Aanspraak
Juni 2011
Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen
Vrijheid
spreekt niet
vanzelf
1
Inhoud
Mag ik u even aanspreken?
3
Felix Bakker vertelt over
zijn dwangarbeid aan de
Birma Spoorweg
10
Elke dag een draadje...
Borduren in
gevangenschap
16
Hernieuwde belangstelling
voor roman van schrijver en
psychiater Hans Keilson
4
Alle kinderen, ze zijn weg.
Het Kindertransport vanuit
kamp Vught, juni 1943
15
NIOD-publicatie:
Het Grote 40-45 Boek
17
Toespraak Gerdi Verbeet,
bij de Nationale Herdenking
op de Dam, 4 mei 2011
8
Dochter van een kampkind
- Jet Bussemaker
16
18
Cliëntenraadslid Koosje
van de Ven-Jakobs breekt
een lans voor de nabestaanden
Zoek?! 21 Vraag en Antwoord 22 Puzzel 23 Adressen / colofon 24
2 Aanspraak - juni 2011
Mag ik u even
aanspreken?
Eerlijk gezegd hou ik – en ik denk dat ik niet de enige ben – niet van
verandering. Elke keer dat ik in mijn leven verhuisd ben, was dat een
moeizaam proces. Er komt dan zoveel op me af, zoveel keuzes, zoveel
emoties. Wat moet ik allemaal meenemen? Is dit niet het goede
moment om oude rommel weg te gooien? Heb ik eigenlijk wel de
goede keuze gemaakt om te gaan verhuizen? Bij iedere verhuizing
waait letterlijk en figuurlijk veel stof op….
In 2010 heb ik als kwartiermaker van de PUR samen met de kwartiermaker
van de SVB, de Klankbordgroep, de cliëntenraad, de medewerkers
van het Ministerie en de collega’s, hard gewerkt om de overgang
van de PUR naar de SVB vorm te geven.
Maar wat blijkt… de angst om te veranderen was groter dan de verandering
zelf. Natuurlijk, we hebben er alles aan gedaan de verhuizing
zo goed mogelijk voor te bereiden. Ja, sommige zaken waar we ons
het afgelopen jaar héél druk over maakten, gaan voorspoedig.
Op onverwachte plekken moesten we soms een probleem oplossen,
maar al met al verlopen de zaken goed en rustig.
We hadden ons als doel gesteld dat de Verzetsdeelnemers en
Oorlogsgetroffenen van deze overgang niets mochten merken. Als ik
luister naar onze cliënten in Nederland en in het buitenland geloof ik
dat we ons doel bereikt hebben. Dat betekent dat we ons de komende
tijd voor de volle honderd procent kunnen inzetten voor datgene waar
de Oorlogswetten voor staan – Ereschuld en Bijzondere Solidariteit aan
hen die in de Tweede Wereldoorlog moed hebben betoond en zozeer
geleden hebben.
Hans Dresden
Voorzitter Pensioen- en Uitkeringsraad
3
In de ban van
de tegenstander
Hernieuwde
belangstelling voor
roman van 101-jarige
schrijver en psychiater
Hans Keilson
Op 5 augustus 2010 besprak recensente Francine Prose van The New
York Times de heruitgave van het boek ‘In de ban van de tegenstander’
(1959). Zij riep dit boek uit tot een van de beste romans van de
20e eeuw en noemde de Nederlands-Duitse auteur Hans Keilson een
genie. Zij plaatste hem in het rijtje van de tien beste schrijvers ooit.
Naast romanschrijver was hij muzikant, arts en gymleraar - en na de oorlog
werd hij psychiater. In zijn praktijk had hij een groot aantal onderduikkinderen
in behandeling. Hij promoveerde op de oorlogstrauma’s
van kinderen. Bij aanvragen voor uitkeringen op grond van de wetten
voor oorlogsgetroffenen werd hij soms als deskundige genoemd en
geraadpleegd. Vandaar dat we u graag in Aanspraak met de schrijver en
psychiater Hans Keilson laten kennismaken.
Onze telefoon staat roodgloeiend
Waarom hebben wij in Nederland nooit eerder van hem gehoord? ‘Mijn
roman ‘Der Tod des Widersachers’ werd in 1959 uitgegeven door een
Duitse uitgeverij. In 2009 werd de roman in Nederland opnieuw uitgebracht
onder de titel ‘In de ban van de tegenstander’. Inmiddels is het
boek in vele talen beschikbaar. De juichende recensie in de New York
Times van die Amerikaanse mevrouw was natuurlijk zeer overdreven.
Sinds haar recensie staat onze telefoon roodgloeiend. In maart 2011 verscheen
mijn nieuwste boek ‘Daar staat mijn huis’. Het is een boek met
4 Aanspraak - juni 2011
herinneringen aan mijn jeugd in Duitsland. De eerste
druk was meteen uitverkocht.
Ik ben geboren op 12 december 1909 in Bad Freienwalde
in Duitsland. Van 1928 tot 1934 studeerde ik
geneeskunde in Berlijn, maar vanwege mijn Joodse
achtergrond mocht ik na mijn studie mijn beroep
als arts niet uitoefenen. Muziek is nog steeds mijn
grootste passie. Als student speelde ik viool en
trompet in kleine bands in Berlijn om mijn studie
te bekostigen. Ik liet de mensen dansen en dat vond
ik geweldig. Omdat ik niet als arts mocht werken,
nam ik een baan als sportleraar op Joodse scholen
in Berlijn.
Tijdens mijn studie schreef ik mijn debuutroman ‘Das
Leben geht weiter’, over mijn vaders terugkeer als
veteraan uit de Eerste Wereldoorlog en over het faillissement
van zijn textielwinkel. In 1933, vrijwel gelijktijdig
met Hitlers machtsovername, verscheen het
boek bij uitgeverij S. Fischer. Toen het boek gedrukt
was, werd het meteen verboden. In maart 2011 verscheen
de Nederlandse vertaling.
In 1936 vluchtte ik onder zachte dwang van
mijn vriendin, Gertrud Manz, naar Nederland en
vestigden we ons in Naarden. Onder pseudoniem
schreef en publiceerde ik verder. Ik schreef gedichten
en verzamelbundels met Nederlandse teksten,
bijvoorbeeld over Colijn. Daarnaast werkte ik als
pedagogisch begeleider van kinderen met schoolproblemen,
die een bevriende Hollandse arts naar
mij toestuurde. Zo hield ik mijn hoofd boven water
als nieuwkomer in Nederland.’
Laatste wens
‘Mijn laatste wens is begraven te worden bij mijn
eerste vrouw op de Joodse begraafplaats in
Badhoevedorp. Zij stierf in 1968 en was een gerespecteerd
grafologe. Voor de oorlog zag zij het
handschrift van Hitler en zei tegen mij; “Die man zal
de wereld in brand steken!” Ik wilde haar toen niet
geloven: “Du bist verrückt!”, antwoordde ik zelfs
nog. In 1936 zijn wij naar Nederland gevlucht. Na de
oorlog trad zij toe tot het Joodse geloof, omdat zij
het de paus kwalijk nam dat hij niets voor de Joden
had ondernomen. Als geestelijk leider had hij
5
misschien wel invloed kunnen hebben. Wij zijn pas na de oorlog getrouwd
omdat de Duitse rassenwetten gemengde huwelijken verboden.
En daar hield men zich ook in Nederland aan. Ook al voor de bezetting.’
Hans Keilson, 1930
Spijt
Heeft een 101-jarige nog ergens spijt van? ‘Ja, had ik maar meer
gedaan om mijn vader en moeder te laten onderduiken. Mijn ouders
dachten dat zij met rust gelaten zouden worden, omdat mijn vader
drager was van het ‘Eiserne Kreuz’ vanwege zijn verdiensten als militair
in de Eerste Wereldoorlog. Maar dit bleek een illusie. Zij vluchtten in
1938 ook naar Nederland en zijn toch weggevoerd. Ik heb mijn vader
een rugtas zien inpakken met medicijnen voor mijn moeder om naar
Westerbork te gaan. Mijn moeder had een zwakke gezondheid. Iedere
dag als ik wakker word, heb ik spijt dat ik toen niet meer voor hen heb
gedaan. Voor ouderen en zieken was er nauwelijks een onderduikadres
te vinden. Want wat doe je met een sterfgeval in oorlogstijd? Daar gaat
mijn roman ‘Komedie in mineur’ over.’
