01.10.2014 Views

Leerplan

Leerplan

Leerplan

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Secundair Onderwijs<br />

Onderwijssecretariaat van de<br />

Steden en Gemeenten van de<br />

Vlaamse Gemeenschap v.z.w.<br />

<strong>Leerplan</strong><br />

Vak<br />

Graad<br />

Leerjaar<br />

Onderwijsvorm<br />

Studierichting<br />

AV Engels<br />

Tweede graad<br />

Eerste leerjaar<br />

Tweede leerjaar<br />

Algemeen secundair<br />

onderwijs<br />

Alle<br />

Bestelnummer: O/2/2002/081


Inhoudstafel<br />

Woord vooraf 3<br />

Lessentabel 4<br />

<strong>Leerplan</strong> bestemd voor 5<br />

1 Het leerplan 6<br />

1.1 Ontwikkeling 6<br />

1.2 Goedkeuring 6<br />

1.3 Verplichting 7<br />

1.4 Pedagogische vrijheid 7<br />

2 De leerlingen 8<br />

2.1 Toelatingsvoorwaarden 8<br />

2.2 Beginsituatie voor het vak 8<br />

2.3 Psychologisch profiel van de leerlingen 9<br />

3 Het onderwijs 14<br />

3.1 Pedagogisch project 14<br />

3.2 Opdrachten van het gewoon voltijds secundair onderwijs 15<br />

3.3 Visie op de tweede graad 18<br />

3.4 Specifieke klemtonen in het ASO 18<br />

3.5 Visie op het vak 18<br />

4 Algemene doelstellingen 20<br />

5 Algemene didactische wenken 21<br />

5.1 Uitgangspunten 21<br />

5.2 Werkvormen 22<br />

5.3 Samenwerking tussen leerkrachten 23<br />

5.4 Vakdidactiek 24<br />

6 <strong>Leerplan</strong>doelstellingen, leerinhouden, didactische wenken en hulpmiddelen 25<br />

6.1 Opbouw van de luistervaardigheid 27<br />

6.2 Opbouw van de spreekvaardigheid 38<br />

6.3 Opbouw van de leesvaardigheid 47<br />

6.4 Opbouw van de schrijfvaardigheid 58<br />

6.5 Woordenschat 66<br />

6.6 Grammatica 68<br />

6.7 Socio-culturele competentie 73<br />

7 Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie 74<br />

7.1 Instructie, differentiatie en remediëring met behulp van ICT 74<br />

7.2 Informatie verwerven en verwerken met ICT 74<br />

7.3 Communiceren met ICT 74<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

1


8 Intercultureel onderwijs en principes van non-discriminatie 76<br />

8.1 Uitgangspunten 76<br />

8.2 Doelstellingen 76<br />

8.3 Intercultureel onderwijs: geen vak apart 77<br />

9 lTaalbeleid 78<br />

9.1 Lessen en lesmateriaal taalgericht maken 78<br />

9.2 Enkele tips 78<br />

10 Evaluatie 80<br />

10.1 Het goed functioneren van evaluatie 80<br />

10.2 De invloed van procesevaluatie 81<br />

10.3 Een doordachte evaluatie 81<br />

10.4 Permanent evalueren betekent 82<br />

10.5 Permanent evalueren in een document 83<br />

10.6 Evaluatie in het vak Engels 83<br />

10.7 Beschrijving van verschillende soorten toetsen 90<br />

10.8 Voorbeeld van gemengde evaluatie bij groepswerk 94<br />

10.9 Evaluatiecriteria voor groepswerk 95<br />

11 Leermiddelen 96<br />

11.1 Minimale materiële vereisten 96<br />

11.2 Nuttige didactische hulpmiddelen 96<br />

11.3 Lokaal 96<br />

12 Bibliografie 97<br />

12.1 Algemeen 97<br />

12.2 Psychologisch profiel 97<br />

12.3 Algemene didactische wenken 97<br />

12.4 Engels 98<br />

12.5 Evaluatie 105<br />

13 Bijkomende informatie 107<br />

13.1 Algemeen 107<br />

13.2 Engels 108<br />

14 Bijlagen 110<br />

14.1 Vakgebonden eindtermen tweede graad ASO 110<br />

14.2 Vakoverschrijdende eindtermen tweede graad 117<br />

14.3 Instructiekaarten 127<br />

14.4 Didactische werkvormen 138<br />

Colofon 157<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

2


Woord vooraf<br />

Dit leerplan wordt ingevoerd bij de aanvang van het schooljaar 2002/2003.<br />

Het werd ontwikkeld door de leerplancommissie van het OVSG naar aanleiding<br />

van de invoering van de eindtermen voor de vakken van de basisvorming in de<br />

tweede graad van het secundair onderwijs.<br />

De leerplancommissie maakte bovendien van de gelegenheid gebruik om het<br />

bestaande leerplan te evalueren en te herwerken volgens nieuwe inzichten. Zo<br />

bevat dit leerplan de neerslag van een jarenlange onderwijservaring. Het houdt<br />

niet alleen een verplichting tot realisatie in, maar is tevens een inspiratiebron voor<br />

de leerkracht, voor de vakwerkgroep en voor de pedagogische organisatie van de<br />

tweede graad.<br />

OVSG<br />

Onderwijssecretariaat van de<br />

Steden en Gemeenten van de<br />

Vlaamse Gemeenschap v.z.w.<br />

Ravensteingalerij 3 bus 7<br />

1000 Brussel<br />

tel.: 02 506 41 50<br />

fax: 02 502 12 64<br />

e-mail: info@ovsg.be<br />

website: www.ovsg.be<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

3


Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de<br />

Vlaamse Gemeenschap<br />

OVSG<br />

vzw<br />

Ravensteingalerij 3 bus 7 - 1000 Brussel<br />

Lessentabel<br />

Tweede graad ASO<br />

1 BASISVORMING 24<br />

AV Godsdienst/Niet-Confessionele Zedenleer 2<br />

AV Aardrijkskunde 1<br />

AV Biologie 1<br />

AV Chemie 1<br />

AV Engels 3<br />

AV Frans 3<br />

AV Fysica 1<br />

AV Geschiedenis 2<br />

AV Lichamelijke opvoeding 2<br />

AV Nederlands 4<br />

AV Wiskunde 4<br />

2 OPTIONEEL GEDEELTE<br />

2.1 Fundamenteel gedeelte 5<br />

2.2 Complementair gedeelte 3<br />

AV Engels 0/1<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

4


<strong>Leerplan</strong> bestemd voor de tweede graad<br />

eerste en tweede leerjaar van de tweede graad van het<br />

Algemeen secundair onderwijs<br />

Vak: AV Engels<br />

Basisvorming: 3u<br />

Complementair gedeelte: 1u<br />

Het leerplan is opgebouwd als graadleerplan. De volgorde is niet bindend, de leerkracht kan<br />

zelf oordelen wat in de eerste of in het tweede leerjaar van de tweede graad behandeld<br />

wordt.<br />

Indien het vak in beide leerjaren niet door dezelfde leerkracht gegeven wordt, is<br />

samenwerking en grondig overleg noodzakelijk, om zo te komen tot longitudinale planning.<br />

Indien een vierde wekelijkse lestijd wordt ingericht, gaat er aandacht uit naar:<br />

- het uitdiepen van de basisdoelstellingen;<br />

- het extra oefenen van de spreekvaardigheid;<br />

- projectwerking (bv.: muzisch-creatief).<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

5


1 Het leerplan<br />

Een leerplan is een document dat de essentiële gegevens bevat voor de concrete onderwijspraktijk.<br />

Het is afgestemd op een welomschreven leerlingengroep en het somt de algemene en<br />

specifieke doelstellingen en aansluitende leerinhouden op voor één of meer vakken of<br />

vakgebieden. Bovendien geeft het wenken voor de didactische aanpak en verschaft het<br />

gegevens die nuttig zijn voor de realisatie van het leerplan.<br />

1.1 Ontwikkeling<br />

Het leerplan wordt ontwikkeld door de inrichtende macht of door de overkoepelende<br />

onderwijsorganisatie, i.c. het OVSG, in samenwerking met representatieve leden van de<br />

inrichtende machten.<br />

Onderwijs vertrekt vanuit expliciete doelstellingen. Het leerplan bevat algemene en specifieke<br />

doelstellingen voor het vak. Het is de taak van de leraar om de doelstellingen om te zetten in<br />

concrete lesdoelstellingen. De specifieke doelstellingen bestaan uit twee categorieën:<br />

Vakgebonden eindtermen<br />

Deze bevatten het kwaliteitsminimum dat de Vlaamse Gemeenschap decretaal bepaalt. De<br />

eindtermen zijn niet altijd letterlijk opgenomen in het leerplan, maar zijn er herkenbaar in<br />

aanwezig, voorzien van het decretale nummer.<br />

Eigen doelstellingen<br />

Een aantal concretiseren het eigen pedagogisch project en bepalen aldus de identiteit van de<br />

inrichtende macht en de overkoepelende onderwijsorganisatie OVSG.<br />

Het betreft basisdoelstellingen die voortkomen uit de vakoverschrijdende thema’s “leren leren”,<br />

“sociale vaardigheden” en “opvoeden tot burgerzin”.<br />

Een aantal doelstellingen (basis of uitbreiding) komt voort uit de visie op het vak/vakgebied.<br />

De eigen doelstellingen vormen samen met de vakgebonden eindtermen een coherent geheel.<br />

1.2 Goedkeuring<br />

De gemeenschapsinspectie beoordeelt het leerplan op basis van vastgelegde criteria en<br />

adviseert de minister van onderwijs met betrekking tot de goedkeuring. De beoordeling slaat in<br />

hoofdzaak op de algemene en specifieke doelstellingen, de leerinhouden en op de aanwezigheid<br />

van een aantal elementen zoals de didactische wenken en de aanbevelingen voor de<br />

vakevaluatie. Deze elementen behoren tot de pedagogische vrijheid en zijn niet het voorwerp<br />

van de goedkeuring. De gemeenschapsinspectie neemt er kennis van maar beoordeelt ze niet.<br />

Na de goedkeuring door de minister van onderwijs verwerft een leerplan een officieel statuut.<br />

Men kan stellen dat een goedgekeurd leerplan een contract is tussen de inrichtende macht en/of<br />

de onderwijsorganisatie en de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

6


1.3 Verplichting<br />

Alle scholen zijn verplicht een goedgekeurd leerplan te gebruiken voor elk onderwezen vak.<br />

De gemeenschapsinspectie controleert het gebruik van het leerplan en de realisatie van de<br />

basisdoelstellingen (o.m. de eindtermen). Voor de attitudinale eindtermen (aangeduid met *)<br />

geldt een “inspanningsverplichting”. De uitbreidingsdoelstellingen (U) zijn niet verplicht.<br />

1.4 Pedagogische vrijheid<br />

De didactische aanpak (waaronder evaluatie) behoort tot de vrijheid van de inrichtende macht.<br />

Dit impliceert dat de school en haar leraren deze vrijheid zinvol invullen en er<br />

verantwoordelijkheid voor opnemen. De gemeenschapsinspectie gaat eventueel na hoe de<br />

school met deze vrijheid omgaat.<br />

Graadleerplan<br />

De eindtermen zijn geformuleerd voor de graad. Daarom is het leerplan voor de graad<br />

uitgeschreven. De doelstellingen zijn consecutief, thematisch of volgens de vaardigheden<br />

opgebouwd. De volgorde in de opbouw is niet bindend voor de leraar of de school. Voor de<br />

concrete invulling van het eerste en het tweede leerjaar van de graad ligt de bevoegdheid bij de<br />

school. De vakgroepen moeten overleggen en bepalen wat tot de invulling van het eerste en het<br />

tweede leerjaar behoort.<br />

Ruimte voor eigen inbreng<br />

Het volume aan leerinhouden is beperkt gehouden. De leraar moet niet onder tijdsdruk werken,<br />

maar heeft ruimte voor leerlingactiverende didactische werkvormen en voor vakoverschrijdend<br />

werken. Er is ruimte voor de eigen inbreng en creativiteit van de leraar en de school om o.a.<br />

thema’s en projecten te ontwikkelen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

7


2 De leerlingen<br />

2.1 Toelatingsvoorwaarden<br />

De toelatingsvoorwaarden voor het gewoon voltijds secundair onderwijs worden opgesomd in de<br />

omzendbrief SO 64 van 25-06-1999 betreffende de organisatie van het voltijds secundair<br />

onderwijs.<br />

2.1.1 Eerste leerjaar van de tweede graad ASO, TSO, KSO<br />

Kunnen als regelmatige leerlingen worden toegelaten:<br />

- de regelmatige leerlingen die het tweede leerjaar van de eerste graad met vrucht hebben<br />

beëindigd of zij die houder zijn van een getuigschrift van de eerste graad van het secundair<br />

onderwijs, behaald via de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap over en<br />

programma tweede leerjaar van de eerste graad;<br />

- de regelmatige leerlingen die het eerste leerjaar van de tweede graad van het<br />

beroepssecundair onderwijs met vrucht hebben beëindigd, onder de volgende voorwaarde:<br />

gunstig advies van de toelatingklassenraad;<br />

- de regelmatige leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs, onder de volgende<br />

voorwaarden:<br />

. gunstig én gemotiveerd advies van de toelatingsklassenraad;<br />

. de minister van onderwijs of zijn gemachtigde als dusdanig beslist op aanvraag van de<br />

directeur van de betrokken instelling voor voltijds gewoon onderwijs.<br />

2.1.2 Tweede leerjaar van de tweede graad ASO, TSO, KSO<br />

Kunnen als regelmatige leerlingen worden toegelaten:<br />

- de regelmatige leerlingen die het eerste leerjaar van de tweede graad van het algemeen, het<br />

technisch of het kunstonderwijs met vrucht hebben beëindigd;<br />

- de regelmatige leerlingen die het tweede leerjaar van de tweede graad van het<br />

beroepssecundair onderwijs met vrucht hebben beëindigd of zij die houder zijn van een<br />

getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, behaald via de<br />

examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap over een programma beroepssecundair<br />

onderwijs;<br />

- de regelmatige leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs, onder de volgende<br />

voorwaarden:<br />

. gunstig én gemotiveerd advies van de toelatingsklassenraad;<br />

. de minister van onderwijs of zijn gemachtigde als dusdanig beslist op aanvraag van de<br />

directie van de betrokken instelling voor voltijds gewoon secundair onderwijs.<br />

2.2 Beginsituatie voor de studierichting<br />

In de eerste graad van het secundair onderwijs werd aandacht besteed aan de receptieve en<br />

productieve vaardigheden door systematische uitbreiding van woordenschat, spraakkunst,<br />

taalhandelingen en taalvaardigheid.<br />

De leerlingen kunnen een eenvoudig gesprek verstaan (luisteren), korte eenvoudige teksten<br />

begrijpen (lezen), op een eenvoudige wijze vragen beantwoorden en informatie verstrekken<br />

(spreken), een korte schriftelijke mededeling opstellen met behulp van een voorbeeld (schrijven).<br />

De te bereiken specifieke doelstellingen en de te verwerven leerinhouden zijn vermeld in het<br />

leerplan voor de eerste graad.<br />

Bij het begin van de tweede graad is de groep leerlingen heterogeen qua geïntegreerde kennis,<br />

vooropleiding, leeftijd, motivatie, interesse, taalgevoel, leerstijl, bereidheid tot communicatie,<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

8


algemene taalvaardigheid, sociale vaardigheden en culturele bagage. Die duidelijke verschillen<br />

worden ook maatschappelijk bepaald. De meeste leerlingen hebben buitenschools vrij veel<br />

contact met de Engelse leefwereld, tenzij hun familiale omstandigheden dit niet toelaten. Toch<br />

kan men algemeen stellen dat de motivatie voor Engels vrij hoog ligt. Anderzijds is het Engels<br />

dat zij reeds beheersen vaak doorspekt met “slang” en hebben zij een voorkeur voor de<br />

Amerikaanse variant. Soms overschatten zij het eigen kunnen.<br />

2.3 Psychologisch profiel van de leerlingen .1<br />

De adolescentie omvat de periode tussen de kindertijd en de volwassenheid, dat wil zeggen van<br />

gemiddeld 12 tot gemiddeld 22 jaar. Veelal onderscheidt men in deze levensfase drie subfasen:<br />

1) de vroege adolescentie<br />

2) de midden-adolescentie<br />

3) de late adolescentie<br />

Leerlingen van de tweede graad bevinden zich meestal in de midden-adolescentie (14 tot 17<br />

jaar). De midden-adolescentie wordt voornamelijk gekenmerkt door het experimenteren met<br />

diverse keuzemogelijkheden met betrekking tot allerlei ‘volwassen’ activiteiten, zoals het<br />

aangaan van en het investeren in geseksualiseerde relaties, het al dan niet gebruiken van<br />

psychoactieve drugs, het zelf beheren van geld en vrije tijd.<br />

2.3.1 De cognitieve ontwikkeling<br />

Gedurende de adolescentieperiode treden er belangrijke ontwikkelingen op in de<br />

denkmogelijkheden. Cognitieve vraagstukken worden niet alleen gemakkelijker en efficiënter<br />

opgelost, er is ook sprake van een meer kwalitatieve verandering in het denkproces. Dit<br />

laatste blijkt onder meer uit de wijze waarop jongeren problemen analyseren en oplossen.<br />

De adolescent is in staat een opeenvolging van hypothesen of veronderstellingen te<br />

formuleren en deducties of gevolgtrekkingen te maken. Hierbij is het denken niet meer<br />

uitsluitend gebonden aan of afhankelijk van concrete situaties. De denkhandelingen kunnen<br />

vanaf nu ook betrekking hebben op niet waarneembare zaken en gebeurtenissen. Zo zijn<br />

adolescenten nu in staat om datgene wat ze waarnemen te plaatsen naast alle andere<br />

mogelijkheden van de werkelijkheid die op dat moment niet waarneembaar zijn. Het zoeken<br />

naar alternatieven is daarom een cognitieve vaardigheid die eigen is aan de adolescentie.<br />

Tegen de midden-adolescentie wordt het denken ook een experimenteel denken. Hierbij kan<br />

de jongere vanuit veronderstellingen gevolgtrekkingen maken, deze gevolgen toetsen aan de<br />

concrete werkelijkheid om vervolgens zijn of haar hypothesen of veronderstellingen te<br />

verwerpen, te behouden of bij te sturen. Ook kan het denken van de adolescent getypeerd<br />

worden als combinatorisch denken. De jongere is in staat alle mogelijke combinaties van<br />

afzonderlijke eigenschappen na te gaan, kwantitatieve relaties tussen eigenschappen uit te<br />

drukken in proporties en vervolgens op basis van het wel of niet voorkomen van bepaalde<br />

combinaties causale verbanden af te leiden. Het denken wordt dus logisch, abstract,<br />

hypothetisch en wetenschappelijk van aard.<br />

De vakoverschrijdende eindtermen “leren leren” (zie bijlage 14) spelen in op deze<br />

ontwikkeling.<br />

Door deze veranderingen in het denkvermogen zullen adolescenten ook in staat zijn te<br />

mijmeren en te dagdromen over thema’s die betrekking hebben op de toekomst, bijvoorbeeld<br />

het latere beroep, de levenspartner, de wereld, het leven. Het is dan ook niet zo toevallig dat<br />

dagdromen, naast het gevoel zich eenzaam en onbegrepen te voelen, vrij typisch zijn voor<br />

de midden-adolescentie.<br />

Hoewel jongeren van 14 tot 17 jaar in staat zijn te abstraheren, kunnen we ook opmerken dat<br />

.1 Met dank aan Prof. Dr. I. Ponjaert-Kristoffersen en Dra. Telidja Klai voor deze tekst.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

9


hun benadering van de feiten, van de werkelijkheid, soms nog autoritair en egocentrisch<br />

blijft. Toch wordt het stilaan mogelijk om vanuit een ander gezichtspunt dan dat van de<br />

adolescent zelf, bijvoorbeeld vanuit een andere cultuur, de feiten of gebeurtenissen te<br />

benaderen. Dit laatste duidt erop dat het cognitieve egocentrisme in het denken geleidelijk<br />

aan begint te verdwijnen. Het naïeve idealisme, dat zich vertaalt in een overschatting van het<br />

eigen denken, het radicale denken, dat zich manifesteert onder de vorm van wit-zwart<br />

redeneringen, en het enkel kunnen uitgaan van de eigen gedachten zonder rekening te<br />

houden met de gedachten van anderen, die op hun beurt gekoppeld zijn aan de persoonlijke<br />

levensgeschiedenis van deze andere, zal meestal verminderen samen met het cognitieve<br />

egocentrisme tegen het einde van de midden-adolescentie. Daardoor worden jongeren<br />

stilaan in staat om op een flexibele wijze na te denken over morele kwesties, zoals<br />

bijvoorbeeld de abortusproblematiek.<br />

Ook fouten in het denkvermogen verdwijnen langzamerhand. Zo maken de ‘persoonlijke<br />

fabel’ waarbij de adolescent een overschatting maakt van de eigen gevoelens en<br />

opvattingen, kortom van de eigen uniciteit, samen met het ‘imaginaire publiek’, waarbij de<br />

adolescent het gevoel heeft nauwlettend geobserveerd te worden, bij de afsluiting van de<br />

adolescentieperiode plaats voor een logische redenering.<br />

Al deze veranderingen in het denkproces hebben vanzelfsprekend ook gevolgen voor het<br />

zelfbeeld van de adolescent. Onder invloed van deze cognitieve veranderingen verfijnt<br />

immers het vermogen tot zelfreflectie. Zelfreflectie geeft aanleiding tot zelfbeoordeling en<br />

zelfkritiek. Dit betekent dat de adolescent in staat is het eigen denken, de eigen emoties en<br />

het eigen gedrag, kortom het zelfbeeld, te evalueren en door de eigen wil zichzelf bij te<br />

sturen. Op deze wijze komt de jongere tegen het einde van de adolescentieperiode,<br />

weliswaar met vallen en opstaan, tot een groter besef van zijn eigenheid, zijn individuele<br />

persoonlijkheid.<br />

2.3.2 De psychosociale ontwikkeling<br />

Enerzijds verwacht de sociale omgeving van de adolescent meer zelfstandigheid, anderzijds<br />

voelt de adolescent de behoefte zich los te maken van de ouders. Het referentiekader dat de<br />

ouders meegaven, wordt tijdelijk op de achtergrond geschoven en maakt plaats voor nieuwe<br />

referentiekaders van andere sociale milieus, zoals dat van de leeftijdsgenoten. Adolescenten<br />

zoeken zich zelf een nieuwe positie in hun gezin, in hun sociale omgeving, in de<br />

maatschappij. Dit groeien naar de volwassenheid gebeurt stap voor stap. Adolescenten<br />

hebben het dan ook niet altijd even gemakkelijk met hun ‘herschikking’ naar hun nieuwe<br />

positie. Concreet kan men dit opmerken door het feit dat adolescenten soms verwachten als<br />

volwassenen behandeld te worden en zich tegelijkertijd gedragen als kleine kinderen.<br />

Deze herdefiniëring van sociale rol en positie heeft belangrijke gevolgen voor de<br />

psychosociale ontwikkeling van de adolescent.<br />

Adolescenten en hun leeftijdsgenoten<br />

Leeftijdsgenoten vormen voor adolescenten een belangrijke referentiegroep. Ze zijn dus heel<br />

belangrijk in het leven van de adolescent. De relatie met de leeftijdsgenoten krijgt ook een<br />

andere plaats. Zo neemt het onderlinge contact met leeftijdsgenoten sterk toe. Meestal<br />

verlopen deze contacten in informele groepen zonder de tussenkomst van een volwassene.<br />

Bovendien vormen adolescenten voor het eerst een eigen vrijetijdskader buitenshuis, met<br />

andere woorden contacten met leeftijdsgenoten vinden minder en minder plaats in het<br />

ouderlijke huis en dus minder onder ouderlijke ‘controle’.<br />

Naast het gezin is de school een belangrijk instituut, waar adolescenten ook de mogelijkheid<br />

hebben zich tussen leeftijdsgenoten te begeven. Met de vakoverschrijdende eindtermen<br />

“sociale vaardigheden” heeft de school hierbij een belangrijke vormingstaak.<br />

Daarnaast is er sprake van het ontstaan van eigen jongerenculturen. Hier sluit de kleine<br />

vriendenkring zich aan bij een grotere jeugdgroepering waarmee hij gemeenschappelijke<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

10


kenmerken vertoont. Stereotype gedragingen, kenmerkend voor een bepaalde ‘stijl’, kunnen<br />

opgemerkt worden. Adolescenten hebben dus behoefte (soms een uitgesproken drang) zich<br />

te conformeren met de waarden, normen en gewoonten van hun leeftijdsgenoten, van hun<br />

vriendenkring en van hun jeugdgroepering.<br />

Het voorkomen van jeugdculturen is eigen aan de adolescentie. Binnen de kleinere<br />

vriendenkring en dus ook binnen de jeugdcultuur kunnen jongeren experimenteren met<br />

sociale rollen. Dit nieuwe sociale milieu reikt de jongeren, net zoals de ouders voordien,<br />

identificatiemodellen aan. Zo krijgen jongeren de kans zich te onderscheiden van de<br />

voorgaande generatie. Hierbij creëren ze een eigen ruimte, een eigen levensvisie, een eigen<br />

stijl. Dit eigen patrimonium van stijlkenmerken wordt weerspiegeld in de wijze waarop<br />

adolescenten hun uiterlijk verzorgen (bijvoorbeeld kledij en haarsnit), de manier waarop ze<br />

zich gedragen en de voorkeur die ze tonen voor bepaalde opvattingen, voor bepaalde<br />

vrijetijdsactiviteiten, voor uitgaansgelegenheden, voor soorten muziek.<br />

Ook het ontstaan van intieme persoonlijke vriendschappen tussen jongeren is kenmerkend<br />

voor de midden-adolescentie. Naar het einde van de adolescentie zijn jongeren dan ook in<br />

staat duurzame vriendschapsrelaties aan te gaan en te onderhouden. Naast het feit dat<br />

vriendschap gezelschap met zich brengt, bieden vrienden en adolescenten ook emotionele<br />

steun bij het behouden en versterken van zijn/haar zelfwaardering. Jongeren gaan tijdens de<br />

midden-adolescentie een balans zoeken tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid.<br />

Jongere adolescenten zijn erg gericht op het samen doorbrengen van tijd. Oudere<br />

adolescenten daarentegen zoeken een weg tussen hun onvoorwaardelijke loyale<br />

vriendschappen enerzijds en het scheppen van ruimte waarbinnen zij zelf andere relaties<br />

kunnen aangaan anderzijds.<br />

Adolescenten en hun vrije tijd<br />

Hoewel adolescenten dikwijls klagen over een gebrek aan vrije tijd, hebben ze meestal, en in<br />

het bijzonder in vergelijking met volwassenen, veel vrije tijd. Deze vrije tijd brengen zij<br />

overwegend door met leeftijdsgenoten.<br />

Activiteiten als het gezamenlijk beluisteren van muziek, op bezoek gaan bij vrienden,<br />

tijdschriften lezen, op café gaan en sporten behoren tot de top vijf van de begeerde en<br />

veelvuldig voorkomende vrijetijdsbestedingen. De belangrijkste redenen waarom<br />

adolescenten deze activiteiten prefereren zijn het opdoen van sociale contacten, de<br />

mogelijkheid om vorm te geven aan hun fantasieën, expressie, ontspanning en<br />

leermogelijkheden.<br />

2.3.3 De psychoseksuele ontwikkeling<br />

De psychoseksuele ontwikkeling vormt net zoals de psychosociale ontwikkeling en de<br />

cognitieve ontwikkeling, een belangrijke ontwikkelingstaak voor de adolescent. Omwille van<br />

de vrij abrupte en snelle veranderingen op lichamelijk vlak zijn jongeren tijdens de vroege<br />

adolescentie vooral gepreoccupeerd met hun lichaam en de wijze waarop anderen hun<br />

lichaam percipiëren. Tijdens de midden-adolescentie ligt de nadruk eerder op de meer<br />

relationele aspecten van de psychoseksuele ontwikkeling. De vakoverschrijdende<br />

eindtermen “gezondheidseducatie” (relaties en seksualiteit) maken dit onderwerp op school<br />

bespreekbaar.<br />

Jongeren en seksualiteit<br />

De seksuele ontwikkeling tijdens de jeugdjaren verloopt onder de vorm van een stapsgewijs<br />

proces. Deze ‘initiatiecarrière’, die gekenmerkt wordt door een graduele en systematische<br />

toename van seksuele ervaringen, vindt men terug bij vrijwel alle jongeren. Vanzelfsprekend<br />

is de timing niet bij alle jongeren identiek. Bij lager opgeleide jongeren bijvoorbeeld begint<br />

het psychoseksuele ontwikkelingsproces vroeger en wordt het ook sneller doorlopen. Anders<br />

gezegd hebben deze jongeren in vergelijking met hoger opgeleide jongeren en meisjes<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

11


sneller een waaier van seksuele activiteiten doorlopen. Ook is er een belangrijk verschil<br />

tussen jongens en meisjes op te merken. Niet alleen het tijdstip waarop het seksuele<br />

rijpingsproces plaats vindt (meisjes zijn vroeger seksueel rijp in vergelijking met jongens)<br />

maar vooral het bestaan van een seksueelspecifiek waarden- en normenpatroon ligt aan de<br />

basis van de belangrijke verschillen tussen jongens en meisjes binnen de psychoseksuele<br />

ontwikkeling. Concreet: meisjes dienen binnen de ‘stapsgewijze interactiecarrière’ een<br />

afwachtende, eerder teruggetrokken houding aan te nemen, jongens daarentegen zouden<br />

prestatiegericht, initiatief nemend en assertief moeten zijn. Natuurlijk kan men ook stellen dat<br />

de psychoseksuele ontwikkeling cultureel bepaald is. Binnen onze multiculturele<br />

samenleving is dit een belangrijk gegeven. Islamitische jongeren bijvoorbeeld denken anders<br />

over seksualiteit. Het genderverschil is hierbij zeer uitgesproken. Bijkomend kan het leven<br />

tussen twee culturen de nodige problemen geven.<br />

Het is belangrijk dat jongeren zelf een vrij centrale en actieve rol in het verloop van deze<br />

ontwikkeling spelen. Jongeren dienen zelf inschattingen te maken van hetgeen zij wensen en<br />

niet wensen op seksueel vlak. Ook op dit vlak evolueerde onze maatschappij naar een<br />

onderhandelingscultuur. Jongeren dienen ook op seksueel vlak te leren onderhandelen over<br />

hetgeen zij wel en niet wensen. Jongeren leren stapsgewijs nieuwe vaardigheden,<br />

betekenissen, emoties, … te integreren binnen het geheel van hun ontwikkeling, binnen hun<br />

eigen identiteit.<br />

Gevolgen van een ‘te vroeg’ en ‘te laat’ seksueel rijpingsproces<br />

De psychoseksuele ontwikkeling gaat van start met diverse biologische rijpingsprocessen.<br />

Deze hebben overwegend plaats tijdens de vroege adolescentie. Wanneer de timing van de<br />

biologische rijpingsprocessen anders verloopt dan verwacht, kan dit problemen meebrengen<br />

tijdens de midden-adolescentie.<br />

Laatrijpe jongens worden over het algemeen anders beoordeeld door hun leeftijdsgenoten<br />

en door volwassenen. Leeftijdsgenoten vinden deze jongens minder aantrekkelijk,<br />

ongedurig, praatziek, bazig en kinderlijk. Ze zijn dus niet echt populair bij hun peers.<br />

Volwassenen hebben van laatrijpe jongens een gelijksoortig beeld. Ze worden als minder<br />

aantrekkelijk, minder mannelijk, minder verzorgd en minder realistisch beoordeeld door<br />

volwassenen. Men vindt sneller dat ze zich aanstellen. Laatrijpe jongens worden dus<br />

geconfronteerd met een relatief lage waardering door hun omgeving. Dit laatste leidt op zijn<br />

beurt vaak tot een lage zelfwaardering.<br />

Bij meisjes vinden we het tegenovergestelde. Vroegrijpe meisjes worden door hun<br />

klasgenoten minder positief beoordeeld. Vooral de gewichtstoename zou tot deze<br />

vermindering van populariteit in de klas leiden. Vroegrijpe meisjes worden wel aantrekkelijker<br />

bevonden bij de oudere leerlingen. Zo zullen vooral oudere jongens aan meisjes die er snel<br />

seksueel aantrekkelijk uitzien, aandacht schenken. Dit kan leiden tot isolement van het<br />

klasgebeuren, waarbij vroegrijpe meisjes meer contact hebben met oudere leerlingen dan<br />

met hun leeftijds- en dus klasgenoten. Bijkomend wees onderzoek ook uit dat vroegrijpe<br />

meisjes meestal veel minder succesvol zijn op school, de school vroegtijdig verlaten, sneller<br />

huwen en sneller een gezin stichten.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

12


2.3.4 Tot slot<br />

De adolescentieperiode, in het bijzonder de midden-adolescentie, omvat twee grote<br />

ontwikkelingstaken.<br />

- Het verwerven van een persoonlijke levensstijl, meer bepaald het op adequate wijze<br />

kunnen omgaan met zichzelf en met anderen. Men selecteert hetgeen men wil<br />

meenemen uit het verleden en men verwerft nieuwe vaardigheden, normen, waarden,<br />

gedrag, … De jongere evalueert wat al dan niet bij hem of haar past en maakt hieruit een<br />

selectie.<br />

- Een plaats verwerven in het sociaal netwerk, een sociale omgeving, een sociaal milieu, …<br />

Hiervoor dient de jongere keuzen te maken met betrekking tot de sociale rollen die hij of<br />

zij wenst te vertolken. Dit alles heeft tot doel zich erkend en herkend te voelen binnen een<br />

welbepaald sociaal netwerk.<br />

Ervaring opdoen door het experimenteren op alle terreinen is noodzakelijk om deze twee<br />

ontwikkelingstaken tot een bevredigend einde te brengen. De midden-adolescentie is dan<br />

ook de periode bij uitstek waarin de jongere experimenteert met zichzelf in relatie tot<br />

anderen. Dit uitproberen zal hem of haar een antwoord geven op de belangrijke vragen die<br />

hij of zij zich stelt, met name ‘Wie ben ik?’, ‘Wat wil ik?’ en ‘Wie wil ik zijn?’.<br />

Vanzelfsprekend mag men de diversiteit die er tussen jongeren bestaat bij dit alles niet uit het<br />

oog verliezen. Gender, opleidingsniveau, cultuur, socio-economische klasse, origine, … zijn alle<br />

factoren die een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op de psychologische ontwikkeling van<br />

de adolescent, of met andere woorden, op de identiteitsontwikkeling tijdens de adolescentie.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

13


3 Het onderwijs<br />

3.1 Pedagogisch project<br />

Een pedagogisch project is een document dat de algemene doelen opsomt die een inrichtende<br />

macht in haar onderwijs wenst te realiseren. Deze doelen hebben betrekking op opvoeding en<br />

onderwijs en op de mens en de maatschappij in het algemeen. Het pedagogisch project kan<br />

aldus worden gezien als een beginselverklaring van een inrichtende macht die de essentiële<br />

kenmerken van haar identiteit bevat.<br />

Elke inrichtende macht is bevoegd voor het uitschrijven van haar eigen project. Daardoor<br />

bestaat er in het officieel gesubsidieerd onderwijs een interne verscheidenheid. Er is echter ook<br />

een gemeenschappelijkheid terug te vinden. Daarop is het gemeenschappelijk pedagogisch<br />

project gebaseerd. Dat is de synthese van de bestaande projecten die elementen bevat die alle<br />

inrichtende machten als gemeenschappelijke noemer aanvaarden. Die synthese is<br />

uitgeschreven als een tienpuntenplan.<br />

3.1.1 Tienpuntenplan<br />

De Raad van Bestuur van het OVSG keurde op 25.09.96 de volgende tekst goed als<br />

“Gemeenschappelijk pedagogisch project van het officieel gesubsidieerd onderwijs - stedelijke,<br />

gemeentelijke inrichtende machten en Vlaamse Gemeenschapscommissie Brussel”.<br />

1. Openheid De school staat ten dienste van de gemeenschap en staat open voor<br />

alle leerplichtige jongeren, ongeacht hun filosofische of ideologische<br />

overtuiging, sociale of etnische afkomst, sekse of nationaliteit.<br />

2. Verscheidenheid De school vertrekt vanuit een positieve erkenning van de<br />

verscheidenheid en wil waarden en overtuigingen, die in de<br />

gemeenschap leven, onbevooroordeeld met elkaar confronteren. Zij<br />

ziet dit als een verrijking voor de gehele schoolbevolking.<br />

3. Democratisch De school is het product van de fundamenteel democratische<br />

overtuiging dat verschillende opvattingen over mens en maatschappij<br />

in de gemeenschap naast elkaar kunnen bestaan.<br />

4. Socialisatie De school leert jongeren leven met anderen en voedt hen op met het<br />

doel hen als volwaardige leden te laten deel hebben aan een<br />

democratische en pluralistische samenleving.<br />

5. Emancipatie De school kiest voor emancipatorisch onderwijs door alle leerlingen<br />

gelijke ontwikkelingskansen te bieden, overeenkomstig hun<br />

mogelijkheden. Zij wakkert zelfredzaamheid aan door leerlingen<br />

mondig en weerbaar te maken.<br />

6. Totale persoon De school erkent het belang van onderwijs en opvoeding. Zij streeft<br />

een harmonische persoonlijkheidsvorming na en hecht evenveel<br />

waarde aan kennisverwerving als aan attitudevorming.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

14


7. Gelijke kansen De school treedt compenserend op voor kansarme leerlingen door<br />

bewust te proberen de gevolgen van een ongelijke sociale positie om<br />

te buigen.<br />

8. Medemens De school voedt op tot respect voor de eigenheid van elk mens. Zij<br />

stelt dat de eigen vrijheid niet kan leiden tot de aantasting van de<br />

vrijheid van de medemens. Zij stelt dat een gezonde leefomgeving<br />

het onvervreemdbaar goed is van elkeen.<br />

9. Europees De school brengt de leerlingen de gedachte bij van het Europees<br />

burgerschap en vraagt aandacht voor het mondiale gebeuren en het<br />

multiculturele gemeenschapsleven.<br />

10. Mensenrechten De school draagt de beginselen uit die vervat zijn in de Universele<br />

Verklaring van de Rechten van de Mens en van het Kind, neemt er<br />

de verdediging van op. Zij wijst vooroordelen, discriminatie en<br />

indoctrinatie van de hand.<br />

3.1.2 <strong>Leerplan</strong><br />

Vanuit het tienpuntenplan worden eigen doelstellingen geformuleerd met als bedoeling het<br />

pedagogisch project te concretiseren.<br />

Op dezelfde basis worden aangepaste didactische wenken uitgewerkt.<br />

3.2 Opdrachten van het gewoon voltijds secundair onderwijs 2<br />

3.2.1 Een volwaardige vorming aanbieden<br />

De kerntaak van het onderwijs is aan elke leerling kansen bieden op een volwaardige vorming.<br />

