18.10.2014 Views

Interview Anne Leendertse - UMC Utrecht

Interview Anne Leendertse - UMC Utrecht

Interview Anne Leendertse - UMC Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Interview</strong> met <strong>Anne</strong> <strong>Leendertse</strong> naar aanleiding van haar proefschrift<br />

‘Hospital Admissions Related to Medication:<br />

Prevalence, Provocation and Prevention’.<br />

Tekst: Vivian de Gier<br />

Ze begon als openbaar apotheker, gewoon, in een apotheek op de hoek van de straat. Maar<br />

de ambities van <strong>Anne</strong> <strong>Leendertse</strong> (1971), die in 1999 was afgestudeerd als apotheker,<br />

reikten verder en na drie jaar vertrok ze naar Schotland om zich daar te specialiseren als<br />

clinical pharmacist. Ze leerde onder meer te bepalen welke medicijnen een patiënt moet<br />

krijgen. Anders dan in Nederland, waar de verantwoordelijkheid voor de medicatie en<br />

de behandeling volledig bij de arts ligt en de apotheker een controlerende taak achteraf<br />

heeft, zijn in het Britse systeem apothekers namelijk degenen die verantwoordelijk zijn<br />

voor het voorschrijven van geneesmiddelen.<br />

Die kennis en kunde kwamen goed van pas toen ze, terug in Nederland, in 2005 de kans<br />

kreeg onderzoek te doen. Een jaartje, en dan zou ze Master of Science zijn. Het werden<br />

er uiteindelijk vijf. “Het was een heel groot project en het lukte eigenlijk ook heel goed,”<br />

vertelt <strong>Anne</strong> met een grote lach. “Ik was helemaal niet van plan om te promoveren,<br />

maar omdat het zo’n succes was, kwam er meer geld voor vervolgonderzoek en dat<br />

mocht ik ook gaan doen. Zo werd het uiteindelijk een promotieonderzoek.” En zo werd<br />

<strong>Anne</strong> niet alleen Master of Science, maar mag ze nu eindelijk binnenkort dat -sje van<br />

haar andere titel halen: voortaan staat er dr. in plaats van drs. voor haar naam.<br />

Waar uit bestond je oorspronkelijke onderzoek?<br />

“Mijn oorspronkelijke project heette het HARM-onderzoek: Hospital Admissions Related<br />

to Medication. We gingen bij ruim twintig ziekenhuizen bekijken hoe veel mensen<br />

daar dagelijks werden opgenomen als gevolg van het gebruik van geneesmiddelen. We<br />

brachten in elk ziekenhuis in kaart wie er de vorige dag was opgenomen – dan ging het<br />

om de niet-geplande opnamen, op alle afdelingen samen – en waarvoor deze mensen<br />

waren opgenomen.”


Is bij opname al direct duidelijk dat de k lachten<br />

worden veroorzaakt door medicatie?<br />

“Nee vaak niet, maar er is wel altijd een reden waarom iemand<br />

wordt opgenomen of ingestuurd door zijn huisarts. Stel dat iemand<br />

de hele tijd omvalt. Dan wordt de huisarts erbij geroepen, die stelt<br />

een lage bloeddruk vast en stuurt de patiënt vervolgens naar het<br />

ziekenhuis. Wij gingen dan kijken welke geneesmiddelen iemand<br />

gebruikte in de thuissituatie, en of de opname mogelijk daardoor<br />

kon zijn veroorzaakt. Als iemand een heel lage bloeddruk heeft en omvalt, en die<br />

persoon slikt bloeddrukverlagende medicijnen, kan dat verband houden met elkaar. In<br />

alle verschillende ziekenhuizen was er een onderzoeker – het team bestond in totaal uit<br />

dertig mensen – die twee maanden lang alle opnames dagelijks op deze manier bekeek.<br />