Persfoto, circa 1932
Ik kende hun gemis maar al te goed
‘Via een goede vriend uit Naarden kreeg ik mijn eerste onderduikadres
in de Rekkense Inrichtingen in de Achterhoek. Hij was directeur van een
Montessorischool en ik had hem eens geholpen met moeilijk lerende
kinderen. Later ging ik naar een onderduikadres in Delft bij de familie
Rientsma. Leo Rientsma en zijn medestanders in Delft hadden contact
met een Amsterdamse verzetsgroep. Eerst testten zij mij een maand
lang of ik wel te vertrouwen was. Daarna stuurden ze me met een goed
vervalst paspoort, op de naam “dr. van der Linden”, wel eens op pad
om Joodse kinderen op hun onderduikadressen te bezoeken als er problemen
waren.
Veel kinderen in de onderduik hadden het erg moeilijk. Zij waren weggerukt
van hun ouders, bij vreemden ondergebracht en opgesloten in
te kleine ruimtes. Er waren vaak grote spanningen in die pleeggezinnen.
Zelf had ik van mijn ouders abrupt en wreed afscheid moeten nemen toen
ik onderdook. Dat ik mijn ouders niet voor de uiteindelijke deportatie
naar Auschwitz heb kunnen behoeden is een onbeschrijfelijk verdriet.
Mijn latere vrouw kon met onze eenjarige dochter Barbara in Naarden
blijven wonen. Al die oorlogsjaren heb ik hen voor alle veiligheid slechts
één of twee keer gezien. Hoewel de buren goed waren, mocht ik haar
geen brieven sturen. Het was te gevaarlijk om hen te bezoeken, werd
mij geadviseerd.’
6 Aanspraak - juni 2011
Hans Keilson, 2010
Luisteren werkt
‘Na de oorlog werd ik psychiater en zag soms kinderen,
die ik in de oorlog had bezocht, terug in mijn
praktijk. Soms kon ik niets doen dan luisteren. Maar
luisteren zonder te oordelen, werkt ook heel therapeutisch.
Later deed ik onderzoek over de opeenvolgende
trauma’s bij deze Joodse oorlogspleegkinderen.
Daarin toonde ik aan dat de leeftijd waarop
je gedwongen afscheid van je ouders moest nemen
belangrijk was voor de latere verwerking. Maar ook,
dat de opvang in een of meerdere onderduikgezinnen
de mate van traumatisering kon bepalen. En het
klinkt misschien gek, maar met name de naoorlogse
opvang bleek belangrijk voor de mogelijkheid van
verwerking.’
In de ban van de tegenstander
‘Voor mijzelf werkte het schrijven van mijn roman
‘In de ban van de tegenstander’ therapeutisch. In
1943, in de onderduik, ben ik eraan begonnen. Mijn
eerste vrouw heeft het manuscript in 1943 in een
broodtrommel in de tuin begraven toen ik moest
onderduiken. Na de oorlog heb ik de tekst verder
uitgewerkt.’
Volgens Keilson is het belangrijk om kritisch te blijven.
‘Mijn grootste inspiratiebron voor dit boek en
voor mijn leven zijn de lessen van mijn psychiater Le
Coultre uit Amsterdam, bij wie ik in het kader van
mijn opleiding twee jaar in therapie ben geweest.
Zijn stelling was: ‘In ieder mens schuilt goed en
kwaad en zelf ben je vaak nog je grootste tegenstander.
De kunst van het leven is om het goede in
jezelf en de medemens naar boven te halen en te
laten bloeien. En om kritisch te blijven tegenover het
kwaad in jezelf en in de ander.’
Kritisch blijven
Keilson stelt in zijn roman dat de vijand niet zonder
het slachtoffer kan. ‘In de liefde projecteer je goede
eigenschappen op de ander. Zo projecteer je ook in
de haat slechte eigenschappen op de ander. Zonder
de ander valt er niets te haten. Je moet altijd scherp
naar jezelf kijken. Veel mensen weigeren om de
oplossing in zichzelf te vinden. Dan is het altijd makkelijker
om een gemeenschappelijke tegenstander te
creëren.
Toen mijn boek in 1959 in Duitsland verscheen
werd mij door Joodse lezers kwalijk genomen dat
ik durfde te beweren dat wat nazi’s deden ook projectie
was. Alsof ik heb willen zeggen dat de Joden
als slachtoffers iets in hun situatie hadden kunnen
veranderen. Ik bedoel echter dat je dat moment van
slachtoffers aanwijzen vóór moet zijn en meteen in
de kiem moet smoren. In huwelijken en vriendschappen
zie je ook de behoefte om voortdurend de
schuld op de ander af te schuiven. Het is een oeroud
mechanisme, waar je jezelf tegen kunt wapenen door
alert en respectvol te blijven.
Met dit boek probeer ik mensen voor het hier schuilende
gevaar te waarschuwen. Zodra het respect
voor het individu ter discussie staat gaat het mis.
Zodra minderheden worden weggezet, zodra het
respect voor het individu verdwijnt, krijgt de haat al
snel te veel ruimte om te groeien. Het is het begin
van het afglijden naar het schemergebied tussen
goed en kwaad. We moeten kritisch blijven waken
voor vreemdelingenhaat en juist de dialoog durven
aangaan.’
Interview en foto’s: Ellen Lock
7
Toespraak Voor
Gerdi Verbeet
Herdenking op
8 Aanspraak - juni 2011
Foto: Ilvy Njiokiktjien
zitter Tweede Kamer
bij de Nationale
de Dam, 4 mei 2011
4 mei, anders dan alle andere dagen.
Het is 4 mei. Op de avond voor Pasen vragen
Joodse kinderen aan hun vader: “Waarom is deze
dag anders dan alle andere dagen?” Vandaag stel
ik die vraag ook. Waarom is 4 mei anders dan alle
andere dagen?
Op 4 mei herdenken we onze doden.
We doen dat ieder voor zich.
Het is 4 mei voor de oude man die zijn vrouw
herdenkt. Ze mocht net twintig worden, ouder niet.
Een gele ster was het begin. Hoe het eindigde
weet hij niet.
Het is 4 mei voor de vrouw die haar vader herdenkt.
Zijn graf ligt in de duinen, vlakbij Waalsdorp. Hij
verzette zich, hij was een held. Maar zij had nooit
een vader.
Het is 4 mei voor de man die zijn ouders herdenkt.
De moeder gestorven aan honger en ziekte, in een
Indisch kamp; de vader verdronken in de Javazee.
Een graf om bij te rouwen is er niet.
En het is 4 mei voor de ouders die hun zoon herdenken.
Hij was van ná de oorlog. Maar na de oorlog
bestaat niet. Hij vocht in Afghanistan en kwam niet
levend terug. Oorlog geeft een lange schaduw.
Wij zijn nabestaanden, ook als we niet zelf getroffen
zijn. Zo is het 4 mei voor iedere Nederlander.
Maar het is ook 4 mei voor alle Nederlanders samen.
We gedenken onze doden ieder voor zich, maar ook
samen. In een vrijheid die voor altijd verbonden is
met hen die hun leven daar voor gaven. Door hen
is Nederland een vrij land. In een onvrij land is ook
herdenken niet vrij. Mensen die anders dachten,
moesten niet alleen verdwijnen, maar ook hun
sporen moesten uitgewist. Niemand mag meer over
hen spreken. Niemand mag meer aan hen denken.
Niemand mag hen her-denken.
Maar in een vrij land staat herdenken vrij. De sporen
van hen die ons dierbaar zijn worden niet uitgewist.
Hun namen worden niet vergeten. Wij mogen aan
hen denken. Wij mogen over hen spreken. Sommige
wonden kan de tijd niet helen. Die horen bij ons, zijn
deel van onze geschiedenis. Dat is wat ons op 4 mei
samenbindt.
We zijn verbonden in het verdriet over de doden.
Maar we zijn ook verbonden in de vrijheid om aan
hen te mogen denken. En we zijn verbonden in de
verantwoordelijkheid die we samen voor die vrijheid
dragen. Vrijheid spreekt niet vanzelf. Recht spreekt
niet vanzelf.
Democratie spreekt niet vanzelf. Wij zijn er samen
verantwoordelijk voor. Het zijn de fundamenten van
ons bestaan. Het zijn de waarden die we overdragen
aan onze kinderen.
