HET ONTSTAAN VAN DE NEDERDUITSCH HERVORMDE ...
HET ONTSTAAN VAN DE NEDERDUITSCH HERVORMDE ...
HET ONTSTAAN VAN DE NEDERDUITSCH HERVORMDE ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>HET</strong> <strong>ONTSTAAN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> NE<strong>DE</strong>RDUITSCH<br />
HERVORM<strong>DE</strong> GEMEENTE TE HOOGVLIET<br />
DOOR DRS. A. <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong>R POEST CLEMENT<br />
WANNEER men van Rotterdam uit een bezoek wil<br />
brengen aan het Overmaassche, biedt de provinciale<br />
„Groene Kruisweg", een voor enkele jaren<br />
aangelegde asphaltweg van Rotterdam naar Brielle, daartoe<br />
de beste gelegenheid. Talloos velen maken, vooral 's zomers,<br />
van dezen weg gebruik: zij ontvluchten de stad en trekken<br />
naar Oostvoorne of Rockanje, om daar te genieten van strand<br />
en duinen. Slechts heel enkelen, vermoed ik, zijn het Overmaassche<br />
ingetrokken, zich bewust, dat ook daar, in het<br />
wijde polderland, natuurschoon ruimschoots is te vinden, en<br />
veel, dat het zien meer dan waard is. Den lezer, die daarvan<br />
niet overtuigd is, raad ik aan het mooie boek van den heer<br />
Verheul over de Overmaassche dorpen*) eens te lezen: hij<br />
zal dan zeker tot andere gedachten komen. Wanneer men dan<br />
langs den „Groene Kruisweg" gaat, ook al is Voorne's strand<br />
het doel van de reis, zal men met meer aandacht om zich heen<br />
zien.<br />
Mag ik U op Uw tocht een oogenblik tot gids zijn? Als<br />
wij, komend uit Rotterdam, het dorp Rhoon gepasseerd zijn,<br />
kunnen wij aldra in de verte PoortugaaPs dorpskerk ontdekken.<br />
Bij dit merkwaardige gebouw moeten wij even stilhouden.<br />
Eenzaam en verlaten staat de kerk daar, buiten de<br />
kom van het eigenlijke dorp, aan de rechterzijde van den weg.<br />
Het is ongetwijfeld een van de mooiste dorpskerken van de<br />
Zuid-Hollandsche eilanden. Met de kerken van Spijkenisse,<br />
Geervliet en Abbenbroek, was deze kerk, in hoofdzaak dateerend<br />
uit de vijftiende eeuw - enkele deelen en de opzet van<br />
het koor gaan echter terug tot in de dertiende eeuw -, nog<br />
onlangs het onderwerp van een studie van Dr. Ozinga *)<br />
1) J. Verheul Dz. - Pernis, Hoogvliet, Poortugaal en Rhoon, alsmede<br />
verdwenen en bestaande merkwaardigheden in het westelijk gedeelte van het<br />
eiland IJsselmonde (1935).<br />
2) Ozinga - De kerken van Abbenbroek, Poortugaal, Geervliet en Spijkenisse<br />
(Oudheidkundig Jaarboek 1935, blz. 50 e.v.)<br />
I40
Meer dan PoortugaaPs kerk van buiten bezien, doen wij<br />
evenwel niet. Immers de kerk van Hoogvliet vraagt ditmaal<br />
onze belangstelling. Toch moet ik U, reeds dadelijk wanneer<br />
wij ons opmaken van Poortugaal naar Hoogvliet te gaan,<br />
wijzen op een polderweg, die vanaf de Poortugaalsche kerk<br />
ongeveer evenwijdig aan den „Groene Kruisweg" naar<br />
Hoogvliet loopt. Dit smalle weggetje, de „Hoogvlietsche<br />
Kerk weg", buigt, even voor wij Hoogvliet bereiken, naar<br />
links en komt uit bij het begin van het dorp, dat wij langs<br />
den korteren nieuwen weg ongeveer in het midden binnenkomen.<br />
Al dadelijk valt onze aandacht op het kerkgebouw van de<br />
Nederduitsch Hervormde Gemeente, dat wij vanaf den<br />
„Groene Kruisweg" reeds zien staan. Groote architectonische<br />
of kunsthistorische waarde moeten wij, geloof ik, niet aan<br />
deze kerk toekennen. Ook al wordt zij vermeld in de „Voorloopige<br />
lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis<br />
en Kunst", het feit, dat Dr. Ozinga haar in zijn dissertatie<br />
over „Protestantsche kerken hier te lande gesticht 15 96-179 5"<br />
niet bespreekt, is een bewijs van haar betrekkelijke onbelangrijkheid.<br />
Van meer belang is het voor ons te weten, dat de kerk<br />
gebouwd is in de jaren 1658 tot 1660, dat is dus in een tijd,<br />
toen in de meeste dorpen het Calvinisme reeds lang de heerschende<br />
richting was geworden. Wat is hiervan de oorzaak?<br />
Had de Hervorming hier weinig invloed gehad en waren<br />
hier Katholieken nog in grooten getale te vinden, óf was<br />
Hoogvliet wel hervormd, maar te klein om een aparte kerkelijke<br />
gemeente te vormen? Het aantal Katholieken is in Hoogvliet<br />
na de Hervorming zeker wel niet grooter geweest dan<br />
in de andere omliggende dorpen. Stellig zouden, indien dit<br />
wel het geval ware geweest - zooals b.v. in Rhoon -, de<br />
acta van de classis van Schieland *) melding hebben gemaakt<br />
van de „paepsche stouticheden" te Hoogvliet. Verder staat<br />
het vrijwel vast, dat ook vóór de Hervorming in deze streken<br />
doordrong, Hoogvliet geen afzonderlijke parochie is geweest.<br />
Noch in de registers van kerkelijke tienden of in de kerken-<br />
1) Het archief van de classis van Schieland is in 1935 in bewaring gegeven<br />
