04.11.2014 Views

Stoppen met roken als volwassen uitdaging - Stivoro

Stoppen met roken als volwassen uitdaging - Stivoro

Stoppen met roken als volwassen uitdaging - Stivoro

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong><br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder


<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong><br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder


Inhoud<br />

1. Inleiding 5<br />

2. Factoren die beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij 16-plus jongeren bepalen 12<br />

3. Factoren die bij stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij 16-plus jongeren een rol spelen 24<br />

4. Interventies 34<br />

5. Aanbevelingen 50<br />

6. Geraadpleegde experts en referenties 58


1. Inleiding<br />

Waarom gaan jongeren <strong>roken</strong>? En hoe krijg je ze er vervolgens weer van af?<br />

Er is behoorlijk wat onderzoek gedaan om antwoord te krijgen op die vragen.<br />

En terecht, want jongeren in de leeftijd van 16-25 die (gaan) <strong>roken</strong>, blijven<br />

dat vaak doen. Roken begint meestal <strong>als</strong> experiment, maar mondt maar al<br />

te vaak uit in een gewoonte. Het rookgedrag van de jongeren van nu is terug<br />

te vinden in de longkankercijfers over twintig jaar. Om maar één voorbeeld<br />

te noemen van de ongezonde gevolgen.<br />

Teveel jongeren gaan aan de sigaret. Zo<strong>als</strong> ze meer ongezond gedrag gaan<br />

vertonen in die fase van hun leven. Jongeren zijn weliswaar relatief zeer<br />

gezond, maar hun leefstijl is dat in veel gevallen niet.<br />

Het is dus belangrijk om jongeren van de sigaret af te houden of ze tot stoppen<br />

te stimuleren. Willen we daarin succesvol zijn, dan zullen we in ieder geval zo<br />

duidelijk mogelijk antwoord moeten hebben op de vraag waarom ze <strong>roken</strong> en<br />

hoe je ze kunt laten stoppen.<br />

STIVORO gaf het Centrum voor Review & Implementatie van het Nationaal Instituut voor<br />

Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) in Woerden de opdracht hiernaar<br />

een review te doen. Voor deze review is de belangrijkste onderzoeksliteratuur op een rij<br />

gezet en zijn gesprekken gevoerd <strong>met</strong> praktijkmensen, onderzoekers en beleidsmakers.<br />

De resultaten zijn in het uitgebreide rapport Beginnen en stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij jongeren;<br />

een review over relevante factoren van beginnen en stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij jongeren vanaf 16<br />

jaar beschreven. Op basis daarvan is dit boekje geschreven. De belangrijkste conclusies<br />

en de aanbevelingen voor beleid zijn er in te vinden. We hopen dat beleidsmakers,<br />

gezondheidsbevorderaars, preventiewerkers en andere betrokkenen bij rookbeleid er hun<br />

voordeel mee kunnen doen. Uiteraard betrekt STIVORO de resultaten ook in haar beleid<br />

en voorlichtings- en preventieactiviteiten.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 5


Adolescentie<br />

De adolescentie is een periode van lichamelijke, emotionele en sociale veranderingen.<br />

Het is de periode van jong-zijn en de ontwikkeling naar <strong>volwassen</strong>heid. De adolescentie<br />

begint zo rond het twaalfde jaar, de leeftijd waarop voortplanting en geslachtsrijpheid<br />

(biologisch) mogelijk worden. Het einde van de adolescentie is meer cultureel bepaald en<br />

ligt tussen de twintig en vijfentwintig jaar. Jongeren krijgen dan werk, gaan samenwonen<br />

of trouwen, krijgen meer rechten en verantwoordelijkheden en verwerven zich een positie<br />

in de samenleving.<br />

De gezondheid van de jeugd in Nederland is redelijk tot goed te noemen: ruim 80% is<br />

gezond. De leefwijze van jongeren is echter niet zo gezond. Ze zijn de afgelopen decennia<br />

meer gaan <strong>roken</strong> en drinken. Ook bewegen ze te weinig, eten ze vaker ongezond en te<br />

eenzijdig, en zijn ze te zwaar. En verder vrijen ze vaker onveilig en nemen ze veel risico’s.<br />

Voor jongeren uit gezinnen <strong>met</strong> een lage sociaal-economische status (SES) en een aantal<br />

allochtone groepen geldt dat nog sterker dan voor andere jongeren.<br />

Tijdens de adolescentie leren jongeren genotmiddelen kennen, waaronder dus <strong>roken</strong>. Ze<br />

gaan daar heel verschillend mee om. Vaak is het gewoonweg willen ervaren, proeven en<br />

uitproberen. Gebruik van middelen heeft bij jongeren vaak een recreatieve betekenis; ze<br />

gebruiken vooral in hun vrije tijd <strong>met</strong> hun vrienden (binnen hun peer group).<br />

In vergelijking <strong>met</strong> twintig jaar geleden zijn jongeren meer gaan <strong>roken</strong>. Ook is in die periode<br />

de gemiddelde aanvangsleeftijd gedaald. Dat geldt ook voor alcohol- en drugsgebruik.<br />

Verschillen in gebruik tussen bijvoorbeeld jongeren van stad en platteland, sociale klasse,<br />

typen onderwijs en sekse zijn vervaagd.<br />

Een andere belangrijke verandering is dat ouders en school minder dan vroeger zicht<br />

hebben op wat jongeren doen, vooral buiten het gezin en op school. Jongeren maken zelf<br />

hun keuzes, daar hebben ze hun ouders veel minder dan vroeger bij nodig. De communicatie<br />

tussen jongeren en <strong>volwassen</strong>en is meer gelijkwaardig. In het moderne gezin bepalen<br />

niet alleen ouders wat er gebeurt; er wordt onderhandeld. Ouders proberen overeenstemming<br />

te bereiken <strong>met</strong> hun kinderen.<br />

Toch oriënteren jongeren voor wat normen en waarden betreft zich in belangrijke mate op<br />

het oordeel van hun ouders. Dat geldt bijvoorbeeld voor schoolkeuze en voor keuzes in<br />

hun persoonlijke relaties. In hun vrije tijd zijn leeftijdgenoten sterker bepalend voor hun<br />

gedrag.<br />

Veel jongeren hebben tegenwoordig redelijk wat geld te besteden. Ongeveer de helft van<br />

de scholieren heeft een bijbaantje. Mede daarom zijn ze voor de commercie een interessante<br />

consumentengroep. Dus ook voor de tabaksindustrie.<br />

6 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Dit is in grote lijnen de context waarin jongeren leven en die van invloed is op de manier<br />

waarop ze <strong>met</strong> <strong>roken</strong> omgaan. Ze beginnen meestal <strong>als</strong> recreatief gebruiker.<br />

Tabaksgebruik kan een uitdrukking zijn van de drang naar onafhankelijkheid en een<br />

bepaalde status. Langzamerhand ontwikkelen velen zich echter tot regelmatig of dagelijks<br />

gebruiker. De verslaving is dan ontwikkeld.<br />

Jongeren in Nederland: enkele cijfers<br />

• 4,8 miljoen jongeren < 25 jaar (30% van de bevolking)<br />

• 1,3 miljoen jongeren tussen 17-25 jaar<br />

• 15% allochtoon < 25 jaar<br />

• 90% van alle kinderen woont in een twee oudergezin (CBS, 2002)<br />

• 40% van de jongeren heeft twee werkende ouders<br />

• 9% < 18 jaar woont in huishouden <strong>met</strong> een minimuminkomen (CBS, 2002)<br />

• 50% van de meisjes is <strong>met</strong> 21 jaar uit huis<br />

• 50% alle jongeren woont <strong>met</strong> 23 jaar nog thuis<br />

Roken in Nederland<br />

In Nederland <strong>roken</strong> ruim vier miljoen mensen: 33% van 15 jaar en ouder (cijfers 2002).<br />

