Recreatiegebied_Bernisse - gemeente Bernisse
Recreatiegebied_Bernisse - gemeente Bernisse
Recreatiegebied_Bernisse - gemeente Bernisse
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Bernisse</strong><br />
Bestemmingsplan<br />
ecreatiegebied <strong>Bernisse</strong><br />
<br />
adviseurs ruimtelijke ordening
<strong>Recreatiegebied</strong> De <strong>Bernisse</strong><br />
<strong>Bernisse</strong><br />
bestemmingsplan<br />
identificatie<br />
planstatus<br />
identificatiecode: datum: status:<br />
NL.IMRO.0568.BNSRECBNS012012-0001 13-07-2012 concept<br />
19-09-2012 voorontwerp<br />
projectnummer:<br />
ontwerp<br />
056800.17066.00 vastgesteld<br />
projectleider:<br />
mw. drs. J.P. Zevenbergen-Herweijer<br />
R.008/04<br />
gecertificeerd door Lloyd’s<br />
conform ISO 9001: 2000<br />
aangesloten bij:<br />
RBOI - Rotterdam bv<br />
Delftseplein 27b<br />
Postbus 150<br />
3000 AD Rotterdam<br />
telefoon (010) 201 85 55<br />
E-mail: info@rboi.nl
c RBOI-Rotterdam bv<br />
Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,<br />
microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een<br />
openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2<br />
Inhoudsopgave<br />
Toelichting 6<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 8<br />
1.1 Aanleiding en doel 8<br />
1.2 Ligging plangebied 8<br />
1.3 Vigerende bestemmingsplannen 9<br />
1.4 Leeswijzer 9<br />
Hoofdstuk 2 Beleidskader 10<br />
2.1 Inleiding 10<br />
2.2 Nationaal beleid 10<br />
2.3 Provinciaal beleid 11<br />
2.4 Gemeentelijk beleid 16<br />
Hoofdstuk 3 Analyse plangebied 20<br />
3.1 Inleiding 20<br />
3.2 Cultuurhistorie 20<br />
3.3 Planontwikkeling 21<br />
3.4 Tegenwoordige situatie 21<br />
3.5 Functionele analyse 23<br />
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 30<br />
4.1 Inleiding 30<br />
4.2 Uitgangspunten bestemmingsregeling 30<br />
4.3 Juridische planbeschrijving 32<br />
Hoofdstuk 5 Onderzoek 38<br />
5.1 Inleiding 38<br />
5.2 Archeologie 38<br />
5.3 Bedrijven en milieuzonering 41<br />
5.4 Cultuurhistorie 42<br />
5.5 Bodem 45<br />
5.6 Ecologie 46<br />
5.7 Externe veiligheid 48<br />
5.8 Geluidshinder 51<br />
5.9 Luchtkwaliteit 52<br />
5.10 Planologisch relevante leidingen 53<br />
5.11 Verkeer en infrastructuur 54<br />
5.12 Water 56<br />
5.13 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving 59<br />
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid 62<br />
Hoofdstuk 7 Overleg en maatschappelijke uitvoerbaarheid 64<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
3<br />
7.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro en maatschappelijke<br />
uitvoerbaarheid 64<br />
7.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid 64<br />
Bijlagen bij toelichting 66<br />
Bijlage 1 Bureauonderzoek flora en fauna 67<br />
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten 68<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
4<br />
Regels 70<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 72<br />
Artikel 1 Begrippen 72<br />
Artikel 2 Wijze van meten 79<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 80<br />
Artikel 3 Groen 80<br />
Artikel 4 Maatschappelijk 81<br />
Artikel 5 Natuur 82<br />
Artikel 6 Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden 83<br />
Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie 84<br />
Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie 86<br />
Artikel 9 Sport 88<br />
Artikel 10 Verkeer 89<br />
Artikel 11 Verkeer - Langzaam verkeer 90<br />
Artikel 12 Water 91<br />
Artikel 13 Wonen 92<br />
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding 94<br />
Artikel 15 Leiding - Leidingstrook 96<br />
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1 98<br />
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2 100<br />
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3 102<br />
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4 104<br />
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5 106<br />
Artikel 21 Waterstaat 108<br />
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering 109<br />
Hoofdstuk 3 Algemene regels 110<br />
Artikel 23 Antidubbeltelregel 110<br />
Artikel 24 Algemene bouwregels 110<br />
Artikel 25 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 112<br />
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels 112<br />
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels 113<br />
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels 114<br />
Artikel 29 Overige regels 114<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 116<br />
Artikel 30 Overgangsrecht 116<br />
Artikel 31 Slotregel 116<br />
Bijlagen bij de regels 118<br />
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten 119<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
5
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
7
8<br />
Hoofdstuk 1<br />
Inleiding<br />
1.1 Aanleiding en doel<br />
Het recreatiegebied 'De <strong>Bernisse</strong>' is het gebied rondom de <strong>Bernisse</strong>, het water tussen het Spui<br />
en het Voedingskanaal van het Brielse Meer. Het recreatiegebied ligt in de gelijknamige<br />
<strong>gemeente</strong> en heeft een oppervlakte van zo'n 420 ha.<br />
Voor het gebied gelden nog het in 1974 vastgestelde bestemmingsplan <strong>Recreatiegebied</strong><br />
<strong>Bernisse</strong>land, de uitwerkingsplannen van dit globale, nader uit te werken bestemmingsplan<br />
(<strong>Recreatiegebied</strong> <strong>Bernisse</strong>land deelplan 1 en -2) en het uit 2000 daterende bestemmingsplan<br />
Oud-Stompaard. In het kader van het <strong>gemeente</strong>lijke actualiseringsprogramma voor de<br />
bestemmingsplannen, wordt voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het<br />
belangrijkste doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel<br />
juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie in het gebied. Voor nieuwe<br />
kleinschalige ontwikkelingen, die aansluiten bij het huidige gebruik, worden in beperkte mate<br />
mogelijkheden geboden. Het bestemmingsplan heeft echter een overwegend conserverend<br />
karakter.<br />
1.2 Ligging plangebied<br />
Het plangebied strekt zich globaal gezien uit van het Voedingskanaal van het Brielse Meer in het<br />
noorden tot het Spui in het zuiden. Het plangebied bestaat uit twee delen en wordt gescheiden<br />
door de N218 ter hoogte van Heenvliet, dat aan het plangebied grenst. Verder loopt het<br />
plangebied langs de kernen Abbenbroek, Zuidland en Simonshaven.<br />
De westelijke begrenzing wordt van noord naar zuid gevormd door de Wieldijk, Toldijk, het<br />
fietspad Toldijk-Stationsweg, Stationsweg, Gemeenlandsedijk-Noord, Rondweg, Oude<br />
Kadesedijk, het fietspad Oude Kadesedijk-Provinciaal Fietspad 72-Nieuwe<br />
Veerdam-Krommedijk, Krommedijk, het fietspad Krommedijk-<strong>Bernisse</strong> Spuidijk, <strong>Bernisse</strong><br />
Spuidijk en de Krommedijk.<br />
De oostelijke begrenzing wordt van noord naar zuid gevormd door de Noordlandse Dijk, het<br />
fietspad Toldijk-Groene Kruisweg, Groene Kruisweg, Oud-Hoenderhoeksedijk,<br />
Hoenderhoeksedijk, Biertsedijk, het fietspad Biertsedijk-Nieuwe Veerdam, Biertsedijk,<br />
Molendijk, Beverwijkstraat en de Schuddebeursedijk.<br />
De plangrens is gebaseerd op die van het vigerende plan 'Bestemmingsplan <strong>Recreatiegebied</strong><br />
<strong>Bernisse</strong>land' en de plangrenzen van de bestemmingsplannen van de kernen Heenvliet,<br />
Geervliet, Abbenbroek, Zuidland, Simonshaven en het bestemmingsplan Buitengebied.<br />
Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
9<br />
1.3 Vigerende bestemmingsplannen<br />
Zoals hiervoor is aangegeven zijn voor het recreatiegebied twee plannen vigerend:<br />
'Bestemmingsplan <strong>Recreatiegebied</strong> <strong>Bernisse</strong>land', vastgesteld in 1974, en het<br />
bestemmingsplan 'Oud-Stompaard', dat in 2000 werd vastgesteld. Het laatstgenoemde<br />
bestemmingplan maakt de bouw van een complex recreatiewoningen mogelijk.<br />
'<strong>Recreatiegebied</strong> <strong>Bernisse</strong>land' omvat het grootste deel van het plangebied en is een globaal,<br />
door burgemeester en wethouders uit te werken bestemmingsplan. Dit globale<br />
bestemmingsplan zou naderhand worden uitgewerkt in een aantal deelplannen. Uiteindelijk zijn<br />
er twee deelplannen opgesteld. In het plangebied is tevens een aantal gebouwen en andere<br />
bouwwerken gerealiseerd door middel van vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen op basis<br />
van respectievelijk de WRO, Wro en de Wabo.<br />
1.4 Leeswijzer<br />
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels (voorschriften) en een verbeelding.<br />
Na deze inleiding komt in hoofdstuk 2 het geldende beleidskader aan de orde. Dit hoofdstuk is<br />
onderverdeeld in drie paragrafen die het nationale, provinciale en <strong>gemeente</strong>lijke beleid<br />
beschrijven. Er wordt getoetst of de inhoud van dit bestemmingsplan niet in strijd is met dit<br />
beleid.<br />
In hoofdstuk 3 wordt het plangebied geanalyseerd, hierin wordt onder andere de<br />
ontstaansgeschiedenis en ruimtelijk-functionele structuur beschreven. Het beleidskader en de<br />
analyse van het gebied vormen de basis voor het bestemmingsplan. Een beschrijving van het<br />
plan is opgenomen in hoofdstuk 4. De sectorale (milieu)aspecten zoals archeologie, water en<br />
bodemkwaliteit komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 van de toelichting beschrijft de<br />
economische uitvoerbaarheid. De inspraakprocedure en de resultaten van het wettelijk<br />
voorgeschreven overleg komen in het laatste hoofdstuk aan de orde.<br />
Na de toelichting volgen de regels. In hoofdstuk 1 worden de begrippen en de wijze van meten<br />
beschreven. Hoofdstuk 2 bevat de regels van de enkel- en dubbelbestemmingen binnen het<br />
plan, hoofdstuk 3 de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
10<br />
Hoofdstuk 2<br />
Beleidskader<br />
2.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk worden de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat.<br />
Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal en <strong>gemeente</strong>lijk schaalniveau<br />
2.2 Nationaal beleid<br />
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en<br />
het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest bepalende<br />
beleidsdocumenten.<br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)<br />
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte beschrijft de aanpak van het Rijk omtrent<br />
investeringen, grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructurele projecten. In het<br />
beleid is een aantal doelstellingen op nationaal schaalniveau geformuleerd, bijvoorbeeld in het<br />
kader van bereikbaarheid en concurrentiepositie en zijn de rijksbelangen veilig gesteld.<br />
De structuurvisie richt zich voornamelijk op een aantal concrete grote projecten, zoals de<br />
mainports, infrastructurele en energiegerelateerde projecten. Hoewel dit beleidsdocument zich<br />
niet specifiek toespitst op 'recreatie', wordt dit thema wel aangehaald. Zo zijn attractieve<br />
recreatievoorzieningen naast onder andere een goed functionerende infrastructuur en een<br />
goed woon- en leefklimaat essentieel voor een prettig vestigingsklimaat. Het versterken van<br />
het vestigingsklimaat is één van de belangrijkste opgaven voor Nederland. Dit is belangrijk<br />
voor het aantrekken van internationaal opererende bedrijven en de daarbij behorende<br />
kenniswerkers, en dus voor een goede concurrentiepositie van Nederland.<br />
Rijksbelangen zijn verder onder andere:<br />
a) versterking van de primaire waterkeringen;<br />
b) het aanwijzen van leidingstroken voor (toekomstige) buisleidingen van nationaal belang<br />
van en naar de Mainport Rotterdam;<br />
c) het tot stand brengen en beschermen van de (herrijkte) EHS, inclusief de Natura<br />
2000-gebieden.<br />
De structuurvisie kenmerkt zich door een hoog abstractie- en schaalniveau. De ambitie om te<br />
kunnen beschikken over attractieve recreatievoorzieningen sluit aan bij het voorliggende<br />
bestemmingsplan. Ook liggen in het plangebied een primaire waterkering en een<br />
leidingenstrook en valt een deel van het plangebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur<br />
(EHS). Als structuurvisie is het document zelfbindend voor het Rijk. Voor de doorwerking van<br />
de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke<br />
ordening (Barro) opgesteld.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
11<br />
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening<br />
Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van<br />
bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking,<br />
de Ecologische Hoofdstructuur, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met<br />
het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en <strong>gemeente</strong>lijke<br />
bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro<br />
kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.<br />
Het Barro schept geen concrete beleidskaders voor het recreatiegebied <strong>Bernisse</strong>. Het gebied<br />
wordt in het besluit niet concreet aangewezen, en er worden evenmin regels genoemd die<br />
betrekking hebben op recreatiegebieden in het algemeen.<br />
2.3 Provinciaal beleid<br />
Op provinciaal schaalniveau zijn er twee belangrijke beleidsdocumenten: de provinciale<br />
Ruimtelijke Structuurvise 2020 en de provinciale Verordening Ruimte 2010. De visie is<br />
zelfbindend voor de provincie, de Verordening Ruimte is ook bindend voor lagere overheden.<br />
Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010), Herziening 2011 (2011) en<br />
Actualisering 2011 (2012)<br />
In de provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is een aantal ruimtelijke hoofdopgaven<br />
geformuleerd op het gebied van onder andere concurrentiepositie, duurzaamheid, landschap<br />
en stedelijke gebieden. De structuurvisie beschrijft de visie tot en met 2020 (met een doorkijk<br />
naar 2040) en de daarbij behorende uitvoeringsstrategie en instrumenten. In het document is<br />
uiteengezet hoe de provincie om wil gaan met de beschikbare ruimte onder het motto 'lokaal<br />
wat kan, provinciaal wat moet'. Er wordt gestuurd op ruimtelijke functies en ruimtelijke<br />
kwaliteiten, die in beeld zijn gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten<br />
hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan. Overige instrumenten zijn het laten uitvoeren<br />
van onderzoek, het agenderen van zaken en de ontwikkeling van programma's en projecten.<br />
Kwaliteitskaart<br />
Figuur 2.1 geeft de ligging weer van het plangebied op de functiekaart van de structuurvisie.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
12<br />
Figuur 2.1 Uitsnede kwaliteitskaart<br />
Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aantal gebiedstypen, deze zijn hieronder<br />
opgesomd met korte omschrijving van het te voeren beleid:<br />
a) stads- en dorpsgezicht: bestaand bebouwd gebied inclusief eventuele uitleggebieden.<br />
Doelstelling is 50% van de nieuwbouw in de kernen buiten de Zuidvleugel binnen het<br />
bestaande bebouwde gebied te realiseren (inbreiding);<br />
b) recreatiegebied: groengebied buiten het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie<br />
openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en<br />
natuurwaarden voorkomen. Ambitie is het versterken van de recreatieve functie en<br />
groenstructuur;<br />
c) stedelijk groen buiten de contour: groengebied buiten en meestal in aansluiting op het<br />
stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie sportterrein, volkstuinen en/of begraafplaats;<br />
d) natuurgebied: natuur en ecologische verbindingszones waarin recreatief medegebruik<br />
mogelijk is. Doelstelling is het realiseren van een complete ecologische hoofdstructuur, de<br />
water- en milieukwaliteit verbeteren en het realiseren van nieuwe natuur;<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
13<br />
e) verblijfsrecreatiegebied: gebied met hoofdfunctie verblijfsrecreatie zoals campings en<br />
bungalowparken. Het is belangrijk deze functies te behouden aangezien ze vaak een<br />
economische impuls voor het gebied betekenen en werkgelegenheid bieden. Permanente<br />
bewoning van de complexen is om deze redenen uitgesloten, en dit is ook in lijn met het<br />
rijksbeleid. Uitbreiding van de complexen is mogelijk onder de voorwaarde dat de<br />
kernkwaliteiten van het landelijk gebied niet worden aangetast en dat er sprake is van<br />
(economisch) voordeel voor de omgeving.<br />
Verder valt een deel van het plangebied onder het Topgebied Cultureel Erfgoed<br />
Voorne/Brielle/<strong>Bernisse</strong>. Hierover staat meer in het sectorale onderzoek 'cultuurhistorie' in<br />
hoofdstuk 4.<br />
Functiekaart<br />
Figuur 2.2 geeft de ligging weer van het plangebied op de functiekaart van de structuurvisie.<br />
Figuur 2.2 Uitsnede functiekaart<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
14<br />
Er is sprake van een aantal landschapstypen en kenmerkende landschapselementen binnen of<br />
aangrenzend aan het plangebied. Hieronder volgt een korte opsomming van de aanwezige<br />
landschappen en elementen:<br />
a) historische kern: nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen gebaseerd te zijn op de<br />
cultuurhistorische waarden van de stads- of dorpskern;<br />
b) zeekleipolderlandschap: dit landschap wordt gekenmerkt door een opeenvolgend patroon<br />
van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig<br />
dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is<br />
een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak<br />
verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw. Dorpen liggen als compacte<br />
kernen in het open landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek.<br />
Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen. Een bijzondere vorm binnen het<br />
zeekleigebied zijn de veenpolders. Deze hebben een veenkern en zijn de eerste bedijkte<br />
polders (opwas). Kenmerkende elementen zijn de havenkanalen;<br />
c) buitendijks (natuur)landschap: het rivierenlandschap omvat binnendijks en buitendijks<br />
rivierengebied. Het binnendijks gebied bestaat uit oeverwallen, kommen, grienden en<br />
bossen. Kleinschalige ruimten op de oeverwallen en grootschalige ruimten en grondgebruik<br />
in de kommen. Buitendijks liggen de rivieren zelf, gekenmerkt door langgerekt en<br />
stromend open water, omzoomd met rietgorzen. Hoge dijken en dijkbebouwing begrenzen<br />
de rivieren.<br />
Provinciale Verordening Ruimte 2010, 1 e herziening (2011) en actualisatie 2012<br />
(2011)<br />
Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen<br />
moeten worden. De Verordening Ruimte vormt de doorvertaling van de provinciale<br />
structuurvisie in concrete regels die van toepassing zijn op bestemmingsplannen. Per<br />
beleidsthema zijn regels opgesteld, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor het<br />
onderscheid dat gemaakt wordt tussen ontwikkelingen binnen en buiten de<br />
bebouwingscontour.<br />
Binnen de bebouwingscontour hebben <strong>gemeente</strong>n een vrij grote mate van beleidsvrijheid om te<br />
bepalen welke ontwikkelingen op welke locaties wenselijk zijn. Buiten de contour wordt het<br />
provinciaal belang echter groter, wat zich doorvertaalt in striktere regels. Ontwikkelingen<br />
gericht op stedelijke functies buiten deze contouren zijn in beginsel uitgesloten. Figuur 2.3<br />
betreft een gecombineerde kaart met alle zaken die voor de locatie van het plangebied van<br />
toepassing zijn: de bebouwingscontouren, de gebieden aangewezen voor verblijfsrecreatie<br />
(paars) en gebieden aangewezen voor stedelijk groen buiten de contour.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
15<br />
Figuur 2.3 Uitsnede Provinciale Verordening<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
16<br />
Binnen het plangebied liggen gronden bestemd voor verblijfsrecreatie en stedelijk groen buiten<br />
de contour.<br />
Recreatie<br />
Onder voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing is het toegestaan om buiten de<br />
contour, ter plaatse van de in de verordening als 'gebied aangewezen voor verblijfsrecreatie'<br />
aangewezen gebieden, nieuwe recreatiewoningen en de bijbehorende voorzieningen op te<br />
richten. Ook kleinschalige voorzieningen die de recreatieve functie van het gebied<br />
ondersteunen, zoals een restaurant, café of bed & breakfast, zijn toegestaan.<br />
Stedelijk groen buiten de contour<br />
Nieuwe functies passend bij stedelijk groen buiten de bebouwingscontour zijn toegestaan, zoals<br />
sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen, waarbij gebouwen zijn toegestaan die in relatie<br />
staan tot de functie met een omvang en verschijningsvorm die passen in de omgeving.<br />
Conclusie<br />
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard: slechts op een<br />
drietal locaties (recreatiewoningen Zuytland Buiten, nabij de Pannenkoekenbakker en La<br />
Campagne) zullen in vergelijking met de bestaande situatie de bouwmogelijkheden worden<br />
uitgebreid. Deze bouwmogelijkheden zijn in feitelijk uitbreidingsmogelijkheden van recreatieve<br />
voorzieningen die al in het plangebied aanwezig zijn. Ook de manege en de sportvelden aan de<br />
Schuddebeursedijk ter hoogte van Simonshaven krijgen beperkte uitbreidingsmogelijkheden.<br />
Ook hier gaat het om bestaande voorzieningen. Er is geen sprake van strijdigheid met de<br />
provinciale verordening. De nog te bouwen recreatiewoningen zijn bovendien al mogelijk op<br />
basis van het vigerende bestemmingsplan.<br />
2.4 Gemeentelijk beleid<br />
In deze paragraaf zal het <strong>gemeente</strong>lijk beleid aan bod komen. Op <strong>gemeente</strong>lijk schaalniveau is<br />
met name de Structuurvisie 2025 van belang. Verder zijn de Toekomstvisie <strong>Bernisse</strong> 2015 en<br />
het haalbaarheidsonderzoek 'Beleef en bereik <strong>Bernisse</strong>! de verbinding van Voorne-Putten'<br />
relevant. Daarnaast is er getoetst aan het regionale beleidsdocument 'Voorne-Putten<br />
(her)ontdekt!, visie op Voorne-Putten'.<br />
Structuurvisie 2025 (2010)<br />
De <strong>gemeente</strong>lijke structuurvisie beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de<br />
<strong>gemeente</strong> tot 2025 en vormt de ruimtelijke vertaling van de in 2007 vastgestelde<br />
Toekomstvisie. De structuurvisie wordt gebruikt als richtinggevend afwegingskader voor<br />
nieuwe ontwikkelingen. De <strong>gemeente</strong>lijke structuurvisie is net als de provinciale structuurvisie<br />