Daaronder verstaat men de persoonlijke, sociale, culturele en arbeidsgerichte ontwikkeling van<br />

de leerlingen. Deze vorming impliceert een brede en harmonische persoonsvorming, een<br />

vorming gericht op een actieve, kritische deelname aan het maatschappelijk leven en een<br />

voorbereiding op een verdere studieloopbaan of op een vlotte intrede in het beroepsleven.<br />

Dit sluit nauw aan bij de visie zoals het rapport Delors 3 ze verwoordt aan de hand van volgende<br />

vier aspecten van leren:<br />

- leren om te kennen,<br />

- leren om te doen,<br />

- leren om samen te leven<br />

- leren om zichzelf te kunnen zijn .<br />

Meer recent heeft ook het Vlaams Parlement zich uitgesproken over de noodzaak van een<br />

volwaardige vorming. In een resolutie van 28 januari 1998 stelt het parlement dat blijvende<br />

aandacht moet gaan naar algemene vorming en het ontwikkelen van attitudes gericht op “leren<br />

leren” . 4<br />

Volwaardige vorming krijgt in de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs in<br />

principe op drie manieren vorm. Iedere leerling heeft recht op een relevante basisvorming.<br />

2<br />

3<br />

4<br />

In de hierna volgende teksten gebruiken we de termen ‘secundair onderwijs’ in de betekenis van het gewoon<br />

voltijds secundair onderwijs.<br />

J. Delors, Learning, the treasures within. Report to UNESCO of the international Commission on Education<br />

for the Twenty-first Century, Highlights, s.l. Unesco, 1996.<br />

Vlaams Parlement, Resolutie betreffende de werkgelegenheid in Vlaanderen, - Handelingen, 651 (1996 –<br />

1997), 30 april 1997; 850 ( 1997 – 1998), 28 januari 1998.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

15


Basisvorming bereidt een lerende voor op kritisch-creatief functioneren in de samenleving en de<br />

uitbouw van een persoonlijk leven. Daarnaast bereidt het secundair onderwijs jongeren voor op<br />

vervolgopleidingen. Doorstroomgerichte vorming bereidt de lerende voor op de vereisten van<br />

vervolgopleidingen binnen het onderwijs, buiten het onderwijs en van levenslang leren. Ten<br />

derde bereidt het secundair onderwijs jongeren ook voor op een vlotte intrede in het<br />

beroepsleven. De beroepsgerichte vorming bereidt een lerende voor op de vereisten gesteld<br />

aan de beginnende beroepsbeoefenaar. Naargelang van de onderwijsvormen zullen twee of<br />

meer van deze vormingscomponenten in de opleiding worden gerealiseerd.<br />

De studierichtingen in het secundair onderwijs zijn inhoudelijk niet alleen kennisgericht maar<br />

ontwikkelen ook vaardigheden en attitudes bij de leerlingen. Ze streven een harmonische<br />

ontwikkeling van cognitieve, dynamisch-affectieve, sociale en motorische componenten van de<br />

persoonlijkheid na.<br />

De studierichtingen streven ook een brede vorming na, rekening houdende met een evenwicht<br />

tussen de verschillende cultuurcomponenten/kennisdomeinen 5 . Elementen van diverse<br />

cultuurcomponenten kunnen als aanvulling op verschillende manieren functioneel in vakken<br />

worden opgenomen o.a. door te verwijzen naar contexten.<br />

3.2.2 Recht doen aan verschillen: zorgbreedte<br />

Het secundair onderwijs heeft als opdracht om jongeren een volwaardige vorming aan te bieden,<br />

rekening houdend met de verschillen tussen die jongeren. Ondanks de verschillen hebben al<br />

deze jongeren recht op gelijkwaardige toekomstperspectieven en een volwaardige integratie in<br />

de samenleving en het beroepsleven.<br />

De verschillen tussen leerlingen kunnen zowel persoonsgebonden zijn (verschillende fysieke,<br />

psychische en intellectuele mogelijkheden, andere vaardigheden en belangstelling, jongens en<br />

meisjes), als sociologisch bepaald (culturele en etnische achtergrond, sociaal-economische<br />

herkomst, uit stedelijke en landelijke gebieden).<br />

De Vlaamse gemeenschap heeft gekozen voor een emancipatorisch onderwijs. Hiermee wil ze<br />

hefbomen aanreiken voor de zelfontplooiing van alle leerlingen, met respect voor ieders<br />

eigenheid. Dit betekent dat emancipatorisch onderwijs leerlingen stimuleert tot een zo groot<br />

mogelijke autonomie en verantwoordelijkheidszin.<br />

Recht doen aan verschillen gebeurt op macroniveau via een aangepast onderwijsaanbod,<br />

structureel en inhoudelijk. Het concept van de onderwijsvormen, met hun verschillende<br />

studierichtingen en hun verschillende leertrajecten moet een gelijkwaardige vorming aanbieden<br />

waarin de ontwikkelingsmogelijkheden van alle leerlingen optimaal worden benut en er<br />

voldoende brede opvangmogelijkheden gegarandeerd zijn. Mede in het licht van deze<br />

vaststelling is het pakket aan eindtermen voor de basisvorming gedifferentieerd voor de vier<br />

onderwijsvormen.<br />

Op school- en klasniveau beschouwt de onderwijswereld zorgbreedte als een opdracht voor elke<br />

school. Dit gebeurt door leerlinggerichte begeleiding, gedifferentieerde leerwegen en<br />

gedifferentieerde doelstellingen.<br />

5<br />

Voor de eerste graad was hierbij sprake van de muzisch-creatieve, de exact-wetenschappelijke, de verbaalliteraire,<br />

de technisch-technologische, de menswetenschappelijke en de ethisch-religieuze component.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

16


3.2.3 Ontwikkelen van het zelfconcept van leerlingen<br />

Om zichzelf optimaal te ontwikkelen, moeten leerlingen beschikken over een realistisch<br />

zelfconcept. Dit wil zeggen dat ze inzicht krijgen in de eigen mogelijkheden en beperktheden,<br />

een eigen waardenkader opbouwen en de kans krijgen om hun eigen levensdoelen vorm te<br />

geven. Stimulering van een realistisch zelfconcept laat leerlingen toe om geleidelijk een<br />

toekomstperspectief te verwerven en voor zichzelf keuzes te maken waaronder een gepaste<br />

studie- en beroepskeuze. Zeker in de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs is<br />

dit een belangrijk gegeven. Een goed realistisch zelfconcept is ook onontbeerlijk voor een<br />

optimale cognitieve, dynamisch-affectieve, sociale en harmonische ontwikkeling.<br />

Een gepaste ontwikkeling van het zelfconcept veronderstelt dat leerlingen voldoende succes<br />

ervaren, geconfronteerd worden met een breed gamma van leerervaringen en de kans krijgen<br />

om hun eigen ideeën te toetsen aan die van medeleerlingen en volwassenen.<br />

3.2.4 Leerlingen leren kiezen<br />

Het secundair onderwijs stelt leerlingen in staat om verantwoordelijkheid op te nemen voor<br />

beslissingen. Keuzebekwaamheid is niet enkel een vereiste voor het maken van een studie- en<br />

beroepskeuze maar ook voor de vele keuzes die dagelijks worden gemaakt.<br />

Voorwaarden om tot keuzebekwaamheid te komen, zijn: een helder zelfconcept, een ruim en<br />

objectief zicht op de keuzemogelijkheden, inzicht in keuzeprocessen, inzicht in externe factoren<br />

die het keuzeproces kunnen beïnvloeden.<br />

Leerlingen hebben bij hun studiekeuze recht op een gestructureerde studiekeuzebegeleiding.<br />

Dit omvat o.m. correcte en volledige informatie over de mogelijkheden, de beperktheden en de<br />

kenmerken van vervolgopleidingen. Inzake beroepskeuze hebben ze evenzeer recht op<br />

informatie over de waaier van mogelijke beroepen en mogelijkheden en beperktheden op de<br />

arbeidsmarkt.<br />

De structuur van het onderwijs en de onderwijsinhouden zoals o.m. omschreven in eindtermen<br />

en vakoverschrijdende thema’s bieden mogelijkheden om de ontwikkeling en de verfijning van<br />

het keuzeproces te bevorderen.<br />

3.2.5 Leerlingen leren samenleven<br />

Het secundair onderwijs in de tweede en de derde graad heeft niet alleen de taak leerlingen voor<br />

te bereiden op verdere studies of op een intrede in het beroepsleven. Het heeft ook de<br />

fundamentele taak leerlingen te leren samenleven met anderen. In de school wordt een basis<br />

gelegd om interpersoonlijke, familiale en maatschappelijke relaties op te bouwen en te<br />

onderhouden. Daarvoor volstaat het niet de anderen te leren kennen. De ontwikkeling van<br />

sociale vaardigheden is daartoe noodzakelijk.<br />

Jongeren worden in de eigen omgeving meer en meer geconfronteerd met gevarieerde culturen.<br />

Om op een aangepaste manier in deze multiculturele samenleving te functioneren worden<br />

attitudes als een correcte omgang met anderen, respect voor elkaars cultuur, met eigen<br />

symbolen, waarden en cultuurintuïties, als essentieel gezien. Daarnaast zijn communicatieve<br />

vaardigheden zoals omgaan met conflicten en kennis van de eigen cultuur en andere culturen<br />

belangrijk. Die kennis en vaardigheden richten zich niet louter op het herkennen van en omgaan<br />

met verschillen, maar vooral op het besef van talrijke overeenkomsten.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

17


De schoolcultuur speelt een belangrijke ondersteunende rol bij de ontwikkeling van de sociale<br />

en interculturele vaardigheden van de leerlingen door onder meer in de school- en<br />

onderwijsorganisatie te voorzien in inspraak- en participatiemogelijkheden voor leerlingen.<br />

3.3 Visie op de tweede graad<br />

Een polyvalente tweede graad<br />

De fundamentele en maatschappelijk onderschreven doelstelling om alle leerlingen kansen te<br />

geven om zich optimaal te ontwikkelen en het gegeven dat verschillen in sociale herkomst,<br />

geslacht en individuele persoonskenmerken in principe geen belemmering mogen zijn bij die<br />

ontwikkeling, heeft consequenties voor de structurele en inhoudelijke vormgeving van het<br />

secundair onderwijs. Na een open eerste graad moet in de tweede graad, met zijn<br />

onderwijsvormen, de leerweg van elke leerling relatief breed blijven. In de tweede graad worden<br />

bijgevolg geen al te determinerende keuzes gemaakt die een zware hypotheek leggen op de<br />

verdere studieloopbaan. De polyvalentie gaat echter niet zo ver dat elke studierichting in de<br />

tweede graad op elke studierichting in de derde graad voorbereidt. De studierichtingen in de<br />

tweede graad zijn wel voldoende breed georiënteerd om de overgang naar verschillende<br />

studierichtingen binnen eenzelfde onderwijsvorm zoveel mogelijk open te houden, en dit zeker<br />

binnen hetzelfde studiegebied. Overgangen tussen onderwijsvormen mogen niet uitgesloten<br />

worden.<br />

3.4 Specifieke klemtonen in het ASO<br />

Het algemeen secundair onderwijs (ASO) heeft een dubbel doel: doorstroming en algemene<br />

vorming. Dat laatste betekent dat de vorming verschillende cultuur- of vormingscomponenten<br />

bevat.<br />

3.5 Visie op het vak<br />

De moderne vreemde talen bekleden een belangrijke plaats in het geheel van de vorming van<br />

jonge mensen. Hoewel de Engelstalige cultuur niet per definitie hoogstaander is, is de<br />

uitstraling ervan enorm. Zo is die cultuur een mundiale canon geworden. Het Engels is het<br />

instrument bij uitstek om hiertoe toegang te krijgen. Hier betekent vorming de leerlingen<br />

vertrouwd maken met het Engels als medium, maar hen tevens het impact ervan leren<br />

relativeren. Op Europees niveau bestaat er een consensus over de visie op het onderwijs in de<br />

moderne vreemde talen. Op Europees niveau bestaat er een consensus over de visie op het<br />

onderwijs in praktisch, taakgericht en communicatief gericht talenonderwijs.<br />

Ook de Vlaamse overheid stelt in de eindtermen voor het secundair onderwijs dat elk<br />

vreemdetalenonderwijs de volgende algemene doelstellingen moet nastreven:<br />

- de moderne talen kunnen gebruiken voor praktische en beroepsdoeleinden;<br />

- kunnen communiceren met anderstaligen;<br />

- zich cultureel verrijken door contact met anderstaligen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

18


Niet de kennis van het taalsysteem maar het gebruik van de vreemde taal staat centraal.<br />

Zo opteert ook dit leerplan voor een communicatieve benadering. Dit is geen<br />

methode op zich maar een principiële keuze.<br />

Kenmerkend voor deze benadering is dat de leerlingen communicatieve vaardigheden ontwikkelen,<br />

zowel mondeling als schriftelijk, receptief als productief. Daarbij is kennis van woordenschat<br />

en spraakkunst belangrijk voor zover dit kan helpen bij het gebruiken van de vreemde taal.<br />

Maar om tot een reëel communicatievermogen te komen, zijn er verschillende vereisten:<br />

- linguïstische vaardigheden: het formuleren van grammaticaal correcte zinnen met<br />

woorden in hun courante betekenis;<br />

- socio-linguïstische vaardigheden: het gebruik en het interpreteren van deze zinnen in een<br />

context. De leerling moet weten hoe de omgeving en de relatie tussen sprekers en<br />

communicatie-intentie de keuze van de taalelementen beïnvloeden;<br />

- discursieve vaardigheden: het ontwikkelen van strategieën om teksten te maken en te<br />

interpreteren;<br />

- strategische vaardigheden: hebben als doel een onvolledige kennis van de taal (of<br />

iedere onderbreking in de communicatie) te compenseren;<br />

- socio-culturele vaardigheden: de wil en de motivatie om met anderstaligen contact te nemen.<br />

Dit veronderstelt zelfvertrouwen (spreekdurf) en inlevingsvermogen;<br />

- een optimale ontwikkeling van de autonomie en de maatschappelijke verantwoordelijkheidszin:<br />

dit impliceert “leren leren” en voorbereiding op zelfstudie.<br />

De receptieve vaardigheden lezen en luisteren vormen de basis van de taalverwerving en<br />

-beheersing.<br />

Dit gaat over het willen en kunnen begrijpen van een authentiek taalaanbod dat moeilijker is dan<br />

wat de leerlingen geacht worden productief aan te kunnen. Intensief en herhaald contact met de<br />

doeltaal is hiervoor noodzakelijk om de ‘content’ uit de Engelse cultuur, de wereld en het leven<br />

te ontdekken.<br />

De productieve vaardigheden hebben als doel met anderstaligen te communiceren in verschillende<br />

situaties. Voor spreken veronderstelt dit het doorbreken van spreekangst en het ontwikkelen<br />

van compenserende strategieën.<br />

Ook schrijven heeft een communicatief doel en veronderstelt daarom inzicht in de functie en<br />

structuur van verschillende tekstsoorten. Dit gaat over een eenvoudig e-mailtje bij aanvang van<br />

de studies tot meer ingewikkelde tekstsoorten zoals samenvattingen en verslagen.<br />

Deze vaardigheden kan men slechts bereiken door ze veelvuldig te oefenen. De<br />

communicatieve aanpak veronderstelt een aangepaste rol van de leerkracht in het leerproces.<br />

Hij is niet meer in de eerste plaats een overdrager van kennis, maar eerder een organisator van<br />

leeractiviteiten waar de vreemde taal als communicatiemiddel gebruikt wordt. Deze werkvormen<br />

stimuleren het “leren leren” en de “sociale vaardigheden” van de leerlingen.<br />

Het onderwijs in de vreemde taal draagt aldus bij tot de totale persoonlijkheidsvorming van de<br />

leerlingen. Toekomstgerichte vaardigheden, zoals permanent zelfstandig leren en kunnen<br />

omgaan met anderen, komen in dit vak aan bod. Het contact met de andere cultuur -in de<br />

breedste zin van het woord- kan ook attitudes zoals inlevingsvermogen en verdraagzaamheid<br />

bevorderen.<br />

Op die manier kan het onderwijs in de moderne vreemde talen haar bijdrage leveren tot de<br />

vorming van ruimdenkende en geëngageerde participanten aan een interculturele samenleving.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

19


4 Algemene doelstellingen<br />

Communicatieve vaardigheden:<br />

- Het Engels productief, mondeling en schriftelijk effectief kunnen gebruiken als communicatiemiddel<br />

in relevante situaties. Voor de tweede graad betekent dit het creatief gebruik in<br />

onderwerpen (“content”en “notions” die tot de eigen leefwereld behoren). De productieve<br />

vaardigheden winnen in de tweede graad aan belang. Er wordt nu niet alleen belang<br />

gehecht aan “fluency” maar ook aan “accuracy”.<br />

- In staat zijn het taalgebruik aan te passen aan het doel van de taaltaak.<br />

Functionele kennis:<br />

- De functionele kennis beheersen die nodig is voor het uitvoeren van de taaltaak: vorm,<br />

betekenis, reële gebruikscontext van woorden en grammaticale constructies, aspecten van<br />

de socio-culturele verscheidenheid van de Engelstalige wereld.<br />

- Via reflectie op de taaltaak de hierboven beschreven functionele kennis uitbreiden om de<br />

doeltreffendheid en de accuraatheid van de communicatie te verhogen.<br />

Strategieën:<br />

- Algemene leerstrategieën (opzoeken, lees- en luistertechnieken, voorkennis activeren, ...)<br />

verwerven, niet alleen om de specifieke taaltaken efficiënter te kunnen uitvoeren, maar<br />

ook om te gebruiken in andere situaties (transfer).<br />

- Talige en niet-talige communicatiestrategieën aanwenden om aan de communicatieve<br />

behoeften te kunnen voldoen (compenserende strategieën, bv. vragen om iets te herhalen,<br />

non-verbale strategieën, ...).<br />

Attitudes:<br />

- Communicatiebereidheid, spreekdurf en zelfvertrouwen verstevigen.<br />

- Het belang van het Engels inzien en gemotiveerd zijn om het ook buiten de klascontext<br />

te verwerven.<br />

- Plezier beleven aan mondelinge en schriftelijke communicatie.<br />

- Belangstelling tonen voor de culturele eigenheid van de Engelstalige wereld, waaronder<br />

de literatuur.<br />

- Bereid zijn tot intercultureel contact.<br />

- Kritisch leren omgaan met beeld- en tekstmateriaal.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

20


5 Algemene didactische wenken<br />

5.1 Uitgangspunten<br />

Men kan de methodische en didactische wenken niet los zien van de vakgebonden en<br />

vakoverschrijdende eindtermen. Deze eindtermen zijn niet altijd aan een bepaalde vakinhoud<br />

gerelateerd: er gaat vooral aandacht uit naar vaardigheden en attitudes. Het zijn de gebruikte<br />

werkvormen die het succes en het bereiken van deze doelstellingen zullen bepalen. Dit<br />

betekent niet dat kennis onbelangrijk is. Integendeel, kennis moet op toepassingsniveau<br />

(vaardigheidsniveau) kunnen ingezet worden. Leerlingen bereiken dit vaardigheidsniveau alleen<br />

dan wanneer ze ook de kans krijgen om te oefenen in wisselende en nieuwe, realistische<br />

contexten.<br />

De vakoverschrijdende eindtermen ‘leren leren’ en ‘sociale vaardigheden’ maken integraal deel<br />

uit van het vak. Ook deze optie heeft een belangrijke invloed op de didactische werkvormen en<br />

de organisatievormen in de klas.<br />

‘Leren leren’ wordt niet automatisch verworven: leerlingen moeten de kans krijgen het eigen<br />

leren actief en in een groeiende mate van zelfstandigheid ter hand te nemen. Didactisch kan<br />

de leerkracht deze groei naar zelfstandigheid inbouwen in de leeractiviteiten en werkvormen:<br />

van zelf werken, via zelfstandig werken naar zelfstandig leren van de leerling.<br />

Zelf werken<br />

1 ste graad<br />

Zelfstandig werken<br />

2 de graad<br />

Zelfstandig leren<br />

3 de graad<br />

Doelen staan vast. Doelen staan vast. Leerlingen bepalen leerdoel<br />

binnen algemene doelen.<br />

Korte gesloten opdrachten.<br />

De leraar bepaalt inhoud,<br />

waar, wanneer, volgorde en<br />

aanpak.<br />

De leraar stuurt in kleine<br />

stappen.<br />

De leerling doet wat gevraagd<br />

is.<br />

Geen feedback of alleen op<br />

leerinhouden.<br />

Geen reflectie of alleen<br />

reflectie op het leerresultaat.<br />

Langere gesloten opdrachten. Langere open opdrachten in<br />

samenspraak met leerlingen.<br />

De leraar bepaalt inhoud en<br />

aanpak.<br />

De leraar stuurt in kleine<br />

stappen.<br />

De leerling doet wat<br />

gevraagd is, waarbij plaats,<br />

tijdstip en volgorde door de<br />

leerling worden bepaald.<br />

Feedback op leerinhouden.<br />

Reflectie op het leerresultaat<br />

en soms op het leerproces.<br />

De leraar bepaalt middels de<br />

opleiding de algemene<br />

leerdoelen.<br />

De leraar is begeleider en<br />

‘helpt’ op aanvraag.<br />

De leerling bepaalt zelf wat<br />

nodig is om zijn doel te<br />

realiseren en voert dit uit.<br />

Feedback op het leerproces,<br />

de aanpak en op de inhoud;<br />

zelfevaluatie door de leerling.<br />

Reflectie op het leerresultaat<br />

én op het leerproces.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

21


Daar waar in de eerste graad het ‘zelf werken’ nog volledig onder begeleiding van de<br />

leerkracht gebeurt, kan er in de tweede graad meer tijd worden besteed aan ‘zelfstandig<br />

werken’.<br />

Tips om van 'zelf werken' te evolueren naar 'zelfstandig werken':<br />

- maak de opdrachten /taken opener en uitgebreider;<br />

- laat de leerlingen zich oriënteren op het materiaal als geheel (bv. het volledige<br />

hoofdstuk, de volledige proef, …);<br />

- laat de leerlingen kiezen uit opdrachten/taken en laat hen hun keuze verantwoorden;<br />

- laat de leerlingen bij open en uitgebreider opdrachten/taken zelf een aanpak<br />

bedenken, ook al blijkt die fout te zijn. Nadien samen de aanpak en de redenering<br />

bespreken;<br />

- kies regelmatig voor groepswerk; laat de leerlingen reflecteren op groepsproces en<br />

groepsproduct;<br />

- laat de leerlingen in duo's of groepjes reflecteren op elkaars producten, ook na<br />

individueel werk;<br />

- laat de leerlingen zelf criteria opstellen ten behoeve van de reflectie op elkaars<br />

producten of op een groepsproduct;<br />

- laat de leerlingen hun eigen of elkaars producten mee beoordelen 'voor een cijfer',<br />

via zelfevaluatie of 'peer evaluation';<br />

- laat de leerlingen nadenken over de relevantie en toepassingsmogelijkheden van het<br />

geleerde, ook voor zaken buiten de school.<br />

Meer dan in de eerste graad kunnen nu interactieve werkvormen met een variatie aan<br />

groeperingsvormen ingevoerd worden. Ook de taken kunnen nu complexer worden alhoewel<br />

ze nog beperkt in de tijd kunnen zijn. Onder begeleiding leren de leerlingen in de tweede<br />

graad fundamentele leerstrategieën inzetten en oefenen:<br />

- vóór het uitvoeren van de opdracht leren ze plannen (zich oriënteren op het onderwerp, hun<br />

voorkennis inzetten, terugblikken op een vorige gelijkaardige opdracht, leerdoelen<br />

verduidelijken);<br />

- tijdens het uitvoeren van de opdracht leren ze informatie verwerven en kritisch verwerken<br />

(verbanden leggen, problemen oplossen, onderzoeken);<br />

- na het uitvoeren van de opdracht leren ze terugblikken op hun leerproces (hun aanpak<br />

evalueren, nagaan waarom iets fout ging, formuleren hoe ze hun aanpak zullen bijsturen).<br />

De bijgevoegde instructiekaarten expliciteren deze leerstrategieën en geven de gelegenheid ze<br />

bij elke opdracht in te zetten en te oefenen.<br />

Leren is bovendien ook een sociaal proces: opgedane kennis en ervaringen worden getoetst<br />

aan anderen. Leerlingen zullen trouwens meer en meer moeten kunnen samenwerken.<br />

Didactisch betekent dit het geregeld organiseren van groepswerk (in duo’s of in grotere<br />

groepjes).<br />

Om te participeren aan deze ‘actieve’ werkvormen hebben leerlingen complexe sociale<br />

vaardigheden nodig: luisteren naar elkaar, dialogeren, leiding kunnen nemen, leiding kunnen<br />

aanvaarden, … De ontwikkeling van deze vaardigheden kan enkel de resultante zijn van een<br />

opgebouwd leerproces.<br />

5.2 Werkvormen<br />

In bijlage vindt de leerkracht een repertorium van didactische werkvormen. Naast een korte<br />

beschrijving van het verloop van de werkvorm, wordt ook het verband aangegeven met 'leren<br />

leren' en 'sociale vaardigheden'. Eén werkvorm kan voor verschillende doelstellingen<br />

aangewend worden, maar door te werken met één bepaalde werkvorm kan men tegelijkertijd<br />

ook verschillende doelen nastreven. Het belangrijkste is doelbewust te variëren met het oog op<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

22


wat leerlingen aan (basis)vaardigheden moeten verwerven.<br />

Van sommige handelingen leert men meer dan van andere. De leerpiramide geeft weer met<br />

welke activiteiten men veel leert (basis van de piramide) en met welke veel minder (top). De<br />

leerpiramide kan voor de leerkracht een instrument zijn om de eigen klaspraktijk te evalueren en<br />

eventueel bij te sturen.<br />

luisteren<br />

lezen<br />

kijken / luisteren<br />

(audiovisuele middelen)<br />

kijken / luisteren/ nadoen<br />

erover praten<br />

toepassen / doen<br />

uitleggen aan anderen<br />

Meer lectuur over werkvormen vindt men in de bibliografie.<br />

5.3 Samenwerking tussen leerkrachten<br />

Samenwerking tussen leerkrachten geeft een krachtige basis voor betere leerprocessen bij de<br />

leerlingen.<br />

Elke leerkracht heeft de taak de verbanden tussen zijn vak en de andere vakken te<br />

beklemtonen. Hoofdstuk 6 van het leerplan bevat hiervoor geregeld verwijzingen naar andere<br />

vakken (zie kolom LINK). Dit stelt de leerkracht in staat om met collega’s afspraken te maken om<br />

de samenhang van vakonderdelen voor de leerlingen te verduidelijken.<br />

Belangrijk is dat leerlingen kunnen ervaren dat de leerstrategieën van één vak ook toepasbaar<br />

zijn in andere vakken. Leerkrachten kunnen samenwerken over het gebruik van de<br />

instructiekaarten (zie hoofdstuk 14 Bijlagen) en over het omgaan met tekstmateriaal<br />

(leesstrategieën, zie hoofdstuk 9 Taalbeleid).<br />

Verder kunnen er afspraken gemaakt worden i.v.m. de opbouw van zelfstandigheid van<br />

leerlingen, de opbouw van groepswerk, het toepassen van activerende werkvormen.<br />

Ook vakinhoudelijke samenwerking (parallel of complementair werken, thematisch, projectmatig)<br />

met leerkrachten van andere algemene vakken kan leerlingen motiveren en hen wijzen<br />

op de relevantie van het algemene vak.<br />

Als leerlingen weten dat alle leerkrachten samenwerken aan hun vorming, ervaren zij dat als<br />

verrijkend.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

23


5.4 Vakdidactiek<br />

De leeractiviteiten zijn taakgericht met als doel de vaardigheden luisteren, spreken, lezen en<br />

schrijven progressief op te bouwen (zie verder).<br />

De taaltaak (= opdracht) is realistisch en aangepast aan het niveau van de leerlingen, ook als er<br />

met authentiek materiaal wordt gewerkt. De taak wordt duidelijk en vooraf geformuleerd en gaat<br />

uit van wat leerlingen reeds kennen. De vragen die dan gesteld worden zijn kort, eenvoudig en<br />

laten verschillende antwoorden toe. Er komen zoveel mogelijk leerlingen aan het woord.<br />

Wanneer de opgave gegeven is, wordt er eerst individueel gewerkt, daarna in kleine groepjes<br />

(2 à 3) en tot slot is er een klassikale bespreking.<br />

Werken per twee of drie op basis van de individuele reflectie, levert meestal meer ideeën op dan<br />

klassikaal werken omdat leerlingen daar vaak het woord niet durven nemen. Daarna wordt alles<br />

samengebracht en vergeleken. Het eindresultaat is steeds beter dan het initiële individuele<br />

werk.<br />

De leerkracht zorg ervoor een positieve, affectieve band met de leerlingen te hebben, zodat<br />

iedereen zelfvertrouwen krijgt. Iedere leerling mag spreken op zijn niveau.<br />

Er wordt zoveel mogelijk met authentiek materiaal gewerkt: het niveau wordt bepaald door de<br />

taaltaak eerder dan door het document zelf. De opdracht heeft een verband met de inhoud van<br />

het materiaal: de leerlingen gaan op zoek naar specifieke informatie. Men werkt beter met meer<br />

teksten en beperkte opdrachten per tekst dan op één document alle doelstellingen te willen<br />

bereiken. Leerlingen komen zo meer in contact met de vreemde taal, waardoor ze leren<br />

omgaan met onbekende elementen. Audio(visuele) documenten zijn kort (enkele minuutjes)<br />

zodat er niet teveel informatie tegelijkertijd op de leerlingen afkomt.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

24


6 <strong>Leerplan</strong>doelstellingen, leerinhouden, didactische wenken en<br />

hulpmiddelen<br />

Leeswijzer<br />

Het leerplan wordt schematisch voorgesteld in 6 kolommen. Deze zijn van links naar rechts te<br />

lezen.<br />

Kolom 1:<br />

Numerieke volgorde (Nr.)<br />

De doelstellingen zijn numeriek geordend van begin tot einde leerplan. Deze nummering heeft<br />

geen implicaties voor de chronologie in de realisatie van de doelstellingen. Er wordt geen<br />

volgorde vooropgesteld, het betreft een graadleerplan waarbij de vakwerkgroep dient uit te<br />

maken welke doelstellingen tot de invulling van het eerste en het tweede leerjaar behoren.<br />

Kolom 2:<br />

<strong>Leerplan</strong>doelstellingen en leerinhouden<br />

<strong>Leerplan</strong>doelstellingen (in grijs vak)<br />

Deze kunnen zijn:<br />

- eindtermen voor het vak uit de basisvorming;<br />

- eigen doelstellingen voor het vak, nodig om de eindtermen te onderbouwen;<br />

- extra eigen doelstellingen voor het vak.<br />

Al deze leerplandoelstellingen kunnen ook vakoverschrijdende eindtermen zijn of inhouden.<br />

Leerinhouden (in wit vak)<br />

Dit is leerstof die bedoeld is om de bijhorende leerplandoelstellingen te realiseren.<br />

Kolom 3:<br />

Code<br />

Codering van de leerplandoelstellingen:<br />

- ET eindterm met decretaal nummer;<br />

voor de eindtermen die attitudes beogen, geldt geen realisatieverplichting, maar<br />

een inspanningsverplichting. Ze zijn gemerkt met een asterisk (ET*)<br />

- EDV eigen doelstelling voor het vak;<br />

- LER leren leren<br />

SOC sociale vaardigheden<br />

BUR opvoeden tot burgerzin<br />

GEZ gezondheidseducatie<br />

MIL milieueducatie<br />

MCV muzisch-creatieve vorming<br />

TTV technisch-technologische vorming - ASO<br />

Telkens met decretaal nummer: leerplandoelstelling die een vakoverschrijdende<br />

eindterm inhoudt.<br />

Het gaat hier om verwijzingen naar de vakoverschrijdende eindtermen van de<br />

tweede graad, de tekst is integraal in bijlage 14 opgenomen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

25


Kolom 4:<br />

Basis of uitbreiding (B/U)<br />

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen basis- en uitbreidingsdoelstellingen.<br />

Basisdoelstellingen (B) vormen de criteria voor het slagen, moeten door nagenoeg alle<br />

leerlingen bereikt worden.<br />

Uitbreidingsdoelstellingen (U) zijn bedoeld voor uitbreiding en differentiatie. Het realiseren<br />

ervan is afhankelijk van de beschikbare tijd en van de mogelijkheden binnen de<br />

leerlingengroep, ze kunnen niet verplicht worden voor alle leerlingen.<br />

Kolom 5:<br />

Didactische wenken en hulpmiddelen<br />

Didactische wenken zijn bedoeld als ondersteuning van de leerkracht, de vakwerkgroep en<br />

het schoolteam.<br />

Zij kunnen:<br />

- een leerplandoelstelling of leerinhoud verduidelijken;<br />

- didactische werkvormen of hulpmiddelen aangeven die leerplandoelstellingen helpen<br />

realiseren;<br />

- richtlijnen geven voor evaluatie;<br />

- verwijzen naar bibliografie, nuttige adressen;<br />

- verbanden leggen met andere vakken, met vakoverschrijdende eindtermen, met<br />

informatie- en communicatietechnologie, met intercultureel onderwijs, met taalbeleid.<br />

Zie ook overeenstemmende hoofdstukken elders in dit leerplan.<br />

Kolom 6:<br />

Link<br />

Deze kolom is bedoeld om het schoolteam te ondersteunen. De in kolom 5 omschreven<br />

verwijzingen worden hier gecodeerd weergegeven en vestigen de aandacht van de lezer op<br />

mogelijke vakoverstijgende afspraken en op vakoverschrijdende eindtermen.<br />

Codering:<br />

- ander vak, bijvoorbeeld AAR (aardrijkskunde), BIO (biologie), FRA (Frans), NED<br />

(Nederlands), …<br />

- vakoverschrijdende eindtermen:<br />

LER leren leren<br />

SOC sociale vaardigheden<br />

BUR opvoeden tot burgerzin<br />

GEZ gezondheidseducatie<br />

MIL milieueducatie<br />

MCV muzisch-creatieve vorming<br />

TTV technisch-technologische vorming - ASO<br />

- informatie- en communicatietechnologie: ICT<br />

- intercultureel onderwijs: ICO<br />

- taalbeleid: TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

26


6.1 Opbouw van de luistervaardigheid<br />

Het ‘luistervaardigheidsonderwijs’ bereidt de leerlingen voor op diverse belangrijke<br />

luistersituaties in het dagelijks leven. De luistervaardigheid van de leerlingen kan immers<br />

verbeterd worden door ze expliciet te oefenen in de klas.<br />

In de klas kunnen leerlingen nieuwe situaties verkennen én oefenen. Voor een goed leerproces<br />

is het aan te raden leerlingen een actieve rol te laten spelen. Ze zullen daarom een aantal<br />

luistertaken moeten uitvoeren : het luisteren plannen, de luistertaak uitvoeren en het<br />

reflecteren over de eigen planning en uitvoering ( hoe werd de taak uitgevoerd, hoe kan<br />

ze verbeterd worden? ). Deze indeling in drie fasen ( vóór, tijdens en na het luisteren ) lijkt<br />

kunstmatig, maar maakt het mogelijk de verschillende leerstrategieën die bij het luisteren een rol<br />

kunnen spelen, te oefenen.<br />

Deze leerstrategieën zijn analoog voor Nederlands, Frans en Engels. Taalleraren kunnen best<br />

samenwerken en naar elkaars lessen verwijzen, ook al is het taalaanbod verschillend : het<br />

luistervaardigheidsonderwijs zal zo voor de leerlingen herkenbaar worden. Bovendien gaat het<br />

om algemene leerstrategieën waarmee de leerlingen ook in de andere vakken aan de slag<br />

kunnen. Het betreft kennis over tekstdoelen, doelpubliek, tekstsoorten, tekstopbouw, over<br />

conventies en over leerstrategieën zelf.<br />

Taken voor luisterstrategieën kunnen zijn:<br />

- voor het luisteren: de tekst in zijn context laten plaatsen (voorkennis leren gebruiken, een<br />

leesverwachting leren opbouwen);<br />

- tijdens het luisteren: de luisterstrategie leren afstemmen op het luisterdoel;<br />

- na het luisteren: actief aan de slag gaan met de verkregen informatie (bv. vragen leren<br />

stellen bij de tekst, een schema leren aanvullen of zelf leren maken). Maar ook: leren<br />

reflecteren over de eigen aanpak van de taak.<br />

Vaardigheidsonderwijs houdt in dat de leerlingen geconfronteerd worden met een gevarieerd<br />

taalaanbod én met uitdagende taaltaken. Het kan zeer waardevol zijn een moeilijker<br />

verwerkingsniveau te verbinden met een tekst die eenvoudiger is qua tekstsoort en<br />

tekstkenmerken (of omgekeerd).<br />

Om de opbouw van het luistervaardigheidsonderwijs te garanderen, dient men rekening te<br />

houden met de volgende criteria:<br />

Taalaanbod:<br />

- Binnen de receptieve vaardigheden komen vijf tekstsoorten aan bod :<br />

- informatieve teksten;<br />

- prescriptieve teksten;<br />

- argumentatieve teksten;<br />

- narratieve teksten;<br />

- artistiek - literaire teksten (niet verplicht in TSO/KSO).<br />

- De moeilijkheidsgraad van een tekst wordt niet alleen bepaald door de tekstsoort maar meer<br />

nog door een aantal intrinsieke kenmerken :<br />

- de formulering : van eenvoudig tot complex;<br />

- de structurering : van eenvoudig tot complex;<br />

- de lengte : van kort tot uitgebreid;<br />

- het beeldmateriaal : van veel tot geen visuele ondersteuning;<br />

- de inhoud : van veel vertrouwdheid tot geen vertrouwdheid met de inhoud;<br />

van concreet tot abstract;<br />

- de taal : van weinig tot veel afwijkingen van de standaardtaal;<br />

- voor luisteren bepalen spreektempo en articulatie mee de moeilijkheidsgraad.<br />

