01.11.2012 Views

De varkensfokkerij van vandaag - Diergeneeskundig Memorandum

De varkensfokkerij van vandaag - Diergeneeskundig Memorandum

De varkensfokkerij van vandaag - Diergeneeskundig Memorandum

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

IN DIT NUMMER ”DE VARKENSFOKKERIJ VAN VANDAAG”<br />

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />

PERIODIEK TIJDSCHRIFT<br />

TWEEENVIJFTIGSTE<br />

JAARGANG NO. 1,<br />

FEBRUARI 2005


Omslagbeeld:<br />

Zeug met biggen<br />

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />

Periodiek tijdschrift<br />

tweeenvijftigste jaargang<br />

no. 1 - 2005 ISSN 0417 - 4631<br />

<strong>De</strong> Stichting <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>,<br />

opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen<br />

in binnen- en buitenland voorlichting te geven<br />

<strong>van</strong> wetenschappelijke en commerciële aard op veterinair<br />

gebied.<br />

Ter uitvoering <strong>van</strong> haar doelstelling is zij uitgeefster<br />

<strong>van</strong> het tijdschrift “<strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>”.<br />

<strong>De</strong> exploitatie <strong>van</strong> dit tijdschrift wordt financieel<br />

mogelijk gemaakt in Nederland door:<br />

Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden.<br />

Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en<br />

Intervet Nederland B.V. te Boxmeer<br />

Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan<br />

de praktiserende dierenartsen in Nederland,<br />

Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen<br />

het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij<br />

het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid<br />

zich te abonneren; de kosten <strong>van</strong> een abonnement<br />

bedragen:<br />

Voor Nederland € 18,00 per jaargang.<br />

Voor het buitenland € 25,50 per jaargang.<br />

Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen<br />

worden besteld d.m.v. een overschrijving à € 7,50<br />

per exemplaar voor Nederland of € 9,00 voor het<br />

buitenland op een <strong>van</strong> onze rekeningen.<br />

Redactiecommissie<br />

J. Goudswaard, voorzitter<br />

J. Schrooyen, secretaris<br />

F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.)<br />

R. Schippers (Boehringer Ingelheim)<br />

J. Vernooij (Intervet Nederland)<br />

Redactie- en Administratieadres:<br />

Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel<br />

tel.: 0411-676822<br />

fax: 0411-671595<br />

e-m: de.em@12move.nl<br />

website: de-em.nl<br />

Postbankrekening 64 70 06<br />

BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06<br />

Rabobank Boxtel 1688.49.674<br />

BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74<br />

Verklaring:<br />

<strong>De</strong> Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid<br />

voor schade, welke- direct of indirect- het<br />

gevolg mocht zijn <strong>van</strong> gebleken onjuistheden in de<br />

inhoud <strong>van</strong> de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.<br />

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar worden gemaakt door middel <strong>van</strong><br />

druk, microfilm of op welke andere wijze ook,<br />

zonder schriftelijke toestemming <strong>van</strong> de Redactie.<br />

Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel


Van de Redactie<br />

<strong>De</strong> redactie <strong>van</strong> het <strong>Diergeneeskundig</strong><br />

<strong>Memorandum</strong> waakt voor een evenwichtige<br />

verdeling in de uitgaven ten aanzien <strong>van</strong><br />

enerzijds de verschillende diersoorten en<br />

anderzijds onderwerpen (topics), die op dat<br />

moment in de belangstelling staan. Wat dit<br />

laatste betreft kan gedacht worden aan de uitgaven<br />

over haematopoietische tumoren, klinische<br />

immunologie en veterinaire volksgezondheid.<br />

Recente uitgaven over bijzondere<br />

diersoorten betroffen o.a. de egel, reptielen<br />

en de kangoeroe. Van de gezelschapsdieren<br />

en grote huisdieren wordt, in het algemeen,<br />

een bepaald klinisch aspect behandeld:<br />

gedacht kan worden aan de uitgaven over<br />

respiratoire problemen bij het paard en cardiovasculaire<br />

aandoeningen bij de hond.<br />

In de hiervoor genoemde opsomming zal het<br />

de lezer zijn opgevallen, dat het varken ontbreekt.<br />

<strong>De</strong>ze diersoort wordt hiermee<br />

"onrecht aangedaan", niet alleen omdat het<br />

dier thans <strong>van</strong> groot economisch belang is,<br />

maar ook <strong>van</strong>wege die functie, die het sinds<br />

mensenheugenis in ons land heeft als "spaarvarken":<br />

keuterboertjes betaalden immers<br />

vroeger de dokter en de belasting met hammen<br />

en worsten <strong>van</strong> het zwijn dat in de winter<br />

werd geslacht. Wat overbleef was voor<br />

hen zelf. Het varken wordt niet alleen<br />

wereldwijd gehouden voor consumptie. Het<br />

heeft ook een sociale functie bij bepaalde<br />

volkeren. Zo staat het dier bij bijvoorbeeld<br />

Papoea’s hoog in het vaandel. Zo zingen<br />

bekeerde Papoea kinderen "wij zijn de var-<br />

kentjes <strong>van</strong> de Heer ", omdat men er geen<br />

schapen kent. Bij bepaalde Papoea stammen<br />

wordt zelfs het eerstgeboren kind gedood en<br />

aan drachtige zeugen gevoerd. Van de zeug<br />

die het eerst bij het kind is, wordt een big<br />

weggehaald die door de vrouw wordt<br />

gezoogd. Dit dier heeft een hoog aanzien in<br />

het dorp en wordt niet opgegeten.<br />

Terug naar het economisch belang <strong>van</strong> het<br />

varken: ook de redactie realiseerde zich twee<br />

a drie jaar geleden -de normale "incubatieperiode"<br />

<strong>van</strong> een DM nummer!- dat het hoognodig<br />

tijd was om weer een DM uitgave aan<br />

het varken te wijden. Op collega <strong>van</strong><br />

Groenland werd met succes een beroep<br />

gedaan een dergelijk nummer samen te stellen.<br />

Naar de mening <strong>van</strong> de redactie is hij<br />

hierin meer dan uitstekend geslaagd.<br />

Een groot aantal collegae, managers en<br />

wetenschappers, werkzaam bij TOPIGS,<br />

Wageningen UR en Varkens KI Noord<br />

Brabant, behandelt in deze uitgave vrijwel<br />

alle aspecten <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong>. Ook<br />

toekomstige ontwikkelingen in ons land en<br />

in het buitenland krijgen ruime aandacht. Dit<br />

maakt deze uitgave, naar de mening <strong>van</strong> de<br />

redactie, extra interessant voor alle collegae<br />

die zich, op welke wijze dan ook, in hun<br />

praktijk met deze diersoort bezig houden.<br />

Wij wensen hen veel leesplezier toe en verwachten<br />

dat, als men zich voor een probleem<br />

op het gebied <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong> gesteld<br />

ziet, dit nummer nog vaak nageslagen zal<br />

worden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 1


Inhoudsopgave<br />

Van de redactie 1<br />

Inhoudsopgave 2<br />

Voorwoord 4<br />

Coöperatie Pigture Group voor en <strong>van</strong> de varkenshouder 5<br />

Missie <strong>van</strong> Pigture Group 5<br />

TOPIGS Nederland 7<br />

Varkens KI Noord Brabant 7<br />

Select*Porc 7<br />

TOPIGS International 7<br />

AIM Worldwide 8<br />

IPG 8<br />

Historie 9<br />

<strong>De</strong> ontwikkelingen in de fokkerijtechniek 11<br />

Van domesticatie naar <strong>varkensfokkerij</strong> 11<br />

Selectiemesterij naar <strong>De</strong>ens voorbeeld 11<br />

Opkomst fokkerijgroeperingen 11<br />

<strong>De</strong> genetische vooruitgang door fokkerij is aanzienlijk 12<br />

Breder fokdoel 12<br />

Ontwikkeling in fokkerijtechniek 13<br />

Meer en meer wordt de opbouw <strong>van</strong> de erfelijke dragers gebruikt in de fokkerij 14<br />

<strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> fokkerij op de structuur <strong>van</strong> de varkenshouderij 14<br />

Naar een vraaggerichte fokkerij 15<br />

Internationalisering 17<br />

Het fokkerijprogramma anno 2004 18<br />

Doel <strong>van</strong> het fokprogramma 18<br />

Fokpopulaties 18<br />

Lijnen gespreid over meer landen 19<br />

Dataverzameling 19<br />

DNA-onderzoek 21<br />

Fokwaardeschatting 21<br />

Selectie-systeem 22<br />

Aansturing 22<br />

Ruime keuze in aanbod <strong>van</strong> zeugen en beren 23<br />

<strong>De</strong> vermeerderingszeugen 23<br />

D-lijn 27<br />

<strong>De</strong> markten en hun beer 27<br />

Retailmarkt 27<br />

Baconmarkt 27<br />

Droge hammen 29<br />

Duitse markt 29<br />

<strong>De</strong> structuur <strong>van</strong> de fokkerij in Nederland 30<br />

Historie 30<br />

Fokkerij piramide 30<br />

TOPIGS heeft een marktaandeel <strong>van</strong> 85% 31<br />

Eigen aanfok 31<br />

Aansturing en uitvoering <strong>van</strong> fokkerij TOPIGS 32<br />

Kunstmatige inseminatie 32<br />

<strong>De</strong> markt <strong>van</strong> KI in Nederland 32<br />

Tot slot 33<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 2


TOPIGS International 34<br />

TOPIGS International 34<br />

Europa 34<br />

Noord Amerika 34<br />

Latijns Amerika 35<br />

Afrika 35<br />

Azië 38<br />

Wereldwijde varkensstromen 38<br />

Japan blijft de belangrijkste importeur <strong>van</strong> varkensvlees 39<br />

Varkens KI in Nederland 41<br />

Goedkoop, betere kwaliteit en veilig 41<br />

Sterke coöperatieve structuur 41<br />

KI Kwaliteit, onderzoek en biosecurity 42<br />

1. Kwaliteit 42<br />

2. Onderzoek 42<br />

3. Biosecurity 43<br />

Genomics in eerste instantie vooral voor een marktgerichte vleeskwaliteit 45<br />

Waar houdt IPG zich op gebied <strong>van</strong> genomics mee bezig? 45<br />

Geen gekloonde varkens of varkens waar<strong>van</strong> het erfelijk materiaal is gemodificeerd,<br />

maar welke techniek dan wel? 45<br />

Verklarende woordenlijst 47<br />

Het belang <strong>van</strong> inteelt in de fokkerij 50<br />

Biggensterfte: Selectie op sterke of op zware biggen? 52<br />

Probleem analyse: sterfte tot spenen 52<br />

Gegevensverzameling: 800.000 biggen 53<br />

Genetisch model 54<br />

Bewijs en anekdotes 55<br />

Hoe nu verder 57<br />

Biggensterfte: biologische verklaringen voor gevonden genetische verschillen 58<br />

Gedrag na de geboorte 58<br />

Periode net voor de geboorte: cortisol 58<br />

Benchmarking: effectief kennis verspreiden 61<br />

Inzicht in functioneren 62<br />

Schoon genentransport 64<br />

Methodes <strong>van</strong> verplaatsing 64<br />

1. Kunstmatige inseminatie (KI) 64<br />

2. Diepvries KI 65<br />

3. Embryo Transplantatie (ET) 65<br />

4. Specific Pathogen Free (SPF) of Minimal Disease (MD) 66<br />

5. Piglet snatching 67<br />

6. Medicated Early Weaning (MEW) 67<br />

7. Segregated Early Weaning (SEW) 67<br />

8. Multiple site system 68<br />

Productie <strong>van</strong> fokmateriaal onder hoge gezondheid 69<br />

<strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> gezondheid 69<br />

Gezondheid slecht grenzen 69<br />

Methoden <strong>van</strong> het bereiken <strong>van</strong> hogere gezondheid 70<br />

1. Eradicatie en certificering 70<br />

2. Doorbreken <strong>van</strong> de infectieketen 71<br />

3. <strong>De</strong>-populatie en re-populatie met dieren <strong>van</strong> hoge gezondheid om het<br />

gezondheidsniveau <strong>van</strong> bedrijven te verhogen 71<br />

Voorwaarden om hogere gezondheid te waarborgen 72<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 3


Voorwoord<br />

Ir. Jan <strong>van</strong> Vugt<br />

<strong>De</strong> <strong>varkensfokkerij</strong> in Nederland is de laatste<br />

jaren sterk aan verandering onderhevig<br />

geweest. Mede om onderzoek, ontwikkeling<br />

en service te kunnen bekostigen heeft er in<br />

ons land een bundeling plaatsgevonden <strong>van</strong><br />

fokkerij-instellingen. Een trend die zich<br />

internationaal voortzet.<br />

Ook de fokkerij zelf is de laatste jaren sterk<br />

veranderd. Nieuwe technieken maken een<br />

effectievere fokkerij mogelijk waarbij naar<br />

kenmerken <strong>van</strong> het varken gekeken wordt die<br />

enkele jaren geleden nog <strong>van</strong> ondergeschikt<br />

belang waren.<br />

Bij de <strong>varkensfokkerij</strong> <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag staat<br />

meer en meer de vraag <strong>van</strong> de klant centraal.<br />

Daarbij is het klantbeeld aan het verschuiven<br />

<strong>van</strong> de varkenshouder via de vleesverwerker<br />

naar de consument.<br />

<strong>De</strong> uitdaging voor varkens fokkerijbedrijven<br />

is om voor elke regio en elke markt <strong>van</strong> varkensvlees,<br />

het juiste varken te fokken.<br />

Bij het verspreiden <strong>van</strong> de genen komt het<br />

gezondheidsaspect steeds meer centraal te<br />

staan en hier raakt de fokkerij dan ook vaker<br />

het werkgebied <strong>van</strong> de gezondheidszorg. <strong>De</strong><br />

verspreiding <strong>van</strong> genen hield in het verleden<br />

ook een risico in <strong>van</strong> verspreiding <strong>van</strong> ziektekiemen.<br />

Immers de verspreiding <strong>van</strong> genen<br />

verliep meestal via transport <strong>van</strong> zeugen of<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 4<br />

beren. Ook hier wordt gewerkt aan nieuwe<br />

technieken.<br />

Diepvriessperma en embryotransplantatie<br />

zijn technieken die er voor kunnen zorgen<br />

dat er alleen maar genen en geen ziektekiemen<br />

<strong>van</strong> bedrijf naar bedrijf worden overgedragen.<br />

In deze uitgave <strong>van</strong> het <strong>Diergeneeskundig</strong><br />

<strong>Memorandum</strong> kunt u zich verdiepen in de<br />

<strong>varkensfokkerij</strong> <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag. <strong>De</strong> verschillende<br />

bijdragen zijn geschreven door medewerkers<br />

<strong>van</strong> de TOPIGS organisatie.<br />

<strong>De</strong> verschillende functies <strong>van</strong> deze personen<br />

geven duidelijk aan dat <strong>varkensfokkerij</strong> anno<br />

2004 multidisciplinair is. Het is een kennisintensieve<br />

activiteit die veel aspecten omvat.<br />

Ik wens u dan ook veel leesplezier met de<br />

navolgende artikelen. Ze geven een uitgebreid<br />

doch niet volledig overzicht <strong>van</strong> wat er<br />

op gebied <strong>van</strong> <strong>varkensfokkerij</strong> gebeurt.<br />

Mocht u na het lezen <strong>van</strong> de artikelen vragen<br />

hebben, neem dan gerust contact met ons op.<br />

Want ondanks de wereldwijde activiteiten en<br />

diepgaande specialisatie is onze organisatie<br />

en zijn onze mensen gemakkelijk te bereiken.<br />

Dat moet ook wel voor een bedrijf dat<br />

<strong>van</strong> en voor varkenshouders is.<br />

Jan <strong>van</strong> Vugt<br />

Algemeen directeur Pigture Group


Coöperatie Pigture Group<br />

voor en <strong>van</strong> de varkenshouder<br />

Ing. Peter Loenen, communicatiemanager<br />

Coöperatie Pigture Group is een organisatie<br />

met verschillende werkmaatschappijen waar<strong>van</strong><br />

TOPIGS misschien wel de bekendste is.<br />

Pigture Group ontstond in 2003 toen de drie<br />

coöperaties op fokkerijgebied in Nederland<br />

(CVZ Groep, de Vereniging Varkensverbetering<br />

Noord en het Nederlandse Varkens<br />

Stamboek) met elkaar fuseerden tot een landelijk<br />

opererende coöperatie.<br />

Pigture Group is sterk verbonden met de<br />

Nederlandse varkenshouder. Als coöperatie<br />

zijn de varkenshouders lid <strong>van</strong> de organisatie.<br />

<strong>De</strong> ruim 3000 leden hebben via zeven<br />

kiesgroepen, een ledenraad en een bestuur<br />

een belangrijke stem in het doen en laten <strong>van</strong><br />

de Pigture Group.<br />

Die verbondenheid komt ook terug in de<br />

missie <strong>van</strong> Pigture Group. Daarin staat dat<br />

het een organisatie is voor en <strong>van</strong> varkens-<br />

houders. Het doel is om hoogwaardig fokmateriaal<br />

te produceren en distribueren, fokmateriaal<br />

dat voldoet aan de eisen <strong>van</strong> de<br />

verschillende marktpartijen. Het streven is<br />

daarbij om producten te leveren tegen een zo<br />

gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding.<br />

Andere kernzaken uit de missie zijn vrije<br />

beschikbaarheid <strong>van</strong> de producten <strong>van</strong><br />

Pigture Group en internationalisering met als<br />

doel een stevige basis door kostenverdunning.<br />

Sinds 2003 is Coöperatie Pigture Group niet<br />

meer de enige aandeelhouder <strong>van</strong> de verschillende<br />

werkmaatschappijen <strong>van</strong> de organisatie.<br />

Door een strategische samenwerking<br />

met vleesverwerker Dumeco heeft deze<br />

organisatie een aandeel <strong>van</strong> 22,5% verkregen.<br />

Dumeco is onderdeel <strong>van</strong> Sovion dat op haar<br />

beurt weer onderdeel is <strong>van</strong> standsorganisatie<br />

ZLTO.<br />

MISSIE VAN PIGTURE GROUP<br />

<strong>De</strong> doelstelling <strong>van</strong> Pigture Group is het produceren en distribueren <strong>van</strong> hoogwaardig fokmateriaal<br />

in de varkenshouderij. Fokmateriaal dat voldoet aan de eisen die verschillende<br />

marktpartijen stellen. Pigture Group streeft ernaar om producten te leveren tegen een zo<br />

gunstig mogelijke prijs/kwaliteitverhouding. <strong>De</strong> fokkerijproducten moeten in principe vrij<br />

beschikbaar zijn. Pigture Group is <strong>van</strong> en wordt aangestuurd door Nederlandse varkenshouders.<br />

<strong>De</strong> internationale activiteiten <strong>van</strong> de organisatie groeien sterk. Het achterliggende<br />

doel: de organisatie een nog steviger basis geven voor de toekomst; kostenbesparing realiseren<br />

voor de Nederlandse activiteiten; op niveau kunnen blijven investeren in onderzoek<br />

en ontwikkeling op gebied <strong>van</strong> KI, fokkerij en informatisering; het in stand kunnen houden<br />

<strong>van</strong> een voldoende aantal basislijnen om voor meerdere markten een goed product te kunnen<br />

bieden en het genereren <strong>van</strong> winst voor de Nederlandse varkenshouders.<br />

Picture Group Pigture Group BV is een overkoepelende<br />

holding die facilitaire diensten, zoals boekhouding<br />

en personeelszaken, verleent aan de<br />

werkmaatschappijen. Het hoofdkantoor <strong>van</strong><br />

Pigture Group is gevestigd in Vught.<br />

Pigture Group heeft met haar onderdeel S&D<br />

(Service & <strong>De</strong>velopment) een belangrijke<br />

bron <strong>van</strong> kennis die ten dienste staat <strong>van</strong> haar<br />

werkmaatschappijen. Dit onderdeel staat de<br />

werkmaatschappijen bij op het gebied <strong>van</strong><br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 5


Novem 20 + antibioticum = een krachtige combinatie<br />

Novem 20 is een krachtige, geconcentreerde, langwerkende ontstekingsremmer<br />

en pijnstiller die, naast de behandeling met antibioticum, de genezing <strong>van</strong> mastitis<br />

versnelt. <strong>De</strong> koe krijgt weer eetlust. Al na 8 uur is een betere penswerking te constateren.<br />

Het antibioticum doodt de bacteriën, Novem 20 herstelt de ontsteking in<br />

het uier waardoor de koe sneller weer productief is.<br />

Naast de antibioticabehandeling Novem 20 inzetten, levert dus heel wat op. En…<br />

Novem 20 is een UDA product, u mag het dus zelf toedienen. Vraag ernaar bij<br />

uw dierenarts of bel 072 5662411.<br />

Het TDI-effect <strong>van</strong> Novem 20<br />

T Staat voor de turbokracht.<br />

D Symboliseert de lange werking.<br />

I Slechts één injectie onder de huid in de hals, door u zelf toe te dienen.<br />

Novem 20 is als enige UDA geregistreerd voor mastitis<br />

en verkrijgbaar bij uw dierenarts.<br />

Novem® 20 <strong>De</strong> herstel versneller<br />

NOPQ<br />

<strong>De</strong> turbo op uw<br />

mastitisbehandeling<br />

Productnaam: Novem 20. Regnr./Kan.status: REG NL 10219 UDA.<br />

Werkzame bestanddelen: Meloxicam 20mg/ml. Indicatie: Acute<br />

respiratoire infecties in combinatie met geschikte antibiotica.<br />

Diarree in combinatie met orale rehydratie therapie. Aanvullende<br />

therapie bij acute mastitis, in combinatie met een antibioticum<br />

therapie. Doeldier: Rundvee en varkens. Voornaamste bijwerking(en):<br />

Een geringe kortdurende zwelling op de plaats <strong>van</strong><br />

injectie na subcutane toediening wordt in minder dan 10% <strong>van</strong><br />

het rundvee, behandeld in het klinisch onderzoek, gezien. Indien<br />

u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts hier<strong>van</strong> in<br />

kennis te stellen. Contra-indicatie(s): Niet gebruiken bij dieren<br />

die lijden aan een verminderde lever-, hart- of nierfunctie en<br />

hemorragische aandoeningen, of als er aanwijzingen zijn voor<br />

ulcerogene gastro-intestinale lesies of individuele overgevoeligheid<br />

voor het product. Bij rundvee niet gebruiken bij dieren jonger dan<br />

één week. Dosering: Rundvee: Een éénmalige subcutane injectie<br />

<strong>van</strong> 0,5 mg meloxicam/kg lichaamsgewicht (dat wil zeggen<br />

2,5 ml/100 kg lichaamsgewicht), in combinatie met een geschikte<br />

antibioticum therapie of orale rehydratie therapie,<br />

indien passend. Wachttijd: Rundvee Vlees: 15dg.<br />

Melk 5 dg.<br />

Boehringer Ingelheim bv<br />

Telefoon: +31 (0)72 5662411<br />

E-mail:info@alk.boehringer-ingelheim.com<br />

Verdere informatie is op aanvraag<br />

beschikbaar.


de uitvoering en vormgeving <strong>van</strong> het fokprogramma<br />

en verzorgt ondersteuning op technisch<br />

gebied. Voorbeelden <strong>van</strong> werkgebieden<br />

waarop dat gebeurt zijn fokkerij, datacommunicatie,<br />

productontwikkeling, diergezondheid,<br />

nutritie en vleeskwaliteit.<br />

TOPIGS Nederland<br />

TOPIGS Nederland is marktleider op het<br />

gebied <strong>van</strong> levering <strong>van</strong> zeugen en beren.<br />

Evenals TOPIGS International is deze organisatie<br />

enkele jaren geleden ontstaan uit de<br />

samenwerking <strong>van</strong> drie fokkerijgroeperingen,<br />

Stamboek, Dalland en Fomeva. In 2003<br />

kwam ook Dumeco Breeding onder de vlag<br />

<strong>van</strong> TOPIGS. Zo’n 150 fokkers, verspreid<br />

over heel Nederland, produceren fokmateriaal.<br />

Ze doen dat als zelfstandig bedrijf onder een<br />

franchiseformule. Dat betekent dat de fokker<br />

doet waar hij goed in is, het produceren en<br />

vermarkten <strong>van</strong> hoogwaardig diermateriaal<br />

en dat TOPIGS doet waar zij goed in is, o.a.<br />

onderzoek, dataverwerking, berekening <strong>van</strong><br />

commerciële fokwaarden en technische<br />

begeleiding. <strong>De</strong>ze manier <strong>van</strong> samenwerking<br />

zorgt ervoor dat er een maximaal rendement<br />

is <strong>van</strong> elkaars capaciteiten.<br />

Varkens KI Noord Brabant<br />

Varkens KI Noord Brabant is de coöperatieve<br />

organisatie voor kunstmatige inseminatie<br />

voor de provincies Noord Brabant en<br />

Zeeland. In dit werkgebied voorziet ze dagelijks<br />

varkensbedrijven <strong>van</strong> vers sperma. Zij is<br />

marktleider in haar werkgebied.<br />

Varkens KI Noord Brabant beschikt over 4<br />

spermawinstations in Lienden, Wanroy, Erp<br />

en Vught. In Wanroy en Vught staan de laboratoria<br />

<strong>van</strong> de organisatie en in Vught en<br />

Odiliapeel zijn de distributiecentra gevestigd.<br />

Samen met de andere coöperatieve KI-organisaties<br />

(V.A.C., KI-Twente en KI-Limburg)<br />

werkt Varkens KI Noord Brabant samen in<br />

de Bond KI voor wat betreft onderzoek en<br />

overkoepelende activiteiten.<br />

Select*Porc<br />

Select*Porc is als onafhankelijk biggenbemiddelaar<br />

nationaal en internationaal<br />

actief. Belangrijk in de werkwijze <strong>van</strong><br />

Select*Porc is het streven naar duurzame<br />

relaties tussen vermeerderaar en vleesvarkenshouder.<br />

Informatievoorziening is een<br />

belangrijk aspect <strong>van</strong> de werkwijze <strong>van</strong><br />

Select*Porc. Als een <strong>van</strong> de eersten hanteerde<br />

de biggenbemiddelaar een systeem waarbij<br />

de vermeerderaar informatie over de afgeleverde<br />

biggen aan de vleesvarkenshouder verstrekt.<br />

Maar ook krijgt de vermeerderaar<br />

informatie terug <strong>van</strong> de vleesvarkenshouder.<br />

Dit kan de vermeerderaar weer gebruiken<br />

voor de verbetering <strong>van</strong> zijn eigen bedrijfsvoering.<br />

Select*Porc is gevestigd in Meppel.<br />

TOPIGS International<br />

TOPIGS International is de internationale<br />

evenknie <strong>van</strong> TOPIGS Nederland. Dit<br />

bedrijfsonderdeel is actief in zo’n 35 landen.<br />

<strong>De</strong> laatste jaren is het belang <strong>van</strong> de internationale<br />

tak <strong>van</strong> TOPIGS sterk gegroeid. Meer<br />

dan de helft <strong>van</strong> de TOPIGS gelten wordt<br />

buiten Nederland geproduceerd en vermarkt.<br />

Daarmee is het mogelijk de krimp in de<br />

Nederlandse varkenshouderij op te <strong>van</strong>gen<br />

en concurrerend en innovatief te blijven.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 7


TOPIGS International werkt wereldwijd met<br />

dochters, joint ventures en agenten. In verschillende<br />

landen is TOPIGS marktleider of<br />

hoort bij de grote drie als het fokkerijorganisaties<br />

betreft.<br />

Schoon transport <strong>van</strong> genen is een belangrijk<br />

aandachtspunt voor TOPIGS. Het transporteren<br />

<strong>van</strong> varkens brengt risico’s met zich mee<br />

die zeker bij het grensoverschrijdend verkeer<br />

voor belemmeringen kunnen zorgen.<br />

Daarom wordt meer en meer gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> veterinair veilige technieken,<br />

zoals het werken met SPF varkens, diepvriessperma<br />

en embryotransplantatie. <strong>De</strong>ze<br />

technieken worden gebruikt om populaties<br />

op verschillende plaatsen in de wereld met<br />

elkaar te verbinden zodat de genetische vooruitgang<br />

overal het zelfde is.<br />

Om het transport <strong>van</strong> dieren over grote<br />

afstand zoveel mogelijk te beperken heeft<br />

TOPIGS in een aantal landen eigen fokbedrijven.<br />

Vele daar<strong>van</strong> hebben de hoge<br />

TOPIGS-SPF status.<br />

Samen met TOPIGS Nederland is TOPIGS<br />

International het in om<strong>van</strong>g tweede <strong>varkensfokkerij</strong>bedrijf<br />

<strong>van</strong> de wereld.<br />

AIM Worldwide<br />

AIM Worldwide is een jonge onderneming<br />

die diensten en (management)kennis levert<br />

aan KI-organisaties buiten Nederland. AIM<br />

Worldwide helpt met het bouwen en exploiteren<br />

<strong>van</strong> KI-stations en het ondersteunt partners<br />

op gebied <strong>van</strong> opleidingen en onderzoek.<br />

Vakblad Varkens<br />

Ook het vakblad Varkens is onderdeel <strong>van</strong><br />

Pigture Group. Ondanks dat het verbonden is<br />

met de verschillende werkmaatschappijen<br />

werkt het blad journalistiek onafhankelijk.<br />

Het is hiermee een gewaardeerde informatiebron<br />

<strong>van</strong> vakkennis voor een zeer groot deel<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 8<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse varkenshouders.<br />

Varkens besteedt in elke uitgave enkele pagina’s<br />

aan nieuws en ontwikkelingen afkomstig<br />

<strong>van</strong> de onderdelen <strong>van</strong> Pigture Group.<br />

Daarmee is het ook spreekbuis voor de coöperatie.<br />

IPG<br />

Naast Pigture Group BV stuurt de<br />

Coöperatie Pigture Group ook het onderzoeksinstituut<br />

IPG aan. IPG valt voor 100%<br />

onder de Coöperatie Pigture Group.<br />

IPG staat voor Institute for Pig Genetics. Dit<br />

onderdeel <strong>van</strong> de organisatie zorgt niet alleen<br />

voor de berekeningen achter de fokkerij,<br />

maar is ook een gerenommeerd onderzoeksinstituut<br />

als het gaat om ontwikkelingen op<br />

het gebied <strong>van</strong> vruchtbaarheid, KI en fokkerij.<br />

Ook op het gebied <strong>van</strong> vleeskwaliteit heeft<br />

IPG kennis in huis.<br />

Het IPG heeft voor haar werk de beschikking<br />

over een eigen proefbedrijf in het Drentse<br />

Beilen. Op dit bedrijf worden producten vergeleken<br />

en nieuwe kruisingen getest. Er vinden<br />

ook andere proeven plaats bijvoorbeeld om te<br />

bepalen hoe varkens <strong>van</strong> TOPIGS het best<br />

gevoerd kunnen worden. IPG voert proeven uit<br />

in samenwerking met gerenommeerde onderzoeksinstellingen<br />

in binnen en buitenland.<br />

Historie<br />

TOPIGS is één <strong>van</strong> de belangrijkste fokkerijorganisaties<br />

ter wereld. Gemeten naar omzet in<br />

dieren is TOPIGS tweede in om<strong>van</strong>g. Samen<br />

met de andere onderdelen <strong>van</strong> Pigture Group is<br />

TOPIGS ontstaan door een reeks <strong>van</strong> opeenvolgende<br />

samenwerkingen, fusies en overnames.