Het gaat om 37% mannelijke en 29% vrouwelijke rokers. Het percentage rokers is vanaf<br />

eind jaren zestig tot begin jaren negentig van de vorige eeuw sterk verminderd. Wat aantal<br />

betreft hebben vrouwen in die periode de mannen vrijwel ingehaald. Na 1990 is het<br />

percentage rokers ongeveer stabiel gebleven.<br />

Mensen <strong>met</strong> een lage opleiding <strong>roken</strong> aanzienlijk meer dan mensen <strong>met</strong> een hogere<br />

opleiding.<br />

Jaarlijks stopt ongeveer 1,6 procent van de bevolking <strong>met</strong> <strong>roken</strong>. Een zelfde percentage<br />

begint er echter mee. Onder de nieuwe rokers bevinden zich relatief veel jongeren onder<br />

de 19 jaar, mensen <strong>met</strong> een lage opleiding en vrouwen tussen 30 en 34 jaar.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 7


Roken bij jongeren<br />

Uit het NIPO-rapport Roken en jeugd 2002 (gemaakt in opdracht van <strong>Stivoro</strong>)<br />

blijkt het volgende:<br />

• 51% van 10-19 jaar heeft wel eens gerookt. Dit percentage blijft stabiel.<br />

• 45% van 15-19 jaar heeft de afgelopen 4 weken gerookt, 41% rookt minimaal<br />

één keer per week en 34% rookt iedere dag<br />

• 69% van de meisjes van 15-19 jaar heeft wel eens gerookt, 44% de afgelopen<br />

4 weken, 33% iedere dag en 8% minimaal één keer per week<br />

• 73% van de jongens van 15-19 jaar heeft wel eens gerookt, 46% de afgelopen<br />

4 weken, 34% iedere dag en 8% minimaal één keer per week<br />

• 93% van de nog-nooit-rokers van 15-19 jaar geeft aan dat het heel gemakkelijk<br />

is om niet te gaan <strong>roken</strong>; 1% vindt dit heel moeilijk; ruim 9 op de 10 van deze<br />

jongeren veronderstellen dat het waarschijnlijk tot zeker lukt om niet-roker te<br />

blijven<br />

• 71% van 17-19 jaar heeft ooit gerookt<br />

• 3% van de niet-<strong>roken</strong>de jongeren van 17-19 jaar denkt ooit te gaan <strong>roken</strong><br />

• 24% van 17-19 jaar is gestopt<br />

• 50% van alle <strong>roken</strong>de jongeren heeft wel eens een stoppoging ondernomen<br />

(meisjes 51% en jongens 44%)<br />

• redenen om te stoppen: ‘gezondheidsredenen’ en ‘eigen idee’, kosten, invloed<br />

vrienden/kennissen, ouders of andere gezinsleden<br />

• 75% van <strong>roken</strong>de jongeren heeft <strong>roken</strong>de klasgenoten, 65% heeft <strong>roken</strong>de<br />

vrienden<br />

• 90% heeft zelden of nooit het gevoel dat vrienden willen dat ze <strong>roken</strong> en 20%<br />

heeft vaak/heel vaak het gevoel dat vrienden willen dat ze niet <strong>roken</strong><br />

• 81% van 17-19 jaar is zich bewust van de gezondheidsrisico’s van <strong>roken</strong>;<br />

70% denkt dat <strong>roken</strong> voor hen verslavend kan zijn<br />

• 46 % van 17-19 jaar overschat de prevalentie van het <strong>roken</strong> onder de<br />

Nederlandse bevolking<br />

• het imago (stoer, leuk en cool) van niet-rokers wordt positiever beoordeeld<br />

door jongeren vergeleken <strong>met</strong> vorige jaren<br />

8 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Uit diverse andere onderzoeken komt nog een aantal andere interessante bevindingen.<br />

Zo blijkt uit enkele Europese studies dat bij schoolgaande jongeren, de meisjes de jongens<br />

voorbij zijn gestreefd in aantal rokers. Jongens blijken nog wel steeds meer per dag te<br />

<strong>roken</strong> (parallel aan alcoholgebruik). Ook oudere adolescenten <strong>roken</strong> meer dan jongeren,<br />

even<strong>als</strong> werkenden in vergelijking <strong>met</strong> studenten. Het gemiddelde aantal sigaretten stijgt<br />

<strong>met</strong> de leeftijd: van 11,8 sigaretten bij 16-34 jarigen tot 15,8 sigaretten bij 55-plussers, zo<br />

blijkt uit sommige onderzoeken. Uit verschillende regionale bevolkingsonderzoeken blijkt<br />

echter weer dat er meer jong-<strong>volwassen</strong>en (18-24 jaar) <strong>roken</strong> dan <strong>volwassen</strong>en boven de<br />

24 jaar.<br />

Jongeren die veel uitgaan <strong>roken</strong> (en drinken) in het algemeen meer dan de thuisblijvers.<br />

In de volgende drie hoofdstukken gaan we in op de resultaten uit onderzoek naar beginnen<br />

<strong>met</strong> <strong>roken</strong> (hoofdstuk 2), stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> (hoofdstuk 3) en de interventies (hoofdstuk 4).<br />

We geven bij ieder onderzoek eerst de literatuurverwijzing en vervolgens de belangrijkste<br />

resultaten uit het betreffende onderzoek. In hoofdstuk 5 doen we vervolgens aanbevelingen<br />

voor beleid, interventies en onderzoek.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 9


10 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


2. Factoren die beginnen<br />

<strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij 16-plus<br />

jongeren bepalen<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 11


2. Factoren die beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij<br />

16-plus jongeren bepalen<br />

Het overgrote deel van de <strong>roken</strong>de jongeren geeft aan te willen stoppen.<br />

Toch blijkt een grote groep (jong)<strong>volwassen</strong>en het <strong>roken</strong> door te zetten en<br />

lukt het weinigen definitief te stoppen. Misschien niet zo verwonderlijk.<br />

<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> lukt in het algemeen pas na meerdere pogingen over een<br />

langere tijdsperiode. Het vergt soms jaren, voordat een poging succesvol is.<br />

Opmerkelijk is dat <strong>roken</strong> bij het ouder worden vaak doorzet, terwijl het<br />

gebruik van alcohol en illegale drugs in de loop der jaren juist afnemen.<br />

Het aantal jongeren dat rookt is nog steeds onverantwoord hoog. We willen dat percentage<br />

omlaag krijgen. We hebben dan inzicht nodig in hoe en in welke omstandigheden jongeren<br />

ertoe komen om te gaan <strong>roken</strong>. Wat zijn de risicofactoren? Welke jongeren gaan door na<br />

de eerste experimenten en welke stoppen ermee? Hoe meer we daarover weten, des te<br />

beter kunnen we problemen aanpakken en interventies effectief inzetten.<br />

Of nieuwe interventies ontwikkelen. Want een aantal onderzoekers (DALTON ET AL, 1999)<br />

beweert dat de huidige (primaire) preventieprogramma’s niet effectief genoeg zijn om<br />

beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij veel jongeren te voorkomen en een afname in <strong>roken</strong> te bewerkstelligen.<br />

Factoren die een rol spelen bij gaan <strong>roken</strong><br />

Verwachtingen en ervaren voordelen<br />

Wat zijn voor jongeren de belangrijkste overwegingen te gaan <strong>roken</strong>?<br />

HINES, FRETZ & NOLLEN (1998). Roken geeft jongeren soms het gevoel dat ze een<br />

outlaw zijn. Voor hen heeft dat dan een positieve betekenis. Roken vinden sommigen<br />

ook stoer en mannelijk. Sommige jongeren hebben het gevoel dat <strong>roken</strong> minder angstig<br />

maakt. Anderen, vooral meisjes, gaan <strong>roken</strong> <strong>met</strong> <strong>als</strong> motief dat ze daarmee hun gewicht<br />

op peil kunnen houden.<br />

Jongeren die van mening zijn dat <strong>roken</strong> stress en spanning doet verminderen, meer<br />

plezier geeft en makkelijker vrienden doet maken, gaan eerder <strong>roken</strong>.<br />

12 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


O’LOUGHIN ET AL (2002). Deze onderzoekers geven aan dat veel jongeren aanvankelijk<br />

natuurlijk gewoon nieuwsgierig zijn naar hoe een sigaret smaakt. Roken is een belangrijk<br />

onderdeel van het sociale verkeer. Het brengt jongeren samen en versterkt de sociale<br />

cohesie. Jongeren gaan <strong>roken</strong>, omdat het relaxt is, een fysieke ‘high’ geeft, lekker smaakt<br />

en een uitstraling heeft. Roken geeft een positief zelfgevoel.<br />

Wie rookt heeft ook letterlijk ‘iets om handen’ en ‘iets te doen’. Sigaretten worden daarmee<br />

persoonlijke en sociale hulpmiddelen en krijgen voor jongeren positieve betekenissen<br />

en functies.<br />

Jongeren hebben dus positieve associaties bij <strong>roken</strong>. Preventieactiviteiten die eenzijdig<br />

de negatieve consequenties van <strong>roken</strong> benadrukken, lijken dan ook weinig zinvol.<br />

