'das' en - Fryske Akademy
'das' en - Fryske Akademy
'das' en - Fryske Akademy
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Over de etymologie van ‘das’ <strong>en</strong> ‘iemand de<br />
* **<br />
das omdo<strong>en</strong>’<br />
ETYMOLOGISCHE BIJDRAGE<br />
door Dick Wortel<br />
Inleiding<br />
In het Leidsch Dagblad van 17 januari 1995 stond: ‘de das maakt van m<strong>en</strong>ig<br />
mannetje e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>eer’. In de revolutionaire jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig werd de das verworp<strong>en</strong><br />
als e<strong>en</strong> symbool van burgerdom <strong>en</strong> hij paste niet in de mann<strong>en</strong>mode met<br />
spijkerbroek<strong>en</strong> <strong>en</strong> trui<strong>en</strong>. Nu is hij weer in opmars, want, zo staat er verderop in<br />
hetzelfde artikel: ‘alle veertigers <strong>en</strong> vijftigers die aan de touwtjes trekk<strong>en</strong>, drag<strong>en</strong><br />
dass<strong>en</strong>’.<br />
Over de geschied<strong>en</strong>is van het woord das is weinig bek<strong>en</strong>d. De etymolog<strong>en</strong><br />
verschill<strong>en</strong> met elkaar van m<strong>en</strong>ing over het ontstaan van das ‘stropdas’. Daarbij<br />
komt ook nog, dat das in de uitdrukking iemand de das omdo<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />
geschied<strong>en</strong>is heeft.<br />
Das ‘dassevel’ <strong>en</strong> das ‘pruik’<br />
Weiland (1843) me<strong>en</strong>t dat das ‘halssieraad of e<strong>en</strong>e halsbedekking’ hetzelfde woord<br />
is als het dier das, zodat ‘ons das, voor e<strong>en</strong>e halsbedekking, zijne b<strong>en</strong>aming zou<br />
ontle<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong>e voormalige gewoonte, om daartoe e<strong>en</strong> dassevel te<br />
gebruik<strong>en</strong>’. Terw<strong>en</strong> (1844) neemt die m<strong>en</strong>ing over ‘dewijl m<strong>en</strong> vroeger de gewoonte<br />
had, voor de das e<strong>en</strong> dassevel te gebruik<strong>en</strong>’. 1 Vercoullie (1890 <strong>en</strong> 1898) spreekt<br />
teg<strong>en</strong> dat das e<strong>en</strong> verkorting van dassevel is ‘zoals sommig<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>’, k<strong>en</strong>nelijk op<br />
Weiland doel<strong>en</strong>d. Hij stelt, dat het woord verband houdt met het Duitse Tatze<br />
‘hemdsboord’. Bij Kuipers (1901) tref ik dat standpunt, dat hij waarschijnlijk van<br />
Vercoullie had overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan. Hij legt hier e<strong>en</strong> verband met het Zuid-<br />
Nederlandse dasse ‘pruik’, dat volg<strong>en</strong>s hem van dat Duitse Tatze ‘halsboord’<br />
afkomstig is. In e<strong>en</strong> artikel in Bull. Roy. de Belg. (Vercoullie 1907:431) bestrijdt<br />
Vercoullie dat standpunt echter, omdat e<strong>en</strong> ‘vergelijking met Hgd. tatze [...] niet te<br />
wettig<strong>en</strong>’ is. Die m<strong>en</strong>ing lijkt te word<strong>en</strong> versterkt door het feit dat noch in Grimms<br />
* Voor hulp <strong>en</strong> advies bij de totstandkoming van dit artikel dank ik: Rob Tempelaars, Lut Colman, F.<br />
de Toll<strong>en</strong>aere (ook voor zijn stimulans om dit artikel te schrijv<strong>en</strong>) <strong>en</strong> Joop van der Horst.<br />
** Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Trefwoord 11, 1996, p. 144-152. De paginanummering van<br />
het origineel wordt tuss<strong>en</strong> [ ] weergegev<strong>en</strong>.<br />
1 Dat das afkomstig is van dassevel is niet waarschijnlijk, omdat er ge<strong>en</strong> vindplaats<strong>en</strong> van voor 1666<br />
bestaan, waar das wordt gebruikt ter aanduiding van e<strong>en</strong> kledingstuk dat om de hals wordt geslag<strong>en</strong>.<br />
Voor het Duitse woord Dachse ‘het dier das’, in de betek<strong>en</strong>is van e<strong>en</strong> ‘tot bont verwerkte dassevel’<br />
(zie bijv. het WNT s.v. Vos (I), 7), voor analogie met vos = voss<strong>en</strong>vel) is het wel mogelijk dat de -ch-<br />
is geassimileerd <strong>en</strong> dat Dasse daarvan afstamt. De Duitse etymologische woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> die ik heb<br />
kunn<strong>en</strong> raadpleg<strong>en</strong>, gev<strong>en</strong> echter ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel uitsluitsel. Verder onderzoek laat ik graag over aan de<br />
germanist<strong>en</strong>.