Daarom staan we ieder jaar op deze dag niet alleen
stil bij de doden van de oorlog. We staan ook stil bij
de rechteloosheid van oorlog. De onderdrukking.
Het verraad. De angst. De schaamte. De onvrijheid.
Dat gedenken we op 4 mei. Daarom is deze dag
anders dan alle andere dagen.
9
Felix Bakker
vertelt over zijn
dwangarbeid
aan de Birma
Spoorweg
“Het is een wonder dat ik de Dodenspoorweg heb overleefd.
Er stierven dagelijks kameraden aan uitputting of besmettelijke
ziekten.” Felix Bakker (85) werd in 1943 door de Japanse bezetter
in Nederlands-Indië als krijsgevangen marinier op transport gesteld
naar Singapore. Vervolgens werd hij per trein naar Thailand gebracht
waar hij als dwangarbeider werd ingezet bij de aanleg van de
Birma Spoorweg. Er zijn naar schatting 12.600 krijgsgevangenen,
waaronder 3.000 Nederlanders, en 85.500 Aziatische dwangarbeiders
bij dit werk omgekomen. Ieder jaar herdenkt Felix Bakker hen bij het
monument in Bronbeek.
Hollands met een Indo-Chinese achtergrond
‘Mijn vader was een Amsterdamse stuurman op de grote vaart. Hij
werkte in Tandjong Priok, de haven van Batavia, toen hij mijn moeder
leerde kennen. Ik ben geboren op 16 oktober 1925 en heb mijn vader
niet gekend, want hij overleed toen ik drie jaar oud was. Mijn moeder
kwam uit een Indo-Chinese familie en werkte als kokkin in Batavia.
Vanaf mijn vierde jaar ging ik naar het Protestants-Christelijk Internaat in
Soekaboemi, waar ik een Nederlandse opvoeding kreeg.
Bij de Marine
Mijn opleidingsmentor in het internaat gaf mij vaak zijn krant te lezen.
10 Aanspraak - juni 2011
Felix Bakker, marinier 3e klas
januari 1942, Soerabaja
Eindeloos beitelen
in de brandende zon
Goed op de hoogte van de Japanse oorlogsdreiging
meldde ik me in oktober 1941 als vrijwilliger voor het
korps mariniers. Op 24 november 1941 werd ik als
16-jarige jongeman opgeroepen voor de opleiding
in Soerabaja. Op 1 december startte mijn mariniersopleiding
en op 7 december werd Pearl Harbor
aangevallen. Op 8 december eiste de commandant
van ons dat we ons voortaan als volwaardige mariniers
zouden verdedigen tegen de vijand.
Slag in de Javazee
Tijdens herdenkingen denk ik altijd aan mijn omgekomen
kameraden in de Slag bij de Javazee op
27 februari 1942. Ik weet nog goed dat één dag
tevoren een kameraad gekleed in zijn mooie witte
uitgaanskostuum mij in een café in de haven een
biertje aanbood. Hij zei: “Hier Felix, hier neem
maar een biertje van me, ik kan mijn salaris toch
niet meer opmaken!” en hij gaf me zijn opgerolde
papiergeld. Een dag later is hij verdronken tijdens
de slag in de Javazee onder leiding van Schoutbij-nacht
Karel Doorman.
Strijd tegen de Japanners in Oost-Java
Ik werd in een gevechtsverkenningseenheid in
Oost-Java ingezet met het doel de opmars van de
gelande Japanse troepen te vertragen. Dagenlang
hielden we vuurgevechten met een zeer slecht uitgeruste
eenheid van slechts 40 mariniers tegen een
Japanse overmacht die gebruik maakte van verkenningsvliegtuigen.
We trokken ons al snel terug.
Uiteindelijk capituleerde het KNIL op 8 maart 1942.
Op 12 maart 1942 brachten de Japanners ons in
legervoertuigen naar een groot krijgsgevangenenkamp
in Malang. Hier zaten militairen van alle rangen
en standen door elkaar. Velen waren getraind voor
de strijd, maar hadden niet eens kunnen vechten.
“Jullie hebben tenminste nog gevochten!”, zeiden
ze gefrustreerd tegen onze eenheid. Al snel stelde
de kampbewaking de doodstraf in voor wie het
kamp zou verlaten. Vijf krijgsgevangenen werden
gesnapt en geboeid het kamp binnengebracht.
Zij moesten hun eigen graf graven, waarna zij vastgeknoopt
werden aan palen en gefusilleerd voor
11
Met zo’n kram moesten we grote hoeveelheden hout
verslepen, op onze rug of met behulp van olifanten.
het oog van het hele kamp. Er stonden 2 mitrailleurs op ons gericht
zodat we de executie niet konden voorkomen. De Japanners werden
steeds wreder en wij moesten de meest onzinnige opdrachten uitvoeren.
Wie geen
kongsi
vormde,
overleefde
het niet.
Naar Singapore
Na zes maanden Malang werden we naar Singapore overgebracht. We
kwamen in een enorm groot internationaal kamp terecht dat bewaakt
werd door Japanners, maar waarbinnen de Engelsen de leiding hadden.
Dus even geen Japans geschreeuw aan ons hoofd. Dat was heel
prettig. Na een week werden we in metalen goederenwagons gepropt
met 40 man per wagon, zodat we alleen met gebogen knieën konden
zitten. Vijf dagen en vijf nachten konden we niet slapen in de trein naar
Thailand. Er hing een touw in de deuropening, waaraan je je kon vasthouden
als je buikloop had. Vrijwel iedereen had dysenterie. De wagons
waren overdag gloeiend heet en ’s nachts ijskoud. In Ban Pong werden
we in vrachtwagens geladen en stonden we versuft naast elkaar. Veertig
kilometer verderop kwamen we aan in Kanchanaburi en moesten met
een pont de rivier de Kwai oversteken. Ik was zo moe dat ik op de overzijde
in de droge rivierbedding in een diepe slaap viel. Natuurlijk werd
ik, toen iedereen was overgezet, wakker geschopt door een Japanner.
Engelse krijgsgevangenen hadden deze rotsen al doorkliefd en begaanbaar
gemaakt. Met 650 Nederlandse krijgsgevangenen liepen we in
mars naar het eerste basiskamp in Chunkai.
Werken aan de Dodenspoorweg
Om het omvangrijke Japanse leger in Birma te bevoorraden, moest
de treinverbinding met dit land verbeterd worden. Daarom lieten de
Japanners een nieuwe spoorweg dwars door bergachtig gebied en
dichte oerwouden aanleggen door hun krijgsgevangenen. Dit werk
daar was zo zwaar en de gevangenen kregen zoveel besmettelijke
ziekten en slecht te eten dat er veel doden vielen. Het werd al snel de
Dodenspoorweg genoemd.
De Japanners wilden de spoorweg in 14 maanden gereed hebben.
Bruggen werden met spijkers en touwen in elkaar gezet. Het talud van
de spoorweg bestond bijna alleen uit zand, zodat we na de moessonregens
weer opnieuw konden beginnen. De spoorweg kwam in december
1943 gereed. Vanaf dat moment moesten we de rails onderhouden
en de schade van de geallieerde bommenwerpers repareren.
Dag en nacht
In de tropen is het om zes uur ’s avonds aardedonker maar we werden
elke dag geteld en onze hoeveelheid werk werd exact bijgehouden
12 Aanspraak - juni 2011
door de bewakers. Per man moest je per dag een
kubieke meter steen hakken in de rotsen. Met zijn
tweeën kreeg je een pikhouweel, een schop en een
rieten mandje. Als we onze taak niet hadden volbracht,
moesten we tot diep in de nacht bij fakkellicht
doorwerken. Drie maal per dag kregen we wat
waterige rijstepap of pompoensoep. Op den duur
waren onze schoenen en kleding versleten, zodat we
onze huid aan de struiken en onze voeten aan de
puntige rotsen openhaalden. Zo kregen we tropenzweren.
Bij sommigen moest het been worden afgezet
zonder verdoving door artsen in het kamp. Hun
geschreeuw ging door merg en been. We moesten
houten en ijzeren spoorbruggen over de rivier de
Kwai bouwen. Ik heb veel hout op mijn rug moeten
nemen, maar we versleepten grote hoeveelheden
ook met behulp van olifanten.
