FIAT SEICENTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL
FIAT SEICENTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL
FIAT SEICENTO - Fiat-Service.nl - Informatie Systeem - NL
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>FIAT</strong><br />
<strong>SEICENTO</strong><br />
603.45.266 <strong>NL</strong><br />
INSTRUCTIEBOEK
Geachte cliënt,<br />
Hartelijk dank dat u voor een <strong>Fiat</strong> hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Seicento.<br />
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Seicento leert kennen en u uw auto op de<br />
juiste manier zult gebruiken.<br />
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.<br />
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw<br />
Seicento volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid en die van de<br />
andere inzittenden, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.<br />
In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerde onderhoud:<br />
• het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden<br />
• een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.<br />
Veel leesplezier en goede reis!<br />
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Seicento beschreven worden,<br />
dient u de informatie aan te houden die betrekking heeft op de versie, de motoruitvoering<br />
en het uitrustingsniveau van de auto die u gekocht hebt.<br />
1
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN<br />
Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de Seicento.<br />
Dankzij deze opvatting kon de Seicento strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De Seicento<br />
voldoet daarmee aan de hoogste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid, al voorbereid<br />
op de toekomstige normen.<br />
Daarnaast is de Seicento door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het behoud<br />
van het milieu, een auto die navolging verdient.<br />
Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu<br />
en waarmee de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.<br />
De Seicento is niet alleen een milieubewuste auto tijdens het gebruik, maar ook daarna. <strong>Fiat</strong> heeft hard gewerkt<br />
een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Aan het einde van zijn lange levensduur kan de Seicento<br />
eenvoudig ontmanteld en al zijn onderdelen gerecycleerd worden. Voor de natuur betekent dat een groot<br />
voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.<br />
2 WEGWIJS IN UW AUTO
De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra<br />
aandacht voor vragen.<br />
Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het<br />
gaat:<br />
Veiligheid van de inzittenden.<br />
Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen<br />
van deze instructies kan gevaar<br />
opleveren voor de inzittenden.<br />
SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK<br />
Bescherming van het milieu.<br />
Aanwijzing voor het juiste gedrag,<br />
zodat het gebruik van de auto zo min<br />
mogelijk schade aan het milieu<br />
oplevert.<br />
Conditie van de auto.<br />
Attentie. Het niet of gedeeltelijk<br />
opvolgen van deze instructies schaadt<br />
de conditie van de auto en zal in<br />
veel gevallen ook de garantie doen<br />
vervallen.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
3
SYMBOLEN<br />
Op of in de nabijheid van enkele<br />
onderdelen van uw Seicento zijn specifiek<br />
gekleurde plaatjes aangebracht<br />
met daarop symbolen die uw aandacht<br />
vragen en die voorzorgsmaatregelen<br />
aangeven die u in acht moet nemen als<br />
u met het betreffende onderdeel te<br />
maken krijgt.<br />
4 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
<strong>FIAT</strong> CODE<br />
Voor een nog betere bescherming<br />
tegen diefstal is de auto uitgerust met<br />
een elektronische startblokkering (<strong>Fiat</strong><br />
CODE). Het systeem schakelt automatisch<br />
in als de start-/contactsleutel<br />
wordt uitgenomen. In de handgreep van<br />
de sleutels zit een elektronisch component<br />
gemonteerd dat bij het starten<br />
van de motor een signaal ontvangt<br />
via een speciale antenne die in het<br />
start-/contactslot is ingebouwd.<br />
Dit signaal wordt omgezet in een<br />
steeds wisselende code en vervolgens<br />
aan de regeleenheid van de <strong>Fiat</strong> CO-<br />
DE gezonden, die, als de code wordt<br />
herkend, het starten van de motor<br />
mogelijk maakt.<br />
De sleutels fig. 1<br />
Bij de auto worden geleverd:<br />
– twee sleutels A als de auto is<br />
uitgerust zonder diefstalalarm;<br />
– twee sleutels A en twee afstandsbedieningen<br />
B als de auto is uitgerust<br />
met centrale portiervergrendeling met<br />
afstandsbediening en diefstalalarm.<br />
fig. 1<br />
P4Q00200
A - De sleutel met blauwe handgreep<br />
dient voor:<br />
– het starten<br />
– de portieren<br />
– de achterklep<br />
– de dop van de brandstoftank<br />
– het in-/uitschakelen van de airbag<br />
aan passagierszijde.<br />
B - Afstandsbediening voor diefstalalarm.<br />
Samen met de sleutels hebt u een<br />
CODE-card ontvangen fig. 2 waarop<br />
staat aangegeven:<br />
fig. 2<br />
P4Q00028<br />
– op de voorzijde:<br />
A - de elektronische code voor<br />
het uitvoeren van een noodstart;<br />
B - de mechanische code van de<br />
sleutels;<br />
– op de achterzijde:<br />
C - vakjes voor het aanbrengen<br />
van de codestickers van de<br />
eventuele afstandsbedieningen.<br />
De CODE-card moet op een veilige<br />
plaats worden bewaard.<br />
Wij raden u aan de elektronische<br />
code op de CODE-card altijd bij u te<br />
hebben omdat deze onmisbaar is voor<br />
het uitvoeren van een noodstart.<br />
DUPLICAATSLEUTELS<br />
Als u extra sleutels wenst, wendt u<br />
dan met alle sleutels die reeds in uw<br />
bezit zijn, en de CODE-card tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. De <strong>Fiat</strong>-dealer moet<br />
zowel de nieuwe sleutels als de reeds<br />
in uw bezit zijnde sleutels (tot<br />
een maximum van 7 sleutels) in het<br />
geheugen opslaan.<br />
De <strong>Fiat</strong>-dealer zal u vragen uw<br />
eigendomsrecht op de auto te<br />
bewijzen.<br />
Als tijdens het opslaan van een<br />
nieuwe sleutelcode de reeds opgeslagen<br />
sleutelcodes niet opnieuw worden<br />
ingevoerd, worden ze uit het<br />
geheugen gewist, zodat eventueel<br />
verloren sleutels niet meer gebruikt<br />
kunnen worden voor het starten van<br />
de motor.<br />
DE WERKING<br />
Iedere keer als u de contactsleutel in<br />
stand STOP of PARK uitneemt,<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
5
schakelt het beveiligingssysteem de<br />
startblokkering in.<br />
Draai bij het starten van de motor de<br />
start-/contactsleutel in MAR:<br />
1) Als de code wordt herkend, gaat<br />
het controlelampje ¢ op het instrumentenpaneel<br />
kort knipperen; het<br />
beveiligingssysteem heeft de door de<br />
sleutel gezonden code herkend en de<br />
startblokkering wordt opgeheven.<br />
Draai de sleutel in stand AVV om de<br />
motor te starten.<br />
2) Als het controlelampje ¢ blijft<br />
branden, wordt de code niet herkend.<br />
In dat geval raden wij u aan de sleutel<br />
in stand STOP en vervolgens in MAR<br />
te draaien; als de motor geblokkeerd<br />
blijft, probeer het dan opnieuw met de<br />
andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan zelf een noodstart uit (zie hoofdstuk<br />
NOODGEVALLEN) of raadpleeg de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Tijdens het rijden met de contactsleutel<br />
in MAR:<br />
1) Als het controlelampje ¢ tijdens<br />
het rijden gaat branden, betekent dit<br />
6 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
dat het systeem zichzelf controleert<br />
(bijv. bij een vermindering van de<br />
spanning).<br />
2) Als met de contactsleutel in MAR<br />
het controlelampje ¢ blijft knipperen,<br />
dan betekent dit dat de auto niet is<br />
beveiligd door de startblokkering.<br />
Neem contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
om alle sleutels in het geheugen te<br />
laten opslaan.<br />
BELANGRIJK Bij krachtige stoten<br />
kunnen de elektronische componenten<br />
in de sleutel beschadigd worden.<br />
BELANGRIJK Elke sleutel heeft<br />
een eigen code die verschillend is<br />
van alle andere codes, en die moet<br />
worden opgeslagen in de regeleenheid<br />
van het systeem.<br />
Bij verkoop van de auto<br />
moet de nieuwe eigenaar<br />
de sleutels van de auto<br />
(inclusief alle duplicaatsleutels<br />
waarmee de auto op dat<br />
moment is uitgerust) en de<br />
CODE-card ontvangen.<br />
DIEFSTALALARM<br />
Het diefstalalarm regelt de volgende<br />
functies:<br />
– het op afstand ver-/ontgrendelen<br />
van de portieren;<br />
– omtrekbeveiliging (openen van<br />
portieren, motorkap en achterklep);<br />
– volumetrische beveiliging (binnendringing<br />
in het interieur);<br />
– beveiliging tegen het loskoppelen<br />
of doorsnijden van de voedingskabels.<br />
DE AFSTANDSBEDIENING<br />
fig. 3<br />
De afstandsbediening is uitgerust met<br />
een knop A en een lampje B voor inschakeling<br />
van het diefstalalarm of het<br />
vergrendelen van de portieren; de<br />
knop schakelt de afstandsbediening in<br />
en het lampje knippert als de zender<br />
een code stuurt naar de ontvanger.<br />
De afstandsbediening werkt met<br />
radiogolven en moet dicht bij de auto<br />
worden bediend.
Ministeriële goedkeuring<br />
In overeenstemming met de wetgeving<br />
in ieder land ten aanzien van<br />
radiozendapparatuur:<br />
– zijn achterin dit boekje de typegoedkeuringen<br />
voor de verschillende<br />
landen gegeven.<br />
– staat, voor de landen waar een<br />
zendmachtiging verplicht is, het<br />
toelatingsnummer op de afstandsbediening.<br />
fig. 3<br />
P4Q00030<br />
DE WERKING<br />
Het diefstalalarm van de Seicento<br />
wordt bediend via de ontvanger in het<br />
plafondlampje voor (fig. 4: B knop - A<br />
lampje) en in-/uitgeschakeld via de<br />
op radiogolven werkende afstandsbediening.<br />
De sensoren C voor de interieurbeveiliging<br />
zijn in het plafondlampje<br />
geplaatst.<br />
Het systeem werkt alleen als de contactsleutel<br />
is uitgenomen in stand<br />
STOP of PARK.<br />
De regeleenheid van het diefstalalarm<br />
heeft een sirene met eigen<br />
voeding. De sirene kan buiten werking<br />
worden gesteld.<br />
fig. 4<br />
P4Q00173<br />
Diefstalalarm inschakelen: druk<br />
kort op knop A-fig. 3 van de afstandsbediening.<br />
U hoort een “biep”-geluid en<br />
de richtingaanwijzers gaan ongeveer<br />
3 seconden branden (alleen bepaalde<br />
landen).<br />
Gedurende de tijd dat het systeem<br />
is ingeschakeld, knippert het lampje<br />
A-fig. 5 links op de stuurkolombekleding.<br />
Diefstalalarm uitschakelen: druk<br />
opnieuw op de knop van de afstandsbediening.<br />
U hoort twee keer een<br />
“biep”-geluid en de richtingaanwijzers<br />
knipperen twee keer (alleen bepaalde<br />
landen).<br />
fig. 5<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
7<br />
P4Q00029
Interieurbeveiliging uitschakelen:<br />
voordat u het diefstalalarm inschakelt,<br />
is het ook mogelijk de interieurbewaking<br />
uit te schakelen. Ga als volgt<br />
te werk draai vanuit stand STOP de<br />
sleutel in stand MAR en vervolgens onmiddellijk<br />
weer in stand STOP. Trek<br />
de sleutel vervolgens uit het<br />
contactslot.<br />
Het lampje A gaat ongeveer 2<br />
seconden branden om de uitschakeling<br />
te bevestigen.<br />
U stelt de interieurbewaking weer in<br />
bedrijf (voordat u het diefstalalarm<br />
inschakelt) door de sleutel weer in<br />
stand MAR te draaien en langer dan<br />
30 seconden te wachten of door het<br />
diefstalalarm nogmaals in te schakelen.<br />
Als u bij uitgeschakelde interieurbeveiliging<br />
een via het start-/contactslot<br />
gevoede elektrische installatie wilt<br />
gebruiken (bijv. elektrische ruitbediening),<br />
moet de sleutel in stand<br />
MAR worden gedraaid, de installatie<br />
worden bediend en de sleutel binnen<br />
30 seconden weer in stand STOP<br />
worden gedraaid. Op deze manier<br />
wordt de interieurbewaking niet<br />
opnieuw ingeschakeld.<br />
8 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Sirene uitschakelen: houd de<br />
knop van de afstandsbediening<br />
gedurende 4 seconden ingedrukt<br />
tijdens het inschakelen van het diefstalalarm<br />
en laat de knop vervolgens<br />
los.<br />
Vijf “bieps” geven aan dat de sirene<br />
buiten werking is en het diefstalalarm<br />
is ingeschakeld.<br />
ZELFDIAGNOSE<br />
VAN HET SYSTEEM<br />
Als bij het inschakelen van het diefstalalarm<br />
de “biep” wordt gevolgd (na<br />
1 seconde) door een tweede, zeer<br />
korte “biep”, is het raadzaam te<br />
controleren of de portieren, de<br />
motorkap en de achterklep gesloten<br />
zijn. Probeer vervolgens nogmaals het<br />
diefstalalarm in te schakelen. Als de<br />
situatie zich herhaalt, dient u contact<br />
op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
PROGRAMMEREN<br />
VAN HET SYSTEEM<br />
Bij aflevering van de nieuwe auto is<br />
het diefstalalarm al geprogrammeerd<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer. Het verdient<br />
aanbeveling het programmeren door<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />
Als u in loop der tijd een nieuwe<br />
afstandsbediening nodig hebt, dient u<br />
contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Neemt u dan de bordeauxrode<br />
sleutel, alle andere sleutels en de<br />
CODE-card mee.
BATTERIJEN VERVANGEN<br />
fig. 6<br />
Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />
drukt en de portieren<br />
worden niet vergrendeld en de<br />
richtingaanwijzers gaan niet knipperen,<br />
dan moet u de batterijen vervangen<br />
door batterijen van hetzelfde type:<br />
1) open het plastic dekseltje door de<br />
punt van een schroevendraaier in de<br />
inkeping van het oog te steken, zoals is<br />
aangegeven in de figuur;<br />
2) plaats de nieuwe batterij B<br />
volgens de aangegeven polariteit;<br />
3) sluit het plastic dekseltje.<br />
fig. 6<br />
P4Q00031<br />
Lege batterijen zijn<br />
schadelijk voor het<br />
milieu. Ze moeten bij een<br />
daarvoor bestemd depot worden<br />
ingeleverd. Ze kunnen ook ingeleverd<br />
worden bij een <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Die zorgt vervolgens voor de<br />
afvoer.<br />
WANNEER GAAT HET<br />
ALARM AF<br />
Als het systeem is ingeschakeld, gaat<br />
het alarm in de volgende gevallen af:<br />
1) Als één van de portieren, de<br />
motorkap of de achterklep wordt<br />
geopend.<br />
2) Als de accu of de voedingskabels<br />
van het diefstalalarm worden losgemaakt.<br />
3) Als er iets in het interieur komt<br />
(volumetrische beveiliging).<br />
4) Als de contactsleutel in stand<br />
MAR wordt gedraaid.<br />
Als het alarm in werking treedt,<br />
wordt de akoestische sirene ongeveer<br />
26 seconden geactiveerd (maximaal 3<br />
maal en onderbroken door pauzes van<br />
5 seconden, als de oorzaak van het<br />
alarm blijft bestaan) en knipperen de<br />
richtingaanwijzers ongeveer 5 minuten<br />
(alleen bepaalde landen).<br />
Na een alarmsignalering schakelt het<br />
diefstalalarm over naar zijn normale<br />
bewakingsfunctie.<br />
Druk op de knop van de afstandsbediening<br />
om het alarm te onderbreken;<br />
als dit niet lukt, kunt u het alarm<br />
uitschakelen door de sleutelschakelaar<br />
fig. 7 in stand “OFF” te draaien (zie<br />
de volgende paragraaf SYSTEEM BUITEN<br />
WERKING STELLEN).<br />
fig. 7<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01054<br />
9
SYSTEEM BUITEN WERKING<br />
STELLEN<br />
Als de batterijen van de afstandsbediening<br />
leeg zijn, of als er een<br />
storing is in het diefstalalarm, kunt u<br />
het systeem buiten werking stellen<br />
met de sleutel van de sleutelschakelaar<br />
A-fig. 9, waarvan twee exemplaren<br />
zijn geleverd.<br />
Het is raadzaam de sleutels A niet<br />
in de auto te laten.<br />
Open de motorkap: de regeleenheid<br />
met sirene is voor de accu geplaatst;<br />
om het systeem buiten werking te<br />
stellen, moet u de rubber dop omhoog<br />
kantelen, de sleutel in de schakelaar<br />
steken, hem indrukken en linksom<br />
draaien (stand “OFF”): het systeem<br />
is uitgeschakeld.<br />
fig. 9<br />
10 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01055<br />
Om het systeem weer in te schakelen,<br />
drukt u de sleutel in en draait u de<br />
sleutel rechtsom (stand “ON”). Laat<br />
de sleutel niet in de schakelaar zitten.<br />
Sluit de schakelaar af met de rubber<br />
dop om te voorkomen dat er vocht of<br />
stof inkomt.<br />
Omdat het diefstalalarm<br />
stroom verbruikt, raden<br />
wij u aan het diefstalalarm<br />
met de afstandsbediening<br />
uit te schakelen en het systeem<br />
buiten werking te stellen door de<br />
sleutelschakelaar in stand “OFF”<br />
te draaien als u de auto langer<br />
dan een maand niet denkt te<br />
gebruiken. Zo voorkomt u dat de<br />
accu ontlaadt.<br />
WANNEER IS HET<br />
ALARM AFGEGAAN<br />
Als na uitschakeling van het diefstalalarm,<br />
het lampje A-fig. 5 gaat<br />
branden of knipperen, dan betekent<br />
dit dat het alarm tijdens uw afwezigheid<br />
is afgegaan:<br />
constant branden: batterij van<br />
de afstandsbediening<br />
leeg<br />
1 keer knipperen: portier<br />
rechts<br />
2 keer knipperen: portier links<br />
5 keer knipperen: volumetrische<br />
sensoren (beweging<br />
in het interieur van<br />
de auto)<br />
6 keer knipperen: motorkap<br />
7 keer knipperen: achterklep<br />
8 keer knipperen: start-/contactslotopengebroken<br />
9 keer knipperen: voedingskabels<br />
diefstalalarm<br />
onderbroken<br />
10 keer knipperen: ten minste<br />
3 oorzaken.<br />
Het lampje dooft als u de sleutel<br />
in stand MAR draait of na ongeveer<br />
2 minuten.
VEILIGHEIDS-<br />
GORDELS<br />
HET GEBRUIK VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
(ZITPLAATSEN VOOR EN<br />
ZIJZITPLAATSEN ACHTER)<br />
Maak de gordel vast door de gesp<br />
B-fig. 9 in de sluiting C te drukken,<br />
totdat hij hoorbaar blokkeert.<br />
Trek de veiligheidsgordel geleidelijk<br />
uit. Als de oprolautomaat blokkeert,<br />
laat dan de gordel een stukje teruglopen<br />
en trek hem vervolgens weer<br />
geleidelijk uit.<br />
Druk om de gordel los te maken op<br />
knop D. Begeleid de gordel tijdens het<br />
teruglopen om te voorkomen dat de<br />
gordelband draait.<br />
fig. 9<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01000<br />
11
Via de rolautomaat wordt de lengte<br />
van de gordel automatisch aangepast<br />
aan het postuur van de drager, waarbij<br />
er voldoende bewegingsruimte<br />
overblijft.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
kan de rolautomaat blokkeren; dit is<br />
een normaal verschijnsel.<br />
Bovendien blokkeert de rolautomaat<br />
als u de gordel snel uittrekt. Hij<br />
blokkeert ook bij hard remmen,<br />
botsingen en bij hoge snelheden in<br />
bochten.<br />
Voor maximale veiligheid<br />
moet u de rugleuning<br />
rechtop zetten, tegen de<br />
leuning aan gaan zitten en de<br />
gordel goed laten aansluiten op<br />
borst en bekken.<br />
12 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
ACHTER<br />
De veiligheidsgordels achter moeten<br />
worden gebruikt zoals is aangegeven<br />
in fig. 10.<br />
fig. 10<br />
Om verkeerde verbindingen te<br />
voorkomen, passen de gespen A en C<br />
van de zijgordels niet in de sluiting F<br />
van de middengordel en gesp E niet in<br />
de sluitingen B en D van de zijgordels.<br />
P4Q01001
Ga goed rechtop zitten, steun tegen<br />
de rugleuning en leg dan de gordel om.<br />
Bedenk dat achterpassagiers<br />
die geen gordel<br />
dragen tijdens een ernstig<br />
ongeval, ook gevaar opleveren<br />
voor de voorpassagiers.<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
HEUPGORDEL VAN DE<br />
ZITPLAATS MIDDENACHTER<br />
Gordel vastmaken: druk de gesp<br />
A-fig. 11 in de sluiting B totdat hij<br />
hoorbaar blokkeert.<br />
Gordel losmaken: druk op knop<br />
C.<br />
Gordel afstellen: stel de gordel<br />
af met klem D, trek aan uiteinde E<br />
om de gordel te verkorten en aan deel<br />
F om te verlengen.<br />
BELANGRIJK De gordel is correct<br />
afgesteld als hij goed aansluit op het<br />
bekken.<br />
fig. 11<br />
P4Q00037<br />
HOOGTEVERSTELLING VAN<br />
DE VEILIGHEIDSGORDELS<br />
Voor de veiligheidsgordels voor zijn<br />
twee bevestigingspunten A en B-fig. 12<br />
in de portierstijl gemonteerd.<br />
Voordat u voor het eerst gaat rijden,<br />
moet de hoogte van de geleidebeugel<br />
aangepast worden aan het postuur van<br />
de inzittenden; laat indien nodig<br />
de geleidebeugel op het bovenste<br />
bevestigingspunt monteren.<br />
BELANGRIJK Laat deze handeling<br />
uitsluitend door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
uitvoeren omdat het hier de rijveiligheid<br />
betreft.<br />
fig. 12<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00018<br />
13
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
OVER HET GEBRUIK VAN<br />
VEILIGHEIDSGORDELS EN<br />
KINDERZITJES<br />
De gordelband mag<br />
nooit gedraaid zijn. Het<br />
diagonale gordelgedeelte<br />
moet via het midden van de<br />
schouder schuin over de borst<br />
liggen. Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken<br />
en niet over de buik liggen, zodat<br />
wordt voorkomen dat u tijdens<br />
een botsing onder de gordel uitschuift.<br />
Draag geen voorwerpen<br />
(sieraden, gespen, enz.) die een<br />
goed aansluiten van de gordel op<br />
het lichaam van de passagier<br />
verhinderen fig. 13.<br />
fig. 13<br />
14 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00038<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel voorin als<br />
achterin! Rijden zonder<br />
veiligheidsgordels vergroot het<br />
risico op ernstig letsel of dodelijke<br />
afloop bij een ongeval.<br />
ZEER GEVAAR-<br />
LIJK: bij auto’s die<br />
zijn uitgerust met<br />
een airbag aan passagierszijde<br />
mag geen kinderzitje op de<br />
voorstoel worden gemonteerd.<br />
Als het absoluut noodzakelijk is<br />
een kind op de passagiersstoel<br />
voor te vervoeren, kan de airbag<br />
voor aan passagierszijde buiten<br />
werking worden gesteld. Voor<br />
een optimale bescherming van<br />
de volwassen passagier voor<br />
is het raadzaam de airbag<br />
onmiddellijk weer in werking<br />
te stellen als u geen kinderen<br />
meer vervoert.<br />
Gebruik de gordel niet<br />
voor een kind dat bij een<br />
volwassene op schoot zit,<br />
waarbij de gordel beiden zouden<br />
moeten beschermen fig. 14.<br />
fig. 14<br />
P4Q00039
Ook vrouwen die in verwachting<br />
zijn moeten een gordel dragen: ook<br />
voor hen (zowel voor de aanstaande<br />
moeder als het kind) is de kans op<br />
letsel bij een ernstig ongeval groter<br />
als ze geen gordel dragen. Uiteraard<br />
moeten zwangere vrouwen het<br />
onderste deel van de gordel meer naar<br />
beneden omleggen, zodat de gordel<br />
onder de buik langs loopt fig. 15.<br />
fig. 15<br />
P4Q00040<br />
HOE U DE<br />
VEILIGHEIDSGORDELS<br />
IN OPTIMALE STAAT<br />
HOUDT<br />
1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken<br />
en niet gedraaid is; controleer<br />
ook of de oprolautomaat zonder<br />
haperingen werkt.<br />
2) Vervang de gordels na een<br />
ongeval, ook al zijn ze ogenschij<strong>nl</strong>ijk<br />
niet beschadigd.<br />
3) U kunt de gordels met de hand<br />
wassen met warm water en een<br />
neutrale zeep. Knijp ze uit en laat ze in<br />
de schaduw drogen. Gebruik geen<br />
bijtende, blekende of kleurende<br />
middelen. Vermijd het gebruik van<br />
alle chemische producten die het<br />
weefsel kunnen aantasten.<br />
4) Voorkom dat er vocht in de<br />
oprolautomaat komt; de werking van<br />
de oprolautomaten is alleen gegarandeerd,<br />
als ze niet nat zijn geweest.<br />
KINDEREN VEILIG<br />
VERVOEREN<br />
Voor optimale bescherming bij<br />
een ongeval moeten alle inzittenden<br />
zittend reizen en beschermd worden<br />
door goedgekeurde veiligheidssystemen.<br />
Dit geldt met name voor kinderen.<br />
Het hoofd van kleine kinderen is in<br />
verhouding met de rest van het<br />
lichaam groter en zwaarder dan dat<br />
van volwassenen, terwijl spieren en<br />
botstructuur nog niet volledig zijn<br />
ontwikkeld. Daarom moeten kleine<br />
kinderen door andere systemen<br />
beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
15
De resultaten van het onderzoek<br />
over de optimale bescherming van<br />
kleine kinderen zijn opgenomen in de<br />
Europese ECE/R44-voorschriften die<br />
wettelijk verplicht zijn. De systemen<br />
zijn onderverdeeld in vier groepen:<br />
Groep 0 gewicht: 0-10 kg<br />
Groep 1 gewicht: 9-18 kg<br />
Groep 2 gewicht: 15-25 kg<br />
Groep 3 gewicht: 22-36 kg<br />
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke<br />
overlapping tussen de groepen;<br />
daarom zijn er in de handel systemen<br />
verkrijgbaar die geschikt zijn voor<br />
verschillende gewichtsgroepen.<br />
fig. 16<br />
16 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Alle systemen moeten zijn voorzien<br />
van de typegoedkeuring en van een<br />
goed vastgehecht plaatje met het<br />
controlemerk, dat absoluut niet mag<br />
worden verwijderd.<br />
Kinderen met een gewicht boven 36<br />
kg of met een lengte van meer dan<br />
1,50 m worden, met betrekking tot de<br />
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met<br />
volwassenen en moeten dan ook normaal<br />
de veiligheidsgordels omleggen.<br />
In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />
zijn kinderzitjes opgenomen voor elke<br />
gewichtsgroep fig. 16, die speciaal<br />
ontworpen en ontwikkeld zijn voor<br />
de <strong>Fiat</strong>-modellen.<br />
Wij raden u aan kinderen<br />
altijd op de zitplaatsen<br />
achter te vervoeren<br />
omdat die plaatsen bij een<br />
ongeval de meeste bescherming<br />
bieden. Monteer absoluut geen<br />
kinderzitje op de stoel van de<br />
passagier voor als deze is uitgerust<br />
met een airbag. Als bij een<br />
ongeval de airbag in werking<br />
treedt (opblaast), kan dit ernstig<br />
en zelfs fataal letsel tot gevolg<br />
hebben, onafhankelijk van de<br />
zwaarte van het ongeluk. In dat<br />
geval moet u er absoluut zeker<br />
van zijn dat de airbag buiten<br />
werking is gesteld (het gele<br />
lampje op het instrumentenpaneel<br />
moet branden).<br />
P4Q0010
GROEP 0<br />
Baby’s tot 10 kg moeten in wiegjes<br />
worden vervoerd die achterstevoren<br />
zijn geplaatst fig. 17, waardoor het<br />
achterhoofd wordt gesteund en bij<br />
abrupte snelheidswisselingen de nek<br />
niet wordt belast.<br />
Het wiegje moet op zijn plaats<br />
worden gehouden door de veiligheidsgordel<br />
en het kind moet op zijn beurt<br />
worden beschermd door de gordel<br />
van het wiegje zelf.<br />
In de figuur worden<br />
slechts aanwijzingen<br />
gegeven voor de montage.<br />
Houdt u voor de montage van<br />
het kinderzitje aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
fig. 17<br />
P4Q00188<br />
GROEP 1<br />
Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg<br />
moeten worden vervoerd in kinderzitjes<br />
met een kussen fig. 18 die naar<br />
voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel<br />
van de auto zowel het<br />
kinderzitje als het kind op zijn plaats<br />
moet houden.<br />
In de figuur worden<br />
slechts aanwijzingen<br />
gegeven voor de montage.<br />
Houdt u voor de montage van<br />
het kinderzitje aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
fig. 18<br />
P4Q00189<br />
Er bestaan kinderzitjes<br />
die geschikt zijn voor de<br />
gewichtsgroepen 0 en 1.<br />
Deze kinderzitjes kunnen worden<br />
bevestigd aan de veiligheidsgordels<br />
achter en hebben zelf<br />
gordels om het kind te beschermen.<br />
Vanwege het gewicht kan het<br />
gevaarlijk zijn als ze verkeerd<br />
worden gemonteerd, waarbij een<br />
kussen tussen het kinderzitje en<br />
de veiligheidsgordels van de auto<br />
wordt geplaatst. Houdt u voor<br />
de montage strikt aan de bijgeleverde<br />
instructies.<br />
GROEP 2<br />
Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct<br />
door de veiligheidsgordels van de<br />
auto worden beschermd.<br />
fig. 19<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
17<br />
P4Q00190
Kinderen moeten zo in de kinderzitjes<br />
worden geplaatst, dat het<br />
diagonale gordelgedeelte schuin over<br />
de borst en niet langs de nek moet liggen.<br />
Het horizontale gordelgedeelte<br />
moet over het bekken en niet over de<br />
buik van het kind liggen fig. 19.<br />
In de figuur worden<br />
slechts aanwijzingen gegeven<br />
voor de montage.<br />
Houdt u voor de montage van<br />
het kinderzitje aan de instructies.<br />
De fabrikant is verplicht deze<br />
instructies bij te leveren.<br />
GROEP 3<br />
Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een<br />
kussen vervoerd worden fig. 20.<br />
De borstomvang is dan van dien aard<br />
dat de kinderen gewoon tegen de<br />
rugleuning kunnen steunen en niet<br />
meer in een kinderzitje hoeven te<br />
worden vervoerd<br />
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m<br />
kunnen net zoals volwassenen de<br />
veiligheidsgordels omleggen.<br />
18 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Hieronder zijn de richtlijnen<br />
voor een veilig vervoer van<br />
kinderen aangegeven, waaraan<br />
u zich dient te houden:<br />
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur<br />
op één van de zitplaatsen achter<br />
omdat deze plaatsen bij een ongeval<br />
de meeste bescherming bieden.<br />
2) Vervoer kinderen nooit op de<br />
stoel van de passagier voor als deze<br />
is uitgerust met een airbag.<br />
3) Als de airbag aan passagierszijde<br />
(optional) buiten werking wordt<br />
gesteld, moet altijd gecontroleerd<br />
worden of het betreffende gele lampje<br />
op het instrumentenpaneel brandt.<br />
fig. 20<br />
P4Q00191<br />
4) Houdt u bij de montage van het<br />
kinderzitje strikt aan de instructies. De<br />
fabrikant is verplicht deze instructies<br />
bij te leveren. Bewaar de instructies<br />
samen met het instructieboekje in de<br />
auto. Monteer geen gebruikte kinderzitjes<br />
waarvan de gebruiksaanwijzingen<br />
ontbreken.<br />
5) Controleer of de gordels goed zijn<br />
vastgemaakt door aan de gordelband<br />
te trekken.<br />
6) In elk kinderzitje kan slechts één<br />
kind vervoerd worden; vervoer nooit<br />
twee kinderen in één zitje.<br />
7) Controleer altijd of de gordel niet<br />
langs de nek van het kind loopt.<br />
8) Zorg er tijdens de rit voor dat<br />
het kind geen afwijkende houding<br />
aanneemt of de gordels losmaakt.<br />
9)Vervoer kinderen nooit in uw<br />
armen, ook geen pasgeboren<br />
kinderen. Niemand is sterk genoeg om<br />
ze bij een ongeval vast te houden.<br />
10) Na een ongeval moet het zitje<br />
door een nieuw exemplaar worden<br />
vervangen.
GORDELSPANNERS<br />
Voor een nog effectievere bescherming<br />
zijn de veiligheidsgordels voor<br />
van de Seicento voorzien van gordelspanners.<br />
Dit systeem wordt bij een<br />
heftige botsing door een sensor in<br />
werking gesteld en trekt de gordel<br />
enige centimeters aan. Op deze wijze<br />
worden de inzittenden veel beter op<br />
hun plaats gehouden en wordt de<br />
voorwaartse beweging beperkt.<br />
Het blokkeren van de veiligheidsgordel<br />
geeft aan dat de gordelspanner<br />
in werking is geweest; de gordel wordt<br />
niet meer opgerold, ook niet als<br />
hij wordt begeleid.<br />
De gordelspanner behoeft geen<br />
enkel onderhoud of smering. Elke<br />
verandering van de oorspronkelijke<br />
staat zal de doelmatigheid verminderen.<br />
Als de gordelspanner door<br />
extreme natuurlijke omstandigheden<br />
(overstromingen, zeestormen) met<br />
water en modder in contact is geweest,<br />
dan moet hij worden vervangen.<br />
Voor een maximale bescherming<br />
door de gordelspanners moet de<br />
veiligheidsgordel zo worden omgelegd<br />
dat hij goed aansluit op borst en<br />
bekken.<br />
Als de gordelspanners in werking<br />
treden, ontsnapt er een beetje rook.<br />
Deze rook is niet schadelijk en duidt<br />
niet op brand.<br />
Het is streng verboden<br />
de gordelspanners te<br />
demonteren of open te<br />
maken. Onderhoud van de<br />
gordelspanners moet worden<br />
uitgevoerd door gekwalificeerd<br />
personeel. Wendt u daarom<br />
altijd tot de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
De gordelspanner kan<br />
slechts één keer worden<br />
gebruikt. Als de gordelspanner<br />
heeft gewerkt, dient u<br />
contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
om de gordelspanner te<br />
laten vervangen. Het systeem<br />
heeft een geldigheid van 10 jaar,<br />
vanaf de productiedatum die op<br />
een sticker staat vermeld. Na<br />
deze periode moet de gordelspanner<br />
worden vervangen.<br />
Werkzaamheden waarbij<br />
stoten, sterke trillingen<br />
of verhitting (maximaal<br />
100°C gedurende ten hoogste 6<br />
uur) optreden, kunnen de<br />
gordelspanners beschadigen of<br />
activeren: bij die omstandigheden<br />
horen niet trillingen die<br />
voortgebracht worden door een<br />
slecht wegdek of door contacten<br />
met kleine obstakels zoals<br />
trottoirs. Als er iets aan de<br />
gordelspanners moet gebeuren,<br />
dient u contact op te nemen<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
19
START-/CONTACT-<br />
SLOT<br />
De sleutel kan in 4 standen worden<br />
gedraaid fig. 21.<br />
– STOP: motor uit, sleutel uitneembaar<br />
en stuurslot geblokkeerd.<br />
Enkele elektrische installaties werken<br />
(bijv. autoradio).<br />
– MAR: contact aan. Alle elektrische<br />
installaties werken.<br />
– AVV: starten van de motor.<br />
fig. 21<br />
20 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00004<br />
– PARK: motor uit, parkeerverlichting<br />
aan, sleutel uitneembaar, stuurslot<br />
geblokkeerd. Om de sleutel in stand<br />
PARK te kunnen draaien, moet u<br />
knop A indrukken.<br />
Als het start-/contactslot<br />
is geforceerd (bijv. bij een<br />
poging tot diefstal), moet<br />
u, voordat u weer gaat rijden, de<br />
werking van het slot laten<br />
controleren bij de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Verwijder de sleutel<br />
altijd uit het contact<br />
als u uit de auto stapt.<br />
Zo voorkomt u onvoorzichtig gebruik<br />
van de bedieningsknoppen<br />
en -hendels. Vergeet de auto niet<br />
op de handrem te zetten.<br />
Schakel de eerste versnelling in<br />
als de auto op een helling<br />
omhoog staat; schakel hem in<br />
zijn achteruit als hij op een<br />
helling omlaag staat.<br />
STUURSLOT<br />
Inschakelen: zet de sleutel in stand<br />
STOP, of PARK, trek de sleutel uit<br />
het start-/contactslot en draai het<br />
stuur totdat het vergrendelt.<br />
Uitschakelen: draai het stuur iets<br />
heen en weer, terwijl u de sleutel in<br />
stand MAR draait.<br />
Verwijder de sleutel<br />
nooit uit het contactslot<br />
als de auto nog in beweging<br />
is. Bij de eerste stuuruitslag<br />
blokkeert het stuur automatisch.<br />
Dit geldt ook als de auto wordt<br />
gesleept.
