik vanzelf los over <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Perzen, over Xerxes. over<br />
heel mijn bronnenstudie, over Herodotus' Xerxes, over het gemis aan Perzische, en<br />
over het bezit van half geschon<strong>de</strong>n Grieksche bronnen. <strong>Couperus</strong> geraakte in extase<br />
over mijn <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd werk en over <strong>de</strong> dingen die ik hem verhaal<strong>de</strong> van Koning<br />
Xerxes. Ik vertel<strong>de</strong> hem alles met onbeperkte overgave, van mijn epos uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />
waereld, van mijn werkplannen. Ik wees hem erop, dat ook Flaubert er naar had<br />
gehunkerd dit tijdperk <strong>de</strong>r ou<strong>de</strong> Perzen te mogen beel<strong>de</strong>n, doch dat <strong>de</strong> geweldige<br />
<strong>voor</strong>studiën hem afschrikten. <strong>Couperus</strong> bleek in geestdrift, doch met geen woord<br />
maakte hij melding van het feit, dat hij spoedig een para-phrase van Herodotus'<br />
Xerxes zou geven. Hij vroeg mij dringend ge<strong>de</strong>elten af te staan <strong>voor</strong> Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />
zooals ze waren.’<br />
Niet Querido echter publiceer<strong>de</strong> over Xerxes in het tijdschrift, maar <strong>Couperus</strong><br />
zelf. Het geeft te <strong>de</strong>nken. Was <strong>Couperus</strong> misschien zo zwijgzaam tegenover Querido<br />
omdat hij tot op dat ogenblik nog helemaal niet aan Xerxes zelfs maar gedacht had?<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland zat met een lacune, nu hij Zijn aangenomen zoon intussen als i<strong>de</strong>e<br />
verworpen had. Het ietwat boosaardige vermoe<strong>de</strong>n ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het Querido<br />
is geweest die <strong>Couperus</strong> in alle onschuld dit nieuwe on<strong>de</strong>rwerp aan <strong>de</strong> hand heeft<br />
gedaan. <strong>Couperus</strong> heeft het van zijn Amsterdamse confrater ‘gepikt’.<br />
Boosaardig misschien, <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling, maar niet ongefun<strong>de</strong>erd. Want hoe<br />
vertrouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zelf als waard zijn gasten? Annie Salomons herinnert zich van<br />
een bezoek op <strong>de</strong> Hoogewal: 6 ‘Heel die avond, terwijl hij thee zette (“Ik heb héérlijk<br />
kokend water.”) en ze ronddien<strong>de</strong>, taartjes uitzocht en wijn schonk, hield hij die<br />
lichte, badineren<strong>de</strong> gesprektoon, zeer onhollands maar uiterst boeiend. Hij nestel<strong>de</strong><br />
zich op <strong>de</strong> grond, lenig als een jongen, ofschoon hij toch al over <strong>de</strong> vijftig moet zijn<br />
geweest en men in die tijd veel vroeger oud was dan tegenwoordig; en begon met<br />
een stem, die alle aandacht opeiste, een nieuw gesprek: “Ik ga een roman schrijven.<br />
Ik heb een prachtig on<strong>de</strong>rwerp. Ik zal u vertellen, hoe het is.”<br />
We zaten in gespannen zwijgen, gevangen door <strong>de</strong> ernst van zijn toon. Het vuur<br />
knapte; hij zweeg wel een paar minuten, alsof hij naar een begin zocht. Maar dan<br />
ineens, speels en nukkig als een jong meisje: “Nee, ik vertel het u niet. Ik <strong>de</strong>nk er<br />
niet over. Dan gaat ú het schrijven. Ik vertel het u niet.”’<br />
De re<strong>de</strong>n waarom <strong>Couperus</strong> niet met Zijn aangenomen zoon is doorgegaan zou<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> kunnen zijn. De psychologische familieroman had<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
548<br />
volgens hem geen toekomst meer. Juist in zijn bespreking van Querido's Koningen<br />
schrijft hij dat het er somber uitziet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ‘bourgeoise litteratuur, vol “zielkun<strong>de</strong>”: 7<br />
zij is te gemakkelijk gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>re schrijver of schrijfster met eenig talent,<br />
die een held en een heldin in een min of meer locaal milieu-tje weet te plaatsen en<br />
<strong>de</strong> poppetjes te doen bewegen volgens <strong>de</strong> overbeken<strong>de</strong> truc-jes <strong>de</strong>r litteraire<br />
“psychologie” - die groote trots onzer jeugdige jaren! - <strong>de</strong> schrijverspsychologie, die<br />
leert, dat zij dít zoo “voel<strong>de</strong>” en hij dát zoo “doordacht”, tot zij in elkan<strong>de</strong>rs armen<br />
vallen of dood gaan. Het is allemaal niets meer. Ge moet het zelve hebben door<br />
gemaakt om te bevin<strong>de</strong>n, dat er werkelijk binnen kort een ein<strong>de</strong> aan moet komen.’<br />
Kortom, in Zijn aangenomen zoon liep <strong>Couperus</strong> na ruim elf psychologiseren<strong>de</strong><br />
bladzij<strong>de</strong>n ineens vast. Hij hield er mee op en ging, ditmaal geïnspireerd door Querido,<br />
over op Xerxes.<br />
Wat had het onvoltooi<strong>de</strong> boek moeten wor<strong>de</strong>n? Had Durante Duranti na een paar<br />
hon<strong>de</strong>rd pagina's Machteld ten huwelijk moeten vragen? Of zou Noodlot zich herhalen<br />
in een dubbele zelfmoord? Wij zullen het nooit weten. <strong>Een</strong> happy end ligt echter<br />
meer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dan een tragedie. Het hele verhaal heeft namelijk sterk<br />
autobiografische trekken, <strong>de</strong> inzet <strong>voor</strong>al. Het is in<strong>de</strong>rdaad niet moeilijk in Eelco<br />
Eyselius - die volgens het handschrift eerst Elias had moeten heten, als een broertje<br />
van Eline - veel van <strong>Couperus</strong> zelf te herkennen, die niet min<strong>de</strong>r goed in <strong>de</strong> klassieke<br />
auteurs thuis was. Over Plinius had hij op 20 januari 1917 in Het Va<strong>de</strong>rland<br />
geschreven. 8 Over Julianus <strong>de</strong> Afvallige zou hij in 1919 een opstel in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
publiceren. 9 Het beschreven interieur is een Couperiaans i<strong>de</strong>aal-interieur, met veel<br />
chic en ou<strong>de</strong> dingen ingericht, <strong>de</strong> verarm<strong>de</strong> nicht Bertha herinnert aan Elisabeth. Het<br />
is waar, een pleegzoon had <strong>Couperus</strong> natuurlijk niet, maar zijn negentien jaar jongere<br />
neef mr. François Émile Vlielan<strong>de</strong>r Hein, die hem zoals wij zagen bij herhaling<br />
secretarisdiensten heeft bewezen, had daar toch wel iets van weg. Bij <strong>de</strong> plotselinge<br />
dood van Frans in april 1919 zou <strong>Couperus</strong> over hem treuren als over een eigen zoon.<br />
Aan Veen schreef <strong>Couperus</strong> op 9 januari 1918: 10 ‘Mijn neef, Mr. Vlielan<strong>de</strong>r Hein,<br />
die <strong>de</strong>n laatsten tijd mijn litterair-finantieele zaken <strong>de</strong>ed, gaat naar Amerika.’ Nu is<br />
in Zijn aangenomen zoon weliswaar niet van eenzelf<strong>de</strong> gebeurtenis, maar wel van<br />
een verwante situatie sprake. Wij mogen wel stellen dat, zoals vaak bij <strong>Couperus</strong>, er<br />
genoeg autobiografische elementen in het romanfragment zijn aan te wijzen om ook<br />
<strong>de</strong> nooit neerge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
549<br />
schreven afloop van <strong>de</strong> roman te kunnen <strong>voor</strong>spellen: zoals Frans zijn Maria<br />
Magdalena Müller - beter bekend als <strong>de</strong> actrice Enny Vre<strong>de</strong> - kort <strong>voor</strong> zijn dood als<br />
bruid in <strong>de</strong> armen zou sluiten, 11 zo had waarschijnlijk ook Durance Duranti in <strong>de</strong><br />
loop van het boek zijn Machteld zullen trouwen.<br />
Maar <strong>de</strong> naam Frans dan? zo zal men tegenwerpen. Wat heeft die te maken met<br />
<strong>de</strong> Italiaanse naam Durante Duranti? Niets. En toch is ook <strong>de</strong>ze laatste allerminst<br />
aan <strong>Couperus</strong>' fantasie ontsproten. <strong>Couperus</strong> heeft namelijk in Italië iemand gekend<br />
die letterlijk zo heette. 12 Emma Garzes-Lodomez en haar broer Giulio (Orlando)<br />
had<strong>de</strong>n een tante van moe<strong>de</strong>rs zij<strong>de</strong> die met een Duranti getrouwd was. Deze Rosina<br />
Duranti-Lodomez noem<strong>de</strong> haar zoon Durante. De echte Durante Duranti was dus<br />
een neef van Emma en Giulio. Qua generatie ston<strong>de</strong>n zij op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn. De vrome<br />
man, in 1865 geboren, is nooit getrouwd. Hij woon<strong>de</strong> later in Torrenieri, aan <strong>de</strong> Via<br />
Cassia. <strong>Couperus</strong> moet hem goed hebben gekend. Durante Duranti <strong>de</strong>ed veel <strong>voor</strong><br />
zijn familie. Het is een sterk getuigenis van <strong>Couperus</strong>' gehechtheid aan zijn Italiaanse<br />
vrien<strong>de</strong>n, dat hij Durantes naam geleend heeft <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>r hoofdfiguren van Zijn<br />
aangenomen zoon. Dat diens va<strong>de</strong>r in Amerika gestorven is, berust natuurlijk geheel<br />
op literaire fictie. Wel ligt hier misschien een verband met Orlando's vertrek, in 1915,<br />
naar Amerika. Ver<strong>de</strong>r kunnen wij echter niet gaan.<br />
Zoals dr. Eelco Eyselius in het onvoltooi<strong>de</strong> verhaal, bleef ook <strong>Couperus</strong> zelf tobben<br />
over <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loze oorlog. Aan freule <strong>Louis</strong>e <strong>de</strong> Ranitz schreef hij met Kerstmis 1917,<br />
in een bedankbrief <strong>voor</strong> een handwerkje dat zij hem geoffreerd had: 13 ‘Mijn vrouw<br />
en ik verzoeken U ons bei<strong>de</strong>r liefste wenschen te ontvangen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze Dagen en<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> Toekomst, die zich met XVIII misschien zal openen met <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n poorten<br />
van Vre<strong>de</strong> - als we niet te optimistiesch zijn.’ Voorlopig was er van vre<strong>de</strong> echter nog<br />
geen sprake.<br />
Dikwijls voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich ziek. De geprikkel<strong>de</strong> toon van zijn brieven aan<br />
Veen lijkt zelfs op overwerktheid te wijzen. <strong>Een</strong> troost bij dit alles was een brief van<br />
dr. W.E.J. Kuiper, die hem in het begin van het nieuwe jaar schreef over De<br />
komedianten en we<strong>de</strong>rom zijn bewon<strong>de</strong>ring uitsprak. <strong>Couperus</strong> reageer<strong>de</strong> dankbaar: 14<br />
‘Vooral Uwe waar<strong>de</strong>ering <strong>voor</strong> mijn twee on<strong>de</strong>ugen<strong>de</strong> bengels <strong>de</strong>ed mij bizon<strong>de</strong>r<br />
veel genoegen. Ik zelve voel ze ook als geslaagd en als absoluut “Romeinsche<br />
Keizerstijd”:<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
550<br />
ze kon<strong>de</strong>n niet nù bestaan en ook niet in welke an<strong>de</strong>re eeuw. En Uwe waar<strong>de</strong>ring en<br />
<strong>de</strong> analyze daarvan bewijst mij, dat ge niet alléen “gestu<strong>de</strong>erd man” en docent zijt<br />
maar ook nog een fijn gevoelig mensch, wiens gemoed ontvankelijk blijft <strong>voor</strong> alles<br />
wat menschelijk is.’ Wel had Kuiper een aantal historische fouten in <strong>de</strong> roman ont<strong>de</strong>kt.<br />
Hij gaf zijn aantekeningen aan <strong>de</strong> schrijver door opdat <strong>de</strong>ze er zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong>el mee kon<br />
doen. Voor zover Kuipers kritische opmerkingen hout sne<strong>de</strong>n en wijzigingen<br />
aangebracht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r dat afbreuk werd gedaan aan het oorspronkelijk<br />
verloop van het verhaal, heeft <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> correcties in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> druk dankbaar<br />
overgenomen. Aan het slot van zijn antwoordbrief aan Kuiper schreef hij: ‘Eigenlijk<br />
is het heerlijk zoo te fantazeeren en zulk een boek te maken... ook al is het maar half<br />
goed. En Uw vrien<strong>de</strong>lijk woord troost mij door te meenen, dat het <strong>voor</strong> 7/8 goed is!<br />
Ik schrijf U wat koortsig en... ondui<strong>de</strong>lijk. Maar dankbaar om en gelukkig door Uw<br />
woord. Ontvang mijn hartelijken dank!’ - Dat <strong>de</strong> roman succes had, blijkt uit wat hij<br />
Veen diezelf<strong>de</strong> dag kon mee<strong>de</strong>len: 15 ‘De Komedianten zijn zéer goed gegaan; <strong>de</strong><br />
prachteditie (van ƒ 25.- het ex:) is zoo goed als uitverkocht.’<br />
Over zijn doen en laten in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van 1918 is weinig bekend. De<br />
Haagsche Post ging door met Het zweven<strong>de</strong> schaakbord en bood dus niet langer<br />
epigrammen of an<strong>de</strong>re stukjes waarin <strong>Couperus</strong> zijn lezers vertel<strong>de</strong> over zijn wel en<br />
wee. Feuilletons in Het Va<strong>de</strong>rland ontbreken in <strong>de</strong>ze tijd eveneens. Brieven aan<br />
Emma Garzes zijn tot <strong>de</strong>cember 1918 niet bewaard gebleven. Wel beschikken wij<br />
over enkele an<strong>de</strong>re epistels. Veel zijn het er echter niet, en <strong>de</strong> inhoud stelt teleur.<br />
Uit een klein briefje aan Leopold Aletrino kunnen wij opmaken dat het <strong>Couperus</strong><br />
naar zijn eigen mening niet erg goed ging. Aletrino was kort tevoren als journalist<br />
van Het Va<strong>de</strong>rland overgestapt naar <strong>de</strong> Nieuwe Rotterdamsche Courant. Op 2 februari<br />
schreef <strong>Couperus</strong> hem: 16 ‘Uw vrien<strong>de</strong>lijk schrijven <strong>de</strong>ed mij veel genoegen, en ik<br />
was verheugd te hooren, dat Uwe nieuwe betrekking U voldoet. Het is ook werkelijk<br />
mijn mening, dat U <strong>de</strong>ze promotie een volle verdient en ik zal pogen geregel<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
“Rotterdammer” te lezen, omdat ik werkelijk wel in Het Va<strong>de</strong>rland Uwe overzichten<br />
mis. Ik zelve ben tegenwoordig in een werklooze perio<strong>de</strong> en dat is niet goed <strong>voor</strong><br />
mij; mijn geest heeft, zon<strong>de</strong>r werk, te veel vrijen tijd om zich over te geven aan <strong>de</strong><br />
melancholie over <strong>de</strong>n eigen tijd. Maar ik heb <strong>de</strong>n laatsten tijd heel veel gewerkt en<br />
moet dus wel eens een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
551<br />
paar maan<strong>de</strong>n stelselmatig niets doen. Probeer mij eens op te zoeken als U in Den<br />
Haag is’.<br />
Ook nu hield <strong>Couperus</strong> soms weer zijn fameuze lezingen. Over een <strong>voor</strong>dracht<br />
gehou<strong>de</strong>n in Diligentia <strong>voor</strong> Oefening kweekt Kennis (bijgenaamd Het Servetje),<br />
schreef een verslaggever van De Nieuwe Courant: 17 ‘Bij <strong>Couperus</strong> zijn versprekingen<br />
hooge, hóóge uitzon<strong>de</strong>ringen. Als een acteur heeft hij ie<strong>de</strong>re passage, elk gebaar, in<br />
studie genomen. Slechts <strong>de</strong> rijk-bering<strong>de</strong> linkerhand zorgt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoognoodige<br />
gestes - teekenen<strong>de</strong>, gracieuse, expressieve bewegingen, die toch niet hin<strong>de</strong>ren, niet<br />
aflei<strong>de</strong>n. De rechterhand houdt het boek, - luchtig, bevallig; maakt in volkomen<br />
harmonie <strong>de</strong> soepele wendingen van dat nog zoo lenige, slanke lichaam mee [...].<br />
Wijd zwaait hij <strong>de</strong>n arm soms uit - het witte bandje met <strong>de</strong> waaien<strong>de</strong> witte<br />
bladwijzerlinten is dan ver van het gezicht verwij<strong>de</strong>rd, doch <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>clameert<br />
vóórt, zon<strong>de</strong>r aarzeling, en zon<strong>de</strong>r een spoor van waar-was'k-ook-weer vangen zijn<br />
oogen het woord waar hij aan toè is. <strong>Couperus</strong> is eenvóudiger gewor<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong><br />
tijdsomstandighe<strong>de</strong>n? Gisteravond stond hij naast het rooië tafeltje, dat alle<br />
Diligentia-conferenciers tot hun beschikking krijgen. Geen gebeeldhouw<strong>de</strong> fauteuil,<br />
geen wit rok-vest (<strong>de</strong> crisis in het wasscherij-bedrijf?), geen kostbre bloemvaas. Wel<br />
bloémen. <strong>Een</strong> prachtige ruiker seringen. Wèl het verzorg<strong>de</strong> uiterlijk, <strong>de</strong> frac met<br />
gitknoopen, het coquet zij<strong>de</strong>n zakdoekje, <strong>de</strong> fonklen<strong>de</strong> vingertooi, <strong>de</strong> schattige<br />
schoentjes...’<br />
<strong>Een</strong> zware slag heeft <strong>Couperus</strong> op 5 mei 1918 getroffen. Te Scheveningen,<br />
Stevinstraat 181, overleed toen namelijk zijn zuster Trudy. Met haar had hij zich<br />
altijd het nauwst persoonlijk verbon<strong>de</strong>n geweten van al zijn broers en zusters. Zij<br />
stierf op <strong>de</strong> leeftijd van nog geen tweeënzestig jaar. Haar echtgenoot, Gerard <strong>de</strong> la<br />
Valette, zou haar slechts vier jaar overleven. 18 - Naar <strong>Couperus</strong>' emoties kunnen wij<br />
alleen maar ra<strong>de</strong>n. Van heel het grote gezin <strong>Couperus</strong> waren behalve hijzelf nu alleen<br />
nog maar zijn ongeneeslijk krankzinnige oudste broer Petrus Theodorus, zijn oudste<br />
zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein en <strong>voor</strong>ts John Ricus junior in leven.<br />
Als altijd heeft <strong>Couperus</strong> troost moeten zien te vin<strong>de</strong>n in zijn werk. Regelmatig<br />
moest hij zijn taak als redactielid van Groot-Ne<strong>de</strong>rland vervullen. Hij <strong>de</strong>ed dit<br />
blijkbaar tot tevre<strong>de</strong>nheid van <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re redactiele<strong>de</strong>n, Buysse en Coenen, <strong>de</strong><br />
ontroeren<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in aanmerking genomen die ze na zijn dood aan hem zou<strong>de</strong>n<br />
wij<strong>de</strong>n. Veel over zijn werkzaamhe<strong>de</strong>n weten wij niet. Wel is er een bijzon<strong>de</strong>r aardige<br />
brief bewaard,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
552<br />
gericht aan <strong>de</strong> toen nog onbeken<strong>de</strong> letterkundige Charles van Iersel, die in 1919 Het<br />
gou<strong>de</strong>n droomschip zou schrijven. Het is een aansporing om door te gaan met werken,<br />
maar dan wel op een betere manier! Wat <strong>Couperus</strong> daaron<strong>de</strong>r verstond, blijkt uit <strong>de</strong><br />
inhoud: 19 ‘Zeer geachte Heer. Ik las met belangstelling <strong>de</strong> novelle, die U mij zondt.<br />
Er is wor<strong>de</strong>nd talent van schrijven in en <strong>de</strong> schrijver-mag ik maar even van “<strong>de</strong><br />
schrijver” spreken, ook tot Uzelven-schijnt mij iemand, die hartstocht heeft <strong>voor</strong><br />
litteraire kunst, om die te genieten van an<strong>de</strong>ren en zelve te maken. Goed litterair<br />
werk is <strong>de</strong>ze novelle echter nog niet en wel omdat <strong>de</strong> schrijver alle zelfbeheersching<br />
en maat mist. Er is te veel en het is te vol in zijn geest en <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n stapelen zich<br />
tot woor<strong>de</strong>nmassa's, die niet tot beheerschte kunst wor<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> fout, niet om wanhopig<br />
over te wor<strong>de</strong>n en een goe<strong>de</strong> fout <strong>voor</strong> een beginner. Ikzelve, geloof ik, maakte<br />
vroeger die zelf<strong>de</strong> fout.<br />
Ook is <strong>de</strong> compozitie niet goed: als men het twee<strong>de</strong> hoofdstuk begint te lezen,<br />
meent men iets geheel op zich zelf staands <strong>voor</strong> zich te krijgen: een twee<strong>de</strong> novelle.<br />
Goed zijn: <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>n schil<strong>de</strong>r; <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man als karakterizeering. Mocht<br />
U <strong>de</strong> novelle willen omwerken (ik zelve werkte nooit om en schreef liever iets an<strong>de</strong>rs),<br />
dan zou ik U aanra<strong>de</strong>n: met zelfverloochening en zelfbeheersching schrappen en<br />
verlichten. Onnoodige beschrijvingen, uitweidingen, en tal van adjectieven. De<br />
novelle tot een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> terug brengen. Zoo kan zij in emotie winnen en klaar<strong>de</strong>re kunst<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Wil U zelve eens aankomen om <strong>de</strong> novelle terug te halen, dan zal ik U gaarne<br />
Woensdag, om half vijf, even wachten en gaarne wat met U praten.’<br />
In zijn redactionele bezighe<strong>de</strong>n alleen vond <strong>Couperus</strong> niet genoeg voldoening.<br />
Schrijven was <strong>voor</strong> hem oneindig veel belangrijker, hoe opgejaagd hij er zich vaak<br />
ook door gevoeld moge hebben. Op een niet precies bekend tijdstip is hij daarom<br />
aan Xerxes begonnen. Hij heeft er, evenals <strong>voor</strong> zijn an<strong>de</strong>re historische boeken, <strong>de</strong><br />
nodige <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> moeten maken. De lectuur van Herodotus, waar hij zijn stof<br />
<strong>voor</strong>namelijk uit putte, zal hem, zelfs met <strong>de</strong> Franse vertaling ernaast, zeker enige<br />
tijd gekost hebben. In elk geval hield het werk hem <strong>de</strong> gehele zomer bezig. Van<br />
september tot <strong>de</strong>cember 1918 is het kroniekachtige verhaal, dat <strong>Couperus</strong> zelf geen<br />
roman wil<strong>de</strong> noemen, in vier afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verschenen. 20 Hij liet<br />
er een proloog aan <strong>voor</strong>afgaan, die hij in. 1919, toen Xerxes bij we<strong>de</strong>rom Nijgh &<br />
Van Ditmar verscheen, om ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen heeft weggelaten.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
553<br />
Toch is <strong>de</strong>ze inleiding belangrijk. ‘In <strong>de</strong>ze dagen moet een schrijver over oorlog<br />
schrijven’, staat er on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re in te lezen. ‘Ware <strong>de</strong>ze schrijver een jonge<br />
Franschman of Italiaan of Engelschman geweest-of een Duitscher of Oostenrijker-hij<br />
had misschien in tragische loopgraaf en in <strong>de</strong> tragischere nachten <strong>de</strong>r geteister<strong>de</strong><br />
slagvel<strong>de</strong>n een boek zich gedacht en gedicht van mo<strong>de</strong>rne dagen en dingen. Maar<br />
wat kan een “neutrale schrijver”, zoo hij schrijven wil en dus wel, zijns ondanks,<br />
over oorlog gedwongen is te schrijven, an<strong>de</strong>rs schrijven dan een boek over een<br />
oorlogje, dat er geweest is? Eeuwen gele<strong>de</strong>n... want die eeuwen kan hij wel leeren<br />
kennen en zien en zijn eigen tijd blijft <strong>voor</strong> hem het groote Onbeken<strong>de</strong>, wat die<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk ook blijft <strong>voor</strong> een “niet-neutralen” schrijver...’<br />
Het is dus nog weer eens <strong>de</strong> zoveelste herhaling van zijn overtuiging dat men zijn<br />
eigen tijd niet kan kennen. 21 Maar wat te <strong>de</strong>nken van zijn misvatting dat een<br />
romanschrijver, of als men wil zelfs een historicus, het verle<strong>de</strong>n, het antieke verle<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>al, wél zou kunnen begrijpen? <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> dat het voldoen<strong>de</strong> was <strong>de</strong><br />
fantasie aan het werk te zetten om die vroegere eeuwen te ‘zien’ en vervolgens <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>ren aanschouwelijk te maken. Desondanks vond hij zelf van Xerxes, nadat hij<br />
het voltooid had, dat het ‘een vreemd boek’ was gewor<strong>de</strong>n. Want wat was het nu<br />
eigenlijk? ‘Is het een roman? Ik geloof van niet. In een roman komen vrouwen <strong>voor</strong>,<br />
als “heldinnen” en in dit boek van “Xerxes of De Hoogmoed” komen geen vrouwen<br />
<strong>voor</strong>: <strong>de</strong> vrouwen spelen er slechts bijrollen in en het boek is een lief<strong>de</strong>loos boek:<br />
ter nauwernood komt er aan het slot een pikante epizo<strong>de</strong> van enkele bladzij<strong>de</strong>n slechts.<br />
Het boek is een boek van Grieken en Perzen, maar als het geen roman is, wat is het<br />
dan? <strong>Een</strong> boek van historie, al is het geen historische roman? Maar het is ook een<br />
boek van fantazie want al behelst dit boek historische feiten, er is veel in <strong>de</strong> zielen<br />
<strong>de</strong>zer zeer beken<strong>de</strong> historische koningen, prinsen en hel<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> schrijver wel<br />
heeft moeten fantazeeren. Het is dus niet heelemaal een boek van historie, en ook<br />
niet heelemaal een boek van fantazie. Het is een vreemd boek.’<br />
Het was hem zelf niet dui<strong>de</strong>lijk: ‘Hoe kómt <strong>de</strong> schrijver er toe zulk een vreemd<br />
boek te schrijven in <strong>de</strong>ze “kosmische” dagen? Of is dit tóch wel een “kosmiesch”<br />
boek? Ik twijfel er aan. Het heeft er niet <strong>de</strong> pretentie van. Heeft <strong>de</strong> schrijver een<br />
parallel willen trekken tusschen onzen Oorlog en het oorlogje van Xerxes met <strong>de</strong><br />
Grieken? Neen, héélemaal niet! Hoewel het soms toch wel schijnt, dat <strong>de</strong> eeuwen,<br />
<strong>de</strong> menschen en <strong>de</strong> dingen bijna<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
554<br />
niet veran<strong>de</strong>rd zijn en misschien dààrom... Maar dit zijn alle vragen en weifelingen.<br />
Eéne zekerheid slechts rijst uit alle <strong>de</strong>ze vragen en weifelingen als een rots omhoog:<br />
dit is een vreemd boek. En waarom heeft <strong>de</strong> schrijver het geschreven? Om zichzelven<br />
pleizier te doen? <strong>Een</strong> misschien wel vreemd pleizier; misschien ook omdat hij niet<br />
an<strong>de</strong>rs kon?’ - Het enige antwoord moet waarschijnlijk lui<strong>de</strong>n: het is <strong>de</strong> schrijver<br />
zelf zo vreemd gebleven omdat het on<strong>de</strong>rwerp niet aan zijn eigen brein ontsproten<br />
is. Niet zozeer <strong>de</strong> schim van Xerxes als wel die van Israël Querido zal <strong>Couperus</strong> wat<br />
zwaar op <strong>de</strong> maag gelegen hebben.<br />
Virtuoos gebruik makend van zijn antieke bronnen-Aeschylus, Herodotus en<br />
Plutarchus, die hij dus las met een Franse vertaling ernaast-riep <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong><br />
hoofdfiguur van zijn Xerxes een ironisch beeld op van diens karakter en streven naar<br />
<strong>de</strong> wereldmacht. De indringen<strong>de</strong> analyse van Elizabeth Visser maakt overigens<br />
dui<strong>de</strong>lijk, dat het portret te sterk karikaturale trekken heeft gekregen. 22 Niettemin<br />
blijkt <strong>Couperus</strong> zijn bronnen zeer nauwkeurig bestu<strong>de</strong>erd te hebben alvorens aan het<br />
schrijven te gaan. Daar <strong>de</strong> proloog kennelijk pas is toegevoegd toen het boek al af<br />
was, kan <strong>de</strong>ze omstreeks augustus 1918 gedateerd wor<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> amusante versie van dit belangrijke hoofdsruk in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van het ou<strong>de</strong><br />
Griekenland is Xerxes zeker. Het is echter veel meer dan dat. Met sterk gevoel <strong>voor</strong><br />
drama plaatst <strong>Couperus</strong> aan het eind van zijn verhaal <strong>de</strong> opvoering van Aeschylus'<br />
tragedie De Perzen, die in 472 <strong>voor</strong> Christus geënsceneerd werd. Xerxes is bij<br />
Aeschylus een tragische, meelijwekken<strong>de</strong> figuur. Diens noodlottige on<strong>de</strong>rgang - <strong>de</strong><br />
vervulling van een oud orakel, maar tevens het gevolg van zijn eigen mateloze hybris<br />
- wordt op grandioze wijze begeleid door <strong>de</strong> verrijzenis uit het graf van koning<br />
Dareios' schim, die dit apocalyptisch verkondigt.<br />
In <strong>de</strong> laatste bladzij<strong>de</strong>n van Xerxes gewaagt <strong>Couperus</strong> van <strong>de</strong> macht van het noodlot,<br />
van gestrafte schuld en verpletter<strong>de</strong> hoogmoed. Geen won<strong>de</strong>r dat tijdgenoten zijn<br />
bewering als zou <strong>de</strong> door hem beschreven Grieks-Perzische oorlog niets te maken<br />
hebben met <strong>de</strong> eerste wereldoorlog niet voetstoots geloofd hebben. Onbewust<br />
misschien, heeft <strong>Couperus</strong> in zijn boek die parallel wel <strong>de</strong>gelijk getrokken. Het is<br />
daarnaast een merkwaardige coïnci<strong>de</strong>ntie dat, terwijl <strong>de</strong> roman in Groot-Ne<strong>de</strong>rland<br />
verscheen, op 9 november 1918 keizer Wilhelm II, in wie <strong>Couperus</strong>' Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
zowel als Duitse critici maar al te graag <strong>de</strong> door hem zo bespotte Xerxes hebben<br />
willen zien, naar Holland gevlucht is. Bij Eijs<strong>de</strong>n reed hij met zijn trein<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
555<br />
over <strong>de</strong> grens. Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> oorlog was een feit.<br />
Zel<strong>de</strong>n is <strong>Couperus</strong> zo bij <strong>de</strong> tijd geweest als toen hij in <strong>de</strong> laatste regel <strong>de</strong> vrije<br />
Atheners liet uitroepen: ‘Va<strong>de</strong>rland! Heilig Va<strong>de</strong>rland! Heilig, heilig Va<strong>de</strong>rland!!!’<br />
Hiermee zijn wij echter al <strong>voor</strong>uitgelopen op an<strong>de</strong>re gebeurtenissen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
helft van 1918. Begin juli zond Veen hem een interessant, bij hem verschenen boek:<br />
<strong>de</strong> vertaling/bewerking van Vitruvius' tien boeken De architectura door ir. H.A.<br />
Mialaret. 23 Met dit al sinds vele eeuwen beroem<strong>de</strong> en invloedrijke werk toon<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> zich buitengewoon ingenomen. 24 ‘Ik ben je zéer erkentelijk <strong>voor</strong> Vitruvius,<br />
dien ik zeer blij ben te bezitten’, schreef hij in zijn bedankbrief van 4 juli: ‘zulke<br />
boeken zijn mijn bronnen <strong>voor</strong> mijn antieke romans en verhalen.’<br />
Spoedig begon hij <strong>de</strong> lectuur ervan en wijd<strong>de</strong> hij er in Het Va<strong>de</strong>rland een opstel<br />
aan. Hierin herhaal<strong>de</strong> hij: 25 ‘Ik beken, dat ik nog nimmer Vitruvius in han<strong>de</strong>n gehad<br />
had, noch in het Latijn, noch in welke buitenlandsche vertaling ook, tot ik op een<br />
goe<strong>de</strong>n dag door <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n gezegend werd, die mij <strong>de</strong>ze Ne<strong>de</strong>rlandsche vertaling van<br />
<strong>de</strong>n beroem<strong>de</strong>n Latijnschen bouwkundige op mijn weg <strong>de</strong><strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n. En het was<br />
mij een bizon<strong>de</strong>re blijdschap met dit boek van schoonheid en antiek belang kennis<br />
te maken.’ In zijn bespreking treft ons <strong>voor</strong>al het slot, omdat <strong>Couperus</strong> daar <strong>voor</strong> het<br />
eerst min of meer uitvoerig iets over Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote vertelt, <strong>de</strong> legendarische<br />
koning van Macedonië aan wie hij zijn volgen<strong>de</strong> roman zou wij<strong>de</strong>n. Is het Vitruvius<br />
geweest, zo mogen wij ons afvragen, die <strong>Couperus</strong> tot Iskan<strong>de</strong>r heeft geïnspireerd?<br />
Hij haalt <strong>de</strong> inleiding tot het Twee<strong>de</strong> Boek aan, met <strong>de</strong> anekdote van <strong>de</strong> welgeschapen<br />
architect Deinokrates, die zich, verkleed als Herakles, tot Alexan<strong>de</strong>r wend<strong>de</strong> met het<br />
<strong>voor</strong>stel ‘<strong>de</strong>n berg Athos <strong>de</strong>n vorm te geven van een liggen<strong>de</strong>n Titan, die in <strong>de</strong><br />
linkerhand een machtig omwal<strong>de</strong> stad zou<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n, in <strong>de</strong> rechter een bekken, dat,<br />
alle <strong>de</strong>s bergs stroomen op vangen<strong>de</strong>, <strong>de</strong>ze wateren weêr in een val zou<strong>de</strong> uitstorten<br />
in zee...’ Dit was nu juist iets wat zeer tot <strong>Couperus</strong>' romantische verbeelding sprak.<br />
De warme zomerdagen van 1918 bleef hij in Den Haag. Op 30 juli wan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hij's<br />
middags door <strong>de</strong> binnenstad en had daar een ervaring die hem een ingezon<strong>de</strong>n brief<br />
aan Het Va<strong>de</strong>rland ingaf, <strong>voor</strong> zijn doen een ongebruikelijke démarche, waar wij<br />
een vraagteken bij mogen zetten. 26 De<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
556<br />
inhoud ervan wekt namelijk verbazing: had <strong>Couperus</strong> ineens alle verdraagzaamheid<br />
verloren, laat staan zijn toch goed ontwikkeld gevoel <strong>voor</strong> humor? Wat hij van zijn<br />
Romeinse tweelingen Cecilius en Cecilianus alleen maar een guitige streek zou<br />
hebben gevon<strong>de</strong>n, kon hij van <strong>de</strong> Haagse jeugd in leven<strong>de</strong>n lijve niet velen. Hoever<br />
leef<strong>de</strong> hij buiten <strong>de</strong> werkelijkheid? Hij schreef: ‘Zeer geachte Redactie. He<strong>de</strong>nmiddag,<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>n terugkeer <strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>ren, die <strong>de</strong> Bond <strong>voor</strong> Vacantiebezigheid vermakelijk<br />
en nuttig wenscht bezig te hou<strong>de</strong>n, trof het mij, dat in het centrum <strong>de</strong>r stad, op een<br />
bree<strong>de</strong>n verkeersweg, enkele dier kin<strong>de</strong>ren zich onledig hiel<strong>de</strong>n met water in <strong>de</strong>n<br />
mond te nemen en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bijgangers daarmee te bespuiten. Vooral Engelsche<br />
officieren en on<strong>de</strong>rofficieren met hun meisjes moesten het ontgel<strong>de</strong>n. Ik vermoed,<br />
dat <strong>de</strong> Bond <strong>voor</strong> Vacantiebezigheid <strong>de</strong>ze vermakelijkheid niet heeft bedoeld en<br />
meen te mogen wijzen, dat bij het zich op straat bewegen van 1000 à 6000 kin<strong>de</strong>ren<br />
<strong>de</strong> politie haar uiterste best doe meester te blijven van het terrein en dit niet over te<br />
laten aan een hor<strong>de</strong> kleine Hunnen en Wandalen. Straatschen<strong>de</strong>rij pleegt <strong>de</strong> jeugd<br />
reeds genoeg in het klein zon<strong>de</strong>r dat zij in <strong>de</strong> vacantie nog in het groot behoeft<br />
beoefend te wor<strong>de</strong>n. Met <strong>de</strong> meeste hoogachting teeken ik mij. Uw dw. <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>.’ - Het bestuur van <strong>de</strong> Bond antwoord<strong>de</strong> dat <strong>Couperus</strong> geduld moest hebben:<br />
het moeilijke opvoedingswerk had tijd nodig. Liever dan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren lelijke namen<br />
te geven moest hij maar een flinke bijdrage sturen en ook zijn vrien<strong>de</strong>n daar toe<br />
opwekken. De Rotterdamse Bankvereniging was een bekend adres... Of <strong>Couperus</strong><br />
daarop onmid<strong>de</strong>llijk diep in <strong>de</strong> bui<strong>de</strong>l heeft getast is echter zeer <strong>de</strong> vraag!<br />
Kort daarna heeft hij waarschijnlijk weer Herman Roelvink in Laren bezocht, in<br />
diens villa Het Hooge Land. Zekerheid bestaat hier niet over, maar hij zal zich<br />
ongetwijfeld het volgen<strong>de</strong>, meege<strong>de</strong>eld door Tjaard <strong>de</strong> Haan, niet hebben laten<br />
ontgaan: 27 ‘Op 16 augustus 1918 was hij [Roelvink] <strong>de</strong> drijven<strong>de</strong> kracht in een<br />
Pompeiaans Zomerfeest, in <strong>de</strong> binnentuin van hotel Hamdorff te Laren, waarbij<br />
Plautus' Tweelingbroe<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>r zijn regie zoveel mogelijk authentiek werd<br />
opgevoerd. Het moet alles te zamen een feeërick historiesprookje geweest zijn, want<br />
ook <strong>de</strong> toeschouwers waren verplicht op klassieke wijze zich uit te dossen.’<br />
Terwijl Xerxes in Groot-Ne<strong>de</strong>rland begon te verschijnen, repeteer<strong>de</strong> het<br />
Hofstadtooneel van 2 september af Eline Vere in <strong>de</strong> toneelbewerking van Elisabeth.<br />
Het heet dat <strong>Couperus</strong> zelf op <strong>de</strong> gedachte gekomen zou zijn<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
557<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> titelrol Else Mauhs te vragen. 28 De repetities von<strong>de</strong>n plaats in het Theater<br />
Verka<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Heerengracht. Soms kwam hij ze bijwonen. Zo onopgemerkt mogelijk<br />
keek hij dan ergens tussen <strong>de</strong> coulissen toe. De opvatting van Else Mauhs boezem<strong>de</strong><br />
hem, als wij op haar eigen herinneringen mogen afgaan, veel vertrouwen in: ‘Wát<br />
U doet, is goed’, zou hij gezegd hebben. 29 ‘U begrijpt volkomen wat ik bedoeld heb,<br />
U bent vrij te doen wat U wilt. U behoeft mij niets te vragen, wanneer U iets volgens<br />
Uw eigen i<strong>de</strong>eën in Uw spel wijzigen wilt, in die of die acte, doet U met <strong>de</strong> acte wát<br />
U verkiest.’ Else Mauhs voel<strong>de</strong> grote affiniteit met <strong>de</strong> rol en zij verklaar<strong>de</strong> Van<br />
Booven dat zij er zich met hart en ziel aan gegeven had.<br />
De première op 10 oktober was <strong>de</strong>sondanks helaas <strong>voor</strong>bestemd op een<br />
teleurstelling uit te lopen. Aan <strong>Couperus</strong> heeft het niet gelegen. Later memoreer<strong>de</strong><br />
Else Mauhs graag hoe hij om zijn dankbaarheid te tonen na ie<strong>de</strong>r bedrijf een<br />
bloemenhul<strong>de</strong> op liet brengen. 30 Ook na afloop was hij vol hartelijkheid, erkentelijk<br />
als hij was <strong>voor</strong> wat zij van <strong>de</strong> rol gemaakt had. Het moet echter gezegd wor<strong>de</strong>n dat<br />
Elisabeths bewerking weinig kwaliteiten bezat. Bovendien kan <strong>de</strong> eigentijdse<br />
aankleding het stuk geen goed gedaan hebben. ‘Eline Vere in <strong>de</strong> korte kleren’, smaal<strong>de</strong><br />
een criticus. 31 Foto's van <strong>de</strong> opvoering laten niet alleen een armzalige mise-en-scène<br />
zien, maar tevens kostuums en kapsels die vloeken met het fin-<strong>de</strong>-siècle karakter<br />
van <strong>de</strong> roman. Er was overigens veel belangstelling. In <strong>de</strong> zaal zag men, volgens een<br />
recensent, 32 ‘een extra-gesorteerd Haagsch publiek, als dubbeluitgezochte Betuwsche<br />
meikersen, veel élégance en veel weel<strong>de</strong>’. <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw troon<strong>de</strong>n in een<br />
loge.<br />
Over <strong>de</strong> slechte pers die het stuk kreeg was hij bepaald ongelukkig.<br />
G.H.'s-Gravesan<strong>de</strong> herinner<strong>de</strong> zich later hoe <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag tegen hem<br />
zei: ‘Jonge man, schrijf nooit <strong>voor</strong> het tooneel, want het is afschuwelijk om <strong>de</strong><br />
onverschilligheid te voelen van het publiek <strong>voor</strong> een vrouw waarvan je zoo gehou<strong>de</strong>n<br />
hebt.’ 33<br />
Op 12 oktober liet <strong>Couperus</strong>, reagerend op een brief waarin Else Mauhs hem<br />
dankte <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bloemen, haar zijn eigen mening weten: 34 ‘Zeer Geachte Mevrouw.<br />
Mijne vrouw en ik zijn zeer gevoelig <strong>voor</strong> Uw hartelijken brief. Heeft onze “Eline<br />
Vere” ook niet het succes behaald, dat wij ons een oogenblik dorsten droomen, U<br />
heeft daar niet <strong>de</strong> minste schuld aan. Uwe vertolking was werkelijk subliem van<br />
me<strong>de</strong>voelen en inleven en had U wat meer tijd gehad tot diepere studie. Uwe creatie<br />
zou volmaakt geweest zijn. Ik <strong>voor</strong> mij geloof nog steeds, trots <strong>de</strong> heeren recen-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
558<br />
senten en een <strong>de</strong>el van het publiek, dat ons tooneelspel een toekomst heeft. Mocht<br />
dit zoo een volgend jaar blijken, dan <strong>de</strong>nk ik zelve <strong>de</strong> opperregieom het zoo eens te<br />
noemen - in han<strong>de</strong>n te nemen, en <strong>de</strong>n akteur, die Vincent zal spelen, te toonen in<br />
welke nuances <strong>de</strong>ze moeilijke rol moet gespeeld wor<strong>de</strong>n. Maar een an<strong>de</strong>re Eline<br />
zou<strong>de</strong>n wij werkelijk dan niet wenschen... Laat mij U, ook namens mijne vrouw,<br />
hartelijk bedariken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoone, gevoelvolle kunst, die U ons gaf. Van harte<br />
wensch ik U een mooie toekomst toe in dat ondankbare métier van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
tooneelspeelster. Wij zullen U met belangstelling in Uw werk volgen. Geloof mij,<br />
zeer geachte Mevrouw, met ons bei<strong>de</strong>r hartelijke sympathie Uw toegenegen en<br />
dienstbare <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />
Het stuk werd na nog geen vijftig <strong>voor</strong>stellingen bij gebrek aan ver<strong>de</strong>re<br />
belangstelling van het repertoire genomen. 35<br />
Wanneer <strong>Couperus</strong> precies aan zijn <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> Iskan<strong>de</strong>r is begonnen, kan niet<br />
goed wor<strong>de</strong>n vastgesteld. De lectuur van Herodotus inspireer<strong>de</strong> hem na Xerxes eerst<br />
toe een an<strong>de</strong>r antiek verhaal. Op 1 september 1918 publiceer<strong>de</strong> hij in Het Va<strong>de</strong>rland<br />
het feuilleton De vrijers. 36 Twee weken later echter verscheen, na <strong>de</strong> passus uit<br />
Vitruvius, Alexan<strong>de</strong>r ten twee<strong>de</strong>n male ten tonele. Ditmaal gold het een verhaal, De<br />
gymnosofisten, 37 waar<strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> zich op Strabo gebaseerd had. Zijn belangstelling<br />
<strong>voor</strong> Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote zien wij dus van lieverle<strong>de</strong> groeien.<br />
De klassieke wereld liet hem niet los. Zijn contacten met <strong>de</strong> classicus W.E.J.<br />
Kuiper bleven ook nu nog <strong>voor</strong>tbestaan. <strong>Couperus</strong> was er heel verguld mee. Kuiper,<br />
die genoegen schiep in zijn bewerking van Theokritus' elf<strong>de</strong> idylle (De cycloop),<br />
zond hem twee artikelen die hij in <strong>de</strong> Neophilologus over Leconte <strong>de</strong> Lisle en diens<br />
relatie tot Theocritus en Horatius gepubliceerd had. <strong>Een</strong> paar dagen na ontvangst,<br />
op 8 november, antwoord<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem: 38 ‘Ik ben U zeer erkentelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
toezending van Uw bei<strong>de</strong> artikelen, die ik met groote belangstelling las. Leconte <strong>de</strong><br />
Lisle, dien ik vroeger zeer bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, heeft mij op <strong>de</strong>n duur te leur gesteld door<br />
zijn onbewogenheid. Als U, vind ik zijn Polyfemos te statig en zie ik hem ook meer<br />
als een groote, goeie verlief<strong>de</strong> lobbes en die realistische tint is <strong>de</strong> charme van <strong>de</strong><br />
Idylle. Ik dank U ook zeer <strong>voor</strong> het waar<strong>de</strong>eren<strong>de</strong> woord over mijne bewerking maar<br />
moet U eerlijk bekennen, dat, als ik mij eens bezondig aan een <strong>de</strong>rgelijke vrije<br />
vertolking, ik <strong>de</strong> Fransche vertalingen naast het Grieksch heb liggen want ik lees<br />
heusch<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
559<br />
niet vlot Grieksch. Toen ik onlangs <strong>voor</strong> mijn roman Xerxes of De Hoogmoed<br />
Herodotos moest bestu<strong>de</strong>eren, had ik (en heb ik nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> proeven) naast <strong>de</strong> editie<br />
van Kallenberg <strong>de</strong> vertaling liggen van Humbert: ik beken eerlijk, dat ik er an<strong>de</strong>rs<br />
niet komen zoû. Moge dus mijn groote lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Oudheid eenigszins vergoêlijken<br />
wat eigenlijk misschien wel een kleine zon<strong>de</strong> is.’<br />
Het is <strong>de</strong> laatste brief die <strong>Couperus</strong> nog tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> oorlog geschreven heeft. <strong>Een</strong><br />
dag later was <strong>de</strong> nachtmerrie <strong>voor</strong>bij. Ten gevolge van <strong>de</strong> door Italië recent gewonnen<br />
slag bij Vittorio Veneto viel het Oostenrijks-Hongaarse leger uiteen. Op 3 november,<br />
na het sluiten van <strong>de</strong> wapenstilstand van Villa Giusti, zijn <strong>de</strong> Italiaanse troepen door<br />
<strong>de</strong> in het front opengevallen gaten gemarcheerd. Zij maakten daarbij 430 000<br />
krijgsgevangenen. Op 9 november volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> wapenstilstand met Duitsland. De keizer<br />
trad af en vluchtte naar Ne<strong>de</strong>rland. <strong>Een</strong> maand later, op 4 <strong>de</strong>cember, schreef <strong>Couperus</strong><br />
over <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re dingen een brief aan zijn Italiaanse vriendin Emma Garzes. Ook<br />
daarna heeft hij nog mee haar gecorrespon<strong>de</strong>erd, maar die brieven zijn helaas verloren<br />
gegaan (althans niet teruggevon<strong>de</strong>n). 39<br />
Zijn laatste brief aan Emma geeft zijn gemoedsgesteldheid goed weer: 40 ‘Lieve<br />
Mevrouw en Vriendin. Hoevele malen heb ik U reeds een lange brief geschreven:...<br />
in gedachten, om elkaar we<strong>de</strong>rzijds te omhelzen en ons geluk te wensen met <strong>de</strong><br />
Schitteren<strong>de</strong> Overwinning... Waar men bijna niet op durf<strong>de</strong> hopen in <strong>de</strong> ogenblikken<br />
van innerlijke machteloosheid en die <strong>de</strong>salniettemin <strong>de</strong> heroïsche spanningen bekroond<br />
heeft in het uiterste ogenblik. Maar ik was ziek en ik ben het nog: na drie Hollandse<br />
winters (en ziedaar <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> begonnen), slaat dit onverdraaglijke klimaat-vocht,<br />
mist, kou en regen, zelfs in <strong>de</strong> zomer-mij neer; ik lijd elke dag aan malaria en zou<br />
zo vlug mogelijk <strong>de</strong> benen moeten nemen. Zodra het maar kan gaan wij naar het<br />
Zui<strong>de</strong>n... ik maak mij althans die illusie! Maar <strong>de</strong> reisomstandighe<strong>de</strong>n zullen nog<br />
moeilijk zijn, daar ben ik van overtuigd, geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele winter... Wanneer zal<br />
ik ein<strong>de</strong>lijk Italië, Rome, Sicilië terugzien... al die verloren paradijzen die ik zo<br />
verlang terug te winnen! En dan, ik geloof dat men niet meer van ons houdt, ons<br />
Hollan<strong>de</strong>rs, en ik zeg tegen Bettina, reizen, het zal niet meer dat zijn wat het vroeger<br />
was. Ik voel mij zeer terneergeslagen en ziek, werkelijk ziek. Zeker, er is iets goeds<br />
in om enige tijd in het Va<strong>de</strong>rland te verkeren, temid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> “familie”, zeer vereend,<br />
en zeer sympathiek, die van ons<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
560<br />
houdt en ons waar<strong>de</strong>ert, maar ik heb te veel <strong>de</strong> ziel van een vagebond, een bohémien,<br />
en ik voel dat ik niet zal genezen zolang ik niet <strong>de</strong> lichten<strong>de</strong> horizonten terugzie. En<br />
wanneer, wanneer?? Schrijf ons eens nu en dan; stuur mij Italiaanse couranten, vertel<br />
mij iets over Uzelf, over <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren, over Italië.<br />
Ziedaar, ik heb mij een beetje weten te vermannen: ik heb U enkele woor<strong>de</strong>n<br />
gekrabbeld. Vermoeid van <strong>de</strong>ze dagelijkse taken, moet ik nu <strong>voor</strong> mijn gezondheid<br />
gaan zorgen, weer kinine innemen om een beetje goed in vorm te zijn vanavond:<br />
groot familiediner om <strong>de</strong> verjaardag te vieren van mijn dierbare zwager, oudste lid<br />
van <strong>de</strong> “familie” 80 jaar!! Mogen <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n mij niet tot die mijlpaal voeren: ik heb<br />
er geen verlangen naar! [Mr. B.M. Vlielan<strong>de</strong>r Hein was op 2 <strong>de</strong>cember tachtig<br />
gewor<strong>de</strong>n.]<br />
Laten wij, in afwachting dat een zonnig perspectief zich opent, blijven hopen. De<br />
grote Hoop heeft zich verwezenlijkt: mogen <strong>de</strong> kleine verwachtingen zich ook,<br />
misschien, op een gezegen<strong>de</strong> dag, verwezenlijken... Maar met het klimmen <strong>de</strong>r jaren,<br />
vind ik het leven er niet gemakkelijker op wor<strong>de</strong>n... Het werk, dat is <strong>de</strong> grote troost,<br />
maar <strong>de</strong> laatste tijd werk ik niet, daar ik mij al te souffrant gevoel...<br />
Bettina blijft dapper.<br />
Wij bei<strong>de</strong>n omhelzen U. Geloof mij, al onze sympathie gaat uit naar U en al onze<br />
lief<strong>de</strong> naar het bevrij<strong>de</strong> en herleven<strong>de</strong> Italië!<br />
Uw liefhebben<strong>de</strong> <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ 41<br />
Eindnoten:<br />
1 Over <strong>de</strong>ze affaire reeds uitvoerig Bastet, Zuil, 149-165.<br />
2 Eline Vere, tooneelspel in vier bedrijven. Naar <strong>de</strong>n roman van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, door Elizabeth<br />
<strong>Couperus</strong>. - Er vallen n.a.v. <strong>de</strong>ze bewerking, die vanzelfsprekend on<strong>de</strong>r het wakend oog van<br />
<strong>Louis</strong> is gemaakt, enkele opmerkingen te maken: (a) een aantal romanfiguren heeft leeftij<strong>de</strong>n<br />
gekregen: Eline-23; Betsy-30; Henk-38; Vincent-30; Emilie-38; Otto-30; oom Daniel-50; tante<br />
Elize-30; St. Clare-40. <strong>Een</strong> groot aantal bijfiguren ontbreekt; (b) in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> bedrijf, dat bij<br />
oom Daniel in Brussel speelt, zijn negen figuren toegevoegd, on<strong>de</strong>r wie een graaf Cortes (<strong>de</strong><br />
achternaam van <strong>de</strong> Spaanse schil<strong>de</strong>r die <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>sen in 1912 in Florence ontmoet hebben),<br />
en een markiezin Donati (<strong>de</strong> achternaam van een van Emma Garzes' kennissen, die in een brief<br />
genoemd wordt); (c) <strong>de</strong> omstre<strong>de</strong>n ‘tijd’ van <strong>de</strong> roman is hier precies gefixeerd, maar ingekort<br />
tot een jaar: ca. februari/maart 1885- februari / maart 1886. Daar het stuk opent met Elines<br />
verjaardag, zou men hieruit moeten opmaken dat <strong>de</strong> beginscènes van <strong>de</strong> roman in november<br />
1884 vallen. Maar bin<strong>de</strong>nd is dit niet: Eline sterft twee jaar te vroeg!<br />
3 Het theater Herengracht 13 werd van 1913 tot 1917 bespeeld door Verka<strong>de</strong> (met Die<br />
Haghespelers), die echter in augustus 1917 naar Amsterdam vertrok.<br />
4 ‘De tooveressen’ Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 191-196); niet gebun<strong>de</strong>ld maar apart uitgegeven<br />
door Richard Erbe als: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, De tooveressen. Twee<strong>de</strong> idylle van Theokritos (1973).<br />
- ‘De cycloop’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), I, 500-502), in Proza III, 216-218.<br />
5 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. (Persoonlijke herinneringen)’, in De Amsterdammer (1923), 28 juli.<br />
6 Annie Salomons (ed. Harry G.M. Prick), Herinneringen uit <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> tijd (1984), 53.<br />
7 ‘Querido's Koningen’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 460 e.v.), in Proza II, 156-167; 158.<br />
8 ‘Plinius <strong>de</strong> Jongere’, in Proza I, 286-292.<br />
9 ‘Julianus laatste ure’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919). I, 173-177), in Proza II, 72-78.<br />
10 Amice, 206 nr.602.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
11 Uitvoeriger hierover in het zes<strong>de</strong> hoofdstuk, I Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein zou op 15 maart 1919 te<br />
Christiania (Oslo) trouwen met <strong>de</strong>ze actrice, die daar<strong>voor</strong> van Eduard Verka<strong>de</strong> is geschei<strong>de</strong>n.<br />
Op weg naar Holland verging hun schip en bei<strong>de</strong>n zijn jammerlijk omgekomen.<br />
12 Deze gegevens zijn gevon<strong>de</strong>n en uitgewerkt door Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg, wie hier<strong>voor</strong> veel<br />
dank toekomt.<br />
13 Maatstaf II (1963), 222, nr.89.<br />
14 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 34.<br />
15 Zie noot 10.<br />
16 Brief in particulier bezit (vrien<strong>de</strong>lijk ter inzage van ir. G.Aletrino).<br />
17 Niet na<strong>de</strong>r gedateerd knipsel in het Letterkundig Museum.<br />
18 Hij is overle<strong>de</strong>n op 17 april 1922.<br />
19 Maatstaf II (1963), 222 nr.90.<br />
20 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVI (1918), II, 233-276; 349-392; 469-520; 613-650.<br />
21 Zie ook ‘Kind-van-zijn-tijd’ (H.P. 12 augustus 1916), in Proza III, 20-22.<br />
22 Dr. Elizabeth Visser, <strong>Couperus</strong>, Grieken en Barbaren (1969), 19-39 en passim.<br />
23 Over Vitruvius, Mialaret en <strong>Couperus</strong>, zie: Antoine Bodar, ‘Vitruvius in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n’, in<br />
Ne<strong>de</strong>rlands Kunsthistorisch Jaarboek 1984 (1985), 3, 82-83.<br />
24 Amice, 207 nr.606.<br />
25 ‘Vitruvius' Tien boeken over <strong>de</strong> bouwkunst. Vertaald en toegelicht door Ir. H.A. Mialaret’ (Vad.<br />
20 oktober 1918), in Proza II, 96-102.<br />
26 ‘Straatschen<strong>de</strong>rij’ (Vad. 31 juli 1918), in Maatstaf II (1963), 224 nr.92. - Erbe, Nag. werk, 191.<br />
27 Dr. Tjaard W.R. <strong>de</strong> Haan, Terug<strong>de</strong>nken in dankbaarhied (1981), 199.<br />
28 Jaap Harten, Else Mauhs. De ontvoering van een legen<strong>de</strong> (1984), 46.<br />
29 V. Booven, Leven, 45.<br />
30 I<strong>de</strong>m, 46.<br />
31 Bastet. Zuil, 221.<br />
32 D.Hans, in Stad en Land (1918), 12 oktober.<br />
33 Het Va<strong>de</strong>rland, 8 juni (1923),-Bastet, Zuil, 49. - Volgens Henri van Booven in Onze Eeuw<br />
(1923), IV. 224, zou <strong>Couperus</strong> eens tegen hem. gezegd hebben: ‘Ik geef niet meer om Elien.’<br />
34 Zie noot 27, 48-50 (met facsimile).<br />
35 I<strong>de</strong>m, 50.<br />
36 ‘De vrijers’ (Vad. 1 september 1918), in Proza II, 7-13.<br />
37 ‘De gymnosofisten’ (Vad. 15 september 1918), in Proza III, 26-32.<br />
38 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudheid, 37.<br />
39 Paradijzen 1, 4, bij mon<strong>de</strong> van mevrouw E.W.J. Bueno <strong>de</strong> Mesquita: ‘... <strong>de</strong> brieven dateeren<br />
dan ook alle van af dien tijd [1906] tot aan enkele jaren nà <strong>de</strong>n oorlog.’<br />
40 I<strong>de</strong>m II, 35 nr. 39.<br />
41 Het heeft na <strong>de</strong>ze brief haast iets komisch te lezen wat V.Tricht, Verkenning, 193-194, over<br />
<strong>Couperus</strong>' werk uit <strong>de</strong> oorlogsperio<strong>de</strong> te ber<strong>de</strong> brengt: ‘Dat <strong>Couperus</strong> juist nu in enkele jaren<br />
zes van zijn evenwichtigste werken schrijft, zon<strong>de</strong>r parti-pris, zon<strong>de</strong>r overspanning, met min<strong>de</strong>r<br />
taal-acrobatiek-dat schrijf ik toe aan <strong>de</strong> innerlijke zekerheid die hij verworven had.’ - Dit houdt<br />
overwaar<strong>de</strong>ring van die romans in, naast on<strong>de</strong>rwaar<strong>de</strong>ring van zijn vroegere boeken, en geeft<br />
blijk van een fundamenteel onbegrip van <strong>Couperus</strong> als kunstenaar in het algemeen en van zijn<br />
ontwikkeling in het bijzon<strong>de</strong>r.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Zes<strong>de</strong> hoofdstuk<br />
561<br />
I 1918-1920<br />
Querido's koningen. Het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> psychologische roman. De auteur is niet van<br />
belang. Prins en prinses Von Thurn und Taxis. Lezing in Delft. Dood van Frans<br />
Vlielan<strong>de</strong>r Hein en Enny Vre<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> rouwt. W.F.C. Timmermans. Iskan<strong>de</strong>r<br />
ontstaat. Herman Robbers. Dood van L.J. Veen. Dood van Benjamin Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein. A.H.W. van Blijenburgh. Reputatie, androgynie, Haags ze<strong>de</strong>nschandaal. ‘Ziek<br />
en nerveus’. Franse lezingen. Worstelwestrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Boekhorststraat. De binocle<br />
een ou<strong>de</strong>r verhaal? Engelse vertalingen door ‘Tex’.<br />
II 1920-1921<br />
Afrikaanse reis: Algiers, Constantine, Biskra, Touggourt, Timgad, Tunis. Georges<br />
Carpentier. Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs. Indische plannen in Den Haag. Met <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong> in London Season. <strong>Couperus</strong> als beroemdheid. Myra Hess. Sir Edmund<br />
Gosse. Fotoportretten door E.D.Hoppé. Re<strong>de</strong>voeringen. Laatste lezing in Kleykamp.<br />
Der<strong>de</strong> reis naar Indië, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche Post.<br />
III 1921-1922<br />
Jan Feith. L.C. Westenenk. Deli. Java. Ou<strong>de</strong> herinneringen. Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s. Lezingen.<br />
Batavia, Buitenzorg, Garoet. Thilly Weissenborn. Solo, Djokja, <strong>de</strong> Boroboedoer.<br />
Inci<strong>de</strong>nt in Soerabaja. Bali. Naar Japan. Luxe in Hongkong. Oorlog in China. Macao.<br />
Sjanghai. Ziek in Kobe. Kyoto, Nara, en opnieuw ernstig ziek: zeven weken in<br />
hospitaal te Kobe. Yokohama, <strong>de</strong> Fujiyama, Tokio, Nikko. Hoeren en geisja's. Ziek<br />
in Singapore. Brieven aan. Van Oss en Johan <strong>de</strong> Meester. Met mevrouw Band<br />
gerepatrieerd. Ziek in Den Haag. Oostwaarts, Nippon en begin van Het snoer <strong>de</strong>r<br />
ontferming. Plannen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag: niet Italië maar De Steeg.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
562<br />
IV 1922-1923<br />
Verhalen en Intieme impressies. Kachelsmid Kees. Einstein. Ouida en Zola. De<br />
koning van Zwe<strong>de</strong>n, burgemeester De Vlugt en <strong>de</strong> literaire fantaste. Naar De Steeg,<br />
met Brinio. Hôtel De Engel. 't Sunneke. Ziekte. Tollensprijs. Brief aan Wagen<strong>voor</strong>t.<br />
Van Oss organiseert <strong>Couperus</strong>huldiging in Kleykamp: <strong>de</strong> auteur zestig jaar.<br />
Interviews. Geld. Feestre<strong>de</strong> door Van Deyssel. Rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw.<br />
V 1923-latere tijd<br />
Dankbetuigingen. Ziekte. De nichtjes Betty en <strong>Louis</strong>e. Japanse verhalen;<br />
doodsmotieven, berusting, wijsheid. E.A.E.Libosan, stationschef. Afscheid in<br />
kiezelsteen. Neusontsteking. Opname in Velp, terugkeer en dood op 16 juli.<br />
Diagnoses. Crematie op Westerveld. Persreacties. Elisabeth in <strong>de</strong> redactie van<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland opgenomen. Veelbeloven<strong>de</strong> contracten met teleurstellen<strong>de</strong><br />
resultaten. Testament: <strong>Couperus</strong>prijs. Oprichting van Genootschap <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
in 1928. Collecties, enthousiaste bewon<strong>de</strong>raars, bijna-vergetelheid. <strong>Couperus</strong> redivivus<br />
in het mo<strong>de</strong>rne on<strong>de</strong>rzoek. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, een schrijver <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
I [1918-1920]<br />
563<br />
Men zou verwachten dat het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> wereldoorlog <strong>Couperus</strong> nieuwe moed en<br />
levensvreug<strong>de</strong> zou hebben gegeven. Zijn laatste brief aan Emma Garzes toont echter<br />
aan dat hij, zoals dikwijls tussen twee boeken in, niet opgewekt was. Ne<strong>de</strong>rland<br />
beklem<strong>de</strong> hem. Hij snakte er naar weg te komen, ver hier vandaan. Dat hij zich niet<br />
goed voel<strong>de</strong>, kan nauwelijks alleen aan malaria (?) toegeschreven wor<strong>de</strong>n. Eer<strong>de</strong>r<br />
zullen wij moeten <strong>de</strong>nken aan overwerktheid, en dat is ook geen won<strong>de</strong>r als wij zijn<br />
enorme, niet aflaten<strong>de</strong> produktie overzien.<br />
Toch zijn niet al zijn brieven uit <strong>de</strong>ze tijd zo neerslachtig van toon als <strong>de</strong> juist<br />
genoem<strong>de</strong>. Bij herhaling correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij op nogal opgewekte wijze met <strong>de</strong> jonge<br />
romancier Charles van Iersel, die hij hielp bij diens eerste letterkundige pogingen.<br />
Titels die Van Iersel bedacht als ‘De moeizame dood', of, nog erger,’ ‘Doo<strong>de</strong>nbruiloft’<br />
<strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> weliswaar het hoofd schud<strong>de</strong>n (‘ik vind <strong>de</strong>n titel zoo-zoo’) 1 daar hij<br />
ze veel te somber vond, maar niettemin bleef hij <strong>de</strong> aankomen<strong>de</strong> schrijver goe<strong>de</strong><br />
raad geven. Hij <strong>de</strong>ed dit niet alleen literair, soms ook trachtte hij hem moreel te<br />
steunen. Zo kreeg <strong>de</strong>, ongetwijfeld homoseksuele, jongeman eens een advies dat<br />
zij<strong>de</strong>lings een licht werpt op <strong>Couperus</strong>' eigen opvattingen en ervaringen in die tijd: 2<br />
‘... <strong>de</strong>nk niet al te romantiesch over <strong>de</strong> “verachting”, die <strong>de</strong> menschen je toedragen.<br />
De “menschen” <strong>de</strong>nken tegenwoordig over vele dingen humaner dan zij gewoon<br />
waren, ik meen <strong>de</strong> intelligente menschen. Heb alleen van jou kant <strong>de</strong>n tact ze niet<br />
noo<strong>de</strong>loos te ergeren en te tarten. <strong>Een</strong> beetje diplomatie is noodig in <strong>de</strong> levenskunst.<br />
Kom maar weêr eens aan als het niet gaat en je je ongelukkig voelt. Meld dan even<br />
<strong>de</strong>n vorigen dag je bezoek. Maar vind <strong>voor</strong>al je troost in mooi, ernstig werk te maken.<br />
Ik ben overtuigd, dat je een toekomst hebt.’ - <strong>Een</strong> brief die <strong>Couperus</strong> van zijn aardigste<br />
kant toont.<br />
Op 5 <strong>de</strong>cember 1918 schreef hij Van Iersel zelfs een bijzon<strong>de</strong>r lange.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
564<br />
va<strong>de</strong>rlijke brief met nieuwe raadgevingen: 3 ‘Ik liet U lang op antwoord wachten: ten<br />
eerste was ik ziek, malaria, die ie<strong>de</strong>ren dag terug komt en mij niet geschikt maakte<br />
met aandacht te lezen wat gij mij zon<strong>de</strong>. En daarna... àls ik las wat ge mij zondt,<br />
vol<strong>de</strong>ed het mij maar half en dit stel<strong>de</strong> ik dan uit U te schrijven. Maar nu moet ik het<br />
maar zeggen, al zal het U leed doen: het is werkelijk veel beter, dat ik maar hard en<br />
wreed blijf, dan vergoêlijkend en me<strong>de</strong>doogend. Zie eens hier: ge zijt een geboren<br />
schrijver en ik wil alle hoop op U blijven behou<strong>de</strong>n maar ge laat U veel te veel<br />
koortsig <strong>voor</strong>t jagen door Uw eigen virtuoziteit en gemak-van-vlot-schrijven. Er is<br />
geen verhouding en maat, noch in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>elen van Uw grootere verhalen, noch<br />
zelfs in Uw zinnen. [...]<br />
Ge moet leeren inzien wat U ontbreekt en dat is veel. Ge moet werken en daarme<strong>de</strong><br />
bedoel ik niet het eene na het an<strong>de</strong>re schrijven: ik weet nu wel, dat ge dat kunt. Met<br />
werken bedoel ik ook niet overwerken en cizeleeren, hoewel Uw stijl door overhaastig<br />
neêrpennen wel eens verslordigt en verwatert. Met werken bedoel ik <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong>n<br />
geest het te schrijven verhaal zuiver en in conciezen vorm klaar hebben, geestelijk<br />
reeds even-wicht voelen tusschen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elen <strong>de</strong>r compozitie, die als<br />
een gebouw, als een portiek, als een tempel U <strong>voor</strong> oogen moeten staan, vóor ge<br />
schrijven gaat: Weten naar welk hoogtepunt ge streeft in Uw verhaal om dan zuiver<br />
gelei<strong>de</strong>lijk te dalen naar het ein<strong>de</strong>. En dan, met te mooi willen doen. De helft van<br />
Uw adjectieven schrappen. De zinnen niet zoo ein<strong>de</strong>loos rekken met aanhangsels en<br />
nog eens aanhangsels. Dui<strong>de</strong>lijker Uwe personen <strong>voor</strong> oogen stellen, ook al is Uw<br />
fort meer te beschrijven wat er in hen omgaat. Maar, in Gods naam, niet altijd mooi<br />
willen doen, en niet spreken van een sarong met mouwen: ge bedoelt een kimono;<br />
een sarong is een rechte lap. [...]<br />
Nu moet ge zoo bewust weten te werken: Als ge het poogt, ben ik overtuigd, dat<br />
ge het zult kunnen. Hebt ge nu weêr eens een i<strong>de</strong>e, caresseer die dan een tijd in Uw<br />
gedachte en schrijf het niet da<strong>de</strong>lijk in een koorts-vlaag op. Uw toekomst zal U niet<br />
ontgaan, als ge sterk tegenover Uw fouten staat en die fouten leert inzien.’<br />
<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r verraadt het nodige van <strong>Couperus</strong>' eigen aanpak. Wat hij schreef,<br />
had hij van tevoren nauwkeurig overdacht, elke dag opnieuw. De bouw van zijn<br />
verhalen overwoog hij heel precies, <strong>voor</strong> er een letter van op papier kwam. <strong>Couperus</strong><br />
moet <strong>voor</strong> Van Iersel wel een bijzon<strong>de</strong>re sympathie gekoesterd hebben, dat hij bereid<br />
was hem een zo lange brief<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
565<br />
vol nuttige aanwijzingen te sturen: ‘Ik ben het verleerd brieven te schrijven en heb<br />
er ook geen tijd toe’, lezen wij el<strong>de</strong>rs. 4<br />
Hoe <strong>Couperus</strong> in het algemeen dacht over het werk van an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse auteurs<br />
uit die tijd komen wy slechts een enkele maal aan <strong>de</strong> weet. In januari 1919, bij<br />
<strong>voor</strong>beeld, stuur<strong>de</strong> Querido hem zijn ein<strong>de</strong>lijk verschenen opus magnum ‘De ou<strong>de</strong><br />
waereld I’. Koningen. <strong>Couperus</strong> wist al enigszins waar het over ging. Op 20 januari<br />
antwoord<strong>de</strong> hij: 5 ‘Waar<strong>de</strong> vriend en groote me<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> groote vreug<strong>de</strong> is het<br />
mij geweest “De ou<strong>de</strong> Waereld” van U ten geschenke te moge ontvangen; een grootere<br />
vreug<strong>de</strong> werd het, toen ik dit won<strong>de</strong>rmooie boek begon te doorbla<strong>de</strong>ren eerst, en<br />
toen aandachtig te lezen en te herlezen. Gij hebt een immense daad gedaan, waarop<br />
gij trotsch moogt zijn en onze Moe<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche muze, met U. Ik beschouw<br />