aan het archief der gemeente Rotterdam.<br />
141
lijsten van de Domfabriek *), noch in de verslagen van kerkvisitatiën<br />
in het bisdom Utrecht uit de 16de eeuw, waarin<br />
ook de baljuw van Putten, onder wiens jurisdictie Hoogvliet<br />
stond, een relaas van de treurige kerkelijke toestanden in zijn<br />
gebied geeft *), komt de naam Hoogvliet voor.<br />
Waar gingen de bewoners van Hoogvliet in de middeleeuwen<br />
dan ter kerke? Hoogvliet heeft waarschijnlijk eerst<br />
burgerlijk bij Poortugaal behoord en is later een afzonderlijk<br />
ambacht geworden. Waterstaatkundig - en dit is in dien tijd<br />
wel zeer belangrijk - bleef het Ambacht van Hoogvliet ressorteeren<br />
onder het Gemeeneland van Poortugaal. Poortugaal<br />
had dus hier als oudste kern de meeste beteekenis.<br />
Spreekt het dan niet van zelf, dat men van Hoogvliet uit den<br />
weg naar Poortugaal insloeg om daar zijn kerkelijke plichten<br />
te vervullen? En is het ook niet volkomen logisch, dat die<br />
weg „Hoogvlietsche Kerkweg" werd genoemd?<br />
Zoo is het gebleven, ook nadat de Hervorming hier was<br />
doorgedrongen. Al wat er het Calvinisme was toegedaan te<br />
Hoogvliet, het ging in Poortugaal ter kerke, trouwde in<br />
Poortugaal en liet er zijn kinderen doopen. De vanaf 1583<br />
bewaarde doop- en trouwboeken van Poortugaal geven het<br />
bewijs: telkens vinden wij bij een persoonsnaam de toevoeging<br />
„van Hoochvliet". Aanvankelijk had ik mij er veel van<br />
voorgesteld, om uit een vergelijking van het aantal gedoopte<br />
kinderen te Poortugaal en Hoogvliet een conclusie te kunnen<br />
trekken aangaande de bevolkingsverhouding van beide dorpen.<br />
Dit bleek echter niet wel mogelijk, omdat sommige predikanten<br />
de toevoeging „van Hoochvliet" eenvoudig weglieten.<br />
Wel heb ik kunnen constateeren, dat het aantal doopinschrijvingen<br />
van Poortugaal die van Hoogvliet altijd aanzienlijk<br />
overtrof, hoewel in de dertiger en veertiger jaren van<br />
de zeventiende eeuw het verschil minder groot wordt. In dit<br />
tijdsbestek zal de bevolking van Hoogvliet toegenomen zijn.<br />
Toen kwam ook de behoefte op een afzonderlijke kerkelijke<br />
gemeente te stichten en een eigen kerkgebouw te bezitten.<br />
1) Bronnen voor de geschiedenis der kerkelijke rechtspraak in het bisdom<br />
Utrecht in de Middeleeuwen (Oud Vaderlandsche Rechtsbronnen II 8, blz.<br />
18 en 41).<br />
2) Werken Hist. Gen. Derde serie, deel 29, blz. 336 en 337.<br />
142
Dan, in het jaar 1652, beginnen de pogingen om dit doel<br />
te bereiken. Aardig is de algemeene motiveering, die Hoogvliet's<br />
eerste predikant Josias de Smeth in het op het gemeentearchief<br />
te Rotterdam berustende aktenboek van den<br />
kerkeraad van dit pogen geeft:<br />
„In den Name des Heren Amen.<br />
De Gemeinte en gemene Ingesetenen van Hoogvliet, die<br />
te voren Parochianen waren van Poortegael, aengesien die<br />
grote ongelegentheit en moeylike wegen, die sy insonderheit<br />
des winters te gaen hadden om haren Godsdienst in Portegael<br />
te oeffenen: voornamelijk seer lastig voor Oude luyden,<br />
kraemvrouwen en andere uut haer siekbedde eerst opstaende:<br />
daerbeneffens bevindende het getal van Ledematen onder<br />
haer eijgen Ban meer als 50 sterk te wezen, en bovendien<br />
nog een goet getal dergener, die tot het gehoor van Gods<br />
H. Woord quamen, etc. Zijn van rade geworden, voortaen<br />
alle middelen aen te wenden, om te komen tot de oeffening<br />
van haren Godsdienst in haer eijgen dorp, en om een eygen<br />
Predikant te verkrijgen, waertoe dan:<br />
Cornelis Wilhemsse Voogt ende Fop Centen haer vrijwillig<br />
hebben laten gebruiken tot uutwerkinge van all het geen in<br />
desen nodig was".<br />
Zoo zien wij dan op den 27en Mei 1652 deze twee mannen<br />
verschijnen op een vergadering van de classis van Schieland<br />
te Rotterdam. Zij toonen daar hun credentie van schout en<br />
schepenen van Hoogvliet, verzoeken een eigen kerk en predikant,<br />
en leveren nog over „eenige redenen in scrip to", die<br />
helaas niet bewaard zijn gebleven. De eerwaarde heeren van<br />
de classis besluiten echter „eerst inqueste te doen op Hooghvliet<br />
of de saecken aldaer soo staen gelijck in den classe wert<br />
verthoent en daernae dit stuck te communiceren met de<br />
kercke van Portegael", en zij deputeeren daartoe vier predikanten.<br />
Het eerste gedeelte van dit onderzoek had een vlotter<br />
verloop dan het tweede. Immers een halfjaar later, 14 November<br />
1652, rapporteeren de gedeputeerden in de classis,<br />
dat zij „met vele redenen hadden getraght de kercke van<br />
Portugael te bewegen tot het inwilligen van de separati", of,<br />
zooals ds. de Smeth het in het Hoogvlietsche kerkeraadsboek<br />
uitdrukt, „haer de separatie gesocht smakelijk te maken". Al<br />
H3
