25.02.2014 Views

Ecologisch onderzoek vm vliegbasis Soesterberg ... - Provincie Utrecht

Ecologisch onderzoek vm vliegbasis Soesterberg ... - Provincie Utrecht

Ecologisch onderzoek vm vliegbasis Soesterberg ... - Provincie Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Uilenkamp 22,<br />

3972 XS Driebergen-Rijsenburg<br />

tel./fax 0343 – 521021<br />

e-mail h.j.v.vdbijtel@planet


Colofon<br />

Tekst:<br />

H.J.V. van den Bijtel<br />

Veld<strong>onderzoek</strong>: C. Achterberg, H.J.V. van den Bijtel, C.J.G.G. Goudsmits, N. de Koning, H. van de Vendel,<br />

I.W. van Woersem<br />

Fotografie: C. Achterberg (CA), M. Achterberg-van der Horst (MAH), H.J.V. van den Bijtel (HB),<br />

J. van der Greef (JG), H. van de Vendel (HV) , H. Vink (HVi), I.W. van Woersem (IW)<br />

Cartografie en GIS: van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek<br />

Opmaak: H.J.V. van den Bijtel<br />

Tekstcorrectie: H. van de Vendel<br />

Foto’s<br />

Omslag achtergrond: zicht over de Lange baan vanaf de wal bij baankop-oost (HB)<br />

Inzet links: konijn (HB)<br />

Inzet midden: zandhagedis (HB)<br />

Inzet rechts: paartje bruine kikkers (HB)<br />

Pagina 3: vos (HB)<br />

Pagina 49: zandhagedis subadult (IW)<br />

Pagina 61: gewone padden te midden van eisnoeren (HB)<br />

Beopublicatie 201111<br />

Mei 2011<br />

© van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek<br />

Uilenkamp 22, 3972 XS Driebergen-Rijsenburg<br />

tel/fax: 0343 – 521 021<br />

e-mail: h.j.v.vdbijtel@planet.nl


Inhoudsopgave<br />

Leeswijzer 1<br />

1 Zoogdieren 3<br />

1.1 Vastgestelde soorten 4<br />

1.2 Soortbesprekingen 4<br />

1.3 De soorten 5<br />

1.3.1 Egel Erinaceus europaeus 5<br />

1.3.2 Gewone bosspitsmuis Sorex araneus en<br />

tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus 6<br />

1.3.3 Dwergspitsmuis Sorex minutus 7<br />

1.3.4 Mol Talpa europaea 7<br />

1.3.5 Gewone baardvleermuis Myotis mystacinus 8<br />

1.3.6 Franjestaart Myotis nattereri 10<br />

1.3.7 Watervleermuis Myotis daubentonii 12<br />

1.3.8 Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii 14<br />

1.3.9 Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 16<br />

1.3.10 Rosse vleermuis Nyctalus noctula 18<br />

1.3.11 Laatvlieger Eptesicus serotinus 20<br />

1.3.12 Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus 22<br />

1.3.13 Verblijfplaatsen van vleermuizen 24<br />

1.3.14 Haas Lepus europaeus 26<br />

1.3.15 Konijn Oryctolagus cuniculus 28<br />

1.3.16 Eekhoorn Sciurus vulgaris 30<br />

1.3.17 Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus 32<br />

1.3.18 Veldmuis Microtus arvalis 32<br />

1.3.19 Aardmuis Microtus agrestis 33<br />

1.3.20 Bosmuis Apodemus sylvaticus 33<br />

1.3.21 Vos Vulpes vulpes 34<br />

1.3.22 Hermelijn Mustela erminea 36<br />

1.3.23 Bunzing Mustela putorius 36<br />

1.3.24 Boommarter Martes martes 37<br />

1.3.25 Das Meles Meles 39<br />

1.3.26 Ree Capreolus capreolus 41<br />

1.3.27 Hert Dama dama of Cervus elepahus 45<br />

1.4 Onderzoek met cameravallen 46<br />

2 Reptielen 49<br />

2.1 Vastgestelde soorten 50<br />

2.2 Soortbesprekingen 50<br />

2.3 De soorten 51<br />

2.3.1 Hazelworm Anguis fragilis 51<br />

2.3.2 Levendbarende hagedis Lacerta vivipara 54<br />

2.3.3 Zandhagedis Lacerta agilis 56<br />

2.3.4 Ringslang Natrix natrix 58<br />

2.4 Plaatjes<strong>onderzoek</strong> 60<br />

3 Amfibieën 63<br />

3.1 Vastgestelde soorten 64<br />

3.2 Soortbesprekingen 64<br />

3.3 De soorten 66<br />

3.3.1 Alpenwatersalamander Triturus alpestris 66<br />

3.3.2 Kleine watersalamander Triturus vulgaris 68<br />

3.3.3 Gewone pad Bufo bufo 70<br />

3.3.4 Bruine kikker Rana temporaria 72<br />

3.3.5 Bastaardkikker Rana klepton esculenta 74<br />

4 Geraadpleegde literatuur 77<br />

Bijlage


In dit rapport worden de resultaten van het <strong>onderzoek</strong> naar de<br />

zoogdieren (hoofdstuk 1), reptielen (hoofdstuk 2) en amfibieën<br />

(hoofdstuk 3) besproken.<br />

Bij elke diergroep worden de soortbesprekingen voorafgegaan door<br />

een algemene inleiding waarin een overzicht wordt gegeven van de<br />

vastgestelde soorten en wordt ingegaan op eventuele bijzonderheden<br />

ten aanzien van de soortgroep of van de wijze waarop het <strong>onderzoek</strong><br />

is uitgevoerd.<br />

Voor een uitgebreid overzicht van de wijze waarop het <strong>onderzoek</strong> naar<br />

de verschillende diergroepen is uitgevoerd, wordt verwezen naar<br />

deel 1 van de rapportage van het <strong>onderzoek</strong> naar de natuurwaarden<br />

van de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. In deel 1 is ook een<br />

beschrijving van het gebied en de weersomstandigheden in de<br />

maanden tijdens en voorafgaand aan de <strong>onderzoek</strong>sperioden<br />

opgenomen.<br />

1


1.1 Vastgestelde soorten<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn tijdens het <strong>onderzoek</strong> 26 soorten zoogdieren<br />

waargenomen (tabel 1). Twaalf van de soorten zoogdieren die op de<br />

<strong>vliegbasis</strong> voorkomen, zijn strikter beschermd (Tabellen 2 en 3 van de<br />

AMvB art. 75). Vier soorten zijn opgenomen op de Rode Lijst en vier<br />

soorten zijn opgenomen op de Oranje Lijst.<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F<br />

Egel Erinaceus europaeus 1<br />

Gewone/tweekleurige bosspitsmuis Sorex araneus/ S. coronatus 1<br />

Dwergspitsmuis Sorex minutus 1<br />

Mol Talpa europaea 1<br />

Gewone baardvleermuis Myotis mystacinus 3-IV<br />

Franjestaart Myotis nattereri 4/P 3-IV<br />

Watervleermuis Myotis daubentonii 3-IV<br />

Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii 3-IV<br />

Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 3-IV<br />

Rosse vleermuis Nyctalus noctula KW 4 3-IV<br />

Laatvlieger Eptesicus serotinus KW 3-IV<br />

Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus 3-IV<br />

Haas Lepus europaeus 1<br />

Konijn Oryctolagus cuniculus 1<br />

Eekhoorn Sciurus vulgaris 2<br />

Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus 1<br />

Veldmuis Microtus arvalis 1<br />

Aardmuis Microtus agrestis 1<br />

Bosmuis Apodemus sylvaticus 1<br />

Vos Vulpes vulpes 1<br />

Hermelijn Mustela erminea GE 1<br />

Bunzing Mustela putorius 1<br />

Boommarter Martes martes KW 4 3-I<br />

Das Meles meles 3 3-I<br />

Ree Capreolus capreolus 1<br />

Hert spec. Dama spec./ Cervus spec. 2<br />

Tabel 1.<br />

Vastgestelde zoogdieren<br />

De soorten waarbij in de kolom F&F een cijfer staat, zijn beschermd krachtens de<br />

Flora- en Faunawet; het cijfer verwijst naar de tabel (toelichtende brochure;<br />

LNV 2005) waarin ze zijn opgenomen en daarmee naar de striktheid van de<br />

bescherming. Voor soorten die zijn opgenomen in Tabel 3 van de AMvB art. 75<br />

geeft het Romeinse cijfer aan of de soort wel (IV) of niet (I) is opgenomen in<br />

Bijlage IV van de Habitatrichtlijn.<br />

De soorten waarbij in de kolom Rode Lijst de afkorting KW (kwetsbaar) of GE<br />

(gevoelig) staat, zijn opgenomen in deze lijst. De aanduidingen Kwetsbaar en<br />

Gevoelig verwijzen naar de mate van bedreiging. De soorten waarbij in de kolom<br />

Oranje Lijst een 3, een 4 of P (prioritaire soort) staat, zijn opgenomen in deze lijst.<br />

Categorie 3 in de Oranje Lijst staat gelijk aan de categorie Bedreigd uit de Rode<br />

Lijst en categorie 4 (potentieel bedreigd) staat gelijk aan de categorie Kwetsbaar<br />

uit de Rode Lijst.<br />

Van de soorten die op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong><br />

voorkomen, is er één – de franjestaart – die niet is waargenomen<br />

tijdens de inventarisaties in 2009 en 2010. Deze soort is door<br />

Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ<br />

(2010) in twee winterverblijfplaatsen van vleermuizen op het<br />

provincieterrein vastgesteld.<br />

Er is tijdens de inventarisaties van de <strong>vliegbasis</strong> geen <strong>onderzoek</strong> met<br />

behulp van inloopvallen gedaan naar het voorkomen van kleine<br />

zoogdieren. Alle soorten kleine zoogdieren zijn vastgesteld aan de<br />

hand van zichtwaarnemingen, vondsten en de analyse van enkele<br />

braakballen. Als gevolg hiervan kunnen enkele soorten gemist zijn. Zo<br />

zijn bij het <strong>onderzoek</strong> van het provincieterrein huisspitsmuis en<br />

huismuis niet waargenomen. Deze beide soorten zijn in 2009 wel in<br />

het Museumkwartier vastgesteld. Het is aannemelijk dat beide soorten<br />

ook op het provincieterrein voorkomen.<br />

In 2010 zijn op de <strong>vliegbasis</strong> gedurende enkele maanden op<br />

verschillende plaatsen cameravallen opgesteld. Dit <strong>onderzoek</strong> had<br />

vooral tot doel de aanwezigheid aan te tonen van soorten die zich<br />

moeilijk laten waarnemen (boommarter). Bovendien is met behulp van<br />

de beelden getracht inzicht te krijgen in het aantal individuen van<br />

bepaalde soorten (ree) die van de gebieden rond de vallen<br />

gebruikmaken. De resultaten van de cameravallen worden besproken<br />

in paragraaf 1.4.<br />

1.2 Soortbesprekingen<br />

In de volgende paragrafen worden de vastgestelde soorten besproken.<br />

Naar verschillende licht beschermde soorten (Tabel 1 van de AMvB<br />

art. 75) als egel, de spitsmuizen, woelmuizen en ware muizen, is geen<br />

gericht verspreidings<strong>onderzoek</strong> uitgevoerd. Het voorkomen van deze<br />

soorten wordt, met uitzondering van de veldmuis, in het kort<br />

besproken en van deze soorten wordt geen verspreidingskaart<br />

gepresenteerd. Van alle overige soorten, waaronder licht beschermde<br />

soorten als haas, konijn, vos en ree, is wel <strong>onderzoek</strong> uitgevoerd naar<br />

4


de verspreiding en is een uitgebreide bespreking opgesteld. Deze<br />

soortbespreking bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

• Status<br />

o Bescherming<br />

o Rode Lijst<br />

o Oranje Lijst<br />

• Verspreiding en habitatkeuze op de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug en/of de<br />

provincie<br />

• Verspreiding en habitatkeuze op de <strong>vliegbasis</strong><br />

• Omvang populatie op de <strong>vliegbasis</strong><br />

• Eventuele bijzonderheden<br />

1.3 De soorten<br />

1.3.1 Egel Erinaceus europaeus<br />

Van deze soorten wordt tevens een verspreidingskaart gepresenteerd.<br />

Een egel bezig aan de oversteek van een van de rolbanen in het Sheltergebied, mei<br />

2010 (Annelies Wijnbeek)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

5


Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Noch in 2009 noch in 2010 zijn egels waargenomen op de <strong>vliegbasis</strong>.<br />

Dat de soort wel voorkomt, blijkt uit de vondsten van keutels. Voorts<br />

werd door Annelies Wijnbeek eind mei een exemplaar gezien en<br />

gefotografeerd dat een van de rolbanen in het Sheltergebied overstak.<br />

Egels komen op de <strong>vliegbasis</strong> naar alle waarschijnlijkheid overal waar<br />

opgaande beplanting aanwezig is voor. Zeer geschikte leefgebieden<br />

voor egels zijn onder andere te vinden in het Munitiepark, in het<br />

Sheltergebied en in de zuidelijke bosstrook. De uitgestrekte open<br />

graslanden rondom de banen worden mogelijk gemeden.<br />

Het geringe aantal waarnemingen van egels is een gevolg van het feit<br />

dat deze dieren alleen in de schemer en de nacht actief zijn.<br />

baankop-oost. In het Sheltergebied en op het patrouillepad ten oosten<br />

van baankop-oost zijn dode exemplaren gevonden.<br />

Bosspitsmuizen komen op de <strong>vliegbasis</strong> naar alle waarschijnlijkheid vrij<br />

talrijk voor, vooral in de gebieden met bepaalde beplantingen, langs<br />

bosranden en struwelen.<br />

1.3.2 Gewone bosspitsmuis Sorex araneus en<br />

tweekleurige bosspitsmuis S. coronatus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De gewone en tweekleurige bosspitsmuis zijn in het veld lastig van<br />

elkaar te onderscheiden en het geluid dat beide soorten produceren<br />

lijkt sterk op elkaar. Determinatie op basis van schedelkenmerken is<br />

het meest betrouwbaar. Omdat er tijdens het <strong>onderzoek</strong> geen<br />

braakballen met schedelresten van bosspitsmuizen zijn gevonden, zijn<br />

beide soorten samengenomen.<br />

Bosspitsmuizen komen voor in allerlei biotopen met een begroeide<br />

bodem. Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn bosspitsmuizen vooral gehoord in<br />

bosranden met een vrij dichte ondergroei, zoals in de bosranden van<br />

de wegen door het Munitiepark, rondom de Shelters, in het zuidelijk<br />

bosgebied, in de zuidelijke bosstrook en op de wal ten zuidoosten van<br />

De gewone en de tweekleurige bosspitsmuis zijn zelfs in de hand niet van elkaar te<br />

onderscheiden (MAH)<br />

6


1.3.3 Dwergspitsmuis Sorex minutus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

moordelijk bosgebied, vooral in de omgeving van wat rijkere bossen en<br />

in de graslanden grenzend aan de bossen langs het oostelijke deel van<br />

de Lange baan (Middle East, zuidelijke bosstrook). In de graslanden<br />

direct langs de banen zijn betrekkelijk weinig sporen gevonden.<br />

Mogelijk zijn deze graslanden voor mollen te droog en is de bodem<br />

hier te zandig.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De dwergspitsmuis heeft een voorkeur voor dichte, hoge vegetaties die<br />

enigermate vochtig zijn, zoals ruigten.<br />

Op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> is de soort eenmaal gezien<br />

en wel onder een tapijttegel die is gebruikt voor het <strong>onderzoek</strong> naar<br />

reptielen. Deze tegel ligt in een ruig stuk grasland met een pollerige<br />

structuur (glanshaver) langs de noordelijke bosrand van de zuidelijke<br />

bosstrook.<br />

De dwergspitsmuis is op de <strong>vliegbasis</strong> vermoedelijk schaars, maar het<br />

is aannemelijk dat de soort ook nog op enkele andere locaties<br />

voorkomt. Plekken met potentieel geschikt habitat zijn te vinden<br />

rondom baankop-noord en langs de zuidelijke bosstrook.<br />

1.3.4 Mol Talpa europaea<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De mol komt in allerlei biotopen voor, zowel in graslanden als in<br />

bossen en in heide. De soort heeft een voorkeur voor matig droge tot<br />

vochtige terreinen met een goed ontwikkelde humuslaag.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn bijna overal wel sporen van mollen (molshopen,<br />

mollenritten) aangetroffen. Veel sporen zijn gevonden in de graslanden<br />

in en rond het Sheltergebied, in de bermen van de wegen door het<br />

Overal op de <strong>vliegbasis</strong> zijn molshopen en mollenritten te vinden, mei 2010 (HB)<br />