DASHBOARD<br />
Uitvoeringen met stuur links<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.<br />
fig. 22<br />
1. Inbouwplaats linker luidspreker - 2. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 3. Bedieningshendel<br />
buitenverlichting - 4. Claxon - 5. Instrumentenpaneel - 6. Stuurwiel met airbag - 7. Bedieningshendel ruitenwissers-<br />
/sproeiers voor/achter - 8. Centrale luchtroosters - 9. Toerenteller - 10. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit - 11. Dashboardkastje - 12. Inbouwplaats rechter luidspreker - 13. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing<br />
van de zijruit - 14. Aflegvak onder het dashboard - 15. Bedieningsknoppen - 16. Bedieningsknoppen<br />
elektrische ruitbediening - 17. Bedieningsknoppen voor verwarming en ventilatie - 18. Inbouwplaats autoradio/aflegvak -<br />
19. Hoogteregelaar koplampen - 20. Start-/contactslot - 21. Zekeringenkastje.<br />
P4Q01002<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
21
Uitvoeringen met stuur rechts<br />
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.<br />
fig. 23<br />
1. Inbouwplaats linker luidspreker - 2. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 3. Uitstroomopeningen<br />
voor ontwaseming/ontdooiing voorruit - 4. Centrale luchtroosters - 5. Toerenteller - 6. Bedieningshendel<br />
buitenverlichting - 7. Hoogteregelaar koplampen - 8. Instrumentenpaneel - 9. Stuurwiel met airbag - 10. Claxon -<br />
11. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 12. Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeiers voor/<br />
achter - 13. Inbouwplaats rechter luidspreker - 14. Start-/contactslot - 15. Zekeringenkastje - 16. Bedieningsknoppen<br />
elektrische ruitbediening - 17. Inbouwplaats autoradio/aflegvak - 18.Bedieningsknoppen verwarming en ventilatie -<br />
19. Bedieningsknoppen - 20. Dashboardkastje - 21. Aflegvak onder het dashboard.<br />
22 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01003
INSTRUMENTENPANEEL<br />
P4Q01004 P4Q01005<br />
fig. 24 - Uitvoeringen met stuur links fig. 25 - Uitvoeringen met stuur rechts<br />
A. Druktoets voor het instellen van de tijd - B. Snelheidsmeter -<br />
C. Brandstofmeter - D. Druktoets voor het op nul zetten van de dagteller -<br />
E. Totaal kilometerteller/mijlenteller of dagteller F. Klokje<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
23
INSTRUMENTEN<br />
SNELHEIDSMETER<br />
MIJLENTELLER (fig. 26-27-28)<br />
A - Totaal kilometerteller of totaal<br />
mijlenteller.<br />
B - Snelheidsmeter.<br />
fig. 26<br />
fig. 27<br />
24 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01006<br />
P4Q01007<br />
C - Keuzetoets omschakeling/op nul<br />
zetten kilometerteller/mijlenteller of<br />
dagteller.<br />
Kort indrukken = omschakelen<br />
van totaalstand naar dagstand en<br />
omgekeerd<br />
Langer indrukken = dagteller op nul<br />
zetten.<br />
D - Display totaal aantal km.<br />
fig. 28 fig. 29<br />
P4Q01009<br />
BRANDSTOFMETER<br />
Het waarschuwingslampje A-fig. 29<br />
van de reservebrandstof gaat branden,<br />
als er nog 5 tot 7 liter brandstof in<br />
de tank aanwezig is.<br />
Rijd niet met een bijna lege tank:<br />
door een onregelmatige brandstoftoevoer<br />
kan de katalysator<br />
beschadigen.<br />
P4Q01008
KLOK<br />
B-fig. 30 Weergave van de tijd.<br />
Druk voor het op tijd zetten van<br />
uren op knopje A-fig. 30.<br />
Elke keer als u het knopje indrukt,<br />
verspringt het klokje een eenheid.<br />
Als u het knopje even ingedrukt houdt,<br />
lopen de cijfers automatisch door.<br />
Als u dichtbij de juiste tijd bent, laat<br />
u het knopje los en stelt u de exacte<br />
tijd in door het knopje telkens in te<br />
drukken en los te laten.<br />
fig. 30<br />
P4Q01056<br />
TOERENTELLER fig. 31<br />
Als de wijzernaald in het rode gebied<br />
staat, betekent dit dat de motor met<br />
extreem hoge toerentallen draait.<br />
Deze toerentallen mogen slechts kort<br />
worden aangehouden.<br />
BELANGRIJK De regeleenheid van<br />
de elektronische inspuiting blokkeert<br />
tijdelijk de toevoer van brandstof als<br />
de motor met te hoge toerentallen<br />
draait, waardoor het motorvermogen<br />
zal afnemen.<br />
fig. 31<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
25<br />
P4Q01010
Controle- en<br />
waarschuwingslampjes<br />
De lampjes branden in de volgende<br />
gevallen:<br />
RICHTINGy<br />
AANWIJZERS<br />
(groen) (knipperend)<br />
Als u de hendel van de richtingaanwijzers<br />
(pijlen) bedient.<br />
3<br />
BUITENVERLICHTING<br />
(groen)<br />
Als de buitenverlichting is<br />
ingeschakeld.<br />
RICHTINGAANl<br />
WIJZERS VAN EEN<br />
EVENTUELE<br />
AANHANGER (groen)<br />
Als u de hendel van de richtingaanwijzers<br />
(pijlen) bedient.<br />
26 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
GROOTLICHT<br />
1 (blauw)<br />
Als het grootlicht is<br />
ingeschakeld.<br />
><br />
(geel)<br />
DEFECT IN HET<br />
ANTI-BLOKKEER-<br />
SYSTEEM (ABS)-<br />
Als het ABS-systeem niet goed<br />
werkt. Het conventionele remsysteem<br />
blijft werken. Neem zo spoedig<br />
mogelijk contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden.<br />
Na twee seconden moet het lampje<br />
doven.<br />
De auto is uitgerust met<br />
een elektronische remdrukverdeling<br />
(EBD). Als<br />
bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />
waarschuwingslampjes<br />
> en x gaan branden, dan is er<br />
een storing in het EBD-systeem;<br />
in dat geval kunnen bij hard<br />
remmen de achterwielen vroegtijdig<br />
blokkeren waardoor de<br />
auto kan gaan slippen. Rijd zeer<br />
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer om het<br />
systeem te laten controleren.<br />
Als bij een draaiende<br />
motor alleen het waarschuwingslampje<br />
> gaat<br />
branden, dan is er een storing in<br />
het ABS In dat geval werkt het<br />
conventionele remsysteem op de<br />
normale manier, terwijl geen<br />
gebruik wordt gemaakt van het<br />
anti-blokkeersysteem. Onder<br />
deze omstandigheden kan ook de<br />
werking van het EBD-systeem<br />
verminderen. Ook in dit geval<br />
raden wij u aan onmiddellijk en<br />
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer te rijden, om<br />
het systeem te laten controleren.
STORING<br />
U IN MOTOR-<br />
MANAGEMENT-<br />
SYSTEEM (EOBD) (geel)<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet doven nadat de motor is gestart.<br />
Het lampje gaat eerst branden om de<br />
juiste werking ervan aan te geven.<br />
Als het lampje blijft branden of tijdens<br />
het rijden gaat branden:<br />
1. Constant branden - duidt op<br />
een defect in het inspuit-/ontstekingssyteem.<br />
Dit kan tot gevolg hebben dat<br />
schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,<br />
de prestaties verminderen, de auto<br />
slechter gaat rijden en het brandstofverbruik<br />
toeneemt.<br />
U kunt onder deze omstandigheden<br />
doorrijden zonder te veel van de<br />
motor te eisen of met hoge snelheid<br />
te rijden. Als er lang met een brandend<br />
waarschuwingslampje wordt doorgereden,<br />
kunnen beschadigingen<br />
ontstaan. Neem zo snel mogelijk<br />
contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Het lampje dooft als de storing<br />
verdwijnt. De storing wordt door het<br />
systeem in het geheugen opgeslagen.<br />
2. Knipperend lampje - duidt op<br />
de mogelijkheid dat de katalysator<br />
beschadigd wordt (zie EOBD-SYSTEEM in<br />
dit hoofdstuk).<br />
Als het lampje knippert, moet het<br />
gaspedaal worden losgelaten zodat de<br />
motor met lage toerentallen draait<br />
en het lampje niet meer knippert; u<br />
kunt met matige snelheid doorrijden<br />
waarbij rij-omstandigheden moeten<br />
worden vermeden die kunnen leiden<br />
tot het opnieuw gaan knipperen van het<br />
lampje. U dient zo snel mogelijk contact<br />
op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait en<br />
het lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of<br />
knipperen tijdens het rijden, dan<br />
dient u zo snel mogelijk contact<br />
op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
AIRBAG PASSAGIERS-<br />
F<br />
ZIJDE UITGE-<br />
SCHAKELD (geel)<br />
Het lampje brandt als de airbag aan<br />
passagierszijde is uitgeschakeld.<br />
Als het lampje tijdens het starten van<br />
de motor gaat knipperen, duidt dit niet<br />
op een storing; het betekent alleen dat<br />
het airbagsysteem bedrijfsklaar wordt<br />
gemaakt.<br />
K<br />
BRANDSTOF-<br />
RESERVE (geel)<br />
Als er nog 5÷7 liter<br />
brandstof in de tank aanwezig is.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
27
<strong>FIAT</strong> CODE<br />
¢ (geel)<br />
In drie gevallen (met de<br />
contactsleutel in stand MAR):<br />
1. Eén maal knipperen - code van de<br />
sleutel herkend. Het is mogelijk de<br />
motor te starten.<br />
2. Constant branden - code van de<br />
sleutel niet herkend. Voer voor het<br />
starten van de motor een noodstart<br />
uit (zie hoofdstuk NOODGEVALLEN).<br />
3. Knipperend - de auto wordt<br />
niet beveiligd door het systeem. Het<br />
is mogelijk de motor te starten.<br />
28 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
x<br />
HANDREM<br />
AANGETROKKEN/-<br />
TE LAAG REM-<br />
VLOEISTOFNIVEAU (rood)<br />
In drie gevallen:<br />
1. Als de handrem is aangetrokken.<br />
2. Als de remvloeistof onder het<br />
minimum niveau is gedaald.<br />
3. Gelijktijdig met het lampje > om<br />
een storing aan te geven in de<br />
elektronische remdrukverdeling EBD.<br />
Als het lampje x tijdens<br />
het rijden gaat branden,<br />
controleer dan of de<br />
handrem niet is aangetrokken.<br />
Als het lampje blijft branden en<br />
de handrem is niet aangetrokken,<br />
moet u onmiddellijk stoppen en<br />
contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
STORING AIRBAG<br />
û (rood)<br />
Het lampje is aanwezig<br />
als er twee airbags zijn (bestuurdersen<br />
passagierszijde) of als de auto is<br />
uitgerust met een elektronische airbag<br />
aan bestuurderszijde. Het gaat<br />
branden als het systeem niet goed<br />
werkt.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat<br />
het lampje branden. Het<br />
moet na ongeveer 4 seconden<br />
doven. Als het lampje blijft<br />
branden of als het gaat branden<br />
tijdens het rijden, stop dan<br />
onmiddellijk en neem contact op<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer.
g<br />
STORING<br />
ELEKTRISCHE<br />
STUURBEKRACH-<br />
TIGING (rood)<br />
In twee gevallen:<br />
1 - Als het beschermingssysteem<br />
tegen oververhitting van de elektromotor<br />
van de stuurbekrachtiging in<br />
werking treedt na veelvuldig draaien<br />
aan het stuur. Verdraai het stuur niet<br />
en wacht totdat het lampje gedoofd is,<br />
voordat de manoeuvre wordt voorgezet.<br />
2 - Als er een storing is in de<br />
elektrische stuurbekrachtiging.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden.<br />
Na twee seconden moet het lampje<br />
doven. Als het lampje blijft branden,<br />
werkt de elektrische stuurbekrachtiging<br />
niet meer en moet er met meer<br />
kracht aan het stuur worden gedraaid.<br />
Het rijden met de auto wordt<br />
hierdoor niet beïnvloed. Neem<br />
contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
TE HOGE KOELu<br />
VLOEISTOF-<br />
TEMPERATUUR<br />
(rood)<br />
Als de motor oververhit is.<br />
Als het lampje gaat branden tijdens<br />
het rijden, moet de auto worden stilgezet<br />
met draaiende motor en moet<br />
iets gas worden gegeven om de koelvloeistof<br />
sneller te laten circuleren.<br />
Als het lampje na 2÷3 minuten niet<br />
dooft, moet de motor worden uitgezet<br />
en contact worden opgenomen<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
ACCU WORDT<br />
w NIET VOLDOENDE<br />
OPGELADEN (rood)<br />
Als er een defect is in het laadcircuit<br />
van de dynamo.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet doven nadat de motor is gestart.<br />
TE LAGE MOTORv<br />
OLIEDRUK (rood)<br />
Als de motoroliedruk<br />
onder de normale waarde zakt.<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR<br />
draait, gaat het lampje branden. Het<br />
moet doven nadat de motor is gestart.<br />
Als de motor stationair draait, kan het<br />
voorkomen dat het lampje iets later<br />
dooft.<br />
Als de motor zwaar belast is, kan het<br />
lampje gaan knipperen als de motor<br />
stationair draait. Het moet doven<br />
zodra u iets gas geeft.<br />
Als het lampje gaat<br />
branden tijdens het<br />
rijden, moet de motor<br />
worden uitgezet en contact<br />
worden opgenomen met de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
29
ZITPOSITIE<br />
INSTELLEN<br />
ZITPLAATSEN VOOR<br />
Verstel de stoelen alleen<br />
als de auto stil staat.<br />
Verstellen in lengterichting<br />
Trek hendel A-fig. 32 omhoog en<br />
schuif de stoel naar voren of naar<br />
achteren. Als u rijdt, moeten de armen<br />
licht gebogen zijn en de handen op<br />
het stuurwiel steunen.<br />
fig. 32<br />
30 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00005<br />
Laat de hendel los en<br />
controleer of de stoel<br />
goed geblokkeerd is door<br />
hem naar voren en naar achteren<br />
te schuiven.<br />
Als de stoel niet goed geblokkeerd<br />
is, kan deze onverwachts<br />
verschuiven, waardoor<br />
een gevaarlijke situatie kan<br />
ontstaan.<br />
Verstellen van de rugleuning<br />
Draai knop B-fig. 33.<br />
fig. 33<br />
P4Q00006<br />
HOOFDSTEUNEN<br />
Zitplaatsen voor fig. 34<br />
De hoofdsteunen voor kunnen in<br />
hoogte worden versteld.<br />
Afstellen:<br />
– druk op knop A en verplaats de<br />
hoofdsteun omhoog of omlaag in<br />
de gewenste stand;<br />
– na het verstellen moet u de knop<br />
weer loslaten en controleren of de<br />
hoofdsteun goed in de zitting geborgd<br />
is door hem omhoog en omlaag<br />
te schuiven.<br />
De Sporting-uitvoering heeft vaste<br />
hoofdsteunen voor.<br />
fig. 34<br />
P4Q01011
Zitplaatsen achter fig. 35<br />
Voor de zitplaatsen achter zijn twee<br />
vaste hoofdsteunen verkrijgbaar.<br />
Druk op de twee knoppen om ze te<br />
verwijderen.<br />
Let erop dat de hoofdsteunen<br />
zo zijn ingesteld<br />
dat ze het hoofd steunen<br />
en niet de nek. Alleen in deze<br />
positie bieden ze bescherming,<br />
wanneer de auto van achteren<br />
aangereden wordt.<br />
fig. 35<br />
P4Q01012<br />
TOEGANG TOT DE<br />
ZITPLAATSEN ACHTER<br />
Van beide kanten kunt u de achterzitplaatsen<br />
gemakkelijk bereiken.<br />
Trek de hendel C-fig. 36 omhoog en<br />
klap de rugleuning naar voren.<br />
Controleer na het terugklappen<br />
of de stoel goed geblokkeerd is<br />
door naar voren en naar achteren te<br />
schuiven.<br />
fig. 36<br />
P4Q00007<br />
ACHTERUITKIJKSPIEGEL<br />
De spiegel is verstelbaar met hendel<br />
A-fig. 37.<br />
1) anti-verblindingsstand;<br />
2) normale stand.<br />
In beide standen kan de spiegel in<br />
alle richtingen worden afgesteld.<br />
De spiegel is uitgerust met een<br />
veiligheidsvoorziening: de spiegel<br />
springt tijdens een botsing los.<br />
fig. 37<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
31<br />
P4Q00010
BUITENSPIEGELS<br />
Handbediende verstelling:<br />
Van binnenuit met knop B- fig. 38.<br />
Als de breedte van de<br />
spiegel A in een nauwe<br />
doorgang problemen<br />
oplevert, dan kan de spiegel<br />
van stand 1 in stand 2 worden<br />
geklapt.<br />
Als optional is een tweede, van<br />
binnenuit verstelbare, buitenspiegel<br />
leverbaar voor de rechterzijde van<br />
de auto.<br />
fig. 38<br />
32 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00032<br />
VERWARMING EN VENTILATIE<br />
fig. 39<br />
P4Q01013<br />
1. Luchtrooster voor ontdooiing of ontwaseming van de voorruit -<br />
2. Centraal, verstelbaar luchtrooster - 3. Verstelbaar luchtrooster zijkant -<br />
4. Uitstroomopeningen zijkant voor luchttoevoer naar de beenruimte van de<br />
zitplaatsen voor.
VERSTELBARE EN<br />
REGELBARE<br />
LUCHTROOSTERS fig. 40<br />
De roosters kunnen naar boven en<br />
naar beneden gekanteld worden.<br />
A - Regelknop voor de luchtopbrengst:<br />
draai in stand ¥ rooster open<br />
draai in stand ç rooster dicht.<br />
B - Regelschuif voor het richten<br />
van de luchtstroom.<br />
C - Vast luchtrooster voor de<br />
zijruiten.<br />
fig. 40<br />
P4Q00047<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 41<br />
A - Draaiknop voor regeling van de<br />
luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht).<br />
B - Draaiknop voor inschakeling<br />
van de aanjager.<br />
C - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />
D - Schuif om het recirculatiesysteem<br />
in te schakelen, waarbij er<br />
geen lucht van buiten binnenkomt.<br />
fig. 41<br />
P4Q00019<br />
VERWARMING<br />
1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
A-fig. 41: in het rode vlak.<br />
2) Draaiknop voor de aanjager B:<br />
schakel de gewenste snelheid in.<br />
3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
C: in stand:<br />
≤ voor verwarming van de beenruimte<br />
en ontwaseming van de voorruit;<br />
¥ voor lucht uit de roosters in het<br />
midden en aan de zijkant;<br />
µ voor toevoer naar de beenruimte<br />
en koelere lucht uit de uitstroomopeningen<br />
op het dashboard voor<br />
gespreide verwarming;<br />
w voor verwarming bij lage buitentemperaturen:<br />
voor een maximale<br />
luchttoevoer in de beenruimte moeten<br />
de luchtroosters in het midden en aan<br />
de zijkant worden gesloten;<br />
- voor snelle ontwaseming van de<br />
voorruit.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
33
BELANGRIJK Ga voor een snelle<br />
verwarming als volgt te werk:<br />
– sluit alle luchtroosters op het dashboard;<br />
– zet draaiknop A in het rode vlak;<br />
– zet draaiknop B van de aanjager op<br />
de maximale snelheid;<br />
– zet draaiknop C in stand -.<br />
ONTWASEMEN<br />
EN/OF ONTDOOIEN VAN DE<br />
ACHTERRUIT<br />
Druk op knop (.<br />
Nadat de achterruit ontwasemd is, is<br />
het raadzaam het systeem uit te<br />
schakelen.<br />
34 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Plak geen stickers op de<br />
weerstandsdraden van de<br />
achterruitverwarming: dit<br />
kan kortsluiting en oververhitting<br />
veroorzaken, waardoor de<br />
achterruit kan barsten.<br />
Snelle ontwaseming/ontdooiing<br />
van de voorruit en de zijruiten<br />
voor<br />
1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
A-fig. 41: in het rode vlak.<br />
2) Draaiknop voor de aanjager B:<br />
schakel de maximum snelheid in.<br />
3) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
C: in stand -.<br />
4) Regelschuif D in stand U.<br />
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan<br />
een stand gekozen worden waarbij het<br />
comfort optimaal blijft. Om het eventuele<br />
beslaan van de ruiten te voorkomen,<br />
moeten de volgende aanwijzingen<br />
in acht worden genomen:<br />
BELANGRIJK Als het buiten extreem<br />
vochtig is en/of bij regen en/of<br />
bij grote verschillen in interieuren<br />
buitentemperatuur, raden wij u de<br />
volgende procedure aan om het<br />
beslaan van de ruiten te voorkomen:<br />
– regelschuif in stand U;<br />
– draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
in het rode vlak;<br />
– draaiknop voor de aanjager ten<br />
minste in stand 2;<br />
– draaiknop voor de luchtverdeling<br />
in stand - met de mogelijkheid<br />
om stand ≤ in te schakelen, mits de<br />
ruiten niet opnieuw beslaan.<br />
Als de auto is uitgerust met airconditioning,<br />
wordt het ontwasemen<br />
van de ruiten versneld door naast de<br />
bovengenoemde instellingen ook knop<br />
√ in te drukken.
VENTILATIE<br />
1) Zij- en middenroosters: geheel<br />
open.<br />
2) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
A-fig. 41: in het blauwe vlak.<br />
3) Regelschuif D in stand U.<br />
4) Draaiknop voor de aanjager B:<br />
schakel de gewenste snelheid in.<br />
5) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
C: in stand ¥.<br />
RECIRCULATIE<br />
Met regelschuif D in stand T circuleert<br />
alleen de lucht in het interieur.<br />
BELANGRIJK Dit systeem is<br />
vooral bruikbaar bij geconcentreerde<br />
luchtvervuiling (in de file, in tunnels,<br />
enz.). Het is niet raadzaam dit systeem<br />
langdurig te laten werken, vooral niet<br />
als u met meer personen in de auto<br />
zit. Gebruik de recirculatie-functie niet<br />
tijdens regenachtige of koude dagen<br />
omdat hierdoor de ruiten aan de<br />
binnenzijde kunnen beslaan.<br />
HANDBEDIENDE<br />
AIRCONDITIONING<br />
De airconditioning wordt handmatig<br />
bediend.<br />
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 42<br />
Als schakelaar E wordt ingedrukt,<br />
schakelt de aanjager automatisch op<br />
de 1 e snelheid in.<br />
A - Draaiknop voor regeling van<br />
de luchttemperatuur (menging van<br />
warme/koude lucht).<br />
B - Draaiknop voor inschakeling<br />
van de aanjager.<br />
fig. 42<br />
P4Q00020<br />
C - Draaiknop voor de luchtverdeling.<br />
D - Schuif voor inschakeling van het<br />
recirculatiesysteem.<br />
BELANGRIJK Als u het recirculatiesysteem<br />
inschakelt, koelt de lucht<br />
bij zomerse temperaturen sneller af.<br />
Dit systeem is vooral bruikbaar bij<br />
geconcentreerde luchtvervuiling (in de<br />
file, in tunnels, enz.). Het is niet raadzaam<br />
dit systeem langdurig te laten<br />
werken, vooral niet als u met meer<br />
personen in de auto zit.<br />
E - Schakelaar voor in-/uitschakeling<br />
van de airconditioning.<br />
Het systeem gebruikt<br />
koelmiddel R134a. Bij<br />
lekkage is dit middel niet<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Gebruik in geen geval het middel<br />
R12, omdat dit middel de<br />
componenten van het systeem<br />
kan beschadigen.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
35
AIRCONDITIONING<br />
(koeling)<br />
1) Draaiknop voor de luchttemperatuur<br />
A-fig. 42: in het blauwe vlak.<br />
2) Airconditioning: druk op schakelaar<br />
√ E.<br />
3) Schuif D: in stand T.<br />
4) Draaiknop voor de aanjager B:<br />
schakel de gewenste snelheid in.<br />
5) Draaiknop voor de luchtverdeling<br />
C: in stand ¥.<br />
Voor een gematigde koeling: zet de<br />
regelschuif in stand U, verhoog de<br />
temperatuur en verlaag de snelheid<br />
van de aanjager.<br />
Schakel de airconditioning niet in<br />
voor het verwarmen en ventileren,<br />
maar gebruik daarvoor de basisfuncties<br />
van het verwarmings- en<br />
ventilatiesysteem (zie voorgaande<br />
hoofdstuk).<br />
36 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
BELANGRIJK De airconditioning<br />
kan goed gebruikt worden om de<br />
ruiten sneller te ontwasemen, omdat<br />
de lucht droger wordt. Zet hiervoor<br />
de bedieningsknoppen op ontwasemen<br />
en schakel de airconditioning in<br />
door schakelaar √ in te drukken.<br />
ONDERHOUD VAN HET<br />
SYSTEEM<br />
Schakel in de winter de airconditioning<br />
1 keer per maand gedurende<br />
10 minuten in.<br />
Laat voor het zomerseizoen de<br />
werking van de airconditioning<br />
controleren door de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Het systeem gebruikt<br />
koelmiddel R134a. Bij<br />
lekkage is dit middel niet<br />
schadelijk voor het milieu.<br />
Gebruik in geen geval het middel<br />
R12, omdat dit middel de<br />
componenten van het systeem<br />
beschadigt en omdat dit middel<br />
CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen)<br />
bevat.
HENDELS AAN<br />
HET STUUR<br />
HENDEL LINKS<br />
Met de linker hendel bedient u de<br />
meeste onderdelen van de buitenverlichting.<br />
De buitenverlichting werkt uitsluitend<br />
als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.<br />
Als u de buitenverlichting inschakelt,<br />
gaan ook de verlichting van het<br />
instrumentenpaneel en de bedieningsknoppen<br />
op het dashboard branden.<br />
fig. 43<br />
P4Q00049<br />
Buitenverlichting fig. 43<br />
Draai de schakelaar van stand å in<br />
stand 6. Op het instrumentenpaneel<br />
gaat het controlelampje 3 branden.<br />
Dimlicht fig. 44<br />
Draai de schakelaar van stand 6 in<br />
stand 2.<br />
fig. 44<br />
P4Q00050<br />
Grootlicht fig. 45<br />
Druk de hendel naar voren in de<br />
richting van het dashboard in stand 2.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje 1 branden.<br />
Het grootlicht wordt uitgeschakeld<br />
als u de hendel naar het stuur trekt.<br />
fig. 45<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00051<br />
37
Grootlichtsignaal fig. 46<br />
Trek de hendel naar het stuur (stand<br />
zonder vergrendeling).<br />
fig. 46<br />
38 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00052<br />
Richtingaanwijzers (pijlen)<br />
fig. 47<br />
Plaats de hendel:<br />
naar boven - rechter richtingaanwijzer<br />
ingeschakeld<br />
naar beneden - linker richtingaanwijzer<br />
ingeschakeld.<br />
Op het instrumentenpaneel gaat het<br />
controlelampje y knipperen.<br />
De richtingaanwijzers schakelen<br />
automatisch uit als de auto weer<br />
rechtuit rijdt.<br />
Als u kort richting aan wilt geven,<br />
druk de hendel dan iets naar boven of<br />
naar beneden zonder dat de hendel<br />
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,<br />
gaat deze automatisch terug.<br />
fig. 47<br />
P4Q00014<br />
HENDEL RECHTS<br />
Ruitenwissers/-sproeiers fig. 48<br />
Deze werkt uitsluitend als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Standen:<br />
0 - Ruitenwissers uitgeschakeld.<br />
1 - Interval wissen.<br />
2 - Langzaam continu wissen.<br />
3 - Snel continu wissen.<br />
4 - Tijdelijk snel wissen: als u de<br />
hendel loslaat, springt deze direct<br />
weer in stand 0 en schakelen de<br />
ruitenwissers automatisch uit.<br />
fig. 48<br />
P4Q01045
Als u de hendel naar het stuur trekt<br />
fig. 49 schakelen de ruitensproeiers<br />
in.<br />
fig. 49<br />
fig. 50<br />
P4Q00054<br />
P4Q00053<br />
Achterruitwisser/-sproeier<br />
Deze werkt uitsluitend als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Standen:<br />
1) draai de schakelaar van stand å in<br />
stand ' fig. 50;<br />
2) als u de hendel naar voren duwt<br />
(stand zonder vergrendeling) fig. 51,<br />
schakelen de achterruitsproeier en<br />
-wisser in; als u de hendel loslaat,<br />
schakelen ze automatisch uit.<br />
fig. 51<br />
P4Q00055<br />
PLAFONDLAMPJE<br />
Het lampje gaat automatisch branden<br />
als u één van de voorportieren opent.<br />
Het lampenglas A-fig. 52 heeft drie<br />
standen:<br />
- zijde 1 ingedrukt: lampje brandt<br />
altijd<br />
- zijde 2 ingedrukt: lampje altijd<br />
gedoofd<br />
- middenstand (neutraal): het lampje<br />
wordt in-/uitgeschakeld als het portier<br />
wordt geopend/gesloten.<br />
fig. 52<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01046<br />
39
BEDIENINGS-<br />
KNOPPEN<br />
WAARSCHUWINGS-<br />
KNIPPERLICHTEN<br />
Voor inschakeling drukt u op schakelaar<br />
A-fig. 53. Deze werken<br />
onafhankelijk van de stand van de<br />
contactsleutel.<br />
Als de waarschuwingsknipperlichten<br />
zijn ingeschakeld, knippert het lampje<br />
in de schakelaar.<br />
Druk opnieuw op de schakelaar om<br />
het systeem uit te schakelen.<br />
fig. 53<br />
40 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00013<br />
Het gebruik van de<br />
waarschuwingsknipperlichten<br />
is afhankelijk van<br />
de verkeersvoorschriften in het<br />
land waarin u rijdt. U dient zich<br />
aan de voorschriften te houden.<br />
SCHAKELAARS EN<br />
DRUKKNOPPEN fig. 54<br />
Deze bevinden zich onder de<br />
centrale luchtroosters.<br />
De schakelaars en drukknoppen<br />
werken alleen als de contactsleutel<br />
in stand MAR staat.<br />
Als u een knop indrukt, gaat op de<br />
knop zelf een controlelampje branden.<br />
fig. 54<br />
P4Q00205<br />
A - In-/uitschakeling van de mistlampen<br />
voor. Deze lampen werken alleen<br />
als de buitenverlichting is ingeschakeld.<br />
B - In-/uitschakelen van de mistachterlichten.<br />
Deze lampen werken<br />
alleen als het dimlicht of de mistlampen<br />
voor zijn ingeschakeld. De mistachterlichten<br />
schakelen uit als u de<br />
contactsleutel in STOP draait. Als de<br />
auto weer gestart wordt, moeten ze,<br />
indien nodig, opnieuw ingeschakeld<br />
worden.<br />
C - In-/uitschakeling van de achterruitverwarming.<br />
D - In-/uitschakeling van de<br />
airconditioning.