hun pogen was te vergeefs: Poortugaal weigerde. Men verzocht<br />
toen, dat Poortugaal's predikant om de andere week<br />
in Hoogvliet zou komen preeken. Ook hierin weigerde Poortugaal<br />
toe te stemmen. De classis van Schieland achtte echter,<br />
„nu alles met die van Portegael was getenteert", verder<br />
onderhandelen onnoodig en vaardigde enkele predikanten af<br />
naar den Haag om bij de Staten van Holland en Westfriesland<br />
het predikantstractement voor Hoogvliet te verzoeken.<br />
Gemakkelijk ging dit niet; ds. de Smeth schrijft: „Dit godvrugtig<br />
werk nu van de E. Broederen Gedep. voornoemt met<br />
aller ernst aengedreven en gevordert werdende, en hebben<br />
sij door het ongeluk der tijden (want doen die bloedige oorlogen<br />
tusschen ons en Engeland gevoert wierden) haer oogmerk<br />
niet eerder konnen bekomen, dan op den 26sten July<br />
1655". Op dien datum verkreeg men van de Staten de goedkeuring,<br />
dat Hoogvliet een eigen predikant kreeg, en de toezegging<br />
van het gewone predikantstractement, evenwel met<br />
de toevoeging, dat de Staten den financieelen last van den<br />
bouw van kerk en pastorie niet zouden helpen dragen. Den<br />
tekst van deze resolutie vinden wij in het aktenboek van den<br />
kerkeraad van Hoogvliet, eveneens in de acta van de classis<br />
van Schieland, d.d. 9 Augustus 1655 *).<br />
Dien dag kwamen Cornelis Willemsz. Voogt en Fop Centen<br />
wederom in de classicale vergadering. Men deelde hun<br />
de goede afloop van de bemoeiingen van de gedeputeerden<br />
in den Haag mede. Hoogvliet doet dan nog een tweeledig<br />
verzoek. Ten eerste, dat eenige predikanten uit de classis haar<br />
behulpzaam zouden zijn „om haer met goede ordre van die<br />
van Portugael af te scheiden", en ten tweede, dat de classis<br />
zoo spoedig mogelijk met preeken op Hoogvliet zou beginnen.<br />
1) Merkwaardig is, dat deze resolutie van de Staten van Holland, d.d.<br />
26 Juli 1655, evenals de later te vermelden resolutie van de Gecommitteerde<br />
Raden van de Staten van Holland, d.d. 26 Juli 1656, in de resoluties van<br />
Staten en Gecommitteerde Raden op het Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage<br />
niet zijn ingeschreven. Dat zij toch zijn uitgevaardigd, blijkt echter uit<br />
de rekening van het Geestelijk Kantoor te Delft van het jaar 1656, waarin<br />
enkele posten voorkomen inzake het predikantstractement van Hoogvliet en<br />
in margine de resoluties van Staten en Gecommitteerde Raden vermeld worden.<br />
144
De lezer sta mij toe, dat ik de afscheiding van Poortugaal<br />
eerst geheel bespreek. Hoogvliet had gelijk hiervoor de hulp<br />
van eenige predikanten te verzoeken, want er zou nog veel<br />
moeite noodig zijn, om Poortugaal's verweer te overwinnen.<br />
De classis deed heel verstandig en wees voor dit doel aan<br />
ds. Meysterus uit Schiedam en ds. van Son uit Rotterdam.<br />
Immers beiden waren vroeger predikant te Poortugaal geweest,<br />
en dus misschien beter dan iemand anders in staat<br />
om hun vroegere parochianen tot medewerking te bewegen.<br />
Of zij hierin geslaagd zijn, meen ik te mogen betwijfelen.<br />
De kwestie, waar het eigenlijk om ging, was deze: vóór<br />
de splitsing tusschen de kerkelijke gemeenten Hoogvliet en<br />
Poortugaal waren ook de Groote of Heilige Geest Armen<br />
van de twee dorpen en de daaruit voortkomende middelen<br />
één*). Nu was het noodig, dat deze op billijke wijze gescheiden<br />
en verdeeld werden. Wij begrijpen, dat de tegenwerking<br />
van Poortugaal in dezen geheel gebaseerd was op fïnancieele<br />
gronden, en wanneer deze motieven in het spel komen, kan<br />
de mensch koppig zijn tot onredelijk dwarsdrijven toe. Dit<br />
had de classis van Schieland ook wel begrepen, toen zij de<br />
predikanten Meysterus en van Son opdroeg „omme alle de<br />
besoignes bij die van Hooghvliet met die van Poortugael te<br />
houden, uyt name des E. Classis bij te wonen, de goede handt<br />
daeraen te houden, ende over deselve te sitten: ten eynde<br />
door hare goede directie gemelte scheydinghe in alle billyckheyt<br />
ende ordentelyckheyt ende vreetsaemheyt moghe werden<br />
afgedaen."<br />
Evenwel, de vreedzaamheid was vooralsnog verre te zoeken.<br />
Meysterus en van Son stelden alle mogelijke pogingen<br />
in het werk om Poortugaal te bewegen tot een redelijke scheiding;<br />
twee malen hadden zij zelfs een conferentie met schout<br />
en schepenen van Poortugaal ten overstaan van Cornelis de<br />
Witt, den ruwaard van Putten: „die van Poortegael konden<br />
niet tot eenig gehoor gebragt werden", schrijft ds. de Smeth.<br />
Toen besloot Hoogvliet, ten einde raad, de zaak te brengen<br />
voor de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland<br />
en Westfriesland. Het verzocht en verkreeg daartoe de volle<br />