7


1.3.5 Gewone baardvleermuis Myotis mystacinus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De gewone baardvleermuis is een schaarse soort en komt in de<br />

provincie <strong>Utrecht</strong> vooral voor aan de randen van de <strong>Utrecht</strong>se<br />

Heuvelrug. Voorts is de soort ook plaatselijk waargenomen in het<br />

westelijk veenweidegebied. De gewone baardvleermuis jaagt vooral<br />

langs open plekken en langs paden in bossen, vooral in loofbossen. De<br />

soort lijkt een zekere voorkeur te hebben voor wat rijkere en vochtiger<br />

bossen. De verblijfplaatsen van baardvleermuizen bevinden zich in<br />

bomen (holten, spleten, achter loshangende bast) en in gebouwen. De<br />

dieren overwinteren onder andere in forten, bunkers en ijskelders.<br />

Omvang populatie<br />

Het is niet aannemelijk dat op het provincieterrein een populatie<br />

baardvleermuizen aanwezig is. Het jagende individu dat is<br />

waargenomen, is naar alle waarschijnlijkheid afkomstig uit de<br />

bosgebieden die grenzen aan de <strong>vliegbasis</strong> (De Paltz, De Stompert,<br />

De Vlasakkers).<br />

Bijzonderheden<br />

De gewone baardvleermuis is op basis van batdetectorwaarnemingen<br />

niet te onderscheiden van zijn tweelingsoort de Brandts vleermuis<br />

Myotis brandtii. Omdat deze laatste soort zeer zeldzaam is en<br />

grotendeels beperkt tot het zuiden van het land, is er van uitgegaan<br />

dat de waarneming betrekking heeft op een gewone baardvleermuis.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De soort is tijdens de inventarisaties op de <strong>vliegbasis</strong> slechts éénmaal<br />

vastgesteld. Het ging hierbij om een jagend exemplaar aan de<br />

zuidoostzijde van het Munitiepark, eind juli. Voorts is er een niet nader<br />

gedetermineerd, langsvliegend exemplaar van het geslacht Myotis<br />

waargenomen aan de oostkant van het Sheltergebied, waarbij het om<br />

een mogelijke baardvleermuis ging.<br />

In de zomerperiode zijn geen verblijfplaatsen van gewone baardvleermuizen<br />

vastgesteld. Evenmin komen er op het provinciale deel<br />

van de <strong>vliegbasis</strong> winterverblijven van deze soort voor. De enige<br />

bekende winterverblijven liggen in de Far East, net buiten het<br />

provincieterrein ten oosten van de Van Weerden Poelmanweg.<br />

Figuur 1 (volgende pagina). Verspreiding gewone baardvleermuis<br />

8


1.3.6 Franjestaart Myotis nattereri<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: potentieel bedreigd (kwetsbaar)<br />

Het aantal overwinteraars dat in de (potentiële) winterverblijven werd<br />

vastgesteld, was 3, zowel in 2009 als in 2010 (Vleermuiswerkgroep<br />

Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ 2009, 2010).<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De franjestaart is een schaarse soort, die verspreid door de gehele<br />

provincie is waargenomen en die de laatste jaren in aantal lijkt toe te<br />

nemen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt vermoedelijk op de<br />

flanken van de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug. De soort jaagt in allerlei biotopen,<br />

zoals bomenlanen, open bossen, in hakhout en boven beschutte<br />

waterpartijen. De zomerverblijfplaatsen van franjestaarten bevinden<br />

zich meestal in holle bomen. Veelal zijn dit holten in zomereiken,<br />

beuken of robinia’s. Af en toe verblijven de dieren in nestkasten. De<br />

dieren overwinteren onder andere in forten, bunkers en ijskelders.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De franjestaart is tijdens de inventarisaties op de <strong>vliegbasis</strong> niet<br />

vastgesteld. Wel zijn driemaal jagende ongedetermineerde myoten<br />

waargenomen waarbij het vermoedelijk ging om franjestaarten: twee<br />

waarnemingen van jagende exemplaren boven blusvijver 5 aan de<br />

noordoostkant van het Munitiepark in juni en een waarneming van een<br />

jagend exemplaar langs de noordoostelijke ontsluitingsweg in juli.<br />

In de zomerperiode zijn geen verblijfplaatsen van franjestaarten<br />

vastgesteld. Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat er weinig<br />

eiken, beuken en robinia’s met geschikte holten aanwezig zijn.<br />

Er liggen op het provincieterrein twee objecten (kelders, schuilplaatsen)<br />

waar (soms) franjestaarten overwinteren (figuur 2).<br />

Omvang populatie<br />

In de zomer wordt het provincieterrein naar alle waarschijnlijkheid<br />

door slechts enkele franjestaarten als jachtgebied gebruikt. Deze<br />

dieren zijn vermoedelijk afkomstig uit de omgeving.<br />

De groepschuilplaats in het strubbenbos, één van de twee winterverblijven van<br />

franjestaarten op het provincieterrein, april 2009 (HV)<br />

Bijzonderheden<br />

Ook buiten het provincieterrein zijn betrekkelijk weinig overwinterende<br />

franjestaarten vastgesteld. Het totaal aantal overwinterende dieren<br />

was 21 in 2009 en 11 in 2010 (Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen<br />

& Zoogdiervereniging VZZ 2009, 2010). De belangrijkste winterverblijven<br />

liggen in de Far East, net buiten het provincieterrein ten<br />

oosten van de Van Weerden Poelmanweg.<br />

Figuur 2 (volgende pagina). Winterverblijven franjestaart<br />

Bron: Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging (2009, 2010)<br />

10


1.3.7 Watervleermuis Myotis daubentonii<br />

bevinden zich meestal in holle bomen, maar soms ook in ruimten<br />

onder bruggen, kasten, bunkers en in gebouwen. De dieren<br />

overwinteren onder andere in forten, bunkers en ijskelders.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De watervleermuis is tijdens de inventarisaties op de <strong>vliegbasis</strong> slechts<br />

éénmaal vastgesteld. Het ging hierbij om een jagend exemplaar ten<br />

zuidwesten van baankop-noord, in september. Dit dier werd<br />

waargenomen vlak bij een van de bekende overwinteringsplaatsen.<br />

In de zomerperiode zijn geen verblijfplaatsen van watervleermuizen<br />

vastgesteld. Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door het feit dat er op<br />

de <strong>vliegbasis</strong> weinig eiken en beuken met holten, de favoriete bomen<br />

van de watervleermuis, aanwezig zijn.<br />

Er is geen gericht <strong>onderzoek</strong> uitgevoerd naar paar- en zwermplaatsen.<br />

Paren en zwermen doen watervleermuizen vooral in of in de nabijheid<br />

van de winterverblijven en die waren al bekend. Op het<br />

provincieterrein zijn vier objecten (kelders, schuilplaatsen) aanwezig<br />

waar overwinterende watervleermuizen zijn vastgesteld (figuur 3).<br />

Watervleermuizen in een van de winterverblijven op de <strong>vliegbasis</strong>, februari 2010 (IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De watervleermuis is een vrij schaarse soort, die vooral voorkomt<br />

langs de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug, in het Kromme Rijngebied en langs de<br />

Vecht. De soort jaagt vooral boven beschutte waterlichamen in een<br />

besloten omgeving, zoals vijvers in landgoedbossen en smalle, door<br />

bos omsloten vaarten. De zomerverblijfplaatsen van watervleermuizen<br />

Omvang populatie<br />

In de zomer komen er op het provincieterrein, mede door de schaarste<br />

aan open water, naar alle waarschijnlijkheid slechts enkele watervleermuizen<br />

voor, die vermoedelijk afkomstig zijn uit de omgeving.<br />

Het aantal dieren dat overwintert in de (potentiële) winterverblijven<br />

varieert van 31 (2009) tot 39 (2010) (Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen<br />

& Zoogdiervereniging VZZ 2009, 2010).<br />

Bijzonderheden<br />

In de Far East, net buiten het provincieterrein ten oosten van de<br />

Van Weerden Poelmanweg, liggen twee winterverblijven waar zo’n<br />

70 watervleermuizen overwinteren.<br />

Figuur 3 (volgende pagina). Verspreiding watervleermuis<br />

Bron winterverblijven: Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging<br />

(2009, 2010)<br />

12


1.3.8 Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii<br />

De ruige dwergvleermuis is vooral waargenomen in de beboste delen van de<br />

<strong>vliegbasis</strong>, september 2010 (IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De ruige dwergvleermuis is een (vrij) algemene soort, die overal in de<br />

provincie <strong>Utrecht</strong> kan worden waargenomen. Jagende ruige dwergvleermuizen<br />

worden vaak aangetroffen in de nabijheid van opgaande<br />

beplanting (bossen, lanen en houtwallen). In open gebieden worden<br />

ze weinig gezien. De zomerverblijfplaatsen van deze soort worden<br />

bijna uitsluitend door mannetjes bezet. Waarnemingen van vrouwtjes<br />

in de zomer zijn in Nederland schaars. De verblijfplaatsen bevinden<br />

zich in boomholten, achter stukken loshangende bast, in scheuren en<br />

spleten, in ruimten onder pannendaken. De paarplaatsen, die vanaf<br />

half augustus worden betrokken, bevinden zich vooral in bossen. De<br />

dieren overwinteren onder andere in houtstapels, holle bomen en<br />

gebouwen en soms in nestkasten.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De ruige dwergvleermuis is op de <strong>vliegbasis</strong> bijna uitsluitend gezien in<br />

de beboste delen (figuur 4). Het ging hierbij meestal om één of twee<br />

jagende dieren. Baltsende dieren zijn vastgesteld in een rij robinia’s in<br />

de Middle East, in een groep geringde dode Amerikaanse eiken met<br />

loshangende bast in het zuidelijke bosgebied en in een paar oude<br />

grove dennen ten oosten van het Munitiepark. Op drie plaatsen zijn op<br />

zachte avonden begin oktober kleine groepjes dieren (maximaal 4)<br />

gezien die gedurende minstens tien minuten op min of meer dezelfde<br />

plek rondvlogen zonder dat er waarneembaar gejaagd werd. In figuur<br />

4 zijn deze plekken aangegeven als zwermlocaties. Het gaat hier<br />

mogelijk om dieren die ter plaatse overwinteren in de aanwezige<br />

bomen met holten.<br />

Omvang populatie<br />

Het provincieterrein wordt gedurende het jaar door hooguit 20 ruige<br />

dwergvleermuizen gebruikt om te jagen, te paren en te overwinteren.<br />

Bijzonderheden<br />

Ruige dwergvleermuizen trekken in het late voorjaar weg naar Noorden<br />

Oost-Europa, waarbij ze afstanden tot 2000 kilometer afleggen. Een<br />

deel van de mannetjes blijft in Nederland achter. Vanaf half augustus<br />

keren de dieren die in het voorjaar zijn weggetrokken weer terug.<br />

Figuur 4 (volgende pagina). Verspreiding ruige dwergvleermuis<br />

14


1.3.9 Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus<br />

De gewone dwergvleermuis had en heeft verblijfplaatsen in nagenoeg alle uit baksteen<br />

opgetrokken gebouwen op de <strong>vliegbasis</strong>, februari 2008 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De gewone dwergvleermuis is een (vrij) algemene soort, die overal in<br />

de provincie <strong>Utrecht</strong> kan worden waargenomen. De dieren jagen in<br />

bossen, parken, tuinen, in en langs houtwallen en rondom erfbeplanting.<br />

De hoogste dichtheden worden aangetroffen in bebouwde<br />

gebieden met veel groen. Gewone dwergvleermuizen verblijven het<br />

gehele jaar door in gebouwen. In de zomer zitten ze behalve in<br />

spouwen ook vaak achter houten gevelbetimmeringen, boeiboorden of<br />

zelfs luiken.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Net als de ruige dwergvleermuis is de gewone dwergvleermuis op de<br />

<strong>vliegbasis</strong> bijna uitsluitend waargenomen in de beboste delen<br />