CLAXON<br />
Druk voor het inschakelen van de<br />
claxon op één van de in fig. 55<br />
aangegeven delen van het stuurwiel.<br />
fig. 55<br />
P4Q01057<br />
BRANDSTOF-<br />
NOODSCHAKELAAR<br />
Deze veiligheidschakelaar springt<br />
omhoog bij een ongeval, waardoor de<br />
toevoer van brandstof wordt gestopt<br />
en de motor afslaat.<br />
Als u na een ongeval een<br />
brandstoflucht ruikt of<br />
merkt dat het brandstofsysteem<br />
lekt, druk dan de schakelaar<br />
niet weer terug, zodat brand<br />
wordt voorkomen.<br />
Als u geen brandstoflekkage waarneemt<br />
en de auto kan nog verder<br />
rijden, druk dan op knop A-fig. 56<br />
midden onder het dashboard (tegen<br />
het schutbord tussen het interieur en<br />
de motorruimte) om de brandstoftoevoer<br />
weer te herstellen.<br />
Draai na een ongeval de contactsleutel<br />
in stand STOP om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt.<br />
fig. 56<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00176<br />
41
INTERIEUR-<br />
UITRUSTING<br />
ASBAK EN AANSTEKER<br />
U gebruikt deze als volgt:<br />
1) Druk op knop A om de aansteker<br />
in te schakelen; na ongeveer 15<br />
seconden springt de knop automatisch<br />
terug en is de aansteker gereed voor<br />
gebruik.<br />
Attentie. De aansteker<br />
wordt erg heet. Gebruik<br />
de aansteker voorzichtig<br />
en voorkom dat hij gebruikt<br />
wordt door kinderen: risico op<br />
brand of brandwonden.<br />
fig. 57<br />
42 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00056<br />
BELANGRIJK Controleer altijd<br />
of de aansteker na het indrukken ook<br />
uitschakelt.<br />
2) Schuif om de asbak te gebruiken<br />
het klepje B-fig. 57 open.<br />
De asbak kan uitgenomen worden.<br />
Pak voor het uitnemen het uitdrukplaatje<br />
vast en trek de asbak omhoog<br />
fig. 58.<br />
fig. 58<br />
P4Q00057<br />
Voor de zitplaatsen achter is een asbak<br />
in het zijpaneel rechts geplaatst.<br />
Om de asbak te gebruiken moet u<br />
in de richting van de pijl fig. 59<br />
drukken. Druk voor het uitnemen het<br />
uitdrukplaatje A iets omlaag.<br />
Gebruik de asbak niet<br />
als prullenbak: papiertjes<br />
en dergelijke kunnen<br />
door peuken in brand raken.<br />
fig. 59<br />
P4Q00058
ZONNEKLEPPEN fig. 60<br />
De zonnekleppen zitten aan beide<br />
zijden naast de achteruitkijkspiegel.<br />
Ze kunnen voor de voorruit of voor<br />
de zijruit worden gedraaid.<br />
De zonneklep aan bestuurderszijde<br />
heeft aan de achterkant een documentenvakje,<br />
terwijl de zonneklep aan<br />
passagierszijde voorzien is van een<br />
spiegeltje.<br />
fig. 60<br />
P4Q00060<br />
Opendak<br />
HANDBEDIEND<br />
Openen - sluiten - uitnemen<br />
fig. 61<br />
Bedien het opendak alleen<br />
als de auto stilstaat.<br />
Als optional is een uitneembaar<br />
opendak leverbaar.<br />
P4Q00022<br />
Draai om het dak te openen de<br />
draaiknop B-fig. 61 linksom. Hierdoor<br />
gaat het opendak aan de achterzijde<br />
open.<br />
Draai om het dak te sluiten de<br />
draaiknop rechtsom.<br />
Ga voor het uitnemen van het opendak<br />
als volgt te werk:<br />
– bij gesloten dak: steek een<br />
schroevendraaier in de opening A van<br />
de draaiknop B en draai de<br />
bevestigingspen een halve slag;<br />
– bij geopend dak: druk op de<br />
hendel D-fig. 62 naast de pen, kantel<br />
het opendak omhoog, maak het los<br />
uit de voorste veertjes en verwijder<br />
het opendak.<br />
fig. 62<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
43<br />
P4Q00062
Voer voor het monteren van het<br />
dak de handelingen in omgekeerde<br />
volgorde uit.<br />
Het zonnescherm verhindert het<br />
binnendringen van direct zo<strong>nl</strong>icht en<br />
kan worden verwijderd.<br />
Draai voor het wegnemen van<br />
het zonnescherm met een schroevendraaier<br />
of een muntstuk de, op de<br />
afbeelding aangegeven, schroef C-fig.<br />
61 los.<br />
Voor het opbergen van het opendak<br />
en het zonnescherm is in de bagageruimte<br />
een elastische band tegen<br />
de rugleuning van de achterbank<br />
gemonteerd, waarmee beide onderdelen<br />
vastgezet kunnen worden.<br />
44 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
ELEKTRISCH BEDIEND<br />
Openen/sluiten van het<br />
vouwdak<br />
fig. 63<br />
Open het dak niet bij<br />
sneeuw of ijs: het kan dan<br />
beschadigd worden.<br />
Als optional is een elektrisch bedienbaar<br />
vouwdak leverbaar:<br />
– A-fig. 63 dak gesloten<br />
– B-fig. 64 dak geopend.<br />
P4Q00063<br />
Met de knop bedient u het opendak:<br />
– als u op de voorzijde A-fig. 65<br />
drukt, sluit het opendak;<br />
– als u op de achterzijde B drukt,<br />
opent het opendak.<br />
fig. 64<br />
fig. 65<br />
P4Q00064<br />
P4Q00023
Zodra u de knop loslaat, blijft het dak<br />
in de stand staan waarin het zich<br />
op dat moment bevindt. Voor het<br />
geheel openen of sluiten van het dak,<br />
moet de knop A ingedrukt worden<br />
gehouden.<br />
Als het elektrische systeem niet<br />
werkt, neem dan de sleutel D-fig. 67<br />
uit het documententasje. Steek de<br />
sleutel in de zitting C en draai aan de<br />
sleutel. Op deze wijze kunt u het dak<br />
met de hand bedienen.<br />
Zitting C, is bereikbaar nadat met<br />
een schroevendraaier op het aangegeven<br />
punt het geklemde dekseltje<br />
fig. 66 is opgelicht.<br />
fig. 66<br />
P4Q000156<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van het opendak kan<br />
gevaarlijk zijn. Controleer<br />
voor en tijdens de bediening van<br />
de schakelaar altijd of de passagiers<br />
niet verwond kunnen<br />
worden door de beweging van<br />
het opendak zelf of door in beweging<br />
gebrachte voorwerpen.<br />
Verwijder altijd de<br />
contactsleutel uit het<br />
contactslot als u de auto<br />
verlaat, om te voorkomen dat<br />
het opendak per ongeluk in<br />
beweging wordt gebracht en zo<br />
gevaar kan opleveren voor de<br />
achtergebleven passagiers.<br />
fig. 67<br />
P4Q000157<br />
PORTIEREN<br />
VERGRENDELEN -<br />
ONTGRENDELEN<br />
Controleer voordat u<br />
een portier opent of u dit<br />
op een veilige manier<br />
kunt doen.<br />
Van buitenaf:<br />
– Openen: Draai de sleutel in stand<br />
2-fig. 68 en trek de handgreep<br />
omhoog.<br />
Bij centrale portiervergrendeling<br />
worden na het verdraaien van de sleutel<br />
beide portieren ontgrendeld. Dit<br />
wordt aangegeven door het omhoog<br />
springen van beide knoppen B- fig. 69.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
45
– Vergrendelen: Draai de sleutel in<br />
stand 1-fig. 68 als het portier goed<br />
gesloten is.<br />
Bij centrale portiervergrendeling<br />
moeten beide portieren goed gesloten<br />
zijn. Als één van de portieren niet<br />
goed gesloten is, kunnen beide<br />
portieren niet tegelijkertijd vergrendeld<br />
worden:<br />
– als het portier dat u wilt vergrendelen<br />
niet goed gesloten is, wordt het<br />
vergrendelcommando geweigerd;<br />
– als het andere portier niet goed<br />
gesloten is, zullen de knoppen<br />
B-fig. 69 eerst naar beneden gaan<br />
en direct daarna weer omhoog.<br />
fig. 68<br />
46 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00027<br />
Van binnenuit – Vergrendelen: druk het knopje B<br />
van het betreffende portier naar<br />
beneden.<br />
Open de portieren alleen<br />
als de auto stil staat.<br />
– Openen: trek de hendel A-fig. 69<br />
naar achteren, ongeacht de stand van<br />
de vergrendelknop.<br />
Bij centrale portiervergrendeling<br />
wordt na het omhoogtrekken van één<br />
van de knoppen B automatisch ook het<br />
andere portier ontgrendeld.<br />
fig. 69<br />
P4Q01047<br />
Bij centrale portiervergrendeling<br />
heeft het omlaag drukken van een<br />
knopje op één van beide portieren tot<br />
gevolg dat ook het andere portier<br />
vergrendeld wordt, mits beide portieren<br />
goed gesloten zijn.<br />
Dit werkt hetzelfde als bij het<br />
vergrendelen met de sleutel: het direct<br />
weer omhoog springen van de knopjes<br />
geeft aan dat één van de portieren niet<br />
goed gesloten is.<br />
Druk niet op het knopje<br />
bij geopend portier; het<br />
vergrendelmechanisme<br />
werkt in deze situatie niet en kan<br />
beschadigd worden.
ELEKTRISCHE<br />
RUITBEDIENING<br />
Het systeem werkt alleen als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
De twee bedieningsknoppen fig. 70<br />
bevinden zich naast de inbouwplaats<br />
voor de autoradio (één per zijde) en<br />
dienen voor:<br />
A - openen/sluiten zijruit aan<br />
bestuurderszijde;<br />
B - openen/sluiten zijruit aan passagierszijde.<br />
fig. 70<br />
P4Q00021<br />
Onzorgvuldig gebruik<br />
van de elektrische ruitbediening<br />
kan gevaarlijk<br />
zijn. Controleer voor en tijdens<br />
het sluiten van een ruit altijd of<br />
de passagiers niet verwond kunnen<br />
worden door de beweging<br />
van de ruit zelf of door in beweging<br />
gebrachte voorwerpen.<br />
Verwijder altijd de<br />
sleutel uit het contact als<br />
u de auto verlaat, om te<br />
voor-komen dat een onverwachtse<br />
inschakeling van de<br />
elektrische ruitbediening gevaar<br />
oplevert voor de achtergebleven<br />
passagiers.<br />
BAGAGERUIMTE<br />
ACHTERKLEP<br />
OPENEN/SLUITEN<br />
Voor het openen van de achterklep<br />
van buitenaf ontgrendelt u het slot met<br />
de contactsleutel fig. 71.<br />
Bedien de hendel voor<br />
ontgrendeling van de<br />
achterklep nooit als de<br />
auto in beweging is.<br />
fig. 71<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
47<br />
P4Q00066
Van binnenuit opent u de achterklep<br />
door aan hendel A-fig. 73 naast de<br />
bestuurdersstoel te trekken.<br />
De achterklep gaat dank zij de<br />
gasveren gemakkelijk open.<br />
U sluit de achterklep door hem bij<br />
het slot naar beneden te duwen<br />
totdat de klep hoorbaar in het slot<br />
valt.<br />
In de achterklep bevindt zich<br />
een opening fig. 72 waarmee de<br />
achterklep op gemakkelijke wijze<br />
gesloten kan worden.<br />
fig. 72<br />
48 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01048<br />
Het maximum laadvermogen<br />
van de auto mag<br />
nooit overschreden worden<br />
(zie hoofdstuk TECHNISCHE<br />
GEGEVENS). Controleer bovendien<br />
of de bagageruimte goed geladen<br />
is, om te voorkomen dat een<br />
voorwerp bij bruusk remmen<br />
naar voren schiet en letsel<br />
veroorzaakt.<br />
Rijd niet met een<br />
geopende achterklep: het<br />
uitlaatgas kan in het<br />
interieur terecht komen.<br />
fig. 73<br />
P4Q00024<br />
Naderhand aangebrachte<br />
voorwerpen op de<br />
hoedenplank of de<br />
achterklep (luidsprekers, spoiler,<br />
enz.) kunnen een goede werking<br />
van de gasveren op de achterklep<br />
verhinderen.<br />
Als u in een gebied rijdt<br />
waar brandstof moeilijk<br />
verkrijgbaar is en u daarom<br />
reservebrandstof in een jerrycan<br />
wilt vervoeren, dan dient u<br />
dit te doen in overeenstemming<br />
met de geldende wetgeving.<br />
Gebruik alleen een goedgekeurde<br />
jerrycan die op de juiste<br />
wijze bevestigd moet worden.<br />
Toch zal bij een ongeval de kans<br />
op brand groter zijn.
VERGROTEN<br />
U kunt de bagageruimte als volgt<br />
vergroten:<br />
1) Verwijder de hoedenplank door<br />
de uiteinden van de twee koorden<br />
A-fig. 74 uit de zittingen B los te<br />
haken.<br />
fig. 74<br />
fig. 75<br />
P4Q00067<br />
P4Q00068<br />
Trek de pennen A-fig. 75 uit de<br />
zittingen en trek vervolgens de<br />
hoedenplank naar buiten.<br />
De losse hoedenplank kunt u<br />
dwars achter de rugleuningen van<br />
de voorstoelen opbergen.<br />
2) Trek het achterste gedeelte van<br />
de zitting omhoog en klap de zitting<br />
naar voren tegen de rugleuningen van<br />
de voorstoelen fig. 76.<br />
3) Trek de hendel A-fig. 77 (één aan<br />
elke zijde van de rugleuning) omhoog<br />
en klap vervolgens de rugleuning naar<br />
voren. Houd hierbij de veiligheidsgordels<br />
aan de zijkant.<br />
fig. 76<br />
P4Q01014<br />
Achterbank weer in normale stand<br />
zetten:<br />
– til de rugleuning fig. 78 op en duw<br />
deze naar achteren, totdat u de klik<br />
van het borgmechanisme hoort; zorg<br />
ervoor dat de veiligheidsgordels weer<br />
voor de rugleuning zitten;<br />
– kantel de zitting terug en zorg<br />
ervoor dat de veiligheidsgordels niet<br />
onder de zitting terecht komen.<br />
fig. 77<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00159<br />
49
De auto kan zijn uitgerust met een<br />
deelbare achterbank.<br />
Bij auto’s met een deelbare achterbank<br />
zijn er meerdere mogelijkheden<br />
om de bagageruimte te vergroten,<br />
afhankelijk van het aantal passagiers en<br />
de hoeveelheid bagage:<br />
– beide rugleuningen neergeklapt<br />
voor de grootste bagageruimte, zoals<br />
hiervoor is beschreven;<br />
– de linker rugleuning neergeklapt,<br />
zodat er nog plaats is voor 1 achterpassagier;<br />
– de rechter rugleuning neergeklapt,<br />
zodat er plaats is voor 2 achterpassagiers.<br />
fig. 78<br />
50 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00135<br />
Bagage vastzetten<br />
In de bagageruimte bevindt zich aan<br />
beide zijden van de achterbank een<br />
bevestigingspunt A-fig. 79 waaraan<br />
banden kunnen worden bevestigd,<br />
waarmee de bagage goed kan worden<br />
vastgezet.<br />
De andere bevestigingspunten<br />
bevinden zich op de achtertraverse<br />
en zijn afgedekt met rubber doppen.<br />
Voor het gebruik van deze bevestigingspunten<br />
moeten de rubber<br />
doppen worden verwijderd.<br />
fig. 79<br />
P4Q00170<br />
Niet goed vastgezette<br />
bagage kan bij een ongeluk<br />
de passagiers ernstig<br />
verwonden.<br />
BELANGRIJK Als u zware<br />
voorwerpen vervoert en ‘s nachts<br />
rijdt, moet u controleren of de hoogteregelaars<br />
van de koplampen in de<br />
juiste stand staan (zie paragraaf<br />
KOPLAMPEN in dit hoofdstuk).<br />
Bij het terugplaatsen<br />
van de hoedenplank<br />
moeten de twee koorden<br />
aan de zijkant fig. 74 weer<br />
worden vastgehaakt en langs de<br />
buitenzijde van de gasveren<br />
lopen.
MOTORKAP Motorkap openen:<br />
1) Trek de hendel fig. 80 in de<br />
richting van de pijl.<br />
Voer deze handeling<br />
alleen uit als de auto<br />
stilstaat.<br />
Controleer of de arm<br />
van de ruitenwisser tegen<br />
de ruit aanstaat voordat u<br />
de motorkap optilt.<br />
fig. 80<br />
P4Q00025<br />
2) Druk aan de zijkant op haak B<br />
zoals aangegeven in fig. 81.<br />
3) Til de motorkap op en trek<br />
gelijktijdig de steunstang B-fig. 82<br />
uit de klem A.<br />
4) Steek het uiteinde van de stang<br />
in de zitting C van de motokap.<br />
fig. 81<br />
Attentie. Als de steunstang<br />
verkeerd geplaatst<br />
wordt, kan de motorkap<br />
onverwachts dichtvallen.<br />
Wees voorzichtig als u<br />
werkzaamheden in de<br />
motorruimte moet verrichten<br />
en de motor nog warm is,<br />
om brandwonden te voorkomen.<br />
Kom met uw handen niet in de<br />
buurt van de elektroventilateur:<br />
De elektroventilateur kan, ook bij<br />
uitgeschakeld contact, onverwachts<br />
inschakelen. Wacht<br />
totdat de motor is afgekoeld.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01015<br />
51
Pas op als u sjaals, dassen<br />
of loszittende kledingstukken<br />
draagt: deze<br />
kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.<br />
fig. 82<br />
52 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00070<br />
Motorkap sluiten:<br />
1) Houd de motorkap met een hand<br />
omhoog, trek met de andere hand de<br />
stang B-fig. 82 uit de zitting C en<br />
plaats de stang terug in de klem A.<br />
2) Laat de motorkap tot op ongeveer<br />
20 cm zakken.<br />
3) Laat de motorkap dichtvallen:<br />
hij vergrendelt nu automatisch.<br />
Controleer altijd of de<br />
motorkap vergrendeld is,<br />
om te voorkomen dat hij<br />
tijdens het rijden open gaat.<br />
IMPERIAAL/SKI-<br />
DRAGER<br />
BEVESTIGINGSPUNTEN<br />
fig. 83<br />
De bevestigingspunten voor de<br />
imperiaal/ski-drager staan op de<br />
afbeelding aangegeven.<br />
De steunen van een imperiaal/skidrager<br />
achter moeten direct boven de<br />
lijst van de zijruiten worden bevestigd.<br />
In het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma<br />
is een imperiaal/skidrager opgenomen<br />
die specifiek voor de Seicento is<br />
ontwikkeld.<br />
fig. 83<br />
P4Q00071
Controleer na enkele<br />
kilometers of de bevestigingsbouten<br />
nog goed<br />
vastzitten.<br />
Overschrijd nooit het<br />
maximum draagvermogen<br />
(zie hoofdstuk<br />
TECHNISCHE GEGEVENS).<br />
Let er bij het openen<br />
van de achterklep op dat<br />
de voorwerpen op de<br />
imperiaal niet beschadigd<br />
worden.<br />
KOPLAMPEN<br />
KOPLAMPEN AFSTELLEN<br />
Goed afgestelde koplampen zijn<br />
belangrijk voor het comfort en de<br />
veiligheid van uzelf en de overige<br />
weggebruikers.<br />
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften.<br />
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid<br />
moeten de koplampen op de juiste<br />
wijze zijn afgesteld.<br />
Voor controle of afstelling kunt u<br />
contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
STAND KOPLAMPEN<br />
CORRIGEREN<br />
fig. 84<br />
P4Q01016<br />
Als de auto beladen is, helt hij<br />
achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel<br />
van de koplampen meer naar<br />
boven schijnt. De stand van de koplampen<br />
moet nu worden gecorrigeerd.<br />
In het interieur van de auto bevindt<br />
zich rechts van de stuurkolom een<br />
elektrische regelknop fig. 84.<br />
Stand 0 - één of twee personen op<br />
de voorstoelen.<br />
Stand 1 - vijf personen.<br />
Stand 2 - vijf personen + bagage.<br />
Stand 3 - bestuurder + maximale<br />
lading in de bagageruimte.<br />
Controleer de afstelling<br />
van de koplampen telkens<br />
als het gewicht of de<br />
plaats van de lading wijzigt<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
53
MISTLAMPEN VOOR<br />
AFSTELLEN<br />
Door aan schroef A-fig. 85-86 te<br />
draaien, kunt u de lichtbundel van<br />
deze lamp afstellen.<br />
Voor controle of afstelling kunt u<br />
contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
fig. 85 Uitvoeringen S en SX<br />
fig. 86 Uitvoering Sporting<br />
54 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01017<br />
P4Q01018<br />
ABS<br />
De auto is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem<br />
(ABS). Het<br />
systeem voorkomt dat de wielen<br />
blokkeren, waardoor de beschikbare<br />
grip optimaal wordt benut en de<br />
auto ook tijdens een noodstop<br />
bestuurbaar en stabiel blijft.<br />
Als het ABS in werking is getreden,<br />
merkt de bestuurder dit aan een trilling<br />
in het rempedaal, die gepaard gaat<br />
met enig geluid.<br />
Dit betekent niet dat het remsysteem<br />
niet goed werkt, maar geeft<br />
aan dat het ABS in werking treedt. Het<br />
geeft aan dat de grip op de weg<br />
verminderd is. Het is daarom noodzakelijk<br />
uw snelheid aan te passen aan<br />
de conditie van de weg.<br />
Het ABS is een aanvulling op het<br />
conventionele remsysteem; bij een<br />
storing schakelt het ABS zichzelf<br />
automatisch uit, waarna alleen het<br />
conventionele remsysteem werkt.<br />
Als bij een storing niet meer op het<br />
anti-blokkeersysteem kan worden<br />
gerekend, zal de remcapaciteit van de<br />
auto absoluut niet minder zijn.<br />
Als u niet eerder in een auto met<br />
ABS hebt gereden, raden wij u aan het<br />
systeem eerst een paar keer uit te<br />
proberen op een glad wegdek. Verlies<br />
hierbij de veiligheid niet uit het oog en<br />
houdt u aan de wetgeving van het land<br />
waarin u zich bevindt. Bovendien<br />
raden wij u aan de volgende aanwijzingen<br />
aandachtig te lezen.<br />
Het voordeel van het ABS ten opzichte<br />
van het traditionele remsysteem<br />
is dat de auto optimaal bestuurbaar<br />
blijft doordat het blokkeren van de<br />
wielen wordt voorkomen, ook bij een<br />
noodstop en in omstandigheden waarbij<br />
de grip op het wegdek beperkt is.<br />
Het gebruik van het ABS leidt niet<br />
altijd tot een kortere remweg: als er<br />
bijv. ijs of verse sneeuw op de weg ligt,<br />
kan de remweg langer zijn.<br />
Voor het beste gebruik van het<br />
anti-blokkeersysteem, is het raadzaam<br />
de volgende aanwijzingen op te volgen.
Het ABS maakt zoveel<br />
mogelijk gebruik van de<br />
beschikbare grip maar<br />
kan deze niet verhogen. Daarom<br />
moet op gladde weggedeelten<br />
altijd voorzichtig worden gereden<br />
en mogen er geen onnodige<br />
risico’s worden genomen.<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, betekent dit dat<br />
de grip van de banden op<br />
het wegdek beperkt is; u dient uw<br />
snelheid te verlagen en aan te<br />
passen aan de beschikbare grip.<br />
Bij een storing gaat het<br />
waarschuwingslampje ><br />
op het instrumentenpaneel<br />
branden. Rijd met aangepaste<br />
snelheid naar een <strong>Fiat</strong><br />
dealer om de volledige werking<br />
van het systeem te laten<br />
herstellen.<br />
Wees voorzichtig bij het remmen in<br />
bochten, ook als de auto is voorzien<br />
van ABS.<br />
Het allerbelangrijkste advies is<br />
echter het volgende:<br />
Als het ABS in werking<br />
treedt, merkt u dat aan<br />
een trilling in het rempedaal.<br />
Verlaag de remdruk niet<br />
maar houd het rempedaal stevig<br />
ingetrapt; op deze manier hebt u,<br />
afhankelijk van de conditie van<br />
het wegdek, de kortste remweg.<br />
Als u deze aanwijzingen opvolgt,<br />
zult u onder alle omstandigheden de<br />
remmen het beste benutten.<br />
BELANGRIJK Op auto’s die met<br />
ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend<br />
door de fabriek voorgeschreven velgen,<br />
banden en remblokken gemonteerd<br />
worden<br />
Het systeem wordt gecompleteerd<br />
met een elektronische remdrukverdeling<br />
EBD (Electronic Brake Distributor)<br />
die via de regeleenheid en de<br />
sensoren van het ABS de prestaties<br />
van het remsysteem verhoogt.<br />
De auto is uitgerust<br />
met een elektronische<br />
remdrukverdeling (EBD).<br />
Als bij een draaiende motor tegelijkertijd<br />
waarschuwingslampjes<br />
> en x gaan branden, dan is er<br />
een storing in het EBD-systeem;<br />
in dat geval kunnen bij hard remmen<br />
de achterwielen vroegtijdig<br />
blokkeren waardoor de auto kan<br />
gaan slippen. Rijd met aangepaste<br />
snelheid naar een <strong>Fiat</strong> dealer om<br />
de volledige werking van het<br />
systeem te laten controleren.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
55
Als bij stationair<br />
draaiende motor het<br />
lampje > gaat branden,<br />
is er een storing in het ABS.<br />
In dat geval werkt het conventionele<br />
remsysteem op de<br />
normale manier, terwijl geen<br />
gebruik wordt gemaakt van het<br />
anti-blokkeersysteem. Onder<br />
deze omstandigheden kan ook de<br />
werking van het EBD-systeem<br />
verminderen. Ook in dit geval<br />
raden wij u aan onmiddellijk en<br />
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer te rijden, om<br />
het systeem te laten controleren.<br />
Als het waarschuwingslampje<br />
x voor te laag<br />
remvloeistofniveau gaat<br />
branden, stop dan onmiddellijk de<br />
auto en raadpleeg de dichtstbijzijnde<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Als er vloeistof<br />
lekt uit het hydraulische systeem,<br />
wordt de werking van zowel het<br />
conventionele remsysteem als<br />
het ABS in gevaar gebracht.<br />
56 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
AIRBAGS VOOR<br />
AIRBAGS VOOR fig. 87<br />
Beschrijving en werking<br />
De airbag voor (bestuurder en passagier)<br />
is een veiligheidsvoorziening die<br />
onmiddellijk in werking treedt bij een<br />
frontale botsing.<br />
De airbag bestaat uit een opblaasbaar<br />
luchtkussen dat in een daarvoor<br />
bestemde ruimte is geplaatst:<br />
– in het midden van het stuurwiel<br />
aan bestuurderszijde;<br />
– een luchtkussen met een groter<br />
volume op het dashboard aan<br />
passagierszijde.<br />
fig. 87<br />
P4Q00074<br />
De airbag voor (bestuurder en<br />
passagier) is een veiligheidsvoorziening<br />
die onmiddellijk in werking treedt bij<br />
een middelzware frontale botsing.<br />
Bij een ongeval verwerkt een regeleenheid<br />
de gegevens van een<br />
vertragingssensor en zorgt ervoor,<br />
indien nodig, dat het kussen wordt opgeblazen.<br />
Het kussen blaast onmiddellijk op,<br />
waardoor het lichaam wordt opgevangen<br />
en de kans op letsel beperkt<br />
wordt. Direct daarna loopt het kussen<br />
weer leeg.<br />
Bij een ongeval kan een inzittende die<br />
geen veiligheidsgordel heeft omgelegd<br />
in contact komen met een airbag<br />
die nog niet volledig opgeblazen is,<br />
waardoor de inzittende minder<br />
beschermd wordt.<br />
De airbag voor (bestuurder en<br />
passagier) is geen vervanging voor de<br />
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.<br />
Draag dus altijd veiligheidsgordels.<br />
Bovendien is het dragen van<br />
veiligheidsgordels wettelijk verplicht<br />
in Europa (en in de meeste landen<br />
daarbuiten).
Bij lichte frontale botsingen (waarbij<br />
de veiligheidsgordel de inzittende op<br />
zijn plaats houdt), wordt de airbag niet<br />
geactiveerd.<br />
Bij botsingen tegen snel vervormbare<br />
of beweegbare objecten (zoals<br />
verkeerspalen, sneeuw- of ijs-ophopingen,<br />
geparkeerde auto’s, enz),<br />
bij aanrijdingen van achteren (zoals een<br />
aanrijding door een andere auto)<br />
en bij zijdelingse aanrijdingen door<br />
andere auto’s of tegen veiligheidsbarrières<br />
(bijvoorbeeld tegen de<br />
onderkant van de auto of de vangrail),<br />
wordt de airbag niet geactiveerd<br />
omdat geen enkele aanvullende<br />
bescherming wordt geboden op de<br />
veiligheidsgordels.<br />
Als in deze gevallen het systeem niet<br />
in werking treedt, duidt dit niet op een<br />
storing.<br />
AIRBAG VOOR AAN<br />
PASSAGIERSZIJDE<br />
De airbag voor aan passagierszijde<br />
is ontwikkeld om de bescherming te<br />
verbeteren van een inzittende voor<br />
met omgelegde veiligheidsgordel.<br />
Als de airbag volledig opgeblazen is,<br />
vult deze het grootste deel van de<br />
ruimte tussen het dashboard en de<br />
voorpassagier.<br />
ZEER GEVAAR-<br />
LIJK: bij auto’s die<br />
zijn uitgerust met<br />
een airbag aan passagierszijde<br />
mag geen kinderzitje op de voorstoel<br />
worden gemonteerd. Als<br />
het absoluut noodzakelijk is een<br />
kind op de passagiersstoel voor te<br />
vervoeren, kan de airbag voor<br />
aan passagierszijde buiten<br />
werking worden gesteld. Voor<br />
een optimale bescherming van<br />
de volwassen passagier voor is<br />
het raadzaam de airbag onmiddellijk<br />
weer in te schakelen als u<br />
geen kinderen meer vervoert.<br />
Het systeem handmatig uitschakelen:<br />
Als het absoluut noodzakelijk is een<br />
kind op de passagiersstoel voor te<br />
vervoeren, kan de airbag voor aan<br />
passagierszijde buiten werking worden<br />
gesteld.<br />
Stel de airbag buiten werking door<br />
de contactsleutel in de daarvoor<br />
bestemde schakelaar te steken. Deze<br />
bevindt zich onder het dashboard,<br />
tussen de inbouwplaats van de autoradio<br />
en het dashboardkastje fig. 88.<br />
fig. 88<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00183<br />
57
De sleutelschakelaar heeft twee<br />
standen:<br />
1) Airbag voor aan passagierszijde<br />
ingeschakeld: (stand ON P) het waarschuwingslampje<br />
op het instrumentenpaneel<br />
brandt niet: het is absoluut<br />
verboden kinderen op de voorstoel<br />
te vervoeren.<br />
2) Airbag voor aan passagierszijde<br />
uitgeschakeld: (stand OFF F) het<br />
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel<br />
brandt: het is mogelijk<br />
om kinderen in goedgekeurde kinderzitjes<br />
op de voorstoel te vervoeren.<br />
Het waarschuwingslampje F op<br />
het instrumentenpaneel blijft continu<br />
branden totdat de airbag aan passagierszijde<br />
opnieuw wordt ingeschakeld.<br />
58 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
De airbags voor (bestuurder<br />
en passagier indien aanwezig)<br />
kunnen worden geactiveerd bij<br />
zware botsingen of als de auto<br />
aan de onderzijde wordt geraakt,<br />
bijvoorbeeld bij zware botsingen<br />
tegen drempels of stoepranden<br />
of obstakels op het wegdek of als<br />
de auto terecht komt in grote<br />
gaten of verzakkingen in het<br />
wegdek.<br />
Als de airbag in werking treedt,<br />
ontsnapt er een kleine hoeveelheid<br />
poederachtige stof en een<br />
beetje rook. Deze poederachtige<br />
stof en rook zijn niet schadelijk en<br />
duidt niet op brand.<br />
Als het lampje tijdens het rijden<br />
gaat branden (melding van een<br />
storing), moet u onmiddellijk en<br />
uitsluitend contact opnemen met<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer om de storing te<br />
laten verhelpen.<br />
Het airbagsysteem heeft een<br />
geldigheid van 10 jaar. Neem<br />
contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer als<br />
deze termijn verstreken is.<br />
Na een ongeval waarbij de airbag<br />
in werking is getreden, dient<br />
u contact op te nemen met<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer om de airbag, de<br />
elektronische regeleenheid, de<br />
veiligheidsgordels en de gordelspanners<br />
te laten vervangen<br />
en de werking van de elektrische<br />
installatie te laten controleren.<br />
Alle controlewerkzaamheden,<br />
reparaties en vervanging van<br />
de airbag moeten door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
worden uitgevoerd.<br />
Aan het einde van de lange<br />
levensduur van uw auto, moet u<br />
contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
om het systeem buiten<br />
werking te laten stellen.<br />
Bij verkoop van de auto moet<br />
de nieuwe eigenaar op de hoogte<br />
gesteld worden van het gebruik<br />
en de instructies, en moet hij het<br />
instructieboekje ontvangen.<br />
Het in werking treden van de<br />
gordelspanners en de airbags<br />
voor wordt door de elektronische<br />
regeleenheid bepaald, afhankelijk<br />
van het type ongeval. Als een van<br />
deze onderdelen niet in werking
treedt, dan duidt dat niet op een<br />
storing in het systeem.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat<br />
het lampje ¬ branden.<br />
Na ongeveer 4 seconden moet<br />
het lampje doven. Als het lampje<br />
blijft branden of als het gaat branden<br />
tijdens het rijden, stop dan<br />
onmiddellijk en neem contact op<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als u de contactsleutel<br />
in stand MAR draait, gaat<br />
het lampje F (met de<br />
blokkeerschakelaar voor de<br />
werking van de passagiersairbag<br />
in stand ON) 4 seconden branden<br />
en vervolgens 4 seconden knipperen<br />
om aan te geven dat de<br />
passagiersairbag bij een ongeval<br />
kan inschakelen. Vervolgens<br />
moet het lampje doven.<br />
Plak geen stickers of<br />
andere voorwerpen op<br />
het stuur of op de plek<br />
van de airbag aan de passagierszijde.<br />
Reis niet met voorwerpen<br />
op schoot en houd vooral geen<br />
pijp, potlood, enz. in de mond.<br />
Bij een ongeval waarbij de airbag<br />
in werking treedt, kan dit ernstig<br />
letsel veroorzaken.<br />
Rijd altijd met beide<br />
handen op de stuurwielrand,<br />
zodat bij het in<br />
werking treden van de airbag, het<br />
systeem niet wordt gehinderd<br />
door obstakels die ernstig letsel<br />
kunnen veroorzaken. Rijd niet<br />
met voorover gebogen lichaam<br />
maar ga goed rechtop zitten en<br />
steun tegen de rugleuning.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
59
Laat bij diefstal of een<br />
poging tot diefstal, bij<br />
beschadiging of als de<br />
auto bij een overstroming onder<br />
water is geweest, het airbagsysteem<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
controleren.<br />
Als de contactsleutel in<br />
stand MAR staat, kunnen,<br />
ook bij uitgezette motor,<br />
de airbags inschakelen als de<br />
auto stilstaat en frontaal wordt<br />
aangereden door een andere<br />
auto die met voldoende snelheid<br />
rijdt. Daarom mogen er ook als<br />
de auto stilstaat absoluut geen<br />
kinderen op de passagiersstoel<br />
voor worden geplaatst.<br />
Wij herinneren u eraan dat bij<br />
60 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
stilstaande auto zonder sleutel<br />
in het contactslot de airbags bij<br />
een ongeluk niet in treden; als<br />
in dit geval de airbags niet<br />
worden geactiveerd, betekent dit<br />
niet dat het systeem niet goed<br />
functioneert.<br />
De juiste werking van de airbags<br />
voor en de gordelspanners wordt<br />
alleen gegarandeerd als de auto<br />
niet overbeladen is.<br />
De airbag is geen<br />
vervanging voor de veiligheidsgordels,<br />
maar een<br />
aanvulling. De inzittenden<br />
worden uitsluitend door de veiligheidgordels<br />
beschermd bij<br />
frontale botsingen bij lage<br />
snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen<br />
en als de auto over de kop<br />
slaat. De gordels moeten dus<br />
altijd gedragen worden.<br />
EOBD-systeem<br />
Het op de auto gemonteerde<br />
EOBD-systeem (European On<br />
Board Diagnosis) is conform de<br />
EU 98/69-richtlijnen (EURO 3).
Dit diagnosesysteem voert continu<br />
controles uit op de componenten<br />
die van invloed zijn op de emissies;<br />
bovendien kan de bestuurder door het<br />
branden van lampje U op het instrumentenpaneel<br />
een vermindering in<br />
de werking van de componenten<br />
constateren.<br />
Het doel is:<br />
– de werking van het systeem<br />
controleren;<br />
– signaleren wanneer door een<br />
storing de emissies boven de wettelijk<br />
vastgestelde drempelwaarde uitkomen;<br />
– signaleren wanneer het noodzakelijk<br />
is de beschadigde componenten te<br />
vervangen.<br />
Het systeem beschikt verder nog<br />
over een diagnosestekker die, als<br />
deze verbonden is met speciale<br />
apparatuur, het mogelijk maakt, de<br />
door de regeleenheid opgeslagen<br />
storingscodes en de specifieke parameters<br />
voor de diagnose en werking<br />
van de motor, te lezen.<br />
fig. 89<br />
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet<br />
branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, dan dient<br />
u zo snel mogelijk contact op te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
61<br />
P4Q00503
BELANGRIJK Na het verhelpen<br />
van de storing moet de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
voor een complete controle van het<br />
systeem, tests uitvoeren op een testbank<br />
en, zonodig, een proefrit maken<br />
die eventueel een langere afstand kan<br />
omvatten.<br />
ELEKTRISCHE<br />
STUURBEKRACH-<br />
TIGING fig. 89<br />
BELANGRIJK De elektrische stuurbekrachtiging<br />
werkt alleen als de<br />
contactsleutel in stand MAR staat.<br />
Op de Seicento is een nieuw<br />
type elektrische stuurbekrachtiging<br />
geïnstalleerd met de naam EPAS<br />
(Electrical Power Assisted Steering).<br />
Het EPAS-systeem wordt aangedreven<br />
door een elektrische motor en<br />
bestaat uit twee onderdelen: een<br />
stuurkolom met geïntegreerde<br />
elektromotor en een elektronische<br />
regeleenheid.<br />
62 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
1) Regeleenheid elektrische<br />
stuurbekrachtiging;<br />
2) snelheidsensor van de auto;<br />
3) inspuitregeleenheid;<br />
4) motor elektrische stuurbekrachtiging;<br />
5) bedieningsgroep elektrische<br />
stuurbekrachtiging.<br />
Een regeleenheid verwerkt de<br />
gegevens van de diverse sensoren op<br />
de auto en bedient vervolgens de<br />
motor van de stuurbekrachtiging,<br />
waardoor tijdens het parkeren en in<br />
de bochten de hulpkracht van de<br />
stuurbekrachtiging optimaal is.<br />
Het systeem is geprogrammeerd om<br />
de hulpkracht aan de behoefte aan te<br />
passen: Hierdoor is er meer ondersteuning<br />
geboden bij inparkeren, maar<br />
neem de hulpkracht geleidelijk af<br />
naar mate de snelheid van de auto<br />
toeneemt.<br />
Het EPAS-systeem werkt uitsluitend<br />
als de motor draait om te voorkomen<br />
dat de accu ontlaadt. Het systeem<br />
is uitgerust met een zelfdiagnose<br />
om eventuele storingen of foutieve<br />
gegevens te signaleren.<br />
BELANGRIJK Als het stuur bij het<br />
parkeren veel heen en weer wordt<br />
gedraaid, dan kan het stuurwiel iets<br />
zwaarder gaan draaien; dit is normaal<br />
omdat de weerstand in het stuur<br />
toeneemt als de bescherming tegen<br />
oververhitting van de elektromotor in<br />
werking treedt. Er hoeft dus geen<br />
enkele reparatie te worden uitgevoerd.<br />
Als de auto hierna weer<br />
gebruikt wordt, werkt de elektrische<br />
stuurbekrachtiging weer normaal.<br />
Zie, als het lampje gaat branden de<br />
paragraaf CONTROLE- EN WAAR-<br />
SCHUWINGSLAMPJES in het hoofdstuk<br />
WEGWIJS IN UW AUTO.<br />
<strong>SEICENTO</strong> VAN fig. 89A<br />
De hier afgebeelde uitvoering verschilt<br />
alleen van de Seicento berlina wat<br />
betreft de inhoud van de bagageruimte<br />
en beschikt alleen over twee zitplaatsen<br />
voor.