Als er een mogelijke relatie was met de gebruikte geneesmiddelen, dan volgde een<br />

gesprek met de behandelend arts. En elke onderzoeker werd daarnaast begeleid door de<br />

ziekenhuisapotheker. Er waren dus heel wat mensen bij betrokken. Ik coördineerde het<br />

geheel en heb samen met de ziekenhuisapotheker van het Diakonessenhuis in <strong>Utrecht</strong><br />

het onderzoek opgezet.”<br />

Der tig onderzoekers, twintig ziekenhuizen, twee maanden lang. Om<br />

hoeveel patiënten of opnames ging het in totaal?<br />

“We hebben zo’n dertigduizend patiënten gescreend, waarbij het in 13.000 gevallen om<br />

acute opnames ging, dus opnames die niet van tevoren waren gepland. In 5,6 procent<br />

daarvan was medicijngebruik de oorzaak. Als je op de eerste hulp gaat zitten, komt dus<br />

één op de achttien gevallen binnen door gebruik van een geneesmiddel. Ik vind dat<br />

veel.”<br />

Aan wat voor k lachten moet je dan denken?<br />

“We zagen vooral heel veel bloedingen. Maag- en darmbloedingen waren de meest<br />

voorkomende klacht. Meestal kregen die patiënten bloedverdunners of laaggedoseerde<br />

aspirine. Bloedingen zijn een bekende bijwerking van dergelijke geneesmiddelen, dus<br />

dat is niet altijd te voorkomen, maar in ongeveer de helft van de gevallen was er wel<br />

sprake van verkeerd gebruik.<br />

Mensen krijgen heel vaak een geneesmiddel zonder dat er een reden is waarom ze dat<br />

krijgen. Dat was in een kwart van de gevallen zo. Vanwege dat risico op bloedingen<br />

moet je die laaggedoseerde aspirine niet aan iedereen voorschrijven. Mensen die kans<br />

hebben om bijvoorbeeld een hartaanval te krijgen, moeten dat middel gebruiken. Is die<br />

kans er niet, dan moet je het niet geven.”


Hoe komt een patiënt dan aan zulke medicijnen?<br />

“Die waren wel voorgeschreven, maar wij konden in het dossier in het ziekenhuis of<br />

bij de huisarts de reden niet terugvinden. Wat we ook veel zagen, was dat mensen<br />

medicijnen anders innamen dan de bedoeling was, bijvoorbeeld doordat ze doseringen<br />

van medicijnen door elkaar haalden. Als je bloedverdunners dan eens wel en dan weer<br />

niet inneemt, wordt het bloed niet zo dun. De trombosedienst denkt dan: er moet een<br />

pilletje bij.”<br />

Volgen patiënten de instr ucties van de dokter niet goed op of lezen<br />

ze de bijsluiter niet goed genoeg?<br />

“We hebben geconstateerd dat er iets mis ging in het gebruik, maar verder niet<br />

onderzocht wat daar de oorzaak van was. Als je dat goed wilt uitzoeken, moet je daar<br />

een heel goede analyse op loslaten en dat is een enorme hoeveelheid werk. Daar hadden<br />

we de middelen niet voor. Dit was echt een grotelijnenonderzoek.”<br />

Wat zijn de belangrijkste conclusies?<br />

“Opname door verkeerd geneesmiddelgebruik komt veel voor, bijna de helft van de<br />

gevallen is vermijdbaar, en dus moet er iets aan worden gedaan om dat te voorkomen.<br />

Onze belangrijkste aanbeveling is om de medicatiebeoordeling (medication review) en<br />

de medicatiebewaking te verbeteren. Door de ICT slimmer te gebruiken, kunnen meer<br />

gegevens van de patiënt worden gecombineerd, waardoor de computer betere signalen<br />

geeft bij de combinatie van geneesmiddelen in samenhang met de leeftijd, aandoeningen<br />

en vooral ook de nierfunctie van een patiënt.<br />

Belangrijk is ook dat we hebben gekeken naar welke patiënten een verhoogd risico<br />

hebben, zodat je weet bij wie je extra alert moet zijn. De resultaten daarvan zijn niet<br />

verrassend, maar je moet ze wel even op papier hebben: oudere patiënten, dat wil<br />

zeggen 65+; mensen die veel geneesmiddelen gebruiken; mensen met een verminderde<br />

nierfunctie; mensen die hun geneesmiddelen niet innemen zoals voorgeschreven door<br />