zelfbindend. De voor dit plan relevante onderdelen van de structuurvisie worden in deze<br />
paragraaf behandeld.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
17<br />
Recreatie<br />
Vanwege de ligging, het landschap en de betrekkelijke rust ten opzichte van de omgeving, is<br />
het gebied langs de <strong>Bernisse</strong> een aantrekkelijke recreatiebestemming. De aantrekkelijkheid<br />
wordt versterkt door de aanwezigheid van een groot netwerk aan<br />
langzaamverkeersverbindingen. De <strong>Bernisse</strong> zelf heeft veel potentie als het gaat om<br />
waterrecreatie. De recreatieve kwaliteiten van het gebied kunnen beter worden benut, maar er<br />
moet rekening worden gehouden met het andere karakter van gebied: rust en ruimte. Daarom<br />
wordt gekozen voor een concentratie van de toeristisch-recreatieve activiteiten in het<br />
noordelijke en het zuidelijke gebied.<br />
De langzaamverkeersroutes moeten worden gekoppeld, uitgebreid en daar waar nodig<br />
verbeterd. Het fietsknooppuntennetwerk speelt hierin een belangrijke rol. De financiële en<br />
technische haalbaarheid van deze ambitie moet nader onderzocht worden.<br />
Detailhandel en horeca<br />
De meeste detailhandel, horeca en commerciële voorzieningen zijn gelegen in de kernen.<br />
Vanwege de kleinschaligheid en het afnemen van draagvlak is het echter onzeker in hoeverre<br />
deze blijven voortbestaan. Het centrum van Zuidland is aangewezen als zwaartepunt voor<br />
detailhandel. Wat betreft vestiging van horeca worden, behalve de dorpscentra, ook de<br />
koppelpunten tussen centrum en recreatiegebied als locatie aangewezen.<br />
Natuurontwikkeling en water<br />
De doelstellingen omtrent de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur zijn doorvertaald naar de<br />
<strong>gemeente</strong>lijke structuurvisie. Realisering, versterking en instandhouding van natuurgebieden<br />
zijn belangrijke opgaven voor de <strong>gemeente</strong>. Op het <strong>gemeente</strong>lijk grondgebied is een aantal<br />
ecologische verbindingszones geprojecteerd.<br />
Transformatie<br />
In de structuurvisie worden verschillende strategieën gebruikt: bescherming, ontwikkeling,<br />
transformatie, behoud en verbetering. Per gebied of zone wordt een strategie aangewezen.<br />
Voor de recreatiezone langs de <strong>Bernisse</strong> is dat 'transformatie'. Ontwikkelingen moeten een<br />
bijdrage leveren aan het versterken van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten. Het<br />
programma wordt gezien als een toevoeging hieraan. Concreet komt het erop neer dat de<br />
inrichting van het gebied verbeterd moet worden zodat het interessanter en meer geschikt<br />
wordt voor recreatief gebruik.<br />
Toekomstvisie 2015<br />
De Toekomstvisie 2025 beschrijft, net als de structuurvisie, de gewenste ontwikkelingen<br />
binnen de <strong>gemeente</strong> voor de komende jaren. De Toekomstvisie is tot stand gekomen in<br />
samenwerking met burgers. Op bijeenkomsten hebben deze hun meningen en ideeën over de<br />
toekomst van de <strong>gemeente</strong> kunnen uiten. De voor dit plan relevante onderdelen van de<br />
toekomstvisie zullen in deze paragraaf behandeld worden.<br />
Recreatie<br />
Het recreatief bezoek aan de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> bestaat op dit moment vooral uit wandelaars<br />
en fietsers. Er zijn relatief weinig overnachtingsmogelijkheden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
18<br />
Het beleidsuitgangspunt met betrekking tot recreatie is het uitbouwen van<br />
toeristisch-recreatieve activiteiten, met name in, op en langs de <strong>Bernisse</strong>. Ook in dit document<br />
komt naar voren dat dit zorgvuldig moet gebeuren: de kernkwaliteiten van het gebied – rust en<br />
ruimte – mogen niet in gevaar komen. In het gebied rond de <strong>Bernisse</strong> moet het aanbod van<br />
dagrecreatieve voorzieningen worden uitgebreid met bijvoorbeeld extra wandel- en fietspaden,<br />
picknicktafels en sport- en spelmogelijkheden. Het oprichten van een overdekte recreatieve<br />
voorziening is daarbij toegestaan. Te denken valt ook aan specifieke horecavoorzieningen in<br />
het <strong>Bernisse</strong>gebied, zoals een 'feestboerderij'. Kleinschaligere horecavoorzieningen kunnen<br />
ontstaan langs de recreatieve routes. Voorwaarde is een goede landschappelijke en<br />
stedenbouwkundige inpassing van de voorzieningen in de omgeving.<br />
Behalve deze beleidsvoornemens, is er een aantal concrete actiepunten opgesteld zoals het<br />
vergroten van de naamsbekendheid van het gebied, het meer inzichtelijk maken van de<br />
cultuurhistorie (door middel van plaquettes) en het ontwikkelen van kleinschalige horeca langs<br />
de recreatieve routes.<br />
Beleef en bereik <strong>Bernisse</strong>! de verbinding van Voorne-Putten (ontwerp 2012)<br />
De recreanten die het <strong>Bernisse</strong>gebied bezoeken zijn andere recreanten dan weleer. Recreanten<br />
rijden ook door naar de kust. Het beheer van het recreatiegebied wordt zichtbaar extensiever,<br />
maar de belevenis van een gebied door de recreant wordt steeds belangrijker. Het<br />
<strong>Bernisse</strong>gebied vraagt de nodige aandacht, wil het zijn belangrijke recreatieve functie ook op<br />
langere termijn nog goed kunnen vervullen. Dit is aanleiding geweest tot een nader onderzoek<br />
naar de functies in en de kwaliteit van het gebied. Hiertoe zijn onder meer gesprekken gevoerd<br />
met ondernemers. Conclusies zijn onder andere:<br />
a) maak ontbrekende verbindingen;<br />
b) verbindt de dorpen aan het water;<br />
c) maak het water (op een passende manier) toegankelijker;<br />
d) zorg voor een zonering voor de verschillende doelgroepen;<br />
e) geef ontwikkelingsruimte op de juiste plaats;<br />
f) een verdere ontwikkeling zou kunnen plaatsvinden bij Hoenderhoek en Oud Stompaard. De<br />
tussenliggende ruimte kan worden benut voor versterking van natuur en landschap. Over<br />
het water zijn commerciële langzame vaarverbindingen wenselijk.<br />
Voor inrichting en beheer wordt een onderscheid gemaakt in:<br />
g) uitloopgebieden bij de dorpen met relatief kleinschalige voorzieningen en<br />
gebruiksmogelijkheden vooral gericht op de dorpsbewoners, zoals kunst op het water,<br />
educatieve natuur (in samenwerking met de scholen), hondentraining;<br />
h) dynamische clusters, met een relatief intensief recreatief gebruik en voorzieningen zoals<br />
botenhuisjes, een evenemententerrein, gelegenheid waterski;<br />
i) landschap en natuur, met vooral een functie voor extensieve recreatie met struinpaden en<br />
op de natuurbeleving gerichte voorzieningen.<br />
Voorne Putten (her)ontdekt!, visie op Voorne-Putten (vastgesteld 2012)<br />
Deze visie is opgesteld door de Voorne-Puttense <strong>gemeente</strong>n Spijkenisse, <strong>Bernisse</strong>,<br />
Hellevoetsluis, Westvoorne en Brielle. De visie heeft als doel het schetsen van een realistisch<br />
ruimtelijk perspectief voor de toekomst, met de focus op het verbeteren van de woon-, werken<br />
toeristisch-recreatieve kwaliteit van het eiland. In de visie komen een aantal thema's aan<br />
bod zoals woningaanbod, bereikbaarheid, voorzieningenaanbod, landschap en recreatie. Ten<br />
aanzien van recreatie is het volgende beleid geformuleerd:<br />
j) het versterken van structuurdragers zoals dijken en kreken zorgt ervoor dat landschappen<br />
met elkaar verbonden worden, wat vervolgens resulteert in een uitnodigend gebied om te<br />
recreëren. Dit stimuleert ook het gebruik van voorzieningen;<br />
k) er wordt sterk ingezet op het aantrekken van recreanten die een langere tijd in het gebied<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
19<br />
willen verblijven, onder andere door het bieden van allweather voorzieningen;<br />
l) het verbeteren van recreatieve verbindingen voor wandelaars, fietsers, automobilisten en<br />
paardrijders.<br />
Op de gebiedsvisiekaart staat het plangebied aangeduid als '<strong>Bernisse</strong> met kleinschalige<br />
recreatie'.<br />
Conclusie<br />
Met het oog op de toekomst vragen gebruik, inrichting en beheer van het recreatiegebied de<br />
nodige aandacht. Het bestemmingsplan is vooral gericht op het bieden van een op de huidige<br />
regelgeving afgestemd juridisch-planologisch kader.<br />
Het plan is overwegend consoliderend van aard en bevat slechts kleinschalige<br />
ontwikkelingsmogelijkheden, die aansluiten bij het huidige gebruik. Vanuit de <strong>gemeente</strong>lijke<br />
visies wordt wel ruimte geboden aan (particuliere) initiatieven om de recreatieve functie langs<br />
de <strong>Bernisse</strong> te versterken. Voor ingrijpendere ontwikkelingen die in de beleidsdocumenten zijn<br />
genoemd zal een nader onderzoek naar de mogelijkheden met een daarbij behorende afweging<br />
plaatsvinden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
20<br />
Hoofdstuk 3<br />
Analyse plangebied<br />
3.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt het plangebied onder de loep genomen. Zowel de ontstaansgeschiedenis<br />
als de huidige ruimtelijke situatie komen aan bod, alsmede een beknopte functionele<br />
beschrijving.<br />
3.2 Cultuurhistorie<br />
Cultuurhistorie<br />
De rivier De <strong>Bernisse</strong> was in het verleden de scheiding tussen de eilanden Voorne en Putten. De<br />
<strong>Bernisse</strong> heeft in het verleden ook nog een andere naam gekend: rond het jaar 570 heette de<br />
rivier 'De Vliet'. Dit is nog merkbaar aan de namen van twee historische steden die aan de<br />
<strong>Bernisse</strong> liggen, Geervliet en Heenvliet. In de Middeleeuwen bracht de rivier een grote welvaart<br />
in het gebied en had De <strong>Bernisse</strong> een belangrijke functie voor de scheepvaart. Hieraan hebben<br />
de historische dorpen en steden in de indirecte omgeving dan ook hun ontstaan te danken.<br />
Rond het jaar 1300 begint de waterweg geleidelijk te verzanden en wordt het gebied<br />
stapsgewijs ingepolderd en gebruikt voor agrarische doeleinden. Met de verzanding verdwijnen<br />
ook de overzetveren die de verbinding tussen beide oevers verzorgden. Deze werden<br />
vervangen door bruggen. In tegenstelling tot de snel verzandende <strong>Bernisse</strong> schuurde het<br />
tegenwoordige Spui rond 1600 verder uit en werd besloten deze rivier voortaan als hoofdader<br />
voor het scheepvaartverkeer te benutten. De <strong>Bernisse</strong> was inmiddels verzand tot een smalle<br />
waterloop.<br />
Daarna vond er pas in de jaren '70 weer een ingrijpende verandering van het landschap plaats.<br />
Dit kwam door het besluit de zoetwatervoorziening van de Brielse Maas via de <strong>Bernisse</strong> te laten<br />
plaatsvinden. Tegelijkertijd werd het aangrenzende gebied aan weerszijden van de rivier<br />
ingericht ten behoeve van recreatie, voornamelijk gericht op de inwoners van het<br />
Rijnmondgebied. Momenteel uit de recreatieve functie zich voornamelijk in de aanwezigheid<br />
van wandel- en fietsroutes, ligweides en waterrecreatie.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
21<br />
3.3 Planontwikkeling<br />
De planontwikkeling voor het <strong>Bernisse</strong>gebied is gestart eind jaren '60 van de vorige eeuw. Het<br />
Waterschap de Briels Dijkring bracht in 1967 een plan uit voor de verbetering van de<br />
zoetwatervoorziening in de Briels Maasboezem. Het hoofdbestanddeel hiervan vormde de<br />
verbreding van het riviertje de <strong>Bernisse</strong> tot een zoetwaterkanaal. Omstreeks dezelfde tijd werd<br />
zowel op rijks- als provinciaal niveau een 'recreatie-element van formaat' aangegeven op<br />
Voorne-Putten, min of meer ter hoogte van de <strong>Bernisse</strong>. Deze recreatiegebieden<br />
('groene-stergebieden') werden gesitueerd in de nabijheid van grootstedelijke agglomeraties.<br />
Op basis van een raming van de behoefte aan recreatieruimte, werd geconcludeerd dat in deze<br />
behoefte kon worden voorzien door de inrichting van de <strong>Bernisse</strong>strook. Als basis voor de<br />
inrichting van het <strong>Bernisse</strong>gebied werd een structuurschets opgesteld. Deze voorzag in een<br />
intensief gebruikgedeelte met attractiepunt bij Zuidland, goed ontsloten speel- en ligweiden<br />
ten noorden daarvan, aansluitend een extensiever te gebruiken deel tot Abbenbroek en een<br />
kleine zeilplas in de polder Oud Stompaard met mogelijkheden voor oeverrecreatie een wat<br />
minder intensief gedeelte ten noorden daarvan.<br />
3.4 Tegenwoordige situatie<br />
In de huidige situatie is de <strong>Bernisse</strong> functioneel gezien een afgedamde rivierarm ten behoeve<br />
van zoetwatertransport van het Spui naar het Brielse Meer en het Rijnmondgebied. Er is geen<br />
scheepvaart op het water. Momenteel is gemotoriseerde vaart op de <strong>Bernisse</strong> niet toegestaan,<br />
behoudens vaartuigen met een elektromotor. Het is echter denkbaar dat dit in de toekomst<br />
gaat veranderen en er dus een doorvaart tussen het Spui en het Voedingskanaal gaat ontstaan.<br />
Hiertoe zal de zoetwaterinlaat vervangen moeten worden door een tweetal sluizen. Het<br />
toelaten van gemotoriseerde vaart kan van positieve invloed zijn op de ontwikkeling van het<br />
toerisme in het <strong>Bernisse</strong>gebied.<br />
Langs de rivierarm zijn baaien en waterpartijen aangelegd en de aanliggende gronden hebben<br />
een recreatieve of op natuurontwikkeling gerichte inrichting gekregen.<br />
Het grootste deel van het recreatiegebied <strong>Bernisse</strong> is inmiddels zo'n veertig jaar oud. Alleen een<br />
deel bij de Stompaardse plas is van recentere datum. Hier is voorzien in een complex met<br />
recreatiewoningen: Zuytland Buiten. Zuytland Buiten bestaat uit vier eilandjes, waarop<br />
inmiddels 105 recreatiewoningen zijn gerealiseerd. Op basis van het bestemmingsplan voor dit<br />
recreatiegebied kunnen nog 95 recreatiewoningen worden gerealiseerd.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
22<br />
Figuur 3.1 Zuytland Buiten<br />
Aan de noordzijde, nabij Heenvliet, ligt de jachthaven van de watersportvereniging 'De Kleine<br />
<strong>Bernisse</strong>'. Nabij de jachthaven, aan het begin van de Wieldijk, heeft Scouting <strong>Bernisse</strong> een<br />
onderkomen. Bij Simonshaven is een manege gevestigd. Van hieruit kan men ook te paard het<br />
<strong>Bernisse</strong>gebied verkennen. In het gebied komen enkele burgerwoningen voor, langs de Oude<br />
Veerdam en de Toldijk.<br />
Het overgrote deel van het <strong>Bernisse</strong>gebied heeft echter een dagrecreatieve functie. De<br />
inrichting varieert. Er zijn delen ingericht voor intensiever gebruik, zoals het gebied aan de<br />
westzijde van de Oud-Hoenderhoeksedijk. Hier is een forellenvijver en een horecavoorziening,<br />
die zich ook toespitst op recreatieve activiteiten. Zo zijn er bijvoorbeeld een klimwand en<br />
trailerhelling aanwezig. In de gebieden ten noorden van Abbenbroek, ter plaatse van<br />
Abbenbroek en rondom de Stompaardse Plas zijn strandjes en ligweides te vinden, al dan niet<br />
voorzien van kleinschalige sanitaire voorzieningen.<br />
Ligweides, strandjes en intensievere recreatieve voorzieningen zijn globaal gezien geclusterd<br />
rondom Abbenbroek en Zuidland en de Stompaardse Plas. De rest van het plangebied heeft een<br />
functie voor extensievere vormen van recreatie met voorzieningen in de vorm van fietspaden,<br />
bankjes en sporadisch een picknicktafel.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
23<br />
Figuur 3.2 Grote gedeeltes van het <strong>Bernisse</strong>gebied zijn ingericht ten behoeve van extensieve<br />
recreatie<br />
3.5 Functionele analyse<br />
In aansluiting op de vorige paragraaf worden in deze paragraaf de functies in het gebied<br />
beschreven. Hoewel het overgrote deel van het plangebied bestaat uit onbebouwd gebied en<br />
water, is er een aantal gebouwen met bijbehorende (recreatieve) functies aanwezig, alsmede<br />
infrastructuur Daarnaast heeft het gebied een belangrijke waterstaatkundige functie. Op de<br />
functiekaart (pagina 27) zijn de in het plangebied aanwezige functies weergeven. Deze worden<br />
vervolgens puntsgewijs beschreven.<br />
Recreatie<br />
De gronden aan weerszijden van de <strong>Bernisse</strong> hebben voornamelijk een (extensieve)<br />
dagrecreatieve functie. Globaal kunnen deze gronden in twee categorieën verdeeld worden:<br />
gronden met een nadrukkelijk recreatief karakter zoals ligweides, strandjes,<br />
horecavoorzieningen en gronden met een wat minder nadrukkelijk recreatief karakter zoals<br />
bossen en fietspaden. In figuur 3.6 is dit onderscheid inzichtelijk gemaakt: de lichtgroene<br />
vlakken hebben betrekking op de gebieden met een relatief intensief recreatief gebruik, de<br />
donkergroene vlakken geven de gronden aan met extensief recreatief gebruik.<br />
Nabij Zuidland ligt ook een complex recreatiewoningen.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
24<br />
Infrastructuur<br />
Het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een uitgebreide<br />
langzaamverkeersstructuur in de vorm van verharde fiets-/wandelpaden en enkele onverharde<br />
paden. De paden lopen in noord-zuidrichting aan weerszijden van de <strong>Bernisse</strong>, met op enkele<br />
plaatsen een oost-westverbinding (door middel van brug). Ter plaatse van de kernen, strandjes<br />
en recreatieve voorzieningen is sprake van een fijnmaziger netwerk. Dit geldt ook voor het bos<br />
in het zuiden van het plangebied, tussen de Schuddebeursedijk en de <strong>Bernisse</strong>r Spuidijk. Naast<br />
de fiets-/wandelpaden zijn er ook enkele ruiterpaden in het plangebied, voornamelijk in het<br />
zuidelijke deel.<br />
Door en aangrenzend aan het plangebied lopen een aantal wegen voor gemotoriseerd verkeer.<br />
Enkele hiervan hebben een regionale functie. In het noorden van het plangebied, tussen<br />
Heenvliet en Geervliet, ligt de Toldijk, die een verbinding vormt tussen Geervliet en Heenvliet.<br />
Iets zuidelijker van deze weg wordt het plangebied onderbroken door de Groene Kruisweg<br />
(N218), de weg tussen Spijkenisse en Brielle, en de daarbij behorende vrijliggende busbaan.<br />
Deze weg maakt geen deel uit van het plangebied.<br />
Ten zuiden hiervan ligt de ventweg van de Oud-Hoenderhoeksedijk, deze weg ontsluit de<br />
recreatieve voorzieningen 'La Campagne' en de forellenvijver. De Oud-Hoenderhoeksedijk zelf<br />
is een fietspad. Deze takt vervolgens aan op de Biertsedijk, die tevens de begrenzing van het<br />
plangebied vormt. Verder naar het zuiden kruist de Nieuwe Veerdam de <strong>Bernisse</strong> en het<br />
plangebied. Dit is de doorgaande weg tussen Zuidland, en Spijkenisse. De Stompaardsedijk<br />
takt op deze weg aan en ontsluit het park met recreatiewoningen Zuytland Buiten en het<br />
Pannenkoekenrestaurant. De Schuddebeursedijk, tevens de begrenzing van het plangebied, en<br />
de <strong>Bernisse</strong> Spuidijk, vallen ook binnen het plangebied.<br />
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)<br />
Een substantieel gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische<br />
Hoofdstructuur (hierna: EHS). Zie figuur 3.6 voor de betreffende gebieden. Feitelijk bestaan<br />
deze gronden uit bos, natuur, oever en grasland. De recreatieve functies manifesteren zich hier<br />
enkel in de vorm van fietspaden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
25<br />
Figuur 3.4 EHS-gebieden rondom de <strong>Bernisse</strong><br />
Waterstaatkundige functies<br />
Binnen het plangebied liggen verschillende regionale waterkeringen, te weten de Oud<br />
Hoenderhoeksedijk, de Biertsedijk, de Stormpaardsedijk, de Schuddebeursedijk en de Toldijk.<br />
De <strong>Bernisse</strong> Spuidijk in het zuiden van het plangebied is een primaire waterkering.<br />
De keurzones van deze waterkeringen vallen over grote delen van het plangebied. Binnen deze<br />
zones gelden restricties voor bijvoorbeeld bouwen en beplanten. Zie verder paragraaf 4.4<br />
(Water). De waterstaatkundige functies van de dijken zullen door middel van een<br />
dubbelbestemming op de plankaart aangegeven worden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
26<br />
Figuur 3.5 Waterkeringen langs de <strong>Bernisse</strong><br />
(bron: verordening Ruimte, provincie Zuid-Holland)<br />
Wonen<br />
Op twee plaatsen staat op de functiekaart een symbool bestaande uit een cirkel met een 'w', dit<br />
zijn de locaties waar burgerwoningen staan. In het noorden van het plangebied staat aan de<br />
Toldijk een woning. De overige woningen in het plangebied staan aan de Oude Veerdam in<br />
Zuidland. Dit betreffen drie vrijstaande woningen.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
27<br />
Figuur 3.6: functiekaart<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
28<br />
Jachthaven en scouting (1)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '1' op de functiekaart zijn de jachthaven van de<br />
watersportvereniging 'De Kleine <strong>Bernisse</strong>' en de Scouting <strong>Bernisse</strong> gevestigd. De jachthaven<br />
biedt plaats aan een aantal schepen. Bij de jachthaven hoort een clubgebouw.<br />
Forellenvijver (2)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '2' ligt een forellenvijver in een afgedamde kreek van de<br />
<strong>Bernisse</strong>. Er is een ontvangstruimte annex kantine aanwezig voor de gebruikers van de,<br />
commercieel geëxploiteerde visvijver.<br />
La Campagne (3)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '3' is La Campagne gevestigd. Dit is een combinatie van een<br />
restaurant met diverse recreatieve (outdoor) functies, waaronder kayakverhuur, een klimwand<br />
en handboogschieten.<br />
Rotterdamse Reddingsbrigade (4)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '4' staan twee bouwwerken: één zeecontainer van de<br />
Rotterdamse reddingsbrigade en één zeecontainer van het recreatieschap ten behoeve van<br />
opslag.<br />
Vakantiepark Zuytland Buiten (5)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '5' ligt het vakantiepark/recreatiewoningencomplex Zuytland<br />
Buiten. Dit is een redelijk recent gerealiseerd complex met 105 recreatiewoningen die verhuurd<br />
of verkocht worden. Het complex heeft de mogelijkheid uit te breiden met nog eens 62<br />
woningen.<br />
De Pannenkoekenbakker (6)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '6' is het pannenkoekenrestaurant 'De Pannenkoekenbakker'<br />
gevestigd. Het restaurant ligt op een landtong en is voorzien van een ruim terras en een eigen<br />
parkeerterrein.<br />
SV Simonshaven (7) en Hippisch Centrum Simonshaven (8)<br />
Ter plaatse van de aanduidingen '7' en '8' zijn respectievelijk de voetbalclub SV Simonshaven<br />
en het Hippisch Centrum Simonshaven gevestigd. Het hippisch centrum bestaat uit een<br />