Luistertaak:<br />

- Het verwerkingsniveau geeft aan wat de leerlingen met de taal moeten kunnen doen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

27


Voor de receptieve vaardigheden gaat het om :<br />

. het beschrijvend niveau : informatie achterhalen zoals die in de tekst gegeven en<br />

opgebouwd is;<br />

. het structurerend niveau : het vorig niveau wordt beheerst, maar de leerlingen zijn<br />

bovendien in staat de informatie op een overzichtelijke en persoonlijke wijze te ordenen;<br />

. het beoordelend niveau : de vorige niveaus worden beheerst, maar de leerling kan zich<br />

tevens een gefundeerde mening vormen onder meer op basis van de informatie uit andere<br />

bronnen.<br />

Het verwerkingsniveau is in de tweede graad vooral beschrijvend en structurerend.<br />

Taalaanbod en taaltaken zijn de factoren die de leerkracht in staat stellen het<br />

luistervaardigheidsonderwijs progressief op te bouwen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

28


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

LUISTEREN<br />

1 Bereid zijn de luisterconventies te respecteren.<br />

ET* 9<br />

SOC 5<br />

SOC 8<br />

SOC 10<br />

B<br />

Luisterconventies afspreken.<br />

Luisterconventies zijn bijvoorbeeld:<br />

bij luisteroefeningen:<br />

- stil zijn<br />

- aandachtig luisteren<br />

- noteren of niet<br />

- aantal keren dat een tekst beluisterd zal worden<br />

bij gesprekken:<br />

- luisteren naar de gesprekspartner<br />

- tijdens luisteren aan de gesprekspartner tonen of men hem al dan niet begrijpt<br />

- gepast reageren (non-verbaal)<br />

- antwoorden op de aangebrachte inhoud<br />

De leerlingen het belang laten aangeven van deze afspraken.<br />

Door strategieën aan te leren en die zorgvuldig op te bouwen wordt het mogelijk de<br />

attitudes (ET* 9) op te bouwen.<br />

Evaluatie luistervaardigheid: zie hoofdstuk evaluatie.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

2 Het luisteren kunnen plannen.<br />

ET 6<br />

LER 6<br />

B<br />

De planning van het luisteren houdt in:<br />

- de voorkennis m.b.t. de leerinhoud activeren;<br />

- hypothesen en luisterverwachtingen formuleren a.d.h.v. beeldmateriaal, titel, thema,<br />

tekstsoort;<br />

- het luisterdoel bepalen.<br />

In de realiteit luistert men met een bepaald doel en met een bepaalde verwachting<br />

naar de tekst. Het plannen van het luisteren is een noodzakelijke fase waarin<br />

leerstrategieën aan bod komen, die het begrip van de tekst verhogen.<br />

Zie ook: Instructiekaart: “Plannen van het luisteren” in bijlage.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

29


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

3<br />

Bij het plannen relevante kennis in verband met de inhoud kunnen<br />

oproepen en gebruiken.<br />

ET 6<br />

LER 6<br />

B<br />

Opdrachten geven om de voorkennis te activeren.<br />

Een lijst laten maken van wat de leerlingen over het onderwerp weten (in groep).<br />

De leerkracht geeft achtergrondinformatie (eventueel met illustraties) of de<br />

luisteroefening sluit aan op het thema waaraan men werkt.<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

4 Bij het plannen hypothesen en luisterverwachtingen kunnen vormen.<br />

ET 6<br />

LER 6<br />

B<br />

Opdrachten geven om hypothesen en luisterverwachtingen te leren vormen.<br />

De leerkracht stelt vragen om te checken wat de leerlingen verwachten. De<br />

leerlingen stellen vragen over wat ze te horen zullen krijgen. Bv. een interview: vraag<br />

laten beluisteren, laten gissen welk antwoord men zal horen.<br />

Video-opname: zonder klank laten gissen. Deze activiteit helpt ook om de<br />

leerlingen te motiveren: zij zijn benieuwd of hun hypothese klopt (zie ook doelstelling<br />

35).<br />

5<br />

Bij het plannen het luisterdoel kunnen bepalen aan de hand van de<br />

tekstsoort.<br />

ET 6<br />

LER 6<br />

B<br />

Aanvankelijk/meestal wordt de tekstsoort door de leerkracht meegedeeld.<br />

Voor de tekstsoorten en hun luisterdoelen zie “Uitvoeren van de luistertaak” (vanaf<br />

doelstelling 6), bv. argumentatieve teksten (reclameboodschap): overtuigen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

30


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

6 Een luistertaak kunnen uitvoeren. ET 6 B<br />

De luistertaken zijn:<br />

- het globale onderwerp bepalen;<br />

- de hoofdgedachte achterhalen;<br />

- een spontane mening en appreciatie vormen;<br />

- de gedachtegang volgen;<br />

- relevante informatie selecteren.<br />

De tekstsoorten m.b.t. de luistertaken hebben te maken met de eigen<br />

belevingswereld en met de socio-culturele verscheidenheid van de Engelstalige<br />

wereld, af en toe met onderwerpen van meer algemene aard.<br />

De teksten:<br />

- geven vaak weerkerende, herhaalde informatie en zijn concreet;<br />

- worden in een normaal spreektempo gebracht en zijn goed gearticuleerd;<br />

- vertonen weinig afwijking t.o.v. de standaardtaal.<br />

Zie instructiekaart: “Uitvoeren van de luistertaak”.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

7 Relevante informatie kunnen selecteren uit informatieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 2<br />

LER 3<br />

B<br />

Informatieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn (voor de moeilijkheidsgraad van tekstsoorten: zie “Opbouw van de<br />

luistervaardigheid”.<br />

Bv. nieuwsitems, mededelingen, informatie of uiteenzettingen door leerkracht of<br />

anderen. (Semi-)authentiek materiaal gebruiken, bv. cassettes bij methode, bij<br />

tijdschriften.<br />

Maar liefst: in authentiek materiaal naar eenvoudige informatie zoeken. Dit is<br />

motiverend voor de leerlingen. Ze ervaren zo dat ze toch informatie kunnen<br />

selecteren uit een moeilijke tekst.<br />

De taak vooraf geven en niet te veel informatie tegelijkertijd vragen.<br />

8<br />

Informatie uit informatieve teksten ondersteund door beeldmateriaal<br />

kunnen ordenen (op een overzichtelijke en persoonlijke wijze).<br />

ET 2<br />

LER 3<br />

B<br />

Korte informatieve teksten, door beeldmateriaal ondersteund.<br />

Dit kunnen tekeningen, foto’s e.d. zijn, maar ook videomateriaal.<br />

bv. nieuwsitems, documentaire, …<br />

9 Relevante informatie kunnen selecteren uit prescriptieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 2<br />

LER 3<br />

B<br />

Prescriptieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn.<br />

Bv. publieke aankondigingen, instructies (ook m.b.t. het klasgebeuren),<br />

reclameboodschappen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

31


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

10 Het globale onderwerp kunnen bepalen bij narratieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Bv. een (reis)reportage, een hoorspel, …<br />

Bv. een titel bij de luisteroefening laten bedenken.<br />

11 De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij narratieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

12<br />

Een spontane mening/appreciatie kunnen vormen en verwoorden bij<br />

narratieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 11<br />

SOC 3<br />

SOC 6<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Met een “spontane mening/appreciatie” wordt een onmiddellijke reactie bedoeld, bv.<br />

eens/oneens, goed/slecht, interessant/vervelend. Het motiveren, argumenteren is in<br />

dit stadium nog niet nodig.<br />

13 Relevante informatie kunnen selecteren uit narratieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 2<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Geselecteerde gegevens in tabel of schema laten zetten.<br />

14<br />

Informatie uit narratieve teksten ondersteund door beeldmateriaal, op<br />

een persoonlijke en overzichtelijke wijze kunnen ordenen.<br />

ET 2<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn, door<br />

beeldmateriaal ondersteund.<br />

Bv. fragmenten uit een reisverhaal, een reportage, een film, een feuilleton.<br />

15<br />

Het globale onderwerp kunnen bepalen van een argumentatieve<br />

tekst.<br />

ET 1<br />

LER 3<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Bv. een discussie, een betoog.<br />

Bv. een titel bij deze luisteroefening laten bedenken.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

32


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

16 De gedachtegang kunnen volgen bij argumentatieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 3<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Een redenering opbouwen, argumenten laten achterhalen.<br />

17<br />

Een spontane mening/appreciatie kunnen vormen en verwoorden bij<br />

argumentatieve teksten.<br />

ET 1<br />

LER 11<br />

SOC 3<br />

SOC 6<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Cf. doelstelling 12.<br />

18 Het globale onderwerp kunnen bepalen bij artistiek-literaire teksten.<br />

ET 3<br />

LER 3<br />

B<br />

Eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde artistiek-literaire teksten.<br />

Bv. een kortverhaal, een gedicht, een song met of zonder videoclip , een<br />

toneelfragment. Dit kunnen ook voorgelezen fragmenten zijn.<br />

Gebruik actuele teksten om de motivatie van de leerlingen te verhogen.<br />

Bv. een titel laten bedenken bij het fragment, een tekening laten maken.<br />

MCV 1<br />

19 De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij artistiek-literaire teksten.<br />

ET 3<br />

LER 3<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

20<br />

Een spontane mening/appreciatie kunnen vormen en verwoorden bij<br />

artistiek-literaire teksten.<br />

ET 3<br />

LER 11<br />

SOC 3<br />

SOC 6<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Cf. doelstelling 12.<br />

21 De gedachtegang kunnen volgen bij artistiek-literaire teksten.<br />

ET 1<br />

LER 3<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

33


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

22<br />

De gesprekspartner voldoende kunnen begrijpen om deel te nemen<br />

aan het gesprek.<br />

ET 4<br />

SOC 6<br />

SOC 7<br />

B<br />

Niet al te complexe rechtstreekse gesprekken en niet al te complexe telefonische<br />

gesprekken.<br />

In interactie met spreekvaardigheid (ET 23).<br />

23<br />

Bij het uitvoeren van de luistertaak de tekstsoorten kunnen<br />

herkennen.<br />

ET 6<br />

LER 3<br />

B<br />

Tekstsoorten:<br />

- informatieve teksten;<br />

- prescriptieve teksten;<br />

- narratieve teksten;<br />

- argumentatieve teksten;<br />

- artistiek-literaire teksten;<br />

- gesprekken en telefoongesprekken.<br />

24<br />

Bij het uitvoeren van de luistertaak het luistergedrag kunnen<br />

afstemmen op het luisterdoel.<br />

ET 6<br />

LER 5<br />

B<br />

25<br />

Bij het uitvoeren van de luistertaak zich niet laten afleiden door het feit<br />

dat men niet alles begrijpt.<br />

ET 6<br />

LER 5<br />

B<br />

De taken zo opstellen dat de aandacht van de leerlingen gericht wordt op de<br />

elementen die ze wel kunnen begrijpen. Dit werk motiverend.<br />

26<br />

Bij het uitvoeren van de luistertaak belangrijke informatie kunnen<br />

noteren.<br />

ET 6<br />

LER 5<br />

B<br />

Schrijven moet beperkt blijven; kan het luisteren hinderen.<br />

Noteren kan ook zijn: aanstippen, aanduiden, rangschikken, verbinden. Deze<br />

activiteiten dienen ook om het geheugenwerk te beperken en zijn motiverend.<br />

De cassette kan stopgezet worden om de leerlingen even tijd te geven.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

34


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

27<br />

De functionele kennis met betrekking tot vorm en grammaticale<br />

constructies, kunnen inzetten bij het uitvoeren van de luistertaak.<br />

ET 5<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Grammatica”.<br />

28<br />

De functionele kennis met betrekking tot betekenis en reële<br />

gebruikscontext van woorden kunnen inzetten bij het uitvoeren van de<br />

luistertaak.<br />

ET 5<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Woordenschat”.<br />

Vooral aandacht besteden aan het gebruiken van instructiekaart, inoefenen en<br />

uitbreiden van woordenschat (zie “Classroom English”).<br />

29<br />

De functionele kennis m.b.t. uitspraak, spreekritme en<br />

intonatiepatronen kunnen inzetten bij het uitvoeren van de luistertaak.<br />

ET 5<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Spreken”.<br />

30<br />

De functionele kennis m.b.t. de socio-culturele verscheidenheid van<br />

de Franstalige wereld kunnen inzetten bij het uitvoeren van de<br />

luistertaak.<br />

ET 5<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Socio-culturele competentie”.<br />

31<br />

Bereid zijn zich in te leven in de socio-culturele wereld van de<br />

spreker.<br />

ET* 9<br />

SOC 4<br />

SOC 5<br />

SOC 7<br />

SOC 11<br />

B<br />

Via luisteroefeningen laten kennismaken met de Engelstaligen en hun cultuur.<br />

Hierdoor interesse en respect ervoor leren opbrengen.<br />

ICO<br />

32 Kunnen reflecteren over de eigenheid van de spreektaal.<br />

ET 7<br />

SOC 4<br />

SOC 5<br />

B<br />

Vertrouwd zijn met:<br />

- elementaire omgangsvormen;<br />

- non-verbaal gedrag;<br />

- formeel en informeel taalgebruik.<br />

Bv. beleefdheidsformules, omgangsvormen (taalhandelingen). Bij audiovisuele<br />

documenten kan men nagaan in hoeverre de uitdrukkingskracht van lichaamstaal en<br />

mimiek het luisteren beïnvloeden. Dit gebeurt ook bij “Spreken”.<br />

Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

35


33 Communicatiestrategieën kunnen aanwenden.<br />

ET 8<br />

LER 5<br />

SOC 4<br />

SOC 5<br />

SOC 6<br />

B<br />

Communicatiestrategieën bij het luisteren zijn:<br />

- gebruik maken van beeldmateriaal – context – redundantie<br />

- gebruik maken van een aantal taalhandelingen:<br />

. verzoeken om langzamer te spreken, iets te herhalen, iets met andere woorden te<br />

zeggen;<br />

. zeggen dat men iets niet begrijpt, vragen wat iets betekent;<br />

. vragen om iets te spellen of iets op te schrijven;<br />

. iets herhalen om te verifiëren of je de ander goed begrepen hebt.<br />

Communicatiestrategieën worden ingezet om een gebrek aan kennis en vaardigheid<br />

te compenseren.<br />

34 Bereid zijn een luistertaak te evalueren.<br />

EDV<br />

LER 7<br />

SOC 5<br />

B<br />

Het evalueren van de planning en van de uitvoering van de luistertaak: nabespreking.<br />

Bv. via nabespreking door de leerlingen.<br />

Dit kan in groepjes gebeuren en is een belangrijk element van leren leren.<br />

Zie instructiekaart ‘Reflecteren’.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

35<br />

Bij het bespreken van de luistertaak de hypothesen en<br />

luisterverwachtingen kunnen evalueren.<br />

ET 6<br />

LER 7<br />

SOC 5<br />

B<br />

Cf. doelstelling 4.<br />

De leerlingen gaan na of de luisterteksten beantwoorden aan hun voorspellingen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

36


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

36<br />

Kunnen evalueren in welke mate de leerstrategieën het luisteren<br />

beïnvloed hebben.<br />

ET 6<br />

LER 7<br />

LER 8<br />

SOC 5<br />

B<br />

Leerstrategieën zijn:<br />

PLANNEN:<br />

- relevante kennis i.v.m. de inhoud oproepen en gebruiken;<br />

- hypothesen en luisterverwachtingen verwoorden;<br />

- luisterdoel bepalen in verband met de tekstsoort;<br />

- tekstsoort herkennen;<br />

- luistergedrag afstemmen op luisterdoel.<br />

UITVOEREN:<br />

- belangrijke informatie noteren;<br />

- functionele kennis inzetten.<br />

Deze leerstrategieën moeten ook als leerstof aangeboden worden.<br />

Zie ”instructiekaart luisteren”.<br />

TA.BE<br />

37 Bereid zijn belangstelling op te brengen voor wat de spreker zegt.<br />

ET* 9<br />

SOC 7<br />

B<br />

Hiervoor moeten taaltaak en materiaal voldoende motiverend zijn.<br />

38 Bereid zijn grondig en onbevooroordeeld te luisteren.<br />

ET* 9<br />

SOC 7<br />

B<br />

ICO<br />

39 Bereid zijn buiten de klascontext te luisteren naar Engelse teksten. ET* 9 B<br />

Tips geven over wat beluisterd kan worden, het belang hiervan aangeven. De<br />

leerlingen kunnen een luisterlogboek bijhouden.<br />

ICO<br />

TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

37


6.2 Opbouw van de spreekvaardigheid<br />

Het spreekvaardigheidsonderwijs bereidt de leerlingen voor op een aantal duidelijk afgebakende<br />

gesprekssituaties waarin ze voldoende spreekdurf en zelfvertrouwen aan de dag moeten leggen.<br />

Dit is belangrijk om het onderwijs Frans nuttig en efficiënt te maken. Het draagt tevens bij tot de<br />

persoonlijkheidsvorming.<br />

Bij spreekvaardigheidsonderwijs moeten de leerlingen de kans krijgen om actief te oefenen.<br />

Belangrijke leerstrategieën zoals planning, uitvoering en beoordeling van de spreektaak<br />

worden expliciet aangebracht. Het oefenen van gesprekssituaties gebeurt in kleine groepjes.<br />

Daar kunnen de leerlingen ook een aantal communicatiestrategieën aanwenden. Deze<br />

strategieën hebben betrekking op het sturen van de spreektaak. Ze stellen de leerlingen in staat<br />

om de communicatie tot stand te brengen, te onderhouden, communicatiestoringen recht te<br />

zetten of een taaldeficit te compenseren (bv. het gebruik van lichaamstaal, het verzoek om<br />

langzamer te spreken, …). Verder kunnen taalhandelingen, woordenschat, grammaticale<br />

structuren, uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen worden geoefend.<br />

Algemeen gaat men ervan uit dat de communicatie belangrijker is dan de vormcorrectheid. Toch<br />

moeten de eisen op het vlak van vormcorrectheid inzake woordenschat, grammatica en<br />

uitspraak duidelijk hoger gesteld worden dan in de eerste graad. Het gebruik van Engels in de<br />

klas als voertaal is één van de basisvoorwaarden voor een degelijk spreekvaardigheidsonderwijs.<br />

Spreektaken worden hier omschreven aan de hand van tekstsoorten en verwerkingsniveau. Om<br />

het spreekvaardigheidsonderwijs op te bouwen dient men met het volgende rekening te houden:<br />

Tekstproductie:<br />

Bij spreekvaardigheid gaat het voornamelijk om<br />

- informatieve teksten (bv. een mededeling);<br />

- prescriptieve teksten (bv. een instructie);<br />

- evt. ook eenvoudige narratieve teksten (bv. navertellen van een gebeurtenis).<br />

De moeilijkheidsgraad wordt mee bepaald door de gekozen evaluatiecriteria.<br />

Spreektaak:<br />

Het verwerkingsniveau geeft aan wat de leerlingen met de taal moeten kunnen doen. Voor de<br />

productieve vaardigheden gaat het om:<br />

Het beschrijvend niveau: overdracht van informatie zonder een persoonlijke inbreng qua<br />

formulering en structurering:<br />

- informatie geven en vragen;<br />

- navertellen;<br />

- een spontane mening/appreciatie geven;<br />

- beschrijven.<br />

Het structurerend niveau: de eigen inbreng in formulering en structurering is groter dan hetgeen<br />

wordt overgenomen:<br />

- samenvatten;<br />

- verslag uitbrengen (vooraf verwerkte informatie op een overzichtelijke en persoonlijke wijze<br />

weergeven).<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

38


Het beoordelend niveau: al of niet naar aanleiding van een beluisterde of gelezen tekst<br />

kunnen de leerlingen een standpunt verwoorden en toelichten, ze kunnen kritisch reageren en<br />

passende argumenten naar voor brengen.<br />

- argumenten formuleren<br />

Spreektaak, evaluatiecriteria en tekstsoort zijn de factoren die de leerkracht in staat stellen het<br />

spreekvaardigheidsonderwijs progressief op te bouwen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

39


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

SPREKEN / GESPREKKEN VOEREN<br />

40<br />

Inzien dat goed luisteren een voorwaarde is om tot goed spreken te<br />

komen.<br />

ET* 29<br />

SOC 7<br />

SOC 8<br />

B<br />

Door strategieën aan te leren en deze zorgvuldig op te bouwen wordt het mogelijk de<br />

attitudes (ET* 29) te bereiken.<br />

41 Respect en waardering voor anderen kunnen opbrengen.<br />

EDV<br />

SOC 2<br />

SOC 11<br />

B<br />

42 Bereid zijn het woord te nemen en deel te nemen aan een gesprek.<br />

ET* 29<br />

SOC 6<br />

SOC 13<br />

B<br />

De taal moet een middel zijn, en geen doel op zich.<br />

De leerkracht geeft dus best opdrachten die de spreekdurf aanmoedigen. Niet<br />

onderbreken om fouten te verbeteren.<br />

De bereidheid om te spreken verhoogt door:<br />

- korte spreektaken te geven en de leerlingen in groepjes (van 2 à 3) te laten<br />

voorbereiden. Wanneer een leerling dan het woord moet nemen, heeft hij/zij<br />

meer mogelijke antwoorden en meer woordschat meegekregen;<br />

- opdrachten te geven of vragen te stellen waarbij meerdere antwoorden mogelijk<br />

zijn.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

De leerkracht spreekt Engels, geeft het voorbeeld.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

40


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

43 Het spreken kunnen plannen.<br />

ET 26<br />

LER 6<br />

B<br />

De planning van het spreken houdt de volgende leerstrategieën in:<br />

- relevante voorkennis oproepen en gebruiken;<br />

- rekening houden met het doelpubliek;<br />

- informatie verzamelen, ook via elektronische hulpmiddelen;<br />

- het spreekdoel bepalen.<br />

De volgende tekstsoorten zullen hierbij gebruikt worden:<br />

- verslag over eigen ervaringen, een situatie en een gebeurtenis;<br />

- niet al te complex rechtstreeks gesprek en niet al te complex telefonisch gesprek;<br />

- argumentatie over in de klas behandelde teksten.<br />

Zie instructiekaart ‘Spreken’.<br />

Dit gebeurt vooral bij meer uitgebreide spreektaken. Het spreken wordt ook via korte<br />

spreekmomenten ingeoefend.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICT<br />

44<br />

Bij het plannen relevante kennis i.v.m. de inhoud kunnen oproepen en<br />

gebruiken.<br />

ET 26<br />

LER 2<br />

LER 6<br />

B<br />

Dit kan door middel van brainstorming, mindmapping (zie bijlage 14.4).<br />

45 Bij het plannen rekening kunnen houden met het doelpubliek.<br />

EDV<br />

SOC 2<br />

SOC 11<br />

B<br />

46 Bij het plannen informatie kunnen verzamelen.<br />

ET 26<br />

LER 2<br />

LER 6<br />

B<br />

Ook via elektronische hulpmiddelen.<br />

Er bestaan zeer goed uitgewerkte fiches voor het opzoeken van informatie op het<br />

internet tijdens de lessen Engels.<br />

Hiervoor kan samengewerkt worden met de leerkracht Informatica.<br />

ICT<br />

INF<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

41


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

47<br />

Bij het plannen het spreekdoel kunnen bepalen aan de hand van de<br />

tekstsoort.<br />

ET 26<br />

LER 6<br />

B<br />

De tekstsoorten die hierbij gebruikt zullen worden zijn:<br />

- een verslag over de eigen ervaring, een situatie of een gebeurtenis;<br />

- niet al te complex rechtstreeks gesprek en niet al te complex telefonisch gesprek;<br />

- argumenten over een in de klas behandeld onderwerp.<br />

48 Een spreektaak kunnen uitvoeren. ET 26 B<br />

De spreektaken zijn:<br />

- informatie geven en vragen;<br />

- een informatieve tekst en een narratieve tekst navertellen en samenvatten;<br />

- een spontane mening / appreciatie geven;<br />

- een situatie beschrijven;<br />

- verslag uitbrengen over een eigen ervaring, een situatie en een gebeurtenis;<br />

- deelnemen aan een niet al te complex rechtstreeks en een niet al te complex<br />

telefonisch gesprek;<br />

- argumenten formuleren over een in de klas behandeld voorwerp.<br />

De teksten m.b.t. de spreektaken hebben te maken met de eigen belevingswereld en<br />

met de socio-culturele verscheidenheid van de Engelstalige wereld, af en toe met<br />

onderwerpen van meer algemene aard.<br />

De te produceren teksten:<br />

- zijn nog niet al te complex maar wel begrijpelijk geformuleerd, vrij eenvoudig<br />

gestructureerd; worden reeds met een zekere vlotheid, maar nog vrij langzaam<br />

uitgesproken;<br />

- bevatten reeds een aanzet tot gevarieerde intonaties;<br />

- in een gesprek kan het al gaan om een relatief langere bijdrage.<br />

Zie instructiekaart ‘Spreken’.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

49 Informatie kunnen geven en vragen.<br />

ET 17<br />

SOC 6<br />

B<br />

- over zichzelf;<br />

- over hun omgeving;<br />

- over hun leefwereld.<br />

Gespreksvormen zijn monoloog en dialoog.<br />

Vragen stellen en beantwoorden: afspraken maken met collega’s om gradatie op te<br />

bouwen.<br />

TA.BE<br />

50<br />

Een beluisterde en gelezen informatieve tekst en narratieve tekst<br />

kunnen navertellen.<br />

ET 18 B<br />

Navertellen in groepjes, eventueel de tekst samen opbouwen.<br />

Evt. ook hypotheses formuleren over een mogelijk verloop van de tekst.<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

42


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

51<br />

Een spontane mening / appreciatie kunnen geven over een vertrouwd<br />

onderwerp.<br />

ET 19<br />

LER 11<br />

SOC 3<br />

SOC 6<br />

B<br />

Een vertrouwd onderwerp: uit de eigen belevingswereld.<br />

Bv. TV-programma’s, films, een excursie, … of naar aanleiding van een behandeld<br />

onderwerp.<br />

52 Een situatie kunnen beschrijven.<br />

ET 20<br />

LER 4<br />

B<br />

Een situatie weergeven: heden, verleden, toekomst. Foto’s of ander visueel materiaal gebruiken, bv. filmfragmenten, stripverhaal, …<br />

53<br />

Een gelezen informatieve tekst en narratieve tekst kunnen<br />

samenvatten.<br />

ET 21<br />

LER 3<br />

B<br />

Samenvatten: kort geformuleerde hoofdpunten weergeven. Samenwerken met de leerkracht Nederlands. NED<br />

TA.BE<br />

54 Verslag kunnen uitbrengen.<br />

ET 22<br />

LER 3<br />

B<br />

Een verslag over:<br />

- een eigen ervaring;<br />

- een situatie;<br />

- een gebeurtenis.<br />

Onder “verslag uitbrengen” wordt begrepen: op een persoonlijke en overzichtelijke<br />

wijze ordenen.<br />

Die ordening kan volgens verschillende criteria worden aangebracht, bv.<br />

- per plaats, per persoon, per tijdstip, …;<br />

- volgens actie en reactie;<br />

- volgens voor- en nadelen.<br />

SOC 2<br />

55 Kunnen deelnemen aan een niet al te complex gesprek.<br />

ET 23<br />

SOC 6<br />

B<br />

- een rechtstreeks gesprek;<br />

- een telefonisch gesprek.<br />

Zie ook “luisteren” (ET 4): oefenen met “communication gap”.<br />

Telefoongesprek oefenen met speelgoedtelefoons, intercom, … De leerlingen met<br />

een opdracht naar de leerkracht laten bellen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

43


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

56<br />

Argumenten kunnen formuleren over een in de klas behandeld<br />

onderwerp.<br />

ET 24<br />

LER 3<br />

SOC 6<br />

B<br />

Argumenten formuleren bv. in spelvorm: stellingenspel.<br />

Beweringen op kaartjes formuleren, de leerlingen nemen een standpunt in “voor” of<br />

“tegen”. In groepjes van 4 argumenten zoeken pro of contra, daarna hun mening<br />

verdedigen in groepjes van 2.<br />

SOC 12<br />

57<br />

De functionele kennis m.b.t. de vorm en de grammaticale<br />

constructies, nodig voor de uitvoering van de spreektaak, kunnen<br />

gebruiken.<br />

ET 25<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Grammatica”.<br />

58<br />

De functionele kennis m.b.t. de betekenis en reële gebruikscontext<br />

van woorden, nodig voor de uitvoering van de spreektaak, kunnen<br />

gebruiken.<br />

ET 25<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Woordenschat”<br />

59<br />

De functionele kennis m.b.t. de uitspraak en de intonatiepatronen,<br />

nodig voor de uitwerking van de spreektaak, kunnen gebruiken.<br />

ET 25<br />

LER 4<br />

B<br />

Remediëringsoefeningen op articulatie en intonatie.<br />

De leerkracht spreekt steeds Engels tijdens de les: op die wijze kan hij / zij als<br />

voorbeeld voor de leerlingen dienen. Zo kan de articulatie van de leerlingen gunstig<br />

beïnvloed worden.<br />

Geef ook andere criteria om “beter” Engels te spreken:<br />

- de uitspraak van /th/;<br />

- de stemhebbende eindmedeklinkers blijven stemhebbend en zijn betekenisonderscheidend:<br />

bv. bad - bat;<br />

- aspireren bij p-, t-, k-klanken.<br />

Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

44


60<br />

De functionele kennis m.b.t. de socio-culturele verscheidenheid van<br />

de Engelstalige wereld, nodig voor de uitwerking van de spreektaak,<br />

kunnen gebruiken.<br />

ET 25<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Socio-culturele competentie”.<br />

Erop wijzen dat “slang” niet behoort tot “classroom English”. De leerlingen bewust<br />

maken voor de verschillen tussen “American” en “British English”. In de 3 de graad<br />

komt dit uitgebreid aan bod.<br />

ICO<br />

61 Bij een gemeenschappelijke spreektaak kunnen samenwerken.<br />

ET 26<br />

SOC 10<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

B<br />

- taken verdelen;<br />

- met elkaar overleggen;<br />

- elkaar helpen;<br />

- zich aan afspraken houden;<br />

- elkaars inbreng benutten;<br />

- gezamenlijk een resultaat presenteren.<br />

Bij een groepswerk kunnen er functies aan de leerlingen gegeven worden:<br />

taalbewaker, voorzitter, secretaris, …<br />

Het groepswerk gebeurt in de klas. Er worden korte opdrachten gegeven. De<br />

tijdsduur beperken: vooraf bepalen en meedelen.<br />

SOC 2<br />

62 Kunnen reflecteren over de taal en het taalgebruik.<br />

ET 27<br />

SOC 4<br />

SOC 6<br />

B<br />

- elementaire omgangsvormen;<br />

- non-verbaal gedrag;<br />

- taalgebruik: formeel – informeel.<br />

Dit gebeurt ook bij het luisteren.<br />

63 Bij gesprekken communicatiestrategieën kunnen aanwenden.<br />

ET 28<br />

LER 5<br />

SOC 4<br />

SOC 5<br />

SOC 6<br />

B<br />

Communicatiestrategieën bij het spreken zijn:<br />

- gebruik maken van non-verbaal gedrag;<br />

- het op een andere wijze zeggen;<br />

- zeggen dat men iets niet begrijpt, verzoeken om langzamer te spreken, zelf iets<br />

herhalen om te verifiëren dat men de andere begrepen heeft.<br />

Communicatiestrategieën worden ingezet om een gebrek aan kennis en<br />

vaardigheden te compenseren: bv. lichaamstaal, mimiek gebruiken, niet gekende<br />

woorden omschrijven.<br />

Dit kan ook in spelvorm: uitbeelden, betekenis raden.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

45


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

64 Bereid zijn een spreektaak te evalueren.<br />

EDV<br />

LER 7<br />

SOC 5<br />

B<br />

Evalueren van de planning en van de uitvoering: nabespreking.<br />

De nabespreking wordt door de leerkracht geleid.<br />

Zie instructiekaart ‘Spreken’.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

65<br />

Kunnen evalueren in welke mate de leerstrategieën het spreken<br />

bevorderd hebben.<br />

ET 26<br />

LER 7<br />

LER 8<br />

SOC 5<br />

B<br />

Leerstrategieën zijn:<br />

PLANNEN:<br />

- relevante voorkennis i.v.m. de inhoud oproepen en<br />

gebruiken;<br />

- informatie verzamelen: ook via elektronische hulpbronnen;<br />

- het spreekdoel bepalen.<br />

UITVOEREN:<br />

- functionele kennis inzetten;<br />

- samenwerken.<br />

Deze leerstrategieën moeten ook als leerstof aangeboden worden.<br />

Zie “instructiekaart spreken”.<br />

TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

46


6.3 Opbouw van de leesvaardigheid<br />

Het ‘leesvaardigheidsonderwijs’ heeft als doel de leerlingen instrumenten en strategieën in<br />

handen te geven om onafhankelijke lezers te worden, in alle taalvakken en buiten de school.<br />

Veel leeservaring kunnen opdoen is bovendien een belangrijke basis voor de taalontwikkeling en<br />

voor het ontwikkelen van de socio-culturele competentie.<br />

Om (ook moeilijke) teksten zelfstandig te kunnen lezen en begrijpen, hebben leerlingen een<br />

aantal leesstrategieën nodig die ze in de klas actief kunnen oefenen. De bedoeling is leerlingen<br />

voor, tijdens en na het lezen een aantal denkactiviteiten te laten verrichten waardoor ze<br />

vaardigheden verwerven waar ze ook buiten de taalles iets aan hebben. Elke leestaak leert de<br />

leerlingen de volgende leestaak beter aan te pakken.<br />

Elke leestaak omvat drie fasen: het lezen plannen, de leestaak uitvoeren en reflecteren over<br />

eigen planning en uitvoering . Deze indeling lijkt kunstmatig, maar maakt het mogelijk de<br />

verschillende leerstrategieën die bij het lezen een rol kunnen spelen, te oefenen.<br />

Deze leerstrategieën zijn bovendien analoog voor Nederlands, Frans en Engels. Taalleraren<br />

kunnen best samenwerken en naar elkaars lessen verwijzen, ook al is het taalaanbod<br />

verschillend : het leesvaardigheidsonderwijs zal zo voor de leerlingen herkenbaar worden.<br />

Bovendien gaat het om algemene leerstrategieën waarmee de leerlingen ook in de andere<br />

vakken aan de slag kunnen. Het betreft kennis over tekstdoelen, doelpubliek, tekstsoorten,<br />

tekstopbouw, over conventies en over leesstrategieën zelf.<br />

Taken voor leesstrategieën kunnen zijn:<br />

- voor het lezen: de tekst in zijn context laten plaatsen (voorkennis leren gebruiken, een<br />

leesverwachting leren opbouwen);<br />

- tijdens het lezen: de leesstrategie leren afstemmen op het leesdoel. Dus niet laten voorlezen,<br />

dit bevordert te veel het woord-voor-woord lezen. Beter is: begrijpend laten stillezen, de<br />

passage dan achteraf laten bespreken;<br />

- na het lezen: actief aan de slag gaan met de verkregen informatie (bv. vragen leren stellen bij<br />

de tekst, een schema leren aanvullen of zelf leren maken). Maar ook : leren reflecteren over<br />

de eigen aanpak van de taak.<br />

Vaardigheidsonderwijs houdt in dat de leerlingen geconfronteerd worden met een gevarieerd<br />

taalaanbod én met uitdagende taaltaken. Het kan zeer waardevol zijn een moeilijker<br />

verwerkingsniveau te verbinden met een tekst die eenvoudiger is qua tekstsoort en<br />

tekstkenmerken (of omgekeerd).<br />

Om de opbouw van het leesvaardigheidsonderwijs te garanderen, dient men rekening te houden<br />

met de volgende criteria:<br />

Taalaanbod:<br />

- Binnen de receptieve vaardigheden komen vijf tekstsoorten aan bod :<br />

. informatieve teksten;<br />

. prescriptieve teksten;<br />

. argumentatieve teksten;<br />

. narratieve teksten;<br />

. artistiek - literaire teksten (niet verplicht in TSO/KSO).<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

47


- De moeilijkheidsgraad van een tekst wordt niet alleen bepaald door de tekstsoort maar meer<br />

nog door een aantal intrinsieke kenmerken :<br />

. de formulering : van eenvoudig tot complex;<br />

. de structurering : van eenvoudig tot complex;<br />

. de lengte : van kort tot uitgebreid;<br />

- het beeldmateriaal : van veel tot geen visuele ondersteuning;<br />

de inhoud : van veel vertrouwdheid tot geen vertrouwdheid met de inhoud;<br />

van concreet tot abstract;<br />

de taal : van weinig tot veel afwijkingen van de standaardtaal.<br />

Taaltaak:<br />

- Het verwerkingsniveau geeft aan wat de leerlingen met de taal moeten kunnen doen.<br />

Voor de receptieve vaardigheden gaat het om:<br />

. het beschrijvend niveau : informatie achterhalen zoals die in de tekst gegeven en<br />

opgebouwd is;<br />

. het structurerend niveau : het vorig niveau wordt beheerst, maar de leerlingen zijn<br />

bovendien in staat de informatie op een overzichtelijke en persoonlijke wijze te ordenen;<br />

. het beoordelend niveau : de vorige niveaus worden beheerst, maar de leerling kan zich<br />

tevens een gefundeerde mening vormen onder meer op basis van de informatie uit andere<br />

bronnen.<br />

Het verwerkingsniveau is in de tweede graad vooral beschrijvend en structurerend.<br />

Taalaanbod en taaltaken zijn de factoren die de leerkracht in staat stellen het<br />

leesvaardigheidsonderwijs progressief op te bouwen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

48


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

LEZEN<br />

66 Bereid zijn de nodige leesbereidheid op te brengen. ET* 16 B<br />

Door strategieën aan te leren en die zorgvuldig op te bouwen wordt het mogelijk de<br />

attitudes (ET* 16) te bereiken.<br />

Leesbereidheid ontwikkelen door de nieuwsgierigheid van de leerlingen te prikkelen:<br />

- alleen de titel geven;<br />

- strips aanbieden, …;<br />

- het onderwerp interactief inleiden.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

Met gemakkelijke, maar toch uitdagende teksten beginnen.<br />

De leesbereidheid zal vergroten door taakgericht te werken (lezen om met de<br />

betrokken informatie nadien iets te doen).<br />

67 Bereid zijn zich te concentreren op het leesdoel. ET* 16 B<br />

Het leesdoel wordt bepaald door de tekstsoort, door de auteur, door de taaltaak.<br />