hun arts; mensen die meerdere aandoeningen hebben; mensen met een verminderde<br />

cognitie; en mensen die niet zelfstandig wonen, dus in een verpleeg- of verzorgingshuis<br />

wonen. Die laatste groep vond ik wel frappant, want ik dacht juist: daar zijn verzorgenden<br />

die deze mensen hun pillen geven en wordt er beter gelet op bijwerkingen. Dat blijkt<br />

dus niet het geval te zijn.”<br />

Wat houdt medication re view precies in?<br />

“Dat is de beoordeling of de medicatie nog wel geschikt is. Op het moment van<br />

voorschrijven is de situatie vaak anders dan een paar jaar later. Het gebeurt nog niet heel<br />

vaak dat dingen na een tijdje nog eens tegen het licht worden gehouden, als een soort<br />

van controle. Mensen met chronische aandoeningen – hoge bloeddruk, suikerziekte,


hartritmestoornis, die een maagbloeding hebben gehad – zitten vaak de rest van hun<br />

leven aan de medicijnen. Dat zijn vooral de mensen die in het ziekenhuis terecht komen.<br />

Naast bloedverdunners slikten veel patiënten pijnstillers, vooral ontstekingsremmende<br />

zoals ibuprofen, of geneesmiddelen die een onderdrukkende werking hebben op het<br />

hart- en vaatstelsel, zoals bètablokkers. Medication review is dus pro-actief het hele<br />

plaatje bekijken; medicatiebewaking is een taak van zowel arts als apotheker en gebeurt<br />

meer ad hoc, bijvoorbeeld: past dit geneesmiddel bij iemands nierfunctie?”<br />

Hoe komt het dat dit nu zo weinig gebeur t?<br />

“Binnen de apotheek is er een groot gebrek aan informatie. Iemand komt met een recept<br />

voor bloedverdunnende medicijnen, maar de apotheker weet niet waarom dat middel<br />

is voorgeschreven en ook niet hoe iemands nieren functioneren. Hij kan dus niet<br />

controleren of de voorgeschreven dosering wel goed is. Er zijn geneesmiddelen die door<br />

de nieren worden geklaard en afgevoerd, maar als iemands nieren minder goed werken,<br />

kunnen ze dat geneesmiddel niet goed afbreken. Die nierfunctie wordt nu meestal niet<br />

onderzocht voordat een middel wordt voorgeschreven, en is al helemaal niet bekend bij<br />

de apotheker. Naar aanleiding van ons onderzoek zijn er projecten gestart om dat in de<br />

apotheek van patiënten in kaart te brengen, maar op dit moment is het nog geen vast<br />

onderdeel van de medicatiebewaking. We hopen dat het dat wel gaat worden.”<br />

De ar ts moet gege vens dus meer in samenhang bekijken en de<br />

apotheek moet beter kunnen controleren wat de ar ts heeft gedaan.<br />

“Precies. Ook de communicatie tussen specialisten kan beter, want juist chronische<br />

patiënten hebben vaak meerdere behandelaren en die weten van elkaar vaak niet<br />

goed wat ze doen. In ons vervolgonderzoek zagen we dat er veel tijd in ging zitten om<br />

precies helder te krijgen wat er nu met iemand aan de hand was. Ik kwam bijvoorbeeld<br />

een vrouw tegen die al twintig jaar digoxine slikte, een middel dat is gebaseerd op de<br />

digitalis, vingerhoedskruid. Het werkt op het hart. Die dosering luistert nogal nauw,<br />

vooral bij oudere mensen; als de nieren achteruit gaan, moet de dosering worden<br />

verlaagd. Bij deze vrouw was het recept al twintig jaar herhaald en zij had hierdoor een<br />

veel te hoge dosering. De huisarts herhaalde het recept gewoon, omdat het immers ooit<br />

door de cardioloog was voorgeschreven. Maar toen we wilden weten waarom ze dat<br />

middel precies kreeg, bleek dat de cardioloog die haar ooit had behandeld allang was<br />

overleden. Gelukkig vergat deze mevrouw nogal eens haar pilletjes.”


