18.01.2014 Views

Tax Audit & Accountancy - IBR

Tax Audit & Accountancy - IBR

Tax Audit & Accountancy - IBR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Juni<br />

JAARGANG 2 NR. 3 / 2007 VERSCHIJNT 6X PER JAAR (FEB/APR/JUNI/AUG/OKT/DEC) AFGIFTEKANTOOR GENT X P608073<br />

9<br />

2007<br />

<strong>Tax</strong> <strong>Audit</strong> &<br />

<strong>Accountancy</strong><br />

André Bert<br />

Voorzitter IAB<br />

Pierre P. Berger<br />

Voorzitter <strong>IBR</strong><br />

Roland Smets<br />

Voorzitter BIBF<br />

<strong>IBR</strong> IAB BIBF


I n h o u d<br />

Overzicht van drie jaar voorzitterschap<br />

op het <strong>IBR</strong>, het IAB en het BIBF<br />

1<br />

Horen, zien en zwijgen?<br />

Een analyse van de draagwijdte van<br />

de fiscale meewerkverplichting van<br />

de accountant, belastingconsulent,<br />

erkende boekhouder en bedrijfsrevisor<br />

2<br />

Wetenschappelijke bevindingen omtrent<br />

prijs- en productdifferentiatie in de<br />

Belgische auditmarkt<br />

5<br />

Wijzigingen aan de Tweede<br />

Vennootschapsrichtlijn: een overzicht<br />

8<br />

Laatste berichtgeving van het IASB<br />

1 april 2007 – 31 mei 2007<br />

13<br />

TAX AUDIT & ACCOUNTANCY<br />

Tweemaandelijks tijdschrift<br />

van het IAB, het <strong>IBR</strong> en het BIBF<br />

Aanbevolen citeerwijze: T.A.A.<br />

Afgiftekantoor: Gent X<br />

REDACTIECOMITÉ<br />

P. P. Berger<br />

P. Colaert<br />

G. Delvaux<br />

M. De Wolf (Hoofdredacteur)<br />

C. Fischer<br />

S. Mercier<br />

C. Van der Elst<br />

E. Vercammen<br />

REDACTIESECRETARIAAT<br />

S. Massagé<br />

Uitgever NV die Keure<br />

Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge<br />

T (050) 47 12 72<br />

F (050) 33 51 54<br />

E steve.massage@diekeure.be<br />

VERANTWOORDELIJKE UITGEVERS<br />

A. Bert<br />

Voorzitter IAB<br />

Livornostraat 41<br />

1050 Brussel<br />

T (02) 543 74 90<br />

F (02) 543 74 91<br />

IFRS voor KMO’s: Samenvatting van<br />

het voorstel van standaard en<br />

beschouwingen bij de toepassing ervan<br />

15<br />

Voorstelling van de drie nieuwe Voorzitters<br />

18<br />

Institutioneel nieuws <strong>IBR</strong>, IAB en BIBF<br />

19<br />

P.P. Berger<br />

Voorzitter <strong>IBR</strong><br />

Arenbergstraat 13<br />

1000 Brussel<br />

T (02) 512 51 36<br />

F (02) 512 78 86<br />

R. Smets<br />

Voorzitter BIBF<br />

Legrandlaan 45<br />

1050 Brussel<br />

T (02) 626 03 80<br />

F (02) 626 03 90


Editoriaal<br />

Overzicht van drie jaar voorzitterschap op het <strong>IBR</strong>, het IAB en het BIBF<br />

De mandaten van drie jaar voorzitterschap bij de drie Instituten<br />

vervielen bijna gelijktijdig in maart-april van dit jaar. Ter gelegenheid<br />

hiervan wensen wij de nadruk erop te leggen dat de<br />

laatste drie jaren werden gekenmerkt door de voortzetting van<br />

de constructieve samenwerking tussen de drie Instituten van de<br />

economische beroepen en de verwezenlijking van gemeenschappelijke<br />

projecten, onder het toezicht van de Hoge Raad voor de<br />

Economische Beroepen.<br />

In toepassing van de wet is het Interinstitutencomité van de economische<br />

beroepen regelmatig bijeengekomen op basis van vier<br />

vergaderingen per jaar, onder het opeenvolgende voorzitterschap<br />

van elk Instituut.<br />

De drie Instituten hebben op basis van deze werkzaamheden gemeenschappelijke<br />

gedragslijnen vastgelegd inzake het voeren van<br />

publiciteit, rekening houdend met het advies van de Hoge Raad<br />

voor de Economische Beroepen.<br />

De Instituten hebben bovendien een protocolakkoord ondertekend<br />

met de Staatssecretaris voor de Modernisering van de Financiën<br />

en de Strijd tegen de fiscale fraude, met naleving van de respectievelijke<br />

bevoegdheden van elkeen. Een studiedag over deze<br />

materie werd gezamenlijk georganiseerd.<br />

De wetgever heeft de bezorgdheden van de vertegenwoordigers<br />

van de drie Instituten met betrekking tot de nieuwe wetgeving<br />

inzake het statuut van de zelfstandigen in aanmerking genomen,<br />

rekening houdend met de specificiteiten van de economische beroepen.<br />

Een studiedag over deze materie werd gezamenlijk georganiseerd<br />

door de Minister van Middenstand en de drie Instituten.<br />

De drie Instituten hebben een wijd verspreide gezamenlijke<br />

publicatie <strong>Tax</strong> <strong>Audit</strong> & <strong>Accountancy</strong> gelanceerd die artikelen van<br />

rechtsleer bevat van gemeenschappelijk belang voor de economische<br />

beroepen.<br />

De drie Instituten hebben eveneens gezamenlijk met de Minister<br />

van Middenstand een studiedag georganiseerd gewijd aan de<br />

overdracht van ondernemingen.<br />

Op initiatief van de drie Instituten werden de sancties ten overstaan<br />

van personen die geen lid zijn van één van de drie Instituten<br />

en die illegaal gebruikmaken van een door de wet beschermde<br />

titel, op elkaar afgestemd en verzwaard in een nieuwe wetgeving.<br />

Op initiatief van de Balanscentrale van de Nationale Bank van<br />

België en van de drie Instituten, heeft een werkgroep verschillende<br />

voorstellen gedaan met het oog op het vergemakkelijken<br />

van de identificatie van de personen die een jaarrekening neerleggen<br />

bij de NBB.<br />

De drie Instituten hebben hun medewerking aan de werkzaamheden<br />

van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen voortgezet,<br />

onder meer via hun vertegenwoordigers benoemd in de<br />

schoot van de CBN. Op initiatief van de CBN zullen de drie Instituten<br />

gezamenlijk een studiedag organiseren op 14 juni 2007 gewijd<br />

aan de non-profitsector.<br />

De drie Instituten waren eveneens vertegenwoordigd in de schoot<br />

van de werkgroepen IFRS – KMO en vennootschapsrecht die, op<br />

initiatief van de CBN, werden opgericht door de Minister van Economie,<br />

gezamenlijk met de Vice-Eerste Minister en Minister van<br />

Justitie en met de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën.<br />

Bovendien liggen de drie Instituten aan de oorsprong van de<br />

oprichting van de Belgische afdeling van de Académie des Sciences<br />

Comptables et Financières, met als doel het uitwisselen van<br />

informatie en het ontwikkelen van een rechtsleer op het gebied<br />

van boekhouding, accountancy en audit.<br />

De drie Instituten zijn, gezamenlijk met onder meer de Nationale<br />

Bank van België, leden-oprichters van de vzw “XBRL” en dragen<br />

bij tot de ontwikkeling op internationaal niveau van deze geharmoniseerde<br />

computertaal voor de elektronische uitwisseling en<br />

standaardisering van financiële verslaggeving.<br />

De drie Instituten hebben een overeenkomst gesloten met een<br />

dienstverlener zodat al hun leden kunnen beschikken over een<br />

elektronische handtekening, die onder meer een bevestiging<br />

bevat van de hoedanigheid van lid van één van de drie Instituten.<br />

De drie Instituten hebben, in overeenstemming met de Balanscentrale<br />

van de Nationale Bank van België, aan al hun leden<br />

toegang verleend tot de bij de Balanscentrale neergelegde jaarrekening<br />

en dit ter raadpleging hiervan via elektronische weg door<br />

middel van het extranet van het BIBF.<br />

De Europese Richtlijn van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen<br />

in de Europese Unie, die betrekking heeft op de commissarismandaten,<br />

voorbehouden aan bedrijfsrevisoren, bevestigt de noodzaak<br />

om de rol en de respectievelijke opdrachten van de economische<br />

beroepsbeoefenaars nader te verduidelijken.<br />

In deze context hadden de Raden van het IAB en het BIBF, met<br />

de instemming en de steun van de Minister van Economie, de<br />

Minister van Middenstand en de Hoge Raad voor de Economische<br />

Beroepen, een protocolakkoord gesloten met het oog op een<br />

nadere verduidelijking van de titels en respectievelijke bevoegdheden<br />

van erkende boekhouders, erkende fiscalisten, accountants<br />

en belastingconsulenten. In deze context voorzag het uit dit<br />

protocol voortvloeiende ontwerp in een toenadering van het IAB<br />

en het BIBF onder de vorm van een fusie van de twee Instituten,<br />

waarbij verschillende ledenlijsten werden gehandhaafd teneinde<br />

rekening te houden met de respectievelijke bevoegdheden van<br />

elke beroepsbeoefenaar en met het oog op een rationalisering en<br />

transparantie ten overstaan van de gebruikers. Dit protocol voorzag<br />

in het behoud van het <strong>IBR</strong> naast het nieuwe gefusioneerde<br />

Instituut. Het <strong>IBR</strong> bleef onderworpen aan de Europese en Belgische<br />

