Verslag hoorzitting RWE - Provincie Groningen
Verslag hoorzitting RWE - Provincie Groningen
Verslag hoorzitting RWE - Provincie Groningen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Zakelijk verslag van de openbare <strong>hoorzitting</strong> van de Comrnissie Rechtsbescherming, gehouden op<br />
vrijdag, 26 oktober 2012 in het provinciehuis in <strong>Groningen</strong>.<br />
Aanwezig:<br />
- de heer J.W.M. Engels, voorzitter<br />
- de heer M. Zijlstra, lid<br />
mevrouw P. de Graaf, lid<br />
- de heer G. Veenstra, pl y . lid<br />
- de heer H.C. Moll, lid<br />
- mevrouw P.K. Berghuis, secretaris<br />
- mevrouw A. Sibma, juridische ondersteuning<br />
Aan de orde zijn:<br />
- de ingediende bezwaarschriften door de hierna te noemen organisaties tegen de door<br />
Gedeputeerde Staten verfeende vergunning van 19 juni 2012 aan <strong>RWE</strong> Eemshaven Holding B.V., op<br />
grond van de Natuurbeschermingswet.<br />
Verschenen zijn als vertegenwoordiger van bezwaarden:<br />
mevrouw Kloostra, Greenpeace e.a.<br />
- de heer Van der Valk, deskundige Greenpeace e.a.<br />
- de heer Lefelrnann, BOrgerinitiative Saubere Luft Ostfriesland<br />
- de heer Wouda, Waddenvereniging, e.a.<br />
- de heer De Waal, Natuur en Milieufederatie, e.a.<br />
- de heer Vollenbroek, Stichting Natuur en Milieu<br />
- de heer Wit, Deutsche Umwelthilfe<br />
- de heer Brons, Stichting Co2ntramine<br />
- de heer Musch, Stadt Borkum<br />
- de heer Albrecht, gemeente Krummhorn, e.a.<br />
- de heer Visser, LTO Noord, Drenthe en <strong>Groningen</strong><br />
- de heer Stellingwerf, ANV Meervogels<br />
Verschenen is namens derde belanghebbende:<br />
- de heer Peelen, <strong>RWE</strong> Eemshaven Holding B.V.<br />
Verschenen is namens Gedeputeerde Staten van <strong>Groningen</strong>, Fryslan en Drenthe:<br />
- de heer H. Besselink<br />
De voorzitter heet alien welkom namens de provincies <strong>Groningen</strong>, Fryslân en Drenthe en legt uit dat<br />
bezwaarden eerst de gelegenheid krijgen hun bezwaren toe te lichten, dat daarna een reactie van de<br />
zijde van de drie colleges van Gedeputeerde Staten (hierna ook: GS) wordt gevraagd en ook van<br />
<strong>RWE</strong>. Daarna zullen de leden van de Commissie Rechtsbescherming vragen stellen en wordt de<br />
gelegenheid gegeven die te beantwoorden. Dan volgt nog een tweede ronde en aan het einde van de<br />
vergadering zal hij uiteen zetten, hoe de commissie verder opereert.<br />
De vaorzitter geeft aan te wilien beginnen met de eerste ronde en geeft het woord aan mevrouw<br />
Kloostra.<br />
Ililevrouw Kloostra legt haar pleitnota over en leest deze voor. Deze pleitnota is aan het verslag<br />
gehecht. Mevrouw Kloostra geeft daarna het woord aan de heer Lefelmann.<br />
De heer Lefelmann legt zijn Duitstalige pleitnota over en leest deze in het Duits voor. Deze pleitnota<br />
is aan het verslag gehecht.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Wouda.<br />
De heer Wouda legt zijn pleitnota over en leest deze voor. Deze pleitnota is aan het verslag gehecht.<br />
De heer Wouda geeft vervolgens het woord aan de heer De Waal.<br />
De heer De Waal geeft aan dat er significante effecten zijn en dat dit ook al is vastgesteld in het<br />
vernietigende rapport van Natuurbescherming van 14 augustus 2008. Bovendien zijn er aanvullende<br />
significante effecten, die nu ook ter tafel zijn gekomen. Hij zegt dat dit betekent dat een AIDC-toets<br />
1
uitgevoerd moet warden, ongeacht de investeringen in het project tot dusver. Hij zegt semen met<br />
ECN, Tennet, CE Delft en andere instituten, te moeten constateren dat er in de komende decennia<br />
minstens 25% overcapaciteit is aan opwekking van electriciteitsvermogen in Nederland en daar doen<br />
de kolencentrales nu nog een schepje bovenop. Hij geeft aan dat dit project een aantasting is van het<br />
econornisch belang van Nederland, want de gascentrales in Nederland zijn al stilgezet vanwege de<br />
overcapaciteit en de druk op de prijzen. Hij zegt dat het belang van gas in Nederland grater is dan het<br />
belang van kolen, want Nederland is een gasland en in <strong>Groningen</strong> weet men daar alles van.<br />
Verder zegt hij dat meer kolenvermogen ook betekent dat er een extra belang ontstaat tegen een<br />
energietransitie en dat dit heeft te maken met zaken als bedrijfstijden van de centrale, die aangetast<br />
worden als er windmolens bijkomen. Hij vraagt daze overwegingen mee te nemen in het advies en het<br />
uitvoeren van een ADC-toets.<br />
De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de heer Vollenbroek.<br />
De heer Vollenbroek legt zijn pleitnota over en leest deze voor. Deze pleitnota is aan het verslag<br />
gehecht.<br />
De heer Wit vraagt de commissie am het verweerschrift te lezen, waaruit zal blijken dat op een groot<br />
aantal punten van het bezwaarschrift niet is ingegaan, hij vraagt de commissie dit alsnog te doen.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Brans.<br />
De heer Brons legt zijn pleitnota over en least deze voor. Deze pleitnota is aan het verslag gehecht.<br />
Daarna geeft de voorzitter het woord aan de heer Musch.<br />
De heer Musch voert het woord in het Duits; mevrouw Koning vertaalt zijn woorden als volgt:<br />
"De Raad van State heeft de vergunning, zoals verleend niet goed bevonden, en daarom zitten we<br />
vandaag hier. In Quitsland zou zo’n vergunning alleen berusten op de hoogste concentratiewaarde.<br />
Dat zou in Duitsland de maatstaf zijn van de vergunning year het bouwen en het drijven van een<br />
kolencentrale.<br />
Als de kolencentrale in Duitsland ward gebouwd, dan zou Nederland betrokken zijn bij de<br />
vergunningverlening vanwege de FFH-regels.<br />
We hebben hier ervaring met de bouw van de Eems-staalindustrie. Daar is Nederland inderdaad ook<br />
gevraagd, maar omgekeerd is het hier niet gebeurd. Na protesten van de bevolking, zijn in Duitsland<br />
stukken in de kranten verschenen, maar er was geen mogelijkheid, ze zijn niet echt ter inzage gelegd.<br />
De termijnen year inspraak zijn dan ook niet in acht genomen in Duitsland.<br />
Er zijn verschillende Europese richtlijnen en ook het Eemsdollard-verdrag zegt dat, ook al wordt hier<br />
een natuurrichtlijn aangehaald, het toch onderdeel meet zijn van een Milieu Effect Rapportage en dat<br />
is hier dus niet gebeurd.<br />
Omdat in Duitsland geen terinzagelegging heeft plaats gevonden, hadden sommige gemeenten, zeker<br />
ook de eiland-gemeenten zoals Borkum, Jengum en Krummhärn, en andere Oosffriese eilanden, niet<br />
de mogelijkheid am inspraak te plegen. En daarorn is het nu beperkt tot twee eilanden, maar er moet<br />
wel gezegd worden, dat alle Oosffriese eilanden hier lijden onder de consequenties, omdat<br />
bijvoorbeeld de afstand naar Borkum ongeveer net zo groat is als de afstand van de kolencentrale<br />
naar Ameland.<br />
De enige controle op grond van het FFH gebied, is een rapport van een instituut in Oldenburg, maar<br />
daar is eigenlijk alleen maar een prognose gemaakt. Er werden cijfers gebruikt, gecalculeerd, maar er<br />