Uw boek als het bizon<strong>de</strong>rste werk, dat se<strong>de</strong>rt vele jaren in onze letterkundige wereld<br />
aan <strong>de</strong>n dikwijls zoo valen horizon is verschenen; het is een stralen<strong>de</strong> zon, Ormoezd<br />
gelijk. Ik zoû U willen omhelzen <strong>voor</strong> dit werk. Maar zoo uitbundig mogen wij hier<br />
in het eeuwig mistige Noor<strong>de</strong>n niet zijn. Ik ben reeds se<strong>de</strong>rt maan<strong>de</strong>n ziek en werk<br />
hier niet, maar ik hoop, zoo niet binnenkort, toch van het <strong>voor</strong>jaar over Uw werk in<br />
“Groot-Ne<strong>de</strong>rland” te schrijven. [...] Mocht ge eens in Den Haag komen, en ge wilt<br />
eens aankomen, dan zal het mij een feest zijn U te ontvangen.’<br />
Zulke feestelijke en prijzen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n vloei<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> maar heel zel<strong>de</strong>n uit<br />
<strong>de</strong> pen, en wie he<strong>de</strong>n ten dage Koningen nog eens tracht te lezen zal zich wel<br />
verwon<strong>de</strong>ren over zijn enthousiasme, maar dit terzij<strong>de</strong>. Wat zijn belofte betreft hield<br />
hij woord. In<strong>de</strong>rdaad is hij in een bespreking uitvoerig op het boek ingegaan. 6<br />
Tevens heeft hij daarin zijn mening te kennen gegeven over <strong>de</strong> jongste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
literatuur meer in het algemeen. Wat het niveau daarvan betreft, was hij niet<br />
pessimistisch. En toch had hij zijn be<strong>de</strong>nkingen: 7 ‘Onzer dagen bloeien in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong><br />
vele talenten. Onze schrijvers en schrijfsters zijn bijna allen talentvolle; zij hebben<br />
bijna allen min of meer talent en onze he<strong>de</strong>ndaagsche letterkun<strong>de</strong> is <strong>de</strong> bij<br />
uitnemendheid talentvolle, rijk bezaaid met romans en novellen: over <strong>de</strong>n dauwregen<br />
<strong>de</strong>r jeugdige poëzie wil ik op dit oogenblik niet spreken als zijn<strong>de</strong> te gewagen van<br />
<strong>de</strong>zen overvloed niet ad rem. Het gaat maar door: roman volgt roman, novelle novelle;<br />
men behoeft maar redakteur van een maandschrift te zijn om aan <strong>de</strong>n lijve te<br />
on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n hoeveel talentvols in novelle en roman er<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
566<br />
door onze letterkundigen geproduceerd wordt. Het is alles zoo talentvol, dat ge geen<br />
oogenblik éen oogenblik van matheid u durft veroorloven en u wel overgeven moet<br />
aan zorgvuldige doorlezing van <strong>de</strong> u door zoo vele talenten <strong>voor</strong>geleg<strong>de</strong> litteraire<br />
kunstproducten. Ter beoor<strong>de</strong>eling. Ter vaststelling of dit koortsachtig afgeroffel<strong>de</strong><br />
handschrift of die zorgvuldig getikte copie <strong>de</strong> eer waard is opgenomen te wor<strong>de</strong>n in<br />
het tijdschrift, welks goe<strong>de</strong> reputatie ge moet bevor<strong>de</strong>ren. Te weigeren is bijna nooit<br />
een vereischte: eigenlijk is àl het ingezon<strong>de</strong>ne aan te nemen want talentvol in hooge<br />
mate.’<br />
Desondanks was <strong>Couperus</strong>, die wij hier bij uitzon<strong>de</strong>ring eens horen in zijn rol van<br />
redacteur, <strong>de</strong> opvatting toegedaan dat dit werk geen enkele toekomst meer had: 8 ‘Ik<br />
kan mij vergissen maar <strong>voor</strong> mij staat het vast, dat geheel <strong>de</strong>ze litteratuur - op een<br />
enkel meer dan talentvol en reprezentatief werk na - ten on<strong>de</strong>rgang is gedoemd binnen<br />
een halve eeuw, binnen tien jaren, binnen morgen - ochtend. Voor mij is <strong>de</strong><br />
psychologische, bour-geoise roman en het dito kortere verhaal geschreven. Er is niet<br />
meer aan toe te voegen. Het is een uitgeput genre, dat nu geduurd heeft van-af<br />
Madame Bovary of vroeger.’<br />
Querido's Koningen echter beschouw<strong>de</strong> hij als een geheel apart genre, en hij vond<br />
het boek bovendien bijna volmaakt gelukt: ‘<strong>de</strong> kunst van wie een god en een daimon<br />
wil<strong>de</strong> zijn op het oogenblik zijner naschepping <strong>de</strong>s Verle<strong>de</strong>ns...’ In het bijzon<strong>de</strong>r<br />
bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij <strong>de</strong>compositie van het boek. Daarnaast echter kwam nog iets heel<br />
an<strong>de</strong>rs aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>: 9 ‘Mij dunkt’, schreef hij, ‘een <strong>de</strong>rgelijk werk van terugblik naar<br />
door een kunstenaar beziel<strong>de</strong> Verle<strong>de</strong>ns-schoonheid, is juist <strong>de</strong> roman, juist het<br />
romantische werk, dat onze uitgebloei<strong>de</strong>, uitgebloe<strong>de</strong>, mo<strong>de</strong>rne litteratuur behoeft,<br />
eer zij krachtdadig is om te geven het epos <strong>de</strong>r Nieuwe Tij<strong>de</strong>n.’ Het was weer eens<br />
zijn zo vaak bele<strong>de</strong>n eigen adagium, nu toegepast op een ‘groote me<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r’.<br />
Waarschijnlijk heeft <strong>de</strong> lectuur van Koningen het hem opnieuw met grote intensiteit<br />
doen beseffen: zo intens, dat hij op dit ogenblik <strong>de</strong>finitief besloten kan hebben zelf<br />
<strong>de</strong> roman van een an<strong>de</strong>re koning te schrijven, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
Grote. Over Iskan<strong>de</strong>r hebben wij <strong>Couperus</strong> tot dan toe nog niet gehoord.<br />
<strong>Een</strong> curieuze passage in zijn bespreking is ook die waarin hij uiteenzette dat er<br />
langzamerhand veel te veel aandacht aan <strong>de</strong> persoon van mo<strong>de</strong>rne auteurs besteed<br />
werd, wat ten koste moest gaan van <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> het boek zelf. Ook daarom<br />
juist was Koningen zo goed: 10 ‘Omdat het <strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
567<br />
lezer ein<strong>de</strong>lijk alléén belang doet stellen in het boek zelve en niet <strong>de</strong> ziekelijke<br />
belangstelling [wekt] in <strong>de</strong>n auteur, die het boek schrijft. Deze belangstelling werd<br />
in onze tij<strong>de</strong>n, door het te veel blootgeven van <strong>de</strong>s schrijvers ziel in lyriesch of zelfs<br />
epiesch werk - hij kon op dat oogenblik wellicht niet an<strong>de</strong>rs - zoo overdreven, dat<br />
enkele litteraire kunstbeoor<strong>de</strong>elaars niet schroom<strong>de</strong>n, in blasé-heid van <strong>de</strong> kunst<br />
zelve, met ophef en trots te verzekeren, dat <strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong>n auteur hun meer belang<br />
inboezem<strong>de</strong> dan het door hem gedichte werk, dat <strong>voor</strong> hen lag. Maar wat kon het<br />
mij schelen, toen ik <strong>voor</strong> het eerst Salammbô las, wat Flaubert bad gedacht, gedaan,<br />
bemind of niet bemind, ja gegeten of niet gegeten? Wat raakte het mij, wie of wat<br />
Jean Lombard was - of hij dood was of leef<strong>de</strong> - toen ik in “Bysance” het antieke<br />
Byzantium <strong>voor</strong> mij herleven zag? Wat, toen ik mevrouw Bosboom-Toussaints niet<br />
aan compozitie rijke maar toch zoo eerlijk enthoeziast geschreven, historische verhalen<br />
wel wist te waar<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong>er<strong>de</strong> het mij te weten <strong>de</strong> détails van haar persoonlijk leven?’<br />
Met <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> 1919 toch wel zeer mo<strong>de</strong>rne opvatting stond <strong>Couperus</strong>, lang <strong>voor</strong><br />
Merlyn, vrijwel alleen. Uit zijn bouta<strong>de</strong> spreekt een onverwachte behoefte zichzelf<br />
zoveel mogelijk achter het boek te verbergen. Geen won<strong>de</strong>r dat hij in <strong>de</strong> niet bepaald<br />
talrijke interviews die hij in <strong>de</strong> loop van zijn schrijverscarrière gegeven heeft zich<br />
zo weinig ge<strong>de</strong>tailleerd over zichzelf heeft uitgelaten. Dit neemt niet weg dat het<br />
<strong>voor</strong>al uit zijn mond een discutabele uitspraak is. Weinig schrijvers immers hebben<br />
zóveel, in grote <strong>de</strong>len van hun werk, over zichzelf en hun dagelijkse<br />
we<strong>de</strong>rwaardighe<strong>de</strong>n geschreven als nu juist <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, Hoogewal 2, Den Haag.<br />
- Dat Elisabeth na zijn dood zo veel mogelijk egodocumenten van haar echtgenoot<br />
heeft getracht te vernietigen, was echter wel in zijn geest.<br />
Over het Hollandse klimaat hield <strong>Couperus</strong> niet op zich diep te beklagen, ook <strong>de</strong>ze<br />
nieuwe winter niet. Aan een kennis wiens naam wij in <strong>de</strong>ze tijd wel vaker horen, <strong>de</strong><br />
ritmeester <strong>de</strong>r cavalerie A.H.W. van Blijenburgh, schreef hij op 30 januari 1919 11<br />
dat hij ‘al dien tijd zeer geïmpressioncerd [was] geweest door mist en regen: nu het<br />
vriest, voel ik mij beter’.<br />
Als altijd ging hij's avonds veel uit. Nu eens bezocht hij een Mengel-bergconcert<br />
- ‘verle<strong>de</strong>n was <strong>de</strong> IX<strong>de</strong> Mahler prachtig, en van een heel bizon<strong>de</strong>re emotie, die zoo<br />
wel Betty als mij zeer heeft aangedaan’ -, dan weer ging hij samen mét Mengelberg<br />
dineren of souperen bij dr. A. Bre-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
568<br />
dius op <strong>de</strong> Prinsegracht, die daar samenwoon<strong>de</strong> mee zijn vriend J.O.B. Kronig. Zoals<br />
vele tijdgenoten koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> een grote verering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dirigent. Hij schreef<br />
later: 12 ‘Naar Mengelberg ga ik toe <strong>voor</strong> mijn cultuur en <strong>de</strong> hoogere ontwikkeling<br />
mijner psyche, en hoe prachtig en machtig Mengelberg mij meestal aanpakt, ik kom<br />
meestal doodmoê na zoo een weêrgâlooze in wijding in het Rijk <strong>de</strong>r Muziek thuis.<br />
Zoo moê, dat ik - toen wij vroeger wel eens na die concerten te zamen soupeer<strong>de</strong>n<br />
bij gemeenschappelijke vrien<strong>de</strong>n, kom, ik mag wel zeggen dat het ten huize van Dr.<br />
Bredius was - ik Mengelberg beken<strong>de</strong>: “Ik kan alleen maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pauze met <strong>de</strong>votie<br />
luisteren, maar een héél concert is mij te lang; zal u niet boos zijn, als u ziet, dat ik<br />
stilletjes ben weggegaan vóór het ein<strong>de</strong>? En dan, u weet: ik weet niets van muziek;<br />
ik vóél die maar.” Waarop Mengelberg dan wel eens antwoord<strong>de</strong>, dat hij niet boos<br />
zou zijn als hij zag, dat ik geeclipseerd was <strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong>-wij had<strong>de</strong>n steeds prachtige<br />
balconplaatsen door bizon<strong>de</strong>re faveur en Mengelberg zàg onsterwijl hij mij gelukkig<br />
maakte door te verzekeren, dat het beter was muziek te voelen dan te weten. Waarna<br />
<strong>de</strong> champagne bruiste in fijnstgeslepenen kelk.’<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re kennis uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> was <strong>de</strong> prins Von Thurn und Taxis. Deze moet<br />
<strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>gesteld hebben aan zijn zuster Marie, tij<strong>de</strong>ns een bezoek van haar,<br />
daar zij <strong>Couperus</strong> treffend heeft beschreven: 13 ‘rasend unterhaltend und interessant<br />
aber zu komisch - un gros Monsieur d'un certain âge, membru et ventru, chauve, un<br />
visage large, range, rasé, <strong>de</strong>s mains énormes-et <strong>de</strong>s petits gestes précieux <strong>de</strong><br />
bayadère.’<br />
Lezingen hield hij nu veel min<strong>de</strong>r. Wel trad hij op 23 maart te Delft op in het<br />
expositiezaaltje In die Coom Schuere, met impressies van Venetië, Ravenna, Florence<br />
en Sicilië. De Delftsche Courant schreef vier dagen later: ‘De schil<strong>de</strong>rijen langs <strong>de</strong>n<br />
wand, <strong>de</strong> met matten be<strong>de</strong>kte vloer, het lustig knappen<strong>de</strong> vuurtje in <strong>de</strong>n open haard,<br />
<strong>de</strong> oud-Hollandsche stoelen, in een woord <strong>de</strong> geheele aankleeding gaf aan het interieur<br />
een zeer gezellig cachet, dat nog verhoogd werd doordat het zaaltje flink gevuld was<br />
met een uitgelezen publiek. [...] Met aandacht volg<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanwezigen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />
en hun instemming en sympathie uitten zich aan 't slot in een dankbaar applaus.’ 14<br />
Bleef hij thuis, dan las hij met veel belangstelling weer in zijn antieke schrijvers.<br />
Ditmaal waren het Quintus Curtius Rufus, Arrianus en Plutarchus die hem intensief<br />
bezighiel<strong>de</strong>n. Uit hun werken putte hij <strong>de</strong> stof <strong>voor</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
569<br />
Iskan<strong>de</strong>r. 15 Overdag werkte hij dikwijls in <strong>de</strong> Koninklijke Bibliotheek, waar <strong>de</strong><br />
directeur W.G.C. Byvanck hem een apart vertrek ter beschikking stel<strong>de</strong>, met een<br />
fonteintje opdat hij telkens als hij dat wil<strong>de</strong> zijn han<strong>de</strong>n kon wassen. 16<br />
Overigens had hij Xerxes nog niet bij een uitgever kunnen on<strong>de</strong>rbrengen. In een<br />
van zijn laatste brieven aan Veen - die niet lang meer te leven had - lezen wij (d.d.<br />
14 februari 1919): 17 ‘Amice. Zoudt gij lust hebben weêr eens iets van mij uit te geven,<br />
n.l. Xerxes of De Hoogmoed. (4 nummers Groot-Ne<strong>de</strong>rland. Sept. Okt. Nov. Dec.)<br />
Nijgh en Van Ditmar biedt er mij te weinig <strong>voor</strong>; hij vindt het geen zeer verkoopbaar<br />
boek, schijnt het,- een vreem<strong>de</strong> taxatie, als ik daar over stel, dat Mej. Else Otten,<br />
mijn Duitsche vertaalster, oogenblikkelijk <strong>de</strong> hand heeft gelegd op <strong>de</strong> vertalingsrechten<br />
van Xerxes, als arktuelle Stoffe, een zeer goed hon. er <strong>voor</strong> betaal<strong>de</strong> en <strong>de</strong>zer dagen<br />
- <strong>de</strong> vertaling is reeds klaar - trots revolutie en wat al niet meer, het boek in<br />
Duitschland verschijnt. Zijlstra's beschouwing [Doeke Zijlstra werkte <strong>voor</strong> Nijgh]<br />
lijkt mij dus werkelijk wat... bekrompen om niet dom te zeggen. Ik zoù met een hon.<br />
van ƒ 2500,- in eens, tevre<strong>de</strong>n zijn.’<br />
Ook Veen vond dit honorarium echter te hoog. <strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong> roman toch aan<br />
Nijgh verkocht, <strong>voor</strong> een onbekend bedrag. (Het archief van <strong>de</strong>ze uitgeverij is in<br />
1940 bij het bombar<strong>de</strong>ment op Rotterdam verloren gegaan.) Zijn relatie met Nijgh<br />
& Van Ditmar had die met Veen langzamerhand bijna geheel vervangen. In oktober<br />
1918 was ook <strong>de</strong> bibliofiele boekuitgave van De o<strong>de</strong> in Rotterdam verschenen,<br />
gedrukt in, zo zegt het colofon, ‘<strong>de</strong> letter van <strong>de</strong> Roos en uitgegeven in<br />
twee-hon<strong>de</strong>rd-vijftig genummer<strong>de</strong> en door <strong>de</strong>n schrijver geteeken<strong>de</strong> exemplaren’.<br />
Bij die gelegenheid had <strong>Couperus</strong> De o<strong>de</strong> aan zijn neef F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein<br />
opgedragen, Frans, die hem immers secretarisdiens een placht te bewijzen en op wie<br />
hij zoals wij weten buitengewoon gesteld was.<br />
Het jaar 1919 heeft <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>, en <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein,<br />
niet on<strong>de</strong>r een gelukkig gesternte gestaan. Sterfgevallen hebben hen achtervolgd.<br />
Als eerste was daar <strong>de</strong>ze lievelingsneef. Frans had in <strong>de</strong> loop van 1917 genegenheid<br />
opgevat <strong>voor</strong> Enny Vre<strong>de</strong>, <strong>de</strong> nog jonge vrouw en tevens steractrice van <strong>de</strong><br />
toneellei<strong>de</strong>r en acteur Eduard Verka<strong>de</strong>. 18 Hij moet haar hebben leren kennen via diens<br />
broer Ericus Verka<strong>de</strong>, een <strong>de</strong>r directeuren van <strong>de</strong> Gist- en Spiritusfabriek, waar hij<br />
zelf als jurist werkzaam was. Hoe dit ook zij, er groei<strong>de</strong> een lief<strong>de</strong>sverhouding uit<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
570<br />
die ertoe geleid heeft dat Enny Vre<strong>de</strong> en Eduard Verka<strong>de</strong> tot echtscheiding zijn<br />
overgegaan, een gebeurtenis die in Den Haag druk besproken is. Frans Vlielan<strong>de</strong>r<br />
Hein en Maria Magdalena Müller, zoals Enny Vre<strong>de</strong> eigenlijk heette, zijn op 15<br />
maart 1919 in Oslo-toen nog Christiania-in het huwelijk getre<strong>de</strong>n. Omstreeks half<br />
april keer<strong>de</strong>n zij terug met <strong>de</strong> Amstel I, een vrachtboot met passagiersaccommodatie.<br />
Maar zij zou<strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rland nimmer weerzien. 19<br />
Het schip liep namelijk op een mijn. Van <strong>de</strong> opvaren<strong>de</strong>n is nooit meer iets gehoord.<br />
Aanvankelijk was het niet dui<strong>de</strong>lijk wat er gebeurd kon zijn. De Amstel I werd<br />
vermist. In <strong>de</strong> angstige onzekerheid die daar op volg<strong>de</strong> ging Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud<br />
zelfs samen met an<strong>de</strong>re familiele<strong>de</strong>n naar een hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong>. 20 Maar het lever<strong>de</strong> niets<br />
op. De couranten maakten op 16 april melding van <strong>de</strong> ramp, die <strong>voor</strong>al ook door <strong>de</strong><br />
dood van Enny Vre<strong>de</strong> grote opschudding verwekte. Op <strong>de</strong> Deense kust was een<br />
reddingboei aangespoeld die het vermoe<strong>de</strong>n wettig<strong>de</strong> dat het schip in<strong>de</strong>rdaad op <strong>de</strong><br />
al gevrees<strong>de</strong> mijn was gelopen. De precieze datum van Frans' overlij<strong>de</strong>n staat daarmee<br />
dus niet vast.<br />
De verslagenheid was groot. In zijn correspon<strong>de</strong>ntie is <strong>Couperus</strong> er telkens weer<br />
op teruggekomen. Op 27 april schreef hij aan W.E.J.Kuiper: 21 ‘Uw zoo bizon<strong>de</strong>r<br />
vrien<strong>de</strong>lijk en waar<strong>de</strong>erend schrijven over De O<strong>de</strong> heeft mij buitengewoon veel<br />
genoegen gedaan: U voelt zoo geheel met mij me<strong>de</strong> <strong>de</strong> schoonheid, die ik in <strong>de</strong>n<br />
geest gezien heb en dat U daarbij als “aca<strong>de</strong>micsch” man mijne omzwervingen in<br />
<strong>de</strong> antieke wereld toch nooit al te critiesch beschouwt, streelt natuurlijk wel mijn<br />
trots als dilettant en autodidakt. Mijn neef Frans Vlielan<strong>de</strong>r Hein, dien mijn vrouw<br />
en ik zoo innig, innig lief had<strong>de</strong>n en van wiens tragiesch eind met zijne vrouw U<br />
zeker gehoord zal hebben, had zoo een pleizier dit boekje eens zelf mooi uit te geven,<br />
het was geheel en al zijn i<strong>de</strong>e en ik zie hem nog zorgvuldig <strong>de</strong> dimensies van papier<br />
af meten... Zijn verlies is ons een onoverkomelijke smart.’<br />
Aan Leopold Aletrino, die <strong>Couperus</strong> kort daar<strong>voor</strong> een condoléance geschreven<br />
had, stuur<strong>de</strong> hij op 11 mei <strong>de</strong>ze bedankbrief: 22 ‘Het <strong>de</strong>ed mij pleizier weêr iets van<br />
U te hooren en het verheugt ons bei<strong>de</strong>n, mijne vrouw en mij, zéer, dat Uwe verdiensten<br />
we<strong>de</strong>rom erkend zijn en dat ge een prettige promotie in <strong>de</strong> journalistiek maakt. Het<br />
<strong>de</strong>ed ons leed nog geen gelegenheid te hebben gehad met. Uwe aanstaan<strong>de</strong> kennis<br />
te maken: mocht U spoedig eens met haar op een avond ten onzent willen komen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
571<br />
praten, dan zullen wij dit zeer waar<strong>de</strong>eren. Mijne vrouw logeert op dit oogenblik te<br />
Rotterdam bij <strong>de</strong>n heer en mevrouw Vlielan<strong>de</strong>r Hein. Maar in Juni is zij terug.<br />
De rampzalige dood van onze lieve neef Frans, die ons zoo innig dierbaar was,<br />
heeft ons zwaar, heel zwaar getroffen: wij verliezen in hem meer dan ik U zeggen<br />
kan en er is nog immer een opstandigheid in ons tegen het Noodlot, dat juist <strong>de</strong>ze<br />
e<strong>de</strong>len, begaaf<strong>de</strong>n, jongen man ons ontnam. Hij was zoo geheel en al als een kind<br />
bij ons in huis: ie<strong>de</strong>reen waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem en dit beloftevol leven moest nu wor<strong>de</strong>n<br />
geknot. Waarom? vragen wij ons af. Waarom! Wij zijn innig bedroefd en danken U<br />
hartelijk <strong>voor</strong> Uwe <strong>de</strong>elneming.’ - Nog op 31 mei herhaal<strong>de</strong> hij aan W.F.C.<br />
Timmermans, die hij toch slechts oppervlakkig ken<strong>de</strong>: 23 ‘Mijn vrouw en ik hebben<br />
<strong>de</strong>ze laatste weken een allersmartelijkst leed door gemaakt om <strong>de</strong>n dood van mijn<br />
neef <strong>de</strong>n heer F.E. Vlielan<strong>de</strong>r Hein-onlangs in het huwelijk getre<strong>de</strong>n met Enny Vre<strong>de</strong>.<br />
Hij was ons innig dierbaar, een zoon gelijk, en zijn heen-gaan laat een groote leêgte<br />
in onzen kring en ons huis, waar hij zoo heel dikwijls kwam. Wij hebben <strong>de</strong>zen tijd<br />
eigenlijk geen an<strong>de</strong>re gedachte gehad dan <strong>de</strong>ze smart.’<br />
Als altijd trachtte <strong>Couperus</strong> het gele<strong>de</strong>n verlies te vergeten in zijn werk. De brief<br />
van 27 april aan Kuiper kreeg nog een postscriptum: 24 ‘U zal mij onverbeterlijk vin<strong>de</strong>n<br />
maar omdat ik in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> wereld doormaakt en die ik beleef, niet kan over<br />
mo<strong>de</strong>rne menschen schrijven, schrijf ik een roman: Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> Vrouwen. Het<br />
is <strong>de</strong> roman van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n Groote en zijne psychologische verwording in Azië.<br />
Quintus Curtius, Arrianus en Plutarchos zijn <strong>de</strong> groote bronnen... En zoo een werk<br />
troost mij, maar ik geloof wel, dat het vreemd is...’<br />
Vreemd of niet, het mid<strong>de</strong>l werkte goed. <strong>Couperus</strong> raakte er steeds meer in. Op<br />
een ochtend ging hij wan<strong>de</strong>len en had een verrassen<strong>de</strong> ontmoeting: na jaren niets<br />
meer van hem gehoord te hebben liep hij ineens <strong>de</strong> archeoloog H.M.R.Leopold tegen<br />
het lijf. Onmid<strong>de</strong>llijk nam <strong>Couperus</strong> hem mee naar <strong>de</strong> Hoogewal en Leopold moest<br />
er aan geloven: een aantal pagina's van het al geschreven ge<strong>de</strong>elte van Iskan<strong>de</strong>r las<br />
<strong>Couperus</strong> hem die zomermorgen <strong>voor</strong>. 25 Volgens Van Booven heeft dit nieuwe boek<br />
<strong>Couperus</strong>' ‘grootste lief<strong>de</strong> gehad en hij wenschte dat dit zijn laatste groote roman<br />
mocht zijn. Helaas, reeds wás het zóó beschikt.’<br />
Over <strong>Couperus</strong>' doen en laten in <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re loop van 1919 is bij gebrek aan brieven<br />
of an<strong>de</strong>re documenten niet veel bekend. Waarschijnlijk zal hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
572<br />
meestentijds in Den Hang gebleven zijn, om er goed door te kunnen werken aan<br />
Iskan<strong>de</strong>r. 26 Ongebruikelijk <strong>voor</strong> zijn doen is een ietwat verbijsteren<strong>de</strong> open brief uit<br />
<strong>de</strong>ze tijd, gericht aan Herman Robbers en gepubliceerd in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, die ons<br />
een buitengewoon kwa<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> laat zien. 27 Haast boosaardig reageert hij daarin<br />
op een aanval die Robbers zich gepermitteerd had naar aanleiding van <strong>Couperus</strong>'<br />
bespreking van Querido's Koningen. Hij vond dit belangrijk genoeg om er zijn<br />
Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> te on<strong>de</strong>rbreken: 28 ‘Wezenlijk, ge dwingt mij iets heel vervelends te<br />
doen-mij te rechtvaardigen over dingen, die ik nooit beweer<strong>de</strong>-: ik ging liever door<br />
aan het werk, dat ik heb on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n - een roman, die “speelt” in <strong>de</strong> Oudheid! - dan<br />
u te bewijzen, dat ge u vergallopeerd hebt. Maar verbaasd, dat een schrijver-recensent<br />
van uw naam zoo slecht lezen kan, moet ik u wel even <strong>de</strong> quintessens mijner woor<strong>de</strong>n<br />
herhalen.’<br />
Na uitvoerig aangetoond te hebben dat Robbers in<strong>de</strong>rdáád niet lezen kon, schreef<br />
hij een paar beoor<strong>de</strong>lingen van diens eigen vroegere werk neer die ons verrassen.<br />
Nergens el<strong>de</strong>rs is <strong>Couperus</strong> zo dui<strong>de</strong>lijk over een confrater: 29 ‘Ge meent, dat <strong>de</strong><br />
schrijver van Majesteit het artikel over Querido schreef. Neen, <strong>de</strong> schrijver van<br />
Majesteit was het niet: het was eer <strong>de</strong> schrijver van De Berg van Licht en van De<br />
Ongelukkige. Ge noemt Majesteit, Wereldvre<strong>de</strong>, Psyche en Herakles in één a<strong>de</strong>m<br />
als boeken, “in kou<strong>de</strong> opgewon<strong>de</strong>nheid geschreven”. Dit is heel slecht schiften en<br />
overstelpt u toonen door <strong>de</strong> vele-o, ik beken het, te vele-boeken, die ik schreef.<br />
Majesteit en Wereldvre<strong>de</strong> zijn vermetele jeugdromans van een jongen man van plm.<br />
27 jaar, geloof ik. <strong>Een</strong> jonge man, lang niet “geniaal” genoeg om te omvatten <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerpen, die hij driest aan greep. Psyche echter-hoe koud gij dit vindt omdat u<br />
het zintuig ontbreekt er <strong>de</strong> warmte van te voelen-werd door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
paedagogen waardig gekeurd <strong>de</strong>r rijpen<strong>de</strong> jeugd on<strong>de</strong>r oogen te wor<strong>de</strong>n gebracht op<br />
verschillen<strong>de</strong> inrichtingen van on<strong>de</strong>rwijs: geeft u dat misschien te <strong>de</strong>nken? En dat<br />
ge <strong>de</strong> innige menschelijkheid van mijn half-god Herakles niet hebt kunnen voelen,<br />
is we<strong>de</strong>rom uw eigen persoonlijke schuld, want hij is menschelijk en dit zeg ik met<br />
evenveel zekerheid, als gij mij uwe onom-stootelijke waarhe<strong>de</strong>n verkondigt. Maar<br />
hoe <strong>de</strong>ze waarhe<strong>de</strong>n ook staan <strong>voor</strong> God, gij schifttet werkelijk slecht.’<br />
Robbers had De o<strong>de</strong> koud als marmer gevon<strong>de</strong>n en bovendien te mooi uitgegeven.<br />
Hij raakte daarmee <strong>Couperus</strong> in het hart, die zijn gestorven neef Frans ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong><br />
met <strong>de</strong> bouta<strong>de</strong>: 30 ‘Hebt ge ooit dat marmer ge-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
573<br />
voeld als het blaakte in zui<strong>de</strong>rzon en in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van wie er tee<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hand op leg<strong>de</strong>?<br />
Het gloeit dan warmer dan een schoorsteenmantel boven een vulkachel. En laat mij<br />
u zeggen, dat <strong>de</strong> verzorg<strong>de</strong> uitgave van De O<strong>de</strong> te danken is aan... ontroering.<br />
Ontroering gaf Hem, wiens naam aan dit boekje verbon<strong>de</strong>n werd, in, het, hoewel Hij<br />
geen uitgever was, met bizon<strong>de</strong>r veel zorg te doen verschijnen. Die weel<strong>de</strong>rige<br />
<strong>Couperus</strong> zelve zoû De O<strong>de</strong> eenvoudig hebben ingelascht in een bun<strong>de</strong>l “kou<strong>de</strong>”<br />
Antieke Verhalen.<br />
En nu wil ik u dit nog zeggen, al klinkt het misschien u onaangenaam: gij <strong>de</strong>edt<br />
mij ook wel pijn door zoo hoog te beweren, dat Herakles en De O<strong>de</strong> niets zijn dan<br />
opgewon<strong>de</strong>n koudheid. Ik wil<strong>de</strong> u zeggen, dat ik uw Sint-Elmsvuur gelezen heb en<br />
verstomd stond, hoe een schrijver in zoo vele jaren, zoo weinig uit zijn da<strong>de</strong>lijk nauw<br />
om zich beschreven cirkeltje wist te tre<strong>de</strong>n. Uw Annie <strong>de</strong> Boogh was een beloftevol<br />
boek. Uw Sint-Elmsvuur bracht u geen pas ver<strong>de</strong>r. Neen, ik vind uw Sint-Elmsvuur<br />
óok met “geniaal”. Ik zoû u een hartelijken raad willen geven, zon<strong>de</strong>r hatelijkheid<br />
want ik bèn u niet hatelijk gezind, evenmin als gij mij. Ik zoû u eens willen ra<strong>de</strong>n:<br />
reis eens. Treed buiten uw kringetje. Schrijf een tijd geen kritieken meer: dat is een<br />
doo<strong>de</strong>nd vak. Poog eens uit te kijken naar <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke verschieten <strong>de</strong>r eeuwige<br />
Schoonheid, waar zij ook <strong>voor</strong> ù liggen, el<strong>de</strong>rs dan <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r of mij. Verfoei<br />
<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmatigheid. Dwaal <strong>de</strong>s noods, vergis u maar ontwring u aan het kringetje.<br />
Tast <strong>de</strong>s noods blind uit naar die hooger heerlijk stralen<strong>de</strong> vizioenen. Zelfs zoo ge<br />
mis tast, zal <strong>de</strong> poging zalig zijn en zult ge kunnen schrijven een boek, dat, al is het<br />
weêr ook een bourgeoise ze<strong>de</strong>-roman, uit kan bloeien boven uw vorige werk. Vale.’<br />
- Wat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> betreft kon Herman Robbers het daar <strong>voor</strong>lopig mee doen!<br />
<strong>Een</strong> zware slag trof <strong>Couperus</strong> op 20 september 1919. Zijn vertrouw<strong>de</strong> uitgever<br />
L.J. Veen, met wie hij geduren<strong>de</strong> bijna negenentwintig jaren een zo nauwe relatie<br />
had on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, kwam op die datum te overlij<strong>de</strong>n. Het valt moeilijk te beoor<strong>de</strong>len<br />
hoe dit bij hem aangekomen is. <strong>Een</strong> condoléance ontbreekt. De verkoel<strong>de</strong> betrekkingen<br />
in aanmerking genomen heeft hij die misschien ook nooit geschreven. Na <strong>de</strong> dood<br />
van Veen is A.P. Abramsz directeur van <strong>de</strong> N.V. gewor<strong>de</strong>n. (Voordien was <strong>de</strong>ze<br />
Veens vertegenwoordiger, zeer zeker geen compagnon zoals Abramsz zelf<br />
gesuggereerd schijnt te hebben. 31 )<br />
<strong>Couperus</strong>' stilzwijgen werd in Amsterdam niet erg gewaar<strong>de</strong>erd. Tien<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
574<br />
dagen na Veens heengaan reageer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>, aan Abramsz gerichte<br />
woor<strong>de</strong>n: ‘Het doet mij leed, dat U zich schijnt te hebben aangetrokken, dat ik U niet<br />
schreef na Veens overlij<strong>de</strong>n, maar ik kan niet an<strong>de</strong>rs dan U tot mijn verontschuldiging<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen, dat ik niets wist van Uw Compagnonschap met Veen, dat ik zelfs Uw<br />
naam niet ken<strong>de</strong>. Veen schreef mij immers steeds persoonlijk; dat zijne uitgeverszaak<br />
na zijn overlij<strong>de</strong>n zoû wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>tgezet, was mij ook geheel onbekend; zóo zelfs,<br />
dat ik Nijgh en Van Ditmar er over gesproken heb, of zij niet mijn boekenfonds van<br />
<strong>de</strong> erven zou<strong>de</strong>n overnemen!’<br />
Hoewel hij weinig met <strong>Couperus</strong> in leeftijd verschil<strong>de</strong>-Veen was eveneens in 1863<br />
geboren, op 7 januari-moet hij door zijn positie <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> bijna een va<strong>de</strong>rfiguur<br />
zijn geweest. Hij was <strong>de</strong> man van wie, zoals vroeger van zijn va<strong>de</strong>r, altijd het geld<br />
kwam. Al met al heeft hun relatie zoals wij zagen <strong>de</strong> nodige ups en downs gekend.<br />
Veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> economische omstandighe<strong>de</strong>n hebben <strong>de</strong> latere jaren van hun<br />
betrekkingen dui<strong>de</strong>lijk negatief beïnvloed. Doordat <strong>Couperus</strong>, impulsief als hij kon<br />
zijn, zich soms niet ontzag zeer emotioneel te reageren-tot op het onhebbelijke af-,<br />
is hun aanvankelijk goe<strong>de</strong> verstandhouding niet onbeschadigd gebleven. Men moet<br />
daarbij in het oog blijven hou<strong>de</strong>n dat <strong>Couperus</strong>' gestadige, enorme produktie, die<br />
niet evenredig was met het verkoopsucces van zijn boeken, Veen bij herhaling <strong>voor</strong><br />
begrijpelijke zakelijke problemen heeft geplaatst. <strong>Couperus</strong> had daar weinig begrip<br />
<strong>voor</strong>.<br />
<strong>Een</strong> van zijn grootste zekerhe<strong>de</strong>n ontviel <strong>Couperus</strong> op die twintigste september.<br />
Het zal hem niet vrolijk gestemd hebben. Maar als het wérkelijk ernst was, kwam<br />
hij tegenslag altijd weer snel te boven. Dit lijkt ook nu het geval geweest te zijn. Nog<br />
geen tien dagen na Veens dood zocht hij <strong>de</strong>finitief bij Nijgh & Van Ditmar zijn<br />
zakelijk heil. Zodoen<strong>de</strong> is ook Iskan<strong>de</strong>r daar een jaar later verschenen, nadat <strong>Couperus</strong><br />
het boek eerst in afleveringen in Groot-Ne<strong>de</strong>rland had geplaatst. Op twee<strong>de</strong> kerstdag<br />
1919 zou hij zijn laatste grote roman voltooien.<br />
Het rampjaar 1919 had ten slotte nog een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> slag <strong>voor</strong> hem in petto. Op 8<br />
<strong>de</strong>cember overleed zijn zwager Benjamin Marius Vlielan<strong>de</strong>r Hein. De recente dood<br />
van een kleindochtertje had <strong>de</strong>ze moeilijk kunnen verwerken, wat tot zijn plotselinge<br />
dood lijkt te hebben bijgedragen. Vlielan<strong>de</strong>r Hein is betrekkelijk oud gewor<strong>de</strong>n:<br />
eenentachtig jaar. 32 Voor <strong>Couperus</strong>' zuster <strong>voor</strong>al moet het een heel moeilijk jaar<br />
geweest zijn. Zij verloor immers een zoon, haar man en een kleinkind, allen kort na<br />
elkaar.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
575<br />
<strong>Couperus</strong> zelf concentreer<strong>de</strong> zich op zijn werk en vond daarin, zoals altijd, afleiding<br />
en troost. Wat <strong>de</strong> muziek in <strong>de</strong>ze tijd <strong>voor</strong> hem beteken<strong>de</strong> heeft hij on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n<br />
gebracht in een klein stukje, geschreven <strong>voor</strong> het ge<strong>de</strong>nkboek dat Willem Mengelberg<br />
een jaar later bij zijn vijfentwintigjarig jubileum zou wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n: 33 ‘Aan<br />
Willem Mengelberg dank ik sublime oogenblikken van inwijding in een tooverrijk.<br />
Dat tooverrijk is <strong>de</strong> Muziek, waarvan ik zoo weinig weet en waar<strong>voor</strong> ik zoo heel<br />
veel voel. Maar ik geloof, dat wie gegeven is <strong>de</strong> gave van innig te voelen, niet van<br />
noo<strong>de</strong> heeft veel te weten. Met wat er naïefs in mij overbleef kan ik luisteren als<br />
Mengelberg zijn instrument, het Orchest, bespeelt. Zijne beheersching van dat<br />
Instrument schijnt mij toe van een geniale oppermacht. Mengelberg heeft mij<br />
onvergetelijke oogenblikken gegeven. Na een Zaterdag-avond-concert genoot ik<br />
dikwijl een stillen Zondagmorgen na, zoo vroom, dat zelfs <strong>de</strong> vroomste mensch mij<br />
niet kan berispen, dat ik nooit naar <strong>de</strong> kerk ga. Mengelberg gaf mij, in Holland, een<br />
grooten troost <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re schoonhe<strong>de</strong>n, die ik hier mis en ik betuig hem ontroerd<br />
mijn dank.’ - <strong>Couperus</strong> miste nog altijd Italië. Op <strong>de</strong> Mengelbergconcerten kon hij<br />
op een an<strong>de</strong>re manier wegdromen, ver van het wereldgeweld en alle ellen<strong>de</strong> die<br />
Europa - het nooit door hem genoem<strong>de</strong> Rusland niet te vergeten - teister<strong>de</strong>.<br />
Van januari tot juni 1920 verscheen dus Iskan<strong>de</strong>r, wij zagen het reeds, in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 34 Vroeger had <strong>Couperus</strong> Johan Ram kunnen raadplegen wat militaire<br />
zaken betreft, <strong>voor</strong>al in Zielenschemering. Nu zijn vriend er niet meer was, moest<br />
hij zich wel tot iemand an<strong>de</strong>rs wen<strong>de</strong>n. Hij <strong>de</strong>ed dit echter pas toen <strong>de</strong> roman al in<br />
het tijdschrift werd afgedrukt. Blijkbaar til<strong>de</strong> hij daar niet erg aan: als <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke<br />
tekst in boekvorm maar geen inhou<strong>de</strong>lijke fouten bevatte. Ditmaal richtte hij zich<br />
tot <strong>de</strong> ritmeester A.H.W. van Blijenburgh, aan wie hij op 4 Januari 1920 een brief<br />
schreef met een verzoek dat menigeen, in <strong>de</strong>ze vorm gesteld, naast zich neer gelegd<br />
zou hebben: ‘Beste Lex. Zoo trouw liet je van je hooren! Ik waar<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het heusch<br />
maar kon niet tot brieven-schrij ven komen. Overstelpt met werk; ik voltooi<strong>de</strong> 2<strong>de</strong>n<br />
Kerstdag <strong>de</strong>n Alexan<strong>de</strong>r-roman. En ben er gelukkig om, <strong>voor</strong> zoo ver wij hier omlaag<br />
gelukkig kunnen zijn. Wil je mij een vrien<strong>de</strong>ndienst bewijzen? En mag ik je op kosten<br />
jagen?? Abonneer je dan op Groot-Ne<strong>de</strong>rland-8 maan<strong>de</strong>n lang verschijnt Iskan<strong>de</strong>r<br />
in Groot-Ne<strong>de</strong>rland, en lees mijn boek er in op je gemak, maak militaire<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
576<br />
opmerkingen en kritiek op <strong>de</strong> marge van je exemplaar, en je doet mij een bizon<strong>de</strong>r<br />
groote dienst. Als het boek dan in boekvorm verschijnt, reeds ten <strong>de</strong>ele van dit najaar,<br />
kan ik dan alle militaire ongerechtighe<strong>de</strong>n herzien. Mijn eigen exemplaar van<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland kan ik niet missen: daarom “jaag ik je op kosten”, waar<strong>voor</strong><br />
verontschuldiging!! Spoedig tot ziens, hoop ik? Bij ons of op <strong>de</strong> Koninginnegracht!<br />
Veel liefs aan Loty! Yours <strong>Louis</strong>.’ - Hoe <strong>de</strong> ritmeester hier op gereageerd heeft is<br />
niet bekend. 35 Gevreesd moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze zich in<strong>de</strong>rdaad genoopt heeft gezien<br />
tegen heug en meug een abonnement op het tijdschrift te nemen, opdat <strong>de</strong> relatie niet<br />
verstoord zou raken! In hoeverre er in Iskan<strong>de</strong>r metterdaad ook verbeteringen door<br />
hem zijn aangebracht, werd tot nu toe door niemand on<strong>de</strong>rzocht. Heel ingrijpend<br />
kunnen zij overigens nauwelijks geweest zijn.<br />
Iskan<strong>de</strong>r heeft men wel <strong>Couperus</strong>' belangrijkste en best geslaag<strong>de</strong> historische<br />
roman genoemd. Het boek oogstte <strong>de</strong>stijds veel lof, hoewel het ook dui<strong>de</strong>lijke<br />
be<strong>de</strong>nkingen opriep. 36 Borel begon zijn uitvoerige recensie in Het Va<strong>de</strong>rland met <strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n: 37 ‘Door een toeval [?!] is <strong>Couperus</strong>' roman over Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Groote<br />
gelijktijdig verschenen met Is. Querido's laatst verschenen boek van De Ou<strong>de</strong> Waereld,<br />
dat een <strong>de</strong>rgelijke omgeving en sfeer heeft en in verschillen<strong>de</strong> besprekingen las ik<br />
vergelijkingen tusschen <strong>de</strong>ze twee werken, die zeer in het na<strong>de</strong>el waren van <strong>de</strong>n<br />
schrijver van Eline Vere.’ Mag dit ons nu welhaast ongelooflijk in <strong>de</strong> oren klinken,<br />
het vervolg van zijn recensie houdt een verklaring in. Borel, en ongetwijfeld an<strong>de</strong>ren<br />
met hem, meen<strong>de</strong> zich persoonlijk te moeten stoten aan <strong>de</strong> perverse Bagoasfiguur<br />
en diens invloed op Alexan<strong>de</strong>r. Vervolgens liet hij, als een echte fatsoensrakker, om<br />
niet te zeggen Judas - <strong>Couperus</strong> was immers met hem bevriend - <strong>de</strong>ze discutabele<br />
volzin uit zijn pen vloeien: ‘Ik weet zeer goed dat tegennatuurlijke verhoudingen<br />
tusschen mannen in ste<strong>de</strong>n als Babylon niet zoo bar verschrikkelijk wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n,<br />
maar in <strong>de</strong> tegenwoordige tij<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland vindt een normaal seksueel mensch<br />
het dégoûtant en daar moest <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> nu maar eens wat rekening me<strong>de</strong><br />
hou<strong>de</strong>n.’<br />
Borel eiste meer lief<strong>de</strong>sscènes. Met Stateira dan wel met Roxane, dat was hem<br />
om het even. Scherp keur<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> zijns inziens veel te sterke belichting af van ‘<strong>de</strong><br />
verhouding met <strong>de</strong>n mooien eunuch-danser, die <strong>de</strong>n held inwijdt in <strong>de</strong> meest perverse<br />
zon<strong>de</strong>n van Babylon’. - Wij zullen zien dat juist het tijdstip waarop Borel dit in <strong>de</strong><br />
Haagse courant publiceer<strong>de</strong> een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
577<br />
fataal ogenblik is geweest <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' reputatie: er was een schandaal gaan<strong>de</strong>,<br />
dat op 3 juni 1920 zijn ontknoping zou krijgen.<br />
Borels be<strong>de</strong>nkingen wer<strong>de</strong>n overigens door an<strong>de</strong>ren ge<strong>de</strong>eld. Dit blijkt uit wat bij<br />
<strong>voor</strong>beeld Van Blijenburgh later aan Van Booven schreef. Letterlijk verklaar<strong>de</strong> hij<br />
toen: 38 ‘Wel heb ik me meermalen verwon<strong>de</strong>rd, en hem gevraagd, waarom toch in<br />
veel van zijn werk over <strong>de</strong> oudheid op het tegennatuurlijke <strong>de</strong>n nadruk werd gelegd.<br />
“Wel”, was 't antwoord, “omdat juist dát die tij<strong>de</strong>n kenmerkte; omdat dát belangrijk<br />
was en overal <strong>voor</strong>af ging aan het verval, <strong>de</strong> ineenstorting. En <strong>de</strong> beschrijving van<br />
een tijdperk, van een rijk, zon<strong>de</strong>r datgene voluit te noemen, waarmee het rijk te<br />
gron<strong>de</strong> ging, ware niet alleen onvolledig, maar zou het essentieele missen. <strong>Een</strong><br />
schrijver moet naar beste weten waar zijn en heeft niet het recht onvolledig te<br />
reconstrueeren, tenein<strong>de</strong> te <strong>voor</strong>komen dat hij <strong>de</strong> ethici mishaagt. De evocatie dier<br />
tij<strong>de</strong>n behóeft <strong>de</strong> uitbeelding <strong>de</strong>r sexueele <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie... kan ik het helpen?”’<br />
Zou <strong>Couperus</strong> het werkelijk hebben beweerd? Of heeft hij zich tegenover Van<br />
Blijenburgh een houding willen geven? Dat zijn eigen androgyne aanleg<br />
tegennatuurlijk zou zijn heeft hij al in een vroeg stadium bestre<strong>de</strong>n. Tweeslachtigheid<br />
beschouw<strong>de</strong> hij integen<strong>de</strong>el als iets wat iemand verhief boven <strong>de</strong> zogenaamd<br />
‘normale’ massa. Dat cultuurverval zou volgen op <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> ‘sexuele <strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie’,<br />
wat hieron<strong>de</strong>r dan ook verstaan moge wor<strong>de</strong>n, heeft <strong>Couperus</strong> nergens betoogd.<br />
Zeker niet in Iskan<strong>de</strong>r, waar Alexan<strong>de</strong>r niet aan zijn biseksuele aanleg maar aan zijn<br />
hoogmoed ten on<strong>de</strong>r gaat. 39 Bagoas maakt daar slechts gebruik van.<br />
In werkelijkheid had <strong>Couperus</strong> wel heel an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën over wat <strong>de</strong> goegemeente<br />
<strong>de</strong>ca<strong>de</strong>ntie placht te noemen. Indien Van Blijenburghs brief in<strong>de</strong>rdaad <strong>Couperus</strong>'<br />
uitingen exact weergeeft, kunnen wij alleen maar vaststellen dat <strong>de</strong>ze in het Haagse<br />
sociale leven soms bokkesprongen heeft moeten maken om kool en geit te sparen.<br />
Ook ter wille van zijn vrouw zal hij dat wel eens gedaan hebben.<br />
Wat Iskan<strong>de</strong>r betreft, <strong>de</strong> beste analyse die van <strong>de</strong> roman is gemaakt en waar hier<br />
naar verwezen moge wor<strong>de</strong>n, is die van Elizabeth Visser. Zij toon<strong>de</strong> aan hoe briljant<br />
<strong>Couperus</strong> zijn bronnen verwerkte, veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wat hem in dramatisch opzicht beter<br />
uitkwam, hier iets toevoeg<strong>de</strong> en daar iets wegliet. 40 Hij combineer<strong>de</strong> en chargeer<strong>de</strong>.<br />
Dit alles had als enig oogmerk een scherpe lichtval op Alexan<strong>de</strong>r als tragische held.<br />
Dat <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong>al op <strong>de</strong> romantische versie van Quintus Curtius Rufus<br />
baseer<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
578<br />
is veelzeggend. Diens kleurige verhaaltrant kwam het meest overeen met zijn eigen<br />
wijze van bena<strong>de</strong>ren. De droge verslagen van Arrianus en <strong>de</strong> ernstige <strong>biografie</strong> van<br />
Plutarchus reikten in hoofdzaak slechts feitelijkhe<strong>de</strong>n aan.<br />
Over <strong>de</strong> Bagoasfiguur, niet slechts <strong>de</strong> dienaar van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote maar ook<br />
diens gelief<strong>de</strong>, merkte prof. Visser op: 41 ‘<strong>Couperus</strong> kon omstreeks 1920 niet an<strong>de</strong>rs<br />
doen dan die verhouding aandui<strong>de</strong>n, maar dat heeft hij dan ook onmiskenbaar gedaan.<br />
Bovendien was dat nu juist het enige punt waarin hij kon steunen op <strong>de</strong> openhartiger<br />
overlevering van <strong>de</strong> Oudheid. [...] Dat hij, zoals <strong>Couperus</strong> het <strong>voor</strong>stelt, Alexan<strong>de</strong>rs<br />
boze geest is geweest, zijn slaaf en zijn meester, verpersoonlijking van het Oosten<br />
dat <strong>de</strong> Macedoniër overwonnen heeft, daarvan is in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis geen sprake<br />
geweest.’<br />
<strong>Couperus</strong> heeft het boek een aan Rufus ontleend motto meegegeven dat even<br />
dui<strong>de</strong>lijk richtingwijzend is <strong>voor</strong> een juiste interpretatie van zijn diepere bedoelingen<br />
als <strong>de</strong> aanvankelijke, later verworpen titel. Het motto luidt: ‘et quem arma Persarum<br />
non fregerant, vitia vicerunt (“en hem die <strong>de</strong> wapenen <strong>de</strong>r Perzen niet had<strong>de</strong>n kunnen<br />
breken, hem hebben zijn on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n overwonnen”). Oorspronkelijk had het boek<br />
moeten heten Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> vrouwen. Uit een en an<strong>de</strong>r mogen wij aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rgang van Alexan<strong>de</strong>r in <strong>Couperus</strong>’ ogen in eerste instantie <strong>voor</strong>al aan zijn<br />
heteroseksuele activiteiten te wijten zou zijn geweest. Al schrijven<strong>de</strong> is hij <strong>de</strong>, literair<br />
natuurlijk ook uiterst dankbare, met Vincent Vere en Bertie van Maeren zeer verwante<br />
Bagoasfiguur meer gaan uitwerken. Zodoen<strong>de</strong> kwam hij tot gevaarlijke seksualiteit<br />
meer in het algemeen en veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> toen consequent <strong>de</strong> titel. Dat heel wat meer<br />
‘vitia’ Alexan<strong>de</strong>rs on<strong>de</strong>rgang hebben bewerkstelligd, heeft Elizabeth Visser eveneens<br />
aangetoond: 42 ‘De Perzische vrouwen kunnen hebben bijgedragen tot zijn<br />
“orientalisering” zoals <strong>Couperus</strong> die ziet, maar stellig niet tot <strong>de</strong> ontaarding van zijn<br />
oorspronkelijk gezon<strong>de</strong> natuur, een visie die <strong>Couperus</strong> trouwens al aan Curtius kon<br />
ontlenen. Bij Curtius is <strong>de</strong> oorzaak van Alexan<strong>de</strong>rs verwording dui<strong>de</strong>lijk aangegeven:<br />
het is <strong>de</strong> drankzucht. [...] Het zijn <strong>de</strong> “gekrui<strong>de</strong> wijnen” die in <strong>de</strong> Iskan<strong>de</strong>r Alexan<strong>de</strong>rs<br />
levenskracht on<strong>de</strong>rmijnen, dranken die hem ongeken<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>n doen beleven, maar<br />
die hem uitein<strong>de</strong>lijk slopen. En <strong>de</strong> hierophant van <strong>de</strong>ze oosterse orgiën is <strong>de</strong> eunuch<br />
Bagoas.’<br />
De tweeslachtige Bagoas zelf is overigens niet <strong>de</strong> verpersoonlijking van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
579<br />
Alexan<strong>de</strong>rs noodlot, evenmin als Vincent Vere en Bertie van Maeren dat vroeger<br />
waren. Hij is er slechts het werktuig van. Het noodlot bedient zich van hem om<br />
Alexan<strong>de</strong>rs val te weeg te brengen. In wezen is Iskan<strong>de</strong>r een direct verlengstuk van<br />
Xerxes. De boeken kunnen niet los van elkaar gezien wor<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rtitel van <strong>de</strong><br />
eer<strong>de</strong>re roman, De Hoogmoed, had met evenveel recht aan Iskan<strong>de</strong>r kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
meegegeven. Bei<strong>de</strong> boeken behan<strong>de</strong>len <strong>de</strong> hybris, zoals die in <strong>de</strong> eerste wereldoorlog<br />
in <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> Duitse keizer zo dui<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> dag was getre<strong>de</strong>n. In een veel<br />
groter verband nog plaatste <strong>Couperus</strong> ten slotte dit alles toen hij zijn, uit eigen<br />
historische ervaring gegroei<strong>de</strong>, visie als volgt samenvatte: ‘Nieuwe Koningen zou<strong>de</strong>n<br />
in volgen<strong>de</strong> eeuwen geboren wor<strong>de</strong>n [...]; nieuwe rijken zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gesticht...<br />
en alles zoû we<strong>de</strong>rom <strong>de</strong> vreeslijke stroom <strong>de</strong>s Tijds me<strong>de</strong> sleepen, achter laten<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>n wanhopigen, verbaas<strong>de</strong>n mensch, die zich af zoû vragen het vreselijke, eeuwig<br />
antwoordlooze waarom van al dit ein<strong>de</strong>looze wor<strong>de</strong>n en ein<strong>de</strong>looze vergaan <strong>de</strong>r<br />
grootste, bereikbare dingen!’<br />
Terwijl Iskan<strong>de</strong>r in Groot-Ne<strong>de</strong>rland verscheen, hield <strong>Couperus</strong> zich <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
afwisseling weer eens bezig met korte prozaschetsen. Om welke re<strong>de</strong>men plaatste<br />
hij die ditmaal niet in Het Va<strong>de</strong>rland, noch in <strong>de</strong> Haagsche Post, maar in De<br />
Telegraaf? - De veron<strong>de</strong>rstelling ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat dit dagblad meer betaal<strong>de</strong>.<br />
Wie hier als tussenpersoon is opgetre<strong>de</strong>n, of dat <strong>de</strong> redactie zich regelrecht tot<br />
<strong>Couperus</strong> heeft gewend dan wel omgekeerd, is niet bekend. Verspreid over acht<br />
maan<strong>de</strong>n, met een cesuur tussen mei en juli, zijn dit in totaal elf bijdragen geweest,<br />
later zon<strong>de</strong>r veel systeem gebun<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong> drie <strong>de</strong>len Proza. De behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerpen vertonen een grote verschei<strong>de</strong>nheid. De geheimzinnige boodschapper<br />
is een spookgeschie<strong>de</strong>nis die zich afspeelt op een Frans kasteel ten tij<strong>de</strong> van paus<br />
Urbanus <strong>de</strong> Vijf<strong>de</strong>. 43 De twee schil<strong>de</strong>rs gaat terug op een door Vitruvius behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
principiële kwestie, antieke nieuwlichterijen in <strong>de</strong> Pompejaanse schil<strong>de</strong>rkunst van<br />
<strong>de</strong> vroege keizertijd. 44 De windhond verplaatst ons nog weer eens naar <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs van<br />
<strong>de</strong> Tafelron<strong>de</strong>, diep in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. 45<br />
Op 10 april 1920 publiceer<strong>de</strong> het dagblad <strong>de</strong> antiquiseren<strong>de</strong> schets Dionysia. 46 De<br />
inhoud daarvan is weliswaar gebaseerd op gedocumenteer<strong>de</strong> gegevens van <strong>de</strong> Griekse<br />
godsdienstgeschie<strong>de</strong>nis, dit neemt niet weg dat het stuk enkele <strong>voor</strong> een veel gelezen<br />
courant uit 1920 gedurf<strong>de</strong> themata behan<strong>de</strong>lt. Het speelt aan het eind van <strong>de</strong> zes<strong>de</strong><br />
eeuw <strong>voor</strong> Christus, om<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
580<br />
precies te zijn in <strong>de</strong> maand Posei<strong>de</strong>on van het jaar 513, ‘nauwelijks enkele maan<strong>de</strong>n<br />
nadat het e<strong>de</strong>le vrien<strong>de</strong>npaar, Harmodios en Aristogeiton, <strong>de</strong>n tyran had<strong>de</strong>n vermoord,<br />
<strong>de</strong>n Peisistrati<strong>de</strong> Hipparchos’. Wie daar lust in had kon er weer <strong>de</strong> nodige stof tot<br />
gegnuif en gemonkel in vin<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> op het land gevier<strong>de</strong> Kleine Dionysia<br />
werd in het ou<strong>de</strong> Griekenland een enorme phallus in optocht rondgedragen, terwijl<br />
men zich bij <strong>voor</strong>keur vermaakte met wellustige lie<strong>de</strong>ren en allerlei obsceniteiten.<br />
Dit gegeven - het feest was uiteraard een vruchtbaarheidsfeest - was een kolfje naar<br />
<strong>Couperus</strong>' hand. Hij voert jongemannen ten tonele die wat hij noemt <strong>de</strong> brutale<br />
symbolen <strong>de</strong>r levenwekken<strong>de</strong> machten dragen: 47 ‘zij zijn <strong>de</strong> brallen<strong>de</strong> falloforen; zij<br />
torsen <strong>de</strong> komische obsceniteiten [...] niemand zal zich schamen <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> jonge<br />
mannen, komiesch en obsceen, zoo hoog mogelijk in <strong>de</strong> lucht hier verheffen: <strong>de</strong> god<br />
Dionysos, <strong>de</strong> schaamteloos blij<strong>de</strong>, wil het zoo.’<br />
<strong>Couperus</strong>, die zijn verhaal op Aristophanes' Acharniërs baseer<strong>de</strong>, laat het<br />
vrien<strong>de</strong>npaar door <strong>de</strong> menigte bezingen: 48 ‘Heil Aristogeiton, o bruine jongen, die<br />
ons bevrijd<strong>de</strong>! Heil, o Harmodios, blon<strong>de</strong> jongen, die ons bevrijd<strong>de</strong>!’ Het ietwat<br />
pikante gegeven behan<strong>de</strong>lt hij overigens weinig aanstootgevend. Ook <strong>de</strong> beschreven<br />
obsceniteiten vallen mee. Toch zullen sommige ‘rechtzinnige’ lezers van De Telegraaf<br />
wel gedacht hebben: <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> is weer eens bezig! De verheerlijking van dit<br />
scabreuze hei<strong>de</strong>nse leven, hoe onschuldig ook op zichzelf, om niet te zeggen naïef,<br />
is door lie<strong>de</strong>n die met Borels be<strong>de</strong>nkingen instem<strong>de</strong>n ongetwijfeld opnieuw als een<br />
bewijs van ongezon<strong>de</strong> belangstelling beschouwd. (Het verhaal werd vier weken later<br />
wegens storen<strong>de</strong> drukfouten nog eens herhaald op <strong>de</strong> koop toe.) Omtrent <strong>de</strong> richting<br />
van <strong>Couperus</strong>' seksuele belangstelling, kortom, kunnen weinig Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs in die<br />
tijd meer in twijfel verkeerd hebben: het was, wat men placht te noemen, <strong>de</strong> verkeer<strong>de</strong>.<br />
Het is van belang dit in het oog te hou<strong>de</strong>n. Wat op han<strong>de</strong>n was moeten wij even<br />
scherp als <strong>voor</strong>zichtig trachten te interpreteren.<br />
In juni 1920 zou <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> prins Alexan<strong>de</strong>r (Sascha; <strong>voor</strong> zijn vrien<strong>de</strong>n<br />
Pascha) von Thurn und Taxis, chargé d'affaires in Den Haag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> nieuwe staat<br />
Tsjechoslowakije, <strong>de</strong> Haagse Kunstkring een aanbod doen. Hij wil<strong>de</strong> op zijn kosten<br />
jonge kunstenaars enige tijd in Italië laten verblijven. Nadat dit bericht in <strong>de</strong> courant<br />
had gestaan, ontving het bestuur van <strong>de</strong> Kunstkring een anoniem schrijven van <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> inhoud: 49 ‘Dat krantenbericht van die prins Turn en Taxis is heel mooi als<br />
't<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
581<br />
geen flikker was. Wees gewaarschuwd Heeren <strong>voor</strong> die vent. Hij maakt van al die<br />
jonge jongens flikkers! Bredius, jhr. Schorer, van Welie, <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>r Kronig, Heemstra,<br />
allemaal vrien<strong>de</strong>n van hem. Hij heeft met het ze<strong>de</strong>nschandaal het erg benauwd gehad.’<br />
Als enige on<strong>de</strong>rtekening stond on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tekst: ‘een lid uwer vereeniging die bang is<br />
<strong>voor</strong> zulke smeer-poetsen.’<br />
Het valt op dat, hoewel ook <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze prins Pascha goed ken<strong>de</strong>, hij niet samen<br />
met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren genoemd wordt. Bredius, Van Welie en Kronig waren overigens alle<br />
drie figuren uit zijn directe omgeving. Van Welie heeft hem geportretteerd. Bij<br />
Bredius en Kronig op <strong>de</strong> Prinsegracht ging hij wel dineren. Bredius ook leen<strong>de</strong> soms<br />
schil<strong>de</strong>rijen uit aan Kleykamp, als <strong>Couperus</strong> daar weer eens een van zijn lezingen<br />
kwam hou<strong>de</strong>n. Zij allen behoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> toonaangeven<strong>de</strong> kringen van Den Haag.<br />
Het bestuur van <strong>de</strong> Kunstkring <strong>de</strong>ed navraag bij <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie, die weliswaar<br />
geen pertinente verklaringen zou hebben afgelegd, maar <strong>de</strong>salniettemin toch dui<strong>de</strong>lijk<br />
te kennen gaf dat het oor<strong>de</strong>el over Von Thurn und Taxis ongunstig uitviel. In<br />
september 1920 vroeg men schriftelijk <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie nogmaals om een beoor<strong>de</strong>ling:<br />
was het waar dat <strong>de</strong> ‘moraliteit van <strong>de</strong> prins’ niet <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>? Men leg<strong>de</strong> er <strong>de</strong> nadruk<br />
op dat ‘<strong>voor</strong> uitzending in <strong>de</strong> eerste plaats in aanmerking zou<strong>de</strong>n komen jonge<br />
mannen’. Het antwoord is niet teruggevon<strong>de</strong>n, maar kan niet geheel negatief zijn<br />
uitgevallen. Het Kringbestuur besloot ten slotte op 7 <strong>de</strong>cember daaropvolgend <strong>de</strong><br />
schenking van <strong>de</strong> prins te aanvaar<strong>de</strong>n. Men zou kunnen volstaan, zo stel<strong>de</strong> men na<br />
enig <strong>de</strong>bat vast, ‘met <strong>de</strong> eventueel uit te zen<strong>de</strong>n persoon eenige waarschuwingen in<br />
algemeenen zin te geven’. De eerste die van's prinsen royaliteit heeft geprofiteerd is<br />
B. van <strong>de</strong>r Lecq geweest. Dat het goed met hem afgelopen is, behoeft geen ver<strong>de</strong>r<br />
betoog.<br />
Uit een en an<strong>de</strong>r blijkt onmiskenbaar dat er in het <strong>voor</strong>jaar van 1920 te Den Haag<br />
iets aan <strong>de</strong> hand is geweest. Gegevens uit het Haags Gemeente Archief doen<br />
vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zaak zich in eerste instantie in het najaar van 1919 heeft afgespeeld,<br />
hoewel er pas 13 maart 1920 iets over in <strong>de</strong> pers kwam. 50 De affaire zou zijn ont<strong>de</strong>kt<br />
in het militair provoosthuis aldaar, waar enige militairen me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling <strong>de</strong><strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong>-ver<strong>de</strong>r overigens niet dui<strong>de</strong>lijke-feiten. Er zou<strong>de</strong>n hoge militairen bij betrokken<br />
zijn geweest, wat een re<strong>de</strong>n was tot inschakeling van <strong>de</strong> auditeur-militair. Volgens<br />
Het Volk van 13 juni (1920) wer<strong>de</strong>n veertien personen beschuldigd van<br />
‘tegennatuurlijke ontucht met knapen’, waaron<strong>de</strong>r een baron, een gewezen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
582<br />
ritmeester, een <strong>de</strong>partementsambtenaar, een bioscoopreiziger, een grossier en een<br />
ren<strong>de</strong>z-vous-hou<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> aantal jongens zou op verzoek van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs eveneens in<br />
hechtenis zijn genomen.<br />
Het Va<strong>de</strong>rland vermeld<strong>de</strong> reeds op 3 juni <strong>de</strong> uitspraak tegen enige personen. In<br />
juli kan een twee<strong>de</strong> zitting zijn gevolgd, waar echter geen gegevens over te vin<strong>de</strong>n<br />
zijn. De zaak werd achter gesloten <strong>de</strong>uren behan<strong>de</strong>ld. Wel kreeg na afloop <strong>de</strong> pers<br />
een lijst met initialen van <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n, die ook werd gepubliceerd. Hiervan<br />
kunnen er slechts twee getraceerd wor<strong>de</strong>n, C.J.J. baron van Heemstra en E.L. van<br />
Oostrum Soe<strong>de</strong>: geen van bei<strong>de</strong>n kennissen, <strong>voor</strong> zover valt na te gaan, van<br />
<strong>Couperus</strong>. 51 Van eventuele betrokkenheid van hemzelf of van an<strong>de</strong>re beken<strong>de</strong> personen<br />
ontbreekt elk spoor.<br />
‘Het’ ze<strong>de</strong>nschandaal, waar overigens ook vrouwen bij betrokken lijken te zijn<br />
geweest - een hoofdartikel in Het Va<strong>de</strong>rland van 8 juni kreeg als motto mee ‘ter<br />
bescherming van het kind en <strong>de</strong> vrouw’ - leid<strong>de</strong> tot veel reacties in <strong>de</strong> bevolking,<br />
terwijl ongetwijfeld ook, zoals gewoonlijk bij dit soort histories, heel wat<br />
indianenverhalen er het gevolg van zijn geweest. Men had echter geen enkel an<strong>de</strong>r<br />
houvast dan <strong>de</strong> gepubliceer<strong>de</strong> initialen.<br />
<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r bracht later H.W. van Tricht op het spoor van een oud gerucht als<br />
zou <strong>Couperus</strong> op enigerlei wijze met dit alles iets te maken hebben gehad. 52 Ondanks<br />
het feit dat <strong>Couperus</strong> zijn romans, zoals wij bij herhaling zagen, van tevoren vrijwel<br />
kant en klaar in <strong>de</strong> geest had en Iskan<strong>de</strong>r in het najaar van 1919 al <strong>voor</strong> een groot<br />
<strong>de</strong>el voltooid was, meen<strong>de</strong> Van Tricht op grond van insinuaties een samenhang te<br />
mogen veron<strong>de</strong>rstellen tussen <strong>Couperus</strong>' vermeen<strong>de</strong> betrokkenheid enerzijds en <strong>de</strong><br />
ontwikkeling van <strong>de</strong> Alexan<strong>de</strong>rfiguur in Iskan<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>rzijds. Zeer zeker een gewaag<strong>de</strong><br />
interpretatie. Alexan<strong>de</strong>rs groeien<strong>de</strong> verdorvenheid zou een weerspiegeling zijn van<br />
onze<strong>de</strong>lijke praktijken van <strong>de</strong> Haagse schrijver... Deze was weliswaar niet veroor<strong>de</strong>eld<br />
maar zou, volgens <strong>de</strong> indianenverhalen, bij een inval in een verdacht huis ontsnapt<br />
zijn samen met... prins Hendrik! 53<br />
Enigerlei bewijs kon Van Tricht uiteraard niet overleggen, waar<strong>voor</strong> hij zich nog<br />
tij<strong>de</strong>ns zijn leven - in een brief aan schrijver <strong>de</strong>zes-verontschuldig<strong>de</strong>: 54 ‘Documentatie<br />
heb ik getracht te achterhalen op Justitie en tenslotte pas van een reconvalescente<br />
ambtenaar thuis gehoord, hoc men met <strong>de</strong> archiefstukken doet en dat het betrokken<br />
dossier door bombar<strong>de</strong>ment vernietigd is àls het (nog) bestond. Dit alles interesseer<strong>de</strong><br />
mij alleen,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
583<br />
omdat ik in <strong>Louis</strong>' werk <strong>de</strong> weerslag van psychisch belasten<strong>de</strong> ervaringen meen<strong>de</strong><br />
te bespeuren.’<br />
Van Tricht heeft zich, zoals ie<strong>de</strong>reen in <strong>de</strong>ze kwestie tot nu toe, door een gerucht<br />
laten mislei<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> jaren vijftig bracht hij een bezoek aan A.H.W. van Blijenburgh:<br />
‘Ik wou toen weten wat er waar is van aanraking met <strong>de</strong> Haagse politie in 1918-1919,<br />
waarna Van Oss <strong>Louis</strong> naar Indië gestuurd zou hebben. [Dit verhaal stamt<br />
waarschijnlijk van F.E.A. Batten, die het schrijver <strong>de</strong>zes ook opgedist heeft; helaas<br />
een niet altijd betrouwbare bron, zoals is gebleken.] In dat gesprek heb ik <strong>de</strong> vraag<br />
rechtstreeks gesteld, na behoorlijke <strong>voor</strong>bereiding, en kreeg ten antwoord “Dat<br />
konbesteens wezen.”’ - Over meer gegevens heeft Van Tricht niet beschikt.<br />
Van heel an<strong>de</strong>re hoek uit is <strong>de</strong> kwestie in 1981 opnieuw opgerakeld. In een artikel<br />
over F.van 't Sant, <strong>de</strong>stijds te Den Haag hoofdcommissaris, gewaag<strong>de</strong>n H.Arlman<br />
en G.Mul<strong>de</strong>r van een speciale taak die koningin Wilhelmina <strong>de</strong>ze politieman zou<br />
hebben opgedragen, namelijk 55 ‘het direct in het oog hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> scabreuze<br />
levenswan<strong>de</strong>l van haar prinsgemaal’. Prins Hendrik zou, behalve belangstelling <strong>voor</strong><br />
allerlei vrouwen, van tijd tot tijd ook interesse hebben gekoesterd <strong>voor</strong> jeugdige<br />
vertegenwoordigers van zijn eigen kunne. In het <strong>voor</strong>jaar van 1920 [sic] zou<strong>de</strong>n<br />
Haagse politiemannen bij hun inval in het bewuste verdachte huis een aantal<br />
min<strong>de</strong>rjarige jongens, prins Hendrik en <strong>Couperus</strong> hebben aangetroffen, en <strong>voor</strong>ts<br />