i) Op zich zelf reeds een bewijs, dat Hoogvliet en Poortugaal ook vóór<br />
de Hervorming één parochie vormden.<br />
145
steun van de classis van Schieland in de classicale vergadering<br />
van 4 Januari 1656.<br />
Het tooneel van den strijd wordt dan verplaatst naar den<br />
Haag. Partijen, schout en schepenen van Hoogvliet en schout<br />
en schepenen van Poortugaal, verschijnen voor de Gecommitteerde<br />
Raden, „de saek aldaer op het hevigste debatterende"<br />
i). Ik vond in de rekening van de Groote Armen van<br />
Poortugaal 2) over het jaar 1656-57 drie posten in verband<br />
met deze procedure, waarin aan den schout van Poortugaal,<br />
Willem Heyndricksz. HoogewerfT, gelden werden uitbetaald.<br />
In de eerste is het een som, die door hem was voorgeschoten<br />
„in diversche tijden nopende de differentie tusschen desen<br />
armen ende den armen van Hooghvliet", in de tweede en<br />
derde post een bedrag, dat de schout weer moet overhandigen<br />
respectievelijk aan Heyndrick de la Haye en Mr. Abraham<br />
Pandelaer, advocaet, in beide gevallen „over tgene bij hem<br />
is verdient in der sake van desen armen ende die van Hooghvliet".<br />
Poortugaal had dus een jurist in den arm genomen,<br />
en Hoogvliet zal wel niet achtergebleven zijn, al kan ik dit<br />
wegens gebrek aan bronnen niet bewijzen. Gecommitteerde<br />
Raden slaagden er tenslotte in partijen tot overeenstemming<br />
te brengen. Van 26 Juli 1656 dateert de desbetreffende resolutie<br />
van Gecommitteerde Raden, waarin o.a. dit staat:<br />
„Dat die van Hoogvliet, boven den eijgendom van sekere<br />
twee arme-huisiens, staende binnen Hoogvliet, dewelke deselve<br />
van Hoogvliet, ten behoeven van haren Armen sullen<br />
blijven behouden, nog sullen genieten van die van Portugael<br />
de somma van 't sestig gulden iaerlijx, omme bij de Armemeesters<br />
van Hoogvliet onder den armen aldaer te werden<br />
gedistribueert, daer van het eerste jaer sal wesen verschenen<br />
op Kersmisse toekomende"^).<br />
Aldus was de beslissing. In de rekening van de Groote<br />
Armen van Poortugaal van 1656-57 vinden we voor het eerst<br />
1) Aktenboek kerkeraad Hoogvliet.<br />
2) Bewaard zijn in één band de rekeningen van kerk en groote armen van<br />
Poortugaal 165 2-1665.<br />
3) In het aktenboek van den kerkeraad van Hoogvliet, waarin ds. de Smeth<br />
deze resolutie ook opnam, staat in margine de volgende aanteekening van<br />
de hand van Hoogvliet's tweede predikant Sagius: „dese autentyque is aen<br />
de schout Koyer behandigt den 2 Januar. 1672 en in 't Regthuus in de kist<br />
I46
geen verantwoording meer afgelegd van de brooduitdeelingen<br />
te Hoogvliet, die tot dusverre plachten te geschieden.<br />
In de volgende rekening treffen we onder de uitgaven voor<br />
het eerst aan de 60 gulden, die Poortugaal voortaan jaarlijks<br />
aan Hoogvliet zou moeten betalen. In 1675 deed Poortugaal<br />
moeite om de betaling van die 60 gulden af te koopen en<br />
ook later zijn pogingen in die richting aangewend, maar<br />
steeds tevergeefs. Altijd is die verplichting blijven bestaan,<br />
zoodat nog elk jaar de gemeente Poortugaal aan de gemeente<br />
Hoogvliet, en sinds de annexatie aan de gemeente Rotterdam<br />
60 gulden betaalt. Het is de eenige herinnering eigenlijk aan<br />
het feit, dat Hoogvliet en Poortugaal eertijds kerkelijk één<br />
waren.<br />
Laat ons thans, na deze ftnancieele uitweiding, terugkeeren<br />
tot de eigenlijke wording van de kerkelijke gemeente te<br />
Hoogvliet. Reeds heb ik verteld, hoe Cornelis Willemsz.<br />
Voogt en Fop Centen in de classicale vergadering van<br />
9 Augustus 1655 verzochten, dat de classis zoo spoedig mogelijk<br />
met het vervullen van preekbeurten te Hoogvliet zou<br />
beginnen. Inderdaad gebeurde dit al spoedig, natuurlijk nog<br />
niet in een kerkgebouw, maar in een schuur, die behoorde<br />
bij het voor pastorie bestemde huis. De eerste predikatie op<br />
Hoogvliet - ik ontleen dit aan het aktenboek van den kerkeraad<br />
- is aldaar gehouden op 31 October 165 5 door ds. Meysterus<br />
van Schiedam. Van dien tijd af traden de predikanten<br />
uit de classis van Schieland om beurten te Hoogvliet op. Dan<br />
beginnen ook de doopinschrijvingen in het doopboek van<br />
Hoogvliet.<br />
Intusschen begonnen de voorbereidingen van het beroepingswerk.<br />
29 November 1655 kwamen Cornelis Willemsz.<br />
Voogt en Fop Centen wederom in de classicale vergadering<br />
en verzochten, dat de classis proponenten naar Hoogvliet<br />
zou zenden, opdat Hoogvliets kerkgangers hun gaven konden<br />
hooren, om zoo te komen tot het beroep van een predikant.<br />
Het bescheid van de classis luidde als volgt: „Is dit haer versoek<br />
ingewillicht op deesen voet, dat vooreerst alle gerecomgelegt".<br />
Noch het stuk noch de kist zijn bewaard gebleven. Althans in het<br />