is niet echt diepgaand gecontroleerd. Je kunt dit stuk eigenlijk geen echt rapport noemen. Er Werd wel<br />
gekeken naar de stikstofemissies en naar de consequenties wat habitat betreft. Maar er staat in dit<br />
rapport zeker niet, dat consequenties uitgesloten zijn.<br />
Er is in dit rapport uitgegaan van het irrelevantiecriterium, en er is niet gekeken naar extra<br />
consequenties. Het irrelevantiecriterium is trouwens iets, dat ook in Duitsland in de jurisprudentie en in<br />
de juridische literatuur zeer omstreden is, omdat men zegt: als lets geen significante uitwerking heeft,<br />
hoef je ook niet verder te onderzoeken, want het is een soort stapsgewijs model. En het is dan ook<br />
niet verder onderzocht.<br />
Dan het grootste probleem. Dat zijn de emissies van kwik en zware metalen. Dat is in dit stuk<br />
helemaal niet bekeken, zeker niet wat betreft de natuurbescherming, dus de vergunning. En daarom is<br />
er sowieso behoefte aan veel meer studie en onderzoek. En daarom vragen wij erom, dat de<br />
vergunning wordt ingetrokken".<br />
2
Na afloop van zijn woordvoering legt de heer Musch enkele stukken over die aan dit verslag worden<br />
gehecht.<br />
De heer Albrecht voert het woord in het Duits; mevrouw Koning vertaalt zijn woorden als volgt:<br />
"Voorzitter, dames en heren, hartelijk dank voor de mogelijkheid hier tot u te spreken. lk wil beginnen<br />
met het feit, dat onvoldoende rekening is gehouden in deze procedure met de regels van<br />
bescherming.<br />
Wat ons vooral opvalt is, dat er niet gekeken is naar de emissie van zuur en zware metalen en,<br />
vergeleken met andere moderne centrales, steenkolencentrales, stellen wij vast dat er een verschil is<br />
van 99 procent, respectievelijk aanwezigheid van bepaalde stoffen helemaal niet zijn onderzocht.<br />
lk kom dan op het feit, dat niet genoeg is gekeken naar de consequenties voor flora en fauna en<br />
habitat van soorten en stikstofemissies.<br />
Van zestien mogelijk beschermde gebieden is er maar een onderzocht, en dat is dan het<br />
Niedersächsiche Wattenmeer en dat is tot aan het eiland Wangeroge. De vraag is dan, waarom<br />
soorten, die op het vasteland moeten warden beschermd, helemaal niet zijn onderzocht. Deze<br />
gebieden liggen op dezelfde afstand als het eiland Wangeroge.<br />
Er zijn tien beschermde soorten, die worden genoemd in annex 2, bij de FFH richtlijn, die voorkomen<br />
in de landkreisen Leer en Aurich, waar helemaal geen rekening mee is gehouden.<br />
Er zijn in de landkreisen Leer en Aurich elf vogelbeschermingsgebieden, daarvan is er met maar een<br />
rekening gehouden.<br />
Er zijn vier soorten vogels onderzocht, waarvan gezegd wordt dat ze relevant zijn voor<br />
stikstofemissies, maar daarvan zijn er drie helemaal niet relevant. Zestien anderen zijn wel relevant en<br />
die zijn niet onderzocht.<br />
Dat betekent, dat het oordeel van het 1BL Oldenburg, die zeggen dat er geen negatieve consequenties<br />
zijn door de stikstofemissies, niet correct zijn.<br />
Dan kom ik op de sensitiviteit van het foerageergebied. Er zijn 35 soorten in de landkreisen Leer en<br />
Aurich, en die zijn zeer sensitief, wat betreft emissies.<br />
Er zijn hier acht natuurlijke habitattypen geidentificeerd. Daar mag alleen een vergunning verleend<br />
worden, als duidelijk is dat er geen negatieve consequenties zijn, of dat er een groot maatschappelijk<br />
belang is. Maar het feit, dat Nederland stroom wil exporteren op de Nederlandse stroommarkt, is<br />
natuurlijk geen groot maatschappelijk belang.<br />
Van de in totaal twintig soorten in de landkreisen Leer en Aurich, die hier negatieve consequenties<br />
ondervinden, zijn in totaal twintig bedreigd. Velen ervan zijn onder specifieke bescherming, volgens<br />
annex 4 van de FFH richtlijnen.<br />
Van de in totaal 119 vogelsoorten in de landkreisen Leer en Aurich, zijn 58 speciaal sensitief voor<br />
gevaarlijke stoffen. In de EU Vogelbeschermingrichtlijn beschermt men specifiek 91 van die soorten.<br />
Je moet er vanuit gaan dat sowieso de Waddenzee geen gunstige condities en omstandigheden zijn<br />
in het habitat van al die vogels. Als je gunstige condities wilt hebben, moet je die eerst credren. Maar<br />
wij spreken er nu al van, dat we nog extra schadelijke stoffen gaan uitstoten.<br />
In de Flora- en Fauna Habitatrichtlijn, in de Vogelbeschermingrichtlijn, staat duidelijk dat er geen<br />
verslechtering van de toestand moet optreden.<br />
lk kom nu op de significante verslechtering. Waarom moeten we uitgaan van een significante<br />
verslechtering?<br />
In artikel 1.i van de Flora- en Fauna Habitatrichtlijn, wordt gesproken over goede condities, die ervoor<br />
zorgen dat op de lange termijn mogelijk extra vogels kunnen existeren.<br />
Bij het blijven bestaan van vogelsoorten, gaat het om een bescherming van de natuurlijke "resources"<br />
en habitat op de lange termijn.<br />
Hieruit volgt, dat je moet kijken naar de lange termijn, near het beschermen van soorten op de lange<br />
termijn. En dan moet je niet alleen naar den jaar kijken, maar je moet kijken naar de duur van de hele<br />
operatie van een kolencentrale, met andere woorden: 40 tot 50 jaar.<br />
Het gaat vooral om stikstofernissies, en die zijn heel slecht voor de biodiversiteit. lk wil hier wijzen op<br />
een citaat van het Bundes Umwelt Amt van 2011, van soorten, die juist gebaat zijn bij een voedselarme<br />
habitat, omdat ze geen mogelijkheid hebben om te overleven, omdat juist zij grate, nadelige<br />
consequenties ondervinden van stikstofemissies.<br />
Juist wat betreft dioxine en zware metalen rnoet je zeggen, dat deze persistent zijn. Dus ze blijven in<br />
de omgeving aanwezig. En ze worden niet natuurlijk verwijderd.<br />
Wat die stoffen betreft moet je juist niet kijken naar wat er gebeurt binnen een jaar, maar wat er<br />
gebeurt gedurende de hele tijd van het bedrijf van een kolencentrale, omdat die stoffen zich ophopen.<br />
Het betekent, met andere woorden, dat je moet kijken op een termijn van 40 tot 50 jaar, want hier gaat<br />
het om een sluipende ophoping van tienduizenden tonnen van schadelijke stoffen, die niet meer<br />
3
afgebouwd worden, en dat is vooral in strijd met de Flora- en Fauna Habitatrichtlijn, en de<br />
Vogel bescherm ingrichtl ij n.<br />
En ik wil u in mijn laatste zin vragen om rekening te houden met het feit, dat het hier niet om zo maar<br />
een natuurgebied gaat. Het gaat om een natuudijk ecosysteem, zoals de Waddenzee, die in de hele<br />
wereld uniek is. En we willen ook rekening houden met het feit, dat we spreken over bijvoorbeeld<br />
trekvogels, waar dan weer tienduizend van verschillende soorten zijn, die trekken van Antarctica naar<br />
Zuid-Afrika.<br />
Dus ik wil nog een keer beklemtonen: het gaat niet zo maar om een gebied, het gaat om een<br />
wereldwijd uniek gebied. Dank u voor uw aandacht.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Visser.<br />
De heer Visser legt zijn pleitnota over en leest deze voor. Deze pleitnota is aan het verslag gehecht.<br />
De voorzitter geeft aan dat voor de ANV Meervogel de heer Van Opstal was aangemeld, maar dat<br />