De invloed van de sociale omgeving<br />

Het aantal <strong>roken</strong>de vrienden, de houding van vrienden ten opzichte van <strong>roken</strong> en het<br />

rookgedrag van ouders zijn van invloed op wel of niet gaan <strong>roken</strong>.<br />

BAUMAN (1996). In de literatuur is sprake van het invloedmodel en het selectiemodel.<br />

Het invloedmodel gaat er vanuit dat vriendschap gebruik van genotmiddelen veroorzaakt.<br />

Het selectiemodel veronderstelt daarentegen dat genotmiddelengebruik vriendschap<br />

bewerkstelligt. De invloed van peers lijkt in dat laatste model minder belangrijk dan vaak<br />

wordt aangenomen. Rokers kiezen andere rokers <strong>als</strong> vrienden; niet-rokers kiezen nietrokers;<br />

vriendschappen worden ontbonden daar waar (niet-)rookgewoonten uiteen gaan<br />

lopen (deselectie) en peergroepen selecteren min of meer automatisch nieuwelingen op<br />

een vergelijkbaar rookgedrag.<br />

STANTON ET AL (1996). Deze onderzoekers ontdekten eveneens dat het aantal <strong>roken</strong>de<br />

vrienden in de omgeving belangrijk is om al dan niet <strong>met</strong> <strong>roken</strong> te beginnen. Daarnaast is<br />

het rookgedrag van een verkering van invloed. Ook bekendheden en idolen blijken<br />

invloed te hebben op beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> door 15-18 jarigen.<br />

BOYLE ET AL (2001).Volgens deze onderzoekers is er een zwak en niet relevant verband<br />

tussen <strong>roken</strong> van ouders en <strong>roken</strong> van het jongste kind. Oudere broers en zussen zijn<br />

vaak wel een rolmodel voor jongere kinderen. Rookgewoonten worden dan al snel overgenomen.<br />

Kinderen uit hetzelfde gezin die in leeftijd niet ver van elkaar afstaan beïnvloeden<br />

elkaar overigens ook.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 13


Rookgeschiedenis en levensloop<br />

ELLICKSON, MCGUIGAN & KLEIN (2001). Schoolgaande jongeren die blank zijn, de<br />

intentie hebben om op jonge leeftijd te gaan <strong>roken</strong>, slechte schoolresultaten behalen en<br />

jonger zijn dan hun klasgenoten, lijken eerder te gaan <strong>roken</strong> (en minder snel te stoppen).<br />

Meisje in deze leeftijdsgroep (13-18 jaar) beginnen vaker <strong>met</strong> <strong>roken</strong> dan jongens.<br />

Jongeren die op 13-jarige leeftijd alcohol drinken, al jong afwijkend gedrag vertonen en<br />

opgroeien in een niet-traditioneel twee oudergezin gaan ook eerder <strong>roken</strong>. In de leeftijd<br />

van 18-23 jaar zijn slechte schoolresultaten, rookstatus op 18-jarige leeftijd en het opleidingsniveau<br />

van ouders van invloed op starten <strong>met</strong> <strong>roken</strong>.<br />

Opgroeien in een gunstige omgeving<br />

ATKINS ET AL (2002). Jongeren die ondersteuning voelen van relevante sleutelfiguren<br />

(anders dan hun ouders), aan religie doen of naar de kerk gaan en die positieve peermodellen<br />

hebben, blijken minder snel te gaan <strong>roken</strong>. Positief van invloed zijn ook goede<br />

communicatie in het gezin, georganiseerde vrijetijdsdeelname, gezonde leefstijlgewoontes<br />

(lichaamsbeweging, voeding), gemeenschapsbetrokkenheid, toekomstaspiraties en<br />

verantwoordelijke keuzes kunnen maken.<br />

JUON, ENSMINGER & SYDNOR (2002). Rokers op 32-jarige leeftijd en vroege starters<br />

(in dit onderzoek voor het 17e jaar) waren in hun jeugd vaker agressief en/of timide. Ook<br />

gebruikten ze <strong>als</strong> jong<strong>volwassen</strong>e meer drugs en alcohol.<br />

Niet-rokers verlaten minder vaak het huis voor hun 18e jaar, kennen thuis striktere regels<br />

<strong>met</strong> betrekking tot middelengebruik, zijn minder vaak verhuisd tijdens hun adolescentiejaren<br />

en gaan vaker naar de kerk <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong>en.<br />

Persoonlijkheidsvariabelen<br />

STEIN ET AL (1996). Beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> en experimenteel gedrag rond het 12e jaar<br />

komt vooral door vrienden en persoonlijkheidskenmerken (bijvoorbeeld extraversie,<br />

opgewektheid en de vaardigheid sociale relaties aan te gaan). Doorgaan <strong>met</strong> <strong>roken</strong> op<br />

latere leeftijd houdt meer verband <strong>met</strong> depressieve stemmingen en problemen. De<br />

onderzoekers veronderstellen dat de groep die op latere leeftijd stopt, <strong>met</strong> <strong>roken</strong> is<br />

begonnen vanuit sociale overwegingen (zo<strong>als</strong> identificatie <strong>met</strong> de peer group). Op latere<br />

leeftijd starten zou dan ook eerder terug te voeren zijn op emotionele (persoonlijke) dan<br />

sociale redenen.<br />

BURT, DINH, PETERSON & SARASON (2000). Kinderen op 10/11-jarige leeftijd <strong>met</strong> een<br />

aanleg voor rebellie en risicovol gedrag gaan op 17/18-jarige leeftijd eerder <strong>roken</strong>. De<br />

14 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


onderzoekers vinden interventieprogramma’s die zouden streven naar verandering in<br />

persoonlijkheidskenmerken echter ethisch niet passend. Voor deze groep zien ze ook<br />

niets in programma’s die de conventionele succesvolle rolmodellen benadrukken.<br />

Opwindende alternatieven voor <strong>roken</strong> spreken deze groep mogelijk meer aan, zo veronderstellen<br />

ze.<br />

Omgaan <strong>met</strong> negatieve gemoedstoestanden<br />

BRESLAU (1996). Voor de reguliere roker heeft stress geen sterke impact meer. Na verloop<br />

van tijd treedt het kalmerende effect van <strong>roken</strong> niet meer op. Gewoontegebruik kan<br />

depressieve gevoelens zelfs verergeren. Ook kan <strong>roken</strong> een depressie maskeren.<br />

SONNTAG ET AL (2000). Sociale angst (volgens de DSM-IV criteria) leidt tot grotere<br />

nicotineafhankelijkheid. Niet-rokers en niet-afhankelijke rokers <strong>met</strong> sociale angst lopen<br />

vier jaar later meer risico op het ontwikkelen van nicotineafhankelijkheid dan jongeren<br />

zonder sociale angst. Volgens de onderzoekers <strong>roken</strong> jongeren om de spanning te verminderen<br />

of zich te conformeren aan de sociale norm.<br />

ORLANDO ET AL (2001). Stress is een risicofactor voor <strong>roken</strong> in de eerste stadia van het<br />

rookproces; stress leidt tot beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>, een toename van experimenteergedrag<br />

en de overgang naar regelmatig <strong>roken</strong>.<br />

SCHMID (2001). De kans dat een jongere die op 16-jarige leeftijd niet rookt dat binnen<br />

drie jaar <strong>als</strong>nog gaat doen, ligt op ongeveer 20%. Ruim 83% van de dagelijkse rokers is<br />

dat drie jaar later nog steeds. Starters op latere leeftijd zijn vaker jongens, hebben vaker<br />

negatieve gevoelens en hebben een lagere perceptie van gevaar. Degenen die al langer<br />

rookten waren duidelijk meer nicotineafhankelijk dan de starters.<br />

MULLER, MAUGENDRE & SPITZ (2002). Rokende studenten ervaren niet alleen vaker<br />

stress en psychologische nood, maar ook minder sociale steun dan niet-rokers. Ze zoeken<br />

eerder oplossingen voor hun problemen in middelengebruik dan in functionele en actieve<br />

strategieën. Het lijkt er volgens de onderzoekers op dat rokers meer gefocused zijn op<br />

hun eigen problemen dan op hun sociale relaties.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 15