<strong>De</strong> georganiseerde <strong>varkensfokkerij</strong> deed in<br />

de jaren 1910-1920 zijn intrede op<br />

Nederlands grondgebied. Gestimuleerd en<br />

gesubsidieerd door de overheid kreeg elke<br />

provincie een Provinciale Commissie voor<br />

de verbetering <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong>. <strong>De</strong><br />

opdracht voor deze commissies was het verbeteren<br />

<strong>van</strong> de varkenshouderij. <strong>De</strong> commissies<br />

waren de voorlopers <strong>van</strong> de latere provinciale<br />

varkensstamboeken. Middels<br />

fokdagen, keuringen, voorlichtingsbijeenkomsten<br />

en het in het leven roepen <strong>van</strong> regio-<br />

Beoordeling <strong>van</strong> een beer op een fokveedag<br />

Toen in de jaren 60 en 70 de varkenshouderij<br />

sterk begon te groeien en er minder maar<br />

wel grotere bedrijven kwamen, veranderde<br />

ook de stamboekfokkerij. <strong>De</strong> Provinciale<br />

Stamboeken fuseerden tot grotere clusters.<br />

Zo ontstonden in de periode 1969 -1974 in<br />

Noord-, Oost-, West- en Zuid-Nederland<br />

stamboeken over de provincies heen. Het<br />

CBV trad daarbij op als steeds belangrijker<br />

wordende overkoepelende organisatie.<br />

In de jaren 60 ontstonden ook de eerste<br />

Varkens KI verenigingen, eerst regionaal en<br />

later provinciaal. Nieuwe technieken maakten<br />

het mogelijk om op grote schaal sperma<br />

<strong>van</strong> goede beren te distribueren.<br />

nale fokverenigingen moest de kwaliteit <strong>van</strong><br />

de <strong>varkensfokkerij</strong> verbeteren. Later kwamen<br />

daar proef- of selectiemesterijen bij.<br />

In 1922 werd het Centraal Bureau voor de<br />

Varkensfokkerij (CBV) opgericht om de<br />

gemeenschappelijke belangen <strong>van</strong> de provinciale<br />

organisaties beter te kunnen behartigen.<br />

Het CBV zorgde voor een centrale registratie,<br />

erkenning en uniformering <strong>van</strong> de fokkerijactiviteiten.<br />

Bovendien begonnen in de jaren 60, naast de<br />

door varkenshouders aangestuurde stamboeken,<br />

ook industriële bedrijven zich met <strong>varkensfokkerij</strong><br />

bezig te houden.<br />

Vleesverwerkers zoals Homburg (Fomeva)<br />

en Hartog/Zwanenberg (Dalland) en ook<br />

Hendrix (Hypor) begonnen zelf met het fokken<br />

<strong>van</strong> varkens.<br />

Het Coöperatieve Stamboek en de particuliere<br />

organisaties groeiden gedurende de jaren 80<br />

voorspoedig met de groei <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse varkenshouderij mee. Ook<br />

breidden de bedrijven, vooral de particuliere,<br />

hun activiteiten naar het buitenland uit.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 9


In Noord-Nederland ontstond in 1988 de<br />

Vereniging Varkensverbetering Noord.<br />

Hierin werkten de Varkensstamboeken <strong>van</strong><br />

Noord-, Oost- en West-Nederland samen.<br />

In 1990 werd de CVZ Groep opgericht. CVZ<br />

stond voor Coöperatie Varkensverbetering<br />

Zuid. Hier kwamen het Zuid-Nederlands<br />

Varkensstamboek en Varkens KI Noord-<br />

Brabant samen. In 1996 nam CVZ Groep de<br />

particuliere varkensfokker Dalland over en<br />

in 1998 kwam ook Fomeva bij CVZ-Groep.<br />

Vanaf 1999 worden de verschillende fokkerijproducten<br />

<strong>van</strong> de CVZ-groep en het<br />

Noord-Nederlands Varkensstamboek vermarkt<br />

onder de naam TOPIGS.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 10<br />

Op 1 januari 2002 ontstaat door het samengaan<br />

<strong>van</strong> de CVZ groep en het Noord-<br />

Nederlands Varkensstamboek de Pigture<br />

Group en bestaat er in Nederland dus nog<br />

één coöperatieve <strong>varkensfokkerij</strong>organisatie.<br />

Na de oprichting <strong>van</strong> Pigture Group versterkt<br />

biggenbemiddelaar Select*Porc in 2002 de<br />

organisatie. In 2003 gaat Pigture Group een<br />

strategische samenwerking aan met Dumeco<br />

waardoor de fokkerijactiviteiten <strong>van</strong><br />

Dumeco Breeding bij Pigture Group komen.


<strong>De</strong> ontwikkelingen in de fokkerijtechniek<br />

Dr. Ir. Jan Merks, directeur IPG<br />

Van domesticatie naar <strong>varkensfokkerij</strong><br />

Selectie <strong>van</strong> varkens bestaat al sinds mensenheugenis.<br />

Eerst werden varkens gewoon in de<br />

bossen gehouden. Ze waren een belangrijke<br />

bron <strong>van</strong> energie en eiwit en werden als<br />

afvalverwerker ingezet. Hun vlees was<br />

broodnodig om de winter door te komen.<br />

Eeuwenlang was fokken niet meer dan de<br />

sterkste dieren aanhouden die de winter hadden<br />

overleefd en zo proberen nakomelingen<br />

te krijgen die het beste pasten bij het doel dat<br />

de mens met het varken voor ogen had. Tot<br />

aan het begin <strong>van</strong> de vorige eeuw hielden<br />

bijna alle mensen wel één of een paar varkens<br />

"achter het huis" puur voor eigen<br />

gebruik.<br />

Met name in Noord-Europa startte begin<br />

vorige eeuw de eerste echte <strong>varkensfokkerij</strong><br />

via de oprichting <strong>van</strong> lokale en regionale<br />

fokprogramma’s. In de meeste Europese landen<br />

werden stamboeken voor de verschillende<br />

rassen opgezet. Hun werk werd ondersteund<br />

door nationale overheden. In<br />

Nederland waren begin vorige eeuw de varkensfokverenigingen<br />

op dorpsniveau georganiseerd<br />

met 30 tot 40 leden waarbij ieder lid<br />

dan 2 tot 5 zeugen had.<br />

Daarna kwamen de provinciale of regionale<br />

varkensstamboeken tot stand voor het<br />

Nederlands Landras (vooral in Zuid-<br />

Nederland) en Groot Yorkshire (vooral in<br />

West-Nederland). Dit om raszuiverheid,<br />

bekendheid <strong>van</strong> afstamming en erkenningen<br />

te regelen. In 1922 werd door de overheid het<br />

Centraal Bureau voor de Varkensfokkerij<br />

(CBV) opgericht om de gemeenschappelijke<br />

belangen <strong>van</strong> de Stamboek verenigingen landelijk<br />

te bespreken. Als het belang <strong>van</strong> de<br />

<strong>varkensfokkerij</strong> werd toen al gezien het beter<br />

in kunnen spelen op de wensen <strong>van</strong>uit de<br />

markt <strong>van</strong> varkensvlees met exporten, toen<br />

vooral naar Groot Brittannië en Frankrijk.<br />

Selectiemesterij naar <strong>De</strong>ens voorbeeld<br />

<strong>De</strong> start <strong>van</strong> het selectiemesterij- onderzoek<br />

in Nederland naar <strong>De</strong>ens voorbeeld kon dan<br />

ook niet uitblijven. Naast aandacht voor<br />

groei en voederconversie werd er <strong>van</strong>af 1930<br />

veel aandacht besteed aan slachtkwaliteit. Op<br />

beurzen en shows werd gedemonstreerd wat<br />

het verschil in kwaliteit en rendement was<br />

tussen een vlees- en een spekvarken.<br />

<strong>De</strong> eerste zestig jaar <strong>van</strong> de meer gestructureerde<br />

fokkerij was het doel <strong>van</strong> fokprogramma´s<br />

in heel Europa met name gericht op<br />

spekdikte en voederefficiëntie. Maar ook<br />

type, beenkwaliteit en typische raskenmerken<br />

zoals stand <strong>van</strong> de oren werden door de<br />

meeste fokprogramma’s in deze jaren meegenomen.<br />

In deze tijd waren de genetische<br />

inspanningen voor reproductiekenmerken<br />

verwaarloosbaar. Vooruitgang werd met<br />

name geboekt voor kenmerken zoals rugspekdikte,<br />

dagelijkse groei en verbeterde<br />

voederefficiëntie.<br />

Tot aan het einde <strong>van</strong> de jaren 60 in de 20 e<br />

eeuw werd de stamboekfokkerij getypeerd<br />

door type- en exterieurkeuringen op fokdagen<br />

en aandacht voor slachtkwaliteit via het<br />

selectiemesterij-onderzoek. In 1958 begonnen<br />

de proeven met kunstmatige inseminatie<br />

bij varkens. Snel daarna (1963) kwam de<br />

berenverordening die regelde wie welke beer<br />

mocht inzetten.<br />

Opkomst fokkerijgroeperingen<br />

Van 1960 tot in de jaren 90 vond in<br />

Nederland een enorme groei <strong>van</strong> de varkenshouderij<br />

en daarmee <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong><br />

plaats. Naast eerst provinciale en later regionale<br />

stamboeken kwamen de fokkerijgroeperingen<br />

zoals Cofok, Fomeva, Hypor, Dalland<br />

en Bovar op. Dit werd vooral geïnduceerd<br />

door de introductie <strong>van</strong> kruisingsfokkerij<br />

naar het voorbeeld <strong>van</strong> planten en pluimvee<br />

en door de enorme groei <strong>van</strong> de varkenshouderij<br />

in Nederland. In de vroege jaren zestig<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 11


kwamen er gespecialiseerde beren- en zeugenlijnen<br />

die werden ingezet om een maximaal<br />

heterosisvoordeel te behalen (Figuur 1).<br />

Figuur 1: Toepassing <strong>van</strong> vierwegkruisingen zorgt<br />

voor maximale benutting heterosis.<br />

<strong>De</strong> genetische veranderingen voltrokken zich<br />

in de jaren daarna snel. Er werden meer rassen<br />

ingezet en er werden synthetische lijnen ontwikkeld.<br />

Een variatie aan fokdoelen ondersteunde<br />

nu ook grootschalige productie <strong>van</strong><br />

mager vlees. Met name in de berenlijnen<br />

resulteerde de specialisatie in toegenomen<br />

vooruitgang in dagelijkse groei en voederefficiëntie<br />

en afname <strong>van</strong> rugspekdikte.<br />

<strong>De</strong> stamboekfokkerij veranderde snel <strong>van</strong><br />

structuur en karakter met specialistische fokbedrijven,<br />

het werken met KI, de introductie<br />

<strong>van</strong> nieuwe rassen (Belgisch Landvarken,<br />

Welsh, Duroc en Fins Landvarken) en de<br />

bedrijfsprestatietoets (BPT). Er kwam een<br />

duidelijk onderscheid tussen fokkers, vermeerderaars<br />

en vleesvarkenshouders.<br />

<strong>De</strong> regionale fokdagen werden in 1968 afgeschaft<br />

en het aantal selectiemesterijen werd<br />

teruggebracht tot vier en later in 1984 tot<br />

twee (Klarenbeek en Someren). Vanaf 1989<br />

was er sprake <strong>van</strong> één landelijk stamboekfokprogramma.<br />

Begin jaren 90 leidde het grootschalige<br />

gebruik <strong>van</strong> computers en de toegenomen<br />

kennis over genetica tot een steeds snellere<br />

genetische vooruitgang in productie- en<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 12<br />

reproductiekenmerken voor zowel de berenals<br />

de zeugenlijnen. <strong>De</strong> introductie in<br />

Nederland in 1991 <strong>van</strong> de BLUP methode<br />

(Best Linear Unbiased Prediction) was een<br />

belangrijke stap in de fokkerij.<br />

Bedrijfsprestatietoets en selectiemesterijonderzoek<br />

werden gecombineerd en in 1995<br />

werd de halothane-test ver<strong>van</strong>gen door een<br />

DNA-test voor het gen dat verantwoordelijk<br />

is voor stressgevoeligheid (PSS). In hetzelfde<br />

jaar bundelden de fokkerijorganisaties<br />

Dumeco Breeding, Stamboek en Dalland-<br />

Fomeva hun onderzoek in IPG, het Institute<br />

for Pig Genetics.<br />

In 2002 werden de fokprogramma´s en producten<br />

<strong>van</strong> Stamboek, Dalland en Fomeva<br />

ondergebracht onder een nieuwe vlag:<br />

TOPIGS en in 2003 kwam daar ook Dumeco<br />

Breeding nog bij.<br />

Breder fokdoel<br />

<strong>De</strong> varkensfokprogramma’s zijn heel succesvol<br />

geweest in het bewerkstelligen <strong>van</strong> genetische<br />

vooruitgang voor economisch belangrijke<br />

kenmerken. Eerst vooral groei,<br />

spekdikte en daarmee voederefficiëntie en in<br />

het laatste decennium <strong>van</strong> de vorige eeuw<br />

ook worpgrootte (zie Figuur 2).<br />

Dit is echter onvoldoende voor de toekomst.<br />

Fokdoelen worden steeds breder opgezet.<br />

Fokkerij richt zich op efficiënte en gebalanceerde<br />

productie onder alle rele<strong>van</strong>te<br />

omstandigheden en adequaat management,<br />

met andere woorden, op de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

robuuste varkens. Naast productieverhoging<br />

is er aandacht voor vitaliteit en fitness.<br />

Tegenwoordig bestaat het fokdoel uit een<br />

breed scala aan kenmerken dat op aangeven<br />

<strong>van</strong> varkenshouder, integratie, slachterij/<br />

vleesverwerker en consument steeds verder<br />

wordt uitgebreid.<br />

<strong>De</strong> economisch belangrijke productie- en<br />

reproductiekenmerken voeren nog steeds de<br />

boventoon, maar voor elke groep is er een<br />

breder aandachtsveld om directer in te kunnen<br />

spelen op een duurzame varkenshouderij.<br />

Voorbeelden zijn bigvitaliteit en de leeftijd


Figuur 2: Een eeuw genetische vooruitgang.<br />

bij 1 e dekking. Onderzoek en selectiebeleid<br />

richten zich niet alleen op meer biggen, maar<br />

tevens op het feit dat deze biggen gezond en<br />

vitaal moeten zijn terwijl er bij de moeders<br />

aan wordt gewerkt dat ze op eigen initiatief<br />

voor deze biggen kunnen zorgen.<br />

Slachtkwaliteit is niet meer alleen gericht op<br />

meer mager vlees op de juiste plaatsen, maar<br />

ook op vlees <strong>van</strong> goede smaak en eetbeleving.<br />

<strong>De</strong> groep gezondheidskenmerken is voor de<br />

fokkerij nog relatief nieuw. <strong>De</strong>ze kenmerken<br />

zitten overwegend in de onderzoekfase. <strong>De</strong><br />

problemen om voor deze groep <strong>van</strong> kenmerken<br />

fokwaarden vast te kunnen stellen liggen vooral<br />

bij verzameling <strong>van</strong> meetbare en betrouwbare<br />

gegevens (weerstand kun je alleen meten als<br />

varkens "ziek worden gemaakt"). Ook wordt er<br />

wel gesproken over het foktechnisch verbeteren<br />

<strong>van</strong> het welzijn <strong>van</strong> varkens, echter, ethologen<br />

achten dit ongewenst omdat daarmee het varken<br />

aangepast wordt aan de omgeving i.p.v. dat<br />

de omgeving wordt aangepast aan de behoeften<br />

<strong>van</strong> het varken.<br />

Verbreding <strong>van</strong> het fokdoel betekent bij<br />

TOPIGS dat, naast informatie over ras- of<br />

lijnzuivere varkens op fokbedrijven, prestatie-informatie<br />

wordt verzameld <strong>van</strong> nakomelingen<br />

<strong>van</strong> diezelfde beren op vermeerdering<br />

en vleesvarkensbedrijven en in slachterij en<br />

vleesverwerking (het CCPS systeem<br />

Combined Crossbred and Purebred System).<br />

Hierdoor wordt gemeten wat uiteindelijk in<br />

de praktijk wordt gebruikt. <strong>De</strong> fokwaardeschattingen<br />

worden zo nog betrouwbaarder<br />

èn het fokprogramma wordt direct aangepast<br />

aan de eisen die aan varkens in het veld worden<br />

gesteld. Met deze methodiek is het ook<br />

mogelijk fokkerij te bedrijven op kenmerken<br />

met een lage erfelijkheidsgraad, zoals bijvoorbeeld<br />

de ‘nieuwe’ kenmerken bigvitaliteit<br />

en gezondheid en moeilijk aan het levende<br />

dier meetbare informatie zoals vleeskwaliteit.<br />

Door de om<strong>van</strong>g en de diepte <strong>van</strong> de<br />

informatieverzameling kan ook beter gecorrigeerd<br />

worden voor genotype x milieu interacties.<br />

Daarnaast is het snel inspelen op veranderende<br />

houderij-omstandigheden (wel/geen<br />

antibiotica in voer, groepshuisvesting zeugen<br />

etc.) uitstekend mogelijk.<br />

Ontwikkeling in fokkerijtechniek<br />

Aan het begin <strong>van</strong> de 21 ste eeuw staan we op<br />

de drempel <strong>van</strong> een nieuw tijdperk. Nieuwe<br />

technologieën, zoals genomics, zijn interessant<br />

voor kenmerken die moeilijk fenotypisch<br />

te meten zijn (b.v. levensduur en ziekteresistentie),<br />

kenmerken die alleen na de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 13


slacht kunnen worden gemeten (b.v. vleeskwaliteit)<br />

of die pas na vele jaren meetbaar<br />

zijn (b.v. levensduur zeugen en persistentie in<br />

worpgrootte).<br />

Genetische merkers en genen lijken binnenkort<br />

toegepast te gaan worden in de Europese<br />

fokprogramma’s. Dit is kostbaar en ingewikkeld<br />

onderzoek en daarom zijn er op diverse<br />

fronten nu nationale en Europese initiatieven<br />

om kennis te bundelen en maximaal rendement<br />

te halen uit de nieuwe technologieën.<br />

Het is allemaal echter niet zo rechtlijnig en<br />

eenvoudig als soms wel wordt gedacht.<br />

Figuur 3: Voorbeeld <strong>van</strong> het DNA patroon in een<br />

zogeheten genoom kaart.<br />

Meer en meer wordt de opbouw <strong>van</strong> de<br />

erfelijke dragers gebruikt in de fokkerij<br />

Het effect <strong>van</strong> merkers hangt bijvoorbeeld af<br />

<strong>van</strong> een groot aantal factoren omdat ze slechts<br />

een indirecte relatie hebben met het doelkenmerk.<br />

Verder hangt het effect <strong>van</strong> genen sterk<br />

af <strong>van</strong> de frequentie waarmee het gewenste<br />

‘allel’ in de fokpopulatie aanwezig is en blijken<br />

de achtergronden <strong>van</strong> genetica ingewikkelder<br />

dan gedacht. Overerving alleen via<br />

vader of moederskant (imprinting), genen die<br />

‘stilgezet’ en ‘aangezet’ kunnen worden, kenmerken<br />

die afhangen <strong>van</strong> een groot aantal<br />

genen, gecorreleerde responsen en vele andere<br />

zaken maken goede afwegingen noodzakelijk<br />

vooraleer te kunnen worden ingezet.<br />

Epigenetics is een nieuw terrein dat mogelijkheden<br />

biedt voor de fokkerij als zodanig én<br />

voor de structuur <strong>van</strong> de fokkerij.<br />

Naast genoomkaarten biedt ook informatiemanagement<br />

goede mogelijkheden. TOPIGS<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 14<br />

heeft met de ontwikkeling <strong>van</strong> Pigbase een<br />

belangrijke stap gezet in een nog verder verbeterde<br />

en geautomatiseerde verwerking <strong>van</strong><br />

fokkerijgegevens. Hieraan gekoppeld is een<br />

database (PigAce) waarin alle bekende moleculair<br />

genetische informatie is opgeslagen én<br />

een zoekmachine die via internet in openbare<br />

databases rele<strong>van</strong>te informatie bij elkaar<br />

zoekt en slim combineert tot voor genomics<br />

en fokkerij rele<strong>van</strong>te informatie.<br />

<strong>De</strong> nieuwe reproductietechnologieën bieden<br />

ook allerlei kansen. <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> KI (kunstmatige<br />

inseminatie) in het kader <strong>van</strong> efficiënte<br />

genetische vooruitgang en het voorkomen<br />

<strong>van</strong> risico´s op ziekteoverdracht, behoeft verder<br />

geen toelichting. Niet-chirurgische<br />

embryo-transplantatie is een volgende stap<br />

bij het varken om ziekteoverdracht via het<br />

dier te voorkomen. Vanwege het ingewikkelde<br />

karakter <strong>van</strong> de techniek en de lengte <strong>van</strong><br />

de baarmoeder en eileider <strong>van</strong> het varken,<br />

behoeft deze techniek nog verbetering.<br />

TOPIGS heeft hiervoor de technologie in<br />

huis.<br />

Twee nieuwe technologieën staan nadrukkelijk<br />

níet direct in de picture <strong>van</strong> de Pigture<br />

Group. Dat zijn genetische modificatie en<br />

klonen. Met deze technieken is op korte of<br />

middellange termijn niets interessants voor<br />

de fokkerij te bereiken. Bovendien wil de<br />

Europese burger er op ethische gronden niet<br />

aan. Een reden te meer om hier als Europese<br />

fokkerijorganisaties geen geld in te steken.<br />

<strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> fokkerij op de structuur<br />

<strong>van</strong> de varkenshouderij<br />

Nadat kruisingen in de varkenshouderij hun<br />

intrede hebben gedaan is er een trend tot specialisatie<br />

ingezet met als resultaat fokprogramma’s<br />

met een piramidale opbouw.<br />

Binnen deze piramidale opbouw werden verschillende<br />

specialisaties onderscheiden zoals<br />

kern- of basisfokbedrijven, subkern- of multiplierbedrijven<br />

(vermeerdering <strong>van</strong> raszuivere<br />

lijnen), subfokfokbedrijven (produceren<br />

<strong>van</strong> kruisingszeugen), vermeerderings- en<br />

vleesvarkensbedrijven. Vaak werkten de verschillende<br />

fokbedrijven ook nog met aparte<br />

opfokbedrijven.<br />

<strong>De</strong> laatste 15 jaar is deze specialisatie omge-


ogen in integratie. Er zijn met name "gesloten"<br />

bedrijven ontstaan, waar fokvarkens,<br />

vermeerderingszeugen en soms ook vleesvarkens<br />

op één bedrijf worden gehouden.<br />

<strong>De</strong>ze integratie heeft zich ook op de fokbedrijven<br />

voltrokken.<br />

Door de herstructurering <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

varkenssector, ingegeven door de wens om de<br />

kans op overdracht <strong>van</strong> ziekten te verkleinen<br />

en transporten te beperken, worden vermeerderingsbedrijven<br />

in toenemende mate volledig<br />

gesloten. Via sperma <strong>van</strong> KI-stations<br />

voorzien deze bedrijven zich <strong>van</strong> ver<strong>van</strong>gingszeugen<br />

door eigen aanfok middels rotatiekruising<br />

of productie <strong>van</strong> eigen fok- en<br />

vermeerderingszeugen. Hiermee verandert<br />

ook de rol <strong>van</strong> fokbedrijven. <strong>De</strong>ze krijgen in<br />

toenemende mate weer de rol <strong>van</strong> kernbedrijven<br />

voor de productie <strong>van</strong> KI beren.<br />

Figuur 4. <strong>De</strong> structuur <strong>van</strong> productiekolom verandert<br />

<strong>van</strong> specialisatie naar integratie op één<br />

bedrijf.<br />

Naar een vraaggerichte fokkerij<br />

<strong>De</strong> eerste 80-90 jaar <strong>van</strong> de vorige eeuw was<br />

het doel <strong>van</strong> varkensproducenten productie<br />

<strong>van</strong> mager vlees voor lage(re) prijzen. In<br />

deze periode was een lagere prijs belangrijker<br />

dan de kwaliteit. Dit heeft tot gevolg<br />

gehad dat de prijs <strong>van</strong> varkensvlees momenteel<br />

ongeveer even hoog is als aan het begin<br />

<strong>van</strong> de vorige eeuw. Geleidelijk aan is de<br />

nationale en internationale markt voor varkensvlees<br />

aan het veranderen <strong>van</strong> een aanbiedersmarkt<br />

in een (potentiële) kopersmarkt.<br />

<strong>De</strong> behoeften <strong>van</strong> consumenten gaan<br />

steeds meer uiteenlopen en de kwaliteit <strong>van</strong><br />

het product (inclusief productieomstandighe-<br />

den) wordt steeds belangrijker. Varkensfokprogramma’s,<br />

aan het begin <strong>van</strong> de voedselketen,<br />

moeten inspelen op deze nieuwe situatie<br />

waarbij het bewustzijn <strong>van</strong> de consument en<br />

de ‘license to produce’ <strong>van</strong> de maatschappij<br />

een aanzienlijke rol spelen.<br />

Uit enkele Europese projecten, waaraan<br />

specialisten en vertegenwoordigers <strong>van</strong><br />

Europese fokkerij-, onderzoek-, en socioeconomische<br />

instellingen deelnamen<br />

(http://www.SEFABAR.org) komt naar<br />

voren, dat consumenten bezorgd zijn over de<br />

manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd<br />

en vooral over hun eigen gezondheid.<br />

Alleen de wat rijkere consument is bereid<br />

meer te betalen voor zijn vlees, melk of<br />

eieren als er bepaalde garanties kunnen worden<br />

geboden, al zijn er duidelijk culturele<br />

verschillen in Europa. In Zuid-Europa wordt<br />

in vergelijking met het noorden kwaliteit bijvoorbeeld<br />

beter gewaardeerd en zijn voedsel<br />

en eten onderdeel <strong>van</strong> het cultuurpatroon.<br />

Een toenemende zorg is dat de meeste consumenten<br />

ver weg staan <strong>van</strong> voedselproductie<br />

en nauwelijks nog weten hoe het er in de<br />

landbouw aan toegaat. Ze hebben een idyllisch<br />

beeld dat gevoed wordt door de meeste<br />

reclame-uitingen. Voor fokkerij geldt deze<br />

afstand en onbekendheid nog meer. Het feit<br />

dat wij met "genen" en "selectie" werken,<br />

maakt de relatie naar de consument er niet<br />

beter op. In plaats <strong>van</strong> in de verdediging te<br />

gaan is het beter uit te leggen waar we mee<br />

bezig zijn. Aan te geven welke keuzes we<br />

maken en waarom en dan ook te duiden op<br />

welke keuzes de consument heeft en wat<br />

daar<strong>van</strong> de prijs is. Ervaring leert dat burgers<br />

dit waarderen en daardoor begrip kunnen<br />

opbrengen voor de manier waarop wordt<br />

gewerkt. Op dit moment werken de gezamenlijke<br />

Europese fokkers, verenigd in het<br />

European Forum of Farm Animal Breeders<br />

(http://www.EFFAB.info), aan een Code of<br />

Good Practice, gericht op transparantie en<br />

communicatie met het publiek en afnemers<br />

in de keten (http://www.sefabar.org/codeefabar).<br />

Met deze pro-actieve benadering<br />

kunnen fokkerijorganisaties aantonen hoe ze<br />

werken en wat hun doelen zijn. Ook wordt<br />

het mogelijk deze Code op te nemen in verificatie-<br />

of certificeringsprogramma’s.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 15


