30.10.2014 Views

Richtlijn-Osteoporose--en-Fractuurpreventie

Richtlijn-Osteoporose--en-Fractuurpreventie

Richtlijn-Osteoporose--en-Fractuurpreventie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Richtlijn</strong><br />

<strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong><br />

Fractuurprev<strong>en</strong>tie<br />

derde herzi<strong>en</strong>ing (2011)


<strong>Richtlijn</strong><br />

<strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie<br />

derde herzi<strong>en</strong>ing (2011)


Colofon<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie, derde herzi<strong>en</strong>ing<br />

©<br />

Copyright 2011<br />

ISBN: 978-94-90826-11-6<br />

Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie<br />

Postbus 20071<br />

3502 LB UTRECHT<br />

www.nvr.nl<br />

e-mail: secrn@tiscali.nl<br />

telefoon: 030 - 2823818<br />

Foto omslag: Osteoporotisch bot.<br />

De uitgever heeft getracht de bron van dit beeld te achterhal<strong>en</strong>.<br />

Alle recht<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong>.<br />

De tekst uit deze publicatie mag word<strong>en</strong> verveelvoudigd, opgeslag<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> geautomatiseerd<br />

gegev<strong>en</strong>sbestand, of op<strong>en</strong>baar gemaakt in <strong>en</strong>ige vorm of op <strong>en</strong>ige wijze,<br />

hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën of <strong>en</strong>ige andere manier, echter uitsluit<strong>en</strong>d<br />

na voorafgaande toestemming van de NVR. Toestemming voor gebruik van<br />

tekst(gedeelt<strong>en</strong>) kunt u schriftelijk of per e-mail <strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d bij de NVR aanvrag<strong>en</strong>.<br />

Adres <strong>en</strong> e-mailadres: zie bov<strong>en</strong>. Deze uitgave is te bestell<strong>en</strong> via: www.dchg.nl/shop.<br />

Van deze CBO-richtlijn wordt ook e<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong>versie gemaakt.<br />

De patiënt<strong>en</strong>richtlijn is versch<strong>en</strong><strong>en</strong> onder de titel ‘Zorgboek <strong>Osteoporose</strong>’ <strong>en</strong> is ontstaan<br />

uit e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsverband tuss<strong>en</strong> de CBO-richtlijncommissie, de <strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging<br />

<strong>en</strong> Stichting September. Te verkrijg<strong>en</strong> via de site boek<strong>en</strong>overziekt<strong>en</strong>.nl.<br />

Het CBO, gevestigd in Utrecht, heeft tot doel individuele beroepsbeoef<strong>en</strong>ar<strong>en</strong>, hun beroepsver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zorginstelling<strong>en</strong> te ondersteun<strong>en</strong> bij het verbeter<strong>en</strong> van de patiënt<strong>en</strong>zorg.<br />

Het CBO biedt via programma’s <strong>en</strong> project<strong>en</strong> ondersteuning <strong>en</strong> begeleiding<br />

bij systematisch <strong>en</strong> gestructureerd met<strong>en</strong>, verbeter<strong>en</strong> <strong>en</strong> borg<strong>en</strong> van kwaliteit van de<br />

patiënt<strong>en</strong>zorg.<br />

De Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie (NVR) is e<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke ver<strong>en</strong>iging<br />

voor person<strong>en</strong> die beroepsmatig betrokk<strong>en</strong> zijn bij zorg, onderwijs <strong>en</strong> onderzoek<br />

t<strong>en</strong> behoeve van patiënt<strong>en</strong> met reumatische ziekt<strong>en</strong>.<br />

Het beleid van de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie is gericht op het bevorder<strong>en</strong><br />

van kwalitatief hoogwaardige diagnostiek, behandeling <strong>en</strong> zorg t<strong>en</strong> behoeve van patiënt<strong>en</strong><br />

met reumatische ziekt<strong>en</strong>. De Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie streeft<br />

naar e<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>de verdieping van de beroepsuitoef<strong>en</strong>ing volg<strong>en</strong>s wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

standaard<strong>en</strong>. De Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie draagt, door middel van<br />

kwaliteitsbeleid, zo actief mogelijk bij aan de verbetering van de wijze van behandeling<br />

<strong>en</strong> begeleiding van de patiënt.<br />

2<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


<strong>Richtlijn</strong><strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie<br />

derde herzi<strong>en</strong>ing (2011)<br />

INITIATIEF:<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie (hoofdaanvrager)<br />

• Nederlands Huisarts<strong>en</strong> G<strong>en</strong>ootschap<br />

• Nederlandse Orthopaedische Ver<strong>en</strong>iging<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Heelkunde<br />

• <strong>Osteoporose</strong> Patiënt<strong>en</strong>ver<strong>en</strong>iging<br />

ORGANISATIE:<br />

CBO<br />

MANDATERENDE VERENIGINGEN/INSTANTIES:<br />

• Beroepsver<strong>en</strong>iging Vall<strong>en</strong>, Fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>Osteoporose</strong><br />

• Koninklijk G<strong>en</strong>ootschap voor Fysiotherapie<br />

• Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie<br />

• Landelijk Expertisec<strong>en</strong>trum Verpleging <strong>en</strong> Verzorging<br />

• Nederlandse Internist<strong>en</strong> Ver<strong>en</strong>iging<br />

• Nederlandse Patiënt<strong>en</strong> Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Federatie<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging van Diëtist<strong>en</strong><br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging van Revalidatiearts<strong>en</strong><br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Arbeids- <strong>en</strong> Bedrijfsg<strong>en</strong>eeskunde<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Klinische Geriatrie<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Medische Oncologie<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Obstetrie <strong>en</strong> Gynaecologie<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Radiologie<br />

• Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Urologie<br />

• Ver<strong>en</strong>so, ver<strong>en</strong>iging van specialist<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>g<strong>en</strong>eeskunde <strong>en</strong> sociaal geriaters<br />

FINANCIERING:<br />

De richtlijn is tot stand gekom<strong>en</strong> met financiële steun van ZonMw, in het kader van het<br />

K<strong>en</strong>nisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg (KKCZ) programma (2008).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 3


Inhoudsopgave<br />

Sam<strong>en</strong>stelling van de werkgroep 7<br />

Aanleiding <strong>en</strong> werkwijzer 8<br />

Inleiding 8<br />

Doelstelling 10<br />

Doelgroep 11<br />

Sam<strong>en</strong>stelling van de werkgroep 11<br />

Werkwijze 12<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke bewijsvoering 12<br />

Pilot GRADE 12<br />

Conclusie 13<br />

Totstandkoming van de aanbeveling<strong>en</strong> 15<br />

Patiënt<strong>en</strong>perspectief 15<br />

Implem<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> evaluatie 16<br />

Juridische betek<strong>en</strong>is van richtlijn<strong>en</strong> 16<br />

Herzi<strong>en</strong>ing 16<br />

Uitgangsvrag<strong>en</strong> 17<br />

Hoofdstuk 1: Diagnostiek bij e<strong>en</strong> patiënt (man of vrouw)<br />

met e<strong>en</strong> klinische fractuur na de leeftijd van 50 jaar 19<br />

1.1. Relatief <strong>en</strong> absoluut risico op nieuwe fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> het verloop in de tijd 20<br />

1.2. Morbiditeit (Health Related Quality of Life) <strong>en</strong> mortaliteit 24<br />

1.3. Valrisico als risicofactor voor e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur + mortaliteit 25<br />

1.4. Aanwijzing<strong>en</strong> voor secundaire osteoporose <strong>en</strong> botverlies 30<br />

1.5. Organisatie van de zorg <strong>en</strong> knelpunt<strong>en</strong> 31<br />

Hoofdstuk 2: Inv<strong>en</strong>tarisatie van het fractuurrisico bij patiënt<strong>en</strong>,<br />

ouder dan 60 jaar, zonder rec<strong>en</strong>t doorgemaakte fractuur 39<br />

2.1. Bij welke patiënt<strong>en</strong> is er sprake van e<strong>en</strong> hoogrisicoprofiel voor fractur<strong>en</strong>? 39<br />

2.2. Toelichting FRAX-tool (WHO ‘Fracture Risk Assessm<strong>en</strong>t Tool’) 49<br />

2.3. Wervelfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> VFA (‘vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t’) 53<br />

Hoofdstuk 3: Integratie van valrisico in de diagnostiek <strong>en</strong><br />

behandeling van patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico 65<br />

3.1. Valrisico 65<br />

3.2. Effectiviteit valinterv<strong>en</strong>ties bij e<strong>en</strong> verhoogde valincid<strong>en</strong>tie 68<br />

4<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 4: Calcium <strong>en</strong> vitamine D-suppletie 75<br />

4.1. Vitamine D 77<br />

4.2. Calcium 79<br />

Hoofdstuk 5: Behandeling van osteoporose 83<br />

5.1. Medicam<strong>en</strong>teuze therapie ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> 83<br />

5.2. Medicam<strong>en</strong>teuze therapie <strong>en</strong> andere maatregel<strong>en</strong> bij gebruik<br />

van glucocorticoïd<strong>en</strong> 112<br />

5.3. Invasieve mechanistische behandeling van wervelfractur<strong>en</strong> 115<br />

Hoofdstuk 6: Welke medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong> het risico op osteoporose? 127<br />

6.1. Thiazolidinedion<strong>en</strong> 127<br />

6.2. Protonpompremmers 128<br />

6.3. Anti-epileptica 128<br />

6.4. Antidepressiva 129<br />

6.5. Antipsychotica 130<br />

6.6. B<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong> 131<br />

6.7. Progestag<strong>en</strong><strong>en</strong> 131<br />

6.8. Chemotherapie bij borstkanker 131<br />

6.9. Antihormonale middel<strong>en</strong> bij borstkanker 131<br />

6.10. Antihormonale middel<strong>en</strong> bij prostaatkanker 133<br />

Hoofdstuk 7: Secundaire osteoporose 137<br />

7.1. COPD 139<br />

7.2. Diabetes Mellitus 140<br />

7.3. Schildklieraando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> 141<br />

7.4. Reumatische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> 141<br />

7.5. Primaire hyperparathyreoïdie 143<br />

7.6. Inflammatoir darmlijd<strong>en</strong>, coeliakie <strong>en</strong> malabsorptiesyndrom<strong>en</strong> 143<br />

7.7. Glucocorticoïd<strong>en</strong> geïnduceerde osteoporose (GIOP) 145<br />

Hoofdstuk 8: Diagnostiek <strong>en</strong> behandeling van osteoporose bij mann<strong>en</strong> 153<br />

8.1. Fractuurincid<strong>en</strong>tie 153<br />

8.2. Risicofactor<strong>en</strong> 153<br />

8.3. Secundaire osteoporose 154<br />

8.4. Diagnostiek middels BMD-meting 154<br />

8.5. Behandeling 155<br />

8.6. Behandeling met testosteron 156<br />

Hoofdstuk 9: <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> arbeidsparticipatie 161<br />

9.1. Duurtraining <strong>en</strong> fysieke <strong>en</strong> arbeidsgerelateerde belasting 162<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 5


Hoofdstuk 10: Implem<strong>en</strong>tatie van de richtlijn <strong>en</strong> indicator<strong>en</strong> 169<br />

10.1. Hoe kan de implem<strong>en</strong>tatie van deze richtlijn word<strong>en</strong> gewaarborgd? 169<br />

10.2. Indicator<strong>en</strong> osteoporose <strong>en</strong> fractuurprev<strong>en</strong>tie 172<br />

Bijlage 1: Gebruikte afkorting<strong>en</strong> 175<br />

Bijlage 2: Interne indicator<strong>en</strong> osteoporose <strong>en</strong> fractuurprev<strong>en</strong>tie 176<br />

Bijlage 3: Sam<strong>en</strong>vattingskaart 183<br />

Bijlage 4: Bewijstabell<strong>en</strong> 188<br />

Bijlage 5: Stroomdiagramm<strong>en</strong> 224<br />

6<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Sam<strong>en</strong>stelling van de werkgroep<br />

Kernwerkgroepled<strong>en</strong><br />

• Dhr. prof. dr. W.F. Lems, reumatoloog, voorzitter werkgroep, VUMC <strong>en</strong> Reade, Amsterdam<br />

• Dhr. dr. P.N. Post, artsepidemioloog/adviseur, secretaris werkgroep, CBO, Utrecht<br />

(tot 18 november 2010)<br />

• Dhr. dr. J.P.W. van d<strong>en</strong> Bergh, internist-<strong>en</strong>docrinoloog, Viecuri MC Noord-Limburg, V<strong>en</strong>lo<br />

<strong>en</strong> Academisch Ziek<strong>en</strong>huis Maastricht, Maastricht<br />

• Mw. H.W. Cornelder, <strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging, Amersfoort<br />

• Mw. dr. P.J.M. Elders, huisartsonderzoeker, VUMC, Amsterdam<br />

• Dhr. prof. P.P.M.M. Geus<strong>en</strong>s, reumatoloog, Academisch Ziek<strong>en</strong>huis Maastricht,<br />

Maastricht <strong>en</strong> Universiteit Hasselt, België<br />

• Mw. dr. A.Z. Ginai, radioloog, Erasmus MC, Rotterdam<br />

• Mw. drs. M. Gro<strong>en</strong>, apotheker, KNMP, D<strong>en</strong> Haag<br />

• Dhr. dr. J.H. Hegeman, traumachirurg, Ziek<strong>en</strong>huisgroep Tw<strong>en</strong>te locatie Almelo<br />

• Dhr. dr. S.H. van Held<strong>en</strong>, traumachirurg, Isala Kliniek<strong>en</strong>, Zwolle<br />

• Mw. dr. G.L. Leusink, huisarts, Stichting Zuidwester, Numansdorp<br />

• Dhr. drs. M.G.C. Ligthart, bedrijfsarts, Ligthart BV, Dinteloord<br />

• Dhr. prof. dr. P. Th.A.M. Lips, internist-<strong>en</strong>docrinoloog , VUMC, Amsterdam<br />

• Dhr. dr. R.N.J.T.L. de Nijs, reumatoloog, Elkerliek Ziek<strong>en</strong>huis, Helmond<br />

• Dhr. dr. P.M. van Roermund, orthopaedisch chirurg, UMCU, Utrecht<br />

• Mw. A. Ch.L. Scheffer, verpleegkundig onderzoeker, AMC, Amsterdam<br />

• Dhr. prof. dr. S. Thomas, (emeritus) hoogleraar huisartsg<strong>en</strong>eeskunde, Utrecht<br />

• Dhr. dr. H.J.J. Verhaar, internist-geriater, UMCU, Utrecht<br />

• Mw. M.A. van der Zalm-Waterreus, voorzitter, <strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging, Amersfoort<br />

Overige werkgroepled<strong>en</strong><br />

• Dhr. V.G.M. Chel, verpleeghuisarts, Topaz Overduin, Katwijk<br />

• Dhr. dr. H.R. Franke, gynaecoloog, Medisch Spectrum Tw<strong>en</strong>te, Enschede<br />

• Dhr. dr. H.J.M. H<strong>en</strong>driks, s<strong>en</strong>ior-onderzoeker/programmaleider richtlijn<strong>en</strong>,<br />

Universiteit Maastricht, Maastricht<br />

• Mw. W. Meijer-de Kievit, diëtist, netwerk DV&V, Woud<strong>en</strong>berg<br />

• Dhr. prof. dr. R.C.M. Pelger, uroloog, LUMC, Leid<strong>en</strong><br />

• Mw. dr. A.K.L. Reyners, internist-oncoloog, UMCG, Groning<strong>en</strong><br />

• Dhr. dr. G.M. Rommers, revalidatiearts, UMCG, Groning<strong>en</strong><br />

• Mw. M.M. van Oostwaard, osteoporoseverpleegkundige, Maxima Medisch C<strong>en</strong>trum, Eindhov<strong>en</strong><br />

• Mw. drs. C.J.G.M. Ros<strong>en</strong>brand, arts/s<strong>en</strong>ior adviseur, CBO, Utrecht<br />

• Mw. dr. L.C. van der Es-Lambeek, bewegingswet<strong>en</strong>schapper-epidemioloog/adviseur,<br />

CBO, Utrecht<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 7


Aanleiding <strong>en</strong> werkwijzer<br />

Inleiding<br />

<strong>Osteoporose</strong> (verminderde botsterkte) is e<strong>en</strong> chronische aando<strong>en</strong>ing die in hoofdzaak<br />

bij ouder<strong>en</strong> voorkomt. Mede als gevolg van de vergrijzing <strong>en</strong> de life-style neemt het aantal<br />

patiënt<strong>en</strong> sterk toe. Daarnaast hebb<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong> vaak andere ziekt<strong>en</strong> (comorbiditeit)<br />

<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> ze daardoor nogal e<strong>en</strong>s medicijn<strong>en</strong> die osteoporose <strong>en</strong>/of het valrisico <strong>en</strong><br />

daarmee het fractuurrisico verhog<strong>en</strong>.<br />

Het is goed om te vermeld<strong>en</strong> dat voor de derde herzi<strong>en</strong>ing van deze CBO-richtlijn subsidie<br />

verkreg<strong>en</strong> is van ZonMw (2008), onder andere op voorwaarde dat er e<strong>en</strong> multidisciplinaire<br />

richtlijn zou kom<strong>en</strong>, waarbij e<strong>en</strong> aantal concrete problem<strong>en</strong> uit de dagelijkse<br />

praktijk aan de orde zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld.<br />

Er werd eind 2007 e<strong>en</strong> multidisciplinaire werkgroep opgericht, vanuit het Nederlands<br />

Huisarts<strong>en</strong> G<strong>en</strong>ootschap, de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Heelkunde, de Nederlandse<br />

Orthopaedische Ver<strong>en</strong>iging, de <strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging, met als coördinatie het CBO<br />

<strong>en</strong> de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie. Dit heeft geleid tot e<strong>en</strong> voorstel voor<br />

de ontwikkeling van e<strong>en</strong> ‘evid<strong>en</strong>ce-based’ richtlijn, waarvoor op 9 september 2008 goedkeuring<br />

werd verkreg<strong>en</strong>.<br />

Destijds is in 2002 de tweede herzi<strong>en</strong>e CBO-richtlijn ‘<strong>Osteoporose</strong>’ versch<strong>en</strong><strong>en</strong> (Pols<br />

2002). Het is moeilijk om e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> de vorige <strong>en</strong> de huidige (concept)richtlijn<br />

te gev<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> verschil zou kunn<strong>en</strong> zijn dat de tweede herzi<strong>en</strong>e versie vooral e<strong>en</strong><br />

belangrijk <strong>en</strong> breed opgezet wet<strong>en</strong>schappelijk docum<strong>en</strong>t is rondom primaire postm<strong>en</strong>opauzale<br />

osteoporose, terwijl de derde herzi<strong>en</strong>e versie ook e<strong>en</strong> ‘evid<strong>en</strong>ce-based’ richtlijn<br />

is, die zich toegespitst heeft op knelpunt<strong>en</strong> in de dagelijkse praktijk <strong>en</strong> op comedicatie,<br />

comorbiditeit <strong>en</strong> vooral implem<strong>en</strong>tatie.<br />

In deze derde herzi<strong>en</strong>e versie kom<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de problem<strong>en</strong> aan bod.<br />

Over de fractuurpatiënt<strong>en</strong><br />

Het ligt voor de hand om te veronderstell<strong>en</strong> dat, hoewel veel ouder<strong>en</strong> subklinische osteoporose<br />

hebb<strong>en</strong>, actie wordt ondernom<strong>en</strong> wanneer e<strong>en</strong> fractuur optreedt. Dit is echter vaak<br />

niet het geval: terwijl in Nederland bij naar schatting meer dan 80.000 patiënt<strong>en</strong> van 50<br />

jaar <strong>en</strong> ouder jaarlijks e<strong>en</strong> botbreuk optreedt, wordt bij minder dan 10% dit gevolgd door<br />

e<strong>en</strong> botmineraaldichtheidsmeting <strong>en</strong> bij verlaagde BMD, e<strong>en</strong> behandeling met antiosteoporosemedicatie.<br />

Dit probleem is des te groter omdat rec<strong>en</strong>t onderzoek heeft aangetoond<br />

dat juist de eerste jar<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> fractuur het risico op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur verhoogd is!<br />

Het is de bedoeling om duidelijk weer te gev<strong>en</strong> aan welke eis<strong>en</strong> de medische zorg van de<br />

8<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


fractuurprev<strong>en</strong>tie (na de initiële fractuur) di<strong>en</strong>t te voldo<strong>en</strong>, zowel wat betreft de diagnostiek<br />

van ev<strong>en</strong>tuele onderligg<strong>en</strong>de osteoporose <strong>en</strong> wervelinzakking<strong>en</strong>, evaluatie van het valrisico,<br />

scre<strong>en</strong>ing naar secundaire oorzak<strong>en</strong> van osteoporose, het gev<strong>en</strong> van medicam<strong>en</strong>teuze <strong>en</strong><br />

niet-medicam<strong>en</strong>teuze adviez<strong>en</strong> <strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van follow-up <strong>en</strong> therapietrouw.<br />

Het is hierbij van groot belang dat er goede lokale afsprak<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die<br />

e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale rol spel<strong>en</strong> bij de diagnostiek <strong>en</strong> behandeling van osteoporose <strong>en</strong> fractuurprev<strong>en</strong>tie,<br />

de ‘snijd<strong>en</strong>de specialist<strong>en</strong>’, de ‘niet-snijd<strong>en</strong>de specialist<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> de huisarts<strong>en</strong>,<br />

waarbij ook e<strong>en</strong> belangrijke taak is weggelegd voor de ‘fracture nurse’/-praktijkverpleegkundige<br />

(vaak wordt de term ‘fracture nurse’ in de tweede lijn gebruikt <strong>en</strong> die van<br />

praktijkverpleegkundige in eerste lijn). Uiteraard kan de patiënt met e<strong>en</strong> actieve rol e<strong>en</strong><br />

katalyser<strong>en</strong>d <strong>en</strong> positief effect hierbij hebb<strong>en</strong>. Ook is de inzet <strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>heid van andere<br />

zorgverl<strong>en</strong>ers, zoals radiolog<strong>en</strong> <strong>en</strong> apothekers, maar ook alle ander<strong>en</strong> die<br />

betrokk<strong>en</strong> zijn bij deze richtlijn van belang.<br />

Over de niet-fractuurpatiënt<strong>en</strong><br />

Natuurlijk zijn er ook patiënt<strong>en</strong> (die ge<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur of klacht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>) die vrag<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> over osteoporose, of behandel<strong>en</strong>d arts<strong>en</strong>, die het fractuurrisico van de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

patiënt in kaart will<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, normaliter vanwege de aanwezigheid van<br />

risicofactor<strong>en</strong> voor fractur<strong>en</strong>. Hierbij zijn nieuwe vrag<strong>en</strong> ontstaan, zoals: hoe om te gaan<br />

met FRAX, e<strong>en</strong> schatting van de ti<strong>en</strong>jaarskans op het gecombineerde eindpunt van e<strong>en</strong><br />

klinische osteoporotische fractuur van heup, wervelkolom, humerus <strong>en</strong> onderarm <strong>en</strong><br />

hoe om te gaan met de VFA, e<strong>en</strong> softwareprogramma waarbij direct in aansluiting op<br />

e<strong>en</strong> DXA-meting de wervelhoogtes kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bepaald (waarmee wervelfractur<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gediagnosticeerd).<br />

Over vall<strong>en</strong><br />

In 2004 is de CBO-richtlijn ‘Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>’ gereed gekom<strong>en</strong>.<br />

Hoewel vall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke risicofactor voor e<strong>en</strong> fractuur is, is het valrisico niet uitgebreid<br />

aan bod gekom<strong>en</strong> in de CBO-richtlijn ‘<strong>Osteoporose</strong> 2002’; in deze vernieuwde richtlijn<br />

is het nadrukkelijk de bedoeling om tot e<strong>en</strong> integratie van deze richtlijn<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>.<br />

Over vitamine D<br />

Er zijn nieuwe inzicht<strong>en</strong> wat betreft vitamine D-spiegels: niet alle<strong>en</strong> vitamine D-deficiëntie<br />

(


Over osteoporose bevorder<strong>en</strong>de medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Er zijn nogal wat g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> die gepaard gaan met e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico, zoals<br />

thiazolidinedion<strong>en</strong>, anti-epileptica, antidepressiva etc., waarbij ook de onderligg<strong>en</strong>de<br />

aando<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> soms ook de invloed op het valrisico e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>.<br />

Het veelvuldig gebruik van aromataseremmers bij mammacarcinoom <strong>en</strong> hormonale<br />

medicatie bij prostaatcarcinoom zijn belangrijke ‘nieuwe’ oorzak<strong>en</strong> van osteoporose.<br />

Over osteoporose bij comorbiditeit<br />

E<strong>en</strong> groot aantal aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gaan gepaard met osteoporose, hetzij vanwege de aando<strong>en</strong>ing<br />

zelf, hetzij vanwege immobiliteit of medicatie. Bij twijfel of aanvull<strong>en</strong>de diagnostiek<br />

<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele medicatie zinvol is, kan de aanwezigheid van comorbiditeit doorslaggev<strong>en</strong>d<br />

zijn, vooral wanneer de comorbide aando<strong>en</strong>ing langdurig bestaat <strong>en</strong> minder<br />

goed te onderdrukk<strong>en</strong> is.<br />

De richtlijn<br />

Deze richtlijn is e<strong>en</strong> docum<strong>en</strong>t met aanbeveling<strong>en</strong> ter ondersteuning van de dagelijkse<br />

praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultat<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek <strong>en</strong><br />

aansluit<strong>en</strong>de m<strong>en</strong>ingsvorming, gericht op het vaststell<strong>en</strong> van goed medisch handel<strong>en</strong>.<br />

Er wordt aangegev<strong>en</strong> wat in het algeme<strong>en</strong> de beste zorg is voor patiënt<strong>en</strong> met osteoporose.<br />

De richtlijn geeft aanbeveling<strong>en</strong> over de diagnostiek, verwijzing <strong>en</strong> behandeling<br />

van patiënt<strong>en</strong> met osteoporose <strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> gebruikt bij het gev<strong>en</strong> van voorlichting<br />

aan patiënt<strong>en</strong>. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunt<strong>en</strong> voor bijvoorbeeld transmurale<br />

afsprak<strong>en</strong> of lokale protocoll<strong>en</strong> ter bevordering van de implem<strong>en</strong>tatie.<br />

Specifieke doel<strong>en</strong> van deze richtlijn zijn het voorkom<strong>en</strong> van gezondheidsschade bij patiënt<strong>en</strong><br />

door het gev<strong>en</strong> van concrete aanbeveling<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van verbeterde diagnostische<br />

<strong>en</strong> therapeutische mogelijkhed<strong>en</strong>. Het doel is het verkrijg<strong>en</strong> van uniformiteit<br />

met betrekking tot de diagnostiek, behandeling <strong>en</strong> begeleiding bij zowel huisarts<strong>en</strong> als<br />

specialist<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere betrokk<strong>en</strong> beroepsgroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> het definiër<strong>en</strong> van de kaders waarbinn<strong>en</strong><br />

de multidisciplinaire zorg van patiënt<strong>en</strong> met osteoporose plaats moet vind<strong>en</strong>.<br />

Deze richtlijn zal tev<strong>en</strong>s bijdrag<strong>en</strong> aan verbeterde communicatie tuss<strong>en</strong> behandelaars<br />

<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> behandelaars onderling.<br />

Doelstelling<br />

Het formuler<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ‘evid<strong>en</strong>ce-based’ beleid met betrekking tot diagnostiek, behandeling<br />

<strong>en</strong> prev<strong>en</strong>tie van osteoporose.<br />

Dit zal naar verwachting leid<strong>en</strong> tot:<br />

--<br />

Ondersteuning van zorgverl<strong>en</strong>ers <strong>en</strong> (risico)patiënt<strong>en</strong>.<br />

--<br />

Het verminder<strong>en</strong> van overbodige scre<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> diagnostiek bij patiënt<strong>en</strong> met (verd<strong>en</strong>king<br />

op) osteoporose.<br />

--<br />

Het stimuler<strong>en</strong> van optimale diagnostiek <strong>en</strong> behandeling van fractuurpatiënt<strong>en</strong><br />

van 50 jaar <strong>en</strong> ouder <strong>en</strong> van patiënt<strong>en</strong> van 60 jaar <strong>en</strong> ouder met klinische risicofactor<strong>en</strong><br />

voor osteoporose.<br />

--<br />

Het bevorder<strong>en</strong> van sam<strong>en</strong>werkingsafsprak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> huisarts<strong>en</strong>, specialist<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

10<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


paramedische disciplines die te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met de diagnostiek <strong>en</strong> behandeling<br />

van patiënt<strong>en</strong> met osteoporose.<br />

--<br />

Het bevorder<strong>en</strong> van doelmatig voorschrijv<strong>en</strong> van g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> osteoporose,<br />

alsmede het verbeter<strong>en</strong> van de therapietrouw, in sam<strong>en</strong>werking met de apothekers.<br />

--<br />

E<strong>en</strong> beschrijving van verschill<strong>en</strong>de behandelopties, waarbij de <strong>en</strong>e patiënt meer<br />

waarde zal hecht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> zolang mogelijke periode van zelfredzaamheid, terwijl<br />

de ander in ieder geval pijnvrij wil zijn. De optimale richtlijn voor patiënt<strong>en</strong> met<br />

osteoporose zal aangev<strong>en</strong> wat de optimale behandeling is bij welke patiëntvoorkeur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> voor zelfmanagem<strong>en</strong>t.<br />

--<br />

Het ontwikkel<strong>en</strong> van bij- <strong>en</strong> nascholing over fractuurprev<strong>en</strong>tie van alle betrokk<strong>en</strong><br />

specialism<strong>en</strong> <strong>en</strong> huisarts<strong>en</strong>.<br />

--<br />

Scholing aan fractuurverpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> praktijkondersteuners.<br />

--<br />

Duidelijke afsprak<strong>en</strong> over de diagnostiek <strong>en</strong> de behandeling. Hierbij is er in de richtlijn<br />

voor gekoz<strong>en</strong> om zo duidelijk mogelijk te beschrijv<strong>en</strong> welke diagnostiek <strong>en</strong> behandeling<br />

gew<strong>en</strong>st is bij e<strong>en</strong> patiënt(e) met e<strong>en</strong> hoog risico voor e<strong>en</strong> fractuur. De<br />

volg<strong>en</strong>de vraag is wie dat dan gaat uitvoer<strong>en</strong>, dit is sterk afhankelijk van de lokale situatie.<br />

Het is belangrijk dat de eerste- <strong>en</strong> tweedelijnsdisciplines, die zich bezig houd<strong>en</strong><br />

met de diagnostiek <strong>en</strong> de behandeling van osteoporose, overlegg<strong>en</strong> op welke wijze ze<br />

deze richtlijn lokaal optimaal kunn<strong>en</strong> implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> <strong>en</strong> ernaar gaan werk<strong>en</strong>!<br />

Doelgroep<br />

De richtlijn is bedoeld voor alle zorgverl<strong>en</strong>ers, die bij de diagnostiek, behandeling <strong>en</strong> begeleiding<br />

van patiënt<strong>en</strong> met osteoporose <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico betrokk<strong>en</strong> zijn: traumatolog<strong>en</strong>,<br />

orthoped<strong>en</strong>, huisarts<strong>en</strong>, <strong>en</strong>docrinolog<strong>en</strong>, internist<strong>en</strong>, reumatolog<strong>en</strong>, geriaters,<br />

bedrijfsarts<strong>en</strong>, radiolog<strong>en</strong>, specialist<strong>en</strong> ouder<strong>en</strong>g<strong>en</strong>eeskunde, fysiotherapeut<strong>en</strong>, apothekers,<br />

fractuurverpleegkundig<strong>en</strong>, diëtist<strong>en</strong>, revalidatiearts<strong>en</strong>, gynaecolog<strong>en</strong>, urolog<strong>en</strong>, medisch oncolog<strong>en</strong>,<br />

arts<strong>en</strong> verstandelijk gehandicapt<strong>en</strong>, longarts<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere zorgverl<strong>en</strong>ers.<br />

Sam<strong>en</strong>stelling van de werkgroep<br />

Voor het ontwikkel<strong>en</strong> van deze richtlijn is in 2008 e<strong>en</strong> multidisciplinaire werkgroep<br />

sam<strong>en</strong>gesteld, bestaande uit verteg<strong>en</strong>woordigers van alle bij de diagnostiek, behandeling<br />

<strong>en</strong> begeleiding van patiënt<strong>en</strong> met osteoporose betrokk<strong>en</strong> medische disciplines <strong>en</strong><br />

adviseurs van het CBO (zie ‘Sam<strong>en</strong>stelling van de werkgroep’). Op 16 december 2008<br />

vond de eerste werkgroepvergadering plaats.<br />

Bij het sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong> van de werkgroep is rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de geografische spreiding<br />

van de werkgroepled<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redige verteg<strong>en</strong>woordiging van de verschill<strong>en</strong>de<br />

betrokk<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong> instanties, alsmede met e<strong>en</strong> spreiding al dan niet in<br />

academische achtergrond. De werkgroepled<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> onafhankelijk gehandeld <strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

gemandateerd door hun ver<strong>en</strong>iging. E<strong>en</strong> overzicht van de belang<strong>en</strong>verklaring<strong>en</strong> van<br />

werkgroepled<strong>en</strong> over mogelijke financiële belang<strong>en</strong>verstr<strong>en</strong>geling is op te vrag<strong>en</strong> bij het<br />

CBO <strong>en</strong> zal tev<strong>en</strong>s bij de richtlijn op de website geplaatst word<strong>en</strong>.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 11


Werkwijze<br />

Gezi<strong>en</strong> de omvang van het werk werd voor iedere uitgangsvraag e<strong>en</strong> subgroep gevormd<br />

met verteg<strong>en</strong>woordigers van de relevante disciplines, onder leiding van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde<br />

vraagvoorzitter. Daarnaast zorgde de voorzitter, sam<strong>en</strong> met de adviseur van<br />

het CBO, voor de coördinatie <strong>en</strong> onderlinge afstemming van de subgroep<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s<br />

werd e<strong>en</strong> kerngroep ingesteld met daarin verteg<strong>en</strong>woordiging van de belangrijkste betrokk<strong>en</strong><br />

disciplines. De werkgroep heeft gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> periode van ongeveer anderhalf<br />

jaar gewerkt aan de tekst voor de conceptrichtlijn. De kernwerkgroep is neg<strong>en</strong> maal<br />

bije<strong>en</strong> geweest om de concepttekst<strong>en</strong> <strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van de subgroep<strong>en</strong> in onderling<br />

verband te besprek<strong>en</strong>. De pl<strong>en</strong>aire werkgroep is driemaal bije<strong>en</strong> geweest. De tekst<strong>en</strong><br />

van de subgroep<strong>en</strong> zijn sam<strong>en</strong>gevoegd <strong>en</strong> op elkaar afgestemd tot één docum<strong>en</strong>t: de<br />

conceptrichtlijn. Bij e<strong>en</strong> conceptrichtlijn hoort e<strong>en</strong> comm<strong>en</strong>taarfase, van 15 augustus<br />

2010 tot 15 oktober 2010.<br />

Er is veel comm<strong>en</strong>taar op de richtlijn gekom<strong>en</strong>, voornamelijk aanvulling<strong>en</strong> <strong>en</strong> suggesties<br />

ter verbetering. Het docum<strong>en</strong>t met de vrag<strong>en</strong> besloeg 163 bladzijd<strong>en</strong>. Bij het verwerk<strong>en</strong><br />

van de vrag<strong>en</strong> is <strong>en</strong>ige vertraging opgelop<strong>en</strong> door het faillissem<strong>en</strong>t van het CBO op<br />

5 oktober 2010. Uiteindelijk was het comm<strong>en</strong>taar verwerkt op 17 januari 2011: op die datum<br />

werd de tekst aangebod<strong>en</strong> voor autorisatie aan de Wet<strong>en</strong>schappelijke Ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke bewijsvoering<br />

De aanbeveling<strong>en</strong> uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit<br />

gepubliceerd wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek. Relevante artikel<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gezocht door het<br />

verricht<strong>en</strong> van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline <strong>en</strong> Embase van<br />

1999-2009 (belangrijke, na de zoekactie versch<strong>en</strong><strong>en</strong> artikel<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> hier zonodig aan<br />

toegevoegd). Belangrijke selectiecriteria hierbij war<strong>en</strong>: vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek met hoge<br />

bewijskracht, zoals meta-analyses, systematische reviews, randomized controlled trials<br />

(RCT’s) <strong>en</strong> controlled trials (CT’s). Waar deze niet voorhand<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, werd verder gezocht<br />

naar vergelijk<strong>en</strong>d cohortonderzoek, vergelijk<strong>en</strong>de patiëntcontrolestudies of niet-vergelijk<strong>en</strong>d<br />

onderzoek.<br />

De kwaliteit van deze artikel<strong>en</strong> werd door epidemiolog<strong>en</strong> van het het CBO <strong>en</strong> het NHG<br />

beoordeeld aan de hand van ‘evid<strong>en</strong>ce-based richtlijnontwikkeling’ (EBRO)-beoordelingsformulier<strong>en</strong>.<br />

Artikel<strong>en</strong> van matige of slechte kwaliteit werd<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>. Na deze selectie<br />

blev<strong>en</strong> de artikel<strong>en</strong> over die als onderbouwing bij de verschill<strong>en</strong>de conclusies in de richtlijn<br />

staan vermeld. De geselecteerde artikel<strong>en</strong> zijn vervolg<strong>en</strong>s gegradeerd naar de mate<br />

van bewijs, waarbij de volg<strong>en</strong>de indeling is gebruikt (tabel 1). De mate van bewijskracht <strong>en</strong><br />

niveau van bewijs zijn in de conclusies van de verschill<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>.<br />

De belangrijkste literatuur waarop de conclusies zijn gebaseerd is daarbij vermeld.<br />

Pilot GRADE<br />

In deze richtlijn is geëxperim<strong>en</strong>teerd met de toepassing van de GRADE-methodiek. Dat<br />

betek<strong>en</strong>t dat voor de beoordeling van de evid<strong>en</strong>ce met betrekking tot interv<strong>en</strong>ties niet de<br />

gebruikelijke CBO-methodiek, maar de GRADE-methodiek is gebruikt voor het grader<strong>en</strong><br />

van bewijs, te wet<strong>en</strong> vraag 3 (gedeeltelijk), 4, 5 <strong>en</strong> 9 (gedeeltelijk). Daarnaast is tijd<strong>en</strong>s het<br />

12<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Tabel 1. Quality of evid<strong>en</strong>ce with GRADE<br />

ontwikkelproces beslot<strong>en</strong> om GRADE ook te gebruik<strong>en</strong> bij vraag 6 (osteoporosebevorder<strong>en</strong>de<br />

medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong>).<br />

Zie voor e<strong>en</strong> uitleg over de GRADE-methodiek bijvoorbeeld BMJ 2008; 336:924-926 <strong>en</strong><br />

de figuur op de volg<strong>en</strong>de pagina. Meer informatie op www.gradeworkinggroup.org.<br />

In deze methodiek wordt de kwaliteit van bewijs gegradeerd als hoog, matig, laag of zeer<br />

laag. Randomised controlled trials (RCT’s) start<strong>en</strong> hoog, observationele studies start<strong>en</strong><br />

laag. Vervolg<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> vier factor<strong>en</strong> het bewijs e<strong>en</strong> of twee niveaus omlaag grader<strong>en</strong>:<br />

study limitations (bijvoorbeeld gebrek aan blindering), indirectness (bijvoorbeeld surrogaatuitkomst<strong>en</strong>),<br />

inconsist<strong>en</strong>cy (heterog<strong>en</strong>iteit in effectgrootte tuss<strong>en</strong> studies), imprecision<br />

(onnauwkeurige effectschatting, die bijvoorbeeld e<strong>en</strong> substantieel effect suggereert,<br />

maar niet uitsluit dat er ge<strong>en</strong> effect is) <strong>en</strong> reporting bias (bijvoorbeeld publicatiebias). Vervolg<strong>en</strong>s<br />

kunn<strong>en</strong> drie factor<strong>en</strong> het bewijs omhoog grader<strong>en</strong>. Dit komt echter niet zo vaak<br />

voor. Globaal kan gezegd word<strong>en</strong> dat hoge kwaliteit van bewijs (conform GRADE-systematiek)<br />

gelijk te stell<strong>en</strong> is aan niveau-1-conclusie (conform gangbare CBO-classificatie van<br />

bewijs). Ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s geldt dat matig kwaliteit van bewijs gelijk te stell<strong>en</strong> is aan niveau twee.<br />

Bij de met GRADE beoordeelde evid<strong>en</strong>ce staan de conclusies ook in e<strong>en</strong> ander format.<br />

Dit ziet er zo uit:<br />

Conclusie<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Er is bewijs van hoge kwaliteit dat thiazolidinedion<strong>en</strong> het fractuurrisico<br />

bij vrouw<strong>en</strong> met diabetes type II verhog<strong>en</strong>, maar niet bij<br />

mann<strong>en</strong>.<br />

Tabel 1<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 13


Hierbij verwijst de conclusie niet naar één of meer artikel<strong>en</strong>, maar wordt deze getrokk<strong>en</strong><br />

op basis van de hele ‘body of evid<strong>en</strong>ce’. Vandaar dat hier bijvoorbeeld naar e<strong>en</strong> tabel<br />

wordt verwez<strong>en</strong>. In deze tabel wordt het evid<strong>en</strong>ce-profiel getoond. Dit GRADE-profile<br />

of de Summary of Findings (SOF-table) laat het resultaat van de beoordeling op de verschill<strong>en</strong>de<br />

criteria gezi<strong>en</strong> (vanwege de internationale programmatuur in het Engels).<br />

Bij de rester<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> 1, 2, 6, 7, 8 <strong>en</strong> 9 is de gebruikelijke classificatie gebruikt. Zie<br />

tabel op de volg<strong>en</strong>de pagina.<br />

De beschrijving <strong>en</strong> beoordeling van de verschill<strong>en</strong>de artikel<strong>en</strong> staan in de verschill<strong>en</strong>de<br />

tekst<strong>en</strong> onder het kopje ‘Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing’. Het wet<strong>en</strong>schappelijk bewijs<br />

is sam<strong>en</strong>gevat in e<strong>en</strong> ‘Conclusie’, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs<br />

is weergegev<strong>en</strong>.<br />

Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies<br />

Diagnostisch accuratesse<br />

Schade of bijwerking<strong>en</strong>,<br />

Interv<strong>en</strong>tie<br />

onderzoek<br />

etiologie, prognose*<br />

A1 Systematische review van t<strong>en</strong>minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoek<strong>en</strong><br />

van A2-niveau<br />

A2 Gerandomiseerd dubbelblind<br />

vergelijk<strong>en</strong>d klinisch<br />

onderzoek van goede<br />

kwaliteit van voldo<strong>en</strong>de<br />

omvang<br />

B<br />

C<br />

D<br />

Onderzoek t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tietest<br />

(e<strong>en</strong> ‘goud<strong>en</strong> standaard’)<br />

met tevor<strong>en</strong> gedefinieerde afkapwaard<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> onafhankelijke beoordeling<br />

van de resultat<strong>en</strong> van test <strong>en</strong> goud<strong>en</strong><br />

standaard, betreff<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de<br />

grote serie van ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong><br />

die all<strong>en</strong> de index- <strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tietest<br />

hebb<strong>en</strong> gehad<br />

Vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek, Onderzoek t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong><br />

maar niet met alle k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

als g<strong>en</strong>oemd onder k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die onder A2 zijn ge-<br />

refer<strong>en</strong>tietest, maar niet met alle<br />

A2 (hieronder valt ook noemd<br />

patiëntcontroleonderzoek,<br />

cohortonderzoek)<br />

Niet-vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek<br />

M<strong>en</strong>ing van deskundig<strong>en</strong><br />

Prospectief cohortonderzoek<br />

van voldo<strong>en</strong>de<br />

omvang <strong>en</strong> follow-up,<br />

waarbij adequaat gecontroleerd<br />

is voor ‘confounding’<br />

<strong>en</strong> selectieve<br />

follow-up voldo<strong>en</strong>de is<br />

uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

Prospectief cohortonderzoek,<br />

maar niet met alle<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als g<strong>en</strong>oemd<br />

onder A2 of retrospectief<br />

cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek<br />

* Deze classificatie is alle<strong>en</strong> van toepassing in situaties waarin om ethische of andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> gecontroleerde<br />

trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interv<strong>en</strong>ties.<br />

14<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Niveau van conclusies<br />

Conclusie gebaseerd op<br />

1 Onderzoek van niveau A1 of t<strong>en</strong>minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoek<strong>en</strong><br />

van niveau A2, met consist<strong>en</strong>t resultaat<br />

2 E<strong>en</strong> onderzoek van niveau A2 of t<strong>en</strong>minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde<br />

onderzoek<strong>en</strong> van niveau B<br />

3 E<strong>en</strong> onderzoek van niveau B of C<br />

4 M<strong>en</strong>ing van deskundig<strong>en</strong><br />

Totstandkoming van de aanbeveling<strong>en</strong><br />

Voor het kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> aanbeveling zijn er naast het wet<strong>en</strong>schappelijk bewijs vaak<br />

andere aspect<strong>en</strong> van belang, bijvoorbeeld: patiënt<strong>en</strong>voorkeur<strong>en</strong>, beschikbaarheid van<br />

speciale techniek<strong>en</strong> of expertise, organisatorische aspect<strong>en</strong>, maatschappelijke consequ<strong>en</strong>ties<br />

of kost<strong>en</strong>. Deze aspect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> na de ‘Conclusie’ in de ‘Overige<br />

overweging<strong>en</strong>’. Hierin wordt de conclusie op basis van de literatuur in de context van de<br />

dagelijkse praktijk geplaatst <strong>en</strong> vindt e<strong>en</strong> afweging plaats van de voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> van de<br />

verschill<strong>en</strong>de beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat<br />

van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overweging<strong>en</strong>. Het volg<strong>en</strong> van deze<br />

procedure <strong>en</strong> het opstell<strong>en</strong> van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie<br />

van de richtlijn te verhog<strong>en</strong>. Het biedt ruimte voor e<strong>en</strong> efficiënte discussie tijd<strong>en</strong>s de<br />

werkgroepvergadering<strong>en</strong> <strong>en</strong> vergroot bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de helderheid voor de gebruiker van<br />

de richtlijn.<br />

Patiënt<strong>en</strong>perspectief<br />

Bij het opstell<strong>en</strong> van de richtlijn is rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met het patiënt<strong>en</strong>perspectief. Er<br />

war<strong>en</strong> twee patiënt<strong>en</strong> vanuit de <strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging verteg<strong>en</strong>woordigd. Zij nam<strong>en</strong><br />

deel aan de kerngroepvergadering<strong>en</strong>. De Nederlandse Patiënt<strong>en</strong> Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Federatie<br />

was in de pl<strong>en</strong>aire werkgroep verteg<strong>en</strong>woordigd. E<strong>en</strong> belangrijk onderdeel van de<br />

richtlijn vormt de keuzehulp, die patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> zorgverl<strong>en</strong>ers in staat stelt om de behandeling<br />

zoveel mogelijk af te stemm<strong>en</strong> op de behoeft<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> van de patiënt.<br />

Deze keuzehulp is thans in ontwikkeling <strong>en</strong> zal aan de definitieve richtlijn als bijlage<br />

word<strong>en</strong> toegevoegd. T<strong>en</strong>slotte wordt van deze richtlijn e<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong>versie gemaakt.<br />

Deze patiënt<strong>en</strong>richtlijn zal verschijn<strong>en</strong> onder de titel Zorgboek <strong>Osteoporose</strong>. Dit boek<br />

zal tot stand kom<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk initiatief van de Stichting September met de<br />

<strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging, <strong>en</strong> Prof. dr. WF Lems, <strong>en</strong> de vraagvoorzitters. Meer informatie<br />

is te verkrijg<strong>en</strong> via de <strong>Osteoporose</strong> Ver<strong>en</strong>iging (www.osteoporosever<strong>en</strong>iging.nl) of via de<br />

website (www.boek<strong>en</strong>overziekt<strong>en</strong>.nl).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 15


Implem<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> evaluatie<br />

In de verschill<strong>en</strong>de fas<strong>en</strong> van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel<br />

mogelijk rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de implem<strong>en</strong>tatie van de richtlijn <strong>en</strong> de daadwerkelijke<br />

uitvoerbaarheid van de aanbeveling<strong>en</strong>.<br />

Om de implem<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> evaluatie van deze richtlijn te stimuler<strong>en</strong>, heeft de werkgroep<br />

e<strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatieplan opgesteld. Daarbij zal onder andere e<strong>en</strong> diaserie t<strong>en</strong> behoeve van<br />

bij- <strong>en</strong> nascholing over fractuurprev<strong>en</strong>tie van alle betrokk<strong>en</strong> specialism<strong>en</strong>, apothekers <strong>en</strong><br />

huisarts<strong>en</strong> ontwikkeld word<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als voor scholing aan fractuurverpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

praktijkondersteuners. Daarnaast zal veel aandacht word<strong>en</strong> besteed aan duidelijke afsprak<strong>en</strong><br />

over de diagnostiek <strong>en</strong> de behandeling; dit is in het belang van de therapietrouw van<br />

de patiënt <strong>en</strong> daarmee het succes van de behandeling. Het is belangrijk dat de eerste- <strong>en</strong><br />

tweedelijnsdisciplines, die zich bezig houd<strong>en</strong> met de diagnostiek <strong>en</strong> de behandeling van<br />

osteoporose, de richtlijn implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> <strong>en</strong> ernaar gaan werk<strong>en</strong>! T<strong>en</strong>slotte word<strong>en</strong> ook<br />

indicator<strong>en</strong> ontwikkeld aan de hand waarvan de implem<strong>en</strong>tatie kan word<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>.<br />

Indicator<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> de zorgverl<strong>en</strong>ers de mogelijkheid te evaluer<strong>en</strong> of zij<br />

de gew<strong>en</strong>ste zorg lever<strong>en</strong>. Zij kunn<strong>en</strong> daarmee ook onderwerp<strong>en</strong> voor verbetering<strong>en</strong><br />

van de zorgverl<strong>en</strong>ing id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong>.<br />

Juridische betek<strong>en</strong>is van richtlijn<strong>en</strong><br />

<strong>Richtlijn</strong><strong>en</strong> zijn ge<strong>en</strong> wettelijke voorschrift<strong>en</strong>, maar wet<strong>en</strong>schappelijk onderbouwde<br />

<strong>en</strong> breed gedrag<strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> waaraan zorgverl<strong>en</strong>ers moet<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong><br />

om kwalitatief goede zorg te verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> richtlijn<strong>en</strong> uitgaan van ‘gemiddelde<br />

patiënt<strong>en</strong>’, kunn<strong>en</strong> zorgverl<strong>en</strong>ers in individuele gevall<strong>en</strong> zo nodig afwijk<strong>en</strong> van de aanbeveling<strong>en</strong><br />

in de richtlijn. Afwijk<strong>en</strong> van richtlijn<strong>en</strong> is, als de situatie van de patiënt dat<br />

vereist, soms zelfs noodzakelijk. Wanneer van de richtlijn wordt afgewek<strong>en</strong>, moet dit<br />

echter beargum<strong>en</strong>teerd, gedocum<strong>en</strong>teerd <strong>en</strong>, waar nodig, in overleg met de patiënt word<strong>en</strong><br />

gedaan.<br />

Herzi<strong>en</strong>ing<br />

Uiterlijk in 2016 wordt door de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie, na raadpleging<br />

van of op advies van aan de richtlijn participer<strong>en</strong>de ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>, bepaald of deze<br />

richtlijn nog actueel is. Zonodig wordt e<strong>en</strong> nieuwe werkgroep geïnstalleerd om (del<strong>en</strong><br />

van) de richtlijn te herzi<strong>en</strong>. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervall<strong>en</strong> indi<strong>en</strong><br />

nieuwe ontwikkeling<strong>en</strong> aanleiding zijn e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>ingstraject te start<strong>en</strong>.<br />

Literatuur<br />

––<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong>. Tweede herzi<strong>en</strong>ing. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg<br />

CBO, 2002.<br />

––<br />

<strong>Richtlijn</strong> Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>. Utrecht: Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Klinische<br />

Geriatrie, 2004.<br />

16<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Uitgangsvrag<strong>en</strong><br />

De volg<strong>en</strong>de neg<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de basis van deze richtlijn. De nummers van de<br />

vrag<strong>en</strong> corresponder<strong>en</strong> met de hoofdstukk<strong>en</strong>.<br />

Vraag 1. Welke diagnostiek is geïndiceerd bij e<strong>en</strong> patiënt (man of vrouw) met e<strong>en</strong> klinische<br />

fractuur na de leeftijd van 50 jaar?<br />

--<br />

Onmiddellijke aandacht voor patiënt<strong>en</strong> met fractur<strong>en</strong> (ook na high <strong>en</strong>ergy<br />

trauma).<br />

--<br />

De organisatie: wat is de rol van fractuurverpleegkundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> de multidisciplinaire<br />

b<strong>en</strong>adering door de snijd<strong>en</strong>d specialist, beschouw<strong>en</strong>d specialist <strong>en</strong> huisarts<br />

(flowchart <strong>en</strong> knelpunt<strong>en</strong> bij implem<strong>en</strong>tatie b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong>).<br />

--<br />

Hierbij onderscheid tuss<strong>en</strong> veelal met osteoporose geassocieerde fractur<strong>en</strong> (pols,<br />

heup, schouder) <strong>en</strong> minder vaak met osteoporose verbandhoud<strong>en</strong>de fractur<strong>en</strong><br />

(vingers, t<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> schedel).<br />

--<br />

Ook bij tweede fractur<strong>en</strong>.<br />

--<br />

Zijn er aanwijzing<strong>en</strong> voor secundaire osteoporose, verhoogd valrisico <strong>en</strong>/of wervelinzakking<strong>en</strong>?<br />

Vraagvoorzitter: S. van Held<strong>en</strong><br />

Meelezers: J. van d<strong>en</strong> Bergh, H. Franke, A. Scheffer, M. Schröder, J. Hegeman,<br />

P. Geus<strong>en</strong>s, G. Leusink, P. van Roermund <strong>en</strong> W. Lems.<br />

Vraag 2. Bij welke patiënt<strong>en</strong> is op grond van e<strong>en</strong> hoogrisicoprofiel nadere diagnostiek<br />

(bmdmeting van de wervelkolom <strong>en</strong> heup) geïndiceerd?<br />

--<br />

Bij welke patiënt<strong>en</strong> is er sprake van e<strong>en</strong> hoogrisicoprofiel voor fractur<strong>en</strong>?<br />

--<br />

Hierbij ook het FRAX-algoritme inbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

--<br />

Hierbij ook de diagnostiek uitbreid<strong>en</strong> met imaging van de thoracolumbale wervelkolom.<br />

Vraagvoorzitter: J. van d<strong>en</strong> Bergh<br />

Meelezers: A. Ginai, P. Geus<strong>en</strong>s, S. Thomas, M. van der Zalm <strong>en</strong> W. Lems.<br />

Vraag 3. Op welke wijze di<strong>en</strong>t het valrisico in de diagnostiek <strong>en</strong> behandeling van patiënt<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico te word<strong>en</strong> geïntegreerd?<br />

--<br />

Hierbij fractuurrisico <strong>en</strong> valrisico in sam<strong>en</strong>hang te evaluer<strong>en</strong> (deel 1 vraag 3)<br />

--<br />

Tev<strong>en</strong>s effectiviteit valinterv<strong>en</strong>ties bij e<strong>en</strong> verhoogde valincid<strong>en</strong>tie (deel 2 vraag 3)<br />

Vraagvoorzitter: H. Verhaar<br />

Meelezers: A. Scheffer, S. van Held<strong>en</strong>, J. Hegeman, P. Elders, P. van Roermund,<br />

H. H<strong>en</strong>driks <strong>en</strong> W. Lems.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 17


Vraag 4. Bij welke patiënt<strong>en</strong> (met osteoporose) di<strong>en</strong>t vitamine D-suppletie plaats te vind<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

in welke dosering?<br />

Vraagvoorzitter: P. Lips<br />

Meelezers: J. van d<strong>en</strong> Bergh, M. Gro<strong>en</strong>, S. Thomas, P. van Roermund, W. Meijer-de<br />

Kievit, <strong>en</strong> W. Lems.<br />

Vraag 5. Wat is de plaatsbepaling van nieuwe medicatie (strontiumranelaat, PTH 1-34 <strong>en</strong><br />

1-84, zoledronaat, d<strong>en</strong>osumab)?<br />

--<br />

Deze nieuwe behandeling<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> afgezet word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> reeds bestaande therapieën.<br />

--<br />

Tev<strong>en</strong>s subvraag “fractuurbehandeling bij osteoporosepatiënt<strong>en</strong>”.<br />

Vraagvoorzitter: P. Geus<strong>en</strong>s<br />

Meelezers: P. Lips, J. van d<strong>en</strong> Bergh, M. Gro<strong>en</strong>, S. Thomas, P. van Roermund <strong>en</strong><br />

W. Lems.<br />

Vraag 6. Welke effect<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> osteoporose bevorder<strong>en</strong>de medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het ontstaan van<br />

osteoporose?<br />

--<br />

Dit beperk<strong>en</strong> tot hormonale middel<strong>en</strong> bij borst- <strong>en</strong> prostaatcarcinoom, protonpompremmers,<br />

thiazolidinedion<strong>en</strong>, antidepressiva <strong>en</strong> anti-epileptica.<br />

--<br />

Welke maatregel<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ter prev<strong>en</strong>tie van botverlies (<strong>en</strong><br />

botbreuk<strong>en</strong>)?<br />

Vraagvoorzitter: P. Lips<br />

Meelezers: H. Franke, P. Elders, R. Pelger, A. Reyners <strong>en</strong> W. Lems.<br />

Vraag 7. Comorbiditeit<br />

--<br />

Welke bijkom<strong>en</strong>de ziekt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> invloed op het ontstaan van osteoporose?<br />

--<br />

Welke diagnostiek <strong>en</strong> behandeling di<strong>en</strong><strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met osteoporose <strong>en</strong> comorbiditeit<br />

te ontvang<strong>en</strong>?<br />

Vraagvoorzitters: R. de Nijs <strong>en</strong> G. Leusink<br />

Meelezers: V. Chel, G. Rommers <strong>en</strong> W. Lems.<br />

Vraag 8. Is de diagnostiek <strong>en</strong>/of de behandeling van osteoporose bij mann<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d aan<br />

die van vrouw<strong>en</strong>?<br />

--<br />

Hierbij met name ook de vraag of het risicoprofiel voor mann<strong>en</strong> anders is.<br />

Vraagvoorzitter: P. Elders<br />

Meelezers: P. Lips, P. Geus<strong>en</strong>s <strong>en</strong> W. Lems.<br />

Vraag 9. <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> arbeid<br />

--<br />

Welke effect<strong>en</strong> heeft osteoporose op de arbeidsparticipatie?<br />

--<br />

Wat is de belastbaarheid van patiënt<strong>en</strong> met osteoporose?<br />

Vraagvoorzitter: M. Ligthart<br />

Meelezers: G. Rommers, M. van der Zalm <strong>en</strong> W. Lems.<br />

18<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 1:<br />

Diagnostiek bij e<strong>en</strong> patiënt (man of vrouw) met<br />

e<strong>en</strong> klinische fractuur na de leeftijd van 50 jaar<br />

Inleiding<br />

Er zijn schatting<strong>en</strong> dat het aantal patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> klinische fractuur in Nederland<br />

meer dan 80.000 bedraagt (CBO 2002). Bij patiënt<strong>en</strong> van 50 jaar <strong>en</strong> ouder met e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te<br />

fractuur, is het risico op e<strong>en</strong> nieuwe fractuur verhoogd: in deze richtlijn komt heel<br />

nadrukkelijk naar vor<strong>en</strong> dat bij deze patiënt<strong>en</strong> adequate diagnostiek moet plaatsvind<strong>en</strong><br />

om zodo<strong>en</strong>de de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog fractuurrisico op te spor<strong>en</strong>, omdat voor deze<br />

patiënt<strong>en</strong> effectieve <strong>en</strong> veilige medicatie beschikbaar is (medicatie wordt in hoofdstuk 5<br />

beschrev<strong>en</strong>).<br />

Patiënt<strong>en</strong> die zich pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur<br />

Postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> die zich pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> die zich<br />

pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur na de leeftijd van 50 jaar.<br />

Er is e<strong>en</strong> belangrijk onderscheid betreff<strong>en</strong>de de soort fractuur:<br />

--<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> wervelfractuur, die gepaard gaat met de klacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> symptom<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> acute fractuur. Zij vorm<strong>en</strong> echter slechts ongeveer e<strong>en</strong>derde van<br />

de radiografisch vastgestelde wervelfractur<strong>en</strong>. Daar komt nog bij dat de diagnose<br />

van wervelfractur<strong>en</strong> op röntg<strong>en</strong>foto’s niet altijd ev<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig is <strong>en</strong> bijzondere<br />

expertise vergt bij het interpreter<strong>en</strong> van vormverandering<strong>en</strong> van de wervels. Beeldvorming<br />

van wervels is beschikbaar wanneer uitgevoerd in de context van acute of<br />

chronische rugpijn, naar aanleiding van andere klinische tek<strong>en</strong><strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur<br />

(zoals hyperkyfose, verminderde ribcrista iliaca afstand, verlies in lichaamsl<strong>en</strong>gte),<br />

wanneer röntg<strong>en</strong>foto’s beschikbaar zijn in e<strong>en</strong> andere klinische context (bijvoorbeeld<br />

thoraxfoto bij longziekt<strong>en</strong>) of wanneer e<strong>en</strong> ‘vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t’<br />