Aanwijzingen voor het laden<br />
De Seicento Van is ontworpen<br />
en goedgekeurd op basis van vastgestelde<br />
maximum gewichten:<br />
– leeggewicht<br />
– nuttig laadvermogen<br />
fig. 89a<br />
– maximum totaalgewicht<br />
– maximum voorasbelasting<br />
– maximum achterasbelasting<br />
– aanhangergewicht.<br />
Alle opgegeven maximum gewichten<br />
mogen nooit worden overschreden.<br />
P4Q00568<br />
BELANGRIJK Bij bruusk remmen,<br />
of botsingen, kan het onverwachts<br />
verschuiven van de lading gevaar opleveren<br />
voor de bestuurder en de<br />
passagier: maak de lading stevig vast<br />
voordat u wegrijdt.<br />
Gebruik voor het vastzetten van<br />
de lading metalen kabels, touwen of<br />
riemen, die stevig genoeg zijn om de<br />
lading op zijn plaats te houden.<br />
Door het opvolgen van enkele<br />
eenvoudige tips kan de veiligheid, het<br />
rijcomfort en de levensduur van de<br />
auto verbeterd worden.<br />
– verdeel de lading gelijkmatig over<br />
de vloer, als de lading op één plaats geconcentreerd<br />
moet worden, gebruik<br />
dan de laadvloer tussen de twee assen;<br />
– bedenk dat hoe lager de lading ligt,<br />
hoe lager het zwaartepunt van de<br />
auto komt te liggen. Hierdoor rijdt u<br />
veiliger: plaats daarom altijd de zwaarste<br />
lading onderop;<br />
– bedenk ten slotte dat het<br />
dynamische rijgedrag van de auto<br />
beïnvloed wordt door het vervoerde<br />
gewicht: hoe hoger het gewicht des te<br />
langer de remweg van de auto,<br />
vooral bij hoge snelheid.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
63
AUTORADIO<br />
Als u een autoradio wilt<br />
installeren na aankoop<br />
van uw auto, moet u eerst<br />
contact opnemen met de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Deze kan u een geschikte<br />
installatie aanraden die de accu<br />
niet uitput. Door een hoog<br />
stroomverbruik bij uitgeschakeld<br />
contact wordt de accu beschadigd<br />
en kan de garantie van de<br />
accu vervallen.<br />
Als de auto niet is uitgerust met de<br />
INBOUWVOORBEREIDING AUTORADIO,<br />
beschikt u op het dashboard en in de<br />
portieren over een aantal opbergvakken,<br />
die de functionaliteit van het<br />
interieur vergroten.<br />
In het Lineaccessori-programma van<br />
<strong>Fiat</strong> is een speciale kit beschikbaar<br />
voor de INBOUWVOORBEREIDING AUTO-<br />
RADIO.<br />
64 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
STANDAARDUITRUSTING<br />
Alle uitvoeringen zijn standaard<br />
uitgerust met: voedingskabels voor de<br />
autoradio, kabels voor de luidsprekers<br />
voor in het dashboard, een antennekabel,<br />
een inbouwplaats voor de radio,<br />
inbouwplaatsen voor de luidsprekers<br />
voor.<br />
De autoradio wordt ingebouwd op de<br />
plek die met het aflegvakje is afgedekt.<br />
U verwijdert het vakje door op de<br />
borglippen A-fig. 90 te drukken.<br />
Achter het vakje zitten de voedingskabels,<br />
de aansluitkabel voor de luidsprekers<br />
en de antennekabel.<br />
fig. 90<br />
P4Q00128<br />
ANTENNE<br />
Montage:<br />
1) Verwijder de kunststof dop<br />
A-fig. 91 op het dak van de auto.<br />
2) Schroef de antenne vast.<br />
fig. 91<br />
P4Q00075
SCHEMA VOOR DE VOORBEREIDE ELEKTRISCHE BEDRADING<br />
EN EXTRA AANSLUITINGEN fig. 92<br />
fig. 92<br />
F<br />
E<br />
15<br />
22<br />
A<br />
A<br />
B<br />
D C<br />
RV<br />
CARD<br />
RN<br />
BN<br />
N<br />
<strong>NL</strong> CR<br />
ST EQ<br />
NZ<br />
SN<br />
B<br />
1 2 3 4 5 6 SEARCH SCAN.<br />
P4Q00181<br />
A - Antenne<br />
B - Aansluitstekker radio<br />
C - Luidspreker op het dashboard<br />
rechtsvoor<br />
D - Luidspreker op het dashboard<br />
linksvoor<br />
E - Zekeringen voor de voeding<br />
F - Extra zekering voor voeding<br />
van een losse versterker (bij inbouw<br />
van een geluidsinstallatie met een vermogen<br />
boven 20 + 20W).<br />
Kleurcode kabels:<br />
A=Lichtblauw - BN=Wit/Zwart - N=Zwart -<br />
NZ=Zwart/Paars - RN=Rood/Zwart -<br />
RV=Rood/Groen - SN=Roze/Zwart<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
65
LUIDSPREKERS<br />
De luidsprekers moeten in de zittingen<br />
aan het uiteinde van het dashboard<br />
worden gemonteerd.<br />
– fig. 93 luidspreker links<br />
– fig. 94 luidspreker rechts.<br />
1) Draai de 4 schroeven B los en<br />
verwijder het rooster.<br />
fig. 93<br />
fig. 94<br />
66 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q00129<br />
P4Q00130<br />
INBOUWPAKKET<br />
Naast de standaardvoorziening kan<br />
de auto uitgerust zijn met:<br />
– 2 luidsprekers voor;<br />
– een antenne die op het dak moet<br />
worden gemonteerd;<br />
– voedingskabels voor de autoradio.<br />
AUTORADIO<br />
Het volledige pakket bestaat uit:<br />
– inbouwpakket (zie vorige paragraaf);<br />
– stereo radio/cassettespeler met<br />
afneembaar front (zie voor de specificaties<br />
en werking de instructies die<br />
bij de autoradio worden geleverd).<br />
INBOUWVOOR-<br />
BEREIDING<br />
MOBIELE TELEFOON<br />
De handsfree kit moet<br />
u zelf aanschaffen en<br />
geschikt zijn voor uw<br />
mobiele telefoon.<br />
Laat de installatie van de<br />
mobiele telefoon en de<br />
aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />
uitsluitend door de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren. Zo bent u<br />
verzekerd van het beste resultaat<br />
en wordt voorkomen dat de<br />
rijveiligheid in gevaar wordt<br />
gebracht.
fig. 95<br />
P4Q01049<br />
De auto kan als optional zijn uitgerust<br />
met een inbouwvoorbereiding<br />
voor een mobiele telefoon. Deze<br />
voorbereiding bestaat uit:<br />
– een luidspreker met dubbele spoel<br />
(autoradio + mobiele telefoon) D-fig.<br />
95; deze wordt geïnstalleerd op het<br />
rechter uiteinde van het dashboard;<br />
– een antenne met dubbele functie<br />
(autoradio + mobiele telefoon) A;<br />
deze wordt geïnstalleerd op de<br />
voorzijde van het dak;<br />
– aansluitkabels voor antenne met<br />
dubbele functie B en een aansluitkabel<br />
met 10-polige stekker voor de voeding<br />
en aansluiting van de luidspreker met<br />
dubbele spoel.<br />
De stekker bevindt zich aan de<br />
linkerzijde, achter de linker luidspreker.<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
67
De antenne is geschikt<br />
voor een zendvermogen<br />
tot 20W.<br />
Aansluitschema van de elektrische<br />
bedrading:<br />
N elektronische massa<br />
RG voeding (+30) beveiligd door<br />
de 15A-zekering nr. 15 (zekeringenkast)<br />
G voeding (+) verlichting, beveiligd<br />
door de 10A- zekering nr.<br />
4 (zekeringenkast)<br />
A voeding (+) via start-/contactslot,<br />
beveiligd door de 10Azekering<br />
nr. 22 (zekeringenkast)<br />
LN luidspreker met dubbele spoel<br />
(-)<br />
BR luidspreker met dubbele spoel<br />
(+).<br />
68 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Plaats de microfoon bij voorkeur in<br />
de nabijheid van het plafondlampje en<br />
zorg ervoor dat het zicht niet wordt<br />
belemmerd.<br />
De telefoonsteun kan het beste op het<br />
vlakke stuk naast de linker luidspreker<br />
C-fig. 96 worden geplaatst.<br />
Laat de montage van de<br />
mobiele telefoon en de<br />
aansluiting op de inbouwvoorbereiding<br />
uitsluitend door<br />
een <strong>Fiat</strong>-dealer uitvoeren.<br />
fig. 96<br />
P4Q01019<br />
RADIOZEND-<br />
APPARATUUR EN<br />
MOBIELE TELEFOON<br />
Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten<br />
(bijvoorbeeld 27 mc)<br />
mogen alleen in de auto worden<br />
gebruikt als er een aparte antenne aan<br />
de buitenkant van de auto wordt<br />
gemonteerd.<br />
BELANGRIJK Door het gebruik<br />
van een mobiele telefoon, een 27 mczender<br />
of gelijksoortige apparaten in<br />
de auto (zonder buitenantenne)<br />
ontstaan elektromagnetische velden<br />
die, als ze worden versterkt door de<br />
reflectie in het interieur, niet alleen<br />
schadelijk voor de gezondheid van<br />
de inzittenden kunnen zijn, maar ook<br />
storingen in de elektrische systemen<br />
van de auto kunnen veroorzaken.<br />
Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar<br />
gebracht.<br />
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk beperkt<br />
door de isolerende eigenschappen van<br />
de carrosserie.
TANKEN MET DE<br />
<strong>SEICENTO</strong><br />
Door de toepassing van emissiereductiesystemen<br />
in de Seicento mag<br />
u uitsluitend loodvrije benzine tanken.<br />
Om vergissingen te voorkomen is de<br />
diameter van de vulpijp van de tank<br />
kleiner, zodat het vulpistool voor<br />
loodhoudende benzine er niet in<br />
past. Het octaangetal van de benzine<br />
moet ten minste 95 R.O.N. zijn.<br />
fig. 97<br />
P4Q01020<br />
Tank met de Seicento<br />
nooit, niet in noodgevallen<br />
en ook niet een klein<br />
beetje, loodhoudende benzine.<br />
U zou de katalysator onherstelbaar<br />
beschadigen.<br />
Een beschadigde katalysator<br />
laat schadelijke<br />
stoffen in het uitlaatgas<br />
achter, waardoor het milieu<br />
wordt vervuild.<br />
fig. 98<br />
P4Q00076<br />
DOP VAN DE<br />
BRANDSTOFTANK<br />
De dop van de brandstoftank is voorzien<br />
van een slot.<br />
Openen:<br />
1) Druk op het door de pijl aangegeven<br />
punt en open het klepje fig. 98;<br />
2) Houd de dop stevig vast en draai<br />
de contactsleutel linksom fig. 99;<br />
3) Draai de dop ongeveer een kwart<br />
slag linksom en verwijder de dop.<br />
De dop is voorzien van een koord<br />
A-fig. 100 dat aan het tankklepje<br />
vastzit, waardoor verlies onmogelijk is.<br />
fig. 99<br />
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
69<br />
P4Q01050
BELANGRIJK Door de hermetische<br />
afsluiting van de tank kan de<br />
druk in de tank iets verhoogd zijn:<br />
Het is daarom normaal als u bij het<br />
losdraaien van de tankdop een sissend<br />
geluid hoort.<br />
Sluiten:<br />
1) De tankdop is voorzien van een<br />
bajonetsluiting. Plaats de tankdop<br />
(compleet met sleutel) en draai de dop<br />
rechtsom totdat u één of meerdere<br />
klikken hoort.<br />
2) Houd de dop stevig vast, draai de<br />
sleutel rechtsom en neem de sleutel<br />
uit het slot. Sluit vervolgens het klepje.<br />
fig. 100<br />
70 WEGWIJS IN UW AUTO<br />
P4Q01051<br />
BELANGRIJK Vervang de tankdop<br />
zonodig alleen door een ander exemplaar<br />
van hetzelfde type, anders kan de<br />
werking van het benzinedampopvangsysteem<br />
in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
Kom niet dicht bij de<br />
vulopening met open<br />
vuur of een brandende<br />
sigaret: brandgevaar. Houd uw<br />
hoofd ook niet dichtbij de<br />
vul-opening om te voorkomen<br />
dat u schadelijke dampen inademt.<br />
BESCHERMING VAN<br />
HET MILIEU<br />
De bescherming van het milieu is het<br />
uitgangspunt geweest in alle fasen van<br />
de ontwikkeling en productie van de<br />
<strong>Fiat</strong> Seicento. Het resultaat is zichtbaar<br />
in het gebruik van de materialen en de<br />
toepassing van systemen om de<br />
schadelijke effecten te voorkomen of<br />
drastisch te beperken.<br />
De emissiereductiesystemen voor<br />
benzinemotoren zijn:<br />
– Driewegkatalysator;<br />
– Lambdasonde;<br />
– Benzinedamp-opvangsysteem.<br />
De <strong>Fiat</strong> Seicento is klaar voor de start,<br />
met een ruime voorsprong op de<br />
strengste internationale milieu-eisen.
MOTOR<br />
STARTEN<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Het is gevaarlijk om de<br />
motor in een afgesloten<br />
ruimte te laten draaien.<br />
De motor verbruikt zuurstof en<br />
produceert koolmonoxide en andere<br />
giftige stoffen.<br />
Raak de hoogspanningskabels<br />
(bougiekabels)<br />
nooit aan als de motor<br />
draait.<br />
BELANGRIJK Het gaspedaal mag<br />
pas worden ingetrapt nadat de motor<br />
is gestart.<br />
1) Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
2) Zet de versnellingspook in vrij.<br />
3) Trap het koppelingspedaal geheel<br />
in, zonder het gaspedaal in te trappen.<br />
4) Draai de start-/contactsleutel in<br />
stand AVV en laat hem los zodra de<br />
motor aanslaat.<br />
Als met de contactsleutel in stand<br />
MAR het controlelampje ¢ blijft<br />
branden, raden wij u aan de sleutel in<br />
stand STOP te draaien en vervolgens<br />
weer in MAR; als het lampje nog<br />
steeds blijft branden, probeer het dan<br />
met de andere geleverde sleutels.<br />
Als de motor nog niet aanslaat, voer<br />
dan zelf een noodstart uit met de code<br />
die op de CODE-card vermeld<br />
staat (zie NOODSTART in het hoofdstuk<br />
NOODGEVALLEN) of neem contact op<br />
met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel<br />
niet in stand MAR staan als<br />
de motor stilstaat.<br />
MOTOR OPWARMEN NA<br />
HET STARTEN<br />
– Rijd rustig weg, laat de motor niet<br />
met hoge toerentallen draaien en trap<br />
het gaspedaal niet bruusk in.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
71
NOODSTART<br />
Als de regeleenheid van de <strong>Fiat</strong><br />
CODE de via de contactsleutel<br />
gezonden code niet herkent (controlelampje<br />
¢ op het instrumentenpaneel<br />
brandt constant) kan een noodstart<br />
worden uitgevoerd met de code die<br />
op de CODE-card vermeld staat.<br />
Zie het hoofdstuk NOODGEVALLEN.<br />
Probeer auto’s met<br />
katalysator nooit te starten<br />
door ze aan te duwen,<br />
te slepen of van een helling te<br />
laten rijden. Op die wijze kan er<br />
onverbrande brandstof in de<br />
katalysator terechtkomen, waardoor<br />
deze onherstelbaar zal<br />
beschadigen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rembekrachtiging<br />
niet werkt zolang de<br />
motor niet is aangeslagen, waardoor<br />
meer kracht nodig is voor<br />
de bediening van het rempedaal.<br />
72 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
MOTOR UITZETTEN<br />
Draai bij stationair draaiende motor<br />
de contactsleutel in stand STOP.<br />
Gasgeven voordat u de<br />
motor uitzet heeft geen<br />
enkel nut en verspilt<br />
brandstof.<br />
BELANGRIJK Het is beter om de<br />
motor na een zware rit even “op<br />
adem” te laten komen. Zet de motor<br />
niet onmiddellijk uit, maar laat hem<br />
even stationair draaien. Hierdoor kan<br />
de temperatuur in de motorruimte<br />
dalen.<br />
PARKEREN<br />
Zet de motor uit, trek de handrem<br />
aan, schakel een versnelling in (de 1 e<br />
als de weg omhoog loopt, in de<br />
achteruit als de weg omlaag loopt) en<br />
zet de voorwielen iets uitgestuurd.<br />
Als de auto op een steile helling staat,<br />
blokkeer de wielen dan met stenen of<br />
wiggen.<br />
Laat de contactsleutel nooit in stand<br />
MAR staan omdat hierdoor de accu<br />
ontlaadt.<br />
Neem de sleutel altijd<br />
uit het contactslot als u<br />
de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen<br />
achter in de auto.<br />
HANDREM<br />
De handrem bevindt zich tussen de<br />
voorstoelen.<br />
Op een vlakke ondergrond hoort de<br />
auto geblokkeerd te zijn als de<br />
handrem vier of vijf tanden is aangetrokken.<br />
Op sterke hellingen en bij een<br />
beladen auto moet de handrem negen<br />
of tien tanden worden aangetrokken.<br />
fig. 1<br />
P4Q00078<br />
BELANGRIJK Als dit niet het<br />
geval is, laat dan de <strong>Fiat</strong>-dealer de<br />
handrem afstellen.<br />
Als bij aangetrokken handrem de<br />
contactsleutel in stand MAR staat,<br />
gaat op het instrumentenpaneel het<br />
waarschuwingslampje x branden.<br />
Handrem uitschakelen:<br />
1) Trek de hendel iets omhoog en<br />
druk op de ontgrendelknop A-fig. 1;<br />
2) Houd de knop ingedrukt en laat<br />
de hendel zakken. Het waarschuwingslampje<br />
x dooft.<br />
3) Om onverwachtse bewegingen<br />
van de auto te voorkomen, moet bij<br />
het bedienen van de handrem het<br />
rempedaal worden ingetrapt.<br />
ANTI-DIEFSTALSTANG<br />
Gebruik het rempedaal voor de<br />
bevestiging van de onderste haak.<br />
GEBRUIK VAN DE<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
De standen van de pook komen overeen<br />
met de verschillende versnellingen<br />
en staan aangegeven in het schema in<br />
fig. 2 (dit schema staat ook op de knop<br />
van de pook).<br />
Als u een versnelling inschakelt, moet<br />
u het koppelingspedaal geheel intrappen.<br />
Voor het inschakelen van de<br />
achteruit (R) moet de auto stilstaan.<br />
Vervolgens plaatst u de pook vanuit<br />
zijn vrij naar rechts en vervolgens naar<br />
achteren; bij de Sporting moet tegelijkertijd<br />
de schuifring A-fig. 2 onder<br />
de knop omhoog worden getrokken.<br />
fig. 2<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
P4Q00079<br />
73
BELANGRIJK De achteruit kan<br />
alleen bij een volledig stilstaande auto<br />
worden ingeschakeld. Wacht bij een<br />
stationair draaiende motor met geheel<br />
ingetrapt koppelingspedaal ten minste<br />
2 seconden voordat u de achteruit<br />
inschakelt, om beschadiging aan de<br />
versnellingsbak te voorkomen.<br />
Om op de juiste wijze te<br />
schakelen, moet u het<br />
koppelingspedaal geheel<br />
intrappen. Daarom mag er niets<br />
onder het pedaal liggen dat dit<br />
kan verhinderen. Let erop dat<br />
extra vloermatten altijd goed<br />
vastzitten en niet de slag van de<br />
pedalen beperken.<br />
74 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
VEILIG RIJDEN<br />
Tijdens het ontwerpen van de<br />
Seicento heeft <strong>Fiat</strong> veel aandacht<br />
besteed aan de optimale veiligheid<br />
voor de inzittenden. Desalniettemin<br />
blijft het gedrag van de bestuurder<br />
van doorslaggevende betekenis voor<br />
de veiligheid op de weg.<br />
Hierna vindt u enkele eenvoudige<br />
tips en aanbevelingen om in diverse<br />
omstandigheden veilig te rijden.<br />
Hoewel u de meeste natuurlijk al kent,<br />
is het toch de moeite waard ze aandachtig<br />
te lezen.<br />
VOOR U WEGRIJDT<br />
– Controleer of de verlichting goed<br />
werkt.<br />
– Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels<br />
in de juiste stand.<br />
– Zet de hoofdsteunen zo, dat ze het<br />
hoofd steunen en niet de nek.<br />
– Controleer of de slag van de<br />
pedalen niet beperkt wordt (door<br />
matten enz.).<br />
– Controleer of eventuele kinderzitjes<br />
(stoeltjes, wiegjes, enz.) goed<br />
bevestigd zijn op de zitplaatsen achter.<br />
– Stuw eventuele bagage zorgvuldig<br />
in de bagageruimte om te voorkomen<br />
dat bij bruusk remmen voorwerpen<br />
door het interieur schieten.<br />
– Gebruik geen zware maaltijden<br />
voor een reis. Een lichte maaltijd<br />
draagt ertoe bij goede reflexen te<br />
behouden. Vermijd vooral het gebruik<br />
van alcohol.<br />
Controleer regelmatig:<br />
– bandenspanning en conditie van de<br />
banden;<br />
– niveau van het elektrolyt van de<br />
accu;<br />
– niveau van de motorolie;<br />
– niveau van de koelvloeistof en de<br />
conditie van het koelsysteem;<br />
– niveau van de remvloeistof;<br />
– niveau van de ruitensproeiervloeistof.
TIJDENS DE RIT<br />
– De eerste regel van veilig rijden is<br />
voorzichtigheid.<br />
– Voorzichtigheid houdt ook in, dat<br />
u alert bent op fouten en onvoorzichtigheden<br />
van anderen.<br />
– Houdt u altijd strikt aan de<br />
geldende verkeersregels van elk land<br />
waarin u rijdt en houdt u vooral aan<br />
de maximum snelheden.<br />
– Zorg er altijd voor dat naast uzelf<br />
ook alle overige inzittenden de veiligheidsgordel<br />
dragen en dat kinderen<br />
in passende zitjes worden vervoerd.<br />
Dieren dienen bij voorkeur in een van<br />
het interieur gescheiden gedeelte te<br />
worden vervoerd.<br />
– Lange reizen moeten in optimale<br />
conditie worden gestart.<br />
Rijden onder invloed van<br />
alcohol, verdovende middelen,<br />
of bepaalde<br />
medicijnen is zeer gevaarlijk voor<br />
uzelf en voor anderen.<br />
Draag altijd veiligheidsgordels,<br />
zowel voorin als<br />
achterin! Rijden zonder<br />
veiligheidsgordels vergroot het<br />
risico op ernstig letsel of dodelijke<br />
afloop bij een ongeval.<br />
Let op bij de montage<br />
van spoilers, lichtmetalen<br />
velgen en niet standaard<br />
wieldoppen: ze kunnen de ventilatie<br />
van de remmen verminderen<br />
en daarmee hun doelmatigheid<br />
tijdens krachtig en veelvuldig<br />
remmen; bijvoorbeeld tijdens<br />
een lange afdaling.<br />
Rijd niet met voorwerpen<br />
op de vloer voor de<br />
bestuurdersstoel: tijdens<br />
het remmen kunnen ze tussen de<br />
pedalen komen waardoor het<br />
onmogelijk is te accelereren of te<br />
remmen.<br />
Let op de dikte van<br />
eventuele vloermatten:<br />
zelfs een gering defect in<br />
het remsysteem kan tot gevolg<br />
hebben, dat het rempedaal dieper<br />
dan normaal moet worden<br />
ingetrapt.<br />
– Rijd niet te lang achter elkaar, maar<br />
las pauzes in en gebruik die om een<br />
beetje te bewegen en weer op<br />
krachten te komen.<br />
– Zorg voor een constante luchtverversing<br />
in het interieur.<br />
– Rijd nooit van een helling af met<br />
een afgezette motor: u kunt dan niet<br />
op de motor afremmen en de<br />
rembekrachtiging werkt niet, waardoor<br />
de bediening van de remmen<br />
meer kracht vereist.<br />
Water, ijs en strooizout<br />
op de wegen kunnen zich<br />
afzetten op de remschijven<br />
waardoor de gewenste<br />
remvertraging iets later wordt<br />
bereikt.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
75
IN HET DONKER RIJDEN<br />
Enkele belangrijke tips voor het<br />
rijden in het donker:<br />
– Rijd extra voorzichtig: rijden in het<br />
donker vergt veel meer concentratie.<br />
– Beperk de snelheid, vooral op<br />
onverlichte wegen.<br />
– Stop bij de eerste tekenen van<br />
slaperigheid: doorrijden levert gevaar<br />
op voor uzelf en voor anderen. Ga pas<br />
weer rijden na voldoende rust.<br />
– Bewaar een veilige afstand, groter<br />
dan overdag, van de auto’s die voor u<br />
rijden. Het is moeilijk om de snelheid<br />
van andere auto’s te schatten als alleen<br />
de lichten te zien zijn.<br />
– Controleer of de koplampen goed<br />
staan afgesteld: als ze te laag staan,<br />
wordt uw zicht beperkt en raakt u<br />
sneller vermoeid. Als ze te hoog staan,<br />
kunnen ze andere weggebruikers<br />
hinderen.<br />
– Gebruik het grootlicht alleen<br />
buiten de stad en als u zeker weet dat<br />
u andere weggebruikers niet hindert.<br />
76 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
– Doof het grootlicht (indien ingeschakeld)<br />
als u een tege<strong>nl</strong>igger ziet en<br />
passeer met dimlicht.<br />
– Houd alle lampen schoon.<br />
– Let buiten de stad op overstekende<br />
dieren.<br />
MET REGEN RIJDEN<br />
Regen en natte wegen leveren gevaar<br />
op.<br />
Op natte wegen zijn alle manoeuvres<br />
moeilijker, omdat de wrijving tussen<br />
de banden en het wegdek aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
minder is. Het gevolg is dat de remweg<br />
aanmerkelijk langer is en dat de grip<br />
op het wegdek minder is.<br />
Enkele tips voor het rijden met regen:<br />
– Beperk de snelheid en bewaar een<br />
grotere afstand van de auto’s die voor<br />
u rijden.<br />
– Als het erg hard regent, wordt ook<br />
het zicht beperkt. Ontsteek in dat<br />
geval ook overdag het dimlicht om<br />
de zichtbaarheid voor anderen te<br />
vergroten.<br />
– Rijd niet met hoge snelheid door<br />
plassen en houd het stuur stevig vast.<br />
Als u met hoge snelheid door een plas<br />
rijdt, kunt u de controle over de<br />
auto verliezen (“aquaplaning”).<br />
– Zet de bedieningsknoppen van de<br />
ventilatie op ontwasemen (zie hoofdstuk<br />
WEGWIJS IN UW AUTO), zodat u een<br />
goed zicht houdt.<br />
– Controleer regelmatig de conditie<br />
van de ruitenwisserbladen.<br />
IN DE MIST RIJDEN<br />
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden<br />
in dichte mist.<br />
Tips bij nevel, mist of kans op mistbanken:<br />
– Beperk uw snelheid.<br />
– Ontsteek, ook overdag, het<br />
dimlicht, de mistachterlichten of de<br />
eventuele mistlampen voor. Gebruik<br />
niet het grootlicht.
BELANGRIJK Doof bij stukken<br />
met goed zicht de mistachterlichten<br />
om de weggebruikers achter u niet te<br />
hinderen.<br />
– Denk eraan dat mist de wegen ook<br />
nat maakt, waardoor manoeuvres<br />
moeilijker uit te voeren zijn en de<br />
remweg langer is.<br />
– Houd ruim afstand van de auto’s<br />
voor u.<br />
– Voorkom zoveel mogelijk abrupte<br />
snelheidswisselingen.<br />
– Vermijd zoveel mogelijk het<br />
inhalen van andere voertuigen.<br />
– Als u plotseling moet stoppen (bij<br />
een defect, door sterke vermindering<br />
van het zicht enz.), tracht dan toch<br />
buiten de rijstrook te stoppen. Zet<br />
vervolgens de waarschuwingsknipperlichten<br />
aan en, zo mogelijk, de dimlichten.<br />
Druk in een rustig ritme op de<br />
claxon als u een andere auto denkt te<br />
zien.<br />
IN DE BERGEN RIJDEN<br />
– Rem zoveel mogelijk op de motor<br />
af en rijd in een lage versnelling bergafwaarts.<br />
Daarmee voorkomt u dat de<br />
remmen oververhit raken.<br />
– Rijd nooit naar beneden met afgezette<br />
motor of met de versnellingspook<br />
in de vrij-stand, en absoluut<br />
nooit met uitgenomen contactsleutel.<br />
– Rijd met een matige snelheid, en<br />
vermijd het “afsnijden” van bochten.<br />
– Denk eraan dat bergopwaarts<br />
inhalen veel langzamer gaat en dat de<br />
weg daarom langer vrij moet zijn. Als<br />
u wordt ingehaald terwijl u bergopwaarts<br />
rijdt, geef de passerende<br />
auto dan de ruimte.<br />
MET SNEEUW<br />
EN IJS RIJDEN<br />
Enkele tips voor het rijden met<br />
sneeuw en ijs:<br />
– Rijd met zeer matige snelheid.<br />
– Monteer sneeuwkettingen als u op<br />
besneeuwde wegen rijdt; zie de paragraaf<br />
SNEEUWKETTINGEN in dit hoofdstuk.<br />
– Rem bij voorkeur op de motor af<br />
en vermijd bruusk remmen.<br />
– Als uw auto niet voorzien is van<br />
ABS, pas dan op dat de wielen niet<br />
blokkeren. U voorkomt dit door de<br />
druk op het rempedaal zorgvuldig te<br />
doseren.<br />
– Vermijd snel optrekken en plotseling<br />
van richting veranderen.<br />
– In de winter kan op schijnbaar<br />
droge wegen toch ijs liggen. Let<br />
daarom vooral goed op de delen van<br />
de weg die door de aanwezigheid van<br />
bomen of rotsen weinig zon krijgen,<br />
waardoor ijs kan blijven liggen.<br />
– Houd ruim afstand van de auto’s<br />
voor u.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
77
– Blijf niet te lang met een draaiende<br />
motor in diepe sneeuw stilstaan: de<br />
sneeuw kan de afvoer van uitlaatgas<br />
verhinderen, waardoor dit in het<br />
interieur kan terecht komen.<br />
MET ABS RIJDEN<br />
Het ABS is een voorziening op het<br />
remsysteem dat twee belangrijke<br />
voordelen biedt:<br />
1) Het voorkomt het blokkeren en<br />
daarmee het slippen van de wielen bij<br />
een noodstop en in omstandigheden<br />
waarbij de grip op het wegdek beperkt<br />
is.<br />
2) Het houdt de auto tijdens het<br />
remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt<br />
u tijdens het remmen obstakels<br />
ontwijken of van richting veranderen,<br />
mits de grip van de banden dit toelaat.<br />
78 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Het beste gebruik van ABS:<br />
– Bij een noodstop of bij verminderde<br />
grip voelt u een lichte trilling in het<br />
rempedaal: dit is het signaal dat het<br />
ABS werkt. Laat het pedaal niet los,<br />
maar blijf het ingetrapt houden zodat<br />
het remsysteem continu werkt.<br />
– Het ABS voorkomt het blokkeren<br />
van de wielen, maar verhoogt de grip<br />
van de banden op het wegdek niet.<br />
Houd daarom ook met auto’s met ABS<br />
een veilige afstand van de auto’s die<br />
voor u rijden en beperk de snelheid<br />
voor u een bocht inrijdt.<br />
– Het ABS dient om de bestuurbaarheid<br />
van de auto te verbeteren, en<br />
niet om harder te rijden.<br />
KOSTENBESPARING<br />
EN BEPERKING<br />
VAN DE UITSTOOT<br />
VAN SCHADELIJKE<br />
UITLAATGASSEN<br />
Hierna volgen enkele nuttige tips,<br />
waardoor de kosten aan de auto zo<br />
laag mogelijk blijven en de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk<br />
beperkt wordt.<br />
ALGEMENE OPMERKINGEN<br />
Onderhoud van de auto<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur,<br />
de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus,<br />
de lucht-/brandstoffilters, enz.<br />
regelmatig controleren en eventueel<br />
afstellen, zoals in het onderhoudsschema<br />
is aangegeven.
Banden<br />
Controleer regelmatig, ten minste<br />
één keer per maand, de spanning van<br />
de banden. Als de spanning te laag is,<br />
wordt de weerstand groter en neemt<br />
het verbruik toe. Bovendien slijten<br />
hierdoor de banden sneller en<br />
verslechtert de wegligging van de<br />
auto, waardoor de veiligheid in gevaar<br />
wordt gebracht.<br />
Overbodige bagage<br />
Rijd niet met een te zwaar beladen<br />
bagageruimte. Het gewicht van de<br />
auto en de wieluitlijning hebben<br />
grote invloed op het brandstofverbruik<br />
en de stabiliteit.<br />
Imperiaal/skidrager<br />
Verwijder de imperiaal of skidrager<br />
als u ze niet meer gebruikt. Ze<br />
verminderen de aërodynamica van de<br />
auto, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt. Gebruik voor het vervoer<br />
van volumineuze voorwerpen bij<br />
voorkeur een aanhanger.<br />
Stroomverbruikers<br />
Gebruik de elektrische installaties<br />
alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,<br />
de mistlampen, de<br />
ruitenwissers en de aanjager van het<br />
ventilatie-/verwarmingssysteem vragen<br />
veel stroom, waardoor het brandstofverbruik<br />
toeneemt (tot aan 25% in<br />
stadsverkeer).<br />
Airconditioning<br />
De airconditioning gebruikt zeer veel<br />
energie, waardoor de motor zwaar<br />
wordt belast en het brandstofverbruik<br />
sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).<br />
Gebruik wanneer de buitentemperatuur<br />
het toelaat bij voorkeur de<br />
functies van het ventilatiesysteem.<br />
Aërodynamische accessoires<br />
Het gebruik van niet goedgekeurde<br />
aërodynamische accessoires kan de<br />
aërodynamica negatief beïnvloeden,<br />
waardoor het brandstofverbruik zal<br />
toenemen.<br />
RIJSTIJL<br />
Het starten<br />
Laat de motor als de auto stilstaat,<br />
niet warmdraaien met stationair<br />
toerental en ook niet met een hoog<br />
toerental: onder deze omstandigheden<br />
warmt de motor veel langzamer op,<br />
terwijl het verbruik en de schadelijke<br />
uitlaatgasemissie toenemen. Het is<br />
beter om rustig weg te rijden en geen<br />
hoge toerentallen te gebruiken. Op<br />
deze manier warmt de motor sneller op.<br />
Overbodige handelingen<br />
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat<br />
voor een stoplicht of voordat u<br />
de motor afzet. Deze handeling heeft<br />
evenals het overschakelen met tussengas<br />
geen enkele nut. Het kost<br />
brandstof en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen.<br />
Keuze van de versnellingen<br />
Gebruik als het verkeer en de weg het<br />
toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen<br />
van een lage versnelling voor<br />
een snelle acceleratie verhoogt het<br />
brandstofverbruik. Op dezelfde wijze<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
79
neemt bij het oneige<strong>nl</strong>ijke gebruik van<br />
een hoge versnelling, het verbruik en de<br />
schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien<br />
slijt de motor hierdoor sneller.<br />
Maximum snelheid<br />
Het brandstofverbruik neemt aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
toe bij een hogere snelheid: Als<br />
de snelheid wordt verhoogd van 90<br />
naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik<br />
met ongeveer 30% toe. Rijd<br />
daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige<br />
snelheid, vermijd overbodig<br />
remmen en optrekken. Dit kost brandstof<br />
en verhoogt de uitstoot van<br />
schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u<br />
daarom aan om rustig te rijden en een<br />
veilige afstand te bewaren van de auto’s<br />
die voor u rijden, waardoor u tijdig kunt<br />
reageren op gevaarlijke situaties.<br />
Acceleratie<br />
Met vol gas optrekken waarbij de<br />
motor met hoge toerentallen draait,<br />
kost veel brandstof en verhoogt de<br />
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Het is beter geleidelijk op te trekken<br />
en het toerental, waarbij de motor het<br />
maximum koppel levert, niet te ver te<br />
overschrijden.<br />
80 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
GEBRUIKSOMSTANDIG-<br />
HEDEN<br />
Koude start<br />
Bij korte ritten en regelmatig koud<br />
starten, bereikt de motor niet de<br />
optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor<br />
neemt niet alleen het brandstofverbruik<br />
toe (van 15 tot aan 30% in<br />
stadsverkeer) maar ook de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen.<br />
Verkeerssituatie en conditie<br />
van het wegdek<br />
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij<br />
filerijden, waarbij overwegend lage<br />
versnellingen worden gebruikt, of in de<br />
stad waar zich veel verkeerslichten<br />
bevinden, zal het brandstofverbruik<br />
aanzie<strong>nl</strong>ijk hoger zijn.<br />
Bochtige trajecten, bergwegen en een<br />
slecht wegdek verhogen eveneens het<br />
brandstofverbruik.<br />
Stilstaan in het verkeer<br />
Als u langere tijd stilstaat (stoplichten,<br />
spoorwegovergangen), is het<br />
raadzaam de motor uit te zetten.<br />
ECONOMISCH EN<br />
MILIEUBEWUST<br />
RIJDEN<br />
Het milieu is een van de uitgangspunten<br />
geweest bij de ontwikkeling<br />
van de Seicento. Het is niet voor niets<br />
dat de resultaten van zijn emissiereductiesystemen<br />
boven de geldende<br />
normen liggen.<br />
Het milieu heeft recht op maximale<br />
aandacht van iedereen.<br />
De automobilist kan door enkele<br />
simpele aanwijzingen op te volgen,<br />
voorkomen dat hij/zij onnodig schade<br />
aan het milieu toebrengt. Vaak wordt<br />
door die aanwijzingen ook het brandstofverbruik<br />
beperkt.<br />
Over dit onderwerp vindt u hierna<br />
diverse nuttige tips, die een geheel<br />
vormen met de tips met het symbool<br />
#, die u in diverse hoofdstukken van<br />
dit boekje kunt vinden.<br />
We vragen uw aandacht voor al<br />
deze tips.