hiervoor in de plaats de heer Stellingwerf zal spreken.<br />
De heer Stellingwerf geeft aan bestuurslid en voorzitter te zijn van de Agrarische Natuur- en<br />
Landschapvereniging Slochteren en samen met ANV Meervogel het bezwaar te hebben ingediend<br />
vanwege de ontwikkellingen in de Haansplassen en zegt verrast te zijn door de acties van provincie<br />
en <strong>RWE</strong>. Hij legt uit dat de ANV bestaat uit groepen boeren, die zich rond hun bedrijf met natuur<br />
bezighouden in samenwerking met Staatsbosbeheer. Hij zegt dat ANV en Staatsbosbeheer in midden<br />
<strong>Groningen</strong> natuurdoelen willen realiseren, waarvoor ook de Haansplassen waren bedoeld.<br />
Verder zegt hij dat er een afspraak met de provincie was, dat een gedeelte van de Haansplassen<br />
aangemerkt zou worden voor particulier natuurbeheer door de Agrarische Natuurvereniging. Hij zegt<br />
dat dit gedeelte, de volledige 55 hectare, nu aan <strong>RWE</strong> is verkocht. Hij geeft aan dat het bezwaar<br />
vooral gaat over de aanvullende natuurprojecten en bescherming van Velduil, Blauwe Kiekendief en<br />
Scholekster in hoofstuk 1, "Management Samenvatting", bladzijde 6. In dat hoofdstuk wordt<br />
gerefereerd aan aanvullende maatregelen. Hij vraagt zich af wat deze maatregelen inhouden, waartoe<br />
ze dienen en hoe dit past in het natuurdoel.<br />
Hij geeft aan dat de ANV zich altijd sterkt heeft gemaakt voor het foerageergebied in Midden-<br />
<strong>Groningen</strong>, maar dat dit gebied tel kens een beetje is opgeschoven. Later is toegezegd dat er<br />
foerargeergebieden voor ganzen aangelegd zouden worden bij de Haansplassen omdat de landbouw<br />
veel last van ganzen heeft, vooral rond het Schildmeer.<br />
Hij zegt dat door de provincie is aangegeven dat er nu nog 170 hectare grondgebied van<br />
Staatsbosbeheer en BBL ornheen ligt en dat dit gebruikt kan worden als foerageergebied. Hij geeft<br />
aan dat dit gebied niet geschikt is en hiervoor opnieuw ingericht moet worden. Hij zegt dat het<br />
bezwaar zich richt tegen de maatregel, dat grond die geschikt was voor foerageergebied, nu veer een<br />
ander doel gebruikt gaat worden.<br />
Vervolgens vraagt hij hoe de 55 hectare grond ingericht wordt door <strong>RWE</strong>, wat ze doen met<br />
natuurbeheer, wat er gebeurt met de grond die nu nog in bezit is van de boeren en als akkergrond<br />
wordt gebruikt. Hij zegt dat op deze vragen nog niet voldoende is gereageerd.<br />
Hij geeft aan dat er nog veel vragen zijn van de leden van de ANV. Hij zegt dat daarom ook om een<br />
gesprek met <strong>RWE</strong> is gevraagd.<br />
Hij benadrukt nog eens zijn vraag, wat de effecten zijn voor de landbouwgebieden die om de<br />
Haansplassen heen liggen. Verder vraagt hij wat er gaat gebeuren met de 40 hectare grand die nog<br />
niet is ingericht en momenteel nog eigendom is van Staatsbosbeheer. Hij geeft aan dat er door de<br />
landinrichtingscommissie wel plannen zijn gemaakt voor dit gebied.<br />
De voorzitter geeft aan dat de antwoorden op de vragen zullen worden meegenomen in de toelichting<br />
op het verweerschrift. Hij geeft het woord aan de heer Besselink en vraagt een toelichting te geven.<br />
De heer Besselink geeft aan dat hij de antwoorden wat betreft de vragen van de heer Stellingwerf nu<br />
niet paraat heeft, maar dat hij daarover nog nader geinformeerd zal worden.<br />
Hij zegt dat op hoofdpunten van bezwaar in het verweerschrift van de drie colleges, is gereageerd.<br />
Daarbij merkt hij op dat de tekst in het verweerschrift, waarin wordt vermeld dat de staatssecretaris<br />
van Economische Zaken en Landbouw en Innovatie mede ondertekenaar is, niet juist is. Hij geeft aan<br />
dat het ministerie een eigen bezwaarprocedure heeft.<br />
Hij zegt vooral op te merken dat een aantal bezwaarmakers de achtergrond van het feit dat er geen<br />
ADC-toets heeft plaatsgevonden op grond van dwingende redenen, nog niet duidelijk is.<br />
4
Hij geeft aan dat dit niet in het verweerschrift is opgenomen, maar wel in het besluit staat.<br />
Hij zegt dat in de vorige vergunning was aangenomen dat de bouw van de centrales van <strong>RWE</strong> en<br />
Nuon in de Oostiob van het Eemshavengebied was gepland en dat deel wel was opgespoten maar<br />
nooit was ingericht als bedrijventerrein. Dit had tot gevolg dat het gebied was verruigd en dat de bouw<br />
van de centrales daar zou leiden tot het verloren gaan van dat terrein voor de broedvogels. Hij geeft<br />
aan dat het gebied zelf geen onderdeel vormt van Nature 2000, maar dat er toen werd aangenomen<br />
dat het een overloopfunctie voor de vogels zou kunnen vervullen en dat daarom het verlies van dit<br />
gebied als significant is aangemerkt. Daarom moest het oak gerechtvaardigd worden op grand van<br />
dwingende redenen.<br />
Hij zegt dat in de nieuwe vergunning een passende beoordeling is gemaakt, waaruit duidelijk is<br />
geworden dat de gevolgen zoals die warden aangenomen voor de instandhoudingsdoelstellingen van<br />
de Waddenzee en de Waddeneilanden in de eerste vergunning, niet relevant meer was, omdat deze<br />
vogels, met name op de Waddeneilanden, redelijk veel broedsucces hebben en dus niet zijn<br />
aangewezen op de potenties van de Oostlob.<br />
Hij geeft aan dat de Oostlob inmiddels al ongeschikt is geraakt door de bouw van de Nuon centrale en<br />
dat deze vergunning onherroepelijk is evenals de aantasting van het gebied en dit hoeft dus niet meer<br />
in het kader van deze vergunning beoordeeld of gerechtvaardigd te worden.<br />
Verder zegt hij dat de Emmapolder, die destijds bedoeld was als compensatie voor de aantasting van<br />
het gebied, inmiddels is ingericht als natuurgebied en deze kan dus oak als zodanig de opvangfunctie<br />
voor de broedvogels vervullen.<br />
Hij geeft aan dat <strong>RWE</strong> in de nieuwe aanvraag nog extra natuurmaatregelen heeft aangegeven en dat<br />
dit een verandering is ten opzichte van de eerste aanvraag.<br />
Hij zegt dat voorgaande redenen hebben geleid tot de conclusie dat er geen significante effecten op<br />
de instandhoudingsdoelstellingen voor de vogels zijn en dat daarom een ADC-toets niet nodig is.<br />
Hij zegt dat een ander kernpunt van de bezwaren de mogelijke gevolgen voor de Duitse gebieden zijn.<br />
Een van de vernietigingsgronden van de Raad van State was, dat er onvoldoende onderzocht is wat<br />
met name voor Borkum de gevolgen zijn. Hij geeft aan dat voor de Duitse gebieden de passende<br />
beoordeling op dezelfde manier is toegepast als voor de Nederlandse gebieden. Daarnaast heeft ook<br />
nog juridische beoordeling plaatsgevonden aan de hand van het Duitse recht. In het verweerschrift is<br />
uiteengezet dat toetsing aan de hand van het Duitse Natuurbeschermingsrecht tot de conclusie leidt,<br />
dat de natuurlijke kenmerken niet worden aangetast.<br />
De voorzitter vraagt aan de leden van de commissie of er van te voren dringende vragen zijn, maar<br />
dat is niet het geval. Hij geeft het woord aan de heer Peelen.<br />
De heer Peelen legt zijn pleitnota over en leest deze voor. Deze pleitnota is aan het verslag gehecht.<br />