manege en paardenpension. Het bedrijf beschikt naast stalruimte over verschillende binnen- en<br />
buitenrijbanen met bijbehorende voorzieningen zoals longeercirkels. De voetbalclub heeft één<br />
veld binnen het plangebied (daarbuiten nog twee velden) en twee clubgebouwen.<br />
Zoetwaterinlaat (9)<br />
Ter plaatse van de aanduiding '9' ligt ter hoogte van de <strong>Bernisse</strong> Spuidijk een inlaatvoorziening<br />
voor zoetwater vanuit het Spui. De <strong>Bernisse</strong> voorziet de industrie in de Botlek en een groot deel<br />
van Voorne-Putten van zoetwater.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
29
30<br />
Hoofdstuk 4<br />
Planbeschrijving<br />
4.1 Inleiding<br />
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt allereerst<br />
ingegaan op de uitgangspunten voor de bestemmingsregeling. Daarna wordt de juridische<br />
uitwerking nader toegelicht.<br />
4.2 Uitgangspunten bestemmingsregeling<br />
Algemeen<br />
Zoals in de inleiding is weergegeven, is het belangrijkste doel van dit bestemmingsplan het<br />
bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande situatie in het gebied.<br />
De inrichting heeft echter zo'n 40 jaar geleden plaatsgehad. Onder andere uit gesprekken die<br />
de <strong>gemeente</strong> heeft gevoerd met ondernemers in het gebied komt naar voren dat het gebied toe<br />
is aan een nieuwe impuls. Ondernemers hebben daar ook ideeën over. Daarbij gaat het niet<br />
alleen over het realiseren van voorzieningen, maar ook over samenwerking tussen<br />
ondernemers, bijvoorbeeld over het afstemmen van mogelijkheden en activiteiten waardoor<br />
een breder aanbod kan ontstaan. Of ideeën over samenwerking tussen ondernemers,<br />
<strong>gemeente</strong>, waterschap en Groenservice Zuid-Holland (GZ-H) bij het beheer van het gebied. In<br />
de rapportage 'Beleef en bereik <strong>Bernisse</strong>! de verbinding van Voorne-Putten' wordt – mede<br />
gebaseerd op de wensen en ideeën – een visie op het gebied neergelegd waarin een aantal<br />
mogelijkheden voor verbetering van het recreatief product <strong>Recreatiegebied</strong> <strong>Bernisse</strong><br />
worden aangegeven. Het merendeel van de mogelijkheden zal nog verder moeten worden<br />
uitgewerkt en worden onderzocht op uitvoerbaarheid. Ook zal nader overleg nodig zijn met het<br />
Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg en GZ-H en de individuele ondernemers. Niet alles<br />
zal ook op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Tegen deze achtergrond zal vooral de<br />
bestemmingslegging voor de intensief-recreatieve delen van het gebied voldoende flexibel<br />
dienen te zijn.<br />
Het <strong>Bernisse</strong>gebied maakt echter ook deel uit van het buitengebied van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>.<br />
Voor een aantal onderdelen, zoals de regeling voor de burgerwoningen, is het<br />
bestemmingsplan Buitengebied uitgangspunt. Voor Zuytland Buiten vormt de vigerende<br />
bestemmingsplanregeling het vertrekpunt.<br />
Bestemmingslegging in hoofdlijnen<br />
Bestemmingen<br />
Het grootste deel van het plangebied heeft een functie voor de dagrecreatie. Het merendeel van<br />
de gronden krijgt dan ook de bestemming Recreatie - Dagrecreatie. Deze bestemming biedt<br />
mogelijkheden voor een breed scala van dagrecreatieve activiteiten. Voor enkele specifieke<br />
functies, zoals de scouting en de jachthaven bij Heenvliet, is door middel van een aanduiding<br />
aangegeven dat het hier om specifieke functies gaat.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
31<br />
In de toekomst wordt het mogelijk, meer dan nu het geval is, het recreatiegebied te benutten<br />
voor het houden van evenementen. Evenementen zijn qua duur beperkt in de tijd, maar<br />
kunnen wel enige overlast voor de omgeving met zich meebrengen. Een evenemententerrein<br />
moet dan ook niet direct tegen een dorpskern aanliggen, maar een goede bereikbaarheid is wel<br />
essentieel. Om die reden is ervoor gekozen om een locatie ten noorden van de forellenvijver en<br />
La Campagne te voorzien van een aanduiding voor evenemententerrein. Deze locatie ligt op<br />
voldoende afstand van de bebouwde kommen en voldoet aan de eis ten aanzien van<br />
bereikbaarheid.<br />
Voor het overige is met het oog op de gewenste flexibiliteit terughoudend omgegaan met het<br />
toekennen van specifieke functieaanduidingen.<br />
De voetbalvelden bij Simonshaven en de daar aanwezige manege zijn vooral gericht op de<br />
sportbeoefening. Voor deze voorzieningen is een bestemming Sport passender dan de<br />
bestemming Dagrecreatie.<br />
Zuytland Buiten krijgt de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie. Hier vormt het vigerende<br />
bestemmingsplan de leidraad voor de nieuwe bestemmingsregeling. Er wordt geen direct<br />
bouwrecht opgenomen voor woningen die groter zijn dan 250 m³. In de verblijfsrecreatiesector<br />
is in het algemeen wel vraag naar mogelijkheden om grotere woningen te kunnen huren dan<br />
een 'standaard' recreatiewoning, zodat families of vriendenclubs met elkaar een lang weekend<br />
of vakantie kunnen doorbrengen. Grotere woningen leiden echter tot een ander ruimtelijk beeld<br />
en verlagen echter ook de drempel voor permanente bewoning. Dit is niet de bedoeling van het<br />
recreatiewoningencomplex. In het plan wordt wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen<br />
zodat, wanneer ook voor Zuytland Buiten behoefte zou zijn aan grotere woningen, een nadere<br />
afweging kan plaatsvinden.<br />
Behoudens Zuytland Buiten worden geen mogelijkheden geboden voor verblijfsrecreatie. Uit de<br />
gesprekken die zijn gevoerd, zijn kleinschalige verblijfsrecreatieve mogelijkheden als wens<br />
naar voren gebracht. Bij het bieden van overnachtingsmogelijkheden zal echter altijd enige<br />
vorm van toezicht en beheer nodig zijn. Dit vergt een zekere omvang van de<br />
verblijfsrecreatieve mogelijkheden, wil dit toezicht en het beheer ook economisch gezien op<br />
een verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd. Om die reden wordt uitbreiding van<br />
verblijfsrecreatie op voorhand niet wenselijk geacht. Op andere locaties in de omgeving van het<br />
plangebied zijn hier echter voldoende mogelijkheden voor. Wel is er een initiatief bekend voor<br />
een natuurcamping in het plangebied maar hiervoor dient een nadere afweging te worden<br />
gemaakt aan de hand van een GRO. Ook is het wenselijk om bij de bestaande ondernemers (La<br />
Campagne en de Pannenkoekenbakker de mogelijkheid op te nemen om camperplaatsen te<br />
realiseren. Deze mogelijke ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan gefaciliteerd.<br />
De gronden in het plangebied die onderdeel vormen van de EHS krijgen een<br />
natuurbestemming, waarbij het bestemmingsplan wel de mogelijkheden biedt voor extensief<br />
dagrecreatief gebruik. Een zonering of het al dan niet toegankelijk zijn van delen van het gebied<br />
met het oog op aanwezige of te ontwikkelen natuurwaarden heeft vooral betrekking op het<br />
beheer van het gebied.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
32<br />
Door en langs het recreatiegebied lopen wegen en paden. De wegen voor gemotoriseerd<br />
verkeer hebben een verkeersbestemming, tenzij het om dijkwegen gaat. Het patroon van<br />
dijken op Voorne-Putten heeft cultuurhistorische en landschappelijke waarden, omdat hieruit<br />
de ontstaansgeschiedenis van het gebied valt af te leiden. De bezonning van de dijktaluds of<br />
het ontbreken daarvan en de wijze van beheer maken eveneens de ontwikkeling van<br />
natuurwaarden mogelijk. Om die redenen is voor de dijken – in navolging van de<br />
bestemmingslegging in het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied – gekozen voor<br />
een bestemming die recht doet aan de landschaps- en natuurwaarden en waarbinnen ook<br />
wegen en paden zijn toegestaan. De dijken zijn dan ook bestemd tot Natuur - Dijken met<br />
landschaps- en natuurwaarden. Om een versnipperd kaartbeeld te voorkomen is het wegtracé<br />
daarbij niet afzonderlijk op de verbeelding aangegeven.<br />
De doorgaande fietspaden in het gebied zijn door middel van een specifieke bestemming<br />
aangegeven (Verkeer - Langzaam Verkeer). Minder belangrijke fiets- en wandelpaden zijn niet<br />
afzonderlijk aangegeven. De bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen waarmee<br />
deze paden samenvallen maken paden mogelijk. Door deze niet expliciet aan te geven ontstaat<br />
flexibiliteit om paden aan te passen als daaraan behoefte bestaat. Dit geldt ook voor de<br />
aansluitingen van de paden op de aangrenzende dorpsgebieden. Ook deze zijn niet vastgelegd<br />
zodat, indien nodig, wijziging mogelijk is.<br />
Dezelfde handelswijze is gehanteerd voor de parkeerterreinen. Alleen bij de<br />
concentratiepunten in Hoenderhoek en Stompaard zijn de parkeerterreinen in de<br />
verkeersbestemming opgenomen. De overige parkeerterreinen in het recreatiegebied vallen<br />
vrijwel alle onder de dagrecreatieve bestemming. Opheffen van parkeerterreinen en aanleg van<br />
nieuwe terreinen is binnen deze bestemming mogelijk.<br />
Het water van de <strong>Bernisse</strong> is bestemd tot Water. De belangrijke waterstaatkundige functie is in<br />
de bestemmingsomschrijving tot uitdrukking gebracht. Voor de begrenzing van de bestemming<br />
Water is niet altijd strikt de huidige oeverlijn gevolgd, maar valt een deel onder de<br />
dagrecreatieve bestemming. Bij eventuele toekomstige aanpassingen van de recreatieve<br />
inrichting van het gebied, is ook op onderdelen een aanpassing van de oeverlijn mogelijk indien<br />
dit wenselijk zou zijn. Dit geldt met name voor de kleinere baaien, waarvan de<br />
waterstaatkundige functie beperkt is en de recreatieve functie overheerst. Andersom is het ook<br />
mogelijk om gronden met een dagrecreatieve bestemming in te richten als water.<br />
4.3 Juridische planbeschrijving<br />
4.3.1 Bestemmingsplansystematiek<br />
Per 1 januari 2010 geldt de digitaliseringsverplichting en is de digitale versie van een<br />
bestemmingsplan juridisch bindend. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal<br />
opgesteld, uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd, zodat deze<br />
ook digitaal raadpleegbaar zijn. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende<br />
regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard<br />
Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van<br />
bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen<br />
van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een<br />
verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
33<br />
Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wet<br />
is vastgesteld op 1 oktober 2010 en de voornaamste vernieuwing die hieruit voortkomt, is de<br />
omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor<br />
bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Het inhoudelijke toetsingskader<br />
verandert niet of nauwelijks ten opzichte van het huidige toetsingskader. De<br />
verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen de diverse juridische kaders ligt echter vanaf<br />
1 oktober 2010 bij de overheid. Daarnaast wordt in de Wabo bepaald welk type bouwwerken<br />
onder welke voorwaarden zonder vergunning opgericht mogen worden. De bestemmingsregels<br />
zijn hier, waar nodig, op afgestemd.<br />
4.3.2 Verbeelding<br />
Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen<br />
maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de<br />
bouwregels en de specifieke gebruiksregels.<br />
Bestemmingsvlak en bouwvlak<br />
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee<br />
vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een<br />
bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven<br />
waarvoor de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen in de regels zijn<br />
aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking<br />
hebben op de maatvoering. In dit bestemmingsplan is de maximale oppervlakte van gebouwen<br />
en overkappingen door middel van een oppervlaktemaat op de verbeelding aangegeven.<br />
Uitgangspunt is hierbij de bestaande oppervlakte van gebouwen en overkappingen, verhoogd<br />
met een uitbreidingsmogelijkheid van circa 15% om bestaande bebouwing zoveel mogelijk te<br />
kunnen aanpassen aan de huidige kwaliteitseisen.<br />
Buiten het bouwvlak mogen in principe geen gebouwen worden gebouwd. Een uitzondering<br />
wordt gemaakt voor de bouw van sanitaire units met een oppervlakte van maximaal 50 m².<br />
Overweging daarvoor is, dat dergelijke gebouwtjes ook buiten de concentratiepunten nodig<br />
kunnen zijn. Met het oog op de kosten van exploitatie en beheer, zullen nooit sanitaire<br />
gebouwen worden gerealiseerd als deze niet echt nodig zijn voor een goed functioneren van het<br />
recreatiegebied.<br />
Aanduidingen<br />
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle<br />
aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten<br />
aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen,<br />
waaronder de maximale goothoogte en het maximum bebouwingsoppervlak.<br />
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een<br />
bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere<br />
specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een<br />
beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van<br />
recreatie - centrumvoorzieningen'.<br />
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de<br />
toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. In dit geval betreft het twee<br />
wijzigingsgebieden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
34<br />
4.3.3 Planregels<br />
Inleidende regels<br />
Begrippen<br />
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt<br />
gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.<br />
Wijze van meten<br />
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van<br />
gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden<br />
voorkomen worden in dit artikel verklaard.<br />
Bestemmingsregels - Enkelbestemmingen<br />
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de planregels van alle bestemmingen opgenomen<br />
met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt<br />
van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan<br />
komen de onderstaande bestemmingen voor.<br />
Groen<br />
De bestemming is opgenomen op een aantal plaatsen langs de doorgaande wegen die het<br />
plangebied doorkruisen. Feitelijk bestaan deze gronden uit talud, beplanting en bermsloten. In<br />
de groenbestemming zijn geen bouwmogelijkheden.<br />
Maatschappelijk<br />
In lijn met het aangrenzende bestemmingsplan '<strong>Bernisse</strong> Buitengebied' krijgen grotere nutsen<br />
waterstaatkundige voorzieningen een maatschappelijke bestemming. Deze bestemming<br />
komt éénmaal voor, ter plaatse van de waterinlaatvoorziening bij het Spui. Deze waterinlaat is<br />
aangeduid als 'nutsvoorziening'. Binnen de bestemming zijn ook wegen, paden, water en groen<br />
mogelijk.<br />
Natuur<br />
Een gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De<br />
betreffende gronden zijn bestemd als Natuur. Het primaire doel van deze gronden is het<br />
behoud, beheer, herstel en de ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden. Daarnaast<br />
wordt de natuurbestemming gebruikt ten behoeve van extensieve dagrecreatie. In de<br />
bestemming zijn voet-, fiets- en ruiterpaden mogelijk. Er mogen geen gebouwen worden<br />
opgericht.<br />
Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden<br />
In het plangebied ligt een aantal dijken met een verkeersfunctie. Deze zijn bestemd als<br />
Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden. Deze gronden zijn bestemd voor dijken en<br />
(auto)verkeer, maar ook voor behoud, beheer, herstel en de ontwikkeling van de landschapsen<br />
natuurwaarden. Deze bestemmingslegging sluit aan op die van bestemmingsplan<br />
'Buitengebied'. Er mogen geen gebouwen worden opgericht.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
35<br />
Recreatie - Dagrecreatie<br />
Het grootste gedeelte van de gronden in dit plan is bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. Deze<br />
gronden zijn bestemd voor dagrecreatie en extensieve dagrecreatie en bestaan feitelijk uit<br />
ligweides, strandjes, groen, paden en op een aantal plaatsen recreatieve voorzieningen. Op<br />
deze plaatsen is een bouwvlak met bijbehorende maatvoering opgenomen. In de rest van het<br />
gebied zijn geen mogelijkheden om gebouwen op te richten, met uitzondering van<br />
toiletgebouwen. De horecavoorzieningen in het plangebied vallen, vanwege hun nauwe<br />
verwevenheid met de recreatieve functie, ook onder deze bestemming. De horeca (tot en met<br />
categorie 2 uit de Staat van Horeca-activiteiten) is aangeduid door middel van een<br />
functieaanduiding. Verder zijn de scouting en de jachthaven in het noorden van het plangebied<br />
aangeduid, evenals het beoogde evenemententerrein. Op twee locaties zijn tevens boothuizen<br />
mogelijk gemaakt.<br />
Recreatie - Verblijfsrecreatie<br />
Deze bestemming is toegekend aan de gronden waarop het recreatiewoningencomplex ligt.<br />
Binnen Verblijfsrecreatie mogen tot maximaal 200 recreatiewoningen opgericht worden. Het<br />
bouwvlak is gelijk aan het bestemmingsvlak. Tevens is één bedrijfswoning toegestaan. Om<br />
zoveel mogelijk flexibiliteit met betrekking tot de inrichting te bieden is één groot vlak<br />
opgenomen, ook op de gronden waar feitelijk het water ligt. Uiteraard is water mogelijk binnen<br />
de bestemming, alsmede groen, paden en erfontsluitingswegen.<br />
Sport<br />
De manege en de voetbalvereniging bij plaatse van Simonshaven zijn conform het gebruik van<br />
de gronden bestemd als Sport. Binnen de bestemming zijn bouwmogelijkheden voor gebouwen<br />
en er is één bedrijfswoning toegestaan ter plaatse van de manege.<br />
Verkeer<br />
De doorgaande wegen die het plangebied kruisen hebben een verkeersbestemming. Op deze<br />
gronden mogen maximaal twee doorgaande rijstroken aangelegd worden, alsmede voet- en<br />
fietspaden, water en groen. Waar de wegen het water overbruggen is ook een<br />
verkeersbestemming opgenomen.<br />
Verkeer - Langzaam verkeer<br />
Het recreatiegebied wordt onder andere gekenmerkt door een uitgebreide voet- en<br />
fietspadenstructuur. Sommige van deze paden maken onderdeel uit van een provinciaal<br />
netwerk of hebben een duidelijke recreatieve, doorgaande functie. Om dit te waarborgen zijn<br />
deze paden expliciet bestemd, in plaats van dat ze mogelijk zijn binnen bijvoorbeeld de<br />
recreatiebestemming. Een uitzondering hierop vormen de doorgaande fietspaden op de dijken,<br />
deze vallen in de bestemming Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden.<br />
Water<br />
Substantiële waterpartijen en -gangen zijn bestemd als Water. Hieronder valt uiteraard ook de<br />
<strong>Bernisse</strong> zelf. Secundair zijn de gronden met deze bestemming bedoeld voor oeverrecreatie,<br />
watersport, ongemotoriseerde vaart en aanlegsteigers. Op een aantal plaatsen liggen<br />
(fiets)bruggen, deze zijn mogelijk binnen de bestemming.<br />
Wonen<br />
In het plangebied zijn vier burgerwoningen aanwezig. Deze hebben een woonbestemming<br />
conform het aangrenzende plan 'Buitengebied'. Er is geen aparte tuinbestemming. De<br />
woonbestemmingen zijn voorzien van een bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak, een<br />
aanduiding voor het maximum aantal wooneenheden en de maximale goothoogte.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
36<br />
Bestemmingsregels - Dubbelbestemmingen<br />
Behalve de enkelbestemmingen kent het plan ook een aantal dubbelbestemmingen. Dit zijn<br />
gronden waarop meerdere ruimtelijk-relevant functies tegelijkertijd voorkomen, zoals<br />
leidingen en waterkeringen.<br />
Leiding - Hoogspanningsverbinding<br />
Het plangebied wordt doorkruist door twee hoogspanningsverbindingen: één van 150 kV (kilo<br />
Volt) en één van 380 kV. De leidingen (de feitelijke tracés) zijn door middel van een figuur<br />
'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' op de kaart aangegeven. Bij de leidingen hoort een<br />
belemmeringenstrook, deze is weergeven door middel van de dubbelbestemming. Voor het<br />
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, is een omgevingsvergunning nodig.<br />
Bouwwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan indien het belang van de leiding niet wordt<br />
geschaad.<br />
Leiding - Leidingstrook<br />
Deze dubbelbestemming betreft één grote belemmeringenstrook waarin meerdere leidingen<br />
liggen: drie gasleidingen en drie olieleidingen. Voor het uitvoeren van een werk, geen<br />
bouwwerk zijnde, is een omgevingsvergunning benodigd. Bouwwerkzaamheden zijn uitsluitend<br />
toegestaan indien het belang van de leidingbeheerder niet wordt geschaad. Bij de inrichting van<br />
het ter plaatse gesitueerde evenemententerrein zal, in het kader van groepsrisico, rekening<br />
gehouden moeten worden met de aanwezigheid van de leidingstrook.<br />
Waarde - Archeologie - 1<br />
Voor het middeleeuws dijktracé, de Biertsedijk (Waarde - Archeologie - 1) geldt een<br />
bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouwen<br />
graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan<br />
50 cm beneden maaiveld.<br />
Waarde - Archeologie - 2<br />
Voor het gebied met een redelijk tot hoge kans op de aanwezigheid van archeologische sporen<br />
en met een relatief geringe laatmiddeleeuwse afdekking van zand en klei (Waarde Archeologie<br />
- 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde,<br />
voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens<br />
dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld.<br />
Waarde - Archeologie - 3<br />
Voor het gebied met een redelijk tot hoge kans op de aanwezigheid van archeologische sporen<br />
en met een relatief dikke laatmiddeleeuwse afdekking van zand en klei (Waarde Archeologie -<br />
3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde,<br />
voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens<br />
dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld.<br />
Waarde - Archeologie - 4<br />
Voor het aan laatmiddeleeuwse erosie door de <strong>Bernisse</strong> blootgestelde gebied met een lage kans<br />
op de aanwezigheid van archeologische sporen (Waarde Archeologie - 4) geldt een<br />
bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouwen<br />
graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan<br />
400 cm beneden maaiveld.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
37<br />
Waarde - Archeologie - 5<br />