VOORZORGSMAATREGELEN<br />
VOOR HET BEHOUD VAN DE<br />
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN<br />
De correcte werking van deze<br />
systemen is niet alleen belangrijk voor<br />
het milieu, maar ook voor het rendement<br />
van de auto. Het in goede<br />
conditie houden van de systemen is<br />
de belangrijkste voorwaarde voor<br />
milieubewust en economisch rijden.<br />
De eerste eis is, dat u zich te allen<br />
tijde houdt aan het geprogrammeerd<br />
onderhoud.<br />
Gebruik voor de benzinemotoren<br />
uitsluitend loodvrije benzine.<br />
Als het starten problemen oplevert,<br />
blijf dan niet proberen. Vermijd aanduwen,<br />
aanslepen of rollend starten: al<br />
deze handelingen beschadigen de<br />
katalysator. Maak bij een noodstart<br />
uitsluitend gebruik van een hulpaccu.<br />
Als de motor tijdens het rijden<br />
“slecht loopt”, rijd dan zeer rustig<br />
zodat de motor zo min mogelijk wordt<br />
belast en raadpleeg snel de <strong>Fiat</strong>dealer.<br />
Als het waarschuwingslampje van de<br />
brandstofreserve brandt, tank dan zo<br />
snel mogelijk. Een laag brandstofniveau<br />
kan een onregelmatige brandstoftoevoer<br />
veroorzaken, waardoor de temperatuur<br />
van de uitlaatgassen stijgt;<br />
hierdoor kan de katalysator ernstig<br />
beschadigen.<br />
Laat de motor nooit, ook niet tijdens<br />
testwerkzaamheden, met losgenomen<br />
bougiekabels draaien.<br />
Laat de motor voor vertrek niet<br />
warmdraaien met stationair toerental,<br />
behalve als de buitentemperaturen<br />
zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste<br />
geval moet u de motor niet langer dan<br />
30 seconden laten warmdraaien.<br />
Monteer geen andere hitteschilden<br />
en verwijder de op de katalysator en<br />
uitlaat gemonteerde schilden niet.<br />
Spuit geen reinigings- of<br />
beschermingsmiddelen<br />
op de katalysator, de<br />
lambdasonde of op het uitlaatsysteem.<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden<br />
bereikt<br />
de katalysator hoge<br />
temperaturen. Parkeer daarom<br />
niet boven brandbare materialen<br />
(gras, droge bladeren, dennennaalden,<br />
enz.): brandgevaar.<br />
Het negeren van deze<br />
aanwijzingen kan brandgevaar<br />
opleveren.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
81
TREKKEN VAN<br />
AANHANGERS<br />
BELANGRIJK Controleer of de<br />
auto geschikt is voor het trekken van<br />
een aanhanger of caravan. De auto<br />
moet worden uitgerust met een<br />
trekhaak van een goedgekeurd type en<br />
een adequate elektrische installatie.<br />
De montage van de trekhaak moet<br />
door gespecialiseerd personeel<br />
worden uitgevoerd. Ook moet documentatie<br />
worden overhandigd m.b.t.<br />
het rijden met een aanhanger.<br />
Monteer zonodig speciale achteruitkijkspiegels,<br />
waarmee u voldoet aan<br />
de geldende wetgeving.<br />
Let er op dat het maximale klimvermogen<br />
van de auto bij het trekken van<br />
een aanhangwagen wordt beperkt.<br />
Schakel een lage versnelling in tijdens<br />
het afdalen om te voorkomen dat u<br />
constant moet remmen.<br />
Het gewicht van de aanhanger dat op<br />
de trekhaak rust, moet worden<br />
afgetrokken van het laadvermogen van<br />
de auto.<br />
82 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Om er zeker van te zijn dat u het<br />
maximum toelaatbaar aanhangergewicht<br />
niet overschrijdt, moet u er<br />
rekening mee houden dat het maximum<br />
betrekking heeft op het totale gewicht<br />
van de aanhangwagen of caravan,<br />
inclusief accessoires en bagage.<br />
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen<br />
die voor auto’s met aanhanger gelden.<br />
Het ABS waarmee de<br />
auto kan zijn uitgerust,<br />
werkt niet op het remsysteem<br />
van de aanhanger. Wees<br />
daarom extra voorzichtig op<br />
gladde wegen.<br />
Voer in geen geval<br />
modificaties aan het remsysteem<br />
van de auto uit.<br />
Het remsysteem van de aanhanger<br />
moet geheel onafhankelijk<br />
van het hydraulisch remsysteem<br />
van de auto worden bediend.<br />
TREKHAAK MONTEREN<br />
De trekhaak moet door gespecialiseerd<br />
personeel aan de carrosserie<br />
worden bevestigd waarbij de richtlijnen<br />
die hierna zijn opgenomen,<br />
moeten worden aangehouden. Deze<br />
richtlijnen worden eventueel aangevuld<br />
door extra informatie van de<br />
fabrikant van de trekhaak. De te<br />
installeren trekhaak moet voldoen aan<br />
de huidige EU-normen 94/20 en<br />
daarop volgende wijzigingen. Voor<br />
iedere uitvoering moet een trekhaak<br />
worden gebruikt die geschikt is voor<br />
het maximale aanhangergewicht van<br />
de auto waarop de trekhaak wordt<br />
bevestigd.<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een gestandaardiseerde stekker<br />
worden gebruikt die kan worden<br />
bevestigd op de daarvoor bestemde<br />
steun op de trekhaak.
fig. 3<br />
3<br />
87<br />
2<br />
3<br />
43,5 43,5<br />
900<br />
Hart trekkogel<br />
Voor de elektrische aansluiting moet<br />
een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding<br />
(CUNA/UNI- en ISO/DINnormen)<br />
worden gebruikt, waarbij<br />
eventuele aanwijzingen van de<br />
fabrikant van de auto en/of van<br />
fabrikant van de trekhaak moeten<br />
worden opgevolgd.<br />
2<br />
87<br />
3 3<br />
Bestaand referentiegat<br />
∅ 25<br />
43,5 43,5<br />
110<br />
Beladen 385 ± 35<br />
Hart achterwielen<br />
≥65<br />
15<br />
310<br />
Een eventuele elektrisch geregelde<br />
rem (of bijv. een elektrische lier) moet<br />
rechtstreeks op de accu worden<br />
aangesloten met een kabel met een<br />
diameter van 2,5 mm 2 . Naast de op het<br />
schema aangegeven aansluitingen, is<br />
slechts een aansluiting voor een even-<br />
1<br />
1<br />
8<br />
10<br />
157<br />
152<br />
587<br />
P4Q00220<br />
tuele elektrisch geregelde rem toegestaan<br />
en één voor een 15W-gloeilamp<br />
voor de binnenverlichting van de<br />
caravan.<br />
De elektrische aansluitingen moeten<br />
afgetakt worden zoals is aangegeven in<br />
fig. 4.<br />
MONTAGESCHEMA<br />
fig. 3<br />
De trekhaak moet op de punten<br />
aangegeven met Ø bevestigd worden<br />
met in totaal 8 M8-bouten en 4 M10bouten.<br />
Alle bevestigingspunten (1) moeten<br />
voorzien zijn van vulstukken ∅ 20 x<br />
4,5.<br />
De platen aan de binnenzijde (2)<br />
moeten een dikte hebben van<br />
minimaal 4 mm.<br />
De platen aan de binnenzijde (3)<br />
moeten een dikte hebben van<br />
minimaal 5 mm.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
83
De trekhaak moet op de carrosserie<br />
gemonteerd worden zonder gaten in<br />
of vervormingen van de achterbumper<br />
die zichtbaar zijn bij gedemonteerde<br />
trekhaak.<br />
BELANGRIJK Het is verplicht om<br />
op dezelfde hoogte als de trekkogel<br />
een (goed zichtbaar) plaatje van<br />
voldoende afmetingen en kwaliteit aan<br />
te brengen met de volgende tekst:<br />
MAX. GEWICHT OP KOPPELING<br />
70 kg.<br />
Na de montage van de<br />
trekhaak moeten de<br />
boutgaten worden afgedicht<br />
om te voorkomen dat<br />
uitlaatgassen in het interieur<br />
kunnen dringen.<br />
84 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
D<br />
fig. 4<br />
E<br />
C<br />
M<br />
N<br />
V<br />
G<br />
R<br />
A<br />
6<br />
5<br />
12 7 3<br />
4<br />
A=Lichtblauw - G=Geel - M=Bruin N=Zwart - R=Rood - V=Groen<br />
AANSLUITSCHEMA VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING fig. 4<br />
A - 7-polige stekkerdoos<br />
B - Massa-aansluiting achter<br />
C - Voedingsaansluiting voor buitenverlichting<br />
D - Voedingsaansluiting voor mistachterlichten, remlichten en richtingaanwijzers<br />
E - Voedingsaansluiting voor de elektromagnetische rem op de aanhanger.<br />
A<br />
B<br />
N<br />
P4Q00178
WINTERBANDEN<br />
Deze banden zijn speciaal ontworpen<br />
voor het rijden op sneeuw en ijs en<br />
kunnen worden gemonteerd in plaats<br />
van de standaard geleverde banden.<br />
Gebruik winterbanden die dezelfde<br />
maat hebben als de standaard gemonteerde<br />
banden.<br />
De <strong>Fiat</strong>-dealer kan u adviseren<br />
welke band het meest geschikt is voor<br />
het doel waarvoor u hem wilt<br />
gebruiken.<br />
Houdt u voor bandenmaat, de<br />
bandenspanning en de winterbanden<br />
exact aan de aanwijzingen die staan<br />
aangegeven in de paragraaf WIELEN in<br />
het hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS.<br />
De specifieke eigenschappen van<br />
winterbanden verminderen aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
als de profieldiepte minder is dan 4<br />
mm. In dat geval is het veiliger ze te<br />
vervangen.<br />
Door de specifieke eigenschappen<br />
van winterbanden zijn de prestaties<br />
onder niet-winterse omstandigheden<br />
of wanneer er lange afstanden op de<br />
snelweg worden gereden, minder dan<br />
die van de standaard gemonteerde<br />
banden.<br />
Beperk het gebruik van winterbanden<br />
tot die omstandigheden waarvoor<br />
ze zijn goedgekeurd.<br />
BELANGRIJK Als u winterbanden<br />
gebruikt waarvan de maximum<br />
toegestane snelheid lager is dan<br />
de topsnelheid van de auto (met een<br />
marge van 5%), dan dient u in het<br />
interieur van de auto een voor de<br />
bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje<br />
te plaatsen met<br />
de maximum toegestane snelheid<br />
wanneer met die winterbanden wordt<br />
gereden (overeenkomstig de EUnormen).<br />
Monteer op alle vier de wielen<br />
dezelfde banden (zelfde merk en<br />
profieldiepte) voor meer veiligheid<br />
tijdens het rijden en remmen en voor<br />
een betere bestuurbaarheid.<br />
Keer de draairichting van de banden<br />
niet om.<br />
Bij winterbanden met de<br />
indicatie “Q” mag, in<br />
overeenstemming met de<br />
geldende wetgeving, niet harder<br />
worden gereden dan 160 km/h.<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
85
SNEEUWKETTINGEN<br />
Het gebruik van sneeuwkettingen is<br />
afhankelijk van de voorschriften van<br />
het land waar wordt gereden.<br />
De sneeuwkettingen mogen alleen<br />
op de voorwielen gemonteerd worden<br />
(aangedreven wielen).<br />
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />
met een geringe dikte (de ketting mag<br />
maximaal 12 mm boven het profiel van<br />
de band uitsteken).<br />
Wij raden u het gebruik aan van<br />
sneeuwkettingen uit het <strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />
Controleer na enkele meters rijden<br />
of de kettingen nog goed gespannen<br />
zijn.<br />
BELANGRIJK Omdat het reservewiel<br />
beperkte afmetingen heeft, is het<br />
niet geschikt voor de montage van een<br />
sneeuwketting. Als u een lekke voorband<br />
hebt, kunt u het reservewiel op<br />
de achteras plaatsen en het achterwiel<br />
op de vooras. Zo hebt u op de vooras<br />
twee normale wielen waarop u<br />
sneeuwkettingen kunt monteren<br />
86 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Houd bij gemonteerde<br />
sneeuwkettingen een gematigde<br />
snelheid aan.<br />
Vermijd kuilen, stoepranden en<br />
andere obstakels en rijd, om de<br />
banden, de wielophanging en de<br />
stuurinrichting niet te beschadigen,<br />
geen lange stukken op<br />
sneeuwvrije wegen.<br />
Om banden met bandenmaat<br />
175/50 R14”<br />
74H, die geleverd worden<br />
bij de Sporting Kit, kunnen geen<br />
sneeuwkettingen worden<br />
gemonteerd. Indien het noodzakelijk<br />
is om sneeuwkettingen<br />
te gebruiken, moeten banden<br />
met bandenmaat 155/65 R13”<br />
73H gemonteerd worden op<br />
velgen van 13” waarbij speciale<br />
wielbouten moeten worden<br />
gebruikt. Raadpleeg, voor het<br />
demonteren van de kit en het<br />
monteren van de normale wielen<br />
de aanwijzingen in het hoofdstuk<br />
NOODGEVALLEN in de paragraaf<br />
EEN LEKKE BAND.
AUTO LANGERE<br />
TIJD STALLEN<br />
Tref de volgende maatregelen als<br />
de auto enkele maanden niet wordt<br />
gebruikt:<br />
– Zet de auto in een overdekte,<br />
droge en zo mogelijk goed geventileerde<br />
ruimte.<br />
– Schakel een versnelling in.<br />
– Zorg ervoor dat de handrem is<br />
aangetrokken.<br />
– Maak de accukabels los van de<br />
accu (koppel altijd eerste de minkabel<br />
los) en controleer de acculading.<br />
Gedurende het stallen, moet deze<br />
controle iedere zes weken worden<br />
herhaald. Laad de accu op als de<br />
spanning lager is dan 12,5 Volt.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met een diefstalalarm, schakel het<br />
alarm dan uit met de afstandsbediening<br />
en stel het systeem buiten werking<br />
door de sleutelschakelaar in de stand<br />
“OFF” te draaien (zie DIEFSTALALARM<br />
in het hoofdstuk WEGWIJS IN UW AUTO).<br />
– Maak de gespoten plaatdelen<br />
schoon en behandel ze met een beschermende<br />
was.<br />
– Reinig en conserveer de glimmende<br />
metalen delen met daarvoor geschikte<br />
middelen.<br />
– Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers<br />
en achterruitwisser in met<br />
talkpoeder en laat ze los van de ruit<br />
staan.<br />
– Zet de ruiten een klein stukje open.<br />
– Dek de auto af met een stoffen of<br />
een ademende kunststof hoes. Gebruik<br />
geen dichte plastic hoes, omdat<br />
het in en op de auto aanwezige vocht<br />
dan niet kan verdampen.<br />
– Breng de bandenspanning +0,5 bar<br />
boven de normaal voorgeschreven<br />
spanning en controleer deze regelmatig.<br />
– Tap het koelsysteem van de motor<br />
niet af.<br />
NUTTIGE<br />
ACCESSOIRES<br />
Onafhankelijk van de wettelijk<br />
verplichtingen, raden wij u aan het<br />
volgende aan boord te hebben fig. 5:<br />
– verbandtrommel met niet alcoholische,<br />
desinfecterende deppers,<br />
steriele gaascompressen, verbandgaas,<br />
pleisters enz.,<br />
– een brandblusser,<br />
– een schaar met afgeronde punten,<br />
– werkhandschoenen.<br />
De afgebeelde en beschreven<br />
voorwerpen zijn opgenomen in het<br />
<strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />
fig. 5<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
P4Q01021<br />
87
NOODSTART<br />
Als de <strong>Fiat</strong> CODE er niet in slaagt om<br />
de startblokkering op te heffen, blijven<br />
het controlelampje ¢ en het waarschuwingslampje<br />
U branden en start<br />
de motor niet. Voor het starten van<br />
de motor is het nodig een noodstart<br />
uit te voeren.<br />
Wij raden u aan eerst de<br />
instructies goed te lezen voordat<br />
u de motor op deze wijze start.<br />
Als er een vergissing wordt gemaakt,<br />
moet de contactsleutel in stand<br />
STOP gedraaid worden en de gehele<br />
procedure vanaf het begin (punt 1)<br />
worden herhaald.<br />
1) Lees de 5-cijferige elektronische<br />
code die op de CODE-card staat<br />
vermeld.<br />
2) Draai de contactsleutel in stand<br />
MAR.<br />
88 NOODGEVALLEN<br />
NOODGEVALLEN<br />
3) Trap het gaspedaal geheel in en<br />
houd het ingetrapt. Het waarschuwingslampje<br />
U van het inspuitsysteem<br />
gaat ongeveer 8 seconden<br />
branden. Zodra het lampje is gedoofd,<br />
moet u het gaspedaal loslaten. Het<br />
waarschuwingslampje U begint te<br />
knipperen.<br />
4) Als het lampje evenveel keer heeft<br />
geknipperd als het eerste cijfer van de<br />
code op uw CODE-card, moet u het<br />
gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />
houden totdat het lampje U 4<br />
seconden heeft gebrand. Zodra het<br />
lampje is gedoofd, moet u het gaspedaal<br />
loslaten.<br />
5) Het lampje U gaat weer knipperen:<br />
als het lampje evenveel keer heeft<br />
geknipperd als het tweede cijfer van<br />
de code op uw CODE-card, moet u<br />
het gaspedaal intrappen en ingetrapt<br />
houden.<br />
6) Herhaal deze procedure voor de<br />
overige cijfers van de code op uw<br />
CODE-card.<br />
7) Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal<br />
ingetrapt. Het lampje U gaat<br />
4 seconden branden. Zodra het lampje<br />
is gedoofd, moet u het gaspedaal<br />
loslaten.<br />
8) Als het lampje U ongeveer 4 seconden<br />
snel gaat knipperen, is de procedure<br />
op de juiste wijze uitgevoerd.<br />
9) Start de motor door de contactsleutel<br />
van stand MAR in stand AVV<br />
te draaien.<br />
Als het lampje U blijft branden,<br />
draai dan de contactsleutel in stand<br />
STOP en herhaal de procedure vanaf<br />
punt 1.<br />
BELANGRIJK Bij elke volgende<br />
startpoging van de motor moet deze<br />
noodstartprocedure worden herhaald.<br />
Wij raden u daarom aan om na het uitvoeren<br />
van een noodstart contact op<br />
te nemen met de <strong>Fiat</strong>-dealer.
STARTEN MET EEN<br />
HULPACCU<br />
Als de accu leeg is, kan de motor<br />
worden gestart met een hulpaccu, die<br />
ten minste dezelfde capaciteit moet<br />
hebben als de lege accu (zie hoofdstuk<br />
TECHNISCHE GEGEVENS).<br />
Ga als volgt te werk:<br />
1) Verbind de pluspolen A en B-fig.<br />
1 van beide accu’s met een startkabel.<br />
2) Sluit een tweede startkabel aan op<br />
de minpool C van de hulpaccu en op<br />
de massakabel D van de auto.<br />
fig. 1<br />
P4Q00087<br />
BELANGRIJK Verbind de minpolen<br />
van de twee accu’s niet direct:<br />
eventuele vonken kunnen het<br />
explosieve gas ontsteken dat uit de<br />
accu kan ontsnappen.<br />
Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan<br />
boord van een andere auto, mogen<br />
tussen deze auto en de auto met de<br />
lege accu niet per ongeluk metalen<br />
delen met elkaar in verbinding staan.<br />
3) Start de motor.<br />
4) Neem als de motor draait, de<br />
kabels in de omgekeerde volgorde los.<br />
D, C, B en ten slotte A.<br />
Als de motor na enkele pogingen niet<br />
aanslaat, blijf dan niet proberen maar<br />
neem contact op met de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Laat deze procedure<br />
door gespecialiseerd<br />
personeel uitvoeren.<br />
Onjuiste handelingen kunnen<br />
leiden tot vonken en ernstige<br />
beschadiging van de accu. De<br />
vloeistof in de accu is giftig en<br />
corrosief. Vermijd het contact<br />
met de huid of de ogen.<br />
Kom ook niet dicht bij een<br />
accu met open vuur of een brandende<br />
sigaret en veroorzaak<br />
geen vonken.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een<br />
acculader. Hierdoor kunnen<br />
de elektronische systemen<br />
worden beschadigd, in het<br />
bijzonder de regeleenheden die<br />
de ontsteking en de inspuiting<br />
regelen.<br />
NOODGEVALLEN<br />
89
ROLLEND STARTEN EEN LEKKE BAND<br />
Algemene aanwijzingen<br />
Probeer auto’s met<br />
katalysator nooit te<br />
starten door ze aan te<br />
duwen, te slepen of van een<br />
helling te laten rijden. Op die wijze<br />
kan er onverbrande benzine in de<br />
katalysator terechtkomen, waardoor<br />
deze onherstelbaar zal<br />
beschadigen.<br />
Houd er rekening mee<br />
dat de rembekrachtiging<br />
niet werkt zolang de<br />
motor niet is aangeslagen, waardoor<br />
meer kracht nodig is voor<br />
de bediening van het rempedaal.<br />
90 NOODGEVALLEN<br />
Voor het verwisselen van het wiel en<br />
voor het juiste gebruik van de krik en<br />
het reservewiel moeten de onderstaande<br />
voorzorgsmaatregelen in acht<br />
worden genomen.<br />
Attendeer het overige<br />
wegverkeer op de stilstaande<br />
auto m.b.v.: de<br />
waarschuwingsknipperlichten, de<br />
gevarendriehoek enz.<br />
Tijdens het verwisselen van een<br />
wiel moeten alle inzittenden de<br />
auto hebben verlaten, en op een<br />
veilige afstand van het verkeer<br />
wachten, totdat het wiel verwisseld<br />
is.<br />
Blokkeer de wielen met stenen<br />
of andere voorwerpen als de<br />
auto schuin op een helling of op<br />
een slecht wegdek staat.<br />
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen van<br />
een wiel van de auto<br />
waarbij hij geleverd is. Gebruik<br />
de krik niet voor het opkrikken<br />
van andere auto’s en monteer<br />
geen reservewielen van andere<br />
auto’s.<br />
Als u het gemonteerde velgtype<br />
wilt vervangen (stalen in plaats<br />
van lichtmetalen of omgekeerd)<br />
moeten tevens alle wielbouten<br />
worden vervangen door bouten<br />
met een lengte die aangepast is<br />
aan het velgtype.<br />
Het reservewiel mag alleen in<br />
noodgevallen worden gebruikt.<br />
Het gebruik van het noodreservewiel<br />
moet tot een minimum beperkt<br />
blijven en er mag niet harder<br />
worden gereden dan 80 km/h.<br />
Bij een gemonteerd reservewiel<br />
veranderen de rij-eigenschappen<br />
van de auto. Vermijd met vol gas<br />
optrekken, bruusk remmen en<br />
hoge snelheden in de bochten.<br />
Het noodreservewiel heeft een<br />
levensduur van maximaal 3000<br />
km. Na deze afstand moet de<br />
band van het noodreservewiel<br />
vervangen worden door een<br />
nieuwe band van hetzelfde type.