(VFA) is uitgevoerd naar aanleiding van e<strong>en</strong> DXA-scan. Bij e<strong>en</strong> DXA-scan wordt<br />

de botmineraaldichtheid van de lumbale wervelkolom <strong>en</strong> e<strong>en</strong> heup gemet<strong>en</strong>; dit<br />

wordt uitgedrukt in e<strong>en</strong> T-score, e<strong>en</strong> vergelijking met de piekbotmassa. Bij e<strong>en</strong> T-<br />

score ≤ -2.5 wordt gesprok<strong>en</strong> van osteoporose; e<strong>en</strong> T-score tuss<strong>en</strong> -1 <strong>en</strong> -2.5 wordt<br />

osteop<strong>en</strong>ie g<strong>en</strong>oemd. E<strong>en</strong> T-score ≥ -1 wordt als normaal beschouwd. Hoewel in<br />

klinische trials meestal 20% hoogteverlies als drempelwaarde wordt beschouwd<br />

voor wervelfractur<strong>en</strong> (G<strong>en</strong>ant 1993), heeft de werkgroep er voor gekoz<strong>en</strong> om te<br />

stell<strong>en</strong> dat er bij e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto sprake di<strong>en</strong>t te zijn van minimaal 25% hoogteverlies<br />

van het wervellichaam om te kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wervelfractuur<br />

(Schwartz 2005b, argum<strong>en</strong>tatie zie hoofdstuk 2).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 19


--<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur. De diagnose is e<strong>en</strong>voudig te stell<strong>en</strong> op basis<br />

van het acute klinische beeld <strong>en</strong> e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto. Deze fractur<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de meerderheid<br />

(>95%) bij patiënt<strong>en</strong> die zich met e<strong>en</strong> fractuur aanbied<strong>en</strong> op de Spoedeis<strong>en</strong>de<br />

Hulp <strong>en</strong> 80% daarvan is het gevolg van e<strong>en</strong> val of e<strong>en</strong> kleiner trauma.<br />

Van beide groep<strong>en</strong> fractur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>:<br />

--<br />

Relatief <strong>en</strong> absoluut risico op nieuwe fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> het verloop in de tijd.<br />

--<br />

Morbiditeit <strong>en</strong> mortaliteit (verminderde HRQoL).<br />

--<br />

Het verhoogd fractuurrisico bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> valgerelateerde fractuur <strong>en</strong><br />

voorhe<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t herhaald vall<strong>en</strong>.<br />

--<br />

Secundaire osteoporose bij fractuurpatiënt<strong>en</strong>.<br />

--<br />

De organisatie van de zorg <strong>en</strong> de knelpunt<strong>en</strong> hierbij.<br />

1.1. Relatief <strong>en</strong> absoluut risico op nieuwe fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> het verloop in<br />

de tijd<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> wervelfractuur (tabel 1.1)<br />

In e<strong>en</strong> grote multic<strong>en</strong>ter cohortstudie ontwikkeld<strong>en</strong> 381 van de 2725 postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweede wervelfractuur (14%) binn<strong>en</strong> drie jaar: 19.2% van deze 381 patiënt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>te wervelfractuur kreeg binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> jaar opnieuw e<strong>en</strong> wervelfractuur<br />

(95% C.I., 13.6%-24.8%). Vergelek<strong>en</strong> met deelnemers zonder reeds aanwezige (preval<strong>en</strong>te)<br />

wervelfractuur hadd<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur e<strong>en</strong> vijfvoudig<br />

verhoogd risico op e<strong>en</strong> tweede wervelfractuur in het eerste follow-up jaar (RR 5.1; CI<br />

3.1-8.4) (Lindsay 2001).<br />

In e<strong>en</strong> populatiestudie uit Rochester USA werd<strong>en</strong> 820 person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> klinische<br />

wervelfractuur voor 4349 patiëntjar<strong>en</strong> gevolgd. Het overall RR voor e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur<br />

was 2.8. Dit risico was het hoogste voor nieuwe wervelfractur<strong>en</strong> (RR 12.6) (Melton<br />

1999).<br />

Andere fractur<strong>en</strong> na wervelfractur<strong>en</strong> (tabel 1.2 <strong>en</strong> tabel 1.3a)<br />

Uit e<strong>en</strong> systematische review blijkt dat na e<strong>en</strong> initiële wervelfractuur het risico op e<strong>en</strong><br />

niet-wervelfractuur bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> ongeveer tweemaal verhoogd is (RR<br />

1.9; CI 1.7-2.3). (Klotzbuecher 2000).<br />

In e<strong>en</strong> grote retrospectieve cohortstudie op basis van de Zweedse registratie van ontslagdiagnoses<br />

vond<strong>en</strong> Johnell et al. dat het risico in de eerste zes maand<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> klinische<br />

wervelfractuur 4-6 maal verhoogd was. Het afzonderlijke risico op e<strong>en</strong> heupfractuur<br />

was drie- tot viermaal verhoogd (Johnell 2001).<br />

Ook de systematische review van Klotzbuecher concludeert dat de sterkste relatie tuss<strong>en</strong><br />

eerste <strong>en</strong> tweede fractuur bestaat tuss<strong>en</strong> eerste <strong>en</strong> daaropvolg<strong>en</strong>de wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> neemt het risico toe met het aantal <strong>en</strong> de ernst van de initiële wervelfractur<strong>en</strong><br />

(Klotzbuecher 2000).<br />

20<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


In e<strong>en</strong> Zweedse prospectieve cohortstudie had na ti<strong>en</strong> jaar 21% van de mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 23%<br />

van de vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweede fractuur op <strong>en</strong>ige locatie (waaronder heup). Het risico op<br />

e<strong>en</strong> tweede fractuur was verhoogd bij mann<strong>en</strong> (HR 2.7; CI 1.4-5.3) <strong>en</strong> ook bij vrouw<strong>en</strong><br />

(HR 1.8; CI 1.1-2.9). Ook de sterfte was tweemaal zo hoog bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te<br />

wervelfractuur (Hasserius 2003). Vergelijkbare verhoogde risico’s werd<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> Amerikaanse multic<strong>en</strong>ter cohortstudie (Black 1999).<br />

Wervelinzakking<strong>en</strong> bij VFA <strong>en</strong> wervelkolom röntg<strong>en</strong>opnames (tabel 1.4)<br />

Omdat het zinvol is diagnostiek te do<strong>en</strong> naar preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong><br />

die zich pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur, is het noodzakelijk de preval<strong>en</strong>tie<br />

hiervan te wet<strong>en</strong>. Onder 337 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> low-trauma-fractuur werd<strong>en</strong> bij 25%<br />

werveldeformaties gezi<strong>en</strong>. Deze kwam<strong>en</strong> vaker voor bij heupfractur<strong>en</strong> dan bij andere<br />

fractur<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> studie onder 555 vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> 122 mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> initiële niet-wervelfractuur<br />

vond<strong>en</strong> Howat et al. e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>tie van wervelfractur<strong>en</strong> van 5-31% bij vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

8-32% bij mann<strong>en</strong>. Bij vrouw<strong>en</strong> was de preval<strong>en</strong>tie het hoogst bij heup- (31%) <strong>en</strong> handof<br />

voetfractur<strong>en</strong> (29%), bij mann<strong>en</strong> bij heup- (32%) <strong>en</strong> schouderfractur<strong>en</strong> (24%). De<br />

preval<strong>en</strong>tie nam toe met de leeftijd, zodanig dat 30% van de vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> 25% van de<br />

mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 70 jaar e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur had (Howat 2007).<br />

In e<strong>en</strong> grote Franse studie bij 7705 postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> was de ernst van e<strong>en</strong><br />

reeds aanwezige wervelinzakking, de beste voorspeller voor het risico op zowel e<strong>en</strong> wervel<br />

alsmede e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur (Delmas 2003).<br />

In e<strong>en</strong> Amerikaans onderzoek bij 2651 vrouw<strong>en</strong> werd onderzocht of de aanwezigheid<br />

van één of meer aanwezige wervelinzakking<strong>en</strong> e<strong>en</strong> risicofactor was voor e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />

fractuur. De resultat<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> aan dat met de to<strong>en</strong>ame van het aantal <strong>en</strong> de ernst van<br />

de inzakking<strong>en</strong> ook het risico op e<strong>en</strong> nieuwe fractuur flink to<strong>en</strong>am. Voor e<strong>en</strong> klinische<br />

wervelfractuur was dat met e<strong>en</strong> factor 12, voor niet-wervelfractur<strong>en</strong> e<strong>en</strong> factor 2 <strong>en</strong> voor<br />

alle fractur<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> factor 7 (Siris 2007).<br />

In e<strong>en</strong> Nederlandse studie bij 387 vrouw<strong>en</strong>, die wel risicofactor<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> voor osteoporose,<br />

maar bij de DXA-meting ge<strong>en</strong> osteoporose hadd<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s hun T-score, werd<br />

gezocht naar werveldeformiteit<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>opname van de wervelkolom. 80 patiënt<strong>en</strong><br />

hadd<strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s één werveldeformiteit (21%), waarbij werd geconcludeerd dat<br />

dit aanleiding zou moet<strong>en</strong> zijn voor e<strong>en</strong> behandeling van osteoporose op basis van deze<br />

wervelinzakking (Netel<strong>en</strong>bos 2009).<br />

Conclusies<br />

Niveau 1<br />

De aanwezigheid van e<strong>en</strong> klinische <strong>en</strong>/of radiografische wervelfractuur bij<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar, geeft e<strong>en</strong> drie- tot vijfmaal<br />

verhoogd risico op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de wervelfractuur <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ongeveer tweemaal<br />

verhoogd risico op niet-wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

A1 Klotzbuecher 2000<br />

A2 Lindsay 2001, Delmas 2003, Melton 1999<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 21


Niveau 2<br />

Eén op de vijf postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>te wervelfractuur,<br />

ontwikkelt binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> jaar e<strong>en</strong> nieuwe wervelfractuur.<br />

A2 Lindsay 2001<br />

Niveau 1<br />

Niveau 2<br />

Het fractuurrisico na wervelfractur<strong>en</strong> is hoger naarmate het aantal <strong>en</strong>/of de<br />

ernst van wervelfractur<strong>en</strong> groter is.<br />

A2 Lindsay 2001, Delmas 2003, Melton 1999, Siris 2007<br />

Bij mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> initiële niet-wervelfractuur kom<strong>en</strong> bij 25-35%<br />

preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> voor. Dit perc<strong>en</strong>tage is vooral hoog na e<strong>en</strong> heupfractuur<br />

<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 70 jaar.<br />

A2 Howat 2007<br />

B Gallacher 2007<br />

Patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur (inclusief heup) (tabell<strong>en</strong> 1.5-1.9)<br />

Er zijn vele studies gepubliceerd, die aanton<strong>en</strong> dat na e<strong>en</strong> fractuur de kans op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />

fractuur to<strong>en</strong>eemt. Hieronder word<strong>en</strong> de twee belangrijkste publicaties daarover<br />

vermeld. Alle andere relevante studies zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de conclusie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> add<strong>en</strong>dum.<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse van elf prospectieve cohortstudies onder ouder<strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> relatief<br />

risico op e<strong>en</strong> tweede fractuur gerapporteerd van 1.9 (95% betrouwbaarheidsinterval (BI)<br />

1.8-2.0). Het absolute fractuurrisico was ev<strong>en</strong> groot voor vrouw<strong>en</strong> als voor mann<strong>en</strong>. Na<br />

correctie voor botdichtheid nam het risico slechts marginaal af (Kanis 2004).<br />

In de systematische review van Klotzbuecher blijkt dat het relatieve risico op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de<br />

fractuur, na elke voorgaande, 2.0 (95% CI; 1.8 – 2.1) is bij peri- <strong>en</strong> postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eerdere fractuur in vergelijking met vrouw<strong>en</strong> zonder voorgaande<br />

fractuur. De gepoolde data van studies met zowel vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> toond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> RR<br />

van 2.2 (95% CI: 1.9 – 2.6).<br />

Voor e<strong>en</strong> tweede heupfractuur was de RR 2.3 (95% CI; 1.5 – 3.7) bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> initiële heupfractuur (Klotzbuecher 2000).<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het doormak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

mann<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar geeft ongeveer e<strong>en</strong> verdubbeling van het risico op<br />

e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur.<br />

A2 Kanis 2004, Klotzbuecher 2000, C<strong>en</strong>ter 2007, Mackey 2007, Cuddihy 1999,<br />

Melton 1999, Ha<strong>en</strong>tj<strong>en</strong>s 2003, Barrett-Connor 2008, Clinton 2009, Lonnroos 2007,<br />

Chapurlat 2003, Berry 2007, Hodsman 2008, Johnell 2001, Van Held<strong>en</strong> 2006<br />

Fractuurrisico op korte termijn is hoger dan op lange termijn na e<strong>en</strong> fractuur (tabel 1.10)<br />

In e<strong>en</strong> prospectieve cohortstudie uitgevoerd in Australië (DUBBO) bij 2245 vrouw<strong>en</strong><br />

22<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


<strong>en</strong> 1760 mann<strong>en</strong> met 15 jaar follow-up, vond<strong>en</strong> reeds in de eerste twee jaar e<strong>en</strong> groot<br />

deel van de nieuwe fractur<strong>en</strong> plaats: 41% bij vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> 52% bij mann<strong>en</strong>. Het RR bleef<br />

verhoogd gedur<strong>en</strong>de de eerste ti<strong>en</strong> jaar na de fractuur; rond die tijd had 40 tot 60% van<br />

de nog lev<strong>en</strong>de mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur opgelop<strong>en</strong> (C<strong>en</strong>ter 2007).<br />

Tev<strong>en</strong>s toonde deze studie e<strong>en</strong> vergelijkbaar absoluut fractuurrisico voor mann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

voor vrouw<strong>en</strong> (62/1000 persoonsjar<strong>en</strong>; 95% CI, 55-70/1000 bij vrouw<strong>en</strong> versus 57/1000<br />

persoonsjar<strong>en</strong>; 95% CI, 45-72/1000 bij mann<strong>en</strong>).<br />

In e<strong>en</strong> Nederlandse studie onder 924 postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> doorgemaakte<br />

fractuur blek<strong>en</strong> er 243 (26%) e<strong>en</strong> tweede fractuur op te lop<strong>en</strong>, waarvan 23% in het<br />

eerste jaar. Het risico op e<strong>en</strong> tweede fractuur was in het eerste jaar vijfmaal verhoogd,<br />

nam vervolg<strong>en</strong>s af, maar normaliseerde pas ti<strong>en</strong> jaar na de eerste fractuur (Van Geel<br />

2009) (zie figuur; onderste deel).<br />

In e<strong>en</strong> andere Nederlandse studie onder 2419 patiënt<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> 262 patiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweede<br />

fractuur op te lop<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> periode van twee jaar. Zestig proc<strong>en</strong>t van deze nieuwe<br />

fractur<strong>en</strong> vond plaats in het eerste jaar van de follow-up <strong>en</strong> 40% in het tweede jaar (Van<br />

Held<strong>en</strong> 2006).<br />

Bij e<strong>en</strong> grote De<strong>en</strong>se studie met 169145 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eerste heupfractuur was de<br />

cumulatieve incid<strong>en</strong>tie van nieuwe heupfractur<strong>en</strong> 9% na e<strong>en</strong> jaar <strong>en</strong> 20% na vijf jaar.<br />

Figure 1.<br />

(A) Perc<strong>en</strong>tage of all first (grey line) and subsequ<strong>en</strong>t<br />

(black line) fractures.<br />

(B) Relative risk of all subsequ<strong>en</strong>t fractures calculated<br />

as a mean from the first fracture (grey line)<br />

and per separate year of follow-up (black line).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 23


Het RR op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de heupfractuur was daarmee 2.2 (95% CI: 2.0–2.5) in het eerste<br />

jaar <strong>en</strong> normaliseerde pas na 15 jaar (RR = 1.01, 95% CI: 1.0–1.02) (Ryg 2009).<br />

Conclusies<br />

Het verhoogde risico op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur varieert bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar over de tijd, is het hoogst binn<strong>en</strong> de<br />

eerste jar<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> eerste fractuur (risico x 5-20) <strong>en</strong> blijft verhoogd gedur<strong>en</strong>de<br />

10-15 jaar na e<strong>en</strong> initiële fractuur (risico x 2). Dit is aangetoond voor klinische<br />

Niveau 1<br />

heup- <strong>en</strong> radiografische wervelfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor niet-wervelfractur<strong>en</strong> na<br />

hospitalisatie vanwege klinische wervelfractuur.<br />

Niveau 1<br />

A2 C<strong>en</strong>ter 2007, Johnell 2001, Van Held<strong>en</strong> 2006, Van Geel 2009, Ryg 2009<br />

Bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar met e<strong>en</strong> fractuur is<br />

er sprake van e<strong>en</strong> sterk verhoogd absoluut fractuurrisico, waardoor 40% tot 50%<br />

van alle volg<strong>en</strong>de fractur<strong>en</strong> optreedt binn<strong>en</strong> twee-drie jaar na e<strong>en</strong> eerste fractuur.<br />

A2 C<strong>en</strong>ter 2007, Van Geel 2009, Ryg 2009<br />

Tweede fractur<strong>en</strong> (ter prev<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> derde fractuur)<br />

Er is ge<strong>en</strong> literatuur gevond<strong>en</strong> over het fractuurrisico bij patiënt<strong>en</strong> die reeds e<strong>en</strong> tweede<br />

fractuur hebb<strong>en</strong> doorgemaakt. Het is echter aannemelijk dat het fractuurrisico in deze<br />

patiënt<strong>en</strong>groep minst<strong>en</strong>s zo groot is als bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eerste fractuur.<br />

Conclusie<br />

Niveau 4<br />

Het is aannemelijk dat het risico op e<strong>en</strong> derde fractuur na e<strong>en</strong> tweede fractuur<br />

minst<strong>en</strong>s zo groot is als na e<strong>en</strong> eerste fractuur.<br />

D M<strong>en</strong>ing van de werkgroep<br />

1.2. Morbiditeit (Health Related Quality of Life) <strong>en</strong> mortaliteit<br />

In e<strong>en</strong> grote Italiaanse studie werd aangetoond dat de Health Related Quality Of Life (HR-<br />

QOL) duidelijk verminderd is bij patiënt<strong>en</strong> met wervelfractur<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van hun osteoporose,<br />

gerelateerd aan het aantal wervelfractur<strong>en</strong>, comorbiditeit <strong>en</strong> leeftijd (Salaffi 2007).<br />

In e<strong>en</strong> Amerikaanse studie bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> waarvan 114 na één of meer<br />

wervelfractur<strong>en</strong>, 67 met e<strong>en</strong> heupfractuur <strong>en</strong> 201 zonder voorgaande fractuur, werd de<br />

waardering voor hun gezondheidstoestaand gemet<strong>en</strong> met de Time Trade Off-methode.<br />

De gemiddelde waardering (0 staat gelijk aan dood, 1 betek<strong>en</strong>t perfecte gezondheid) per<br />

groep was 0.82, 0.63 <strong>en</strong> 0.91 voor respectievelijk de groep met e<strong>en</strong> wervelfractuur, e<strong>en</strong><br />

heupfractuur <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> zonder fractuur (Tosteson 2001).<br />

In e<strong>en</strong> Nederlandse studie naar de morbiditeit bij fractuurpatiënt<strong>en</strong> wordt aangegev<strong>en</strong><br />

dat na wervelfractur<strong>en</strong> er e<strong>en</strong> significant verlies is van kwaliteit van lev<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s toond<strong>en</strong><br />

studies aan dat het aantal wervelfractur<strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatieve invloed heeft op de lev<strong>en</strong>s-<br />

24<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


kwaliteit. Hierbij hadd<strong>en</strong> lumbale fractur<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere impact dan thoracale wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Deze resultat<strong>en</strong> gold<strong>en</strong> voor klinische wervelfractur<strong>en</strong>, maar ook, hetzij in<br />

mindere mate, voor subklinische wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Ook na heupfractur<strong>en</strong> werd met name in het eerste jaar e<strong>en</strong> sterk effect op de kwaliteit<br />

van lev<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>. Dit verbeterde in het tweede jaar, maar normaliseerde niet (Lips<br />

2005). E<strong>en</strong> studie van Br<strong>en</strong>neman toont dat e<strong>en</strong> osteoporosegerelateerde fractuur e<strong>en</strong><br />

significante impact heeft op de kwaliteit van lev<strong>en</strong>, gemet<strong>en</strong> met de SF-12. Dit effect was<br />

gelijk voor oudere <strong>en</strong> jongere postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> (Br<strong>en</strong>neman 2006).<br />

In e<strong>en</strong> prospectieve cohortstudie uit Australië (DUBBO) werd<strong>en</strong> ‘standardized mortality<br />

rates’ (SMR) berek<strong>en</strong>d voor patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur in vergelijking met de overall<br />

populatie in DUBBO. Voor leeftijd gecorrigeerde SMR was 2.43, 3.51 voor heupfractur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wervelfractur<strong>en</strong>. De mortaliteit was verhoogd voor alle fractuurtypes <strong>en</strong> alle leeftijd<strong>en</strong><br />

behalve bij de ‘minor’ fractuurgroep, waar de mortaliteit alle<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 75 jaar<br />

verhoogd was (Bliuc 2009).<br />

Resultat<strong>en</strong> van de Canadese multic<strong>en</strong>ter osteoporose studie, waarbij 7753 m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van<br />

50 jaar <strong>en</strong> ouder gedur<strong>en</strong>de vijf jaar prospectief werd<strong>en</strong> gevolgd, toond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogde<br />

mortaliteit bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> wervelfractuur (HR 2.7; 95% CI 1.1 – 6.6). Ook dieg<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> heupfractuur hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere mortaliteit (HR 3.2; 95% CI 1.4 – 7.4) (Ioannidis<br />

2009).<br />

Conclusies<br />

E<strong>en</strong> verminderde HRQoL is aangetoond na e<strong>en</strong> fractuur van heup, wervel (klinisch<br />

<strong>en</strong> radiologisch), onderarm <strong>en</strong> rib.<br />

Niveau 2<br />

B Br<strong>en</strong>neman 2006, Salaffi 2007, Tosteson 2001, Lips 2005<br />

E<strong>en</strong> verhoogde mortaliteit is aangetoond na zowel wervelfractur<strong>en</strong> als nietwervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Niveau 1<br />

A2 Biluc 2009, Ioannidis 2009<br />

1.3. Valrisico als risicofactor voor e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur + mortaliteit<br />

Naast botgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> ook valgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol<br />

bij de kans op e<strong>en</strong> fractuur (zie tabel 1.11). Zo bleek van de 568 patiënt<strong>en</strong> > 50 jaar, die<br />

zich in het Maastrichtse Universitair Medisch C<strong>en</strong>trum pres<strong>en</strong>teerd<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> klinische<br />

fractuur 75% (CI 71-78%), valgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> (minst<strong>en</strong>s 1x per<br />

jaar vall<strong>en</strong>, gebruik van psychoactieve g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong>, laag ADL, gewrichtsklacht<strong>en</strong>,<br />

beperkte visus, incontin<strong>en</strong>tie voor urine, Ziekte van Parkinson), terwijl 53% (CI 49-57%)<br />

botgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> (klinische fractuur na het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar, klinische wer-<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 25


velfractuur, moeder met doorgemaakte fractuur, lichaamsgewicht


Overige overweging<strong>en</strong><br />

Inschatting van het fractuurrisico kan gedaan word<strong>en</strong> met behulp van de FRAX-tool van<br />

de WHO: http://www.shef.ac.uk/FRAX/<br />

Risicofactor<strong>en</strong> in het FRAX-model: leeftijd, geslacht, BMI, eerdere fractur<strong>en</strong>, heupfractuur<br />

bij vader/moeder, rok<strong>en</strong>, glucocorticoïdegebruik, reumatoïde arthritis, secundaire<br />

osteoporose, gebruik van > 3 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> alcohol per dag <strong>en</strong> BMD van de heup.<br />

In dit model wordt ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met ‘vall<strong>en</strong>’ als risicofactor. Dit leidt mogelijk<br />

bij patiënt<strong>en</strong>, die regelmatig vall<strong>en</strong>, tot e<strong>en</strong> onderschatting van het fractuurrisico.<br />

In plaats daarvan kan gebruik gemaakt word<strong>en</strong> van de Garvan Fracture Risk Calculator:<br />

(http://www.garvan.org.au/ bone-fracture-risk).<br />

In de aanbeveling<strong>en</strong> wordt er onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de<br />

het aantal preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> voordat er geadviseerd wordt om e<strong>en</strong><br />

behandeling te start<strong>en</strong>, op grond van (vooral) de aanwezigheid van wervelfractur<strong>en</strong>: bij<br />

1. preval<strong>en</strong>te wervelfractuur bij vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij 2. preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong><br />

(hoogteverlies op röntg<strong>en</strong>foto 25% of meer). Dit verschil is met name ingegev<strong>en</strong> door<br />

het feit dat bij mann<strong>en</strong> er meer traumatische wervelfractur<strong>en</strong> op jonge leeftijd plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

De verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> wat betreft osteoporose word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong><br />

in hoofdstuk 8; de criteria voor VFA in hoofdstuk 2.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 27


Aanbeveling<strong>en</strong> (zie figuur 1.1)<br />

- Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> om bij patiënt<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar, na het vaststell<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> klinische wervelfractuur, e<strong>en</strong> behandeling te start<strong>en</strong> om verder fractuurrisico te<br />

reducer<strong>en</strong>.<br />

- Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur,<br />

<strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar met twee of meer preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> behandeling te start<strong>en</strong> om verder fractuurrisico te reducer<strong>en</strong>.<br />

- Het kan overwog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om bij deze patiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> DXA <strong>en</strong> VFA te do<strong>en</strong>, zodat<br />

voor de follow-up e<strong>en</strong> uitgangswaarde bek<strong>en</strong>d is.<br />

- De werkgroep beveelt aan de diagnose van wervelfractuur te stell<strong>en</strong> op basis van de<br />

G<strong>en</strong>ant-score graad 2 op e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto (> 25% afname van hoogte van voorste,<br />

middelste of achterste wervelhoogte).<br />

- Het is sterk aan te bevel<strong>en</strong> om bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> ouder<br />

dan 50 jaar na het vaststell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te niet-wervelfractuur, systematisch e<strong>en</strong><br />

DXA- onderzoek, bijvoorkeur aangevuld met e<strong>en</strong> VFA te do<strong>en</strong>, om het fractuurrisico<br />

in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> afhankelijk van de resultat<strong>en</strong> van dat onderzoek al dan niet e<strong>en</strong><br />

behandeling te start<strong>en</strong>.<br />

T-score ≤ –2,5<br />

Het is sterk aanbevol<strong>en</strong> om na risicocommunicatie met de patiënt te start<strong>en</strong> met leefstijladviez<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> medische behandeling. Onder risicocommunicatie bij osteoporose kan<br />

word<strong>en</strong> verstaan e<strong>en</strong> overleg tuss<strong>en</strong> arts <strong>en</strong> patiënt, waarin de risico’s van behandel<strong>en</strong><br />

(bijwerking<strong>en</strong>) word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> die van niet behandel<strong>en</strong> (hogere fractuurkans).<br />

T-score tuss<strong>en</strong> –1 <strong>en</strong> –2,5<br />

Aanbevol<strong>en</strong> wordt om e<strong>en</strong> VFA te do<strong>en</strong> of, indi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> VFA mogelijk is <strong>en</strong> de patiënt ouder is<br />

dan 60 jaar, e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto van de TWK <strong>en</strong> LWK te mak<strong>en</strong>:<br />

• bij diagnose van e<strong>en</strong> wervelfractuur op e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto (> 25%): leefstijladviez<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> medische behandeling;<br />

• ge<strong>en</strong> wervelfractuur of zonder beeldvorming van de wervelkolom:<br />

• therapie kan zinvol zijn bij e<strong>en</strong> T-score < -2.0, na e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te heupfractuur, na rec<strong>en</strong>t<br />

herhaald vall<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bij vooraf bek<strong>en</strong>de secundaire osteoporose;<br />

• bij de overige patiënt<strong>en</strong> kan, om het fractuurrisico beter in te schatt<strong>en</strong>, het gebruik<br />

van het FRAX-algoritme zinvol zijn.<br />

De werkgroep adviseert bij deze groep<strong>en</strong> van patiënt<strong>en</strong> leefstijladviez<strong>en</strong> <strong>en</strong> risicocommunicatie<br />

om te besliss<strong>en</strong> over behandeling <strong>en</strong>/of follow-up. Bij afwezigheid van deze risicofactor<strong>en</strong><br />

wordt geadviseerd om leefstijladviez<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> is het start<strong>en</strong> van medicatie af te rad<strong>en</strong>.<br />

T-score > dan –1<br />

De werkgroep adviseert leefstijladviez<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong>.<br />

28<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Sterk aanbevol<strong>en</strong><br />

Aanbevol<strong>en</strong> <br />

Kan zinvol zijn <br />

<br />

Klinisch <br />

vermoed<strong>en</strong> van <br />

wervelfractuur <br />

≥ 50 jaar <br />

RX <br />

Wervelfractuur <br />

T ≤ -­‐2.5 <br />

DXA, VFA <br />

VFA, RX <br />

Onderzoek & <br />

correcPe van <br />

nieuw <br />

ontdekte <br />

secundaire <br />

osteoporose <br />

Follow-­‐up <br />

Rec<strong>en</strong>te <br />

niet-­wervelfractuur,<br />

<br />

inclusief <br />

heupfractuur <br />

≥ 50 jaar <br />

Ziekt<strong>en</strong>/ <br />

medicaPes <br />

met mogelijk <br />

botverlies <br />

DXA <br />

T < -­‐1.0 <br />

<strong>en</strong> > -­‐2.5 <br />

T ≥ -­‐1.0 <br />

VFA ≥ 60 jaar <br />

(RX bij twijfel) <br />

Wervelfractuur <br />

Ge<strong>en</strong> wervelfractuur of ge<strong>en</strong> <br />

beeldvorming: <br />

Extra risicofactor<strong>en</strong>: <br />

-­‐ rec<strong>en</strong>te fractuur <strong>en</strong> T ≤ -­‐2.0 <br />

-­‐ ziekt<strong>en</strong>/medicaPes met <br />

mogelijk botverlies <br />

-­‐ herhaald rec<strong>en</strong>t vall<strong>en</strong> <br />

Zo niet: risico volg<strong>en</strong>s <br />

FRAX <strong>en</strong> risicocommunicaPe <br />

Medische <br />

behandeling <br />

Hoogrisico: <br />

-­‐ Behandeling of follow-­‐up <br />

-­‐ LeefsPjladviez<strong>en</strong> <br />

Laagrisico: <br />

-­‐ LeefsPjladviez<strong>en</strong> <br />

-­‐ MedicaPe is af te rad<strong>en</strong> <br />

Figuur 1.1<br />

Toelichting:<br />

DXA: botdichtheidsmeting ter hoogte van de lumbale wervelkolom <strong>en</strong> heup<br />

VFA: vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t met DXA<br />

RX: radiologie van de thoracolumbale wervelkolom<br />

Voor mann<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t de T-score van vrouw<strong>en</strong> als afkappunt te word<strong>en</strong> gebruikt. Indi<strong>en</strong> de<br />

T-score van mann<strong>en</strong> wordt gebruikt, wordt aanbevol<strong>en</strong> om het afkappunt te legg<strong>en</strong> bij -2.8<br />

<strong>en</strong> niet bij -2.5.<br />

Definitie wervelfractuur: met radiologie: > 25% hoogteafname, met VFA > 40% hoogteafname.<br />

Bij hoogteafname VFA tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 40% (graad-2-inzakking): röntg<strong>en</strong>foto beslist<br />

met als afkapwaarde > 25% hoogteafname.<br />

Medicatie met mogelijk botverlies: Antihormonale therapie bij mamma- <strong>en</strong> prostaatcarcinoom,<br />

thiazolidinedion<strong>en</strong>, protonpompremmers, antidepressiva, antipsychotica, antiepileptica,<br />

b<strong>en</strong>zodiazepin<strong>en</strong>.<br />

Vall<strong>en</strong>: Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om bij patiënt<strong>en</strong> > 50 jaar met e<strong>en</strong> fractuur, die zich<br />

meld<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> val of e<strong>en</strong> valletsel, e<strong>en</strong> nadere evaluatie van het valrisico te verricht<strong>en</strong><br />

(nagaan van het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het afgelop<strong>en</strong> jaar (≥ 1x) <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> in de<br />

mobiliteit).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 29


1.4. Aanwijzing<strong>en</strong> voor secundaire osteoporose <strong>en</strong> botverlies<br />

Bij de analyse van fractuurpatiënt<strong>en</strong> is het van belang secundaire oorzak<strong>en</strong> van osteoporose<br />

uit te sluit<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> aantal studies zijn de secundaire oorzak<strong>en</strong> van osteoporose<br />

bij fractuurpatiënt<strong>en</strong> onderzocht (zie tabel 1.12). Bij onderzoek naar secundaire<br />

oor zak<strong>en</strong> van osteoporose werd bij 50% tot 82% van de fractuurpatiënt<strong>en</strong> één of meer<br />

oorzak<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> (Dumitrescu 2008, Edwards 2008, Hegeman 2004).<br />

E<strong>en</strong> belangrijk deel van deze secundaire oorzak<strong>en</strong> was nog niet bek<strong>en</strong>d bij deze patiënt<strong>en</strong>.<br />

De belangrijkste oorzak<strong>en</strong> varieerd<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de studies. Vitamine D-<br />

insufficiëntie was in alle drie studies e<strong>en</strong> belangrijke oorzaak. Daarnaast kwam<strong>en</strong> nierinsufficiëntie<br />

<strong>en</strong> hyperparathyreoïdie vaak voor.<br />

In e<strong>en</strong> tweetal studies werd<strong>en</strong> secundaire oorzak<strong>en</strong> voor osteoporose onderzocht in e<strong>en</strong><br />

cohort patiënt<strong>en</strong> met osteoporose, die ge<strong>en</strong> fractuur in de voorgeschied<strong>en</strong>is hadd<strong>en</strong> of<br />

alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> niet-traumatische wervelfractuur (Tann<strong>en</strong>baum 2002, Deutschmann 2002).<br />

In deze studies werd bij 32-63% van de patiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> secundaire oorzaak voor osteoporose<br />

gevond<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met osteoporose zijn er frequ<strong>en</strong>t (30-60%) secundaire oorzak<strong>en</strong><br />

aanwezig. Deze zijn soms al bek<strong>en</strong>d, maar in veel gevall<strong>en</strong> toont nader onderzoek<br />

nog nieuwe onderligg<strong>en</strong>de oorzak<strong>en</strong> aan.<br />

Tann<strong>en</strong>baum 2002, Hegeman 2004, Dumitrescu 2008, Edwards 2008, Deutschmann<br />

2002<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Alle drie de studies lat<strong>en</strong> vitamine D-insufficiëntie zi<strong>en</strong> als belangrijke oorzaak van secundaire<br />

osteoporose bij fractuurpatiënt<strong>en</strong>; vitamine D is ook van belang voor het in stand<br />

houd<strong>en</strong> van de spierkracht. Mede gezi<strong>en</strong> de hoge preval<strong>en</strong>tie van vitamine D- insufficiëntie<br />

onder ouder<strong>en</strong> is suppletie te preferer<strong>en</strong>; dit wordt verder besprok<strong>en</strong> in hoofdstuk 4.<br />

E<strong>en</strong> andere overweging is dat het scre<strong>en</strong><strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele testosterondeficiëntie<br />

vooral zinvol is bij mann<strong>en</strong> jonger dan 70 jaar met osteoporose; bov<strong>en</strong> die leeftijd is<br />

de preval<strong>en</strong>tie van lage testosteronspiegels aanzi<strong>en</strong>lijk hoger <strong>en</strong> daarmee de klinische<br />

relevantie van de bepaling kleiner.<br />

30<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij patiënt<strong>en</strong> van 50 jaar <strong>en</strong> ouder met e<strong>en</strong> fractuur <strong>en</strong> e<strong>en</strong> behandelingsindicatie<br />

op grond van T-score <strong>en</strong>/of wervelfractuur corrigeerbare oorzak<strong>en</strong> van<br />

secundaire osteoporose op te spor<strong>en</strong> <strong>en</strong> te behandel<strong>en</strong>, alvor<strong>en</strong>s te start<strong>en</strong> met medicam<strong>en</strong>teuze<br />

behandeling ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong>.<br />

De werkgroep adviseert vóór de start van medicatie e<strong>en</strong> bepaling van:<br />

- BSE, serumcalcium, albumine, creatinine, TSH <strong>en</strong> 25(OH)D;<br />

- serum alkalische fosfatas<strong>en</strong> (indi<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur);<br />

- op indicatie: eiwitspectrum, coeliakieserologie, PTH (bij hypercalciëmie);<br />

- bij mann<strong>en</strong>: serum testosteron (bij mann<strong>en</strong> jonger dan 70 jaar), <strong>en</strong> op indicatie 24u<br />

urine calcium <strong>en</strong> creatinine.<br />

De werkgroep adviseert om, bij afwijking<strong>en</strong> in deze laboratoriumonderzoek<strong>en</strong>, de onderligg<strong>en</strong>de<br />

aando<strong>en</strong>ing te behandel<strong>en</strong> of de patiënt zonodig te verwijz<strong>en</strong> naar de tweede lijn.<br />

1.5. Organisatie van de zorg <strong>en</strong> knelpunt<strong>en</strong><br />

Gezi<strong>en</strong> de verhoogde kans op e<strong>en</strong> nieuwe fractuur bij fractuurpatiënt<strong>en</strong>, kan overwog<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> alle oudere patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur te scre<strong>en</strong><strong>en</strong> op osteoporose <strong>en</strong>/of andere<br />

risicofactor<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> fractuur. In ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong> uit verschill<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> zijn dergelijke<br />

scre<strong>en</strong>ingsprogramma’s uitgetest (tabel 1.13). C<strong>en</strong>traal hierbij staat de DXA-scan,<br />

waarmee osteoporose of osteop<strong>en</strong>ie kan word<strong>en</strong> opgespoord. Op basis van de uitslag van<br />

de scan kan de patiënt word<strong>en</strong> behandeld met bisfosfonat<strong>en</strong> of andere medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of supplem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Astrand 2006, McLellan 2003).<br />

Alle dergelijke scre<strong>en</strong>ingsprogramma’s zijn zo ingericht dat op e<strong>en</strong> systematische wijze<br />

zoveel mogelijk fractuurpatiënt<strong>en</strong>, die hiervoor in aanmerking kom<strong>en</strong>, ook daadwerkelijk<br />

de scre<strong>en</strong>ing ondergaan. In de meeste gevall<strong>en</strong> wordt hierbij de inzet van e<strong>en</strong> gespecialiseerde<br />

verpleegkundige gebruikt (McLellan 2003, Hegeman, 2004, Van Held<strong>en</strong><br />

2007). Het perc<strong>en</strong>tage fractuurpatiënt<strong>en</strong>, dat met e<strong>en</strong> dergelijk scre<strong>en</strong>ingsprogramma<br />

ook daadwerkelijk gescre<strong>en</strong>d wordt, varieert tuss<strong>en</strong> de 60-70% (Astrand 2008, McLellan<br />

2003, Hegeman 2004, Van Held<strong>en</strong> 2007).<br />

Ook kunn<strong>en</strong> andere risicofactor<strong>en</strong> voor fractur<strong>en</strong> of voor vall<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geëvalueerd<br />

(Van Held<strong>en</strong> 2008), daaronder valt ook e<strong>en</strong> wervelhoogtemeting. Naast medicam<strong>en</strong>teuze<br />

behandeling van osteoporose, kan verwijzing plaatsvind<strong>en</strong> voor behandeling van<br />

ev<strong>en</strong>tuele secundaire osteoporose (Hegeman 2004).<br />

Conclusie<br />

Niveau 3<br />

E<strong>en</strong> scre<strong>en</strong>ingsprogramma voor fractuurpatiënt<strong>en</strong> kan osteoporose opspor<strong>en</strong> bij<br />

hoogrisicopatiënt<strong>en</strong>.<br />

C McLellan 2003, Hegeman 2004, Astrand 2008, Van Held<strong>en</strong> 2008<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 31


Overige overweging<strong>en</strong><br />

Zorgprogramma’s, die op dit mom<strong>en</strong>t lop<strong>en</strong> in Nederland, <strong>en</strong> ook in het buit<strong>en</strong>land <strong>en</strong><br />

die hun resultat<strong>en</strong> gepubliceerd hebb<strong>en</strong>, gebruik<strong>en</strong> allemaal de inzet van e<strong>en</strong> gespecialiseerde<br />

verpleegkundige om de scre<strong>en</strong>ing van de fractuurpatiënt<strong>en</strong> uit te voer<strong>en</strong>. Gezi<strong>en</strong><br />

het vooral in het eerste jaar sterk verhoogde risico op e<strong>en</strong> tweede fractuur, is het raadzaam<br />

de analyse <strong>en</strong> de daaruit voortvloei<strong>en</strong>de behandeling zo spoedig mogelijk in te zett<strong>en</strong>.<br />

Erg belangrijk is dat reeds op de Spoedeis<strong>en</strong>de Hulp de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur,<br />

die in aanmerking kom<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> analyse naar hun fractuurrisico, geïd<strong>en</strong>tificeerd<br />

word<strong>en</strong>. Daarna zijn er verschill<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong> voor de invulling van het verdere<br />

zorgtraject, waarbij zowel de snijd<strong>en</strong>de specialist<strong>en</strong>, de beschouw<strong>en</strong>de specialist<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de huisarts in onderlinge afstemming e<strong>en</strong> rol vervull<strong>en</strong>. De uitwerking hiervan kan<br />

van regio tot regio verschill<strong>en</strong>, onder andere afhankelijk van de k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring van<br />

<strong>en</strong> interesse in deze aando<strong>en</strong>ing van de arts<strong>en</strong> <strong>en</strong> paramedici die bij deze zorg betrokk<strong>en</strong><br />

zijn: transmurale afsprak<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> hierbij de voorkeur te hebb<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur, die in aanmerking kom<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

analyse naar hun fractuurrisico, al op de Spoedeis<strong>en</strong>de Hulp te id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong>.<br />

Het is sterk aanbevol<strong>en</strong> om de scre<strong>en</strong>ing van risicofactor<strong>en</strong> bij fractuurpatiënt<strong>en</strong> vanaf 50 jaar<br />

te verricht<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> hiervoor gestructureerd transmuraal zorgprogramma, waarbij op e<strong>en</strong><br />

systematische wijze deze patiënt<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgespoord, zodat al deze patiënt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> optimale<br />

diagnostiek <strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> nodig, antiosteoporose behandeling ontvang<strong>en</strong>.<br />

De richtlijnwerkgroep adviseert hierbij de inzet van e<strong>en</strong> gespecialiseerde verpleegkundige/<br />

praktijkondersteuner voor de organisatie <strong>en</strong> coördinatie van de inbr<strong>en</strong>g van de snijd<strong>en</strong>d specialist,<br />

beschouw<strong>en</strong>d specialist <strong>en</strong> de huisarts.<br />

Knelpunt<strong>en</strong><br />

Bij het optimaliser<strong>en</strong> van de zorg rondom fractuurprev<strong>en</strong>tie, signaleert de werkgroep<br />

e<strong>en</strong> aantal knelpunt<strong>en</strong>:<br />

--<br />

Logistiek van traumapatiënt<strong>en</strong><br />

--<br />

Motivatie van de patiënt<br />

--<br />

Belasting voor de patiënt<br />

--<br />

Comorbiditeit, die de nadere diagnostiek <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele behandeling bemoeilijk<strong>en</strong>,<br />

danwel onmogelijk of irrelevant mak<strong>en</strong><br />

--<br />

Beschikbaarheid fractuurverpleegkundige<br />

--<br />

Vergoeding/verzekerbaarheid van de zorg<br />

Het doel van osteoporosebehandeling is om het risico te verminder<strong>en</strong> op fractur<strong>en</strong> bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog risico op e<strong>en</strong> eerste of volg<strong>en</strong>de fractuur (Sambrook 2006). Bijkom<strong>en</strong>de<br />

voordel<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kwaliteit van lev<strong>en</strong>, verminderd valrisico <strong>en</strong> verminderde<br />

mortaliteit. Het effect van de behandelingsstrategieën zal afhang<strong>en</strong> van de efficiëntie<br />

<strong>en</strong> het niveau van implem<strong>en</strong>tatie van vier kritische stapp<strong>en</strong> in de diagnose <strong>en</strong> behandeling:<br />

--<br />

casefinding van de fractuurpatiënt<strong>en</strong> met het hoogste risico;<br />

32<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


--<br />

de resultat<strong>en</strong> van aanvull<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong>;<br />

--<br />

de werkzaamheid, de tolerantie <strong>en</strong> veiligheid van medische interv<strong>en</strong>ties;<br />

--<br />

de naleving van de voorgeschrev<strong>en</strong> behandeling tijd<strong>en</strong>s de follow-up (Anonymous,<br />

Kanis 2008b, Kanis 2008a, Geus<strong>en</strong>s, 2008).<br />

Elk van deze stapp<strong>en</strong> is ess<strong>en</strong>tieel in de behandelingsbeslissing<strong>en</strong> in de dagelijkse praktijk.<br />

E<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de uitvoering van één of meer van deze stapp<strong>en</strong> kan resulter<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> suboptimale fractuurprev<strong>en</strong>tie of overbehandeling.<br />

Implem<strong>en</strong>tatie van casefinding<br />

Implem<strong>en</strong>tatie van casefinding bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur lijkt tekort te schiet<strong>en</strong>,<br />

hetge<strong>en</strong> resulteert in onderbehandeling. In e<strong>en</strong> studie in België werd bij 6% van niet<br />

eerder behandelde patiënt<strong>en</strong>, die opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> war<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> heupfractuur, antiosteoporosetherapie<br />

voorgeschrev<strong>en</strong>. Slechts 41% hiervan hield zich nog aan de voorgeschrev<strong>en</strong><br />

behandeling na 12 maand<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> mediane duur van de 40 wek<strong>en</strong> (Rab<strong>en</strong>da<br />

2008). Het voorschrijfgedrag is aanzi<strong>en</strong>lijk veranderd gedur<strong>en</strong>de de afgelop<strong>en</strong> ti<strong>en</strong> jaar.<br />

Daarbij is het aandeel van de patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> heupfractuur dat behandeld wordt met<br />

osteoporosemedicijn<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar bleef laag met minder dan e<strong>en</strong>derde die<br />

farmacotherapie ontvangt (Cadarette 2008). Betere implem<strong>en</strong>tatie van casefinding bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> fractuur zoals beschrev<strong>en</strong> in de Fracture Liaison Service (McLellan<br />

2003), in e<strong>en</strong> klinisch pad voor de medische behandeling van patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> low<br />

trauma fractuur (Chevalley 2002) <strong>en</strong> door de systematische betrokk<strong>en</strong>heid van e<strong>en</strong> fractuurverpleegkundige<br />

(Van Held<strong>en</strong> 2008), resulteerde in e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van diagnostische<br />

<strong>en</strong> therapeutische beslissing<strong>en</strong>.<br />

Literatuur<br />

––<br />

Anonymous. http://www.nof.org/professionals/NOF_GUIDE_OVERVIEW.pdf check style<br />

––<br />

Astrand, J, Thorngr<strong>en</strong>, KG, Tagil, M. One fracture is <strong>en</strong>ough! Experi<strong>en</strong>ce with a prospective and consecutive<br />

osteoporosis scre<strong>en</strong>ing program with 239 fracture pati<strong>en</strong>ts. Acta Orthop 2006; 77(1): 3-8.<br />

––<br />

Astrand, J, Thorngr<strong>en</strong>, KG, Tagil, M, Akesson, K. 3-year follow-up of 215 fracture pati<strong>en</strong>ts from a<br />

prospective and consecutive osteoporosis scre<strong>en</strong>ing program. Fracture pati<strong>en</strong>ts care! Acta Orthop<br />

2008; 79(3): 404-409.<br />

––<br />

Barrett-Connor, E, Sajjan, SG, Siris, ES, Miller, PD, Ch<strong>en</strong>, YT, Markson, LE. Wrist fracture as a<br />

predictor of future fractures in younger versus older postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>: results from the<br />

National Osteoporosis Risk Assessm<strong>en</strong>t (NORA). Osteoporos Int 2008; 19(5): 607-613.<br />

––<br />

Berry, SD, Samelson, EJ, Hannan, MT, McLean, RR, Lu, M, Cupples, LA et al. Second hip fracture<br />

in older m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>: the Framingham Study. Arch Intern Med 2007; 167(18): 1971-1976.<br />

––<br />

Black, DM, Ard<strong>en</strong>, NK, Palermo, L, Pearson, J, Cummings, SR. Preval<strong>en</strong>t vertebral<br />

––<br />

deformities predict hip fractures and new vertebral deformities but not wrist fractures. Study of<br />

Osteoporotic Fractures Research Group. J Bone Miner Res 1999; 14(5): 821-828.<br />

––<br />

Bliuc, D, Nguy<strong>en</strong>, ND, Milch, VE, Nguy<strong>en</strong>, TV, Eisman, JA, C<strong>en</strong>ter, JR. Mortality risk associated<br />

with low-trauma osteoporotic fracture and subsequ<strong>en</strong>t fracture in m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>. Jama 2009;<br />

301(5): 513-521.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 33


––<br />

Br<strong>en</strong>neman, SK, Barrett-Connor, E, Sajjan, S, Markson, LE, Siris, ES. Impact of rec<strong>en</strong>t fracture on<br />

health-related quality of life in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>. J Bone Miner Res 2006; 21(6): 809-816.<br />

––<br />

Cadarette, SM, Katz, JN, Brookhart, MA, Levin, R, Stedman, MR, Choudhry, NK et al. Tr<strong>en</strong>ds in<br />

drug prescribing for osteoporosis after hip fracture, 1995-2004. J Rheumatol 2008; 35(2): 319-<br />

326.<br />

––<br />

C<strong>en</strong>ter, JR, Bliuc, D, Nguy<strong>en</strong>, TV, Eisman, JA. Risk of subsequ<strong>en</strong>t fracture after low-trauma fracture<br />

in m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>. Jama 2007; 297(4): 387-394.<br />

––<br />

Chapurlat, RD, Bauer, DC, Nevitt, M, Stone, K, Cummings, SR. Incid<strong>en</strong>ce and risk factors for a<br />

second hip fracture in elderly wom<strong>en</strong>. The Study of Osteoporotic Fractures. Osteoporos Int 2003;<br />

14(2): 130-136.<br />

––<br />

Chevalley, T, Hoffmeyer, P, Bonjour, JP, Rizzoli, R. An osteoporosis clinical pathway for the medical<br />

managem<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with low-trauma fracture. Osteoporos Int 2002; 13(6): 450- 455.<br />

––<br />

Clinton, J, Franta, A, Polissar, NL, Neradilek, B, Mounce, D, Fink, HA et al. Proximal humeral<br />

fracture as a risk factor for subsequ<strong>en</strong>t hip fractures. J Bone Joint Surg Am 2009; 91(3): 503- 511.<br />

––<br />

Cuddihy, MT, Gabriel, SE, Crowson, CS, O’Fallon, WM, Melton, LJ, 3rd. Forearm fractures as<br />

predictors of subsequ<strong>en</strong>t osteoporotic fractures. Osteoporos Int 1999; 9(6): 469-475.<br />

––<br />

Delmas, PD, G<strong>en</strong>ant, HK, Crans, GG, Stock, JL, Wong, M, Siris, E et al. Severity of preval<strong>en</strong>t vertebral<br />

fractures and the risk of subsequ<strong>en</strong>t vertebral and nonvertebral fractures: results from the<br />

MORE trial. Bone 2003; 33(4): 522-532.<br />

––<br />

Deutschmann, HA, Weger, M, Weger, W, Kotanko, P, Deutschmann, MJ, Skrabal, F. Search for<br />

occult secondary osteoporosis: impact of id<strong>en</strong>tified possible risk factors on bone mineral d<strong>en</strong>sity.<br />

J Intern Med 2002; 252(5): 389-397.<br />

––<br />

Dumitrescu, B, van Held<strong>en</strong>, S, t<strong>en</strong> Broeke, R, Nieuw<strong>en</strong>huijz<strong>en</strong>-Kruseman, A, Wyers, C, Udrea,<br />

G et al. Evaluation of pati<strong>en</strong>ts with a rec<strong>en</strong>t clinical fracture and osteoporosis, a multidisciplinary<br />

approach. BMC Musculoskelet Disord 2008; 9: 109.<br />

––<br />

Edwards, BJ, Langman, CB, Bunta, AD, Vicuna, M, Favus, M. Secondary contributors to bone loss<br />

in osteoporosis related hip fractures. Osteoporos Int 2008; 19(7): 991-999.<br />

––<br />

Gallacher, SJ, Gallagher, AP, McQuillian, C, Mitchell, PJ, Dixon, T. The preval<strong>en</strong>ce of vertebral<br />

fracture amongst pati<strong>en</strong>ts res<strong>en</strong>ting with non-vertebral fractures. Osteoporos Int 2007; 18(2): 185-<br />

192.<br />

––<br />

Geus<strong>en</strong>s, PP, Roux, CH, Reid, DM, Lems, WF, Adami, S, Adachi, JD et al. Drug Insight: choosing<br />

a drug treatm<strong>en</strong>t strategy for wom<strong>en</strong> with osteoporosis-an evid<strong>en</strong>ce-based clinical perspective. Nat<br />

Clin Pract Rheumatol 2008.<br />

––<br />

Ha<strong>en</strong>tj<strong>en</strong>s, P, Autier, P, Collins, J, Velk<strong>en</strong>iers, B, Vanderschuer<strong>en</strong>, D, Boon<strong>en</strong>, S. Colles fracture,<br />

spine fracture, and subsequ<strong>en</strong>t risk of hip fracture in m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>. A metaanalysis. J Bone<br />

Joint Surg Am 2003; 85-A(10): 1936-1943.<br />

––<br />

Hasserius, R, Karlsson, MK, Nilsson, BE, Redlund-Johnell, I, Johnell, O. Preval<strong>en</strong>t vertebral deformities<br />

predict increased mortality and increased fracture rate in both m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>: a 10-year<br />

population-based study of 598 individuals from the Swedish cohort in the European Vertebral<br />

Osteoporosis Study. Osteoporos Int 2003; 14(1): 61-68.<br />

––<br />

Hegeman, JH, Willems<strong>en</strong>, G, van Nieuwpoort, J, Kreeft<strong>en</strong>berg, HG, van der Veer, E, Slaets, JP et<br />

al. Effective tracing of osteoporosis at a fracture and osteoporosis clinic in Groning<strong>en</strong>; an analysis<br />

of the first 100 pati<strong>en</strong>ts. Ned Tijdschr G<strong>en</strong>eeskd 2004; 148(44): 2180-2185.<br />

34<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


––<br />

Hodsman, AB, Leslie, WD, Tsang, JF, Gamble, GD. 10-year probability of recurr<strong>en</strong>t fractures<br />

following wrist and other osteoporotic fractures in a large clinical cohort: an analysis from the<br />

Manitoba Bone D<strong>en</strong>sity Program. Arch Intern Med 2008; 168(20): 2261-2267.<br />

––<br />

Howat, I, Carty, D, Harrison, J, Fraser, M, McLellan, AR. Vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t in pati<strong>en</strong>ts<br />

pres<strong>en</strong>ting with incid<strong>en</strong>t nonvertebral fractures. Clin Endocrinol (Oxf) 2007; 67(6): 923-930.<br />

––<br />

Ioannidis, G, Papaioannou, A, Hopman, WM, Akhtar-Danesh, N, Anastassiades, T, Pickard, L et<br />

al. Relation betwe<strong>en</strong> fractures and mortality: results from the Canadian Multic<strong>en</strong>tre Osteoporosis<br />

Study. Cmaj 2009; 181(5): 265-271.<br />

––<br />

Johnell, O, Od<strong>en</strong>, A, Caulin, F, Kanis, JA. Acute and long-term increase in fracture risk after hospitalization<br />

for vertebral fracture. Osteoporos Int 2001; 12(3): 207-214.<br />

––<br />

Kanis, JA, Burlet, N, Cooper, C, Delmas, PD, Reginster, JY, Borgstrom, F et al. European guidance<br />

for the diagnosis and managem<strong>en</strong>t of osteoporosis in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>. Osteoporos Int<br />

2008a; 19(4): 399-428.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johnell, O, De Laet, C, Johansson, H, Od<strong>en</strong>, A, Delmas, P et al. A meta-analysis of<br />

previous fracture and subsequ<strong>en</strong>t fracture risk. Bone 2004; 35(2): 375-382.<br />

––<br />

Kanis, JA, McCloskey, EV, Johansson, H, Strom, O, Borgstrom, F, Od<strong>en</strong>, A. Case finding for the<br />

managem<strong>en</strong>t of osteoporosis with FRAX-assessm<strong>en</strong>t and interv<strong>en</strong>tion thresholds for the UK. Osteoporos<br />

Int 2008b; 19(10): 1395-1408.<br />

––<br />

Klotzbuecher, CM, Ross, PD, Landsman, PB, Abbott, TA, Berger, M. : Pati<strong>en</strong>ts with prior fractures<br />

have an increased risk of future fractures: a summary of the literature and statistical synthesis. : J<br />

Bone Miner Res 2000; 15(4): 721-739.<br />

––<br />

Lindsay, R, Silverman, SL, Cooper, C, Hanley, DA, Barton, I, Broy, SB et al.: Risk of new vertebral<br />

fracture in the year following a fracture. : Jama 2001; 285(3): 320-323.<br />

––<br />

Lips, P, van Schoor, NM. Quality of life in pati<strong>en</strong>ts with osteoporosis. Osteoporos Int 2005; 16(5):<br />

447-455.<br />

––<br />

Lonnroos, E, Kautiain<strong>en</strong>, H, Karppi, P, Hartikain<strong>en</strong>, S, Kiviranta, I, Sulkava, R. Incid<strong>en</strong>ce of second<br />

hip fractures. A population-based study. Osteoporos Int 2007; 18(9): 1279-1285.<br />

––<br />

Mackey, DC, Lui, LY, Cawthon, PM, Bauer, DC, Nevitt, MC, Cauley, JA et al. High-trauma fractures<br />

and low bone mineral d<strong>en</strong>sity in older wom<strong>en</strong> and m<strong>en</strong>. Jama 2007; 298(20): 2381- 2388.<br />

––<br />

McLellan, AR, Gallacher, SJ, Fraser, M, McQuillian, C. The fracture liaison service: success of a<br />

program for the evaluation and managem<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with osteoporotic fracture. Osteoporos<br />

Int 2003; 14(12): 1028-1034.<br />

––<br />

Melton, LJ, 3rd, Atkinson, EJ, Cooper, C, O’Fallon, WM, Riggs, BL. Vertebral fractures predict<br />

subsequ<strong>en</strong>t fractures. Osteoporos Int 1999; 10(3): 214-221.<br />

––<br />

Netel<strong>en</strong>bos, JC, Lems, WF, Geus<strong>en</strong>s, PP, Verhaar, HJ, Boermans, AJ, Boomsma, MM et al. Spine<br />

radiographs to improve the id<strong>en</strong>tification of wom<strong>en</strong> at high risk for fractures. Osteoporos Int<br />

2009; 20(8): 1347-1352.<br />

––<br />

Nguy<strong>en</strong>, ND, Frost, SA, C<strong>en</strong>ter, JR, Eisman, JA, Nguy<strong>en</strong>, TV. Developm<strong>en</strong>t of prognostic nomograms<br />

for individualizing 5-year and 10-year fracture risks. Osteoporos Int 2008; 19(10): 1431-<br />

1444.<br />

––<br />

Nordvall, H, Glanberg-Persson, G, Lysholm, J. Are distal radius fractures due to fragility or to<br />

falls? A consecutive case-control study of bone mineral d<strong>en</strong>sity, t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy to fall, risk factors for<br />

osteoporosis, and health-related quality of life. Acta Orthop 2007; 78(2): 271-277.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 35


––<br />

Rab<strong>en</strong>da, V, Vanoverloop, J, Fabri, V, Mert<strong>en</strong>s, R, Sumkay, F, Vannecke, C et al. Low incid<strong>en</strong>ce<br />

of anti-osteoporosis treatm<strong>en</strong>t after hip fracture. J Bone Joint Surg Am 2008; 90(10): 2142-2148.<br />

––<br />

Ryg, J, Rejnmark, L, Overgaard, S, Brix<strong>en</strong>, K, Vestergaard, P. Hip fracture pati<strong>en</strong>ts at risk of second<br />

hip fracture: a nationwide population-based cohort study of 169,145 cases during 1977-2001.<br />

J Bone Miner Res 2009; 24(7): 1299-1307.<br />

––<br />

Salaffi, F, Cimmino, MA, Malavolta, N, Carotti, M, Di Matteo, L, Sc<strong>en</strong>doni, P et al. The burd<strong>en</strong> of<br />

preval<strong>en</strong>t fractures on health-related quality of life in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with osteoporosis:<br />

the IMOF study. J Rheumatol 2007; 34(7): 1551-1560.<br />

––<br />

Sambrook, P, Cooper, C. Osteoporosis. Lancet 2006; 367(9527): 2010-2018.<br />

––<br />

Schwartz, AV, Nevitt, MC, Brown, BW, Jr., Kelsey, JL. Increased falling as a risk factor for fracture<br />

among older wom<strong>en</strong>: the study of osteoporotic fractures. Am J Epidemiol 2005a; 161(2): 180-185.<br />

––<br />

Schwartz, EN, Steinberg, D. Detection of vertebral fractures. Curr Osteoporos Rep 2005b; 3(4):<br />

126-135.<br />

––<br />

Siris, ES, G<strong>en</strong>ant, HK, Laster, AJ, Ch<strong>en</strong>, P, Misurski, DA, Krege, JH. Enhanced prediction of<br />

fracture risk combining vertebral fracture status and BMD. Osteoporos Int 2007; 18(6): 761- 770.<br />

––<br />

Tann<strong>en</strong>baum, C, Clark, J, Schwartzman, K, Wall<strong>en</strong>stein, S, Lapinski, R, Meier, D et al. Yield of<br />

laboratory testing to id<strong>en</strong>tify secondary contributors to osteoporosis in otherwise healthy wom<strong>en</strong>.<br />

J Clin Endocrinol Metab 2002; 87(10): 4431-4437.<br />

––<br />

Tosteson, AN, Gabriel, SE, Grove, MR, Moncur, MM, Kneeland, TS, Melton, LJ, 3rd. Impact of<br />

hip and vertebral fractures on quality-adjusted life years. Osteoporos Int 2001; 12(12): 1042-1049.<br />