De voorzitter geeft aan dat er meer tijd dan een kwartier voor de pauze zal worden genomen en<br />
schorst de <strong>hoorzitting</strong> tot 14.45 uur.<br />
5
De voorzitter heet na de pauze alien welkom terug voor het tweede gedeelte van deze <strong>hoorzitting</strong>.<br />
Hij geeft aan dat door de commissie een aantal vragen gesteld zal worden aan zowel het<br />
provinciebestuur als aan <strong>RWE</strong> en zegt daarbij dat het zeer indringende vragen zullen zijn van<br />
commissieleden. Hij zegt zelf twee vragen aan de orde te willen stellen.<br />
Hij geeft aan dat in het betoog van mevrouw Kloostra wordt gesproken over de aanwezigheid van<br />
geheime stukken. Zij vraagt aan de commissie of deze stukken bij de advisering worden betrokken.<br />
De voorzitter zegt dat de commissie deze stukken niet heeft en vraagt aan de vertegenwoordigers van<br />
GS en <strong>RWE</strong> of deze stukken relevant zijn in het kader van de procedure en of ze kunnen warden<br />
overgelegd, zonder bezwaar van de Wet Openbaarheid van Bestuur.<br />
De heer Besselink geeft aan dat het stukken zijn die in het verkeer met <strong>RWE</strong> zijn gewisseld maar<br />
vraagt zich af ze relevant zijn voor de beoordeling door de commissie. Hij denkt zelf van niet.<br />
Hij zegt dat er een stapel stukken aan Greenpeace is verstrekt in het kader van het WOB-verzoek,<br />
maar dat er nu eenmaal ook stukken zijn, waarop weigeringsgronden van de WOB van toepassing<br />
zijn. Hij zegt dat het te ver voert om daar nu alvast een voorschot op te nemen, maar als uitgesproken<br />
wordt dat alle stukken beschikbaar moeten zijn, zal hij daarover ruggespraak houden.<br />
De voorzitter zegt dat voor zover er over geheime stukken wordt gesproken door mevrouw Kloostra,<br />
het gaat om stukken die op grond van de WOB niet vrijgegeven hoeven worden, omdat zij gegevens<br />
bevatten over bijvoorbeeld de economische situatie.<br />
De heer Besselink geeft aan dat dat ook vast ligt in een besluit.<br />
De voorzitter vraagt of GS bereid is om de stukken te overleggen aan de comrnissie, zodat deze een<br />
oardeel kan vormen.<br />
De heer Besselink zegt hierover ruggespraak te willen houden en geeft aan hierop later in de rniddag<br />
terug te willen komen.<br />
De beer Peelen wil daar nog graag lets aan toevoegen. Hij geeft aan dat het gaat om een wat ouder<br />
WOB-verzoek, over de procedure van de vorige Natuurbeschermingswetvergunning. Hij denkt dat<br />
deze stukken niet relevant zijn. Hij zegt dat alle relevante stukken zijn opgenomen in de passende<br />
beoordeling. Hij merkt op dat er inderdaad stukken zijn waarop uitzonderingsgronden van de WOB<br />
van toepassing zijn, waarop het besluit is genomen dat deze stukken niet openbaar zijn.<br />
De voorzitter geeft aan dat de heer Peelen daar in de tweede ronde nader op in mag gaan.<br />
Hij vraagt vervolgens aan de vertegenwoordigers van GS en <strong>RWE</strong> in het geval de procedure tot een<br />
eind is gebracht, of de centrale dan aangezet wordt, dit naar aanleiding van de vraag van de heer<br />
Brons van Co2ntramine. Hij wil weten in hoeverre dit raakt aan het aspect van het openbaar belang,<br />
volgens deze vergunningprocedure.<br />
De heer Besselink zegt dat er een besluit moet warden genomen op de aanvraag die GS hebben<br />
ontvangen. Hij geeft aan dat in deze vergunningprocedure het openbaar belang geen rol heeft<br />
gespeeld en dat het verder aan <strong>RWE</strong> is of deze vergunning zal worden gebruikt.<br />
De voorzitter vraagt of in het kader van de vergunningverlening en de verantwoordelijkheid van de<br />
drie provinciebesturen voor alle aspecten van het maatschappelijk leven, dit toch niet een overweging<br />
zou kunnen of moeten zijn.<br />
De heer Besselink geeft aan dat volgens hem dit niet het geval is, omdat er geen afweging van<br />
dringende redenen aan de orde is. Hij zegt dat het gaat om een bijna technische beoordeling of de<br />
natuurlijke kenmerken van Natura 2000 door deze aanvraag worden aangetast. De conclusie daarvan<br />
is dat dit niet het geval is en de vergunning zoals die wordt verleend, zal naar bevinden van de<br />
aanvrager al dan niet worden gebruikt.<br />
6
De voorzitter vraagt aan de heer Peelen of hij de centrale zal gaan aanzetten, als de vergunning<br />
wordt afgegeven.<br />
De heer Peelen geeft aan dat dit wel in de rede ligt. Hij zegt dat het gaat om een behoorlijke<br />
investering die zal moeten worden terugverdiend.<br />
De voorzitter zegt dat door <strong>RWE</strong> zelf betwijfeld wordt of de centrale überhaupt rendabel is en dat het<br />
wellicht niet relevant is of ze kunnen terugverdienen.<br />
De heer Peelen geeft aan dat de centrale voor de langere termijn wordt gebouwd en dat er momenten<br />
zullen zijn waarop deze meer of rninder draait.<br />
De voorzitter geeft het woord aan mevrouw De Graaf.<br />
Mevrouw De Graaf vraagt aan GS wanneer de conrimissie de aanvullende rapportage inzake de<br />
toetsing voor de stikstofdepositie kan ontvangen en wat de uitkomst hiervan mogelijk zou kunnen<br />
betekenen voor de procedure.<br />
De heer Besselink geeft aan dat hij de rapportage volgende week verwacht en zegt deze dan te<br />
willen toesturen naar de commissie en andere partijen. Hij weet niet of het iets zal toevoegen, volgens<br />
hem wordt in de rapportage min of meer het standpunt van GS bevestigd. Hij benadrukt dat dit pas<br />
defnitief bekend zal zijn als de rapportage er ligt.<br />
Mevrouw De Graaf vraagt wat de gevolgen voor de procedure zijn als de rapportage toch afwijkt.<br />
De heer Besselink zegt dat in het geval de rapportage toch afwijkt van het standpunt van GS er een<br />
nadere beschouwing zal plaatsvinden, maar hij geeft aan hier niet vanuit te gaan.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Zijlstra.<br />
De heer Zijlstra vraagt aan GS in hoeverre de vaargeul uitgediept moet worden voor meerdere<br />
bedrijven, dan alleen <strong>RWE</strong>.<br />
De heer Peelen geeft aan dat het tracébesluit is vernietigd en er dus geen besluit tot verdieping en<br />
verbreding van de vaargeul is. Hij zegt dat <strong>RWE</strong> bij de Raad van State heeft aangegeven met kleinere<br />
schepen te varen, waardoor verdieping van de vaargeul niet nodig is en dat op het moment van de<br />
ingediende vergunningaanvraag door <strong>RWE</strong> er geen tracébesluit was. Hij zegt dat momenteel door het<br />
Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt overwogen of het tracébesluit er moet komen.<br />
Hij denkt niet dat het een rol zal spelen, dat een aantal initiatieven in de Eemshaven vooralsnog geen<br />
doorgang vinden en dat het om een investering voor de toekomst gaat.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Moll.<br />
De heer Moll geeft aan dat onderhavige vergunningaanvraag een groot aantal andere activiteiten<br />
bevat, die hij niet rekent tot het opwekken van elektriciteit met steenkool. Hij vraagt zich af wat de<br />
consequenties hiervan zijn als dén van deze activiteiten niet uitgevoerd wordt zoals staat<br />
