Festivalverslag 2005Nederlands.pdf - Rotterdams Wijktheater
Festivalverslag 2005Nederlands.pdf - Rotterdams Wijktheater
Festivalverslag 2005Nederlands.pdf - Rotterdams Wijktheater
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Internationaal<br />
<strong>Wijktheater</strong><br />
Festival 2005<br />
EEN UITGEBREID VERSLAG
Het Internationaal <strong>Wijktheater</strong> Festival 2005<br />
Het Internationaal <strong>Wijktheater</strong> Festival 2005 was het derde festival uit een reeks van drie over wijktheater. Gedurende dit vijf<br />
dagen durende festival waren voorstellingen te zien uit Noord Amerika, Zuid Amerika, Zuid Afrika, Duitsland, Engeland, België<br />
en Nederland. In dit verslag gaan wijktheatermakers, cultureel maatschappelijk werkers, studenten, politici, beleidsmakers<br />
en marketingdeskundigen met elkaar in debat over de vraag ‘Wat is onze publieksgroep en hoe bereik je die?’.<br />
COLOFON Redactie: Eugène van Erven / Peter van den Hurk Foto’s: Jet van Schie Vormgeving: Bureau 404 Druk: Van den Dool, Sliedrecht<br />
Uitgever: © <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>, Rotterdam 2005 ISBN-13: 978-90-807202-3-7<br />
Dit boek is te bestellen door 12,50 over te maken op banknummer 5008 12 608 t.n.v. <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> o.v.v. Boekverslag 2005 + uw adres<br />
De dvd met een compilatie van filmimpressies over de afgelopen drie festivals (2001 – 2003 – 2005) is op dezelfde wijze te bestellen maar dan o.v.v. Festivaldvd<br />
Het Internationaal <strong>Wijktheater</strong> Festival 2005<br />
VERSLAG VAN EEN FESTIVAL OVER HET BEREIKEN VAN NIEUWE PUBLIEKSGOEPEN IN MULTICULTURELE WIJKEN<br />
30 MAART – 3 APRIL 2005 ROTTERDAM
INHOUD<br />
INLEIDING<br />
Op zoek naar een nieuw publiek 6<br />
Eugène van Erven<br />
FESTIVALPROGRAMMA 8<br />
OPENING 20<br />
Vrouwen zijn Heldinnen 24<br />
Carrie<br />
ARTIKELEN<br />
Om nieuwe publieken te bereiken moet je de wijken in gaan 27<br />
Anne van Veenen & Peter van den Hurk<br />
Dat was een mooi stukje, hè? 36<br />
Anne van Veenen<br />
Theater voor en door bewoners in de Meeuwenplaat/Hoogvliet 48<br />
Deanna Gozzi en Carla ten Have<br />
Vier vrouwen, vijf stoelen, vijf schorten: meer is niet nodig voor theater 55<br />
Corrie van Haasteren<br />
WORKSHOPS<br />
Dagboek van Rubi Theater Company’s jongerenworkshop 71<br />
Samenwerking RWT en Suriname 75<br />
Arena y Esteras, Peru 77<br />
Pregones Theater 79<br />
Theater der Onderdrukten 81<br />
Muziek en theater door Pregones 83<br />
Gumboots Dance 85<br />
BrooKenya 87<br />
Sering, Antwerpen 88<br />
Nieuwe wijktheaterinitiatieven 90<br />
Acta Community Theatre, Bristol 92<br />
‘Hou mijn hart vast’, RWT 94<br />
Bureau d’Arts sans Frontières 96<br />
Wijkfilm 98<br />
Spreebühne, Berlijn 100<br />
Publiekswerving 101<br />
S.O.S.-Diepsloot 104<br />
Teatro de la Realidad, Los Angeles 105<br />
VZW Kunst in de Stad 108<br />
Brakka Dance 110<br />
SLOTDEBAT<br />
Integraal verslag van het Slotdebat 113<br />
VOORUITBLIK<br />
International Community Art Festival 2008 151
INLEIDING<br />
OP ZOEK NAAR EEN NIEUW PUBLIEK<br />
Van 30 maart tot en met 3 april 2005 vond alweer het derde internationale wijktheaterfestival plaats<br />
in wat ondertussen een echte <strong>Rotterdams</strong>e thuishaven voor dit unieke evenement is geworden:<br />
het Theater Zuidplein. Sinds de vorige aflevering van het festival, in 2003, heeft het gebouw zelf<br />
een aantrekkelijke metamorfose ondergaan. Vooral het nieuwe theatercafé naast de hoofdingang<br />
is een enorme aanwinst, zeker voor een festival als het onze, waarvoor het als eetzaal, balzaal,<br />
workshopruimte, salon en sociale ontmoetingsplaats fungeerde. En vooral dat laatste bleek toch als<br />
altijd weer het meest succesvolle aspect van het festival: het ongedwongen van gedachten wisselen<br />
tussen wijktheatermakers en belangstellenden uit de hele wereld. Naast Nederlanders van diverse<br />
culturele en regionale afkomst waren er o.a. deelnemers uit Suriname, Peru, de Bronx, Brooklyn en<br />
Los Angeles in de Verenigde Staten, België, Duitsland, Zweden, Noorwegen, Engeland, Schotland,<br />
Slowakije, Macedonië en Zuid Afrika. Naast oude bekenden van vorige festivals zoals Arturo Mejia<br />
uit Lima, Sally Gordon uit L.A., Rosalba Rolón uit de Bronx, Martine Verheyen uit Gent, Mia Grijp<br />
uit Antwerpen en Donna Risa uit Utrecht, waren er ook vele nieuwe gezichten, die via via van het<br />
festival hadden gehoord en community theatre wel eens in levende lijve wilden zien, of hun eigen<br />
werk wilden tonen. Zij vormden het nieuwe publiek voor dit derde festival.<br />
Het thema ‘publiek’ stond sowieso centraal tijdens het festival. In het bijzonder werd aandacht<br />
besteed aan de vraag: ‘hoe moet je een nieuw publiek voor wijktheater werven en wat is daarbij de<br />
beste strategie om zo doelmatig mogelijk dit nieuwe publiek te bereiken, vast te houden en uit te<br />
breiden?’ Dit onderwerp werd met name besproken in de workshops en in een nieuw onderdeel van<br />
het festival, de zogenaamde ‘morning after salon’, een informele talkshow die iedere ochtend voor de<br />
lunch werd gehouden in het luchtige café van Theater Zuidplein. Om de een of andere onverklaarbare<br />
reden had men mij daarvoor gevraagd en hoewel ik zeker bij mezelf niet bekend sta om mijn vlotte<br />
babbel, vond ik het verrassend leuk om te doen. In de ‘salon’ kregen spelers en theatermakers, die<br />
de vorige avond hun voorstelling hadden gepresenteerd, de gelegenheid om de context van hun<br />
werk (inclusief hun publieksgroepen) vanuit diverse internationale perspectieven toe te lichten en<br />
vervolgens met het publiek in discussie te gaan. In een afsluitend debat op zondagmiddag werd het<br />
festivalthema nog eens exclusief en diepgaand onder de loep genomen.<br />
Het bereiken en vasthouden van nieuwe publieksgroepen is ongetwijfeld een van de grootste<br />
uitdagingen voor community theatre waar ook ter wereld, juist omdat het vaak bewust buiten de<br />
reguliere kunstsectoren opereert in buurten waar weinig of geen theaterfaciliteiten zijn en waar<br />
mensen niet gewend zijn naar toneelvoorstellingen te gaan. Wil je juist deze mensen naar een<br />
voorstelling krijgen, dan moet je een persoonlijke band met ze aangaan én je moet een voorstelling<br />
maken die hen bij de lurven grijpt, zodat ze de volgende keer terugkomen en hun vrienden en familie<br />
meeslepen. Het moeten voorstellingen zijn die boeien, die ergens over gaan, die ontroeren, die boos<br />
en blij maken, die technisch aantrekkelijk geproduceerd zijn en waarin buurtgenoten meespelen.<br />
Dat is de kracht en de magie van wijktheater; brutaal toneel met een ziel en het hart op de tong,<br />
dat bij gewone mensen om de hoek te zien is: op straat, op school of in een wijkcentrum. In de<br />
schouwburg mag natuurlijk ook. En eens in de twee jaar tijdens een uniek, ongedwongen festival<br />
in Theater Zuidplein.<br />
Dit boekverslag bestaat uit twee delen. De Engelse vertaling komt voor een groot deel op het conto<br />
van Terry Ezra, die fantastisch werk heeft geleverd en met wie het zeer plezierig samenwerken<br />
was.<br />
Het eerste deel van dit boek bevat, naast Carrie’s gevatte festivalopening, ook wat uitgebreidere<br />
achtergrondartikelen en een overzicht van de festivalactiviteiten gezien door de ogen van een vaste<br />
festivalbezoekster. Het tweede deel bestaat uit korte impressies van de workshops geschreven door<br />
deelneemsters uit binnen- en buitenland. Het boek wordt afgesloten door een integraal verslag van<br />
het slotdebat en een nawoord van Peter van den Hurk, de festivaldirecteur en artistiek leider van<br />
het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>. In zijn epiloog zal Peter o.a. melden dat het volgende festival niet in<br />
2007 maar in 2008 zal plaatsvinden en dan naast theater waarschijnlijk ook andere kunstdisciplines<br />
zal bevatten.<br />
Ik ben er van overtuigd, dat er in maart 2008 een nog bruisender en veelzijdiger festival uit de<br />
hoed getoverd gaat worden, want waar ik ook kom - en momenteel is dat vooral in de Cariben en<br />
Venezuela - zie ik of hoor ik van moedige, innovatieve en kwalitatief hoogwaardige community<br />
theatre initiatieven. Zo ontmoette ik afgelopen oktober Norman Briski, een theatermaker die al<br />
sinds de jaren ‘60 in Argentinië aan de weg timmert en momenteel met de dwaze moeders van de<br />
Plaza de Mayo toneel maakt over hun ervaringen. Hoe meer je zoekt, hoe meer er blijkt te zijn en<br />
het Internationale <strong>Wijktheater</strong>festival in Rotterdam vervult een spilfunctie in het samenbrengen van<br />
community theatre wereldwijd en in de wederzijdse inspiratie van kunstenaars en deelnemers. Zoals<br />
een Duitse collega onlangs zei: het is al lang geen vraag meer of community theatre en community<br />
art een toekomst hebben. Ze zijn dé toekomst van de kunst.<br />
Eugene van Erven, redacteur<br />
6<br />
7
WOENSDAG 30 MAART 2005<br />
19:30 OPENING<br />
Onder feestelijke begeleiding van muziekvereniging Dockyard uit de <strong>Rotterdams</strong>e havenarbeiderswijk<br />
Heijplaat werd het festival geopend door de <strong>Rotterdams</strong>e columniste Carrie.<br />
VOORSTELLINGEN<br />
PECCATORIBUS<br />
FESTIVALPROGRAMMA<br />
Het 3e Internationaal <strong>Wijktheater</strong> Festival begon met een tweeluik waarin een ode werd gebracht<br />
aan de sterke vrouw in tijden van oorlog en geweld. Het krachtige muzikale portret van de vrouwen<br />
die Rosalba Rolón neerzet in Peccatoribus vormt een indringend contrast met de kwetsbare, maar<br />
daarom niet minder sterke vrouwen die wij in Women in Prison leren kennen.<br />
Pregones Theater, New York, Noord Amerika<br />
PECCATORIBUS (ZONDAARS)<br />
Tweetalige muziektheaterproductie gebaseerd op oorlogsliederen, verhalen en gedichten van o.a.<br />
Bertold Brecht, Walt Whitman, Sandra Maria Esteves, gemixt met Spaanse en Ierse vrijheidsliederen.<br />
Een Puertoricaanse vrouw en een pianist brengen liefdesliederen en oorlogsverhalen naar de<br />
harten van vertwijfelde Amerikanen in hun zoveelste oorlog.<br />
Tivoneleni Vavasati Aids Awareness Project (TVAAP), Elim, Zuid Afrika<br />
WOMEN IN PRISON<br />
Vier vrouwen, ook wel “de Mamma’s” genoemd, zijn gekleed in dezelfde uniforme jasschort. Ze<br />
vertellen vanaf 4 stoelen over hun levens vol vernedering, huiselijk geweld, verkrachting en<br />
hun verzet daartegen, waardoor ze in de gevangenis zijn beland. De vijfde stoel – een lege met<br />
alleen de jasschort – staat symbool voor een vijfde speelster die er niet meer bij kan zijn. Om de<br />
gruwelijke reden dat ze door haar man is vermoord.<br />
22:00 LATE NIGHT PODIUM<br />
DONDERDAG 31 MAART 2005<br />
11:00 MORNING AFTER SALON<br />
WOMEN IN PRISON<br />
13:00-15:00 WORKSHOPS/PRESENTATIES<br />
1. Samenwerking RWT en Suriname: Stefan van Hees en Hans Lein, twee regisseurs van het <strong>Rotterdams</strong><br />
<strong>Wijktheater</strong> presenteren op theatrale wijze hun ervaringen in Suriname. In het kader<br />
van een uitwisselingsproject tussen Stichting Welzijn Hoogvliet, de Surinaamse theatergroep<br />
NAKS en het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> hebben zij in Paramaribo gewerkt met jonge wijktheatermakers.<br />
2. A la Vera del Camino: De groep Arena y Esteras uit Peru laat een voorstelling zien over gedwongen<br />
migratie. Onder leiding van Arturo Mejia hebben ze een voorstelling gemaakt over<br />
een meisje dat gevlucht is uit de bergen. Tijdens haar vlucht rust ze uit op een steen. Ieder<br />
jaar gaat ze terug naar de steen en zoekt ze naar de plek waar ze vandaan gevlucht is. Ze wil<br />
de doden uit haar dorp nog een laatste groet brengen. Arturo Mejia zal bij deze presentatie<br />
aanwezig zijn om te vertellen over zijn werk in Peru.<br />
8<br />
9
FOR LOVE NOR MONEY<br />
3. Pregones Theater: De groep Pregones Theater vertelt over de voorstelling Peccatoribus en hun<br />
werkwijze in the Bronx, New York. Aansluitend wordt er een voorschot genomen op de workshop<br />
Muziek en Theater die in het tweede deel van de middag zal plaatsvinden.<br />
4. Theater der Onderdrukten, naar Augusto Boal: Barbara Kastner gaat in deze workhop in op de<br />
theatermethoden van de Braziliaanse theatermaker Augusto Boal. Met behulp van oefeningen<br />
uit “theater der Onderdrukten” wordt uitgaande van de verhalen van de betroffenen een<br />
situatie uit het alledaagse leven gespeeld. De toeschouwers kunnen ingrijpen en oplossingen<br />
voor het probleem zoeken. Zo wordt een proces van bewustwording in gang gezet waardoor de<br />
situaties van onderdrukking begrepen en beïnvloed kunnen worden. Boal heeft deze methode<br />
ontwikkeld in de sloppenwijken van Rio de Janeiro.<br />
15:30 TOT 17:30 WORKSHOPS/PRESENTATIES<br />
1. Samenwerking RWT en Suriname: (zie 31 maart 13.00 uur)<br />
2. A la Vera del Camino: (zie 31 maart 13.00 uur)<br />
3. Muziek en Theater: onder leiding van Rosalba Rolón en Desmar Guevara van Pregones Theater uit<br />
New York. Deelnemers kunnen in deze workshop zelf het proces ervaren waarin theatermuziek wordt<br />
gecreëerd door de theatrale verhalen te vertalen in beelden, muziek en geluid.<br />
4. TVAAP/Gumboots dance: Oupa Malatjie uit Zuid Afrika zal u de bewegingen en principes van<br />
Gumboots Dancing laten zien. Deze dans werd oorspronkelijk gebruikt door mijnwerkers om<br />
onder de grond met elkaar te communiceren. De dans is gemakkelijk te leren en erg interessant<br />
om naar te kijken. De spelers van de groep TVAAP uit Afrika zullen de workshop bijwonen en<br />
vertellen over hun voorstelling.<br />
VOORSTELLINGEN<br />
KINDEREN VAN DE ZEVENDE MAAND<br />
19:30 Acta Community Theatre, Bristol, Groot-Brittannië<br />
FOR LOVE NOR MONEY<br />
Naoorlogse woontorens domineren de Bristolse achterstandswijken. In For Love nor Money<br />
vertellen zes vrouwen uit deze wijken over hun leven in “the housing estates”. Een voorstelling<br />
over vriendschap, dromen en desillusies in een gewone Britse stad die dagelijks verandert.<br />
Acta, een community arts centre onder leiding van Neil Beddow, maakt al jaren (veelal<br />
grootschalige) theatervoorstellingen met veel verschillende groepen uit Bristol. Hun nieuwe<br />
voorstelling For Love nor Money zal voor het eerst niet alleen bij Acta te zien zijn, maar ook door<br />
de wijken van Bristol touren.<br />
21:00 Bureau d’Arts sans Frontières (BAF), Dordrecht, Nederland<br />
SCHERVEN/KINDEREN VAN DE ZEVENDE MAAND<br />
Bureau d’Arts sans Frontières maakte onder leiding van Cees Bavius en Pieta Bot tussen 2002<br />
en 2004 ruim 8 verschillende locatievoorstellingen in Wielwijk, Dordrecht. Twee van deze<br />
voorstellingen zijn te zien in het festival.<br />
Scherven: Een jonge Turkse vrouw hoopt na een gestrand huwelijk in Wielwijk opnieuw te<br />
beginnen. Maar de sociale controle en een veranderende samenleving lijken haar droom in<br />
scherven te gooien.<br />
Kinderen van de zevende maand: Twee generaties worstelen met oude en nieuwe waarden en oude<br />
en nieuwe dromen in Wielwijk, waar de ouders als Marokkaanse immigrant naar toe kwamen en<br />
de kinderen zijn geboren.<br />
22:00 LATE NIGHT PODIUM<br />
10<br />
11
SCHERVEN 36 STREET<br />
VRIJDAG 1 APRIL<br />
11:00 MORNING AFTER SALON<br />
13:00-15:00 WORKSHOPS/PRESENTATIES<br />
1. Nieuwe wijktheaterinitiatieven: In Nederland, en ver daarbuiten ontstaan nieuwe wijktheaterinitiatieven.<br />
Enthousiaste theatermakers die de uitdaging aan willen gaan. Onder leiding van<br />
Eugene van Erven, schrijver van diverse boeken over Community–based Theatre, gebruiken zij<br />
deze middag om u te vertellen over hun projecten, waarbij zij de gelegenheid krijgen om met<br />
andere wijktheatermakers van gedachten te wisselen.<br />
2. BrooKenya: Community Theatre Internationale uit New York presenteert het project BrooKenya<br />
dat zij de afgelopen jaren ontwikkeld hebben. Wijkbewoners uit Brooklyn (New York) en Kenya<br />
werken tegelijkertijd aan een community-soap die per Internet wordt uitgewisseld en door veel<br />
wijkbewoners gevolgd wordt op de lokale televisie in Kenya en New York.<br />
3. Presentatie Hou mijn hart vast: Het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> vertelt over haar werkwijze in de<br />
wijken van Rotterdam. Daarnaast wordt de film Hou mijn hart vast vertoond. Deze film over huiselijk<br />
geweld is een professionele registratie van de gelijknamige voorstelling van het <strong>Rotterdams</strong><br />
<strong>Wijktheater</strong>. De registratie werd geproduceerd door stichting Hoezo, terug in je mand?.<br />
4. Acta Community Theatre: The Acta Centre, een community arts centre in Bristol maakt al jaren<br />
theatervoorstellingen met veel verschillende groepen uit Bristol. Hun nieuwe voorstelling For<br />
Love nor Money zal voor het eerst meer dan 3 keer spelen, en door de wijken van Bristol touren.<br />
Directeur Neil Beddow deelt zijn ervaringen graag met de aanwezigen en gaat daarnaast in op<br />
de specifieke wervingsmethoden die zij in Bristol ontwikkeld hebben.<br />
15:30-17:30 WORKSHOPS/PRESENTATIES<br />
1. Hou mijn hart vast: (zie 1 april 13:00)<br />
2. BrooKenya: (zie 1 april 13.00 uur)<br />
3. Sering: De groep Sering vertelt over de voorstelling Vogels voor de Kat en hun werkwijze in<br />
Antwerpen. Daarnaast zal artistiek leider Mia Grijp met de deelnemers het verband onderzoeken<br />
tussen timing en organische groei.<br />
4.Bureau d’Arts sans Frontières (BAF): Bureau d’Arts sans Frontières vertelt over de totstandkoming<br />
van het project Wielwijk Toneelwijk en hun werkwijze in Dordrecht, Nederland. Daarnaast<br />
zal schrijfster Pieta Bot met de deelnemers de (on)mogelijkheden van het schrijven van wijktheaterstukken<br />
onderzoeken.<br />
VOORSTELLINGEN<br />
19:30 Spreebühne, Berlijn, Duitsland<br />
36 STREET<br />
Kenan vertelt over zijn leven in Kreuzberg en wordt daarin bijgestaan door Fuat Ergin (rap) en<br />
Bee Low (Beatbox.) Hij is opgegroeid in de wijk Kreuzberg die ook wel ”Klein Istanbul” genoemd<br />
wordt. Als kind slentert hij al met zijn gang door de buurt en steelt alles wat los en vast zit. Hij<br />
spreekt niet goed Duits maar ook zijn Turks is niet perfect. Uiteindelijk komt hij in de bak terecht<br />
waar hij vecht tegen verveling en vliegen. Als hij er weer uitkomt, kan hij alleen nog maar blowen<br />
en haten, maar zelf wordt hij ook gehaat.<br />
Spreebühne werd in het Berlijnse Kreuzberg opgericht door acteur Volker Meyer-Dabisch.<br />
Zijn interesse voor de verhalen van de mensen uit zijn wijk werd gewekt in het plaatselijke<br />
kolenwinkeltje. Deze verhalen verwerkte hij later in een ‘wijktheater’ productie Kohle Kohle. 36<br />
Street is de eerste voorstelling die hij in Kreuzberg maakte met wijkbewoners.<br />
12 13
IF<br />
21:00 SOS, Diepsloot, Zuid Afrika<br />
IF<br />
Aangrijpende voorstelling over weeskinderen die proberen te overleven in een sloppenwijk in<br />
Johannesburg: “My main question is, if I am dead, would God accept me?” De voorstelling werd<br />
gemaakt in het kader van het Indaba festival, een internationaal samenwerkingsproject tussen<br />
Het Waterhuis en diverse Zuid-Afrikaanse theatergezelschappen.<br />
AllAboutUs Filmfactory, Amsterdam, Nederland<br />
ZEEDRIFT<br />
Anna Spohr, oprichtster van AllAboutUs Filmfactory raakte internationaal bekend door haar<br />
filmprojecten met jongeren uit o.a. Den Haag, New York en Letland. Haar specifieke werkwijze<br />
heeft veel overeenkomsten met de manier waarop in veel landen via improvisaties wijktheater<br />
wordt gemaakt, hoewel er duidelijk een ander medium wordt gebruikt. Het door de jongeren<br />
veelal zelf opgenomen materiaal toont het rauwe leven van alledag op een zeer persoonlijke<br />
manier en wordt door Anna Spohr in de montage verwerkt tot interessante films. Voor deze avond<br />
maakte zij speciaal voor het Internationaal <strong>Wijktheater</strong> Festival 2005 een selectie van haar meest<br />
‘gevaarlijke’ films.<br />
22:00 LATE NIGHT PODIUM<br />
ALLABOUTUS<br />
ZATERDAG 2 APRIL 2005<br />
11:00 MORNING AFTER SALON<br />
13:00-15:00 WORKSHOPS/ PRESENTATIES<br />
1. Publiekswerving: Deze workshop, onder leiding van Edith Knops en Arno Brouwer, gaat in op<br />
de specifieke wervingsmethode die het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> in de afgelopen 12 jaar heeft<br />
ontwikkeld. Voor deze workshop worden de bevindingen van diverse voorbereidende bijeenkomsten<br />
en miniconferenties als leidraad gehanteerd. Een belangrijk deel van de workshop zal<br />
wervingsmethoden uit de dagelijkse praktijk van de workshopdeelnemers in kaart brengen en<br />
vergelijken. Deze workshop kenmerkt zich door een praktijkgericht en actief karakter.<br />
2. Wijkfilm: Anna Spohr, van AllAboutUs Filmfactory raakte internationaal bekend door haar filmprojecten<br />
met jongeren uit o.a. Den Haag, New York en Letland. Haar specifieke werkwijze heeft<br />
veel overeenkomsten met de manier waarop in veel landen via improvisaties wijktheater wordt<br />
gemaakt, alhoewel er duidelijk een ander medium wordt gebruikt. Het door de jongeren veelal<br />
zelf opgenomen materiaal toont het rauwe leven van alledag op een zeer persoonlijke manier en<br />
wordt door Anna Spohr in de montage verwerkt tot interessante films. In deze workshop gaat<br />
zij in op haar specifieke werkmethode en zullen de deelnemers ook zelf aan de slag gaan.<br />
3. Teatro de la Realidad (Los Angeles): Sally Gordon, oprichtster van Teatro de la Realidad vertelt<br />
in deze workshop over haar werk in Los Angeles, waar ze theater maakt met veelal Spaanssprekende<br />
Mexicaanse migranten. Ondanks de grote taalbarrière weet ze daar voorstellingen te ontwikkelen<br />
die niet alleen de rijke traditie van de Mexicanen recht doen maar ook de problemen<br />
van het dagelijkse leven op scherpe wijze neerzetten. De workshop zal veel aandacht hebben<br />
voor de technieken die Sally Gordon heeft ontwikkeld om wijkbewoners op gang te helpen om<br />
met elkaar materiaal te verzamelen voor een voorstelling. Voor deze mensen blijkt dit een heel<br />
concrete manier te zijn om ‘gehoord’ te worden.<br />
4. Spreebühne: Volker Meyer Dabisch, van Spreebühne, vertelt over de voorstelling 36 Street en<br />
14 15
VOGELS VOOR DE KAT<br />
TOTIER (EN NIET VERDER)<br />
zijn werkwijze in de wijk Kreuzberg, Berlijn. Zijn interesse voor de verhalen van de mensen uit<br />
deze wijk werd gewekt in het plaatselijke kolenwinkeltje. Deze verhalen verwerkte hij later in<br />
een ‘wijktheater’ productie Kohle Kohle. 36 Street is de eerste voorstelling die hij in Kreuzberg<br />
maakte met wijkbewoners.<br />
15:30-17:30 WORKSHOPS/ PRESENTATIES<br />
1. SOS: De spelers van SOS vertellen in deze workshop over hun leven in Diepsloot en de theaterprojecten<br />
die zij daar opgezet hebben. Daarnaast zal Roel Twijnstra van het Waterhuis vertellen<br />
over het Indaba Festival. Indaba is een jaarlijks terugkerende samenkomst van acteurs, regisseurs<br />
en choreografen uit Nederland en Zuid-Afrika, georganiseerd door Het Waterhuis en Pim<br />
Broere Promotions. Het doel van de Indaba’s is uitwisseling van ervaring en deskundigheidsbevordering<br />
onder lokale amateur-groepen en professionele theatergezelschappen die met muziek<br />
en drama voorlichting geven over HIV/Aids.<br />
2. VZW Kunst in de stad: Uit de samenwerking tussen VZW Kunst in de stad en NT Gent/Publiekstheater<br />
is de voorstelling Totier(en niet verder) ontstaan. Onder leiding van Nele Goethals en<br />
Martine Verheye werkten ruim 50 wijkbewoners in groepen met professionele theatermakers. De<br />
uitkomsten van deze ‘ateliers’ werden tot een voorstelling samengevoegd. Er zal uitleg gegeven<br />
worden over deze samenwerking en het ontstaan van de voorstelling.<br />
3. Muziek en Theater (zie 31 maart 15:30)<br />
4. Afrikaanse dans: Onder leiding van de Duitse theatermaker Richard Nawezi onderzoeken workshopdeelnemers<br />
de Kongolese ‘Brakka’ dans. Brakka is een vergeten dansmethode die zijn<br />
grondritmes vindt in de oude Afrikaanse danstradities. Brakka verbindt vele verschillende dansstijlen,<br />
zoals de Jive. Richard Nawezi laat de deelnemers via dans, muziek en zang op speelse<br />
wijze kennismaken met deze dansfilosofie.<br />
VOORSTELLINGEN<br />
19:30 Sering, Antwerpen, België<br />
VOGELS VOOR DE KAT<br />
Vijf zussen tussen de 60 en 83 jaar zijn voor het eerst sinds jaren opnieuw bij elkaar. Ze hopen<br />
ook bij elkaar te blijven. Maar het verleden speelt hen parten. Vooral bij de jongere zussen laten<br />
vroegere onverwerkte gebeurtenissen nog altijd stof opwaaien. Judith Hertzbergs ‘Lieve Arthur’<br />
was een inspiratiebron voor deze duik in het verleden waarin ‘je naakt wassen’ nog verboden<br />
was.<br />
Sering werkt onder leiding van Mia Grijp en Ivo Vander Borgt in de wijk Borgerhout van Antwerpen.<br />
Daar maken zij poëtische voorstellingen met wijkbewoners en ex-psychiatrische patiënten.<br />
21:00 Kunst in de stad i.s.m. NT Gent/Publiekstheater, Gent, België<br />
TOTIER (EN NIET VERDER)<br />
Totier (en niet verder) gaat over grenzen. Onze grenzen, waar duizenden mensen illegaal proberen<br />
binnen te komen op zoek naar een beter en waardiger leven. Onze grenzen, die we verlaten als we<br />
zelf vertrekken. Onze grenzen, die we aftasten op zoek naar wie we zijn en wat we verlangen. Onze<br />
grens, die we soms afsluiten wanneer we zeggen, Tot hier, en niet verder. Om de deur daarna op<br />
een kier te zetten en te zeggen: “Allez, kom maar binnen.” Totier (en niet verder) is het resultaat<br />
van 9 maanden samenwerken met enthousiaste mensen uit de Gentse buurten. Negen maanden<br />
oefenden zij in een percussie-, dans- en theateratelier.<br />
22:00 LATE NIGHT PODIUM<br />
16 17
LOOKING FOR THE PERFECT BEAT<br />
ZONDAG 3 APRIL 2005<br />
11:00 MORNING AFTER SALON<br />
13:00 SLOTDEBAT PUBLIEKSBEREIK<br />
Onder leiding van voorzitter Gerard Smulders, senior advisor Gemeente Rotterdam, wordt in dit<br />
debat teruggekeken naar de uitkomsten van de verschillende workshops in het festival. Naar<br />
aanleiding van de meest inspirerende bevindingen wordt gedebatteerd over het centrale thema<br />
van dit festival: publieksbereik. Dit debat is vrij toegankelijk voor iedereen die in het festival (een<br />
deel van) het workshop-/presentatieprogramma heeft gevolgd.<br />
16:30 <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>, Rotterdam, Nederland<br />
MATTIES<br />
Drie ´Matties´ dromen van een beter leven vol luxe en roem. Wég van de nachtmerrie van de<br />
alledaagse werkelijkheid. Wég van het vroege opstaan en het werk op de veiling. Ze besluiten<br />
een feest te organiseren, maar dat blijkt nog niet zo eenvoudig. Een vrolijke en confronterende<br />
voorstelling vol dans, zang en film gespeeld door 20 jongeren uit de <strong>Rotterdams</strong>e wijk<br />
Hoogvliet.<br />
EINDE<br />
MATTIES<br />
15:30 AFSLUITING DOOR STEFAN HULMAN, WETHOUDER KUNSTZAKEN<br />
GEMEENTE ROTTERDAM<br />
VOORSTELLINGEN<br />
15:30 Rubi Theater Co, New York, USA, ism jongeren uit div landen<br />
LOOKING FOR THE PERFECT BEAT<br />
Onder leiding van José Joaquin García en een dramaturg, choreograaf en een muzikant van Rubi<br />
Theater Co. laten jongeren uit Amerika, België, Duitsland, Zuid Afrika en Nederland de resultaten<br />
zien van de workshops die zij gevolgd hebben tijdens het festival. Hip hop, beatbox, streetdance,<br />
breakdance, en nog veel meer voorbeelden van jongerencultuur passeren in deze eigentijdse<br />
presentatie de revue.<br />
18 19
OPENING<br />
Op woensdagavond 30 maart werd het internationale publiek - zoals dat in een zich zelf<br />
respecterende havenstad hoort - de grote zaal van Theater Zuidplein binnengeloodst, door de<br />
Muziekvereniging Dockyard. Na een kort welkomstwoord door Peter van den Hurk, de directeur<br />
van het festival en artistiek leider van het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>, werd het festival geopend<br />
door een lekkere brutale columniste: Carrie. In een onverbloemde creatieve mengelmoes<br />
van <strong>Rotterdams</strong>, Spaans en Engels, zei zij wat voor haar de kracht van community theatre is,<br />
vooral als het door vrouwen gespeeld wordt.<br />
Hallo allemaal,<br />
good evening everybody and<br />
buenas noches a toda la gente!<br />
Misschien is het handig als ik mezelf even voorstel.<br />
Me llamo Carrie.<br />
My name’s Carrie,<br />
en ik heet inderdaad Carrie;<br />
ik kom uit Rotterdam en ik schrok me rot. Dat ik vanavond de helft in het Engels moest doen. Ik<br />
spreek natuurlijk fantastisch Engels maar wel alleen op z’n <strong>Rotterdams</strong>.<br />
I was really shocked that I had to do my speech in English. I can speak fantastic English but only<br />
in Rotterdam slang... and a lot of words in the Rotterdam slan g are very difficult to translate.<br />
Nee jongens, dat weet je, echt plat <strong>Rotterdams</strong> laat zich niet vertalen. Wij zeggen zo vaak fucking<br />
and asshole en bastard…en probeer dat maar eens netjes in het Engels te zeggen.<br />
No one can translate Rotterdam words like ‘fucking’ and ‘asshole’ in proper English. I hope you<br />
understand.<br />
Tonight is the opening of het 3e Internationale wijk theater festival… and the theatre companies<br />
who are performing here tonight are creative people. Like the first creator: God. Yes there are many<br />
people who say that the name of good ole’ God has changed nowadays into Allah, or Buddha or<br />
whatever divine person who is in charge nowadays.<br />
But I say God. If you don’t agree, don’t complain to me, just send a letter to heaven, okay?<br />
Als je vindt dat God tegenwoordig Allah moet heten of Boeddha of Lou de Palingboer: ga dan niet<br />
tegen mij lopen zeuren. Niet lullen, gewoon klachtenformulier invullen en dat opsturen naar de<br />
hemel, p/a Andries Knevel. Ik maak me helemaal geen zorgen, die stort zijn hemelse woede echt<br />
wel over mij uit.<br />
Ok, when God created mankind, he first started with the creation of man. Only after he was completely<br />
finished, he went on with the creation of woman. That’s understandable: every great artist<br />
first draws a preliminary sketch before he creates his real masterpiece.<br />
Toen God de mens schiep begon hij met de man. Om daarna pas verder te gaan met de vrouw. Dat<br />
is logisch, dat probeer ik die Engelsen hier net ook uit te leggen, elk groot kunstenaar maakt eerst<br />
een ruw schetsje voor hij tot zijn echte meesterwerk overgaat.<br />
Toch worden deze meesterwerkjes lang niet overal op waarde geschat.<br />
20 21
Nee, not everyone on this earth considers all girls and all women as the masterpieces they really<br />
are.<br />
Sometimes we get raped, we get killed, we get very poor or hungry. One of my friends is working<br />
in a hospital in Congo, Africa, and every week on a Tuesday a van arrives with 20 women. Raped<br />
and badly hurt.<br />
Never on a Monday, never on a Wednesday.<br />
The second week my friend asked the other nurses in the hospital why there was only one van<br />
coming once a week. And always with the same number of women in it.<br />
Oh, there are more vans going to other hospitals, she was told: there are hundreds, no: thousands<br />
of raped women over here, but we - in this small hospital - can only handle twenty a week.<br />
Last week my friend called and told me that there were only 18 women in the van.<br />
Oh great, I said. No not so great, she answered, the other two were girls. 4 and 5 years old. And<br />
the 4-year-one died within a few hours.<br />
Dat zeg ik net tegen die anderen ook. Als je niet verkracht wordt in Afrika, doen ze dat wel hier, ook<br />
in Rotterdam-Zuid. En word je in Somalië en Eritrea nog besneden vanwege religieuze en culturele<br />
tradities, hier in het Westen is het ook ineens enorm hip om je vagina te laten restylen. Alleen is<br />
het dan om je man onder een Botox-hoofd een jongemeisjeskutje te kunnen laten zien. Met littekenweefsel<br />
en beschadigde zenuwen. Alsof alle mannen verkapte pedofielen zouden zijn.<br />
Vrouwen hebben het kortom niet gemakkelijk in deze fucking maatschappij.<br />
It’s not easy to be a woman.<br />
Dan kan je bij de pakken gaan neerzitten. Of de weg kwijtraken. Allebei niet echt handig.<br />
Nou zeg ik altijd, als je de weg kwijt bent moet je dat even vragen. Dat deed ik zelf vanavond<br />
ook nog. Ik kwam op de fiets door de Maastunnel, sta ik bovenaan ineens in een onontgonnen<br />
gebied en wist ik toch niet meer of ik links- of rechtsaf moest. Gelukkig stonden er twee vrouwen<br />
te praten op de hoek van de straat. Ik reed naar ze toe maar ik stoorde blijkbaar in een goed<br />
gesprek want ik hoorde net de een nog aan de ander vragen: ‘zeg jij het tegen je man als je een<br />
orgasme hebt?’ Antwoordt haar vriendin: ‘nee natuurlijk niet, Henk heeft toch liever niet dat ik<br />
hem bel op zijn werk.’<br />
Dat bewijst meteen een ding. Dat die vrouwen niet bezig waren met dit Internationaal <strong>Wijktheater</strong>,<br />
want dan kom je juist nooit klaar, dan blijf je bezig.<br />
big street. They were having a serious conversation, for I heard one of the ladies ask the other:<br />
‘do you tell your husband…. when you’re having an orgasm?’<br />
‘No,’ her friend replied: ‘never, you know that he doesn’t like me to call him at work!’<br />
That proved one thing. That these ladies were not involved in this international community<br />
theatre. Because when you are into doing theatre you always call… for more, and more and even<br />
more still.<br />
Tonight we’ll see that women are great performers. They will show us that some women are heroes<br />
right now and that other women will be heroes in the near future.<br />
Als je in het Engels probeert te zeggen dat vrouwen heldinnen zijn, kom je al snel op het woord<br />
hero-in… maar ja, ik lust geen heroïne dus wou ik dat vanavond ook maar overslaan.<br />
Ik wou maar gewoon eindigen met de oud-<strong>Rotterdams</strong>e uitdrukking:<br />
een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets.<br />
Als we dat een beetje hip vertalen is het een vrouw zonder theater is als een publiek zonder<br />
toneelstuk.<br />
Wij hoeven vanavond gelukkig nergens zonder te zitten. We hebben vrouwen, we hebben toneelstukken<br />
en nog een podium ook.<br />
In the seventies we used to say:<br />
A woman without a man is like a fish without a bicycle.<br />
Let’s translate that into modern language:<br />
A woman without a theatre, is like an audience without a play.<br />
Tonight we have a theatre, we have an audience and we even have more than one play. Please<br />
give a big hand for all women in this world and especially on this stage!<br />
Por favor un fuerte applauso para todos las mujeres del mundo y en especial para las en el escenario.<br />
Gracias, ik was Carrie, hasta pronto en tot de volgende keer. Later!!!<br />
Carrie<br />
Sometimes you can feel lost with all the violence against women in this world. I always say: when<br />
you’re lost, don’t panic, just ask somebody for directions. Like I did myself this very evening. I<br />
was lost near het Zuidpleintheater. So I went to two ladies who were talking on the corner of a<br />
22 23
Een paar dagen later deed Carrie het nog eens dunnetjes over in de volgende column:<br />
VROUWEN ZIJN HELDINNEN<br />
Dat is het thema van het Internationale <strong>Wijktheater</strong> festival dit jaar. En zoals elke keer komen er van<br />
New York tot en met Bristol, van Gent tot en met Berlijn theatergroepen uit allerlei continenten.<br />
Ik zag er een voorstelling uit Zuid-Afrika. Van vier vrouwen. Toen ze het podium opkwamen hadden<br />
ze dezelfde jasschorten aan. En ze vertelden vanaf vier eetkamerstoelen over hun levens.<br />
Zo kreeg de eerste vrouw een paar jaar geleden een leuke nieuwe man, die ze vervolgens betrapte<br />
in het bed van allebei haar dochters. Waarbij hij als cadeautje voor het hele gezin het aidsvirus<br />
meebracht en dat eerlijk onder ze verspreidde.<br />
De tweede vrouw had een moeder die heel zwakbegaafd was. En toen zij in de grote stad ging<br />
studeren om verpleegster te kunnen worden, werd haar moeder systematisch verkracht door diverse<br />
familieleden, waaronder haar eigen broer.<br />
Nummer drie had een alcoholist tot man, en nummer vier een werkgever – meneer van der Merwe<br />
- met Lubberiaanse neigingen. Die haar uiteindelijk zwanger van een blank kind, hiv-besmet en<br />
straatarm in de steek liet.<br />
Daar werd de zaal wel even stil van.<br />
Wat is dit voor wereld waarin vrouwen verkracht schijnen te mogen worden, ze er gratis aids bij<br />
krijgen en nog geen abortus mogen plegen als ze er zwanger van raken? Ja, de Paus is wel dood,<br />
maar nou zijn achterlijke ideeën nog.<br />
Je zit machteloos in zo’n theaterstoel naar al die waargebeurde vrouwenellende te kijken.<br />
Tot diezelfde jasschorten ineens gingen dansen. Het toneelstuk was blijkbaar nog niet afgelopen.<br />
Wij vrouwen moeten samen sterk zijn, zongen ze. We moeten ons niet meer laten vernederen. Het<br />
gaat tenslotte om onze eer en om onze trots.<br />
Ja, mooi gezegd, maar hoe dan? Nou dat vertelden ze erachter aan.<br />
De verkrachter van de zwakbegaafde moeder bijvoorbeeld was door de dochter doodgestoken.<br />
De alcoholist stierf als een hond...want, zei zijn vrouw rustig, dat was ie ook. En de wraak op de<br />
blanke werkgever... ik weet niet of ik het helemaal goed verstond maar volgens mij zat ze nog met<br />
een mes achter de door aids besmette ballen aan. Van meneer van der Merwe!<br />
En de man van de eerste speelster die bedhopte van de moeder naar haar kinderen en weer terug??<br />
Oh die had gewoon kokende olie over hem heen gekregen. Finished, klaar, sprak de Zuid-Afrikaanse<br />
vrouw trots.<br />
Deze vrouwen trekken met dit toneelstuk niet alleen door de theaters van Rotterdam. Om mij op<br />
te ruien. Nee, ze treden in elk dorp in Zuid-Afrika op. Waarbij uiteindelijk iedereen meedoet. Van<br />
de vrouwen dan... de mannen laten zich er niet graag zien.<br />
Kokende olie? Terwijl ik bij elk geschil met een vent nog simpeltjes aan loop te modderen met de<br />
commissie gelijke behandeling.<br />
Dat is het mooie van Internationaal wijktheater. Dat je ook eens de oplossingen uit andere culturen<br />
ziet. Zou dit de langverwachte derde golf feminisme zijn? Een abortuspil in plaats van een<br />
breinaald? Letterlijk een mes in de aids? En een frituurpan als belangenbehartiger?<br />
Tot nu toe was het toppunt van mannelijk lef toch als hij zich liet pijpen door een kannibaal...<br />
maar tegenwoordig kan het als hij geweld pleegt tegen vrouwen nog wel eens een stuk gevaarlijker<br />
voor hem worden. Heerlijk hè, zo’n avondje theater.<br />
24 25
ARTIKELEN<br />
ARTIKELEN<br />
OM NIEUWE PUBLIEKEN TE BEREIKEN<br />
MOET JE DE WIJKEN IN GAAN<br />
Peter van den Hurk, artistiek leider van het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> (RWT), beantwoordde<br />
een aantal vragen van Anne van Veenen over het thema van het festival. Aan de orde komen<br />
de publieksgroepen van het RWT, de keuze voor het werken in wijken en de samenwerking<br />
met buurthuizen en andere partners bij het maken van producties, alsmede het werven van<br />
publiek. Anne van Veenen is zelfstandig onderzoeker, partner in IGG Voogt & van Veenen en<br />
oud directeur opbouwwerk te Rotterdam. Hij heeft tot nu toe alledrie de festivals bezocht<br />
en erover gerapporteerd. Hij is ook een trouw bezoeker van RWT voorstellingen.<br />
Wat zijn de publieksgroepen van het RWT?<br />
Het gaat inderdaad om publieken in meervoud, binnen de grote groep van mensen die hun weg<br />
nog niet gevonden hebben naar het theater. Wat ze gemeen hebben is dat ze de vreugde, de<br />
kracht en de magie van het theater niet kennen.<br />
Je vindt deze mensen in elk geval niet in het theater, de concertzaal en op aanverwante plaatsen,<br />
maar in de contreien waar de niet welgestelde mensen wonen. Het gaat om mensen met<br />
een smalle beurs, mensen die aan de onderkant van de maatschappij zitten, mensen die het<br />
moeilijk hebben om in de ‘struggle for life’ het hoofd boven water te houden. Een belangrijk<br />
gegeven voor het wijktheater is dat de economische achterstelling van deze groepen mensen<br />
zich weerspiegelt in culturele achterstelling.<br />
Met zo’n stelling begeef je je al op gevaarlijk gebied, want zo geformuleerd lijkt het net alsof<br />
mensen die nog niet hebben deelgenomen aan de officiële mainstreamcultuur geen cultuur<br />
zouden hebben. Ze hebben niet de cultuur die binnen de gevestigde instituten aan bod komt,<br />
maar ze hebben wel degelijk hun eigen cultuur. Voor jongeren is dat bij voorbeeld de hip hop<br />
cultuur en breakdance en bij volwassenen bijvoorbeeld de fanfarecorpsen en de majorettes. Het<br />
26<br />
27
zijn dingen waarop met enig dédain wordt neergekeken door de gevestigde cultuur, als iets dat<br />
je eigenlijk niet onder cultuur moet verstaan. Die andere cultuur wordt bijna altijd in negatieve<br />
zin beschouwd, als populair of populistisch. Dat is eigenlijk in de loop van de geschiedenis altijd<br />
zo geweest, met de film en later vooral bij de televisie. De tv was een doorbraak omdat mensen<br />
die er eerst in cultureel opzicht niet bij hoorden er toen opeens wel bijhoorden. Er mag zelfs<br />
dialect gesproken worden - juist dialect, zoals Rowen Hèze en de Kast. Toneel heeft altijd nog<br />
een beetje een dames-en-heren karakter, pontificaal en netjes. Toneel heeft een bepaald soort<br />
gekunsteldheid en onechtheid. Zoals in die grap over de brandwachten achter de coulissen: Zegt<br />
de een: ‘Zijn ze al begonnen?’ Antwoordt de ander: ‘Nee, ze praten nog gewoon.’<br />
Dat is naar mijn idee ook de reden dat al die goedbedoelde pogingen om toneel dichter bij<br />
de mensen te brengen, om drempelverlagend te zijn en wortel te schieten in de bevolking op<br />
niets zijn uitgelopen. Van bovenaf werd gezegd: dit is de cultuur, en jullie arbeiders of jullie<br />
allochtonen of bewoners van de gedepriveerde wijken, jullie horen nog niet bij die cultuur. Die<br />
instelling is nog steeds niet helemaal verdwenen. Educatieve afdelingen van musea en orkesten<br />
proberen nog steeds de brug te slaan tussen de mainstream cultuur en de mensen die daar nog<br />
niet bij horen. Cultuur wordt beschouwd als een vaststaand gegeven en het andere is variabel.<br />
Dat moet bij elkaar worden gebracht.<br />
Eind jaren tachtig toonde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onder leiding<br />
van Jan Kassies, de ‘spreidingspaus’, al aan dat die sociale cultuurspreiding geen enkel effect<br />
had. Onderzoek liet zien dat dit beleid niet één arbeider meer naar de schouwburg of concertzaal<br />
heeft gekregen omdat men zich nooit heeft afgevraagd waar de identificatiemogelijkheden liggen<br />
van die sociale klasse. Daarover hoefde men het ook nooit te hebben omdat er geen verschil<br />
was in sociale klasse tussen de mensen die op het toneel stonden en de mensen die in de zaal<br />
zaten. Die identificatie was er gewoon. Arthur Miller, de onlangs overleden toneelschrijver, werd<br />
gezien als de eerste auteur die het leven van de gewone Amerikaanse burgerman beschreef.<br />
Dat betekende een doorbraak in het bereik van een ander publiek. De gewone mensen konden<br />
zichzelf daarin herkennen.<br />
Wat zijn herkenningspunten in jullie stukken<br />
voor het publiek dat je wilt bereiken?<br />
Er ontstaat pas ruimte als je jezelf als theatermaker de vraag stelt: wil ik een ander publiek<br />
bereiken. En als ik dat niet echt doordenk, in al z’n consequenties, dan ben ik binnen de kortste<br />
tijd weer een stuk aan het maken voor de mensen die toch al naar het theater gaan.<br />
Daarin zijn uiteraard ook variaties: het klassieke repertoiretoneel, experimenteel toneel, avant<br />
garde. Het was eind jaren tachtig heel schokkend toen Peter Handke begon met Publikumsbeschimpfung,<br />
het uitschelden van het publiek. Dat was Bürgerschreck van een enfant terrible.<br />
Ik ben een beetje het product van de zestiger jaren. Toen ik van de toneelschool kwam wilde<br />
ik overal gaan spelen behalve in die vermaledijde kunsttempels van de schouwburgen. In mijn<br />