Transities in <strong>roken</strong><br />

Stadia in rookontwikkeling<br />

Prochaska en DiClemente onderscheiden een aantal stadia in de ontwikkeling van<br />

rookgedrag:<br />

• Adolescenten die nog nooit hebben gerookt en geen voornemens daartoe hebben,<br />

bevinden zich in de precontemplatiefase.<br />

• Mensen die in het voorbereidende stadium zitten, beginnen al aan <strong>roken</strong> te denken.<br />

Ze vormen alvast beliefs en attitudes over <strong>roken</strong> en hebben vaak al beelden van wat<br />

<strong>roken</strong> inhoudt en welke functies dat heeft. Ze ervaren druk tot <strong>roken</strong>.<br />

• Als de contemplatiefase overgaat in het experimenteerstadium is sprake van een<br />

toenemende invloed van leeftijdgenoten en het vestigen van een eigen imago.<br />

• In het experimenteerstadium neemt <strong>roken</strong> toe en komen er meer situaties waarin<br />

wordt gerookt. Positieve aspecten van <strong>roken</strong> worden steeds meer overwogen.<br />

• In de overstap naar regulier gebruik ontwikkelt zich een patroon. Sporadisch gebruik<br />

is voorbij, maar <strong>roken</strong> is vaak nog niet frequent (bijvoorbeeld gekoppeld aan het<br />

weekend en uitgaan).<br />

• Het laatste stadium is dat er (bijna) dagelijks wordt gerookt. Psychologische en<br />

biologische aspecten gaan samen en maken stoppen steeds moeilijker.<br />

De laatste jaren wordt dit model, zeker <strong>met</strong> het oog op de toepassingsmogelijkheid op<br />

jongeren, gerelativeerd. Het gaan <strong>roken</strong> zou bij jongeren niet strikt fasegewijs verlopen<br />

maar meer dynamisch.<br />

Transities van experimenteel <strong>roken</strong> naar hogere niveaus van <strong>roken</strong><br />

CHOI, PIERCE, GILPIN (1997). Oudere adolescenten (15-22 jaar) die minder goed op<br />

school presteren ontwikkelden zich na vier jaar 1,5 keer vaker tot gevestigd roker dan<br />

adolescenten die beter presteren. Ook eerdere ervaringen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> op jonge leeftijd<br />

spelen een rol. Hoe meer ervaring des te groter het risico op <strong>roken</strong>. De opleiding van<br />

ouders blijkt in dit onderzoek niet van belang voor oudere adolescenten in het overgaan<br />

tot meer gevestigd gebruik. Voor jongere adolescenten (12-18 jaar) is dat wel zo. Als er<br />

rokers in het gezin zijn verhoogt dat voor jongeren aanzienlijk de kans om gevestigd<br />

roker te worden. De kans op <strong>roken</strong> neemt ook toe <strong>als</strong> jongeren in hun omgeving niet<br />

worden ondersteund in een overtuiging niet te willen <strong>roken</strong>.<br />

De onderzoekers veronderstellen dat er minstens een tweejarig gat zit tussen de leeftijd<br />

van oorspronkelijk beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> en de leeftijd waarop de adolescent een wekelijkse<br />

rookgewoonte ontwikkelt. Dit is dus een belangrijke periode voor het inzetten van interventies.<br />

16 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


FLAY ET AL (1998). Uit dit onderzoek blijkt dat (hoge) inschattingen over de prevalentie<br />

(het <strong>roken</strong> in de vriendenkring) de stap van proberen naar experimenteren voorspelt.<br />

Maar het verklaart niet de overgang van experimenteren naar regelmatig gebruik.<br />

FLAY, PHI, HU EN RICHARDSON (1998). Kinderen van <strong>roken</strong>de ouders proberen en<br />

experimenteren eerder, en gaan eerder tot regulier gebruik over dan jongeren van niet<strong>roken</strong>de<br />

ouders. Ouders zijn niet van grote invloed op de overstap van proberen naar<br />

experimenteren. Rokende vrienden zijn dat wel. Dat geldt ook voor de overstap naar<br />

regulier gebruik.<br />

Ook uit dit onderzoek blijkt dat leerlingen <strong>met</strong> mindere schoolprestaties en risicovol<br />

gedrag eerder gaan experimenteren en overgaan tot regelmatig gebruik. Jongeren die<br />

gebrekkige vaardigheden bezitten om een sigaret te weigeren, zullen eerder gaan experimenteren,<br />

maar het voorspelt niets over de overgang naar regulier gebruik. Jongeren die<br />

alcohol gebruiken gaan eerder proberen, experimenteren en regelmatig <strong>roken</strong>.<br />

WANG (2001). Het aantal beste vrienden dat rookt en de eigen beliefs over <strong>roken</strong> verklaren<br />

het best de overgang van niet-<strong>roken</strong> naar experimenteel <strong>roken</strong> en van niet-<strong>roken</strong> naar<br />

regelmatig <strong>roken</strong>. Voor adolescenten is <strong>roken</strong> vooral een manier om sociale acceptatie<br />

van <strong>roken</strong>de vrienden te verwerven.<br />

Verder bleek uit dit onderzoek dat jongeren die in de psychologische en fysiologische<br />

voordelen van <strong>roken</strong> geloven, ook vaker <strong>met</strong> <strong>roken</strong> starten dan jongeren die geen of<br />

minder voordelen ervaren.<br />

SKARA, SUSSMAN & DENT (2001). Deze onderzoekers vonden onder meer dat de overgang<br />

van experimenteel naar regelmatig gebruik eerder voorkomt <strong>als</strong> jongeren (<strong>met</strong> name<br />

jongens) de intentie hebben om het komend jaar te gaan <strong>roken</strong>, betrokken zijn bij geweld<br />

en diefstal, stress ervaren en een sensatiezoekende instelling hebben. Intrapersoonlijke<br />

kenmerken zijn volgens de onderzoekers relatief belangrijk in de progressie van experimenteel<br />

naar regelmatig gebruik.<br />

Een overzicht van onderzoeken naar stadia in rookgedrag<br />

MAYHEW ET AL (2001). Deze onderzoekers hebben onderzoeksstudies <strong>met</strong> betrekking<br />

tot stadia van rookgedrag in de adolescentie geordend. Hun belangrijkste conclusie is dat<br />

de ontwikkeling in <strong>roken</strong> een onafgeb<strong>roken</strong> en dynamisch proces is. Starten <strong>met</strong> <strong>roken</strong> en<br />

de toename van <strong>roken</strong> gebeurt vooral onder invloed van sociale, psychosociale en<br />

psychologische factoren.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 17


Verschillen tussen gelegenheidsrokers en meer regelmatige/<br />

dagelijkse rokers<br />

HINES, FRETZ & NOLLEN (1998). Deze onderzoekers ontdekten onder universiteitsstudenten<br />

verschillen tussen de betekenis die gelegenheidsrokers en dagelijkse rokers<br />

aan het <strong>roken</strong> geven. De gelegenheidsrokers (wekelijks, niet dagelijks) vinden dat <strong>roken</strong><br />

leidt tot meer durf en avontuur en dat het een gevoel geeft geen buitenstaander te zijn.<br />

Ze <strong>roken</strong> om de smaak, vooral in combinatie <strong>met</strong> alcohol. Ze houden ervan te <strong>roken</strong> in<br />

gezelschap van vrienden. Uit bescherming voor hun gezondheid <strong>roken</strong> ze niet iedere dag.<br />

Ze geven aan dat niet in staat zijn tot stoppen voor hen geen belangrijke reden is om te<br />

blijven <strong>roken</strong>. Dit in tegenstelling tot de dagelijkse rokers.<br />