archief van de voormalige gemeente Hoogvliet op het gemeentearchief te<br />
Rotterdam is er niets van te vinden.<br />
147
mandeerde ende bij de classis aengenomene proponenten in<br />
beyd de plaetsen Hooghvliet en Moerkapel *•) elcke sondagh<br />
sullen prediken, twee proponenten, d'eerste voor-middagh,<br />
d'ander nae-middagh, tot al de beurten sullen om sijn; daerop<br />
sullen D.Deputati ad causam met d'ordinaris gedeputeerden<br />
des classis ende twee naebuerige predicanten een nominatie<br />
maeken van eenige persoonen, tot de wekken zij de respective<br />
gemeynten sullen bevynden best geneegen te sijn; ende<br />
sullen alsdan de genomineerden andermael elck op haer<br />
beurte tweemael voor en na den noen prediken, en dat alles<br />
ter presentie en audiëntie van die predicant, wiens beurte het<br />
sal sijn nae d'uitschrijvinge der gedeputeerden voorsz."<br />
Men ging dus wel met zorg te werk eer men een definitieve<br />
keus deed. Ten slotte bleek het, dat te Hoogvliet de meeste<br />
genegenheid bestond voor den proponent Josias de Smeth,<br />
die dan ook door de classis op 21 Februari 1656 werd beroepen.<br />
De tekst van den beroepingsbrief opden „Eerwaerden<br />
Godsaligen ende Welgeleerden Theologiae Candidatum" de<br />
Smeth vinden wij in een handschrift, behoorend tot het<br />
classicaal archief, getiteld: „Protocol der beroepingen in de<br />
classis van Schieland". Daar staat eveneens in de approbatie<br />
van schout en schepenen van Hoogvliet d.d. 24 Februari<br />
1656, onderteekend door Bastiaen Dirckse van Driel, Cornelis<br />
Huyge Poel, Jacob Leendersse van der Laen, Rochus<br />
Eldersse Lems, Fop Centen en Claes Jansse Koeyer, van<br />
welke personen de eerstgenoemde schout was. De approbatie<br />
van den ruwaard van Putten, die er toch ongetwijfeld moet<br />
zijn geweest, is er niet in te vinden.<br />
Josias de Smeth is inderdaad - we wisten het reeds - Hoogvliet's<br />
eerste predikant geworden. In het aktenboek van den<br />
kerkeraad vermeldt hij zelf over den tijd tusschen het op hem<br />
uitgebrachte beroep en zijn bevestiging niets. Toch deelen<br />
de acta van de classis van Schieland enkele voorvallen mede,<br />
die ons op zoo aardige wijze vertellen van de moeilijke uren,<br />
die Josias de Smeth ongetwijfeld in die dagen heeft gehad.<br />
Wat was het geval? Een week nadat de classis het beroep<br />
op de Smeth had uitgebracht verschenen afgevaardigden van<br />
1) Moerkapelle of „de Wilde Venen" was eveneens een pas ontstane kerkelijke<br />
gemeente, die zich afgescheiden had van Zevenhuizen.<br />
148
Moercapelle in de classicale vergadering met de mededeeling,<br />
dat van alle proponenten hun het best bevallen was... Josias<br />
de Smeth; zij verzochten dan ook de classis hem voor hun<br />
plaats te willen beroepen. Goede raad was duur! Wist men<br />
nu maar of de Smeth het beroep naar Hoogvliet zou aannemen.<br />
Juist dezen dag moest hij voor de Eerwaarde Heeren<br />
van Schieland verschijnen, maar nog steeds - en de vergadering<br />
was al reeds geruimen tijd bezig - was hij niet gearriveerd.<br />
Met meerderheid van stemmen besloot men „tot<br />
twaelfT uren sijn komste uyt te wachten". Intusschen werd<br />
aan de afgevaardigden van Moercapelle alvast uiteengezet,<br />
dat het toch werkelijk niet aanging, om ook voor Moercapelle<br />
de Smeth te beroepen, „en sulx om seer vele en swaerwichtige<br />
redenen, hun voorgedraegen".<br />
De Smeth blijkt dan toch eindelijk gekomen te zijn. Wij<br />
lezen in de acta van de classis: „D. de Smeth binnen gestaen<br />
ende gevraeght sijnde, off hij de gepresenteerde en schriftelicke<br />
geoffereerde beroepinge tot de gemeynte van Hooghvliet,<br />
soodanigh in de vreese des heeren hadde overwogen,<br />
om deselve alsnu met een bereydwillich herte aen te nemen,<br />
heeft geantwoordt, sich inwendelijck verheught te hebben<br />
over de goede genegentheyt van die van Hooghvliet tot sijn<br />
persoon, maer dat hij om gewichtige redenen uytstel versochte<br />
ter tijdt en wijle dese vergaderinge de aengeleyde<br />
saeke van de Moercapelle soude hebben gedetermineert,<br />
waerinne de classis difficulteerde om gewichtige redenen;<br />
D. de Smeth heeft eyndelijck naer een cortelijk beraedt versocht<br />
noch acht dagen tijdt te mogen hebben van sich te bedencken<br />
ende met sijn ouders naerder en verder daervan te<br />
spreken: twelck hem is toegestaen". Ds. de Smeth was dus<br />
blijkbaar ervan op de hoogte, dat men ook te Moerkapelle<br />
er op gesteld was hem te doen beroepen, en - al staat het er<br />
niet met ronde woorden - we krijgen de indruk, dat ds. de<br />
Smeth en zijn ouders eigenlijk aan Moercapelle de voorkeur<br />
gaven boven Hoogvliet.<br />
Ik sprak daar van „Ds. de Smeth en zijn ouders"; beter<br />
ware misschien de volgorde om te keeren, want ik geloof,<br />