Arme drommels
De Japanners jaagden ons voortdurend op om hard
te blijven werken in de brandende zon. Ze schreeuwden
en sloegen vaak en je begreep daardoor ook
steeds meer Japanse woorden. Ze waren keihard,
ook voor elkaar. Omdat we overdag door de geallieerden
werden gebombardeerd, moesten we veel
werk ’s nachts bij fakkellicht doen. Met een Schot
moest ik samen ’s nachts over een houten noodbrug
eerst proviand en daarna gewonde Japanse soldaten
vervoeren over de rivier de Kwai. De brug hield het
bijna niet meer en er lagen planken los. Het was al
regenseizoen en de donkere rivier kolkte vervaarlijk
onder ons. Het was ook al bijna ochtend en de
bewaker die ons bijscheen gebaarde en gilde dat
we moesten opschieten. Er lagen nog een Japanner
zonder benen en een met een zware hoofdwond.
We legden hen op onze drager, maar de brug
begon los begon te raken onder onze voeten.
De Japanner gebaarde dat we de gewonde Japanse
soldaten in de rivier moesten gooien. We geloofden
eerst niet dat hij dat bedoelde, maar hij commandeerde
ons dat te doen. Het was zo donker dat ik
gelukkig hun ogen niet kon zien. Ik hoorde de Schot
achter mijn rug zeggen: “Arme drommmels, ‘poor
bastards’, ze doden hun eigen kameraden! Poor
bastards!” De Jap draaide zich om naar mij en zei:
“Het zijn goede Nippon-soldaten, die geen nut meer
hebben. Ze zijn gestorven voor de Japanse keizer!”
Vlak bij de kant gekomen brokkelde de brug af door
de kolkende rivier onder ons. We waren zelf nog net
op tijd ontsnapt aan de verdrinkingsdood.
Een wondermiddel
Wie geen kongsi vormde, overleefde het niet. Een
kongsi bestond uit een aantal kameraden die letterlijk
voor elkaars gezondheid zorgden. Al dagen
had ik een ernstige dysenterie te pakken en dacht
dat mijn laatste uur had geslagen. Mijn vier kongsigenoten
moesten mij iedere nacht naar de latrine
tillen want ik had geen kracht meer. En toen kwam
een kameraad, Bert Barkmeijer, bij mijn ziekbed en
zei: “Vanavond na het werk geef ik je een geneeskrachtige
kruidenthee. Ik heb nog twee pakjes
‘Djamoe’ meegenomen van Java. Het is een goed
medicijn tegen dysenterie.” Ik zei: ”Nee, ik zie Java
13
Felix Bakker in zijn tuin te Zwiggelte
mei 2011
toch nooit meer terug, ik heb het te zwaar te pakken.”
Bert zette de thee voor mij en dwong het me
te drinken. Ik nam het vieze bittere drankje in en
die nacht sliep ik wonderlijk genoeg aan een stuk
door, zonder latrinebezoek. Al snel werd ik genezen
verklaard door de arts. Een paar dagen later zocht
ik Bert op om hem te bedanken, maar toen lag hij
op sterven. Ik zei: “Maar Bert, je hebt toch nog een
pakje thee meegenomen, neem die thee dan!” Hij
zei: “Heb ik al gedaan, maar bij mij helpt het niet.”
De volgende ochtend zag ik hem liggen met vliegen
op zijn mond. Dan wist je al dat hij het eind van de
dag niet meer zou halen. Ik heb hem daarna niet
meer gezien.
De bevrijding in Zuid-Thailand
De laatste maanden van de oorlog zat ik gevangen
in kamp Prachap Kirikan in Zuid-Thailand. We moesten
’s nachts Japanse schepen lossen in verband met
de geallieerde bombardementen overdag. Zakken
van 50 kilo sjouwden we ’s nachts vanuit de schepen
het strand op naar de gecamoufleerde opslagplaatsen
die we eerst hadden moeten aanleggen.
Op 17 augustus 1945 riepen een paar jongens uit het
dorp vanaf een muurtje dat we bevrijd waren. We
konden het nauwelijks geloven. Die avond bevestigde
onze Japanse sergeant dit nieuws. We wilden het
gaan vieren in het dorp, maar we droegen slechts
een lendendoek. Uit de opslagplaats haalden we
Japanse legerkleding en konden toch fatsoenlijk het
dorp in. We vierden de bevrijding met de dorpelingen.
Op 20 augustus 1945 kwamen zes Engelse parachutisten
met rode baretten ons officieel vertellen
dat de oorlog voorbij was. In een café ontmoetten
we een Nederlandse marineofficier die ons meer kon
vertellen: De Amerikanen hebben twee superbommen
gegooid op Japan. Dankzij deze atoombommen
was de oorlog beëindigd. Voor ons mariniers
was er nog geen einde aan de oorlog. Wij zagen alle
Geallieerde krijgsgevangenen vertrekken, maar wij
mochten nog niet weg, want de Engelsen wilden niet
dat Nederlandse krijgsgevangenen naar Java zouden
terugkeren. Eerst kregen we een jungletraining
in Cholburi in de provincie Chonbury in Thailand
en maanden later werden we ingezet tegen de vrijheidsstrijders
rond Soerabaja. Het was dus lange tijd
onmogelijk om mijn moeder op Java terug te zien.
Lotgenotencontact
Met mijn eerste vrouw en onze twee zonen sprak ik
nooit over de oorlog. Maar met mijn tweede vrouw
heb ik een herinneringsreis naar Thailand gemaakt.
Zij stimuleerde me om met het project gastsprekers
van Herinneringscentrum Kamp Westerbork mee te
doen. Als ik een aantal dagen achtereenvolgens heb
gesproken over de oorlog, dan droom ik soms dat ik
nog aan het werk ben aan de spoorweg. Eindeloos
aan het beitelen op gloeiend hete rotsen in de
brandende zon. Zonder kleding en schoeisel op die
puntige rotsen. In 1967 was onze eerste reünie in
het Kurhaus in Scheveningen met Wim Kan, ook een
overlevende van de Dodenspoorweg. Er waren maar
1.500 plaatsen, maar de belangstelling was veel groter.
Ik denk dat we nu nog maar met zo’n 40 veteranen
over zijn bij de jaarlijkse herdenking bij het monument
in Bronbeek. Hier staan alle namen op van de omgekomen
Nederlanders aan de Birma Spoorweg. Bij
de onthulling van de gedenkmuur in 2005 mocht ik
6o namen voorlezen, ook die van mijn kameraad
Bert Barkmeijer. Dankzij hem heb ik het overleefd.’
Tekst en foto’s: Ellen Lock
14 Aanspraak - juni 2011
ten toon & te doen
‘Alle kinderen, ze zijn weg.
Het Kindertransport vanuit
kamp Vught, juni 1943’
Expositie in Nationaal Monument
Kamp Vught
5 juni 2011 t/m 9 januari 2012
In Nationaal Monument Kamp Vught is vanaf 5 juni
de nieuwe expositie ‘Alle kinderen, ze zijn weg.
Het Kindertransport vanuit kamp Vught, juni 1943’
te zien. De tentoonstelling vertelt het verhaal van
een van de meest dramatische gebeurtenissen in
de geschiedenis van Nederland tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
Begin juni 1943 moesten
alle Joodse kinderen
onder de 16 plotseling
weg uit het kamp. Hun
moeders mochten mee,
en soms ook de vaders. Er
werd gezegd dat ze naar
een speciaal kinderkamp
in de buurt zouden gaan.
Maar de treinen gingen
naar het doorgangskamp Lothar Gold, zittend,
Westerbork. In Westerbork schenking mw. E. Mulder-Ris
vertrok elke dinsdagavond
een transport. Op de avond van dinsdag 8 juni 1943
was de trein bestemd voor de groep uit Vught - in
totaal ongeveer 3.000 kinderen en ouders, aangevuld
met een kleine honderd gevangenen uit Westerbork.
De lange trein met 46 goederenwagons had de
bestemming Sobibor. Met het Kindertransport zijn
bijna 1.300 Joodse kinderen gedeporteerd. Hun
namen zijn verwerkt in het kindermonument in
Nationaal Monument Kamp Vught.
Het kindermonument in Vught
De expositie bevat veel persoonlijke verhalen, aangevuld
met foto’s en authentieke voorwerpen van
kinderen en hun families. SS-concentratiekamp
Vught werd in januari 1943 in bedrijf genomen. Het
was officieel bedoeld als Duits ‘modelkamp’, maar
de praktijk was anders. Het drinkwater was vervuild,
er was te weinig voedsel en de medische verzorging
schoot tekort. Vooral in de barakken van de Joodse
kinderen heersten allerlei besmettelijke ziekten.