bepalingen in het bijzonder met betrekking tot de wettelijke<br />

controle van de jaarrekeningen terwijl het gefusioneerde Instituut<br />

niet onderworpen was aan de nieuwe bepalingen verbonden aan<br />

de uitbreiding van het publiek toezicht.<br />

Het fusieontwerp is echter niet tot stand gekomen onder de huidige<br />

legislatuur ondanks een overeenkomst en de – herhaaldelijk<br />

bevestigde – steun van de betrokken partijen en dit op grond van<br />

een losstaand initiatief dat voorafging aan de bevestiging van deze<br />

overeenkomst door de Ministerraad.<br />

Wij betreuren ten zeerste dit losstaand initiatief waardoor een<br />

fusieontwerp, waarmee de Raden van de drie Instituten herhaaldelijk<br />

hadden ingestemd, is gestrand.<br />

Dit voorval heeft bovendien schade berokkend aan onze drie<br />

Instituten waarvan de geloofwaardigheid bij de beleidsmensen<br />

werd aangetast.<br />

De drie Instituten zullen op constructieve wijze blijven samenwerken<br />

in het belang van hun leden en derhalve ook in het belang<br />

van de economie in het algemeen. De verrichte werkzaamheden<br />

hebben – hopelijk – bijgedragen tot het behoud en het<br />

versterken van een kwalitatieve financiële verslaggeving, als<br />

dusdanig erkend in de schoot van de in voortdurende ontwikkeling<br />

zijnde Europese Unie.<br />

Met dit doel voor ogen zullen de drie Instituten blijven investeren in<br />

de permanente vorming van hun leden en stagiairs verwelkomen<br />

die kiezen voor een veelzijdig beroep qua samenstelling en<br />

vakgebieden en gestoeld op een degelijke kennis gemeen aan alle<br />

economische beroepen.<br />

ANDRÉ BERT<br />

Voorzitter IAB<br />

PIERRE P. BERGER<br />

Voorzitter <strong>IBR</strong><br />

ROLAND SMETS<br />

Voorzitter BIBF


2-3<br />

M I C H E L M A U S<br />

><br />

Horen, zien en zwijgen?<br />

Een analyse van de draagwijdte van de fiscale<br />

meewerkverplichting van de accountant,<br />

belastingconsulent, erkende boekhouder en<br />

bedrijfsrevisor<br />

Prof. Dr. Fiscaal Recht VUB<br />

Advocaat<br />

De complexiteit van de hedendaagse<br />

regelgeving in de commerciële<br />

en financiële sfeer heeft<br />

tot gevolg dat ondernemingen<br />

veelvuldig een beroep doen op<br />

boekhoudkundige en fiscale raadgevers<br />

teneinde de onderneming<br />

bij te staan bij het vervullen van<br />

de talrijke wettelijke verplichtingen.<br />

In het kader van deze<br />

bijstand gebeurt het zeer vaak dat<br />

ondernemingen vertrouwelijke bedrijfsinformatie<br />

meedelen aan hun<br />

raadgevers. De ondernemingen<br />

mogen er uiteraard op rekenen dat<br />

deze meegedeelde informatie door<br />

de raadgevers als vertrouwelijk<br />

wordt behandeld en geheim blijft.<br />

Dit is een essentieel gegeven in de<br />

relatie tussen de ondernemer en<br />

zijn fiscale en boekhoudkundige<br />

raadgevers.<br />

Het eerste deel van de studie<br />

verscheen in T.A.A. nr. 7.<br />

De procedure van artikel 334 W.I.B.92<br />

Bijzonder inzake de inkomstenbelastingen is<br />

wel dat de fiscale wet heeft voorzien in een<br />

aparte procedure voor het geval een persoon<br />

het beroepsgeheim laat gelden om zijn medewerking<br />

aan de fiscale controle te weigeren,<br />

hetzij van bepaalde bescheiden, hetzij van<br />

sommige mondelinge of schriftelijke inlichtingen.<br />

Deze procedure is terug te vinden in<br />

artikel 334 W.I.B.92. Dit artikel bepaalt dat,<br />

wanneer een persoon bij een ‘vraag om inlichtingen’<br />

of een ‘boekenonderzoek’ het beroepsgeheim<br />

doet gelden, de administratie om<br />

de tussenkomst van de territoriaal bevoegde<br />

tuchtoverheid moet verzoeken opdat deze zou<br />

oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de<br />

vraag om inlichtingen of de overlegging van<br />

boeken en bescheiden verzoenbaar is met het<br />

eerbiedigen van het beroepsgeheim. Indien<br />

een fiscale of boekhoudkundige raadgever<br />

het beroepsgeheim laat gelden bij een fiscale<br />

controle dan zal de administratie, wil zij toch<br />

een antwoord op haar vragen verkrijgen, zich<br />

moeten richten tot ‘de territoriaal bevoegde<br />

tuchtoverheid’ 1 . In concreto zal de administratie<br />

zich aldus moeten richten tot de bevoegde<br />

tuchtoverheden van het Beroepsinstituut<br />

van erkende Boekhouders en Fiscalisten,<br />

van het Instituut van de Accountants en de<br />

Belastingconsulenten en van het Instituut der<br />

Bedrijfsrevisoren.<br />

Dit is een verplichting voor de administratie 2 .<br />

Tijdens de parlementaire voorbereiding van<br />

de Wet van 22 november 1962 werd bij de<br />

bespreking van de procedure van artikel 334<br />

W.I.B.92 dienaangaande gesteld dat de administratie<br />

in de regel niet is gerechtigd om<br />

zelf te beslissen of een persoon beroepshalve<br />

tot het beroepsgeheim is gehouden 3 . Enkel<br />

indien er in de organisatie van het beroep van<br />

de geheimhouder geen bevoegde tuchtoverheid<br />

bestaat, is de administratie gerechtigd<br />

om zelf een standpunt in te nemen nopens<br />

de draagwijdte van het ingeroepen beroepsgeheim<br />

4 . Hieruit kan worden afgeleid dat,<br />

indien er echter wel een tuchtoverheid bestaat,<br />

de administratie steeds de verplichting<br />

heeft zich tot deze overheid te wenden 5 . Uit<br />

de administratieve commentaren blijkt dat<br />

ook de administratie deze mening lijkt te zijn<br />

toegedaan 6 .<br />

Het is de taak van de geraadpleegde tuchtoverheid<br />

om uitspraak te doen over de vraag<br />

of de fiscale of boekhoudkundige raadgever<br />

terecht zijn beroepsgeheim heeft laten gelden<br />

ten aanzien van de fiscale administratie.<br />

Hierbij dient de tuchtoverheid na te gaan<br />

in welke mate het verzoek om inlichtingen<br />

of het verzoek om overlegging van bepaalde<br />

stukken verzoenbaar is met het beroepsgeheim<br />

waartoe de fiscale of boekhoudkundige<br />

raadgever gehouden is. Te dien einde lijkt<br />

het o.i. noodzakelijk dat de fiscale of boekhoudkundige<br />

raadgever alle ter zake dienende<br />

informatie aan de tuchtoverheid overhandigt<br />

of meedeelt zodat deze met kennis van zaken<br />

een advies kan uitbrengen. De fiscale of<br />

boekhoudkundige raadgever loopt hiermee<br />

geen enkel risico. Het beroepsgeheim geldt<br />

trouwens niet ten aanzien van de tuchtoverheid.<br />

Het behoort immers tot de taken van<br />

de tuchtoverheid om erop toe te zien dat de<br />

geheimhouder geen misbruik maakt van zijn<br />

beroepsgeheim. Het is evident dat de tuchtoverheid<br />

de geheimhouder ertoe moet kunnen<br />

verplichten om hem alle noodzakelijke<br />

gegevens mee te delen, zelfs indien deze door<br />

het beroepsgeheim zouden zijn gedekt. De<br />

fiscale of boekhoudkundige raadgever miskent<br />

hiermee zijn geheimhoudingsplicht niet<br />

temeer daar ook de leden van de tuchtoverheid<br />

tot het beroepsgeheim zijn gehouden.<br />

Indien de tuchtoverheid de mening is toegedaan<br />

dat het beroepsgeheim ten onrechte<br />

wordt ingeroepen door de fiscale of boekhoudkundige<br />

raadgever dan dient deze laatste<br />

in beginsel in te gaan op het verzoek om informatie<br />

van de administratie. Hij is immers<br />

ingevolge zijn deontologie gehoorzaamheid<br />

aan de tuchtoverheid verplicht. Indien de<br />

fiscale of boekhoudkundige raadgever niettemin<br />

in zijn weigering volhardt, dan moet hij<br />

vanuit fiscaal oogpunt worden beschouwd als<br />

elke andere persoon die weigert mee te werken<br />

aan een fiscaal onderzoek en kan hij voor<br />

zijn halsstarrigheid worden gesanctioneerd 7 .


J U N I 2 0 0 7<br />

T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y<br />

De administratie kan niet anders dan zich<br />

neer te leggen bij het standpunt van de tuchtoverheid<br />

8 . Wanneer de tuchtoverheid het<br />

standpunt van de geheimhouder bevestigt,<br />

kan de aanslagambtenaar zich daar dan ook<br />

slechts bij neerleggen 9 . Hiermee verschilt de<br />

procedure van artikel 334 W.I.B.92 duidelijk<br />

van de bijstand van de tuchtoverheid bij een<br />

strafrechtelijke huiszoeking. Ook daar oordeelt<br />

de tuchtoverheid of de stukken die men<br />

wenst in te zien en/of in beslag te nemen al<br />

dan niet onder het beroepsgeheim vallen,<br />

doch in tegenstelling met hetgeen is voorzien<br />

in het kader van artikel 334 W.I.B.92 dient<br />

de onderzoeksrechter zich niet bij het oordeel<br />

van de tuchtoverheid neer te leggen.<br />

De fiscale doorbreking van het<br />

beroepsgeheim<br />

Tot slot moet nog worden opgemerkt dat<br />

het beroepsgeheim geen absoluut karakter<br />

vertoont 10 . Ook ten aanzien van de fiscale<br />

controle is dit zo. In de bepalingen van artikel<br />

458 Sw. werden twee uitzonderingen op<br />

de zwijgplicht voorzien. Personen die tot het<br />

beroepsgeheim zijn gehouden, zijn verplicht<br />

de hen toevertrouwde geheimen kenbaar te<br />

maken telkenmale de wet hen daartoe verplicht<br />

en zij mogen, zij het zonder verplichting,<br />

geheimen bekendmaken wanneer ze<br />

worden opgeroepen om in rechte getuigenis<br />

af te leggen.<br />

Het getuigenis in rechte<br />

De uitzondering van het getuigenis in rechte<br />

verleent aan de geheimhouder het recht zijn<br />

geheimhoudingsplicht te doorbreken. Het<br />

gaat hier enkel om een recht van de geheimhouder,<br />

niet om een verplichting. Zo oordeelde<br />

het Hof van Cassatie in een arrest van 20<br />

september 1986 dat een geheimhouder, naar<br />

aanleiding van een getuigenis in rechte, feiten<br />

die door het beroepsgeheim zijn gedekt mag<br />

bekendmaken zonder dat hij tot spreken kan<br />

gedwongen worden 11 . Een fiscale of boekhoudkundige<br />

raadgever behoudt met andere<br />

woorden ook bij een getuigenis in rechte nog<br />

steeds de mogelijkheid om te zwijgen 12 en hij<br />

kan zelf beslissen of hij al dan niet de geheimen<br />

waarvan hij kennis heeft zal prijsgeven 13 .<br />

Indien hij er evenwel voor opteert om toch<br />

te spreken dan kan hij daarvoor niet worden<br />

gesanctioneerd 14 .<br />

Deze uitzondering op de geheimhoudingsplicht<br />

van artikel 458 Sw. geldt echter enkel<br />

voor getuigenissen in rechte, d.w.z. getuigenissen<br />

voor een rechterlijke instantie 15 . Dit<br />

betekent dat de uitzondering van het getuigenis<br />

in rechte geen toepassing kan vinden op<br />

het fiscaal getuigenverhoor in de zin van de<br />

artikelen 322, 325 en 326 W.I.B.92. Het<br />

fiscaal getuigenverhoor speelt zich immers<br />

af voor een fiscale ambtenaar en dient dienvolgens<br />

te worden beschouwd als een loutere<br />

administratieve procedure zonder rechterlijk<br />

karakter. Enkel indien een rechter in het<br />

kader van de gerechtelijke fiscale geschillenprocedure<br />

of in het kader van een fiscale<br />

strafprocedure zou overgaan tot het horen<br />

van een derde geheimhouder zou de uitzondering<br />

van het getuigenis in rechte uit artikel<br />

458 Sw., in fiscale zaken toepassing kunnen<br />

vinden. Dit betekent met andere woorden<br />

dat fiscale en boekhoudkundige raadgevers in<br />

het kader van het fiscaal getuigenverhoor nog<br />

steeds gebonden zijn door de zwijgplicht. Zij<br />

beschikken in tegenstelling tot het getuigenis<br />

in rechte bij een fiscaal getuigenverhoor<br />

niet over een zwijgrecht. In concreto kan een<br />

fiscale of boekhoudkundige raadgever in het<br />

kader van een fiscaal getuigenverhoor niet<br />

meer doen dan de eed afleggen en vervolgens<br />

evalueren of de gestelde vragen van aard zijn<br />

dat hij zijn beroepsgeheim zou moeten prijsgeven.<br />

Indien dit het geval blijkt te zijn moet<br />

hij zijn beroepsgeheim laten prevaleren op<br />

zijn fiscale meewerkverplichting 16 .<br />

De wettelijke verplichting bepaalde gegevens<br />

kenbaar te maken<br />

Artikel 458 Sw. voorziet tevens dat het<br />

beroepsgeheim niet kan worden ingeroepen<br />

in de gevallen waarin de wet de geheimhouder<br />

heeft verplicht om te spreken. Verschillende<br />

wettelijke bepalingen verplichten<br />

personen die tot het beroepsgeheim zijn<br />

gehouden inderdaad om bepaalde gegevens<br />

aan de overheid kenbaar te maken. In de<br />

mate waarin de wet de fiscale of boekhoud-<br />

1<br />

M. MAUS, o.c, N.F.M., , 2006, 216.<br />

2<br />

M. MAUS, o.c, N.F.M., , 2006, 216.<br />

3<br />

Parl.St., Senaat, 1961-1962, 366, 293-294.<br />

4<br />

Parl.St., Senaat, 1961-1962, 366, 293-294.<br />

5<br />

M. MAUS, o.c, N.F.M., , 2006, 216.<br />

6<br />

Com.I.B., 334/6.<br />

7<br />

M. MAUS, o.c., , Brugge, die Keure, 2005, 243.<br />

8<br />

Com.I.B., 334/8.<br />

9<br />

M. MAUS, o.c., , Brugge, die Keure, 2005, 244-245.<br />

10<br />

F. VANNESTE, “Kan het beroepsgeheim absoluut<br />

genoemd worden?”, R.W., , 1977-1978, 1290 e.v.<br />

11<br />

Cass., 20 september 1986, Arr. Cass., 1986-1987,<br />

100.<br />

12<br />

M. FRANCHIMONT, “Het beroepsgeheim van de<br />

bedrijfsrevisor”, Studies en Documenten BCNAR,<br />

1986/2, 27; Ch. HAVERANS, o.c., A.F.T., , 1986, 91.<br />

13<br />

T. AFSCHRIFT en F. GODDEVRIENDT, o.c., T.F.R.,<br />

2002, 301.<br />

14<br />

E. DE BAENST, o.c., J.D.F., , 1991, 200.<br />

15<br />

M. MAUS, o.c, N.F.M., , 2006, 217.<br />

16<br />

M. MAUS, o.c, N.F.M., , 2006, 217.


4-5<br />

Verschillende<br />

wettelijke bepalingen<br />

verplichten personen<br />

die tot het beroepsgeheim<br />

zijn gehouden<br />

inderdaad om<br />

bepaalde gegevens<br />

aan de overheid<br />

kenbaar te maken.<br />

kundige raadgever verplicht om zelf aangifte<br />

of melding te doen van bepaalde feiten kan er<br />

bijgevolg geen sprake zijn van een schending<br />

van het beroepsgeheim 17 . Bepaalde van deze<br />

wettelijke afwijkingen op het beroepsgeheim<br />

hebben ook een fiscale dimensie. Meestal gaat<br />

het hier om wettelijke meldingsplichten met<br />

het oog op de invordering van de belasting of<br />

met het oog op de bestrijding van de fiscale<br />

fraude.<br />

Ook fiscale en boekhoudkundige raadgevers<br />

zijn aan dergelijke fiscale meldingsplichten<br />

onderworpen. In het bijzonder kan hier<br />

worden verwezen naar de Wet van 11 januari<br />

1993 tot voorkoming van het gebruik van<br />

het financiële stelsel voor het witwassen van<br />

geld en de financiering van terrorisme 18 . Deze<br />

wet legt onder meer aan de bedrijfsrevisoren,<br />

de externe accountants, de externe belastingconsulenten,<br />

de erkende boekhouders en de<br />

erkende boekhouders-fiscalisten de verplichting<br />

op om de ‘ernstige en georganiseerde fiscale<br />

fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen<br />

of procédés van internationale omvang<br />

worden aangewend’ waarvan zij kennis krijgen<br />

aan de Cel voor financiële informatieverwerking<br />

te melden.<br />

Conclusie<br />

17<br />

P. HELSEN, “De strafbare deelneming van de<br />

notaris aan een misdrijf”, N.F.M., , 2004/2, 50.<br />

De wetgever heeft bij de regeling van het<br />

beroep van accountant, belastingconsulent,<br />

erkende boekhouder en bedrijfsrevisor artikel<br />

458 Sw. op deze beroepen van toepassing gemaakt.<br />

Dit impliceert dat de accountant, de<br />

belastingconsulent, de erkende boekhouder<br />

en de bedrijfsrevisor bij de uitoefening van<br />

zijn beroep het beroepsgeheim moet respecteren.<br />

De gebondenheid tot het beroepsgeheim<br />

strekt zich ook uit tot de overheid, en inzonderheid<br />

tot de fiscale administratie. Ook ten<br />

aanzien van de fiscus moet het beroepsgeheim<br />

immers worden gerespecteerd. Dit is zeker<br />

wat de fiscale en boekhoudkundige raadgevers<br />

betreft van cruciaal belang, vermits zij<br />

vaak kennis hebben van fiscaal zeer gevoelige<br />

informatie. De accountant, de belastingconsulent,<br />

de erkende boekhouder en de bedrijfsrevisor<br />

dient zich rekenschap te geven van het<br />

beroepsgeheim. In regel kan men stellen dat<br />

de accountant, de belastingconsulent, de erkende<br />

boekhouder en de bedrijfsrevisor deze<br />

informatie slechts kan prijsgeven indien hij<br />

daartoe door de wet wordt verplicht. Slechts<br />

dan kan het beroepsgeheim terzijde worden<br />

geschoven. Indien deze regel wordt miskend,<br />

dan stellen de fiscale en boekhoudkundige<br />

raadgevers zich bloot aan strafrechtelijke en<br />

tuchtrechtelijke vervolging en komt bovendien<br />

hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid<br />

in het gedrang.<br />

18<br />

B.S., , 9 februari 1993.