Deutsches Wörterbuch noch in Abelung (1793) het woord Tatze (of iets wat erop<br />
lijkt) is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
Kuipers (1901) had zijn Zuid-Nederlandse dasse ‘pruik’ uit de tweede druk (1892)<br />
van L.-L. De Bo's Westvlaamsch Idioticon of uit het Bijvoegsel van het in 1883<br />
versch<strong>en</strong><strong>en</strong> Algeme<strong>en</strong> Vlaamsch Idioticon van L.W. Schuermans. Daar vindt m<strong>en</strong><br />
‘Dasse, bet. in Westvl.: pruik, fr. perruque’. Deze informatie had Schuermans op zijn<br />
beurt overgeschrev<strong>en</strong> uit de eerste druk van het Westvlaamsch Idioticon (1873) van<br />
de dek<strong>en</strong> L.-L. De Bo, die e<strong>en</strong> goede k<strong>en</strong>nis was van de woordverzamel<strong>en</strong>de West-<br />
Vlaming Guido Gezelle. Net als Gezelle dat deed voor zijn Woord<strong>en</strong>tas -- e<strong>en</strong><br />
verzameling van on-[145]geveer 250.000 fiches met West-Vlaamse woord<strong>en</strong> --<br />
tek<strong>en</strong>de de dek<strong>en</strong> ook West-Vlaamse woord<strong>en</strong> op die hij om zich he<strong>en</strong> hoorde of die<br />
voor hem werd<strong>en</strong> opgeschrev<strong>en</strong> door zog<strong>en</strong>aamde ‘zant<strong>en</strong>’.<br />
In zijn Idioticon kon hij op basis van het door hem verzamelde materiaal als lemma<br />
opnem<strong>en</strong>: ‘Dasse, pruik, jukse, fr. perruque’, met als voorbeeldzin: ‘e<strong>en</strong>e dasse met<br />
lang haar, met krull<strong>en</strong>’. Mogelijk heeft De Bo het dialectische woord niet goed<br />
verstaan of het fiche van e<strong>en</strong> of andere ‘zant’ met dat woord niet goed gelez<strong>en</strong> -- in<br />
sommige handschrift<strong>en</strong> lijkt e<strong>en</strong> -a- op e<strong>en</strong> -o- --, hoe het ook zij, hier moet<br />
verwarring in het spel geweest zijn met het woord dos. In de algem<strong>en</strong>e taal betek<strong>en</strong>t<br />
dos ook ‘haardos’ (eig<strong>en</strong>lijk ‘vacht’, vergelijk vederdos). In de taaldatabank van het<br />
INL 2 trof ik bijvoorbeeld aan: ‘Hij had e<strong>en</strong> wuiv<strong>en</strong>de dos spierwit haar’ <strong>en</strong>: ‘Vanonder<br />
haar kwartiermuts kwam e<strong>en</strong> volle dos roodblond haar’. Vercoullie (1925) nam op<br />
zijn beurt het ‘Vla. dasse = pruik’ weer uit Kuipers (1901) of uit de tweede druk<br />
(1912) daarvan over <strong>en</strong> zocht naar e<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>de etymologische verklaring.<br />
Daarbij bracht hij e<strong>en</strong> ‘das(se) = pelsjas’ te berde, die net als dasse ‘pruik’ ‘op e<strong>en</strong><br />
Bargo<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> bijvorm van dos teruggaan’. Vercoullie (1907:31) me<strong>en</strong>t dat dit das<br />
hetzelfde woord is als het Italiaanse dossi ‘pelskraag’, want dat is het ‘deel van de<br />
rug van het grijs eekhoorntje waarvan m<strong>en</strong> pelterij maakt’. In zijn WNT-artikel Das<br />
(II) (1910) tek<strong>en</strong>t Knuttel daarbij aan, dat het woord in die betek<strong>en</strong>is echter niet is<br />
aangetroff<strong>en</strong>. Vercoullie (1907:431) verdedigt zich met de volg<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>ering: in<br />
Kluge (1901:1, 445 Krämersprach<strong>en</strong>) vond hij e<strong>en</strong> ‘Humpisch’ woord, dat is ‘e<strong>en</strong><br />
Noordwestfaals Bargo<strong>en</strong>s’, ‘dass (dôss), jass<strong>en</strong>, Rock’, door hem vertaald als<br />
‘kleed’.<br />
Vervolg<strong>en</strong>s haalde hij <strong>en</strong>kele door Kluge (1901) geciteerde plaats<strong>en</strong> aan uit onder<br />
meer Der Fiel<strong>en</strong> Vocabulaer, e<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>lijstje uit 1547, waar dosch ‘kleeder<strong>en</strong>’ 3<br />
wordt vermeld (Kluge 1901:1, 92). Daaruit trok hij de conclusie, dat dass hetzelfde is<br />
als dôss ‘kleed’ <strong>en</strong> dat ‘de drie woord<strong>en</strong> dos, das <strong>en</strong> dasse’ op één lijn moet<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> gesteld. Hij dacht e<strong>en</strong> verklaring gevond<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>, maar was slechts het<br />
slachtoffer van de typische (vroegere) lexicograf<strong>en</strong>gewoonte om klakkeloos van<br />
elkaar over te schrijv<strong>en</strong>.<br />
2 De geraadpleegde taaldatabank, het zogehet<strong>en</strong> vijftigmiljo<strong>en</strong>-corpus, is e<strong>en</strong> tekstcorpus dat wordt<br />
beheerd door het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leid<strong>en</strong>. Het bestaat uit ongeveer vijftig<br />
miljo<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>. Het gaat voornamelijk om rec<strong>en</strong>te tekst<strong>en</strong> van na ongeveer 1950. Ik heb geme<strong>en</strong>d<br />
daarom e<strong>en</strong> opgave van de auteur <strong>en</strong> e<strong>en</strong> precieze datering achterwege te kunn<strong>en</strong> lat<strong>en</strong>.<br />
3 De door het WNT gebruikte editie: Der Fiel<strong>en</strong>, Rabauw<strong>en</strong>, oft der Schalck<strong>en</strong> Vocabulaer [...]<br />
(Antwerp<strong>en</strong>, 1563). In: V. De Meyere <strong>en</strong> L. Baekelmans, Het Boek der Rabauw<strong>en</strong> <strong>en</strong> Naaktridders.<br />
Bijdrag<strong>en</strong> tot de studie van het volkslev<strong>en</strong> der 16e <strong>en</strong> 17e eeuw<strong>en</strong> (Antwerp<strong>en</strong>, 1914), pp. 5-15.<br />
Aldaar op p. 10: Dosch, cleeder<strong>en</strong>.