Sommige <strong>van</strong> de genetische veranderingen,<br />

gerealiseerd via fokdoelen, kunnen hebben<br />

gezorgd voor ongewenste neveneffecten<br />

(fysiologie, dierenwelzijn). Het feit dat we ons<br />

hier<strong>van</strong> bewust zijn en dat we ze kunnen<br />

beheersen legt een ethische verantwoordelijkheid<br />

bij de maatschappij. Meer en meer realiseren<br />

ook politici zich dat producenten niet<br />

meer kunnen doen dan de verwerkende industrie,<br />

de retailers en de consument een keuze<br />

aan te bieden. Het antwoord zal echter óók<br />

moeten komen <strong>van</strong> ‘de maatschappij’. Of de<br />

consument is bereid meer te betalen voor zijn<br />

of haar vlees, óf ‘Europa’ beschermt haar<br />

Europese productie door aan de productiemethoden<br />

<strong>van</strong> geïmporteerde producten dezelfde<br />

eisen te stellen als binnen de Europese Unie<br />

en door deze zaken dan ook goed te controleren.<br />

Steun <strong>van</strong> maatschappelijke organisaties<br />

om deze situatie, bijvoorbeeld via WTO<br />

onderhandelingen, te bereiken is daarbij hard<br />

nodig.<br />

Internationalisering<br />

<strong>De</strong> fokkerij <strong>van</strong> varkens en ook andere landbouwhuisdieren<br />

speelt zich steeds meer af op<br />

wereldschaal: Europese fokkers concurreren<br />

met fokkers <strong>van</strong> buiten Europa, met name uit<br />

de Verenigde Staten. Europa speelt een<br />

belangrijke rol in de fokkerij. Immers een<br />

groot deel <strong>van</strong> het uitgangsmateriaal wordt<br />

wereldwijd geëxporteerd. Echter import naar<br />

Europa is ook mogelijk, zeker als de ontwikkelingen<br />

in andere landen sneller gaan of als<br />

elders minder stringente eisen aan reproductie-<br />

en selectiemethoden worden gesteld en<br />

de import- en exportbepalingen hiermee<br />

geen gelijke tred houden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 17


Het fokkerijprogramma anno 2004<br />

Dr. Ir. Alfred de Vries, hoofd Service & <strong>De</strong>velopment<br />

In de loop der jaren zijn er talloze malen aanpassingen<br />

geweest in de <strong>varkensfokkerij</strong>-programma’s.<br />

Dit was meestal een gevolg <strong>van</strong><br />

nieuwe foktechnische inzichten, maar soms<br />

ook lagen er veterinaire redenen aan ten<br />

grondslag. In dit artikel wordt het huidige<br />

fokkerijprogramma beschreven, zoals dat<br />

anno 2005 bij TOPIGS uitgevoerd wordt.<br />

Doel <strong>van</strong> het fokprogramma<br />

Het fokprogramma verenigt een aantal korte<br />

en lange termijn doelstellingen. In de eerste<br />

plaats is het zaak om voor een langere periode<br />

een sterke, maar ook evenwichtige genetische<br />

verbetering te realiseren in de fokpopulaties.<br />

Het gaat hierbij deels nog steeds om<br />

kenmerken die de kostprijs <strong>van</strong> varkensvlees<br />

verlagen (b.v. groei en voerefficiëntie), maar<br />

in toenemende mate gaat het ook om kwaliteitskenmerken<br />

(b.v. vleeskleur).<br />

Daarnaast is het <strong>van</strong> belang dat er voldoende<br />

bloedspreiding binnen de zuivere rassen<br />

blijft. Hiermee voorkomt men inteeltproblemen<br />

bij de zuivere teelt en wordt tevens<br />

gezorgd voor behoud <strong>van</strong> genetische variatie<br />

in de toekomstige generaties. Dit laatste is<br />

nodig om ook in de toekomst te kunnen blijven<br />

selecteren.<br />

Waar het uiteindelijk om gaat is het verkrijgen<br />

<strong>van</strong> kwalitatief goede vermeerderingszeugen<br />

en vleesvarkens. <strong>De</strong>ze dieren zijn doorgaans<br />

het product <strong>van</strong> de kruising <strong>van</strong> twee of meer<br />

rassen. Een goed fokkerijsysteem maakt<br />

hierbij zo veel mogelijk gebruik <strong>van</strong> specifieke<br />

kruisingseffecten (heterosis en combinatiegeschiktheid).<br />

Fokpopulaties<br />

TOPIGS werkt met gespecialiseerde vaderen<br />

moederlijnen. Met de vaderlijnen worden<br />

de eindberen gemaakt. <strong>De</strong>ze lijnen worden<br />

met name op groei- en karkaskenmerken<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 18<br />

geselecteerd. <strong>De</strong> moederlijnen zorgen voor<br />

de vermeerderingszeugen. Hierbij zijn<br />

vruchtbaarheid en moedereigenschappen <strong>van</strong><br />

belang.<br />

Een foklijn kan een populatie <strong>van</strong> een zuiver<br />

ras zijn maar ook een zogenaamde synthetische<br />

lijn is mogelijk. In dat laatste geval gaat<br />

het om een mix <strong>van</strong> twee of meerdere rassen,<br />

die al een tijd lang als een gesloten populatie<br />

doorgefokt is.<br />

TOPIGS heeft een groot scala <strong>van</strong> vader- en<br />

moederlijnen. Vooral in Nederland wordt een<br />

breed pakket eindberen aangeboden (zie ook<br />

elders in deze uitgave). Om deze producten<br />

te maken zijn populaties met zuivere lijnen<br />

nodig. Hier wordt deels zuiver mee geteeld,<br />

zoals bijvoorbeeld bij de York S- lijn om er<br />

de TopYork beer te maken, de E-lijn waarmee<br />

de Tempo wordt gemaakt en de P-lijn<br />

<strong>van</strong> de TopPie productie. Daarnaast is een<br />

deel <strong>van</strong> de beermoederpopulatie in gebruik<br />

voor kruisingsteelt. Bijvoorbeeld om de<br />

Torso (Duroc U-lijn x York S-lijn) of Tybor<br />

(Piétrain P-lijn x York S-lijn) te produceren.<br />

In toenemende mate worden trouwens zuivere<br />

lijns eindberen gebruikt, aangezien deze<br />

meer uniforme vleesvarkens vererven dan bij<br />

het gebruik <strong>van</strong> kruisingsberen.<br />

<strong>De</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> een lijn is <strong>van</strong> belang voor de<br />

fokkerij. Bij een groter aantal beschikbare<br />

dieren is namelijk een scherpere selectie<br />

mogelijk. Met ca. 200-300 zeugen is het<br />

mogelijk een goed fokprogramma uit te voeren<br />

voor een berenlijn. Een zeugenlijn dient<br />

echter minimaal uit 400-600 zeugen te<br />

bestaan omdat er bij een kleinere om<strong>van</strong>g<br />

onvoldoende ruimte is voor selectie op<br />

vruchtbaarheid.<br />

Sommige lijnen zijn vele malen groter dan<br />

wat voor de fokkerij strikt noodzakelijk is.<br />

Zo bestaat de N-lijn (Nederlands Landras)<br />

uit meer dan 30.000 zeugen, waar<strong>van</strong> er ruim


3.000 met zuiverlijnsperma worden aangedekt.<br />

In dit geval is deze om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de productie<br />

uiteraard nodig om aan de vraag naar<br />

nieuwe fokdieren te kunnen voldoen.<br />

Binnen Nederland hebben we doorgaans te<br />

maken met een geïntegreerde basis/subfok.<br />

Dit betekent dat dieren voor zuivere lijns- en<br />

F1-produktie vaak op hetzelfde bedrijf liggen.<br />

<strong>De</strong> zuivere lijnsproductie (8-10% <strong>van</strong> de<br />

totale zeugenstapel) is nodig voor de eigen<br />

ver<strong>van</strong>ging, om er zo voor te zorgen dat geen<br />

aanvoer <strong>van</strong> fokdieren naar het bedrijf nodig is.<br />

Lijnen gespreid over meer landen<br />

<strong>De</strong> meeste TOPIGS foklijnen zijn gespreid<br />

over meerdere landen. Hiermee is lokaal in<br />

de behoefte <strong>van</strong> het land of de regio te voorzien.<br />

Tevens geeft dit risicospreiding in geval<br />

<strong>van</strong> calamiteiten, zoals bijvoorbeeld in het<br />

geval <strong>van</strong> een uitbraak <strong>van</strong> ziekten voorkomend<br />

op de A-lijst <strong>van</strong> de OIE.<br />

Via de regelmatige uitwisseling <strong>van</strong> sperma<br />

kan een lijn die verspreid ligt over meerdere<br />

landen toch genetisch als één populatie gelden.<br />

<strong>De</strong>ze uitwisseling zorgt er namelijk<br />

voor dat er familierelaties bestaan tussen de<br />

dieren op verschillende locaties. Men kan<br />

natuurlijk ook uitwisselen middels dieren,<br />

maar om financiële- en gezondheidstechnische<br />

redenen wordt geprobeerd dit tot een<br />

minimum te beperken.<br />

Voor sommige rassen geldt dat ze duur zijn<br />

om te fokken. Dit is bijvoorbeeld het geval<br />

voor Duroc en Piétrain-varkens. Dit heeft in<br />

de eerste plaats te maken met hun lage<br />

vruchtbaarheid. Verder heeft de zuivere<br />

Duroc nog het probleem <strong>van</strong> gekleurde dikke<br />

haren, welke door de meeste slachterijen niet<br />

gewenst zijn. Om de kosten voor dit soort<br />

rassen te beperken wordt er gewerkt met<br />

samenwerkingsverbanden tussen fokkerijorganisaties<br />

die meestal over landen heen werken.<br />

<strong>De</strong>ze manier werkt dan meteen als risicospreiding<br />

(zie boven). TOPIGS heeft in dit<br />

kader een samenwerking met de firma Selpa<br />

in Frankrijk en MDSV (een regionaal stamboek)<br />

in Duitsland voor respectievelijk<br />

Duroc en Piétrain.<br />

Dataverzameling<br />

<strong>De</strong> verzameling <strong>van</strong> gegevens vormt de basis<br />

voor het selectieprogramma. Ten eerste is<br />

afstammingsregistratie direct bij geboorte<br />

<strong>van</strong> belang. Hieruit zijn alle familierelaties te<br />

herleiden. Vervolgens gaat het om gegevens<br />

<strong>van</strong> de jonge biggen, zoals aangeboren afwijkingen.<br />

Voor sommige lijnen worden ook de<br />

doodgeboren biggen in de registratie betrokken<br />

en wordt het geboortegewicht meegenomen.<br />

Overleggegevens en een nauwkeurige<br />

uitvalsregistratie zijn natuurlijk cruciaal<br />

wanneer op vitaliteit en moedereigenschappen<br />

wordt geselecteerd. Tijdens de opfok-test<br />

vindt registratie <strong>van</strong> groeigegevens en aanverwante<br />

kenmerken plaats, zoals groeisnelheid,<br />

voederconversie en ultrasone spekdikte.<br />

Bij een deel <strong>van</strong> de dieren vindt een spierdikte<br />

meting plaats met behulp <strong>van</strong> een tweedimensionale<br />

ultrasone scanner (Aloka) en<br />

<strong>van</strong> een gedeelte wordt middels voer-registratiestations<br />

het individuele voer-opnamepatroon<br />

tot in detail gevolgd.<br />

Op het eind <strong>van</strong> de opfok worden dieren getest,<br />

onder andere op spekdikte.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 19


Aan het eind <strong>van</strong> de opfok worden subjectieve<br />

exterieurscores uitgevoerd. Speciale aandachtspunten<br />

hierbij zijn met name het beenwerk,<br />

de lichaamsontwikkeling, de bespiering<br />

en de vorm en kwaliteit <strong>van</strong> het uier en<br />

het geslachtsapparaat. Van afgekeurde dieren<br />

worden op de slachterij karkasgegevens verzameld.<br />

Dit zijn in eerste instantie de classificatiegegevens<br />

(HGP-vlees % en type), maar<br />

aan een deel <strong>van</strong> de dieren worden verdere<br />

details gemeten, zoals % dure delen<br />

(ham+karbonade), het uitsnijrendement en<br />

vleeskwaliteit (pH, drip, kleur, minolta en<br />

marmering).<br />

Bij de fokzeugen zijn de vruchtbaarheidsgegevens<br />

<strong>van</strong> groot belang. Het gaat daarbij om<br />

kenmerken zoals drachtlengte, worpgrootte,<br />

aantal doodgeboren biggen en bigoverleving<br />

tijdens de zoogperiode. Na de eerste worp is<br />

tevens het vlot berig worden <strong>van</strong> belang (< 7<br />

dagen). Dit soort gegevens staat overigens<br />

geregistreerd in het gangbare zeugen<br />

managementsysteem <strong>van</strong> de varkenshouder<br />

waarmee wordt uitgewisseld.<br />

DNA-onderzoek<br />

Bij potentiële fokberen, maar soms ook bij<br />

zeugen, vindt DNA-onderzoek plaats. Het<br />

DNA wordt hierbij geïsoleerd uit haarwortels.<br />

DNA-profielen worden gebruikt ter<br />

verificatie <strong>van</strong> de afstamming. Daarnaast<br />

vindt controle op specifieke mutaties plaats,<br />

zoals bijvoorbeeld detecteren <strong>van</strong> het voorkomen<br />

<strong>van</strong> het Halothaangen.<br />

Bij beren die naar de KI gaan wordt bloed<br />

getapt ten behoeve <strong>van</strong> karyotyperingsonderzoek.<br />

Dit is een controle op chromosomale<br />

afwijkingen, zoals bijvoorbeeld reciproke<br />

translocaties.<br />

Fokwaardeschatting<br />

<strong>De</strong> gegevens <strong>van</strong> de bedrijven worden in de<br />

meeste gevallen wekelijks via EDI (electronic<br />

data interchange) naar de centrale fokkerijdatabase<br />

gestuurd die bij het IPG in Beuningen<br />

staat (Institute for Pig Genetics). Na verificatie<br />

op juistheid en betrouwbaarheid en het zoveel<br />

mogelijk herstellen <strong>van</strong> fouten worden de gegevens<br />

vervolgens opgenomen in de database.<br />

Enkele malen per week vindt er een analyse<br />

<strong>van</strong> alle data plaats (de historische en de<br />

actuele data) met behulp <strong>van</strong> specifieke statistische<br />

software. Genetische en omgevingsinvloeden<br />

voor elk dier worden zo goed<br />

mogelijk uit elkaar getrokken, zodat voor elk<br />

dier de erfelijke aanleg zo zuiver mogelijk<br />

wordt geschat. Door informatie <strong>van</strong> veel<br />

bedrijven en <strong>van</strong> veel generaties mee te<br />

nemen wordt het mogelijk gemaakt dat deze<br />

schattingen <strong>van</strong> het genetisch potentieel zeer<br />

nauwkeurig zijn. Het verschil in genetische<br />

aanleg <strong>van</strong> een dier ten opzichte <strong>van</strong> de rest<br />

<strong>van</strong> de populatie is de fokwaarde. <strong>De</strong> wetenschappelijke<br />

referentie voor de statistische<br />

software is BLUP (Best Linear Unbiased<br />

Prediction). Vandaar soms de aanduiding<br />

BLUP-fokwaarde, welke inhoudt dat <strong>van</strong>uit<br />

de beschikbare dataset de meest nauwkeurige<br />

zuivere schatting is verkregen. Zuiverheid<br />

houdt in dat er geen systematische onder- of<br />

overschattingen worden gemaakt oftewel,<br />

gemiddeld zullen de schattingen ook in de<br />

praktijk uitkomen.<br />

Voor elk dier in de database vindt een fokwaardeberekening<br />

plaats. Omdat tevens vorige<br />

generaties meegenomen worden, gaat het<br />

hierbij in de rekenprocedures om miljoenen<br />

dieren. Voor elk kenmerk, zoals groei, worpgrootte,<br />

etc., krijgt ieder dier bij elke berekeningsslag<br />

een fokwaarde. Daarmee komt het<br />

totaal aantal fokwaardes dat wekelijks<br />

opnieuw berekend wordt op ca. 150 miljoen<br />

(aantal dieren keer het aantal kenmerken).<br />

Logisch dat dit zeer krachtige computercapaciteit<br />

vergt, maar dat ook gespecialiseerde<br />

software hiervoor nodig is.<br />

Fokwaardes voor verschillende kenmerken<br />

worden aan de hand <strong>van</strong> het fokdoel ingewogen.<br />

Zo ontstaat voor elk dier een selectieindex.<br />

Dit getal geeft dus aan in welke mate<br />

het dier beantwoordt aan het gestelde fokdoel.<br />

Omdat het fokdoel gebaseerd is op het<br />

economisch belang voor elk kenmerk binnen<br />

de varkenskolom, kan men de selectie-index<br />

interpreteren als de inschatting <strong>van</strong> de ‘overall<br />

waarde’ <strong>van</strong> een fokdier. Om met handige<br />

getallen te werken, zijn indexen doorgaans<br />

gestandaardiseerd, waarbij het gemiddelde<br />

dier een waarde 100 heeft, en de spreiding in<br />

Index gelijk is aan 20.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 21


Naast de index is bij de potentiële fokdieren<br />

de factor uniekheid <strong>van</strong> belang. Hierbij<br />

wordt de afstamming <strong>van</strong> het dier vergeleken<br />

met de afstamming <strong>van</strong> dieren die reeds<br />

geselecteerd zijn. Dieren met weinig verwantschap<br />

hebben meer kans om ingezet te<br />

worden in de fokkerij.<br />

Selectie-systeem<br />

Op diverse momenten in de levenscyclus <strong>van</strong><br />

het dier worden selectiebeslissingen genomen.<br />

Kort na geboorte wordt een dier wel of niet<br />

als potentieel fokdier geregistreerd, dit<br />

afhankelijk <strong>van</strong> verwachte fokwaarde<br />

(gemiddelde <strong>van</strong> vader & moeder), erfelijke<br />

gebreken, eventueel het aantal spenen en<br />

mogelijk andere parameters.<br />

Het aantal spenen is een belangrijk selectiecriterium<br />

bij zeugenlijnen.<br />

Op 8-10 weken leeftijd vindt een selectie<br />

plaats die bepaalt of beren geschikt zijn voor<br />

de toets op groei en slachtkwaliteit. <strong>De</strong>ze<br />

dieren blijven daartoe op de fokbedrijven,<br />

waar ze geboren zijn, of ze gaan naar een<br />

centrale toetsstal. Bij centrale toetsing geldt<br />

echter in Nederland de veterinaire beperking<br />

dat ze <strong>van</strong> slechts drie verschillende fokbedrijven<br />

naar één toetsstal mogen gaan, dit om<br />

het aantal contactbedrijven minimaal te houden.<br />

Het eind <strong>van</strong> de toets ligt op ca. 6 maanden<br />

leeftijd. Kort daarna worden de beertjes<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 22<br />

uit deze toets aangewezen die naar de centrale<br />

KI kunnen gaan. <strong>De</strong>ze beren zijn dan in te<br />

zetten voor zuivere teelt, subfok of vleesvarkensproductie.<br />

<strong>De</strong> ”crème de la crème”<br />

wordt voor de zuivere teelt ingezet. <strong>De</strong>ze dieren<br />

worden de proefberen of kernberen<br />

genoemd, aangezien ze de kans gegeven<br />

wordt om zich in de kernfokkerij te bewijzen.<br />

Ook voor de geltjes vindt op ca. 6 maanden<br />

leeftijd een evaluatie plaats. Functioneel<br />

goede dieren met een acceptabele index zijn<br />

geschikt ter ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> zeugen binnen<br />

het fokbedrijf of kunnen worden verkocht<br />

naar klanten. Zuivere lijns geltjes worden<br />

doorgaans in de 1e en 2e worp eerst voor de<br />

kruisingsteelt ingezet. Daarna vindt beoordeling<br />

plaats of ze genetisch goed genoeg zijn<br />

om voor de zuivere teelt in te zetten. Hierbij<br />

is een behoorlijk scherpe selectie mogelijk,<br />

aangezien slechts 10% <strong>van</strong> de zuivere lijnszeugen<br />

voor zuivere teelt (=eigen ver<strong>van</strong>ging)<br />

nodig is.<br />

Aansturing<br />

Centraal bij IPG worden de systemen voor<br />

registratie (Pigbase) en analyse en berekening<br />

(fokwaardeschatting) ontwikkeld en beheerd<br />

door het R&D team. Daar staan ook de computers<br />

en wordt, waar nodig, de dataverwerking<br />

verzorgd. Vanuit het S&D team <strong>van</strong> de<br />

Pigture groep wordt "het veld" aangestuurd.<br />

<strong>De</strong> genetici die daar werkzaam zijn, zijn verantwoordelijk<br />

voor de protocollen en de controle<br />

op de navolging daar<strong>van</strong> en zij sturen de<br />

technisch medewerkers in de diverse landen<br />

aan. <strong>De</strong> verzamelde data worden via diverse<br />

door IPG/Pigture Group goedgekeurde en<br />

vaak mede ontwikkelde systemen verzameld<br />

en middels EDI uitgewisseld tussen de fokopfok-<br />

en testbedrijven, de slachterijen en<br />

vleesverwerkers en de centrale database.<br />

Het totaal <strong>van</strong> het hierboven weergegeven<br />

werk leidt uiteindelijk tot een gebalanceerde<br />

fokkerij en productie <strong>van</strong> varkensvlees.


Ruime keuze in aanbod <strong>van</strong> zeugen en beren<br />

Dr. Ir. Alfred de Vries, hoofd Service & <strong>De</strong>velopment<br />

& Ing. Peter Loenen communicatiemanager<br />

TOPIGS heeft als grote fokkerij-organisatie<br />

de mogelijkheid om voor elke markt de juiste<br />

varkens te fokken. <strong>De</strong> zeugen vormen de<br />

solide basis <strong>van</strong> een varkensbedrijf; de eindbeer<br />

wordt gekozen op basis <strong>van</strong> de afzetmarkt<br />

en de bedrijfsomstandigheden.<br />

<strong>De</strong> vermeerderingszeugen<br />

Basis voor elk varkensbedrijf is de vermeerderingszeug.<br />

<strong>De</strong> keuze voor het moederdier<br />

<strong>van</strong> de slachtvarkens is er een die de varkenshouder<br />

maakt voor langere tijd.<br />

Een varkenshouder past de eigenschappen<br />

<strong>van</strong> zijn vleesvarkens aan door zijn of haar<br />

keuze <strong>van</strong> de eindbeer. Dit maakt dat een<br />

relatief snelle verandering <strong>van</strong> type varken<br />

dat naar het slachthuis gaat mogelijk is en het<br />

maakt het voor de fokkerij makkelijker om te<br />

fokken op de eigenschappen <strong>van</strong> het slachtvarken.<br />

Voor vermeerderingszeugen zijn zaken als<br />

moedereigenschappen, vruchtbaarheid en<br />

levensduur belangrijke kenmerken. Binnen<br />

TOPIGS worden deze eigenschappen in de<br />

uiteindelijke vermeerderingszeug verenigd<br />

door de toepassing <strong>van</strong> een tweewegkruising.<br />

Op die manier is het mogelijk de optimale<br />

zeug te produceren. Een tweewegkruising<br />

geeft ook nog het voordeel <strong>van</strong> heterosis, het<br />

fenomeen dat een nakomeling voor een<br />

bepaalde eigenschap beter scoort dan het<br />

gemiddelde <strong>van</strong> de ouders.<br />

TOPIGS 10<br />

TOPIGS 10 zeug<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 10 zeug is een combinatie uit de<br />

N-lijn (Nederlands landrastype) en de F-lijn<br />

(Fins Landrastype). <strong>De</strong> N-lijn kenmerkt zich<br />

door een hoge vruchtbaarheid en zeer goede<br />

moedereigenschappen. <strong>De</strong> F-lijn is het meest<br />

vruchtbare landrastype en onderscheidt zich<br />

door de goede moedereigenschappen en<br />

sterk beenwerk. Door de combinatie <strong>van</strong><br />

deze twee lijnen is de TOPIGS 10 een zeug<br />

die uitstekende moederschappen heeft, een<br />

groot aantal gespeende biggen per jaar groot<br />

brengt, hard en droog beenwerk heeft, biggen<br />

werpt met een hoog geboortegewicht en uniforme<br />

tomen produceert.<br />

TOPIGS 20<br />

TOPIGS 20 zeug<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 20 zeug is een kruising tussen<br />

een N-lijn en een Z-lijn (Groot Yorkshire<br />

zeugenlijn type). <strong>De</strong> Z-lijn wordt gefokt op<br />

vruchtbaarheid in combinatie met goede<br />

groei en slachteigenschappen. <strong>De</strong> Z-lijn is de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 23


Cobactan ® 2,5%<br />

Al na<br />

3minuten begint<br />

de werking<br />

Eerste hulp<br />

bij hersenvliesontsteking<br />

Hersenvliesontsteking bij biggen is een<br />

acuut probleem dat om een acute<br />

behandeling vraagt. Cobactan 2,5% is<br />

daarvoor het aangewezen antibioticum.<br />

Cobactan 2,5% is:<br />

• Snelwerkend.<br />

• Bacteriedodend.<br />

Cobactan® 2,5%. Diergeneesmiddel UDA. REG NL 09886. Bevat per ml 25 mg cefquinome. Indicaties rund: respiratoire aandoeningen, klauwaandoeningen,<br />

E. coli mastitis, E. coli sepsis bij kalveren. Indicaties varken: respiratoire aandoeningen, MMA, streptokokken, meningitis, artritis en epidermitis. Contra-indicatie: allergie.<br />

Wachttijd: melk 1 dag, vlees, rund 5 dagen, varken 3 dagen (PVE/IKB wachttijd: 14 dagen). Voor overige informatie zie bijsluiter. Aflevering uitsluitend door uw dierenarts.<br />

Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer<br />

Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl


meest vruchtbare zeugenlijn <strong>van</strong> TOPIGS in<br />

termen <strong>van</strong> toomgrootte en heeft een goede<br />

bespiering waardoor de zeugen uit deze lijnen<br />

een goed vleespercentage vererven voor<br />

de vleesvarkens. Door de combinatie <strong>van</strong> Zlijn<br />

en N-lijn is de TOPIGS 20 een uitstekende<br />

moeder, heeft een hoge vruchtbaarheid, een<br />

goed grootbrengend vermogen, werpt biggen<br />

met een hoog vleespercentage en produceert<br />

veel biggen per toom.<br />

TOPIGS 30<br />

TOPIGS 30 zeug<br />

Sinds 2003 is de TOPIGS 30 op de markt.<br />

Dit is een combinatie tussen de N-lijn en de<br />

B-lijn (een synthetische lijn). Door de unieke<br />

combinatie <strong>van</strong> N en B-lijn eigenschappen is<br />

de TOPIGS 30 zeug een gemakkelijk te houden<br />

dier, een vitale en sterke moeder die vlot<br />

berig wordt en een goede voeropname heeft.<br />

TOPIGS 40<br />

TOPIGS 40 zeug<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 40 zeug ontstaat door twee synthetische<br />

lijnen met elkaar te kruisen. <strong>De</strong>ze<br />

lijnen zijn in de jaren 70 ontstaan door het<br />

kruisen <strong>van</strong> verschillende rassen, waarna<br />

binnen de ontstane populatie verder is<br />

gefokt.<br />

Als moeder voor de TOPIGS 40 zeug wordt<br />

daarbij de A-lijn gebruikt. <strong>De</strong> lijn kenmerkt<br />

zich door een goede vruchtbaarheid in combinatie<br />

met een hoge voeropname.<br />

Aan de vaderkant wordt de B-lijn gebruikt.<br />

Basis voor deze synthetische lijn zijn varkens<br />

<strong>van</strong> onder andere het Large White en<br />

Piétrain-ras. <strong>De</strong> B-lijn is een zeugenlijnras<br />

dat goede berigheid en vruchtbaarheid combineert<br />

met goede groei en slachteigenschappen.<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 40 is een dier met goede<br />

gebruikseigenschappen. Zij wordt vlot berig,<br />

is sterk en vitaal en moeder <strong>van</strong> goede vleesbiggen.<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 40 staat te boek als een<br />

economische biggenproducente.<br />

TOPIGS 50<br />

TOPIGS 50 zeug<br />

<strong>De</strong> laatste vermeerderingszeug in het rijtje<br />

zeugen is de TOPIGS 50. <strong>De</strong>ze zeug is een<br />

kruising <strong>van</strong> de N-lijn en de synthetische Tlijn.<br />

<strong>De</strong>ze synthetische lijn zorgt voor extra<br />

robuustheid.<br />

<strong>De</strong> combinatie <strong>van</strong> N en T lijn zorgt voor een<br />

vermeerderingszeug die goede gebruikseigenschappen<br />

heeft, vitaal, sterk en robuust<br />

is en een sterk grootbrengend vermogen<br />

heeft. <strong>De</strong> TOPIGS 50 staat bekend <strong>van</strong>wege<br />

de productie <strong>van</strong> biggen met hoge vleeskwaliteit.<br />

<strong>De</strong> eindberen<br />

Om het gewenste vleesvarken te kunnen<br />

maken moet er ook een keuze gemaakt kunnen<br />

worden tussen eindberen die ieder op hun<br />

eigen manier invloed hebben op het uiteindelijke<br />

eindproduct.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 25


Top York<br />

Top York beer<br />

<strong>De</strong> Top York is als het ware de oer-slachtvarkenbeer<br />

in Nederland. <strong>De</strong>ze beer was vroeger<br />

bekend onder de naam SVD-beer. <strong>De</strong> Top<br />

York is een beer <strong>van</strong> het Groot Yorkshire<br />

type. Het is een efficiënte allrounder. <strong>De</strong>ze<br />

raszuivere blanke beer is gefokt voor een<br />

goede groei en een hoog vleespercentage.<br />

Cofok<br />

Cofok beer<br />

<strong>De</strong> Cofok beer wordt exclusief ingezet voor<br />

de productie <strong>van</strong> vleesvarkens voor het<br />

Dumeco segment. Ook dit is een all rounder<br />

<strong>van</strong> het Groot Yorkshire type. Evenals de Top<br />

York scoren vleesvarkens <strong>van</strong> deze slachtvarken<br />

beer goed op voerconversie, groei en<br />

vleespercentage.<br />

Tempo<br />

Tempo beer<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 26<br />

<strong>De</strong> Tempo beer is een synthetische lijn.<br />

Nakomelingen staan bekend <strong>van</strong>wege de<br />

hoge groei. Dat komt mede door de hoge<br />

voeropname. Verder vererft de Tempo vlees<br />

<strong>van</strong> een goede kwaliteit. Opvallend bij de<br />

Tempobeer is de goede weerstand tegen ziekten<br />

die de nakomelingen hebben. Hierdoor<br />

wordt deze beer ingezet op bedrijven met bijvoorbeeld<br />

wegkwijnziekte.<br />

Top Pie<br />

Top Pie beer<br />

<strong>De</strong> Top Pie eindbeer is een beer <strong>van</strong> het<br />

Piétrain ras. Dit ras heeft twee opvallende<br />

eigenschappen. <strong>De</strong> positieve eigenschap is<br />

de sterke bevleesdheid <strong>van</strong> het ras.<br />

Nakomelingen <strong>van</strong> een Piétrain beer scoren<br />

in de slachterij hoog op type en op vleespercentage.<br />

Piétrain nakomelingen zien er dan<br />

ook uit als echte krachtpatsers, flink bespierd<br />

en fors.<br />

Er is echter ook een keerzijde. <strong>De</strong> tweede en<br />

negatief opvallende eigenschap is de kans op<br />

erfelijk aangelegde stressgevoeligheid die in<br />

het ras voor komt. Dit maakt dat Piétrain<br />

nakomelingen in dat geval gevoeliger zijn en<br />

dus ook een hoger uitvalspercentage hebben.<br />

Daarbij kan de vleeskwaliteit door stress bij<br />

het slachten negatief beïnvloed worden.<br />

<strong>De</strong> Top Pie is stress vrij. <strong>De</strong> afgelopen jaren<br />

is middels selectie het gen dat verantwoordelijk<br />

is voor het Porcine Stress Syndrome<br />

(PSS-syndroom) uit deze lijn weg gefokt.<br />

Door het stress vrij zijn ontbreken de nadelige<br />

kanten <strong>van</strong> de Piétrain waardoor de nakomelingen<br />

door de varkenshouder gemakkelijker<br />

en economischer gehouden kunnen worden.