(figuur 5). Het ging hierbij meestal om één tot drie jagende dieren. In<br />

het open graslandgebied langs de banen zijn ze alleen langs de randen<br />

waargenomen. Zomerverblijfplaatsen zijn vastgesteld in gebouw 120<br />

en in de brandweerkazerne. Baltsende dieren zijn waargenomen in de<br />

omgeving van de gebouwen 13 en 198, de BOSpomp, aan de zuidzijde<br />

van het Sheltergebied, bij de brandweerkazerne en bij het bakstenen<br />

elektriciteitshuisje (gebouw 51) in de Middle East. Zwermende dieren<br />

zijn gezien bij gebouw 13 en bij de brandweerkazerne. In 2009 zijn<br />

meer zomerverblijven, paar- en zwermplaatsen aangetroffen<br />

(Arcadis 2009). Bovendien werd een kraamkolonie van 40-50 dieren<br />

vastgesteld in gebouw 217. Al deze gebouwen, behoudens het<br />

elektriciteitshuisje ten noorden van gebouw 198, zijn in het voorjaar of<br />

het najaar van 2010 gesloopt.<br />

Volgens Arcadis (2009) zouden langs de bosranden bij gebouw 39<br />

(westzijde Sheltergebied) belangrijke vliegroutes van de gewone<br />

dwergvleermuis aanwezig zijn. Dit kon tijdens het <strong>onderzoek</strong> in 2010<br />

niet worden bevestigd. Er is alleen een onduidelijke vliegroute<br />

vastgesteld langs het bos nabij de tennisbaan (zuidelijk bosgebied).<br />

Omvang populatie<br />

Het provincieterrein wordt gedurende het jaar door enkele tientallen<br />

gewone dwergvleermuizen gebruikt om te jagen, te paren en te<br />

overwinteren. Door de sloop van het gebouw met de kraamkolonie<br />

planten zich in het gebied geen dieren meer voort.<br />

Figuur 5 (volgende pagina). Verspreiding gewone dwergvleermuis<br />

16


1.3.10 Rosse vleermuis Nyctalus noctula<br />

provincie komt de soort weinig voor. Rosse vleermuizen verblijven in<br />

bossen en jagen boven open water, moerassen en weilanden. In<br />

bosgebieden jagen ze alleen boven akkers, graslanden of andere open<br />

plekken. Op hun vluchten tussen de verblijven en de jachtgebieden<br />

leggen de dieren soms afstanden van zo’n 20 kilometer af. Rosse<br />

vleermuizen verblijven het gehele jaar door in bomen. Een enkele maal<br />

worden dieren in houten nestkasten aangetroffen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Van de rosse vleermuis zijn verspreid over de <strong>vliegbasis</strong> alleen jagende<br />

en overvliegende dieren waargenomen (figuur 6). Meestal betrof het<br />

één dier, een enkele maal twee of drie. Alle jagende dieren zijn<br />

waargenomen in de halfopen gebiedsdelen. Op de open graslanden<br />

zijn alleen overvliegende dieren vastgesteld.<br />

Er zijn geen zomer- of winterverblijfplaatsen vastgesteld. Mogelijk is<br />

even ten oosten van de <strong>vliegbasis</strong> in de beukenlanen van het landgoed<br />

De Paltz een verblijfplaats aanwezig. Op de grens met dit gebied zijn in<br />

april (even na zonsopkomst) en in juni en oktober (voor zonsondergang)<br />

overvliegende dieren waargenomen.<br />

Van de rosse vleermuis zijn op de <strong>vliegbasis</strong> alleen jagende en overvliegende dieren<br />

vastgesteld, april 2010 (IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: kwetsbaar<br />

Oranje Lijst: potentieel bedreigd (kwetsbaar)<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De rosse vleermuis is in <strong>Utrecht</strong> een vrij schaarse tot vrij algemene<br />

soort, die vooral in een brede strook aan weerszijden van de <strong>Utrecht</strong>se<br />

Heuvelrug en in delen van het westelijk veenweidegebied (omgeving<br />

Woerden) wordt aangetroffen. In het noord- en zuidwesten van de<br />

Omvang populatie<br />

Het provincieterrein wordt in het zomerhalfjaar door maximaal zo’n<br />

10-20 rosse vleermuizen gebruikt om te jagen.<br />

Bijzonderheden<br />

In de middag van 9 oktober werd op klaarlichte dag een jagende rosse<br />

vleermuis waargenomen boven het ven in de noordelijke heide. In<br />

september en oktober jagen rosse vleermuizen wel vaker overdag.<br />

Figuur 6 (volgende pagina). Verspreiding rosse vleermuis<br />

18


1.3.11 Laatvlieger Eptesicus serotinus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: kwetsbaar<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De laatvlieger is in <strong>Utrecht</strong> een vrij algemene soort, die bijna overal in<br />

de provincie kan worden waargenomen. Alleen in de omgeving van de<br />

Lek lijkt de soort minder voor te komen. Laatvliegers jagen hoofdzakelijk<br />

in open en halfopen landschappen. Hierbij hebben ze een<br />

voorkeur voor vochtige graslandgebieden en moerassen. In aaneengesloten<br />

bosgebieden komen ze weinig voor. Wel wordt er gejaagd<br />

langs bosranden en op grotere open plekken in bossen.<br />

De laatvlieger verblijft het gehele jaar door in gebouwen. Overwinteren<br />

doen ze, anders dan veel andere vleermuizen, in vrij droge ruimten in<br />

gebouwen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Van de laatvlieger zijn verspreid over de <strong>vliegbasis</strong> alleen jagende en<br />

langsvliegende dieren waargenomen (figuur 7). Het ging hierbij bijna<br />

altijd om één exemplaar. Alleen in mei zijn twee op kevers jagende<br />

dieren waargenomen in de Middle East en in juli zijn twee jagende<br />

laatvliegers gezien in de zuidelijke bosstrook. Alle jagende exemplaren<br />

zijn vastgesteld op open plekken in de bossen of langs bosranden.<br />

Boven het open grasland zijn alleen langsvliegende dieren gezien.<br />

Opmerkelijk is dat de waarnemingen van laatvliegers op de <strong>vliegbasis</strong><br />

beperkt zijn tot het voorjaar en de zomer; in september (en oktober) is<br />

geen enkele laatvlieger meer waargenomen.<br />

Er zijn op de <strong>vliegbasis</strong> in zomer en winter geen verblijfplaatsen van<br />

laatvliegers vastgesteld.<br />

Omvang populatie<br />

Het provincieterrein wordt in het zomerhalfjaar door hooguit<br />

10 laatvliegers gebruikt om te jagen.<br />

Bijzonderheden<br />

Het aantal laatvliegers dat op de <strong>vliegbasis</strong> is waargenomen, bleef ver<br />

achter bij de verwachtingen. Gelet op de ruime beschikbaarheid van<br />

prooien (vlinders, grote kevers) gedurende een groot deel van het jaar<br />

werd verwacht dat er op de <strong>vliegbasis</strong> grotere aantallen laatvliegers<br />

zouden jagen.<br />

Ondanks het ruime aanbod aan potentiële prooien, zoals junikevers, zijn er relatief<br />

weinig laatvliegers waargenomen op de <strong>vliegbasis</strong>, juli 2010 (HB)<br />

Figuur 7 (volgende pagina). Verspreiding laatvlieger<br />

20


1.3.12 Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus<br />

De zomerverblijfplaatsen van gewone grootoorvleermuizen bevinden<br />

zich in kerken (zolders), holten en spleten in bomen, vleermuiskasten<br />

en vogelnestkasten, en soms in schuurtjes. De soort overwintert onder<br />

andere in bunkers, forten en (ijs)kelders.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De gewone grootoorvleermuis is tijdens de inventarisaties slechts<br />

driemaal waargenomen, eenmaal in augustus en tweemaal in<br />

september (figuur 8). Bij alledrie waarnemingen ging het om één<br />

jagend exemplaar. In het Sheltergebied werd een exemplaar gezien<br />

dat aan het jagen en rondvliegen was bij een ventilatieopening in een<br />

shelter. Het vermoeden bestaat dat dit exemplaar in het ventilatiegat<br />

verbleef.<br />

Er zijn geen verblijven in de zomer vastgesteld, hoewel een deel van<br />

de groepsschuilplaatsen enkele keren is gecontroleerd. Ook zijn geen<br />

grootoren waargenomen in de aanwezige nestkasten. Op het<br />

provinciale deel van de <strong>vliegbasis</strong> zijn in vijf objecten overwinterende<br />

dieren vastgesteld (figuur 8): één kelder en vier schuilplaatsen. Per<br />

verblijf zijn nooit meer dan drie exemplaren geteld.<br />

De gewone grootoorvleermuis is weinig waargenomen op de <strong>vliegbasis</strong>, oktober 2010<br />

(HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De gewone grootoorvleermuis is een schaarse soort, die grotendeels<br />

beperkt is tot de oostelijke helft van de provincie <strong>Utrecht</strong>. Grootoren<br />

jagen hoofdzakelijk in bosrijke gebieden: in bossen, boven bospaden,<br />

in lanen en langs bosranden.<br />

Omvang populatie<br />

In de zomer maakt vermoedelijk niet meer dan een tiental dieren<br />

gebruik van het provincieterrein. In de winter zijn in de winterverblijven<br />

ten hoogste 8 exemplaren aangetroffen (Vleermuiswerkgroep<br />

Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ 2009).<br />

Bijzonderheden<br />

De gewone grootoorvleermuis is met een batdetector niet te<br />

onderscheiden van zijn tweelingsoort de grijze grootoorvleermuis<br />

Plecotus austriacus. Omdat deze laatste soort zeer zeldzaam is en<br />

grotendeels beperkt tot het zuiden van het land, is er van uitgegaan<br />

dat de waarnemingen betrekking hebben op een gewone grootoor.<br />

Figuur 8 (volgende pagina). Verspreiding gewone grootoorvleermuis<br />

Bron winterverblijven: Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging<br />

(2009, 2010)<br />

22


1.3.13 Verblijfplaatsen van vleermuizen<br />

Kraamverblijven Er zijn op de <strong>vliegbasis</strong> van geen van de aanwezige<br />

soorten kraamverblijven vastgesteld. In 2009 was er een kraamverblijf<br />

van 40-50 gewone dwergvleermuizen aanwezig in gebouw 217. Deze<br />

kolonie is verdwenen, omdat het gebouw in het voorjaar van 2010 is<br />

gesloopt.<br />

Zomerverblijfplaatsen Alleen van de gewone dwergvleermuis zijn met<br />

zekerheid zomerverblijfplaatsen vastgesteld: in gebouw 120 en in de<br />

brandweerkazerne.<br />

Paarverblijven Van de ruige dwergvleermuis zijn drie paarverblijven<br />

vastgesteld en van de gewone dwergvleermuis zes. De waarnemingen<br />

van baltsende gewone dwergvleermuizen betrof in de meeste gevallen<br />

vliegende dieren. Het is aannemelijk dat de eigenlijke baltsverblijven<br />

zich in de nabijgelegen gebouwen bevinden. Van deze gebouwen zijn<br />

alleen de brandweerkazerne en het elektriciteitshuisje in de Middle<br />

East nog aanwezig.<br />

Zwermplaatsen Tijdens het <strong>onderzoek</strong> zijn alleen van de ruige<br />

dwergvleermuis en de gewone dwergvleermuis zwermende dieren<br />

gezien. Bij de ruige dwergvleermuis ging het om drie kleine groepjes<br />

die rondom of in de onmiddellijke nabijheid van bomen met holten<br />

vlogen. Bij de gewone dwergvleermuis om twee groepjes die rondom<br />

gebouwen (gebouw 13 en de brandweerkazerne) vlogen. Voor beide<br />

soorten geldt dat de dieren mogelijk overwinteren in de bomen of<br />

gebouwen waar het zwermgedrag is waargenomen.<br />

Vliegroutes Er zijn op de <strong>vliegbasis</strong> geen duidelijke vliegroutes<br />

vastgesteld die door een groter aantal dieren worden gebruikt. Alleen<br />

bij de bosrand nabij de tennisbaan (zuidelijk bosgebied) zijn enkele<br />

gewone dwergvleermuizen waargenomen die via een min of meer<br />

vaste route naar het noorden vlogen.<br />

De bosranden langs de banen, vooral de bosrand langs de zuidelijke bosstrook, leken<br />

zeer geschikte structuren om te fungeren als vliegroute voor vleermuizen, april 2010<br />

(HB)<br />

Op voorhand leek de bosrand van de zuidelijke bosstrook die doorloopt<br />

in het zuidelijk bosgebied, een lijnvormig element dat zeer geschikt<br />

was als vliegroute. Langs deze bosrand zijn echter weinig vleermuizen<br />

waargenomen. Dit geldt ook voor de bosranden van het Sheltergebied.<br />

Jachtgebieden Met uitzondering van de franjestaart zijn van alle<br />

vastgestelde vleermuizen op de <strong>vliegbasis</strong> jagende dieren<br />

waargenomen. Vaste jachtgebieden, waar grotere aantallen van een<br />

soort regelmatig komen jagen, zijn evenwel niet vastgesteld.<br />

24


Opmerkelijk is dat het overgrote deel van de jagende vleermuizen is<br />

gezien in de meer beboste delen van de <strong>vliegbasis</strong>. Boven de graslanden<br />

rondom de banen zijn maar weinig jagende vleermuizen<br />

waargenomen. Dit is vooral opmerkelijk omdat hier een groot deel van<br />

het jaar veel insecten aanwezig zijn. Wat de reden is dat de<br />

graslanden kennelijk minder aantrekkelijk zijn als jachtgebied voor<br />

vleermuizen, is onduidelijk.<br />

Winterverblijfplaatsen Op het provinciale deel van de <strong>vliegbasis</strong> zijn<br />

tien objecten (twee kelders en acht schuilplaatsen) aanwezig die in<br />

potentie geschikt zijn als winterverblijf (figuur 9). Deze objecten<br />

worden elke winter onderzocht door de Vleermuiswerkgroep<br />

Defensieterreinen en de Zoogdiervereniging VZZ (tabel 2). In 2009<br />

overwinterden er op het provinciale deel van de <strong>vliegbasis</strong><br />

46 vleermuizen, in 2010 waren dat er 51. In beide jaren zijn drie<br />

soorten waargenomen en konden enkele dieren niet op soort worden<br />

gebracht.<br />

Nummer verblijfplaats 9 10 17 19 21 22 28 29 31 32<br />

Type verblijfplaats kelder schuilpl. kelder schuilpl. schuilpl. schuilpl. schuilpl. schuilpl. schuilpl. schuilpl.<br />

Soort<br />

Jaar<br />

baardvleermuis 2009<br />

2010<br />

franjestaart 2009 3<br />

2010 2 1<br />

watervleermuis 2009 27 5<br />

2010 31 1 3 3<br />

gewone grootoorvleermuis 2009 1 1 3 2 1 1<br />

2010 2 1 1<br />

niet te determineren 2009 2<br />

2010 2 1 1<br />

totaal 2009 31 1 3 2 8 1<br />

2010 39 3 3 1 5<br />

bezetting 2009-2010<br />

Tabel 2.<br />

Winterverblijfplaatsen van vleermuizen met aantallen<br />

waargenomen overwinteraars<br />

Bron: Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ (2009,<br />

2010)<br />

Figuur 9. Ligging en type winterverblijfplaatsen op het<br />

provincieterrein<br />

25


1.3.14 Haas Lepus europaeus<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

Hazen komen voornamelijk voor in het open tot halfopen cultuurland,<br />

maar ook in bosgebieden en op grotere heidevelden van de <strong>Utrecht</strong>se<br />