68 Bereid zijn grondig en onbevooroordeeld te lezen. ET* 16 B<br />

69 Het lezen kunnen plannen.<br />

ET 13<br />

LER 6<br />

B<br />

De planning van het lezen houdt de volgende leerstrategieën in:<br />

- relevante kennis i.v.m. de inhoud oproepen en gebruiken;<br />

- het leesdoel bepalen;<br />

- de tekstsoort herkennen;<br />

- lay-out interpreteren.<br />

Zie ook Instructiekaart ‘Lezen’.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

70 Bij het plannen relevante kennis kunnen oproepen en gebruiken.<br />

ET 13<br />

LER 2<br />

LER 6<br />

B<br />

De tekst inleiden, vraaggesprek over het onderwerp.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

49


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

71<br />

Bij het plannen het leesdoel kunnen bepalen aan de hand van de<br />

tekstsoort.<br />

ET 13<br />

LER 2<br />

LER 6<br />

B<br />

Het interpreteren van vormkenmerken oefenen: bv. een gebruiksaanwijzing, een<br />

recept, … informatief lezen.<br />

72 Bij het plannen de lay-out kunnen interpreteren.<br />

ET 13<br />

LER 3<br />

B<br />

Bv. subtitels, lettertype, illustraties, …<br />

73 De leestaak kunnen uitvoeren. ET 13 B<br />

De leestaken zijn:<br />

- het globale onderwerp bepalen;<br />

- de hoofdgedachte achterhalen;<br />

- een spontane mening / appreciatie vormen;<br />

- de gedachtegang volgen;<br />

- relevante informatie selecteren;<br />

- de tekststructuur en de tekstsamenhang herkennen;<br />

- informatie op overzichtelijke wijze ordenen en beoordelen.<br />

De leesteksten hebben voornamelijk te maken met de eigen belevingswereld en met<br />

de socio-culturele verscheidenheid van de Engelstalige wereld, af en toe met<br />

onderwerpen van meer algemene aard. De teksten geven vaak weerkerende,<br />

herhaalde informatie en zijn vrij concreet, maar kunnen ook impliciete informatie<br />

bevatten.<br />

Zie instructiekaart ‘Lezen’.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

74 Het globale onderwerp kunnen bepalen bij informatieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Informatieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn.<br />

Informatieve teksten: bv. schema’s, tabellen, mededelingen, folders, formulieren,<br />

krantenartikels, informele boodschappen (brieven, e-mail), recensies.<br />

ICT<br />

75 De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij informatieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Informatieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

50


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

76 Relevante informatie kunnen selecteren uit informatieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Informatieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn.<br />

Ook met authentiek materiaal werken. De leerlingen laten zoeken naar informatie die<br />

ze kunnen vinden zodat hun aandacht niet gaat naar de woorden die ze niet<br />

begrijpen.<br />

ICO<br />

77 Het globale onderwerp kunnen bepalen bij prescriptieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Prescriptieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn.<br />

Prescriptieve teksten: bv. instructies, opschriften, waarschuwingen,<br />

gebruiksaanwijzingen, reclameboodschappen.<br />

78 De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij prescriptieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

79 Relevante informatie kunnen selecteren uit prescriptieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Prescriptieve teksten die niet al te complex geformuleerd en niet al te complex<br />

gestructureerd zijn.<br />

80 Het globale onderwerp kunnen bepalen bij narratieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Narratieve teksten: bv. reportages, reisverhalen.<br />

81 De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij narratieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

82<br />

Een spontane mening / appreciatie kunnen vormen bij narratieve<br />

teksten.<br />

ET 10<br />

LER 11<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Met een spontane mening wordt bedoeld: boeiend, saai, spannend, leuk, grappig, …<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

51


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

83 De gedachtegang kunnen volgen bij narratieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Verknipte teksten terug in de juiste volgorde laten zetten.<br />

84<br />

De tekststructuur en –samenhang kunnen herkennen bij narratieve<br />

teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

85<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Het globale onderwerp kunnen bepalen bij argumentatieve teksten. ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Argumentatieve teksten: bv. een pamflet, een betoog.<br />

86<br />

De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij argumentatieve teksten. ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

87<br />

Een spontane mening / appreciatie kunnen vormen bij<br />

argumentatieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 11<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Met een spontane mening wordt bedoeld: overtuigend, duidelijk, origineel, …<br />

88 De gedachtegang kunnen volgen bij argumentatieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

89<br />

De tekststructuur en –samenhang kunnen herkennen bij<br />

argumentatieve teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Argumentatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

52


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

90 Het globale onderwerp kunnen bepalen bij artistiek-literaire teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Artistiek-literiare teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Artistiek-literaire teksten: bv. een gedicht, een liedtekst, een stripverhaal, een<br />

kortverhaal.<br />

Aan te bevelen: thuis lezen van vereenvoudigde lectuur. Liefst met beperkte<br />

opdrachten. Het leesplezier kan bevorderd worden door een aanzet te geven in de<br />

klas. Kan ook gedifferentieerd worden d.m.v. groepsopdrachten. Timing en aantal<br />

afspreken met de andere taalleerkrachten.<br />

MCV 1<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

FRA<br />

NED<br />

91 De hoofdgedachte kunnen achterhalen bij artistiek-literaire teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

92<br />

Een spontane mening / appreciatie kunnen vormen bij artistiekliteraire<br />

teksten.<br />

ET 10<br />

LER 11<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Met een spontane mening wordt bedoeld: goed/slecht. Op het einde van het 2 de lj.<br />

van de 2 de graad eventueel met een eenvoudige argumentatie (bv. bij de appreciatie<br />

van een boekje).<br />

93 De gedachtegang kunnen volgen bij artistiek-literaire teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

94<br />

De tekststructuur en -samenhang kunnen herkennen bij artistiekliteraire<br />

teksten.<br />

ET 10<br />

LER 3<br />

B<br />

Artistiek-literaire teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

95<br />

De informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze kunnen ordenen<br />

bij informatieve teksten.<br />

ET 11<br />

LER 3<br />

B<br />

Informatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Informatieve teksten: bv. krantenartikels, recensies.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

53


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

96 De informatie summier kunnen beoordelen bij informatieve teksten.<br />

ET 11<br />

LER 3<br />

B<br />

Informatieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Elementen verzamelen en ze toetsen aan andere ervaringen (wat men gelezen,<br />

gezien, gehoord heeft). Dit kan ook dienen als voorbereiding op een productieve<br />

taak.<br />

97<br />

De informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze kunnen ordenen<br />

bij narratieve teksten.<br />

ET 11<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn. Narratieve teksten: bv. een reisverhaal, een reportage.<br />

98 De informatie summier kunnen beoordelen bij narratieve teksten.<br />

ET 11<br />

LER 3<br />

B<br />

Narratieve teksten die eenvoudig geformuleerd en eenvoudig gestructureerd zijn.<br />

Elementen verzamelen en ze toetsen aan andere ervaringen (wat men gelezen,<br />

gezien, gehoord heeft). Dit kan ook dienen als voorbereiding op een productieve<br />

taak.<br />

99 Bij het uitvoeren van de leestaak de tekstsoort kunnen herkennen. ET 13 B<br />

Tekstsoorten:<br />

- informatieve teksten;<br />

- prescriptieve teksten;<br />

- narratieve teksten;<br />

- argumentatieve teksten;<br />

- artistiek-literaire teksten.<br />

100<br />

Bij het uitvoeren van de leestaak het leesgedrag kunnen afstemmen<br />

op het leesdoel.<br />

ET 13<br />

LER 5<br />

B<br />

101<br />

Bij het uitvoeren van de leestaak zich niet laten afleiden door het feit<br />

dat men in de tekst niet alle woorden begrijpt.<br />

ET 13<br />

LER 5<br />

B<br />

Zie ‘Communicatiestrategieën’ ET 15.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

54


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

102<br />

Bij het uitvoeren van de leestaak belangrijke informatie kunnen<br />

aanduiden.<br />

ET 13<br />

LER 3<br />

B<br />

Bv. tekstmarkeringen, onderstrepen van woorden, …<br />

103<br />

Bij het uitvoeren van de leestaak op basis van het gelezene kunnen<br />

anticiperen op het vervolg.<br />

ET 13<br />

LER 5<br />

B<br />

Dit is een belangrijke leesstrategie. Leerlingen hier geregeld toe aanzetten.<br />

In combinatie met een spreek- of schrijftaak.<br />

104<br />

De functionele kennis m.b.t. vorm en grammaticale constructies<br />

kunnen inzetten bij het uitvoeren van de leestaak.<br />

ET 12<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Grammatica”.<br />

105<br />

De functionele kennis m.b.t. betekenis en reële gebruikscontext van<br />

woorden kunnen inzetten bij het uitvoeren van de leestaak.<br />

ET 12<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Woordenschat”.<br />

106<br />

De functionele kennis m.b.t. spelling en interpunctie kunnen inzetten<br />

bij het uitvoeren van de leestaak.<br />

ET 12<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Grammatica” en “Woordenschat”.<br />

107<br />

De functionele kennis m.b.t. de socio-culturele verscheidenheid van<br />

de Franstalige wereld kunnen inzetten bij het uitvoeren van de<br />

leestaak.<br />

ET 12<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Socio-culturele competentie” Werken met authentieke documenten.<br />

108<br />

Bereid zijn zich in te leven in de socio-culturele wereld van de<br />

schrijver.<br />

ET* 16 B<br />

Zich beperken tot relevante informatie met betrekking tot de context.<br />

ICO<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

55


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

109 Kunnen reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal. ET 14 B<br />

- het onderscheid maken tussen verschillende tekstsoorten;<br />

- weet hebben van verschillende taalregisters (formeel, informeel, vertrouwelijk<br />

taalgebruik).<br />

110 Communicatiestrategieën kunnen aanwenden.<br />

ET 15<br />

LER 5<br />

B<br />

Communicatiestrategieën bij het lezen zijn:<br />

- de betekenis van ongekende woorden afleiden uit de context;<br />

- doelmatig traditionele en elektronische hulpbronnen en gegevensbestanden<br />

raadplegen;<br />

- gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal.<br />

Communicatiestrategieën worden ingezet om een gebrek aan kennis en vaardigheid<br />

te compenseren.<br />

Gebruik woordenboek enkel indien het afleiden uit context, transparante woorden,<br />

illustraties, …. geen oplossing bieden.<br />

Gebruik van het woordenboek: geregeld oefenen met concrete en gevarieerde<br />

opdrachten om zoekstrategieën doelgericht te leren inzetten.<br />

Ondersteunend visueel materiaal: bv. foto’s, cartoons, tabellen, schema’s.<br />

111 Bereid zijn ook buiten de klascontext Engelse teksten te lezen. ET* 16 B<br />

112 Bereid zijn een leestaak te evalueren.<br />

EDV<br />

LER 7<br />

B<br />

Evalueren van de planning en van de uitvoering: nabespreking. Zie instructiekaart “Lezen”. FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

56


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

113<br />

Kunnen evalueren in welke mate de leerstrategieën het lezen<br />

bevorderd hebben.<br />

ET 13<br />

LER 7<br />

LER 8<br />

B<br />

Leerstrategieën zijn:<br />

PLANNEN:<br />

- relevante kennis i.v.m. de inhoud oproepen en gebruiken;<br />

- het leesdoel bepalen;<br />

- de tekstsoort herkennen;<br />

- de lay-out interpreteren;<br />

UITVOEREN:<br />

- de tekstsoort herkennen;<br />

- het leesgedrag afstemmen op het leesdoel;<br />

- zich niet laten afleiden door het feit dat men niet alles begrijpt;<br />

- belangrijke informatie aanduiden;<br />

- op basis van het gelezene anticiperen op het vervolg;<br />

- functionele kennis inzetten.<br />

Deze leerstrategieën moeten ook als leerstof aangeboden worden.<br />

Zie “instructiekaart lezen”.<br />

TA.BE<br />

114 Bereid zijn te reflecteren op het eigen leesgedrag.<br />

ET* 16<br />

LER 10<br />

B<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

57


6.4 Opbouw van de schrijfvaardigheid<br />

Het schrijfvaardigheidsonderwijs bereidt de leerlingen voor op een aantal schrijfsituaties waar ze<br />

voldoende kennis en schrijfdurf aan de dag moeten leggen.<br />

Bij schrijfvaardigheidsonderwijs moeten de leerlingen de kans krijgen om actief te oefenen.<br />

Belangrijke leerstrategieën zoals planning, uitvoering en beoordeling van de schrijftaak<br />

worden expliciet aangebracht.<br />

Het oefenen gebeurt individueel of in kleine groepjes. Daar kunnen de leerlingen ook een aantal<br />

communicatiestrategieën aanwenden. Deze strategieën hebben betrekking op het sturen van<br />

de schrijftaak. Ze stellen de leerlingen in staat om de communicatie tot stand te brengen of een<br />

taaldeficit te compenseren (bv. het consulteren van woordenboek, grammatica, internet, het<br />

gebruik maken van een model of een in de klas behandelde tekst).<br />

De eisen van vormcorrectheid voor wat woordenschat, grammatica en spelling betreft, worden<br />

hoger gesteld dan in de eerste graad. Toch blijft het principe gelden dat de doeltreffendheid van<br />

de communicatie belangrijker is dan de vormcorrectheid.<br />

Schrijftaken worden hier omschreven aan de hand van tekstsoorten en verwerkingsniveau. Om<br />

de schrijfvaardigheid op te bouwen dient men met het volgende rekening te houden:<br />

Tekstproductie:<br />

Bij schrijfvaardigheid gaat het voornamelijk om:<br />

- informatieve teksten (bv. een brief);<br />

- evt. ook eenvoudige narratieve teksten (bv. een beschrijving).<br />

De moeilijkheidsgraad wordt mee bepaald door de gekozen evaluatiecriteria.<br />

Schrijftaak:<br />

Het verwerkingsniveau geeft aan wat de leerlingen met de taal moeten kunnen doen.<br />

Voor schrijfvaardigheid gaat het om:<br />

Het beschrijvend niveau:<br />

- invullen;<br />

- inhoud globaal weergeven;<br />

- spontane mening/appreciatie geven;<br />

- een mededeling schrijven;<br />

- beschrijven.<br />

Het structurerend niveau:<br />

- samenvatten;<br />

- brief/verslagje schrijven.<br />

Het beoordelend niveau:<br />

- argumenten formuleren.<br />

In de tweede graad gaat het om het beschrijvend en structurerend niveau.<br />

Schrijftaak, evaluatiecriteria en tekstsoort zijn de factoren die de leerkracht in staat stellen het<br />

schrijfvaardigheidsonderwijs progressief op te bouwen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

58


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

SCHRIJVEN<br />

115 Bereid zijn de nodige schrijfbereidheid en schrijfdurf te ontwikkelen. EDV B<br />

Schrijfvaardigheid voor communicatieve doeleinden mag niet verward worden met<br />

correct spellen. Leerlingen zullen schrijven leuk vinden als ze mogen schrijven, als ze<br />

iets mogen uitproberen en als ze hun kopij niet steeds “rood” terugkrijgen.<br />

Schrijfbereidheid ontwikkelen door korte, creatieve opdrachten te geven. Er kan ook<br />

in groepjes gewerkt worden om “een veilig gevoel” te bieden. Hierbij moet niet<br />

steeds geëvalueerd worden op spelling en vormcorrectheid, dit dient in de juiste<br />

verhouding bekeken te worden.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

116 Het schrijven kunnen plannen.<br />

ET 40<br />

LER 6<br />

B<br />

De planning van het schrijven houdt in:<br />

- relevante voorkennis oproepen en gebruiken;<br />

- rekening houden met het doelpubiek;<br />

- informatie verzamelen, ook via elektronische hulpbronnen;<br />

- een schrijfplan opstellen.<br />

Zie instructiekaart ‘Schrijven’.<br />

Dit gebeurt vooral bij meer uitgebreide schrijftaken. Het schrijven wordt ook via korte<br />

schrijfopdrachten ingeoefend.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICT<br />

117<br />

Bij het plannen relevante kennis i.v.m. de inhoud kunnen oproepen en<br />

gebruiken.<br />

ET 40<br />

LER 2<br />

LER 6<br />

B<br />

118 Bij het plannen rekening kunnen houden met het doelpubliek.<br />

ET 40<br />

LER 6<br />

SOC 2<br />

SOC 11<br />

B<br />

Doelpubliek:<br />

- bekend / onbekend<br />

- leeftijdgenoten / volwassenen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

59


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

119 Bij het plannen informatie kunnen verzamelen.<br />

ET 40<br />

LER 2<br />

LER 6<br />

B<br />

Ook via elektronische hulpmiddelen.<br />

Er bestaan zeer goed uitgewerkte fiches voor het opzoeken van informatie op het<br />

internet tijdens de lessen Engels. Hiervoor kan samengewerkt worden met de<br />

leerkracht informatica.<br />

ICT<br />

INF<br />

120 Bij het plannen een schrijfplan kunnen opstellen.<br />

ET 40<br />

LER 6<br />

B<br />

Zie instructiekaart “Schrijven”.<br />

121 Een schrijftaak kunnen uitvoeren. ET 40 B<br />

De schrijftaken zijn:<br />

- voor de leerlingen functionele formulieren en vragenlijsten invullen;<br />

- de inhoud van een gelezen informatieve tekst en een narratieve tekst globaal<br />

weergeven en samenvatten;<br />

- een spontane mening / appreciatie verwoorden over een vertrouwd onderwerp;<br />

- een korte mededeling schrijven;<br />

- een situatie beschrijven;<br />

- een eenvoudig verslag schrijven over een eigen ervaring, een situatie en een<br />

gebeurtenis;<br />

- een eenvoudige brief en een e-mail schrijven.<br />

De teksten m.b.t. de schijftaken hebben te maken met de eigen belevingswereld en<br />

met de socio-culturele verscheidenheid van de Engelstalige wereld, af en toe met<br />

onderwerpen van meer algemene aard.<br />

De te produceren teksten zijn vrij eenvoudig geformuleerd en vrij overzichtelijk<br />

opgebouwd.<br />

Zie instructiekaart “Schrijven”.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

ICO<br />

ICT<br />

122 Functionele formulieren en vragenlijsten kunnen invullen.<br />

ET 40<br />

LER 4<br />

B<br />

Bv. formulieren / vragenlijsten om:<br />

- iets te bestellen<br />

- een bankrekening te openen<br />

- ergens aan deel te nemen, …<br />

Een eenvoudige enquête invullen waar meer woordenschat vereist is, kan in het<br />

2 de leerjaar van de 2 de graad aan bod komen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

60


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

123<br />

De inhoud van een gelezen informatieve en narratieve tekst globaal<br />

kunnen weergeven.<br />

ET 40<br />

LER 3<br />

B<br />

Het onderwerp van de tekst in enkele zinnen weergeven, eventueel als ruggesteuntje<br />

bij een spreektaak.<br />

124<br />

Een spontane mening/appreciatie kunnen geven over een vertrouwd<br />

onderwerp.<br />

ET 32<br />

LER 11<br />

SOC 3<br />

SOC 6<br />

B<br />

Dit kan verwerkt worden in een eenvoudige brief bv. mening / appreciatie over een<br />

film, optreden, … of in een eenvoudig verslag bv. mening / appreciatie over een<br />

studiereis, excursie, …<br />

125 Een korte mededeling kunnen schrijven.<br />

ET 33<br />

LER 4<br />

B<br />

Bv. op postkaartjes, een advertentie om bv. een penvriend te zoeken.<br />

126 Een situatie kunnen beschrijven.<br />

ET 35<br />

LER 4<br />

B<br />

Een situatie weergeven: heden, verleden, toekomst.<br />

Bv. een situatie die de leerlingen hebben meegemaakt of een situatie vergelijken<br />

(vroeger – nu) aan de hand van fotomateriaal.<br />

127<br />

Een gelezen informatieve tekst en narratieve tekst kunnen<br />

samenvatten.<br />

ET 36<br />

LER 3<br />

B<br />

Samenvatten: hoofdpunten in eenvoudig geformuleerde zinnen weergeven.<br />

De leerkracht kan bv. de structuur van de tekst geven als leidraad voor de<br />

samenvatting of een schema laten aanvullen.<br />

NED<br />

TA.BE<br />

128 Een eenvoudig verslag kunnen schrijven.<br />

ET 37<br />

LER 3<br />

LER 4<br />

B<br />

Een verslag van:<br />

- een eigen ervaring;<br />

- een situatie;<br />

- een gebeurtenis.<br />

Onder verslag uitbrengen wordt begrepen: op een persoonlijke en overzichtelijke<br />

wijze ordenen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

61


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

De ordening kan volgens verschillende criteria worden aangebracht:<br />

- per plaats , per persoon, per tijdstip, …;<br />

- volgens actie en reactie;<br />

- volgens voor- en nadelen.<br />

129 Een eenvoudige brief en een e-mail kunnen schrijven.<br />

ET 38<br />

LER 4<br />

SOC 6<br />

SOC 10<br />

B<br />

De specifieke brieftaal aanleren: geijkte begin- en slotformules, datum, adres, …<br />

Aandacht voor het gebruik van tu/vous, … (formeel informeel); briefschikking, …<br />

Voor e-mail: overleggen met de leraar informatica.<br />

Contacten met anderstaligen leggen.<br />

ICT<br />

INF<br />

ICO<br />

130<br />

De functionele kennis m.b.t. de vorm en de grammaticale<br />

constructies, nodig voor de uitvoering van de schrijftaak, kunnen<br />

gebruiken.<br />

ET 39<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Grammatica”.<br />

131<br />

De functionele kennis m.b.t. de betekenis en de reële gebruikscontext<br />

van woorden nodig voor de uitvoering van de schrijftaak, kunnen<br />

gebruiken.<br />

ET 39<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Woordenschat”.<br />

132<br />

De functionele kennis m.b.t. spelling en interpunctie, nodig voor de<br />

uitvoering van de schrijftaak, kunnen gebruiken.<br />

ET 39<br />

LER 4<br />

B<br />

Remediëringsoefeningen op spelling.<br />

Zie ook “Grammatica” en “Woordenschat”.<br />

Werken aan de aandacht voor correcte spelling en concentratie:<br />

- verschillen bij transparantwoorden Engels-Frans, Engels-Nederlands zoals:<br />

. exercise-exercice<br />

. example-exemple<br />

. literature-literatuur<br />

. mayonnaise-mayonaise<br />

- homofonen<br />

- homoniemen<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

62


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

Aandacht vestigen:<br />

- op het gebruik van leestekens bv. vraagteken na een vraag plaatsen;<br />

- op het gebruik van hoofdletters, …<br />

133 Bereid zijn de schrijfwijze van een woord op te zoeken.<br />

ET* 43<br />

LER 2<br />

LER 5<br />

B<br />

134<br />

De functionele kennis m.b.t. de socio-culturele verscheidenheid van<br />

de Franstalige wereld, nodig voor het uitvoeren van de schrijftaak,<br />

kunnen gebruiken.<br />

ET 39<br />

LER 4<br />

B<br />

Zie “Socio-culturele competentie”.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

- bij adressering: plaats van het huisnummer<br />

- gebruik van geijkte slotformules, aansprekingen, …<br />

ICO<br />

135<br />

Bij het uitvoeren van de schrijftaak een passende lay-out kunnen<br />

gebruiken.<br />

ET 40<br />

LER 4<br />

B<br />

Aandacht besteden aan het gebruik van alinea’s, de bladschikking bij een brief.<br />

136<br />

Bereid zijn zorg te besteden aan de presentatie van zelf geschreven<br />

teksten.<br />

ET* 43<br />

SOC 2<br />

B<br />

Aandacht besteden aan het gebruik van alinea’s, de bladschikking bij een brief.<br />

137 Bij een gemeenschappelijke schrijftaak kunnen samenwerken.<br />

ET 40<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

B<br />

- taken verdelen;<br />

- met elkaar overleggen;<br />

- elkaar helpen;<br />

- zich aan afspraken houden;<br />

- elkaars inbreng benutten;<br />

- gezamenlijk een resultaat presenteren.<br />

Het groepswerk gebeurt in de klas.<br />

De tijdsduur vooraf bepalen en meedelen.<br />

Bv.: - per 2: vraag- en antwoordrubriek, …<br />

- met de klas: een verhaal doorgeven<br />

- groepjes: schrijfopdracht met opzoektaak in woordenboek en grammatica.<br />

SOC 2<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

63


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

138 Kunnen reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal.<br />

ET 41<br />

SOC 4<br />

SOC 5<br />

B<br />

- schrijftaal is formeler en meer geordend dan spreektaal;<br />

- belang van spelling, interpunctie en lay-out.<br />

Schrijftaal spreektaal:<br />

Bv. bij vraagzinnen, stopwoorden, ontkenning, volledige zinnen of niet, …<br />

Spelling, interpunctie en lay-out:<br />

Bv. verdubbelen van eindmedeklinker.<br />

Voorbeelden waar interpunctie en lay-out het tekstbegrip vergroten.<br />

Specifieke lay-out toepassen op andere tekstsoorten, bv. gedicht in proza.<br />

139 Bij het schrijven communicatiestrategieën kunnen aanwenden.<br />

ET 42<br />

LER 5<br />

B<br />

- traditionele en elektronische hulpbronnen raadplegen;<br />

- mogelijkheden van tekstverwerking gebruiken;<br />

- het juiste woord vragen of opzoeken;<br />

- gebruik maken van een model of een in de klas behandelde tekst.<br />

Communicatiestrategieën worden ingezet om een gebrek aan kennis en vaardigheid<br />

te compenseren.<br />

140 Bereid zijn een schrijftaak te evalueren.<br />

EDV<br />

LER 7<br />

SOC 5<br />

B<br />

Het evalueren van de planning en van de uitvoering van de schrijftaak: nabespreking.<br />

De nabespreking wordt door de leerkracht geleid.<br />

Zie “instructiekaart schrijven”.<br />

FRA<br />

NED<br />

TA.BE<br />

141<br />

Kunnen evalueren in welke mate de leerstrategieën het schrijven<br />

bevorderd hebben.<br />

ET 40<br />

LER 7<br />

LER 8<br />

SOC 5<br />

B<br />

Leerstrategieën zijn:<br />

PLANNEN:<br />

- relevante voorkennis oproepen en gebruiken;<br />

- rekening houden met het doelpubliek;<br />

- informatie verzamelen, ook via elektronische hulpbronnen;<br />

- een schrijfplan opstellen.<br />

Deze leerstrategieën moeten ook als leerstof aangeboden worden.<br />

Zie “instructiekaart schrijven”.<br />

TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

64


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

UITVOEREN:<br />

- functionele kennis inzetten;<br />

- passende lay-out gebruiken;<br />

- samenwerken.<br />

142<br />

Bereid zijn zelf geschreven teksten kritisch na te lezen op vorm en<br />

inhoud.<br />

ET* 43<br />

LER 8<br />

B<br />

143 Bereid zijn te leren van vroegere fouten.<br />

ET* 43<br />

LER 8<br />

B<br />

Verbeteren van fouten: gebruik van grammatica (of een ander overzicht) aanleren,<br />

laten opzoeken.<br />

Schrijfopdrachten laten verbeteren individueel of in groep leent zich tot<br />

differentiëren.<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

65


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

6.5 WOORDENSCHAT<br />

144<br />

De aangebrachte woordenschat begrijpen en kennen.<br />

EDV<br />

LER 4<br />

B<br />

Functionele woordenschat die progressief wordt opgebouwd.<br />

Bij de keuze van de aan te brengen lexicale elementen zal het accent liggen op het<br />

functionele criterium: de aangebrachte woorden moeten aansluiten bij de behandelde<br />

tekstsoorten (zie luisteren, spreken, lezen, schrijven) en bij de belangstellingssfeer<br />

van de leerlingen.<br />

Woordenschat wordt steeds in context aangebracht.<br />

De leerkracht gaat na welke woorden vóór het lezen/beluisteren van een tekst<br />

moeten worden verklaard. Het zijn voornamelijk woorden die het ‘globaal’ begrijpen<br />

van de tekst in de weg staan of ‘bindwoorden’ en ‘verwijswoorden’. Liefst geen<br />

woorden verklaren die de leerlingen zelf uit de context kunnen afleiden. Dit zal<br />

namelijk het inzetten van een belangrijke leesstrategie (afleiden uit de context)<br />

verhinderen.<br />

Leerlingen kunnen n.a.v. een behandelde tekst ook zelf nagaan welke woorden nuttig<br />

zijn om ‘van buiten’ te leren.<br />

Ze kunnen ook zelf een onderwerp kiezen waarover ze hun woordenschat willen<br />

uitbreiden.<br />

FRA<br />

TA.BE<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

66


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Code B/U Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

145<br />

De aangebrachte woordenschat actief kunnen toepassen in<br />

aangepaste oefeningen en in communicatieve situaties.<br />

ET 5<br />

ET 12<br />

ET 25<br />

ET 39<br />

LER 4<br />

SOC 4<br />

SOC 6<br />

B<br />

Op deze manier draagt de functionele kennis m.b.t. de betekenis en de reële<br />

gebruikscontext van woorden bij tot het ontwikkelen van de communicatieve<br />

vaardigheden.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

- leerlingen de opdracht geven om een aantal nieuwe woorden aan de (klas)-<br />

groep uit te leggen;<br />

- zoveel mogelijk nieuwe woorden van de vorige les op het bord laten schrijven.<br />

Hiermee samen zinnen maken;<br />

- individueel bv. 10 nieuwe woorden laten opschrijven die de vorige les geleerd<br />

werden. Per twee woordjes bij elkaar leggen en verbeteren. Met de nieuwe<br />

lijst een verhaaltje maken, een spelletje uitwerken, een quiz voor andere groepjes<br />

maken.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

67


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

6.6 GRAMMATICA<br />

146<br />

De grammaticale regels kunnen toepassen in aangepaste oefeningen<br />

(mondeling en/of schriftelijk).<br />

EDV<br />

LER 4<br />

B<br />

De volgende items vragen vooral aandacht:<br />

The verb:<br />

- Simple Present<br />

- Present Continuous<br />

- Simple Past<br />

- Past Perfect<br />

- Past Perfect Continuous (U)<br />

- Past Continuous<br />

- Present Perfect Simple & Continuous<br />

- Future<br />

. Present Continuous<br />

. Te be going to + verb<br />

. Simple Future<br />

. Future Continuous (U)<br />

- -ing forms<br />

. as nouns<br />

. after prepositions/particles<br />

. after certain verbs<br />

- Verb patterns<br />

. affirmative sentences<br />

. negative sentences<br />

. interrogative sentences<br />

. imperatives: affirmative and negative<br />

. short answers<br />

. question-tages<br />

- Conditionals (U)<br />

. 3-types<br />

- Modal Auxiliaries<br />

. can/could<br />

. may/might<br />

. must/have to/should/ought to<br />

. musn’t/needn’t<br />

. can/be able to<br />

De leerinhouden uit het leerplan voor de Eerste graad (bestelnummer: O/2/1997/061)<br />

worden herhaald en daar waar nodig uitgediept of aangevuld.<br />

Net zoals woordenschat wordt spraakkunst in context aangeboden. Spraakkunst<br />

moet immers helpen om meer betekenis te kunnen geven aan de “tekst”. Aangezien<br />

er dus vooral op de betekenis van grammatica wordt gewerkt, zullen de leerlingen<br />

eerst grammaticale feiten moeten herkennen in tekstmateriaal (observatie). Hieruit<br />

leiden ze de betekenis af en de wijze waarop het grammaticaal fenomeen<br />

functioneert (hypothese). Hierna kunnen ze dan zelf aan de slag (experimenteren).<br />

De fouten die hierbij worden gemaakt, zijn een normaal onderdeel van het leerproces<br />

en dienen om de hypothese bij te sturen (terugkoppelen).<br />

Bv.: in een tekst de werkwoorden laten aanduiden. Hieruit het gebruik van tijden<br />

laten afleiden, in de context naar bijwoorden van tijd laten zoeken (of andere<br />

tijdsaanduidingen), een verklaring van een ‘regel’ laten zoeken.<br />

De spraakkunst wordt functioneel gegeven en niet als doel op zich: het is een middel<br />

om tot een vlotter en correcter taalbegrip en taalgebruik te komen.<br />

Evt. leerlingen eenvoudige, goed gestructureerde schema’s aanbieden ter<br />

ondersteuning.<br />

Indien de infrastructuur van de school het toelaat, kan didactische software<br />

aangewend worden.<br />

Grammatica-oefeningen zijn echter in de eerste plaats “comprehension exercises” en<br />

“oral and written production”.<br />

FRA<br />

TA.BE<br />

ICT<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

68


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

- Passive (U)<br />

- Reported speech (U)<br />

The noun:<br />

- regular plurals<br />

- irregular plurals<br />

- genitives<br />

Adjectives:<br />

- possessive adjectives<br />

- degrees of comparison<br />

. regular comparatives<br />

. irregular comparatives<br />

Naast bezitsaanduiding ook plaats- en tijdsaanduiding bv. at the butcher’s ..., a five<br />

minutes’ walk.<br />

Irregular comparatives:<br />

(as) good (as) better (than) best<br />

bad worse (than) worst<br />

much<br />

many more (than) most<br />

a lot (of)<br />

little less (than) least<br />

few fewer fewest<br />

- nouns as adjectives<br />

- volgorde van adjectives (U)<br />

Abverbs:<br />

- gebruik van adverbs<br />

- vorming door toevoeging van -ly<br />

- onregelmatige vormen<br />

- plaats en volgorde van de adverbs<br />

Bv.:<br />

the London Underground<br />

The Antwerp Zoo<br />

a glass door<br />

a plastic cup<br />

Aandacht besteden aan het verschil in gebruik tussen adjectives en adverbs, (steeds<br />

aan de hand van voorbeelden).<br />

Ook wijzen op het bestaan van adverbs zond –ly-uitgang (fast, ...).<br />

Bv. good → well.<br />

Aandacht vestigen op verschillen met het Nederlands.<br />

Bv. John has often been talking for hours.<br />

Bv. the postman always rings twice.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

69


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

Pronouns:<br />

- personal pronouns<br />

- reflexive pronouns<br />

- possessive pronouns<br />

- demonstrative pronouns<br />

- propword “one”<br />

- interrogative pronouns<br />

- what/which<br />

- who/whose<br />

- relative pronouns, inclusief het weglaten van pronouns.<br />

Determiners:<br />

- indefinite article<br />

- definite article<br />

- any, some, no, most<br />

Prepositions:<br />

- plaats van prepositions in een vraag: achteraan.<br />

Ook: gebruik van one(‘s) bv. one’s hair.<br />

Aandacht vestigen op verschil in schrijfwijze en betekenis tussen “who’s” en “whose”.<br />

Bv. “the man I saw yesterday”.<br />

Gebruik in aanduiding van beroepen: John is a teacher (contrastief gebruik<br />

Nederlands-Engels).<br />

By bus, by train, ... (contrastief gebruik Nederlands-Engels).<br />

Het onderscheid some/any maken qua betekenis.<br />

Bv. “What are you talking about?”<br />

Numbers<br />

- cardinal numbers<br />

- ordinal numbers<br />

Conjunctions:<br />

- as ... as<br />

- then<br />

- either ... or<br />

neither ... nor<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

70


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

147<br />

De aangebrachte grammaticale items actief kunnen toepassen in<br />

communicatieve situaties.<br />

ET 5<br />

ET 12<br />

ET 25<br />

ET 39<br />

LER 4<br />

SOC 4<br />

SOC 6<br />

B<br />

Op deze manier draagt de functionele kennis m.b.t. de vorm van woorden en<br />

grammaticale constructies bij tot het ontwikkelen van de communicatieve<br />

vaardigheden.<br />

De meeste handboeken bieden voldoende materiaal voor presentatie en geïsoleerde<br />

oefeningen. Voor het grondiger inoefenen van structuren in een communicatieve<br />

context verwijzen we naar Grammar Practice Activities van Penny Ur (zie<br />

bibliografie).<br />

148<br />

Grammaticale terminologie begrijpen om efficiënt te kunnen opzoeken<br />

in een woordenboek, om een opgave te kunnen maken.<br />

EDV<br />

LER 2<br />

LER 4<br />

B<br />

Als nuttige termen weerhouden we:<br />

- de woordsoorten<br />

- de namen van tijden<br />

- de belangrijkste functies in de zin<br />

- affirmative/negative/interrogative<br />

- singular/plural<br />

- definite/indefinite<br />

- defining/non-defining.<br />

Grammaticale terminologie wordt aangeleerd in zoverre ze nuttig is om aan<br />

zelfstandige taalverwerving te doen.<br />

De terminologie is geen doel op zich!<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

71


Nr. <strong>Leerplan</strong>doelstelling en leerinhoud Didactische wenken en hulpmiddelen Link<br />

149 Een schoolgrammatica kunnen gebruiken.<br />

EDV<br />

LER 2<br />

B<br />

In groepjes:<br />

- zelf nieuwe leerstof laten verwerken;<br />

- voorbeelden laten maken op de nieuwe leerstof;<br />

- oefeningen laten maken voor de andere leerlingen (met bijhorende<br />

correctiesleutels).<br />

SOC 12<br />

SOC 13<br />

LER 4<br />

Vóór er in groepjes gewerkt wordt:<br />

- individueel een opdracht laten uitvoeren;<br />

- met deze opdracht naar de groep gaan.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

72


6.7 Socio-culturele competentie<br />

Om efficiënt te communiceren moeten de leerlingen voldoende vertrouwd zijn met de<br />

Engelstalige leefwereld. In de eerste graad maken zij vooral kennis met situaties uit het<br />

dagelijks leven van Engelstalige leeftijdsgenoten.<br />

In de tweede graad moeten de leerlingen zich cultureel verrijken door rechtstreeks of<br />

onrechtstreeks contact met Engelstaligen en hun leefwereld. Zij moeten in contact treden met<br />

mensen die Engels als voertaal hanteren en zich inleven in de socio-culturele wereld van de<br />

schrijver of spreker(s) door te lezen, te luisteren en gesprekken te voeren.<br />