––<br />

Van Geel, TA, van Held<strong>en</strong>, S, Geus<strong>en</strong>s, PP, Wink<strong>en</strong>s, B, Dinant, GJ. Clinical subsequ<strong>en</strong>t fractures<br />

cluster in time after first fractures. Ann Rheum Dis 2009; 68(1): 99-102.<br />

––<br />

Van Held<strong>en</strong>, S, Cals, J, Kessels, F, Brink, P, Dinant, GJ, Geus<strong>en</strong>s, P. Risk of new clinical fractures<br />

within 2 years following a fracture. Osteoporos Int 2006; 17(3): 348-354.<br />

––<br />

Van Held<strong>en</strong>, S, Cauberg, E, Geus<strong>en</strong>s, P, Winkes, B, van der Weijd<strong>en</strong>, T, Brink, P. The fracture and<br />

osteoporosis outpati<strong>en</strong>t clinic: an effective strategy for improving implem<strong>en</strong>tation of an osteoporosis<br />

guideline. J Eval Clin Pract 2007; 13(5): 801-805.<br />

––<br />

Van Held<strong>en</strong>, S, van Geel, AC, Geus<strong>en</strong>s, PP, Kessels, A, Nieuw<strong>en</strong>huijz<strong>en</strong> Kruseman, AC, Brink,<br />

PR. Bone and fall-related fracture risks in wom<strong>en</strong> and m<strong>en</strong> with a rec<strong>en</strong>t clinical fracture. J Bone<br />

Joint Surg Am 2008; 90(2): 241-248.<br />

––<br />

Wei, TS, Hu, CH, Wang, SH, Hwang, KL. Fall characteristics, functional mobility and bone mineral<br />

d<strong>en</strong>sity as risk factors of hip fracture in the community-dwelling ambulatory elderly. Osteoporos<br />

Int 2001; 12(12): 1050-1055.<br />

36<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Add<strong>en</strong>dum bij fractuurrisico van niet-wervelfractur<strong>en</strong><br />

In e<strong>en</strong> Nederlandse studie onder 2419 patiënt<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> 262 e<strong>en</strong> tweede fractuur op te lop<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> periode van twee jaar. De kans op e<strong>en</strong> tweede fractuur was 10,8%, onafhankelijk van de<br />

plaats van de eerste fractuur (schouder, onderarm of heup). Alle<strong>en</strong> initieel multipele fractur<strong>en</strong><br />

ging<strong>en</strong> gepaard met e<strong>en</strong> hoger fractuurrisico van 17% (binn<strong>en</strong> twee jaar) op e<strong>en</strong> tweede fractuur<br />

(Van Held<strong>en</strong> 2006). Bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> initiële klinische wervelfractuur bleek het<br />

risico op e<strong>en</strong> tweede fractuur vier- tot zesmaal verhoogd <strong>en</strong> voor de jongere leeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

(50-54 jaar) zelfs 30-50 maal verhoogd. Het specifieke risico op e<strong>en</strong> heupfractuur was in vergelijkbare<br />

mate verhoogd (Johnell 2001).<br />

In e<strong>en</strong> Canadese studie onder 2652 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> initiële niet-traumatische fractuur bleek<br />

na ti<strong>en</strong> jaar 14% e<strong>en</strong> polsfractuur, 24% e<strong>en</strong> schouderfractuur, 26% e<strong>en</strong> wervel- <strong>en</strong> 25% e<strong>en</strong><br />

heupfractuur te hebb<strong>en</strong> opgelop<strong>en</strong> (Hodsman 2008).<br />

Heupfractur<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> initiële heupfractuur (tabel 5)<br />

In e<strong>en</strong> prospectieve cohortstudie met 481 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> eerste heupfractuur op 79 jarige<br />

leeftijd, blek<strong>en</strong> er in e<strong>en</strong> mediane periode van vier jaar 71 (14,8%) e<strong>en</strong> tweede heupfractuur te<br />

ontwikkel<strong>en</strong> (Berry 2007): dit komt overe<strong>en</strong> met 2,3% per jaar ofwel 2,5% in het eerste jaar, <strong>en</strong><br />

daarna geleidelijk afnem<strong>en</strong>d tot 8,2% per vijf jaar. Goed functioner<strong>en</strong>de person<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

grotere kans op e<strong>en</strong> tweede heupfractuur.<br />

Voor mortaliteit zijn deze getall<strong>en</strong> respectievelijk 15,9% in het eerste jaar na de fractuur <strong>en</strong><br />

45% in de eerste vijf jaar. Risicofactor<strong>en</strong> war<strong>en</strong> hoge leeftijd <strong>en</strong> goede functionele status!<br />

In e<strong>en</strong> andere prospectieve studie, met gemiddeld iets jongere patiënt<strong>en</strong> (75 jaar), was het perc<strong>en</strong>tage<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> tweede heupfractuur 2,3% per jaar. Hieruit kon word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d<br />

dat 8.4% e<strong>en</strong> tweede heupfractuur binn<strong>en</strong> vier jaar kreeg (Chapurlat 2003) met als risicofactor<strong>en</strong>:<br />

lage BMD (calcaneus, gewichtsverlies t<strong>en</strong> opzichte van 25e lev<strong>en</strong>sjaar <strong>en</strong> als bescherm<strong>en</strong>de<br />

factor<strong>en</strong> goede tastzin, voldo<strong>en</strong>de lichamelijke inspanning <strong>en</strong> gebruik van oestrog<strong>en</strong><strong>en</strong>:<br />

globaal dus dezelfde factor<strong>en</strong> als bij de eerste fractuur.<br />

In e<strong>en</strong> Finse retrospectieve cohortstudie bedroeg de kans op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de heupfractuur 8% na<br />

twee jaar (Lonnroos 2007).<br />

Kans op heupfractuur na andere fractur<strong>en</strong> (Tabel 6; tabel 3a; tabel 7-9)<br />

In e<strong>en</strong> studie onder 8049 vrouw<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 65 jaar, waarvan 321 bij het begin van de studie<br />

e<strong>en</strong> schouderfractuur had gehad, bleek 9.6% over e<strong>en</strong> periode van ti<strong>en</strong> jaar e<strong>en</strong> heupfractuur<br />

te ontwikkel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> schouderfractuur was inderdaad e<strong>en</strong> risicofactor voor het krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

heupfractuur, meer dan e<strong>en</strong> ander type niet-heup- niet-schouderfractuur. Dit risico was vooral<br />

in het eerste jaar na de schouderfractuur verhoogd (HR 6.0; CI 3.7-8.7) <strong>en</strong> bedroeg e<strong>en</strong> tot vijf<br />

jaar na de schouderfractuur 0.9 (CI 0.5-1.6) (Clinton 2009).<br />

Uit e<strong>en</strong> systematisch review bleek dat de kans op e<strong>en</strong> heupfractuur bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

sterker verhoogd is na e<strong>en</strong> wervel- (RR 2.3; CI 1.9-2.8) dan na e<strong>en</strong> polsfractuur (RR 1.5; CI<br />

1.4-1.7). Bij mann<strong>en</strong> ≥ 50 jaar bleek het risico op heupfractuur echter ev<strong>en</strong> sterk verhoogd na<br />

e<strong>en</strong> polsfractuur (RR 3.3; CI 2.1-5.1) als na e<strong>en</strong> wervelfractuur (RR 3.5; CI 2.0-6.2) (Ha<strong>en</strong>tj<strong>en</strong>s<br />

2003).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 37


Kans op polsfractuur of andere fractuur na polsfractuur (tabel 8)<br />

In e<strong>en</strong> prospectieve cohortstudie onder 158.940 postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> had 5.5% e<strong>en</strong><br />

polsfractuur in het verled<strong>en</strong>. Er ontstond<strong>en</strong> 4316 (24%) nieuwe fractur<strong>en</strong>. In deze grote studie<br />

werd e<strong>en</strong> onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> 65 jaar: de to<strong>en</strong>ame in het relatieve<br />

risico was vergelijkbaar, respectievelijk 2,4 (2,0-2,9) <strong>en</strong> 2,1 (1,9,-2,3) Voor de totale groep<br />

bedroeg het relatief risico 2.1 (CI 1.9-2.3) voor iedere nieuwe fractuur, 3.0 (CI 2.6-3.5) voor<br />

nieuwe polsfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> was voor heupfractuur alle<strong>en</strong> ≥65 jaar verhoogd (RR 1.7; CI 1.4-2.2)<br />

(Barrett-Connor 2008).<br />

In e<strong>en</strong> Canadese cohortstudie bleek echter het risico na e<strong>en</strong> polsfractuur minder sterk verhoogd<br />

dan na e<strong>en</strong> niet-polsfractuur. De cumulatieve fractuurincid<strong>en</strong>tie bedroeg na ti<strong>en</strong> jaar<br />

14% na e<strong>en</strong> polsfractuur, 24% na e<strong>en</strong> schouderfractuur <strong>en</strong> rond de 25% na e<strong>en</strong> wervel- of<br />

heupfractuur (Hodsman 2008).<br />

Uit e<strong>en</strong> systematisch review bleek dat de kans op e<strong>en</strong> heupfractuur bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

sterker verhoogd is na e<strong>en</strong> wervel- (RR 2.3; CI 1.9-2.8) dan na e<strong>en</strong> polsfractuur (RR 1.5; CI<br />

1.4-1.7). Bij mann<strong>en</strong> ≥ 50 jaar bleek het risico op heupfractuur echter ev<strong>en</strong> sterk verhoogd na<br />

e<strong>en</strong> polsfractuur (RR 3.3; CI 2.1-5.1) als na e<strong>en</strong> wervelfractuur (RR 3.5; CI 2.0-6.2) (Ha<strong>en</strong>tj<strong>en</strong>s<br />

2003).<br />

Fractur<strong>en</strong> na ernstig trauma (tabel 10)<br />

Uit e<strong>en</strong> retrospectieve studie met 1288 polsfractur<strong>en</strong> (waarvan 30% na e<strong>en</strong> ernstig trauma)<br />

blijkt na ti<strong>en</strong> jaar 55% <strong>en</strong> na 20 jaar 80% e<strong>en</strong> tweede fractuur opgelop<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. Dit blijkt<br />

tweemaal zoveel als in de algem<strong>en</strong>e bevolking. Dit gold in het bijzonder voor incid<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong><br />

(vijfmaal verhoogd risico).<br />

De cumulatieve incid<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> heupfractuur bedroeg 12% na 15 jaar, waarbij het risico<br />

vooral voor mann<strong>en</strong> verhoogd is (RR 2.7; CI 1.0-5.8) (Cuddihy 1999).<br />

Uit e<strong>en</strong> analyse van twee prospectieve cohortstudies bleek dat patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur<br />

na e<strong>en</strong> ernstig trauma e<strong>en</strong> verhoogd risico op e<strong>en</strong> tweede fractuur hadd<strong>en</strong> (34%; CI<br />

7-67%) dat vergelijkbaar was met het verhoogde risico na e<strong>en</strong> door gering trauma veroorzaakte<br />

niet wervelfractuur (31%; CI 20-43%) (Mackey 2007). Ernstig trauma was hierbij gedefinieerd<br />

als e<strong>en</strong> auto-ongeluk of val van meer dan staande hoogte. Low trauma werd gedefinieerd als<br />

e<strong>en</strong> val van staande hoogte of minder.<br />

Ook in e<strong>en</strong> retrospectieve cohortstudie, gebaseerd op medische dossiers in Rochester, Minnesota<br />

werd ge<strong>en</strong> verschil gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het fractuurrisico na e<strong>en</strong> door high trauma veroorzaakte<br />

fractuur <strong>en</strong> het fractuurrisico na e<strong>en</strong> door low trauma veroorzaakte fractuur (Melton<br />

1999).<br />

In e<strong>en</strong> prospectieve cohortstudie uitgevoerd in Australië (DUBBO) bij 2245 vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1760<br />

mann<strong>en</strong> werd bij vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> RR van 1.95 <strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> RR van 3.47 gevond<strong>en</strong>. Het absolute<br />

risico op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur was daarmee gelijk voor beide geslacht<strong>en</strong>. Het RR bleef<br />

verhoogd de eerste ti<strong>en</strong> jaar na e<strong>en</strong> fractuur; rond die tijd had 40 tot 60% van de nog lev<strong>en</strong>de<br />

mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur opgelop<strong>en</strong>. (C<strong>en</strong>ter 2007).<br />

38<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 2:<br />

Inv<strong>en</strong>tarisatie van het fractuurrisico bij<br />

patiënt<strong>en</strong>, ouder dan 60 jaar, zonder rec<strong>en</strong>t<br />

doorgemaakte fractuur<br />

2.1. Bij welke patiënt<strong>en</strong> is er sprake van e<strong>en</strong> hoogrisicoprofiel voor<br />

fractur<strong>en</strong>?<br />

In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van e<strong>en</strong> fractuurrisico-inv<strong>en</strong>tarisatie bij patiënt<strong>en</strong> die<br />

ge<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur hebb<strong>en</strong> doorgemaakt. Het betreft hier patiënt<strong>en</strong> die vrag<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

over osteoporose, meestal zonder dat er klacht<strong>en</strong> zijn, of behandel<strong>en</strong>d arts<strong>en</strong> die<br />

het fractuurrisico van de desbetreff<strong>en</strong>de patiënt in kaart will<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, normaliter vanwege<br />

de aanwezigheid van risicofactor<strong>en</strong> voor fractur<strong>en</strong>. De overweging<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong><br />

van 50 jaar <strong>en</strong> ouder met e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur word<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> in hoofdstuk 1.<br />

Het risico op fractur<strong>en</strong> is afhankelijk van verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>. Op basis van de (combinatie<br />

van) klinische risicofactor<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> selectie word<strong>en</strong> gemaakt welke person<strong>en</strong> in<br />

aanmerking kom<strong>en</strong> voor aanvull<strong>en</strong>de diagnostiek, waarbij de botdichtheidsmeting met<br />

behulp van de Dual <strong>en</strong>ergy X-ray Absorptiometry (DXA) techniek de goud<strong>en</strong> standaard<br />

vormt. Bij e<strong>en</strong> DXA-meting wordt de botmineraaldichtheid (BMD) van de lumbale wervelkolom<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> heup gemet<strong>en</strong>; dit wordt uitgedrukt in e<strong>en</strong> T-score, e<strong>en</strong> vergelijking<br />

met de piekbotmassa. Bij e<strong>en</strong> T-score ≤ -2.5 wordt gesprok<strong>en</strong> van osteoporose; e<strong>en</strong> T-<br />

score tuss<strong>en</strong> -1 <strong>en</strong> -2.5 wordt osteop<strong>en</strong>ie g<strong>en</strong>oemd. E<strong>en</strong> T-score ≥ -1 wordt als normaal<br />

beschouwd.<br />

In grote lijn<strong>en</strong>, conform hetge<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> is in hoofdstuk 2.4 van de CBO-cons<strong>en</strong>sus<br />

<strong>Osteoporose</strong> 2002, <strong>en</strong> de NHG-standaard 2005, wordt het model van klinische casefinding<br />

voor deze patiënt<strong>en</strong>groep gehanteerd. De BMD-uitkomst vormt echter niet het<br />

<strong>en</strong>ige diagnostische criterium op grond waarvan tot behandeling kan word<strong>en</strong> beslot<strong>en</strong>:<br />

er zijn factor<strong>en</strong> die het risico op factur<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong>, deels onafhankelijk van de botdichtheid,<br />

zoals het gebruik van glucocorticoïd<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast is het zo dat de meeste patiënt<strong>en</strong> die iets brek<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> osteoporose hebb<strong>en</strong>,<br />

maar e<strong>en</strong> BMD in de range van osteop<strong>en</strong>ie (Siris 2004). Derhalve wordt in dit hoofdstuk<br />

ook aandacht besteed aan de meerwaarde van beeldvorming van de wervelkolom om<br />

wervelfractur<strong>en</strong> op te spor<strong>en</strong> bij hoogrisicopatiënt<strong>en</strong>, die ge<strong>en</strong> osteoporose hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

aan het FRAX-algoritme. FRAX geeft e<strong>en</strong> schatting van de ti<strong>en</strong>jaarskans op het gecombineerde<br />

eindpunt van e<strong>en</strong> klinische osteoporotische fractuur van heup, wervelkolom,<br />

humerus <strong>en</strong> onderarm.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 39


Werkwijze: Embase <strong>en</strong> Medline 1999-2009 werd<strong>en</strong> doorzocht op reviews <strong>en</strong> meta-analyses<br />

van studies waarin de kans op fractuur werd gerelateerd aan risicofactor<strong>en</strong>.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke onderbouwing van risicofactor<strong>en</strong> voor het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

fractuur<br />

Botmineraaldichtheid (BMD)<br />

Meerdere prospectief opgezette observationele onderzoek<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat er<br />

e<strong>en</strong> omgekeerde relatie bestaat tuss<strong>en</strong> de botdichtheid <strong>en</strong> de kans op e<strong>en</strong> fractuur.<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse van 11 prospectief observationele onderzoek<strong>en</strong> (n=47.790 proefperson<strong>en</strong>,<br />

gemiddelde leeftijd aan het begin van de onderzoek<strong>en</strong> 57–83 jaar, onderzoeksduur<br />

0,7 – 24 jaar met e<strong>en</strong> gewog<strong>en</strong> gemiddelde van 5,8 jaar) is het voor leeftijd <strong>en</strong><br />

geslacht gecorrigeerde relatieve risico op e<strong>en</strong> wervel- of e<strong>en</strong> heupfractuur bepaald. Bij<br />

e<strong>en</strong> daling van de BMD met 1 standaarddeviatie (SD) bleek het relatieve risico ongeveer<br />

2 te zijn (zie onderstaande tabel 2.1 uit Marshall, 1996) Dit betek<strong>en</strong>t dat elke SD die de<br />

BMD lager is, gepaard gaat met e<strong>en</strong> tweemaal zo hoge kans op fractur<strong>en</strong>.<br />

Meting Onderarmfractuur Heupfractuur Wervelfractuur Alle fractur<strong>en</strong><br />

Proximale radius 1,8 (1,5-2,1) 2,1 (1,6-2,7) 2,2 (1,7-2,6) 1,5 (1,3-1,6)<br />

Distale radius 1,7 (1,4-2,0) 1,8 (1,4-2,2) 1,7 (1,4-2,1) 1,4 (1,3-1,6)<br />

Heup 1,4 (1,4-1,6) 2,6 (2,0-3,5) 1,8 (1,1-2,7) 1,6 (1,4-1,6)<br />

Lumbale wervelkolom 1,5 (1,3-1,8) 1,6 (1,2-2,2) 2,3 (1,9-2,8) 1,5 (1,4-1,7)<br />

Calcaneus (= hielbe<strong>en</strong>) 1,6 (1,4-1,8) 2,0 (1,5-2,7) 2,4 (1,8-3,2) 1,5 (1,3-1,8)<br />

Tabel 2.1. Marshall et al.2 Relatief Risico op e<strong>en</strong> fractuur bij 1 SD daling van de voor leeftijd gecorrigeerde<br />

botdichtheidsmeting met DXA (95% betrouwbaarheidsinterval).<br />

Alle meetlocaties lijk<strong>en</strong> ongeveer dezelfde voorspell<strong>en</strong>de waarde te hebb<strong>en</strong>, met uitzondering<br />

van e<strong>en</strong> grotere voorspell<strong>en</strong>de waarde van de meting van de lumbale wervelkolom<br />

bij het voorspell<strong>en</strong> van wervelfractur<strong>en</strong> (RR: 2,3; 95% BI: 1,9-2,8) <strong>en</strong> de heup bij<br />

het voorspell<strong>en</strong> van heupfractur<strong>en</strong> (RR:2,6; 95% BI: 2,0-3,5) (zie tabel 2.1). Meting<strong>en</strong> van<br />

de wervelkolom met behulp van DXA zijn op hogere leeftijd echter minder geschikt in<br />

verband met verminderde accuraatheid t<strong>en</strong> gevolge van locale osteofyt<strong>en</strong>, athero sclerose<br />

van de aorta <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele wervelinzakking<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat e<strong>en</strong> lage botdichtheid het risico op fractur<strong>en</strong> verhoogt:<br />

globaal gaat e<strong>en</strong> 1 SD lagere BMD gepaard met e<strong>en</strong> tweemaal hogere fractuurkans.<br />

A1 Marshall 1996,<br />

B Kanis 2008b<br />

Leeftijd<br />

Leeftijd is wellicht de belangrijkste van BMD onafhankelijke risicofactor voor het op-<br />

40<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


tred<strong>en</strong> van fractur<strong>en</strong> (Pluijm 2009). Voor iedere BMD-waarde is het fractuurrisico bij<br />

ouder<strong>en</strong> beduid<strong>en</strong>d hoger dan bij jonger<strong>en</strong> (zie de figuur 2.1) (Kanis 2001, Kanis 2007,<br />

Johnell 2005).<br />

Het feit dat leeftijd <strong>en</strong> BMD belangrijke onafhankelijke risicofactor<strong>en</strong> zijn, is van groot<br />

belang: de klinische consequ<strong>en</strong>tie is dat bij e<strong>en</strong> T-score in de range van osteoporose op<br />

relatief jonge leeftijd, bijvoorbeeld tuss<strong>en</strong> 55 <strong>en</strong> 60 jaar, het absolute fractuurrisico laag<br />

kan zijn <strong>en</strong> m<strong>en</strong> dus terughoud<strong>en</strong>d kan zijn met het voorschrijv<strong>en</strong> van antiosteoporosemedicatie.<br />

Andersom is dit ook zo: bij e<strong>en</strong> oudere patiënt, bijvoorbeeld 80+, met e<strong>en</strong><br />

rec<strong>en</strong>te fractuur, zal het fractuurrisico hoog zijn, ook als de BMD niet in de osteoporotische<br />

range valt.<br />

De combinatie van leeftijd <strong>en</strong> BMD geeft dus additionele informatie t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van<br />

het fractuurrisico. Er zijn echter nog e<strong>en</strong> aantal andere risicofactor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> verhoogd<br />

fractuurrisico gev<strong>en</strong> onafhankelijk van leeftijd <strong>en</strong> BMD.<br />

Fracture probability (%)<br />

20<br />

80<br />

Age<br />

(years)<br />

Wom<strong>en</strong><br />

70<br />

10<br />

60<br />

50<br />

0<br />

-3 -2 -1 0 1<br />

T-score (SD)<br />

Figuur 2.1. Het effect van leeftijd <strong>en</strong> BMD (in T-score) op ti<strong>en</strong>jaarsheupfractuurrisico (Kanis 2001)<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Leeftijd is e<strong>en</strong> belangrijke onafhankelijke risicofactor voor e<strong>en</strong> fractuur, met<br />

verdubbeling van het fractuurrisico per decade vanaf het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar.<br />

A2 Marshall 1996, Pluijm 2009<br />

Andere klinische risicofactor<strong>en</strong><br />

Body Mass Index (BMI)<br />

E<strong>en</strong> laag lichaamsgewicht is e<strong>en</strong> belangrijke determinant, die meestal wordt gemet<strong>en</strong> als<br />

body mass index (BMI). De relatie tuss<strong>en</strong> BMI <strong>en</strong> fractuurrisico is overig<strong>en</strong>s niet lineair.<br />

Dat betek<strong>en</strong>t bijvoorbeeld dat het relatief risico voor e<strong>en</strong> heupfractuur van iemand met<br />

e<strong>en</strong> BMI van 20 t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> BMI van 25 1.95 is (95% BI 1.7-2.2), terwijl dat voor<br />

iemand met e<strong>en</strong> BMI van 25 t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> BMI van 30 1.2 bedraagt (BMI 1.01-<br />

41<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 41


1.45) (De Laet 2005). In tabel 2.2. wordt het Relatief Risico (RR) weergegev<strong>en</strong> voor het<br />

optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> heupfractuur <strong>en</strong> gecorrigeerd voor leeftijd, met <strong>en</strong> zonder correctie<br />

voor de BMD (Kanis 2005a, Pluijm 2009).<br />

Risicofactor<br />

Zonder BMD<br />

RR (95% CI)<br />

Met BMD<br />

RR (95% CI)<br />

BMI 20 kg/m 2 vs 25 kg/m 2 0.95 (1.71-2.22) 1.42 (1.23-1.65)<br />

Fractuur na het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar 1.85 (1.58-2.17) 1.62 (1.30-2.01)<br />

Ouder met heupfractuur 2.27 (1.47-3.49) 2.28 (1.48-3.51)<br />

Rok<strong>en</strong> 1.84 (1.52-2.22) 1.60 (1.27-2.02)<br />

Tabel 2.2: Relatief risico (RR) voor het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> heupfractuur met 95% betrouwbaarheidsinterval (CI)<br />

gecorrigeerd voor leeftijd, met <strong>en</strong> zonder correctie voor BMD (Kanis 2005a, Pluijm, 2009)<br />

Ernstige immobiliteit 1.9 (1.2-2.6) ?<br />

Glucocorticosteroïd gebruik 2.31 (1.67-3.20) 2.25 (1.60-3.15)<br />

Alcohol ≥ 3E/dag 1.68 (1.19-2.36) 1.70 (1.20-2.42)<br />

Reumatoïde artritis 1.95 (1.11-3.42) 1.73 (0.94-3.20)<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat e<strong>en</strong> laag lichaamsgewicht e<strong>en</strong> onafhankelijke risicofactor<br />

is voor fractur<strong>en</strong>. Dit geldt met name voor e<strong>en</strong> BMI


lijking tot het niet hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> eerdere fractuur. Hierdoor is het doorgemaakt<br />

hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur na het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar nog steeds e<strong>en</strong> belangrijke risicofactor,<br />

maar is de weging (1 risicopunt, zie tabel 2.3) van de eerdere fractuur langer<br />

dan één jaar geled<strong>en</strong> veranderd in vergelijking met de vorige CBO-richtlijn. Ook al<br />

is niet direct sprake van e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur, toch is in het kader van casefinding<br />

van belang na te gaan of sprake is geweest van e<strong>en</strong> fractuur na het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar in<br />

de voorgeschied<strong>en</strong>is.<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het verhoogd risico op e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fractuur varieert bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> ouder dan 50 jaar over de tijd, neemt af na de eerste<br />

jar<strong>en</strong>, maar blijft verhoogd gedur<strong>en</strong>de 10-15 jaar na e<strong>en</strong> initiële fractuur (risico<br />

x 2). Dit is aangetoond voor klinische heup- <strong>en</strong> radiografische wervelfractur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> voor niet-wervelfractur<strong>en</strong> na hospitalisatie vanwege klinische wervelfractuur.<br />

A2 C<strong>en</strong>ter 2007, Johnell 2001, Van Held<strong>en</strong> 2006, Van Geel 2009, Ryg 2009<br />

Fractuur bij familieled<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> fractuur bij familieled<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> risicofactor, onafhankelijk van BMD, waarbij e<strong>en</strong><br />

heupfractuur bij e<strong>en</strong> van de ouders de sterkste factor is. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> waarvan vader of moeder<br />

e<strong>en</strong> heupfractuur heeft doorgemaakt, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd risico op e<strong>en</strong> fractuur<br />

dat kan oplop<strong>en</strong> tot 2.3 (1.5-3.5), onafhankelijk van de botdichtheid. (Kanis 2004a) (zie<br />

tabel 2.2). Mogelijk bestaat er e<strong>en</strong> relatie met g<strong>en</strong>etische factor<strong>en</strong>, gerelateerd aan vall<strong>en</strong><br />

of aan factor<strong>en</strong> zoals macro- <strong>en</strong> microarchitectuur van trabeculair bot, maar het mechanisme<br />

is niet precies bek<strong>en</strong>d (Kanis 2004a).<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

E<strong>en</strong> vader of moeder met e<strong>en</strong> doorgemaakte fractuur, vooral van de heup,<br />

geeft e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico dat oploopt tot 2.3, onafhankelijk van de<br />

botdichtheid.<br />

A1 Kanis 2004<br />

Rok<strong>en</strong><br />

Rok<strong>en</strong> is geassocieerd met e<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> risico op fractur<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong>, in vergelijking<br />

met niet-rokers. Rok<strong>en</strong> is als risicofactor gedeeltelijk afhankelijk van BMD <strong>en</strong><br />

wordt gedefinieerd als actueel rok<strong>en</strong>, niet als rok<strong>en</strong> in het verled<strong>en</strong> (Kanis 2005c, Pluijm<br />

2009) (zie tabel 2.2) Het toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> fractuurrisico bij rokers wordt mogelijk mede<br />

bepaald door verminderde lichamelijke activiteit of comorbiditeit, waardoor het risico op<br />

vall<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt <strong>en</strong> de protectieve respons afneemt (Nelson 1994). Het is ook mogelijk<br />

dat rok<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> in de microarchitectuur veroorzaakt met afname van botsterkte<br />

onafhankelijk van BMD tot gevolg (Kanis 2005c).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 43


Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Rok<strong>en</strong> verhoogt het risico op heupfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> het is aangetoond dat rok<strong>en</strong><br />

het risico op fractur<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> verhoogt.<br />

A1 Kanis 2005,<br />

A2 Pluijm 2009<br />

Aanbeveling<br />

In het kader van deze richtlijn wordt iedere patiënt met e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico aanbevol<strong>en</strong><br />

het rok<strong>en</strong> te stopp<strong>en</strong>.<br />

Alcoholgebruik<br />

E<strong>en</strong> lage BMD draagt bij aan het toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> fractuurrisico bij alcoholgebruik, maar<br />

ook na correctie voor BMD is het risico verhoogd. Van e<strong>en</strong> intake van ≤ 2 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> is<br />

ge<strong>en</strong> verhoogd risico aangetoond (Kanis 2005b) (zie tabel 2.2).<br />

Alcoholgebruik ≥ 3 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> per dag gemiddeld is geassocieerd met e<strong>en</strong> dosisafhankelijke<br />

to<strong>en</strong>ame van het fractuurrisico. Dit is aangetoond voor alle fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor osteoporotische<br />

fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong> afzonderlijk. E<strong>en</strong> lage BMD draagt bij aan het<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> fractuurrisico bij alcoholgebruik, maar ook na correctie voor BMD is het<br />

risico verhoogd. Van e<strong>en</strong> intake van ≤ 2 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> verhoogd risico aangetoond,<br />

(Kanis 2005b) zie tabel 2.2. In e<strong>en</strong> systematisch review zijn verschill<strong>en</strong>de eindpunt<strong>en</strong><br />

beoordeeld (Berg 2008). E<strong>en</strong> intake van gemiddeld ≥ 3 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> per dag is geassocieerd<br />

met e<strong>en</strong> hoger risico op heupfractur<strong>en</strong> (pooled RR 1.39 (95%CI 1.08-1.79)). Vergelek<strong>en</strong><br />

met geheelonthouders lijk<strong>en</strong> drinkers van gemiddeld e<strong>en</strong> 0.5-1 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> per dag juist<br />

e<strong>en</strong> iets lager risico te hebb<strong>en</strong> op heupfractur<strong>en</strong> (pooled RR 0.8 (95%CI 0.71-0.91). De<br />

oorzaak van e<strong>en</strong> verhoogd risico op fractur<strong>en</strong> bij alcoholgebruikers lijkt niet geheel terug<br />

te voer<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> lagere BMD. Vermoedelijk spel<strong>en</strong> ook andere oorzak<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol zoals<br />

e<strong>en</strong> hoger risico op vall<strong>en</strong>. De literatuur geeft ge<strong>en</strong> bevredig<strong>en</strong>d antwoord op de precieze<br />

relatie tuss<strong>en</strong> alcohol <strong>en</strong> osteoporose, hoewel deficiënte voeding <strong>en</strong> e<strong>en</strong> direct negatief<br />

effect van alcohol op de osteoblast e<strong>en</strong> rol speelt.<br />

Conclusie<br />

Niveau 2<br />

Het is aangetoond dat het gebruik van ≥ 3 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> alcohol gemiddeld per<br />

dag het risico op fractur<strong>en</strong> verhoogt.<br />

A2 Kanis 2005<br />

Aanbeveling<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met osteoporose is het advies om alcoholinname te verminder<strong>en</strong> of te<br />

stak<strong>en</strong>, met name bij gebruik van ≥ 3 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> alcohol gemiddeld per dag.<br />

44<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Glucocorticosteroïdgebruik<br />

Glucocorticosteroïdgebruik is e<strong>en</strong> belangrijke risicofactor voor osteoporose <strong>en</strong> het optred<strong>en</strong><br />

van fractur<strong>en</strong>. Het is aangetoond dat behandeling met corticosteroïd<strong>en</strong> van ≥ 7,5 mg/<br />

dag (prednisonequival<strong>en</strong>t) het risico op fractur<strong>en</strong> verhoogt; dit effect is dosisafhankelijk<br />

<strong>en</strong> blijft verhoogd tijd<strong>en</strong>s de hele duur van behandeling. Het fractuurrisico is t<strong>en</strong> dele onafhankelijk<br />

van BMD (Van Staa 2002, Van Staa 2003b, Van Staa 2003c, Van Staa 2005,<br />

Kanis 2004b). Zie tabel 2.2. Dit onderwerp wordt meer in detail besprok<strong>en</strong> in hoofdstuk 7.<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat behandeling met glucocorticoïd<strong>en</strong> van ≥ 7,5 mg/dag<br />

(prednisonequival<strong>en</strong>t) het risico op fractur<strong>en</strong> verhoogt; dit effect is dosisafhankelijk<br />

<strong>en</strong> blijft verhoogd tijd<strong>en</strong>s de hele duur van behandeling.<br />

A2 Van Staa 2002, Van Staa 2003b, Van Staa 2005, Kanis 2004b<br />

Immobiliteit<br />

In rec<strong>en</strong>t Nederlands onderzoek is immobiliteit gedefinieerd als het gebruik van e<strong>en</strong><br />

hulpmiddel bij lop<strong>en</strong>. In feite wordt daarbij meer e<strong>en</strong> vermindering van de mobiliteit bedoeld<br />

dan dat het echt om immobiliteit gaat. In dit onderzoek, gebaseerd op het Nederlandse<br />

LASA- <strong>en</strong> ERGO-cohort, bleek dat deze risicofactor e<strong>en</strong> RR op e<strong>en</strong> heupfractuur<br />

gaf van 1.9 (1.4-2.6) <strong>en</strong> 1.7 (1.3-2.1) voor ‘fragility’ fractur<strong>en</strong> (Pluijm 2009). Daarnaast<br />

is in de CBO-richtlijn 2002 al beschrev<strong>en</strong> dat immobiliteit, gedefinieerd als > 4 wek<strong>en</strong><br />

niet lop<strong>en</strong> in het laatste jaar of e<strong>en</strong> lage loopscore, e<strong>en</strong> risicofactor is voor heupfractur<strong>en</strong><br />

(Pluijm 1999, Tromp 2000, Cummings 1995).<br />

Conclusie<br />

Niveau 1<br />

Het is aangetoond dat verminderde mobiliteit (hulpmiddel bij lop<strong>en</strong> of<br />

> 4 wek<strong>en</strong> niet lop<strong>en</strong> in het laatste jaar) e<strong>en</strong> risicofactor is voor fractur<strong>en</strong>.<br />

A2 Pluijm 1999, Tromp 2000, Pluijm 2009, Cummings 1995<br />

Reumatoïde artritis <strong>en</strong> andere secundaire factor<strong>en</strong> voor osteoporose<br />

Er wordt onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> reumatoïde artritis (RA) <strong>en</strong> andere secundaire<br />

factor<strong>en</strong> voor osteoporose. Reumatoïde artritis is e<strong>en</strong> onafhankelijke risicofactor, zowel<br />

voor wervel- als niet-wervelfractur<strong>en</strong>. Hoewel dit ook zou kunn<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> voor andere<br />

secundaire factor<strong>en</strong> voor osteoporose, is het wet<strong>en</strong>schappelijke bewijs hiervoor veelal<br />

niet sterk <strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>t gerelateerd aan de BMD.<br />

Van de volg<strong>en</strong>de secundaire factor<strong>en</strong> wordt in de literatuur consist<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> associatie met<br />

e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico vermeld:<br />

--<br />

Onbehandeld hypogonadisme bij mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>: (Kanis 1999, Rigotti 1991,<br />

Tuppurain<strong>en</strong> 1995, Melton 2003b, Melton 2003a, Stanley 1991, Wuster 2001,<br />

Gillberg 1994, Vestergaard, 2002a)<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 45


--<br />

(bilaterale orchidectomie, ovariëctomie of hormonaal geïnduceerd);<br />

--<br />

anorexia nervosa;<br />

--<br />

in het kader van de behandeling voor borstkanker <strong>en</strong> prostaatcarcinoom (zie<br />

hoofdstuk 7)<br />

--<br />

hypopituïtarisme<br />

--<br />

Chronische ondervoeding, malabsorptie, coeliakie (Olmos, 2008; Mustalahti,<br />

1999)<br />

--<br />

Inflammatoire darmziekt<strong>en</strong>: Ziekte van Crohn <strong>en</strong> colitis ulcerosa (Vestergaard<br />

2002b, Bernstein 2000, Loftus 2003). Het risico is voor e<strong>en</strong> deel afhankelijk van<br />

gebruik van corticosteroïd<strong>en</strong>, maar blijft bestaan na correctie van glucocorticoïdblootstelling<br />

(Van Staa 2003a).<br />

--<br />

Andere chronische inflammatoire aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zoals spondylartropathie (Ziekte<br />

van Bechterew), SLE, sarcoïdose<br />

--<br />

Orgaantransplantatie (Ramsey-Goldman 1999, Vautour 2004, Shane,1999)<br />

--<br />

Type I Diabetes Mellitus (Nicodemus 2001, Schwartz 2001, Vestergaard 2005)<br />

--<br />

Schildklieraando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>: onbehandelde hyperthyreoïdie of overgesubstitueerde<br />

hypothyreoïdie (Vestergaard 2000, Vestergaard 2002c, 2003, Bauer 2001, Nguy<strong>en</strong><br />

1997, Melton, 2000)<br />

--<br />

Gebruik van anti-epileptica (Tsiropoulos 2008, Vestergaard 2008, Vestergaard<br />

2004)<br />

--<br />

Onbehandelde hyperparathyreoïdie (Khosla 2002)<br />

--<br />

Ziekte van Cushing (Vestergaard, 2002d).<br />

--<br />

Pernicieuze anemie, lage zonlichtexpositie, Diabetes Mellitus Type II gev<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> verhoogd risico (van minder dan twee) (Espallargues- 2001)<br />

Casefinding<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d wordt de volg<strong>en</strong>de lijst met risicofactor<strong>en</strong> voor het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur<br />

b<strong>en</strong>oemd. T<strong>en</strong> opzichte van de CBO-richtlijn 2002 <strong>en</strong> de NHG-richtlijn 2005 zijn<br />

nieuwe gegev<strong>en</strong>s beschikbaar, die het belang van de bestaande risicofactor<strong>en</strong> voor fractur<strong>en</strong><br />

bevestig<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of versterk<strong>en</strong> (leeftijd, BMI, fractuur bij e<strong>en</strong> ouder, immobiliteit <strong>en</strong><br />

chronisch glucocorticoïdgebruik) <strong>en</strong> zijn twee items toegevoegd: reumatoïde artritis <strong>en</strong><br />

aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of situaties geassocieerd met secundaire osteoporose. Het meeweg<strong>en</strong> van<br />

deze laatste twee risicofactor<strong>en</strong> is met name van belang bij actieve ziekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> wanneer<br />

de behandel<strong>en</strong>d arts nog ge<strong>en</strong> aandacht heeft besteed aan het risico voor het skelet. Voor<br />

nadere toelichting van e<strong>en</strong> aantal aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> wordt verwez<strong>en</strong> naar hoofdstuk 7. De<br />

risicoscore per risicofactor wordt in onderstaande tabel aangegev<strong>en</strong>.<br />

De werkgroep beveelt het gebruik van de tabel <strong>en</strong> daar ev<strong>en</strong>tueel uit voortvloei<strong>en</strong>de botmineraaldichtheidsmeting<br />

alle<strong>en</strong> aan in het kader van inv<strong>en</strong>tarisatie bij patiënt<strong>en</strong> die<br />

ge<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur hebb<strong>en</strong> doorgemaakt. Het betreft hier patiënt<strong>en</strong> die meestal ge<strong>en</strong><br />

klacht<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, maar waarbij vrag<strong>en</strong> bestaan over osteoporose <strong>en</strong> het risico op e<strong>en</strong><br />

fractuur, die tijd<strong>en</strong>s het arts-patiëntcontact aan de orde kom<strong>en</strong>, hetzij op initiatief van<br />

de patiënt, hetzij op initiatief van de arts.<br />

46<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Risicofactor<br />

Risicoscore<br />

Gewicht 60 jaar 1<br />

Leeftijd > 70 jaar (dan risicoscore > 60 jaar niet extra meetell<strong>en</strong>) 2<br />

Eerdere fractuur na het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar # 1<br />

Heupfractuur bij e<strong>en</strong> ouder 1<br />

Verminderde mobiliteit** 1<br />

Reumatoïde artritis 1<br />

Meer dan 1 keer vall<strong>en</strong> in het laatste jaar @ 1<br />

Aando<strong>en</strong>ing of situatie geassocieerd met secundaire osteoporose* 1<br />

Gebruik van glucocorticoïd<strong>en</strong> (>3 maand<strong>en</strong>; ≥7,5 mg/dag) ~ 4<br />

Tabel 2.3: Fractuurrisicoscore; bij e<strong>en</strong> totaal van 4 punt<strong>en</strong> of meer wordt e<strong>en</strong> DXA geadviseerd<br />

$ Bij e<strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte < 1.73 meter is de BMI te preferer<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het absolute gewicht van 60 kg (bij e<strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte ><br />

1.73 meter heeft iedere<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gewicht < 60 kg e<strong>en</strong> BMI < 20 kg/m2)<br />

# Bij rec<strong>en</strong>te fractuur (korter dan 1 jaar geled<strong>en</strong>) zie subvraag 1 CBO-richtlijn<br />

** Gedefinieerd als hulpmiddel bij lop<strong>en</strong> of > 4 wek<strong>en</strong> niet lop<strong>en</strong> in het laatste jaar<br />

@ Bij regelmatig vall<strong>en</strong> (> 1 keer in het laatste jaar): zie hoofdstuk 3 voor nadere toelichting<br />

* Aando<strong>en</strong>ing of situatie geassocieerd met secundaire osteoporose:<br />

Onbehandeld hypogonadisme bij mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong>:<br />

- bilaterale orchidectomie <strong>en</strong> ovariëctomie<br />

- anorexia nervosa<br />

- in het kader van behandeling van borstkanker <strong>en</strong> prostaatcarcinoom<br />

- hypopituïtarisme<br />

• Inflammatoire darmziekt<strong>en</strong>: Ziekte van Crohn <strong>en</strong> colitis ulcerosa<br />

• Chronische malnutritie, malabsorptie, coeliakie<br />

• Andere chronische inflammatoire aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zoals spondylartropathie (Ziekte van Bechterew),<br />

SLE, sarcoïdose<br />

• Orgaantransplantatie<br />

• Type I Diabetes Mellitus<br />

• Schildklieraando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>: onbehandelde hyperthyreoïdie of overgesubstitueerde hypothyreoïdie<br />

• Gebruik van anti-epileptica<br />

• Onbehandelde hyperparathyreoïdie<br />

• COPD<br />

• M. Cushing<br />

• Pernicieuze anemie, lage zonlichtexpositie, diabetes mellitus type 2<br />

• Gebruik van glucocorticoïd<strong>en</strong><br />

~<br />

Het onderwerp glucocorticosteroïdgebruik wordt in detail beschrev<strong>en</strong> in hoofdstuk 7<br />

Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> wordt het systematisch opspor<strong>en</strong> van mogelijke hoogrisicodragers door middel<br />

van casefinding of scre<strong>en</strong>ing niet aanbevol<strong>en</strong> omdat de beschikbare diagnostische<br />

instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> daarvoor vooralsnog te onbetrouwbaar zijn, waardoor met name overbehandeling<br />

e<strong>en</strong> probleem is. Bij het hier gepres<strong>en</strong>teerde pre-scre<strong>en</strong>ingsinstrum<strong>en</strong>t (de<br />

fractuurrisicoscoretabel) schat de werkgroep in dit probleem zoveel mogelijk te kunn<strong>en</strong><br />

beheers<strong>en</strong>. Dit instrum<strong>en</strong>t is overig<strong>en</strong>s (nog) niet in prospectief onderzoek gevalideerd.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 47


Sterk aanbevol<strong>en</strong><br />

Aanbevol<strong>en</strong> <br />

Kan zinvol zijn <br />

<br />

VFA, RX <br />

Onderzoek & <br />

correcPe van <br />

nieuw <br />

ontdekte <br />

secundaire <br />

osteoporose <br />

Follow-­‐up <br />

T ≤ -­‐2.5 <br />

T < -­‐1.0 <br />

<strong>en</strong> > -­‐2.5 <br />

VFA ≥ 60 jaar <br />

(RX bij twijfel) <br />

Wervelfractuur <br />

(≥ 1 bij vrouw<strong>en</strong>, <br />

≥ 2 bij mann<strong>en</strong>) <br />

Medische <br />

behandeling <br />

Ge<strong>en</strong> beeldvorming WK <br />

of ge<strong>en</strong> wervelfractuur <br />

Risicoscore ≥ 4 <br />

bij ≥ 60 jaar <br />

Pjd<strong>en</strong>s consult <br />

DXA <br />

T ≤ -­‐2.0 <strong>en</strong> > -­‐2.5: <br />

-­‐ Risico volg<strong>en</strong>s FRAX <br />

-­‐ RisicocommunicaPe <br />

Hoogrisico: <br />

-­‐ Behandeling of follow-­‐up <br />

-­‐ LeefsPjladviez<strong>en</strong> <br />

Laagrisico: <br />

T ≥ -­‐1.0 <br />

T < -­‐1.0 <br />

<strong>en</strong> > -­‐2.0 <br />

-­‐ LeefsPjladviez<strong>en</strong> <br />

-­‐ MedicaPe is af te rad<strong>en</strong> <br />

Figuur 2.2: Stroomdiagram van diagnostiek, behandeling <strong>en</strong> follow-up bij patiënt<strong>en</strong> >60 jaar zonder e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te<br />

fractuur met e<strong>en</strong> risicoscore ≥ 4<br />

In figuur 2.2 is in e<strong>en</strong> stroomdiagram de diagnostiek, behandeling <strong>en</strong> follow-up bij<br />

patiënt<strong>en</strong> die ouder zijn dan 60 jaar zonder e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur maar met e<strong>en</strong> risicoscore<br />

groter dan 4 weergegev<strong>en</strong>.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Bij de casefinding-strategie is leeftijd als uitgangspunt cruciaal <strong>en</strong> de methode moet<br />

in de dagelijkse praktijk makkelijk toepasbaar zijn. Derhalve wordt gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

strategie, waarbij de leeftijd gecombineerd wordt met risicofactor<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> punt<strong>en</strong>systeem<br />

<strong>en</strong> niet voor het berek<strong>en</strong><strong>en</strong> van de FRAX-risicoscore (zie hoofdstuk FRAX),<br />

hoewel de risicofactor<strong>en</strong> - gebruikt voor casefinding- vrijwel overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> met die in<br />

het FRAX- model. Het gaat om de risicofactor<strong>en</strong>: laag lichaamsgewicht, gebruik van<br />

glucocorticoïd<strong>en</strong>, eerdere fractuur na het 50 ste lev<strong>en</strong>sjaar, heupfractuur bij e<strong>en</strong> ouder,<br />

ernstige immobiliteit. Aangezi<strong>en</strong> het absolute fractuurrisico bij patiënt<strong>en</strong> zonder rec<strong>en</strong>te<br />

fractuur in de leeftijdscategorie tot 60 jaar veelal laag is, wordt e<strong>en</strong> de leeftijdsgr<strong>en</strong>s<br />

> 60 jaar gehanteerd. Vanwege de hoge preval<strong>en</strong>tie van alcoholgebruik (≥ 3 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong><br />

per dag) <strong>en</strong> rok<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> deze factor<strong>en</strong> bij het opmak<strong>en</strong> van het risicoprofiel in eerste<br />

instantie niet meegewog<strong>en</strong>, voornamelijk omdat het meeweg<strong>en</strong> van deze risicofactor<strong>en</strong><br />

zou leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> nader diagnostisch onderzoek (DXA) <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele behandeling van<br />

osteoporose bij e<strong>en</strong> grote groep patiënt<strong>en</strong> terwijl aanpass<strong>en</strong> van het rookgedrag <strong>en</strong> alcoholgebruik<br />

toch de eerste optie zou moet<strong>en</strong> zijn. Patiënt<strong>en</strong> met reumatoïde artritis <strong>en</strong>/of<br />

48<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> geassocieerd met secundaire osteoporose zull<strong>en</strong> voornamelijk behandeld<br />

word<strong>en</strong> in de tweede lijn. Desalniettemin is het ook in de eerste lijn van belang bij inv<strong>en</strong>tarisatie<br />

van het risicoprofiel aandacht te bested<strong>en</strong> aan de aanwezigheid van deze factor<strong>en</strong>.<br />

Met de leeftijd als uitgangspunt, is het gew<strong>en</strong>st om in aanwezigheid van andere<br />

klinische risicofactor<strong>en</strong> voor het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur, bij e<strong>en</strong> totaalscore van ≥ 4<br />

punt<strong>en</strong> e<strong>en</strong> BMD-meting van de lumbale wervelkolom <strong>en</strong> heup met behulp van DXAapparatuur<br />

te lat<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>. De uitkomst van de meting uitgedrukt in T-scores wordt<br />

gebruikt voor het verdere beleid, waarbij de laagste T-score van de lumbale wervelkolom<br />

of de heuphals of de totale heup als uitgangspunt wordt gehanteerd. Het gebruik van<br />

DXA-apparatuur voor het met<strong>en</strong> van andere (perifere) skeletdel<strong>en</strong> of andere techniek<strong>en</strong><br />

zoals echoapparatuur (van de calcaneus of andere skeletdel<strong>en</strong>) wordt niet aangerad<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de uitkomst<strong>en</strong> van deze meting<strong>en</strong> zijn niet van toepassing voor de conclusies <strong>en</strong><br />

aanbeveling<strong>en</strong> in deze richtlijn.<br />

Aanbeveling<br />

Het wordt aanbevol<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> botdichtheidsmeting van de lumbale wervelkolom <strong>en</strong> de heup<br />

met behulp van DXA-apparatuur te overweg<strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 60 jaar bij<br />

e<strong>en</strong> risicoscore ≥ 4 punt<strong>en</strong>.<br />

2.2. Toelichting FRAX-tool (WHO ‘Fracture Risk Assessm<strong>en</strong>t Tool’)<br />

In februari 2008 is de FRAX-tool (Fracture Risk Assessm<strong>en</strong>t Tool) als instrum<strong>en</strong>t voor het<br />

bepal<strong>en</strong> van het absolute ti<strong>en</strong>jaarsfractuurrisico gelanceerd.<br />

Dit instrum<strong>en</strong>t is ontwikkeld <strong>en</strong> gevalideerd onder supervisie van prof. J. Kanis met ondersteuning<br />

van organisaties zoals the American Society for Bone and Mineral Research,<br />

the National Osteoporosis Foundation, International Society for Clinical D<strong>en</strong>sitometry <strong>en</strong><br />

the International Osteoporosis Foundation. FRAX is mom<strong>en</strong>teel online beschikbaar via<br />

http://www.shef.ac.uk/FRAX.<br />

Op basis van ti<strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong>, zonder <strong>en</strong> met de uitkomst van e<strong>en</strong> BMD-meting, wordt<br />

met het FRAX-model e<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>jaarsfractuurrisico berek<strong>en</strong>d. Bij de berek<strong>en</strong>ing van het risico<br />

kan e<strong>en</strong> keuze gemaakt word<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> waarvan gegev<strong>en</strong>s in het model<br />

beschikbaar zijn. Op dit mom<strong>en</strong>t geeft het model resultat<strong>en</strong> voor Oost<strong>en</strong>rijk, China,<br />

Frankrijk, België, Duitsland, Italië, Japan, Spanje, Zwed<strong>en</strong>, Turkije, Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

(UK) <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>. Sinds kort is ook Nederland als keuze beschikbaar.<br />

Het Nederlandse FRAX-model is gekalibreerd met behulp van leeftijd- <strong>en</strong> geslacht specifieke<br />

heupfractuurincid<strong>en</strong>ties die afkomstig zijn uit de Landelijke Medische Registratie<br />

(LMR) uit 2004 <strong>en</strong> 2005. Incid<strong>en</strong>ties zijn hier gedefinieerd als het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

eerste heupfractuur als de patiënt in de vijf jaar voorafgaand ge<strong>en</strong> heupfractuur heeft gehad.<br />

Mortaliteitsgegev<strong>en</strong>s zijn afkomstig uit het jaar 2005. Er is gekoz<strong>en</strong> voor gegev<strong>en</strong>s<br />

uit deze jar<strong>en</strong>, omdat vanaf 2004 de landelijke dekking van de LMR is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor<br />

de berek<strong>en</strong>ing van het risico op ‘osteoporotische’ fractur<strong>en</strong>, is in FRAX gebruik gemaakt<br />

van de Zweedse gegev<strong>en</strong>s (de Vries 2010).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 49


Risicofactor<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het FRAX-model<br />

Leeftijd<br />

Geslacht<br />

Lichaamsgewicht <strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte, BMI wordt berek<strong>en</strong>d<br />

Vader of moeder met e<strong>en</strong> heupfractuur<br />

Fractuur in voorgeschied<strong>en</strong>is (inclusief radiologische wervelfractuur)<br />

Gebruik van glucocorticoïd<strong>en</strong> (huidig of eerder gebruik van 5 mg prednisonequival<strong>en</strong>t per dag<br />

gedur<strong>en</strong>de drie maand<strong>en</strong> of langer)<br />

Reumatoïde artritis (bewez<strong>en</strong> diagnose)<br />

Rok<strong>en</strong> (actueel rok<strong>en</strong>, niet: rok<strong>en</strong> in verled<strong>en</strong>)<br />

Secundaire osteoporose (specifiek g<strong>en</strong>oemd: Diabetes Mellitus Type I, osteog<strong>en</strong>esis imperfecta<br />

bij volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, onbehandeld langer bestaande hyperthyreoïdie, hypogonadisme of premature<br />

m<strong>en</strong>opauze, chronische malnutritie of malabsorptie <strong>en</strong> chronische leverziekte)<br />

BMD van de heuphals (in T-score of g/cm 2 ) - bij mann<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> T-score maar g/cm 2 invull<strong>en</strong>-*<br />

Tabel 2.5: Risicofactor<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in het FRAX-model (Kanis 2007)<br />

* Eerst aangev<strong>en</strong> van welke leverancier de DXA-apparatuur gebruikt wordt. Omdat FRAX bij<br />

mann<strong>en</strong> uitgaat van de vrouwelijke refer<strong>en</strong>tiedatabase <strong>en</strong> niet altijd bek<strong>en</strong>d is of de gebruikte DXAapparatuur<br />

gebruik maakt van de mannelijke of vrouwelijke refer<strong>en</strong>tiedatabase, wordt aanbevol<strong>en</strong><br />

zowel bij mann<strong>en</strong> als bij vrouw<strong>en</strong> de absolute waarde in g/cm 2 in te vull<strong>en</strong>. Het FRAX-model berek<strong>en</strong>t<br />

dan automatisch de T-score op basis van de vrouwelijke refer<strong>en</strong>tiedatabase <strong>en</strong> de leverancier.<br />

De uitkomst van het FRAX-model is de ti<strong>en</strong>jaarswaarschijnlijkheid voor het optred<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> heupfractuur <strong>en</strong> de ti<strong>en</strong>jaarswaarschijnlijkheid voor het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> van<br />

de vier belangrijke osteoporotische fractur<strong>en</strong> (de zog<strong>en</strong>aamde “4-fractur<strong>en</strong>”: heup,<br />

proximale humerus, pols <strong>en</strong> klinische wervelfractuur).<br />

De risicofactor<strong>en</strong>, die mom<strong>en</strong>teel in FRAX ingevoerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, staan weergegev<strong>en</strong><br />

in tabel 2.5. Tabel 2.6 toont de to<strong>en</strong>ame in fractuurrisico, geassocieerd met de<br />

verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>.<br />

In het FRAX-model kan ervoor gekoz<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de BMD-uitslag van de heuphals in te<br />

voer<strong>en</strong>, maar ook zonder BMD kan e<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> van het ti<strong>en</strong>jaarsfractuurrisico<br />

in dit model. In februari 2009 is e<strong>en</strong> aanpassing aangebracht waarbij<br />

de BMD, zowel in T-score kan word<strong>en</strong> ingevoerd als in gram per vierkante c<strong>en</strong>timeter.<br />

Deze laatste parameter kan per fabrikant van DXA-apparatuur ingevoerd word<strong>en</strong>, zodat<br />

in het rek<strong>en</strong>model rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> wordt met de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de diverse apparat<strong>en</strong><br />

van verschill<strong>en</strong>de leveranciers.<br />

Bij gebruik van FRAX di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> zich te realiser<strong>en</strong> dat het model in ontwikkeling is <strong>en</strong><br />

de inhoud <strong>en</strong> sommige refer<strong>en</strong>tiedatabases regelmatig geüpdate word<strong>en</strong> op basis van<br />

nieuwe (refer<strong>en</strong>tie)data (Donaldson 2009, Hamdy 2009, Johansson 2009, Leslie 2009,<br />

Lippuner 2009a, 2009b, Sandhu 2009, Ettinger Kanis).<br />

50<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Relatief ti<strong>en</strong>jaarsrisico voor kans<br />

op e<strong>en</strong> fractuur<br />

Risicofactor Heupfractuur 4-fractur<strong>en</strong><br />

T-score -1.0 lager (-2.8) 3.2 1.5<br />

Eerdere fractuur 1.8* 1.6*<br />

Ouder met heupfractuur 1.1 ~ 2.0*<br />

Rok<strong>en</strong> 1.6* 1.1<br />

Glucocorticosteroïdgebruik 1.9* 1.7<br />

Reumatoïde artritis 1.5 1.3<br />

Alcoholgebruik ≥ 3E/dag 1.6* 1.3*<br />

BMI = 20 g/m 2 1.0 0.9<br />

Leeftijd 72 (ti<strong>en</strong> jaar ouder, BMD idem) 1.9 1.3<br />

Leeftijd 72, botverlies 0.5% per jaar (T-score = -2.3) 3.0 1.5<br />

Tabel 2.6: Relatief ti<strong>en</strong>jaarsrisico op e<strong>en</strong> heupfractuur <strong>en</strong> e<strong>en</strong> van de ‘’4-fractur<strong>en</strong>’’ voor e<strong>en</strong> 62-jarige vrouw<br />

met e<strong>en</strong> BMI van 25 kg/m2 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> heuphals T-score van -1.8 geassocieerd met de verschill<strong>en</strong>de risicofactor<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

opzichte van ge<strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> (Watts 2009)<br />

* Het effect op fractuurrisico is leeftijdsafhankelijk <strong>en</strong> neemt af met hogere leeftijd<br />

~ Het effect op fractuurrisico is leeftijdsafhankelijk <strong>en</strong> neemt toe met hogere leeftijd<br />

Mom<strong>en</strong>teel zijn de volg<strong>en</strong>de aandachtpunt<strong>en</strong> bij gebruik van FRAX van belang:<br />

--<br />

In het FRAX-model is de mortaliteit verwerkt in de module die het fractuurrisico berek<strong>en</strong>t,<br />

waardoor het ti<strong>en</strong>jaarsfractuurrisico omlaag gaat bij to<strong>en</strong>ame van mortaliteit.<br />

--<br />

Voor de meeste land<strong>en</strong> is de heupfractuurrisicoberek<strong>en</strong>ing in FRAX gebaseerd op<br />

gegev<strong>en</strong>s, afkomstig uit het land zelf. Voor met name wervelfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> in mindere<br />

mate humerus- <strong>en</strong> polsfractur<strong>en</strong> is dat niet het geval. Dit betek<strong>en</strong>t dat voor<br />

de meeste land<strong>en</strong> het 4-fractuurrisico gebaseerd is op de gegev<strong>en</strong>s afkomstig uit<br />

Malmö, Zwed<strong>en</strong> (Kanis 2000).<br />

--<br />

E<strong>en</strong> aantal belangrijke risicofactor<strong>en</strong> is niet verwerkt in het FRAX-model zoals vitamine<br />

D-deficiëntie; voorgeschied<strong>en</strong>is van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, lichamelijke (in)activiteit,<br />

botmarkers, eerdere behandeling van osteoporose, medicatie zoals anti-epileptica,<br />

aromataseremmers <strong>en</strong> androge<strong>en</strong> deprivatietherapie.<br />

--<br />

Het model corrigeert niet voor de aanwezigheid van multipele fractur<strong>en</strong>, dosis <strong>en</strong><br />

duur van glucocorticoïdexpositie, alcohol- <strong>en</strong> nicotinegebruik.<br />

--<br />

FRAX geeft alle<strong>en</strong> de mogelijkheid om heuphals BMD in te voer<strong>en</strong>, terwijl met<br />

name e<strong>en</strong> lage BMD in de lumbale wervelkolom geassocieerd is met e<strong>en</strong> verhoogd<br />

risico op wervelfractur<strong>en</strong>. Het is niet mogelijk om in het model meerdere secundaire<br />

risicofactor<strong>en</strong> in te voer<strong>en</strong>, terwijl uit onderzoek bij vrouw<strong>en</strong> blijkt dat bij 40-65%<br />

e<strong>en</strong> of meer secundaire factor<strong>en</strong> aanwezig is (Tann<strong>en</strong>baum 2002, Had<strong>en</strong> 1999).<br />

--<br />

Bij de FRAX-calculator verandert het fractuurrisico niet wanneer secundaire osteoporose<br />

wordt aangevinkt, terwijl e<strong>en</strong> BMD-waarde wordt ingevuld. Dit wordt<br />

verklaard doordat BMD het risico van secundaire osteoporose overstemt.<br />

--<br />

De combinatie van e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te radiologische wervelfractuur, heuphals BMD<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 51


