Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011 - Gemeente ...
Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011 - Gemeente ...
Verordening Peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011 - Gemeente ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Gemeenteblad 2011
Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen 2011
De raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
1 november 2011, 11JOS25310; raadsstuk 2011-3111;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang
kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit
kinderopvang en peuterspeelzalen nadere eisen te stellen aan de inrichting
en kwaliteit van peuterspeelzalen;
besluit:
vast te stellen de hierna volgende verordening
VERORDENING KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN 2011
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Rotterdam;
b. peuterspeelzaal: definitie van een peuterspeelzaal zoals opgenomen in
de Wet Kinderopvang.
HOOFDSTUK 2. DE KWALITEITSEISEN
Artikel 2 Overeenkomst tussen houder en ouder
Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke
overeenkomst tussen de houder en een ouder.
Artikel 3 Informatieplicht aan ouders
De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder schriftelijk
voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:
1. de plaatsingsprocedure en leveringsvoorwaarden;
2. openingstijden;
3. de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling
van klachten en het aanwijzen van personen die belast worden met
de behandeling van klachten;
4. het tarief voor deelname aan het peuterspeelzaalwerk.
Gemeenteblad 2011
Nummer 142
pagina 1
Artikel 4 Kwaliteit van beroepskrachten
De houder van een peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt
aangeboden draagt er zorg voor dat de beroepskrachten voorschoolse
educatie in het bezit zijn van een erkend VVE- certificaat of hiervoor in
opleiding zijn. Deze opleiding duurt maximaal twee jaar.
Artikel 5 Groepspeelruimte
1. In een peuterspeelzaal is per kind minimaal 3,5 m 2 bruto-oppervlakte
aan groepsspeelruimte beschikbaar.
2. Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de
leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 6 Buitenspeelruimte
1. De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
2. De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:
a. voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;
b. een oppervlakte van minimaal 3 m 2 bruto-oppervlakte speelruimte
per aanwezig kind; ingericht in overeenstemming met de leeftijd van
de op te vangen kinderen.
HOOFDSTUK 3. HET GEMEENTELIJK TOEZICHT
Artikel 7 Aanwijzing toezichthouders
1. Het college ziet toe op de naleving van de bij deze verordening
gestelde regels.
2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.
Artikel 8 Handhaving en sancties
Het college wijst de directeur van de GGD aan voor het uitvoeren van de
handhaving op peuterspeelzalen, te weten artikel 2.23 tot en met artikel
2.28 van de Wet Kinderopvang.
HOOFDSTUK 5. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 9 Hardheidsclausule
Het college kan artikel 5 en 6 buiten toepassing laten of daarvan afwijken,
voorzover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde
opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal, leidt tot een onbillijkheid van
overwegende aard.
Artikel 10 Intrekking voorgaande regeling en inwerkingtreding
1. De Verordening Peuterspeelzaalwerk 2007 wordt ingetrokken.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na
de dagtekening van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Gemeenteblad 2011
Nummer 142
pagina 2
Artikel 11 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Kwaliteitseisen
Peuterspeelzalen 2011.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2011.
De griffier,
De voorzitter,
J.G.A. Paans
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 22 december 2011 en ligt op
werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum
Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel
40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)
Gemeenteblad 2011
Nummer 142
pagina 3
Algemene toelichting
Op 1 augustus 2010 trad de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen (hierna: de Wet) in werking. Het doel van deze Wet is om
jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilig en
stimulerende omgeving te bieden.
Eén van de onderliggende doelstellingen van de nieuwe Wet is de
regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren met de
kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een landelijk kwaliteitskader voor
zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang met minimum
kwaliteitseisen. In de Wet zijn dan ook een aantal minimale eisen voor de
peuterspeelzalen vastgelegd en is tevens aan de minister de bevoegdheid
gegeven aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene
maatregel van Bestuur vast te leggen (AmvB). Van deze bevoegdheid is tot
op heden geen gebruik gemaakt omdat de partijen een convenant hebben
afgesloten waarin de kwaliteitseisen voor de houders van peuterspeelzalen
nader zijn uitgewerkt 1 .
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepaling
In Rotterdam is de uitvoering van de verordening peuterspeelzaalwerk
gedelegeerd aan deelgemeenten. Dit staat vermeld in de
bevoegdhedenlijst behorende bij de Verordening op de deelgemeenten, de
bevoegdhedenlijst. Dit betekent dat waar burgemeesters en wethouders
(hierna B&W) staat, het dagelijks bestuur kan worden gelezen. De
verordening is in overleg met de verantwoordelijke portefeuillehouders van
de deelgemeenten opgesteld.
Artikel 2 Overeenkomst tussen houder en ouder
Voor houders van peuterspeelzalen en ouders is het van belang om in een
overeenkomst te expliciteren wat wederzijds de rechten en verplichtingen
zijn. Vandaar dat in dit artikel wordt bepaald dat het peuterspeelzaalwerk
plaatsvindt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder
en de ouder.