Torso<br />

Torso beer<br />

<strong>De</strong> Torso is een kruising tussen de U lijn<br />

(Duroc) en S-lijn (Groot Yorkshire slachtvarken<br />

type). <strong>De</strong> U-lijn zorgt voor extra<br />

robuustheid en zorgt voor specifieke vleeskwaliteitsaspecten<br />

zoals intramusculair vet.<br />

Tybor<br />

Tybor beer<br />

<strong>De</strong> Tybor slachtvarkenbeer is een kruising<br />

tussen de P-lijn (Pietrain) en de Tempo. <strong>De</strong>ze<br />

kruising levert vleesvarkens die opvallen<br />

<strong>van</strong>wege hun bevleesdheid. Dit betekent dat<br />

het vleespercentage en type bij het slachten<br />

hoog is. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> de E-lijn uit zich<br />

door een goede groei en efficiënte productie.<br />

D-lijn<br />

D-lijn beer<br />

Een laatste eindbeer is de D-lijn. <strong>De</strong>ze beer<br />

wordt uitsluitend in het Dumeco segment<br />

gebruikt. <strong>De</strong>ze nieuwe lijn is <strong>van</strong> het Duroc<br />

type. Dit betekent dat nakomelingen sterk<br />

zijn en goed scoren op vleeseigenschappen<br />

middels intramusculair vet.<br />

<strong>De</strong> markten en hun beer<br />

<strong>De</strong> Nederlandse varkenssector produceert<br />

voor vier verschillende markten. Elke markt<br />

heeft zijn eigen specifieke producten en stelt<br />

daarom speciale eisen aan het slachtvarken.<br />

Voor elke markt heeft TOPIGS de juiste<br />

eindbeer, zodat de vleesvarkens kunnen voldoen<br />

aan de eisen die voor de specifieke<br />

markt gesteld worden.<br />

Retailmarkt<br />

<strong>De</strong> retailmarkt is de belangrijkste markt voor<br />

de Nederlandse varkenshouderij. <strong>De</strong>ze markt<br />

(in Nederland en daarbuiten) ontwikkelt zich<br />

meer en meer <strong>van</strong> een onverpakte vers vleesmarkt<br />

(denk aan het vlees in de vitrine bij de<br />

slager) tot een markt waarbij de consument<br />

voorverpakt vlees koopt in de supermarkt.<br />

Vlees dat vaak al is bewerkt en daardoor<br />

gemakkelijk te bereiden is.<br />

Het type varken dat de vleesverwerking hiervoor<br />

vraagt zijn allrounders: varkens met een<br />

vleespercentage <strong>van</strong> 55 tot 58% en een<br />

gewicht <strong>van</strong> 83 tot 100 kilo geslacht gewicht.<br />

Een hoger vleespercentage kan nadelig zijn<br />

voor de malsheid en smaak. Een lager vleespercentage<br />

zorgt voor te veel vet. Afwijkende<br />

gewichten zorgen voor een moeilijker verwerking<br />

omdat deze karkassen te veel afwijken<br />

<strong>van</strong> het gemiddelde.<br />

Eindberen die binnen het TOPIGS programma<br />

geschikt zijn voor de retailmarkt zijn de Top<br />

York, de Cofok, en de D-lijn.<br />

Baconmarkt<br />

Jaarlijks exporteert Nederland bijna 200.000<br />

ton bacon naar Groot Brittannië. <strong>De</strong> baconmarkt<br />

vraagt, met een geslacht gewicht <strong>van</strong><br />

75 tot 85 kilo lichtere varkens dan de retailmarkt.<br />

Het vleespercentage moet boven 55%<br />

liggen. <strong>De</strong> dikte <strong>van</strong> de speklaag moet tussen<br />

de 14 en 17 millimeter liggen. Dit is mede<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 27


om te zorgen dat de bacon in de verpakkingsschaaltjes<br />

past zonder dat er vet en<br />

zwoerd afgesneden hoeven te worden.<br />

Daarnaast is dierwelzijn belangrijk. <strong>De</strong><br />

Nederlandse varkenshouderij heeft de laatste<br />

jaren belangrijke inspanningen gedaan voor<br />

de baconmarkt. Zo is men onder druk <strong>van</strong><br />

supermarkten in Groot Brittannië in<br />

Nederland versneld overgeschakeld op<br />

groepshuisvesting voor zeugen en castreren<br />

sommige varkenshouders hun mannelijke<br />

biggen niet meer.<br />

Binnen het TOPIGS programma zijn de<br />

eindberen Cofok, D-lijn, Tempo en Torso het<br />

meest geschikt voor baconproductie.<br />

Droge hammen<br />

<strong>De</strong> droge hammenproductie in Zuid-Europa<br />

(vooral Italië maar ook Spanje) vraagt om<br />

grondstof <strong>van</strong> hoge kwaliteit. <strong>De</strong><br />

Nederlandse varkenssector heeft de naam<br />

die hoge kwaliteit te leveren met garanties.<br />

Wil een varken, of het vlees er<strong>van</strong>, in aanmerking<br />

komen voor de productie <strong>van</strong> droge<br />

hammen dan is vooral de vorm <strong>van</strong> de ham<br />

belangrijk. Die moet peervormig zijn en<br />

een goede vetbedekking hebben. Ook de<br />

kleur <strong>van</strong> het vlees is belangrijk. Het<br />

geslacht gewicht <strong>van</strong> de varkens zal meer<br />

dan 100 kilo moeten zijn. <strong>De</strong> Torso is bin-<br />

nen het TOPIGS pakket een geschikte<br />

slachtvarkenbeer voor de droge hammen<br />

productie.<br />

Duitse markt<br />

<strong>De</strong> Duitse consument wil een flinke lap goed<br />

varkensvlees op zijn bord. Daarbij hebben de<br />

Duitsers de instelling dat het vlees niet duur<br />

mag zijn. Duitsers zijn ook meesters in het<br />

bereiden <strong>van</strong> worsten en paté’s.<br />

Duitsland is een zeer belangrijk afzetgebied<br />

voor Nederland. Zo’n 82 miljoen Duitsers<br />

eten per hoofd <strong>van</strong> de bevolking jaarlijks<br />

gemiddeld 55 kilo varkensvlees. Daarbij ligt<br />

het Roergebied met een grote bevolkingsconcentratie<br />

en dus markt zeer nabij.<br />

Nederlands product is geliefd in Duitsland<br />

omdat de garanties goed zijn. Het imago <strong>van</strong><br />

zekerheid dat de Nederlanders door gebruik<br />

<strong>van</strong> o.a. IKB hebben is dan een duidelijke plus.<br />

<strong>De</strong> Duitse vleesmarkt vraagt zware maar<br />

magere slachtvarkens. Dat betekent een<br />

geslachtgewicht tot 95 kilo. <strong>De</strong> karkassen<br />

moeten een hoog aandeel ham en karbonade<br />

hebben. Het vleespercentage moet ook hoog<br />

liggen (rond 58%). <strong>De</strong> buik <strong>van</strong> het varken<br />

moet mager zijn.<br />

<strong>De</strong> Top Pie is binnen het TOPIGS programma<br />

bijzonder geschikt voor de Duitse markt.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 29


<strong>De</strong> structuur <strong>van</strong> de fokkerij in Nederland<br />

Ir. Hans Olijslagers, directeur TOPIGS Nederland<br />

Historie<br />

In bijgaande figuur is de historie <strong>van</strong> de fokkerij<br />

in Nederland uitgebeeld. Gesteld kan<br />

worden dat er in Nederland in een paar jaar<br />

tijd een enorme bundeling <strong>van</strong> fokkerij heeft<br />

plaatsgevonden. Dit resulteert in de huidige<br />

Fokkerij piramide<br />

In de jaren 90 was er sprake <strong>van</strong> een duidelijke<br />

gelaagdheid in de varkenssector. Boven<br />

marktverhoudingen waarin TOPIGS 85%<br />

<strong>van</strong> de markt <strong>van</strong> fokmateriaal voorziet. Een<br />

tweede fokkerijorganisatie op de Nederlandse<br />

markt is Parvak, die zich hoofdzakelijk richt<br />

op spermaverkoop en het vermarkten <strong>van</strong><br />

eigen aanfoksystemen. Tot slot bieden een<br />

aantal buitenlandse fokkerijgroeperingen<br />

fokmateriaal aan op de Nederlandse markt.<br />

Fig 5: Na een opkomst in de jaren 60 <strong>van</strong> organisaties heeft in de jaren 90 een sterke concentratie<br />

plaatsgevonden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 30<br />

in de piramide stonden topfokbedrijven.<br />

<strong>De</strong>ze topfokkers leverden zuivere lijnsdieren<br />

aan de subfokbedrijven. <strong>De</strong> subfokkers produceerden<br />

hiermee gekruiste fokgelten, die


dan weer geleverd werden aan de vermeerderaars.<br />

<strong>De</strong> vermeerderaar produceerde met<br />

deze gelten vleesbiggen die naar een mester<br />

gingen.<br />

Mede gestimuleerd door ziekte-uitbraken in<br />

de varkenssector in de tachtiger en negentiger<br />

jaren, is er <strong>van</strong>af eind <strong>van</strong> de twintigste<br />

eeuw een duidelijke verkorting opgetreden<br />

<strong>van</strong> de piramide. Er is geen onderscheid<br />

meer tussen top- en subfokkers. Alle fokkers<br />

produceren voor 10 % <strong>van</strong> de zeugenstapel<br />

zuivere lijnszeugen voor de eigen ver<strong>van</strong>ging<br />

binnen het bedrijf. Voor 90% produceren de<br />

fokkers gekruiste gelten die geleverd worden<br />

aan vermeerderaars. <strong>De</strong> fokbedrijven zijn<br />

dus gesloten geworden; men voert alleen<br />

sperma aan en fokgelten en slachtvarkens af.<br />

Ook lager in de piramide vindt een integratie<br />

<strong>van</strong> activiteiten plaats. Vermeerderaars werken<br />

meer en meer met eigen aanfok en mesten in<br />

toenemende mate de vleesvarkenbiggen zelf<br />

af op het eigen bedrijf. Men levert dan alleen<br />

nog slachtvarkens af en voert enkel nog sperma<br />

aan op het bedrijf.<br />

Eigen aanfok<br />

Meer en meer vermeerderaars kiezen voor<br />

het in eigen huis halen <strong>van</strong> de hele fokkerijpiramide.<br />

<strong>De</strong>ze toepassing <strong>van</strong> het bedrijfs<br />

eigen aanfok principe (BEA) bestaat uit het<br />

insemineren <strong>van</strong><br />

• 1 % <strong>van</strong> de zeugen met zuivere lijnsperma<br />

voor de ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de zuivere lijnsdieren<br />

op het bedrijf.<br />

• 10% <strong>van</strong> de zeugen met sperma voor de<br />

productie <strong>van</strong> gelten die geschikt zijn voor<br />

de productie <strong>van</strong> vleesbiggen.<br />

• 89% <strong>van</strong> de zeugen met sperma <strong>van</strong> eindberen<br />

voor de productie <strong>van</strong> vleesbiggen.<br />

Om dit BEA systeem goed uit te kunnen voeren<br />

worden de gegevens <strong>van</strong> deze bedrijven<br />

gekoppeld aan de database <strong>van</strong> IPG zodat de<br />

juiste dekinstructies kunnen worden gegeven<br />

en de zeugen een up to date fokwaarde toebedeeld<br />

krijgen op basis waar<strong>van</strong> de keuze<br />

voor het op de zeug te gebruiken sperma kan<br />

worden bepaald.<br />

Alternatief systeem voor het hier boven<br />

beschrevene is het toepassen <strong>van</strong> een rotatiekruising.<br />

Hierbij worden de opeenvolgende<br />

generaties zeugen geïnsemineerd met telkens<br />

ander fokkerij sperma. Hierdoor ontstaat een<br />

rotatie <strong>van</strong> genetica in de zeugenpopulatie.<br />

In 2003 werd naar schatting al 40% <strong>van</strong> de gelten<br />

via eigen aanfok geproduceerd. <strong>De</strong> verwachting<br />

is dat dit percentage de komende<br />

jaren een duidelijke stijging zal doormaken<br />

gezien de trend naar het meer en meer gesloten<br />

maken <strong>van</strong> de bedrijven zodat de gezondheid<br />

<strong>van</strong> een bedrijf minder risico loopt verstoord<br />

te worden.<br />

Door alle hierboven beschreven ontwikkelingen<br />

is de fokkerijpiramide sterk verkort en is<br />

de "spaghetti-structuur" qua dierstromen<br />

binnen de varkenshouderij in Nederland het<br />

laatste decennium aanzienlijk ontrafeld en<br />

gestroomlijnd.<br />

TOPIGS heeft een marktaandeel <strong>van</strong> 85%<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 31


Aansturing en uitvoering <strong>van</strong> fokkerij bij TOPIGS<br />

<strong>De</strong> uitvoering <strong>van</strong> de fokkerij op de subfokbedrijven en BEA-bedrijven binnen TOPIGS<br />

geschiedt door de buitendienst <strong>van</strong> TOPIGS Nederland. Fokkerijmedewerkers begeleiden<br />

de fokkers bij het uitvoeren <strong>van</strong> de fokkerij, de selectie <strong>van</strong> dieren, de beerkeuze en het fokkerijmanagement,<br />

aangestuurd door medewerkers <strong>van</strong> IPG en S&D.<br />

Alles wordt ondersteund middels gea<strong>van</strong>ceerde data-uitwisseling met de fokkerijcomputer<br />

die bij IPG staat. Zonder deze begeleiding en data-uitwisseling zou de hedendaagse <strong>varkensfokkerij</strong><br />

niet uit te voeren zijn.<br />

TOPIGS werkt middels een franchise formule. Voor deze manier <strong>van</strong> werken is gekozen<br />

omdat hierbij iedere partner doet waar hij goed in is. <strong>De</strong> varkensfokker in het fokken en distribueren<br />

<strong>van</strong> diermateriaal, TOPIGS als expert voor de achterliggende fokkerij.<br />

TOPIGS-subfokkers produceren hun fokgelten dan ook voor eigen risico. Elke subfokker<br />

produceert overigens wel volgens TOPIGS productievoorwaarden. Dat betekent onder<br />

andere dat er afspraken zijn over het fokkerij reglement, de begeleiding, de kwaliteits- en<br />

gezondheidsnormen.<br />

<strong>De</strong> commerciële buitendienst <strong>van</strong> TOPIGS begeleidt de franchise-fokker bij het vermarkten<br />

<strong>van</strong> de fokgelten. Middels TOPIGS wordt de fokker dus ook ondersteund op commercieel<br />

gebied. Per geproduceerde fokgelt betaalt de TOPIGS-fokker tenslotte een licentie aan de<br />

TOPIGS-organisatie voor de geleverde inspanningen zodat deze ook kunnen worden bekostigd.<br />

Kunstmatige inseminatie<br />

Zoals hierboven beschreven is de rol <strong>van</strong><br />

kunstmatige inseminatie (KI) in de moderne<br />

<strong>varkensfokkerij</strong> aanzienlijk toegenomen. In<br />

de Nederlandse <strong>varkensfokkerij</strong> wordt<br />

inmiddels voor 100% met KI gewerkt en in<br />

de varkenshouderij in zijn algemeenheid<br />

voor ruim 95%. In de fokkerij worden mede<br />

daardoor steeds minder fokdieren getransporteerd,<br />

maar beperkt de genenstroom zich<br />

meer en meer tot sperma. Zodoende beschermen<br />

bedrijven zich maximaal op het gebied<br />

<strong>van</strong> gezondheid. <strong>De</strong> moderne manier <strong>van</strong> het<br />

aansturen <strong>van</strong> de varkens fokkerij heeft dit<br />

gelukkig mogelijk gemaakt.<br />

<strong>De</strong> markt <strong>van</strong> KI in Nederland<br />

<strong>De</strong> navolgende berekening laat de totale hoeveelheid<br />

sperma zien die in Nederland jaarlijks<br />

via (bedrijfs-) KI wordt ingezet:<br />

TOPIGS<br />

via Coöperatieve KI-verenigingen:<br />

• Varkens Activiteiten Centrum<br />

• 1.000.000 doses sperma<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 32<br />

• Varkens KI Twente<br />

• 260.000 doses sperma<br />

• Varkens KI Limburg<br />

• 600.000 doses sperma<br />

• Varkens KI Noord Brabant<br />

• 1.160.000 doses sperma<br />

• Totaal TOPIGS in Nederland<br />

• 3.020.000 doses sperma<br />

Particuliere KI-organisaties<br />

(Parvak, Klasse KI, Van Gennip etc.)<br />

• 800.000 doses sperma<br />

Totaal georganiseerde KI<br />

• 3.820.000 doses sperma<br />

• 10% Bedrijfs-KI (schatting)<br />

• 425.000 doses sperma<br />

Totaal spermagebruik in Nederland per jaar<br />

• 4.245.000 doses sperma<br />

Dit komt ongeveer overeen met 4,5 doses<br />

sperma per zeug per jaar.


Jaarlijks worden 3,8 miljoen doses sperma<br />

uitgeleverd.<br />

Tot slot<br />

<strong>De</strong> structuur in de Nederlandse <strong>varkensfokkerij</strong><br />

is in de afgelopen decennia sterk<br />

gewijzigd. Investering in technologie en<br />

automatisering heeft geleid tot bundeling<br />

<strong>van</strong> fokprogramma’s met nog slechts enkele<br />

aanbieders in de markt. Om gezondheidsredenen<br />

wordt de fokkerijpiramide meer en<br />

meer ingekort. Middels KI en andere technologieën<br />

ont<strong>van</strong>gt de varkenshouder TOPgenetica,<br />

waarmee met de juiste begeleiding<br />

<strong>van</strong> leveranciers en dierenartsen TOP-prestaties<br />

worden gehaald. Alleen TOP-presteerders<br />

zullen in de huidige varkenshouderij<br />

kunnen overleven.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 33


TOPIGS Internationaal<br />

Ir. Paul Vriesekoop, regiomanager<br />

TOPIGS International<br />

TOPIGS is actief in ongeveer 35 landen.<br />

TOPIGS werkt in die landen met agenten<br />

(inkoop en verkoop <strong>van</strong> fokdieren, maar<br />

geen eigen productie) of met distributeurs<br />

(inkoop en verkoop <strong>van</strong> fokdieren die ook<br />

lokaal de productie <strong>van</strong> fokdieren organiseren).<br />

Dit kunnen 100 % eigen TOPIGS<br />

bedrijven zijn, joint ventures (TOPIGS heeft<br />

een financieel belang in een dergelijk<br />

bedrijf) of bedrijven waar TOPIGS zelf geen<br />

belangen in heeft. Vanuit het hoofdkantoor in<br />

Vught worden deze markten aangestuurd<br />

door een aantal regio- en areamanagers die<br />

commerciële en marketing ondersteuning<br />

verlenen. Daarnaast verzorgt de afdeling<br />

S&D de fokkerij- en technische ondersteuning<br />

en de opleiding voor de technisch<br />

medewerkers die in de landen opereren.<br />

Europa<br />

Europa met als thuisbasis Nederland is <strong>van</strong><br />

oudsher het werkterrein <strong>van</strong> TOPIGS<br />

International. <strong>De</strong> nadruk ligt dan vooral op<br />

West-Europa, zonder het Angelsaksische en<br />

Scandinavische gebied. <strong>De</strong> laatste jaren is<br />

TOPIGS ook steeds meer actief in de<br />

Midden- en Oost-Europese landen.<br />

Europa herbergt ongeveer 20 procent <strong>van</strong><br />

alle varkens <strong>van</strong> de wereld. In Noordwest-<br />

Europa is de varkenshouderij voornamelijk<br />

gesitueerd op familiebedrijven die trouwens<br />

wel steeds groter worden. Daarnaast ontstaan<br />

in toenemende mate rond deze familiebedrijven<br />

integraties, opgebouwd door de slachterijen.<br />

Ook in Zuid-Europa treffen we veel familiebedrijven<br />

aan, maar daar ontstaan meer en<br />

meer grotere, volledig geïntegreerde, bedrijven<br />

die het hele proces <strong>van</strong> ”zaadje tot karbonaadje”<br />

in eigen beheer hebben. Vaak zijn dit<br />

bedrijven waar familiekapitaal in zit maar er<br />

zijn ook bedrijven die werken met <strong>van</strong> buitenaf<br />

aangetrokken kapitaal.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 34<br />

In Midden- en Oost-Europa is kort na de val<br />

<strong>van</strong> het communisme een privatiseringsgolf<br />

door de landbouw gegaan. <strong>De</strong> manier waarop<br />

en de uitkomst er<strong>van</strong> is <strong>van</strong> land tot land zeer<br />

verschillend geweest. <strong>De</strong> grote lijn is in de<br />

meeste landen wel dat de grote staatsbedrijven<br />

en coöperaties in handen <strong>van</strong> het vroegere<br />

management zijn gekomen. <strong>De</strong> medewerkers<br />

zijn in dat geval dan vaak ook de mede-aandeelhouders.<br />

Bedrijven in Midden- en Oost-Europa kenmerken<br />

zich door een gebrek aan liquide<br />

middelen waardoor bedrijfsontwikkeling erg<br />

moeizaam te verwezenlijken is of zelfs niet<br />

mogelijk is. Banken willen vaak niet investeren<br />

in de agrarische sector. Bedrijven zijn in<br />

technisch slechte staat, kennen een lage productie<br />

en zijn niet efficiënt.<br />

Daarnaast is de structuur <strong>van</strong> de verdere verwerking<br />

<strong>van</strong> de varkens in veel landen nog<br />

een probleem. Er zijn, op een enkele positieve<br />

uitzondering na, veel kleine slachterijen en<br />

verwerkingsbedrijfjes met een lage hygiënestatus.<br />

Met de toetreding tot de EU wordt<br />

hier overigens veel aandacht aan besteed,<br />

maar het zal veel energie en tijd vragen om<br />

dit onderdeel <strong>van</strong> de landbouw op een West-<br />

Europees niveau te krijgen. TOPIGS probeert<br />

in Midden- en Oost-Europa de positieve uitzonderingen<br />

in de markt als haar klant te<br />

krijgen en gaat dus in deze regio selectief te<br />

werk.<br />

Noord-Amerika<br />

Noord-Amerika heeft ongeveer 10% <strong>van</strong> alle<br />

varkens <strong>van</strong> de wereld. In Noord-Amerika<br />

treft men nog wel familiebedrijven aan, echter<br />

de varkenshouderij wordt gedomineerd<br />

door grote integraties die alles in huis hebben,<br />

<strong>van</strong> de productie <strong>van</strong> fokzeugen tot het<br />

verwerken <strong>van</strong> vlees tot producten geschikt<br />

voor de supermarkt.<br />

Vaak zijn deze bedrijven, behalve in de varkenshouderij,<br />

ook actief in de pluimvee- en<br />

rundveesector. <strong>De</strong> grootste bedrijven zijn


Smithfield, Tyson/IBP en Cargill. Voor de<br />

beeldvorming: Smithfield had in 2003 binnen<br />

en buiten de VS bijna 850.000 zeugen in<br />

eigendom, bijna net zoveel als alle Nederlandse<br />

varkenshouders bij elkaar. <strong>De</strong>ze bedrijven hebben<br />

vaak een deel familiekapitaal en een groot<br />

deel vreemd kapitaal. Verschillende <strong>van</strong> deze<br />

bedrijven zijn beursgenoteerd.<br />

Een andere belangrijke groep bedrijven<br />

wordt gevormd door de geïntegreerde productiebedrijven<br />

met een om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 30.000<br />

tot 40.000 zeugen die leveren aan de grote<br />

slachterijen. Dit soort bedrijven komen ook<br />

in Canada en Mexico voor maar zijn daar<br />

Aantal zeugen <strong>van</strong> grote Amerikaanse integraties in de V.S<br />

niet zo groot als in de VS.<br />

<strong>De</strong> schaalgrootte in Noord-Amerika is<br />

beduidend groter in vergelijking met Europa,<br />

echter de productiviteit is vaak <strong>van</strong> een lager<br />

niveau <strong>van</strong>wege met name managementproblemen.<br />

Het blijkt moeilijk om deze grote<br />

eenheden efficiënt aan te sturen. Ook is het<br />

grote personeelsverloop op deze bedrijven<br />

een probleem. Het is ook vaak moeilijk om<br />

goed geschoold personeel te vinden om te<br />

werken in de varkenshouderij en dan blijkt<br />

het gezien de haalbare salariëring ook moeilijk<br />

om ze te houden.<br />

TOPIGS heeft vestigingen en kernbedrijven<br />

in Canada en Mexico.<br />

1 Smithfield Foods* 756.000<br />

2 Premium Standard Farms 225.000<br />

3 Seaboard Farms 214.000<br />

4 Prestage Farms 129.000<br />

5 Cargill 118.000<br />

6 Iowa Select Farms 100.000<br />

7 The Pipestone system 100.000<br />

8 Christensen Farms 94.000<br />

9 Goldsboro Hog Farm 72.000<br />

10 The Hanor Company 74.000<br />

TOTAAL 1.882.000<br />

*Smithfield heeft ook ruim 90.000 zeugen buiten de USA<br />

Latijns-Amerika<br />

In Latijns-Amerika treft men ongeveer 6 %<br />

<strong>van</strong> alle varkens <strong>van</strong> de wereld aan. <strong>De</strong><br />

Latijns-Amerikanen zijn geen varkensvlees<br />

eters. Kip en rundvlees zijn populairder en<br />

vaak ook goedkoper dan varkensvlees. <strong>De</strong><br />

varkensbedrijven in dit deel <strong>van</strong> de wereld<br />

variëren <strong>van</strong> heel klein tot groot. Kleine<br />

‘bedrijven’ hebben één of enkele zeugen achter<br />

het huis voornamelijk voor eigen consumptie<br />

maar er zijn ook middelgrote familiebedrijven<br />

met 100 tot 500 zeugen. Daarnaast zijn<br />

er heel grote bedrijven en organisaties die<br />

een om<strong>van</strong>g hebben die vergelijkbaar is met<br />

die in Noord-Amerika. In een aantal gevallen<br />

is men geïntegreerd en heeft men alle schakels<br />

<strong>van</strong> de productie in eigen hand.<br />

Brazilië heeft een moderne varkenshouderij<br />

sector die gebaseerd is op lage kostprijzen<br />

door het hebben <strong>van</strong> goedkope arbeid, goedkope<br />

huisvesting en goedkoop voer. Brazilië<br />

is een land dat, zowel in de varkens - als in de<br />

pluimveeproductie, kan groeien zonder<br />

milieuproblemen. Het land zal waarschijnlijk<br />

een steeds grotere speler worden op de<br />

wereldmarkt.<br />

Het andere Zuid-Amerikaanse land met een<br />

zich sterk ontwikkelende varkenssector is<br />

Chili, met een beperkt aantal grote geïntegreerde<br />

spelers die zeer efficiënt produceren.<br />

<strong>De</strong> bedrijven werken volgens kwaliteitsconcepten.<br />

TOPIGS heeft vestigingen en fokbedrijven in<br />

Brazilië en Costa Rica.<br />

Afrika<br />

In grote delen <strong>van</strong> Afrika is er geen varkenshouderij<br />

zoals wij die kennen en Afrika heeft<br />

misschien amper 2 % <strong>van</strong> alle varkens <strong>van</strong> de<br />

wereld. <strong>De</strong> Afrikaan is <strong>van</strong> oudsher geen varkensvlees<br />

eter.<br />

Een moderne varkenshouderijsector treft<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 35


men aan in Zuid-Afrika. Dit zijn familiebedrijven<br />

waar<strong>van</strong> enkele meer dan 2000 zeugen<br />

hebben. Het type slachtvarken dat men<br />

maakt is gebaseerd op de Engelse producten<br />

en vaak slacht men dus ook relatief licht (80<br />

kg levend). TOPIGS heeft een vertegenwoordiging<br />

in Zuid-Afrika en levert <strong>van</strong> daaruit<br />

aan bedrijven in andere landen in de regio<br />

(Zambia en Namibië).<br />

Azië.<br />

In Azië vindt men ongeveer 60 % <strong>van</strong> alle<br />

varkens <strong>van</strong> de wereld. China alleen al huisvest<br />

bijna 50 % <strong>van</strong> de wereld varkensstapel.<br />

In Zuidoost-Azië en China is men traditioneel<br />

varkensvlees etend. In de meeste landen<br />

heeft men nog een grote productie <strong>van</strong> varkens<br />

op zeer kleine schaal (‘backyard’ varkens);<br />

er is echter een duidelijke trend naar<br />

grotere bedrijven en meer integratie.<br />

In Azië ziet men een tendens dat de consu-<br />

Wereldwijde varkensvleesstromen<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 38<br />

ment in de grote steden vaker zijn vlees gaat<br />

halen bij de supermarkt. <strong>De</strong>ze consumenten<br />

willen, evenals die in Europa en Noord-<br />

Amerika, gestandaardiseerde producten en<br />

kwaliteiten. Aan deze vraag in landen als de<br />

Filippijnen, Thailand en Korea wordt voldaan<br />

door grote familiebedrijven. Daarnaast<br />

ontstaan vooral in China grote integraties die<br />

met staatssteun of extern kapitaal werken. Er<br />

zijn echter ook private integraties actief die<br />

met meer dan 20.000 zeugen het hele productieproces<br />

binnen de eigen muren hebben.<br />

<strong>De</strong> verwachting is dat deze bedrijven verder<br />

door zullen groeien en als moderne conglomeraten<br />

gaan opereren net zoals we nu in de<br />

Verenigde Staten zien. Op termijn zullen<br />

deze bedrijven de exportmarkt betreden.<br />

TOPIGS richt zich in deze markten vooral op<br />

de grotere familiebedrijven en de integraties.<br />

TOPIGS heeft vestigingen en fokbedrijven<br />

op de Filippijnen en in China.<br />

Op wereldniveau zijn de volgende landen de grote exporteurs (in volgorde <strong>van</strong> belangrijkheid<br />

en de handel binnen de EU buiten beschouwing latend) Europese Unie (vooral<br />

<strong>De</strong>nemarken), Canada, Verenigde Staten, Brazilië en Polen.<br />

Ontwikkelingsverwachting belangrijkste varkensvleesexporterende landen (bron: FAPRI)<br />

(x 1000 ton) 2003 2006 2009 2012<br />

Australië 5 25 34 33<br />

Brazilië 620 744 810 836<br />

Canada 898 1.005 1.078 1.282<br />

Europeese Unie-15 1.134 913 902 918<br />

Hongarije 89 99 100 94<br />

Polen 80 12 96 200<br />

Voormalige USSR 11 10 4 -1<br />

Thailand 0 7 10 1<br />

Verenigde Staten 226 218 371 370<br />

Totaal export 3.064 3.032 3.406 3.733


Brazilië en Canada groeien uit tot de belangrijkste exporteurs <strong>van</strong> varkensvlees<br />

<strong>De</strong> belangrijkste importeurs zijn: Japan, Verenigde Staten (uit Canada), Rusland, Mexico en<br />

Hong Kong.<br />

Ontwikkelings verwachting belangrijkste varkensvleesimporterende landen (bron: FAPRI)<br />

(x 1000 ton) 2003 2006 2009 2012<br />

China - Hong Kong 280 299 329 348<br />

China -244 -210 -68 124<br />

Japan 1.150 1.178 1.279 1.342<br />

Mexico 275 342 387 329<br />

Filippijnen 10 40 94 124<br />

Rusland 599 525 473 454<br />

Zuid Korea 141 139 151 154<br />

Taiwan 45 52 74 91<br />

Rest <strong>van</strong> de wereld 808 666 688 767<br />

Totaal import 3.064 3.032 3.406 3.733<br />

Japan blijft de belangrijkste importeur <strong>van</strong> varkensvlees<br />

<strong>De</strong> algemene trend is dat de EU haar leidende positie op de wereldmarkt zal moeten opgeven<br />

en dat Canada en Brazilië die zullen gaan invullen.<br />

Van de importerende landen zal Japan meer gaan importeren door een nog verdere teruggang<br />

<strong>van</strong> de eigen productie. Rusland zal daarentegen minder gaan importeren en via een import<br />

quota systeem de eigen productie gaan stimuleren.<br />

<strong>De</strong> handel tussen Canada en de Verenigde Staten zal vooral bepaald worden door de onderlinge<br />

dollarkoers. Canada exporteert naast varkensvlees jaarlijks ook nog eens 6 miljoen biggen en<br />

levende varkens naar de Verenigde Staten (2003).<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 39