<strong>en</strong> leeftijd geeft de beste voorspell<strong>en</strong>de waarde voor het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> radiologische<br />

wervelfractuur. Wanneer heuphals-BMD <strong>en</strong> leeftijd bek<strong>en</strong>d zijn, geeft het<br />

invoer<strong>en</strong> van acht additionele risicofactor<strong>en</strong> in FRAX ge<strong>en</strong> betere voorspelling van<br />

radiologische wervelfractur<strong>en</strong> (Donaldson 2009).<br />

--<br />

Het lijkt logisch met betrouwbaarheidsintervall<strong>en</strong> te werk<strong>en</strong> wanneer fractuurrisico<br />

wordt berek<strong>en</strong>d op basis van risicofactor<strong>en</strong>; dit is echter niet in het model<br />

geïmplem<strong>en</strong>teerd. Vanwege het feit dat het FRAX-model bij toepassing voor mann<strong>en</strong><br />

uitgaat van T-scores, die berek<strong>en</strong>d zijn op basis van de refer<strong>en</strong>tiedatabase voor<br />

vrouw<strong>en</strong>, wordt bij berek<strong>en</strong>ing van het fractuurrisico voor mann<strong>en</strong> geadviseerd de<br />

absolute waarde van de BMD van de heuphalsmeting in te vull<strong>en</strong> in g/cm2.<br />

--<br />

En, last but not least, het zou w<strong>en</strong>selijk zijn wanneer de FRAX gevalideerd zou<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> prospectieve studie in Nederland.<br />

Plaatsbepaling FRAX<br />

De werkgroep ziet het als e<strong>en</strong> groot voordeel dat het met behulp van het FRAX-algoritme<br />

mogelijk is e<strong>en</strong> inschatting te mak<strong>en</strong> van het ti<strong>en</strong>jaarsfractuurrisico van de<br />

individuele patiënt. Dit perc<strong>en</strong>tage kan vooral voor de patiënt, maar ook voor de arts<br />

van groot belang zijn in de besluitvorming over de start van ev<strong>en</strong>tuele antiosteoporosebehandeling.<br />

Er kan word<strong>en</strong> verondersteld dat sommige patiënt<strong>en</strong> door de FRAX-uitkomst<br />

extra gemotiveerd word<strong>en</strong> tot therapietrouw (bij e<strong>en</strong> hoogfractuurrisico), maar<br />

ook dat sommige patiënt<strong>en</strong>, in overleg met hun behandel<strong>en</strong>d arts, zull<strong>en</strong> besluit<strong>en</strong> niet<br />

te start<strong>en</strong> met antiosteoporosetherapie (bij e<strong>en</strong> laagfractuurrisico). In die zin kan de<br />

FRAX e<strong>en</strong> belangrijk hulpmiddel zijn in de risicocommunicatie tuss<strong>en</strong> arts <strong>en</strong> patiënt<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijk onderdeel van de ‘shared decision making’ omtr<strong>en</strong>t al of niet start<strong>en</strong><br />

met therapie.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Er zijn e<strong>en</strong> tweetal red<strong>en</strong><strong>en</strong>, naar het oordeel van de werkgroep, waarom de FRAX-score<br />

niet bij elke patiënt met osteoporose of e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico behoeft te word<strong>en</strong><br />

berek<strong>en</strong>d:<br />

--<br />

de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde beperking<strong>en</strong>;<br />

--<br />

het feit dat er ge<strong>en</strong> prospectieve studies zijn waarin patiënt<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> geïncludeerd<br />

op basis van de FRAX-score <strong>en</strong> waarin fractuurreductie kon word<strong>en</strong> aangetoond.<br />

Op grond van de huidige stand van zak<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van FRAX zou e<strong>en</strong> fractuurrisicoberek<strong>en</strong>ing<br />

met name meerwaarde kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> in situaties waar op dit mom<strong>en</strong>t in<br />

de klinische praktijk twijfel bestaat.<br />

--<br />

Het gaat dan met name om de groep patiënt<strong>en</strong> met één of meer risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> T-score tuss<strong>en</strong> -1.0 <strong>en</strong> -2,5 SD.<br />

--<br />

In geval van e<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>te of preval<strong>en</strong>te fractuur (hoofdstuk 1), of bij aanwezigheid<br />

van klinische risicofactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> T-score in totale heup, heuphals of lumbale<br />

wervelkolom


--<br />

Bij e<strong>en</strong> T-score > -1 is medicam<strong>en</strong>teuze behandeling niet bewez<strong>en</strong> effectief <strong>en</strong> is<br />

het niet zinvol het fractuurrisico met FRAX te berek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

De FRAX-score wordt niet standaard aanbevol<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> die, op grond van e<strong>en</strong> wervelfractuur<br />

<strong>en</strong>/of T-score ≤ -2.5, al voor behandeling in aanmerking kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> die,<br />

op grond van e<strong>en</strong> T-score ≥ -1 zonder e<strong>en</strong> wervelfractuur, niet behandeld hoev<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>.<br />

In geval van osteop<strong>en</strong>ie <strong>en</strong> afwezigheid van één of meerdere wervelinzakking<strong>en</strong> of het ontbrek<strong>en</strong><br />

van ‘vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t’ (VFA) of beeldvorming van de wervelkolom, kan<br />

de FRAX-score ev<strong>en</strong>tueel berek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> <strong>en</strong> de uitkomst daarvan gebruikt word<strong>en</strong> voor<br />

risicocommunicatie met de patiënt.<br />

2.3. Wervelfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> VFA (‘vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t’)<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot perifere fractur<strong>en</strong> is het vaak moeilijk e<strong>en</strong> wervelfractuur vast te stell<strong>en</strong>.<br />

Wervelfractur<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> zonder trauma, tijd<strong>en</strong>s dagelijkse activiteit<strong>en</strong>,<br />

zoals traplop<strong>en</strong>, vooroverbuig<strong>en</strong> of het drag<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zware boodschapp<strong>en</strong>tas (Lems<br />

2007).<br />

De klassieke symptom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wervelfractuur zijn bewegingsbeperking, hyperkyfose,<br />

afname van lichaamsl<strong>en</strong>gte, korte ribcrista- iliaca- afstand <strong>en</strong> rugpijn, die meestal (Rea<br />

2000a) afneemt of afwezig is bij rust. Bij e<strong>en</strong> natuurlijk beloop van de wervelfractuur<br />

verdwijnt de pijn meestal na 4-8 wek<strong>en</strong>.<br />

Het klinisch belang van e<strong>en</strong> wervelfractuur is tweeërlei: het is e<strong>en</strong> belangrijke predictor<br />

van e<strong>en</strong> toekomstige fractuur, zowel wervel als heup <strong>en</strong> gaat gepaard met klacht<strong>en</strong><br />

(Nevitt 2005, McClung 2001).<br />

Er zijn verschill<strong>en</strong>de method<strong>en</strong> om wervelfractur<strong>en</strong> op te spor<strong>en</strong>, zoals röntg<strong>en</strong>foto’s<br />

van de wervelkolom, CT-scan, MRI-scan, botscintigrafie <strong>en</strong> vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t<br />

(VFA). Röntg<strong>en</strong>foto’s van de wervelkolom word<strong>en</strong> met name gemaakt bij e<strong>en</strong> nadere<br />

analyse van lage rugklacht<strong>en</strong>. De beschikbaarheid <strong>en</strong> resolutie van deze techniek<br />

is goed, de stralingsbelasting is echter vrij hoog: 600 µSV (micro-Sieverts) voor e<strong>en</strong><br />

laterale opname van de lumbale wervelkolom.<br />

De VFA-techniek is sinds <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> beschikbaar op de moderne zog<strong>en</strong>aamde FANbeam<br />

DXA-apparatuur van verschill<strong>en</strong>de fabrikant<strong>en</strong> als optioneel softwarepakket. De<br />

stral<strong>en</strong>belasting van e<strong>en</strong> VFA-meting is 3 µSv (Lewiecki 2006). De VFA-computerprogramma’s<br />

mak<strong>en</strong> bewerking van de beeld<strong>en</strong> mogelijk, waardoor contrast, vergroting etc.<br />

instelbaar is zodat de afbeelding van de wervelkolom zo optimaal mogelijk geschiedt.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s kan zowel handmatig als via e<strong>en</strong> automatisch programma e<strong>en</strong> markering<br />

van de wervels aangebracht word<strong>en</strong> aan de voor-, midd<strong>en</strong>- <strong>en</strong> achterzijde van de eindplat<strong>en</strong><br />

van iedere individuele wervel. Door op deze drie markeringspunt<strong>en</strong> de afstand<br />

tuss<strong>en</strong> de bov<strong>en</strong>- <strong>en</strong> onderzijde van iedere wervel te met<strong>en</strong>, kan de mate van inzakking<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 53


vastgesteld word<strong>en</strong>. Abnormale wervels word<strong>en</strong> ingedeeld als wigvormige, biconcave of<br />

crush deformiteit<strong>en</strong>. Iedere deformiteit wordt verder ingedeeld als mild (graad 1: 20 tot<br />

25%), matig (graad 2: 25 tot 40%) of ernstig (graad 3: >40%), gebaseerd op het perc<strong>en</strong>tage<br />

inzakking van de eindplat<strong>en</strong> aan de voorzijde (wigvormig), midd<strong>en</strong>zijde (biconcaaf)<br />

of achterzijde (crush) (Wu 2000, Blunt 1998, G<strong>en</strong>ant 1993, Fuerst 2009, Smith-Bindman<br />

1991b, Smith-Bindman 1991a).<br />

Met de VFA-techniek kunn<strong>en</strong> de wervels tuss<strong>en</strong> niveau Th4 <strong>en</strong> L4 adequaat geanalyseerd<br />

word<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>sitiviteit van 64% voor niveau T4-T7; 84% voor niveau T8-<br />

T12 <strong>en</strong> 78% voor L1-4 (Rea 2000b). Wervelinzakking<strong>en</strong> op de niveaus Th1 tot 4 <strong>en</strong><br />

L5 kunn<strong>en</strong> beter met conv<strong>en</strong>tionele röntg<strong>en</strong>techniek<strong>en</strong> opgespoord word<strong>en</strong> (Wu 2000,<br />

Rea 2000b). Hierbij di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> opgemerkt dat de niveaus Th1-3 vaak ook moeilijk<br />

op conv<strong>en</strong>tionele röntg<strong>en</strong>foto’s te beoordel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn. Op indicatie kan e<strong>en</strong> CT- of<br />

e<strong>en</strong> MRI-scan in die gevall<strong>en</strong> meer duidelijkheid schepp<strong>en</strong>, maar in de praktijk komt dit<br />

weinig voor. Het grootste deel van de wervelinzakking<strong>en</strong> is namelijk gelokaliseerd in de<br />

mid- <strong>en</strong> laagthoracale regio. Ondanks het feit dat de kwaliteit van de VFA-beeld<strong>en</strong> minder<br />

goed is dan die van röntg<strong>en</strong>foto’s, is VFA goed bruikbaar om matige tot ernstige wervelinzakking<strong>en</strong><br />

op te spor<strong>en</strong>. In vergelijking met de conv<strong>en</strong>tionele röntg<strong>en</strong>foto’s wordt<br />

in de literatuur e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>sitiviteit van 63-93% <strong>en</strong> specificiteit van 93-99% gerapporteerd<br />

voor wervelfractur<strong>en</strong> graad 2 <strong>en</strong> 3 (Rea 2000b, Schousboe 2006a, Ferrar 2008). De s<strong>en</strong>sitiviteit<br />

van het opspor<strong>en</strong> van lichte inzakking<strong>en</strong> is lager: 52-68%, de specificiteit 89-<br />

94% (Schousboe 2006a, Rea 2000b). In bijna alle studies werd echter de s<strong>en</strong>sitiviteit <strong>en</strong><br />

specificiteit op wervelniveau gerapporteerd. Dat betek<strong>en</strong>t dat iedere geanalyseerde wervel<br />

van e<strong>en</strong> patiënt als e<strong>en</strong> aparte test geldt. Belangrijker is echter de analyse per patiënt,<br />

want het aanton<strong>en</strong> van ≥ 1 wervelfractuur heeft al consequ<strong>en</strong>ties voor het verdere beleid.<br />

Of de rest van de geanalyseerde wervels dan ook juist is geanalyseerd met VFA doet er<br />

dan niet zoveel meer toe. Daarom is eig<strong>en</strong>lijk alle<strong>en</strong> de studie van Schousboe bruikbaar.<br />

Deze studie rapporteerde e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>sitiviteit van 88% <strong>en</strong> e<strong>en</strong> specificiteit van 93% bij e<strong>en</strong><br />

preval<strong>en</strong>tie van ≥ graad-2-wervelfractuur (Schousboe 2006a). Dit geeft e<strong>en</strong> positief voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde (PPV) van 52% <strong>en</strong> e<strong>en</strong> negatief voorspell<strong>en</strong>de waarde (NPV) van 99%.<br />

De preval<strong>en</strong>tie in deze studie was echter laag (8%). Bij e<strong>en</strong> groep patiënt<strong>en</strong>, die geacht<br />

wordt e<strong>en</strong> VFA te ondergaan, is echter e<strong>en</strong> hogere preval<strong>en</strong>tie te verwacht<strong>en</strong> van circa<br />

20% (zie paragraaf: indicatie voor VFA). Deze preval<strong>en</strong>tie geeft e<strong>en</strong> PPV van 76% <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

NPV van 97%. Zie bijlage 4 tabel 2.7 voor de details van de onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Adviez<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de mate van wervelinzakking bij röntg<strong>en</strong>onderzoek<br />

<strong>en</strong> VFA<br />

Hoewel in de meeste trials de drempelwaarde om te sprek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur bij 20%<br />

ligt (G<strong>en</strong>ant-score), adviseert de werkgroep om bij e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto minimaal 25% hoogteverlies<br />

van het wervellichaam aan te houd<strong>en</strong> om te kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wervelfractuur<br />

(Schwartz 2005b). De red<strong>en</strong> hiervan is dat het vastlegg<strong>en</strong> van wervelfractur<strong>en</strong><br />

moeilijk is, dat er grote variatie is, de opnam<strong>en</strong> technisch soms moeilijk beoordeelbaar<br />

zijn (vooral in geval van osteoporose) <strong>en</strong> de midthoracale wervels normaliter al neiging<br />

tot wigvorming verton<strong>en</strong>. Zekerheidshalve is daarom voor e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>swaarde van 25%<br />

54<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


gekoz<strong>en</strong> als afkappunt voor het vaststell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wervelfractuur op de conv<strong>en</strong>tionele<br />

laterale röntg<strong>en</strong>foto.<br />

Zoals in hoofdstuk 1 g<strong>en</strong>oemd, wordt met de to<strong>en</strong>ame van het aantal <strong>en</strong> de ernst van<br />

de wervelinzakking<strong>en</strong> het risico op e<strong>en</strong> nieuwe fractuur to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d groter. Echter, de<br />

voorspell<strong>en</strong>de waarde van de VFA ligt lager dan die van de conv<strong>en</strong>tionele röntg<strong>en</strong>foto.<br />

Derhalve adviseert de werkgroep het volg<strong>en</strong>de met betrekking tot het gebruik van de<br />

VFA-methode:<br />

--<br />

indi<strong>en</strong> met VFA e<strong>en</strong> wervelinzakking van minder dan 25% wordt vastgesteld (dit<br />

is het geval bij de meerderheid van patiënt<strong>en</strong> met wervelinzakking<strong>en</strong>) is vanwege<br />

de hoge negatief voorspell<strong>en</strong>de waarde, vrijwel zeker ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> wervelinzakking<br />

van meer dan 25% op de conv<strong>en</strong>tionele laterale röntg<strong>en</strong>foto: de röntg<strong>en</strong>foto<br />

kan in dit geval achterwege blijv<strong>en</strong>;<br />

--<br />

indi<strong>en</strong> op basis van de VFA-methode sprake is van e<strong>en</strong> graad-2-wervelinzakking<br />

(hoogteverlies tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 40%) di<strong>en</strong>t vanwege de relatief beperkte positief voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde aanvull<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto verricht te word<strong>en</strong> ter bevestiging<br />

van e<strong>en</strong> wervelfractuur;<br />

--<br />

indi<strong>en</strong> met VFA e<strong>en</strong> wervelinzakking van meer dan 40% wordt vastgesteld, zal<br />

vrijwel zeker ook e<strong>en</strong> inzakking aanwezig zijn op de laterale röntg<strong>en</strong>foto van de<br />

wervelkolom: de röntg<strong>en</strong>foto kan in dit geval achterwege blijv<strong>en</strong>.<br />

Indicatie voor VFA<br />

De klinische toepassing van de VFA-techniek wordt met name gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> waardevolle<br />

toevoeging aan de uitslag van de BMD-meting wanneer het consequ<strong>en</strong>ties heeft voor<br />

het medische beleid. Wanneer op basis van e<strong>en</strong> T-score ≤ -2.5 al e<strong>en</strong> indicatie bestaat<br />

voor e<strong>en</strong> medicam<strong>en</strong>teuze interv<strong>en</strong>tie heeft de VFA-techniek ge<strong>en</strong> directe consequ<strong>en</strong>tie,<br />

hoewel k<strong>en</strong>nis over het bestaan van het aantal <strong>en</strong> ernst van (preval<strong>en</strong>te) wervelfractur<strong>en</strong><br />

vanzelfsprek<strong>en</strong>d zinvol is <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verdere to<strong>en</strong>ame van het fractuurrisico impliceert.<br />

Beeldvorming van de wervels bij de start van behandeling is ook nuttig als docum<strong>en</strong>tatie<br />

om tijd<strong>en</strong>s opvolging het optred<strong>en</strong> van nieuwe wervelfractur<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong>, die e<strong>en</strong><br />

indicatie kunn<strong>en</strong> zijn om de behandeling aan te pass<strong>en</strong>, bijvoorbeeld om bij e<strong>en</strong> derde<br />

nieuwe wervelfractuur over te schakel<strong>en</strong> op teriparatide of PTH.<br />

Belangrijker is dat m<strong>en</strong> vaststelt of patiënt<strong>en</strong> met risicofactor<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> fractuur met<br />

e<strong>en</strong> BMD in het osteop<strong>en</strong>ische gebied e<strong>en</strong> wervelfractuur hebb<strong>en</strong>. De meeste fractur<strong>en</strong><br />

tred<strong>en</strong> immers op bij patiënt<strong>en</strong> met osteop<strong>en</strong>ie (Siris 2004).<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t Nederlands cross-sectioneel onderzoek werd bij 21% van de postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met klinische risicofactor<strong>en</strong> e<strong>en</strong> T-score > -2.5 één of meerdere wervelinzakking<strong>en</strong><br />

(met 20% hoogteverlies) gevond<strong>en</strong> met behulp van röntg<strong>en</strong>foto’s (Netel<strong>en</strong>bos 2009). Gre<strong>en</strong>span<br />

et al. rapporteerd<strong>en</strong> wervelfractur<strong>en</strong> bij 18,3% van de 482 postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

met risicofactor<strong>en</strong>, zonder BMD in de range van osteoporose (Gre<strong>en</strong>span 2001).<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t onderzoek in Groning<strong>en</strong> werd bij 25% van de 958 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> perifere<br />

fractuur e<strong>en</strong> wervelfractuur gevond<strong>en</strong> met VFA; 67% daarvan was tevor<strong>en</strong> niet bek<strong>en</strong>d. Bij<br />

e<strong>en</strong> op de vijf patiënt<strong>en</strong> werd in dit onderzoek e<strong>en</strong> wervelfractuur gevond<strong>en</strong> waardoor het<br />

behandeladvies veranderde t<strong>en</strong> opzichte van het beleid op basis van de BMD-uitslag alle<strong>en</strong><br />

(Koolhaas 2008). Zulke resultat<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> ook gerapporteerd in Glasgow bij fractuurpatiënt<strong>en</strong><br />

(Gallacher 2007).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 55


In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t prospectief driejarig onderzoek bij ruim 5000 vrouw<strong>en</strong> ≥ 75 jaar was het<br />

to<strong>en</strong>ame van het RR op het optred<strong>en</strong> van osteoporotische fractur<strong>en</strong> 50% <strong>en</strong> 97% bij<br />

respectievelijk meerdere wervelfractur<strong>en</strong> na correctie voor leeftijd, gewicht <strong>en</strong> heuphals<br />

BMD. Voor heupfractur<strong>en</strong> was dit 41 respectievelijk 86% (McCloskey 2008).<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d wordt de toepassing van e<strong>en</strong> VFA vooral geadviseerd wanneer sprake<br />

is van osteop<strong>en</strong>ie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico (op basis van klinische risicofactor<strong>en</strong>)<br />

zonder dat sprake is van BMD-osteoporose (Schousboe 2006b, Middleton 2009,<br />

Schousboe 2008). Het vind<strong>en</strong> van één of meerdere wervelfractur<strong>en</strong> heeft met name in<br />

deze context therapeutische consequ<strong>en</strong>ties. Overig<strong>en</strong>s is er soms ook bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

osteop<strong>en</strong>ie e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te röntg<strong>en</strong>foto beschikbaar van de thoracolumbale wervelkolom of<br />

van de thorax: indi<strong>en</strong> hierop bij vrouw<strong>en</strong> t<strong>en</strong>minste e<strong>en</strong> of bij mann<strong>en</strong> t<strong>en</strong>minste twee<br />

preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vastgesteld, is er ook e<strong>en</strong> behandelingsindicatie<br />

voor osteoporose.<br />

Het grote voordeel van de VFA is dat dit onderzoek direct in aansluiting op de DXA kan<br />

plaatsvind<strong>en</strong>, op hetzelfde apparaat (met aangepaste software). Het is de verwachting<br />

dat het aantal ziek<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>, dat over deze software beschikt, geleidelijk zal uitbreid<strong>en</strong><br />

omdat VFA slechts e<strong>en</strong> geringe röntg<strong>en</strong>belasting geeft, de gegev<strong>en</strong>s snel beschikbaar<br />

zijn (ge<strong>en</strong> extra bezoek aan de röntg<strong>en</strong>afdeling) <strong>en</strong> nieuwe wet<strong>en</strong>schappelijke data gevond<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> waaruit het belang van wervelfractur<strong>en</strong> blijkt. Omdat het VFA-onderzoek<br />

in aansluiting op de DXA-meting met dezelfde apparatuur kan plaatsvind<strong>en</strong>, ligt<br />

het voor de hand om beide items tegelijkertijd te met<strong>en</strong>, hoewel de meerwaarde van e<strong>en</strong><br />

VFA-onderzoek in geval van osteop<strong>en</strong>ie groter kan zijn dan in geval van osteoporose.<br />

Echter, het alle<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> VFA-onderzoek bij e<strong>en</strong> deel van de patiënt<strong>en</strong> op<br />

grond van de T-score te beoordel<strong>en</strong> door de behandelaar, impliceert e<strong>en</strong> extra bezoek<br />

van de patiënt voor e<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>d VFA-onderzoek <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel e<strong>en</strong> extra bezoek aan<br />

de behandel<strong>en</strong>d arts.<br />

Conclusies<br />

Niveau 1<br />

Met de VFA-techniek kan adequate diagnostiek verricht word<strong>en</strong> naar de aanwezigheid<br />

van wervelfractur<strong>en</strong> graad 2 <strong>en</strong> 3 (≥ 25% inzakking) in de lumbale<br />

wervelkolom <strong>en</strong> in de thoracale wervelkolom op niveau T4-T12.<br />

A2 Ferrar 2008, Rea 2000, Schousboe 2006<br />

Niveau 2<br />

Diagnostiek van ≥ graad-2-wervelfractur<strong>en</strong> lijkt met de VFA-techniek bij analyseerbare<br />

wervels gedaan te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>sitiviteit van 88% <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

specificiteit van 93%. Bij e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>tie van 20% zou de positief voorspell<strong>en</strong>de<br />

waarde 76% <strong>en</strong> de negatief voorspell<strong>en</strong>de waarde 97% bedrag<strong>en</strong>.<br />

A2 Schousboe 2006<br />

Niveau 2<br />

Ongeveer 20% van de person<strong>en</strong> ouder dan 60 jaar met e<strong>en</strong> hoog fractuurrisico<br />

(gedefinieerd als e<strong>en</strong> eerdere fractuur na het 50 ste <strong>en</strong>/of ≥ 2 klinische risicofactor<strong>en</strong>)<br />

heeft één of meerdere wervelfractur<strong>en</strong> (>20% hoogteverlies) zonder dat<br />

sprake is van osteoporose (T-score > -2,5).<br />

B Netel<strong>en</strong>bos, Koolhaas 2008<br />

56<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Radiolog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geadviseerd de mate van wervelinzakking te rapporter<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de<br />

methode van G<strong>en</strong>ant.<br />

Het is aan te bevel<strong>en</strong> om bij patiënt<strong>en</strong>, ouder dan 60 jaar met e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico<br />

(risicoscore ≥ 4 punt<strong>en</strong>), aanvull<strong>en</strong>d onderzoek te do<strong>en</strong> naar de aanwezigheid van e<strong>en</strong> wervelfractuur<br />

(gedefinieerd als hoogteverlies van 25% of meer) door middel van e<strong>en</strong> VFA-methode<br />

bij osteop<strong>en</strong>ie, mits de VFA-techniek beschikbaar is <strong>en</strong> ervaring is opgedaan met de toepassing<br />

van deze methode.<br />

Indi<strong>en</strong> de techniek <strong>en</strong>/of ervaring ontbreekt, kan e<strong>en</strong> laterale röntg<strong>en</strong>foto van de thoracolumbale<br />

wervelkolom word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>.<br />

Indi<strong>en</strong> op basis van de VFA-methode sprake is van e<strong>en</strong> graad-2-wervelinzakking (hoogteverlies<br />

tuss<strong>en</strong> 25 <strong>en</strong> 40%) di<strong>en</strong>t vanwege de relatief beperkte positief voorspell<strong>en</strong>de waarde aanvull<strong>en</strong>d<br />

e<strong>en</strong> röntg<strong>en</strong>foto verricht te word<strong>en</strong> ter bevestiging van e<strong>en</strong> wervelfractuur.<br />

Indi<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> graad-3-wervelinzakking (hoogteverlies > 40%) is aanvull<strong>en</strong>d onderzoek<br />

niet nodig.<br />

Indi<strong>en</strong> nog ge<strong>en</strong> VFA-methode beschikbaar is, wordt in deze bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde patiënt<strong>en</strong>categorie<br />

e<strong>en</strong> laterale röntg<strong>en</strong>foto van de thoracolumbale wervelkolom geadviseerd.<br />

Literatuur<br />

––<br />

Bauer, DC, Ettinger, B, Nevitt, MC, Stone, KL. Risk for fracture in wom<strong>en</strong> with low serum levels<br />

of thyroid-stimulating hormone. Ann Intern Med 2001; 134(7): 561-568.<br />

––<br />

Berg KM, Kunins HV, Jackson JL et al. Association betwe<strong>en</strong> alcohol consumption and both osteoporotic<br />

fracture and bone d<strong>en</strong>sity. Am J Med 2008;121: 406-418.<br />

––<br />

Bernstein, CN, Blanchard, JF, Leslie, W, Wajda, A, Yu, BN. The incid<strong>en</strong>ce of fracture among pati<strong>en</strong>ts<br />

with inflammatory bowel disease. A population-based cohort study. Ann Intern Med 2000;<br />

133(10): 795-799.<br />

––<br />

Blunt, BA, Jones, D, Sv<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, RK, Hans, DB, Feinblatt, JD, G<strong>en</strong>ant, HK. Good clinical practice<br />

and audits for dual X-ray absorptiometry and X-ray imaging laboratories and quality assurance<br />

c<strong>en</strong>ters involved in clinical drug trials, private practice, and research. JClinD<strong>en</strong>sitom 1998; 1(4):<br />

323-337.<br />

––<br />

Chapurlat, RD, Duboeuf, F, Marion-Audibert, HO, Kalpakcioglu, B, Mitlak, BH, Delmas, PD.<br />

Effectiv<strong>en</strong>ess of instant vertebral assessm<strong>en</strong>t to detect preval<strong>en</strong>t vertebral fracture. OsteoporosInt<br />

2006; 17(8): 1189-1195.<br />

––<br />

Cummings, SR, Nevitt, MC, Browner, WS, Stone, K, Fox, KM, Ensrud, KE et al. Risk factors for<br />

hip fracture in white wom<strong>en</strong>. Study of Osteoporotic Fractures Research Group. N Engl J Med<br />

1995; 332(12): 767-773.<br />

––<br />

De Laet, C, Kanis, JA, Od<strong>en</strong>, A, Johanson, H, Johnell, O, Delmas, P et al. Body mass index as a<br />

predictor of fracture risk: a meta-analysis. Osteoporos Int 2005; 16(11): 1330-1338.<br />

––<br />

De Vries F. Persoonlijke communicatie. Universiteit Utrecht, 2010.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 57


––<br />

Donaldson, MG, Palermo, L, Schousboe, JT, Ensrud, KE, Hochberg, MC, Cummings, SR. FRAX<br />

and risk of vertebral fractures: the fracture interv<strong>en</strong>tion trial. J Bone Miner Res 2009; 24(11):<br />

1793-1799.<br />

––<br />

Espallargues, M, Sampietro-Colom, L, Estrada, MD, Sola, M, del Rio, L, Setoain, J et al. Id<strong>en</strong>tifying<br />

bone-mass-related risk factors for fracture to guide bone d<strong>en</strong>sitometry measurem<strong>en</strong>ts: a systematic<br />

review of the literature. Osteoporos Int 2001; 12(10): 811-822.<br />

––<br />

Ettinger, B, Black, DM, Dawson-Hughes, B, Pressman, AR, Melton, LJ, 3rd. Updated fracture<br />

incid<strong>en</strong>ce rates for the US version of FRAX. Osteoporos Int 21(1): 25-33.<br />

––<br />

Ferrar, L, Jiang, G, Clowes, JA, Peel, NF, Eastell, R. Comparison of d<strong>en</strong>sitometric and radiographic<br />

vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t using the algorithm-based qualitative (ABQ) method in<br />

postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> at low and high risk of fracture. JBone MinerRes 2008; 23(1): 103-111.<br />

––<br />

Fuerst, T, Wu, C, G<strong>en</strong>ant, HK, von, IG, Ch<strong>en</strong>, Y, Johnston, C et al. Evaluation of vertebral fracture<br />

assessm<strong>en</strong>t by dual X-ray absorptiometry in a multic<strong>en</strong>ter setting. OsteoporosInt 2009; 20(7):<br />

1199-1205.<br />

––<br />

Gallacher, SJ, Gallagher, AP, McQuillian, C, Mitchell, PJ, Dixon, T. The preval<strong>en</strong>ce of vertebral<br />

fracture amongst pati<strong>en</strong>ts pres<strong>en</strong>ting with non-vertebral fractures. Osteoporos Int 2007; 18(2):<br />

185-192.<br />

––<br />

G<strong>en</strong>ant, HK, Wu, CY, van, KC, Nevitt, MC. Vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t using a semiquantitative<br />

technique. JBone MinerRes 1993; 8(9): 1137-1148.<br />

––<br />

Gillberg, C, Rastam, M, Gillberg, IC. Anorexia nervosa: physical health and neurodevelopm<strong>en</strong>t at<br />

16 and 21 years. Dev Med Child Neurol 1994; 36(7): 567-575.<br />

––<br />

Gre<strong>en</strong>span, SL, von Stett<strong>en</strong>, E, Emond, SK, Jones, L, Parker, RA. Instant vertebral assessm<strong>en</strong>t: a<br />

noninvasive dual X-ray absorptiometry technique to avoid misclassification and clinical mismanagem<strong>en</strong>t<br />

of osteoporosis. J Clin D<strong>en</strong>sitom 2001; 4(4): 373-380.<br />

––<br />

Had<strong>en</strong>, ST, Fuleihan, GE, Angell, JE, Cotran, NM, LeBoff, MS. Calcidiol and PTH levels in wom<strong>en</strong><br />

att<strong>en</strong>ding an osteoporosis program. Calcif Tissue Int 1999; 64(4): 275-279.<br />

––<br />

Hamdy, RC, Kiebzak, GM. Variance in 10-year fracture risk calculated with and without T-scores<br />

in select subgroups of normal and osteoporotic pati<strong>en</strong>ts. J Clin D<strong>en</strong>sitom 2009; 12(2): 158-161.<br />

––<br />

Johansson, H, Kanis, JA, Od<strong>en</strong>, A, Johnell, O, McCloskey, E. BMD, clinical risk factors and their<br />

combination for hip fracture prev<strong>en</strong>tion. Osteoporos Int 2009; 20(10): 1675-1682.<br />

––<br />

Johnell, O, Kanis, JA, Od<strong>en</strong>, A, Johansson, H, De Laet, C, Delmas, P et al. Predictive value of BMD<br />

for hip and other fractures. J Bone Miner Res 2005; 20(7): 1185-1194.<br />

––<br />

Kanis, JA, Borgstrom, F, De Laet, C, Johansson, H, Johnell, O, Jonsson, B et al. Assessm<strong>en</strong>t of<br />

fracture risk. Osteoporos Int 2005a; 16(6): 581-589.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johansson, H, Johnell, O, Od<strong>en</strong>, A, De Laet, C, Eisman, JA et al. Alcohol intake as a risk<br />

factor for fracture. Osteoporos Int 2005b; 16(7): 737-742.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johansson, H, Od<strong>en</strong>, A, Dawson-Hughes, B, Melton, LJ, 3rd, McCloskey, EV. The effects<br />

of a FRAX revision for the USA. Osteoporos Int 21(1): 35-40.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johansson, H, Od<strong>en</strong>, A, Johnell, O, De Laet, C, Eisman, JA et al. A family history of<br />

fracture and fracture risk: a meta-analysis. Bone 2004a; 35(5): 1029-1037.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johansson, H, Od<strong>en</strong>, A, Johnell, O, de Laet, C, Melton, IL et al. A meta-analysis of prior<br />

corticosteroid use and fracture risk. J Bone Miner Res 2004b; 19(6): 893-899.<br />

58<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


––<br />

Kanis, JA, Johnell, O, De Laet, C, Johansson, H, Od<strong>en</strong>, A, Delmas, P et al. A meta-analysis of previous<br />

fracture and subsequ<strong>en</strong>t fracture risk. Bone 2004c; 35(2): 375-382.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johnell, O, Od<strong>en</strong>, A, Dawson, A, De Laet, C, Jonsson, B. T<strong>en</strong> year probabilities of<br />

osteoporotic fractures according to BMD and diagnostic thresholds. Osteoporos Int 2001; 12(12):<br />

989-995.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johnell, O, Od<strong>en</strong>, A, Johansson, H, De Laet, C, Eisman, JA et al. Smoking and fracture<br />

risk: a meta-analysis. Osteoporos Int 2005c; 16(2): 155-162.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johnell, O, Od<strong>en</strong>, A, Johansson, H, McCloskey, E. FRAX and the assessm<strong>en</strong>t of fracture<br />

probability in m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong> from the UK. Osteoporos Int 2008a; 19(4): 385-397.<br />

––<br />

Kanis, JA, Johnell, O, Od<strong>en</strong>, A, Sembo, I, Redlund-Johnell, I, Dawson, A et al. Long-term risk of<br />

osteoporotic fracture in Malmo. Osteoporos Int 2000; 11(8): 669-674.<br />

––<br />

Kanis, JA, McCloskey, EV, Johansson, H, Strom, O, Borgstrom, F, Od<strong>en</strong>, A. Case finding for the<br />

managem<strong>en</strong>t of osteoporosis with FRAX-assessm<strong>en</strong>t and interv<strong>en</strong>tion thresholds for the UK. Osteoporos<br />

Int 2008b; 19(10): 1395-1408.<br />

––<br />

Kanis, JA, McCloskey, EV, Powles, T, Paterson, AH, Ashley, S, Spector, T. A high incid<strong>en</strong>ce of<br />

vertebral fracture in wom<strong>en</strong> with breast cancer. Br J Cancer 1999; 79(7-8): 1179-1181.<br />

––<br />

Kanis, JA, Od<strong>en</strong>, A, Johansson, H, Borgstrom, F, Strom, O, McCloskey, E. FRAX and its applications<br />

to clinical practice. Bone 2009; 44(5): 734-743.<br />

––<br />

Kanis, JA, Od<strong>en</strong>, A, Johnell, O, Johansson, H, De Laet, C, Brown, J et al. The use of clinical risk<br />

factors <strong>en</strong>hances the performance of BMD in the prediction of hip and osteoporotic fractures in<br />

m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>. Osteoporos Int 2007; 18(8): 1033-1046.<br />

––<br />

Khosla, S, Melton, J, 3rd. Fracture risk in primary hyperparathyroidism. J Bone Miner Res 2002;<br />

17 Suppl 2: N103-107.<br />

––<br />

Klotzbuecher, CM, Ross, PD, Landsman, PB, Abbott, TA, 3rd, Berger, M. Pati<strong>en</strong>ts with prior<br />

fractures have an increased risk of future fractures: a summary of the literature and statistical<br />

synthesis. J Bone Miner Res 2000; 15(4): 721-739.<br />

––<br />

Koolhaas, W, Prak, A, Stiekema, HM, Kreeft<strong>en</strong>berg, HG, Wolff<strong>en</strong>buttel, BH, Jager, PL. [Effici<strong>en</strong>t<br />

and improved diagnosis of osteoporosis by simultaneous bone d<strong>en</strong>sity measurem<strong>en</strong>t and spinal<br />

morphometry]. Ned Tijdschr G<strong>en</strong>eeskd 2008; 152(16): 938-943.<br />

––<br />

LaFleur, J, McAdam-Marx, C, Kirkness, C, Brixner, DI. Clinical risk factors for fracture in postm<strong>en</strong>opausal<br />

osteoporotic wom<strong>en</strong>: a review of the rec<strong>en</strong>t literature. Ann Pharmacother 2008;<br />

42(3): 375-386.<br />

––<br />

Lems, WF. Clinical relevance of vertebral fractures. Ann Rheum Dis 2007; 66(1): 2-4.<br />

––<br />

Leslie, WD, Lix, LM. Imputation of T<strong>en</strong> Year Osteoporotic Fracture Rates from Hip Fractures: A<br />

Clinical Validation Study. J Bone Miner Res 2009.<br />

––<br />

Lewiecki, EM, Laster, AJ. Clinical review: Clinical applications of vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t by<br />

dual-<strong>en</strong>ergy x-ray absorptiometry. JClinEndocrinolMetab 2006; 91(11): 4215-4222.<br />

––<br />

Lippuner, K, Johansson, H, Kanis, JA, Rizzoli, R. FRAX(R) assessm<strong>en</strong>t of osteoporotic fracture<br />

probability in Switzerland. Osteoporos Int 2009a.<br />

––<br />

Lippuner, K, Johansson, H, Kanis, JA, Rizzoli, R. Remaining lifetime and absolute 10-year probabilities<br />

of osteoporotic fracture in Swiss m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>. Osteoporos Int 2009b; 20(7): 1131-1140.<br />

––<br />

Loftus, EV, Jr., Ach<strong>en</strong>bach, SJ, Sandborn, WJ, Tremaine, WJ, Oberg, AL, Melton, LJ, 3rd. Risk<br />

of fracture in ulcerative colitis: a population-based study from Olmsted County, Minnesota. Clin<br />

Gastro<strong>en</strong>terol Hepatol 2003; 1(6): 465-473.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 59


––<br />

Marshall, D, Johnell, O, Wedel, H. Meta-analysis of how well measures of bone mineral d<strong>en</strong>sity<br />

predict occurr<strong>en</strong>ce of osteoporotic fractures. BMJ 1996; 312(7041): 1254-1259.<br />

––<br />

McCloskey, EV, Vasireddy, S, Threlkeld, J, Eastaugh, J, Parry, A, Bonnet, N et al. Vertebral fracture<br />

assessm<strong>en</strong>t (VFA) with a d<strong>en</strong>sitometer predicts future fractures in elderly wom<strong>en</strong> unselected for<br />

osteoporosis. J Bone Miner Res 2008; 23(10): 1561-1568.<br />

––<br />

McClung, MR, Geus<strong>en</strong>s, P, Miller, PD, Zippel, H, B<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, WG, Roux, C et al. Effect of risedronate<br />

on the risk of hip fracture in elderly wom<strong>en</strong>. Hip Interv<strong>en</strong>tion Program Study Group. N Engl J<br />

Med 2001; 344(5): 333-340.<br />

––<br />

Melton, LJ, 3rd, Alothman, KI, Khosla, S, Ach<strong>en</strong>bach, SJ, Oberg, AL, Zincke, H. Fracture risk following<br />

bilateral orchiectomy. J Urol 2003a; 169(5): 1747-1750.<br />

––<br />

Melton, LJ, 3rd, Ardila, E, Crowson, CS, O’Fallon, WM, Khosla, S. Fractures following thyroidectomy<br />

in wom<strong>en</strong>: a population-based cohort study. Bone 2000; 27(5): 695-700.<br />

––<br />

Melton, LJ, 3rd, Khosla, S, Malkasian, GD, Ach<strong>en</strong>bach, SJ, Oberg, AL, Riggs, BL. Fracture risk<br />

after bilateral oophorectomy in elderly wom<strong>en</strong>. J Bone Miner Res 2003b; 18(5): 900-905.<br />

––<br />

Middleton, ET, Gardiner, ED, Steel, SA. Which wom<strong>en</strong> should be selected for vertebral fracture<br />

assessm<strong>en</strong>t? Comparing differ<strong>en</strong>t methods of targeting VFA. CalcifTissue Int 2009; 85(3): 203-<br />

210.<br />

––<br />

Mustalahti K, Collin P, Sievan<strong>en</strong> H, Salmi J, Maki M. Osteop<strong>en</strong>ia in pati<strong>en</strong>ts with clinically sil<strong>en</strong>t<br />

coeliac disease warrants scre<strong>en</strong>ing. Lancet 1999; 354 (9180): 744-745<br />

––<br />

Netel<strong>en</strong>bos, JC, Lems, WF, Geus<strong>en</strong>s, PP, Verhaar, HJ, Boermans, AJ, Boomsma, MM et al. Spine<br />

radiographs to improve the id<strong>en</strong>tification of wom<strong>en</strong> at high risk for fractures. Osteoporos Int<br />

2009; 20(8): 1347-1352.<br />

––<br />

Nevitt, MC, Cummings, SR, Stone, KL, Palermo, L, Black, DM, Bauer, DC et al. Risk factors for a<br />

first-incid<strong>en</strong>t radiographic vertebral fracture in wom<strong>en</strong> > or = 65 years of age: the study of osteoporotic<br />

fractures. J Bone Miner Res 2005; 20(1): 131-140.<br />

––<br />

Nguy<strong>en</strong>, TT, Heath, H, 3rd, Bryant, SC, O’Fallon, WM, Melton, LJ, 3rd. Fractures after thyroidectomy<br />

in m<strong>en</strong>: a population-based cohort study. J Bone Miner Res 1997; 12(7): 1092-1099.<br />

––<br />

Nicodemus, KK, Folsom, AR. Type 1 and type 2 diabetes and incid<strong>en</strong>t hip fractures in postm<strong>en</strong>opausal<br />

wom<strong>en</strong>. Diabetes Care 2001; 24(7): 1192-1197.<br />

––<br />

Olmos M, Antelo M, Vazquez H, Smecuol E, Maurino E, Bai JC. Systematic review and metaanalysis<br />

of observational studies on the preval<strong>en</strong>ce of fractures in coeliac disease. Dig Liver Dis<br />

2008; 40 (1): 46-53.<br />

––<br />

Pluijm, SM, Graafmans, WC, Bouter, LM, Lips, P. Ultrasound measurem<strong>en</strong>ts for the prediction<br />

of osteoporotic fractures in elderly people. Osteoporos Int 1999; 9(6): 550-556.<br />

––<br />

Pluijm, SM, Koes, B, de Laet, C, Van Schoor, NM, Kuchuk, NO, Rivad<strong>en</strong>eira, F et al. A simple risk<br />

score for the assessm<strong>en</strong>t of absolute fracture risk in g<strong>en</strong>eral practice based on two longitudinal<br />

studies. J Bone Miner Res 2009; 24(5): 768-774.<br />

––<br />

Ramsey-Goldman, R, Dunn, JE, Dunlop, DD, Stuart, FP, Abecassis, MM, Kaufman, DB et al.<br />

Increased risk of fracture in pati<strong>en</strong>ts receiving solid organ transplants. J Bone Miner Res 1999;<br />

14(3): 456-463.<br />

––<br />

Rea, JA, Ch<strong>en</strong>, MB, Li, J, Blake, GM, Steiger, P, G<strong>en</strong>ant, HK et al. Morphometric X-ray absorpti-<br />

60<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


ometry and morphometric radiography of the spine: a comparison of preval<strong>en</strong>t vertebral deformity<br />

id<strong>en</strong>tification. JBone MinerRes 2000a; 15(3): 564-574.<br />

––<br />

Rea, JA, Li, J, Blake, GM, Steiger, P, G<strong>en</strong>ant, HK, Fogelman, I. Visual assessm<strong>en</strong>t of vertebral<br />

deformity by X-ray absorptiometry: a highly predictive method to exclude vertebral deformity.<br />

OsteoporosInt 2000b; 11(8): 660-668.<br />

––<br />

Rigotti, NA, Neer, RM, Skates, SJ, Herzog, DB, Nussbaum, SR. The clinical course of osteoporosis<br />

in anorexia nervosa. A longitudinal study of cortical bone mass. JAMA 1991; 265(9): 1133-1138.<br />

––<br />

Sandhu, SK, Nguy<strong>en</strong>, ND, C<strong>en</strong>ter, JR, Pocock, NA, Eisman, JA, Nguy<strong>en</strong>, TV. Prognosis of fracture:<br />

evaluation of predictive accuracy of the FRAX algorithm and Garvan nomogram. Osteoporos<br />

Int 2009.<br />

––<br />

Schousboe, JT, Debold, CR. Reliability and accuracy of vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t with d<strong>en</strong>sitometry<br />

compared to radiography in clinical practice. OsteoporosInt 2006a; 17(2): 281-9.<br />

––<br />

Schousboe, JT, Ensrud, KE, Nyman, JA, Kane, RL, Melton, LJ, III. Cost-effectiv<strong>en</strong>ess of vertebral<br />

fracture assessm<strong>en</strong>t to detect preval<strong>en</strong>t vertebral deformity and select postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong><br />

with a femoral neck T-score>-2.5 for al<strong>en</strong>dronate therapy: a modeling study. JClinD<strong>en</strong>sitom<br />

2006b; 9(2): 133-143.<br />

––<br />

Schousboe, JT, Vokes, T, Broy, SB, Ferrar, L, McKiernan, F, Roux, C et al. Vertebral Fracture Assessm<strong>en</strong>t:<br />

the 2007 ISCD Official Positions. JClinD<strong>en</strong>sitom 2008; 11(1): 92-108.<br />

––<br />

Schwartz, AV, Sellmeyer, DE, Ensrud, KE, Cauley, JA, Tabor, HK, Schreiner, PJ et al. Older wom<strong>en</strong><br />

with diabetes have an increased risk of fracture: a prospective study. J Clin Endocrinol Metab<br />

2001; 86(1): 32-38.<br />

––<br />

Shane, E, Papadopoulos, A, Staron, RB, Addesso, V, Donovan, D, McGregor, C et al. Bone loss<br />

and fracture after lung transplantation. Transplantation 1999; 68(2): 220-227.<br />

––<br />

Siris, ES, Ch<strong>en</strong>, YT, Abbott, TA, Barrett-Connor, E, Miller, PD, Wehr<strong>en</strong>, LE et al. Bone mineral<br />

d<strong>en</strong>sity thresholds for pharmacological interv<strong>en</strong>tion to prev<strong>en</strong>t fractures. Arch Intern Med 2004;<br />

164(10): 1108-1112.<br />

––<br />

Smith-Bindman, R, Cummings, SR, Steiger, P, G<strong>en</strong>ant, HK. A comparison of morphometric<br />

definitions of vertebral fracture. JBone MinerRes 1991a; 6(1): 25-34.<br />

––<br />

Smith-Bindman, R, Steiger, P, Cummings, SR, G<strong>en</strong>ant, HK. The index of radiographic area<br />

(IRA): a new approach to estimating the severity of vertebral deformity. Bone Miner 1991b; 15(2):<br />

137-149.<br />

––<br />

Stanley, HL, Schmitt, BP, Poses, RM, Deiss, WP. Does hypogonadism contribute to the occurr<strong>en</strong>ce<br />

of a minimal trauma hip fracture in elderly m<strong>en</strong>? J Am Geriatr Soc 1991; 39(8): 766-771.<br />

––<br />

Tann<strong>en</strong>baum, C, Clark, J, Schwartzman, K, Wall<strong>en</strong>stein, S, Lapinski, R, Meier, D et al. Yield of<br />

laboratory testing to id<strong>en</strong>tify secondary contributors to osteoporosis in otherwise healthy wom<strong>en</strong>.<br />

J Clin Endocrinol Metab 2002; 87(10): 4431-4437.<br />

––<br />

Tromp, AM, Ooms, ME, Popp-Snijders, C, Roos, JC, Lips, P. Predictors of fractures in elderly<br />

wom<strong>en</strong>. Osteoporos Int 2000; 11(2): 134-140.<br />

––<br />

Tsiropoulos, I, Anders<strong>en</strong>, M, Nymark, T, Laurits<strong>en</strong>, J, Gaist, D, Hallas, J. Exposure to antiepileptic<br />

drugs and the risk of hip fracture: a case-control study. Epilepsia 2008; 49(12): 2092-2099.<br />

––<br />

Tuppurain<strong>en</strong>, M, Kroger, H, Honkan<strong>en</strong>, R, Puntila, E, Huopio, J, Saarikoski, S et al. Risks of peri-<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 61


m<strong>en</strong>opausal fractures--a prospective population-based study. Acta Obstet Gynecol Scand 1995;<br />

74(8): 624-628.<br />

––<br />

Van Staa, TP, Cooper, C, Brusse, LS, Leufk<strong>en</strong>s, H, Javaid, MK, Ard<strong>en</strong>, NK. Inflammatory bowel<br />

disease and the risk of fracture. Gastro<strong>en</strong>terology 2003a; 125(6): 1591-1597.<br />

––<br />

Van Staa, TP, Geus<strong>en</strong>s, P, Pols, HA, de Laet, C, Leufk<strong>en</strong>s, HG, Cooper, C. A simple score for<br />

estimating the long-term risk of fracture in pati<strong>en</strong>ts using oral glucocorticoids. QJM 2005; 98(3):<br />

191-198.<br />

––<br />

Van Staa, TP, Laan, RF, Barton, IP, Coh<strong>en</strong>, S, Reid, DM, Cooper, C. Bone d<strong>en</strong>sity threshold and<br />

other predictors of vertebral fracture in pati<strong>en</strong>ts receiving oral glucocorticoid therapy. Arthritis<br />

Rheum 2003b; 48(11): 3224-3229.<br />

––<br />

Van Staa, TP, Leufk<strong>en</strong>s, HG, Cooper, C. The epidemiology of corticosteroid-induced osteoporosis:<br />

a meta-analysis. Osteoporos Int 2002; 13(10): 777-787.<br />

––<br />

Van Staa, TP, Leufk<strong>en</strong>s, HG, Cooper, C. Inhaled corticosteroids and hip fracture: disease or<br />

drugs? Am J Respir Crit Care Med 2003c; 168(1): 128; author reply 129.<br />

––<br />

Vautour, LM, Melton, LJ, 3rd, Clarke, BL, Ach<strong>en</strong>bach, SJ, Oberg, AL, McCarthy, JT. Long-term<br />

fracture risk following r<strong>en</strong>al transplantation: a population-based study. Osteoporos Int 2004;<br />

15(2): 160-167.<br />

––<br />

Vestergaard, P. Changes in bone turnover, bone mineral and fracture risk induced by drugs used<br />

to treat epilepsy. Curr Drug Saf 2008; 3(3): 168-172.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Emborg, C, Stoving, RK, Hag<strong>en</strong>, C, Mosekilde, L, Brix<strong>en</strong>, K. Fractures in pati<strong>en</strong>ts<br />

with anorexia nervosa, bulimia nervosa, and other eating disorders--a nationwide register study.<br />

Int J Eat Disord 2002a; 32(3): 301-308.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Mosekilde, L. Fracture risk in pati<strong>en</strong>ts with celiac Disease, Crohn’s disease, and<br />

ulcerative colitis: a nationwide follow-up study of 16,416 pati<strong>en</strong>ts in D<strong>en</strong>mark. Am J Epidemiol<br />

2002b; 156(1): 1-10.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Mosekilde, L. Fractures in pati<strong>en</strong>ts with hyperthyroidism and hypothyroidism: a<br />

nationwide follow-up study in 16,249 pati<strong>en</strong>ts. Thyroid 2002c; 12(5): 411-419.<br />

––<br />

Vestergaard P, Lindholm J, Jorg<strong>en</strong>s<strong>en</strong> JO, Hag<strong>en</strong> C, Hoeck HC, Laurberg P, Rejnmark L, Brix<strong>en</strong><br />

K, Krist<strong>en</strong>s<strong>en</strong> LO, Feldt-Rasmuss<strong>en</strong> U et al: Increased risk of osteoporotic fractures in pati<strong>en</strong>ts<br />

with Cushing’s syndrome. Eur J Endocrinol 2002d, 146(1):51-56.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Mosekilde, L. Hyperthyroidism, bone mineral, and fracture risk--a meta-analysis.<br />

Thyroid 2003; 13(6): 585-593.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Rejnmark, L, Mosekilde, L. Fracture risk associated with use of antiepileptic<br />

drugs. Epilepsia 2004; 45(11): 1330-1337.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Rejnmark, L, Mosekilde, L. Relative fracture risk in pati<strong>en</strong>ts with diabetes mellitus,<br />

and the impact of insulin and oral antidiabetic medication on relative fracture risk. Diabetologia<br />

2005; 48(7): 1292-1299.<br />

––<br />

Vestergaard, P, Rejnmark, L, Weeke, J, Mosekilde, L. Fracture risk in pati<strong>en</strong>ts treated for hyperthyroidism.<br />

Thyroid 2000; 10(4): 341-348.<br />

––<br />

Watts, NB, Ettinger, B, LeBoff, MS. FRAX facts. J Bone Miner Res 2009; 24(6): 975-979.<br />

62<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


––<br />

Wu, C, van, KC, Li, J, Jiang, Y, Chan, M, Countryman, P et al. Comparison of digitized images<br />

with original radiography for semiquantitative assessm<strong>en</strong>t of osteoporotic fractures. OsteoporosInt<br />

2000; 11(1): 25-30.<br />

––<br />

Wuster, C, Abs, R, B<strong>en</strong>gtsson, BA, B<strong>en</strong>nmarker, H, Feldt-Rasmuss<strong>en</strong>, U, Hernberg-Stahl, E et al.<br />

The influ<strong>en</strong>ce of growth hormone defici<strong>en</strong>cy, growth hormone replacem<strong>en</strong>t therapy, and other<br />

aspects of hypopituitarism on fracture rate and bone mineral d<strong>en</strong>sity. J Bone Miner Res 2001;<br />

16(2): 398-405.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 63


64<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 3:<br />

Integratie van valrisico in de diagnostiek <strong>en</strong><br />

behandeling van patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd<br />

fractuurrisico<br />

3.1. Valrisico<br />

In de tweede herzi<strong>en</strong>e CBO-richtlijn <strong>Osteoporose</strong> is het valrisico slechts summier besprok<strong>en</strong>;<br />

in de richtlijn ‘Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>’ (CBO 2004) is e<strong>en</strong><br />

overzicht van risicofactor<strong>en</strong> voor valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gepubliceerd.<br />

Ditmaal is ervoor gekoz<strong>en</strong> om tot e<strong>en</strong> integratie te kom<strong>en</strong> van de risico-inschatting van<br />

het val- <strong>en</strong> fractuurrisico, bij patiënt<strong>en</strong> van 50 jaar <strong>en</strong> ouder na e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te klinische,<br />

valgerelateerde fractuur. Hierbij is ook gebruik gemaakt van rec<strong>en</strong>te gegev<strong>en</strong>s die zijn<br />

verzameld in de Nederlandse setting.<br />

Het is doeltreff<strong>en</strong>d om onderzoek te verricht<strong>en</strong> naar osteoporose bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van 50 jaar<br />

<strong>en</strong> ouder met e<strong>en</strong> laag<strong>en</strong>ergetische traumatische fractuur (Hegeman 2004, McLellan<br />

2003). Meer dan 90% van deze fractur<strong>en</strong> wordt veroorzaakt door e<strong>en</strong> val (CBO 2002).<br />

Van de thuiswon<strong>en</strong>de ouder<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de 65 jaar valt 30% minimaal één keer per jaar <strong>en</strong><br />

15% valt twee keer of meerdere ker<strong>en</strong> per jaar (Tinetti 1988, Campbell 1989, Blake 1988,<br />

Tromp 1998, Stal<strong>en</strong>hoef 2002). Onder bewoners van verpleeg- <strong>en</strong> verzorgingshuiz<strong>en</strong><br />

is de valincid<strong>en</strong>tie nog hoger (J<strong>en</strong>s<strong>en</strong> 2002, Tinetti 1987, Graafmans 1996). In totaal<br />

zijn er per jaar meer dan e<strong>en</strong> miljo<strong>en</strong> valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onder ouder<strong>en</strong>. Daarvan word<strong>en</strong> er<br />

89.000 behandeld op de Spoedeis<strong>en</strong>de Hulp (Consum<strong>en</strong>t <strong>en</strong> Veiligheid 2004).<br />

De oorzaak van de val wordt echter zeld<strong>en</strong> onderzocht terwijl de gevolg<strong>en</strong> groot zijn:<br />

70% heeft lichamelijke gevolg<strong>en</strong> <strong>en</strong> 6% heeft ernstig letsel, zoals e<strong>en</strong> fractuur (Tinetti<br />

1988, Tromp 1998, Nevitt 1991, O’Loughlin 1993). Naast deze fysieke gevolg<strong>en</strong>, zijn ook<br />

de psychosociale gevolg<strong>en</strong> van groot belang (Salkeld 2000).<br />

In de CBO-richtlijn ‘Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>’ zijn risicofactor<strong>en</strong> voor<br />

vall<strong>en</strong> gedefinieerd (CBO 2004). E<strong>en</strong> aantal van de g<strong>en</strong>oemde risicofactor<strong>en</strong> is beïnvloedbaar<br />

(Weatherall 2004). In Nederland zijn fractuurpolikliniek<strong>en</strong> opgezet waar (in<br />

het algeme<strong>en</strong>) de nadruk ligt op het onderzoek<strong>en</strong> van botgerelateerde risicofactor<strong>en</strong>.<br />

Sommige kliniek<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> ook naar valgerelateerde risicofactor<strong>en</strong>.<br />

Patiënt<strong>en</strong> van 50 jaar <strong>en</strong> ouder met e<strong>en</strong> eerste fractuur hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kans van 11% op e<strong>en</strong><br />

nieuwe fractuur binn<strong>en</strong> twee jaar (Van Held<strong>en</strong> 2006). Ter prev<strong>en</strong>tie van nieuwe fractur<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> deze patiënt<strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> onmiddellijke breedspectrumbeoorde-<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 65


ling van hun risico voor latere fractur<strong>en</strong>. De implem<strong>en</strong>tatie van beschikbare richtlijn<strong>en</strong><br />

voor osteoporose <strong>en</strong> valprev<strong>en</strong>tie, <strong>en</strong> van gevalideerde opsporingsstrategieën (casefinding)<br />

zijn nog steeds onvoldo<strong>en</strong>de ingevoerd in de dagelijkse praktijk voor zowel de primaire<br />

als secundaire fractuurprev<strong>en</strong>tie (Geus<strong>en</strong>s 2006, Bliuc 2005, Solomon 2003, Solomon<br />

2004, Feldstein 2003, Jaglal 2003, Siris 2003, Taylor 2001, Mauck 2005, Eliott<br />

2004, Street<strong>en</strong> 2006, Chevalley 2002). De red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom de richtlijn<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de<br />

zijn geïmplem<strong>en</strong>teerd, zijn divers <strong>en</strong> afhankelijk van factor<strong>en</strong> gerelateerd aan zowel arts<strong>en</strong><br />

als patiënt<strong>en</strong> (Chevalley 2002, Feldstein 2003, Eliott 2002). Naast botgerelateerde<br />

risicofactor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook de valgerelateerde risico’s word<strong>en</strong> geëvalueerd. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

kunn<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong>/of gerichte val- <strong>en</strong> fractuurprev<strong>en</strong>tie adviez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verstrekt.<br />

De volg<strong>en</strong>de valrisicofactor<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> conform de CBO-richtlijn ‘Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

bij ouder<strong>en</strong>’ e<strong>en</strong>voudig word<strong>en</strong> nagegaan: 1) frequ<strong>en</strong>t vall<strong>en</strong> (> 1 maal in de afgelop<strong>en</strong><br />

12 maand<strong>en</strong>), 2) mobiliteitsstoorniss<strong>en</strong> (problem<strong>en</strong> met ev<strong>en</strong>wicht, met de balans,<br />

met lop<strong>en</strong> of met het opstaan uit de stoel), 3) problem<strong>en</strong> met ADL, 4) gebruik van psychofarmaca,<br />

5) polyfarmacie (gebruik van vier of meer verschill<strong>en</strong>de medicijn<strong>en</strong>), 6) artrose in<br />

de onderste extremiteit<strong>en</strong>, 7) urine-incontin<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> 8) visusklacht<strong>en</strong> (CBO 2004). Daarnaast<br />

kunn<strong>en</strong> de risicofactor<strong>en</strong> voor osteoporose, zoals beschrev<strong>en</strong> in de tweede herzi<strong>en</strong>e<br />

CBO-richtlijn <strong>Osteoporose</strong> 2002, word<strong>en</strong> onderzocht op aan/afwezigheid (CBO 2002).<br />

In e<strong>en</strong> ziek<strong>en</strong>huissetting in Maastricht werd bij alle mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> (> 50 jaar)<br />

met e<strong>en</strong> fractuur, volg<strong>en</strong>s de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde Nederlandse richtlijn<strong>en</strong>, bot- <strong>en</strong> valgerelateerde<br />

risicobeoordeling <strong>en</strong> botdichtheidsmeting aangebod<strong>en</strong> (Van Held<strong>en</strong> 2006). Van<br />

de 940 ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de patiënt<strong>en</strong> war<strong>en</strong> er 797 (85%) die in aanmerking kwam<strong>en</strong> voor<br />

deze studie <strong>en</strong> 568 (60%) stemd<strong>en</strong> ermee in om deel te nem<strong>en</strong>. Dertig proc<strong>en</strong>t had e<strong>en</strong><br />

eerdere val in het voorafgaande jaar. Valgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> (75% [95% BI: 71%<br />