dat Jacques de Smeth, koopman te Leiden *) en zijn vrouw<br />
i) Vriendelijke mededeeling van den archivaris van Leiden.<br />
149
Cornelia Boudaerts het ouderlijk gezag over hun toen zevenen-twintig<br />
jarigen zoon i) nog geenszins hadden verloren. Dit<br />
blijkt wel heel duidelijk uit het verloop van de classicale vergadering<br />
van 6 Maart 1656. Ds. Meysterus en ds. van Son<br />
verhalen, hoe zij naar Leiden zijn gereisd en daar de familie<br />
de Smeth hebben bezocht. Alles hadden zij in het werk gesteld<br />
om het ouderpaar zoo ver te krijgen, dat zij in het vertrek<br />
van hun zoon naar Hoogvliet zouden toestemmen. De<br />
afgevaardigden van de classis hadden zelfs onder hun aandacht<br />
gebracht: „dat haer soon geen hope moste hebben om<br />
de plaetse van Moercapelle te becomen", waarop vader de<br />
Smeth -- misschien wel met een tikje geveinsde verontwaardiging<br />
- geantwoord had, „daerop het ooge niet te hebben".<br />
Of Josias de Smeth zelf bij dit onderhoud tegenwoordig was,<br />
wij weten het niet. Wel is hij ook in de classicale vergadering<br />
van 6 Maart gekomen; hij verzocht „dat de classis wilde gelieven<br />
nochmaels een tentamen te doen bij sijne ouderen".<br />
Dit werd toegestaan „also de classis genoughsaeme versekerheyt<br />
verstont te hooren, dat dese deputatie niet te vergeefs<br />
ofte infructueus en soude sijn". Blijkbaar had de mededeeling,<br />
dat Josias de Smeth toch Moercapelle niet zou krijgen, doel<br />
getroffen. Weer trekken Meysterus en van Son naar Leiden,<br />
en eindelijk „na vele debatten en serieuse instantiën" geven<br />
de ouders hun toestemming en neemt de Smeth het beroep<br />
naar Hoogvliet aan. Is het niet begrijpelijk en echt menschelijk,<br />
dat ds. de Smeth van dit alles in het aktenboek van<br />
Hoogvliet's kerkeraad niets mededeelt en alleen vermeldt,<br />
dat hij 10 April 1656 door ds. Meysterus werd bevestigd?<br />
Een kerkeraad kwam er op Hoogvliet nu ook spoedig.<br />
Uit dubbeltallen, opgemaakt door de gedeputeerden van de<br />
classis, de naburige predikanten en ds. de Smeth, werden<br />
door de mannen-lidmaten der gemeente tot ouderlingen gekozen<br />
Fop Centen en Cornelis Willemsz. Voogt, die zich al<br />
zoo vele malen verdienstelijk hadden gemaakt voor hun gemeente,<br />
en tot diakenen Hendrick Jacobsse en Ary Bastiaensz.<br />
1) Hij werd geboren te Leiden 9 Sept. 1628 (Ned. Leeuw 1930, 245), aldaar<br />
gedoopt 14 Sept. 1628 en reeds in 1640 te Leiden ingeschreven als student<br />
(Album Studios. Lugd. Bat. 314).<br />
I50
Zoo had Hoogvliet dus predikant en kerkeraad, maar de<br />
vergaderplaats der gemeente was nog steeds een bouwvallige<br />
schuur. 19 Juni 1656 komt ds. de Smeth in de classicale vergadering<br />
met het bericht, dat zijn gemeente door het snel<br />
aanwassend ledental een kerkgebouw zeer van noode heeft.<br />
Hiervoor was echter veel geld noodig en de hulp van de classis<br />
zeer gewenscht. De Schielandsche predikanten geven<br />
ds. de Smeth recommandaties mede voor kerken, kerkelijke<br />
colleges, enz., maar leggen er toch ook den nadruk op, „dat<br />
die van hoochvliet vooral sullen ondersoecken, ofte sij niet<br />
yets tot exempel van anderen uyt haer eyge plaets soude<br />
connen opbrengen".<br />
Al spoedig begon ds. de Smeth, daarbij geholpen door zijn<br />
collega's Meysterus en van Son, giften in te zamelen. Vanzelfsprekend<br />
was nu Hoogvliet eerst aan de beurt. Ongeveer<br />
1300 gulden brachten de bewoners op*); „alle de ingesetenen",<br />
zegt de Smeth in het kerkeraadsboek, „hebben na, ia<br />
boven haer vermogen daertoe belooft ende gegeven" - en<br />
dan volgt er iets, waarover de predikant, toen hij het schreef,<br />
zich zeker nog boos maakte -, „alleen de schout van Hoogvliet,<br />
Bastiaen Dirksen van Driel, met die gene, die in den<br />
Boerenhoek wonen, hoewel sij geensins van de minste ingesetenen<br />
zijn, ende daeronder twee schepenen, Jacob Leendertsen<br />
ende Arij Bouwenss. Robol genaemt, hebben sig<br />
daer over gelieven te excuseren".<br />
Met verwondering vraagt de lezer zich af, wat hiervan de<br />
reden kan zijn. Met absolute zekerheid kan ik geen verklaring<br />
geven, maar wel kan ik wijzen op zekere omstandigheden,<br />
die misschien begrijpelijk maken, dat de bovengenoemde personen<br />
hun geldelijke steun aan den opbouw van Hoogvliet's<br />
kerk ontzegden.<br />
Wij moeten hiertoe teruggaan tot 1654. Van 27 Juni van<br />
dat jaar dateert de volgende attestatie, die te kostelijk is om<br />
haar niet geheel weer te geven:<br />
„Alsoo dijckgraeflF ende heemraden vant gemeenelant van<br />
Poortugael op donderdach den XXVen Junij XVI.C vier en<br />
vijftich, op Hoochvliet, op des gemeenlants meulen kaden<br />
waren gegaen, omme aldaer eenige wercken bij haerl. voor<br />
1) Acta classis 2 Oct. 1656.