Dagelijkse rokers en gelegenheidsrokers geven beiden aan dat <strong>roken</strong> hen minder angstig<br />

maakt en dat <strong>roken</strong> helpt tegen overgewicht (vooral meisjes). Meer dan de gelegenheidsrokers<br />

denken dagelijkse rokers dat <strong>roken</strong> wel eens hun dood zou kunnen worden en dat<br />

ze door <strong>roken</strong> vaker ziek of verkouden zijn.<br />

HOLMEN, BARRET-CONNOR, HOLMEN & BJERMER (2000). Na het 16e jaar is dagelijks<br />

<strong>roken</strong> meer gewoon dan gelegenheids<strong>roken</strong>, bij zowel jongens <strong>als</strong> meisjes. Leerlingen die<br />

gestopt zijn, waren vaker voormalige gelegenheidsrokers.<br />

Gelegenheidrokers nemen vaker dan dagelijkse rokers aan georganiseerde activiteiten<br />

na school deel, sporten meer en intensiever, besteden meer tijd aan huiswerk (jongens),<br />

kijken meer tv (meisjes), zijn minder vaak dronken, doen hogere schoolopleidingen en<br />

vinden dat ze een betere gezondheid hebben dan dagelijkse rokers.<br />

BURT, DINH, PETERSON & SARASON (2000). Deze onderzoekers constateren dat kinderen<br />

op 10-jarige leeftijd <strong>met</strong> aanleg voor rebellie en risiconemend gedrag een relatief grote<br />

kans lopen om op 18-jarige leeftijd regelmatig te <strong>roken</strong>. Kenmerken van (zeer) jeugdige<br />

jongeren beïnvloeden dus het verloop in rookgedrag vele jaren later.<br />

WHITE, PANDINA & CHEN (2002). Deze onderzoekers volgden de ontwikkelingen in<br />

<strong>roken</strong> van een groep adolescenten van hun 12e tot 31e jaar. Ze vonden dat meisjes eerder<br />

dan jongens gaan <strong>roken</strong>. Ook disinhibitie (ongeremd gedrag), slechtere schoolprestaties<br />

en frequent gebruik van alcohol en drugs en lagere schoolprestaties bevorderen <strong>roken</strong>.<br />

De vriendschapskeuze hangt voor meisjes sterk af van <strong>roken</strong> of niet-<strong>roken</strong>. De dagelijkse<br />

rokers hebben vaker <strong>roken</strong>de ouders dan de gelegenheidheidsrokers.<br />

Meisjes en jongens verschillen dus van hun ontwikkeling in het <strong>roken</strong> en de stappen die<br />

ze daarin maken, zo maakt deze studie duidelijk. Meisjes zijn meer dan jongens gelegenheidsrokers.<br />

Ze beginnen vroeger <strong>met</strong> regelmatig <strong>roken</strong> en <strong>roken</strong> meer gedurende hun<br />

18 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


adolescentie. Rond hun 21e halen jongens de meisjes in. Meisjes of vrouwen ‘groeien’ er<br />

dus eerder uit. Mogelijk omdat vrouwen kinderen gaan krijgen, zo suggereren de onderzoekers.<br />

Zwaarder <strong>roken</strong><br />

Hoe ontwikkelt zwaarder <strong>roken</strong> zich? Vele onderzoeken wijzen uit dat experimenteel <strong>roken</strong><br />

overgaat in dagelijks <strong>roken</strong>, en dat de consumptie toeneemt. Verder blijkt ervaring <strong>met</strong><br />

<strong>roken</strong> (hoe beperkt ook) tijdens de vroeg-adolescentie voorspellend voor later regelmatig<br />

en meer gaan <strong>roken</strong>.<br />

REDMOND (1999). Deze onderzoeker constateert dat meer jongeren in hogere schoolklassen<br />

van het middelbaar onderwijs beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>. Tegelijkertijd neemt het dagelijks<br />

<strong>roken</strong> toe. Volgens Redmond zijn de effecten van preventieprogramma’s dus vooral<br />

vertragend en uitstellend, in plaats van daadwerkelijke preventief. Wellicht dat voor deze<br />

latere starters meetelt dat leeftijdgenoten in het algemeen minder negatief staan tegenover<br />

<strong>roken</strong> en het gemakkelijker accepteren. Deze jongeren relativeren ook gemakkelijker de<br />

langetermijneffecten van <strong>roken</strong>.<br />

Aanknopingspunten voor preventie en voorlichting<br />

In de adolescentie vinden er vele biologische, psychologische en sociale veranderingen<br />

plaats. Roken of niet-<strong>roken</strong> moet daarin een plaats krijgen en kan voor jongeren een<br />

persoonlijk en sociaal hulpmiddel zijn.<br />

Jongeren maken zich nauwelijks druk om hun gezondheid op de lange termijn. Bij hun<br />

keuzes baseren ze zich meer op de consequenties op de korte termijn.<br />

Preventieactiviteiten dienen daar vooral op gericht te zijn en moeten de positieve uitkomstverwachtingen<br />

benadrukken.<br />

Roken bij jongeren lijkt een dynamisch proces. Beginnen en experimenteren lijkt vooral te<br />

worden beïnvloed door sociale factoren. Regelmatig gebruik en continuering daarvan lijkt<br />

te liggen in intrapersoonlijke factoren <strong>als</strong> sensatiezoekend gedrag en het ervaren van<br />

stress en depressie.<br />

De leeftijd van de startende roker en de eerdere (experiment)ervaring <strong>met</strong> <strong>roken</strong> is van<br />

invloed op het aantal jaren dat gerookt gaat worden, de hoeveelheid die wordt gerookt <strong>als</strong><br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 19


<strong>volwassen</strong>e en de kans om te stoppen. Dat onderstreept het belang van vroeg beginnen<br />

<strong>met</strong> rookpreventie.<br />

Iedere rookfase vraagt om aparte interventies. Programma’s bij jongere adolescenten<br />

moeten er bijvoorbeeld op gericht zijn om de ontwikkeling van gevestigde rookgewoontes<br />

te voorkomen. Interventies moeten meer ingaan op de specifieke ontwikkelingsbehoeftes<br />

in de verschillende fases van het <strong>roken</strong>. Oudere ‘experimenteerders’ en regelmatige<br />

rokers denken bijvoorbeeld vaker serieus over continuering van <strong>roken</strong> dan jongeren die<br />

alleen nog maar ‘onschuldig’ experimenteren. Intensieve primaire preventie zou zich<br />

moeten richten op de groep die een verhoogde neiging heeft om te gaan experimenteren.<br />

Preventieve inspanningen moeten bestaande niet-rook-attitudes en gedragingen ondersteunen<br />

en versterken.<br />

Segmentatie in doelgroepen is belangrijk. De (nog) niet-rokers hoeven bijvoorbeeld geen<br />

informatie over voor- en nadelen van <strong>roken</strong> of over self-efficacy. Zij moeten eerder<br />

bevestigd worden in hun beliefs ten aanzien van (niet-)<strong>roken</strong>.<br />

Gelegenheidsrokers worden maar al te gemakkelijk regelmatige rokers. Als we deze overstap<br />

kunnen voorkomen, betekent dat grote gezondheidswinst. Sterke thuisondersteuning,<br />

betere rolmodellen en georganiseerde activiteiten zijn nodig om het deze groep gemakkelijker<br />

te maken om te stoppen.<br />

Roken ontwikkelt zich vooral tijdens de middelbare school. Toch is er ook een grote groep<br />

studenten waarbij <strong>roken</strong> zich nog ontwikkelt. Dit pleit voor preventieprogramma’s op zowel<br />

basisonderwijs, in alle klassen van het voortgezet onderwijs en op vervolgopleidingen of<br />

op de arbeidsplek.<br />

Een beschermend rookklimaat scheppen blijft van belang. Daarbij gaat het bijvoorbeeld<br />

om goede communicatie binnen het gezin, gemeenschapsbetrokkenheid en peer support.<br />

Als we ouders, broers en zussen, en leeftijdgenoten aanmoedigen te stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong><br />

heeft dat ongetwijfeld een positief effect op het rookgedrag van jongeren.<br />

Emotionele spanning houdt sterk verband <strong>met</strong> tabaksgebruik. Preventieprogramma’s<br />

moeten dan ook aandacht hebben voor gedragsmatige zelfregulering, sociale omgangsvaardigheden<br />

en eigenwaarde.<br />

Als we in staat zijn schoolprestaties en opleidingsniveau te verbeteren zal dat een positief<br />

effect hebben op minder <strong>roken</strong>. Datzelfde geldt uiteraard voor de gehele sociaal economi-<br />