-78%]; n = 425) <strong>en</strong> botgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> (53% [95% BI: 49% -57%]; n = 299) war<strong>en</strong><br />

vaker aanwezig op het mom<strong>en</strong>t van de fractuur dan osteoporose (35%, DXA T-score<br />

≤-2,5 in de wervelkolom <strong>en</strong>/of heup, [95% BI: 31% -39%]; n = 201) (Van Held<strong>en</strong> 2008).<br />

Figuur 3.1:<br />

Risicofactor<strong>en</strong> bij 568 patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te fractuur<br />

66<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


De risicofactor<strong>en</strong> war<strong>en</strong> overlapp<strong>en</strong>d, heteroge<strong>en</strong> <strong>en</strong> werd<strong>en</strong> in verschill<strong>en</strong>de combinaties<br />

gevond<strong>en</strong>, ongeacht leeftijd, fractuurlocatie <strong>en</strong> geslacht (figuur 3.1) (Van Held<strong>en</strong><br />

2008).<br />

Met behulp van de Nederlandse osteoporoserichtlijn<strong>en</strong> had dus slechts e<strong>en</strong> beperkt<br />

aantal van de patiënt<strong>en</strong> geïd<strong>en</strong>tificeerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als risicopatiënt voordat ze de<br />

huidige fractuur opliep<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> geïntegreerde bot- <strong>en</strong> valgerelateerde risico-evaluatie is<br />

e<strong>en</strong> beter middel voor het id<strong>en</strong>tificer<strong>en</strong> van patiënt<strong>en</strong> die risico lop<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> fractuur.<br />

Valprev<strong>en</strong>tie vroegtijdig na e<strong>en</strong> klinische fractuur zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot de prev<strong>en</strong>tie<br />

van nieuwe fractur<strong>en</strong>, maar dat moet nog onderzocht word<strong>en</strong> in toekomstig onderzoek.<br />

De World Health Organisation (WHO) ontwikkelde ondertuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t voor<br />

de berek<strong>en</strong>ing van het absolute risico op fractur<strong>en</strong>, gebaseerd op de botdichtheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

grotere groep van klinische botgerelateerde risicofactor<strong>en</strong> dan die in de Nederlandse<br />

richtlijn<strong>en</strong> (rok<strong>en</strong>, overmatig alcoholgebruik, reumatoïde artritis, secundaire osteoporose)<br />

(http://www.shef.ac.uk/FRAX/index.htm) (Kanis 2005). De WHO erk<strong>en</strong>t dat<br />

dit initiatief is beperkt tot botgerelateerde risico’s. Weliswaar b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> ze het belang<br />

van valgerelateerde risico’s, maar deze werd<strong>en</strong> toch uitgeslot<strong>en</strong>, mede door e<strong>en</strong> gebrek<br />

aan gestandaardiseerde evaluatiemethodes <strong>en</strong> omdat de huidige medicatie ter prev<strong>en</strong>tie<br />

van fractur<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> effect heeft op het valrisico. In het licht van bov<strong>en</strong>beschrev<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> de voorgestelde algoritmes van de WHO leid<strong>en</strong> tot onderschatting van<br />

het werkelijke risico op fractur<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog valrisico. De mate waarin<br />

dergelijke algoritm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overschatting mak<strong>en</strong> van het risico bij dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> valrisicofactor<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>, is ook onduidelijk <strong>en</strong> vereist dan ook e<strong>en</strong> verdere grootschalige<br />

prospectieve bevolkingsstudie die bot- <strong>en</strong> valgerelateerde risico’s integreert. E<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t<br />

overzicht over osteoporose door Sambrook <strong>en</strong> Cooper ondersteunt het standpunt dat de<br />

therapeutische strategieën zull<strong>en</strong> verschuiv<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aanpak die vooral gebaseerd is<br />

op botdichtheidsmeting<strong>en</strong>, naar e<strong>en</strong> aanpak waarin zowel bot- alsmede valgerelateerde<br />

risico’s word<strong>en</strong> gebruikt voor het voorspell<strong>en</strong> van het absolute risico op fractur<strong>en</strong><br />

( Sambrook 2006).<br />

<strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zijwaartse val zijn onafhankelijke risicofactor<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> heupfractuur.<br />

De volg<strong>en</strong>de odds ratio’s voor e<strong>en</strong> heupfractuur werd<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>: zijwaartse val<br />

5.7 (95%-BI: 1.7-18), osteoporose 1.9 (95%-BI: 0.97-3.7) (Gre<strong>en</strong>span 1998). In e<strong>en</strong> prospectieve<br />

studie bij mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> ouder dan 60 jaar in Dubbo (Australië) blek<strong>en</strong><br />

valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> het risico op humerus- <strong>en</strong> polsfractur<strong>en</strong> te voorspell<strong>en</strong> (Nguy<strong>en</strong> 2001). Lage<br />

BMD, balansstoorniss<strong>en</strong> (postural sway), quadricepsspierzwakte, e<strong>en</strong> valvoorgeschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerdere fractuur war<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong>d voor e<strong>en</strong> heupfractuur (Nguy<strong>en</strong> 2005).<br />

Conclusies<br />

Niveau 3<br />

Het mer<strong>en</strong>deel van de mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> (> 50 jaar) met e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te klinische<br />

fractuur hebb<strong>en</strong> bot- <strong>en</strong> valgerelateerde risicofactor<strong>en</strong>.<br />

B Van Held<strong>en</strong> 2008<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 67


Niveau 3<br />

Mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> (> 60 jaar) met e<strong>en</strong> heupfractuur hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>de<br />

set van risicofactor<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> lage botmineraaldichtheid (BMD),<br />

balansstoorniss<strong>en</strong> (postural sway), quadricepsspierzwakte, e<strong>en</strong> valvoorgeschied<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerdere fractuur.<br />

B Nguy<strong>en</strong> 2005<br />

3.2. Effectiviteit valinterv<strong>en</strong>ties bij e<strong>en</strong> verhoogde valincid<strong>en</strong>tie<br />

Methode<br />

Medline <strong>en</strong> Embase 1999-2009 werd<strong>en</strong> doorzocht op systematische reviews van prospectieve<br />

studies naar het effect van interv<strong>en</strong>ties op het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s werd<br />

de richtlijn ‘Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>’ (CBO 2004) geraadpleegd (N.B.<br />

Het wet<strong>en</strong>schappelijke bewijs werd in deel 2 van dit hoofdstuk volg<strong>en</strong>s de GRADEmethodiek<br />

beoordeeld (zie tabell<strong>en</strong> in bijlage 4).<br />

Valinterv<strong>en</strong>ties<br />

In bijna alle onderzoek<strong>en</strong> blijkt het voorkom<strong>en</strong> van één of meer valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het<br />

afgelop<strong>en</strong> jaar <strong>en</strong> stoorniss<strong>en</strong> in de mobiliteit e<strong>en</strong> sterke predictor te zijn voor toekomstige<br />

valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Stal<strong>en</strong>hoef 2000, Tromp 1998, Pluijm 2002). Het is echter niet<br />

aangetoond dat prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ook fractur<strong>en</strong> kan voorkom<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te Cochrane-review onder zelfstandig won<strong>en</strong>de ouder<strong>en</strong> bleek dat multifactoriële<br />

interv<strong>en</strong>ties het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> reducer<strong>en</strong> (RR 0.75; BI 0.65-0.86) (Gillespie<br />

2009). Spierkracht- <strong>en</strong> balanstraining op groepsniveau (RR 0.66; BI 0.53-0.82) <strong>en</strong> op<br />

individueel niveau (RR 0.66; BI 0.53-0.82) zijn effectief.<br />

Het ligt voor de hand om de fysiotherapeut in te schakel<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> spierkracht- <strong>en</strong> balanstraining<br />

geïndiceerd is. De fysiotherapeut begeleidt de patiënt om de immobiliteit <strong>en</strong> het<br />

valrisico te verminder<strong>en</strong>, bevordert het zelfstandig functioner<strong>en</strong> zoals bijvoorbeeld na<br />

e<strong>en</strong> fractuur <strong>en</strong> stimuleert e<strong>en</strong> actieve leefstijl <strong>en</strong> de daarmee sam<strong>en</strong>gaande botbelast<strong>en</strong>de<br />

activiteit<strong>en</strong> om zelfstandig te kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> uitwerking hiervan<br />

wordt verwez<strong>en</strong> naar de multidisciplinaire KNGF-richtlijn <strong>Osteoporose</strong> (2011).<br />

Naast de Cochrane-review, zijn er nog twee andere meta-analyses (Chang 2004, Gates<br />

2009) naar het effect van valinterv<strong>en</strong>ties verricht met overe<strong>en</strong>komstige resultat<strong>en</strong> (zie<br />

bijlage 4 tabel 3.2). In Maastricht bleek e<strong>en</strong> multidisciplinair valprev<strong>en</strong>tieprogramma,<br />

bij vallers (> 65 jaar) op de Spoedeis<strong>en</strong>de Hulp (SEH), ge<strong>en</strong> valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong><br />

voorkom<strong>en</strong> (H<strong>en</strong>driks 2008). In dit onderzoek werd de huisarts gemiddeld 3.5<br />

maand na het SEH-bezoek op de hoogte gesteld van de uitkomst<strong>en</strong> van de valanalyse.<br />

De patiënt<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> in dit programma dus ge<strong>en</strong> directe valprev<strong>en</strong>tie-adviez<strong>en</strong> in het<br />

ziek<strong>en</strong>huis. Zij moest<strong>en</strong> dus gemiddeld 3.5 maand later zelf de huisarts bell<strong>en</strong> voor<br />

de uitslag<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>tuele doorverwijzing<strong>en</strong> (bijvoorbeeld naar fysiotherapeut, etc.) <strong>en</strong><br />

aanbeveling<strong>en</strong>. Later bleek dat maar de helft van de patiënt<strong>en</strong> contact had opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

met de huisarts, waarvan maar e<strong>en</strong> kwart uiteindelijk ook de valprev<strong>en</strong>tieadviez<strong>en</strong><br />

68<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


opvolgd<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> ander rec<strong>en</strong>t, in Nederland verricht onderzoek, kon ge<strong>en</strong> effect<br />

van multifactoriële valinterv<strong>en</strong>tie aangetoond word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> onderzoek bij in totaal<br />

217 patiënt<strong>en</strong>: er was ge<strong>en</strong> reductie van het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: 52% versus 56%.<br />

Dit kan bijvoorbeeld verklaard word<strong>en</strong> doordat het aangebod<strong>en</strong> multifactoriële interv<strong>en</strong>tieprogramma<br />

niet effectief is, maar het kan ook pass<strong>en</strong> bij co-interv<strong>en</strong>tie in de<br />

controlegroep (De Vries 2010).<br />

E<strong>en</strong> multidisciplinair valprev<strong>en</strong>tieprogramma met e<strong>en</strong> meer ‘directe’ aanpak (adviez<strong>en</strong><br />

direct in aansluiting op consult door behandelaar zelf) lijkt dus effectiever in het voorkom<strong>en</strong><br />

van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (Tinetti 2008). Ook Gates et al. vond<strong>en</strong> in hun meta-analyse<br />

(16 trials) naar valinterv<strong>en</strong>ties dat ‘directe’ aanbeveling<strong>en</strong> effectiever zijn; vier van de zes<br />

studies (66%) met ‘directe’ aanbeveling<strong>en</strong> leidde tot e<strong>en</strong> afname van de valincid<strong>en</strong>tie,<br />

terwijl maar drie van de ti<strong>en</strong> trials (30%) met e<strong>en</strong> ‘indirecte’ aanpak (uitvoering door<br />

ander dan behandelaar zelf) tot e<strong>en</strong> positief resultaat leidde (Gates 2009). Verwijzing<br />

naar e<strong>en</strong> valpolikliniek is e<strong>en</strong> mogelijkheid om e<strong>en</strong> complete valrisico-inv<strong>en</strong>tarisatie te<br />

lat<strong>en</strong> verricht<strong>en</strong>.<br />

Gillespie et al vond<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> meta-analyse dat vitamine D-suppletie de valfrequ<strong>en</strong>tie bij<br />

ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vitamine D-deficiëntie vermindert (RR 0.57; BI 0.37-0.89) (Gillespie<br />

2009).<br />

Uit e<strong>en</strong> tweede meta-analyse bleek dat hoge doses vitamine D-suppletie (700-1000<br />

IE/dag het valrisico reducer<strong>en</strong> met 19% (RR 0.81; BI 0.71 to 0.92), terwijl lage doses<br />

(200-600 IE/dag) niet effectief (RR 1.10; BI 0.89 to 1.35) blek<strong>en</strong> te zijn (Bischoff-Ferrari<br />

2009).<br />

E<strong>en</strong> ‘medicatiemodificer<strong>en</strong>d programma’ door huisarts<strong>en</strong> (met feedback door apothekers<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> financiële vergoeding) lijkt de valkans te reducer<strong>en</strong> (RR 0.66; BI 0.45-0.95)<br />

(Gillespie 2009).<br />

Ook zijn er nog e<strong>en</strong> aantal specifieke valinterv<strong>en</strong>ties bij specifieke stoorniss<strong>en</strong> effectief<br />

in het verminder<strong>en</strong> van de valfrequ<strong>en</strong>tie, zoals ergotherapeutische aanpassing<strong>en</strong> bij<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ernstige visusstoornis (RR 0.59; BI 0.42-0.82), plaatsing van e<strong>en</strong> pacemaker<br />

bij carotishypers<strong>en</strong>sitiviteit (RR 0.42; BI 0.23-0.75), e<strong>en</strong> eerste cataract operatie<br />

bij staar (RR 0.66; BI 0.45-0.95) <strong>en</strong> het afbouw<strong>en</strong> van psychotrope medicatie bij langwerk<strong>en</strong>de<br />

b<strong>en</strong>zodiazepines (RR 0.34; BI 0.16-0.73) (Gillespie 2009).<br />

Oliver et al. vond<strong>en</strong> in hun meta-analyse in de ziek<strong>en</strong>huissetting ook e<strong>en</strong> significante<br />

reductie in het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ‘multifaceted’ interv<strong>en</strong>ties (relatief risico 0.82;<br />

95% BI 0.7-0.99). Daarnaast vond<strong>en</strong> ze in e<strong>en</strong> verpleeghuissetting e<strong>en</strong> reductie in het<br />

aantal fractur<strong>en</strong> bij het gebruik van heupprotector<strong>en</strong> (Oliver 2006). Dit laatste werd bevestigd<br />

in e<strong>en</strong> meta-analyse naar het effect van heupprotector<strong>en</strong> (Parker 2006). Heupprotector<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reductie van het aantal heupfractur<strong>en</strong> (RR 0.77; BI 0.62-0.97),<br />

maar niet van het aantal bekk<strong>en</strong>fractur<strong>en</strong> of andere fractur<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> probleem bij heupprotector<strong>en</strong><br />

is echter de slechte compliance buit<strong>en</strong> het verpleeghuis, vooral op de lange<br />

termijn (Parker 2006).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 69


Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kracht- <strong>en</strong> balanstraining, ook als onderdeel van e<strong>en</strong> multifactoriële<br />

interv<strong>en</strong>tie (bij valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> vaak meerdere risicofactor<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

rol), zijn effectief in het reducer<strong>en</strong> van het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij<br />

thuiswon<strong>en</strong>de ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogde valkans (> 70 jaar).<br />

Tabel 3.1<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Laag<br />

Hoog gedoseerde (700-1000 IU) vitamine D-suppletie is effectief in<br />

het reducer<strong>en</strong> van het valrisico bij ouder<strong>en</strong>, met name als er e<strong>en</strong> vitamine<br />

D-deficiëntie bestaat. Lage dosering<strong>en</strong> (200-600 IU) echter niet.<br />

Tabel 3.4 <strong>en</strong> 3.5<br />

Ergotherapeutische aanpassing<strong>en</strong> bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ernstige visusstoornis,<br />

plaatsing van e<strong>en</strong> pacemaker bij carotishypers<strong>en</strong>sitiviteit,<br />

e<strong>en</strong> eerste cataractoperatie bij staar <strong>en</strong> het afbouw<strong>en</strong> van psychotrope<br />

medicatie bij langwerk<strong>en</strong>de b<strong>en</strong>zodiazepines lijk<strong>en</strong> te resulter<strong>en</strong> in<br />

het minder frequ<strong>en</strong>t vall<strong>en</strong>.<br />

Gillespie 2009<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

De compliance van het gebruik van heupprotector<strong>en</strong>, die effectief zijn<br />

in het reducer<strong>en</strong> van het aantal heupfractur<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> verpleeghuissetting,<br />

is laag.<br />

Parker 2006<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het verdi<strong>en</strong>t aanbeveling om bij patiënt<strong>en</strong> (> 50 jaar) met e<strong>en</strong> fractuur, die zich meld<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> val of e<strong>en</strong> valletsel, e<strong>en</strong> nadere evaluatie van het valrisico te verricht<strong>en</strong>. Dit kan door te<br />

vrag<strong>en</strong> naar het aantal valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het afgelop<strong>en</strong> jaar (≥ 1x, inclusief rec<strong>en</strong>te val waardoor<br />

fractuur) <strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> dit het geval is, door na te gaan of er beperking<strong>en</strong> zijn in de mobiliteit<br />

(problem<strong>en</strong> met ev<strong>en</strong>wicht, balans <strong>en</strong> met het lop<strong>en</strong> of opstaan uit e<strong>en</strong> stoel).<br />

De werkgroep is van m<strong>en</strong>ing dat valinterv<strong>en</strong>ties bij vallers zich moet<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> op de factor<strong>en</strong><br />

die uit de valrisico-evaluatie naar vor<strong>en</strong> zijn gekom<strong>en</strong>. Dit zijn de specifieke maatregel<strong>en</strong> op<br />

maat voor de patiënt (bijvoorbeeld balans- <strong>en</strong> spierkrachttraining, visusverbetering, medicatieaanpassing<strong>en</strong>,<br />

vitamine D-suppletie).<br />

De werkgroep wil b<strong>en</strong>adrukk<strong>en</strong> dat multifactoriële valinterv<strong>en</strong>ties valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>.<br />

Het is echter (nog) niet aangetoond dat prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ook fractur<strong>en</strong> kan<br />

voorkom<strong>en</strong>.<br />

De werkgroep beveelt heupbeschermers buit<strong>en</strong> de verpleeghuissetting niet aan ter prev<strong>en</strong>tie<br />

van heupfractur<strong>en</strong>.<br />

70<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Literatuur<br />

––<br />

Blake AJ, Morgan K, B<strong>en</strong>dall MJ, Dallosso H, Ebrahim SB, Arie TH, F<strong>en</strong>tem PH, Bassey EJ: Falls<br />

by elderly people at home: Preval<strong>en</strong>ce and associated factors. Age Ageing.1988; 17:365-372.<br />

––<br />

Bliuc D, Ong CR, Eisman JA, C<strong>en</strong>ter JR. Barriers to effective managem<strong>en</strong>t of osteoporosis in<br />

moderate and minimal trauma fractures: a prospective study. Osteoporos Int. 2005;16(8):977-82.<br />

––<br />

Campbell AJ, Borrie MJ, Spears GF: Risk factors for falls in a community-based prospective study<br />

of people 70 years and older. J Gerontol. 1989; 44:M112-M117.<br />

––<br />

CBO. <strong>Osteoporose</strong>. Tweede herzi<strong>en</strong>e richtlijn. Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn: Van Zuid<strong>en</strong> Communications;<br />

2002.<br />

––<br />

CBO. <strong>Richtlijn</strong> Prev<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong>. Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn: Van Zuid<strong>en</strong> Communications;<br />

2004.<br />

––<br />

Chevalley T, Hoffmeyer P, Bonjour JP, Rizzoli R. An osteoporosis clinical pathway for the medical<br />

managem<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with low-trauma fracture. Osteoporos Int. 2002;13(6):450-5.<br />

––<br />

Consum<strong>en</strong>t <strong>en</strong> Veiligheid. Letsel Informatie Systeem 1999-2003, 2004.<br />

––<br />

Elliott ME, Drinka PJ, Krause P, Binkley NC, Mahoney JE. Osteoporosis assessm<strong>en</strong>t strategies for<br />

male nursing home resid<strong>en</strong>ts. Maturitas. 2004;48(3):225-33.<br />

––<br />

Elliott ME, Meek PD, Kanous NL, Schill GR, Weinswig PA, Bohlman JP, et al. Osteoporosis<br />

scre<strong>en</strong>ing by community pharmacists: use of National Osteoporosis Foundation resources. J Am<br />

Pharm Assoc (Wash). 2002 Jan-Feb;42(1):101-10; quiz 10-1.<br />

––<br />

Feldstein A, Elmer PJ, Orwoll E, Herson M, Hillier T. Bone mineral d<strong>en</strong>sity measurem<strong>en</strong>t and<br />

treatm<strong>en</strong>t for osteoporosis in older individuals with fractures: a gap in evid<strong>en</strong>ce-based practice<br />

guideline implem<strong>en</strong>tation. Arch Intern Med. 2003;163(18):2165-72.<br />

––<br />

Feldstein AC, Nichols GA, Elmer PJ, Smith DH, Aickin M, Herson M. Older wom<strong>en</strong> with fractures:<br />

pati<strong>en</strong>ts falling through the cracks of guideline-recomm<strong>en</strong>ded osteoporosis scre<strong>en</strong>ing and<br />

treatm<strong>en</strong>t. J Bone Joint Surg Am. 2003 Dec;85-A(12):2294-302.<br />

––<br />

Geus<strong>en</strong>s PP, Lems WF, Verhaar HJ, Leusink G, Goemaere S, Zmierczack H, et al. Review and<br />

evaluation of the Dutch guidelines for osteoporosis. J Eval Clin Pract. 2006;12(5):539-48.<br />

––<br />

Graafmans WC, Ooms ME, Hofstee HMA, Bezemer PD, Bouter LM, Lips P. Falls in the elderly:<br />

a prospective study of risk factors and risk profiles. Am J Epidemiol. 1996 Jun 1;143(11):1129-36.<br />

––<br />

Gre<strong>en</strong>span SL, Myers ER, Parker RA, Hayes WC, Resnick NM. Fall direction, bone mineral<br />

d<strong>en</strong>sity, and function: risk factors for hip fracture in frail nursing home elderly. Am J Med<br />

1998;104:539-45.<br />

––<br />

Hegeman JH et al. Effective tracing of osteoporosis at a fracture and osteoporosis clinic in Groning<strong>en</strong>;<br />

an analysis of the first 100 pati<strong>en</strong>ts. Ned Tijdschr G<strong>en</strong>eeskd. 2004: 30;148(44):2180-5.<br />

––<br />

Jaglal SB, McIsaac WJ, Hawker G, Carroll J, Jaakkimain<strong>en</strong> L, Cadarette SM, et al. Information<br />

needs in the managem<strong>en</strong>t of osteoporosis in family practice: an illustration of the failure of the<br />

curr<strong>en</strong>t guideline implem<strong>en</strong>tation process. Osteoporos Int. 2003;14(8):672-6.<br />

––<br />

J<strong>en</strong>s<strong>en</strong> J, Lundin-Olsson L, Nyberg L, Gustafson Y. Fall and injury prev<strong>en</strong>tion in older people<br />

living in resid<strong>en</strong>tial care facilities. A cluster randomized trial. Ann Intern Med. 2002 May<br />

21;136(10):733-41.<br />

––<br />

Kanis JA, Borgstrom F, De Laet C, Johansson H, Johnell O, Jonsson B, et al. Assessm<strong>en</strong>t of fracture<br />

risk. Osteoporos Int. 2005;16(6):581-9.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 71


––<br />

Koninklijk Nederlands G<strong>en</strong>ootschap voor Fysiotherapie. Monodisciplinaire richtlijn Osteporose, 2011.<br />

––<br />

Mauck KF, Cuddihy MT, Atkinson EJ, Melton LJ, 3rd. Use of clinical prediction rules in detecting<br />

osteoporosis in a population-based sample of postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>. Arch Intern Med.<br />

2005;165(5):530-6.<br />

––<br />

McGinn TG, Guyatt GH, Wyer PC, Naylor CD, Stiell IG, Richardson WS. Users’ guides to the medical<br />

literature: XXII: how to use articles about clinical decision rules. Evid<strong>en</strong>ce-Based Medicine<br />

Working Group. JAMA. 2000;284(1):79-84.<br />

––<br />

McLellan AR, Gallacher SJ, Fraser M, McQuillian C. The fracture liaison service: success of a<br />

program for the evaluation and managem<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with osteoporotic fracture. Osteoporos<br />

Int. 2003 Dec;14(12):1028-34.<br />

––<br />

Nelson HD, Nevitt ME, Scott JC, Stone KL, Cummings SR. Smoking, alcohol and neuromuscular<br />

and physical function of older wom<strong>en</strong>. JAMA 1994;272:1825–1831<br />

––<br />

Nevitt MC, Cummings SR, Hudes ES: Risk factors for injurious falls: A prospective study. J Gerontol.<br />

1991 46:M164-M170.<br />

––<br />

Nguy<strong>en</strong> ND, Pongchaiyakul C, C<strong>en</strong>ter JR, Eisman JA, Nguy<strong>en</strong> TV. Id<strong>en</strong>tification of high-risk individuals<br />

for hip fracture: a 14-year prospective study. J Bone Miner Res. 2005;20:1921-8.<br />

––<br />

Nguy<strong>en</strong> TV, C<strong>en</strong>ter JR, Sambrook PN, Eisman JA. Risk factors for proximal humerus, forearm,<br />

and wrist fractures in elderly m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>: the Dubbo Osteoporosis Epidemiology Study. Am<br />

J Epidemiol. 2001;153:587-95.<br />

––<br />

O’Loughlin JL, Robitaille Y, Boivin JF, Suissa S: Incid<strong>en</strong>ce of and risk factors for falls and injurious<br />

falls among the community-dwelling elderly. Am J Epidemiol. 1993 137:342-354.<br />

––<br />

Salkeld G, Cameron ID, Cumming RG, Hudes ES. Quality of life related to fear of falling and hip<br />

fracture in older wom<strong>en</strong>: a time trade off study. BMJ. 2000 Feb 5;320(7231):341-6.<br />

––<br />

Sambrook P, Cooper C. Osteoporosis. Lancet. 2006;367(9527):2010-8.<br />

––<br />

Siris ES, Bilezikian JP, Rubin MR, Black DM, Bockman RS, Bone HG, et al. Pins and plaster<br />

ar<strong>en</strong>’t <strong>en</strong>ough: a call for the evaluation and treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with osteoporotic fractures. J Clin<br />

Endocrinol Metab. 2003;88(8):3482-6.<br />

––<br />

Solomon DH, Brookhart MA, Gandhi TK, Karson A, Gharib S, Orav EJ, et al. Adher<strong>en</strong>ce with<br />

osteoporosis practice guidelines: a multilevel analysis of pati<strong>en</strong>t, physician, and practice setting<br />

characteristics. Am J Med. 2004:15;117(12):919-24.<br />

––<br />

Solomon DH, Connelly MT, Ros<strong>en</strong> CJ, Dawson-Hughes B, Kiel DP, Gre<strong>en</strong>span SL, et al. Factors<br />

related to the use of bone d<strong>en</strong>sitometry: survey responses of 494 primary care physicians in New<br />

England. Osteoporos Int. 2003;14(2):123-9.<br />

––<br />

Stal<strong>en</strong>hoef PA, Diederiks JP, Knottnerus JA, Kester AD, Crebolder HF. A risk model for the prediction<br />

of recurr<strong>en</strong>t falls in community-dwelling elderly: a prospective cohort study. J Clin Epidemiol.<br />

2002 Nov;55(11):1088-94.<br />

––<br />

Street<strong>en</strong> EA, Mohamed A, Gandhi A, Orwig D, Sack P, Sterling R, et al. The inpati<strong>en</strong>t consultation<br />

approach to osteoporosis treatm<strong>en</strong>t in pati<strong>en</strong>ts with a fracture. Is automatic consultation needed?<br />

J Bone Joint Surg Am. 2006;88(9):1968-74.<br />

––<br />

Taylor JC, Sterkel B, Utley M, Shipley M, Newman S, Horton M, et al. Opinions and experi<strong>en</strong>ces<br />

in g<strong>en</strong>eral practice on osteoporosis prev<strong>en</strong>tion, diagnosis and managem<strong>en</strong>t. Osteoporos Int.<br />

2001;12(10):844-8.<br />

72<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


––<br />

Tinetti ME, Speechley M, Ginter SF: Risk factors for falls among elderly persons living in the community.<br />

N Engl J Med. 1988;319:1701-1707.<br />

––<br />

Tinetti ME: Factors associated with serious injury during falls by ambulatory nursing home resid<strong>en</strong>ts.<br />

J Am Geriatr Soc.1987; 35:644-648.<br />

––<br />

Tromp AM, Smit JH, Deeg DJH, Bouter LM, Lips P. Predictors for falls and fractures in the Longitudinal<br />

Aging Study Amsterdam. J Bone Miner Res. 1998 Dec;13(12):1932-9<br />

––<br />

van Held<strong>en</strong> S, Cals J, Kessels F, Brink P, Dinant GJ, Geus<strong>en</strong>s P. Risk of new clinical fractures<br />

within 2 years following a fracture. Osteoporos Int. 2006;17(3):348-54.<br />

––<br />

van Held<strong>en</strong> S, van Geel AC, Geus<strong>en</strong>s PP, Kessels A, Nieuw<strong>en</strong>huijz<strong>en</strong> Kruseman AC, Brink PR.<br />

Bone and fall-related fracture risks in wom<strong>en</strong> and m<strong>en</strong> with a rec<strong>en</strong>t clinical fracture. J Bone Joint<br />

Surg Am. 2008;90(2):241-8.<br />

––<br />

Weatherall M. Prev<strong>en</strong>tion of falls and fall-related fractures in community-dwelling older adults: a<br />

meta-analysis of estimates of effectiv<strong>en</strong>ess based on rec<strong>en</strong>t guidelines. Intern Med J 2004;34:102-<br />

108.<br />

––<br />

Bischoff-Ferrari HA, Dawson-Hughes B, Willett WC et al. Effect of Vitamin D on falls: a metaanalysis.<br />

JAMA. 2004;291:1999-2006.<br />

––<br />

Chang JT, Morton SC, Rub<strong>en</strong>stein LZ et al. Interv<strong>en</strong>tions for the prev<strong>en</strong>tion of falls in older<br />

adults: systematic review and meta-analysis of randomised clinical trials. BMJ. 2004;328:680.<br />

––<br />

Gates S, Fisher JD, Cooke MW, Carter YH, Lamb SE. Multifactorial assessm<strong>en</strong>t and targeted<br />

interv<strong>en</strong>tion for prev<strong>en</strong>ting falls and injuries among older people in community and emerg<strong>en</strong>cy<br />

care settings: systematic review and meta-analysis. BMJ. 2008;336:130-133.<br />

––<br />

Gillespie LD, RobertsonMC,Gillespie WJ, Lamb SE,Gates S,CummingRG, Rowe BH. Interv<strong>en</strong>tions<br />

for prev<strong>en</strong>ting falls in older people living in the community. CochraneDatabase of Systematic<br />

Reviews 2009, Issue 2. Art.No.: CD007146. DOI: 10.1002/14651858. CD007146.pub2.<br />

––<br />

H<strong>en</strong>driks MR, Bleijlev<strong>en</strong>s MH, van Haastregt JC et al. Effectiv<strong>en</strong>ess of a multidisciplinary fall<br />

prev<strong>en</strong>tion program in elderly people at risk: A randomized controlled trial. J Am Geriatr Soc<br />

2008;55: DOI: 10.111/j.1532-5415. 2008.01803.x.<br />

––<br />

Oliver D, Connelly JB, Victor CR et al. Strategies to prev<strong>en</strong>t falls and fractures in hospitals and<br />

care homes and effect of cognitive impairm<strong>en</strong>t: systematic review and meta-analyses. BMJ.<br />

2007;334:82.<br />

––<br />

Parker MJ, Gillespie WJ, Gillespie LD, Parker MJ, Gillespie WJ, Gillespie LD. Effectiv<strong>en</strong>ess of<br />

hip protectors for prev<strong>en</strong>ting hip fractures in elderly people: systematic review.[see comm<strong>en</strong>t].<br />

[Review] [24 refs]. BMJ. 2006;332:571-574.<br />

––<br />

Pluijm SMF, Smit JH, Tromp AM, Stel VS, Deeg DJH, Bouter LM, Lips P. Id<strong>en</strong>tifying community-dwelling<br />

elderly at high risk for recurr<strong>en</strong>t falling: results of a three year prospective study.<br />

Osteoporosis International 2002;13(suppl 1):S9.<br />

––<br />

Stal<strong>en</strong>hoef PA, Diederiks JPM, Knottnerus JA, Crebolder HFJM. The construction of a pati<strong>en</strong>t<br />

record-based risk model for recurr<strong>en</strong>t falls among elderly people living in the community. Fam<br />

Pract 2000;17:490-6.<br />

––<br />

Tinneti M. Multifactorial Fall-Prev<strong>en</strong>tion Strategies: Time to Retreat or Advance. J. Am. Geriatr.<br />

Soc. 2008; 56: 1563-1565.<br />

––<br />

Tromp AM, Smit JH, Deeg DJH, Bouter LM, Lips P. Predictors for falls and fractures in the<br />

Longitudinal Aging Study Amsterdam. J Bone Min Res 1998;13:1932-9.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 73


74<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 4:<br />

Calcium <strong>en</strong> vitamine D-suppletie<br />

Inleiding<br />

De uitwerking van deze vraag is grot<strong>en</strong>deels gebaseerd op het rec<strong>en</strong>te rapport van de Gezondheidsraad<br />

‘Naar e<strong>en</strong> toereik<strong>en</strong>de inname van vitamine D’ (2008). Dit rapport was<br />

nodig omdat er de laatste jar<strong>en</strong> veel nieuwe onderzoeksgegev<strong>en</strong>s op het gebied van vitamine<br />

D beschikbaar zijn gekom<strong>en</strong>. Ook de Europese wet- <strong>en</strong> regelgeving op het gebied<br />

van vitamines is volop in ontwikkeling. Het Gezondheidsraadrapport geeft adviez<strong>en</strong><br />

voor de gehele bevolking; deze richtlijn is vooral gericht op patiënt<strong>en</strong> met osteoporose.<br />

Vitamine D kan via voedsel word<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar kan ook van april tot oktober (voor<br />

de in Nederland verblijv<strong>en</strong>de person<strong>en</strong>) gevormd word<strong>en</strong> in onze huid onder invloed<br />

van zonlicht (ultraviolette straling).<br />

De hoeveelheid vitamine D, die in de huid wordt gevormd, is niet alle<strong>en</strong> afhankelijk van<br />

de blootstelling aan zonlicht, maar ook van de huidskleur: in e<strong>en</strong> donkere huid wordt<br />

minder vitamine D geproduceerd dan in e<strong>en</strong> lichte huid. Overig<strong>en</strong>s is de vitamine D-<br />

productie in de huid bij ouder<strong>en</strong> ook minder dan bij jonger<strong>en</strong>. Vitamine D is sam<strong>en</strong> met<br />

calcium van belang voor het skelet <strong>en</strong> de spier<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ernstig vitamine D-gebrek gaat<br />

gepaard met hypocalciëmie <strong>en</strong> kan zich uit<strong>en</strong> in botpijn<strong>en</strong> <strong>en</strong> spierzwakte, waardoor e<strong>en</strong><br />

waggel<strong>en</strong>d looppatroon <strong>en</strong> spierkramp<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ontstaan. Ook kunn<strong>en</strong> er fractur<strong>en</strong><br />

ontstaan. E<strong>en</strong> zeer hoge inname van vitamine D gedur<strong>en</strong>de lange tijd kan leid<strong>en</strong> tot hypercalciëmie<br />

<strong>en</strong> hypercalciurie, waardoor nierst<strong>en</strong><strong>en</strong>, nefrocalcinose <strong>en</strong> ook vaatverkalking<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> ontstaan. Het niveau van veilige inname is door de EU bepaald op 2000<br />

IE per dag. Intoxicatie is niet bek<strong>en</strong>d bij dosering<strong>en</strong> onder 4000 IE per dag.<br />

De vitamine D-status wordt bepaald aan de hand van de serum 25-hydroxyvitamine D-<br />

spiegel. De streefwaarde voor serum 25(OH)D is voor volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> minimaal 30 nmol/l<br />

(12 ng/ml) <strong>en</strong> voor vrouw<strong>en</strong> vanaf 50 jaar <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> vanaf 70 jaar minimaal 50 nmol/l<br />

(20 ng/ml).<br />

De streefwaarde is gebaseerd op rec<strong>en</strong>t onderzoek naar de effect<strong>en</strong> van vitamine D <strong>en</strong><br />

calcium op de botdichtheid <strong>en</strong> botturnover, op het fractuurrisico <strong>en</strong> op het risico om<br />

te vall<strong>en</strong> bij ouder<strong>en</strong> (Kuchuk 2009, Van Schoorl 2008, Van Schoorl 2009, Bischoff-<br />

Ferrari 2009). De sterkste effect<strong>en</strong> van vitamine D-suppletie werd<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

bij oudere vrouw<strong>en</strong> die niet zelfstandig won<strong>en</strong>. Omdat rond de m<strong>en</strong>opauze versneld<br />

botverlies optreedt, heeft de Gezondheidsraadcommissie de hogere streefwaarde voor<br />

vrouw<strong>en</strong> vanaf 50 jaar vastgesteld.<br />

E<strong>en</strong> goede vitamine D-voorzi<strong>en</strong>ing is, behalve met botkwaliteit <strong>en</strong> vall<strong>en</strong>, ook geassocieerd<br />

met e<strong>en</strong> lager risico op e<strong>en</strong> groot aantal andere aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, zoals hart- <strong>en</strong> vaat-<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 75


ziekt<strong>en</strong>, auto-immuunziekt<strong>en</strong> (Diabetes Mellitus type I, multiple sclerose <strong>en</strong> wellicht<br />

ook reumatoïde artritis), infectieziekt<strong>en</strong>, Diabetes Mellitus type II <strong>en</strong> sommige vorm<strong>en</strong><br />

van kanker. Het bewijs voor e<strong>en</strong> causaal verband is voor deze aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> echter nog<br />

niet geleverd.<br />

Bij zelfstandig won<strong>en</strong>de ouder<strong>en</strong> heeft bijna 50% e<strong>en</strong> serum 25(OH)D spiegel lager dan<br />

50 nmol/l, zoals bleek uit de Longitudinal Aging Study Amsterdam (Snijder 2005). Bij<br />

bewoners van verzorgings- <strong>en</strong> verpleeghuiz<strong>en</strong> heeft circa 85 – 90% e<strong>en</strong> serum 25(OH)<br />

D spiegel lager dan 50 nmol/l.<br />

Vitamine D-gebrek komt ’s winters meer voor dan in de zomer. ‘s Winters is het perc<strong>en</strong>tage<br />

met e<strong>en</strong> te lage vitamine D-spiegel hoger <strong>en</strong> ’s zomers lager: er wordt geschat<br />

dat het verschil in vitamine D-spiegel tuss<strong>en</strong> het einde van de winter (eind maart) <strong>en</strong> het<br />

einde van de zomer (eind augustus) kan oplop<strong>en</strong> tot 20 – 40 nmol/l.<br />

Als algem<strong>en</strong>e maatregel<strong>en</strong> om de vitamine D-status te verbeter<strong>en</strong>, b<strong>en</strong>adrukt de Gezondheidsraad<br />

het belang van dagelijks minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> kwartier overdag buit<strong>en</strong>shuis zijn.<br />

In e<strong>en</strong> eerder advies (Gezondheidsraad 2000/12) werd aanbevol<strong>en</strong> om daarbij hoofd <strong>en</strong><br />

hand<strong>en</strong> aan de zon bloot te stell<strong>en</strong>. Nu is de commissie van de Gezondheidsraad van<br />

oordeel dat: ‘het kortdur<strong>en</strong>d blootstell<strong>en</strong> van grotere del<strong>en</strong> van het lichaam als arm<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> b<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere productie van vitamine D oplevert. De vitamine D-productie in de<br />

huid is alle<strong>en</strong> van april tot oktober relevant. In de winter is m<strong>en</strong> voor vitamine D afhankelijk<br />

van de in de zomer opgebouwde lichaamsreserve in combinatie met vitamine D<br />

uit de voeding. De voeding bevat weinig vitamine D, maar kan wel e<strong>en</strong> aanvulling zijn<br />

als m<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de buit<strong>en</strong> komt. Met name vette vis (e<strong>en</strong> haring 700-800 IE) <strong>en</strong> margarine<br />

(3 IE per gram) bevatt<strong>en</strong> vitamine D. Vrouw<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> 50 jaar <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong><br />

70 jaar hebb<strong>en</strong> extra vitamine D nodig.<br />

De Gezondheidsraadcommissie (2008) vindt het w<strong>en</strong>selijk dat dagelijks 10 microgram<br />

(400 IE) vitamine D extra wordt gebruikt door:<br />

--<br />

kinder<strong>en</strong> tot 4 jaar*;<br />

--<br />

person<strong>en</strong> van 4 tot 50 jaar (vrouw<strong>en</strong>) of 70 (mann<strong>en</strong>) jaar die e<strong>en</strong> donkere huidskleur<br />

hebb<strong>en</strong> of onvoldo<strong>en</strong>de buit<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>;<br />

--<br />

vrouw<strong>en</strong> tot 50 jaar die e<strong>en</strong> sluier drag<strong>en</strong>;<br />

--<br />

vrouw<strong>en</strong> die zwanger zijn of borstvoeding gev<strong>en</strong>;<br />

--<br />

person<strong>en</strong> vanaf 50 jaar (vrouw<strong>en</strong>) of 70 (mann<strong>en</strong>) jaar die e<strong>en</strong> lichte huidskleur<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de buit<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>.<br />

Dagelijks 20 microgram (800 IE) vitamine D extra wordt gebruikt door:<br />

--<br />

person<strong>en</strong> die osteoporose hebb<strong>en</strong> of in e<strong>en</strong> verzorgings- of verpleeghuis won<strong>en</strong>,<br />

--<br />

person<strong>en</strong> vanaf 50 jaar (vrouw<strong>en</strong>) of 70 (mann<strong>en</strong>) jaar die e<strong>en</strong> donkere huidskleur<br />

hebb<strong>en</strong>, onvoldo<strong>en</strong>de buit<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vanaf 50 jaar die e<strong>en</strong> sluier drag<strong>en</strong>.<br />

76<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


De inname van vitamine D di<strong>en</strong>t onder de veilige bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s van inname (2000 IE<br />

= 50 microgram per dag) te blijv<strong>en</strong>. Alle patiënt<strong>en</strong> met osteoporose kom<strong>en</strong> dus voor<br />

vitamine D-suppletie in aanmerking, in principe 800 IE/dag t<strong>en</strong>zij uit bloedonderzoek<br />

blijkt dat de 25(OH)D spiegel hoog g<strong>en</strong>oeg is (’s winters hoger dan 50 nmol/l).<br />

Voor het volledige rapport:<br />

http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/200815c.pdf<br />

4.1. Vitamine D<br />

Aanvull<strong>en</strong>d literatuuronderzoek<br />

Er zijn t<strong>en</strong>minste 14 klinische trials verricht over het effect van vitamine D met of zonder<br />

calcium ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong>. Vier van deze trials toond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante<br />

vermindering van de fractuurincid<strong>en</strong>tie, twee andere trials toond<strong>en</strong> hetzij e<strong>en</strong> borderline<br />

effect, hetzij e<strong>en</strong> significant effect in de per protocol analyse. Nog drie trials toond<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante vermindering van het aantal vall<strong>en</strong> (Lips 2009). De andere trials<br />

liet<strong>en</strong> in de vitamine D- <strong>en</strong> controlegroep hetzelfde aantal fractur<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> (Lips 2009).<br />

Er zijn op basis van deze trials vijf meta-analyses verricht. De meta-analyse van Bischoff-<br />

Ferrari (2005) leidt tot de conclusie dat vitamine 800 IE/d effectiever is dan 400 IE/d<br />

<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> dosiseffect relatie is: hogere dosering<strong>en</strong> vitamine D <strong>en</strong> hogere vitamine<br />

D-spiegels gaan gepaard met e<strong>en</strong> lager relatief fractuurrisico.<br />

Boon<strong>en</strong> et al. (2007) vond ge<strong>en</strong> significant effect op heupfractuurincid<strong>en</strong>tie bij vier<br />

klinische trials met vitamine D alle<strong>en</strong>. Bij zes trials met vitamine D <strong>en</strong> calciumsupplem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

was de gepoolde RR voor heupfractur<strong>en</strong> 0.82 (95% CI 0.71-0.94). Dit leidde tot<br />

de conclusie dat vitamine D alle<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met calcium effectief is (Boon<strong>en</strong> 2007).<br />

In de meta-analyse van Tang et al. (2007) werd<strong>en</strong> trials geanalyseerd met calcium <strong>en</strong><br />

vitamine D <strong>en</strong> trials met vitamine D alle<strong>en</strong>. Bij deze meta-analyse werd ook e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>sitiviteitsanalyse<br />

verricht. Hieruit bleek dat de effect<strong>en</strong> groter war<strong>en</strong>:<br />

--<br />

bij in tehuiz<strong>en</strong> won<strong>en</strong>de dan bij zelfstandig won<strong>en</strong>de ouder<strong>en</strong> (p=0.003);<br />

--<br />

wanneer de baseline calciuminname met de voeding laag in plaats van hoog was<br />

(p=0.008);<br />

--<br />

met e<strong>en</strong> vitamine D-dosis van 800 IE/d of meer dan met e<strong>en</strong> lagere dosis (p=0.03);<br />

--<br />

wanneer de compliance hoger was dan 80% dan bij lagere compliance (p=0.002)<br />

(Tang 2007).<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te Cochrane-review (Av<strong>en</strong>ell 2009) bleek dat vitamine D in combinatie met<br />

calcium heupfractur<strong>en</strong> (RR 0.84; CI 0.73-0.96) reduceert. Voor wervelfractur<strong>en</strong> was<br />

het effect niet statistisch significant (Av<strong>en</strong>ell 2009). Hoewel e<strong>en</strong> subgroepanalyse e<strong>en</strong><br />

sterker effect leek te lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> voor geïnstitutionaliseerde person<strong>en</strong>, bleek dit verschil<br />

in deze rec<strong>en</strong>tere analyse niet significant (p=0.15).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 77


In e<strong>en</strong> andere rec<strong>en</strong>te meta-analyse, gebaseerd op gepoolde data van individuele patiënt<strong>en</strong>,<br />

werd e<strong>en</strong> vergelijkbare reductie van heupfractur<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> vitamine D werd<br />

gecombineerd met calcium (HR 0.74; CI 0.60-0.91) <strong>en</strong> voor ‘any fracture’ (HR 0.93; CI<br />

0.87-0.99). Zij vond<strong>en</strong> echter in e<strong>en</strong> subanalyse wel e<strong>en</strong> effect bij e<strong>en</strong> dosis van 10μg (HR<br />

0.91; CI 0.85-0.99), maar niet van 20μg (HR 0.95; CI 0.80-1.14) (Abrahams<strong>en</strong> 2010).<br />

Hoewel er aanwijzing<strong>en</strong> zijn dat niet alle patiënt<strong>en</strong> adequate 25(OH)vitamine D-spiegels<br />

behal<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> dosering van 800 E per dag, is niet gekoz<strong>en</strong> voor het met<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong><br />

van de spiegels, vanwege de kost<strong>en</strong>, het ontbrek<strong>en</strong> van internationale cons<strong>en</strong>sus<br />

over de drempelwaarde van e<strong>en</strong> adequate vitamine D-spiegel, de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

meting in de zomer <strong>en</strong> in de winter <strong>en</strong> de variabiliteit in de bepaling (Kuchuk 2009).<br />

Bij ernstig vitamine D-gebrek (serum 25(OH)D < 15 nmol/l) kan ev<strong>en</strong>tueel, vooral bij<br />

klacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij absorptiestoorniss<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> oplaadschema word<strong>en</strong> gebruikt: bijvoorbeeld<br />

10.000 IE per dag gedur<strong>en</strong>de 10 dag<strong>en</strong> (Holick 2007). E<strong>en</strong> hogere dagelijkse dosering vitamine<br />

D kan nodig zijn bij absorptiestoorniss<strong>en</strong>, zoals bij coeliakie of na gastric-bypassoperaties,<br />

bijvoorbeeld 1200-2000 IE per dag onder controle van de 25-hydroxyvitamine<br />

D spiegel. Het nut van “stootkur<strong>en</strong>” bij lage serum 25(OH)D-spiegels (15-50 nmol/l) is<br />

niet aangetoond.<br />

De effectiviteit van hoge doses e<strong>en</strong>maal per jaar of per halfjaar is niet aangetoond. Hogere<br />

doses zoud<strong>en</strong> zelfs schadelijk kunn<strong>en</strong> zijn. E<strong>en</strong> jaarlijkse orale dosis van 500.000 IE<br />

vitamine D3 verhoogde het risico op vall<strong>en</strong> <strong>en</strong> fractur<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> dubbelblind onderzoek<br />

bij 2256 vrouw<strong>en</strong> in vergelijking met placebo. Het risico was met name verhoogd in de<br />

eerste drie maand<strong>en</strong> na inneming (Sanders 2010). E<strong>en</strong> jaarlijkse intramusculaire injectie<br />

van vitamine D2 300.000 IE leidde ev<strong>en</strong>min tot minder fractur<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> placebo<br />

injectie bij e<strong>en</strong> onderzoek in 9440 patiënt<strong>en</strong>. Het aantal heupfractur<strong>en</strong> nam zelfs significant<br />

toe (Smith 2007). De dosis vitamine D3 100.000 IE e<strong>en</strong>maal per vier maand<strong>en</strong><br />

leidde wel tot vermindering van niet-wervelfractur<strong>en</strong> (Trivedi 2003). Overig<strong>en</strong>s is de<br />

absorptie bij hoge doses ine<strong>en</strong>s minder efficiënt (Wicherts 2010, Chel 2008). Er kunn<strong>en</strong><br />

ook grotere schommeling<strong>en</strong> in de 25(OH)D-spiegel ontstaan, hetge<strong>en</strong> ongew<strong>en</strong>st is.<br />

Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Matig<br />

Suppletie van 400-800 IU vitamine D per dag door ouder<strong>en</strong> (> 65<br />

jaar), in combinatie met calcium, geeft e<strong>en</strong> relatieve reductie in het<br />

optred<strong>en</strong> van niet-wervelfractur<strong>en</strong> van 10-20%.<br />

Av<strong>en</strong>ell 2009, Abrahams<strong>en</strong> 2010<br />

Het is onduidelijk of de reductie in niet-wervelfractur<strong>en</strong> groter is voor<br />

ouder<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> verzorgings- of verpleeghuis dan voor zelfstandig<br />

won<strong>en</strong>de ouder<strong>en</strong>.<br />

Av<strong>en</strong>ell 2009, Tang 2007<br />

78<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de conclusie<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d is er voldo<strong>en</strong>de bewijs om te stell<strong>en</strong> dat suppletie met 800 E vitamine D per dag<br />

beter is dan 400 E, wat betreft fractuurprev<strong>en</strong>tie.<br />

De reductie van niet-wervelfractur<strong>en</strong> door vitamine D is in de orde van grootte van 10-20%,<br />

hetge<strong>en</strong> globaal overe<strong>en</strong>komt met de reductie van niet-wervelfractur<strong>en</strong> in sommige van de<br />

bisfosfonaatstudies. Hieruit kan zeker niet de conclusie word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong> dat deze resultat<strong>en</strong><br />

vergelijkbaar zijn, immers, in alle studies met bisfosfonat<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> de patiënt<strong>en</strong> vitamine D <strong>en</strong><br />

calcium voorgeschrev<strong>en</strong>, plus het bisfosfonaat (of placebo).<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn minder dan de helft van de studies met vitamine D <strong>en</strong> calcium positief wat<br />

betreft vermindering van de fractuurincid<strong>en</strong>tie.<br />

Voor de praktijk: bij de drogist is vitamine D3 verkrijgbaar in tablett<strong>en</strong> van 200 <strong>en</strong> 400<br />

IE. In de apotheek zijn tablett<strong>en</strong> van 400 IE verkrijgbaar. Ook zijn via de apotheek capsules<br />

van 2800 IE <strong>en</strong> 5600 IE te verkrijg<strong>en</strong> voor gebruik e<strong>en</strong>maal per week. De nieuwe<br />

tablett<strong>en</strong> Calcichew D3 bevatt<strong>en</strong> calcium 500 mg <strong>en</strong> vitamine D3 800 IE. Vitamine D3<br />

wordt beschouwd als voedingssupplem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> komt niet voor vergoeding in aanmerking,<br />

maar wel indi<strong>en</strong> gecombineerd met calcium.<br />

4.2. Calcium<br />

Voor het effect van calciumsuppletie op het optred<strong>en</strong> van fractur<strong>en</strong> zijn teg<strong>en</strong>strijdige<br />

bevinding<strong>en</strong> uit twee rec<strong>en</strong>te, degelijk uitgevoerde, meta-analyses gerapporteerd. Tang<br />

et al. onderzocht<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> grote meta-analyse het effect van calcium alle<strong>en</strong>, of in combinatie<br />

met vitamine D, op alle mogelijke fractur<strong>en</strong>. Er werd e<strong>en</strong> reductie in fractur<strong>en</strong><br />

gevond<strong>en</strong> van calciumsuppletie (RR 0.88; CI 0.83-0.95). M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage vitamine<br />

D-conc<strong>en</strong>tratie (25(OH)D3


Suppletie van 1000 mg calcium bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gemiddelde calciumintake<br />

met de voeding van 850 mg per dag leidt mogelijk tot e<strong>en</strong> verhoogde kans<br />

op myocardinfact <strong>en</strong> CVA, zoals blijkt uit e<strong>en</strong> onderzoek in Nieuw Zeeland bij 1471<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> die calcium 1000 mg/dag of placebo kreg<strong>en</strong>. Dit geldt voor<br />

de eindpunt<strong>en</strong> myocardinfarct (P=0.01) <strong>en</strong> het sam<strong>en</strong>gesteld eindpunt myocardinfarct,<br />

CVA <strong>en</strong> plotselinge dood (P=0.008). (Bolland, 2008). Dit werd bevestigd bij e<strong>en</strong> naonderzoek<br />

van de gegev<strong>en</strong>s uit de Wom<strong>en</strong>’s Health Initiative trial (Bolland 2010).<br />

Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Calciumsuppletie reduceert de kans op non-vertebrale fractur<strong>en</strong>,<br />

maar het effect is groter in combinatie met vitamine D.<br />

Tang 2007, Bisschoff-Ferrari 2007<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Calcium reduceert alle<strong>en</strong> in combinatie met vitamine D het optred<strong>en</strong><br />

van heupfractur<strong>en</strong>.<br />

Boon<strong>en</strong> 2007<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Het effect van vitamine D <strong>en</strong> calcium op het voorkom<strong>en</strong> van fractur<strong>en</strong> is beperkt, maar<br />

wordt praktisch zonder bijwerking<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn er aanvull<strong>en</strong>de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

om vitamine D <strong>en</strong> calcium aan te bevel<strong>en</strong>:<br />

--<br />

bij alle trials naar het effect van medicam<strong>en</strong>teuze interv<strong>en</strong>ties kreg<strong>en</strong> zowel de<br />

interv<strong>en</strong>tie- als de placebogroep ook suppletie van vitamine D <strong>en</strong> calcium;<br />

--<br />

er zijn ge<strong>en</strong> toxische effect<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> bij de aanbevol<strong>en</strong> dosering<strong>en</strong>.<br />

De meeste RCT’s zijn gedaan met dosering<strong>en</strong> van 400 of 800 E vitamine D. Echter,<br />

omdat e<strong>en</strong> subgroepanalyse uit de meta-analyse van Tang e<strong>en</strong> sterker effect liet zi<strong>en</strong> bij<br />

dosering<strong>en</strong> ≥ 400 E, gev<strong>en</strong> we de voorkeur aan suppletie met 800 E vitamine D. Voor<br />

calcium geldt e<strong>en</strong>zelfde red<strong>en</strong>ering t<strong>en</strong> faveure van 1000-1200 mg calcium.<br />

Patiënt<strong>en</strong> van 50 jaar <strong>en</strong> ouder, die na e<strong>en</strong> fractuur word<strong>en</strong> onderzocht op osteoporose,<br />

hebb<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>d vaak e<strong>en</strong> vitamine D-tekort (25-hydroxyvitamine D < 50 nmol/l). E<strong>en</strong><br />

vitamine D-supplem<strong>en</strong>t past in het leefstijladvies.<br />

Incid<strong>en</strong>teel kan het hoger doser<strong>en</strong> van vitamine D kan van belang zijn bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

zeer lage vitamine D-waard<strong>en</strong>, die start<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bisfosfonaat. Indi<strong>en</strong> toch spiegels gemet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>, is het advies om zodanig te suppler<strong>en</strong> dat de 25(OH)vitamine D-spiegel<br />

gedur<strong>en</strong>de het gehele jaar bov<strong>en</strong> de 50 nmol/l is<br />

Bij ernstig vitamine D-gebrek (25-hydroxyvitamine D< 15 nmol/l) kan overwog<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

om tijdelijk e<strong>en</strong> hogere dosis vitamine D3 te gev<strong>en</strong>, bijvoorbeeld 10.000 IE per dag gedur<strong>en</strong>de<br />

10 dag<strong>en</strong>. Hiervoor bestaan colecalciferol FNA druppels die 50.000 IE/ml bevatt<strong>en</strong>.<br />

80<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoewel er ge<strong>en</strong> overtuig<strong>en</strong>d bewijs is voor e<strong>en</strong> hogere effectiviteit van vitamine D-suppletie<br />

bij bewoners in verpleeghuiz<strong>en</strong>, acht de werkgroep vitamine D-suppletie met 800<br />

IE raadzaam, omdat het aannemelijk is dat verpleeghuisbewoners e<strong>en</strong> lager vitamine<br />

D-gehalte hebb<strong>en</strong>.<br />

Wat betreft calciumsuppletie, als vuistregel geldt dat vier zuivelproduct<strong>en</strong> per dag voldo<strong>en</strong>de<br />

zijn, dat wil zegg<strong>en</strong> 1000-1200 mg calcium bevatt<strong>en</strong>, anders is calciumsuppletie<br />

nodig: in de praktijk blijkt meestal 500 mg per dag voldo<strong>en</strong>de. Soms kan e<strong>en</strong> verwijzing<br />

naar e<strong>en</strong> diëtist overwog<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, voor e<strong>en</strong> voedingsadvies.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het is w<strong>en</strong>selijk dat bewoners van verzorgings- <strong>en</strong> verpleeghuiz<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vitamine D- supplem<strong>en</strong>t<br />

van 800 IE per dag gebruik<strong>en</strong>.<br />

Het is w<strong>en</strong>selijk dat patiënt<strong>en</strong> met osteoporose e<strong>en</strong> vitamine D-supplem<strong>en</strong>t van 800 IE per dag<br />

gebruik<strong>en</strong>.<br />

Het is w<strong>en</strong>selijk dat patiënt<strong>en</strong> met osteoporose e<strong>en</strong> calciumsupplem<strong>en</strong>t van 500 of 1000 mg<br />

per dag gebruik<strong>en</strong> wanneer de inname van calcium met de voeding lager is dan 1000-1200<br />

mg per dag. De suppletiedosis van 1000 mg geldt vooral wanneer de patiënt helemaal ge<strong>en</strong><br />

zuivelproduct<strong>en</strong> gebruikt.<br />

Literatuur<br />

––<br />

Abrahams<strong>en</strong> B and the DIPART Group. Pati<strong>en</strong>t level pooled analysis of 68 500 pati<strong>en</strong>ts from sev<strong>en</strong><br />

major vitamin D fracture trials in US and Europe. The DIPART (vitamin D Individual Pati<strong>en</strong>t Analysis<br />

of Randomized Trials) Group. BMJ 2010;340:b5463 doi:10.1136/bmj.b5463.<br />

––<br />

Av<strong>en</strong>ell A, Gillespie WJ, Gillespie LD et al. Vitamin D and vitamin D analogues for prev<strong>en</strong>ting<br />

fractures associated with involutional and post-m<strong>en</strong>opausal osteoporosis.[update of Cochrane Database<br />

Syst Rev. 2005;(3):CD000227; PMID: 16034849]. [Review] [160 refs]. Cochrane Database<br />

Syst Rev 2009;(2):CD000227.<br />

––<br />

Bischoff-Ferrari HA. Fracture prev<strong>en</strong>tion with vitamin D supplem<strong>en</strong>tation: a meta-analysis of randomized<br />

controlled trials. JAMA 2005 May 11;293(18):2257-64.<br />

––<br />

Bischoff-Ferrari HA, Dawson-Hughes B, Baron JA et al. Calcium intake and hip fracture risk in<br />

m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>: a meta-analysis of prospective cohort studies and randomized controlled trials.<br />

Am J Clin Nutr 2007 December;86(6):1780-90.<br />

––<br />

Bischoff-Ferrari HAW. Prev<strong>en</strong>tion of nonvertebral fractures with oral vitamin D and dose dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>cy:<br />

A meta-analysis of randomized controlled trials. Arch Intern Med 2009 March 23;169(6):23.<br />

––<br />

Bolland MJ, et al. Vascular ev<strong>en</strong>ts in healthy older wom<strong>en</strong> receiving calcium supllem<strong>en</strong>tation: randomized<br />

controlled trial. BMJ 2008; 336: 262-6.<br />

––<br />

Bolland MJ, Av<strong>en</strong>ell A, Baron JA et al. Effect of calcium supplem<strong>en</strong>ts on risk of myocardial infarction<br />

and cardiovascular ev<strong>en</strong>ts: meta-analysis. BMJ 2010; 341 doi 10.1136/bmj.c3691.<br />

––<br />

Boon<strong>en</strong> S, et al. Need for Additional Calcium to Reduce the Risk of Hip fracture with Vitamin D<br />

Supplem<strong>en</strong>tation: Evid<strong>en</strong>ce from a Comparative Metaanalysis of Randomized Controlled Trials.<br />

J Clin Endocrinol Metab 2007; 92: 1415–1423.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 81


