10.11.2013 Views

Jaargang 10, 1992/1993, nr. 1 - Gewina

Jaargang 10, 1992/1993, nr. 1 - Gewina

Jaargang 10, 1992/1993, nr. 1 - Gewina

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>10</strong> J. ROELEVINK<br />

flinke beperking van het onderwijskundige draagvlak van de wetgeving<br />

inhield. Het nieuwe, veel kortere ontwerp-besluit had immers aileen<br />

betrekking op de Latijnse scholen, de athenaea en de universiteiten. De<br />

overige onderdelen dienden het belangrijkste doel niet.<br />

Roell leverde zijn commentaar op de basistekst van Falck in een<br />

schrijven van 24 juli 1815 24 , vlak na de totstandkoming van de nieuwe<br />

Grondwet. Hij schreef, zich te zullen beperken tot de financiele gevolgen<br />

van de voorgestelde maatregelen. In werkelijkheid echter noemde deze<br />

voorstander van een efficient functionerende eenheidsstaat toch wei wat<br />

meer bezwaren, die ook grotendeels werden overgenomen. Falck heeft ze<br />

eigenhandig aangebracht op de tekst van zijn eigen concept, dat vervolgens<br />

ging dienen als minuut van bet Organiek Besluit van 2 augustus.<br />

Hier kan niet worden ingegaan op de politieke achtergronden van deze<br />

gang van zaken, die ten nauwste samenhingen met de elkaar snel opvolgende<br />

intemationale gebeurtenissen in deze veelbewogenjaren. De essentie<br />

is, dat de tekst van bet Organiek Besluit van 1815 bepaald niet samenvalt<br />

met bet wetsvoorstel van de commissie-Van der Duyn. Ook in bestuurlijk<br />

opzicht werden wijzigingcn aangebracht en aile gedeelten die geen bctrekking<br />

hadden op bet hoger onderwijs in strikte zin, liet men bewust weg.<br />

Het ligt daarom ook tamelijk voor de hand dat de tekst van bet feitelijke<br />

wetsvoorstel Van der Duyn niet in het archief van de Staatssecretarie<br />

bewaard is gebleven, of althans niet in nu nog als zodanig herkenbare<br />

onderdelen. Het spreekt eveneens vanzelf dat Johan Melchior Kemper,<br />

anders zo trots op zijn vele verdiensten, de zaak van juist dit rapport nooit<br />

uitgebreid aa<strong>nr</strong>oerde. Latere negentiende-eeuwse schrijvers hebben er<br />

wijselijk nooit over gespeculeerd wie veranderingen zou kunnen hebben<br />

aangebracht en waarom. Dit was ook niet zozeer nodig, omdat de essentie<br />

van de onderwijskundige voorstellen van de commissie-Van der Duyn<br />

bewaard bleef in bet Organiek Besluit van 2 augustus 1815 en op dat punt<br />

richtte men zich meestal.<br />

Ook deze voorstellen, hoewel helder van lijn en goed doordacht, waren<br />

niet geheel nieuw. De commissie-Van der Duyn bouwde immers, zoals<br />

eerder vermeld, voort op het werk van voorgangers. Helaas is de geschiedenis<br />

van de verschillende pogingen tot hervorming van bet hoger onderwijs<br />

van v66r 1815 evenmin ooit grondig onderzocht. Daarom nu slechts<br />

enkele inleidende opmerkingen over enkele problemen die speelden.<br />

De thema's van het rapport<br />

De vraagstukken rond de universiteiten die aan het einde van de achttiende<br />

eeuw steeds nijpender werden, waren v66r 1813 niet tot een oplos-<br />

24) BiZa, OKW, <strong>nr</strong>. 3985, W. F. baron Roell aan Willem I, dd. 24 juli 1815 <strong>nr</strong>. 86.<br />

RAPPORT OVER HET HOGER ONDERWI.TS urr 1814 11<br />

sing gekomen. Ze behoorden tot een aantal sectoren die door elk van de<br />

ingestelde commissies, dus ook door die van Van der Duyn werden<br />

besproken. Het ging om de universiteiten in de maatschappij, hun plaats in<br />

het staatsbestel, hun rol in de wetenschap, hun positie binnen bet geheel<br />

van bet onderwijs, hun interne organisatie en de i<strong>nr</strong>ichting van het onderwijs<br />

zelf. Over elk van deze punten kan hier slechts zeer in bet kort<br />

worden gesproken. Voor het overige zij verwezen naar literatuur. 25<br />

Aan het einde van de achttiende eeuw leidde het naar verhouding grote<br />

aantal universiteiten in de Republiek, evenals in de Duitse Ianden, een<br />

bedreigd bestaan. De aantallen studenten waren om allerlei redenen<br />

zienderogen afgenomen. Buitenlanders kwamen er veel minder, Latijnse<br />

scholen en kostscholen hi elden jonge leerlingen steeds Ianger vast voordat<br />

ze naar de akademie gingen en de studie werd relatief steeds duurder,<br />

zodat velen het geheellieten afweten. In de achttiende eeuw waren hervormingsplannen<br />

er dan ook vaak op gericht buitenlanders te trekken met<br />

kwaliteit en nieuwe stof. Na 1795 legde men zich meestal gemakkelijker<br />

bij de feiten neer. De deur liet men bewust open voor buitenlanders, maar<br />

de hoop hen in groten getale te Iokken, liet men varen. Evenmin werd<br />

gestreefd naar hoger onderwijs voor bredere lagen van de bevolking. Dat<br />

zou maar een gevaarlijke groep academici zonder passende levensvulling<br />

opleveren. Integendeel, men zocht het, in navolging van voorbeelden als<br />

de universiteit van Gottingen, in een sociaal select publiek, aangevuld met<br />

een intellectueel en moreel select publiek uit de minder gegoede lagen van<br />

de bevolking, dat op beurzen aanspraak mocht maken.<br />

Op het punt van de concurrentie met andere schooltypen diende zich<br />

uiteraard allereerst de vraag aan hoeveel universiteiten er dienden te zijn,<br />

en waar men ze zou moeten vestigen. Moest er een grote, internationaal<br />

concurrerende universiteit komen, waar de meeste studcnten ver van eigen<br />

huis en haard vertoefden, of dienden juist kleinschaliger univcrsiteiten en<br />

athenaea verspreid te blijven over bet hele land om zo het onderwijs dicht<br />

bij huis te houden? Het spreekt vanzelf dat achter deze verheven vragen<br />

25) Behalve de reeds genoemd werken van Groen, De Vries en Roelevink eveneens:<br />

J. Roelevink, Gedicteerd verleden. Het onderwijs in de algemene geschiedenis aan de<br />

universiteit te Utrecht, 1735-1839 Amsterdam & Maarssen, 1986; J. Roelevink, "Het<br />

Babel van de geleerden. Latijn in het Nederlandse universitaire onderwijs van de<br />

achttiende en de negentiende eeuw" in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse<br />

Letterkunde te Leiden 1989 .. /990 (Leiden, 1991), p. 33-43; J. C. M. Wachelder, Universiteit<br />

tw;sen vorming en opleiding. De modernisering van de Nederlandse universiteiten in<br />

de negentiende eeuw. Hilversum, J 992; J. Roelevink, "Alte Liebe, neue Initiativen.<br />

Deutsche und niederlandische Universitaten im 18. und frlihen 19. Jahrhundert" in:<br />

Jahrbuch des Zentrums fiir Niederlande Studien III ( <strong>1992</strong>), p. 53-66 en W. Otters peer, De<br />

wiekslag van hun geest. De Leidse universiteit in de negentiende eeuw. Den Haag, <strong>1992</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!