Op het reservewiel mag<br />
geen sneeuwketting worden<br />
gemonteerd. Als u<br />
een lekke voorband hebt, kunt u<br />
het reservewiel op de achteras<br />
plaatsen en het achterwiel op de<br />
vooras. Zo hebt u op de vooras<br />
twee normale wielen waarop uw<br />
sneeuwkettingen kunt monteren.<br />
Monteer nooit een<br />
normale band op de velg<br />
van het reservewiel. Laat<br />
het verwisselde wiel zo snel<br />
mogelijk repareren en monteren.<br />
Gebruik nooit twee of meer<br />
reservewielen.<br />
Smeer de schroefdraad van de<br />
wielbouten niet met vet in voordat<br />
u ze monteert: de bouten<br />
kunnen loslopen.<br />
De wielen van de Sportkit<br />
zijn met speciale<br />
tapeinden en moeren en<br />
met tussenplaatsing van een<br />
vulstuk aan de wielnaaf bevestigd.<br />
Ook het aangepaste noodreservewiel<br />
is met moeren bevestigd.<br />
Zie voor de montage de aanwijzingen<br />
aan het eind van deze<br />
paragraaf.<br />
De krik dient uitsluitend<br />
voor het verwisselen van<br />
een wiel van de auto<br />
waarbij hij geleverd is of voor<br />
auto’s van hetzelfde model.<br />
Gebruik de krik niet voor het<br />
opkrikken van andere auto’s.<br />
En beslist nooit voor het<br />
uitvoeren van werkzaamheden<br />
onder de auto.<br />
Als de krik niet juist geplaatst<br />
wordt, kan de opgekrikte auto<br />
van de krik vallen.<br />
Op een sticker op de krik is het<br />
maximum hefvermogen aangegeven;<br />
de krik mag nooit voor<br />
een zwaardere last worden<br />
gebruikt.<br />
Door een verkeerde montage<br />
kan het wieldeksel tijdens het<br />
rijden loslaten.<br />
Voer geen werkzaamheden uit<br />
aan het ventiel.<br />
Plaats geen enkel soort gereedschap<br />
tussen velg en band.<br />
Controleer regelmatig de spanning<br />
van de banden, ook van het<br />
reservewiel en houdt u daarbij<br />
aan de waarden die in het hoofdstuk<br />
TECHNISCHE GEGEVENS zijn<br />
aangegeven.<br />
NOODGEVALLEN<br />
91
2. PAK HET GEREEDSCHAP,<br />
DE KRIK EN HET<br />
RESERVEWIEL<br />
U vindt ze in de bagageruimte.<br />
– Til de bekleding op fig. 2 staan.<br />
– Neem de gereedschaphouder uit<br />
en zet de houder dicht bij het te<br />
verwisselen wiel.<br />
– Neem het gereedschap en de krik<br />
uit de houder. Verwijder het reservewiel<br />
uit de reservewielbak door de<br />
blokkeerschroef (handgreep) A-fig. 3.<br />
fig. 2<br />
92 NOODGEVALLEN<br />
P4Q00091<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen;<br />
– de krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van hetzelfde<br />
type;<br />
– buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag kunnen worden.<br />
fig. 3<br />
fig. 4<br />
P4Q00092<br />
P4Q00095<br />
3. VERWISSEL HET WIEL<br />
1) Draai de wielbouten van het te<br />
verwisselen wiel ongeveer één slag los<br />
fig. 4.<br />
2) Draai de slinger van de krik zo, dat<br />
hij iets omhoog komt.<br />
3) Plaats de krik dicht bij het te<br />
verwisselen wiel.<br />
4) Controleer of groef A-fig. 5 van<br />
de krik goed om rand B van de chassisbalk<br />
valt.<br />
5) Waarschuw eventuele omstanders<br />
dat de auto wordt opgekrikt; zorg<br />
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid<br />
van de auto bevinden en de auto<br />
vooral niet aanraken totdat deze weer<br />
geheel op de grond staat.<br />
fig. 5<br />
P4Q00094
6) Draai de slinger en krik de auto<br />
de auto op, totdat het wiel enkele<br />
centimeters los van de grond is. Als u<br />
de slinger van de krik draait, moet u<br />
zorgen voor voldoende werkruimte,<br />
zodat u geen schaafwonden aan uw<br />
hand oploopt door contact met de<br />
grond. Ook de bewegende delen van<br />
de krik (schroefdraad en scharnieren)<br />
kunnen letsel veroorzaken: vermijd<br />
contact met deze onderdelen. Reinig<br />
uw handen zorgvuldig als deze met vet<br />
in contact zijn geweest.<br />
7) Draai de drie wielbouten die het<br />
wieldeksel vasthouden los en<br />
verwijder het wieldeksel. Draai<br />
vervolgens de vierde wielbout A-fig. 6<br />
los en verwijder het wiel.<br />
fig. 6<br />
P4Q00096<br />
8) Zorg ervoor dat de boutgaten en<br />
alle contactvlakken van het reservewiel<br />
schoon zijn en geen onzuiverheden<br />
bevatten, omdat hierdoor na verloop<br />
van tijd de wielbouten kunnen loslopen.<br />
9) Monteer het reservewiel, waarbij<br />
de centreerpen A-fig. 7 in één van<br />
de pasgaten B in de velg moet vallen.<br />
10) Draai de 4 wielbouten handvast.<br />
11) Draai de slinger van de krik<br />
zodat de auto zakt, en verwijder de<br />
krik.<br />
12) Draai de wielbouten kruiselings<br />
vast, in de volgorde die is aangegeven<br />
in fig. 8.<br />
fig. 7<br />
P4Q00203<br />
HET NORMALE WIEL<br />
MONTEREN<br />
1) Volg de hiervoor beschreven<br />
procedure, krik de auto op en<br />
demonteer het reservewiel.<br />
2) Monteer het normale wiel, waarbij<br />
u eerst de bout A -fig. 6 in het gat<br />
draait dat tegenover het ventiel zit.<br />
3) Monteer het wieldeksel, waarbij<br />
het symbool Y A- fig. 9 zich ter<br />
hoogte van het ventiel en gat B zich<br />
over de reeds gemonteerde wielbout<br />
moet bevinden.<br />
4) Plaats de andere 3 bouten en draai<br />
de bouten vast met de daarvoor<br />
bestemde sleutel.<br />
fig. 8<br />
NOODGEVALLEN<br />
P4Q00204<br />
93
5) Laat de auto zakken en verwijder<br />
de krik.<br />
6) Draai de bouten verder vast<br />
volgens de eerder aangegeven volgorde<br />
in fig. 8.<br />
Ter afsluiting:<br />
– Plaats het verwisselde wiel op de<br />
daarvoor bestemde plek in de bagageruimte<br />
en draai het wiel vast met de<br />
blokkeerschroef A-fig. 3;<br />
– Plaats de krik terug in de daarvoor<br />
bestemde zak en zet de zak vervolgens<br />
in het verwisselde wiel.<br />
fig. 9<br />
94 NOODGEVALLEN<br />
P4Q00099<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
Controleer regelmatig de spanning<br />
van de banden, ook van het reservewiel.<br />
BELANGRIJK Als u het gemonteerde<br />
velgtype wilt vervangen (stalen<br />
in plaats van lichtmetalen of<br />
omgekeerd) moeten tevens alle<br />
wielbouten worden vervangen door<br />
bouten met een lengte die aangepast<br />
is aan het velgtype. Tevens moet het<br />
reservewiel worden vervangen omdat<br />
er twee typen reservewielvelgen zijn.<br />
Het is raadzaam de vervangen<br />
wielbouten te bewaren voor als u in<br />
de toekomst het originele velgtype<br />
weer wilt monteren.<br />
fig. 10<br />
P4Q01022<br />
SPORT KIT<br />
DEMONTEREN<br />
Bij uitvoeringen met de Sport-kit<br />
moeten om banden met bandenmaat<br />
155/65 R13” 73H te kunnen monteren,<br />
enkele onderdelen van de voorwielen<br />
gedemonteerd worden, zoals hierna<br />
beschreven is:<br />
1 - draai de bevestigingsmoeren Afig.<br />
10 van het wiel los en verwijder ze;<br />
2 - verwijder de bouten B-fig. 11<br />
waarmee het vulstuk C aan de remschijf<br />
is bevestigd;<br />
3 - verwijder de vier tapeinden D van<br />
de remschijf;<br />
4 - monteer op de plaats van de<br />
bouten B de centreerpennen en draai<br />
ze vast;<br />
fig. 11<br />
P4Q00193
5 - monteer het nieuwe wiel en<br />
bevestig het met de bijbehorende<br />
bouten E-fig. 12.<br />
Bij de achterwielen moeten, na het<br />
verwijderen van het wiel, de tapeinden<br />
worden verwijderd en het nieuwe wiel<br />
gemonteerd worden. Bevestig het wiel<br />
vervolgens met de bijbehorende<br />
bouten.<br />
Het is raadzaam deze handeling door<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.<br />
Als u de wielen 175/50 R14” 74H<br />
weer wilt monteren, moet u bovenstaande<br />
handelingen in omgekeerde<br />
volgorde uitvoeren<br />
fig. 12<br />
P4Q00196<br />
EEN GLOEILAMP<br />
VERVANGEN<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische installatie<br />
die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brandgevaar<br />
veroorzaken.<br />
Wij raden u aan de<br />
lampen, indien mogelijk,<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten<br />
vervangen. De juiste werking en<br />
afstelling van de buitenverlichting<br />
zijn van essentieel belang voor de<br />
rijveiligheid en bovendien wettelijk<br />
verplicht.<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u<br />
uitsluitend aanraken op<br />
het metalen gedeelte.<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen mag u uitsluitend<br />
aanraken op het metalen<br />
gedeelte. Als u de bol met uw<br />
vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst<br />
van de lamp teruglopen<br />
en kan ook de levensduur<br />
beperkt worden. Als u de bol per<br />
ongeluk toch hebt aangeraakt,<br />
moet u hem schoonwrijven met<br />
een doekje met alcohol en daarna<br />
laten drogen.<br />
Halogee<strong>nl</strong>ampen bevatten<br />
gas onder druk. Bij<br />
breuk kunnen er glassplinters<br />
wegschieten.<br />
ALGEMENE AANWIJZINGEN<br />
Als een lampje niet brandt, controleer<br />
dan eerst of de zekering niet doorgebrand<br />
is, voordat u de lamp vervangt.<br />
Zie voor de plaats van de zekeringen<br />
de paragraaf EEN DOORGEBRANDE ZEKE-<br />
RING in dit hoofdstuk.<br />
NOODGEVALLEN<br />
95
Controleer voordat u een defect<br />
lampje vervangt of de contacten niet<br />
zijn geoxideerd.<br />
Vervang een defecte lamp door een<br />
exemplaar van hetzelfde type en vermogen.<br />
Als u een gloeilamp in de koplamp<br />
hebt vervangen, controleer dan om<br />
veiligheidsredenen altijd of de afstelling<br />
nog goed is.<br />
fig. 13<br />
96 NOODGEVALLEN<br />
TYPE LAMPEN fig. 13<br />
Op de auto zijn verschillende typen<br />
gloeilampen gemonteerd:<br />
A. Glasfittinglampen Deze hebben<br />
een klemfitting. Verwijder de lampen<br />
door ze uit de houder te trekken.<br />
B. Gloeilampen met bajonetfitting<br />
Verwijder de gloeilampen uit de<br />
lamphouder door ze iets in te drukken<br />
en linksom te draaien.<br />
P4Q00160<br />
C. Buislampen Verwijder de gloeilampen<br />
uit de contactpunten.<br />
D. Halogee<strong>nl</strong>ampen met dubbele<br />
gloeidraad Verwijder de gloeilamp<br />
door de borgveer los te haken<br />
uit de zitting.<br />
E. Halogee<strong>nl</strong>amp Verwijder de<br />
gloeilamp door de borgveer los te<br />
haken uit de zitting.<br />
GLOEILAMPEN (fig. 13) TYPE W<br />
GROOTLICHT<br />
D H4 60/55<br />
DIMLICHT<br />
D H4 60/55<br />
PARKEERLICHTEN VOOR<br />
A W5W 5<br />
RICHTINGAANWIJZERS VOOR B P21W 21<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
OP VOORSPATBORD<br />
A W5W 5<br />
RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B P21W 21<br />
REMLICHTEN/ACHTERLICHTEN B P21/5W 21/5<br />
ACHTERUITRIJLICHT<br />
B P21W 21<br />
MISTACHTERLICHT<br />
B P21W 21<br />
PLAFONDLAMPJE<br />
C CW5 5<br />
KENTEKENPLAATVERLICHTING B R5W 5<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
E<br />
H3 55<br />
DERDE REMLICHT<br />
A W5W 5
DEFECTE BUITEN-<br />
VERLICHTING<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brandgevaar<br />
veroorzaken.<br />
Zie voor het type lamp en het bijbehorende<br />
vermogen EEN GLOEILAMP<br />
VERVANGEN.<br />
fig. 14<br />
P4Q01023<br />
GROOTLICHT<br />
EN DIMLICHT<br />
Halogee<strong>nl</strong>amp vervangen:<br />
1) Trek eerst de stekker A-fig. 14<br />
los en verwijder vervolgens de rubberen<br />
manchet B.<br />
2) Haak de borgveer C-fig. 15 los<br />
en trek de lamp D uit de fitting.<br />
fig. 15<br />
P4Q01024<br />
3) Plaats de nieuwe lamp, waarbij u<br />
erop moet letten dat de lippen<br />
E-fig. 16 op het metalen deel in de<br />
uitsparingen van de reflector vallen.<br />
4) Haak de borgveer weer vast,<br />
monteer de rubberen manchet en<br />
vervolgens de stekker.<br />
fig. 16<br />
NOODGEVALLEN<br />
97<br />
P4Q01025
PARKEERLICHTEN VOOR<br />
Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />
1) Draai de lamphouder A-fig. 17<br />
iets en trek hem uit de zitting.<br />
2) Verwijder de lamp B-fig. 18.<br />
fig. 17<br />
fig. 18<br />
98 NOODGEVALLEN<br />
P4Q01026<br />
P4Q01027<br />
3) Vervang de lamp en monteer de<br />
lamphouder A.<br />
RICHTINGAANWIJZERS<br />
VOOR<br />
Gloeilamp (12V-21W) vervangen:<br />
1) Haak de borgveer A-fig. 19 los<br />
door hem in de in de richting van de<br />
pijl te duwen.<br />
2) Verwijder de lichtunit B-fig. 20<br />
aan de voorzijde van de auto.<br />
3) De lamphouder C is bevestigd aan<br />
de unit. Draai hem iets om hem los te<br />
maken.<br />
4) Verwijder de lamp D door hem<br />
iets in te drukken en linksom te<br />
draaien.<br />
fig. 19<br />
P4Q01028<br />
5) Vervang de lamp en monteer de<br />
lamphouder in de lichtunit.<br />
6) Plaats de unit terug, waarbij de<br />
twee lippen E-fig. 21 in de geleiders<br />
F aan de zijkant van de koplamp<br />
moeten vallen.<br />
7) Haak de borgveer A-fig. 19 weer<br />
vast.<br />
fig. 20<br />
fig. 21<br />
P4Q00108<br />
P4Q00109
RICHTINGAANWIJZERS OP<br />
VOORSPATBORD<br />
Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />
1) Draai het lampenglas A-fig. 22 in<br />
de rijrichting van de auto in stand 2;<br />
fig. 22<br />
fig. 23<br />
P4Q00110<br />
P4Q00110<br />
2) Verwijder het lampenglas.<br />
3) Verwijder de lamp B-fig. 23 en<br />
vervang hem.<br />
4) Monteer het lampenglas en draai<br />
het in stand 1 om het weer vast te<br />
zetten.<br />
MISTLAMPEN VOOR<br />
Halogee<strong>nl</strong>amp (type H3, 12V-55W)<br />
vervangen:<br />
1) Draai de twee schroeven A-fig.<br />
24 waarmee de unit aan de bumper<br />
is bevestigd, los.<br />
2) Draai de twee schroeven B-fig.<br />
25 los en verwijder de rubberen<br />
beschermkap.<br />
fig. 24<br />
P4Q00110<br />
3) Haak de borgveer C-fig. 26 los<br />
en trek de lamp D uit de zitting.<br />
4) Voer voor het monteren de<br />
hierboven beschreven handelingen in<br />
omgekeerde volgorde uit.<br />
fig. 25<br />
fig. 26<br />
NOODGEVALLEN<br />
99<br />
P4Q00110<br />
P4Q00110
ACHTERLICHTUNIT<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Draai de twee schroeven Afig.<br />
- 27 los en kantel de lichtunit naar<br />
achteren.<br />
2) Verwijder de lamphouder<br />
C-fig. 28 door de hendel D los te<br />
haken.<br />
fig. 27<br />
fig. 28<br />
100 NOODGEVALLEN<br />
P4Q00175<br />
P4Q00112<br />
3) Verwijder de gloeilampen fig. 29<br />
door ze iets in te drukken en linksom<br />
te draaien.<br />
E - 12V-21/5W duplogloeilamp van<br />
rem- en achterlicht;<br />
F - 12V-21W gloeilamp van richtingaanwijzer;<br />
G - 12V/21W-gloeilamp van achteruitrijlicht<br />
in de rechter achterlichtunit<br />
en van mistachterlicht in de linker<br />
achterlichtunit.<br />
fig. 29<br />
P4Q00113<br />
KENTEKENPLAAT-<br />
VERLICHTING<br />
Gloeilamp vervangen:<br />
1) Druk met een schroevendraaier<br />
op de borgveer zoals is aangegeven in<br />
fig. 30;<br />
2) Verwijder de lamphouder<br />
A-fig. 31 van de lichtunit door hem<br />
iets te draaien.<br />
fig. 30<br />
fig. 31<br />
P4Q00114<br />
P4Q00115
3) Vervang het in de lamphouder<br />
geklemde lampje (12V-5W) B-fig. 32.<br />
fig. 32<br />
fig. 33<br />
P4Q00116<br />
P4Q00117<br />
DERDE REMLICHT<br />
Gloeilamp(en) (12V-5W) vervangen:<br />
1) Draai de 5 schroeven A-fig. 33<br />
los en verwijder de complete<br />
beschermkap.<br />
2) Trek de stekker B- fig. 34 los en<br />
draai de 3 schroeven C van de lichtunit<br />
los.<br />
3) Draai de 4 schroeven D-fig. 35<br />
los en verwijder de lamphouder uit de<br />
lichtunit.<br />
fig. 34<br />
P4Q00118<br />
4) Vervang de geklemde lamp<br />
E-fig. 36.<br />
5) Monteer de lichtunit in<br />
omgekeerde volgorde.<br />
fig. 35<br />
fig. 36<br />
NOODGEVALLEN<br />
P4Q00119<br />
101<br />
P4Q00120
DEFECTE INTE-<br />
RIEURVERLICHTING<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brandgevaar<br />
veroorzaken.<br />
fig. 37<br />
102 NOODGEVALLEN<br />
P4Q01029<br />
Plafondlampje voor<br />
Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />
wip met een schroevendraaier het<br />
geklemde lampenglas los, zoals is aangegeven<br />
in fig. 37.<br />
BAGAGERUIMTE-<br />
VERLICHTING<br />
Gloeilamp (12V-5W) vervangen:<br />
wip met een schroevendraaier het<br />
geklemde lampenglas los, zoals is aangegeven<br />
in fig. 38.<br />
fig. 38<br />
P4Q01053<br />
EEN DOOR-<br />
GEBRANDE<br />
ZEKERING<br />
Het elektrische systeem wordt door<br />
zekeringen beveiligd: de zekering<br />
brandt door bij een storing of bij oneige<strong>nl</strong>ijk<br />
gebruik van het systeem.<br />
Als een elektrisch onderdeel niet<br />
werkt, controleer dan eerst of de<br />
zekering niet is doorgebrand. De<br />
verbindingsstrip mag niet onderbroken<br />
zijn. Vervang een defecte zekering<br />
door een zekering met hetzelfde<br />
ampèrage (zelfde kleur) fig. 39.<br />
A - Zekering in goede staat.<br />
B - Zekering met doorgebrande<br />
strip.<br />
fig. 39<br />
P4Q00089
Verwijder een zekering met behulp<br />
van het tangetje C uit de zekeringenkast.<br />
Vervang een defecte<br />
zekering nooit door ander<br />
materiaal. Gebruik altijd<br />
een zekering met dezelfde kleur.<br />
Controleer voordat u<br />
een zekering vervangt of<br />
de contactsleutel uit het<br />
contactslot is genomen en alle<br />
stroomgebruikers uit staan en/of<br />
zijn uitgeschakeld.<br />
Vervang een zekering<br />
nooit door een zekering<br />
met een hoger ampèrage:<br />
BRANDGEVAAR!<br />
Als een hoofdzekering<br />
(MAXI-FUSE) doorbrandt,<br />
voer dan niet zelf<br />
reparatiewerkzaamheden uit<br />
maar neem contact op met de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Als de zekering opnieuw<br />
doorbrandt, raadpleeg<br />
dan de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
De componenten die door de zekeringen<br />
worden beveiligd, staan in de<br />
tabellen op de volgende pagina’s aangegeven.<br />
fig. 39<br />
P4Q00121<br />
ZEKERINGOPSTELLING<br />
De zekeringenkast bevindt zich links<br />
van het stuur. De zekeringen zijn<br />
bereikbaar nadat de schroef B-fig. 39<br />
is losgedraaid en het deksel A is<br />
verwijderd.<br />
De cijfers die op de binnenzijde van<br />
het deksel fig. 40. staan, geven de<br />
plaats van de zekeringen aan.<br />
fig. 40<br />
NOODGEVALLEN<br />
103<br />
P4Q01030
Een andere zekering van 7,5A<br />
bevindt zich naast de airconditioning,<br />
onder het dashboard, en is bereikbaar<br />
vanuit het interieur.<br />
Zekeringen in de motorruimte<br />
Een zekeringenkast links in de motorruimte,<br />
achter de accu, bevat 4<br />
hoofdzekeringen A-fig. 41 met een<br />
hoog ampèrage (MAXI-FUSE), die<br />
oververhitting van de hoofdvoedingskabels<br />
moet voorkomen, waardoor het<br />
risico op brand wordt vermeden.<br />
A - 30A - inspuitregeleenheid.<br />
B - 40A - start-/contactslot.<br />
C - 30A - elektroventilateur voor<br />
motorkoelsysteem.<br />
D - 60A - voeding zekeringenkast<br />
op het dashboard.<br />
fig. 41<br />
104 NOODGEVALLEN<br />
P4Q01031<br />
BELANGRIJK Neem voor het<br />
vervangen van één van de 4 hierboven<br />
genoemde zekeringen contact op met<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
Naast de vier MAXI-FUSE zekeringen<br />
zijn er vijf andere zekeringen die de volgende<br />
componenten beveiligen:<br />
E - 30A - bediening airconditioning.<br />
F - 30A - voeding optionals.<br />
G - 40A - elektrische stuurbekrachtiging.<br />
H - 60A - ABS<br />
fig. 42<br />
P4Q01032<br />
Rechts in de motorruimte bevindt<br />
zich een zekeringenkast B-fig. 42 met<br />
3 zekeringen: De zekeringen zijn<br />
bereikbaar nadat de twee moeren A<br />
zijn losgedraaid en het deksel B is<br />
verwijderd.<br />
De zekeringen fig. 43 beveiligen:<br />
1 - 7,5A - <strong>Fiat</strong> CODE en regeleenheid<br />
(+30)<br />
2 - 15A - hulpzekeringen elektronische<br />
inspuitregeleenheid<br />
en hulpzekeringen airconditioning<br />
3 - 7,5 - <strong>Fiat</strong> CODE en elektronische<br />
inspuitregeleenheid<br />
(15/54)<br />
fig. 43<br />
P4Q01033
<strong>Systeem</strong>/Component Zekering Ampèrage Plaats<br />
Parkeerlicht linksvoor<br />
Parkeerlicht rechtsvoor<br />
Achterlicht links<br />
Achterlicht rechts<br />
Dimlicht links<br />
Dimlicht rechts<br />
Grootlicht links<br />
Grootlicht rechts<br />
Remlicht links<br />
Remlicht rechts<br />
Derde remlicht<br />
Kentekenplaatverlichting links<br />
Kentekenplaatverlichting rechts<br />
Achteruitrijlicht<br />
Mistachterlicht<br />
Waarschuwingsknipperlichten<br />
Richtingaanwijzers (pijlen)<br />
Mistlampen voor<br />
Plafondlampje<br />
Ruitenwissers-/sproeiers<br />
Claxon<br />
Elektrische ruitbediening<br />
Portiervergrendeling<br />
Achterruitverwarming<br />
Sigarenaansteker<br />
5 10A fig. 40<br />
4 10A fig. 40<br />
4 10A fig. 40<br />
5 10A fig. 40<br />
6 10A fig. 40<br />
7 10A fig. 40<br />
8 10A fig. 40<br />
9 10A fig. 40<br />
21 10A fig. 40<br />
21 10A fig. 40<br />
21 10A fig. 40<br />
4 10A fig. 40<br />
5 10A fig. 40<br />
21 10A fig. 40<br />
18 10A fig. 40<br />
16 10A fig. 40<br />
22 10A fig. 40<br />
19 15A fig. 40<br />
15 15A fig. 40<br />
25 20A fig. 40<br />
17 15A fig. 40<br />
2 25A fig. 40<br />
1 15A fig. 40<br />
14 20A fig. 40<br />
24 25A fig. 40<br />
<strong>Systeem</strong>/Component Zekering Ampèrage Plaats<br />
Koplampverstelling<br />
Instrumentenpaneel (+15)<br />
Controlelampje grootlicht<br />
Stuurkolomschakelaar:<br />
bediening verlichting<br />
Stuurkolomschakelaar: algemeen<br />
Autoradio + Accu<br />
Ontvanger diefstalalarm<br />
Opendak<br />
Airbag<br />
ABS (+15)<br />
<strong>Fiat</strong> CODE (+30)<br />
Inspuitregeleenheid (+30)<br />
Airconditioning<br />
Elektroventilateur voor<br />
motorkoelsysteem<br />
Aanjager van klimaatregeling<br />
Elektronische inspuiting/ontsteking<br />
(+15)<br />
<strong>Fiat</strong> CODE (+15)<br />
Voeding optionals<br />
Sensoren inspuitsysteem<br />
Hulpsystemen airconditioning<br />
Start-/contactslot<br />
Voeding spoel van relais<br />
Instrumentenpaneel (+30)<br />
Elektrische stuurbekrachtiging (+15)<br />
6 10A fig. 40<br />
22 10A fig. 40<br />
9 10A fig. 40<br />
13 20A fig. 40<br />
20 20A fig. 40<br />
15 15A fig. 40<br />
15 15A fig. 40<br />
11 20A fig. 40<br />
23 10A fig. 40<br />
3 10A fig. 40<br />
1 7,5A fig. 43<br />
1 7,5A fig. 43<br />
A 30A fig. 41<br />
A 30A fig. 41<br />
24 25A fig. 40<br />
3 7,5A fig. 43<br />
3 7,5A fig. 43<br />
B 30A fig. 42<br />
2 15A fig. 43<br />
2 15A fig. 43<br />
A 40A fig. 41<br />
12 7,5A fig. 40<br />
15 15A fig. 40<br />
10 10A fig. 40<br />
NOODGEVALLEN<br />
105
EEN LEGE ACCU<br />
Wij raden u aan in het hoofdstuk<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO de<br />
voorzorgsmaatregelen door te lezen<br />
om een lege accu te voorkomen en<br />
om een lange levensduur van de accu<br />
te garanderen.<br />
ACCU OPLADEN<br />
Wij raden u aan de accu langzaam en<br />
met een laag ampèrage gedurende<br />
ca. 24 uur op te laden. Als u de accu<br />
langer oplaadt, kan hij worden<br />
beschadigd.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
1) Maak de accuklemmen los van de<br />
accupolen.<br />
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust<br />
met een diefstalalarm, schakel het<br />
alarm dan uit met de afstandsbediening<br />
en stel het systeem buiten werking<br />
door de sleutelschakelaar in stand<br />
“OFF” (zie DIEFSTALALARM in het<br />
hoofdstuk WEGWIJS IN UW AUTO) te<br />
draaien.<br />
106 NOODGEVALLEN<br />
2) Sluit de klemmen van de acculader<br />
aan op de accupolen.<br />
3) Schakel de acculader in.<br />
4) Aan het einde van het opladen:<br />
schakel eerst de acculader uit en koppel<br />
dan de accu los.<br />
5) Sluit de accuklemmen weer aan<br />
op de accupolen. Let daarbij op de<br />
polariteit.<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief.<br />
Voorkom contact met de<br />
huid en de ogen. Het opladen van<br />
de accu moet worden uitgevoerd<br />
in een goed geventileerde ruimte,<br />
ver verwijderd van open vuur<br />
en vonkvormende apparaten:<br />
brand- en ontploffingsgevaar.<br />
Probeer een bevroren<br />
accu niet op te laden:<br />
eerst moet de accu ontdooid<br />
worden, anders loopt u het<br />
risico dat de accu ontploft. Als de<br />
accu bevroren is geweest, moet<br />
worden gecontroleerd of de<br />
cellen niet beschadigd zijn (risico<br />
op kortsluiting) en of de bak geen<br />
scheuren vertoont, waardoor de<br />
giftige en corrosieve vloeistof kan<br />
weglekken.<br />
STARTEN<br />
MET EEN HULPACCU<br />
Zie STARTEN MET EEN HULPACCU in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Gebruik voor een noodstart<br />
beslist nooit een acculader:<br />
De elektronische<br />
systemen kunnen beschadigen;<br />
in het bijzonder de regeleenheden<br />
van de ontsteking en de<br />
inspuiting.
OPKRIKKEN<br />
VAN DE AUTO<br />
MET DE BOORDKRIK<br />
Zie de paragraaf EEN LEKKE BAND in dit<br />
hoofdstuk.<br />
De boordkrik dient<br />
uitsluitend voor het verwisselen<br />
van een wiel van de<br />
auto waarbij hij geleverd is. Andere<br />
werkzaamheden zoals bijv.<br />
het opkrikken van een andere<br />
auto zijn absoluut uitgesloten.<br />
Gebruik de krik in geen enkel<br />
geval voor het uitvoeren van<br />
werkzaamheden onder de auto.<br />
Als de krik niet juist<br />
geplaatst wordt, kan de<br />
opgekrikte auto van de<br />
krik vallen. Op een sticker op<br />
de krik is het maximum hefvermogen<br />
aangegeven; de krik mag<br />
nooit voor een zwaardere last<br />
worden gebruikt.<br />
Het is nodig te weten dat:<br />
– de krik geen afstelwerkzaamheden<br />
mag vereisen;<br />
– de krik bij beschadiging vervangen<br />
moet worden door een krik van<br />
hetzelfde type;<br />
– buiten de slinger geen enkel ander<br />
gereedschap op de krik gemonteerd<br />
mag kunnen worden.<br />
Start de motor niet als<br />
de auto is opgekrikt.<br />
Als u met een aanhanger<br />
rijdt, koppel dan eerst de<br />
aanhanger los voordat u de auto<br />
opkrikt.<br />
fig. 44<br />
P4Q00136<br />
MET DE GARAGEKRIK<br />
Voorzijde<br />
De auto mag uitsluitend worden<br />
opgekrikt met de hefarm van de krik<br />
onder versnellingsbak/differentieel.<br />
Hierbij moet een blokje hout of rubber<br />
gebruikt worden, zoals is afgebeeld<br />
in fig. 44.<br />
Achterzijde<br />
De auto mag uitsluitend worden<br />
opgekrikt door de hefarm van de krik<br />
onder de wielophanging te plaatsen.<br />
Hierbij moet een houten balkje<br />
gebruikt worden, zoals is aangegeven<br />
in fig. 45.<br />
fig. 45<br />
NOODGEVALLEN<br />
P4Q00137<br />
107
Aan de zijkant<br />
De auto kan ook aan de<br />
zijkant worden opgekrikt<br />
als op de hefarm van de<br />
hydraulische krik de speciale<br />
steun wordt gemonteerd.<br />
MET EEN HEFBRUG<br />
De auto moet zo opgekrikt worden<br />
dat de uiteinden van de hefarmen<br />
zich op de in fig. 46 aangegeven plaatsen<br />
bevinden.<br />
fig. 46<br />
108 NOODGEVALLEN<br />
P4Q00138<br />
HET SLEPEN<br />
VAN DE AUTO<br />
Bij de auto is een sleepoog geleverd.<br />
Sleepoog bevestigen:<br />
1) Verwijder het sleepoog uit de zak<br />
die zich in het reservewiel bevindt.<br />
Houdt u bij het slepen<br />
van een auto aan de wettelijke<br />
voorschriften. Dit<br />
geldt zowel voor het slepen zelf<br />
als voor het gedrag naar andere<br />
weggebruikers.<br />
Draai voor het slepen de<br />
sleutel in stand MAR en<br />
vervolgens in stand STOP<br />
zonder de contactsleutel uit het<br />
slot te verwijderen. Als de contactsleutel<br />
uit het contactslot<br />
wordt genomen, schakelt automatisch<br />
het stuurslot in waardoor<br />
het onmogelijk wordt de auto te<br />
besturen.<br />
Onthoud dat tijdens het<br />
slepen met uitgezette<br />
motor de rembekrachtiging<br />
niet werkt waardoor het<br />
nodig is krachtiger op de rem te<br />
trappen. Rijdt tijdens het slepen<br />
zo gelijkmatig mogelijk. Gebruik<br />
voor het slepen geen elastische<br />
kabels. Controleer tijdens het<br />
slepen of de sleepkabel geen<br />
carrosseriedelen kan beschadigen.
2) Verwijder met een schroevendraaier<br />
het luikje A-fig. 47 in de<br />
voorbumper.<br />
3) Draai het sleepoog B-fig. 48<br />
geheel op de schroefdraadpen. Deze is<br />
zichtbaar na het verwijderen van het<br />
luikje.<br />
fig. 47<br />
fig. 48<br />
P4Q00139<br />
P4Q00140<br />
4) Verwijder met een schroevendraaier<br />
het luikje A-fig. 49 in de<br />
achterbumper op het door de pijl<br />
aangegeven punt en draai het sleepoog<br />
B-fig. 50 geheel op de schroefdraadpen.<br />
Deze is zichtbaar na het verwijderen<br />
van het luikje. Dit sleepoog<br />
dient voor het slepen van een andere<br />
auto.<br />
fig. 49<br />
fig. 50<br />
P4Q00141<br />
P4Q00142<br />
BIJ EEN ONGEVAL<br />
– Het is belangrijk altijd rustig te<br />
blijven.<br />
– Als u niet direct bij het ongeval<br />
betrokken bent, stopt u dan op een<br />
afstand van ten minste een tiental<br />
meters van het ongeluk.<br />
– Stop bij ongevallen op de snelweg<br />
zo mogelijk in de berm en laat de<br />
vluchtstrook vrij.<br />
– Zet de motor uit en schakel de<br />
waarschuwingsknipperlichten in.<br />
– Verlicht als het donker is met de<br />
koplampen de plaats van het ongeval.<br />
– Wees voorzichtig, voorkom het<br />
risico van een aanrijding.<br />
– Geef het ongeval aan door de<br />
gevarendriehoek goed zichtbaar en op<br />
de wettelijk voorgeschreven afstand te<br />
plaatsen.<br />
– Waarschuw de hulpinstanties en<br />
geef zo duidelijk mogelijke informatie.<br />
Gebruik op de snelweg de daarvoor<br />
bestemde praatpalen.<br />
NOODGEVALLEN<br />
109
– Bij kettingbotsingen op de snelweg,<br />
in het bijzonder bij mist, is het risico<br />
om bij volgende botsingen betrokken<br />
te raken groot. Verlaat onmiddellijk de<br />
auto en zoek bescherming achter de<br />
vangrail.<br />
– Probeer bij geblokkeerde portieren<br />
de auto niet te verlaten door de<br />
gelaagde voorruit in te slaan. De<br />
zijruiten en de achterruit kunnen<br />
makkelijker worden ingeslagen.<br />
– Neem bij de betrokken auto’s de<br />
contactsleutel uit.<br />
– Als u brandstof of andere chemische<br />
producten ruikt, rook dan niet en<br />
doof sigaretten.<br />
– Gebruik voor het blussen van<br />
branden, zelfs als deze klein zijn, de<br />
brandblusser, een wollen deken, zand<br />
of grond. Gebruik nooit water.<br />
110 NOODGEVALLEN<br />
ALS ER GEWONDEN ZIJN<br />
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de<br />
personen die niet direct bij het ongeval<br />
betrokken zijn, zijn verplicht hulp<br />
te bieden.<br />
– Blijf niet om de gewonde heen<br />
staan.<br />
– Stel de gewonde gerust over het<br />
tijdig komen van de hulp. Blijf bij de<br />
gewonde om eventuele paniekaanvallen<br />
te vermijden.<br />
– Maak of snijd de veiligheidsgordel,<br />
die de gewonde op zijn plaats houdt,<br />
los.<br />
– Geef niets te drinken aan de<br />
gewonde.<br />
– De gewonde mag nooit worden<br />
verplaatst behalve in de gevallen die bij<br />
het volgende punt worden behandeld.<br />
– Haal de gewonde uitsluitend uit de<br />
auto bij gevaar voor brand, verdrinking<br />
of naar beneden storten. Als u een<br />
gewonde uit de auto haalt: trek niet<br />
aan de ledematen, buig nooit het<br />
hoofd en houd, voor zover mogelijk,<br />
het lichaam in horizontale positie.<br />
VERBANDTROMMEL fig. 51<br />
De verbandtrommel moet ten<br />
minste bevatten: steriele gaasdeppers<br />
om de wond te bedekken en schoon<br />
te maken, verschillende soorten<br />
verband, pleisters van verschillende<br />
afmetingen, hechtpleister, een pak<br />
hydrofiele watten, jodium, een pak<br />
zakdoekjes, een schaar met afgeronde<br />
punten, een pincet en twee bloedstelpende<br />
zwachtels.<br />
Wij raden u aan om naast de verbandtrommel<br />
ook een brandblusser<br />
en een deken aan boord te hebben.<br />
Zowel de verbandtrommel als de<br />
brandblusser zijn opgenomen in het<br />
<strong>Fiat</strong> Lineaccessori-programma.<br />
fig. 51<br />
P4Q00222
GEPROGRAMMEERD<br />
ONDERHOUD<br />
Doelmatig onderhoud is een beslissende<br />
factor voor een lange levensduur,<br />
de beste prestaties en een zo<br />
zuinig mogelijk gebruik van de auto.<br />
Om dit te realiseren heeft <strong>Fiat</strong> een<br />
reeks controle- en onderhoudsbeurten<br />
samengesteld die iedere 20.000<br />
km moeten worden uitgevoerd.<br />
Onthoud echter dat het GEPROGRAM-<br />
MEERD ONDERHOUD niet volledig<br />
toereikend is om de auto in optimale<br />
staat te houden: zowel in de beginperiode<br />
voor de servicebeurt bij<br />
20.000 kilometer als daarna, tussen<br />
twee servicebeurten in, moet er<br />
regelmatig wat aandacht aan de auto<br />
worden geschonken. Controleer<br />
bijvoorbeeld regelmatig de bandenspanning<br />
en de vloeistofniveaus en vul<br />
deze laatste zonodig bij.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
BELANGRIJK De servicebeurten<br />
van het geprogrammeerd onderhoud<br />
zijn door de fabrikant voorgeschreven.<br />
Het niet uitvoeren van deze servicebeurten<br />
kan het vervallen van de<br />
garantie tot gevolg hebben.<br />
De werkzaamheden van het geprogrammeerd<br />
onderhoud kunnen door<br />
alle <strong>Fiat</strong>-dealers tegen vaste tarieftijden<br />
worden uitgevoerd.<br />
Eventuele reparaties die nodig blijken<br />
tijdens het uitvoeren van de diverse<br />
inspecties en controles van het<br />
geprogrammeerd onderhoud worden<br />
uitsluitend na toestemming van de<br />
klant uitgevoerd.<br />
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling<br />
eventuele kleine defecten<br />
onmiddellijk door de <strong>Fiat</strong>-dealer te<br />
laten verhelpen en daarmee niet te<br />
wachten tot de volgende servicebeurt.<br />
Als de auto vaak wordt<br />
gebruikt voor het trekken<br />
van aanhangers moeten<br />
er kortere intervallen worden<br />
aangehouden voor de werkzaamheden<br />
van het geprogrammeerd<br />
onderhoud.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
111
ONDERHOUDSSCHEMA<br />
De servicebeurten moeten iedere 20.000 km. worden uitgevoerd.<br />
x 1000 km<br />
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen<br />
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />
bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.)<br />
controleren<br />
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en sproeiermonden afstellen<br />
Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren<br />
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren<br />
Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen)<br />
Visueel de conditie controleren van: bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstofen<br />
remleidingen rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.) rubber slangen van<br />
rem- en brandstofsysteem<br />
Spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen<br />
Visueel de conditie controleren van de diverse aandrijfriemen<br />
Klepspeling controleren/afstellen<br />
Handrem controleren/afstellen<br />
Benzinedamp-opvangsysteem controleren<br />
Luchtfilter vervangen<br />
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,<br />
accu, enz.)<br />
Getande distributieriem controleren<br />
Getande distributieriem vervangen (*)<br />
Bougies vervangen<br />
112 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ●<br />
● ●<br />
●<br />
● ●
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)<br />
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren<br />
Motorolie verversen<br />
Motoroliefilter vervangen<br />
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)<br />
x 1000 km<br />
20 40 60 80 100 120 140 160 180<br />
● ●<br />
●<br />
● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ● ● ● ● ● ● ●<br />
● ● ●<br />
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor)<br />
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers.<br />
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA<br />
Voor auto’s waarmee jaarlijks<br />
minder dan 20.000 km wordt<br />
gereden (bijvoorbeeld ongeveer<br />
10.000 km) is er een jaarlijks<br />
inspectieschema dat het volgende<br />
bevat:<br />
– Banden op conditie en slijtage controleren<br />
en bandenspanning eventueel<br />
herstellen (inclusief het reservewiel).<br />
– Werking verlichting (koplampen,<br />
richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,<br />
bagageruimte, interieur,<br />
dashboardkastje, waarschuwings-/<br />
controlelampjes, enz.) controleren<br />
– Werking ruitenwissers/-sproeiers<br />
voor/achter controleren en sproeiermonden<br />
afstellen.<br />
– Stand wisserbladen voor/achter<br />
controleren en wisserbladen op slijtage<br />
controleren.<br />
– Remblokken voor (schijfremmen)<br />
op conditie en slijtage controleren.<br />
– Visueel de conditie controleren<br />
van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen,<br />
uitlaat-, brandstof- en remleidingen,<br />
rubber delen (stofkappen,<br />
hoezen, enz.) en rubber slangen van<br />
rem- en brandstofsysteem.<br />
– Acculading controleren.<br />
– Conditie van diverse aandrijfriemen<br />
visueel controleren.<br />
– Vloeistofniveaus controleren en<br />
eventueel bijvullen (motorkoelsysteem,<br />
remsysteem, ruitensproeiers,<br />
accu, enz.).<br />
– Motorolie verversen.<br />
– Motoroliefilter vervangen.<br />
– Pollenfilter vervangen (indien<br />
aanwezig).<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
113
AANVULLENDE<br />
WERKZAAMHEDEN<br />
Iedere 1.000 km of voor een<br />
lange reis controleren en eventueel<br />
bijvullen/herstellen:<br />
– koelvloeistofniveau, remvloeistofniveau,<br />
niveau elektrolyt in de accu,<br />
niveau van de ruitensproeiervloeistof,<br />
spanning en conditie van de banden.<br />
Iedere 3.000 km controleren en<br />
eventueel bijvullen: motoroliepeil<br />
Gebruik bij voorkeur producten van<br />
de FL Group omdat die speciaal zijn<br />
afgestemd op de <strong>Fiat</strong>-modellen (zie de<br />
VULLINGSTABEL in het hoofdstuk<br />
TECHNISCHE GEGEVENS).<br />
114 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
BELANGRIJK - Afstandsbediening<br />
Als u op het knopje van de afstandsbediening<br />
drukt en de portieren<br />
worden niet vergrendeld en de<br />
richtingaanwijzers gaan niet knipperen,<br />
dan moet u de batterijen vervangen<br />
door batterijen van hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK - Motorolie<br />
Vervang de motorolie vaker dan in<br />
het onderhoudsschema staat aangegeven<br />
als de auto overwegend onder<br />
zware bedrijfsomstandigheden rijdt,<br />
zoals:<br />
– trekken van aanhangers of<br />
caravans;<br />
– rijden op stoffige wegen<br />
– veel korte ritten (minder dan 7-8<br />
km) en bij buitentemperaturen onder<br />
nul;<br />
– veel langdurig stationair draaiende<br />
motor of lange ritten bij lage snelheden<br />
(bijv. bij huis-aan-huis bezorging of als<br />
de auto lang stilstaat).<br />
BELANGRIJK - Luchtfilter<br />
Als de auto over stoffige wegen rijdt,<br />
moet het luchtfilter vaker worden<br />
vervangen dan in het onderhoudsschema<br />
staat aangegeven.<br />
Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval<br />
van motorolie en<br />
luchtfilter in relatie tot het gebruik van<br />
de auto de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
BELANGRIJK - Accu<br />
Wij raden u aan de acculading voor<br />
het begin van de winter te controleren,<br />
om de mogelijkheid van<br />
bevriezing van het elektrolyt te<br />
voorkomen. Voer deze controle vaker<br />
uit als de auto overwegend voor<br />
korte trajecten wordt gebruikt, of als<br />
er accessoires zijn gemonteerd die<br />
permanent, ook bij uitgeschakeld<br />
contact, stroom verbruiken. Dit geldt<br />
in het bijzonder voor achteraf aangebrachte<br />
accessoires.