Voor het binnen de bestemmingsplangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 5) geldt<br />
een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor<br />
bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper<br />
reiken dan de huidige onderwaterbodem.'<br />
Waterstaat<br />
Ter plaatse van deze dubbelbestemming liggen gronden die primair bestemd zijn voor de<br />
waterhuishouding. Feitelijk betreft dit de <strong>Bernisse</strong>.<br />
Waterstaat - Waterkering<br />
Langs de <strong>Bernisse</strong> en op enige afstand daarvan liggen dijken die een waterkerende functie<br />
hebben. Deze gronden zijn aangeduid als Waterstaat - Waterkering. Bij eventuele<br />
bouwplannen in de onderliggende bestemming dient rekening te worden gehouden met deze<br />
functie.<br />
Algemene regels<br />
In de algemene regels staan voorschriften die voor meerdere bestemmingen tegelijk gelden,<br />
zoals de algemene aanduidingsregels, algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels.<br />
Onder de algemene aanduidingsregels komt bijvoorbeeld de molenbiotoop voor: dit is een<br />
denkbeeldige zone rondom een molen waarin restricties gelden ten aanzien van de bouwhoogte<br />
van gebouwen.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
38<br />
Hoofdstuk 5<br />
Onderzoek<br />
5.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk komen de voor het plangebied relevante milieuaspecten aan bod. Elk aspect<br />
wordt beschreven en vervolgens wordt onderzocht of eventuele ontwikkelingen in relatie tot<br />
het aspect de vaststelling van het plan in de weg zou kunnen staan. Voor dit plan zijn de<br />
volgende aspecten relevant: verkeer, bodem, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie,<br />
bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, planologisch relevante leidingen, geluidshinder<br />
en luchtkwaliteit.<br />
5.2 Archeologie<br />
Beleidskader<br />
De <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het<br />
archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie van vindplaatsen waar nodig. Hierbij<br />
wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het<br />
'Verdrag van Malta' is ontwikkeld en dat zijn neerslag heeft gevonden in de Wet op de<br />
archeologische monumentenzorg (2007). <strong>Bernisse</strong> heeft in 2008 een <strong>gemeente</strong>lijk<br />
archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart een<br />
belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen<br />
binnen het <strong>gemeente</strong>lijk grondgebied en geeft aan hoe de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> daarmee wenst<br />
om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden het<br />
archeologisch beleid nader uitgewerkt.<br />
Binnen het grondgebied van de <strong>gemeente</strong> zijn enkele vindplaatsen uit de vroege prehistorie en<br />
enkele tientallen vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen vanaf circa<br />
1000 bekend. Vermoedelijk gaat het in werkelijkheid om een veelvoud van dergelijke<br />
vindplaatsen. Daarnaast is er het in de Late Middeleeuwen (na circa 1300) ontgonnen<br />
landschap met bijbehorende vaarten, sloten, wegen en dijken en de woonkernen Heenvliet,<br />
Geervliet, Abbenbroek, Zuidland, Simonshaven, Oudenhoorn en Biert.<br />
Het doel van het <strong>gemeente</strong>lijk archeologisch beleid is om (1) te zorgen voor het ongeschonden<br />
behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de<br />
documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te<br />
zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor<br />
derden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
39<br />
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te<br />
ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na<br />
een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te<br />
voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend<br />
archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het<br />
uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te<br />
voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.'<br />
Bewoningsgeschiedenis<br />
In het plangebied en de directe omgeving gaat de bewoningsgeschiedenis terug tot circa 2500<br />
voor Christus. Het betreft mensen die in deze regio leefden van akkerbouw, veeteelt, jacht en<br />
visvangst. Deze bewoners vestigden zich in de oeverzones van een zoetwatergetijdengeul bij<br />
Hekelingen en Simonshaven in de periode Laat-Neolithicum en Vroege Bronstijd (2500 tot 1800<br />
voor Christus). Verder van de getijdengeul vandaan vormden zich uitgestrekte moerassen waar<br />
veenvorming plaatsvond en waar de vestigingsmogelijkheden voor de mens zeer waren<br />
beperkt. Sporen van de aanwezigheid van de mens ontbreken hier dan ook tot de IJzertijd.<br />
In de IJzertijd wordt het uitgestrekte moeras op natuurlijke wijze ontwaterd, wanneer zich<br />
geulen vormen in de veengebieden en er uiteindelijk ook klei en zand wordt afgezet. De<br />
ontwaterde venen en later ook de kleigebieden worden in die periode door de mens<br />
gekoloniseerd. Het gaat om boeren die vee hielden en akkerbouw bedreven. Jagen en vissen<br />
speelden nu definitief een ondergeschikte rol. De vindplaatsen uit de IJzertijd in <strong>Bernisse</strong><br />
betreffen vaak uitstekend geconserveerde boerderijplaatsen, met een schat aan gegevens over<br />
het agrarische bestaan en de manier waarop de IJzertijdboeren het landschap om hen heen<br />
gebruikten. Een voorbeeld van een IJzertijd-nederzetting bevindt zich in de nabije omgeving<br />
van het bestemmingsplangebied, aan de Dwarsweg te Zuidland. Er werden onder andere palen,<br />
botmateriaal en aardewerk aangetroffen.<br />
De bewoning loopt door tot in de Romeinse tijd. In tegenstelling tot de IJzertijd-bevolking, die<br />
grotendeels zelfvoorzienend was, produceerden de locale inheemse boeren ook voor een<br />
markt. De intensivering van de landbouw blijkt uit het graven van greppels en sloten en de<br />
aanleg van dammen met duikers, waarvan enkele als uitwateringssluis hebben gefunctioneerd.<br />
Hiervan zijn diverse voorbeelden op Voorne-Putten bekend. In de naaste omgeving van het<br />
plangebied bevinden zich diverse vindplaatsen uit deze periode, bijvoorbeeld ter plaatse van de<br />
wijk Kreken van Nibbeland. Behalve nederzettingssporen, greppels en duikers is daar ook een<br />
grafveld aangetroffen.<br />
In de loop van de 3 e eeuw na Christus stopt de bewoning. Het gebied wordt verlaten. De<br />
algehele politieke situatie van het Romeinse rijk kan hierbij een rol hebben gespeeld, maar<br />
evenzeer het natter wordende landschap. Vanaf de 3 e eeuw begint namelijk op een aantal<br />
plaatsen de veengroei opnieuw, ook in de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>.<br />
Aan de veengroei kwam in de 6 e eeuw een einde. Plaatselijk vond ook sedimentatie plaats, een<br />
vroege fase van de Afzettingen van Duinkerke III. Historisch, en ook wel archeologisch, zijn er<br />
aanwijzingen dat Voorne-Putten in de 7 e eeuw bewoond is. Het gaat dan om bewoning op en<br />
ontginning van de kleigebieden. De venen erbuiten zouden later zijn ontgonnen en<br />
gekoloniseerd: vanaf de 10 e eeuw.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
40<br />
In de tweede helft van de 12 e eeuw en in het begin van de 13 e eeuw heeft Voorne-Putten last<br />
van overstromingen. Veel land gaat verloren, geulen snijden zich in, klei en zand worden<br />
afgezet (Afzettingen van Duinkerke III). Nog in de 12 e eeuw is een begin gemaakt met het<br />
indijken van hoger gelegen stukken land. Rond 1200 waren er de eerste polders, ringpolders<br />
zoals Heenvliet, Abbenbroek en de later verdronken polder Drencwaard aan de westzijde van<br />
de <strong>Bernisse</strong> en aan de oostzijde de ringpolders Geervliet en Biert. De ringpolders werden met<br />
aandijkingen uitgebreid, zoals in de 13 e eeuw bij de polders Heenvliet en Abbenbroek. In 1305<br />
ontstond de polder Simonshaven, door bestaande ringpolders Geervliet, Biert, Vriesland en<br />
Spijkenisse op Putten met elkaar te verbinden. In 1355 kwam de polder Oudenhoorn gereed en<br />
in het begin van de 15 e eeuw de polder Zuidland.<br />
Vijf van de oorspronkelijke zes middeleeuwse nederzettingen in de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> -<br />
Geervliet, Heenvliet, Abbenbroek, Zuidland en Simonshaven - hebben gemeen dat zij zijn<br />
ontstaan aan een haven aan de <strong>Bernisse</strong>, al zijn er verschillen in ouderdom.<br />
Figuur 5.1 Voorne-Putten en omgeving in 1645 op de kaart van Blaeu. De <strong>Bernisse</strong> scheidt de<br />
twee eilanden Voorne en Putten<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
41<br />
In de loop van de 15 e eeuw nam de betekenis van de <strong>Bernisse</strong> als vaarroute voor het<br />
handelsverkeer af. Er was sprake van economische neergang. Geervliet, Heenvliet,<br />
Abbenbroek, Zuidland en Simonshaven werden 'landnederzettingen' met een agrarisch<br />
karakter, met daarnaast kleine bedrijvigheid van handwerklieden. In de 20 e eeuw, in het<br />
bijzonder na de Tweede Wereldoorlog, zijn er grote veranderingen, waardoor het uiterlijk van<br />
de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> ingrijpend is gewijzigd: woningbouw, industrialisatie, grote<br />
infrastructurele werken en ruilverkavelingswerkzaamheden.<br />
Archeologische verwachting<br />
Resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd zijn potentieel te vinden langs waterlopen in het op<br />
natuurlijke wijze ontwaterde veen-/kleigebied. Sporen uit de Middeleeuwen kunnen<br />
samenhangen met de ontginning van het gebied (rond 1000) en de bewoning na de 12 e -eeuwse<br />
overstromingen, waarbij vooral de dijken belangrijke bewoningslinten zijn. De dijken en<br />
stroken grond ter weerszijden ervan zijn daarom zeer kansrijk op het aantreffen van<br />
archeologische sporen uit deze periode. In het plangebied ligt een deel van de dijk (Biertsedijk)<br />
rondom de Polder Biert (12 e eeuw, herdijkt 15 e eeuw). Het overgrote deel van het plangebied<br />
kent een lage archeologische verwachting in verband met blootstelling van deze zone aan<br />
laatmiddeleeuwse erosie door de <strong>Bernisse</strong>. De rest van het plangebied heeft een redelijk tot<br />
hoge kans op de aanwezigheid van archeologische sporen. Dit gebied kan verder worden<br />
verdeeld in gebied met een relatief geringe en gebied met een grotere mate van<br />
laatmiddeleeuwse afdekking van zand en klei (respectievelijk meer dan 40 cm en meer dan<br />
80 cm laatmiddeleeuws overstromingsdek).<br />
In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren,<br />
akkercomplexen) te verwachten, als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar<br />
zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een<br />
gemiddelde oppervlakte van 100-200 vierkante meter. Archeologische indicatoren van dit type<br />
en/of uit deze periode, aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 vierkante meter),<br />
leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie<br />
is gefragmenteerd. De kosten en administratieve handelingen die een dergelijk onderzoek met<br />
zich meebrengt staan niet in verhouding tot de relatief kleine (en dus minder kostbare)<br />
bodemingreep, die vaak door een particulier wordt uitgevoerd en betaald. Het verlies aan<br />
archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief<br />
gering. Uiteindelijk is de diepte van de bodemverstoring (in combinatie met de specifieke<br />
bodemopbouw) belangrijker dan de oppervlakte; die bepaalt of archeologische waarden<br />
bedreigd worden of niet.<br />
Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen<br />
wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de <strong>gemeente</strong>, wanneer (nader)<br />
archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van<br />
'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.'<br />
5.3 Bedrijven en milieuzonering<br />
Beleid en normstelling<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van<br />
bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:<br />
a) ter plaatse van de milieugevoelige functies een goed woon- en leefmilieu kan worden<br />
gegarandeerd;<br />
b) rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende<br />
bedrijven.<br />
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en bestaande of<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
42<br />
eventueel nieuw te bouwen milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in<br />
dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).<br />
Onderzoek en conclusies<br />
Binnen het plangebied zijn verscheidene recreatieve- en aanverwante horecafuncties gelegen.<br />
In de huidige situatie zijn in de nabijheid van (eventueel) hinder veroorzakende recreatieve<br />
functies geen gevoelige objecten aanwezig. Ook in de nabijheid van locaties waar mogelijk<br />
kleinschalige ontwikkelingen plaatsvinden, zijn geen gevoelige functies gelegen. Er is ter<br />
plaatse van de vier bestaande woningen in het plangebied sprake van een goed woon- en<br />
leefklimaat en de aanwezige bedrijven worden door de vaststelling van dit bestemmingsplan<br />
niet in hun bedrijfsvoering belemmerd. Het aspect milieuhinder van bedrijven vormt geen<br />
belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.<br />
5.4 Cultuurhistorie<br />
Toetsingskader<br />
Monumentenwet<br />
De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de<br />
Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van<br />
cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen<br />
kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten,<br />
stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch<br />
onderzoek. Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft voorts aan dat<br />
bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving<br />
bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden<br />
rekening is gehouden.<br />
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland en Regioprofielen Cultuurhistorie<br />
De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)<br />
vastgesteld en regioprofielen cultuurhistorie opgesteld. De provincie betrekt hierdoor de<br />
cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en<br />
versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS en<br />
beschreven is in de regioprofielen. De CHS en regioprofielen vormen de basis voor toetsing van<br />
en advisering over bestemmings- en bouwplannen van <strong>gemeente</strong>n op erfgoedaspecten.<br />
Het cultureel erfgoed wordt hier opgevat als het geheel van overblijfselen uit het verleden in:<br />
a) de bodem (archeologie);<br />
b) de ongebouwde omgeving (landschap);<br />
c) de gebouwde omgeving (nederzettingen).<br />
Wanneer deze overblijfselen nog voldoende herkenbaar zijn als een kenmerk van de regionale<br />
bewonings- en ontginningsgeschiedenis, zijn ze op kaart gezet. Ieder onderdeel, archeologie,<br />
historische stedenbouw en historisch landschap, bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken<br />
wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom.<br />
d) De kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen<br />
en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven.<br />
e) De waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn<br />
gewaardeerd.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
43<br />
Onderzoek<br />
Cultuurhistorie<br />
Op de provinciale waardenkaart is te zien dat in het plangebied enkele dijken een hoge<br />
landschappelijke waarde hebben, enkele dijken hebben een redelijk hoge waarde. Ook het<br />
provinciale fietspad op het vroegere tramtracé dat het plangebied doorkruist heeft een hoge<br />
landschappelijke waarde. Het plangebied ten noorden van de Groene Kruisweg ligt in de<br />
invloedszone van de beschermde dorpsgezichten van Heenvliet en Geervliet. Ter hoogte van<br />
Abbenbroek en Zuidland ligt het plangebied binnen de molenbiotopen van twee windmolens.<br />
In de Verordening Ruimte van de provincie zijn in artikel 13 de regels met betrekking tot<br />
molenbiotopen opgenomen. De regels zijn erop gericht de vrije windvang en het zicht op de<br />
molen voldoende garanderen. Voor zowel de molen in Abbenbroek als de molen in Zuidland<br />
geldt dat de molenbeschermingszone gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten de<br />
bebouwingscontour is gelegen. Binnen en tot de bebouwingscontour geldt de 1 op 30-regel (de<br />
maximale hoogte mag niet meer bedragen dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk of<br />
beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste<br />
punt van de verticaal staande wiek. De toegepaste bebouwings- en beplantingshoogte op deze<br />
grens wordt buiten de bebouwingscontour horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond<br />
van de berekening voor een molen buiten de bebouwingscontour een grotere hoogte kan<br />
worden toegestaan (1 op 100-regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de<br />
verticaal staande wiek).<br />
Figuur 5.2 Landschappelijke waarden<br />
Topgebied cultureel erfgoed<br />
In de provincie Zuid-Holland zijn zestien gebieden benoemd als topgebied cultureel erfgoed.<br />
Het gaat om gebieden of structuren met een gave, cultuurhistorische samenhang met<br />
betrekking tot archeologie, landschapshistorie en nederzettingen. Dit betreft bijvoorbeeld<br />
gebiedsspecifieke ontginningspatronen, bebouwingslinten en afzonderlijke bouwwerken als<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
44<br />
molens en historische boerderijen. De bescherming in topgebieden richt zich op de continuïteit<br />
van het karakter, door behoud en versterking van de structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn<br />
mogelijk binnen randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie. Voor de topgebieden zijn<br />
regioprofielen cultuurhistorie opgesteld, die concreet de cultuurhistorische waarden<br />
beschrijven en kwalitatieve richtlijnen bevatten voor ruimtelijke ontwikkeling en de omgang<br />
met deze waarden.<br />
Figuur 5.3 Uitsnede kaart Topgebieden Zuid-Holland (bron: verordening Ruimte,<br />
Zuid-Holland)<br />
Het plangebied valt voor een groot deel binnen het Topgebied Voorne/Brielle/<strong>Bernisse</strong> (zie<br />
figuur 5.2). Dit Topgebied kenmerkt zich onder andere door een divers landschap door<br />
verschillen in grondgebruik, karakteristieke polders (zoals die van Biert), landgoederen met<br />
parkbossen uit de 19 e en 20 e eeuw en de <strong>Bernisse</strong> zelf met haar rijke verleden als belangrijke<br />
vaarroute.<br />
Voor dit gebied zijn specifieke uitgangspunten opgesteld met betrekking tot cultuurhistorische<br />
waarden, archeologie en molen- en landgoedbiotopen. Hieronder volgt een opsomming van<br />
zaken die voor het gebied van de <strong>Bernisse</strong> van toepassing zijn:<br />
a) zichtrelatie van het Hartelkanaal-Brielse Maasdijk tussen de dorpen Heenvliet en Geervliet<br />
naar het achterland van Voorne-Putten: bewaren van openheid tussen deze dorpen door<br />
het onbebouwd laten van deze zone. Zo blijft de zichtrelatie tussen de dorpen, het water en<br />
het achterland gewaarborgd;<br />
b) 'continuïteit van karakter' in relatie tot voorstraatdorpen (zoals Heenvliet, Abbenbroek en<br />
Simonshaven): bewaren en zichtbaar houden van de samenhang tussen alle onderdelen<br />
van een voorstraat: dijk, voorstraat, kerk met eventueel gracht en kerkring en het<br />
doorzetten van de bescheiden maat en schaal van de bebouwing aan de dijk en aan de<br />
voorstraat.<br />
Indien er ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden die betrekking (zouden kunnen)<br />
hebben op de dorpen of het beschreven doorzicht, moet hiermee rekening worden gehouden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
45<br />
Toetsing<br />
Cultuurhistorie<br />
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen voorzien die van invloed zijn op de<br />
waardevolle dijken, de uitgangspunten met betrekking tot het Topgebied, de invloedzone van<br />
de beschermde dorpsgezichten en/of de molenbiotopen. De regels uit de provinciale<br />
verordening zijn overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit<br />
bestemmingsplan.<br />
5.5 Bodem<br />
Beleid en normstelling<br />
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden<br />
gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden<br />
bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden<br />
vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is<br />
bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de<br />
beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door<br />
de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van<br />
bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet<br />
functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen<br />
bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.<br />
Onderzoek en conclusie<br />
Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied<br />
verschillende historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot<br />
bodemvervuiling (figuur 5.3). Verder komen er gebieden voor die onderzocht zijn en waar geen<br />
verdere procedure voor nodig is, waarvan de onderzoeken nog in procedure zijn of die<br />
gesaneerd zijn. Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Het<br />
is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te<br />
stellen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse<br />
verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien nodig<br />
zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
46<br />
Figuur 5.4 Bodemkwaliteit (www.bodemloket.nl)<br />
De kleinschalige ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt (zoals evenemententerrein,<br />
aanlegplaats fluisterboten) vinden plaats op locaties waar de huidige functie reeds recreatie is.<br />
Er vindt hier dus geen functieverandering plaats waarvoor in het kader van het voorliggende<br />
bestemmingsplan bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. De bodemkwaliteit staat de<br />
vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.<br />
5.6 Ecologie<br />
Samenvatting<br />
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals<br />
opgenomen in bijlage 1.<br />
Huidige situatie<br />
Het plangebied bestaat voornamelijk uit extensieve recreatie (ligweides, strand), natuur en<br />
water. Verspreid is ook bebouwing aanwezig, waaronder woningen, horeca en een<br />
recreatiewoningenpark.<br />
Beoogde ontwikkelingen<br />
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op enkele locaties wordt wel het<br />
bouwvlak vergroot. In dit bureauonderzoek is aangegeven waar deze toekomstige kleinschalige<br />
ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
47<br />
Resultaten onderzoek<br />
Gebiedsbescherming<br />
De in het plangebied gelegen EHS-gebieden krijgen overwegend een natuurbestemming met<br />
extensief recreatief medegebruik. In de EHS-gebieden worden geen ontwikkelingen mogelijk<br />
gemaakt. De meeste van de voorgestelde mogelijke ontwikkelingen zijn ook niet van invloed op<br />
het Natura 2000-gebied Haringvliet. De botenhuizen zijn bedoeld voor roeiboten, kano's en<br />
fluisterboten. Gemotoriseerd vaarverkeer is verboden op de <strong>Bernisse</strong>. Verstoring als gevolg van<br />
de realisatie van de botenhuizen zal dan ook niet optreden. De mogelijke fluister-waterskibaan<br />
levert maar een beperkte verstoring van de directe omgeving op. Deze verstoring reikt niet tot<br />
aan het Haringvliet.<br />
Het mogelijke evenemententerrein wordt ten noorden van Abbenbroek voorzien. Op het<br />
evenemententerrein vinden slechts enkele malen per jaar activiteiten plaats. Een<br />
muziekfestival maakt daarbij de meeste herrie. Het evenemententerrein ligt circa 5 km van het<br />
Natura 2000-gebied. Op deze afstand is het geluid niet of nauwelijks meer waarneembaar. De<br />
beschermde soorten in het Natura 2000-gebied zullen hier zeker geen hinder van ondervinden.<br />
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie vormen geen belemmering<br />
voor de vaststelling van het bestemmingsplan.<br />
Soortenbescherming<br />
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van<br />
beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat<br />
ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of<br />
verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of<br />
het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.<br />
Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Er worden geen concrete<br />
ontwikkelingen voorzien. Er wordt wel rekening gehouden met enkele mogelijke<br />
ontwikkelingen op basis van de visie 'Beleef en bereik <strong>Bernisse</strong>! de verbinding van<br />
Voorne-Putten' Bij uitwerking van deze ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met<br />
het volgende:<br />
a) er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een<br />
vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene<br />
zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het<br />
wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving;<br />
b) tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen.<br />
Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten<br />
aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit<br />
te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het<br />
broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de<br />
werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer)<br />
aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden<br />
overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl);<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
48<br />
c) bij de kap van groenstroken, bomen en/of sloop van bebouwing is nader onderzoek naar<br />
vogels met vaste verblijfplaatsen noodzakelijk. Verblijfplaatsen van vogels die hun<br />
verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal<br />
soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze<br />
soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond<br />
beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect<br />
hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing<br />
worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels<br />
maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze<br />
vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor<br />
deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen<br />
plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen<br />
tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden<br />
verplaatst of verwijderd;<br />
d) bij de kap van groenstroken, bomen en/of sloop van bebouwing is nader onderzoek naar<br />
het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-,<br />
verblijfs- of voortplantingsplaatsen, primair foerageergebied of vaste vliegroutes van deze<br />
soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke<br />
ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen<br />
van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden<br />
genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de<br />
vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen<br />
van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of<br />
het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is;<br />
e) bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen en -partijen is nader onderzoek<br />
naar de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) nodig. Aantasting van de kleine<br />
modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient<br />
voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen.<br />
Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer<br />
beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing<br />
aangevraagd worden.<br />
5.7 Externe veiligheid<br />
Beleid en normstelling<br />
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te<br />
worden gekeken, namelijk:<br />
a) bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;<br />
b) vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.<br />
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te<br />
weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat<br />
een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil<br />
zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou<br />
bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel<br />
infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde<br />
omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.<br />
De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
49<br />
verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.<br />
Risicovolle inrichtingen<br />
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het<br />
externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het<br />
PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een<br />
richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10 -6 per jaar. Bij<br />
een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.<br />
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een<br />
verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in<br />
het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.<br />
Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.<br />
Vervoer van gevaarlijke stoffen<br />
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe<br />
veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen<br />
opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR<br />
ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10 -5 per jaar en de streefwaarde 10 -6<br />
per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten<br />
10 -6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van<br />
10 -6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde<br />
voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze<br />
verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt<br />
dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden<br />
gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze<br />
200 m strekken.<br />
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de<br />
circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en<br />
plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de<br />
circulaire.<br />
Besluit externe veiligheid buisleidingen<br />
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat<br />
besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen<br />
(Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de<br />
minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren<br />
rekening gehouden met deze risicobenadering.<br />
Onderzoek<br />
Risicovolle inrichting<br />
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in of nabij het plangebied meerdere<br />
risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De belangrijkste gegevens van deze inrichtingen zijn in<br />
de volgende tabel weergegeven.<br />
naam inrichting risicovolle activiteit PR 10 -6 - groepsrisico<br />
contour<br />
Paviljoen Stompaard opslag propaan 40 m -<br />
La Campagne opslag propaan 40 m -<br />
Shell Geervliet NZ&ZZ lpg (1.500 m³ /jaar) 110 m 150 m<br />
(bevi-inrichting)<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
50<br />
Binnen de PR-contouren zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Daarnaast vindt er, gezien de<br />
omgeving van deze risicovolle objecten (extensieve recreatiegebieden en weilanden), naar<br />
verwachting geen overschrijding van het GR plaats. Tevens is het bestemmingsplan<br />
hoofdzakelijk consoliderend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen die mogelijk worden<br />
gemaakt, vinden niet plaats in de directe omgeving van de risicovolle inrichtingen waardoor het<br />
GR ook niet zal toenemen. De aanwezigheid van de risicovolle inrichtingen staat de vaststelling<br />
van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Door de ligging van het plangebied binnen het<br />
invloedsgebied van het GR van de Bevi-inrichtingen is echter wel een verantwoording van het<br />
GR noodzakelijk.<br />
Het plangebied ligt daarnaast in de nabijheid van het Botlekgebied. In het Botlekgebied is<br />
Veembedrijf De Rijke BV gevestigd aan de Nieuwesluisweg 214. Hier vindt het laden, lossen en<br />
opslaan van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10 -6 -contour ligt niet over het plangebied. Het<br />
invloedsgebied voor het GR is 1.900 m. Het plangebied ligt op circa 500 m vanaf de inrichting.<br />
Dit is binnen het invloedsgebied. Gezien de omgeving van het plangebied (bedrijvigheid,<br />
watergang, recreatiegebied) zal er naar verwachting geen overschrijding van het GR<br />
plaatsvinden. Doordat het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van<br />
aard is en de kleinschalige ontwikkelingen die wel mogelijk worden gemaakt buiten het<br />
invloedsgebied van deze inrichting liggen, zal het GR ook niet toenemen. De inrichting staat de<br />
vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Ook door de aanwezigheid van<br />
dit bedrijf is een verantwoording van het GR noodzakelijk.<br />
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg<br />
In het noorden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg<br />
N218 (wegvak z85: N218: N57/N218 Zwartewaal-N218 Groene Kruisweg). De PR 10 -6 -contour<br />
is niet buiten de weg gelegen. PR 10 -8 -contour, indicatief voor het invloedsgebied, is 82 m.<br />
Gezien de omgeving van de weg (voornamelijk recreatiegebieden en weilanden) vindt ook hier<br />
naar verwachting geen overschrijding van het GR plaats. Ook deze weg staat de vaststelling<br />
van het bestemmingsplan niet in de weg.<br />
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen<br />
Ook vindt er in het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door buisleidingen. De<br />
relevante gegevens van deze buisleidingen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.<br />
leiding soort diameter druk PR 10 -6 - groepsrisico<br />
contour<br />
36'' ruwe olie K1-leiding 36" 43 bar 33 m - (dichtheid
51<br />
Binnen het plangebied liggen geen kwetsbare objecten binnen de PR 10 -6 -contouren van de<br />
leidingen. Voor de genoemde K1-leidingen is er daarnaast geen sprake van een invloedsgebied<br />
voor het GR omdat de personendichtheid in het plangebied niet boven de 255 personen per<br />
hectare is gelegen. Voor de genoemde gasleidingen zal, gezien de omgeving van de leidingen<br />
(voornamelijk recreatiegebied en leidingen), naar verwachting geen sprake zijn van een<br />
overschrijding van het GR.<br />
De ontwikkeling van het evenemententerrein ligt binnen het invloedsgebied van deze leidingen.<br />
Omdat er maar zeer incidenteel festivals ter plaatse van deze ontwikkeling zullen plaatsvinden,<br />
de aanwezige personen ook slechts gedurende een deel van de dag aanwezig zullen zijn en er<br />
naar verwachting in de huidige situatie maar een laag GR is, zal het GR door deze ontwikkeling<br />
de oriëntatiewaarde niet overschrijden. De aanwezigheid van de leidingen staat de<br />
ontwikkeling dan ook niet in de weg. Wel is een verantwoording van het GR noodzakelijk.<br />
Verantwoording GR<br />
Voor het voorliggende bestemmingsplan is een verantwoording van het GR nodig. Bij deze<br />
verantwoording zal aandacht besteedt worden aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en<br />
bereikbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal hierover<br />
advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.<br />
Conclusie<br />
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van<br />
externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling<br />
van het bestemmingsplan.<br />
5.8 Geluidshinder<br />
5.8.1 Industrielawaai<br />
Toetsingskader<br />
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop<br />
inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen<br />
veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen'<br />
genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze<br />
industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in<br />
bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het<br />
industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe<br />
geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van<br />
industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn<br />
niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het<br />
industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt,<br />
geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt<br />
aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige<br />
functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door<br />
burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal<br />
55 dB(A).<br />
Onderzoek en conclusie<br />
Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Pernis,<br />
Botlek. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk<br />
maakt, vormt deze zone geen belemmering voor de vaststelling van het plan.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
52<br />
5.8.2 Wegverkeerslawaai<br />
Toetsingskader<br />
Normstelling<br />
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op<br />
grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet<br />
worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnenof<br />
buitenstedelijke ligging.<br />
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat L den<br />
(L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde<br />
vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.<br />
Nieuwe situaties<br />
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de<br />
wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde<br />
gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen<br />
worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel<br />
van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel<br />
overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige,<br />
vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de<br />
uiterste grenswaarde niet te boven gaan.<br />
Onderzoek en conclusie<br />
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Ook het<br />
aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het<br />
bestemmingsplan.<br />
5.9 Luchtkwaliteit<br />
Beleid en normstelling<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan<br />
uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met<br />
de luchtkwaliteit.<br />
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet<br />
milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet<br />
milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden,<br />
fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs<br />
wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en<br />
daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de<br />
volgende tabel weergegeven.<br />
Grenswaarden maatgevende stoffen Wm<br />
stof toetsing van grenswaarde geldig<br />
stikstofdioxide jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014<br />
(NO 2 )<br />
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015<br />
fijn stof (PM 10 ) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011<br />
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen<br />
kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
53<br />
bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de<br />
bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de<br />
buitenlucht.<br />
Besluit niet in betekenende mate (nibm)<br />
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de<br />
luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties<br />
onderscheiden:<br />
a) een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO 2<br />
en PM 10 (= 1,2 µg/m³);<br />
b) een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze<br />
categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.<br />
Onderzoek<br />
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De ontwikkelingen die worden<br />
mogelijk gemaakt, zijn dusdanig klein van aard dat deze ten opzichte van de huidige situatie<br />
voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgen. Het effect op de luchtkwaliteit<br />
bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM 10 en NO 2 .<br />
Op het plan is daarom het Besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan<br />
achterwege blijven.<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter<br />
plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool<br />
(www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort.<br />
Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct<br />
langs de N218 (Groene Kruisweg) en de Stationsweg (als maatgevende doorgaande wegen<br />
door/langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn<br />
gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter<br />
plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen<br />
immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele<br />
plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.<br />
5.10 Planologisch relevante leidingen<br />
In het plangebied liggen twee hoogspanningsverbinding (150 kV en 380 kV). In de omgeving<br />
van hoogspanningsverbindingen dient rekening te worden gehouden met de 'indicatieve zone'<br />
waarbinnen sprake kan zijn van verhoogde magneetvelden. Het beleid is erop gericht om geen<br />
nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen<br />
verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de<br />
indicatieve zone. Voor de 150 kV-verbinding bedraagt de indicatieve zone 80 m aan<br />
weerszijden en voor de 380 kV-verbinding 200 m aan beide zijden. Het voorliggende plan is<br />
hoofdzakelijk consoliderend van aard. De kleinschalige ontwikkelingen die worden mogelijk<br />
gemaakt, liggen niet binnen de indicatieve zone van deze hoogspanningsverbindingen. De<br />
aanwezigheid van deze verbindingen staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook<br />
niet in de weg.<br />
In het plangebied liggen ook een waterleiding (diameter 1.250 mm) en een rioolpersleiding<br />
(diameter 18 inch). Voor beide leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 m. Tevens<br />
liggen in het plangebied verschillende leidingen waar vervoer van gevaarlijke stoffen door<br />
plaatsvindt. Deze buisleidingen zijn ook ruimtelijk relevant en hebben alle een<br />
belemmeringenstrook van 5 m. Op deze leidingen is in de paragraaf 'externe veiligheid' verder<br />
ingegaan.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
54<br />
Structuurvisie buisleidingen<br />
In de komende 20-30 jaar zullen nieuwe buisleidingen aangelegd gaan worden. Uitbreiding van<br />
het buisleidingennetwerk is een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling en<br />
de energievoorziening in Nederland en Europa. Ruimte wordt echter steeds schaarser. Het<br />
vinden van ruimte voor een onbelemmerde doorgang voor nieuwe leidingen wordt steeds<br />
moeilijker.<br />
Voor de rijksoverheid is een actieve, faciliterende rol weggelegd om het buisleidingtransport<br />
ook in de toekomst mogelijk te houden. Het Rijk wil hoofdverbindingen aanwijzen waar ruimte<br />
wordt vrijgehouden voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Deze<br />
leidingstroken moeten vrij blijven van bebouwing. Dit wordt gerealiseerd met de (nog in<br />
ontwikkeling zijnde) Structuurvisie buisleidingen.<br />
In het plangebied is een leidingstrook gelegen die is gereserveerd voor bestaande en<br />
toekomstige buisleidingen. Deze bestaande leidingstrook zal worden verbonden met nieuwe en<br />
andere reeds bestaande leidingstroken. Dit voorkomt onnodige versnippering van ruimte en<br />
maakt het makkelijker om gezamenlijk beheer door leidingexploitanten uit te voeren. In het<br />
bestemmingsplan wordt met deze buisleidingstrook rekening gehouden. Het bestemmingsplan<br />
maakt geen bebouwing mogelijk op of bij de leidingstrook. Op het veiligheidsaspect van deze<br />
leidingstrook is in de paragraaf externe veiligheid verder in gegaan.<br />
5.11 Verkeer en infrastructuur<br />
Autoverkeer<br />
Het plangebied ligt tussen het Voedingskanaal aan de noordzijde en het Spui aan de zuidzijde.<br />
Het gebied wordt aan de noordkant gekruist door de Groene Kruisweg (N218), een belangrijke<br />
bovenregionale gebiedsontsluitingsweg. Deze vormt een verbinding tussen Hoogvliet,<br />
Spijkenisse, Brielle en de Maasvlakte. Op de Groene Kruisweg geldt een maximumsnelheid van<br />
80 km/h en een verbod voor (brom)fietsers. Deze dienen gebruik te maken van het parallel<br />
gelegen vrijliggende (brom)fietspad. Langs de Groene Kruisweg is ook een vrijliggende<br />
busbaan aanwezig.<br />
Ter hoogte van de Stompaardseplas kruist de Nieuwe Veerdam het gebied. Dit betreft een<br />
regionale gebiedsontsluitingsweg.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
55<br />
Vanaf de komgrens van Zuidland tot aan de kruising met de Biertsedijk ten oosten van<br />
Zuidland, geldt hier een maximumsnelheid van 60 km/h. Verder in oostelijke richting is de<br />
maximumsnelheid 80 km/h. In de toekomst gaat dit veranderen: de komgrens van Zuidland<br />
wordt verlegd tot op de brug aan de oostelijke zijde van de <strong>Bernisse</strong>, en zal na dit punt direct<br />
een 80 km/h-zone worden. De weg beschikt buiten de bebouwde kom van Zuidland over een<br />
vrijliggend (brom)fietspad.<br />
De verbinding tussen het noordelijke deel en het zuidelijke deel van het plangebied wordt<br />
verzorgd door de Stationsweg, gelegen aan de westzijde van het recreatiegebied. Dit is een<br />