M A R L E E N W I L L E K E N S<br />

><br />

Wetenschappelijke<br />

bevindingen omtrent prijs- en<br />

productdifferentiatie in de Belgische<br />

auditmarkt<br />

Hoogleraar auditing Universiteit<br />

Tilburg en deeltijds hoogleraar<br />

K.U.Leuven<br />

Toonaangevende auditstudies uit<br />

de VS hielden zich de voorbije<br />

decennia onder meer bezig met de<br />

vraag of de statutaire audit concurrentieel<br />

geprijsd is en of er productdifferentiatie<br />

bestaat tussen<br />

verschillende types auditkantoren.<br />

Ook in België werden diverse studies<br />

uitgevoerd die onderzochten<br />

of verschillende types auditkantoren<br />

aan prijs- en productdifferentiatie<br />

doen. De resultaten van<br />

deze Belgische studies zijn minder<br />

eenduidig dan in de VS.<br />

<strong>Audit</strong>prijszetting<br />

Hét basiswerk in de auditprijszettingliteratuur<br />

waarop quasi alle daaropvolgende studies<br />

steunen, is de Amerikaanse studie van<br />

Simunic (1980). Simunic (1980) bestudeert<br />

de prijszetting in de Amerikaanse auditmarkt.<br />

Hij test welke variabelen een significante<br />

invloed uitoefenen op de grootte van het<br />

audithonorarium. Deze hebben onder meer<br />

betrekking op de grootte van de te auditeren<br />

onderneming, de ondernemingscomplexiteit<br />

en het financiële risico van de klant. Vele<br />

daaropvolgende studies gebruiken een gelijkaardige<br />

onderzoeksdesign. Hay, Knechel<br />

and Wong (2006) geven een overzicht van<br />

deze rijke literatuur en besluiten dat: 1) het<br />

audithonorariummodel dat Simunic introduceerde<br />

wereldwijd tussen de 50 % en<br />

70 % van de variatie in het audithonorarium<br />

verklaart, en dit gebaseerd op variabelen zoals<br />

ondernemingsgrootte (zoals, bijvoorbeeld,<br />

het totaal actief of de omzet van de klant),<br />

ondernemingscomplexiteit (zoals, bijvoorbeeld,<br />

het aantal dochterondernemingen),<br />

en ondernemingsrisico (zoals bijvoorbeeld de<br />

ondernemingsliquiditeit); 2) er in de meeste<br />

studies significant hogere audithonoraria<br />

worden gevonden voor klanten geauditeerd<br />

door een Big N-auditkantoor. Wat de hogere<br />

prijszetting door de Big N drijft, staat niet<br />

eenduidig vast. In zijn seminale studie gaf<br />

Simunic twee mogelijke verklaringen. Ten<br />

eerste zou een hoger honorarium door de Big<br />

N een exponent kunnen zijn van marktmacht<br />

(ten gevolge van een hoge marktconcentratie<br />

in de auditmarkt). Anderzijds zou het een<br />

gevolg kunnen zijn van een gedifferentieerde<br />

auditdienst.<br />

Ook in België vonden een aantal auditprijszettingsstudies<br />

plaats. Willekens en Achmadi<br />

(2003), Willekens en Gaeremynck (2005),<br />

en Knechel en Willekens (2006) leverden<br />

bijdragen in deze context. Willekens en<br />

Achmadi (2003) onderzochten de prijszetting<br />

in het niet-beursgenoteerde klantensegment<br />

van de Belgische auditmarkt voor de jaren<br />

1989 en 1997. Zij bestudeerden enerzijds of<br />

de prijszetting competitief is in de Belgische<br />

auditmarkt, en anderzijds of de toename<br />

in marktconcentratie tussen 1989 en 1997<br />

leidde tot meer of minder concurrentie in de<br />

auditmarkt. Zij rapporteren dat audithonoraria<br />

in België zowel in 1989 als in 1997 op<br />

significante wijze positief geassocieerd zijn<br />

met de grootte van het auditkantoor. Het is<br />

echter ook in deze studie niet duidelijk of het<br />

hogere honorarium dat, ceteris paribus, wordt<br />

aangerekend door de Big N-kantoren te wijten<br />

is aan marktmacht of aan productdifferentiatie.<br />

Wel ondersteunen hun resultaten de<br />

hypothese dat de prijszetting in de Belgische<br />

auditmarkt tussen 1989 en 1997 concurrentiëler<br />

is geworden.<br />

Willekens en Gaeremynck (2005) deden een<br />

diepgaande studie over de prijszetting in de<br />

Belgische auditmarkt op basis van een steekproef<br />

van ruim 12.000 auditmandaten (uit<br />

2001). In tegenstelling tot de andere prijszettingsstudies<br />

(nationaal en internationaal)<br />

testten de auteurs ook commissaris- en auditorkarakteristieken,<br />

naast tal van ondernemingsvariabelen.<br />

Wat de kantoorkarakteristieken<br />

betreft valt op dat het audithonorarium<br />

toeneemt naarmate het aantal personeelsleden<br />

andere dan commissarissen groter is.<br />

Een interessante bevinding is ook dat de Big<br />

N-variabele geen significante invloed meer<br />

blijkt te hebben in een prijsmodel dat ook<br />

andere kantoorkarakterisiteken opneemt als<br />

verklarende variabele. Wanneer deze kantoorvariabelen<br />

niet worden opgenomen in het<br />

prijszettingsmodel (zoals in andere studies<br />

doorgaans het geval is) is de Big N-variabele<br />

wel zeer significant, met hogere honoraria<br />

aangerekend door de Big N-kantoren. Ook<br />

het testen van commissariskarakteristieken<br />

maakt deze studie vrij uniek. De belangrijkste<br />

variabele binnen deze categorie is het aantal<br />

klanten dat de commissaris in zijn portfolio<br />

heeft. Er wordt gevonden dat het audithonorarium<br />

lager is hoe meer mandaten een<br />

commissaris heeft, ceteris paribus. Verder<br />

blijkt ook het individuele marktaandeel van<br />

de commissaris die het mandaat uitvoert positief<br />

geassocieerd te zijn met de grootte van<br />

het audithonorarium. Dit wijst erop dat niet<br />

enkel kantoor-, maar ook individuele commissariskarakteristieken<br />

medebepalend zijn<br />

voor de prijszetting.


6-7<br />

Wat de kantoorkarakteristieken<br />

betreft valt op dat<br />

het audithonorarium<br />

toeneemt naarmate<br />

het aantal personeelsleden<br />

andere dan<br />

commissarissen<br />

groter is.<br />

Het<br />

type<br />

auditopinie bepaalt op<br />

significante wijze mee<br />

of een onderneming in<br />

de toekomst nog een<br />

‘going concern’ blijft<br />

of niet.<br />

Wat de evolutie van de prijszetting betreft, is<br />

het opmerkelijk dat er tussen 1998 en 2002<br />

een relatieve prijsdaling wordt vastgesteld<br />

bij Big N-kantoren. Deze evidentie is een<br />

indicatie dat de toegenomen competitie in de<br />

auditmarkt die Willekens en Achmadi (2003)<br />

tussen 1989 en 1997 vaststelden, zich ook<br />

daarna nog heeft verdergezet.<br />

Knechel en Willekens (2006) bestuderen de<br />

auditprijszetting in het beursgenoteerde segment<br />

van de Belgische auditmarkt. Zij onderzoeken<br />

of externe audit en andere corporate<br />

governance mechanismen complementen of<br />

substituten zijn. Zij vinden dat het audithonorarium<br />

op significante wijze geassocieerd is<br />

met de kwaliteit van de interne controle, het<br />

risicomanagement en het deugdelijke bestuur<br />

van de klantonderneming. <strong>Audit</strong>honoraria<br />

zijn hoger wanneer de klant een auditcomité<br />

heeft, meer onafhankelijke bestuurders heeft<br />

en transparant is omtrent het beheer van<br />

financiële risico’s. <strong>Audit</strong>honoraria zijn lager<br />

wanneer ‘compliance’ risico’s beter beheerd<br />

worden. Deze bevindingen ondersteunen de<br />

hypothese dat alternatieve vormen van monitoring<br />

complementair werken in plaats van<br />

substituten te zijn, behalve wanneer het om<br />

compliancecontrolemechanismen gaat.<br />

Onderzoeken naar productdifferentiatie<br />

tussen auditkantoren<br />

<strong>Audit</strong>prijszettingsstudies kunnen geen eenduidig<br />

uitsluitsel brengen op de vraag of er<br />

productdifferentiatie bestaat tussen de Big<br />

N- en de andere auditkantoren, omdat zij<br />

dit slechts op indirecte wijze testen. Directe<br />

testen van productdifferentiatie bestuderen<br />

de invloed van het auditortype op een maatstaf<br />

van ‘auditkwaliteit’. Twee maatstaven<br />

van auditkwaliteit worden courant getest in<br />

de internationale auditliteratuur: Ten eerste,<br />

wordt getest of het type auditkantoor op significante<br />

wijze een invloed heeft op de mate<br />

van winstmanagement in de jaarrekening van<br />

de geauditeerde. Ten tweede wordt getest of<br />

het type auditkantoor op significante wijze<br />

een invloed heeft op het type auditrapport<br />

dat wordt gegeven.<br />

Winstmanagement en auditkantoortype<br />

In de internationale literatuur wordt de<br />

grootte van de onverwachte accruals in de<br />

jaarrekening van de klant als maatstaf voor<br />

winstmanagement gehanteerd. De onverwachte<br />

accruals zijn die accruals die niet te<br />

verklaren zijn door de ondernemingsgrootte,<br />

-groei of de sector waartoe de onderneming<br />

behoort. In de VS vinden Becker, DeFond,<br />

Jiambalvo, en Subramanyam (1998) en<br />

Francis, Maydew en Sparks (1999) dat klanten<br />

van Big N-kantoren minder onverwachte<br />

accruals hebben in hun jaarrekeningen, ceteris<br />

paribus. In deze institutionele omgeving<br />

(beursgenoteerde auditklanten) wordt quasi<br />

uitsluitend belang gehecht aan de rol van de<br />

auditor om winstverhogende onverwachte<br />

accruals te beperken.<br />

Vander Bauwhede, Willekens en Gaeremynck<br />

(2003) doen een analoog onderzoek voor<br />

een steekproef van Belgische beursgenoteerde<br />

ondernemingen en een even grote steekproef<br />

van niet-beursgenoteerde ondernemingen van<br />

dezelfde grootte (en uit dezelfde sectoren).<br />

Gegeven de andere institutionele context en<br />

de aanwezige drijfveren om ook winstverlagende<br />

manipulaties in de boekhouding door<br />

te voeren, worden zowel winstverhogende als<br />

-verlagende onverwachte accruals bestudeerd.<br />

In het klantensegment van de niet-beursgenoteerde<br />

ondernemingen blijkt dat Big N-<br />

klanten minder winstverlagende onverwachte<br />

accruals hebben dan niet-Big N-klanten,<br />

ceteris paribus. Er wordt echter geen verschil<br />

gevonden voor winstverhogende onverwachte<br />

accruals. Verder wordt dit verschil tussen Big<br />

N- en niet-Big N-klanten ook niet gevonden<br />

in het segment van de beursgenoteerde klanten<br />

in België.<br />

Vander Bauwhede en Willekens (2004) onderzoeken<br />

winstmanagement voor een ruime<br />

steekproef van niet-beursgenoteerde Belgische<br />

ondernemingen behorende tot alle groottecategoriëen<br />

(dus niet enkel de grootste, zoals<br />

in de studie van Vander Bauwhede et al.<br />

2003). Zij vinden echter geen significant<br />

verband tussen auditkantoortype en de mate<br />

van winstmanagement.<br />

Van Tendeloo en Vanstraelen (2005) onderzoeken<br />

of auditkantoortype een verklarende<br />

factor is voor de verschillen in onverwachte<br />

accruals tussen ondernemingen uit zes<br />

Europese landen, waaronder ook België. Zij<br />

vinden echter wel dat er duidelijke verschillen<br />

bestaan in de mate waarin onverwachte accruals<br />

voorkomen tussen Big N- en niet-Big<br />

N-klanten, met meer onverwachte accruals<br />

bij niet-Big N-klanten.<br />

Gaeremynck, Van der Meulen en Willekens<br />

(2006) onderzoeken of bepaalde kenmerken<br />

van de klantenportfolio van auditkantoren,<br />

in plaats van de grootte van het auditkantoor,<br />

geassocieerd zijn met de mate van<br />

winstmanagement in de jaarrekening van de<br />

klanten. Zij vinden, voor een steekproef van


J U N I 2 0 0 7<br />

T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y<br />

Belgische ondernemingen in moeilijkheden,<br />

dat dit inderdaad het geval is. Zo blijkt dat<br />

auditkantoren met meer visibele klanten in<br />

hun portfolio strenger zijn ten opzichte van<br />

onverwachte accruals in de jaarrekening van<br />

hun klanten. Verder geldt hetzelfde ook voor<br />

auditkantoren met minder solvabele klanten.<br />

<strong>Audit</strong>rapportering en auditkantoortype<br />

De eerste studies die onderzochten of Big<br />

N-auditkantoren strengere auditopinies geven,<br />

zijn ook uit de VS afkomstig. Mutchler,<br />

Hopwood en McKeown (1997) vinden geen<br />

significante rapporteringsverschillen tussen<br />

Big N- en andere auditkantoren. Behn,<br />

Kaplan en Krumwiede (2001) daarentegen<br />

vinden die wel, met strengere rapportering<br />

(i.e. meer going-concern opmerkingen) door<br />

Big N-auditkantoren, ceteris paribus.<br />

In de Belgische context onderzocht<br />

Vanstraelen (2002) of er een associatie bestaat<br />

tussen economische drijfveren van auditoren<br />

en de aard van de opinie die wordt gegeven.<br />

Zij vindt echter geen evidentie dat auditortype<br />

(Big N vs. niet-Big N) significant<br />

geassocieerd met het type auditopinie dat<br />

wordt gegeven. Deze resultaten worden ook<br />

bevestigd door een studie van Gaeremynck<br />

en Willekens (2003) waarin ook geen rapporteringsverschillen<br />

worden gevonden tussen<br />

Big N- en andere auditkantoren voor een<br />

steekproef van ondernemingen die binnen<br />

het jaar na de opinie in faling gingen. Verder<br />

vinden Gaeremynck en Willekens (2003) ook<br />

dat het geven van een toelichtende paragraaf,<br />

voorbehoud of onthoudende verklaring wegens<br />

continuïteitsproblemen het karakter van<br />

een self-fulfilling prophecy heeft. Met andere<br />

woorden, het type auditopinie bepaalt op<br />

significante wijze mee (naast tal van andere<br />

factoren) of een onderneming in de toekomst<br />

nog een ‘going concern’ blijft of niet.<br />

Besluit<br />

Belgische studies rapporteren duidelijke<br />

verschillen op het vlak van de prijszetting<br />

tussen Big N-auditkantoren en de andere<br />

auditkantoren, met hogere honoraria voor de<br />

Big N-kantoren, ceteris paribus. Verder wordt<br />

gevonden dat deze verschillen de voorbije<br />

jaren zijn afgenomen. Uit de productdifferentiatiestudies<br />

is echter niet duidelijk af te<br />

leiden waaraan deze prijsverschillen te wijten<br />

zijn. In tegenstelling tot Amerikaanse studies,<br />

wordt de productdifferentiatiehypothese<br />

niet eenduidig bevestigd aan de hand van<br />

winstmanagement- en auditrapporteringsverschillen.<br />

Dit is mogelijks te wijten aan de<br />

Belgische institutionele omgeving waar (ook)<br />

andere attributen van auditkwaliteit wellicht<br />

relevant zijn. Deze andere dimensies van ‘productdifferentiatie’<br />

(dan winstmanagement en<br />

auditrapportering) werden tot op heden nog<br />

niet onderzocht, ook niet in de VS. Dit is<br />

het gevolg van het niet voorhanden zijn van<br />

kosten- en auditprocesgegevens van auditkantoren<br />

voor onderzoeksdoeleinden. Hierdoor<br />

blijven jammer genoeg tal van belangrijke<br />

vragen onbeantwoord in de wetenschappelijke<br />

studies.<br />

Bibliografie<br />

BECKER, C.L., DEFOND, M.L.,<br />

JIAMBALVO, J. en SUBRAMANYAM,<br />

K.R., “The Effect of <strong>Audit</strong> Quality on<br />

Earnings Management”, Contemporary<br />

Accounting Research 15, 1998, 1-24.<br />

BEHN, B.K., KAPLAN, S.E. en<br />

KRUMWIEDE, K.R., “Further Evidence<br />

on the <strong>Audit</strong>or’s Going-Concern”, <strong>Audit</strong>ing:<br />