Heuvelrug komen kleine populaties voor. De haas is de afgelopen<br />

decennia in veel gebieden meer of minder sterk in aantal achteruitgegaan<br />

en in sommige streken is de soort nu bepaald schaars. Het<br />

aantal hazen in de bosgebieden en heidevelden op de <strong>Utrecht</strong>se<br />

Heuvelrug is vermoedelijk altijd al relatief klein geweest.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Ondanks de aanzienlijke oppervlakte grasland is de haas op de<br />

<strong>vliegbasis</strong> uitgesproken schaars. Er zijn slechts drie waarnemingen<br />

verricht, twee zichtwaarnemingen en een vondst van een dood dier<br />

(figuur 10). De dieren zijn gezien in het noordelijk bosgebied en langs<br />

de zuidrand van de Middle East. In de uitgestrekte graslanden langs de<br />

banen zijn geen hazen gezien.<br />

Omvang populatie<br />

Het aantal hazen op de <strong>vliegbasis</strong> is klein. Mogelijk komen er niet meer<br />

dan tien dieren voor.<br />

Haas te midden van zandstruisgras, juli 2007 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Figuur 10 (volgende pagina). Verspreiding haas<br />

26


1.3.15 Konijn Oryctolagus cuniculus<br />

In de jaren negentig van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw<br />

is de konijnenstand in veel gebieden sterk achteruitgegaan door de<br />

intrede van het VHS-virus, dat veel konijnen fataal werd. Plaatselijk is<br />

de soort zelfs geheel verdwenen. De laatste jaren is echter sprake van<br />

een krachtig herstel.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Konijnen komen bijna overal op de <strong>vliegbasis</strong> voor. De soort of sporen<br />

daarvan zijn waargenomen in 440 van de 477 hectareblokjes die het<br />

totale <strong>onderzoek</strong>sgebied omvat (figuur 11). Alleen in de directe<br />

omgeving van de banen zijn geen konijnen waargenomen, waarschijnlijk<br />

omdat hier geen dekking aanwezig is. De meeste konijnen worden<br />

gezien langs bosranden en in de nabijheid van met struweel of ruigte<br />

begroeide wallen. Hier zijn ook de meeste holen te vinden (figuur 11).<br />

Op diverse plekken liggen clusters van holen, zoals in de wal rondom<br />

de atletiekbaan, in de wal in de zuidelijke bosstrook en in de zuidelijke<br />

bosrand van het Sheltergebied.<br />

Konijnen spelen een belangrijke rol bij de instandhouding van de schrale graslandvegetaties<br />

op de <strong>vliegbasis</strong>, augustus 2010 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

Het konijn komt met uitzondering van delen van het westelijk veenweidegebied<br />

in de gehele provincie voor. Ze zijn vooral aan te treffen<br />

in gebieden met voldoende dekking en een bodem die geschikt is om<br />

te graven. Ze ontbreken in natte gebieden waar de holen vollopen met<br />

water.<br />

Omvang populatie<br />

Als de populaties op hun top zijn, leven er op de <strong>vliegbasis</strong> vele<br />

honderden konijnen. Op sommige avonden grazen er in de schemer op<br />

de graslanden langs de zuidelijke rolbaan vele tientallen konijnen. De<br />

konijnenstand vertoont tussen jaren, maar ook binnen één jaar sterke<br />

fluctuaties. De hoogste aantallen zijn meestal aanwezig tussen eind<br />

mei en eind juni. In 2010 stortte de stand na de zomer onder invloed<br />

van ziekten (myxomatose) geheel in. Aan het begin van de winter<br />

waren er vermoedelijk niet meer dan enkele tientallen konijnen.<br />

Bijzonderheden Konijnen leveren met hun graas- en graafwerk een<br />

belangrijke bijdrage aan de instandhouding van de schrale<br />

graslandvegetaties. Op de open plekjes zand die ontstaan door hun<br />

graafwerk kunnen zich pioniersoorten vestigen en er zijn ook nogal<br />

eens nestjes van zandbijen te vinden.<br />

Figuur 11 (volgende pagina). Verspreiding konijn<br />

28


1.3.16 Eekhoorn Sciurus vulgaris<br />

dichtheden worden aangetroffen in opgaand naaldbos van vooral<br />

grove den en in oud gemengd bos met een hoog aandeel naaldhout.<br />

Ook komen er wel eekhoorns voor in pure loofbossen, al zijn de<br />

dichtheden hier doorgaans lager. In vergelijking met de jaren tachtig is<br />

het aantal eekhoorns op de Heuvelrug tegenwoordig beduidend lager.<br />

In sommige gebieden is de soort zelfs verdwenen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komt de soort voor in het noordelijk bosgebied, met<br />

concentraties ten noorden van het Museumkwartier en in het bos<br />

rondom de hondensectie, aan de westzijde van het Sheltergebied en in<br />

het zuidelijke bosgebied (figuur 12). De aanwezigheid van de soort is<br />

vooral vastgesteld aan de hand van sporen, in het bijzonder nesten. In<br />

2009 en 2010 zijn er slechts drie zichtwaarnemingen verricht, waaronder<br />

één van een volwassen dier dat met drie jongen aan het spelen<br />

was in de grove dennen ten westen van de verkeerstoren. Opmerkelijk<br />

is het geheel ontbreken van eekhoorns in de Middle East waar enkele<br />

zeer geschikte bospercelen voor eekhoorns aanwezig zijn.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komen eekhoorns vooral voor in gemengde bossen met een relatief<br />

groot aandeel oudere grove dennen, september 2010 (HB)<br />

Omvang populatie<br />

Het aantal eekhoorns op de <strong>vliegbasis</strong> is laag. Op basis van de<br />

waarnemingen in 2009 en 2010 wordt het aantal volwassen dieren<br />

geschat op 20 tot 30.<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 2<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De eekhoorn is in <strong>Utrecht</strong> grotendeels beperkt tot de <strong>Utrecht</strong>se<br />

Heuvelrug en omgeving en de Gelderse Vallei. Ook komt de soort voor<br />

in enkele landgoedbossen in het Kromme Rijngebied. De hoogste<br />

Figuur 12 (volgende pagina). Verspreiding eekhoorn<br />

30


1.3.17 Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De rosse woelmuis heeft een voorkeur voor matig droge tot vochtige<br />

bossen met een rijke ondergroei.<br />

Op de voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> is de soort op verschillende<br />

plaatsen gezien, onder andere in het strubbenbos, in het Munitiepark,<br />

in het Sheltergebied en in de zuidelijke bosstrook. De soort lijkt een<br />

voorkeur te hebben voor enigszins verstoorde en verruigde bosranden.<br />

De rosse woelmuis is op de <strong>vliegbasis</strong> vermoedelijk algemeen, maar<br />

grotendeels beperkt tot beboste gebiedsdelen.<br />

1.3.18 Veldmuis Microtus arvalis<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Veldmuizen komen vooral voor in matig droge tot matig vochtige<br />

graslanden met een kruidenrijke begroeiing. Ze worden tegenwoordig<br />

vooral aangetroffen in wegbermen, taluds van wegen en spoorwegen<br />

en slootkanten.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> waren in 2010 op vijf plaatsen veel veldmuizen<br />

aanwezig: ten westen van baankop-noord, in de ruige strook tussen<br />

het zweefvliegterrein en het Sheltergebied, in het grasland ten zuidoosten<br />

van het Sheltergebied, ten noorden van de zuidelijke bosstrook<br />

en vooral in het noordwestelijke deel van de Queens (figuur 13). In dit<br />

Figuur 13. Globale ligging van gebiedsdelen met veel sporen van<br />

veldmuizen in 2010<br />

laatste gebied was tussen de vegetatie een wirwar van looppaadjes<br />

van veldmuizen aanwezig.<br />

In sommige gebiedsdelen kan de veldmuis op de <strong>vliegbasis</strong> dus zeer<br />

talrijk zijn. Dit zijn vooral gebieden waar de graslandvegetatie het<br />

karakter heeft van een glanshaverhooiland en waar de begroeiing wat<br />

dichter en ruiger is.<br />

Bijzonderheden Het grote aantal veldmuizen in het noordwestelijke<br />

deel van de Queens is niet onopgemerkt gebleven. In augustus was<br />

hier regelmatig een paartje torenvalk met vijf jongen aanwezig en op<br />

13 augustus verbleven hier zelfs 11 op veldmuizen jagende<br />

torenvalken.<br />

32


Op de <strong>vliegbasis</strong> is de soort slechts eenmaal waargenomen: een dood<br />

exemplaar dat werd gevonden langs de rand van een plek met<br />

duinriet.<br />

Tegenwoordig is de aardmuis op de <strong>vliegbasis</strong> vermoedelijk (vrij)<br />

schaars, maar het is aannemelijk dat de soort op meer plekken<br />

voorkomt dan alleen rond baankop-noord.<br />

Bijzonderheden In het verleden was de aardmuis plaatselijk talrijk op<br />

de <strong>vliegbasis</strong> en richtte de soort ernstige schade aan in jonge<br />

bosaanplant.<br />

1.3.20 Bosmuis Apodemus sylvaticus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Veldmuis scharrelend langs de rand van een rolbaan, augustus 2010 (HB)<br />

1.3.19 Aardmuis Microtus agrestis<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Aardmuizen komen onder andere voor in ruigten, langs bosranden, op<br />

open plekken in bossen, in moerassen en op vochtige heidevelden. Ze<br />

hebben een voorkeur voor vochtige tot natte terreinen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De bosmuis is een algemene soort die leeft in allerlei biotopen, zoals<br />

bossen, houtsingels, heggen en struwelen, maar ook in weilanden,<br />

akkers en gebouwen.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> is de soort in de bosgebieden herhaaldelijk waargenomen.<br />

Voorst zijn er enkele vondsten van dode exemplaren<br />

gedaan. Behalve langs bosranden zijn er nooit bosmuizen in de<br />

graslanden gezien.<br />

De bosmuis is op de <strong>vliegbasis</strong> vermoedelijk een talrijke soort die in<br />

alle gebiedsdelen met enige opgaande beplanting voorkomt. Een<br />

goede beoordeling van de verspreiding is lastig te maken, omdat 2010<br />

een matig muizenjaar was. Daardoor kwamen bosmuizen waarschijnlijk<br />

niet op alle plaatsen voor, waar ze in betere muizenjaren wel<br />

voorkomen.<br />

33


1.3.21 Vos Vulpes vulpes<br />

landschappen met veel variatie en een bodem waarin ze een hol<br />

kunnen uitgraven.<br />

In de afgelopen decennia is de vos geleidelijk in aantal toegenomen en<br />

is hij geleidelijk naar het westen opgeschoven.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Vossen komen bijna overal op de <strong>vliegbasis</strong> voor. De soort, of sporen<br />

daarvan, is waargenomen in 414 van de 477 hectareblokjes die het<br />

totale <strong>onderzoek</strong>sgebied omvat (figuur 14). De meeste zichtwaarnemingen<br />

van vossen zijn verricht in of langs de randen van<br />

beboste gebieden. In de graslanden komen ze wel voor, maar zijn ze<br />

weinig gezien. Vermoedelijk jagen de dieren hier ’s nachts. In totaal<br />

zijn er op de <strong>vliegbasis</strong> 22 holen gevonden die gedurende kortere of<br />

langere tijd door vossen bezet zijn. Vooral in het noordelijk bosgebied<br />

en in het Sheltergebied zijn veel holen gevonden.<br />

Omvang populatie<br />

Het aantal vossen dat op de <strong>vliegbasis</strong> leeft, is onduidelijk. Op grond<br />

van maximale dichtheden die in de literatuur worden genoemd,<br />

zouden er in het gebied zo’n tien vossen kunnen leven. De indruk<br />

bestaat echter dat het aantal vossen groter is (ca. 10-15).<br />

De aanwezigheid van vossen in grote delen van de <strong>vliegbasis</strong> blijkt onder andere uit de<br />

talrijke keutels die overal liggen, maart 2010 (IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

Vossen komen tegenwoordig in een groot deel van de provincie voor,<br />

zelfs in dorpen en steden. Alleen in delen van het westelijk veenweidegebied<br />

ontbreekt de soort. Vossen leven in besloten en halfopen<br />

Bijzonderheden In het verleden werden vossen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

bejaagd. Met de overdracht van het terrein is aan deze jacht een einde<br />

gekomen. Onduidelijk is of het aantal vossen op de <strong>vliegbasis</strong> hierdoor<br />

is toegenomen. Evenzeer onduidelijk is of de vossen door predatie een<br />

negatieve invloed hebben op de aantallen en de broedresultaten van<br />

grondbroedende vogels. Dit laatste zal in de komende jaren<br />

onderzocht worden.<br />

Figuur 14 (volgende pagina). Verspreiding vos<br />

34


1.3.22 Hermelijn Mustela erminea<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: gevoelig<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De hermelijn komt voor in allerlei biotopen, van bossen tot open<br />

poldergebieden en zelfs in tuinen. Voorwaarde is dat er voldoende<br />

voedsel en dekking aanwezig is. De soort is in de afgelopen decennia<br />

in veel gebieden in aantal achteruitgegaan.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> is in 2010 in de graslanden ten noorden van het<br />

zuidelijk bosgebied alleen een verse keutel gevonden. In 2009 is op<br />

het Museumkwartier een hermelijn gezien.<br />

De hermelijn is een moeilijk te <strong>onderzoek</strong>en soort, die vaak slechts bij<br />

toeval wordt waargenomen. Het is daarom aannemelijk dat de soort<br />

op de <strong>vliegbasis</strong> meer voorkomt dan de waarnemingen doen<br />

vermoeden. De hermelijn is op de <strong>vliegbasis</strong> echter zeker niet<br />

algemeen.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn in 2010 alleen sporen van bunzingen gezien: een<br />

keutel bij de ingang van een konijnhol en een prenten. In 2009 is op<br />

het Museumkwartier een bunzing waargenomen.<br />

De bunzing is eveneens een moeilijk te <strong>onderzoek</strong>en soort, die slechts<br />

bij toeval wordt waargenomen. Ook voor deze soort geldt dat het<br />

aannemelijk is dat hij op de <strong>vliegbasis</strong> meer voorkomt dan de<br />

waarnemingen suggereren. Maar ook de bunzing is schaars.<br />

1.3.23 Bunzing Mustela putorius<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De bunzing komt voor in kleinschalige landschappen, waar hij in allerlei<br />

biotopen te vinden is, mits er voldoende dekking en voedsel is. Net als<br />

de hermelijn is de bunzing in veel gebieden sterk in aantal achteruitgegaan.<br />