voorgeschreven. Hij zegt dat als het één project is, dit een samenhang heeft en hij vraagt of dit zou<br />
kunnen betekenen dat als onderdelen niet uitgevoerd warden, het hele project stopt.<br />
De heer Besselink geeft aan dat de natuurniaatregelen nadrukkelijk door <strong>RWE</strong> zijn aangevraagd en<br />
dat deze wat GS betreft ook nioeten worden uitgevoerd. Hij zegt dat dit is vastgelegd in de<br />
voorschriften en dat de vergunning is verleend voor de aangevraagde activiteiten inclusief de<br />
maatregelen. Hij zegt dat er gehandhaafd zal worden als de vergunning niet wordt nageleefd, maar<br />
dat er geen aanleiding is om dit te veronderstellen.<br />
Hij geeft aan dat voor de aangevraagde maatregelen nog uitvoeringsplannen moeten worden<br />
ingediend en als deze maatregelen niet worden gerealiseerd er dan gehandhaafd zal warden.<br />
De heer Moll zegt dat de maatregelen nog niet voldoende gedefinieerd zijn, terwijI de aanvraagde<br />
installatie heel duidelijk en technisch is gedefinieerd. Hij vraagt hoe GS een besluit heeft kunnen<br />
nemen op zulke onduidelijke maatregelen waarvan ook de maatschappelijke realisatie nog discutabel<br />
7
is. Hij zegt dat GS wellicht ook kan besluiten op basis van advies van de commissie, om de<br />
maatregelen uit de aanvraag te halen, vanwege de onduidelijkheid. Hij vraagt wat de mening van GS<br />
hierover is.<br />
De heer Besselink zegt dat het niet voor de hand ligt dat de maatregelen uit de aanvraag worden<br />
gehaald, omdat ze juist zo belangrijk zijn. Hij geeft aan dat een deel van de maatregelen concreet is<br />
en een deel ook al is uitgevoerd. Van de nieuwe maatregelen heeft een deel hetzeifde karakter, terwijl<br />
een ander deel nog onduidelijk is. Hij zegt dat het wel voor het grootste deel am maatregelen gaat, die<br />
in het kader van concept-beheerplannen al een keer zijn opgesteld, waarbij aansluiting is gezocht<br />
naar al aanwezige voornernens, maar waarvoor toen geen geld beschikbaar was. Het voordeel is dat<br />
deze maatregelen nu wel kunnen worden uitgevoerd. Hij geeft aan dat de specifieke uitwerking nog<br />
moet plaatsvinden, waarna instemming van GS nodig is.<br />
De heer Moll zegt dat hij voldoende heeft aan deze informatie om tot een besluitvorming te komen.<br />
Hij geeft aan nog in te willen gaan op een paar andere zaken in het kader van de zorgvuldige<br />
rechtsgang.<br />
Ten eerste wil hij een reactie op het punt van de MER in Duitsland, waar in het verweerschrift niet op<br />
wordt ingegaan.<br />
Ten tweede wil hij weten in hoeverre is voldaan aan de Kaderrichtliin Water in deze vergunningverlening.<br />
Ten derde vraagt hij in hoeverre rekening is gehouden met de natuurcompensatie Groenglob op<br />
Schiermonnikoog.<br />
De heer Besselink geeft aan te antwoorden in deze volgorde.<br />
Hij zegt dat het hier niet gaat om een MER-plichtig besluit. In het kader van de milieuvergunning en<br />
het bestemmingsplan is een Milieu Effect Rapportage uitgevoerd.<br />
Hij geeft aan dat in dat kader ook is voldaan aan internationale verplichtingen, die inmiddels ook in de<br />
Nederlandse Wet Milieubeheer zijn vastgelegd.<br />
Hij zegt dat publicatie in de Duitse media heeft plaatsgevonden in vijf Duitse kranten en dat een<br />
vertaling is gemaakt in het Duits van de vergunning. Daarnaast is er nog een soort onverplichte<br />
inspraakronde geweest.<br />
Hij geeft aan dat de aanvraag is toegestuurd aan partijen voorafgaand aan het besluit, waaronder<br />
Duitse gemeenten, waarvan bekend was dat ze zich zouden keren tegen deze ontwikkeling.<br />
Hij geeft aan niet de concrete vraag over de Kaderrichtlijn Water te begrijpen, maar zegt als het over<br />
het koelwater gaat, dat daar speciaal een vergunning voor is, nl. de WVO-vergunning voor de lazing<br />
van het koelwater. Hij zegt dat er een uitvoerige discussie is geweest over de opwarrning van het<br />
water en dat de Raad van State daar uitvoerig op ingegaan is.<br />
Tenslotte gaat hij in op Groenglob op Schiermonnikoog en zegt dat daar uitvoerig op ingegaan is in<br />
het verweerschrift, maar als er concrete vragen zijn, wil hij die beantwoorden.<br />
De heer Moll geeft aan dat de indruk bestaat dat GS daar niet voldoende in het verweerschrift op<br />
heeft gereageerd.<br />
De heer Besselink zegt dat er wel op is gereageerd in het verweerschrift, maar of dat voldoende is<br />
weet hij niet. Hij merkt nog op dat de heer Moll een paar keer cornpensatiemaatregelen heeft<br />
genoemd, maar hij geeft aan dat het geen compensatiemaatregelen zijn.<br />
Hij zegt dat het op Schiermonnikoog am maatregelen gaat die al eerder in wat voor verband dan ook<br />
waren overwogen. Hij geeft aan dat voor de broedvogels de gevolgen niet significant zijn en het een<br />
aanvullende maatregel is.<br />
De heer Peelen geeft aan wat betreft het nut van de rnaatregel dat het gaat om een deelproject, dat<br />
aansluit bij een ander gebied, waardoor 110 hectare open gebied ontstaat en dat maakt het juist nuttig<br />
om deze maatregel te treffen, mede omdat eerdergenoernde vogels daar recent gebroed hebben.<br />
De voorzitter dankt de sprekers voor de beantwoording en zegt dat ieder, al naar gelang de behoefte,<br />
de gelegenheid krijgt te reageren of vragen te stellen in de tweede ronde. Hij geeft het woord aan<br />
mevrouw Kloostra.<br />
Mevrouw Kloostra zegt te hebben geconstateerd dat de natuur- en milieuorganisaties vinden dat er<br />
sprake is van ontoelaatbaar oprekken van het projectbegrip en dat alles wordt afgedekt binnen een
natuurbeschermingswetvergunning. De extra natuurmaatregelen zijn ook geen activiteiten van <strong>RWE</strong>.<br />
<strong>RWE</strong> financiert ze alleen maar. Ze zegt dat het am een soort afkoopregeling gaat, maar geeft aan dat<br />
hierin niet is voorzien door de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998.<br />
Ze merkt op dat het afkopen van natuurschade in de Duitse wetgeving wel is toegestaan, maar<br />
uitdrukkelijk niet voor de Natura-2000-gebieden, want daar rust de Europese verplichting op.<br />
Ze zegt dat het een groot manco is in de passende beoordeling, dat er geen zicht is op de exacte<br />
ingrepen en effecten van die extra natuurmaatregelen. Ze zegt dat het slecht voor de rechtsbescherming<br />
is als er nog een uitvoeringsplan komt, waar GS weer over besluiten, want dat betekent<br />
dat er weer over gedeelten van de besluitvorming gediscussieerd moeten worden. Bovendien geeft ze<br />
aan dat dit volgens de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998 dit ook niet is toegestaan,<br />
omdat het project en de effecten ervan, op het moment van de vergunningverlening duidelijk moeten<br />
zijn. Ze geeft aan dat het uitvoeringsplan er nu had moeten liggen, zodat er discussie over kan<br />
plaatsvinden, temeer dear de heer Besselink aangeeft hoe belangrijk de maatregelen zijn geweest bij<br />
de beoordeling hiervan.<br />
Tot slot geeft ze aan dat inmiddels een groat aantal stukken door Greenpeace is ontvangen, waaruit<br />
blijkt dat er veel en intensief overleg is geweest tussen <strong>Provincie</strong> en <strong>RWE</strong> over allerlei natuureffecten,<br />