De kennismaking met de Engelstalige (taal)cultuur verruimt de horizon van de leerlingen en leert<br />

hen hun eigen opvattingen relativeren. De leerlingen moeten de verschillen in cultuur leren<br />

herkennen en er bewust mee omgaan. Deze contrastieve benadering van de Nederlandstalige<br />

en Engelstalige cultuur kan een aanzet geven tot intercultureel bewustzijn, waardoor het<br />

vreemdetalenonderwijs bijdraagt tot het ontwikkelen van een positieve houding tegenover<br />

andere culturen.<br />

Daarbij moeten de leerlingen zich bewust zijn van verschillen en deze aanvaarden, zeker op<br />

gebied van omgangsvormen:<br />

- Engelstaligen hechten veel belang aan beleefdheidsrituelen: uitdrukkelijk groeten, afscheid<br />

nemen, danken, zich verontschuldigen, …<br />

Voor toeristische of geografische informatie over de Engelstalige wereld kan men met dia’s,<br />

posters of wandkaarten werken om een concreet beeld te geven en om op details te kunnen<br />

ingaan.<br />

Het is beslist ook nuttig, indien daar aanleiding toe is, informatie te verschaffen over interessante<br />

historische gebeurtenissen of belangrijke politieke personages, over kunst in het algemeen en<br />

over Engelstalige literatuur.<br />

De socio-culturele component kan geïntegreerd worden in de verschillende taalvaardigheden,<br />

waarbij zoveel mogelijk (semi-)authentiek auditief en visueel materiaal aangeboden wordt. Zo<br />

kunnen de leerlingen de socio-culturele informatie, die in de lees- of luistertekst of in de<br />

illustraties aanwezig is, in zich opnemen.<br />

Het socio-cultureel bewustzijn draagt tevens bij tot het verwerven van communicatieve<br />

vlotheid (sociale vaardigheden): op basis van ervaringen en ontdekkingen, krijgen de<br />

leerlingen inzicht in de functie en het belang van communicatieve vaardigheden.<br />

In de tweede graad moet hierbij ook aandacht uitgaan naar het kennismaken met en het<br />

(leren) genieten van literatuur.<br />

Het lezen van tamelijk eenvoudige Engelstalige literaire teksten kan eveneens een<br />

uitnodiging zijn tot communicatie in het Engels.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

73


7 Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT)<br />

7.1 Instructie, differentiatie en remediëring met behulp van ICT<br />

ICT kan het lesgeven ondersteunen. ICT biedt immers de mogelijkheid om bepaalde<br />

leerinhouden op verschillende manieren voor te stellen en aan te brengen via tekst, geluid,<br />

stilstaand en bewegend beeld.<br />

Bepaalde programma’s verhogen het inzicht d.m.v. visualisatie, simulatie, door schema’s op te<br />

bouwen, iets wat zonder computer maar in beperkte mate mogelijk is.<br />

Sommige softwareprogramma’s zijn interactief zodat een meer geïndividualiseerd leerproces<br />

kan worden doorlopen. De leerling kan dan op eigen tempo werken en eventueel een eigen<br />

parcours kiezen. Een aantal programma’s oefenen vaardigheden en oplossingsstrategieën of<br />

zijn geschikt om individueel of in groep te differentiëren en te remediëren.<br />

Via tests kan worden nagegaan in hoeverre kennis en vaardigheden verworven zijn. Dit heeft<br />

zeker voordelen als het programma een goede feedback aan de leerling geeft en toelaat op<br />

verschillende niveaus te werken.<br />

7.2 Informatie verwerven en verwerken met ICT<br />

Bij dit belangrijke deelaspect van ‘leren leren’ kan ICT een uitgelezen rol spelen. Er bestaan heel<br />

wat cd-roms die allerlei informatie interactief aanbieden. De informatie wordt hier op een andere<br />

manier aangeboden dan met een ‘lineaire’ informatiebron. Via de talrijke ‘links’ bouwt de leerling<br />

een individueel parcours op en komt zo tot zijn eigen ‘hypertekst’. Er zijn dus andere<br />

‘leesstrategieën’ nodig dan bij een lineaire tekst. Om leerlingen hierbij te ondersteunen zijn<br />

gerichte zoekopdrachten en verwerkingstaken noodzakelijk (informatie ordenen, schema’s<br />

aanvullen, informatie vergelijken, verbanden leggen, woordbetekenissen afleiden, ...).<br />

Ook het internet is een onuitputtelijke bron van informatie. Om zich een weg te banen door het<br />

grote aanbod is een kritische ingesteldheid noodzakelijk. Deze houding moet aangeleerd<br />

worden. Als leerlingen binnen of buiten de klas informatie op het web zoeken, moeten ze over<br />

een aantal beoordelingscriteria voor ‘tekstmateriaal’ beschikken. Hiervoor kunnen ze met de<br />

instructiefiche in bijlage werken.<br />

Sommige opdrachten kunnen de leerlingen van ‘huiswerksites’ plukken. Opgaven zullen met<br />

deze nieuwe realiteit moeten rekening houden, willen ze zinvol blijven: bronvermelding eisen,<br />

meer vergelijkende opdrachten, meer persoonlijke en kritische verwerking.<br />

Aan groepsopdrachten en -eindproducten kunnen kwalitatief hogere eisen worden gesteld qua<br />

vormgeving en presentatie. Aan bepaalde opdrachten kan een mondelinge presentatie<br />

gekoppeld worden: ‘powerpoint’ kan hier ondersteunend werken. Samenwerken met de<br />

leerkracht (toegepaste) informatica behoort tot de mogelijkheden.<br />

7.3 Communiceren met ICT<br />

Een belangrijke meerwaarde voor ‘leren leren’ is dat ICT de mogelijkheid geeft aan jongeren om<br />

met elkaar te communiceren over de leerstof via e-mail of elektronische briefwisseling.<br />

E-mail laat samenwerken van leerlingen toe. Deze samenwerking kan gebeuren binnen een klas<br />

of school, maar ook met leerlingen van andere scholen in binnen- en buitenland. Een<br />

gezamenlijk interscolair project opzetten behoort tot de mogelijkheden.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

74


Communicatie tussen leerkracht en leerling(en) is ook mogelijk: de leerkracht kan<br />

cursusmateriaal elektronisch beschikbaar stellen, voorbeelden van toets- en examenvragen,<br />

jaarplanning, … Leerlingen kunnen verslagen, huistaken e.d. elektronisch naar de leerkracht<br />

sturen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

75


8 Intercultureel onderwijs en principes van non-discriminatie<br />

Conform met de uitgangspunten van de non-discriminatieverklaring en intercultureel<br />

onderwijs wordt in het leerplan rekening gehouden met het feit dat de huidige maatschappij<br />

een multiculturele samenleving is.<br />

Intercultureel Onderwijs stelt zich tot doel bij de leerlingen de nodige inzichten, vaardigheden<br />

en houdingen te ontwikkelen die nodig zijn om, op basis van gelijkwaardigheid, harmonieus<br />

te kunnen omgaan met mensen die een andere cultuur hebben, andere talen spreken en<br />

andere waarden bezitten.<br />

8.1 Uitgangspunten<br />

8.1.1 ICO is een onderwijsprincipe.<br />

ICO is meer dan ‘aandacht besteden aan andere culturen’. ICO wil jongeren voorbereiden op<br />

deelname aan de samenleving, een samenleving waar diversiteit volop aanwezig is. Het is<br />

dus noodzakelijk hen te leren omgaan met die diversiteit, hen te leren samenleven op basis<br />

van gelijkwaardigheid en respect.<br />

8.1.2 Etnisch bewustzijn<br />

ICO wil een bijdrage leveren tot een beter samenleven van verschillende etnische groepen die<br />

elk een culturele eigenheid hebben. In die zin confronteert dit onderwijsprincipe leerkrachten en<br />

leerlingen met hun eigen etnisch bewustzijn. Je kan immers als leerkracht maar op een eerlijke<br />

en degelijke manier hierover praten wanneer je zelf de nodige openheid aan de dag kunt leggen<br />

t.o.v. andere culturen. Aangewezen is een kritische ingesteldheid t.o.v. de eigen<br />

cultuurelementen en die van anderen.<br />

8.1.3 Interactie<br />

De aard en de frequentie van de interacties die zich tussen individuen en groepen ontwikkelen<br />

kunnen leiden tot een harmonieus samenleven van de verschillende participanten.<br />

8.2 Doelstellingen<br />

8.2.1 Affectieve doelstellingen<br />

- een positief zelfbeeld bij de leerlingen ontwikkelen;<br />

- zich bewust worden van zelfperceptie en de wijze waarop we anderen percipiëren;<br />

- de eigen identiteit en cultuur en de daarbij horende waarden en normen relativeren;<br />

- openstaan voor andere culturen om elkaars identiteit te leren aanvaarden en<br />

respecteren;<br />

- de multiculturele samenleving beleven als positief en verrijkend;<br />

- zich bewust worden van etnocentrisme, vooroordelen, stereotypen en maatschappelijke<br />

achterstelling.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

76


8.2.2 Cognitieve doelstellingen<br />

- inzicht verwerven in andere culturen;<br />

- inzicht verwerven in verschillen tussen de eigen cultuur en die van anderen;<br />

- inzicht verwerven in het dynamische van culturen en in de regionale en individuele<br />

verschillen;<br />

- inzicht verwerven in de oorzaken en de uitingen van racisme.<br />

8.2.3 Vaardigheidsgerichte doelstellingen<br />

- relationele vaardigheden verwerven: de taal beheersen, zich inleven in de andere,<br />

respect tonen voor meningsverschillen, geweldloos oplossen van conflicten, trouw zijn<br />

aan een engagement;<br />

- leren observeren (zichzelf, de anderen, andere culturen, de eigen maatschappij);<br />

- verschillende informatie kritisch beoordelen;<br />

- probleemoplossend werken;<br />

- meningsverschillen uiten;<br />

- argumenteren, aanvoelen en samenvatten;<br />

- actief meewerken aan keuze- en beslissingsprocessen.<br />

8.3 Intercultureel onderwijs: geen vak apart<br />

ICO is een manier van handelen en denken. Het hoort doorheen de verschillende vakgebieden<br />

verweven te zitten in het gehele curriculum. Niet alleen in leerinhouden, werkvormen,<br />

pedagogische activiteiten, leermiddelen,... maar ook binnen het beleid en de organisatie van de<br />

school (in de omgang met leerlingen en ouders, bij het hanteren van conflictsituaties, in de<br />

samenwerking met de buurt) zou interculturaliteit een vanzelfsprekende leidraad moeten zijn.<br />

De omschreven doelstellingen worden in het leerplan systematisch opgenomen naast de<br />

leerinhouden en de didactische wenken. Bij didactische wenken en hulpmiddelen zijn in de<br />

mate van het mogelijke suggesties gedaan i.f.v. het intercultureel referentiekader. Er wordt<br />

aandacht besteed aan aangepast lesmateriaal. Eventueel kan bestaand lesmateriaal getoetst<br />

worden op al dan niet verborgen discriminatie en racistische vooroordelen.<br />

De ICO-doelstellingen zijn soms overlappend met de leerplandoelstellingen, de vakoverschrijdende<br />

eindtermen en de eindtermen. In dit geval wordt in de kolom LINK de afkorting<br />

ICO vermeld.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

77


9 Taalbeleid<br />

Tijdens de lessen is de voertaal uiteraard het Engels. Toch is het belangrijk dat de leerkrachten<br />

Engels weten dat in de vakken Nederlands en Frans de aangeleerde strategieën bij de vier<br />

vaardigheden gelijk lopen met deze van Engels. Dit is een unieke kans om de leerlingen op<br />

deze parallelle aanpak te wijzen. Ook in deze vakken werkt men met gelijkaardige<br />

instructiekaarten. De moderne vreemde talen dragen aldus bij tot het taalbeleid van de school.<br />

Tijdens alle andere lessen is er, naast de aandacht voor de vakinhoud, ook aandacht voor de<br />

taal waarmee de vakinhoud wordt overgebracht en verwerkt: van taalgericht vakonderwijs<br />

worden alle leerlingen beter.<br />

Bij taalgericht vakonderwijs luisteren leerlingen niet alleen, ze krijgen ook uiteenlopende<br />

tekstsoorten aangeboden: opdrachten, gebruiksaanwijzingen, teksten uit boeken, maar ook uit<br />

tijdschriften , van internetsites, mondeling of schriftelijk, geïllustreerd, audiovisueel, …<br />

Bovendien voeren de leerlingen taken uit die hen helpen om verbanden te leggen tussen<br />

woorden en begrippen. Ze lezen en luisteren niet alleen, maar ze doen ook zoveel mogelijk. Ze<br />

komen zelf uitgebreid aan het woord.<br />

Punten 9.1 en 9.2 werden in alle leerplannen opgenomen om de leerkrachten van alle vakken te<br />

wijzen op het belang van hun bijdrage aan het taalbeleid van de school.<br />

9.1 Lessen en lesmateriaal taalgericht maken<br />

In het algemeen kan men stellen dat een didactiek die de leerlingen activeert, aanzet tot<br />

taalproductie: gebruik werkvormen die de leerlingen aanzetten tot onderlinge interactie. Allerlei<br />

vormen van groepswerk kan je terugvinden in de kolom didactische wenken bij het leerplan.<br />

Werk samen met de leerkracht Nederlands i.v.m. de aangeleerde lees- en luisterstrategieën: als<br />

leerlingen herkennen dat de aanpak in Nederlands ook vereist wordt bij opdrachten in de andere<br />

vakken, zullen deze leerstrategieën voor hen beter renderen.<br />

9.2 Enkele tips<br />

- Leg moeilijke woorden en vaktermen uit: geef heldere definities, gebruik non-verbale<br />

middelen, geef synoniemen of tegengestelden (of laat ze) geven, laat de betekenis van<br />

woorden raden (uit de context afleiden), laat informatie in een schema zetten, herhaal<br />

samen schooltaal (woorden zoals ‘veronderstel’, …).<br />

- Naast vaktaal moet je er ook op letten welke schooltaal de leerlingen moeten verwerven<br />

en oefenen: beschrijven, identificeren, classificeren, ordenen, definiëren, oorzaak en<br />

gevolg bepalen, een proces volgen en uitvoeren.<br />

Bijvoorbeeld om een rangorde te bepalen moeten de leerlingen in begrippen ‘groter, meer<br />

omvattend …’ kunnen denken en spreken. Voor het bepalen van oorzaak en gevolg moet<br />

een leerling ‘als …dan’-redeneringen kunnen uitvoeren.<br />

- Bedenk een activiteit die uit een schema is af te leiden (tekstdelen bij het schema brengen,<br />

sleutelwoorden aanbrengen, schema verwoorden).<br />

- Bedenk een activiteit waardoor leerlingen schema’s leren onthouden en reproduceren.<br />

Laat leerlingen hierbij samenwerken en maak de opdracht toepasbaar in andere reële<br />

contexten.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

78


- Laat leerlingen elkaar beoordelen, laat ze na de toets bespreken wat ze geleerd hebben, hoe<br />

ze dit aanpakten en hoe ze hun aanpak kunnen bijsturen.<br />

- Bij groepswerk moeten de leerlingen elk afzonderlijk een bijdrage leveren. Bij zo’n opdracht<br />

moeten ze gestimuleerd worden om de taal actief te gebruiken. Dit kan door elk groepslid een<br />

rol te geven met een eigen opdracht: gespreksleider, tijdbewaker, verslaggever,<br />

procesbewaker, materiaalmeester, … tijdens het groepswerk, bij de besluitvorming en bij de<br />

presentatie van de opdracht.<br />

- Leer de leerlingen de leerstof in eigen woorden om te zetten.<br />

- Geef bij aanvang van de les de structuur van de les op het bord weer, laat dit lesoverzicht de<br />

hele les laten staan.<br />

- Bekijk de structuur van het handboek (of de cursus) met de leerlingen bij aanvang van het<br />

schooljaar; duid aan hoe deze structuur hen kan helpen bij het leren.<br />

- Bekijk de ‘buitenkant’ van teksten (lay-out, illustraties, …), laat de betekenis ervan<br />

verwoorden.<br />

- Laat de leerlingen actief met de schriftelijke leerstof bezig zijn: laat samenvatten, in een<br />

schema zetten.<br />

- Maak leerlingen duidelijk wat er bij een vraag (bv. op een toets) van hen verwacht wordt:<br />

beschrijven, ordenen, verbanden leggen, oordeel weergeven, …<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

79


10 Evaluatie<br />

Een belangrijk maar moeilijk element in het onderwijsproces is het evalueren. Wat evalueren<br />

we? Hoe evalueren we? Weten de leerlingen dat?<br />

Evalueren heeft zowel een productgericht als een procesmatig karakter. Niet alleen het resultaat<br />

dat door de leerling wordt bereikt, maar ook de weg daarheen is belangrijk.<br />

Procesevaluatie wil bijdragen tot de evaluatie van het zelfstandig denken en handelen van<br />

leerlingen. Ze geeft aan leerkrachten de mogelijkheid om het leerproces van de leerlingen<br />

van dichtbij te volgen en indien nodig bij te sturen of te differentiëren. Ze geeft aan ouders<br />

de kans om een reëel beeld te verkrijgen van de schoolse vorderingen van hun kinderen en<br />

hen eventueel te ondersteunen in hun leerproces.<br />

Evaluatie bepaalt in grote mate hoe de leerlingen naar het vak zullen kijken: toetsing stuurt<br />

a.h.w. het ‘leren leren’. Het is dus uitermate belangrijk dat leerlingen steeds de bedoeling van de<br />

les weten, er zelf een duidelijke structuur in zien en dat ze vooral weten wat en hoe er getoetst<br />

zal worden.<br />

10.1 Het goed functioneren van evaluatie wordt gekenmerkt door volgende<br />

eigenschappen<br />

Planmatigheid:<br />

de leerlingen en hun ouders weten op welk moment er wordt geëvalueerd;<br />

dit betekent niet dat elk evaluatiemoment moet worden aangekondigd: men kan onverwachts<br />

bepaalde zaken toetsen, mits iedereen weet dat zoiets tot de mogelijkheden behoort.<br />

Voorspelbaarheid:<br />

(het zgn. “Test as you teach”-principe): de leerlingen hebben een zicht op de manier waarop<br />

wordt geëvalueerd en dit zowel voor dagelijks werk als voor de proefwerken. De opdrachten<br />

komen overeen met de doelstellingen en de onderwijsmethodiek. Verrassingen zijn slechts<br />

zinvol, indien ze als stimulans overkomen.<br />

Efficiëntie:<br />

evalueren is een noodzakelijk deel van het didactisch proces, maar geen doel op zich.<br />

Evaluatie moet gezien worden als een middel om de leerlingen beter te begeleiden bij hun<br />

studies en geeft de mogelijkheid tot een meer geïndividualiseerde begeleiding. Het<br />

evaluatiebeleid van de school richt zich op de responsabilisering van de leerlingen.<br />

Snelle verwerking:<br />

om te kunnen remediëren hebben leraar en leerlingen binnen de kortste tijd de resultaten in<br />

handen.<br />

Validiteit:<br />

evaluatie levert zo objectief en volledig mogelijke gegevens over de vorderingen van elke<br />

leerling. De diversiteit van het aangeleerde komt aan bod: de verschillende onderdelen van elk<br />

vak worden geëvalueerd.<br />

Relevantie:<br />

enkel persoonlijk werk wordt beoordeeld;<br />

het belang van de quotering van taken dient afgewogen te worden t.a.v. de totale evaluatie;<br />

groepswerk dient regelmatig te worden opgevolgd door de leraar om te controleren of ieder lid<br />

van de groep een bijdrage levert.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

80


Diversificatie:<br />

niet enkel het cognitieve wordt geëvalueerd, ook vaardigheden en vakattitudes komen in<br />

aanmerking. Dit moet niet noodzakelijk via een cijfer, het kan ook in woorden vermeld worden;<br />

belangrijk is het feit dat er degelijke afspraken gelden.<br />

Voor het rapportcijfer wordt gesteund op verscheidene resultaten van evaluatie. Een<br />

rapportcijfer is niet uitsluitend het rekenkundig gemiddelde van prestatiecijfers.<br />

Evaluatie moet procesmatig<br />

opgevat worden: er is een systematische progressie in de opbouw van kennis, inzicht,<br />

vaardigheden en vakattitudes.<br />

Objectiviteit:<br />

als evaluatie planmatig, voorspelbaar, efficiënt, valide, relevant en gediversifieerd is, kan men<br />

stellen dat de leerkrachten en de school de objectiviteit bij het evalueren maximaal benaderen<br />

en dat ze streven naar een optimale professionaliteit.<br />

10.2 De invloed van permanente evaluatie (of procesevaluatie) op het leren van de<br />

leerlingen<br />

Een rendabel leerproces hangt af van de gerichtheid op het einddoel en de concrete<br />

evaluatieopdrachten die daaraan verbonden zijn, m.a.w. het einddoel gebruiken om het<br />

didactisch proces tot een goed einde te brengen.<br />

Een doordachte evaluatie van het proces:<br />

- is een weergave van de mate waarin doelstellingen bereikt zijn;<br />

- toont aan iedere betrokken leerkracht hoe elke leerling evolueert;<br />

- schept ruimte voor bijsturing, remediëring en differentiatie;<br />

- betrekt de leerlingen bij de evaluatie van het eigen leerproces;<br />

- motiveert leerlingen voor de bijsturing van het eigen leerproces;<br />

- evalueert niet enkel de opgedane kennis maar ook het proces dat nodig was om<br />

inzichten, vaardigheden en attitudes te bereiken.<br />

10.3 Een doordachte evaluatie is gebaseerd op het samenspel van verschillende<br />

factoren<br />

Beoordelen vanuit doelstellingen<br />

Wanneer men beoordeelt vanuit doelstellingen, is de beoordelingsvraag niet: ‘Welk cijfer of welk<br />

percentage behaalt de leerling op de toets?’ maar wel: ‘Wat kent of kan de leerling? Beheerst de<br />

leerling op voldoende wijze de leerdoelen?’<br />

Hierbij wordt nagegaan in welke mate de leerling de vooropgestelde leerdoelen heeft bereikt.<br />

Dit is maar mogelijk als de leerdoelen vooraf duidelijk, concreet en specifiek omschreven zijn.<br />

Het geeft de leerkracht ook de mogelijkheid om voor zichzelf na te gaan in welke mate hij/zij de<br />

leerdoelen heeft helpen bereiken. Hij/zij kan zo informatie bekomen over de kwaliteit van het<br />

didactisch proces in de klas.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

81


Vorderingsgerichte evaluatie<br />

Een vorderingsgerichte evaluatie onderzoekt in welke mate de leerling vorderingen heeft<br />

gemaakt t.o.v. zijn prestaties op een vroeger tijdstip.<br />

De leerling krijgt een beeld van de eigen progressie.<br />

De leerkracht krijgt informatie over de vorderingen van de leerlingen en aanwijzingen waar er<br />

eventueel moet bijgestuurd of geremedieerd worden.<br />

Een goed uitgebalanceerd vorderingsplan is een bruikbaar instrument op de begeleidende<br />

klassenraad en is een duidelijke weergave van het kennen en kunnen van leerlingen.<br />

10.4 Permanent evalueren betekent:<br />

Evalueren van vaardigheden en attitudes<br />

Vaardigheden kan men beschouwen als welbepaalde methodes, strategieën, werkwijzen,<br />

procédés die men gebruikt om probleemstellingen (taken of opdrachten) op te lossen.<br />

- Algemene vaardigheden zoals experimenteren, observeren, beoordelen, controleren,<br />

plannen,… zijn vaardigheden die ook in andere vakken voorkomen en dus<br />

vakoverschrijdend zijn.<br />

- Vakvaardigheden zoals basisprincipes uitvoeren, planning uitvoeren, technieken<br />

toepassen,…zijn vaardigheden die meer specifiek zijn voor het vak en dus meer<br />

vakgebonden.<br />

Attitudes zijn algemene sociale houdingen, het kunnen ook beroepshoudingen of houdingen<br />

eigen aan een vak zijn. Het evalueren van attitudes is gevoelige materie. Nochtans moet het<br />

voor de leerlingen duidelijk zijn dat zij op vakgebonden attitudes kunnen/zullen geëvalueerd<br />

worden. Deze attitudes staan in leerplan vermeld en kunnen te maken hebben met bv.<br />

stiptheid, zorg, luisterbereidheid, inzet, kunnen samenwerken, tegen een deadline kunnen<br />

werken.<br />

Ook hier geldt het principe van de voorspelbaarheid voor de leerlingen. Zij moeten vooraf weten<br />

welke vaardigheden en attitudes voor evaluatie in aanmerking zullen komen.<br />

Permanent evalueren betekent ook:<br />

- observeren;<br />

- feedback geven;<br />

- een goede relatie tussen de leerkracht en de leerling bewerken;<br />

- differentiëren;<br />

- remediëren;<br />

- doelgerichte vragen stellen;<br />

- meten, beoordelen, beslissen;<br />

- rapporteren;<br />

- teamoverleg;<br />

- efficiënt klassenraad houden.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

82


10.5 Permanent evalueren kan verwerkt worden in een document dat tegelijkertijd<br />

bruikbaar is:<br />

- voor de begeleidende klassenraad;<br />

- voor de delibererende klassenraad;<br />

- als bewijs van permanente evaluatie wanneer geen proefwerken worden ingericht;<br />

- om de beginsituatie van de leerling te bepalen;<br />

- om de leerlingen te betrekken in hun eigen evaluatie (zelfevaluatie);<br />

- om preventief te werken met leerlingen;<br />

- om remediërend te werken met leerlingen;<br />

- voor de rapportering naar de ouders;<br />

- om de evolutie en resultaten weer te geven van de leerlingbegeleiding;<br />

- als puntenboek.<br />

10.6 Evaluatie in het vak Engels<br />

Aangezien dit leerplan in de eerste plaats de communicatieve vaardigheden nastreeft, zal de<br />

leerkracht ook die vaardigheden toetsen en niet alleen de zuiver linguïstische kennis.<br />

Het toetsen van receptieve vaardigheden<br />

Zowel bij het toetsen van luistervaardigheden als van leesvaardigheid is het raadzaam een<br />

tijdslimiet op te leggen, om te vermijden dat leerlingen stil blijven staan bij onbekende<br />

elementen.<br />

Luistervaardigheid<br />

De evaluatie van de luistervaardigheid is slechts het eindpunt van het luistervaarigheidsonderwijs.<br />

Het is veel belangrijker de leerlingen “te leren” luisteren, d.w.z. de leerlingen te<br />

leren hoe ze het luisterdoel kunnen bereiken d.m.v. allerlei leerstrategieën en communicatiestrategieën.<br />

Het materiaal voor een luistertaak is:<br />

- liefst authentiek of semi-authentiek (cassette/cd);<br />

- van beperkte duur;<br />

- mogelijk ondersteund door beeldmateriaal (bv. videocassettes bij methodes);<br />

- liefst i.v.m. een behandeld thema.<br />

De opdracht wordt voor het luisteren gegeven zodat de leerlingen gericht kunnen luisteren.<br />

De opdracht doet zo weinig mogelijk een beroep op de schrijfvaardigheid.<br />

Ten eerste omdat dit mogelijkheden geeft bij de evaluatie: wat is luistervaardigheid? Wat is<br />

schrijfvaardigheid?<br />

Ten tweede omdat de leerling de inhoud misschien wel begrijpt, maar hem daarom nog niet<br />

kan opschrijven.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

83


Mogelijkheden voor inhoudsvragen:<br />

- “true-false”-vragen;<br />

- foutieve informatie verbeteren ;<br />

- meerkeuzevragen;<br />

- een schema, plan, tabel aanvullen;<br />

- gegevens en afbeeldingen koppelen;<br />

- vragen en antwoorden koppelen;<br />

- tekeningen in de juiste volgorde leggen;<br />

- “gap-filling”.<br />

Een luistertaak hoeft geen geïsoleerde opdracht te zijn. Soms kan ze een vervolg vinden in<br />

een andere activiteit die een andere vaardigheid inoefent. De leerkracht kan dan naar keuze<br />

één of meer vaardigheden evalueren.<br />

Bv. een boodschap op een antwoordapparaat beluisteren.<br />

Aansluitend: spreekvaardigheid: een boodschap als antwoord inspreken.<br />

Bv. een reclamespot voor een concert van groep X beluisteren.<br />

Aansluitend: spreekvaardigheid: opbellen om kaarten voor het concert te bestellen.<br />

Bv. het weerbericht van gisteren beluisteren.<br />

Aansluitend: schrijfvaardigheid: het weerbericht voor vandaag schrijven.<br />

Leesvaardigheid (begrijpend lezen)<br />

De evaluatie van de leesvaardigheid is slechts het eindpunt van het leesvaardigheidsonderwijs.<br />

Het is veel belangrijker de leerlingen “te leren” lezen, d.w.z. de leerlingen te leren<br />

hoe ze het leesdoel kunnen bereiken d.m.v. allerlei leerstrategieën en communicatiestrategieën.<br />

Het materiaal voor een leestaak is:<br />

- liefst authentiek of semi-authentiek (originele lay-out);<br />

- van beperkte lengte;<br />

- mogelijk ondersteund door beeldmateriaal (bv. strips, afbeeldingen, schema’s);<br />

- liefst i.v.m. een behandeld thema.<br />

De opdracht wordt voor het lezen gegeven zodat de leerlingen gericht kunnen lezen.<br />

De opdracht doet zo weinig mogelijk een beroep op de schrijfvaardigheid.<br />

Ten eerste omdat dit moeilijkheden geeft bij de evaluatie: wat is leesvaardigheid? Wat is<br />

schrijfvaardigheid?<br />

Ten tweede omdat de leerling de inhoud misschien wel begrijpt, maar hem daarom nog niet<br />

kan opschrijven.<br />

Tracht bij het opstellen van de evaluatie niet alleen vragen over de inhoud van de tekst te<br />

voorzien, maar ook over de gebruikte leer- en leesstrategieën en over de tekstkenmerken.<br />

Mogelijkheden voor inhoudsvragen:<br />

- “true-false”-vragen;<br />

- foutieve informatie verbeteren ;<br />

- meerkeuzevragen;<br />

- een schema, plan, tabel aanvullen;<br />

- gegevens en afbeeldingen koppelen;<br />

- vragen en antwoorden koppelen;<br />

- tekeningen in de juiste volgorde leggen;<br />

- “gap-filling”.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

84


Mogelijkheden voor leer- en leesstrategieën:<br />

Bv. betekenis uit de context afleiden:<br />

bij een onbekend woord: wat denk je dat het betekent?<br />

Waaruit leid je dit af? (basiswoord, andere taal, zin ervoor of erna, context, illustratie).<br />

Zie ook instructiekaart (bijlage 14.3).<br />

Een leestaak hoeft geen geïsoleerde opdracht te zijn. Soms kan ze een vervolg vinden in<br />

een andere activiteit die een andere vaardigheid inoefent. De leerkracht kan dan naar keuze<br />

één of meer vaardigheden evalueren.<br />

Bv. een advertentie zien.<br />

Aansluitend: schrijfvaardigheid: schriftelijk reageren.<br />

Bv. een folder lezen.<br />

Aansluitend: telefoneren om inlichtingen te vragen.<br />

Het toetsen van productieve vaardigheden<br />

Bij het evalueren van productieve vaardigheden werkt men met een aantal criteria.<br />

Deze criteria worden vooraf meegedeeld en de puntenverdeling wordt eveneens vooraf<br />

vastgelegd.<br />

De criteria kunnen variëren naargelang de aard en het doel van de taak. Ze moeten niet<br />

steeds allemaal geëvalueerd worden en de verhouding tussen de verschillende criteria kan<br />

wisselen.<br />

Zie ook beoordelingsformulier ‘spreken’ en ‘schrijven’ p. 88 en 89.<br />

Spreekvaardigheid<br />

- Beoordelen van het mondeling productief taalgebruik:<br />

. dramatiseren: bestaande dialogen laten variëren of eigen dialoogjes expressief laten<br />

brengen;<br />

. rollenspel: elke speler krijgt een specifieke rol en moet reageren op de andere;<br />

. laten spreken met een visuele ondersteuning, bv.: een weg uitleggen met een<br />

plan, een dagindeling bespreken, een afbeelding van ....., een verhaal maken bij foto’s.<br />

. korte presentatie: bv. een recept, een weerbericht, een onderwerp uit de eigen<br />

leefwereld.<br />

- Spreekdurf positief evalueren:<br />

wie op een zinvolle en verantwoorde manier van een model afwijkt, zelfstandiger en met<br />

meer eigen inbreng spreekt, om het woordgebruik en de zinsconstructies te variëren en<br />

daardoor een groter risico neemt, verdient een positieve waardering voor de spreekdurf.<br />

- Criteria bij de evaluatie van creatief spreken:<br />

. komt de boodschap duidelijk over?<br />

. beantwoordt het resultaat van de spreektaak aan de gegeven opdracht?<br />

. juist woordgebruik, grammaticale correctheid;<br />

. intonatie, spreekritme, articulatie;<br />

. opbouw en samenhang;<br />

. inhoud en originaliteit;<br />

. non-verbaal gedrag.<br />

(zie ook instructiekaart (bijlage 14.3).<br />

- Een spreektaak hoeft geen geïsoleerde opdracht te zijn. Soms kan ze een vervolg zijn<br />

van een andere activiteit die een andere vaardigheid inoefent. De leerkracht kan dan<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

85


naar keuze één of meer vaardigheden evalueren.<br />

Bv. aansluitend op lees- en luistervaardigheid.<br />

- Vormcorrectheid en uitspraak zijn een deelvaardigheid van spreken. Ze horen vooral<br />

thuis bij de functionele kennis (woordenschat, grammatica) en moeten in de juiste<br />

verhouding bekeken worden t.o.v. de communicatieve spreekvaardigheid. Toch blijven<br />

vormcorrectheid en correcte uitspraak noodzakelijk en mag dit geëvalueerd worden.<br />

Schrijfvaardigheid<br />

- Beoordelen van het geschreven productief taalgebruik:<br />

. een dialoog aanvullen/voltooien;<br />

. een dialoog schrijven aan de hand van sleutelwoorden of aanwijzingen;<br />

. een tekening, foto of andere illustratie beschrijven;<br />

. tekstballonnetjes invullen;<br />

. een advertentie beantwoorden ;<br />

. een formulier invullen;<br />

. een opstel(letje) schrijven;<br />

. een informeel briefje schrijven, bv. naar een penvriend ;<br />

. een formeel briefje schrijven, bv. om documentatie aan te vragen, om iets te<br />

bestellen,...;<br />

. een persoonlijke mening formuleren over een eigen belevenis of over een onderwerp<br />

van meer algemene aard;<br />

. een creatieve schrijfoefening, bv. zichzelf beschrijven met de letters van zijn naam.<br />

- Schrijfdurf positief evalueren:<br />

. wie op een zinvolle en verantwoorde manier van een model afwijkt, zelfstandiger en<br />

met meer eigen inbreng schrijft, om het woordgebruik en de zinsconstructies te<br />

variëren en daardoor een groter risico neemt, verdient een positieve waardering voor<br />

schrijfdurf.<br />

- Criteria bij de evaluatie van creatief schrijven:<br />

. komt de boodschap duidelijk over?<br />

. beantwoordt het resultaat van de schrijftaak aan de gegeven opdracht?<br />

. juist woordgebruik;<br />

. spelling en grammaticale correctheid ;<br />

. opbouw en samenhang, vormgeving;<br />

. inhoud en originaliteit.<br />

Zie ook instructiekaart (bijlage 14.3).<br />

- Een schrijftaak hoeft geen geïsoleerde opdracht te zijn. Soms kan ze een vervolg zijn<br />

van een andere activiteit die een andere vaardigheid inoefent. De leerkracht kan dan<br />

naar keuze één of meer vaardigheden evalueren.<br />

Bv. antwoorden op (open) vragen bij een leestekst in correct Engels formuleren<br />

(aansluitend op leesvaardigheid).<br />

- Spelling is een deelvaardigheid van schrijven. Spelling hoort vooral thuis bij de<br />

functionele kennis (woordenschat, grammatica) en moet in de juiste verhouding bekeken<br />

worden t.o.v. communicatieve schrijfvaardigheid. Toch blijft correcte spelling noodzakelijk<br />

en mag het ook geëvalueerd worden.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

86


Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

87


Assessment card: SPEAKING<br />

1. PLANNING AND PREPARATION<br />

• Did I take into account the aim of the speaking exercise?<br />

• Did I take my audience or my interlocutor into consideration?<br />

2. IMPLEMENTATION<br />

• Was my speaking exercise well-structured? Did it have a beginning, a middle and<br />

an ending?<br />

• Did I execute the exercise well?<br />

Did I use the correct word?<br />

Did I use the correct grammatical forms?<br />

Did I articulate well?<br />

Did I speak too fast or too slowly?<br />

Did I speak too quietly?<br />

Did I speak in a lively and natural way or did I read/recite my preparation?<br />

Did I have eye contact with my interlocutor or my audience?<br />

3. REFLECTION<br />

• Did my interlocutor or audience understand me well/sufficiently?<br />

• Did I take into account the criteria the teacher gave us beforehand?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

88


Assessment card: WRITING<br />

1. PLANNING AND PREPARATION<br />

• Did I take into account the aim of the assignment?<br />

• Did I take into account the audience I wrote it for?<br />

• Did I make a clear distinction between important and less important information?<br />

2. IMPLEMENTATION<br />

• Was my assignment well-structured? Did it have a beginning, a middle and an<br />

ending?<br />

• Did I make use of paragraphs to give a clear indication of the structure?<br />

• Did I execute the assignment well?<br />

Did I use the correct word?<br />

Did I vary my choice of words?<br />

Did I vary my sentence structure?<br />

Did I use the correct grammatical forms?<br />

Did I use the correct punctuations marks?<br />

Was my lay-out attractive?<br />

3. Reflection<br />

• Was the text clear and easy to understand?<br />

• Did the main idea come across clearly?<br />

• Did I take into account the criteria the teacher gave us beforehand?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

89


10.7 Beschrijving van verschillende soorten toetsen<br />

Formatieve toetsen<br />

Als tussentijdse informatie over het verloop van het leerproces. Ook diagnostische toetsen<br />

genoemd.<br />

Summatieve toetsen<br />

Toetsen aan het eind van een studieonderdeel of eindtoetsen. Hieronder vallen o.a.<br />

criteriumtoetsen of normtoetsen. Kenmerkend voor criteriumtoetsen zijn de vooraf duidelijk<br />

geformuleerde prestatiecriteria. Een normtoets is een ‘relatieve’ toets: de criteria waaraan de<br />

leerlingen moeten voldoen, worden achteraf bepaald, nadat de toetsresultaten van alle<br />

leerlingen bekend zijn.<br />

Gesloten schriftelijke toetsen<br />

Onder een gesloten schriftelijke toets verstaan we een opgave waarbij de leerling uit een<br />

beperkt aantal mogelijke antwoorden het goede of relatief beste antwoord kan kiezen. De<br />

betrouwbaarheid van gesloten toetsen stijgt wanneer het aantal vragen toeneemt.<br />