naïviteit dacht ik dat ik wel een nieuw publiek zou bereiken als ik iets bracht dat afweek van<br />
wat er in die kunsttempels gebeurde. Toen ging ik dus al die Franse absurdisten spelen, Ionesco,<br />
Becket, Adamov, Arrabal. Daarvoor nodigde je dan een niet-schouwburg publiek uit, een<br />
arbeiderspubliek of werkende jongeren. Die zaten daar een beetje naar te kijken als koeien naar<br />
het onweer. Ze waren natuurlijk wel beleefd en voelden zich gestreeld, maar eigenlijk zette het<br />
geen echte zoden aan de dijk.<br />
Je moet beginnen met je af te vragen: waar houden de mensen die ik wil bereiken zich mee<br />
bezig. Waarin bestaat hun behoefte tot reflectie, bespiegeling of ontroering. Op dat moment<br />
ga je dus een stap verder dan de mensen die zeggen: het publiek dat niet bevattelijk is voor<br />
Shakespeare, de Griekse klassieken of zelfs de modernere klassiekers van Tennesee Williams of<br />
Eugene O’Neill, dat publiek is wel bevattelijk voor comedies, boulevardtoneel of Theater van<br />
de Lach. Dat heb ik altijd een onderschatting van het publiek gevonden. Je neemt de mensen<br />
dan niet serieus. Alsof je geen behoefte zou hebben aan serieuze reflectie op waar je mee bezig<br />
bent als je niet klassiek geschoold bent. Alsof je dan geen problemen zou kunnen hebben met<br />
je kinderen omdat ze op het verkeerde spoor raken.<br />
De pijn die gepaard gaat met echtscheiding is universeel, maar Nora van Ibsen, het eerste stuk<br />
over echtscheiding, speelt zich toch af in het betere burgermilieu. (Ook als het in het Marokkaans<br />
wordt gespeeld, zoals het Onafhankelijk Toneel deed voor een Marokkaans publiek). Er<br />
is een groot verschil in de wijze waarop die pijn zich manifesteert bij een vrouw uit een goed<br />
gesitueerd burgergezin, die wordt afgescheept met een stevige alimentatie en bij een vrouw die<br />
met de kinderen blijft zitten en het moet zien te redden met een uitkering. Uit zo’n gegeven<br />
haal je de situatie waarin een kind terugkomt van school en verdrietig is. “Wat is er dan, zeg<br />
dan wat er is,” vraagt de moeder. Het kind wil niets zeggen. “Er is niks.” Uiteindelijk komt<br />
er uit dat het kind het zat is om in de afgedankte kleren van zijn oudere broertje te lopen en<br />
ook een keer merkkleding wil hebben. Dat zijn concrete situaties die herkenbaar zijn voor het<br />
milieu dat dit kent.<br />
Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik niet kan werken met bestaand repertoire. Er zijn geen<br />
stukken over situaties waar mensen het hoofd boven water moeten houden, omdat ze tot over<br />
hun oren in de schuld zitten, onder curatele staan en in de schuldsanering zitten. Als iemand<br />
mij een stuk geeft dat daarover gaat, graag. Ik wil het zo gaan spelen. Dat bespaart me de<br />
moeite om het zelf te schrijven. En dat is eigenlijk met alles zo. We kiezen er niet voor om in<br />
een achteraf buurthuis te gaan spelen omdat het daar zo leuk spelen is. Het is de enige manier<br />
om dat andere publiek te vinden.<br />
Het repertoire dat je moet spelen is er niet en daarom maken we het zelf. Dat ‘we’ is maar heel<br />
beperkt. Ik kan niet zoals een willekeurige andere schrijver achter mijn bureau gaan zitten om<br />
een stuk te bedenken, want dan gebeurt er weer hetzelfde. Dan ga ik een stuk maken over mijn<br />
28 29
achtergronden en waar ik mee bezig ben. Om een ander stuk te maken moet ik mij heel goed<br />
informeren, mijn ogen en oren de kost geven en goed luisteren naar hoe de levens in elkaar<br />
zitten van de mensen bij wie ik terecht wil komen. Je moet van de nood een deugd maken en<br />
met hen aan de slag gaan. Je moet onderzoeken en luisteren, en dat liefst ook koppelen met<br />
hoe dat er in de praktijk aan toe gaat. Ik probeer de verhalen vertaald te krijgen in theatrale<br />
beelden. In plaats van de interviewtechniek gebruik je dan de improvisatietechniek. Je zet<br />
de mensen op het toneel en dan heb je ook de gestiek, de manier van bewegen en praten. De<br />
teksten die dan gezegd worden kun je dan vaak één op één meenemen in je stuk. Zo praten we<br />
in Rotterdam niet over een ‘ligbad’, maar over een ‘legbad’. En dat kan heel belangrijk zijn. Je<br />
komt daar alleen maar achter door te werken met de mensen op wie je je richt.<br />
Het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> is organisch meegegroeid met de veranderingen van de bevolking.<br />
We hoefden onze werkwijze niet te wijzigen. Wat veranderd is in de afgelopen jaren zijn de<br />
omstandigheden waarin we onze formule toepassen.<br />
Ons eerste stuk kwam uit in Ommoord. Het heette ‘Ommoord het einde’, in de dubbele betekenis<br />
van ‘het einde’, als paradijs en als einde van de wereld. Dat stuk behandelde de problematiek<br />
van een outcast, iemand die uit een achterstandwijk in deze nieuwe wijk kwam wonen en niet<br />
werd geaccepteerd door de bewoners, daar die zich hadden ontworsteld aan de situatie waar ze<br />
vandaan kwamen. Hij werd met de nek aangekeken en de wijk uitgepest. In die situatie kwam toen<br />
nog geen allochtoon voor. Het waren allemaal autochtone Rotterdammers. Als je nu die blanke<br />
outcast vervangt door een donkere allochtoon krijg je precies dezelfde verhoudingen. Er is wat<br />
mij betreft eigenlijk niets nieuws onder de zon door de komst van grote groepen allochtonen.<br />
Ook vroeger had je de hele grote groep van wat wij dan noemden ‘de arbeidersbevolking’, die<br />
uitgesloten was van die cultuur van het toneel. Hetzelfde gebeurt in de nieuwe ‘multiculturele<br />
samenleving’.<br />
De groep waarop wij ons richten is wel veel gedifferentieerder en veel kleuriger geworden. We<br />
zijn heel organisch meegegroeid met die ontwikkeling, omdat we altijd in die wijken zitten. We<br />
hebben nooit gezegd, nu gaan we meer met allochtonen en minder met autochtonen werken.<br />
Ik herinner me wel een moment dat we zeiden: nu moeten we actie ondernemen om een betere<br />
afspiegeling te krijgen van de bevolking. Dat was toen we de tweede keer een stuk gingen maken<br />
op Katendrecht. Het eerste stuk was Keet op de Kaap met blanke rondborstige ‘rasechte’ Katendrechters.<br />
Daar kwam geen allochtoon in voor. Daar werd ook niet over gepraat. Katendrecht is<br />
ook enorm veranderd in de loop van de jaren, met een enorme toestroom van andere mensen.<br />
Toen de vraag kwam om een tweede stuk te maken hebben we gezegd: dat is goed, maar de wijk<br />
is zo veranderd, dat kan niet alleen met jullie, er moeten ook andere mensen meedoen. Toen zei<br />
ik eigenlijk bij wijze van grap: als iedereen nu iemand meeneemt met een ander kleurtje, van de<br />
Antillen of uit Marokko, dan maken we een tweede stuk. En toen kwamen ze allemaal inderdaad<br />
een paar weken later met iemand aanzetten. Met de verandering van de bevolking verandert<br />
niet zo zeer onze manier van werken. Wat wel verandert is het werven van de mensen die we in<br />
dat hele productieproces meenemen.<br />
Ons werk heeft natuurlijk ook veel betekend voor sociale integratie in de wijken, maar daar gaat<br />
het ons niet om. Dat element zit er wel in, maar dat is intrinsiek verweven met onze manier<br />
van werken. Het is niet onze doelstelling. Mijn doelstelling is: nieuwe publieken bereiken en<br />
daarvoor moet je de wijken in gaan. Dat dit in het kielzog een geweldige betekenis heeft voor<br />
de sociale cohesie en sociale integratie in zo’n wijk is evident.<br />
Er zijn in de afgelopen jaren publieken verdwenen en er zijn nieuwe publieken bijgekomen. Nieuw<br />
is het jongerenpubliek. De spelers van de eerste jongerenvoorstelling, Fawaka, bestond voor de<br />
helft uit de kinderen van de mensen waarmee we de eerste stukken in Feijenoord hadden gemaakt.<br />
Ze kwamen kijken naar hun moeders en wilden ook toneel spelen. Het ging geleidelijk, want aan<br />
de tweede productie in Feijenoord deed al een grote groep jongeren mee. Door deze manier van<br />
werken bereiken we een totaal andere categorie jongeren als bijvoorbeeld het Hofpleintheater<br />
en het Onafhankelijk Toneel. Er zijn veel theaterinitiatieven voor jongeren ontstaan, maar het<br />
RWT heeft vooral jongeren van vmbo’s die elders niet aan de bak komen. Wat ze op het toneel<br />
te zien krijgen maakt deel uit van hun leefwereld.<br />
Met de voorstelling Bigi Famiri bereikten we een groot Surinaams publiek. Ze kwamen uit het<br />
hele land om de voorstelling te zien. In latere voorstellingen zaten ook Surinaamse elementen,<br />
maar dat blijkt niet krachtig genoeg om dat publiek vast te houden. Dat geldt niet alleen voor<br />
Surinamers. Het is een algemeen probleem van integratie dat al die groepen langs elkaar heen<br />
gaan. Bij Casa Mundial lukt het ons om Marokkaanse, Turkse en Surinaamse mensen bij elkaar<br />
te brengen. Ik vind dat soort voorstellingen ook het meest geslaagd, omdat je daarbij ook in<br />
de zaal die afspiegeling terug ziet.<br />
We maken geen producties gericht op een specifieke culturele groep. Dat willen we ook niet.<br />
Het bevalt mij gewoon niet, dat al die groepen zo in hokjes geplaatst zijn en langs elkaar heen<br />
leven. Specifieke culturele elementen zijn natuurlijk belangrijk voor de identiteit van groepen,<br />
het is een bindmiddel. Het komt ook wel aan bod, maar ik wil dat iemand die Turkse liederen<br />
begeleidt met een sas ook aanwezig is bij een Marokkaanse buikdans als dat het volgende nummer<br />
is. Hij moet niet zeggen: die Marokkanen daar heb ik niets mee. Misschien ben ik daar nog<br />
een beetje een ouderwetse missionaris in.<br />
We zullen niet onweersproken racistische personages op het toneel zetten. De spanning tussen<br />
verschillende bevolkingsgroepen zit vaak wel in onze voorstellingen. In Pendrecht komt een<br />
e-mail in beeld met de boodschap dat nieuwkomers moeten opsodemieteren naar hun eigen<br />
land. De autochtone vrouwen uit de wijk reageren daar niet op, maar een donker meisje zegt:<br />
nu begrijp ik wat mijn moeder altijd zegt dat je dubbel je best moet doen in Nederland.<br />
30 31
Na de moord op Theo van Gogh lees ik in de krant dat Nederland haar onschuld kwijt is. Dan<br />
denk ik: jullie zijn je onschuld kwijt. Je hebt je jarenlang nooit verdiept in de sociale ontwikkelingen<br />
in de steden en het is net alsof je nu in de gaten krijgt dat Nederland is veranderd.<br />
Door ons werk in de wijken zijn we daarin meegegroeid. Natuurlijk ben ik ook geschokt door<br />
die moord, maar de onderstroom is er altijd geweest. Ik sta er niet van te kijken. In die zin is<br />
de situatie voor ons als theatermakers niet echt veranderd door de verharding van het klimaat<br />
in de afgelopen jaren.<br />
Toen ik net een jaar in Rotterdam was zeiden mensen van de gemeentelijke cultuurdienst wel<br />
eens tegen mij: wat voor belang hebben wij er bij om in de wijken te werken. Mijn reactie was:<br />
als jullie je niet met de wijken bemoeien kan er een moment komen dat die wijken zich met jou<br />
gaan bemoeien en dat ze je geprivilegieerde positie als kunstenaar ter discussie stellen. Dit<br />
spanningsveld bestaat al heel lang. En door dit internationale festival merk ik dat die spanning<br />
wereldwijd bestaat. Neil Beddow van ACTA Community Theatre uit Bristol heeft een stuk gemaakt<br />
dat ze ook in de andere wijken van de stad gaan spelen, net zoals wij dat doen. Ze spreken over<br />
‘the Rotterdam model’. Het extra geld dat ze daarvoor krijgen wordt mogelijk weggehaald bij de<br />
mainstream. De directeuren van de kunstinstellingen in Bristol hebben te horen gekregen dat ze<br />
subsidie kwijt raken als ze niet een ander en breder publiek weten aan te spreken. In Engeland<br />
speelt het diversiteitsbeleid veel sterker dan hier. De vorige staatssecretaris van cultuur Rick<br />
van der Ploeg gaf een voorzet met zijn nota over cultuurbereik, maar het debat daarover vond ik<br />
erg klein en benepen. Michael Zeeman gebruikte in de Volkskrant zelfs de term ‘apartheid’ voor<br />
het afrekenen van instellingen op het bereik van bepaalde publieksgroepen.<br />
Op welke plekken worden jullie voorstellingen gemaakt en gespeeld?<br />
Het buurthuis is absoluut belangrijk. Niet als buurthuis, maar als ontmoetingsplek voor de mensen<br />
in die wijk. En in het verlengde daarvan ook als plek voor het spelen van de voorstelling. Ons<br />
publiek gaat niet naar het theater, en al helemaal niet van Zuid naar Noord. Mensen komen wel<br />
naar de voorstelling als het thuis is, naast de deur.<br />
De plek waar je werkt en optreedt is een heel belangrijke factor voor het bereik van je publiek.<br />
Daarom heb ik ook lang geaarzeld over de centrale kleine repetitieruimte die we nu hebben. Dat<br />
levert het gevaar op dat je wegtrekt van de plekken in de wijk waar je moet zijn. De dominantie<br />
van de mainstream is zo sterk dat die de neiging heeft om alles naar zich toe te zuigen dat zich<br />
als vernieuwing zou kunnen manifesteren. Voor je het weet ben je daarin weer opgenomen en<br />
geassimileerd. Dat is mijn misschien wat verkrampte angst geweest: we moeten de wijk in, ook<br />
al is dat zuchten en steunen omdat je voor de zoveelste keer merkt dat je niet kunt werken in<br />
de zaal waar je hebt afgesproken en dat je in een andere zaal moet. Of de zaal is niet leeg en<br />
dan moet je weer met stoelen sjouwen. Ik denk dat ik zo’n 10.000 stoelen en tafels in mijn<br />
handen heb gehad in Rotterdam om ruimte te scheppen om te kunnen werken. Maar dat levert<br />
32 33
ook positieve dingen op. We zijn zo ook wel eens aan onze attributen gekomen, zoals een leuke<br />
speelgoedauto die we in een crèche zagen.<br />
In het buurthuis ben je tussen de mensen. Een kaartclub moest verhuizen naar een kleinere<br />
ruimte zodat wij de grote zaal konden gebruiken. En dan kom je in gesprek over wat ze doen. Ik<br />
heb zo een niets vermoedende kaartspeler wel eens kunnen bombarderen tot toneelspeler.<br />
We beginnen nu te merken, na twaalf jaar werken in Rotterdam, dat we toch een begin van<br />
een nieuw publiek hebben opgebouwd waar we tegen kunnen zeggen: kom nou eens naar een<br />
theater. Misschien komen mensen niet naar de schouwburg in de stad, maar komen ze wel naar<br />
het Theater Zuidplein op Zuid. Daar heb je een lekkere stoel, en het is voor ons ook makkelijker<br />
want dan hoeven we niet al die stoelen op tafels te zetten om een zaal in te richten. We zitten<br />
op het moment midden in een soort tweesporenbeleid. We hebben een publiek opgebouwd dat<br />
zegt: dat wijktheater dat is goed, daar wil ik ook naar toe als ik een paar straten verder moet<br />
naar het Theater Zuidplein. Het andere spoor is om die toestroom vanuit de wijken in stand<br />
te houden. We hebben nu ook een eigen studiootje en dat is onderdeel van dat proces. Het is<br />
fantastisch om daar een avond ongestoord te kunnen repeteren zonder dat de telefoon gaat en<br />
mensen binnen komen lopen. Maar we blijven ook repeteren in buurthuizen.<br />
We kunnen niet alles alleen doen. We zitten nu midden in dat proces. Het gaat ons er niet om<br />
dat wij persé in die buurthuizen moeten spelen. Voetballen kun je op straat doen, maar ook<br />
op een voetbalveld. Het eerste heeft zijn charme, maar ik doe het liever op een veld als dat<br />
aanwezig is. Als het zo zou zijn dat we ons publiek zouden kunnen bereiken in de schouwburg,<br />
of dat er stukken zouden zijn die interessant zijn voor dat publiek dan ben je gek om je zo in<br />
te gaan spannen om het in een buurthuis te doen. Dat blijft voor mij staan.<br />
De belangrijkste manier om publiek te werven is op zoek te gaan naar partners in de wijken,<br />
personen die optreden als bruggenbouwers. Je kunt niet zonder die samenwerking. Je moet ook<br />
heel creatief zijn in het vinden van je weg. De mensen die wij willen bereiken hebben nog niets<br />
te maken met theater. Sterker, ze willen vaak ook niet met theater te maken hebben, want dat<br />
is niets voor ‘ons soort mensen’, en door anderen wordt je met scheve ogen aangekeken als je<br />
je daarmee inlaat. In de dominante cultuur hoor je er niet meer bij als je niet regelmatig naar<br />
theater of een concert gaat. Bij het publiek dat wij willen bereiken is dat juist andersom.<br />
We hebben jaarlijks een publiek van zo’n 8.000 mensen, met gemiddeld 80 voorstellingen à<br />
90 tot 100 bezoekers. In het adressenbestand staan 6.000 personen. We vragen bezoekers een<br />
formuliertje in te vullen, de ‘gele briefjes’, als ze op de hoogte gehouden willen worden van<br />
de voorstellingen. Daar wordt goed gebruik van gemaakt. Die mensen krijgen onze nieuwsbrief<br />
toegestuurd en we doen uit het bestand ook gerichte mailings voor bepaalde voorstellingen.<br />
Hoe vind je partners voor het maken van de producties<br />
en het werven van publiek?<br />
We kunnen niet werken zonder intermediairs, partners, mensen met wie je samenwerkt bij het<br />
maken van een wijktheaterproductie. Die hebben ook een belangrijke rol bij het werven van<br />
het publiek. We werken samen met enkele mensen die al jarenlang werken bij buurthuizen en<br />
bewonersorganisaties. Dat zijn voor ons gouden figuren. Ze hebben een fantastisch contact<br />
met de mensen in de buurt en met ons. Het zijn geweldige bruggenbouwers. Dat zijn de kanjers<br />
van wie je afhankelijk bent, ook bij het vinden van de mensen met wie je de productie maakt.<br />
Dat is vooral van belang bij beginnende initiatieven als je nog de eerste stappen moet zetten.<br />
Inmiddels zijn we daarvan niet meer zo sterk afhankelijk. We hebben nu zelfs te maken met<br />
wachtlijsten van mensen die graag mee willen doen.<br />
Waar we mee te maken hebben is een verandering bij het sociaal cultureel werk en het opbouwwerk.<br />
Er wordt bezuinigd, er is verloop en er gaan mensen weg. Ook wat dat betreft is het zoeken<br />
hoe we het publiek toch kunnen vasthouden, zonder dat we kunnen rekenen op die intermediairs.<br />
34 35
DAT WAS EEN MOOI STUKJE, HÈ?<br />
door Anne van Veenen<br />
Theatermakers uit Bristol, Antwerpen, New York, Berlijn, Zuid Afrika en diverse andere plekken<br />
troffen elkaar op het derde ‘international community-based theatre festival’. Naast voorstellingen<br />
waren er workshops en discussies over samenwerking van theatermakers en sociaal werkers, het<br />
combineren van artistieke en sociale doelen en de betrokkenheid van kunstenaars anno 2005.<br />
Uit de voorstellingen en workshops kwam een grote variëteit aan community theatre praktijken<br />
naar voren. In dit artikel laten we een aantal voorstellingen en theatergroepen de revue passeren.<br />
Invalshoek daarbij is de relatie met het publiek en met de mensen die meedoen aan het maken<br />
met de producties. De producties die hier worden besproken zijn echter slechts een greep uit het<br />
rijke en boeiende aanbod op het festival.<br />
ACTA COMMUNITY THEATER: HET PUBLIEK KOMT MET DE DEELNEMERS<br />
ACTA Community Theater uit de Britse havenstad Bristol maakte indruk met de voorstelling For Love<br />
Nor Money. Het stuk speelt zich af in een buurt met sociale huurflats en gaat over een dilemma<br />
waar veel bewoners in deze buurten voor staan: of blijven in een vertrouwde omgeving met familie<br />
en bekenden, of vertrekken om elders een beter bestaan op te bouwen.<br />
Het stuk kwam tot stand via improvisaties met bewoners rond dit thema, vertelt regisseur Neil<br />
Beddow. In een eerste versie stonden twee sterke karakters centraal. Jo kiest voor vertrek en<br />
gaat naar de grote stad om te studeren. Mel blijft in de buurt om te zorgen voor haar vader en<br />
broertje. “Maar we waren daarmee toch niet tevreden”, zegt Beddow: “Het was te simpel en het<br />
zou de verkeerde boodschap zijn, want de meeste mensen in deze buurten zijn niet zo sterk en<br />
kunnen moeilijk keuzes maken. Dus kwam er een derde personage bij, Danny. Het leven overkomt<br />
haar, ze raakt zwanger als ze achttien is, ze blijft in de buurt en krijgt nog enkele kinderen van<br />
verschillende vaders”.<br />
Het verhaal van For Love Nor Money wordt verteld in de vorm van een terugblik. Jo is inmiddels<br />
stedebouwkundige, die voor de woningcorporatie werkt aan een sloop- en nieuwbouwplan voor<br />
haar vroegere buurt. Ze komt te staan tegenover Mel, die actief is in de buurt en actie voert tegen<br />
de sloopplannen. Ook Danny is tegen sloop. In een confrontatie met Jo laat Mel zich overtuigen<br />
dat sloop en nieuwbouw de beste keuze is en gaat ze onderhandelen over mogelijkheden voor de<br />
oud bewoners om terug te keren in de nieuwe woningen. Danny blijft tegen.<br />
Verwikkelingen rond de sloopplannen worden afgewisseld met beelden uit de middelbare school-<br />
tijd van Jo, Mel en Danny, toen ze nog hartsvriendinnen waren. De voostelling opent met een<br />
prachtige scène waarin zes meiden een sigaretje roken op het toilet en voor de spiegel staan om<br />
zich op te tutten.<br />
De dramatische gebeurtenissen zijn uit het leven gegrepen en naturalistisch vormgegeven. De<br />
huiselijke scènes spelen zich af op de bank voor de tv, met een bloemetjeskleed op tafel. Voor de<br />
toeschouwers die nooit een theater bezoeken vergroot dit de herkenning, licht Beddow toe. “Het<br />
was echt”, is een veel gehoorde reactie.<br />
Op een vraag of het stuk anders had kunnen aflopen en bewoners de sloop hadden kunnen tegenhouden,<br />
schudt hij zijn hoofd. “Dat is geen realistische optie”, zegt hij. “Bewoners van de<br />
verouderde en verloederde woontorens schieten daar niets mee op. Nieuwbouw biedt kansen voor<br />
een betere buurt en een beter leven”. De regisseur benadrukt dat de stukken van ACTA niet worden<br />
bedacht door een auteur, maar worden gemaakt in een intensieve coproductie tussen regisseur,<br />
bewoners en buurtorganisaties. Via een overleggroep (‘devising group’) van bewoners worden thema,<br />
karakters, verhaallijnen en dialogen ontwikkeld. Deelnemers dragen zelf teksten aan.<br />
ACTA werkt vaak aan grote producties, waarbij kinderen, volwassenen en ouderen betrokken zijn. De<br />
groep is voor zo’n onderneming drie jaar in een buurt aan het werk, met workshop, overleggroepen<br />
en repetities. Bewoners nemen in samenwerking met de professionals van ACTA alle onderdelen<br />
van de productie voor hun rekening: het script en het spel, de décors, het licht, de muziek en de<br />
organisatie. Daarbij zijn vaak meer dan honderd mensen betrokken. Na het vertrek van ACTA moet<br />
een toneelgroep in de buurt zijn gevormd die zelf kan zorgen voor continuïteit.<br />
ACTA weet ondertussen dat een open uitnodiging tot deelname onvoldoende is om te garanderen<br />
dat er zoveel mogelijk mensen aan een productie meedoen. Om sociaal kwetsbare en geïsoleerde<br />
mensen te betrekken bij een productie, worden workshops georganiseerd in dagcentra voor geestelijk<br />
gehandicapten, opvanghuizen, scholen en ouderencentra. Uitgangspunt van het werk van<br />
ACTA is dat iedereen over creatieve talenten beschikt. Ontwikkeling van creativiteit leidt immers<br />
tot het vergroten van zelfvertrouwen en eigenwaarde van de deelnemers en tot sociaal sterkere<br />
buurten. Een ander belangrijk sociaal effect is dat contact ontstaat tussen jongeren en ouderen<br />
in een buurt.<br />
Theater is een relatief onbekend verschijnsel voor de meeste mensen waar ACTA zich op richt. Het<br />
is in Engeland iets voor de middenklasse, zegt Beddow en veel mannen in de buurten waar ACTA<br />
werkt hebben helemaal niets met toneel. Om volwassenen uit hun tent te lokken wordt daarom<br />
soms gestart met het maken van een voorstelling met kinderen. Ouders komen wel kijken naar het<br />
optreden van hun kinderen en dat verschaft een gelegenheid om volwassenen voor vervolgprojecten<br />
te werven. Het publiek komt met de deelnemers, is de ervaring van Beddow. Werving gaat<br />
via mond-op-mond reclame. Bewoners kunnen zich vaak niet veel voorstellen bij een toneelstuk,<br />
36 37
maar ze komen wel kijken als er mensen meedoen die ze kennen; net als ouders naar hun kinderen<br />
komen kijken. Het publiek bestaat uit familie, buren, vrienden en bekenden van de spelers. Als er<br />
honderd mensen meedoen, zoals in de grotere producties, ben je dus automatisch verzekerd van<br />
een groot publiek.<br />
De voorstelling For Love Nor Money is een experiment en wijkt in een aantal opzichten af van eerdere<br />
ACTA stukken. Het is een productie voor ‘gevorderden’ met deelnemers die eerder meededen in<br />
een stuk. De spelers zijn afkomstig uit verschillende buurten. Nieuw is ook dat de voorstelling gaat<br />
toeren langs acht buurten met naoorlogse huurflats aan de rand van Bristol. De sociale situatie in<br />
deze buurten is vergelijkbaar en de voorstelling moet dus herkenbaar zijn voor alle bewoners. Bij<br />
de voorbereiding van het tournee worden contacten gelegd met sleutelfiguren en instellingen in de<br />
diverse wijken om zo publiek te werven. “Of het op deze manier lukt om toeschouwers te trekken<br />
voor de voorstellingen, zullen we over een half jaar weten”, grinnikt Neil Beddow tot besluit.<br />
ROTTERDAMS WIJKTHEATER: SAMENWERKEN MET PARTNERS IN EEN WIJK<br />
ACTA heeft zich bij het opzetten van haar aanstaande For Love Nor Money tournee laten inspireren<br />
door de praktijk van het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>. De RWT producties worden immers ook gemaakt<br />
met bewoners en partners in een wijk en daarna een jaar lang gespeeld in buurthuizen en wijkcentra<br />
in andere buurten van de Rotterdam.<br />
Ook het RWT maakt de stukken zelf, omdat het publiek zich niet herkent in het bestaande repertoire<br />
van het reguliere theater. Bij het leggen van contacten met bewoners die willen meedoen aan een<br />
stuk en bij het werven van publiek voor de voorstellingen wordt nauw samengewerkt met partners<br />
in de wijk: buurthuizen, sociaal werkers en bewonersorganisaties. “Voor het maken van theater<br />
voor en door bewoners zijn bruggenbouwers in buurten nodig”, zegt Peter van den Hurk, artistiek<br />
leider van het RWT. Hij signaleert echter dat het steeds moeilijker wordt deze intermediairs te<br />
vinden door overheidsbezuinigingen op sociaal cultureel werk.<br />
Van den Hurk benadrukt dat voor hem de belangrijkste doelstelling van wijktheater is om mensen<br />
die nooit een schouwburg bezoeken in contact te brengen met theater. Empowerment van deelnemers<br />
en de bijdrage aan sociale cohesie in buurten zijn voor hem slechts bijkomende effecten.<br />
Theatermakers en sociaal werkers hebben ieder hun eigen doelen, maar dat staat een productieve<br />
samenwerking niet in de weg zoals blijkt uit recente buurttheater producties van het RWT en BAF<br />
in Rotterdam.<br />
Vanaf de start heeft het RWT geïnvesteerd in het opbouwen van relaties met het publiek. Centraal<br />
daarbij staan de ruim tachtig buurthuizen in Rotterdam. Voor het RWT zijn dat de belangrijkste<br />
plaatsen om in contact te komen met bewoners en voorstellingen te geven. Andere partners zijn<br />
wijkgebouwen, jongerencentra en scholen. Naast deze wijkproducties maakt het RWT voorstellingen<br />
over maatschappelijke thema’s in samenwerking met instellingen voor hulpverlening. Als voorbeeld<br />
hiervan werd op het festival de videoregistratie vertoond van Hou mijn hart vast, een productie<br />
over huiselijk geweld. De voorstelling werd gemaakt en gespeeld in nauwe samenwerking met een<br />
zorginstelling voor vrouwen die worden geconfronteerd met geweld en misbruik.<br />
Het RWT heeft twee personen die belast zijn met publiekswerving, Edith Knops en Arno Brouwer.<br />
Zij geven aan dat het publiek van het RWT de afgelopen tien jaar duidelijk is verbreed. Het<br />
oorspronkelijke publiek - bezoekers van buurthuizen - is zeer gemêleerd geworden. Een nieuwe<br />
publieksgroep zijn jongeren, vaak met een lage opleiding.<br />
Stukken waarin mensen zich herkennen is een eerst vereiste voor het werven van een nieuw publiek.<br />
Ook de plek van de voorstelling, in de buurt of op scholen, verlaagt de drempel. Knops en Brouwer<br />
onderstrepen dan ook het belang van een informele sfeer en een warm welkom van bezoekers.<br />
Spelers gaan na de voorstelling in gesprek en vragen naar reacties. Stelregel is dat er geen bezoeker<br />
naar huis gaat zonder dat er rechtstreeks contact is gemaakt. “Na twaalf jaar beginnen we<br />
te merken dat we een nieuw publiek hebben opgebouwd”, zegt Peter van den Hurk: “We kunnen<br />
tegen hen zeggen: kom nou eens naar een theater”. Naast voorstellingen in buurthuizen wordt er<br />
om die reden aan een samenwerkingsprogramma gewerkt met Theater Zuidplein.<br />
Het RWT is een stedelijk gepositioneerd productiehuis(je), met een team van acht auteurs, regisseurs,<br />
spelbegeleiders, publieksmedewerkers en technici. Het team werkt buurtgericht en maakt<br />
jaarlijks drie tot vier nieuwe voorstellingen, in samenwerking met partners in buurthuizen, sociale<br />
groepen en instellingen. De koppeling van het stedelijke en het wijkniveau levert een groep spelers<br />
op die mee kan doen in voorstellingen buiten de eigen wijk. Het RWT fungeert ook als trainings- en<br />
opleidingscentrum voor jonge theatermakers. Financiering vindt plaats uit de gemeentelijk begroting<br />
voor kunst en cultuur, aangevuld met middelen uit het Kunstenplan van de rijksoverheid.<br />
EEN STEEN IN DE RIVIER<br />
Rieks Westrik, opbouwwerker en Stefan van Hees, regisseur, werkten samen bij de recente productie<br />
Pendrecht. De samenwerking gaat heel goed maar de belangen zijn verschillend, zegt van Hees.<br />
De opbouwwerker wil dat er wat gebeurt in de wijk, ik wil een mooie theatervoorstelling maken<br />
die dertig maal gespeeld kan worden. “Rieks zal zich minder druk maken over een lichtstand, als<br />
Gijs maar mee kan doen in de voorstelling.” Maar met Gijs is op het toneel weinig aan te vangen,<br />
vervolgt de regisseur. Hij is een oudere man die niet meer zo goed voor zichzelf kan zorgen, maar<br />
wel met veel gevoel een gedicht voor kan lezen. De voorstelling begint met groot geprojecteerde<br />
videobeelden van een open vlakte waar gebouwd wordt aan Pendrecht. Bij de beelden klinkt het<br />
gedicht dat Gijs voorleest: ooit heb ik een steen gelegd in een rivier op aard; nu gaat het water<br />
er anders dan voorheen.<br />
Rieks Westrik kreeg een brok in zijn keel toen hij de beelden met het gedicht van Gijs voor het eerst<br />
zag: “Zo iemand een plek geven in een voorstelling is een kwaliteit van het wijktheater.” Gijs maakt<br />
in de voorstelling ook een parodie op zichzelf. Op videofilm is te zien dat een telefoon overgaat en<br />
38 39
lijft rinkelen terwijl Gijs langzaam naar het toestel schuifelt en tot twee maal toe te laat aankomt<br />
om op te nemen. Hij heeft weer de boodschap gemist dat de repetitie is begonnen.<br />
De voorstelling zit vol met relativering. Voor Westrik is wijktheater een manier om mensen een<br />
spiegel voor te houden. “Het is spannend om te zien of mensen naar zichzelf kunnen kijken en<br />
kunnen horen wat ze zelf zeggen. De verhalen die op toneel worden gezet hebben de spelers zelf<br />
verteld en dat zie je in elk detail. Dat is het knappe van deze aanpak. Mensen worden respectvol<br />
in een rol gezet en ze hoeven geen dingen te doen die ze niet kunnen. Ze zijn trots dat ze een rol<br />
spelen en doen er alles aan om dat zo goed mogelijk voor elkaar te krijgen.”<br />
In de beginfase van een productie is er een grote rol voor de opbouwerker. Westrik nam het<br />
initiatief voor het maken van een toneelstuk en klopte aan bij het RWT. “Als jullie zorgen voor<br />
een stuk dan zorg ik voor de mensen.” De opbouwwerker verzamelde een groepje mensen, die hij<br />
persoonlijk van huis haalde, om te gaan kijken naar de voorstelling Weg van Crooswijk. De groep<br />
werd aangevuld met spelers die eerder meededen in voorstellingen. Regisseur van Hees herinnert<br />
zich dat de eerste vraag van bewoners bij de startbijeenkomst was: wordt Pendrecht nou echt<br />
beter door een toneelvoorstelling? Westrik: “Je kunt het als opbouwwerker hebben over belangen<br />
en problemen, maar je moet ook de andere kant van mensen laten zien, hun kwaliteiten en hun<br />
dromen. Dat is de kracht van dit theater. In Weg van Crooswijk vertelt een wijkactiviste dat ze als<br />
kind met glinsterende ogen had gestaan voor een etalage met balletschoentjes. Voor mensen zoals<br />
zij was dat niet weggelegd. <strong>Wijktheater</strong> boort de dromen van mensen aan.”<br />
Stefan van Hees: “In Pendrecht hebben we voor het eerst gebruik gemaakt van beelden van het<br />
bombardement op Rotterdam en van de watersnoodramp van 1953. Dat is de geschiedenis die veel<br />
mensen in Pendrecht in hun hoofd hebben. Misschien is de oudere generatie wel zo gefixeerd op<br />
netheid omdat ze niets hadden.” Elske en Rieneke spelen bewoners die klagen dat de wijk naar<br />
de gallemiezen gaat. Ze willen naambordjes terug en draadjes op de kozijnen tegen duivenpoep.<br />
Voor anderen zijn zij vaak zeurders, maar in de voorstelling laten ze zien wat hen beweegt. Voor<br />
hen is toneel een platform en ze willen dat mensen in gesprek gaan over de wijk.<br />
De voorstelling laat ook zien wat er gebeurt als mensen in de wijk het niet samen doen, zegt<br />
Westrik. Desirée, een Surinaams-Antilliaans meisje, die de rol speelt van een drop-out die rondhangt<br />
bij de bewonersorganisatie, loopt met een camera en wordt direct verdacht van diefstal. De<br />
voorstelling is doortrokken van dit soort spanningen en vooroordelen tussen verschillende groepen<br />
mensen. Maar Van Hees zoekt ook naar raakpunten: “Als theatermaker wil ik weten wat mensen<br />
bindt. Ik zoek naar relaties die dramatisch sterk zijn. Het verhaal van een Zeeuwse vrouw die na<br />
de watersnoodramp in 1953 moest vluchten zet ik naast het verhaal van Hakeem, die vluchtte uit<br />
Eritrea en ook alles kwijt raakte. Reactie uit het publiek was: ‘dat was een mooi stukje, hè’.”<br />
40 41
SERING: VERHALEN DELEN<br />
Sering werkt vanuit een eigen theatertje (een verbouwde garage) in de wijk Borgerhout in Antwerpen.<br />
De publieksgroepen van Sering zijn dezelfde als de spelers, zegt regisseur/auteur Mia Grijp:<br />
mensen die een zwaar verleden hebben, door verslaving, psychische problemen of een handicap.<br />
Het zijn mensen met verschillende culturele achtergronden en leeftijden. De stukken ontstaan uit<br />
lange gesprekken met elkaar. Doel is het delen van verhalen. Iedereen kan daarmee het zijne doen.<br />
Uit de verhalen wordt een thema gekozen voor een script. Door deze werkwijze ontstaat een sterke<br />
identificatie van de spelers met het stuk.<br />
De Sering voorstelling Vogels voor de kat was een van de hoogtepunten van het festival. Het stuk<br />
wordt gespeeld door een groep oudere vrouwen. Ze kennen elkaar van een buurthuis. Ze hebben<br />
een leven achter zich waarin ze zich moesten opofferen voor hun gezin. Nu zegt de maatschappij<br />
over hen: jullie zijn oud. De vrouwen leggen zich daar niet bij neer. Ze vinden dat zij nu aan de<br />
beurt zijn en gaan toneelspelen.<br />
Ze spelen het verhaal van vier zussen die wachten op de komst van een vijfde zus die terugkeert<br />
uit Afrika om haar overleden man te begraven. Ze hebben elkaar lang niet gezien en er is blijkbaar<br />
flink wat oud zeer. De zussen praten over hun jeugd, de spanningen in de familie en geldzorgen<br />
waardoor ze geliefde erfstukken moesten verkopen. Ze zien op tegen de ontmoeting met hun<br />
zus, die haar eigen weg ging. Het weerzien is gespannen - tot de fles op tafel wordt gezet en de<br />
verhalen uit hun jeugd loskomen. Het inspireert de oudste zus zelfs tot een prachtige dans en<br />
nagesynchroniseerd gezang op de muziek van ‘I feel pretty’, onder luide toejuichingen van het<br />
publiek. De reünie blijkt echter van korte duur. De jongste zus blijkt snel weer terug te gaan naar<br />
Afrika, want ze is opnieuw getrouwd. Tot consternatie van de anderen is haar nieuwe echtgenoot<br />
‘een zwarte’.<br />
De voorstelling wordt gespeeld in het eigen theater in Borgerhout en toert ook langs bejaardenhuizen<br />
waar het veel reacties oproept. Voor veel bezoekers is het theatertje van Sering een thuis.<br />
Ze blijven hangen na de voorstelling en gaan in gesprek met de spelers. Mia Grijp ziet haar rol<br />
naar het publiek als die van ‘een goeie cafébazin‘. Ze constateert dat ook het reguliere publiek de<br />
weg vindt naar het community theater. Ze denkt dat dit te maken heeft met de behoefte aan een<br />
andere manier om kunst te beleven. Mensen zoeken warmte en contact en dat ontbreekt vaak in<br />
het officiële kunstcircuit.<br />
Mia Grijp vraagt zich af wat wordt bedoeld met ‘de publieksgroepen van het wijktheater’. Zijn dat<br />
hele groepen van een bepaald soort mensen, of zijn het gewoon allerlei soorten mensen die nooit<br />
naar het theater gaan? Sering werkt zo veel mogelijk met mensen met verschillende achtergronden<br />
en streeft naar ‘doelgroepoverstijging’. “Van al die verschillende mensen maken wij een groep”,<br />
zegt de regisseur. “Die mensen spelen samen en dat geeft vanzelf ook een mix in de zaal. Ze hebben<br />
allemaal hun eigen contacten en dan begint de tam tam te werken”. Verder werkt Sering bij<br />
het leggen van contacten met deelnemers en het werven van publiek ook samen met instellingen<br />
voor hulpverlening .<br />
PREGONES: VERTROUWEN WEKKEN<br />
Ook Pregones werkt vanuit een eigen theatertje, een omgebouwd kerkje in de Zuid Bronx in New<br />
York. Tijdens de nabespreking kondigde artistiek leider Rosalba Rolón trots aan dat in het najaar<br />
een nieuw theater wordt geopend in de wijk. (dat is inmiddels geopend; zie www.pregones.org,<br />
red.) Een eigen plek is belangrijk voor het contact met het publiek, dat merendeels bestaat uit<br />
Puertoricanen en andere Latino’s.<br />
Pregones ontstond uit de behoefte van immigranten in New York om de eigen (theater)cultuur in<br />
stand te houden en begon in 1979 met het spelen van klassieke werken uit Puerto Rico. Ze maken<br />
nu theater over het leven van immigranten in de USA. De inspiratie vanuit het klassieke theater is<br />
gebleven. De producties zijn een combinatie van theater, muziek en beweging. Ook vormgeving is<br />
een belangrijk element in de voorstellingen. Muziek is een grote trekker en maakt dat de mensen<br />
zich thuis voelen bij Pregones. De banden met het publiek zijn verder gebaseerd op etniciteit en<br />
klasse. Publiek werven begint met vertrouwen wekken, zegt Rolón: “We laten zien dat we allemaal<br />
tot dezelfde gemeenschap behoren. We zorgen binnen ons theater voor een goede en veilige atmosfeer.<br />
Daardoor krijgen de bezoekers het gevoel dat ze gerespecteerd worden. Niemand hoeft<br />
zich beter voor te doen dan hij is.” Iedere maandagavond houdt Pregones open huis, met poëzie<br />
en muziek. Het biedt een gelegenheid tot kennismaking met de mensen van Pregones en met<br />
buurtgenoten.<br />
De groep gaat ook veel op reis en speelt in scholen, wijkcentra en buurten, waar veel Latino’s<br />
wonen. In samenwerking met buurtorganisaties en buurtwerkers wordt jaarlijks een Summertour<br />
georganiseerd met optredens in parken en op pleinen. Het kost veel organisatie om dat tot een<br />
succes te maken maar na vier jaar komen er honderden mensen op af.<br />
Om het publiek vast te houden spreken medewerkers van Pregones mensen aan en verzamelen namen<br />
voor de mailinglist. Een ander belangrijk middel om contacten te leggen zijn cursussen voor jongeren.<br />
Als je wilt dat theater een belangrijk onderdeel wordt van de gemeenschap dan moet je het<br />
interessant maken voor jongeren, is het devies van Pregones. Maar dat is niet eenvoudig. Rosalba<br />
Rolón weet als geen ander dat theater moet vechten tegen de populaire massacultuur waarin alles<br />
groots, snel en flitsend is. Het is moeilijk voor een theatergroep om daar tegen op te boksen.<br />
Opvallend kenmerk in het werk van Pregones is de mix van klassieke en populaire elementen. Zo<br />
programmeert Pregones ook ballet. Op het <strong>Rotterdams</strong>e festival presenteerde de groep een programma<br />
met oorlogsliederen met teksten van Bertold Brecht, Walt Whitman, Sandra Maria Esteves<br />
e.a., gemengd met Spaanse en Ierse vrijheidsliederen. Dit programma, Peccatoribus genaamd<br />
(‘zondaren’), was tevens een protest tegen de oorlog in Irak, die dichtbij is in de Bronx, waar veel<br />
werkloze Latino jongeren worden geworven door het Amerikaanse leger.<br />
42 43
OORLOG IN MIJN HOOFD<br />
De theatermakers van het Dordtse BAF, Cees Bavius en Pieta Bot, maakten furore met de Millinxsoap,<br />
een toneelserie uit en met een buurt die werd geteisterd door drugsoverlast en huisjesmelkers.<br />
Naast de soap hanteert BAF ook andere theatervormen: slooptheater, huiskamertoneel en themavoorstellingen.<br />
Op het <strong>Wijktheater</strong> Festival presenteerde BAF een voorstelling met en over drie<br />
Marokkaanse jongens. Werktitel was: De dag dat de oorlog in mijn hoofd begon. In overleg met<br />
de subsidiegevers werd de titel veranderd in Reünie. De voorstelling vormt een tweeluik met Mijn<br />
zoete school waarin negen 16- en 17-jarige Marokkaanse meisjes hun leven op de basisschool<br />
naspelen. Het project werd opgezet in samenwerking met opbouwwerker Fatima Lamkharrat, als<br />
onderdeel van een empowerment-programma in het <strong>Rotterdams</strong>e Oude Noorden. Lamkharrat kende<br />
de meisjes van de meidenhuiskamer. Ouders die wisten dat hun dochters meededen, belden haar<br />
om te vragen of het vertrouwd was. Toneel wordt door veel Marokkanen in Nederland, anders dan<br />
in Marokko, niet ‘fatsoenlijk’ geacht, zeker niet voor meiden.<br />
Cees Bavius: “In het begin moesten we heel erg hun vertrouwen winnen. Ze wilden geen stuk<br />
waarin hun ouders belachelijk gemaakt zouden worden.” De scènes waarin een moeder en een vader<br />
worden gespeeld waren heel spannend. In discussies hadden de meiden het over ‘knoppen’ die<br />
ze aan- en uit konden zetten. Een knop voor school en een andere knop voor thuis. Een centraal<br />
thema voor de voorstelling werd de dubbele loyaliteit, het liegen om te overleven in verschillende<br />
werelden. Bavius: “Vanuit de chaos van deze meiden hebben we de voorstelling vorm gegeven.<br />
Vanuit een groep op toneel ontstaan scènes. De groep biedt ook bescherming. Het is een collage<br />
geworden die eindigt met een statement waarin ze zeggen hoe ze zelf met hun kinderen willen<br />
omgaan. Niet zeggen ‘daarom’, maar ‘waarom’.” De eerste voorstelling in wijkgebouw het Klooster<br />
met familieleden, vrienden en bekenden uit de buurt was heel spannend. Er kwam geen afkeuring<br />
en er waren drie moeders en een vader in de zaal.<br />
Het theater van BAF is altijd gebaseerd op uitgebreid onderzoek. Tekstschrijfster Pieta Bot doet<br />
diepte-interviews die op band worden opgenomen en geanalyseerd. Daaruit ontstaat een tekst waarmee<br />
Bavius aan het werk gaat. Ook discussies met de spelers vormen onderdeel van het onderzoek.<br />
De theatermakers proberen via een socratisch en confronterend doorvragen de eigen opvattingen<br />
en standpunten van de deelnemers expliciet te maken en te ontwikkelen. Dit resulteert soms ook<br />
in publieke statements over omstreden kwesties. Eén van de spelers zegt in Reünie: “geloven moet<br />
je alleen thuis doen of in de moskee”.<br />
De repetities voor Reünie waren net begonnen toen van Gogh werd vermoord. De discussies in de<br />
spelersgroep verschoven van ‘opvoeding’ naar de Islam en de positie van Marokkaanse jongeren.<br />
Bavius: “Ze hadden veel plezier in die debatten. Dat hebben we nooit geleerd, zeiden ze. Met je<br />
ouders ga je niet in discussie. Zij praten en wij luisteren. Debatteren is beter dan in de verdediging<br />
schieten en emotioneel worden.” Er kwam geen reactie van de toeschouwers op het statement over<br />
de Islam, zegt Fatima Lamkharrat. Een Marokkaanse vrouw reageerde op een andere uitspraak. Een<br />
van de jongens zegt dat hij een Nederlands vriendinnetje heeft, maar dat hij het uitmaakt als hij<br />
met een meisje uit Marokko gaat trouwen. De vrouw was heel boos: “Hoe moet een Nederlands<br />
meisje zich voelen als zij dat hoort!?”<br />
VLAM IN DE PAN<br />