Varkens KI in Nederland<br />

Ing. Arno <strong>van</strong> de Laar<br />

Bijna alle zeugen in Nederland worden <strong>van</strong>daag<br />

de dag bevrucht via kunstmatige inseminatie.<br />

<strong>De</strong>ze techniek is na een stormachtige<br />

ontwikkeling gedurende de laatste decennia,<br />

anno 2005 een vaste en onmisbare pijler <strong>van</strong><br />

de Nederlandse varkenshouderij.<br />

Goedkoop, betere kwaliteit en veilig<br />

Tegen de aan<strong>van</strong>kelijke verwachting in heeft<br />

toepassing <strong>van</strong> kunstmatige inseminatie (KI)<br />

bij varkens zich <strong>van</strong>af de jaren ’60 zeer sterk<br />

ontwikkeld.<br />

Als argumenten vóór invoering <strong>van</strong> KI zijn te<br />

noemen:<br />

1. Kwaliteitsverbetering. Intensiever en efficiënter<br />

benutten <strong>van</strong> (fok)beren <strong>van</strong> hoge<br />

kwaliteit door het kunnen verhogen <strong>van</strong> de<br />

selectie-intensiteit.<br />

2. Arbeidsbesparing. Bedrijven waren te<br />

klein voor het houden <strong>van</strong> een eigen<br />

natuurlijk dekkende beer. Bij het gebruik<br />

<strong>van</strong> KI zou men niet meer met de beer<br />

naar de zeug (pad beren) of met de zeug<br />

naar de beer hoeven te gaan.<br />

3. Ziektepreventie. Het bij elkaar brengen<br />

<strong>van</strong> zeugen <strong>van</strong> verschillende bedrijven bij<br />

de berenhouder was evenals het rondgaan<br />

met de beer <strong>van</strong> bedrijf naar bedrijf een<br />

doelmatige manier voor het verspreiden<br />

<strong>van</strong> ziekten.<br />

Vanaf 1995 is er een zeer sterke ontwikkeling<br />

geweest <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong><br />

kunstmatige inseminatie bij varkens.<br />

Momenteel produceert KI Noord-Brabant<br />

per jaar een aantal <strong>van</strong> 1,2 miljoen doses<br />

sperma. Tevens zijn de varkenshouders, met<br />

name na de varkenspest epidemie <strong>van</strong><br />

1997/1998, volledig over gegaan naar Doe<br />

Het Zelf KI (DHZ-KI). Hierbij levert de KIorganisatie<br />

het sperma bij het varkensbedrijf<br />

af en insemineert de varkenshouder zijn dieren<br />

zelf.<br />

Figuur 6: omzetontwikkeling coöperatieve<br />

varkens KI<br />

Sterke coöperatieve structuur<br />

Vanaf de start in de jaren ’60 hebben <strong>van</strong>uit<br />

de vele varkens KI verenigingen zich vier<br />

coöperatieve KI organisaties ontwikkeld.<br />

<strong>De</strong>ze vier organisaties (Varkens Activiteiten<br />

Centrum (VAC), KI Twenthe, KI Limburg en<br />

KI Noord Brabant) verkopen per jaar in<br />

totaal ruim 3.000.000 doses sperma. (zie<br />

figuur 6) <strong>De</strong> coöperatieve KI organisaties<br />

samen leveren hiermee ongeveer 80% <strong>van</strong> de<br />

doses sperma die nodig zijn voor de bevruchting<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse varkensstapel. Naast<br />

de coöperatieven zijn in Neder-land nog<br />

enkele particuliere KI-organisaties actief met<br />

een gezamenlijk marktaandeel <strong>van</strong> 15%. Tot<br />

slot wordt een klein deel nog ingevuld door<br />

middel <strong>van</strong> bedrijfs-KI.<br />

Gebiedsindeling coöperatieve varkens KI-organisaties<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 41


KI: Kwaliteit, onderzoek en biosecurity<br />

Varkens KI Noord Brabant heeft in haar missie<br />

een drietal kernzaken benoemd: Kwaliteit,<br />

Research & <strong>De</strong>velopment en Biosecurity.<br />

1. Kwaliteit:<br />

Het kwaliteitsaspect onderscheidt zich in<br />

twee onderdelen. Eén onderdeel betreft<br />

kwaliteit <strong>van</strong> de genen. Hierbij komt de<br />

directe relatie met de TOPIGS fokkerij en<br />

met de database <strong>van</strong> IPG in Beuningen naar<br />

voren. Door aankoop <strong>van</strong> de allerbeste<br />

beren met daarnaast een constante monitoring<br />

en controle <strong>van</strong> de fokwaarden <strong>van</strong> de<br />

KI-beren wordt door een scherp ver<strong>van</strong>gingsbeleid<br />

zorg gedragen voor het continue<br />

beschikbaar hebben <strong>van</strong> de allerhoogste<br />

genetische kwaliteit. <strong>De</strong> voordelen voor de<br />

varkenshouderij zijn evident en de genetisch<br />

allerhoogste kwaliteit betaalt zich<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 42<br />

direct terug. In de vermeerdering is dit<br />

zichtbaar in de vruchtbaarheidskenmerken<br />

via het aantal afgeleverde biggen en in de<br />

vleesvarkenshouderij via de MSE kenmerken<br />

die zich in de praktijk vertalen in groei, vleespercentage<br />

en EW-conversie.<br />

Het tweede kwaliteitsaspect betreft de spermatechnologische<br />

kwaliteit. Varkens KI<br />

Noord-Brabant stelt zich tot doel om uitsluitend<br />

sperma uit te leveren dat aan de allerhoogste<br />

kwaliteitseisen voldoet. Hiervoor<br />

worden strikte kwaliteitsmetingen tijdens en<br />

na het productieproces uitgevoerd met een<br />

daarbij behorende sturing tijdens het productieproces.<br />

Hierbij kunnen genoemd worden:<br />

motiliteit, beweeglijkheidscores, houdbaarheid,<br />

morfologie, bacteriologie, concentratie<br />

enz. Het gehele productieproces met bijbehorende<br />

kwaliteitsmetingen en sturing is<br />

hierop geborgd in de ISO 9001:2000 certificering.<br />

Bij Varkens KI Noord Brabant wordt sperma uitvoerig onderzocht zodat het aan de hoogste kwaliteitseisen<br />

voldoet


2. Onderzoek<br />

Het tweede aspect waarop veel inspanning<br />

gepleegd wordt is het onderzoek. <strong>De</strong> coöperatieve<br />

KI organisaties besteden jaarlijks een<br />

vast bedrag per doses aan onderzoek. <strong>De</strong>ze<br />

onderzoeksactiviteiten zijn gebundeld binnen<br />

de Bond KI, een samenwerkingverband<br />

<strong>van</strong> de coöperatieve KI organisaties. <strong>De</strong> bond<br />

maakt voor het onderzoek gebruik <strong>van</strong> IPG.<br />

Het onderzoek is gericht op continue verbetering<br />

<strong>van</strong> het product varkenssperma dat aan<br />

de varkenshouder wordt afgeleverd. <strong>De</strong><br />

onderzoeksterreinen worden in een kader op<br />

blz. 44 nader toegelicht.<br />

3. Biosecurity<br />

Gezondheid en het voorkómen <strong>van</strong> verspreiding<br />

<strong>van</strong> ziektekiemen is essentieel voor een<br />

organisatie als de KI. Hoewel overdracht <strong>van</strong><br />

kiemen via verdund sperma om een aantal<br />

redenen al tot een minimum is gereduceerd,<br />

worden toch maximale voorzorgen genomen<br />

om de kans zo klein mogelijk te maken dat er<br />

zich kiemen in het sperma kunnen bevinden.<br />

• Beren die na het testen in aanmerking<br />

komen om als KI-beer te gaan functioneren<br />

worden op het bedrijf <strong>van</strong> herkomst binnen<br />

30 dagen voor overplaatsing naar de quarantaine,<br />

volgens EU-certificering onderzocht<br />

op antistoffen tegen Aujeszky (gE-<br />

ELISA), Brucellose (Rose Bengaal) en<br />

Klassieke Varkenspest (ELISA). Alleen<br />

beren afkomstig <strong>van</strong> door TOPIGS goedgekeurde<br />

bedrijven komen in aanmerking.<br />

• Wanneer de uitslagen en de algemene<br />

gezondheid dit toelaten, worden de potentiële<br />

KI-beren ingereden in een quarantainestation<br />

waar ze tenminste 30 dagen in isolatie<br />

moeten verblijven. Tijdens de<br />

quarantaine wordt nogmaals onderzocht op<br />

antistoffen tegen Brucella suis en gE-antistoffen<br />

tegen de ziekte <strong>van</strong> Aujeszky en<br />

wordt de gezondheid <strong>van</strong> de dieren dagelijks<br />

gemonitord.<br />

• Vanuit één quarantaine worden de beren,<br />

mits goedgekeurd, overgebracht naar twee<br />

aan elkaar gelieerde sperma winstations.<br />

Binnen KI-Noord Brabant is gekozen voor<br />

een opsplitsing <strong>van</strong> de productie en verwerking.<br />

Twee stations zijn gekoppeld aan één<br />

laboratorium. Op deze manier worden twee<br />

volledig gescheiden clusters gecreëerd.<br />

• Zowel de quarantaine stations als de sperma<br />

winstations voldoen aan alle eisen <strong>van</strong><br />

ziektepreventie, zoals ook geldt voor Abedrijven.<br />

• Alle KI-beren worden dagelijks door het<br />

stalpersoneel beoordeeld op gezondheid<br />

waar<strong>van</strong> een rapportage wordt gefaxt aan<br />

de verantwoordelijke KI-dierenarts.<br />

Wekelijks wordt ook nog een gezondheidscontrole<br />

uitgevoerd door de voor het station<br />

verantwoordelijke dierenartsenpraktijk.<br />

Daarnaast wordt door de bedrijfsdierenarts<br />

en door de RVV regelmatig een audit uitgevoerd.<br />

• Van iedere beer, die op een dag sperma produceert,<br />

wordt de lichaamstemperatuur<br />

geregistreerd. Indien er twijfel is over de<br />

gezondheid wordt het sperma <strong>van</strong> de<br />

betreffende beer niet uitgeleverd.<br />

• Van iedere beer, die het station verlaat,<br />

wordt voor vertrek nogmaals bloed onderzocht<br />

op Brucellose en de ziekte <strong>van</strong><br />

Aujeszky. Mocht een beer op het station<br />

overlijden dan wordt het kadaver ter sectie<br />

aangeboden aan de Gezondheidsdienst<br />

voor Dieren.<br />

• Tel hierbij op de virucide werking <strong>van</strong> spermaplasma,<br />

de constante kwaliteitscontroles<br />

op het sperma inclusief de controle op bacteriële<br />

contaminatie en bovendien de toevoeging<br />

<strong>van</strong> effectieve antibiotica aan de<br />

verdunner en het zal duidelijk zijn dat de<br />

maximale inspanning is verricht om het<br />

risico <strong>van</strong> overdracht <strong>van</strong> infecties tot het<br />

minimum te beperken.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 43


Een aantal onderzoeken die worden gecoördineerd door de Bond <strong>van</strong><br />

Coöperatieve Varkens KI-verenigingen<br />

• Vergelijking spermaverpakkingen (potjes, tubes, cochettes) en gebruikte materialen<br />

(verschillende soorten plastic).<br />

• Vergelijking verschillende verdunners zowel op laboratorium niveau als in de praktijk.<br />

• Onderzoek naar verdunningstechnieken (o.a. temperatuur, tijd).<br />

• Beoordelen toevoegingen aan het verdunde sperma (bijvoorbeeld oxytocine dat overigens<br />

geen effect blijkt te hebben).<br />

• Beoordelen nieuwe systemen op praktische implementatie en economisch voordeel<br />

(Gedis, post cervicale technieken).<br />

• Onderzoek naar methoden die een lagere concentratie <strong>van</strong> spermacellen in het verdunde<br />

sperma mogelijk maken met behoud <strong>van</strong> resultaat.<br />

• Optimalisatie en standaardisatie laboratorium technieken (o.a. vergelijking <strong>van</strong> diverse<br />

CASA-systemen (computer assisted semen analysis) waardoor kwaliteitsbeoordeling<br />

kan worden geautomatiseerd).<br />

• Ontwikkeling <strong>van</strong> flowcytrometische technieken waarmee de kwaliteit <strong>van</strong> het sperma<br />

en het bevruchtend vermogen <strong>van</strong> dit sperma kan worden voorspeld.<br />

• Onderzoek naar het belang <strong>van</strong> beereffecten op de kwaliteit <strong>van</strong> de inseminatie (promotieonderzoek<br />

Pieter Langendijk).<br />

• Optimalisatie <strong>van</strong> het inseminatiemoment. Promotieonderzoeken <strong>van</strong> Nicoline Soede<br />

en Dorothé Ducró die hebben geresulteerd in de ontwikkeling <strong>van</strong> het analysemodel<br />

Pigsis.<br />

• Het ontwikkelen en op peil houden <strong>van</strong> PCR technieken waarmee kiemen in het sperma<br />

kunnen worden gedetecteerd. In samenwerking met ASG-WUR zijn PCR’s ontwikkeld<br />

waarmee een aantal virussen kunnen worden aangetoond (Aujeszky, Mond &<br />

Klauwzeer, Klassieke varkenspest, SVD en PRRSV).<br />

• <strong>De</strong>tectie <strong>van</strong> genetisch bepaalde afwijkingen die de fertiliteit beïnvloeden. Een voorbeeld<br />

hier<strong>van</strong> is de test die het bestaan <strong>van</strong> reciproke translocatie bij een beer kan aantonen.<br />

• Ontwikkeling <strong>van</strong> technieken die het mogelijk maken varkenssperma in te vriezen<br />

met behoud <strong>van</strong> goede vruchtbaarheidsresultaten.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 44


Genomics in eerste instantie vooral voor een marktgerichte vleeskwaliteit<br />

Interview met Dr. Ir. Jan Merks <strong>van</strong> het Institute for Pig Genetics:<br />

Ing. Peter Loenen, communicatiemanager<br />

Het Institute for Pig Genetics (IPG) in<br />

Beuningen is in Nederland leidend op het<br />

gebied <strong>van</strong> toegepaste fokkerij- en reproductieonderzoek<br />

bij het varken. Een <strong>van</strong> de aandachtsvelden<br />

<strong>van</strong> IPG is moleculaire genetica,<br />

onderdeel <strong>van</strong> het allesomvattende begrip<br />

genomics.<br />

Directeur Dr. Ir. Jan Merks verwacht de eerstkomende<br />

jaren vooral resultaat <strong>van</strong> genomics<br />

op het gebied <strong>van</strong> vleeskwaliteit. Mogelijk<br />

zijn er op middellange termijn ook resultaten<br />

te verwachten op het gebied <strong>van</strong> diergezondheid,<br />

en dan met name de algemene weerstand<br />

<strong>van</strong> het varken. Eenvoudig is de ontrafeling<br />

<strong>van</strong> de genetische code <strong>van</strong> het varken<br />

en de toepassing er<strong>van</strong> in de fokkerij zeker<br />

niet. <strong>De</strong> genetische code vastgelegd in het<br />

DNA, speelt niet alleen een rol bij de totstandkoming<br />

<strong>van</strong> een eigenschap of kenmerk.<br />

Ook het daaruit resulterende RNA, de<br />

eiwitten en hormonen hebben hun invloed op<br />

een eigenschap en om het nog ingewikkelder<br />

te maken spelen er tussen al deze factoren<br />

ook nog eens onderlinge interacties.<br />

Waar houdt IPG zich op gebied <strong>van</strong> genomics<br />

mee bezig?<br />

Merks: "<strong>De</strong>nk niet aan zaken als het klonen<br />

of het genetisch modificeren <strong>van</strong> varkens.<br />

Dat zijn technieken die geen direct nut hebben<br />

in de varkenshouderij. <strong>De</strong> traditionele<br />

fokkerijtechnieken <strong>van</strong> selectie op fenotype<br />

die we al jaren toepassen, zijn nog steeds het<br />

meest effectief. Een techniek die we door<br />

gebruik <strong>van</strong> veel familie-informatie en <strong>van</strong><br />

goede statistische modellen zo ver hebben<br />

geperfectioneerd dat we met een betrouwbaarheid<br />

<strong>van</strong> 90 tot 95% werken aan eigenschappen<br />

als groei en vleespercentage.<br />

<strong>De</strong> vertaling <strong>van</strong> de erfelijke aanleg <strong>van</strong> het<br />

varken naar de gewenste kenmerken is erg<br />

ingewikkeld. Dat maakt het zeer moeilijk om<br />

genetische modificatie (het inbrengen <strong>van</strong><br />

vreemd DNA) effectief toe te kunnen passen.<br />

Er is wat dat betreft gewoon nog te weinig<br />

kennis over de erfelijke plattegrond <strong>van</strong> het<br />

varken.<br />

Een ander argument om niet met genetische<br />

modificatie bezig te zijn is dat zeker in<br />

Europa de consument niet op transgeen varkensvlees<br />

zit te wachten. Dat alles maakt dat<br />

nu en waarschijnlijk ook in de toekomst de<br />

toegevoegde waarde <strong>van</strong> technieken als klonen<br />

en genetisch modificeren te klein zijn<br />

om rendabel te zijn."<br />

Geen gekloonde varkens of varkens waar<strong>van</strong><br />

het erfelijk materiaal is gemodificeerd.<br />

Maar welke techniek dan wel?<br />

"Het best kun je het omschrijven als moleculaire<br />

genetica. Onze onderzoekers houden<br />

zich bezig met het zoeken naar genen die<br />

direct voor een bepaalde eigenschap verantwoordelijk<br />

zijn en het gebruik <strong>van</strong> die genen<br />

in het fokprogramma. Een <strong>van</strong> de eerste<br />

voorbeelden hier<strong>van</strong> was het gen dat verantwoordelijk<br />

is voor de stress of halothaangevoeligheid<br />

<strong>van</strong> het varken. Door toepassing<br />

<strong>van</strong> deze DNA test is het fokkerij-organisaties<br />

zoals TOPIGS gelukt om stressgevoeligheid,<br />

en daarmee welzijnsproblemen en<br />

slechtere vleeskwaliteit, zeer effectief uit<br />

de verschillende rassen te fokken. Inmiddels<br />

is er zelfs een stressvrije Piétrain populatie.<br />

Andere voorbeelden <strong>van</strong> dergelijke<br />

DNA testen zijn de Rendement Napole-test<br />

voor vleeskwaliteit specifiek voor het<br />

Hampshire ras en de test die het KIT-gen<br />

opspoort dat zorgt voor de roodbruine<br />

Duroc kleur.<br />

Een andere techniek die het IPG hanteert is<br />

het opsporen <strong>van</strong> zogenaamde genmerkers<br />

om vervolgens uit te komen bij functionele<br />

mutaties. Bij genmerkers wordt niet het<br />

eigenlijke gen voor een eigenschap opgespoord<br />

maar een gen dat dicht bij het gen ligt<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 45


dat (mede-) verantwoordelijk is voor de<br />

eigenlijke eigenschap. <strong>De</strong> locatie c.q. de<br />

sequentie <strong>van</strong> het eigenlijke gen is in dit<br />

geval niet bekend, maar doordat het merkergen<br />

dicht bij het eigenlijke gen ligt is met<br />

een merkertest toch een redelijke selectie uit<br />

te voeren. Hoe dichter het merkergen bij het<br />

eigenlijke gen ligt des te betrouwbaarder is<br />

de test. Er zijn inmiddels genmerkers bekend<br />

voor vruchtbaarheid en voor bespierdheid<br />

<strong>van</strong> het varken. <strong>De</strong>rgelijke merkertests worden<br />

door IPG gebruikt als een voorfase voor<br />

het opsporen <strong>van</strong> de eigenlijke genen: functionele<br />

mutaties die bruikbaar zijn om echt te<br />

sturen in het fokprogramma (vergelijkbaar<br />

met halothaan gen).<br />

Bij het gebruik <strong>van</strong> DNA testen voor merkers<br />

of genen, is er géén sprake <strong>van</strong> genetische<br />

modificatie. We selecteren alleen die varkens<br />

die een bepaalde genetische verankerde eigenschap<br />

bij zich dragen, iets wat eigenlijk al sinds<br />

mensenheugenis gebeurt via domesticatie en<br />

de traditionele fokkerij met behulp <strong>van</strong> selectie<br />

op fenotype. <strong>De</strong> effectiviteit <strong>van</strong> de fokkerij is,<br />

door gebruik te maken <strong>van</strong> DNA testen, te verbeteren<br />

maar het kan vooralsnog de traditionele<br />

manier <strong>van</strong> fokkerij niet ver<strong>van</strong>gen."<br />

U ziet dus in de toekomst een belangrijke<br />

rol voor dit soort DNA testen?<br />

”Zeker is dat niet maar wat wel voor 100%<br />

zeker is, is dat 19 paar chromosomen de<br />

eigenschappen <strong>van</strong> een varken bepalen. We<br />

zijn nog maar net begonnen met het ontrafelen<br />

<strong>van</strong> de bouwtekening <strong>van</strong> het varken,<br />

we hebben naar schatting nog maar 1 of 2<br />

procent <strong>van</strong> de benodigde informatie in kaart<br />

gebracht. We hoeven dit trouwens ook niet<br />

voor 100% in kaart te brengen, immers<br />

alleen de economisch zinvolle eigenschappen<br />

zijn in dit kader belangrijk.<br />

Het kan trouwens ook best zo zijn dat we<br />

over enkele jaren moeten concluderen dat we<br />

voor bepaalde kenmerken op de verkeerde<br />

weg zitten. Dat was een jaar of tien geleden<br />

ook het geval toen we meenden dat we met<br />

het volledig in kaart brengen <strong>van</strong> de DNA<br />

sequentie <strong>van</strong> mens en varken alles zouden<br />

kunnen. Nu weten we echter dat dit nog maar<br />

het begin is. Het is dus echt een leerproces<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 46<br />

waar het moleculair genetisch onderzoek op<br />

dit moment mee bezig is.”<br />

Wereldwijd wordt veel onderzoek gedaan<br />

naar de genetische achtergronden <strong>van</strong> het<br />

leven. Is de kennis bij andere diersoorten<br />

en de mens overigens ook bruikbaar voor<br />

de varkenshouderij?<br />

”Geld voor vernieuwend onderzoek is inmiddels<br />

een groot probleem in de varkenshouderij;<br />

het is immers een relatief kleine tak met<br />

wereldwijd steeds geringere overheidsfinanciering.<br />

In de humane sector wordt veel meer<br />

geld voor de ontwikkeling <strong>van</strong> kennis op dit<br />

gebied uitgegeven. Kennis die humaan op het<br />

gebied <strong>van</strong> de moleculaire genetica wordt<br />

opgedaan is gebleken voor een groot deel<br />

ook bruikbaar te zijn voor varkens trouwens<br />

net zo als kennis die opgedaan wordt bij<br />

onderzoek bij andere landbouwhuisdieren en<br />

bijvoorbeeld bij muizen.<br />

Het werkt ook andersom. <strong>De</strong> humane<br />

geneeskunde kijkt met grote interesse naar<br />

het onderzoek dat wij doen op gebied <strong>van</strong> de<br />

erfelijke aanleg <strong>van</strong> bijvoorbeeld spiergroei<br />

bij het varken. <strong>De</strong>ze kennis denken ze namelijk<br />

te kunnen gebruiken bij het onderzoek<br />

naar de behandeling <strong>van</strong> spierziekten bij de<br />

mens”.<br />

Voor welke eigenschappen is er in de<br />

nabije toekomst resultaat met gentesten te<br />

verwachten?<br />

”Op basis <strong>van</strong> de huidige inzichten, verwacht<br />

ik voor de eigenschappen weerstand en<br />

vleeskwaliteit DNA testen die een substantiële<br />

bijdrage kunnen leveren aan de fokkerij<br />

<strong>van</strong> varkens. Dit geeft namelijk de grootste<br />

toegevoegde waarde omdat dit kenmerken<br />

zijn waarvoor we voor een goede selectie op<br />

de traditionele manier veel geld en tijd nodig<br />

hebben. Om te beginnen is het moeilijk en<br />

duur om dergelijke kenmerken te meten.<br />

Voor het meten <strong>van</strong> vleeskwaliteit moet je<br />

het varken eerst slachten en voor het meten<br />

<strong>van</strong> de weerstand moet je de varkens eigenlijk<br />

gecontroleerd ziek maken. In beide<br />

gevallen is het moeilijk om daarna nog met<br />

deze varkens verder te fokken. Daarbij zijn<br />

voor het registreren <strong>van</strong> deze kenmerken heel


veel kostbare metingen nodig. Als het mogelijk<br />

is om via eenvoudig te winnen bloed of<br />

weefselmonsters de genetische aanleg vast te<br />

stellen is voor deze groep <strong>van</strong> kenmerken<br />

veel winst, zowel in tijd en als in genetische<br />

selectie, te halen.”<br />

Betekent dit dat er op korte termijn ziekteresistente<br />

varkens of varkens die een<br />

superkwaliteit vlees hebben op de markt<br />

komen?<br />

”Dat is mogelijk. Ik denk dat vooral op het<br />

gebied <strong>van</strong> vleeskwaliteit tussen nu en 5 jaar<br />

de eerste varkens op de markt komen die<br />

aanvullend geselecteerd zijn aan de hand <strong>van</strong><br />

selectie met behulp <strong>van</strong> DNA testen. Er<br />

wordt op het moment wereldwijd heel veel<br />

geld en menskracht in de techniek <strong>van</strong> gentesten<br />

gestopt en de verwachting is dat dit<br />

resultaat op zal opleveren.”<br />

En varkens met extra weerstand?<br />

”Een gentest voor de selectie op weerstand<br />

ligt een stuk moeilijker. <strong>De</strong> afweer <strong>van</strong> een<br />

varken werkt voor elke kiem anders. Daarbij<br />

zit de algemene weerstand <strong>van</strong> het varken<br />

zeer complex in elkaar en is dit <strong>van</strong> veel factoren<br />

afhankelijk. Het is echter ook bekend<br />

dat weerstand voor een deel erfelijk is. Het<br />

wordt naar mijn mening de kunst om een<br />

goede definitie voor weerstand te formuleren.<br />

Een definitie die meetbaar is, zal de belangrijkste<br />

stap zijn. Vervolgens kun je dan op die<br />

eigenschap gaan selecteren. Dat kan via de<br />

gangbare technieken maar, als je het verantwoordelijke<br />

gen, de genen of de merkers kent,<br />

ook met behulp <strong>van</strong> een gentest.<br />

Ik denk overigens dat een test voor algemene<br />

weerstand de grootste kans maakt.<br />

Specifieke weerstand ligt moeilijk omdat het<br />

varken voor bepaalde infecties resistentie op<br />

kan bouwen zoals bijvoorbeeld het geval is<br />

bij Salmonella infecties. Bij andere soorten<br />

specifieke weerstand zoals bij de ziekte <strong>van</strong><br />

Aujeszky (Veewetziekte) heeft een gentest,<br />

die resistentie aantoont, geen direct nut. Bij<br />

een uitbraak worden immers alle varkens op<br />

het betreffende bedrijf geruimd (wettelijk<br />

vastgelegd).<br />

Een DNA test voor algemene weerstand is,<br />

wat mij betreft, dus een meer reële optie. Het<br />

grote voordeel is dat het in dat geval hopelijk<br />

ook werkzaam zal zijn tegen nu nog onbekende<br />

ziekten.”<br />

Verklarende woordenlijst<br />

<strong>De</strong> genetische wetenschap werkt met talloze<br />

al dan niet nieuwe termen en afkortingen.<br />

Daarom een verklarende woordenlijst:<br />

Allel: één <strong>van</strong> de mogelijke versies <strong>van</strong> een<br />

gen. Diploïde organismen hebben voor elk<br />

locus twee allelen. Dat kunnen dezelfde<br />

allelen zijn (en dan is het betreffende individu<br />

homozygoot voor die locus), of twee verschillende<br />

(dan is het individu heterozygoot).<br />

Antisense: antisense RNA (of DNA) is een<br />

enkele streng nucleïnezuren (RNA of DNA)<br />

complementair met een coderend mRNA<br />

(sense). <strong>De</strong> complementaire strengen binden<br />

met elkaar, waardoor de werking <strong>van</strong> het<br />

mRNA geblokkeerd wordt en er geen eiwitten<br />

meer worden gevormd.<br />

Biotechnologie: de toepassing <strong>van</strong> biologische<br />

mechanismen in productieprocessen.<br />

Centimorgan (c.m.): relatieve maat voor de<br />

afstand tussen twee genen op een chromosoom.<br />

Men zegt dat twee genen één centimorgan<br />

uit elkaar liggen wanneer er onder de<br />

nakomelingen 1% recombinanten zijn.<br />

Chromosoom: draadvormige eiwitstructuur<br />

bestaande uit desoxyribonucleïnezuur<br />

(DNA). Draagt het erfelijke materiaal, dat<br />

gegroepeerd zit in eenheden die men genen<br />

noemt.<br />

Crossing-over: de uitwisseling <strong>van</strong> overeenkomstige<br />

stukken DNA tussen de homologe<br />

chromosomen tijdens de meiose.<br />

Diploïd: cellen zijn diploid wanneer ze <strong>van</strong><br />

elk chromosoom twee exemplaren hebben.<br />

<strong>De</strong>ze exemplaren zijn respectievelijk afkomstig<br />

<strong>van</strong> de vader en <strong>van</strong> de moeder <strong>van</strong> het<br />

individu. Bij de meeste dieren en planten is<br />

dit de ‘normale’ conditie voor alle cellen <strong>van</strong><br />

het lichaam. <strong>De</strong> voortplantingscellen (game-<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 47


ten) zijn echter haploïd : ze hebben slechts<br />

één stel chromosomen.<br />

DNA merker: stukje DNA dat zodanig<br />

DNA-test of probe: enkelstrengs, gekopieerd<br />

stukje DNA dat aan een radioactieve<br />

kleur- of fluorescentiemerker wordt gebonden<br />

en vervolgens gebruikt wordt in een hybridisatie-experiment,<br />

om complementaire stukjes<br />

DNA op te sporen.<br />

Dominant: in de genetica is een allel (A)<br />

dominant wanneer het in heterozygote toestand<br />

(Aa) tot hetzelfde fenotype leidt als in<br />

homozygote toestand (AA). Het andere allel in<br />

de heterozygoot komt dus niet tot uitdrukking.<br />

Dat andere allel (a) noemt men recessief.<br />

Fenotype: de uiterlijke verschijningsvorm<br />

<strong>van</strong> een organisme, de resultante <strong>van</strong> de werking<br />

<strong>van</strong> de genen en tal <strong>van</strong> omgevingsfactoren.<br />

Gen: Een gen of meerdere genen samen dragen<br />

de erfelijke informatie <strong>van</strong> een kenmerk,<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 48<br />

gekoppeld is met de regulerende genen <strong>van</strong><br />

een eigenschap dat zijn aanwezigheid voldoende<br />

is om te voorspellen of het dier de<br />

eigenschap wel of niet heeft.<br />

een gen zorgt voor de bouw <strong>van</strong> een bepaald<br />

eiwit en vertelt zo aan de cellen wat ze in<br />

bepaalde omstandigheden moeten doen.<br />

Wanneer dit stukje chromosoom verder<br />

opgedeeld zou worden, zou het zijn karakteristieke<br />

vermogen verliezen om het betrokken<br />

product aan te maken en om zich te<br />

reproduceren.<br />

Genetische modificatie: de gerichte wijziging<br />

<strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> één of meer genen<br />

in een levend organisme door het inbrengen<br />

<strong>van</strong> een speciës vreemd stukje DNA.<br />

Genotype: de genetische samenstelling <strong>van</strong><br />

een individu, het geheel <strong>van</strong> genen.<br />

GMO of GGO: genetisch gemodificeerd<br />

organisme, een organisme waar<strong>van</strong> de structuur<br />

<strong>van</strong> één of meerdere genen gewijzigd is<br />

door de techniek <strong>van</strong> genetische modificatie.