desen besteet, te visiteren, soo is Cornelis Willemsz. Voocht,<br />
woonende op Hoochvliet voorsz. (uijt wiens lant gelegen<br />
aen de voorsz. meulekade, volgens de ordre van de voorsz.<br />
dijckgraeff ende heemraden, mede eenige aerde moet werden,<br />
ende al eenige is gehaelt tot verhooginge ende verswaringe<br />
van deselve kade) bij henluyden aldaer gecomen, ende haer<br />
met een toornich ende heevich gemoet gerecontreert ende<br />
bejegent, seggende onder andere scheltwoorden, „Ghij sijt<br />
landtroovers, dat segh ick, ende landtbedervers, die weduwen<br />
ende wesen te cort doet, 't welck veele wel weten", seggende<br />
wijders, „men weet wel wat gij voor een man bent" (denoterende<br />
daermede de heere dijckgraeff), waerop de heere<br />
dijckgraeff seyde, „wat ben ick voor een man?", daerop de<br />
voorn. Cornelis Willemsz. antwoorde ende seyde: „dat weet<br />
alle man wel, ende 't loopt alle daech genoech langs den<br />
dijck", seggende noch vorders daerbij: „Ick en salt daerbij<br />
niet laten, al soude ick doen dat mij rouwen soude, al soudt<br />
mijn duijsent gulden costen", waerop dat de heere dijckgraeff<br />
tegens hem seyde: „hoe baert ende tiert gij dus, spreect<br />
met fatsoen, ofte siet wat gij segt," waerop de voorn. Cornelis<br />
Willemsz. seijde: „ghij sijt maer een particulier persoon,<br />
ick mach u wel aenspreecken, gij sijt onsen lieven heer niet",<br />
waer op de heere dijckgraeff seijde: „ick representere mijn<br />
heeren ende meesters, ende die sijn die van de Graeffelijckheyt",<br />
waerover dijckgraeff ende heemraden sijn heenen gegaen,<br />
ende sijn genootsaeckt geweest van het voorsz. werck<br />
off te gaen ende te vertrecken, sulcx dat se geen regardt, noch<br />
geen visitatie daer op en hebben connen nemen ofte doen.<br />
In kennisse ende oirkonden, dat dit alsoo is geschiet, soo<br />
hebben wij heemraden voorsz. dit elcx met onse eygen ende<br />
gewoonelijcke handt onderteijckent.<br />
D. Jansen Hoogherwerf. Bastiaen Dirckss van Driel.<br />
Leendert de Groot. Mijn present Secretaris<br />
Aart van Driel. B. van der Swaen 1654<br />
6".<br />
Behalve het aardige beeld, dat dit stuk *•) ons geeft van het<br />
plattelandsleven uit vroeger tijden, staat er ook iets in voor<br />
1) Origineel in bezit van de familie van der Poest Clement te Poortugaal.<br />
152
ons doel belangrijk. Wij zien hier, hoe Cornelis Willemsz.<br />
Voogt, de man, die zich zoo veel moeite zou geven om Hoogvliets<br />
afscheiding van Poortugaal te bewerkstelligen, heftig<br />
tegen den dijkgraaf van het Gemeeneland van Poortugaal<br />
uitvaart. Het was Pieter Heyndricx Roonaer, wonende te<br />
Delft, die toen het dijkgraaf schap bekleedde. Als een van de<br />
onderteekenaars van de attestatie vonden wij ook Bastiaen<br />
Dircx van Driel, den schout van Hoogvliet.<br />
Nu moet ik U er op wijzen, dat degenen, die niets wenschten<br />
te geven voor Hoogvliet's kerkbouw, woonden in den<br />
Boerenhoek, waarvan een gedeelte hoorde onder Roozand.<br />
Verder heeft onlangs in zijn inleiding bij den inventaris van<br />
de archieven der gemeenten Pernis en Hoogvliet *), mr. Hazewinkel<br />
er op gewezen, dat dijkgraaf en heemraden van het<br />
Gemeeneland van Poortugaal vermoedelijk reeds in de 17de<br />
eeuw dezelfde personen waren als schout en schepenen van<br />
het publiekrechtelijk een zekere zelfstandigheid bezittende<br />
Roozand. Inderdaad vinden wij in 1655 den gemelden Roonaer<br />
als schout en van Driel als schepen in Roozand. Wat<br />
betreft den schout van Hoogvliet, denzelfden van Driel, nog<br />
dit: hij behoorde tot een van de meest op den voorgrond<br />
tredende Poortugaalsche families, en voelde zich, ook al was<br />
hij schout in Hoogvliet, nog altijd sterk aangetrokken tot<br />
Poortugaal. In 1661 is hij zelfs armmeester van de Groote<br />
Armen van Poortugaal. Bij zijn dood in 1668 wordt hij dan<br />
ook niet te Hoogvliet maar in de kerk van Poortugaal begraven<br />
2).<br />
De redenen van de voor Hoogvliet's kerkelijke gemeente<br />
zeker zeer onprettige houding van sommige hunner ingezetenen<br />
kunnen wij misschien het beste zóó formuleeren: ten<br />