‘<strong>de</strong> kunsthistoricus dr. A. Bredius, <strong>de</strong> ritmeester <strong>de</strong>r cavalerie C.J.J. Sixma baron<br />
van Heemstra, Axel Fürst von Thurn und Taxis en <strong>de</strong> kantoorbedien<strong>de</strong> E.L. van<br />
Oostrom Soe<strong>de</strong>.’ Het verhaal vervolgt dan: ‘Gelukkig <strong>voor</strong> Hendrik had <strong>de</strong> justitie<br />
een scherp oog <strong>voor</strong> het landsbelang: met uitzon<strong>de</strong>ring van Van Heemstra en Van<br />
Oostrom Soe<strong>de</strong> - <strong>de</strong>zen wer<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld tot respectievelijk vier en twaalf maan<strong>de</strong>n<br />
- ontsprongen hij en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> dans, al reis<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hals over kop naar Italië<br />
af. Wie <strong>voor</strong> dit selectieve vervolgingsbeleid verantwoor<strong>de</strong>lijk was (waren), zal wel<br />
nooit wor<strong>de</strong>n opgehel<strong>de</strong>rd. Zowel het gerechtelijk <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek als het daarop<br />
volgend proces verliep in een sfeer van uitzon<strong>de</strong>rlijke geheimzinnigheid. De zittingen<br />
von<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste tot en met <strong>de</strong> laatste minuut achter gesloten <strong>de</strong>uren plaats.<br />
Alleen <strong>de</strong> uitspraak op 3 juni 1920 was openbaar, maar <strong>de</strong> rechtbank weiger<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
pers aanvankelijk zelfs <strong>de</strong> initialen van <strong>de</strong> verdachten te geven.’<br />
Aldus dit verslag, dat in elk geval wat <strong>Couperus</strong> betreft twee fouten tegelijk maakt.<br />
Hij is niet naar Italië vertrokken, en evenmin hals over kop<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
584<br />
el<strong>de</strong>rs heen: pas in oktober 1920 is hij naar Noord-Afrika gegaan, wegens zijn slechte<br />
gezondheid. Dat hij al veel langer op reis wil<strong>de</strong> en er naar snakte na vier oorlogsjaren<br />
uit Holland weg te komen hebben wij al in zijn laatste brief van eind 1918 aan Emma<br />
Garzes kunnen lezen.<br />
Is <strong>Couperus</strong> nu werkelijk op enigerlei wijze bij <strong>de</strong>ze affaire betrokken geweest?<br />
- Desgevraagd hebben Arlman en Mul<strong>de</strong>r schriftelijk uiteengezet op welke gegevens<br />
hun betoog berust. 56 Zij kon<strong>de</strong>n gebruik maken van dagboeken die <strong>de</strong> katholieke<br />
politicus en griffier van <strong>de</strong> Eerste Kamer, mr. Evert baron Witter van Hoogland,<br />
heeft nagelaten: ‘Wittere maakt melding van het verhaal-hoe betrouwbaar en direct<br />
zijn bronnen zijn is niet dui<strong>de</strong>lijk-in een tijd waarin zijn verhouding met Hendrik<br />
niet meer optimaal is om het zacht uit te drukken.’ Wat vervolgens <strong>Couperus</strong> betreft,<br />
bleken zij niet an<strong>de</strong>rs te kunnen mee<strong>de</strong>len dan: ‘Wat u vraagt - een nauwkeurige<br />
opgave van <strong>de</strong> plaats waar <strong>Couperus</strong>' betrokkenheid bij het roemruchte schandaal in<br />
1920 zwart op wit staat beschreven - kunnen wij u niet geven.’<br />
Steeds weer blijkt dat het wat dit ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> affaire betreft uitsluitend om<br />
oncontroleerbare geruchten gaat. <strong>Couperus</strong> en prins Hendrikbien étonnés <strong>de</strong> se trouver<br />
ensemble! - zou<strong>de</strong>n nog op tijd zijn weggemoffeld. Dit zou <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zijn waarom<br />
zij niet terecht hebben gestaan. Nergens is echter ook maar een spoor van een<br />
ooggetuigeverslag of iets <strong>de</strong>rgelijks te vin<strong>de</strong>n. Men mag dus het waarheidsgehalte<br />
van <strong>de</strong>ze geruchten ernstig in twijfel trekken. 57 Op generlei wijze valt ook te verklaren<br />
waarom men juist hém gesauveerd zou hebben, terwijl een man als <strong>de</strong> ritmeester<br />
baron Van Heemstra een veroor<strong>de</strong>ling niet bespaard werd.<br />
Voor <strong>Couperus</strong>' persoonlijke situatie maakte het overigens weinig verschil... Menigeen<br />
immers-tot in Indië toe, zo zal nog blijken-nam voetstoots aan dát hij schuldig was<br />
maar had kunnen ontsnappen. Natuurlijk was hij hiervan doordrongen. Dat dit zijn<br />
werklust, na <strong>de</strong> voltooiing van <strong>de</strong> enorme Alexan<strong>de</strong>rroman, niet bepaald bevor<strong>de</strong>rd<br />
zal hebben is geen gewaag<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling. Het kan <strong>de</strong> verklaring zijn van het<br />
feit dat er tussen 8 mei en 22 juni 1920 geen nieuwe verhalen van hem in De Telegraaf<br />
zijn verschenen, evenmin als in Het Va<strong>de</strong>rland of in <strong>de</strong> Haagsche Post. Twee maan<strong>de</strong>n<br />
lang zweeg hij.<br />
Het Letterkundig Museum bewaart overigens een ongedateer<strong>de</strong> brief waarop een<br />
an<strong>de</strong>re hand ‘2, april 1920’ heeft geschreven, met als na<strong>de</strong>re<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
585<br />
aanduiding ‘Goe<strong>de</strong> Vrijdag’. De brief is verzon<strong>de</strong>n uit The Normandy-Hôtel, Rue<br />
<strong>de</strong> l'Echelle, Parijs, en lijkt er op te wijzen dat <strong>Couperus</strong> Pasen 1920 vrolijk in <strong>de</strong><br />
Lichtstad heeft doorgebracht, samen met zijn vrouw. Hij schreef hierin aan mevrouw<br />
J. Böthlingh: 58 ‘Wij zijn zalig aan het flâneeren! Blijven hier vermoe<strong>de</strong>lijk 10 à 14<br />
dagen... en misschien wel langer! Wij zoeken iets aardigs te koopen <strong>voor</strong> het mooie<br />
(dubbele) ca<strong>de</strong>au, dat je zoo hartelijk was ons te geven ƒ 100 + ƒ 100 = ƒ 200 = 1000<br />
fr.!!!). Betty <strong>de</strong>nkt echter, dat wij in Italië nog beter terecht kunnen komen, zoodat<br />
ik je later wel mel<strong>de</strong>n zal, wat wij gevon<strong>de</strong>n hebben: ik verraad nu nog niet het i<strong>de</strong>e,<br />
dat ik had!! Wat ben je toch altijd hartelijk! Als wij maar in Italië komen... met die<br />
1ste Mei! Enfin, nous verrons: we tobben nu maar niet, over niets!’ Van een kort<br />
Italiaans intermezzo in mei 1920 is ver<strong>de</strong>r niets bekend. Vermoe<strong>de</strong>lijk is <strong>Couperus</strong><br />
van Parijs weer teruggegaan naar Ne<strong>de</strong>rland.<br />
<strong>Een</strong> brief aan Wagen<strong>voor</strong>t van 6 juni 1920 doet echter wel veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong><br />
bovengenoem<strong>de</strong> courantenberichten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitspraak in het proces op 3 juni<br />
hem niet onberoerd hebben gelaten, getuige <strong>de</strong> passages: 59 ‘... ik ben ziek en nerveus,<br />
erger dan het misschien toont en zie tegen allerlei dingen en dingetjes vreeslijk op.<br />
[...] Ik voel me oud en moê en ben ziek van <strong>de</strong> kraken<strong>de</strong> wereld en het kan me niet<br />
schelen of uit dat gekraak nog iets moois opbloeit; het liefst ging ik er rustig uit weg<br />
maar dat wordt me nog niet gegund... - Ziedaar. Vergeef me.’<br />
Het is <strong>de</strong>ze stemming waar S.F. van Oss op inhaakte, toen hij <strong>Couperus</strong> kort daarna<br />
moet hebben <strong>voor</strong>gesteld in het najaar op reis te gaan, in speciale opdracht van <strong>de</strong><br />
Haagsche Post. Van Oss is van <strong>de</strong> werkelijke gang van zaken, die we niet meer<br />
kunnen reconstrueren, ongetwijfeld op <strong>de</strong> hoogte geweest. Maar hij uit er zich nergens<br />
over. Uit een brief die <strong>Couperus</strong> op 2 juli 1920 aan W.F.C. Timmermans schreef,<br />
blijkt dat in<strong>de</strong>rdaad al in juni tot <strong>de</strong> reis naar Afrika, via Parijs, het besluit moet zijn<br />
genomen. Timmermans wil<strong>de</strong> werk van <strong>Couperus</strong> vertalen ter publikatie in <strong>de</strong> Mercure<br />
<strong>de</strong> France. Daar is niets van terechtgekomen, maar bij herhaling correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
hij er met <strong>Couperus</strong> over, die er wel oren naar had, hoewel hij sceptisch gestemd<br />
was. Toen <strong>Couperus</strong> in juni een uitnodiging ontving om een lezing te komen hou<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> Franse ambassa<strong>de</strong>, hoopte hij dat Timmermans enkele korte verhalen <strong>voor</strong> hem<br />
zou willen vertalen. Het ging om een <strong>voor</strong>dracht, zo leg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem uit, 60 ‘ter<br />
benefice van <strong>de</strong> Régions Dévastées. De heer Ch. Benoist [<strong>de</strong> ambassa<strong>de</strong>ur, die hij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
586<br />
blijkbaar ken<strong>de</strong>] verzeker<strong>de</strong> mij reeds van zijn patronage <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze avond, die<br />
vermoe<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> Fransche legatie zal plaats hebben. Maar ik moet dan enkele<br />
novellen vertaald hebben: zoû U hier tijd <strong>voor</strong> hebben? [...] ik zoû <strong>de</strong> lezing in Parijs,<br />
ein<strong>de</strong> October, herhalen on<strong>de</strong>r auspices van Le Mon<strong>de</strong> Nouveau (het nieuwe<br />
tijdschrift, trait d'union Frankrijk, Engeland, Ne<strong>de</strong>rland.)’<br />
<strong>Couperus</strong>' <strong>de</strong>pressieve stemming heeft als gewoonlijk niet lang geduurd. In twee<br />
schetsen die hij in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zomer van 1920 in <strong>de</strong> Haagsche Post publiceer<strong>de</strong><br />
is hij doodleuk doorgegaan met het uitwerken van themata die een wat schichtiger<br />
auteur in <strong>de</strong>ze situatie misschien zou hebben verme<strong>de</strong>n. In Kracht en behendigheid<br />
in het Alhambra bij <strong>voor</strong>beeld verplaatst hij <strong>de</strong> lezer naar worstelwedstrij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
Haagse Boekhorststraat die hij daar zelf met intens genoegen placht bij te wonen: 61<br />
‘in worstelen waar<strong>de</strong>er ik al heel spoedig <strong>de</strong> statueske stan<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> sculpturale<br />
afgerondheid <strong>de</strong>r beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> groepen, die <strong>de</strong> twee worstelaars bijna <strong>voor</strong>tdurend in<br />
hunne wisseling van virile lichaamslijnen vormen’. <strong>Een</strong> overvloedig zweten<strong>de</strong><br />
worstelaar geleek volgens hem op ‘levend marmer [...] of, is hij een neger, levend<br />
brons’. <strong>Couperus</strong> kreeg in het Alhambratheater, waar dit te genieten viel, door <strong>de</strong><br />
directeur steeds een eigen taboeretje toegewezen, opdat hij het allemaal nog wat<br />
beter kon zien dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re toeschouwers. Beschrijvingen van ‘slanke, gespier<strong>de</strong><br />
jeugd zon<strong>de</strong>r het later zoo moeilijk weg te masseeren vet’ of het ‘platgeperst wor<strong>de</strong>n<br />
op het tapijt door een centenaar zwaar lichaamsgewicht’ en ‘pletteren<strong>de</strong> omhelzingen’,<br />
zullen toch wel <strong>de</strong> wenkbrauwen van sommige zijner min<strong>de</strong>r toegeeflijke lezers<br />
hebben doen fronsen. Twee weken later, in Nog eens worstelen 62 -Het athletikon 63 is<br />
tenslotte <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aan worstelen gewij<strong>de</strong> schets-gooi<strong>de</strong> hij er nog een laatste, flinke<br />
schep bovenop. De worstelwedstrij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Boekhorststraat moesten volgens hem<br />
nodig naar <strong>de</strong> Princesse Schouwburg verplaatst wor<strong>de</strong>n, waar een empire-<strong>de</strong>cor<br />
tussen zijschermen met Corinthische pilasters het esthetisch genot nog aanmerkelijk<br />
zou<strong>de</strong>n kunnen verhogen. Worstelen hoor<strong>de</strong> een mondaine, elegante aangelegenheid<br />
te wor<strong>de</strong>n. Menige Hagenaar zou dan ervaren welk een ‘verfrisschen<strong>de</strong> aandoening<br />
een moê gewerkt intellectueel kan doortrillen als hij dit forsche en vlugge lijfsbeweeg<br />
volgt bij ie<strong>de</strong>re greep en zwaai’. - Is dit het proza, zo vraagt men zich af, van een<br />
niet onbekend Haags schrijver die zojuist aan een ze<strong>de</strong>nschandaal is ontsnapt en op<br />
het punt staat hals over kop naar het zui<strong>de</strong>n te vluchten?!<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
587<br />
In De Telegraaf schreef hij ver<strong>de</strong>r komische schetsen als De standjeszoeker 64 en De<br />
kunst te leven. 65 <strong>Een</strong> dromerige fantasie als De hacienda 66 toont <strong>Couperus</strong> op zijn<br />
best, in lenig en charmant Ne<strong>de</strong>rlands dat men zich lang blijft herinneren. Bijzon<strong>de</strong>r<br />
aardig is ook het opstel Hoe een roman wordt geschreven. 67 Het geeft ons een goe<strong>de</strong><br />
indruk van het hele scheppingsproces dat <strong>de</strong> schrijver <strong>Couperus</strong> telkens weer<br />
doormaakte, van het eerste moment van inspiratie af tot en met het verschijnen van<br />
het boek dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> auteur zelf dan als het ware was gestorven. Zoals Johann<br />
Sebastian Bach zijn werken dikwijls <strong>voor</strong>zag van het motto ‘soli <strong>de</strong>o gloria’, zo gaf<br />
ook <strong>Couperus</strong> in alle beschei<strong>de</strong>nheid die <strong>de</strong> echte kunstenaar kenmerkt toe: ‘<strong>Een</strong><br />
roman wordt van zèlve geschreven, meestal naar aanleiding van een héel kleine<br />
opwelling, impulsie, aandoening, maar achter het simpele schrijvertje, dat zit te<br />
pennen... staat dat An<strong>de</strong>re, die An<strong>de</strong>re-en die is het eigenlijk, die het hem doet!’<br />
Wat dit betreft, bij het verschijnen van Herakles had hij in 1913 <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
stadia waar een romancier doorheen gaat reeds als volgt weergegeven: 68 ‘Uw boek,<br />
uw eerste of zooveelste, daar ligt het <strong>voor</strong> u. Ge hebt er àl uw genot reeds om gehad:<br />
ge hebt het gedroomd, toen gedacht, toen bearbeid in uw geest: die god<strong>de</strong>lijke arbeid<br />
<strong>de</strong>s geestes. Toen zijt ge begonnen het te gaan schrijven en <strong>de</strong> bemin<strong>de</strong> zinnen zijn<br />
wellui<strong>de</strong>nd en rythmiesch en vòl van <strong>de</strong> schoonheid, waar uwe ziel van vervuld was,<br />
in woord na woord gedroppeld uit uwe pen (want hoe men “schrijft” met een machine,<br />
is mij nog steeds onbegrijpbaar). Uw manuscript ligt ein<strong>de</strong>lijk klaar [...] uw met<br />
zielbloed geschreven werk-vankunst is, af, eigenlijk al niet meer van u. <strong>Een</strong>e<br />
betoovering heeft uit [...] Uw handschrift is “copie” gewor<strong>de</strong>n.’<br />
Ook <strong>de</strong>ze zomer heeft <strong>Couperus</strong>, met zijn grote Afrikaanse reis in het <strong>voor</strong>uitzicht,<br />
<strong>voor</strong> zover valt na te gaan groten<strong>de</strong>els in Den Haag doorgebracht. Wat hij schreef<br />
had steeds een opgewekte, zij het bepaald niet geforceerd-opgewekte toon. Het<br />
<strong>de</strong>nkbeeld dat het ein<strong>de</strong> in zicht was en dat er zich weer wereldwij<strong>de</strong> verschieten<br />
<strong>voor</strong> hem open<strong>de</strong>n gaf hem nieuwe moed.<br />
Behalve al <strong>de</strong>ze vlotte en amusante schetsen, als De heilstaat en Het verkeer<strong>de</strong><br />
leven, 69 publiceer<strong>de</strong> hij twee verhalen die nogal afwijken zowel wat stijl als wat<br />
inhoud betreft. Het spoorwegongeluk 70 speelt in Italië: een reiziger berooft in <strong>de</strong> trein<br />
<strong>de</strong> ik-figuur van zijn portefeuille. De binocle 71 speelt ineens in een ver Couperiaans<br />
verle<strong>de</strong>n: Dres<strong>de</strong>n. Dit verhaal is<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
588<br />
dikwijls <strong>Couperus</strong>' meesterlijkste korte vertelling genoemd. Het behan<strong>de</strong>lt een door<br />
het noodlot achtervolg<strong>de</strong> jongeman, slachtoffer van een obsessie, die in <strong>de</strong> opera<br />
tij<strong>de</strong>ns een <strong>voor</strong>stelling van Wagners Walküre een concertganger doodt door hem<br />
van grote hoogte te treffen met zijn toneelkijker. <strong>Een</strong> reeds eer<strong>de</strong>r vermel<strong>de</strong> suggestie<br />
van Gerda van Wou<strong>de</strong>nberg dat De binocle in eerste opzet wellicht veel vroeger is<br />
ontstaan maar door <strong>Couperus</strong> altijd in portefeuille zou zijn gehou<strong>de</strong>n, verdient stellig<br />
overweging. 72 Want waarom koos hij juist Dres<strong>de</strong>n als plaats van han<strong>de</strong>ling, een stad<br />
waar hij na 1898 nooit meer is teruggekomen? Waarom ook spelen in het lugubere<br />
verhaal juist een duivegrijze dame en een kaalsche<strong>de</strong>lige heer zo een belangrijke rol,<br />
figuren die direct ontleend lijken te zijn aan het ‘Dagboek van Taco Quaerts?’ 73 Er<br />
komt bij dat De binocle geschreven moet zijn on<strong>de</strong>r invloed van E.T.A. Hoffmanns<br />
Der Sandmann, een auteur die wellicht tot <strong>Couperus</strong>' lectuur uit die vroegere jaren<br />
heeft behoord. - Het spoorwegongeluk, op zijn beurt, herinnert sterk aan sommige<br />
verhalen uit Korte arabesken. Kan <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze vertelling eveneens in portefeuille<br />
gehou<strong>de</strong>n en pas in 1920 herschreven hebben?<br />
De zomer van dat jaar was dui<strong>de</strong>lijk een overgangsperio<strong>de</strong>. Aan Cook's in Parijs<br />
schreef <strong>Couperus</strong> een hut te reserveren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overtocht, op 30 oktober, van Marseille<br />
naar Algiers. Koffers moesten te <strong>voor</strong>schijn gehaald en gepakt wor<strong>de</strong>n, inkopen<br />
moesten wor<strong>de</strong>n gedaan, en dit alles dien<strong>de</strong> met veel overleg te gebeuren daar van<br />
reizen met tweehon<strong>de</strong>rdvijftig kilo bagage, zoals <strong>Couperus</strong> altijd gewend was geweest,<br />
geen sprake meer kon zijn. Hij had het consigne gekregen dat Elisabeth en hij samen<br />
niet meer dan maximaal slechts (!) hon<strong>de</strong>rdzestig kilo bagage mochten meenemen. 74<br />
Welk honorarium hij bedongen heeft <strong>voor</strong> zijn Afrikaanse reis in opdracht van<br />
S.F. van Oss, directeur van <strong>de</strong> Haagsche Post, is niet bekend. Wij mogen aannemen<br />
dat het niet gering is geweest, het bedrag in aanmerking genomen dat hij een jaar<br />
later <strong>voor</strong> zijn reis naar Indië, China en Japan zou eisen.<br />
Zijn euforie werd zo mogelijk nog vergroot door een zending van Alexan<strong>de</strong>r<br />
Teixeira <strong>de</strong> Mattos uit London, <strong>Couperus</strong>' tweetalige, tot Engelsman genaturaliseer<strong>de</strong><br />
vriend. Tex, 33 sinds <strong>de</strong> jaren negentig <strong>de</strong> vertaler van veel van zijn werk, had ditmaal<br />
Antiek toerisme on<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>n genomen. Het boek was nu klaar. Twee jaar eer<strong>de</strong>r,<br />
in het <strong>voor</strong>jaar van 1918, had hij <strong>Couperus</strong> om raad gevraagd betreffen<strong>de</strong> enkele<br />
problemen.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
589<br />
Teixeira had toen plein pouvoir gekregen, in een kort briefje (29 april l9l8): 75 ‘You<br />
are of course at liberty to act according to your taste and judgment. I do not however<br />
un<strong>de</strong>rstand the thing: in every novel treating of antiquity the classical world sometimes<br />
gives a nuance to the untranslatable local colour. And every novelist feels this: See<br />
Quo Vadis, in Jeremiah Curtius' translation. However, do as you think proper.’ (Dit<br />
moet op <strong>de</strong> Latijnse termen slaan.)<br />
Enthousiast schreef <strong>Couperus</strong> hem op 19 augustus 1920: 76 ‘Your last envoi has<br />
given me a most <strong>de</strong>lightful day. What a magnificent translation The Tour is; what a<br />
most charming little book it has become! I am in raptures over it and read and reread<br />
it all day and have had tears in my eyes and have laughed over it. You may think it<br />
silly of me to say all this; but it has become an exquisitely beautiful work in its<br />
English form. My warmest congratulations!... Thank McKenna for his assistance:<br />
the hymn has become very fine. For that matter the whole book is a gem, if I may<br />
say so myself.’ Stephen McKenna had geholpen bij <strong>de</strong> vertaling van <strong>de</strong> Latijnse<br />
uitdrukkingen en eveneens bij <strong>de</strong> hymne.<br />
Teixeira zou zich in 1921 ook nog aan <strong>de</strong> vertaling van Iskan<strong>de</strong>r zetten. Op 18<br />
januari van dat jaar schreef hij in zijn dagboek: 77 ‘Begin <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r: the<br />
Novel of Alexan<strong>de</strong>r the Great; two enormous volumes, which I may hardly live to<br />
translate. It is a great joy to see this artist building up his story with firm and elegant<br />
perfection from the very first page, with conviction and a fine self-confi<strong>de</strong>nce, no<br />
groping, no floun<strong>de</strong>ring, no hesitation...’ Hij blijkt helaas een <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik<br />
gehad te hebben. Door zijn dood op 5 <strong>de</strong>cember 1921 is <strong>de</strong> vertaling een torso<br />
gebleven.<br />
Eindnoten:<br />
1 Maatstaf II (1963), 223 nr.91.<br />
2 I<strong>de</strong>m, 225 nr.93.<br />
3 I<strong>de</strong>m. 226 nr.95.<br />
4 Zie noot 2.<br />
5 Maatstaf II (1963), 228 nr.96.<br />
6 ‘Querido's Koningen’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 460 e.v.), in Proza, 156-167.<br />
7 I<strong>de</strong>m, 156.<br />
8 I<strong>de</strong>m, 157.<br />
9 I<strong>de</strong>m, 163-164.<br />
10 I<strong>de</strong>m.<br />
11 Maatstaf II (1963), 229 nr.97.<br />
12 ‘Intieme impressies’ (Vad. 28 januari 1923), in Proza II, 15.<br />
13 Rainer Maria Rillke und Marie von Thurn und Taxis, Briefwechsel (ed. Insel-Verlag) (1951),<br />
II, 636 nr.326 (d.d. 4 januari 1921), De ‘rasend unterhalten<strong>de</strong>’ <strong>Couperus</strong> wordt door V.Tricht,<br />
Verkenning, 176, afgedaan met: daan met: ‘Ook vraag ik me af, of iemand met zo'n kwijnen<strong>de</strong><br />
allure erg ad rem kan geweest: zijn.’ Erger nog (ibi<strong>de</strong>m): ‘Hij is ook niet geestig, wel soms<br />
humoristisch.’<br />
14 Toke van Helmond, Bob Hanf 1894-1944. De Engelbewaar<strong>de</strong>r vi, okt. 1981 (1982), 44-45.<br />
15 Bogaerts, Antieke wereld, 42 e.v.; Visser, <strong>Couperus</strong>, Gr. en Barb., 40 e.v.<br />
16 Mij <strong>de</strong>stijds verteld door diens zoon, <strong>de</strong> archeoloog prof. dr. A.W. Byvanck.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
17 Amice, 208 nr.607.<br />
18 Dr. E.F. Verka<strong>de</strong>-Cartier van Dissel, Eduard Verhel<strong>de</strong> (1978). 284.<br />
19 I<strong>de</strong>m, 295; 318.<br />
20 Schriftelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw F.M.Dutry van Haeften-ten Bosch d.d. 14 februari 1986.<br />
- Vogel, <strong>Couperus</strong>, 198, vertelt dit an<strong>de</strong>rs. <strong>Couperus</strong> zou zelf naar <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>rzien<strong>de</strong> gegaan zijn,<br />
‘die hem van hun dood overtuig<strong>de</strong>. Enkele jaren later toen <strong>Couperus</strong> een ring verloren had<br />
waaraan hij zeer gehecht was, raad<strong>de</strong> <strong>de</strong> familie hem aan weer naar <strong>de</strong>ze clairvoyant te gaan<br />
om inlichtingen te vragen. <strong>Couperus</strong> weiger<strong>de</strong>, hij was nog te zeer on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> indruk van het<br />
aangrijpend visioen van <strong>de</strong> dood van zijn neef, dat hem <strong>voor</strong> ogen had gestaan bij zijn vorige<br />
bezoek.’<br />
21 Polak, <strong>Couperus</strong> en oudlieid, 38.<br />
22 Brief in particulier bezit (ir. G. Aletrino).<br />
23 Brief op 30 mei 1984 geveild te Lei<strong>de</strong>n bij Burgersdijk en Niermans. Nu in particulier bezit.<br />
24 Zie noot 21.<br />
25 V. Boaven, Leven, 237; 241.<br />
26 Op 19 juli 1919 heeft hij daar in ie<strong>de</strong>r geval een nieuw testament gemaakt, zijn laatste en dus<br />
<strong>de</strong>finitieve. - Soms las hij aan vrien<strong>de</strong>n uit Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>, hoewel het boek nog niet voltooid<br />
was. Aan <strong>de</strong> schoonmoe<strong>de</strong>r van Van Blijenburgh, mevrouw Jo Böthlingh op <strong>de</strong><br />
Koninginnegracht, schreef hij d.d. 23 augustus 1919 (brief in het Lett. Mus.): ‘Welken avond<br />
zoudt ge <strong>de</strong>ze week eens met Loty, Lex (en Dr. Dee) kunnen komen luisteren naar Alexan<strong>de</strong>r?<br />
Wij hebben <strong>de</strong>ze week geene verhin<strong>de</strong>ring. [...] Het is zoo sulletjes en vervelend. We missen<br />
Frans erg. Ik werk maar... En dan al die wind!!’<br />
27 ‘Aan Herman Robbers’ (Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVII (1919), I, 700-702). - Erbe, Nag. werk, 178-180.<br />
28 Erbe, Nag. werk, 178.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 179.<br />
30 I<strong>de</strong>m.<br />
31 Amice, 209 nr.610 met noot 260 (me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van mevrouw M.Th. Veen).<br />
32 Zie <strong>voor</strong> een beschrijving van diens carrière mr. A.M.M.Montijn, Bureau van consultatie bij<br />
<strong>de</strong>n Hoogen Raad <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Bijdrage tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> Haagsche Balie (1934),<br />
383-384. - Ook Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-<strong>Couperus</strong> heeft, anoniem, een apart uitgegeven<br />
boekje aan haar man gewijd.<br />
33 In Willem Mengelberg, Ge<strong>de</strong>nkboek 1895-1920 (1920), 213-214. - Erbe, Nag. werk., 182.<br />
34 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XVIII (1920), I, I, 127, 249, 399, 481; II, I, 115 e.v.<br />
35 Maatstaf II (1903), 177 nr.31. - Elisabeth maakte <strong>Couperus</strong> hierover een standje. Vijf dagen<br />
later corrigeer<strong>de</strong> hij zichzelf met het volgen<strong>de</strong> briefje (Lett. Mus.): ‘Beste Lex. Betty heeft me<br />
gebromd, dat ik <strong>de</strong> indiscretie heb gehad je te zeggen dat je je aboneeren moest op<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rl.!! Ik zie in eens in, dat ze gelijk heeft! O, mijn militaire specialiteit, vergeef een<br />
maniak en romancier, die echter zoo gaarne je licht over zijn werk ontstoken zag!! Maar<br />
aboneerje niet; ik zal je wel <strong>de</strong> exemplaren doen toekomen.’<br />
36 M.Nijhorf, ondanks bewon<strong>de</strong>ring, hield Iskan<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> het bewijs dat <strong>Couperus</strong> in wezen<br />
in<strong>de</strong>rdaad een luie schrijver was, zoals <strong>de</strong>ze zelf graag beweer<strong>de</strong> (in <strong>de</strong> hoop dat men hem dan<br />
tegensprak...). Zie M.Nijhoff, Gedachten op dinsdag (1931), 9-15.<br />
37 Letterkundige Kroniek, in Het Va<strong>de</strong>rland (1920), 1 mei.<br />
38 V. Booven, Leven, 17.<br />
39 H.T.M. van Vliet, ‘Alexan<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> tijd; enige structuuraspecten van <strong>Couperus</strong>' Iskan<strong>de</strong>r’, in<br />
De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 219: ‘“Hoogmoed” is één van <strong>de</strong> sleutelwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> roman.’<br />
- 224: ‘Zo komt <strong>de</strong>ze oppereunuch in het verhaal naar voren als een noodlotsfiguur, een werktuig<br />
van het noodlot.’ Dit noodlot (226) is hier <strong>de</strong> Macht van <strong>de</strong> Tijd, is onherroepelijkheid en<br />
onontkoombaarheid. - Dat <strong>de</strong> roman wel een fraai boek is maar een historisch vertekend beeld<br />
geeft van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote, werd <strong>de</strong>stijds betoogd door dr. D.Cohen, ‘De historische roman<br />
en <strong>Couperus</strong>’ Iskan<strong>de</strong>r', in Jaarboek van <strong>de</strong> Maatschappij <strong>de</strong>r Ned. Lett. 1932/3 (1933), 88-89.<br />
40 Zie noot 15.<br />
41 I<strong>de</strong>m, 50-51.<br />
42 I<strong>de</strong>m, 48.<br />
43 ‘De geheimzinnige boodschapper’ (Tel. 8 februari 1920), in Proza III, 84-90.<br />
44 ‘De twee schil<strong>de</strong>rs’ (Tel. 29 februari 1920), in Proza III, 139-145.<br />
45 ‘De windhond’ (Tel. 22 maart 1920), in Proza II, 88-94.<br />
46 ‘Dionysia’ (Tel, 10 april 1920), in Proza II, 179-184.<br />
47 I<strong>de</strong>m, 180.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
48 I<strong>de</strong>m, 182.<br />
49 Archief Haagse Kunstkring. Zie ook Albert Vogel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>-Hagenaar’, in Kringkrant<br />
(1977), oktober, 5-6.<br />
50 Het hier volgen<strong>de</strong> berust op door <strong>de</strong> heren S.E. Veldhuijzen en H.Bor<strong>de</strong>wijk verzamel<strong>de</strong><br />
gegevens, die mij d.d. 5 maart 1986 welwillend ter beschikking zijn gesteld. Het Haags Gemeente<br />
Archief komt hier<strong>voor</strong> bijzon<strong>de</strong>re dank toe.<br />
51 Van Heemstra wordt wel genoemd in het lijstje dat het anonieme lid van <strong>de</strong> Haagse Kunstkring<br />
opdist, zie hierboven.<br />
52 V. Tricht, Verkenning, 203, spreekt van ‘betrouwbare berichten over losbandige relaties<br />
omstreeks 1919’. De volstrekte on-betrouwbaarheid ervan blijkt uit het hier volgen<strong>de</strong>. Volgens<br />
Van Tricht zou <strong>Couperus</strong> zichzelf die-onwaarschijnlijke-relaties zo kwalijk hebben genomen,<br />
‘dat hij Iskan<strong>de</strong>r tóen zó schreef’.<br />
53 De laatste wordt niet door Van Tricht genoemd, maar zie hieron<strong>de</strong>r. <strong>Couperus</strong> in een verdacht<br />
huis, in een tijd waarin hij het ene sterfgeval na het an<strong>de</strong>re had te verwerken en bovendien<br />
mid<strong>de</strong>n in het werk aan een gecompliceer<strong>de</strong> roman zat, verdient op zichzelf reeds op zijn minst<br />
een vraagteken.<br />
54 Particuliere brief d.d. 23 november 1976.<br />
55 H.Arlman, G.Mul<strong>de</strong>r, ‘F. van 't Sant’, in Vrij Ne<strong>de</strong>rland 42 (1981), 10 oktober.<br />
56 Particuliere brief d.d. 19 oktober 1981. De twee<strong>de</strong> alinea van <strong>de</strong>ze brief luidt: ‘Wij ontlenen<br />
onze informatie over <strong>Couperus</strong>' betrouwbaarheid in <strong>de</strong> eerste plaats aan het relaas van een<br />
inmid<strong>de</strong>ls uiteraard hoogbejaar<strong>de</strong> oud-politieman die bij <strong>de</strong> Haagse politie enige <strong>voor</strong>aan-staan<strong>de</strong><br />
functies heeft vervuld (omdat we hem anonimiteit hebben toegezegd, kunnen we helaas ook<br />
tegenover u zijn naam niet prijsgeven). Hij heeft <strong>de</strong> inval in het bor<strong>de</strong>el niet meegemaakt-hij<br />
kwam pas enige jaren later bij <strong>de</strong> Haagse politie in dienst [!]-maar hij herinner<strong>de</strong> zich dat <strong>de</strong>ze<br />
gegevens over Hendrik en <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>stijds bij <strong>de</strong> Haagse politie algemeen bekend waren.’<br />
57 Dit geldt ook <strong>voor</strong> wat M. van <strong>de</strong>r Goes van Naters, Met en tegen <strong>de</strong> tijd. Herinneringen (1980),<br />
59 vertelt. (Op <strong>de</strong>ze passage wezen mij Hugo Arlman en Gerard Mul<strong>de</strong>r.) Spreken<strong>de</strong> over een<br />
in 1923 gepleeg<strong>de</strong> moord, die in 1927 werd berecht, haalt hij herinneringen op aan <strong>de</strong><br />
commissaris van politie Blok en zegt dan: ‘<strong>Een</strong> jaar of vijftien eer<strong>de</strong>r was er in Den Haag een<br />
ze<strong>de</strong>nschandaal, een soort “ballet rose” met kin<strong>de</strong>ren “van bei<strong>de</strong>rlei kunne”. Er is een inval<br />
gedaan. Twee aanwezigen, prins Hendrik en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zijn toen on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren door-toen<br />
nog-rechercheur Blok in veilige haven gebracht- <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft zich daarna in vrijwillige<br />
ballingschap begeven naar het zui<strong>de</strong>n, en schreef nostalgische brieven naar Ne<strong>de</strong>rland. Prins<br />
Hendrik...’ Puntje puntje puntje, in<strong>de</strong>rdaad. De betrouwbaarheid hiervan spreekt reeds uit <strong>de</strong><br />
‘jaar of vijftien eer<strong>de</strong>r’: dat is dus tussen 1908 en 1912, toen <strong>Couperus</strong> in Italië woon<strong>de</strong>! Het<br />
maakt <strong>de</strong>ze opmerking a priori be<strong>de</strong>nkelijk.<br />
58 De schoonmoe<strong>de</strong>r dus van Van Blijenburgh.<br />
59 Maatstaf II (1963), 177 nr.32.<br />
60 De brief behoort tot <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r vermel<strong>de</strong> groep brieven, die op 30 mei 1984 te Lei<strong>de</strong>n bij<br />
Burgersdijk en Niermans geveild zijn en zich nu in particulier bezit bevin<strong>de</strong>n. - In <strong>de</strong> brief aan<br />
Wagen<strong>voor</strong>t d.d. 6 juni (Lett. Mus.) schreef <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>ts nog: ‘Ik hoop <strong>de</strong>zen winter naar<br />
het Zui<strong>de</strong>n te kunnen gaan (waarheen weet ik niet) want mijn dokter raadt mij af hier weer een<br />
winter door te maken.’ - Zo ook aan mevrouw J. Böthlingh (ongedateerd; Lett. Mus.): ‘Wij<br />
zullen elkan<strong>de</strong>r niet heel veel meer zien want wij gaan begin October-als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het<br />
willen-naar... het Zui<strong>de</strong>n, misschien Algiers en Tunis. [...] Wij hebben serieuze aanvraag<br />
gekregen ons huis af te staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>zen winter maar eigenlijk heb ik maar liever, dat het leêg<br />
blijft staan...’<br />
61 ‘Kracht en behendigheid in het Alhambra’ (H.P. 7 augustus 1920), in Proza, II 191-195. -<br />
Alexan<strong>de</strong>r Coret, ‘“Exotische prins” <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Haagsche Courant (1969), 1 februari,<br />
herinnert zich hoe hij <strong>Couperus</strong> meermalen heeft ‘zien dwalen aan <strong>de</strong> zelfkant van Den Haag.<br />
In lugubere buurten als <strong>de</strong> Bakkerstraat en <strong>de</strong> zogeheten Ledig Erf’. Wat het Alhambra betreft,<br />
‘herinner ik mij een zomer in het begin <strong>de</strong>r twintiger jaren toen <strong>Couperus</strong> hier binnen stapte<br />
[...] om <strong>de</strong> prestaties van Daan Holtkamp en Marinus van Riel, respectievelijk Haags en<br />
Ne<strong>de</strong>rlands kampioen worstelen. Gezeten op een tabouretje. vlak bij het podium, temid<strong>de</strong>n van<br />
een joelen<strong>de</strong>, juichen<strong>de</strong> of honen<strong>de</strong> menigte, discussieer<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong> toffe jongens van <strong>de</strong><br />
Boekhorststraat over een verbo<strong>de</strong>n greep, een wat al te ruw aangepakte “brug” of een te abrupte<br />
heupzwaai. Eén was er die hem vrolijk maakte, l'enfant chéri van <strong>de</strong> Boekhorststraat Daan<br />
Holtkamp. Ik herinner mij nog <strong>de</strong> dolle pret van <strong>de</strong> Boekhorststraatjeugd toen Daan een<br />
tegenstan<strong>de</strong>r van het trapje afbokste. Nog zie ik <strong>Couperus</strong> discussiëren. Hij wees er op dat Daan<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
ook bokser was en dat hij geen misbruik mocht maken van zijn techniek. [...] En terwijl Daan<br />
Holtkamp zijn illustere bewon<strong>de</strong>raars blij<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong> bezorg<strong>de</strong>, eb<strong>de</strong> mèt <strong>de</strong> objectiviteit <strong>de</strong><br />
vereiste <strong>de</strong>ftigheid van <strong>de</strong> toeschouwers weg. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong> “verwijf<strong>de</strong> wekeling”, klapte<br />
zich <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n rood en juichte met <strong>de</strong> jongens uit <strong>de</strong> Boekhorstraat: “Bravo Daan.”’<br />
62 ‘Nog eens worstelen’ (H.P. 21 augustus 1920), in Proza II, 196-197.<br />
63 ‘Het athletikon’ (De Tel. 12 september 1920), in Proza II, 116-121.<br />
64 ‘De standjeszoeker’ (De Tel. 22 juni 1920), in Proza III, 100-106.<br />
65 ‘De kunst te leven’ (De Tel. 10 juli 1920), in Proza II, 51-57.<br />
66 ‘De hacienda’ (De Tel. 27 juli 1920), in Proza in, 41-46.<br />
67 ‘Hoe een roman wordt geschreven’ (H.P. 31 juli 1920), in Proza II, 122-127.<br />
68 ‘Mijn zoveelste’, in Proza III, 169.<br />
69 ‘De heilstaat’ (H.P. 15 augustus 1920), in Proza II, 134-139. - ‘Het verkeer<strong>de</strong> leven’ (H.P. 25<br />
september 1920), in Proza III, 55-60.<br />
70 ‘Het spoorwegongeluk’ (H.P. 30 september 1920), in Proza I, 178-184.<br />
71 ‘De binocle’ (H.P. 28 augustus 1920). in Proza I, 170-177.<br />
72 De mogelijkheid dat ‘Het spoorwegongeluk’ en ‘De binocle’ veel ou<strong>de</strong>re verhalen zijn, die pas<br />
in 1920 gepubliceerd wer<strong>de</strong>n, wordt versterkt door het feit dat <strong>Couperus</strong> ze zelf nog in het eerste<br />
<strong>de</strong>el van Proza heeft on<strong>de</strong>rgebracht (1923; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len uit 1924 en 1925 heeft hij niet meer<br />
zelf samengesteld).<br />
73 ‘Kleine raadsels’, in <strong>Een</strong>e illuzie, 223-224. -Zie hierover <strong>de</strong> boeien<strong>de</strong> analyse van Fontijn,<br />
Extase, 11-26; <strong>voor</strong>al 24-26.<br />
74 Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika, 7-8.<br />
75 Stephen McKenna, Tex, a chapter in the life of Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos (1922), 76-77.<br />
76 I<strong>de</strong>m, 133.<br />
77 I<strong>de</strong>m, 161.<br />
II [1920-1921]<br />
<strong>Couperus</strong>'s Afrikaanse reisverslagen zijn van 13 november 1920 tot en met 21 mei<br />
1921 wekelijks, soms ook om <strong>de</strong> week-dit waarschijnlijk ten gevolge van <strong>de</strong> nog<br />
slechte verbindingen-in <strong>de</strong> Haagsche Post verschenen. 1 Ze had<strong>de</strong>n groot succes.<br />
Bij zijn vertrek op 16 oktober uit Holland 2 moet hij een wel zeer diepe zucht van<br />
verlichting hebben geslaakt, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 3 ‘... veilig en gedorloteerd en zelfs<br />
een beetje gefêteerd in mijn bries-doorblazen geboorteland “woon<strong>de</strong>” ik meer dan<br />
vijf jaren lang tusschen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
590<br />
muren. De vagebond, die ik ben, herken<strong>de</strong> zichzelven niet meer. Ik “woon<strong>de</strong>”! Ik<br />
was een gezeten Haagsch burger, ik betaal<strong>de</strong> op gezette tij<strong>de</strong>n huishuur en belasting<br />
- ik ben allemachtig correct in die dingengezellige meubels ston<strong>de</strong>n om mij rond, er<br />
kwamen er zelfs uit het ou<strong>de</strong> Florentijnsche paleis over; gezellige gordijnen hingen<br />
hunne stil stemmige plooien rondom mijne peinzingen en arbeid tevens, want die<br />
vijf Hollandsche jaren lang arbeid<strong>de</strong> ik, geloof ik, nog meer dan ik peins<strong>de</strong> en als ik<br />
het kan bolwerken is zoo véél arbei<strong>de</strong>n niet volgens mijn ze<strong>de</strong>. Maar het ie<strong>de</strong>re jaar<br />
duur<strong>de</strong>re va<strong>de</strong>rland, waar <strong>de</strong> gewichtige Gul<strong>de</strong>n <strong>de</strong> standaard is, die staat als een<br />
paal boven water, dwong wel zijn literairen zoon te arbei<strong>de</strong>n als een neger in <strong>de</strong><br />
tuinen <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche tale en gehoorzamend dien lieflijken dwang, arbeid<strong>de</strong> hij<br />
binnen <strong>de</strong> perken van het va<strong>de</strong>rlandsche woord en schreef’.<br />
Vooreerst zou hij geen romans meer schrijven, zo verkondig<strong>de</strong> hij. Hij voel<strong>de</strong> zich<br />
moe en zijn gezondheid was niet optimaal. Hoewel wij nu weten dat er begin juli al<br />
sprake is geweest van op reis gaan, <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> het zijn lezers <strong>voor</strong>komen alsof<br />
het plan tegen het eind van <strong>de</strong> zomer heel spontaan ontstond. Zijn dokter zou tegen<br />
Elisabeth gezegd hebben: 4 ‘hij heeft rust en zon noodig, als hij wil en kan, moet hij<br />
zoo gauw mogelijk weg.’ <strong>Couperus</strong> had soms hevige pijnen. Hij schijnt toen reeds<br />
aan een leveraandoening gele<strong>de</strong>n te hebben. Tegen een heel verre reis had hij<br />
aanvankelijk eigenlijk erg opgezien. Had hij in eerste instantie misschien niet ver<strong>de</strong>r<br />
dan Parijs willen gaan, nu zou het Algiers wor<strong>de</strong>n.<br />
Bij Cook's in <strong>de</strong> avenue <strong>de</strong> l'Opéra wachtte hem een onaangename verrassing.<br />
Door een vergissing bleek men <strong>de</strong> wel bestel<strong>de</strong> en betaal<strong>de</strong> hut niet <strong>voor</strong> hem<br />
gereserveerd te hebben - het kwam aan het licht toen hij om <strong>de</strong> tickets vroeg - zodat<br />
<strong>Couperus</strong> in Marseille een week zou moeten wachten op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> boot. Hij<br />
schrijft 5 dat hij zich daarover ‘een weinig gefroisseerd uitliet tegenover het keurig<br />
Fransch spreken<strong>de</strong> Engelsche jongemensch, dat mij te woord stond van achter zijn<br />
grille’. Del jongeman vroeg hem daarop om enige consi<strong>de</strong>ratie, want het was niet<br />
alles, gestre<strong>de</strong>n te hebben aan het front. - In werkelijkheid heeft het toneel zich wat<br />
feller afgespeeld. Elisabeth herinner<strong>de</strong> zich later dat <strong>Couperus</strong>, die vaak erg humeurig<br />
kon reageren, zeer geprikkeld was geweest en buitengewoon driftig was gewor<strong>de</strong>n.<br />
De jongeman had hem daarop verdrietig aangekeken en alleen maar gezegd: ‘Sir, I<br />
have been in the war.’ <strong>Couperus</strong> maakte zich daarop zelfverwijten. <strong>Een</strong> dag lang<br />
nam hij zichzelf<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
591<br />
zijn uitval erg kwalijk. 6 Volgens het reisverslag zou hij <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong> een hand hebben<br />
gegeven: 7 ‘wij kregen, geloof ik, bei<strong>de</strong>n tranen in <strong>de</strong> oogen om <strong>de</strong> beroer<strong>de</strong> dingen<br />
<strong>de</strong>zer wereld; hij vergaf mij allere<strong>de</strong>lmoedigst maar... ik miste mijn boot van <strong>de</strong>n 3<br />
osten’. In Marseille gaf hij eenvoudig <strong>de</strong> portier van zijn hotel opdracht een hut <strong>voor</strong><br />
hem op <strong>de</strong> boot van 6 november te reserveren.<br />
De overtocht werd gemaakt op <strong>de</strong> Timgad van <strong>de</strong> Compagnie Générale<br />
Transatlantique, die om twaalf uur in <strong>de</strong> middag het anker lichtte. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong><br />
avond van 7 november 1920 kwam het echtpaar in Algiers aan. Ze stapten af in een<br />
immens hotel dat, haast onvermij<strong>de</strong>lijk, ook ditmaal weer eens Continental heette.<br />
Zo laat in het seizoen, en zo betrekkelijk kort nog na <strong>de</strong> oorlog bovendien, logeer<strong>de</strong>n<br />
er nauwelijks twintig gasten. 8<br />
Algiers is <strong>Couperus</strong> buitengewoon goed bevallen. De sfeer van islamitische<br />
melancholie herinner<strong>de</strong> hem aan zijn Indische jeugd, aan een schrijver als Pierre<br />
Loti, en <strong>voor</strong>al ook aan Pages d'Islam van Isabella Eberhardt. 9 Hij liet er zich<br />
rondlei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse consul P.M. Ruys, die <strong>de</strong> stad uitstekend ken<strong>de</strong>. Het<br />
romantische, oosterse karakter van Algiers bekoor<strong>de</strong> hem. Prachtig vond hij <strong>voor</strong>al<br />
<strong>de</strong> grote moskeeën: 10 ‘<strong>Een</strong> enkele hangen<strong>de</strong> olielamp, hier en daar, als een bleeke<br />
opaal... In dit licht, in <strong>de</strong>zen schemer vervluchtigt alle materie. Het is of <strong>de</strong> stoffelijke<br />
wereld doorschijnend wordt en geheel vergeestelijkt. Ik behoef mij niet af te vragen<br />
of ik aan schimmen en spoken geloof: ik heb toen <strong>de</strong> schimmen en spoken gezien,<br />
in dien avondschemer, in <strong>de</strong> Moskee...’<br />
Het plan was tot en met Kerstmis in Algiers te blijven en dan over Constantine<br />
naar Biskra te gaan, waar <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> maand januari hoopte door te brengen. Hij<br />
had <strong>de</strong> illusie dat het daar dan heerlijk warm zou zijn. <strong>Een</strong> tussentijdse reis via<br />
Marrakech naar Casablanca overwoog hij eveneens. Maar bij na<strong>de</strong>r inzien zag hij er<br />
van af.<br />
Algiers in <strong>de</strong>cember was heerlijk, het leek wel <strong>voor</strong>jaar, en er was bovendien<br />
genoeg te zien. Vooral van <strong>de</strong> vroege ochtend genoot hij: 11 ‘Om zeven uur gooit men<br />
als in Indië [...] zijn vensters en persiennes open en ligt Algiers <strong>voor</strong> ons uit, gebaad<br />
in <strong>de</strong> eerste roze zonneschijn. Ik zelve baad en ontbijt met open ramen (3 December).<br />
Stoken doen wij niet, hoewel wij een houtvuur zou<strong>de</strong>n kunnen aanleggen.’<br />
Zware regenbuien maakten aan het mooie weer helaas spoedig een eind. In het<br />
hotel was overigens vertier genoeg. Buikdanseressen herin-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
592<br />
ner<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> aan jaren gele<strong>de</strong>n, toen hij in Parijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> wereldtentoonstelling<br />
‘La belle Fathma’ had zien optre<strong>de</strong>n, 12 ‘omringd van háre schaar danseressen, die <strong>de</strong><br />
dans uitvoer<strong>de</strong>n, bijgenaamd “du ventre”. Se<strong>de</strong>rt stierf, geloof ik, la belle Fathma’.<br />
Romantisch vond hij een bruiloft die hij in <strong>de</strong> kasba meemaakte. De elfjarige bruid,<br />
zo vrees<strong>de</strong> hij, zou wel aan een ou<strong>de</strong> lelijke kerel versjacherd zijn... maar dat viel<br />
mee: 13 ‘Geen ou<strong>de</strong> kerel, maar een beeldmooie, jonge Arabier van twintig, <strong>de</strong>nk ik,<br />
met stralen<strong>de</strong> oogen en een blij<strong>de</strong>n, purperen glimlach - want een glimlach heeft <strong>de</strong>r<br />
lippen kleur - om prachtige tan<strong>de</strong>n. [...] Ik ben in eens opgevroolijkt nu hij zoo jong<br />
en mooi is’.<br />
Wegens <strong>de</strong> hevige regenval kon een excursie met een te huren auto naar Bou-Saâda<br />
niet doorgaan. Ook drie aardbevingen achter elkaar bewezen dat Algiers wel wat<br />
an<strong>de</strong>rs dan Den Haag was. Op zo grote afstand begon <strong>Couperus</strong> zich zelfs bijna te<br />
verzoenen mee het Hollandse klimaat. Omstreeks Kerstmis wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> toppen van<br />
het Djurdjura-Gebergte wit van sneeuw. Maar overdag leek het toch weer zomer.<br />
<strong>Een</strong> niet na<strong>de</strong>r te i<strong>de</strong>ntificeren Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r-‘<strong>de</strong> heer K.v.H.’ - die al vijfentwintig<br />
jaar in El-Biar boven Algiers woon<strong>de</strong>, nam <strong>Couperus</strong> dan wel eens mee in zijn<br />
Peugeot. Zo kreeg hij ook heel wat van <strong>de</strong> omgeving te zien. Hij constateer<strong>de</strong> dat<br />
zijn indrukken vrij wel overeenkwamen met die van Isabella Eberhardt. Douéra,<br />
Boufarik, Blida, <strong>de</strong> bergkloven van <strong>de</strong> Chiffa, het boei<strong>de</strong> hem allemaal bijzon<strong>de</strong>r.<br />
Toch is het opvallend hoe oppervlakkig <strong>Couperus</strong>' Afrikaanse reisindrukken steeds<br />
blijven. Hij was zich daar zelf van bewust. Maar hij wil<strong>de</strong> zich niet meer in het land<br />
verdiepen dan hoogst noodzakelijk was <strong>voor</strong> zijn feuilletons: 14 ‘Ik vertik het. Ik ben<br />
niet gekomen om hier zoo veel te bestu<strong>de</strong>eren. Zelfs geen aanschouwelijke botanie.’<br />
Eind januari reis<strong>de</strong> hij met <strong>de</strong> trein naar Constantine: achttien uren sporen, maar<br />
het landschap was <strong>voor</strong>tdurend zo mooi dat het hem, zijn nog altijd discutabele<br />
conditie ten spijt, nauwelijks vermoei<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> hooggelegen stad bleek het zeer koud<br />
te zijn. <strong>Couperus</strong> maakte er kleine wan<strong>de</strong>lingen: 15 ‘Het is mooi <strong>de</strong> stad om te loopen.<br />
Aan <strong>de</strong>n overkant van <strong>de</strong> diep in rotsbedding nu murmelen<strong>de</strong> dan klateren<strong>de</strong> rivier<br />
ziet ge dan het ontzaglijke arendsnest liggen, dat menschen zich hier hebben gebouwd.<br />
Het is een opstapeling van blin<strong>de</strong>, vlakdakkige witte huizen’. Lang bleef hij er niet.<br />
Biskra lokte. Daar immers bevond zich <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> ‘Gar<strong>de</strong>n of Allah’, door Robert<br />
Smythe Hichens vereeuwigd in diens<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
593<br />
gelijknamige roman uit 1904 en sindsdien een ‘must’ <strong>voor</strong> alle toeristen die Algerije<br />
bezochten.<br />
Van Constantine af was dit nog weer tien uren met <strong>de</strong> trein zuidwaarts. <strong>Couperus</strong><br />
verwachtte er Afrikaanse warmte. Maar het viel zo bitter tegen dat hij ten slotte moest<br />
opbiechten: 16 ‘Nu ik veertien dagen in Biskra ben, meen ik u wel er van te mogen<br />
vertellen en geef u mijn gemeng<strong>de</strong> indrukken. Se<strong>de</strong>rt vijf dagen waait een kou<strong>de</strong>,<br />
kou<strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>nwind als een a<strong>de</strong>m van <strong>de</strong> Noor<strong>de</strong>lijke Alpen, hoog over <strong>de</strong> Koningin<br />
<strong>de</strong>r Oazen. Nooit zal ik meer stout zijn en zeggen, dat Holland het land is, waar het<br />
het meeste waait. Het land, waar het het meeste waait met kou<strong>de</strong>n, kou<strong>de</strong>n<br />
Noor<strong>de</strong>nwind, is...Biskra, <strong>de</strong> Koningin <strong>de</strong>r Oazen. En het ziet er niet naar uit of<br />
morgen die wind is uitgewaaid. Voortaan zal ik zoet zijn en zeggen, dat het in Holland,<br />
in Den Haag dan, bijna nooit waait.’<br />
Terwijl aan <strong>de</strong> noordkust van Algerije hevige sneeuwval het verkeer totaal<br />
ontregel<strong>de</strong>-<strong>Couperus</strong> spreekt van treinen geblokkeerd door <strong>de</strong> sneeuw te Sétif; zelfs<br />
<strong>de</strong> antieke ruïnestad Timgad lag on<strong>de</strong>r een daar ongebruikelijke witte wa<strong>de</strong> bedolven-,<br />
bekeek hij in <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r kou<strong>de</strong> uren Oud-Biskra. Hij zag zowaar een echt<br />
fata-morgana, en bezocht natuurlijk ook ‘the Gar<strong>de</strong>n of Allah’. Deze bleek nu toe te<br />
behoren aan een graaf Landon <strong>de</strong> Longueville. <strong>Couperus</strong> was er verrukt van. Zijn<br />
beschrijving van dit paradijs 17 -hoewel ‘bijna te kil en te koel, <strong>de</strong>ze palmenschemer,<br />
in Januari. O, zomers, zal het hier zalig zijn’ - getuigt van groot enthousiasme. Hij<br />
kon er niet genoeg van krijgen en ging er telkens opnieuw weer heen. Zijn als<br />
ingeschapen oriëntalisme maakte als het ware Eline Vere weer in hem wakker. Hij<br />
zag zich al toeven, ‘in dat open Moorsche tuinhuis ginds, als er zij<strong>de</strong>n kussens liggen<br />
en er een Arabische fluit en rebab zullen zingen’.<br />
Voorlopig moest hij het echter met Hôtel Royal doen. 's Middags , bezocht hij wel<br />
eens <strong>de</strong> Arabische markt. 's Avonds ging hij graag kijken naar ‘<strong>de</strong> Courtizanen, die<br />
met hare dansen en an<strong>de</strong>rszins in Biskra haar bruidschat komen besparen’. 18 Nu eens<br />
maakte hij met een koetsje een tocht naar Sidi-Okba, dan weer naar <strong>de</strong> oase Chetma.<br />
Van Biskra naar Touggourt, het zui<strong>de</strong>lijkste punt van <strong>de</strong> reis, was nog weer een heel<br />
eind. Maar ook dat laatste stuk van <strong>de</strong> spoorlijn, die daar toen namelijk eindig<strong>de</strong>,<br />
leg<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth af: ze wil<strong>de</strong>n hoe dan ook een indruk van een echte<br />
woesdjnstad opdoen. Bij hun aankomst, die avond, scheen <strong>de</strong> maan. De volgen<strong>de</strong><br />
dag was Touggourt een oosterse verrassing: 19 ‘Nu<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
594<br />
zagen wij eerst goed, dat <strong>de</strong> straten, <strong>de</strong> niet-over<strong>de</strong>kte, uitmon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> woestijn<br />
zelve, in een soort <strong>voor</strong>vlakte van <strong>de</strong> woestijn, met een schrale oaze, wier<br />
palmstammen en -kruinen uitspreid<strong>de</strong>n mager en bijna wit overstuiveld tegen <strong>de</strong> heel<br />
zachtblauwe winterlucht. Er was daar een wijd kamp van Noma<strong>de</strong>n - Bedouïnen -<br />
en <strong>de</strong> donkere, even gestreepte tenten golf<strong>de</strong>n donker<strong>de</strong>r in het zonnelicht, waren <strong>de</strong><br />
eenige donker<strong>de</strong>r kleur.’<br />
<strong>Een</strong> uitstapje op kamelen naar het Graf <strong>de</strong>r Koningen van Touggourt kreeg een<br />
onverwacht ein<strong>de</strong>. Zij stuitten ergens op een begrafenis. Bedoeienenvrouwen stieten<br />
een 20 ‘luid gegil uit, wierpen <strong>de</strong> armen dramatiesch omhoog, verscheur<strong>de</strong>n zich over<br />
<strong>de</strong> borst haar kleêren, sloegen zich <strong>de</strong> nagels in het gezicht. En zij hurkten om het<br />
graf, dat men bereid<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n wachten<strong>de</strong>n doo<strong>de</strong>. En zij ween<strong>de</strong>n met werkelijke<br />
tranen en gil<strong>de</strong>n en schreeuw<strong>de</strong>n, en ik begreep, dat zij <strong>de</strong> antieke weensters waren!<br />
Ik had van haar gelezen: ik had haarzelve nog onlangs in mijn roman “Iskan<strong>de</strong>r”<br />
doen weenen om lijken van Perzen en Macedoniërs... Nu plotseling zag ik haar zelve<br />
in werkelijkheid.’<br />
Met een tocht dwars door <strong>de</strong> woestijn naar Temacin werd het verblijf in Touggourt<br />
en Biskra besloten. Intussen was het al maart gewor<strong>de</strong>n. Maar <strong>Couperus</strong> ging nog<br />
niet terug naar Algiers, hij wil<strong>de</strong> <strong>de</strong> opgravingen in het Romeinse Timgad bezoeken.<br />
In <strong>de</strong>ze grandioze antieke bouwvallen voel<strong>de</strong> hij zich weer helemaal in zijn element.<br />
Maar ook hier kon alleen sprake zijn van een zeer oppervlakkig bezoek. Het verdroot<br />
hem wel, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: 21 ‘Twintig, <strong>de</strong>rtig feuilletons zoû ik Timgad te wij<strong>de</strong>n<br />
dan hebben, in plaats van dit eene, dat ik, sober van aard, haar en u, o lezers, toe<br />
be<strong>de</strong>nk. Laat mij u alleen zeggen, dat ik drie dagen geleefd heb in het verle<strong>de</strong>n, in<br />
<strong>de</strong>ze antieke stad, die opgegraven, uitgegraven, hare zuilen en bogen zooveel mogelijk<br />
weêr opgericht en uitstaan<strong>de</strong>, schoon architraafloos en dakloos, tegen een blauwe<br />
winterlucht, dui<strong>de</strong>lijk om mij heen lag in <strong>de</strong>n vorm van een antiek, Romeinsch kamp.’<br />
- <strong>Couperus</strong> werd er rondgeleid door <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> opgravingen zelf, Charles<br />
Go<strong>de</strong>t. Aan <strong>de</strong>ze heeft hij zijn feuilleton over Timgad opgedragen, als dank en ‘en<br />
souvenir <strong>de</strong> trois journées inoubliables’. 22<br />
Tenslotte reis<strong>de</strong> hij door naar Tunis. Bestormd door herinneringen aan Gustave<br />
Flauberts Salammbô, haastte hij zich naar <strong>de</strong> ruïnes van Carthago. 23 Hier werd hij<br />
ontvangen door een leerling van <strong>de</strong> grote oudheidkundige Gaston Boissier-van wie<br />
<strong>Couperus</strong> enige boeken goed heeft gekend; hier noemt hij bij <strong>voor</strong>beeld diens L'<br />
Afrique Romaine-, dr. <strong>Louis</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
595<br />
Carton. Samen met madame Carton lichtte <strong>de</strong> archeoloog hem uitvoerig in, niet alleen<br />
over alles wat er te zien viel, maar bovendien over wat er mogelijk nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
grond verscholen kon liggen aan Punische oudhe<strong>de</strong>n.<br />
Ontroerd heeft hem ook Byrsa, <strong>de</strong> plaats waar, volgens <strong>de</strong> legen<strong>de</strong>, Dido na het<br />
sno<strong>de</strong> uitknijpen van Aeneas op een brandstapel aan haar ein<strong>de</strong> gekomen zou zijn.<br />
Ineens zag <strong>Couperus</strong> zichzelf weer terug als jongen, gebogen over <strong>de</strong> Aeneis van<br />
Vergilius, en hij schreef: 24 ‘O, god<strong>de</strong>lijke heugenis van die god<strong>de</strong>lijke poëzie! O,<br />
emoties om Dido en Aeneas, die ik heb doorgemaakt als Latijn leeren<strong>de</strong> jongeling,<br />
terwijl mijn va<strong>de</strong>r mij les gaf... ik heb u weêr gevoeld daar op <strong>de</strong>n Byrsa-heuvel.’<br />
Vlak <strong>voor</strong> zijn terugreis naar Algiers, in april, had het lot nog een miraculeuze<br />
surprise <strong>voor</strong> hem in petto. In het Bardo-museum, met zijn prachtige antieke collecties,<br />
zag hij een Romeins mozaïek, <strong>voor</strong>stellen<strong>de</strong> twee vuiscvechters, waar hij niet genoeg<br />
van kon krijgen. Thuisgekomen in zijn hotel lag er een boek op hem te wachten. Het<br />
was hem uit Holland toegestuurd door <strong>de</strong> gediplomeerd leraar, tevens lid van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse Boksbond, P.M.C. Toepoel: Het boksen. Drie dagen lang bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> het zeer grondig. En wat gebeur<strong>de</strong> er vervolgens? 25 ‘Na die drie dagen lees<br />
ik in <strong>de</strong> Dépêche Tunisienne een bericht: “Carpentier à Alger.” Carpentier komt in<br />
Algiers, juist als ik in Algiers terug zal zijn! Hij komt er “langs lijnen van<br />
gelei<strong>de</strong>lijkheid” met mij samen op een zekeren dag, dat ik hem zien zal, nadat ik<br />
<strong>voor</strong>bereid zal zijn door een mozaïek in het Bardo-Muzeum en door een drie-daagsche<br />
lectuur van Toepoel's boek over Het Boksen! Het heeft zoo moeten zijn.’ - Soms had<br />
het noodlot dus toch ook zijn charmante kanten!<br />
Per trein spoed<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich naar Algiers. Hij wil<strong>de</strong> zich <strong>de</strong> wedstrijd van<br />
Georges Carpentier tegen <strong>de</strong> Berg Leenaerts on<strong>de</strong>r geen beding laten ontgaan. Zijn<br />
verslag van dit gevecht vormt tevens een van <strong>de</strong> amusantste bladzij<strong>de</strong>n uit dit<br />
Afrikaans reisjournaal. <strong>Couperus</strong>, die altijd meer van gespier<strong>de</strong> worstelaars dan van<br />
zich exhiberen<strong>de</strong> boksers had gehou<strong>de</strong>n, zeker als zij zoals Carpentier op <strong>de</strong> koop<br />
toe heel tenger waren, moest zich aan het ein<strong>de</strong> volkomen gewonnen geven. ‘Ik was<br />
blij’, verzuchtte hij, 26 ‘zoo iets onwaarschijnlijks te hebben gezien maar ging<br />
melancholiek naar huis. Ik bedacht, dat ik in mijn leven te veel boeken geschreven<br />
had en te weinig had gebokst.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
596<br />
Op 3 mei 1921 voeren <strong>Couperus</strong> en Elisabeth over een glad<strong>de</strong> zee weer terug naar<br />
Marseille. Het Afrikaans avontuur was afgelopen. Dank zij een speciaal document,<br />
hem in 1920 nog <strong>voor</strong> zijn vertrek verstrekt door <strong>de</strong> Franse gezant te Den Haag,<br />
Charles Benoist, kon<strong>de</strong>n zij alle ingewikkel<strong>de</strong> douaneformaliteiten omzeilen. Na nog<br />
een paar dagen in Marseille te hebben doorgebracht, reis<strong>de</strong>n zij terug naar Parijs. Zij<br />
namen er hun intrek in het <strong>voor</strong>name hotel Regina. 27 Toen reeds koester<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong><br />
plannen om in juni meteen een paar weken naar Engeland te gaan. Vaste vorm had<strong>de</strong>n<br />
die echter nog niet aangenomen en hij wil<strong>de</strong> hoe dan ook eerst naar Ne<strong>de</strong>rland<br />
terugkeren. - Dat Van Oss hem daar op een verrassing van formaat zou trakteren<br />
bevroed<strong>de</strong> hij wel allerminst.<br />
Wat <strong>de</strong>ze korte tijd in Parijs betreft beschikken wij over gegevens van verschillen<strong>de</strong><br />
aard. Enerzijds schreef <strong>Couperus</strong> zelf zijn Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs, 28 an<strong>de</strong>rzijds<br />
heeft Henri van Booven er wat over verteld. Deze had juist een trip naar <strong>de</strong> Pyreneeën<br />
gemaakt en ontmoette, on<strong>de</strong>rweg naar Holland en maar even in <strong>de</strong> Franse hoofdstad,<br />
<strong>Couperus</strong> toevallig in het Jeu <strong>de</strong> Paume. Er werd daar toen een expositie van<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse schil<strong>de</strong>rkunst getoond.<br />
<strong>Couperus</strong> zelf vertelt hoe hij <strong>de</strong> feesten ter ere van Jeanne d'Arc meemaakte,<br />
gevierd naar aanleiding van haar recente heiligverklaring. Van zijn balkon af kon hij<br />
het bronzen ruiterstandbeeld van La Pucelle zien, behangen als het was met kransen<br />
en bloemstukken. Hij hoor<strong>de</strong> ministers re<strong>de</strong>voeringen hou<strong>de</strong>n, was getuige van allerlei<br />
<strong>de</strong>filés en voel<strong>de</strong> zich geroerd door al die nationalistische opwinding over een zaak<br />
die hij toch in <strong>de</strong> eerste plaats als een politieke kwestie beschouw<strong>de</strong>. Wat het natuurlijk<br />
ook was.<br />
Hoewel hij erken<strong>de</strong> meer van Rome te hou<strong>de</strong>n, had Elisabeth niet helemaal gelijk<br />
toen zij hem licht verweet dat hij niet echt om Parijs gaf. <strong>Couperus</strong> hield bij <strong>voor</strong>beeld<br />
veel van het Musée Cluny. De mooie gobelins met <strong>de</strong> reeks <strong>voor</strong>stellingen van La<br />
Dame á la Licorne-Fi<strong>de</strong>ssa! - had hij daar al vaak bewon<strong>de</strong>rd. In <strong>de</strong> tuin van dit<br />
aantrekkelijke museum rustte hij niet min<strong>de</strong>r graag uit dan in het park van <strong>de</strong><br />
Tuilerieën. En dan was er het Louvre: 29 ‘Nergens ziet ge zoo schitteren<strong>de</strong><br />
ste<strong>de</strong>-schoonheid als uit <strong>de</strong>n tuin van <strong>de</strong>n Louvre tot aan <strong>de</strong> Eereboog, prachtig<br />
symbool, dat zich daar verheft tegen <strong>de</strong> goud gloren<strong>de</strong> luchten en waar ge weet, dat<br />
<strong>de</strong> Onbeken<strong>de</strong> Strij<strong>de</strong>r ligt. Symbool en we<strong>de</strong>rom symbool en het is goed, dat <strong>de</strong><br />
symbolen nog <strong>de</strong> wereld, <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> menschenzielen be-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
597<br />
heerschen’, zo meen<strong>de</strong> hij. ‘Het ein<strong>de</strong> <strong>de</strong>r menschelijke wereld zal daar zijn als het<br />
laatste symbool is uitgewischt en vernietigd, als ten feestdag van Jeanne d' Arc geene<br />
bloemen meer om haar standbeeld hangen, als <strong>de</strong> Onbeken<strong>de</strong> Strij<strong>de</strong>r niet meer<br />
geëerd zal wor<strong>de</strong>n zooals he<strong>de</strong>n ten dage, dat men noch zijn naam, noch zijn<br />
dapperheid kan bevroe<strong>de</strong>n. [...] Of ik van Parijs hoû? Ja, eigenlijk wel. Het is een<br />
stad, waar ik eens heb gele<strong>de</strong>n, jaren, jaren her. De plek, waar men gele<strong>de</strong>n heeft,<br />
kan men niet an<strong>de</strong>rs dan lief krijgen, als <strong>de</strong> jaren verloopen. Maar natuurlijk, ik heb<br />
<strong>de</strong> eene wijk in Parijs liever dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re... En als ik in een bui ben, dweep ik ook<br />
wel met <strong>de</strong> boulevards. En dan wil<strong>de</strong> ik u bekennen: ik ben nooit bang in Parijs een<br />
straat over te steken en dat ben ik in Den Haag wel. Ik ben nooit in Parijs bang, als<br />
mijn vrouw alleen uit is en dat ben ik in Den Haag wel...’ 30<br />
De ontmoeting die Henri van Booven half mei op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse expositie met<br />
hem had zou <strong>de</strong> laatste zijn van <strong>Couperus</strong> met zijn toekomstige biograaf. Van Booven<br />
schreef er over: 31 ‘Nadat ik eerst met Mevrouw <strong>Couperus</strong> en later met <strong>Couperus</strong> zelf<br />
door <strong>de</strong> zalen gewan<strong>de</strong>ld had, als Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs trotsch op <strong>de</strong> grootheid onzer kunst,<br />
noodig<strong>de</strong> hij mij uit thee te gaan drinken bij Chiboust, tegenover het Théâtre Français.<br />
Mevrouw <strong>Couperus</strong> moest een en an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> reis beschikken in het hotel en wij<br />
brachten haar eerst daarheen. Na <strong>de</strong> thee stel<strong>de</strong> hij <strong>voor</strong>: “Laten wij nu nog wat in<br />
dien tuin van <strong>de</strong> Tuilerieën op een bank gaan zitten.” Ik was verheugd dat hij dit<br />
<strong>de</strong>ed, ook ik houd zooveel van dien tuin. Het was <strong>voor</strong> mij een middag van groote<br />
vreug<strong>de</strong>.’<br />
‘Nabij <strong>de</strong> Place du Carrousel, naar <strong>de</strong> Rue <strong>de</strong> Rivoli gekeerd, zei<strong>de</strong> ik: “Ik ben een<br />
gelukkig man dat het mij vergund is, <strong>de</strong> paar laatste uren van mijn verblijf hier in<br />
gezelschap van ‘een mensch’ door te brengen.’ Ik maakte nog eenige toespelingen<br />
op het woord “mensch” en op zijn arbeid, en zei<strong>de</strong> hem welk een groote bewon<strong>de</strong>ring<br />
ik juist <strong>voor</strong> zijn werk zou behou<strong>de</strong>n. Wij bespraken nog velerlei. <strong>Couperus</strong> werd<br />
wat verdrietig. Het was alsof er in <strong>de</strong>n toon van zijn woor<strong>de</strong>n een stemming van<br />
afscheid lag. Ik herinner<strong>de</strong> hem aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering die hij on<strong>de</strong>rvond, en trachtte<br />
hem op te beuren: “Ja, Van Booven”, zei<strong>de</strong> hij toen, “je meent het goed, misschien<br />
is het zoo, ze beginnen hier nu ook met mij te vertalen.” Hij sprak nog over zijn<br />
aanstaan<strong>de</strong> reizen in Engeland. Daarna was het tijd om heen te gaan. Bij het Louvre,<br />
tegenover het hotel Regina, namen wij afscheid. Van een oogenblik min<strong>de</strong>r drukte<br />