Van de bunzing zijn in 2010 alleen sporen aangetroffen, augustus 2007 (HB)<br />

36


1.3.24 Boommarter Martes martes<br />

de Vechtstreek. De omvang van de <strong>Utrecht</strong>se populatie wordt geschat<br />

op 75-100 dieren.<br />

Het aantal waarnemingen van de soort is in de afgelopen decennia<br />

toegenomen. Dit wordt ongetwijfeld voor een deel veroorzaakt door de<br />

veel grotere <strong>onderzoek</strong>sinspanning, maar er is ook sprake van een<br />

reële toename, met name in de gebieden buiten de Heuvelrug.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De waarnemingen op de <strong>vliegbasis</strong> concentreren zich op het<br />

noordoosten, in het bijzonder op de omgeving van het boogpad-zuid<br />

(figuur 15). In dit gebiedsdeel zijn ook in 2009 keutels van boommarters<br />

gevonden.<br />

Hoewel het <strong>onderzoek</strong> met cameravallen twee waarnemingen van<br />

respectievelijk één en twee jonge boommarters opleverde, is<br />

onduidelijk of de soort zich op de <strong>vliegbasis</strong> heeft voortgeplant of in<br />

het aangrenzende landgoed De Paltz. In het gebied met de concentratie<br />

van waarnemingen zijn enkele potentieel geschikte boomholten<br />

aanwezig en hangen ook boommarterkasten. De boommarter kan zich<br />

dus op de <strong>vliegbasis</strong> hebben voortgeplant.<br />

Boommarters of sporen daarvan zijn alleen waargenomen in het noordoosten, mei<br />

2007 (JG)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3<br />

Rode Lijst: kwetsbaar<br />

Oranje Lijst: potentieel bedreigd (kwetsbaar)<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De boommarter is een soort van oude bossen met voldoende bomen<br />

met grote holten, bij voorkeur holen van groene en zwarte spechten,<br />

die als nestboom dienst kunnen doen. In <strong>Utrecht</strong> komt de soort voor<br />

op de Heuvelrug, in de Gelderse Vallei, in het Kromme Rijngebied en in<br />

Omvang populatie<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komen vermoedelijk slechts één mannetje en één<br />

vrouwtje met hun jongen voor. Op grond van de oppervlakte is er nog<br />

wel enige ruimte voor groei, maar het aantal geschikte bomen met<br />

grote holten is vermoedelijk een beperkende factor.<br />

Figuur 15 (volgende pagina). Verspreiding boommarter<br />

37


1.3.25 Das Meles meles<br />

Op vier plekken op de <strong>vliegbasis</strong> zijn concentraties van sporen van dassen<br />

waargenomen (HVi)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: bedreigd<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

Dassen komen voor in kleinschalige landschappen en graven hun<br />

burchten vaak in bossen en houtwallen op hogergelegen gronden in de<br />

nabijheid van lagergelegen foerageergebieden. Ze foerageren vooral<br />

op graslanden, maar ook in maisakkers, bosjes en houtwallen.<br />

Na het dieptepunt in de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft de das<br />

in <strong>Utrecht</strong> zich langzaam weer hersteld en dit herstel is nog steeds<br />

gaande. Inmiddels zijn er in <strong>Utrecht</strong> ten minste weer zo’n dertig<br />

regelmatig bezette burchten. De grootste toename heeft zich<br />

voorgedaan aan de westzijde van de Heuvelrug waar de dassen zijn<br />

opgerukt tot aan de noordgrens van de stad <strong>Utrecht</strong> en de westkant<br />

van Zeist. Sinds de jaren negentig komen er ook weer dassen voor in<br />

het zuidoosten van de provincie, in de omgeving van Leersum en<br />

Maarsbergen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn tijdens het <strong>onderzoek</strong> geen dassen aangetroffen,<br />

maar alleen sporen. Deze concentreren zich in vier deelgebieden: de<br />

omgeving van het strubbenbos, aan weerszijden van de noordoostelijke<br />

ontsluitingsweg, in het Sheltergebied en ten zuiden van baankopoost<br />

(figuur 16). Ten westen van het strubbenbos is een (bij)burcht<br />

met twee pijpen in de steile rand van een bomkrater. De hoofdburcht<br />

van deze das ligt vermoedelijk op het landgoed De Paltz. De dassensporen<br />

langs de ontsluitingsweg zijn mogelijk van een das die<br />

afkomstig is van De Zoom of de Ewijckshoeve. Even ten zuiden van de<br />

ontsluitingsweg is een forse concentratie mestputjes gevonden.<br />

Dergelijke mestputtenveldjes worden veelal aangetroffen op de grens<br />

van twee territoria. De das waarvan in het zuidoosten sporen zijn<br />

waargenomen, is mogelijk afkomstig van De Vlasakkers. Waar de das<br />

uit het Sheltergebied vandaan komt, is onduidelijk.<br />

Omvang populatie<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komen naar alle waarschijnlijkheid ten minste drie<br />

dassen of territoria voor. Mogelijk zijn de sporen in het Sheltergebied<br />

van een vierde das of territorium, maar deze sporen kunnen ook zijn<br />

achtergelaten door een van de dieren uit het noorden van de<br />

<strong>vliegbasis</strong>.<br />

Figuur 16 (volgende pagina). Verspreiding das<br />

39


1.3.26 Ree Capreolus capreolus<br />

Reeën grazen vooral in de vroege ochtend en de avond op de open graslanden langs<br />

de banen. Overdag houden ze zich meestal op in de dekking van bossen en struwelen<br />

(IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

Reeën komen voor in kleinschalige landschappen waar ze zich bij<br />

voorkeur ophouden op de overgang van bos naar open terrein. Ze<br />

leven echter ook wel in gesloten bossen en in open gebieden.<br />

In de provincie <strong>Utrecht</strong> komen reeën bijna overal voor. Alleen in de<br />

zeer open graslandgebieden in het westen van de provincie zijn ze<br />

schaars en ontbreken ze lokaal. Op de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug is de ree<br />

een algemene soort. De hoogste dichtheden worden aangetroffen in<br />

de halfopen gebieden langs de flanken van de Heuvelrug. In de bossen<br />

varieert de dichtheid afhankelijk van de aard van het bos. In de<br />

voedselrijkere bossen op de kam en aan de voet van de Heuvelrug kan<br />

de dichtheid oplopen tot zo’n 30 reeën per 100 ha of meer. In voedselarme<br />

bossen leven soms niet meer dan 5 tot 10 reeën per 100 ha.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Hoewel de productie van de meeste graslanden niet erg hoog is, vormt<br />

de <strong>vliegbasis</strong> met zijn vele door bos omsloten graslanden een zeer<br />

geschikt leefgebied voor reeën. De soort komt overal op de <strong>vliegbasis</strong><br />

voor, zowel in de bossen als op de graslanden. Het terreingebruik<br />

vertoont echter wel een zekere dagritmiek. Overdag houden de reeën<br />

zich vooral op in de bossen en struwelen. Vanaf de namiddag, maar<br />

vooral in de avondschemer trekt een deel van de reeën de open<br />

graslanden op om te foerageren. Hier zijn ze ook in de vroege ochtend<br />

nog aan te treffen. Later op de ochtend trekken ze zich weer terug in<br />

de bossen en struwelen. Een deel van de reeën verblijft de gehele dag<br />

in de bossen en foerageert in de bossen zelf, in de bermen van wegen<br />

en paden en op open plekken.<br />

Omvang populatie<br />

Op basis van de zichtwaarnemingen is een schatting gemaakt van het<br />

aantal reeën dat op de <strong>vliegbasis</strong> leeft. Volwassen reebokken bezetten<br />

een territorium dat ze verdedigen tegen rivalen. Op grond van de<br />

waarnemingen tijdens het veld<strong>onderzoek</strong> is een beoordeling gemaakt<br />

van het aantal en de ligging van de territoria (figuur 17). Geschat<br />

wordt dat er op de <strong>vliegbasis</strong> ten minste veertien territoria van<br />

reebokken aanwezig zijn.<br />

Figuur 17 (volgende pagina). Verspreiding reebokken<br />

41


Individuele herkenning van de bokken op basis van de beelden die zijn<br />

gemaakt met de cameravallen suggereert dat dit aantal te laag is. Zo<br />

zijn alleen al bij de cameraval ten westen van boogpad-zuid (zie figuur<br />

19), vier volwassen bokken waargenomen en bij de cameravallen in en<br />

ten westen van het strubbenbos twee. Ten dele zullen deze waarnemingen<br />

betrekking hebben op ondergeschikte dieren die zich door<br />

aanpassingen van hun gedrag (‘low profile’) proberen te onttrekken<br />

aan het territoriale systeem, ten dele op territoriumhoudende bokken<br />

die in de beoordeling van de gegevens niet als zodanig zijn herkend.<br />

Als voor deze ondertelling wordt gecorrigeerd, lijkt een schatting van<br />

twintig reebokken voor het gehele gebied reëel.<br />

aanzienlijke overlap op en is het aantal geiten moeilijk te bepalen. Op<br />

grond van de waarnemingen wordt het aantal geiten geschat op<br />

23 dieren (figuur 18). Wordt ook hier een correctie voor ondertelling<br />

toegepast, dan lijkt een schatting van dertig reegeiten voor het gehele<br />

gebied reëel.<br />

Eind mei, begin juni werpen de geiten hun kalfjes. Op de <strong>vliegbasis</strong><br />

zijn ten minste zeven geiten met kalveren gezien. Deze blijven ruim<br />

een jaar bij de moeder. Het totaal aantal kalveren en jonge nietgeslachtsrijpe<br />

dieren wordt geschat op vijftien.<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn zeven geiten met kalveren gezien, augustus 2007 (MAH)<br />

Individuele herkenning van de reebokken op de beelden van de cameravallen heeft<br />

vooral plaatsgevonden op basis van kenmerken van het gewei, maart 2009 (MAH)<br />

Reegeiten hebben ook een min of meer vast leefgebied dat ze echter<br />

niet verdedigen tegen andere geiten. Hierdoor treedt soms een<br />

Op basis van de bovenstaande cijfers wordt het totale aantal reeën dat<br />

op de <strong>vliegbasis</strong> leeft, geschat op 65 tot 70 dieren.<br />

Figuur 18 (volgende pagina). Verspreiding reegeiten, kalveren en dieren<br />

waarvan leeftijd en/of geslacht niet kon worden bepaald<br />

43


1.3.27 Hert Dama dama of Cervus elaphus<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 2<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

Damherten en edelherten komen in de provincie <strong>Utrecht</strong> niet in het<br />

wild voor. Damherten willen nog weleens ontsnappen uit hertenkampen<br />

en kinderboerderijen. Deze ontsnapte dieren zwerven vrij rond<br />

in de natuur en sluiten zich soms aan bij andere groepen grote<br />

grazers, zoals koniks en galloways. Bij edelherten komt ontsnapping<br />

veel minder vaak voor, omdat ze minder vaak worden gehouden. Toch<br />

verschijnt er op de Heuvelrug nu en dan weleens een edelhert dat dan<br />

vrijwel meteen wordt afgeschoten. Zowel damherten als edelherten<br />

zijn van nature bosdieren. Damherten komen voor in lichte loofbossen,<br />

vooral in oudere bossen met een weelderige ondergroei. Edelherten<br />

hebben zich sterk aangepast en komen behalve in bossen ook voor op<br />

heidevelden en in moerassen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Vanaf begin juni werden in het noordelijk bosgebied ten westen van<br />

het boogpad-zuid talrijke sporen gevonden van een hert. Het ging<br />

hierbij zowel om prenten als om keutels die duidelijk groter waren dan<br />

de prenten en keutels van reeën. Vanaf augustus zijn ook regelmatig<br />

sporen gevonden in het bosgebied nabij de rondweg en op 6 augustus<br />

zijn prenten gevonden ten zuiden van de baankruising. Afgaande op<br />

de vorm en de afmetingen van de prenten en de keutels gaat het<br />

mogelijk om een damhert, al kan een hinde van het edelhert niet<br />

helemaal worden uitgesloten.<br />

Ondanks gericht zoeken en het uitleggen van appels bij enkele<br />

cameravallen is het dier nooit waargenomen en blijft het enigszins<br />

speculeren over de soort. Datzelfde geldt voor het antwoord op de<br />

vraag waar het dier vandaan is gekomen. De meest waarschijnlijke<br />

oplossing is dat het dier via het fietspad over de <strong>vliegbasis</strong> dat eind<br />

mei werd geopend, is binnengekomen. Voor een hert is het geen enkel<br />

probleem om over het hek langs dit fietspad te springen. Dat zou ook<br />

verklaren waarom niet eerder in het seizoen iets van de aanwezigheid<br />

van het hert gemerkt is. Immers, in maart, april en mei is het gebied<br />

intensief bezocht voor het broedvogel<strong>onderzoek</strong>.<br />

Hoe het ook zij, vanaf half september zijn nergens op de <strong>vliegbasis</strong><br />

nog verse sporen van een hert gevonden. Het is daarom aannemelijk<br />

dat het dier het gebied uit eigener beweging weer heeft verlaten.<br />

Het hert dat in de zomer op de <strong>vliegbasis</strong> heeft rondgelopen, was mogelijk een<br />

damhert, januari 2009 (MAH)<br />

45


1.4 Onderzoek met cameravallen<br />

Het <strong>onderzoek</strong> met cameravallen had vooral ten doel de aanwezigheid<br />

vast te stellen van soorten die zich moeilijk laten waarnemen, zoals<br />

boommarter. Daarnaast zijn de gemaakte opnamen gebruikt om dieren<br />

individueel te herkennen, zodat een indruk kon worden verkregen van<br />

de aantallen aanwezige dieren. Van begin juni tot begin december zijn<br />

op in totaal acht verschillende locaties, waarvan zes in het noordelijk<br />

bosgebied en twee in het Sheltergebied, vier cameravallen opgesteld<br />

(figuur 19).<br />

In totaal zijn er met de cameravallen 238 (stilstaande en bewegende)<br />

opnamen gemaakt. Het aantal opnamen verschilde aanzienlijk per<br />

cameraval. Ondanks het aanbrengen van lokstof (pindakaas, visolie en<br />

honing) lag het gemiddeld aantal opnamen per dag bij alle vallen<br />

onder de 1 (tabel 3). De drukst belopen vallen (2 en 5) lagen beide bij<br />

water (blusvijvers). De minst belopen val was nummer 8 bij de<br />

antenne in het strubbenbos.<br />

Cameravalnr Aantal dagen Aantal waarnemingen Waarnemingen/dag<br />

1 52 25 0,48<br />

2 52 46 0,88<br />

3 52 5 0,10<br />

4 94 58 0,62<br />

5 39 33 0,85<br />

6 134 55 0,41<br />

7 87 14 0,16<br />

8 47 2 0,04<br />

Tabel 3.<br />

Aantal opnamedagen en waarnemingen per cameraval<br />

Het belangrijkste resultaat van het <strong>onderzoek</strong> met cameravallen is de<br />

waarneming van twee jonge boommarters in het bos ten westen van<br />

boogpad-zuid. Deze waarneming bewijst dat boommarters zich op of in<br />

de onmiddellijke omgeving van de <strong>vliegbasis</strong> hebben voortgeplant.<br />