Als de auto wordt gebruikt in<br />
warme klimaten of onder zeer zware<br />
bedrijfsomstandigheden moet de<br />
acculading (elektrolyt) vaker worden<br />
gecontroleerd dan is voorgeschreven<br />
in het ONDERHOUDSSCHEMA in dit<br />
hoofdstuk.<br />
Vertrouw het onderhoud<br />
in principe toe aan de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Als u toch zelf<br />
onderhoud of kleine reparaties<br />
verricht, controleer dan of u over<br />
het juiste speciale gereedschap<br />
en de noodzakelijke originele<br />
<strong>Fiat</strong>-onderdelen en de voorgeschreven<br />
bedrijfsvloeistoffen<br />
beschikt. Voer niet zelf<br />
onderhoudswerkzaamheden uit,<br />
als u daarmee geen ervaring<br />
hebt.<br />
NIVEAUS CONTROLEREN<br />
Rook nooit tijdens werkzaamheden<br />
in de motorruimte:<br />
er kunnen licht<br />
ontvlambare gassen aanwezig<br />
zijn; brandgevaar.<br />
fig. 1<br />
Pas op als u sjaals,<br />
dassen of loszittende<br />
kledingstukken draagt:<br />
deze kunnen door de bewegende<br />
onderdelen worden gegrepen.<br />
1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof -<br />
5. Koelvloeistof.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
115<br />
P4Q01038
MOTOROLIE<br />
Controleer het oliepeil als de auto<br />
op een vlakke ondergrond staat en<br />
enige minuten (circa 5) na het uitzetten<br />
van de motor.<br />
Het oliepeil moet altijd tussen het<br />
MIN- en MAX-merkteken op de<br />
oliepeilstok B-fig. 2 staan.<br />
Het verschil tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken komt overeen met<br />
ongeveer 1 liter.<br />
Als het olieniveau dicht bij of onder<br />
het MIN-merkteken staat, moet er via<br />
de olievulopening A, motorolie tot aan<br />
het MAX-merkteken worden bijgevuld.<br />
Het olieniveau mag nooit het MAXmerkteken<br />
overschrijden.<br />
fig. 2<br />
116 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
P4Q01039<br />
Wees bij het uitvoeren<br />
van werkzaamheden in<br />
de motorruimte extra<br />
voorzichtig als de motor nog<br />
warm is: gevaar voor verbranding.<br />
Onthoud dat bij een warme<br />
motor de elektroventilateur<br />
onverwachts kan inschakelen:<br />
kans op verwonding.<br />
Belangrijk. Tijdens het<br />
bijvullen mogen de vloeistoffen<br />
met verschillende<br />
specificaties niet gemengd worden:<br />
als de specificaties van de vloeistoffen<br />
verschillen, kan de auto<br />
ernstig beschadigd worden.<br />
BELANGRIJK Laat na het bijvullen<br />
of verversen van de olie de motor<br />
enige seconden draaien, zet vervolgens<br />
de motor af en controleer na enige<br />
minuten het oliepeil.<br />
Vul nooit motorolie bij<br />
met andere specificaties<br />
dan de olie waarmee de<br />
motor is gevuld.<br />
MOTOROLIEVERBRUIK<br />
De motor van een nieuwe auto moet<br />
nog worden ingereden. Dit betekent<br />
dat het motorolieverbruik pas na de<br />
eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.<br />
BELANGRIJK Het motorolieverbruik<br />
hangt af van de rijstijl en de<br />
gebruiksomstandigheden van de auto.<br />
Afgetapte motorolie en<br />
gebruikte oliefilters bevatten<br />
stoffen die schadelijk<br />
zijn voor het milieu. Het is<br />
raadzaam om het verversen van<br />
de motorolie en het vervangen<br />
van het oliefilter door de <strong>Fiat</strong>dealer<br />
te laten uitvoeren. De<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer beschikt over de<br />
uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen verwerken<br />
van afgewerkte olie en oliefilters.
KOELVLOEISTOF Het niveau van de koelvloeistof moet<br />
gecontroleerd worden bij een koude<br />
motor en moet tussen het MIN- en<br />
MAX-merkteken op het expansiere-<br />
Draai bij een warme<br />
motor de dop van het<br />
expansiereservoir nooit<br />
los: gevaar voor verbranding.<br />
Het koelsysteem staat<br />
onder druk. Vervang de<br />
dop zonodig alleen door<br />
een exemplaar van hetzelfde<br />
type, anders kan de werking van<br />
het systeem in gevaar worden<br />
gebracht.<br />
fig. 3<br />
P4Q01040<br />
servoir staan.<br />
Een te laag niveau bijvullen door langzaam<br />
via de vulopening A-fig. 3 een<br />
mengsel van 50% gedestilleerd water<br />
en 50% PARAFLU 11 van de FL<br />
Group te gieten totdat het niveau<br />
dicht bij het MAX-merkteken staat.<br />
Een mengsel van PARAFLU 11 en<br />
gedestilleerd water in een mengverhouding<br />
van 50% beveiligt tot een<br />
temperatuur van –35°C.<br />
VLOEISTOF VOOR<br />
RUITENSPROEIERS/<br />
ACHTERRUITSPROEIER<br />
Verwijder voor het bijvullen van<br />
vloeistof dop A-fig. 4.<br />
Gebruik een mengsel van water en<br />
DPI in de volgende mengverhouding:<br />
30% DPI en 70% water in de zomer.<br />
50% DPI en 50% water in de winter.<br />
Rijd nooit met een leeg<br />
ruitensproeierreservoir:<br />
de ruitensproeiers zijn<br />
van fundamenteel belang voor<br />
een optimaal zicht.<br />
Enkele in de handel<br />
verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen<br />
zijn<br />
licht ontvlambaar. Als de vloeistoffen<br />
in contact komen met de<br />
warme delen van de motor<br />
kunnen ze ontbranden.<br />
fig. 4<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
117<br />
P4Q01041
REMVLOEISTOF<br />
Controleer of het remvloeistofniveau<br />
nog op het maximumniveau<br />
staat. Controleer regelmatig de<br />
werking van het waarschuwingslampje<br />
op het instrumentenpaneel: als u op<br />
het deksel van het reservoir drukt<br />
(met de contactsleutel in stand MAR),<br />
moet het waarschuwingslampje x<br />
gaan branden.<br />
Voor het bijvullen mag uitsluitend<br />
remvloeistof worden gebruikt die<br />
voldoet aan de “DOT”-specificaties.<br />
Het verdient aanbeveling TUTELA<br />
TOP4 remvloeistof te gebruiken;<br />
dezelfde remvloeistof, waarmee het<br />
remsysteem door de fabriek is gevuld.<br />
fig. 5<br />
118 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
P4Q01042<br />
Voorkom contact tussen<br />
de zeer corrosieve<br />
remvloeistof en de lak. Als<br />
er remvloeistof wordt gemorst,<br />
moet de lak onmiddellijk met<br />
water worden afgespoeld.<br />
Het symbool π op het<br />
reservoir geeft aan dat er<br />
synthetische remvloeistof<br />
en geen minerale vloeistof moet<br />
worden gebruikt. Het gebruik<br />
van vloeistoffen met andere<br />
specificaties moet absoluut<br />
worden vermeden, omdat de<br />
rubbers in het remsysteem door<br />
deze vloeistoffen kunnen worden<br />
beschadigd.<br />
BELANGRIJK Remvloeistof is<br />
hygroscopisch (het trekt water aan).<br />
Daarom verdient het aanbeveling, als<br />
de auto overwegend wordt gebruikt<br />
in gebieden met een hoge luchtvochtigheid,<br />
de remvloeistof vaker te<br />
vervangen dan in het ONDERHOUDS-<br />
SCHEMA wordt aangegeven.<br />
LUCHTFILTER<br />
VERVANGEN<br />
Draai de bouten A-fig. 6 los, verwijder<br />
het deksel B en neem het te<br />
vervangen filterelement C-fig. 7 uit.<br />
fig. 6<br />
fig. 7<br />
P4Q01043<br />
P4Q01044
ACCU<br />
De accu van de <strong>Fiat</strong> Seicento is<br />
“onderhoudsarm”: onder normale<br />
gebruiksomstandigheden is het niet<br />
nodig gedestilleerd water bij te vullen.<br />
ACCU VERVANGEN<br />
Als de accu vervangen wordt, moet<br />
een originele accu met dezelfde<br />
specificaties worden geïnstalleerd. Als<br />
de accu vervangen wordt door een accu<br />
met andere specificaties, vervallen<br />
de onderhoudsintervallen die in het<br />
ONDERHOUDSSCHEMA in dit hoofdstuk<br />
staan aangegeven; voor het onderhoud<br />
van de nieuwe accu dient u zich strikt<br />
te houden aan de aanwijzingen van de<br />
fabrikant van de accu.<br />
Accu’s bevatten zeer<br />
schadelijke stoffen voor<br />
het milieu. Het verdient<br />
aanbeveling een defecte accu door<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten vervangen,<br />
omdat deze beschikt over de<br />
uitrusting voor het op milieuvriendelijke<br />
wijze en conform de<br />
wettelijke bepalingen, verwerken<br />
van defecte accu’s.<br />
VLOEISTOFNIVEAU VAN DE<br />
ACCU (elektrolyt)<br />
Het vloeistofniveau moet worden gecontroleerd<br />
(en eventueel bijgevuld)<br />
overeenkomstig de intervallen die<br />
staan aangegeven in het ONDERHOUDS-<br />
SCHEMA in dit hoofdstuk. Laat deze<br />
handelingen door de <strong>Fiat</strong>-dealer<br />
uitvoeren.<br />
De vloeistof in de accu is<br />
giftig en corrosief. Vermijd<br />
het contact met de<br />
huid of de ogen. Houd open vuur<br />
en vonkvormende apparaten<br />
verwijderd van de accu: brand- en<br />
ontploffingsgevaar.<br />
Onoordeelkundige montage<br />
van elektrische en<br />
elektronische apparatuur<br />
kan ernstige schade toebrengen<br />
aan de auto.<br />
PRAKTISCHE TIPS OM DE<br />
LEVENSDUUR VAN DE<br />
ACCU TE VERLENGEN<br />
Wanneer u de auto parkeert,<br />
controleer dan of de portieren, de<br />
motorkap en de achterklep goed gesloten<br />
zijn. De interieurverlichting<br />
moet gedoofd zijn.<br />
Voorkom zoveel mogelijk het<br />
gebruik van stroomverbruikers als<br />
de motor uit staat (bijv. autoradio,<br />
waarschuwingsknipperlichten enz.).<br />
BELANGRIJK Een accu die gedurende<br />
langere tijd minder dan 50%<br />
geladen is, raakt door sulfatering<br />
beschadigd. Hierdoor loopt de<br />
capaciteit en het startvermogen terug.<br />
Ook is de accu dan gevoeliger voor<br />
bevriezing (bij temperaturen onder -<br />
10°C).<br />
Als u de auto langere tijd niet<br />
gebruikt, zie AUTO LANGERE TIJD STALLEN<br />
in het hoofdstuk CORRECT GEBRUIK VAN<br />
DE AUTO.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
119
Als u na aanschaf van uw auto<br />
accessoires wilt monteren die<br />
constante voeding nodig hebben<br />
(diefstalalarm, handsfree mobiele<br />
telefoon, satellietnavigatiesysteem,<br />
enz.), dient u contact op te nemen met<br />
de <strong>Fiat</strong>-dealer. Deze kan u de meest<br />
geschikte installaties aanraden en<br />
controleren of het noodzakelijk is een<br />
accu met een grotere capaciteit te<br />
monteren.<br />
Deze stroomverbruikers blijven<br />
continu stroom verbruiken ook bij een<br />
uitgenomen contactsleutel (geparkeerde<br />
auto, motor uitgezet), waardoor de<br />
accu geleidelijk kan ontladen.<br />
Het totale energieverbruik van deze<br />
accessoires (standaard en achteraf<br />
gemonteerd accessoires) moet minder<br />
zijn dan 0,6 mA x Ah (van de<br />
accu), zoals in de volgende tabel staat<br />
vermeld:<br />
120 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
ACCU<br />
VAN<br />
MAXIMUM STROOM-<br />
VERBRUIK BIJ STIL-<br />
STAANDE MOTOR<br />
40A 24 mA<br />
Bedenk dat bij het inschakelen van<br />
grote stroomverbruikers zoals:<br />
verwarming van het babyflesje, stofzuiger,<br />
mobieletelefoon, koelbox, enz.,<br />
bij een uitgezette motor, de accu sneller<br />
zal ontladen.<br />
BELANGRIJK Als aan boord van<br />
de auto extra systemen moeten<br />
worden geïnstalleerd, moet goed<br />
op de juiste aansluitingen worden<br />
gelet. Niet correcte elektrische<br />
verbindingen kunnen gevaarlijk<br />
zijn, vooral voor de elementaire<br />
elektronische systemen.<br />
ELEKTRONISCHE<br />
REGELEENHEDEN<br />
Bij een normaal gebruik van de auto<br />
zijn speciale voorzorgsmaatregelen<br />
niet nodig.<br />
Het is echter nodig de volgende<br />
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen<br />
bij werkzaamheden aan de elektrische<br />
installatie of bij een noodstart:<br />
– Koppel de accu nooit los van de<br />
elektrische installatie bij een draaiende<br />
motor.<br />
– Koppel de accuklemmen los alvorens<br />
de accu met een acculader op<br />
te laden.<br />
– Gebruik nooit een acculader voor<br />
het starten van de motor, maar<br />
gebruik een hulpaccu.<br />
– Let op een goede aansluiting<br />
tussen de accu en de elektrische installatie,<br />
zowel wat betreft de juiste<br />
aansluitwijze als de juiste verbinding<br />
tussen de polen en de kabeluiteinden.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
nooit los en sluit ze nooit<br />
aan als de contactsleutel in stand<br />
MAR staat.
– Controleer de polariteit niet door<br />
middel van vonken.<br />
– Neem de stekkers van de regeleenheden<br />
los voor het uitvoeren van<br />
laswerkzaamheden aan de carrosserie.<br />
Verwijder de regeleenheden als de<br />
temperatuur boven de 80°C stijgt<br />
(bijzondere werkzaamheden aan de<br />
carrosserie, enz.).<br />
BELANGRIJK Een niet correcte<br />
installatie van een radio en/of diefstalalarm<br />
kan tot storingen in de elektronische<br />
regeleenheden leiden.<br />
Modificaties of reparaties<br />
aan de elektrische<br />
installatie die niet correct<br />
worden uitgevoerd en waarbij<br />
geen rekening wordt gehouden<br />
met de technische specificaties<br />
van het systeem, kunnen storingen<br />
in de werking en zelfs brandgevaar<br />
veroorzaken.<br />
WIELEN EN<br />
BANDEN<br />
BANDENSPANNING<br />
De spanning van de banden, inclusief<br />
het reservewiel, moet regelmatig, om<br />
de twee weken en voor een lange rit,<br />
worden gecontroleerd.<br />
De bandenspanning moet bij koude<br />
banden worden gecontroleerd.<br />
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning<br />
toe (een natuurlijk verschijnsel).<br />
Houd er daarom rekening<br />
mee, dat bij een controle of oppompen<br />
van warme banden de spanning<br />
0,3 bar hoger moet zijn dan bij koude<br />
banden.<br />
Zie voor de juiste waarde van de<br />
bandenspanning WIELEN in het hoofdstuk<br />
TECHNISCHE GEGEVENS.<br />
Bedenk dat ook de<br />
wegligging afhankelijk is<br />
van een juiste bandenspanning.<br />
Een onjuiste bandenspanning<br />
veroorzaakt een onregelmatige slijtage<br />
van de banden fig. 15:<br />
A - Juiste spanning: gelijkmatige<br />
slijtage van het loopvlak.<br />
B - Te lage spanning: te grote slijtage<br />
van de zijkanten van het loopvlak.<br />
C - Te hoge spanning: te grote slijtage<br />
in het midden van het loopvlak.<br />
fig. 8<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
121<br />
P4Q00086
Door een te lage bandenspanning<br />
wordt de band<br />
te heet, waardoor er<br />
onherstelbare inwendige schade<br />
aan de band kan ontstaan.<br />
Banden moeten worden vervangen<br />
als de profieldiepte van het loopvlak<br />
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter<br />
altijd aan de bepalingen van het land<br />
waarin u rijdt.<br />
BELANGRIJKE TIPS<br />
Voorkom bruusk remmen, met spinnende<br />
wielen optrekken, enz.<br />
Vermijd ook harde contacten tussen<br />
banden en stoepranden, kuilen, en<br />
andere obstakels. Het langdurig rijden<br />
op een slecht wegdek kan de banden<br />
beschadigen.<br />
Controleer de banden regelmatig op<br />
scheuren in de wangen en bulten of<br />
slijtplekken op het loopvlak. Raadpleeg<br />
zonodig de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
122 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Rijd nooit met een te zwaar beladen<br />
auto. Hierdoor kunnen de banden en<br />
de velgen ernstig beschadigd worden.<br />
Stop zo snel mogelijk bij een lekke<br />
band en verwissel het wiel om<br />
beschadiging van de band, de velg, de<br />
wielophanging en de stuurinrichting te<br />
voorkomen.<br />
Banden verouderen ook als zij<br />
weinig worden gebruikt. Scheurtjes in<br />
het loopvlak en op de wangen geven<br />
aan dat de band verouderd is. Banden<br />
die langer dan zes jaar onder een<br />
auto gemonteerd zijn, moeten dan<br />
ook door een specialist worden<br />
gecontroleerd. Dit geldt in het<br />
bijzonder voor het reservewiel.<br />
Monteer nooit gebruikte banden of<br />
banden, waarvan de herkomst<br />
onbekend is.<br />
De Seicento is voorzien van tubeless<br />
banden zonder binnenband. In dit<br />
type band mag nooit een binnenband<br />
worden gemonteerd.<br />
Bij de montage van een nieuwe band<br />
moet ook het ventiel vernieuwd<br />
worden.<br />
Om een gelijke slijtage van de banden<br />
op de vooras en de achteras te<br />
verkrijgen, is het raadzaam de banden<br />
om de 10.000 - 15.000 km van as te<br />
verwisselen. Hierbij moeten de banden<br />
aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd<br />
blijven, zodat een omkering van<br />
de draairichting wordt voorkomen.<br />
Verwissel de banden<br />
niet kruiselings, waarbij<br />
de banden van de rechterzijde<br />
aan de linkerzijde en<br />
omgekeerd worden gemonteerd.
RUBBER SLANGEN<br />
Houd voor de rubber slangen van het<br />
rem- en brandstofsysteem zeer<br />
nauwkeurig de voorschriften van het<br />
geprogrammeerd onderhoudsschema<br />
aan. Ozon, hoge temperaturen en het<br />
gedurende langere tijd ontbreken van<br />
vloeistof in een systeem zorgen ervoor<br />
dat de slangen uitdrogen en<br />
scheuren, waardoor het betreffende<br />
systeem gaat lekken. Daarom is zorgvuldige<br />
controle noodzakelijk.<br />
RUITENWISSERS/<br />
ACHTERRUITWISSER<br />
WISSERBLADEN<br />
Maak de wisserbladen regelmatig<br />
schoon met een schoonmaakmiddel;<br />
wij raden DPI aan.<br />
Vervang de wisserbladen als het<br />
rubber vervormd of versleten is. Het<br />
verdient aanbeveling ten minste één<br />
maal per jaar de wisserbladen te<br />
vervangen.<br />
Rijden met versleten<br />
ruitenwisserbladen is<br />
gevaarlijk, omdat ze het<br />
zicht onder extreme atmosferische<br />
omstandigheden aanzie<strong>nl</strong>ijk<br />
beperken.<br />
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen<br />
is het mogelijk beschadigingen<br />
van het rubber te voorkomen.<br />
– Wanneer de temperatuur onder<br />
0°C is gedaald, moet er gecontroleerd<br />
worden of er geen ijs tussen wisserblad<br />
en ruit zit: Verwijder zonodig het<br />
ijs met antivries.<br />
– Verwijder eventueel opgehoopte<br />
sneeuw van de ruit: om de wisserbladen<br />
te beschermen en oververhitting<br />
van de ruitenwissermotor te<br />
voorkomen.<br />
– Schakel de ruiten-/achterruitwisser<br />
niet op een droge ruit in.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
123
Wisserbladen vervangen.<br />
1) Trek de wisserarm A-fig. 9 van<br />
de voorruit en plaats het wisserblad<br />
onder een hoek van 90 ° ten opzichte<br />
van de arm.<br />
2) Druk op de lip B van de veerklem<br />
in het wisserblad en druk het wisserblad<br />
naar beneden uit de arm A.<br />
3) Monteer het nieuwe blad, waarbij<br />
de lip in de zitting op de wisserarm<br />
moet vallen. Controleer of het<br />
wisserblad geborgd is.<br />
fig. 9<br />
124 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
P4Q00131<br />
Wisserblad achter vervangen<br />
1) Kantel het dopje A-fig. 10<br />
omhoog en draai de bevestigingsmoer<br />
B-fig. 11 van de wisserarm los. Trek<br />
de complete wisserarm los van de<br />
draaipen.<br />
fig. 10<br />
fig. 11<br />
P4Q00132<br />
P4Q00133<br />
2) Plaats de nieuwe wisserarm in de<br />
juiste stand en draai de moer B zorgvuldig<br />
vast.<br />
3) Kantel het dopje A omlaag.<br />
RUITENSPROEIERS fig. 12-13<br />
Als de ruitensproeiers niet werken,<br />
controleer dan eerst het niveau in het<br />
ruitensproeiertankje: zie NIVEAUS<br />
CONTROLEREN in dit hoofdstuk.<br />
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden<br />
niet verstopt zijn.<br />
Deze kunnen zonodig met een speld<br />
worden doorgeprikt.<br />
fig. 12<br />
P4Q00126
Stel de sproeiermonden zodanig af<br />
dat de straal de ruit raakt op het hoogste<br />
punt in de slag van de ruitenwissers.<br />
fig. 13<br />
P4Q00127<br />
CARROSSERIE<br />
BESCHERMING TEGEN<br />
ATMOSFERISCHE<br />
INVLOEDEN<br />
De belangrijkste oorzaken van<br />
roest zijn:<br />
– luchtverontreiniging;<br />
– zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid<br />
(gebieden aan zee, warm<br />
en vochtig klimaat);<br />
– omgevings-/seizoensinvloeden.<br />
Ook de invloed van schurende<br />
elementen, zoals stoffige omgeving,<br />
opwaaiend zand, modder en steenslag<br />
op de lak en de onderzijde moet niet<br />
worden onderschat.<br />
<strong>Fiat</strong> heeft voor uw Seicento de beste<br />
technologische oplossingen toegepast<br />
om de carrosserie efficiënt tegen<br />
roest te beschermen.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
– De toepassing van aangepaste<br />
spuittechnieken en lakproducten die<br />
de auto de benodigde weerstand<br />
tegen roest en schurende elementen<br />
verlenen.<br />
– Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)<br />
plaatdelen met een hoge<br />
corrosiebestendigheid.<br />
– Het aanbrengen van een gespoten<br />
beschermende waslaag op de onderzijde,<br />
in de wielkuipen, in de motorruimte<br />
en verschillende holle ruimtes,<br />
met een hoog beschermend<br />
vermogen.<br />
– Het aanbrengen van een beschermende<br />
kunststof laag op kwetsbare<br />
delen: onderzijde van de portieren,<br />
binnenzijde van de spatborden, naden,<br />
randen, enz.<br />
– Toepassing van “open” holle ruimtes<br />
om condensvorming te voorkomen en<br />
binnendringend water af te voeren,<br />
waardoor roest van binnenuit wordt<br />
voorkomen.<br />
CARROSSERIEGARANTIE<br />
Bij de Seicento is de carrosserie<br />
tegen doorroesten van alle originele<br />
componenten van de carrosserie en<br />
van alle dragende delen gegarandeerd.<br />
Voor de specifieke voorwaarden van<br />
deze garantie wordt verwezen naar de<br />
“SERVICE- EN GARANTIEHAND-<br />
LEIDING”.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
125
TIPS VOOR HET BEHOUD<br />
VAN DE CARROSSERIE<br />
Lak<br />
De lak heeft behalve een esthetische<br />
ook een beschermende functie.<br />
Daarom moeten beschadigingen van<br />
de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk<br />
worden bijgewerkt om roestvorming te<br />
voorkomen.<br />
Het bijwerken dient met de originele<br />
lak te worden uitgevoerd (zie het<br />
hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS).<br />
Het normale onderhoud van de<br />
auto beperkt zich tot wassen, waarbij<br />
de frequentie afhankelijk is van het<br />
gebruik van de auto en van de omgeving.<br />
Het is raadzaam de auto vaker te<br />
wassen bij sterke luchtverontreiniging<br />
of bij het rijden over wegen met<br />
strooizout.<br />
126 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de auto bij<br />
voorkeur worden gewassen op<br />
een plaats waar het afvalwater<br />
direct wordt opgevangen en<br />
gezuiverd.<br />
De juiste wasmethode:<br />
1) Verwijder de antenne van het dak<br />
om te voorkomen dat deze beschadigt<br />
als u de auto wast in een autowasserette.<br />
2) Spoel de auto eerst met een<br />
waterstraal onder lage druk af.<br />
3) Was de auto met een zachte<br />
spons met een oplossing van neutrale<br />
zeep; spoel daarbij de spons regelmatig<br />
uit.<br />
4) Spoel de auto af met schoon<br />
water en droog de auto met warme<br />
lucht of een schone, zachte zeem.<br />
De minder zichtbare delen zoals de<br />
randen van de portieren, achterklep<br />
en motorkap en de koplampranden<br />
moeten niet vergeten worden, omdat<br />
daar water kan blijven staan.<br />
Het verdient aanbeveling de auto na<br />
het wassen niet onmiddellijk binnen te<br />
zetten, maar de auto nog even buiten<br />
te laten staan, zodat waterresten<br />
buiten kunnen verdampen.<br />
Was de auto nooit in de zon of als<br />
de motorkap nog warm is: omdat dan<br />
de glans van de lak kan afnemen.<br />
De kunststof carrosseriedelen<br />
kunnen op dezelfde wijze worden<br />
gewassen als de gespoten carrosseriedelen.<br />
Parkeer de auto niet onder bomen,<br />
aangezien harsdruppels bij langere<br />
inwerking de lak kunnen beschadigen,<br />
waardoor de kans op roestvorming<br />
wordt vergroot.<br />
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen<br />
dienen zo snel en zo goed mogelijk van<br />
de lak verwijderd te worden, omdat<br />
door de agressieve bestanddelen de<br />
lak kan beschadigen.
Voor het behoud van de auto<br />
verdient het aanbeveling de auto<br />
regelmatig in de was te zetten.<br />
Als de laklaag door de aanhechting<br />
van smog dof is geworden, kan de lak<br />
met autopolish behandeld worden.<br />
Deze autopolish brengt niet alleen een<br />
beschermende laag aan maar polijst de<br />
lak ook.<br />
Ruiten<br />
Gebruik voor het schoonmaken van<br />
de ruiten een daarvoor geschikt<br />
schoonmaakmiddel. Gebruik een<br />
schone, zachte doek om krassen en<br />
beschadigingen te voorkomen.<br />
BELANGRIJK Let er bij het<br />
schoonmaken van de binnenzijde van<br />
de achterruit op, dat de elektrische<br />
weerstandsdraden van de achterruitverwarming<br />
niet worden beschadigd.<br />
Veeg voorzichtig in de richting van de<br />
draden.<br />
Motorruimte<br />
Het verdient aanbeveling de motorruimte<br />
na het winterseizoen zorgvuldig<br />
te laten uitspuiten. Laat dit<br />
verzorgen door een gespecialiseerd<br />
bedrijf.<br />
Schoonmaakmiddelen<br />
verontreinigen het water.<br />
Daarom moet de motorruimte<br />
bij voorkeur worden<br />
uitgespoten op een plaats waar<br />
het afvalwater direct wordt<br />
opgevangen en gezuiverd.<br />
BELANGRIJK Voor het uitspuiten<br />
van de motorruimte moet de motor<br />
koud zijn en de contactsleutel in stand<br />
STOP staan. Controleer na het<br />
reinigen of de verschillende beschermingen<br />
( rubberkappen, deksels, enz.)<br />
nog op hun plaats zitten en niet<br />
beschadigd zijn.<br />
INTERIEUR<br />
Controleer af en toe of er onder de<br />
vloerbedekking geen water is blijven<br />
staan (dooiwater van sneeuwresten<br />
aan schoenen, lekkende paraplu’s,<br />
enz.), waardoor roestvorming op de<br />
bodem veroorzaakt zou kunnen<br />
worden.<br />
Gebruik nooit ontvlambare<br />
producten zoals<br />
petroleum of wasbenzine<br />
voor het reinigen van de<br />
interieurdelen van de auto. De<br />
elektrostatische lading die tijdens<br />
het reinigen door het wrijven<br />
ontstaat, kan brand veroorzaken.<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
127
STOELEN EN STOFFEN<br />
BEKLEDING REINIGEN<br />
– Verwijder stof met een zachte<br />
borstel of een stofzuiger.<br />
– Reinig de zittingen met een<br />
vochtige spons en een oplossing van<br />
neutrale zeep.<br />
– Voor het oplossen van eventuele<br />
vetvlekken, raden wij het gebruik aan<br />
van specifieke producten.<br />
128 ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
MET LEER BEKLEDE<br />
STOELEN SCHOONMAKEN<br />
– Verwijder droog vuil met een<br />
zeemleer of een iets vochtige doek,<br />
zonder hard te drukken.<br />
– Dep een vochtige vlek of vet met<br />
een droge en absorberende doek en<br />
wrijf daarbij niet. Behandel de plek<br />
vervolgens met een doek of zeem<br />
bevochtigd met water en een neutrale<br />
zeep.<br />
Als de vlek nog niet verwijderd is,<br />
behandel de vlek dan met een speciaal<br />
schoonmaakmiddel, waarbij de<br />
instructies op de verpakking strikt<br />
moeten worden opgevolgd.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit<br />
alcohol of benzine om het glas van het<br />
instrumentenpaneel schoon te maken.<br />
KUNSTSTOF<br />
INTERIEURDELEN<br />
Gebruik speciale reinigingsmiddelen<br />
om het visuele effect van de componenten<br />
niet te wijzigen.<br />
BELANGRIJK Gebruik nooit<br />
alcohol of benzine om het glas van het<br />
instrumentenpaneel schoon te maken.<br />
Bewaar nooit spuitbussen<br />
in de auto. Ontploffingsgevaar.<br />
Spuitbussen<br />
mogen niet worden blootgesteld<br />
aan temperaturen boven 50°C. In<br />
de zomer kan de temperatuur in<br />
het interieur tot ver boven deze<br />
waarde oplopen.
IDENTIFICATIE-<br />
GEGEVENS<br />
CHASSISNUMMER<br />
Het chassisnummer is ingeslagen in<br />
de bodemplaat rechts in de bagageruimte<br />
fig. 1.<br />
Het is bereikbaar nadat de vloerbedekking<br />
is opgetild en bevat de volgende<br />
gegevens:<br />
– type van de auto: ZFA 187000<br />
– oplopend productienummer.<br />
fig. 1<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
P4Q00080<br />
MOTORCODE<br />
De motorcode is in het cilinderblok<br />
ingeslagen en bestaat uit het motortype<br />
en een oplopend productienummer.<br />
TYPEPLAATJE MET<br />
IDENTIFICATIEGEGEVENS<br />
Het typeplaatje fig. 2 bevat de<br />
volgende identificatiegegevens:<br />
A - Naam van de fabrikant<br />
B - Nummer typegoedkeuring<br />
C - Identificatiecode van het autotype<br />
fig. 2<br />
P4Q00081<br />
D - Chassisnummer<br />
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto<br />
F - Max. toelaatbaar totaalgewicht<br />
van de auto met aanhanger<br />
G - Max. toelaatbare voorasbelasting<br />
H - Max. toelaatbare achterasbelasting<br />
I - Motortype<br />
L - Code van de carrosserie-uitvoering<br />
M - Nummer voor de onderdelen.<br />
Het typeplaatje is links in de bagageruimte<br />
aangebracht fig. 3.<br />
fig. 3<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
P4Q00100<br />
129
PLAATJE MET INFORMATIE<br />
OVER DE CARROSSERIELAK<br />
Het plaatje fig. 4 is aangebracht op<br />
de binnenzijde van de achterklep.<br />
Het bevat de volgende informatie:<br />
A - Fabrikant van de lak<br />
B - Kleurbenaming<br />
C - Kleurcode<br />
D - Kleurcode voor bijwerken en<br />
overspuiten.<br />
fig. 4<br />
130 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
P4Q00082<br />
MOTORCODES -<br />
CARROSSERIE-UITVOERINGEN<br />
Uitvoering Typecode Code<br />
van de motor van de carrosserie uitvoering<br />
S - SX<br />
187A1.000<br />
187AXC1A 02<br />
Sporting<br />
187A1.000<br />
187AXC1A 02B<br />
Sport KIT (Abarth)<br />
187A1.000<br />
187AXC1A 02C<br />
Van<br />
187A1.000<br />
187CXC1A 00
MOTOR<br />
ALGEMEEN<br />
Typecode<br />
Cyclus<br />
Aantal en opstelling cilinders<br />
Boring en slag mm<br />
Cilinderinhoud cm 3<br />
Compressieverhouding<br />
Max. vermogen (EU): kW<br />
pk<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Max koppel (EU): Nm<br />
kgm<br />
bijbehorend toerental min -1<br />
Bougies<br />
Brandstof<br />
1108 cm 3<br />
187A1.000<br />
Otto<br />
4 in lijn<br />
70 x 72<br />
1108<br />
9,6<br />
40<br />
54<br />
5000<br />
88<br />
9,0<br />
2750<br />
NGK BKR5EZ<br />
Loodvrije benzine<br />
95 RON<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
131
INSPUITING<br />
ONTSTEKING<br />
Geïntegreerde multipoint elektronische<br />
inspuiting en ontsteking: één<br />
regeleenheid regelt zowel inspuitduur<br />
van de inspuiting (benzinedosering) als<br />
de ontstekingsvervroeging.<br />
Stationair toerental:<br />
750 ±50 min -1 .<br />
132 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
BOUGIES<br />
Schone en goede bougies met de juiste<br />
warmtegraad zijn van doorslaggevend<br />
belang voor een goede werking van de<br />
motor en een lage uitstoot van<br />
schadelijke stoffen van de motor.<br />
De informatie die de bougie levert<br />
aan een deskundige is een belangrijke<br />
bron voor het opsporen van de<br />
storing, ook als deze niet door de ontsteking<br />
wordt veroorzaakt. Het is<br />
daarom belangrijk dat bij storingen in<br />
de motorwerking de bougies worden<br />
gecontroleerd door de <strong>Fiat</strong>-dealer.<br />
De bougies moeten bij<br />
de kilometerstanden<br />
worden vervangen die in<br />
het ONDERHOUDSSCHEMA zijn<br />
aangegeven. Gebruik uitsluitend<br />
bougies van het voorgeschreven<br />
type: Bougies met een afwijkende<br />
warmtegraad kunnen motorstoringen<br />
veroorzaken.<br />
TRANSMISSIE<br />
KOPPELING<br />
Zelfstellende, mechanische bediende<br />
koppeling met koppelingspedaal<br />
zonder vrije slag.<br />
HANDGESCHAKELDE<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
Vijf gesynchroniseerde versnellingen<br />
vooruit en één versnelling achteruit.<br />
Rechte eindoverbrenging en<br />
differentieel ingebouwd in het<br />
versnellingsbakhuis.<br />
Aandrijving van de voorwielen m.b.v.<br />
aandrijfassen die via tripoïde koppelingen<br />
verbonden zijn met het<br />
differentieel en via homokinetische<br />
koppelingen met de wielen.