in <strong>de</strong>n stroom van voertuigen maakte hij behendig gebruik om naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>r straat te gaan.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
598<br />
Toen sloot die stroom zich <strong>voor</strong> altijd achter hem, en ik kon hem niet meer volgen<br />
in <strong>de</strong> menigte.’<br />
Deze elegische passage op een <strong>de</strong>r laatste bladzij<strong>de</strong>n van Van Boovens boek klinkt<br />
wel fraai, maar is ook ditmaal slechts weer <strong>de</strong> halve <strong>Couperus</strong>. Heel in het begin van<br />
zijn <strong>biografie</strong> memoreert Van Booven een <strong>de</strong>tail van hun gesprek dat misschien beter<br />
aan het ein<strong>de</strong> had kunnen wor<strong>de</strong>n ingevoegd. <strong>Couperus</strong> had namelijk zijn duistere<br />
kanten en leef<strong>de</strong> die pas 's avonds laat uit, als Elisabeth naar bed was (men herinnert<br />
zich <strong>de</strong> nachtelijke dans met een soldaat in Florence, vlak on<strong>de</strong>r haar raam). Van<br />
Booven weet mee te <strong>de</strong>len. 32 ‘<strong>Couperus</strong> heeft mij <strong>de</strong>n laatsten keer dat ik hem zag,<br />
in Mei 1921 te Parijs vóór zijn vertrek naar Engeland, in verband met dit on<strong>de</strong>rwerp<br />
verteld dat hij eens <strong>de</strong>s nachts aldus rondslenterend in Parijs, en uitziend naar <strong>de</strong><br />
dingen die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver zijn, plaats had genomen in een café. Naast hem was<br />
een man komen zitten aan zijn tafeltje van het type dat hij eens zoo meesterlijk heeft<br />
geschetst in het fragment te Nice in 1905 geschreven: “De hoogere Onbewustheid”<br />
(Proza). 33 Deze man had <strong>Couperus</strong> eerst een tijd lang opgenomen, toen, brutaal<br />
doelend op diens han<strong>de</strong>n, verachtelijk gebarend gezegd: “Allez, aristo!” De kerel in<br />
het café had in <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r zijn vermomming toch <strong>de</strong>n man herkend die niet<br />
behoor<strong>de</strong> tot zijn gil<strong>de</strong>.’ - Op zichzelf geen won<strong>de</strong>r, gezien <strong>Couperus</strong>' spits<br />
gemanicuur<strong>de</strong> nagels, nog daargelaten zijn fameuze ringencompositie!<br />
Vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk hierna zijn ook hij en Elisabeth per trein-samen met een<br />
beken<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse hoogleraar en diens echtgenote, die uit Madrid kwamen; Van<br />
Booven verzuimt helaas, als zo dikwijls, <strong>de</strong> naam te noemen-naar Holland<br />
teruggereisd. Voor korte tijd namen zij in Den Haag hun intrek in hotel Duinoord. 34<br />
Op <strong>de</strong> eerste juni zou<strong>de</strong>n zij alweer naar Engeland vertrekken. De stadswijk Duinoord,<br />
waar <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ze veertien Haagse lentedagen doorbracht, oefen<strong>de</strong> overigens<br />
volstrekt geen aantrekkingskracht op hem uit. Het tegen<strong>de</strong>el is waar. Hij vond het<br />
net Nijmegen of Arnhem en had er generlei binding mee. Was er in het Hotel <strong>de</strong><br />
Bellevue ditmaal geen plaats? Later heeft hij nooit meer in hotel Duinoord gelogeerd.<br />
In Parijs nog had hij een brief geschreven aan Alexan<strong>de</strong>r Teixeira <strong>de</strong> Mattos, om<br />
zijn bezoek in Lon<strong>de</strong>n aan te kondigen. Deze zag meteen dat dit een buitenkansje<br />
was. Wist <strong>Couperus</strong> eigenlijk zelf wel hoe beroemd hij door <strong>de</strong> Engelse vertalingen<br />
van zijn boeken aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
599<br />
Noordzee langzamerhand gewor<strong>de</strong>n was? Haastig maakte Tex plannen <strong>voor</strong> een<br />
grootse ontvangst en verwittig<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>zichtig van zijn i<strong>de</strong>eën: ‘Je meldt<br />
mij, dat je na je Afrikaansche reis, die je volbracht om uit te rusten van Haagsche<br />
drukte, komt uitrusten in Lon<strong>de</strong>n van Afrika en dat “during London-season”. Ik zal<br />
blij zijn je weer te zien maar je <strong>de</strong>nkt er toch niet aan gelijk een heremiet te leven??’<br />
- <strong>Couperus</strong> zond hem daarop volgens zijn eigen zeggen een telegram: ‘Wil in<br />
Hy<strong>de</strong>-Park zitten droomen; ook in British Museum bij Elgin-marbles.’ Daarop sein<strong>de</strong><br />
Teixeira <strong>de</strong> Mattos terug: ‘Allerdwaast i<strong>de</strong>e. Voor verkoop van boeken beter te<br />
lunchen, te tea-en, te dineeren in verschillen<strong>de</strong> clubs en bij personen van aanzien.<br />
Vertrouw op mij. Bereid <strong>voor</strong> ontvangst, invitaties, etc. Laat alles aan mij over’. 35<br />
Wat dit <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong>, leren ons <strong>de</strong> elf feuilletons Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season.<br />
Evenals het Afrikaans reisjournaal zijn ze verschenen in <strong>de</strong> Haagsche Post. 36<br />
Hoewel London nog in het verschiet lag, dacht <strong>Couperus</strong> toch al na over zijn ver<strong>de</strong>re<br />
toekomst. De vijf Hollandse jaren waren hem ten slotte dusdanig op <strong>de</strong> zenuwen<br />
gaan werken, dat hij on<strong>de</strong>r geen beding in herhaling wenste te vervallen. Het zui<strong>de</strong>n<br />
trok, als vroeger. Er was alleen dit verschil dat hij nu <strong>de</strong> zestig na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, dat zijn<br />
gezondheid telkens weer te wensen overliet, en <strong>voor</strong>al ook dat <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n zo waren<br />
veran<strong>de</strong>rd. Zou hij met schrijven wel in zijn on<strong>de</strong>rhoud kunnen blijven <strong>voor</strong>zien, als<br />
hij zich in het buitenland vestig<strong>de</strong>? Kon hij daar <strong>de</strong> niet onbelangrijke inkomsten<br />
van zijn literaire lezingen missen? En viel er eigenlijk nog wel wat te schrijven, nu<br />
hij in romans niets meer zag?<br />
Hij maakte vage plannen over wonen in Siena of Perugia. Tegen Elisabeth zei<br />
hij: 37 ‘Ik wensch in Italië iets exceptioneels te vin<strong>de</strong>n. Ik zou willen zoeken, ergens,<br />
in een aristo-paleis, in een klein Italiaansch stadje, want in Rome vind ik het zeker<br />
niet, drie ruime vertrekken, waar wij wat eigen meubels kunnen zetten en een home<br />
kunnen formeeren zooals wij pre war in Florence had<strong>de</strong>n. Er zijn natuurlijk in Italië-er<br />
waren er toén al-verarm<strong>de</strong> markiezinnen en dito prinsen, die niet <strong>de</strong>nken aan kamers<br />
verhuren maar die oogenblikkelijk zich zou<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>nken als zij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
advertentie lazen in “Tribuna” of “Corriere <strong>de</strong>lla Sera”: “Vreem<strong>de</strong>lingen van distinctie,<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsch schrijver en echtgenoote, zoeken in een <strong>de</strong>r kleinere ste<strong>de</strong>n van<br />
Mid<strong>de</strong>n-Italië, drie à vier leêge vertrekken, <strong>voor</strong> langer verblijf. Informatie te<br />
verkrijgen bij <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Lega-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
600<br />
tie te Rome.”’ - Elisabeth was echter sceptisch gestemd. Haar waren <strong>de</strong> Hollandse<br />
jaren niet zo slecht bevallen. Zij had in Den Haag haar eigen huis en huishou<strong>de</strong>n<br />
gehad, voel<strong>de</strong> er zich prettig tussen zoveel familie, vrien<strong>de</strong>n en kennissen en had in<br />
Italië niet veel zin meer. Vrees<strong>de</strong> zij een herhaling van <strong>de</strong> Orlando-toestand? Giulio<br />
Lodomez was geheel achter <strong>de</strong> horizon verdwenen. Dit kan Elisabeth uiteraard niet<br />
onwelgevallig zijn geweest. Terug uit Amerika zou Giulio zich, zo weten wij, vestigen<br />
in juist zo een klein Italiaans plaatsje als <strong>Couperus</strong> bedoel<strong>de</strong>: Ascoli Piceno. 38<br />
De <strong>voor</strong>lopige oplossing van het toekomstprobleem kwam van onverwachte zij<strong>de</strong>.<br />
Op een ochtend, kort na zijn terugkomst in Den Haag, bezocht <strong>Couperus</strong> zijn<br />
opdrachtgever S.F. van Oss in diens redactiekamer op <strong>de</strong> Haagsche Post. Deze<br />
betoon<strong>de</strong> zich zeer tevre<strong>de</strong>n over <strong>Couperus</strong>' Afrikaanse reisschetsen en verbaas<strong>de</strong><br />
zich er over dat <strong>de</strong> schrijver er van zich ge<strong>de</strong>primeerd voel<strong>de</strong>. Als volgt heeft Van<br />
Oss dit on<strong>de</strong>rhoud later zelf beschreven. 39<br />
‘<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong>: “'t Is met mij gedaan! Ik ben uitgeschreven, aan 't eind van<br />
mijn werk!”<br />
“Onzin, man!” zei<strong>de</strong> ik - ik kreeg een van die ingevingen die een mensch meer<br />
heeft - “Je werk begint pas!”<br />
“Wat bedoel je, brave man?”<br />
“Ik bedoel dat je <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche Post een reis naar Indië en Japan gaat maken,<br />
en ons van daar uit een reeks prachtbrieven schrijft.”<br />
“Ik heb je nog nooit op een leugen betrapt, en moet dus wel aannemen dat je <strong>de</strong><br />
waarheid spreekt. Maar <strong>voor</strong> mij is 't nieuws. Mag ik er eens met Pop over spreken?”<br />
“Pop” was zijn charmante echtgenoote.<br />
“Natuurlijk mag je dat.”<br />
<strong>Een</strong>ige dagen later kwam hij terug.<br />
“Als Pop mee kan is het in or<strong>de</strong>. Maar op jouw kosten.”<br />
“Desnoods. Hoe hoog taxeer je die kosten?”<br />
“Je weet dat ik een verwend mensch ben, en een reis van een jaar <strong>voor</strong> ons bei<strong>de</strong>n<br />
zal in die dure lan<strong>de</strong>n op ongeveer twintig mille komen. En dan tien mille <strong>voor</strong> mijzelf<br />
als honorarium.”<br />
“Dus in het geheel <strong>de</strong>rtig mille? Ahem! Top! Wanneer kun je vertrekken?”<br />
O, als het moest da<strong>de</strong>lijk. Maar hoewel hij Indië van ouds ken<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> hij liever<br />
eerst hier alle mogelijke materiaal bijeengaren. Het teekent <strong>de</strong>n<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
601<br />
man, zijn-wilskracht en zijn nauwgezetheid, dat hij twee maan<strong>de</strong>n lang elken dag<br />
assidu in <strong>de</strong> Kon. Bibliotheek zat om zijn gegevens bijeen te brengen. Hij schreef<br />
ons 71 brieven, die in <strong>de</strong> H.P. verschenen tusschen 17 December 1921 en 5 Mei<br />
1923, en die ons dus op ruim ƒ400 per stuk kwamen. Doch zij waren het waard,<br />
omdat zij enorme belangstelling wekten. Zij verschenen later “gebun<strong>de</strong>ld” bij<br />
Leopolds Uitgevers-Mij., en had<strong>de</strong>n groot succes; evenals een engelsche vertaling,<br />
die in 1924 bij Hurst & Blackett te Lon<strong>de</strong>n uitkwam.’<br />
<strong>Couperus</strong>' eigen versie van dit on<strong>de</strong>rhoud wijkt weinig af van wat Van Oss vertelt.<br />
Hij was dolgelukkig met het <strong>voor</strong>stel. 40 In een interview met Joh. C.P. Alberts heef<br />
hij in 1923 overigens moeten toegeven dat hij, door het aan te nemen, in wezen tegen<br />
<strong>de</strong> zin van Elisabeth han<strong>de</strong>l<strong>de</strong>. 41 Zij vond dat zij bei<strong>de</strong>n te oud waren om <strong>de</strong> niet<br />
geringe inspanningen van zulk een grote, lange reis het hoofd te kunnen bie<strong>de</strong>n. Aan<br />
Henri Borel vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> dat Van Oss, toen <strong>de</strong> overeenkomst mon<strong>de</strong>ling gesloten<br />
was, onmid<strong>de</strong>llijk <strong>de</strong> ‘Ne<strong>de</strong>rland’ had opgebeld: 42 ‘En zóó maar, stante pe<strong>de</strong> bestel<strong>de</strong><br />
hij een hut, een luxe-hut nog wel <strong>voor</strong> mijn vrouw en mij, naar Batavia. Begin<br />
October. Ik blijf dan eerst eenige maan<strong>de</strong>n - in Indië, waar ik in geen twintig jaar<br />
geweest ben, ga dan naar Japan <strong>voor</strong> eenige maan<strong>de</strong>n - ik moet daar in <strong>de</strong> lente het<br />
Kersenbloesemfeest bijwonen - en dan over China terug. Op kosten van <strong>de</strong> Haagsche<br />
Post, mijn vrouw en ik samen! Ik heb een groote credietbrief me<strong>de</strong>. Als het te veel<br />
is geef ik 't restant terug, als 't te weinig blijkt, heb ik maar te seinen om méér.’<br />
Dat <strong>de</strong>ze nieuwe perspectieven <strong>Couperus</strong> in high spirits brachten, blijkt alleen al<br />
uit <strong>de</strong> toon van zijn Engelse reisbrieven, waarin zijn journalisrieke talenten weer<br />
eens zo schitteren dat wij er ons niet over verbazen hoe Fürstin Marie von Thum und<br />
Taxis hem als ‘rasend unterhaltend’ heeft kunnen beschrijven. Geduren<strong>de</strong> lange tijd<br />
kon hij nog blijven reizen en hoef<strong>de</strong> hij niet te ‘wonen’. De ou<strong>de</strong> dag, die hij in Italië<br />
had willen beginnen, werd daarmee <strong>voor</strong>lopig op <strong>de</strong> lange baan geschoven.<br />
Maar <strong>voor</strong>eerst was er Engeland. <strong>Couperus</strong> hoopte er met Elisabeth een week of<br />
vijf te blijven. Door zijn eigen journaal zijn we vrij ge<strong>de</strong>tailleerd van zijn doen en<br />
laten in Lon<strong>de</strong>n en omgeving op <strong>de</strong> hoogte, al is het jammer dat hij van tal van<br />
personen die hij ontmoet heeft alleen maar <strong>de</strong> initialen vermeldt. Soms kunnen wij<br />
die thuisbrengen, dikwijls echter blijven <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> figuren op <strong>de</strong>ze wijze anoniem.<br />
De zin hiervan is niet<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
602<br />
goed dui<strong>de</strong>lijk. Boeiend is ook, naast wat hijzelf vertelt, een bezoek dat hij aan<br />
Edmund Gosse heeft gebracht en waar <strong>de</strong>ze later uitvoerig verslag van heeft gedaan. 43<br />
Voorts zijn <strong>de</strong> teksten <strong>de</strong>r re<strong>de</strong>voeringen bewaard gebleven die <strong>Couperus</strong> bij enkele,<br />
hem ter ere aangerichte, lunches en diners heeft afgestoken. 44 Als ‘Lion of the Season’<br />
heeft hij in Lon<strong>de</strong>n een heerlijke tijd gehad. Hij dankte dit uitsluitend aan het<br />
onvermoeibare organisatietalent van zijn vriend Teixeira <strong>de</strong> Mattos, zon<strong>de</strong>r wiens<br />
bemoeiingen dit alles on<strong>de</strong>nkbaar geweest zou zijn. De grootste vreug<strong>de</strong> die men<br />
<strong>Couperus</strong> in Lon<strong>de</strong>n bereid heeft, is zon<strong>de</strong>r twijfel <strong>de</strong> erkenning op hoog niveau van<br />
zijn schrijverschap geweest. Hij werd geconfronteerd met een belangstelling en<br />
waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> zijn boeken, <strong>voor</strong>al ook <strong>voor</strong> zijn ou<strong>de</strong>re werk, die hem zon<strong>de</strong>r meer<br />
overrompel<strong>de</strong>. Het versterkte zijn zelfvertrouwen. In een van <strong>de</strong>ze feuilletons zet hij<br />
met bijna ontroeren<strong>de</strong> eerlijkheid uiteen hoe, alle uiterlijke schijn van het tegen<strong>de</strong>el<br />
ten spijt, twijfel aan zijn kunstenaarschap hem van boek tot boek kon kwellen, tot<br />
aan het ein<strong>de</strong> toe: 45 ‘Ik, die mijn geheele leven niets an<strong>de</strong>rs had gedaan dan romans<br />
geschreven, ik had mijzelven zoo vaak afgevraagd: geloof ik in mijn werk? Geloof<br />
ik in romans? Geloof ik in romans als in een openbaring van schoonheid en kunst,<br />
die recht-van-bestaan heeft? En hoe meer romans ik geschreven had, hoe vaker ik<br />
dien twijfel bij mij had voelen als een slang <strong>de</strong>n kop op steken, als een kanker had<br />
voelen zieken.’ Van <strong>de</strong>ze twijfel werd hij verlost doordat hem in <strong>de</strong> Titmarsh-Club<br />
als credo zou wor<strong>de</strong>n aangezegd: ‘We believe in novels.’ In <strong>de</strong> eerste plaats waren<br />
dat zíjn ‘novels’.<br />
Op <strong>de</strong> avond van 1 juni 1921 wil<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth met <strong>de</strong> trein van 10.23<br />
uur van Den Haag naar Hoek van Holland reizen om daar aan boord te gaan van <strong>de</strong><br />
St. Georges, op weg naar Harwich. 46 Aan het station heerste echter grote verwarring<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kruiers. De zomerdienst bleek die dag te zijn ingegaan, en <strong>de</strong> bewuste trein<br />
zou naar alle waarschijrilijkheid <strong>de</strong> aansluiting missen. Goe<strong>de</strong> raad was in dit geval<br />
min<strong>de</strong>r duur dan het op het eerste gezicht leek: <strong>de</strong> in allerijl gerequireer<strong>de</strong> taxi naar<br />
‘Hook’ bleek slechts vijfentwintig gul<strong>de</strong>n te kosten. Nooit zou <strong>Couperus</strong> meer <strong>de</strong><br />
boottrein nemen, zo beloof<strong>de</strong> hij zichzelf.<br />
Van Liverpool Strect Station werd hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen door Teixiera <strong>de</strong> Mattos<br />
eveneens met een auto afgehaald, en wel die van Stephen McKenna. <strong>Couperus</strong> ken<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> nog betrekkelijk jonge schrijver van naam.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
603<br />
Twee van zijn ou<strong>de</strong>re boeken - Majesty en Old People and the Things that pass -<br />
waren door McKenna van een inleiding <strong>voor</strong>zien, en bovendien had <strong>de</strong>ze auteur veel<br />
succes geoogst met zijn eigen roman Sonia. In het niet ver van Teixeira's huis gelegen<br />
Royal Court Hotel, Sloane Square, ontving diens vrouw het echtpaar <strong>Couperus</strong> met<br />
een boeket prachtige bloemen. 47<br />
Snel wer<strong>de</strong>n daarop <strong>de</strong> koffers uitgepakt. Te snel. In <strong>de</strong> haast liet <strong>Couperus</strong> een<br />
paar schoenen op een hoed met paradijsvogelveren van <strong>de</strong> arme Elisabeth vallen,<br />
waarop zich een echtelijke twist ontspon (volgens <strong>Couperus</strong> begon Elisabeth te<br />
‘brommen’). In het reisjournaal zou hij haar <strong>voor</strong>taan steeds met Dd. aandui<strong>de</strong>n, een<br />
ondui<strong>de</strong>lijke afkorting. 48 Doorluchtigheid? Doctor of Divinity? Of staan <strong>de</strong> letters<br />
slechts <strong>voor</strong> Doe<strong>de</strong>l, zoals hij haar wel eens placht te noemen? (In <strong>de</strong> wan<strong>de</strong>ling<br />
heette zij soms ook Poeleke, maar dit terzij<strong>de</strong>.)<br />
Die avond dineer<strong>de</strong>n zij bij vrien<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> familie ‘F.S.’ op Hans Place. Daar<br />
<strong>Couperus</strong> op 11 juni een <strong>de</strong>jeuner heeft bijgewoond waar ook <strong>de</strong> schrijver Frank<br />
Swinnerton aanzat, 49 is het niet onaannemelijk dat dit <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> kennis was. Het<br />
valt niet uit te maken, daar na<strong>de</strong>re gegevens ontbreken. - Na het diner spoed<strong>de</strong> men<br />
zich gezamenlijk naar het Russisch Ballet in The Prince's Theatre. Nijinski trad toen<br />
al niet meer op, maar <strong>Couperus</strong>, volgens wie <strong>de</strong> grote danser zichzelf tegenwoordig<br />
<strong>voor</strong> een tijger hield, had hem vroeger in Parijs nog gezien. In een choreografie van<br />
Martinez Sierra werd, op <strong>de</strong> muziek van Manuel <strong>de</strong> Falla, El sombrero <strong>de</strong> tres picos<br />
gedanst: ‘Scenery and costumes by the famous Pablo Picasso’. Daar moest <strong>Couperus</strong><br />
niets van hebben: 50 ‘Ik hoû niet van Picasso's gestyleer<strong>de</strong> <strong>de</strong>coraties’, zo wees hij<br />
diens, uiteraard verre van passatistische, toneelaankleding af. ‘Zij zijn <strong>voor</strong> mij te<br />
simpel in vergelijking met <strong>de</strong> somptueuze kostumen en het geraffineer<strong>de</strong> gebaar <strong>de</strong>r<br />
dansers en danseressen en dus niet in harmonie.’ De dirigent, Emest Ansermet, riep<br />
door zijn baard hoofdzakelijk associaties met een Assyriër bij hem op. De man heette<br />
bovendien, vergeleken met Mengelberg, zwemmerig als een zwarte zwaan te dirigeren.<br />
Les Sylphi<strong>de</strong>s, waar <strong>de</strong> avond mee besloten werd, stal daarentegen <strong>Couperus</strong>' hart.<br />
De bie<strong>de</strong>rmeier-enscenering en <strong>de</strong> zoete gezichtjes herinner<strong>de</strong>n hem aan ou<strong>de</strong><br />
familieportretjes, misschien <strong>voor</strong>al aan het beken<strong>de</strong> portret van zijn moe<strong>de</strong>r als jong<br />
meisje, dat altijd op zijn bureau stond. 51<br />
Tij<strong>de</strong>ns een lunch in <strong>de</strong> Reform-Club op 3 juni leer<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn Engelse<br />
uitgever Thornton Butterworth kennen. 52 Van <strong>de</strong> schrijvers, cri-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
604<br />
tici en letterlieven<strong>de</strong> lords aan wie hij ver<strong>de</strong>r nog <strong>voor</strong>gesteld werd kon hij <strong>de</strong> namen<br />
helaas niet onthou<strong>de</strong>n, zodat wij niet weten wie hij er, behalve lord Russell en opnieuw<br />
McKenna, nog meer ontmoet heeft. Tussen <strong>de</strong> gangen door wer<strong>de</strong>n ook zaken gedaan.<br />
Butterworth on<strong>de</strong>rhield hem bij <strong>voor</strong>beeld over een mogelijke Engelse editie van<br />
Langs lijnen van gelei<strong>de</strong>lijkheid. Door Teixeira was <strong>de</strong>ze roman <strong>voor</strong> een Amerikaanse<br />
uitgever vertaald on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel The Inevitable. Daar het boek in Amerika furore<br />
maakte, wil<strong>de</strong> Butterworth het nu ook in Engeland uitbrengen. Dit zou gebeuren<br />
on<strong>de</strong>r een slim aangepaste ‘an<strong>de</strong>re’ titel: The Law Inevitable. Dringend echter verzocht<br />
hij <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> bedscène aan het slot te schrappen. <strong>Couperus</strong>, even<br />
verbaasd als geschokt, was slechts bereid er een divan van te maken. Daar dit als<br />
concessie ontoereikend bleek, bleef overeenstemming uit. 53 De uitgave is later toch<br />
tot stand gekomen.<br />
Langzamerhand begon het tot <strong>Couperus</strong> door te dringen dat zijn naam in Engeland,<br />
en in Amerika naar het scheen niet min<strong>de</strong>r, werkelijk een begrip was. 54 Het <strong>de</strong>ed hem<br />
veel goed, nadat hij zo dikwijls van L.J. Veen klachten had moeten horen over <strong>de</strong><br />
onverkoopbaarheid van zijn werk. Met kin<strong>de</strong>rlijke trots <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> lezers van <strong>de</strong><br />
Haagsche Post mee: ‘Ou<strong>de</strong>, dierbare boeken! Langs Lijnen... en <strong>de</strong> Kleine Zielen...<br />
en Van Ou<strong>de</strong> Menschen, <strong>de</strong> Dingen, die Voorbij gaan. Eerst hier in Lon<strong>de</strong>n, na zoo<br />
iets als twintig jaar, hoor ik ze roemen met enthoeziasme. Zeker, ik had wel altijd,<br />
geloof ik, een goe<strong>de</strong> pers in Holland, maar enthoeziasme er <strong>voor</strong>, eerlijk gezegd, dit<br />
miste ik wel eens in Hollandsche kritiek en conversatie. En het is vreemd, zoo warm,<br />
als het hier naar mij toe komt. Se<strong>de</strong>rt jaren dacht ik niet meer aan die boeken, zag<br />
niet meer naar ze om, was ze vergeten: ik geloof, <strong>voor</strong> een schrijver, het eenige<br />
mid<strong>de</strong>l om àn<strong>de</strong>re boeken te schrijven. En nu komen ze naar mij terug, in hun<br />
Engelsche kleedij, waarin Tex ze zoo uitstekend doste. En met “Langs Lijnen...” is<br />
ook “Van Ou<strong>de</strong> Menschen” een succes in Amerika en... wordt het verfilmd en kent<br />
ie<strong>de</strong>reen het hier in London. Maar ge zult mij wel willen gelooven als ik u verzeker<br />
dat ik het niet zien ga!’<br />
Teixeira <strong>de</strong> Mattos wil<strong>de</strong> ook De stilte kracht en De komedianten zien te plaatsen.<br />
Dit is hem - bij een an<strong>de</strong>re uitgever, John Cape Ltd. - in<strong>de</strong>rdaad gelukt, hoewel hij<br />
zelf had gezegd dat hij <strong>de</strong> Romeinse roman als <strong>voor</strong> Engeland ‘hot stuff’ beschouw<strong>de</strong><br />
en er een hard hoofd in had of dit gedurf<strong>de</strong> boek <strong>de</strong> gevrees<strong>de</strong> censuur wel zou<br />
passeren. Wij hoeven ons <strong>de</strong> affaire Lady Chatterley maar in <strong>de</strong> herinnering te brengen<br />
om ons te<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
605<br />
realiseren hoe streng <strong>de</strong> Engelse ze<strong>de</strong>n op dit terrein nog altijd waren. Het succes<br />
van <strong>Couperus</strong>' ou<strong>de</strong>re werk kan ten <strong>de</strong>le verklaard wor<strong>de</strong>n uit het feit dat <strong>de</strong> Engelse<br />
literatuur, evenals <strong>de</strong> Engelse schil<strong>de</strong>rkunst, in bepaal<strong>de</strong> opzichten twintig jaar achter<br />
liep, als was er nooit een wereldoorlog geweest.<br />
<strong>Een</strong> huisconcert waarop Myra Hess Chopin speel<strong>de</strong>, ontmoetingen met George<br />
Moore en G.B. Shaw, <strong>Couperus</strong> genoot er van en moet zich tussen al <strong>de</strong>ze ‘celebrities’<br />
steeds meer een authentieke ‘lion’ gevoeld hebben. 55 Over het bezoek dat hij aan sir<br />
Edmund Gosse gebracht heeft vertelt hij helaas niets. Gosse, van zijn kant, wijd<strong>de</strong><br />
er gelukkig na <strong>Couperus</strong>' dood twee jaar later een kroniek aan. Dit artikel heeft niet<br />
alleen in <strong>de</strong> Sunday Times gestaan, maar is in 1925 bovendien gebun<strong>de</strong>ld in Gosses<br />
boek Silhouettes. Edmund Gosse heeft zich in zijn tijd in Engeland als nauwelijks<br />
enige an<strong>de</strong>re schrijver ingezet <strong>voor</strong> jonge niet-Engelse literatuur die hij belangrijk<br />
vond. 56 Zijn belangstelling ging daarbij niet alleen uit naar een man als Ibsen, in<br />
Engeland door hem bekend gewor<strong>de</strong>n, maar ook naar <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur van<br />
<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eeuwhelft. Voor Hollandse schrijvers waar hij wat in zag of die hem door<br />
literaire kennissen wer<strong>de</strong>n aanbevolen heeft hij zich zeer beijverd. Bij herhaling<br />
correspon<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij met een <strong>voor</strong>loper van Tachtig, <strong>de</strong> Hagenaar Carel Vosmaer. 57<br />
Deze heeft hem in Lon<strong>de</strong>n ook enige malen ontmoet. Gosse was ook <strong>de</strong>gene, zo<br />
zagen wij al, die <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in 1898 bij zijn beroem<strong>de</strong> zwager, Alma Ta<strong>de</strong>ma,<br />
introduceer<strong>de</strong>. Destijds schreef hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Engelse vertaling van Noodlot, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
titel Footsteps of Fate reeds in 1891 verschenen, een inleiding. Jammer genoeg moet<br />
tot zijn na<strong>de</strong>el wel gezegd wor<strong>de</strong>n dat hij zich niet erg nauwkeurig documenteer<strong>de</strong><br />
als hij over Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers iets op papier zette. Hugo Aylva als <strong>de</strong> manlijke<br />
hoofdpersoon in Eline Vere is wel het meest betreurenswaardige <strong>voor</strong>beeld. Zijn<br />
biografische me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen wekken onbedoeld hier en daar <strong>de</strong> lachlust op. Ook in<br />
Engeland zelf is Gosse nogal eens slordigheid verweten, maar dit terzij<strong>de</strong>.<br />
De essayist ontving <strong>Couperus</strong> bij zich thuis, Hanover Terrace nr. 17, op een niet<br />
precies vast te stellen namiddag. 58 Over dit bezoek <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij na <strong>Couperus</strong>' dood<br />
mee: 59 ‘Ik had hem in tweeëntwintig jaar niet gezien, en ik vond hem nogal wat<br />
veran<strong>de</strong>rd, ten goe<strong>de</strong> wel te verstaan. Hij zag er uit of het hem beter ging, hij maakte<br />
een elegantere indruk en het leek ook dat zijn gezondheid heel wat beter was. Hij<br />
betoon<strong>de</strong> zich buitengewoon<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
606<br />
beminnelijk, ja zelfs hartelijk, en zei dat hij nooit had vergeten dat ik zijn eerste<br />
Engelse bewon<strong>de</strong>raar was geweest, die zich <strong>voor</strong> hem had ingezet. Hij was keurig<br />
en welverzorgd, met een aanzet van grijze bakkebaar<strong>de</strong>n aan bei<strong>de</strong> zij<strong>de</strong>n van zijn<br />
bleek ovaal gelaat, aan hetwelk een bril met zwart montuur een min of meer uilachtig<br />
aanzien verleen<strong>de</strong>. Hij hield zijn hoofd een beetje naar één kant, met een bijna<br />
kwijnen<strong>de</strong> glimlach, zeer innemend; en hij sprak een <strong>voor</strong>treffelijk Engels met een<br />
zachce, lage stem. Er was aan hem niets dat bij iemand het conventionele beeld van<br />
een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r opriep.<br />
Hij sprak mij over het immense succes van zijn boeken in Holland, en vertel<strong>de</strong><br />
hoe vrien<strong>de</strong>lijk zijn landgenoten <strong>voor</strong> hem waren, “nu, tenslotte!“ Maar hij voeg<strong>de</strong><br />
er aan toe dat hij niet kon leven in zijn “eigen dierbaar land, vanwege <strong>de</strong> win<strong>de</strong>n in<br />
Holland - zij zijn zo koud!” Hij was diep, ja bijna ziekelijk gevoelig <strong>voor</strong> temperatuur,<br />
en <strong>de</strong>ze fijngevoeligheid schreef hij toe aan zijn kin<strong>de</strong>rjaren in <strong>de</strong> hitte van Java;<br />
dienovereenkomstig woon<strong>de</strong> hij nu doorgaans in Italië, in Florence. Hij beklaag<strong>de</strong><br />
zich tegenover mij over een niet aflaten<strong>de</strong> trilling zijner zenuwen, een soort van<br />
rillen, maar hij voeg<strong>de</strong> er aan toe: “Het is niet van belang; het is een ziekte uit mijn<br />
vroege jeugd.”<br />
Hij vertel<strong>de</strong> mij dat hij nu op het punt stond om met zijn vrouw geduren<strong>de</strong> an<strong>de</strong>rhalf<br />
jaar een reis te gaan maken door <strong>de</strong> Oostindische archipel; zij zou<strong>de</strong>n daarheen gaan<br />
in grote luxe en staatsie, en zou<strong>de</strong>n in Batavia ontvangen wor<strong>de</strong>n met openbare<br />
eerbewijzen. “Misschien is het een zwakheid, maar van dat alles houd ik!” sprak hij<br />
zacht, glimlachend. “Maar ik zal zo snel als ik kan van Batavia wegvluchten. Ik moet<br />
<strong>de</strong> wil<strong>de</strong>rnis zien; ik moet <strong>de</strong> heilige tafelbergen bestijgen waar <strong>de</strong> grote tempelruïnes<br />
zijn; en ik wil meer zien dan Java, - ik wil Palembang bezoeken, en Borneo, misschien,<br />
en <strong>de</strong> prachtige Specerij-eilan<strong>de</strong>n zoals jullie die noemen. De hitte <strong>de</strong>r wou<strong>de</strong>n,<br />
vrien<strong>de</strong>lijke oosterlingen in hun oerstaat, weg van <strong>de</strong>ze kille beschaving hier in het<br />
noor<strong>de</strong>n. Mevrouw <strong>Couperus</strong> zegt dat wij tien jaar gele<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n moeten gaan, dat<br />
het te laat is, want ik ben achtenvijftig jaar. Maar neen! Ik zeg haar dat mijn hart<br />
tropisch is, <strong>de</strong> evenaar zal mij weer jong maken!”<br />
Hij sprak vrijuit en zon<strong>de</strong>r aanstellerij met mij over zijn romans, die reeds zeer<br />
talrijk waren, en waar hij een steeds toenemend succes mee had: “De vroegere romans<br />
<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> populariteit van <strong>de</strong> nieuwe.” Desondanks was hij niet tevre<strong>de</strong>n met wat<br />
hij gepubliceerd had, en hij hoopte<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
607<br />
dat zijn romantische reis langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n van het oosten hem op nieuwe wegen zou<br />
voeren, hem tot betere dingen zou inspireren. “Als ik Java nog eens heb weergezien,<br />
wil ik een nieuwe roman schrijven over het geheimzinnige leven daar, en dat boek<br />
zal beter zijn - het zal mijn beste wor<strong>de</strong>n!”<br />
Hij vertel<strong>de</strong> mij dat hij en Mr. Teixeira <strong>de</strong> Mattos moeilijkhe<strong>de</strong>n had<strong>de</strong>n gehad<br />
met <strong>de</strong> Engelse boekverkopers. “Zij zeggen dat ik niet netjes ben! Wat bedoelen zij<br />
met “niet netjes”? Wij mensen van het vasteland vin<strong>de</strong>n jullie zo moeilijk te begrijpen.<br />
Ik ben Latijns van aard en hoor daar thuis, weet u” - en hij lachte zacht, terwijl hij<br />
zijn ovale hoofd nog ver<strong>de</strong>r naar zijn schou<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ed buigen, en zijn ogen neersloeg<br />
- “laat mij u vertellen dat mijn geest heel on-moreel is! Jullie zijn hier allemaal zo<br />
puriteins, en ik heb zo een sympathie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> subura. De Engelse uitgevers zeggen<br />
dat dit veran<strong>de</strong>rd moet wor<strong>de</strong>n, en dat. Waarom zou ik mijzelf niet zijn? Mijn hart<br />
is zo tropisch.”<br />
Hij zei dat hij zich erg aangetrokken had gevoeld tot het werk van Mr. Stephen<br />
McKenna, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> jonge Engelse schrijvers zijn <strong>voor</strong>keur genoot. “Consequent<br />
psycholoog zijn, o! dat is wat een romancier zou moeten. Is men hier in Engeland<br />
niet een beetje al te veel gesteld op avontuur, bestu<strong>de</strong>ert men <strong>de</strong> ziel wel genoeg?<br />
Wie weet!”’<br />
Met enkele opmerkingen van algemene aard eindigt Gosse <strong>de</strong>ze weergave van<br />
zijn gesprek met <strong>Couperus</strong>. De schrijver maakte op hem <strong>de</strong> indruk van een eenvoudig<br />
man, hartelijk en toch met een doordringen<strong>de</strong> geest, die onmiskenbaar van genialiteit<br />
getuig<strong>de</strong>. Het portret dat hij tekent ziet er, enkele slordighe<strong>de</strong>n daargelaten, zeer goed<br />
gelijkend uit. Niet onbelangrijk is het gegeven dat <strong>Couperus</strong> in 1921 gedacht heeft<br />
over een, wat wij zou<strong>de</strong>n kunnen noemen, verbeter<strong>de</strong> Stille kracht. Misschien dat<br />
hij het plan tot dit boek heeft laten varen toen hij Indië eenmaal had teruggezien?<br />
Hij moet begrepen hebben dat er werkelijk twintig jaren waren <strong>voor</strong>bijgegaan, en<br />
dat een roman over het leven op Java anno 1921-'22 niet meer over geheimzinnighe<strong>de</strong>n<br />
en mysterieuze sferen kon gaan. Er zijn passages in <strong>Couperus</strong>' Indische reisbrieven<br />
die er op wijzen dat hij zich <strong>de</strong>ze grote veran<strong>de</strong>ringen heel goed bewust is geweest.<br />
Van <strong>Couperus</strong> bestaan slechts relatief weinig portretten. Twee van <strong>de</strong> beste uit zijn<br />
latere levensjaren dateren van 4 juni 1921: op <strong>de</strong>ze dag namelijk blijkt hij ze in<br />
Lon<strong>de</strong>n te hebben laten maken door <strong>de</strong> in die tijd vermaar<strong>de</strong> fotograaf E.D. Hoppé,<br />
opdat hij iets zou hebben <strong>voor</strong> even-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
608<br />
tuele interviews in dag- of weekbla<strong>de</strong>n. Prachtige foto's zijn het in<strong>de</strong>rdaad, ware<br />
kunstprodukten op zichzelf. 60<br />
Teixeira <strong>de</strong> Mattos had <strong>Couperus</strong> diens adres gegeven en hem vervolgens in een<br />
taxi geduwd. Ook had hij hem op het hart gedrukt Hoppé <strong>voor</strong>al een hand te geven,<br />
daar <strong>de</strong> man zich <strong>voor</strong> een gentleman hield. <strong>Couperus</strong> beloof<strong>de</strong> het. Over dit kleine<br />
avontuur vertelt hij: 61 ‘In zijn atelier belicht Hoppé mij met spiegels en neemt vier<br />
poses van me. Ze zijn heusch niet slecht gewor<strong>de</strong>n. Wel <strong>de</strong>ftig, maar het schijnt, dat<br />
ik iets <strong>de</strong>ftigs krijg. En Dd., die al bang was, vindt ze niet te lichtvaardig en meent,<br />
dat er iets “intellectuals” in doorstraalt. Nou, dan is het mij ook goed.’<br />
De aankoop van een hoge hoed, een lunch bij McKenna, autotochten met kennissen<br />
naar Eton, Windsor en Mai<strong>de</strong>nhead, <strong>Couperus</strong> genoot er met volle teugen van. <strong>Een</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>re verrassing wachtte hem op maandag 6 juni. Ook <strong>de</strong>ze was door Teixeira<br />
<strong>voor</strong>bereid, die hier lang <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong>' aankomst aan McKenna over geschreven<br />
had: 62 ‘Van Swin<strong>de</strong>ren [<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gezant R. <strong>de</strong> Marees van Swin<strong>de</strong>ren] was<br />
most charming. He at once offered to have the Dutch reading at the legation [<strong>Couperus</strong><br />
zou in Lon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Hollandse kolonie een van zijn fameuze <strong>voor</strong>drachten<br />
hou<strong>de</strong>n]... I said that, if Van Swin<strong>de</strong>ren would make it an invitation matter, he would<br />
be doing a great honour to <strong>Couperus</strong> and giving a very welcome reception to the<br />
Dutch colony in London... He leapt at this; said he would give a dinner to cwenty of<br />
la crême <strong>de</strong> la crême; he could manage thirty at two tables; and ask up to a hundred<br />
to the reception... Everything is provisional to Mrs. Van Swin<strong>de</strong>ren's agreement; and<br />
I am to lunch there on Friday and hear more...’ - In<strong>de</strong>rdaad hebben <strong>de</strong> heer en<br />
mevrouw Van Swin<strong>de</strong>ren woord gehou<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> gewaagt van een groot en<br />
schitterend gastmaal dat die dag <strong>voor</strong> hem is aangericht. Hij had het gevoel dat in<br />
zijn persoon <strong>de</strong> gehele Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> werd geëerd. ‘Wij, Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
schrijvers’, merkte hij naar aanleiding hiervan op, 63 ‘zijn volstrekt niet gewend, noch<br />
in ons dierbaar land, noch over onze dierbare grenzen, te wor<strong>de</strong>n gehuldigd op<br />
officieele of half-officieele wijze. Ik geloof niet, dat ik te veel zeg, als ik mijn<br />
ontvangst in het Gezantschapsgebouw te Lon<strong>de</strong>n “semi-official” noem en daar heel<br />
trotsch op ben, niet alleen <strong>voor</strong> mij en mijn boeken, maar <strong>voor</strong> allen, die zich <strong>de</strong>r<br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche letterkun<strong>de</strong> wij<strong>de</strong>n en ons aller dikwijls materieel zoo stiefmoe<strong>de</strong>rlijke<br />
Muze.’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
609<br />
De dag daarna kon hij zich revancheren met het <strong>voor</strong>lezen van De dood van Vesta.<br />
De <strong>voor</strong>dracht werd eveneens, zoals het plan was, in <strong>de</strong> legatie gehou<strong>de</strong>n. 64 <strong>Couperus</strong><br />
onmoette die avond on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een ou<strong>de</strong> vriend van <strong>de</strong> familie Vlielan<strong>de</strong>r Hein -<br />
‘Lord R. (Baron M.)’ - die zich niet alleen zijn zwager Benjamin goed herinner<strong>de</strong>,<br />
maar ook ‘mijn onvergetelijken, noodlottig omgekomen neef F[rans] en zijne<br />
hartelijke woor<strong>de</strong>n, her<strong>de</strong>nken<strong>de</strong> dien va<strong>de</strong>r en zoon, die mij bei<strong>de</strong>n zoo bizon<strong>de</strong>r<br />
lief waren, zal ik nooit vergeten.’<br />
Grote eer werd hem vervolgens nogmaals bewezen op 9 juni, toen hij als gast van<br />
niemand min<strong>de</strong>r dan Mr. en Mrs. Asquith aanzat aan een lunch - ‘bij <strong>de</strong> Oppositie’,<br />
schreef hij geamuseerd 65 - waarna hij 's avonds in het House of Commons werd<br />
gefêteerd tij<strong>de</strong>ns een regeringsdiner, aangebo<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Un<strong>de</strong>r-secretary of State<br />
for Foreign Affairs. Daar ook Teixeira en McKenna van <strong>de</strong> partij waren, mag wor<strong>de</strong>n<br />
aangenomen dat zij we<strong>de</strong>rom <strong>de</strong>genen zijn geweest die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uitnodigingen hebben<br />
gezorgd. De maaltijd, die plaatsvond in St. Stephen's Hall, maakte begrijpelijkerwijs<br />
diepe indruk op <strong>Couperus</strong> en zijn vrouw.<br />
McKenna had <strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>lijke attentie <strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Reform-Club uit te nodigen<br />
<strong>voor</strong> een <strong>de</strong>jeuner, waaraan <strong>de</strong> tegenwoordigheid van De Marees van Swin<strong>de</strong>ren<br />
extra glans verleen<strong>de</strong>. Als chairman zat McKenna aan het hoofd van <strong>de</strong> tafel. Achter<br />
op een vel papier met <strong>de</strong> tafelschikking - waardoor wij nauwkeurig weten wie er die<br />
middag me<strong>de</strong> aanzaten - schreef <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> tekst van een korte tafelre<strong>de</strong> die hij<br />
zich gedwongen zag te hou<strong>de</strong>n. 66 ‘Excellency, my <strong>de</strong>ar host, gentlemen’, zo zei hij,<br />
‘I am not an artist of the spoken word, not even in my own language, but I should<br />
like to say how <strong>de</strong>eply touched I am by the kind reception wich which I have met in<br />
London. I feel gready honoured that His Excellency, the Netherlands Minister<br />
accepted my host's invitation to sit down at this lunch offered to me that I should<br />
meet you all. I feel honoured by your all coming here and am grateful for my young<br />
friend's extreme kindness. Excellency, my <strong>de</strong>ar host, genlemen, I propose to drink<br />
the prosperity of mo<strong>de</strong>rn English litterature and art.’ - In zijn reisjournaal, waarin<br />
hij hier over niet rept, vermeldt hij wel dat hij opnieuw had geconstateerd, 67 ‘toen<br />
wij koffie dronken, hoe veel The Books of The Small Souls wor<strong>de</strong>n gelezen en Old<br />
People en The Inevitable, terwijl The Tour (Antiek Toerisme), in Holland nog al<br />
geprezen, een beetje mijn Engelse lezers verwon<strong>de</strong>rd heeft... omdat het geen<br />
psychologische, dikke<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
610<br />
familieroman was.’ Teixeira troostte hem echter met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n dat hij nu juist dit<br />
zo een mooi boekje vond.<br />
Op <strong>de</strong> avond van 13 juni heeft <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> maal een toast in het<br />
Engels moeten hou<strong>de</strong>n, en wel in <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong> Titmarsh-club. Hij beschouw<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
invitatie tot een diner aldaar als buitengewoon vleiend ‘Ge weet natuurlijk,’ zo sprak<br />
hij <strong>de</strong> lezers van <strong>de</strong> Haangsche Post toe, 68 ‘dat Michael-Angelo Titmarsh een <strong>de</strong>r<br />
eerste pseudonymen van Thackeray was. (Als ge het niet weet, zeg dan toch nu maar:<br />
ja). De Titmarsh-club is een club, die dineert ter eere van een, dien men eeren wil.<br />
Vier-en-<strong>de</strong>rtig gasten zaten in een <strong>de</strong>r zalen van het Criterion aan. “Chairman” was<br />
<strong>de</strong> heer Crtn. [William Leonard Courtney]; ik behoef u niet uit te leggen, dat <strong>de</strong><br />
“chairman”, die werkelijk op een stoel met hoogeren rug zit, <strong>de</strong> tafel-prezi<strong>de</strong>nt is,<br />
die gezag uitoefent en <strong>de</strong> speechen regelt. Ik zat dus tusschen <strong>de</strong>n heer en mevrouw<br />
Crtn.’<br />
Het viel te verwachten dat Courtney <strong>de</strong> gast zou toespreken. Dit gebeur<strong>de</strong> ook, en<br />
<strong>Couperus</strong> vond 69 ‘dat <strong>de</strong>ze beroem<strong>de</strong> en excellente Engelsche letterkundige en criticus,<br />
ou<strong>de</strong>r van dagen dan ik op het gezicht dorst oor<strong>de</strong>elen, dit <strong>de</strong>ed op een wijze, die<br />
mij, daar aan tafel, bizon<strong>de</strong>r trof. Geheel op <strong>de</strong> hoogte van wat ik geschreven had,<br />
huldig<strong>de</strong> hij in zijn toast, <strong>de</strong> schim van Thackeray, als <strong>de</strong> traditie van <strong>de</strong>zen club het<br />
wil, en liet daarna niet af die zelf<strong>de</strong> schim telkens op te roepen, toen hij op korte<br />
wijze aanwees, welke werken ik geschreven had. Indien men weet, hoe hoog <strong>de</strong> naam<br />
en het werk van Thackeray, nog steeds, trots nieuwere en nieuwste generatie, in <strong>de</strong><br />
Engelsche litteraire wereld wordt in eere gehou<strong>de</strong>n, zal <strong>de</strong> lezer wel spoedig<br />
bevroe<strong>de</strong>n, hoe vleiend <strong>de</strong>s chairman's woor<strong>de</strong>n waren <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n buitenlandschen<br />
schrijver.’ Het is ook Courtney geweest die <strong>Couperus</strong> in het hart raakte met <strong>de</strong><br />
verzekering: ‘We believe in novels.’ Bijna is <strong>Couperus</strong> daarbij in tranen uitgebarsten.<br />
Dit gebeur<strong>de</strong> nog een keer toen alle genodig<strong>de</strong>n hem toezongen met het beken<strong>de</strong> lied<br />
‘And he is a jolly good fellow!!’.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het diner maakte <strong>Couperus</strong> van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik <strong>de</strong> merites van<br />
zijn vriend Teixeira <strong>de</strong> Mattos eens breed uit te meten: 70 ‘It will be impossible tor<br />
me to say, especially in a language not my own, how <strong>de</strong>eply touched I am by the<br />
most kind reception I have met with in London. I feel entirely in<strong>de</strong>bted herefor to<br />
my <strong>de</strong>ar friend's, Teixeira's translations of my books. Teixeira is an artist of the<br />
English language; he is master of every expression and sha<strong>de</strong> of expression. And I<br />
am always<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
611<br />
amazed, enraptured by his most subtle way of finding in English the equivalent of<br />
my own Dutch words. His translations remain my own work and still reveal the<br />
translator's brilliant personality. I want this moment to thank him and to thank you<br />
all, men and women of intellectual distinction of every kind, who are sitting here<br />
around me. Believe, I beg of you, in the great emotion, that overflows me this moment.<br />
My emotion is full of gratefullness to Teixeira, to you all and at the same time I teel<br />
proud to represent, if I may say so, mo<strong>de</strong>rn litterature of my <strong>de</strong>ar Country and my<br />
<strong>de</strong>ar language of the Netherlands. As their representant, ladies and gentlemen, I feel<br />
happy to drink your health.’<br />
De enige tafelre<strong>de</strong> die <strong>Couperus</strong> zelf in zijn feuilletons vermeldt, zon<strong>de</strong>r haar<br />
overigens uit te schrijven, heeft hij ten slotte op 19 juni gehou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns een diner<br />
dat hem geoffreerd werd door <strong>de</strong> Anglo-Batavian Society. 71 Ook ditmaal was<br />
McKenna chairman, en hij zette volgens <strong>Couperus</strong> ‘een zeer lofrijke re<strong>de</strong> op mij in,<br />
waarop ik antwoord<strong>de</strong> met een eveneens vrij elaborate speech. Ge begrijpt, dat,<br />
precies als het gebeurt bij diplomaten en vorstelijke personen, onze speechen van te<br />
voren waren opgesteld, gekeurd door onzen rijkskanselier, pardon, ik meen door<br />
Tex, vriend en vertaler, want dat er staatsbelangen, Engelsche en Ne<strong>de</strong>rlandsche,<br />
afhingen van <strong>de</strong>s chairmans woord en het mijne!! Mannen-van<strong>de</strong>-pers, vlak bij<br />
aanzitten<strong>de</strong>, haastten zich onze woor<strong>de</strong>n te stenografeeren: het was dus heel gewichtig<br />
wat wij zei<strong>de</strong>n en zeggen gingen - en <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag verschenen onze speechen<br />
in “the papers”.’<br />
Ook van <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>, waar <strong>Couperus</strong> merkbaar erg zijn best op heeft gedaan, is <strong>de</strong><br />
tekst bewaard gebleven. Ditmaal ging hij ver<strong>de</strong>r dan het alleen maar lanceren van<br />
frases en beleefdhe<strong>de</strong>n: 72 ‘Mr. Chairman, my lords, ladies and gentlemen. Words<br />
have been spoken that have filled me with great gratitu<strong>de</strong> on behalf of those who are<br />
my spiritual children, I mean the novels which I have written during more than thirty<br />
years. I proffer a father's thanks when I reply in their name. They cannot themselves<br />
add a word to those which Mr. Teixeira, with unfaltering love and care, has ma<strong>de</strong><br />
them utter.<br />
Yes, books are like children, they are our boys and girls; and life lies before them<br />
from the moment when they are written. Life will be different for them all. And they<br />
have their fates and <strong>de</strong>stinies, as has been said before. They travel far from their<br />
parents; and some of mine have ma<strong>de</strong> their way among yourselves. They have been<br />
arrayed in beautiful gar-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
612<br />
ments such as only a kind rich uncle like Teixeira could afford to give them out of<br />
his treasury of English language and style. But, when I saw them thus clad, I<br />
recognized them at once. They were not changed, they were the same, they were my<br />
very own boys and girls, grown up, smiling and prosperous; and they said to me:<br />
“Father, we have found our way; and people have been nice to us. We have tried<br />
to please them in that country across the sea where you are always hesitating to come,<br />
because the sun is so rare there and because you prefer to roam through southern<br />
lands where you imagine that the sun is always shining. Father, we tell you, we have<br />
met with a most charming reception, among many English people of intellectual<br />
distinction; and it seems that we do not do you so much discredit as you are inclined<br />
to think directly you have finished creating us. They admire us and they like and<br />
love us - so at least they say - and in<strong>de</strong>ed you ought to feel very much obliged to<br />
Uncle Tex, who spared no expense in dressing us in these English clothes of ours,<br />
so that we might appear familiar to the English public and gave it what we may call<br />
a reflection and a living picture of mo<strong>de</strong>rn literature in our <strong>de</strong>ar Netherlands.”<br />
“I am pleased with you, boys and girls,” I tried to say to them. But they interrupted<br />
me and continued in chorus:<br />
“Father, we know you think, because we are born twenty years and more ago, that<br />
we are not so very <strong>de</strong>serving. We have always remarked with a certain jealousy that<br />
you love only your new-born child, your Benjamin, as you now are fon<strong>de</strong>st of our<br />
youngest brother Iskan<strong>de</strong>r, whom you called by the Persian name of Alexan<strong>de</strong>r the<br />
Great, the hero of your latest and far too highly-valued novel. Father, you are<br />
sometimes most unjust to us. It is true, you have never disowned us; but you have<br />
always seemed rather indifferent towards your boys and girls of twenty and thirty,<br />
who had to make their own way in the world. You place us in the charge of publishers<br />
- as the masters seem to be called who prepare us to appear before the public - and<br />
then you take no further notice of us. We repeat, father <strong>de</strong>ar, you are often very unjust<br />
to us; and we insist on telling you that many <strong>de</strong>lightful English people do not agree<br />
with you at all!”<br />
Thus my boys and girls, standing around me in their sturdy English fashion,<br />
reproached their father; and I felt that they were right. I hope that you will not think<br />
me too vain a father if I confess that I was proud of them.” [...]’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
613<br />
Drukke dagen zou<strong>de</strong>n nog volgen, een aaneenschakeling van diners, partijen en<br />
autotochten. Aan het British Museum kon <strong>Couperus</strong> maar eenmaal toekomen. Die<br />
ene morgen was daarom een <strong>de</strong>s te grotere, gelukkige ervaring. <strong>Een</strong> ogenblik lang<br />
werd <strong>de</strong> gehele London-Season een wuft en ij<strong>de</strong>l, irreëel gedoe, van <strong>voor</strong>bijgaan<strong>de</strong><br />
aard. Zijn confrontatie met <strong>de</strong> Elgin-Marbles - ook toen al bij herhaling door<br />
Griekenland teruggeëist; <strong>Couperus</strong> noemt ze dienovereenkomstig ‘sacrilegeously’<br />
uit Hellas weggevoerd - ervoer hij als een kort maar prachtig moment, dat alles tot<br />
zijn ware proporties terugbracht: 73 ‘Je eigen tijd een secon<strong>de</strong> weg en ineens die<br />
godsmensch-koppen en -lichamen in oud, verminkt marmer, die je lieten <strong>de</strong>nken aan<br />
heel ou<strong>de</strong>, vergane dingen, die je heel vaag heug<strong>de</strong>n als uit droom of vóórbestaan...<br />
Nauwlijks één oogenblik.’ - Dat hierna Strawinsky's Le sacre du Printemps, gedanst<br />
door ook nu weer het Russisch ballet, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> weinig aantrekkelijks had, zal<br />
niemand heel erg kunnen verwon<strong>de</strong>ren. Voor <strong>de</strong> zoveelste keer moest futurisme het<br />
afleggen tegen passatisme.<br />
Tochten naar Hatfield House en Ely, een zitting in het House of Commons waar<br />
<strong>de</strong> fameuze Lady Astor sprak - die <strong>Couperus</strong> al ken<strong>de</strong> daar hij haar kort tevoren in<br />
Constantine en Timgad ontmoet had - het hele programma maakt een zo overla<strong>de</strong>n<br />
indruk, dat men zich afvraagt hoe <strong>Couperus</strong> dit alles volgehou<strong>de</strong>n heeft. Van<br />
lichamelijke klachten horen of merken wij ineens niets meer. Hij leef<strong>de</strong> weer, en <strong>de</strong><br />
hoge kwaliteit van leven op déze wijze smaakte hem buitengewoon goed. Nu hij <strong>de</strong><br />
lippen eenmaal aan <strong>de</strong> zoete beker van <strong>de</strong> internationale roem gezet had, dronk hij<br />
die met welbehagen ook een volle uit.<br />
De wat bittere droesem bleef <strong>voor</strong> het laatst bewaard: die van <strong>de</strong> onvermij<strong>de</strong>lijke<br />
terugkeer, al was het dan maar <strong>voor</strong> drie maan<strong>de</strong>n, naar Ne<strong>de</strong>rland. Het ogenblik<br />
kwam waarop hij Engeland vaarwel moest zeggen. Die laatste avond stond alleen<br />
<strong>de</strong> bootreis naar Hoek van Holland op het programma... ‘En namen wij afscheid van<br />
<strong>de</strong> vrien<strong>de</strong>n en Tex, en was ik geen “lion” meer. En zonk <strong>de</strong>ze aardige, onvergetelijke<br />
maand alweêr achter me in <strong>de</strong> putten van het Verle<strong>de</strong>n.’ 74<br />
De weken die volg<strong>de</strong>n gebruikte <strong>Couperus</strong> om zijn reis naar indië, China en Japan<br />
<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n. Wij zagen al dat hij zich hiertoe met grote regelmaat naar <strong>de</strong><br />
Koninklijke Bibliotheek begaf. Henri Borel hielp hem met het bijeenzoeken van<br />
literatuur over geschie<strong>de</strong>nis, kunst en cultuur<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
614<br />
van die lan<strong>de</strong>n. Overigens zou <strong>Couperus</strong> China vrijwel geheel links moeten laten<br />
liggen, daar onlusten een intensief bezoek aan het Rijk van het Mid<strong>de</strong>n niet goed<br />
mogelijk maakten.<br />
Misschien is <strong>Couperus</strong> bij zijn <strong>voor</strong>bereidingen bovendien op weg geholpen door<br />
<strong>de</strong> heer en mevrouw Kleykamp, in wier gerenommeer<strong>de</strong> kunstzaal aan het begin van<br />
<strong>de</strong> Scheveningse weg hij in augustus een tentoonstelling van Chinese en Tibetaanse<br />
kunst heeft bewon<strong>de</strong>rd. 75 <strong>Een</strong> verslag van zijn bezoek aan <strong>de</strong> collecties van dit<br />
echtpaar, dat er een soort Heilige <strong>de</strong>r Heiligen op nahield, laat zien dat hij ook <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> schoonheid van oosterse oudhe<strong>de</strong>n gevoelig was. Men trad er binnen in een<br />
ge<strong>de</strong>mpte, zilvergrijze atmosfeer. De te koop aangebo<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>werpen waren er zo<br />
smaakvol uitgestald, dat men zich eer<strong>de</strong>r in een aristocratisch museum dan in een<br />
Haagse kunsthan<strong>de</strong>l waan<strong>de</strong>.<br />
<strong>Een</strong> uitgesproken <strong>voor</strong>keur <strong>voor</strong> hetzij <strong>de</strong> Ming-, <strong>de</strong> Han- of <strong>de</strong> Tang-perio<strong>de</strong> had<br />
<strong>Couperus</strong> niet. Hij kon <strong>de</strong>ze preciosa elk in hun eigen stijl waar<strong>de</strong>ren. Desondanks<br />
gaat het verhaal dat hij bij Kleykamp eer<strong>de</strong>r al eens twee sang-<strong>de</strong>-boeuf vazen gezien<br />
had, die zo hevig zijn begeerte opwekten dat hij meen<strong>de</strong> niet meer zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze<br />
pronkstukken te kunnen leven. Daar hij zich echter <strong>de</strong> aankoop ervan niet kon<br />
veroorloven, leen<strong>de</strong> hij ze ten slotte maar van mevrouw Kleykamp. Op een foto van<br />
<strong>Couperus</strong>, nog genomen op <strong>de</strong> Hoogewal en gemaakt <strong>voor</strong> De Kroniek, zien wij een<br />
van <strong>de</strong>ze vazen boven op zijn imitatie-oudhollandse kast staan. 76<br />
Vooral ook blanc-<strong>de</strong>-chine wekte zijn enthousiasme. Ja<strong>de</strong> had <strong>voor</strong> hem een<br />
bijzon<strong>de</strong>re poëzie. Hij noem<strong>de</strong> dit ‘<strong>de</strong> heilige won<strong>de</strong>re steen, waarin <strong>de</strong> weldadighe<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>s Hemels vervat zijn en die geluk aanbrengt en geneest’. <strong>Couperus</strong> keer<strong>de</strong> een paar<br />
maal terug naar Kleykamp, omdat er veel te leren viel. Na<strong>de</strong>re kennismaking met<br />
<strong>de</strong>ze objets d'art uit het Verre Oosten bereid<strong>de</strong> hem als het ware nog beter <strong>voor</strong> op<br />
zijn aanstaan<strong>de</strong> reis. In dit fraaie Haags-oriëntaalse <strong>de</strong>cor hield hij in september 1921<br />
ook nog twee lezingen, met op het programma on<strong>de</strong>r meer Bébert le boucher en<br />
André le pêcheur, De dochter van Blauwbaard en Uniform en geen imifonn. 77 Aan<br />
Wagen<strong>voor</strong>t schreef hij op 23 september: 78 ‘Gisteren was mijn twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht<br />
bij Kleykamp en ik voel<strong>de</strong> mij werkelijk erg moê, maar bracht het er gelukkig goed<br />
van af. Die twee <strong>voor</strong>drachten waren aangebo<strong>de</strong>n aan Kleykamps le<strong>de</strong>n, 1600 stuks,<br />
terwijl er 300 à 350 in <strong>de</strong> zaal plaats vin<strong>de</strong>n! De belangstelling was genoeg om 2<br />
avon<strong>de</strong>n stampvol te vullen. [...] Morgen gaan wij <strong>voor</strong> 2 dagen naar De Steeg, bij<br />
mijn zwager<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
615<br />
Weynaendts.’ - Elisabeths zuster woon<strong>de</strong> daar toen namelijk al. Wellicht heeft<br />
<strong>Couperus</strong> op 24 september 1921 <strong>voor</strong> het eerst <strong>de</strong> plek gezien waar hij twee Jaar<br />
later zou sterven.<br />
Het vertrek naar Indië was bepaald op zaterdag 1 oktober. De overtocht zou gemaakt<br />
wor<strong>de</strong>n met De Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Van Oss had kans gezien om als hut <strong>de</strong> suite<br />
te reserveren die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gouverneur-generaal Fock was ingericht. <strong>Couperus</strong> en<br />
Elisabeth zou<strong>de</strong>n in Amsterdam aan boord gaan. <strong>Een</strong> week eer<strong>de</strong>r schreef <strong>Couperus</strong><br />
aan Wagen<strong>voor</strong>t (23 september): ‘Spoedig gaan we het groote Avontuur te gemoet<br />
in <strong>de</strong> richting <strong>de</strong>r Rijzen<strong>de</strong> Zon. Denk eens aan ons, als we zitten tusschen aard- en<br />
zeebevingen, pest, cholera, taifoons, kersenbloesems en wat dies meer zij!’<br />
<strong>Een</strong> avontuur was het zeker. Zij zou<strong>de</strong>n een heel Jaar wegblijven. Het afscheid<br />
van wie hun dierbaar waren moet wel moeilijk zijn gevallen. Wie zou<strong>de</strong>n zij terugzien,<br />
van wie zou het later een afscheid <strong>voor</strong>goed blijken te zijn geweest? - Voor Elisabeth<br />
stond er ook iets prettigs tegenover: in Indië zou zij haar moe<strong>de</strong>r terugzien, Jeanne<br />
W.P. Baud-Steenstra Toussaint. De laatste brief die wij van <strong>Couperus</strong> uit <strong>de</strong> dagen<br />
van <strong>voor</strong> zijn vertrek bezitten, verzond hij op <strong>de</strong> valreep, zij het nog wel uit Den<br />
Haag, aan Herman Roelvink. 79 ‘Beste Herman’, schreef hij. ‘Zijt ge ergens om en bij<br />
Amsterdam? Ik ben 30 Sept. in Amsterdam, Hôtel d'Europe, om <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag<br />
naar Indië te vertrekken. Zoo ge kunt, kom dan eens om 4 uur aan. Zoo ik je niet<br />
meer zie, tot ziens dan, over een jaartje! (als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het willen).’<br />
<strong>Couperus</strong> was achtenvijftig jaar toen hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en laatste keernaar Java<br />
vertrok. Om en nabij dit afscheid voel<strong>de</strong> hij zich elegisch gestemd en hij was geneigd<br />
na te <strong>de</strong>nken over zijn leven, zijn familie, zijn vroegere reizen naar <strong>de</strong> tropen. Het<br />
was een ‘summing up’. Zijn Indisch reisjournaal begint daar dan ook mee. Had hij<br />
in 1899 genoegen moeten nemen met een hut twee<strong>de</strong> klasse, nu maakte hij <strong>de</strong><br />
overtocht als een ‘luxebeest’. Veel in zijn leven was veran<strong>de</strong>rd. Als schrijver voel<strong>de</strong><br />
hij zich, <strong>voor</strong>al na Lon<strong>de</strong>n, volkomen arrivé. Iets te nadrukkelijk vermeldt hij in zijn<br />
eerste reisbrief zijn illuster <strong>voor</strong>geslacht. 80 Hij noemt <strong>de</strong> gouverneurs-generaal aan<br />
wie hij verwant was, herinnert <strong>de</strong> lezers aan zijn <strong>voor</strong>va<strong>de</strong>r Abraham <strong>Couperus</strong>,<br />
kortom, hij maakte er geen geheim van dat hij zich als nazaat van een bepaald<br />
geslaag<strong>de</strong> familie beschouw<strong>de</strong>. De vorstelijke gouverneurssuite bracht hem tot <strong>de</strong><br />
opmerking: 81 ‘Wij zijn dus gehuis-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
616<br />
vest als prinsen, met onze badkamer, kleêrenkast, schrijftafel... en ik vrees alleen dat<br />
wij zeer verwend zullen zijn als <strong>de</strong>ze reis ten ein<strong>de</strong> is.’ - Gehuisvest als een prins,<br />
op De Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, recentelijk als een prins gefeteerd in Lon<strong>de</strong>n... was<br />
het een won<strong>de</strong>r dat <strong>Couperus</strong>, die zich met overtuiging <strong>de</strong> grootste Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
prozaïst van zijn tijd wist, schertsend in het gastenboek van <strong>de</strong><br />
gouvernementspasanggrahan te Munduk op Bali zou schrijven: ‘Je suis le prince <strong>de</strong>s<br />
poètes’? 82 Waarbij dan tevens bedacht moet wor<strong>de</strong>n dat men in Frankrijk elke<br />
kunstenaar van het woord ‘poète’ placht te noemen. Op een overmaat van<br />
beschei<strong>de</strong>nheid wijst een en an<strong>de</strong>r natuurlijk niet. Maar <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>rlijke, snobistische<br />
Ouida-reminiscentie zal toch geen zinnig mens <strong>Couperus</strong> kwalijk willen nemen. Veel<br />
meer dan van irritante ij<strong>de</strong>lheid is hier sprake - en dat geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n<br />
<strong>Couperus</strong> meer in het algemeen - van een overgecompenseerd maar daarom nog niet<br />
min<strong>de</strong>r fundamenteel min<strong>de</strong>rwaardigheidscomplex. Diep in <strong>de</strong> schrijver bleef tot het<br />
laatst toe een zeer intiem leven<strong>de</strong>, overgevoelige jongen verscholen, een eenzaam<br />
mens, die zich ondanks alles dikwijls onbegrepen voel<strong>de</strong>. Elisabeth is <strong>de</strong>gene geweest<br />
die hem juist ook in <strong>de</strong>ze laatste levensperio<strong>de</strong> à tort et à travers is blijven steunen.<br />
De enige echte Fi<strong>de</strong>ssa is hem door alles heen trouw gebleven.<br />
In Indië was men door persberichten van <strong>Couperus</strong>' komst tijdig op <strong>de</strong> hoogte<br />
gebracht. Al in september 1921 wijd<strong>de</strong>n Java bo<strong>de</strong> en Deli Courant <strong>de</strong> nodige<br />
aandacht aan hem. Men kon on<strong>de</strong>r meer kennis nemen van een lang artikel, een<br />
interview als men wil, gepubliceerd door Henri Borel. Uitvoerig ging <strong>de</strong>ze op<br />
<strong>Couperus</strong>' recente Lon<strong>de</strong>nse triomfen in. Helaas zou een door hem gedane aanbeveling<br />
niet overal een gelukkig resultaat ten gevolge hebben... Borel schreef namelijk on<strong>de</strong>r<br />
meer: 83 ‘Ik kan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> kunstkringen van Indië aanra<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> direct<br />
na zijn aankomst over lezingen te polsen, want <strong>de</strong>ze zijn een waarlijk buitengewoon<br />
genot.’ Weinig kon hij vermoe<strong>de</strong>n hoe Soerabaja spoedig op dit genot zou reageren.<br />
Overigens meen<strong>de</strong> Borel natuurlijk oprecht wat hij aanbeval. In november 1916<br />
al, had hij in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> karakteristiek van <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachten<br />
gegeven: 84 ‘Er zijn in China zg. “konk kó”, straatvertellers, die op straat: <strong>voor</strong> een<br />
aandachtige schare sprookjes en ou<strong>de</strong> sagen vertellen, en ik heb altijd in groote<br />
bewon<strong>de</strong>ring naar zoo'n verteller staan hoeren en zien, die een groot publiek zoo<br />
a<strong>de</strong>mloos geboeid kon hou<strong>de</strong>n. Hetgeen ik, behalve het vertellen in woord <strong>voor</strong>ál<br />
zoo.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
617<br />
bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, was het gebaar, was het aangeven van geheele situaties met één geste,<br />
het beschrijven zelfs van geheele landschappen daarme<strong>de</strong>, en ook het aandui<strong>de</strong>n van<br />
een ontroering, een sensatie, een evenement. Ik dacht toen: zoo iets zou in Europa<br />
nooit kunnen, want men weet daar eigenlijk niet wat het gebaar is. Maar <strong>Couperus</strong><br />