Heterozygoot: een individu dat voor een<br />

gegeven locus twee verschillende allelen<br />

bezit.<br />

Homozygoot: een individu dat voor een<br />

gegeven locus twee identieke allelen bezit.<br />

Klonen: het doen ontstaan <strong>van</strong> een organisme<br />

of cel, uit een levend organisme of een cel,<br />

met identieke genetische informatie.<br />

Locus: de relatieve positie <strong>van</strong> een gen op<br />

een chromosoom.<br />

Moleculaire biologie: tak <strong>van</strong> de biologie<br />

die het metabolisme in de organismen op<br />

moleculaire schaal bestudeert.<br />

Nucleotiden: <strong>De</strong> genetische code (chromosomen)<br />

is opgebouwd uit vier verschillende<br />

nucleotiden - adenine (A), cytosine (C),<br />

guanine (G) en thymine (T). <strong>De</strong>ze vier basen<br />

zijn chemische stoffen die door een opeenvolging<br />

(bv. AATCGTAGC) een taal vormen<br />

die alle genetische informatie in zich draagt.<br />

Eén gen bestaat al gauw uit een duizendtal<br />

‘letters’.<br />

Oligonucleotide: dit zijn korte DNA- (of<br />

RNA-) moleculen, meestal korter dan 100<br />

basen.<br />

Recessief: in de genetica is een allel (a)<br />

recessief wanneer het enkel in homozygote<br />

toestand (aa) tot uitdrukking gebracht wordt.<br />

<strong>De</strong> heterozygoot (Aa) vertoont dus het kenmerk<br />

niet, maar heeft het fenotype <strong>van</strong> de<br />

dominante homozygoot (AA).<br />

Recombinatie: Het proces waarbij DNA<br />

wordt uitgewisseld tussen twee homologe<br />

chromosomen. Dit gebeurt tijdens de<br />

crossing-over in de meiose (vorming <strong>van</strong><br />

eicellen en zaadcellen).<br />

RNA: ribonucleïnezuur (acid), een afdruk<br />

<strong>van</strong> het DNA (in "spiegelbeeld").<br />

Segregeren: het uiteenwijken <strong>van</strong> de ouderlijke<br />

homologe chromosomen tijdens de<br />

meiose.<br />

T-RNA: transport-RNA, voert de juiste aminozuren<br />

aan naar het mRNA voor de vorming<br />

<strong>van</strong> de eiwitten.<br />

X-chromosoom: één <strong>van</strong> de twee geslachtschromosomen.<br />

Bij zoogdieren hebben vrouwen<br />

twee X-chromosomen, mannen slechts<br />

één. In de plaats <strong>van</strong> het tweede X-chromosoom<br />

hebben mannen een Y-chromsoom.<br />

X-gebonden: kenmerk waar<strong>van</strong> het locus op<br />

het X-chromosoom gelegen is.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 49


Het belang <strong>van</strong> inteelt in de fokkerij<br />

Ir. Gert <strong>van</strong> der Gaag, fokkerijcoördinator<br />

Een <strong>van</strong> de instrumenten <strong>van</strong> de fokkerij is<br />

inteelt. Rond inteelt hangt een negatief imago<br />

maar intelen heeft ook zijn positieve kanten.<br />

Daarom gebruikt de fokkerijorganisatie<br />

TOPIGS inteelt bewust in haar fokprogramma,<br />

dit overigens onder strenge voorwaarden en<br />

strak gecontroleerd.<br />

Inteelt kent verschillende vormen, zo kan<br />

men spreken <strong>van</strong> inteelt op individueel<br />

niveau of <strong>van</strong> inteelt op populatie niveau.<br />

Vaak wordt voor beide vormen echter dezelfde<br />

naam "inteelt" gebruikt wat in de praktijk<br />

nogal eens leidt tot verwarring. Het is echter<br />

<strong>van</strong> belang om de verschijningsvormen <strong>van</strong><br />

inteelt goed uit elkaar te houden. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>tie<br />

<strong>van</strong> de verschillende vormen <strong>van</strong> inteelt<br />

voor het fokprogramma verschillen namelijk<br />

nogal.<br />

Inteelt betekent op zich het paren <strong>van</strong> verwanten<br />

die meer aan elkaar gerelateerd zijn<br />

dan het gemiddelde <strong>van</strong> de populatie. Het<br />

gemiddelde <strong>van</strong> een populatie is triviaal<br />

omdat immers, als men maar ver genoeg<br />

teruggaat in de stamboom <strong>van</strong> een varken, er<br />

altijd wel een familierelatie terug te vinden is<br />

met alle andere varkens uit een populatie.<br />

Een vorm <strong>van</strong> inteelt op individueel niveau is<br />

een paring tussen directe verwanten. Neem<br />

als voorbeeld een beer die zijn moeder dekt.<br />

In dat geval zal het inteeltpercentage <strong>van</strong> de<br />

biggen 25% zijn mits er geen verdere onderlinge<br />

verwantschapsrelaties zijn. <strong>De</strong> gevolgen<br />

<strong>van</strong> een dergelijke paring zijn bij een ieder<br />

bekend. Immers de kans op aangeboren<br />

afwijkingen neemt toe en het prestatie niveau<br />

<strong>van</strong> deze dieren is vaak lager. Trekt men een<br />

parallel met de mens, dan ligt de grens <strong>van</strong><br />

wat men niet meer toestaat ongeveer bij een<br />

neef - nicht relatie ofwel een beer en een<br />

zeug mogen niet eenzelfde grootouder hebben.<br />

In dat geval is het inteeltpercentage <strong>van</strong><br />

de biggen 3,1% mits er geen verdere onderlinge<br />

verwantschapsrelaties zijn. Hoewel de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 50<br />

gevolgen <strong>van</strong> het paren <strong>van</strong> directe verwanten<br />

dramatisch kan lijken, is het in zich niet<br />

schadelijk voor het gehele fokprogramma;<br />

het hoeft zelfs geen gevolgen te hebben voor<br />

de biggen uit een dergelijke toom. Hebben<br />

biggen uit zo een toom immers zelf geen<br />

afwijkingen en paart men deze dieren later<br />

met een totaal onverwant dier, dan zijn de<br />

biggen uit die toom totaal niet ingeteeld. Er<br />

ontstaat echter een probleem als men in de<br />

gehele populatie geen beer of zeug meer kan<br />

vinden die niet of slechts gering verwant is<br />

aan deze dieren. In dat geval is de gehele<br />

populatie "ingeteeld".<br />

Inteelttoename op populatie niveau is vooral<br />

afhankelijk <strong>van</strong> het aantal beren dat per jaar<br />

in een lijn wordt ingezet en de onderlinge<br />

verwantschap <strong>van</strong> deze beren. Door een<br />

minimum te stellen aan het aantal in te zetten<br />

beren per jaar en door een aantal randvoorwaarden<br />

te stellen ten aanzien <strong>van</strong> de onderlinge<br />

verwantschap tussen deze beren, probeert<br />

een fokkerijcoördinator een brede<br />

selectie te plegen. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> inteelttoename<br />

op populatie niveau heeft belangrijke<br />

consequenties voor het fokprogramma.<br />

Allereerst is het een maat voor het verlies aan<br />

genetische spreiding dat nog voor toekomstige<br />

selectie beschikbaar is. Daarnaast zal bij<br />

een hoge inteelttoename de kans op erfelijke<br />

afwijkingen toenemen en zal het prestatieniveau<br />

<strong>van</strong> de zuivere lijnen verder achterblijven<br />

ten opzichte <strong>van</strong> de gekruiste nakomelingen.<br />

Inteelt heeft vaak een negatieve klank omdat<br />

het wordt gerelateerd aan aangeboren afwijkingen.<br />

In de praktijk wordt het fenomeen<br />

inteelt echter gebruikt om uitgangslijnen te<br />

fokken die een uniform kruisingsproduct<br />

moeten opleveren. Het kruisen <strong>van</strong> twee lijnen<br />

is min of meer het tegenovergestelde <strong>van</strong><br />

inteelt. Hierdoor ontstaat het heterosis effect,<br />

het effect dat de kruising beter presteert dan<br />

het gemiddelde <strong>van</strong> de uitgangslijnen.


Percentage verwantschap geeft de genetische relatie tussen twee dieren weer en betekent<br />

hoeveel procent <strong>van</strong> hun genenpakket identiek is. Bijvoorbeeld de verwantschap<br />

tussen moeder en zoon is, mits geen verdere genetische relaties te benoemen zijn, 50%.<br />

Dit omdat een individu de helft <strong>van</strong> zijn genetisch materiaal <strong>van</strong> moederszijde krijgt.<br />

Of men een verwantschap tussen dieren zal vinden is overigens sterk afhankelijk <strong>van</strong><br />

hoe ver men terug gaat zoeken in de stamboom <strong>van</strong> een dier. Het aantoonbare verwantschapspercentage<br />

tussen dieren is derhalve sterk afhankelijk <strong>van</strong> het aantal generaties<br />

waarvoor men terugrekent. Men kan dus niet over een absoluut verwantschapspercentage<br />

spreken; verwantschap is duidelijk een relatief begrip. Als men in verband<br />

met een paringsadvies een grens aan de verwantschap tussen een beer en een zeug wil<br />

stellen is het <strong>van</strong> belang te weten tot hoeveel generaties terug men de verwantschap<br />

berekent.<br />

Inteeltpercentage is gelijk aan de helft <strong>van</strong> de verwantschap tussen de ouders <strong>van</strong> een<br />

dier. Bijvoorbeeld in de situatie dat een zoon zijn moeder dekt is het inteeltpercentage<br />

25%. Er moet dus een genetische relatie tussen de ouders <strong>van</strong> een dier zijn voordat een<br />

dier een inteelt percentage hoger dan nul heeft. Het inteeltpercentage geeft aan hoeveel<br />

procent <strong>van</strong> de genen, die een nakomeling <strong>van</strong> zijn vader krijgt, een exacte kopie zijn<br />

<strong>van</strong> de genen, die het <strong>van</strong> moeders zijde ont<strong>van</strong>gt.<br />

Inteelttoename. Omdat inteelt een relatief begrip is, spreekt men op populatieniveau<br />

over inteelttoename per jaar of generatie. Inteelttoename is een aanwijzing dat er een<br />

stijging is <strong>van</strong> het gemiddeld inteelt percentage <strong>van</strong> alle dieren in een populatie. <strong>De</strong><br />

inteelttoename in de gesloten fokkerijpopulaties in varkenshouderij varieert afhankelijk<br />

<strong>van</strong> de lijn tussen 0,15 en 1 procent per jaar.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 51


Biggensterfte:<br />

Selectie op sterke of op zware biggen?<br />

Dr. Ir. Egbert Knol, geneticus IPG<br />

Fokkerij is een wonderlijk iets. Het maakt<br />

gebruik <strong>van</strong> het vermogen <strong>van</strong> dieren om<br />

zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.<br />

Het DNA <strong>van</strong> dieren is constant in<br />

beweging, tussen de generaties dan wel te<br />

verstaan. Niet alleen krijgt het dier per chromosomenpaar<br />

steeds één chromosoom <strong>van</strong><br />

zijn vader en één <strong>van</strong> zijn moeder, maar ook<br />

treedt er bij het aanmaken <strong>van</strong> eicellen of<br />

spermacellen gemiddeld per chromosomenpaar<br />

één overkruising op. Dat is een breuk en<br />

herstel tussen beide chromosomen zodat een<br />

deel <strong>van</strong> het maternale chromosoom gecombineerd<br />

wordt met een deel <strong>van</strong> het paternale<br />

en omgekeerd. Dit proces geeft voldoende<br />

flexibiliteit voor de populatie om zich aan te<br />

passen aan externe situaties, bijvoorbeeld<br />

meer of minder voedsel, verandering <strong>van</strong> klimaat<br />

en ziektedruk. Dieren die een goede set<br />

genen hebben zullen meer nakomelingen<br />

krijgen die overleven en hun set genen zal<br />

dus nadrukkelijker worden verspreid ("survival<br />

of the fittest", de best aangepaste).<br />

In de moderne fokkerij maken we daar<strong>van</strong><br />

gebruik door bijvoorbeeld magere dieren te<br />

zien als goed aangepaste dieren. Magere<br />

beren worden op het KI-station geplaatst en<br />

magere gelten worden ingezet als ver<strong>van</strong>ging<br />

voor de huidige fokkerij zeugen.<br />

Enkelvoudige selectie op productiekenmerken<br />

is, zoals elders in dit DM is vermeld, tot nu<br />

toe zeer succesvol gebleken. Langzamerhand<br />

is de fokkerij echter opgeschoven naar selectie<br />

op meer kenmerken tegelijk en naar selectie<br />

op meer complexe kenmerken.<br />

In dit artikel willen we als voorbeeld voor<br />

moderne fokkerij de selectie tegen biggensterfte<br />

behandelen. Lang is biggensterfte<br />

gezien als iets waar fokkerij niets tegen kan<br />

doen omdat biggen doodgelegen worden, aan<br />

de diarree raken of verkommeren. Een variatie<br />

aan redenen met een nog grotere variatie<br />

aan oorzaken. We willen proberen om de<br />

probleemanalyse te schetsen, het werk dat<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 52<br />

verricht moet worden om gegevens in beeld<br />

te brengen, het genetisch model beschrijven<br />

en tenslotte in een biologisch model weergeven<br />

wat we geleerd hebben over de vitaliteit<br />

<strong>van</strong> de neonatale big, dit laatste is in een<br />

separate bijdrage in dit DM uitgewerkt.<br />

Probleem analyse: sterfte tot spenen<br />

Gemiddeld twintig procent <strong>van</strong> de biggen is<br />

dood op het moment <strong>van</strong> spenen! Zeven procent<br />

omdat ze doodgeboren zijn en dertien<br />

procent omdat ze tijdens de lactatie doodgegaan<br />

zijn. Dit zijn Nederlandse cijfers en<br />

natuurlijk zijn er bedrijven die op totaal maar<br />

14 % zitten, maar zelfs dat is in termen <strong>van</strong><br />

productie efficiëntie nog een hoog verlies.<br />

Cijfers uit andere Westerse landen zijn vergelijkbaar<br />

hoog. In een aantal lage lonen landen<br />

zijn de cijfers beduidend lager omdat<br />

daar vaak 24 uur partusbewaking wordt toegepast.<br />

<strong>De</strong> trend in Nederland is naar meer dieren<br />

per arbeidskracht ofwel minder tijd per dier.<br />

Tegelijkertijd gaat mede door de fokkerij de<br />

worpgrootte omhoog met als automatisch<br />

gevolg dat het geboortegewicht per big<br />

omlaag gaat. <strong>De</strong> zeug krijgt dus meer en lichtere<br />

biggen om voor te zorgen, met tegelijkertijd<br />

minder aandacht <strong>van</strong> de zeugenhouder.<br />

Een ideaal recept dus voor problemen.<br />

Via huisvesting, aanpassing <strong>van</strong> de kraamhokken,<br />

hygiëne en voeding zijn de problemen<br />

enigszins onder controle te houden,<br />

maar als de trend doorzet wordt het lastiger,<br />

zeker als onder druk <strong>van</strong> de publieke opinie<br />

zeug en biggen tijdens de lactatie vrij moeten<br />

kunnen rondlopen.<br />

Een laag geboortegewicht wordt als verreweg<br />

de belangrijkste oorzaak gezien <strong>van</strong> biggensterfte,<br />

iets wat op zich niet onlogisch is.<br />

In Figuur 7a is de kraamstalsterfte uitgezet<br />

tegen het geboortegewicht en het is duidelijk<br />

dat een big <strong>van</strong> 500 g geen overlevingskansen


heeft. Tegelijkertijd is uit de frequentie verdeling<br />

<strong>van</strong> geboortegewicht echter ook duidelijk<br />

dat er erg weinig biggen <strong>van</strong> 500 gram<br />

of minder worden geboren.<br />

Stel dat er in deze situatie sprake is <strong>van</strong> 14 %<br />

sterfte en dus <strong>van</strong> 86 % overleving dan zijn er<br />

7a 7b<br />

7c 7d<br />

drie mogelijkheden om de overleving te verhogen.<br />

Dat zijn: het verhogen <strong>van</strong> het<br />

geboortegewicht (Fig. 7b), het verminderen<br />

<strong>van</strong> de variatie in geboortegewicht (Fig. 7c)<br />

en het verhogen <strong>van</strong> de overlevingskans bij<br />

een gegeven geboortegewicht (Fig. 7d).<br />

Fig 7a: <strong>De</strong> rode lijn is de normaalverdeling voor geboortegewicht <strong>van</strong> biggen, de blauwe lijn de<br />

overlevingscurve. Vermenigvuldiging <strong>van</strong> deze twee geeft de gemiddelde overleving <strong>van</strong> de biggen<br />

op het bedrijf (86,3 %). Fig 7b: verschuiving <strong>van</strong> de normaalverdeling, dat is biggen gemiddeld<br />

zwaarder maken, geeft een verhoging <strong>van</strong> de overleving (88,9 %). Fig 7c: biggen uniformer maken<br />

in geboortegewicht geeft ook een verhoging <strong>van</strong> de gemiddelde overleving (87,1 %). Fig 7d:<br />

Verhoging <strong>van</strong> de overlevings-kansen op een bepaald gewicht, optrekken <strong>van</strong> de overlevingscurve<br />

geeft een verhoging <strong>van</strong> de gemiddelde overleving naar 88,4 %.<br />

Gegevensverzameling: 800.000 biggen<br />

Om zinvolle uitspraken te kunnen doen over<br />

deze materie zijn gegevens <strong>van</strong> veel biggen<br />

nodig. Basis <strong>van</strong> veel goed werk is noeste<br />

arbeid, zo ook hier. Kernpunt is het individueel<br />

wegen <strong>van</strong> geboren biggen, inclusief<br />

de doodgeboren biggen, waarbij de vader en<br />

moeder onomstotelijk zeker bekend moeten<br />

zijn. Hierbij is een goede registratie <strong>van</strong> dekkingen<br />

noodzakelijk zodat bij overinseminaties<br />

gecontroleerd kan worden dat dezelfde<br />

beer is gebruikt als bij de eerste inseminatie.<br />

Ook het overleggen naar een pleegzeug<br />

wordt geregistreerd of sterker nog, vooral het<br />

overleggen wordt geregistreerd, omdat dit<br />

één <strong>van</strong> de redenen is waarom selectie tegen<br />

sterfte zo lastig is. Zwakke biggen worden<br />

vaak overgelegd naar goede zeugen. Als deze<br />

biggen toch nog dood gaan krijgt de zeug de<br />

schuld in termen <strong>van</strong> een slecht worprecord<br />

in het zeugenmanagement systeem, terwijl<br />

mogelijk de overlevingskans <strong>van</strong> de big zelf<br />

in dit geval een grotere rol speelt.<br />

<strong>De</strong>ze gegevensverzameling levert op een<br />

bedrijf <strong>van</strong> 200 zeugen 5000 gegevens per<br />

jaar op <strong>van</strong> individuele biggen. <strong>De</strong>ze gegevens<br />

worden nu al voor een vrij groot aantal<br />

bedrijven over een flink aantal jaren bijgehouden.<br />

<strong>De</strong> database bevat daarom in 2004<br />

inmiddels al 920.000 biggen met gegevens<br />

en groeit jaarlijks met zo’n 120.000 biggen.<br />

<strong>De</strong> deelnemende bedrijven liggen in verschillende<br />

landen. <strong>De</strong> bedrijven hebben een<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 53


verschillende gezondheidsstatus en leveren<br />

een verschillende input <strong>van</strong> o.a. de factor<br />

arbeid. Ook de gebruikte lijnen en kruisingen<br />

verschillen. Al deze informatie over de<br />

bedrijven is overigens bekend.<br />

Genetisch model<br />

<strong>De</strong> hoeveelheid gegevens is ruim voldoende<br />

om in te verdrinken. Om een voldoende grote<br />

worp ter wereld te kunnen brengen heeft een<br />

zeug goede genen nodig om voldoende eicellen<br />

te ovuleren, de embryo’s in te laten neste-<br />

Kenmerk Erf. Permanent Herhaal Beer Genetische<br />

graad milieu baarheid invloed variatie<br />

Totaal geboren 0,09 0,13 0,21 0,02 0,7<br />

Geboortegewicht 0,30 0,10 0,40 0,02 0,0168<br />

Variatie in gg 0,07 0,04 0,11 0,01 0,057<br />

Drachtlengte 0,34 0,07 0,41 0,06 0,75<br />

Bronnen <strong>van</strong> variatie bij een aantal vruchtbaarheidskenmerken<br />

<strong>De</strong> erfelijkheidsgraad <strong>van</strong> worpgrootte gemeten<br />

als kenmerk <strong>van</strong> de zeug is 0.09, oftewel<br />

9 % <strong>van</strong> de verschillen in worpgrootte tussen<br />

zeugen heeft een erfelijke achtergrond. <strong>De</strong><br />

invloed <strong>van</strong> de dekkende beer beperkt zich tot<br />

een procentje of twee <strong>van</strong> de verschillen.<br />

<strong>De</strong> kolom permanent milieu is lastig te interpreteren.<br />

Het geeft aan hoe goed of slecht<br />

een zeug ‘in het spoor’ gezet is. Een voorbeeld:<br />

een gelt die een gezonde opfok achter<br />

de rug heeft met een perfect uitgevoerd vaccinatieprogramma<br />

zal een betere eerste worp<br />

leveren dan andere gelten, maar ook betere<br />

2e, 3de en volgende worpen. Bij worpgrootte<br />

verklaart dit fenomeen zo’n 13 % <strong>van</strong> de<br />

verschillen.<br />

<strong>De</strong> andere kenmerken zijn nu een stuk eenvoudiger<br />

te lezen. Interessant is geboortegewicht.<br />

Dit is vrijwel uitsluitend een zeugkenmerk,<br />

de invloed <strong>van</strong> de beer is opvallend<br />

klein. Dit in tegenstelling tot de situatie bij<br />

de mens en het rund waar de vader een<br />

belangrijke rol speelt bij het bepalen <strong>van</strong> het<br />

geboortegewicht. Kennelijk zouden biggen<br />

prenataal veel harder kunnen groeien dan ze<br />

doen als de baarmoeder niet de beperkende<br />

factor was. Dit fenomomeen wordt zichtbaar<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 54<br />

len en ze met een goede baarmoeder tot wasdom<br />

te laten komen. Moederzorg genen<br />

komen in deze stadia nog niet ter sprake.<br />

Genen <strong>van</strong> de big zouden wel <strong>van</strong> belang<br />

kunnen zijn. Een heel zwakke big zou het<br />

zelfs in een goede baarmoeder wel eens af<br />

kunnen leggen. <strong>De</strong> genen <strong>van</strong> de big komen<br />

voor de helft <strong>van</strong> de vader en de helft <strong>van</strong> de<br />

moeder. <strong>De</strong> vraag kan dus ook anders gesteld<br />

worden: wat is de invloed <strong>van</strong> de dekkende<br />

beer op het kenmerk worpgrootte? In de<br />

Tabel een aantal antwoorden.<br />

bij kleinere worpen; biggen zijn hier aanzienlijk<br />

zwaarder omdat de baarmoeder veel<br />

minder beperkend is.<br />

<strong>De</strong> drachtlengte is behoorlijk erfelijk en kent<br />

een relatief grote invloed <strong>van</strong> de beer. <strong>De</strong><br />

genen <strong>van</strong> de big spelen namelijk een rol bij<br />

het in gang zetten <strong>van</strong> de partus.<br />

Erfelijkheidsgraad plus permanent milieu<br />

resulteren in de herhaalbaarheid <strong>van</strong> een kenmerk.<br />

Herhaalbaarheid <strong>van</strong> drachtlengte<br />

komt uit in de buurt <strong>van</strong> de 50 %, ofwel een<br />

zeug die lang draagt zal dat ook in de volgende<br />

worp doen.<br />

Variatie in geboortegewicht en daarmee ook<br />

het complement, uniformiteit, is erfelijk. <strong>De</strong><br />

erfelijkheidsgraad is maar iets lager dan die<br />

<strong>van</strong> worpgrootte en <strong>van</strong> worpgrootte weten<br />

we dat er middels selectie aanzienlijke vooruitgang<br />

geboekt kan worden.<br />

Overleving <strong>van</strong> biggen kent de laagste erfelijkheidsgraad<br />

<strong>van</strong> het rijtje, maar is <strong>van</strong> deze<br />

kenmerken ook het enige kenmerk, waarbij<br />

de moedereigenschappen wel een rol spelen.<br />

Toch is de erfelijkheidsgraad niet veel lager<br />

dan die <strong>van</strong> worpgrootte en moet genetische<br />

verbetering dus mogelijk zijn.


<strong>De</strong> laatste kolom in de Tabel geeft de genetische<br />

correlatie met overleving weer. Als deze<br />

correlatie 1 is betekent het dat iedere standaard<br />

eenheid verandering <strong>van</strong> het kenmerk leidt tot<br />

één standaard eenheid verandering in overleving.<br />

<strong>De</strong> correlatie met worpgrootte is 0.3 en<br />

positief. Selectie op grotere worpen leidt dus<br />

tot meer sterfte, selectie op langere dracht leidt<br />

tot minder sterfte en, zeer verrassend, selectie<br />

op geboortegewicht leidt in termen <strong>van</strong> overleving<br />

tot vrijwel niets! Een eerste sterke aanwijzing<br />

dat selectie op geboortegewicht niets<br />

aan de sterfteproblemen zal gaan doen.<br />

Overleving<br />

Worpgrootte -0,4<br />

Geboortegewicht 0,1<br />

Uniformiteit -0,3<br />

Drachtlengte 0,4<br />

Genetische correlaties <strong>van</strong> vruchtbaarheidskenmerken<br />

met overleving.<br />

We zijn verder gegaan met het analyseren<br />

<strong>van</strong> de individuele biggegevens en hebben<br />

daarbij gecorrigeerd voor geboortegewicht<br />

en geslacht. In de stal is het volstrekt duidelijk:<br />

een lichte big maakt aanzienlijk minder<br />

kans op overleven dan een zware big. Dit<br />

betekent echter niet dat, als alle biggen 100<br />

gram zwaarder worden door selectie, de totale<br />

sterfte afneemt! Concurrentie speelt een<br />

belangrijke rol, de relatieve positie <strong>van</strong> een<br />

big t.o.v. hokgenoten.<br />

Vervolgens zijn de effecten geschat <strong>van</strong> de<br />

genen <strong>van</strong> de vader, de moeder en de zogende<br />

moeder. Grofweg is de verdeling 45 %<br />

invloed <strong>van</strong> de big en 55 % <strong>van</strong> de zogende<br />

moeder, waarbij vader en moeder evenveel<br />

invloed hebben op de genen <strong>van</strong> de big. Dit<br />

betekent dat het zin heeft om in een berenlijn<br />

te selecteren op sterkere biggen.<br />

Fig 8. Overlevingscurven <strong>van</strong> biggen <strong>van</strong> een aantal beren. <strong>De</strong> Y-as geeft de overlevingskans weer,<br />

de X-as het individuele geboortegewicht. Iedere curve representeert een beer en is gebaseerd op<br />

meer dan 300 bigwaarnemingen. <strong>De</strong>ze verschillen zijn statistisch getest en significant.<br />

Bewijs en anekdotes<br />

Het formele bewijs dat het aanzienlijk beter<br />

is om op overleving te selecteren dan op verhoging<br />

<strong>van</strong> het geboortegewicht ligt in de<br />

genetische parameters besloten. Er is echter<br />

een overweldigende hoeveelheid anekdotische<br />

genetische en biologische voorbeelden<br />

dat de genetische theorie klopt. Drie genetische<br />

voorbeelden worden hier gegeven. Het<br />

eerste voorbeeld is te zien in Figuur 8.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 55


Het tweede voorbeeld is een dragende zeugenstal<br />

met iets meer dan 200 drachtige<br />

zeugen. <strong>De</strong>ze zeugen kunnen in twee groepen<br />

verdeeld worden op basis <strong>van</strong> de verwachte<br />

kwaliteit <strong>van</strong> hun biggen. Dit is<br />

gedaan op basis <strong>van</strong> de verwachte overleving<br />

en op basis <strong>van</strong> het verwachte geboortegewicht.<br />

Daarna hebben de zeugen geworpen<br />

en zijn de werkelijke prestaties geregistreerd.<br />

<strong>De</strong> Tabel geeft daar het resultaat <strong>van</strong>. Ook<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 56<br />

deze cijfers zijn statistisch gecheckt.<br />

Indeling op overleving levert exact het verwachte<br />

resultaat op. Hogere overleving, de<br />

zelfde worpgrootte, met - opmerkelijk - een<br />

iets lager geboortegewicht en een betere uniformiteit.<br />

Selectie op geboortegewicht levert<br />

zwaardere biggen op, maar geen betere overleving.<br />

<strong>De</strong>rhalve een tweede zeer sterke aanwijzing<br />

dat selectie op overleving beter is<br />

dan selectie op geboortegewicht.<br />

FW laag FW hoog FW laag FW hoog<br />

Aantal worpen 107 108 107 108<br />

Fokwaarde (%, kg resp.) -0,76 4,21 -0,53 0,88<br />

Big overleving totaal (%) 78,9 83,6 80,2 82,3<br />

Geboorte overleving (%) 90,7 93,4 90,8 93,3<br />

Lactatie overleving (%) 86,7 89,4 88,1 88,1<br />

Totaal geboren 12,53 12,31 12,62 12,22<br />

Geslachtsverhouding 51,8 53,0 51,0 53,8<br />

Worp massa 18,1 17,6 17,5 18,2<br />

Gem. Geboortegewicht 1480 1460 1410 1520<br />

Variatie in geb. Gew. 302 295 293 304<br />

# gespeend 9,89 10,19 10,06 10,01<br />

Ruim 200 worpen zijn vóór de partus ingedeeld op de te verwachten overleving <strong>van</strong> de biggen dan<br />

wel op het te verwachten geboortegewicht op basis <strong>van</strong> de fokwaarden (FW) voor die kenmerken.<br />

Gerealiseerde resultaten zijn weergegeven.<br />

Tenslotte het derde voorbeeld. Op basis <strong>van</strong> de<br />

genetische parameters kan een inschatting<br />

gemaakt worden <strong>van</strong> de genetische vooruitgang<br />

bij een bepaalde selectiestrategie. We hebben<br />

gekozen voor drie vrij extreme strategieën,<br />

de werkelijkheid is altijd genuanceerder:<br />

a. selectie op uitsluitend worpgrootte,<br />

b. selectie op worpgrootte en geboortegewicht,<br />

c. selectie op worpgrootte en overleving.<br />

<strong>De</strong> resultaten zijn weergegeven in de Tabel op<br />

pag. 57. Interessant is dat strategie a en c hetzelfde<br />

resultaat opleveren in termen <strong>van</strong><br />

gespeende biggen per worp, maar dat doet<br />

door te smijten met energie-, heel veel<br />

geboren biggen, maar ook heel veel sterfte-,<br />

terwijl c het veel gematigder doet. Strategie b<br />

leidt tot niets. Na 15 jaar selectie zijn de worpgrootte<br />

en de overleving nog steeds hetzelfde,<br />

hoewel de biggen wel veel zwaarder geworden<br />

zijn.<br />

<strong>De</strong> laatste twee kolommen in deze Tabel<br />

geven de vooruitgang in productie weer <strong>van</strong><br />

de TOPIGS 20 en TOPIGS 40 zeugen over de<br />

laatste 4 jaar. Het interessante is dat de<br />

TOPIGS 20 zeugen in hoge mate geselecteerd<br />

zijn volgens strategie a en de TOPIGS 40 zeugen<br />

volgens het c-scenario. Vooruitgang in<br />

gespeende biggen per worp is vrijwel hetzelfde,<br />

de manier waarop verschilt behoorlijk.<br />

Voor ons het definitieve bewijs dat selectie op<br />

overleving mogelijk is.