Daarnaast heeft het <strong>onderzoek</strong> informatie opgeleverd over het aantal<br />

reeën dat in het gebied verblijft. Op de beelden zijn ten minste twintig<br />

verschillende reeën, waarvan twaalf bokken, vastgelegd. In tabel 4 is<br />

een overzicht gegeven van de resultaten per val. De vallen 3 en 8 en 4<br />

en 6 zijn samengenomen omdat de opnamen voor een belangrijk deel<br />

betrekking hadden op dezelfde dieren.<br />

Opname van een reegeit met cameraval 2 (CA)<br />

Figuur 19 (volgende pagina). Locaties waar cameravallen zijn geplaatst<br />

46


locatie valnummer soort leeftijd geslacht minimumaantal<br />

Shelter 618 1 vos juveniel 1<br />

vos adult 1<br />

ree adult v 1<br />

ree adult m 3<br />

konijn<br />

adult<br />

Blusvijver Munitiepark 2 vos adult 2<br />

ree adult v 1<br />

blauwe reiger<br />

witgatje<br />

roodborst<br />

buizerd<br />

havik<br />

bosuil<br />

Strubbenbos 3/8 ree juveniel 1<br />

ree adult v 1<br />

ree adult m 2<br />

Bos boogpad-zuid 4/6 boommarter juveniel 2<br />

vos adult 1<br />

vos juveniel 1<br />

ree juveniel 2<br />

ree adult v 1<br />

ree adult m 4<br />

konijn<br />

adult<br />

gaai<br />

pimpelmees<br />

Blusvijver Sheltergebied 5 ree adult m 1<br />

konijn<br />

adult<br />

bosuil<br />

havik<br />

Ven 7 ree adult v 1<br />

ree adult m 2<br />

Tabel 4.<br />

Overzicht van de resultaten per cameraval<br />

48


2.1 Vastgestelde soorten<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn tijdens het <strong>onderzoek</strong> 4 soorten reptielen waargenomen<br />

(tabel 5). Alle vier deze soorten zijn strikter beschermd<br />

(Tabellen 2 en 3 van de AMvB art. 75). Drie soorten zijn opgenomen<br />

op de Rode Lijst en vier soorten zijn opgenomen op de Oranje Lijst.<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F<br />

Hazelworm Anguis fragilis 4/P 3-I<br />

Levendbarende hagedis Lacerta vivipara GE 4 2<br />

Zandhagedis Lacerta agilis KW 2 3-IV<br />

Ringslang Natrix natrix KW 4/P 3-I<br />

Deze bespreking bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

• Status<br />

• Verspreiding en habitatkeuze op de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug en/of de<br />

provincie<br />

• Verspreiding en habitatkeuze op de <strong>vliegbasis</strong><br />

• Omvang populatie op de <strong>vliegbasis</strong><br />

• Eventuele bijzonderheden<br />

Tabel 5.<br />

Vastgestelde reptielen<br />

De soorten waarbij in de kolom F&F een cijfer staat, zijn beschermd krachtens de<br />

Flora- en Faunawet; het cijfer verwijst naar de tabel (toelichtende brochure;<br />

LNV 2005) waarin ze zijn opgenomen en daarmee naar de striktheid van de<br />

bescherming. Voor soorten die zijn opgenomen in Tabel 3 van de AMvB art. 75<br />

geeft het Romeinse cijfer aan of de soort wel (IV) of niet (I) is opgenomen in<br />

Bijlage IV van de Habitatrichtlijn.<br />

De soorten waarbij in de kolom Rode Lijst de afkorting KW (kwetsbaar) of GE<br />

(gevoelig) staat, zijn opgenomen in deze lijst. De aanduidingen Kwetsbaar en<br />

Gevoelig verwijzen naar de mate van bedreiging. De soorten waarbij in de kolom<br />

Oranje Lijst een 2, een 4 of P (prioritaire soort) staat, zijn opgenomen in deze lijst.<br />

Categorie 2 in de Oranje Lijst staat gelijk aan de categorie Ernstig bedreigd uit de<br />

Rode Lijst en categorie 4 (potentieel bedreigd) staat gelijk aan de categorie<br />

Kwetsbaar uit de Rode Lijst.<br />

Het <strong>onderzoek</strong> naar reptielen is op twee manieren uitgevoerd. Het<br />

voorkomen en de verspreiding van soorten uit deze groep is<br />

onderzocht tijdens de veldronden in het kader van de reguliere<br />

monitoring, waarbij gedurende de ronden in augustus en september<br />

extra aandacht is besteed aan reptielen. Daarnaast is een plaatjes<strong>onderzoek</strong><br />

uitgevoerd met behulp van dakpannen en tapijttegels voor<br />

soorten met een geringe trefkans (hazelworm, ringslang). De<br />

uitkomsten van dit <strong>onderzoek</strong> worden besproken in paragraaf 2.4.<br />

2.2 Soortbesprekingen<br />

In de volgende paragrafen worden de vastgestelde soorten besproken.<br />

Omdat alle reptielen een striktere bescherming genieten (Tabel 2 en 3<br />

van de AMvB art. 75) is van alle soorten een uitgebreide bespreking<br />

opgesteld en een verspreidingskaart gepresenteerd.<br />

In augustus is onder een van de uitgelegde tapijttegels een ringslang gevonden (IW)<br />

(volgende pagina) Gevarieerde heide waarin grote pollen struikheide afwisselen met<br />

grazige delen, met mossen en korstmossen begroeide plekken en stukken open zand,<br />

vormen een zeer geschikt habitat voor reptielen, augustus 2010 (HV)<br />

50


2.3 De soorten<br />

2.3.1 Hazelworm Anguis fragilis<br />

met een rijke ondergroei van onder andere bosbes en/of een dikke<br />

strooisellaag, langs bosranden en aan de randen van heidevelden. Ook<br />

worden veel hazelwormen gezien op en langs verharde en onverharde<br />

paden en wegen in bosgebieden. De (bermen van) wegen en paden<br />

gebruiken ze om te zonnen en op te warmen. Het gebeurt regelmatig<br />

dat hazelwormen die op een pad of een weg liggen op te warmen,<br />

worden doodgetrapt of doodgereden.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Hazelwormen komen verspreid over de gehele <strong>vliegbasis</strong> voor. Ze zijn<br />

aangetroffen langs de randen van graslanden, in bermen van wegen<br />

en paden, in bossen en op heidevelden. De graslanden waar<br />

hazelwormen zijn gezien, betroffen graslanden met een wat ruig<br />

pollerige structuur (ten zuiden van baankop-oost) of graslanden met<br />

een vrij dikke vervilte zode van schapengras (Sheltergebied). In alle<br />

gevallen waarin hazelwormen in graslanden of in grazige milieus zijn<br />

gezien, werden de waarnemingen verricht op plaatsen die minder dan<br />

vijftig meter van bos, struweel of oude heide liggen.<br />

Er is tijdens de inventarisaties één dood exemplaar gevonden. Het<br />

betrof hier een doodgereden dier op het nieuwe fietspad over de<br />

<strong>vliegbasis</strong>, dat werd gevonden drie dagen na de ingebruikname.<br />

Hazelwormen komen met uitzondering van de uitgestrekte graslanden rond de banen<br />

verspreid over de gehele <strong>vliegbasis</strong> voor, september 2008 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: kwetsbaar (potentieel bedreigd)<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De hazelworm is in de provincie <strong>Utrecht</strong> beperkt tot de Heuvelrug, de<br />

bosgebieden langs de flanken daarvan en de Gelderse Vallei. De<br />

hoogste dichtheden worden aangetroffen in droge tot vochtige bossen<br />

Omvang populatie<br />

Inclusief de dieren die bij het plaatjes<strong>onderzoek</strong> zijn vastgesteld, zijn<br />

er in totaal 24 hazelwormen waargenomen. Een deel van de<br />

waarnemingen zal betrekking hebben op dezelfde dieren. In 2009 zijn<br />

er op een deel van de <strong>vliegbasis</strong> 5 hazelwormen gezien, deels op<br />

geheel andere locaties dan in 2010. Op basis van deze verzamelde<br />

gegevens is niet veel te zeggen over de populatieomvang. Wel kan<br />

worden geconcludeerd dat de dichtheid van hazelwormen op de<br />

<strong>vliegbasis</strong> naar alle waarschijnlijkheid laag is. De dichtheden die naar<br />

wordt verondersteld in optimale gebieden kunnen worden gehaald –<br />

enkele tientallen hazelwormen per hectare – worden niet eens bij<br />

benadering gehaald.<br />

Figuur 20 (volgende pagina). Verspreiding hazelworm<br />

52


2.3.2 Levendbarende hagedis Zootoca vivipara<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komen nauwelijks vochtige biotopen voor: de mogelijke oorzaak van<br />

de relatieve schaarste van de levendbarende hagedis, april 2009 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 2<br />

Rode Lijst: gevoelig<br />

Oranje Lijst: kwetsbaar (potentieel bedreigd)<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De levendbarend hagedis komt in de provincie <strong>Utrecht</strong> voor op de<br />

<strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug en in de Gelderse Vallei. De soort leeft daar op<br />

droge tot vochtige heidevelden, in met heide begroeide bermen van<br />

wegen en paden, langs de oevers van vennen en in bossen. De soort<br />

heeft een duidelijke voorkeur voor vochtige tot natte terreinen. Een<br />

grote populatie is bijvoorbeeld aanwezig in de vochtige heide van het<br />

Breeveen ten noorden van Leersum. In bossen komen ze behalve<br />

langs paden ook voor op met heide en opslag begroeide kapvlakten en<br />

in open bospercelen met een ondergroei van pijpenstrootje. In de<br />

Gelderse Vallei is de soort beperkt tot enkele vochtige heideterreinen<br />

en een enkele schrale wegberm begroeid met vochtige heide.<br />

De levendbarende hagedis gaat in Nederland in aantal achteruit. Ook<br />

uit <strong>Utrecht</strong> zijn verschillende plaatsen bekend waar de soort meer of<br />

minder sterk achteruitgaat of is verdwenen.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> is de levendbarende hagedis betrekkelijk schaars, wat<br />

gezien de voorkeur voor vochtiger terreinen niet zo verbazend is. De<br />

waarnemingen concentreren zich op zes deelgebieden: de bosstrook<br />

langs de spoorlijn aan de noordzijde van de noordelijke heide, de<br />

zuidzijde van de noordelijke heide, de heidestrook ten zuiden van het<br />

vroegere gebouw 257, de heide aan de noordkant van de Middle East<br />

en de heidestroken langs baankop-oost (figuur 21). Overeenkomstige<br />

kenmerken van de genoemde gebiedsdelen zijn dat de begroeiing wat<br />

vochtiger is (vooral in de Middle East) en dat pijpenstrootje een zeker<br />

aandeel in de vegetatie heeft.<br />

Omvang populatie<br />

In 2010 zijn in totaal 67 levendbarende hagedissen gezien en in 2009<br />

32. Ruim een derde van de dieren die in 2010 zijn waargenomen, was<br />

juveniel. Van elk hectarehok wordt bij de monitoring ongeveer<br />

20 procent onderzocht (zie deel 1: Gebied, weer, methode). Omdat<br />

aan hagedissen extra aandacht is besteed, ligt dit percentage<br />

ongeveer op 40. Er worden echter ook dieren gemist doordat ze niet<br />

opvallen of wegvluchten. Hiermee rekening houdend wordt de omvang<br />

van de populatie van de levendbarende hagedis op de <strong>vliegbasis</strong><br />

geschat op ten minste 350 dieren.<br />

Figuur 21 (volgende pagina). Verspreiding levendbarende hagedis<br />

54


2.3.3 Zandhagedis Lacerta agilis<br />

zonnige heidebermen langs (spoor)wegen en paden. In lage<br />

dichtheden wordt de zandhagedis ook aangetroffen in open bossen<br />

met een ondergroei van grassen en heide. In <strong>Utrecht</strong> komen grote<br />

populaties onder andere voor op de Leusderheide, op en in de<br />

omgeving van de Remmerdense Heide en in de bermen van rijksweg<br />

A28 ten westen van Leusden.<br />

De zandhagedis is de afgelopen jaren in aantal toegenomen. Op<br />

diverse terreinen waar de soort was verdwenen, heeft hij zich opnieuw<br />

gevestigd.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De verspreiding op de <strong>vliegbasis</strong> heeft vier duidelijke kernen: de<br />

noordelijke heide, de omgeving van de BOSpomp, het zuidwestelijke<br />

deel van het Sheltergebied en de heideveldjes bij baankop-west, en de<br />

heideterreinen rond het cargoplatform, bij baankop-oost en in de<br />

Middle East (figuur 22). De belangrijkste kernen zijn de noordelijke<br />

heide en de wijdere omgeving van baankop-oost. In sommige delen op<br />

de <strong>vliegbasis</strong> komt de zandhagedis samen met de levendbarende<br />

hagedis voor.<br />

De zandhagedis komt in de droge heideterreinen op de <strong>vliegbasis</strong> vrij algemeen voor;<br />

baltsende zandhagedissen, april 2009 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3, Habitatrichtlijn IV<br />

Rode Lijst: kwetsbaar<br />

Oranje Lijst: ernstig bedreigd (sterk bedreigd)<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De zandhagedis komt in de provincie <strong>Utrecht</strong> alleen voor op de<br />

<strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug. Het is een kenmerkende soort van droge,<br />

structuurrijke heideterreinen met een afwisseling van jonge en oude<br />

heide, plekken met kaal zand, grassen, mosvegetaties en enig struweel<br />

of enkele bomen. Daarnaast komt de soort plaatselijk veel voor in<br />

Omvang populatie<br />

In 2010 zijn in totaal 354 zandhagedissen gezien en in 2009 waren dat<br />

er 97. Ongeveer 25 procent van de waargenomen dieren was juveniel<br />

en ongeveer 5 procent subadult. Op grond van dezelfde berekening als<br />

voor de levendbarende hagedis wordt de omvang van de populatie<br />

zandhagedissen van de <strong>vliegbasis</strong> geschat op minstens 1250 dieren.<br />