20 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


sche status van achtergebleven groepen.<br />

Roken gaat vaak samen <strong>met</strong> het gebruik van andere genotmiddelen. Het ligt dan voor<br />

de hand om er in de preventie- en interventieprogramma’s rekening mee te houden.<br />

Jongens en meisjes reageren verschillend op sociale invloeden. Ook kijken ze anders tegen<br />

<strong>roken</strong> aan en gaan ze er anders mee om. Dat geldt bijvoorbeeld voor gewichtsbeheersing,<br />

lichaamsbeeld, en eigenwaarde. In preventieprogramma’s zou daar rekening mee moeten<br />

worden gehouden.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 21


22 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


3. Factoren die bij stoppen<br />

<strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij 16-plus<br />

jongeren een rol spelen<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 23


3. Factoren die bij stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij<br />

16-plus jongeren een rol spelen<br />

Wie <strong>als</strong> jongere rookt, doet dat <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong>e zeer waarschijnlijk ook. Roken<br />

is de meest persistente vorm van druggebruik. Omdat veel (jong)<strong>volwassen</strong>en<br />

<strong>roken</strong>, is het wenselijk effectieve stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-programma’s voor jongeren<br />

te ontwikkelen.<br />

In onderzoek en in de praktijk hebben dergelijke programma’s tot nu toe<br />

weinig aandacht gekregen. Die ging vooral uit naar het beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong><br />

op jonge leeftijd en op het voorkomen of uitstellen daarvan. Bovendien blijken<br />

de meeste stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-interventies voor jongeren gebaseerd te zijn op<br />

de interventies die zijn ontwikkeld voor <strong>volwassen</strong>en. Dat gaat op z’n minst<br />

ten koste van de effectiviteit.<br />

Onderzoekers stellen vast dat bij jongeren rond <strong>roken</strong> vaak geen stabiel en<br />

duidelijk gedrag zichtbaar is. Jongere <strong>volwassen</strong> rokers proberen vaker dan<br />

oudere rokers te stoppen, maar lijken daarin niet erg succesvol te zijn.<br />

In dit hoofdstuk gaan we nader in op de aspecten die een rol spelen bij<br />

stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>.<br />

Gereedheid tot stoppen<br />

CLARK, RAKOWSKI, KVIZ & HOGAN (1997). Deze onderzoekers vergeleken drie leeftijdsgroepen<br />

rokers (18-29, 30-49, 50 jaar en ouder) op hun gereedheid tot stoppen.<br />

De jongste leeftijdsgroep heeft meer positieve opvattingen over hun gezondheid en heeft<br />

het afgelopen jaar minder een arts bezocht dan de oudere leeftijdsgroepen. De jongste<br />

groep krijgt van een arts echter minder vaak het advies om te stoppen dan de twee oudere<br />

groepen. Van tandartsen kreeg juist de jongste groep vaker het advies te stoppen.<br />

Verder blijken jongeren in vergelijking <strong>met</strong> <strong>volwassen</strong>en een positievere houding te hebben<br />

om te stoppen, maar heeft dit geen invloed op het stoppen.<br />

24 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


PALLONEN ET AL (1998 a). Zowel <strong>volwassen</strong>en <strong>als</strong> jongeren die de nadelen van <strong>roken</strong><br />

minder sterk ervaren dan de voordelen in de eerste fasen van stoppen (tussen de precontemplatie-<br />

en contemplatiefase), zijn moeilijk in staat te stoppen. Bij jongeren is het<br />

verschil tussen voor en tegens in de actie- en behoudfase groter dan bij <strong>volwassen</strong>en.<br />

Jongeren die <strong>roken</strong> uit stress en/of op basis van sociale voordelen kunnen moeilijker<br />

stoppen. Als jongeren de stap nemen om te stoppen voelen ze minder druk van leeftijdgenoten,<br />

kunnen ze makkelijker weerstand bieden aan het aanbod van sigaretten en<br />

kunnen ze beter <strong>met</strong> negatieve gevoelens omgaan.<br />

De onderzoekers zouden vooral de sociale aspecten van <strong>roken</strong> en de negatieve gevoelens<br />

die <strong>roken</strong> in stand houden in interventies willen aanpakken.<br />

PALLONEN (1998 b). Ook uit dit onderzoek blijkt dat <strong>roken</strong>de adolescenten, minder dan<br />

<strong>volwassen</strong>en, gereed zijn om te stoppen. Jongeren die willen stoppen lijken vaak strategieën<br />

te hanteren die minder effectief zijn. Ze zijn daarom minder goed voorbereid op<br />

stoppen en gaan te vroeg tot actie over. Dit is een verklaring voor het veelvuldige falen<br />

van stoppogingen onder jongeren.<br />

ENGELS, KNIBBE, DE VRIES, DROP (1998). Zij constateren dat dagelijkse rokers minder<br />

gemotiveerd zijn om te stoppen en er minder waarschijnlijk in slagen te stoppen dan de<br />

gelegenheidsrokers. De mening over <strong>roken</strong> en het effect van hoe jongeren het effect van<br />

hun eigen inspanningen inschatten om verleidingen te weerstaan, hebben een bepalende<br />

invloed op stopintenties. Tabaksafhankelijkheid en gewoontevorming zijn belemmeringen<br />

om te stoppen.<br />

Nicotineafhankelijkheid<br />

BRESLAU ET AL (1996). Zij stellen vast dat <strong>roken</strong>de jongeren die nicotineafhankelijk zijn,<br />

40% minder stoppen dan rokers die niet-afhankelijk zijn.<br />

PROKHOROV, HUDMON, DE MOOR, KELDER, CONROY & ORDWAY (2001). Deze<br />

onderzoekers constateren een verband tussen nicotineafhankelijkheid en de gereedheid<br />

van adolescenten tot stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>. Ze concluderen dat mensen in de precontemplatie-,<br />

contemplatie- en preparatiefase vaker ontwenningsverschijnselen ervaren dan<br />

mensen die succesvol zijn gestopt. De meerderheid van de <strong>roken</strong>de jongeren heeft diverse<br />

ontwenningsverschijnselen ervaren bij de laatste stoppoging. Nicotineafhankelijkheid<br />

en (de angst voor) ontwenningsverschijnselen belemmeren dus het stoppen.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 25


BACKINGER ET AL (2001). Alhoewel jongeren vergeleken <strong>met</strong> <strong>volwassen</strong>en minder dagelijks<br />

of regelmatig <strong>roken</strong>, en dagelijkse <strong>roken</strong>de jongeren in het algemeen minder sigaretten<br />

<strong>roken</strong>, is naar hun schatting zo’n 20-65% nicotineafhankelijk en heeft 65% last van<br />

ontwenningsverschijnselen.<br />

O’LOUGHLIN ET AL (2002). In vergelijking <strong>met</strong> ouderen <strong>roken</strong> jongeren in een beperkter<br />

aantal ‘toegestane’ situaties. Thuis bij het ontbijt <strong>roken</strong> ze bijvoorbeeld niet. Als ze later<br />

op de fiets of brommer stappen wel. In situaties waarin ze niet mogen <strong>roken</strong> ervaren ze<br />

ontwenningsverschijnselen, en later ook in situaties waar ze wel zouden kunnen <strong>roken</strong>.<br />

Roken en de ervaring van onthouding is voor jongeren meer omgevingsgestuurd.<br />

Voor jongeren (en vooral bij jongens) zijn eten en <strong>roken</strong> parallel aan elkaar. Ze hebben er<br />

‘trek’ en ‘zin’ in. Roken en eten vervangen elkaar minder voor jongeren dan voor <strong>volwassen</strong>en.<br />

Roken na het opstaan komt bij jongeren ook minder voor. Velen kunnen thuis niet <strong>roken</strong>,<br />

dus ook niet bij het opstaan. Na het eten ervaren ze wel de drang tot <strong>roken</strong>. De eerste<br />

sigaret wordt vaak op (weg naar) school gerookt.<br />

Beginnende jonge rokers ervaren nog wel misselijkheid en hoofdpijn, vooral <strong>als</strong> aan het<br />

begin van de dag wordt gerookt.<br />

Afhankelijkheid betekent voor jongeren de noodzaak en behoefte tot <strong>roken</strong> en wordt ervaren<br />