––<br />

Chel V , Wijnhov<strong>en</strong> HA, Smit JH, Ooms M, Lips P. Efficacy of differ<strong>en</strong>t doses and time intervals<br />

of oral vitamin D supplem<strong>en</strong>tation with or without calcium in elderly nursing home resid<strong>en</strong>ts.<br />

Osteoporos Int 2008; 19: 663-71<br />

––<br />

Gezondheidsraad. Naar e<strong>en</strong> toereik<strong>en</strong>de inname van vitamine D. D<strong>en</strong> Haag: Gezondheidsraad,<br />

2008; publicati<strong>en</strong>r. 2008/15. ISBN 978-90-5549-729-4<br />

––<br />

Kuchuk NO, Pluijm SM, van Schoor NM, Looman CW, Smit JH, Lips P Relationships of serum<br />

25-hydroxyvitamin D to bone mineral d<strong>en</strong>sity and serum parathyroid hormone and markers of<br />

bone turnover in older persons J Clin Endocrinol Metab 2009; 94: 1244-50.<br />

––<br />

Lips P, Bouillon R, van Schoor NM et al. Reducing fracture risk with calcium and vitamin D. Clin<br />

Endocrinol 2010; 73: 277-85.<br />

––<br />

Sanders KM, et al. Annual high-dose oral vitamin D and falls and fractures in older wom<strong>en</strong>: a randomized<br />

controlled trial. JAMA 2010; 303: 1815-22.<br />

––<br />

Smith H, et al. Effect of annual intramuscular vitamin D on fracture risk in elderly m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong><br />

a population-based, randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Rheumatol 2007; 46:<br />

1852-7.<br />

––<br />

Snijder MB, van Dam RM, Visser M Deeg DJ, Dekker JM, Bouter LM, Seidell JC, Lips P Adiposity<br />

in relation to vitamin D status and parathyroid hormone levels J Clin Endocrinol Metab 2005; 90:<br />

4119-23<br />

––<br />

Tang BM, Eslick GD, Nowson C, Smith C, B<strong>en</strong>soussan A. Use of calcium or calcium in combination<br />

with vitamin D supplem<strong>en</strong>tation to prev<strong>en</strong>t fractures and bone loss in people aged 50 years<br />

and older: a meta-analysis. Lancet 2007 August 25;370(9588):657-66.<br />

––<br />

Trivedi DP, Doll R, Khaw KT. Effect of four monthly oral vitamin D3 (cholecalciferol) supplem<strong>en</strong>tation<br />

on fractures and mortality in m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong> living in the community BMJ 2003; 326:<br />

469-73<br />

––<br />

Van Schoor NM, Visser M, Pluijm SM, Kuchuk N, Smit JH, Lips P. Vitamin D defici<strong>en</strong>cy as a risk<br />

factor for osteoporotic fractures. Bone 2008; 42: 260-6.<br />

––<br />

Wicherts IS, Boeke AJ, van der Meer IM et al, Sunlight exposure or vitamin D supplem<strong>en</strong>tation<br />

for vitamin D-defici<strong>en</strong>t non-western immigrants: a randomized cklinical trial. Osteoporos Int 2010<br />

aug4 PMID 20683712.<br />

82<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 5:<br />

Behandeling van osteoporose<br />

5.1. Medicam<strong>en</strong>teuze therapie ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong><br />

Dit hoofdstuk betreft de medicam<strong>en</strong>teuze behandeling ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> bij<br />

vrouw<strong>en</strong>. Bij mann<strong>en</strong> zijn veel minder data beschikbaar dan bij vrouw<strong>en</strong>; medicatie ter<br />

prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> wordt besprok<strong>en</strong> in hoofdstuk 8.<br />

De primaire doelstelling van medische behandeling bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog risico op<br />

fractur<strong>en</strong> is de prev<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> eerste of volg<strong>en</strong>de fractuur (Sambrook 2006, Geus<strong>en</strong>s<br />

2008, Saag 2009). Er zijn ook data die aanton<strong>en</strong> dat osteoporosemedicatie de lev<strong>en</strong>skwaliteit<br />

kan verbeter<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mortaliteit kan verminder<strong>en</strong> (T<strong>en</strong>g 2008).<br />

De efficiëntie van behandeling hangt af van verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>: implem<strong>en</strong>tatie<br />

van casefinding, adequate patiënt<strong>en</strong>selectie van hoogrisicopatiënt<strong>en</strong>, de resultat<strong>en</strong> van<br />

bijkom<strong>en</strong>d onderzoek (anamnese, klinisch onderzoek, klinische risicofactor<strong>en</strong>, botmineraaldichtheid<br />

(BMD), ‘vertebral fracture assessm<strong>en</strong>t’ (VFA), valrisico, laboratoriumonderzoek),<br />

de efficiëntie, tolerantie <strong>en</strong> veiligheid van medicatie, de follow-up <strong>en</strong> de<br />

therapietrouw. Elk van deze stapp<strong>en</strong> is van belang <strong>en</strong> het ontbrek<strong>en</strong> van één of meer<br />

stapp<strong>en</strong> kan leid<strong>en</strong> tot onderbehandeling (Kanis 2008, Kanis 2008, National Osteoporosis<br />

Foundation 2008, Dachverband Osteologie 2009).<br />

Medische behandeling van hoogrisicopatiënt<strong>en</strong> bestaat uit verschill<strong>en</strong>de stapp<strong>en</strong>: risicocommunicatie<br />

met de patiënt (vrag<strong>en</strong> 1, 2 <strong>en</strong> 5), leefstijladviez<strong>en</strong> (rok<strong>en</strong>, alcohol<br />

(vraag 7) <strong>en</strong> regelmatige lichaamsbeweging, optimalisatie van calcium- <strong>en</strong> vitamine D-<br />

status (vraag 4), valprev<strong>en</strong>tie om het risico van vall<strong>en</strong> te verminder<strong>en</strong> (vraag 3), correctie<br />

van omkeerbare oorzak<strong>en</strong> van secundaire osteoporose vooraleer osteoporosemedicatie<br />

te start<strong>en</strong> (vrag<strong>en</strong> 1, 2, 6 <strong>en</strong> 7) <strong>en</strong> medicatie ter prev<strong>en</strong>tie van wervel-, heup- <strong>en</strong> nietwervelfractur<strong>en</strong><br />

Medicam<strong>en</strong>teuze behandeling is gebaseerd op manipulatie van de botombouw: inhibitie<br />

van botafbraak (bisfosfonat<strong>en</strong>, selectieve oestroge<strong>en</strong> receptor modulator<strong>en</strong> (SERM’s)),<br />

stimulatie van botaanmaak (teriparatide <strong>en</strong> PTH) of gem<strong>en</strong>gde effect<strong>en</strong> (strontiumranelaat)<br />

(Black 1996, Cummings 1998, Ettinger 1999, Harris 1999, Black 2000, Chesnut<br />

2000, Reginster 2000, McClung 2001, Neer 2001, Anderson 2004, Chesnut 2004,<br />

Meunier 2004, Reginster 2005, Speeman 2006, Black 2007, Gre<strong>en</strong>span 2007, Lyles<br />

2007, Cummings 2008, Reginster 2008, Silverman 2008, Cummings 2009, Cummings<br />

2010). Follow-up tijd<strong>en</strong>s behandeling laat toe de tolerantie <strong>en</strong> veiligheid te con-<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 83


troler<strong>en</strong>, de therapietrouw te optimaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> te besliss<strong>en</strong> over verandering in medicatie<br />

bij intolerantie of bij het optred<strong>en</strong> van nieuwe fractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de duur van<br />

behandeling.<br />

Bij het beoordel<strong>en</strong> van het wet<strong>en</strong>schappelijk bewijs omtr<strong>en</strong>t fractuurprev<strong>en</strong>tie werd<strong>en</strong><br />

we geconfronteerd met de volg<strong>en</strong>de beperking<strong>en</strong>:<br />

1. Er zijn ge<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de grote kwalitatief goede trials bek<strong>en</strong>d waarin het effect van<br />

twee verschill<strong>en</strong>de medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> werd vergelek<strong>en</strong>.<br />

2. Indirecte vergelijking<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> studies, die verschill<strong>en</strong>de medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> onderzocht<strong>en</strong>,<br />

gaan mank, omdat inclusiecriteria sterk verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> trials <strong>en</strong> hierdoor<br />

het achtergrondrisico op fractur<strong>en</strong> sterk kan verschill<strong>en</strong>. Hoewel dit voor het<br />

relatieve effect niet uit hoeft te mak<strong>en</strong>, zal de power om e<strong>en</strong> effect aan te ton<strong>en</strong> veel<br />

lager zijn in studies met e<strong>en</strong> laag achtergrond fractuurrisico.<br />

3. De definities van primaire (<strong>en</strong> secundaire) eindpunt<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> sterk tuss<strong>en</strong><br />

studies. Door Sebba et al. is dit overtuig<strong>en</strong>d in beeld gebracht in hun analyse van<br />

de definities van niet-wervelfractur<strong>en</strong> als eindpunt tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de trials.<br />

In de <strong>en</strong>e trial werd<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> fractur<strong>en</strong> van de pols, schouder, heup, bekk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sleutelbe<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, terwijl in de andere alle niet-wervelfractur<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In weer e<strong>en</strong> andere trial werd<strong>en</strong> fractur<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van ernstig<br />

trauma uitgeslot<strong>en</strong> (Sebba 2009) of werd e<strong>en</strong> antifractuureffect gevond<strong>en</strong> zonder<br />

dat dit e<strong>en</strong> eindpunt was (Pols 1999).<br />

4. Fractuurprev<strong>en</strong>tie werd met geprespecifieerde primaire analyses in fractuurstudies<br />

aangetoond bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage T-score (onafhankelijk van fractuurvoorgeschied<strong>en</strong>is)<br />

of e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervel- of heupfractuur (onafhankelijk van<br />

T-score).<br />

5. De exclusiecriteria verschill<strong>en</strong> sterk tuss<strong>en</strong> studies. Bij de al<strong>en</strong>dronaatstudies werd<strong>en</strong><br />

patiënt<strong>en</strong> met maagdarmklacht<strong>en</strong> bijvoorbeeld uitgeslot<strong>en</strong> van deelname.<br />

Daarnaast is het belangrijk zich te realiser<strong>en</strong> dat:<br />

1. Patiënt<strong>en</strong> in de meeste fractuurstudies naast de studiemedicatie vitamine D <strong>en</strong><br />

calcium kreg<strong>en</strong>, soms al vooraf aan de behandeling <strong>en</strong> soms tegelijkertijd.<br />

2. Dat het mechanisme van fractuurprev<strong>en</strong>tie verschilt tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong><br />

medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

3. In verschill<strong>en</strong>de studies post hoc analyses werd<strong>en</strong> verricht of analyses op post hoc<br />

eindpunt<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gedaan. Deze analyses werd<strong>en</strong> terughoud<strong>en</strong>d geïnterpreteerd<br />

<strong>en</strong> wanneer ze word<strong>en</strong> vermeld, wordt de kwaliteit van bewijs indi<strong>en</strong> nodig omlaag<br />

gegradeerd conform de GRADE-systematiek.<br />

4. Verandering<strong>en</strong> in BMD <strong>en</strong> botmarkers word<strong>en</strong> door de overheid aanvaard als surrogaatmerkers<br />

om equival<strong>en</strong>tie aan te ton<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de dosiss<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong>zelfde medicatie, bijvoorbeeld dagelijkse versus wekelijkse inname van bisfosfonat<strong>en</strong>.<br />

Er zijn ook rechtstreeks vergelijk<strong>en</strong>de studies beschikbaar over het effect van verschill<strong>en</strong>de<br />

medicatie op BMD <strong>en</strong> botmarkers, maar de klinische relevantie hiervan is be-<br />

84<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


perkt omdat verandering<strong>en</strong> in BMD <strong>en</strong> botmarkers slechts voor e<strong>en</strong> beperkt deel e<strong>en</strong><br />

verklaring gev<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t het antifractuureffect van medicatie. Met uitzondering van<br />

strontiumranelaat waarbij naar schatting de helft van de to<strong>en</strong>ame in BMD het gevolg<br />

is van incorporatie van strontium in het bot (Faulkner 2000, Garnero 2009). Verandering<strong>en</strong><br />

in BMD <strong>en</strong> botmarkers verschill<strong>en</strong> sterk tuss<strong>en</strong> resorptieremmers, anabolica <strong>en</strong><br />

strontiumranelaat.<br />

Antifractuureffect<strong>en</strong> van medicatie in fractuurstudies<br />

Er werd getracht de antifractuureffect<strong>en</strong>, voor zover mogelijk, op drie uitkomst<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong><br />

voor prev<strong>en</strong>tie van wervel, heup <strong>en</strong> niet-wervel (inclusief heup) <strong>en</strong> gebaseerd<br />

op de primaire analyses van fractuurstudies.<br />

Medicatie ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in klass<strong>en</strong> <strong>en</strong> subklass<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingedeeld<br />

op basis van hun verschill<strong>en</strong>d werkingsmechanisme <strong>en</strong> de specifieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

van subgroep<strong>en</strong>:<br />

1. botresoptieremmers<br />

1.1 oestrog<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> tibolone<br />

1.2 bisfosfonat<strong>en</strong><br />

1.3 SERM’s<br />

1.4 antistoff<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> RANKL (de receptor activator van de nucleaire factor kB)<br />

2. anabole middel<strong>en</strong><br />

2.1 teriparatide<br />

2.2 PTH (1-84)<br />

3. middel<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gem<strong>en</strong>gd effect<br />

3.1 strontiumranelaat<br />

Spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie<br />

In tabel 5.1 wordt per medicam<strong>en</strong>t de effectgrootte per eindpunt weergegev<strong>en</strong>, alsmede<br />

de kwaliteit van het bewijs.<br />

Effectiviteit van medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

In geprespecifieerde primaire analyses van fractuurstudies, met wervelfractur<strong>en</strong> als<br />

eindpunt, verminder<strong>en</strong> alle g<strong>en</strong>oemde klass<strong>en</strong> van medicatie de kans op wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

In geprespecifieerde primaire analyses van fractuurstudies met niet-wervelfractur<strong>en</strong><br />

als eindpunt verminder<strong>en</strong> sommige bisfosfonat<strong>en</strong> (al<strong>en</strong>dronaat, risedronaat, zoledronaat),<br />

anabole middel<strong>en</strong> (teriparatide), strontiumranelaat <strong>en</strong> d<strong>en</strong>osumab de kans<br />

op niet-wervelfractur<strong>en</strong>. In primaire analyses van fractuurstudies met heupfractur<strong>en</strong><br />

als eindpunt verminder<strong>en</strong> sommige bisfosfonat<strong>en</strong> (al<strong>en</strong>dronaat, risedronaat <strong>en</strong> zoledronaat)<br />

<strong>en</strong> d<strong>en</strong>osumab de kans op heupfractur<strong>en</strong>.<br />

Diverse klass<strong>en</strong> van medicatie met grote verschill<strong>en</strong> in werking, toedi<strong>en</strong>ingwijze,<br />

duur van behandeling, effect<strong>en</strong> op fractuurprev<strong>en</strong>tie, nev<strong>en</strong>werking<strong>en</strong>, adher<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> kostprijs zijn ter beschikking voor de prev<strong>en</strong>tie van wervel-, niet-wervel- <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong>.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 85


Medicam<strong>en</strong>t Follow-up Wervelfractur<strong>en</strong>* Niet-wervelfractur<strong>en</strong> Heupfractur<strong>en</strong><br />

Relatief<br />

effect<br />

Al<strong>en</strong>dronaat 1-4 jaar 0.55<br />

(0.43-0.69)<br />

Risedronaat 2-3 jaar 0.63<br />

(0.51-0.77)<br />

Zoledronaat 3 jaar 0.30<br />

(0.24-0.38)<br />

Ibandronaat 3 jaar 0.50<br />

(0.34-0.74)<br />

Raloxife<strong>en</strong> 3 jaar 0.60<br />

(0.50-0.70)<br />

Strontiumranelaat 3 jaar 0.63<br />

(0.56-0.71)<br />

Teriparatide** 1,5 jaar 0.36<br />

(0.28-0.47)<br />

PTH (1-84)** 1,5 jaar 0.42<br />

(0.24-0.72)<br />

D<strong>en</strong>osumab 3 jaar 0.32<br />

(0.26-0.41)<br />

Kwaliteit<br />

bewijs<br />

Relatief<br />

effect<br />

Hoog 0.77<br />

(0.64-0.92)<br />

Hoog 0.80<br />

(0.72-0.90)<br />

Hoog 0.75<br />

(0.64-0.87)<br />

Hoog Niet<br />

aan getoond<br />

Hoog Niet<br />

aan getoond<br />

Hoog 0.86<br />

(0.75-0.98)<br />

Hoog 0.62<br />

(0.48-0.82)<br />

Hoog Niet<br />

aan getoond<br />

Hoog 0.80<br />

(0.67-0.95)<br />

Kwaliteit<br />

bewijs<br />

Relatief<br />

effect<br />

Hoog 0.47<br />

(0.26-0.85)<br />

Hoog 0.74<br />

(0.59-0.94)<br />

Hoog 0.59<br />

(0.42-0.83)<br />

Niet<br />

aan getoond<br />

Niet<br />

aan getoond<br />

Hoog Niet<br />

aan getoond<br />

Hoog Niet<br />

aan getoond<br />

Niet<br />

aan getoond<br />

Hoog 0.60<br />

(0.37-0.96)<br />

Kwaliteit<br />

Bewijs<br />

Hoog<br />

Hoog<br />

Hoog<br />

Hoog<br />

Tabel 5.1. Overzicht van effect<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> op het voorkom<strong>en</strong> van fractur<strong>en</strong> in de<br />

primaire analyses van RCT’s met fractuurprev<strong>en</strong>tie als eindpunt, gebaseerd op de door de CBO uitgevoerde<br />

GRADE-analyse bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog fractuurrisico.<br />

*Morfometrisch bepaald<br />

**Er zijn ge<strong>en</strong> afzonderlijke meta-analyses bek<strong>en</strong>d naar de effectiviteit van teriparatide <strong>en</strong> PTH 1-84.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Andere factor<strong>en</strong>, die de beslissing omtr<strong>en</strong>t behandeling kunn<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>, zijn verschill<strong>en</strong><br />

in klass<strong>en</strong> <strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> medicatie van dezelfde klasse (bijvoorbeeld tuss<strong>en</strong> bisfosfonat<strong>en</strong>),<br />

de resultat<strong>en</strong> <strong>en</strong> consist<strong>en</strong>tie van meta-analyses, de verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van<br />

toedi<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> gebruiksgemak (PO, met of zonder specifieke maatregel<strong>en</strong> voor inname,<br />

IV in ziek<strong>en</strong>huisomgeving of ander beschermde omgeving, SC ambulant), het ev<strong>en</strong>tueel<br />

g<strong>en</strong>eriek beschikbaar zijn van de medicatie, de frequ<strong>en</strong>tie van toedi<strong>en</strong>ing (dagelijks,<br />

wekelijks, maandelijks, 3-, 6- of 12-maandelijks), bijkom<strong>en</strong>de positieve (prev<strong>en</strong>tie van<br />

borstkanker met Raloxife<strong>en</strong>) of negatieve effect<strong>en</strong> (de tolerantie <strong>en</strong> het veiligheidsprofiel),<br />

non-compliance, de kostprijs <strong>en</strong> noodzakelijke randvoorwaard<strong>en</strong> (bijvoorbeeld normale<br />

nierfunctie bij bisfosfonat<strong>en</strong>). Deze factor<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de keuzehulp.<br />

Al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat<br />

Van al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat is aangetoond dat ze het risico op wervel, niet-wervel <strong>en</strong><br />

heupfractur<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong><br />

T-score


Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Al<strong>en</strong>dronaat reduceert wervel-, niet-wervel- <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong> bij<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> T-score < 2.5 <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te<br />

wervelfractuur.<br />

Tabel 5.1<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Risedronaat reduceert wervel-, niet-wervel- <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong> bij<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> T-score < -2.5 <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te<br />

wervelfractuur.<br />

Tabel 5.1 <strong>en</strong> Tabel 5.8<br />

Etidronaat<br />

Van etidronaat (cyclisch gegev<strong>en</strong>) is aangetoond dat het de kans op wervelfractur<strong>en</strong> vermindert<br />

bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur. Maar er kon<br />

ge<strong>en</strong> effect word<strong>en</strong> aangetoond op niet-wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Etidronaat (cyclisch gegev<strong>en</strong>) vermindert de kans op wervelfractur<strong>en</strong><br />

bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur<br />

<strong>en</strong> heeft ge<strong>en</strong> aangetoond effect op het ontstaan van nietwervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Tabel 5.6, Tabel 5.9<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Omdat met al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat de grootste ervaring aanwezig is in de dagelijkse<br />

praktijk, <strong>en</strong> de effectiviteit groot <strong>en</strong> breed is aangezi<strong>en</strong> bijwerking<strong>en</strong> beperkt zijn<br />

(mits op juiste wijze ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>), word<strong>en</strong> deze twee middel<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als eerste keus<br />

medicatie. De relatief lage kostprijs vanwege huidige of zeer spoedige pat<strong>en</strong>tvrijheid<br />

weegt hierbij mee. Omdat bisfosfonat<strong>en</strong> bijwerking<strong>en</strong> op de nier<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>,<br />

is e<strong>en</strong> creatineklaring van 30 ml/min echter vereist. Aangezi<strong>en</strong> ernstige bijwerking<strong>en</strong><br />

als osteonecrose van de kaak (bij orale antiosteoporosemedicatie) <strong>en</strong> femurschachtfractuur<br />

zo zeldzaam zijn, <strong>en</strong> de evid<strong>en</strong>tie t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van bisfosfonat<strong>en</strong> als causale<br />

factor wat betreft femurschachtfractuur beperkt is, vorm<strong>en</strong> deze ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> om deze<br />

middel<strong>en</strong> niet voor te schrijv<strong>en</strong>. Desalniettemin vormt dit wel red<strong>en</strong> bisfosfonat<strong>en</strong> niet<br />

langer dan noodzakelijk voor te schrijv<strong>en</strong>. Zie voor informatie over bijwerking<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gebruiksgemak tabel 5.2.<br />

Aanbeveling<br />

Al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> breed spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> zijn<br />

aan te bevel<strong>en</strong> als eerste keuze medicatie voor prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong>, op voorwaarde<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 87


van e<strong>en</strong> creatinine klaring >30 ml/min, juiste inname, goede tolerantie <strong>en</strong> afwezigheid<br />

van contra-indicaties voor orale bisfosfonat<strong>en</strong>.<br />

Overige medicatie<br />

Verschill<strong>en</strong>de andere medicatie dan al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat is beschikbaar voor fractuurprev<strong>en</strong>tie.<br />

Deze medicatie wordt als groep beschrev<strong>en</strong> als ‘tweede keuze’ na al<strong>en</strong>dronaat<br />

<strong>en</strong> risedronaat. Bij deze keuze spel<strong>en</strong> antifractuureffectiviteit, ervaring, bijwerking<strong>en</strong>,<br />

kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebruiksgemak e<strong>en</strong> rol. Om patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun arts te ondersteun<strong>en</strong><br />

bij het mak<strong>en</strong> van deze keuze, is in het kader van de richtlijn e<strong>en</strong> keuzehulp ontwikkeld,<br />

die naast het effect op fractur<strong>en</strong>, ook rek<strong>en</strong>ing houdt met bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde factor<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

overzicht van de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van beschikbare medicatie vindt u in tabel 5.2.<br />

Aangetoonde fractuurprev<strong>en</strong>tie<br />

met hoog bewijs<br />

Gebruik<br />

wervel niet-wervel heup<br />

Bisfosfonat<strong>en</strong><br />

Al<strong>en</strong>dronaat X X X Tablett<strong>en</strong> dagelijks 10 mg of wekelijks 70 mg<br />

Risedronaat X X X<br />

Tablett<strong>en</strong> dagelijks 5 mg of wekelijks 35 mg<br />

of maandelijks 2 x 75 mg<br />

Ibandronaat X<br />

Maandelijks 150 mg tablett<strong>en</strong> of 3-maandelijks<br />

met 15 sec IV injectie<br />

Zoledronaat X X X Jaarlijks 5 mg tijd<strong>en</strong>s 15 min IV injectie<br />

Raloxife<strong>en</strong> X Dagelijks 60 mg tablett<strong>en</strong><br />

Teriparatide<br />

(rhPTH-1-34)<br />

X X SC 1/d<br />

PTH (1-84)<br />

(rhPTH 1-84)<br />

X SC 1/d<br />

Strontiumranelaat<br />

X X 2 g sachet per dag<br />

D<strong>en</strong>osumab X X X SC 2 x 60 mg/jaar<br />

Tabel 5.2: Overzicht k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (voor nev<strong>en</strong>werking<strong>en</strong>: zie Tabel 5.3a+b)<br />

SC = subcutaan; IV = intrav<strong>en</strong>eus<br />

Aanbeveling<br />

Behalve al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat is er verschill<strong>en</strong>de andere medicatie ter beschikking<br />

voor fractuurprev<strong>en</strong>tie: zoledronaat IV, strontiumranelaat PO, ibandronaat PO of IV <strong>en</strong><br />

raloxife<strong>en</strong> PO (<strong>en</strong> d<strong>en</strong>osumab SC als vergoed). Deze medicatie kan word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> bij<br />

contra-indicaties, intolerantie, non-compliance of inefficiëntie van al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat.<br />

Geadviseerd wordt hierbij gebruik te mak<strong>en</strong> van de hiervoor ontwikkelde keuzehulp.<br />

88<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Orale bisfosfonat<strong>en</strong><br />

FIT1<br />

Zoledronaat IV<br />

maagulcus (1.6% versus 0.7%, p=0.05)<br />

griepachtig syndroom (32% versus 6% met placebo na 1ste<br />

infuus, 7% versus 2% na 2de infuus, 3% versus 1% na 3de<br />

infuus, alle p0.5 mg/dl (1.2% versus 0.4% met placebo,<br />

p=0.001)<br />

voorkamerfibrillatie in HORIZON studie als SEA (1.3% versus<br />

0.5% met placebo, p


Zoledronaat<br />

E<strong>en</strong> breedspectrumprev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> kon word<strong>en</strong> aangetoond met jaarlijks IVzoledronaat<br />

bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> T-score


<strong>en</strong>. In post-hoc analyses van de primaire fractuurstudies werd echter wel e<strong>en</strong> vermindering<br />

van niet-wervelfractur<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> met ibandronaat (bij T-score in de heuphals<br />

< -3.0 (Chesnut 2004), <strong>en</strong> bij voldo<strong>en</strong>de dosis (150 mg/1x per maand (oraal) of 3 mg IV<br />

elke drie maand<strong>en</strong> (Cranney 2009). Het is de vraag of dit berust op e<strong>en</strong> verminderde<br />

werkzaamheid van ibandronaat versus andere bisfosfonat<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> lage dosis van ibandronaat<br />

in de RCT’s, of sam<strong>en</strong>hangt met e<strong>en</strong> ander design van de studie, bijvoorbeeld<br />

vanwege e<strong>en</strong> lager fractuurrisico als achtergrond (in de placebogroep) in de ibandronaatstudies.<br />

E<strong>en</strong> voordeel van ibandronaat is de beschikbaarheid van e<strong>en</strong> maandelijkse dosering,<br />

hetge<strong>en</strong> mogelijk e<strong>en</strong> positief effect heeft op de therapietrouw (Papapoulos 2007).<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te Nederlandse studie omtr<strong>en</strong>t therapietrouw was de persist<strong>en</strong>tie na één<br />

jaar met ibandronaat (46%) ev<strong>en</strong>wel niet-significant verschill<strong>en</strong>d van wekelijks al<strong>en</strong>dronaat<br />

(53%) <strong>en</strong> wekelijks risedronaat (45%) (Netel<strong>en</strong>bos, 2010).<br />

Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Laag<br />

Ibandronaat reduceert wervelfractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> T-score


Raloxife<strong>en</strong><br />

De indicatie voor het gebruik van raloxife<strong>en</strong> wordt beperkt doordat fractuurstudies <strong>en</strong>kel<br />

e<strong>en</strong> antifractuureffect kond<strong>en</strong> aanton<strong>en</strong> voor wervelfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet voor niet-wervelfractur<strong>en</strong><br />

of heupfractur<strong>en</strong> (Ettinger 1999). In e<strong>en</strong> post-hoc subgroepanalyse werd met<br />

raloxife<strong>en</strong> onder patiënt<strong>en</strong> met multipele <strong>en</strong> ernstige wervelfractur<strong>en</strong> bij de start wel<br />

e<strong>en</strong> effect op niet-wervelfractur<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> (Delmas 2003). Het is daarom aannemelijk<br />

dat raloxife<strong>en</strong> ook effect heeft t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van niet-wervelfractur<strong>en</strong>, ondanks het gebrek<br />

aan hoge kwaliteit bewijs hiervoor. Raloxife<strong>en</strong> vermindert de kans op borstkanker met<br />

66% tijd<strong>en</strong>s acht jaar behandeling (Martino 2004). Deze vaststelling kan bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogde kans op borstkanker van belang zijn om raloxife<strong>en</strong><br />

te overweg<strong>en</strong>.<br />

Raloxife<strong>en</strong> onderdrukt de botombouw in mindere mate dan bisfosfonat<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>g spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie. De inname vraagt ge<strong>en</strong> specifieke maatregel<strong>en</strong>. Er<br />

is aangetoond dat raloxife<strong>en</strong> het risico op borstkanker vermindert. Raloxife<strong>en</strong>gebruik<br />

geeft e<strong>en</strong> verhoogd risico op diepe v<strong>en</strong>euze trombose (RR 2.1; CI 1.2-3.8 tijd<strong>en</strong>s 3,3 jaar<br />

follow-up) (Grady 2004).<br />

Vanwege het relatief frequ<strong>en</strong>t optred<strong>en</strong> van warmteopwelling<strong>en</strong> (bij 10%) wordt raloxife<strong>en</strong><br />

toegedi<strong>en</strong>d <strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> na het intred<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>opauze.<br />

Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Laag<br />

Raloxife<strong>en</strong> reduceert wervelfractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> T-score < -2.5 <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> prevel<strong>en</strong>te wervelfractuur.<br />

Cranney 2002<br />

Er is in e<strong>en</strong> post-hoc analyse e<strong>en</strong> bewijs van lage kwaliteit dat raloxife<strong>en</strong><br />

niet-wervelfractur<strong>en</strong> reduceert bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong><br />

met multipele ernstige preval<strong>en</strong>te wervelfractuur.<br />

Delmas 2003<br />

Aanbeveling<br />

Raloxife<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> smal spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> kan overwog<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

als tweede keuze medicatie bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong>, namelijk bij intolerantie of<br />

contra-indicaties voor orale <strong>en</strong> IV-bisfosfonat<strong>en</strong> <strong>en</strong> met osteoporose ter hoogte van de<br />

wervelkolom, ermee rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d dat prev<strong>en</strong>tie van niet-wervel <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong><br />

niet is aangetoond. Bij vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> sterk verhoogd risico op mammacarcinoom<br />

kan deze balans anders ligg<strong>en</strong>. Er di<strong>en</strong>t aandacht besteed te word<strong>en</strong> aan het verhoogde<br />

risico op diepe v<strong>en</strong>euze trombose.<br />

Strontiumranelaat<br />

Strontiumranelaat vermindert de kans op wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> in primaire<br />

fractuustudies (Meunier 2004, Reginster 2005). E<strong>en</strong> effect op heupfractur<strong>en</strong> werd post-<br />

92<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


hoc onderzocht op vraag van de EMA <strong>en</strong> aangetoond bij T-score < -2.4 bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> ouder dan 74 jaar. De to<strong>en</strong>ame van de BMD in de heup verklaart 75% van<br />

het antifractuureffect op wervelfractur<strong>en</strong> na drie jaar (Bruyere 2007). In e<strong>en</strong> subgroep<br />

van 417 patiënt<strong>en</strong> (13% van de originele SOTI- <strong>en</strong> TROPOS-studies) was er e<strong>en</strong> correlatie<br />

tuss<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> in de BMD in de heup <strong>en</strong> de incid<strong>en</strong>tie van morfometrische<br />

wervelfractur<strong>en</strong> (Reginster 2009) Er was ge<strong>en</strong> significante relatie tuss<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong><br />

in de heup <strong>en</strong> de incid<strong>en</strong>tie van niet-wervelfractur<strong>en</strong> (Bruyere 2007). In e<strong>en</strong> posthoc-<br />

analyse bij 465 patiënt<strong>en</strong> ouder dan 74 jaar met e<strong>en</strong> T-score < -2.4 bij wie twaalf<br />

incid<strong>en</strong>te heupfractur<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> vastgesteld was de to<strong>en</strong>ame in BMD in de femurhals<br />

gerelateerd aan e<strong>en</strong> verminderd heupfractuurrisico (Bruyere 2007).<br />

Wanneer ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met absolute verandering<strong>en</strong> in botaanmaak <strong>en</strong><br />

botafbraak tijd<strong>en</strong>s follow-up, maar deze verandering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met verandering<br />

in de placebogroep, dan heeft strontiumranelaat e<strong>en</strong> duaal effect dat verschill<strong>en</strong>d is<br />

van bisfosfonat<strong>en</strong>, vermindert het de kans op wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> kan het<br />

in teg<strong>en</strong>stelling tot bisfosfonat<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zonder bijzondere maatregel<strong>en</strong><br />

van inname. Het di<strong>en</strong>t dagelijks ’s avonds voor het slap<strong>en</strong>gaan te word<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

door de korrels op te loss<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> glas water, <strong>en</strong> nuchter te zijn <strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, van twee uur<br />

voor tot twee uur na de inname. Aanbevol<strong>en</strong> wordt strontiumranelaat bij voorkeur in<br />

te nem<strong>en</strong> voor het slap<strong>en</strong>gaan, t<strong>en</strong>minste twee uur na de inname van voedsel, melk of<br />

melkproduct<strong>en</strong>, of calciumsupplem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> studie omtr<strong>en</strong>t het effect van strontiumranelaat<br />

na bisfosfonaattherapie bleef de botombouw met strontiumranelaat onderdrukt<br />

gedur<strong>en</strong>de zes maand<strong>en</strong> <strong>en</strong> was er ge<strong>en</strong> effect op de BMD tijd<strong>en</strong>s de eerste zes<br />

maand<strong>en</strong>. Na zes maand<strong>en</strong> was er e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de BMD in de wervelkolom, maar<br />

niet in de heup. De auteurs beslot<strong>en</strong> dat de klinische consequ<strong>en</strong>ties hiervan op fractuurreductie<br />

onduidelijk zijn (Middleton 2010).<br />

‘Drug rash with esosinophilia and systemic symptoms (DRESS)’ is e<strong>en</strong> zeldzame, maar<br />

ernstige bijwerking die bij continuer<strong>en</strong> van de medicatie fataal kan zijn: deze bijwerking<br />

kan bij vele g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>, <strong>en</strong> is nadrukkelijk beschrev<strong>en</strong> bij strontiumranelaat.<br />

Daarom di<strong>en</strong>t de patiënt bij de start op de hoogte te word<strong>en</strong> gesteld van deze<br />

pot<strong>en</strong>tiële bijwerking.<br />

Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Laag<br />

Strontiumranelaat reduceert wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> T-score < -2.5 <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te<br />

wervelfractuur.<br />

Tabel 5.11<br />

Er is bewijs van lage kwaliteit dat strontiumranelaat heupfractur<strong>en</strong><br />

bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> ouder dan 74 jaar met e<strong>en</strong> T-score<br />

< -2.4 reduceert.<br />

Reginster 2005<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 93


Aanbeveling<br />

Strontiumranelaat heeft e<strong>en</strong> intermediair spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> is aan te<br />

bevel<strong>en</strong> als tweede keuze medicatie bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong>, namelijk bij intolerantie<br />

of contra-indicaties voor orale <strong>en</strong>/of IV bisfosfonat<strong>en</strong>. Het is aanbevol<strong>en</strong> om<br />

patiënt te waarschuw<strong>en</strong> bij huid-, slijmvlies- <strong>en</strong> gewrichtsklacht<strong>en</strong> in de eerste twee<br />

maand<strong>en</strong> na de toedi<strong>en</strong>ing.<br />

Anabole medicatie<br />

Anabole medicatie is mom<strong>en</strong>teel de <strong>en</strong>ige beschikbare medicatie die de botombouw<br />

verhoogt <strong>en</strong> de botaanmaak meer stimuleert dan de botafbraak. Teriparatide vermindert<br />

het risico op wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> (Neer 2001), terwijl voor PTH (1-84) alle<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> effect op wervelfractur<strong>en</strong> kon word<strong>en</strong> aangetoond (Gre<strong>en</strong>span 2007).<br />

Teriparatide <strong>en</strong> PTH (1-84) zijn bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> geregistreerd voor de<br />

behandeling van osteoporose met e<strong>en</strong> verhoogd risico op botbreuk<strong>en</strong>. De kostprijs van<br />

anabole medicatie zoals teriparatide <strong>en</strong> PTH (1-84) is hoog <strong>en</strong> daarom word<strong>en</strong> deze middel<strong>en</strong><br />

niet beschikbaar gesteld als eerste keuze medicam<strong>en</strong>teuze behandeling. Er is voor<br />

beide middel<strong>en</strong> registratie <strong>en</strong> vergoeding voor de behandeling van postm<strong>en</strong>opauzale<br />

patiënt<strong>en</strong> met t<strong>en</strong>minste twee preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong>, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> derde fractuur tijd<strong>en</strong>s<br />

behandeling met bisfosfonat<strong>en</strong>, raloxife<strong>en</strong> of strontiumranelaat. De maximale behandelduur<br />

bedraagt 24 maand<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> de beperkte beschikbaarheid van lange termijn<br />

veiligheidsgegev<strong>en</strong>s.<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse met gecontroleerde studies met placebo of met e<strong>en</strong> bisfosfonaat of<br />

HRT in de controlegroep, bleek gebruik van teriparatide tot e<strong>en</strong> reductie van rugklacht<strong>en</strong><br />

te leid<strong>en</strong>: voor matig ernstige rugpijn e<strong>en</strong> relatief risico van 0.73 (95% CI: 0.61-0.87)<br />

<strong>en</strong> voor ernstige rugpijn 0.39 (95% CI: 0.25-0.61) (Nevitt, 2006).<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te, grote, op<strong>en</strong> Europese studie met 1648 patiënt<strong>en</strong> bleek 18 maand<strong>en</strong> behandeling<br />

met teriparatide in de dagelijkse praktijk, dus ook met patiënt<strong>en</strong> met comedicatie<br />

<strong>en</strong> comorbiditeit, te leid<strong>en</strong> tot reductie van klinische fractur<strong>en</strong>, afname van rugpijn<br />

<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van kwaliteit van lev<strong>en</strong> (Langdahl 2009). Belangrijk is dat dit positieve effect<br />

behoud<strong>en</strong> bleef in de 18 maand<strong>en</strong> na stak<strong>en</strong> van teriparatide (Fahrleitner 2010). Deze<br />

gegev<strong>en</strong>s ondersteun<strong>en</strong> dat teriparatide e<strong>en</strong> welkome uitbreiding van het therapeutische<br />

ars<strong>en</strong>aal is voor de (kleine) groep patiënt<strong>en</strong> met ernstige osteoporose <strong>en</strong> progressie onder<br />

conv<strong>en</strong>tionele therapie, meestal e<strong>en</strong> bisfosfonaat (Lems 2006).<br />

Na e<strong>en</strong> behandeling met teriparatide <strong>en</strong> PTH (1-84) kan de winst in BMD <strong>en</strong> microarchitectuur<br />

<strong>en</strong> mogelijk ook de fractuurreductie word<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong> door aansluit<strong>en</strong>d<br />

over te schakel<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> bisfosfonaat of raloxife<strong>en</strong> (Black 2005, Rubin 2005, Lindsay<br />

1997, Prince 2005, Adami 2008, Eastell 2009). Er wordt geadviseerd om regelmatig<br />

het serumcalcium te met<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het voorschrijv<strong>en</strong> van PTH; bij teriparatide is dat<br />

niet obligaat.<br />

94<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Teriparatide reduceert wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te wervelfractuur.<br />

Neer 2001<br />

PTH (1-84) parathyroïdhormoon reduceert wervelfractur<strong>en</strong> bij<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> T-score < -3 (bij 45-54 jarig<strong>en</strong>),<br />

bij T-score < 2.5 bij 55+ <strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> T-score < -2.0 <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te<br />

wervelfractuur.<br />

Gre<strong>en</strong>span 2007<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> effect<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d van teriparatide op heupfractur<strong>en</strong> <strong>en</strong> van parathyroïdhormoon<br />

op niet-wervel- <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong>.<br />

MedicaPe <br />

Uitleg: toedi<strong>en</strong>ingswijze, frequ<strong>en</strong>Pe, duur, voorzorgsmaatregel<strong>en</strong>, toleranPe, compliance <br />

Voldo<strong>en</strong>de calcium <strong>en</strong> vitamine D <br />

1 ste keuze: al<strong>en</strong>dronaat PO / risedronaat PO <br />

Contra-­‐indicaPe orale bisfosfonat<strong>en</strong>. IntoleranPe, non-­‐compliance, nieuwe fractuur of bij vrag<strong>en</strong> <br />

over effect <strong>en</strong> veiligheid Pjd<strong>en</strong>s gestructureerde monitoring <br />

2 e keuze: op basis van spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>3e, gemak, frequ<strong>en</strong>3e, toedi<strong>en</strong>ingswijze (PO, SC, IV), <br />

duur, voorzorgsmaatregel<strong>en</strong>, pa3ëntkarakteris3ek<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorkeur, toleran3e <strong>en</strong> compliance <br />

D<strong>en</strong>osumab SC <br />

Zoledronaat IV <br />

Stron3umranelaat PO <br />

Ibandronaat PO/IV <br />

Raloxife<strong>en</strong> PO <br />

Na 3 e fractuur waaronder 2 wervelfractur<strong>en</strong> <br />

IntoleranPe/contra-­‐indicaPes overige medicaPes <br />

Fractuurprev<strong>en</strong>3e in fractuurstudies volg<strong>en</strong>s GRADE: <br />

Teripara3de SC <br />

PTH (1-­‐84) SC <br />

wervel, niet-­‐wervel <strong>en</strong> heup wervel, niet-­‐wervel wervel <br />

Figuur 5.1: Stroomdiagram voor de medicam<strong>en</strong>teuze behandeling van osteoporose ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong><br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Er zijn ge<strong>en</strong> rechtstreeks vergelijk<strong>en</strong>de studies beschikbaar tuss<strong>en</strong> teriparatide <strong>en</strong> PTH<br />

(1-84). Ook hier geldt dat niet bek<strong>en</strong>d is of het verschil in fractuurprev<strong>en</strong>tie sam<strong>en</strong>hangt<br />

met e<strong>en</strong> verschil in werkzaamheid of e<strong>en</strong> verschil in design van de studies. De keuze kan<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 95


daarom <strong>en</strong>kel word<strong>en</strong> gebaseerd op het bewez<strong>en</strong> antifractuureffect, de nev<strong>en</strong>werking<strong>en</strong><br />

(vooral hypercalciëmie <strong>en</strong> hypercalciurie) <strong>en</strong> de maatregel<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s follow-up (bloed- <strong>en</strong><br />

urineonderzoek).<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Teriparatide heeft e<strong>en</strong> intermediair spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> is aanbevol<strong>en</strong> bij<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> die na één jaar therapie e<strong>en</strong> derde fractuur oplop<strong>en</strong> waaronder twee<br />

preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong>, of als derde keuze, namelijk bij contra-indicatie <strong>en</strong>/of intolerantie<br />

voor andere antiosteoporosemiddel<strong>en</strong>.<br />

PTH (1-84) heeft e<strong>en</strong> smal spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> is aanbevol<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> die na e<strong>en</strong> jaar therapie e<strong>en</strong> derde fractuur oplop<strong>en</strong> waaronder twee preval<strong>en</strong>te<br />

wervelfractur<strong>en</strong>, of als derde keuze, namelijk bij contra-indicatie <strong>en</strong>/of intolerantie voor andere<br />

antiosteoporosemiddel<strong>en</strong>. Het is sterk aanbevol<strong>en</strong> om bij behandeling met PTH (1-84) na e<strong>en</strong>,<br />

drie <strong>en</strong> zes maand<strong>en</strong> het serum- <strong>en</strong> urinecalcium te met<strong>en</strong>.<br />

Het is aanbevol<strong>en</strong> om na e<strong>en</strong> behandeling van twee jaar met anabole middel<strong>en</strong> (teriparatide<br />

<strong>en</strong> PTH (1-84) onmiddellijk aansluit<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> bisfosfonaat of, bij intolerantie of contra-indicatie<br />

voor bisfosfonat<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong>, raloxife<strong>en</strong> te start<strong>en</strong>.<br />

Combinatietherapieën<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> fractuurstudies beschikbaar omtr<strong>en</strong>t het effect van combinatietherapieën<br />

versus monotherapie met osteoporosemedicatie.<br />

Aanbeveling<br />

Bij e<strong>en</strong> behandeling met antiosteoporosemedicatie is e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de inname van calcium<br />

<strong>en</strong> vitamine D noodzakelijk. Behalve met calcium <strong>en</strong> vitamine D, word<strong>en</strong> combinaties van<br />

antiosteoporosemedicatie afgerad<strong>en</strong>.<br />

Effect<strong>en</strong> van therapie op lev<strong>en</strong>skwaliteit <strong>en</strong> mortaliteit<br />

In verschill<strong>en</strong>de studies werd onderzocht in hoeverre medicatie niet alle<strong>en</strong> het fractuurrisico<br />

kan verminder<strong>en</strong>, maar ook de lev<strong>en</strong>skwaliteit kan verbeter<strong>en</strong>. Deze studies wissel<strong>en</strong><br />

in kwaliteit <strong>en</strong> zijn meestal post-hoc analyses.<br />

Behandeling met al<strong>en</strong>dronaat was geassocieerd met e<strong>en</strong> vermindering van het aantal<br />

dag<strong>en</strong> bedrust <strong>en</strong> beperkt functioner<strong>en</strong> vanwege rugpijn (Nevitt 2000). Behandeling<br />

met strontiumranelaat gaat gepaard met e<strong>en</strong> vermindering van de achteruitgang van<br />

lev<strong>en</strong>skwaliteit (Marquis 2008).<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met ernstige osteoporose vermindert teriparatide de klacht<strong>en</strong> (ernst <strong>en</strong><br />

duur) van rugpijn (Nevitt 2006) in vergelijking met placebo, maar ook in vergelijking<br />

met al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> in observationeel onderzoek (Langdahl 2009).<br />

De behandeling met raloxife<strong>en</strong> in de verl<strong>en</strong>ging van de MORE-studie tot vier <strong>en</strong> acht jaar<br />

ging gepaard met e<strong>en</strong> verlaagd risico op borstkanker (Cauley 2001).<br />

Bij patiënt<strong>en</strong> die behandeld werd<strong>en</strong> met zoledronaat aansluit<strong>en</strong>d op e<strong>en</strong> heupfractuur,<br />

was de mortaliteit met 28% verlaagd (Lyles 2007).<br />

96<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Meta-analyses van bisfosfonaat-studies suggerer<strong>en</strong> dat patiënt<strong>en</strong> die behandeld word<strong>en</strong><br />

met bisfosfonat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verminderde kans hebb<strong>en</strong> op borstkanker (Chlebowski 2010,<br />

R<strong>en</strong>nert 2010, Newcomb 2010) <strong>en</strong> op mortaliteit (Bolland 2010).<br />

Antifractuureffect bij ouder<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>t gestelde vraag in de dagelijkse praktijk is in hoeverre het zinvol is om bij<br />

ouder<strong>en</strong> (80+) met e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de arts nog redelijke lev<strong>en</strong>sverwachting te start<strong>en</strong> met<br />

fractuurprev<strong>en</strong>tie met medicatie.<br />

De leeftijd van postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> varieerde tuss<strong>en</strong> de fractuurstudies. In sommige<br />

studies werd de beginleeftijd gedefinieerd als jar<strong>en</strong> na de m<strong>en</strong>opauze (1-5 jaar).<br />

Soms werd<strong>en</strong> leeftijdsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> numeriek bepaald. De ondergr<strong>en</strong>s bedroeg dan 50-65<br />

jaar <strong>en</strong> de bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s 80-90 jaar. In sommige studies was er ge<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s voor<br />

leeftijd vastgesteld.<br />

Post-hoc analyses werd<strong>en</strong> in fractuurstudies met al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat uitgevoerd<br />

bij ouder<strong>en</strong>, gedefinieerd als ouder dan 70-80 jaar.<br />

Het antifractuureffect van al<strong>en</strong>dronaat bleef behoud<strong>en</strong> bij patiënt<strong>en</strong> na 80 jaar met<br />

follow-up tot 85 jaar (Hochberg 2005).<br />

Risedronaat vermindert de kans op wervelfractur<strong>en</strong> bij 80-plussers <strong>en</strong> de kans op heupfractur<strong>en</strong><br />

bij 70-plussers met e<strong>en</strong> lage BMD <strong>en</strong> wervelfractuur (Boon<strong>en</strong> 2004).<br />

De gemiddelde leeftijd van patiënt<strong>en</strong> in de zoledronaat-studies was 74 jaar na e<strong>en</strong> heupfractuur<br />

(Lyles 2007).<br />

Strontiumranelaat vermindert de kans op wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> bij 80-plussers<br />

in e<strong>en</strong> vooraf geplande analyse van de SOTI- <strong>en</strong> TROPOS-studies (Seeman 2006).<br />

Het effect van teriparatide op fractuurreductie was onafhankelijk van de leeftijd <strong>en</strong> werd<br />

ook bij 75-plussers vastgesteld (Marcus 2003).<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Er zijn ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> in de literatuur, noch pathofysiologische argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> om<br />

verminderde werkzaamheid van fractuurprev<strong>en</strong>tie met medicatie bij ouder<strong>en</strong> te veronderstell<strong>en</strong>.<br />

Opvolging tijd<strong>en</strong>s therapie<br />

In de vorige CBO-richtlijn werd gesteld dat e<strong>en</strong> herhaling van botmeting zeld<strong>en</strong> geïndiceerd<br />

is <strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> herhaalde meting alle<strong>en</strong> aanbevol<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> er op grond van secundaire<br />

osteoporose of behandeling met bijvoorbeeld corticosteroïd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significant<br />

botverlies te verwacht<strong>en</strong> is, <strong>en</strong> hieraan therapeutische consequ<strong>en</strong>ties verbond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Mede hierdoor kreeg de follow-up tijd<strong>en</strong>s behandeling weinig aandacht. Daardoor<br />

ontstond er gedur<strong>en</strong>de vijf jaar e<strong>en</strong> klinisch vacuüm na het start<strong>en</strong> van medicatie, wat in<br />

schril contrast staat met de int<strong>en</strong>sieve follow-up in fractuurstudies. Daarnaast levert de<br />

vraag naar de optimale follow-up door de jar<strong>en</strong> he<strong>en</strong> veel vrag<strong>en</strong> op, zowel van arts<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

osteoporoseverpleegkundig<strong>en</strong> als van patiënt<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dit teg<strong>en</strong> de achtergrond dat therapietrouw<br />

één van de grote vraagstukk<strong>en</strong> is in de behandeling van osteoporose.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 97


Ook voor de individuele patiënt zijn er verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> om therapie op te volg<strong>en</strong>:<br />

1. bij bijwerking<strong>en</strong>, 2. bij non-compliance, 3. bij het optred<strong>en</strong> van eerste of nieuwe nietwervelfractur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bij klinisch vermoed<strong>en</strong> van eerste of nieuwe wervelfractuur, <strong>en</strong> 4. bij<br />

twijfel over het effect van therapie.<br />

1. Bijwerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> tolerantie<br />

De klass<strong>en</strong> van medicatie verschill<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> in werkingsmechanism<strong>en</strong> <strong>en</strong> farmacologische<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, maar ook in nev<strong>en</strong>werking<strong>en</strong> <strong>en</strong> tolerantie met soms verstrekk<strong>en</strong>de<br />

gevolg<strong>en</strong> (tabel 3).<br />

Bisfosfonat<strong>en</strong>: voor de orale bisfosfonat<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> bijzonder att<strong>en</strong>t te zijn voor gastrointestinale<br />

bijwerking<strong>en</strong>. In de fractuurstudies met al<strong>en</strong>dronaat werd<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong><br />

met gastro-intestinale voorgeschied<strong>en</strong>is, maar dit was ge<strong>en</strong> exclusiecriterium in<br />

de fractuurstudies met risedronaat <strong>en</strong> ibandronaat.<br />

De orale inname van bisfosfonat<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te gebeur<strong>en</strong> met nauwkeurige instructies<br />

(’s morg<strong>en</strong>s nuchter inslikk<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> groot glas niet-bruis<strong>en</strong>d water <strong>en</strong> 30 minut<strong>en</strong><br />

nuchter te blijv<strong>en</strong> (60 minut<strong>en</strong> voor ibandronaat) <strong>en</strong> ondertuss<strong>en</strong> niet te gaan ligg<strong>en</strong>).<br />

Voor e<strong>en</strong> IV-toedi<strong>en</strong>ing met zoledronaat di<strong>en</strong>t de patiënt te word<strong>en</strong> ingelicht omtr<strong>en</strong>t de<br />

frequ<strong>en</strong>te griepachtige klacht<strong>en</strong> die bij e<strong>en</strong> eerste infuus kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> bij ± 30%<br />

van de patiënt<strong>en</strong>.<br />

Bisfosfonat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet gemetaboliseerd. De bisfosfonat<strong>en</strong>, die na toedi<strong>en</strong>ing niet<br />

aan het bot bind<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> onmiddellijk urinair uitgescheid<strong>en</strong>. Vandaar dat de creatinineklaring<br />

bij behandeling met bisfosfonat<strong>en</strong> normaal di<strong>en</strong>t te zijn. Speciale aandacht is<br />

nodig voor de nierfunctie, hydratie, snelheid van infuus (15 minut<strong>en</strong>) <strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong><br />

(ouder<strong>en</strong>, diuretica) bij toedi<strong>en</strong>ing van zoledronaat, omdat bij toedi<strong>en</strong>ing bij patiënt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> verminderde nierfunctie, verdergaand nierfunctieverlies kan optred<strong>en</strong> waarvoor<br />

zelfs dialyse nodig kan zijn. Het van te vor<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> van de nierfunctie, goede<br />

patiënt<strong>en</strong>instructie omtr<strong>en</strong>t het meld<strong>en</strong> van ev<strong>en</strong>tuele dehydratie <strong>en</strong> wijziging<strong>en</strong> in<br />

medicatie voorafgaande aan het infuus, prehydratie <strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> van de infusiesnelheid<br />

indi<strong>en</strong> nodig, zijn belangrijke maatregel<strong>en</strong>. Zoledronaat verhoogt de kans op voorkamerfibrillatie<br />

in de HORIZON-trial, maar niet in andere studies.<br />

Osteonecrose van de kaak (ONJ) komt frequ<strong>en</strong>t voor bij hoge doses IV-toegedi<strong>en</strong>de bisfosfonat<strong>en</strong><br />

bij patiënt<strong>en</strong> met kanker, vooral bij de Ziekte van Kahler (tot bij 1 op 10<br />

patiënt<strong>en</strong>) (Khosla 2007). De frequ<strong>en</strong>tie van ONJ is laag bij de doses van bisfosfonat<strong>en</strong>,<br />

gebruikt bij de behandeling van osteoporose ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>t onderzoek<br />

wijst op e<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie van hoogst<strong>en</strong>s 1/1500 <strong>en</strong> vermoedelijk zelfs lager: 1 op<br />

10.000 tot 100.000, maar de frequ<strong>en</strong>tie in e<strong>en</strong> controlepopulatie zonder bisfosfonat<strong>en</strong><br />

is niet bek<strong>en</strong>d. De EMA geeft ev<strong>en</strong>wel als raad om vóór de start van bisfosfonat<strong>en</strong> voor<br />

osteoporose bij slechte tandstatus e<strong>en</strong> gebitscontrole te lat<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de<br />

behandeling met bisfosfonat<strong>en</strong> te zorg<strong>en</strong> voor goede tandhygiëne. Aanvull<strong>en</strong>de informatie<br />

van het CBG over ONJ is beschikbaar op http://www.cbg-meb.nl/NR/rdonlyres/<br />

BA4911D6-B3C7-4A1E-BA1A-FFA6B439FF08/0/QAbisfosfonat<strong>en</strong>.pdf<br />

98<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Casuss<strong>en</strong> van atypische dwarse femurschaftfractur<strong>en</strong> met verdikte cortices word<strong>en</strong> in<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate beschrev<strong>en</strong>, meestal bij langdurig gebruik van bisfosfonat<strong>en</strong>, maar<br />

het kan ook zonder gebruik van bisfosfonat<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> (Black 2010) <strong>en</strong> zou ook zeldzaam<br />

zijn (Armam<strong>en</strong>to Villareal 2009). Dergelijke fractur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dikwijls voorafgegaan<br />

door prodrom<strong>en</strong> met pijn ter hoogte van de bov<strong>en</strong>b<strong>en</strong><strong>en</strong>. Ook van deze aando<strong>en</strong>ing<br />

is van de frequ<strong>en</strong>tie in de normale populatie weinig bek<strong>en</strong>d (Shane 2010).<br />

Oestrog<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> tibolon: de behandeling met oestrog<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> tibolon is verlat<strong>en</strong> als behandeling<br />

ter prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> (hetge<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel was aangetoond) omdat het<br />

nev<strong>en</strong>werkingsprofiel ongunstig was met betrekking tot e<strong>en</strong> verhoogde incid<strong>en</strong>tie van<br />

borstkanker <strong>en</strong> trombo-embolische incid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Raloxife<strong>en</strong>: patiënt<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> ingelicht over het - weliswaar lage maar significant<br />

verhoogde - risico op diepe v<strong>en</strong>euze trombose met raloxife<strong>en</strong> <strong>en</strong> strontiumranelaat<br />

<strong>en</strong> deze medicatie di<strong>en</strong>t daarom te word<strong>en</strong> gestaakt bij langdurige immobilisatie.<br />

Strontiumranelaat: bij de start van strontiumranelaat di<strong>en</strong>t de patiënt erop att<strong>en</strong>t gemaakt<br />

te word<strong>en</strong> dat, in zeldzame gevall<strong>en</strong>, tijd<strong>en</strong>s de eerste wek<strong>en</strong> van behandeling<br />

het DRESS-syndroom (huidafwijking<strong>en</strong>, koorts <strong>en</strong> eosinofilie) kan optred<strong>en</strong>, met fatale<br />

afloop indi<strong>en</strong> strontiumranelaat wordt voortgezet. En dat bij die verschijnsel<strong>en</strong> strontiumranelaat<br />

dus onmiddellijk moet word<strong>en</strong> gestaakt <strong>en</strong> di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gestart met<br />

glucocorticoïd<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s kan DRESS ook bij andere medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, zoals<br />

sulfasalazine.<br />

Teriparatide <strong>en</strong> PTH(1-84): hypercalciëmie (28%) <strong>en</strong> hypercalciurie (46%) war<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>te<br />

bevinding<strong>en</strong> in de studie met PTH (1-84) (Gre<strong>en</strong>span 2007) (tabel 5.2). In de<br />

studie met teriparatide werd milde hypercalciëmie gevond<strong>en</strong> bij 11% <strong>en</strong> werd e<strong>en</strong> stijging<br />

van de calciurie waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> maar ge<strong>en</strong> hypercalciurie (Neer 2001). Deze verschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> teriparatide <strong>en</strong> PTH (1-84) kunn<strong>en</strong> te wijt<strong>en</strong> zijn aan verschill<strong>en</strong> in<br />

patiënt<strong>en</strong>selectie. Tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> behandeling met PTH(1-84), maar niet bij teriparatide,<br />

di<strong>en</strong>t het serum- <strong>en</strong> urinecalcium daarom te word<strong>en</strong> gecontroleerd. Opvall<strong>en</strong>d is dat bij<br />

het vind<strong>en</strong> van hypercalciëmie bij e<strong>en</strong> controle bloedafname het serumcalcium meestal<br />

normaal is. Bij blijv<strong>en</strong>de hypercalciëmie di<strong>en</strong>t PTH (1-84) te word<strong>en</strong> gestaakt.<br />

D<strong>en</strong>osumab: er was ge<strong>en</strong> verschil in infecties in vergelijking met placebo in >7000 postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met osteoporose (FREEDOM-studie). Cellulitis was zeldzaam,<br />

maar meer frequ<strong>en</strong>t in d<strong>en</strong>osumab behandelde patiënt<strong>en</strong> (0,3% versus 0,1%). ONJ is<br />

niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de FREEDOM-studie, maar wel in studies bij kankerpatiënt<strong>en</strong> bij<br />

hogere dosiss<strong>en</strong> van d<strong>en</strong>osumab dan gebruikt bij osteoporose. Het veiligheidsprofiel<br />

veranderde niet tijd<strong>en</strong>s zes jaar follow-up (Miller 2010). Het bijwerking<strong>en</strong>profiel zal<br />

zich verder uitkristalliser<strong>en</strong> in fase-IV-studies.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 99


Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Bij gastro-intestinale intolerantie voor al<strong>en</strong>dronaat kan word<strong>en</strong> overgeschakeld op risedronaat.<br />

Bij gastro-intestinale intolerantie voor risedronaat kan overgeschakeld word<strong>en</strong> op al<strong>en</strong>dronaat<br />

indi<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> voorgeschied<strong>en</strong>is is van gastro-intestinale aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Bij intolerantie voor orale bisfosfonat<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> overgeschakeld op zoledronaat IV,<br />

strontiumranelaat PO, ibandronaat IV of raloxife<strong>en</strong> PO (<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> geregistreerd <strong>en</strong> vergoed,<br />

d<strong>en</strong>osumab SC).<br />

Het is sterk aanbevol<strong>en</strong> om bij intolerantie voor al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat over te schakel<strong>en</strong> op<br />

andere medicatie na overleg met de patiënt, met nadruk op het spectrum van antifractuureffect,<br />

gemakfrequ<strong>en</strong>tie van toedi<strong>en</strong>ingwijze (PO, IV, SC) <strong>en</strong> veiligheid van andere behandeling<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de aard van intolerantie <strong>en</strong> de voorkeur van de patiënt. Het<br />

wordt aanbevol<strong>en</strong> hierbij gebruik te mak<strong>en</strong> van de hiervoor ontwikkelde keuzehulp.<br />