Sommige buitenlandse bezoekers van het festival vroegen zich af wat er in Nederland aan de hand<br />
is. Peter Ngwenya van de Sowetho Youth Drama Society toonde zich bezorgd over de discussies<br />
over Marokkanen. “Het doet me denken aan de manier waarop bij ons over zwarte mensen werd<br />
gesproken.”<br />
Maar de vlam sloeg pas echt in de pan tijdens een debat over een ‘wijkfilm’ van Anna Spohr getiteld<br />
Schilderswijk. In deze reality documentaire portretteert een Marokkaanse drugsdealer zichzelf<br />
terwijl hij door de wijk rijdt in een grote auto en zijn producten aflevert. Filmmaakster Jacqueline<br />
Bakker verweet Spohr dat ze de Marokkaanse jongen gebruikt om aan spannend materiaal te<br />
komen. Ook een documentairemaakster kan zich niet verschuilen achter het argument dat ze ‘de<br />
werkelijkheid van deze jongen’ wil laten zien, is haar argument. “Wat is jouw rol in de montage en<br />
de presentatie van de werkelijkheid, waar is de reflectie op wat hij doet, wat zijn de gevolgen van<br />
deze film voor het leven van deze jongen?” Cees Commijs, speler in de RWT productie Full Colour<br />
over het Oude Westen, had niet kunnen slapen na het zien van de film. Hij vroeg zich af wat de<br />
bedoeling was van zo’n film: “Moeten de Marokkaanse jongens die zaterdagochtend vroeg vakken<br />
staan te vullen bij de Aldi op het idee worden gebracht dat ze met het rondbrengen van bolletjes<br />
tien keer zo veel kunnen verdienen?”<br />
Er kwam een verschil in betrokkenheid aan de oppervlakte. “Onze manier van theater maken is niet<br />
vrijblijvend”, verwoordde Cees Bavius van BAF de opstelling van veel van de deelnemers van het<br />
festival. Het engagement uit zich meestal niet in politieke statements, maar in de betrokkenheid<br />
bij de mensen met wie wordt samengewerkt en met de publieksgroepen voor wie je speelt.<br />
Het woord ‘doelgroepen’ gebruiken wijktheatermakers sowieso niet graag. Een terugkerende uitspraak<br />
van de theatermakers op het festival was: wij zijn geen sociaal werkers. Bedoeld wordt: ‘wij<br />
zijn als theatermakers met een andere discipline bezig alhoewel we bij producties samenwerken<br />
met opbouwerkers en sociaal cultureel werkers. Ieder zijn vak, maar we vinden elkaar in een betrokkenheid<br />
bij groepen mensen die in de hoek zitten waar klappen vallen.’<br />
Sally Gordon van El Teatro de la Realidad uit Los Angelos, die op het festival een goedbezochte<br />
workshop verzorgde, formuleert het principe van haar soort community-based theatre als volgt:<br />
“We zijn betrokken bij de mensen met wie we werken en zoeken naar een andere verhouding met<br />
hen dan gebruikelijk is in het theater. Onze werkwijze is een integraal en inclusief proces, met<br />
kinderen, volwassenen en ouderen. We sluiten niemand uit en geven iedereen een plek.”<br />
44 45
Het uitgangspunt dat iedereen mee moet kunnen doen blijkt in de praktijk ook wel eens lastig.<br />
De regisseur van de voorstelling Totier van Kunst in de Stad uit Gent, dat het recht claimt op<br />
‘cultuur voor iedereen’, schitterde door afwezigheid bij de voorstelling. Hij had zich verzet tegen<br />
de uitvoering, meldde een van de spelers, omdat hij zijn naam niet wilde verbinden met dit ‘ondermaatse’<br />
optreden.<br />
De finale van het festival gaf een botsing te zien tussen de ‘inclusieve werkwijze’ en de harde<br />
wereld van de TMF-jeugdcultuur. In een zaal met 600 Caraibisch-Nederlandse jongeren speelde<br />
het RWT Matties, een zeer dynamische voorstelling over macho’s, stringparties en strijd tussen<br />
jongens en meiden. De verwikkelingen en breakdance performances werden luidkeels toegejuicht<br />
door het publiek.<br />
Daarvoor had José Joaquin Garcia van de New Yorkse Rubi Theatre Company het resultaat laten<br />
zien van een 5-dagen durende jongerenworkshop voor leden van aan het festival deelnemende<br />
groepen. De presentatie van muziek, dans en theater was een expressie van eigen kracht, kwaliteit<br />
en zelfvertrouwen van de deelnemers. In zijn introductie memoreerde Garcia aan het ontstaan van<br />
de hip hop onder jonge immigranten in de Bronx, waar Puerto Ricanen zelf muziek maakten om te<br />
overleven temidden van armoede. Hij riep op tot verzet tegen de verloedering en verregaande commercialisering<br />
van de hedendaagse hip hop cultuurindustrie, die ver van haar oorsprong in de wijk<br />
is afgegleden. Zo eindigde dit festival met gedenkwaardige geëngageerde groeten uit de USA!<br />
RELATIES MET HET PUBLIEK<br />
Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt zijn de praktijken van de theatergroepen die zich manifesteerden<br />
op het festival zeer divers. Ter afsluiting sommen we enkele terugkerende elementen op.<br />
Naast buurgerichte producties werden ook themagerichte voorstellingen besproken tijdens het<br />
festival, zoals het stuk Hou mijn hart vast van het RWT over huiselijk geweld. Dit type voorstelling<br />
wordt meestal gemaakt in samenwerking met een sociale instelling en richt zich op specifieke<br />
publieksgroepen die niet gebonden zijn aan een buurt. Werving van publiek voor deze voorstellingen<br />
verloopt via instellingen en de netwerken van deze groepen.<br />
Buurtgerichte producties kunnen worden gezien als wijktheater in de letterlijke zin van het woord.<br />
Het is theater door en voor ‘bewoners’ van een wijk. Uit de presentaties en discussies kwamen de<br />
volgende aandachtspunten naar voren in relatie tot het publiek van wijktheater:<br />
- Om buurtgerichte producties te kunnen maken is aansluiting nodig bij sociale ontwikkelingen in<br />
buurten en bij ervaringen van groepen bewoners. Dit vraagt om de ontwikkeling van samenwerkingsrelaties<br />
met sleutelpersonen, organisaties en sociaal werkers in buurten.<br />
- Een voorwaarde om de beoogde publieksgroepen te bereiken is dat bezoekers zich kunnen herkennen<br />
in de stukken die worden gespeeld. Theatermakers beschikken over diverse methodieken en technieken<br />
om producties te maken, die zijn gebaseerd op de ervaringen van de betrokken groepen.<br />
- Deelnemers aan wijktheaterproducties en publieksgroepen zijn divers: ‘buurtbewoners’, ‘mensen<br />
met een zwaar verleden’, ‘Latino’s’ enz. Bij de start van een wijktheaterproductie moet een keuze<br />
worden gemaakt voor de groepen bewoners met wie de voorstelling wordt gemaakt en voor het<br />
publiek waar de productie zich op richt.<br />
- Een open uitnodiging tot deelname is onvoldoende om er voor te zorgen dat verschillende groepen<br />
bewoners betrokken worden bij het maken van een productie. Workshops in opvangcentra, bejaardenhuizen,<br />
scholen, enz. zijn methoden om een toegankelijk proces te organiseren waarin diverse<br />
groepen kunnen participeren.<br />
- Deelname van bewoners die onbekend zijn met theater kan worden gestimuleerd door te beginnen<br />
met voorstellingen voor kinderen. Ouders komen vaak wel kijken naar het optreden van hun<br />
kinderen.<br />
- Jongeren kunnen worden betrokken via laagdrempelige cursussen muziek, dans en theater.<br />
- ‘Het publiek komt met de deelnemers’: veel bezoekers zijn familie, vrienden, bekenden en buren<br />
van de spelers en andere deelnemers aan de productie.<br />
- Ook partners waarmee wordt samengewerkt, zoals buurthuizen, sociale instellingen en buurtorganisaties,<br />
kunnen een belangrijke rol spelen bij het werven van publiek.<br />
- De bezoekers moeten zich welkom voelen. Een informele sfeer en een persoonlijke benadering zijn<br />
belangrijk.<br />
- De voorstellingen moeten plaats vinden op een laagdrempelige plek, in een gebouw dat algemeen<br />
bekend is bij bewoners.<br />
- Een aantal theatergroepen werkt vanuit een eigen theatertje in een wijk. Dit biedt de mogelijkheid<br />
om een eigen herkenbare sfeer te scheppen voor bezoekers.<br />
- Een werkzame methode is ook om naar het publiek toe te gaan en te spelen in buurthuizen, bejaardencentra<br />
en scholen, op pleinen en in parken.<br />
- Het maken van lawaai of muziek kan bezoekers trekken naar een voorstelling.<br />
- Belangrijkste publiciteitsmiddel is mond-op-mond reclame, aangevuld met flyers op de juiste<br />
plaatsen en gratis reclame in lokale bladen.<br />
- Middelen om het publiek vast te houden zijn een mailinglist en nieuwsbrieven.<br />
Een van de festivaldeelnemers vroeg zich af of ik niet iets was vergeten bij het opsommen van de<br />
conclusies: namelijk dat de toneelstukken zelf ook goed moeten zijn. Dat staat uiteraard buiten<br />
kijf en ‘kwaliteit’ zou een goed thema kunnen zijn voor een volgend festival.<br />
Anne van Veenen<br />
46 47
THEATER VOOR EN DOOR BEWONERS<br />
IN DE MEEUWENPLAAT/HOOGVLIET<br />
door Deanna Gozzi en Carla ten Have<br />
Deze dialoogtekst verscheen oorspronkelijk als hoofdstuk 3 in Op het scherp van de snede,<br />
samenlevingsopbouw in buurten-in-verandering, samengesteld door Anne van Veenen e.a.,<br />
Den Haag 2004: Gradus Hendriksstichting, Opbouwteksten 19. De dialoog laat het perspectief<br />
op community theatre zien vanuit de ervaringen van opbouwwerkers.<br />
Deanna Gozzi: In de Meeuwenplaat maakten we drie theaterproducties over hoe bewoners de<br />
veranderingen van de buurt ervaren. De stukken werden geschreven op basis van interviews met<br />
bewoners.<br />
De eerste productie was Voorheen Goudkust, over de verandering van de Lampreibuurt. Daarna<br />
volgden Niemandsland, een jongerenproductie, en Wachtkamerverhalen, met bewoners uit de<br />
KoBa-buurt. De theatermakers Cees Bavius en Pieta Bot van BAF, Bureau d’Arts sans Frontières, en<br />
het opbouwwerk werkten daarbij samen. Onze taak was mensen te zoeken om mee te doen aan<br />
de interviews of als speler en begeleiding van de bewoners bij de repetities en de voorstellingen.<br />
Verder deden we veel productiewerk.<br />
Bij het zoeken van bewoners voor Goudkust streefden we naar een diverse groep, zodat er niet alleen<br />
een blank verhaal uit zou komen. In de interviews en het script is dat er goed uit gekomen. In de<br />
uiteindelijke voorstelling speelden vijf autochtone en drie allochtone buurtbewoners. Daarnaast<br />
deed een Hindoestaanse gastrolspeler mee, omdat voor zijn rol geen allochtone buurtbewoner te<br />
vinden was die die rol wilde spelen.<br />
In het begin deed ook een Antilliaanse moeder met drie kleine kinderen mee. Doordat ze geen<br />
oppas had kwam ze vaak te laat of moest ze haar kinderen ’s avonds meenemen. Zij is afgehaakt.<br />
Een andere allochtone vrouw viel af omdat ze het niet gecombineerd kreeg met haar drukke baan.<br />
Tijdens de laatste voorstelling ontstond een clash achter de schermen. Er zaten die avond veel<br />
Antilliaanse jongeren in de zaal. Toen een autochtone bewoonster daar een negatieve opmerking<br />
over maakte, werd een Surinaamse speelster heel boos. “Eerst wordt er altijd gezeurd dat allochtonen<br />
niet komen en als ze er wel zijn is het weer niet goed.”<br />
Carla ten Have: Als bij een overwegend Nederlandse groep, mensen met een andere culturele ach-<br />
tergrond komen, met andere belangen en een andere manier van kijken naar afspraken, is de kans<br />
groot dat ze niet worden geaccepteerd. Tegen mensen die steeds te laat komen en hun tekst niet<br />
leren zegt de groep niet: ‘we helpen je wel’. Het is echt een taak voor ons als opbouwwerkers om<br />
daar extra aandacht en tijd in te steken en om nog een keer de tekst met iemand door te lopen.<br />
Soms moet je een passage ‘herschrijven’ in een taal die past bij de persoon. Daar komt bij dat er<br />
altijd spanningen zijn in een groep. De een heeft een grote rol, de ander een kleine. Sommige<br />
mensen kunnen hun tekst niet goed onthouden en krijgen het verwijt dat ze niet genoeg hun<br />
best doen.<br />
Bewoners hadden bij Goudkust ook behoefte om te praten omdat er bij hen veel gebeurde. Het<br />
stuk ging over de achteruitgang van hun buurt. Mensen wilden kwijt wat ze hadden meegemaakt.<br />
Het stuk riep veel emotie op en het was onze taak om dat op te vangen.<br />
De spelers hadden het gevoel dat ze met het stuk hun leven in de buurt afsloten. Goudkust was<br />
op dat moment, eind 2001, het verhaal van de buurt. Dat het allemaal langer duurt en dat ze er<br />
nu nog zitten was toen niet te voorzien. Voor de mensen die mee doen aan zo’n productie helpt<br />
dit theater bij het verwerkingsproces van het afscheid van de buurt.<br />
Deanna Gozzi: De mensen die tot het eind bleven vonden het geweldig. Je bent drie tot vier maanden<br />
heel intensief met elkaar bezig. De repetities kosten veel tijd en energie. En dan loop je naar<br />
het eind en heb je die voorstellingen, met spotlights en al die mensen die naar je toe komen en<br />
je complimenten geven. Er zijn allerlei bobo’s. Dat is geweldig.<br />
Veel spelers van Goudkust hebben zoveel zelfvertrouwen gekregen door de voorstelling dat ze zich<br />
de mond van de buurt zijn gaan voelen. Zo gedragen ze zich ook. Ze voelen zich ook bevoegd<br />
om dingen te zeggen, tegen andere bewoners en ook tegen de corporatie en de deelgemeente.<br />
Bij een aantal mensen zie je in bepaalde situaties de personages en zinnen uit het stuk weer te<br />
voorschijn komen.<br />
Bij de laatste voorstelling van Goudkust gebeurde er iets bijzonders. De zaal zat vol jongeren. In<br />
het stuk zijn zij de boosdoeners die met scooters voor het portiek staan en overlast veroorzaken.<br />
De jongeren in de zaal herkenden zich direct in de situaties die werden neergezet. Ze reageerden<br />
en gingen allerlei dingen roepen. Ze protesteerden tegen het beeld dat zij de veroorzakers waren<br />
van overlast en verloedering van de wijk.<br />
Carla ten Have: Het was een hele spannende voorstelling, ook voor de spelers. Ze werden geconfronteerd<br />
met een zaal vol jongeren. “Dit moet de beste voorstelling worden,” zeiden ze vooraf<br />
tegen elkaar. “We zullen die jongeren eens duidelijk laten horen wat we van ze vinden.” Maar het<br />
was natuurlijk heel eng en ze waren ook wel bang.<br />
48 49
De jongeren roerden zich behoorlijk, maar het ging wel goed. Ze bleven na de voorstelling zitten<br />
en er ontstond een discussie. De jongeren zeiden hoe zij het zagen en dat ze ook een stuk wilden<br />
doen om aan al die oude mensen te laten zien hoe het is om als jongere in deze buurt te moeten<br />
leven.<br />
Deanna Gozzi: Cees Bavius en de deelgemeente sprongen daar direct op in. Er waren al interviews<br />
gedaan voor een productie in een andere buurt, maar de plannen werden onmiddellijk gewijzigd.<br />
Pieta Bot deed interviews met jongeren, ook met de jongelui die bij de voorstelling waren. De<br />
jongerenraad was ook enthousiast over het maken van een voorstelling, en zij zorgden voor<br />
twintig jongeren die geïnterviewd wilden worden. De jongeren deden hun verhaal, maar ze wilden<br />
niet allemaal meedoen in het stuk. Wat bleek: de meeste konden niet lezen. Dat was een grote<br />
drempel om een stuk te leren. Ondanks machogedoe - veel van de jongeren waren Antilliaans<br />
- bleken ze ook klein.<br />
Het was een ingewikkelde groep. Het speelde in een periode dat de hele Lampreibuurt op zijn<br />
kop stond wegens jongerenoverlast. Een groep die overal vandaan kwam verzamelde zich bij het<br />
metrostation in de Lampreibuurt. Drie maanden later waren ze allemaal weer weg.<br />
Twee jongens uit de buurt vielen tijdens de repetities af, omdat ze waren opgepakt door de politie.<br />
Een van hen had zijn voetbaltrainer in elkaar geslagen. De wat ‘bravere’ jongens bleven over.<br />
De jongerenwerker die het stuk zou begeleiden, werd door de jongerengroep niet geaccepteerd.<br />
Het was een jonge groep, tussen 16 en 21 jaar. Het was een moeilijk proces want ze waren erg<br />
speels. Regisseur Cees Bavius had een deadline, dus voetballen en muziek luisteren kon niet.<br />
Niemandsland, voor bewoners door jonge bewoners<br />
“Weet je hoe ze dit vroeger noemden? Goudkust. Nu is het een komen en gaan en komen en<br />
gaan. En gaan… Voor mij is dit Niemandsland.”<br />
Met deze woorden van Janice begint de jongerenvoorstelling Niemandsland. Haar vriend Juraldi<br />
is weg. Janice en hij zijn, net als de meeste jongeren in het stuk, opgegroeid in Oudeland. Door<br />
de herstructurering is hij al twee keer verhuisd, nu naar Maassluis. Of all Places. Niemandsland is<br />
het eigenlijk voor alle elf jongeren. Of ze nu uit Oudeland komen, uit Afghanistan, of uit Curaçao.<br />
Niemandsland, waar je opnieuw een plek moet vinden, waar je mist wat vertrouwd was, waar je<br />
je staande moet houden tussen nieuwe vrienden en een bedreigende buitenwereld.<br />
(Uit de flyer voor theaterproductie Niemandsland, juni 2002)<br />
Carla ten Have: Het was mooi weer en bij een pauze gingen ze naar buiten. Je kreeg ze dan niet<br />
meer binnen. Tot ergernis van Cees Bavius, die vindt dat je er helemaal voor moet gaan en voor<br />
wie er op zo’n moment niets anders bestaat dan toneel. Maar een afspraak met een vriendin<br />
ging voor de jongeren boven een repetitie. Het viel dus niet mee om de groep en Cees Bavius op<br />
één lijn te houden. Het botste. De regisseur had een beeld voor ogen van een toneel met zand<br />
50 51
waarin de spelers lopen op blote voeten. Reactie was: “Doe even normaal. Ik ben geen zwerver.”<br />
Uiteindelijk liepen ze op Nikes door het zand. Maar de voorstellingen liepen perfect.<br />
Carla ten Have: De jongeren waren bij de voorstelling enorm relaxed. Voor de première van<br />
Goudkust hadden bewoners kalmerende druppeltjes en ademhalingsoefeningen nodig tegen de<br />
stress. De jongeren zaten voor de voorstelling rustig te computeren en te bellen. Er was ook<br />
strijd in de jongerengroep wie welk plekje had, net als bij de volwassenen, maar de jongeren<br />
zijn wel maatjes geworden.<br />
Het is niet makkelijk om publiek te vinden voor de voorstellingen. De spelers moeten zelf zorgen<br />
voor een deel van het publiek, met kennissen en familie. In de wijk wordt veel aan P.R. gedaan<br />
naar bewoners voor wie het bedoeld is. Maar mensen die nooit toneel hebben gezien vinden het<br />
iets moeilijks om naar toe te gaan. Er zijn ook mensen die denken: wat stelt dat voor, een stuk<br />
dat gespeeld wordt door bewoners. Om dan de boodschap over te brengen dat ze jouw verhaal<br />
vertellen in het stuk is lastig.<br />
Spelers vinden het heel belangrijk dat ook vertegenwoordigers van de deelgemeente, de corporatie<br />
en de politie komen kijken. Ze willen overbrengen wat die herstructurering voor hen als<br />
bewoner betekent. Wat het inhoudt dat een hele buurt uit elkaar wordt gerukt en dat je alles wat<br />
je gewend bent kwijt raakt. Dat komt in de voorstellingen ook duidelijk en vrij hard over. Medewerkers<br />
van corporatie en deelgemeente werden ook nadrukkelijk uitgenodigd. Soms begrepen<br />
ze niet hoe belangrijk mensen het vinden dat ze komen. “Ik heb me eigenlijk nooit gerealiseerd<br />
dat mensen iedereen om zich heen kwijt raken,” was de reactie van een corporatiemedewerker:<br />
“Het is ingrijpender voor bewoners dan ik me realiseerde.”<br />
Deanna Gozzi: Om te werken aan zo’n theaterproductie moet je wel een gedreven iemand zijn. Bij<br />
Goudkust werd het op een bepaald moment teveel. Ik deed alles, van het vinden van bewoners<br />
tot het verkopen van de kaartjes. Later hebben we een betere taakverdeling gemaakt en zijn een<br />
aantal productietaken overgenomen door mensen van de corporatie en de deelgemeente.<br />
Carla ten Have: Als opbouwwerker heb je een belangrijke taak in het proces. Het selecteren en<br />
bij elkaar brengen van de mensen, en daarna het bij elkaar houden van de spelers. Je moet snel<br />
door hebben wat er speelt tussen mensen en waarvoor aandacht nodig is. Dat zou een kwaliteit<br />
moeten zijn van sociaal cultureel werkers en opbouwwerkers. Maar bij een theaterproductie is<br />
een extra zintuig nodig omdat het een heel heftig proces is. We weten na een aantal producties<br />
hoe hoog het kan oplopen als het moment van de voorstelling dichtbij komt en wat dat doet<br />
met mensen.<br />
Cees Bavius vraagt als regisseur veel van mensen en voor hem is het verschrikkelijk als een<br />
voorstelling in het water valt. Wij kijken als opbouwwerkers vooral naar de mensen. Daarom is<br />
dat samenspel van opbouwwerkers en theatermakers bij een productie zo belangrijk.<br />
Deanna Gozzi: Het theater werkt als eye-opener, en zo is het ook bedoeld. Na de voorstelling<br />
krijgen wij als opbouwwerkers te horen van mensen van de corporatie: “Er gebeurt heel wat<br />
met de mensen, wat gaan jullie daarmee doen?” Een ander effect is dat iemand door het stuk<br />
een bekende persoonlijkheid wordt in de wijk. Je kunt mensen er ook op aanspreken dat ze van<br />
zich moeten laten horen als het nodig is. Dat doen ze dan ook. Niet iedereen doet dat even<br />
goed, maar ze brengen wel duidelijk over dat ze geven om hun buurt. Ze nemen meer verantwoordelijkheid.<br />
Carla ten Have: Omdat de spelers een groep zijn geworden kunnen ook zwakkere mensen meekomen<br />
en groeien. Mensen die veel dingen niet kunnen of niet durven, vallen vaak een beetje<br />
weg. Ze leren tijdens zo’n productie dat ze ook iemand zijn. Ze zien van anderen hoe dingen<br />
werken en groeien in zo’n proces. Als je op het toneel hebt gestaan en een paar honderd mensen<br />
hebben jou gezien, dan ben je opeens iemand geworden, ook al vond iedereen je daarvoor<br />
onbelangrijk of een raar type.<br />
52 53
VIER VROUWEN, VIJF STOELEN, VIJF SCHORTEN:<br />
MEER IS NIET NODIG OM TONEEL TE MAKEN<br />
door Corrie van Haasteren (ex-RWT actrice)<br />
Als ik op woensdagavond 30 maart 2005 op het Zuidplein uit de metro stap, ben ik al onmiddellijk<br />
in de sfeer: ik hoor beneden mij namelijk de zeer luide, vrolijke klanken van een harmonieorkest<br />
en ik weet: het derde internationale wijktheater festival is begonnen!<br />
Ik wandel – heel ritmisch en in de maat – naar Theater Zuidplein, waar zo’n dertig muzikanten<br />
van de Muziekvereniging Dockyard uit Heyplaat me welkom heten. Ik heb er echt zin in, want dit<br />
is al mijn derde festival en ik weet dat ik me – net als de vorige twee keren - kan verheugen op<br />
prachtige voorstellingen en talloze gesprekken met interessante mensen uit de wereld van het<br />
(wijk)theater. Het thema van dit derde festival is de vraag: wie is eigenlijk het publiek van het<br />
<strong>Wijktheater</strong>? Nou, ik hoor daar in ieder geval bij!<br />
Voor het podium van de grote zaal in het onlangs vernieuwde Theater Zuidplein blazen de Dockyard-muzikanten<br />
vrolijke klanken de zaal in. Dan komt Peter van den Hurk, artistiek leider van<br />
het RWT en van het festival, ons bijzonder bondig welkom heten en geeft vervolgens het woord<br />
aan Carrie Jansen om het evenement echt te openen. Ze doet dat natuurlijk op de haar bekende<br />
vrouwvriendelijke geestige manier en in een volstrekt unieke mix van <strong>Rotterdams</strong>, Engels en<br />
Spaans. Uit het gesprekje dat ik na afloop met haar heb, blijkt dat Carrie het RWT alleen van een<br />
voorstelling in Wijkcentrum Odeon kent. Ze vond het erg leuk en vertelt: “Ik zag mijn wijkgenoten<br />
spelen en het was heel goed. Dit was geen amateuristisch geneuzel, maar kwaliteit! Verborgen<br />
talenten komen naar boven. En het was leuk om mijn buurman ineens als politieagent te zien.”<br />
GEWELD<br />
Als eerste échte voorstelling van het festival laat Rosalba Rolón van het Pregones Theater uit New<br />
York daarna in Peccatoribus op indringende wijze zien - en vooral horen – welke lasten een vrouw<br />
moet torsen in tijden van geweld en oorlog. Ik vond het een heftige voorstelling, die dank zij de<br />
boventiteling voor het grootste deel ook heel goed begrijpelijk was. Ik was trouwens erg blij met<br />
die boventiteling, maar tijdens andere voorstellingen waarbij er ook van deze mogelijkheid gebruik<br />
gemaakt werd, vond ik de vertaling helaas vaak erg summier. Het was eerder een samenvatting<br />
van het verhaal in een bepaalde scène en niet de letterlijke dialoog, zodat er veel verloren ging.<br />
Is het gebruik van zo’n installatie misschien heel erg duur, vraag ik me af?<br />
54 55
Toneel waarvan ik (en ik zeker níet alleen) erg onder de indruk ben, krijgen we daarna te zien<br />
in de voorstelling Women in Prison door de vier vrouwen - ook wel ‘de Mamma’s’ genaamd - van<br />
TVAAP uit Zuid-Afrika. De vrouwen vertellen hun verhalen van onrecht en talloze vormen van<br />
vernedering en geweld. Heel navrant is daarbij de rol van de derde vrouw, die wanneer zij het<br />
mannelijke patroon van onderdrukking kopieert, daarbij veel afschuw oproept, terwijl zo’n gedrag<br />
bij mannen als ‘normaal’ wordt gezien.<br />
Na afloop van deze voorstelling heb ik even wat moeite om me in de muziek en het gedans van<br />
het Late Night podium te storten. Ik moet eerst even bijkomen van wat de Mamma’s hebben<br />
laten zien. Als ik er uiteindelijk een kijkje ga nemen, merk ik dat er geen plaats voor niet-rokers<br />
is gereserveerd. Jammer; voor mij het eerste minpuntje van deze verder zo mooie avond.<br />
DONDERDAG 31 MAART<br />
Vandaag de eerste volle dag. De eerste Morning After Salon en de eerste workshops: een heleboel<br />
nieuws dus. Maar écht helemaal nieuw is natuurlijk alleen die Morning After bijeenkomst. Ik ben<br />
benieuwd.<br />
Eugène van Erven is gastheer tijdens deze bijeenkomsten en hij praat de zaak lekker ontspannen<br />
aan elkaar. De sessies blijken informeel, maar toch bij tijd en wijle serieus en altijd informatief.<br />
Als eerste vertelt Rosalba over het functioneren van het Pregones Theater in de Bronx. Hun gebouw<br />
staat vlakbij een kantoor waar soldaten worden gerecruteerd en het zijn natuurlijk voornamelijk<br />
de kansarmen die zich hier aanmelden. De mensen in de Verenigde Staten zijn erg bezig met de<br />
oorlog. Pregones is absoluut tégen geweld en deze voorstelling lokte in de Bronx talloze reacties<br />
uit. Ouderen herkenden er veel in, maar jongeren waren vaak verbaasd, omdat ze zich niet eerder<br />
gerealiseerd hadden dat een oorlog alleen maar verliezers oplevert.<br />
Dan komen de ‘Mamma’s’ aan het woord. Tien jaar geleden ontvingen deze vrouwen uit Zuid-<br />
Afrika hun eerste toneeltraining. Ze gebruiken toneel om voorlichting te geven over huiselijk<br />
geweld, alcohol- en drugsmisbruik en aidspreventie. In de voorstelling van gisteravond ontbrak<br />
één vrouw, omdat ze – zoals we nu te horen krijgen - echt door haar man vermoord is. Helaas<br />
bleek dit gedeelte van het stuk dus op werkelijkheid te berusten en plotseling lopen bij mij de<br />
koude rillingen over mijn rug. Een van de Mamma’s vertelt ter afsluiting dat toneel vooral voor<br />
oudere mensen een heel goede manier is om dingen te leren, omdat ze zelden of nooit formeel<br />
les hebben gekregen.<br />
Tijd nu voor de meer dan overvloedige lunch. De hoeveelheid voedsel is overigens vrijwel omgekeerd<br />
evenredig aan de beschikbare plaatsen aan de eettafel. Maar met wat inventiviteit lukt<br />
het echter toch om ergens je bordje neer te zetten. Het prachtige weer (het zou trouwens alle<br />
festivaldagen onveranderlijk heerlijk weer blijven) lokt me naar buiten en via een omweg belandt<br />
ik na de lunch in de RWT-studio. Daar vertellen Hans Lein en Stefan van Hees over hun bezoek aan<br />
Suriname. In het kader van een uitwisselingsproject tussen de Surinaamse groep NAKS, de Stichting<br />
Welzijn Hoogvliet en het RWT, werkten ze daar met vooral jonge Surinaamse wijktheatermakers.<br />
We krijgen er een kort filmpje van te zien, waarna een groep, bestaande uit vier danseressen en<br />
twee drummers, een krachtig live-optreden geeft.<br />
EIGEN PRESENTATIE<br />
Daarna doe ik mee aan een erg leuke workshop met als titel ‘Muziek en theater’. Drie mensen<br />
van het Pregones Theater laten ons muziek maken met behulp van alles wat maar resoneren kan,<br />
inclusief onze eigen stemmen en lichamen. Ook is er in deze workshop plaats voor dansers en<br />
vertellers en met elkaar maken we een soort presentatie over het thema oorlog. Ik heb het idee dat<br />
we het - met hier en daar misschien nog een kleine aanvulling - zó hadden kunnen opvoeren!<br />
Weer terug in Theater Zuidplein, loop ik RWT-regisseur Annelies Spliethof, Peters wederhelft,<br />
tegen het lijf. Druk als altijd, maar toch niet te beroerd om even tijd te nemen voor een praatje.<br />
Annelies: ”We zijn vanaf zondagmorgen bezig. Eerst hebben we mensen afgehaald van Schiphol.<br />
Vervolgens naar Theater Zuidplein om posters op te hangen en bezoekersmappen te vullen. ‘Toytjes’<br />
(kleine cadeautjes die je bij een première krijgt) moesten er ook nog komen, evenals de schema’s<br />
voor de workshops. Op dinsdag was er festivaloverleg en hebben we hier in het theater van alles<br />
opgebouwd. Ik ben ook nog even wijn en bloemen gaan kopen en toen heb ik ‘s avonds de Mamma’s<br />
naar Antwerpen gebracht, omdat ze daar ook nog een voorstelling hadden. Woensdag heb ik nog<br />
allerlei kleine dingetjes gekocht, zoals snoepjes en een verbandtrommeltje en ik heb er ook voor<br />
gezorgd dat er overal bekertjes water stonden. Daarna was het tijd om de mensen van Dockyard<br />
op te vangen. Vandaag is de spannendste dag voor mij, want nu zijn alle 230 festivaldeelnemers<br />
voor het eerst allemaal binnen. Gisteren was het nog niet zo druk, maar vanmiddag om 3 uur<br />
was iedereen op z’n plek en dat gaf me het fijne gevoel te weten dat mijn systeem klopt. Ik wil<br />
namelijk dat alles goed gaat en ik weet dat ik mezelf voor mijn kop sla als er iemand door míjn<br />
schuld verkeerd zou lopen. Ja, ik kan het niet helpen dat ik zo perfectionistisch ben. En intussen<br />
wil ik ook dat iedereen het naar zijn zin heeft. Ik let er op als iemand alleen zit; dan ga ik erbij<br />
zitten of ik koppel mensen aan elkaar. Ze zeggen dat ik binnen het RWT een moederfunctie heb.<br />
Nou, ik heb daar geen bezwaar tegen hoor. Ik vind trouwens alles leuk: het héle festival, maar<br />
ook de spanning. Zoals het nu gaat vind ik het geweldig: iedereen praat met iedereen, het is één<br />
grote familie. Van de voorstellingen van gisteravond heb ik ontzettend genoten. Ik heb gelachen<br />
en gehuild. En kijk eens, er waren vier vrouwen, vijf schorten en vijf stoelen. Meer heb je toch<br />
niet nodig om prachtig theater te maken?”<br />
VEEL JONGE MENSEN<br />
In de hal van het theater ontmoet ik even later Mariëtte Wildeboer van de Stichting Muzenis,<br />
werkplaats voor theaterprojecten. Mariëtte maakte een aantal jaren geleden kennis met het RWT,<br />
56 57
maar het is haar eerste festival. Ze is hier om zich te oriënteren op het fenomeen wijktheater.<br />
De Stichting Muzenis heeft namelijk geld van de gemeente Amsterdam ontvangen om iets met<br />
wijktheater te gaan doen. Ze vertelt: “In Amsterdam gaat bijna al het geld naar de professionele<br />
kunsten. En in het algemeen is men te hautain om zich met de sociale kunstsector bezig te houden.<br />
Ik vind het interessant dat er zoveel jonge mensen bij betrokken zijn, zoals ik hier zie. En<br />
het valt me ook op dat ik hier bijna niemand ken. Ik merk dat dit meer de dramadocentenwereld<br />
is. Het verschil met de beroepsacteurs is moeilijk uit te leggen, maar over het algemeen is dat<br />
heel eigenwijs en ingewikkeld volk”.<br />
Die avond zijn er natuurlijk weer twee voorstellingen. De eerste, For Love Nor Money, wordt gespeeld<br />
door de actrices van het ACTA Community Theatre uit Bristol. Ze spelen eerst een groepje<br />
opgewonden schoolmeisjes en daarna volwassen vrouwen, die iets van hun leven proberen te<br />
maken. Jammer dat ik veel van de grapjes door het zware Bristolse accent niet goed versta, maar<br />
vooral het eerste deel waarin ze schoolmeisjes zijn, vind ik erg vermakelijk. Uit een gesprekje na<br />
afloop wordt duidelijk dat de zenuwen de dames behoorlijk parten hebben gespeeld. Toen één<br />
van de speelsters namelijk vóór de voorstelling de nog lege zaal inkeek, was ze ervan overtuigd<br />
dat er helemaal niemand naar hen wilde komen kijken!<br />
Het spelen bij het ACTA Theatre blijkt erg belangrijk in het leven van deze vrouwen. Nicola Evans:<br />
”Ik zie het als een reis naar zelfontplooiing. Als je op het podium kunt staan en een zeemeermin<br />
kunt spelen, dan kun je álles toch?” En Rita Rich voegt daaraan toe: “Hier ben je zélf iemand, in<br />
plaats van iemands moeder of vrouw.” Nicola denkt er trouwens over om haar opleiding te voltooien<br />
en daarna naar de toneelschool te gaan. Katie McKeoyh, een van de ACTA begeleidsters, legt uit<br />
dat ze graag wilde werken met mensen die een creatieve passie hebben, maar niet de mogelijkheid<br />
om die te uiten: “Elk project is anders. Soms spelen we een stuk één maal en soms tien keer. We<br />
hebben veel verschillende groepen: jongeren, mensen met een leerachterstand, kinderen die voor<br />
een zieke ouder zorgen, tienermoeders en mensen met psychiatrische problemen. En dan zijn er<br />
nog de grote community shows, waarin iedereen van 6 tot 80 jaar meespeelt”.<br />
In de tweede avondvoorstelling speelt Bureau d’Arts sans Frontières (BAF) drie prachtige eenakters,<br />
te beginnen met Reünie, waarin drie Marokkaanse jongens terugkijken op hun schooltijd en de<br />
idealen die ze toen hadden. De monoloog uit het langere locatiestuk Kinderen van de zevende<br />
maand, gespeeld door Samya Boualam, maakt een geweldige indruk op me vanwege het ongelooflijk<br />
krachtige spel van de actrice. Voor mij is ze een regelrechte ster! Ook de laatste éénakter,<br />
Scherven, vind ik erg mooi. Het is een indringend stuk over een vrijwel volledig geïntegreerde<br />
jonge Turkse vrouw, die ontdekt dat ze eigenlijk nergens écht thuis hoort.<br />
We krijgen die avond ook nog een extraatje, namelijk een optreden van dezelfde Surinaamse<br />
dansgroep, die ik die middag al in een workshop had gezien. De meisjes dansen met enorm veel<br />
energie en kracht en er zijn mooie kostuums. En wanneer de trommels tijdens het winti-ritueel<br />
eindeloos lang hetzelfde ritme blijven spelen, voel ik me echt in een lichte trance komen! Lekker<br />
om me daarna zelf nog even los te dansen tijdens het Late Night Podium.<br />
VRIJDAG 1 APRIL<br />
Dit keer zijn er aanzienlijk meer mensen bij de Morning After Salon dan gisteren. Tussen de bezoekers<br />
zie ik Peter van den Hurk. Hij lijkt aandachtig te luisteren, maar ik zie zijn ogen afdwalen<br />
naar wat mensen in de verte. Ik besef me dat het vast niet mee valt om de regie over zo’n heel<br />
festival te voeren, ook al heeft hij nog zo’n competente staf.<br />
In de Salon zelf is Neil Beddow aan het woord. Hij is de artistiek leider van het ACTA Theatre.<br />
Het blijkt dat de spelers zelf het onderwerp van de te spelen stukken kiezen. Na veel improvisatie<br />
wordt het uiteindelijke stuk geschreven en wanneer de spelers het er dan toch niet mee eens<br />
blijken te zijn, wordt het weer veranderd. Wat de speelsters me gisteren al verteld hadden, wordt<br />
nu nog eens bevestigd als Neil zegt dat wanneer mensen het lef hebben op een podium te gaan<br />
staan, er echt iets in hun leven verandert. De spelers krijgen meer zelfvertrouwen, ook in het<br />
dagelijks bestaan. ACTA blijkt ook een heel geraffineerde manier te hebben om aan mannelijke<br />
spelers te komen. Neil: “We doen eerst een show met kinderen. Daarna gaan we naar de ouders<br />
en vertellen ze dat we een probleem hebben. We hebben namelijk een datum waarop we een<br />
nieuw stuk klaar moeten hebben, maar we hebben nog geen mannelijke acteurs. Meestal werkt<br />
dat wel. De mensen voelen zich aan ons verplicht vanwege hun kinderen die zo leuk speelden en<br />
dan willen ze zelf ook wel een keertje meedoen.”<br />
Pieta Bot en Cees Bavius van BAF vertellen na ACTA over hun eigen werkwijze, waarin de deelnemers<br />
ook veel inbreng hebben. Het unieke van BAF is dat hun voorstellingen bijna altijd op een<br />
bijzondere locatie (zoals een afbraakpand of een tent) plaats vinden.<br />
De eerste workshop voor mij die vrijdag is ‘Nieuwe wijktheaterinitiatieven’. Heel veel nieuwe dingen<br />
heb ik echter niet gehoord tijdens deze, overigens zeer geanimeerde, bijeenkomst. Aan de orde<br />
komen vragen over de herkomst van geld, dat nodig is om theater te kunnen maken en het wordt<br />
wel duidelijk dat de Nederlanders samen met de Belgen, wat dit betreft het beste af zijn. En op<br />
de vraag waarom het belangrijk voor mensen is om wijktheater te zien, komen antwoorden als:<br />
- “Het verlaagt de kloof tussen de realiteit en de ‘hoge’ kunst.”<br />
- “Het geeft mensen de mogelijkheid om actief met cultuur bezig te zijn, zodat het betere mensen<br />
worden.”<br />
- “(Wijk)theater brengt mensen dichter bij elkaar. Wij willen in contact komen met wat positief<br />
is in de samenleving, in tegenstelling tot de politiek, die zich alleen richt op de negatieve<br />
elementen.”<br />
- “Bekommer je om goed (wijk)theater, dan hoef je je geen zorgen meer te maken over de geestelijke<br />
volksgezondheid.!”<br />
58 59
Hoge idealen dus van kunstenaars, die vanwege de mensen met wie zij werken en de door hen<br />
gekozen onderwerpen, het zich juist niet kunnen veroorloven om te gaan zweven.<br />
Beschenen door een lekker zonnetje loop ik daarna naar het Millinxtheatertje, waar Cees en Pieta<br />
in hun workshop vertellen over de ontstaansgeschiedenis van BAF. De gemeente Rotterdam had<br />
hen in 1998 de opdracht gegeven de 80 mensen die toen nog in de Millinxbuurt woonden, twee<br />
jaar lang ‘vast te houden’ tot de buurt, die enorm verpauperd was door drugs-en andersoortige<br />
ellende, weer opgebouwd zou zijn. Het lokmiddel dat BAF daarvoor gebruikte werd de wijksoap,<br />
die om de zeven weken een nieuwe aflevering presenteerde en waarin behalve buurtbewoners,<br />
ook altijd een of meerdere bestuurders meespeelden. Het was een gouden formule, want de soap<br />
werd een enorm succes. Inmiddels heeft BAF talloze andere producties uitgebracht, waarvan de<br />
overgrote meerderheid op locatie.<br />
Als ik na deze leerzame confrontatie met BAF weer in Theater Zuidplein kom, loop ik Sandra<br />
Trienekens tegen het lijf. Sandra is wetenschappelijk docent Media en Journalistiek aan de Faculteit<br />
Historische en Kunstwetenschappen van de Erasmus Universiteit. Ze is afgelopen december<br />
gepromoveerd en vooral geïnteresseerd in culturele verschillen en dan zit je natuurlijk goed bij<br />
het RWT.<br />
FASCINERENDE MENSEN<br />
Sandra kent het <strong>Wijktheater</strong> al lang, want voor haar proefschrift getiteld ‘Burgerschap en culturele<br />
diversiteit in de kunst’ heeft ze onder andere het RWT onderzocht. Sandra: “Ik vind dat als je<br />
naar het burgerschapselement kijkt, het <strong>Wijktheater</strong> daar een goed voorbeeld van is. Ze nemen<br />
de mens in de wijk als uitgangspunt en zijn niet paternalistisch, want ze laten de mens in zijn<br />
waarde en nemen hem serieus. Je kunt bij het RWT niet om je emoties heen. Een professionele<br />
kunstenaar kan nooit zo’n grote uitdaging aangaan als deze spelers, die het toch maar aandurven<br />
om op zo’n podium te gaan staan. Dat is voor mij het meest interessante, dat menselijke aspect.<br />
En ik ontmoet hier op het festival bovendien fascinerende mensen. Het is prachtig om te zien<br />
hoeveel passie deze lui hebben.”<br />
Deze avond staan er maar liefst drie voorstellingen gepland, onder het motto: ‘bij het <strong>Wijktheater</strong><br />
krijg je waar voor je geld!’ Als eerste speelt de Spreebühne uit Berlijn in de kleine zaal het stuk<br />
36th street. Het is een voorstelling van één acteur met muzikale begeleiding van een rapper,<br />
een sas-speler en een ‘beatboxer’. De jonge Turkse acteur Kenan vertelt hierin het inmiddels al<br />
helaas zo bekende verhaal van de Turk Ayhan, die begint als kruimeldiefje en uiteindelijk in de<br />
gevangenis belandt. Opnieuw een aangrijpende voorstelling.<br />
In de grote zaal krijgen we vervolgens If voorgeschoteld, gespeeld door drie jonge acteurs van de<br />
goep SOS uit Diepsloot, Zuid-Afrika. In deze voorstelling zien we drie straatkinderen die moeten<br />
zien te overleven in een sloppenwijk van Johannesburg. Eén van de drie, een meisje, geeft echter<br />
de strijd op, met slechts nog één grote vraag: zal God me na mijn zelfmoord accepteren? Net als<br />
bij de voorstelling van de Mamma’s van eergisteren, is dit een stuk waarvan ik het koud krijg. Dit<br />
is geen verhaaltje, maar de barre realiteit waarin zoveel kinderen moeten leven. In de zaal zitten<br />
echter ook veel leerlingen van VMBO-scholen uit Zuid en Crooswijk. Dat deze kinderen totaal niet<br />
gewend zijn om naar het theater te gaan, laten ze overduidelijk blijken. Hun mobieltjes schijnen<br />
veel belangrijker dan wat er op het podium te zien is en ook wordt er hardop met elkaar gepraat.<br />
Voor veel oudere bezoekers (en ook voor mij) is het daardoor moeilijk me helemaal op de acteurs<br />
te concentreren en ik erger me behoorlijk.<br />
Een voor mij nieuw fenomeen op het gebied van community based theatre dient zich daarna aan<br />
in de vorm van twee documentaire films van Anna Spohr. Anna, die de AllAboutUs Filmfactory<br />
heeft opgericht, maakt films met jongeren uit binnen-en buitenland. Ze geeft ze een camera en<br />
een paar aanwijzingen, waarna zij hun eigen film maken. Als eerste krijgen we een film te zien<br />
gemaakt door een meisje uit the Bronx, New York: een reeks heftige opnames waarvan ik het<br />
vooral jammer vind dat ze niet wat meer humor toelaat in haar sombere levensvisie. De tweede<br />
door Anna Spohr geproduceerde film laat het leven van een jonge Marokkaanse drugsdealer uit<br />
de Haagse Schilderswijk zien in al zijn ellende én grootspraak. Maar ook is zichtbaar dat het<br />
blijkbaar wel heel makkelijk is om op deze manier een heleboel geld te verdienen. Natuurlijk staat<br />
daar wel wat tegenover: het constant op je hoede moeten zijn voor de politie, het tegenover je<br />
familie niet kunnen verklaren hoe je aan je geld komt én het regelmatig in de gevangenis moeten<br />
zitten, om maar eens een paar zaken te noemen. Maar of die nadelen bij de VMBO-ers in de zaal<br />
wel helemaal duidelijk zijn overgekomen, weet ik nog niet zo net. Zeker niet als ik de geluiden<br />
van bijval hoor, die deze film bij een aantal van de jongeren losmaakt.<br />
ONGEWILDE PROPAGANDA?<br />
Ik weet niet wat ik met deze films aan moet, zeker ook niet in het kader van de centrale vraag<br />
van dit festival: wie is ons publiek? Probeer ik mijn ogen te sluiten voor de realiteit, als ik vind<br />
dat deze films slechts een heel klein deel van het leven in een wijk laten zien en dat bovendien<br />
de laatste film als ongewilde propaganda voor een crimineel leven kan worden geïnterpreteerd.<br />
Later hoor ik van Annelies dat een aantal van de Marokkanen uit het publiek heel boos is geworden,<br />
omdat ze vonden dat er weer eens een heel negatief beeld van hen geschetst was. Maar,<br />
terwijl ik met een glaasje in de hand nog wat over het een en ander loop na te denken, loop ik<br />
Peter Ngwenya, artistiek leider en schrijver van de Soweto Youth Drama Society, tegen het lijf.<br />
Hij vertelt: “Tijdens het vorige festival hebben we hier opgetreden. Nu kom ik alleen om wat<br />
te leren. Het is heel belangrijk voor mij om hier te zijn. Ik zoek mogelijkheden om mijn werk<br />
te verbeteren. Ik ben zeer geïnteresseerd in de verschillende manieren die gebruikt worden om<br />
een verhaal te vertellen. Bij ons is er altijd veel zang en dans tijdens een toneelvoorstelling. In<br />
Europa gaat het veel meer om het gesproken woord. Die stukken zijn overvol met tekst. Er zijn<br />
op dit moment meer dan 150 theatergroepen in Zuid-Afrika en we zoeken nu naar geld om die<br />
bij elkaar te brengen tijdens een festival. We willen ook regisseurs gaan uitwisselen. Tenslotte<br />
60 61
moeten ook wij zorgen dat we voldoende publiek krijgen en dat kan alleen met goede voorstellingen.<br />
En wat betreft die film: ik vind het heel goed dat ik zag hoe een deel van de westerse<br />
jeugd leeft. Ik heb altijd gedacht dat ze veel minder materialistisch waren dan bij ons. Ik heb nu<br />
gezien dat er echt geen verschil is.”<br />
ZATERDAG 2 APRIL<br />
Volker Meyer-Dabisch van de Spreebühne is de eerste spreker deze morgen. Hij vertelt dat hij<br />