regionale gebiedsontsluitingsweg, met buiten de bebouwde kom een maximumsnelheid van<br />
80 km/h. Ook deze weg is voorzien van een vrijliggend (brom)fietspad. De overige wegen<br />
binnen het plangebied hebben slechts een beperkte ontsluitende functie (bestemmingsverkeer,<br />
parkeergelegenheid). Buiten de bebouwde kom geldt hier veelal een maximumsnelheid van<br />
60 km/h. De belangrijkste voorzieningen binnen het gebied, zoals parkeergelegenheden, zijn<br />
gemakkelijk via het (boven)regionale verkeersnet te bereiken.<br />
Langzaam verkeer<br />
De ontsluiting van het plangebied voert vrijwel over dezelfde wegen als die voor het<br />
autoverkeer (Groene Kruisweg, Nieuwe Veerdam, Stationsweg). Deze wegen beschikken alle<br />
over vrijliggende (brom)fietsvoorzieningen en behoren tot het provinciaal fietsnetwerk. Het<br />
plangebied wordt voorts doorkruist door het provinciaal fietspad op het vroegere tramtracé, dat<br />
door een groot deel van Voorne-Putten loopt en een belangrijke regionale fietsverbinding<br />
vormt. Daarnaast wordt het plangebied doorkruist door verschillende recreatieve fietspaden.<br />
Deze sluiten uiteindelijk alle aan op het provinciaal fietsnetwerk.<br />
Door het toepassen van vrijliggende (brom)fietspaden langs de gebiedsontsluitingswegen<br />
wordt voldaan aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Op de recreatieve fietspaden die door<br />
het plangebied lopen is geen gemotoriseerd verkeer toegestaan.<br />
Openbaar vervoer<br />
Aan de rand van het plangebied zijn verschillende bushaltes aanwezig. Ter hoogte van de<br />
Stompaardseplas zijn in totaal vier haltes aanwezig, verdeeld over de kernen Zuidland en<br />
Simonshaven. Deze liggen op maximaal 400 m lopen van toegangswegen tot het<br />
recreatiegebied. De haltes langs de Stationsweg en Nieuwe Veerdam in Zuidland en de halte in<br />
Simonshaven worden bediend door lijn 106 (Rozenburg-Spijkenisse via Brielle, Hellevoetsluis<br />
en Zuidland). Deze rijdt met een frequentie van één keer per uur. De bushaltes aan de<br />
Stationsweg en Drogendijk (ten zuidoosten van de plas) worden bediend door lijn 107. Deze<br />
rijdt alleen op aanvraag tussen Oudenhoorn en Geervliet, maximaal één keer per uur. Deze<br />
belbus stopt tevens in de noordelijker gelegen kern Abbenbroek. Vanuit hier is het noordelijk<br />
deel van het plangebied goed te bereiken. Daarnaast is aan de noordoostzijde van het gebied<br />
een halte aanwezig langs de Groene Kruisweg. Hier stoppen, naast lijn 107, ook de lijnen<br />
101/102 en 103. Deze lijnen zorgen voor een snelle verbinding naar Spijkenisse en<br />
Hellevoetsluis. Richting Hellevoetsluis geldt een frequentie van vier keer per uur (lijn 101/102).<br />
Naar Spijkenisse geldt een frequentie van acht keer per uur (lijnen 101/102 en 103).<br />
De beoordeling van de bereikbaarheid van het plangebied met het openbaar vervoer is sterk<br />
afhankelijk van de uiteindelijke bestemming. Vanwege de hoge frequentie bussen aan de<br />
noordzijde van het plangebied in de richting van Spijkenisse en in mindere mate Hellevoetsluis,<br />
is de ontsluiting van dit deel van het recreatiegebied goed. Rondom het zuidelijk deel zijn meer<br />
haltes aanwezig, maar de frequentie van het aantal bussen en het feit dat lijn 107 alleen op<br />
afspraak beschikbaar is, zorgt ervoor dat de ontsluiting van dit deel van het gebied matig is.<br />
Daarnaast zijn de overstapmogelijkheden op andere lijnen hier beperkt.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
56<br />
Verkeersveiligheid<br />
De wegen die de ontsluiting van het recreatiegebied verzorgen, zijn vrijwel allemaal ingericht<br />
volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De belangrijke ontsluitingswegen zijn alleen<br />
voorzien van een vrijliggend (brom)fietspad.<br />
Conclusie<br />
De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer en fietsers is goed. Voor<br />
openbaar vervoer is deze, voor het zuidelijke deel van het gebied, matig. Het<br />
verkeersveiligheidsniveau van de wegen in het plangebied is goed.<br />
5.12 Water<br />
Waterbeheer en watertoets<br />
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over<br />
een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in<br />
strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het<br />
waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en<br />
waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd<br />
met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn<br />
vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.<br />
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer<br />
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande<br />
de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en<br />
kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's,<br />
waarbij het beleid van het waterschap en de <strong>gemeente</strong> nader wordt behandeld.<br />
Europa:<br />
a) Kaderrichtlijn Water (KRW).<br />
Nationaal:<br />
b) Nationaal Waterplan (NW);<br />
c) Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);<br />
d) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);<br />
e) Waterwet.<br />
Provinciaal:<br />
f) Provinciaal Waterplan;<br />
g) Provinciale Structuurvisie;<br />
h) Verordening Ruimte.<br />
Waterschapsbeleid<br />
In het Waterbeheerplan 2009-2015 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het<br />
werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer<br />
met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en<br />
om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het<br />
Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de<br />
komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken.<br />
Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De<br />
maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
57<br />
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld<br />
en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde<br />
rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van<br />
aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van<br />
hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Voor een toename<br />
aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van<br />
open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
In de woonkernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> zijn de afgelopen jaren veel maatregelen<br />
getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren. De maatregelen waren vooral gericht op het<br />
terugdringen van lozingen vanuit het <strong>gemeente</strong>lijke rioolstelsel op het oppervlaktewater. Om<br />
de effecten van de maatregelen te kunnen beoordelen zijn enkele onderzoeken uitgevoerd naar<br />
de (ecologische) waterkwaliteit in de kernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>. Hieruit is gebleken dat<br />
de aanvankelijk geconstateerde verbetering is gestagneerd. Ook is er een aantal watergangen<br />
waarin de ecologische waterkwaliteit nog onvoldoende is.<br />
Om het verbeteren van het watersysteem in de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> een extra impuls te geven,<br />
hebben de besturen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> en het waterschap Hollandse Delta een<br />
<strong>gemeente</strong>lijk waterplan opgesteld (2009). Het doel van het waterplan is het creëren van een<br />
robuust en veerkrachtig watersysteem in de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong> dat voldoet aan de normen van<br />
het NBW en de KRW en bestand is tegen het veranderende klimaat. Het waterplan richt zich<br />
vooral op het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen in het watersysteem en<br />
rond de kernen van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>.<br />
Huidige situatie<br />
Algemeen<br />
Het plangebied bestaat uit de recreatiegebieden van <strong>Bernisse</strong> langs de watergang <strong>Bernisse</strong>. De<br />
bodem in het plangebied bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit zeekleigrond. In het<br />
plangebied is er sprake van verschillende grondwatertrappen, namelijk III, IV en VI. Wat dit wil<br />
zeggen is weergegeven in onderstaande tabel. De maaiveldhoogte in het plangebied varieert<br />
tussen circa NAP -1,2 m en +1,6 m, afhankelijk van de afstand tot de watergang de <strong>Bernisse</strong>.<br />
grondwatertrap<br />
gemiddelde hoogste<br />
grondwaterstand (m-mv)<br />
gemiddelde laagste<br />
grondwaterstand (m-mv)<br />
III 0,4 0,8-1,2<br />
VI 0,4-0,8 >1,2<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
58<br />
Figuur 5.5 Bodem en grondwaterstand in het plangebied (www.bodemdata.nl)<br />
Waterkwantiteit en -kwaliteit<br />
Het plangebied omvat het boezemwater de <strong>Bernisse</strong>, de Stormpaardseplas en de<br />
hoofdwatergang langs de Oude Hoenderhoeksedijk. Deze wateren hebben een<br />
beschermingszone van 5 m aan beide zijden. Tevens lopen er verschillende secundaire<br />
watergangen door het gebied voor de afwatering.<br />
De Zoetwaterboezem de <strong>Bernisse</strong> heeft een belangrijke functie in de watervoorziening van<br />
Voorne-Putten. Daarnaast is deze zoetwaterbuffer mede bestemd voor de watervoorziening<br />
van de procesindustrie op Rozenburg en voor de levering van zoetwater aan het gebied<br />
Delfland.<br />
Het waterpeil in de <strong>Bernisse</strong> is vastgesteld op NAP 0 m. In het zuiden van het plangebied kan<br />
water uit het Spui worden ingelaten. De kwaliteit van het boezemwater in de <strong>Bernisse</strong> is relatief<br />
goed. Dit maakt de <strong>Bernisse</strong> daarom zeer geschikt als bron voor kwalitatief goed inlaatwater.<br />
Hierdoor wordt de verzilting tegengegaan die door het door de Nieuwe Waterweg<br />
binnenstromende zeewater veroorzaakt wordt.<br />
De <strong>Bernisse</strong> is ook een belangrijk recreatiegebied waar gevist, gesurfd, gezwommen en<br />
gevaren wordt. Motorboten zijn niet toegestaan.<br />
Veiligheid en waterkeringen<br />
Binnen het plangebied liggen verschillende regionale waterkeringen, te weten de Oud<br />
Hoenderhoeksedijk, de Biertsedijk, de Stormpaardsedijk, de Schuddebeursedijk en de Toldijk.<br />
Er ligt ook één primaire waterkering binnen het gebied, dat is de <strong>Bernisse</strong> Spuidijk.<br />
Grote delen van het plangebied liggen dan ook binnen de keurzone van deze waterkeringen.<br />
Binnen deze zone mag niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of<br />
opgeslagen worden. De 'Keur' beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de<br />
veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel<br />
het onderhoud wordt gehinderd.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
59<br />
Afvalwaterketen en riolering<br />
Een groot deel van het plangebied is niet aangesloten op de <strong>gemeente</strong>lijke riolering. Voor<br />
afvalwater wordt gebruikgemaakt van septic-tanks. Hemelwater wordt zoveel mogelijk geloosd<br />
op oppervlaktewater. De bebouwing langs de Veerdam en Zuytland Buiten zijn wel aangesloten<br />
op de riolering.<br />
Toekomstige situatie<br />
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat geen<br />
grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende<br />
bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan<br />
bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het<br />
aanleggen van paden of verhardingen.<br />
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de<br />
waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de<br />
waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak,<br />
hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de<br />
rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie<br />
liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt<br />
bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele<br />
ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame,<br />
niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel<br />
gedurende de bouw- als de gebruiksfase.<br />
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan<br />
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.<br />
Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde<br />
dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld<br />
gekregen.<br />
Conclusie<br />
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter<br />
plaatse.<br />
5.13 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving<br />
Beleid en normstelling<br />
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het<br />
kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of<br />
mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden<br />
opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de<br />
bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige<br />
gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de<br />
EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:<br />
i) de kenmerken van de projecten;<br />
j) de plaats van de projecten;<br />
k) de kenmerken van de potentiële effecten.<br />
Onderzoek en conclusies<br />
Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, er worden geen nieuwe<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
60<br />
ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen<br />
belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van<br />
de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit<br />
bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk<br />
conform het Besluit m.e.r.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
61
62<br />
Hoofdstuk 6<br />
Economische uitvoerbaarheid<br />
Economische uitvoerbaarheid<br />
Het bestemmingsplan is vooral gericht op het bieden van een goede juridisch-planologische<br />
regeling voor de bestaande situatie. Er worden door de <strong>gemeente</strong> geen werken of<br />
werkzaamheden uitgevoerd. Voor zover sprake is van kleinschalige ontwikkelingen, komen de<br />
kosten hiervan voor rekening van de exploitant. De uitbreiding van Zuytland Buiten is al<br />
mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan voor het recreatiewoningencomplex. De<br />
in dat plan opgenomen mogelijkheden zijn in het voorliggende bestemmingsplan<br />
overgenomen.<br />
In verband met het bovenstaande is het niet nodig om voor dit bestemmingsplan een<br />
exploitatieplan op te stellen.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
63
64<br />
Hoofdstuk 7 Overleg en maatschappelijke<br />
uitvoerbaarheid<br />
7.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro en maatschappelijke<br />
uitvoerbaarheid<br />
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is<br />
het voorontwerpbestemmingsplan aan de volgende instanties toegezonden:<br />
l) provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit;<br />
m) waterschap Hollandse Delta;<br />
n) Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;<br />
o) Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg/Groenservice Zuid-Holland;<br />
p) Tennet B.V.;<br />
q) N.V. Nederlandse Gasunie;<br />
r) Ministerie van Infrastructuur en Milieu;<br />
s) <strong>gemeente</strong>n Spijkenisse en Hellevoetsluis (ter kennisname).<br />
De reacties van de overleginstanties zijn hierna samengevat en van commentaar voorzien<br />
(P.M.)<br />
7.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid<br />
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in overeenstemming met de <strong>gemeente</strong>lijke<br />
inspraakverordening vanaf …… gedurende een periode van .. weken in het <strong>gemeente</strong>huis ter<br />
inzage gelegen. Ook was het voorontwerpbestemmingsplan digitaal te raadplegen via de<br />
<strong>gemeente</strong>lijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl.<br />
De ontvangen reacties zijn hierna samengevat en van commentaar voorzien (P.M.)<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
65
67<br />
Bijlage 1<br />
Bureauonderzoek flora en fauna<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1 Bureauonderzoek flora en fauna<br />
Ecologie<br />
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is<br />
vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze<br />
ontwikkelingen wat ecologie betreft moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid<br />
gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het<br />
toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en <strong>gemeente</strong>.<br />
Huidige situatie<br />
Het plangebied bestaat voornamelijk uit extensieve recreatie (ligweides, strand), natuur en water.<br />
Verspreid is ook bebouwing aanwezig, waaronder woningen, horeca en een bungalowpark.<br />
Beoogde ontwikkelingen<br />
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Op enkele locaties wordt wel het<br />
bouwvlak vergroot en wordt op basis van de visie Beleef <strong>Bernisse</strong>! mogelijk gedacht aan de<br />
volgende ontwikkelingen; een botenhuis bij La Campagne, een evenemententerrein,<br />
camperstandplaatsen, een steiger waterski/waterskibaan en botenhuis bij het bungalowpark. Er<br />
worden echter nog geen concrete ontwikkelingen voorzien. In dit bureauonderzoek is aangegeven<br />
waar deze toekomstige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.<br />
Toetsingskader<br />
Beleid<br />
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming<br />
van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en<br />
Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van<br />
de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.<br />
Normstelling<br />
Flora- en faunawet<br />
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is<br />
gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat<br />
onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van<br />
beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en<br />
verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde<br />
soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met<br />
name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling<br />
op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid<br />
om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken,<br />
Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts<br />
verleend, indien:<br />
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,<br />
bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);<br />
- er geen alternatief is;<br />
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.<br />
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende<br />
vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien<br />
voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.<br />
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie<br />
de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed<br />
wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts<br />
gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te<br />
weten:<br />
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd<br />
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele<br />
seizoen.<br />
1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik<br />
zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).<br />
2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin<br />
zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de<br />
nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en<br />
huismus).<br />
3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats<br />
broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden<br />
voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar,<br />
kerkuil en slechtvalk).<br />
4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in<br />
staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).<br />
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd<br />
In de ‘aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ worden de volgende soorten aangegeven<br />
als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.<br />
5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar<br />
daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende<br />
flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De<br />
soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet<br />
jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als<br />
zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.<br />
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet<br />
worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.<br />
Natuurbeschermingswet 1998<br />
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet<br />
onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:<br />
a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals<br />
bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;<br />
b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde<br />
natuurmonumenten;<br />
c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.<br />
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm<br />
van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de<br />
Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel<br />
van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat<br />
ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten<br />
worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet<br />
1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de<br />
uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen<br />
vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.<br />
Onderzoek<br />
Gebiedsbescherming<br />
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status,<br />
zoals Natura 2000. Op vrij korte afstand ten zuidwesten van het plangebied ligt wel het Natura<br />
2000-gebied Haringvliet. In het plangebied liggen wel gebieden die deel uitmaken van de<br />
Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied vormt ook een schakel in de ecologische<br />
verbindingszone van de Oud Hoenderhoekse Wetering. Ten oosten van het plangebied ligt een<br />
belangrijk weidevogelgebied.<br />
Figuur B1.1 Ligging beschermde natuurgebieden en EHS (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)<br />
Het Haringvliet is een afgesloten zeearm met in de oeverzone een uitgebreid areaal aan slikken en<br />
gorzen. Midden in de zeearm ligt het eiland Tiengemeten. Na de afsluiting in 1970 verzoette het<br />
(brakke) getijdengebied, waarbij erosie van oevers optrad en grote delen van het gebied<br />
dichtgroeiden. Op grote schaal zijn oeververdedigingen aangelegd en wordt natuurontwikkeling<br />
uitgevoerd. Het gebied is vooral belangrijk voor kustbroedvogels en ganzen, voor de Noordse<br />
woelmuis en in potentie voor trekvissen. De Beninger Slikken aan de noordkant van het Haringvliet<br />
bieden ruimte aan rietlanden met spindotterbloemen. Deze moerasgemeenschap is kenmerkend<br />
voor het zoetwatergetijdengebied.