Franck-Van Wijk (1912) acht het zeer onwaarschijnlijk, dat das afgeleid is ‘uit noordwestf.<br />
barg. dass "kleed" (= barg. dôss, uit 't rom. bij dos besprok<strong>en</strong> woord)’ <strong>en</strong><br />
houdt het op ‘oorsprong onbek<strong>en</strong>d’. De moderne etymologische woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> zijn<br />
door Vercoullie ook niet overtuigd. Over das zegg<strong>en</strong> ze: ‘etymologie onbek<strong>en</strong>d’ (Van<br />
Dale, Etym. Wdb. 1989) of ‘van onbek<strong>en</strong>de herkomst’ (De Vries/De Toll<strong>en</strong>aere<br />
1991). De Vries, Etymol. (1971) verwijst nog naar het artikel van Vercoullie (1907).<br />
[146]<br />
Das ‘halsdoek’, ‘omslagdoek’<br />
De das bestond in de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw uit e<strong>en</strong> lange band van kamerdoek of<br />
dundoek, die aan de beide uiteind<strong>en</strong> vaak met kant of kwastjes was afgezet. Hij<br />
werd tweemaal om de hals geslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> dan onder de kin geknoopt of met e<strong>en</strong> zwart<br />
lintje omwond<strong>en</strong> of vastgestrikt. De uiteind<strong>en</strong> van de das hing<strong>en</strong> over de borst.<br />
Omstreeks 1680 werd de das gecombineerd met e<strong>en</strong> uit vele lintluss<strong>en</strong><br />
sam<strong>en</strong>gestelde strik, crawatstrik of strikdas g<strong>en</strong>oemd, waarover of waaronder de<br />
slipp<strong>en</strong> van de witte das neerhing<strong>en</strong>. 4<br />
De Vries/De Toll<strong>en</strong>aere (1991) dateert de binn<strong>en</strong>komst van das in onze taal op<br />
1687. Die datering is gebaseerd op de oudste plaats die in het WNT is vermeld: S.<br />
van der Heyd<strong>en</strong>, D'Adellykke Juffer, of de Bedroge Trotsheyd uit 1688 (tweede druk;<br />
de eerste is waarschijnlijk uit 1687). In mijn materiaal komt e<strong>en</strong> vindplaats voor uit<br />
1666 <strong>en</strong> wel uit Com<strong>en</strong>ius, Deure d. Taal<strong>en</strong> p. 108: ‘De Bleecker bleeckt het<br />
afgewev<strong>en</strong>e lijnwaet, tot dat het wit wordt; de Naeyster ev<strong>en</strong>wel naeyt daer van<br />
hembd<strong>en</strong> (interulas), hooft-doeck<strong>en</strong> (capitia), krag<strong>en</strong> (collaria), dasjes (focalia),<br />
(halsdoeck<strong>en</strong>) neus-doeck<strong>en</strong> (muccinia), borst-lapp<strong>en</strong> (strophia), <strong>en</strong> andere<br />
doeck<strong>en</strong>, de welcke de Waschster weder uytwascht, soo dickwils als se vuyl<br />
gemaeckt word<strong>en</strong>’.<br />
In e<strong>en</strong> brief van 23 januari 1670 aan de raadp<strong>en</strong>sionaris Johan de Witt schreef zijn<br />
dochter Anna: ‘Hiernev<strong>en</strong>s gaan 5 dass<strong>en</strong> <strong>en</strong> 5 paer mouw<strong>en</strong>’ (Br. a. Joh. de Witt 2,<br />
530). E<strong>en</strong> andere literaire plaats vond ik in het liedbundeltje Amsterdamse Spin-<br />
Huys uit 1680, waaruit blijkt dat de das in de mode kwam. Het liedje gaat over e<strong>en</strong><br />
meisje dat gearresteerd was omdat zij in mann<strong>en</strong>kler<strong>en</strong> op straat liep, <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong><br />
verblijf in het Spinhuis werd veroordeeld. Het was ‘aerdig om te kijck<strong>en</strong>, Waer me sy<br />
nu moet spinn<strong>en</strong> ga<strong>en</strong> [...], Met e<strong>en</strong> graeuwe hoet op 't hooft, E<strong>en</strong> swart lint daer op<br />
[...]. Daer by dan noch e<strong>en</strong> pruyck heel fray, E<strong>en</strong> alamodis dasje, Wat dunckt u van<br />
dit mooy g<strong>en</strong>ay, En van dit aerdig Gasje, In e<strong>en</strong> nieuwe Mootse Rock’ (A 3 r 0 b). In<br />
kledinginv<strong>en</strong>tariss<strong>en</strong> word<strong>en</strong> regelmatig dass<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. In e<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>taris van<br />
1682 word<strong>en</strong> ‘vier geployde dass<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘ses strickdass<strong>en</strong>’ vermeld. In andere<br />
inv<strong>en</strong>tariss<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ‘drie kleyne dasj<strong>en</strong>s met speldewerxkant’ (1687) g<strong>en</strong>oemd,<br />
‘e<strong>en</strong> poinct de la Reyne das’ (1689) 5 <strong>en</strong> uit 1701 nog ‘neteldoekse dass<strong>en</strong>’. 6<br />
4<br />
Der Kinder<strong>en</strong>-Besier, Spelevaart der Mode. De Kledij onzer voorouders in de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw<br />
(Amsterdam, 1950), pp. 214 e.v.<br />
5<br />
Vergelijk dit ‘e<strong>en</strong> poinct de la Reyne das’ met e<strong>en</strong> vindplaats in Lyste van Rar. 2, 191 (1706): ‘Dat's<br />
point de Canailje [sey Flip] <strong>en</strong> hij had e<strong>en</strong> gescheurd<strong>en</strong> das om’ (Point. [...], kantwerk, g<strong>en</strong>aayde kant,<br />
Marin 1710).<br />
6<br />
Geciteerd naar Der Kinder<strong>en</strong>-Besier, Spelev. der Mode p. 215, aldaar (not<strong>en</strong> 11 <strong>en</strong> 12) opgave van<br />
de door hem geraadpleegde archiefstukk<strong>en</strong>.