A Journal of Practice and Theory. Report: The<br />

Influence of Management Plans, 2001, 20 (1):<br />

13-28.<br />

FRANCIS, J.R., MAYDEW, E.L. en<br />

SPARKS, H.C., “The role of Big 6 auditors<br />

in the credible reporting of accruals”,<br />

<strong>Audit</strong>ing: A Journal of Practice and Theory,<br />

1999, 18(2): 17-34.<br />

GAEREMYNCK, A. en WILLEKENS,<br />

M., “The Endogenous Relationship between<br />

<strong>Audit</strong>-Report Type and Business<br />

Termination: Evidence on Private Firms in a<br />

Non-Litigious Environment”, Accounting and<br />

Business Research, 2003, Vol. 33-1: 65-79.<br />

GAEREMYNCK, A., VAN DER MEULEN,<br />

S. en WILLEKENS, M., “<strong>Audit</strong>-Firm<br />

Portfolio Characteristics, <strong>Audit</strong> Quality and<br />

Client Financial Reporting Quality”, Working<br />

Paper Tilburg University en Katholieke<br />

Universiteit Leuven, 2006.<br />

HAY, D.C, KNECHEL, W.R. en WONG,<br />

N., “<strong>Audit</strong> Fees: A Meat-analysis of the<br />

Effect of Supply and Demand Attributes”,<br />

Contemporary Accounting Research, 2006,<br />

23(1) Spring: 141-191.<br />

KNECHEL, R. en WILLEKENS, M., “The<br />

Role of Risk Management and Governance<br />

in determining <strong>Audit</strong> Demand”, Journal of<br />

Business Finance and Accounting, 2006, Vol.<br />

33, Issue 9-10: 1344-1367.<br />

MUTCHLER, J. F., HOPWOOD, W.<br />

en McKEOWN, J. M., “The Influence of<br />

Contrary Information and Mitigating Factors<br />

on <strong>Audit</strong> Opinion Decisions on Bankrupt<br />

Companies”, Journal of Accounting Research,<br />

1997, Vol. 35, No. 2. (Autumn, 1997), 295-<br />

310.<br />

SIMUNIC, D.A., “The Pricing of <strong>Audit</strong><br />

Services: Theory and Evidence”, Journal of<br />

Accounting Research, 22: 1980, 161-190.<br />

VANDER BAUWHEDE, H. en<br />

WILLEKENS, M., “Evidence on (the lack<br />

of) <strong>Audit</strong>-Quality Differentiation in the<br />

Private Client Segment of the Belgian <strong>Audit</strong><br />

Market?”, European Accounting Review, 2004,<br />

Vol. 13, no. 3: 501-522.<br />

VANDER BAUWHEDE, H.,<br />

WILLEKENS, M. en GAEREMYNCK, A.,<br />

“<strong>Audit</strong> Quality, Public Ownership and Firms’<br />

Discretionary Accruals Management”, The<br />

International Journal of Accounting, 2003,<br />

Vol. 38-1: 1-22.<br />

VANSTRAELEN, A. “<strong>Audit</strong>or Economic<br />

Incentives and Going-Concern Opinions in<br />

a Limited Litigious Continental European<br />

Business Environment: Empirical Evidence<br />

from Belgium”, Accounting and Business<br />

Research, 32(3): 2002, 171-186.<br />

VAN TENDELOO, B.A. en<br />

VANSTRAELEN, A., “Earnings<br />

Management and <strong>Audit</strong> Quality in Europe:<br />

Evidence from Private Client Segment<br />

Market”, Paper presented at the Symposium<br />

of the European <strong>Audit</strong>ing Research Network,<br />

Amsterdam, 2005, October 28-29.<br />

WILLEKENS, M. en ACHMADI, C.,<br />

“Pricing and Supplier Concentration in the<br />

Private-Client Segment of the <strong>Audit</strong> Market”,<br />

The International Journal of Accounting, 2003,<br />

Vol. 38-4: 431-456.<br />

WILLEKENS, M. en GAEREMYNCK, A.,<br />

Prijszetting in de Belgische auditmarkt,<br />

<strong>IBR</strong>/Brugge, die Keure, 2005.


8-9<br />

><br />

Wijzigingen aan de Tweede<br />

Vennootschapsrichtlijn: een overzicht<br />

R U TG E R VA N B O V E N<br />

Directieadviseur IAB<br />

Op 25 september 2006 verscheen<br />

de Richtlijn 2006/68/EG van<br />

6 september 2006 tot wijziging<br />

van Richtlijn 77/91/EEG van de<br />

Raad met betrekking tot de oprichting<br />

van de naamloze vennootschap,<br />

alsook de instandhouding<br />

en wijziging van haar kapitaal in<br />

het Publicatieblad van de Europese<br />

Unie. Deze Richtlijn wijzigt<br />

de Tweede Vennootschapsrichtlijn<br />

op een aantal punten. Wij geven<br />

hierna een overzicht van de meest<br />

in het oog springende wijzigingen.<br />

De inbreng in natura: bijkomende<br />

uitzonderingen op de bijzondere<br />

verslagplicht<br />

De Richtlijn tot wijziging van de Tweede<br />

Vennootschapsrichtlijn voorziet in een aantal<br />

bijkomende gevallen waarin de Lidstaten<br />

naamloze vennootschappen kunnen vrijstellen<br />

van de verplichting om, ter gelegenheid<br />

van een inbreng in natura, een controleverslag<br />

te laten opmaken door een onafhankelijke<br />

deskundige 1 . In essentie komt het erop<br />

neer dat geen bijzonder verslag moet worden<br />

opgemaakt wanneer er reeds een duidelijk<br />

referentiepunt bestaat voor de waardering<br />

van de inbreng in natura. Wel moet, aldus de<br />

derde considerans bij de Wijzigingsrichtlijn,<br />

in voorkomend geval het recht van de minderheidsaandeelhouders<br />

om een dergelijke<br />

waardering te eisen worden gewaarborgd.<br />

Merkwaardig in dit verband is dat de Wijzigingsrichtlijn<br />

handelt over de inbreng in<br />

natura waartoe wordt beslist door het bestuursof<br />

leidinggevend orgaan, hetgeen op het eerste<br />

gezicht laat uitschijnen dat deze vrijstellingsmogelijkheid<br />

zich enkel stelt ten aanzien van<br />

de inbreng in natura ter gelegenheid van een<br />

kapitaalverhoging waartoe het bestuursorgaan<br />

beslist in het kader van het toegestane kapitaal.<br />

Op het ogenblik van de oprichting van<br />

een vennootschap zijn de organen immers<br />

nog niet in functie. Toch moet volgens ons 2<br />

worden aangenomen dat de vrijstellingsmogelijkheid<br />

van toepassing is op elke inbreng<br />

in natura, ook deze ter gelegenheid van de<br />

oprichting van een vennootschap. Deze opvatting<br />

ligt volledig in lijn met de bedoeling<br />

van de Europese wetgever. De vrijstellingsmogelijkheid<br />

werd immers zowel opgenomen<br />

in de bepaling die handelt over de inbreng<br />

in natura ter gelegenheid van de oprichting<br />

van een vennootschap (artikel 10), als in deze<br />

die betrekking heeft op de inbreng in natura<br />

in het kader van een kapitaalverhoging (artikel<br />

27).<br />

De Wijzigingsrichtlijn geeft in de hiernavolgende<br />

gevallen de mogelijkheid aan de<br />

Lidstaten om een inbreng in natura vrij te<br />

stellen van een verplichte controle door een<br />

onafhankelijke deskundige:<br />

1° De inbreng in natura heeft betrekking op<br />

verhandelbare effecten of geldmarktinstrumenten,<br />

die worden gewaardeerd tegen<br />

de gewogen gemiddelde koers waartegen<br />

zij, gedurende een (door de nationale<br />

wetgeving te bepalen) toereikende periode<br />

voorafgaand aan de daadwerkelijke verwezenlijking<br />

van de inbreng, op één of meer<br />

gereglementeerde markten 3 zijn verhandeld.<br />

Onder effecten 4 moet worden verstaan,<br />

alle categorieën van op de kapitaalmarkt<br />

verhandelbare waardepapieren, met<br />

uitzondering van betaalinstrumenten.<br />

Zo worden ondermeer beschouwd als<br />

effecten, aandelen in vennootschappen<br />

en andere met aandelen in vennootschappen,<br />

partnerships of andere entiteiten<br />

gelijk te stellen waardepapieren, alsmede<br />

aandelencertificaten, obligaties en andere<br />

schuldinstrumenten, alsmede certificaten<br />

betreffende dergelijke effecten, alsook<br />

alle andere waardepapieren die het recht<br />

verlenen die effecten te verwerven of te<br />

verkopen, of die aanleiding geven tot een<br />

afwikkeling in contanten waarvan het<br />

bedrag wordt bepaald op grond van effecten,<br />

valuta’s, rentevoeten of rendementen,<br />

grondstoffenprijzen of andere indexen of<br />

maatstaven.<br />

Onder geldmarktinstrumenten 5 moet<br />

worden verstaan, alle categorieën instrumenten<br />

die gewoonlijk op de geldmarkt<br />

worden verhandeld. Zo worden ondermeer<br />

beschouwd als geldmarktinstrumenten,<br />

schatkistpapier, depositocertificaten<br />

en commercial papers, met uitzondering<br />

van betaalinstrumenten.<br />

De vrijstellingsmogelijkheid geldt niet<br />

ingeval de koers door uitzonderlijke omstandigheden<br />

dermate werd beïnvloed<br />

dat zij op de effectieve inbrengdatum een<br />

aanzienlijke wijziging meebrengen van de<br />

waarde van het vermogensbestanddeel.<br />

Hier wordt ondermeer geviseerd, de situatie<br />

waarin de markt voor de betrokken<br />

effecten of geldmarktinstrumenten niet<br />

meer liquide is 6 . In dat geval dringt zich,<br />

aldus de Wijzigingsrichtlijn, een herwaardering<br />

op volgens de gebruikelijke<br />

procedure in het kader van een inbreng in


J U N I 2 0 0 7<br />

T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y<br />

natura (controleverslag opgemaakt door<br />

een onafhankelijke deskundige 7 ). Deze<br />

herwaardering dient te geschieden op initiatief<br />

en onder de verantwoordelijkheid<br />

van het bestuurs- of leidinggevend orgaan.<br />

2° De inbreng in natura heeft betrekking op<br />

vermogensbestanddelen die geen effecten<br />

of geldmarktinstrumenten zijn, en die<br />

reeds door een erkende onafhankelijke<br />

deskundige werden gewaardeerd. De<br />

waardering (fair value) moet in voorkomend<br />

geval zijn geschied op een datum<br />

die niet meer dan zes maanden aan de<br />

effectieve inbrengdatum voorafgaat, en<br />

moet zijn uitgevoerd met inachtneming<br />

van de in de betrokken lidstaat algemeen<br />

aanvaarde normen en beginselen voor de<br />

waardering van de categorie vermogensbestanddelen<br />

die het voorwerp uitmaakt<br />

van de inbreng. Men zal derhalve in elk<br />

concreet geval moeten nagaan of de voorliggende<br />

waardering wel degelijk gericht<br />

was op het achterhalen van de billijke<br />

waarde (fair value). Zo is het volgens<br />

E. WYMEERSCH 8 twijfelachtig dat een<br />

deskundigenadvies in het kader van een<br />

moeder-dochter overnamebod of van een<br />

verrichting tussen aandeelhouders kan<br />

dienen als waardering in de zin van de<br />

Wijzigingsrichtlijn.<br />

Het weze opgemerkt dat de Wijzigingsrichtlijn,<br />

in tegenstelling tot bij de volgende<br />

uitzondering (zie infra, 3°), geen<br />

specifieke vereisten oplegt aangaande de<br />

hoedanigheid van deze erkende onafhankelijke<br />

deskundige. Niets verhindert<br />

derhalve dat deze waardering zou gebeuren<br />

door een andere deskundige dan de<br />

bedrijfsrevisor, zoals een externe accountant<br />

of een erkend schatter van onroerend<br />

goed 9 . Het zal evenwel toekomen aan de<br />

nationale wetgever om dit begrip nader in<br />

te vullen.<br />

De toepassing van deze uitzondering kan<br />

er derhalve toe leiden dat een waarderingsverslag<br />

opgesteld door een deskundige<br />

wordt “herbruikt” ter gelegenheid<br />

van een latere inbreng in natura, met alle<br />

mogelijke gevolgen op het vlak van de<br />

beroepsaansprakelijkheid 10 .<br />

De vrijstellingsmogelijkheid geldt niet ingeval<br />

nieuwe bijzondere omstandigheden<br />

zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging<br />

van de billijke waarde (fair value) van<br />

het vermogensbestanddeel op de effectieve<br />

datum van inbreng ervan. In dat geval<br />

dringt de gebruikelijke procedure inzake<br />

inbreng in natura zich op, en zal bijgevolg<br />

op initiatief en onder de verantwoordelijkheid<br />

van het bestuurs- of leidinggevend<br />

orgaan een controleverslag moeten worden<br />

opgemaakt door een onafhankelijke<br />

deskundige 11 .<br />

Wordt niet overgegaan tot herwaardering<br />

overeenkomstig hetgeen werd vermeld in<br />

de voorgaande alinea, dan kunnen een of<br />

meer aandeelhouders die op de dag van<br />

de beslissing tot kapitaalverhoging gezamenlijk<br />

tenminste 5 % van het geplaatste<br />

kapitaal van de vennootschap bezitten,<br />

een waardering door een onafhankelijke<br />

deskundige eisen overeenkomstig de<br />

gebruikelijke procedure (controleverslag<br />

opgemaakt door een onafhankelijke deskundige).<br />

Zij kunnen dit eisen tot op de<br />

dag van de daadwerkelijke inbreng, op<br />

voorwaarde dat zij op datum van deze<br />

eis nog steeds 5 % van het geplaatste kapitaal<br />

bezitten, zoals dat kapitaal luidde<br />

op de dag van de beslissing tot kapitaalverhoging.<br />

Men kan hier niet buiten de<br />

vaststelling dat de mogelijkheden van de<br />

minderheidsaandeelhouders om een herwaardering<br />

te vragen aanzienlijk worden<br />

beperkt. Zij zouden hierom enkel mogen<br />

verzoeken ingeval zich gewijzigde omstandigheden<br />

hebben voorgedaan die de<br />

waarde van het in te brengen actief aanzienlijk<br />

hebben gewijzigd, en indien het<br />

bestuursorgaan zelf geen initiatief heeft<br />

genomen tot herwaardering.<br />

3° De inbreng in natura heeft betrekking op<br />

vermogenbestanddelen die geen effecten<br />

of geldmarktinstrumenten zijn, waarbij<br />

de billijke waarde (fair value) van elk vermogensbestanddeel<br />

is afgeleid uit de jaarrekeningen<br />

van het voorgaande boekjaar<br />

die werden onderworpen aan een accountantscontrole<br />

overeenkomstig de Achtste<br />

Richtlijn 12 . Aangenomen mag worden dat<br />

ook is voldaan aan de verwachtingen van<br />

de Wijzigingsrichtlijn indien de waarde-<br />

1<br />

Nieuw artikel 10bis<br />

Tweede Vennootschapsrichtlijn.<br />

2<br />

Eveneens in die zin, R. TAS, “Wijzigingen inzake<br />

bijeenbrenging en instandhouding van het maat-<br />

schappelijk kapitaal: de afgeslankte Tweede Richt-<br />

lijn”, T.R.V., , 2006, 620.<br />

3<br />

In de zin van artikel 4, lid 1, punt 14 van Richtlijn<br />

2004/39/EG: een door een marktexploitant geëx-<br />

ploiteerd en/of beheerd multilateraal systeem dat<br />

meerdere koop- en verkoopintenties van derden<br />

met betrekking tot financiële instrumenten samen-<br />

brengt of het samenbrengen daarvan vergemak-<br />

kelijkt op zodanige wijze dat er een overeenkomst<br />

uit voortvloeit met betrekking tot financiële instru-<br />

menten die volgens de regels en de systemen van<br />

de markt tot de handel zijn toegelaten, en waaraan<br />

vergunning is verleend en die regelmatig werkt.<br />

4<br />

Artikel 4, lid 1, punt 18 van Richtlijn 2004/39/EG.<br />

5<br />

Artikel 4, lid 1, punt 19 van Richtlijn 2004/39/EG.<br />

6<br />

Eddy Wymeersch haalt ook de politieke instabiliteit<br />

en de geopolitieke moeilijkheden aan als mogelijke<br />

uitzonderlijke omstandigheden die kunnen we-<br />

gen op de prijs, zie E. WYMEERSCH, The Directive<br />

amending the Second Company Law Directive on<br />

Legal Capital, , Financial Law Institute, WP 2006-15,<br />

http://www.law.rug.ac.be/fli/WP/WPindex.html, 5.<br />

7<br />

Overeenkomstig de artikelen 444 en 602 W. Venn.<br />

(NV).<br />

8<br />

E. WYMEERSCH, l.c., , 5.<br />

9<br />

In die zin, zie ook R. TAS, l.c., , 621.<br />

10<br />

E. WYMEERSCH, l.c., , 7.<br />

11<br />

Zie artikelen 444 en 602 W. Venn. (NV).<br />

12<br />

Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke<br />

controles van jaarrekeningen en geconsolideerde<br />

jaarrekeningen.