REMMEN<br />
VOETREM<br />
Voor:<br />
– schijfremmen met zwevende remtangen,<br />
en één remcilinder per wiel.<br />
Achter:<br />
– trommelremmen met zelfstellende<br />
remschoenen en één remcilinder per<br />
wiel.<br />
Diagonaal gescheiden hydraulisch<br />
remsysteem.<br />
Onderdrukrembekrachtiger van 7”.<br />
ABS met 4 sensoren (indien aanwezig).<br />
Automatisch zelfstellend mechanisme<br />
voor de speling van de remvoeringen.<br />
Remdrukregelaars (2) in het<br />
hydraulische remcircuit van de<br />
achterremmen<br />
HANDREM<br />
De handrem werkt mechanisch<br />
d.m.v. een handremhefboom op de<br />
remschoenen van de achterwielen.<br />
Water, sneeuw en<br />
strooizout op wegen<br />
kunnen zich afzetten op<br />
de remschijven waardoor de<br />
gewenste remvertraging iets<br />
later wordt bereikt.<br />
Let op bij de montage<br />
van spoilers, lichtmetalen<br />
velgen en niet standaard<br />
wieldoppen: ze kunnen de ventilatie<br />
van de remmen verminderen<br />
en daarmee hun doelmatigheid<br />
tijdens krachtig en<br />
veelvuldig remmen; bijvoorbeeld<br />
tijdens een lange afdaling.<br />
WIELOPHANGING<br />
Voor: Onafhankelijk met onderste<br />
wieldraagarmen en veer<br />
poten bestaande uit een<br />
gegoten naafdrager die vast<br />
verbonden is met de<br />
Achter:<br />
hydraulische, dubbelwerkende<br />
telescoopschokdemper.<br />
Coaxiaal ten opzichte van<br />
de geplaatste schroefveer<br />
met aanslagrubbers. “For<br />
life” gesmeerde stuurkogels.<br />
Stabilisatorstang aan de<br />
carrosserie en aan de<br />
wieldraagarmen bevestigd.<br />
Onafhankelijk met schroefveren.<br />
Getrokken wieldraagarmen,<br />
opgehangen in<br />
bussen en gasgevulde<br />
dubbelwerkende telescoopschokdempers.<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
133
STUURINRICHTING<br />
Samendrukbare, energie-absorberende<br />
stuurkolom met twee<br />
cardankoppelingen.<br />
“For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis.<br />
Aantal stuuromwentelingen van aanslag<br />
tot aanslag (ongeveer) ........... 3,9<br />
Minimum draaicirkel: 10,5 meter<br />
(gemiddelde van alle uitvoeringen).<br />
Als optional elektronisch geregelde<br />
stuurbekrachtiging<br />
134 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
WIELEN<br />
VELGEN EN BANDEN<br />
Geperst stalen of lichtmetalen velgen;<br />
verschillende wielbouten voor<br />
montage van de twee velgtypen<br />
(afwijkende afmetingen en onderling<br />
niet uitwisselbaar).<br />
Tubeless radiaalbanden.<br />
Op de typegoedkeuring zijn bovendien<br />
alle goedgekeurde banden aangegeven.<br />
BELANGRIJK Als de gegevens in<br />
het instructieboekje afwijken van die<br />
van de typegoedkeuring, dient u zich<br />
altijd aan de gegevens van de<br />
typegoedkeuring te houden.<br />
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk<br />
dat u zich aan de voorgeschreven<br />
afmetingen houdt en dat<br />
alle wielen zijn voorzien van banden<br />
van hetzelfde merk en hetzelfde type.<br />
BELANGRIJK In tubeless banden<br />
mogen geen binnenbanden gebruikt<br />
worden.<br />
Lichtmetalen velgen mogen nooit met<br />
de wielbouten voor stalen velgen worden<br />
gemonteerd en omgekeerd. Zie<br />
voor het juiste gebruik van de<br />
wielbouten en velgen EEN LEKKE BAND<br />
in het hoofdstuk NOODGEVALLEN.<br />
Het is mogelijk 14” velgen met<br />
bandenmaat 175/50 R14” 74H te<br />
monteren. Deze zijn in de Sport kit<br />
van het <strong>Fiat</strong>-Lineaccessori-programma<br />
opgenomen.<br />
De montage wijkt volledig<br />
af van de andere wielen.<br />
Ook is er een specifiek<br />
reservewiel.<br />
Monteer de wielen volgens de<br />
aanwijzingen die bij de Sport kit<br />
worden geleverd. Controleer of<br />
bij de achterwielen de minimum<br />
afstand van de band vanaf het<br />
verticale deel van de wielkuip<br />
groter is dan 15 mm. Monteer de<br />
nieuwe wielen niet als u daar<br />
geen ervaring mee hebt.<br />
Het is raadzaam de montage<br />
door de <strong>Fiat</strong>-dealer te laten uitvoeren.
WINTERBANDEN<br />
Gebruik winterbanden zoals is aangegeven<br />
in het hoofdstuk WINTERBANDEN.<br />
RESERVEWIEL<br />
Geperst stalen velg.<br />
Tubeless band.<br />
SNEEUWKETTINGEN<br />
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen<br />
met een geringe dikte, zie hoofdstuk<br />
SNEEUWKETTINGEN.<br />
Uitvoering<br />
Van<br />
1108 cm 3<br />
Sporting<br />
Sport kit<br />
S - SX<br />
Velgmaat<br />
5Bx13 H<br />
5Bx13H<br />
5bBx13 H2<br />
5bBx14 H2<br />
5Bx13 H<br />
5bBx14 H2<br />
5Bx13 H<br />
5bBx13” H2<br />
WIELUITLIJNING<br />
Toespoor gemeten tussen de velgranden<br />
van de voorwielen: -1 ± 1<br />
mm.<br />
De waarden zijn van toepassing op<br />
een onbelaste auto in rijklare staat.<br />
VERKLARING VAN DE<br />
CODERING OP DE BANDEN<br />
Bijvoorbeeld: 185/60 R 14 82 H<br />
185 = Nominale breedte<br />
(afstand tussen de wangen in<br />
mm).<br />
60 = Hoogte/breedte-verhouding<br />
(percentage).<br />
Bandenmaat<br />
Standaard<br />
155/65 R13-73T<br />
165/55 R13-70H<br />
175/50 R14-74H<br />
155/65 R13-73T<br />
–<br />
Bandenmaat<br />
Optional<br />
–<br />
145/70R 13-71H<br />
–<br />
175/50R 14-74H<br />
155/65R 13-73T<br />
–<br />
–<br />
165/55R 13-70H<br />
R = Radiaalband.<br />
14 = Diameter van de velg (in inch).<br />
82 = Code van het draagvermogen.<br />
H = Maximale snelheid.<br />
Snelheidscodering<br />
Q = tot aan 160 km/h.<br />
R = tot aan 170 km/h.<br />
S = tot aan 180 km/h.<br />
T = tot aan 190 km/h.<br />
U = tot aan 200 km/h.<br />
H = tot aan 210 km/h.<br />
V = boven de 210 km/h.<br />
Winter-<br />
banden<br />
145/70 R13-71Q M+S<br />
–<br />
–<br />
145/70 R13-71Q M+S<br />
155/65 R13-73H M+S<br />
145/70 R13-71Q M+S<br />
–<br />
Reservewiel<br />
velgmaat bandenmaat<br />
5Bx13H 155/65R13-73T<br />
4bJx13H 135/70R13-68T<br />
- -<br />
4bJx13H 135/70R13-68T<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
135
AFMETINGEN<br />
Lengte mm<br />
Breedte (❒) mm<br />
Hoogte bij onbelaste auto (▲) mm<br />
Oversteek<br />
voor mm<br />
achter mm<br />
Wielbasis mm<br />
Spoorbreedte<br />
voor (▼)<br />
achter<br />
mm<br />
mm<br />
Inhoud bagageruimte bij onbeladen auto<br />
(VDA-norm): dm 3<br />
136 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Berlina<br />
3337<br />
1508<br />
1420<br />
637<br />
500<br />
2200<br />
1277<br />
1270<br />
170 (*)<br />
Van<br />
3337<br />
1508<br />
1440<br />
637<br />
500<br />
2200<br />
1275<br />
1268<br />
(❒) Afhankelijk van de velgmaat of de uitvoeringen kunnen de afmetingen kleine verschillen vertonen.<br />
(*) Met neergeklapte achterbank: - tot aan de ruiten 440 dm 3<br />
- tot aan het dak 810 dm 3 (hierbij moet een tweede<br />
buitenspiegel gemonteerd worden)<br />
(▲) Uitvoering Sporting mm 1412<br />
(▼) Uitvoering Sporting mm 1293<br />
810<br />
PRESTATIES<br />
Max. snelheid na de inrijperiode in<br />
(km/h). ............................................. 150
GEWICHTEN<br />
Gewichten (in kg)<br />
Rijklaar gewicht (met volle reservoirs,<br />
reservewiel, gereedschap en accessoires) (1)<br />
Nuttig laadvermogen<br />
(5 personen + 50 kg of 1 persoon + 330 kg)<br />
Max. toelaatbaar gewicht (2)<br />
– vooras<br />
– achteras<br />
– totaalgewicht<br />
Gewicht van de aanhanger<br />
– geremd<br />
– ongeremd<br />
Gewicht op de trekhaak<br />
Max. dakbelasting<br />
Berlina<br />
(1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met<br />
hetzelfde gewicht daalt.<br />
(2) Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.<br />
760<br />
450<br />
610<br />
720<br />
1210<br />
400<br />
200<br />
28<br />
30<br />
VAN<br />
735<br />
465<br />
610<br />
630<br />
1200<br />
400<br />
350<br />
28<br />
30<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
137
VULLINGSTABEL<br />
Brandstoftank:<br />
incl. een reserve van:<br />
Motorkoelsysteem:<br />
Motorcarter:<br />
Carter en oliefilter:<br />
Versnellingsbak en differentieel<br />
Hydraul. circuit van de automatisch bediende koppeling:<br />
Stuurhuis:<br />
Homokinetische koppelingen en<br />
in stofhoezen (ieder):<br />
Hydraul. remcircuit voor en achter:<br />
Reservoir ruitensproeiers<br />
voor en achter:<br />
138 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
1108 cm 3<br />
liter kg<br />
38 –<br />
5÷7,5 –<br />
4 –<br />
3,1 2,8<br />
3,5 3,1<br />
2,4 2,15<br />
– –<br />
– 0,10<br />
– 0,08<br />
0,4 –<br />
1,8 –<br />
Voorgeschreven brandstof<br />
Aanbevolen producten<br />
Loodvrije superbenzine met<br />
octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />
Mengsel van gedestil. water en 50%<br />
PARAFLU 11<br />
SELENIA 20 K<br />
TUTELA CAR ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA TOP 4<br />
K 854<br />
TUTELA MRM 2<br />
TUTELA TOP 4<br />
Mengsel van water en DPI
SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN<br />
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES<br />
Gebruik<br />
Smering<br />
voor benzinemotoren<br />
Olie en vetten<br />
voor krachtoverbrengingen<br />
Specificaties van de smeermiddelen en de vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis<br />
voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3 en API SJ<br />
Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis voldoet<br />
ruimschoots aan de specificaties ACEA A3 en API SJ<br />
Aanbevolen voor temperaturen onder de –20°C<br />
SAE 75W-80 EP olie<br />
Voldoet aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105D LEV<br />
Waterafstotend vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal:<br />
N.L.G.I. = 2, bevat molybdeenbisulfide.<br />
Aanbevolen<br />
smeermiddelen en<br />
vloeistoffen<br />
SELENIA 20K<br />
SELENIA PERFORMER<br />
TUTELA CAR<br />
ZC 75 SYNTH<br />
TUTELA<br />
MRM2<br />
SAE 10W-40<br />
Toepassing<br />
SAE 5W-30<br />
Mechanische<br />
versnellingsbakken en<br />
differentieels<br />
Homokinetische<br />
koppelingen<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
40°<br />
30°<br />
20°<br />
10°<br />
0°<br />
-10°<br />
-20°<br />
-30°<br />
°C<br />
139
Gebruik<br />
Smeermiddel<br />
voor stuurhuis<br />
Vloeistof voor hydraulisch<br />
remsysteem<br />
Anti-vries<br />
voor radiateurs<br />
Vloeistof voor ruitensproeiers<br />
voor/achter<br />
140 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Specificaties van de smeermiddelen en de vloeistoffen<br />
voor een correct functioneren van de auto<br />
Vet op basis van lithiumzepen, indringingsgetal: N.L.G.I. 000,<br />
bevat molybdeensulfide.<br />
Synthetische remvloeistof, F.M.V.S.S. nr. 116 DOT 4 ISO 4925,<br />
CUNA NC 956 - 01<br />
Beschermingsmiddel met anti-vries op basis van glycolmonoethyleen,<br />
corrosiewerend CUNA NC 956 - 16<br />
Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen<br />
CUNA NC 956-11<br />
Aanbevolen smeermiddelen<br />
en vloeistoffen<br />
K854<br />
TUTELA TOP 4<br />
PARAFLU 11<br />
DPI<br />
Toepassing<br />
Mengverhouding: 50%<br />
tot –35 °C<br />
Onverdund of met<br />
water gebruiken
BRANDSTOFVERBRUIK<br />
Het brandstofgebruik dat in de<br />
tabellen is opgenomen, is gemeten<br />
volgens een vastgestelde testmethode<br />
die in EU-normen is vastgelegd.<br />
Het brandstofverbruik is gemeten<br />
tijdens:<br />
– een stadsrit, opgebouwd uit een<br />
koude start gevolgd door een<br />
gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer.<br />
– een testrit buiten de stad,<br />
waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd<br />
in alle versnellingen en waarmee<br />
een normaal gebruik van de auto<br />
buiten de stad wordt gesimuleerd.<br />
De snelheid varieert tussen de 0 en<br />
120 km/h;<br />
– voor het bepalen van het gecombineerde<br />
brandstofverbruik: telt<br />
de waarde van de stadsrit mee voor<br />
37% en de waarde van de rit buiten de<br />
stad voor 63%.<br />
BELANGRIJK Het soort wegdek,<br />
bedrijfsomstandigheden, verkeerssituatie,<br />
atmosferische omstandigheden,<br />
algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau,<br />
lading van de auto, imperiaal<br />
op het dak en de aanwezigheid van<br />
andere accessoires die de aërodynamica<br />
kunnen beïnvloeden kunnen in de<br />
praktijk een brandstofverbruik opleveren,<br />
dat afwijkt van de resultaten die<br />
tijdens de hierboven beschreven tests<br />
zijn bereikt (zie KOSTENBESPARING EN<br />
BEPERKING VAN DE UITSTOOT VAN SCHA-<br />
DELIJKE UITLAATGASSEN in het hoofdstuk<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO).<br />
Brandstofverbruik volgens EU<br />
1999/100-normen (liter x 100 km) S - SX Sporting Abarth<br />
Stadsverkeer 8,3 8,8<br />
Buitenweg 4,7 5,2<br />
Gecombineerd 6,0 6,5<br />
CO 2 -EMISSIE<br />
De CO 2 -emissie bij de uitlaat is<br />
gemeten op een gemiddeld gecombineerd<br />
traject. De maximale waarden<br />
zijn in onderstaande tabel weergegeven.<br />
CO 2 -emissie<br />
volgens EU<br />
1999/100-normen<br />
(g/km)<br />
S-SX 143<br />
Sporting<br />
Abarth 155<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
141
BANDENSPANNING<br />
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.<br />
142 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Bandenmaat Gemidd. belading Volbeladen Reserve-<br />
Voor. Achter. Voor. Achter. wiel<br />
Alle uitvoeringen 155/65 R13” 73T 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
165/55 R13” 70H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
175/50 R14” 74H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
135/70 R13” 68T – – – – 2,5<br />
Winterbanden<br />
145/70 R13” 71Q M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
155/65 R13” 73H M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
VAN 155/65 R13 73T 2,0 2,0 2,2 2,2 *<br />
Winterbanden<br />
145/70 R13” 71Q M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
* Het reservewiel is gelijk. De bandenspanning is dus hetzelfde.
RADIOGOLF-AFSTANDBEDIENING:<br />
MINISTERIËLE GOEDKEURING<br />
Internationale<br />
landencode<br />
A<br />
B<br />
CH<br />
D<br />
DK<br />
E<br />
F<br />
GB<br />
GR<br />
H<br />
I<br />
IRL<br />
<strong>NL</strong><br />
P<br />
PL<br />
Land<br />
Oostenrijk<br />
België<br />
Zwitserland<br />
Duitsland<br />
Denemarken<br />
Spanje<br />
Frankrijk<br />
Groot Brittannië<br />
Grieke<strong>nl</strong>and<br />
Hongarije<br />
Italië<br />
Ierland<br />
Nederland<br />
Portugal<br />
Polen<br />
Voor de landen waar een zendmachtiging verplicht is, staat de typegoedkeuring op de handgreep van de sleutel.<br />
Toelatingscode<br />
CEPT L PD F<br />
RTT/D/X 1238<br />
BAKOM 96.0331 K.P.<br />
G129383H - G127064H<br />
9747<br />
E01960332<br />
960186 PPL 0<br />
11699<br />
Y∏ME/∆TEE/EK411/23/10/96 - Y∏ME/∆TEE/EK399/11/10/96<br />
EB - 28295/97<br />
DGPGF/SEGR/2/03/336420/FO/000894/31/05/96<br />
DGPGF/SEGR/2/03/337911/FO/001694/04/09/96<br />
TRA 24/5/207/7 - TRA 24/5/207/5<br />
<strong>NL</strong> 96040274<br />
ICP - 016 TC - 96<br />
011/98<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
143
B<br />
Z<br />
T<br />
B<br />
Z<br />
T<br />
G129<br />
383H<br />
G127<br />
064H<br />
Attesté<br />
ART<br />
Conforme<br />
144 TECHNISCHE GEGEVENS<br />
atc<br />
date<br />
pres.<br />
960186 PPL 0<br />
17/04/96<br />
TRW<br />
Radiocom<br />
Privées France<br />
Professionnel<br />
ministerie van verkeer en waterstaat<br />
<strong>NL</strong> 96040274<br />
E D.G.Tel. E01960332
Aansteker........................................42<br />
ABS ......................................................54<br />
Accu<br />
- accu vervangen.............................119<br />
- elektrolyt controleren................119<br />
- nuttige tips ....................................119<br />
- opladen...........................................106<br />
- starten met een hulpaccu ....89-106<br />
Achterklep .........................................47<br />
Achterruitverwarming.....................40<br />
Achterruitwisser<br />
- bediening..........................................39<br />
- ruitensproeier ..............................124<br />
- vloeistofniveau..............................117<br />
- wisserblad......................................123<br />
Achteruitrijlicht ..............................100<br />
Afmetingen ......................................136<br />
Airbag..................................................56<br />
- airbag passagier ..............................57<br />
- algemene opmerkingen.................58<br />
Airconditioning, handbediend<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
- airconditioning(koeling)................36<br />
- bedieningsknoppen........................35<br />
- onderhoud.......................................36<br />
Analoog klokje ..................................25<br />
Asbak...................................................42<br />
Auto langere tijd stallen..................87<br />
Autoradio<br />
- antenne.............................................64<br />
- inbouwvoorbereiding....................66<br />
- inbouwvoorbereiding mobiele<br />
telefoon............................................66<br />
- luidsprekers.....................................66<br />
- radiozendapparatuur en mobiele<br />
telefoon............................................68<br />
- schema van de voorbereide<br />
bedrading en aansluitingen...........65<br />
- standaarduitrusting ........................64<br />
Bagageruimte<br />
- lading vastzetten.............................50<br />
- openen..............................................47<br />
- vergroten .........................................49<br />
Banden<br />
- bandenspanning............................142<br />
- onderhoud.....................................121<br />
- typen...............................................134<br />
- wiel verwisselen .............................90<br />
- winterbanden..................................85<br />
Bandenspanning ..............................142<br />
Bediening van de klimaatregeling..33<br />
Bedieningsknoppen ..........................40<br />
Behoud van de<br />
emissiereductiesystemen .............81<br />
Bij een ongeval................................109<br />
Binnenverlichting<br />
- bediening..........................................39<br />
- gloeilamp vervangen....................102<br />
Bougies.....................................131-132<br />
Brandstof<br />
Brandstofmeter.................................24<br />
Brandstof-noodschakelaar..............41<br />
Brandstofverbruik -<br />
CO2-emissie.................................141<br />
Buitenspiegels<br />
145
- achteruitkijkspiegel........................31<br />
- buitenspiegels..................................32<br />
Buitenverlichting<br />
- bediening..........................................37<br />
- gloeilamp achter vervangen.......100<br />
- gloeilamp voor vervangen............98<br />
Carrosserie<br />
- bescherming tegen atmosferische<br />
invloeden .......................................125<br />
- carrosseriegarantie......................125<br />
- tips voor het behoud..................126<br />
- uitvoeringen..................................130<br />
Centrale portiervergrendeling ......45<br />
Claxon.................................................41<br />
Controle- en<br />
waarschuwingslampjes..................26<br />
Correct gebruik van de auto.........71<br />
Dashboard.......................................21<br />
Derde remlicht...............................101<br />
Diefstalalarm<br />
- afschriklampje....................................7<br />
- afstandsbediening .............................6<br />
- batterijen vervangen........................9<br />
146 ALFABETISCH REGISTER<br />
- diefstalalarm uitschakelen ............10<br />
- ministeriële goedkeuring .....7 - 143<br />
- systeem programmeren..................8<br />
- wanneer gaat het alarm af..............9<br />
- wanneer is het alarm afgegaan....10<br />
- werking...............................................7<br />
- zelfdiagnose .......................................8<br />
Differentieel ....................................132<br />
Dimlicht<br />
- bediening..........................................37<br />
- gloeilamp vervangen......................97<br />
Dop van de brandstoftank..............69<br />
Drukknoppen ....................................40<br />
Economisch rijden .........................78<br />
Elektrische ruitbediening ................47<br />
Elektrische stuurbekrachtiging ......61<br />
Elektronische regeleenheden ......120<br />
EOBD-systeem .................................60<br />
<strong>Fiat</strong>-Code startblokkering ..............4<br />
- gebruik.....................................92-107<br />
Gebruiksomstandigheden............80<br />
Gereedschap .....................................92<br />
Gewichten .......................................137<br />
Gloeilampen<br />
- algemene aanwijzingen..................95<br />
- buitenverlichting vervangen.........97<br />
- interieurverlichting<br />
vervangen ......................................102<br />
- typen .................................................96<br />
Gordelspanners ................................19<br />
Grootlicht<br />
- bediening..........................................37<br />
- grootlicht-signaal............................38<br />
- gloeilamp vervangen......................97<br />
Handrem .................................73-133<br />
Hendels aan het stuur<br />
- linker hendel ...................................37<br />
- rechter hendel................................38<br />
Hoofdsteunen ...................................30<br />
Identificatiegegevens....................129<br />
Imperiaal/skidrager...........................52<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele<br />
telefoon............................................66<br />
Instrumenten.....................................24
Instrumentenpaneel .........................23<br />
Interieurverlichting<br />
- bediening..........................................39<br />
- gloeilamp vervangen....................102<br />
Kentekenplaatverlichting...........100<br />
Kilometerteller .................................24<br />
Kinderen veilig vervoeren ..............15<br />
Koplampen<br />
- koplampen afstellen.......................53<br />
- koplampverstelling.........................53<br />
Koppeling.........................................132<br />
Kostenbesparing...............................78<br />
Krik<br />
- opmerkingen ...................................90<br />
Lak ...................................................126<br />
Luchtfilter.........................................118<br />
Luchtrecirculatie...............................35<br />
Mistachterlicht<br />
- drukknop in-/uitschakeling...........40<br />
- gloeilamp vervangen....................100<br />
Mistlampen voor<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
- afstellen ............................................54<br />
- drukknop voor in-/uitschakeling.40<br />
- gloeilamp vervangen......................99<br />
Mobiele telefoons<br />
- opmerkingen ...................................68<br />
- inbouwvoorbereiding....................66<br />
Motor<br />
- identificatiegegevens ...................131<br />
- koelsysteem ..................................117<br />
- motorcode ....................................130<br />
- oliepeil controleren.....................116<br />
- ontsteking/inspuiting ...................132<br />
Motor starten<br />
- motor opwarmen na het starten71<br />
- motor uitzetten..............................72<br />
- noodstart ...................................72-88<br />
- start-/contactslot ...........................20<br />
- starten met een hulpaccu ....89-106<br />
- starten van de motor....................71<br />
Motorkap ...........................................51<br />
Motorolie<br />
- oliepeil controleren.....................116<br />
- technische specificaties...............139<br />
- verbruik..........................................116<br />
Motorruimte (reinigen) ................127<br />
Niveau van de<br />
motorkoelvloeistof......................117<br />
Niveau van de motorolie .............116<br />
Niveau van de remvloeistof.........118<br />
Niveau van de<br />
ruitenspoeiervloeistof.................117<br />
Noodgevallen ....................................88<br />
Nuttige accessoires..........................87<br />
Olieverbruik.................................116<br />
Onderhoud van de auto<br />
- aanvullende werkzaamheden ....114<br />
- geprogrammeerd onderhoud ...111<br />
- jaarlijks inspectieschema ............113<br />
- onderhoudsschema.....................112<br />
Ontwasemen/ontdooien<br />
- achterruit.........................................34<br />
- voorruit............................................34<br />
- zijruiten voor ..................................34<br />
Opendak<br />
- elektrisch bediend..........................44<br />
- handbediend....................................43<br />
Opkrikken van de auto.................107<br />
147
Parkeren..........................................71<br />
Plafondlampje<br />
- bediening..........................................39<br />
- gloeilampje vervangen.................102<br />
Portieren ............................................45<br />
Prestaties..........................................136<br />
Radiogolf-afstandsbediening<br />
- gebruik................................................6<br />
- typegoedkeuring ..........................143<br />
Radiozendapparatuur ......................68<br />
Remlichten.......................................100<br />
Remmen<br />
- vloeistofniveau..............................118<br />
- voetrem .........................................133<br />
Richtingaanwijzers (pijlen)<br />
- bediening..........................................38<br />
- gloeilamp achter vervangen.......100<br />
- gloeilamp op voorspatbord<br />
vervangen.........................................99<br />
- gloeilamp voor vervangen............98<br />
Rijstijl...................................................79<br />
Rubber slangen ...............................123<br />
Ruiten (reinigen).............................127<br />
148 ALFABETISCH REGISTER<br />
Ruitensproeiers<br />
- bediening..........................................38<br />
- vloeistofniveau..............................117<br />
Ruitenwissers<br />
- bediening..........................................38<br />
- ruitensproeiers.............................124<br />
- wisserbladen .................................123<br />
Signalen voor een correct gebruik<br />
van uw auto.......................................3<br />
Slepen van de auto.........................108<br />
Sleutels ..................................................4<br />
- duplicaatsleutels................................5<br />
Smeermiddelen (specificaties).....139<br />
Sneeuwkettingen ..............................86<br />
Snelheid (maximum)......................136<br />
Snelheidsmeter .................................24<br />
Specificaties van de<br />
smeermiddelen.............................139<br />
Start-/contactslot..............................20<br />
Startblokkering <strong>Fiat</strong>-CODE..............4<br />
Stoelen<br />
- kinderen (vervoeren)....................15<br />
- reinigen ..........................................128<br />
- toegang tot de zitplaatsen achter31<br />
- verstellen in lengterichting...........30<br />
- verstellen van de rugleuning........30<br />
Stuurinrichting ..........................61-134<br />
Stuurslot.............................................20<br />
Symbolen ..............................................4<br />
Tanken met de <strong>Fiat</strong> Seicento .......69<br />
Technische gegevens.....................129<br />
Toerenteller ......................................25<br />
Transmissie......................................132<br />
Trekken van aanhangers<br />
- montageschema..............................83<br />
- opmerkingen ...................................82<br />
- trekhaak installeren.......................82<br />
Van....................................................62<br />
Veilig rijden<br />
- in de bergen rijden ........................77<br />
- in de mist rijden .............................76<br />
- in het donker rijden ......................76<br />
- met ABS rijden ...............................78<br />
- met regen rijden.............................76<br />
- met sneeuw en ijs rijden ..............77<br />
- tijdens de rit....................................75
- voor u wegrijdt...............................74<br />
Veilig en milieubewust rijden...........2<br />
Veiligheidsgordels<br />
- algemene opmerkingen.................14<br />
- gebruik..............................................11<br />
- gebruik van de heupgordel<br />
middenachter..................................13<br />
- gebruik van de veiligheidsgordel<br />
achter................................................12<br />
- hoogteverstelling............................13<br />
- kinderen veilig vervoeren ............15<br />
- onderhoud.......................................15<br />
Ventilatie ............................................35<br />
Verbandtrommel (E.H.B.O.)........110<br />
Versnellingsbak<br />
- gebruik van de versnellingsbak ...73<br />
- type .................................................132<br />
Verstelbare en regelbare<br />
luchtroosters ..................................33<br />
Verwarming .......................................33<br />
Vullingstabel.....................................138<br />
Waarschuwingsknipperlichten.......<br />
- bediening..........................................40<br />
Wegwijs in uw auto ...........................4<br />
ALFABETISCH REGISTER<br />
Wielen<br />
- onderhoud.....................................121<br />
- reservewiel......................................90<br />
- typen...............................................134<br />
- verwisselen......................................92<br />
Wielophanging ................................133<br />
Wieluitlijning ...................................135<br />
Wisserbladen voor en achter .....123<br />
Zekeringen....................................102<br />
Zitpositie instellen............................30<br />
Zonnekleppen ...................................43<br />
149
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO<br />
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met<br />
Selenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet<br />
aan de meest geavanceerde internationale specificaties.<br />
Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de<br />
motor en garandeert optimale prestaties en maximale<br />
bescherming.<br />
SELENIA 20K<br />
Top quality fuel economy motorolie volgens API<br />
SJ-specificaties voor normale, turbo- of multiklepsmotoren.<br />
Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij<br />
hoge temperaturen.<br />
SELENIA PERFORMER<br />
Speciale motorolie voor een optimale<br />
motorwerking onder zeer extreme klimatologische<br />
omstandigheden (starten tot zelfs –35°C).<br />
ANALYSE VAN GEBRUIKTE MOTOROLIE:<br />
VISCOSITEITSTOENAME BIJ 40°C (*)<br />
SELENIA 20K REFERENTIEPRODUCT<br />
(*) ASTM D445<br />
Selenia 20K is afgestemd op de nieuwe generatie<br />
motoren en dank zij de uitstekende chemische<br />
stabiliteit kunnen de verversingsintervallen worden<br />
verlengd tot 20.000 km, waarbij een langdurige<br />
reiniging is gegarandeerd.<br />
SELENIA. DE KRACHT ACHTER MODERNE MOTOREN<br />
%<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10 86420<br />
0 2500 5000 7500 10000 12500 15000 17500 20000<br />
km<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.
OLIE VERVERSEN?<br />
DE EXPERTS<br />
ADVISEREN<br />
SELENIA.<br />
Uw auto is ontwikkeld met de<br />
producten van FL Group.<br />
<strong>Fiat</strong> adviseert u dan ook om bij de eerstvolgende<br />
olieverversing Selenia motorolie<br />
te gebruiken.<br />
35.000 Motorexperts in Europa<br />
adviseren Selenia voor een maximale<br />
bescherming van de motor in uw auto.<br />
VRAAG UW DEALER<br />
NAAR SELENIA.
152 ALFABETISCH REGISTER<br />
NOTITIES
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)<br />
Bandenmaat Bij gemidd. belading Bij volle belading Reserve-<br />
Voor Achter Voor Achter wiel<br />
Alle uitvoeringen 155/65 R13” 73T 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
165/55 R13” 70H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
175/50 R14” 74H 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
Winter-<br />
135/70 R13” 68T – – – – 2,5<br />
banden 145/70 R13” 71Q M+S<br />
155/65 R13” 73H M+S<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,0<br />
2,0<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,3<br />
2,3<br />
–<br />
–<br />
VAN 155/65 R13 73T 2,0 2,0 2,2 2,2 *<br />
Winterbanden<br />
145/70 R13” 71Q M+S 2,1 2,0 2,3 2,3 –<br />
Bij warme banden moet de bandenspanning +0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.<br />
MOTOROLIE VERVERSEN 1108 cm 3<br />
liter kg<br />
Motorcarter 3,1 2,8<br />
Motorcarter en filter 3,5 3,1<br />
Verontreinig het milieu niet met afgewerkte olie.<br />
BRANDSTOFTANK (liter) 1108 cm 3<br />
liter<br />
Inhoud van brandstoftank 38<br />
Brandstofreserve 5 ÷ 7,5<br />
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 R.O.N.<br />
Druknummer 603.45.266 - VIII/2000 - 1e Editie - Printed in the Netherlands by van Setten 2<br />
Eindredactie Satiz - Turijn
WEGWIJS IN UW AUTO<br />
Symbolen .................................................................. 4<br />
<strong>FIAT</strong> CODE.............................................................. 4<br />
Diefstalalarm............................................................. 6<br />
Veiligheidsgordels ................................................... 11<br />
Kinderen veilig vervoeren .................................... 15<br />
Gordelspanners ...................................................... 19<br />
Start-/contactslot .................................................... 20<br />
Dashboard ............................................................... 21<br />
Instrumentenpaneel ............................................... 23<br />
Instrumenten ........................................................... 24<br />
Controle- en waarschuwingslampjes ................. 26<br />
Zitpositie instellen .................................................. 30<br />
Verwarming en ventilatie ...................................... 32<br />
Airconditioning, handbediend .............................. 35<br />
Hendels aan het stuur ........................................... 37<br />
Plafondlampje .......................................................... 39<br />
Bedieningsknoppen ................................................ 40<br />
Interieuruitrusting .................................................. 42<br />
Opendak ................................................................... 43<br />
Portieren .................................................................. 45<br />
Bagageruimte ........................................................... 47<br />
Motorkap ................................................................. 51<br />
Imperiaal/skidrager ................................................. 52<br />
Koplampen ............................................................... 53<br />
ABS ............................................................................ 54<br />
Airbags voor ............................................................ 56<br />
EOBD-systeem ....................................................... 60<br />
Elektrische stuurbekrachtiging ............................. 61<br />
Seicento VAN ......................................................... 62<br />
Autoradio ................................................................. 64<br />
Inbouwvoorbereiding mobiele telefoon ............ 66<br />
Tanken met de <strong>Fiat</strong> Seicento ............................... 69<br />
Bescherming van het milieu ................................. 70<br />
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO<br />
Motor starten........................................................... 71<br />
Parkeren ................................................................... 72<br />
Handgeschakelde versnellingsbak ....................... 73<br />
Veilig rijden .............................................................. 74<br />
Kostenbesparing en beperking van de uitstoot<br />
van schadelijke uitlaatgassen ................................ 78<br />
Economisch en milieubewust rijden ................... 80<br />
Trekken van aanhangers ....................................... 82<br />
Winterbanden ......................................................... 85<br />
Sneeuwkettingen .................................................... 86<br />
Auto langere tijd stallen ........................................ 87<br />
Nuttige accessoires ................................................ 87<br />
NOODGEVALLEN<br />
Noodstart ................................................................ 88<br />
Starten met een hulpaccu...................................... 89<br />
Rollend starten ....................................................... 90<br />
Een lekke band ........................................................ 90<br />
Een gloeilamp vervangen ....................................... 95<br />
Defecte buitenverlichting ..................................... 97<br />
Defecte interieurverlichting ................................. 102<br />
Een doorgebrande zekering ................................. 102<br />
Een lege accu ........................................................... 106<br />
Het opkrikken van de auto .................................. 107<br />
Het slepen van de auto ......................................... 108<br />
Bij een ongeval ........................................................ 109<br />
ONDERHOUD VAN DE AUTO<br />
Geprogrammeerd onderhoud ............................. 111<br />
Onderhoudsschema ............................................... 112<br />
Jaarlijks inspectieschema ....................................... 113<br />
Aanvullende werkzaamheden .............................. 114<br />
Niveaus controleren .............................................. 115<br />
Luchtfilter ................................................................. 118<br />
Accu .......................................................................... 119<br />
Elektronische regeleenheden ............................... 120<br />
Wielen en banden .................................................. 121<br />
Rubber slangen ....................................................... 123<br />
Ruitenwissers ......................................................... 123<br />
Carrosserie .............................................................. 125<br />
Interieur ................................................................... 127<br />
TECHNISCHE GEGEVENS<br />
Identificatiegegevens .............................................. 129<br />
Motorcodes - carrosserie-uitvoeringen ............ 130<br />
Motor ........................................................................ 131<br />
Bougies ..................................................................... 132<br />
Transmissie .............................................................. 132<br />
Remmen ................................................................... 133<br />
Wielophanging ........................................................ 133<br />
Stuurinrichting ......................................................... 134<br />
Wielen ...................................................................... 134<br />
Afmetingen ............................................................... 136<br />
Prestaties .................................................................. 136<br />
Gewichten ............................................................... 137<br />
Vullingstabel ............................................................. 138<br />
Specificaties van de smeermiddelen en<br />
vloeistoffen .............................................................. 139<br />
Brandstofverbruik .................................................. 141<br />
CO 2 -emissie bij de uitlaat .................................... 141<br />
Bandenspanning ...................................................... 142<br />
Radiogolf-afstandsbediening:<br />
ministeriële goedkeuring ....................................... 143
NEDERLANDS<br />
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. <strong>Fiat</strong> behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze<br />
publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot de<br />
<strong>Fiat</strong>-dealer. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.