Vanaf 1697 verschijnt das ook in de woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>. Het eerste woord<strong>en</strong>boek is het<br />
Frans-Nederlandse deel van Van d<strong>en</strong> Ende (1697): ‘Cravate de cou, E<strong>en</strong> das om<br />
d<strong>en</strong> hals’. In de eerste druk van Marin (1701): ‘Das (e<strong>en</strong> Kante) Une cravatte à<br />
dantelle’. Daarna wordt das e<strong>en</strong> gewone verschijning in de woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>, waarbij<br />
het lemma in de loop der tijd<strong>en</strong> steeds uitgebreider wordt, k<strong>en</strong>nelijk omdat de das<br />
zijn gevestigde plaats in de mode krijgt: ‘Cravate, ou Cravatte, ornem<strong>en</strong>t de cou<br />
assez connu. Das, bek<strong>en</strong>de doek of halscieraad. Cravate de mousseline.<br />
Neteldoekse das. [147] Cravatte à d<strong>en</strong>telle. Kante das. Cravate unie. Gladde of effe<br />
das, das zonder kant’ (Marin 1710). In 1832 wordt e<strong>en</strong> das in de woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong><br />
nog steeds omschrev<strong>en</strong> als ‘soort van langwerpige mans halsdoek’ (Martin,<br />
Nederduits Wdb. 1841) of meer in algem<strong>en</strong>e zin: ‘halsbedekking. Neckcloth, Cravat’<br />
(Wdb. Ned. <strong>en</strong> Eng. T., 1832). In Calisch (1864) is e<strong>en</strong> das e<strong>en</strong> ‘omslagdoek’; in Van<br />
Dale (1872) e<strong>en</strong> ‘halsdoek’.<br />
Naar mijn m<strong>en</strong>ing is das in de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw naar Nederland gekom<strong>en</strong> sam<strong>en</strong><br />
met de Westfaalse <strong>en</strong> Noord-Duitse immigrant<strong>en</strong>. Dez<strong>en</strong> ontvluchtt<strong>en</strong> in grot<strong>en</strong><br />
getale hun woongebied vanwege armoede <strong>en</strong> oorlog -- na de Dertigjarige Oorlog<br />
(1618-1648) war<strong>en</strong> de Duitse land<strong>en</strong> ontredderd <strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> leeggeplunderd door<br />
ongeregelde legers -- <strong>en</strong> ze wek<strong>en</strong> uit naar het welvar<strong>en</strong>de Holland. Daar zocht<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> zij werk, vooral als di<strong>en</strong>stknecht<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>stmeisjes, maar ook als<br />
marskramers <strong>en</strong> rondtrekk<strong>en</strong>de kermislied<strong>en</strong>. Zij verm<strong>en</strong>gd<strong>en</strong> zich met die<br />
Hollanders die zich, net als deze inwijkeling<strong>en</strong>, aan de zelfkant van de maatschappij<br />
bevond<strong>en</strong>. Dass was in het Noord-Duitse dialect het woord voor e<strong>en</strong> dikke woll<strong>en</strong><br />
doek die als e<strong>en</strong> sjaal om de hals werd gedraaid. In Berghaus, Wörterbuch der<br />
Plattdeütsch<strong>en</strong> Sprache (1880) vond ik: ‘Dass, Dasse. Ein dickes, woll<strong>en</strong>es Tuch,<br />
welches über der Halsbinde als Shawl um d<strong>en</strong> Hals geschlung<strong>en</strong> wird [...].<br />
(Osnabrück. Ostfriesland)’.<br />
Voor 1666 kan das in de gesprok<strong>en</strong> volkstaal (Bargo<strong>en</strong>s) in gebruik zijn geweest.<br />
Het kon heel goed word<strong>en</strong> gebruikt ter aanduiding van de mooi afgewerkte kant<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> zijd<strong>en</strong> langwerpige doek<strong>en</strong> die de welgestelde Hollanders om hun hals droeg<strong>en</strong>.<br />
Die kwam<strong>en</strong> juist rond 1660 in de mode. Deze dass<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig om de<br />
hals geslag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de uiteind<strong>en</strong> hing<strong>en</strong> los voor de borst. Er is dan nog ge<strong>en</strong><br />
gelijk<strong>en</strong>is met de strop van de galg. Later, rond 1730 (zie het WNT s.v. Strop),<br />
kwam<strong>en</strong> de stropdass<strong>en</strong> in zwang, die strak om de nek moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bevestigd.<br />
De gedachte aan de strop van de galg ligt dan voor de hand bij de bevolkingsgroep<br />
in de periferie van de sam<strong>en</strong>leving, die regelmatig met het gerecht in aanraking<br />
kwam. In de volkstaal wordt dan gesprok<strong>en</strong> van das als strop wordt bedoeld. De<br />
uitdrukking iemand de das omdo<strong>en</strong> zal in die periode in de volkstaal zijn ontstaan <strong>en</strong><br />
later in de algem<strong>en</strong>e taal zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />
Strop als specifiek woord voor stropdas<br />
In het WNT wordt opgemerkt, dat de strop ook wel stropdas wordt g<strong>en</strong>oemd,<br />
waarvan de strop wellicht e<strong>en</strong> verkorting is. Het is maar de vraag of dat zo is.<br />
Stropp<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t ‘iets tot e<strong>en</strong> strop mak<strong>en</strong>’, e<strong>en</strong> stropdas is dus e<strong>en</strong> das, die<br />
gestropt, gestrikt moet word<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stelling dus van het werkwoord stropp<strong>en</strong><br />