Leerlingen moeten goed kunnen lezen.<br />

Open schriftelijke toetsen<br />

Open schriftelijke toetsen vragen van de leerling zelf het antwoord te formuleren.<br />

Leerlingen moeten goed kunnen schrijven.<br />

Meerkeuzetoetsen<br />

Een meerkeuzevraag bestaat uit een ‘stam’ en twee of meer ‘alternatieven’, waarbij er één of<br />

meer goede antwoorden mogelijk zijn.<br />

Fout-juist-toetsen<br />

Bij fout-juist- vragen geeft de leerling antwoord op een gestelde vraag door te kiezen uit de<br />

antwoordmogelijkheden ‘ja’ of ‘nee’.<br />

Deze vraagvorm kan alleen in zeer grote aantallen worden gebruikt.<br />

Bij de beoordeling is het over het algemeen zo, dat goede antwoorden punten opleveren,<br />

vraagtekens niets en foute antwoorden negatieve punten.<br />

Matching-toetsen<br />

Dit type keuzetoets is bruikbaar in die gevallen waarbij zaken in ‘paren’ komen, en waarbij van<br />

de leerling het nodige onderscheidingsvermogen met betrekking tot juiste en onjuiste<br />

combinaties mag worden verwacht.<br />

Invul- en aanvultoetsen<br />

Bij invul- en aanvultoetsen valt meestal niet veel meer te raden. Bijvoorbeeld: “In ...<br />

(jaartal) vond de Vrede van Münster plaats”.<br />

Vraag je naar argumentaties, dan worden de vragen algauw meerduidig of onbegrijpelijk.<br />

De open plaatsen bij deze vragen worden door puntjes aangegeven. Gebruik bij iedere vorm<br />

evenveel punten om geen onbedoelde aanwijzingen te geven.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

90


Rangschikkingstoetsen<br />

De leerlingen moeten een rangschikking op grond van een bepaald criterium,<br />

bijvoorbeeld de chronologische volgorde. Bijvoorbeeld: “De volgende gebeurtenissen uit de<br />

Nieuwste tijd staan in een verkeerde tijdsvolgorde. Geef de juiste volgorde met een cijfer<br />

(1-5) aan”.<br />

Eéndimensionale sorteertoetsen<br />

De leerlingen moeten de juiste combinaties uit twee rijen bij elkaar plaatsen.<br />

Tweedimensionale sorteertoetsen<br />

De leerlingen krijgen een matrix aangeboden waarbij ze op een derde kenmerk moeten sorteren.<br />

Bijvoorbeeld een matrix met een tijdsas en een as waarop de verschillende maatschappelijke<br />

verhoudingen voorkomen. De leerling moet bijvoorbeeld gegeven voorbeelden uit verschillende<br />

samenlevingen in de juiste cel op de matrix kunnen plaatsen.<br />

Hier kan nadien een antwoordsleutel worden gebruikt.<br />

Toetsen met verklarende vragen<br />

Waarom?<br />

Herken je ...?<br />

Leg ... uit?<br />

Hoe gaat ...?<br />

Toetsen met vergelijkingsvragen<br />

Welke relatie kun je ontdekken met de visie van X?<br />

Hoe zie je ... (nieuw voorbeeld) in het licht van de theorie van Y?<br />

Standpuntuitlokkende toetsen<br />

Ben je het daarmee eens?<br />

Kan je de interpretatie van de andere nuanceren en hoe dan wel?<br />

Kan je je inleven in het gedrag van de ander? Hoe zie je dat?<br />

Kort-antwoordtoetsen<br />

De antwoorden bij deze toetsvragen zijn kort. Men kan deze vragen in formuliervorm<br />

presenteren. Kort-antwoordvragen hebben het voordeel boven essayvragen dat een lang<br />

antwoord waarin vast en zeker wel iets goeds schuilt onmogelijk is. Bijvoorbeeld: “Geef drie<br />

redenen waarom Spanjaarden in de 16 de eeuw naar Amerika trokken (Maximaal tien woorden<br />

per reden)”.<br />

Toetsen door middel van een pijlendiagram<br />

Leerlingen kunnen begrippen invullen in een vooraf getekend pijlendiagram of kunnen<br />

gevraagd worden om pijlen te trekken tussen bepaalde begrippen. Hier wordt getoetst of de<br />

leerlingen bepaalde relaties correct kunnen leggen.<br />

Toetsen door middel van schema’s<br />

De leerlingen moeten een opgelegde tekst schematiseren. Met deze toetsopdracht kan<br />

gekeken worden of de leerlingen een schema of een boomstructuur van een tekst kunnen<br />

maken. Hierbij kan worden nagegaan of ze hoofd- en bijzaken kunnen onderkennen, of ze<br />

relaties kunnen leggen, en of ze doorzicht hebben in bijvoorbeeld processen en structuren.<br />

Toetsen met niet-begrenzende essay- of opstelvragen<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

91


Het aantal essayvragen uit in één toets kan worden gesteld is heel beperkt. Essayvragen<br />

nodigen meestal uit tot uitvoerige antwoorden. Ook als men vraagt naar een beknopt<br />

antwoord blijft dit vaag: wat is beknopt?<br />

Essayvragen belonen leerlingen die stilistische vaardigheden beheersen.<br />

Voor irrelevante toevoegingen kan men punten aftrekken.<br />

Toetsen met begrenzende essay- of opstelvragen<br />

In de essayvraag wordt duidelijk gemaakt wat van de leerling wordt verwacht.<br />

Niet ‘bespreek ...’, maar geef een puntsgewijze argumentatie (vijf argumenten), geef vier<br />

voor- en vier nadelen, geef drie praktische toepassingen.<br />

Geef als het kan ook aan uit hoeveel regels, woorden of zinnen elk antwoord maximaal mag<br />

bestaan.<br />

Toetsen door middel van voorbeelden<br />

Leerlingen krijgen bepaalde begrippen waarbij ze telkens een toepasbaar voorbeeld moeten<br />

formuleren. Het gaat hier om het toetsen van inzicht en het kunnen toepassen van bepaalde<br />

begrippen.<br />

Toetsen door middel van probleemverkenning<br />

Leerlingen bevragen een tekst of een beeld. Bedoeling is dat ze vragen formuleren m.b.t. de<br />

tekst. Vooraf formuleert de beoordelaar in een modelantwoord het soort vragen dat aan de<br />

tekst moet worden gesteld. Op die manier kan men bijvoorbeeld zien of de leerlingen een<br />

tekst kunnen analyseren.<br />

Toetsen door middel van (probleem)stellingen<br />

Leerlingen zoeken een titel voor een tekst onder de vorm van een stelling (spanning) of een<br />

probleemstelling.<br />

Toetsen door middel van een verslag<br />

Bijvoorbeeld een verslag maken van een bekeken programma, of van een video, of film, of<br />

van een afgenomen interview.<br />

Hier kan men richting geven door duidelijke instructies te formuleren.<br />

Schriftelijke werkstukken<br />

De bedoeling van een werkstuk is dat de leerling met de productie ervan een zekere mate<br />

van zelfstandigheid aan de dag legt. Werkstukken zijn toetsen waarbij het maken nog veel<br />

geleerd wordt. In dat opzicht onverscheiden ze zich van veel andere toetsvormen.<br />

Beoordeling van deze toetsvorm is niet eenvoudig, best werkt men met een meerhoofdige<br />

beoordeling.<br />

Niet-schriftelijke werkstukken<br />

Gezien het zware accent dat schrijven en spreken op school al krijgen valt er ook bij toetsing<br />

heel wat te zeggen voor ‘doe-werkstukken’. Het kan bijvoorbeeld gaan om een collage van<br />

krantenknipsels of een uitbeelding van een samenleving of een fotosessie.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

92


Portfolio<br />

Een portfolio is een verzamelmap die zichtbare informatie geeft over de persoonlijke<br />

prestaties en ervaringen van de leerlingen. Er zijn exemplarische portfolio’s die alleen<br />

voorbeelden van representatief werk inhouden, er zijn productportfolio’s die alleen producten<br />

van het leerproces inhouden, en er zijn procesportfolio die zowel voorbeelden van<br />

representatief werk als een procesverslag (reflectieverslag geschreven door de leerling)<br />

inhouden.<br />

Deze vorm van toetsing vraagt dat ook veel individuele begeleiding door de leraar kan<br />

worden gegeven, bijvoorbeeld bij het opstellen van de rubrieken in de portfolio. Die<br />

rubrieken moeten aangepast zijn aan het individuele leerlingenprofiel.<br />

Mondelinge toetsen<br />

Mondelinge overhoringen bestaan vaak uit allerlei soorten vragen die door de leraar door<br />

elkaar worden gesteld (inzicht, evaluatie, verbanden, ...). Alleen als een mondelinge<br />

overhoring heel secuur is voorbereid kan een goede representativiteit worden verkregen.<br />

Men moet zich als beoordelaar wel aan te vragen houden en zich niet laten verleiden om op<br />

afleidingsstrategieën van leerlingen in te gaan. De mondelinge toets is onmisbaar daar waar<br />

men de spreekvaardigheid wil toetsen.<br />

Presentatie of spreekbeurt<br />

Een mondelinge voorstelling van een werkstuk. Belangrijk is aan te geven wat in de<br />

presentatie wordt verwacht, hoeveel tijd ter beschikking staat, en op welke criteria wordt<br />

beoordeeld (zowel inhoudelijk als communicatief).<br />

Handelingstoetsen<br />

Men gaat een bepaalde handeling beschrijven. Bijvoorbeeld: “Op welke manier kan ik de<br />

informatiebronnen voor mijn werkstuk vinden? Hoe kan ik tewerk gaan? Er kan ook worden<br />

geëvalueerd hoe de leerling bijvoorbeeld in de bibliotheek is tewerk gegaan.<br />

Checklist of vragenlijst<br />

Aan de hand van een vragenlijst kan men nagaan welke houding een leerling aanneemt<br />

t.o.v. bijvoorbeeld vreemdelingen. Het opstellen van deze vragen moet echter zeer<br />

zorgvuldig gebeuren. Men kan hiervoor best bestaande gevalideerde exemplaren gebruiken.<br />

Groepstoetsen<br />

Groepstoetsen moeten zo worden georganiseerd dat iedere groepsdeelnemer er een<br />

controleerbaar werkzaam aandeel in levert. Vaak zijn dat vaardigheden waarin attitudes een<br />

belangrijke rol spelen en die bij groepswerk worden getoetst. Neem bijvoorbeeld de<br />

vaardigheid ‘samenwerken’.<br />

Toetsen door middel van discussie<br />

Leerlingen discussiëren in een kleine groep, bijvoorbeeld door middel van een luciferspel,<br />

over een bepaalde stelling. De leraar observeert de leerlingen m.b.t. vooraf vastgelegde<br />

criteria (plotten van gedrag), en geeft daarop punten.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

93


Toetsen door observaties<br />

Observeren van gedragingen op een systematische manier met vooraf bepaalde<br />

observatietopics kan leiden tot het evalueren van bepaalde attitudes. Het gaat in dit geval<br />

dan wel om het bepalen van ‘de mate van’ of het ‘beheersingsniveau’ van die bepaalde<br />

vaardigheid door die bepaalde leerling. Deze observaties kunnen eveneens in cijfers worden<br />

uitgedrukt. Het is belangrijk dat de leerlingen weten welke gedragingen geobserveerd<br />

worden als men nadien de observaties in een cijfer wil omzetten.<br />

10.8 Voorbeeld van gemengde evaluatie bij groepswerk<br />

Productevaluatie<br />

Een groep van 3 leerlingen krijgt van de leraar voor hun taak die ze in groep hebben<br />

uitgevoerd 60%.<br />

Procesevaluatie (voor het groepswerk)<br />

Leerlingen kunnen dan bepalen wie meer of minder heeft meegewerkt aan het resultaat van<br />

het groepswerk.<br />

Leerlingen verdelen 180 eenheden (60% x 3 leerlingen) na discussie over de criteria.<br />

Leerling 1 Leerling 2 Leerling 3<br />

Leerling 1 geeft 80 40 60<br />

Leerling 2 geeft 60 60 60<br />

Leerling 3 geeft 70 50 60<br />

Product- en procesevaluatie<br />

Leerling 1 krijgt {(80 + 60 + 70) / 3 =} 70%<br />

Leerling 2 krijgt {(40 + 60 + 50) / 3 =} 50%<br />

Leerling 3 krijgt {(60 + 60 + 60) / 3 =} 60%<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

94


10.9 Evaluatiecriteria voor groepswerk<br />

Naam ........................................................................................................................................<br />

Klas ........................................................................................................................................<br />

Vak ........................................................................................................................................<br />

Taken<br />

Attitudes<br />

Inzet<br />

1 Doet meer dan gevraagd wordt<br />

(werkt geconcentreerd, probeert elke taak<br />

tot een goed einde te brengen, heeft een<br />

zeer goed werktempo).<br />

2 Doet wat gevraagd wordt<br />

(werkt aan een rustig tempo, neemt bij<br />

problemen een afwachtende houding aan,<br />

als de leraar niet in de buurt is vermindert<br />

zijn initiatief)<br />

3 Moet regelmatig aangepord worden<br />

(is eerder passief, werkt traag, is vlug<br />

afgeleid)<br />

4 Doet zijn deel van de opdracht niet<br />

(is totaal niet geïnteresseerd, heeft een<br />

afkeer van werken, wijst hulp van de hand)<br />

Samenwerking<br />

1 Is zeer behulpzaam en betrouwbaar<br />

(is vriendelijk en beleefd, heeft een zeer<br />

verzorgd taalgebruik, houdt steeds rekening<br />

met anderen)<br />

2 Luistert naar anderen<br />

(aanvaardt kritiek, blijft beleefd bij<br />

opmerkingen, kan ongelijk toegeven)<br />

3 Luistert niet naar anderen<br />

(aanvaardt geen kritiek, verliest gemakkelijk<br />

zijn zelfbeheersing, is niet altijd eerlijk)<br />

4 Is vaak agressief en onhandelbaar<br />

(heeft gebrek aan zelfbeheersing en<br />

gedraagt zich onbeschoft, vernielt materiaal<br />

en stoort andere leerlingen)<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

95


11 Leermiddelen<br />

11.1 Minimale materiële vereisten<br />

- Woordenboeken, vertalend en eenvoudig verklarend, (school)grammatica’s die in de klas<br />

kunnen gebruikt worden.<br />

- Een aanbod van boekjes, tijdschriften, teksten, aangepast aan de leeftijd en het niveau van<br />

de leerlingen om hen tot extra lezen aan te zetten.<br />

- Audiovisuele infrastructuur zoals cassettespeler, cd-speler en video.<br />

- Internetaansluiting (aanwezig in de school).<br />

11.2 Nuttige didactische hulpmiddelen<br />

- Overheadprojector.<br />

- Diaprojector en dia’s.<br />

- PC en educatieve software.<br />

- cd-rom’s.<br />

11.3 Lokaal<br />

- Vaklokaal of groep van taallokalen die dicht bij elkaar liggen.<br />

- Eventueel rollend materieel: computer, video die van de ene naar de andere klas verplaatst<br />

kan worden.<br />

- Aankleden van lokaal: authentieke documenten, geografisch (o.a. wandkaart), historisch,<br />

cultureel, publicitair, gastronomisch, politiek.<br />

- Meubilair: om de klasopstelling te kunnen aanpassen aan de werkvormen (groepswerk,<br />

individueel, per 2) zijn individuele tafeltjes erg interessant. Ze kunnen gemakkelijk verplaatst<br />

worden naargelang van de opdracht.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

96


12 Bibliografie<br />

12.1 Algemeen<br />

STANDAERT, R., TROCH, F.,<br />

Leren en onderwijzen, inleiding tot de algemene didactiek<br />

Acco, Leuven, 1999<br />

ISBN 90 334 4122 5<br />

STANDAERT, R., TROCH, F.,<br />

Leren en onderwijzen, beheersingsboek<br />

Acco, Leuven, 1998<br />

ISBN 90 334 4121 7<br />

12.2 Psychologisch profiel<br />

BALK, D.,<br />

Adolescent Development<br />

Brooks/Cole Publishing Company, Pacific Grove<br />

BRAL, L.,<br />

Hoe besteden jonge Vlamingen hun vrije tijd?<br />

In M. Elchardus (red.), Jongeren en cultuur in beweging (p.69-87)<br />

Davidsfonds, Leuven, 1997<br />

CROCKETT, L., CROUTER, A.,<br />

Pathways through Adolescence<br />

Lawrence Erlbaum Associates, New Jersey, 1995<br />

DE WIT, J., VAN DER VEER, G., SLOT, N.W.<br />

Psychologie van de adolescentie<br />

Intro, Baarn, 1995<br />

ISBN 90 266 1784 4<br />

DIELEMAN, A.J., VAN DER LINDEN, F.J., PERREIJN, A.C.<br />

Jeugd in meervoud : theorieën, modellen en onderzoek van leefwerelden van jongeren<br />

De Tijdstroom, Utrecht, 1993<br />

ISBN 90-352-1489-7<br />

PONJAERT-KRISTOFFERSEN, I.<br />

Jongeren en relaties<br />

OVSG, Brussel, 1990<br />

12.3 Algemene didactische wenken<br />

GEERLIGS, T., VAN DER VEEN, T.,<br />

Lesgeven en zelfstandig leren<br />

Van Gorcum, Assen, 1996<br />

ISBN 90 232 3129 5<br />

Zelfstandig leren (dat zowel individueel als samenwerkend leren omsluit) biedt vele mogelijkheden om tegemoet te<br />

komen aan verschillen tussen leerlingen in leertempo en belangstelling. Dit handboek combineert tekst en opdrachten.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

97


HOOGEVEEN, P., WINKELS, J.,<br />

Het didactisch werkvormenboek<br />

Dekker & van de Vegt, Assen, 1992<br />

90-232-3125-2<br />

Het didactische werkvormenboek bespreekt werkvormen gericht op zelfwerkzaamheid. Er wordt een aantal<br />

werkvormen beschreven, gericht op waarden en waardehantering. De literatuurlijst werd geactualiseerd. Dit boek is in<br />

ons taalgebied zeker hét referentiewerk op dit gebied van de didactiek. Na een eerste deel met achtergrondinformatie<br />

geeft het een encyclopedisch overzicht van ruim 150 werkvormen. Telkens wordt een bepaalde werkvorm<br />

omschreven, wordt het onderwijsleerproces geanalyseerd, worden richtlijnen gegeven wat de gebruiksvoorwaarden<br />

zoals tijdsduur en benodigde hulpmiddelen betreft, en worden sterke en zwakke kanten vermeld. De relatie tussen<br />

didactische werkvormen en de verhoopte leerprocessen zou in het licht van recente stromingen in de onderwijskunde<br />

grondiger kunnen uitgewerkt worden.<br />

Rik Belmans<br />

bron: www.bib.vlaanderen.be<br />

VAN DEN BROECK, H.,<br />

Opvoeden in de klas: wegwijzer voor leerkrachten<br />

Lannoo, Tielt, 1997<br />

ISBN 90 209 2986 0<br />

12.4 Engels<br />

12.4.1 Algemene didactiek Engels<br />

ARNOLD, J., (ed.)<br />

Affect in language learning.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1999.<br />

BRUTON, A.,<br />

A Critique of Things Lexical.<br />

In: Grundy, P. (Ed.) 1997. IATEFL 1997<br />

Brighton Conference Selections, Whitstable,<br />

Kent, UK: IATEFL, 117-118, 1997<br />

BYRAM, M.,<br />

Teaching and assessing intercultural communicative competence.<br />

Clevedon, Multilingual Matters, 1997<br />

DAVIS, P.,<br />

Ways of Doing<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1998<br />

DELLER, S.,<br />

Lessons from the Learner. Student-generated activities for the language classroom.<br />

Longman, 1990<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

98


DOUGHTY, C. & WILLIAMS, J., (eds.),<br />

Focus on form in classroom second language acquisition.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1998<br />

FREEMAN, D.A. & RICHARDS, J.C.,<br />

Teaching Learning in Language Teaching.<br />

Cambridge, Cambridge University Press<br />

JAMES, C., & GARRET, P., (eds.),<br />

Language awareness in the classroom.<br />

London/New York, Longman, 1991<br />

LEWIS, M.,<br />

The Lexical Approach.<br />

Hove, Language Teaching Publications, 1993.<br />

LEWIS, M.,<br />

Implementing the Lexical Approach.<br />

Hove, UK: Language Teaching Publications, 1997<br />

LEWIS, M.,<br />

10 Point Checklist, “Of What We Know about Teaching”<br />

In: BESIG Conference 1999: Proceedings of Annual Conference,<br />

Brighton, 12-14 November 1999, 7-8, 1999<br />

LEWIS, M.,<br />

Teaching Collocation: Further Developments in het Lexical Approach.<br />

Hove, UK: Language Teaching Publications, 2000<br />

LINDSTROMBERG, S. (ed.),<br />

The Standby Book, Activities for the language classroom.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1999<br />

LONG, M.H.,<br />

Task-based Language Learning.<br />

Oxford, Blackwell, 1999<br />

LOWE, Ch.,<br />

Sorry, It Won’t Do.<br />

IATEFL “BESIG” Newsletter 1, 6-10, 1999<br />

NUNAN, D., (ed.),<br />

Collaborative Language Learning and Teaching.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1993<br />

RICHARDS, J.C.,<br />

Second Language Teacher Education<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1990<br />

SKEHAN, P.,<br />

A Cognitive Approach to Language Learning.<br />

Oxford, Oxford University Press, 1998<br />

UNDERWOOD, M.,<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

99


Effective Class Management<br />

Longman<br />

UR, P.,<br />

A Course in Language Teaching.<br />

Cambridge (a basic introduction to teaching languages, for use in pre-service or early<br />

experience settings)<br />

VAN LIER, L.,<br />

Interaction in the Language Curriculum: awareness, autonomy & authenticity.<br />

Longman, 1996<br />

WILLIS, J., and WILLIS, D., (eds.),<br />

Challenge and Change in Language Teaching.<br />

London, Heinemann, 1996<br />

12.4.2 Luistervaardigheid<br />

AITKEN, R.,<br />

Making Sense - The Skill of Listening.<br />

Longman<br />

KEELER, S.,<br />

Listening in action.<br />

Longman, 1996<br />

UR, P.,<br />

Teaching Listening Comprehension.<br />

Cambridge, 1992<br />

12.4.3 Spreekvaardigheid<br />

BOWEN, T., & MARKS, J.,<br />

The Pronunciation Book. Student-centred activities for pronunciation work.<br />

Longman, 1992<br />

HADFIELD, J.,<br />

Elementary Communication Games.<br />

Longman<br />

KLIPPEL, F.,<br />

Keep Talking. Communicative fluency activities for language teaching.<br />

CUP, 1994<br />

MALEY, A., & DUFF, A.,<br />

Drama Techniques in Language Learning.<br />

Cambridge, 1982<br />

MATTHEWS, C.,<br />

Speaking Solutions.<br />

New Jersey, Prentice Hall Regents, 1994<br />

READ, C., & MATTHEWS, A.,<br />

(Tandem Plus) 40 Enjoyable pair work activities.<br />

Longman<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

100


UR, P.,<br />

Discussions that Work. Task-centred fluency practice.<br />

CUP, 1995<br />

UR, P.,<br />

Five minute Activities.<br />

Cambridge ELT.<br />

WALLWORK, A.,<br />

Discussions A-Z. A resource book for speaking activities.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1997<br />

12.4.4 Leesvaardigheid<br />

AEBERSOLD, J.A., and FIELD, M.L.,<br />

From Reader to Reading Teacher.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1997<br />

Easy Readers<br />

Bij Cambrigde, Oxford, Longman, Heinemann.<br />

HESS, N.,<br />

Headstarts. One hundred original pre-text activities.<br />

Longman, 1991<br />

HOLME, R.,<br />

Talking Texts. Innovative recipes for intensive reading.<br />

Longman, 1991<br />

NUTTALL, C.,<br />

Teaching Reading Skills in a Foreign Language. New edition.<br />

Oxford: Heinemann English Language Teaching, 1996<br />

12.4.5 Schrijfvaardigheid<br />

BROOKES, A., and GRUNDY, P.,<br />

Beginning to Write.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1998<br />

HEDGE, T.,<br />

Pen to paper. The Skill of Writing.<br />

Longman<br />

12.4.6 Communicatievaardigheden<br />

BAUDAINS, R. & M.,<br />

Alternatives. Games, exercises and conversations for the language classroom.<br />

Longman, 1990<br />

DAVIS, P. & RINVOLUCRI, M.,<br />

The Confidence Book. Building trust in the language classroom.<br />

Longman, 1990<br />

UR, P., and WRIGHT, A.,<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

101


Five - minute activities.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1995<br />

WRIGHT, A., BETTERIDGE, D., BUCKBY, M.,<br />

Games for language learning.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1991<br />

12.4.7 Literatuur<br />

BASSNETT, S. and GRUNDY, P.,<br />

Language through Literature.<br />

Longman, 1993<br />

CARTER, R., and LONG, M.N.,<br />

Teaching Literature.<br />

Longman, 1991<br />

12.4.8 Grammatica<br />

BIBER, D., et al. (Eds.),<br />

Longman Grammar of Spoken and Written English.<br />

Harlow, UK: Pearson Education Ltd. 987-1036. (Lots of frequency distributions throughout<br />

and interesting stuff on “lexical bundles” in Chapter 13), 1999<br />

BRADFORD, R.,<br />

Should We Lose Grammar?<br />

IATEFL Issues, 159.13, 2001<br />

DE RYCKER, T.,<br />

Gap-Fill Practice: Sentence Grammar, Classroom Discipline and the Lexical Approach.<br />

In: P. Swiggers (Ed.) Thinking English Grammar. To honour Xavier Dekeyser, Professor<br />

Emeritus<br />

Leuven, Uitgeverij Peeters, 359-368, 1999<br />

FRANK & RINVOLUCRI,<br />

Grammar in action.<br />

Nijgh-Versluys<br />

ODLIN, T., (ed.),<br />

Perspectives on Pedagogical Grammar.<br />

Cambridge/New York, Cambridge University Press, 1994<br />

RINVOLUCRI, M.,<br />

Grammar games.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1996<br />

STRANGE, J.,<br />

The Glamour of Grammar.<br />

IATEFL Newsletter, 142:17, 1998<br />

THORNBURY, S.,<br />

Grammar, Power and Bottled Water.<br />

IATEFL Newsletter 140: 19-20, 1998<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

102


THORNBURY, S.,<br />

How to Teach Grammar.<br />

Harlow, Essex, UK: Longman, 1999<br />

UR, P.,<br />

Grammar Practise Activities.<br />

Cambridge (a practical guide for teachers)<br />

WOOLARD, G.,<br />

Grammar with Laughter.<br />

Hove, English Language Teaching, 1999<br />

12.4.9 Woordenschat<br />

HATCH, E., and BROWN, C.,<br />

Vocabulary, semantics and language education.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1995<br />

MCCARTHY, M.,<br />

Vocabulary.<br />

Oxford, Oxford University Press, 1990<br />

MCCARTHY and O’DELL,<br />

English Vocabulary in Use.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1994<br />

SCHMITT, N. and MCCARTHY, M., (eds.),<br />

Vocabulary: Description, Acquisition and Pedagogy.<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1997<br />

12.4.10 ICT<br />

GITSAKI, CH., & TAYLOR, R.,<br />

Internet English, www-based.communication activities<br />

Oxford, University Press, 2000<br />

12.4.11 Cultuur<br />

DUNKLING, L.,<br />

London (cassette and book).<br />

Longman<br />

ESCOTT, J.,<br />

Fact Files.<br />

Longman<br />

MCDOWELL, D.,<br />

An illustrated history of Great Britain.<br />

Longman<br />

MUSMAN, R. & VALLANCE, D.A.,<br />

Britain today.<br />

Longman<br />

NOLASCO, R. & MEDGYES, P.,<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

103


When in Britain (intermediate).<br />

OUP<br />

O’DRISCOLL, J.,<br />

Britain (intermediate to advanced).<br />

OUP, 1999<br />

POPE, M.,<br />

Famous British and American songs (+ cassette).<br />

Longman<br />

RABLEY, S.,<br />

Customs and traditions in Britain.<br />

Longman<br />

ROOM, A.,<br />

An A to Z of British Life. (intermediate to advanced)<br />

OUP<br />

SCHOONBEEK, B. & THEEUWES, B.,<br />

Background to the English speaking world.<br />

Baam, BKE, 1996<br />

SHEERIN, S., SEATH, J. & WHITE, G.,<br />

Spotlight on Britain. (intermediate).<br />

OUP<br />

Verder bij Longman<br />

Introducing Great Britain. video + workbook.<br />

London, video + workbook<br />

12.4.12 Video<br />

STEMPLESKI, S. and TOMALIN, B.,<br />

Video in Action: Recipes for using video in language teaching.<br />

New York/London, Prentice Hall, 1990<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

104


12.5 Evaluatie<br />

12.5.1 Algemeen<br />

DECLERCQ, E.,<br />

De rol van ouders in de studiebegeleiding van hun kind<br />

HLBG – Ouders Methode, Afl. 23, juni 1998 – 183<br />

DE BLOCK A. – HEENE J.,<br />

Attitudes en eindtermen<br />

Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1997<br />

ISBN 90 02 17364 4<br />

DE BLOCK, A.,<br />

Evaluatie van attitudes via observatie van gedragingen<br />

De Sikkel, Antwerpen 1973<br />

ISBN 90 260 4317 1<br />

GOLS, P., AUSUM, P.,<br />

Leerlingen bespreken op de klassenraad. Hoe wordt de leerling er wijzer van?<br />

Handboek voor Leerlingenbegeleiding – Begeleiding en schoolorganisatie,<br />

Afl. 13, november 1994 – 45<br />

MEURISSE, E.,<br />

Toetsvormen, vraagsoorten en beoordelingsschema’s,<br />

Handboek voor Leerlingenbegeleiding,<br />

Afl.25, februari 1999 – 183<br />

TROCH, F.,<br />

Evaluatie: geen model, geen punten - Impuls, Themanummer<br />

Acco, Leuven 1997<br />

12.5.2 Vakgericht<br />

BACHMAN, L.F. and PALMER, A.,<br />

Language Testing in Practice.<br />

Oxford, Oxford University Press, 1996<br />

BARTRAM, M. and WALTON, R.,<br />

Correction: mistake management - a positive approach for language teachers.<br />

Hove, Language Teaching Publications, 1991<br />

BYRAM, M.,<br />

Teaching and assessing intercultural communicative competence.<br />

Clevedon, Multilingual Matters, 1997<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

105


HUGHES, A.,<br />

Testing for Language Teachers<br />

Cambridge, Cambridge University Press, 1993<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

106


13 Bijkomende informatie<br />

13.1 Algemeen<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

Ravensteingalerij 3 bus 7<br />

1000 Brussel<br />

tel.: 02 506 41 50<br />

fax: 02 502 12 64<br />

www.ovsg.be<br />

e-mail: info@ovsg.be<br />

Regionaal Centrum Antwerpen OVSG<br />

Montrealstraat 6<br />

2030 Antwerpen<br />

tel: 03 540 01 00<br />

fax: 03 540 01 01<br />

e-mail: vera@tijd.com<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />

Departement Onderwijs<br />

www.ond.vlaanderen.be<br />

VLOR<br />

Vlaamse Onderwijsraad<br />

Leuvenseplein 4<br />

1000 Brussel<br />

tel.: 02 219 42 99<br />

fax: 02 219 81 18<br />

e-mail: vlaamse.onderwijsraad@vlor.be<br />

www.vlor.be<br />

Vlaamse Openbare bibliotheken<br />

www.bib.vlaanderen.be<br />

De Vlaamse Centrale Catalogus (VLACC) is een project van de Vlaamse Gemeenschap, met als voornaamste<br />

doelstelling de uitbouw van een geautomatiseerde centrale catalogus.<br />

Het is een bestand waarin dagelijks door de Centrale Openbare Bibliotheken van Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent,<br />

Hasselt en Leuven evenals door het Vlaams Bibliografisch Centrum (VLABIN) de titels van nieuwe boeken,<br />

tijdschriften, en artikels worden ingevoerd. Ook informatieve video’s, speelfilms, cd-i’s en cd-rom’s worden<br />

opgenomen. De titelbeschrijvingen worden op uniforme wijze, volgens duidelijk omschreven regels ingebracht,<br />

voorzien van trefwoorden en classificatienummers. Dit maakt het mogelijk via de VLACC zeer snel boeken of<br />

tijdschriften, in gedrukte vorm, in braille of op cassette, terug te vinden, ook als bijvoorbeeld de auteur niet gekend is,<br />

of enkel een stuk van de titel of het onderwerp.<br />

Bovendien kan worden opgezocht in welke Centrale Openbare Bibliotheek een werk zich bevindt, hoeveel pagina’s het<br />

telt, of het illustraties bevat en hoeveel het bij benadering kost.<br />

13.2 Engels<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

107


Audivox - BBC Records<br />

Rubenslei 23<br />

2018 Antwerpen<br />

Tel.: 03 232 84 65<br />

Violetstraat 25<br />

1000 Brussel<br />

Tel.: 02 512 87 04<br />

Sint-Pietersnieuwstraat 15<br />

9000 Gent<br />

Tel.: 09 224 24 88<br />

Alle informatie van de uitgeverijen Longman, Oxford University Press, MacMillan Heinemann, Cambridge<br />

University Press.<br />

Bell College<br />

Saffron Walden<br />

South Road<br />

Essex CB11 3PP<br />

England<br />

Tel.: 00 44 (0) 1799522918<br />

British Council<br />

Liefdadigheidsstraat 15<br />

1040 Brussel<br />

Tel.: 02 227 08 40<br />

Fax: 02/227 08 49<br />

British Embassy Brussels<br />

Aarlenstraat 85<br />

1040 Brussel<br />

Tel. 02 287 62 11<br />

Fax: 02 287 63 60<br />

www.british-embassy.be<br />

British Tourist Authority<br />

Louisalaan 306<br />

1050 Brussel<br />

Tel.: 02 646 35 10<br />

Vereniging Vlaamse Leerkrachten<br />

Zwijgerstraat 37<br />

2000 Antwerpen<br />

Oxford University Press Benelux<br />

Tiensevest 122<br />

3000 Leuven<br />

Tel.: 016 23 90 96<br />

Fax.: 016 23 90 96<br />

www.oup.com/elt<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

108


Websites:<br />

www.englishinbritain.co.uk<br />

www.bbc.co.uk/education/fc<br />

www.bbv.co.uk/history<br />

www.information-britain.co.uk<br />

www.londontown.com<br />

www.teachers.net<br />

www.bop.vgc.be<br />

Engelse taalstages in GB<br />

Info over educatieve programma’s op de BBC<br />

Info over programma’s op de BBC over de Britise<br />

geschiedenis).<br />

Toeristische info<br />

Info allerlei over London<br />

Interessante site met info allerlei voor leerkrachten<br />

Site van het Brussels Onderwijs Punt met zeer<br />

interessante links<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

109


14 Bijlagen<br />

14.1 Eindtermen moderne vreemde talen Engels - Frans<br />

Tweede graad ASO<br />

Luisteren<br />

De leerlingen kunnen<br />

1 het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, een spontane<br />

mening/appreciatie vormen, de gedachtegang volgen, relevante informatie selecteren<br />

bij:<br />

- niet al te complex geformuleerde en niet al te complex gestructureerde informatieve<br />

teksten zoals nieuwsitems, mededelingen, uiteenzettingen;<br />

- niet al te complex geformuleerde en niet al te complex gestructureerde prescriptieve<br />

teksten zoals publieke aankondigingen, instructies, reclameboodschappen;<br />

eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde narratieve teksten zoals een<br />

(reis)reportage, een hoorspel;<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde argumentatieve teksten<br />

zoals een discussie, een betoog.<br />

2 de informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen bij:<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde, door beeldmateriaal<br />

ondersteunde informatieve teksten zoals een nieuwsitem, een documentaire;<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde, door beeldmateriaal<br />

ondersteunde narratieve teksten zoals een reisverhaal-, een reportage-, een film-,<br />

een feuilletonfragment.<br />

3 het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, een spontane<br />

mening/appreciatie vormen, de gedachtegang volgen bij eenvoudig geformuleerde en<br />

eenvoudig gestructureerde artistiek-literaire teksten zoals een kortverhaal, een gedicht,<br />

chanson, song, toneel (fragment).<br />

4 de gesprekspartner voldoende begrijpen om deel te nemen aan een niet al te complex<br />

rechtstreeks en telefonisch gesprek.<br />

De teksten m.b.t. de eindtermen 1-4:<br />

• hebben voornamelijk te maken met de eigen belevingswereld, maar ook af en toe met<br />

onderwerpen van meer algemene aard; geven doorgaans redundante informatie en zijn<br />

vrij concreet, maar kunnen ook impliciete informatie bevatten; worden in een normaal<br />

spreektempo gebracht en zijn goed gearticuleerd;<br />

• vertonen weinig afwijking t.o.v. de standaardtaal.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

110


De leerlingen kunnen<br />

5 de functionele kennis die nodig is voor het uitvoeren van de luistertaak, gebruiken<br />

- m.b.t. vorm, betekenis en reële gebruikscontext van woorden en grammaticale<br />

constructies;<br />

- m.b.t. uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen;<br />

- m.b.t. de socio-culturele diversiteit binnen de Franstalige/Engelstalige wereld.<br />

6 bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun luistertaken leerstrategieën toepassen<br />

die het bereiken van het luisterdoel bevorderen:<br />

- relevante kennis i.v.m. inhoud oproepen en gebruiken;<br />

- het luisterdoel bepalen;<br />

- de tekstsoort herkennen;<br />

- hypothesen en luisterverwachtingen vormen;<br />

- het luistergedrag afstemmen op het luisterdoel;<br />

- zich niet laten afleiden door het feit dat ze in een klankstroom niet alles kunnen<br />

begrijpen;<br />

- belangrijke informatie noteren;<br />

- hun functionele kennis inzetten en deze tegelijkertijd uitbreiden.<br />

7 reflecteren over de eigenheid van de spreektaal. Dit betekent dat ze:<br />

- vertrouwd zijn met de elementaire omgangsvormen;<br />

- vertrouwd zijn met non-verbaal gedrag;<br />

- het taalgebruik van de spreker inschatten (formeel, informeel, vertrouwelijk) in<br />

duidelijke situaties;<br />

- vertrouwd zijn met het eigene van de spreektaal (redundantie, onvolledige<br />

zinnen, ...).<br />

8 communicatiestrategieën aanwenden. Dit betekent dat ze:<br />

- kunnen zeggen dat ze iets niet begrijpen en vragen wat iets betekent;<br />

- gebruik maken van beeldmateriaal, context, redundantie;<br />

- verzoeken om langzamer te spreken, iets te herhalen, iets aan te wijzen, iets in<br />

andere woorden te zeggen;<br />

- vragen om iets te spellen of iets op te schrijven;<br />

- zelf iets herhalen om te verifiëren of men de ander goed begrepen heeft.<br />

Attitudes<br />

*9 De leerlingen zijn bereid:<br />

- belangstelling op te brengen voor wat de spreker zegt;<br />

- grondig en onbevooroordeeld te luisteren;<br />

- luisterconventies te respecteren;<br />

- zich in te leven in de socio-culturele wereld van de spreker;<br />

- ook buiten de klascontext te luisteren naar Franse/Engelse teksten.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