Dat is toch heel zorgelijk: dat je als patiënt twintig jaar lang een<br />

middel kunt slikken zonder dat eigenlijk nog iemand weet waarom?<br />

“Ja. We kwamen dat in het vervolgonderzoek vaak tegen: dat we niet meer konden<br />

achterhalen waarom mensen bepaalde geneesmiddelen kregen. Of ze zagen dat er wel<br />

een reden was geweest, maar dat die er jaren later eigenlijk helemaal niet meer was. Ik<br />

had gedacht dat dit alleen maar excessen waren, maar het was eigenlijk wel een hoop<br />

ellende.”<br />

Dat vervolgonderzoek, het zogeheten PHARM-onderzoek (Preventing Hospital<br />

Admissions by Reviewing Medication), was erop gericht patiënten met een<br />

verhoogd risico beter te begeleiden en te onderzoeken of hierdoor het aantal<br />

geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnames inderdaad kon worden teruggedrongen.<br />

De interventie bestond uit drie stappen. Eerst ging de apotheker praten met de patiënt.<br />

Vervolgens bespraken apotheker en huisarts samen wat er aan de hand was en stelden<br />

ze een behandelplan op. Daarna werd met de patiënt besproken wat er zou worden<br />

gedaan en door wie; hierbij speelde soms ook de praktijkondersteuner een rol. Het<br />

effect van deze extra begeleiding werd afgezet tegen een controlegroep van patiënten<br />

die de gebruikelijke zorg kregen.<br />

De patiënten in het onderzoek moesten voldoen aan vier criteria: ze moesten ouder zijn<br />

dan 65, vijf of meer geneesmiddelen gebruiken, dat dienden geneesmiddelen te zijn die<br />

op het bloed of op het metabolisme werken, en de patiënten moesten meer of minder<br />

medicijnen verbruiken dan door hun arts was voorgeschreven. In een gemiddelde<br />

apotheek voldoet 6,5 procent van de cliënten aan deze vier criteria – een behoorlijk<br />

grote groep dus.<br />

Hoewel er binnen en buiten de medische sector veel aandacht is voor het eerste<br />

onderzoek en collega’s enthousiast reageerden, bleek de animo om mee te werken aan<br />

het vervolgonderzoek uiteindelijk veel minder groot dan gedacht. Van de 200 apotheken<br />

die zouden meedoen, bleven er slechts 42 apotheken over, met in totaal bijna 700<br />

patiënten die meewerkten. Een forse tegenvaller voor <strong>Anne</strong>, die ruim 14.000 patiënten<br />

had willen betrekken in het onderzoek.<br />

Ze heeft er wel een paar verklaringen voor. “De eerste reden die<br />

men noemde, was: geen tijd. Huisartsen en apothekers hebben<br />

een heel drukke baan en zoiets moet er dan wel even bij. Zeker<br />

in de eerstelijnszorg zijn we bovendien niet gewend dingen proactief<br />

te doen; het past niet in het werkproces. Men gaat wat<br />

doen als de patiënt met een probleem of een recept komt. Om<br />

dan naast die drukte vooraf al te gaan bekijken wat er nou met<br />

een patiënt aan de hand is en dat dossier compleet te krijgen, is<br />

een flinke extra investering, zeker als je niet gewend bent op die


manier te denken. Als apotheker ben ik heel erg chemisch opgeleid; ik heb geleerd om<br />

te kunnen titreren in de woestijn, om onder allerlei omstandigheden te kunnen bepalen<br />

wat er in een product zit. Maar ik heb vrijwel niets over patiënten geleerd.”<br />