<strong>als</strong> een leegheid in de borst en soms <strong>als</strong> een gevoel in de geest. In tegenstelling tot<br />

<strong>volwassen</strong>en ervaren jongeren minder depressieve gevoelens bij onthouding.<br />

Jongeren gaan er vaak van uit dat wilskracht het belangrijkste is om te stoppen. Wie geen<br />

succes heeft faalt. Dat kan het zelfvertrouwen ondermijnen en eerder aanleiding zijn om<br />

door te gaan <strong>met</strong> <strong>roken</strong> in plaats van te stoppen.<br />

Succes- en faalfactoren die een rol spelen bij stoppen<br />

ROSE ET AL (1996) EN BRESLAU EN PETERSON (1996). Rokers stoppen, volgens deze<br />

onderzoekers, minder vaak <strong>als</strong> ze niet uit een twee oudergezin komen (mannen) en<br />

slechte schoolresultaten behaalden op 17-jarige leeftijd. Werkloosheid en schooluitval zijn<br />

volgens hen ook belemmeringen om te stoppen.<br />

ROSE ET AL (1996). Zij vinden in hun onderzoek weinig verschil in effecten tussen beide<br />

seksen. Hun onderzoek ondersteunt dan ook nauwelijks het idee dat stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>programma’s<br />

aangepast zouden moeten worden aan verschillende behoeftes van jongens<br />

en meisjes. Ze erkennen wel dat er culturele en biologische verschillen tussen meisjes en<br />

26 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


jongens ten aanzien van <strong>roken</strong> bestaan. Voor meisjes is er bijvoorbeeld een belangrijker<br />

verband tussen <strong>roken</strong> en gewicht.<br />

BRESLAU & PETERSON (1996). Volgens hen is stoppen niet minder waarschijnlijk bij<br />

jongeren <strong>met</strong> een verleden <strong>met</strong> gedragsproblemen. Alcoholgebruik is volgens dit onderzoek<br />

wel een belemmering. Zij komen in hun onderzoek verder tot de conclusie dat er<br />

een duidelijk verband is tussen aanvangsleeftijd en stoppen. Wie later <strong>met</strong> <strong>roken</strong> begint,<br />

is in het algemeen gemakkelijker in staat om te stoppen. Dat voordeel blijft lange tijd<br />

bestaan, in ieder geval tot rond de dertig jaar. Dat geldt zelfs voor de zeer ‘afhankelijke’<br />

rokers.<br />

STANTON ET AL (1996). In dit onderzoek wordt duidelijk dat de invloed van familie op<br />

niet gaan <strong>roken</strong> afneemt <strong>als</strong> adolescenten ouder worden en vrienden belangrijker worden.<br />

De rokers hebben minder dan de niet-rokers de ervaring dat hun vrienden hen beïnvloeden.<br />

Vrienden van de eigen leeftijd (hier 18 jaar) hebben wat niet-<strong>roken</strong> betreft, de grootste<br />

invloed. Als moeders <strong>roken</strong> van kinderen na hun 15e afkeuren zijn de kinderen (<strong>met</strong> 18)<br />

eerder geneigd te stoppen.<br />

CHASSIN EN PRESSON (1996), ROSE ET AL (1996) en DESCOMBE (2001). Ook zij<br />

geven aan dat negatieve attitudes over <strong>roken</strong> en daarmee verband houdende waarden<br />

over een gezonde leefstijl, stoppen op oudere leeftijd bevorderen.<br />

SUSSMAN, DENT, SEVERSON, BURTON & FLAY (1998). Zij ontdekten dat een sociale<br />

omgeving waarin veel wordt gerookt en die <strong>als</strong> stressvol wordt ervaren, de kans doet verminderen<br />

om te stoppen. Dat geldt ook voor zwaarder <strong>roken</strong>, mensen <strong>met</strong> een langere<br />

rookgeschiedenis, de inschatting dat vrienden <strong>roken</strong>, de overschatting dat <strong>roken</strong> in de<br />

omgeving voorkomt, en mensen die aan <strong>roken</strong> positieve imago’s toekennen. En verder<br />

voor hoge stresservaring, weinig copingvaardigheden en hoog risicogedrag.<br />

THORNTON, DOUGLAS & HOUGHTON (1999). Dit onderzoek focust op het brengen<br />

van veranderingen in self-concepts (de waarneming van de eigen persoon in relatie tot<br />

anderen, bijvoorbeeld familie of vrienden). Beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij jongeren gaat samen<br />

<strong>met</strong> minder waardering voor hun zelfconcepten, behalve die betrekking hebben op peers.<br />

<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> gaat gepaard <strong>met</strong> toenemende waardering voor zelfconcepten.<br />

Het lijkt erop dat iemand die ‘uitgroeit’ tot een individu <strong>met</strong> een positief zelfbeeld en<br />

die stevig en zeker staat in relatie tot anderen, gemakkelijker in staat is <strong>met</strong> <strong>roken</strong> te<br />

stoppen.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 27


HOLMEN, BARRET-CONNOR, HOLMEN & BJERMER (2000). In dit onderzoek blijkt dat<br />

jongeren die succesvol stoppen vaker gelegenheidsrokers dan dagelijkse rokers zijn<br />

geweest.<br />

PLETCHER EN SCHWARZ (2000). Volgens deze onderzoekers hebben gezondheidsgeoriënteerde<br />

waarden gericht op kwaliteit van leven en verantwoord gedrag meer invloed<br />

op stoppogingen dan sociale invloeden. Dit bleek in hun onderzoek te gelden voor meisjes<br />

en lichte rokers (maximaal 5 sigaretten per dag), in vergelijking <strong>met</strong> jongens en zware<br />

rokers (meer dan 11 sigaretten per dag).<br />

DESCOMBE (2001). Deze onderzoeker schat dat 2% van de <strong>roken</strong>de jongeren jaarlijks<br />

stopt, een zelfde percentage <strong>als</strong> bij <strong>volwassen</strong>en. Een klein deel is succesvol <strong>met</strong> stoppen,<br />

ook al moeten ze vaak meerdere pogingen doen voordat ze definitief kunnen stoppen.<br />

Jongeren doen de meeste pogingen tot stoppen zonder enige vorm van begeleiding.<br />

Ze doen het liever alleen dan hulp te zoeken. Mogelijk dat de huidige ondersteuning en<br />

hulp niet zijn wat jongeren zoeken bij stoppogingen. Descombe vindt het belangrijk dat<br />

de benadering aansluit bij wat jongeren bezighoudt <strong>met</strong> betrekking tot hun gezondheid<br />

en welbevinden.<br />

SCHMID (2001). <strong>Stoppen</strong> is waarschijnlijker voor jongeren die op 16/17-jarige leeftijd geen<br />

ontspannend effect aan <strong>roken</strong> toekennen en voor jongeren die minder <strong>roken</strong>. Ook in dit<br />

onderzoek blijkt nicotineafhankelijkheid een belemmering te zijn. De onderzoeker pleit<br />

voor meer aandacht voor adequate copingvaardigheden, stresshantering en zelfvertrouwen.<br />

ELLICKSON, TUCKER & KLEIN (2001). Zij concluderen dat emotionele stress eerder bij<br />

meisjes dan bij jongens belemmerend is om te stoppen. Bij jongens is problematisch<br />

gedrag een grotere barrière om te stoppen.<br />

ELLICKSON, MCGUIGAN & KLEIN (2001). Deze onderzoekers vonden dat jongeren van<br />

13-18 jaar die blank zijn, de intentie hebben om vroeg te gaan <strong>roken</strong>, slechte schoolresultaten<br />

behalen en jonger zijn dan klasgenoten minder kans maken om – op latere leeftijd<br />

– te stoppen.<br />

In de overgang naar jong<strong>volwassen</strong>heid (18-23 jaar) verminderen slechte schoolprestaties<br />

en een minder hoog opleidingsniveau van de ouders de kans op stoppen. Vroeger experimenteren<br />

<strong>met</strong> <strong>roken</strong> en eerdere ervaringen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> beïnvloeden jong<strong>volwassen</strong>en niet<br />

alleen in het gaan <strong>roken</strong> maar ook in het stoppen. Jongeren op hun 23e jaar zijn beter in<br />