10-11<br />

Men zal in elk<br />

concreet geval moeten<br />

nagaan of de voorliggende<br />

waardering<br />

wel degelijk gericht<br />

was op het achterhalen<br />

van de billijke<br />

waarde (fair value).<br />

Men<br />

kan niet<br />

buiten de vaststelling<br />

dat de mogelijkheden<br />

van de minderheidsaandeelhouders<br />

om<br />

een herwaardering<br />

te vragen aanzienlijk<br />

worden beperkt.<br />

13<br />

E. WYMEERSCH, l.c., , 6.<br />

14<br />

Nieuw artikel 10ter<br />

Tweede Vennootschapsrichtlijn.<br />

15<br />

Nieuw artikel 10ter<br />

Tweede Vennootschapsrichtlijn.<br />

16<br />

Nieuw artikel 11 Tweede Vennootschapsrichtlijn.<br />

17<br />

Het oorspronkelijke artikel 19 van de Tweede Ven-<br />

nootschapsrichtlijn voorzag enkel in een aantal<br />

verplichte voorwaarden die een toegelaten inkoop<br />

van eigen aandelen behelzen, met dien verstande<br />

dat de lidstaten bijkomende voorwaarden mochten<br />

opleggen.<br />

18<br />

Nieuw artikel 19, lid 1 Tweede Vennootschaps-<br />

richtlijn.<br />

ring blijkt uit de geconsolideerde jaarrekening<br />

van de inbrengende vennootschap 13 .<br />

Ook hier voorziet de Wijzigingsrichtlijn<br />

in een verplichting tot herwaardering<br />

ingeval bijzondere omstandigheden zouden<br />

leiden tot een aanzienlijke wijziging<br />

van de billijke waarde (fair value) van het<br />

vermogensbestanddeel op de effectieve<br />

inbrengdatum. Bij ontstentenis van herwaardering,<br />

kunnen de minderheidsaandeelhouder(s)<br />

een waardering eisen overeenkomstig<br />

de gebruikelijke procedure<br />

(zie supra, 2°).<br />

Indien een inbreng in natura bij toepassing<br />

van de voormelde uitzonderingen geschiedt<br />

zonder controleverslag opgemaakt door een<br />

onafhankelijke deskundige, dan moet binnen<br />

één maand na de effectieve inbrengdatum een<br />

verklaring worden openbaar gemaakt waarin<br />

de volgende gegevens zijn opgenomen 14 :<br />

• een beschrijving van het vermogensbestanddeel<br />

dat het voorwerp uitmaakt van<br />

de inbreng in natura;<br />

• de waarde van de inbreng, de herkomst van<br />

deze waardering en, in voorkomend geval,<br />

de waarderingsmethode;<br />

• of de verkregen waarde tenminste overeenkomt<br />

met de uitgifteprijs van de tegen de<br />

inbreng uit te geven aandelen;<br />

• een verklaring dat er zich ten opzichte van<br />

de oorspronkelijke waardering geen nieuwe<br />

bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan.<br />

De openbaarmaking moet geschieden overeenkomstig<br />

de nationale voorschriften die<br />

werden aangenomen ter omzetting van de<br />

Eerste Vennootschapsrichtlijn.<br />

Wanneer de inbreng in natura (zonder controleverslag)<br />

plaatsvindt ter gelegenheid van<br />

een kapitaalverhoging waartoe wordt beslist<br />

in het kader van het toegestaan kapitaal,<br />

moet de bekendmaking van de hoger vermelde<br />

gegevens, evenals van de datum van<br />

de beslissing tot kapitaalverhoging, worden<br />

gedaan voordat de inbreng in natura is verwezenlijkt.<br />

De verklaring die wordt bekendgemaakt<br />

na de effectieve inbrengdatum moet in<br />

voorkomend geval enkel aangeven dat er zich<br />

sinds de bekendmaking van de eerste verklaring<br />

geen nieuwe bijzondere omstandigheden<br />

hebben voorgedaan 15 .<br />

De hoger vermelde uitzonderingen gelden<br />

eveneens ingeval van quasi-inbreng van een<br />

actiefbestanddeel 16 .<br />

Ten slotte schrijft de Wijzigingsrichtlijn voor<br />

dat iedere Lidstaat de passende maatregelen<br />

moet treffen om te waarborgen dat de hoger<br />

beschreven procedures worden nageleefd<br />

ingeval een inbreng in natura plaatsvindt in<br />

toepassing van de voormelde uitzonderingen.<br />

De inkoop van eigen aandelen:<br />

versoepeling van de voorwaarden<br />

De Richtlijn tot wijziging van de Tweede<br />

Vennootschapsrichtlijn vertrekt nog steeds<br />

van een principieel verbod op inkoop van<br />

eigen aandelen, maar wijzigt de voorwaarden<br />

die de Lidstaten moeten verbinden aan<br />

een toegelaten inkoop van eigen aandelen.<br />

De Wijzigingsrichtlijn maakt hierbij een<br />

onderscheid tussen verplichte en facultatieve<br />

voorwaarden, waarbij het de lidstaten niet<br />

is toegestaan om nog andere dan deze voorwaarden<br />

op te leggen 17 .<br />

Indien de Lidstaten ervoor opteren de inkoop<br />

van eigen aandelen toe te staan, dan moeten<br />

zij hieraan de volgende verplichte voorwaarden<br />

verbinden 18 :<br />

1° De algemene vergadering moet de toestemming<br />

verlenen tot inkoop van eigen<br />

aandelen, en moet eveneens aangeven<br />

op welke wijze de voorgenomen verkrijgingen<br />

plaatsvinden (maximumaantal<br />

te verkrijgen aandelen, geldigheidsduur<br />

van de toestemming (in te vullen door de<br />

Lidstaten, met een maximum van 5 jaar),<br />

minimum- en maximumwaarde van de<br />

vergoeding in geval van een verkrijging<br />

onder bezwarende titel).<br />

De geldigheidsduur van de toelating door<br />

de algemene vergadering werd derhalve<br />

opgetrokken van een maximum van 18<br />

maanden naar een door de lidstaten nader<br />

te bepalen maximumtermijn die niet meer<br />

mag bedragen dan 5 jaar.<br />

2° Het voor de verkrijging uitgetrokken bedrag<br />

(met inbegrip van eventueel eerder<br />

verkregen aandelen die de vennootschap<br />

in portefeuille houdt en aandelen die door<br />

een persoon in eigen naam, maar voor<br />

rekening van de vennootschap zijn verkregen)<br />

moet voor uitkering vatbaar zijn.<br />

Merk op dat de Europese wetgever voortaan<br />

uitdrukkelijk bepaalt dat het uitkeerbare<br />

bedrag eveneens betrekking heeft op<br />

de aandelen die de vennootschap reeds in<br />

portefeuille houdt en deze die door een<br />

persoon in eigen naam, maar voor rekening<br />

van de vennootschap zijn verkregen.<br />

3° Alleen volgestorte aandelen komen in<br />

aanmerking.


J U N I 2 0 0 7<br />

T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y<br />

Daarnaast hebben de Lidstaten de mogelijkheid<br />

om een of meer van de volgende<br />

facultatieve voorwaarden te verbinden aan een<br />

toegelaten inkoop van eigen aandelen 19 :<br />

1° De nominale of de fractiewaarde van de<br />

verkregen aandelen, met inbegrip van<br />

eventuele eerder verkregen aandelen die<br />

de vennootschap in portefeuille houdt en<br />

aandelen die door een persoon in eigen<br />

naam maar voor rekening van de vennootschap<br />

zijn verkregen, mag niet meer<br />

bedragen dan een door de Lidstaten te<br />

bepalen limiet die niet lager mag zijn dan<br />

10 % van het geplaatste kapitaal.<br />

De 10 %-grens voor de inkoop van eigen<br />

aandelen wordt derhalve niet langer<br />

verplichtend opgelegd, maar wordt thans<br />

opgenomen als een facultatieve beperking.<br />

Bovendien geldt deze voortaan als een<br />

minimumgrens. Het staat de Lidstaten<br />

derhalve vrij om een hogere drempel te<br />

hanteren.<br />

2° De statuten of de oprichtingsakte moeten<br />

voorzien in de toelating tot inkoop van eigen<br />

aandelen, in een maximaal aantal in te<br />

kopen aandelen, alsook in een periode gedurende<br />

dewelke eigen aandelen kunnen<br />

worden verkregen of in een maximum- of<br />

minimumwaarde van de vergoeding.<br />

3° De vennootschap komt passende informatie-<br />

en kennisgevingsverplichtingen na.<br />

4° De Lidstaten kunnen van bepaalde vennootschappen<br />

eisen dat zij de verkregen<br />

aandelen annuleren, mits een bedrag dat<br />

gelijk is aan de nominale waarde van de<br />

geannuleerde aandelen wordt opgenomen<br />

in een onuitkeerbare reserve. Deze laatste<br />

verplichting geldt niet ingeval van een kapitaalvermindering.<br />

De reserve mag enkel<br />

worden aangewend voor een kapitaalverhoging<br />

met incorporatie van reserves.<br />

5° De verkrijging laat de voldoening van de<br />

vorderingen van schuldeisers ongemoeid.<br />

Ten slotte bevestigt de Wijzigingsrichtlijn<br />

dat de inkoop van eigen aandelen rekening<br />

moet houden met het beginsel van de gelijke<br />

behandeling van aandeelhouders die zich in<br />

identieke omstandigheden bevinden 20 . Deze<br />

verplichting vloeide reeds voort uit de algemene<br />

bepaling van artikel 42 van de Tweede<br />

Vennootschapsrichtlijn.<br />

De financiering door een vennootschap<br />

van de verkrijging van haar aandelen<br />

door een derde: voortaan toegelaten<br />

onder bepaalde voorwaarden<br />

De Richtlijn tot wijziging van de Tweede<br />

Vennootschapsrichtlijn stelt een einde aan<br />

het principieel verbod voor de naamloze<br />

vennootschap om de verwerving van haar<br />

aandelen door een derde te financieren. De<br />

Lidstaten kunnen voortaan toestaan dat een<br />

vennootschap rechtstreeks of onrechtstreeks<br />

middelen voorschiet, leningen toestaat of zekerheden<br />

stelt met het oog op de verkrijging<br />

van haar aandelen door een derde. Dit onder<br />

de hierna vermelde voorwaarden 21 :<br />

1° De transactie vindt plaats onder de verantwoordelijkheid<br />

van het bestuurs- of<br />

leidinggevend orgaan en tegen billijke<br />

marktvoorwaarden voor wat betreft de<br />

rente (in geval de vennootschap een lening<br />

verstrekt) en de zekerheid die aan de<br />

vennootschap wordt verstrekt (ingeval de<br />

vennootschap een voorschot toekent). De<br />

kredietwaardigheid van de derde of, wanneer<br />

het meerpartijentransacties betreft,<br />

van iedere erbij betrokken tegenpartij<br />

moet nauwgezet onderzocht zijn.<br />

2° Het bestuurs- of leidinggevend orgaan<br />

vraagt voorafgaandelijk toestemming aan<br />

de algemene vergadering om de transactie<br />

te mogen verrichten.<br />

De algemene vergadering beslist hierover<br />

op voorlegging van een schriftelijk verslag<br />

van het bestuurs- of leidinggevend orgaan<br />

dat de volgende gegevens bevat:<br />

• opgaven van de redenen voor de transactie;<br />

• het belang dat de vennootschap heeft<br />

bij het aangaan van een dergelijke transactie;<br />

• de voorwaarden waartegen de transactie<br />

wordt aangegaan;<br />

• de aan de transactie verbonden risico’s<br />

voor de liquiditeit en de solvabiliteit<br />

van de vennootschap;<br />

• de koers waartegen de derde wordt geacht<br />

de aandelen te verkrijgen.<br />

Dit verslag wordt neergelegd bij de griffie<br />

en wordt openbaar gemaakt overeenkomstig<br />

artikel 3 van de Eerste Vennootschapsrichtlijn.<br />

De beslissing van de algemene vergadering<br />

moet worden genomen met een<br />

meerderheid van niet minder dan tweederde<br />

van de stemmen verbonden aan de<br />

vertegenwoordigde effecten of aan het<br />

vertegenwoordigde geplaatst kapitaal. De<br />

Lidstaten kunnen evenwel toelaten dat<br />

een gewone meerderheid voldoende is,<br />

indien tenminste de helft van het geplaatst<br />

kapitaal is vertegenwoordigd.<br />

D e 10 %-grens<br />

voor de inkoop van<br />

eigen aandelen wordt<br />

thans opgenomen<br />

als een facultatieve<br />

beperking. Bovendien<br />

geldt deze voortaan<br />

als een minimumgrens.<br />

19<br />

Nieuw artikel 19, lid 1 Tweede Vennootschaps-<br />

richtlijn.<br />

20<br />

Nieuw artikel 19, lid 1 Tweede Vennootschaps-<br />

richtlijn.<br />

21<br />

Nieuw artikel 23, lid 1 Tweede Vennootschaps-<br />

richtlijn.