‘Stringere, premere, ligare laqueo’ (Kil. 1588), <strong>en</strong> niet van het zelfstandig<br />
naamwoord strop ‘Stuk touw of iets dergelijks waarvan de uiteind<strong>en</strong> ver-[148]bond<strong>en</strong><br />
zijn, veelal zoo dat het e<strong>en</strong>e door e<strong>en</strong> oog aan 't eind van 't andere loopt zoodat de<br />
lus wijder <strong>en</strong> nauwer kan word<strong>en</strong> gemaakt’ (WNT). In Halma (1710) vindt m<strong>en</strong> die
grondbetek<strong>en</strong>is nog terug: ‘Stropje. Strikje. Petite corde, ou, petit noeud’, met als<br />
voorbeeldzin: ‘Haal het stropje dicht toe. Serrez la petite corde, ou, le petit nœud’.<br />
ABN-Wdb. s.v. Stropp<strong>en</strong> spreekt ook van ‘E<strong>en</strong> das stropp<strong>en</strong> (strikk<strong>en</strong>), e<strong>en</strong><br />
stropdas’.<br />
De vroegste vindplaats van strop ‘das’ vond ik in Holtrop (1801): ‘Strop a Cravat<br />
fast<strong>en</strong>ed with a buckle behind the neck’. In 1813 wordt de betek<strong>en</strong>is ‘Strop zeker<br />
slag van dass<strong>en</strong>, col’ voor het eerst aangetroff<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>boek van het<br />
Nederlands, dat van Agron <strong>en</strong> Landré.<br />
Vanaf het midd<strong>en</strong> van de achtti<strong>en</strong>de eeuw werd<strong>en</strong> de stropdass<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong><br />
geknoopt of gestrikt, maar werd e<strong>en</strong> ‘stropdas [...] geme<strong>en</strong>lijk van achter<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />
gesp [...] vastgemaakt’ (Van Moock 1846). Daarom werd e<strong>en</strong> ‘stropdas, das, welke<br />
in d<strong>en</strong> nek met e<strong>en</strong>e gesp wordt vastgemaakt’ (Bomhoff 1857), ook gespdas<br />
(Calisch 1864) g<strong>en</strong>oemd, die met e<strong>en</strong> ‘stropgesp: gesp aan e<strong>en</strong>’ strop of stropdas’<br />
(Van Moock 1846) achter de hals wordt vastgemaakt. In <strong>en</strong>kele neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>deeeuwse<br />
woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> wordt bij strop expliciet vermeld: ‘Overdragtelijk: zeker slag<br />
van dass<strong>en</strong>’ (Weiland 1843) of ‘Strop. fig. stropdas’ (Wdb. Ned. <strong>en</strong> Eng. T., 1832).<br />
Volg<strong>en</strong>s het WNT XVI, kol. 197 (1925) is e<strong>en</strong> strop de ‘b<strong>en</strong>aming voor zekere<br />
hooge, nauw om d<strong>en</strong> hals sluit<strong>en</strong>de dass<strong>en</strong>, die in e<strong>en</strong> deel der 18de <strong>en</strong> tot diep in<br />
de 19de eeuw als onderdeel van deftige heer<strong>en</strong>kleeding <strong>en</strong> ook wel van<br />
uniformkleeding werd<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>, <strong>en</strong> thans wellicht nog hier <strong>en</strong> daar door<br />
ouderwetsche lied<strong>en</strong>’. In het militaire woord<strong>en</strong>boek van J. Dibbetz uit 1740 leest<br />
m<strong>en</strong> bijvoorbeeld het voorschrift: ‘Dass<strong>en</strong>: Daar van moet<strong>en</strong> alle jaar twee aan ider<br />
Soldaat van de Hollandsche Infanterye gegeev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>’. Van Dale (1872) noemt<br />
de stropdas nog e<strong>en</strong> soldat<strong>en</strong>das.<br />
In het Leidsch Dagblad van 29 april 1966 stond: ‘Als hij met e<strong>en</strong> bepaald stropje hier<br />
door de straat loopt, heeft in no time heel Weert er e<strong>en</strong>’. In Van Dale (1984) wordt<br />
de betek<strong>en</strong>is van strop ‘stropdas’ als ondergeschikt vermeld <strong>en</strong> in het<br />
Synoniem<strong>en</strong>woord<strong>en</strong>boek (1991) wordt dit woord van het label ‘informeel’ voorzi<strong>en</strong>.<br />
Das als woord uit het Bargo<strong>en</strong>s<br />
Het woord strop ‘strop, strik’ is reeds Middelnederlands <strong>en</strong> waarschijnlijk afkomstig<br />
uit vulgair Latijn stroppus, strophus, maar mogelijk komt het ook van e<strong>en</strong> Germaans<br />
*strup(p)a (verwant met strop<strong>en</strong>, De Vries/De Toll<strong>en</strong>aere 1991). De betek<strong>en</strong>is strop<br />
‘strafwerktuig’, namelijk om iemand daarmee te wurg<strong>en</strong> of daaraan op te hang<strong>en</strong>, is<br />
ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s vanaf de Middeleeuw<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d. De vorm van de das lijkt op die van de<br />
strop van de galg. Das kan [149] dus de betek<strong>en</strong>is van strop hebb<strong>en</strong>. Reeds in de<br />
achtti<strong>en</strong>de eeuw was das in de ‘diev<strong>en</strong>taal’ e<strong>en</strong> woord voor strop. Dat blijkt ook uit<br />
verschill<strong>en</strong>de spreekwoord<strong>en</strong> waarin op die overe<strong>en</strong>komst wordt gezinspeeld. In het<br />
Spreekwoord<strong>en</strong>boek van Harrebomée (1858:1, 51b) staat bijvoorbeeld: ‘Ik vrees, dat<br />
mij dat zoo knijp<strong>en</strong> zal, zei Le<strong>en</strong>dert, <strong>en</strong> de beul deed hem e<strong>en</strong> h<strong>en</strong>nep<strong>en</strong> dasje om<br />