10 jaar voorspelling 5 jaar gerealiseerd<br />

(1998-2003)<br />

Basis Worp- Worpgr + Economie TOPIGS TOPIGS<br />

grootte Gebgew. 20 40<br />

Worp index 2,32 2,35 2,35 2,35<br />

Totaal geboren 12,20 13,70 12,26 13,46 + 0,83 + 0,41<br />

Levend geboren 11,30 12,72 11,22 12,66 + 0,65 + 0,40<br />

Doodgeboren 0,90 0,98 1,04 0,80 + 0,19 + 0,01<br />

% Doodgeboren 7,38 7,14 8,46 5,94<br />

% Kraamstalsterfte 12,90 15,72 12,78 13,86<br />

Big overleving 80,3 78,3 79,8 81,0<br />

Gespeend/worp 9,80 10,72 9,79 10,91 + 0,45 + 0,50<br />

Gepeend/z/j 22,8 25,2 23,0 25,6<br />

Geboortegewicht 1,45 1,34 1,74 1,35<br />

Variatie in geb.gew 280 280 310 274<br />

Worp massa 17,7 18,4 21,3 18,1<br />

Voorspelde vooruitgang in vruchtbaarheidskenmerken gebaseerd op genetische parameters en<br />

gerealiseerde vooruitgang op basis <strong>van</strong> gekruiste nakomelingen en verschillende fokdoelen.<br />

Hoe nu verder<br />

Selectie op bigoverleving werkt. Het aardige<br />

is dat ook het ‘waarom het werkt’ onderzocht<br />

is, zie de bijdrage <strong>van</strong> Jascha Leenhouwers in<br />

ditzelfde nummer. Selectie op bigvitaliteit is<br />

inmiddels ingebouwd in alle TOPIGS beren<br />

en zeugenlijnen. Minstens zo veelbelovend is<br />

de selectie op moedereigenschappen. Erfelijkheidsgraad<br />

<strong>van</strong> het kenmerk is hoger dan voor<br />

bigvitaliteit en de te verwachten vooruitgang<br />

daarmee hoger. Volledig begrip over de achtergronden,<br />

over het waarom is er echter nog<br />

niet en is onderwerp <strong>van</strong> verder onderzoek.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 57


Biggensterfte: biologische verklaringen voor<br />

gevonden genetische verschillen<br />

Dr. Ir. Jascha Leenhouwers, wetenschappelijk medewerker Wageningen UR<br />

Kennis over de biologische achtergrond <strong>van</strong><br />

genetische verschillen in biggensterfte vergroot<br />

het inzicht in de gevolgen <strong>van</strong> genetische<br />

selectie. Dit soort informatie kan bijdragen<br />

aan het ontwikkelen <strong>van</strong> evenwichtige<br />

selectiestrategieën bezien <strong>van</strong>uit fysiologisch<br />

oogpunt.<br />

<strong>De</strong> biologische achtergrond <strong>van</strong> genetisch<br />

bepaalde verschillen in biggensterfte is<br />

onderzocht door biologische kenmerken te<br />

meten aan biggen met een bekende genetische<br />

aanleg voor overleving. Bij de keuze<br />

<strong>van</strong> de kenmerken is de aandacht vooral<br />

gericht op het geboorteproces en de eerste<br />

dagen na partus, aangezien dan de meeste<br />

sterfte plaatsvindt (80%).<br />

Gedrag na de geboorte<br />

Als eerste is het gedrag <strong>van</strong> biggen direct na<br />

de geboorte onderzocht in relatie tot de genetische<br />

aanleg voor overleving. Pasgeboren<br />

biggen zijn erg koudegevoelig. Ze hebben bij<br />

de geboorte weinig energiereserves in de<br />

vorm <strong>van</strong> glycogeen en vet. Daarbij is het<br />

fysiologisch mechanisme, om hun lichaamstemperatuur<br />

op peil te houden, nog niet goed<br />

ontwikkeld. Een snelle biestopname na de<br />

geboorte is dan ook voor de pasgeboren big<br />

<strong>van</strong> levensbelang. Biest verschaft, naast<br />

maternale antistoffen, ook energie.<br />

Onderzoek heeft aangetoond dat er een sterk<br />

verband bestaat tussen de overlevingskans<br />

<strong>van</strong> een big en de tijd die verstrijkt tussen<br />

geboorte en de eerste keer opname <strong>van</strong> biest.<br />

In Figuur 9 is te zien dat de overlevingskansen<br />

sterk afnemen met toenemende tijd tot<br />

eerste biestopname. <strong>De</strong>ze figuur laat ook<br />

zien dat vooral lichte biggen een verhoogd<br />

risico lopen.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 58<br />

Figuur 9 overlevingskans en biestopname<br />

Op een TOPIGS bedrijf in Brazilië is er vervolgens<br />

gekeken of die betere overleving<br />

misschien verklaard kan worden door een<br />

snellere biestopname direct na de geboorte.<br />

In totaal zijn 25 partussen geobserveerd.<br />

Voor elke geboren big is de tijd tot eerste biestopname<br />

gemeten. Al deze biggen hadden een<br />

bekende genetische aanleg voor overleving<br />

die geschat is als het gemiddelde <strong>van</strong> hun<br />

vader en moeder.<br />

Het resultaat <strong>van</strong> dit experiment was opvallend.<br />

Overeenkomend met de resultaten <strong>van</strong><br />

het onderzoek <strong>van</strong> Egbert Knol was de sterfte<br />

lager in de worpen met een hoge genetische<br />

aanleg voor overleving in vergelijking met<br />

worpen met een lage genetische aanleg.<br />

Echter de tijd tot eerste biestopname verschilde<br />

niet tussen biggen met een hoge en<br />

lage genetische aanleg voor overleving.<br />

Blijkbaar moeten biologische verklaringen<br />

voor genetische verschillen in overleving dus<br />

niet gezocht worden in verschillen in gedrag<br />

direct na de geboorte.<br />

Periode net voor de geboorte: cortisol<br />

<strong>De</strong> mate <strong>van</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> een big aan<br />

het eind <strong>van</strong> de dracht is een ander biologisch<br />

kenmerk dat gerelateerd is aan de overlevingskans<br />

tijdens en na de geboorte.<br />

Hartglycogeen speelt bijvoorbeeld een rol bij<br />

de weerstand tegen zuurstoftekort tijdens de


partus. Glycogeenreserves in lever en spieren<br />

en vetreserves dienen respectievelijk als<br />

energiebron en koude-isolatie. Ze worden<br />

vooral aangesproken bij onvoldoende biestopname<br />

of lagere omgevingstemperaturen.<br />

Een belangrijke factor, die de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> biggen in de laatste fase <strong>van</strong> de dracht stimuleert,<br />

is het bijnierhormoon cortisol.<br />

Foetale biggen produceren de laatste tien<br />

dagen <strong>van</strong> de dracht veel cortisol. Cortisol stimuleert<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> essentiële organen<br />

die betrokken zijn bij overleving, zoals de<br />

longen en het maagdarmstelsel. Ook stimuleert<br />

prenatale cortisolproduktie de aanleg <strong>van</strong><br />

glycogeenreserves in lever en spieren.<br />

Mogelijk kunnen verschillen in overleving<br />

tussen genetisch sterke en zwakke biggen<br />

verklaard worden door verschillen in ontwikkeling<br />

aan het eind <strong>van</strong> de dracht. Dit is<br />

onderzocht door een groot aantal kenmerken<br />

te meten in foetale biggen met een bekende<br />

genetische aanleg voor overleving. Net zoals<br />

in het voorgaande gedragsvoorbeeld, is de<br />

genetische aanleg <strong>van</strong> de foetale biggen<br />

geschat als een gemiddelde <strong>van</strong> hun vader en<br />

moeder.<br />

Bij 46 drachtige gelten is een keizersnede<br />

uitgevoerd op dag 111 <strong>van</strong> de dracht. Van de<br />

ruim 500 foetussen is het lichaamsgewicht<br />

bepaald en zijn de organen (lever, maag, darmen,<br />

bijnieren) gewogen. Ook werden de<br />

glycogeengehaltes in lever en spieren gemeten<br />

en zijn er bloedmonsters genomen ter bepaling<br />

<strong>van</strong> cortisolgehaltes.<br />

In de eerste Tabel zijn de lichaams- en orgaangewichten<br />

weergegeven <strong>van</strong> biggen met<br />

een lage en met een hoge genetische aanleg<br />

voor overleving. Genetisch sterke biggen zijn<br />

iets lichter dan genetisch zwakke biggen. Dit<br />

lijkt verrassend, gezien het positieve verband<br />

tussen overleving en geboortegewicht, maar<br />

is geheel in overstemming met de resultaten<br />

zoals ze beschreven zijn in het artikel <strong>van</strong><br />

Egbert Knol.<br />

EBVps EBVps<br />

Variabele a laag hoog<br />

Lichaamsgewicht (g) 1208 1080<br />

Lever (g/kg LG) 27,9 30,2<br />

Maag (g/kg LG) 5,0 5,2<br />

Dunne darm (g/kg LG) 23,7 24,5<br />

Bijnieren (g/kg LG) 0,105 0,140<br />

Lichaamsgewicht (LG) en orgaangewichten op<br />

dag 111 <strong>van</strong> de dracht <strong>van</strong> foetale biggen met<br />

lage (EBVps laag) en hoge (EBVps hoog) genetische<br />

aanleg voor overleving (EBV=Estimated<br />

Breeding Value)<br />

Genetisch sterke biggen hebben dus wel relatief<br />

ten opzichte <strong>van</strong> hun geboortegewicht<br />

een zwaardere lever, maag, darmen en bijnieren<br />

dan genetisch zwakke biggen. In de<br />

tweede Tabel is vervolgens te zien dat genetisch<br />

sterke biggen hogere glycogeengehaltes<br />

in spier en lever hebben en een hoger<br />

lichaamsvetpercentage. Dit betekent dat deze<br />

biggen over meer energiereserves beschikken<br />

bij de geboorte en daardoor dus beter<br />

kunnen overleven in situaties <strong>van</strong> onvoldoende<br />

biestopname of lage omgevingstemperatuur.<br />

EBVps EBVps<br />

laag hoog<br />

Energiereserves<br />

Leverglycogeen (mg/g) 97 109<br />

Spierglycogeen (mg/g) 69 73<br />

Karkasvet (%) 0,70 0,79<br />

Bloed cortisol (mg/g) 42,8 59,8<br />

Energiereserves en bloed cortisol concentraties<br />

op dag 111 <strong>van</strong> de dracht <strong>van</strong> biggen met lage<br />

(EBVps laag) en hoge (EBVps hoog) genetische<br />

aanleg voor overleving<br />

<strong>De</strong> verklaring voor al deze bevindingen ligt<br />

in het feit dat genetisch sterke biggen veel<br />

meer cortisol produceren gedurende de laatste<br />

dagen <strong>van</strong> de dracht in tegenstelling tot<br />

genetisch zwakke biggen. Zoals eerder<br />

genoemd stimuleert cortisol de rijping <strong>van</strong><br />

vitale organen en de aanleg <strong>van</strong> energiereserves.<br />

Cortisol maakt de big als het ware klaar<br />

voor de overstap <strong>van</strong> de baarmoeder naar de<br />

buitenwereld.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 59


Uit deze resultaten kan worden geconcludeerd<br />

dat genetisch sterke biggen iets lichter<br />

zijn bij geboorte, maar wel beter ontwikkeld<br />

zijn aan het eind <strong>van</strong> de dracht. <strong>De</strong>ze betere<br />

ontwikkeling zou kunnen verklaren waarom<br />

genetisch sterke biggen beter overleven dan<br />

genetisch zwakke biggen.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 60<br />

Op de lange termijn zal selectie op biggensterfte<br />

dus beter ontwikkelde biggen opleveren<br />

bij de geboorte. <strong>De</strong>ze biggen hebben<br />

meer energiereserves en kunnen daardoor<br />

beter overleven onder ongunstige omstandigheden.


Benchmarking: effectief kennis verspreiden<br />

Arjan Neerhof MSc, fokkerijcoördinator<br />

Het belang <strong>van</strong> kennisoverdracht als verkoop<br />

ondersteuning: benchmarking als model voor<br />

de opzet <strong>van</strong> technische service <strong>van</strong> het product.<br />

<strong>De</strong> varkenshouderij is volop in ontwikkeling.<br />

<strong>De</strong>ze ontwikkeling wordt zowel door externe<br />

als interne factoren gedreven. Een <strong>van</strong> de<br />

ontwikkelingen is de overgang <strong>van</strong> een productie-<br />

naar een marktgerichte houderij. Een<br />

gevolg hier<strong>van</strong> is marktsegmentering en het<br />

ontstaan <strong>van</strong> nichemarkten. Elk segment<br />

heeft zijn eigen specifieke kernmerken en<br />

eisen. Verder worden <strong>van</strong>uit de maatschappij<br />

en overheid in toenemende mate productveiligheid,<br />

welzijns- en milieueisen opgelegd.<br />

Benchmarking is een effectief model <strong>van</strong><br />

kennisoverdracht<br />

Enerzijds zijn er de kostprijs verhogende<br />

effecten <strong>van</strong> toenemende markt- en maatschappij-eisen,<br />

anderzijds is er de toenemende<br />

prijsdruk door concurrentie op de wereldmarkt.<br />

Als reactie hierop zoeken varkenshouders<br />

naar wegen om hun marge te vergroten.<br />

Bedrijven worden steeds grootschaliger<br />

en er ontstaan samenwerkingsverbanden<br />

tussen varkensbedrijven bij in- en verkoop.<br />

<strong>De</strong> varkenshouder verandert<br />

<strong>De</strong>ze ontwikkelingen zijn mede mogelijk<br />

gemaakt doordat ook de varkenshouder zelf is<br />

veranderd: <strong>van</strong> boer naar manager / ondernemer.<br />

<strong>De</strong> varkenshouder heeft een toegenomen<br />

opleidings- en kennisniveau. In plaats <strong>van</strong> het<br />

doen <strong>van</strong> uitvoerende werkzaamheden, richt<br />

hij zich steeds meer op het verder ontwikkelen<br />

<strong>van</strong> zijn bedrijf en de oplossing <strong>van</strong> specifieke<br />

problemen en knelpunten op zijn bedrijf.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 61


Voor een bedrijf als TOPIGS neemt daarom<br />

het belang <strong>van</strong> kennisondersteuning en relatiebeheer<br />

steeds meer toe. Varkenshouders<br />

willen bediend worden met praktische en bij<br />

voorkeur kant- en klare oplossingen die<br />

direct op hun bedrijf toepasbaar zijn. Dat is<br />

voor de toeleverancier makkelijker gezegd<br />

dan gedaan want terwijl de varkenshouderij<br />

toeneemt in complexiteit, neemt ook de mate<br />

<strong>van</strong> concurrentie toe door het scherper<br />

inkoopbeleid <strong>van</strong> de varkenshouder. Hoe kan<br />

een bedrijf in deze marktsituatie succesvol<br />

zijn en blijven?<br />

Een mogelijke aanpak voor de <strong>varkensfokkerij</strong><br />

is hiervoor de opzet <strong>van</strong> benchmarking als<br />

organisatievorm voor de technische service<br />

<strong>van</strong> het product. "Benchmark" betekent vrij<br />

vertaald "toetssteen". Benchmarking is het<br />

toetsen <strong>van</strong> een bedrijf aan een ander (voorbeeld)-bedrijf.<br />

Het slagen <strong>van</strong> benchmarking voor de opzet<br />

<strong>van</strong> technische service bij een product staat<br />

of valt met het vinden <strong>van</strong> een geschikt benchmarkbedrijf.<br />

Op dit voorbeeldbedrijf wordt<br />

dan gewerkt met een product <strong>van</strong> de specifieke<br />

toeleverancier. <strong>De</strong> managementomstandigheden<br />

op het bedrijf worden in overleg<br />

met de varkenshouder, indien nodig,<br />

aangepast aan de specifieke eisen <strong>van</strong> het<br />

product en / of het productiesegment waar<br />

binnen de varkenshouder actief is. Hiermee<br />

wordt gedemonstreerd hoe er optimaal met<br />

het product gewerkt kan worden en hoe het<br />

maximale resultaat met het product behaald<br />

kan worden. Wat een geschikt bedrijf is, is<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de doelstelling die met de<br />

technische service wordt beoogd. Een tweetal<br />

voorbeelden.<br />

• Indien de klant een integratie <strong>van</strong> bedrijven<br />

is, kan er voor worden gekozen om binnen<br />

de integratie één bedrijf als voorbeeld<br />

bedrijf aan te wijzen. Op dit bedrijf demonstreert<br />

de leverancier de mogelijkheden <strong>van</strong><br />

zijn product en geeft optimale productondersteuning.<br />

Vervolgens dient dit bedrijf als<br />

voorbeeld voor de overige bedrijven binnen<br />

de integratie en is het verder de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de integratie om de vergaarde<br />

kennis binnen de eigen organisatie<br />

te verspreiden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 62<br />

• Indien de klant een slachterij is met specifieke<br />

interesses in bepaalde productkwaliteiten,<br />

wordt naar een toeleverend bedrijf<br />

gezocht. Op dit bedrijf kan de situatie worden<br />

geoptimaliseerd gericht op de specifieke<br />

producteisen voor het segment waarin<br />

het bedrijf opereert. Dit bedrijf en de daar<br />

verkregen kennis kan vervolgens als voorbeeld<br />

ingezet worden op andere aan de<br />

slachterij toeleverende bedrijven.<br />

Verder is het <strong>van</strong> belang dat het beoogde<br />

benchmark bedrijf beschikt over een goede<br />

gegevensverzameling en dat de varkenshouder/bedrijfsleiding<br />

interesse heeft in het optimaliseren<br />

<strong>van</strong> de productieomstandigheden<br />

op zijn bedrijf. Hij of zij moet uiteraard vervolgens<br />

deze kennis ook met anderen willen<br />

delen. Het bedrijf hoeft in de uitgangssituatie<br />

niet perse een uitblinker te zijn. Een gemiddeld<br />

bedrijf naar een hoger plan tillen is vaak<br />

leerzamer voor andere bedrijven dan een al<br />

perfect bedrijf verder optimaliseren.<br />

Inzicht in functioneren<br />

Een <strong>van</strong> de voordelen <strong>van</strong> deze benadering is<br />

dat inzicht wordt ontwikkeld in het functioneren<br />

<strong>van</strong> een grotere klantorganisatie, zoals<br />

bijvoorbeeld een varkensintegratie. Dit overigens<br />

niet alleen op managementniveau maar<br />

op alle niveaus <strong>van</strong> de organisatie, zonder dat<br />

elk individueel deelnemend bedrijf bezocht<br />

hoeft te worden. Verder wordt voorkomen dat<br />

men telkens "brandjes moet blussen".<br />

<strong>De</strong> situatie wordt omgedraaid. In plaats <strong>van</strong><br />

dat men alleen in geval <strong>van</strong> problemen op<br />

een bedrijf wordt uitgenodigd, wordt structureel<br />

gewerkt aan het op de juiste wijze<br />

gebruiken <strong>van</strong> het product op het bedrijf en<br />

binnen de integratie.<br />

Tegelijkertijd doet de leverancier kennis op<br />

over de productiewijze en producteisen <strong>van</strong><br />

de klant. <strong>De</strong>ze kennis kan weer toegepast<br />

worden bij andere klanten. Omdat men in dit<br />

geval, in plaats <strong>van</strong> veel bedrijven, slechts<br />

sporadisch het benchmark bedrijf vaker<br />

bezoekt, kan er een diepere relatie worden<br />

ontwikkeld en kan men meer aandacht aan<br />

details besteden.


Verder worden medewerkers <strong>van</strong> de toeleverancier<br />

ook beter op hun adviezen afgerekend,<br />

omdat men hetzelfde bedrijf regelmatig<br />

moet bezoeken. Daar staat tegenover dat<br />

er meer tijd beschikbaar is, omdat het aantal<br />

Benchmarking:<br />

te bezoeken bedrijven afneemt. Door de<br />

hogere bezoekfrequentie wordt ook beter<br />

inzicht verkregen in het functioneren <strong>van</strong> het<br />

benchmark bedrijf.<br />

• Is geen praktijkonderzoek. Het primaire doel is de mogelijkheden <strong>van</strong> een product te<br />

demonstreren en een klantrelatie op te bouwen en is daarmee meer commercieel <strong>van</strong><br />

aard. Dit wil niet zeggen dat ervaringen op een benchmark bedrijf niet tot productontwikkeling<br />

kan leiden en dat een dergelijk bedrijf niet een dubbelrol kan vervullen door,<br />

naast benchmarking, bijvoorbeeld ook onderzoeks activiteiten daar te laten plaatsvinden.<br />

• Hoeft niet ingewikkeld te zijn en moet vooral niet leiden tot een papierwinkel.<br />

• Is als strategie niet alleen toepasbaar bij grote klanten maar ook op markten of marktsegmenten<br />

als geheel.<br />

• Klinkt misschien populair maar wordt als organisatievorm in zijn geheel of gedeeltelijk<br />

in toenemende mate toegepast.<br />

• Hoeft niet beperkt te worden tot de leverancier – klant relatie, maar ook andere leveranciers<br />

zoals bijvoorbeeld de dierenarts en voederleverancier kunnen hierin betrokken worden.<br />

Hierdoor krijgen ook andere toeleveranciers in de varkenssector een beter inzicht in<br />

de producteigenschappen <strong>van</strong> het specifieke product.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 63


Schoon genentransport<br />

Drs. Ir. Han Smits, dierenarts KI-Noord-Brabant<br />

Binnen de varkenshouderij en vooral in de <strong>varkensfokkerij</strong><br />

is er een grote behoefte om genen<br />

te kunnen transporteren en introduceren binnen<br />

een bestaande populatie. Dit kan op verschillende<br />

manieren gebeuren: via levende dieren,<br />

vers of ingevroren sperma en verse of ingevroren<br />

embryo’s. Elk <strong>van</strong> deze methoden heeft zijn<br />

specifieke voor- en nadelen.<br />

Binnen dit genentransport of -introductie is<br />

gezondheid de laatste jaren meer en meer een<br />

bepalende factor geworden. Naast het "pakketje<br />

genen" is het immers in principe altijd mogelijk<br />

om tegelijk ook onwelkome gasten zoals pathogene<br />

micro-organismen mee over te brengen.<br />

Om deze reden worden de veterinaire eisen bij<br />

het genentransport steeds scherper gesteld. Dit<br />

is in het belang <strong>van</strong> zowel de fokker als <strong>van</strong> de<br />

afnemer. Het ligt in de verwachting dat op korte<br />

termijn deze veterinaire eisen alleen nog maar<br />

strenger zullen worden. Hetzelfde geldt voor de<br />

biosecurity (ziektepreventie) maatregelen die<br />

op en rond een varkensbedrijf genomen worden<br />

ter voorkoming <strong>van</strong> introductie of verspreiding<br />

<strong>van</strong> pathogene kiemen.<br />

Het verplaatsen <strong>van</strong> genen vindt binnen<br />

Nederland vaak plaats over kleine afstanden<br />

maar in de <strong>varkensfokkerij</strong> meer en meer<br />

over grotere afstanden tussen landen en zelfs<br />

continenten. Hierdoor kunnen genen over de<br />

hele wereld ingezet worden en kan er met<br />

recht gesproken worden <strong>van</strong> een wereldwijde<br />

fokkerij. Vooral aan het transport over grotere<br />

afstand worden strenge eisen gesteld. Door<br />

de problemen die zich de laatste jaren hebben<br />

voorgedaan met o.a. mond-en-klauwzeer,<br />

varkenspest en vogelgriep worden deze<br />

alleen nog maar stringenter. <strong>De</strong> veterinaire<br />

eisen die gesteld worden aan het genentransport<br />

worden in belangrijke mate gedicteerd<br />

door de Office International des<br />

Epizooties (OIE; tegenwoordig World<br />

Organisation for Animal Health genoemd) in<br />

Parijs. <strong>De</strong> meeste landen conformeren zich<br />

aan de door de OIE gestelde richtlijnen.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 64<br />

Methodes <strong>van</strong> verplaatsing<br />

Met dit voorgaande is het duidelijk dat de<br />

fokkerij de laatste jaren veel geïnvesteerd<br />

heeft in methoden om zo veilig mogelijk<br />

genen te kunnen transporteren. Hieronder<br />

worden in het kort enkele <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

methoden beschreven.<br />

1. Kunstmatige inseminatie (KI)<br />

Een methode die in het begin <strong>van</strong> de jaren 50<br />

is ontwikkeld en in de jaren 70 meer toepassing<br />

kreeg door veelvuldige uitbraken <strong>van</strong><br />

Veewetziekten. Ondertussen is de techniek<br />

geperfectioneerd en wordt meer dan 95% <strong>van</strong><br />

de zeugen in Nederland met KI-sperma geïnsemineerd<br />

met tussen de 80-90% dracht en<br />

ruim 11 levend geboren biggen.<br />

<strong>De</strong> methode biedt enorme voordelen in vergelijking<br />

met natuurlijke dekking:<br />

- Er is een veel sterkere genetische vooruitgang<br />

mogelijk: voor elke 20-30 zeugen is één<br />

natuurlijk dekkende beer nodig, maar één<br />

KI-beer is goed voor ongeveer 400 zeugen!<br />

Zeug met inseminatiebeugel


Kunstmatige inseminatie heeft veel voordelen:<br />

het is onder andere veilig en goedkoop<br />

- Daarnaast biedt de methode grote veterinaire<br />

voordelen; ziektes worden veel minder<br />

gemakkelijk verspreid dan in het verleden<br />

toen de beer <strong>van</strong> bedrijf naar bedrijf of<br />

<strong>van</strong> zeug naar zeug ging.<br />

- Het is efficiënter in te zetten waardoor<br />

groepsgewijs werken en ”all-in all-out”<br />

mogelijk is.<br />

- Het is goedkoper.<br />

- Het levert uiteindelijk een beter resultaat<br />

op, omdat de sperma kwaliteit vooraf<br />

gecontroleerd kan worden en de beren<br />

strenger geselecteerd worden.<br />

- Voor de fokkerij is het een heel goede<br />

methode om genen zowel nationaal als<br />

internationaal uit te wisselen en beren op<br />

hetzelfde moment op meerdere plaatsen in<br />

te zetten.<br />

2. Diepvries KI<br />

Pas sinds enkele jaren is het goed mogelijk<br />

om varkenssperma in te vriezen. <strong>De</strong> structuur<br />

<strong>van</strong> de varkensspermacel en vooral het<br />

hoge vetpercentage maakte het heel moeilijk<br />

om zonder veel schade te kunnen invriezen<br />

en ontdooien.<br />

Nu er methoden zijn gevonden om dit probleem<br />

te onder<strong>van</strong>gen wordt diepvriessperma<br />

door TOPIGS als basis <strong>van</strong> het internationale<br />

en intercontinentale genentransport voor de<br />

topfokkerij ingezet.<br />

<strong>De</strong> voordelen <strong>van</strong> deze nieuwe methode zijn:<br />

- Zonder ervaring te hebben kan het door de<br />

boer op het bedrijf simpel worden toegepast.<br />

5 rietjes <strong>van</strong> 0.25 ml worden uit de<br />

vloeibare stikstof gehaald, minimaal 1<br />

minuut ontdooit in een 38°C-bad waarna de<br />

inhoud <strong>van</strong> de rietjes in 80 ml normale verdunningsvloeistof<br />

wordt gedaan. <strong>De</strong> zeug<br />

kan dan op de bekende manier worden<br />

geïnsemineerd. Omdat het sperma mogelijk<br />

minder lang bevruchtend zal zijn, wordt<br />

aangeraden de inseminatie binnen 15-30<br />

minuten na ontdooien uit te voeren en eventuele<br />

overinseminaties te doen met een<br />

interval <strong>van</strong> 12 in plaats <strong>van</strong> 20 uur.<br />

- Zowel het sperma als de beer kunnen na<br />

productie en invriezen op veterinaire veiligheid<br />

onderzocht worden, mede doordat het<br />

sperma in principe in de vloeibare stikstof<br />

jaren bewaard kan blijven.<br />

- Op dit moment liggen de resultaten al tussen<br />

80-90% dracht en rond de 10.5 levend<br />

geboren biggen.<br />

- Afstand en tijd zijn geen belemmerende factoren<br />

meer voor de inzet <strong>van</strong> topfokberen. Als<br />

vers sperma om de één of andere reden enkele<br />

dagen blijft staan is het niet meer te gebruiken.<br />

Diepvriessperma daarentegen kan zonder<br />

problemen een maand onderweg zijn. <strong>De</strong><br />

transport condities <strong>van</strong> vers sperma luisteren<br />

erg nauw; te ruw transport of te lage of te<br />

hoge temperatuur kunnen desastreus zijn voor<br />

de kwaliteit. Met ingevroren sperma moeten<br />

er wel erg vreemde dingen gebeuren wil dat<br />

een negatief effect hebben op de kwaliteit.<br />

Diepvriesrietjes<br />

- Voor de fokkerij biedt de methode een interessant<br />

voordeel omdat het hiermee mogelijk<br />

wordt gemaakt om dezelfde beer op het<br />

zelfde moment onder totaal verschillende<br />

omstandigheden over de hele wereld in te<br />

zetten. Dit maakt het nog betrouwbaarder<br />

en beter mogelijk om de dieren met de<br />

beste genen te selecteren.<br />

3. Embryo Transplantatie (ET)<br />

Het spoelen <strong>van</strong> embryo’s bij donorzeugen<br />

(na operatie, shunten (operatief inkorten <strong>van</strong><br />

de baarmoeder) of slachten), wassen <strong>van</strong> de<br />

embryo’s en vervolgens overzetten in gesynchroniseerde<br />

draagmoeder zeugen.<br />

Het doel <strong>van</strong> deze techniek is het dierziekteveilig<br />

doorgeven <strong>van</strong> volledige pakketjes<br />

genetisch materiaal. Hierdoor is, in tegenstelling<br />

tot bij het gebruik <strong>van</strong> sperma een<br />

volledig nieuwe lijn of bijvoorbeeld een<br />

bedrijfs-KI beer op een bedrijf te introduce-<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 65


en of kan een grote genetische achterstand<br />

in één keer ingehaald worden.<br />

Door de embryo’s volgens vaste procedures<br />

te wassen en antibiotica en enzymen toe te<br />

voegen is de kans op kiemoverdracht tot een<br />

absoluut minimum beperkt. Dit is in vele<br />

proeven voor diverse ziektekiemen bewezen<br />

waardoor de OIE deze methode als dierziekteveiligste<br />

methode <strong>van</strong> genentransport<br />

erkent.<br />

<strong>De</strong> resultaten <strong>van</strong> de chirurgische transplantatie<br />

zijn goed; 90% dracht is te halen.<br />

Omdat deze methode een operatie behoeft is<br />

er in Nederland, mede ingegeven door het<br />

varkensbesluit, de laatste 10 jaar hard<br />

gewerkt aan een niet-chirurgische transplantatie<br />

methode. Hierbij worden de embryo’s<br />

met behulp <strong>van</strong> een embryocatheter via de<br />

vagina transcervicaal ingebracht, wat te vergelijken<br />

is met een gewone inseminatie. <strong>De</strong><br />

resultaten zijn hoopgevend (40-50% dracht)<br />

maar nog niet voldoende om het groot in de<br />

praktijk in te zetten. Een grote belemmering<br />

is de korte houdbaarheid <strong>van</strong> verse embryo’s.<br />

Om dit op te lossen is TOPIGS nu bezig met<br />

een onderzoek, gesubsidieerd door de EU,<br />

naar de combinatie <strong>van</strong> invriezen <strong>van</strong> varkensembryo’s<br />

en de niet-chirurgische transplantatie<br />

methode.<br />

Het wassen <strong>van</strong> embryo’s zorgt er voor dat ziektekiemen<br />

niet worden verspreid<br />

4. Specific Pathogen Free (SPF) of Minimal<br />

Disease (MD)<br />

Biggen worden met behulp <strong>van</strong> een keizersnede<br />

geboren via het openen <strong>van</strong> de baarmoeder<br />

of de gehele verwijdering er<strong>van</strong><br />

(beide al of niet met een steriele tent over het<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 66<br />