12-13<br />

D e Wijzigingsrichtlijn<br />

voegt toe<br />

dat de Lidstaten de<br />

voorwaarden moeten<br />

vastleggen waaronder<br />

de schuldeisers hun<br />

recht op zekerheidsstelling<br />

kunnen<br />

uitoefenen.<br />

22<br />

Nieuw artikel 23bis<br />

Tweede Vennootschapsrichtlijn.<br />

23<br />

Nieuw artikel 32, lid 1 Tweede Vennootschaps-<br />

richtlijn.<br />

24<br />

Zie artikel 613 W. Venn. (NV).<br />

25<br />

Artikel 2 Wijzigingsrichtlijn.<br />

26<br />

Artikel 3 Wijzigingsrichtlijn.<br />

3° De totale financiële bijstand aan derden<br />

mag er niet toe leiden dat het nettoactief<br />

daalt beneden het bedrag van het gestorte<br />

of, indien dit hoger is, van het opgevraagde<br />

kapitaal, vermeerderd met de reserves<br />

die krachtens de wet of de statuten niet<br />

mogen worden uitgekeerd, en rekening<br />

houdend met een eventuele daling van het<br />

nettoactief die heeft plaatsgevonden doordat<br />

door of voor rekening van de vennootschap<br />

eigen aandelen zijn verkregen.<br />

4° De vennootschap neemt aan de passiefzijde<br />

van haar balans een onbeschikbare<br />

reserve op ten bedrage van de totale financiële<br />

bijstand.<br />

5° Wanneer een derde met financiële bijstand<br />

van de vennootschap eigen aandelen<br />

van de vennootschap verkrijgt, of op<br />

in het kader van een kapitaalverhoging<br />

uitgegeven aandelen inschrijft, vindt die<br />

verkrijging of inschrijving plaats tegen een<br />

billijke prijs.<br />

Indien individuele leden van het bestuurs- of<br />

leidinggevend orgaan van de vennootschap,<br />

die partij is bij een financiering, of leden van<br />

de moederonderneming, dan wel de moederonderneming<br />

zelf of een persoon die in eigen<br />

naam maar voor rekening van de leden van<br />

die organisatie of onderneming optreedt als<br />

tegenpartij, partij zijn bij een dergelijke transactie,<br />

dragen de Lidstaten er door adequate<br />

waarborgen zorg voor dat deze transactie niet<br />

strijdig is met de belangen van de vennootschap<br />

22 .<br />

Kapitaalvermindering:<br />

schuldeiserbescherming<br />

De Tweede Vennootschapsrichtlijn schrijft<br />

voor dat de schuldeisers afdoende moeten<br />

worden beschermd indien de vennootschap<br />

beslist tot kapitaalvermindering. In voorkomend<br />

geval hebben de schuldeisers het recht<br />

om van deze vennootschap een zekerheid te<br />

verkrijgen voor de nog niet opeisbare schuldvorderingen.<br />

De Wijzigingsrichtlijn voegt<br />

hier nu aan toe dat de Lidstaten de voorwaarden<br />

moeten vastleggen waaronder de<br />

schuldeisers hun recht op zekerheidsstelling<br />

kunnen uitoefenen. Hierbij moeten zij er in<br />

ieder geval zorg voor dragen dat de schuldeisers<br />

zich tot de bevoegde administratieve of<br />

gerechtelijke instantie kunnen wenden om<br />

adequate waarborgen te verkrijgen, mits zij<br />

op geloofwaardige wijze kunnen aantonen<br />

dat de voldoening van hun vorderingen als<br />

gevolg van de kapitaalvermindering in het<br />

gedrang is, en dat van de vennootschap geen<br />

adequate waarborgen zijn verkregen 23 .<br />

Het komt ons voor dat deze bijkomende<br />

verplichtingen reeds zijn ingeschreven in onze<br />

wetgeving, nu de Belgische rechtsonderhorige<br />

zich kan wenden tot de Voorzitter van de<br />

Rechtbank van Koophandel met het oog op<br />

het verkrijgen van een zekerheidsstelling door<br />

de vennootschap 24 .<br />

Omzetting van de Richtlijn naar<br />

Belgisch recht<br />

De Richtlijn moet uiterlijk op 15 april 2008<br />

worden omgezet in Belgisch recht 25 .<br />

De Richtlijn trad in werking op 15 oktober<br />

2006, d.i. de 20ste dag volgend op die van<br />

haar bekendmaking in het Publicatieblad van<br />

de Europese Unie 26 .<br />

Besluit<br />

De Richtlijn 2006/68/EG van 6 september<br />

2006 heeft een aantal wijzigingen aangebracht<br />

aan de Tweede Vennootschapsrichtlijn.<br />

Het moet gezegd dat een aantal van deze<br />

wijzigingen zeer lovenswaardig zijn. Zo wordt<br />

de mogelijkheid geboden aan de Lidstaten<br />

om de bijzondere verslagplicht in het kader<br />

van een inbreng in natura niet langer op te<br />

leggen in een aantal welomschreven gevallen<br />

die er allen op neerkomen dat er reeds<br />

een duidelijk referentiepunt bestaat voor de<br />

waardering van de inbreng in natura. Ook<br />

wordt de 10 %-grens bij een inkoop van<br />

eigen aandelen niet langer verplichtend opgelegd<br />

door de Europese wetgever, maar wordt<br />

deze voortaan opgenomen als een facultatieve<br />

beperking. Bovendien geldt deze grens voortaan<br />

als een minimumgrens. Daarnaast wordt<br />

de geldigheidsduur van de toelating door de<br />

algemene vergadering tot inkoop van eigen<br />

aandelen opgetrokken naar een door de Lidstaten<br />

nader te bepalen maximumtermijn die<br />

niet meer mag bedragen dan vijf jaar. Ten<br />

slotte kan ook de afschaffing van het verbod<br />

voor een vennootschap tot financiering van<br />

de verwerving van haar aandelen door een<br />

derde eerbare doelstellingen dienen, al kan de<br />

vereiste om ten bedrage van de totale financiële<br />

bijstand een onbeschikbare reserve aan<br />

te leggen hier wel belemmerend werken.<br />

De meeste van deze wijzigingen betreffen<br />

keuzemogelijkheden voor de Lidstaten, zodat<br />

er strikt genomen geen verplichting bestaat<br />

voor de Belgische wetgever tot aanpassing van<br />

haar nationale wetgeving.


Laatste berichtgeving van het IASB<br />

1 april 2007 – 31 mei 2007 1<br />

VERONIQUE WEETS & THOMAS CARLIER<br />

Docent aan de Vrije<br />

Universiteit Brussel<br />

en aan de Universiteit<br />

Antwerpen<br />

IASB<br />

Senior Manager<br />

IFRS Advice & Assurance<br />

Deloitte Bedrijfsrevisoren<br />

29/03/2007<br />

Herziening van de standaard voor financieringskosten<br />

Het IASB heeft op 29 maart 2007 een<br />

herziene versie van IAS 23 – Financieringskosten<br />

gepubliceerd. De publicatie van<br />

deze herziening kadert in het gezamenlijke<br />

convergentieproject van het IASB en het<br />

FASB dat tot doel heeft de verschillen tussen<br />

IFRS en US GAAP te verminderen.<br />

In overeenstemming met de herziene versie<br />

van IAS 23 is het niet langer mogelijk om<br />

financieringskosten onmiddellijk als last<br />

op te nemen indien ze rechtstreeks toe te<br />

rekenen zijn aan de verwerving, bouw of<br />

productie van een in aanmerking komend<br />

actief. Een in aanmerking komend actief is<br />

een actief dat pas na een aanzienlijke tijdsperiode<br />

klaar is voor het beoogde gebruik<br />

of voor verkoop. Een entiteit is voortaan<br />

dus verplicht om financieringskosten te<br />

activeren als onderdeel van de kost van een<br />

actief.<br />

De herziene standaard vereist geen activering<br />

van financieringskosten met betrekking<br />

tot activa gewaardeerd tegen hun reële<br />

waarde en financieringskosten met betrekking<br />

tot voorraden die herhaaldelijk in<br />

grote hoeveelheden worden geproduceerd,<br />

ook al nemen ze lange tijd in beslag om<br />

klaar te zijn voor gebruik of voor verkoop.<br />

Volgens het IASB zal de toepassing van de<br />

herziene standaard de financiële verslaggeving<br />

verbeteren op drie manieren. Ten<br />

eerste zal de kost van een actief alle kosten<br />

omvatten die nodig zijn om het actief in de<br />

toestand en op de plaats te brengen voor<br />

het beoogde gebruik of voor verkoop. Ten<br />

tweede wordt, door het beperken van het<br />

aantal mogelijke verwerkingsmethoden,<br />

de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen<br />

verbeterd. Ten slotte bereikt de herziening<br />

van IAS 23 de beoogde convergentie met<br />

US GAAP.<br />

De herziene standaard is van toepassing<br />

op financieringskosten die toe te rekenen<br />

zijn aan in aanmerking komende activa<br />

die opgenomen worden op of na 1 januari<br />

2009. Eerdere toepassing wordt toegestaan.<br />

03/05/2007<br />

Publicatie van een discussiedocument over verzekeringscontracten<br />

Op 3 mei 2007 heeft het IASB een publieke<br />

consultatie met betrekking tot de<br />

administratieve verwerking van verzekeringscontracten<br />

gelanceerd door haar eerste<br />

inzichten te publiceren in een discussiedocument.<br />

Het discussiedocument stelt voor<br />

om een verzekeraar zijn verzekeringsverplichtingen<br />

te laten waarderen op basis van<br />

de volgende drie elementen:<br />

• expliciete, onbevooroordeelde, marktconsistente,<br />

risicogewogen en contante schattingen<br />

van contractuele kasstromen,<br />

• actuele disconteringsvoeten die gebaseerd<br />

zijn op marktrentes en die de geschatte<br />

toekomstige kasstromen aanpassen aan de<br />

tijdswaarde van het geld,<br />

• een expliciete en onbevooroordeelde schatting<br />

van de marge die marktdeelnemers<br />

eisen voor het dragen van het risico (risicomarge)<br />

en eventueel voor het leveren van<br />

andere diensten.<br />

Deze principes zouden van toepassing zijn<br />

op alle types van verzekeringscontracten.<br />

Het discussiedocument stelt “actuele<br />

waarde om een contract te beëindigen”<br />

(“current exit value”) voor als informatieve<br />

en beknopte benaming voor een waarderingsmethode<br />

die gebruikmaakt van de<br />

bovenstaande elementen. Het document<br />

definieert deze waarde als het bedrag dat de<br />

verzekeraar verwacht te moeten betalen op<br />

verslagdatum om de resterende rechten en<br />

verplichtingen met betrekking tot het contract<br />

over te dragen aan een andere entiteit.<br />

Een waardering tegen de “actuele waarde<br />

om een contract te beëindigen” impliceert<br />

niet dat een verzekeraar zijn verzekeringsverplichtingen<br />

kan, zal of moet overdragen<br />

aan een andere entiteit. In de meeste gevallen<br />

kunnen verzekeraars de verplichtingen<br />

niet overdragen aan een andere entiteit en<br />

wensen ze dat ook niet te doen.<br />

Het discussiedocument snijdt nog verscheidene<br />

andere onderwerpen aan, waaronder<br />

het gedrag van de polishouder, contracten<br />

met deelneming in de performantie (participating<br />

contracts) 2 en de verwerking van<br />

veranderingen aan de verzekeringsverplichtingen.<br />

Dit discussiedocument is de laatste stap in<br />

de consultatieprocedure die in 2004 werd<br />

opgestart door het IASB. De publieke<br />

consultatie zal zes maanden duren (tot 16<br />

november 2007) en zal het IASB helpen<br />

bij het ontwikkelen van een voorstel van<br />

standaard die zou gepubliceerd worden op<br />

het einde van 2008. Het IASB verwacht<br />

een definitieve standaard in 2010.<br />

1<br />

Voor meer informatie kunt u ook terecht op<br />

www.taxtoday.be van Kluwer.<br />

2<br />

Verzekeringscontracten die niet alleen een gega-<br />

randeerd bedrag opleveren wanneer een bepaalde<br />

gebeurtenis zich voordoet, maar die de houder ook<br />

recht geeft op deelneming in de positieve perfor-<br />

mantie van een bepaalde categorie van contracten.


14-15<br />

Europa<br />

IASB-PUBLICATIES DIE OP 31 MEI 2007 NOG NIET ZIJN GOEDGEKEURD<br />

Positief advies van<br />

EFRAG?<br />

Stemming van<br />

ARC?<br />

Finale<br />

goedkeuring?<br />

STANDAARDEN<br />

IFRS 8 – Operationele<br />

Segmenten<br />

INTERPRETATIES<br />

• •<br />

Niet vóór september<br />

2007 3<br />

IFRIC 10 – Tussentijdse<br />

financiële verslaggeving<br />

en bijzondere waardevermindering<br />

IFRIC 11 – Groepstransacties<br />

en eigen aandelen<br />

IFRIC 12 – Dienstverlening<br />

uit hoofde van concessieovereenkomsten<br />

• • Juni 2007<br />

• • Juni 2007<br />

• Nog niet duidelijk Nog niet duidelijk<br />

AMENDEMENTEN<br />

Aanpassing van IAS 23<br />

– Financieringskosten<br />

Verwacht begin<br />

juni 2007<br />

Verwacht in<br />

juli 2007<br />

November/december<br />

2007<br />

Voor de meest recente versie zie:<br />

www.efrag.be.<br />

3<br />

Op dit moment bestaat er onenigheid binnen het<br />

Europees Parlement over het al dan niet goedkeu-<br />

ren van deze standaard. Het Europees Parlement<br />

is namelijk van mening dat de nieuwe standaard<br />

te veel flexibiliteit geeft inzake de definitie en de<br />

presentatie van segmenten ten opzichte van IAS 14.<br />

4<br />

Verordening (EG) Nr. 1787/2006 van de Commissie<br />

van 4 december 2006 tot wijziging van Verorde-<br />

ning (EG) Nr. 809/2004 tot uitvoering van Richtlijn<br />

2003/71/EG van het Europees Parlement en de<br />

Raad wat de in het prospectus te verstrekken in-<br />

formatie, de vormgeving van het prospectus, de op-<br />

neming van informatie door middel van verwijzing,<br />

de publicatie van het prospectus en de verspreiding<br />

van reclame betreft.<br />

Aanvaarding van aan IFRS gelijkwaardig gestelde<br />

standaarden in Europa en aanvaarding van IFRS in<br />

de Verenigde Staten<br />

Volgens de EU-verordening op de prospectussen<br />

4 moeten entiteiten die niet gedomicilieerd<br />

zijn in de EU (“derde landen”) en<br />

die effecten verhandelen op een Europese<br />

beurs vanaf 2009 ofwel IFRS ofwel een aan<br />

IFRS gelijkwaardig gestelde GAAP toepassen.<br />

Het Comité van Europese Regelgevers<br />

(CESR) werd door de Europese Commissie<br />

opgeroepen om advies te verlenen over<br />

deze kwestie en een mechanisme uit te<br />

werken om de gelijkwaardigheid te kunnen<br />

bepalen tussen IFRS en de nationale<br />

GAAP.<br />

Naast de acties ondernomen door de<br />

Europese Unie, worden er ook acties<br />

ondernomen in de Verenigde Staten om<br />

IFRS als grondslag voor het opstellen van<br />

jaarrekeningen te aanvaarden. In april<br />

2007 kondigde de Securities and Exchange<br />

Commission (SEC) de volgende stappen<br />

aan met betrekking tot de aanvaarding van<br />

IFRS in de VS:<br />

• Deze zomer zal de SEC een voorstel<br />

(“Proposing release”) indienen dat het<br />

gebruik van IFRS zou toelaten aan buitenlandse<br />

entiteiten die genoteerd zijn in<br />

de VS. Het voorstel zou dus de verplichte<br />

reconciliatie naar US GAAP verwijderen<br />

voor buitenlandse entiteiten die IFRS<br />

toepassen. Het is de bedoeling om dit te<br />

verwezenlijken tegen 2009.<br />

• De SEC zal een conceptvoorstel (“Concept<br />

release”) indienen dat de mogelijkheid zou<br />

onderzoeken om Amerikaanse en buitenlandse<br />

entiteiten op eenzelfde manier<br />

te behandelen voor wat betreft financiële<br />

verslaggeving. Dit zou dus betekenen dat<br />

ook Amerikaanse entiteiten de mogelijkheid<br />

zouden krijgen om IFRS toe te passen<br />

voor het opstellen van hun jaarrekening.<br />

Teneinde deze projecten te ondersteunen<br />

werd op 30 april 2007 een samenwerkingsakkoord<br />

ondertekend tussen de VS en de<br />

EU die de aanvaarding van IFRS en US<br />

GAAP in beide jurisdicties zonder reconciliatie<br />

zou toelaten tegen ten laatste 2009.