d<strong>en</strong> hals’, waarbij hij verwijst naar e<strong>en</strong> bron uit 1706: ‘Ik vrees dat me dat soo<br />
drommels knyp<strong>en</strong> sal, [sey galgachtige Le<strong>en</strong>] <strong>en</strong> de beul deed hem e<strong>en</strong> h<strong>en</strong>nippe<br />
Nachtdasje om d<strong>en</strong> hals’ (Lyste van Rar. (1706) 2, 190). Eind neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw<br />
was het woord in het Bargo<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>nelijk nog gangbaar, want ik trof in Teirlinck,<br />
Barg. (1886) aan: ‘Das, strop’. Ook in het tijdschrift Onze Volkstaal 3 (1890) 194:<br />
‘das, strop’. In De Beer <strong>en</strong> Laurillard, Woord<strong>en</strong>schat (1899) is ‘Das bargo<strong>en</strong>s voor
strop’. Stoett (1916:68, no. 1536) spreekt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s van e<strong>en</strong> ‘bargo<strong>en</strong>sche<br />
uitdrukking, waarin das "strop" betek<strong>en</strong>t’. Dat ik dit woord niet aantref in Endt,<br />
Bargo<strong>en</strong>s Woord<strong>en</strong>boek (1974), zou het gevolg kunn<strong>en</strong> zijn van het afschaff<strong>en</strong> van<br />
de strop als strafwerktuig in het moderne Nederland, waardoor das ‘strop’ in de<br />
hed<strong>en</strong>daagse ‘ondertaal’ is verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />
Teg<strong>en</strong>woordig wordt strop soms nog wel gebruikt voor e<strong>en</strong> onderdeel van de<br />
stropdas, namelijk alle<strong>en</strong> het stuk stof dat de hals omvangt. In de Leidse<br />
taaldatabank zie ik dat verschijnsel: ‘Ik hang de das aan de strop aan de bov<strong>en</strong>hoek<br />
van de spiegel’ <strong>en</strong>: ‘Ik trok met e<strong>en</strong> paar vingers de strop van mijn das e<strong>en</strong> beetje<br />
losser’.<br />
Besluit: de das omdo<strong>en</strong><br />
In de uitdrukking iemand de das omdo<strong>en</strong> is das de strop van de galg. Dat blijkt<br />
wanneer m<strong>en</strong> probeert na te gaan, waar de uitdrukking vandaan komt. 7 Van Dale<br />
(1872), de vroegste vindplaats van de uitdrukking, heeft: ‘Dit heeft hem de das<br />
omgedaan, dit was het middel voor zijne straf, C voor zijn dood’. Ter Laan, Ned.<br />
Spreekwoord<strong>en</strong> (1979:64) houdt t<strong>en</strong> onrechte vast aan de betek<strong>en</strong>is: ‘iemands<br />
bestaan onmogelijk mak<strong>en</strong>, hem de dood aando<strong>en</strong>’. Teg<strong>en</strong>woordig immers is de<br />
betek<strong>en</strong>is afgezwakt tot zoiets als ‘t<strong>en</strong> einde raad mak<strong>en</strong>’ of ‘slop<strong>en</strong>’, ‘uitputt<strong>en</strong>’,<br />
zoals e<strong>en</strong> citaat uit de taaldatabank suggereert: ‘Kinder<strong>en</strong>, ze do<strong>en</strong> je de das om,<br />
dacht ze’, of ‘onderwerp<strong>en</strong>’, ‘overmeester<strong>en</strong>’, ‘de meerdere zijn’ zoals in: ‘De wijn<br />
daar (t.w. in e<strong>en</strong> brasserie in Frankrijk) deed ons heel rustig <strong>en</strong> bedaard de das om.’<br />
Dat das in de uitdrukking iemand de das omdo<strong>en</strong> e<strong>en</strong> specifieke betek<strong>en</strong>is heeft,<br />
blijkt ook uit het feit dat das in dit spreekwoord zonder betek<strong>en</strong>isverandering kan<br />
word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> door strop. In Calisch (1864) <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in Van Dale (1872)<br />
trof ik e<strong>en</strong> variant aan van deze uitdrukking: ‘Iemand d<strong>en</strong> strop om d<strong>en</strong> hals do<strong>en</strong>,<br />
hem in het nauw br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>’, ook Ko<strong>en</strong><strong>en</strong> (1897) heeft ‘d.i. erg in het nauw br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>’.<br />
De kan niet zonder betek<strong>en</strong>isverschil vervang<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> bezittelijk<br />
voornaamwoord of door [150]het onbepaalde lidwoord e<strong>en</strong>. In het overvloedige<br />
taaldatabankmateriaal van ruim 1400 vindplaats<strong>en</strong> van das vond ik ge<strong>en</strong> neutrale<br />
woordgroep iemand de das omdo<strong>en</strong>. In citat<strong>en</strong> als: ‘Hij doet zijn das zo goed<br />
mogelijk om’ <strong>en</strong> ‘Alberto deed zijn das weer om’ heeft het omdo<strong>en</strong> van de das ge<strong>en</strong><br />
schadelijke gevolg<strong>en</strong> voor de gezondheid.<br />
7 De door Stoett 3 vermelde interpretatie van iemand de das omdo<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> citaat uit De Nieuwe<br />
School, tijdschrift voor practische paedagogiek 7 (1912), p. 369, dat luidt: ‘De uitdr. is aan 't worstel<strong>en</strong><br />
ontle<strong>en</strong>d, waar m<strong>en</strong> onder e<strong>en</strong> das verstaat het toeknijp<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> hals door middel van d<strong>en</strong> arm’<br />
wordt door mij verder buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>, omdat ik, ondanks veel zoekwerk, nerg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />
term das uit de worstel- of vechtsport heb kunn<strong>en</strong> achterhal<strong>en</strong>.