Artikel 3 Informatieplicht aan ouders
De houders van peuterspeelzalen zijn verplicht ouders voordat ze een
contract tekenen schriftelijk te informeren over een aantal essentiële
onderwerpen. Deze informatie biedt ouders de mogelijkheid om zich een
oordeel te vormen over de kwaliteit van een peuterspeelzaal en eventueel
op basis van een onderlinge vergelijking een keuze voor een bepaalde
peuterspeelzaal te maken.
Een (pedagogisch) beleidsplan kan een goede basis vormen. In een
dergelijk plan kan onder meer het volgende worden opgenomen: de
pedagogische doelstellingen, de wijze waarop met de kinderen wordt
omgegaan en de wijze waarop het contact met de ouders wordt
onderhouden. Verder kan gedacht worden aan het vermelden van
openingstijden en de regelingen tijdens vakanties en bij ziekte van
1
Verantwoord peuterspeelzaalwerk: een eerste stap naar de toekomst, Convenant Kwaliteit
peuterspeelzaalwerk d.d. 9 november 2009.
Gemeenteblad 2011
Nummer 142
pagina 4
egeleiders en beroepskrachten. De Wet medezeggenschap cliënten
zorginstellingen is ook van toepassing op peuterspeelzalen die uit
collectieve middelen worden gefinancierd. De wet verplicht zorgaanbieders
voor elke instelling een cliëntenraad in te stellen en legt vast wat de
bevoegdheden van de cliëntenraad zijn. Belangrijk is bijvoorbeeld het
instemmingsrecht dat de cliëntenraad heeft met betrekking tot
klachtenprocedure en kwaliteitsborgingssysteem. Het is uiteraard van
belang dat ook in niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen de
medezeggenschap van cliënten zorgvuldig en inzichtelijk is geregeld.
Artikel 4 Kwaliteit van beroepskrachten
Het is belangrijk dat het personeel dat voorschoolse educatie (VVE) geeft
voldoende kennis en vaardigheden heeft op het gebied van
ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen. Houders dienen er dan ook
zorg voor te dragen dat het personeel dat voorschoolse educatie geeft,
geschoold is in het werken met erkende programma’s voor voorschoolse
educatie. Hieronder valt de tweejarige erkende training die door
ontwikkelaars van programma’s voor VVE worden aangeboden. Het
tweejarig traject wordt afgesloten met een certificaat. Van iedere
beroepskracht die voorschoolse educatie verzorgd wordt verwacht een
erkend VVE certificaat te hebben of nog in opleiding voor VVE certificering
te zitten.
Artikel 5 Groepspeelruimte
In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5m² bruto oppervlak
speelruimte aanwezig moet zijn. Speelruimtes dienen passend te zijn
ingericht voor spelen en rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient
rekening te worden gehouden met zowel het aantal kinderen dat van een
ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de kinderen. Het gaat om het totale
aantal vierkante meters die beschikbaar zijn in de groepsruimten. Dus de
lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen
spelen.
Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen
die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat
bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten
voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie ’bijeenkomstfunctie
voor kinderopvang’. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op
veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Artikel 6 Buitenspeelruimte
Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik
maken van de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal dient
te zijn gesitueerd. Dit betekent dat er geen belemmeringen moeten zijn
voor kinderen om naar buiten te gaan. Wanneer één of meerdere straten
moeten worden overgestoken, is dit een belemmering. Evenals de
binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht in
overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen.
Ook voor de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening dient te
worden gehouden met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen
die gebruik maken van de ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig
kind uit minimaal 3m² bruto oppervlakte. Met aanwezig kind wordt gedoeld
op in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs
buitenspelend.
Gemeenteblad 2011
Nummer 142
pagina 5
Artikel 7 Aanwijzing toezichthouders
Dit artikel maakt B&W verantwoordelijk voor de naleving van deze
verordening. B&W wijzen de directeur van de GGD aan als toezichthouder.
Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. De directeur van
de GGD oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester
en wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat
een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals
het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en
het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 8 Handhaving en sancties
Als een peuterspeelzaal niet aan de eisen gesteld in de wet en de
verordening voldoet volgt vanuit de toezichthouder van de GGD het advies
tot handhaven aan het college. De GGD is door het college gemandateerd
voor de handhaving.
Artikel 9 Hardheidsclausule
Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de
mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin
toepassing van een artikel van de verordening een onbillijkheid van
overwegende aard zou opleveren, artikel 5 en 6 buiten toepassing te laten
of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van burgemeester en
wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening
passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot
individuele gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke
gevallen mogelijk.
Gemeenteblad 2011
Nummer 142
pagina 6