Een tweede moeilijkheid was dat huisartsenpraktijk en apotheek twee gescheiden<br />

organisaties zijn, die een gezamenlijk proces moesten uitvoeren. Dit zou in de toekomst<br />

meer ondersteuning behoeven.<br />

Daarnaast merkte ze ook dat het verschil in benadering en werkwijze tussen huisartsen<br />

en apothekers heel groot is. ‘Ze redeneren op een andere manier, hebben een andere<br />

manier van denken, een andere belevingswereld. Een apotheker is heel wetenschappelijk<br />

opgeleid. Analytisch, rechtlijnig. Die denkt in cijfers en producten en heeft moeite met<br />

onzekerheden. Een arts denkt in patiënten, herkent patronen en heeft minder moeite<br />

met onzekerheden. Als er een heel ander denkniveau en kennisniveau is, is het moeilijk<br />

om samen een behandelplan op te stellen. Voor veel apothekers was het echt een eyeopener<br />

om bij mensen thuis te zitten en drie kwartier te praten over hun pillen. Dat<br />

waren ze helemaal niet gewend. Maar degenen die het volbracht hebben, zijn allemaal<br />

heel enthousiast en vonden het heel erg leuk en zinvol om te doen.’<br />

Kun je een concreet voorbeeld ge ven van wat je zoal tegenkwam?<br />

“Ik zal een simpele casus beschrijven. Ik had een patiënt, een mevrouw van ver in de<br />

tachtig en daar waren verschillende dingen mee aan de hand. Ze had bijvoorbeeld heel<br />

veel pijn door artrose en kreeg daarvoor door de huisarts paracetamol in combinatie<br />

met codeïne voorgeschreven. Dat vond ze eigenlijk te eng om te gebruiken, want er zat<br />

zo’n gele waarschuwingssticker op het doosje. Ze gebruikte dus veel te weinig van die<br />

middelen en had enorm veel pijn, maar kocht ondertussen wel ibuprofen bij de drogist<br />

om toch maar iets te doen tegen die pijn. Dat was in haar situatie heel onwenselijk,<br />

want daar kon ze gemakkelijk een maagbloeding van krijgen. Ze bleek bovendien last te<br />

hebben van hartfalen. Door een middel als ibuprofen kun je vocht gaan vasthouden en<br />

moet het hart nog harder pompen, terwijl het daar juist moeite mee heeft en daardoor<br />

nog meer gaat falen. Dit resulteert in kortademigheid en niet meer kunnen inspannen.<br />

Het was dus heel gevaarlijk voor haar om ibuprofen te gebruiken.<br />

We hebben haar overgezet op een goede dosering paracetamol, zónder codeïne, want<br />

daar wordt je wat suffig van. Daar was ze bang voor, omdat ze tevens een lage bloeddruk<br />

had en regelmatig viel. Dat is voor oudere mensen natuurlijk helemaal niet goed. Het<br />

vallen bleek te komen doordat ze te veel bloeddrukverlagers gebruikte die niet zo<br />

geschikt voor haar waren, dus toen hebben we haar andere medicatie voor hartfalen<br />

gegeven. Door dit alles voelde ze zich fitter en had ze ook nog eens minder plastabletten<br />

nodig, waardoor ze niet meer elke ochtend op de wc hoefde te zitten – dat ging ook nog<br />

wel eens mis.


Verder gebruikte ze oogdruppels voor<br />

verhoogde oogboldruk, maar daar had ze<br />

helemaal geen last meer van. Dat was blijkbaar<br />

ooit door een oogarts voorgeschreven,<br />

maar haar oogboldruk was goed, zonder de<br />

oogdruppels, dus dat middel hoefde ze ook<br />

niet meer te gebruiken.”<br />

En dit is een simpele casus? Het is nogal schrikbarend wat één<br />

iemand allemaal aan verkeerde medicijnen krijgt.<br />

“Ja, dat klopt. We hadden ook nog eens te maken met oudere mensen en dan kun je<br />

niet te veel in één keer veranderen; dat hebben we gedurende een periode van twaalf<br />

maanden gedaan.”<br />

Jullie hebben een vrij k leine groep apothekers bereid ge vonden de<br />

wisselwerking met de huisar ts en patiënt aan te gaan. Wat betekende<br />

dat voor jullie onderzoek?<br />

“Je kunt dingen natuurlijk minder zeker aantonen dan bij een grote groep. We zagen<br />

verschil in de opnames, maar we wilden ook graag kijken naar de effecten op overleven<br />