Bronn<strong>en</strong>lijst<br />
1. Woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong>, idiotica <strong>en</strong> spreekwoord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong><br />
- J.C. Abelung, Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutsch<strong>en</strong> Mundart<br />
(Leipzig).<br />
- H. Heidbuchel, ABN Woord<strong>en</strong>boek (Hasselt [1962]).<br />
- Agron <strong>en</strong> Landré (1813) = P. Agron <strong>en</strong> G.N. Landré, Nieuw Hand-Woord<strong>en</strong>boek<br />
der Nederduitsche <strong>en</strong> Fransche Tal<strong>en</strong> [...] ('s-Grav<strong>en</strong>hage/Amsterdam/Breda [z.j.]).<br />
- De Beer <strong>en</strong> Laurillard, Woord<strong>en</strong>schat (1899) = Taco H. de Beer <strong>en</strong> E. Laurillard,<br />
Woord<strong>en</strong>schat, verklaring van woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitdrukking<strong>en</strong> [...] ('s-Grav<strong>en</strong>hage).<br />
- Berghaus, Wörterbuch der Plattdeütsch<strong>en</strong> Sprache (1880) = Heinrich Berghaus,<br />
Der Sprachschatz der Sass<strong>en</strong>. Ein Wörterbuch der Plattdeütsch<strong>en</strong> Sprache in d<strong>en</strong><br />
hauptsächlichst<strong>en</strong> ihrer Mundart<strong>en</strong> (Brand<strong>en</strong>burg).<br />
- Bo, L.-L. De, Westvlaamsch Idioticon (Brugge 1873; tweede druk: G<strong>en</strong>t 1892).<br />
- Bomhoff (1857) = Nieuw Groot Woord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche Taal (met e<strong>en</strong><br />
voorbericht van Dr. L.A. te Winkel) ('s-Grav<strong>en</strong>hage).<br />
- Calisch (1864) = I.M. Calisch <strong>en</strong> N.S. Calisch, Nieuw Woord<strong>en</strong>boek der<br />
Nederlandsche Taal ('s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Antwerp<strong>en</strong>).<br />
- Cock, A. de, Spreekwoord<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zegswijz<strong>en</strong> afkomstig van oude gebruik<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
volkszed<strong>en</strong> (G<strong>en</strong>t 1908).<br />
- Com<strong>en</strong>ius, Deure d. Taal<strong>en</strong> (1666) = A. Com<strong>en</strong>ius, Ontsloote Deure der Taal<strong>en</strong> [...]<br />
(Amsterdam). Er is ook e<strong>en</strong> editie Amsterdam (1662), die vroeger door het WNT<br />
werd gebruikt: Janua Linguarum Reserata Aurea [...] Dat is, De Guld<strong>en</strong> ontslote<br />
Deure der Tael<strong>en</strong>. In 1662 versche<strong>en</strong> te Frankfurt van Com<strong>en</strong>ius Janua Aureo<br />
QuinqueLingarum reserata [...]. In beide laatstg<strong>en</strong>oemde edities komt het citaat niet<br />
voor, wat e<strong>en</strong> aanwijzing is, dat das niet met Com<strong>en</strong>ius vanuit Duitsland het<br />
Nederlands is binn<strong>en</strong>getred<strong>en</strong>.<br />
- Van Dale (1872) = J.H. van Dale, Nieuw Woord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche Taal ('s-<br />
Grav<strong>en</strong>hage/Leid<strong>en</strong>/Arnhem).<br />
- Van Dale, Etym. Wdb. (1989) = Etymologisch Woord<strong>en</strong>boek. De herkomst van<br />
onze woord<strong>en</strong> (Utrecht/Antwerp<strong>en</strong> 1989).<br />
- Dibbetz, J., Het Groot Militair Woord<strong>en</strong>boek ('s-Grav<strong>en</strong>hage 1740).<br />
Van d<strong>en</strong> Ende (1697) = Le Gazophilace de la Langue Françoise et Flamande [...]<br />
(Rotterdam).<br />
[151]<br />
- Endt, Bargo<strong>en</strong>s Woord<strong>en</strong>boek (1974) = Enno Endt, Bargo<strong>en</strong>s Woord<strong>en</strong>boek.<br />
Kleine woord<strong>en</strong>schat van de volkstaal (Baarn [z.j.]).<br />
- Franck-Van Wijk (1912) = N. van Wijk, Franck's Etymologisch Woord<strong>en</strong>boek der<br />
Nederlandsche Taal ('s-Grav<strong>en</strong>hage) (tweede druk).<br />
- Grimm, J. und W. Grimm, Deutsches Wörterbuch (Leipzig 1854)<br />
- Halma (1710) = F. Halma, Woord<strong>en</strong>boek der Nederduitsche <strong>en</strong> Franse Taal<strong>en</strong><br />
(Amsterdam/Utrecht).<br />
- Harrebomée (1858) = P.J. Harrebomée, Spreekwoord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche<br />
Taal dl. 1 (Utrecht).<br />
- Holtrop (1801) = J. Holtrop, Nieuw Nederduitsch <strong>en</strong> Engelsch Woord<strong>en</strong>-boek<br />
(Dordrecht/Amsterdam).<br />
- Kil. (1588) = C. Kilia<strong>en</strong>, Dictionarium Teutonico Latinum [...] (Antwerp<strong>en</strong>).<br />
- Kluge (1901) = Friedrich Kluge, Rotwelsch: Quell<strong>en</strong> und Wortschatz der<br />
Gaunersprache und der verwandt<strong>en</strong> Geheimsprach<strong>en</strong> (Strassbourg).<br />
- Ko<strong>en</strong><strong>en</strong> (1897) = M.J. Ko<strong>en</strong><strong>en</strong>, Verklar<strong>en</strong>d Handwoord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche<br />
Taal (Groning<strong>en</strong>) (reprint: Groning<strong>en</strong> 1992).<br />
- Kuipers, R.K., Volledig Woord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche Taal (Amsterdam 1893).