zonder dat daar milieuorganisatie of omwonenden bij aanwezig zijn geweest. Ze zegt dat er nog<br />
honderden stukken zijn die niet openbaar zijn gemaakt, waarvan ze overigens precies kan aangeven<br />
welke stukken Greenpeace had willen betrekken bij de discussie van vandaag. Ze geeft aan dat het<br />
parqen, ondanks het genomen WOB-besluit, niet belet zich te beroepen op artikel 7:4 van de Awb, in<br />
het kader van deze bezwarenprocedure. Het is gewenst dat alle relevante stukken bij de<br />
heroverweging betrokken worden en dat hierin voor de commissie ook een rol is weggelegd. Ze weet<br />
niet of dat hele intensieve overleg tussen GS en <strong>RWE</strong> ook vandaag nog doorgaat. Dat het om ouder<br />
overleg gaat maakt niet dat de stukken niet relevant zijn. Veel stukken uit het onderzoek voor de<br />
eerste vergunning worden ook voor de tweede vergunning gebruikt, waardoor ze heel relevant zijn. Ze<br />
zegt nog precies te willen aangeven om welke stukken het gaat.<br />
Ze geeft het woord vervolgens aan de heer Van der Valk, ecoloog bij Bureau Waardenburg<br />
De heer Van der Valk zegt dat volgens de heer Peelen in de passende beoordeling gebruik is<br />
gemaakt van de best beschikbare kennis. Hij geeft aan dat Arcadis in augustus 2012 een nieuwe<br />
berekening heeft gemaakt inzake de stikstofdepositie, die door <strong>RWE</strong> is ingebracht. Hij zegt dat hierin<br />
andere en hogere getallen voor de depositie zijn aangetroffen dan in de passende beoordeling is<br />
aangegeven en hij vraagt zich dan oak af, wanneer het nu de best beschikbare kennis is.<br />
Hij zegt dat op de Duitse Waddeneilanden de depositie boven de 7 WI grenswaarde ligt en niet<br />
boven de 3 procent die sorns als grens wordt gehanteerd. Hij geeft aan dat volgens Arcadis die grens<br />
alleen gehanteerd mag warden ale de staat van instandhouding gunstig is en de achtergronddepositie<br />
reeds meer dan 2 keer zo hoog is als de kritische depositiewaarde maar daarvan is geen sprake op<br />
de Waddeneilanden. Dus die 3 procentsregel zou niet gehanteerd mogen worden en er moet beter<br />
naar die stikstofdepositie gekeken warden.<br />
Hij reageert op de opmerking van de heer Moll over de natuurherstelmaatregelen, die door de heer<br />
Besselink "mitigerende maatregelen" zijn genoemd. Volgens hem heeft de Read van State bepaald,<br />
dat in een passende beoordeling eerst getoond moet worden wat de effecten zijn en dat daarna pas<br />
de mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Hij zegt dat er nu een vermenging van<br />
mitigerende maatregelen en projecten plaatsvindt en hij vraagt zich af wat nu het effect van alleen de<br />
centrale is, want uit de passende beoordeling wordt dit niet duidelijk. Het felt dat er allerlei mitigerende<br />
rnaatregelen worden toegevoegd die kennelijk een belangrijke rol hebben gespeeld bij de<br />
besluitvorrning, suggereert dat de centrale an sich duidelijk effecten heeft.<br />
Hij zegt dat dit al bekend was uit de vorige passende beoordeling en vergunning en dat dit in ieder<br />
geval geldt voor de blauwe kiekendief en de scholekster. Hij geeft aan dat de scholekster, blijkens de<br />
nieuwe monitoringsgegevens, nog maar ongeveer 20 procent in de Eemshaven aanwezig is en dat de<br />
blauwe kiekendief en de velduil niet meer in de Emmapolder broeden, de effecten zijn er dus nog<br />
steeds, oak al zijn ze niet meer als zodanig herkenbaar in de passende beoordeling.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Wouda.<br />
De heer Wouda geeft aan nog een paar zaken te willen aanstippen. Hij zegt dat het hem heeft<br />
verbaasd dat een aantal zaken, die sinds de vorige vergunningverlening zijn gebeurd, nu in het<br />
voordeel van <strong>RWE</strong> zouden mogen tellen. Hij zegt dat hij dit een verkeerde benadering vindt, omdat zo<br />
de indruk gewekt wordt, dat het voor een partij gunstig is om een vergunning te laten vernietigen door<br />
9
de Raad van State. Hij zegt dat bij de beoordeling van GS, of er significante effecten mogeiqk zijn voor<br />
dit project, uitgegaan moet warden van situatie nul toen men begon, zowel voor <strong>RWE</strong> als voor NUON,<br />
ook al is de vergunning voor NUONI onherroepelijk. Hij geeft aan dat dit naast de natuurmaatregelen,<br />
zeker ook geldt voor de Emmapolder en de uitkoop van garnalenvissers.<br />
Hij zegt dat de stelling van de heer Besselink dat ze niet toegekomen zijn aan de algemene<br />
belangenafweging omdat er geen significante effecten zijn, in strijd is met zowel een brief van de<br />
minister als de uitspraak van de Raad van State.<br />
Hij geeft aan nog te willen reageren op de opmerking van de heer Besselink over de verdieping van<br />
de vaargeul. Hij zegt dat in het zeehavenbeleid van het Rijk staat dat voor de Eemshaven wordt<br />
gekeken naar de vraag en mogelijkheden voor de vaargeulverdieping, hetgeen betekent dat er<br />
concrete vraag moet zijn. In de uitspraak van de Raad van State, waarin de vaargeulverdieping of<br />
tracébesluit is vernietigd, staat ook dat er gekeken moet warden naar vraag uit de regio, voordat er<br />
een nieuw tracébesluit mag warden genomen.<br />
Als laatste merkt hij nog op dat de natuurorganisaties die hij vertegenwoordigt, van mening zijn dat<br />
een dergelijke kolencentrale niet thuishoort aan de rand van de Waddenzee en hij vraagt de<br />
commissie om in het advies vooral in te gaan op de grens tussen mitigatie, compensatie, de omvang<br />
van het project en we] of niet een ADC-toets.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Vollenbroek.<br />
De heer Vollenbroek zegt zich te willen aansluiten bij de woorden van de heer Wouda wat betreft de<br />
vaargeulverdieping. Hij zegt dat het er nu op I ijkt dat <strong>RWE</strong> eerst de vergunning voor de centrale en<br />
allerlei randprojecten rond wil hebben en dan één of twee jaar later alsnog zal verzoeken om<br />
vergunning voor de vaargeulverdieping. Hij vraagt de commissie dit in het oog te houden.<br />
Verder vraagt hij de commissie om de oude MER uit 2006 er nog eens op na te slaan, omdat daarin<br />
niets staat over de Duitse Natura-2000-gebieden. Hij zegt dat dit komt door opsplitsing in Nederland<br />
van de Natuurbeschermingswet en de Wm-vergunning en dit heeft tot gevolg gehad dat in de MERpublicatie<br />
in Duitsland niets stand over de impact op de Duitse natuurgebieden.<br />
Hij geeft aan dat hij hoopt dat de comrnissie een duidelijk beeld kan krijgen van de vele projecten die<br />
om dit project heen zweven. Hij zegt dat de Emmapolder bekend is en dat er afgravingen zijn gedaan<br />
op Ameland en Schiermonnikoog, maar hij vindt dat de rest van de lijst met activiteiten te vaag is. Hij<br />
vraagt aan de commissie als er een duidelijke lijst is van alle projecten, om die te mogen ontvangen.<br />
Verder geeft hij aan dat er een beeld ontstaat dat de Habitatrichtlijn wordt omzeild doordat <strong>RWE</strong> een<br />
grate som geld beschikbaar stelt voor projecten. <strong>RWE</strong> heeft vaak helemaal geen zeggenschap over<br />