Van sommige kinderen is niet meer dan de naam
bekend. Van andere kinderen zijn er nog familieleden
met herinneringen of verhalen. Het herinneringscentrum
hoopt uiteindelijk van alle kinderen een
foto te krijgen, zodat hun gezichten niet vergeten
worden. De tentoonstelling wil bijdragen aan het
optekenen, vertellen, en doorvertellen van de
verhalen. Om te leren wat mensen elkaar aan
kunnen doen, en waar de gevaren zich verbergen.
Voor alle generaties van nu.
Nationaal Monument Kamp Vught
Lunettenlaan 600, 5263 NT Vught
tel. 073 656 67 64, www.nmkampvught.nl
Openingstijden: maandag t/m vrijdag: 10-17 uur
(apr t/m sept), zaterdag, zon- en feestdagen
12-17 uur. Gesloten: maandag (okt t/m mrt).
15
Jet Bussemaker droeg haar boek
op aan haar vader
Dochter
van een
kampkind
Jet Bussemaker schreef onlangs het boek ‘Dochter
van een kampkind’. Ervaringen van een staatssecretaris
met de oorlog in Nederlands-Indië.’ De
boekpresentatie vond plaats op 20 april 2011 in het
Bethaniënklooster te Amsterdam. Zij overhandigde
het eerste exemplaar aan haar vader.
‘De oorlog was in mijn jeugd altijd aanwezig’, schrijft
Jet Bussemaker, ‘hoewel er weinig over werd gesproken.’
Haar vader, geboren in 1928, zat als kind in het
Jappenkamp en heeft dat heel bewust meegemaakt.
Haar boek begint met de toespraak die zij als staatssecretaris
uitsprak op 4 mei 2008 op de Dam in
Amsterdam. Eind jaren tachtig ging Bussemaker met
haar vader naar Indonesië om de verhalen van zijn
jeugd en de oorlog te horen.
In 2007 werd zij benoemd tot staatssecretaris VWS en
werd zij politiek verantwoordelijk voor de zorg voor
oorlogsgetroffenen. ‘De distantie die doorgaans
van een bewindspersoon wordt verwacht, was nu
opeens niet meer zo vanzelfsprekend,’ schrijft zij.
‘De oorlog kwam gevaarlijk dichtbij.’ Bussemaker
schrijft in ‘Dochter van een kampkind’ een gelaagd
verhaal. Over de oorlog in Nederlands-Indië door
de ogen van een twaalfjarige jongen in een kamp
nadat hij zijn vader had verloren in de strijd tegen de
Japanners. Over zichzelf als dochter die in opstand
kwam tegen de koloniale geschiedenis. Over het
beleidsperspectief dat zij als staatssecretaris formuleerde.
En over de nog altijd grote gevoeligheid van
het onderwerp. ‘Goed’, en ‘fout’ blijken geen eenduidige
begrippen, maar eerder een wisseling van
perspectief.
Dochter van een kampkind. Ervaringen van een
staatssecretaris met de oorlog in Nederlands-Indië.
ISBN 978 90 722 1958 9
Elke dag een draadje...
Borduren in gevangenschap
Tentoonstelling in Verzetsmuseum Amsterdam
10 juni 2011 t/m 11 maart 2012
16 Aanspraak - juni 2011
De tentoonstelling is gewijd aan een prachtige collectie
borduurwerken, gemaakt door vrouwen in
gevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Gearresteerd voor bijvoorbeeld het helpen van
Joden of het rondbrengen van illegale kranten, hielden
ze zichzelf op de been door hun ervaringen
NIOD publiceert onbekende
oorlogsfoto’s
Het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocausten
Genocidestudies is zeer verrast door de vele
nieuwe foto’s van de Tweede Wereldoorlog die
zoveel jaren na de oorlog nog altijd boven water
komen. Dat zeggen NIOD-medewerkers Erik
Somers en René Kok, auteurs van ‘Het Grote
40-45 Boek’ dat op 13 april 2011 is verschenen.
Voor het boek is onderzoek gedaan in het fotoarchief
van het NIOD en andere fotocollecties in
binnen- en buitenland. “Het is opvallend hoeveel
bijzondere en onbekende foto’s er in de archieven
te vinden zijn”, vertelt René Kok. Samen met
Erik Somers bekeek en beoordeelde hij de 150.000
oorlogsfoto’s in de archieven van het NIOD. Velen
daarvan komen uit privécollecties. In het verleden
domineerden vooral propaganda-, pers- en legerfoto’s
het beeld van de oorlog. Door de aandacht
te richten op amateurfoto’s uit privébezit ontstaat
een meer onverbloemde kijk op de Tweede
Wereldoorlog.
‘Het Grote 40-45 Boek’ is een aangrijpend fotoboek
van 370 pagina’s met ruim 400 foto’s. Veel
afbeeldingen zijn nooit eerder gepubliceerd. Het
boek is onderverdeeld in thema’s als ‘Overwinning’,
‘Nederlaag’, ‘Verzet en terreur’, ‘Dagelijks leven’
en ‘Kind in oorlog’. Vooral uit particuliere bronnen
zijn de laatste tijd steeds meer oorlogsfoto’s ter
beschikking gekomen. Zo blijken Duitse soldaten hun
dienstijd in het bezette Nederland en aan de fronten
voor het eigen fotoalbum te hebben vastgelegd. Met
hun eenvoudige camera’s fotografeerden zij onder
meer de inval in Nederland. Hierdoor is nu een beter
beeldverslag van de meidagen van 1940 te geven.
Bijzonder zijn ook de zogenoemde vensterbankfoto’s;
foto’s die heimelijk achter ramen en gordijnen werden
gemaakt van zaken als het afvoeren van Joden.
Dergelijke foto’s zijn pas veel later na de oorlog weer
opgedoken. Het boek bevat uitvoerige bijschriften die
de foto’s in de historische context plaatsen en ingaan
op de herkomst en maker van de foto.
te verwerken in borduurwerken. Ook in de interneringskampen
in Nederlands-Indië werd massaal
geborduurd. Het was een uitlaatklep, bood houvast
en het gaf kleur aan het grauwe bestaan.
Verzetsmuseum Amsterdam
Plantage Kerklaan 61, 1018 CX Amsterdam
tel: 020 620 25 35, www.verzetsmuseum.org
Openingstijden: di t/m vrij van 10-17 uur, zaterdag
t/m maandag en op feestdagen van 11-17 uur.
Prinses Juliana, Prins Bernhard en Prinses Beatrix
in Londen, 13 mei 1940
Het Grote 40-45 Boek, € 49,95
ISBN: 978 90 400 7746 3
Foto: NIOD
17
Gedenkplaat Sjeng van de Ven
Ik was
maar een
kleine
schakel
Cliëntenraadslid Koosje van de Ven-Jakobs
breekt een lans voor de nabestaanden
Mevrouw Koosje van de Ven-Jakobs is voorzitter van de Landelijke
Kontakt-Groep Verzetsgepensioneerden ‘40-’45. Op 4 mei 2011
legde zij een krans op de Dam voor omgekomen burgers en verzetsdeelnemers.
Als lid van onze cliëntenraad (PUR/SVB Leiden) zet zij
zich al jaren in voor verzetsdeelnemers, oorlogsgetroffenen en hun
nabestaanden.
Waar bevond u zich toen de Tweede Wereldoorlog begon?
‘Thuis op de boerderij in Kronenberg, een kerkdorp van de gemeente
Sevenum in Limburg, en ik was 14 jaar. Op die schitterende lentedag
hoorden we plotseling in de verte het zware geronk aankomen. We
renden naar buiten en zagen Duitse gevechtsvliegtuigen naar het westen
vliegen. Mijn ouders zeiden: “Het is oorlog!” en we maakten ons zorgen
om mijn broers die in het westen waren gemobiliseerd. In Limburg
woonden voor de oorlog vrijwel alleen maar Rooms-Katholieken, vandaar
dat we op het platteland aanvankelijk nog weinig merkten van eerste
anti-Joodse maatregelen die de bezetter nam.’
Wanneer merkte u wel iets van de Duitse bezetting?