- Kuipers (1901) = R.K. Kuipers, Geïllustreerd Woord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche<br />
Taal (Amsterdam). Tweede druk: Kuiper's Encyclopaedisch Woord<strong>en</strong>boek<br />
(Amsterdam 1912).<br />
- Ter Laan, Ned. Spreekwoord<strong>en</strong> (1979) = K. ter Laan, Nederlandse<br />
Spreekwoord<strong>en</strong>, Spreuk<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zegswijz<strong>en</strong> (Amsterdam [z.j.]).<br />
- Marin (1701) = P. Marin, Nieuw Nederduits <strong>en</strong> Frans Woord<strong>en</strong>boek [...] Nouveau<br />
Dictionaire, Hollandois & François [...] (Amsterdam).<br />
- Marin (1710) = P. Marin, Dictionaire complet François & Hollandois [...] = Compleet<br />
Fransch <strong>en</strong> Nederduitsch Woord<strong>en</strong>-boek [...]. (Amsterdam).<br />
- Martin, Nederduits Wdb. (1841) = H. Martin Jr., Bered<strong>en</strong>eerd Nederduitsch<br />
Woord<strong>en</strong>boek, Vernieuwde uitgave (Amsterdam).<br />
- Van Moock (1846) = S.J.M. van Moock, Nieuw Fransch-Nederduitsch <strong>en</strong><br />
Nederduitsch-Frans Woord<strong>en</strong>boek (Gouda).<br />
- Onze Volkstaal = Onze Volkstaal, tijdschrift gewijd aan de studie der<br />
Nederlandsche Tongvall<strong>en</strong> [...] jrg. 3 (1890).<br />
- Paardekooper, P.C., ABN-Gids (Antwerp<strong>en</strong>/Amsterdam [z.j.]).<br />
- Schuermans, L.W., Algeme<strong>en</strong> Vlaamsch Idioticon (Leuv<strong>en</strong>, 1865-1870) +<br />
Bijvoegsel aan het Algeme<strong>en</strong> Vlaamsch Idioticon (Leuv<strong>en</strong> 1883).<br />
- Stoett (1916) = F.A. Stoett, Nederlandsche Spreekwoord<strong>en</strong>, Spreekwijz<strong>en</strong>,<br />
Uitdrukking<strong>en</strong> <strong>en</strong> Gezegd<strong>en</strong> dl. 2 (Zutph<strong>en</strong>) (derde druk).<br />
- Synoniem<strong>en</strong>woord<strong>en</strong>boek (1991) = P.G.J. van Sterk<strong>en</strong>burg, Groot woord<strong>en</strong>boek<br />
van synoniem<strong>en</strong> [...] (Utrecht/Antwerp<strong>en</strong> [1991]).<br />
- Teirlinck, Barg. (1886) = I. Teirlinck, Woord<strong>en</strong>boek van Bargo<strong>en</strong>sch (Diev<strong>en</strong>taal)<br />
(Roeselare).<br />
- Terw<strong>en</strong> (1844) = J.L. Terw<strong>en</strong>, Etymologisch Handwoord<strong>en</strong>boek der Nederduitsche<br />
Taal [...] (Gouda).<br />
[152]<br />
- Vercoullie (1890), (1898), (1925) = J. Vercoullie, Beknopt Etymologisch<br />
Woord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche Taal (G<strong>en</strong>t/'s-Grav<strong>en</strong>hage 1890; tweede druk:<br />
G<strong>en</strong>t/'s-Grav<strong>en</strong>hage 1898; derde druk: G<strong>en</strong>t 1925).<br />
- Vercoullie (1907) = J. Vercoullie, `Étymologies', in: Bulletins de la Classe des<br />
Lettres et des Sci<strong>en</strong>ces Morales et Politiques et de la Classe des Beaux-Arts (1907)<br />
(p. 431: Das).<br />
- De Vries, Etymol. (1971) = Jan de Vries, Nederlands Etymologisch Woord<strong>en</strong>boek<br />
[...] (Leid<strong>en</strong>).<br />
- De Vries/De Toll<strong>en</strong>aere (1991) = J. de Vries <strong>en</strong> F. de Toll<strong>en</strong>aere, Etymologisch<br />
Woord<strong>en</strong>boek ([Utrecht/Antwerp<strong>en</strong>]).<br />
- Wdb. Ned. <strong>en</strong> Eng. T. (1832) = Nieuw Woord<strong>en</strong>boek der Nederduitsche <strong>en</strong><br />
Engelsche Taal [...] (Nijmeg<strong>en</strong>).<br />
- Weiland (1843) = P. Weiland, Nederduitsch Letterkundig Woord<strong>en</strong>boek<br />
(Antwerp<strong>en</strong>).<br />
- WNT = Woord<strong>en</strong>boek der Nederlandsche Taal (Leid<strong>en</strong> [<strong>en</strong>z.] 1882-...).<br />
2. Literaire bronn<strong>en</strong><br />
- Amsterdamse Spin-Huys = Amsterdamse Spin-Huys, Ofte Lust-Hof der Adelijcke<br />
Juffer<strong>en</strong> [...] (Amsterdam 1680). Ook uitgegev<strong>en</strong> in: Dick Wortel, Zyt ghy oock e<strong>en</strong><br />
meyt? Derti<strong>en</strong> liedjes over meisjes loos (Rotterdam 1987), p. 26.<br />
- Br. a. Joh. de Witt = Robert Fruin (bew.), N. Japikse (uitg.), Briev<strong>en</strong> aan Johan de<br />
Witt, dl. 2: 1660-1672. (Amsterdam 1922) (Werk<strong>en</strong> uitgegev<strong>en</strong> door het Historisch<br />
G<strong>en</strong>ootschap, Derde Serie, no. 44).
- Heyd<strong>en</strong>, S. van der, D' Adellykke Juffer, of de Bedroge Trotsheyd. Kluchtspel<br />
(Utrecht 1688) (2e druk).<br />
- Lyste van Rar. (1706) = Lyste van Rariteyt<strong>en</strong> [...] T<strong>en</strong> Huyse van Anna Folie<br />
([Z.p.]).