2. Beoordeling van het effect van behandeling<br />

E<strong>en</strong> ander probleem is hoe het effect van therapie te beoordel<strong>en</strong>. Hierover is nog ge<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>sgezindheid, <strong>en</strong> poging<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong> om definities te gev<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t effectiviteit<br />

<strong>en</strong> fal<strong>en</strong> van behandeling (Diez Perez 2008, Lewiecki 2008). De goud<strong>en</strong> standaard<br />

voor het evaluer<strong>en</strong> van het therapie-effect is het al dan niet optred<strong>en</strong> van fractur<strong>en</strong>.<br />

Verandering<strong>en</strong> in BMD <strong>en</strong> botmarkers zijn surrogaatmerkers. Er is voorgesteld dat e<strong>en</strong><br />

adequate respons wordt gedefinieerd als het uitblijv<strong>en</strong> van fractuur zonder verlies in<br />

BMD. E<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de respons wordt gedefinieerd als het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur<br />

met significant botverlies. E<strong>en</strong> mogelijk onvoldo<strong>en</strong>de respons wordt gedefinieerd als<br />

het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur of van significant botverlies. Er bestaat in verschill<strong>en</strong>de<br />

beschikbare richtlijn<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> uniforme definitie van responders <strong>en</strong> niet-responders.<br />

2.1. Optred<strong>en</strong> van fractuur tijd<strong>en</strong>s behandeling<br />

Het doel van de therapie is het fractuurrisico te verminder<strong>en</strong>. Het is daarom klinisch<br />

evid<strong>en</strong>t de patiënt tijd<strong>en</strong>s follow-up terug te zi<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> eerste of nieuwe fractuur, zowel<br />

na e<strong>en</strong> niet-wervelfractuur als bij klinisch vermoed<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wervelfractuur.<br />

Van ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele medicam<strong>en</strong>teuze therapie is aangetoond dat het fractuurrisico tot nul<br />

kan word<strong>en</strong> gereduceerd. E<strong>en</strong> van de klinische problem<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s follow-up van therapie<br />

is dan ook wat te do<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> patiënt nieuwe fractur<strong>en</strong> ontwikkelt tijd<strong>en</strong>s de<br />

behandeling.<br />

Indi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> fractuur optreedt tijd<strong>en</strong>s het eerste jaar van behandeling kan word<strong>en</strong> beargum<strong>en</strong>teerd<br />

dat de behandeling onvoldo<strong>en</strong>de lang is toegedi<strong>en</strong>d om e<strong>en</strong> maximale<br />

fractuurreductie te verkrijg<strong>en</strong>, maar nadi<strong>en</strong> is dat minder duidelijk.<br />

Bij het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur na > 1 jaar therapie is herevaluatie aangewez<strong>en</strong> (zie<br />

vraag 1), met specifieke aandacht voor juiste inname, compliance <strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie van<br />

medicatie, voldo<strong>en</strong>de inname van calcium <strong>en</strong> vitamine D, botverlies, secundaire osteoporose,<br />

wervelinzakking<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijwerking<strong>en</strong>.<br />

Na e<strong>en</strong> derde fractuur waaronder twee preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> is teriparatide <strong>en</strong> als<br />

tweede keuze PTH aangewez<strong>en</strong>.<br />

In andere gevall<strong>en</strong> van fractuur tijd<strong>en</strong>s behandeling di<strong>en</strong>t overschakeling te word<strong>en</strong><br />

overwog<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> andere toedi<strong>en</strong>ingswijze of andere klasse van medicatie.<br />

100<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Aanbeveling<br />

Het is aanbevol<strong>en</strong> om tijd<strong>en</strong>s één jaar therapie bij het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> wervel- of niet-wervelfractuur<br />

de patiënt opnieuw te evaluer<strong>en</strong> (zie vraag 1) <strong>en</strong> wanneer deze fractuur optreedt na één<br />

jaar therapie na te gaan of moet word<strong>en</strong> overgeschakeld op andere medicatie of op SC of IV<br />

toegedi<strong>en</strong>de medicatie.<br />

De werkgroep adviseert bij e<strong>en</strong> fractuur na één jaar therapie specifiek na te gaan of<br />

de medicatie juist is ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met voldo<strong>en</strong>de calcium <strong>en</strong> vitamine D <strong>en</strong> of er ge<strong>en</strong><br />

secundaire osteoporose aanwezig is. Indi<strong>en</strong> dit het geval is, adviseert de werkgroep overschakeling<br />

te overweg<strong>en</strong> op andere medicatie rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met het spectrum van<br />

antifractuureffect, of op teriparatide (tweede keuze PTH) na derde fractuur waaronder<br />

twee wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

2.2. Effect van behandeling op surrogaatmarkers<br />

Er zijn beperkte gegev<strong>en</strong>s voorhand<strong>en</strong> waarbij werd aangetoond dat follow-up tijd<strong>en</strong>s<br />

behandeling nuttig kan zijn voor persist<strong>en</strong>tie, maar het beoordel<strong>en</strong> van het effect van behandeling<br />

wordt belemmerd door de grote variantie bij gebruik van individuele followup<br />

met DXA of botmarkers.<br />

Vervolgbotmeting: de rol van DXA bij opvolging tijd<strong>en</strong>s behandeling is controversieel.<br />

Compston besloot op basis van de verandering<strong>en</strong> in BMD in de fractuurstudies met<br />

al<strong>en</strong>dronaat, dat opvolging met DXA weinig zinvol is (Compston 2009). Deze stelling<br />

wordt ev<strong>en</strong>wel niet algeme<strong>en</strong> aanvaard, vooral omdat de patiënt<strong>en</strong> in de dagelijkse praktijk<br />

verschill<strong>en</strong> van de str<strong>en</strong>ge selectie van patiënt<strong>en</strong> in klinische trials, maar ook omdat<br />

hierbij het effect van regelmatige follow-up op compliance niet werd overwog<strong>en</strong> (Watts<br />

2009). E<strong>en</strong> vervolgmeting met DXA is daarom slechts aangewez<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> botverlies<br />

wordt vermoed én indi<strong>en</strong> het resultaat van invloed is op e<strong>en</strong> beslissing omtr<strong>en</strong>t behandeling<br />

door arts of patiënt. Botverlies wordt als significant beschouwd indi<strong>en</strong> het groter<br />

is dan de ‘least signicant change’ (LSC), die 2,8 maal de variatiecoëfficiënt van de meting<br />

bedraagt (> 3% ter hoogte van de wervelkolom <strong>en</strong> > 6-9% ter hoogte van de heup <strong>en</strong><br />

femurhals) <strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> met hetzelfde toestel.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Gezi<strong>en</strong> de sterke behoefte van patiënt<strong>en</strong> die osteoporosemedicatie gebruik<strong>en</strong>, om feedback<br />

te krijg<strong>en</strong> over het effect van de medicatie, ziet de werkgroep toch e<strong>en</strong> plaats voor<br />

DXA-meting<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de follow-up. E<strong>en</strong> DXA valt te overweg<strong>en</strong> na twee-drie jaar therapie<br />

indi<strong>en</strong> twijfel bestaat over het effect van de behandeling, maar ook als de patiënt<br />

hier e<strong>en</strong> sterke voorkeur voor heeft.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 101


Aanbeveling<br />

Het kan zinvol zijn om e<strong>en</strong> vervolgmeting met DXA tijd<strong>en</strong>s therapie te overweg<strong>en</strong> bij het<br />

optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur na één jaar behandeling of na twee-drie jaar therapie bij twijfel<br />

omtr<strong>en</strong>t het effect van behandeling <strong>en</strong> wanneer het resultaat ervan e<strong>en</strong> invloed heeft omtr<strong>en</strong>t<br />

de beslissing over therapie. Ook kan er red<strong>en</strong> zijn om e<strong>en</strong> DXA-meting te do<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sterke<br />

w<strong>en</strong>s van de patiënt, wanneer het resultaat ervan e<strong>en</strong> invloed kan hebb<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de beslissing<br />

over therapie.<br />

Botmarkers: de rol van botmarkers bij de follow-up van behandeling bij de individuele<br />

patiënt is onduidelijk (Kanis 2008, Kanis 2008, National Osteoporosis Foundation<br />

2008, Dachverband Osteologie 2009). Botmarkers hebb<strong>en</strong> belangrijke inzicht<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

omtr<strong>en</strong>t verandering<strong>en</strong> in botombouw tijd<strong>en</strong>s behandeling op groepsniveau. E<strong>en</strong><br />

belangrijk voordeel van het gebruik van botmarkers is, dat reeds op korte termijn, bijvoorbeeld<br />

drie maand<strong>en</strong> na start<strong>en</strong> van therapie met bisfosfonat<strong>en</strong>, het effect aantoonbaar<br />

kan zijn. De individuele follow-up met botmarkers wordt ev<strong>en</strong>wel bemoeilijkt door<br />

de grote variabiliteit van de meting<strong>en</strong> <strong>en</strong> de extra inspanning<strong>en</strong> die van de patiënt<strong>en</strong><br />

wordt gevraagd bij het verzamel<strong>en</strong> van tweede ocht<strong>en</strong>durinestaal of nuchter bloedonderzoek.<br />

De indruk bestaat dat er patiënt<strong>en</strong> zijn die zich gesteund voel<strong>en</strong> in de daling<br />

van de botresorptiemarkers bij gebruik van bisfosfonat<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat daarmee hun therapietrouw<br />

verbetert. Botmarkers kunn<strong>en</strong> nuttig zijn bij twijfel over het effect, inname<br />

of veiligheid (oversuppressie) van resorptieremmers. De bepaling van botmarkers lijkt<br />

vooral plaats te vind<strong>en</strong> in c<strong>en</strong>tra die hiermee veel expertise hebb<strong>en</strong> of will<strong>en</strong> verkrijg<strong>en</strong>.<br />

Botmarkers stijg<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de <strong>en</strong>kele wek<strong>en</strong> tot maand<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> fractuur <strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

daarom na e<strong>en</strong> fractuur met voorzichtigheid te word<strong>en</strong> geïnterpreteerd.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het kan zinvol zijn om e<strong>en</strong> vervolgmeting met botmarkers tijd<strong>en</strong>s therapie te overweg<strong>en</strong> bij<br />

twijfel omtr<strong>en</strong>t inname, effect of veiligheid van behandeling <strong>en</strong> wanneer het resultaat ervan<br />

invloed heeft omtr<strong>en</strong>t de beslissing over therapie.<br />

Het wordt aanbevol<strong>en</strong> om overschakeling naar andere medicatie of andere toedi<strong>en</strong>ingswijze<br />

(IV, SC) te overweg<strong>en</strong> bij:<br />

• intolerantie;<br />

• non-compliance of stak<strong>en</strong> van medicatie;<br />

• optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> nieuwe fractuur na één jaar therapie;<br />

• significant botverlies;<br />

• botmarkers die wijz<strong>en</strong> op inefficiëntie of overbehandeling.<br />

3. Therapietrouw<br />

Therapietrouw (adher<strong>en</strong>ce) omvat compliance (regelmaat <strong>en</strong> juiste inname van medicatie)<br />

<strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie (duur van behandeling), maar deze definities word<strong>en</strong> in de literatuur<br />

niet steeds consequ<strong>en</strong>t gehanteerd (Kothawala 2007). In de fractuurstudies was de therapietrouw<br />

wissel<strong>en</strong>d. De persist<strong>en</strong>tie varieerde in fractuurstudies over het verloop van<br />

de totale duur van de studies met orale medicatie van 53 tot 92%, voor IV zoledronaat<br />

van 71-81%, voor teriparatide van 79-83% <strong>en</strong> voor parathormoon (1-84) 79%. De com-<br />

102<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


pliance – voor zover vermeld <strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> met de ‘medication possession ratio (MPR)’<br />

– bedroeg 96% in fractuurstudies met al<strong>en</strong>dronaat (MPR > 74%), 92% met raloxife<strong>en</strong><br />

(MPR > 80%) <strong>en</strong> 86% met risedronaat (MPR > 80%).<br />

Gezi<strong>en</strong> de selectieprocedure van patiënt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de int<strong>en</strong>sieve follow-up tijd<strong>en</strong>s de fractuurstudies,<br />

kunn<strong>en</strong> de omstandighed<strong>en</strong> van follow-up sterk verschill<strong>en</strong> van wat gebeurt<br />

in de dagelijkse klinische praktijk. Niet alle<strong>en</strong> kan de uitleg aan <strong>en</strong> motivatie van patiënt<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>, maar ook de comorbiditeit, gelijktijdig gebruik van andere medicatie<br />

<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit van follow-up. Eén van de red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor de lage therapietrouw is wellicht<br />

dat antiosteoporose gebruikt wordt ter prev<strong>en</strong>tie van ev<strong>en</strong>tuele toekomstige fractur<strong>en</strong>.<br />

De WGBO (http://wett<strong>en</strong>.overheid.nl/BWBR0007021) verplicht de voorschrijver tot<br />

e<strong>en</strong> goede risicocommunicatie naar de patiënt. De werkgroep d<strong>en</strong>kt dat e<strong>en</strong> dergelijke<br />

risicocommunicatie aan het begin van de behandeling (‘shared decision making’) <strong>en</strong><br />

duidelijke afsprak<strong>en</strong> over de follow-up, ess<strong>en</strong>tieel zijn om de therapietrouw te verbeter<strong>en</strong>.<br />

Aandachtspunt<strong>en</strong> hierbij kunn<strong>en</strong> zijn, naast “medische” uitleg, bijvoorkeur mondeling<br />

<strong>en</strong> schriftelijk, omtr<strong>en</strong>t effectiviteit, mogelijke bijwerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> afsprak<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t<br />

geplande follow-up <strong>en</strong> adviez<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t hoe te handel<strong>en</strong> bij onverwachte bijwerking<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> complicaties, ook de meer op de patiënt gerichte vrag<strong>en</strong> zoals: past de therapie in het<br />

dagritme van de patiënt, is de patiënt in staat consequ<strong>en</strong>t te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan het innem<strong>en</strong><br />

van de medicatie, zijn er interacties te verwacht<strong>en</strong>, etc. Hierbij is de verdraagbaarheid<br />

van de medicatie van groot belang: e<strong>en</strong> belangrijke stap is gezet met de ontwikkeling<br />

van de éénmaal daagse dosering van bisfosfonat<strong>en</strong> naar dosering<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lagere toedi<strong>en</strong>ingsfrequ<strong>en</strong>tie.<br />

Bij de behandeling van osteoporose, of anders gezegd, bij fractuurprev<strong>en</strong>tie is de therapietrouw<br />

laag. Uit rec<strong>en</strong>te Nederlandse gegev<strong>en</strong>s blijkt dat na één jaar ongeveer de helft<br />

met de antiosteoporosemedicatie, meestal orale bisfosfonat<strong>en</strong>, gestopt is: in e<strong>en</strong> onderzoek<br />

naar de compliance van alle ti<strong>en</strong> beschikbare orale antiosteoporosemedicatie bij ¾<br />

van alle apothek<strong>en</strong> was de “medication posession rate” hoog (91%) maar de persist<strong>en</strong>tie<br />

laag (43%). Bij follow-up tijd<strong>en</strong>s 18 maand<strong>en</strong> na het stopp<strong>en</strong> van medicatie bleek 78%<br />

nog steeds ge<strong>en</strong> medicatie te hebb<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>) (Netel<strong>en</strong>bos 2010).<br />

Antiosteoporosemedicatie is effectief in het verminder<strong>en</strong> van fractur<strong>en</strong>, maar uiteraard<br />

alle<strong>en</strong> wanneer deze medicatie adequaat wordt ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Helaas is er weinig gerandomiseerd<br />

onderzoek waaruit blijkt op welke wijze de therapietrouw kan word<strong>en</strong> bevorderd.<br />

Niettemin, het verbeter<strong>en</strong> van de therapietrouw is ess<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> nog steeds e<strong>en</strong> uitdaging<br />

voor alle arts<strong>en</strong>, verpleegkundig<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zeker ook apothekers! Vanuit de laatste<br />

groep zijn comm<strong>en</strong>tar<strong>en</strong> vernom<strong>en</strong> waarin gesteld wordt dat door middel van proactieve<br />

begeleiding, therapietrouwbegeleiding, communicatiebegeleiding <strong>en</strong> andere project<strong>en</strong><br />

de therapietrouw verbeterd kan word<strong>en</strong>.<br />

De red<strong>en</strong><strong>en</strong> van dit resultaat van compliance <strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie ondanks de beschikbaarheid<br />

van de CBO-richtlijn van 2002 zijn onvoldo<strong>en</strong>de bek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 103


de klinische context, de medicatie, de zorgverl<strong>en</strong>er <strong>en</strong> de patiënt. Lage adher<strong>en</strong>tie is<br />

echter niet specifiek voor osteoporose <strong>en</strong> wordt ook bij vele andere chronische ziekt<strong>en</strong><br />

vastgesteld, vooral als de medicatie voor prev<strong>en</strong>tie di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (Kothawala<br />

2007). In de Nederlandse studie war<strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor betere persist<strong>en</strong>tie hogere<br />

leeftijd, apothek<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> dicht bevolkte stadskern<strong>en</strong> <strong>en</strong> additioneel gebruik van<br />

calcium- <strong>en</strong> vitamine D-supplem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong> voor lagere persist<strong>en</strong>tiepatiënt<strong>en</strong> die glucocorticoïd<strong>en</strong><br />

of cardiale medicatie innam<strong>en</strong> (Netel<strong>en</strong>bos 2010).<br />

Monitoring: therapietrouw is hoger in fractuurstudies dan in de dagelijkse praktijk.<br />

Monitoring van patiënt<strong>en</strong> in de dagelijkse praktijk (in e<strong>en</strong> gespecialiseerd osteoporosec<strong>en</strong>trum<br />

in het ziek<strong>en</strong>huis) na 12, 24 <strong>en</strong> 36 wek<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> verpleegkundige tijd<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> persoonlijk onderhoud met e<strong>en</strong> gestandaardiseerde vrag<strong>en</strong>lijst, verhoogde de therapietrouw<br />

(adher<strong>en</strong>tie gemet<strong>en</strong> als MPR > 75%) significant met 57% na één jaar (42%<br />

naar 65% ) in vergelijking met e<strong>en</strong> herhaalvoorschrift na 24 wek<strong>en</strong> zonder monitoring<br />

(Clowes 2004).<br />

Het is niet bestudeerd in hoeverre vervolgmeting<strong>en</strong> met DXA de therapietrouw verhog<strong>en</strong>.<br />

Het met<strong>en</strong> van botmarkers had ge<strong>en</strong> additioneel voordeel voor therapietrouw in<br />

vergelijking met klinische monitoring (Clowes 2004). In e<strong>en</strong> andere studie omtr<strong>en</strong>t de<br />

e<strong>en</strong>jaarspersist<strong>en</strong>tie voor risedronaat kon ge<strong>en</strong> additioneel effect van botmarkermeting<strong>en</strong><br />

op de therapietrouw word<strong>en</strong> aangetoond, mede vanwege de onverwacht hoge persist<strong>en</strong>tie<br />

in de controlegroep (±80%) (Delmas 2007). Communicatie per post was niet<br />

efficiënt (Solomon 2006, Solomon 2007). De apotheker kan e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> bij het bevorder<strong>en</strong><br />

van compliance, zoals aangetoond met telefonische contact<strong>en</strong> bij poly farmacie<br />

met gunstig effect op mortaliteit (Wu BMJ 2006) <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> combinatie van opleiding,<br />

inschakel<strong>en</strong> van de apotheker <strong>en</strong> aangepaste tijdsgebond<strong>en</strong> verpakking<strong>en</strong> bij antihypert<strong>en</strong>siva<br />

met gunstig effect op de bloeddruk (Lee 2006). Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat de apotheker<br />

de compliance kan bevorder<strong>en</strong> voor het afhal<strong>en</strong> van antiosteoporosemedicatie,<br />

maar er zijn ge<strong>en</strong> data voorhand<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t het effect van ervan op het fractuurrisico. Er<br />

is behoefte aan gerandomiseerde studies omtr<strong>en</strong>t het effect van diverse interv<strong>en</strong>ties op<br />

compliance <strong>en</strong> adher<strong>en</strong>ce zoals de rol van de apotheker op compliance <strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie<br />

(Lai 2010)<br />

Conclusie<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Matig<br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat begeleiding van de patiënt door e<strong>en</strong> fractuurverpleegkundig<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> gespecialiseerd osteoporosec<strong>en</strong>trum<br />

in het ziek<strong>en</strong>huis of door andere zorgverl<strong>en</strong>ers, de therapietrouw bij<br />

osteoporose kan verhog<strong>en</strong>.<br />

Clowes 2004, Delmas 2007, Solomon 2006, Solomon 2007 Chevalley<br />

2002<br />

104<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Overige overweging<strong>en</strong><br />

Bij non-compliance voor al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat kan overgeschakeld word<strong>en</strong> op<br />

zoledronaat IV, d<strong>en</strong>osumab SC, strontiumranelaat, ibandronaat IV of raloxife<strong>en</strong>. De<br />

keuze van therapie is gebaseerd op het antifractuurspectrum, aangevuld met specifieke<br />

aandacht voor compliance <strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie.<br />

Zoledronaat IV heeft als voordeel slechts jaarlijks te hoev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegedi<strong>en</strong>d, maar<br />

vraagt extra maatregel<strong>en</strong> zoals aandacht voor de nierfunctie, hydratie <strong>en</strong> toedi<strong>en</strong>ing over<br />

15 minut<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> beschermd medisch milieu <strong>en</strong> geeft in ongeveer 30% van de patiënt<strong>en</strong><br />

bij de eerste toedi<strong>en</strong>ing griepachtige klacht<strong>en</strong>.<br />

D<strong>en</strong>osumab heeft het voordeel van gebruiksgemak omdat het slechts tweemaal per jaar<br />

SC wordt toegedi<strong>en</strong>d, zonder specifieke voorzorgsmaatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> breed spectrum<br />

antifractuureffect.<br />

Ibandronaat kan IV in e<strong>en</strong> 15 second<strong>en</strong> shot word<strong>en</strong> toegedi<strong>en</strong>d, maar di<strong>en</strong>t elke drie<br />

maand<strong>en</strong> te gebeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft slechts e<strong>en</strong> beperkt antifractuurspectrum.<br />

Strontiumranelaat <strong>en</strong> raloxife<strong>en</strong> zijn andere mogelijkhed<strong>en</strong>, maar hebb<strong>en</strong> bij non-compliance<br />

voor al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat als nadeel dat ze dagelijks moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

maar als voordeel dat ze ge<strong>en</strong> innamebeperking hebb<strong>en</strong> qua rechtop zitt<strong>en</strong> etc.<br />

Patiënt<strong>en</strong>voorkeur: in verschill<strong>en</strong>de studies werd onderzocht in hoeverre de voorkeur van<br />

patiënt<strong>en</strong> voor bepaalde aspect<strong>en</strong> van therapie e<strong>en</strong> rol speelt in de keuze van behandeling.<br />

Over het algeme<strong>en</strong> verkiez<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> voor bisfosfonat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wekelijkse inname bov<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> dagelijkse inname, met als gevolg e<strong>en</strong> betere compliance <strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie (Reginster<br />

2006). Ouder<strong>en</strong> die nog ge<strong>en</strong> antiosteoporosemedicatie nam<strong>en</strong> vertoond<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

theoretisch e<strong>en</strong> grotere voorkeur voor medicatie die dagelijks zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

zonder dat ze nadi<strong>en</strong> nuchter moest<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonder recht te moet<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong><br />

(Richards 2007). De adher<strong>en</strong>ce-studie in Nederland wijst erop dat de persist<strong>en</strong>tie voor<br />

dagelijkse inname na e<strong>en</strong> jaar laag is voor orale bisfosfonat<strong>en</strong> (23-40%), raloxife<strong>en</strong> (33%)<br />

<strong>en</strong> strontiumranelaat (22%) (Netel<strong>en</strong>bos 2010). E<strong>en</strong> maandelijkse dosis had voorkeur bov<strong>en</strong><br />

wekelijkse inname met als gevolg e<strong>en</strong> betere persist<strong>en</strong>tie, maar het is niet duidelijk<br />

of de patiënt<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> ingelicht over het verschil in spectrum van fractuurprev<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong><br />

ibandronaat <strong>en</strong> al<strong>en</strong>dronaat. (Rab<strong>en</strong>da 2009). E<strong>en</strong> jaarlijks zoledronaatinfuus had<br />

de voorkeur bov<strong>en</strong> wekelijks al<strong>en</strong>dronaat (Carmona 2009). De SC toedi<strong>en</strong>ing van d<strong>en</strong>osumab<br />

had de voorkeur bov<strong>en</strong> wekelijks al<strong>en</strong>dronaat (K<strong>en</strong>dler 2009).<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Bij de monitoring tijd<strong>en</strong>s therapie is aandacht nodig voor tolerantie, compliance, persist<strong>en</strong>tie,<br />

het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> nieuwe niet-wervelfractuur, vermoed<strong>en</strong> van klinische<br />

wervelfractuur (rugpijn, l<strong>en</strong>gteverlies) <strong>en</strong> bij vrag<strong>en</strong> of twijfel bij patiënt of arts over<br />

effect <strong>en</strong> veiligheid van therapie.<br />

Overleg met patiënt wordt sterk aanbevol<strong>en</strong> bij intolerantie, non-compliance, nieuwe<br />

fractuur <strong>en</strong> bij vermoed<strong>en</strong> van onvoldo<strong>en</strong>de effect of vrag<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t veiligheid van<br />

therapie, zo nodig ondersteund door resultat<strong>en</strong> van DXA of botmarkers.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 105


Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het is sterk aanbevol<strong>en</strong> om bij slechte non-compliance (


Aanbeveling<br />

Het is sterk aanbevol<strong>en</strong> om na vijf jaar therapie met botresorptieremmers na te gaan of de<br />

behandeling kan word<strong>en</strong> gestaakt danwel wordt voortgezet. De werkgroep adviseert e<strong>en</strong> herevaluatie<br />

van het fractuurrisico met DXA, VFA <strong>en</strong> klinische risicofactor<strong>en</strong>.<br />

In de vorige CBO-richtlijn werd geopteerd voor e<strong>en</strong> maximale behandelingsduur van<br />

vijf jaar voor bisfosfonat<strong>en</strong> omdat studies van langere duur niet beschikbaar war<strong>en</strong>. Ondertuss<strong>en</strong><br />

zijn slechts e<strong>en</strong> beperkt aantal studies beschikbaar omtr<strong>en</strong>t het lange termijn<br />

resultaat op fractuurreductie.<br />

In e<strong>en</strong> niet-geblindeerde <strong>en</strong> niet opnieuw gerandomiseerde subgroepanalyse na zev<strong>en</strong><br />

jaar behandeling met risedronaat bleef de wervelfractuurincid<strong>en</strong>tie verlaagd op het<br />

niveau van het begin van de behandeling (Mellstrom 2004).<br />

In e<strong>en</strong> niet-geblindeerde <strong>en</strong> niet opnieuw gerandomiseerde subgroepanalyse na acht<br />

jaar behandeling met strontiumranelaat bleef de fractuurincid<strong>en</strong>tie in de bestudeerde<br />

subgroep op het niveau van het begin van de behandeling (Reginster 2009).<br />

In de FLEX-studie werd<strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> na vijf jaar behandeling met al<strong>en</strong>dronaat (34% van<br />

initiële al<strong>en</strong>dronaatpopulatie) opnieuw gerandomiseerd voor e<strong>en</strong> verdere behandeling<br />

gedur<strong>en</strong>de vijf jaar met al<strong>en</strong>dronaat of placebo (Black 2006). Ondanks het beperkt aantal<br />

geincludeerde patiënt<strong>en</strong>, kond<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de voorzichtige conclusies word<strong>en</strong> geformuleerd<br />

op basis van gegev<strong>en</strong>s na vijf jaar behandeling <strong>en</strong> het daaropvolg<strong>en</strong>d fractuurrisico<br />

tijd<strong>en</strong>s vijf additionele behandelingsjar<strong>en</strong>.<br />

Bij patiënt<strong>en</strong>, die na vijf jaar behandeling met al<strong>en</strong>dronaat e<strong>en</strong> T-score vertoond<strong>en</strong> van<br />

> 2.0, ter hoogte van de femurhals, kon ge<strong>en</strong> verdere fractuurreductie word<strong>en</strong> aangetoond.<br />

Bij patiënt<strong>en</strong>, die na vijf jaar al<strong>en</strong>dronaat e<strong>en</strong> T-score vertoond<strong>en</strong> van ≤ -2.5 ter<br />

hoogte van de femurhals, was de incid<strong>en</strong>tie van klinische wervelfractur<strong>en</strong> verder verminderd.<br />

Na ti<strong>en</strong> jaar behandeling met al<strong>en</strong>dronaat werd bij 18 patiënt<strong>en</strong> in alle botbiopsies<br />

in de crista iliaca dubbele labeling gevond<strong>en</strong> (Black 2006) <strong>en</strong> was de minimalisatie<br />

normaal (Roscher 2010).<br />

Gezi<strong>en</strong> bisfosfonat<strong>en</strong> accumuler<strong>en</strong> in het skelet <strong>en</strong> mogelijk gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong>-twee jar<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> residueel antifractuureffect hebb<strong>en</strong> na het stopp<strong>en</strong>, wordt na vijf jaar bisfosfonaattherapie<br />

e<strong>en</strong> herevaluatie aangerad<strong>en</strong> om te besliss<strong>en</strong> over het stak<strong>en</strong> van medicatie<br />

(‘drug holiday’) of verder zett<strong>en</strong> van de behandeling (Watts 2010). E<strong>en</strong> behandeling<br />

langer dan vijf jaar zonder herevaluatie wordt afgerad<strong>en</strong>. In figuur 5.3 is in e<strong>en</strong> stroomdiagram<br />

het beleid na vijf jaar medicam<strong>en</strong>teuze behandeling weergegev<strong>en</strong>.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat na vijf jaar behandeling met bisfosfonat<strong>en</strong> e<strong>en</strong> herevaluatie<br />

kan bijdrag<strong>en</strong> om na te gaan of de behandeling di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gestaakt of kan word<strong>en</strong><br />

voortgezet. Deze herevaluatie kan word<strong>en</strong> gebaseerd op het risicoprofiel <strong>en</strong> de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> van de patiënt.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 107


Sterk aanbevol<strong>en</strong><br />

Aanbevol<strong>en</strong> <br />

Kan zinvol zijn <br />

Na 5 jaar therapie*: <br />

herevaluaPe, inclusief <br />

klinische risicofactor<strong>en</strong> <br />

<strong>en</strong> DXA <br />

(<strong>en</strong> VFA of RX WK bij <br />

vermoed<strong>en</strong> van nieuwe <br />

wervelbreuk) <br />

Na 2 jaar therapie met <br />

teriparaPde/PTH (1-­‐84): <br />

herevaluaPe, inclusief <br />

klinische risicofactor<strong>en</strong> <br />

<strong>en</strong> DXA <br />

(<strong>en</strong> VFA of RX WK bij <br />

vermoed<strong>en</strong> van nieuwe <br />

wervelbreuk) <br />

Laagrisico: <br />

-­‐ Ge<strong>en</strong> nieuwe klinische <br />

risicofactor<strong>en</strong> <br />

-­‐ T > -­‐2.5 in femurhals <br />

Hoogrisico: <br />

-­‐ T ≤ -­‐2.5 in femurhals <br />

-­‐ Nieuwe fractuur <br />

-­‐ ErnsPge secundaire <br />

osteoporose <br />

-­‐ GlucocorPcoïd<strong>en</strong> ≥ 7.5 mg/d <br />

-­‐ LeefsPjladviez<strong>en</strong> <br />

-­‐ MedicaPe stak<strong>en</strong> <br />

Doorgaan met <br />

bisfosfonaat of <br />

andere medicaPe <br />

of SC, IV <br />

Bisfosfonaat of <br />

raloxife<strong>en</strong> <br />

Follow-­‐up na 2-­‐3 jaar <br />

of bij nieuwe fractur<strong>en</strong> <br />

<strong>en</strong> inclusief klinische <br />

risicofactor<strong>en</strong>, DXA (<strong>en</strong> VFA <br />

of RX WK bij vermoed<strong>en</strong> van <br />

nieuwe wervelbreuk) <br />

Gestructureerde klinische <br />

follow-­‐up <br />

*Bisfosfonat<strong>en</strong>, stron3umranelaat, raloxife<strong>en</strong> <br />

Figuur 5.3: Beleid na vijf jaar medicam<strong>en</strong>teuze behandeling<br />

Evalueer noodzaak voortzetting door nieuwe risicoschatting aan de hand van:<br />

• Klacht<strong>en</strong>patroon, DXA, VFA <strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor secundaire osteoporose<br />

• Stel vast of het om e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d hoog risico gaat of niet:<br />

• Bij blijv<strong>en</strong>d hoog risico (T-score < -2.5, actieve ziekt<strong>en</strong> die sec. osteoporose veroorzak<strong>en</strong>, rec<strong>en</strong>te nieuwe<br />

fractur<strong>en</strong>, glucocorticoïd<strong>en</strong> > 7.5 mg per dag): medicatie continuer<strong>en</strong><br />

• Bij afwezigheid daarvan: specifieke antiosteoporotische medicatie stak<strong>en</strong><br />

Na stak<strong>en</strong> therapie na vijf jaar<br />

Diagnostische herevaluatie (klacht<strong>en</strong>patroon, DXA, VFA <strong>en</strong> risicofactor<strong>en</strong> voor sec. osteoporose) na:<br />

• Nieuwe fractuur<br />

• twee-drie jaar zonder medicatie<br />

Behandel e<strong>en</strong> hoog risico opnieuw met medicatie.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Het wordt afgerad<strong>en</strong> e<strong>en</strong> behandeling met bisfosfonat<strong>en</strong> langer dan vijf jaar te continuer<strong>en</strong><br />

zonder herevaluatie.<br />

Het kan zinvol zijn om na vijf jaar behandeling met al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> risedronaat de behandeling<br />

te continuer<strong>en</strong> bij hoogrisicopatiënt<strong>en</strong>, bijvoorbeeld bij T-score 7.5 mg/d of<br />

andere ziekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> medicatie, die gepaard gaan met verhoogde botafbraak <strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico<br />

<strong>en</strong> op verzoek van patiënt.<br />

108<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Follow-up na het stak<strong>en</strong> van therapie: na het stak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vijf jaar dur<strong>en</strong>de bisfosfonaat<br />

behandeling is er nog e<strong>en</strong> residueel effect op de BMD, botombouw <strong>en</strong> mogelijk ook<br />

op fractuurreductie (Black 2006) (Watts 2010). Gezi<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong> in farmacokinetiek<br />

is het residueel effect op BMD <strong>en</strong> botombouw langer na al<strong>en</strong>dronaat <strong>en</strong> zoledronaat<br />

dan na risedronaat <strong>en</strong> ibandronaat.<br />

Aanbeveling<br />

Het is aanbevol<strong>en</strong> om na <strong>en</strong>kele (twee tot drie) jar<strong>en</strong>, na het stak<strong>en</strong> van osteoporosemedicatie of<br />

bij het optred<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> fractuur de T-score, VFA, klinische risicofactor<strong>en</strong>, ziekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> medicatie<br />

die bijdrag<strong>en</strong> tot botverlies <strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie van valincid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, te herevaluer<strong>en</strong> <strong>en</strong> therapie te<br />

herstart<strong>en</strong> bij hoogrisicopatiënt<strong>en</strong> (zie vrag<strong>en</strong> 1, 2 <strong>en</strong> 5).<br />

4. Nieuwe therapieën met fractuurprev<strong>en</strong>tie als primair eindpunt<br />

Hier wordt medicatie besprok<strong>en</strong> waarvan bij het schrijv<strong>en</strong> van de richtlijn fractuurprev<strong>en</strong>tie<br />

was aangetoond in RCT’s maar die op dat og<strong>en</strong>blik in Nederland nog niet beschikbaar<br />

war<strong>en</strong>.<br />

D<strong>en</strong>osumab: D<strong>en</strong>osumab is e<strong>en</strong> monoklonaal antilichaam dat bindt aan RANKL <strong>en</strong><br />

de botafbraak remt. In e<strong>en</strong> grote multic<strong>en</strong>trische RCT bleek het in staat zowel wervel-<br />

(-69%), niet-wervel- (-20%) als heupfractur<strong>en</strong> (-40%) te reducer<strong>en</strong> (Cummings 2009).<br />

Tot op hed<strong>en</strong> zijn veiligheidsgegev<strong>en</strong>s alle<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d uit de registratiestudies. Hierin<br />

werd ge<strong>en</strong> verhoogde incid<strong>en</strong>tie van infecties gerapporteerd versus placebo, t<strong>en</strong>zij voor<br />

zeldzame cellulitis (0,3% versus 0,1% met placebo over drie jaar). Er is nog ge<strong>en</strong> ervaring<br />

mee in de dagelijkse praktijk. Er zijn tot op hed<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> rapportages over verschil<br />

in bijwerking<strong>en</strong> uit fase-IV-studies. Prefer<strong>en</strong>tiestudies ton<strong>en</strong> aan dat SC d<strong>en</strong>osumab<br />

wordt geprefereerd bov<strong>en</strong> wekelijkse inname van bisfosfonat<strong>en</strong> (K<strong>en</strong>dler 2010). In vergelijking<br />

met IV zoledronaat heeft d<strong>en</strong>osumab als voordel<strong>en</strong> het gebruiksgemak (ambulant<br />

SC) <strong>en</strong> is de toedi<strong>en</strong>ing niet afhankelijk van de nierfunctie. Tijd<strong>en</strong>s follow-up<br />

gedur<strong>en</strong>de zes jaar therapie met d<strong>en</strong>osumab bij 200 patiënt<strong>en</strong> was er verdere to<strong>en</strong>ame<br />

van de BMD, onveranderde onderdrukking van de botombouw met e<strong>en</strong> ongewijzigd<br />

veiligheidsprofiel (Miller 2010).<br />

Net als voor andere medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> geldt dat goede fase-IV-studies voor d<strong>en</strong>osumab gew<strong>en</strong>st<br />

zijn, omdat als e<strong>en</strong> nieuw g<strong>en</strong>eesmiddel op de markt komt, zeldzame bijwerking<strong>en</strong><br />

die niet naar vor<strong>en</strong> zijn gekom<strong>en</strong> in de registratiestudies, zich wel kunn<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong><br />

als zij in de algem<strong>en</strong>e populatie aan grote patiënt<strong>en</strong>aantall<strong>en</strong> word<strong>en</strong> blootgesteld.<br />

Conclusie<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

D<strong>en</strong>osumab reduceert wervel-, niet-wervel- <strong>en</strong> heupfractur<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> met osteoporose (T < -2.5).<br />

Tabel 5.12<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 109


Overige overweging<strong>en</strong><br />

De EMA <strong>en</strong> FDA hebb<strong>en</strong> d<strong>en</strong>osumab goedgekeurd voor de prev<strong>en</strong>tie van fractur<strong>en</strong> bij<br />

postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico. D<strong>en</strong>osumab was t<strong>en</strong> tijde<br />

van het schrijv<strong>en</strong> van deze richtlijn nog niet beschikbaar in Nederland, maar is inmiddels<br />

beoordeeld door de zorgverzekeraar: het middel is sinds maart 2011 geregistreerd<br />

voor de behandeling van postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico.<br />

Aanbeveling<br />

D<strong>en</strong>osumab, met e<strong>en</strong> breed spectrum van antifractuureffect, is aanbevol<strong>en</strong> als tweede keuze bij<br />

contra-indicaties, intolerantie, non-adher<strong>en</strong>ce of inefficiëntie van orale bisfosfonat<strong>en</strong>.<br />

Nieuwe SERM’s: lasofoxif<strong>en</strong> is de eerste SERM waarbij in de fractuurstudie prev<strong>en</strong>tie<br />

kon word<strong>en</strong> aangetoond van wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong> (Cummings 2010).<br />

Lasofoxif<strong>en</strong> vermindert tev<strong>en</strong>s de kans op oestroge<strong>en</strong>receptor-positieve borstkanker,<br />

coronair hartlijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> stroke, maar verhoogt de kans op diepe v<strong>en</strong>euze trombose.<br />

Overige overweging<strong>en</strong><br />

Er zijn ge<strong>en</strong> langetermijngegev<strong>en</strong>s bek<strong>en</strong>d omtr<strong>en</strong>t lasofoxif<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> definitieve uitspraak<br />

over de plaats van lasofoxif<strong>en</strong> kan slechts word<strong>en</strong> geformuleerd wanneer de vergoeding<br />

is geregeld met de zorgverzekeraar <strong>en</strong> verder langetermijnveiligheidsprofiel bek<strong>en</strong>d is.<br />

Aanbeveling<br />

Op dit mom<strong>en</strong>t kan ge<strong>en</strong> uitspraak word<strong>en</strong> gemaakt over lasofoxif<strong>en</strong>.<br />

G<strong>en</strong>erieke osteoporosemiddel<strong>en</strong>: in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate zal g<strong>en</strong>erieke osteoporosemedicatie<br />

ter beschikking kom<strong>en</strong>, mom<strong>en</strong>teel is dit nog beperkt tot al<strong>en</strong>droninezuur. Er zijn<br />

slechts beperkte gegev<strong>en</strong>s bek<strong>en</strong>d over het effect van g<strong>en</strong>erieke vorm<strong>en</strong> van al<strong>en</strong>droninezuur<br />

op surrogaatmerkers, zoals BMD <strong>en</strong> botmarkers (Ringe 2009). In dit laatstg<strong>en</strong>oemde,<br />

overig<strong>en</strong>s retrospective onderzoek, bleek overig<strong>en</strong>s dat de therapietrouw lager was <strong>en</strong><br />

de to<strong>en</strong>ame aan BMD kleiner was in de patiënt<strong>en</strong>groep met g<strong>en</strong>erieke middel<strong>en</strong> dan bij de<br />

patiënt<strong>en</strong> die spécialités gebruikt<strong>en</strong>. Er zijn ook ge<strong>en</strong> studies met fractur<strong>en</strong> als eindpunt<br />

beschikbaar. In teg<strong>en</strong>stelling tot de situatie bij andere g<strong>en</strong>erieke middel<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />

de cholesterolsyntheseremmers, is het niet mogelijk het effect van het g<strong>en</strong>erieke middel<br />

in bloed <strong>en</strong>/of urine te met<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> zou het gew<strong>en</strong>st zijn als van g<strong>en</strong>erieke osteoporosemiddel<strong>en</strong><br />

zoals bisfosfonat<strong>en</strong>, naast het effect op GI-tolerantie, ook e<strong>en</strong> effect op<br />

BMD <strong>en</strong>/of botmarkers zou zijn aangetoond (Body 2010).<br />

Het uitgangspunt bij de registratie van g<strong>en</strong>erieke middel<strong>en</strong> is echter dat deze middel<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> gelijkwaardige effectiviteit <strong>en</strong> veiligheid moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van het refer<strong>en</strong>tieproduct<br />

(= het spécialité). Voor de registratie van g<strong>en</strong>erieke middel<strong>en</strong> is ge<strong>en</strong> herhaling<br />

van de preklinische studies nodig, maar hoeft alle<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> aangetoond dat het werkzame<br />

bestanddeel op dezelfde wijze <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de dezelfde periode in het lichaam op de<br />

110<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


plaats van werking komt als het refer<strong>en</strong>tieproduct. Daarmee is voor de registratieautoriteit<strong>en</strong><br />

aangetoond dat het g<strong>en</strong>erieke middel dezelfde werkzaamheid <strong>en</strong> veiligheid heeft als<br />

het spécialité. Voor het vaststell<strong>en</strong> van gelijkwaardige effectiviteit gaat m<strong>en</strong> ervan uit dat<br />

e<strong>en</strong> vergelijkbare plasmaconc<strong>en</strong>tratietijdscurve (= bio-equival<strong>en</strong>tie) leidt tot e<strong>en</strong> vergelijkbare<br />

conc<strong>en</strong>tratie op de plaats van werking, hetge<strong>en</strong> leidt tot e<strong>en</strong> gelijkwaardige werking.<br />

G<strong>en</strong>erieke middel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> daarom aan bepaalde eis<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de bio-equival<strong>en</strong>tie voldo<strong>en</strong><br />

om geregistreerd te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. In Nederland hanteert het CBG sinds begin<br />

jar<strong>en</strong> ’80 eis<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de bio-equival<strong>en</strong>tie. In de loop der jar<strong>en</strong> zijn deze eis<strong>en</strong> steeds<br />

verder aangescherpt. G<strong>en</strong>erieke middel<strong>en</strong> die na 1985 zijn geregistreerd (waaronder al<strong>en</strong>droninezuur),<br />

zijn wat betreft bio-equival<strong>en</strong>tie volg<strong>en</strong>s de str<strong>en</strong>ge criteria beoordeeld zoals<br />

die teg<strong>en</strong>woordig geld<strong>en</strong>. Deze middel<strong>en</strong> zijn dus bewez<strong>en</strong> bio-equival<strong>en</strong>t.<br />

Aanvankelijk hanteerde het CBG zelf opgestelde eis<strong>en</strong>; sinds er Europese richtlijn<strong>en</strong><br />

van kracht zijn (1991), word<strong>en</strong> deze door het CBG gehanteerd (EMA, CPMP/EWP/<br />

QWP/1401/98 Rev. 1, 2008).<br />

Eén van de eis<strong>en</strong> van het bio-equival<strong>en</strong>tieonderzoek bij registratie van e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eriek preparaat<br />

is e<strong>en</strong> vergelijkbaar oplosbaarheidprofiel t<strong>en</strong> opzichte van het refer<strong>en</strong>tieproduct<br />

(EMA, CPMP/EWP/QWP/1401/98 Rev. 1, 2008). In sommige studies wordt e<strong>en</strong> verschil<br />

gevond<strong>en</strong> in wateroplosbaarheid van sommige g<strong>en</strong>erieke vorm<strong>en</strong> van al<strong>en</strong>droninezuur<br />

<strong>en</strong> het spécialité van risedronaat. Het effect hiervan op de GI-tolerantie <strong>en</strong> GI-absorptie<br />

is onbek<strong>en</strong>d (Dansereau 2008; Perkins 2008). Er zijn incid<strong>en</strong>tele waarneming<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong>ame aan GI-bijwerking<strong>en</strong> suggerer<strong>en</strong>, maar dat is niet onderzocht <strong>en</strong> dus ook niet<br />

aangetoond in RCT’s. De werkgroep acht het van belang dergelijke vermoed<strong>en</strong>s te meld<strong>en</strong><br />

bij het LAREB, zodat meer informatie hierover landelijk beschikbaar komt.<br />

Aanbeveling<br />

De werkgroep adviseert melding te do<strong>en</strong> bij LAREB van onverwachte bijwerking<strong>en</strong> <strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong><br />

van verminderde werking t<strong>en</strong> opzichte van het spécialité.<br />

Hoewel er de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> veel nieuwe studies van hoge kwaliteit zijn versch<strong>en</strong><strong>en</strong>,<br />

zijn er toch nog e<strong>en</strong> aantal belangrijke knelpunt<strong>en</strong> overgeblev<strong>en</strong>, waarvoor nieuw onderzoek<br />

dring<strong>en</strong>d gew<strong>en</strong>st is. Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn:<br />

Casefinding: zijn er andere groep<strong>en</strong> van hoogrisicopatiënt<strong>en</strong> die kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> behandeld,<br />

bijvoorbeeld op basis van algoritmes zoals FRAX <strong>en</strong> de Garvan Fracture Risk calculator?<br />

Compliance: hoe kan de compliance <strong>en</strong> persist<strong>en</strong>tie van antiosteoporosemedicatie substantieeel<br />

word<strong>en</strong> verhoogd? Welke is de rol van de praktijkhulp, verpleegkundige <strong>en</strong>/<br />

of apotheker? Wat is de rol van het opvolg<strong>en</strong> met botmarkers? Dit is e<strong>en</strong> van de voornaamste<br />

onderzoeksterrein<strong>en</strong>, waar nood is aan gerandomiseerd prospectief onderzoek.<br />

Duur van behandeling: wat te do<strong>en</strong> na ti<strong>en</strong> jaar therapie antiosteoporosetherapie? Is er<br />

nood aan lev<strong>en</strong>slange behandeling, <strong>en</strong> zo ja, met welke follow-up?<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 111


Nieuwe behandelingsschema’s:<br />

--<br />

Is sequ<strong>en</strong>tiële therapie met antiresorptieve medicaties <strong>en</strong> anabolica effectief? Er<br />

zijn meer gegev<strong>en</strong>s nodig over het effect op lange termijn met betrekking tot het<br />

effect op heupfractur<strong>en</strong>.<br />

--<br />

Bij welke patiënt<strong>en</strong> zou best gestart word<strong>en</strong> met anabolica? Bij sommige patiënt<strong>en</strong><br />

wordt de behandeling pas gestart wanneer ze meerdere fractur<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> doorgemaakt<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeer lage BMD verton<strong>en</strong>. Zijn dit kandidat<strong>en</strong> voor vroegtijdig toedi<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

van anabolica?<br />

--<br />

Is intermitt<strong>en</strong>te kortdur<strong>en</strong>de behandeling met alle<strong>en</strong> antiresorptiva, alle<strong>en</strong> anabolica<br />

of korte intermitt<strong>en</strong>te therapie van beide effectief? Is dat kost<strong>en</strong>/bat<strong>en</strong><br />

effectief?<br />

--<br />

Wat is het effect van cathepsine-K inhibitie op fractur<strong>en</strong>? Cathepsine-K inhibitie<br />

vermindert de botafbraak, maar niet de botaanmaak. Is dit e<strong>en</strong> aanwinst op de<br />

huidig beschikbare behandeling<strong>en</strong>?<br />

5.2. Medicam<strong>en</strong>teuze therapie <strong>en</strong> andere maatregel<strong>en</strong> bij gebruik<br />

van glucocorticoïd<strong>en</strong><br />

Glucocorticoïd<strong>en</strong> (GC) zijn bek<strong>en</strong>d om hun effectiviteit, maar ook vanwege het grote<br />

aantal mogelijke bijwerking<strong>en</strong>, waarvan osteoporose <strong>en</strong> fractur<strong>en</strong> tot de belangrijkste<br />

behor<strong>en</strong>.<br />

De invloed van GC op het bot (de pathog<strong>en</strong>ese), de epidemiologie <strong>en</strong> de indicaties voor<br />

therapie word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> in het hoofdstuk over comorbiditeit (hoofdstuk 7). In dit<br />

hoofdstuk kom<strong>en</strong> de therapeutische opties aan bod.<br />

Het is overig<strong>en</strong>s belangrijk om zich te realiser<strong>en</strong> dat niet alle<strong>en</strong> de GC e<strong>en</strong> negatief<br />

effect op het bot hebb<strong>en</strong>, maar de onderligg<strong>en</strong>de aando<strong>en</strong>ing meestal ook. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

remm<strong>en</strong> GC vaak de activiteit van de onderligg<strong>en</strong>de aando<strong>en</strong>ing (Bijlsma 2003).<br />

Effectiviteit van therapie, met nadruk op fractur<strong>en</strong><br />

Bij de behandeling van glucocorticoïdgeïnduceerde-osteoporose (GIOP) is het ess<strong>en</strong>tieel<br />

dat de calcium- <strong>en</strong> vitamine D-intake voldo<strong>en</strong>de is. Patiënt<strong>en</strong>, die behandeld word<strong>en</strong><br />

met GC, word<strong>en</strong> geadviseerd in totaal t<strong>en</strong>minste 1 gram calcium per dag <strong>en</strong> bij voorkeur<br />

zelfs 1500 mg per dag in te nem<strong>en</strong>. Ook bij gebruik van GC is e<strong>en</strong> adequate vitamine D-<br />

status van belang: er zijn suggesties dat de 25(OH)vitamine D-serumspiegel t<strong>en</strong>minste<br />

> 50nmol/l (gedur<strong>en</strong>de het hele jaar) moet zijn (D<strong>en</strong> Uyl 2008).<br />

Calcium <strong>en</strong> vitamine D-suppletie kunn<strong>en</strong> de BMD stabiel houd<strong>en</strong> bij chronisch GCgebruik,<br />

maar zijn onvoldo<strong>en</strong>de om het botverlies teg<strong>en</strong> te gaan bij beginn<strong>en</strong>de therapie<br />

met GC.<br />

Van <strong>en</strong>kele medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is de effectiviteit bij GIOP aangetoond (risedronaat, al<strong>en</strong>dronaat,<br />

ibandronaat <strong>en</strong> teriparatide) door zowel e<strong>en</strong> gunstig effect te ton<strong>en</strong> op de BMD als<br />

op het wervelfractuurrisico. Van zoledronaat is, in e<strong>en</strong> directe vergelijking met risedronaat,<br />

e<strong>en</strong> grotere stijging van de BMD aangetoond (Reid 2009).<br />

112<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


De effect<strong>en</strong> van behandeling met betrekking tot fractuurreductie zijn vergelijkbaar met<br />

die bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong>, zowel voor wervel- als niet-wervelfractur<strong>en</strong>: aangezi<strong>en</strong><br />

de patiënt<strong>en</strong>aantall<strong>en</strong> kleiner zijn, zijn de betrouwbaarheidsintervall<strong>en</strong> groter<br />

( Kanis 2007, zie figuur op de volg<strong>en</strong>de pagina).<br />

Al<strong>en</strong>dronaat laat in e<strong>en</strong> RCT met 477 mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de BMD<br />

zi<strong>en</strong> (Saag 1998). In e<strong>en</strong> follow-up studie wordt in het tweede jaar, in 208 patiënt<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> significante vermindering van incid<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Van risedronaat<br />

zijn twee gerandomiseerde <strong>en</strong> placebogecontroleerde trials (RCT’s) gepubliceerd,<br />

waarin e<strong>en</strong> significant effect op de BMD wordt gevond<strong>en</strong> na één jaar behandeling met<br />

risedronaat vergelek<strong>en</strong> met placebo, bij patiënt<strong>en</strong> die rec<strong>en</strong>t war<strong>en</strong> gestart met hoge<br />

dosis GC (Coh<strong>en</strong> 1999) <strong>en</strong> patiënt<strong>en</strong> met chronisch GC-gebruik (Reid 2000). Wanneer<br />

deze twee studies, met gelijke opzet, sam<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geanalyseerd, wordt er na e<strong>en</strong><br />

jaar behandeling, e<strong>en</strong> significante reductie in nieuwe wervelfractur<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> (Wallach<br />

2000). Risedronaat is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s effectief bij mann<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s GC-gebruik (Reid 2000).<br />

2.0<br />

Vertebral fracture<br />

Non-vertebral fracture<br />

1.5<br />

RR = 0.58<br />

0.48<br />

0.81 0.79<br />

RR<br />

1.0<br />

0.5<br />

0.0<br />

N =<br />

PMO<br />

9,681<br />

GIO<br />

987<br />

PMO<br />

14,551<br />

Kanis et al. Health Technol Ass 2007; 11(7)<br />

Figuur 5.4: Vergelijking van effect<strong>en</strong> van bisfosfonat<strong>en</strong> op de relatieve reductie (RR) van wervel- <strong>en</strong> niet-wervelfractur<strong>en</strong><br />

in postm<strong>en</strong>opauzale osteoporose (PMO) <strong>en</strong> glucocorticoïdgeïnduceerde osteoporose (GIOP)<br />

GIO<br />

500<br />

Actief vitamine D stimuleert de botaanmaak onder andere door stimulatie van intestinale<br />

calciumabsorptie <strong>en</strong> verhoogde activiteit van osteoblast<strong>en</strong>; daarnaast heeft het e<strong>en</strong><br />

positief effect op de spiersterkte. In de STOP-studie, (De Nijs 2006) door de <strong>Osteoporose</strong><br />

Werkgroep van de Nederlandse Ver<strong>en</strong>iging voor Reumatologie geïnitieerd, wordt<br />

al<strong>en</strong>dronaat vergelek<strong>en</strong> met alfacalcidol bij patiënt<strong>en</strong> die start<strong>en</strong> met GC. Al<strong>en</strong>dronaat<br />

zorgt voor e<strong>en</strong> grotere to<strong>en</strong>ame van BMD, zowel in de wervelkolom als in de heup,<br />

terwijl deze juist afneemt bij alfacalcidol. Het aantal symptomatische wervelfractur<strong>en</strong><br />

is verhoogd (niet- significant) bij patiënt<strong>en</strong> behandeld met alfacalcidol vergelek<strong>en</strong> met<br />

al<strong>en</strong>dronaat.<br />

Nieuwe interessante gegev<strong>en</strong>s betreff<strong>en</strong> het effect van zoledronaat bij GIOP: zoledronaat<br />

leidt tot e<strong>en</strong> grotere to<strong>en</strong>ame in BMD in vergelijking met risedronaat (Reid 2009).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 113


Gegev<strong>en</strong>s over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel verschil in effect op botsterkte <strong>en</strong>/of fractuurincid<strong>en</strong>tie<br />

tuss<strong>en</strong> risedronaat <strong>en</strong> zoledronaat zijn er niet. In e<strong>en</strong> studie bij patiënt<strong>en</strong> na e<strong>en</strong> harttransplantatie,<br />

hetge<strong>en</strong> meestal gepaard gaat met fors verlies van botmassa <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge<br />

fractuurincid<strong>en</strong>tie, werd e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame in BMD <strong>en</strong> e<strong>en</strong> reductie van wervelfractur<strong>en</strong> aangetoond<br />

bij gebruik van ibandronaat (Fahrleiter 2009).<br />

In e<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>de studie met teriparatide <strong>en</strong> al<strong>en</strong>dronaat gedur<strong>en</strong>de 18 maand<strong>en</strong>, bij<br />

patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog fractuurrisico, lat<strong>en</strong> beide middel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van BMD zi<strong>en</strong>,<br />

welke bij teriparatide groter is (Saag 2007). Er zijn in de teriparatide groep significant<br />

minder morfologische wervelfractur<strong>en</strong> dan in de al<strong>en</strong>dronaat groep (0.6% versus 6.1%).<br />

Het aantal niet-wervelfractur<strong>en</strong> is niet significant verschill<strong>en</strong>d. Ook in de periode van 18-<br />

36 maand<strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> verschil in wervelfactur<strong>en</strong>, t<strong>en</strong> faveure van teriparatide (Saag 2009).<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> data bek<strong>en</strong>d van strontiumranelaat, d<strong>en</strong>osumab <strong>en</strong> PTH (1-84) bij GIOP.<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d zijn tijd<strong>en</strong>s chronisch gebruik van GC bij alle patiënt<strong>en</strong> leefregels van belang.<br />

Daarnaast is het bij oudere patiënt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog risico op e<strong>en</strong> fractuur: gedefinieerd<br />

als t<strong>en</strong>minste 7,5 mg prednison(equival<strong>en</strong>t) per dag gedur<strong>en</strong>de naar verwachting<br />

t<strong>en</strong>minste drie maand<strong>en</strong>, geïndiceerd om zo snel mogelijk te start<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bisfosfonaat.<br />

De plaatsbepaling van teriparatide bij GC is zowel international als nationaal nog onvoldo<strong>en</strong>de<br />

uitgekristalliseerd, anders dan de bestaande indicatie voor postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong>. Vanwege de superioriteit van teriparatide versus al<strong>en</strong>dronaat in één onderzoek,<br />

zou m<strong>en</strong> bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij mann<strong>en</strong> ouder dan 70 jaar met prednisongebruik<br />

(>7,5 mg per dag gedur<strong>en</strong>de t<strong>en</strong>minste drie maand<strong>en</strong>) <strong>en</strong> met t<strong>en</strong>minste één<br />

wervelinzakking, die e<strong>en</strong> nieuwe fractuur doormak<strong>en</strong> na t<strong>en</strong>minste één jaar behandeling<br />

met bisfosfonat<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> behandeling met teriparatide kunn<strong>en</strong> overweg<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s is het<br />

belangrijk om zich te realiser<strong>en</strong> dat mom<strong>en</strong>teel teriparatide in Nederland alle<strong>en</strong> vergoed<br />

wordt bij postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> met t<strong>en</strong>minste twee preval<strong>en</strong>te wervelfractur<strong>en</strong>, die<br />

tijd<strong>en</strong>s behandeling e<strong>en</strong> derde fractuur oplop<strong>en</strong>, maar deze criteria blijv<strong>en</strong> toepasbaar bij<br />

glucocorticoïd gebruikers (Lems 2006).<br />

Conclusies<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Van al<strong>en</strong>dronaat, risedronaat <strong>en</strong> ibandronaat is to<strong>en</strong>ame van de BMD<br />

<strong>en</strong> reductie van wervelfractur<strong>en</strong> aangetoond tijd<strong>en</strong>s gebruik van GC.<br />

Zoledronaat leidt tot e<strong>en</strong> grotere stijging van BMD in vergelijking<br />

met risedronaat tijd<strong>en</strong>s gebruik van GC.<br />

Saag 1998, Coh<strong>en</strong> 1999, Reid 2000, Wallach 2000, Reid 2009, Fahrleiter<br />

2009<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Teriparatide leidt tot e<strong>en</strong> grotere stijging van de BMD <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere<br />

incid<strong>en</strong>tie van wervelfractur<strong>en</strong> dan al<strong>en</strong>dronaat bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

chronisch prednisongebruik.<br />

Saag 2007, Saag 2009<br />

114<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Aanbeveling<strong>en</strong><br />

Bij patiënt<strong>en</strong> ouder dan 70 jaar, die prednison gebruik<strong>en</strong> (>7,5 mg per dag of meer), wordt<br />

aanbevol<strong>en</strong> te zorg<strong>en</strong> voor:<br />

• voldo<strong>en</strong>de calcium (1000-1500 mg per dag);<br />

• voldo<strong>en</strong>de vitamine D;<br />

• voldo<strong>en</strong>de lichaamsbeweging;<br />

• valprev<strong>en</strong>tie.<br />

1. Glucocorticoïd<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zo laag mogelijke dosis <strong>en</strong> zo kort mogelijk voorgeschrev<strong>en</strong><br />

te word<strong>en</strong>.<br />

2. Indi<strong>en</strong> de verwachting bestaat dat glucocorticoïd<strong>en</strong> langer dan drie maand<strong>en</strong> zull<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gebruikt, di<strong>en</strong>t osteoporoseprofylaxe te word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> (<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> nodig, zo<br />

snel mogelijk te word<strong>en</strong> gestart).<br />

3. Bij e<strong>en</strong> glucocorticoïd<strong>en</strong>-dosering tuss<strong>en</strong> 7,5 <strong>en</strong> 15 mg (prednison-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) per dag:<br />

a) bij prem<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> < 70 jaar di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> DXA te word<strong>en</strong> verricht<br />