als bewoner van Berlijn de vele Turken in het stadsdeel Kreuzberg absoluut niet kende. Toen hij<br />
uiteindelijk in contact was gekomen met een lid van een Turkse bende, schreef hij daar het stuk<br />
over dat we gisteravond hebben gezien. Daarna volgden meer stukken, met eveneens de Turkse<br />
gemeenschap als uitgangspunt. Een grappig detail was dat de rapper van gisteren helemaal niet<br />
uit Berlijn maar uit Amsterdam afkomstig bleek te zijn! De oorspronkelijke Duits-Turkse rapper<br />
uit Berlijn bleek verhinderd, maar dat was dus absoluut geen probleem. Het blijkt dat rappers een<br />
universeel verhaal vertellen, wat dus min of meer moeiteloos in een andere context kan worden<br />
geplaatst.<br />
Na Volker komen de acteurs van SOS aan het woord. Deze spelers hadden zich absoluut niet gestoord<br />
aan het rumoer in de zaal. Het is iets dat ze wel gewend zijn als ze spelen in Zuidafrikaanse hallen,<br />
culturele centra en scholen. In hun ogen waren de rumoerige VMBO-ers net als Zuidafrikaanse<br />
straatkinderen niet gewend aan theater. Een aantal <strong>Rotterdams</strong>e jongelui had na afloop trouwens<br />
gezegd dat ze het toch heel mooi gevonden hadden.<br />
Als laatste komt filmmaakster Anna Spohr aan het woord. Ze laat de mensen in haar films altijd<br />
hun eigen verhaal vertellen, vertelt ze, maar vóór de montage schrijft ze altijd een script. Voor de<br />
Schilderswijkfilm was het een groot probleem om aan mensen te komen. Anna: “Het werken aan<br />
die film was voor mij heel moeilijk. Ik heb er bij zitten huilen. Ik gebruik de films overigens niet<br />
om een discussie op gang te brengen. Nee, ik ben filmmaker, de rest laat ik graag aan anderen<br />
over.” Iemand uit het publiek neemt daar geen genoegen mee en zegt: “Ik vind dit geen film voor<br />
jongeren. Ik heb er vanacht wakker van gelegen. Die film laat iemand zien die 1500 per dag<br />
verdient, terwijl zíj zich voor een paar euro per uur rot moeten werken.” Waarop Anna reageert:<br />
”Niemand wil in de gevangenis terecht komen, dat is echt vreselijk. De mensen in de film zijn<br />
Marokkanen die geen kans hebben, omdat ze de taal niet goed spreken. Sommigen kiezen dan voor<br />
de criminaliteit, maar het resultaat is echt niet lollig. En ik wil het leven niet mooier maken dan<br />
het is. Je kunt toch beter het slechte leren zien, dan je ervoor verstoppen? Aan het einde van de<br />
film zit trouwens een heel positieve rap van een Marokkaan, die zegt dat hij de vrede wil.” Eindelijk<br />
een beetje vuurwerk in de Morning After Salon! Ook Peter van den Hurk is daar blij mee: “Nú zijn<br />
we op het hoogtepunt van het festival. Waren jullie inmiddels alle vrede en begrip niet helemaal<br />
beu? Praat erover met elkaar; ik houd in elk geval van debatteren en ik hoop jullie ook”.<br />
62 63
Na de lunch ga ik naar Anna Spohrs workshop, waarin we allereerst de ontstaansgeschiedenis<br />
van de film uit de Bronx te zien krijgen. Anna vertelt over haar werkwijze: ”Als je jongeren een<br />
camera geeft en zeg ga maar filmen, krijg je een kopie van de televisie en dat is slaapverwekkend.<br />
Vervolgens krijgen wij een prentkaart en de aanwijzing: laat deze kaart je helpen jezelf te zien,<br />
zoals je nu bent. Dat moeten sommige deelnemers vervolgens voor de camera uitleggen, terwijl<br />
de rest het resultaat op een monitor kan volgen. Anna gebruikt deze kaarten ook bij het maken<br />
van haar films. Jammer alleen dat er voor dit onderdeel veel te weinig tijd beschikbaar is, want<br />
ik vind het erg leuk omdat het je tot onverwachte inzichten leidt.<br />
Mijn tweede workshop die zaterdag wordt gegeven door de Duits-Afrikaanse theatermaker en<br />
danser Richard Nawezi. Hij laat ons kennismaken met de Kongolese Brakkadans. Het is heel leuk,<br />
maar ook inspannend en na een tijdje wil ik wel even uitblazen en lekker buiten in het zonnetje<br />
zitten. Ik ben dus aan het spijbelen en heb het prima naar mijn zin. Ik besluit echter nog even<br />
naar binnen te gaan om het allerlaatste stukje workshop mee te maken. Richard is net klaar, maar<br />
wie schetst mijn verbazing als hij mij en een van de Mamma’s bij de hand grijpt en een applaus<br />
voor ons vraagt, omdat we de anderen die middag zoveel gegeven hebben! En ik heb bijna alleen<br />
maar in de zon gezeten, terwijl de anderen zich in het zweet gedanst hebben. Zo zie je maar,<br />
soms krijg je een cadeautje dat je niet toekomt!<br />
Sociaal cultureel werkster Carolien Dieleman, met wie ik daarna een gesprek heb, kent het RWT<br />
heel goed vanwege haar activiteiten voor Rotterdam Culturele Hoofdstad. Carolien: “Het eerste<br />
Internationale <strong>Wijktheater</strong> Festival werd onderdeel van ons Culturele Hoofdstadprogramma en<br />
zo kwam ik in contact met het <strong>Wijktheater</strong>. Ik vind het een hele mooie kunstvorm, die heel<br />
dicht bij de mensen staat. Het laat het gewone leven zien, maar omdat het zich op een podium<br />
afspeelt, krijgt het iets magisch. Peter stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de voorstellingen.<br />
Niet alles wat er tussen de schuifdeuren gebeurt, mag op dit festival getoond worden. En ik vind<br />
de jongerenvoorstellingen ook heel goed, met veel dans en gebruik van video. Het is heel knap<br />
dat Peter zijn idee zo heeft weten uit te bouwen. Alle energie die hij er in de loop van de jaren<br />
in heeft gestopt, zie je hier samengebald terug. Vroeger was er veel dédain en werd wijktheater<br />
afgedaan als achterhaald vormingstheater. Nu hoor je zulke geluiden nauwelijks meer. Integendeel,<br />
wijktheater is een kunstvorm die steeds meer erkend wordt. Dat zie je trouwens ook in de<br />
filmwereld, dat ongeschoolde mensen de prachtigste films maken. Ik weet dat de spelers bijna<br />
altijd heel blij zijn als ze mogen meespelen in een stuk. Ze zeggen: ik krijg er geen geld voor,<br />
maar word er op een andere manier rijk van. Ik vind trouwens niet dat het wijktheater zich moet<br />
losmaken van de rest van de toneelwereld. Ze moeten blijven kijken welke kruisbestuiving er<br />
plaats zou kunnen vinden. Het zou, denk ik, interessant zijn om eens een RO-regisseur te vragen<br />
een productie te doen”.<br />
BLIJ MET SERING<br />
In de lobby van het theater ontmoet ik vier actrices van de Antwerpse groep Sering, die net<br />
zijn aangekomen en straks moeten gaan spelen. Helaas is hun vijfde speelster ziek geworden en<br />
moet haar rol worden overgenomen door Mia Grijp, de regisseuse. De dames spelen nu gemiddeld<br />
vier jaar bij Sering en ze zijn bijzonder enthousiast, zo zeer zelfs dat ze vertellen het vreselijk<br />
te vinden als ze – om wat voor reden dan ook - niet meer bij Sering terecht zouden kunnen.<br />
De actrices, te weten Leentje(61), Maria(65), de zieke en dus afwezige Paula(68), Mieke(73) en<br />
Fiene(84) speelden eerst bij Kopspel, maar dat werd opgeheven wegens gebrek aan (subsidie)geld.<br />
Ze zijn dus erg blij met hun nieuwe plek en vertellen dat ze bij Sering ook echt een toneelopleiding<br />
krijgen, compleet met zangles. Over het ontstaansproces van een stuk zegt Maria: “Mia<br />
komt met een idee en een titel en vraagt ons daar iets over te zeggen, daarna schrijft ze het<br />
op. We speelden overigens eerst in een andere voorstelling en toen wilde Mia dat we een stuk<br />
met alleen oudere vrouwen zouden gaan doen. Dat is dus Vogels voor de kat geworden en we<br />
hebben het al zo’n 25 keer met veel succes gespeeld, vooral in bejaardenhuizen. We vinden het<br />
heel belangrijk dat we op zo’n manier ouderen kunnen laten zien, dat wíj en dus ook zíj, nog tot<br />
heel veel in staat zijn.”<br />
Vogels voor de kat is een bijzonder leuke voorstelling en heel knap gespeeld door het vijftal<br />
opmerkelijk vitale en levendige dames. Echt ontroerend vind ik hun interpretatie van het lied<br />
‘I feel pretty’ uit de musical Westside Story, waarin de oudste speelster als een regelrechte diva<br />
schittert. Ze krijgen er terecht een open doekje voor en dat is iets wat ze (zoals ze me later<br />
vertelden) in België nog nooit hadden meegemaakt!<br />
In de grote zaal krijgen we daarna de tweede Belgische voorstelling van deze avond te zien. De<br />
Gentse Toneelgroep VZW Kunst in de Stad speelt Totier (en niet verder), een voorstelling over<br />
grenzen, die ik echter veel te fragmentarisch vind om me lang te boeien. Daarna krijgen we alweer<br />
een extraatje van de gulle organisatoren. Het wordt een korte, maar bijzonder dynamische<br />
Afrikaanse dansvoorstelling. Ik krijg er, net als donderdagavond, zin door om zolang te gaan<br />
dansen, dat ik nog net de laatste metro zou kunnen halen, maar dan zie ik Tordis Landvik en<br />
Tor-Helge Allern, de Noorse gasten met wie ik beslist nog wil praten, dus dat dansen moet maar<br />
even wachten.<br />
WIJKTHEATER IN LAPLAND<br />
Tor-Helge en Tordis blijken afkomstig uit Nesna, een heel klein universiteitsstadje in het noorden<br />
van Noorwegen. Ze geven er les in drama en theater aan voornamelijk onderwijzers en mensen die<br />
al een behoorlijke opleiding hebben. Het blijkt dat toneel heel populair is in hun geboorteland.<br />
Tor-Helge: “Onlangs werd geteld hoeveel mensen naar voetbal keken en hoeveel naar toneel. Het<br />
theater won! Van de 4 miljoen Noren spelen er zo’n 20.000 toneel. Heel vaak in revues, waarin<br />
de leiding van een gemeenschap gehekeld wordt, maar ook voor historische stukken is veel belangstelling.”<br />
Ze leggen me uit, dat Noorwegen nog maar een korte theatertraditie kent. Het land<br />
64 65
is namelijk nog maar 100 jaar zelfstandig, nadat het eeuwenlang door Denemarken en Zweden<br />
was overheerst. Het nationaal theater speelt ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van de<br />
Noorse taal; voorheen moest er namelijk Deens gesproken worden.<br />
De Lappen vormen binnen Noorwegen een heel aparte, inheemse nomadische bevolkingsgroep. In<br />
de jaren vijftig van de vorige eeuw mochten zij hun eigen taal niet meer spreken en hun kinderen<br />
werden naar kostscholen gestuurd. Sinds de zeventiger jaren begonnen zij met succes te vechten<br />
tegen die onderdrukking: ze mogen zich nu weer in hun eigen taal uitdrukken en het theater<br />
speelt daarbij een belang rijke rol. Tordis heeft als regisseuse veel met Lappen gewerkt en ze zegt:<br />
”Theater is heel belangrijk voor hun zelfstandigheid en het wordt nu gebruikt om hun cultuur nieuw<br />
leven in te blazen. Lappen hebben geen echte theatertraditie, maar zingen, dansen en vertellen<br />
doen ze graag. Het is een hele rijke cultuur en wanneer de Lapse taal zou verdwijnen, gaat die<br />
traditie ook verloren. Lappen werken als boeren en vissers, of ze trekken rond met hun rendieren.<br />
Ze hebben inmiddels hun eigen parlement, die het gebruik regelt van de vis-en rendiergronden<br />
en van de Alta rivier met zijn vele watervallen en grote hoeveelheden zalm.”<br />
Tor-Helge en Tordis zijn in Rotterdam om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van wat<br />
wijktheater nu precies inhoudt en wat bijvoorbeeld het verschil is met amateurtoneel. Ze zijn<br />
ook op zoek naar internationale partners voor studentenuitwisseling. Tor-Helge is blij dat ze<br />
gekomen zijn: “We hebben hier veel interessante mensen ontmoet en fascinerende voorstellingen<br />
gezien, en ons idee van wat community-based theatre is wordt steeds duidelijker; al zijn we er<br />
nog steeds niet helemaal uit.”<br />
ZONDAG 3 APRIL<br />
Het is nog steeds schitterend weer en helaas ook al weer de laatste dag, alhoewel het ook wel<br />
vermoeiend zou worden om wekenlang met zo’n festival door te gaan! En natuurlijk is er vandaag<br />
ook de allerlaatste Morning After Salon. Als eerste is er aandacht voor de dames van Sering.<br />
Eugene: “Weten jullie dat de Afrikaanse Mamma’s heel enthousiast op de voorstelling hebben<br />
gereageerd, terwijl ze het niet eens verstonden? Ze hadden zich namelijk niet eerder gerealiseerd<br />
dat er elders op de wereld ook oudere vrouwen zijn, die zich met theater bezighouden. En ze<br />
zouden graag eens met jullie willen samenwerken.” Nou daar hebben de dames van Sering wel<br />
oren naar, want zij voelen zich, net als de Zuidafrikaanse Mamma’s, zeker nog niet te oud om<br />
creatief actief te zijn. Fiene vertelt: “Toen we jong waren konden we alleen maar huisvrouw zijn;<br />
we waren een soort gevangene van ons huis. Nu zijn we oud en schuift de maatschappij ons aan<br />
de kant, maar hier zijn we en we zeggen: kijk naar ons, nu is het onze beurt! We spelen ook veel<br />
in bejaardenhuizen om daar de oudere mensen te inspireren. Die zijn eerst wel wat verbaasd,<br />
dat wij zo kunnen spelen en ze vragen zich af of zij ook zoiets zouden kunnen. Ze zeggen ook<br />
altijd, kom snel terug.” Iemand uit het salonpubliek sluit zich bij Fiene aan: “Het is belangrijk<br />
om jongeren te laten zien, hoe jong ouderen kunnen zijn.”<br />
Sering werkt niet alleen met ouderen. De jongste speler is drie jaar oud en de oudste bijna 85.<br />
Soms zijn er producties waarin iedereen meespeelt. Sering richt zich vooral op mensen die het<br />
moeilijk hebben om zich in deze maatschappij staande te houden, zoals ex-psychiatrische patiënten,<br />
ex-verslaafden, migranten, of mensen die in de gevangenis hebben gezeten. Ook VZW<br />
Kunst in de Stad richt zich op deze groepen, onder het motto: iedereen moet een kans krijgen<br />
zich te ontwikkelen. Voor de voorstelling Totier (en niet verder) konden de spelers zeggen of ze<br />
mee wilden doen als danser, acteur of percussiespeler. Vervolgens konden ze het thema van de<br />
voorstelling kiezen en werd er twee maanden lang geïmproviseerd over het gekozen onderwerp.<br />
In dit geval was dat dus het thema ‘grenzen’, variërend van die tussen landen en culturen tot die<br />
tussen (en in) personen. Het blijkt dat dit voor veel deelnemers de eerste gelegenheid was om<br />
zich creatief te uiten, terwijl ze dat wél altijd graag hadden gewild.<br />
LEREN DOOR THEATER<br />
Ajnur Miftar uit Macedonië, met wie ik tijdens de lunch een babbeltje maak, werkt als assistantcoördinator<br />
bij het Children’s Theater Center in Skopje. Ze vertelt me dat mensen in Macedonië<br />
erg van theater houden. Ajnur vindt het leuk om hier zoveel mensen te ontmoeten die dezelfde<br />
interesse hebben als zij. Ze was eerst onderwijzeres, maar ze vond de wijze waarop ze moest werken<br />
veel te traditioneel. En ze mocht het niet op haar eigen manier doen. Toen raakte ze betrokken<br />
bij het jeugdtheater en zag dat de manier waarop de theatermakers met kinderen omgingen, veel<br />
beter aansloot bij haar eigen ideeën. Ze vertelt: “Als kinderen op school zitten hopen ze allemaal<br />
dat ze weer gauw naar buiten mogen. In het theater vinden ze het leuk. Ze leren spelenderwijs<br />
en ze onthouden het nog veel beter ook.” Per voorstelling komen er bij haar in Skopje zo’n 150<br />
kinderen kijken en daarnaast hebben ze jeugdspelers van 11 tot 14 jaar en volwassen acteurs. De<br />
stukken die gespeeld worden zijn gebaseerd op de verhalen die de kinderen hen vertellen. Zo is er<br />
bij voorbeeld het lastige probleem van de integratie van Turken en Albanezen in Macedonië.<br />
Het Children’s Theater Center werd opgericht door een team van Zweedse clowns na het eind<br />
van de oorlog, nu vijf jaar geleden. Ajnur: “Wat ik heel belangrijk van theater vind, is dat het<br />
de kinderen de realiteit toont. Het laat zien welke problemen ze zouden kúnnen tegenkomen.<br />
En alles gebeurt vlak voor hun eigen ogen. Na een voorstelling praten we altijd na en we vragen<br />
ze dan of zij net zo gereageerd zouden hebben als bepaalde personages op het toneel, of dat ze<br />
misschien ook nog andere mogelijkheden zien. Theater is heel belangrijk, zeker voor kinderen,<br />
en nu willen we over een paar maanden (en gewapend met diverse video’s) aan de minister van<br />
onderwijs gaan vragen om drama te mogen invoeren als een verplicht vak op school.”<br />
Na de lunch, lekker buiten in het zonnetje, maak ik daarna een praatje met Kate Gardner van<br />
Community Theatre Internationale uit New York. Ik ken Kate nog van het vorige festival en ik<br />
vind haar altijd zo enthousiast. Ze is al weer een paar jaar bezig met een internationale soap,<br />
waaraan mensen uit Kenia, Peru en de V.S. meewerken. Het idee hiervoor was tijdens het tweede<br />
Internationale <strong>Wijktheater</strong> Festival ontstaan. Kate: “We hebben inmiddels al zo’n 100 scènes<br />
66 67
gemaakt. We spelen de scènes als een soort soap opera op drie plaatsen tegelijk en we zijn met<br />
elkaar verbonden door middel van webcams. We filmen op locatie en het programma wordt op<br />
drie kanalen tegelijk uitgezonden. En je kunt er ook via internet naar kijken. Inmiddels kijken er<br />
duizenden naar in drie verschillende continenten. We krijgen geen subsidie, dus we moeten alles<br />
zelf betalen. We zien het als onze bijdrage aan de samenleving. Ons eerste aandachtspunt was<br />
het HIV-virus, maar er zijn nog zo veel andere onderwerpen”. Terwijl we weer naar binnen lopen,<br />
vertelt Kate me nog dat BAF ook interesse heeft om mee te gaan doen en dat zij op hun beurt<br />
weer willen proberen om mensen in Marokko er bij te betrekken.<br />
VERTALER IN EEN HOKJE<br />
Inmiddels is binnen het slotdebat al begonnen. Tot mijn niet geringe verbazing zie ik daar zelfs<br />
een simultaanvertaler in een glazen hokje zitten. Het lijkt de Verenigde Naties wel; wat een<br />
service! Omdat er elders in dit festivalverslag uitgebreider aandacht wordt besteed aan dit slotdebat,<br />
besluit ik me maar bij het wandelgangencircuit te houden. Na afloop trek ik Neil Beddow<br />
nog eens aan zijn mouw en hij vertelt me dat hij het een veel beter festival vond dan vorige<br />
keer: “Twee jaar geleden was er zoveel heisa om één klein dingetje dat fout ging en vergaten<br />
sommigen alle goede dingen die er óók gebeurden. Maar dat is typisch Nederlands, denk ik. Ik<br />
heb een Nederlandse schoonmoeder, dus ik ken die mentaliteit.”<br />
Na het applaus voor Matties is dit 3e Internationale <strong>Wijktheater</strong>festival 2005 dan definitief voorbij.<br />
De RWT medewerkers kunnen nu opgelucht ademhalen. Zo ook workshop-coördinator Anna<br />
Maria Lap: “Ik vond het superleuk dat de gasten zeiden dat ze het allemaal zo relaxed vonden<br />
gaan. Ook het Late Night Podium was te gek. Ik was meestal rond half twee thuis en moest hier<br />
‘s morgens pas weer om half elf zijn, dus ik ben best aan mijn slaap gekomen. Ik heb dit werk als<br />
stagiaire gedaan. Ik blijf nog een paar weekjes om de boel af te ronden en dan ga ik aan mijn<br />
scriptie voor de studie Cultuurorganisatie en Management werken. Het hele festival was zo leuk:<br />
al die mensen uit al die verschillende landen die met hetzelfde bezig zijn”.<br />
Als ik na mijn gesprekje met Anna Maria naar de uitgang ga, zie ik nog net hoe zij met de andere<br />
RWT-medewerkers bij de bar van het café het personeel van Theater Zuidplein met een serenade<br />
bedanken. Het is een treffende laatste indruk van een geweldig inspirerend festival.<br />
Corrie van Haasteren<br />
Samen lopen we de grote zaal van Theater Zuidplein in, waar binnen een paar minuten de afsluiting<br />
van het festival zal plaatsvinden. Eerst neemt Peter van den Hurk het woord om iedereen te<br />
bedanken. Als na hem cultuurwethouder Stefan Hulman in zijn toespraak de verwachting uitspreekt<br />
dat er nog vele wijktheaterfestivals zullen volgen, zie ik hoe Annelies als een echte moeder van<br />
het <strong>Wijktheater</strong> een jonge speler knuffelt.<br />
ALLERLAATSTE MATTIES<br />
Als de speeches klaar zijn, wordt het podium vrijgemaakt voor Looking for the Perfect Beat,<br />
een voorstelling die – ongelooflijk maar waar - in slechts vijf dagen tijdens het festival door<br />
een regisseur en een muzikant van Rubi Theater uit New York met 20 jonge mensen, in leeftijd<br />
variërende van 7 tot 34 en afkomstig uit verschillende landen, in elkaar is gezet. De show, een<br />
mix van streetdance, breakdance, hip hop, beatbox, en persoonlijke poëzie, barst van de energie<br />
en spat als het ware van het podium af.<br />
Dat zelfde kan ook gezegd worden van de allerlaatste voorstelling van dit festival: de RWT productie<br />
Matties, die samen met jongeren uit Hoogvliet gemaakt is. Dit stuk, dat gaat over dromen<br />
van geld en de harde alledaagse realiteit en natuurlijk ook over de verhouding tussen jongens en<br />
meisjes, is de afgelopen twee jaar met groot succes overal in Rotterdam gespeeld en vormt een<br />
meer dan waardige afsluiting van een kleine week vol wijktheater uit de hele wereld.<br />
68 69
WORKSHOPS<br />
WORKSHOPS<br />
Beginnend op donderdag na de lunch vonden er iedere middag twee series van vier workshops<br />
plaats, waaruit de deelnemers konden kiezen. Daarvan vinden jullie hieronder verslagen geschreven<br />
door diverse deelnemers. We beginnen echter met een dagboek, dat bijgehouden is<br />
door Jennifer Fleming en José Joaquin Garcia van Rubi Theater Company uit Brooklyn, een groep<br />
die in New York met jongeren en straatcultuur werkt en die al voorafgaand aan de officiële<br />
opening van het festival begonnen was met het maken van een korte voorstelling samen met<br />
jonge performers van diverse aan het festival deelnemende groepen. Een heus multicultureel<br />
jongerengezelschap dus, dat voorafgaand aan de laatste ‘Matties’ het resultaat van hun unieke<br />
samenwerking in de grote zaal van het Zuidpleintheater liet zien.<br />
DAGBOEK VAN RUBI THEATER COMPANY’S JONGERENWORKSHOP<br />
Deze unieke interactie-workshop werd geleid door José samen met Amarelys Perez<br />
en de musicus Brian Satz.<br />
DINSDAG<br />
1. Inleiding: We bespraken de geschiedenis van onze groep en presenteerden toen liedjes uit “Imagine<br />
the Angels of Bread” (‘Stel je voor: Engelen van het Brood’) “Angels” is een poëzie album<br />
geschreven door Martin Espada. Rubi heeft muziek onder zijn gedichten gezet. We zongen vier<br />
van deze songs voor de workshopdeelnemers en gingen daarna stapsgewijs door de teksten heen<br />
en bespraken de stijl van de songs. We hebben het ook over onze manier van beatboxing gehad<br />
en hoe we de contrabas daarbij gebruiken ter begeleiding. We hebben ook uitgelegd hoe we de<br />
melodiën hebben geschreven en hoe wij onze rol als kunstenaars zien in New York City en hoe we<br />
‘kunst voor maatschappelijke verandering’ willen scheppen.<br />
2. De groep stelde zichzelf voor, vertelde wat zij als hun specifieke talenten en interesses zagen en<br />
legde uit waarom ze in de workshop zaten. De workshopdeelnemers rapten, dansten, beatboxten<br />
en zongen. Ze vertelden waar ze woonden en waar hum families vandaan kwamen, Ze vertelden<br />
ook over hun leven en over hoe het was om als jongere in Nederland, België en Duitsland op te<br />
groeien.<br />
3. We deden een warming-up op de muziek van klassieke Newyorkse underground hip hop van eind<br />
jaren zeventig en begin jaren tachtig. Daarna discussieerden we over de oorsprong van hip hop<br />
70<br />
71
4. We werkten aan een openingslied. Hiervoor deden we weer een korte schrijfopdracht: ze moesten<br />
een zin schrijven over wat ze niet waren. Bijvoorbeeld: “Ik ben niet agressief,” “Ik ben niet<br />
verlegen,” “Ik ben geen terrorist,” “Ik ben geen dief,” “Ik ben geen slecht persoon,” “Ik ben<br />
geen crimineel.” Daarna discussieerde de groep over hoe de media jongeren afschilderen en hoe<br />
die beelden vol met stereotiepen zitten. Daarna hebben we het uitgebreid gehad over racisme<br />
in Nederland en in het bijzonder over hoe Marokkanen in het journaal worden neergezet en over<br />
hoe moeilijk dat is voor Marokkanen in onze groep. Al doende kwamen we op een refrein voor ons<br />
openingslied: ‘je denkt dat je me hebt gezien op MTV. Je denkt dat je over me hebt gelezen in de<br />
avondkrant, maar het is niet waar, het is niet waar, het is niet waar.’<br />
5. Doe Niets oefening. De deelnemers moeten in groepjes van vier of vijf voor de rest van de groep<br />
gaan staan en worden gevraagd helemaal niets te doen, niets te zeggen, niets te bewegen. Als<br />
ze toch iets doen, moeten andere groepsleden hem/haar corrigeren door ‘doe niets Timor’ te<br />
zeggen.<br />
cultuur. Hoewel de meesten vaak naar rap luisterden, wist niemand in de groep hoe de hip hop<br />
beweging begonnen is.<br />
4. José leerde de deelnemers een danspatroon van 38 maten. Het was een inleiding tot zogenaamd<br />
‘b-boy/b-girling’. Hoewel er binnen de groep verschillende niveaus van danservaring waren, nam<br />
iedereen risico en wierp zich vol overgave in het leren van deze nieuwe danscombinatie.<br />
5. We speelden het theaterspel ‘bommen en schilden’. Alle deelnemers staan in een kring. Zonder het<br />
te laten merken, kiest iedereen een persoon in de groep die hun beschermend schild zal zijn en<br />
een andere persoon die als bom wordt gezien. Dit alles in stilte. Als de instructeur het teken geeft,<br />
gaat iedereen door elkaar lopen, maar waar ze ook gaan, ze moeten overal hun schild tussen hen<br />
en hun bom zien te houden. De deelnemers deden enthousiast mee en er werd veel gelachen.<br />
6. We gaven een schrijfopdracht: schrijf een gedicht of een prozastukje over een obstakel dat je ooit<br />
in het verleden bent tegengekomen en wat je hebt gedaan om er over heen te komen.<br />
WOENSDAG<br />
1. We begonnen met ‘bommen en schilden’<br />
2. Dans warming-up.<br />
3. Omdat maar een deelnemer de schrijfopdracht had gemaakt, hebben we tijd ingeruimd om er tijdens<br />
de workshop aan te werken. Na het schrijfwerk las iedereen voor wat hij of zij geschreven had.<br />
Mensen lazen voor in het Duits, Engels en Nederlands. Mike vertaalde waar nodig. De overgang<br />
tussen de talen ging soepel.<br />
DONDERDAG<br />
1. Dans warming-up. We hebben de deelnemers behoorlijk hard aangepakt vandaag.<br />
2. We laten alle tot nu toe geleerde choreografie de revue passeren en leren een nieuwe danscombinatie<br />
van 38 maten.<br />
3. Kies 5 bewegingen, voeg ze aan elkaar, vertel er een verhaal mee (eerst in stilte, dan zingend).<br />
Er worden veel dingen geleerd in deze oefening. Allereerst leert de jonge acteur om bewegingen<br />
te herhalen. Als ze voor het eerst de bewegingen maken tellen ze hardop mee: 1, 2, 3, 4, 5,<br />
enz. De rest van de groep zit, leert de bewegingen ook uit hun hoofd en kunnen de jonge acteur<br />
vertellen wanneer hij een stap vergeet. Vervolgens doet de acteur de bewegingen weer, maar nu<br />
zonder hardop mee te tellen. Dan nog eens, maar nu terwijl hij een verhaaltje bij de bewegingen<br />
vertelt. Zo laten we zien dat bewegingen nieuwe betekenissen kunnen aannemen. De tekst wordt<br />
aan de beweging verbonden en zo werken ze samen. Tenslotte doet de acteur de bewegingen<br />
nog eens terwijl hij een lied zingt, zodat het geheel onderdeel wordt van een musical-achtige<br />
bewegingscombinatie.<br />
4. We werkten aan structuren van bestaande nummers. We streefden er naar om iedereen de gelegenheid<br />
te geven om uit te blinken in de rollen die we voor ze in petto hadden.<br />
5. We schreven en werkten aan een choreografie voor het thema “Soms zit ik te denken en vraag me<br />
af wat mensen van mij denken. Zo lang ik zo denk zal ik nooit vrij zijn.”<br />
VRIJDAG<br />
1. Warming-up<br />
2. Joaquin leert de deelnemers een nieuwe dansroutine. José en Jennifer’s zoontje Joaquin begon<br />
met b-boying toen hij twee jaar oud was. De workshopgroep was heel warm naar hem toe: ze<br />
waren bezorgd om hem en respecteerden zijn vaardigheden als danser. Het deed ons goed dit soort<br />
van intergenerationele verhouding te zien groeien.<br />
3. José en Amarelys (met Mike als vertaler) namen de meisjes apart om met ze te praten. We ver-<br />
72 73
telden ze dat we alle meisjes zwakke performers vonden. We vertelden ze dat we hadden gemerkt<br />
dat ze veel dynamischer en levendiger waren als ze als meiden onder elkaar waren. We zeiden dat<br />
we vonden dat de jongens in de groep hen opslokten. José zei dat hij als regisseur van de show<br />
het absoluut niet zou toestaan als meiden zich zwak op het toneel presenteerden. Daarna vertelde<br />
Amarelys hoe ze als meisje van 12 met José was begonnen te werken en dat er sindsdien nooit<br />
ook maar één jongen heeft geprobeerd haar te vertellen hoeveel ruimte ze op het podium kon<br />
innemen. Als jonge tiener heeft ze dat altijd zelf bepaald. Tenslotte vertelden we de meiden dat<br />
ze hun intensiteit moesten verhogen. Toen we daarna weer met de repetitie verder gingen, zagen<br />
we dat de meiden enorm vooruit waren gegaan.<br />
4. Al het gemaakte materiaal nalopen. We stonden in een kring en introduceerden het refrein voor<br />
het lied ‘Dutch Girl’. We wilden met dit lied aandacht vragen voor geweld tegen jonge meiden door<br />
jongens. Ik vroeg de groep wat herkenningssignalen waren als een meisje in een slechte relatie<br />
met een jongen zat. Daarna bespraken we fysiek, verbaal en emotioneel geweld. Bijvoorbeeld hoe<br />
een jongen bepaalde wat voor kleren zijn meisje moest dragen of haar constant opbelde om maar<br />
te weten waar ze precies uithing en met wie. Daarna gingen we schrijven. De jongens moesten<br />
woorden schrijven die geadresseerd waren aan andere jongens. En de meisjes aan andere meisjes<br />
over signalen van gewelddadige relaties.<br />
5. We verdeelden ons in drie groepjes. Brian werkte aan rap, José aan dans en Amarelys met de<br />
meiden aan een bewegingsstuk.<br />
6. We kwamen samen om elkaar te laten zien waar de verschillende groepjes aan gewerkt hadden.<br />
7. We begonnen te werken aan een lied met de volgende tekst: “Ik kan niet liegen. Kun je niet zien<br />
als je in mijn ogen kijkt, dat ik zo veel meer waard ben, dit weet ik heel zeker. Ik geloof in deze<br />
dingen, jij gelooft in deze dingen, wij geloven in deze dingen.”<br />
8. We schetsten een choreografie voor het lied “Dutch Girl”, dat de hele groep moest zingen.<br />
ZATERDAG<br />
1. Doorloop van al het materiaal<br />
2. Nadruk op de muziek en het gebruik van de speelruimte.<br />
ZONDAG: VOORSTELLING<br />
Allereerst willen we de staf van Theater Zuidplein bedanken. Ze hebben het ons tijdens de voorstelling<br />
extra gemakkelijk gemaakt. De groep kwam heel enthousiast en vol energie aan voor de generale<br />
repetitie. Ze maakten zich ook zorgen om hun gasten, die ze voor de voorstelling hadden uitgenodigd,<br />
dus stonden we hen bij hoge uitzondering toe om hun vrienden en familie met hun mobieltjes op<br />
te bellen. We vormden een kring voor we het theater ingingen. Iedereen was opgewonden. José<br />
vertelde, dat ze alleen maar het plan hoefden te volgen en proberen te genieten. Wij vonden dat de<br />
voorstelling een groot succes was, dat de jongeren het scenario goed volgden en dat ze uitzonderlijk<br />
goed hebben opgetreden.<br />
SAMENWERKING RWT EN SURINAME<br />
Donderdag 31 maart, 13.00 - 15.00 uur en 15.30 - 17.30 uur, RWT Studio<br />
Verslag van Magda Kuys en Evelien Koetsier<br />
WORKSHOPS<br />
DONDERDAG 31 MAART 2005<br />
We worden vriendelijk ontvangen door Stefan van Hees en Hans Lein, twee jonge regisseurs van<br />
het RWT en verantwoordelijk voor de laatste jongerenproductie, Matties. In het kader van een<br />
uitwisselingsproject tussen de Stichting Welzijn Hoogvliet (Hoogvliet is een grote <strong>Rotterdams</strong>e<br />
buitenwijk), de Surinaamse organisatie NAKS en het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> zijn beide in januari<br />
naar Suriname gegaan. Hun opdracht was om daar in tien dagen allerlei culturele groepen van adviezen<br />
te voorzien en waar mogelijk professioneel te ondersteunen. De eerste avond in Suriname<br />
kregen ze tien dansgroepen voorgeschoteld, waarvan er één met kop en schouders bovenuit stak.<br />
Deze groep, ‘Sabidiri’, hebben ze naar het festival laten komen. Sabidiri is Sranang voor ‘kennis<br />
is duur’. In Suriname hebben ze Sabidiri vooral geholpen om de voorstelling voor hun publiek<br />
aantrekkelijker te maken, omdat ze hadden gemerkt dat er nogal wat toeschouwers ongeïnteresseerd<br />
leken.<br />
Allereerst krijgen we een korte videofilm te zien van een dansvoorstelling in Suriname. Daarna<br />
krijgen we een ‘live’ optreden te zien van vier dansende vrouwen in de leeftijd van 16 tot 22 jaar<br />
en ondersteund door twee, soms zingende, drummende mannen. Tussen de bedrijven door geeft<br />
danseres/cultureel antropologe Aminata Cairo, de leidster van de groep, uitleg over de achtergrond<br />
van de dansen. Zo krijgen we te horen dat Sabidiri is ontstaan uit een groep scholieren<br />
en studenten die onderzoek deed naar de traditionele Afro-Surinaamse dans. Hun belangrijkste<br />
doel was om deze dansen vanuit een educatief perspectief naar de bevolking terug te brengen.<br />
Daarnaast was het belangrijk om de choreografie van de dansen in detail op te schrijven om ze<br />
niet verloren te laten gaan.<br />
Aminata’s groep zocht aansluiting bij NAKS (‘Na Arbeid Komt Soep’), een landelijke organisatie<br />
voor cultureel-maatschappelijk werk die al bijna 60 jaar bestaat. Na het verzorgen van een aantal<br />
workshops en demonstraties kregen zij al snel het groene licht en sinds kort wordt Sabidiri door<br />
NAKS ondersteund. Sabidiri bestaat momenteel uit 18 personen en heeft in korte tijd al veel voor<br />
elkaar gekregen. Vroeger was er bij het grote publiek veel weerstand tegen het opvoeren van<br />
slavendansen en winti rituelen; die is nu al veel minder<br />
74 75
ook: iets meer van de personen achter de Sabidiri dansers laten zien. Opvallend was dat de meeste<br />
discussiegroepjes adviseerden om in ieder geval ook Surinaams eten bij de voorstelling aan te<br />
bieden en in het geval van de VMBO school een lessenpakket met culturele en historische achtergrond.<br />
Iedereen had zich duidelijk flink verdiept in de opdracht en er was geen tijd genoeg om<br />
alle materiaal en ideeën te verwerken.<br />
In de avond zagen we als extraatje nogmaals de voorstelling van Sabidiri alleen nu in het nieuwe<br />
jasje, dat samen met Stefan en Hans is ontwikkeld. De aankleding was aantrekkelijker (met een<br />
aantal kostuum changementen), er was meer uitleg over de dansen met een persoonlijk tintje van<br />
de dansers zelf, die het publiek rechtsreeks aanspraken.<br />
‘A LA VERA DEL CAMINO’,<br />
Theatergroep Arena y Esteras, Villa el Salvador, Lima, Peru<br />
Donderdag 31 maart, 13.00 - 15.00 uur en 15.30 - 17.30 uur, Millinx Theater<br />
Verslag van Jeannette Bakker en Magda Kuys<br />
Na het video fragment laat Sabidiri hun onbewerkte voorstelling zien. Vol overgave presenteren ze<br />
vier voorbeelden van traditionele danscategorieën. Eerst krijgen we de lakoe-dans uit de plantagetijd<br />
te zien, waarin de voorouders het zware werk in de suikerrietplantages en het vluchten van<br />
slaven uitbeelden. Als tweede zien we een dans van en over jongeren. Dan volgt er een vrolijke<br />
potpourri van traditionele kanga kinderspelletje. En als laatste krijgen we een wintidans te zien;<br />
winti is afgeleid van Afrikaanse rituelen voor natuurgoden en wordt door het christelijke deel van<br />
de Surinaamse bevolking als taboe beschouwd, omdat het heidens zou zijn. Door middel van deze<br />
voorstelling wil Sabidiri het publiek over winti en andere traditionele cultuuruitingen voorlichten,<br />
om zo de acceptatie te bevorderen en kennis over de wortels van de Surinaamse culturele identiteit<br />
te vergroten, vooral ook onder jongeren.<br />
Na de Sabidiri presentatie krijgen wij als workshopdeelnemers de opdracht om te adviseren hoe<br />
deze voorstelling veranderd en gepromoot zou kunnen worden, om haar in Nederland geschikt te<br />
maken voor achtereenvolgens een basisschool, een vmbo school, een multicultureel wijkcentrum,<br />
een bedrijfsfeest van Shell, de schouwburg in Middelburg, of een landelijke vrouwendag. Onder<br />
leiding van een Sabidiri-lid probeerden we in kleine groepjes ideeën te verzinnen. Uit de diverse<br />
discussies kwamen suggesties rollen als een posterontwerp van een Zeeuws meisje in traditionele<br />
Surinaamse kotto kledij; tankbediendes een slavendans laten maken met als slogan: ‘Shell geeft<br />
energie, kom dans met ons’; het publiek vragen stellen; inhoudelijk dieper op de dansen ingaan<br />
om ze ook voor andere culturen (zoals de Marokkaanse en Turkse) begrijpelijk te maken; en vooral<br />
Arturo Mejia vertelt over het ontstaan van de groep ‘Arena y Esteras’ in het district Villa el Salvador<br />
in Lima, met de hulp van een vertaalster die ook uit Peru afkomstig is. Villa el Salvador is<br />
gebouwd op zand (wat in het Spaans ‘arena’ betekent). De mensen die er wonen zijn erg arm. Er is<br />
veel werkloosheid, slecht onderwijs en kindermishandeling. De spelers proberen jongeren middels<br />
theater meer zin aan hun leven te geven en een gevoel van eigenwaarde.<br />
De groep ontstond na de moord op Maria Elena Moyano, leidster van de Vrouwen Federatie in<br />
Villa el Salvador, door terroristen van Lichtend Pad. Ze willen haar boodschap laten voortleven.<br />
De spelers hebben geen toneelopleiding gehad, maar hebben zichzelf ontwikkeld tot semi-professionele<br />
acteurs.<br />
Tijdens de workshop zal de groep eerst een korte voorstelling voor ons spelen en zal vervolgens<br />
laten zien hoe ze thuis het publiek uit de huizen lokt om naar een voorstelling te komen kijken.<br />
Het stuk, A la Vera del Camino (‘langs de kant van de weg’), handelt over gedwongen migratie. Het<br />
gaat over een 12-jarig meisje, Veronica of ‘Vera’, dat als enige overlevende uit de Andes weet te<br />
vluchten na een terroristische aanslag, waarbij huizen werden verband en o.a. haar moeder werd<br />
vermoord. Ze smeert bloed over haar lichaam en doet alsof ze dood is om haar achtervolgers van<br />
haar af te schudden. Al vluchtend stopt ze bij een steen en valt in slaap. Haar leven loopt verder<br />
zoals bij zo vele vrouwen uit dat gebied. Als ze 15 is wordt ze zwanger na een verkrachting en<br />
heeft ze een zwaar leven als alleenstaande tienermoeder. Jaren later gaat zij op zoek naar haar<br />
geboortedorp. De steen waar ze ooit rustte vind ze terug, maar haar dorp is volledig van de aard-<br />
76 77
pele percussie, en de stemmen van de actrices. Het is een voorstelling die qua spel heen en weer<br />
schommelt tussen wervelende beweging en stille stilering; tussen vrolijke vreugde en ingetogen<br />
verdriet. De kracht en strijdbaarheid stralen van de gezichten van de speelsters.<br />
Arturo sluit de voostelling af met de uitroep: ‘Het leven gaat boven alles!’, want zelfs de kinderen<br />
die geboren werden uit verkrachtingen door moordenaars moeten liefdevol worden opgevoed.<br />
Na de voorstelling praat Arturo met de workshop deelnemers over hoe ze hun publiek bereiken. Zij<br />
spelen hun stukken op voetbalvelden, in huiskamers, in wijkcentra en overal waar ze maar intimiteit<br />
kunnen vinden. Hun productiebudget sprokkelen ze bij elkaar door kleine schenkingen maar<br />
vooral door hard werken: optredens op kinderfeestjes, circus-activiteiten voor de rijken, maar ook<br />
door het verrichten van schilderswerk aan huizen en reclame ‘billboards’. Hun publiek werven zij<br />
door lawaai te maken met muziek, trommels, circus straatacts en door uitdagend de mensen aan<br />
te spreken, veelal met maskers op. Daarnaast wordt er door maatschappelijk werkers in Villa el<br />
Salvador regelmatig melk uitgedeeld aan kinderen, waarbij zij hen attenderen op voorstellingen<br />
van Arena y Esteras.<br />
Tot slot krijgen we nog een stukje open les te zien zoals zij die regelmatig aan bewoners van Villa<br />
el Salvador (en vooral aan kinderen) geven. Dit resulteert in een vrolijk stuk dans, percussie en<br />
theater achter maskers, waarbij wij als publiek aan het eind uitgedaagd worden mee te doen.<br />
Tien jaar lang heeft Pregones in een kerk gezeten. In oktober zullen ze eindelijk hun eigen theabodem<br />
verdwenen. Jaarlijks trekt Vera, en vele vrouwen met haar, naar die steen om te rouwen om<br />
die dierbare doden die zij nooit heeft kunnen begraven.<br />
A la Vera del Camino gaat dus over hoe de inheemse boeren, en vooral vrouwen, zich voelen als zij<br />
hun doden niet de laatste eer hebben kunnen bewijzen. Dit alles speelde zich af in de jaren ‘80 en<br />
‘90 toen duizenden mensen het slachtoffer werden van de Maoïstische Lichtend Pad beweging of<br />
van regeringssoldaten. De nieuwe generatie voelt zich nu ontheemd door de gedwongen migratie<br />
naar Lima en heeft geen weet meer van het leven van hun voorouders in de Andes.<br />
Drie vrouwen spelen, dansen en musiceren het stuk in het Spaans. Een vrouw, in kleurige vrolijke<br />
kleding gehuld, speelt de jonge en de oudere Vera bij de steen; twee jonge vrouwen in witte kledij<br />
en hoeden herhalen teksten van de hoofdpersoon en bekritiseren haar. Op dramatische wijze<br />
worden er portretten van familieleden in de boom bij de steen gehangen en wordt er om Mamma<br />
en Pappa geroepen. Ik zie pijn op de gezichten van de speelsters. Vervolgens barsten ze uit in<br />
vrolijkheid met zang en tonen uit de panfluit. Er wordt een masker opgezet; de god van de rijkdom<br />
en het misbruik van het land. Enkele losse schoenen vliegen over het toneel... paniek... ze<br />
symboliseren de vlucht voor de moordenaars.<br />
Deze sfeervolle, aangrijpende voorstelling wordt met ondersteuning van slechts een aantal muziekinstrumenten,<br />
een paar Peruaanse dekens, en een plant die als steen fungeert door drie jonge<br />
vrouwen gespeeld. De muziek bestaat uit een Inca Panfluit, een chalango snaarinstrument , sim-<br />
PREGONES THEATER<br />
Donderdag 31 maart, 13.00 - 15.00 uur, Zuidplein Café<br />
Verslag van Mirjam van Vugt<br />
Rosalba Rolón, artistiek leidster van Pregones, begint te vertellen over de geschiedenis en de werkwijze<br />
van haar gezelschap. In New York wonen veel immigranten, die zich buitengesloten voelen.<br />
Rosalba vroeg zich af wat er met de mensen gebeurt, die niet naar Broadway konden reizen. Zagen<br />
zij ooit theater? 25 jaar geleden startte Rosalba, die zelf in Puerto Rico geboren is, daarom met<br />
twee collega’s een reizend gezelschap, de ‘United Bronx Parents’. Ze wilden graag professioneel<br />
worden, zodat ze zingen, dansen en muziek konden integreren in theaterstukken. Muziek is nu een<br />
onderdeel in alle voorstellingen van Pregones.<br />
Tegenwoordig werkt Pregones per jaar met acht tot tien nieuwe toegewijde artiesten. Omdat het<br />
Pregones publiek uit luidruchtige Latino’s bestaat, moeten deze nieuwe artiesten het aankunnen<br />
dat er reacties uit de zaal komen. Afgelopen jaar bijvoorbeeld hadden ze een voorstelling met<br />
balletdansers uit Puerto Rico. Veel toeschouwers hadden nog nooit ballet gezien, maar ze vonden<br />
het te gek.<br />
78 79
tergebouw krijgen. Daarvoor speelden ze in wijkcentra, volkswoningen, universiteiten en zelfs in<br />
portalen van gebouwen. Het werven van een nieuw theaterpubliek is volgens Rosalba een lang<br />
proces. Pregones organiseert elk jaar een zomertoer door verschillende steden in de buurt van New<br />
York. De voorstellingen die ze daar spelen zijn gratis. Om hun publiek te bereiken werkt Pregones<br />
samen met maatschappelijke organisaties en maakt het voorstellingen waarmee vooral Latinos uit<br />
de arbeidersklasse zich kunnen identificeren. Publiek werven begint met vertrouwen wekken, legt<br />
Rosalba uit: ‘We laten zien dat we allemaal tot dezelfde gemeenschap behoren. Binnen ons theater<br />
zorgen we voor een goede en veilige atmosfeer, zonder formaliteiten. Daardoor krijgt het publiek<br />
het gevoel dat er respect is voor wie ze zijn. Niemand hoeft zich beter voor te doen dan hij is.’<br />
De voorstellingen worden altijd gemaakt vanuit de kunstenaar. Het team van Pregones bedenkt<br />
waar ze een voorstelling over willen maken. Dan beginnen ze met het verzamelen van materiaal<br />
voor een voorstelling. Meestal maken ze weinig gebruik van theaterteksten en zoeken ze vooral<br />
naar verhalen, om daar een script van te maken. Muziek en acteren zijn voor Pregones even belangrijk.<br />
Dit maakt dat ze tijdens het repeteren altijd compromissen moeten sluiten. Soms ontstaan<br />