weet het wél.’<br />
Soerabaja, waar alles mis zou gaan, is gelukkig een uitzon<strong>de</strong>ring gebleven. In<br />
Batavia daarentegen zou <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk veel succes oogsten. Niet alle ste<strong>de</strong>n<br />
waar hij gesproken heeft zijn ons nauwkeurig bekend. Maar zijn faam vloog hem,<br />
hoe dan ook, overal glorieus <strong>voor</strong>uit.<br />
Eindnoten:<br />
1 Later gebun<strong>de</strong>ld als Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Afrika (1921).<br />
2 V. Booven, Leven, 248, vermeldt abusievelijk 13 oktober.<br />
3 Afrika, 7-8.<br />
4 V. Booven, Leven 248. - Afrika, 13.<br />
5 Afrika, II.<br />
6 Aan schrijver <strong>de</strong>zes door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud verteld omstreeks zomer 1952.<br />
7 Afrika, 12.<br />
8 I<strong>de</strong>m, 16 e.v.<br />
9 I<strong>de</strong>m, 17.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 25.<br />
11 I<strong>de</strong>m, 30.<br />
12 I<strong>de</strong>m, 34.<br />
13 I<strong>de</strong>m, 38.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 48.<br />
15 I<strong>de</strong>m, 56.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 60.<br />
17 I<strong>de</strong>m, 65.<br />
18 I<strong>de</strong>m, 70.<br />
19 I<strong>de</strong>m, 85.<br />
20 I<strong>de</strong>m, 87-88.<br />
21 I<strong>de</strong>m, 97.<br />
22 Dat hij in Constantine en Timgad ook <strong>de</strong> fameuze lady Astor heeft ontmoet, vertelt hij pas in<br />
Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season, VI: ‘ik heb haar ontmoet in het hôtel te Constantine en<br />
tusschen <strong>de</strong> ruïnes van Timgad, waar ze jaloersch op mij was omdat ik logeer<strong>de</strong> bij <strong>de</strong>n<br />
Conservator <strong>de</strong>r ruïnes en zij met Lord As. in het slechte hôtel.’ Ibi<strong>de</strong>m XI, noemt hij haar ‘een<br />
echte gamine’. - Zij was het eerste vrouwelijke Member of Parliament.<br />
23 Afrika, 110-116.<br />
24 I<strong>de</strong>m, 112.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 119.<br />
26 I<strong>de</strong>m, 123.<br />
27 V. Booven, Leven, 251.<br />
28 ‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Parijs’ (H.P. 4 juni 1921), in Proza II, 299-304.<br />
29 I<strong>de</strong>m, 302.<br />
30 I<strong>de</strong>m., 304.<br />
31 V. Booven, Leven, 250.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 15.<br />
33 Van Booven verwijst hier naar Proza I, 147-169.<br />
34 Dit blijkt uit een brief (part. bez.) aan ir. J.H. van. Rossem: ‘Hôtel Duinoord 31. V. XXI. Lieve<br />
vrien<strong>de</strong>n. Hartelijk dank <strong>voor</strong> Uw gezellige gave! Morgen vertrekken wij naar Lon<strong>de</strong>n.’ -<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 208, ontving <strong>Couperus</strong> in dit hotel op 24 mei 1921 het contract van<br />
Van Oss betreffen<strong>de</strong> zijn aanstaan<strong>de</strong> reis naar Indië: ‘<strong>Couperus</strong> mocht zelf het reisplan vaststellen,<br />
bovendien werd hem volkomen <strong>de</strong> vrije hand gelaten wat betreft het aantal brieven dat hij wil<strong>de</strong><br />
sturen. In <strong>de</strong> brief van Van Oss staat als enige <strong>voor</strong>zichtige opmerking: “Ofschoon wij hopen<br />
dat dit aantal, met het oog op <strong>de</strong> zeer hoge kosten, niet klein zal zijn.”’ - Eveneens volgens<br />
contract zou <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> helft ontvangen van <strong>de</strong> netto winst van zijn reisbrieven in boekvorm<br />
(Oostwaarts en Nippon).<br />
35 Zie noot 33, 184, waar McKenna een brief vermeldt van Teixeira d.d. 13 mei 1921: ‘I have<br />
written to <strong>Couperus</strong>, preparing him to be entertained by the Titmarsh Club and by the Asquiths...<br />
You might tell me in an early letter what to do in proposing [him] for temporary honorary<br />
membership of the Reform Club and when to do it...’<br />
36 ‘Met <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in London-Season’ (H.P. 18 juni-20 augustus 1921), in Proza II, 247-298.<br />
37 I<strong>de</strong>m, 248.<br />
38 Bastet, Zuil, 123-124.<br />
39 S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 128-129.<br />
40 Proza II, 249.<br />
41 De Telegraaf (1923), 9 juni.<br />
42 Deli-Courant (1921), don<strong>de</strong>rdag 29 sepcember.<br />
43 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 261-267.<br />
44 R. Breugelmans, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> Lion of the Season (1982).<br />
45 Proza II, 287.<br />
46 Proza II, 253.<br />
47 Het adres blijkt uit een van daar aan sir Edmund Gosse geschreven brief (in The Brotherton<br />
Library, University of Leeds). Zie noot 13.<br />
48 Proza II, 254.<br />
49 Breugelmans, Lion, 12.<br />
50 Proza II, 256.<br />
51 V.Booven, Leven, t.o. 12.<br />
52 Proza II, 258.<br />
53 I<strong>de</strong>m, 262-263.<br />
54 Dat dit in<strong>de</strong>rdaad zo was, blijkt uit allerlei gegevens. Zie b.v. Katherine Mansfield, Novels eind<br />
novelists (1930), 122-126 (opstel uit 1919); 205-208 (opstel uit 1920). Voorts J.A. Russell,<br />
‘<strong>Couperus</strong> in English’, in De Nieuwe Gids (1927), I, 522-533. - J.A. Russell, Romance and<br />
realism; trends in Belgo-Dutch prose literature (1959), C. VII. - J.G. Kooy, ‘<strong>Couperus</strong> en<br />
Engeland’, in Merlyn (juli 1964), 18 e.v. - Recent O.Wellens, ‘<strong>Couperus</strong> in <strong>de</strong> Engelse kritiek’,<br />
in De Nieuwe Taalgids 73 (1980), 3, 191-197.<br />
55 Proza II, 264.<br />
56 Ann Thwaite, Edmund Gosse. A literary Landscape (1984), passim.<br />
57 Bastet, Vosmaer, passim.<br />
58 Het bezoek werd door <strong>Couperus</strong> wel aangekondigd, maar in een ongedateer<strong>de</strong> brief (pas juli<br />
1921?), verzon<strong>de</strong>n uit Royal Court Hotel, Sloane Square: ‘Dear Mr. Gosse. During my stay in<br />
London, I had not yet die opportunity to see you, and I paid no visie: I could hardly accept every<br />
invitation; it was merely a fysic impossibility! People were very kind, in<strong>de</strong>ed. But now I could<br />
come to you Friday next at 4 o'clock: could you receive me then? I would be <strong>de</strong>lighted to see<br />
you and to thank you for so many things you did for me and that I never forget. Hoping you<br />
will send me a favourable reply - telephone messages are not always ren<strong>de</strong>red well in this place<br />
- I remain Yours very faithfully <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ (Zie noot 2.)<br />
59 Sir Edmund Gosse, Silhouettes (1925), 265-267. - Bastet, Zuil, 203-206.<br />
60 Proza II, 264-265. - Amice, 216 (afb.). - Oostwaarts, frontispice. - Van <strong>de</strong> vier foto's waarvan<br />
sprake is zijn er helaas slechts twee bekend.<br />
61 Proza II, 265.<br />
62 McKenna, Tex, 185.<br />
63 Proza II, 270.<br />
64 I<strong>de</strong>m., 271.<br />
65 I<strong>de</strong>m, 276.<br />
66 Breugelmans, Lion, 12.<br />
67 Proza II, 283.<br />
68 I<strong>de</strong>m, 286.<br />
69 I<strong>de</strong>m, 286-287.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
70 Breugelmans, Lion, 14.<br />
71 Proza II, 289.<br />
72 Breugelmans, Lion, 17-21.<br />
73 Proza II, 292.<br />
74 I<strong>de</strong>m, 298. De datum staat niet nauwkeurig vast. In elk geval vóór 22 juli, getuige een brief van<br />
die datum aan madame M.C. Baehrens, Clarens (Zwitserland). Vanwege <strong>de</strong> ook wel interessante<br />
inhoud van <strong>de</strong>ze volgt hier <strong>de</strong> tekst: ‘Geachte Mevrouw. Zéer gevoelig <strong>voor</strong> Uwe waar<strong>de</strong>ering<br />
van mijn boek De Stille Kracht en Uw <strong>voor</strong>nemen het in het Fransch te willen vertalen, mis<br />
ik-vind mij niet onhoffelijk, dat ik dit zeg - <strong>de</strong> zakelijke basis in Uw brief, waarop ver<strong>de</strong>r zoû<br />
zijn te bouwen. Het zal U niet gemakkelijk vallen een Franschen uitgever te vin<strong>de</strong>n en ik zelve<br />
zou niets met <strong>de</strong>zen uitgever kunnen bespreken. Mijne Duitsche vertalingen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld<br />
door het Bureau van Auteursrecht te Amsterdam (29 J.W. Brouwersplein); mijne Engelsche<br />
vertalingen behan<strong>de</strong>l ik als exceptie zelve met <strong>de</strong>n vertaler, die een vriend van mij is en die alle<br />
tantièmes met mij <strong>de</strong>elt. Ik zelve kan echter mij niet bemoeien met <strong>de</strong> besprekingen eener<br />
eventueele Fransche vertaling, Deze zoû moeten geschie<strong>de</strong>n òf door het Bureau van Auteursrecht,<br />
òf <strong>de</strong> vertaler zoû mij da<strong>de</strong>lijk bij het opmaken van een contract een som moeten overmaken<br />
b.v. ƒ. 1000 - in eens. De Franschen zijn niet zeer gesteld op vertalingen; zij hebben een te rijke<br />
litteratuur om veel <strong>voor</strong> die van het buitenland te voelen. Vergeef mij dus, als ik U niet meer<br />
bemoedigend op Uw vrien<strong>de</strong>lijk schrijven kan antwoor<strong>de</strong>n en geloof mij Hoogachtend Uw dw.<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’<br />
75 ‘Chineesche en Thibetaansche Kunst’ (H.P. 27 augustus), in Proza III, 177-182.<br />
76 <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. Schrijvers Prentenboek nr.9, 29 afb. 87. - Aan het ontstaan van <strong>de</strong>ze foto is<br />
een anekdote verbon<strong>de</strong>n. Vogel, <strong>Couperus</strong>, 191, citeert <strong>de</strong> redacteur Johan C.P. Alberts, die<br />
vertelt: ‘...dat hij <strong>Couperus</strong> kwam opzoeken met <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Haagse fotograaf Fréquin en<br />
<strong>Couperus</strong> nerveus, en een beetje gespannen aantrof. Hij nam Alberts bij <strong>de</strong> arm en zei: “ziet u,<br />
ik word langzaamaan ou<strong>de</strong>r en ik wil niet oud zijn, ze zeggen al dat ik soms op een ou<strong>de</strong> dominee<br />
lijk. Zou u er alstublieft <strong>voor</strong> willen zorgen dat ik op die foto geen ou<strong>de</strong> dominee ben?”’<br />
77 Bastet, Zuil, 146.<br />
78 Maatstaf II (1963), 178 nr.33.<br />
79 Coll. Kon. Bibl., Den Haag.<br />
80 Oostwaarts, I.<br />
81 I<strong>de</strong>m, 3.<br />
82 V. Tricht, Verkenning, 5.<br />
83 Deli Courant (1921), 29 september.<br />
84 Bastet, Zuil, 144.<br />
III [1921-1922]<br />
De weersomstandighe<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> heenreis waren i<strong>de</strong>aal.<br />
Die eerste nacht op <strong>de</strong> Noordzee was er wel wat herfstmist, maar oponthoud<br />
veroorzaakte <strong>de</strong>ze niet. In Southampton bleef <strong>de</strong> boot twee etmalen liggen. Met een<br />
klein scheepje maakten <strong>Couperus</strong> en Elisabeth een toer naar het eiland Wight, waar<br />
zij in het Royal Marine Hotel lunchten en, naast nog een paar an<strong>de</strong>re<br />
bezienswaardighe<strong>de</strong>n, Caris-brooke Castle gingen bekijken. 1<br />
Zelfs <strong>de</strong> beruchte Golf van Biskaje lag er kalm bij, Portugal werd in alle rust<br />
gepasseerd, en ook in <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>llandse Zee bleef het zo. Van het schip af zag <strong>Couperus</strong><br />
niet zon<strong>de</strong>r ontroering Nice terug. Hij herken<strong>de</strong> Cimiez en <strong>de</strong> grote hotels, Monte<br />
Carlo en Menton, en zag tenslotte <strong>de</strong> al even goed beken<strong>de</strong> contouren van Genua<br />
opdoemen. Voor het eerst na zeven Jaren zette hij weer voet op Italiaanse bo<strong>de</strong>m, al<br />
was het dan ook maar <strong>voor</strong> enkele uren. Samen met an<strong>de</strong>re passagiers maakte hij<br />
een autotocht naar Portofino, Santa Margherita en <strong>de</strong> stad Rapallo aan zee. 2<br />
Via <strong>de</strong> Straat van Messina voer <strong>de</strong> Prins <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> geijkte route<br />
<strong>de</strong> Egeïsche Zee in, stoom<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r Kreta langs en zette koers naar Port-Saïd. <strong>Couperus</strong><br />
moest daar een aantal prijzen inkopen, bestemd <strong>voor</strong><strong>de</strong> ‘Feesten van <strong>de</strong>n Indischen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
Oceaan, die een comité <strong>voor</strong>bereidt’. Men had hem tot <strong>voor</strong>zitter daarvan benoemd,<br />
wat hij maar matig vond, daar hij geen talenten <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijke functie meen<strong>de</strong><br />
te bezitten. Gelukkig had hij ter assistentie naast zich jhr. Jan Feith, correspon<strong>de</strong>nt<br />
van De Indische Post die hem als vice-<strong>voor</strong>zitter bijna alles uit han<strong>de</strong>n nam. 3 Feith<br />
heeft amusante herinneringen aan <strong>de</strong>ze gezamenlijk gemaakte over-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
618<br />
tocht te boek gesteld, waarin hij on<strong>de</strong>r meer vertelt hoe <strong>Couperus</strong> hem tij<strong>de</strong>ns een<br />
schitteren<strong>de</strong> zonson<strong>de</strong>rgang toevoeg<strong>de</strong>: 4 ‘Men zou wenschenja, eigenlijk m'n liefste<br />
wensch... zóó te mogen sterven... Op een oogenblik als dit... Gisteren bij <strong>voor</strong>beeld<br />
heb ik dat gevoel al heel sterk gehad... Ik stond bij <strong>de</strong> verschansing terwijl <strong>de</strong> zon<br />
even grandioos als nu on<strong>de</strong>rging... Ik dacht aan het leelijke, het vieze, het afgedragene<br />
van dingen van onszelf, die ons schijnbaar tot nut zijn geweest, die ons een tijdlang<br />
dierbaar en zelfs onmisbaar leken... Toen dacht ik aan <strong>de</strong> zee, die zich in goud baadt<br />
en hoe het een daad van schoonheid zoû wezen, het aardsche weg te werpen,... over<br />
boord!... daar in zee!... achter het <strong>voor</strong>t-spoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schip aan... tot het on<strong>de</strong>rdompelt<br />
<strong>voor</strong>goed...’<br />
Feith meen<strong>de</strong> op dat ogenblik enigszins geschokt dat <strong>Couperus</strong> zelfmoord<br />
overwoog, maar <strong>de</strong>ze gaf als na<strong>de</strong>re explicatie te kennen: ‘Gisteren stond ik over <strong>de</strong><br />
verschansing geleund... Ik had een paar lievelingssokken, die niet meer te dragen<br />
waren... Ik moest er afstand van doen, al ging het aan mijn hart... Maar ze waren vies<br />
en leelijk gewor<strong>de</strong>n... ik heb gewacht tot zonson<strong>de</strong>rgang... En toen, - toen heb ik ze<br />
zelf over boord geworpen... Ze huppel<strong>de</strong>n nog even in het schuimen<strong>de</strong> zog van het<br />
schip... Toen verdwenen ze,... eerst <strong>de</strong> een, dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r... Ze waren oud en leelijk<br />
gewor<strong>de</strong>n... Maar hun sterven heb ik tot iets moois weten te maken, amicissimus!’<br />
- <strong>Couperus</strong> was Der dingen ziel nog niet vergeten. De anekdote moet wel op waarheid<br />
berusten en toont aan hoe <strong>Couperus</strong>' levensstijl doortrokken was van intieme<br />
esthetische ontroeringen die veel meer waren dan een oppervlakkig vernis. Voor<br />
hem beteken<strong>de</strong> dit geen aan-stellerij. Het zijn dit soort kin<strong>de</strong>rlijkhe<strong>de</strong>n die menigeen<br />
altijd weer ontwapend hebben.<br />
<strong>Couperus</strong> vond, na meer dan twintig jaar, Port-Saïd niet meevallen: 5 ‘Het scheen<br />
wel hygiënischer en alles was uitgewischt, zoowel het mooie als het vuile, het vieze<br />
als het schil<strong>de</strong>rachtige.’ Na enkele uren echter voeren zij het Suezkanaal al binnen.<br />
Grote hitte overviel <strong>de</strong> passagiers meteen in <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> Zee. Toen <strong>de</strong> aangekondig<strong>de</strong><br />
feesten gevierd wer<strong>de</strong>n, weer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> vice-presi<strong>de</strong>nt zich goed: ‘De sporten <strong>voor</strong><br />
volwassenen danken aan <strong>de</strong> onvermoei<strong>de</strong> leiding van Jan Feith, die grootva<strong>de</strong>r is<br />
gewor<strong>de</strong>n maar een jongmensch bleef en een sportman, hun reuzen-resultaat.’<br />
<strong>Couperus</strong>, van zijn kant, arrangeer<strong>de</strong> een cabaretavond. <strong>Een</strong> tekenaar heeft ons een<br />
aardig portret van <strong>de</strong> twee heren nagelaten, waarop wij links Jan Feith zien zitten,<br />
rustig en het hoofd een beetje geheven naar<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
619<br />
rechts, kennelijk luisterend naar <strong>Couperus</strong> die met weidse gebaren - <strong>de</strong> tekenaar heeft<br />
niet verzuimd zijn ringen en armband goed dui<strong>de</strong>lijk weer te geven - een verhaal zit<br />
te vertellen. 6<br />
<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>r ogenblik beleef<strong>de</strong> hij bij het passeren van Kaap Guardafui. Ineens<br />
herinner<strong>de</strong> hij zich wat zijn zuster Trudy hier in juli 1879 was overkomen: 7 ‘<strong>Een</strong><br />
veertig jaren gele<strong>de</strong>n heeft mijne eigene zuster daar schipbreuk gele<strong>de</strong>n, ginds op<br />
dat glooien<strong>de</strong> duin, op dat effen, kalme, gele duin. Zij zijn daar neêr gesmeten in een<br />
wrakke sloep over rots en rif, zij, haar man, haar kind. En haar twee<strong>de</strong> kind werd<br />
daar geboren! Staren<strong>de</strong> naar het stil poëtische, idyllische duin van kaap Guardafui,<br />
heb ik toen aan die zuster gedacht. Zij werd gered, zij leef<strong>de</strong> nog jaren. Zij is nù niet<br />
meer. Ik heb, toen ik zoo staar<strong>de</strong>, iets gevoeld als of er tusschcn ons bei<strong>de</strong>r<br />
bestaansoogenblikken op dat morgenuur iets samen weef<strong>de</strong> van vreem<strong>de</strong> herinnering<br />
en nooit gedoof<strong>de</strong> sympathie...’<br />
Na Colombo brak ten slotte <strong>de</strong> dag aan waarop Sabang bereikt werd. <strong>Couperus</strong><br />
en Elisabeth zetten voet aan wal. Sumatra lag <strong>voor</strong> hen, waar zij dankzij <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
zorgen en gastvrijheid van <strong>de</strong> gouverneur van Sumatra's Oostkust, L.C. Westenenk,<br />
een heerlijke tijd zou<strong>de</strong>n doorbrengen. - In Belawan gingen zij <strong>de</strong>finitief van boord,<br />
omdat zij uitgenodigd waren te komen logeren bij <strong>de</strong> Westenenks in Medan, <strong>de</strong><br />
hoofdstad van Deli. 8 Oktober spoed<strong>de</strong> intussen al ten ein<strong>de</strong>. De tijd van <strong>de</strong><br />
regenmoesson brak aan, hier iets vroeger dan op Java. Met spijt moest <strong>Couperus</strong><br />
constateren: 9 ‘Geen blauwe lucht, geen onverbid<strong>de</strong>lijk azuur. Eer<strong>de</strong>r een lage, grauwe<br />
hemel [...].’ Drie weken lang zou hij op Sumatra blijven, om daarop naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
pleisterplaats ver<strong>de</strong>r te gaan: Batavia.<br />
Stilgezeten heeft hij in <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> allerminst. Met volle teugen genoot hij van<br />
alles wat hij zag. Het leven <strong>de</strong>r planters dat hij er leer<strong>de</strong> kennen, <strong>de</strong> nieuwe metho<strong>de</strong>s<br />
die zij toepasten, dit alles oefen<strong>de</strong> zoveel bekoring op hem uit dat hij verklaar<strong>de</strong>: 10<br />
‘Had ik een zoon, die gezond was en jonge spieren had en wil<strong>de</strong> hij romantier wor<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche lettergaar<strong>de</strong>, ik zoû hem ra<strong>de</strong>n: beste kerel, probeer liever<br />
assistent te wor<strong>de</strong>n ergens op een on<strong>de</strong>rneming in Deli en laat je romans<br />
ongeschreven.’ - Dikwijls moet hij in zijn latere levensjaren aan zijn va<strong>de</strong>r hebben<br />
gedacht, hier in Indië <strong>voor</strong>al. Meer dan vroeger ging <strong>Couperus</strong> in zijn opvattingen,<br />
zijn doen en laten - driftbuien <strong>voor</strong>al - op hem lijken. Het is niet onwaarschijnlijk<br />
dat hij hem met het zelf ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n steeds beter is gaan begrijpen. Als <strong>de</strong> laatste<br />
van een geslacht, dat hier se<strong>de</strong>rt<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
620<br />
eeuwen functies had bekleed, moet hij <strong>de</strong>ze won<strong>de</strong>rlijke reis wel als een vreem<strong>de</strong><br />
afsluiting hebben ervaren. <strong>Couperus</strong> heeft Indië bereisd op <strong>de</strong> drempel van een nieuwe<br />
tijd. Hij was zich daar van bewust, getuige een aantal verrassen<strong>de</strong> opmerkingen in<br />
die richting.<br />
Zijn gevarieer<strong>de</strong> observaties en dienovereenkomstige beschrijvingen maken <strong>de</strong><br />
lectuur van <strong>de</strong> reisbrieven tot een genot. Niets ontging hem. Bovendien paste hij een<br />
levendige, onopgesmukte verhaaltrant toe, die vrijwel nergens ou<strong>de</strong>rwets aandoet.<br />
Nu het hele koloniale leven zoals hij het schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>goed <strong>voor</strong>bij is, hebben <strong>de</strong>ze<br />
bladzij<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> charme van een onvervangbaar historisch document bij gewonnen.<br />
Het is opmerkelijk dat wij ineens met een an<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong> te maken hebben.<br />
Aan-dacht <strong>voor</strong> het zware werk van <strong>de</strong> koelie, belangstelling <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong>ze verdient<br />
en hoe hij woont, interesse in <strong>de</strong> bewerking van <strong>de</strong> geplukte tabak, het verraadt<br />
dui<strong>de</strong>lijk het plezier dat hij zelf in zijn reis heeft gehad en het genoegen dat hij er in<br />
schepte zijn lezers te boeien met <strong>de</strong> meest uiteenlopen<strong>de</strong> verhalen, steeds in<br />
welgekozen bewoordingen verteld.<br />
Persoonlijke herinneringen doorspekten zijn betoog. Ook zijn vrouw betrok hij<br />
soms daarin, zoals bij het oversteken per auto van <strong>de</strong> Delirivier: 11 ‘Hier dichtbij heeft<br />
mijn vrouw gewoond, toen zij een meisje van acht was, en haar va<strong>de</strong>r, bijna pionier,<br />
een <strong>de</strong>r allereerste tabakson<strong>de</strong>rnemingen hier administreer<strong>de</strong>. Toen was er géén<br />
elegante stad Medan, hoofdplaats van <strong>de</strong> Oostkust van Sumatra; toen dreig<strong>de</strong> er<br />
telkens gevaar, liepen <strong>de</strong> hongerige Bataks <strong>de</strong> plantages, <strong>de</strong> eerste, <strong>de</strong> moedige, <strong>de</strong><br />
overmoedige, af, werd een plantersgezin soms uitgemoord, sloop een tijger rond, die<br />
een, in tijgerhuid verklee<strong>de</strong>, spion bleek, was <strong>de</strong> romaneske atmosfeer er eene geschikt<br />
<strong>voor</strong> een boek van Aimard. Meer dan veertig jaar gele<strong>de</strong>n. Toen was daar ginds nog<br />
<strong>de</strong> kleine armzalige haven, nu verzand en vervallen...’<br />
Het verblijf in Medan werd on<strong>de</strong>rbroken door enkele dagen op <strong>de</strong> koele hoogvlakte<br />
van Brastagi. In het nieuwe hotel van <strong>de</strong> gebroe<strong>de</strong>rs Walter voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich<br />
bijna in Zwitserland. Hij genoot er van het uitzicht op <strong>de</strong> roken<strong>de</strong> Sibajak. 's Avonds<br />
hoor<strong>de</strong> hij Batakse muzikanten op hun sroenaï fluiten, waarbij <strong>de</strong> gendang geslagen<br />
werd, door zachte gongklanken begeleid. <strong>Een</strong> autotocht naar Matapaoh, bezoek aan<br />
rubber-plantages en aan het paleis van <strong>de</strong> sultan van Serdang - <strong>Couperus</strong> zag er niet<br />
veel meer dan een enorme orang-oetan in zijn hok - wissel<strong>de</strong>n elkaar op aangename<br />
wijze af. Ook hield hij zijn eerste lezingen, niet alleen in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
621<br />
Medan maar bovendien in Pangkalan Brandan, waar hij twee dagen gebleven is. <strong>Een</strong><br />
bezoek aan <strong>de</strong> assistent-resi<strong>de</strong>nt van Tandjoeng-Poera, <strong>de</strong> heer Facchinger Auer,<br />
charmeer<strong>de</strong> hem zo dat hij schreef: 12 ‘Hoe hartelijk gastvrij en bijna wereldsch doet<br />
zulk een ontvangst op <strong>de</strong>n noen aan, en werkelijk, ik ben, geloof ik, wel een zoon<br />
van een ambtenaars-familie; - alleen maar als ik <strong>de</strong>n hoogen vlaggestok zie vóór op<br />
het gazon van het huis eens ambtenaars-rezi<strong>de</strong>nt, assistent-rezi<strong>de</strong>nt, contrôleur -<br />
wordt er iets sympathieks in mij bewogen. Als ik geen schrijver was geboren, was<br />
ik zeker Oost-Indisch ambtenaar gewor<strong>de</strong>n.’ - De grote wens van zijn va<strong>de</strong>r!<br />
Diepe indruk maakte op hem een bezoek aan <strong>de</strong> leprozerij van Laoe-si-Momo.<br />
Driehon<strong>de</strong>rdveertig patiënten zag hij daar, waarvan tweehon<strong>de</strong>rd melaatsen gedoopt<br />
waren. De lief<strong>de</strong> waarmee <strong>de</strong>ze mensen hier behan<strong>de</strong>ld wer<strong>de</strong>n bracht hem bijna aan<br />
het twijfelen wat betreft zijn opvatting van het christendom, en <strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong><br />
christelijke zending: 13 ‘Ik sta misschien niet altijd sympathiek tegenover het werk<br />
van zen<strong>de</strong>lingen. Het is mijn overtuiging, dat <strong>de</strong> Christelijke godsdienst om zijn,<br />
<strong>voor</strong> primitieve menschen ongrijpbaar en onbegrijpbaar en hoog i<strong>de</strong>ëelen stelregel:<br />
heb uw naasten lief als uzelven - was dit niet het woord van Jezus, waarop geheel<br />
zijn leer berustte? - er geene is <strong>voor</strong> wie niet geduren<strong>de</strong> eeuwen heeft leeren <strong>de</strong>nken<br />
en voelen. Uit fetichisme, uit Animisme, da<strong>de</strong>lijk zon<strong>de</strong>r overgang, dus niet door<br />
een, <strong>de</strong> eenvoudige ziel verheffen<strong>de</strong>n, dienst van natuurgo<strong>de</strong>n, binnen te tre<strong>de</strong>n in<br />
het zuiver verstandsen gevoelsi<strong>de</strong>aal van het Christendom, gelijkt mij, <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
primitieve ziel, eene onbereikbaarheid.’<br />
Overal waar hem dat gevraagd werd, heeft <strong>Couperus</strong> met genoegen lezingen<br />
gehou<strong>de</strong>n, zelfs in kleinere plaatsen als Tebing-Tinggi, al zal hij zich daar toch wel<br />
met een minimum aan elegant <strong>de</strong>corum tevre<strong>de</strong>n hebben moeten stellen. Op <strong>de</strong><br />
autotochten heen en terug luister<strong>de</strong> hij graag naar sterke verhalen over tijgers.<br />
Zelfheeft hij er echter geen enkele te zien gekregen.<br />
Van Medan uit maakte hij een drie weken duren<strong>de</strong> toer, eerst langs het Tobammeer<br />
en daarna ver<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> Padangse Bovenlan<strong>de</strong>n en naar <strong>de</strong> stad Padang zelf. Hij<br />
had een kleine Essex gehuurd, met als chauffeurs twee Javanen, Imân. en Tahir. Deze<br />
reis vond hij zo prachtig dat hij niet wist hoe het uit te drukken, <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> wel<br />
iets heel zeldzaams: ‘Ik woû, dat ik nieuwe woor<strong>de</strong>n had’, schreef hij. 14 ‘Ik ben echter<br />
niet rijker dan ik ben.’ -<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
622<br />
Elf dagen bleef hij in Fort-<strong>de</strong>-Kock, vanwaar hij elke dag opnieuw autotochten door<br />
<strong>de</strong> omgeving on<strong>de</strong>rnam.<br />
Na <strong>de</strong>ze onvergetelijke tijd op Sumatra besloot hij naar Java ver<strong>de</strong>r te reizen. Hoe<br />
heerlijk hij het allemaal gevon<strong>de</strong>n had, blijkt uit zijn woor<strong>de</strong>n: 15 ‘Was het een droom<br />
geweest of was het meer? In alle geval bleef <strong>de</strong> herinnering, zal zeker <strong>de</strong> herinnering<br />
blijven onvergetelijk, <strong>voor</strong> geheel mijn ver<strong>de</strong>r leven diep geprent in mijn heugenis.’<br />
Imân en Tahir, immers op Java geboren, had<strong>de</strong>n het liefst mee willen varen naar<br />
Batavia. Daar kon echter om allerlei re<strong>de</strong>nen geen sprake van zijn. Samen boekten<br />
<strong>Couperus</strong> en Elisabeth passage op <strong>de</strong> Willis, een schip van <strong>de</strong> Rotterdamsche Lloyd.<br />
Van Padang naar Tandjong Priok was geen lange reis: 16 ‘Twee dagen en nachten<br />
langs Sumatra's kust en <strong>de</strong> golven<strong>de</strong> lijn van Benkoelen. In <strong>de</strong>n vroegsten morgen<br />
trof mij Krakatau, in tweeën gebarsten, het eiland van vuurrazernij, en <strong>de</strong> twee rotsen<br />
zoo kalm rozig opsteken<strong>de</strong> in ochtendatmosfeer of nooit razernij ware uitgebarsten.’<br />
Was het Elisabeths ou<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r die hen in Tandjong-Priok afhaal<strong>de</strong> van <strong>de</strong> boot,<br />
samen met vrien<strong>de</strong>n en kennissen? <strong>Couperus</strong> spreekt van verwanten maar noemt hun<br />
namen niet. In Weltevre<strong>de</strong>n stapte hij af in het Hôtel <strong>de</strong>s In<strong>de</strong>s, hem sinds zijn<br />
kin<strong>de</strong>rjaren vertrouwd: ‘O ou<strong>de</strong> souvenirs!’ riep hij uit. 17 ‘Wat moet ge nu van mij?<br />
Ik was immers hier reeds twintig jaren gele<strong>de</strong>n [1899] en werd ik toen zoo overstelpt<br />
door mijn kin<strong>de</strong>rsouvenirs als nu? Het is vreemd, maar ik bleef toen koeler.’ Batavia<br />
vond hij erg veran<strong>de</strong>rd: auto's in plaats van landauers, geen zondagse muziek meer<br />
op het Waterlooplein, <strong>de</strong> mooie huizen van het Konings-plein vervallen, zon<strong>de</strong>r verf<br />
en ontsierd door lelijke opschriften. Met een brok in <strong>de</strong> keel zag hij <strong>de</strong> woning terug<br />
waar zijn ou<strong>de</strong>rs eenmaal geresi<strong>de</strong>erd had<strong>de</strong>n: 18 ‘Het lieve, mooie, witte huis van<br />
vroeger, en het staat nu verfeloos, kalkeloos, vervallen en ik wil niet zien wat het<br />
gewor<strong>de</strong>n is nu (na niet twintig) maar bijna vijftig jaren!’<br />
In <strong>de</strong> tuin van het hotel herken<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> waringins. Maar <strong>de</strong> ene boom<br />
was zwaar gemutileerd om plaats te maken <strong>voor</strong> een dansvloer. Het hotel zelf vond<br />
hij nog altijd prettig. <strong>Couperus</strong> logeer<strong>de</strong> er in een nieuwe, mo<strong>de</strong>rne vleugel. Hij had<br />
er een zeer ruime suite op <strong>de</strong> eerste verdieping, vanwaar hij in <strong>de</strong> kruinen van een<br />
ficus en een tamarin<strong>de</strong> keek. Data noemt hij niet, maar het moet begin <strong>de</strong>cember<br />
1921 geweest<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
623<br />
zijn. In Weltevre<strong>de</strong>n is hij acht dagen gebleven. Om zes uur 's morgens stond hij op,<br />
dronk koffie, kreeg twee uur later zijn ontbijt, waarna hij <strong>de</strong> dag in aangenaam dolce<br />
far niente doorbracht om uit te rusten van Sumatra. Siësta werd in Indië niet meer<br />
gehou<strong>de</strong>n. Men werkte, zo merkte hij op, nu gewoon door: 19 ‘en ik zelve, als ik werk,<br />
werk ik dàn...’ Dikwijls stroom<strong>de</strong>n <strong>de</strong> moessonregens neer. Om vier uur al werd het<br />
donker. Soms ook kon er hevige wind opsteken. I<strong>de</strong>aal was het klimaat niet bepaald,<br />
en die teleurstelling miste haar uitwerking niet: ‘<strong>Een</strong>ige moe<strong>de</strong>loosheid, regen, wind,<br />
geen zon, geen daglicht zelfs, een algemeene zoeking naar nieuwe levensdingen’.<br />
De kleren in <strong>de</strong> koffers verkreukel<strong>de</strong>n. Tot overmaat van ramp kwam er op zekere<br />
dag een kakkerlak uit te <strong>voor</strong>schijn.<br />
<strong>Couperus</strong> bekeek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad. Hij zag Kramat terug - ‘daar, in het Gymnazium<br />
Willem III was ik een stoute jongen, die niet leeren wil<strong>de</strong>’ -, bezocht het museum en<br />
smaakte ook in Batavia het genoegen van een officiële ontvangst: ‘Wij hebben<br />
gedineerd ten paleize op het Koningsplein bij Zijne Excellentie Gouverneur-Generaal<br />
Fock, met <strong>de</strong>n Rezi<strong>de</strong>nt van Batavia, <strong>de</strong>n Algemeenen Secretaris, <strong>de</strong>n Burgemeester,<br />
een klein, bijna intiem diner.’<br />
Over een lezing, die hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstkring hield, spreekt hij niet. Uit een verslag<br />
in <strong>de</strong> Java-bo<strong>de</strong> vernemen wij echter dat hij er veel succes mee oogstte: 20 ‘Nimmer<br />
nog was <strong>de</strong> kunstkring zaal zóó vol, nimmer nog verdrong men elkaar zóó als<br />
gisterenavond <strong>de</strong> laatkomers <strong>de</strong><strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> open <strong>de</strong>uren van <strong>de</strong> kunstkringzaal. Het<br />
podium was herschapen in een artistiek, in donkerrood gehou<strong>de</strong>n interieur met<br />
bloemen, veel bloemen in warme kleurenpracht, waar <strong>Couperus</strong> zoo van houdt...’ -<br />
Hij las die avond <strong>de</strong> verhalen Bébert le boucher en André le pêcheur, Ven<strong>de</strong>tta en<br />
Giovannino en wekte grote geestdrift. De recensent was in <strong>de</strong> wolken. Niet alleen<br />
over <strong>de</strong> verhalen maar ook over <strong>Couperus</strong>' <strong>voor</strong>drachtskunst op zichzelf: ‘Ver<strong>de</strong>r<br />
vragen we ons af, heeft <strong>Couperus</strong> een opleiding gehad in <strong>de</strong> techniek van het zeggen?<br />
Wat een juiste toonvorming, wat een kracht in het omvatten <strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n, wat een<br />
pracht resonans. Ook <strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijkheid en draagkracht <strong>de</strong>r stem lieten niets te wenschen<br />
over.’<br />
In het Bataviaasch Han<strong>de</strong>lsblad merkte een zekere J.P.K. over <strong>Couperus</strong>' uiterlijk<br />
op: 21 ‘De fluweelen glans en <strong>de</strong> aman<strong>de</strong>lvorm zijner oogen, eigen aan <strong>de</strong> hoogere,<br />
Achter Indische Chatra-kaste, geven te <strong>de</strong>nken, en wettigen <strong>de</strong>ze onze veron<strong>de</strong>rstelling<br />
[namelijk dat hij niet-Europees bloed<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
624<br />
moest hebben], zoo <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis zelve daaraan geen kracht bijzet.’ Deze journalist<br />
herinner<strong>de</strong> zijn lezers aan <strong>Couperus</strong>' overgrootva<strong>de</strong>r Abraham <strong>Couperus</strong> en diens<br />
doen en laten, om zijn artikel te eindigen met <strong>de</strong> uitroep: ‘Heil u, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>!’<br />
- In Soerabaja zou het spoedig an<strong>de</strong>rs toegaan...<br />
Buitenzorg was nu eerst aan <strong>de</strong> beurt. Van zijn hotelveranda zag <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong><br />
Salak terug. Dwalend door 's Lands Plantentuin, die het paleis van <strong>de</strong><br />
gouverneur-generaal aldaar omgaf, vergat hij <strong>de</strong> tijd. Bandoeng - hij logeer<strong>de</strong> er in<br />
het hotel Preanger -, <strong>de</strong> Tangkoeban Prahoe, Pengalengan en <strong>de</strong> theeplantage van<br />
Malabar, al <strong>de</strong>ze plaatsen en landschappen ken<strong>de</strong> hij, maar hij zag ze nu met heel<br />
an<strong>de</strong>re ogen: 22 ‘Wij zijn toen langs het meer van Lèlès naar Garoet getuft. Ik had het<br />
Lèlès-meer meer dan twintig jaren gele<strong>de</strong>n gezien. Het had toen op mij een zeer<br />
bijzon<strong>de</strong>ren indruk gemaakt, overzweefd als het toen was door groote, sombere<br />
“kalongs”, vleermuizen. Die stemming heb ik aan het slot van mijn roman “De Stille<br />
Kracht” benuttigd om iets duister mystieks op te roepen om <strong>de</strong> overwonnen figuur<br />
van <strong>de</strong>n hoofdpersoon, <strong>de</strong>n rezi<strong>de</strong>nt; een romancier benuttigt nu eenmaal, die barbaar!<br />
àlle zijne stemmingen! Nu ik het meer van Lèlès terug zag, <strong>de</strong> waterspiegel gezonken,<br />
terwijl <strong>de</strong> kalongs dien morgen dáár niet waren, viel het mij tegen, vond ik het een<br />
onbelangrijke plas, met een eilandje er mid<strong>de</strong>n in... [...]: ik vond, op dit oogenblik<br />
De Stille Kracht geen goed boek. En troostte mij alleen met <strong>de</strong>ze gedachte, dat ik<br />
eigenlijk geen van mijn boeken na zekeren tijd... goed vind.’<br />
In Garoet maakte hij kennis met <strong>de</strong> heer Hacks, eigenaar van het hotel Papandajan,<br />
die <strong>Couperus</strong> zeer behulpzaam is geweest. Elisabeth mocht er slapen in een bed dat<br />
al was ingewijd door <strong>de</strong> hertogin van Aosta. Bovendien ontmoette <strong>Couperus</strong> er <strong>de</strong><br />
beken<strong>de</strong> fotografe Thilly Weissenborn, van wier fotoatelier Lux hij een aantal fraaie<br />
foto's betrokken heeft. Deze hebben later gediend als illustraties <strong>voor</strong> Oostwaarts. 23<br />
Van Garoet uit werd een moeilijke tocht on<strong>de</strong>rnomen naar <strong>de</strong> zuidkust van Java. In<br />
draagstoelen hebben <strong>Couperus</strong> en Elisabeth daarna nog <strong>de</strong> Kawo-Ke-modjan<br />
‘beklommen’.<br />
Via Tasik-Malaja reis<strong>de</strong>n zij door naar <strong>de</strong> Vorstenlan<strong>de</strong>n. Te Solo wer<strong>de</strong>n zij<br />
hartelijk ontvangen door <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Harloffen diens vrouw, in hun weids paleis.<br />
Samen met hen woon<strong>de</strong> hij bij <strong>de</strong> Prang-Wedono <strong>de</strong> opvoering van een lyrisch<br />
treurspel uit <strong>de</strong> Pandji-cyclus bij. Deze had<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
625<br />
meer weg van een pantomime maar trof hem daarom niet min<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> dag later mocht<br />
hij aanwezig zijn bij een Indisch society-huwelijk. Met alle won<strong>de</strong>rlijke formaliteiten<br />
die daar bij hoor<strong>de</strong>n werd <strong>de</strong> dochter van <strong>de</strong> rijksbestuur<strong>de</strong>r Ra<strong>de</strong>n Adipati Djojo<br />
Negoro in <strong>de</strong> echt verbon<strong>de</strong>n met een jongeman die zij nog nooit gezien heette te<br />
hebben. <strong>Een</strong> hoogtepunt vond <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> avond waarop hij bij <strong>de</strong> soesoehoenan<br />
hofdansen meemaakte, uitgevoerd door ‘keizerlijke prinsessen of minstens zeer<br />
a<strong>de</strong>llijke danseressen’. 24<br />
Na Solo kwam Djokja aan <strong>de</strong> beurt. Ook dit moet <strong>voor</strong> hem een bijzon<strong>de</strong>re ervaring<br />
zijn geweest, daar zijn broer John Ricus junior, die men nog allerminst vergeten<br />
bleek te zijn, er immers ‘in <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> tijd’ <strong>de</strong> functie van resi<strong>de</strong>nt had vervuld.<br />
<strong>Couperus</strong> logeer<strong>de</strong> er in het Grand-Hôtel. Natuurlijk was hij ook te gast bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt<br />
Jonquière. Met die ‘goe<strong>de</strong> tijd’ was hij, in <strong>de</strong> ogen van vele ou<strong>de</strong>ren en van <strong>Couperus</strong><br />
niet min<strong>de</strong>r, afgelopen. Hij bedoel<strong>de</strong> daarmee dat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne <strong>de</strong>centralisatie - ‘dat<br />
is <strong>de</strong> ontneming van beheer-en-toezicht over takken van dienst, die toch eenmaal<br />
geschapen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> hoofdarnbtenaren van B.B.’ - aan <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nten hun<br />
bijna-koningschap had ontnomen. Van ‘<strong>de</strong> bekoring hunner hooge pozitie’, zoals<br />
zijn broer die in Djokja nog gekend had, was naar zijn i<strong>de</strong>e niets meer over. Het is<br />
curieus hoe sterk en in groeien<strong>de</strong> mate <strong>de</strong> langzamerhand bijna zestigjarige <strong>Couperus</strong><br />
zich met zijn familie en haar ou<strong>de</strong> tradities begon te vereenzelvigen. Het was alsof<br />
hij nooit artistieke aspiraties had gekend, laat staan op alle mogelijke manieren afstand<br />
had genomen van <strong>de</strong> beklemmingen van zijn milieu.<br />
Dit resulteer<strong>de</strong> in opmerkelijke ontboezemingen als <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>. 25 ‘Het is misschien<br />
omdat ik een kind van B.B. ben, een zoon uit een ambtenaarsfamilie, <strong>de</strong><br />
achterkleinzoon van Abraham <strong>Couperus</strong>, <strong>de</strong>n Gouverneur van Malakka, die niet<br />
an<strong>de</strong>rs kon dan Malakka <strong>de</strong>n Engelschen overgeven, maar die Riouw <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rland<br />
behield door een diplomarieken zet, dat ik geloof wel iets meer te voelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
stillen wrok onzer hoofdambtenaren van gewestelijk bestuur. Maar ik mag met doen<br />
gelooven, dat het <strong>de</strong> heer Jonquière was, die mij op <strong>de</strong>ze gedachte bracht. Ik<br />
generalizecr slechts: Ik voel<strong>de</strong> die bitterheid, waarover ik spreek, in àlle rezi<strong>de</strong>nten<br />
en ambtenaren van B-B., die ik geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> laatste maan<strong>de</strong>n mocht leeren kennen.<br />
En zoo ik haar hier vermeld, is het misschien om <strong>de</strong>n indruk van dat immenze<br />
Rezi<strong>de</strong>ntie-huis, met, als in Solo, die onvermij<strong>de</strong>lijke troonzaal, dat huis, waar eenmaal<br />
mijn broe<strong>de</strong>r<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
626<br />
Rezi<strong>de</strong>nt is geweest in <strong>de</strong> toen nog meer glorievolle dagen van B.B. Die woning,<br />
zóó groot, dat <strong>de</strong> kleine zoon-<strong>de</strong>s-huizes er verle<strong>de</strong>n zijne moe<strong>de</strong>r in verloor en begon<br />
te weenen omdat hij, verdwalen<strong>de</strong>, haar niet vond... Klinkt het bijna niet als een<br />
sprookje?!’<br />
Na een bezoek aan <strong>de</strong> Boroboedoer vertrok <strong>Couperus</strong> naar Soerabaja, een stad die<br />
hij, wegens haar centrale ligging en <strong>de</strong> mogelijkheid tot het maken van verschillen<strong>de</strong><br />
excursies, niet kon vermij<strong>de</strong>n. Hij logeer<strong>de</strong> er bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Cohen en diens<br />
echtgenote, ‘in wier paleisachtige ruimte het aangenaam was <strong>de</strong> ontstemmen<strong>de</strong><br />
atmosfeer van daar buiten te mogen vergeten’. 26 Wat heeft hem er zo ontstemd? Hoe<br />
kwam hij ertoe Soerabaja ‘een <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n toerist onbelangrijke en vuile stad’ te noemen?<br />
Wat bedoel<strong>de</strong> hij met ‘<strong>de</strong> Pest <strong>de</strong>r Hoonpers’ en met zijn opmerking dat, als <strong>de</strong> toerist<br />
iemand van zekere bekendheid is, beroemd, befaamd, onverm ij<strong>de</strong>lijk door <strong>de</strong>ze<br />
geest zal wor<strong>de</strong>n geattaqueerd?<br />
Het sloeg zeer dui<strong>de</strong>lijk op eigen ervaringen. Hij memoreer<strong>de</strong> vervolgens dat<br />
iemand hem getroost had met <strong>de</strong> opmerking: 27 ‘dat <strong>de</strong>elt ge met àlle uitsteken<strong>de</strong><br />
menschen, die hier op Java komen: wees dus gecomplimenteerd met al <strong>de</strong><br />
schimp-artikelen, die <strong>de</strong> pas van <strong>de</strong> schoolbanken weggeloopen “redacteuren” in<br />
vele Indische persorganen - ie<strong>de</strong>reen kan hier <strong>de</strong> namen <strong>de</strong>zer stichtelijke bla<strong>de</strong>n<br />
zelve noemen - u om <strong>de</strong> ooren gooien’. Bitter voeg<strong>de</strong> hij daar zelf aan toe:<br />
‘“Neêrhalen” is <strong>voor</strong>al een wellust van <strong>de</strong>ze jongelingen en misschien leeren zij later<br />
wel begrijpen., dat het diplomatischer is, in <strong>de</strong>ze tij<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al: óp te hou<strong>de</strong>n wat<br />
nationalen rijkdom, ook intellectueelen, vormt, maar ons zelven te <strong>de</strong>nigreeren op<br />
welke wijze ook, is altijd specifiek Hollandsen geweest.’<br />
Aan herinneringen van M. Revis danken wij een tamelijk zorgvuldig verslag van<br />
wat er in Soerabaja gebeurd is. 28 Voorop staat dat <strong>Couperus</strong> door al het eerbetoon<br />
dat hem tot dan toe vrijwel overal ten <strong>de</strong>el was gevallen, door zijn omgang ook met<br />
<strong>de</strong> allerhoogst geplaatsten in Indië, en <strong>voor</strong>al door een dynastieke manier van <strong>de</strong>nken<br />
die hij cultiveer<strong>de</strong>, nulwel niet van mateloze zelfverheffing beticht mag wor<strong>de</strong>n,<br />
maar niettemin toch weinig geneigd was tot overdreven beschei<strong>de</strong>nheid. Sommigen<br />
meen<strong>de</strong>n die misschien zon<strong>de</strong>r meer van een werkelijk groot kunstenaar te mogen<br />
verwachten. De fout, die hij zo te zien in<strong>de</strong>rdaad gemaakt heeft, is geweest het<br />
enerzijds zich laten <strong>voor</strong>staan op afkomst en bijzon<strong>de</strong>r kunstenaarschap, naast het<br />
an<strong>de</strong>rzijds eisen van zeer veel geld, te betalen door mensen op wie hij in wezen<br />
eigenlijk neerzag. Zij, van hun kant,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
627<br />
meen<strong>de</strong>n aan een zakelijke overeenkomst ook dui<strong>de</strong>lijke rechten te mogen ontlenen.<br />
<strong>Een</strong> wel zeer pijnlijk inci<strong>de</strong>nt is van dit ‘we<strong>de</strong>rzijds misverstand’ het gevolg geweest.<br />
Er moet direct aan wor<strong>de</strong>n toegevoegd dat <strong>de</strong> Kunstkring van Soerabaja niet geheel<br />
vrijuit ging. Het inci<strong>de</strong>nt is gelukkig een uitzon<strong>de</strong>ring gebleven. Overal el<strong>de</strong>rs immers<br />
heeft men <strong>Couperus</strong> in Indië genomen <strong>voor</strong> wie en wat hij was. Nergens an<strong>de</strong>rs is,<br />
<strong>voor</strong> zover wij weten, iets zó mis gegaan als op vrijdag 20 januari 1932 in het<br />
Stadstuin-Theater van Soerabaja.<br />
<strong>Een</strong> laffe rod<strong>de</strong>lcampagne ging aan <strong>Couperus</strong>' aldaar te hou<strong>de</strong>n lezing <strong>voor</strong>af.<br />
Daardoor was meteen al een negatieve sfeer gecreëerd. Revis, toen nog een<br />
schooljongen, herinnert zich dat er bij hem in <strong>de</strong> klas door zijn me<strong>de</strong>leerlingen met<br />
elkaar was afgesproken <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachtsavond van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> grondig te<br />
boycotten: ‘Twee of drie jongens (<strong>de</strong> meisjes waren niet in het geding) wil<strong>de</strong>n wél<br />
en <strong>de</strong><strong>de</strong>n het ook. Wij, <strong>de</strong> grote meer<strong>de</strong>rheid van 5b, niet. Wij waren flink. Wij gingen<br />
niet luisteren naar een man, van wie kennissen en vrien<strong>de</strong>n van onze ou<strong>de</strong>rs bij het<br />
horen van zijn naam zei<strong>de</strong>n: Ajakkes. Of die vroegen: je bedoelt mevrouw<br />
<strong>Couperus</strong>? Of die reageer<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: “Wij hebben tezamen zo heerlijk<br />
geweend”. Dat was het enige hun beken<strong>de</strong> citaat van <strong>Couperus</strong>. Ik wist niet waar het<br />
stond, misschien was het van Fre<strong>de</strong>rik van Ee<strong>de</strong>n, die met zulke dingen goed overweg<br />
kon. Maar toen, in 1922, en in Soerabaja, ging het als gevleugeld woord rond. Dat<br />
was nu <strong>Couperus</strong>! Mijn va<strong>de</strong>r vond hem ook maar een verwijf<strong>de</strong> Hagenaar. Hij<br />
steun<strong>de</strong> mij in mijn <strong>voor</strong>nemen niet te gaan. De leraar-Ne<strong>de</strong>rlands wekte ons op het<br />
wèl te doen. Hij had goed praten, hij stuitte op een blok verzet, irrationeel en dom<br />
tegelijk, en daardoor juist zo hard.’<br />
Er speel<strong>de</strong> nog iets meer mee, zegt Revis, iets ‘dat nergens was gepubliceerd, maar<br />
dat toch van mond tot mond was gegaan, en dat ook in minimum van tijd Indië had<br />
bereikt. [...] Dat <strong>Couperus</strong> betrokken was geweest bij “ze<strong>de</strong>nschandalen” stond bij<br />
ons en ie<strong>de</strong>reen vast.’<br />
<strong>Couperus</strong> zou dus spreken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Soerabajasche Kunstking. Deze beschikte<br />
toentertijd echter nog niet over een eigen gebouw en moest daarom wel een zaal<br />
huren. De keus viel op het genoem<strong>de</strong> theater. Revis, zelf dus geen ooggetuige, is<br />
<strong>voor</strong> zijn verslag van <strong>de</strong> avond niet zozeer afgegaan op wat hij er later zelf over<br />
hoor<strong>de</strong> als wel op <strong>de</strong> inhoud van drie in het Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad van 21<br />
januari verschenen artikelen. Het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
628<br />
eerste stuk stond op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>pagina en was nota bene een relaas, niet van een zich<br />
Amja noemen<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker, maar van diens oudste zoon: ‘Deze knaap was nog op<br />
<strong>de</strong> HBS en bij het letterkun<strong>de</strong>-on<strong>de</strong>rwijs niet ver<strong>de</strong>r dan Rhijnvis Feith, wiens<br />
tranenrijkdom er natuurlijk werd bijge-haald eer vergelijking met die van <strong>Couperus</strong>.<br />
Het stuk was ver bene<strong>de</strong>n peil, omdat het groten<strong>de</strong>els blagenpraat verkocht, maar<br />
het bevatte tevens enige feitelijke me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen.<br />
<strong>Couperus</strong> was gekleed in dinner jacket. Zijn vleermuisdasje zat scheef en zijn<br />
zwarte pantalon bleek niet “op <strong>de</strong> groei” te zijn gemaakt. De zoon van Amja <strong>de</strong>ed<br />
ver<strong>de</strong>r opmerken, dat <strong>Couperus</strong> een buikje had, dat zijn han<strong>de</strong>n vrij groot waren en<br />
dat hij een “piepstem” had. Op een bepaald ogenblik begon <strong>Couperus</strong> on<strong>de</strong>r het<br />
<strong>voor</strong>lezen te “huilen” (?). Hij riep: “Ik kan niets zien,” en liep van het podium. Er<br />
werd meer licht gemaakt <strong>Couperus</strong> was kennelijk uit zijn evenwicht. Hij zette een<br />
stoel bij <strong>de</strong> tafel met een bons opzij en had moeite zijn tan<strong>de</strong>n van elkaar te krijgen<br />
(“klem in <strong>de</strong> kaak”, zegt <strong>de</strong> jeugdige scribent). <strong>Couperus</strong> liep bij het <strong>voor</strong>lezen op<br />
en neer, ook wel <strong>voor</strong>- en achteruit. In <strong>de</strong> rechterhand hield hij het boek, <strong>de</strong> linker<br />
lag soms op zijn buik, soms achter zich op <strong>de</strong> broek, soms ook maakte hij er elegante<br />
bewegingen mee met behulp van duim en wijsvinger. Er kwamen “gekke klemtonen”<br />
in een zin <strong>voor</strong> (komt <strong>voor</strong> rekening van Amja junior). Na <strong>de</strong> pauze bleven er mensen<br />
uit <strong>de</strong> zaal weg.’<br />
Het twee<strong>de</strong> artikel stel<strong>de</strong> volgens Revis zo mogelijk nog min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>. De anonieme<br />
auteur ervan had blijkbaar in geen twintig jaar meer iets van <strong>Couperus</strong> gelezen. Hij<br />
verkeer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>de</strong>ze na Psyche alleen nog maar klein werk<br />
geschreven had, en <strong>de</strong>ed het Haagse fenomeen ten slotte rustig af met enige<br />
nonchalance termen als me<strong>de</strong>schrijver, mo<strong>de</strong>artikel en handig reclamemaker. Het<br />
‘verwachte geëxalteer<strong>de</strong>’ was volgens <strong>de</strong>ze journalist overigens achterwege gebleven:<br />
<strong>de</strong> teksten had<strong>de</strong>n er zich niet toe geleend.<br />
Bepaald boosaardig blijkt pas het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> stuk geweest te zijn, waarin on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel<br />
Het litteraire won<strong>de</strong>r melding werd gemaakt van wat er zich allemaal aan gruwelen<br />
had <strong>voor</strong>gedaan: ‘De heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> heeft zich gisteravond aan <strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n<br />
van <strong>de</strong>n Kunstkring doen kennen als een bijzon<strong>de</strong>r onaangename, zelfingenomen,<br />
over het paard getil<strong>de</strong> persoonlijkheid. Waar over <strong>de</strong>zen schrijver meestentijds in<br />
sympathieke, zij het soms railleeren<strong>de</strong> bewoordingen wordt geschreven, waarbij men<br />
hem het geaffecteerd doen gaarne vergeeft terwille van zijn litteraire ta-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
629<br />
lenten, daar lijkt het ons niet ongewenscht, thans, door eenvoudig en zon<strong>de</strong>r opsmuk<br />
weer te geven, wat achter <strong>de</strong> schermen passeer<strong>de</strong>, te doen uitkomen hoe en wat <strong>de</strong><br />
auteur in werkelijkheid is, ontdaan van het laagje geaffecteer<strong>de</strong> beschaving, dat hem<br />
bij vele vereersters en vereer<strong>de</strong>rs tot zulk een charmant type maakt. Het moge tevens<br />
dienen ter leering en tot waarschuwing van instellingen, die zich gaarne “<strong>de</strong> eer”<br />
zou<strong>de</strong>n zien te beurt vallen <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> haar le<strong>de</strong>n te doen lezen.<br />
De heer <strong>Couperus</strong> was geïndigneerd! Ten zeerste geïndigneerd. Hoogst ontevre<strong>de</strong>n<br />
over <strong>de</strong> ontvangst, welke hem ten <strong>de</strong>el viel.<br />
De heer <strong>Couperus</strong>, die twintig minuten later arriveer<strong>de</strong>, dan het tijdstip <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
aanvang van <strong>de</strong> lezing vastgesteld, werd in <strong>de</strong> vestibule van het theater ontvangen<br />
door het bestuur van <strong>de</strong>n Kunstkring en, wijl <strong>de</strong> zaal reeds geheel gevuld was, door<br />
een <strong>de</strong>r bestuursle<strong>de</strong>n, buitenom naar achteren geleid.<br />
Dat men achter <strong>de</strong> schermen, <strong>voor</strong>al in Indië en speciaal te Socrabaja, dat geen<br />
behoorlijke zaal rijk is, geen luxueuze omgeving aantreft, mag genoegzaam, bekend<br />
wor<strong>de</strong>n geacht en van <strong>de</strong>n heer <strong>Couperus</strong>, die lang genoeg in Indië heeft vertoefd,<br />
mag wel wor<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld, dat hij op <strong>de</strong> hoogte is van zulke toestan<strong>de</strong>n en dat<br />
hij voldoen<strong>de</strong> begrip moet hebben om te weten, dat, <strong>voor</strong> wat achter <strong>de</strong> schermen is,<br />
een vereeniging, die <strong>de</strong> zaal huurt, niet kan en mag wor<strong>de</strong>n aansprakelijk gesteld,<br />
evenmin als <strong>voor</strong> het ontbreken van een behoorlijke en bruikbare kleedkamer.[!]<br />
De heer <strong>Couperus</strong> meen<strong>de</strong> dit wél te mogen doen en <strong>de</strong>n bestuursle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n<br />
Kunstkring op hoogst ongepaste wijze zijn verontwaardiging over <strong>de</strong> vuile banken<br />
en spuug-kringetjes op <strong>de</strong>n vloer, kenbaar te maken.<br />
“Weet u dan niet, wie ik ben?” aldus klonk <strong>de</strong> niet van verwaandheid ontbloote<br />
vraag van <strong>de</strong>n auteur.<br />
Zeer zeker wist het bestuur van <strong>de</strong>n kring wie hij was. Hij was <strong>de</strong> heer <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>, die dien avond tegen een honorarium van ƒ 500 (zegge vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n)<br />
eenige van zijn eigen stukken zou <strong>voor</strong>lezen, daar-<strong>voor</strong> door <strong>de</strong>n Kunstkring betaald!<br />
Dat die vijfhon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n artist wel <strong>de</strong>gelijk hoofdzaak waren, mag<br />
blijken uit het feit, dat dit honorarium geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> pauze op hoogen toon werd<br />
opgeëischt, met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat dit in open couvert behoor<strong>de</strong> te wor<strong>de</strong>n<br />
overhandigd.<br />
Het bestuur van <strong>de</strong>n Kunstkring had uit égard tegenover <strong>de</strong>n spreker juist gemeend,<br />
dat het wenschelijker was om hem, afwijkend van <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
630<br />
gewoonte, het bedrag <strong>de</strong>n volgen<strong>de</strong>n dag te remitteeren, aldus <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e van<br />
han<strong>de</strong>lstransactie zooveel mogelijk wegnemend.<br />
Waar <strong>de</strong> spreker op onmid<strong>de</strong>llijke betaling aandrong, werd hem een chèque tot<br />
het overeengekomen bedrag overhandigd, hetgeen opnieuw <strong>de</strong> verontwaardiging <strong>de</strong>s<br />
grooten mans opwekte, die vroeg of hij, <strong>Couperus</strong>, die chèque zou moeten gaan<br />
innen, en die, nu op ruzieachtigen toon, uitbetaling in contanten eischte, zeggen<strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>rs niet ver<strong>de</strong>r te willen lezen.<br />
Het feit, dat <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong><strong>de</strong>eline door <strong>de</strong> aanwezige bestuursle<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> grootste<br />
kalmte werd opgevat en zij zich bereid verklaar<strong>de</strong>n dit te annonceeren, kalmeer<strong>de</strong><br />
hem, hoewel hij zich niet ontzag één <strong>de</strong>r bestuursle<strong>de</strong>n aan te zeggen zich onmid<strong>de</strong>llijk<br />
van het tooneel te verwij<strong>de</strong>ren en daarbij zelfs een vechtlustige houding aannam.<br />
Dit, omdat bedoel<strong>de</strong> bestuur<strong>de</strong>r even dorst te glimlachen, wat wij hem in het geheel<br />
niet kwalijk nemen, omdat <strong>de</strong> heer <strong>Couperus</strong> gisteravond achter <strong>de</strong> schermen werkelijk<br />
belachelijk was!<br />
Het aanbod van één <strong>de</strong>r aanwezigen, een niet-bestuurslid van <strong>de</strong>n kring, om <strong>de</strong><br />
chèque <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n geweldige te verzilveren, werd afgewezen met <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling, dat<br />
<strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>n kring dat kon<strong>de</strong>n doen: “daar zijn ze <strong>voor</strong>!”<br />
Het is dui<strong>de</strong>lijk, dat dit nu niet zal geschie<strong>de</strong>n, hoewel men daartoe eerst gaarne<br />
bereid was, en tevens is het logisch, dat na afloop geen <strong>de</strong>r op zoo onhebbelijke wijze<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n, zich ver<strong>de</strong>r iets aan <strong>de</strong>n spreker gelegen liet liggen.’<br />
Revis vertelt dat zij die niet naar <strong>de</strong> lezing van <strong>Couperus</strong> had<strong>de</strong>n willen gaan<br />
natuurlijk glorieer<strong>de</strong>n: ‘Zie je nu wel wat <strong>voor</strong> vent hij is? Zij, die wel geweest waren,<br />
zwegen, enigszins beschaamd. In het Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad verscheen 28<br />
Januari een bericht, waarin stond, dat in februari jhr. Jan Feith uit Bandoeng,<br />
hoofdredacteur van De Indische Post, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Socrabajaasche Kunstkring een lezing<br />
zou hou<strong>de</strong>n. Er stond bij: “De veron<strong>de</strong>rstelling is gewettigd, dat <strong>de</strong> Kunstkring met<br />
het optre<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>zen letterkundige meer succes zal oogsten dan het met dat van<br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>ed.”’<br />
Wat is er aan <strong>de</strong> hand geweest, dat <strong>Couperus</strong> zich zo heeft laten gaan? Men vraagt<br />
het zich af. Erg verrassend was zijn houding echter niet, <strong>voor</strong> wie hem wat beter<br />
ken<strong>de</strong>. Reeds in 1916 had André <strong>de</strong> Rid<strong>de</strong>r hel volgen<strong>de</strong> meegemaakt: 29 ‘... ik mocht<br />
te Rotterdam om te beginnen getuige<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
631<br />
zijn van zijn woe<strong>de</strong> om het leelijke, banale <strong>de</strong>cor, dat op het tooneel geplant was, en<br />
waarin hij weiger<strong>de</strong> op te tre<strong>de</strong>n. Ik begreep zijn ontstemming best: zelf één en al<br />
keurigheid, en naar <strong>de</strong>n lijve een meesterwerk van het meest modieuze dandysme,<br />
[...] <strong>de</strong>toneer<strong>de</strong> hij al te sterk tusschen <strong>de</strong> versleten en stofferige en ontkleur<strong>de</strong><br />
theater-salon-paneelen, naast <strong>de</strong>n stijlloozen stoel en <strong>de</strong> even stijllooze tafel. Hij zou<br />
niet lezen, mor<strong>de</strong>, pruil<strong>de</strong>, klaag<strong>de</strong>. Maar reeds zaten er menschen in <strong>de</strong> zaal te<br />
wachten. Hij kon ze toch niet onverrichterzake terug naar huis sturen?...’<br />
Iets <strong>de</strong>rgelijks moet in Soerabaja gebeurd zijn. Dat hij te laat kwam, kan verklaard<br />
wor<strong>de</strong>n uit het feit dat <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Cohen ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> schouwburg weg woon<strong>de</strong><br />
dan <strong>Couperus</strong> kon vermoe<strong>de</strong>n. Voorts wil<strong>de</strong> hij altijd graag <strong>voor</strong>af <strong>de</strong> zaal zien waar<br />
hij moest spreken. Daar was geen tijd <strong>voor</strong> geweest. Het ontbreken van een<br />
kleedkamer en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>af gekweekte, weinig welwillen<strong>de</strong> stemming <strong>de</strong><strong>de</strong>n <strong>de</strong> rest.<br />
<strong>Couperus</strong>, verwend als hij was, is door dit alles driftig gewor<strong>de</strong>n: niet zo<br />
verwon<strong>de</strong>rlijk, ah men in topvorm wil zijn, nerveus is, tegenslag on<strong>de</strong>rvindt en weet<br />
dat er intussen wél een zaal vol mensen zit te wachten. - Hoe dan ook, Soerabaja<br />
werd een gênante mislukking.<br />
Van hier uit trok <strong>Couperus</strong> hoog <strong>de</strong> bergen in, naar Tosari, waar regen en<br />
laaghangen<strong>de</strong> wolken het verblijf helaas niet veraangenaam<strong>de</strong>n. In 1899 had hij er<br />
in Oud-Tosari gelogeerd. Dit bleek intussen afgebrand te zijn. Smeroe en Brômô in<br />
het oosten, en soms in het westen <strong>de</strong> Ardjoeno, brachten hem in herinnering wat<br />
Borel er over geschreven had. Aan hem dacht hij nu telkens. Iets te vleiend, misschien,<br />
riep hij zijn vriend via <strong>de</strong> Haagsche Post toe: 30 ‘gij waart <strong>de</strong> zanger van <strong>de</strong>ze verheven<br />
titanen, en wat zal ik pogen mijn o<strong>de</strong> hooger te stemmen dan gij uwe hymne stem<strong>de</strong><br />
in vele prozabla<strong>de</strong>ren, die blijven zullen, zoolang onze Hollandsche boeken bestaan.’<br />
In het kleine museum van Môdjôkerto bekeek <strong>Couperus</strong>, rondgeleid door <strong>de</strong> regent,<br />
<strong>de</strong> monumenten die resteren van het grote Hindoerijk van Môdjôpahit (Oost-Java).<br />
Bevredigen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> sculptuur hem weinig. Wel zeer westers is zijn opmerking: 31<br />
‘hoe ver staat <strong>de</strong>ze kunst van ons af! Hoe inniger bevroe<strong>de</strong>n wij, als vereenzelvigd<br />
met ons, een Hermes van Praxiteles, een Dionyzos, een Afrodite...’ - Het kerkhof<br />
van Grissee is een <strong>de</strong>r laatste door <strong>Couperus</strong> op Java beschreven plaatsen.<br />
Kort <strong>voor</strong> zijn vertrek naar Bali vatte hij zijn indrukken nog eens<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
632<br />
samen. Professor P.J. Veth mocht dan betoogd hebben dat <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Java<br />
één <strong>voor</strong>tdurend epos was, <strong>Couperus</strong> miste <strong>de</strong>sondanks tot nu toe, wat hij noem<strong>de</strong>,<br />
<strong>de</strong> Evocatie. 32 Veth en W. Fruin-Mees had<strong>de</strong>n wel uitstekend over Java geschreven,<br />
‘maar ons ontbreekt het gevoelig en dichterlijk geteeken<strong>de</strong> beeld van <strong>de</strong> historie<br />
<strong>de</strong>zer epische lan<strong>de</strong>n, en ik meen, dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n dichter-historie-schrijver onzer<br />
tij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>zen nog alles te doen ligt. Java moet <strong>voor</strong>al door een dichter historiesch<br />
beschouwd kunnen wor<strong>de</strong>n, wil het na<strong>de</strong>r gebracht wor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> ziel diergenen, die<br />
àn<strong>de</strong>rs nog in haar belangstellen dan alleen om uit haar een klinkend fortuin te<br />
winnen.’ Wie zou het ooit nog eens schrijven? Heeft <strong>Couperus</strong> met <strong>de</strong> illusie<br />
rondgelopen het zelf eenmaal te doen? Was dit het boek waarover hij al in 1921 met<br />
Gosse gesproken had?<br />
Wanneer precies <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> boot naar Bali heeft genomen - <strong>de</strong> Both van <strong>de</strong><br />
Koninklijke Paketvaart-Maatschappij, bijgenaamd K.P.M., met als gezagvoer<strong>de</strong>r<br />
kapitein Van <strong>de</strong>r Worp - kan moeilijk vastgesteld wor<strong>de</strong>n Het moet eind januari of<br />
begin februari 1922 geweest zijn. De overgang was groot maar heerlijk, al zou hij<br />
maar kort op het eiland blijven: 33 ‘Na Soerabaja, een vuile stad vol pretentie en zucht<br />
naar geld, is Bali een idylle. <strong>Een</strong> vreem<strong>de</strong>, Oostersche idylle van bizon<strong>de</strong>re lijn en<br />
kleur.’ Wel stond <strong>Couperus</strong> nogal vreemd tegenover <strong>de</strong> hindoekunst op het eiland,<br />
sculptuur zowel als architectuur. Religie en landschap echter oefen<strong>de</strong>n <strong>de</strong>s te meer<br />
aantrekkingskracht op hem uit.<br />
Na in Singaradja drie dagen doorgebracht te hebben bij <strong>de</strong> resi<strong>de</strong>nt Damsté, maakte<br />
hij een autotocht naar het zui<strong>de</strong>n en het westen, Karang-Assem, <strong>de</strong> Batoer. Tegenover<br />
<strong>de</strong> verrukkingen van <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> mooie mensen stond nauwelijks iets negatiefs.<br />
<strong>Een</strong> uitzon<strong>de</strong>ring vorm<strong>de</strong>n soms <strong>de</strong> pasanggrahans waar hij moest overnachten: ‘Uw<br />
bed en uw tafel, wel, ze zijn in Bali steeds maar zoo-zoo.’ Dat hij in het gastenboek<br />
van Munduk geschreven heeft ‘je suis le prince <strong>de</strong>s poètes’ moet dan ook zeker<br />
gezien wor<strong>de</strong>n als een staal van typisch Couperiaanse ironie. 34 Heeft <strong>de</strong> gastheer zich<br />