eerste het feit, dat de schout van Hoogvliet behoorde tot een<br />
Poortugaalsch geslacht, en zich dit ook bewust was; ten<br />
tweede de nauwe verbinding tusschen Poortugaal en Roozand,<br />
waartoe de Boerenhoek gedeeltelijk hoorde; ten derde<br />
de oneenigheid tusschen Roonaer, schout van Roozant, den<br />
machtigen dijkgraaf van het Gemeeneland van Poortugaal,<br />
1) Inleiding, blz. 10.<br />
2) Bloys van Treslong Prins - Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden<br />
in en uit de kerken der provincie Zuid-Holland, II, 305.<br />
153
onder wiens dijksgebied ook het Ambacht van Hoogvliet<br />
ressorteerde, met aan zijn zijde Bastiaen Dirks van Driel, en<br />
den ouderling Cornelis Willemsz. Voogt.<br />
Ook elders verzocht ds. de Smeth financieele hulp, en de<br />
resultaten waren lang niet slecht. De classis zelf leende aan<br />
Hoogvliet 800 gulden, waarvan elk jaar 30 gulden gerestitueerd<br />
moest worden *), Ook de andere gemeenten in de classis<br />
gaven hun bijdrage, al moesten sommige kerken hiertoe bij<br />
herhaling aangespoord worden. Poortugaal behoorde tot de<br />
minder toeschietelijke kerken - nu wij weten van alle oneenigheden<br />
tusschen de twee dorpen, zouden wij haast zeggen:<br />
natuurlijk -, maar tenslotte gaf zij toch 12 gulden 2).<br />
Rotterdam besloot 200 gulden te geven &), en zal door deze<br />
gift alle andere gemeenten in de classis wel overtroffen hebben.<br />
Ook buiten de classis van Schieland ging ds. de Smeth.<br />
Wij zien hem verschijnen in de synode van Zuid-Holland<br />
van 1656, te Dordrecht gehouden. Hij verkrijgt daar recommandaties<br />
voor de verschillende classes, die mede ter synode<br />
vertegenwoordigd zijn *). Uit de acta van de synode van 1659<br />
blijkt, dat toen alle classes reeds het hunne hadden gedaan of<br />
nog bezig waren geld in te zamelen &).<br />
In het begin van 1658 had men te Hoogvliet reeds zooveel<br />
geld bijeen, dat het bouwen van het kerkje kon worden aanbesteed.<br />
De eerste steen werd, deelt ds. de Smeth mede, gelegd<br />
door Wilhelmus van Torenvliet, waarschijnlijk een van<br />
zijn bloedverwanten •). Dijkgraaf en heemraden van het gemeeneland<br />
van Poortugaal deden zich nu ook van hun beste<br />
zijde kennen. Zij vereerden in 1659 de kerk van Hoogvliet<br />
„met een gestoelte, voor haer ende voor hare vrouwen".<br />
16 Mei 1660, eersten Pinksterdag, heeft ds. de Smeth de<br />
nieuwe kerk ingewijd.<br />
Tenslotte nog iets over ds. Josias de Smeth zelf. Ongeveer<br />
twee jaren na zijn komst te Hoogvliet, 21 Mei 1658, treedt<br />
hij in de Pancraskerk te Leiden in het huwelijk met Elisabeth<br />
1) Acta classis 11 Aug. 1659.<br />
2) Kerkerekening Poortugaal 1659.<br />
3) Acta van den kerkeraad te Rotterdam 22 Nov. 1656.<br />
4) Acta synodi Z.H. 1656, art. XXXIV.<br />
5) Acta synodi Z.H. 1659, art. XXXVII.<br />
6) Ned. Leeuw, 1930, 245.<br />
154
van Waelwijck, j.d. van Leiden *). n April 1659 werd te<br />
Hoogvliet hun eerste kind gedoopt.<br />
Niet lang evenwel is ds. de Smeth in zijn eerste gemeente<br />
gebleven. In Juli 1661 zien wij hem nog op de synode van<br />
Zuid-Holland te Gorinchem verschijnen als gedeputeerde<br />
van de classis van Schieland, maar reeds korten tijd later<br />
neemt hij een beroep aan naar de Gasthuiskerk te Delft.<br />
20 November 1661 houdt hij te Hoogvliet zijn afscheidspreek.<br />
Voor zijn vertrek naar Delft heeft Josias de Smeth in het<br />
aktenboek van Hoogvliet's kerkeraad het relaas geschreven<br />
van wat er aan zijn komst te Hoogvliet voorafging en van<br />
zijn werk aldaar. Hij eindigt dit verhaal met de aankondiging<br />
van zijn afreizen naar Delft ^), „latende die gemeinte aen sijn<br />
successeur na, in een stille rust, gewenste vrede en eendragt".<br />
1) Mededeeling van den archivaris van Leiden.<br />
2) Bijzonderheden over ds. de Smeth te Delft zijn, volgens de welwillende<br />
mededeelingen van de archivaris te Delft, te vinden in: W. H. Haverkorn<br />
van Rijsewijk - Geschiedenis van de Gasthuiskerk te Delft (1864). Hij stierf<br />
in Delft 7 November 1669 en werd begraven in de voormalige Gasthuiskerk.<br />
Zijn grafzerk wordt thans bewaard in het Gemeentemuseum te Delft.<br />
155