dingen spontaan en evenwichtig tijdens het repeteren, maar soms moet óf de toneelspeler óf de<br />
musicus inleveren.<br />
Naast de muziek en het spel is ook de vormgeving belangrijk bij de voorstellingen van Pregones.<br />
Regina is de vaste décorontwerpster. Om de vormgeving zo nauw mogelijk bij de muzikale en<br />
theatrale elementen van de voorstelling te laten aansluiten is ze vaak bij repetities aanwezig. ’s<br />
Nachts slaat ze dan aan het schilderen. Soms schrikken de spelers als ze de volgende dag al een<br />
nieuwe kunstwerk in de studio zien staan. Zo wordt ook de vormgeving in de ontwikkeling van<br />
een nieuwe voorstelling betrokken.<br />
Naast het maken en spelen van voorstellingen, verzorgt Pregones ook cursussen. Er zijn acteerlessen<br />
voor jongvolwassenen en voor mensen boven de veertig. Als je wilt dat theater een belangrijk<br />
deel van de gemeenschap wordt, moet je het interessant maken voor jongeren, want zij vertellen<br />
het vervolgens weer door aan een nieuwe groep, aldus Rosalba.<br />
Om de buurt verder bekend te maken met Pregones organiseert de groep elke maandagavond een<br />
poëzie evenement, dat altijd veel mensen trekt. Het is een ideale gelegenheid om nieuwe mensen<br />
te ontmoeten en om mensen met elkaar in dialoog te laten gaan. Maar desondanks blijft de<br />
concurrentie met de massacultuur lastig, zeker in New York. Mensen zijn gewend dat alles groots,<br />
snel en flitsend is. Ik begrijp na dit relaas dat het moeilijk is voor een theatergroep als Pregones<br />
om daar continu tegen op te boksen.<br />
THEATER DER ONDERDRUKTEN WORKSHOP<br />
Donderdag 31 maart, 13.30 - 15.00 uur, Zuidplein auditorium<br />
Verslag van Barbara Kemmler<br />
Theater der Onderdrukten – zo vertelt workshopleidster Barbara Kastner – is een systeem van theaterspelletjes<br />
en theatertechnieken, dat er op gericht is onderdrukte burgers te bevrijden door het<br />
ontwikkelen van hun theatertaal, die de de essentie vormt van alle menselijke communicatie.<br />
Het systeem is ontwikkeld door de Braziliaanse theaterpedagoog Augusto Boal. Het is de bedoeling<br />
dat deze vorm van theater gespeeld wordt door, voor en over onderdrukten, zodat ze zelf<br />
kunnen vechten tegen hun onderdrukkingen en zodoende de samenleving kunnen veranderen,<br />
die de onderdrukking veroorzaakt. Het woord ‘onderdrukking’ wordt hier gebruikt in de betekenis<br />
van mensen die het recht zijn kwijtgeraakt om hun eigen verlangens en behoeftes kenbaar te<br />
maken en zodoende gereduceerd zijn tot het passief luisteren naar een monoloog van anderen<br />
die machtiger zijn. Deze vorm van theater moet gebruikt worden om te vechten tegen elke vorm<br />
van onderdrukking op basis van klasse, ras, geslacht of andere soorten van discriminatie. In die<br />
zin heeft het Theater der Onderdrukten een veel breder doel dan conventioneel theater, dat alleen<br />
maar dient als spiegel voor onze goede en kwade eigenschappen. Theater der Onderdrukten is een<br />
instrument voor daadwerkelijke maatschappelijke verandering.<br />
Theaterspelletjes zijn oefeningen die ons helpen ‘te voelen wat we aanraken’, ‘te luisteren naar<br />
wat we horen’, ‘te zien waar we naar kijken’ en ‘te begrijpen wat we zeggen en horen’.<br />
FORUM THEATER<br />
Theater is een voorstelling en geen reproductie van de werkelijkheid.<br />
Forum Theater presenteert een scène of een stuk dat een onderdrukkende situatie uitbeeldt en<br />
waarin de protagonist niet weet hoe hij/zij onder die onderdrukking uit moet komen. Vrijwilligers<br />
uit het publiek worden uitgenodigd om de hoofdrolspeler te vervangen en op het podium<br />
zelf een mogelijke oplossing of een idee of strategie te komen spelen. De passieve toeschouwer<br />
wordt zo een actieve medespeler (geen ‘spectator’ maar een ‘spect-actor’). De andere acteurs<br />
reageren op de nieuwe interventie en testen zo samen met de vertegenwoordiger van het publiek<br />
de mogelijkheden van zijn/haar nieuwe suggesties uit. Ook andere toeschouwers mogen zo ideeën<br />
uitproberen. Forum Theater wordt op deze wijze een collectieve repetitie voor daadwerkelijke<br />
veranderingen in het echte leven.<br />
DE EIGENLIJKE WORKSHOP<br />
We begonnen met ons zelf voor te stellen in een kring. We zeiden onze namen samen met een dier<br />
wiens naam ook begon met dezelfde eerste letter als onze naam (bijvoorbeeld: Barbara – Buffalo)<br />
en maakten daarbij een toepasselijke beweging, die dan door iedereen in de groep werd nagedaan.<br />
Daarna deden we oefeningen uit de verschillende categorieën Theaterspelletjes.<br />
80 81
“VOEL WAT JE AANRAAKT”<br />
Iedereen groet elkaar alsof ze op een feestje zijn. Je schudt elkaars hand en stelt je zelf voor. Je<br />
moet je constant van het ruimtegebruik bewust zijn, zodat er geen moment open plekken in de<br />
zaal zijn. Als je er een ziet, ga je er naartoe.<br />
“LUISTER NAAR WAT JE HOORT”<br />
a) In een kring probeert iedereen verschillende reclamespotjes na te bootsen met alleen de woorden<br />
‘ja’ en ‘nee’. Voor beginnende acteurs is het belangrijk om uit te vinden dat je heel veel<br />
verschillende emoties in een simpel woord kunt stoppen en zo veel kunt uitdrukken.<br />
b) Ritmekring: iemand begint met een beweging en een ritme, die hij doorgeeft aan zijn buurvrouw,<br />
die deze vervolgens weer doorgeeft aan de persoon naast haar. Zo gaat het de hele<br />
kring rond.<br />
c) Ritme in groepjes van drie: iedereen krijgt een nummer en dan beginnen ze te tellen, 1, 2, 3.<br />
Als de instructeur ‘1’ roept, moeten alle nummers 1 een ritme doen. Dan de nummers 2, en zo<br />
voort. Uiteindelijk doen alle groepen zo een kleine presentatie van verschillende ritmes.<br />
d) Ritme machine: een persoon begint met een beweging en een geluid, dan komt er iemand<br />
anders bij en voegt er een andere beweging en geluid aan toe. Zo gaan ze door tot iedereen<br />
onderdeel vormt van één grote ritme en geluid machine.<br />
ALLE ZINTUIGEN STIMULEREN”<br />
a) Je leidt een ‘blinde’ door de ruimte. De ‘blinde’ onderzoekt de ruimte met één vinger. Dan wisselen<br />
gids en ‘blinde’ van rol. Na afloop wisselen ze ervaringen uit.<br />
b) Andere mogelijkheden:<br />
- Iedereen loopt heel voorzichtige met gesloten ogen door de ruimte<br />
- De een speelt een auto, de ander de chauffeur. De auto doet de ogen dicht en de chauffeur<br />
stuurt door op verschillende plekken van de schouders en rug te drukken.<br />
“KIJKEN NAAR WAT WE ZIEN”<br />
a) Spiegel en reflectie: de ene persoon leidt en de ander doet alle bewegingen na. De bewegingen<br />
moeten simpel zijn.<br />
b) De een is een beeldhouwer die van een ander een beeld maakt. Hij mag de ander niet direct<br />
aanraken: meer als een marionettenpop aan touwtjes. Hij laat het beeld ook de gezichtsuitdrukking<br />
zien, die het beeld vervolgens moet imiteren. Als alle beelden klaar zijn, lopen<br />
alle beeldhouwers door een beeldentuin heen en geven commentaar op elkaars scheppingen.<br />
daarna kun je het omdraaien: de eerdere beelden worden nu beeldhouwer.<br />
Op het laatst speelden we verschillende Forum theater scènes in een metrotrein. Een of twee<br />
mensen vielen iemand anders lastig. Mensen uit het publiek konden oplossingen uitproberen om<br />
uit deze onderdrukkende situatie te komen.<br />
MUZIEK EN THEATER DOOR PREGONES<br />
Donderdag 31 maart, 13.30 - 15.00 uur en Zaterdag 15.30 - 17.30 uur, Zuidplein Café<br />
Verslag van Evelien Koetsier en Jeannette Bakker<br />
Volgens Pregones is ‘muziek in theater anders dan muziek waar je gewoon naar luistert. In het<br />
theater hebben muziek en tekst een onderlinge wisselwerking. Een gesproken zin kan ook muzikaal<br />
zijn’.<br />
Aan het begin van de workshop legt Rosalba Rolón uit dat er weinig gespecialiseerde theatermuzikanten<br />
zijn. Daarom traint Pregones haar eigen musici voor het theater. Muziek staat namelijk<br />
altijd centraal in hun voorstellingen. Het lichaam is ook een instrument. De thema’s voor de stukken<br />
komen voort uit brandende kwesties die de leden van de groep willen uitwerken.<br />
Soms kan een bekend lied uit je jeugd als startpunt voor een nieuwe voorstelling dienen. Zo’n lied<br />
combineren ze dan met iets totaal anders zoals een tekst, een gedicht, of een actuele gebeurtenis.<br />
Vervolgens gaan ze aan het schaven en improviseren om zo iets nieuws te laten ontstaan, dat<br />
het hedendaagse publiek aanspreekt.<br />
In de workshop gaan we met ditzelfde principe aan de slag. Rosalba verdeelt de deelnemers in drie<br />
groepen: dansers, musici en schrijvers. De thema’s van het door ons te maken stukje zijn: oorlog,<br />
vrouwen, en de bescherming van kinderen. De schrijvers trekken zich terug in een andere ruimte<br />
en gaan daar aan het werk. De dansers drukken, onder leiding van Rosalba, al dansend verschillende<br />
emoties uit. Angst, woede, vastberadenheid en overwinning. Er wordt geprobeerd om de<br />
emoties groot en duidelijk op het toneel te zetten. Na een tijdje gaan de speelsters om de beurt<br />
voor de groep staan om te beoordelen hoe het er uit ziet en de groep waar nodig te dirigeren.<br />
Uiteindelijk ontstaat er een krachtig beeld.<br />
De muzikantengroep gaat met Desmar aan de slag. Op thema’s als ‘het slagveld’ en ‘fysieke ontmoeting<br />
met de vijand’ wordt er op verschillende manieren muziek gemaakt: met de piano, met<br />
stoelen en tafels en met het lichaam: klappen, stampen, hijgen en wat melodielijntjes.<br />
Vervolgens worden de drie disciplines bij elkaar gevoegd. In het midden de musici mét piano. Er<br />
om heen de dansers op de grond, op stoelen en op tafels. Eén schrijver/spreker in het midden.<br />
De piano begint. De musici vallen in en de dansers gaan dansen. Dan draagt de schrijfster het<br />
resultaat van de schrijfgroep op dramatische wijze voor: “No, don’t take my son away. Your gain<br />
is my pain. I beg you; he is a part of me. Your war is my loss. No..NO !” Het is direct al een mooi<br />
ritmisch en indrukwekkend stuk toneel. Toch wordt het een aantal maal gerepeteerd om het nog<br />
beter uit de verf te laten komen. Rosalba en Desmar laten ons dan hard, dan zacht spelen, laten<br />
dingen herhalen voor extra accent en leggen contrasten aan. De geschreven tekst wordt fluisterend<br />
uitgesproken en de bewegingen vertraagd; het ritmische gehijg gaat van luid naar bijna<br />
82 83
GUMBOOTS DANCE<br />
Donderdag 31 maart, 15.30 - 17.30 uur, Zuidplein auditorium<br />
Verslag van Jacqueline Bakker<br />
‘THE SECRET OF GUMBOOTS DANCE IS THE RHYTHM, NO FORMULA BUT RHYTHM’<br />
Oupa Malatjie komt uit een township ten noorden van Johannesburg, Zuid Afrika en nu staat hij<br />
met hoge witte rubber laarzen, een felle rode broek, wit T-shirt en een kaki pet temidden van een<br />
groep van dertig mensen in een zaaltje van het Theater Zuidplein in Rotterdam.<br />
Als ervaren performer weet Oupa de interesse op te wekken met zijn vertelling over de taal die<br />
mijnwerkers hebben ontwikkeld in de mijnen van Johannesburg, Mozambique, Zimbabwe en Swaziland.<br />
De arbeiders droegen in de mijnschachten rubber laarzen en wat belangrijk was, zij mochten<br />
niet praten onder het werk. Dus verzonnen ze een eigen taal zonder te spreken en die bestaat<br />
uit het slaan op hun rubber laarzen, in de handen klappen en het stampen met hun voeten. Als<br />
de opzichter er aan kwam waarschuwden de mijnwerkers elkaar op deze manier.<br />
Oupa doet een gumboot ritme voor. Hij buigt voorover om goed op zijn rubber laarzen te kunnen<br />
slaan, in de handen te klappen en met de voeten te stampen. Door deze bewegingen op een<br />
ritmische manier af te wisselen, ontstaat er een dans.<br />
onhoorbaar. Zo stemmen de regisseurs de door ons verzonnen elementen op elkaar af en smeden<br />
het tot een interessant en vooral spannend geheel.<br />
Rosalba vertelt een verhaal: ‘Er zaten mensen op een dak in een land waar oorlog heerste. Vele<br />
van hen hadden dierbaren verloren. Toch zagen ze een lichtpuntje toen ze omhoog keken en beseften<br />
dat de sterren nog altijd schenen. Dat besef moest gevierd worden’.<br />
Ze vraagt de workshopdeelnemers nu zelf een situatie of citaat te bedenken, die hun kijk op het<br />
leven deed veranderen. Hier volgt een greep uit de reacties:<br />
- Op een dag besloot ik de boom in het midden van de tuin om te hakken. Nadat de zware klus<br />
geklaard was keek ik met een andere blik naar de tuin: ineens zag ik hoe groot en licht hij was.<br />
- Op een wandeltocht begon het ineens te stormen. De bomen bewogen en de regen spatte in ons<br />
gezicht. Iedereen begon te klagen totdat iemand zei: ‘Kijk nou eens goed’<br />
- Als je op je kop gaat staan zie je de sterren beneden.<br />
- Geluk kleur jezelf.<br />
Als laatste activiteit werkten we het “boomverhaal” op dezelfde manier uit als het “soldatenverhaal”:<br />
eerst apart in een muziek/ritme sectie, een tekst/acteer sectie en een bewegings sectie.<br />
Daarna integreerde we drie verschillende elementen in een verbazingwekkende geïmproviseerde<br />
presentatie vol expressie en met een persoonlijk tintje.<br />
Het liefste zouden de workshop deelnemers een klaterende gumbootsshow van Oupa willen zien,<br />
maar zij moeten zelf aan de slag. Oupa verzoekt iedereen in een kring te gaan staan en stoelen<br />
uit het zaaltje te verwijderen. Na een korte oefening waarin het lichaam, de handen en de voeten<br />
los gemaakt worden, wordt het eerste ritme aangeleerd.<br />
‘The magic is to create the rhythm’, zegt Oupa, terwijl hij ritmisch met zijn voeten stampt en<br />
in zijn handen klapt. De bedoeling is dat iedereen op hetzelfde moment stampt en klapt, zodat<br />
het straks als één ritme klinkt. Dan komen de variaties: linker been stampt, rechter hand slaat<br />
op binnenkant rechter rubberen laars; linker voet stampt, linker hand op buitenkant linker been,<br />
beide handen slaan in elkaar, rechter voet stampt, etc. Duidelijk is dat de stampende voet als een<br />
soort bas fungeert, de hand die tegen het rubber van de laars slaat produceren de middentoon,<br />
en handgeklap zorgt tenslotte voor het hoge geluid. Deze ‘toonhoogten’ gecombineerd met hele,<br />
halve en kwart noten en diverse ritmes klinken gezamenlijk als een complex muziekstuk en ogen<br />
als een dynamische dans.<br />
Eerst is er chaos en onkunde, maar onder de strenge leiding van Oupa weet iedereen tenslotte<br />
dit ritme met hand, voet en laars op hetzelfde moment te laten klinken. Het is een triomfantelijk<br />
gevoel. De Mamma’s van TVAAP uit Zuid Afrika doen ook mee. Voor hen is het ook de eerste keer<br />
dat zij gumboot dansen. De vochtigheidsgraad in het zaaltje stijgt, want er wordt hard gewerkt.<br />
Nu moeten we beide laarzen tegen elkaar slaan om onze dans- en ritmetaal nog verder uit te<br />
breiden.<br />
84 85
We werken nu verder in kleinere groepjes aan een eigen dans, die we even later aan elkaar demonstreren.<br />
Oupa doet vervolgens een ingewikkeld ogende gumboot dance voor die hij de deelnemers<br />
in fases laat instuderen. Dan leert hij ons een melodie van acht tonen: de basismelodie van een<br />
lied van Mirjam Makeba over de goudmijnen buiten Johannesburg, ‘my child is going to the mines<br />
of the gold city’. Oupa zingt de tekst van het liedje terwijl wij hummen en het eerder geleerde<br />
gumbootritme dansen. Zo ontstaat een bijna gewijde dans, beat en zang van dertig mensen. Het<br />
is mooi om mee te maken dat deze grote groep mensen uit alle windstreken met elkaar deze betekenisvolle<br />
sfeer kunnen creëren in de geheime taal van de Zuidafrikaanse mijnwerkers.<br />
Oupa Malatjie heeft de Tswelopele Performing Artists Organization opgericht om jonge mensen<br />
dans, drama en muziek te leren. Oupa leidt tevens de Township Mirror Theatre Group. Dit gezelschap<br />
werkt vooral met jonge kinderen die zich willen specialiseren in Afro-, Zulu- en Gumboots<br />
dansen. Zij treden op in Zuid Afrika en naburige landen op podia en pleinen. Gumboots Dance<br />
is vooral bekend aan de kusten rondom de Zuidkaap. Om nieuwe leden voor de Township Mirror<br />
Theatre Group te werven gaat Oupa naar de scholen. De kinderen worden in deze theatergroep<br />
getraind en opgevoed. Na de training laat hij ze pas gaan wanneer zij werk hebben gevonden bij<br />
een dans- of theatergroep elders in het land. In deze workshop hebben we geleerd, dat Gumboots<br />
dance voor iedereen toegankelijk is, omdat je samen met je groep je eigen ritme en choreografie<br />
maakt. En dat is een geweldige kick.<br />
BROOKENYA WORKSHOP<br />
Vrijdag 1 april, 13.00 - 15.00 uur en 13.30 - 15.00 uur, RWT Studio<br />
Verslag van Mechtild Janssen<br />
WORKSHOPS<br />
VRIJDAG 1 APRIL 2005<br />
Kate Gardner van Community Theatre Internationale uit Brooklyn, New York introduceerde het<br />
‘BrooKenya’ project, een onderneming die door middel van via het internet uitgezonden video<br />
soaps mensen uit Peru, de VS en Kenia met elkaar verbindt. De partners, die duizenden kilometers<br />
van elkaar vandaan wonen, werken samen aan de scripts en de producties. Het zijn doodnormale<br />
mensen, variërend in leeftijd van 16 tot 45.<br />
Na een korte inleiding liet Kate ons een paar stukjes uit BrooKenya soap afleveringen zien, waarna<br />
we zelf aan eigen scènes gingen werken. We moesten eerst een idee voor een verhaal verzinnen.<br />
86 87
Na een korte warming-up, werkten we aan vier personages, die we in een bepaalde situatie moesten<br />
laten belanden. Om ze geloofwaardiger te maken, moesten ze uit verschillende landen komen.<br />
Zo creëerden we een Suriname team, een El Salvador team, een Nederlands team en een Groot<br />
Britannië team, die ieder een personage moesten afvaardigen. Daarna gingen deze personages al<br />
improviserend aan een huwelijksscène werken.<br />
Het is Maria’s trouwdag met Joseph. De priester begint met de ceremonie en vraagt of er iemand<br />
in de kerk is die bezwaar heeft tegen het huwelijk dat hij wil inzegenen. Helga staat op en zegt<br />
dat zij het er niet mee eens is, omdat ze van Maria houdt. Joseph is stomverbaasd, want hij wist<br />
helemaal niet dat Maria een bisexueel verleden had. Chaos dus. De dingen worden nog gecompliceerder<br />
als er een heel brutaal en onbeschoft klein meisje opstaat. Ze is als een prinsesje gekleed<br />
en gedraagt zich als een gek. Ze verstoort op haar manier de huwelijksvoltrekking. We ontwikkelden<br />
twee mogelijke eindes voor deze chaotische situatie:<br />
(1) Joseph draagt Maria de kerk uit en gaat op zoek naar een andere kerk en een andere priester<br />
(2) De priester raakt helemaal in de war en trouwt Maria met Helga.<br />
Het was al met al een hele leuke workshop en de scène die we met z’n allen maakte was heel<br />
grappig. Al doende leerden we hoe een soap gemaakt wordt die de hele wereld omspant en mensen<br />
met elkaar in contact brengt door middel van video en het internet.<br />
THEATERGROEP SERING, ANTWERPEN<br />
Vrijdag 1 april, 15.30 - 17.30 uur, RWT Studio<br />
Verslag van Jacqueline Bakker<br />
In de wijk Borgerhout van Antwerpen, België werken Mia Grijp en Ivo Vander Borgt samen met<br />
wijkbewoners in de theatergroep Sering.<br />
Mia heeft een verleden als beroepsactrice, jarenlang spelend bij spraakmakende Belgische theatergezelschappen,<br />
die de officiële circuits bedienden. Totdat zij ervan doordrongen raakte dat deze<br />
circuits geïsoleerd waren van het rauwe alledaagse leven van de mensen in de wijken van Antwerpen.<br />
Zij koos voor de wijkbewoners en voor het maken van eigen theaterproducties vanuit de wijk<br />
met iedereen die er woont en voor iedere wijkbewoner als publiek, ongeacht inkomen, afkomst of<br />
leeftijd. Samen met professionele acteurs, decorbouwers en kostuumontwerpers.<br />
Deze droom heeft Mia gestalte kunnen geven na een weg van vallen en opstaan. Het idee is wel<br />
aldoende uitgekleed tot de kern: de beroepsacteurs en andere professionals zijn verdwenen – met<br />
uitzondering van Ivo, die musicus is. De gemeente heeft de groep wel een groot garagepand in<br />
de wijk ter beschikking gesteld tegen een huur van ¤ 25,00 per maand, plus wat subsidie voor<br />
lopende kosten. Maar zij moesten het huis wel zelf opknappen.<br />
Mia vertelt de ontstaansgeschiedenis van haar groep aan de workshopdeelnemers. In het benaderen<br />
van wijkbewoners maakt zij onder andere de keuze om voor degenen te gaan die geen<br />
aansluiting hebben of kunnen maken bij het reguliere maatschappelijk leven: drugs- of alcohol<br />
verslaafden, thuislozen, mensen uit Afrikaanse landen, ex-prostituees, ex-bajesklanten, mensen<br />
met een psychiatrische realiteit, oude mensen. Hiervoor is het nodig om een intens netwerk te<br />
onderhouden met sociale organisaties en culturele centra. Samenwerking met mensen van dit<br />
netwerk is inmiddels een substantieel onderdeel van het werk van Sering.<br />
In de afzonderlijke producties wordt gelet op homogene groepen om de ontwikkeling van het stuk<br />
zo weinig mogelijk gevaar te laten lopen. Bijvoorbeeld bij kinderstukken zitten geen bejaarde<br />
mensen in de groep. De vraag werd gesteld door gemeenteambtenaren wat er met de mensen<br />
gebeurde na het spelen van de productie. Want in de maanden van ontwikkeling tijdens het proces<br />
is er dagelijks intensief contact, wat daarna weer zou kunnen vervliegen. Nu is het pand van<br />
Sering zo groot dat de mogelijkheid bestaat voor thuislozen om er een kamer te betrekken voor<br />
zolang dat nodig is. Of er is inzet van een van de sociale partners om hen aan een woning te<br />
helpen. En er is altijd inloop mogelijk. Eveneens is de keuze gemaakt om in de vakanties door te<br />
repeteren om de wekelijkse structuur te behouden, waarin de kwetsbare deelnemers juist gewend<br />
zijn geraakt om hun lot te delen met elkaar. Niet dat er altijd over problemen wordt gesproken,<br />
want problemen zijn er huizenhoog en iedereen heeft ze. Bovendien zijn problemen er om ze op<br />
te lossen. Met andere woorden: doordat de verschillende groepen bij Sering met elkaar werken<br />
en onderling contact hebben, is er een vanzelfsprekende acceptatie voor elkaar en wordt er hulp<br />
geboden waar nodig. Dit soort acceptatie is in het dagelijkse maatschappelijke leven soms ver te<br />
zoeken. Bij Sering zijn de mensen er zoals ze zijn en hoeven zich niet te bewijzen. Dat maakt ze<br />
sterk en creëert ruimte voor eigen ideeën die uitmonden in het maken van theater. Daarom is deze<br />
organisch gegroeide formule zo succesvol en werkbaar.<br />
De groepen praten veel met elkaar als voorstadium van een theaterstuk. Daaruit ontstaan de thema’s<br />
voor de stukken waaraan men gaat werken in improvisaties en uit deze activiteiten ontstaan<br />
vervolgens weer personages. Mia en anderen begeleiden de mensen om het gekozen idee in een<br />
theatervorm te gieten en in een later stadium met spelregie. Daarbij wordt een emotie als ‘je<br />
gelukkig voelen’ ook gebruikt wordt om dat over te zetten in het dagelijkse vaak moeizame leven,<br />
zodat de persoon die emotie kan inzetten op een gewenst moment en een gevoelsmatig zetje<br />
ervaart om een bepaalde situatie aan te kunnen.<br />
Soms wordt een bestaand stuk als basis gekozen, eigenlijk vooral als inspiratiebron, en vervolgens<br />
bewerkt met de ervaringen van de spelers zelf. Zo is Vogels voor de kat geïnspireerd op het stuk<br />
Lieve Arthur van Judtih Herzberg. Dit stuk wordt door vijf vrouwen, in leeftijd variërend van zestig<br />
tot vier en tachtig jaar, voornamelijk in bejaardentehuizen gespeeld. Er is telkens een grote<br />
herkenning bij het publiek met als voornaamste reactie de verbazing dat je als bejaarde zelfs nog<br />
in de schijnwerpers kan staan.<br />
88 89
De bezoekers van de toneelstukken komen uit dezelfde maatschappelijke groepen als de spelers<br />
en betalen voor een toegangskaartje ¤ 1,00. Het stuk is meestal in de garageruimte van Sering<br />
te zien. Langzamerhand komen er ook ‘gewone’ buurtbewoners als nieuw publiek naar het theater<br />
van Sering. Op het moment worden er drie shows per jaar gemaakt met zo’n dertig voorstellingen.<br />
Het aantal te maken shows hangt af van de vraag van de wijkbewoners zelf en van de aanvragen<br />
van sociale instellingen. De thema’s behandelen geen problemen maar gaan over vragen als:<br />
‘wat gebeurt er in de wereld?’, ‘waarom voelen zij zich hulpeloos?’, ‘waarom is iedereen gelijk?’,<br />
‘waarom heeft de jeugd geen visie?’.<br />
Mia ontwikkelt nu een idee om verhalen, thema’s te delen met mensen over de hele wereld door<br />
middel van theater, van Zuid (meestal de arme landen) naar Noord (het rijke deel van de aardbol).<br />
Dus van de locale situatie van Borgerhout in Antwerpen naar de globaliteit van de wereld. Daar<br />
moet een wereldwijd netwerk voor komen in de zuidelijke en noordelijke landen. Middels een<br />
‘webcam’ op de computer kan dan gecommuniceerd worden over dezelfde thema’s. De wereld komt<br />
dan via performances, via theater, binnen bij de mensen.<br />
Arturo Mejia van de theatergroep Arena y Esteras uit Peru, één van de deelnemers van deze workshop,<br />
geeft een voorbeeld van het universele karakter van thema’s. Dat ‘jeugd geen visie heeft’<br />
blijkt in landen als Peru, Spanje, en België. Hij heeft dat ervaren met zijn eigen theatergroep en<br />
het is eveneens de ervaring van Sering in Antwerpen en van groepen in andere werelddelen. Zijn<br />
opmerking is een onderstreping van de nieuwe droom van Sering om theater van wijkbewoners<br />
niet alleen in de wijken van Antwerpen te laten ontstaan, maar met de universele thema’s ook<br />
over grenzen te trekken.<br />
NIEUWE WIJKTHEATERINITIATIEVEN<br />
Vrijdag 1 april, 13.00 - 15.00 uur, Zuidplein Café<br />
Verslag van Evelien Koetsier<br />
Aan deze workshop zitten mensen uit de hele wereld die zelf wijktheater maken of dat willen gaan<br />
doen. Ze komen overal vandaan: Lima (Peru), Los Angeles (VS), Utrecht, Alkmaar, Rotterdam, Antwerpen,<br />
Gent, Brugge, Bristol (Engeland), Zweden, Noorwegen, Slowakije. Ze zijn dramadocent,<br />
schrijver, beleidsmedewerker, maatschappelijk werker, of theatermaker) en in de loop van deze<br />
geanimeerde uitwisseling van ervaringen en ideeën leren ze van elkaar en ontwikkelen ze nieuwe<br />
plannen voor wijktheater.<br />
Peter van den Hurk speelt met de deelnemers een spel waardoor ze moeten reageren op een door<br />
hem voorgeschotelde situatie. Eugène van Erven, de andere workshopleider, zet ze dan met realistische<br />
vragen weer met de benen in de eigen praktijk. Bijvoorbeeld, Peter stelt iemand recht op de<br />
man of vrouw de vraag: ‘Jij bent een wijktheater begonnen en je hebt daar veel tijd ingestoken;<br />
toch heb ik gehoord dat het niet helemaal goed is gegaan. Waardoor kwam dat?’ Diegene die<br />
de microfoon onder zijn neus krijgt moet ter plekke een antwoord verzinnen als: ‘We hadden het<br />
niet goed voorbereid. Het publiek en de acteurs waren niet goed op elkaar afgestemd. En door<br />
de slechte p.r. waren er weinig mensen komen opdagen.’ Vervolgens schotelt Peter iemand anders<br />
een positieve situatie voor van een project waar het wel goed was gegaan. Een andere deelnemer<br />
antwoord daarop: ‘We zijn ter voorbereiding op de voorstelling de wijk ingegaan. We hebben<br />
veel met de wijkbewoners gepraat en kwamen zo steeds dichter bij hun belevingswereld. Hierdoor<br />
wisten we wat er zich allemaal afspeelde. Dit hebben we omgezet in een voorstelling waarin de<br />
mensen zich konden herkennen’.<br />
In de realistische episodes werd er ook eerlijk gepraat. Over de ethische kanten van het gebruiken<br />
van echte levensverhalen in een theatervoorstelling. De meeste mensen bleken het er over eens<br />
te zijn, dat juist in wijktheater waarin mensen uit de wijk zelf meespelen het risico van uitbuiting<br />
het minst groot is. Daarop aansluitend wordt de wenselijkheid van het samenspelen van amateurs<br />
en professionele acteurs besproken. Hierop hebben de mensen van Arena y Esteras uit Lima, Peru<br />
zoals gebruikelijk een verfrissend antwoord: ‘Bij ons in Lima zijn mensen niet gewend aan theater<br />
laat staan dat er wordt gedacht in termen van amateur en professioneel. De verhalen van de buurt<br />
moeten worden verteld en dus vertellen we ze. Het is om het even of het onze eigen verhalen zijn<br />
of die van onze buren.’<br />
Er wordt ook over geld gepraat, want hoe financier je de dingen als je bezig bent met wijktheater?<br />
90 91
Je merkt dat het in alle landen anders is. Sommige mensen organiseren zelf activiteiten die geld<br />
opbrengen en anderen draaien op subsidies. De vraag waarom het belangrijk is om gemeenschapsgeld<br />
aan wijktheater te besteden levert boeiende antwoorden op:<br />
- Het is laagdrempeliger voor mensen uit de buurt als theater bij hun in de omgeving wordt gebracht<br />
(en gemaakt)<br />
- Je hebt het nodig om weer in contact te komen met je cultuur<br />
- Kunst is een manier om mensen weer met elkaar te leren praten.<br />
Tenslotte laait ook de discussie over de kunstzinnige kwaliteit van wijktheater nog even op als<br />
een van de deelnemers zegt: ‘De mensen die over kunstsubsidies gaan kijken niet naar wat er echt<br />
moet worden gedaan in deze maatschappij. Sommige voorstellingen gaan in mijn ogen nergens<br />
over en dat wordt dan gezien als geweldig artistiek. Maar ze weten niet dat wij met het echte<br />
leven bezig zijn. We komen veel dichterbij. Dat zouden ze eens moeten zien!’<br />
ACTA COMMUNITY THEATRE, BRISTOL<br />
Vrijdag 1 april, 13.00 - 15.00 uur, Millinx Theater<br />
Verslag van Mirjam van Vugt<br />
Neil Beddow, de artistiek leider van ACTA, valt met de deur in huis: ‘Ik wil dat iedereen een waarheid<br />
en een leugen over zichzelf bedenkt. Je krijgt nu twee minuten om die te verzinnen’.<br />
Iedereen begint hard te denken, want het is nog niet zo makkelijk om een geloofwaardige leugen<br />
over jezelf te verzinnen. Gedurende het voorstelrondje probeert de groep te achterhalen wat de<br />
leugen en wat de waarheid is, hetgeen een paar overtuigende leugens oplevert.<br />
Neil legt uit dat hij zo nog aantal spelletjes met ons wil spelen om de werkwijze van ACTA te laten<br />
zien. Bij ‘Anyone who has…’, gaat het erom dat de persoon in het midden een stoel weet te bemachtigen.<br />
Hij moet iets zeggen dat hijzelf heeft en iedereen die dat ook heeft, moet opstaan en een<br />
andere stoel zoeken. Dit is het moment dat de persoon in het midden een andere stoel kan bemachtigen.<br />
Na tien minuten spelen kwamen we van elkaar te weten wie er zwarte sokken aan had, wie er<br />
van reizen hield, wie ’s ochtends koffie drinkt en wie bijvoorbeeld van kaas op zijn brood houdt.<br />
Alle workshopdeelnemers moeten nu een plek in de ruimte zoeken en een situatie uitbeelden. Ik<br />
moest me voorstellen dat ik voor een grote doos zat, waar ik aan een stuk door dingen uit moest<br />
pakken, ze benoemen en ze daarna over mijn schouder moest weggooien. Neil legde het doel van<br />
deze oefening na afloop uit: ‘Op een gegeven moment kun je het met je hoofd niet meer bijhouden<br />
en dan wordt het interessant, omdat je jezelf niet meer kan censureren. Dan kom je vaak heel verrassende<br />
dingen tegen in je doos.’<br />
Deze opdracht was een voorbereiding voor een volgende oefening, waarin je om de beurt met<br />
een zin moet reageren op een houding die de ander aanneemt. Daarna pakken we onze stoelen<br />
en gaan weer in een kring zitten. Maar voor praten is het nog geen tijd, want we gaan nu echt<br />
improviseren. Twee vrijwilligers bieden zich aan. De een neemt een houding aan en de ander gaat<br />
erbij staan; naar aanleiding van de aangenomen houding begint de scène. Als iemand in een<br />
mooie houding staat, zet Neil de scène stop en wisselt een van de spelers met iemand anders, die<br />
uit de houding van de medespeler weer een nieuwe situatie moet afleiden. En zo mogen we vanaf<br />
de kant onder andere meegenieten van een acrobatiekvoorstelling, een huwelijksaanzoek en een<br />
relatiebreuk. Pas dan is het tijd om over ACTA te praten.<br />
“Blijf je en maak je je buurt beter of ga je weg en begin je opnieuw?” - dat was de centrale<br />
vraag bij de voorstelling For Love nor Money, die de vorige avond op het festival te zien was. Neil<br />
heeft de voorstelling met zes vrouwen gemaakt. In het stuk volgen we drie personages door de<br />
jaren heen en kunnen we zien wat er van hun dromen terecht komt. Naast de relaties tussen de<br />
vriendinnen gaat de voorstelling ook over een wijkrenovatieproject à la Hoogvliet. Het stuk laat<br />
verschillende meningen over dat gevoelige onderwerp zien en dat is voor Neil belangrijk: ‘Theater<br />
is bedoeld om mensen vragen te laten stellen’. Het proces begon met praten en improviseren.<br />
Doordat het stuk voortkomt uit de eigen verhalen van de spelers kan het publiek zich er ook goed<br />
in herkennen. Naast twee sterke vrouwen is er ook een slapper type, ‘Danny’, bij wie alles mislukt<br />
omdat ze de realiteit van haar eigen situatie niet goed weet in te schatten.<br />
For Love nor Money beleefde in Rotterdam haar première. Het is nog onzeker of ACTA in staat zal<br />
zijn veel publiek voor deze voorstelling te trekken. In eerdere voorstellingen speelden veel meer<br />
mensen mee en dan zit de zaal al snel vol met mensen die de spelers kennen. Nu spelen er maar<br />
zes vrouwen in de voorstelling en is het de eerste keer dat ACTA met een voorstelling in de wijken<br />
gaat spelen en niet alleen in haar eigen theater.<br />
ACTA bestaat nu twintig jaar. In 1981 deed Neil zelf voor het eerst aan een wijktheaterproductie<br />
mee en besefte toen dat hij van dit werk zijn beroep wilde maken, omdat iedereen creativiteit<br />
bezit: ‘Creativiteit maakt je mentaal fit en daarom is het goed om mensen met kunst bezig te laten<br />
zijn. Theater maakt dat mensen zich goed voelen en zelfvertrouwen krijgen’.<br />
ACTA bestaat uit een vast team van acht mensen. Dan zijn er nog dertig mensen die er een deeltijd<br />
baan hebben en onder andere toneelcursussen verzorgen. Wat de mensen in het team zelf niet<br />
kunnen, trekken ze van buiten aan. ACTA werkt met grote en kleine groepen, jong en oud. Soms<br />
worden ze door andere instanties gevraagd om een voorstelling over een bepaald thema te maken;<br />
andere keren starten ze vanuit de interesses van de spelers zelf. ACTA, die in een achterstandswijk<br />
van Bristol werkt, heeft daar inmiddels een eigen theaterruimte, omdat er verder voor dit werk<br />
geen geschikte ruimtes voor handen zijn. Daarnaast vindt Neil goede kunstfaciliteiten in de wijken<br />
gewoon erg belangrijk, omdat het er toe bijdraagt dat mensen zich gewaardeerd voelen.<br />
92 93
‘HOU MIJN HART VAST’, RWT<br />
Vrijdag 1 april, 13.00 - 15.00 uur, Zuidplein auditorium<br />
Verslag van Jeannette Bakker<br />
Het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> is een theatergroep die theater maakt voor en door mensen uit de<br />
wijken. Het wordt gesubsidieerd door de Gemeente Rotterdam en het Ministerie van OC&W. Het<br />
belangrijkste doel van het RWT is mensen bereiken die nooit naar theater gaan. De voorstellingen<br />
die het RWT speelt zijn gebaseerd op de verhalen vanuit de eigen gemeenschap en gaan dus over<br />
zaken die relevant zijn voor mensen uit de wijken en de buurten. Het publiek van het RWT bestaat<br />
uit buurtbewoners verdeeld in drie groepen: jongeren van ongeveer 12 tot 26 jaar, volwassenen,<br />
en vrouwen die s’avonds het huis niet uit mogen en voor wie het RWT een dagprogramma maakt.<br />
Deze laatste groep wordt bijvoorbeeld bereikt op scholen, die taalcursussen voor migrantenvrouwen<br />
verzorgen. Vaak gaan de vrouwen zo in ‘schoolverband’ voor het eerst van hun leven naar<br />
het toneel kijken. Soms ontstaat er ook een vierde type voorstelling, naar aanleiding van een<br />
thema. Zo’n themavoorstelling is Hou mijn hart vast, waarin ‘huiselijk geweld’ aan de orde komt.<br />
Annelies Spliethof van het RWT liep al zo’n twaalf jaar met het plan rond om over dit thema een<br />
voorstelling te maken. Zij zocht contact met Blijf van m’n Lijf huizen en Vrouwenopvang in Rotterdam.<br />
De vele interviews die ze daar hield, werden op tape uitgetypt. Annelies liet de vrouwen<br />
gewoon praten, zo ongestructureerd mogelijk. Ook ging ze leuke dingen met de vrouwen doen,<br />
zoals winkelen. Sommige vrouwen vertelden zo voor het eerst in hun leven hun verhaal aan iemand<br />
anders.<br />
Het RWT heeft geen vaste groep actrices en acteurs. Elk stuk wordt gespeeld door niet-professionele<br />
spelers, die met de specifieke inhoud iets van doen hebben. Aanvankelijk wilde Annelies<br />
voor Hou mijn hart vast wel beroepsactrices inzetten vanwege het extra gevoelige karakter van<br />
het thema. Toch wilden drie vrouwelijke slachtoffers zélf spelen. Uiteindelijk bleef er één van hen<br />
over; voor de anderen was het te zwaar of ze mochten niet van thuis. Het stuk werd uiteindelijk<br />
gespeeld door een Nederlandse vrouw, een Marokkaanse vrouw en een Turkse vrouw. Er werd specifiek<br />
voor drie nationaliteiten gekozen, omdat huiselijk geweld (fysiek en psychisch) door alle<br />
culturen en sociale klassen heen voor komt. In Nederland vindt er dagelijks in 1 op de 5 huishoudens<br />
geweld plaats en er gaan 70 vrouwen per jaar aan dood.<br />
We zien fragmenten van Hou mijn hart vast op video. Een Turkse vrouw bekijkt zichzelf in de spiegel<br />
terwijl ze haar bruidsjurk voor haar lichaam houdt. In de achtergrond zien we geprojecteerde<br />
beelden van een trouwerij en een bruidstaart. Dan volgt een mengeling van beelden waarin er<br />
geweld gepleegd wordt tegen vrouwen. Op het toneel komt de Nederlandse vriendin binnen die<br />
vertelt dat ze wil vluchten met haar kinderen, omdat haar man haar bedreigt. Tja, de politie kan<br />
niet geroepen worden, want er is nog niemand gewond of vermoord én de vrouw sloeg terug.<br />
Dan switched het beeld weer terug naar de op handen zijnde trouwerij van de Turkse vrouw. De<br />
Marokkaanse vriendin komt binnen. Intussen belt de aanstaande van de Turkse vrouw haar steeds<br />
op. De Marokkaanse vrouw is opgewonden; ze is weggelopen omdat ze bedreigd wordt door haar<br />
broer, die SMS-jes van haar met een ‘vreemde’ man had onderschept. Toen zij trouwde is ze de dag<br />
na haar huwelijk drie jaar door haar schoonmoeder opgesloten geweest in huis. De Nederlandse<br />
vrouw vertelt dat ze zes keer is weggelopen en vijf keer is teruggekomen.<br />
De Turkse vrouw vertelt over haar ex-echtgenoot. Hij vroeg altijd waar ze naar toe ging en bezocht<br />
haar niet in het ziekenhuis na haar miskraam. Hij was overal jaloers op. De Nederlandse vriendin<br />
vond een waxinelichtje van de Turkse vrouw voor haar voordeur met een briefje waarop stond:<br />
‘Help mij’. Dan volgen er achter elkaar gemonteerde beelden van de ideale man, de eerste klap,<br />
dagboekfragmenten over spijt en heimwee in een Blijf van m’n Lijfhuis, de eerste week weer thuis<br />
als hij superlief is, en dan barst het geweld weer los.<br />
Op het toneel zijn de vrouwen druk bezig het eten voor de trouwerij voor te bereiden. Op het toneel<br />
gaat constant de telefoon van de aanstaande echtgenoot, gesprekken die altijd eindigen met<br />
de woorden: ‘Ik ook van jou’. De Marokkaanse vrouw vertelt over haar ‘SMS-vriend’. Hij is blond<br />
en heet Chris, ‘een echte lekkere jonge kaas’… Dan gaat de telefoon weer en de Turkse vrouw<br />
wordt iedere keer bozer, maar eindigt wel steeds met ‘Ik ook van jou’. De drie vrouwen praten over<br />
hun toekomst die er niet rooskleurig uit ziet. In een volgend telefoontje kondigt de aanstaande<br />
echtgenoot aan dat hij met de Turkse moeder van de bruid op Schiphol staat.<br />
94 95
Na het spelen van de voorstelling was er altijd discussie, vertelt Annelies na afloop van de videofragmenten.<br />
Sommige vrouwen kwamen wel vijf tot zes keer naar de voorstelling kijken.<br />
Er waren ook altijd hulpverleners aanwezig om heftige reacties op te vangen, want het stuk<br />
maakte veel los. Mannen in het publiek reageerden vaak geschrokken of schoten in de verdediging<br />
met opmerkingen als, ‘dat soort dingen doe ik niet’. Anderen werden boos. Maar over het algemeen<br />
reageerden de mannen positief. Meriam, een workshopdeelneemster uit Zuid Afrika, merkt op dat<br />
vele mishandelde vrouwen bij hun man terugkeren vanwege de armoede, want als de gewelddadige<br />
man de gevangenis in gaat, heeft het gezin niet te eten. Daarnaast neemt de Zuidafrikaanse politie<br />
dit soort zaken gewoon niet serieus. Annelies roept ons aan het eind van het gesprek allemaal<br />
op om altijd als je iets hoort of ziet wat met mishandeling te maken heeft dit te melden bij de<br />
politie. De politie is namelijk verplicht om na drie meldingen te komen.<br />
BUREAU D’ARTS SANS FRONTIERES (BAF)<br />
Vrijdag 1 april, 15.30 - 17.30 uur, Millinx Theater<br />
Verslag van Mirjam van Vugt<br />
Bureau d’Art sans Frontieres bestaat uit Pieta Bot en Cees Bavius. Samen maken ze Soaptheater,<br />
slooptheater en sociaal artistiek theater. In de workshop zullen ze het maakproces van deze verschillende<br />
soorten theater aan de orde laten komen.<br />
De Franse naam van hun organisatie is ontstaan in Turkije. Daar werkten ze met <strong>Rotterdams</strong>e kunstenaars<br />
in de buitenwijken van Istanbul. Na een tijdje werken in Turkije besloten ze in Nederland<br />
hun activiteiten voort te zetten. Ze zijn toen begonnen met een project in de Millinxbuurt. De<br />
Millinxbuurt (in Rotterdam Zuid, vlakbij theater Zuidplein) was toentertijd een no-go area. De<br />
wijk zou opgeknapt worden, maar het was belangrijk dat de mensen die er woonden in de wijk<br />
zouden blijven totdat het opgeknapt zou zijn. Pieta en Cees hebben toen het concept voor het<br />
Soaptheater bedacht, omdat iedereen soaps kent en de drempel om mee te doen daarom laag is.<br />
Elke zeven weken werd er een nieuwe aflevering van de buurtsoap gespeeld. Alles wat in de buurt<br />
gebeurde werd in de soap gebruikt, zoals een politie inval in een drugspand. Een wethouder en<br />
een schoolhoofd speelden ook mee. De motivatie om mee te doen kwam in eerste instantie om<br />
nog iets goeds te doen voor de wijk die op instorten stond. Gaandeweg kwamen de deelnemers<br />
erachter dat het ook gewoon leuk was om toneel te spelen.<br />
BAF werkt vaak samen met maatschappelijke instanties en woningbouwverenigingen. De BAF<br />
producties worden alleen in de wijk gespeeld waar de voorstelling gemaakt is. Bij de meeste projecten<br />
blijven Pieta en Cees zo’n twee jaar in een bepaalde wijk.<br />
Aan de voorstelling Reünie – die ook gedeeltelijk op het festival te zien was - gingen 35 uur aan<br />
interviews met Marokkaanse jongens vooraf. Op basis hiervan schreef Pieta vervolgens een script.<br />
Daarna begon Cees met vier Marokkaanse jongens te repeteren, waar er uiteindelijk drie van over<br />
bleven. Cees, die alle voorstellingen regisseert, begint zijn repetities altijd met het voorlezen van<br />
de tekst. Vanuit het lezen ontstaan er dan discussies. Cees vindt het belangrijk dat de spelers<br />
weten wat ze zeggen en waarom ze het zeggen. Hij laat de spelers elkaar ook als personages interviewen,<br />
om ze zo nog beter te leren begrijpen. Vervolgens laat hij ze repeteren in een ruimte<br />
zonder décor. Doordat de jongens niets hebben om aan vast te houden zijn ze wel gedwongen om<br />
veel met hun lichaamstaal te doen en met elkaar samen te spelen.<br />
BAF heeft voor zijn voorstellingen meestal een korte repetitieperiode. Dit doen ze bewust om de<br />
motivatie bij de spelers vast te houden. Ook bellen ze alle spelers voor de repetities op om te<br />
zorgen dat iedereen aanwezig is. Volgens Cees en Pieta zijn de belangrijkste momenten van de<br />
repetitie vóór en na de repetitie. Op die momenten leren de spelers elkaar kennen en wordt er<br />
indirect over het stuk gepraat. Omdat er maar zo’n korte productieperiode is, spelen mensen nooit<br />
hun eigen verhaal. Er is dan simpelweg geen tijd genoeg om afstand tot je verhaal te nemen. En<br />
dan nog worden rollen omgeruild, omdat deze voor iemand te persoonlijk is.<br />
96 97
WORKSHOPS<br />
ZATERDAG 2 APRIL 2005<br />
WIJKFILM<br />
Zaterdag 2 april, 13.00 - 15.00 uur, RWT Studio<br />
Verslag van Mirjam van Vugt<br />