met verontschuldigd <strong>voor</strong> het gebrek aan comfort, en zou <strong>Couperus</strong> daar niet op<br />
geantwoord hebben dat een schrijver met enig gevoel <strong>voor</strong> poëzie ook maar niet te<br />
nauw moest kijken - noblesse oblige? Ook op Sumatra had hij zich al dikwijls moeten<br />
behelpen. Balt zelf vergoed<strong>de</strong> alles, en men kon er zich in <strong>de</strong> meest letterlijke zin<br />
prinsheerlijk voelen: een dichter ben en blijf ik, en ik heb hier een leventje als een<br />
prins,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
633<br />
heeft hij zeker gedacht. De Franse regel is in elk geval <strong>voor</strong> velerlei uitleg vatbaar.<br />
Karang-Assem, Kloenkoeng, Kintamani en <strong>de</strong> Batoer, geen dag ging <strong>voor</strong>bij of<br />
<strong>Couperus</strong> kreeg iets an<strong>de</strong>rs te zien dat hem fascineer<strong>de</strong>. Poëtische beschrijvingen<br />
van offertaferelen wisselen in zijn reisbrieven af met die van bergen, bloemen en<br />
een vergeten hindoeklooster. Als zovelen <strong>voor</strong> en na hem heeft hij Bali beleefd als<br />
een tijdloze oase in zee, iets om altijd naar terug te verlangen. <strong>Een</strong> paradijs waar hij<br />
eigenlijk veel te kort gebleven is.<br />
We<strong>de</strong>rom met <strong>de</strong> Both voer hij, tussen geknevel<strong>de</strong> varkens en in gezelschap, van<br />
een avontuurlijk aangeleg<strong>de</strong> Balinese weduwe, die aan <strong>de</strong> beruchte weduwen<br />
verbranding had weten te ontkomen, terug naar Soerabaia. Daar dien<strong>de</strong> hij zich nu<br />
<strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> grote overtocht naar Hongkong.<br />
Op 9 februari 1922 wist het zo vermaledij<strong>de</strong> Soerabajaasch Han<strong>de</strong>lsblad nog<br />
eenmaal iets over <strong>de</strong> heer <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, schrijver, me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>len: namelijk dat<br />
<strong>de</strong>ze op <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> van die maand met het S.S. Tjikembang naar Hongkong hoopte<br />
te vertrekken, vanwaar hij zijn reis zou <strong>voor</strong>tzetten naar Japan. In<strong>de</strong>rdaad zou het<br />
schip op <strong>de</strong> aangegeven datum het anker lichten, met <strong>Couperus</strong> en Elisabeth aan<br />
boord. Via Straat Madoera en Probolinggo verliet <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> altijd Java. ‘Wij<br />
zijn op weg naar <strong>de</strong> Chineesche Zee, aan boord van <strong>de</strong> “Tjikembang”<br />
(Java-China-Japanlijn), kapitein Bouman,’ schreef hij in zijn tweeënveertigste<br />
reisbrief. 35 ‘Java ligt achter <strong>de</strong>n rug. Bali ligt achter <strong>de</strong>n rug en Celebes is in zicht.’<br />
De reis ging aanvankelijk noordoostwaarts, naar Makasar. <strong>Couperus</strong> maakte er<br />
een autotocht die echter weinig interessant moet zijn geweest. Hij vertelt er in elk<br />
geval niets over. Vandaar zette <strong>de</strong> Tjikembang, een vrachtboot met accommodatie<br />
<strong>voor</strong> slechts twaalf passagiers, koers naar Balik-Papan op Borneo. Helaas stond het<br />
niet van tevoren vast hoe lang <strong>de</strong> boot in <strong>de</strong>ze petroleumhaven zou blijven ankeren.<br />
De schattingen van <strong>de</strong> kapitein liepen van twaalf tot zeventig dagen, wat <strong>Couperus</strong><br />
hevig <strong>de</strong>ed schrikken: hij vrees<strong>de</strong> in Japan het feest <strong>de</strong>r kersenbloesems op die manier<br />
nog te zullen missen.<br />
Aanvankelijk boos genoeg om het schip niet te willen verlaten, ging hij ten slotte<br />
op uitnodiging van <strong>de</strong> hoofdadministrateur van <strong>de</strong> Bataafsche, dr. Camper Titsingh,<br />
toch <strong>de</strong> olieraffina<strong>de</strong>rijen bekijken. Of <strong>Couperus</strong> ook gevolg heeft gegeven aan een<br />
uitnodiging om ‘in <strong>de</strong> Aula of in <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
634<br />
Soos-zaal’ een lezing te hou<strong>de</strong>n is niet bekend. 36 Waarschijnlijk heeft hij het wel<br />
gedaan, daar hij toch niets om han<strong>de</strong>n had en op <strong>de</strong>ze manier nog weer iets kon<br />
verdienen ook.<br />
Uitein<strong>de</strong>lijk zou het oponthoud meevallen. Na zes dagen voer het vrachtschip door<br />
naar Hongkong. Door <strong>de</strong> Celebes Zee en langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Soeloe Archipel<br />
stoom<strong>de</strong> hij via Straat Mindoro <strong>de</strong> Chinese Zee in. De eerste echte jonk die hij zag<br />
kondig<strong>de</strong> van verre Hongkong aan. De situatie aldaar was in <strong>de</strong> eerste maan<strong>de</strong>n van<br />
1922 gecompliceerd: 37 ‘Er is burgeroorlog in China, tusschen <strong>de</strong>n prezi<strong>de</strong>nt van<br />
Peking en <strong>de</strong>n prezi<strong>de</strong>nt van Canton: er wordt gevochten in het binnenland. Hier,<br />
van oorlog en politieke werkstaking merken wij vandaag weinig; alleen is<br />
Hongkong-Hôtel stampvol van allerlei gasten, die niet weg kon<strong>de</strong>n. Kamers zijn ons<br />
draadloos gereserveerd in Repulse-Bay-Hôtel: een uur tuffen van <strong>de</strong> stad af.’<br />
Het luxehotel was typisch Engels van sfeer. <strong>Couperus</strong> vond dat zeer te waar<strong>de</strong>ren: 38<br />
‘<strong>Een</strong> wit gelakte weel<strong>de</strong>-hôtelkamer, een wit-geëmailleer<strong>de</strong> weel<strong>de</strong>-hotel-badkamer,<br />
een gesloten veranda met groote rieten stoelen, je koffers om je heen - gelukkig<br />
gezicht na je mailkoffertje alleen te hebben genoten - thee, koeken, matten badhuisjes<br />
bene<strong>de</strong>n op een strand, een tuin vól bloemen, roo<strong>de</strong> anjelieren en een orgie van witte<br />
daysies, en's avonds huppel-bal en jazz-band, Pêches-Melba, ge<strong>de</strong>colleteer<strong>de</strong> ruggen<br />
en smokings...’ Hij bleef er een week, geduren<strong>de</strong> welke hij autotochteri maakte en<br />
zich met behulp van <strong>de</strong> Gui<strong>de</strong> Officiel, die hij van Henri Borel gekregen had, op het<br />
eigenlijke China <strong>voor</strong>bereid<strong>de</strong>. Hij zou daar behalve Kanton niets van zien.<br />
Uitstapjes van een dag met <strong>de</strong> boot naar Macao - waar hij <strong>de</strong> eenmaal hierheen<br />
verbannen Portugese dichter Luïs <strong>de</strong> Camoëns herdacht - en van twee dagen naar<br />
Kanton on<strong>de</strong>rbraken <strong>de</strong> rustdagen in het hotel. <strong>Een</strong> artikel in The Canton Times van<br />
die dagen maakte indruk op hem omdat <strong>de</strong> auteur ervan, Chen-Chia-Yi, <strong>Couperus</strong>'<br />
eigen gevoelens en gedachten zo dui<strong>de</strong>lijk verwoord<strong>de</strong>: 39 ‘... zeer fijn analyzeert hij<br />
hoe in het Westen Materie en Geest, die bei<strong>de</strong> machten, die <strong>de</strong> werel<strong>de</strong>n beheerschen,<br />
nooit in elkan<strong>de</strong>rs essentie zijn doorgedrongen en er steeds bleven <strong>de</strong> twee geschei<strong>de</strong>ne<br />
heerschers over Europa, elkan<strong>de</strong>r meer vijandig dan ooit harmonieus. Terwijl hij<br />
meen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> antieke Chineesche beschaving een buitengewone macht had om bei<strong>de</strong><br />
elementen met elkaâr te verzoenen, en in elkan<strong>de</strong>r tot éene wereld-weldadigheid te<br />
brengen, een macht, die zij<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
635<br />
zeker gemeen had met <strong>de</strong> Hindoe-istische en <strong>de</strong> Boeddhistische Cultuur.’ <strong>Couperus</strong><br />
voel<strong>de</strong> zich, zei hij, diep smartelijk aangedaan ‘door het he<strong>de</strong>n ten dage klaardui<strong>de</strong>lijk<br />
blijkend bankroet <strong>de</strong>r Europeesche beschaving. Wat heeft zi ons se<strong>de</strong>rt een eeuw<br />
gebracht? Machines en noe eens machines. [...] <strong>Een</strong> motor is hare ziel. Het is heel<br />
kunstig en geniaal en het zoû ondankbaar zijn niet te waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong> mannen van<br />
toewijding en vernuft en genie, die alle <strong>de</strong>ze dingen, waarop onze beschaving prat<br />
gaat, uitvon<strong>de</strong>n en in bijna <strong>de</strong>monische werking stel<strong>de</strong>n. Maar brachten alle <strong>de</strong>ze<br />
uitvindingen het Geluk? Neen, zij brachten eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Wanhoop.’<br />
Meer en meer is <strong>Couperus</strong> tot <strong>de</strong> conclusie gekomen - hij noemt Confucius en<br />
Lao-Tse als grote <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n - dat <strong>de</strong> ware wijsheid ook in <strong>de</strong> toekomst niet <strong>voor</strong><br />
het westen zou zijn weggelegd. Het altijd <strong>voor</strong> ons uit vliegen<strong>de</strong> Geluk? - ‘... eer<strong>de</strong>r<br />
zal <strong>de</strong> Oosterling dit mogen <strong>de</strong>elachtig wor<strong>de</strong>n, dan <strong>de</strong> Westerling, die het met zijn<br />
telkens verbeter<strong>de</strong>n motor najaagt.’ - Deze opvatting is van kardinaal belang <strong>voor</strong><br />
een juiste interpretatie, van zijn toen nog recente boek Iskan<strong>de</strong>r. Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote<br />
ging daarin, zoals trouwens al betoogd, niet ten on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>rfelijke vloed van<br />
het Oosten, maar aan zijn hybris.<br />
<strong>Een</strong> week na zijn aankomst in Hongkong vertrok <strong>Couperus</strong> naar Sjanghai, nog<br />
steeds met <strong>de</strong> Tjikembang. Aldaar ontscheepte hij zich, stapte met al zijn koffers af<br />
in Astor House Hôtel, maar brak <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag alweer op omdat hij op <strong>de</strong> Empress<br />
of Asia passage naar Kobe kon boeken, en wel onmid<strong>de</strong>llijk. Hij kreeg namelijk<br />
haast: 40 ‘O, als we <strong>de</strong> kersen niet in bloei zagen in het licht <strong>de</strong>r Rijzen<strong>de</strong> Zon!’ - Het<br />
nieuwe schip was ‘een van <strong>de</strong> mooie boten van <strong>de</strong> Canadian-Pacific Ocean Service<br />
Ltd. Wit waterkasteel, vele étages hoog. Zijn alle koffers er? Goddank, ja. Het was<br />
op het nippertje. Wat een klein hutje! Maar met rood brokaat behangen. Het is een<br />
prachtig schip. Je trekt weêr eens je smoking aan. <strong>Een</strong> echte Salon, met een open<br />
vuur!’<br />
Ein<strong>de</strong>lijk Japan. In Nagasaki wer<strong>de</strong>n alle douaneformaliteiten vervuld. Begeleid<br />
door een gids maakte <strong>Couperus</strong> er een autotocht geduren<strong>de</strong> welke hij zijn eerste<br />
Japanse landschapsindrukken op<strong>de</strong>ed. Hoewel hij het interessant vond en veel<br />
herken<strong>de</strong> dat hem lakwerk, porselein en prenten in herinnering bracht, waren zijn<br />
eerste impressies toch die van een lichte teleurstelling. Hij had zijn illusies<br />
waarschijnlijk te hoog gesteld. Geduren<strong>de</strong> zijn hele verblijf zou Japan hem telkens<br />
opnieuw weer tegenvallen. Het begon al met het klimaat: hij had het koud, <strong>de</strong> lente<br />
liet het afweten,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
636<br />
<strong>de</strong> eerste kersebloesem die hij te zien kreeg was pover en armelijk en woei af. Maar<br />
het was dan ook nog pas april.<br />
<strong>Couperus</strong>, niet altijd me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzaam wat betreft zijn bronnen van informatie, noemt<br />
ditmaal enkele boeken die hij in Japan gebruikt heeft <strong>voor</strong> zijn artikelen. 41 Behalve<br />
Basil Hall Chamberlain/W.B. Mason, A Handbook for Travellers in Japan (Murray's<br />
Handbook, Japan; 1891 3 ), las hij van Katsourô Hara An introduction to the History<br />
of Japan (z.j.). Met <strong>de</strong>ze laatste auteur zou hij spoedig na aankomst in Kioto<br />
persoonlijk kennis maken. Welke boeken hij van Lafcadio Hearn gebruikt heeft, die<br />
hij noemt, staat niet vast. Wellicht diens Japan, an Attempt at Interpretation (1913).<br />
Voorts spreekt hij van Gonse, waarmee hij waarschijnlijk bedoelt <strong>Louis</strong> Gonse, L'art<br />
Japonais (1886), en van Hadland Davis, Myths and Legends of Japan (z.j.). Het<br />
eigentijdse Japan bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij uit Ludovic Nau<strong>de</strong>au, Le Japon mo<strong>de</strong>rne (1909).<br />
Nog steeds op <strong>de</strong> Empress of Asia voer <strong>Couperus</strong> nu ver<strong>de</strong>r naar Kobe, om daar<br />
zijn intrek te nemen in het Tor-Hôtel. Het niet aflaten<strong>de</strong> reizen en trekken begon hem<br />
nu toch langzamerhand op te breken: 42 ‘Ik ben er rustig een week ziek geweest.’<br />
schreef hij, niet vermoe<strong>de</strong>nd wat hem spoedig nog meer te wachten stond. Hij hield<br />
het op influenza. ‘Twee Engelsche dokters - gelukkig jong, want ik hoû niet van<br />
ou<strong>de</strong> dokters met grauwe baar<strong>de</strong>n, die, als zij je ausculteeren, je er me<strong>de</strong> kriebelen,<br />
bogen belangstellend over mij heen. Het was werkelijk niet an<strong>de</strong>rs dan influenza en<br />
dier pernicieuze gevolgen...’ Wat die gevolgen waren vermeldt hij niet. De<br />
<strong>voor</strong>tdurend wisselen<strong>de</strong> voeding in <strong>de</strong> afgelopen maan<strong>de</strong>n, het grote<br />
temperatuurverschil na <strong>de</strong> tropen, <strong>de</strong> klimaatverschillen in het algemeen, moeten<br />
hem meer hebben aangepakt dan hij zelf besefte, <strong>voor</strong>al daar hij van constitutie nooit<br />
sterk was geweest en al jaren leed aan wat hij zelf <strong>voor</strong> galkolieken versleet.<br />
Nauwelijks genezen (?) ging hij in Kobe <strong>de</strong> Sjintotempel zien. Zijn beschrijving<br />
is geïnteresseerd als altijd, maar niet enthousiast. <strong>Een</strong> groot probleem vorm<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
taal: niemand, noch op straat noch zelfs in het hotel, bleek ook maar iets an<strong>de</strong>rs dan<br />
Japans te spreken. Met <strong>de</strong> trein, een reis van twee uren, reis<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth<br />
nu spoedig door naar Kioto, <strong>de</strong> vroegere keizerlijke hoofdstad van Japan. Het eerste<br />
wat hij daar in het Kyoto-hôtel <strong>de</strong>ed, was een telegram sturen naar zijn gids uit<br />
Nagasaki. Hij vroeg hem onmid<strong>de</strong>llijk over te komen: <strong>de</strong> man sprak tenminste<br />
Engels... Maar, vreemd geval, toen <strong>de</strong> gids <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag in<strong>de</strong>rdaad arriveer<strong>de</strong>,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
637<br />
herken<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> hem niet en zijn Engels viel hem zeer tegen. Leken in zijn ogen<br />
misschien alle Japanners op elkaar? - Hoe dan ook: 43 ‘Ik was beslist van plan <strong>de</strong>zen<br />
man, dien ik niet herken<strong>de</strong>, een goe<strong>de</strong>n gids te vin<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r zijn leiding zien wij<br />
dus Kyoto.’<br />
Dat beteken<strong>de</strong> tempels, paleizen, parken met bloeien<strong>de</strong> camelia's. <strong>Couperus</strong> en<br />
Elisabeth verplaatsten zich doorgaans met een riksja. Gelukkig zagen zij nu dan toch<br />
ook <strong>de</strong> zo vurig verlang<strong>de</strong> kersebloesem. De Bloeitijd <strong>de</strong>r Kersebomen ontpopte zich<br />
als een echt nationaal feest. Het bracht het bezwaar met zich mee dat het overal<br />
wemel<strong>de</strong> van <strong>de</strong> mensen. Ook hiervan bleek <strong>Couperus</strong> zich te veel <strong>voor</strong>gesteld te<br />
hebben. Op weg naar het Miyako-Odori ballet moest hij bovendien constateren: ‘Wij<br />
gingen naar het theater door een allee van met valschen bloesem bijgewerkte heusche<br />
kerseboomen.’<br />
Zijn stemming werd wat gedrukt. 44 ‘Ik poog hier, in Kyoto, in <strong>de</strong> kou<strong>de</strong> Aprilmaand,<br />
[...] mijn enthouziasme te bewaren’, schreef hij eerst nog. Maar spoedig bracht hij<br />
zelfs dat niet meer op, en beken<strong>de</strong> zijn lezers ronduit: 45 ‘Deze kou<strong>de</strong><br />
kersenbloesem-lente - <strong>de</strong> pruimeboomen bloeien hun bijna roo<strong>de</strong> bloesems, terwijl<br />
<strong>de</strong> sneeuw op hunne twijgen ligt - <strong>de</strong>ze win<strong>de</strong>rige stoffige stad vol vacantie-gedoe,<br />
<strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong> cultuur, die noch visch noch vleesch is, <strong>de</strong>ze menschen - waarover ik<br />
u méér hoop te vertellen - staan mij tegen. En als ik an<strong>de</strong>re “foreigners” ontmoet,<br />
Engelschen of Hollan<strong>de</strong>rs, dan hoor ik, een beetje verbaasd, van hen hetzelf<strong>de</strong> wat<br />
ik nog onuitgesproken dacht: O, Japan! O, <strong>de</strong> Japanners...!’ De hotels vond hij duur,<br />
<strong>de</strong> wegen slecht, <strong>de</strong> taxichauffeurs <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n niet. Grote afkeer boezem<strong>de</strong> hem <strong>de</strong><br />
stank in die opsteeg van met menselijke faecaliën bemeste vel<strong>de</strong>n. Wat positiever<br />
viel zijn waar<strong>de</strong>ring uit <strong>voor</strong> het Nijo-kasteel en <strong>voor</strong> een aantal heiligdommen,<br />
waaron<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Toji-intempel.<br />
Waren <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>tdurend slechte humeuren van <strong>Couperus</strong> alleen aan Japan zelf te<br />
danken? Vermoe<strong>de</strong>lijk niet. Hij had een zeer ernstige ziekte on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n, die nu<br />
spoedig manifest zou wor<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> uitstapje naar <strong>de</strong> tempels en het boeddhistenklooster van Nara eindig<strong>de</strong> nog <strong>voor</strong><br />
het goed en wel begonnen was: er bleek geen plaats meer in <strong>de</strong> trein te zijn.<br />
Teruggekeerd in zijn hotel voel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zich ineens ellendig. Hij kwam niet aan<br />
tafel.<br />
<strong>Een</strong> professor van <strong>de</strong> medische faculteit - Kioto bezat een Hogeschool-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
638<br />
on<strong>de</strong>rzocht hem, wist niet wat hij had en liet zich gemakshalve al na een paar dagen<br />
vervangen door een jonge Japanse dokter met een Wilhelmsnor, die het ook niet<br />
wist. Terwijl het hotel in opwinding verkeer<strong>de</strong> wegens <strong>de</strong> spoedig te verwachten<br />
komst van <strong>de</strong> Prince of Wales, viel het vonnis: <strong>Couperus</strong> zou best wel eens tyfus<br />
kunnen hebben. Het was onvermij<strong>de</strong>lijk dat hij in een Japans ziekenhuis werd<br />
opgenomen.<br />
Hij wil<strong>de</strong> niet. Hij had er, wat niet te verwon<strong>de</strong>ren is, niet <strong>de</strong> minste fiducie in.<br />
Door bemid<strong>de</strong>ling van een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r die ook in het hotel logeer<strong>de</strong> kon <strong>Couperus</strong><br />
opgenomen wor<strong>de</strong>n in het International Hospital te Kobe. De behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> arts, dr.<br />
Barker, kwam hem zelf halen en begeleid<strong>de</strong> hem tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee uren lange,<br />
uitputten<strong>de</strong> treinreis daarheen. Elisabeth kreeg toestemming een kamer naast hem<br />
in het ziekenhuis te betrekken. Zeven lange weken zou hun verblijf daar duren.<br />
Ditmaal luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> diagnose paratyfus, wat later - maar toen had <strong>Couperus</strong> het hospitaal<br />
al verlaten - eveneens onjuist is gebleken. Hij leed hevige pijnen. Het was alsof er<br />
een vos on<strong>de</strong>r zijn ribben zat, die met tan<strong>de</strong>n en nagels zijn ingewan<strong>de</strong>n verscheur<strong>de</strong>.<br />
De behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> arts ried hem aan dat nooit tegen <strong>de</strong> zusters te zeggen: volgens<br />
Japans bijgeloof kon een mens door een vos bezeten raken.<br />
Dagzuster en nachtzuster, Handa en Araya, wissel<strong>de</strong>n elkaar in vaste regelmaat<br />
af en <strong>Couperus</strong> vond het <strong>de</strong> liefste vrouwen die hij in Japan ontmoet had. 46 Vooral<br />
met <strong>de</strong> wat viriele Araya kon hij het goed vin<strong>de</strong>n. Van haar hoor<strong>de</strong> hij een verhaal<br />
over haar neef, die zich eenmaal door een vos bezeten had gewaand. Alleen een<br />
boeddhistische onttovenaar had hem ervan kunnen bevrij<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong>, die veel<br />
over <strong>de</strong>rgelijke vossen bij Lafcadio Hearn gelezen had - in het ziekenhuis las hij<br />
ver<strong>de</strong>r alleen The Japan Advertiser - werd er door gefascineerd. Later heeft hij een<br />
netsuke met een vos gekocht, die in <strong>de</strong> familie nog altijd bewaard wordt.<br />
Aan <strong>de</strong> Japanse verhalen, die na zijn dood on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Het snoer <strong>de</strong>r ontferming<br />
gebun<strong>de</strong>ld zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, is hij op dit tijdstip waarschijnlijk nog niet begonnen.<br />
Door zijn ziekte raakte hij er echter wel al op <strong>voor</strong>bereid, en <strong>de</strong> titel van het boek<br />
heeft niet <strong>voor</strong> niets betrekking op het snoer dat <strong>de</strong> god Amida draagt: 47 ‘... <strong>de</strong><br />
Christelijke God uit mijn kin<strong>de</strong>rbijbel... is zóó ver, zoo ijl van mij gaan afstaan. Toch,<br />
vreemd, als je zoo ziek bent, zóó een pijn lijdt... ga je bid<strong>de</strong>n.’ Op een nacht dat <strong>de</strong><br />
maan in zijn kamer scheen, meen<strong>de</strong> hij Amida te zien, 48 ‘zitten<strong>de</strong> op zijn lotos-bloem<br />
en zacht glimlachend met zijn ietwat vrouwelijken, lieven lach, die geheel ver-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
639<br />
schilt van Boeddha's ongenaakbaarheid. Zie ik... Amida... zoo als ik hem zoo dikwijls<br />
zag in zijn bijtempel, naast <strong>de</strong>n hoofdtempel! Amida is maar een bij-god. Hij is een<br />
uit China ingevoer<strong>de</strong> abstractie, die gerealiseerd werd. Hij is <strong>de</strong> Uitzen<strong>de</strong>r van het<br />
Grenzenlooze Licht.’ Tot Amida bad hij, hem smekend <strong>de</strong> pijnen van hem weg te<br />
nemen.<br />
Tussen zijn aanvallen door is <strong>Couperus</strong>, hoe ziek hij zich ook voel<strong>de</strong>, met<br />
bewon<strong>de</strong>renswaardige plichtsbetrachting steeds zijn reisbrieven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Haagsche<br />
Post blijven schrijven. Van <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> meimaand heeft hij vanuit zijn bed niet veel<br />
gezien. Hij zocht het daarom in beschrijvingen van zijn ziekte, van <strong>de</strong> Japanners ook<br />
als volk. De bewoners van Nippon kwamen er slecht bij hem af! 49 ‘Het is zeer treffend,<br />
hoe zeer velen hunner op apen gelijken. Dit is niet om iets onaangenaams te zeggen;<br />
[...] <strong>de</strong> Japanners zijn <strong>de</strong> Duitschers van het Oosten...’ Teleurgesteld was hij tevens<br />
door het feit dat zijn ziekte hem verhin<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> worstelwedstrij<strong>de</strong>n bij te wonen, die<br />
in mei te Tokio zou<strong>de</strong>n plaatsvin<strong>de</strong>n. Wel moest hij toegeven in Rome al eens Japans<br />
worstelen te hebben gezien, dat van alle ‘sculpturale schoonheid’ gespeend bleek te<br />
zijn: 50 ‘Zij moeten elkaâr omverwerpen, oplichten en leggen, neêrwringen en over<br />
<strong>de</strong>n rug kwakken. Het zijn geen mooie bewegingen. Zij knielen soms neer en zijn<br />
dan als kolossale pad<strong>de</strong>n, met puilen<strong>de</strong> oogen, die elkaar dreigen te bespringen.’ De<br />
kolossen droegen op <strong>de</strong> koop toe lachwekken<strong>de</strong> namen als<br />
Lieflijk-Nijgend-Wilgeboompje of Bries-Doorwaaid-Pruimeboom-Valleitje. Het<br />
was niet bepaald <strong>de</strong> Boekhorststraat.<br />
Zittend aan het raam kon hij op 5 mei toch nog iets zien van het jaarlijks op die<br />
datum gevier<strong>de</strong> karperfeest. Van <strong>de</strong> huizen waar opgroeien<strong>de</strong> jongens woon<strong>de</strong>n<br />
wer<strong>de</strong>n dan papieren of stoffen karpers als een in <strong>de</strong> wind opbollen<strong>de</strong> windvaan<br />
opgelaten, vastgebon<strong>de</strong>n aan een lange bamboe-spriet. De vissen symboliseer<strong>de</strong>n<br />
het tegen <strong>de</strong> stroom op moeten zwemmen, zoals het leven dat van ie<strong>de</strong>re man in <strong>de</strong><br />
maatschappij vroeg of laat eist. Dit was iets wat <strong>Couperus</strong> wel aansprak.<br />
Ein<strong>de</strong>lijk, na zeven moeilijke weken <strong>voor</strong> min of meer genezen verklaard, vertrok<br />
<strong>Couperus</strong> met Elisabeth op een Japanse boot, <strong>de</strong> Shinyo-Maru, naar Yokohama. De<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse consul, Quist, <strong>de</strong>ed hun uitgelei<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> voel<strong>de</strong> zich <strong>voor</strong>al<br />
opgelucht: 51 ‘dat ik niet mijn levensdagen heb behoeven te eindigen in Japan, iets<br />
wat ik niet prettig had gevon<strong>de</strong>n’. - Tij<strong>de</strong>ns het theela<strong>de</strong>n in Shimuzu zag hij <strong>voor</strong><br />
het eerst <strong>de</strong> indrukwekken<strong>de</strong> heilige berg Fujiyama, met zijn nog zwaar besneeuw<strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
640<br />
top. Het maakte, na al het gele<strong>de</strong>n verdriet, veel goed van dit in bijna alle opzichten<br />
mislukt Japans avontuur.<br />
Om aan te sterken nam hij in juni veertien dagen lang absolute rust in het beroem<strong>de</strong><br />
Fujiya-Hôtel bij het Hakone-meer. Soms vielen er stortregens. Conversaties met zijn<br />
opgewekte gids Kawamoto gaven hem echter genoeg stof om zijn reisbrieven ook<br />
hier weer <strong>voor</strong>t te zetten. Ter <strong>voor</strong>bereiding op wat hij toch nog allemaal wil<strong>de</strong> gaan<br />
zien, bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> hij intussen van Ernest F. Fenollosa Epochs of Chinese and Japanese<br />
Art (1913 2 ). 52 Daar hij niets van Japanse mo<strong>de</strong>rne literaruur wist, las hij bovendien<br />
in een Engelse vertaling <strong>de</strong> roman Nami-Ko van Kenjiro Tokutomi. Het boek boei<strong>de</strong><br />
hem wel, <strong>voor</strong>al om het navrante beeld van <strong>de</strong> Japanse vrouw dat <strong>de</strong> schrijver er in<br />
schetste. Dat er een realistische Japanse literatuur bleek te bestaan, was hem een<br />
openbaring. Wat hij daarentegen in Engelse vertalingen aan mo<strong>de</strong>rne Japanse poëzie<br />
savoureer<strong>de</strong>, vond hij niet veel meer dan zielloos maakwerk.<br />
In juli schreef een kennis hem dat het beter was niet naar Tokio te komen, daar<br />
het er benauwd en warm was. Bovendien was het Imperial-Hôtel kort daar<strong>voor</strong><br />
afgebrand. Toen <strong>Couperus</strong> echter een invitatie van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse gezant jhr. De<br />
Graeff ontving, besloot hij toch te gaan en dankbaar gebruik te maken van diens<br />
uitnodiging in het gezantschapsgebouw te komen logeren. Met <strong>de</strong> trein reis<strong>de</strong> hij nu<br />
ein<strong>de</strong>lijk naar <strong>de</strong> hoofdstad: 53 ‘Aan het station te Tokio komt <strong>de</strong> heer De Graeff ons<br />
zelve afhalen en tuffen wij naar <strong>de</strong>n groenen heuvel, waarop in een park onze<br />
Gezantschapsgebouwen liggen. En mochten wij drie allergezelligste dagen<br />
doorbrengen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lieve zorgen van mevrouw De Graeff, zon<strong>de</strong>r in dit frissche<br />
ge<strong>de</strong>elte <strong>de</strong>r hoofdstad iets van warmte of stof te lij<strong>de</strong>n. Het was na het vervelen<strong>de</strong><br />
hôtelleven - het hôtelleven wordt, naarmate het mo<strong>de</strong>rner wordt, al vervelen<strong>de</strong>r en<br />
vervelen<strong>de</strong>r - een niet genoeg te waar<strong>de</strong>eren veran<strong>de</strong>ring: enkele dagen familie-leven<br />
in een groot gezin on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schaduw onzer Ne<strong>de</strong>rlandsche driekleur.’<br />
Tokio zelf vond <strong>Couperus</strong> een gat: groot, lelijk en onbelangrijk. In het Okura<br />
Museum was het licht slecht. De Tokùgawa Mausolea kon<strong>de</strong>n hem niet bekoren. De<br />
Shiba Tempels waren een <strong>de</strong>ceptie. Barbaarse grofhe<strong>de</strong>n wissel<strong>de</strong>n alleen maar af<br />
met mo<strong>de</strong>rne lelijkhe<strong>de</strong>n. En dat was dan Tokio. <strong>Couperus</strong> werd in <strong>de</strong> Japanse<br />
hoofdstad alleen even geroerd door vroomheid aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n en door <strong>de</strong><br />
traditionele verering van ou<strong>de</strong>rs en <strong>voor</strong>ou<strong>de</strong>rs.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
641<br />
Na Tokio bezocht hij <strong>de</strong> gravenstad Nikko nog, die hem met al zijn tempelgebouwen<br />
en grafgesteenten misschien het meest heeft kunnen boeien van al wat hij in Japan<br />
heeft gezien. Dit gold niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kunstvormen die hij er observeer<strong>de</strong>. Hij zei er<br />
over: 54 ‘Het is van eene bewerkelijkheid, die overstelpt en vermoeit. En het wekt<br />
nergens ontroering op, terwijl juist daar buiten <strong>de</strong>ze tempelgebouwen, in <strong>de</strong> sombere<br />
cryptomeria-lanen en ver<strong>de</strong>rop, tusschen <strong>de</strong> watervallen, <strong>de</strong> emotie niet ophield u te<br />
doortrillen.’ - In Kamakura zag hij het beroem<strong>de</strong> kolossale bronzen Dai-Butzu beeld,<br />
‘dat is <strong>de</strong> Groote Boeddha, maar die om <strong>de</strong> houding <strong>de</strong>r vingers - duimtoppen tegen<br />
elkaâr, - een Amida is’. Hier moest hij erkennen: 55 ‘De indruk, dien het kolossale<br />
beeld maakt, is overstelpend.’ Desondanks vond hij het toch te streng van opvatting<br />
om er werkelijk door geraakt te kunnen wor<strong>de</strong>n. Hij miste er het menselijke in, dat<br />
wat hij juist in het wezen van Amida zo lief had. Bij Kamakura heeft <strong>Couperus</strong> op<br />
een augustusmiddag ook nog kennis kunnen maken met het No-spel.<br />
Het moment van <strong>de</strong> thuisreis begon nu werkelijk te na<strong>de</strong>ren. Met Elisabeth reis<strong>de</strong><br />
hij daartoe eerst terug naar Yokohama. Samen met zijn gids Kawamoto bezocht<br />
<strong>Couperus</strong> - ditmaal nam hij Betty niet mee! - op <strong>de</strong> valreep daar nog <strong>de</strong> Groene<br />
Huizen, <strong>de</strong> hoerenwijk, Yoshiwara. Zijn informaties hierover ontleen<strong>de</strong> hij aan een<br />
boek van J.E. De Becker, The Nightless City (1905) 2 . Wat hij te zien kreeg, schokte<br />
hem diep. In <strong>de</strong> zes huizen die hij bezocht bleken <strong>de</strong> vrouwen als slavinnen achter<br />
tralies te zitten, ze poe<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n zich of ze rookten, afwachtend in wat hij noemt een<br />
‘navrant, stil in zich geduwd leed. Slechts in één huis lachten <strong>de</strong> vrouwen’. - El<strong>de</strong>rs<br />
zag hij geisja's. Ook hun aanblik en bedrijf maakte hem neerslachtig: 56 ‘<strong>Een</strong> diep<br />
treurige toestand van vrouwelijke ellen<strong>de</strong> schuilt achter het vertoon <strong>de</strong>zer Japansche<br />
“amuseuses”. En ik kan het niet helpen, zij museeren mij niet, <strong>de</strong> arme kin<strong>de</strong>ren, als<br />
eenmaal mijn blik die ellen<strong>de</strong> heeft doorpeild.’<br />
Met <strong>de</strong> Franse mail - <strong>de</strong> André Lebon, van <strong>de</strong> Messageries Maritimes - verliet het<br />
echtpaar, zon<strong>de</strong>r veel spijt, om het zacht uit te drukken, in <strong>de</strong> eerste dagen van<br />
augustus Dai-Nippon om koers te zetten naar Singapore. Zij had<strong>de</strong>n het <strong>voor</strong>nemen<br />
daar op <strong>de</strong> Johan <strong>de</strong> Witt over te stappen. De zomerwarmte <strong>de</strong>ed zich nu goed voelen.<br />
<strong>Couperus</strong> vrees<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze maand ‘<strong>de</strong>r tropische zonnebran<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>r<br />
erbarminglooze tyfonen’. Yokohama was al zeer warm geweest.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
642<br />
Maar <strong>de</strong> zeereis viel erg mee. In Sjanghai kocht Elisabeth <strong>voor</strong> Van Oss, die daar<br />
speciaal om gevraagd had, een mooie Chinese zij<strong>de</strong>n mantel. 57 Ze bleven er zeer kort<br />
aan wal. Toch voeren zij niet meteen <strong>de</strong> zee weer op. Juist bij het verlaten van <strong>de</strong><br />
haven werd namelijk <strong>de</strong> eerste tyfoon aangekondigd. Samen met een menigte an<strong>de</strong>re<br />
schepen bleef <strong>de</strong> André Lebon rustig wachten tot <strong>de</strong> orkaan, die <strong>voor</strong>eerst alleen nog<br />
maar in <strong>de</strong> hogere luchtlagen rondtol<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>bijgetrokken zou zijn. Het rivierwater<br />
rimpel<strong>de</strong> zich nauwelijks. El<strong>de</strong>rs echter zou zich een vreselijke ramp voltrekken, zo<br />
hoor<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth in Hongkong: geheel Swatow werd in die dagen door<br />
<strong>de</strong> tyfoon verwoest. Tienduizen<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n het slachtoffer.<br />
Haiphong, Saigon, en ten slotte dan Singapore. Na zich te hebben ontscheept<br />
stapten zij <strong>voor</strong> enkele weken af in The Europe Hotel, wachtend op <strong>de</strong> boot naar<br />
Ne<strong>de</strong>rland. - Hier schreef <strong>Couperus</strong> zijn laatste, niet <strong>voor</strong> publikatie bedoel<strong>de</strong>, maar<br />
gelukkig wel bewaar<strong>de</strong> reisbrief aan Van Oss. 58 Het is een boeiend stukje proza, dat<br />
gegevens van heel verschillen<strong>de</strong> aard blijkt op te leveren.<br />
23 Aug. XXII.<br />
‘Waar<strong>de</strong> Van Oss.<br />
Mijn laatste brief uit het Oosten. Komt vermoe<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> mij aan. Ik ontving je<br />
laatste schrijven hier. Lees er met smart uit, dat het pakket fotografieën, dat wij je<br />
aangeteekend uit Soerabaia verzon<strong>de</strong>n, niet terecht is. Wanor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Indische Post.<br />
Het is doodjammer. Ik beging <strong>de</strong> fout het niet in mijn koffer te behou<strong>de</strong>n maar koffers<br />
wor<strong>de</strong>n zoo vol op reis. Dus <strong>de</strong> foto's, met zorg verzameld, zijn weg. Laat ons er niet<br />
over zeuren. Er is zooveel “weg” in <strong>de</strong> wereld. Er is veel te verhelpen: ik zal schrijven<br />
aan Hacks (Garoetsche hôtelier) en Tilly Weissenborn, om ons vele nieuwe te zen<strong>de</strong>n.<br />
Dus niet wanhopig zijn. Te reclameeren aan het snertpostkantoor te Soerabaia zoû<br />
niets geven.<br />
Ik schreef je juist over vermin<strong>de</strong>ring van copie, toen ik je brief ontving. Iks heb<br />
toch veel aardigs over Japan ook kunnen geven. Ik hoop, dat je tevre<strong>de</strong>n bent over<br />
mijn werk. Als <strong>de</strong> gevier<strong>de</strong> schrijver een roman schrijft, heeft hij maling aan het<br />
publiek maar <strong>de</strong>ze schetsen moesten een zekeren toon en accent hebben en ik heb<br />
dus volstrekt geen maling aan je oor<strong>de</strong>el en hoop van harte, dat het werk was, zoo<br />
als je verwachtte. Nu, dat mag ik wel gelooven.<br />
Wij hebben een pracht-jas <strong>voor</strong> je gevon<strong>de</strong>n, ik meen mijn vrouw, in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
643<br />
Shanghai: dat is dus in or<strong>de</strong>. Het is een mooi, antiek stuk, niet bepaald om te dragen<br />
meer als sieraad. Maar wij kon<strong>de</strong>n toch geen prul <strong>voor</strong> je meê brengen, die waren er<br />
te kust en te keur.<br />
En je woont in het ou<strong>de</strong> huis van <strong>de</strong> grootou<strong>de</strong>rs van mijn vrouw. Zij had er wat<br />
treurige meisjesjaren on<strong>de</strong>r haar Calvinistische grootmoe<strong>de</strong>r. Wij trouw<strong>de</strong>n er uit en<br />
Eline Vere las ik er <strong>voor</strong> aan mijn nichtjes, toen ik het schreef.<br />
Mijn ou<strong>de</strong> schoonmoe<strong>de</strong>r (mijn eigen cousine-germaine) reist met ons meê terug<br />
naar Holland. Oud, invali<strong>de</strong> en zon<strong>de</strong>r een cent, vond ik, dat zij niet meer in Indië<br />
kon blijven, nu alle familie en kennissen langzamerhand weggaan. Wij brengen haar<br />
naar De Steeg, waar zij wonen gaat bij mijn zwager en schoonzuster Weynaendts<br />
van Resandt, een prachtige naam, maar ook geen kopeken. Enfin, mama is innig blij<br />
en hoopt gauw haar kleinkin<strong>de</strong>ren te zien.<br />
Schrik niet als je mij ziet. Ik ben broodmager. Na <strong>de</strong> paratyfus is een leverziekte<br />
gevolgd - zoo iets gebeurt bijna altijd - en als mijn lever gezwollen is, loop ik als<br />
een ou<strong>de</strong> man met een stok, waarop ik steun. En al mijn shantung en an<strong>de</strong>re jasjes<br />
slobberen om mij heen!<br />
Zoodra ik in Den Haag ben, meld ik je dat en kom ik bij je of kom je bij mij, als<br />
ik niet kan. Ik ben soms nog heel, heel ziek. Ik heb een heele boel met je te bepraten.<br />
En nu beste vriend, vele groeten van mijn lieve vrouw, die zich goed houdt met<br />
<strong>de</strong>n geestkracht, als alleen een vrouw heeft maar soms wel verdrietig is, als zij die<br />
lange, magere staak ziet, die haar man is. Tot ziens, als <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n het willen!! <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>.’<br />
De brief verschaft ons inlichtingen van uiteenlopen<strong>de</strong> aard. De verloren gegane foto's,<br />
die <strong>Couperus</strong> in Garoet van Thilly Weissenborn had betrokken, 59 waren bestemd als<br />
illustraties bij <strong>de</strong> in Oostwaarts te bun<strong>de</strong>len Indische reisbrieven. Dat het ongeluk<br />
van het wegraken in<strong>de</strong>rdaad verholpen kon wor<strong>de</strong>n, bewijst <strong>de</strong> boekuitgave zoals<br />
die uitein<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n is. On<strong>de</strong>r vele foto's wordt het atelier van Thilly<br />
Weissenborn vermeld: ‘Foto “Lux”, Garoet.’ Ook <strong>de</strong> zo behulpzame heer Hacks zijn<br />
wij in Garoet al tegengekomen. 60 Dat <strong>Couperus</strong> niet wenste te reclameren bij het<br />
postkantoor van Soerabaja, hangt vanzelfsprekend samen met zijn negatieve opinie<br />
over die stad: het inci<strong>de</strong>nt met zijn lezing in het theater was hij nog niet vergeten.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
644<br />
Het lijkt er wel op dat <strong>Couperus</strong> in Singapore opnieuw ziek is gewor<strong>de</strong>n. Voor het<br />
eerst horen wij in <strong>de</strong>ze brief iets over een leverziekte, waar hij aan bleek te lij<strong>de</strong>n en<br />
waar hij op <strong>de</strong> terugreis ook <strong>voor</strong> behan<strong>de</strong>ld is. De werkelijke aard van <strong>de</strong>ze kwaal<br />
is niet bekend. Als het kanker is geweest - het staat in elk geval vast dat hij er veel<br />
ernstiger aan toe was dan hij zelf in Singapore heeft geweten - betekent dit dat zijn<br />
lot toen al bezegeld was. Zijn krachten waren hoe dan ook danig on<strong>de</strong>rmijnd.<br />
<strong>Een</strong> merkwaardig geval, waar hij wel zeer door gefrappeerd geweest zal zijn, mag<br />
Van Oss' verhuizing naar Sofialaan 12 genoemd wor<strong>de</strong>n: uitgerekend het huis immers<br />
waar zowel <strong>Couperus</strong> zelf als <strong>voor</strong>al ook Elisabeth zoveel herinneringen aan<br />
bewaar<strong>de</strong>n. Heeft hij het later, na zijn thuiskomst in Den Haag, weer teruggezien? -<br />
Wat het calvinisme van zijn tante Wilhelmina Baud betreft, nergens an<strong>de</strong>rs vermeldt<br />
hij dit, zijn vroegere jeugdherinneringen uitgezon<strong>de</strong>rd, waarin hij een kerkelijke tante<br />
beschreef van wie hij ‘vond, dat zij gelijk had...’ 61<br />
De datering van <strong>de</strong> brief, 23 augustus, bewijst dat <strong>Couperus</strong> zich geruime tijd in<br />
Singapore heeft opgehou<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> thuisreis zou drie weken duren, en hij keer<strong>de</strong> pas<br />
10 oktober in Ne<strong>de</strong>rland terug: Hoe moe en ziek hij nog was, blijkt uit een an<strong>de</strong>re,<br />
op don<strong>de</strong>rdag 31 augustus aan Johan <strong>de</strong> Meester uit het Europe Hotel geschreven<br />
brief. 62 De Meester bevond zich toen met een vriendin eveneens in Singapore en<br />
<strong>Couperus</strong> had hem uitgenodigd te komen dineren. Maar het kon niet doorgaan, schreef<br />
hij twee dagen <strong>voor</strong>dien: ‘Het is pure overmoed van mij geweest als gastheer te<br />
willen optre<strong>de</strong>n en Mevrouw <strong>de</strong> Decker en U zaterdag a.s. aan onze tafel te noodigen.<br />
Ik voel mij werkelijk te zwak tot eenige conversatie en gezellig samenzijn. Ik neem<br />
ook tegenwoordig mijne malen in mijne kamer omdat <strong>de</strong> hevige wind en <strong>de</strong> electrische<br />
fans mij in <strong>de</strong> eetzaal, <strong>voor</strong>al met een zieken schou<strong>de</strong>r [?!], zoo martelen, dat het niet<br />
is uit te hou<strong>de</strong>n. Vergeef mij dus, dat wij U Uw woord hierbij teruggeven. Het doet<br />
ons erg leed.’<br />
<strong>Couperus</strong> moest in Singapore op Elisabeths moe<strong>de</strong>r wachten, zij zou mee terug<br />
naar Holland gaan en hij <strong>de</strong>ed haar <strong>de</strong> passage ca<strong>de</strong>au. Met haar chtenzeventig jaren<br />
was zij er overigens min<strong>de</strong>r slecht aan toe dan hijzelf, 63 De ou<strong>de</strong> dame zou bij <strong>de</strong><br />
Wijnaendtsen in De Steeg gaan wonen - wier naam <strong>Couperus</strong> blijkbaar nooit goed<br />
heeft leren spellen! - en naast hun huis zou <strong>Couperus</strong> zelf ten slotte in 1923 het zijne<br />
bouwen.<br />
Rekenen wij terug, dan moet <strong>Couperus</strong> zich kort na half september<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
645<br />
ein<strong>de</strong>lijk op <strong>de</strong> Johan <strong>de</strong> Witt ingescheept hebben. Na zijn terugkeer ontving hij, in<br />
Hotel <strong>de</strong> Bellevue tegenover <strong>de</strong> Haagse Koekamp, op 13 oktober Henri Borel. Met<br />
hem heeft hij toen langdurig gesproken. 64<br />
Hij was toen juist Borels Het schoone eiland aan het lezen. Uit hun gesprekhoren<br />
wij allerlei over zijn ziekte. Die vrijdagmiddag om vier uur trof Borel hem aan in<br />
‘<strong>de</strong>n salon, op <strong>de</strong>n hoek van Bezui<strong>de</strong>nhout-Rijnstraat, Ie étage, waar ik <strong>de</strong>n mondainen,<br />
artistieken toerist in een zeer gesoigneer<strong>de</strong>, gezellige lappemand vond, die hij<br />
<strong>voor</strong>eerst niet mag verlaten. Er werd thee besteld, en toast, en wat al niet, en on<strong>de</strong>r<br />
dit “petit goûter” vertel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> mij allerlei van zijn reizen en we<strong>de</strong>rvaren. Laat<br />
ik eerst zeggen, dat hij er volstrekt niet zoo ziek uit zag als ik gevreesd had, maar<br />
wèl wat vermagerd en wat <strong>de</strong>ftig heet “souffrant”.’<br />
Het blijkt dat <strong>Couperus</strong> na <strong>de</strong> zeven hospitaalweken te Kobe steeds verhoging van<br />
temperatuur is blijven hou<strong>de</strong>n. Toen hij in Singapore leunend op zijn stok aan boord<br />
ging, stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> scheepsarts nog zon<strong>de</strong>r hem on<strong>de</strong>rzocht te hebben <strong>de</strong> diagnose die<br />
<strong>Couperus</strong> al ken<strong>de</strong>: leverziekte. Met een toevallig aan boord aanwezige militaire arts,<br />
overste dokter De Granada, gespecialiseerd in dit soort kwalen, werd consult<br />
gehou<strong>de</strong>n. <strong>Couperus</strong> kreeg <strong>voor</strong>lopig injecties. Ongetwijfeld hebben zij hem ook op<br />
dieet gezet. De behan<strong>de</strong>ling ten spijt hoor<strong>de</strong> hij naar zijn zeggen achteraf, ‘dat ze<br />
niet dachten dat ik Port-Saïd halen zou, en er is ernstig kwestie van geweest, dat ik<br />
in Genua aan wal zou moeten om direct geopereerd te wor<strong>de</strong>n, zóó erg was het. Ik<br />
wou echter niet en ben tóch <strong>de</strong> Golf van Biskaye maar doorgegaan. Doodmoe kwam<br />
ik in Amsterdam aan.’<br />
De Haagse dokter Bosch, die <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling samen met een uit Indië afkomstige<br />
arts, Van <strong>de</strong>r Scheer, overnam, verbood hem <strong>voor</strong>lopig het hotel te verlaten. ‘En nu<br />
ben ik hier opgesloten’, verklaar<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong>. ‘Ik mag volstrekt niet uit, ik moet twee<br />
uren's middags daar op die chaiselongue liggen, maar dat houd ik niet uit, het is<br />
verschrikkelijk zoo thuis zitten, ofschoon ik hier heel prettig gelogeerd ben. Zie je,<br />
hier in Bellevue is 't zoo echt <strong>de</strong>n Haag, dit plekje hier, met <strong>de</strong>n Hertenkamp, en dat<br />
mooie bosch, en al 't verkeer hier langs, is nu zoo echt Haagsch. De directeur van<br />
Bellevue heeft mij dit salonnetje, waar ik zoo'n mooi uitzicht heb, <strong>voor</strong> heel weinig<br />
afgestaan, allerliefst van hem.’<br />
Van tijd tot tijd moest <strong>Couperus</strong> pijnlijke puncties on<strong>de</strong>rgaan. Overigens bleek<br />
niet alleen zijn lever aangetast te zijn, ook zijn longen waren niet in or<strong>de</strong>. Me<strong>de</strong><br />
wegens het gevaar van longontsteking mocht hij <strong>voor</strong>-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
646<br />
lopig niet in <strong>de</strong> open lucht. Daar hij dus ook Van Oss niet kon bezoeken, kwam <strong>de</strong>ze<br />
zelf naar Bellevue. Over <strong>Couperus</strong>' reisbrieven heeft hij daar verklaard: 65 ‘Het is<br />
precies geweest wat we van je verwacht had<strong>de</strong>n.’ Dit gaf <strong>Couperus</strong> veel voldoening,<br />
waar hij dan ook alle recht op had. ‘Ik ben zoo royaal en coulant behan<strong>de</strong>ld als je je<br />
maar <strong>de</strong>nken kunt’, zei hij, ‘maar mijn grootste satisfactie is toch, dat ze over mijn<br />
werk tevre<strong>de</strong>n zijn.’<br />
Intussen maakte Elisabeth het huis Hoogewal weer <strong>voor</strong> bewoning in or<strong>de</strong>. Het<br />
echtpaar had daar een verdieping aangehou<strong>de</strong>n en hoopte er <strong>de</strong> winter door te brengen.<br />
Toen al was <strong>Couperus</strong> echter vastbesloten zo kort mogelijk in Den Haag te blijven.<br />
Hij wenste geen stereotype ou<strong>de</strong> Haagse meneer te wor<strong>de</strong>n. Borel vertelt aan het slot<br />
van zijn verhaal: ‘Wij ston<strong>de</strong>n nog even het prachtige herfstpanorama van Hertenkamp<br />
en Haagsche Bosch te bewon<strong>de</strong>ren en voel<strong>de</strong>n ons opeens echte Hagenaars en toch<br />
ook weer niet. “Kijk, daar gaan weer zoo'n paar echte Haagsche ou<strong>de</strong> heeren”, zei<strong>de</strong><br />
hij... “Den Haag heeft een specialiteit van <strong>de</strong>ftige ou<strong>de</strong> heeren, kijk die nu eens<br />
loopen, zie je, zóó wil ik nooit wor<strong>de</strong>n en jij ook niet, dat weet ik, ik moet jonge<br />
gezichten zien om me, neen, zóó kan ik nooit wor<strong>de</strong>n en jij ook niet, je weet wel wat<br />
ik bedoel, het echte Haagsche <strong>de</strong>ftige, geposeer<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> heertje met dat typische<br />
loopje, dat niets te doen heeft... Neen, mon cher confrère”’.<br />
<strong>Een</strong>maal terug op <strong>de</strong> Hoogewal ging het ook daar nog niet goed. Aan Maurits<br />
Wagen<strong>voor</strong>t schreef <strong>Couperus</strong>, nog op 31 oktober: 66 ‘... ik ben ziek, beslist ziek (lever<br />
en long), lever verhin<strong>de</strong>rt mij te loopen, long maakt mij conversatie moeilijk, het<br />
geheel is ellendig. Als <strong>de</strong> zon schijnt mag ik's morgens even buiten, an<strong>de</strong>rs is het<br />
parool rusten. Ik ontvang dan ook niemand. Het maakt me alles zoo moe. Dus tot<br />
later en vergeef me...’ Ruim twee maan<strong>de</strong>n nadien schreef hij hem nog, op 10 januari: 67<br />
‘Waar zijn <strong>de</strong> schoone Italiaansche maan<strong>de</strong>n, dagen... en uren...!?’<br />
De Haagsche Post, die nog flink achterliep met <strong>de</strong> reisbrieven uit Nippon, bleef<br />
<strong>de</strong>ze tot en met 5 mei 1923 publiceren. Hoewel Japan zo tegen- gevallen was, vond<br />
<strong>Couperus</strong> er nu toch een bron van inspiratie in. Zoals hij De ongelukkige had<br />
geschreven na Spanje, waar hij evenmin ooit hoopte terug te komen, zo wijd<strong>de</strong> hij<br />
zich nu aan <strong>de</strong> reeks Japanse verhalen en legen<strong>de</strong>n, die postuum in 1924 zou<strong>de</strong>n<br />
verschijnen als Het snoer <strong>de</strong>r ontferming.<br />
Het verschil tussen <strong>de</strong> oerwou<strong>de</strong>n van Sumatra, <strong>de</strong> paleizen <strong>de</strong>r hoge Indische<br />
ambtenaren, <strong>de</strong> grandioze zeereizen aan <strong>de</strong> ene kant en <strong>de</strong> dui-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
647<br />
ventil die Hoogewal 2 heette aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re, moet <strong>Couperus</strong> die winter wel zeer zwaar<br />
gevallen zijn. Met zijn wankele gezondheid werd het hem meer en meer dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat hij zulke grote reizen niet meer zou kunnen on<strong>de</strong>rnemen. Hoewel hij aanvankelijk<br />
het plan had gehad zijn ou<strong>de</strong> dag in een a<strong>de</strong>llijk Italiaans palazzo te gaan slijten,<br />
ergens in een klein stadje, moest hij nu ook daar wel van afzien.<br />
In Den Haag kon hij het echter niet uithou<strong>de</strong>n. Het leven was er te duur, het bracht<br />
ook te veel maatschappelijke beslommeringen met zich mee. Met schrijven kon hij,<br />
om <strong>de</strong>n bro<strong>de</strong>, niet ophou<strong>de</strong>n. Wel echter wil<strong>de</strong> hij het veel rustiger aan gaan doen.<br />
Tegen zo hard zwoegen als hij tussen 1915 en 1920 haal gedaan, voel<strong>de</strong> hij zich niet<br />
meer opgewassen.<br />
Zo werd het plan De Steeg geboren: een eigen huis, in <strong>de</strong> provincie, waar <strong>voor</strong>al<br />
Elisabeth erg naar verlang<strong>de</strong>. Van haar, die altijd op <strong>de</strong> achtergrond was gebleven<br />
maar van wier onuitputtelijk geduld altijd alles laad afgehangen, had <strong>de</strong><br />
Indisch-Japanse reis zoveel gevergd, dat zij nu ein<strong>de</strong>lijk wel eens tot zichzelf wil<strong>de</strong><br />
komen. - Maar het land van Orlando was uit <strong>de</strong>n boze. Het werd Gel<strong>de</strong>rland, dicht<br />
bij haar moe<strong>de</strong>r en haar zuster.<br />
Eindnoten:<br />
1 Oostwaarts, 4.<br />
2 I<strong>de</strong>m, 10.<br />
3 I<strong>de</strong>m, 13.<br />
4 Geciteerd door Vogel, <strong>Couperus</strong>, 210, uit Jan Feith, Voorbijgangers (1925). Zie ook De<br />
Schakelaar (1933), 21-22.<br />
5 Oostwaarts, 13.<br />
6 De tekening is vermoe<strong>de</strong>lijk van Willy Sluiter. Zie Alexan<strong>de</strong>r Coret, ‘Nectar noch ambrozijn<br />
II’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1982), 20 februari.<br />
7 Oostwaarts, 18.<br />
8 I<strong>de</strong>m, 23.<br />
9 I<strong>de</strong>m, 26.<br />
10 I<strong>de</strong>m, 35.<br />
11 I<strong>de</strong>m, 45.<br />
12 I<strong>de</strong>m, 63.<br />
13 I<strong>de</strong>m, 70.<br />
14 I<strong>de</strong>m, 89.<br />
15 I<strong>de</strong>m, 107.<br />
16 I<strong>de</strong>m, 109-110.<br />
17 I<strong>de</strong>m, 110.<br />
18 I<strong>de</strong>m, 113.<br />
19 I<strong>de</strong>m, 119.<br />
20 Javabo<strong>de</strong> (1921), <strong>de</strong>cember. Niet na<strong>de</strong>r gedateerd knipsel in het Letterkundig Museum.<br />
21 Bataviaasch Han<strong>de</strong>lsblad (1921), 15 <strong>de</strong>cember.<br />
22 Oostwaarts, 141-142.<br />
23 Zie over haar en haar werk nu Ernst Drissen, Vastgelegd <strong>voor</strong> later. Indische foto's (1917-1942)<br />
van Thilly Weissenborn (1983).<br />
24 Oostwaarts, 181.<br />
25 I<strong>de</strong>m, 190.<br />
26 I<strong>de</strong>m, 207.<br />
27 I<strong>de</strong>m, 218.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
28 M. Revis, ‘Niet naar <strong>Couperus</strong> gaan’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1963), 8 juni. Zie ook Vogel,<br />
<strong>Couperus</strong>, 215-218. - Tijdgenoten in Den Haag hebben van het gebeur<strong>de</strong> kennis kunnen nemen<br />
door een artikel in Het Va<strong>de</strong>rland van 11 maart 1922 (‘Over <strong>Couperus</strong>' lezingen in Indlë’).<br />
29 De Rid<strong>de</strong>r, <strong>Couperus</strong>, 50-52.<br />
30 Oostwaarts, 208.<br />
31 I<strong>de</strong>m, 211.<br />
32 I<strong>de</strong>m, 216.<br />
33 I<strong>de</strong>m, 219.<br />
34 V. Tricht, Verkenning, 7, was een an<strong>de</strong>re mening toegedaan, en citeer<strong>de</strong> niet zon<strong>de</strong>r voldoening<br />
wat oud-minister Treub er on<strong>de</strong>r had geschreven: ‘Je moet het maar durven.’<br />
35 Oostwaarts, 248.<br />
36 I<strong>de</strong>m, 253.<br />
37 I<strong>de</strong>m, 258.<br />
38 I<strong>de</strong>m, 259.<br />
39 Nippon, 5.<br />
40 I<strong>de</strong>m, 16.<br />
41 I<strong>de</strong>m, 28 e.v.; 58.<br />
42 I<strong>de</strong>m, 24.<br />
43 I<strong>de</strong>m, 29.<br />
44 I<strong>de</strong>m, 50.<br />
45 I<strong>de</strong>m, 57-58.<br />
46 I<strong>de</strong>m, 82.<br />
47 I<strong>de</strong>m, 90.<br />
48 I<strong>de</strong>m, 90-91.<br />
49 I<strong>de</strong>m, 95.<br />
50 I<strong>de</strong>m, 101.<br />
51 I<strong>de</strong>m, 107.<br />
52 I<strong>de</strong>m, 128.<br />
53 I<strong>de</strong>m, 148.<br />
54 I<strong>de</strong>m, 173.<br />
55 I<strong>de</strong>m, 180. - Niet zon<strong>de</strong>r leedvermaak meent V. Tricht, Verkenning, 236 noot 33 hier R.H. van<br />
Gulik te mogen bijvallen die, <strong>voor</strong>bijziend aan het feit dat <strong>Couperus</strong> in Japan een doodzieke en<br />
diep vermoei<strong>de</strong> reiziger was, opgemerkt zou hebben: ‘Nippon is een bewijsstuk dat hij niet<br />
ontvankelijk was <strong>voor</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst.’<br />
56 I<strong>de</strong>m, 210.<br />
57 Dit blijkt uit <strong>de</strong> hieron<strong>de</strong>r volgen<strong>de</strong> brief van <strong>Couperus</strong> aan Van Oss.<br />
58 Particulier bezit. Zie F.L. Bastet, ‘Waar<strong>de</strong> Van Oss’, in Orion (1984), I nr. 6, 41-45. - Id.,<br />
Waar<strong>de</strong> Van Oss (1987).<br />
59 Zie hoofdstuk zes, 4, noot 23.<br />
60 Oostwaarts, 142 e.v.<br />
61 ‘Toen ik een kleine jongen was’, in De zwaluwen neêr gestreken..., 69.<br />
62 Brievencollectie Letterkundig Museum, Den Haag.<br />
63 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 229. - Vgl. R. Nieuwenhuys, ‘De Indische wereld van <strong>Couperus</strong>’, in Hollands<br />
Maandblad 5, 192/193 (juli/aug. 1963), 19: ‘Kort <strong>voor</strong> zijn dood heeft hij nog <strong>de</strong><br />
overtochtskosten <strong>voor</strong> zijn schoonmoe<strong>de</strong>r betaald die in Indië zat, inclusief <strong>de</strong> heen- en terugreis<br />
van een baboe.’<br />
64 Henri Borel, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> in Den Haag’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1932), 15 oktober.<br />
65 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
66 V. Booven, Leven, 263.<br />
67 I<strong>de</strong>m.<br />
IV [1922-1923]<br />
Ziek of niet, er moest weer geld verdiend wor<strong>de</strong>n. Wanneer <strong>Couperus</strong> precies aan<br />
zijn Japanse verhalen begonnen is laat zich moeilijk vaststellen. In <strong>de</strong> loop van het<br />
<strong>voor</strong>jaar publiceer<strong>de</strong> hij er enkele zowel in Het Va<strong>de</strong>rland - te beginnen met De<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
sneeuwfee 1 - als in Groot-Ne<strong>de</strong>rland. 2 In elk geval was hij er al eer<strong>de</strong>r mee doen<strong>de</strong>,<br />
daar hij op 4 maart repte van ‘werk, dat mij <strong>de</strong>zer dagen te veel bezig houdt’. 3<br />
Omdat <strong>de</strong> Haagsche Post <strong>voor</strong>lopig nog over voldoen<strong>de</strong> kopij beschikte, hervatte<br />
<strong>Couperus</strong> zijn zondagse Va<strong>de</strong>rland-feuilletons. 4 Hij zette een reeks Intieme impressies<br />
op, die zou<strong>de</strong>n uitgroeien tot een veertiental. 5 De inhoud moest, zoals ook bij zijn<br />
vroegere Epigrammen, 6 enigszins actueel zijn. Tevens beschouw<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het<br />
echter als een soort dagboek-bla<strong>de</strong>n, waarin hij herinneringen, overpeinzingen en al<br />
wat hem ver<strong>de</strong>r door het hoofd speel<strong>de</strong> wil<strong>de</strong> vastleggen. <strong>Een</strong> enkele keer schreef<br />
hij ter afwisseling een verhaal of een meer essayistisch getint artikel.<br />
Hierdoor weten wij dat hij eind januari 1923 voldoen<strong>de</strong> hersteld was<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
648<br />
om 's avonds weer eens naar <strong>de</strong> opera te gaan. Hij genoot van <strong>de</strong> Aïda, <strong>voor</strong>al van<br />
<strong>de</strong> Duitse tenor Alexan<strong>de</strong>r Kirchner als Radames. 7 In het buitenland had hij echter<br />
te mooie <strong>voor</strong>stellingen gezien om niet zeer kritisch tegenover <strong>de</strong> enscenering te<br />
staan. Eigenlijk beschouw<strong>de</strong> hij opera als een overleefd genre: 8 ‘En eenmaal zal geen<br />
opera meer wor<strong>de</strong>n gezongen, waag ik te <strong>voor</strong>spellen, nog eer<strong>de</strong>r misschien dan geen<br />
roman wordt geschreven.’ De toon van <strong>de</strong>ze eerste schets is weer geheel die van <strong>de</strong><br />
badineren<strong>de</strong> dandy zon<strong>de</strong>r leeftijd. Men ontkomt moeilijk aan <strong>de</strong> indruk dat <strong>Couperus</strong><br />
in zijn hart eigenlijk heel gelukkig was weer thuis te zijn in <strong>de</strong> hem vertrouw<strong>de</strong><br />
omgeving. - Het zondagsblad waar dit feuilleton in stond gebruikte hij om er een<br />
exemplaar van Iskan<strong>de</strong>r in te pakken. 9 Dit boek wil<strong>de</strong> hij namelijk ca<strong>de</strong>au doen aan<br />
zijn kachelsmid Kees, die zich tot zijn niet geringe voldoening lovend over Majesteit<br />
uitte toen hij, Kees, <strong>de</strong> schoorsteen kwam repareren. <strong>Couperus</strong> beschrijft dit in <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> schets. De lichte toets ervan komt die van zijn beste vroegere verhalen, zoals<br />
bij <strong>voor</strong>beeld Korte arabesken, nabij.<br />
Steeds meer begon hij zijn ou<strong>de</strong> leventje weer op te nemen. Zijn in Afrika door<br />
<strong>de</strong> lectuur van P.M.C. Toepoels boek over <strong>de</strong> bokssport, en bovendien ook door het<br />
optre<strong>de</strong>n van Carpentier, gewekte belangstelling <strong>voor</strong> wat hij noem<strong>de</strong> <strong>de</strong> ‘e<strong>de</strong>le kunst<br />
<strong>de</strong>r zelfver<strong>de</strong>diging’, bracht hem er toe bij Toepoel zelf in <strong>de</strong> Johannes<br />
Camphuysstraat boks<strong>de</strong>monstraties te gaan bijwonen. 10 <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re keer begaf hij<br />
zich naar het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen om er zich op <strong>de</strong> hoogte te<br />
stellen ‘van <strong>de</strong> “Einsteinsche” theorieën, geïllustreerd door lichtbeel<strong>de</strong>n’. Zijn reactie<br />
hierop was welhaast <strong>voor</strong>spelbaar: 11 ‘Wat kan het mij schelen een ietsje knapper te<br />
zijn dan gisteren en te moeten gelooven, dat een lichtstraal zijn bron met meer<strong>de</strong>re<br />
of min<strong>de</strong>re snelte verlaat dan ik dacht of dat het geheele wereldbeeld, dat ik had<br />
opgebouwd in mijne, van Poëzie doormischte, verbeeldingen, een illuzie blijkt? Ik<br />
wil in mijn illuzies gelukkig zijn.’<br />
<strong>Couperus</strong> had <strong>de</strong> leeftijd bereikt waarop hij niet zozeer las als wel herlas. In een<br />
van zijn feuilletons vertelt hij hoe hij opnieuw gegrepen werd door Thérèse Raquin<br />
van Emile Zola. Vroeger, toen hij een jaar of twintig was, had hij het boek samen<br />
met Frans Netscher gelezen. Ook nu weer trof het hem zozeer als een groot<br />
meesterwerk, dat hij in een enthousiaste tira<strong>de</strong> warme woor<strong>de</strong>n van waar<strong>de</strong>ring aan<br />
Zola wijd<strong>de</strong>. Immers, 12 ‘... allen wie mèt ons toen, in die jaren, het beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Proza<br />
zijn gaan<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
649<br />
schrijven, waren Zola's leerlingen, vergeten wij dat nooit, welke wegen wij later<br />
insloegen, welke àn<strong>de</strong>re, i<strong>de</strong>ëlere verschieten ons ver<strong>de</strong>r lokten, welke i<strong>de</strong>alen ons<br />
hooger toewenkten ons toch te bevrij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> eerste boei en beklemming, die van<br />
het Naturalisme, dat toch, niettegenstaan<strong>de</strong> zijn rulle wreedheid, onze zuiverreine<br />
opvoe<strong>de</strong>r is geweest in <strong>de</strong> jonge jaren, toen wij had<strong>de</strong>n kunnen verdwalen. Ik, ten<br />
minste, persoonlijk, blijf Emile Zola dankbaar zoo lang <strong>de</strong> pen mij in <strong>de</strong> vingers<br />
blijft.’ - Daarnaast herlas hij Ouida's Tricotrin. Naar zijn zeggen amuseer<strong>de</strong> hij er<br />
zich een avond dol mee. Haar natuurbeschrijvingen had hij altijd prachtig gevon<strong>de</strong>n,<br />
en daarom kon hij Ouida niet an<strong>de</strong>rs dan trouw blijven, ook al had zij dan ‘<strong>de</strong> meest<br />
idiote, onmogelijke en mateloos onwaarschijnlijke romans, die ooit wer<strong>de</strong>n<br />
geschreven’ op haar geweten. 13<br />
Intussen namen <strong>de</strong> plannen om in Gel<strong>de</strong>rland te gaan wonen vaste vorm aan. ‘Ik<br />
ga een huis bouwen in De Steeg,’ schreef hij op 19 februari aan Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. 14<br />
Omdat hij dit alleen met behulp van een flinke hypotheek kon bekostigen, vervolg<strong>de</strong><br />
hij: ‘Denk niet, dat ik millionair ben gewor<strong>de</strong>n! Het huisje heeft een dakje (zie je<br />
het?) van puur zilver!’ Het nieuwe plan en zijn op het oog <strong>voor</strong>spoedig verlopen<strong>de</strong><br />
genezing gaven <strong>Couperus</strong> goe<strong>de</strong> moed. Hij eindig<strong>de</strong> zijn brief met <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘Ik<br />
voel me heel gezond en idioot jong!’<br />
Zoals gezegd was het Elisabeth die het doorzette. Zij ook ontwierp het huis in<br />
hoofdlijnen. Op <strong>de</strong> eerste verdieping had zij <strong>Couperus</strong> een werkkamer over <strong>de</strong> gehele<br />
breedte toegedacht. 15 De villa van <strong>de</strong> Wijnaendts van Resandt lag zo nabij, dat hij<br />
die van hun eigen huis uit zou kunnen zien. 16 Toch moet <strong>de</strong> hoge hypotheek <strong>Couperus</strong><br />
wel met zorg hebben vervuld. Van zijn lezingen, die hij weer hervatte, zou hij <strong>de</strong><br />
rente niet kunnen betalen. Ongetwijfeld heeft hij zich hier ook tegen S.F. van Oss<br />
over uitgelaten. Deze knoopte het in zijn oor. Met <strong>Couperus</strong>' zestigste verjaardag in<br />
het <strong>voor</strong>uitzicht rijpte er bij <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> Haagsche Post langzamerhand een<br />
plan: er moest iets op gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n om <strong>Couperus</strong> het hem nog ontbreken<strong>de</strong> geld<br />
ca<strong>de</strong>au te doen, zodat hij zon<strong>de</strong>r schul<strong>de</strong>n zijn ou<strong>de</strong> dag in Gel<strong>de</strong>rland kon beginnen.<br />
Dit verg<strong>de</strong> natuurlijk enige organisatie. Maar aan Van Oss was dat wel toevertrouwd.<br />
Er kwam nog iets bij, dat Van Oss tevens tot meer<strong>de</strong>re actie kan hebben<br />
aangespoord. Hoewel <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> laatste jaren veel erkenning was ten <strong>de</strong>el gevallen,<br />
bleef hij toch <strong>de</strong> indruk behou<strong>de</strong>n dat Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers in dit land nog altijd<br />
niet helemaal <strong>voor</strong> vol wer<strong>de</strong>n aangezien. 17 In<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
650<br />
<strong>de</strong>ze opvatting werd hij gestijfd door een <strong>voor</strong>val dat begin maart 1923 te Amsterdam<br />
plaatsvond en dat hem niet onberoerd liet.<br />
Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dag van die maand namelijk arriveer<strong>de</strong> te Amsterdam <strong>de</strong> koning<br />
van Zwe<strong>de</strong>n. Hij werd door burgemeester De Vlugt verwelkomd. Deze hield tot Zijne<br />
Majesteit een re<strong>de</strong> in het Frans, waarin hij on<strong>de</strong>r meer meen<strong>de</strong> te moeten beweren: 18<br />
‘Steeds opnieuw bewon<strong>de</strong>ren wij in uwe auteurs, in het bizon<strong>de</strong>r in Selma Lagerlöf,<br />
<strong>de</strong>n drang naar het fantastische, die wij in onze litteratuur ten eenen male missen.’<br />
Dit nu riep zozeer <strong>Couperus</strong>' verontwaardiging op, dat hij zich <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> morgen<br />
onmid<strong>de</strong>llijk naar <strong>de</strong> redactie van Het Va<strong>de</strong>rland begaf om te protesteren. Op 3 maart<br />
schreef hij in zijn courant: 19 ‘Met <strong>de</strong>ze woor<strong>de</strong>n spreekt een officieele autoriteit een<br />
vreem<strong>de</strong>n souverein aan om hem op <strong>de</strong> hoogte te brengen van onze mo<strong>de</strong>rnste<br />
litteratuur. Wij zijn gewend, dat in officieele speechen banaliteiten wor<strong>de</strong>n gezegd<br />
en nemen daar vre<strong>de</strong> meê. Maar <strong>de</strong>ze uitspraak van <strong>de</strong>n Burgemeester van Amsterdam<br />
is erger dan een banaliteit. Het is een stommiteit. En tegen <strong>de</strong>ze stommiteit protesteer<br />
ik met <strong>de</strong>n meesten aandrang, uit naam van het oeuvre van Israël Querido, Fre<strong>de</strong>rik<br />
van Ee<strong>de</strong>n en mij zelven. Mogen <strong>de</strong> vele, jongere schrijvers, die in dit tijdperk<br />
arbei<strong>de</strong>n in onze litteratuur en wier namen mij niet in dit oogenblik van<br />