‘Op een dag hoorden we een gierend geronk, heel dichtbij. Mijn broer
rende naar buiten en schreeuwde: ”Kom snel, als je een brandend
vliegtuig wilt zien moet je nu naar buiten komen!” Rakelings vloog een
Engels gevechtsvliegtuig, geraakt door het Duitse luchtafweergeschut,
over het dak van onze boerderij. Het stortte neer op het betonnen prieel
dat mijn moeder voor haar rozentuin had laten aanleggen. Alle vier inzittenden
waren op slag dood en lagen verspreid tussen de brokstukken in
onze tuin. Er was veel rookontwikkeling en meteen daarna kwamen er al
mensen kijken. Razendsnel was de Duitse politie ter plaatse. De soldaten
18 Aanspraak - juni 2011
ontdekten dat de horloges van alle bemanningsleden
waren gestolen en de commandant zette mijn moeder
meteen tegen de muur. Hij schreeuwde dat zij
moest zorgen dat de horloges zouden terugkomen.
Ze dreigden haar gewoon op ons erf neer te schieten.
Er stond al een loop van een geweer op haar gericht.
Gelukkig hebben ze dat niet gedaan. We weten nog
steeds niet wie de horloges heeft gestolen. In die
ravage hadden we daar helemaal niet op gelet.’
Hoe raakte u betrokken bij het verzet?
‘“Verzetsvrouw” is een groot woord. Zo zou ik het
zelf niet willen noemen. Ik was maar een kleine schakel
in het verzet van Kronenberg. Toch moesten die
er ook wezen om al het werk gedaan te krijgen. Het
was gewoon burenhulp wat mij betreft. Mijn man,
Sjeng van de Ven, heeft wél veel risico’s in het verzet
genomen. Hij heeft Joden uit Amsterdam ondergebracht
op boerderijen in Sevenum en omgeving en
Engelse piloten over de grens geholpen. Ook pleegde
hij overvallen op distributiekantoren om voedselbonnen
voor het verzet te regelen. We ontmoetten
elkaar pas na de oorlog. Als zijn echtgenote kreeg
ik van zijn oorlog nog veel mee. Soms lag hij zo te
woelen in zijn nachtmerries over die tijd, dat ik meer
dan eens een klap of een schop kreeg in bed. Thuis
spraken we er altijd samen over en zodoende weet
ik veel over het verzet in Limburg.’
Waaruit bestond uw hulp aan onderduikers?
‘Omdat we thuis twaalf kinderen hadden en dus
een enorme moestuin en vanwege het boerenbedrijf
veel vee op het land hadden staan, konden we
ook wel wat missen. Toen mij gevraagd werd om
onderduikers melk en voeding te brengen deed ik
dit gewoon. Elke dag bracht ik samen met mijn zus
gevulde melkkannen, ook een gevuld met gekookte
groenten, naar een slootkant van een wei. Ieder
keer was het weer een opluchting om te zien dat de
melkbussen leeg waren, dan wisten we dat ze nog in
leven waren.
Als we de onderduikers persoonlijk zagen, kregen
we bijvoorbeeld het verzoek een scheermesje mee
te nemen. Er zaten aanvankelijk twee Engelse piloten
en een Duitse deserteur in de plaggenhut bij het bos,
maar mijn zus en ik spraken geen Engels. Omdat we
langs het Duitse luchtafweergeschut naar het bos
moesten lopen en ’s avonds de lichtbundel moesten
ontwijken was het een gevaarlijke tocht. Om hen te
waarschuwen hingen we briefjes aan een boom met:
“Oppassen, de Duitsers komen.” In 1943 kwamen
er steeds meer onderduikers bij, die de tewerkstelling
in Duitsland wilden ontlopen. Mijn broer hield
zich er ook verstopt. Hij sliep aanvankelijk met een
paar vrienden in de plaggenhut, maar later zetten
we er een kippenhok neer, waarin ze beter beschut
tegen de weersomstandigheden konden overnachten.
Nadat er een groep jongemannen was verraden
in Helden, een naburig dorp, kwamen er wel vijftien
mannen in de bossen van Kronenberg schuilen.’
Wat was de meest angstige gebeurtenis voor u?
‘De kerkrazzia in oktober 1944. Op zondagmorgen
zaten alle mannen en vrouwen uit Sevenum in de
kerk. Een enkeling bleef thuis om op stal te werken,
ik moest de koeien melken en mijn vader was niet zo
lekker. Plotseling stormden Duitsers onze boerderij
binnen en schreeuwden: “Raus, raus!” tegen mijn
vader. Maar mijn vader loog dat hij TBC had. De
Duitsers waren als de dood voor besmettelijke ziekten
dus ze waren in een mum van tijd weer vertrokken.
Mijn vader zei direct: “Koos, ga onmiddellijk naar
de kerk en zeg dat de Duitsers in aantocht zijn!”
Ik rende naar de kerk, maar werd tegengehouden
door een soldaat. Ik mocht er niet doorheen, hij was
bewapend en stuurde me weg. Snel zocht ik een huis
van kennissen, waar ik een andere jas aandeed in de
hoop dat hij me niet zou herkennen. Toen ik weer
voor hem stond herkende hij me meteen en ik kreeg
de loop van het geweer tegen mijn hoofd. “Gehen
Sie zurück!” ofwel “Wegwezen!” Ik bevroor van
angst en de tijd leek stil te staan. Dat moment komt
nog vaak terug in mijn nachtmerries en gedachten.
19
Ik kan ook geen schietfilm zien, dan gaat de knop
om. Machteloos keerde ik terug naar mijn vader.
Alle mannen werden na de mis uit de kerk naar de
wei gevoerd en te voet naar Duitsland gestuurd
voor de gedwongen tewerkstelling. ‘s Middags zijn
de Duitsers nog teruggekomen voor de jongens
in het bos. Maar die had ik gelukkig wel op tijd
kunnen waarschuwen.’
Hebt u nog familie verloren in de oorlog?
‘Ja, tijdens die razzia hebben ze mijn neef vermoord.
Mijn neef, Jeu Hoeijmaker, was achttien jaar en
had zich verkleed als vrouw en zich verstopt in een
kippenkooi. Hij dacht dat hij veilig was met meisjeskleren
aan, maar ze ontdekten hem bij de huiszoeking
op hun boerderij. Ze schoten hem ter plekke
neer. Zijn vader is meegenomen naar Duitsland en
nooit meer teruggekeerd. Toen wij op de begrafenis
van mijn neef waren, hebben ze mijn broer Jan thuis
opgepakt en ons hele huis leeggehaald. Al onze varkens
waren ook verdwenen. Ons Jan is enkele weken
later in een Duits buschauffeurskostuum veilig bij ons
teruggekeerd. Hij had zich in de Arbeitseinsatz opgegeven
als chauffeur en kon ongezien ontsnappen.’
Kunt u vertellen hoe u de bevrijding hebt ervaren?
‘Op 20 november 1944 rukte de 15e Schotse divisie
van het 7e Britse legerkorps op naar Sevenum. De
Schotten ontmoetten daarbij weinig tegenstand.
De Duitse troepen trokken zich geleidelijk terug in
oostelijke richting. Ze reden op 22 november met
een tank door onze voortuin en heg en ook doorzochten
zij nog ieder huis op Duitsers. Ze openden
ook bij ons in huis ieder luik en iedere kast. Er
heerste meteen een hoerastemming. Hoewel wij
nooit honger hadden geleden kregen we wittebrood,
chocolade en sigaretten van de Tommy’s.
En na de bevrijding?
Mijn man was lichamelijk helemaal op toen de oorlog
voorbij was. De stress van zijn verzetsacties eiste
geestelijk en lichamelijk zijn tol. En toen kwamen
er de boeken over de oorlog die niet klopten, daar
ergerde hij zich kapot aan. We spraken samen veel
over de oorlog en ook met onze kinderen. We kregen
9 kinderen, waarvan twee zonen beroepsmilitair
zijn geworden en uitgezonden zijn op missies in het
voormalig Joegoslavië en in Afghanistan. Het is bij
ons thuis dus nog steeds oorlog bij een stuk vlaai.’
Zou u het weer doen?
‘Ja, meteen, die mensen moesten toch eten. En
het is gewoon je burgerplicht om voor een ander te
zorgen. Met al die oorlogsgesprekken thuis vonden
mijn kinderen het beter dat ik vrijwilligerswerk ging
doen om er niet depressief van te worden.