Met een groep mensen zitten we in de studio van het <strong>Wijktheater</strong>. Er staat een groot projectiescherm,<br />
een tv en een videocamera en tussen die spullen staat Anna Spohr. Anna maakt geen<br />
theater maar wijkfilms met jongeren. De avond tevoren heb ik twee van haar films gezien, een van<br />
een meisje uit de Bronx in New York en een van een jongen uit de schilderswijk in Den Haag. En<br />
hoewel er een hoop consternatie ontstond rondom deze films is dat niet waar we het over gaan<br />
hebben. Anna stelt voor dat ze ons haar werkwijze gaat uitleggen. Iedereen stemt daarmee in. Ze<br />
wil ons vertellen hoe je films kan maken met jongeren, wat er nodig is om met deze doelgroep te<br />
werken, en vooral hoe je ze zo laat filmen zodat het echt en eerlijk is en dat ze niet gaan nadoen<br />
wat ze op MTV zien.<br />
We beginnen we met een opdracht die Anna ook door de jongeren laat doen. Ze heeft een stapel<br />
kaartjes met foto’s daarop in haar hand. Allemaal moeten we een kaartje kiezen die voor ons<br />
gevoel een beeld geeft van ons leven. Vervolgens vraagt ze iemand naar voren die iets over zijn<br />
kaartje wil vertellen en iemand die dat wil filmen. De workshopdeelnemers kunnen zowel de tv<br />
monitor (waar de videocamera op aangesloten is) zien als de persoon zelf. En daardoor kunnen<br />
we goed zien wat voor keuzes de filmer maakt. Het is leuk om te zien in hoeverre de persoon die<br />
filmt alleen het plaatje of de persoon filmt of hoe hij die twee dingen combineert. Verschillende<br />
mensen proberen uit wat er allemaal mogelijk is. De enige regel die Anna stelt is dat je niet mag<br />
inzoomen met de camera. Het is beter (‘eerlijker’, zegt ze) om zelf met de camera naar de persoon<br />
of het object toe te lopen. Deze regel hanteert Anna ook bij de jongeren. Een reden daarvoor is<br />
dat mensen die niet gewend zijn te filmen de neiging heel veel in en uit te zoomen en dat is niet<br />
mooi. Verder kun je jezelf niet goed filmen (de camera in je hand draaien om je eigen gezicht te<br />
filmen) als je net hebt ingezoomd, want het beeld wordt dan niet scherp. En dat filmen van je<br />
gezicht is een ander standaardonderdeel van Anna’s manier van werken.<br />
Vervolgens gaan we kijken naar de ‘making of’ film van het project in de Bronx. We zien hoe Anna<br />
uitlegt wat de bedoeling is van het project en vervolgens zien we verschillende jongeren filmen<br />
en we zien hoe Anna samen met de jongeren tot diep in de nacht met de montage van de film<br />
bezig is. Anna ontdekte een tijd eerder een wijkcentrum in de Bronx en ze ging daar op zoek naar<br />
jongeren die interesse hadden om met haar te werken. Het project in de Bronx duurde maar zes<br />
weken. Normaal duren haar projecten twee maanden. De projecten zijn allereerst zo kort omdat<br />
de projecten erg duur zijn (dat komt vooral door de camera’s). Ten tweede is een korte periode<br />
beter voor de jongeren waar ze mee werkt. Een lange periode kunnen jongeren vaak moeilijk<br />
overzien. Anna vertelt vervolgens dat ze bij het project in de Bronx iemand uit de groep heeft<br />
moeten zetten omdat ze niet gemotiveerd genoeg was. Ze was in de zomer in de Bronx en het was<br />
daar toen heel erg warm. Op een bepaald moment waren door de hitte drie van de vier camera’s<br />
kapot gegaan. Ze hadden toen nog maar een camera om mee te filmen. Het meisje had voor uren<br />
de enige camera mee en kwam dan weer zonder materiaal terug. Dit was voor Anna genoeg reden<br />
om haar uit het project te zetten.<br />
Bij alle projecten werkt Anna samen met een rapper/hip hopper. Als iemand andere muziek in zijn<br />
film wil gebruiken kost dat veel geld door de auteursrechten die daaraan verbonden zijn. Toch<br />
vindt Anna het wel belangrijk dat ze muziek kunnen gebruiken omdat muziek bij jongeren hoort.<br />
Voor Anna’s eerste project vroeg ze jongeren naar de plekken waar ze zich veilig voelden. Ze vertelden<br />
daarbij over hun leven en de plekken waar ze zich het meest op hun gemak voelden. Het<br />
project leverde een aantal mooie films op. Sinds drie jaar kan ze dit soort projecten als haar werk<br />
doen. Ze vindt de groepen aan de rand van de samenleving het meest interessant. De problemen<br />
die daar spelen zeggen iets over onze maatschappij.<br />
Aan het begin van de workshop had Anna beloofd dat ze ons concreet de stappen zou uitleggen<br />
van hoe je films kan maken met jongeren. Naast de regel over het inzoomen, leert Anna de jongeren<br />
actief te kijken. Ze kunnen niet naar hun beelden kijken zoals ze naar tv kijken, d.w.z. alleen<br />
maar passief consumeren. Ze moeten actief denken over wat ze na een bepaald beeld willen zien.<br />
Ook houdt Anna een preek over eerlijkheid tegen de jongeren. Ze moeten in de film soms laten<br />
zien dat ze alleen zijn. Anna vraagt de jongeren om af en toe zichzelf te filmen (een ‘Hamlet’<br />
noemt ze dat. Ook verwacht ze dat de jongeren in het project elkaar helpen. De jongeren moeten<br />
bij elkaars film betrokken zijn.<br />
Een keer in de week bekijkt en bespreekt Anna het gefilmde materiaal met de jongeren. Ze wil dat<br />
iedereen elkaar feedback geeft over het materiaal. Soms is dat pijnlijk voor de maker en daarom<br />
dwingt Anna de jongeren heel precies te zijn in hun kritiek. Ze mogen bijvoorbeeld niet zomaar<br />
zeggen dat ze iets saai vinden. Ze moeten aangeven waar het saai is en waardoor dat komt. Daardoor<br />
is het niet pijnlijk meer om te horen maar wordt het commentaar interessant.<br />
Een van de deelnemers vraagt zich af of de jongeren het niet eng vinden om zo eerlijk te zijn in<br />
hun film “Camera’s zijn heel aantrekkelijk voor jongeren. Zij zijn opgegroeid met techniek en vin-<br />
98 99
den dat allang niet eng meer; daardoor durven ze heel eerlijk te zijn voor de camera,” legt Anna<br />
uit. Ze wil ze vooral leren wat een verhaal boeiend maakt. De deelnemers moeten laten zien wat<br />
zij interessant vinden, niet wat ze denken dat anderen interessant zullen vinden. Het moeilijkste<br />
aan het filmen is om het normale leven te filmen. Deelnemers willen cool zijn en daardoor wordt<br />
een film juist nep.<br />
Anna Spohr is op het moment de enige in Nederland die zich met jongeren en video bezig houdt.<br />
En zelfs in heel Europa is zij een van de weinige die hiermee bezig is. Vooral van de overheid zou<br />
ze meer erkenning voor haar werk willen hebben, door middel van subsidie. Vanaf dit jaar krijgt ze<br />
voor het eerst structureel subsidie maar lang niet genoeg om bijvoorbeeld een opleidingscentrum<br />
op te zetten. Intussen hoopt ze dat ook meer mensen zich met dit werk bezig gaan houden. En<br />
met die oproep eindigt Anna Spohr haar workshop.<br />
SPREEBÜHNE<br />
Zaterdag 2 april, Zuidplein auditorium<br />
Verslag van Evelien Koetsier<br />
In deze door regisseur Volker Meyer geleide workshop wordt er in eerste instantie veel gevraagd<br />
over zijn voorstelling 36th Street. Hij praat over zijn visie op theater en over de taal van de hoofdrolspeler,<br />
die niet goed Duits maar ook geen perfect Turks spreekt. Dat fascineerde Volker juist,<br />
omdat hij zo een personage kon laten zien, die tussen twee culturen in beweegt en daarvoor zijn<br />
geheel eigen taal heeft ontwikkeld.<br />
In 36th Street heeft hij voor een documentaire-achtige vertelstijl gekozen, waarin er veel ruimte<br />
voor improvisatie is. Daarom is de voorstelling iedere avond anders en onvoorspelbaar, hetgeen<br />
het voor hem, de spelers en het publiek spannend maakt. Afhankelijk van de culturele achtergrond<br />
reageren toeschouwers verschillend op deze spanning. Turken lachen om totaal ander dingen<br />
dan Duisters. Ze halen ook andere facetten uit de voorstelling die ze belangrijk, mooi of boeiend<br />
vinden. Voor Volker waren die reacties onvoorspelbaar.<br />
In de verdere workshop wordt duidelijk dat er tussen de Nederlandse Turken en Duitse Turken<br />
nog veel verschillen bestaan. Het valt de Duitsers op dat in Nederland woonachtige Turken zich<br />
al meer hebben aangepast. Ze beheersen de taal beter en kleden zich anders. In Duitsland is de<br />
scheiding tussen hen en de Duitsers nog erg groot. In Berlijn is er zelfs veel racisme. Aan de<br />
andere kant zijn er complete Turkse buurten waar vrijwel geen Duitser komt.<br />
Ik vind het ontzettend boeiend om eens met Duitsers in gesprek te gaan over hun cultuur. Het is<br />
ons buurland maar cultureel lijkt het zo ver weg. Het schoolsysteem in Nederland is bijvoorbeeld<br />
totaal anders dan in Duitsland. In Duitsland is de docent bijvoorbeeld veel dominanter en luisteren<br />
leerlingen over het algemeen passief naar de stof. In Nederland denken en werken leerlingen<br />
over het algemeen veel actiever en zelfstandiger. Ik ben verbaasd als ik de Turken hoor praten<br />
over hoe moeizaam de integratie in Duitsland verloopt.<br />
Na een pittige discussie over de multiculturele samenleving in Duitsland en Nederland, krijgen<br />
we een beatbox les in vier talen: Duits, Nederlands, Engels en een beetje Turks. We leren dat je<br />
via je neus, mond, keel en buik geluiden kunt produceren. Dit is moeilijker dan je denkt, maar<br />
ook grappig om in een diverse groep uit te proberen. Al ppppffffend en oesttttend liepen we het<br />
auditorium uit naar de volgende workshop.<br />
PUBLIEKSWERVING<br />
Zaterdag 2 april, 13.00 - 15.00 uur<br />
Verslag van Jacqueline Bakker<br />
“Je leert niet alleen acteren; je leert je sterke en zwakke kanten kennen. Je maakt een persoonlijk<br />
groei door.” Deze opmerking van een wijkbewoonster die in een stuk van het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong><br />
acteert, maakt direct duidelijk wat het meedoen aan een RWT project betekent.<br />
100 101
De workshopdeelnemers zitten gegroepeerd rond Edith en Arno, de voormalige en huidige publiekswerver<br />
van het RWT. Arno en Edith lezen elk reacties voor van mensen die een stuk van het<br />
<strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> hebben bijgewoond. Uit deze reacties blijkt herkenning en betrokkenheid<br />
bij het theater dat zij gezien hebben. Vanuit deze publieksreacties stellen Arno en Edith voor om<br />
een aantal thema’s te behandelen die te maken hebben met publiek: Wie is het publiek? Hoe is<br />
het publiek gegroeid? Wat zijn de wervingsmethodes? Hoe benader je het publiek voor en na de<br />
voorstelling? Hoe houd je het publiek vast?<br />
De vraag ‘Wie is het publiek?’, wordt onderverdeeld in drie groepen. Dagpubliek (publiek dat overdag<br />
naar een voorstelling kan komen), Volwassen publiek, en Jongeren publiek. Daarnaast zijn er<br />
nog specifieke voorstellingen die bijvoorbeeld alleen voor vrouwen bedoeld zijn.<br />
Dit is de stand van zaken anno 2005. Maar ‘Hoe is het publiek gegroeid’. In 1992 kwamen de drie<br />
oprichters van het RWT vanuit Arnhem naar Rotterdam. Arnhem bestaat uit acht wijken, maar<br />
Rotterdam heeft er veertig. Door de schaalvergroting van Rotterdam was er een andere publieksbenadering<br />
nodig. Daarom werd besloten om eerst de buurthuizen in alle wijken te bezoeken. Dit<br />
waren er zo’n honderd.<br />
Het aanvankelijke idee dat het publiek in Rotterdam uit volwassenen zou bestaan, wordt al snel<br />
aangevuld met ‘jongeren’. En na contact met de ‘naaigroep’ die overdag in de buurthuizen hun<br />
patronen tekenen, omdat s’avonds het gezin te eten moet hebben, wordt besloten om het publiek<br />
nog verder uit te breiden met ‘dagpubliek’.<br />
De inhoud van de te spelen theaterstukken bakent zich af door het bewust meemaken en samenwerken<br />
met de verschillende publieksgroepen in de buurtcentra. Uit gesprekken komen thema’s<br />
naar voren die leven bij de mensen en voor hen van belang zijn.<br />
Tegenwoordig bestaat meer dan de helft van de wijken uit mensen die uit verschillende culturen<br />
komen. Dat impliceert dat de theaterstukken deze gemêleerdheid moeten weerspiegelen. Afgezien<br />
van het feit dat er ook duidelijk gekozen kan worden voor bijvoorbeeld alleen Marokkaanse meiden,<br />
omdat een thema dat vereist.<br />
Publiekswervingmethodes zijn gaandeweg in de praktijk ontstaan. Er wordt gezocht naar mensen<br />
die niet in de schouwburg of de concertzaal komen. Voor deze groep is het van groot belang om<br />
zich te kunnen identificeren met een theaterstuk. Na zo’n eerste ervaring kan dit nieuwe publiek<br />
makkelijker de stap nemen naar een nieuw stuk van het RWT, dat misschien niet direct bij hen<br />
past.<br />
Om dit nieuwe publiek te bereiken is het van belang om in de wijk te spelen, in de omgeving<br />
waar de mensen wonen. Bijvoorbeeld in een buurthuis. De volgende stap is om er andere organisaties<br />
bij te betrekken zoals jeugdhonken, culturele centra, woningbouwverenigingen, scholen.<br />
Zij kennen de plek en de mensen. Het basisidee van het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> is dan ook om<br />
te denken en te werken vanuit de eigen omgeving met zijn specifieke samenstelling wat betreft<br />
bevolkingsgroepen en leeftijden.<br />
Wanneer een première aanstaande is wordt er wel geprobeerd om publiek uit andere wijken uit te<br />
nodigen, om ook de wijken onderling te binden. In dit uitnodigingsbeleid is samenwerking met<br />
de buurthuizen en andere partners van belang. Wijkcentra hebben eveneens een zelfstandige rol<br />
in het werven van publiek voor de voorstellingen van het RWT. Maar het RWT houdt altijd contact<br />
met de wijkcentra over de kaartverkoop. Een levendige wisselwerking tussen het RWT en de wijkcentra<br />
is het gevolg.<br />
RWT medewerkers houden goed in de gaten hoe de mensen binnenkomen en laten hen niet zomaar<br />
weggaan na de voorstelling, zonder ze bijvoorbeeld te vragen wat zij ervan vonden. Het RWT<br />
houdt ook nabesprekingen met de betrokken buurthuizen. Een andere duidelijke keuze van het<br />
<strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>, in samenwerking met de buurthuizen, is om entreegeld te vragen voor<br />
het toneelstuk, maar het kaartje zal nooit duurder zijn dan 3,-. Publiek krijgt het gevoel echt<br />
naar theater te gaan door een kaartje te moeten kopen, waarvan bij de ingang ook een strookje<br />
afgescheurd wordt. Entreekaartjes zijn daarom eveneens een middel om het publiek te bereiken.<br />
Voorwaarde voor het RWT is dat de toneelstukken altijd een hoge kwaliteit moeten hebben.<br />
Het publiek komt bij het werk van het RWT uit dezelfde doelgroep als de acteurs. De mensen komen<br />
kijken, omdat zij familie of vrienden zijn van de acteurs. Of de opvoering van het theaterstuk<br />
heeft zich doorverteld en nieuwsgierigheid is gewekt vanuit een thema dat de mensen aanspreekt.<br />
En wanneer het publiek zijn eigen mensen ziet acteren, is een veel gehoorde reactie “ik kan daar<br />
volgend jaar ook op het podium staan”.<br />
Een speler is gemiddeld anderhalf jaar bezig met de voorstelling. Er is geen betaling aan verbonden,<br />
dus van belang is dat deze acteur gemotiveerd blijft. Het kost je ook niets, maar de praktijk<br />
wijst uit dat het veel oplevert. Vooral veel positieve persoonlijke zelfontplooiing.<br />
Als laatste onderdeel van de workshop wordt door Edith en Arno een voorstel gedaan om te<br />
praten over nieuwe wervingmethodes. Zij geven een voorzet met de volgende ideeën: Moskeeën<br />
en kerken betrekken bij de werving en dan een voorstelling in een moskee of kerk spelen; Een<br />
Feyenoord-speler betrekken bij de werving; In samenwerking met ouderenorganisaties spelen in<br />
bejaardenhuizen; spelen op locaties als een brandweerkazerne of een kinderboerderij; samenwerkingsverbanden<br />
aangaan met specifieke organisaties als de RET (<strong>Rotterdams</strong>e vervoersbedrijf), De<br />
Nieuwe Unie of Eneco. De deelnemers van de workshop reageren op al deze voorstellen om nieuw<br />
publiek te bereiken overwegend positief. Mits de reeds beproefde en succesvol gebleken wervingsmethoden,<br />
in samenwerking met de buurtcentra, maar gehandhaafd blijven.<br />
102 103
S.O.S.-DIEPSLOOT<br />
Zaterdag 2 april, 15.30 - 17.30 uur, VIP-room Zuidplein Theater<br />
Verslag van Jacqueline Bakker<br />
S.O.S. betekent ‘Source of Success’. De acteurs van S.O.S. spelen op het festival hun stuk If, over<br />
weeskinderen die in de sloppenwijken van Johannesburg proberen te overleven. In deze workshop<br />
zijn de drie acteurs Donald, Jeannette en Fihli aanwezig. Roel Twijnstra is er ook. Hij is van het<br />
Waterhuis, het jeugdtheatergezelschap uit Rotterdam.<br />
De acteurs van SOS zijn twee jaar geleden begonnen in ‘Diepsloot’, een wijk in het zuiden van<br />
Johannesburg. Ze zijn gewoon op straat begonnen met spelen. Door te tijd heen zijn hun publiek<br />
en het aantal acteurs gestaag gegroeid. De acteurs zijn in Diepsloot gestart omdat het een zeer<br />
arme buurt is. Er zijn veel alcoholisten en drugsverslaafden. De acteurs geven er les op scholen<br />
en doen met geïnteresseerden aan muziek, drama en dans.<br />
Het blijkt lastig om te kunnen leven van hun werk. Donald heeft daarom ook een parttime carwash<br />
baantje en verkoopt eten. ‘s Avonds werkt hij dan met theater. Fihli was al acteur en werkte met<br />
kinderen op scholen en Jeannette is er enkele jaren geleden bij gevraagd. Zij vindt dat zij zich via<br />
drama het beste kan uitdrukken.<br />
Donald is de schrijver van If, wat hem volgens Roel Twijnstra tamelijk uniek maakt, omdat er bij<br />
de meeste Zuidafrikaanse theatergroepen geen schrijfproces is. Roel Twijnstra is artistiek directeur<br />
van Het Waterhuis, een professioneel jeugdtheatergezelschap. Het Waterhuis maakt theater voor<br />
kinderen en jongeren, niet alleen in Rotterdam maar ook in andere delen van de wereld, zoals in<br />
Zuid Afrika.<br />
Er worden door Het Waterhuis en Zuidafrikaanse groepen twee tot drie coproducties per jaar<br />
gerealiseerd. Zo is If van S.O.S. in samenwerking met Het Waterhuis ontstaan tijdens het Indaba<br />
festival. Het Indaba festival wordt door Het Waterhuis en Pim Broere Promotions georganiseerd<br />
in samenwerking met Zuidafrikaanse theatergezelschappen. Het doel is om met deze professionele<br />
en locale amateurgezelschappen, die allen met muziek en drama werken in hun voorlichting over<br />
HIV/Aids, ervaring en deskundigheid uit te wisselen.<br />
SOS is een van deze groepen. TVAAP, de groep waar de Mama’s deel van uit maken, hoort er ook<br />
bij.<br />
In de workshop krijgen we een gefilmde impressie van deze samenwerking te zien. Uit de kleinere<br />
shows van de gezelschappen is één grote ontstaan die in de openlucht opgevoerd wordt. De titel<br />
van het spektakel is Freebirds. Roel noemt het een mix van modern westers theater en ‘grassroots’<br />
drama uit Zuid Afrika en het wordt gespeeld door professionele acteurs samen met amateurs. Het<br />
thema is ‘niet verlegen worden als je aids hebt, niet wegkruipen maar ermee naar buiten komen’.<br />
Als we zien hoe de acteurs in de open lucht spelen voor een publiek van zes- tot zevenhonderd<br />
man, is het duidelijk dat hun speltechniek daarop ingesteld moet zijn. De show wordt ook gesponsord<br />
door locale organisaties, die tegelijkertijd bezig zijn om kleine centra voor medische<br />
zorg op te zetten.<br />
Deze nieuwe show wordt op verschillende locaties in de open lucht gespeeld, zoals in Durban, in<br />
de townships en in dorpen. Ook in Nederland zal Freebirds te zien zijn in Rotterdam en op het<br />
Oerol festival. Na zo’n drie jaar gaan dezelfde groepen weer terug naar de locaties in de dorpen<br />
van Zuid Afrika met nieuwe theaterstukken.<br />
TEATRO DE LA REALIDAD<br />
Sally Gordon, Los Angeles<br />
Zaterdag 2 april, 13.00 - 15.00 uur, Millinx Parkhuis<br />
Verslag van Magda Kuys<br />
Voor ze daadwerkelijk met oefeningen begint, vertelt Sally eerst dat zij normaal gesproken enkele<br />
weken over een programma als dat van vanmiddag doet. Zij gaat speloefeningen met ons doen op<br />
dezelfde manier als met haar doelgroep in Los Angeles en vraagt ons plaats te nemen in de kring.<br />
Zij straalt uit dat zij er erg veel zin in heeft om met ons aan de slag te gaan.<br />
OEFENING 1: NIEUWE SOKKEN.<br />
We zitten allemaal in een kring op een stoel. Sally staat in het midden en vraagt iedereen met<br />
zwarte schoenen aan een andere stoel te zoeken. Zij gaat nu zelf ook snel zitten, wat tot gevolg<br />
heeft dat er iemand zonder stoel overblijft – stoelendans dus. De persoon zonder stoel vraagt<br />
iedereen met een wit shirt (of krulhaar, of liefde voor punkmuziek, etc.) een andere stoel op te<br />
zoeken. Grote hilariteit is het gevolg: de mensen komen lekker los en gaan de de raarste dingen<br />
vragen. Op de vraag: ‘iedereen die de Mount Everest wil beklimmen zoekt een andere stoel’, staat<br />
slechts een enthousiasteling op en die kijkt verbaasd rond met een blik van: ‘ik alleen? dat wil<br />
toch iedereen!’<br />
OEFENING 2: NAMEN LEREN KENNEN<br />
Nog steeds zit iedereen in een kring op een stoel en nu staat er een lege stoel in de kring. Zit je<br />
rechts van die lege stoel dan nodig je iemand ergens in de kring uit om naast je te komen zitten.<br />
Weet je de naam van die persoon niet, dan kijk je hem/haar aan en vraag je eerst hoe hij/zij heet<br />
en dan nodig je ze alsnog uit. Zo leert iedereen binnen de kortste keren elkaars naam. Vervolgens<br />
nodig je de door jou gekozen persoon uit huppelend, dansend, zingend, huilend als een hondje of<br />
een god naast je te komen zitten.<br />
104 105
OEFENING 3: ZIT IN DE RUIMTE<br />
Je zit op een stoel willekeurig in de ruimte verspreid. Sally geeft wisselende opdrachten. Je zit<br />
in een voertuig, hoe oud ben je? Hoe voel je je? Na een korte spelimprovisatie vraagt ze je te<br />
‘bevriezen’ en gaat dan door naar een ander.’ Je wacht, er is iets mis; je zit op een politiebureau<br />
en word ondervraagd, hoe kom je hier weg?’<br />
OEFENING 4: 1 STOEL 2 PERSONEN<br />
De beginsituatie van deze improvisatie-oefening is een schoonheid salon. Twee vrijwilligers krijgen<br />
de opdracht te praten en iets samen te doen. Na een paar minuutjes ‘bevriest’ Sally de spelers<br />
en vraagt ze de rollen nu om te draaien. Het initiatief moet nu duidelijk bij de ander liggen. Twee<br />
andere vrijwilligers spelen daarna dat ze in een restaurant zijn: de een is klant, de ander ober.<br />
Hier worden de rollen na bevriezing ook omgedraaid. Dan komt er weer een ander koppel aan de<br />
beurt: er gebeurt iets engs, er wordt om je heen gevochten, er is nergens iets leuks in je omgeving<br />
te bekennen, etc.<br />
Het resultaat van deze oefeningen is dat je mensen die elkaar eerst niet kenden, nu met elkaar<br />
vrolijk, agressief, lief, onaardig, open en dan weer afwachtend bezig ziet zijn. Na slechts een half<br />
uurtje werken lijkt er geen enkele gêne, afstand en onzekerheid meer in de groep te zijn.<br />
Na deze eerste kennismakingsfase worden de oefeningen lijfelijker: men moet elkaar aanraken,<br />
vasthouden en samen tableaus vormen. Zonder pauze wordt er zo zeker een uur intensief met<br />
elkaar gewerkt. Dit tweede blok oefeningen wordt gedaan om dialogen en emoties op te wekken.<br />
Al napratend in een kring op de grond hebben alle deelnemers ervaren dat het samenspel in<br />
de eerste ronde steeds meer groeide en dat het in de tweede ronde steeds emotioneler werd en<br />
personages steeds duidelijker. Men was verbaasd dat men zo open en vrij met elkaar om kon gaan<br />
in zo’n korte tijd.<br />
De volgende opdracht is het met zijn tweeën schrijven van een kort script (1 A-4tje) met een eenvoudige<br />
dialoog tussen een personage ‘A’ en ‘B’. We krijgen een kwartier de tijd. De resulterende<br />
dialogen, die we voor elkaar spelen, zijn zeer verrassend en de een nog creatiever dan de ander.<br />
Het is wederom bijzonder om vast te stellen, dat iedereen durft en niemand ook maar enige twijfel<br />
toont. Het bruist van de energie.<br />
Tijdens de evaluatie aan het eind van de workshop blijkt dat de deelnemers het hard werken vonden<br />
en niet eenvoudig, maar dat de werkwijze voor velen nieuw en opwindend was en de opbouw<br />
dusdanig dat iedereen enthousiast mee deed. Een van de deelneemster die zelf ook regelmatig<br />
workshops verzorgt was verbaasd over de kracht die Sally uitstraalde: ‘je denkt dat het er overal<br />
eender aan toegaat, maar het ritme dat Sally aangaf was duidelijk anders dan wat ik gewend<br />
ben’.<br />
106 107
Sally Gordons werkwijze blijkt hier dus erg aan te spreken, maar ook in Los Angeles werkt ze al<br />
ruim 25 jaar op deze wijze en dan vooral met Spaanssprekende migranten uit Mexico en Midden<br />
Amerika. Ondanks de grote taalbarrière weet ze daar voorstellingen te ontwikkelen die niet alleen<br />
de rijke Latino traditie recht doen, maar ook de problemen van het dagelijkse leven op scherpe<br />
wijze neerzetten. Teatro de Realidad is het eenmansbedrijfje van Sally Gordon, die bezield is van<br />
het werken met speltherapieën en wijktheater. Zij verdient haar brood als maatschappelijk werker<br />
en speltherapeut voor een particuliere dienstverlenende instantie die op wijkniveau werkt. Alles<br />
wat zij daarvan overhoudt stopt ze in Teatro de la Realidad. Soms krijgt zij ook wat subsidie en<br />
daarnaast levert het geven van workshops net voldoende op om door te gaan. Verleden jaar heeft<br />
zij zo zes korte stukken gemaakt die vooral op wijkfestivalletjes in de open lucht werden gespeeld.<br />
Als zij met haar mensen een grotere productie maakt, dan werkt zij daar gemiddeld een jaar aan.<br />
In tegenstelling tot wat we vandaag in de workshop deden met scripts, werkt zij daar zelf vrijwel<br />
nooit mee met de mensen in Los Angeles, omdat velen van hen niet kunnen lezen of onthouden.<br />
Haar spelers improviseren dus een tekst binnen een bepaalde structuur en de woorden die ze zo<br />
al spelend verzinnen hebben volgens Sally een helende werking. Haar publiek bestaat uit dezelfde<br />
doelgroep als de spelers zelf, zodat thema’s en situaties onmiddellijk herkend worden. Publiciteit<br />
voor haar voorstellingen gaat door mond-op-mond reclame en door het uitdelen van zelfgemaakte<br />
flyers, die in winkels worden neergelegd.<br />
Sally eindigt glunderend. Zij heeft zichtbaar net zo genoten als wij.<br />
VZW KUNST IN DE STAD<br />
Zaterdag 2 april, 15.30 - 17.30 uur, VIP-room Zuidplein Theater<br />
Verslag van Magda Kuys<br />
Nele Goethals, Martine Verheye (leiding van de groep), Catelijne de Vos (speldocent) en Geert<br />
Simon (muziekdocent) nodigen alle deelnemers uit in een kring plaats te nemen om eerst een<br />
aantal speloefeningen te doen o.l.v. Catelijne voordat er iets verteld wordt over de organisatie en<br />
haar doelstellingen. Aan het eind van deze workshop gaan we o.l.v. Geert Simon muziek maken<br />
zonder instrumenten.<br />
We beginnen met een kennismakingsoefening. We moeten een binnen- en een buitenkring vormen.<br />
De mensen uit de binnenkring stellen zich voor en de mensen achter hen (de buitenkring)<br />
masseren ondertussen hun schouders en nek. Als de binnenkring zich heeft voorgesteld wisselt<br />
men van plaats en worden de rollen omgedraaid. Dit is een leuke oefening die positief wordt<br />
ontvangen. Wel is het moeilijk om stil te zijn en naar de ander te luisteren. De nekmassage door<br />
een onbekende brengt gegiechel met zich mee en dan blijkt dat niet iedereen de concentratie op<br />
kan brengen om te luisteren naar wie de ander is.<br />
Daarna wordt er gewerkt vanuit een ritme en na verschillende andere oefeningen eindigen we nog<br />
steeds in tweetallen in de volgende positie: je bent met je overbuurman/vrouw, gescheiden door<br />
een vrij hoge heg, in de tuin in gesprek. Je moet proberen die buurman/vrouw over te halen iets<br />
voor jou te doen. De opbouw van de oefeningen brengt zichtbaar groei in creativiteit, brutaliteit<br />
en vrijheid teweeg bij de deelnemers. De slotscène, die op verzoek van Catelijne door een duo<br />
voor de rest als publiek wordt gespeeld, gaat zelfs zover dat een Zuid-Afrikaanse deelnemer aan<br />
een Duitse deelnemer (wel in het Engels) vraagt of hij zijn leuke vrouw een avondje mag lenen<br />
in ruil voor een mooie auto.<br />
Daarna verteld Nele Goethals wat de belangrijkste doelstelling van het VZW is: Alle Gentenaren<br />
hebben recht op cultuur. In 1994 komt de Koning Boudewijn Stichting na een uitgebreid onderzoek<br />
tot de conclusie, dat er in Gent behoefte is aan sociaal culturele activiteiten. Er wordt een<br />
VZW opgericht (een Voorziening Zonder Winst), er komt geld van het rijk en zij worden ondergebracht<br />
in het nieuwe Kunstenplan. Het sociale aspect staat hoog in het vaandel: door het met<br />
elkaar bezig zijn met kunst worden de onderlinge contacten in de wijk versterkt en de leefbaarheid<br />
bevorderd.<br />
Nele laat blijken dat zij bang is dat de huidige politiek niet zo positief meer staat ten aan zien<br />
van dit project en dat er afgerekend gaat worden op kunst als kwaliteit. Dit terwijl tot nu toe het<br />
sociale aspect de boventoon voerde. Dit maakt de toekomst van het project helaas wat onzeker.<br />
VZW Kunst in de Stad werkt met Gentenaren vanaf 16 jaar en vooral met kansarme groepen uit de<br />
buitenwijken van Gent. Men probeert individuen te bereiken en daardoor een mix te creëren van<br />
diverse culturen en leeftijdgenoten. De activiteiten vinden plaats in een sociaal cultureel gebouw<br />
waar nog zeven andere organisaties gehuisvest zijn. Tot nu toe werd er het eerste jaar gewerkt<br />
met een zogenaamde ‘kleine golf’: workshops met kleine groepen die na een half jaar uitmonden<br />
in een optreden in de eigen wijk voor een eigen publiek. Het tweede jaar moest een ‘grote golf’<br />
opleveren. Een grote productie met een grote groep in een écht theater of cultureel centrum.<br />
Na een stukje videofilm over hun werkwijze, gaan we met muziek aan de slag, omdat muziek een<br />
belangrijk onderdeel is van de ‘grote golf’. Onder leiding van Geert Simon ervaren wij hoe het is<br />
om percussie te spelen met handen, voeten en vingers. Het blijkt niet mee te vallen een eigen<br />
ritme vast te houden als een andere deel van de groep een totaal ander ritme slaat of klapt. Na<br />
een kwartiertje komt het allemaal goed, fraai om aan te horen en nog mooier is het om te ervaren<br />
hoe plezierig er samengewerkt word.<br />
Martine Verheye legt uit dat Totier en niet verder tot stand is gekomen dankzij een groot deel<br />
sociale begeleiding. Om de deelnemers te werven werd er een gratis brunch georganiseerd in een<br />
wijkcentrum. Deelnemers werden individueel door sociaal werkers uitgenodigd of d.m.v. flyers in<br />
108 109
de diverse buitenwijken geworven. Er werden drie grote tafels gedekt waar men kon aanschuiven<br />
voor muziek, dans of theater. Er kwamen ruim 100 mensen op af waar er uiteindelijk 50 mensen<br />
van overbleven. Tijdens deze brunch werden er briefjes uitgedeeld met de vraag, “waar moet het<br />
stuk over gaan?” Daarnaast, zo vertelt Martine, hoorde je aan die tafels wat de mensen zoal bezig<br />
houdt en wat er speelt in hun wijk.<br />
Uit de tafels onstonden drie verschillende soorten ateliers: een dans-, een muziek- en een theatergroep,<br />
die vanaf januari actief aan de slag gingen. Na een paar maanden gaat de regisseur bij<br />
de ateliers langs om te zien wat er tijdens de activiteiten zoal naar boven komt. In juni komen<br />
de groepen voor het eerst samen voor een groot zomerfeest. De regisseur heeft in september<br />
het scenario klaar en daarna wordt het hard werken voor de totale groep. Een maal per week per<br />
discipline en ieder weekend met de gehele groep samen. Aan het eind van het jaar ging Totier in<br />
première en tot nu toe heeft deze groep (waarvan er nog 26 van de oorspronkelijke 50 over zijn)<br />
voor ruim 700 bezoekers zes voorstellingen gespeeld.<br />
Als sociaal cultureel werkers en managers vinden Nele en Martine, dat een regisseur artistiek zijn<br />
handen vrij moet hebben om als kunstenaar te kunnen werken. In de praktijk blijkt het erg lastig<br />
goed gemotiveerde regisseurs te vinden. Kwalitatief is het eindproduct artistiek immers niet altijd<br />
even hoog en de meeste regisseurs zijn bang om zich aan een dergelijke groep te verbinden.<br />
Zij hebben het idee dat dit niet goed is voor hun imago. Het sociale proces en de organisatie<br />
nemen Nele en Martine voor hun rekening en het blijft balanceren tussen het sociale belang en<br />
de artistieke kwaliteit. Voor hen lijkt de weegschaal naar het sociale over te hellen en met die<br />
gedrevenheid lijken ook zij te zeggen “Totier en niet verder”.<br />
BRAKKA DANCE<br />
Zaterdag 2 april, 15.00 - 15.30 uur, RWT Studio<br />
Verslag van Barbara Kemmler<br />
‘Brakka’ is een bijna vergeten Kongolese dans uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De betekenis<br />
en de choreografie is nog slechts bij een klein groepje oude Afrikanen bekend. Het is een dans<br />
die vol zit met verhalen en komisch geacteerd. Het basisritme van de Brakka is vergelijkbaar met<br />
andere Afrikaanse dansen en muziek, maar het bevat ook elementen uit internationale dansstijlen<br />
als de Jive, de Flamenco en de samba. Maar Brakka is veel meer dan dans alleen: het bevat muziek,<br />
dans, levenswijsheid en verering van het leven; het heeft haar wortels diep in Afrikaanse traditie.<br />
Maar aan de andere kant kijkt Brakka ook vooruit naar de toekomst door moderne invloeden toe<br />
te laten.<br />
Vroeger werd de Brakka door arbeiders uit de kopermijnen gedanst in het industriegebied van<br />
zuid Kongo, vlakbij de grens met Zambia. Zij kwamen allemaal uit verschillende landen en culturen<br />
en communiceerden met elkaar door middel van de Brakka. Dus vanaf het allereerste begin<br />
was de Brakka een internationale en interculturele dans. Richard Nawezi doet onderzoek naar de<br />
historische wortels van de Brakka door oude Kongolese dansers te interviewen. Hij gebruikt hun<br />
informatie om een nieuw intercultureel danstheater voor de toekomst te creëren.<br />
Tijdens de workshop liet hij eerst een stukje video van een recente choreografie zien, waarin hij<br />
de Brakka met de tapdans, de buikdans en de break dance had gecombineerd. Daarna leerde hij<br />
de deelnemers de basisstappen en het ritme van de Brakka. Met deze ondergrond begonnen de<br />
deelnemers vervolgens te improviseren, waarbij iedere deelnemer een dansstap vanuit hun eigen<br />
culturele achtergrond aan de Brakka toevoegde. Het was fascinerend om te zien hoe iedereen in de<br />
Brakka ruimte kon vinden om iets uit een andere cultuur toe te voegen, bijvoorbeeld uit Suriname,<br />
Turkije, de Verenigde Staten of Nederland.<br />
110 111
SLOTDEBAT<br />
SLOTDEBAT<br />
Peter van den Hurk: Goedemiddag allemaal, welcome!<br />
Welkom allemaal, ik ga nu in het Nederlands praten, want alles wat ik nu zeg wordt als het goed<br />
is vertaald in het Engels. U kunt in uw eigen taal praten. Omgekeerd: als u Engels praat zal er<br />
een vertaling plaatsvinden in het Nederlands. Ik houd het heel kort, want ik ga bij u alleen maar<br />
introduceren de voorzitter van deze middag en dat is meneer Gerard Smulders.<br />
(Applaus)<br />
Gerard Smulders: Welkom iedereen. Dames en heren ik ben Gerard Smulders. Ik werk op het<br />
stadhuis en ben daar als adviseur betrokken bij de dingen die in deze stad gebeuren. Dat heeft<br />
helemaal niks te maken met de discussie die we vandaag hier doen, maar ik vind het wel mooi<br />
om met jullie het slotdebat te leiden. Dat gaan we als volgt doen. Iedereen doet mee en omdat<br />
we dingen vertalen naar elkaar is het handig om via de microfoon te spreken. Dus als je iets<br />
wil zeggen, dan kom ik naar je toe en gebruik de microfoon en spreek door de microfoon. Ik ga<br />
ook een aantal mensen achter deze tafel uitnodigen die hebben deelgenomen aan de workshops<br />
de afgelopen dagen en die mensen ga ik een aantal vragen stellen over het onderwerp waar we<br />
het vandaag over gaan hebben. Het onderwerp is: het publiek. En hoe moet je omgaan met het<br />
publiek bij community-based theatre? Wie kan dat beter vertellen dan, de man waar we trots op<br />
zijn in Rotterdam, dat hij hier is en dat hij hier ook werkt: Ton Bevers.<br />
(Applaus)<br />
Ton, ik heb jou gevraagd om in een paar minuten uit te leggen waarom we dit thema gebruiken<br />
en natuurlijk ook omdat dit het thema is van het festival. Licht eens toe, maar vooral wat doe<br />
je nu eigenlijk op de universiteit?<br />
Ton Bevers: Oké, thank you very much. Welcome everybody. I am pleased to be here for this discussion.<br />
Zoals afgesproken ga ik door in het Nederlands. Je vroeg me wie ik was. Ik moet eerst<br />
nog even recht zetten zoals je me aankondigde: iemand die alles weet van… Dat is helemaal<br />
niet waar. Ik weet dat de meeste mensen die hier bij elkaar zitten niet alleen opgeteld maar<br />
individueel zelfs meer van het onderwerp weten dan ik, dus maak daar maar even een bescheiden<br />
kanttekening bij.<br />
112<br />
113
Gerard Smulders: Maar heb jij er dan niet alles over gelezen?<br />
Ton Bevers: Dat zal ik je zeggen en sommige in de zaal weten dat. Er wordt niet zoveel over geschreven.<br />
Dus er valt ook niet zoveel over te lezen. Je moet er naar toe en je moet met mensen<br />
praten om te weten waar het over gaat. Maar goed kort even we ik ben. Je hebt me aangekondigd<br />
als…<br />
Gerard Smulders: Professor.<br />
Ton Bevers: Als professor. Ik heb ook twee boeken meegebracht, een professor brengt altijd boeken<br />
mee. Ik ben sinds 1990 hoogleraar Cultuurwetenschappen aan de Erasmus universiteit hier<br />
in Rotterdam. Dat is een opleiding die eigenlijk nieuw is, die is gestart met de bedoeling om nou<br />
eens op een andere manier je met cultuur en met kunsten bezig te houden dan wat gebruikelijk<br />
en gangbaar is aan Nederlandse maar ook aan buitenlandse universiteiten. Want onze studenten<br />
die bestuderen niet de kunst, de kunstwerken, de stijlen, de stromingen, de kunstenaars maar<br />
die bestuderen de wijze waarop kunst gemaakt wordt, verspreid wordt en gewaardeerd wordt.<br />
Anders gezegd: het gaat om de maatschappelijke kanten van de productie van kunst en cultuur,<br />
distributie en de receptie of de consumptie. Dat doen we met een aantal deskundigen: sociologen,<br />
sociale wetenschappers, economen - er zijn vijf economen bij ons werkzaam omdat we<br />
denken dat kunst en cultuur ook te maken heeft met de economie - en met historici. Vanuit de<br />
historische, de maatschappelijk en de economische kant kijken wij eigenlijk naar kunst in de<br />
samenleving. Daar hoort dit onderwerp natuurlijk fantastisch in thuis.<br />
Gerard Smulders: Dit onderwerp, waar we het nu over gaan hebben is het publiek. En we willen<br />
eigenlijk drie vragen centraal stellen in deze discussie.<br />
Ton Bevers: Ja dat klopt, ik zal ze wel alledrie noemen maar zoals afgesproken geef ik een hele<br />
korte inleiding op de eerste vraag.<br />
Hoe kom je aan je publiek? Hoe kom je in contact met je publiek?<br />
De tweede belangrijke vraag is: hoe houdt je je publiek vast? Of is dat überhaupt mogelijk. En<br />
de derde vraag: hoe ga je om met je publiek?<br />
Wat het eerste betreft, hoe kom je aan je publiek? Eigenlijk weten wijktheatermakers drommels<br />
goed hoe je aan je publiek komt en wie het publiek is. Dat hoef je eigenlijk niet meer te zeggen.<br />
Dus wie het publiek is dat weet je eigenlijk al. Maar hoe je nou precies dat publiek weet te<br />
winnen voor je voorstellingen, ja daar zijn toch wel verschillende manieren om over te denken<br />
en ook verschillende manieren om daar naar te handelen. Gebruik je dezelfde methoden bijvoorbeeld,<br />
instrumenten als in de gangbare, reguliere theatersector? Werk je met posters, met flyers,<br />
met brochures, met advertenties in kranten of anderszins? Organiseer je promotiecampagnes,<br />
mailings, doe je misschien zelfs ook een beetje research, onderzoek naar wie je publiek is en<br />
waar het zit en hoe je het kunt krijgen? Of moet je juist bij community art heel anders te werk<br />
gaan? Mondelinge reclame, doe je iets aan deur-aan-deur verspreidng? Schakel je derden in: instellingen,<br />
personen, scholen, buurthuizen? Werk je met wijkkrantjes, clubs of hoe dan ook? De<br />
vraag eigenlijk bij deze eerste ronde is: wat werkt nou wel en wat werkt niet?<br />
Gerard Smulders: Oké, dus we willen er achter komen wat de lessen zijn die jullie tijdens dit<br />
festival geleerd hebben. Waar ben je, Neil Beddow uit Bristol? Wil je alsjeblieft hier voor bij ons<br />
aan tafel komen zitten?<br />
Neil Beddow: Ja. (hij wil met koptelefoon en al naar voren lopen)<br />
Gerard Smulders: Neil, is dit de eerste keer dat je een koptelefoon op hebt?<br />
Neil Beddow: Ja, ik had een ander radiostation dan jullie: Rock en Roll. (gelach in de zaal)<br />
Gerard Smulders: Neil, jij komt uit Bristol. Wat voor stad is dat?<br />
Neil Beddow: Het is een van de grotere steden in het westen, in dat deel van Engeland dat als<br />
een soort been de zee in steekt. We zitten op het bovenstuk van dat been.<br />
Gerard Smulders: Hoeveel mensen wonen er in jullie stad<br />
Neil Beddow: Een hele boel.<br />
Gerard Smulders: Je hebt ze nooit geteld?<br />
Neil Beddow: Nee, ze bewegen te snel. Maar alle gekheid op een stokje: Bristol is ongeveer half<br />
zo groot als Rotterdam, maar was in het verleden ook een belangrijke havenstad. Er is nu nog<br />
steeds een haven en er zijn ook vele gemarginaliseerde groepen, vooral in het centrum waar de<br />
meeste etnische minderheden wonen. Daarnaast zijn er ook grote volkswoningcomplexen in de<br />
buitenwijken van de stad. Daar wonen voornamelijk witte arbeiders.<br />
Gerard Smulders: Werk je alleen in Bristol of ook in andere steden?<br />
Neil Beddow: Nee, we werken voornamelijk in Bristol en af en toe op het platteland in de omgeving<br />
van Bristol. In het Zuidwesten is er vooral akkerland. Er zijn twee grote steden: Bristol en<br />
Plymouth. We werken dus vooral in Bristol en af en toe in de plattelandsgemeenten in de buurt.<br />
Gerard Smulders: Afgelopen donderdag hebben we jullie voorstelling gezien. Hoe vinden jullie je<br />
publiek?<br />
114 115
Neil Beddow: Op donderdag bedoel je? (Gelach)<br />
Gerard Smulders: Nee, maar het zat donderdag wel helemaal vol, hè?<br />
Neil Beddow: Ja, op donderdag was het een geweldig publiek. Hoewel: ik moet je er wel bij<br />
vertellen dat het oorspronkelijk de bedoeling was geweest om om half acht te beginnen. Alle<br />
acteurs stonden achter het podium klaar en ik vertelde iedereen dat de zaal uitverkocht was.<br />
Maar vanwege een technisch probleem was er om half acht helemaal niemand in de zaal. Een van<br />
de actrices keek even om een hoekje van de coulissen en toen ze helemaal niemand in de zaal<br />
zag zitten zei ze tegen ons: ‘wel, zijn we dat hele kolere end hier naartoe gekomen en komt er<br />
geen kip naar ons kijken!’<br />
Gerard Smulders: Hoe gaat dat in Bristol? Is dat hetzelfde? Waar spelen jullie?<br />
Neil Beddow: Dat varieert nogal. We werken in verschillende buurten en doen verschillende soort<br />
dingen. Vaak zijn onze toneelstukken vrij groot en proberen we de verschillende groepen in<br />
de gemeenschap er bij te betrekken: kinderen, ouden van dagen, gehandicapten, mensen met<br />
psychische problemen. En dan proberen we ook iedereen bij elkaar te krijgen om bijvoorbeeld de<br />
geschiedenis van een bepaalde buurt uit te beelden of de hedendaagse tijd. We gebruiken daarbij<br />
de verhalen van de mensen zelf.<br />
Gerard Smulders: Hoe vinden jullie je mensen?<br />
Neil Beddow: De mensen die meedoen? De mensen die aan het maken van de toneelstukken meewerken?<br />
Meestal door mond-op-mond reclame. Iemand kent weer iemand anders en ze hebben<br />
het over het stuk, of anders gaan wij met mensen praten. Soms nemen we ook een lokaal iemand<br />
als een soort van buurtcoördinator in dienst om bij mensen langs te gaan en ze over te halen<br />
om in het stuk mee te spelen. De volgende fase is dan om een publiek te vinden als het toneelstuk<br />
klaar is. Dat is waarschijnlijk waar jij met je vraag op doelt. Met de grote toneelstukken is<br />
het niet zo moeilijk, want de deelnemers nemen het publiek zelf mee. Als er aan een productie<br />