<strong>en</strong> afhankelijk van de uitslag therapie te word<strong>en</strong> voorgeschrev<strong>en</strong>, b) bij postm<strong>en</strong>opauzale<br />

vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> mann<strong>en</strong> > 70 jaar is e<strong>en</strong> indicatie voor osteoporosebehandeling aanwezig.<br />

4. Er bestaat e<strong>en</strong> indicatie voor osteoporosebehandeling bij e<strong>en</strong> glucocorticoïd<strong>en</strong>-dosering<br />

> 15 mg (prednison equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) per dag <strong>en</strong>/of de aanwezigheid van e<strong>en</strong> preval<strong>en</strong>te<br />

fractuur.<br />

5.3. Invasieve mechanistische behandeling van wervelfractur<strong>en</strong><br />

Niet-wervelfractur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meestal door de chirurg behandeld met als doel de breukplaats<br />

te alligner<strong>en</strong> <strong>en</strong> te immobiliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> fractuurheling te optimaliser<strong>en</strong>. Immobilisatie<br />

van de fractuurhaard gebeurt door gips<strong>en</strong>, door e<strong>en</strong> ingreep met fixatie met osteosynthesemateriaal,<br />

door het plaats<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> kunstgewricht (bijvoorbeeld na bepaalde<br />

heupfractur<strong>en</strong>) of botgreff<strong>en</strong>. Deze vorm<strong>en</strong> van mechanistische behandeling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

echter slechts zeld<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast bij wervelfractur<strong>en</strong>.<br />

Twee mechanistische behandeling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de literatuur gerapporteerd voor de<br />

behandeling van pijnlijke wervelbreuk<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gevolge van osteoporose, namelijk vertebroplastiek<br />

(met intravertebrale injectie van cem<strong>en</strong>tstof) <strong>en</strong> ballonkyfoplastiek (met<br />

intravertebraal inbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ballon met cem<strong>en</strong>tstof). De procedure gebeurt onder<br />

steriele condities <strong>en</strong> in buikligging. Onder (biplane) röntg<strong>en</strong>doorlichting word<strong>en</strong> twee<br />

botbiopsi<strong>en</strong>aald<strong>en</strong>, bij voorkeur transpediculair, in het gefractureerde wervellichaam<br />

geplaatst. In het geval van kyfoplastiek word<strong>en</strong> door deze naald<strong>en</strong> twee orthopedische<br />

ballonn<strong>en</strong>, bij voorkeur onder de dekplaat, in het wervellichaam gepositioneerd. Onder<br />

röntg<strong>en</strong>doorlichting word<strong>en</strong> de ballonn<strong>en</strong> voorzichtig gevuld met contrastvloeistof om<br />

hoogte te winn<strong>en</strong>. De gecreëerde holtes word<strong>en</strong> onder röntg<strong>en</strong>doorlichting gevuld met<br />

polymethyl-methacrylaat-cem<strong>en</strong>t (PMMA).<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 115


Vertebroplastiek<br />

In e<strong>en</strong> gerandomiseerd, maar niet-dubbelblindonderzoek, was vertebroplastiek effectief<br />

op pijnreductie (Klaz<strong>en</strong> 2010). Gezi<strong>en</strong> het feit dat de studie niet geblindeerd was, zijn<br />

de resultat<strong>en</strong> met voorzichtigheid te interpreter<strong>en</strong>. In 2009 werd<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> gepubliceerd<br />

van twee RCT’s naar het effect van percutane vertebroplastiek bij patiënt<strong>en</strong> met<br />

rugpijn gedur<strong>en</strong>de één jaar of minder <strong>en</strong> e<strong>en</strong> wervelfractuur op de röntg<strong>en</strong>foto (Buchbinder<br />

2009, Kallmes 2009). Deze procedure werd bij beide trials vergelek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

sham-procedure, waarbij de patiënt<strong>en</strong> dezelfde uitw<strong>en</strong>dige handeling<strong>en</strong> onderging<strong>en</strong>, na<br />

de sham-ingreep de geur van methacrylaat werd verspreid in de placebogroep <strong>en</strong> patiënt<br />

<strong>en</strong> interviewers tot het eind onbek<strong>en</strong>d war<strong>en</strong> met de toegewez<strong>en</strong> behandeling. Ge<strong>en</strong> van<br />

beide trials liet e<strong>en</strong> verbetering zi<strong>en</strong> in pijnscores of kwaliteit van lev<strong>en</strong> in vergelijking<br />

met placebo. Meta-analyse van de effect<strong>en</strong> op de pijnscore na één maand leverde slechts<br />

e<strong>en</strong> minimale verbetering op van 0.23 (op e<strong>en</strong> schaal van 0-10; 10 is ergste pijn) <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

betrouwbaarheidsinterval van –0.05 tot 1.5. Echter, de pijnlijke wervelfractuur werd in<br />

deze studies niet voorafgaande aan inclusie bevestigd op MRI <strong>en</strong> niet door lichamelijk onderzoek.<br />

De vraag is of deze studies repres<strong>en</strong>tatief zijn voor de populatie die in Nederland<br />

behandeld wordt (waar botoedeem op MRI <strong>en</strong> pijn ter plaatse bij lichamelijk onderzoek<br />

e<strong>en</strong> eis zijn).<br />

Ballonkyfoplastiek<br />

Zoals met vertebroplastiek, werd<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel gunstige effect<strong>en</strong> op pijn <strong>en</strong> functioner<strong>en</strong><br />

vastgesteld in niet-gerandomiseerde, niet-geblindeerde studies met ballonkyfoplastiek.<br />

In e<strong>en</strong> gerandomiseerd maar niet dubbelgeblindeerd onderzoek, waarbij met MRI aangetoond<br />

botoedeem e<strong>en</strong> inclusiecriterium was, was ballonkyfoplastiek effectief op pijn<br />

<strong>en</strong> functie (Wardlaw 2009). Gezi<strong>en</strong> het feit dat de studie niet geblindeerd was, zijn de<br />

resultat<strong>en</strong> met grote voorzichtigheid te interpreter<strong>en</strong> met betrekking tot deze parameters,<br />

zoals aangetoond met kyfoplastiek, dat in niet-geblindeerd onderzoek effectief was,<br />

maar niet in geblindeerd onderzoek. Er zijn ge<strong>en</strong> effect<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d versus placebo, zoals<br />

bestudeerd bij vertebroplastiek. Het is bek<strong>en</strong>d dat het ontbrek<strong>en</strong> van dubbele blindering<br />

bij pijn <strong>en</strong> functie-evaluatie weinig betrouwbaar zijn (Reid 2008). Enkel e<strong>en</strong> vergelijking<br />

met e<strong>en</strong> sham-ingreep zal definitief uitsluitsel kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de objectieve<br />

waarde van ballonkyfoplastiek op pijn <strong>en</strong> functioner<strong>en</strong>.<br />

Verwikkeling<strong>en</strong> van mechanistische behandeling van wervelfractur<strong>en</strong><br />

In hoeverre de biomechanische verharding in de behandelde wervel invloed heeft op het<br />

optred<strong>en</strong> van wervelfractur<strong>en</strong> in de aanpal<strong>en</strong>de osteoporotische wervels, is onderzocht<br />

in beide eerder g<strong>en</strong>oemde gerandomiseerde, niet-geblindeerde studies met kyfo- <strong>en</strong> vertebroplastiek<br />

(Wardlaw 2009, Klaz<strong>en</strong> 2010). Er werd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wervelfractuurincid<strong>en</strong>tie. Complicaties kunn<strong>en</strong> ontstaan door het<br />

verkeerd plaats<strong>en</strong> van de naald<strong>en</strong> of cem<strong>en</strong>tlekkage.<br />

116<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Overige overweging<br />

Vertebroplastiek <strong>en</strong> kyfoplastiek zijn niet zinvol als patiënt<strong>en</strong> niet zorgvuldig geselecteerd<br />

word<strong>en</strong> op basis van focale pijn bij het lichamelijk onderzoek <strong>en</strong> botoedeem op<br />

MRI. Het effect van ballonkyfoplastiek is niet onderzocht in e<strong>en</strong> dubbelblind placebogecontroleerd<br />

onderzoek zoals vertebroplastiek. Echter, twee grote niet-geblindeerde<br />

onderzoek<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de beide behandelmethod<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> de meerwaarde bov<strong>en</strong> conservatieve<br />

therapie. Wellicht is de vertebroplastiek wel zinvol in e<strong>en</strong> subgroep van patiënt<strong>en</strong><br />

met be<strong>en</strong>mergoedeem op MRI.<br />

Aanbeveling<br />

De plaats van vertebroplastiek <strong>en</strong> kyfoplastiek binn<strong>en</strong> de behandeling van pijnlijke osteoporotische<br />

wervelfractur<strong>en</strong> is vooralsnog niet geheel duidelijk. Vertebroplastiek of kyfoplastiek<br />

kan word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d pijnlijke osteoporotische wervelfractuur (bij lichamelijk<br />

onderzoek) ondanks maximale pijnstill<strong>en</strong>de medicatie, bevestigd met botoedeem op MRI.<br />

Literatuur<br />

––<br />

Adami S, San Martin J, Muñoz-Torres M, Econs MJ, Xie L, Dalsky GP, McClung M, Fels<strong>en</strong>berg<br />

D, Brown JP, Brandi ML, Sipos A. Effect of raloxif<strong>en</strong>e after recombinant teriparatide [hPTH(1-34)]<br />

treatm<strong>en</strong>t in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with osteoporosis. Osteoporos Int. 2008 Jan;19(1):87-94.<br />

––<br />

Anderson, G. L., M. Limacher, A. R. Assaf, T. Bassford, S. A. Beresford, H. Black, et al. “Effects of<br />

conjugated equine estrog<strong>en</strong> in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with hysterectomy: the Wom<strong>en</strong>’s Health<br />

Initiative randomized controlled trial.” JAMA 2004; 291(14): 1701-1712.<br />

––<br />

Armam<strong>en</strong>to Villareal, R., N. Napoli, K. Diemer, M. Watkins, R. Civitelli, S. Teitelbaum, et al.<br />

“Bone turnover in bone biopsies of pati<strong>en</strong>ts with low-<strong>en</strong>ergy cortical fractures receiving bisphosphonates:<br />

a case series.” Calcif Tissue Int 2009; 85(1): 37-44.<br />

––<br />

Becker, C., S. Crow, J. Toman, C. Lipton, D. J. McMahon, W. Macaulay, et al. “Characteristics of<br />

elderly pati<strong>en</strong>ts admitted to an urban tertiary care hospital with osteoporotic fractures: correlations<br />

with risk factors, fracture type, g<strong>en</strong>der and ethnicity.” Osteoporos Int 2006; 17(3): 410-416.<br />

––<br />

Bijlsma JW, Boers M, Saag KG, Furst DE. Glucocorticoids in the treatm<strong>en</strong>t of early and late RA.<br />

Ann Rheum Dis 2003;62(11):1033-7.<br />

––<br />

Black, D. M., A. V. Schwartz, K. E. Ensrud, J. A. Cauley, S. Levis, S. A. Quandt, et al. “Effects of<br />

continuing or stopping al<strong>en</strong>dronate after 5 years of treatm<strong>en</strong>t: the Fracture Interv<strong>en</strong>tion Trial<br />

Long-term Ext<strong>en</strong>sion (FLEX): a randomized trial.” JAMA the journal of the American Medical<br />

Association ISE: 1538 3598 2006; 296(24): 2927-2938.<br />

––<br />

Black, D. M., D. E. Thompson, D. C. Bauer, K. Ensrud, T. Musliner, M. C. Hochberg, et al. ”Fracture<br />

risk reduction with al<strong>en</strong>dronate in wom<strong>en</strong> with osteoporosis: the Fracture Interv<strong>en</strong>tion Trial.<br />

FIT Research Group.” J Clin Endocrinol Metab 2000; 85(11): 4118-4124.<br />

––<br />

Black, D. M., J. P. Bilezikian, K. E. Ensrud, S. L. Gre<strong>en</strong>span, L. Palermo, T. Hue, et al. “One year<br />

of al<strong>en</strong>dronate after one year of parathyroid hormone (1-84) for osteoporosis.” N Engl J Med 2005;<br />

353(6): 555-565.<br />

––<br />

Black, D. M., P. D. Delmas, R. Eastell, I. R. Reid, S. Boon<strong>en</strong>, J. A. Cauley, et al. “Once-yearly zole-<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 117


dronic acid for treatm<strong>en</strong>t of postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis.” N Engl J Med 2007; 356(18): 1809-<br />

1822.<br />

––<br />

Black, D. M., S. R. Cummings, D. B. Karpf, J. A. Cauley, D. E. Thompson, M. C. Nevitt, et al.<br />

“Randomised trial of effect of al<strong>en</strong>dronate on risk of fracture in wom<strong>en</strong> with existing vertebral<br />

fractures. Fracture Interv<strong>en</strong>tion Trial Research Group.” Lancet 1996; 348(9041): 1535-1541.<br />

––<br />

Body JJ, Bergmann P, Boon<strong>en</strong> S, Bouts<strong>en</strong> Y, Devogelaer JP, Goemaere S, Kaufman JM, Roz<strong>en</strong>berg<br />

S, Reginster JY. Evid<strong>en</strong>ce-based guidelines for the pharmacological treatm<strong>en</strong>t of postm<strong>en</strong>opausal<br />

osteoporosis: a cons<strong>en</strong>sus docum<strong>en</strong>t by the Belgian Bone Club. Osteoporos Int. 2010<br />

Oct;21(10):1657-80.<br />

––<br />

Bolland MJ, Grey AB, Gamble GD, Reid IR. Effect of osteoporosis treatm<strong>en</strong>t on mortality: a metaanalysis.<br />

J Clin Endocrinol Metab. 2010 Mar;95(3):1174-81.<br />

––<br />

Boon<strong>en</strong>, S., M. R. McClung, R. Eastell, G. El Hajj Fuleihan, I. P. Barton and P. Delmas. “Safety<br />

and efficacy of risedronate in reducing fracture risk in osteoporotic wom<strong>en</strong> aged 80 and older:<br />

implications for the use of antiresorptive ag<strong>en</strong>ts in the old and oldest old.” J Am Geriatr Soc 2004;<br />

52(11): 1832-1839.<br />

––<br />

Bruyere O, Roux C, Detilleux J, Slosman DO, Spector TD, Fardellone P, Brix<strong>en</strong> K, Devogelaer JP,<br />

Diaz-Curiel M, Albanese C, Kaufman JM, Pors-Niels<strong>en</strong> S, Reginster JY. Relationship betwe<strong>en</strong><br />

bone mineral d<strong>en</strong>sity changes and fracture risk reduction in pati<strong>en</strong>ts treated with strontium ranelate.<br />

J Clin Endocrinol Metab. 2007 Aug;92(8):3076-81.<br />

––<br />

Buchbinder, R., R. H. Osborne, P. R. Ebeling, J. D. Wark, P. Mitchell, C. Wriedt, et al. “A randomized<br />

trial of vertebroplasty for painful osteoporotic vertebral fractures.” N Engl J Med 2009;<br />

361(6): 557-568.<br />

––<br />

Cardwell CR, Abnet CC, Cantwell MM, Murray LJ. Exposure to oral bisphosphonates and risk of<br />

esophageal cancer. JAMA. 2010 Aug 11;304(6):657-63.<br />

––<br />

Carmona, R. and R. Adachi. “Treatm<strong>en</strong>t of postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis, pati<strong>en</strong>t perspectives -<br />

focus on once yearly zoledronic acid.” Pati<strong>en</strong>t Prefer Adher<strong>en</strong>ce 2009; 3: 189-193.<br />

––<br />

Cauley, J. A., L. Norton, M. E. Lippman, S. Eckert, K. A. Krueger, D. W. Purdie, et al. “Continued<br />

breast cancer risk reduction in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> treated with raloxif<strong>en</strong>e: 4-year results<br />

from the MORE trial. Multiple outcomes of raloxif<strong>en</strong>e evaluation.” Breast Cancer Res Treat 2001;<br />

65(2): 125-134.<br />

––<br />

Chesnut, C. H., 3rd, S. Silverman, K. Andriano, H. G<strong>en</strong>ant, A. Gimona, S. Harris, et al. “A randomized<br />

trial of nasal spray salmon calcitonin in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with established osteoporosis:<br />

the prev<strong>en</strong>t recurr<strong>en</strong>ce of osteoporotic fractures study. PROOF Study Group.” Am J Med<br />

2000; 109(4): 267-276.<br />

––<br />

Chesnut, I. C., A. Skag, C. Christians<strong>en</strong>, R. Recker, J. A. Stakkestad, A. Hoiseth, et al. “Effects of<br />

oral ibandronate administered daily or intermitt<strong>en</strong>tly on fracture risk in postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis.”<br />

J Bone Miner Res 2004; 19(8): 1241-1249.<br />

––<br />

Chevalley T, Hoffmeyer P, Bonjour JP, Rizzoli R. An osteoporosis clinical pathway for the medical<br />

managem<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts with low-trauma fracture. Osteoporos Int. 2002;13(6):450-5.<br />

––<br />

Chlebowski RT, Ch<strong>en</strong> Z, Cauley JA, Anderson G, Rodabough RJ, McTiernan A, Lane DS, Manson<br />

JE, Snetselaar L, Yasme<strong>en</strong> S, O’Sullivan MJ, Safford M, H<strong>en</strong>drix SL, Wallace RB. Oral bisphosphonate<br />

use and breast cancer incid<strong>en</strong>ce in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>. J Clin Oncol. 2010 Aug<br />

1;28(22):3582-90.<br />

118<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


––<br />

Clowes, J. A., N. F. Peel and R. Eastell. “The impact of monitoring on adher<strong>en</strong>ce and persist<strong>en</strong>ce<br />

with antiresorptive treatm<strong>en</strong>t for postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis: a randomized controlled trial.” J<br />

Clin Endocrinol Metab 2004; 89(3): 1117-1123.<br />

––<br />

Coh<strong>en</strong> S, Levy RM, Keller M, Boling E, Emkey RD, Gre<strong>en</strong>wald M, Zizic TM, Wallach S, Sewell KL,<br />

Lukert BP, Axelrod DW, Chines A. Risedronate therapy prev<strong>en</strong>ts corticosteroid-induced bone loss:<br />

a twelve-month, multic<strong>en</strong>ter, randomized, double-blind, placebo-controlled, parallel-group study.<br />

Arthritis Rheum 1999;42(11):2309-18.<br />

––<br />

Compston, J. “Monitoring bone mineral d<strong>en</strong>sity during antiresorptive treatm<strong>en</strong>t for osteoporosis.”<br />

BMJ 2009; 338: b1276.<br />

––<br />

Cranney, A., G. A. Wells, E. Yetisir, S. Adami, C. Cooper, P. D. Delmas, et al. “Ibandronate for the<br />

prev<strong>en</strong>tion of nonvertebral fractures: a pooled analysis of individual pati<strong>en</strong>t data.” Osteoporos Int<br />

2009; 20(2): 291-297.<br />

––<br />

Cummings, S. R., B. Ettinger, P. D. Delmas, P. K<strong>en</strong>emans, V. Stathopoulos, P. Verweij, et al.<br />

“The effects of tibolone in older postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>.” N Engl J Med 2008; 359(7): 697-708.<br />

––<br />

Cummings, S. R., D. M. Black, D. E. Thompson, W. B. Applegate, E. Barrett Connor, T. A. Musliner,<br />

et al. “Effect of al<strong>en</strong>dronate on risk of fracture in wom<strong>en</strong> with low bone d<strong>en</strong>sity but without<br />

vertebral fractures: results from the Fracture Interv<strong>en</strong>tion Trial.” JAMA 1998; 280(24): 2077-<br />

2082.<br />

––<br />

Cummings, S. R., J. San Martin, M. R. McClung, E. S. Siris, R. Eastell, I. R. Reid, et al. “D<strong>en</strong>osumab<br />

for prev<strong>en</strong>tion of fractures in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with osteoporosis.” N Engl J Med<br />

2009; 361(8): 756-765.<br />

––<br />

Dachverband Osteologie, D. (2009). “DVO Leitlinie <strong>Osteoporose</strong> 2009 “ Retrieved 22/3, 2010,<br />

from http://www.dv-osteologie.org/dvo_leitlini<strong>en</strong>/dvo-leitlinie-2009.<br />

––<br />

Dansereau, R. J., D. J. Crail and A. C. Perkins. “In vitro disintegration and dissolution studies of<br />

once-weekly copies of al<strong>en</strong>dronate sodium tablets (70 mg) and in vivo implications.” Curr Med<br />

Res Opin 2008; 24(4): 1137-1145.<br />

––<br />

De Nijs RN, Jacobs JW, Lems WF, Laan RF, Algra A, Huisman AM, Busk<strong>en</strong>s E, de Laet CE, Oostve<strong>en</strong><br />

AC, Geus<strong>en</strong>s PP, Bruyn GA, Dijkmans BA, Bijlsma JW (2006) Al<strong>en</strong>dronate or alfacalcidol<br />

in glucocorticoid-induced osteoporosis. N Engl J Med 2006;355(7):675-84.<br />

––<br />

De Vries F, Bracke M, Leufk<strong>en</strong>s HG, Lammers JW, Cooper C, Van Staa TP. Fracture risk with<br />

intermitt<strong>en</strong>t high-dose oral glucocorticoid therapy. Arthritis Rheum. 2007 Jan;56(1):208-14.<br />

––<br />

De Vries F, Pouwels S, Lammers JW, Leufk<strong>en</strong>s HG, Bracke M, Cooper C, van Staa TP. Use of<br />

inhaled and oral glucocorticoids, severity of inflammatory disease and risk of hip/femur fracture:<br />

a population-based case-control study. J Intern Med. 2007a;261(2):170-7.<br />

––<br />

Delmas, P. D., B. Vrij<strong>en</strong>s, R. Eastell, C. Roux, H. A. Pols, J. D. Ringe, et al. “Effect of monitoring<br />

bone turnover markers on persist<strong>en</strong>ce with risedronate treatm<strong>en</strong>t of postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis.”<br />

J Clin Endocrinol Metab 2007; 92(4): 1296-1304.<br />

––<br />

Delmas, P. D., H. K. G<strong>en</strong>ant, G. G. Crans, J. L. Stock, M. Wong, E. Siris, et al. “Severity of preval<strong>en</strong>t<br />

vertebral fractures and the risk of subsequ<strong>en</strong>t vertebral and nonvertebral fractures: results<br />

from the MORE trial.” Bone 2003; 33(4): 522-532.<br />

––<br />

D<strong>en</strong> Uyl D, Geus<strong>en</strong>s P, Bijlsma JWJ, Laan RFJM, Huisman AM, Nijs RNJ de, Lems WF. GlucocorticoidInduced<br />

Osteoporosis, nieuwe inzicht<strong>en</strong> in pathog<strong>en</strong>ese, epidemiologie <strong>en</strong> behandeling.<br />

Ned Tijdschrift Reumatologie 2008, 23-31.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 119


––<br />

Deutschmann, H. A., M. Weger, W. Weger, P. Kotanko, M. J. Deutschmann and F. Skrabal.<br />

„Search for occult secondary osteoporosis: impact of id<strong>en</strong>tified possible risk factors on bone mineral<br />

d<strong>en</strong>sity.“ J Intern Med 2002; 252(5): 389-397.<br />

––<br />

Diez Perez, A. and J. Gonzalez Macias. “Inadequate responders to osteoporosis treatm<strong>en</strong>t: proposal<br />

for an operational definition.” Osteoporos Int 2008; 19(11): 1511-1516.<br />

––<br />

Dumitrescu, B., S. van Held<strong>en</strong>, R. t<strong>en</strong> Broeke, A. Nieuw<strong>en</strong>huijz<strong>en</strong> Kruseman, C. Wyers, G. Udrea,<br />

et al. “Evaluation of pati<strong>en</strong>ts with a rec<strong>en</strong>t clinical fracture and osteoporosis, a multidisciplinary<br />

approach.” BMC Musculoskelet Disord 2008; 9: 109.<br />

––<br />

Eastell R, Nickels<strong>en</strong> T, Marin F, Barker C, Hadji P, Farrerons J, Audran M, Boon<strong>en</strong> S, Brix<strong>en</strong> K,<br />

Gomes JM, Obermayer-Pietsch B, Avramidis A, Sigurdsson G, Glüer CC. Sequ<strong>en</strong>tial treatm<strong>en</strong>t of<br />

severe postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis after teriparatide: final results of the randomized, controlled<br />

European Study of Forsteo (EUROFORS). J Bone Miner Res. 2009 Apr;24(4):726-36.<br />

––<br />

Edwards, B. J., C. B. Langman, A. D. Bunta, M. Vicuna and M. Favus. “Secondary contributors to<br />

bone loss in osteoporosis related hip fractures.” Osteoporos Int 2008; 19(7): 991-999.<br />

––<br />

Ettinger, B., D. M. Black, B. H. Mitlak, R. K. Knickerbocker, T. Nickels<strong>en</strong>, H. K. G<strong>en</strong>ant, et al.<br />

“Reduction of vertebral fracture risk in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with osteoporosis treated with<br />

raloxif<strong>en</strong>e: results from a 3-year randomized clinical trial. Multiple Outcomes of Raloxif<strong>en</strong>e Evaluation<br />

(MORE) Investigators.” JAMA 1999; 282(7): 637-645.<br />

––<br />

European Medicines Ag<strong>en</strong>cy, E. (2010). Retrieved 22/3, 2010, from http://www.ema.europa.eu/.<br />

––<br />

Fahrleitner-Pammer A, Piswanger_Soelkner JC, Pieter TR, Obermayer-Pietsch BM, Pilz S, Dimai<br />

HP, Pr<strong>en</strong>ner G, Tscheliessnigg KH, Hauge E, Potugaller RH. Dobnig H. Ibandronate prev<strong>en</strong>ts<br />

bone loss and reduces vertebral fracture risk in male cardiac transplant pati<strong>en</strong>ts: a randomized,<br />

double-blind, placebo-controlled trial. J Bone Miner Res 2009; 1335-44.<br />

––<br />

Faulkner, K. G. “Bone matters: are d<strong>en</strong>sity increases necessary to reduce fracture risk?” J Bone<br />

Miner Res 2000; 15(2): 183-187.<br />

––<br />

Fitzpatrick, L. A. “Secondary causes of osteoporosis.” Mayo Clin Proc 2002; 77(5): 453-468.<br />

––<br />

Garnero, P. “Bone markers in osteoporosis.” Curr Osteoporos Rep 2009; 7(3): 84-90.<br />

––<br />

Geus<strong>en</strong>s, P. P., C. H. Roux, D. M. Reid, W. F. Lems, S. Adami, J. D. Adachi, et al. «Drug Insight:<br />

choosing a drug treatm<strong>en</strong>t strategy for wom<strong>en</strong> with osteoporosis-an evid<strong>en</strong>ce-based clinical perspective.»<br />

Nat Clin Pract Rheumatol 2008; 4(5): 240-248.<br />

––<br />

Grady D, Ettinger B, Moscarelli E, et al. Safety and Adverse Effects Associated with Raloxif<strong>en</strong>e:<br />

Multiple Outcomes of Raloxif<strong>en</strong>e Evaluation. Obstet Gynecol 2004;104:837-44<br />

––<br />

Gre<strong>en</strong> J, Czanner G, Reeves G, Watson J, Wise L, Beral V. Oral bisphosphonates and risk of cancer<br />

of oesophagus, stomach, and colorectum: case-control analysis within a UK primary care cohort.<br />

BMJ. 2010 Sep 1;341:c4444.<br />

––<br />

Gre<strong>en</strong>span, S. L., H. G. Bone, M. P. Ettinger, D. A. Hanley, R. Lindsay, J. R. Zanchetta, et al. “Effect<br />

of recombinant human parathyroid hormone (1-84) on vertebral fracture and bone mineral<br />

d<strong>en</strong>sity in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with osteoporosis: a randomized trial.” Ann Intern Med 2007;<br />

146(5): 326-339.<br />

––<br />

Guyatt, G. H., A. D. Oxman, R. Kunz, R. Jaeschke, M. Helfand, A. Liberati, et al. “Incorporating<br />

considerations of resources use into grading recomm<strong>en</strong>dations.” BMJ 2008; 336(7654): 1170-1173.<br />

––<br />

Harrington, J. T., L. G. Ste Marie, M. L. Brandi, R. Civitelli, P. Fardellone, A. Grauer, et al. “Rise-<br />

120<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


dronate rapidly reduces the risk for nonvertebral fractures in wom<strong>en</strong> with postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis.”<br />

Calcif Tissue Int 2004; 74(2): 129-135.<br />

––<br />

Harris, S. T., N. B. Watts, H. K. G<strong>en</strong>ant, C. D. McKeever, T. Hangartner, M. Keller, et al. “Effects<br />

of risedronate treatm<strong>en</strong>t on vertebral and nonvertebral fractures in wom<strong>en</strong> with postm<strong>en</strong>opausal<br />

osteoporosis: a randomized controlled trial. Vertebral Efficacy With Risedronate Therapy (VERT)<br />

Study Group.” JAMA the journal of the American Medical Association 1999; 282(14): 1344-1352.<br />

––<br />

Heaney, R. P. “Bone health.” Am J Clin Nutr 2007; 85(1): 300s-303s.<br />

––<br />

Hochberg, M. C., D. E. Thompson, D. M. Black, S. A. Quandt, J. Cauley, P. Geus<strong>en</strong>s, et al. «Effect<br />

of al<strong>en</strong>dronate on the age-specific incid<strong>en</strong>ce of symptomatic osteoporotic fractures.» J Bone Miner<br />

Res 2005; 20(6): 971-976.<br />

––<br />

Kallmes, D. F., B. A. Comstock, P. J. Heagerty, J. A. Turner, D. J. Wilson, T. H. Diamond, et al. «A<br />

randomized trial of vertebroplasty for osteoporotic spinal fractures.» N Engl J Med 2009; 361(6):<br />

569-579.<br />

––<br />

Kanis JA, Stev<strong>en</strong>son M, McCloskey EV, Davis S, Lloyd-Jones M. Glucocorticoid-induced osteoporosis:<br />

a systematic review and cost-utility analysis. Health Technol Assess 2007;11(7):iii-xi, 1.<br />

––<br />

Kanis, J. A., N. Burlet, C. Cooper, P. D. Delmas, J. Y. Reginster, F. Borgstrom, et al. “European<br />

guidance for the diagnosis and managem<strong>en</strong>t of osteoporosis in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong>.” Osteoporos<br />

Int 2008; 19: 399-428.<br />

––<br />

Kanis, J. A., E. V. McCloskey, H. Johansson, O. Strom, F. Borgstrom and A. Od<strong>en</strong>. “Case finding<br />

for the managem<strong>en</strong>t of osteoporosis with FRAX--assessm<strong>en</strong>t and interv<strong>en</strong>tion thresholds for the<br />

UK.” Osteoporos Int 2008; 19(10): 1395-1408.<br />

––<br />

Kanis, J. A., H. Johansson, A. Od<strong>en</strong> and E. V. McCloskey. “Bazedoxif<strong>en</strong>e reduces vertebral and<br />

clinical fractures in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> at high risk assessed with FRAX.” Bone 2009; 44(6):<br />

1049-1054.<br />

––<br />

K<strong>en</strong>dler DL, McClung MR, Freemantle N, Lillestol M, Moffett AH, Bor<strong>en</strong>stein J, Satram-Hoang<br />

S, Yang YC, Kaur P, Macarios D, Siddhanti S; on behalf of the DAPS Investigators. Adher<strong>en</strong>ce,<br />

prefer<strong>en</strong>ce, and satisfaction of postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> taking d<strong>en</strong>osumab or al<strong>en</strong>dronate. Osteoporos<br />

Int. 2010 Sep 9. [Epub ahead of print]<br />

––<br />

K<strong>en</strong>dler, D. L., L. Bessette, C. D. Hill, D. T. Gold, R. Horne, S. F. Varon, et al. ”Prefer<strong>en</strong>ce and<br />

satisfaction with a 6-month subcutaneous injection versus a weekly tablet for treatm<strong>en</strong>t of low<br />

bone mass.” Osteoporos Int 2009.<br />

––<br />

Khosla, S., D. Burr, J. Cauley, D. W. Dempster, P. R. Ebeling, D. Fels<strong>en</strong>berg, et al. ”Bisphosphonate-associated<br />

osteonecrosis of the jaw: report of a task force of the American Society for Bone and<br />

Mineral Research.” J Bone Miner Res 2007; 22(10): 1479-1491.<br />

––<br />

Klaz<strong>en</strong> CAH, Lohle PNM, de Vries J, Jans<strong>en</strong> FH, Tielbeek AV, Blonk MC, et al. Vertebroplasty<br />

versus conservative therapy in acute osteoporotic vertebral compression fractures. Vertos II: a<br />

randomized controlled trial. Lancet 2010: accepted for publication.<br />

––<br />

Kothawala, P., E. Badamgarav, S. Ryu, R. M. Miller and R. J. Halbert. ”Systematic review and<br />

meta-analysis of real-world adher<strong>en</strong>ce to drug therapy for osteoporosis.” Mayo Clin Proc 2007;<br />

82(12): 1493-1501.<br />

––<br />

Lai P, Chua SS, Chan SP. A systematic review of interv<strong>en</strong>tions by healthcare<br />

––<br />

professionals on community-dwelling postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with osteoporosis. Osteoporos<br />

Int. 2010 Oct;21(10):1637-56.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 121


––<br />

Langdahl BL, Rajzbaum G, Jakob F, Karras D, Ljunggr<strong>en</strong> O, Lems WF, Fahrleitner-Pammer A,<br />

Walsh JB, Barker C, Kutahov A, Marin F. Reduction in fracture rate and back pain and increased<br />

quality of life in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> treated with teriparatide: 18-month data from the European<br />

Forsteo Observational Study (EFOS). Calcif Tissue Int. 2009 Dec;85(6):484-93.<br />

––<br />

Lee JK, Grace KA, Taylor AJ. Effect of a pharmacy care program on medication adher<strong>en</strong>ce and persist<strong>en</strong>ce,<br />

blood pressure, and low-d<strong>en</strong>sity lipoprotein cholesterol: a randomized controlled trial.<br />

JAMA. 2006 Dec 6;296(21):2563-71. Epub 2006 Nov 13<br />

––<br />

Lems WF, Hamdy NA, Netel<strong>en</strong>bos JC. [Teriparatide: an anabolic drug for the treatm<strong>en</strong>t of pati<strong>en</strong>ts<br />

with osteoporosis]. Ned Tijdschr G<strong>en</strong>eeskd 2006;150(3):132-7.<br />

––<br />

Lewiecki, E. M. and N. B. Watts. „Assessing response to osteoporosis therapy.” Osteoporos Int<br />

2008; 19(10): 1363-1368.<br />

––<br />

Lindsay R, Nieves J, Formica C, H<strong>en</strong>neman E, Woelfert L, Sh<strong>en</strong> V, Dempster D, Cosman F.<br />

Randomised controlled study of effect of parathyroid hormone on vertebral-bone mass and fracture<br />

incid<strong>en</strong>ce among postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> on oestrog<strong>en</strong> with osteoporosis. Lancet. 1997 Aug<br />

23;350(9077):550-5.<br />

––<br />

Lyles, K. W., C. S. Colon Emeric, J. S. Magaziner, J. D. Adachi, C. F. Pieper, C. Mautal<strong>en</strong>, et al.<br />

«Zoledronic Acid in Reducing Clinical Fracture and Mortality after Hip Fracture.» N Engl J Med<br />

2007; 357: nihpa40967.<br />

––<br />

Marcus, R., O. Wang, J. Satterwhite and B. Mitlak. «The skeletal response to teriparatide is largely<br />

indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t of age, initial bone mineral d<strong>en</strong>sity, and preval<strong>en</strong>t vertebral fractures in postm<strong>en</strong>opausal<br />

wom<strong>en</strong> with osteoporosis.» J Bone Miner Res 2003; 18(1): 18-23.<br />

––<br />

Marquis, P., C. Roux, C. de la Loge, M. Diaz Curiel, C. Cormier, G. Isaia, et al. «Strontium ranelate<br />

prev<strong>en</strong>ts quality of life impairm<strong>en</strong>t in post-m<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with established vertebral osteoporosis.»<br />

Osteoporos Int 2008; 19(4): 503-510.<br />

––<br />

Martino S, Disch D, Dowsett SA, Keech CA, Mershon JL. Safety assessm<strong>en</strong>t of raloxif<strong>en</strong>e over<br />

eight years in a clinical trial setting. Curr Med Res Opin. 2005 Sep;21(9):1441-52.<br />

––<br />

Martino, S., J. A. Cauley, E. Barrett Connor, T. J. Powles, J. Mershon, D. Disch, et al. «Continuing<br />

outcomes relevant to Evista: breast cancer incid<strong>en</strong>ce in postm<strong>en</strong>opausal osteoporotic wom<strong>en</strong> in a<br />

randomized trial of raloxif<strong>en</strong>e.» J Natl Cancer Inst 2004; 96(23): 1751-1761.<br />

––<br />

McCloskey, E. V., H. Johansson, A. Od<strong>en</strong>, S. Vasireddy, K. Kayan, K. Pande, et al. «T<strong>en</strong>-year<br />

fracture probability id<strong>en</strong>tifies wom<strong>en</strong> who will b<strong>en</strong>efit from clodronate therapy--additional results<br />

from a double-blind, placebo-controlled randomised study.» Osteoporos Int 2009; 20(5): 811-817.<br />

––<br />

McClung, M. R., P. Geus<strong>en</strong>s, P. D. Miller, H. Zippel, W. G. B<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, C. Roux, et al. “Effect of risedronate<br />

on the risk of hip fracture in elderly wom<strong>en</strong>. Hip Interv<strong>en</strong>tion Program Study Group.” N<br />

Engl J Med 2001; 344(5): 333-340.<br />

––<br />

Mellstrom, D. D., O. H. Sor<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, S. Goemaere, C. Roux, T. D. Johnson and A. A. Chines. “Sev<strong>en</strong><br />

years of treatm<strong>en</strong>t with risedronate in wom<strong>en</strong> with postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis.” Calcif Tissue<br />

Int 2004; 75(6): 462-468.<br />

––<br />

Meunier, P. J., C. Roux, E. Seeman, S. Ortolani, J. E. Badurski, T. D. Spector, et al. “The effects of<br />

strontium ranelate on the risk of vertebral fracture in wom<strong>en</strong> with postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis.”<br />

N Engl J Med 2004; 350(5): 459-468.<br />

––<br />

Middleton ET, Steel SA, Aye M, Doherty SM. The effect of prior bisphosphonate therapy on the<br />

122<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


subsequ<strong>en</strong>t BMD and bone turnover response to strontium ranelate. J Bone Miner Res. 2010<br />

Mar;25(3):455-62<br />

––<br />

National Osteoporosis Foundation, N. (2008). “Clinician’s Guide to Prev<strong>en</strong>tion and Treatm<strong>en</strong>t<br />

of Osteoporosis.” Retrieved 23 November 2009, 2009, from http://www.nof.org/professionals/<br />

NOF_Clinicians_Guide.pdf.<br />

––<br />

Neer, R. M., C. D. Arnaud, J. R. Zanchetta, R. Prince, G. A. Gaich, J. Y. Reginster, et al. “Effect<br />

of parathyroid hormone (1-34) on fractures and bone mineral d<strong>en</strong>sity in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong><br />

with osteoporosis.” N Engl J Med 2001; 344(19): 1434-1441.<br />

––<br />

Netel<strong>en</strong>bos JC, Geus<strong>en</strong>s PP, Ypma G, Buijs SJ. Adher<strong>en</strong>ce and profile of non-<br />

––<br />

persist<strong>en</strong>ce in pati<strong>en</strong>ts treated for osteoporosis-a large-scale, long-term retrospective study in The<br />

Netherlands. Osteoporos Int. 2010 Sep 14. [Epub ahead of print<br />

––<br />

Netel<strong>en</strong>bos, C., P. P. Geus<strong>en</strong>s and S. Buijs (2009). Most non-persist<strong>en</strong>t pati<strong>en</strong>ts with osteoporosis<br />

do not switch to other drug treatm<strong>en</strong>ts: a 3½ year market survey of 240,000 pati<strong>en</strong>ts in the Netherlands.<br />

The American Society for Bone and Mineral Research (ASBMR) 31st Annual Meeting.<br />

D<strong>en</strong>ver, CO, USA, The American Society for Bone and Mineral Research.<br />

––<br />

Nevitt, M. C., D. E. Thompson, D. M. Black, S. R. Rubin, K. Ensrud, A. J. Yates, et al. “Effect of<br />

al<strong>en</strong>dronate on limited-activity days and bed-disability days caused by back pain in postm<strong>en</strong>opausal<br />

wom<strong>en</strong> with existing vertebral fractures. Fracture Interv<strong>en</strong>tion Trial Research Group.” Arch<br />

Intern Med 2000; 160(1): 77-85.<br />

––<br />

Nevitt, M. C., P. Ch<strong>en</strong>, R. K. Dore, J. Y. Reginster, D. P. Kiel, J. R. Zanchetta, et al. “Reduced risk of<br />

back pain following teriparatide treatm<strong>en</strong>t: a meta-analysis.” Osteoporos Int 2006; 17(2): 273-280.<br />

––<br />

Newcomb PA, Tr<strong>en</strong>tham-Dietz A, Hampton JM. Bisphosphonates for osteoporosis treatm<strong>en</strong>t are<br />

associated with reduced breast cancer risk. Br J Cancer. 2010 Mar 2;102(5):799-802.<br />

––<br />

Newcomb, P. A., A. Tr<strong>en</strong>tham Dietz and J. M. Hampton. “Bisphosphonates for osteoporosis treatm<strong>en</strong>t<br />

are associated with reduced breast cancer risk.” Br J Cancer; 102(5): 799-802.<br />

––<br />

Papapoulos SE, Schimmer RC. Changes in bone remodelling and antifracture efficacy of intermitt<strong>en</strong>t<br />

bisphosphonate therapy: implications from clinical studies with ibandronate. Ann Rheum<br />

Dis 2007; 66: 853-858.<br />

––<br />

Perkins AC, Blackshaw PE, Hay PD, Lawes SC, Atherton CT, Dansereau RJ, Wagner LK, Schnell<br />

DJ, Spiller RC (2008) Esophageal transit and in vivo disintegration of branded risedronate sodium<br />

tablets and two g<strong>en</strong>eric formulations of al<strong>en</strong>dronic acid tablets: a single-c<strong>en</strong>ter, single-blind,<br />

six-period crossover study in healthy female subjects. Clin Ther 30:834– 844<br />

––<br />

Pols HA, Fels<strong>en</strong>berg D, Hanley DA, Stepán J, Muñoz-Torres M, Wilkin TJ, Qin-sh<strong>en</strong>g G, Galich<br />

AM, Vandormael K, Yates AJ, Stych B. Multinational, placebo-controlled, randomized trial of<br />

the effects of al<strong>en</strong>dronate on bone d<strong>en</strong>sity and fracture risk in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with low<br />

bone mass: results of the FOSIT study. Fosamax International Trial Study Group. Osteoporos Int.<br />

1999;9(5):461-8.<br />

––<br />

Prince R, Sipos A, Hossain A, Syvers<strong>en</strong> U, Ish-Shalom S, Marcinowska E, Halse J, Lindsay R, Dalsky<br />

GP, Mitlak BH. Sustained nonvertebral fragility fracture risk reduction after discontinuation<br />

of teriparatide treatm<strong>en</strong>t. J Bone Miner Res. 2005 Sep;20(9):1507-13.<br />

––<br />

Rab<strong>en</strong>da, V., M. Hiligsmann and J. Y. Reginster. „Poor adher<strong>en</strong>ce to oral bisphosphonate treatm<strong>en</strong>t<br />

and its consequ<strong>en</strong>ces: a review of the evid<strong>en</strong>ce.“ Expert Opin Pharmacother 2009; 10(14):<br />

2303-2315.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 123


––<br />

Reginster, J. Y., D. Fels<strong>en</strong>berg, S. Boon<strong>en</strong>, A. Diez Perez, R. Rizzoli, M. L. Brandi, et al. “Effects<br />

of long-term strontium ranelate treatm<strong>en</strong>t on the risk of nonvertebral and vertebral fractures in<br />

postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis: Results of a five-year, randomized, placebo-controlled trial.” Arthritis<br />

Rheum 2008; 58(6): 1687-1695.<br />

––<br />

Reginster, J. Y., E. Seeman, M. C. De Vernejoul, S. Adami, J. Compston, C. Ph<strong>en</strong>ekos, et al.<br />

“Strontium ranelate reduces the risk of nonvertebral fractures in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong> with<br />

osteoporosis: Treatm<strong>en</strong>t of Peripheral Osteoporosis (TROPOS) study.” Journal of clinical <strong>en</strong>docrinology<br />

and metabolism 2005; 90(5): 2816-2822.<br />

––<br />

Reginster, J. Y., O. Bruyere, A. Sawicki, A. Roces Varela, P. Fardellone, A. Roberts, et al. “Longterm<br />

treatm<strong>en</strong>t of postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis with strontium ranelate: results at 8 years.” Bone<br />

2009; 45(6): 1059-1064.<br />

––<br />

Reginster, J., H. W. Minne, O. H. Sor<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, M. Hooper, C. Roux, M. L. Brandi, et al. ”Randomized<br />

trial of the effects of risedronate on vertebral fractures in wom<strong>en</strong> with established postm<strong>en</strong>opausal<br />

osteoporosis. Vertebral Efficacy with Risedronate Therapy (VERT) Study Group.” Osteoporos<br />

Int 2000; 11(1): 83-91.<br />

––<br />

Reginster JY, Rab<strong>en</strong>da V. Pati<strong>en</strong>t prefer<strong>en</strong>ce in the managem<strong>en</strong>t of postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis<br />

with bisphosphonates. Clin Interv Aging. 2006;1(4):415-23.<br />

––<br />

Reid DM, Devogelare JP, Saag K, Roux C, Lau CS, Reginster JY, et al. Zoledronic acid in the<br />

prev<strong>en</strong>tion and treatm<strong>en</strong>t of glucocorticoid-induced osteoporosis (Horizon): Lancet 2009; 373:<br />

1253-63.<br />

––<br />

Reid DM, Hughes RA, Laan RF, Sacco-Gibson NA, W<strong>en</strong>deroth DH, Adami S, Eusebio RA, Devogelaer<br />

JP (2000) Efficacy and safety of daily risedronate in the treatm<strong>en</strong>t of corticosteroid-induced<br />

osteoporosis in m<strong>en</strong> and wom<strong>en</strong>: a randomized trial. European Corticosteroid-Induced Osteoporosis<br />

Treatm<strong>en</strong>t Study. J Bone Miner Res 15(6):1006-13.<br />

––<br />

R<strong>en</strong>nert G, Pinchev M, R<strong>en</strong>nert HS. Use of bisphosphonates and risk of postm<strong>en</strong>opausal breast<br />

cancer. J Clin Oncol. 2010 Aug 1;28(22):3577-81.<br />

––<br />

Reid, Miller (Edts) Clinical Trials in rheumatoid arthritis and osteoarthritis, Springer, 2008<br />

––<br />

Ringe JD, Möller G. Differ<strong>en</strong>ces in persist<strong>en</strong>ce, safety and efficacy of g<strong>en</strong>eric and original branded<br />

once weekly bisphosphonates in pati<strong>en</strong>ts with postm<strong>en</strong>opausal osteoporosis: 1-year results of a<br />

retrospective pati<strong>en</strong>t chart review analysis. Rheumatol Int. 2009 May 9. [Epub ahead of print]<br />

––<br />

Roschger P, Lombardi A, Misof BM, Maier G, Fratzl-Zelman N, Fratzl P, Klaushofer K. Mineralization<br />

d<strong>en</strong>sity distribution of postm<strong>en</strong>opausal osteoporotic bone is restored to normal after longterm<br />

al<strong>en</strong>dronate treatm<strong>en</strong>t: qBEI and sSAXS data from the fracture interv<strong>en</strong>tion trial long-term<br />

ext<strong>en</strong>sion (FLEX). J Bone Miner Res. 2010 Jan;25(1):48-55<br />

––<br />

Rubin, M. R. and J. P. Bilezikian. “Parathyroid hormone as an anabolic skeletal therapy.” Drugs<br />

2005; 65(17): 2481-2498.<br />

––<br />

Russell, R. G. “Bisphosphonates: from b<strong>en</strong>ch to bedside.” Ann N Y Acad Sci 2006; 1068: 367-401.<br />

––<br />

Saag KG, Emkey R, Schnitzer TJ, Brown JP, Hawkins F, Goemaere S, Thamsborg G, Liberman<br />

UA, Delmas PD, Malice MP, Czachur M, Daifotis AG. Al<strong>en</strong>dronate for the prev<strong>en</strong>tion and treatm<strong>en</strong>t<br />

of glucocorticoid-induced osteoporosis. Glucocorticoid-Induced Osteoporosis Interv<strong>en</strong>tion<br />

Study Group. N Engl J Med 1998;339(5):292-9.<br />

––<br />

Saag KG, Shane E, Boon<strong>en</strong> S, Marin F, Donley DW, Taylor KA, Dalsky GP, Marcus R. Teriparatide<br />

or al<strong>en</strong>dronate in glucocorticoid-induced osteoporosis. N Engl J Med 2007;357(20):2028-39.<br />

124<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


––<br />

Saag KG, Zanchetta JR, Devogelaer JP, Adler RA, eastell R, See K, Krege JH, Krohn K, Warner<br />

MR. Effect of teriparatide versus al<strong>en</strong>dronate for treating GIOP: 36 months results. Arthritis<br />

Rheum 2009 Nov;60(11):3346-55l.<br />

––<br />

Saag, K. G. and P. Geus<strong>en</strong>s. “Progress in osteoporosis and fracture prev<strong>en</strong>tion: focus on postm<strong>en</strong>opausal<br />

wom<strong>en</strong>.” Arthritis Res Ther 2009; 11(5): 251.<br />

––<br />

Sabbagh, Z. and H. Vatanparast. ”Is calcium supplem<strong>en</strong>tation a risk factor for cardiovascular<br />

diseases in older wom<strong>en</strong>?” Nutr Rev 2009; 67(2): 105-108.<br />

––<br />

Sambrook, P. and C. Cooper. “Osteoporosis.” Lancet 2006; 367(9527): 2010-2018.<br />

––<br />

Schnitzer T, Bone HG, Crepaldi G, Adami S, McClung M, Kiel D, Fels<strong>en</strong>berg D, Recker RR, Tonino<br />

RP, Roux C, Pinchera A, Foldes AJ,Gre<strong>en</strong>span SL, LevineMA, Emkey R, SantoraAC 2nd,Kaur<br />

A, Thompson DE, Yates J, Orloff JJ (2000) Therapeutic equival<strong>en</strong>ce of al<strong>en</strong>dronate 70 mg onceweekly<br />

and al<strong>en</strong>dronate 10 mg daily in the treatm<strong>en</strong>t of osteoporosis. Al<strong>en</strong>dronate Once-Weekly<br />

Study Group. Aging (Milano) 12:1–12<br />

––<br />

Shane E, Burr D, Ebeling PR, Abrahams<strong>en</strong> B, Adler RA, Brown TD, Cheung AM, Cosman F,<br />

Curtis JR, Dell R, Dempster D, Einhorn TA, G<strong>en</strong>ant HK, Geus<strong>en</strong>s P, Klaushofer K, Koval K, Lane<br />

JM, McKiernan F, McKinney R, Ng A, Nieves J, O’Keefe R, Papapoulos S, S<strong>en</strong> HT, van der Meul<strong>en</strong><br />

MC, Weinstein RS, Whyte M. Atypical subtrochanteric and diaphyseal femoral fractures: Report<br />

of a task force of the American Society for Bone and Mineral Research. J Bone Miner Res. 2010<br />

Sep 14. [Epub ahead of print<br />

––<br />

Sebba, A. “Comparing non-vertebral fracture risk reduction with osteoporosis therapies: looking<br />

b<strong>en</strong>eath the surface.” Osteoporos Int 2009; 20(5): 675-686.<br />

––<br />

Seeman, E., B. Vellas, C. B<strong>en</strong>hamou, J. P. Aquino, J. Semler, J. M. Kaufman, et al. ”Strontium<br />

ranelate reduces the risk of vertebral and nonvertebral fractures in wom<strong>en</strong> eighty years of age and<br />

older.” J Bone Miner Res 2006; 21(7): 1113-1120.<br />

––<br />

Silverman, S. L., C. Christians<strong>en</strong>, H. K. G<strong>en</strong>ant, S. Vukicevic, J. R. Zanchetta, T. J. de Villiers, et<br />

al. «Efficacy of bazedoxif<strong>en</strong>e in reducing new vertebral fracture risk in postm<strong>en</strong>opausal wom<strong>en</strong><br />

with osteoporosis: results from a 3-year, randomized, placebo-, and active-controlled clinical trial.»<br />

J Bone Miner Res 2008; 23(12): 1923-1934.<br />

––<br />

Solomon, D. H., J. N. Katz, J. S. Finkelstein, J. M. Polinski, M. Stedman, M. A. Brookhart, et al.<br />

“Osteoporosis improvem<strong>en</strong>t: a large-scale randomized controlled trial of pati<strong>en</strong>t and primary care<br />

physician education.” J Bone Miner Res 2007; 22(11): 1808-1815.<br />

––<br />

Solomon, D. H., J. S. Finkelstein, J. M. Polinski, M. Arnold, A. Licari, D. Cabral, et al. “A randomized<br />

controlled trial of mailed osteoporosis education to older adults.” Osteoporos Int 2006; 17(5):<br />

760-767.<br />

––<br />

Tann<strong>en</strong>baum, C., J. Clark, K. Schwartzman, S. Wall<strong>en</strong>stein, R. Lapinski, D. Meier, et al. „Yield of<br />

laboratory testing to id<strong>en</strong>tify secondary contributors to osteoporosis in otherwise healthy wom<strong>en</strong>.“<br />

J Clin Endocrinol Metab 2002; 87(10): 4431-4437.<br />

––<br />

T<strong>en</strong>g, G. G., A. Warriner, J. R. Curtis and K. G. Saag. “Improving quality of care in osteoporosis:<br />

opportunities and chall<strong>en</strong>ges.” Curr Rheumatol Rep 2008; 10(2): 123-130.<br />

––<br />

Van Staa TP, Laan RF, Barton IP, Coh<strong>en</strong> S, Reid DM, Cooper C. Bone d<strong>en</strong>sity threshold and other<br />

predictors of vertebral fracture in pati<strong>en</strong>ts receiving oral glucocorticoid therapy. Arthritis Rheum<br />

2003;48(11):3224-9.<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 125


––<br />

Van Staa TP, Leufk<strong>en</strong>s HG, Ab<strong>en</strong>haim L, Zhang B, Cooper C. Use of oral corticosteroids and risk<br />

of fractures. J Bone Miner Res 2000;15(6):993-1000.<br />

––<br />

Van Staa TP: The pathog<strong>en</strong>eis, epidemiology and managem<strong>en</strong>t of glucocorticoid-induced osteoporosis.<br />

Calcif Tissue Int 2006; 79: 129-37.<br />

––<br />

Vis M, Bultink IE, Dijkmans BA, Lems WF. The effect of intrav<strong>en</strong>ous pamidronate versus<br />

oral al<strong>en</strong>dronate on bone mineral d<strong>en</strong>sity in pati<strong>en</strong>ts with osteoporosis. Osteoporos Int. 2005<br />

Nov;16(11):1432-5.<br />

––<br />

Wallach S, Coh<strong>en</strong> S, Reid DM, Hughes RA, Hosking DJ, Laan RF, Doherty SM, Maricic M, Ros<strong>en</strong><br />

C, Brown J, Barton I, Chines AA. Effects of risedronate treatm<strong>en</strong>t on bone d<strong>en</strong>sity and vertebral<br />

fracture in pati<strong>en</strong>ts on corticosteroid therapy. Calcif Tissue Int 2000;67(4):277-85.<br />

––<br />

Wardlaw, D., S. R. Cummings, J. Van Meirhaeghe, L. Bastian, J. B. Tillman, J. Ranstam, et al. “Efficacy<br />

and safety of balloon kyphoplasty compared with non-surgical care for vertebral compression<br />

fracture (FREE): a randomised controlled trial.” Lancet 2009; 373(9668): 1016-1024.<br />

––<br />

Watts NB, Diab DL. Long-term use of bisphosphonates in osteoporosis. J Clin Endocrinol Metab.<br />

2010 Apr;95(4):1555-65.<br />

––<br />

Watts, N. B., E. M. Lewiecki, S. L. Bonnick, A. J. Laster, N. Binkley, R. D. Blank, et al. “Clinical<br />

value of monitoring BMD in pati<strong>en</strong>ts treated with bisphosphonates for osteoporosis.” J Bone<br />

Miner Res 2009; 24(10): 1643-1646.<br />

––<br />

Wu JY, Leung WY, Chang S, Lee B, Zee B, Tong PC, Chan JC. Effectiv<strong>en</strong>ess oftelephone counselling<br />

by a pharmacist in reducing mortality in pati<strong>en</strong>ts receiving polypharmacy: randomised<br />

controlled trial. BMJ. 2006 Sep 9;333(7567):522<br />

––<br />

Wysowski DK. Reports of esophageal cancer with oral bisphosphonate use. N Engl J Med. 2009<br />

Jan 1;360(1):89-90.<br />

126<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011


Hoofdstuk 6:<br />

Welke medicam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verhog<strong>en</strong> het risico op<br />

osteoporose?<br />

6.1. Thiazolidinedion<strong>en</strong><br />

Bij patiënt<strong>en</strong> met Diabetes Mellitus is e<strong>en</strong> verhoogd risico op fractur<strong>en</strong> gerapporteerd<br />

(Janghorbani 2007). Tot <strong>en</strong> met 2006 zijn vooral patiënt<strong>en</strong> met Diabetes Mellitus type<br />

II in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate behandeld met thiazolidinedion<strong>en</strong> (TZD; n=60,000). Daarna is<br />

het gebruik sterk afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, tot ongeveer 33.000 gebruikers in 2009 (www.gipdatabank.nl,<br />

geraadpleegd 7 oktober 2010). Naast bijwerking<strong>en</strong> op cardiovasculair gebied is<br />

ook het fractuurrisico e<strong>en</strong> punt van zorg.<br />

In e<strong>en</strong> meta-analyse van ti<strong>en</strong> RCT’s blek<strong>en</strong> TZD’s het fractuurrisico te verhog<strong>en</strong> (OR<br />

1.5; CI 1.2-1.8). Dit bleek echter alle<strong>en</strong> het geval bij vrouw<strong>en</strong> (OR 2.2; CI 1.7-3.0) <strong>en</strong> niet<br />

bij mann<strong>en</strong> (OR 1.0; CI 0.7-0.98) die glitazon<strong>en</strong> langdurig gebruikt<strong>en</strong>. Het effect was<br />

groter voor pioglitazon dan voor rosiglitazon (Dormut 2009). Het is onduidelijk of het<br />

sekseverschil te mak<strong>en</strong> heeft met het geringe aantal deelnemers in de opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> trials<br />

(Loke 2008). Het ‘number needed to harm’ (NNH) voor TZD-gebruik bij vrouw<strong>en</strong> met<br />

Diabetes Mellitus varieerde van 55 (CI 34-103) onder laag risicodeelnemers tot 21 (CI 14-<br />

39) bij oudere postm<strong>en</strong>opauzale vrouw<strong>en</strong>. Bij de pathofysiologie is het van belang dat bij<br />

gebruik van TZD’s de ontwikkeling van mes<strong>en</strong>chymale stamcell<strong>en</strong> meer in de richting<br />

van adipocyt<strong>en</strong> dan van osteoblast<strong>en</strong> is, waardoor de botvorming kan afnem<strong>en</strong>. Uit e<strong>en</strong><br />

studie van botturnover-markers (Zinman 2009) blijkt echter dat de botresorptie to<strong>en</strong>eemt<br />

zonder grote verandering in botvorming (Zinman 2009). Op 23 september 2010<br />

heeft de European Medicines Ag<strong>en</strong>cy de aanbeveling gedaan om rosiglitazon binn<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele maand<strong>en</strong> van de markt te hal<strong>en</strong>, totdat de lic<strong>en</strong>tiehouder voldo<strong>en</strong>de informatie<br />

geeft waaruit blijkt dat de gunstige effect<strong>en</strong> van rosiglitazon gebruik beter zijn dan de<br />

bijwerking<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

Kwaliteit van bewijs:<br />

Hoog<br />

Er is bewijs van hoge kwaliteit dat thiazolidinedion<strong>en</strong> het fractuurrisico<br />

bij vrouw<strong>en</strong> met Diabetes Mellitus type II verhog<strong>en</strong>, maar niet<br />

bij mann<strong>en</strong>.<br />

Tabel 6.1<br />

<strong>Richtlijn</strong> <strong>Osteoporose</strong> <strong>en</strong> Fractuurprev<strong>en</strong>tie - 2011 127


6.2. Protonpompremmers<br />

Op 25 mei 2010 heeft de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) geadviseerd<br />

om e<strong>en</strong> waarschuwing voor e<strong>en</strong> verhoogd fractuurrisico op te lat<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> in de bijsluiters<br />

van alle protonpompremmers (PPI) in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>. De FDA heeft zich hierbij<br />

gebaseerd op e<strong>en</strong> intern review van zev<strong>en</strong> epidemiologische onderzoek<strong>en</strong>. Daarnaast<br />

merkt de FDA op dat het exacte onderligg<strong>en</strong>de mechanisme onbek<strong>en</strong>d is (FDA 2010). Het<br />

overall fractuurrisico in de epidemiologische onderzoek<strong>en</strong> in gebruikers van protonpompremmers<br />

varieerde tuss<strong>en</strong> 1.2 (95% CI 1.1-1.4) <strong>en</strong> 1.3 (95% CI 1.2-1.4); het risico op heupfractur<strong>en</strong><br />

varieerde tuss<strong>en</strong> 1.0 (95% CI 0.7-1.4) <strong>en</strong> 1.5 (9