invulling van die projecten, want die warden door andere organisaties uitgevaerd.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Brons.<br />
De heer Brons zegt met belangstelling te hebben geluisterd naar de provincie, waarbij gesteld wordt<br />
dat de ADC-toets niet gehanteerd hoeft te warden, omdat het gebied toch al verpest is door NUON. Er<br />
moet gekeken warden naar de stapeling van effecten. Hij geeft aan dat de ADC-toets wel degelijk<br />
uitgevoerd zou moeten warden. Hij zegt als de lijn van de redenering van de provincie wordt<br />
doorgetrokken, dit zou betekenen dat in de toekomst elke vergunning die wordt aangevraagd,<br />
gehonoreerd zal worden en dat vindt hij een vreemd uitgangspunt.<br />
Verder zegt hij het jammer te vinden dat er niet wordt ingegaan door de provincie op de grondig<br />
onderbouwde bezwaren, die vanmiddag geuit zijn. Hij merkt op dat toen door de provincie bekend<br />
gemaakt werd dat de centrale gebouwd werd, er veel commotie was over de opslag van CO’, maar<br />
daar nu niets meer over wordt gezegd. Hij zegt daaruit te concluderen dat er geen sprake zal zijn van<br />
ondergrondse CO 2-opslag, maar zegt dat hij het vreemd vindt, dat een provincie zo makkelijk van<br />
standpunt en visie verandert.<br />
Als laatste punt wil hij noernen het aan- of uitzetten van de centrale. Hij heeft de heer Peden horen<br />
zeggen dat de centrale zeker zal worden aangezet. Maar hij geeft aan dat de heer Peter Terium,<br />
meerdere keren gezegd heeft, als het niet rendabel is, de centrale niet wordt aangezet en in dat geval<br />
<strong>RWE</strong>-Essent het financieel verlies wel zou kunnen dragen. Hij vraagt de heer Peelen duidelijkheid<br />
hierover.<br />
De voorzitter geeft aan dat hierop zal warden teruggekomen. Hij geeft het woord aan de heer Musch<br />
(hieronder de vertaling door mevrouw Koning).<br />
10
De heer Musch geeft aan omdat er niet meer getolkt mag worden, hij niet meer volledig op de hoogte<br />
is van de discussie maar hij zal zijn relevante vragen stellen.<br />
Hij vraagt of de commissie nu echt van plan is om een besluit te nemen zonder de verantwoordelijke<br />
instellingen in Duitsland erbij te betrekken. Het gebied beslaat oak voor een groat gedeelte Duitsland.<br />
Hij geeft aan dat de instellingen in Niedersaksen, de twee landkreisen en het Naturschutzgebiet<br />
hierover niet zijn gevraagd en zegt dat dit in Duitsland niet rnogelijk zal zijn.<br />
Hij vraagt waarom niet alle milieuorganisaties en de milieubescherrningsorganisaties hierbij betrokken<br />
zijn, want naar Europees recht hebben milieuorganisaties een zelfstandig recht om betrokken te<br />
worden bij zaken waar belangen van milieubescherming in het geding zijn, hetgeen hier zonder meer<br />
het geval is.<br />
Hij vraagt waarom ook niet de FFH-richtlijn en de vogelbeschermingsrichtlijn hierbij betrokken zijn,<br />
want Lilt het besluit van de Raad van State blijkt dat dit wel voor de Oostfriese eilanden is gebeurd,<br />
terwijI inmiddels is gebleken dat er nu ook soorten op het vasteland bij betrokken zijn en die gebieden<br />
liggen dichter bij de standplaats van de centrale, dan het vasteland.<br />
Hij geeft aan dat er in Duitsland veel gediscussieerd wordt over kolencentrales en dat er bijna geen<br />
plaats meer is waar nog kan worden gebouwd. Dit is meestal onder druk van de<br />
natuurbeschermingsorganisaties, waarbij het voaral gaat over de kwikemissie. De kwikemissie blijkt<br />
hier geen enkele rd meer te spelen. Hij zegt dat in het geval van Boden aan de Oostzee het om<br />
stikstof gaat, en als er nu een nieuwe methodiek wordt toegepast, waarom er dan niet is gekeken naar<br />
de vervuiling op de lenge termijn.<br />
Hij vraagt tot slot waarom de kwestie van de radioactiviteit hier niet bij is betrokken. Hij geeft aan dat<br />
in Duitsland geen kerncentrales rneer gebouwd worden, maar bij verbranding van kolen, komt er<br />
radioactiviteit vrij.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Visser.<br />
De heer Visser geeft aan nog een feitelijke aanvulling te hebben op hetgeen al in de pleitnota’s is<br />
genoemd. Hij zegt dat na beantwoording van GS duidelijk is geworden dat de extra<br />
natuurmaatregelen die op afstand van de centrale zullen plaatsvinden, wel een punt van discussie<br />
zijn. Hij vraagt zich af wat uiteindelijk de impact van de plannen is en vanuit agrarisch perspectief stelt<br />
hij vast dat er op een aantal plaatsen geen sprake is van draagvlak. Hij zegt dat er eigenlijk eerst een<br />
dialoog in het gebied zou moeten plaatsvinden.<br />
De voorzitter geeft aan dat de ANV Meervogel heeft afgezien van een tweede termijn en vraagt of de<br />
heer Besselink behoefte heeft nog reactie te geven op voorgaande sprekers.<br />
De heer Besselink geeft aan op nog een paar zaken te willen reageren.<br />
Hij zegt dat mevrouw Kloostra sprak over afkoop van natuurschade en mitigerende maatregelen. Hij<br />
geeft aan dat de heer Van der Valk daar nog aan toegevoegd heeft dat in de passende beoordeling<br />
niet duidelijk is wat nu de aantasting is en wat gemitigeerd wordt door de natuurmaatregelen. Hij zegt<br />
dat beide veronderstellingen onjuist zijn, want in de eerste plaats is het geen afkoop van<br />
natuurschade, omdat in de passende beoordeling is geconstateerd, dat er geen significante effecten<br />
zijn, zowel wat betreft stikstof als vogels, als op andere punten.<br />
Hij zegt dat daarnaast de natuurmaatregelen nadrukkelijk bij de beslissing op de aanvraag zijn<br />
betrokken en dat het niet zo is, dat eerst schade wordt aangericht die dan vervolgens wordt afgekocht<br />
door de rnaatregelen. Hij geeft aan dat de voorliggende aanvraag in z’n geheel antvangen is en op<br />
basis daarvan wordt een belangenafweging verricht en hij zegt daarrnee gelijk te reageren op de<br />
reactie van de heer Wouda. Hij geeft aan gezegd te hebben dat GS niet is toegekomen aan het<br />
toetsten aan dwingende redenen van groot openbaar belang. Hij zegt dat de<br />
Natuurbeschermingswetvergunning made berust op een belangenafweging en in het kader daarvan is<br />
een belangrijke rol weggelegd voor de natuurmaatregelen. Hij zegt dat dit betekent dat het gaat om<br />
een activiteit die op belangrijke punten in de regio zelfs een natuurimpuls oplevert en dat GS dit dan<br />
oak hebben betrokken bij de vraag of de vergunning verleend kon worden.<br />
Hij geeft aan vervolgens te willen reageren op de vraag van de heer Musch, of de Duitse autoriteiten<br />
betrokken hadden moeten worden bij deze aanvraag. Hij zegt dat hierbij van belang is, dat GS geen<br />
vergunning hebben verleend voor de effecten in Duitsland, omdat GS slechts bevoegd zijn voor de<br />
gebieden in hun provincies. Hij zegt dat volgens de Raad van State, de wetgeving en de<br />
Habitatrichtlijn bij een beslissing op de aanvraag, wel de gevolgen voor het Europese netwerk van<br />
Natura 2000-gebieden moeten worden betrokken en geeft aan dat dit is gebeurd volgens een toetsing<br />
in de passende beoordeling en aanvullend is gekeken of het conform de Duitse wetgeving is. Hij zegt<br />
11