verontwaardiging allen binnen vallen, mij vergeven, dat ik ze niet op een rijtje noem.<br />
Ik zoû vrezen er een belangrijke te vergeten. Want <strong>de</strong> “drang naar het fantastische”<br />
is groot he<strong>de</strong>n ten dage bij onze jongere schrijvers. En een uitspraak als die van <strong>de</strong>n<br />
Burgemeester van Amsterdam bewijst, dat hij volkomen onbevoegd is om ook maar<br />
éene enkele zinsne<strong>de</strong> over <strong>de</strong> beteekenis onzer litteratuur uit te spreken. Het is niet<br />
min<strong>de</strong>r dan een schan<strong>de</strong> en een beleediging, die op <strong>de</strong>ze wijze <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen<br />
schrijvers, reeds bitter weinig gewend aan officieele erkenning, wordt aangedaan en<br />
tegen <strong>de</strong>ze schan<strong>de</strong> en <strong>de</strong>ze beleediging protesteer ik hierbij op <strong>de</strong> meest nadrukkelijke<br />
wijze.<br />
Het zal mij ten hoogste aangenaam zijn zoo dit protest door onze Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
dagbla<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong> overgenomen uit Het Va<strong>de</strong>rland, waarin ik trotsch ben me<strong>de</strong> te<br />
werken, om ook in <strong>de</strong> Zweedsche dagbla<strong>de</strong>n niet te wor<strong>de</strong>n verzwegen.’<br />
Henri Borel volg<strong>de</strong> dit protest. 20 Tevens wijzend op een schrijver als Arthur van<br />
Schen<strong>de</strong>l, herinner<strong>de</strong> hij aan <strong>de</strong> Fantastische vertellingen van F. Bor<strong>de</strong>wijk, en leg<strong>de</strong><br />
er bovendien <strong>de</strong> nadruk op dat nota bene van <strong>Couperus</strong> zelf juist Psyche door F.<br />
Barbier in het Frans was vertaald, met een <strong>voor</strong>woord van Julien Benda.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
651<br />
In een Intieme impressie <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> het nog eens dunnetjes over. Hierin ging hij<br />
zover <strong>de</strong> autoriteiten vast op zijn aanstaan<strong>de</strong> zestigste verjaardag te wijzen, een<br />
nauwelijks verklaarbaar gebrek aan discretie waar slechts weinigen begrip <strong>voor</strong> zullen<br />
hebben opgebracht. Streng haal<strong>de</strong> hij uit: 21 ‘...wat er <strong>de</strong> laatste jaren moge gewaar<strong>de</strong>erd<br />
zijn in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur en hare kweekers, van officieele zij<strong>de</strong>, is van<br />
onzen kant we<strong>de</strong>rom te waar<strong>de</strong>eren, maar het is veel te weinig, te zwak, niet spontaan<br />
en natuurlijk genoeg: we voelen er allen iets in alsof <strong>de</strong> “autoriteit” elkan<strong>de</strong>r<br />
toefluistert: “we hebben nog wel een paar dichters en schrijvers, dat moeten we niet<br />
vergeten als ze misschien zestig jaar zijn.” Nu is in <strong>de</strong>ze toefluistering zeer zeker<br />
een vrien<strong>de</strong>lijke gedachte, maar zij is te klein, te benepen en wij schrijvers, wij<br />
wenschen meer. Wij wenschen ook vóór dat boogtepunt - of is het misschien een<br />
fataal punt van daling?? - gewaar<strong>de</strong>erd te wor<strong>de</strong>n, zoo wij die waar<strong>de</strong>ering meenen<br />
te verdienen. Wij wenschen officieel én door autoriteit én Autoriteit erkend te wor<strong>de</strong>n<br />
als me<strong>de</strong>arbei<strong>de</strong>r aan het Gebouw van <strong>de</strong>n Staat <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, als hoveniers in<br />
zijne e<strong>de</strong>le gaar<strong>de</strong>n van Gedachte, Peinzing, Droom en Fantazie.’<br />
Sympathiek is natuurlijk <strong>de</strong> wijze waarop <strong>Couperus</strong> het in dit feuilleton <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
naar zijn mening door Ne<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong>al ook materieel verwaarloos<strong>de</strong> jongere<br />
schrijvers opneemt. Hij eiste tijdige erkenning, om ten slotte nogmaals op zijn eigen<br />
aanstaan<strong>de</strong> jubileum te zinspelen: 22 ‘<strong>Een</strong> talentvol schrijver, die er nièt gekomen is<br />
en op zijn zestigste jaar zoû wor<strong>de</strong>n... aangemoedigd, zoû niet veel nut van die late<br />
aanmoediging kunnen trekken. <strong>Een</strong> schrijver, die er, trots het genegeer en geniëer<br />
van officieele zij<strong>de</strong>, wél gekomen is, heeft, ook op zijn zestigste jaar, zoo late<br />
beminnelijkheid van Staat en Regeering niet meer van noo<strong>de</strong> en kan er dan gerust<br />
buiten. En verwacht die zelfs niet meer op dat tijdstip. Ten minste, zoo <strong>de</strong>nk ik er<br />
over.’ - Dit beteken<strong>de</strong> toch wel dat <strong>Couperus</strong> eigenlijk weinig in een huldiging leek<br />
te zien. Verlang<strong>de</strong> hij die nu wel of niet? 23 De financiële kant ervan kan hem moeilijk<br />
onwelgevallig zijn geweest...<br />
Na zijn hart aldus gelucht te hebben, ging <strong>Couperus</strong> weer over tot <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
dag. Naast zijn werk aan <strong>de</strong> verhalen van Het snoer <strong>de</strong>r ontferming haal<strong>de</strong> hij nog<br />
weer herinneringen aan zijn recente reis op. Bij die gelegenheid wijd<strong>de</strong> hij tevens<br />
lief<strong>de</strong>volle aandacht aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitstreven<strong>de</strong> jonge regentendochter en schrijfster<br />
Ra<strong>de</strong>n Adjeng Kartini. Het<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
652<br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> feuilleton is een bewerking van zijn Engelse <strong>voor</strong>woord tot Letters<br />
of a Javanese Princess (1921), een vertaling door Agnes <strong>Louis</strong>e Symmers. 24 <strong>Couperus</strong><br />
koester<strong>de</strong> een grote bewon<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> haar, omdat zij <strong>de</strong> eerste Javaanse, en daarbij<br />
hooggeplaatste, vrouw van die tijd was, ‘die het mo<strong>de</strong>rne leven <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne vrouw<br />
wenschte te leven en <strong>de</strong> kracht scheen te bezitten, zichzelve en hare omgeving, ou<strong>de</strong>rs,<br />
broe<strong>de</strong>rs, zusters, verwanten op te voeren tot dit bijna onbereikbaar I<strong>de</strong>aal’. Haar<br />
vroege dood-zij stierf in 1904 al op vijfentwintigjarige leeftij-herdacht hij met <strong>de</strong><br />
woor<strong>de</strong>n: ‘Jong te sterven en een groote taak te hebben volbracht, die een duren<strong>de</strong><br />
weldaad na zich laat, is het niet <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n schoonste geschenk?’<br />
Eind maart zou<strong>de</strong>n <strong>Couperus</strong> en Elisabeth zich naar De Steeg begeven, om er <strong>de</strong><br />
laatste bouwfase te begelei<strong>de</strong>n van hun huis-adres: Rijksweg I A -, waar zij al een<br />
naam <strong>voor</strong> had<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Zijn verering <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zon indachtig, maar tevens<br />
beseffend hoe diep hij hier in <strong>de</strong> provincie zou wonen, versimpel<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> zijn<br />
god<strong>de</strong>lijke aspiraties nu tot 't Sunneke. 25 Spoedig hoopte hij zijn lezers, zo schreef<br />
hij, 26 allerlei te kunnen vertellen over donkere bossen, ou<strong>de</strong> stadjes, Veluwe- en<br />
Betuwesagen, ja zelfs van spoken en witte wijven. Helaas, het zou er nooit van<br />
komen.<br />
Voorlopig gingen zij in hotel De Engel logeren. Bij zijn afscheid uit Den Haag<br />
herdacht <strong>Couperus</strong> zijn Haagse leveranciers: Hillmer waar hij sokken en zakdoeken<br />
placht te kopen, <strong>de</strong> apotheek Schoevers en Van Essen, <strong>de</strong> bloemenwinkels van<br />
mevrouw Maitland-Van <strong>de</strong>r Laan en Doppenburg. En: 27 ‘Waar koop ik <strong>voor</strong>taan mijn<br />
folio-papier, waarop al mijn “literatuur” wordt geschreven - kleine en groote roman,<br />
novelle, schets en artikel - als ik niet even bij Damen inval op mijn<br />
morgenwan<strong>de</strong>ling?’ Gelukkig lag zijn nieuwe huis niet ver van het station. Via<br />
Arnhem duur<strong>de</strong> <strong>de</strong> treinreis naar het westen maar een paar uur. Spoedig ken<strong>de</strong><br />
<strong>Couperus</strong> alle treinen uit zijn hoofd. Met <strong>de</strong> stationschef E.A.E.Libosan knoopte hij<br />
vriendschappelijke betrekkingen aan. 28<br />
In een afscheidsfeuilleton, zijn negen<strong>de</strong> Intieme impressie van 8 april, noem<strong>de</strong> hij<br />
<strong>voor</strong> het eerst een naam die <strong>de</strong> oren van zijn lezers ongetwijfeld heeft doen spitsen.<br />
<strong>Couperus</strong>, liefhebber bij uitstek van katten, bleek nu ineens een exemplaar te hebben<br />
gekocht van het genus dat hij altijd het meest van alle dieren had gehaat en veracht:<br />
een hond. ‘Het is moeilijk te koopen en te verkoopen’, verklaar<strong>de</strong> hij. 29 ‘Daar had ik<br />
het verle<strong>de</strong>n nog<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
653<br />
over met Van Leeuwen, <strong>de</strong>n antiquair van het Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong>, toen Het Leven mij kieken<br />
wil<strong>de</strong> in zijn tuin, samen met mijn hond Brinio. Er zijn namelijk menschen, die zoodra<br />
ze iets hebben gekocht, het niet goed vin<strong>de</strong>n.’ Wat zijn eigen laatste aankoop betreft,<br />
Brinio beviel hem van <strong>de</strong> eerste dag af uitstekend. De door Het Leven in<strong>de</strong>rdaad ook<br />
gemaakte en gepubliceer<strong>de</strong> foto laat baas en hond in volle tevre<strong>de</strong>nheid samen zien,<br />
in <strong>de</strong> nog wat winterse Haagse tuin. 30<br />
<strong>Een</strong> week later verschafte <strong>Couperus</strong> ophel<strong>de</strong>ring. 31 Hij had <strong>de</strong> hond betrokken via<br />
Toepoel, in <strong>de</strong> weken <strong>voor</strong>afgaand aan zijn vertrek naar De Steeg. De boksleraar<br />
was tevens kynoloog. (Ook over hon<strong>de</strong>n heeft Toepoel een, zelfs veel geraadpleegd,<br />
boek geschreven.) De acht maan<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>, uit Eindhoven afkomstige Hollandse<br />
her<strong>de</strong>r kon op een goe<strong>de</strong> stamboom bogen. Zijn oorspronkelijke naam Hertog echter<br />
werd door <strong>Couperus</strong> onmid<strong>de</strong>llijk in Brinio veran<strong>de</strong>rd, hij vond dat aardiger en<br />
herinner<strong>de</strong> zich die hon<strong>de</strong>naam uit een boek van Jacob van Lennep. Helaas had het<br />
dier een hardnekkig klein gebrek. Mochten <strong>de</strong> oren van <strong>Couperus</strong>' lezers zich dan al<br />
gespitst hebben, die van Brinio weiger<strong>de</strong>n juist recht overeind te gaan staan, alle<br />
pogingen tot verbetering van <strong>de</strong>ze fout ten spijt. Stamboom of niet, er moest ergens<br />
een bastaard in <strong>de</strong> familie zitten, zo luid<strong>de</strong> <strong>de</strong> conclusie. Als zodanig kon Brinio zich<br />
misschien <strong>de</strong>s te beter bij <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> thuis voelen...!<br />
Slechts korte tijd heeft Brinio bij zijn nooddruftighe<strong>de</strong>n gebruik hoeven maken<br />
van het platje op <strong>de</strong> Hoogewal dat <strong>Couperus</strong>, blijkens zijn, brief uit 1915 aan Emma<br />
Garzes, 32 meer had toegedacht aan eventuele ‘délices <strong>de</strong> chats et <strong>de</strong> chattes’. Spoedig<br />
verliet het dier met baas en bazindie soms lekkere rijst <strong>voor</strong> hem kookte - Den Haag<br />
<strong>voor</strong>goed. In <strong>de</strong> Gel<strong>de</strong>rse bossen kon hij naar hartelust ravotten. Dat Brinio ‘overal<br />
reuze-succes’ zou hebben gehad, zoals <strong>Couperus</strong> pochte, is overigens niet geheel<br />
conform <strong>de</strong> waarheid. An<strong>de</strong>ren hebben gewaagd van een uitgesproken vals en<br />
onbetrouwbaar beest. 33 - Hoe moeten wij overigens <strong>Couperus</strong>' toch wat raadselachtige<br />
aankoop verklaren? Waarschijnlijk uit zijn slechte gezondheidstoestand. Nooit had<br />
hij aan sport gedaan. Het niet aflaten<strong>de</strong> lezen en schrijven gebeur<strong>de</strong> uiteraard zittend.<br />
Hetzij op raad van zijn doktoren, hetzij uit verstandige eigen overwegingen, wil<strong>de</strong><br />
hij daar kennelijk nu maar eens veran<strong>de</strong>ring in brengen. Brinio noodzaakte hem tot<br />
behoorlijk beweging nemen en niet zomaar wat flaneren. Op mooie wan<strong>de</strong>lingen<br />
door het Gel<strong>de</strong>rse bos kon <strong>de</strong> hond hem gezelschap hou<strong>de</strong>n.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
654<br />
Elisabeth hield niet van lopen, op haar hoef<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> niet te rekenen.<br />
Aanvankelijk maakte hij het in De Steeg wel goed. In een van zijn eerste feuilletons<br />
verlustig<strong>de</strong> hij zich in dichterlijke beschrijvingen van natuur en landschap, vertel<strong>de</strong><br />
hoe Brinio op eekhoorns joeg, filosofeer<strong>de</strong> over pad<strong>de</strong>n, en beschreef een romantisch<br />
kasteel waar een tot <strong>de</strong> verbeelding spreken<strong>de</strong> legen<strong>de</strong> aan verbon<strong>de</strong>n was. 34 <strong>Een</strong><br />
klein tussenzinnetje verraadt ook nog iets an<strong>de</strong>rs. Heel even liet hij zich ontvallen<br />
dat <strong>de</strong> eenzaam-heid van <strong>de</strong>ze contreien liet en heilzaam was ‘<strong>voor</strong> een gezondheid,<br />
die nog niet heelemaal wil’. 35<br />
Er was meer aan <strong>de</strong> hand dan hij wel wil<strong>de</strong> toegeven. In een brief van 23 april aan<br />
Maurits Wagen<strong>voor</strong>t, die hem had gefeliciteerd met <strong>de</strong> hem recentelijk toegeken<strong>de</strong><br />
Tollensprijs, lezen wij: 36 ‘Mijn beste Vriend. Hoewel ik met een (gelukkig “abortive”)<br />
longontsteking complete rust moet hou<strong>de</strong>n, wil ik je even schrijven. Ik voel in je<br />
brief, behalve <strong>de</strong> behoefte om me even geluk te wenschen met het douceurtje van <strong>de</strong><br />
Tollensprijs, dat heel aardig is, ook <strong>de</strong>n drang me even van je verdriet te mel<strong>de</strong>n. En<br />
dat waar<strong>de</strong>er ik en bewijst, dat er “voeling” tusschen ons is. Beste kerel, <strong>de</strong> relatie's<br />
van <strong>de</strong>n aanbid<strong>de</strong>lijken Eros, die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Hellenen naast zijne god<strong>de</strong>lijke moe<strong>de</strong>r,<br />
Afrodite, had<strong>de</strong>n geplaatst, duren, ik geloof, nóoit een menschenleven. Maar laat<br />
ons waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong>n tijd, dat zij duur<strong>de</strong>n, zelfs al meng<strong>de</strong>n zij geluk en verdriet te<br />
samen. Dan breekt het af, om <strong>de</strong>ze of gene re<strong>de</strong>n; ach, dat is altijd zoo.<br />
Ik behoef je niet te zeggen: wees krachtig. Je bent het. Je hebt tòch, niettegenstaan<strong>de</strong><br />
vele moeite en zorg, een mooier leven dan vele an<strong>de</strong>ren. Je hebt je vrijheid, je werk,<br />
en al is dat alles niet in het goud <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> geïncrusteerd, het is tóch te samen een<br />
schat, die gewaar<strong>de</strong>erd moet wor<strong>de</strong>n.<br />
En nu, beste kerel, moet ik uitschei<strong>de</strong>n. Ik dacht reeds, dat het bloedop-geven<br />
gedaan was, maar zie, daar is weêr het roo<strong>de</strong> fluimpje. Ellendig. Brinio is uit logeeren<br />
bij <strong>de</strong> nichtjes, die allerliefst zijn.<br />
Beste Maurits, ik ben 10 juni jarig, als je me wilt zen<strong>de</strong>n een kaartje met m.o.r.<br />
(met oprecht rouwbeklag), dan heel gaarne.<br />
Het huisje schiet op, is klein maar lief. Je komt van <strong>de</strong>n zomer logeeren, in Juli,<br />
Aug. of Sept. Adieu, beste kerel. <strong>Louis</strong>.’ - In een postscriptum voeg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> nog<br />
toe: ‘Veel, heel veel liefs van Betty. Ik ben er zeer op gesteld te ontvangen I ex. van<br />
Maria v. M.'s Loutere Lief<strong>de</strong>.’<br />
Voor <strong>de</strong>ze roman uit 1897 had <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>stijds grote waar<strong>de</strong>ring<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
655<br />
laten blijken. 37 Met wie Wagen<strong>voor</strong>t een relatie heeft on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n die niet lang<br />
tevoren kennelijk verbroken was geraakt, is niet bekend. Het doet in dit verband ook<br />
weinig ter zake. Belangrijker is dat <strong>Couperus</strong>' longlij<strong>de</strong>n blijkbaar een chronisch<br />
karakter had gekregen. Men vraagt zich af of het werkelijk alleen te wijten was, zoals<br />
hij zelf beweer<strong>de</strong>, aan een lever die tegen <strong>de</strong> long drukte.<br />
Op 29 april ontbrak in Het Va<strong>de</strong>rland <strong>Couperus</strong>' wekelijkse intieme impressie.<br />
<strong>Een</strong> Japanse legen<strong>de</strong>, De sneeuwfee, die hij in portefeuille had en die bestemd was<br />
<strong>voor</strong> Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n, vul<strong>de</strong> <strong>de</strong> lacune onmerkbaar<br />
op. 38 <strong>Een</strong> week later voel<strong>de</strong> hij zich beter. Hij schreef toen een feuilleton over <strong>de</strong><br />
populariteit van voetballers, tegen wier roem, hoe kortstondig ook, die van elke<br />
letterkundige het moest afleggen... 39<br />
Na we<strong>de</strong>rom een Japanse legen<strong>de</strong> volg<strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopig <strong>de</strong> laatste intieme impressie.<br />
Dit feuilleton is tevens het ernstigste in <strong>de</strong> reeks, <strong>Couperus</strong> was zich daarvan goed<br />
bewust: 40 ‘Het lust mij vandaag eens, tegen mijne gewoonte in, ernstig te zijn en niet<br />
te blageeren. Blague is eigenlijk iets heel gemakkelijks als men er eenmaal me<strong>de</strong><br />
begonnen is en dan eenige handigheid krijgt er meê door te gaan.’ De strekking van<br />
het stuk kwam er op neer dat <strong>de</strong> Europese cultuur bezig was zich naar haar on<strong>de</strong>rgang<br />
te spoe<strong>de</strong>n - Japan had er zich ook bijgevoegd, een thema dat wij al kennen - en dat<br />
<strong>de</strong> mens blijkbaar geen macht bezat zich daartegen te verzetten: ‘Wij kunnen niet.<br />
Dit beeld van afschuw is dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>ren dichter en voeler te <strong>de</strong>zer<br />
dagen; het is alleen niet zichtbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n verstokten politicus of zakenman, of<br />
technicus, die verdord is in zijn staatkun<strong>de</strong>, busyness of nieuwste technische<br />
uitvindingen.’<br />
Fundamenteel cultuurpessimisme is bij <strong>Couperus</strong> zijn hele leven lang basso<br />
continuo geweest. Niet vermoe<strong>de</strong>nd dat hij nauwelijks nog twee maan<strong>de</strong>n te leven<br />
had, zei hij het nog een maal uit. Het raadsel van het leven was te groot om opgelost<br />
te kunnen wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> christelijke kerk op zondag. Het ging alles te boven: 41 ‘Dat<br />
vraagteeken is mij te immens, te obse<strong>de</strong>erend, te gruwzaam verschrikkelijk, dan dat<br />
predikant of pastoor mij er na<strong>de</strong>r toe zou<strong>de</strong>n kunnen brengen. Terwijl ik toch eigenlijk<br />
zéér “geloovig” ben, maar dit geloof is alleen gelooven<strong>de</strong> aan onzegbaar groote<br />
Machten, die elkan<strong>de</strong>r in een onzegbaar gigantischen strijd pogen te overheerschen<br />
en waarboven we<strong>de</strong>rom een onontwijkbaar Noodlot, ook <strong>voor</strong> die Machten zelve,<br />
zijn vreeslijk wiel ommewen-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
656<br />
telt.’ - Het was zijn ou<strong>de</strong> adagium. <strong>Couperus</strong> zag geen verlossing, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
wereld, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mens, laat staan <strong>voor</strong> hemzelf. Alleen <strong>de</strong> dood zou die kunnen<br />
brengen. ‘Ik ben een mier, in 't mid<strong>de</strong>n mijns gemijmers, en dat zon<strong>de</strong>r eenige<br />
kleineering en geweldaandoening mijner menschelijkheid, die ik heel onbedui<strong>de</strong>nd<br />
en daarbij absoluut nutteloos vind in het algemeen verband.’<br />
Daarmee hield hij liet <strong>voor</strong> gezegd.<br />
Wist hij wat er intussen in Den Haag allemaal op touw werd gezet? Geheel ontgaan<br />
is het hem zeker niet. Maar <strong>de</strong> <strong>de</strong>tails heeft men misschien toch lang <strong>voor</strong> hem<br />
verborgen kunnen hou<strong>de</strong>n. De gang van zaken is door Karel Reijn<strong>de</strong>rs<br />
gereconstrueerd. 42<br />
In verband met <strong>Couperus</strong>' na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> zestigste verjaardag had zich te elf<strong>de</strong>r ure<br />
een Hul<strong>de</strong>-comité <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> geformeerd, met als spil en<br />
secretaris-penningmeester S.F. van Oss. Tot <strong>voor</strong>zitter, zo had men gedacht, kon<br />
men het best Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel kiezen. Op 18 april <strong>de</strong>ed Van Oss aan Van<br />
Deyssel me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van het feit 43 ‘dat <strong>de</strong> H.H. Cyriel Buysse, Frans Coenen, Johan<br />
<strong>de</strong> Meester en on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong> zich hebben vereenigd tot een <strong>voor</strong>loopige Commissie<br />
die <strong>de</strong> eerste stappen zal doen tot vorming van het gebruikelijke Comité’. Hij voeg<strong>de</strong><br />
een lijst met namen toe, van diegenen aan wie gevraagd zou wor<strong>de</strong>n in het comité<br />
zitting te nemen. Bovendien zond hij Van Deyssel een concept <strong>voor</strong> een tot het<br />
publiek te richten oproep, die niet alleen door <strong>de</strong> Haagsche Post zou wor<strong>de</strong>n gesteund,<br />
maar ook, zo hoopte Van Oss althans, door an<strong>de</strong>re bla<strong>de</strong>n. De minister van On<strong>de</strong>rwijs,<br />
Kunsten en Wetenschappen, dr. J. Th. <strong>de</strong> Visser, had lij bereid gevon<strong>de</strong>n het<br />
ere<strong>voor</strong>zitterschap op zich te nemen. Van Oss dacht aan dr. P.C.Boutens als<br />
on<strong>de</strong>r<strong>voor</strong>zitter.<br />
Reeds op 19 april zeg<strong>de</strong> Van Deyssel zijn gevraag<strong>de</strong> me<strong>de</strong>werking toe. 44 - Op 14<br />
mei ontving <strong>de</strong>ze tenslotte het ‘eindconcept van <strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> circulaire’. De tekst<br />
daarvan luid<strong>de</strong> als volgt: 45<br />
'Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs!<br />
Op 10 juni e.k. hoopt <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zijn zestigsten verjaardag te vieren.<br />
Ongetwijfeld zullen velen zijner landgenooten er prijs op stellen bij die gelegenheid<br />
te doen blijken van hun waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n schrijver van Eline Vere, die al da<strong>de</strong>lijk<br />
met <strong>de</strong>zen eersteling, en later in talrijke an<strong>de</strong>re werken, zooveel <strong>voor</strong> <strong>de</strong>n<br />
Ne<strong>de</strong>rlandschen Roman en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
657<br />
sche letteren heeft gedaan. Weinigen hebben zooveel als hij bijgedragen tot het<br />
prestige <strong>de</strong>r mo<strong>de</strong>rne Ne<strong>de</strong>rlandsche litteratuur in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>.<br />
Als in zoovele gevallen waren ook hier <strong>de</strong> materieele vruchten van veertig jaren<br />
onverpoos<strong>de</strong>n en veelzijdigen arbeid helaas niet evenredig aan <strong>de</strong> verdienste van het<br />
verrichte werk; en <strong>Couperus</strong> heeft bij zijn ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n geenszins <strong>de</strong> zekerheid, dat<br />
<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>n eischen die hij aan het leven stelt, zullen kunnen wor<strong>de</strong>n vervuld.<br />
Overtuigd daarme<strong>de</strong> te han<strong>de</strong>len in <strong>de</strong>n geest van ontelbare taalgenooten, hebben<br />
on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n zich vereenigd tot een Comité dat zal pogen hem die zekerheid<br />
te verschaffen, door zijn vele bewon<strong>de</strong>raars gelegenheid te geven bij te dragen in<br />
een fonds, waarvan on<strong>de</strong>rgeteeken<strong>de</strong>n hopen dat het althans voldoen<strong>de</strong> zal blijken<br />
hem als hul<strong>de</strong>blijk het eenvoudige huis dat hij eerlang in De Steeg zal betrekken ‘vrij<br />
op naam’ ten geschenke te geven.<br />
Bijdragen kunnen wor<strong>de</strong>n gezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>n Secretaris-Penningmeester,<br />
Noor<strong>de</strong>in<strong>de</strong> 23, Den Haag, of wor<strong>de</strong>n gestort op diens Post-Giro Rekening No. 28059.<br />
Tevens zal het hoogelijk op prijs wor<strong>de</strong>n gesteld wanneer alle bijdragers tot het fonds<br />
op on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> strook hun handteekening willen plaatsen <strong>voor</strong> het aan te bie<strong>de</strong>n<br />
album.<br />
Dr. J.Th. <strong>de</strong> Visser, Minister van O., K. en W., 's-Gravenhage.<br />
Jhr. Mr. R. <strong>de</strong> Marees van Swin<strong>de</strong>ren, Ne<strong>de</strong>rlandsch Gezant te Lon<strong>de</strong>n.<br />
Jhr. Dr. J. Loudon, Ne<strong>de</strong>rlandsch Gezant te Parijs.<br />
Mr. J.A.N. Patijn, Burgemeester van's-Gravenhage.<br />
Dr. C.J.K. van Aalst, Amsterdam.<br />
K.J.L. Alberdingk Thijm (Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel), Haarlem.<br />
Dr. P.C. Boutens,'s-Gravenhage.<br />
Cyriel Buysse,'s-Gravenhage.<br />
Mr. Frans Coenen, Amsterdam.<br />
Mr. M.I. Duparc, Administr. bij het Departement van O., K. en W.,<br />
's-Gravenhage.<br />
H.J. Haverman, Voorzitter van Pulchri Studio, 's-Gravenhage.<br />
Jhr. H.Loudon, Wassenaar.<br />
Johan <strong>de</strong> Meester, Rotterdam.<br />
Professor Dr. J. Prinsen JLzn., Amsterdam.<br />
Mevrouw Tholen-<strong>de</strong> Ranitz, Scheveningen.<br />
Eduard Verka<strong>de</strong>,'s-Gravenhage.<br />
Prof. Dr. C.G.N.<strong>de</strong> Vooys, Utrecht.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
658<br />
Mr. P.J. van Wijngaar<strong>de</strong>n, Rotterdam.<br />
S.F. van Oss, 's-Gravenhage, Secretaris-Penningm.’<br />
Hierop volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> strook, bestemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> handtekeningen in het album. <strong>Een</strong> vijftal<br />
lie<strong>de</strong>n wenste overigens niet tot het comité toe te tre<strong>de</strong>n, hoewel zij daartoe wel<br />
aangezocht waren: F.M.L. baron Van Geen, particulier secretaris van H.M. <strong>de</strong><br />
koningin; professor dr. G. Kalft, Lei<strong>de</strong>n; professor A. Kluyver, Groningen; dr. A.G.<br />
Kröller, Wassenaar; mr. dr. W.M. Westerman, presi<strong>de</strong>nt van <strong>de</strong> Rotterdamsche<br />
Bankvereeniging,'s-Gravenhage. - Aan <strong>de</strong>genen die wel zitting had<strong>de</strong>n genomen<br />
werd <strong>voor</strong>ts verzocht ‘bij hun vrien<strong>de</strong>n en kennissen mon<strong>de</strong>linge <strong>de</strong>marches <strong>voor</strong><br />
bijdragen te willen doen, of circulaires rond te zen<strong>de</strong>n’.<br />
Op 22 mei was <strong>de</strong> organisatie van alles vrijwel rond, zij het dat er nog iets heel<br />
essentieels ontbrak. Van Oss schreef aan Van Deyssel: 46 ‘Wij hebben bepaald <strong>de</strong><br />
receptie te doen plaats hebben op Zaterdag 9 juni <strong>de</strong>s namiddags ten drie ure in <strong>de</strong><br />
Kunstzalen Kleykamp, die te onzer beschikking zijn gesteld, en waar wel een tamelijk<br />
groot publiek mag wor<strong>de</strong>n verwacht. Het is natuurlijk noodig dat <strong>de</strong> jubilaris wor<strong>de</strong><br />
toegesproken; en aangezien <strong>de</strong> heer De Meester van oor<strong>de</strong>el is dat U daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
aangewezen persoon zijt, noodig ik U me<strong>de</strong> namens hem uit <strong>de</strong>ze functie op zich te<br />
willen nemen. Uw spoedige toezegging dit te zullen doen zal mij een steen van het<br />
hart nemen.’<br />
Van Deyssel schreef dat hij het zou doen. Hij hoopte echter wel dat men ook <strong>voor</strong><br />
een orkestje zou zorgen, en had ver<strong>de</strong>r nog enkele an<strong>de</strong>re suggesties. Op 25 mei<br />
antwoord<strong>de</strong> Van Oss: 47 ‘Voor <strong>de</strong> receptie is alles geregeld; bloemen en een buffet<br />
zijn er vanzelf, maar een orkest lijkt mij overdaad. Er zullen menschen genoeg zijn.<br />
Uw <strong>de</strong>nkbeeld <strong>de</strong> sprekers tot drie te bepalen vind ik persoonlijk uitmuntend, maar<br />
<strong>de</strong> heer De Meester heeft op dat punt veel meer on<strong>de</strong>rvinding dan ik. Als er drie<br />
moeten zijn zou<strong>de</strong> ik zeggen, U, De Meester, en dan <strong>de</strong> Minister, die echter alleen<br />
zal spreken en verschijnen “wanneer hij iets kan brengen”. Zeer in vertrouwen kan<br />
ik U zeggen dat <strong>de</strong> kans op dit laatste mij nogal groot toeschijnt. Ik zend afschrift<br />
van die schrijven aan <strong>de</strong>n heer De Meester, en laat dan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re regeling geheel<br />
in Uw bei<strong>de</strong>r bekwame han<strong>de</strong>n.’<br />
Van Oss, die van 30 mei tot 6 juni naar Lon<strong>de</strong>n moest en dientengevolge op het<br />
kardinale ogenblik weinig meer tot <strong>de</strong> organisatie kon bijdragen, zond twee dagen<br />
<strong>voor</strong> zijn vertrek zeer streng vertrouwelijk nog een<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
659<br />
belangrijke brief aan Van Deyssel, waarin hij hem mee<strong>de</strong>el<strong>de</strong>: 48 ‘Ik heb stappen<br />
gedaan om <strong>de</strong>n jubilaris een hooge on<strong>de</strong>rscheiding te bezorgen, en ofschoon omtrent<br />
hun succes nog niets valt te <strong>voor</strong>spellen geeft <strong>de</strong> welwillen<strong>de</strong> ontvangst van mijn<br />
aanzoek, en <strong>de</strong> steun die mij van invloedrijke personen gewerd, mij toch wel eenige<br />
hoop. [---] De wijze waarop gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het fonds binnenkomen is vrij teleurstellend.<br />
Het is waar, wij zijn pas een week aan <strong>de</strong>n gang, maar ik geloof dat wij het<br />
leeuwen<strong>de</strong>el wel reeds binnen hebben, en het lijdt geen twijfel dat <strong>de</strong> slechte tij<strong>de</strong>n<br />
ook hier hun druk doen gevoelen. In streng vertrouwen zend ik U inliggend een korte<br />
opsomming van <strong>de</strong>n stand van zaken, he<strong>de</strong>n Maandag 28 Mei ten 12 ure.’<br />
Volgens die overzicht was er op dat ogenblik door hon<strong>de</strong>rdnegentien personen <strong>de</strong><br />
somma van f 3923,- bijeengebracht, aldus gespecificeerd:<br />
‘2 à ƒ 500,-<br />
1 à ƒ 300,-<br />
3 à ƒ 200,-<br />
7 à ƒ 100,-<br />
(Dr. C.J.K.V.A., Dr. Br.)<br />
(H.P.)<br />
(N.V.d.D., V.O., V.W.)<br />
(<strong>de</strong> K.M., S.V.d.B.,<br />
H.W.A.D., Jhr. S.V.L., N.,<br />
M.T., L.J.V.)<br />
2 à ƒ 50,-, 10 à ƒ 25,-, 5 à ƒ 20,-, 36 à ƒ 10,-<br />
Rest tusschen ƒ -,50 en ƒ 7,50.’<br />
[Van Aalst, Bredius]<br />
[Haagsche Post]<br />
[?, Van Oss, Van<br />
Wijngaar<strong>de</strong>n]<br />
[?, ?, ?, ?, ?, Mevrouw<br />
Tholen, Uitgeverij L.J.<br />
Veen]<br />
Van Oss <strong>de</strong>el<strong>de</strong> bovendien nog mee dat <strong>de</strong> koningin-moe<strong>de</strong>r hon<strong>de</strong>rd gul<strong>de</strong>n had<br />
bijgedragen. In Lon<strong>de</strong>n hoopte hij ook nog iets te kunnen bereiken. Dat eventuele<br />
gel<strong>de</strong>n uit Indië pas veel later zou<strong>de</strong>n binnenkomen sprak natuurlijk vanzelf.<br />
Johan <strong>de</strong> Meester stel<strong>de</strong> Van Deyssel kort <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
huldiging <strong>voor</strong>: 49 ‘t Lijkt me dan het best, dat ik u <strong>voor</strong>afga, <strong>voor</strong> het inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, op<br />
<strong>de</strong> hoogte van toestan<strong>de</strong>n brengen<strong>de</strong>, speechje. Daarna Gij. Ten slotte <strong>de</strong> Minister.<br />
Dit is heusch genoeg: [...] Gij wat mooi proza, De Visser een lintje en dan een glas<br />
panje of port.’<br />
Het feestvarken zelf verkeer<strong>de</strong> intussen niet bepaald in high spirits. Pijnlijk moet<br />
<strong>voor</strong> hem een bericht zijn geweest dat op 4 juni in De Telegraaf verscheen, en dat<br />
wellicht ook in an<strong>de</strong>re couranten is afgedrukt: ‘Men weet dat eenigen zijner vrien<strong>de</strong>n<br />
gemeend hebben een beroep te moeten doen op hun landgenooten, ten ein<strong>de</strong> onzen<br />
grooten Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r een beschei<strong>de</strong>n villa aan te bie<strong>de</strong>n. [...] Er bereiken ons berichren,<br />
die<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
660<br />
<strong>Couperus</strong>' vrien<strong>de</strong>n doen vrezen dat <strong>de</strong> inschrijvingen <strong>voor</strong> het hul<strong>de</strong>blijk niet zóó<br />
zijn als zij, die het beken<strong>de</strong> plan beraam<strong>de</strong>n, meen<strong>de</strong>n te mogen verwachten.’<br />
Zorgwekkend was daarnaast het feit dat het met zijn gezondheid eigenlijk steeds<br />
slechter ging. In Het Va<strong>de</strong>rland verschenen geen intieme impressies meer, alleen<br />
Japanse verhalen die hij naar alle waarschijnlijkheid al eer<strong>de</strong>r voltooid had. In een<br />
brief van begin juni <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> aan zijn uitgevers Van Holkema en Warendorf<br />
mee: 50 ‘Vergeef mij, dat ik U niet eer<strong>de</strong>r antwoord<strong>de</strong> en het contract [van Proza,<br />
eerste bun<strong>de</strong>l] teeken<strong>de</strong>. Ik ben heel moê - mijn vrouw noemt me “afgebeuld” - en<br />
correspon<strong>de</strong>ntie is mijn zwakke punt. Ik zend U spoedig meer copie. Brinio geniet<br />
van te draven en te graven, terwijl zijn baas in het bosch ligt uit te rusten.’ - <strong>Couperus</strong><br />
leed niet alleen aan zijn lever en zijn longen, hij had er nu bovendien een infectie in<br />
<strong>de</strong> neus bijgekregen. Minstens zes weken <strong>voor</strong> zijn dood al moet hij daar last van<br />
hebben gehad, getuige een brief die hij zeer kort <strong>voor</strong> zijn huldiging aan Van Oss<br />
schreef: 51 ‘De gezondheid is steeds een beetje wrak en wankel-nu ben ik weêr on<strong>de</strong>r<br />
het lancet van een neusspecialiteit in Arnhem - en zoo kachelt <strong>de</strong> “gevier<strong>de</strong> en te<br />
vieren” schrijver maar <strong>voor</strong>t. Als <strong>de</strong> zon maar door brak! Het is hier an<strong>de</strong>rs wel<br />
bizon<strong>de</strong>r mooi, aan <strong>de</strong>zen romantischen Veluwezoom! Van <strong>de</strong>n zomer moet je heusch<br />
komen kijken! Maar, het is waar, wij zien elkaâr 10 Juni a.s. Ik zal heel lief<br />
feestvarkengeknor doen hooren.’<br />
Vreemd in strijd hiermee lijken dan echter weer <strong>de</strong> interviews, die <strong>Couperus</strong> in<br />
<strong>de</strong> eerste Juni dagen aan enkele journalisten heeft toegestaan en waaruit van ernstige<br />
ziekte toch eigenlijk weinig blijkt. Op 6 juni trok <strong>de</strong> letterkundige Johan C.P. Alberts<br />
<strong>de</strong> stoute schoenen aan, reis<strong>de</strong> naar De Steeg en meld<strong>de</strong> zich, blijkbaar zon<strong>de</strong>r enige<br />
aankondiging <strong>voor</strong>af, bij <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> die hij nota bene mid<strong>de</strong>n in zijn verhuizing<br />
aantrof. 52 Het daar op volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoud is aardig en vermeldt <strong>de</strong>tails die wij el<strong>de</strong>rs<br />
niet vin<strong>de</strong>n. Alberts, me<strong>de</strong>werker van De Kroniek, waarin enkele jaren eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r<br />
an<strong>de</strong>re <strong>Couperus</strong>' door Van Welie gemaakt portret was gereproduceerd, ken<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
schrijver goed en had hem ook op <strong>de</strong> Hoogewal al vaak bezocht. Dit verklaart waarom<br />
<strong>Couperus</strong> hem niet weg-stuur<strong>de</strong> toen Alberts hem, ditmaal <strong>voor</strong> De Telegraaf, zo<br />
onverwacht kwam interviewen.<br />
Alberts vertelt on<strong>de</strong>r meer het volgen<strong>de</strong>. <strong>Couperus</strong> zei: ‘“Gaat u over me schrijven?<br />
Och,” en er was iets van moeheid in zijn stem, “ik heb al<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
661<br />
zoovèèl over mezelf geschreven. Maar schrijft u over het huis, over dat heerlijk<br />
uitzicht...”. En zijn hand gebaar<strong>de</strong> naar buiten over <strong>de</strong> weilan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> boschjes...<br />
“Zijn het niet allemaal schil<strong>de</strong>rijtjes? Marissen en Mauves...”.<br />
Even later ston<strong>de</strong>n we op het balcon. [Hier vergist Alberts zich, het huis had geen<br />
balkons.] Daar bene<strong>de</strong>n lag <strong>de</strong> tuin: een stapel rotsblokken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> rotspartij,<br />
een... badkuip (die ik eigenlijk niet vermel<strong>de</strong>n mag!), die moet wor<strong>de</strong>n ingegraven<br />
en die waterplanten, nymphars en lotosbloemen, zal bevatten. <strong>Couperus</strong>' oogen<br />
tintel<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> ironie van dit geval.<br />
Ik trof <strong>de</strong>n schrijver... aan het verhuizen. Na een week of tien in het hotel te hebben<br />
gelogeerd, had <strong>de</strong> familie <strong>Couperus</strong> juist he<strong>de</strong>n (6 juni), beu van het hotelleven, beu<br />
van <strong>de</strong> stad, haar intrek genomen in het, naar eigen ontwerp en naar teekening van<br />
mevrouw <strong>Couperus</strong> gebouw<strong>de</strong> huisje-aan-<strong>de</strong>n-heirweg. Het was een eigenaardig<br />
weerzien: <strong>Couperus</strong> in sportcostuum, met kuitbroek en sportkousen en een wollen<br />
cache-nez om <strong>de</strong>n hals, kwam me op <strong>de</strong> nog onbelooper<strong>de</strong> trap tegemoet, en, zoo<br />
verzeker<strong>de</strong> hij later, had hij niet in plaats van een interviewer een gasfitter, architect<br />
of electricien verwacht, hij zou me zeker in <strong>de</strong>ze woning in statu nascendi niet<br />
ontvangen hebben. Nu zaten we na enkele minuten, bij een vlammend haardvuur, in<br />
<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>erkamer-in-wording, en verontschuldig<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijver zich over zijn vuile<br />
han<strong>de</strong>n. Hij had zoo juist <strong>de</strong> groote mahoniekast geboend en gewreven. “<strong>Een</strong> prettig<br />
werk overigens, omdat je er lenig van wordt.”<br />
En daar is Brinio, <strong>de</strong> hond, gespannen wachtend in zijn ruimen kennel, dat <strong>de</strong> baas,<br />
<strong>de</strong> speelsche, levenslustige baas, hem zal komen halen <strong>voor</strong> een wan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong><br />
bosschen. Het is een prachtige Duitsche her<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> groote vreug<strong>de</strong> van <strong>Couperus</strong>'<br />
Gel<strong>de</strong>rsche retraîte. We zetten ons nog even bij <strong>de</strong>n haard.<br />
<strong>Couperus</strong> verklaar<strong>de</strong> daarop: “Den Haag verveelt me... Ik voel me hier uitstekend...<br />
Alleen het klimaat. Maar is het klimaat in Florence zoo schitterend?... Dat is maar<br />
“Literatuur...” Bovendien, ik ken dat alles, ik weet het nu wel. Ik heb zoowel Den<br />
Haag als Italië in zooveel beter tij<strong>de</strong>n gekend en er, <strong>voor</strong>al in Italië, <strong>de</strong> gelukkigste<br />
perio<strong>de</strong> van mijn leven doorgebracht... Waarom dat alles terug te zien?... Al wil ik<br />
niet zeggen, dat ik hier tot mijn dood toe zal blijven...”.’<br />
Over <strong>Couperus</strong>' recente reis vertelt Alberts: ‘<strong>Couperus</strong> heeft <strong>de</strong>ze reis<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
662<br />
tegen <strong>de</strong>n zin van mevrouw en ondanks een ernstige lever-aandoening, on<strong>de</strong>rnomen.<br />
Met het gevolg, dat hij in Japan instortte en later, te Singapore, letterlijk aan boord<br />
moest wor<strong>de</strong>n gedragen. De schrijver doet hier <strong>de</strong> houding na waarin hij het schip<br />
opstrompel<strong>de</strong>’. Op Alberts' vraag of <strong>Couperus</strong> nog steeds zoveel schreef, antwoord<strong>de</strong><br />
hij: ‘“O ja, ik werk, al heb ik er ook weinig lust in en al zou ik nu het liefst niets doen<br />
en rusten... Maar het moet wel... Als ik maar steeds schrijf... schrijf... schrijf (mijn<br />
gastheer maakte hierbij <strong>de</strong> beweging van een onrustig ruiter in 't za<strong>de</strong>l), dan komen<br />
we er precies. Dit huisje heb ik gebouwd zon<strong>de</strong>r een cent te bezitten. Die mogelijkheid<br />
schijnt te bestaan. Maar het is natuurlijk zwaar belast met hypotheek en...”. “Men<br />
wil het u ca<strong>de</strong>au doen”, merkte ik op. “Daar heb ik wel van gehoord”, zei <strong>Couperus</strong>,<br />
“maar hoe prettig ik dat <strong>voor</strong>nemen ook vind, ik mag er niet op rekenen... Dit hier<br />
is echter mijn werkkamer. Hier komen geen belasting papieren en geen kwitanties<br />
of iets van dat alles... Hier werk ik...”’<br />
Alberts beschrijft vervolgens <strong>de</strong> inrichting van dit stu<strong>de</strong>ervertrek - <strong>Couperus</strong> had<br />
het al eer<strong>de</strong>r ingericht -, dat ons door een foto goed bekend is. 53 Daarna begaven<br />
gastheer en gast zich naar bene<strong>de</strong>n om thee te drinken, mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> verhuisrommel:<br />
‘en we kookten het water op <strong>de</strong> kachel en mijn gastheer schonk het bij, en riep om...<br />
koekjes... precies alsof we in Den Haag waren en niet heelemaal echt “buiten” en<br />
het kleine veertienjarige knechtje op klompen, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> die 's middags in een blauw<br />
pakje met zil veren knoopen tafeldient, kwam even later al met beschuitjes aan. En<br />
zoo dronken we thee, en <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> wees me, over <strong>de</strong>n tuin heen naar het groote<br />
nabuur-huis waar in <strong>de</strong> serre <strong>de</strong> silhouet even zichtbaar was van een ou<strong>de</strong> dame. <strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r van mevrouw, en ook, even, die van schrijver's nichtje en petekind en hij<br />
zei, dat het wel héél prettig was nu hier zoo te wonen in eigen huis en dicht bij zooveel<br />
familie.<br />
Dan maakten we ons gereed <strong>voor</strong> nog een korte wan<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> bosschen... Mijn<br />
gastheer trok een paar stevige schoenen aan, glimlachend over dit toiletmaken in het<br />
openbaar, zoo maar sans-gêne (“wat zegt u wel van dien verfijn<strong>de</strong>n <strong>Louis</strong><br />
<strong>Couperus</strong>?”), een jas werd te <strong>voor</strong>schijn gehaald, die er tegen kon, en een sportpet<br />
en <strong>de</strong> karwats... en dan stond Brinio daar al te wachten, nauw in toom gehou<strong>de</strong>n door<br />
<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>n tuinman en sprong tegen <strong>de</strong>n baas op, dol in het <strong>voor</strong>uitzicht van <strong>de</strong><br />
wan<strong>de</strong>ling en maakte in een ommezien zijn meesters jas van geel tot mod<strong>de</strong>rig zwart.<br />
“Foei Brinio... foei. Zoo'n hond toch!” En daar gingen<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
663<br />
we. Mijn gastheer dravend <strong>voor</strong> mij uit, stoeiend met <strong>de</strong>n uitgelaten Brinio om een<br />
been, om een stokje, dat hij apporteeren moest en niet los wou laten.’<br />
Iets min<strong>de</strong>r uitvoerig was ‘Annelen’ (een vrouwlijk schrijverscollectief 54 in het<br />
Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad. Dit artikel beschrijft <strong>de</strong> ligging van het huis echter<br />
nauwkeuriger: ‘Wie dien weg wan<strong>de</strong>lt [van Velp naar De Steeg], over <strong>de</strong> dorpen<br />
Worth Rhe<strong>de</strong>n en Rhe<strong>de</strong>n, ziet, even vóór De Steeg, aan zijn linkerhand, <strong>de</strong><br />
majestueuze, witte villa “De Valkenburg”. Welnu, schuin tegenover dat i<strong>de</strong>ale, blanke<br />
huis, twee minuten gaans van het station De Steeg, ligt een kleine, nieuwe woning<br />
met rood pannendak, met beschei<strong>de</strong>n tuintje en geluikte vensters: <strong>de</strong> woning van<br />
<strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> smal hekje in <strong>de</strong> prikkeldraad omheining door, en ge staat op <strong>de</strong> stoep;<br />
wipt nu <strong>de</strong>n drempel over, dan zijt ge in het portaal, dat wij met weidsche benaming<br />
hall willen noemen, omdat er een mooie, antieke kast staat. Rechts van dien hall is,<br />
aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong> van het huis, een vertrekje, dat mevrouw <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong> naaikamertje<br />
bestem<strong>de</strong>; het heef één raam op <strong>de</strong>n grooten weg en kijkt uit op <strong>de</strong> glooien<strong>de</strong>, met<br />
rogge en haver begroei<strong>de</strong> hellingen van <strong>de</strong>n Veluwezoom. Achter dat kleine vertrekje<br />
ligt <strong>de</strong> woonkamer: ruim, frisch, royaal, acht bij zes meter ongeveer. Van die kamer<br />
kunnen <strong>de</strong> bewoners door openslaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>uren in het zijtuintje komen; aan <strong>de</strong>n<br />
achterkant lei<strong>de</strong>n zulke <strong>de</strong>uren naar een terrasje en naar <strong>de</strong>n bloementuin, die stoot<br />
tegen <strong>de</strong> spoorlijn en, ver<strong>de</strong>rop, uitkijk geeft over <strong>de</strong>n Gel<strong>de</strong>rschen IJssel en lage<br />
weilan<strong>de</strong>n. Op <strong>de</strong> bovenverdieping werd aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zij<strong>de</strong>, over <strong>de</strong> geheele breedte<br />
van het huis, <strong>de</strong> werkkamer van <strong>de</strong>n schrijver gebouwd.’<br />
Annelèn was getroffen door <strong>Couperus</strong>' “hooge figuur en zijn onberispelijk toilet”,<br />
merkte op “hoe weinig soepel zijn bewegingen waren”, en vond zijn stem alledaags<br />
en gewoon. Dat <strong>Couperus</strong> haar het interview spiés tout heeft toegestaan moet wel<br />
als een bijzon<strong>de</strong>re gunst beschouwd wor<strong>de</strong>n. Eerst had <strong>Couperus</strong> namelijk<br />
geantwoord: ‘Tot mijn oprecht leedwezen is het mij onmogelijk, u te ontvangen,<br />
daar mijne gezondheid dit niet zoû toelaten.’ Wat daarvan te <strong>de</strong>nken? Zij moet in<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> week als Alberts gekomen zijn, die <strong>Couperus</strong> zoals wij zagen vitaal genoeg<br />
had aangetroffen. Ook Annelèn kreeg nu niet bepaald <strong>de</strong> indruk met een ernstig zieke<br />
man te maken te hebben. <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong>el<strong>de</strong> haar mee dat zijn werkdagen ie<strong>de</strong>re morgen<br />
om zeven uur begonnen. Ze wer<strong>de</strong>n slechts on<strong>de</strong>rbroken door een enkele wan<strong>de</strong>ling,<br />
en waren ver<strong>de</strong>r gewijd ‘aan<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
664<br />
<strong>de</strong>n feuilletonnistischen arbeid, welke <strong>de</strong>n schrijver thans volkomen in beslag schijnt<br />
te nemen’.<br />
Niet drie mensen hebben die zaterdagmiddag 9 juni 1923 in Kleykamp het woord<br />
gevoerd, maar vier. De Haagsche Post vertel<strong>de</strong> een week later dat het feest <strong>voor</strong>al<br />
zo vlot verlopen was, omdat mevrouw Tholen-De Ranitz <strong>de</strong> regie had gevoerd. Zij<br />
had bovendien mogen rekenen op <strong>de</strong> hulp van een ‘schare Haagsche schoonen die<br />
met zooveel gratie thee schonken’. 55<br />
Volgens plan trad als eerste spreker Johan <strong>de</strong> Meester op, die <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> bewuste<br />
enveloppe met inhoud overhandig<strong>de</strong>. Tot op dat ogenblik was er circa tienduizend<br />
gul<strong>de</strong>n bijeengebracht. ‘Wat het fonds aangaat,’ kon Van Oss achteraf dan ook met<br />
een zucht van verlichting zeggen, 56 ‘dit valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>. De<br />
tij<strong>de</strong>n zijn zeer slecht, maar het huis is er. Enkelen zijner bewon<strong>de</strong>raars beijver<strong>de</strong>n<br />
zich stevige stutten en balken aan te dragen; an<strong>de</strong>ren, waaron<strong>de</strong>r het “Va<strong>de</strong>rland” en<br />
<strong>de</strong> Uitgevers Nijgh & Van Ditmar en Veen, kwamen met flinke binten en planken;<br />
en een kleine 500 an<strong>de</strong>ren zorg<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> steenen, dakpannen, enz. Joh. <strong>de</strong> Meester<br />
wist al dat materiaal saam te persen in het couvert dat hij <strong>de</strong>n jubilaris overhandig<strong>de</strong>.’<br />
Het bedrag zou nadien nog aangroeien tot f11234,-, geschonken door vierhon<strong>de</strong>rd<br />
drieën<strong>de</strong>rtig verschillen<strong>de</strong> gevers. Uit Indië was toen - 27 juni - nog niets ontvangen.<br />
Men mag aannemen dat het totale bedrag uitein<strong>de</strong>lijk een twaalfduizend gul<strong>de</strong>n zal<br />
hebben bedragen. (Maar uit Soerabaja zal wel niet veel gekomen zijn...)<br />
Daarop trad Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel naar voren om zijn feestre<strong>de</strong> af te steken. Na<br />
verklaard te hebben dat hij het een aangename tijding had gevon<strong>de</strong>n om aangewezen<br />
te wor<strong>de</strong>n het woord tot <strong>Couperus</strong> te richten, sprak hij <strong>de</strong> hoop uit, 57 ‘dat <strong>de</strong> dag van<br />
he<strong>de</strong>n later in uwe herinnering aanwezig zal zijn als een <strong>de</strong>r gelukkige dagen in uw<br />
leven. Ik <strong>voor</strong> mij weet nu reeds dat ik hem tot een <strong>de</strong>r gelukkigste in het mijne<br />
rekenen zal.’ Van Deyssel noem<strong>de</strong> zijn literaire confrater een uitverkorene on<strong>de</strong>r het<br />
volk van Ne<strong>de</strong>rland, en bestond het hem in <strong>de</strong> eerste plaats lof toe te zwaaien <strong>voor</strong><br />
zijn <strong>de</strong>stijds door <strong>de</strong>jonge Tachtigers zo gesma<strong>de</strong> gedichten.<br />
<strong>Couperus</strong>' oren moeten bijna zichtbaar geklapperd hebben toen hij Van Deyssel<br />
over Orchi<strong>de</strong>eën uit 1886 anno 1923 hoor<strong>de</strong> beweren: ‘Gij hebt wellicht niet Juist<br />
gekend <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ering door uw Amsterdamsche me<strong>de</strong>-jongeren van toen, door die<br />
Amsterdamsche groep, die met U me<strong>de</strong>leef<strong>de</strong> in overgegeven geestdrift <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche Letteren,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
665<br />
aan dien gedichtenbun<strong>de</strong>l toegedragen. Maar ik herinner mij, dat men er zulk een<br />
gevoelen over had, dat niet alleen menige gcdachtenwisseling er aan was gewijd;<br />
maar dat men strophen en regels in zijn gedachten omdroeg; dat er niets verrassends<br />
in was, toen op een herfstavond te Amsterdam een vriend mijn vertrek betrad on<strong>de</strong>r<br />
het stil <strong>voor</strong> zichzelf zeggen van woor<strong>de</strong>n, waarme<strong>de</strong> hij zijne wan<strong>de</strong>lingmijmering<br />
nog <strong>voor</strong>t zette, van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: “als donkere violen die verkwijnen” (eene<br />
vergelijking <strong>voor</strong> lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> meisjesoogen). Dat waren woor<strong>de</strong>n uit úw dichtbun<strong>de</strong>l,<br />
mijnheer <strong>Couperus</strong>.’<br />
Daarna zong hij natuurlijk <strong>de</strong> lof van Eline Vere, een boek dat hij, zo zci hij,<br />
beschouw<strong>de</strong> als ‘een uitgelezen <strong>voor</strong>beeld van een <strong>de</strong>r praerogatieven, die <strong>de</strong> kunst<br />
heeft op het leven. In ou<strong>de</strong>re leven<strong>de</strong> menschen kunnen wij dikwijls nog steeds<br />
waar<strong>de</strong>eren <strong>de</strong> hoedanighe<strong>de</strong>n, die in hun jeugd ons troffen. Eline Vere nu heeft<br />
daar-bij <strong>de</strong> jeugd zelve behou<strong>de</strong>n, en die haar he<strong>de</strong>n ten dage <strong>voor</strong> het eerst ontmoet,<br />
die ziet haar in hare jeugd en dien wordt <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> ontroering ten <strong>de</strong>el als <strong>de</strong>ngenen,<br />
die kennis met haar maakten vóór meer dan <strong>de</strong>rtig jaar. [...] Ik verwijl het langst bij<br />
uw eerste groote werk, om. dat gij zelf in al <strong>de</strong>n rijkdom en met alle charmes van<br />
uw heerlijk kunstenaarskarakter met dat werk tot ons kwaamt en wij uwe latere<br />
werken steeds eenigszins hebben gezien als waren dat <strong>de</strong> reizen en pelgrimstochten<br />
door <strong>de</strong> schoone rijken en naar <strong>de</strong> stralen<strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong>n menschengeest, van <strong>de</strong><br />
menschenverbeelding, van <strong>de</strong>n auteur van Eline Vere.’<br />
Veel korter-liet Van Deyssel Noodlot en Extaze <strong>de</strong> revue passeren. Over De berg<br />
van licht en Dionyzos zei hij: ‘Het is wellicht in <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> nu het laatst genoem<strong>de</strong><br />
werken, dat <strong>de</strong> zon van uw kunstenaarsgave, die wij zoo schitterend zagen opgaan<br />
in uwe jeugd, uit <strong>de</strong>n middag van uw leven ons het warmst en langdurigst heeft<br />
toe-geschenen. Van <strong>de</strong> rijke levensgevoe-ligheid en het kleurige zien <strong>de</strong>r werkelijkheid<br />
en <strong>de</strong>r wereld in Eline Vere, heeft uw geest in <strong>de</strong>n Berg van Licht zich verheven tot<br />
hoogere bewegingen. [...] Daarom kondt gij in <strong>de</strong>n Berg van Licht ons méésleepen<br />
in het <strong>de</strong> leven van <strong>de</strong>n jongen Romeinschen Keizer Heliogabalus, ons méésleepen<br />
in <strong>de</strong> heerlijkhe<strong>de</strong>n van dat feestleven, heuvel op heuvel af van vreug<strong>de</strong> en roem en<br />
verrukking, nu <strong>de</strong> vonk <strong>de</strong>r vreug<strong>de</strong>, nu <strong>de</strong> “Freu<strong>de</strong>, schöner Götterfunken” van<br />
Schiller en Beethoven, in U als een groot, vast, nimmer tanend vuur was gegroeid;<br />
welke zelf<strong>de</strong> verrukkingskracht ons in uw Dionusos een zoo langdurig zon<strong>de</strong>r<br />
verflauwing op zoo groote hoogte van<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
666<br />
toon blijvend werk bracht als tot het Ne<strong>de</strong>rlandsche proza in <strong>de</strong> twintigste en<br />
negentien<strong>de</strong> eeuw er geen twee<strong>de</strong> behoort.’<br />
Naar het: ein<strong>de</strong> van zijn betoog toe kwam Van Deyssel tot een ietwat gezwollen<br />
peroratic: ‘Door <strong>de</strong>n rijkdom van uw geest, door het aantal en <strong>de</strong> groote<br />
verschei<strong>de</strong>nheid uwer werken hebt gij in Ne<strong>de</strong>rland en overal in het groote door <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandsche taal bestreken gebied niet alleen; maar ook, door <strong>de</strong> ver-talingen, in<br />
<strong>de</strong> schoonste <strong>de</strong>r Europeesche talen, een zeer uitgebreid aantal lezers gevon<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n, die Holland omgeven. En even veel lezers als gij u verwierft, even veel<br />
bewon<strong>de</strong>raars ontston<strong>de</strong>n er van <strong>de</strong> schoonheid, die het Holland van <strong>de</strong>n<br />
tegenwoordigen tijd aan <strong>de</strong> wereld heeft te schenken.’<br />
Het mooiste bewaar<strong>de</strong> hij uiteraard <strong>voor</strong>liet slot: ‘Dit, en uw karakter als mensch,<br />
<strong>de</strong> gratie uwer beweging door het leven, door <strong>de</strong> buiten-landsche werel<strong>de</strong>n, <strong>de</strong><br />
broe<strong>de</strong>rlijkheid, waarme<strong>de</strong> gij, naar uw va<strong>de</strong>rland gekomen, ook soms uw werkkamer,<br />
die dus zoo zeer ook uw schatkamer was, hebt verlaten, om uwe lezers in leven<strong>de</strong>n<br />
lijve te ontmoeten, om hun vóor te lezen, zelf, iets van het vele schoone, dat uw<br />
gedachten, als gij afgezon<strong>de</strong>rd waart in <strong>de</strong> stilte en <strong>de</strong>n aandacht, <strong>voor</strong> hen had<strong>de</strong>n<br />
gevon<strong>de</strong>n, - alle <strong>de</strong>ze uwe karakter - <strong>de</strong>elen samen doen u zijn <strong>de</strong> vertegenwoordiger<br />
bij uitnemendheid van <strong>de</strong> Hollandsche letterkun<strong>de</strong> in <strong>de</strong> wereld. Ik eer daarom U als<br />
groot Ne<strong>de</strong>rlandsch letterkundig kunstenaar van <strong>de</strong>n tegenwoordigen tijd en in U eer<br />
ik <strong>de</strong> grootheid en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>de</strong>r Hollandsche Letterkun<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wereld. Ik heb<br />
gezegd.’<br />
De huldiging werd een middag van louter hoogtepunten. De ministeriële <strong>de</strong>marches<br />
van Van Oss wer<strong>de</strong>n met succes bekroond.<br />
De minister ‘kon iets brengen’. wat wérkelijk gevraagd was kwam overigens niet.<br />
Het had in <strong>de</strong> bedoeling gelegen dat <strong>de</strong> koningin <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zou hebben<br />
bevor<strong>de</strong>rd van officier tot comman<strong>de</strong>ur in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau. Toen minister<br />
J. Th. <strong>de</strong> Visser opstond om <strong>de</strong> jubilaris te doen weten dat het H.M. behaagd had,<br />
enzo<strong>voor</strong>t..., bleek een zo hoge on<strong>de</strong>rscheiding toch niet <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> weggelegd:<br />
hij werd - ook nog heel mooi natuurlijk - ‘slechts’ benoemd tot rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw. 58 Het lintje werd hem vervolgens opgespeld door mr. M.I.<br />
Duparc.<br />
Van Oss camoufleer<strong>de</strong> het in zijn verslag van het feest tactvol door het in <strong>de</strong><br />
Haagsche Post als volgt te formuleren: 59 ‘... als apotheose kwam Minister De Visser,<br />
een <strong>de</strong>r vlotste sprekers van ons land, getuigen van <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
667<br />
groote belangstelling en hooge waar<strong>de</strong>ering <strong>de</strong>r Regeering, welke laatste een blijvend<br />
embleem kreeg in <strong>de</strong>n vorm van <strong>de</strong>n Ne<strong>de</strong>rlandschen Leeuw.’ In 1946 zou hij alsnog<br />
opbiechten: 60 ‘... wij kon<strong>de</strong>n niet méér bereiken dan een gewonen Leeuw; en reeds<br />
dat kostte zooveel moeite, dat Johan <strong>de</strong> Meester zei<strong>de</strong> dat, wanneer hij een groot<br />
schrijver we<strong>de</strong>r eens een “Leeuw” wil<strong>de</strong> bezorgen, hij maar liever naar <strong>de</strong> Sahara<br />
zou<strong>de</strong> gaan om er een te vangen!’<br />
Tegen alle afspraken in manifesteer<strong>de</strong> zich tenslotte ineens een... vier<strong>de</strong> spreker.<br />
<strong>Couperus</strong> zal daar geen bezwaar tegen gehad hebben - <strong>de</strong> man kwam met geld - maar<br />
Van Oss was kwaad. Drieëntwintig jaar later herinner<strong>de</strong> hij zich nog altijd met<br />
gemeng<strong>de</strong> gevoelens hoe <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> Wereld<strong>bibliotheek</strong> L. Simons ongevraagd<br />
naar voren was gekomen om <strong>Couperus</strong> namens het Willem Kloos Fonds een Ierse<br />
portefeuille met inhoud te offreren. 61 Simons <strong>de</strong>ed dit allerminst in stille<br />
beschei<strong>de</strong>nheid. Integen<strong>de</strong>el. Hij had daar ook wel enige re<strong>de</strong>nen toe: tien jaar eer<strong>de</strong>r<br />
immers was hij het geweest die <strong>Couperus</strong>' huldiging bij diens vijftigste verjaardag<br />
van een extra financieel aureool had helpen <strong>voor</strong>zien. 62 Van Oss beweert dat Simons<br />
een ‘reuzenspeech’ afstak die bij <strong>de</strong> aanwezigen welhaast <strong>de</strong> indruk moest wekken<br />
dat hij het feest had georganiseerd. Of ie<strong>de</strong>reen er zich zo aan gestoten heeft als Van<br />
Oss is <strong>de</strong> vraag. Er waren er omgekeerd ook wel die zich juist aan <strong>de</strong> figuur Van Oss<br />
hebben geërgerd... Van Deyssel blijkt hem achter zijn rug ‘een slachter’ genoemd te<br />
hebben. 63 In zijn reportage over <strong>de</strong> huldiging maakte Van Oss van Simons' optre<strong>de</strong>n<br />
geen enkele melding.<br />
Wel <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij mee dat <strong>Couperus</strong> zelf te geroerd was geweest om te spreken en<br />
dat hij zich tot intensief han<strong>de</strong>ndrukken had beperkt. In <strong>de</strong> rubriek ‘Correspon<strong>de</strong>ntie’<br />
van 16 juni kon men in <strong>de</strong> Haagsche Post lezen: 64 ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, zeer geroerd<br />
door <strong>de</strong> huldiging, hem in Den Haag te beurt gevallen, wenscht hierbij aan Allen,<br />
die op welke wijze ook, bijdroegen tot het welslagen van dit Feest, te verzekeren,<br />
dat hij nimmer vergeten zal <strong>de</strong> overgroote sympathie, die hem 10 Juni XXIII betoond<br />
werd door niet alleen vorstelijke Donateurs, maar ook door hartelijke Lezers en<br />
hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n van alle stan<strong>de</strong>n. Hij hoopt <strong>de</strong>ze maand gelegenheid te hebben<br />
zooveel doenlijk is, ie<strong>de</strong>reen, die hem blijk gaf van <strong>de</strong>ze sympathie, persoonlijk te<br />
bedanken.’ In<strong>de</strong>rdaad zou hij dit spoedig ook op een geheel eigen wijze doen.<br />
Het han<strong>de</strong>ndrukken had uiteraard plaatsgevon<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> op <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
668<br />
huldiging volgen<strong>de</strong>, druk bezochte receptie. Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze gaf zelfs <strong>de</strong> minister<br />
van Buitenlandse Zaken jhr. dr. H.A. van Karnebeek van zijn belangstelling blijk.<br />
Na afloop bo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> heer en mevrouw Kleykamp het echtpaar <strong>Couperus</strong> een diner<br />
aan, waarbij on<strong>de</strong>r meer ook <strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunstenaars Van Konijnenburg en Willem<br />
Maris met hun echtgenoten aanzaten. 65<br />
Waren er ook vrien<strong>de</strong>n die ontbraken? Die waren er. Henri Borel bij <strong>voor</strong>beeld.<br />
Diens tussen haakjes geplaatste verontschuldiging spreekt <strong>voor</strong> zichzelf: 66 ‘Zijn<br />
[<strong>Couperus</strong>'] laatste brief was nà zijn jubileum, dat hij mij gemist had bij dat feest (ik<br />
kàn nu eenmaal zulke dingen niet me<strong>de</strong>maken, die zoo indruischen tegen alles wat<br />
mij het heiligste is), dat hij mij tevergeefs gezocht had om mij op <strong>de</strong> intieme receptie<br />
te vragen, die op <strong>de</strong> officieele volg<strong>de</strong>, maar dat hij mij spoedig stil bij hem thuis, in<br />
<strong>de</strong> Steeg, hoopte te zien, en hij teeken<strong>de</strong>: “Je vriend en broe<strong>de</strong>r <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>”.’<br />
Dit zegt evenveel over <strong>Couperus</strong> zelf, die doorgaans min<strong>de</strong>r rancuneus was dan<br />
men wel eens gemeend heeft, als over Borel. De laatste meldt, in dit zelf<strong>de</strong> stuk van<br />
17 juli 1923, een dag na <strong>Couperus</strong>' overlij<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> grote schrijver in waarheid een<br />
levensmoe<strong>de</strong> was geweest. Men vraagt zich dan wel af wat Borel als het heiligste<br />
beschouw<strong>de</strong>. Echte vriendschap in elk geval niet.<br />
Het spreekt vanzelf dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> dag na het feest zijn eigenlijke verjaardag,<br />
die op zondag viel, in <strong>de</strong> familiekring bij zijn zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein in <strong>de</strong><br />
Molenstraat heeft gevierd. Vermoeid maar voldaan keer<strong>de</strong> hij daarna terug naar De<br />
Steeg. De ou<strong>de</strong> dag was nu dan wérkelijk begonnen.<br />
In het bezit van een eigen huis, met zijn kapitaaltje op <strong>de</strong> bank bij Scheurleer nog<br />
altijd ongeschon<strong>de</strong>n, leken er geen directe re<strong>de</strong>n en aanwezig om zich zorgen <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> toekomst te maken. Met een betere lichamelijke conditie zou die er zeker ook<br />
zonniger hebben uitgezien. Helaas echter ging zijn gezondheid nu snel ver<strong>de</strong>r<br />
achteruit.<br />
Eindnoten:<br />
1 ‘De sneeuwfee’ (Vad. 29 april 1923), in Het snoer <strong>de</strong>r ontferming en Japansche legen<strong>de</strong>n<br />
(1924), 240-246.<br />
2 Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923), 1, 377, 544, 698; 11, 61, 190, 404, in Het snoer, passim.<br />
3 ‘Intieme impressies v’ (Van. 4 maart 1923), in Proza II, 213-279; 213.<br />
4 Te beginnen met 28 januari 1923.<br />
5 Door Albert Vogel gebun<strong>de</strong>ld als Van week tot week (1982). Oorspronkelijk verzameld in Proza<br />
II en III, waarvan hierna <strong>de</strong> paginering gevolgd wordt (Vad. 28 januari-8 juli 1923).<br />
6 Door Manjke Stapert-Eggen gebun<strong>de</strong>ld als Epigrammen (1982). Oorspronkelijk verzameld in<br />
Proza II en III, passim.<br />
7 ‘Intieme impressies I’ (Vad. 28 januari 1923), in Proza II, 14-19.<br />
8 I<strong>de</strong>m, 19.<br />
9 ‘Intieme impressies II’ (Vad. 4 februari 1923), in Proza 11, 82-87; 87.<br />
10 ‘Intieme impressies III’ (Vad. 11 februari 1923), in Proza II, 173-178.<br />
11 ‘Intieme impressies IV’ (Vad. 18 februari 1923), in Proza II, 150-155; 153.<br />
12 ‘Intieme impressies V’ (Vad. 4 maart 1923), in Proza II, 213-219; 214.<br />
13 I<strong>de</strong>m, 217.<br />
14 Maatstaf II (1963), 178 nr.34.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
15 Hier werd <strong>de</strong> beken<strong>de</strong>, laatste foto van <strong>Couperus</strong> aan zijn schrijftafel genomen, zie <strong>Louis</strong><br />
Couporus (schrijversprentenboek 9), 37 afb. 112.<br />
16 Vogel, <strong>Couperus</strong>, 231.<br />