operatie gebied). <strong>De</strong> biggen worden na een<br />

desinfecterend bad de eerste weken in een<br />

kiemvrije ruimte opge<strong>van</strong>gen. <strong>De</strong> biggen<br />

worden moederloos opgefokt of bij een SPF<br />

zeug gelegd gedurende de kraamperiode. Na<br />

controle <strong>van</strong> de gezondheidstatus kunnen de<br />

dieren worden overgebracht naar de bestemmingsbedrijven.<br />

Daar vindt er een adaptatie<br />

aan bepaalde micro-organismen plaats<br />

(micro-organismen waar<strong>van</strong> het in de praktijk<br />

op het moment niet mogelijk of niet<br />

gewenst is om <strong>van</strong> vrij te zijn, zoals de apathogene<br />

darmflora en bijvoorbeeld het<br />

Porcine Parvo virus). <strong>De</strong> dieren blijven vrij<br />

<strong>van</strong> gedefinieerde, pathogene micro-organismen.<br />

Steriele geboorte middels keizersnede.<br />

In de meeste gevallen krijgen de nakomelingen<br />

<strong>van</strong> op deze wijze geproduceerde dieren<br />

ook het predikaat SPF (eerste generatie ten<br />

opzichte <strong>van</strong> tweede generatie SPF).<br />

Het grote voordeel <strong>van</strong> deze methode is vooral<br />

in de praktijk gebleken. <strong>De</strong> dieren kunnen<br />

vooral in de mestperiode een veel hogere productie<br />

halen dan hun conventionele soortgenoten:<br />

1100 gram groei per dag tijdens de<br />

mestperiode <strong>van</strong> 25 naar 120 kg is te halen.<br />

Daarnaast is veterinair ingrijpen zelden nodig<br />

en is de groep vleesvarkens bij afleveren<br />

opvallend homogeen; het genetisch potentieel<br />

<strong>van</strong> de dieren wordt veel beter benut.<br />

<strong>De</strong>ze methode <strong>van</strong> produceren wordt als<br />

standaard gebruikt voor hoge gezondheid bij<br />

varkens. <strong>De</strong> meeste topfokbedrijven met<br />

hoge gezondheid <strong>van</strong> de verschillende fokkerijorganisaties<br />

zijn op deze manier opgestart.<br />

Zij vormen de basis op grond waar<strong>van</strong> er voldaan<br />

kan worden aan de internationale veterinaire<br />

regelgeving en de wereldwijde fokkerij.<br />

<strong>De</strong>ze methode is elders in dit


<strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong> uitgebreider<br />

beschreven.<br />

<strong>De</strong> volgende 4 systemen worden in de wereld<br />

vaak gebruikt om de gezondheid <strong>van</strong> de biggen<br />

te verbeteren. Ten gevolge <strong>van</strong> de wetgeving<br />

aangaande minimale speenleeftijd <strong>van</strong><br />

biggen <strong>van</strong> 21 dagen of de RVL eisen mogen<br />

ze hier niet worden toegepast, maar ze worden<br />

hier wel vermeld, omdat ze hun waarde<br />

in het veld meerdere malen hebben bewezen.<br />

5. Piglet snatching<br />

<strong>De</strong> biggen worden direct bij de geboorte<br />

opge<strong>van</strong>gen en zo hygiënisch mogelijk na<br />

een desinfectie bad overgebracht naar een<br />

(gesynchroniseerde) adoptiezeug of worden<br />

zeugloos opgefokt.<br />

Bij Pigletsnatching worden de biggen moederloos<br />

opgefokt.<br />

<strong>De</strong> donorzeug wordt over het algemeen<br />

behandeld met antibiotica en/of gevaccineerd<br />

om het aantal aanwezige micro-organismen<br />

bij de partus te verminderen. <strong>De</strong> adoptiezeug<br />

wordt gevaccineerd ten behoeve <strong>van</strong> het<br />

opwekken <strong>van</strong> antilichamen in de biest en kan<br />

eventueel evenals de biggen worden gemedicineerd.<br />

Net als bij SPF kunnen de biggen<br />

ook moederloos opgefokt worden met biest<br />

<strong>van</strong> SPF zeugen.<br />

Het grote voordeel <strong>van</strong> deze methode is dat<br />

vrij simpel en goedkoop een grote sprong<br />

gemaakt kan worden in gezondheid zonder<br />

daarbij genetische waarde te verliezen. Van<br />

verreweg de meeste infecties kan op deze<br />

manier een vrijwaring plaatsvinden. Van<br />

enkele micro-organismen die óf tijdens de<br />

dracht óf tijdens het geboorteproces de biggen<br />

kunnen infecteren is geen zekerheid te<br />

geven (bijvoorbeeld PRRS virus en streptococcen).<br />

Door batch-gewijs te werken en de<br />

biggen vervolgens op de betreffende infecties<br />

of de afweer daartegen te onderzoeken<br />

kan deze zekerheid wel verkregen worden.<br />

6. Medicated Early Weaning (MEW)<br />

Bij dit systeem worden zeugen vóór het werpen<br />

verplaatst naar een andere locatie (= "offsite"<br />

werpen). Het spenen <strong>van</strong> de biggen<br />

vindt plaats op 5 dagen waarna de zeugen<br />

teruggaan naar het bedrijf <strong>van</strong> herkomst. <strong>De</strong><br />

zeugen worden onder medicatie gesteld in de<br />

periode <strong>van</strong> vóór het werpen tot spenen en de<br />

biggen <strong>van</strong> geboorte tot 5 dagen na het spenen.<br />

Een aanpassing <strong>van</strong> dit systeem is MMEW =<br />

Modified Medicated Early Weaning, waarbij<br />

het werpen "on-site" plaatsvindt. Er wordt<br />

hierbij gespeend <strong>van</strong> 10 tot 21 dagen en de<br />

opfok <strong>van</strong> biggen vindt plaats op een andere<br />

locatie.<br />

7. Segregated Early Weaning (SEW)<br />

Ook een systeem dat evenals het vorige en<br />

het volgende in Amerika is ontwikkeld en<br />

vaak toegepast wordt voor eradicatie <strong>van</strong><br />

ziekten. Het spenen <strong>van</strong> de biggen vindt<br />

plaats tot 21 dagen, gevolgd door opfok in<br />

aparte stallen en met behulp <strong>van</strong> strikte all-in<br />

all-out worden de ouderdieren <strong>van</strong> niet-leeftijdsgenoten<br />

gescheiden (per afdeling maximaal<br />

2 weken leeftijdsverschil).<br />

SW (Segregated Weaning) is hier weer een<br />

variant <strong>van</strong> en wordt in de literatuur ook vermeld<br />

als ASR = Age Segregated Rearing, IW<br />

= Isolated Weaning of SDC = Segregated<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 67


Disease Control. <strong>De</strong> speenleeftijden <strong>van</strong> de<br />

biggen verschillen bij de literatuurvermeldingen<br />

sterk en kan ook na de drie weken<br />

plaatsvinden; bij spenen vóór de 3 weken<br />

komt het overeen met SEW. Dit systeem is<br />

gericht op scheiding <strong>van</strong> gespeende biggen<br />

<strong>van</strong> de ouderdieren en <strong>van</strong> biggen <strong>van</strong> andere<br />

leeftijdsgroepen. In aparte stallen vindt de<br />

opfok plaats met behulp <strong>van</strong> all-in all-out<br />

(per afdeling maximaal 2 weken leeftijdsverschil).<br />

8. Multiple site systeem<br />

<strong>De</strong> oorspronkelijke multiple site definitie<br />

luidt: all-in all-out per site, wat per fok/vermeerderingsbedrijf<br />

meerdere opfok-sites met<br />

daaronder meerdere vleesvarkens-sites met<br />

zich meebrengt. Het houdt het scheiden in<br />

per site <strong>van</strong> de drie verschillende productiefases:<br />

1. fok/vermeerdering tot spenen,<br />

2. opfok <strong>van</strong> de biggen en<br />

3. afmest of opfok tot inzetbare gelt.<br />

Het grote voordeel <strong>van</strong> het multiple site systeem<br />

is het doorbréken <strong>van</strong> de infectieketen.<br />

Nog tijdens de fase dat de biggen door de<br />

bescherming <strong>van</strong> de biest een hoge afweer<br />

bezitten worden ze verplaatst naar een andere<br />

locatie samen met andere biggen met gelijk-<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 68<br />

waardige weerstand en infectieniveau. Op<br />

deze manier zijn er minder verschillende<br />

micro-organismen en ook minder micro-organismen<br />

in aantal aanwezig bij de verschillende<br />

leeftijdsgroepen. In de meeste gevallen is<br />

het beheersen <strong>van</strong> de veterinaire problemen<br />

daardoor beter uit te voeren.<br />

Tegenwoordig ziet men een ontwikkeling<br />

naar een ”two-site” systeem waarbij biggen<br />

direct na spenen naar het vleesvarkensbedrijf<br />

worden overgeplaatst. Het idee is ook hier<br />

het doorbreken <strong>van</strong> de infectieketen op een<br />

moment dat de big nog door maternale<br />

immuniteit beschermd is.<br />

<strong>De</strong>ze opsomming maakt duidelijk hoe de<br />

gezondheid <strong>van</strong> de varkens, vooral in de fokkerij,<br />

verbeterd kan worden zonder daarbij<br />

de genetische waarde te verminderen. <strong>De</strong><br />

fokkerij loopt daarbij voorop in het ontwikkelen<br />

en uitvoeren <strong>van</strong> diverse methodes om<br />

dit te bewerkstelligen. Gedwongen door<br />

veterinaire regelgeving, eisen <strong>van</strong> de klant en<br />

zelfopgelegde eisen zal hier in de toekomst<br />

steeds aan gewerkt blijven worden. Niet om<br />

kasplantjes te produceren, maar om uiteindelijk<br />

een goed product te kunnen blijven leveren,<br />

afgestemd op de vraag <strong>van</strong> de markt en<br />

rekening houdend met de eisen op het gebied<br />

<strong>van</strong> ethiek en welzijn <strong>van</strong>uit de maatschappij.


Productie <strong>van</strong> fokmateriaal onder hoge<br />

gezondheid<br />

Drs. Geertjan <strong>van</strong> Groenland, dierenarts TOPIGS S & D<br />

Diergezondheid en fokkerij gaan hand in<br />

hand. <strong>De</strong> top <strong>van</strong> de fokkerij werkt met een<br />

hoge gezondheidstatus. Door in de top <strong>van</strong><br />

de fokkerij te beginnen met uitroeiingsprogramma’s<br />

is het mogelijk geweest enkele<br />

infecties <strong>van</strong> bedrijven te bannen.<br />

<strong>De</strong> fokkerij <strong>van</strong> varkens staat bovenaan in de<br />

keten <strong>van</strong> de productie <strong>van</strong> varkensvlees.<br />

Mede om die reden is het <strong>van</strong> groot belang<br />

dat de gezondheid op de fokbedrijven op een<br />

hoog peil staat. Het mag duidelijk zijn dat het<br />

verhogen <strong>van</strong> de gezondheid op bedrijven<br />

veel meer moeite kost dan het verlagen. Om<br />

deze reden doen fokkerij instellingen er alles<br />

aan om aan de top <strong>van</strong> de piramide zo veel<br />

mogelijk infecties uit te sluiten. <strong>De</strong> top <strong>van</strong><br />

de fokpiramide is dan ook niet alleen top op<br />

het gebied <strong>van</strong> genetica maar ook top op het<br />

gebied <strong>van</strong> gezondheid.<br />

<strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> gezondheid<br />

Voedselveiligheid en dierwelzijn zijn belangrijke<br />

motieven om te werken met bedrijven<br />

met een lage infectiedruk. Immers, wanneer<br />

er weinig micro-organismen zijn waartegen<br />

de dieren zich moeten verweren, is er ook<br />

minder reden preventief of curatief in te grijpen.<br />

Dit komt ten goede aan het dier. Immers<br />

iedere behandeling <strong>van</strong> een dier is een<br />

ingreep die ook invloed heeft op het welzijn<br />

<strong>van</strong> het dier.<br />

Het werken aan voedselveiligheid vraagt om<br />

zekerheden ten aanzien <strong>van</strong> het afwezig zijn<br />

<strong>van</strong> vreemde, voor consumenten schadelijke,<br />

stoffen en hun metabolieten. Naast het voorkomen<br />

<strong>van</strong> residuen is het ook <strong>van</strong> steeds groter<br />

belang te kunnen bewijzen dat het voedsel<br />

vrij is <strong>van</strong> bepaalde, ook voor mensen, infectieuze<br />

agentia. Hierbij kan men denken aan<br />

Salmonella en Campylobacter maar ook<br />

infecties met bijvoorbeeld Streptococcen<br />

kunnen een bedreiging vormen voor de<br />

humane gezondheid en zullen vroeger of later<br />

meegenomen worden in de gewenste garanties<br />

die afnemers <strong>van</strong> fokmateriaal eisen.<br />

Gezonde varkens hebben een positief effect op de<br />

kostprijs <strong>van</strong> varkensvlees.<br />

Van een andere orde is de waarde <strong>van</strong> gezondheid<br />

in het kostenplaatje <strong>van</strong> de productie <strong>van</strong><br />

varkensvlees. Het is eenvoudig te berekenen<br />

en al op een groot aantal bedrijven bewezen<br />

dat, wanneer er met gedefinieerd hogere<br />

gezondheid kan worden gewerkt, de kostprijs<br />

op een aantal punten kan worden verlaagd. Zo<br />

kan de besparing op de veterinaire kosten 30<br />

tot 60 % bedragen. Een verbetering <strong>van</strong> groei<br />

en voerconversie <strong>van</strong> wel 10 a 15 % is mogelijk<br />

en uiteraard treedt ook een vermindering<br />

<strong>van</strong> de uitval op. <strong>De</strong>ze verbeteringen zijn<br />

natuurlijk afhankelijk <strong>van</strong> de populatie waarmee<br />

men de resultaten vergelijkt.<br />

Gezondheid slecht grenzen<br />

Hoge gezondheid zorgt voor het soepel verlopen<br />

<strong>van</strong> een wereldwijde fokkerijstructuur.<br />

Immers wanneer men garanties kan inbouwen<br />

ten aanzien <strong>van</strong> de afwezigheid <strong>van</strong> een<br />

aantal kiemen kan men daarmee ook garanderen<br />

dat genen, in welke vorm dan ook verpakt,<br />

zonder al te veel barrières en risico’s<br />

over grenzen heen kunnen worden getransporteerd.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 69


Elders in dit <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong><br />

staat het belang <strong>van</strong> een dergelijke uitwisseling<br />

voor de fokkerij aangegeven.<br />

Daarnaast is dit "grenzeloos" genenverkeer<br />

nodig om, in het kader <strong>van</strong> continuïteit,<br />

garanties te kunnen bieden aan afnemers in<br />

de diverse landen en om nieuwe landen te<br />

kunnen voorzien <strong>van</strong> fokmateriaal. Het<br />

maakt het mogelijk om zonder problemen de<br />

gewenste hoeveelheden varkens, embryo’s of<br />

sperma met de hoogste genetische kwaliteit<br />

af te leveren.<br />

Methoden <strong>van</strong> het bereiken <strong>van</strong> hogere<br />

gezondheid<br />

Zonder uitputtend te willen zijn volgt hier in<br />

het kort een overzicht <strong>van</strong> methoden waarmee<br />

TOPIGS in een aantal gevallen een hogere<br />

gezondheid op haar (top)fokbedrijven heeft<br />

kunnen bereiken. Telkens is uitgangspunt een<br />

normaal functionerend productieproces waarbij<br />

klinische problematiek veroorzaakt door<br />

infecties grotendeels onder controle zijn. Dit<br />

kan bijvoorbeeld door het uitvoeren <strong>van</strong> een<br />

aangepast vaccinatieprogramma in combinatie<br />

met goed bedrijfsmanagement.<br />

1. Eradicatie en certificering<br />

Binnen de fokkerijstructuur, zoals we die in<br />

Nederland kennen, wordt gewerkt met een aantal<br />

deelcertificaten. <strong>De</strong>ze certificering is mogelijk<br />

doordat er voor een aantal infecties detectie-<br />

en eradicatieprogramma’s zijn ontwikkeld<br />

die vervolgens door een regelmatige monitor<br />

worden gecontroleerd. Voorwaarden voor het<br />

uitvoeren <strong>van</strong> dergelijke programma’s zijn:<br />

• Een grondige kennis <strong>van</strong> de epidemiologie<br />

en de pathogenese <strong>van</strong> een bepaalde infectieziekte.<br />

• Een op basis <strong>van</strong> het bovenstaande ontwikkeld<br />

programma, dat zorgt voor de eliminatie<br />

<strong>van</strong> het betreffende agens.<br />

• Een controleprogramma dat de aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> de infectie uitsluit.<br />

• En een structuur die een herinfectie voorkomt.<br />

Binnen de Nederlandse varkenshouderij zijn<br />

voor verschillende infecties certificaten ontwikkeld.<br />

<strong>De</strong>ze zijn in alle gevallen binnen de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 70<br />

fokkerij toegepast, om de daarmee verkregen<br />

garanties vervolgens in de vorm <strong>van</strong> fokdieren<br />

aan te kunnen bieden aan de afnemers. <strong>De</strong><br />

navolgende aandoeningen zijn middels certificering<br />

in Nederland teruggedrongen.<br />

• Ziekte <strong>van</strong> Aujeszky (Pseudorabies).<br />

Hoewel dit inmiddels een aangifteplichtige<br />

ziekte is geworden, was het in het begin<br />

<strong>van</strong> de bestrijding een vrijwillig programma.<br />

Gezien de aard <strong>van</strong> de infectie, de kennis<br />

<strong>van</strong> de pathogenese en het ter beschikking<br />

hebben <strong>van</strong> een markervaccin is men in de<br />

tachtiger jaren gestart met een strikt vaccinatieprogramma.<br />

Hierbij werd met aangewezen<br />

vaccins gewerkt om de infectiedruk<br />

op bedrijven te verminderen. Nadat een<br />

dergelijk vaccinatieprogramma geruime<br />

tijd is toegepast werd het mogelijk om<br />

middels een test- en removal strategie binnen<br />

de bedrijven dragers <strong>van</strong> het virus te verwijderen.<br />

Vervolgens werd het zaak om op de bedrijven<br />

het slot op de deur te houden, dus geen<br />

nieuwe Pseudorabies-kiemen binnen te<br />

laten. Naast het voortzetten <strong>van</strong> de vaccinatiestrategie<br />

werd ook aan certificering<br />

gewerkt om te voorkomen dat eenmaal<br />

vrijgemaakte bedrijven opnieuw werden<br />

besmet. Strakke controle op zowel vaccinatie<br />

als op het afwezig blijven <strong>van</strong> het virus<br />

hebben het succes <strong>van</strong> de methode weten te<br />

waarborgen.<br />

• Atrophische rhinitis.<br />

Toen het duidelijk werd dat deze ziekte primair<br />

werd veroorzaakt door een bepaald<br />

type Pasteurella werd de haalbaarheid<br />

onderzocht om voor deze bacterie negatieve<br />

bedrijven op te sporen. Het bleek dat<br />

binnen de populatie fokbedrijven in<br />

Nederland er voldoende bedrijven vrij<br />

waren.<br />

Met een protocol hoe dergelijke bedrijven<br />

te onderzoeken (diercategorie, aantal, frequentie)<br />

en de instelling <strong>van</strong> een vaccinatieverbod<br />

werd de zekerheid <strong>van</strong> afwezigheid<br />

<strong>van</strong> de bacterie beter te garanderen.<br />

Het is gebleken dat deze aanpak binnen de<br />

Nederlandse structuur haalbaar was.<br />

Inmiddels voldoen alle Nederlandse varkensfokbedrijven<br />

aan het zogeheten Pm+vrij<br />

certificaat.


Aan<strong>van</strong>kelijk werd aangenomen dat, middels<br />

een aanpak <strong>van</strong> een strak vaccinatieprogramma<br />

en eradicatie <strong>van</strong> positieve dieren,<br />

een bedrijf ook vrij <strong>van</strong> de Pasteurella<br />

verwekker te maken zou zijn. <strong>De</strong>ze aanpak<br />

heeft slechts in een enkel geval geleid tot<br />

certificering.<br />

• Schurft.<br />

<strong>De</strong> cyclus <strong>van</strong> de schurftmijt is relatief eenvoudig<br />

en er zijn effectieve middelen<br />

beschikbaar om deze cyclus te doorbreken.<br />

Mede daarom was het mogelijk een uitroeiingprogramma<br />

te ontwikkelen. Zeker toen<br />

ook nog een serologische test beschikbaar<br />

kwam die aan kan tonen dat het behandelprogramma<br />

ook daadwerkelijk de parasiet<br />

<strong>van</strong> het bedrijf heeft verdreven, is overgegaan<br />

tot een succesvolle certificering <strong>van</strong><br />

het vrij zijn <strong>van</strong> schurft.<br />

Bovengenoemde programma’s hebben hun<br />

waarde binnen de fokkerijpiramide in<br />

Nederland inmiddels bewezen. Het wachten<br />

is op programma’s voor andere aandoeningen.<br />

Vooralsnog wordt hierbij niet voorzien in<br />

de genoemde criteria: grondige kennis <strong>van</strong><br />

het infectiepatroon, dekkende detectie <strong>van</strong> het<br />

virus en met name <strong>van</strong> de dragers en een<br />

effectieve manier <strong>van</strong> het wegwerken <strong>van</strong> het<br />

agens uit de populatie. Totdat dit alles gerealiseerd<br />

is zal men zich tevreden moeten stellen<br />

met het klinisch gezond zijn <strong>van</strong> dieren en<br />

het bedrijf. Daarbij dient er te allen tijde rekening<br />

mee gehouden te worden dat met de dieren<br />

(pathogene) micro-organismen mee een<br />

bedrijf op zullen komen.<br />

2. Doorbreken <strong>van</strong> de infectieketen<br />

Voor een aantal aandoeningen is het mogelijk<br />

varkens uit een mogelijk geïnfecteerde populatie<br />

weg te halen voordat ze geïnfecteerd<br />

raken. In dergelijke gevallen is een quarantaine<br />

stap tussen het bedrijf <strong>van</strong> herkomst en het<br />

uiteindelijke bedrijf <strong>van</strong> bestemming essentieel,<br />

dit om een mogelijke introductie <strong>van</strong><br />

een infectie uit te kunnen sluiten. Het vrij<br />

maken heeft een grotere kans <strong>van</strong> slagen als<br />

de infectiedruk op zowel het bedrijf <strong>van</strong> herkomst<br />

als op het bedrijf <strong>van</strong> bestemming<br />

goed in beeld is gebracht zodat een en ander<br />

op elkaar kan worden afgestemd.<br />

Gangbare methoden voor het doorbreken <strong>van</strong><br />

de infectieketen zijn in het artikel <strong>van</strong> Han<br />

Smits verder uitgewerkt. Methoden die succesvol<br />

zijn en wereldwijd worden toegepast<br />

binnen de TOPIGS fokkerij zijn o.a. (medicated)<br />

early weaning en piglet snatching.<br />

<strong>De</strong>ze methoden kunnen echter onder de huidige<br />

regelgeving niet meer in Nederland<br />

worden uitgevoerd. Daarvoor zullen uitzonderingen<br />

op het varkensbesluit mogelijk<br />

gemaakt moeten worden.<br />

3. <strong>De</strong>-populatie en re-populatie met SPF<br />

dieren om het gezondheidsniveau <strong>van</strong><br />

bedrijven te verhogen.<br />

Wanneer dieren middels - onder steriele<br />

voorwaarden uitgevoerde - keizersnede ter<br />

wereld komen is de kans zeer klein dat ze<br />

geïnfecteerd zijn. Op deze manier zijn dan<br />

ook wereldwijd een aantal populaties opgezet<br />

die vrij zijn <strong>van</strong> een aantal gedefinieerde<br />

kiemen. Een dergelijke populatie heeft dan<br />

de SPF status. SPF is de afkorting voor<br />

"Specified Pathogen Free".<br />

Wanneer gesproken wordt <strong>van</strong> SPF is het<br />

Door een bedrijf na ontvolking te bevolken met<br />

SPF dieren is het eenvoudig om een hogere<br />

gezondheidstatus te creëren.<br />

altijd <strong>van</strong> belang dat men de definitie <strong>van</strong> de<br />

SPF status achterhaalt, immers "Specified"<br />

kan ook op één enkele kiem betrekking hebben.<br />

Daarnaast is het ook <strong>van</strong> belang na te<br />

gaan op welke manier het "Pathogen Free"<br />

wordt gecontroleerd. Monstergrootte, keuze<br />

<strong>van</strong> de te bemonsteren dieren, methodiek <strong>van</strong><br />

onderzoek en de kwaliteit <strong>van</strong> de laboratoria<br />

die de analyses uitvoeren geven inzicht in de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 71


waarde die aan een bepaalde SPF status is te<br />

verbinden.<br />

Ook is het <strong>van</strong> belang inzicht te krijgen op<br />

welke manier SPF populaties genetisch worden<br />

verbeterd. Met andere woorden welke<br />

veiligheden en zekerheden er gelden bij het<br />

binnen brengen <strong>van</strong> genetisch materiaal in de<br />

vorm <strong>van</strong> bijvoorbeeld sperma of embryo’s.<br />

Het werken met (diepvries-) KI en embryotransplantaties<br />

kan deze zekerheden bieden<br />

(zie elders in dit DM). Vanuit een primair<br />

SPF bedrijf is het ook mogelijk om elders in<br />

de wereld weer nieuwe SPF-populaties te<br />

bevolken.<br />

<strong>De</strong> methode <strong>van</strong> de-pop / re-pop wordt in<br />

steeds meer landen met groot succes ingezet.<br />

<strong>De</strong> terugbetaaltijd <strong>van</strong> een dergelijke operatie<br />

kan sterk uiteenlopen en is afhankelijk <strong>van</strong> de<br />

kosten <strong>van</strong> gezondheidsmanagement die voor<br />

de de-pop werden gemaakt en uiteraard <strong>van</strong> de<br />

economische omstandigheden. Wereldwijde<br />

ervaring leert echter dat een terugbetaaltijd die<br />

ligt tussen de 9 en 18 maanden als haalbaar<br />

moeten worden gezien. Angst voor herbesmetting<br />

na een dergelijke operatie is natuurlijk<br />

terecht. Hierbij moet men echter meenemen<br />

dat wanneer een besmetting met een kiem<br />

plaats vindt, over het algemeen een groot<br />

aantal secundaire ziekteverwekkers op dit<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 72<br />

soort herbevolkte bedrijven niet aanwezig zal<br />

zijn waardoor de impact <strong>van</strong> de herbesmetting<br />

vele malen lager is dan onder conventionele<br />

omstandigheden. Wanneer dan ook nog<br />

de juiste maatregelen worden genomen om<br />

de kans op herbesmetting zo klein mogelijk<br />

te maken kan, ook in Nederland, met succes<br />

met deze methode worden gewerkt om tot<br />

betere resultaten te komen.<br />

Voorwaarden om hogere gezondheid te<br />

waarborgen<br />

Onafhankelijk <strong>van</strong> de gezondheidsstatus <strong>van</strong><br />

een bedrijf is het uiteraard zaak deze status te<br />

behouden. In wezen maakt het in dit kader niet<br />

uit welke status een varkensbedrijf heeft. Voor<br />

iedere status is het zaak te voorkomen dat<br />

infecties, die niet in de populatie aanwezig zijn,<br />

binnen komen. Een woord dat in dit kader<br />

wordt gebruikt is "biosecurity". Biosecurity<br />

behelst alles wat gedaan moet worden om te<br />

voorkomen dat virussen op een bedrijf de kans<br />

krijgen. Dus niet alleen het buiten houden <strong>van</strong><br />

de infecties (door toepassingen <strong>van</strong> technische<br />

zaken als schone en vuile weg, hygiënesluis,<br />

hekwerk etc. etc.) maar ook het management<br />

binnen het bedrijf speelt hierin een cruciale rol.<br />

Het voert in het kader <strong>van</strong> dit DM echter te ver<br />

om op alle aspecten <strong>van</strong> bio-security in te gaan.<br />

Van hoog naar laag<br />

Voorzorgen bij het werken met SPF-dieren binnen een fokkerijpiramide<br />

Een <strong>van</strong> de uitdagingen <strong>van</strong> het werken met hoge gezondheid is de introductie <strong>van</strong> fokmateriaal met een hogere<br />

gezondheidstatus in populaties waar<strong>van</strong> de gezondheid op een minder hoog peil staat. Als daarbij niet de juiste voorzorgen<br />

worden getroffen bestaat het risico dat het in te voegen diermateriaal geïnfecteerd raakt, mogelijk ziek wordt<br />

en zelfs de zeugenstapel dan weer uit evenwicht kan brengen.<br />

Adaptatie procedures zorgen voor een probleemloze introductie <strong>van</strong> varkens in dierstapels met een andere of<br />

lagere gezondheidstatus. Adapteren betekent dat de dieren gecontroleerd in contact komen met die kiemen waarvoor<br />

ze geen weerstand hebben.<br />

Voor een aantal infecties betekent dit dat de varkens worden gevaccineerd. Dit maakt ze beter bestand tegen een<br />

eventuele infectie. Voor een groot aantal aandoeningen zijn echter geen effectieve vaccins voorhanden. <strong>De</strong> varkens<br />

dienen voor deze aandoeningen –gecontroleerd- met de al aanwezige dieren en of materiaal in contact te<br />

komen. Voor deze vorm <strong>van</strong> adapteren is het niet mogelijk een eenduidig protocol uit te schrijven. Per bedrijf<br />

wordt daarom een plan gemaakt waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden op het ont<strong>van</strong>gende<br />

bedrijf en de status <strong>van</strong> het bedrijf.<br />

Overigens is een vorm <strong>van</strong> adaptatie niet alleen aanbevelenswaardig voor bedrijven met een hoge gezondheidsstatus.<br />

Voor iedere introductie <strong>van</strong> diermateriaal in een bedrijf ongeacht de status is het <strong>van</strong> toepassing. Wanneer<br />

het mogelijk is nieuw aan te leveren dieren op te <strong>van</strong>gen in een separate afdeling zal dit werken als een quarantaine<br />

die voorkomt dat infecties die mogelijk met de dieren meekomen het bedrijf ongecontroleerd kunnen bedreigen.<br />

Wanneer men dan deze quarantaine ook nog gebruikt als adaptatiestal zullen de varkens rustig kunnen<br />

wennen aan de bedrijfsomstandigheden. Adapteren gaat het best door de dieren in contact te brengen met materiaal<br />

(mest) en diercontact (af te voeren gezonde slachtzeugen). Door de dieren goed in de gaten te houden en ze<br />

direct te behandelen in het geval ze ziek worden door de micro-organismen waarmee ze op deze manier in contact<br />

worden gebracht, zullen ze met de minst mogelijke schade afweer op weten te bouwen tegen de bedrijfseigen<br />

microflora. Door dit in isolatie uit te voeren verlaagt men het risico het gezondheidsevenwicht <strong>van</strong> het bedrijf te<br />

verstoren. Een normale adaptatieprocedure duurt ongeveer 6 weken maar in het geval <strong>van</strong> zich traag verspreidende<br />

kiemen of wanneer de uitscheidingsduur <strong>van</strong> micro-organismen na infectie langer is wordt aangeraden de adaptatie<br />

uit te breiden naar 10 tot 12 weken.


EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!