Toen mijn man overleden was, bleef ik me inzetten
voor de Landelijke Kontakt Groep Verzetsgepensioneerden
1940-1945 (LKG) en later ook in de cliëntenraad
van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Ik heb
me altijd ingezet voor de weduwen van de verzetsdeelnemers,
met name voor de huisvrouwen die zo’n
lage grondslag van de Wet Buitengewoon Pensioen
kregen. Ik vind dat nog steeds niet eerlijk: de vrouw
heeft toch vaak het leed mee moeten dragen, mét
alle zorgen voor de man, zijn oorlogstrauma en het
hele gezin, ook na de oorlog nog! Ik zal mijn mond
blijven roeren voor onze belangen. Voor mijn ‘burenhulp’
kreeg ik het Verzetsherdenkingskruis. Op 4 mei
mocht ik de krans leggen op de Dam en mijn kleindochter
mocht mee naar de Nationale Herdenking!
Het was een hele eer om dit te mogen doen.’
Tekst en foto’s van mei 2011: Ellen Lock
Mijn broer en Sjaak Roodbeen
bij de plaggenhut
20 Aanspraak - juni 2011
Sjaak en Mart Roodbeen en mijn
broer moesten de plaggenhut
verlaten
Ik tussen de Tommy’s in de tuin
Zoek?!
De redactie stelt cliënten in de gelegenheid een
korte advertentie (maximaal 100 woorden) te
plaatsen. Hieraan zijn geen kosten verbonden.
Ontvangen oproepen kunnen niet direct worden
geplaatst, omdat er veel verzoeken binnenkomen.
De redactie neemt geen verantwoordelijkheid voor
de inhoud van de oproepen. Alle oproepen zijn te
zien op de website www.svb.nl/wvo of www.pur.nl
In verband met een Wubo aanvraag voor erkenning
zoek ik een of meerdere getuigen die in de
periode 45-46 in de Javastraat in Bandung hebben
gewoond. Mijn naam is Reina Schlette, geboren
29 juni 1942, ik heb in die periode in de Javastraat nr.
5 gewoond samen met mijn moeder en zus. Reacties
graag naar: Mevrouw R.T. Huybrechts-Schlette,
Voordeplantsoen 27, 3204 EL Spijkenisse, tel: 0181-
640566, e-mail: reynahuybrechts@hotmail.com
Wie heeft mijn moeder ‘Hermine Diemel’ gekend?
Wij hebben in Kamp BanjoeBiroe gezeten 1943-45.
(Nico & Cecile Diemel en Robbie & Peggy Boon).
Maar omdat er geen bewijs is komen wij niet voor
de Wuv in aanmerking (No Proof). Als er nog iemand
is die ons kan helpen, er zaten veel mensen met ons
in C&D Kamp. (Mijn vader Nicolaas Diemel is als
een POW in Singapore overleden). Mijn naam is Nico
E. Diemel, 2105 NE Kim Lane, Bend Oregon 97701,
Verenigde Staten, tel: 00541-330-5913, e-mail: ndiemel@chesx.com
In verband met een CAOR aanvraag zoek ik mijn
neef Rudi Smith. Tijdens ons verblijf in Solo tot
de oorlog uitbrak waren we samen, toen zijn we
uit elkaar gegaan. Mijn naam is Lodewijk Rehatta,
geboren 9 mei 1941 te Yoyakarta. Mijn opa heet
Henry Smith overleden in Heusden (Brabant).
Mijn huidige adres is: dhr. Lodewijk Rehatta,
Dingspelstraat 70, 9406 LB Assen, tel: 0592-359006,
e-mail: fhpronk@kpnplanet.nl
Ik zou met Jan Piket in contact willen komen, die
nu wel 80 jaar moet zijn. Hij is kort na de oorlog
naar Brazilië gegaan en was in 1943 in Birkenau van
de gaskamergroep overgelopen naar de groep die
mocht/moest gaan werken. Mijn vrouw vertelde
mij dit in 1957 toen ik haar vertelde dat ik dat had
gedaan in sept.’43. Reacties graag naar: de heer
E. Verduin (nu 83 jaar), Burg. H. Houtkoperlaan 26,
4051 EX Ochten, tel: 0344-644135, e-mail:
e.verduin@planet.nl
Na het opheffen van de Stichting Nederlandse
Vriendenkring Sachsenhausen (Oud-Gevangenen
KZ), is oud-gevangene J. Snep het afgelopen jaar de
Nederlandse vice-president van het Internationale
Sachsenhausen-Comité geworden. Op verzoek
van dit comité heeft de Vereniging Kinderen van
Verzetsdeelnemers 1940-1945 een commissie opgericht
onder zijn voorzitterschap om o. a. de herdenking
in Vught voort te kunnen zetten en om regelmatig
weer een Nederlandse groep van betrokkenen
te ontmoeten. Als u belangstelling heeft, stuurt u
uw adresgegevens dan naar: Vereniging Kinderen
van Verzetsdeelnemers 1940-1945, t.a.v. Hans van
Ekelenburg, Rillandhoeve 30, 3137 EJ Vlaardingen,
tel: 010-4749463, e-mail: info@verzetskinderen.nl
Ik zoek Mimi Mug, geboren te Rotterdam en heeft
daar de Joodse school doorlopen. Omstreeks
1942, toen de Jodenvervolging begon, is zij ondergedoken
bij mijn tante Nel Frenay-van Driel die
toen met haar man Bep in de Gijsingstraat te
Rotterdam woonde. Na de oorlog is zij getrouwd
met een zekere Strauss die een horloge groothandel
in Rotterdam had. Na zijn overlijden is zij naar
Zwitserland vertrokken en daarna naar Israël.
Graag zou ik met Mimi Mug in contact willen
komen. Wie kent haar en weet waar ze nu woont?
Eddy van Driel, Sint Jobsweg 6, 3024 EJ Rotterdam,
tel: 06-20037694, e-mail: krijgers@live.nl
21
&
Vraag
antwoord
Ik heb mijn bezwaar tegen een afwijzing op medische
gronden mondeling toegelicht. Ik kreeg een
medewerker van de afdeling bezwaar te spreken in
plaats van iemand van uw Medisch Bureau. Is dat
gebruikelijk?
Hoorzittingen worden inderdaad verzorgd door juridisch
medewerkers van de afdeling bezwaar en niet
door een arts. Een hoorzitting geeft u de gelegenheid
om uw bezwaar toe te lichten. Uw bezwaarschrift
met uw toelichting wordt daarna ter beoordeling
toegezonden aan het Medisch Bureau. Een
medische beoordeling wordt altijd door een andere
arts gedaan dan degene die bij de laatste afwijzing
van uw aanvraag was betrokken.
Ieder jaar krijg ik in het buitenland een formulier
toegezonden om aan te tonen dat ik nog in leven
ben. Dit jaar heb ik het nog niet gehad. Komt het
nog of is er iets misgegaan met de post?
De Sociale Verzekeringsbank stuurt het formulier
Levensbewijs (bewijs van in leven zijn) toe in de
maand waarin u jarig bent. Als u een dergelijk formulier
heeft gehad voor bijvoorbeeld de AOW,
dan wordt dit ook gebruikt voor de wetten voor
Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen. Bent u
jarig geweest in de periode van 1 januari tot 1 juni
2011, dan moet u het formulier al hebben gekregen.
Bent u na mei jarig, dan ontvangt u het formulier in
de maand van uw verjaardag.
Ik krijg mijn eigen bijdrage voor de thuiszorg van
u vergoed. De laatste tijd ben ik minder tevreden
over de thuiszorg. Kan ik overstappen op particuliere
hulp?
Bij particuliere hulp moet u de zorg zelf regelen en
alle kosten betalen. Onze vergoeding voor particuliere
hulp bedraagt momenteel € 153,92 per maand
als u recht hebt op een vergoeding voor één dagdeel
(4 uur) per week. Besluit u om particuliere hulp
te nemen en heeft u die hulp gevonden? Geef dan,
schriftelijk aan wanneer de thuiszorg stopt. U betaalt
daarna geen eigen bijdrage meer aan de thuiszorg
en krijgt van ons een budget voor huishoudelijke
hulp dat maandelijks wordt uitgekeerd. Dit bedrag
wordt jaarlijks in januari en juli met hetzelfde
percentage geïndexeerd als onze pensioenen en
uitkeringen.
Ik zie steeds slechter en mijn gehoor gaat ook
achteruit. Is een bijdrage in de kosten voor een bril
en gehoorapparaat mogelijk?