17 Hij was niet <strong>de</strong> enige. Dit is <strong>de</strong> oorzaak geweest van een vlammend request gedateerd 5 oktober<br />
1920 aan <strong>de</strong> minister van O., K. en W., on<strong>de</strong>rtekend door <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, dr. Fre<strong>de</strong>rik van<br />
Ee<strong>de</strong>n, G. van Hulzen, Is. Querido, Carel Scharten en M. Scharten-Antink (!), en Maurits<br />
Wagen<strong>voor</strong>t: Zij wezen daarin op <strong>de</strong> financiële no<strong>de</strong>n waarin <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse schrijvers door<br />
het wereldgebeuren in <strong>de</strong> laatste zes jaren nog meer dan vroeger reeds waren gebracht: ‘Dichters<br />
en schrijvers behooren tot <strong>de</strong> geestelijke leidslie<strong>de</strong>n van een volk. Door hen te laten<br />
“verkommeren” wordt <strong>de</strong> ontwikkeling zijner beschaving geschaad. [...] Pijnlijk zijn thans <strong>de</strong><br />
levensomstandighe<strong>de</strong>n van hen, die reeds hun 50e levensjaar hebben overschre<strong>de</strong>n: een leeftijd,<br />
die niet meer toelaat naar een an<strong>de</strong>r bestaan om te zien.’ Zij eisten meer, en hogere, toelagen<br />
<strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>re schrijvers en behoorlijke subsidies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongere. Immers: ‘Geen functie of zij<br />
zag haar loon verhoogd.’ (Zie De Nieuwe Courant, 6 oktober 1920). - Uit een brief van 6 juni<br />
1920 aan Wagen<strong>voor</strong>t (Lett. Mus.) blijkt dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> opsteller van het request is geweest.<br />
<strong>Couperus</strong> schreef dat hij wel zijn naam wil<strong>de</strong> lenen, maar ver<strong>de</strong>r sceptisch gestemd was over<br />
<strong>de</strong> affaire en er weinig van verwachtte.<br />
18 Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 2 maart. Koning Gustaaf V was op 28 februari een staatsbezoek aan<br />
Ne<strong>de</strong>rland begonnen. Burgemeester De Vlugt van Amsterdam had in het Frans <strong>de</strong> gewraakte<br />
woor<strong>de</strong>n tot Z.M. gericht.<br />
19 Erbe. Nag. werk, 192. Zie ook Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 384-385. - Over <strong>de</strong>ze kwestie ook F.<br />
Bor<strong>de</strong>wijk, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> fantasie’, in Over <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> (1952), 10-16.<br />
20 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 384.<br />
21 ‘Intieme impressies VI’ (Vad. 11 maart 1923), in Proza II, 198-203; 201.<br />
22 I<strong>de</strong>m, 203.<br />
23 Volgens Vogel, <strong>Couperus</strong>, 240, eigenlijk niet: ‘Elizabeth <strong>Couperus</strong> heeft hem met veel tact<br />
zover weten te krijgen dat hij erheen ging. “Maar”, zei <strong>Couperus</strong>, “ik ga alleen als mijn nichtjes<br />
mij als hofdames zullen vergezellen”.’<br />
24 ‘Intieme impressies VIII’ (Vad. 1 april 1923), in Proza III, 36-40. - Erbe, Nag. werk, 186-188.<br />
25 De naam was nog niet op het huis aangebracht. Mij meege<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> dochter van Henri van<br />
Booven, mevrouw M. <strong>de</strong> Vries-Van Booven.<br />
26 ‘Intieme impressies XI’ (Vad. 8 april 1923). in Proza III. 64-69; 64.<br />
27 I<strong>de</strong>m, 65.<br />
28 Zie diens herinneringen in Het Va<strong>de</strong>rland (1963), 15 juni. - Bastet, Zuil, 183-185. Dat hij ook<br />
vriendschap sloot met een ober van hotel De Engel, met wie hij graag schaakte, vertelt Vogel,<br />
<strong>Couperus</strong>, 233.<br />
29 Zie noot 26, 66.<br />
30 Het Leven (1923), 31 maart. Bij een tekst van Frans Coenen. Zie <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong><br />
(schrijversprentenboek 9), 36 afb.110. - Bastet, Zuil, 169. - In Het Leven van 21 juli zou Coenen<br />
na <strong>Couperus</strong>' dood <strong>de</strong> foto nogmaals plaatsen.<br />
31 ‘Intieme impressies X’ (Vad. 15 april 1923), in Proza III, 94-99.<br />
32 Paradijzen II, 30 nr. 32, afb.<br />
33 E.A.E. Libosan bij <strong>voor</strong>beeld, zie noot 28.<br />
34 ‘Intieme impressies XI’ (Vad. 22. april 1923), in Proza III, 130-135; 133.<br />
35 I<strong>de</strong>m, 134.<br />
36 Maatstaf II (1963). 230 nr. 98.<br />
37 V. Booven, Leven, 156, vermeldt een brief van <strong>Couperus</strong>, geschreven in <strong>de</strong> laatste dagen van<br />
1897 aan jhr. Johan Ram.: ‘... hij was erg getroffen door Maurits Wagen<strong>voor</strong>t's Maria van<br />
Magdala, en noem<strong>de</strong> het een mooi boek dat R. bepaald moest lezen.’ - Zie ook Reijn<strong>de</strong>rs, C.<br />
bij V.D., 418.<br />
38 Zie noot 1.<br />
39 ‘Intieme impressies XII’ (Vad. 6 mei), in Proza III. 160-165.<br />
40 ‘Intieme impressies XIII’ (Vad. 20 mei 1923), in Proza III, 192-197.<br />
41 I<strong>de</strong>m, 195.<br />
42 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 387-411.<br />
43 I<strong>de</strong>m. 392.<br />
44 I<strong>de</strong>m, 393.<br />
45 I<strong>de</strong>m.<br />
46 I<strong>de</strong>m, 395.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
47 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
48 Ibi<strong>de</strong>m.<br />
49 I<strong>de</strong>m, 396.<br />
50 In facsimile afgedrukt in De Amsterdammer (1923), zaterdag 21 juli 1923, 8. - Bastet, Zuil,<br />
178.<br />
51 In facsimile afgedrukt in <strong>de</strong> Haagsche Post (1923), zaterdag 21 juli. Zie ook Maatstaf II (1963),<br />
231 nr.99 (verkort). - Bastet, Zuil, 178.<br />
52 Johan C.P. Alberts, ‘<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zestig jaar’, in De Telegraaf (1923), 9 juni.<br />
53 Zie noot 15.<br />
54 Anneièn, ‘Van mensch en ding. <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>’, in Algemeen Han<strong>de</strong>lsblad (1923), 9 juni.<br />
55 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398. - Zoals gewoonlijk werd <strong>Couperus</strong> weer omringd door allerlei<br />
mevrouwen. Vogel, <strong>Couperus</strong>, 240: ‘Toen <strong>Couperus</strong> aankwam kreeg hij van drie verschillen<strong>de</strong><br />
dames een orchi<strong>de</strong>e aangebo<strong>de</strong>n en men was zeer benieuwd van welke dame hij <strong>de</strong> orchi<strong>de</strong>e in<br />
het knoopsgat zou dragen, maar <strong>Couperus</strong> wil<strong>de</strong> geen orchi<strong>de</strong>eën meer. Hij gaf er één aan zijn<br />
vrouw en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re aan zijn nichtjes.’ (Betty en <strong>Louis</strong>e Wijnaendts van Resandt.)<br />
56 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398.<br />
57 I<strong>de</strong>m, 401-405. - Groot-Ne<strong>de</strong>rland XXI (1923), II, I e.v.<br />
58 Henri Borel, ‘De Leeuw van <strong>Couperus</strong> en het Grootkruis van Loti’, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923),<br />
17 juni, merkte op dat van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatoren ver<strong>de</strong>r alleen Marcellus Emants een Leeuw<br />
had gekregen, maar niet uitsluitend om letterkundige verdiensten. Van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
kunstenaars had<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>ts slechts Toorop en Mengelberg er een gekregen. -Maar Borel vond<br />
dit altijd nog min<strong>de</strong>r dan wat Frankrijk in zulke gevallen placht te doen. Pierre Loti had enkele<br />
maan<strong>de</strong>n eer<strong>de</strong>r het Grootkruis van het Legioen van Eer mogen ontvangen: ‘Nergens als in<br />
Frankrijk wordt beseft, dat kunst nationale grootheid is.’ - Zie ver<strong>de</strong>r Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D.,<br />
409.<br />
59 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398.<br />
60 I<strong>de</strong>m, 410. - S.F. van Oss, Vijftig jaren journalist (1946), 130.<br />
61 Dit wordt vermeld in verschillen<strong>de</strong> courantenverslagen. Er was speciaal Iers le<strong>de</strong>r uitgezocht,<br />
in verband met Het zweven<strong>de</strong> schaakbord. - Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 398. - Van Oss, Vijftig jaren,<br />
129.<br />
62 Leo Simons, een goe<strong>de</strong> kennis van <strong>Couperus</strong>, was toen als penningmeester opgetre<strong>de</strong>n.<br />
63 Reijn<strong>de</strong>rs, C. bij V.D., 390 noot 2.<br />
64 I<strong>de</strong>m, 399.<br />
65 Willem Maris was een goe<strong>de</strong> kennis van <strong>Couperus</strong>' zuster Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein, van wie<br />
hij ook een portret heeft gemaakt (nog steeds familiebezit).<br />
66 Henri Borel, in Het Va<strong>de</strong>rland (1923), 17 juli.<br />
V [1923-latere tijd]<br />
Het eerste wat <strong>Couperus</strong> in zijn mooie nieuwe kamer <strong>de</strong>ed was het schrijven van een<br />
dankwoord, dat hij op 23 juni in <strong>de</strong> Haagsche Post liet afdrukken. 1 Er staan<br />
interessante dingen in. Behalve betuigingen van erkente-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
669<br />
lijkheid aan velen wier namen hierboven bij herhaling genoemd zijn, ging hij zoals<br />
te verwachten <strong>voor</strong>al wat dieper in op Van Deyssels feestre<strong>de</strong>.<br />
Nooit heeft hij geweten hoe <strong>de</strong>ze zijn leven lang geobse<strong>de</strong>erd is geweest door het<br />
onnavolgbare fenomeen <strong>Couperus</strong>, wiens werkkracht en gemid<strong>de</strong>ld hoog niveau Van<br />
Deyssel jaar in jaar uit pijnlijke gevoelens van eigen inferioriteit hebben bezorgd.<br />
<strong>Couperus</strong>, hoewel in zijn jonge jaren soms fel tegen Thijm gekant, niet alleen wegens<br />
diens scheldpartijen maar <strong>voor</strong>al ook omdat <strong>de</strong> man nimmer op een hoofse en<br />
goedbedoel<strong>de</strong>, essentiële brief van hem had geantwoord, was zijnerzijds mettertijd<br />
mil<strong>de</strong>r over hem gaan <strong>de</strong>nken. Daar <strong>de</strong> scherpe kantjes er bij Van Deyssel<br />
langza-merhand al danig van af waren gesleten, leek nu, na <strong>de</strong> eerste toena<strong>de</strong>ringen<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> lezing op 22 februari 1917 te Utrecht, waarbij Henri van Booven zoals wij<br />
zagen als entremetteur was opgetre<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> verzoening volkomen.<br />
Zo kon <strong>Couperus</strong> in zijn dankwoord dan ook zeggen: ‘Toen Van Deyssel mij<br />
toesprak, ben ik in mijn innerste zeer bewogen geweest. Hij zei<strong>de</strong> mij gevoelens, die<br />
ik niet wist, dat zoo innig beston<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> harten <strong>de</strong>r Voormannen van '8o <strong>voor</strong> hun<br />
me<strong>de</strong>-broe<strong>de</strong>r, die zich misschien steeds wat te ver van hen heeft afgehou<strong>de</strong>n, om<br />
geen an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n, dan dat hij eigenlijk, trots alle zijne reputaties, een stil mensch<br />
is, die geen strij<strong>de</strong>r is vaninatuur als zij waren en die alleen wenschte onafhankelijk<br />
te arbei<strong>de</strong>n zooals hij verkoos. Ik herhaal, <strong>de</strong>ze houding is misschien een fout geweest;<br />
innerlijk was ik toch van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mentaliteit als die daar in Amsterdam. Maar - het<br />
is vreemd - het scheen, dat Amsterdam in die dagen vér van Den Haag lag, en ik<br />
beken het eerlijk, dat is misschien jammer geweest.’ - Het heeft overigens min<strong>de</strong>r<br />
aan <strong>Couperus</strong> gelegen dan aan ‘Amsterdam’.<br />
Hij vervolg<strong>de</strong>: ‘Toch hebben wij elkan<strong>de</strong>r gevon<strong>de</strong>n. Van Deyssel heeft mij<br />
werkelijk gelukkig gemaakt, door te verklaren, dat hij zelve, mij toespreken<strong>de</strong>, dien<br />
dag gelukkig was. En <strong>de</strong>ze verbroe<strong>de</strong>ring gevoel ik als een won<strong>de</strong>rlijk innig oogenblik<br />
in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis onzer mo<strong>de</strong>rne letteren. Wat zullen wij er nu eenmaal aan doen:<br />
het is niet an<strong>de</strong>rs, wij behooren. aan <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, hoe beschei<strong>de</strong>n misschien ik<br />
in <strong>de</strong> ziel mijner ziel eigenlijk een geheel an<strong>de</strong>r leven had willen lei<strong>de</strong>n dan dat<br />
waartoe <strong>de</strong> onafweerbare machten mij dwongen: een leven van droomen, peinzing,<br />
stilte en bezonken lief<strong>de</strong>, zón<strong>de</strong>r te schrijven, zon<strong>de</strong>r roem. en mondaniteit en zon<strong>de</strong>r<br />
zoo heel veel, dat onvermijdbaar is in een leven, aan publiciteit en overbekendheid<br />
gewijd. Want eigenlijk, lieve vrien<strong>de</strong>n, ben ik zoo<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
670<br />
weinig als ik mij <strong>voor</strong>doe en kent ge mij niet, trots alle mijne auto-indis-creties.<br />
Maar kom, dit zijn vertee<strong>de</strong>ringen, die het beter is te verzwijgen.’<br />
Over <strong>de</strong> hem verleen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding wil<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> graag ook nog wat kwijt.<br />
Dat het comman<strong>de</strong>urschap in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van Oranje Nassau te hoog <strong>voor</strong> hem was<br />
gebleken, <strong>de</strong>er<strong>de</strong> hem niet. Rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Leeuw vond hij<br />
al meer dan prachtig: ook zijn va<strong>de</strong>r en zijn broer John Ricus waren in<strong>de</strong>rtijd met<br />
<strong>de</strong>ze versierselen getooid. Na zijn Intieme impressie van 11 maart 1923 voel<strong>de</strong> hij<br />
het zon<strong>de</strong>r meer als een voldoening dat koningin Wilhelmina nu eens niet aan <strong>de</strong><br />
literatuur was <strong>voor</strong>bijgegaan. ‘Ik sta misschien,’ schreef hij daarom, ‘van binnen-uit<br />
wat vreemd tegenover officicele on<strong>de</strong>rscheidingen, hoewel ik zeer apprecieer <strong>de</strong><br />
spontane sympathie, die van dien hoogen kant tot ons, arbei<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong>n wijngaard<br />
<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Muze, komt. Maar dit gevoel was op het oogenblik, dat minister<br />
De Visser mij me<strong>de</strong><strong>de</strong>el<strong>de</strong>, welke hooge eer mij te beurt viel, geheel verdrongen<br />
door een an<strong>de</strong>r gevoel, namelijk door <strong>de</strong> groote vreug<strong>de</strong>, dat ons litteraire gil<strong>de</strong> - al<br />
was het dan ook in mijne persoon - ge-eerd werd van Hooger Hand. 2 Lieve<br />
kunstbroe<strong>de</strong>rs, en -zusters, op dit oogenblik heb ik gedacht aan u allen. Op dit<br />
oogenblik heb ik dankbaar <strong>de</strong> zoo hooge on<strong>de</strong>rscheiding aanvaard, maar niet an<strong>de</strong>rs<br />
dan als één van u allen. Wij allen te zamen, werken, door onze begaafdhe<strong>de</strong>n en<br />
talenten om Ne<strong>de</strong>rland groot te maken door zijne taal. Zon<strong>de</strong>r taal, geen volk; wij<br />
allen, arbei<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche Taal, wij zijn, en ik zeg dit zon<strong>de</strong>r eenige<br />
valsche ne<strong>de</strong>righeid of dwazen hoogmoed, <strong>de</strong> onmisbare Instandhou<strong>de</strong>rs onzer<br />
nationaliteit. En dat dit begrepen werd ter plaatse waar het wel eens werd<br />
<strong>voor</strong>bijgezien, meer uit achteloosheid dan uit onbegrip, heeft mij op dat oogenblik<br />
van officieele hul<strong>de</strong> vreug<strong>de</strong>vol getroffen.’<br />
Aan het slot van zijn dankwoord vroeg hij zich af, met een blik op alle bloemen,<br />
ca<strong>de</strong>aus, brieven en telegrammen, of hij wel in staat zou zijn. ie<strong>de</strong>reen persoonlijk<br />
te bedanken zon<strong>de</strong>r iemand te vergeten. <strong>Couperus</strong> heeft er het volgen<strong>de</strong> op bedacht.<br />
Hij liet twee soorten kaarten maken met zijn foto. Op <strong>de</strong> ene zien wij hem aan zijn<br />
schrijftafe], op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in sportpak samen met Brinio en op <strong>de</strong> achtergrond zijn<br />
‘Steegsche stulp’. 3 Voorzien van zijn handtekening en een kort, persoonlijk woord,<br />
zond hij <strong>de</strong>ze kaarten aan alle vrien<strong>de</strong>n en belangstellen<strong>de</strong>n die daar, zoals hij<br />
verklaar<strong>de</strong>, recht op had<strong>de</strong>n.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
671<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze bevond zich een zekere K.J.L. Alberdingk Thijm, Ou<strong>de</strong> Gracht, Haarlem...<br />
Want <strong>Couperus</strong> achtte het nu ook weer niet nodig <strong>de</strong> feestre<strong>de</strong>naar een uitvoerige,<br />
echt persoonlijke brief te schrijven: antwoord zou hij tóch niet krijgen! Eén regel<br />
vond hij voldoen<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong> achterkant van <strong>de</strong> foto waarop wij hem aan zijn bureau<br />
zien zitten, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> hij Thijm minzaam mee: 4 ‘Na Uw toespraak, die ik lees in<br />
Groot-Ne<strong>de</strong>rland, en die ik zoo bizon<strong>de</strong>r waar<strong>de</strong>er, is het mij een innige behoefte<br />
aan Lo<strong>de</strong>wijk van Deyssel te verzekeren, dat zijne me<strong>de</strong>werking aan Groot-<br />
Ne<strong>de</strong>rland, hoe sporadiesch ook, mij een groote vreug<strong>de</strong> is’. - Bij <strong>Couperus</strong>' crematie<br />
enkele weken later zou Van Deyssel het bitter laten afweten.<br />
De junidagen waren niet gemakkelijk. Na <strong>de</strong> roes van <strong>de</strong> huldiging kwam <strong>de</strong> kater,<br />
die <strong>de</strong>s te groter was omdat <strong>Couperus</strong> zich niet goed voel<strong>de</strong>. In De Steeg moest <strong>de</strong>,<br />
niet langer te vieren maar uitgevier<strong>de</strong>, schrijver een nieuwe fase beginnen: die van<br />
het senium. Wel troostte <strong>Couperus</strong> zich met <strong>de</strong> gedachte dat hij in <strong>de</strong> toekomst soms<br />
nog eens <strong>voor</strong> een paar maan<strong>de</strong>n naar bij <strong>voor</strong>beeld Florence zou kunnen gaan. Kleine<br />
reizen bleven altijd mogelijk. Maar zijn gezondheid moest eerst verbeteren. Helaas<br />
kon hij <strong>voor</strong>lopig nog niet zon<strong>de</strong>r arts. Volgens Albert Vogel kwam <strong>de</strong> dokter hem<br />
regelmatig bezoeken. 5<br />
<strong>Couperus</strong> werkte echter niet erg mee aan diens behan<strong>de</strong>ling. Hij zei tegen zijn<br />
nichtjes, Betty en <strong>Louis</strong>e Wijnaendts van Resandt: 6 ‘De dokter komt en wil gaan<br />
zeuren over mijn ziekte, maar ik zal er<strong>voor</strong> zorgen dat hij daar niet <strong>de</strong> gelegenheid<br />
toe krijgt.’ - De nichtjes herinner<strong>de</strong>n zich jaren later nog: 7 ‘Toen <strong>de</strong> dokter kwam<br />
met een flesje waarin een blauw drankje <strong>voor</strong> zijn patiënt zat, werd er niet over <strong>de</strong><br />
lever gepraat, daar zorg<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> <strong>voor</strong>, maar wel over <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> kamer.<br />
<strong>Een</strong> briljant betoog van <strong>Couperus</strong> uitgaan<strong>de</strong> van het feit dat <strong>de</strong> kleur van het drankje<br />
zo prachtig paste bij <strong>de</strong> rood-gou<strong>de</strong>n achtergrond van <strong>de</strong> kamer.’ Liever laaf<strong>de</strong> hij<br />
zich in die dagen aan gefrappeer<strong>de</strong> champagne. 8 Heidsieck ongetwijfeld.<br />
Afgezien van zijn kwalen van dit ogenblik had <strong>Couperus</strong> het altijd al moeilijk<br />
gehad met hei probleem van het ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. Nu werd hij wérkelijk oud, meen<strong>de</strong><br />
hij. Merkwaardig is het feit dat hij langzamerhand zijn kleding begon te verwaarlozen.<br />
Het kon hem, zo diep in <strong>de</strong> provincie, niet veel meer schelen hoe hij er uitzag. De<br />
gewone dagelijkse verrichtingen beperkte hij tot een minimum. Dit is in<br />
overeenstemming met wat<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
672<br />
wij lezen in zijn laatste Intieme impressie, 9 een fantasie over het thema ‘dat wij<br />
absoluut verkeerd leven’. Badinerend - maar in wezen meen<strong>de</strong> hij het heel ernstig -<br />
schil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>Couperus</strong> het complex van nutteloze han<strong>de</strong>lingen die een geciviliseerd<br />
(?) mens van <strong>de</strong> vroege ochtend tot <strong>de</strong> late avond meen<strong>de</strong> te moeten verrichten om<br />
zich in <strong>de</strong>ze zogenaam<strong>de</strong> beschaving in stand te hou<strong>de</strong>n. Sterker nog: onze gehele,<br />
gecompliceer<strong>de</strong> levenscarrière achtte hij een grote - maar helaas onontkoombare -<br />
vergissing. Even ongerijmd kwam hem in wezen <strong>de</strong> eigenschap <strong>voor</strong> die ons ondanks<br />
alles red<strong>de</strong>n kan, en die hij als een groot, paradoxaal won<strong>de</strong>r ervoer: 10 ‘... wij dwazen<br />
en onzinnigen, wij, die niet weten waarom wij leven, waarom wij geboren wor<strong>de</strong>n<br />
of sterven, wij kunnen tóch nog - o, al is het maar in <strong>de</strong> schaduw van een secon<strong>de</strong> -<br />
gelukkig zijn.’ De drijfkracht tot dit vermogen herken<strong>de</strong> hij in <strong>de</strong> ons ingeschapen<br />
lief<strong>de</strong>, naar wie of wien ook uitgaan<strong>de</strong>. Dit go<strong>de</strong>ngeschenk bracht hem tot een<br />
uitspraak, geformuleerd in <strong>de</strong> laatste regel van dit laatste feuilleton, verschenen in<br />
Het Va<strong>de</strong>rland van zondag 8 juli 1923: 11 ‘De go<strong>de</strong>n hebben aan het ein<strong>de</strong> me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n<br />
met ons gehad!’<br />
Door <strong>de</strong> schertsen<strong>de</strong> formuleringen heen schemert <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> lezer een<br />
<strong>de</strong>faitisme dat wel niet nieuw was maar dat alle vreug<strong>de</strong>volle dingen die hij sinds<br />
zijn thuiskomst uit Japan ervaren had in <strong>de</strong> ban van een noodlottige, steeds weer<br />
terugkeren<strong>de</strong> treurigheid hield. Daarvan getuigen <strong>de</strong> Japanse verhalen, die, groten<strong>de</strong>els<br />
nog op <strong>de</strong> Hoogewal geschreven, te zamen Het snoer <strong>de</strong>r ontferming vormen. Als<br />
boek is <strong>de</strong> verzameling pas in 1924, dus na zijn dood, verschenen.<br />
Zijn herhaal<strong>de</strong>lijk ziek zijn, op reis door Japan zelfs aan <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> dood, kan<br />
niet an<strong>de</strong>rs dan er toe bijgedragen hebben dat <strong>Couperus</strong> tij<strong>de</strong>ns het schrijven van<br />
<strong>de</strong>ze verhalen veel over <strong>de</strong> dood heeft nagedacht. Hij <strong>de</strong>ed dat in Japan al, toen hij<br />
over Amida schreef: 12 ‘Hij woont in een purperwolkig paradijs in het Westen of<br />
misschien in een goudwolkig paradijs in het Oosten. Dat weet ik niet meer. Maar hij<br />
heeft verklaard aan <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n, dat hij geen Boeddha-schap of rust in Nirwana<br />
verlang<strong>de</strong>, <strong>voor</strong>dat hij zeker was, dat ie<strong>de</strong>re sterveling hier bene<strong>de</strong>n, na zijne<br />
zielsverhuizingen een zalige rust <strong>de</strong>elachtig zou wor<strong>de</strong>n... Hij bemint <strong>de</strong> menschheid<br />
en ik ben maar een mensch. Ik geloof, dat ik koorts heb. Maar koorts of geen koorts,<br />
ik geloof... ik geloof aan Amida! En in het binnenstroomen<strong>de</strong> manelicht zie ik hem<br />
daar ijl, zilverig, misten<strong>de</strong>, maar héél dui<strong>de</strong>lijk, zitten op zijn immense lotosbloem,<br />
één flonkeroog astraal mid<strong>de</strong>n in<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
673<br />
zijn <strong>voor</strong>hoofd. Zijne oogen daaron<strong>de</strong>r hebben een blik van lief<strong>de</strong>; hij lacht. Nu rijst<br />
hij op, ontzaglijk; misschien gaat hij <strong>de</strong> lichtsluizen ontsluiten; misschien zendt hij<br />
mij één straal van zijn Grenzenlooze Licht... - Amida! bid ik. Amida! Neem weg van<br />
mij die pijnen...’<br />
Bij <strong>de</strong>ze herinnering sluit <strong>de</strong> opdracht aan Amida in het Voorspel van Het snoer<br />
<strong>de</strong>r ontferming nauw aan: 13 ‘Hij beurt het Snoer, dat hangt driedubbel hem rondom<br />
<strong>de</strong>n hals, opdat allen, die stierven na dit nietig kleine maar smartvolle leven, het<br />
zullen grijpen en uitrusten aan zijn hart.’<br />
Geen won<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> dood in dit boek telkens terugkeert. Nooit echter als een<br />
verschrikking. Zo is er <strong>de</strong> krekel, die aan het eind van <strong>de</strong> dag sterft in zijn kooitje: 14<br />
‘Maar zelfs over een krekelziel erbarmt zich <strong>de</strong> ontzaglijke Amida.’ Dit korte verhaal<br />
is tevens een van <strong>de</strong> ontroerendste uit <strong>Couperus</strong>' gehele oeuvre. Hoezeer ook hij zich<br />
een krekel wist heeft hij hier, zon<strong>de</strong>r over zichzelf te spreken, neergeschreven.<br />
Het motief van <strong>de</strong> zelfdoding brengt hij eveneens ter sprake. Als het wanhopige<br />
meisje Nishiki er een eind aan wil maken, hangt zij <strong>de</strong>sondanks nog aan het ellendige<br />
leven en aarzelt: 15 ‘En dan, het is niet goed zijn leven zelve af te breken. Boeddha<br />
wil het niet.’ Zij komt er ten slotte toch toe, samen met Mikan van wie zij houdt.<br />
Amida vergeeft, want hun levensleed en zelfs al hun zon<strong>de</strong>n hebben zij in <strong>de</strong> schoot<br />
van <strong>de</strong> erbarmen<strong>de</strong> god Jizo gelegd. Vergeving en erbarming, van <strong>de</strong>ze begrippen is<br />
Het snoer <strong>de</strong>r ontferming doortrokken. Ontferming valt ook Umi-San ten <strong>de</strong>el, die<br />
<strong>de</strong> zee in loopt en daar Amida's glimlach ontmoet: 16 ‘En greep Umi-San, uit <strong>de</strong> golven<br />
zich heffen<strong>de</strong> en als geheven door Amida's eigene han<strong>de</strong>n, het Snoer en lag hij in<br />
ontferming aan <strong>de</strong>n eigen borst van <strong>de</strong>n Zalige...’<br />
Veel is, ook in <strong>de</strong>ze verhalen weer, nauwelijks verhul<strong>de</strong> auto<strong>biografie</strong>. Zo<br />
ontmoeten wij <strong>de</strong> estheet, die zich gelukkig weet: 17 ‘Den volgen<strong>de</strong>n dag, <strong>de</strong>ze nacht<br />
wellicht zoû zijn leven, zijn sierlijk kunstleven gedaan zijn, maar wat kwam er dit<br />
op aan? Of men leef<strong>de</strong> een eeuw, een dag of een uur... wat kwam er dat op aan, als<br />
dat enkele uur slechts uitgekozen ware! Als slechts <strong>de</strong> enkele eeuwigheidssecon<strong>de</strong>,<br />
die men leef<strong>de</strong> er eene was van zorgvuldig gekweekte schoonheid!’<br />
Ook lezen wij over <strong>de</strong> bittere wijsgeer, met wie <strong>Couperus</strong> zich maar al te goed<br />
vereenzelvigen kon. Tot <strong>de</strong> god Jizo klaagt hij: 18 ‘Weet gij [...], waarom go<strong>de</strong>n bestaan<br />
en menschen? Weet gij, waarom wij geboren wer<strong>de</strong>n? Weet gij waarom wij lij<strong>de</strong>n<br />
en arbei<strong>de</strong>n en ziek wor<strong>de</strong>n en<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
674<br />
sterven na <strong>de</strong> ons onverklaarbare nutteloosheid <strong>de</strong>r aardsche bestanen? Weet gij,<br />
waarom <strong>de</strong> eeuwen wentelen? Waarom ik koelie-lasten getorst heb, rijst heb geplant,<br />
zij<strong>de</strong> en thee verkocht, aan kunst en wetenschap heb gedaan, gestre<strong>de</strong>n heb op het<br />
slagveld en op een koningstroon heb gezeten? Waar ben ik vandaan gekomen,<br />
waarheen begeef ik mij? Weet ik iets, trots al mijn peinzen en zoeken en mediteeren?<br />
Weet gij iets en weet Boeddha iets? Wat is het Nirwâna?’ - Op al zijn vragen krijgt<br />
hij tenslotte het enige god<strong>de</strong>lijke antwoord dat hem tot werkelijke wijsheid brengt:<br />
‘Laten wij echter onze da<strong>de</strong>n slechts doèn, zooals wij meenen, dat zij het allerbeste<br />
te verrichten zijn en zon<strong>de</strong>r te willen weten.’ - De bittere wijsgeer wordt<br />
terugverwezen naar zijn troon. Zo ook is <strong>Couperus</strong> tot zijn levensein<strong>de</strong> toe elke dag<br />
opnieuw aan zijn schrijftafel gaan zitten.<br />
Het laatste verhaal dat hij ons naliet is dat van <strong>de</strong> koelie: Kamo, <strong>de</strong> Wil<strong>de</strong> <strong>Een</strong>d,<br />
niet meer dan negentien jaar oud. Hij heeft een verhouding met Akari-no-Tera, die<br />
als jonge vrouw met <strong>de</strong> machtige Daimyo gehuwd is. Het komt uit dat <strong>de</strong>ze man en<br />
Kamo in wezen broe<strong>de</strong>rs zijn. Ook <strong>de</strong> verbo<strong>de</strong>n lief<strong>de</strong> komt uit, en het verhaal eindigt<br />
ermee dat zij alle drie <strong>de</strong> dood zoeken door harakiri. De koelies die in <strong>de</strong> driedubbele<br />
lijkstoet <strong>de</strong> palankijnen torsen zingen aan het eind een lied waarin ons <strong>de</strong> regels<br />
treffen: 19 ‘Niet zijwaarts, reiziger, kunt gij uw Noodlot ontvlie<strong>de</strong>n [...] slechts<br />
tusschen's Levens rotsen steil brengt onvermij<strong>de</strong>lijk, onverbid<strong>de</strong>lijk Uw Noodlot <strong>de</strong>n<br />
Slagboom u na<strong>de</strong>r!’<br />
Daarmee staat ook Het snoer <strong>de</strong>r ontferming in <strong>de</strong> reeks van romans en verhalen<br />
waarin bij <strong>Couperus</strong> het noodlot zo een allesoverheersen<strong>de</strong> rol speelt. De bun<strong>de</strong>l is<br />
er als het ware het juwelen sluitstuk van. Intenser dani ooit tevoren besefte <strong>Couperus</strong>,<br />
ziek en verzwakt, dat hij niet werkelijk leef<strong>de</strong> maar in diepste wezen geleefd werd.<br />
Dit was zijn heilige overtuiging: ‘... toevallig Noodlot - maar is oòit dit toevallig?’<br />
luidt een laatste citaat uit een van <strong>de</strong>ze verhalen. Het boek is daarmee zijn eigen<br />
geestelijke testament gewor<strong>de</strong>n.<br />
Ondanks dit alles blijft het twijfelachtig of <strong>Couperus</strong> in juni 1923 wel beseft heeft<br />
hóe dicht hij <strong>de</strong> dood al gena<strong>de</strong>rd was. <strong>Een</strong> journalist van De Nieuwe Courant meld<strong>de</strong><br />
naar aanleiding van zijn huldiging in Kleykamp: 20 ‘Op <strong>de</strong>n jubileumsdag zelf, tusschen<br />
al die vereer<strong>de</strong>rs en al die bloemen, zag hij bleek van vermoeienis en aandoening,<br />
maar op <strong>de</strong> vraag van een zijner vrien<strong>de</strong>n of hij tevre<strong>de</strong>n was, klonk een hartgrondig<br />
“ja<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
675<br />
zeker!” ten antwoord’. Hij was nog levenslustig genoeg. Albert Vogel weet te<br />
vertellen: 21 ‘Aan het diner op die zaterdagavond 9 juni, werd hem een groot boeket<br />
orchi<strong>de</strong>eën aangebo<strong>de</strong>n. Toen als <strong>de</strong>ssert een omelette Sibérienne - geflambeer<strong>de</strong><br />
ijstaart-werd binnengedragen, juichte hij als een kind en stond erop om <strong>de</strong> kok te<br />
complimenteren. Hij gaf hem een hand, nam hem bij <strong>de</strong> arm en zei: “U hebt een<br />
kunstwerk gemaakt nog knapper dan literatuur, van binnen ijs en van buiten vuur”,<br />
en gaf <strong>de</strong> kok als dank <strong>de</strong> boeket orchi<strong>de</strong>eën.’ - <strong>Couperus</strong> mag vermoeid zijn geweest,<br />
<strong>de</strong> indruk van een gebroken, afgeleef<strong>de</strong> man maakte hij toch niet. Rust zou hem goed<br />
doen. De neusinfectie bleef hem hin<strong>de</strong>ren, maar een ingreep kon ook daar misschien<br />
wel verbetering in brengen.<br />
Voor onze kennis van <strong>de</strong> korte perio<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> huldiging en zijn dood beschikken<br />
wij hoofdzakelijk over gegevens van anekdotische aard, die even veel of weinig te<br />
betekenen hebben als <strong>de</strong> interpretatie die men eraan geven wil. 22 Zo is er een getuigenis<br />
van <strong>de</strong> stationschef uit De Steeg, E.A.E. Libosan, die <strong>Couperus</strong> in die enkele weken<br />
bij herhaling ontmoet heeft en met hem heeft gepraat. 23 Bij zijn eerste bezoek aan <strong>de</strong><br />
man zou <strong>Couperus</strong> gezegd hebben: ‘Mijnheer Libosan, ik heb'n overeenkomst met<br />
Het Va<strong>de</strong>rland <strong>voor</strong> 't schrijven van een wekelijkse feuilleton. Dat bezorgt mij veel<br />
hoofdbrekens. Ik ben zoeken<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> stof, naar een on<strong>de</strong>rwerp <strong>voor</strong> mijn<br />
eerstvolgend feuilleton; kan echter niets vin<strong>de</strong>n. Ik weet 't niet. Ik weet 't waarachtig<br />
niet. En,... ik moet leven van mijn pen. Voor <strong>de</strong> toekomst van mijn vrouw, ja, heb<br />
ik mid<strong>de</strong>ls een ruime lijfrenteverzekering gezorgd.’ <strong>Couperus</strong> was uitgeschreven, zo<br />
zou<strong>de</strong>n we hier dan uit moeten aflei<strong>de</strong>n, en besefte dat zijn vrouw hem spoedig zou<br />
overleven. Maar dit klopt niet met an<strong>de</strong>re gegevens: op zijn schrijftafel zijn bij zijn<br />
dood <strong>voor</strong>studies <strong>voor</strong> een boek over <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> kruisvaar<strong>de</strong>rs gevon<strong>de</strong>n, terwijl<br />
hij bovendien dacht over het schrijven van een Japanse roman. Dat hij, ietwat<br />
vertwijfeld, weer eens liep te zoeken naar een on<strong>de</strong>rwerp <strong>voor</strong> zijn wekelijkste<br />
bijdrage aan <strong>de</strong> courant, zou hem dat nooit eer<strong>de</strong>r zijn overkomen?<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re historie wist Simon Carmiggelt in 1972 te vertellen. Hij vernam het<br />
verhaal van iemand die zich als <strong>Couperus</strong>' buurman <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>: 24 ‘Ik woon<strong>de</strong> twee<br />
huizen ver<strong>de</strong>rop,’ zou <strong>de</strong> man meege<strong>de</strong>eld hebben. ‘We dronken wel eens een glas<br />
samen in het cafeetje van Hotel “De Engel”. Ik was een stuk jonger dan hij. En ik<br />
kon, als we samen praatten, wel bemerken dat <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>rheid van zijn geest begon te<br />
vermin-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
676<br />
<strong>de</strong>ren. Trouwens - dat bleek niet alleen uit zijn aan<strong>de</strong>el in het gesprek.’<br />
Volgens Carmiggelt zag <strong>de</strong> buurman op zekere dag <strong>Couperus</strong> bezig in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tuin<br />
van zijn nieuwe huis: ‘Hij leg<strong>de</strong> een aantal grote kiezelstenen in een schuin rijtje<br />
on<strong>de</strong>r elkaar op <strong>de</strong> grond.<br />
“Wat bent u aan het doen?” vroeg <strong>de</strong> buurman. <strong>Couperus</strong> antwoord<strong>de</strong>; “U weet<br />
dat ik nogal veel wan<strong>de</strong>l in <strong>de</strong> bossen hier. [...] Als ik, in het bos, een steen van <strong>de</strong>ze<br />
grootte op <strong>de</strong> grond zie liggen, dan raap ik'm op en dan neem ik'm mee naar huis.”<br />
Op <strong>de</strong> vraag waarom hij dat <strong>de</strong>ed, wees hij naar <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> van zijn tuintje en sprak:<br />
“Dáár<strong>voor</strong>.” En somber vervolg<strong>de</strong> hij: “Ik heb veel geschreven in mijn leven. Erg<br />
veel. Maar <strong>de</strong> mensen lezen het niet meer. Lang zal ik niet meer leven. Dat voel ik.<br />
En na mijn dood zal niemand mijn werk meer lezen. Dat staat <strong>voor</strong> mij vast. Dit hier,<br />
wordt mijn laatste oeuvre.”<br />
“Wat is het dan?” vroeg <strong>de</strong> buurman.<br />
“Mijn afscheid van <strong>de</strong> wereld”, zei <strong>Couperus</strong>. “Dit is het begin van <strong>de</strong> letter v. Als<br />
ik klaar ben, zal hier staan: VALE.”<br />
Vale. <strong>Een</strong> uit het Latijn stammend woord, dat “vaarwel” betekent. In vroeger tijd<br />
schreven mensen het wel, in plaats van “met vrien<strong>de</strong>lijke groeten”, on<strong>de</strong>r hun brieven.<br />
Tot grote verbazing van <strong>de</strong> buurman zei <strong>Couperus</strong>:<br />
“'t Is toch met één L, hè?”<br />
“Ja, met één”, antwoord<strong>de</strong> hij.<br />
“Ik moet het zeker weten”, zei <strong>Couperus</strong>. “In mijn afscheidsboodschap mag geen<br />
fout staan.”<br />
Volgens mijn zegsman’, aldus nog steeds Carmiggelt, ‘vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> het laatste oeuvre<br />
in het tuintje langzaam. En bleef onvoltooid. Toen <strong>Couperus</strong> stierf, had hij drie letters<br />
gereed. Aan <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> was hij begonnen. Van on<strong>de</strong>ren. Er lagen een paar stenen naast<br />
elkaar. Toen zijn kist het huisje uitgedragen werd, stond er: VAL-’<br />
Aanmerkelijk min<strong>de</strong>r melancholiek zijn daarentegen weer twee anekdotes die<br />
Albert Vogel uit <strong>de</strong> eerste hand heeft kunnen optekenen. De ene luidt als volgt: 25<br />
‘Het was <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meisjes Wijnaendts van Resandt (Betty en <strong>Louis</strong>e) heerlijk om<br />
<strong>de</strong>ze gezellige, plagerige, hartelijke oom <strong>Louis</strong> zo dichtbij te weten. Als er<br />
interviewers kwamen <strong>voor</strong> <strong>Couperus</strong> en <strong>de</strong> meisjes zich wil<strong>de</strong>n terugtrekken, dan<br />
stond hij erop dat zijn nichtjes erbij mochten blijven. In die tijd kwam er een<br />
Amerikaanse uitgever om on<strong>de</strong>r<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
677<br />
an<strong>de</strong>re over <strong>de</strong> filmrechten van De Stille Kracht te on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>len, het dienstmeisje<br />
was ziek en met veel plezier verkleed<strong>de</strong>n <strong>de</strong> nichtjes zich nu om met schortjes <strong>voor</strong><br />
als dienstmeisje te fungeren. Tij<strong>de</strong>ns het diner <strong>de</strong>ed <strong>Couperus</strong> aanhalig tegen <strong>de</strong><br />
meisjes, sloeg een arm om ze heen en gaf ze een zoen en <strong>de</strong> Amerikaanse gast, in <strong>de</strong><br />
waan dat het werkelijk personeel was, keek er wat eigenaardig van op. Elisabeth<br />
speel<strong>de</strong> het spelletje mee, en zei op gegeneer<strong>de</strong> toon: “Maar <strong>Louis</strong>, dat kan je toch<br />
niet doen met het dienstmeisje en dan nog wel waar een gast bij is!”’<br />
Men krijgt in dit geval niet bepaald <strong>de</strong> indruk met een sterven<strong>de</strong> te doen te hebben,<br />
die zich zijn zeer nabije dood ook zeer bewust zou zijn. Dit geldt evenzo <strong>voor</strong><br />
<strong>Couperus</strong>' gedrag ten opzichte van zijn zwager, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r van zijn nichtjes en eveneens<br />
zijn buurman. Wat hem betreft weet Albert Vogel mee te <strong>de</strong>len: 26 ‘Wijnaendts van<br />
Resandt, <strong>de</strong> oud-officier was een wat stijve, zeer militaire figuur. Hij was een man<br />
die zijn carrière in Indië had gemaakt, daar een leven lang gewoond had, maar nooit<br />
Indische gewoonten of zelfs Indisch eten geaccepteerd had. Rijsttafel dat was iets<br />
<strong>voor</strong> inlan<strong>de</strong>rs, hij at ie<strong>de</strong>re dag biefstuk, sla en aardappelen. <strong>Een</strong> <strong>de</strong>rgelijke, wat<br />
conformistische figuur vorm<strong>de</strong> een schrille tegenstelling met <strong>Couperus</strong> die zich dan<br />
ook enkele plagerijen veroorloof<strong>de</strong>.<br />
<strong>Couperus</strong> haal<strong>de</strong> zijn zwager eens van <strong>de</strong> trein af in De Steeg, op het perron zoen<strong>de</strong><br />
hij hem op bei<strong>de</strong> wangen - <strong>de</strong> Italiaanse wijze - een begroeting waarvan <strong>de</strong> arme<br />
officier al meteen door <strong>de</strong> grond ging. <strong>Couperus</strong> liep gearmd met hem door het dorp<br />
waarbij <strong>de</strong> arm van Wijnaendts van Resandt hoe langer hoe strakker en stijver van<br />
zich af werd gehou<strong>de</strong>n. Op weg naar huis ontmoetten ze <strong>de</strong> burgemeester en <strong>Couperus</strong><br />
in zijn plaagzucht en in zijn totale onverschilligheid in die dagen <strong>voor</strong> opgehou<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong>corum, liet tij<strong>de</strong>ns dat passeren een har<strong>de</strong> boer.<br />
Wijnaendts van Resandt was genealoog; op verzoek zocht hij <strong>voor</strong> families<br />
stambomen na en moest daar nogal veel <strong>voor</strong> op reis. <strong>Een</strong> hobby oorspronkelijk,<br />
maar nu een welkome aanvulling van het kleine officiers-pensioen. Wanneer hij <strong>de</strong><br />
krant las placht <strong>Couperus</strong> hem toe te voegen: “Wel, staan er weer interessante do<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> krant?”’<br />
De interessantste do<strong>de</strong> zou hij weldra zelf zijn-spoediger dan hij heeft beseft. Dit<br />
laatste lijkt toch wel <strong>de</strong> enig toelaatbare gevolgtrekking uit dit alles te mogen zijn,<br />
afgezien dan van een zekere levensmoeheid meer in het algemeen. Vijf dagen <strong>voor</strong><br />
zijn dood schreef <strong>Couperus</strong> aan Charles van Iersel dit briefje: 27 ‘Beste vriend. Ik zal<br />
steeds, als ik Uw werk zie<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
678<br />
verschijnen, dat met belangstelling volgen. Maar eisch geene brieven van mij: ik mis<br />
absoluut <strong>de</strong> vrijheid te correspon<strong>de</strong>eren. Ik ben reeds overstelpt met werk en proeven.<br />
Houd goe<strong>de</strong>n moed! <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>.’ Het adres is er door Elisabeth op gezet.<br />
<strong>Couperus</strong> heeft het kattebelletje geschreven vlak <strong>voor</strong> hij naar het ziekenhuis vertrok<br />
(poststempel 11 juli 1923). Het is weliswaar zeer kort, niet meer dan een tekst op<br />
een briefkaart, maar bevat geen woord dat op enig vermoe<strong>de</strong>n van zijn imminente<br />
dood wijst.<br />
De neusproblemen die hem begin juni, nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> huldiging, al hin<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, bleven<br />
hem kwellen. Het moet op 10 juli geweest zijn dat <strong>Couperus</strong> <strong>de</strong> stationschef van De<br />
Steeg, <strong>de</strong> heer Libosan, een presentexemplaar van Het zweven<strong>de</strong> schaakbord kwam<br />
brengen. Libosan herinner<strong>de</strong> zich later: 28 ‘Hij vertel<strong>de</strong> mij toen, dat hij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
dag zou vertrekken om te wor<strong>de</strong>n opgenomen in 't ziekenhuis te Velp wegens een<br />
ernstige neusontsteking.’ Deze infectie heeft dus een langdurig, chronisch verloop<br />
gehad. 29 Ten slotte bleek behan<strong>de</strong>ling in het hospitaal onvermij<strong>de</strong>lijk. <strong>Couperus</strong> liep<br />
er al meer dan een maand mee rond.<br />
Op woensdag 11 juli werd hij's avonds opgenomen. De zondag daaraan <strong>voor</strong>afgaand<br />
was zijn laatste feuilleton in Het Va<strong>de</strong>rland verschenen. Daar men op <strong>de</strong> krant<br />
vervolgens geen nieuwe kopij ontving, sein<strong>de</strong> men op don<strong>de</strong>rdag 12 juli waar <strong>de</strong>ze<br />
bleef. Er werd teruggetelegrafeerd: ‘Wegens ziekte verhin<strong>de</strong>rd. <strong>Couperus</strong>.’ 30<br />
<strong>Een</strong> dag later was <strong>Couperus</strong> weer terug in De Steeg. Daaruit blijkt hoe merkwaardig<br />
kort hij maar in het ziekenhuis is gebleven. Libosan vertelt: 31 ‘De dag vóór zijn<br />
terugkomst gaf ik een tuinman te De Steeg opdracht een ruiker mooie bloemen te<br />
bezorgen, aan het landhuis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zieke <strong>Couperus</strong>.’ Dit wekt <strong>de</strong> indruk dat er aan<br />
<strong>de</strong> neus van <strong>Couperus</strong> alleen maar een ingreep heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n, die thuis ver<strong>de</strong>r<br />
gecureerd kon wor<strong>de</strong>n. Op complicaties was kennelijk niet gerekend.<br />
Albert Vogel vertelt het an<strong>de</strong>rs: 32 ‘Ongeveer een maand na zijn huldiging kreeg<br />
hij in De Steeg longvliesontsteking, ditmaal gepaard aan een kleine bloedvergiftiging<br />
in zijn neus die aanvankelijk onschuldig leek, en dat maakte het noodzakelijk dat hij<br />
op 11 juli naar het ziekenhuis van Velp vervoerd moest wor<strong>de</strong>n. Na twee dagen in<br />
het ziekenhuis kon hij het daar niet langer volhou<strong>de</strong>n, hij vond het er vreselijk, hij<br />
bleek bovendien wondroos te hebben gekregen die hem zeer veel pijn <strong>de</strong>ed lij<strong>de</strong>n.<br />
Men liet hem naar huis keren om daar te sterven, een dag-en een nachtverpleegster<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
679<br />
ston<strong>de</strong>n Elisabeth bij. De 14 <strong>de</strong> juli geraakte hij in coma, nog twee dagen leef<strong>de</strong><br />
<strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>, bewusteloos en in ijlen<strong>de</strong> koortsen en op 16 juli om één uur in <strong>de</strong><br />
middag stierf hij. <strong>Een</strong> snelle dood op middaghoogte.’<br />
Libosans bloemen hebben hem nog wat getroost. Later zei een <strong>de</strong>r verpleegsters<br />
tegen <strong>de</strong> stationschef dat het aandoenlijk was om te zien en te horen hoe dankbaar<br />
hij er <strong>voor</strong> was, ‘en telkens als hij na een flauwte tot bewustzijn kwam, waren het<br />
die bloemen waar<strong>voor</strong> hij alleen aandacht had. Die zijn, zoals <strong>de</strong> verpleegster mij<br />
vertel<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> ziekenkamer gebleven, totdat <strong>Couperus</strong> werd uitgedragen naar zijn<br />
laatste rustplaats.’<br />
Het blijft ondui<strong>de</strong>lijk wat er nu precies gebeurd is. De medische beschrijving van<br />
zijn ziektegeschie<strong>de</strong>nis is niet bewaard gebleven. Longvliesontsteking lijkt<br />
twijfelachtig-Vogel nam dit over van Henri van Booven-daar <strong>de</strong>ze al lang over heette<br />
te zijn. Het sterfuur klopt evenmin nauwkeurig. Op 16 juli meld<strong>de</strong> <strong>de</strong> Arnhemsche<br />
Courant <strong>de</strong> meest nabije bron, dat <strong>Couperus</strong> die dag om half twee was overle<strong>de</strong>n:<br />
‘<strong>Een</strong> infectie in het gelaat, gevolgd door een kwaadaardige bloedvergiftiging, heeft<br />
in een paar dagen een eind gemaakt aan dit rijke, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />
van groote beteekenis geweest zijn<strong>de</strong> leven.’<br />
Van medische zij<strong>de</strong> wordt een doodsoorzaak door bloedvergiftiging als zeer goed<br />
mogelijk beschouwd. Dr. M.V.A.M. Kroeks was zo vrien<strong>de</strong>lijk me<strong>de</strong> te <strong>de</strong>len: 33 ‘[Het<br />
is] bekend van ontstekingen van <strong>de</strong> neus en met name van <strong>de</strong> neuspunt, dat zij ten<br />
gevolge van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re anatomische verhoudingen aanleiding kunnen geven tot<br />
een snelle retrogra<strong>de</strong> uitbreiding van <strong>de</strong> infectie naar <strong>de</strong> sinus cavernosus, met als<br />
gevolg een sinus cavernosus trombose. Dit leidt tot een snelle dood. Nog steeds zijn<br />
<strong>de</strong>ze infecties berucht en dienen zeer zorgvuldig behan<strong>de</strong>ld te wor<strong>de</strong>n met hoge<br />
doseringen antibiotica, met name erythromycine. In <strong>de</strong> tijd dat <strong>Couperus</strong> leef<strong>de</strong> waren<br />
<strong>de</strong>ze geneesmid<strong>de</strong>len zeker niet <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> snelle afloop hoeft daarom ook<br />
zeker niet verbazing wekkend genoemd te wor<strong>de</strong>n.’<br />
Dr. J. Drukker, die <strong>de</strong> overgelever<strong>de</strong> symptomen goed bestu<strong>de</strong>erd heeft, kwam tot<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothese: 34 ‘Leed <strong>Couperus</strong> niet aan tuberculose en is hij niet aan een<br />
miliair tuberculose c.q. meningitis tuberculosa, d.w.z. een soort tuberculeuze<br />
bloedvergiftiging en/of hersenvliesontsteking, geactiveerd door een operatieve ingreep,<br />
overle<strong>de</strong>n? Waarop baseer ik dit? Hij is vrij jong, 60 jaar oud, gestorven. De familie<br />
was gezond, zijn va<strong>de</strong>r werd 86! Hij verbleef in talloze pensions ofpensionnetjes en<br />
kleine<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
680<br />
hotels, een zeer grote infectiekans dus. Tuberculose wordt vaak via bed<strong>de</strong>goed<br />
(ingedroog<strong>de</strong> bacillen) verspreid.<br />
In 1922 kwam hij zeer ziek uit Japan terug. “Verkeerd behan<strong>de</strong>ld door Japanse<br />
doktoren.” De diagnose “paratyphus” was zon<strong>de</strong>r twijfel fout. Deze geeft geen<br />
subfebriele temperatuur (“verhoging”) maar of hoge of helemaal geen koorts.<br />
Tuberculose daarentegen juist wel!<br />
“Abortive longontsteking” is onzin. Je hebt longontsteking of je hebt het niet en<br />
zo ja, is er weer hoge koorts bij. Het ro<strong>de</strong> fluimpje opgeven is vrijwel pathognostiesch<br />
<strong>voor</strong> tuberculose (ook wel <strong>voor</strong> longkanker niet waarschijnlijk want ik geloof niet<br />
dat hij een zware sigarettenroker was). Of bronchiectasie, maar dan had hij zijn leven<br />
lang reusachtig gehoest. Ook het “zo moe” zijn klopt met tuberculose. Ook zou zelfs<br />
het wisselend uiterlijk hiermee kloppen: opgewon<strong>de</strong>n, “springlevend” er uitzien met<br />
perio<strong>de</strong>n van verval.<br />
Van Booven spreekt van longvliesontsteking. Pleuritis dus en die is dus ook, in<br />
die tijd zeker, bijna altijd van tuberculeuze aard. “<strong>Een</strong> infectie in het gelaat, gevolgd<br />
door kwaadaardige bloedvergiftiging”, “wondroos”, allemaal een beetje<br />
ongeloofwaardig.<br />
De operatie aan <strong>de</strong> neus, een week <strong>voor</strong> zijn dood, is waarschijnlijk het wegnemen<br />
van neuspoliepen geweest. De enige operatieve ingreep die vrijwel poliklinisch kan,<br />
zeker in 1923 nog. Daarna “wondroos”, “sepsis” en dan gewoon thuisblijven? Dat<br />
gelooft toch niemand. Sepsis zijn ze doodziek van en zeker binnen een week dood,<br />
toen er nog geen andbiotica waren. “Wondroos” - erysipelas zou niet om aan te zien<br />
geweest zijn en daarmee zou hij vast - na zo'n KNO ingreep ook naar het ziekenhuis<br />
gebracht zijn.<br />
Rest nog trombose in been of bekken bloedvat en losschieten daarvan na <strong>de</strong><br />
operatieve ingreep bij een zestigjarige toentertijd een gevrees<strong>de</strong> complicatie, kan<br />
heel goed een plotselinge dood veroorzaakt hebben.<br />
Maar nogmaals met <strong>de</strong> hele <strong>voor</strong>geschie<strong>de</strong>nis lijkt me een peracute uitzaaiing van<br />
tuberculose toch het meest waarschijnlijk.’<br />
Voor <strong>de</strong> volledigheid zij hier nog het volgen<strong>de</strong> aan toegevoegd. Het Letterkundig<br />
Museum te Den Haag bewaart een brief, gericht aan mevrouw Joanna Funke en<br />
geschreven door mevrouw Campbell. De laatste had via een kennis enige<br />
bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n van Marie Vlielan<strong>de</strong>r Hein vernomen, en schreef: ‘Ik <strong>de</strong>nk dat hij<br />
moreel wel veel moet gele<strong>de</strong>n hebben, hoe kort dat proces dan ook was. Je weet hij<br />
kreeg een ontsteking in <strong>de</strong><br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
681<br />
neus. Op zichzelf al onaesthetisch en <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> hém. Er kwam wondroos bij. Dat<br />
is besmettelijk en toen moest hij naar een barak van het ziekenhuis in Arnhem [Velp],<br />
Na 2 dagen wou hij daar weg en hij wil<strong>de</strong> niet eau <strong>de</strong> Goulard gebruiken, wat<br />
<strong>voor</strong>schrift was. Hij spotte daar mee omdat “zijn Grootou<strong>de</strong>rs daar al mee werkten.”<br />
Alles zoo zielig! en dan had hij zeker heel veel min<strong>de</strong>r weerstand na die vreeselijke<br />
leverziekte gevolgd door longontsteking. Nu mag 't dan een troost zijn <strong>voor</strong> Betty<br />
dat hij niet beleefd heeft <strong>de</strong> onttakeling door <strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>rdom, maar ik vind dat toch<br />
een moeilijk te aanvaar<strong>de</strong>n troost <strong>voor</strong> haar.’<br />
De veron<strong>de</strong>rstelling dat <strong>Couperus</strong> zelf in het laatste stadium tot een vorm van<br />
suici<strong>de</strong> door een overdosis van wat dan ook zou zijn overgegaan wordt door geen<br />
van <strong>de</strong> nog leven<strong>de</strong> familiele<strong>de</strong>n aangenomen. Het tegen<strong>de</strong>el is waar. In <strong>de</strong> kring<br />
van naaste verwanten bleek niemand hier ooit van gehoord te hebben. Algemeen is<br />
men van mening dat <strong>de</strong> gang van zaken zoals hierboven geschetst <strong>de</strong> werkelijke<br />
gebeurtenissen weergeeft, daargelaten natuurlijk in hoeverre in<strong>de</strong>rtijd <strong>de</strong> diagnose<br />
juist geweest is. <strong>Couperus</strong> was hoe dan ook ernstig verzwakt. Waarschijnlijk heeft<br />
men in het ziekenhuis <strong>voor</strong>zien dat hij ten do<strong>de</strong> opgeschreven was en men liet hem<br />
daarom maar rustig naar huis gaan, waar hij in zijn eigen bed en vertrouw<strong>de</strong> omgeving<br />
in alle vre<strong>de</strong> kon heengaan. ‘Ik heb mijn taak volbracht,’ zou hij tegen <strong>de</strong> arts gezegd<br />
hebben, en tegen zijn vrouw: ‘Het is goed.’<br />
In Japan al had <strong>Couperus</strong> het besluit genomen zich in geval van overlij<strong>de</strong>n aldaar te<br />
laten cremeren. Het is zijn vrouw in het verre land bespaard gebleven. Het werd, op<br />
don<strong>de</strong>rdag 19 juli 1923 om 12 uur, een crematie op Westerveld. 35 Van <strong>de</strong><br />
letterkundigen waren er op die warme dag on<strong>de</strong>r meer aanwezig Top Naeff, Annie<br />
Salomons, Ina Boudier-Bakker, Marie Kooy-van Zeggelen, Frans Netscher, Frans<br />
Coenen, Frits Lapidoth, Herman Robbers, Hein Boeken, Maurits Wagen<strong>voor</strong>t. De<br />
maker van <strong>Couperus</strong>' portret, Antoon van Welie, was er met zijn confrater<br />
G.D.Gratama. Theo van Reijn vertegenwoordig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Kring van<br />
Beeldhouwers, <strong>Louis</strong> Landry <strong>de</strong> Haagse Kunstkring. Hoewel <strong>Couperus</strong> sinds 1897<br />
geen lid meer was, teken<strong>de</strong> G.J.Boekenoogen <strong>de</strong> condoleanceregisters namens <strong>de</strong><br />
Maatschappij <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche Letterkun<strong>de</strong>. Voorts waren nog aanwezig <strong>de</strong> uitgever<br />
A.B. van Holkema, Jan Walch, Ernst Groenevelt, G.Hulsman en <strong>de</strong> burgemeester<br />
van Velzen,<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
682<br />
Rijken. Minister J.Th. <strong>de</strong> Visser liet zich representeren door mr. M.I. Duparc,<br />
administrateur van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling Kunsten en Wetenschappen van het Departement van<br />
O.K. en W.<br />
Dit alles veroorzaakte een hele oploop. Tij<strong>de</strong>ns het wachten speel<strong>de</strong> het orgel in<br />
<strong>de</strong> aula uit Bachs Matthäus Passion ‘Komm, süsses Kreuz’. <strong>Een</strong> week later verzuchtte<br />
Annie Salomons: 36 ‘Neen, aan Westerveld willen we liever niet meer terug<strong>de</strong>nken.<br />
[...] Beteeken<strong>de</strong> het een plotselinge populariteit, dat gedrang van meneeren in lichte<br />
zomerpakken, fleurige meisjes in dunne blousjes en dikke moe's, die zich beklaag<strong>de</strong>n<br />
dat ze niets zien kon<strong>de</strong>n?’ Boos schreef zij dat ‘alles wat fietsen bezat er een “gezellig<br />
dagje” van maakte [...] en toen we, rug aan rug, in <strong>de</strong> kleine ruimte samengedrongen<br />
ston<strong>de</strong>n, overviel me een bitterheid, omdat <strong>de</strong>ze aristocraat, die het <strong>de</strong>corum zoo lief<br />
en zoo noodig had, om zich aangenaam te voelen, op zoo weinig stijlvolle wijze tot<br />
het eindpunt van zijn verblijf op <strong>de</strong>ze wereld werd vergezeld.’<br />
Er waren veel bloemen. Het Va<strong>de</strong>rland had een krans gestuurd. Ook Willem en<br />
Jeanne Kloos had<strong>de</strong>n dat gedaan. Ver<strong>de</strong>r prijkten er kransen van Groot-Ne<strong>de</strong>rland,<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Vereniging van Letterkundigen, naast een groot aantal bloemstukken.<br />
Op <strong>de</strong> linten van een daarvan ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> titels van <strong>Couperus</strong>' bekendste romans.<br />
De heer Duparc haal<strong>de</strong> in zijn toespraak Ovidius aan, en wel twee regels uit, diens<br />
Tristia (IV, X, 121-122): ‘Tu mihi quod rarum vivo sublime <strong>de</strong>sprak Frans Coenen,<br />
die on<strong>de</strong>r meer zei: ‘De overblijven<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> redactie zullen bovendien zijn omgang<br />
missen, zijn geestige conversatie, zijn speelschen humor, als hij in onze verga<strong>de</strong>ring,<br />
luchtig, ironiseerend, sprak over an<strong>de</strong>ren en zich zelf.’<br />
Hein Boeken, met wie <strong>Couperus</strong> nimmer ook maar enigerlei bijzon<strong>de</strong>re relatie<br />
heeft gehad, on<strong>de</strong>rhield het gezelschap met een hoeveelheid betreurenswaardig<br />
gerijmel, waarin on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ongelukkig gekozen regels opvielen 37 :<br />
‘O Moe<strong>de</strong>r Aard', waartoe hem niet herschapen<br />
In boom of bloem, zooals gij <strong>de</strong>edt met knapen,<br />
Weleer tot eeuwig boven-menschelijk lot<br />
Verkozen door een ons goedgunstig god?’<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
683<br />
Na hem sprak Herman Robbers, ook niet bepaald <strong>Couperus</strong>' boezemvriend, maar <strong>de</strong><br />
man was nu eenmaal vice-<strong>voor</strong>zitter van <strong>de</strong> Vereeniging van Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />
Letterkundigen. Ein<strong>de</strong>lijk kon toen <strong>de</strong> kist dalen. Dit gebeur<strong>de</strong> op <strong>de</strong> orgelen<strong>de</strong><br />
muziek van Bachs ‘Wenn ich einmal soll schei<strong>de</strong>n’. Men had op Westerveld nu<br />
eenmaal niet <strong>de</strong> beschikking over bij <strong>voor</strong>beeld een gamelan.<br />
<strong>Couperus</strong>' aangetrouw<strong>de</strong> neef Gustaaf P. van Hecking Colenbran<strong>de</strong>rgepensioneerd<br />
vice-admiraa, gehuwd niet Geertruida Catharina Vlielan<strong>de</strong>r Hein-sprak het dankwoord<br />
uit. Als volgt vatte Het Va<strong>de</strong>rland dit samen: 38 ‘Hij [<strong>Couperus</strong>] stel<strong>de</strong> tot in <strong>de</strong> kleinste<br />
dingen <strong>de</strong>r familie het levendigst belang en het was hem een lust overal te steunen<br />
en te helpen, zooveel hij maar kon. Daarna wees spr. er op, hoe gemakkelijk <strong>Couperus</strong><br />
zich ook on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kleine lui<strong>de</strong>n vrien<strong>de</strong>n maakte, en hij wees daarbij in het bijzon<strong>de</strong>r<br />
op zijn Indische reis, waarop <strong>de</strong> chauffeurs en <strong>de</strong> tolken en allen die met hem in<br />
aanraking kwamen zooveel lief<strong>de</strong> <strong>voor</strong> hem gingen voelen dat, hoewel ze hem<br />
nauwelijks of niet kon<strong>de</strong>n verstaan, ze <strong>voor</strong> hem door het vuur zou<strong>de</strong>n zijn gegaan.<br />
Met een woord van diepen weemoed nam spr. ten slotte afscheid van zijn familielid<br />
en tevens zijn grootsten vriend.’ -Terwijl <strong>de</strong> organist nog een aria uit Hän<strong>de</strong>ls Rinaldo<br />
ten beste gaf, verliet men <strong>de</strong> aula.<br />
Tactvol verzweeg <strong>de</strong> courant <strong>de</strong> afwezigheid van een aantal prominente figuren<br />
die kennelijk die dag iets beters te doen had<strong>de</strong>n. Zo ontbrak bij <strong>voor</strong>beeld Fre<strong>de</strong>rik<br />
van Ee<strong>de</strong>n. Deze beweert zelf dat hij wel had willen komen, maar dat hij <strong>de</strong> crematie<br />
glad vergeten bleek te hebben toen die reeds goed en wel <strong>voor</strong>bij was. 39 En dan was<br />
er ook nog Van Deyssel... 40 <strong>Een</strong> antwoordstrook van <strong>de</strong> Arnhemse<br />
begrafenison<strong>de</strong>rnemer Kramer, waarop hij had moeten vermel<strong>de</strong>n of hij het<br />
<strong>voor</strong>nemen had al dan niet naar Westerveld te gaan, verzuim<strong>de</strong> hij terug te sturen.<br />
<strong>Een</strong> door Elisabeth <strong>Couperus</strong>-Baud verzon<strong>de</strong>n rouwbrief met daarop in handschrift<br />
toegevoegd ‘dienen<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze tevens als uitnoodiging’ bleef eveneens zon<strong>de</strong>r reactie<br />
zijnerzijds. In plaats van zelf te komen stuur<strong>de</strong> hij ter elf<strong>de</strong>r ure dit<br />
telegram-waarschijnlijk had ook hij <strong>de</strong> plechtigheid glad vergeten: ‘Tot diep<br />
leedwezen door ongesteldheid verhin<strong>de</strong>rd droevige plechtigheid bij te wonen.’ Het<br />
waren <strong>de</strong> laatste woor<strong>de</strong>n die Elisabeth ooit nog van <strong>de</strong> heer Alberdingk Thijm uit<br />
Haarlem gehoord heeft.<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
684<br />
In <strong>de</strong> pers riep <strong>de</strong> dood van <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zoals te verwachten even zovele als<br />
uiteenlopen<strong>de</strong> reacties op. Johan C.P. Alberts publiceer<strong>de</strong> een curieus vervolg op<br />
zijn interview van 6 juni. 41 Ineens gaf hij <strong>Couperus</strong> nu alsnog <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mond:<br />
‘...als ik dan toch ver<strong>de</strong>r moet leven, dan verkies ik <strong>de</strong> rust van dit bekoorlijke dorpje,<br />
in een eigen home en temid<strong>de</strong>n van mijn familie, boven dat rustelooze reizen en<br />
trekken, boven het eeuwige hotel-leven, dat ik nu wel ken en dat ik moe ben’. Zelf<br />
voeg<strong>de</strong> hij daar aan toe: ‘Reeds toen, hoewel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n indruk van zijn gulle<br />
gastvrijheid en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rlijke pogingen, die hij <strong>de</strong>ed zijn moeheid achter een “faça<strong>de</strong>”<br />
van jeugd en levensinteresse te verbergen, voel<strong>de</strong> ik achter dit alles <strong>de</strong> tragische<br />
waarheid: dat <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong> zich in <strong>de</strong>ze, hem ganschelijk on-eigen rust en bijna<br />
banale “poëzie” had teruggetrokken, om er te sterven.’ - <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>uitzien<strong>de</strong> blik!<br />
Tien jaar later is ook Borel nog eens op <strong>Couperus</strong>' laatste levensfase, teruggekomen.<br />
Hij herinner<strong>de</strong> zijn lezers toen aan het in hotel Bellevue met <strong>Couperus</strong> gevoer<strong>de</strong><br />
gesprek, kort na diens terugkeer uit Japan. Ditmaal beweer<strong>de</strong> hij dat hij het eigenlijk<br />
allemaal wel <strong>voor</strong>zien had: 42 ‘Ik voel<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns dit gesprek intuïtief, dat hij misschien<br />
niet ziek, maar eer<strong>de</strong>r levensmoê was.’<br />
Iets genuanceer<strong>de</strong>r liet <strong>Couperus</strong>' vriend <strong>de</strong> ritmeester A.H.W. van Blijenburgh<br />
zich uit: 43 ‘<strong>Een</strong>erzijds wezen zijne uitingen wel op levensmoeheid, an<strong>de</strong>rzijds genoot<br />
hij van mooie dingen, van feesten en diners, zooals geduren<strong>de</strong> zijn verblijf in Engeland<br />
en kon hij zich vroolijk laten gaan. En zou zijn opgewekte vraag onlangs aan zijne<br />
vrouw: “hadt je nu gedacht, dat ik zoo'n echte buitenjongen zou wor<strong>de</strong>n en zóó<br />
genieten zou van <strong>de</strong> natuur hier bij De Steeg, van mijn tuin en bloemen?” wel<br />
uitsluitend hartelijkheid zijn geweest van een zieke, gezegd ter wille van een zorgvolle<br />
vrouw? <strong>Een</strong> “moegeslagen” mensch was hij niet.’ - Hij sloot zich aan bij Van Oss,<br />
die in <strong>de</strong> Haagsche Post schreef: 44 ‘Hoe schokken<strong>de</strong> ook <strong>voor</strong> haar die hem zoo na<br />
aan het groote hart lag, en <strong>voor</strong> zijn verwanten en vrien<strong>de</strong>n-dit onverwachte heengaan,<br />
onmid<strong>de</strong>llijk na het bereiken <strong>de</strong>r kruin, was in lijn met <strong>de</strong>n man. Uit zijn eigen mond<br />
weetschrijver <strong>de</strong>zes, dat hij juist dit ein<strong>de</strong> zou<strong>de</strong> hebben gewenscht, ware hij niet<br />
zoo gehecht geweest aan <strong>de</strong> trouwe levensgezellin die hem zoo volkomen begreep,<br />
en aan nabestaan<strong>de</strong>n die hem liefhad<strong>de</strong>n en vereer<strong>de</strong>n.’<br />
In zijn herinneringen heeft Van Oss daar later, in 1946, nog aan toegevoegd: 45<br />
‘Persoonlijk had ik <strong>Couperus</strong> op zijn verjaardag een stuk vijp-<br />
F.L. Bastet, <strong>Louis</strong> <strong>Couperus</strong>. <strong>Een</strong> <strong>biografie</strong>
685<br />
tiend' eeuwsch gebrand glas in lood vereerd; een vrouwenkopje, fragment van een<br />
gothisch kerkraam. Het hing in mijn werkkamer <strong>voor</strong> het venster, en hij had het zoo<br />
vaak bewon<strong>de</strong>rd dat ik er zeker van was hem een groot pleizier te doen door het hem<br />
te schenken ter opluistering van een <strong>de</strong>r vensters in zijn nieuwe behuizing. Hij hield<br />
van mooie dingen, en was geboren kenner. Helaas, weinige maan<strong>de</strong>n later bracht<br />
zijn weduwe mij het stuk glas in lood terug, “als aan<strong>de</strong>nken aan <strong>Louis</strong>!” [...] Lie<strong>de</strong>n<br />
die hem niet persoonlijk ken<strong>de</strong>n lieten wel eens merken dat zij hem zich <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n<br />
als een ietwat tenger, precieus, eenigszins verwijfd dandy. Niets is ver<strong>de</strong>r van <strong>de</strong><br />
waarheid. Hij was even forsch en mannelijk van geest als van gestalte. Hij was soepel<br />
en fijn, en natuurlijk een gevoelsmensch; een hard en nauwgezet werker, en in<br />
zakelijke dingen zakelijk en stipt. Zijn genie toon<strong>de</strong> <strong>de</strong> spreekwoor<strong>de</strong>lijke infinite<br />
capacity for taking pains’. -Merkwaardig genoeg voert Van Oss tevens een nog niet<br />
eer<strong>de</strong>r vernomen doodsoorzaak op: ‘tengevolge van een insectenbeet’.<br />
Velen hebben in <strong>de</strong> dagen en weken na <strong>Couperus</strong>' heengaan herinneringen<br />
opgehaald. Deze artikelen zijn in enkele gevallen rijke bronnen van informatie, waar<br />
hier al dikwi