dat de uitkornst hiervan is, dat de natuurlijke kenmerken niet in gevaar komen, maar dat dit het<br />
oordeel is vanuit Nederland en de Dultse autoriteiten daar mogelijk anders over kunnen oordelen,<br />
maar dat dit niet in deze procedure een rol kan spelen.<br />
De voorzitter merkt op, dat de heer Musch erop heeft gewezen dat er niet aHeen een verplichting rust<br />
richting belanghebbende organisaties in Duitsland op grand van Duits recht, rnaar oak op grand van<br />
Europese verplichtingen, waar de provinciebesturen niet zonder meer omheen kunnen. Hij vraagt een<br />
reactie van de heer Besselink.<br />
De hoer Besselink geeft aan dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen de verplichtingen in<br />
het kader van de MER, hij zegt dat de MER niet ten grondslag ligt aan dit besluit maar aan andere<br />
besluiten, die onherroepelijk zijn. Hij geeft aan dat in dit besluit ook de belangenorganisaties moeten<br />
warden betrokken en dat het daarbij geen rol speelt of het Nederlandse of Duitse organisaties zijn.<br />
Hij zegt dat dit ook is gebeurd, door publicatie in vijf Duitse kranten waarin is opgenomen dat op<br />
verzoek een Duitse vertaling van de vergunning beschikbaar is.<br />
Hij zegt een reactie te willen geven op hetgeen bij de heer Wouda mogelijk tot een misverstand heeft<br />
geleid met betrekking tot de vergunningverlening. Hij zegt dat doze vergunning rnoet worden<br />
beoordeeld als een nieuwe oprichtingsvergunnnig, waarbij het geen rol speelt dat <strong>RWE</strong> feitelijk al<br />
heeft gebouwd en ook geluid heeft geproduceerd. Hij geeft aan dat dit niet wegneemt dat de<br />
ontwikkelingen die al vergund zijn wel moeten warden beoordeeld op de vraag of aantasting van een<br />
bepaald gebied relevant is.<br />
Hij geeft aan dat het beroep tegen NUON bewust door de diverse organisaties is ingetrokken en dat<br />
de vergunning heeft geleid tot het niet !anger geschikt zijn van de Oostlob in de Eemshaven als<br />
broedgebied, omdat dit gebied nu bouwterrein is geworden.<br />
Hij zegt dat wanneer de vergunning van <strong>RWE</strong> nu als nieuwe situatie wordt beoordeeld, er dan<br />
rekening mee moet warden gehouden dat dit gebied verloren gaat als potentieel broedgebied.<br />
Hij zegt dat hier nu teveel de nadruk op wordt gelegd, maar dat het juridische en feitelijke punt wel van<br />
belang is. Hij geeft aan dat het slechts één van de vier redenen is, waarom GS tot de conclusie zijn<br />
gekomen dat er geen significante effecten zijn op de broedvogels. Hij zegt dat het hem bevreemdt, dat<br />
de milieuorganisaties hun beroep tegen de NUON-vergunning intrekken, terwijI deze vergunning<br />
dezelfde effecten op de vogels had als de <strong>RWE</strong>-centrale.<br />
Hij zegt het hierbij te willen laten.<br />
De voorzitter geeft het woord aan de heer Peelen.<br />
De hoer Peelen zegt dat er een aantal mensen heeft aangegeven, dat er onvoldoende onderzoek zou<br />
zijn gedaan naar de Duitse gebieden. Hij verwijst naar hoofdstuk 3 van de passende beoordeling,<br />
waaruit blijkt dat er is gekeken naar een studiegebied, waarvan is beoordeeld waar zich in theorie<br />
effecten zouden kunnen voordoen. Hij geeft aan dat hierbij ook Duitse gebieden zijn betrokken. Voor<br />
wat betreft stikstof is dat gedaan in de gebieden waar de hoogste depositie terecht komt en dat is op<br />
de Duitse Waddeneilanden. Hij zegt dat hiervoor nieuwe stikstofdepositie berekeningen zijn ingediend<br />
en dat deze berekeningen vrij dicht liggen bij de oude berekeningen, Hij geeft aan dat er op geen van<br />
de eilanden meer dan 7 Mol depositie neerslaat. Hij zegt dat er wel getoetst is aan de kwikemissie en<br />
verwijst naar de passende beoordeling.<br />
Hij geeft aan dat op radioactiviteit is ingegaan in zijn schriftelijke uiteenzetting en zegt dat dat voor het<br />
grootste gedeelte wordt afgevangen met de poederkoolvliegas en dat daarin de concentraties zo<br />
gering zijn, dat er geen gezondheidseffecten kunnen optreden. Hij verwijst daarbij ook naar het<br />
KEMA-rapport.<br />
Wat betreft het aan- of uitzetten van de centrale, geeft hij aan dat deze niet wordt aangezet als het<br />
niet rendabel is. Hij zegt dat de centrale voor 30 jaar wordt gebouwd en dat het mede afhangt van de<br />
econonlie en hoe koud het zal zijn. Hij geeft aan dat er geen toots is op de dwingende reden van<br />
openbaar belang, anders dan de belangenafweging.<br />
Hij zegt dat hij hiermee de nog openstaande vragen heeft beantwoord.<br />
De voorzitter geeft aan dat de heer Brons nog een vraag heeft gesteld over het aan- of uitzetten van<br />
de centrale, naar aanleiding van de opmerkingen die door de leidinggevenden van <strong>RWE</strong> zijn gemaakt<br />
in de pers.<br />
De heer Peelen zegt dat ais er monienten zijn waarop goedkope stroom opgewekt kan warden uit<br />
bijvoorbeeld windenergie, dat dit dan voorrang zal krijgen, in wat heet de "Merit Order". Hij geeft aan<br />
12
dat dit niet wegneemt dat er veel rnomenten zullen zijn, waarop de kolencentrale op een rendabele<br />
manier zal draaien en een bijdrage zal leveren aan de energievoorziening.<br />
De heer Brons geeft aan dat er nog niet is geantwoord op de vraag die hij had gesteld.<br />
De voorzitter zegt dat hij dit richting de commissie zal meenernen in het opstellen van het advies,<br />
maar dat het hem is opgevallen dat er verschillend geantwoord kan warden en dat dit nu het geval is.<br />
Mevrouw Koning geeft aan dat er door de heer Besselink is gezegd dat bij de vergunningverlening<br />
voor NUON, de Duitse rnilieuarganisaties zich onbetuigd hebben gelaten, maar zij bestrijdt dat.<br />
Ze zegt dat op Borkum en door de organisaties die zij nu vertegenwoordigt, van de mogelijkheid tot<br />
inspraak gebruik is gemaakt en daar is uiteindelijk ook rekening mee gehouden.<br />
De heer Besselink geeft aan dat hij niet bedoeld had, dat de Duitse organisaties geen bezwaar<br />
hadden gernaakt tegen NUON, hij zegt te constateren dat het kennelijk in de praktijk werkt, dat Duitse<br />
organisaties beroep en bezwaar instellen tegen vergunningen. Hij zegt dat dit vandaag duidelijk te<br />
zien is, maar ook in de eerdere procedures.<br />
De voorzitter zegt dat dit het einde van de bijeenkomst is en legt de vervolgprocedure uit.<br />
Hij geeft aan dat de commissie advies aan het College van GS van <strong>Groningen</strong>, handelend namens de<br />
colleges van drie Noordelijke <strong>Provincie</strong>s, uit zal brengen. Hiervoor staat een termijn van zes weken,<br />
die overigens niet altijd wordt gebruikt, maar gelet op de aard en omvang van deze procedure, zullen<br />
die zes waken misschien wel nodig zijn.<br />
Hij zegt dat er nog een mogelijkheid tot verdagen bestaat, maar dit zal niede afhankelijk zijn van de<br />
snelheid, waarmee de ontbrekende stukken de commissie bereiken en de complexiteit van deze<br />
stukken. Hij geeft nog aan dat het advies en het GS-besluit aan alle betrokkenen zal warden<br />
toegestuurd.<br />
Hij dankt alle aanwezigen veer hun inbreng en de bijzondere medewerking voor het goed laten<br />
verlopen van de zit-ting en wenst alien wel thuis.<br />
13