Soortenbescherming<br />
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied,<br />
algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en<br />
www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.<br />
Vaatplanten<br />
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de<br />
beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen<br />
van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied<br />
biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.<br />
Vogels<br />
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als<br />
koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Langs de waterkanten zijn soorten als<br />
wielewaal, rietzanger, visdief en rietgors aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw, boerenzwaluw<br />
en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. Het plangebied vormt ook<br />
leefgebied voor de boomkruiper, ransuil, havik, boomvalk, sperwer, buizerd, kraai, groene specht<br />
en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde<br />
eend en waterhoen.<br />
Zoogdieren<br />
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als<br />
mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse<br />
woelmuis, bunzing, hermelijn, wezel, ree, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats<br />
bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen<br />
daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.<br />
Amfibieën<br />
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone<br />
pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder<br />
stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Zwaar beschermde amfibieën<br />
worden hier niet verwacht.<br />
Vissen<br />
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper.<br />
Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.<br />
Overige soorten<br />
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of<br />
overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun<br />
leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.<br />
In tabel B1.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar<br />
verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B1.1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied<br />
en het beschermingsregime<br />
nader<br />
onderzoek nodig<br />
bij ontwikkelingen<br />
vrijstellingsregeling<br />
Ffw<br />
tabel 1<br />
grote kaardenbol, brede wespenorchis,<br />
zwanenbloem en dotterbloem<br />
nee<br />
mol, egel, gewone bosspitsmuis,<br />
dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis,<br />
bosmuis, rosse woelmuis, bunzing,<br />
hermelijn, wezel, ree, haas en<br />
konijn<br />
bruine kikker, gewone pad, kleine<br />
watersalamander en de middelste<br />
groene kikker<br />
vntheffingsregeling<br />
Ffw<br />
tabel 2 kleine modderkruiper ja<br />
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen nee<br />
bijlage IV HR alle vleermuizen ja<br />
vogels cat. 1 t/m 4 ransuil, havik, boomvalk, sperwer,<br />
buizerd, gierzwaluw en huismus<br />
ja<br />
Toetsing en conclusie<br />
Gebiedsbescherming<br />
De in het plangebied gelegen EHS gebieden krijgen overwegend een natuurbestemming. In de EHS<br />
gebieden worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De meeste van de voorgestelde<br />
mogelijke ontwikkelingen zijn ook niet van invloed op het Natura 2000-gebied Haringvliet. De<br />
botenhuizen zijn bedoeld voor roeiboten, kano’s en fluisterboten. Gemotoriseerd vaarverkeer is<br />
verboden op de <strong>Bernisse</strong>. Verstoring als gevolg van de realisatie van de botenhuizen zal dan ook<br />
niet optreden. De mogelijke waterskibaan levert maar een beperkte verstoring van de directe<br />
omgeving op. Deze verstoring reikt niet tot aan het Haringvliet.<br />
Het mogelijke evenemententerrein wordt ten noorden van Abbenbroek voorzien. Op het evenemententerrein<br />
vinden slechts enkele malen per jaar activiteiten plaats. Een muziekfestival maakt<br />
daarbij de meeste herrie. Het evenemententerrein ligt circa 5 km van het Natura 2000-gebied. Op<br />
deze afstand is het geluid niet of nauwelijks meer waarneembaar. De beschermde soorten in het<br />
Natura 2000-gebied zullen hier zeker geen hinder van ondervinden.<br />
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan<br />
dan ook niet in de weg.<br />
Soortenbescherming<br />
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde<br />
dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat<br />
ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat<br />
overtredingen van de Ffw niet optreden.<br />
Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Er worden geen concrete<br />
ontwikkelingen voorzien. Op basis van de visie Beleef <strong>Bernisse</strong>! worden wel enkele mogelijke<br />
ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij uitwerking van deze ontwikkeling dient rekening te worden<br />
gehouden met het volgende:
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling<br />
geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat<br />
betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende<br />
planten en dieren en hun leefomgeving.<br />
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring<br />
van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels<br />
wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader<br />
van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of<br />
een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd<br />
worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de<br />
wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli<br />
(bron:www.vogelbescherming.nl).<br />
- Bij de kap van groenstroken, bomen en/of sloop van bebouwing is nader onderzoek naar<br />
vogels met vaste verblijfplaatsen noodzakelijk. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats<br />
het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten<br />
bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan<br />
vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten'<br />
(Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een<br />
ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een<br />
wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw<br />
nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn<br />
alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien<br />
werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te<br />
voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen<br />
mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.<br />
- Bij de kap van groenstroken, bomen en/of sloop van bebouwing is nader onderzoek naar het<br />
voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfsof<br />
voortplantingsplaatsen, primair foerageergebied of vaste vliegroutes van deze soorten<br />
aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan<br />
dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en<br />
compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de<br />
uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet<br />
mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van<br />
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige<br />
vorm uitvoerbaar is.<br />
- Bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen en –partijen is nader onderzoek naar<br />
de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) nodig. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens<br />
werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de<br />
soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen<br />
zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde<br />
gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
68<br />
Bijlage 2 Toelichting Staat van<br />
Horeca-activiteiten<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten<br />
Milieuzonering van horeca-activiteiten<br />
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks<br />
van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het<br />
opstellen van de Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende<br />
toelatingsbeleid is daarom aangesloten bij de systematiek van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.<br />
Ook voor horecabedrijven bieden de milieuregelgeving en de APV onvoldoende mogelijkheden<br />
om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven<br />
in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op deze regelgeving op de volgende<br />
vormen van hinder:<br />
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;<br />
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.<br />
Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk<br />
beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:<br />
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;<br />
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;<br />
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het<br />
algemeen toelaatbaar.<br />
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene<br />
toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter<br />
voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een<br />
rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten. Wanneer relevant wordt<br />
daar in de plantoelichting apart op ingegaan.<br />
Gehanteerde criteria<br />
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten bieden de<br />
richtafstandenlijsten uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed<br />
vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de<br />
praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In<br />
aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende<br />
ruimtelijk relevante criteria:<br />
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden<br />
1) ; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene<br />
regels voor inrichtingen milieubeheer en de Handreiking industrielawaai en<br />
vergunningverlening hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode<br />
verschillende milieunormen 2) ;<br />
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers<br />
per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Hierbij is voor categorie 1 een<br />
onderscheid gemaakt in oppervlakte om de verkeersaantrekkende werking van deze<br />
1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren<br />
van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan<br />
bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV. Uitgangspunt bij de Staat van Horecaactiviteiten<br />
is de openingstijden die een horeca-activiteit, mede gelet op de aard van de omgeving, nodig heeft om<br />
te kunnen functioneren.<br />
2) Ruimtelijke relevant is bovendien dat deze gebruikelijke openingstijden in het algemeen kunnen verschillen per<br />
gebied (horeca bij klein winkelcentrum in woonwijk versus horeca in centrumgebied/uitgaansgebied)<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
SvH 1997
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 2<br />
horeca-activiteiten in de categorisering op te nemen. Hierbij wordt uitgegaan van het<br />
vloeroppervlak van de betreffende horeca-activiteiten 1) .<br />
Categorieën van horeca-activiteiten<br />
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de<br />
volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):<br />
1. 'lichte horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving,<br />
overwegend overdag en 's avonds zijn geopend en in hoofdzaak etenswaren en<br />
maaltijden verstrekken. Zij veroorzaken hierdoor slechts beperkte hinder voor<br />
omwonenden: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om<br />
bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in rustige woongebieden niet wenselijk<br />
zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden vindt mede in relatie tot de<br />
verkeersontsluiting een nadere afweging plaats;<br />
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks<br />
van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons,<br />
cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband<br />
met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke<br />
categorie te beschouwen;<br />
1b. overige lichte horeca: restaurants, pensions en dergelijke;<br />
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants,<br />
grotere hotels;<br />
2. 'middelzware horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de<br />
omgeving, overwegend ook deels 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke<br />
hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra. Deze<br />
bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals<br />
gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het kunnen ook<br />
bedrijven uit categorie 1 zijn die gelet op hun locatie en de aard van hun omgeving<br />
delen van de nacht geopend zijn, bijvoorbeeld een snackbar in een centrumgebied;<br />
3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn<br />
geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder<br />
voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking,<br />
daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken<br />
en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven<br />
aangewezen gebieden.<br />
Bij de verschillende horecabedrijven zijn de activiteiten die in hoofdzaak worden uitgevoerd<br />
richtinggevend voor de categorie-indeling: de hoofdfunctie van het bedrijf wordt ingedeeld<br />
met behulp van de Staat van Horeca-activiteiten. Ondergeschikte functies maken onderdeel<br />
uit van de hoofdactiviteit en worden niet bij de categorie-indeling betrokken. Zo is het<br />
verhuur van ruimtes/zalen bij een café een ondergeschikte activiteit die niet tot andere<br />
milieuhinder leidt: voor die ruimtes gelden dezelfde openingstijden als bij de hoofdactiviteit<br />
en deze ruimtes zijn in het algemeen beperkt in aantal en omvang. Voor hotels met bar geldt<br />
dat de bar in het algemeen een ondergeschikte activiteit betreft die bedoeld is als service<br />
richting hotelgasten: een dergelijke activiteit zal in het algemeen geen andere bezoekers<br />
aantrekken en leidt als ondergeschikte functie niet tot relevant andere milieueffecten.<br />
Flexibiliteit<br />
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om<br />
hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden.<br />
Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van<br />
1 Dat wil zeggen de totale bebouwde ruimte (inclusief opslag- en overige dienstruimten) en de totale onbebouwde<br />
ruimte inclusief terras voor zover deze binnen de horecabestemming is gelegen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
SvH 1997
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 3<br />
een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld<br />
geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder<br />
veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel<br />
van de planregels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een<br />
omgevingsvergunning kan afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten en een dergelijk bedrijf<br />
één categorie lager kan indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij<br />
categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat een<br />
omgevingsvergunning tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar<br />
maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te<br />
kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de<br />
omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze<br />
beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.<br />
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd<br />
in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk<br />
kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven<br />
kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning worden verleend.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
SvH 1997
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
69
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
71
72<br />
Hoofdstuk 1<br />
Inleidende regels<br />
Artikel 1<br />
Begrippen<br />
1.1 plan<br />
het bestemmingsplan <strong>Recreatiegebied</strong> De <strong>Bernisse</strong> van de <strong>gemeente</strong> <strong>Bernisse</strong>.<br />
1.2 bestemmingsplan<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />
NL.IMRO.0568.BNSRECBNS012012-0001 met de bijbehorende regels en bijlagen.<br />
1.3 aanduiding<br />
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor<br />
ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het<br />
bebouwen van deze gronden.<br />
1.4 aanduidingsgrens<br />
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.<br />
1.5 aan- en uitbouw<br />
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van<br />
het hoofdgebouw.<br />
1.6 aan-huis-gebonden beroep<br />
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de<br />
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een<br />
ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.<br />
1.7 achtererf<br />
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het<br />
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.<br />
1.8 afwijking<br />
een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel<br />
1 van de Wabo, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.<br />
1.9 archeologische waarde<br />
de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen<br />
of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.<br />
1.10 bebouwing<br />
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
73<br />
1.11 bedrijf<br />
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen,<br />
verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.<br />
1.12 bedrijfs- of dienstwoning<br />
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door<br />
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de<br />
bestemming van het gebouw of het terrein.<br />
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen<br />
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde<br />
bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.<br />
1.14 bestemmingsgrens<br />
de grens van een bestemmingsvlak.<br />
1.15 bestemmingsvlak<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />
1.16 Bevi-inrichting<br />
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />
1.17 bevoegd gezag<br />
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.<br />
1.18 botenhuis<br />
een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten.<br />
1.19 bouwen<br />
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een<br />
bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een<br />
standplaats.<br />
1.20 bouwgrens<br />
de grens van een bouwvlak.<br />
1.21 bouwlaag<br />
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte<br />
liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte<br />
zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of<br />
geschikt te maken is.<br />
1.22 bouwperceel<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar<br />
behorende bebouwing is toegelaten.<br />
1.23 bouwperceelgrens<br />
een grens van een bouwperceel.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
74<br />
1.24 bouwvlak<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels<br />
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.<br />
1.25 bouwwerk<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct<br />
of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />
1.26 bruto vloeroppervlak (bvo)<br />
het oppervlak gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande<br />
scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen. Dit is met<br />
inbegrip van ruimten, zoals keukens, toiletten, bergruimten en dergelijke.<br />
1.27 bijgebouw<br />
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op<br />
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.<br />
1.28 cultuurhistorische waarde<br />
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische<br />
gaafheid.<br />
1.29 dagrecreatie<br />
een dagtocht of uitstapje zonder dat daarbij een overnachting plaatsvindt.<br />
1.30 dakkapel<br />
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een<br />
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de<br />
constructie in het dakvlak is geplaatst.<br />
1.31 dakopbouw<br />
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij<br />
deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de<br />
constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.<br />
1.32 erfafscheiding<br />
grens tussen erven bestaande uit bijvoorbeeld schuttingen, muren, terrasschermen of andere<br />
gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.<br />
1.33 erker<br />
een ondergeschikte uitbouw van beperkte diepte op de begane grond aan de voorgevel woning,<br />
gedeeltelijk voorzien van glas.<br />
1.34 evenement<br />
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning of<br />
cultuur.<br />
1.35 extensieve dagrecreatie<br />
niet-gemotoriseerde (elektromotoren uitgezonderd) recreatieve activiteiten, zoals wandelen,<br />
fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
75<br />
1.36 gebouw<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met<br />
wanden omsloten ruimte vormt.<br />
1.37 geluidsgevoelige objecten<br />
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld<br />
in artikel 1 van de Wet geluidhinder.<br />
1.38 geluidszone - industrie<br />
de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in<br />
artikel 40 van de Wet geluidhinder.<br />
1.39 gezoneerd industrieterrein<br />
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en<br />
waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid<br />
insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit<br />
omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.<br />
1.40 hoofdgebouw<br />
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het<br />
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.<br />
1.41 horecabedrijf<br />
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel<br />
en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig<br />
verstrekken van nachtverblijf. Een horecabedrijf is voorzien van categorisering die verwijst<br />
naar de Staat van Horeca-activiteiten.<br />
1.42 kantoor<br />
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,<br />
juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in<br />
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.<br />
1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend,<br />
voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels<br />
voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate<br />
zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.<br />
1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen<br />
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en<br />
banken, ten behoeve van extensieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen,<br />
kanoën en natuurobservatie.<br />
1.45 kwetsbaar object<br />
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor<br />
het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen<br />
moet worden. Een object behorende bij een inrichting die onder het Bevi valt, wordt conform<br />
het Bevi niet gezien als een kwetsbaar object.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
76<br />
1.46 landschapswaarde<br />
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de<br />
aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge<br />
samenhang tussen levende en niet-levende natuur.<br />
1.47 manege<br />
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's<br />
houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of<br />
voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, ondergeschikte, niet<br />
zelfstandige horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden<br />
van wedstrijden of andere evenementen.<br />
1.48 natuurwaarde<br />
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.<br />
1.49 niet-permanente verblijfsrecreatie<br />
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor<br />
kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.<br />
1.50 nutsvoorzieningen<br />
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,<br />
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,<br />
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur<br />
voor telecommunicatie.<br />
1.51 ondersteunende horeca<br />
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een<br />
andere bestemming en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
77<br />
1.52 paardrijactiviteiten<br />
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het<br />
bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te<br />
weiden.<br />
1.53 peil<br />
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;<br />
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van<br />
het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.<br />
1.54 permanente bewoning<br />
onder permanente bewoning wordt verstaan het gebruiken van een recreatiewoning of<br />
kampeermiddel als hoofdverblijf.<br />
1.55 permanente standplaats kampeermiddel<br />
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij<br />
dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende<br />
het gehele jaar.<br />
1.56 pleziervaartuig<br />
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt<br />
voor pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.<br />
1.57 platte afdekking<br />
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de<br />
grondoppervlakte van het gebouw beslaat.<br />
1.58 recreatiewoning<br />
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een<br />
huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft,<br />
gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet<br />
verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of<br />
seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.<br />
1.59 restaurant<br />
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor<br />
consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.<br />
1.60 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel<br />
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij<br />
het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend<br />
gedurende het zomerseizoen.<br />
1.61 Staat van Horeca-activiteiten<br />
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
78<br />
1.62 standplaats voor kampeermiddel<br />
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij<br />
dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.<br />
1.63 voorgevel<br />
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als<br />
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
79<br />
Artikel 2<br />
Wijze van meten<br />
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />
2.1 afstand<br />
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen<br />
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.<br />
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie<br />
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste<br />
punt van de (schotel)antenne-installatie;<br />
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de<br />
voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de<br />
(schotel)antenne-installatie.<br />
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk<br />
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw<br />
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes<br />
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw<br />
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de<br />
scheidingsmuren.<br />
2.5 goothoogte van een bouwwerk<br />
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee<br />
gelijk te stellen constructiedeel.<br />
2.6 inhoud van een bouwwerk<br />
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart<br />
van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />
2.7 oppervlakte van een bouwwerk<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />
bouwwerk.<br />
2.8 vloeroppervlakte<br />
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
80<br />
Hoofdstuk 2<br />
Bestemmingsregels<br />
Artikel 3<br />
Groen<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;<br />
b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.<br />
3.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />
verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
81<br />
Artikel 4<br />
Maatschappelijk<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een waterinlaatvoorziening;<br />
b. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook;<br />
c. voet- en fietspaden;<br />
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.<br />
4.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
4.2.1 Gebouwen<br />
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding<br />
'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;<br />
c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste<br />
het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven aantal m².<br />
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
5 m.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
82<br />
Artikel 5<br />
Natuur<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;<br />
b. extensieve dagrecreatie;<br />
c. voet-, fiets- en ruiterpaden;<br />
d. water.<br />
5.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
c. de bouwhoogte van uitkijktorens bedraagt ten hoogste 15 m;<br />
d. de oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 25 m².<br />
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een<br />
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere<br />
oppervlakteverhardingen;<br />
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds<br />
aanwezige dijken of taluds;<br />
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,<br />
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van nieuwe drainage;<br />
e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;<br />
f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />
g. het verwijderen, kappen of rooien van houtopstanden of andere opgaande beplanting<br />
alsmede het verwijderen van oevervegetaties.<br />
5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod<br />
Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
c. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of tot het herstel van de<br />
landschappelijk en natuurlijke waarden.<br />
5.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning<br />
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor<br />
de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
83<br />
Artikel 6<br />
Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Natuur - Dijken met landschaps- en natuurwaarden ' aangewezen gronden zijn<br />
bestemd voor:<br />
a. dijken;<br />
b. behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde natuur- en<br />
landschapswaarden;<br />
c. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken;<br />
d. voet-, fiets- en ruiterpaden;<br />
e. groen, parkeervoorzieningen en water.<br />
6.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />
verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur - Dijken met landschaps- en<br />
natuurwaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen<br />
bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere<br />
oppervlakteverhardingen;<br />
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
c. het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;<br />
d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,<br />
mengen, egaliseren, ophogen en aanleggen van drainage;<br />
e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;<br />
f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />
g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het<br />
verwijderen van oevervegetaties.<br />
6.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod<br />
Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.<br />
6.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning<br />
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor<br />
de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
84<br />
Artikel 7<br />
Recreatie - Dagrecreatie<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. dagrecreatie;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste horecacategorie 2 uit<br />
de Staat van Horeca-activiteiten;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens een jachthaven;<br />
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': tevens<br />
voorzieningen ten behoeve van jeugdopvang en het verenigingsleven;<br />
f. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': tevens maximaal zes<br />
camperstandplaatsen ten behoeve van toeristisch kamperen;<br />
g. gebouwen ten behoeve van het beheer van de recreatiegronden en daarbij behorende<br />
opslag;<br />
h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen,<br />
ondersteunende horeca, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, water, bruggen en<br />
toegangswegen.<br />
7.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
7.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />
a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding<br />
'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;<br />
c. de bouwhoogte van overkappingen, met uitzondering van boothuizen, bedraagt ten<br />
hoogste 3 m;<br />
d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen, uitgezonderd boothuizen, bedraagt<br />
per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd<br />
oppervlak' aangegeven aantal m²;<br />
e. de totale oppervlakte van boothuizen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse<br />
van de aanduiding 'maximum oppervlak boothuis' aangegeven aantal m²;<br />
f. de bouwhoogte van boothuizen bedraagt ten hoogste PM m;<br />
g. in afwijking van het bepaalde onder sub a mogen sanitaire voorzieningen ten behoeve van<br />
dagrecreatie buiten het bouwvlak opgericht worden;<br />
h. de maximale goothoogte en oppervlakte van sanitaire voorzieningen bedragen<br />
respectievelijk 2,5 m en 25 m².<br />
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen<br />
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
6 m;<br />
c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag ten behoeve van een klimwand afgeweken<br />
worden tot een bouwhoogte van ten hoogste 12 m.<br />
7.3 Specifieke gebruiksregels<br />
a. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' zijn tevens in beperkte mate overnachtingen op<br />
vaartuigen toegestaan;<br />
b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte horeca' is<br />
ondersteunende horeca toegestaan, met dien verstande dat het maximum bruto<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
85<br />
vloeroppervlak aan ondersteunende horeca ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding<br />
'maximum vloeroppervlakte horeca' aangeduide aantal m² bedraagt;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn kwetsbare objecten niet<br />
toegestaan.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
86<br />
Artikel 8<br />
Recreatie - Verblijfsrecreatie<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;<br />
b. ten hoogste één bedrijfswoning;<br />
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, paden, water en toegangswegen.<br />
8.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
8.2.1 Gebouwen en overkappingen<br />
a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;<br />
c. gebouwen worden uitsluitend grondgebonden gerealiseerd;<br />
d. het maximum aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de<br />
aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;<br />
e. per recreatiewoning dient 1,3 parkeerplaats gerealiseerd te worden waarvan 1,0<br />
parkeerplaats op eigen terrein;<br />
f. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding<br />
'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;<br />
g. de diepte van gebouwen bedraagt ten hoogste 10 m;<br />
h. de inhoud van gebouwen bedraagt ten hoogste 250 m³;<br />
i. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 500 m³;<br />
j. de voorzijde van gebouwen is georiënteerd op de naar de weg gekeerde perceelsgrens,<br />
waarbij de volgende regels gelden:<br />
1. de gehele voorgevel dient ten minste 2 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrens<br />
gerealiseerd te worden;<br />
2. ten hoogste 50% van de voorgevelbreedte mag ten hoogste 4 m uit de weg gekeerde<br />
perceelsgrens gerealiseerd te worden;<br />
3. ondergeschikte bouwdelen zijn uitgezonderd van het bovenstaande;<br />