Figuur 22 (volgende pagina). Verspreiding zandhagedis<br />

56


2.3.4 Ringslang Natrix natrix<br />

Van de ringslang is een kleine (deel)populatie aanwezig in het noordelijk bosgebied,<br />

mei 2007 (JG)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 3<br />

Rode Lijst: kwetsbaar<br />

Oranje Lijst: kwetsbaar (potentieel bedreigd)<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De provincie <strong>Utrecht</strong> vormt tezamen met een deel van het aangrenzende<br />

Noord-Holland een van de drie bolwerken van de ringslang in<br />

Nederland. Grotere deelpopulaties komen onder andere voor in de<br />

kwelgebieden aan de zuidwest- en westzijde van de Heuvelrug, in het<br />

Vechtplassengebied en in de omgeving van Soest. Kleinere deelpopulaties<br />

zijn te vinden in de omgeving van Rhenen, ten noorden van<br />

Leersum en in het gebied ten westen van Leusden.<br />

De ringslang leeft in allerlei verschillende habitats, zowel op zand als in<br />

laagveen. Ze kunnen worden aangetroffen in vochtige bossen, in<br />

moerassen, in graslanden, op vochtige heide en in spoorwegbermen.<br />

Een belangrijke voorwaarde is de aanwezigheid van open water,<br />

omdat hier de belangrijkste prooidieren van ringslangen – amfibieën –<br />

leven. Als aan deze voorwaarde is voldaan, komen ze soms ook in<br />

drogere habitats voor.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> is de ringslang in twee gebiedsdelen waargenomen:<br />

in het noordelijk bosgebied en in het Sheltergebied. Drie individuen<br />

zijn gezien in of bij water (ven, blusvijvers). Twee dieren zijn<br />

waargenomen in oude heide met grote pollen struikheide op minder<br />

dan driehonderd meter afstand van water. Een jong dier is gezien aan<br />

de rand van een matig droog graslandperceel op zo’n vierhonderd<br />

meter van water.<br />

De dieren die op de <strong>vliegbasis</strong> zijn waargenomen, maken vermoedelijk<br />

deel uit van een zuidelijke uitloper van de ringslangenpopulatie in het<br />

gebied ten noorden van en langs de spoorlijn <strong>Utrecht</strong>-Soest.<br />

Omvang populatie<br />

In 2010 zijn er vijf ringslangen waargenomen en in 2009 twee. In<br />

2009 werd op de noordelijke heide ook nog een doodgereden<br />

exemplaar gemeld door de wacht. Omdat ringslangen betrekkelijk<br />

lastig te inventariseren zijn, is het moeilijk een goed beeld te krijgen<br />

van het aantal dieren dat in een gebied voorkomt. Uit het geringe<br />

aantal waargenomen dieren, het feit dat er bij het plaatjes<strong>onderzoek</strong><br />

slechts één dier is aangetroffen en het ontbreken van waarnemingen<br />

uit het verleden, kan worden afgeleid dat de ringslang op de <strong>vliegbasis</strong><br />

schaars is. Naar verwachting leven er niet meer dan enkele tientallen<br />

dieren.<br />

Figuur 23 (volgende pagina). Verspreiding ringslang<br />

58


2.4 Plaatjes<strong>onderzoek</strong><br />

Om inzicht te krijgen in het voorkomen en de verspreiding van<br />

reptielen, met name de soorten die lastig te inventariseren zijn<br />

(hazelworm en ringslang), zijn in het gebied op 40 locaties een dakpan<br />

en een tapijttegel uitgelegd (figuur 24).<br />

Figuur 24. Locaties waar dakpannen en tapijttegels zijn uitgelegd<br />

Op veertig locaties op de <strong>vliegbasis</strong> zijn voor het <strong>onderzoek</strong> naar reptielen een dakpan<br />

en een tapijttegel uitgelegd (HV)<br />

Aanvullend zijn in september op de Kippenfarm nog op vier locaties<br />

dakpannen neergelegd. Hazelwormen en ringslangen gebruiken de<br />

dakpannen en tapijttegels om onder te schuilen en eventueel op te<br />

warmen.<br />

Onder zestien tapijttegels en/of dakpannen (tabel 6) zijn tijdens het<br />

<strong>onderzoek</strong> reptielen aangetroffen. Dat wil zeggen dat bij ruim een<br />

derde van de uitgelegde plaatjes er sprake was van een positief<br />

resultaat. In totaal zijn onder de dakpannen en tapijttegels<br />

vierentwintig keer reptielen aangetroffen. De tapijttegels bleken hierbij<br />

meer in trek dan de dakpannen. Negentien maal werd een reptiel<br />

aangetroffen onder een tapijttegel en slechts vijf keer onder een<br />

dakpan (tabel 6).<br />

60


Plaatnummer<br />

1 2 5<br />

14<br />

17 18 20<br />

Nederlandse naam t d t d t d t d t d t d t d<br />

Hazelworm (1) 2 1 1 1 (1)<br />

Levendbarende hagedis (1)<br />

Zandhagedis 1 1<br />

Ringslang 1<br />

Plaatnummer 22 25 28<br />

31<br />

37 38 41 42 43<br />

Nederlandse naam t d t d t d t d t d t d d d d<br />

Hazelworm 1 (1) 1 1 1 (1) 1 2<br />

Levendbarende hagedis (1)<br />

Zandhagedis 1 3<br />

Ringslang<br />

Tabel 6.<br />

Locaties waar onder een dakpan of tapijttegel reptielen<br />

zijn waargenomen<br />

t = tapijttegel; d = dakpan; de getallen tussen haakjes hebben<br />

betrekking op waarnemingen buiten de reguliere controles<br />

De hazelworm werd zestien keer onder een dakpan of een tapijttegel<br />

gevonden. Het was daarmee in het plaatjes<strong>onderzoek</strong> veruit de<br />

talrijkste soort. Zandhagedis was met zes vondsten een goede tweede.<br />

Levendbarende hagedis en ringslang werden twee respectievelijk één<br />

maal onder de plaatjes gevonden.<br />

De hazelworm is het vaakst onder de tapijttegels en dakpannen aangetroffen (IW)<br />

61


3.1 Vastgestelde soorten<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> zijn tijdens het <strong>onderzoek</strong> 5 soorten amfibieën waargenomen<br />

(tabel 7). Van de vastgestelde soorten geniet alleen de<br />

Alpenwatersalamander een striktere bescherming (Tabellen 2 van de<br />

AMvB art. 75). Geen van de soorten is opgenomen op de Rode of<br />

Oranje Lijst.<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F<br />

Alpenwatersalamander Triturus alpestris 2<br />

Kleine watersalamander Triturus vulgaris 1<br />

Gewone pad Bufo bufo 1<br />

Bruine kikker Rana temporaria 1<br />

Bastaardkikker Rana klepton esculenta 1<br />

Tabel 7.<br />

Vastgestelde reptielen<br />

De soorten waarbij in de kolom F&F een cijfer staat, zijn beschermd krachtens de<br />

Flora- en Faunawet; het cijfer verwijst naar de tabel (toelichtende brochure;<br />

LNV 2005) waarin ze zijn opgenomen en daarmee naar de striktheid van de<br />

bescherming. Voor soorten die zijn opgenomen in Tabel 3 van de AMvB art. 75<br />

geeft het Romeinse cijfer aan of de soort wel (IV) of niet (I) is opgenomen in<br />

Bijlage IV van de Habitatrichtlijn.<br />

In de kolommen Rode en Oranje Lijst ontbreken aanduidingen voor de mate van<br />

bedreiging, omdat geen van de soorten is opgenomen in een van beide lijsten.<br />

Ook het <strong>onderzoek</strong> naar amfibieën is op twee manieren uitgevoerd.<br />

Het voorkomen en de verspreiding van soorten uit deze groep is<br />

onderzocht tijdens de veldronden in het kader van de reguliere<br />

monitoring, waarbij ook de waterlichamen zijn bezocht. Daarnaast zijn<br />

de waterlichamen in het gebied (ven, vijvers en blusvijvers) gericht<br />

onderzocht op de aanwezigheid van amfibieën, waarbij deze ten<br />

minste eenmaal bemonsterd zijn met een groot net.<br />

3.2 Soortbesprekingen<br />

In de volgende paragrafen worden de vastgestelde soorten besproken.<br />

Omdat alle reptielen een striktere bescherming genieten (Tabel 2 en 3<br />

van de AMvB art. 75) is van alle soorten een uitgebreide bespreking<br />

opgesteld en een verspreidingskaart gepresenteerd.<br />

Het bemonsteren van de waterlichamen was door de aanwezigheid van gaas langs de<br />

oevers of door dikke lagen bladafval in het water niet altijd even makkelijk, bosvijver<br />

ten zuiden van de hondensectie, juni 2010 (IW)<br />

De soortbespreking bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

• Status<br />

• Verspreiding en habitatkeuze op de <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug en/of de<br />

provincie<br />

• Verspreiding en habitatkeuze op de <strong>vliegbasis</strong><br />

• Omvang populatie op de <strong>vliegbasis</strong><br />

• Eventuele bijzonderheden<br />

(volgende pagina) Blusvijver 5 aan de noordzijde van het Munitiepark is een van<br />

soortenrijkste wateren op de <strong>vliegbasis</strong>, mei 2010 (HV)<br />

64


3.3 De soorten<br />

3.3.1 Alpenwatersalamander Triturus alpestris<br />

in 1946 bij Doorn. Ruim dertig jaar later werd de soort tussen Doorn<br />

en Driebergen waargenomen door de auteur dezes. Uitgezet of niet,<br />

de Alpenwatersalamander komt tegenwoordig op en langs de randen<br />

van de centrale en noordwestelijke Heuvelrug plaatselijk algemeen<br />

voor. Het waterhabitat bestaat uit kwelsloten, poelen, vijvers, vennen<br />

en soms zelfs in tuinvijvers. Vaak is er in de wateren waar de soort<br />

voorkomt bijna geen plantengroei en is de bodem bedekt met een<br />

dikke laag bladafval. Als landhabitat genieten bossen (loofbossen en<br />

gemengde bossen) en houtwallen de voorkeur. Een deel van de dieren<br />

overwintert in het water, maar de meerderheid overwintert op het<br />

land, onder anderen in holen, onder houtstapels en stenen en in<br />

kelders.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De Alpenwatersalamander is in 2010 alleen vastgesteld in het<br />

bosvijvertje ten zuiden van de hondensectie. Deze vijver ligt midden in<br />

een perceel gemengd bos. Waterplanten zijn zo goed als afwezig en de<br />

bodem is bedekt met een dikke laag blad.<br />

Omvang populatie<br />

In de vijver ten zuiden van de hondensectie zijn tien dieren gevangen.<br />

Op grond hiervan wordt de totale omvang van de populatie geschat op<br />

enkele tientallen dieren.<br />

In juni zijn in het bosvijvertje ten zuiden van de hondensectie verschillende<br />

Alpenwatersalamanders gevangen, juni 2010 (IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 2<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De algemene (maar niet per definitie juiste) opvatting is dat uitgezette<br />

dieren aan de basis hebben gestaan van <strong>Utrecht</strong>se populaties van de<br />

Alpenwatersalamander. De soort werd in <strong>Utrecht</strong> voor het eerst gezien<br />

Bijzonderheden<br />

In 2011 is de Alpenwatersalamander ook vastgesteld in de blusvijvers<br />

4 en 5 in het Munitiepark.<br />

Figuur 25 (volgende pagina). Verspreiding Alpenwatersalamander<br />

66


3.3.2 Kleine watersalamander Triturus vulgaris<br />

watersalamanders vaak afwezig. Het landhabitat van bestaat uit<br />

bossen, struwelen en ruigten. De dieren overwinteren onder andere<br />

onder houtstapels en bladhopen, onder stenen en in schuren, kruipruimten<br />

en kelders.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De kleine watersalamander is in alle wateren op de <strong>vliegbasis</strong><br />

vastgesteld (figuur 26). Veruit de meeste dieren zijn waargenomen in<br />

blusvijver 1 in het Sheltergebied. De watervegetatie van deze vijver is<br />

goed ontwikkeld en bestaat uit drijvend en tenger fonteinkruid. Langs<br />

de oever komt een dichte begroeiing van onder andere gewone<br />

waterbies, veldrus en wolfspoot voor.<br />

Omvang populatie<br />

De populatie van de <strong>vliegbasis</strong> wordt op basis van de waarnemingen in<br />

2010 geschat op enkele honderden dieren.<br />

De kleine watersalamander komt in alle wateren op de <strong>vliegbasis</strong> voor. Op de foto een<br />

mannetje, juni 2010 (IW)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De kleine watersalamanders is in <strong>Utrecht</strong> een algemene soort die<br />

allerlei wateren in open tot besloten landschappen kan worden<br />

aangetroffen. Het waterhabitat bestaat uit (kwel)sloten, poelen,<br />

vijvers, vennen, tuinvijvers en zelfs drinkbakken. De voortplantingswateren<br />

zijn weinig beschaduwd en hebben rijke begroeiing van<br />

water- en oeverplanten. In zure wateren (pH < 5) zijn kleine<br />

Figuur 26 (volgende pagina). Verspreiding kleine watersalamander<br />

68


3.3.3 Gewone pad Bufo bufo<br />

waterhabitat bestaat uit sloten, poelen, vijvers, vennen, tuinvijvers en<br />

weteringen. Het landhabitat van bestaat uit bossen, plantsoenen,<br />

parken, struwelen, heidevelden, moerassen en ruigten, mits deze een<br />

afwisselende structuur hebben en er voldoende plekken zijn waar de<br />

dieren zich kunnen verschuilen. Gewone padden overwinteren in de<br />

grond, vaak in droge bossen, maar in het open land ook wel in dijken,<br />

op erven en in kelders.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De gewone pad is met uitzondering van de bosvijver ten zuiden van de<br />

hondensectie in of nabij alle wateren op de <strong>vliegbasis</strong> waargenomen<br />

(figuur 27). In vijf wateren is ook voortplanting vastgesteld. Opvallend<br />

is dat er bijna geen gewone padden zijn gezien in hun landhabitat, dus<br />

buiten de directe omgeving van water.<br />

Buiten de directe omgeving van wateren zijn op de <strong>vliegbasis</strong> bijna geen padden<br />

gezien, juni 2007 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De gewone pad is in <strong>Utrecht</strong> een algemene soort die allerlei wateren<br />

kan worden aangetroffen. De soort heeft een voorkeur voor<br />

afwisselende, kleinschalige landschappen, maar komt ook voor in het<br />

stedelijk gebied, vooral in de dorpen langs de Heuvelrug. Het<br />

Omvang populatie<br />

De populatie van de <strong>vliegbasis</strong> wordt op basis van de waarnemingen in<br />