111


Lezen<br />

De leerlingen kunnen<br />

10 het globale onderwerp bepalen, de hoofdgedachte achterhalen, een spontane<br />

mening/appreciatie vormen, de gedachtegang volgen, relevante informatie selecteren, de<br />

tekststructuur en –samenhang herkennen bij:<br />

- niet al te complex geformuleerde en niet al te complex gestructureerde informatieve<br />

teksten zoals schema's, tabellen, mededelingen, folders, formulieren, krantenartikels,<br />

informele boodschappen (brieven, e-mail), recensies;<br />

- niet al te complex geformuleerde en niet al te complex gestructureerde prescriptieve<br />

teksten zoals instructies, opschriften, waarschuwingen, gebruiksaanwijzingen,<br />

reclameboodschappen;<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde narratieve teksten zoals<br />

reportages, reisverhalen;<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde argumentatieve teksten<br />

zoals een pamflet, een betoog;<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde artistiek-literaire teksten<br />

zoals een gedicht, een stripverhaal, een kortverhaal.<br />

11 de informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen en de informatie<br />

summier beoordelen bij:<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde informatieve teksten zoals<br />

krantenartikels, recensies;<br />

- eenvoudig geformuleerde en eenvoudig gestructureerde narratieve teksten zoals een<br />

reisverhaal, een reportage.<br />

De teksten m.b.t. eindtermen 10 en 11:<br />

• hebben voornamelijk te maken met de eigen belevingswereld maar ook af en toe met<br />

onderwerpen van meer algemene aard;<br />

• geven doorgaans redundante informatie en zijn vrij concreet, maar kunnen ook<br />

impliciete informatie bevatten.<br />

De leerlingen kunnen<br />

12 de functionele kennis die nodig is voor het uitvoeren van de leestaak, gebruiken<br />

- m.b.t. vorm, betekenis en reële gebruikscontext van woorden en grammaticale<br />

constructies<br />

- m.b.t. spelling en interpunctie;<br />

- m.b.t. de socio-culturele diversiteit binnen de Franstalige l Engelstalige wereld.<br />

13 bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun leestaken leerstrategieën toepassen die<br />

het bereiken van het leesdoel bevorderen:<br />

- relevante kennis in verband met de inhoud oproepen en gebruiken;<br />

- het leesdoel bepalen;<br />

- de tekstsoort herkennen;<br />

- de lay-out interpreteren (b.v. subtitels);<br />

- het leesgedrag afstemmen op het leesdoel;<br />

- zich niet laten afleiden door het feit dat ze in een tekst niet alle woorden begrijpen;<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

112


- belangrijke informatie aanduiden; op basis van het gelezene anticiperen op het<br />

vervolg;<br />

- hun functionele kennis inzetten en deze tegelijkertijd uitbreiden.<br />

14 reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal. Dit betekent dat ze:<br />

- het onderscheid kunnen maken tussen verschillende tekstsoorten;<br />

- weet hebben van verschillende taalregisters (formeel, informeel, vertrouwelijk<br />

taalgebruik).<br />

15 communicatiestrategieën aanwenden. Dit betekent dat ze:<br />

- de betekenis van ongekende woorden afleiden uit de context;<br />

- doelmatig traditionele en elektronische hulpbronnen en gegevensbestanden<br />

raadplegen;<br />

- gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal (foto's, cartoons, tabellen,<br />

schema's).<br />

Attitudes<br />

*16 De leerlingen zijn bereid:<br />

- de nodige leesbereidheid op te brengen en zich te concentreren op wat ze willen<br />

vernemen;<br />

- grondig en onbevooroordeeld te lezen;<br />

- zich in te leven in de socio-culturele wereld van de schrijver; ook buiten de<br />

klascontext Franse / Engelse teksten te lezen;<br />

- te reflecteren op hun eigen leesgedrag.<br />

Spreken/gesprekken voeren<br />

De leerlingen kunnen<br />

17 informatie geven over zichzelf, hun omgeving en hun leefwereld en soortgelijke informatie<br />

vragen.<br />

18 een beluisterde en gelezen informatieve tekst en narratieve tekst navertellen.<br />

19 een spontane mening/appreciatie geven over een vertrouwd onderwerp.<br />

20 een situatie beschrijven.<br />

21 een gelezen informatieve tekst en narratieve tekst samenvatten.<br />

22 verslag uitbrengen over een eigen ervaring, een situatie en een gebeurtenis.<br />

23 deelnemen aan een niet al te complex rechtstreeks en telefonisch gesprek.<br />

24 argumenten formuleren over een in de klas behandeld onderwerp.<br />

De te produceren teksten m.b.t. eindtermen 17 - 24:<br />

• hebben voornamelijk te maken met de eigen belevingswereld maar ook af en toe met<br />

onderwerpen van meer algemene aard;<br />

• zijn nog niet al te complex maar wel begrijpelijk geformuleerd, vrij eenvoudig<br />

gestructureerd, worden reeds met een zekere vlotheid maar nog vrij langzaam<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

113


uitgesproken, bevatten reeds een aanzet tot gevarieerde intonatie;<br />

• in een gesprek kan het al gaan om een relatief langere bijdrage.<br />

De leerlingen kunnen<br />

25 de functionele kennis die nodig is voor het uitvoeren van de spreektaak/gesprekstaak,<br />

gebruiken:<br />

- m.b.t. vorm, betekenis, reële gebruikscontext van woorden en grammaticale<br />

constructies;<br />

- m.b.t. uitspraak, spreekritme en intonatiepatronen;<br />

- m.b.t. de socio-culturele diversiteit binnen de Franstalige / Engelstalige wereld.<br />

26 bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun spreektaak/gesprekstaak leerstrategieën<br />

toepassen die het bereiken van het spreekdoel bevorderen:<br />

- relevante voorkennis oproepen en gebruiken;<br />

- informatie verzamelen, ook via elektronische hulpmiddelen;<br />

- het spreekdoel bepalen;<br />

- hun functionele kennis inzetten en deze tegelijkertijd uitbreiden;<br />

- bij een gemeenschappelijke spreektaak de taken verdelen, met elkaar overleggen,<br />

elkaar helpen, zich aan afspraken houden, elkaars inbreng benutten en gezamenlijk<br />

een resultaat presenteren.<br />

27 reflecteren over taal en taalgebruik. Dit betekent dat ze:<br />

- vertrouwd zijn met elementaire omgangsvormen;<br />

- vertrouwd zijn met non-verbaal gedrag.<br />

28 communicatiestrategieën aanwenden. Dit betekent dat ze:<br />

- gebruik maken van non-verbaal gedrag;<br />

- het op een andere wijze zeggen;<br />

- zeggen dat ze iets niet begrijpen, verzoeken om langzamer te spreken, zelf iets<br />

herhalen, iets aan te wijzen, te verifiëren of ze de andere begrepen hebben.<br />

Attitudes<br />

*29 De leerlingen<br />

- zien in dat goed luisteren een voorwaarde is om tot goed spreken te komen;<br />

- zijn bereid het woord te nemen en deel te nemen aan een gesprek;<br />

- hebben aandacht voor de juiste keuze van woorden, woordvolgorde, intonatie;<br />

- zijn bereid vormcorrectheid na te streven.<br />

Schrijven<br />

De leerlingen kunnen<br />

30 voor hen functionele formulieren en vragenlijsten invullen.<br />

31 de inhoud van een gelezen informatieve tekst en narratieve tekst globaal weergeven.<br />

32 een spontane mening/appreciatie verwoorden over een vertrouwd onderwerp.<br />

33 een korte mededeling schrijven.<br />

34 een situatie beschrijven.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

114


35 een gelezen informatieve tekst en narratieve tekst samenvatten.<br />

36 een eenvoudig verslag schrijven over een eigen ervaring, een situatie en een<br />

gebeurtenis.<br />

37 een eenvoudige brief en een e-mail schrijven.<br />

De te produceren teksten m.b.t. eindtermen 30-37:<br />

• hebben voornamelijk te maken met de eigen belevingswereld maar ook af en toe<br />

• met onderwerpen van meer algemene aard;<br />

• zijn vrij eenvoudig geformuleerd en vrij overzichtelijk opgebouwd.<br />

De leerlingen kunnen<br />

38 de functionele kennis die nodig is voor het uitvoeren van de schrijftaak, gebruiken:<br />

- m.b.t. vorm, betekenis, reële gebruikscontext van woorden en grammaticale<br />

constructies;<br />

- m.b.t. spelling en interpunctie;<br />

- m.b.t. de socio-culturele diversiteit binnen de Franstalige / Engelstalige wereld.<br />

39 bij de planning, uitvoering en beoordeling van hun schrijftaken leerstrategieën toepassen<br />

die het bereiken van het schrijfdoel bevorderen:<br />

- relevante voorkennis oproepen en gebruiken;<br />

- rekening houden met het doelpubliek;<br />

- informatie verzamelen, ook via elektronische hulpbronnen;<br />

- een schrijfplan opstellen;<br />

- passende lay-out gebruiken;<br />

- hun functionele kennis inzetten en deze tegelijkertijd uitbreiden;<br />

- bij een gemeenschappelijke schrijftaak taken verdelen, met elkaar overleggen, zich<br />

aan afspraken houden, elkaars inbreng benutten en gezamenlijk een resultaat<br />

presenteren.<br />

40 reflecteren over de eigenheid van de schrijftaal. Dit betekent dat ze:<br />

- weten dat schrijftaal formeler en meer geordend is dan spreektaal;<br />

- de betekenis van spelling, interpunctie en lay-out begrijpen.<br />

41 communicatiestrategieën aanwenden. Dit betekent dat ze:<br />

- traditionele en elektronische hulpbronnen raadplegen;<br />

- bij het schrijfproces gebruik maken van mogelijkheden van ICT;<br />

- het juiste woord vragen of opzoeken;<br />

- gebruik maken van een model of een in de klas behandelde tekst.<br />

Attitudes<br />

*42 De leerlingen zijn bereid:<br />

- geschreven teksten kritisch na te lezen op vorm en inhoud en om van vroegere<br />

fouten te leren;<br />

- zorg te besteden aan de presentatie van hun geschreven teksten;<br />

- desgevallend de schrijfwijze van een woord op te zoeken.<br />

Met het oog op de controle door de inspectie werden de attitudes met een * aangeduid.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

115


14.2 Vakoverschrijdende eindtermen tweede graad<br />

LEREN LEREN<br />

De genummerde zinnen zijn de decretale eindtermen. De kleiner gedrukte tekst werd ter<br />

verklaring toegevoegd.<br />

Opvattingen over leren<br />

1 De leerlingen kunnen hun leeropvattingen, leermotieven en leerstijl in vraag stellen<br />

en zonodig veranderen.<br />

Dit houdt in:<br />

- zich bewust zijn van de eigen opvattingen over intelligentie, leren en leersituaties<br />

- zich bewust zijn van de eigen voorkeur van leerstrategieën<br />

- andere leerstrategieën kennen<br />

- inzien dat men de eigen leerstijl kan veranderen<br />

- zich bewust zijn van de eigen leermotieven<br />

- bereid zijn om na te denken over de samenhang tussen eigen leeropvattingen, leermotieven en<br />

leerstrategieën<br />

- bereid zijn de eigen leeropvattingen en leermotieven bij te sturen<br />

- de leerstrategie kunnen aanpassen aan een leerdoel en een context<br />

Informatie verwerven en verwerken<br />

Informatieverwerving<br />

2 De leerlingen kunnen diverse informatiebronnen en -kanalen kritisch kiezen en<br />

raadplegen met het oog op te bereiken doelen.<br />

Dit houdt in:<br />

- voorkennis kunnen activeren<br />

- strategieën kunnen aanwenden om info te zoeken, te selecteren en te ordenen<br />

- diverse informatiebronnen en informatiekanalen kunnen kiezen/raadplegen i.f.v. het<br />

te bereiken doel<br />

- de zoekstrategie kunnen aanpassen aan de informatiebron of het informatiekanaal<br />

Informatieverwerking<br />

3 De leerlingen kunnen informatie kritisch analyseren en samenvatten.<br />

Dit houdt in:<br />

- informatie kunnen analyseren<br />

- hoofd- en bijzaken kunnen selecteren<br />

- structuur kunnen aanbrengen<br />

4 De leerlingen kunnen zinvol inoefenen, memoriseren, herhalen en toepassen.<br />

Dit houdt in:<br />

- voorbeelden en toepassingen kunnen zoeken<br />

- kritische vragen stellen bij verkregen informatie<br />

- verbanden leggen<br />

- informatie kunnen toepassen in identieke en andere contexten<br />

- kunnen inoefenen, memoriseren en herhalen<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

116


Problemen oplossen<br />

5 De leerlingen kunnen probleemoplossingsstrategieën toepassen en de resultaten<br />

evalueren.<br />

Dit houdt in:<br />

- een probleem kunnen analyseren, herformuleren, opsplitsen in deelproblemen<br />

- hypothesen kunnen maken en inschatten<br />

- oplossingswijzen kunnen bedenken<br />

- zelf regels kunnen vinden<br />

- de eigen oplossingswijze kunnen evalueren<br />

- de oplossing kunnen evalueren<br />

Regulering van het leerproces<br />

Cognitieve reguleringsvaardigheden<br />

6 De leerlingen kunnen een realistische werk- en tijdsplanning op korter termijn maken.<br />

7 De leerlingen kunnen hun leerproces beoordelen op doelgerichtheid en zonodig<br />

aanpassen.<br />

Dit houdt in:<br />

- een aantal reguleringsstrategieën kennen: plannen, bewaken, sturen, evalueren en<br />

bijsturen<br />

- kunnen reflecteren over de eigen manier van redeneren, problemen aanpakken, onthouden, de<br />

aandacht richten<br />

- het leerproces zelf kunnen sturen<br />

- leerdoelen kunnen verwoorden<br />

- zichzelf kunnen toetsen tijdens het leerproces<br />

8 De leerlingen kunnen uit leerervaringen conclusies trekken voor een nieuwe leertaak.<br />

Dit houdt in:<br />

- voorkennis kunnen oproepen<br />

- kunnen nagaan waarom iets fout ging<br />

- bereid zijn het eigen leren te reguleren<br />

Affectieve reguleringsvaardigheden<br />

9 De leerlingen beseffen dat ze de oorzaak van slagen en mislukken vaak subjectief<br />

toeschrijven.<br />

10 De leerlingen beseffen dat het affectieve het leerproces beïnvloedt.<br />

Dit houdt in:<br />

- zichzelf kunnen motiveren, concentreren, stress en faalangst onder controle kunnen<br />

houden<br />

- positieve verwachtingen kunnen opbouwen over het leerproces<br />

Keuzebekwaamheid<br />

Zelfconceptverheldering<br />

11 De leerlingen kunnen hun eigen interesses, capaciteiten en waarden verwoorden.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

117


12 De leerlingen kunnen een positief zelfbeeld ontwikkelen op basis van betrouwbare<br />

gegevens.<br />

Dit houdt in:<br />

- de correlatie tussen zelfbeeld en leerresultaten inzien<br />

Horizonverruiming<br />

13 De leerlingen kunnen, rekening houdend met de eigen interesses, capaciteiten en<br />

waarden, een zinvol overzicht verwerven over studie- en beroepsmogelijkheden.<br />

14 De leerlingen zijn bereid een onbevooroordeelde houding aan te nemen ten aanzien<br />

van studieloopbanen en beroepen.<br />

Keuzestrategieën<br />

15 De leerlingen kennen de verschillende fasen van een keuzeproces en kunnen ze<br />

doorlopen.<br />

Dit houdt in:<br />

- keuzestrategieën kunnen hanteren<br />

- de gevolgen van een keuze kunnen inschatten en verwerken<br />

- externe invloeden op het keuzegedrag kunnen onderkennen en zich hierover kunnen positioneren<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

118


SOCIALE VAARDIGHEDEN<br />

Interactief competenter worden<br />

1 De leerlingen zoeken uit welke relatievormen ze vaak gebruiken en in welke contexten.<br />

2 De leerlingen oefenen zich in relatievormen die ze minder goed beheersen,<br />

bijvoorbeeld:<br />

- zich als persoon present stellen en respect en waardering uitdrukken voor anderen;<br />

- zich dienstvaardig opstellen, om hulp vragen en dankbaarheid tonen;<br />

- leiding geven, verantwoordelijkheid nemen en meewerken;<br />

- kritiek uiten en zich verdedigen, neen zeggen;<br />

- discreet en terughoudend zijn;<br />

- ongelijk of onmacht toegeven.<br />

3 De leerlingen uiten hun zelfwaardegevoel en opvattingen.<br />

4 De leerlingen worden zich bewust van en houden rekening met (on)gewenste effecten<br />

in een interactie.<br />

Communicatieve vlotheid verwerven<br />

5 De leerlingen herkennen functie en belang van een aantal elementen van goede<br />

communicatie en geven aan welke van deze elementen zij al beheersen.<br />

6 De leerlingen oefenen zich in elementen van het communicatieve proces die ze minder<br />

goed beheersen, bijvoorbeeld:<br />

- actief luisteren;<br />

- beslissen over een mogelijke eigen reactie;<br />

- zich helder uitdrukken in ik-termen.<br />

7 De leerlingen zijn bereid om de inbreng van de gesprekspartner ernstig te nemen.<br />

Zorg dragen voor relaties<br />

8 De leerlingen kunnen het belang aangeven van volgende kenmerken van relaties:<br />

afspraken, regels, rolpatronen, machtsverhoudingen en gelijkwaardigheid.<br />

9 De leerlingen kunnen aangeven dat men binnen een relatie keuzes maakt en dat men<br />

een relatie vorm geeft op basis van inzicht in haar kenmerken.<br />

10 De leerlingen oefenen zich in het opbouwen en onderhouden van een relatie door:<br />

- in overleg afspraken te maken en taken te verdelen;<br />

- bewust / bedachtzaam om te gaan met gevoelens;<br />

- verschillen en conflicten binnen een relatie te herkennen en er mee om te gaan;<br />

- zich weerbaar op te stellen en persoonlijke autonomie te behouden;<br />

- het afwegen van het belang van een relatie t.o.v. hun andere relaties;<br />

- om te gaan met vormen van afscheid nemen.<br />

11 De leerlingen accepteren verschillen en hechten belang aan respect en zorgzaamheid<br />

binnen een relatie.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

119


In groep probleemoplossend samenwerken<br />

12 De leerlingen passen belangrijke elementen van overleg en gezamenlijke<br />

probleemoplossing toe<br />

bijvoorbeeld:<br />

- zoeken en aanbrengen van argumenten voor en tegen;<br />

- voortbouwen op andermans inbreng;<br />

- gezamenlijk zoeken naar een probleemoplossingwijze en ze toepassen;<br />

- meewerken aan het proces van besluitvorming;<br />

- de wijze van samenwerking evalueren.<br />

13 De leerlingen zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om<br />

met anderen een situatie te verbeteren of een probleem op te lossen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

120


OPVOEDEN TOT BURGERZIN<br />

Mensenrechten<br />

1 De leerlingen kunnen de inhoud van de mensenrechten toelichten aan de hand van<br />

voorbeelden uit de mensenrechtencharters, inzonderheid aan de hand van het Verdrag<br />

inzake de Rechten van het Kind.<br />

2 De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen dat mensenrechten onderling<br />

afhankelijk zijn.<br />

3 De leerlingen kunnen het universele karakter van mensenrechten aantonen.<br />

4 De leerlingen kunnen voorbeelden geven dat mensenrechten van iedereen<br />

voortdurend aandacht en inspanningen vergen en een dynamisch geven zijn.<br />

5 De leerlingen herkennen schendingen van mensenrechten.<br />

6 De leerlingen herkennen vooroordelen en discriminerend optreden bij zichzelf, bij<br />

anderen en in de media.<br />

7 De leerlingen hebben belangstelling en respect voor mensenrechten en zijn bereid zich<br />

actief en opbouwend in te zetten voor hun eigen rechten en die van anderen.<br />

8 De leerlingen hebben kritische belangstelling voor de behandeling van de<br />

mensenrechtenthematiek in de media.<br />

Actief burgerschap en besluitvorming<br />

9 De leerlingen kunnen besluitvorming op reële schoolse situaties toepassen.<br />

10 De leerlingen oefenen inspraak en participatie in de school en beargumenteren het<br />

belang ervan ook in andere organisatievormen.<br />

11 De leerlingen kunnen meerderheids- en minderheidsstandpunten onderscheiden en<br />

benoemen.<br />

12 De leerlingen kunnen rechten en plichten binnen een concrete situatie uitleggen.<br />

13 De leerlingen kunnen verschillende belangen op korte en langere termijn afwegen.<br />

14 De leerlingen spannen zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten<br />

van anderen te respecteren.<br />

15 De leerlingen spannen zich in om voorstellen of argumenten genuanceerd te<br />

benaderen.<br />

16 De leerlingen voelen zich aangesproken om binnen en buiten de school<br />

verantwoordelijkheid op te nemen en deel te nemen aan allerlei initiatieven.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

121


GEZONDHEIDSEDUCATIE<br />

Gezonde en actieve leefstijl<br />

1 De leerlingen verzorgen en gedragen zich hygiënisch.<br />

2 De leerlingen hanteren de richtlijnen voor een gezonde voeding, voor de aankoop en<br />

bewaring van voedingsmiddelen en de hygiënische bereiding van maaltijden.<br />

3 De leerlingen passen veiligheidsvoorschriften toe en nemen veiligheidsvoorzorgen in<br />

werkplaatsen, labo’s en in andere situaties.<br />

4 De leerlingen herkennen een noodsituatie en treden daarbij efficiënt op.<br />

5 De leerlingen schatten de risico’s bij gebruik van genotsmiddelen en medicijnen in en<br />

reageren assertief in verschillende aanbodsituaties.<br />

6 De leerlingen kunnen omgaan met taakbelasting, examenstress en teleurstellingen.<br />

7 De leerlingen tonen het belang aan van ergonomie en nemen een gevarieerde<br />

zithouding aan in leef- en werkomgeving.<br />

Relaties en seksualiteit<br />

8 De leerlingen kunnen omgaan met vriendschap, verliefdheid, seksuele identiteit,<br />

seksuele gevoelens.<br />

9 De leerlingen vormen een opinie over relaties en seksualiteit, en reflecteren over eigen<br />

gedrag.<br />

10 De leerlingen bespreken de regelgeving over seksuele meerderjarigheid en ongewenst<br />

intiem gedrag.<br />

11 De leerlingen bespreken vormen van machtsmisbruik binnen relaties en oefenen zich<br />

in fysieke en mentale weerbaarheid.<br />

12 De leerlingen uiten hun wensen en gevoelens binnen een intieme relatie op een<br />

constructieve en onbevangen manier, stellen en aanvaarden grenzen.<br />

13 De leerlingen staan kritisch tegenover seks en erotiek in de media.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

122


MILIEUEDUCATIE<br />

Milieuzorg<br />

1 De leerlingen kunnen milieuaspecten op school identificeren en gericht zoeken naar<br />

informatie m.b.t. omgaan met middelen, grondstoffen en verbruiksgoederen.<br />

2 De leerlingen zijn bereid tot een duurzaam gebruik van grondstoffen, goederen,<br />

energie en vervoermiddelen.<br />

3 De leerlingen kunnen aan een milieuzorgsysteem op school meewerken en zoeken<br />

hierbij naar acties die bijdragen tot een duurzame oplossing voor een bepaald<br />

milieuprobleem.<br />

4 De leerlingen kunnen contacten leggen met buitenschoolse milieu-instanties bij het<br />

werken aan het milieuzorgsysteem en sensibiliseren de school voor milieubesparend<br />

gedrag.<br />

5 De leerlingen kunnen omgaan met het gegeven dat een duurzame oplossing voor een<br />

milieuprobleem afhangt van rationele en niet-rationele factoren en niet altijd<br />

beantwoorden aan hun verwachtingen.<br />

Natuurzorg<br />

6 De leerlingen kunnen de specificiteit van en de verscheidenheid binnen een<br />

landschappelijk waardevol gebied met een hoge natuurwaarde beschrijven en<br />

bespreken.<br />

7 De leerlingen kunnen elementen verzamelen die de kwetsbaarheid van een<br />

landschappelijk waardevol gebied met een hoge natuurwaarde aantonen en anderen<br />

sensibiliseren voor natuurbehoud of natuurwaardering.<br />

8 De leerlingen voelen de waarde aan van persoonlijke natuurbeleving en het genieten<br />

van de natuur en de landschappen.<br />

9 De leerlingen beseffen dat mensen met andere historische, socio-economische of<br />

culturele achtergrond de natuur en een landschap anders kunnen ervaren.<br />

10 De leerlingen zijn bereid zich in te zetten om de biodiversiteit en de waarde van een<br />

natuurgebied en van een landschap te behouden.<br />

Verkeer en mobiliteit<br />

11 De leerlingen maken veilig gebruik van eigen en openbaar vervoer.<br />

12 De leerlingen kunnen de voor- en nadelen van verschillende vervoerswijzen afwegen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

123


MUZISCH-CREATIEVE VORMING<br />

1 De leerlingen exploreren muzisch-creatieve uitingen zoals muziek, toneel, literatuur,<br />

dans, schilder- en bouwkunst, design, interieurs, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen<br />

enz., als elementen die het cultuurbeeld van een gemeenschap mee bepalen: als<br />

statussymbool, als uiting van een persoonlijke esthetische smaak of als functioneel<br />

element.<br />

2 De leerlingen ervaren dat muzisch-creatieve uitingen een mondiaal verschijnsel zijn en<br />

voorkomen op veel verschillende plaatsen, zoals musea, galerijen, publieke plaatsen<br />

(metro, stations, …), openbare gebouwen, fabrieken, kantoren, religieuze plaatsen,<br />

private huizen, tuinen en parken, …<br />

3 De leerlingen erkennen de mogelijkheden van het gebruik van nieuwe technologieën<br />

(zoals ICT) en nieuwe media in en de impact van nieuwe materialen op verschillende<br />

muzisch-creatieve uitingen.<br />

4 De leerlingen maken kennis met muzisch-creatieve productieprocessen en de<br />

activiteiten die deze processen ondersteunen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

124


TECHNISCH-TECHNOLOGISCHE VORMING - ASO<br />

Techniek begrijpen<br />

1 De leerlingen kunnen effecten van techniek op mens en samenleving illustreren en in<br />

historisch perspectief plaatsen (zoals comfort, design, milieu, consumentisme, …).<br />

‘Technisch’ begrijpen<br />

2 De leerlingen kunnen kennis en vaardigheden uit verschillende vakgebieden<br />

herkennen in technische realisaties.<br />

3 De leerlingen kunnen de eigenheid van het technisch proces (bijvoorbeeld<br />

doelbepaling, ontwerpen, uitvoeren, evalueren) herkennen en omschrijven.<br />

Attitude<br />

4 De leerlingen ontwikkelen een constructief kritische houding ten aanzien van techniek,<br />

technische beroepen en ondernemingen / organisaties.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

125


14.3 Instructiekaarten<br />

Toelichting<br />

De instructiekaarten zijn bestemd voor de leerlingen. Bedoeling is hen vaardiger te maken in<br />

luisteren, lezen, spreken en schrijven.<br />

De instructiekaarten zetten de leerlingen aan hun taaltaken te plannen, uit te voeren en te<br />

beoordelen. Bij planning, uitvoering en beoordeling van taaltaken komen belangrijke<br />

leerstrategieën aan bod die met de fiches expliciet geoefend worden.<br />

Zo wordt er meteen ook gewerkt aan een aantal vakoverschrijdende eindtermen ‘leren leren’:<br />

- Informatieverwerving<br />

ET 2: Diverse informatiebronnen en -kanalen kritisch kiezen en raadplegen met het oog<br />

op te bereiken doelen.<br />

- Informatieverwerking<br />

ET 3: Informatie kritisch kunnen analyseren en samenvatten.<br />

- Problemen oplossen<br />

ET 5: Probleemoplossingstrategieën kunnen toepassen en de resultaten kunnen<br />

analyseren.<br />

- Cognitieve reguleringsvaardigheden<br />

ET 7: Het leerproces kunnen beoordelen op doelgerichtheid en zo nodig kunnen<br />

aanpassen.<br />

ET 8: Uit leerervaringen conclusies kunnen trekken voor een nieuwe leertaak.<br />

Door steeds dezelfde leerstrategieën op andere contexten toe te passen, zullen de leerlingen er<br />

meer en meer bedreven in worden. De kaarten kunnen in principe ook gebruikt worden bij<br />

toetsen en examens. Op de instructiekaart vindt de leerkracht ook vragen om leer- en lees- of<br />

luisterstrategieën te toetsen (zie hoofdstuk ‘Evaluatie’).<br />

Met de kaarten worden leerlingen ook autonomer: zij weten hoe ze steeds weerkerende taken<br />

moeten aanpakken, zonder steeds de opdracht van de leerkracht te moeten afwachten.<br />

Bovendien kunnen de kaarten ingezet worden voor zelfevaluatie en zelfremediëring. Zo dragen<br />

ze ook bij tot zelfstandig leren.<br />

Voor leerlingen met specifieke leerproblemen kunnen deze kaarten een houvast betekenen.<br />

In het algemeen vormen de kaarten een leidraad om efficiënter en productiever om te gaan met<br />

taal.<br />

Het effect van de vraagstelling op de kaarten moet er bovendien toe leiden dat de leerlingen<br />

genuanceerd en geargumenteerd over tekstmateriaal gaan nadenken.<br />

Soortgelijke kaarten werden opgenomen in alle leerplannen, het gaat immers om dezelfde<br />

vaardigheden. Voor de leerlingen wordt dan duidelijk dat de leerstrategieën niet alleen<br />

toepasbaar zijn in alle taalvakken maar ook voor tekstmateriaal waar ze in niet-taalvakken mee<br />

te maken krijgen. Zo wordt transfer van vaardigheden mogelijk en kan men echt spreken van<br />

vakoverschrijdend werken.<br />

De kaarten kunnen uiteraard door de leerkracht aan de concrete klaspraktijk worden aangepast.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

126


LISTENING<br />

BEFORE LISTENING/PRE-LISTENING ACTIVITIES<br />

Orientation<br />

Communicative context:<br />

• What is the speaker’s aim? (to inform, to persuade, to influence, to relax, to judge)<br />

• What audience is aimed at?<br />

• Who is the speaker? (which usage: formal – informal, …)<br />

Reviewing:<br />

• Am I familiar with this type of exercise?<br />

• What difficulties did I meet?<br />

• Which mistakes did I make then?<br />

Previewing:<br />

• Why do I have to listen to this text? (purpose and expectations: information gathering,<br />

general comprehension, main ideas, text organization, …)<br />

• What am I expected to do with the information (multiple choice, grid, structure scheme,<br />

gap-filling, …)<br />

Preparation<br />

• Do I have prior knowledge on the topic, on the speaker (subject, matter)?<br />

• What do I want to know about the topic?<br />

• Which listening strategy do I need? (extensive, intensive, for gist, …)<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

128


WHILE LISTENING<br />

Implementation<br />

Listening for pleasure<br />

• You listen to a story, a poem, a song, …. Afterwards you will only be asked to express<br />

your appreciation.<br />

Listening for structure<br />

• You follow a talk (account, statement, exposition)<br />

• Possible stages:<br />

° While listening, you note the essential points and their links<br />

° While listening, you complete a grid<br />

° You look for the (central) theme (and possibly a suitable title)<br />

° You distinguish the main points from the details<br />

Listening for specific information<br />

• You try to find all the required information<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

129


AFTER LISTENING/POST-LISTENING ACTIVITIES<br />

Reflection<br />

Reviewing<br />

• Have I understood the message?<br />

• Have I found suitable answers?<br />

• Are there still points or details I don’t understand?<br />

• Which problems have I met?<br />

Previewing:<br />

• Has my listening strategy proved to be effective?<br />

• What has to be improved?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

130


SPEAKING<br />

BEFORE SPEAKING<br />

Orientation<br />

Communicative context:<br />

• What’s my aim? (to inform, to persuade, to influence, to encourage, to relax, to judge)<br />

• Which audience do I want to reach?<br />

• What kind of language am I going to use? (formal, informal)<br />

Reviewing:<br />

• Have I already spoken in a similar way? Am I familiar with this type of exercise?<br />

• Which difficulties did I meet?<br />

• Which mistakes did I make then? (little preparation, didn’t take the instructions into<br />

account, text was too long/too short, sentences were too complicated)<br />

Previewing:<br />

• What do I have to keep in mind? (audience, attitude, articulation – structure)<br />

Preparation<br />

• What/who am I going to speak about?<br />

• What’s the essence of my message?<br />

• What does the audience already know about the subject?<br />

• Which information is important/less important?<br />

• Which structure shall I have to use: chronological (from past to present), comparative<br />

(advantages and disadvantages), logical (cause and effect), …?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

131


WHILE SPEAKING<br />

Performance<br />

• According to the communicative situation and the task of oral expression you have to<br />

perform, suitable criteria, found on the assessment card, will be agreed on.<br />

AFTER SPEAKING<br />

Reflection<br />

Reviewing:<br />

• Did I convey the most important information?<br />

• Did I achieve my aim? (to inform/to tell)<br />

• Did I take the audience into consideration, was there enough contact?<br />

• Did I use the proper words and were they understandable?<br />

• Was the structure clear?<br />

• Did I speak loud and clearly enough?<br />

• Did I speak too fast/too slowly ?<br />

Previewing:<br />

• To what extent was my strategy successful?<br />

• How can I achieve an even better result?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

132


READING<br />

BEFORE READING<br />

Orientation<br />

Communicative context<br />

• What is the purpose of the text: to criticize, to amuse, to inform, to shock, to educate, to<br />

make fun of, to surprise, to mock, to warn, to persuade, ….<br />

• Who was it written for?<br />

• What kind of text is it: informative, instructive, narrative, persuasive, literary, …? The layout<br />

may give you some indications or hints.<br />

• Who is the writer?<br />

Reviewing:<br />

• Have I read a similar text before?<br />

• What difficulties did I meet?<br />

• Which mistakes did I make then?<br />

Previewing:<br />

• Why do I have to read the text: for specific information, general comprehension, main<br />

idea(s), text organization?<br />

• What am I supposed to do with the information?<br />

Preparation<br />

• What do I learn form the titles, illustrations, captions, the cover, the table of contents?<br />

• What do I know about the subject?<br />

• What do I want to know about the subject?<br />

• Which reading strategy do I need (skimming, scanning, for gist, …)<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

133


WHILE READING<br />

Implementation<br />

Reading for pleasure<br />

• You read a story, a poem, a joke, … Afterwards you’ll only be asked to express your<br />

appreciation<br />

Reading for specific information<br />

• You read the text quickly and focus on certain textparts to find the answer to the<br />

questions.<br />

Reading for text organization<br />

• You find the main idea(s) e.g. by making up a title<br />

• You make a difference between main points and details<br />

• You indicate the main ideas (e.g. in the grid, the chart) and their links (e.g. time, place,<br />

causes, comparison, …)<br />

AFTER READING<br />

Reflecting<br />

Reviewing:<br />

• Have I understood the message?<br />

• Have I found suitable answers to my questions?<br />

• Are there still points or details I don’t understand?<br />

• Which problems have I met?<br />

Previewing:<br />

• Has my reading strategy proved to be effective?<br />

• What has to be improved?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

134


WRITING<br />

BEFORE WRITING<br />

Orientation<br />

Communicative context<br />

• What is my aim? (to answer questions, to fill in forms, to communicate, to ask for or to<br />

give information, to express an opinion, to describe a situation, …)<br />

• Who am I writing for?<br />

• What kind of text do I have to write?<br />

Reviewing:<br />

• Have I written a similar exercise before?<br />

• What difficulties did I meet?<br />

• Which mistakes did I make then? (too long, too short, too little variation, I didn’t reread, …)<br />

Previewing:<br />

• What do I have to keep in mind? (reader, language)<br />

• Which specific structure do I need?<br />

Preparation<br />

• What /who am I going to write about?<br />

• What ’s the essence of my message?<br />

• What does the reader already know about the subject?<br />

• Which information is important/less important?<br />

• Which structure shall I have to use: chronological (from past to present), comparative<br />

(advantages and disadvantages), logical (cause and effect), ..?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

135


WHILE WRITING<br />

Performance<br />

Making an outline<br />

• Start with questions: who, what, where, when, how, why?<br />

• Write an introduction, middle and ending (rounding of or conclusion).<br />

Writing your text<br />

• Use a new paragraph for each new idea.<br />

• Find a captivating title/introduction.<br />

• Choose the right word (use a dictionary).<br />

• Avoid the use of “empty” words like to do, to make, things, … use more expressive words.<br />

• Mind the sentence structure.<br />

• Use the correct spelling and punctuation marks (use a dictionary and/or a grammar book).<br />

• Take care of the lay-out and presentation – possibly by computer.<br />

• Reread your text and correct if necessary.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

136


AFTER WRITING<br />

Reflecting<br />

Reviewing:<br />

• Were the contents of my writing exercise well prepared?<br />

• Did I suitably use my preparation work?<br />

• Did I meet any problems concerning vocabulary, grammar, spelling, sentence structure?<br />

Previewing:<br />

• To what extent was my strategy successful?<br />

• How can I achieve an even better result?<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

137


14.4 Didactische werkvormen<br />

1 Fotospel<br />

Uit een pakket foto’s (door de leerkracht meegebracht), kiest elke leerling één foto die voor<br />

hem weergeeft hoe hij zich voelt t.a.v. een gegeven onderwerp.<br />

Nadien gaan de leerlingen in een kring staan en elke leerling motiveert zijn keuze.<br />

Wie geen foto wil nemen of geen motivatie wil geven, mag passen.<br />

Doel: Bespreekbaar maken van meningen en emoties t.a.v. een gegeven onderwerp.<br />