VERONIQUE WEETS & THOMAS CARLIER<br />

><br />

IFRS voor KMO’s: Samenvatting van<br />

het voorstel van standaard en<br />

beschouwingen bij de toepassing<br />

ervan<br />

Docent aan de Vrije<br />

Universiteit Brussel<br />

en aan de Universiteit<br />

Antwerpen<br />

Senior Manager<br />

IFRS Advice & Assurance<br />

Deloitte Bedrijfsrevisoren<br />

De recente publicatie van een<br />

voorstel van standaard voor kleine<br />

en middelgrote ondernemingen 1<br />

(“IFRS voor KMO’s”) door het<br />

IASB is een belangrijke stap in de<br />

realisatie van een controversieel<br />

langetermijnproject.<br />

Het IASB heeft immers reeds in<br />

2001 een specifieke werkgroep<br />

opgericht, die in juni 2004 heeft<br />

geleid tot de publicatie van een<br />

discussiedocument met mogelijke<br />

alternatieven inzake financiële<br />

rapportering aangepast aan de<br />

vereisten van KMO’s. Als antwoord<br />

op de talrijke reacties op<br />

dit document werd dan in april<br />

2005 een vragenlijst opgesteld om<br />

de mogelijke vereenvoudigingen<br />

ten opzichte van de “volledige”<br />

IFRS te identificeren en om publieke<br />

rondetafelgesprekken voor<br />

te bereiden. Deze publieke rondetafelgesprekken<br />

werden in oktober<br />

2005 gehouden. Op basis van de<br />

aanbevelingen van de werkgroep<br />

en de adviezen die werden gegeven<br />

in het kader van het discussiedocument,<br />

de vragenlijst en de<br />

publieke rondetafelgesprekken<br />

werd het onderhavig voorstel van<br />

standaard ontwikkeld gedurende<br />

2006, en gepubliceerd in februari<br />

2007. Rekening houdend met<br />

het belang en de omvang van het<br />

project heeft het IASB beslist om<br />

de periode voor het leveren van<br />

commentaren op het document te<br />

laten lopen tot 1 oktober 2007.<br />

Alvorens we de inhoud van dit project samenvatten<br />

met de nadruk op de vereenvoudigingen<br />

die werden doorgevoerd ten opzichte<br />

van het volledige IFRS-verslaggevingskader,<br />

lijkt het ons opportuun om eerst in te gaan<br />

op het toepassingsgebied van deze standaard<br />

in de huidige Europese context. We besluiten<br />

het artikel met enkele beschouwingen rond<br />

de toepassing van het IFRS-referentiekader<br />

door KMO’s.<br />

Voor welke entiteiten zou deze<br />

standaard mogelijk van toepassing<br />

zijn?<br />

Eerst en vooral moet benadrukt worden<br />

dat het niet de taak is van het IASB om te<br />

bepalen welke entiteiten de IFRS-standaard<br />

voor KMO’s moeten toepassen. De Europese<br />

Verordening 1606/2002 verplicht het gebruik<br />

van IFRS immers enkel voor de geconsolideerde<br />

jaarrekening van beursgenoteerde entiteiten.<br />

Deze Verordening laat de Lidstaten<br />

evenwel vrij om het gebruik van IFRS toe te<br />

laten of te verplichten voor de statutaire of de<br />

geconsolideerde jaarrekening van niet-beursgenoteerde<br />

entiteiten. In België is het gebruik<br />

van IFRS bijvoorbeeld toegelaten voor de<br />

geconsolideerde jaarrekening van niet-beursgenoteerde<br />

entiteiten 2 . Met andere woorden,<br />

het gebruik van IFRS door een KMO voor<br />

het opstellen van haar jaarrekening vereist<br />

een beslissing op het niveau van de Europese<br />

Unie of op het niveau van de Lidstaten.<br />

In dit verband bestaat er bij de Europese<br />

Commissie een project, dat eveneens controversieel<br />

is, om de financiële rapportering<br />

van KMO’s drastisch te vereenvoudigen.<br />

Alhoewel tot nu toe nog geen officiële beslissing<br />

werd genomen, lijkt de Europese Commissie,<br />

gesteund door het merendeel van de<br />

Lidstaten, van oordeel te zijn dat dit voorstel<br />

van IASB-standaard niet past binnen deze<br />

doelstelling 3 .<br />

De EFRAG – de organisatie die, in het kader<br />

van het goedkeuringsmecanisme voor de aanvaarding<br />

van IFRS in Europa, de Commissie<br />

op technisch vlak raad geeft – heeft zich<br />

desalniettemin toch achter het IASB-project<br />

gezet. De EFRAG stelt wel een aantal verbe-<br />

teringen voor aan het voorstel van standaard<br />

voor KMO’s. Dit standpunt van de EFRAG<br />

werd gepubliceerd in het kader van het project<br />

rond de commentaren op het voorstel<br />

van standaard 4 . Geïnteresseerde partijen,<br />

zoals de regelgevers in de Lidstaten, kunnen<br />

hun standpunten aan de EFRAG bekendmaken<br />

tot 31 augustus 2007.<br />

Alhoewel het voorstel geen precieze definitie<br />

geeft van een KMO, wordt het toepassingsgebied<br />

beperkt tot de entiteiten die geen<br />

publieke verantwoordelijkheid hebben (public<br />

accountability) en die een algemene jaarrekening<br />

opstellen voor externe gebruikers. Een<br />

entiteit heeft “publieke verantwoordelijkheid”<br />

indien:<br />

- Zij eigen-vermogensinstrumenten<br />

openbaar verhandelt of bezig is met een<br />

beursintroductie. Ongeacht hun omvang<br />

mobiliseren beursgenoteerde entiteiten financiering<br />

bij externe investeerders die niet<br />

rechtstreeks betrokken zijn bij het beheer<br />

van de entiteit, en dus geen macht hebben<br />

om bijkomende informatie te verzamelen.<br />

Het volledige IFRS-referentiekader is van<br />

toepassing op deze entiteiten; of<br />

1<br />

Exposure Draft of a Proposed IFRS for Small and<br />

Medium-sized Entities, IASB, februari 2007. Het<br />

voorstel van standard kan gevonden worden op de<br />

website van het IASB (www.iasb.org).<br />

2<br />

Koninklijk besluit van 18 januari 2005 met betrek-<br />

king tot de toepassing van de internationale<br />

normen.<br />

3<br />

Zie met name: Meeting of the Accounting Regulatory<br />

Committee of 16 March 2007, Draft Summary Record<br />

beschikbaar op de volgende website van de Eu-<br />

ropese Commissie: http://ec.europa.eu/internal_<br />

market/accounting/docs/arc/2007-03-16_sum-<br />

mary-record_en.pdf.<br />

4<br />

Draft Comment Letter on the Exposure Draft of the<br />

proposed IFRS for Small and Medium-sized Entities,<br />

EFRAG, 19 april 2007. Dit document kan gevonden<br />

worden op de website van de EFRAG: (www.efrag.<br />

org).


16-17<br />

Het<br />

gebruik van<br />

IFRS door een KMO<br />

voor het opstellen<br />

van haar jaarrekening<br />

vereist een beslissing<br />

op het niveau van<br />

de Europese Unie of<br />

op het niveau van de<br />

Lidstaten.<br />

- Zij activa beheert voor een grote groep<br />

van externe partijen. Het gaat met name<br />

om banken, verzekeringsmaatschappijen,<br />

beursvennootschappen of pensioenfondsen.<br />

Volgens het IASB is de standaard van toepassing<br />

op de typische KMO met een vijftigtal<br />

personen.<br />

Welke vereenvoudigingen worden in<br />

het document voorgesteld?<br />

Het voorstel van standaard bevat een aantal<br />

vereenvoudigingen van het volledige IFRSreferentiekader<br />

op basis van de behoeften van<br />

de gebruikers van de KMO-jaarrekening en<br />

op basis van kosten-baten beschouwingen.<br />

Het lijkt nuttig om een onderscheid te maken<br />

tussen de vereenvoudigingen naargelang<br />

van hun aard: enerzijds zijn er vereenvoudigingen<br />

inzake de vorm van het document<br />

om de toegankelijkheid ervan te vergroten en<br />

anderzijds zijn er vereenvoudigingen van de<br />

opname- en waarderingsmethoden en van de<br />

informatieverschaffing in de toelichting.<br />

Vereenvoudiging van de vorm van de standaard<br />

Het voorstel van standaard is een afzonderlijk<br />

document met 38 hoofdstukken die bondig<br />

alle onderwerpen van het volledige IFRS-referentiekader<br />

behandelen die pertinent worden<br />

geacht voor de KMO’s. De niet-behandelde<br />

onderwerpen betreffen de aandelenopties<br />

die worden afgewikkeld door de uitgifte van<br />

aandelen, een transactie die inderdaad weinig<br />

waarschijnlijk is voor een niet-beursgenoteerde<br />

KMO, de behandeling van financiële<br />

lease-overeenkomsten door lessors aangezien<br />

deze laatste dikwijls een financiële instelling<br />

zijn en dus per definitie buiten het toepassingsgebied<br />

van de standaard vallen, verzekeringscontracten<br />

aangezien verzekeringsondernemingen<br />

“publieke verantwoordelijkheid”<br />

dragen en dus niet vallen binnen de definitie<br />

van een KMO, winst per aandeel en segmentinformatie<br />

aangezien deze informatie<br />

niet verplicht is voor niet-beursgenoteerde<br />

entiteiten … In dezelfde filosofie worden enkel<br />

de meest eenvoudige opties weerhouden<br />

waar het volledige IFRS-referentiekader alternatieven<br />

biedt. Dit wil zeggen dat volgende<br />

opties bijvoorbeeld worden aanbevolen: het<br />

kostprijsmodel voor vastgoedbeleggingen,<br />

materiële vaste activa en immateriële activa,<br />

het onmiddellijk in resultaat nemen van<br />

financieringskosten, de indirecte methode<br />

voor het presenteren van operationele kasstromen<br />

…<br />

Alhoewel deze vereenvoudigingen ervoor<br />

zorgden dat deze standaard inzake volume<br />

85 % bondiger is dan het volledige IFRSreferentiekader,<br />

hebben ze enkel betrekking<br />

op de vorm. Het gaat immers enkel om<br />

niet-behandelde onderwerpen, en – alhoewel<br />

het referentiekader dit niet expliciet vermeld<br />

– KMO’s die worden geconfronteerd<br />

met deze onderwerpen zullen het volledige<br />

referentiekader moeten raadplegen. Met<br />

betrekking tot de aanbevolen opties, kan een<br />

KMO beslissen om de andere methode toe te<br />

passen, gebruikmakend van de oorspronkelijke<br />

standaard.<br />

Er worden nog andere vereenvoudigingen<br />

in verband met de vorm voorgesteld. Onder<br />

andere wordt op het einde van het voorstel<br />

van standaard een woordenlijst gegeven<br />

waarin alle sleutelconcepten worden gedefinieerd.<br />

Bovendien bevat de implementatiegids<br />

(implementation guidance) twee zeer nuttige<br />

documenten: een illustratieve jaarrekening<br />

voor KMO’s en een checklist voor de informatieverschaffing<br />

in de toelichting.<br />

Vereenvoudiging van de inhoud<br />

Voor volgende onderwerpen werden vereenvoudigingen<br />

aangebracht met betrekking tot<br />

de opname en waardering:<br />

- De behandeling van financiële instrumenten<br />

werd vereenvoudigd ten opzichte van<br />

de vereisten van IAS 39. In dit verband<br />

worden slechts twee categorieën van<br />

financiële instrumenten weerhouden:<br />

instrumenten gewaardeerd tegen (geamortiseerde)<br />

kostprijs na aftrek van bijzondere<br />

waardeverminderingen en instrumenten<br />

gewaardeerd tegen reële waarde met opname<br />

van de wijzigingen van deze reële<br />

waarde in de winst- en verliesrekening. De<br />

richtlijnen met betrekking tot het niet langer<br />

opnemen (met name van toepassing bij<br />

factoring) en hedge accounting werden ook<br />

significant vereenvoudigd.<br />

- Kosten van onderzoek en ontwikkeling<br />

worden onmiddellijk opgenomen in de<br />

winst- en verliesrekening terwijl IAS 38<br />

de activering van ontwikkelingskosten<br />

verplicht indien aan strenge en moeilijk te<br />

beoordelen criteria is voldaan.<br />

- Goodwill wordt enkel getoetst op bijzondere<br />

waardeverminderingsverliezen indien<br />

er een indicatie is en niet jaarlijks zoals<br />

vereist door IAS 36.<br />

- Belangen in geassocieerde deelnemingen<br />

en joint ventures mogen gewaardeerd worden<br />

op basis van het kostprijsmodel in de<br />

geconsolideerde jaarrekening. De entiteit is<br />

dus niet verplicht om de “equity”-methode<br />

of de “proportionele consolidatie” toe te<br />

passen in overeenstemming met respectievelijk<br />

IAS 28 en IAS 31.


J U N I 2 0 0 7<br />

T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y<br />

- Het gebruik van de intrinsieke waarde in<br />

plaats van de waardering tegen reële waarde<br />

van betalingen op basis van aandelen<br />

in overeenstemming met IFRS 2 is in een<br />

groter aantal gevallen toegelaten.<br />

- De waardering van de verplichtingen als<br />

gevolg van toegezegd-pensioenplannen op<br />

basis van het principe in plaats van de gedetailleerde<br />

berekeningen zoals vereist door<br />

IAS 19.<br />

- De waardering van de rechten en verplichtingen<br />

van de lessee in het kader van een<br />

financiële lease-overeenkomst zoals bepaald<br />

in IAS 17 werd vereenvoudigd.<br />

- In het kader van de eerste toepassing van<br />

de IFRS-standaard voor KMO’s wordt het<br />

gebruik van historische gegevens minder<br />

vaak vereist dan in IFRS 1.<br />

Naast deze vereenvoudigingen van de opname-<br />

en waarderingsprincipes, is er bovendien<br />

een beperking van de informatieverschaffing<br />

in de toelichting die waarschijnlijk nog<br />

belangrijker is in het kader van de vereenvoudiging<br />

van de inhoud van het volledige<br />

IFRS-referentiekader. In vergelijking met de<br />

omvang van de te verstrekken informatie in<br />

overeenstemming met het volledige IFRS-referentiekader,<br />

zijn de vereisten van de IFRSstandaard<br />

voor KMO’s sterk gereduceerd.<br />

Het spreekt vanzelf dat twee entiteiten met<br />

dezelfde omvang die gedefinieerd worden als<br />

KMO niet dezelfde behoeften hebben inzake<br />

financiële rapportering indien de ene actief is<br />

in de biotechnologische sector en voornamelijk<br />

een beroep doet op externe financiering<br />

om haar groei te financieren en de andere een<br />

familiale productieonderneming is en dit wil<br />

blijven. Het geven van de toelating aan de<br />

eerste entiteit om IFRS toe te passen, al dan<br />

niet aangepast voor KMO’s, vormt een essentiële<br />

hulp bij haar ontwikkeling.<br />

N aast deze<br />

vereenvoudigingen<br />

van de opname- en<br />

waarderingsprincipes,<br />

is er bovendien een<br />

beperking van de<br />

informatieverschaffing<br />

in de toelichting<br />

die waarschijnlijk nog<br />

belangrijker is in het<br />

kader van de vereenvoudiging<br />

van de inhoud<br />

van het volledige<br />

IFRS-referentiekader.<br />

Enkele beschouwingen<br />

Het voorstel van standaard van het IASB<br />

brengt ontegensprekelijk reële vereenvoudigingen<br />

aan, zelfs als deze voornamelijk<br />

betrekking hebben op de vorm van het<br />

document. Daarnaast kunnen er echter<br />

kanttekeningen gemaakt worden bij de verdere<br />

vereenvoudiging van de opname- en<br />

waarderingsprincipes. De vereenvoudiging<br />

van opname- en waarderingsregels kan immers<br />

leiden tot een standaard die door de<br />

vereenvoudiging niet meer aangepast is aan<br />

bepaalde transacties. Het is immers de aard<br />

van de transactie die de verwerking bepaalt<br />

en niet zozeer de omvang van de entiteit die<br />

betrokken is bij de transactie. Met andere<br />

woorden, men kan zich de vraag stellen of<br />

we een eenvoudige oplossing kunnen bieden<br />

voor een complexe transactie enkel en alleen<br />

omdat ze werd afgesloten door een KMO.<br />

In dit geanimeerde debat rond de toepassing<br />

van het IFRS-referentiekader door de KMO’s<br />

lijkt de fundamentele vraag, los van de<br />

“praktische” belemmeringen in verband met<br />

de fiscaliteit, betrekking te hebben op het<br />

bepalen van de entiteiten die een jaarrekening<br />

voor algemeen gebruik moeten opstellen.<br />

De term KMO zoals gedefinieerd in de jaarrekeningrichtlijnen,<br />

die enkel gebaseerd is op<br />

vrij lage drempelwaarden met betrekking tot<br />

de omvang, is waarschijnlijk ontoereikend.