120 mensen meewerken, kent iedere deelnemer wel 5 of 6 mensen die naar ze wil komen kijken.<br />
Reken maar uit.<br />
De moeilijkheid van ons werk is niet zo zeer het maken van de stukken. Dat is relatief gemakkelijk.<br />
Een publiek voor de voorstellingen vinden is veel moeilijker. Als er in je productie geen<br />
of weinig directe connecties met vrienden of familie in de buurt zitten dan is het moeilijk om<br />
mensen die nooit naar theater gaan, die nooit toneel gezien hebben, te verleiden om uit hun<br />
huizen te gaan, hun t.v. uit te zetten en de straat uit te lopen om een toneelstuk te gaan zien.<br />
Maar bij de grote producties is het redelijk gemakkelijk. Want als er een kind in zo’n stuk zit,<br />
dan heeft dat kind ouders, grootouders, ooms en tantes, broers, zusjes en vrienden. Die willen<br />
allemaal dat stuk met dat kind erin gaan zien. Zo vinden we ons publiek.<br />
Gerard Smulders (naar het publiek): Het is toegestaan om vragen te stellen of opmerkingen te<br />
maken...<br />
Edith Knops: Ik was benieuwd, ik had in de workshop gehoord dat Neil ook met kinderen werkt<br />
en dat is iets wat bij het <strong>Rotterdams</strong> wijktheater niet gebeurd. Ik vroeg me af of hij ervaring<br />
heeft met het maken van voorstellingen voor kinderen om daarmee eigenlijk de volwassenen te<br />
trekken naar een volwassenen voorstelling?<br />
Neil Beddow: Vraag je me of we een verschillend publiek voor jeugdtheater en voor wijktheater<br />
hebben?<br />
Anne van Veenen: De vraag was of jullie producties voor kinderen gebruiken om volwassenen voor<br />
andere producties te werven?<br />
Neil Beddow: Ja, soms, als we in een bepaalde buurt beginnen te werken en die buurt heeft nog<br />
nooit toneelactiviteiten gekend. Als ons doel is om volwassenen bij het maken van toneelstukken<br />
te betrekken, kunnen we niet zo maar naar ze toestappen en vragen: ‘hé, kom een stuk<br />
met ons maken’. Ze kennen namelijk geen enkele theatertraditie. Eigenlijk is toneel in Engeland<br />
vrijwel uitsluitend een middenklasse aangelegenheid en dan ook nog meer voor vrouwen dan<br />
voor mannen. Mannen doen daar niet aan. Dus als we op ze af zouden stappen en vragen of ze<br />
zouden willen meedoen is dat zinloos. Dus door met kinderen te werken en toneelstukken met ze<br />
te maken en ze te laten optreden trekken we hun moeders en vaders naar de zaal. Ze moeten wel<br />
komen, want anders zouden hun kinderen erg overstuur raken. Dus als ze komen, zich amuseren<br />
en zien hoe creatief hun kind bezig is, groeit hun sympathie naar ons toe. Ze vinden ons aardig<br />
en vinden wat wij doen een goede zaak. En dan kunnen we beginnen met ze voor een volgende<br />
productie warm te maken.<br />
Pierre Muylle: Wordt de zoektocht naar participanten soms gelinkt met een bepaald publiek? Ik<br />
geef een voorbeeld. Stel dat er in een wijk in Bristol ook een grote groep Pakistanen leeft die<br />
nooit naar de voorstelling komen, gaan jullie dan op zoek naar Pakistaanse participanten om op<br />
die manier die gemeenschap bij jullie werk te betrekken? Of gebeurt het nooit op die manier?<br />
Neil Beddow: We werken met specifieke doelgroepen. Soms met verschillende gemeenschappen,<br />
kleine groepen, zoals gehandicapten, zowel geestelijk als lichamelijk. En we werken veel met<br />
tienermoeders. We werken ook met jonge mensen die zorgtaken thuis hebben. Ze zorgen bijvoorbeeld<br />
voor een gehandicapt broertje of zusje, of een ouder die ziek is. Dat soort jongeren dragen<br />
veel verantwoording. Wij werken veel met ze. Dat soort doelgroepen.<br />
116 117
Gerard Smulders: Het lijkt me leuk om Cees Bavius bij dit gesprek te betrekken. Cees wil je hier<br />
naar toe komen en naast Neil gaan zitten? Cees Bavius, je werkt in verschillende steden, in Rotterdam,<br />
in Dordrecht, wat doe je?<br />
Cees Bavius: Wat ik doe? Theater maken in die steden, wijktheater.<br />
Gerard Smulders: Wie vraagt je dat te doen?<br />
Cees Bavius: Dat is heel verschillend, soms is het de gemeente, soms de deelgemeente,<br />
woningbouwverenigingen, soms sociale instellingen en in een bepaalde wijk in Rotterdam was<br />
het zelfs de huurdersvereniging.<br />
Gerard Smulders: Zeggen ze er dan bij dat je voor publiek moet spelen?<br />
Cees Bavius: Nou, dat hoef je niet te zeggen want daar gaan ze gewoon van uit.<br />
Gerard Smulders: Stellen ze daar eisen aan?<br />
Cees Bavius: Nee, want wij maken ze zelf verantwoordelijk voor het publiek.<br />
Gerard Smulders: Dus jouw les is dat je mensen zelf verantwoordelijk moet maken voor het publiek.<br />
Cees Bavius: Ik moet er misschien wat bij vertellen, want wij spelen onze voorstellingen eigenlijk<br />
nooit buiten de wijk. En als wij gevraagd worden om in een wijk te werken dan vragen we altijd<br />
om een vergadering met de belangrijkste professionals en kaderleden uit die wijk. Dan zitten wij<br />
ook aan tafel samen met de bewonersverenigingen, de opbouwwerkers en de sociaal cultureel<br />
werkers. Gezamenlijk zetten wij het project op. De opbouwwerkers zijn ook heel vaak bij de<br />
repetities aanwezig. We werken heel nauw samen met de woningbouwcoöperatie. Op die manier,<br />
als je dan een paar maanden in een wijk zit, of als we twee jaar of een jaar in een wijk zitten,<br />
dan betekent dat dat er op de vergaderingen ook overal over dat project gepraat wordt. Dus het<br />
gaat vanzelf in een wijk leven, want iedereen weet er van af.<br />
Gerard Smulders: Dus jullie vinden je publiek in de wijk waar je speelt omdat je daar met de<br />
mensen praat?<br />
Cees Bavius: Ja.<br />
Gerard Smulders: Komt er nooit iemand van buitenaf kijken?<br />
Cees Bavius: Ja hoor. Heel veel. Maar daar doe ik niet gericht de publiciteit op. Het komt altijd<br />
in de krant, de stads TV, en, wat Neil ook zei, de familieleden van de spelers zijn heel belangrijk,<br />
de kennissen van de spelers zijn belangrijk, die komen kijken. En bij ons speelt ook altijd een<br />
wethouder of de directeur van de woningcorporatie een gastrol.<br />
Gerard Smulders: en die neemt ook zijn vader en moeder mee?<br />
Cees Bavius: Nou nee, deed hij het maar, als je de wethouder hebt dan heb je de beleidsambtenaren<br />
ook, want die komen dan ook. Anders komen die niet, vooral als je in het weekend<br />
speelt want de vrijdag is het weekend al begonnen. Maar doordat er wethouders meespelen of<br />
de directeurs van de woningcorporaties, komen de mensen die in de wijk werken ook, want hun<br />
baas spelt mee. En dat is toch een soort steen in de vijver want daardoor wordt er heel veel op<br />
verschillende niveaus over gepraat en dan vertelt het zich door, dan komt er ook publiek van<br />
buiten op af.<br />
Gerard Smulders: Jullie hebben dus niet alleen mensen die spelen uit de wijk maar betrekken er<br />
ook een aantal mensen van buitenaf bij en daardoor wordt het publiek groter.<br />
Cees Bavius: Ja, om twee redenen, de mensen die spelen, die doen dat, omdat ze iets willen<br />
vertellen over de wijk. Tenminste bij ons; onze stukken gaan vaak hetzij direct over de wijk of<br />
over de levenssituatie waar men in zit. Dus daar willen ze iets over zeggen. Soms gaat het er<br />
ook gewoon over dat ze ontzettend kwaad zijn op de politiek. Dus het publiek is niet alleen je<br />
bewoners. Als er bobo’s in de zaal zitten, dus als er politici in de zaal zitten, als je een wethouder<br />
hebt, dan wil de ander ook komen kijken, die wil dan de volgende keer een rolletje. Dan<br />
kunnen ze ook zeggen wat ze vinden. Dus het publiek is niet alleen maar bewoners. Het publiek<br />
is veel diverser dan alleen bewoners, want er is genoeg over een wijk te vertellen wat er wel en<br />
niet gebeurd.<br />
Gerard Smulders: Neil, is het voor jou de eerste keer dat je hoort over een wethouder of locoburgemeester<br />
in een wijktheaterstuk?<br />
Neil Beddow: We hebben ooit een raadslid in een van onze stukken gehad.<br />
Gerard Smulders: Waarom?<br />
Neil Beddow: We hadden een tekort aan mannelijke acteurs en hij bood zich aan. Dat was goed.<br />
Hij was het raadslid voor die bepaalde wijk en was komen kijken wat we allemaal aan het doen<br />
waren, net toen we erg verlegen zaten om een mannelijke speler voor een heel klein rolletje.<br />
Toen hij bij ons was vroeg ik hem of hij ons uit de brand wilde helpen. Hij stemde toe en vond<br />
het achteraf een hele leuke ervaring. Het was heel goed hoe hij achter de coulissen al die lokale<br />
118 119
mensen - de ouderen, de jongeren, de kinderen - met elkaar om zag gaan en zich zo te zien<br />
amuseren. Zo is hij een hele goeie vriend van ons gezelschap geworden. Hij heeft hard voor ons<br />
in de raad gevochten om meer subsidie voor ons werk te krijgen.<br />
Cees Bavius: Dat is hartstikke belangrijk, het haalt grenzen weg. In de Millinxsoap deden we dat<br />
ook, dan speelden de wethouders junks en de junks speelden wethouder. En dan staan ze wel met<br />
elkaar in die onderbroek in de kleedkamer en dat verlegt toch grenzen.<br />
Gerard Smulders: Arno wil je er alsjeblieft bij komen zitten. Ik betrek je nu even in de discussie<br />
omdat ik weet dat je straks weer heel veel andere dingen te doen hebt.<br />
Arno Brouwer: Ja, er komen zeshonderd mensen (voor de voorstelling ‘Matties’ die onmiddellijk<br />
na het debat in de grote zaal gespeeld gaat worden, red.) en die moeten wel naar binnen.<br />
Gerard Smulders: Daar heb jij voor gezorgd, dat die naar binnen komen?<br />
Arno Brouwer: Nou, niet ik alleen; onder andere.<br />
Gerard Smulders: Hoe heb je dat gedaan?<br />
Arno Brouwer: Voor heel het festival hebben wij samen gewerkt met allemaal verschillende<br />
mensen: ik zie Magda daar zitten, bijvoorbeeld; zij is heel lang werkzaam geweest in het welzijnswerk.<br />
We hebben een aantal mensen uit buurthuizen bereid gevonden om te helpen met het<br />
werven van mensen voor dit festival, voor de specifieke voorstellingen. Elke voorstelling heeft<br />
eigenlijk zijn eigen publiek. Vanmiddag zal zeker de helft van de zaal gevuld zijn met jongeren.<br />
En daarvoor hebben we gezocht naar mensen in de wijken die heel veel te maken hebben met<br />
jongeren.<br />
Gerard Smulders: Heeft het veel moeite gekost?<br />
Arno Brouwer: Om de mensen in de wijk, de sleutelfiguren, te bereiken, dat is niet moeilijk maar<br />
vervolgens de jongeren bereiken, dat duurt altijd wat langer.<br />
Gerard Smulders: Waarom duurt dat langer?<br />
Arno Brouwer: Jongeren leven niet drie weken van te voren. Als ik drie weken geleden aan mensen<br />
had gevraagd: ‘kan je over drie weken op zondagmiddag naar Matties komen kijken? had ik<br />
het antwoord gekregen: ‘nou we zien zaterdagavond wel of we zin hebben’. En dat is heel vaak<br />
bij jongeren aan de hand.<br />
120 121
Gerard Smulders: Dus dat betekent een heel andere publiekswerving voor een voorstelling voor<br />
jongeren dan een voorstelling voor volwassenen.<br />
Arno Brouwer: Elke voorstelling heeft een hele andere benadering. Je moet heel goed kijken<br />
naar: wat voor een voorstelling heb ik staan en wie wil ik daar graag bij betrekken? Jongeren,<br />
ook spelers, moet je soms een uur van te voren bellen, dat ze een voorstelling hebben. Dat is<br />
hetzelfde met publiek. Het publiek moet je ook soms even opbellen van jongens je weet toch<br />
dat er vanmiddag een voorstelling is. ‘O, ja ik kom’, zeggen ze dan en die zijn er dan ook wel,<br />
alleen je moet het ze niet te lang van te voren vertellen. Met volwassenen is het ietsje anders.<br />
Sommige moet je ook bellen maar sommige hebben het al lang in de agenda gezet. Zodra de<br />
brochure aan het begin van het seizoen binnenkomt krijg je al telefoontjes van ‘volgend jaar mei<br />
kom ik kijken naar jullie’.<br />
Gerard Smulders: Had je er vrijdagavond spijt van, met de voorstelling van SOS dat je het zo<br />
gedaan had, dat er jongeren in de zaal zaten die eigenlijk niet zoveel belangstelling hadden?<br />
Arno Brouwer: Nee geen spijt, want je kan van te voren niet weten hoe jongeren reageren. Er<br />
zaten misschien honderd jongeren in de zaal. Ik zat boven op het balkon, dus ik kon heel goed<br />
naar beneden kijken en ik heb gezien dat tijdens de voorstelling 20 mobiele telefoons zijn<br />
gebruikt voor sms’en, bellen, telefoneren met elkaar. Er zat zelfs iemand naast mij op het balkon<br />
met zijn telefoontje naar beneden te seinen, naar zijn vriendin - of zijn toekomstige vriendin,<br />
dat weet ik niet. Ik heb geen spijt dat die jongeren er zijn, want heel veel vinden het wel leuk.<br />
Er zijn er een aantal die het misschien niet leuk vinden; ja, dat is dan heel jammer.<br />
Cees Bavius: Zelfs als ze sms’en wil dat helemaal niet zeggen dat ze niet kijken.<br />
Arno Brouwer: Nee, ze kunnen heel veel tegelijk.<br />
Cees Bavius: Ik maakte een jongerenvoorstelling en toen op de generale waren ze aan het sms’en.<br />
Toen had ik zo iets van: ‘wat ben je nou toch aan het doen, we hebben een generale?’ Toen<br />
zeiden ze: ‘we zijn aan het sms’en’. En ik: ‘Maar het is generale; morgen hebben we voorstelling,<br />
dan kan je toch niet sms’en?’. Toen zeiden ze: ‘Cees, jij bent van vóór de mobiele telefoon. Jij<br />
kan dat niet, wij kunnen dat wel’. Ze kunnen dat, ze doen dat dus ook gewoon. Dat zegt niet dat<br />
ze niet kijken.<br />
Gerard Smulders: Neil, herken je dit?<br />
Neil Beddow: Welk aspect, dat van het publiek?<br />
Gerard Smulders: Ja<br />
Neil Beddow: Dat hangt van het soort publiek af. Het is een typisch Engelse traditie om tijdens<br />
een toneelvoorstelling niet te storen. Je mag alleen maar lachen als er daadwerkelijk een grap<br />
in het script voorkomt. En je klapt aan het einde van een akte of als de voorstelling klaar is.<br />
Normaal gesproken zijn wij net zo stil als een Nederlands publiek. We zitten rustig tot het stuk<br />
klaar is en laten dan onze waardering horen. Maar vaak als wij optreden voor mensen die de<br />
conventies van een regulier theaterpubliek niet kennen, de conventie van stil zitten en je mond<br />
houden tot het einde, zodat de mensen op het toneel zich kunnen concentreren, als mensen die<br />
conventie niet kennen, dan krijg je tussendoor commentaar van: ‘ik vind het gaaf’, of ‘ik vind<br />
er geen moer aan.’<br />
Cees Bavius: En daar is helemaal niks mis mee.<br />
Neil Beddow: Ja, dat vind ik dus ook.<br />
Cees Bavius: Dat is toch juist het fantastische van ons publiek. Als je in een schouwburg komt,<br />
dan durft je niet eens te ademen. Als je naar de WC wilt dan zit je de hele tijd zo en zit iedereen<br />
je aan te kijken van: niet doen! Als je in een wijkcentrum speelt, speel je juist heel dicht op de<br />
huid van mensen. Mensen zijn niet gewend om te kijken, ze kijken naar theater alsof ze naar TV<br />
kijken. Dus dat ademt, dat sist, dat gaat mee; dat is toch fantastisch. Daar maak je je stukken<br />
toch op. Ik zou het niet willen dat je in een buurthuis werkt en iedereen zit doodstil te kijken.<br />
Gerard Smulders: Dank je wel, Cees.<br />
Peter van den Hurk: Als ik even mag inhaken op wat Cees zegt: ik vind het toch wat al te makkelijk<br />
als jij zo zegt ‘we maken geen schouwburgtheater’. Ik ervaar het persoonlijk wel, in dit soort<br />
situaties waar we het nu over hebben, dat rumoer van de zaal strijdig is met de concentratie<br />
die je op het toneel probeert te krijgen; dan vind ik dat wel heel erg problematisch. Dan vind<br />
ik het niet zozeer een probleem dat wij geen schouwburgtoneel maken, maar vind ik het juist<br />
een probleem dat wij toneel maken dat nog steeds gebaseerd is op de codes, de tradities, en de<br />
rituelen die gelden voor het zogenaamde schouwburgtheater. Dus ik vind wel degelijk, dat wij<br />
vooralsnog te kort schieten om goed in te spelen op de manier van communiceren met publiek,<br />
dat past bij het publiek van ‘na het mobiele telefoon tijdperk’.<br />
Cees Bavius: Ik kan het daar niet mee oneens zijn.<br />
Gerard Smulders: Iets scherper, kom op.<br />
Cees Bavius: Ik ben het altijd met Peter eens.<br />
Gerard Smulders: Omdat hij dit georganiseerd heeft.<br />
122 123
Cees Bavius: Ja, ik wil hier over twee jaar weer staan. (Gelach.)<br />
Nee, maar ik vind ook dat de reacties op het publiek ook wel heel erg overdreven worden. De<br />
voorstelling van SOS, die kon dat heel goed hebben. Ik vond dat het publiek ook gewoon goed<br />
stil werd. Hij was er ook zo op gemaakt, dat die het kon hebben en als je - Peter, dat weet jij<br />
net zo goed als ik - als je jongeren in een theater zet; krijg ze maar eens stil. Ik vind dat we dat<br />
niet moeten onderschatten. Peter, wat jij zegt daar ben ik het helemaal mee eens. Maar ik vind<br />
dat we er ook niet een heel groot probleem van moeten maken.<br />
Gerard Smulders: Je standpunt is duidelijk. Hier is een vraag.<br />
Mia Grijp: Ik vind dat die voorstelling van Diepsloot dat juist niet kon hebben. Ik zat helemaal<br />
achteraan, tussen de kabaalmakers die echt niet de intentie hadden om te luisteren. Daar<br />
moeten oplossingen voor gezocht worden, want er is een volle zaal en iedereen heeft betaald,<br />
dat is dan voor die honderden die wel willen kijken niet leuk dat ge daar twintig hebt die de boel<br />
saboteren. Ik vind: dan splitst ge ze. Ik doe dat in Antwerpen ook. Ge verzint oplossingen en<br />
verhindert daardoor dat dit gebeurt.<br />
Gerard Smulders: We hebben op tafel wat we op tafel willen hebben.<br />
Stefan van Hees: Je moet ook niet vergeten dat de voorstellingen die we op het festival te zien<br />
zijn toch redelijk uit hun context gehaald zijn. Ze worden niet op de plek gespeeld waar ze normaal<br />
gespeeld worden. Ik denk dat dat ook heel erg uitmaakt.<br />
Cees Bavius: Ben ik het helemaal mee eens. Je hebt een hele grote volle zaal en ik zou die voorstelling<br />
dolgraag in Zuid Afrika willen zien, hoe ze het daar spelen. Datzelfde heb ik met onze<br />
voorstelling Scherven, die spelen we in een hele kleine flat met dertig mensen en nu sta je in een<br />
zaal met heel veel divers publiek. Dat dat publiek dan rumoerig wordt, dat weet je.<br />
Peter Ngwenya: Mijn naam is Peter Ngwenya en ik kom uit Zuid Afrika. Ik zou graag even iets<br />
willen zeggen over de SOS voorstelling van afgelopen vrijdag. Die jongelui die daar waren, dat<br />
gebeurt soms bij ons ook en als zij dan zo luidruchtig zijn dan denken wij eerst: ‘dat komt misschien<br />
door de boodschap, of iets wat in het stuk uitgebeeld wordt’. Laat me een klassiek voorbeeld<br />
geven: er wordt een stuk gespeeld over het HIV/AIDS probleem en in het stuk speelt een<br />
acteur mee die zelf HIV positief is en in het publiek zit ook iemand die HIV positief is. Zo iemand<br />
probeert dan uitdrukking te geven aan zijn ongemakkelijke gevoelens door de voorstelling te<br />
verstoren, door op zijn mobieltje te gaan bellen, of met vrienden te gaan zitten kletsen. Maar<br />
ons publiek in Zuid Afrika is sowieso anders dan de toeschouwers waar we het tot nu toe over<br />
hebben gehad, zoals in Engeland of hier. Onze toeschouwers fluiten en roepen tijdens voorstellingen<br />
en wij begrijpen dat.<br />
Gerard Smulders: Dank je wel. Arno hebben wij dat ook. Publiek dat fluit, sist. Verandert het<br />
publiek, omdat er ook andere culturen bij elkaar komen kijken?<br />
Arno Brouwer: Het gaat, denk ik, niet zozeer om culturen. Het gaat er, denk ik, gewoon om, dat<br />
je een nieuw publiek wil bereiken dat nog nooit in het theater geweest is. Dus die gaan zitten<br />
en weten er niks van af - hoe het zou moeten - en is er een regel hoe het zou moeten? Waarom<br />
moeten we allemaal stil zijn tijdens een voorstelling? Is het juist niet hartstikke leuk als …<br />
Gerard Smulders: Ik ben wel eens bij een Surinaamse voorstelling van jullie geweest en dat is<br />
heel anders dan als er gewoon Nederlanders in de zaal zitten.<br />
Arno Brouwer: Ja, ik heb het niet over culturen: mensen reageren zoals ze zijn. Iemand zegt<br />
iets als hij het hartstikke leuk vindt. Gisteravond hadden er mensen hele discussies achter<br />
mij, over de voorstelling. Prima, hartstikke goed. Maar ik ben alleen maar blij dat het over de<br />
voorstelling gaat, want het komt natuurlijk ook voor dat mensen zich helemaal niet bemoeien<br />
met de voorstelling. Het heeft niet zozeer met cultuur te maken. Je hebt het over die Surinaamse<br />
voorstelling? Daar is altijd veel rumoer in de zaal, die mensen vinden het leuk. Maar is dat<br />
Surinaams? Ik weet het niet. Als ik zit te kijken, zit ik altijd heel rustig, al moet ik schateren<br />
van het lachen, mij zal je niet horen.<br />
Neil Beddow: Ik denk dat er een verschil is tussen positief en negatief publieksgeluid. Ik denk<br />
dat het daar om draait. In die SOS voorstelling was er juist veel negatief publiekslawaai. Maar<br />
er was ook positief lawaai, al was dat moeilijk te horen. Ik denk dat het bij dat publiek ook<br />
belangrijk is te achterhalen waarom ze naar de voorstelling kwamen, wat hun motivatie was.<br />
Meestal als mensen positief gemotiveerd zijn om naar een voorstelling te komen, zullen ze positief<br />
lawaai produceren, omdat ze uit interesse gekomen zijn, of omdat ze iemand kennen die<br />
in het stuk meespeelt, of omdat iemand die ze vertrouwen hen verteld heeft dat het een goed<br />
stuk is. Dat zijn positieve redenen die hen naar het stuk getrokken hebben en daarom zullen ze<br />
positief reageren. Het probleem ontstaat bij lui die naar de voorstelling gekomen zijn omdat ze<br />
moesten, omdat iemand hen gedwongen heeft te gaan. Vooral jonge mensen hebben daar een<br />
hekel aan en dan uiten ze hun negativisme.<br />
Gerard Smulders: Wat de motivatie is om naar een voorstelling te gaan, hou je daar rekening<br />
mee?<br />
Arno Brouwer: Over die SOS voorstelling, ik weet precies wie er in de zaal zaten en diegene die<br />
geluid hebben gemaakt. Ik weet precies wie dat zijn. Daarom zeg ik ook vaak tegen jongerenwerkers:<br />
‘Neem mensen mee die het leuk vinden of waarvan je denkt dat ze het leuk zullen vinden.’<br />
Gerard Smulders: Je hebt daar aandacht aan besteed.<br />
124 125
Arno Brouwer: Ja, ik ga niet lukraak tegen mensen zeggen dat ze moeten komen. Ik denk altijd:<br />
‘wie wil ik in de zaal hebben; wie zullen dit leuk vinden?’<br />
Annelies Spliethof: Arno, er was toch een school bij die voorstelling, die naar Amsterdam was<br />
geweest en al het een en ander had gedaan die dag? Ze waren een beetje balorig doordat ze niet<br />
echt gericht naar die voorstelling kwamen. Dus dat is door ons niet zo goed ingeschat.<br />
Arno Brouwer: Er is een heel duidelijk verschil tussen het festival en voorstellingen die je in<br />
de wijken speelt. Dit is een zaal waar 600 mensen in kunnen. Hier reserveren mensen ook van<br />
buitenaf, waarvan wij het niet weten. Ik kreeg te horen: Arno er heeft zojuist een school gebeld<br />
die met 50 leerlingen komt. Daar kan ik niet meer achteraan; die mensen, die zijn er. Van de<br />
mensen die we in buurthuizen uitnodigen, weet ik individueel van iedereen die in het publiek zit<br />
waar die vandaan komt, hoe die er komt en hoe ze zijn. Dat kan je meer sturen dan zo’n grote<br />
zaal als hier én vijftig mensen die uit een andere stad komen.<br />
Luc Opdebeeck: Ik ben Luc Opdebeeck van stichting Formaat. Wij spelen ongeveer 120<br />
voorstellingen voor doelgroepen waarover we het nu hebben. Ik wil toch wel even zeggen, dat<br />
dit een uitzondering is. De regel is dat er wel geluid is, maar dat het steeds gaat over datgene<br />
wat er op het podium gebeurt, in mijn optiek. En dit heb ik ook nog nooit meegemaakt, zoals<br />
het hier was. Maar ik heb wel begrepen dat het in de schouwburgen een steeds groter probleem<br />
wordt nu met de CKV bonnen betaald kan worden en jongeren, die niet de codes van het gebouw<br />
kennen, aan hun lot worden overgelaten door hun CKV docenten en ergens naar toe gestuurd<br />
worden waar ze de codes niet kennen. De rol van de CKV docent is om die codes uit te leggen.<br />
Neil Beddow: Volgens mij blijven we een beetje te lang bij dit onderwerp hangen. We hebben er<br />
genoeg over gezegd en we beginnen nu dit ene incident wel erg op te blazen. Het enige wat ik<br />
nog wel wil zeggen over het bereiken van onze publieksgroepen is, dat we mensen proberen te<br />
bereiken die nog nooit eerder naar het theater zijn geweest. Dat is wat wij doen. Dus als we naar<br />
nieuwe publieksgroepen gaan, welk recht hebben wij dan om van ze te verwachten dat ze de<br />
publiekscodes van het theater kennen? En als we voor het eerst van hun leven een groep jonge<br />
mensen in de zaal hebben weten te krijgen en de helft vindt het wel leuk en de andere helft niet,<br />
dan hebben we toch die ene helft al gewonnen? En die andere helft komt misschien de volgende<br />
keer. Maar als je het niet probeert, als je niks riskeert, dan vind je nooit een nieuw publiek.<br />
Gerard Smulders: Dank je.<br />
Regina Garcia: Ik ben Regina van Pregones Theater in New York. Volgens mij is er een verschil<br />
tussen een nieuw publiek willen en dat nieuwe publiek nodig hebben. Vooral voor ons in de<br />
Verenigde Staten geldt dat. We moeten voor ons zelf heel duidelijk zijn waarom we dat nieuwe<br />
publiek willen en voor wie we programmeren. Doen we het voor die lucratieve, speciaal geoormerkte<br />
subsidie of andere doelgroepgerichte financiering, of verbinden we ons voor de langere<br />
termijn met de gemeenschap die in de buurt van onze instelling woont?<br />
Gerard Smulders: Dank je wel. Dat was onze eerste vraag. Bedankt allemaal, mensen achter de<br />
tafel. (Applaus.) En nu gaan we naar de tweede vraag van onze discussie.<br />
Ton Bevers: De tweede vraag was hoe je je publiek vasthoudt. Nou zit daar eigenlijk al een<br />
vooronderstelling in, namelijk dat je dat zou willen. Dat is eigenlijk het onderwerp van de tweede<br />
discussie. Streven wijktheatermakers er eigenlijk wel naar om het publiek vast te houden? Om<br />
een vast publiek op te bouwen? Want het kan natuurlijk ook zijn dat men juist steeds met een<br />
gemaakte voorstelling nieuw publiek opzoekt, elders, een beetje gaat zwerven door wijken of<br />
buurten en niet op eenzelfde plek voor hetzelfde publiek zorgt. Die keuze lijkt me interessant<br />
om daarover te discussiëren, want aan die keuze zitten ook een aantal hele praktische kwesties<br />
vast. Want als je namelijk in dezelfde wijk of omgeving speelt zul je, denk ik, ook steeds met een<br />
nieuw repertoire moeten komen, want anders ben je er gauw doorheen. Dus het stelt gewoon<br />
hele andere kwesties of je naar een vast publiek streeft of dat je dat juist niet wilt doen. Maar in<br />
beide gevallen denk ik, dat jullie die theater maken antwoord hebben op hoe je dat moet doen,<br />
ofwel steeds met een voorstelling verhuizen en een ander publiek opzoeken of proberen een<br />
publiek vast te houden op een plek waar je altijd speelt.<br />
Gerard Smulders: Dank je wel. Ik zal weer een aantal mensen vragen of ze hier plaats willen<br />
nemen. Roel van het Waterhuis, ga zitten. Waar vind jij je publiek?<br />
Roel Twijnstra: Mijn publiek wordt een beetje op de manier dat Neil het zei toch min of meer<br />
gedwongen om te kijken naar onze voorstellingen. We maken voorstellingen voor lagere scholen<br />
en het middelbaar onderwijs.<br />
Gerard Smulders: Waar doe je dat? Je bent van het Waterhuis?<br />
Roel Twijnstra: We spelen voornamelijk in Rotterdam, maar ook elders in het land. Dat betekent<br />
dat we spelen, of in de schouwburg of op een locatie. Er zijn ook voorstellingen, die we naar de<br />
school toebrengen, die we op de school of in de klas spelen, afhankelijk van het publiek dat we<br />
nodig hebben. Maar in alle gevallen kiest het publiek niet zelf. Dat is mooi, want de zalen zijn<br />
altijd vol. Vaak gebeurt inderdaad wat net beschreven werd, dat je voelt dat een groep jongeren<br />
gewoon helemaal geen zin heeft in die voorstelling. Als het vrijdagmiddag is al helemaal niet;<br />
eind van de week, daar zitten ze niet op te wachten. Maar toch is er niks mooiers dan juist dat je<br />
voelt dat tijdens zo’n voorstelling zo’n groep opeens gegrepen wordt door een voorstelling. Dus<br />
ik ben het ook helemaal eens met Neil die zegt: ‘de winst is dan heel groot.’<br />
Gerard Smulders: Moet je zelf zorgen dat je van school naar school gaat, organiseer je dat zelf of<br />
126 127
wordt dat voor je georganiseerd? Dus je hebt een voorstelling en je gaat van school naar school,<br />
wie regelt dat voor je?<br />
Roel Twijnstra: Onze voorstellingen worden voornamelijk bemiddeld door de SKVR. Dat is de<br />
Stichting Kunstzinnige Vorming in Rotterdam of andere steden die eigenlijk bemiddelaar zijn<br />
tussen de theatergroep en het onderwijs. Dus de SKVR kiest de voorstellingen en die kiest daar<br />
het publiek, de scholen bij.<br />
Gerard Smulders: Dus ze zijn een keer geweest en daarna heb je geen relatie meer met het publiek?<br />
Roel Twijnstra: Wij proberen de laatste jaren steeds vaker die groepen waar wij echt contact mee<br />
hebben te laten terugkomen en wij kunnen dat vragen aan de SKVR: ‘die en die school, daar<br />
willen we een keer per jaar voor spelen, of twee keer per jaar, of eens in de twee jaar en dat<br />
willen we ook uitbreiden’. Vaak breidt zich dat dan ook uit, dat acteurs naar de scholen toe gaan,<br />
praten, workshops geven. Dus langzamerhand groeit het vanuit een voorstelling naar een heel<br />
pakket van activiteiten die je met zo’n school opzet.<br />
Gerard Smulders: Doen jullie dat ook zo Luc?<br />
Luc Opdebeeck: Ik denk dat het iets anders is, in ons geval. Wij brengen maatschappelijk relevante<br />
thema’s, zoals dat dan zo mooi heet. Dat kan racisme of geweld in het openbaar vervoer<br />
zijn. Een probleem dat door de jongeren herkend wordt en uiteindelijk is het de gemeente die<br />
ons zal inhuren en die een X aantal voorstellingen zal toewijzen aan VMBO school X of Y of Z.<br />
Meestal zijn er ook nog partners bij betrokken. In het geval van het openbaar vervoer zullen we<br />
daar de HTM bij betrekken. We hebben in Den Haag zo’n project gedaan. Dan is het belangrijk de<br />
Haagse Tram Maatschappij erbij te betrekken en daar mee samen te werken en die voorstelling<br />
te plaatsen in een breder onderwijskader.<br />
Mia Grijp: Spreken jullie nu over professionele casts of blijven jullie nog altijd praten over<br />
mensen uit wijken waar jullie mee werken en waarmee jullie dan ook op tournee gaan langs de<br />
scholen?<br />
Roel Twijnstra: Het Waterhuis werkt met professionele acteurs en met jongere amateur-spelers<br />
die uit het jongerentheater komen. Maar in beide gevallen worden ze gewoon betaald voor wat<br />
ze doen.<br />
Mia Grijp: Dus er is een professionele omkadering?<br />
Roel Twijnstra: Ja.<br />
128 129
Mia Grijp: Hoe is dat bij jullie?<br />
Luc Opdebeeck: Bij ons zijn het dan de dramadocenten. Wij doen participatorisch drama. Dat<br />
betekent dat het publiek, de community uit de zaal op het toneel mee mag komen spelen en<br />
zo haar of zijn oplossingen mag komen laten zien op het toneel. Dus in die zin heeft het enige<br />
relevantie met community-based theatre. Maar het blijven professionals.<br />
Gerard Smulders: En dan even ingaan op de kwestie die Ton hier noemde. Roel, heb je dat<br />
voldoende uitgediept?<br />
Roel Twijnstra: Wat ik begreep is dat de kwestie was of je aldoor van plaats wisselt of dat je op<br />
dezelfde plaats blijft.<br />
Gerard Smulders: Ja.<br />
Roel Twijnstra: Wij zijn nomadisch in die zin. Wij trekken rond. De ‘community kant’ van ons<br />
werk speelt zich heel erg in Zuid Afrika en met een aantal Zuidafrikaanse groepen af. Waarin<br />
je ook ziet dat die groepen waar we mee samen werken toch wel heel erg binnen hun eigen<br />
community blijven en in een aantal dorpen vaak aldoor weer terug komen en op die manier<br />
publiek opbouwen.<br />
Gerard Smulders: Mevrouw Rosalba Rolón, U komt uit New York. Wat doet U daar?<br />
Rosalba Rolón: Wat ik in New York doe? Plezier hebben en er voor zorgen dat Peter ons komt<br />
bezoeken en Audrey en hopelijk jullie allemaal, zodat jullie een ander beeld van de Bronx krijgen<br />
dan wat jullie een paar avonden terug zagen (in Anna Spohrs film, red.). Zoals jullie weten hebben<br />
we een huis daar en we zijn nu bezig om daar een nieuw theater te bouwen met zo’n 130<br />
zitplaatsen. We hopen het in oktober te openen. Daar vlak naast hebben we een klein zaaltje<br />
met zo’n 30 plaatsen. Wij zijn Pregones en timmeren al zo’n 25 jaar aan de weg. We hebben<br />
een repertoire voor ons eigen theater, voor onze thuisbasis, en een programma waar we mee op<br />
tournee gaan.<br />
Gerard Smulders: Dus U doet het allebei?<br />
Rosalba Rolón: Ja, alletwee. Gedurende het jaar werken we in verschillende steden, maar ook in<br />
onze thuisbasis. Ons publiek bestaat hoofdzakelijk uit Latino’s die in de Bronx wonen of in de<br />
stad New York. Er komen Latino’s uit ten noorden van de Bronx gelegen voorsteden of uit Spanish<br />
Harlem, maar ook uit Washington Heights, waar vooral veel Dominicanen wonen.<br />
Ongeveer 75% van ons publiek is Latino. Daarnaast komen er Afro-Amerikanen en blanke Amerikanen.<br />
Het hangt heel erg van het soort project af. Het is heel gevarieerd en nogal verschillend<br />
van waar jullie het net over hadden. We hebben wel veel gemeen, maar onze omstandigheden<br />
zijn heel anders. De Bronx heeft 1,4 miljoen inwoners, da’s een grote deelstad. Het is een van<br />
de vijf deelsteden die samen New York City vormen. De andere vier zijn Manhattan, Brooklyn,<br />
Queens en Staten Island. Alles bij elkaar wonen er 8 miljoen mensen. Als je nagaat dat daar<br />
dagelijks zo’n 3.000 artistieke gebeurtenissen plaatsvinden, dan is voor ons de uitdaging om een<br />
publiek te vinden heel anders dan wat ik net gehoord heb. Wij proberen partnerrelaties aan te<br />
gaan met andere artiesten en kunstorganisaties om aan deze constante concurrentie binnen de<br />
kunstensector het hoofd te bieden.<br />
Toeren is anders, daar wil ik het nu niet over hebben. Op tournee ben je compleet afhankelijk<br />
van het publiek dat op die bepaalde plek waar je naar toe reist door anderen ontwikkeld is en<br />
dat voor jou voor die ene dag jouw publiek vormt. Dat is iets heel anders. Maar we doen ook<br />
langdurigere bezoeken, waarbij we soms wel tien maanden in een bepaalde gemeenschap buiten<br />
New York met de mensen daar werken. Maar als we dat doen kunnen we onze thuisbasis nooit<br />
verwaarlozen, dus we reizen tussen die twee plekken heen en weer. We moeten op beide plekken<br />
tegelijk zijn.<br />
Wij hechten speciale waarde aan ons thuispubliek. Dat publiek bestaat uit mensen van alle<br />
leeftijden; dat vinden we heel belangrijk, omdat ik vind dat er een groeiende kloof bestaat<br />
tussen jongeren en ouderen. Een van de dingen die we doen is de jongeren weer met hun traditie<br />
te verbinden. Daarom investeren we zoveel in het bij elkaar brengen van oudere en jongere<br />
publieken en proberen we ze ook dingen samen te laten doen of meemaken. We hebben een<br />
repertoire van zeven stukken, die we tegelijkertijd actief houden en die we voor verschillende<br />
soorten publieken in kunnen zetten.<br />
Gerard Smulders: Wat heeft U van deze vier dagen in Rotterdam geleerd? Heeft U iets geleerd?<br />
Rosalba Rolón: Ik heb heel veel geleerd. Het is onze tweede keer hier en dat maakt het makkelijker<br />
om open te staan voor nieuwe dingen. Allereerst heb ik hier artiesten ontmoet met een<br />
enorme kracht, die mijn spirit enorm gevoed hebben. En ik wil juist de artiest benadrukken,<br />
want in al deze discussies over publiek dreigen we de artiest en de kunstenaar te vergeten. Ik<br />
ben bang dat we in deze discussie bijna een beetje neerbuigend praten, alsof we zo’n enorme<br />
moeite moeten doen onze kunstwerken kwalitatief te verdunnen, het niveau te verlagen, omdat<br />
onze arme zielige toeschouwers het anders allemaal niet kunnen vatten. Ik word nerveus van dat<br />
soort praat, want ik ben er van overtuigd dat onze toeschouwers heel veel in hun mars hebben,<br />
waar ze zich ook bevinden. Dit is misschien een beetje complex, wat ik nu zeg, maar ik ben hier<br />
ongelooflijk geïnspireerd geraakt, vooral door het werk van de vrouwen op dit festival.<br />
Gerard Smulders: Zijn er vragen?<br />
130 131
Pierre Muylle: Ik wil even terug komen op de schaal waarin jullie werken. Ik hoorde dat de Bronx<br />
8 miljoen inwoners heeft.<br />
Gerard Smulders: 1 Miljoen.<br />
Pierre Muylle: Oké 1 miljoen. Dan denk ik dat het belangrijk is om als we het over communitybased<br />
hebben, dat het onmogelijk is, denk ik, je te richten op 1 miljoen mensen en toch een<br />
community-based direct contact te blijven behouden. Vergeleken met hoeveel inwoners er in<br />
België wonen…<br />
Gerard Smulders: Hoeveel in België? Acht miljoen?<br />
Mia: 12, schatje.<br />
Pierre Muylle: We zijn met meer dan ik dacht. Dat is toch een ongelofelijke schaal waarop je<br />
werkt. Ik ben benieuwd hoe ze het bij Pregones afbakenen en of ze daar ook bewust mee bezig<br />
zijn.<br />
Rosalba Rolón: Bij Pregones zijn we altijd op de een of andere manier met publieksontwikkeling<br />
bezig. 56% van die 1,4 miljoen mensen in de Bronx zijn Latino’s en 70% van die Latino’s zijn<br />
weer Puertoricanen. Dus op die manier begint er al wat orde in de chaos te komen. Zij vormen de<br />
kern van ons werk. Daarnaast hebben we hele nauwe banden ontwikkeld met buurtorganisaties.<br />
Zij zijn onze partners geworden en zorgen voor een constante stroom toeschouwers. Daaronder<br />
vallen ook leraren, die juist ook aan de houding van leerlingen in de theaterzaal werken - waar<br />
jullie het eerder over hadden. Dat is een heel interessant onderwerp. We werken veel met docenten.<br />
We trainen ze in speciale workshops, zodat zij op hun beurt ook weer met hun leerlingen<br />
aan de slag kunnen.<br />
Wij maken bijvoorbeeld speciale lessenpakketten bij onze projecten en sturen kopies van de<br />
scripts of van een specifieke scène naar de scholen, zodat ze die kunnen bestuderen voor ze<br />
naar het stuk komen kijken. De realiteit is namelijk, dat het voornaamste doel in het leven van<br />
sommige van deze mensen niet is om in de Bronx te blijven om naar een toneelstuk van ons te<br />
gaan kijken, maar om genoeg geld te verdienen om voor 100 dollar naar een Broadway show te<br />
gaan. En ik kan je verzekeren, dat als ze in zo’n Broadway show hun mobieltje aanzetten, ze<br />
zonder pardon uit de zaal getrapt worden. Dat willen wij niet, dus proberen we ze wat basiscodes<br />
bij te brengen over hoe de dingen in het theater gaan en over hoe je met wederzijds respect<br />
met elkaar omgaat. En als ze dan enthousiast reageren tijdens een voorstelling noemen we dat<br />
publieksparticipatie. We noemen het geen lawaai. (Gelach.)<br />
Stefan van Hees: Je hebt er al een klein beetje antwoord op gegeven. De vraag van deze ronde<br />
was: wat doe je met je publiek om het vast te houden op het moment dat je het in huis hebt?<br />
Wat zijn praktische dingen die gedaan worden om dat te bereiken? Als je op scholen speelt heb<br />
je natuurlijk sowieso al je publiek. Het festival ging natuurlijk over nieuwe publieksgroepen<br />
bereiken, toen ik jong was kwam ook bij mij op school Wiedes langs.<br />
Gerard Smulders: En hoe vond je dat?<br />
Stefan van Hees: Dat vond ik fantastisch. Dat is ook wel heel veel jaar geleden, dus publiek op<br />
die scholen dat wordt al heel lang bereikt op die manier. Als je nu gaat kijken binnen het kader<br />
van het bereiken van nieuwe publieksgroepen denk ik dat je toch ook echt moet gaan kijken naar<br />
die groepen die nieuw zijn.<br />
Gerard Smulders: Je vraag is dus in die zin een beetje beantwoord?<br />
Stefan van Hees: Ja maar ik zou wel iets praktischer willen worden. Bijvoorbeeld van wat ik<br />
bij het wijktheater weet is dat op het moment dat er een voorstelling ergens in de wijk wordt<br />
gespeeld, dat je na afloop altijd met de mensen die de voorstelling hebben gezien praat. Op het<br />
moment dat we een voorstelling ergens spelen is er altijd een persoon die bij de voorstellingen<br />
aanwezig is. Dat de mensen een bekend figuur hebben, dat ze weten dat het wijktheater in huis<br />
is, Arno staat bij de kaartjes. Je bouwt een relatie op met je publiek. Dat soort dingen, hoe<br />
gebeurd dat bij de andere groepen?<br />
Gerard Smulders: Hoe gebeurt dat bij u, laten we maar zeggen, in de zaal? Best practices, het<br />
gouden idee.<br />
Mia Grijp: Ik ben een beetje in de war over die publieksgroepen. Bedoel je dan hele groepen van<br />
een bepaald soort mensen? Of bedoel je gewoon varianten van mensen die nooit naar theater<br />
gaan?<br />
Peter van den Hurk: Laten we ons niet overgeven aan de verwarring. We hebben het over publieksgroepen<br />
die nog niet op enigerlei wijze hun weg naar het theater gevonden hebben. Die<br />
ook van huis uit niet in de gelegenheid zijn geweest om die weg te vinden, omdat ze daar niet<br />
door hun ouders mee naar toe zijn genomen. Dan nog hebben we het over een hele grote groep<br />
mensen zonder dat als een eenheidsworst te bestempelen. Dat zijn nog ontzettend veel variëteiten.<br />
Ik denk ook, dat als Rosalba het heeft over de Latino’s - de mensen van Puerto Rico, de<br />
Dominicanen - dan moet je dat ook weer gaan differentiëren als je gaat kijken naar welke mensen<br />
gaan al wel naar het theater en welke mensen nog niet. En dan hebben we het nog steeds<br />
over, in het kader van dit festival, over de mensen die er nog niet naar toe gaan, of die er net<br />
misschien een keer naar toe geweest zijn en die we moeten zien vast te houden.<br />
132 133
Gerard Smulders: Is je verwarring weggenomen of is hij groter geworden?<br />
Mia Grijp: Nee, maar wij werken toch anders dan sommige groepen hier. Wij hebben vanaf het<br />
begin gezegd: doelgroepoverschrijding. Dus verschillende culturen, verschillende generaties en<br />
verschillende sociale achtergronden. Daar maken wij groepen van en die mensen spelen samen<br />
en dat geeft een mix in uw zaal en vanzelf zit ge dan met een zeer variante groep mensen die<br />
anders nooit naar het theater gaan, maar die allemaal zelf ook wel hun eigen sociale contacten<br />
hebben en dan begint de tam tam te werken. Dat is de manier waarop wij werken.<br />
Gerard Smulders: Tam tam dus. Anderen in de zaal?<br />
Luc Opdebeeck: Misschien is het een idee als mensen niet naar het theater komen, om met<br />
je theater naar de mensen toe te gaan en het hele gebeuren om te draaien. Ik wil me eerst<br />
even aansluiten bij wat Peter zei. Ik heb verleden jaar een voorstelling gemaakt met dak- en<br />
thuislozen. Dak- en thuislozen dat is ook zo’n bulkbegrip, daar zitten psychiatrische patiënten<br />
in, daar zitten asielzoekers in, daar zitten echte zwervers tussen; dus dat is niet één populatie,<br />
zeg maar.<br />
Gerard Smulders: Wie komen daar naar kijken, wat is je publiek?<br />
Luc Opdebeeck: Je gaat dan met die voorstelling naar de dak- en thuislozencentra, dus niet wachten<br />
tot die mensen naar het theater komen, want die komen toch niet. Nee, ga met je theater<br />
naar de mensen toe.<br />
Rosalba Rolón: Er zijn veel manieren om dit te doen. Ik zou graag deze vraag beantwoorden<br />
door over percentages te praten in relatie tot de ‘community’ waar wij voor werken en de vele<br />
maatschappelijke klassen en andere verschillen die daarbinnen onderscheiden kunnen worden.<br />
Er zijn kortom heel veel verschillende soorten mensen die nooit naar theater of kunstzinnige<br />
voorstellingen gaan. Ja, musicals misschien, of popconcerten. Maar wij werken specifiek voor<br />
mensen die nooit theater of performance hebben ervaren, of misschien eens en daarna nooit<br />
meer zijn terug gekomen. Daarom doen wij projecten die gratis toegankelijk zijn, in openbare<br />
ruimtes, parken, pleinen, verschillende soorten plekken, volkswoningen. Dat werk is zeer succesvol,<br />
omdat we de sociaal werkers in die buurten bij de organisatie betrekken. Via hen verspreiden<br />
we veel informatie het hele jaar door. Onze zomerprogramma’s bereiken tien gebieden<br />
in de deelsteden die onmiddellijk aan de Bronx grenzen. Da’s gigantisch als je bedenkt dat toen<br />
we met dit programma begonnen we hooguit 25 mensen hadden die schoorvoetend naar ons<br />
podium toekwamen. Nu, vijf, zes jaar later, spelen we voor duizend mensen in een park. En we<br />