2010 geschat op enkele honderden dieren. In de tijd dat er larven zijn,<br />

zijn de aantallen echter veel groter. Zo is een schatting gemaakt van<br />

het aantal larven van bruine kikker en gewone pad in blusvijver 5. Het<br />

geschatte aantal, gebaseerd op steekproefsgewijze tellingen van<br />

enkele delen van de vijver die zijn geëxtrapoleerd naar de totale<br />

oppervlakte, bedroeg 24.000 dieren (gewone pad en bruine kikker<br />

samen).<br />

Bijzonderheden<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komen verschillende putten voor, onder andere bij de<br />

verkeerstoren en bij blusvijver 4, die voor padden als dodelijke vallen<br />

werken. De dieren komen er op de een of andere manier in terecht,<br />

maar kunnen er nooit meer uitkomen.<br />

Figuur 27 (volgende pagina). Verspreiding gewone pad<br />

70


3.3.4 Bruine kikker Rana temporaria<br />

komen ze veelvuldig voor in het stedelijk gebied, vooral in dorpen,<br />

waar ze zich voortplanten in tuinvijvers. Op het land hebben ze een<br />

voorkeur voor bossen, struwelen en tuinen. Bruine kikkers kunnen<br />

zowel in het water als op het land (onder blad- en takkenhopen, onder<br />

stenen, in kelders en kruipruimten) overwinteren.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De gewone pad is met uitzondering van de bosvijver ten zuiden van de<br />

hondensectie en van blusvijver 4 in of nabij alle wateren op de<br />

<strong>vliegbasis</strong> waargenomen (figuur 28). In vijf wateren is ook voortplanting<br />

vastgesteld.<br />

Omvang populatie<br />

De populatie van de <strong>vliegbasis</strong> wordt op basis van de waarnemingen in<br />

2010 geschat op enkele tientallen dieren. In de tijd dat er larven zijn,<br />

zijn de aantallen echter veel groter. Zo is een schatting gemaakt van<br />

het aantal larven van bruine kikker en gewone pad in blusvijver 5. Het<br />

geschatte aantal, gebaseerd op steekproefsgewijze tellingen van<br />

enkele delen van de vijver die zijn geëxtrapoleerd naar de totale<br />

oppervlakte, bedroeg 24.000 dieren (gewone pad en bruine kikker<br />

samen).<br />

Ook bruine kikkers zijn maar weinig buiten de directe omgeving van de vijvers gezien.<br />

Misschien houden de dieren zich gezien het droge karakter van het gebied het gehele<br />

jaar in de nabijheid van het water op. Paartje bruine kikkers, maart 2007 (HB)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De bruine kikker is in de provincie <strong>Utrecht</strong> een algemene soort die<br />

bijna overal kan worden aangetroffen. De soort heeft een voorkeur<br />

voor kleinere wateren zoals poelen, vijvers, vennen (mits niet te zuur)<br />

en sloten. In groot open water worden ze weinig waargenomen. Wel<br />

Bijzonderheden<br />

Op de <strong>vliegbasis</strong> komen verschillende putten voor, onder andere bij de<br />

verkeerstoren en bij blusvijver 4, die voor bruine kikkers als dodelijke<br />

vallen werken. De dieren komen er op de een of andere manier in<br />

terecht, maar kunnen er nooit meer uitkomen.<br />

Figuur 28 (volgende pagina). Verspreiding bruine kikker<br />

72


3.3.5 Bastaardkikker Rana klepton esculenta<br />

goed ontwikkelde watervegetatie. Bastaardkikkers komen het hele jaar<br />

door in de buurt van water voor. Op grotere afstand van water worden<br />

ze weinig waargenomen. Een (groot) deel van de dieren overwintert<br />

ook in het water.<br />

Voorkomen op de <strong>vliegbasis</strong><br />

De bastaardkikker is op de <strong>vliegbasis</strong> alleen waargenomen in het ven<br />

in de noordelijke heide en in blusvijver 3 (figuur 29). In het ven zijn<br />

enkele tientallen dieren waargenomen, in blusvijver 3 slechts vier. In<br />

geen van deze beide wateren is voortplanting vastgesteld, maar<br />

voortplanting in het ven is aannemelijk.<br />

Omvang populatie<br />

De populatie van de <strong>vliegbasis</strong> wordt op basis van de waarnemingen in<br />

2010 geschat op enkele tientallen dieren.<br />

Bijzonderheden<br />

Er zijn in 2010 geen poelkikkers op de <strong>vliegbasis</strong> waargenomen, maar<br />

het ven vormt voor deze soort in potentie een geschikt habitat.<br />

De bastaardkikker is op de <strong>vliegbasis</strong> schaars en slechts bij twee wateren vastgesteld.<br />

Kwakende bastaardkikker, mei, 2007 (JG)<br />

Status<br />

Flora- en Faunawet: Tabel 1<br />

Rode Lijst: -<br />

Oranje Lijst: -<br />

Voorkomen in <strong>Utrecht</strong><br />

De bastaardkikker is in de provincie <strong>Utrecht</strong> een algemene soort die in<br />

veel gebieden wordt aangetroffen. Alleen in sommige delen van het<br />

westen, zuidwesten en noordoosten komt deze kikker niet voor. De<br />

bastaardkikker komt in uiteenlopende habitats voor: in moerassen,<br />

vennen, poelen, sloten en in het stedelijk gebied ook in tuinvijvers. De<br />

soort heeft een voorkeur voor open gebieden en voor wateren met een<br />

Figuur 29 (volgende pagina). Verspreiding bastaardkikker<br />

74


Bakker C. 2010. Inrichtings- en beheerplan voormalige Vliegbasis<br />

<strong>Soesterberg</strong> (concept). Maatregelen voor natuur, cultuurhistorie en<br />

recreatie. Het <strong>Utrecht</strong>s Landschap, De Bilt.<br />

Bijtel. H.J.V. & I.W. van Woersem 2010. <strong>Ecologisch</strong> <strong>onderzoek</strong>, inclusief<br />

natuurtoets, Museumkwartier, voormalige Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>,<br />

gemeente Soest. Basisrapport. Van den Bijtel <strong>Ecologisch</strong> Onderzoek,<br />

Driebergen-Rijsenburg.<br />

Alterra 2001. Handboek Robuuste Verbindingen. <strong>Ecologisch</strong>e<br />

randvoorwaarden. Rapport, Wageningen.<br />

Alterra 2007. Website Bodemdata.nl. (http://www.bodemdata.nl/).<br />

Arcadis 2009. Ruimtelijk plan Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. Toetsing aan de<br />

Saldobenadering EHS. Programmabureau Hart van de Heuvelrug,<br />

<strong>Utrecht</strong>.<br />

Backes, Ch.W., P.J.J. van Buuren & A.A. Freriks 2004. Hoofdlijnen<br />

natuurbeschermingsrecht. Sdu Uitgevers bv., Den Haag.<br />

Bal, D., H.M. Beije, Y.R. Hoogeveen, S.R.J. Jansen & P.J. van der Reest<br />

1995. Handboek natuurdoeltypen in Nederland. Rapport IKC-<br />

Natuurbeheer nr. 11. IKC, Wageningen.<br />

Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal &<br />

F.J. van Zadelhoff 2001. Handboek Natuurdoeltypen, Rapport<br />

Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Wageningen.<br />

Beenen, R. (red.) 1998. Werkdocument Soortenbeleid, onderdeel fauna.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Beenen, R., E. van den Dool & W. Timmers 2002. Werkdocument<br />

Soortenbeleid, onderdeel flora. <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Bergmans, W. & A. Zuiderwijk 1986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën<br />

en Reptielen en hun Bedreiging. KNNV/Nederlandse Vereniging voor<br />

herpetologie en Terrariumkunde “Lacerta”, Hoogwoud.<br />

Beusekom, R. van, et al. (red.) 2005. Rode Lijst van de Nederlandse<br />

Broedvogels. Tirion Uitgevers B.V. Baarn.<br />

Bosschap e.a. 2004. Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer. Het Bosschap,<br />

Zeist.<br />

Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen<br />

(red.) 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. St. Uitgeverij van<br />

de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Creemers, R.C.M & J.J.C.W. van Delft (red.) 2009. De amfibieën en<br />

reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal<br />

Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey –<br />

Nederland, Leiden.<br />

Delft, J. van & Creemers, R. 2000. Zandhagedissen in de provincie <strong>Utrecht</strong>.<br />

Inrichting en beheer. Brochure. <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>/RAVON,<br />

<strong>Utrecht</strong>/Nijmegen.<br />

DGW&T 1995. Inventarisatie en monitoring van natuurwaarden op<br />

Defensieterreinen. Rapport, Leiden.<br />

Dienst Regelingen van het ministerie van LNV 2009. Wijziging beoordeling<br />

ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Brief,<br />

Den Haag.<br />

Dienst Vastgoed Defensie 2009. Inrichtingskaart Museumkwartier.<br />

Diepenbroek, A. van 1999. Veldgids diersporen. Stichting Uitgeverij KNNV,<br />

<strong>Utrecht</strong>.<br />

Dijk, A.J. van 1996. Broedvogels inventariseren in proefvlakken<br />

(handleiding Broedvogel Monitoring Project). SOVON, Beek-Ubbergen.<br />

Eggels G. 1998. Het Amsterdam-Rijnkanaal en de verdroging. TU Delft.<br />

Gegevensautoriteit Natuur, Netwerk Groene Bureaus & Zoogdiervereniging<br />

2010. Het protocol voor vleermuisinventarisaties (www.natuurnet.nl).<br />

Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R.<br />

Lenders 1996. Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in<br />

Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC Natuurbeheer<br />

nr. 25. IKC, Wageningen.<br />

Lange, R., P. Twisk, A. van Winden & A. van Diepenbeek 1994. Zoogdieren<br />

van West-Europa. KNNV Uitgeverij/Vereniging voor Zoogdierkunde en<br />

Zoogdierbescherming, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Lenders, H.J.R., C.C.H. Marijnissen & R.P.W.H. Felix 1993. Waarnemen en<br />

herkennen van amfibieën en reptielen in het veld. Stichting RAVON,<br />

Nijmegen.<br />

Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) 1997. Atlas van de<br />

Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie.<br />

KNNV-Uitgeverij, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Lina, P.H.C. en G. van Ommering 1996. Bedreigde en kwetsbare vogels in<br />

Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer<br />

nr. 21. IKC, Wageningen.<br />

78


Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal 2000.<br />

Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met<br />

voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26(4):85-208.<br />

Ministerie van LNV 2000. Bescherming van planten en dieren. Over de<br />

Flora- en Faunawet. Brochure nr. 03. Ministerie van LNV,<br />

’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2002a. Ter bescherming van onvervangbare flora en<br />

fauna. Algemene toelichting op de Flora- en Faunawet. Ministerie van<br />

LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2002b. Soortbescherming bij ruimtelijke ingrepen en<br />

dergelijke. Over de Flora- en Faunawet in Nederland. Ministerie van<br />

LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2005. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met<br />

beschermde planten en dieren. De Flora- en Faunawet in de praktijk;<br />

informatie over vrijstellingen, ontheffingen en gedragscodes. Ministerie<br />

van LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2009. Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en<br />

Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, 25344, houdende vaststelling<br />

van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV,<br />

’s Gravenhage.<br />

Ministeries van LNV en VROM & <strong>Provincie</strong>s 2007. Spelregels EHS.<br />

Brochure. ’s-Gravenhage.<br />

Mostert, K., K. Spoelstra & J.P. Bekker 2005. Het voorkomen van de<br />

gewone baardvleermuis (Myotis Mystacinus) en Brandts vleermuis<br />

(Myotis brandtii) in Nederland. Lutra 48 (1): 57-64.<br />

Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Zwaay & I. Wynhoff 1995.<br />

Bedreigde en kwetsbare dagvlinders in Nederland. Toelichting op de<br />

Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer nr. 18, IKC, Wageningen.<br />

Programmabureau Hart van de Heuvelrug 2009. Hart van de Heuvelrug,<br />

Ruimtelijk plan Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong>. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 1992. Beleidsplan Natuur en Landschap <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

(BNLU). Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 1993. Werkdocument <strong>Ecologisch</strong>e Verbindingszones.<br />

Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2002a. <strong>Utrecht</strong>se Natuurdoeltypen. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2002b. Natuurgebiedsplan <strong>Utrecht</strong>se Heuvelrug. Rapport,<br />

<strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2004. Streekplan 2005-2015. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2005a. Handleiding bestemmingsplannen 2005<br />

(concept). Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2005b. Inhoud <strong>onderzoek</strong> door initiatiefnemer naar<br />

significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van de<br />

EHS (concept). Notitie, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2005c. Herziening Natuurgebiedsplannen <strong>Provincie</strong><br />

<strong>Utrecht</strong> 2005. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2007. Uitwerking ruimtelijk beleid verblijfsrecreatie<br />

binnen de EHS (Heuvelrug). B-stuk. Notitie, <strong>Utrecht</strong>.<br />

<strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong> 2008. Structuurvisie <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>. Rapport, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & V. Westhoff 1995. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 1. Inleiding tot de plantensociologie – grondslagen,<br />

methoden en toepassingen. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1995. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 2. Plantengemeenschappen van wateren, moerassen<br />

en natte heiden. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1996. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen<br />

en droge heiden. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff 1998. De vegetatie van<br />

Nederland. Deel 4. Plantengemeenschappen van de kust en van<br />

binnenlandse pioniermilieus. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Smit, G.F.J., Th. de Jong, R, van Eekelen & J. van der Winden 2003.<br />

Soortbeschermingsplan voor de ringslang. <strong>Provincie</strong> <strong>Utrecht</strong>, <strong>Utrecht</strong>.<br />

Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) 1966. Bodemkaart van Nederland.<br />

Wageningen.<br />

Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) 1982. Geomorfologische kaart van<br />

Nederland. Wageningen.<br />

Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel 1999. De<br />

vegetatie van Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van<br />

ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Strijbosch, H. 2008. Aantallen schatten bij hagedissen. RAVON 28 10(1):<br />

1-11.<br />

Stumpel, T. & H. Strijbosch 2007. Veldgids Amfibieën en reptielen. KNNV<br />

Uitgeverij, Zeist.<br />

79


Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ 2009.<br />

Vleermuistelling Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> 2009.<br />

Vleermuiswerkgroep Defensieterreinen & Zoogdiervereniging VZZ 2010.<br />

Vleermuistelling Vliegbasis <strong>Soesterberg</strong> 2010.<br />

H. Weijs & H. van den Bijtel 2009. Handleiding Onderzoek Flora Fauna bij<br />

het <strong>Utrecht</strong>s Landschap. Rapport, De Bilt.<br />

Werf, S. van der 1991. Natuurbeheer in Nederland, deel 5. Bosgemeenschappen.<br />

Pudoc, Wageningen.<br />

80

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!