18-19<br />

><br />

Voorstelling van de drie nieuwe<br />

Voorzitters<br />

A N D R É B E R T<br />

Voorzitter IAB<br />

P I E R R E P. B E R G E R<br />

Voorzitter <strong>IBR</strong><br />

R O L A N D S M E T S<br />

Voorzitter BIBF<br />

ANDRÉ BERT, Voorzitter IAB<br />

Op 21 april 2007 werd de heer André Bert<br />

met 66 % van de uitgebrachte stemmen verkozen<br />

tot nieuwe Voorzitter van het Instituut<br />

van de Accountants en de Belastingconsulenten.<br />

Binnen de beroepswereld is hij al langer<br />

bekend: in 1992 werd hij lid van de Stagecommissie<br />

en vanaf 1998 tot nu zetelde<br />

André Bert onafgebroken in de Raad van<br />

het IAB. Van 1998 tot 2001 was hij secretaris<br />

van het uitvoerend comité van het IAB,<br />

en van 2001 tot 2004 nam hij de taak van<br />

secretaris-penningmeester van het IAB op<br />

zich. Hij is ook actief in de beroepsvereniging<br />

MAB (Mechelse Accountants, Bedrijfsrevisoren,<br />

Boekhouders en Belastingconsulenten<br />

– Beroepsvereniging), waar hij momenteel<br />

het mandaat van ondervoorzitter uitoefent.<br />

Daarnaast beheert André Bert, samen met<br />

zijn echtgenote, ook nog eens een eigen accountantskantoor<br />

in Antwerpen. De nieuwe<br />

voorzitter houdt in zijn vrije tijd van fotografie,<br />

lezen en reizen.<br />

PIERRE P. BERGER, Voorzitter <strong>IBR</strong><br />

Pierre P. Berger werd op 27 april 2007 door<br />

de algemene vergadering van het <strong>IBR</strong> verkozen<br />

tot Voorzitter van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.<br />

Hij volgt André KILESSE op,<br />

wiens mandaat van drie jaar is afgelopen.<br />

Pierre P. Berger kent een lange ervaring als<br />

bedrijfsrevisor en raadgever. Licentiaat in de<br />

Rechten en licentiaat Handels- en Consulaire<br />

Wetenschappen oefent hij het beroep van<br />

bedrijfsrevisor uit sinds 1978 en is hij sinds<br />

1975 werkzaam binnen het kantoor KPMG.<br />

Hij is eveneens revisor erkend door de Commissie<br />

voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen<br />

voor de controle van banken en<br />

verzekeringsondernemingen.<br />

Actief lid van het <strong>IBR</strong> sinds vele jaren, was<br />

Pierre P. Berger, onder andere, Voorzitter<br />

van de Juridische Commissie van 1988 tot<br />

2007. Hij is tevens lid van de Raad van het<br />

Instituut en van zijn Uitvoerend Comité<br />

sinds negen jaar.<br />

ROLAND SMETS, Voorzitter BIBF<br />

De heer Roland Smets werd op vrijdag 4 mei<br />

2007 verkozen tot nieuwe Voorzitter van het<br />

Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders<br />

en Fiscalisten, in opvolging van Marcel-Jean<br />

Paquet. Tot ondervoorzitter werd Mevrouw<br />

Maria Ploumen verkozen. De nieuwe penningmeester<br />

is de heer Jean-Marie Conter.<br />

Samen met de voorzitter vormen ze het Bureau.<br />

Hun mandaat startte op 17 mei 2007<br />

voor een periode van 4 jaar. De drie verkozenen<br />

zijn reeds BIBF lid sinds de oprichting<br />

van het Instituut in 1992.<br />

De Heer Roland Smets, een 55-jarige erkend<br />

boekhouder-fiscalist uit Tienen, werd door<br />

de 18 raadsleden verkozen tot Voorzitter. Hij<br />

was voorheen reeds actief in beroepsmiddens<br />

als plaatsvervangend lid van het tuchtorgaan<br />

van het Beroepsinstituut en als Voorzitter<br />

van het Nederlandstalige overlegcomité van<br />

erkende boekhouders(-fiscalisten). Daarnaast<br />

is hij tevens bestuurslid bij de Limburgse<br />

beroepsvereniging LVAB en Nederlandstalig<br />

ondervoorzitter van de nationale federatie<br />

van boekhoudkundige en fiscale beroepen<br />

“Fecofi”.


Institutioneel nieuws<br />

<strong>IBR</strong>, IAB en BIBF<br />

Uitreiking BIBF prijzen, 11 mei 2007<br />

Verkiezing Nieuw bureau, 4 mei 2007<br />

« BIBF »<br />

Op 11 mei jl. reikte het BIBF haar jaarlijkse “BIBF prijzen” uit ter gelegenheid<br />

van de voorstelling van het jaarverslag van het Instituut. De Nederlandstalige<br />

winnaars van deze editie 2005-2006 (voor hoger onderwijs lange type) zijn:<br />

van links naar rechts: Liesbet De Coninck (ex aequo derde prijs, VUB) ,<br />

Ivo Vermaete (tweede prijs, KHGent), Johan De Clerck (ex aequo derde prijs,<br />

VUB) en Katrien Wynendaele (eerste prijs U.Gent). Zij omringen de past-voorzitter<br />

en past-ondervoorzitter van het BIBF. Voor meer info, zie www.bibf.be.<br />

Op 4 mei jl. verkoos de Nationale Raad van het BIBF een nieuw bureau. Roland<br />

Smets werd verkozen tot Voorzitter, Maria Ploumen is de nieuwe Ondervoorzitter<br />

en Jean-Marie Conter zal de volgende vier jaar de penningmeester zijn<br />

van het Instituut.<br />

Charter Kyoto, 15 mei 2007<br />

Vlaamse Startersdag op 10 mei 2007<br />

Op 15 mei 2007 ondertekende het IAB het charter “het vrije beroep voor<br />

Kyoto” op het kabinet van minister Kris Peeters. Hiermee engageert het<br />

Instituut zich tot het stellen van welbepaalde handelingen ter ondersteuning<br />

van het Kyoto-klimaatverdrag.<br />

« IAB »<br />

Op 10 mei 2007 vond de Vlaamse Startersdag plaats. Deze wordt traditioneel<br />

georganiseerd door UNIZO op vijf locaties verspreid over het Vlaamse<br />

landsgedeelte (Kortrijk, Leuven, Antwerpen, Gent en Hasselt). Het IAB hield<br />

dit jaar stand op de Startersmarkt in Antwerpen. Daarnaast verzorgde de heer<br />

Erwin Vercammen er een zeer verhelderende uiteenzetting over de aftrekbare<br />

beroepskosten.


20<br />

><br />

Institutioneel nieuws<br />

<strong>IBR</strong>, IAB en BIBF<br />

Algemene vergadering van het Instituut der<br />

Bedrijfsrevisoren op 27 april 2007<br />

« <strong>IBR</strong> »<br />

De heren Pierre P. BERGER, nieuwe Voorzitter en Michel DE WOLF, nieuwe<br />

Ondervoorzitter in gesprek na afloop van de algemene vergadering.<br />

Binnenkort<br />

Op 6 en 7 september 2007 organiseert de Fédération des Experts Comptables<br />

Européens (FEE) in Den Haag (Nederland) een congres met als thema “Nieuwe<br />

opportuniteiten voor kleine en middelgrote ondernemingen: transparantie, financiën en<br />

vereenvoudiging in de Europese context”. Het congres zal een brede waaier van thema’s<br />

aanbieden die verband houden met de boekhoud- en auditberoepen en die de KMO’s<br />

aanbelangen. Voor meer informatie kan u de website www.fee.be raadplegen.<br />

Op 12 oktober 2007 organiseert het <strong>IBR</strong>, in het Sodehotel La Woluwe, een studiedag<br />

over de impact van de nieuwe Europese Richtlijn betreffende de wettelijke controles<br />

van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (<strong>Audit</strong>richtlijn) op het beroep<br />

van bedrijfsrevisor. Deze Richtlijn, goedgekeurd op 17 mei 2006, werd onlangs in<br />

Belgisch recht omgezet (koninklijk besluit van 21 april 2007 dat in werking treedt<br />

op 31 augustus 2007). Voor meer informatie over de praktische organisatie van dit<br />

evenement kan u weldra terecht op de website van het <strong>IBR</strong> (www.ibr-ire.be).<br />

Op 7 november 2007 vindt in het Sodehotel La Woluwe een studiedag plaats<br />

betreffende de rol van de bedrijfsrevisor ten opzichte van de ondernemingsraden.<br />

Deze studiedag wordt door het <strong>IBR</strong> georganiseerd, in samenwerking met de Hoge<br />

Raad voor de Economische Beroepen en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en<br />

heeft tot doel de kwaliteit van de financiële informatie die wordt overgemaakt aan<br />

de vertegenwoordigers van de werknemers via de ondernemingsraad, te verbeteren<br />

en een reflectie op gang te brengen over de taak van de bedrijfsrevisor in de<br />

ondernemingsraad op wettelijk en praktisch niveau.<br />

De informatie met betrekking tot deze studiedag zal binnenkort beschikbaar zijn op de<br />

website van het <strong>IBR</strong> (www.ibr-ire.be).<br />

De vergadering geeft André KILESSE, uittredend Voorzitter, een warm afscheidsapplaus<br />

na zijn slottoespraak.


<strong>Audit</strong><br />

<strong>Accountancy</strong><br />

<strong>Tax</strong><br />

IFRS in een Belgische context<br />

In 2005 schakelden bijna alle beursgenoteerde Belgische entiteiten over van de Belgische regelgeving met betrekking<br />

tot financiële verslaggeving naar verslaggeving in overeenstemming met de IFRS (International<br />

Financial Reporting Standards).<br />

Toen de Europese Commissie in 2002 Verordening (EG) nr. 1606/2002 publiceerde en daardoor de entiteiten die<br />

genoteerd staan op een Europese beurs vanaf 2005 verplichtte om IFRS toe te passen voor de geconsolideerde<br />

jaarrekening, is het Instituut der Bedrijfsrevisoren meteen gestart met in zijn Periodieke Berichten zeer regelmatig<br />

artikels te publiceren over deze toch wel zeer complexe materie inzake financiële verslaggeving.<br />

Uit de talrijke artikels die sinds<br />

2002 in de Periodieke Berichten<br />

zijn verschenen, werd een bloemlezing<br />

van artikels gemaakt. De<br />

oorspronkelijke teksten werden<br />

aangepast aan recente ontwikkelingen,<br />

en de terminologie werd<br />

aangepast om ze in overeenstemming<br />

te brengen met de officiële<br />

vertalingen van de standaarden<br />

zoals gepubliceerd in het Publicatieblad<br />

van de Europese Unie. De<br />

interpretaties van de standaarden<br />

en de ingenomen standpunten<br />

blijven echter de persoonlijke<br />

verantwoordelijkheid van de auteurs.<br />

De bundel bevat zeer relevante informatie zowel voor de entiteiten<br />

die reeds IFRS toepassen als voor de entiteiten die<br />

wensen over te stappen naar IFRS-verslaggeving of voor de<br />

entiteiten die in de toekomst zullen verplicht worden om IFRS<br />

te gebruiken voor hun financiële verslaggeving, alsook voor<br />

de analisten, investeerders, bankiers, en, uiteraard, de revisoren<br />

van deze entiteiten.<br />

Technische fiche<br />

AUTEURS:<br />

T. Carlier<br />

D. Charlier<br />

B. Hay<br />

J.-F. Hubin<br />

P. Schumesch<br />

L. Van Brussel<br />

R. Verheyen<br />

V. Weets<br />

VOLUME<br />

XVII + 130 p.<br />

ISBN<br />

978 90 8661 408 0<br />

BESTELCODE<br />

203 071 001<br />

PRIJS<br />

€ 40<br />

Uitgever<br />

Business & Economics<br />

Kleine Pathoekeweg 3<br />

8000 Brugge<br />

Tel. 050/47 12 72<br />

Fax 050/33 51 54<br />

E-mail: businessandeconomics@diekeure.be<br />

Internet: www.diekeure.be<br />

Ondergetekende,<br />

B E S T E L F O R M U L I E R<br />

Terug te faxen (050/33 51 54) of op te sturen naar<br />

, Business & Economics,<br />

Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge<br />

Naam: ________________________________________________________________________________________________________<br />

Functie: ______________________________________________________________________________________________________<br />

Straat: ____________________________________________________ Nr.: _______________________________________________<br />

Postnummer: ____________________________________ Stad-Gemeente: _______________________________________________<br />

Tel.: ______________________________________________________ Fax: _______________________________________________<br />

E-mail: _______________________________________________ Internet: _______________________________________________<br />

bestelt ________ ex. ‘IFRS in een Belgische context (203 071 001) tegen de prijs van € 40.<br />

Datum: __________________________________________ Handtekening: _______________________________________________<br />

Onze prijzen zijn inclusief btw, exclusief verzendingskosten.<br />

Uw adresgegevens worden opgenomen in ons mailingbestand. Krachtens de Wet van 8 december 1992 hebt u recht op inzage en verbetering van de door ons bewaarde gegevens.<br />

Het verschuldigde bedrag betaalt u na ontvangst van de factuur.


<strong>IBR</strong><br />

Instituut<br />

der Bedrijfsrevisoren<br />

Koninklijk Instituut<br />

IAB<br />

Instituut van<br />

de Accountants<br />

en de Belastingconsulenten<br />

BIBF<br />

Beroepsinstituut<br />

van erkende<br />

Boekhouders en<br />

Fiscalisten

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!