Opmerking: Een pakket foto’s kan bij OVSG aangevraagd worden.<br />

2 Groepsvorming<br />

Elke leerling krijgt een kaartje uit een pakket dat door de leerkracht samengesteld werd. Het<br />

pakket is zo gemaakt dat een aantal kaartjes bij elkaar horen (bijvoorbeeld kaartjes van<br />

dezelfde kleur, woorden in verband met éénzelfde thema, in fragmenten geknipte tekst,<br />

vraag en oplossing, puzzelstukjes, …)<br />

De leerlingen lopen door de klas en zoeken hun partner(s).<br />

Doel: Groepsvorming zonder dat de leerlingen kunnen kiezen in welke groep ze zitten.<br />

3 Individuele reflectie<br />

De leerlingen krijgen een opdracht, denken enkele minuten na over het onderwerp en<br />

noteren het resultaat. Nadien volgt er een bespreking in duo’s, in groepjes of klassikaal.<br />

Doel: Voorkennis activeren of terugkijken op een uitgevoerde taak en vooruitzien naar de<br />

aanpak van een volgende taak.<br />

4 Stellingenspel<br />

De leerkracht formuleert een stelling die hij zelf bedenkt of die ontstaat na een discussie in<br />

de klas. Hij trekt een denkbeeldige lijn in de klas. Aan het ene uiteinde van de lijn gaan de<br />

leerlingen staan die volledig pro zijn, aan het andere uiteinde zij die volledig contra zijn.<br />

Tussen de 2 uiteinden zit het gamma van tussenstandpunten. De leraar verdeelt de<br />

leerlingen op de lijn in twee groepen. Elke groep komt in overleg tot het formuleren van een<br />

standpunt met één argument.<br />

Doel: In overleg tot een standpunt komen, leren argumenteren en inzien dat verschillende<br />

meningen kunnen bestaan.<br />

5 Carrousels<br />

Bij een carrousel worden twee cirkels gevormd: een binnen- en een buitencirkel met de stoelen<br />

per twee naar elkaar gericht. Bij oneven aantal leerlingen neemt de leerkracht deel.<br />

Na een vastgestelde tijd schuift de buitencirkel één plaats op in wijzerzin, waardoor er<br />

nieuwe paren gevormd worden. Men herneemt de opgelegde activiteit.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

138


5.1 Interviewcarrousel<br />

Uitvoering:<br />

- de werkvorm wordt uitgelegd en het doel ervan besproken;<br />

- de groep wordt in twee verdeeld;<br />

- de ene helft interviewt de andere over een vooraf bepaald onderwerp<br />

. de duur van het interview wordt vooraf afgesproken;<br />

. de vraagstelling kan vrij zijn (open interview) of vooraf bepaald (gesloten interview); .<br />

. de interviewer neemt nota of gebruikt een cassetterecorder<br />

(variant: de groep in drie verdelen en de derde persoon laten noteren);<br />

- de rollen worden vervolgens omgekeerd waarbij er van plaats gewisseld wordt, waardoor<br />

andere mensen tegenover elkaar zitten. De bedoeling is in elke geval dat elk groepslid 1x<br />

geïnterviewd wordt en 1x een interview afneemt;<br />

- elkeen maakt een kort verslag van het afgenomen interview, dit kan zowel schriftelijk als<br />

mondeling (plenair).<br />

Mogelijkheden:<br />

- als kennismakingswerkvorm met een nieuwe groep leerlingen;<br />

- als mondelinge taalvaardigheid (en ook schriftelijk indien er een verslag moet geschreven<br />

worden) met bijvoorbeeld als onderwerpen: huisdier, hobby’s, lievelingsmuziek … ;<br />

- als oefening voor waardebepaling waarbij de leerlingen naar elkaars mening peilen over een<br />

bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld: roken, spijbelen, pesten, … .<br />

Aandachtspunten:<br />

de leerlingen kunnen:<br />

- een verdeling maken in hoofd- en bijvragen;<br />

- éénduidig vragen stellen, zodat een duidelijk antwoord verkregen kan worden;<br />

- doorvragen bij dingen die niet duidelijk zijn;<br />

- goed luisteren;<br />

- ook via zijwegen bepaalde informatie krijgen;<br />

- hun eigen mening achterhouden, er mag niet gediscussieerd worden;<br />

- zelf tussentijds en aan het eind van het interview de verkregen informatie kort samenvatten.<br />

5.2 Prentencarrousel<br />

Hierbij bezit elke deelnemer een andere foto / prent / cartoon met op de achterkant enkele<br />

vragen over wat afgebeeld is. Het is raadzaam om tevens de antwoorden op de vragen te<br />

geven.<br />

De deelnemers ondervragen elkaar om beurt over de prent die zij in hun bezit hebben. Na een<br />

seintje van de leerkracht wordt doorgeschoven. Dit wordt een aantal keren herhaald.<br />

Dit wordt afgesloten met een samenvattende plenaire discussie o.l.v. de leerkracht.<br />

Dit kan gebruikt worden om leerstof op te frissen, als instap voor een nieuw onderwerp of als<br />

synthesemoment.<br />

5.3 Carrouseldiscussie<br />

Hierbij vertelt de leerkracht een verhaal eindigend met een stelling. De binnencirkel moet de<br />

stelling aanvallen en de buitencirkel moet de stelling verdedigen. Na een seintje van de<br />

leerkracht wordt doorgeschoven. Nu worden de rollen omgekeerd: de binnencirkel verdedigt en<br />

de buitencirkel valt aan. Dit wordt een aantal keren herhaald.<br />

Nadien is er een nabespreking o.l.v. de leerkracht.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

139


TRADITIONELE KLASOPSTELLING<br />

6 Cirkeldiagram<br />

Een cirkeldiagram bestaat uit een aantal segmenten waarin een leerling t.a.v. een bepaald<br />

onderwerp de volgend elementen weergeeft:<br />

- waarnaar zijn belangstelling uitgaat (bv. op school, in vrije tijd, …);<br />

- hoe hij zijn tijd besteedt (bv. bij huiswerk);<br />

- welke problemen hem bezig houden;<br />

- welke oplossingen hij zou kiezen voor een bepaald probleem;<br />

- wat hij leuk / niet leuk vindt.<br />

De grootte van elk segment wordt bepaald door de mate van belang t.a.v. het onderwerp<br />

(procentuele voorstelling).<br />

Uitvoering:<br />

- de werkvorm wordt uitgelegd en het doel ervan besproken;<br />

- elke leerling maakt een cirkeldiagram over het gegeven onderwerp;<br />

- de klas wordt vervolgens verdeeld in groepjes van 3 à 5 leerlingen. Binnen elk groepje vindt<br />

een uitwisseling plaats over de gemaakte cirkels, waarbij elkeen zijn keuzes motiveert;<br />

- samen proberen ze tot overeenstemming te komen over een nieuwe cirkel die de mening<br />

van de groep weergeeft;<br />

- tenslotte worden de groepscirkels in de klas besproken en komt men eventueel tot een<br />

klascirkel.<br />

Mogelijkheden:<br />

- als kennismakingswerkvorm of als basis om afspraken te maken over te bestuderen<br />

onderwerpen (op basis van belangstelling leerlingen);<br />

- om bij taallessen, bij geschiedenis of bij zedenleer / godsdienst een discussie op gang<br />

te brengen;<br />

- als waardebepalingsoefening waarbij de leerlingen hun mening op elkaar moeten<br />

afstemmen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

140


Aandachtspunten:<br />

- om nog meer overzicht te krijgen kan ook met verschillende kleuren viltstiften gewerkt<br />

worden;<br />

- deze werkvorm bevordert:<br />

. het luisteren naar elkaar en het overleggen met elkaar;<br />

. de openheid om opvattingen naar voren te brengen en te motiveren;<br />

. de samenwerking en het komen tot een groepsproduct.<br />

Belangstellingscirkel – vrije tijd<br />

1 op café gaan<br />

2 tv kijken<br />

3 telefoneren<br />

4 jeugdhuis<br />

5 sport beoefenen<br />

6 sportwedstrijden bijwonen<br />

7 met vrienden in de stad rondhangen<br />

7 Conceptmap<br />

Een conceptmap geeft de relaties weer tussen verschillende begrippen. De associaties die een<br />

leerling maakt t.a.v. een bepaald onderwerp worden gevisualiseerd.<br />

Uitvoering:<br />

- de werkvorm wordt uitgelegd en het doel ervan besproken;<br />

- elke leerling schrijft in het midden van een blanco blad het gegeven onderwerp in het veld<br />

(cirkel). Rondom dit veld schrijft hij in nieuwe velden de directe associaties die dat<br />

onderwerp bij hem oproept. Bij deze nieuwe begrippen of gegevens kunnen opnieuw<br />

nieuwe associaties volgen enz.<br />

De relaties tussen de velden kunnen aangeduid worden naast de lijnen die de velden<br />

verbinden (bv. heeft als gevolg, maakt dat, …);<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

141


- de klas wordt vervolgens verdeeld in groepjes van 3 à 5 leerlingen. Binnen elk groepje vindt<br />

een uitwisseling plaats over de gemaakte conceptmappen, waarbij elkeen zijn associaties<br />

verklaart;<br />

- uit hun groepsdiscussie proberen zij tot een nieuwe conceptmap te komen die een<br />

vollediger overzicht geeft van de bestudeerde problematiek;<br />

- tenslotte worden deze groepsconcepten in de klas besproken;<br />

Mogelijkheden:<br />

- individueel of in groepjes laten werken;<br />

- om naar de voorkennis van de leerlingen over een bepaald onderwerp te peilen of als<br />

herhaling na het afsluiten van een lessenreeks;<br />

- om bij taallessen, bij geschiedenis of bij zedenleer / godsdienst een discussie op gang te<br />

brengen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

142


VOORBEELD VAN EEN CONCEPTMAP OVER GEZONDE VOEDING<br />

opgesteld door leerlingen van het 1 ste leerjaar van de 2 de graad<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

143


8 Pijlenschema<br />

Dit is een variant op de conceptmap. Daar waar het bij de conceptmap echter vooral de<br />

bedoeling is begrippen te verduidelijken, zal het pijlenschema de structuur van een tekst naar<br />

voor brengen.<br />

Onderstaande tekst, bestemd voor leerlingen vanaf de tweede graad, geeft uitleg bij het maken<br />

van een pijlenschema.<br />

Lees eerst de tekst door.<br />

In deze tekst is er een samenhang, een verband tussen de onderdelen, er zijn hoofd- en<br />

bijzaken. Door de samenhang in de info te ontdekken, wordt de tekst veel begrijpelijker.<br />

Je kan deze samenhang in een structuur weergeven.<br />

Let op signaalwoorden om de structuur te vinden<br />

- ten eerste, bovendien, ook, verder, daarnaast, tot slot, … helpen bij het bepalen van<br />

een tijdsvolgorde of de verhouding van feiten tot elkaar in een opsomming;<br />

- om, doordat, daardoor, daarom, veroorzaakt door, vermits, … helpen bij het bepalen<br />

van oorzaak en gevolg;<br />

- daarentegen, maar, echter, tenzij, … wijzen op een tegenstelling;<br />

- bijvoorbeeld, geïllustreerd door, kenmerkend, … wijzen op een illustratie van feiten of<br />

begrippen.<br />

De structuur (tegenstellingen, verbanden, oorzaken en gevolgen) wordt door middel van<br />

pijlen en andere symbolen weergegeven.<br />

In de structuur kan je gebruik maken van volgende hulpmiddelen:<br />

- pijlen: één pijl kan meer zeggen dan 20 woorden; deze vervangen de signaalwoorden<br />

oorzaak – gevolg, of het opsommen van een aantal factoren<br />

tegenstelling<br />

elkaar beïnvloeden<br />

- symbolen:<br />

= gelijk aan<br />

≠<br />

verschillend van<br />

de doorhaling (schuine streep) van een pijl of symbool houdt altijd een<br />

ontkenning in<br />

- gedachtestreepjes, cijfers, letters:<br />

gebruikt men bij een opsomming van factoren, kenmerken, eigenschappen,<br />

oorzaken, …<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

144


PIJLENSCHEMA: OBJECTIEVE INFORMATIE OVER DE ZIEKTE AIDS<br />

opgesteld door leerlingen van de 3 de graad<br />

Bron:<br />

Serie ‘Uitkijk’ van de uitgeverij Wolters, Informatieboek PAV ‘Aids’ voor de leerlingen,<br />

ISBN 9030968249<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

145


9 Discussie<br />

In tegenstelling tot het leergesprek lopen bij de discussie de gesprekslijnen niet alleen van<br />

leerkracht naar leerling, maar ook van leerling naar leerling. Dus de leerlingen stellen elkaar<br />

vragen, vullen elkaar aan, geven antwoord enz. De kern is dat de leerlingen samen<br />

nadenken en van gedachten wisselen over onderwerpen, meningen, standpunten,<br />

ervaringen, …<br />

De leerling leert argumenten op te sporen en te formuleren, oplossingen voor problemen te<br />

zoeken en te waarderen.<br />

De verschillende fasen van een discussie:<br />

1 planning:<br />

- gespreksonderwerp;<br />

- open / gesloten discussie (eventueel vragen voorbereiden);<br />

- duur;<br />

- afspraken van spelregels;<br />

- keuze van: - gespreksleider (indien niet leerkracht);<br />

- notulist (eventueel);<br />

- procesbewaker (eventueel);<br />

2 duidelijke omschrijving van het probleem:<br />

- waar gaat het eigenlijk om;<br />

- hoe kijken de verschillende groepsleden tegen het probleem aan;<br />

3 hoofd- en zijwegen worden in kaart gebracht.;<br />

4 de verschillende groepsleden brengen de informatie waarover zij beschikken naar voor;<br />

5 de probleemstelling wordt nog eens bekeken en er wordt nagegaan of de ingebrachte<br />

informatie voldoende is om tot een conclusie te komen;<br />

6 een besluit wordt genomen (eventueel na stemming indien meerdere mogelijkheden).<br />

Aandachtspunten:<br />

1 alle fasen van de discussie in de goede volgorde aan bod komen;<br />

2 ieder lid van de groep voelt zich op zijn gemak en kan deelnemen;<br />

hiervoor dient men:<br />

- een ontspannen sfeer te bevorderen;<br />

- verbale agressie tegen te gaan;<br />

- sommigen om nadere uitleg vragen;<br />

- sommige meningen te herhalen;<br />

- de langpraters op vriendelijke wijze te onderbreken;<br />

- de zwijgers proberen te betrekken door aandacht te besteden aan hun non-verbale<br />

signalen;<br />

3 op het einde de discussie afsluiten: door een leerling of door de leerkracht.<br />

Voorbeelden van mogelijke spelregels bij een discussie:<br />

- goed luisteren: echt proberen te weten wat de andere zeggen wil;<br />

- elkaars mening aanvaarden;<br />

- elkaars bijdrage aan de discussie naar waarde schatten;<br />

- geen slogans gebruiken maar argumenten;<br />

- niemand mag iemand anders in de rede vallen; alleen de voorzitter mag vragen een<br />

tussenkomst af te ronden;<br />

- alleen de hoofdgedachte van de probleemstelling behandelen: geen zijwegen betreden<br />

- het geven van voorbeelden moet vermeden worden;<br />

- verwijzingen naar personen in de groep (of zelfs in de meeste gevallen daarbuiten) zijn<br />

totaal uit den boze.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

146


9.1 De discussieviskom<br />

Uitvoering:<br />

- de werkvorm wordt uitgelegd en het doel ervan besproken;<br />

- de klas wordt gesplitst in kleinere groepjes (maximum 6 à 7);<br />

- in elk werkgroepje wordt een notulant / woordvoerder aangeduid (of beide);<br />

- alle groepen krijgen dezelfde discussieopdracht, waarbij liefst naar oplossingen van een<br />

probleem moet worden gezocht;<br />

- gedurende een vastgestelde tijd (bv. 15 minuten) wordt binnen de groep over het<br />

gegeven onderwerp gediscussieerd en zoekt men naar oplossingen voor het gestelde<br />

probleem;<br />

- de groepen krijgen nog kort (bv. 5 minuten) de tijd om de gemaakte notulen na te kijken<br />

en tot een besluit te komen;<br />

- nadien zullen de verschillende notulanten (of woordvoerders) plenair vergaderen en pogen<br />

om tot één lijst oplossingen of maatregelen te komen. Ook hier wordt een tijdslimiet vastgesteld.<br />

Een definitieve menings- of besluitvorming vindt plaats voor de hele klas via de<br />

vertegenwoordigers van de verschillende groepjes:<br />

. de andere deelnemers mogen zich niet met het gesprek bemoeien;<br />

. zij kunnen wel hun verslaggever / woordvoerder tot de orde roepen indien deze van<br />

het ingenomen standpunt afwijkt;<br />

. de verslaggever / woordvoerder kan zijn groepje tijdens de plenaire discussie<br />

éénmaal raadplegen (maximum 2 minuten).<br />

Variante:<br />

Elk groepje behandelt een ander deel van de probleemstelling en pas plenair komt men tot<br />

een globale oplossing.<br />

Doel:<br />

- snel tot een effectieve mening en besluitvorming komen;<br />

- leren een vertegenwoordiger kiezen;<br />

- leren delegeren;<br />

- leren onderhandelen.<br />

9.2 De luciferdiscussie<br />

Uitvoering:<br />

- de werkvorm wordt uitgelegd en het doel ervan besproken;<br />

- elke leerling krijgt evenveel (meestal 2 of 3) lucifers (of kaartjes);<br />

- elke keer als men tussenkomt in de discussie moet men een lucifer afgeven<br />

- wanneer men geen lucifers meer heeft, mag men niet meer tussenkomen; men kan<br />

wel iemand anders ideeën toefluisteren.<br />

Doel:<br />

Bereiken dat alle leerlingen even vaak het woord nemen tijdens een discussie.<br />

9.3 De stille wanddiscussie<br />

Deze werkvorm is een schriftelijke discussie. De bedoeling is om elkaar inzichten, gevoelens<br />

of standpunten mee te delen, of daarvoor aandacht te vragen, waarbij iedereen mag<br />

opschrijven wat in hem/haar opkomt.<br />

Uitvoering<br />

Men moet eerst, als voorbereiding, het doel bepalen: een gesprek op gang brengen, een<br />

onderwerp uitdiepen of een onderwerp afronden.<br />

De startvraag van de discussie wordt schriftelijk op het bord (of op flappen) gesteld.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

147


Deze vraag moet zo uitnodigend mogelijk zijn en kan bijvoorbeeld naar gevoelens,<br />

voorkennis en de bronnen van deze voorkennis toetsen.<br />

De discussie vindt plaats in groepjes van maximum 6 leerlingen, waarbij niemand mag<br />

spreken.<br />

Elke leerling die wat wil doorgeven, moet dat via het bord doen. Daarbij kan rechtstreeks op<br />

de startvraag worden gereageerd, ook kan ingegaan worden op hetgeen anderen al op het<br />

bord hebben gezet. Het is bijvoorbeeld mogelijk een vraag ter verduidelijking te stellen, het is<br />

mogelijk een tegenbewering te doen, verbanden te leggen, enz. Het is de bedoeling dat<br />

iedereen zoveel mogelijk meedoet.<br />

Tijdens de nabespreking komen volgende elementen aan de orde:<br />

. Is er nog een toelichting nodig over onduidelijkheden?<br />

. Welke verbindingslijnen zijn te trekken naar het doel?<br />

. Het schetsen van een samenvattend beeld van de ‘discussie’: zijn er nieuwe<br />

gedachten naar voren gebracht, welke conclusies kunnen getrokken worden?<br />

Sterke kanten:<br />

- verminderen van schroom, angst of sociale controle bij de discussie;<br />

- kan voor alle fasen van het onderwijsleerproces dienen;<br />

- goed bruikbaar om de beginsituatie van de leerlingen vast te stellen.<br />

10 Puzzelstuk<br />

De klas wordt door de leerkracht verdeeld in groepen van ongeveer dezelfde grootte.<br />

Bijvoorbeeld: groep A, groep B, groep C en groep D tellen elk 5 leerlingen.<br />

Elk van de groepjes maakt een andere opdracht (complementair groepswerk), die door de<br />

leerkracht vooraf op papier werd gezet. Het gaat om deelopdrachten bij een groter geheel,<br />

bepaalde aspecten van een onderwerp worden bestudeerd. Er worden, na voltooiing van<br />

deze opdrachten, nieuwe groepen gevormd met telkens een lid van de vorige groepen.<br />

Elk van de leden legt aan de anderen de bevindingen uit die in zijn/haar eerste groep<br />

gemaakt werden (parallel groepswerk).<br />

De nieuwe groepen maken vervolgens een gemeenschappelijke samenvatting of maken een<br />

samenvattende taak aan de hand van een vragenlijst.<br />

Elke groep kiest een woordvoerder die de resultaten voorstelt. Deze worden dan plenair<br />

besproken. De resultaten kunnen ook schriftelijk afgegeven worden.<br />

Voordeel:<br />

Niemand kan parasiteren: in de eerste groep wordt iets ontwikkeld waarover je in de tweede<br />

groep de enige specialist bent.<br />

11 Rollenspel<br />

Een rollenspel is een spel waarin het zelfstandig denken gestimuleerd wordt. Het vrij<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

148


improviseren wordt in deze spelvorm in banen geleid om een probleem dat in de spelgegevens<br />

verwerkt is, helder te krijgen en zo mogelijk op te lossen. De spelsituatie komt altijd uit de<br />

interesse- of belevingswereld van de leerlingen voort en is zo concreet mogelijk.<br />

Bij een rollenspel zijn er spelers en waarnemers. Beide groepen kennen vooraf de globale<br />

inhoud van het spel. De spelers krijgen ieder een rolomschrijving, de waarnemers krijgen<br />

aandachtspunten. De rollen zijn helder omschreven, maar geven ook ruimte voor een eigen<br />

invulling of een uitbreiding van de gegevens. Het spel moet immers leiden tot een oplossing van<br />

een probleem en daarvoor is bekendheid met de rolgegevens noodzakelijk. Nadat het spel<br />

gespeeld is en de spelers een eerste reactie hebben mogen geven, wordt het spel in een<br />

kringgesprek samen met de observatoren geëvalueerd. Hierna kan het spel opnieuw gespeeld<br />

worden door andere of dezelfde spelers. Meestal wordt er dan doeltreffend gereageerd of<br />

komen er nieuwe oplossingen in zicht.<br />

Tijdens de herhaling van het spel kan er dit keer door toeschouwers ingegrepen worden als zij<br />

menen een goede aanvulling, beter tegengas of een nieuwe opening te kunnen geven. De<br />

mogelijkheid om in te springen moet duidelijk gemaakt worden vóór het spel herhaald wordt,<br />

zodat iedereen weet wat kan en wat niet kan.<br />

Enkele tips bij rollenspel:<br />

- laat de waarnemers in een halve cirkel zitten, zodat ze betrokken zijn bij het spel;<br />

- bespreek met de spelers hoe ze de situatie zien. Waar is de deur, het raam, … ;<br />

- spreek van tevoren af of en wanneer er ingegrepen wordt: als de leerlingen niet<br />

trouw aan het gegeven spelen en als het spel te lang duurt.<br />

Voorbeeld: een situatie beschrijven voor verschillende luisteraars:<br />

- Voorbereiding:<br />

De leerlingen krijgen een werkblad met bijvoorbeeld de beschrijving van een ongeluk<br />

met een gestolen bromfiets. Maak voor ieder groepje een kaartje met daarop een<br />

luisteraar (hun beste vriendin, de eigenaar van de bromfiets, de ouders, …). De<br />

leerlingen vertellen de situatie die op het werkblad staat aan die bepaalde luisteraar.<br />

- Uitvoering:<br />

Leg met een voorbeeld uit dat mensen zich in hun taalgebruik meestal aanpassen aan de<br />

luisteraar. Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Ieder groepje krijgt een kaartje. Het is<br />

de bedoeling dat ze met elkaar bespreken op welke manier ze de situatie uit de tekst<br />

zouden vertellen aan degene die op het kaartje vermeld staat. De feiten mogen daarbij niet<br />

wezenlijk veranderen.<br />

Voor de voorbereiding hebben de leerlingen 15 minuten tijd. Dan presenteert één leerling<br />

de situatie voor de klas. Een andere leerling uit de groep is de zwijgende, maar wel<br />

expressieve luisteraar.<br />

Bespreek na iedere presentatie de verschillen in inhoud en taalgebruik.<br />

- Voorbeeldtekst:<br />

Jan, 15 jaar, heeft in de pauze de brommer van Anton geleend. Nu ja, geleend …<br />

Omdat hij Anton zo snel niet kon vinden, is hij er maar van uitgegaan dat die er geen<br />

bezwaar tegen zou hebben dat hij een klein ommetje ging maken met Annemie achterop.<br />

Antons helm kon hij niet vinden, maar voor zo’n klein ritje leek dat geen bezwaar. Jan en<br />

Annemie hadden gezellig een stukje gereden en het laatste eindje terug naar school had<br />

Jan even goed gas gegeven.<br />

Voor de school stond Karel een pakje frieten te eten. Toen hij de bel hoorde, gooide hij<br />

het laatste restje weg. Op dat ogenblik kwam Jan aanrijden. Hij slipte over de frieten,<br />

Annemie viel op de grond en de brommer vloog op de auto van de directeur.<br />

De verbazing was groot. Jan zelf kwam er met een paar schrammen en beschadigde<br />

kleren van af, maar Annemie bleek met een zware hersenschudding in het ziekenhuis te<br />

moeten worden opgenomen. De auto en de brommer waren zwaar beschadigd.<br />

Bron: Lesideeën voor moedertaaldocenten, Wolters, ISBN 90 01 710735<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

149


Lectuur van de leerlingen kan ook een inspiratiebron zijn.<br />

12 Projectwerk<br />

12.1 Algemene kenmerken<br />

Projectwerk is een didactische werkvorm die op de realiteit steunt en vakoverschrijdend<br />

wordt uitgevoerd. Het project wordt dan ook voorbereid en begeleid door een groep<br />

leerkrachten. Via het project poogt men een bepaald probleem in zijn totaliteit te bestuderen.<br />

De klassieke vakindeling valt gewoon weg.<br />

Het project moet betrekking hebben op de dagelijkse realiteit; het is dus bij voorkeur<br />

maatschappijrelevant en sluit aan bij de ervaringswereld van de leerlingen. Het nodigt uit tot<br />

allerlei acties; het mag niet beperkt blijven tot literatuur, maar het moet zich ook lenen tot<br />

praktisch onderzoek.<br />

Het project vereist van de leerlingen een grote vorm van zelfactiviteit en vindingrijkheid.<br />

Daarom zullen de leerlingen in soepele groepjes werken. Alle betrokkenen dienen elkaar<br />

permanent in te lichten over de vorderingen die gemaakt worden.<br />

12.2 Verloop<br />

1) Het vastleggen van een onderwerp<br />

Dit wordt meestal gedaan via brainstorming. De resultaten hiervan worden allemaal<br />

genoteerd (op het bord en in een map).<br />

Er kan bijvoorbeeld als volgt te werk gegaan worden: iedereen schrijft bijvoorbeeld 5<br />

onderwerpen op en hangt ze om zijn hals, alle leerlingen wandelen een tijdje rond in de<br />

klas. Er wordt links en rechts wat gekletst over elkaars onderwerpen. Er worden dingen<br />

ontdekt waaraan men zelf niet had gedacht.<br />

Daarna wordt onderwerp per onderwerp doorgenomen en getoetst aan schiftingscriteria:<br />

- eenvoudigheid;<br />

- toegankelijkheid;<br />

- het onderwerp moet aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen;<br />

- je moet er informatie over kunnen vinden;<br />

- je moet er een actie rond kunnen doen.<br />

2) Het samenstellen van de projectgroepjes<br />

Dit kan spontaan of geleid gebeuren. Een goed aantal is 4 of 5 personen per groepje.<br />

3) De voorbereiding<br />

Gedurende de directe voorbereiding moet er gedacht worden aan:<br />

- de doelstellingen die we willen bereiken;<br />

- de deelaspecten van het project;<br />

- het opstellen van een tijdschema;<br />

- het bij elkaar brengen en ordenen van het werkmateriaal;<br />

- de praktische organisatie binnen en buiten de school: lokalen, contacten, excursies,<br />

communicatie tussen de deelnemers aan het project en naar derden toe (school,<br />

ouders, buurt,…).<br />

4) De informatiefase<br />

Schriftelijke informatie verzamelen: encyclopedieën, wetenschappelijke boeken, kranten,<br />

tijdschriften,...<br />

Mondelinge informatie verzamelen: tv- en radioprogramma’s, telefoongesprekken met<br />

organisaties gespecialiseerd in het onderwerp, interviews van personen die meer weten<br />

over het onderwerp.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

150


5) De projectmap<br />

Ieder lid van de groep heeft zijn eigen projectmap. Hierin wordt de informatie verzameld,<br />

afspraken genoteerd, verslagen geschreven,…<br />

6) De uitvoering<br />

Dit kan zijn: een discussiespel, een culturele week, een forumgesprek, een debat, een<br />

rollenspel, een tentoonstelling maken,…<br />

Er zijn veel mogelijkheden en de actie moet vooral toegespitst worden op de leeftijd van<br />

de leerlingen.<br />

7) De evaluatie<br />

Zowel leerlingen als leerkrachten moeten meewerken aan de evaluatie.<br />

De leerlingen schrijven een evaluatie waarbij ze de volgende punten kunnen bespreken:<br />

- zelfstandig werken;<br />

- vrij je mening uiten;<br />

- samenwerken;<br />

- werken met teksten;<br />

- naar elkaar luisteren.<br />

De leerkrachten kunnen een woordrapport maken waarbij bovenstaande punten als<br />

richtlijn kunnen dienen.<br />

.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

151


Werkvormen en hun relatie met de vakoverschrijdende eindtermen<br />

WERKVORM<br />

LEREN LEREN<br />

VERBAND MET<br />

SOCIALE VAARDIGHEDEN<br />

fotospel<br />

- activeren van voorkennis<br />

- gevoelens onder controle houden<br />

- ontwikkelen van een realistisch<br />

zelfbeeld<br />

- erkenning als persoon<br />

- naar elkaar luisteren<br />

- ervoor zorgen dat de anderen<br />

luisteren<br />

- participatie<br />

groepsvorming - informatie verwerven en verwerken - leren samenwerken<br />

individuele reflectie<br />

stellingenspel<br />

interviewcarrousel<br />

prentencarrousel<br />

carrouseldiscussie<br />

- voorkennis activeren<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- hun eigen interesses,<br />

mogelijkheden en waarden<br />

verwoorden<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- duidelijke en eenduidige vragen<br />

kunnen stellen<br />

- zinvol inoefenen, memoriseren,<br />

herhalen en toepassen<br />

- leren structureren<br />

- hoofd- en bijzaak onderscheiden<br />

- leren samenvatten<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- zinvol inoefenen, memoriseren,<br />

herhalen en toepassen<br />

- hun eigen interesses,<br />

mogelijkheden en waarden<br />

verwoorden<br />

- uiten van zelfwaardegevoel en<br />

opvattingen<br />

- bewust worden van en rekening<br />

houden met (on)gewenste effecten<br />

in een interactie<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- belangrijke elementen van overleg<br />

en gezamenlijke probleemoplossing<br />

toepassen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- zich oefenen in het opbouwen en<br />

onderhouden van een relatie<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- uiten hun zelfwaardegevoel en<br />

opvattingen<br />

- bewust worden van en rekening<br />

houden met (on)gewenste effecten<br />

in een interactie<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- belangrijke elementen van overleg<br />

en gezamenlijke probleemoplossing<br />

toepassen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

152


cirkeldiagram<br />

conceptmap<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- zinvol inoefenen, memoriseren,<br />

herhalen en toepassen<br />

- diverse informatiebronnen en<br />

-kanalen kritisch kiezen en<br />

raadplegen<br />

- probleemoplossingsstrategieën<br />

toepassen en de resultaten<br />

evalueren<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- zinvol inoefenen, memoriseren,<br />

herhalen en toepassen<br />

- diverse informatiebronnen en<br />

-kanalen kritisch kiezen en<br />

raadplegen<br />

- probleemoplossingsstrategieën<br />

toepassen en de resultaten<br />

evalueren<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- zich oefenen in het opbouwen en<br />

onderhouden van een relatie<br />

- bereid zijn om samen te denken, te<br />

argumenteren en te discussiëren<br />

om met anderen een situatie te<br />

verbeteren of problemen op te<br />

lossen.<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- belangrijke elementen van overleg<br />

en gezamenlijke probleemoplossing<br />

toepassen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- zich oefenen in het opbouwen en<br />

onderhouden van een relatie<br />

- bereid zijn om samen te denken, te<br />

argumenteren en te discussiëren<br />

om met anderen een situatie te<br />

verbeteren of problemen op te<br />

lossen.<br />

- streven naar een evenwicht tussen<br />

eigen wensen, verlangens en<br />

belevingen, en het groepsbelang<br />

- kunnen omgaan met hiërarchie,<br />

macht en regelgevingen<br />

- inzicht hebben in de potentieel<br />

constructieve en destructieve rol<br />

van conflicten<br />

- bewust worden van en rekening<br />

houden met (on)gewenste effecten<br />

in een interactie<br />

- belangrijke elementen van overleg<br />

en gezamenlijke probleemoplossing<br />

toepassen<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

153


pijlenschema<br />

discussieviskom<br />

luciferdiscussie<br />

stille wanddiscussie<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- probleemoplossingsstrategieën<br />

toepassen en de resultaten<br />

evalueren<br />

- hun eigen interesses,<br />

mogelijkheden en waarden<br />

verwoorden<br />

- probleemoplossingsstrategieën<br />

toepassen en de resultaten<br />

evalueren<br />

- proces bijsturen<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- hun eigen interesses,<br />

mogelijkheden en waarden<br />

verwoorden<br />

- informatie kritisch analyseren en<br />

samenvatten<br />

- uit leerervaringen conclusies<br />

trekken voor een nieuwe leertaak<br />

- hun eigen interesses,<br />

mogelijkheden en waarden<br />

verwoorden<br />

- belangrijke elementen van overleg<br />

en gezamenlijke probleemoplossing<br />

toepassen<br />

- bereid zijn om samen te denken, te<br />

argumenteren en te discussiëren<br />

om met anderen een situatie te<br />

verbeteren of problemen op te<br />

lossen.<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- belangrijke elementen van overleg<br />

en gezamenlijke probleemoplossing<br />

toepassen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- bereid zijn om samen te denken, te<br />

argumenteren en te discussiëren<br />

om met anderen een situatie te<br />

verbeteren of problemen op te<br />

lossen.<br />

- benoemen en duiden van hun<br />

emoties, deze gepast uiten<br />

- andermans emoties herkennen en<br />

duiden<br />

- deelnemen aan groepsactiviteiten<br />

- democratisch participeren<br />

- consensus nastreven<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- inzicht hebben in de potentieel<br />

constructieve en destructieve rol<br />

van conflicten<br />

- deelnemen aan groepsactiviteiten<br />

- beslissen over een mogelijke<br />

eigen reactie<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- bereid zijn om samen te denken, te<br />

argumenteren en te discussiëren<br />

om met anderen een situatie te<br />

verbeteren of problemen op te<br />

lossen.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

154


puzzelstuk<br />

rollenspel<br />

- informatie verwerven en verwerken<br />

- reguleren<br />

- zinvol inoefenen, memoriseren,<br />

herhalen en toepassen<br />

- uit leerervaringen conclusies<br />

trekken voor een nieuwe leertaak<br />

- een positief zelfbeeld ontwikkelen<br />

op basis van betrouwbare<br />

gegevens<br />

- reguleren<br />

- informatie verwerven en verwerken<br />

- zinvol inoefenen, memoriseren,<br />

herhalen en toepassen<br />

- uit leerervaringen conclusies<br />

trekken voor een nieuwe leertaak<br />

- deelnemen aan groepsactiviteiten<br />

- democratisch participeren<br />

- consensus nastreven<br />

- uiten hun zelfwaardegevoel en<br />

opvattingen<br />

- actief luisteren, beslissen over een<br />

mogelijke eigen reactie, zich<br />

helder uitdrukken in ik-termen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- streven naar een evenwicht tussen<br />

eigen wensen, verlangens en<br />

belevingen, en het groepsbelang<br />

- interactief competenter worden<br />

- zich oefenen in relatievormen die<br />

ze minder goed beheersen<br />

- bereid zijn om de inbreng van de<br />

gesprekspartner ernstig te nemen<br />

- bereid zijn om samen te denken, te<br />

argumenteren en te discussiëren<br />

om met anderen een situatie te<br />

verbeteren of problemen op te<br />

lossen.<br />

- inzicht hebben in de potentieel<br />

constructieve en destructieve rol<br />

van conflicten<br />

- communicatieve vlotheid<br />

verwerven<br />

- het belang van kenmerken van<br />

relaties kunnen aangeven:<br />

afspraken regels, rolpatronen,<br />

machtsverhoudingen en<br />

gelijkwaardigheid<br />

- zorg dragen voor relaties<br />

- verschillen accepteren<br />

Enkele conclusies<br />

- Met één werkvorm kan tegelijkertijd aan verschillende vakoverschrijdende eindtermen<br />

gewerkt worden.<br />

- Bij variatie in de werkvormen:<br />

- krijgen de leerlingen meer kansen om zelfstandig te leren (leren is een actieve<br />

bezigheid);<br />

- blijken de tekorten duidelijker;<br />

- kunnen de leerkracht of de leerlingen zelf beter bijsturen;<br />

- is het observeren van attitudes gemakkelijker.<br />

- Met leerlingactieve werkvormen werkt men aan:<br />

. taalvaardigheid: leerlingen komen meer aan het woord, in groepen worden meer<br />

documenten gelezen;<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

155


. ICO: leerlingen leren van elkaar, komen meer in contact met andere meningen,<br />

achtergronden en omgangsvormen;<br />

. differentiatie: leerlingen hebben meer impact op de leerstof, het tempo, de werkwijze.<br />

- Individuele verschillen kunnen tot uiting komen (o.a. de leerstijl).<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

156


Colofon<br />

Dit leerplan werd ontwikkeld door de leerplancommissie AV Engels 2 de graad ASO van OVSG<br />

met medewerking van vertegenwoordigers van de inrichtende machten Anderlecht, Antwerpen<br />

en Gent.<br />

Pedagogische begeleidingsdienst OVSG<br />

AV Engels 2 de graad ASO<br />

157

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!