en kwaliteit van leven, en dat is er niet uitgekomen.”<br />

Wat is het effect op de ziekenhuisopnames?<br />

“Hoe meer aandoeningen iemand had, hoe effectiever de extra begeleiding was, en dat<br />

verschil is echt significant. Het effect is zodanig positief dat het echt aan te bevelen is<br />

om deze werkwijze in te voeren in de eerstelijnszorg. Maar daar moeten dan uiteraard<br />

wel middelen voor zijn, zodat het geen hobbyisme van de apotheker en huisarts is, maar<br />

echt tot het takenpakket behoort en er ook een vergoeding tegenover staat.<br />

Maar dat is niet alles; we moeten het ook zoeken in het onderwijs, met name in dat van<br />

apothekers zie ik veel kansen. Ik denk dat zij meer inzicht moeten krijgen in hoe het er<br />

in de praktijk aan toegaat. In het Britse systeem heb je apothekers die bij de dokter en<br />

de verpleegkundige zitten en daar apart voor betaald worden. Ik denk dat het goed is als<br />

dit een aparte taak van de apotheker wordt, los van de distributietaak, zodat sommige<br />

apothekers alleen maar daar mee bezig kunnen zijn. Want het vraagt veel routine en<br />

inzicht.”<br />

Hebben jullie ook aanbevelingen voor patiënten zelf?<br />

“Ja, zij moeten vooral hun ervaringen delen met hun arts en de apotheker, vertellen wat<br />

ze meemaken en voelen, al hun klachten aangeven, praten over bijwerkingen of hun<br />

angst daarvoor. Met name de oudere generaties zijn minder geneigd dat te doen; ze zijn


heel trouw aan wat de dokter zegt en willen die niet snel lastigvallen met hun kwaaltjes<br />

en problemen.”<br />

Z ou er bij het verstrek ken van de medicijnen niet ook meer uitleg<br />

gege ven moeten worden?<br />

“Ja, dat denk ik ook. En bij de tweede keer dat iemand een doosje komt halen, is het ook<br />

goed als er vanuit de apotheek gevraagd wordt hoe het gaat, of het geneesmiddel bevalt,<br />

hoe het voelt.”<br />

Wat denk je dat dit onderzoek bijdraagt aan het vak en aan de<br />

manier waarop er met geneesmiddelen wordt omgegaan?<br />

“Ik denk dat duidelijk is geworden dat er toch wel heel veel mensen in het ziekenhuis<br />

komen door geneesmiddelengebruik, en welke groepen kwetsbaar zijn. Het levert nu al<br />

veel projecten op om er iets aan te doen en ook vanuit het ministerie van VWS worden<br />

concrete aanbevelingen gedaan om de grote problemen snel op te kunnen lossen.<br />

Er wordt onder meer gewerkt aan een multidisciplinaire richtlijn voor ouderen die<br />

meerdere geneesmiddelen gebruiken, hoe de verschillende beroepsgroepen daarmee<br />

willen omgaan en wanneer iets wel of niet moet worden voorgeschreven.”<br />

En dan hebben we het nog niet gehad over de schadepost van deze<br />

opnames voor de samenleving.<br />

“Dat klopt. Op jaarbasis zouden ongeveer 16.000 opnames kunnen worden voorkomen.<br />

Elke opname kost ongeveer 6000 euro aan medische kosten en productieverlies van de<br />

patiënt. De totale schadepost bedraagt ongeveer 94 miljoen euro per jaar.”<br />

Jullie onderzoek zou de samenleving dus theoretisch 94 miljoen<br />

euro per jaar kunnen schelen?<br />

“Ja, er gaat wel wat geld in om! Maar als je die betere werkwijze wilt invoeren, kost dat<br />

natuurlijk ook heel veel tijd en geld – misschien nog wel meer dan 94 miljoen. Het<br />

gaat natuurlijk ook niet alleen om kostenbesparing, maar ook om de menselijke ellende<br />

die voorkomen kan worden. Wat hebben we daarvoor<br />

over, wat willen we als samenleving daarvoor betalen?<br />

Ik hoop echt dat het algemeen goed wordt. Ik zou graag<br />

willen dat mijn ouders deze zorg ook krijgen.”

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!