Bijdragen in dergelijke kosten zijn alleen mogelijk
als het slechter zien of horen een direct gevolg is
van uw oorlogservaringen. U kunt daarbij bijvoorbeeld
denken aan letsel door bombardementen.
Als oog- of gehoorklachten zich pas vele jaren na
de oorlog openbaren en geen gevolg zijn van causale
ziekten, is een direct verband met de oorlogservaringen
niet aannemelijk en moeten aanvragen
voor een bijdrage in de kosten van brillen of
gehoorapparaten worden afgewezen.
Ik woon in Nederland, maar wil terug naar
Indonesië. Zijn er gevolgen voor mijn uitkering als
ik mij daar vestig?
Een verhuizing naar Indonesië heeft geen gevolgen
voor een verzetspensioen, een Wuv-uitkering of een
Wubo-toeslag of -uitkering. Wel worden in principe
de normbedragen van de bijdragen in kosten
aangepast. Zo krijgt u bijvoorbeeld minder voor
huishoudelijke hulp, omdat de kosten hiervoor in
Indonesië lager zijn.
22 Aanspraak - juni 2011
20 21 22
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
23 24 25
12 13
27 28 29 30 31 32
14 15 16 17 18
19 20 21 22
33 34 35
23 24 25
37 38
26 27 28 29 30 31 32
39 33 40 34 35 41 42
Puzzel
36 37 38
44 45 46 47 48
39 40 41 42
43 4449 50 45 4651 5247 48
Los het kruiswoordraadsel op
49 50 51 52
en breng daarna de letters uit het
54 55 56 57 58
diagram over naar de gelijkgenummerde
vakjes van de oplos-
53 54 55 56 57 58
60 61 62
59 60 61 62
singsbalk. Uw oplossing kunt u
voor 1 augustus 2011 sturen naar:
63 64 64
65 66 67
66 67
SVB, t.a.v. Aanspraak
Postbus 9575, 2300 RB Leiden
Uw oplossing:
3 11 16 60 20 31 66 13 36 47 56
3 11 16 60 20 31 66 13 36 47 56
Horizontaal
1 muziekgenre 5 nachthagedis 8 vader 12 verdediging 13 hoorn 14
telwoord 15 traag 18 met tegenzin 19 loofboom 20 grondsoort 22
verbinding 23 kroeg 24 roemen 26 iemand van adel 28 hoogste punt
30 naaigerei 33 mineraal 35 knorrig mens 36 Griekse godin 37 iglo 38
ambtenaar bij het ijkwezen 39 schoonheidskoningin 41 rangschikking
43 dansmuziek 45 Bijbelse vrouw 47 aanvankelijk 49 Bijbelse vrouw
51 uitvoeren 53 hooghartige houding 55 bont 57 kleur 59 gevaar 61
spoorstaven 62 munt 63 vrucht 64 ingang 65 vergaderpunt 66 stengel
van een plant 67 vlek.
Verticaal
1 groen edelgesteente 2 werelddeel 3 boel 4 watervlakte 5 ernstige
klacht 6 fris 7 viseter 8 schrijfbenodigdheid 9 koraaleiland 10 trapper
van een fiets 11 Griekse godheid 16 lot zonder prijs 17 stuk chocolade
20 fijn weefsel 21 spijskaart 23 eiland in de Middellandse Zee 25
achtervolgen 26 niet smal 27 plaats in Frankrijk 29 ooruil 31 veld 32
begeerte 34 vogel 35 netto 40 populair lied 42 kier 44 dwaas 45 vulkanisch
gesteente 46 stand der edelen 48 avondfeest 50 roofdier 52 holte
onder de arm 53 tegen 54 Europese hoofdstad 56 niet van bandopnamen
57 pier 58 gezicht 60 waterkering 62 wandversiering.
Uit de goede oplossingen worden
de namen getrokken van
een eerste (€ 65), een tweede
(€ 40) en een derde (€ 25) prijswinnaar.
In het volgende nummer
van Aanspraak maken we de
oplossing van deze puzzel en de
namen van de drie prijswinnaars
bekend. (N.B. medewerkers zijn
van deelname uitgesloten).
Prijswinnaars maartpuzzel:
De juiste oplossing was: kalverliefde.
Lang geleden misschien,
maar toch een mooi lentewoord!
Wat zou het zomerwoord van
deze junipuzzel zijn? De winnaars
van de puzzel uit de maarteditie
2011 zijn: mw. J.H. Waknin-Gobes,
Ashkelon, Israël (1e prijs); mw.
Huijsmans-Wolff, Dinteloord (2e
prijs); dhr. B. Wardenburg, Heerde
(3e prijs). Van harte gelukgewenst!
U ontvangt het bijbehorende
geldbedrag zo spoedig mogelijk
op uw bankrekening.
23
Adressen /colofon
Correspondentieadres
Sociale Verzekeringsbank
Afd. Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen
Postbus 9575, 2300 RB Leiden
Bezoekadres
Stationsplein 1, Leiden
tel: 071 - 535 65 00, fax: 071 - 576 60 03
e-mail: info.wvo@svb.nl of info@pur.nl
website: www.svb.nl/wvo of www.pur.nl
Israël
Nederlands Informatie Kantoor (NIK)
Sha‘arei Ha‘ir, 216 Jaffa Street, 5th floor
94-383 Jerusalem
tel: +972 (0)2 537 2991, fax: +972 (0)2 537 7041
e-mail: office@wuvisrael.org
Indonesië
Ambassade v/h Koninkrijk der Nederlanden
Jl. H.R. Rasuna Said Kav. S-3 Kuningan, Jakarta 12950
tel: +62 (0)21 524 8200, fax: +62 (0)21 525 0443
e-mail: jak-pur@minbuza.nl
website: http://indonesie.nlambassade.org
Verenigde Staten
Consulate General of the Netherlands
War Victims Department (WUV)
11766 Wilshire Boulevard, suite 1150
Los Angeles, CA 90025
tel: +1 877 388 2443 (Toll free), fax: +1 310 478 3428
e-mail: loswuv@gmail.com, website: www.sanfrancisco.the-netherlands.org
Canada
Consulate General of the Netherlands
War Victims Department (WUV)
1, Dundas Street West, suite 2106
Toronto, Ontario M5G 1Z3
tel: +1 416 598 2534 ext. 230, fax: +1 416 598 8064
e-mail: tor-wuv@minbuza.nl, website: www.toronto.the-netherlands.org
Australië
Consulate-General of the Netherlands
War Victims Department (WUV)
Level 23, Tower 2, 101 Grafton Street
(corner Grosvenor St), Bondi Junction NSW 2022
tel: +61 (0)2 9387 6644, fax: +61 (0)2 9387 3962
e-mail: syd-wuv@minbuza.nl, website: www.netherlands.org.au
Aanspraak is een gezamenlijke uitgave van
de Sociale Verzekeringsbank en de Pensioenen
Uitkeringsraad.
De Sociale Verzekeringsbank (vestiging
Leiden) verzorgt de uitvoering van de
Nederlandse wetten voor Verzetsdeelnemers
en Oorlogsgetroffenen. Met al uw vragen kunt
u daar terecht. Aanvragen voor deze wetten
van nieuwe klanten worden beoordeeld door
de Pensioen- en Uitkeringsraad. De PUR stelt
ook het beleid voor deze wetten vast.
Aan de inhoud van de artikelen kunnen
geen rechten worden ontleend. Overname
van (delen uit) dit magazine mag uitsluitend
geschieden na schriftelijke toestemming
van de redactie.
Redactieadres
SVB, t.a.v. Aanspraak
Postbus 9575, 2300 RB Leiden
tel: 071 - 535 65 00
e-mail: aanspraak.wvo@svb.nl
aanspraak@pur.nl
website: www.svb.nl/wvo
www.pur.nl
Oplage 40.000 exemplaren
Interviews en tekst
André Kuijpers, Ellen Lock
Drukwerk
MediaCenter
Rotterdam
Foto’s
Familiearchief Keilson,
Ellen Lock, NIOD, Ilvy Njiokiktjien,
Familiearchief Jakobs
Coverfoto Ilvy Njiokiktjien
Vormgeving
Irene de Bruijn, Ellen Lock
Voor slechtzienden is de
gesproken versie van Aanspraak
gratis op CD-rom verkrijgbaar.
English translations of selected
articles in Aanspraak can be found
on our website: www.svb.nl/wvo
or www.pur.nl