hebben vrijwilligers die die bezoekers rechtstreeks aanspreken. Er reist een groep met ons mee,<br />
die namen verzamelt van mensen die onze nieuwsbrief wel willen ontvangen. Zo blijven we met<br />
ons nieuwe publiek in contact, minimaal drie keer per jaar. We proberen ze op zo’n goedkoop<br />
mogelijke manier te benaderen, want New York is vreselijk duur. Dus maken we ons eigen publiciteitsmateriaal<br />
en we krijgen gelukkig veel steun van de plaatselijke pers in de Bronx. Dat helpt<br />
enorm. En daarnaast hebben we de zogenaamde ‘walk-ons’ - mensen die van de ene op de andere<br />
dag tegen zich zelf zeggen, ‘kom, laat ik dat theater eens proberen’. Als we die binnen hebben,<br />
proberen we ze echt te pakken.<br />
Gerard Smulders: Oké, gouden idee dat geschikt is voor wijktheater? Roel?<br />
Roel Twijnstra: Ik denk dat het belangrijk is om te beseffen dat je ook andere relaties naast die<br />
met je publiek moet aangaan. Ik heb het dan over de deelname van spelers en hun families die<br />
dan komen kijken. Heel veel groepen die ik ken werken als zogenaamde ‘artists-in-residence’,<br />
kunstenaars die ergens in een wijk een tijdje blijven om aan een buurtgericht project te werken.<br />
Wij repeteren op school en betrekken de scholieren er zo bij. Zij komen eens per week naar de<br />
repetitie kijken en zo ontstaat er een relatie die heel waardevol is. Het komt dan voor, dat ze<br />
ook naar andere shows van ons komen kijken en hun ouders meenemen. Dus het is niet alleen<br />
belangrijk om goed bezig te zijn met de productie van je show, maar ook met alles wat daar<br />
omheen gebeurt, op een vriendschappelijke, bijna familie-achtige manier.<br />
Gerard Smulders: Oké, dank je wel. Vragen uit het publiek?<br />
134 135
Jeannette Bakker: Ik wil iets zeggen over de voorstelling Hou Mijn Hart Vast van het wijktheater.<br />
Ik ben Jeannette en een vriendin van het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong>. Ik vind het een gouden idee,<br />
echt een nieuwe manier waarop ze publiek hebben bereikt. Het thema van het stuk is huiselijk<br />
geweld, lichamelijk en psychisch. Ze zijn met partners aan het werk gegaan, met vrouwenopvang,<br />
met vertaalscholen en die hebben hen geholpen om bij de populatie te komen, bij het<br />
potentiële publiek te komen en die zijn vervolgens voortdurend aanwezig tijdens de voorstellingen.<br />
Helaas is de voorstelling al afgelopen maar een film (dvd) van de voorstelling met een<br />
aantal interviews doet nog de ronde bij diezelfde publieksgroep. Voortdurend wordt de film en<br />
vroeger dus het toneelstuk begeleid door die professional van de vrouwenhulpverlening en er<br />
zijn ook allerlei folders en een infodesk daarbij. Ik vind het erg belangrijk dat met zo’n themavoorstelling<br />
je ook de betreffende professionals, om het zo maar even te noemen, erbij hebt om<br />
nieuw publiek te bereiken.<br />
Gerard Smulders: Lukt het dan ook bijvoorbeeld om dan nieuw publiek - mannen - in de zaal te<br />
krijgen?<br />
Jeannette Bakker: Ja, dat is een beetje een apart verhaal, want vrouwen mogen vaak het huis<br />
niet uit tenzij het onder begeleiding van mannen is. Soms zijn het vrouwenvoorstellingen en<br />
soms zijn het ook voorstellingen waar wel mannen bij zijn en er is ook de kwestie, zoals jullie<br />
wellicht allemaal weten, dat vrouwen ’s avonds niet alleen het huis uit mogen; dus dan moet het<br />
overdag ergens georganiseerd worden. Er wordt elke keer een mouw aangepast.<br />
Femke Bouwer: Ik heb een vraag voor Neil Beddow, want ik weet dat hij momenteel voor een<br />
uitdaging staat. Het stuk dat ze voor dit festival hebben gemaakt is de eerste show waar ze mee<br />
op tournee door de wijken gaan, buiten de wijk waar ze gewerkt hebben. Ik vroeg me af wat voor<br />
plannen je hebt om in die andere wijken publiek voor jullie voorstellingen te werven? Want in<br />
die andere wijken zijn er geen buren, vrienden en familieleden van de spelers? En je hebt daar<br />
geen vrienden en bekenden die even snel voor een klein rolletje kunnen invallen als een van de<br />
spelers niet kan? Wat voor briljante ideeën heb jij om dat soort dingen aan te pakken?<br />
Neil Beddow: Het is moeilijk, natuurlijk, en dat is juist de reden waarom we het gaan doen,<br />
omdat het een interessante uitdaging is. We gaan in de eerste plaats met opbouw- en jeugdwerkers<br />
in die andere wijken samenwerken. En we gaan een publiciteitscampagne opzetten. Onze<br />
programmaleider, Helen, die hier ook is, gaat naar die wijken toe om met mensen te praten,<br />
vrijwilligers te zoeken en in algemene zin mensen er van te overtuigen om naar het toneelstuk<br />
te komen kijken. De enige oplossing die wij kunnen bedenken is om eerst contact te leggen met<br />
die mensen die al actief zijn in die wijken, de bruggenbouwers, de sleutelfiguren, mensen die<br />
al een verschil maken op die plekken. Als we hen bereiken, bereiken we vanzelf ook de mensen<br />
met wie zij in contact staan. Dat is de eerste stap. De volgende keer dat je dan daar een show<br />
hebt, heb je altijd al mensen die van ons gehoord hebben. Dus die namen moeten we zien te<br />
krijgen en daarna met ze in contact blijven en ze erbij blijven betrekken. Ik zal het je over twee<br />
maanden laten weten.<br />
Edith Knops: Ik heb wel een tip voor Neil. Wat wij in Rotterdam veel gebruikt hebben is, dat<br />
naast dat je je programmamaker of je publiciteitsmedewerker of je publiekswerver meeneemt,<br />
dat je ook spelers meeneemt, een of twee als dat tenminste kan. Want dat zijn direct de mensen<br />
voor wie je straks speelt. Dat heeft in Rotterdam eigenlijk heel vaak heel goed gewerkt, dat je<br />
een of twee spelers meeneemt en ook even een scène laat zien. Het gaat niet om mij, ik kan<br />
enthousiast vertellen over een voorstelling, maar je kan dus die spelers ook laten vertellen over<br />
hun eigen voorstelling en dat werkt vaak heel goed.<br />
Gerard Smulders: Ben jij wel eens mee geweest Kees?<br />
(Kees is speler bij het RWT, red.)<br />
Kees Commijs: Nee, ik ben nog nooit mee geweest.<br />
Gerard Smulders: Denkt ze dat je niet enthousiast vertelt over de voorstelling?<br />
Kees Commijs: Nou, het is gewoon een tekortkoming van haar.<br />
(Gelach)<br />
Gerard Smulders: Edith, dank je wel voor je gouden idee.<br />
Pierre Muylle: Het is een andere manier van werken, maar ik denk als je naar het publiek toe<br />
gaat met wat je doet het belangrijk is om een gemeenschappelijke noodzaak of behoefte op te<br />
zoeken. Ik denk dat ook een tijdstip waarop je er naar toe gaat belangrijk kan zijn. Als ik in de<br />
wijken waarin ik werk in mei kom om te vragen om iets te doen, of ze geïnteresseerd zijn om<br />
te kijken, dan is iedereen bezig met de communie van zijn kinderen te organiseren, dan zijn<br />
ze absoluut niet geïnteresseerd. Als ik dat doe in augustus wanneer de wijkfeesten zijn na de<br />
barbecue en voor de karaoke, dan is er sowieso een enthousiasme, een energie die gaande is in<br />
de buurt, waar ze mij niet voor nodig hebben, maar waar we samen gebruik van kunnen maken<br />
om dingen te mixen en om daar een behoefte, die er sowieso aanwezig is, eigenlijk gewoon mee<br />
te nemen en samen een mix te maken.<br />
Gerard Smulders: oké, de gouden tip uit Gent is: kies dus het juiste moment. O, Brugge, sorry.<br />
Dat is toch vlak bij elkaar Gent en Brugge. Dat is het tweede onderwerp van de discussie. Maar,<br />
maak van je hart geen moordkuil, ik weet niet hoe je dat in het Engels zegt maar daar hebben<br />
we de vertaler voor.<br />
136 137
Ton Bevers: We hebben er niet meer zoveel tijd voor. Zoals altijd het geval is als je vragen voor<br />
een discussie voorbereidt, die houd je zoveel mogelijk uit elkaar, maar bij de discussie gaat het<br />
toch allemaal een beetje in elkaar overlopen. Dus ook al hebben we nog maar een kwartier…<br />
Gerard Smulders: En ligt dat dan aan de voorzitter?<br />
Ton Bevers: Nee, dat ligt niet aan de voorzitter, het is gewoon een levendig debat eigenlijk. Die<br />
derde vraag is ook al aan de orde geweest in de afgelopen twee rondes, maar misschien kunnen<br />
we er toch nog even wat specifieker op ingaan. En dat is: hoe je met je publiek omgaat. Na een<br />
voorstelling bijvoorbeeld, wat gebeurt er dan? Is er dan nog contact met het publiek om direct<br />
reacties te vernemen of doe je dat later? Wordt er dus naar aanleiding van een voorstelling verder<br />
gepraat? Weten theatermakers iets van wat er na de voorstelling onder het publiek gebeurt, wat<br />
de impact van hun optreden is? Daar hebben we zojuist ook al iets over gehoord. Wordt er iets<br />
gedaan met die reacties van het publiek op de korte of de lange termijn? En zijn daar bepaalde<br />
methodes en manieren voor die daarbij worden gebruikt? Dat is eigenlijk de laatste vraag.<br />
Gerard Smulders: Dank je wel. Volker Meyer, jij komt uit Berlijn, Duitsland. Als je zo naar Ton<br />
Bevers luistert, wat doen jullie dan in Berlijn?<br />
Barbara Kemmler: Ik ben Barbara Kemmler van Cactus theater uit Münster, Duitsland. In mijn<br />
belevenis zijn er twee dingen. Je kunt speciale voorstellingen doen voor specifieke groepen. Je<br />
zoekt je publiek dan voor dat speciale doel. Maar om een vast publiek te werven, vereist een<br />
lange persoonlijke betrokkenheid en inspanning. Je betrekt ze bij de productie, je laat ze dingen<br />
organiseren; koken bijvoorbeeld. Nu, na twaalf jaar, hebben we overal clubjes, afdelinkjes van<br />
mensen die regelmatig terugkomen. Dus een persoonlijke band is erg belangrijk.<br />
Gerard Smulders: Volgende week hebben we hier in de stad de Rotterdam Marathon met 10.000<br />
lopers en een miljoen toeschouwers. Het heeft 25 jaar geduurd om het zo ver te krijgen. Was dat<br />
in New York hetzelfde. Jullie hebben daar toch ook een marathon?<br />
Rosalba Rolón: Ja en ik blijf op die dag lekker thuis.<br />
Gerard Smulders: Maar wij hebben het hier over wijktheater natuurlijk. Goed, beste mensen<br />
achter de tafel, dank jullie wel voor jullie bijdrage.<br />
(Applaus.)<br />
Gerard Smulders: En dan nu voor de laatste vraag terug naar Ton.<br />
Volker Meyer: Met wat? Het publiek?<br />
Gerard Smulders: Ja.<br />
Volker Meyer: Ik maak theater met Turkse mensen in Berlijn. Ik probeer deze mensen, hun ouders,<br />
hun zussen en hun familieleden het theater in te krijgen. De familieleden komen via mond-opmond<br />
reclame en het wordt als maar groter, dat publiek, die gemeenschap die op ons af komt.<br />
En wat ik zo leuk vind aan dat stuk van ons, 36th Street, is dat er drie totaal verschillende<br />
kanten aan zitten: er is hip hop met een kerel die beatbox doet en een rapper, die een Turkse<br />
underground rapper is, die midden uit Kreuzberg komt. Ze worden totaal in de voorstelling<br />
opgenomen en het was zo interessant om te zien wat daardoor ontstond. Hun vader en moeder<br />
kwamen kijken en ook een andere beatboxer en toen hadden we een sessie met een sas erbij<br />
en die beatboxer en die vader zaten er samen naar te kijken. Wat ik eigenlijk wil zeggen is, dat<br />
ouders samen met kinderen naar die voorstelling kwamen en dat dat zo interessant is, omdat<br />
kinderen een hele andere taal spreken dan de ouders en met dit stuk hadden ze toch iets waar<br />
ze samen over konden praten.<br />
Gerard Smulders: Wil jij je publiek graag vasthouden?<br />
Volker Meyer: Ja natuurlijk. Ik wil juist heel graag mijn publiek vasthouden. Maar dat is niet<br />
makkelijk, want ik heb geen eigen plek om deze voorstellingen te doen. Ik probeer het onder<br />
138 139
andere met een mailing.<br />
Gerard Smulders: Praat je met de mensen na de voorstelling?<br />
Volker Meyer: Ja, ik ben er altijd om het geld in te zamelen.<br />
Gerard Smulders: Da’s belangrijk.<br />
Volker Meyer: Ja, als ik binnenkom zeg ik iedereen gedag. Ik ben erg open en als ik iemand om<br />
zich heen zie kijken, maak ik een babbeltje, stel ik een vraag. En als mensen vragen hebben ben<br />
ik er ook, natuurlijk. Maar ik forceer niks.<br />
Gerard Smulders: Jij forceert niet. Is er iemand die wel iets forceert? Hoe doen jullie dat in Antwerpen,<br />
België? Jij komt uit Antwerpen.<br />
Mia Grijp: Het is eigenlijk Borgerhout.<br />
Gerard Smulders: Wat is het verschil?<br />
Mia Grijp: Borgerhout is een wijk, Antwerpen een metropool. (Gelach.) Hoe we het publiek ontvangen<br />
voor en na?<br />
Gerard Smulders: ja en hoe houd je ze vast? Doe je daar iets extra’s voor?<br />
Mia Grijp: Wat ik extra doe is voorkomen dat diegenen die we vast hebben wegblijven, omdat de<br />
nieuwe die we moeten bereiken zoveel kabaal zitten te maken. Ik probeer daar altijd een balans<br />
in te vinden. Door bijvoorbeeld als we heel veel kinderen die geen theater gewoon zijn van het<br />
plein binnen halen, dan zorg ik dat ze niet allemaal in een groepje kunnen zitten, want zij komen<br />
als laatste binnen en dan tel ik de vrije stoeltjes en dan zijn ze al verplicht om apart te gaan<br />
zitten en dat helpt wel;dan zijn ze veel rustiger. Dat is heel onnozel misschien maar het helpt.<br />
Gerard Smulders: Nee, ik vind het helemaal niet onnozel. Je gaat er dus heel planmatig mee<br />
om.<br />
Mia Grijp: En als er veel gewone betalende mensen zitten dan kan ik ook op een gegeven moment<br />
zeggen op het plein: het is alleen voor de meisjes vandaag, want dat snappen ze heel goed en<br />
dan heb ik ook geen enkel probleem. Ik moet er wel iets mee doen, want als ik ze niet binnen<br />
laat dan beginnen ze van buiten uit de voorstelling te verstoren.<br />
Gerard Smulders: Dan beginnen ze op de ramen te slaan.<br />
Mia Grijp: Ramen zijn er niet; die zijn er al uit. Maar ze voetballen wel ontzettend graag en dat<br />
moet ik dan toch voorkomen. Dus er is soms bewaking, zeker op de zondagmiddagen moeten we<br />
... dat is niet uit balorigheid of zo, maar ze vergeten het, ze zitten op het plein en we hebben<br />
een brede gang naar achter, waar de zaal is en die gang is dan een goal en op zulke momenten<br />
is dat dan vrij moeilijk. Dan zoekt ge naar oplossingen daarvoor. Verder is het zo dat wij 70<br />
plaatsen hebben, wij kunnen er 90 kwijt met kussentjes en kleine stoeltjes, dus het blijft altijd<br />
heel overzichtelijk. We hebben lang gedacht: we moeten de publiekstribune uitbouwen maar<br />
eigenlijk doe ik het liever niet, omdat het contact met het publiek heel erg belangrijk is. Omdat<br />
de mensen lang blijven hangen en het ook als hun thuis beginnen te zien, diegenen die komen,<br />
ook voor de eerste keer. Je moet eigenlijk rond lopen als een goeie café bazin. Voor en na ben je<br />
daar mee bezig, en de acteurs zijn daar mee bezig. De mond-op-mond reclame doet ongelofelijk<br />
veel; veel meer dan posters, omdat we een vaste plek hebben.<br />
Gerard Smulders: Zo bouw je dus de relatie met het publiek op en zo houd je ze vast?<br />
Mia Grijp: Ja, en dan natuurlijk zijn er ook de welzijnswerkers. Er komen allemaal groepen, uit<br />
verschillende sociale lagen. Die mensen zijn goed voorbereid en later komen die alleen en brengen<br />
vrienden mee.<br />
Regina Garcia: Ik denk aan hoe jij jullie publiek karakteriseert en alles wat daar om heen hangt.<br />
Het is goed dat wij ons zelf als kunstenaars in deze discussie betrekken, omdat dat juist zo<br />
fantastisch aan het community theatre en community art werk is: de speciale band die wij met<br />
ons publiek hebben. Die is heel anders dan bij de meeste kunstvormen. Die zijn vandaag de dag<br />
zo tot verhandelbare producten verworden, zo vervreemd van de mensen, terwijl in community<br />
art het juist om een zeer geïntegreerde relatie tussen kunstenaar en de mensen in zijn omgeving<br />
gaat. Gedurende het hele scheppingsproces, vanaf het allereerste begin tot ver nadat het proces<br />
af is. Ik vind dat enorm belangrijk. Niet alleen voor de mensen die er direct bij betrokken zijn,<br />
maar voor alles wat er in onze culturen gebeurt over de hele wereld. Dat is een hele belangrijke<br />
trend. Dat wou ik alleen maar even zeggen en erkenning voor vragen.<br />
Gerard Smulders: Dank je wel. Hoe is dat in Antwerpen?<br />
Mia Grijp: Ik denk dat dat mondiaal een beetje evolueert. Het reguliere publiek vindt ook steeds<br />
meer zijn weg naar het community theatre en ik denk dat het te maken heeft met een soort<br />
warmte die ze opzoeken en een andere manier van kunst consumeren. Het stukje voor en na, dat<br />
hebben ze er zeer graag bij en de contacten met de mensen voor en na zijn voor het reguliere<br />
publiek duidelijk ook heel belangrijk, omdat ze dat kwijt zijn in het reguliere circuit.<br />
Marijke Leye: Ik ben Marijke van kunst en democratie. Wij werken bij de ondersteuning en de<br />
opvang van community art in Vlaanderen en ik wil graag een voorbeeld geven van een theater in<br />
140 141
Kortrijk. Dat is een professioneel theatergezelschap met een eigen theaterhuis, die theaterstukken<br />
maakt die meestal vrij toegankelijk zijn. Ik denk dat hun laatste stuk ook hier in Rotterdam<br />
enkele avonden heeft gespeeld. Maar zij hebben ook al sinds jaren een wijktheater-project in<br />
hun wijk in Kortrijk. Kortrijk is een kleine stad. En daar nemen ongeveer 200 mensen aan deel.<br />
Zij spelen enkel in de eigen wijk, een korte periode in het jaar. Zij werken met heel verschillende<br />
groepen, psychiatrische patiënten, kinderen met leerproblemen, de wijkbewoners zelf, die van<br />
allerlei soorten afkomsten zijn. Zij maken dus eigenlijk samen een avondvullend programma met<br />
cultuur, met kunst, met voorstellingen van allerlei soorten die heel veel mensen aantrekken. Heel<br />
verbazingwekkend voor een zeer kleine stad in een uithoek van Vlaanderen.<br />
Gerard Smulders: Dus u deelt, zeg maar, die mening, die hier ook wordt gegeven: je moet het heel<br />
stelselmatig, geïntegreerd oppakken.<br />
Marijke Leye: Het belangrijke element in hun manier van werken is de samenwerking met sociale<br />
organisaties die eigenlijk voortdurend bemiddelen. Ik denk dat er twee belangrijke elementen<br />
zijn. De rest van het jaar zijn die mensen altijd welkom in het theater. Ze worden uitgenodigd<br />
als VIP’s op de premières van hun professionele theaterstukken.<br />
Gerard Smulders: Komen ze dan ook?<br />
Marijke Leye: Absoluut. En ik heb ook al vaak gehoord, de echte officials in Kortrijk die houden<br />
dan moeilijke discussies en eigenlijk onze achtergestelde groep die, doordat ze zelf spelen, die<br />
begint er stillekens aan meer van te kennen. Zij hebben veel relevantere ervaringen en reacties<br />
op de stukken dan andere mensen, die soms heel hoogdravende zaken uiten na een stuk. Het<br />
tweede iets is, via die sociale organisaties waar ze voortdurend mee blijven samenwerken doen<br />
zij de follow up van sociale onderwerpen die ze wel behandelen in het stuk. Het heeft geen zin<br />
om die mensen een stem te geven op het podium rond onderwerpen uit de wijk uit hun leefwereld<br />
om ze daarna wel naar theater te trekken, maar hen eigenlijk op sociaal vlak met de zaken<br />
die niet veranderen, zoals huisvesting, rond geweld in de wijk, rond dingen met allochtone<br />
groepen, om hen vervolgens daarmee te laten zitten. Ik denk dat dat twee elementen zijn die<br />
heel erg belangrijk zijn; in een follow up moet je ook sociaal zijn.<br />
Gerard Smulders: Dank u wel, duidelijk. Gelijk een aantal reacties.<br />
Toeschouwer: Het is misschien wel heel suf om te zeggen...<br />
Gerard Smulders: Nooit zeggen dat je suf bent, heb ik geleerd.<br />
Toeschouwer: Ik zeg ook niet dat ik suf ben. Maar volgens mij bereik je je publiek en houd je je<br />
publiek middels gewoon hele goede voorstellingen, voorstellingen, die mensen allemaal aanspreken<br />
en als je dat blijft doen, ja, dat hoor ik eigenlijk helemaal niet. Volgens mij is dat wel iets<br />
wat mij naar voorstellingen blijft trekken.<br />
Gerard Smulders: Helder. Magda ik kom even naar je toe.<br />
Magda Kuys: Ik heb van de week tijdens de workshops een hele mooie best practice gehoord. Dat<br />
ging over een groep uit Peru, die deelden wekelijks aan straatkinderen melk uit en dan moesten<br />
ze daarna wel naar de voorstelling komen.<br />
Gerard Smulders: Ja, best practice.<br />
Edith Knops: Het is voor mij altijd een soort van gulden regel geweest dat je je publiek nooit het<br />
gebouw uit laat gaan, zonder hen eerst gevraagd te hebben wat ze er van vonden. Dat heeft eigenlijk<br />
verschillende redenen. Ten eerste wil je graag weten of ze het goed vonden of niet, dus als je<br />
regelmatig hoort: ‘die eerste scène slaat nergens op’, dan zal je daar iets aan moeten veranderen.<br />
Het andere is dat je op die manier ook laat weten dat je het belangrijk gevonden hebt dat die persoon<br />
er was en het leuk gevonden hebt dat hij er was en ik kan dan meteen ook meedelen welke<br />
andere voorstellingen er nog meer zijn. Dat we over drie maanden weer terug komen met een andere<br />
voorstelling en dat ik hoop dat ze er weer zullen zijn. Dat heb ik nooit alleen gedaan, maar altijd<br />
ook met spelers, die zich na de voorstelling in dat publiek mengen en een hele gezellige avond in<br />
zo’n buurthuis hebben.<br />
Gerard Smulders: Duidelijk, geef ze die aandacht die ze verdienen. Doe iets met die suggesties die<br />
men tijdens de voorstelling of na afloop doet. Ik kijk even naar de tijd. Dank u voor uw bijdrage. We<br />
komen zo’n beetje aan het eind van deze discussie. Voordat ik het slotwoord terug geef aan Ton is er<br />
een vraag die mij altijd interesseert: Heeft u iets gemist, heeft u nog iets toe te voegen, wat vond<br />
u van Rotterdam, wat vond u van het festival, dingen die u toch nog even kwijt wilt in die laatste<br />
5 minuten, of drie minuten.<br />
Anna Gruskova: Ik ben Anna Gruskova uit Slowakije. Ik zou graag even de focus veranderen op een<br />
ander aspect van het publiek dat naar onze buurtvoorstellingen komt. Het gaat om een zeer speciaal<br />
publiek. Ik heb het over critici, die een goeie recensie kunnen schrijven, niet alleen in de plaatselijke<br />
krant maar in belangrijkere organen. Dit is belangrijk, omdat we ook naar dat publiek op zoek<br />
moeten. Ik kan U dat zeggen, omdat ik namens een internationaal theaterfestival in Slowakije de<br />
gelegenheid heb gehad om naar vele belangrijke theaterfestivals te gaan. De meeste waren in Duitssprekende<br />
landen: Bonn en Wenen, bijvoorbeeld. En ik kan U zeggen dat de mensen die hier op het<br />
festival hebben opgetreden heel trots kunnen zijn op wat ze hebben laten zien. Ik ben hier nu voor<br />
de tweede keer en ik zie de enorme rijkdom van de theatermensen die hier aanwezig zijn. Ze doen<br />
zo veel dingen: acteren, regisseren, managen. Ze zijn zo creatief. Vanuit een theatraal perspectief<br />
hebben we ook veel verschillende vormen gezien: conventioneel toneel, one-man shows...<br />
142 143
Gerard Smulders: Heb je het vier dagen naar je zin gehad?<br />
Anna Gruskova: Ja. En toen vertelde een van de collega’s dat hij naar soap opera is overgestapt<br />
om zijn publiek te bereiken. En een andere groep heeft een soort van ritueel gemaakt, de mensen<br />
uit Peru, die hebben iets heel moois , heel theatraals, heel essentieels gemaakt. Deze enorme<br />
rijkdom moet ons allemaal heel trots maken op dit festival en alle mensen die hier aanwezig zijn.<br />
Het vertegenwoordigt een enorme kracht in deze geglobaliseerde wereld. Wij hebben de mensen<br />
iets wezenlijks te bieden. Historici gaan ook steeds meer op zoek naar plaatselijke geschiedenis,<br />
persoonlijke geschiedenis. Wij doen hetzelfde, alleen in theatrale vorm, en dat zal altijd een weg<br />
naar het publiek weten te vinden.<br />
Gerard Smulders: Je moet nu naar een punt toewerken. Je hebt prachtige woorden gesproken over<br />
het festival en ik denk dat de meeste mensen het met je eens zullen zijn. (Applaus.)<br />
Anna Gruskova: Als laatste wil ik nog zeggen dat een van de beste producties op ons laatste festival<br />
een Nederlandse voorstelling was van de groep Hollandia. Dat was ook community theatre.<br />
Het was heel erg mooi en speciaal en een groot succes en het was community theatre.<br />
Gerard Smulders: Als laatste, om nog dingen te zeggen die je kwijt wil.<br />
Jet Vos: Ik werk op een theaterschool, dus wij leiden theaterdocenten en theatermakers op. Wat<br />
mij heel nieuwsgierig maakt als ik hier een paar dagen rondgelopen heb en alles gezien heb en<br />
met mensen gesproken heb: wat voor vaardigheden hebben jonge theatermakers en docenten<br />
nodig om dit soort werk te kunnen doen in de wijk? Dat betekent natuurlijk dat je je als opleiding<br />
daarmee moet verhouden. Wat moet je aanbieden, wat voor modules moet je ontwikkelen<br />
om dit soort werk te kunnen doen?<br />
Gerard Smulders: Waar is die theaterschool?<br />
Jet Vos: In Utrecht. Ik zou mensen willen uitnodigen die denken van ‘hé, daar heb ik wel wat<br />
over’, of ‘daar wil ik wel een keer met jou over gedachten van wisselen’, dan nodig ik die mensen<br />
graag uit om daar een keer over te communiceren.<br />
Gerard Smulders: Betaalt het een beetje?<br />
Jet Vos: Wat bedoel je?<br />
Gerard Smulders: Ik bedoel om zo’n bijdrage te leveren aan de school, wat betaalt het?<br />
Jet Vos: Ik hoop wel dat het studenten in ieder geval werk oplevert.<br />
144 145
Toeschouwer: Publieksbereik is niet zo mijn ding, theater eigenlijk ook niet. (Gelach.)<br />
Gerard Smulders: Dan kan je je afvragen: wat doe je hier dan?<br />
Toeschouwer: Ja, ik ben namelijk wel geïnteresseerd in de begrippen community en community<br />
art. Ja, wat ik toch steeds wel merk is dat veel mensen toch wat paternalistisch zijn, zo van:<br />
wij maken wat en wij doen dat met die doelgroep. Als ik over jongeren denk en bijvoorbeeld<br />
het hip hop huis, wat ik ook een community kan noemen, die is internationaal. Die regelen,<br />
bijvoorbeeld, dat ze contact hebben met New York en met Casablanca; dat gaat helemaal buiten<br />
mij om; die jongeren regelen dat zelf. We zijn ook erg bezig om te proberen om in een soort van<br />
opleiding die jongeren zelf daar vorm aan te laten geven.<br />
Gerard Smulders: Dus je zegt: ik wil wel met Utrecht gaan praten<br />
Toeschouwer: Precies dus daarom reageer ik er even op. Ik merk ook vanmiddag, community kun<br />
je op verschillende manieren definiëren, maar dat is ook al een beetje gezegd.<br />
Gerard Smulders: Ja, Ton Bevers gaat het afsluiten<br />
Toeschouwer: Ja, dan laat ik dat graag aan hem over.<br />
Gerard Smulders: Goed, tot slot.<br />
Femke Bouwer: Ja, dat is ook een vraag die ik graag mee wil geven en in de wandelgangen beantwoord<br />
zie. Wat veel gebeurt, in ieder geval bij kleinschalige projecten met mensen uit de wijk, is<br />
dat daar uiteindelijk in het publiek alleen maar mensen zitten, die daar op beleidsmatig niveau,<br />
als theatermaker of als collega van de mensen die dat gedaan hebben, naar zitten te kijken.<br />
Dat eigenlijk de familie en vrienden en de mensen waar de voorstelling voor bedoeld zou kunnen<br />
zijn, het publiek wat nooit naar theater komt, daar niet zitten. Mijn vraag is eigenlijk: zijn<br />
er makers die publieksgroepen weren? Zeg je bijvoorbeeld: ik probeer zo min mogelijk regulier<br />
theaterpubliek in mijn zaal te krijgen.<br />
Gerard Smulders: Dus niet om die etterlijertjes buiten te houden.<br />
Femke Bouwer: Nee, met name, doe je als theatermaker of als organisatie ook moeite om bepaalde<br />
mensen buiten te houden?<br />
Gerard Smulders: Mooie vraag waar we geen antwoord meer op kunnen geven. We komen tot het<br />
slot. Ik geef graag het slotwoord aan Ton. Hij trekt met u een aantal conclusies uit deze discussies<br />
en dan sluit Peter van den Hurk dit slotdebat af.<br />
Ton Bevers: Ik zal het kort doen want ook al stond er 15 minuten gepland, zo lang kan ik uw<br />
aandacht niet meer vast houden.<br />
Ruwweg kunnen we een onderscheid maken tussen drie kringen van publiek bij theater. Allereerst<br />
is er een kleine kring van experts, da’s de kring van ingewijden, zo’n 1 procent van de totale<br />
bevolking. In de tweede kring bevindt zich het sociaal betrokken publiek, die ongeveer zo’n 20<br />
à 30 procent van de bevolking van twaalf jaar en ouder omvat. Deze tweede publiekskring kent<br />
de theatrale conventies en het repertoire. Het bezoekt het conventionele theater. Het weet wat<br />
minder van theorie en theatergeschiedenis en kennis die in kunstboeken staat, maar ze zijn wel<br />
erg bij theater betrokken. En dan is er nog de grootste kring, die van het niet betrokken publiek.<br />
Zij vormen 60 tot 70 % van de totale bevolking. Zij zijn niet getraind in de conventies van de<br />
kunstenwereld.<br />
Alle drie de kringen moeten anders benaderd worden, omdat ze verschillende werelden vertegenwoordigen.<br />
Allereerst moet je je soort publiek heel goed kennen als theaterorganisatie. De<br />
meeste mensen die in community art werken weten al heel veel over hun publiek. Je product<br />
bestaat voor een belangrijk deel uit kennis over dat publiek, want anders kun je überhaupt geen<br />
deelnemers en publiek vinden. Dus voordat jullie beginnen moet je al een boel over je publiek<br />
weten, dat deze mensen tot de economisch zwakkere groepen behoren en dat ze vaak weinig onderwijs<br />
genoten hebben. Je weet ook, dat je naar hun verhalen moet luisteren om je producties<br />
te kunnen maken en dat je publiek juist komt om deze verhalen te horen. De voorstellingen zijn<br />
gebaseerd op de verhalen van de mensen met wie je samenwerkt.<br />
Laat me nu wat conclusies opsommen uit het debat van de afgelopen drie dagen. Ik was niet bij<br />
alle workshops en discussies, maar ik was er wel bij bij het eerste en het tweede internationale<br />
festival en ik heb veel gehoord over wat er allemaal over publieksaangelegenheden gezegd is.<br />
Allereerst is het heel belangrijk om van elkaars ervaringen te leren met betrekking to het ontwikkelen<br />
van methodes en strategieën voor het werven van publiek. Ik denk dat dat de best practice<br />
van alle best practises is: het van elkaar leren. Werk samen met sleutelfiguren, die veel ervaring<br />
en kennis hebben over de alledaagse praktijk in de buurten waar jullie deelnemers wonen. Dat is<br />
een van de conclusies: werk samen met sleutelfiguren.<br />
De tweede is: investeer en neem de tijd om persoonlijke relaties op te bouwen met de mensen<br />
met wie je samenwerkt. Door de persoonlijke verhalen verbind je mensen met elkaar. Dat is het<br />
hart van iedere wijktheatervoorstelling en van jullie werk. Naar mijn mening kun je wijktheater<br />
het beste spelen op een plek vlakbij waar de mensen wonen. Hoe krijg je die mensen dan naar<br />
de voorstelling? Ik heb een suggestie gehoord, die, denk ik, goed is om eens uit te proberen:<br />
maak lawaai voor de voorstelling, of dat nu ‘s avonds of ‘s middags is. We zijn dit festival met<br />
een fanfarecorps begonnen. Toen ik van de metro met de roltrap naar beneden kwam zag ik ze<br />
146 147
spelen. Mensen in de buurt vragen zich dan af wat er gaande is. Dus: laat je voorstelling voorafgaan<br />
door iets luidruchtigs. Net zoals de kerken doen door de klokken te luiden om een ritueel<br />
of ceremonie aan te kondigen.<br />
Een andere conclusie is: maak gebruik van het sneeuwbaleffect. Vraag de toeschouwers om<br />
iemand mee te nemen die nog nooit eerder naar het theater is geweest. Zo verdubbel je je publiek.<br />
Ik weet zeker dat ik een heleboel suggesties vergeten ben, maar vanwege tijdgebrek - we hebben<br />
al meer dan twee uur zitten discussiëren vanmiddag - wil ik het bij deze kort lijst van conclusies<br />
houden. Ik kan U wel vertellen, dat er mensen bezig zijn om een uitgebreidere versie van<br />
al deze suggesties en discussies uit te werken. We hebben ondertussen al twee festivalboeken<br />
en een derde festivalboek is in de maak. Een vierde en een vijfde zullen ook nog gaan volgen.<br />
We doen dat om alle ervaringen en voorstellen die hier over tafel komen op het gebied van hoe<br />
je met mensen community art moet maken vast te leggen en aan een volgende generatie door<br />
te geven. Ook om de mensen die in dit veld werkzaam zijn, of er les in geven, iets te lezen te<br />
geven, omdat er zo weinig te lezen valt op het gebied van community art. Daar is nog lang niet<br />
genoeg van voorhanden in de theater- en kunstliteratuur. Vanuit mijn positie op de universiteit<br />
kan ik alleen maar het belang benadrukken om onze studenten dit soort informatie te geven - en<br />
andere belangstellenden - over het werk dat jullie doen. Dank U zeer.<br />
Peter van den Hurk: Gerard ontzettend bedankt voor deze fantastische manier waarop je de<br />
bijeenkomst hebt geleid. Ik vond het echt heel erg geweldig. Laten we hem nog een keer een<br />
hartelijk applaus geven. (Applaus.) Omdat we het zo geweldig vonden, wilden we je niet met<br />
lege handen laten vertrekken en daar komt onze charmante Audrey het even aan je overhandigen.<br />
Dank je wel. Verder wilde ik heel hartelijk bedanken, Ton Bevers, over de wijze waarop hij,<br />
ondanks de handicap dat hij eigenlijk niet voorzien wordt van erg veel informatie over dit onderwerp,<br />
toch geprobeerd heeft daar het nodige zinnige over te zeggen. Dank je wel. (Applaus.)<br />
Dan vraagt u zich misschien af, of misschien ook niet, maar het is in ieder geval een feit dat er<br />
achter de schermen toch weer een heleboel gebeurd is om deze bijeenkomst te laten verlopen<br />
zoals die is verlopen. Deze mensen die belangrijke kwesties naar voren hebben gebracht en ook<br />
allerlei onderwerpen aan hebben gegeven, die te maken hadden met het thema van vanmiddag,<br />
welnu, die zijn allemaal aangestuurd via een heel listig systeem van allerlei spionnen en reporters,<br />
daar heeft u allemaal niets van gemerkt, die uiteindelijk allemaal terecht zijn gekomen<br />
bij Anne van Veenen en hij heeft deze mensen voorzien van de nodige munitie om die tijdens<br />
deze bijeenkomst op u af te vuren. Anne van Veenen dank je wel. (Applaus.) Verder wilde ik u<br />
nog verzoeken om als u dadelijk naar de middagvoorstellingen gaat om zodra u de zaal verlaat<br />
onmiddellijk, voor zover u die nog niet hebt, bij de kassa uw toegangskaarten af te halen. De<br />
voorstelling begint om half vier. Dan heb ik nog een vriendelijk verzoek om de koptelefoons hier<br />
weer in te leveren. Dat is dan het allerlaatste wat ik u ga vragen, want dan is deze meneer, Kees<br />
Bakker, die dit allemaal vertaaltechnisch heeft georganiseerd van het Engels naar het Nederlands<br />
en van het Nederlands naar het Engels, ook klaar en die ga ik dan ook bedanken voor zijn geweldige<br />
prestatie. (Applaus.)<br />
(Applaus.)<br />
Gerard Smulders: Dames en heren, dank u wel voor al uw bijdragen en uw participatie in de discussies.<br />
De stad Rotterdam vindt het heel belangrijk om een <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> te hebben<br />
en daarom geef ik graag de directeur van dit festival en de directeur van dat theater het laatste<br />
woord: Peter van den Hurk. (Applaus.)<br />
148 149
VOORUITBLIK<br />
VOORUITBLIK<br />
INTERNATIONAL<br />
COMMUNITY ART FESTIVAL<br />
2008<br />
Tijdens het International Community Theatre Festival 2001 werd bij het symposium ‘<strong>Wijktheater</strong><br />
en de Kunst’ enthousiast gedebatteerd over de kunstzinnige aspecten van theater in het algemeen<br />
en die van community theatre in het bijzonder. Ook bij het festival in 2003 kwam de kwestie van<br />
‘artistieke kwaliteit’ regelmatig aan de orde. Met name de relatie tussen authenticiteit en artisticiteit<br />
speelde tijdens de discussies een grote rol. Authenticiteit – werd gezegd – is nu eenmaal<br />
geen garantie voor artisticiteit. Of toch wel? Of een beetje wel. Of soms wel en soms niet. Of is<br />
het allemaal een kwestie van smaak waarover niet valt te twisten? Van dit laatste gaan we in ieder<br />
geval niet uit, want we zijn van plan om ons volgende festival aan dit thema te gaan wijden.<br />
SPANNINGSVELD<br />
Wie zich bezighoudt met het maken van community art komt onvermijdelijk terecht in een spanningsveld<br />
dat aan de ene kant wordt gekenmerkt door de wil om nieuwe publieksgroepen te<br />
bereiken en aan de andere kant door de noodzaak om zo mooi mogelijke kunst te maken. Een<br />
streven dat niet zelden gebukt gaat onder gebrek aan geschikt repertoire, bekwame dramaturgen/<br />
componisten, gekwalificeerde regisseurs/dirigenten/choreografen en ervaren acteurs/musici/<br />
dansers. Voor wie ‘het beste nog niet goed genoeg is’ (en voor welke serieuze kunstbeoefenaar<br />
is dit niet?) vergt dit gegeven het uiterste aan creativiteit en vindingrijkheid. Maar wat is het<br />
beste? Wie bepaalt dat? En onder welke omstandigheden? De kwaliteit van een glas water laat<br />
zich nu eenmaal heel anders beoordelen in een woestijn dan in een welvoorziene bar. Hoe luiden<br />
de criteria? Spelen bij het beoordelen van community art alleen artistieke aspecten een rol of ook<br />
sociale? Nee, zal de een zeggen, alleen de vraag stellen is al onbehoorlijk: immers bij community<br />
art gaat het nadrukkelijk om een artistiek resultaat. Maar hoe zit het dan met het gegeven dat de<br />
een tot tranen toe bewogen kan worden door een artistiek product terwijl een ander er warm noch<br />
koud van wordt? Dat heeft toch alles te maken met de relatie tussen dat product en degene die<br />
150<br />
151
er kennis van neemt? En hebben we het dan niet over het verschil tussen de ene publieksgroep<br />
(‘doelgroep’) en de andere? En als dat zo is dan bestaat er toch helemaal niet zoiets als een<br />
universeel criterium, evenmin als universele kunst, universeel publiek en ga zo maar door? Zijn<br />
we dan uitgepraat nog voor het debat goed en wel begonnen is? Helemaal niet, want ook als het<br />
waar zou zijn dat er geen algemeen geldend criterium kan worden ontleend aan de uitspraak ‘het<br />
beste is nog niet goed genoeg’, dan valt er nog meer dan voldoende te ontdekken en uit te wisselen<br />
tussen kunstenaars die – los van welke overweging dan ook – gedreven worden door die ene<br />
gedachte: het willen maken van zo mooi mogelijke kunst voor een zo breed mogelijk publiek.<br />
KWALITEIT<br />
Rondom kunst en kunstenaar hangen van oudsher flarden van mysterie. Een waas van<br />
geheimzinnige grootsheid en verhevenheid. Wie de gave bezit om in een of andere kunstvorm uit<br />
te blinken, wordt al gauw getooid met het aureool van uitzonderlijkheid. Geen beroepsgroep kent<br />
zoveel onderscheidingen, prijzen, nominaties, erepenningen, oorkonden, ‘awards’ als de wereld<br />
van de kunst. Men zou bijna vergeten dat kunstenaars ook maar gewoon mensen zijn, toevallig<br />
begenadigd met een buitengewoon kunstzinnig talent. Wat we ook lijken te zijn vergeten is dat er<br />
ooit een tijd is geweest waarbij eigenlijk alle kunst community art (gemeenschapskunst) was. Dat<br />
was de tijd waarin de kunst om een mooi schilderij te maken niet uitzonderlijker werd gevonden<br />
dan de kunst om een mooi huis te bouwen. In die zin kan het perspectief van community art net<br />
zo goed worden gezien als iets dat verwijst naar waar we vandaan komen, dan als iets naar waar<br />
we naar toe gaan. Hoe het ook zij: als wij werkelijk willen dat niet alleen de ‘happy few’, maar<br />
grote delen van de samenleving zich identificeren met kunst – en natuurlijk willen wij dat, al<br />
was het maar om het voortbestaan van die kunst mogelijk te maken – dan zullen wij alles in het<br />
werk moeten stellen om die identificatie te realiseren. Excellent is dan niet alleen degene die een<br />
prachtig kunstwerk tot stand brengt; ook het toegankelijk kunnen maken van kunst voor mensen<br />
die daar niet vanzelfsprekend in geïnteresseerd zijn, vereist een hoge mate van getalenteerdheid<br />
en creativiteit. Beide elementen, de virtuositeit van het tot stand brengen en de virtuositeit<br />
van het toegankelijk maken, zijn gelijkwaardige aspecten van één ondeelbaar kwaliteitsbegrip.<br />
Althans, zo zie ik het en ik nodig iedereen van harte uit om het niet met mij eens te zijn tijdens<br />
het International Community Art Festival 2008, dat zal plaatsvinden van woensdag 26 tot en met<br />
zondag 30 maart 2008. Graag tot dan!<br />
Peter van den Hurk<br />
HET VOLGENDE<br />
INTERNATIONAL COMMUNITY ART FESTIVAL<br />
26 T/M 30 MAART 2008<br />
152 153
APPENDIX<br />
ADRESSEN VAN DEELNEMENDE GROEPEN / ADDRESSES OF PARTICIPATING GROUPS<br />
ROTTERDAMS WIJKTHEATER VZW ROCSA (v/h KUNST IN DE STAD)<br />
Jan Ligthartstraat 63 Jozef II-straat 104-106<br />
3083 AL Rotterdam 9000 Gent<br />
Netherlands Belgium<br />
T: +31 - (0)10 - 4230192 T: +27 - (0)9 - 3249213<br />
F: +31 - (0)10 - 4230192 E: kunst.in.de.stad@pandora.be<br />
E: festival@rotterdamswijktheater.nl W: www.rocsa.be<br />
W: www.rotterdamswijktheater.nl<br />
SPREEBÜHNE<br />
c/o Volker Meyer Dabisch<br />
Wienerstrasse 20<br />
10999 Berlin<br />
Germany<br />
T: +49 - (0)30 - 6126562<br />
E: meyer-dabisch@gmx.de<br />
VZW SERING THEATER ZUIDPLEIN<br />
Groeningerplein 2 Zuidplein 60<br />
2140 Borgerhout, Antwerpen 3083 CW Rotterdam<br />
Belgium Netherlands<br />
T: +32 - (0)3 - 2720330 T: +31 - (0)10 - 2030207<br />
F: +32 - (0)3 - 2353568 F: +31 - (0)10 - 2030206<br />
E: info@sering.be E: info@theaterzuidplein.rotterdam.nl<br />
W: www.sering.be W: www.theaterzuidplein.nl<br />
ALLABOUTUS<br />
Kempenaerstraat 11B<br />
1051 CJ Amsterdam<br />
Netherlands<br />
T: +31 - (0)20 - 6825040<br />
E: mail@allaboutusfilmfactory.com<br />
W: www.allaboutusfilmfactory.com<br />
ACTA COMMUNITY THEATRE TVAAP<br />
Gladstone Street c/o Catherine M. Baloyi<br />
Bristol BS3 3AY Elim Hospital 0960<br />
UK Limpopo Province<br />
T: +44 - (0)117 - 9532448 South Africa<br />
F: +44 - (0)117 - 9532348 T/F: +27 - (0)15 - 5563999<br />
E: info@acta-bristol.com Cell: +27 - (0)82 - 4221650<br />
W: www.acta-bristol.com E: tvaap@lantic.net<br />
BAF TEATRO PREGONES<br />
Dubbeldamseweg Zuid 159 571-575 Walton Avenue<br />
3314 JD Dordrecht Bronx, N.Y. 10451<br />
Netherlands USA<br />
T: +31 - (0)78 - 6140446 T: +1 - (0)718 - 5851202<br />
F: +31 - (0)78 - 6141222 F: +1 - (0)718 - 5851608<br />
E: baf@euronet.nl E: info@pregones.org<br />
W: www.pregones.org<br />
SUBSIDIËNTEN<br />
Het Internationaal <strong>Wijktheater</strong> Festival 2005 werd georganiseerd door<br />
het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> in samenwerking met het Theater Zuidplein<br />
en werd gesubsidieerd door:<br />
SUBSIDIZERS<br />
The International Community-based Theatre Festival 2005 was organised by<br />
the <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> in cooperation with the Theater Zuidplein and<br />
was subsidized by:<br />
Gemeente Rotterdam, Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Rotterdam Festivals, VSB Cultuurfonds,<br />
<strong>Rotterdams</strong>e Kunststichting, Fonds Amateurkunst en Podiumkunsten, Novib, Netwerk CS, Prins Bernhard Cultuurfonds.<br />
Het <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> dankt alle vrijwilligers en deelnemende<br />
gezelschappen voor hun enthousiaste bijdrage.<br />
The <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> would like to thank all the volunteers and participating<br />
groups for their enthusiastic contribution.<br />
VOORSTELLINGEN / PERFORMANCES<br />
Titel Theatergroep Aantal bezoekers<br />
Title Theatre group Attendance statistics<br />
Peccatoribus & Women in Prison Teatro Pregones & Tvaap 260 (Grote Zaal)<br />
For love nor money Acta Community Theatre 168 (Kleine Zaal)<br />
Scherven & Kinderen van Bureau d’Arts sans<br />
de zevende maand Frontières (BAF) 249 (Grote Zaal)<br />
36th Street Spreebühne 201 (Kleine Zaal)<br />
If & Zeedrift SOS & AllAboutUs 316 (Grote Zaal)<br />
Vogels voor de kat Sering 147 (Kleine Zaal)<br />
Totier (en niet verder) Kunst in de Stad 241 (Grote Zaal)<br />
Looking for the perfect Beat Rubi Theater Company &<br />
& Matties <strong>Rotterdams</strong> <strong>Wijktheater</strong> 544 (Grote Zaal)<br />
Totaal aantal bezoekers / Total number of visitors 2126<br />
WORKSHOPS<br />
Deelnemers gehele festival / Participants complete festival 97<br />
Deelnemers losse dagen / One day participants 115<br />
Deelnemers twee dagen / Two day participants 14<br />
Totaal aantal deelnemers / Total number of participants 226<br />
APPENDIX