k. de onderlinge afstand tussen gebouwen bedraagt minimaal 6 m.<br />
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen geplaatst voor de voorzijde het gebouw bedraagt ten<br />
hoogste 1 m, de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het gebouw<br />
bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
b. de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie bedraagt ten hoogste<br />
15 m;<br />
c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;<br />
d. de bouwhoogte van overkappingen en open constructies bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
e. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 2,5 m;<br />
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
6 m.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
87<br />
8.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Permanente bewoning van de recreatiewoningen is niet toegestaan.<br />
8.4 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1<br />
onder h voor het realiseren van gebouwen met een grotere onderlinge afstand, mits deze niet<br />
meer bedraagt dan 10 m en er tussen de woningen met deze grotere onderlinge afstand een<br />
openbare wandelroute wordt gerealiseerd.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
88<br />
Artikel 9<br />
Sport<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. veldsport;<br />
b. een manege;<br />
c. ondersteunende horeca;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;<br />
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.<br />
9.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
9.2.1 Gebouwen<br />
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding<br />
'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;<br />
c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³ inclusief aan- en uitbouwen<br />
en exclusief ondergrondse ruimten;<br />
d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste<br />
het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven aantal m².<br />
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
b. de bouwhoogte van lichtmasten, uitsluitend ter plaatse van voetbalvelden, bedraagt ten<br />
hoogste 15 m;<br />
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
6 m.<br />
9.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Het maximum aantal m² aan ondersteunende horeca bedraagt ten hoogste het ter plaatse van<br />
de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte horeca' aangeduide aantal m².<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
89<br />
Artikel 10 Verkeer<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken;<br />
b. voet- en fietspaden;<br />
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,<br />
groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, passeerplaatsen en<br />
water.<br />
10.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />
verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
90<br />
Artikel 11 Verkeer - Langzaam verkeer<br />
11.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Verkeer - Langzaam verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. voet- en fietspaden;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, bewegwijzering en water.<br />
11.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />
verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
91<br />
Artikel 12 Water<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. water en de waterhuishouding<br />
b. dagrecreatie en watersport;<br />
c. ongemotoriseerde vaart, uitgezonderd vaart met behulp van een elektromotor;<br />
d. aanlegsteigers;<br />
e. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.<br />
12.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden<br />
de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />
verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
12.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Het innemen van ligplaatsen voor woonschepen is niet toegestaan.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
92<br />
Artikel 13 Wonen<br />
13.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige<br />
bedrijfsmatige activiteiten;<br />
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen,<br />
parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.<br />
13.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
13.2.1 Hoofdgebouwen<br />
a. hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding<br />
'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;<br />
c. de inhoud van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, exclusief<br />
ondergrondse ruimten, bedraagt ten hoogste 700 m³;<br />
d. het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak bedraagt het ter plaatse van de<br />
aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.<br />
13.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen<br />
a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw<br />
bedraagt ten minste 1 m;<br />
b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde<br />
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op<br />
een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste<br />
1 m;<br />
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;<br />
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde,<br />
bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
13.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Beroepsmatig gebruik of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning, een aan- of<br />
uitbouw of aangebouwd bijgebouw, zijn respectievelijk bij wijze van medebestemming<br />
toegestaan met inachtneming van de volgende regels:<br />
a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;<br />
b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en de kleinschalige bedrijfsmatige<br />
activiteiten is niet groter dan 25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief<br />
aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m²;<br />
c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen<br />
ten behoeve van de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;<br />
d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet<br />
gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die<br />
ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken beroeps- of kleinschalige<br />
bedrijfsmatige activiteiten;<br />
e. de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving,<br />
met dien verstande dat:<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
93<br />
1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan<br />
worden aangetoond dat het voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van<br />
parkeerbehoefte veroorzaakt;<br />
2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk<br />
optreedt;<br />
3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen<br />
zijn;<br />
4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;<br />
5. er geen sprake is van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op<br />
grond van de Wabo.<br />
13.4 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in artikel 13.2.1 sub c<br />
genoemde inhoudsmaat ten behoeve van sanering, mits wordt voldaan aan de volgende<br />
voorwaarden:<br />
a. het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan voor zover na inwerkingtreding van<br />
het bestemmingsplan en voorafgaand aan de bouw één of meerdere gebouwen met een<br />
inhoud van minimaal het dubbele van het op te richten gebouw of de gebouwen zijn<br />
geamoveerd;<br />
b. gebouwen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken indien zij met inachtneming<br />
van het bepaalde bij of krachtens de Wabo tot stand zijn gekomen.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
94<br />
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding<br />
14.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de<br />
andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor bovengrondse<br />
hoogspanningsverbindingen, te weten:<br />
a. binnen een afstand van 25 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding -<br />
hoogspanningsverbinding - 1': een bovengrondse hoogspanningsverbinding met een<br />
voltage van 150 kV;<br />
b. binnen een afstand van 38 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding -<br />
hoogspanningsverbinding - 2': een bovengrondse hoogspanningsverbinding met een<br />
voltage van 380 kV.<br />
14.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. bij hoogspanningsmasten mag de bouwhoogte ten hoogste 60 m bedragen;<br />
b. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
c. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten bedraagt ten hoogste 60 m;<br />
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste<br />
6 m.<br />
14.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder c, indien de<br />
bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang<br />
van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.<br />
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding<br />
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;<br />
b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is<br />
aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties<br />
of apparatuur.<br />
14.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod<br />
Het verbod van lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning<br />
is verleend, zoals in lid 14.3 bedoeld;<br />
b. normaal onderhoud en beheer betreffen;<br />
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.<br />
14.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het<br />
leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
95
96<br />
Artikel 15 Leiding - Leidingstrook<br />
15.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor ondergrondse leidingen, te weten:<br />
a. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding - gas - 1': een<br />
aardgastransportleiding met een diameter van 36" en een druk van ten hoogste 66,2 bar;<br />
b. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding - gas - 2': een<br />
aardgastransportleiding met een diameter van 18" en een druk van ten hoogste 66,2 bar;<br />
c. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding - gas - 3': een<br />
aardgastransportleiding met een diameter van 36" en een druk van ten hoogste 80 bar;<br />
d. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding - olie - 1': een<br />
olietransportleiding met een diameter van 36" en een druk van ten hoogste 43 bar;<br />
e. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding - olie - 2': een<br />
olietransportleiding met een diameter van 24" en een druk van ten hoogste 60 bar;<br />
f. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de figuur 'hartlijn leiding - olie - 3': een<br />
olietransportleiding met een diameter van 34,02" en een druk van ten hoogste 52 bar.<br />
15.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken ten dienste van de bestemming Leiding - Leidingstrook, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,<br />
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor<br />
zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de<br />
bestaande fundering.<br />
15.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder b indien de<br />
bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang en<br />
de veiligheid van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet worden geschaad. Een<br />
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden<br />
toegelaten.<br />
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
15.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning<br />
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Leidingstrook zonder of in<br />
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de<br />
volgende werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere<br />
oppervlakteverhardingen;<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;<br />
c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is<br />
aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties<br />
of apparatuur;<br />
d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />
e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,<br />
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
97<br />
f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.<br />
15.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod<br />
Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning<br />
is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld;<br />
b. normaal onderhoud en beheer betreffen;<br />
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.<br />
15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het<br />
leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
98<br />
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1<br />
16.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar<br />
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde<br />
archeologische waarden.<br />
16.2 Bouwregels<br />
16.2.1 Rapport archeologisch deskundige<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een<br />
omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te<br />
overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein<br />
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor<br />
het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van<br />
damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in artikel<br />
16.3.1.<br />
16.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg<br />
aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
16.3.1 Verbod<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder Verbroken<br />
kruisverwijzing naar 'Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden'<br />
genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te<br />
laten uitvoeren die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een<br />
terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.<br />
16.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden<br />
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />
e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende<br />
constructies e.d.;<br />
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />
16.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor<br />
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet<br />
voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
99<br />
bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />
16.3.4 Vergunning<br />
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders<br />
heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het<br />
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
16.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning<br />
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
100<br />
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2<br />
17.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar<br />
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde<br />
archeologische waarden.<br />
17.2 Bouwregels<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere<br />
bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te<br />
overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein<br />
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor<br />
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke<br />
voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in artikel 17.3.1.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg<br />
aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
17.3.1 Verbod<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder a t/m f<br />
genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te<br />
laten uitvoeren die dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld en die tevens een<br />
terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.<br />
17.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden<br />
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />
e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende<br />
constructies e.d.;<br />
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />
17.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor<br />
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet<br />
voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit<br />
bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />
17.3.4 Vergunning<br />
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
101<br />
heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het<br />
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
17.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning<br />
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
102<br />
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3<br />
18.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar<br />
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde<br />
archeologische waarden.<br />
18.2 Bouwregels<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere<br />
bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te<br />
overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein<br />
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor<br />
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke<br />
voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in artikel 18.3.1.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg<br />
aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
18.3.1 Verbod<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder a t/m f<br />
genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te<br />
laten uitvoeren die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een<br />
terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.<br />
18.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden<br />
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />
e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende<br />
constructies e.d.;<br />
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />
18.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor<br />
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet<br />
voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit<br />
bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />
18.3.4 Vergunning<br />
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
103<br />
heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het<br />
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
18.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning<br />
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
104<br />
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4<br />
19.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar<br />
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde<br />
archeologische waarden.<br />
19.2 Bouwregels<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere<br />
bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te<br />
overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein<br />
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor<br />
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke<br />
voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in artikel 19.3.1.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg<br />
aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
19.3.1 Verbod<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder a t/m f<br />
genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te<br />
laten uitvoeren die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een<br />
terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.<br />
19.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden<br />
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />
e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende<br />
constructies e.d.;<br />
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />
19.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor<br />
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet<br />
voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit<br />
bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />
19.3.4 Vergunning<br />
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
105<br />
heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het<br />
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
19.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning<br />
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
106<br />
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5<br />
20.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar<br />
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde<br />
archeologische waarden.<br />
20.2 Bouwregels<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere<br />
bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te<br />
overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein<br />
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor<br />
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke<br />
voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in artikel 20.3.1.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg<br />
aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden<br />
20.3.1 Verbod<br />
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking<br />
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder a t/m f<br />
genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te<br />
laten uitvoeren die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een<br />
terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.<br />
20.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden<br />
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;<br />
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;<br />
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;<br />
e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende<br />
constructies e.d.;<br />
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.<br />
20.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden<br />
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor<br />
werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet<br />
voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit<br />
bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.<br />
20.3.4 Vergunning<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
107<br />
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders<br />
heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het<br />
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en<br />
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
20.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning<br />
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:<br />
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische<br />
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;<br />
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;<br />
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een<br />
archeologisch deskundige.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
108<br />
Artikel 21 Waterstaat<br />
21.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende<br />
bestemming(en) – primair bestemd voor waterhuishouding (anders dan met behulp van<br />
dijken).<br />
21.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten<br />
hoogste 10 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,<br />
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor<br />
zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de<br />
bestaande fundering.<br />
21.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder b, indien de<br />
bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het<br />
waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
109<br />
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering<br />
22.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar<br />
voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de waterkering.<br />
22.2 Bouwregels<br />
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:<br />
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten<br />
hoogste 10 m;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met<br />
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –<br />
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,<br />
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor<br />
zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de<br />
bestaande fundering.<br />
22.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2 onder b, indien de<br />
bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het<br />
waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
110<br />
Hoofdstuk 3<br />
Algemene regels<br />
Artikel 23 Antidubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan<br />
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere<br />
bouwplannen buiten beschouwing.<br />
Artikel 24 Algemene bouwregels<br />
24.1 Overschrijding bouwgrenzen<br />
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen,<br />
aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:<br />
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,<br />
balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m<br />
bedraagt;<br />
b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m<br />
bedraagt;<br />
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste<br />
1,5 m bedraagt.<br />
24.2 Bestaande maten<br />
a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op<br />
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,<br />
dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten,<br />
maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken<br />
van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:<br />
1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als<br />
ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;<br />
2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen<br />
als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.<br />
b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op<br />
dezelfde plaats plaatsvindt.<br />
c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen<br />
in dit plan niet van toepassing.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
111<br />
24.3 Afwijkingsbevoegdheid herbouw<br />
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 20.2 onder b om herbouw op een<br />
andere plek op hetzelfde perceel en binnen het bouwvlak mogelijk te maken indien de<br />
herbouw:<br />
a. geen beperkingen oplevert voor de gebruiksmogelijkheden en de bezonningssituatie van<br />
de aangrenzende percelen;<br />
b. niet leidt tot een verslechtering van de parkeersituatie;<br />
c. een goede landschappelijke inpassing is verzekerd.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
112<br />
Artikel 25 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening<br />
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5<br />
van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:<br />
a. de ruimte tussen bouwwerken;<br />
b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en bij of in gebouwen.<br />
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels<br />
Molenbiotoop<br />
Molenbiotoop in het buitengebied, molen buiten het plangebied in stedelijk gebied<br />
Indien de molen buiten het plangebied in stedelijk gebied is gelegen, gelden ter plaatse van de<br />
desbetreffende aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' op de grens van het plangebied<br />
– in afwijking van hoofdstuk 2 – de volgende regels:<br />
a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing<br />
opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;<br />
b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen<br />
bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het<br />
bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de<br />
verticaal staande wiek;<br />
c. vervolgens wordt de op deze grens toegestane bebouwingshoogte – ter plaatse van de<br />
aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' – horizontaal doorgetrokken tot daar waar<br />
een grotere hoogte kan worden toegestaan op basis van de navolgende regeling:<br />
1. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing<br />
opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;<br />
2. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen<br />
bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van<br />
het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van<br />
de verticaal staande wiek;<br />
d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal<br />
toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal<br />
toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2;<br />
e. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a t/m c,<br />
indien:<br />
1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige<br />
bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt<br />
vanwege de nieuw op te richten bebouwing;<br />
2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde maten de belangen in verband met de<br />
nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
113<br />
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels<br />
Maten en bouwgrenzen<br />
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een<br />
omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:<br />
a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;<br />
b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van<br />
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks<br />
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen<br />
mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden<br />
vergroot;<br />
c. het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe<br />
aanleiding geeft;<br />
d. openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer,<br />
telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken,<br />
toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met<br />
dien verstande dat de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² mag bedragen én de<br />
bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;<br />
e. vergroting van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde:<br />
1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 40 m;<br />
2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;<br />
3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;<br />
f. overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke<br />
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische<br />
ruimten, met dien verstande dat:<br />
1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het<br />
betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;<br />
2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane<br />
bouwhoogte van het betreffende gebouw.<br />
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt<br />
gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende<br />
gronden en bouwwerken.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
114<br />
Artikel 28 Algemene wijzigingsregels<br />
28.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen<br />
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten<br />
behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een<br />
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks<br />
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen<br />
mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10%<br />
worden vergroot.<br />
28.2 Waarde archeologie<br />
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming<br />
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming<br />
Waarde - Archeologie - 1 t/m - 5 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:<br />
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische<br />
waarden aanwezig zijn;<br />
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht<br />
dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van<br />
archeologische waarden voorziet.<br />
Artikel 29 Overige regels<br />
Werking wettelijke regelingen<br />
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het<br />
moment van vaststelling van het plan.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
115<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
116<br />
Hoofdstuk 4<br />
Overgangs- en slotregels<br />
Artikel 30 Overgangsrecht<br />
30.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:<br />
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig<br />
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor<br />
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet<br />
wordt vergroot:<br />
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt<br />
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;<br />
b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning<br />
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a<br />
met maximaal 10%;<br />
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip<br />
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met<br />
het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
30.2 Overgangsrecht gebruik<br />
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:<br />
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;<br />
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a,<br />
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door<br />
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;<br />
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van<br />
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit<br />
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;<br />
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen<br />
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />
Artikel 31 Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan <strong>Recreatiegebied</strong> De<br />
<strong>Bernisse</strong>'.<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
056800.17066.00 Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg
117<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
119<br />
Bijlage 1<br />
Staat van Horeca-activiteiten<br />
_______________________________________________________________________________________________________________<br />
Adviesbureau RBOI 056800.17066.00<br />
Rotterdam / Middelburg
Staat van Horeca-activiteiten<br />
Categorie I 'lichte horeca'<br />
Horeca bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend<br />
overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren,<br />
maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van<br />
logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze<br />
categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca<br />
Horeca bedrijven zoals:<br />
- broodjeszaak, crêperie, croissanterie;<br />
- cafetaria, koffiebar, theehuis;<br />
- lunchroom;<br />
- ijssalon;<br />
- snackbar;<br />
1b. Overige lichte horeca<br />
Horeca bedrijven zoals:<br />
- Bed & Breakfast;<br />
- bistro, eetcafé;<br />
- hotel;<br />
- hotel-restaurant;<br />
- kookstudio;<br />
- poffertjeszaak/pannenkoekenhuis;<br />
- pension;<br />
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);<br />
- shoarmazaak/grillroom;<br />
- wijn- of whiskyproeverij.<br />
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking<br />
Horeca bedrijven zoals:<br />
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak 1) van meer dan<br />
400 m²;<br />
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.<br />
Categorie 2 'middelzware horeca'<br />
Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen<br />
van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in<br />
combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke<br />
hinder voor omwonenden veroorzaken:<br />
Horeca bedrijven zoals:<br />
- bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht<br />
geopend zijn;<br />
- bar, bierhuis, café, pub;<br />
- biljartcentrum;<br />
- café-restaurant.<br />
1) Zie toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg SvH 1997
Staat van Horeca-activiteiten 2<br />
Categorie 3 'zware horeca'<br />
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn. Dit hoofdzakelijk voor<br />
de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die<br />
tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving<br />
met zich mee kunnen brengen:<br />
Horeca bedrijven zoals:<br />
- bar-dancing;<br />
- dancing;<br />
- discotheek;<br />
- nachtclub;<br />
- zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-<br />
/dansevenementen).<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg SvH 1997