28 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


staat om te stoppen <strong>als</strong> ze op hun 18e geen of weinig <strong>roken</strong>de vrienden hebben, in staat<br />

zijn de druk om te gaan <strong>roken</strong> weerstaan en niet de intentie hebben om het komende half<br />

jaar te gaan <strong>roken</strong>.<br />

BONARD, JANIN, JACQUAT & MICHAUD (2001). In dit onderzoek blijkt het percentage<br />

van jongeren dat stopt gelijk te zijn aan het aantal dat weer begint. Meisjes proberen vaker<br />

te stoppen, maar ze lijken daarin minder succesvol. <strong>Stoppen</strong> en terugval zijn dus frequent.<br />

Vergeleken <strong>met</strong> rokers beoefenen voormalige rokers vaker sport en behoren ze vaker tot<br />

een scoutinggroep, hebben ze minder vrienden en komen ze minder vaak te laat op school<br />

dan regelmatige rokers.<br />

Vergeleken <strong>met</strong> de niet-rokers zijn er meer voormalige rokers die een suïcidepoging hebben<br />

ondernomen. Ook hebben voormalige rokers vaker psychosomatische klachten, voelen<br />

ze zich vaker ‘down’, hebben ze minder positieve gezondheidsverwachtingen, zijn ze<br />

ontevredener over hun schoolprestaties en beroepskeuzes, vertonen ze meer afwijkend<br />

gedrag (zo<strong>als</strong> winkeldiefstal) en gebruiken ze andere middelen.<br />

Wat geestelijke gezondheid betreft lijken voormalige rokers dus meer op rokers, terwijl<br />

ze zich in sociale- en sportactiviteiten meer overeenkomstig niet-rokers gedragen.<br />

PAAVOLA, VARTIANEN & PUSKA (2001). Ook uit hun onderzoek blijkt dat stoppen vaker<br />

voorkomt bij gelegenheidsrokers dan onder de dagelijkse rokers. En daarbij ook vaker<br />

onder meisjes en vrouwen. De meeste jongens die zo nu en dan rookten, bleken later<br />

dagelijkse rokers te zijn geworden, terwijl meisjes meer bij gelegenheid bleven <strong>roken</strong>.<br />

CHEN, WHITE, PANDINA (2001). Adolescenten (hier 18-25 jaar) die trouwen <strong>met</strong> een<br />

niet-roker stoppen 5,5 keer vaker dan degenen die geen verandering op dit vlak ondergaan,<br />

scheiden of samenwonen. En ook hier weer: <strong>als</strong> het aantal <strong>roken</strong>de vrienden vermindert,<br />

vergroot dat de kans op stoppen.<br />

TUCKER, ELLICKSON EN KLEIN (2002). Aanvullend op het onderzoek van Ellickson,<br />

McGuigan & Klein (2001) kwamen deze onderzoekers nog tot een aantal conclusies.<br />

Jongens stoppen eerder <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> ze vijf jaar daarvoor minder vaak sigaretten kregen<br />

aangeboden. Meisjes stoppen eerder <strong>als</strong> ze vroeger merkten dat hun ouders dit afkeurden.<br />

Mogelijk heeft het een (verlaat) effect op hun kinderen om te stoppen <strong>als</strong> ouders <strong>roken</strong><br />

afkeuren en in hun opvoeding meer gericht zijn op niet-<strong>roken</strong>. Meisjes stoppen ook<br />

gemakkelijker <strong>als</strong> ze minder <strong>roken</strong>de leeftijdgenoten ontmoetten tijdens hun middelbare<br />

schoolperiode. Zowel jongens <strong>als</strong> meisjes <strong>met</strong> minder stellige overtuigingen om te <strong>roken</strong>,<br />

stoppen in de toekomst vaker.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 29


<strong>Stoppen</strong> in relatie tot veranderingen en levensloop en rollen<br />

GREENLUND ET AL (1995). Uit dit onderzoek blijkt dat het rookgedrag van ouders verband<br />

houdt <strong>met</strong> de rookstatus van hun <strong>volwassen</strong> kinderen. Ook de opleiding van de<br />

vader is van belang. Hoe hoger opgeleid, des te groter de stopkans voor de kinderen.<br />

De opleiding van de jongere zelf is echter van groter belang in dit verband. Dus tegen<br />

het naderen van de <strong>volwassen</strong>heid kunnen goede schoolprestaties van de jongeren<br />

‘doorslaggevend’ zijn.<br />

BRESLAU (1996). Deze onderzoeker constateert dat er minder gerookt wordt en vaker<br />

wordt gestopt door universitaire studenten (vooral kinderen uit de middenklasse, <strong>met</strong><br />

goed opgeleide ouders) dan door studenten die een beroepsopleiding volgen. Niet alleen<br />

de invloed van thuis is van belang; waarschijnlijk verkeren hoger opgeleiden ook in een<br />

omgeving waarin minder leeftijdgenoten <strong>roken</strong>.<br />

De smoking gap van de middelbare school lijkt zich door te zetten. Scholieren die toch<br />

al minder geneigd zijn te <strong>roken</strong>, stromen door naar een hoger niveau van onderwijs<br />

waar ook nog eens minder wordt gerookt.<br />

CHASSIN & PRESSON (1996). Zij stellen dat zich tijdens de adolescentie (15 jaar) naar<br />

jong<strong>volwassen</strong>heid (23 jaar) een grote stijging van het aantal rokers voordoet. Een belangrijke<br />

kritische periode dus. Zij constateren dat jongeren <strong>met</strong> een lagere opleiding en/of<br />

<strong>met</strong> een mindere succesvolle, afgeb<strong>roken</strong> schoolloopbaan, minder stoppogingen ondernemen.<br />

Ook ontdekten ze dat jong<strong>volwassen</strong>en die gaan werken (vooral kantoorbaan),<br />

trouwen of kinderen krijgen, vaker stoppen.<br />

PAAVOLA,VARTIANEN & PUSKA (2001). In hun onderzoek komen ze tot de conclusie<br />

dat het dagelijks <strong>roken</strong> het hoogst is rond de 21 jaar. Daarna neemt het de komende<br />

zeven jaar af, meer bij vrouwen dan bij mannen. <strong>Stoppen</strong> komt ook hier vaker voor bij<br />

gelegenheidsrokers dan bij de dagelijkse rokers. En ook vaker bij meisjes en vrouwen.<br />

Jongens die zo nu en dan rookten worden dagelijkse rokers, terwijl de meisjes uit deze<br />

groep vaker stoppen of doorgaan <strong>als</strong> gelegenheidsroker.<br />

Gehuwden (in vergelijking <strong>met</strong> gescheiden mensen) en mensen <strong>met</strong> een baan stoppen<br />

vaker, zo bleek ook uit hun onderzoek. Mensen <strong>met</strong> een ongezonde leefstijl stoppen<br />

minder vaak. Ook uit dit onderzoek blijkt dat <strong>roken</strong>de partners en vrienden een belemmering<br />

zijn om te stoppen.<br />

30 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Aanknopingspunten voor preventie en voorlichting<br />

Voor preventieactiviteiten is het belangrijk in te zien dat jongeren misschien wel willen<br />

stoppen, maar dat ze zichzelf nog niet <strong>als</strong> verslaafd hoeven te zien. Ook hebben de jongeren<br />

vaak nog geen vastomlijnd en gevestigd rookpatroon. Een besluit tot stoppen kan<br />

nog wel eens wisselvallig en dynamisch zijn. <strong>Stoppen</strong> op eigen initiatief en door eigen<br />

wilskracht valt jongeren vaak ook tegen, omdat ze daartoe onvoldoende zijn voorbereid<br />

en geëquipeerd. Bovendien komen er invloeden van veel verschillende kanten die het<br />

<strong>roken</strong> instandhouden of aanmoedigen. In de relatief korte periode naar <strong>volwassen</strong>heid<br />

verandert hun omgeving (school, werk en relaties) regelmatig.<br />

De leeftijd waarop iemand begint <strong>met</strong> <strong>roken</strong> is van invloed op later rookgedrag en de<br />

kans op later stoppen. Hoe later des te beter. Dat vergroot op latere leeftijd het potentieel<br />

dat kan stoppen. Ook is er een sterk verband tussen eerder rookgedrag en rookintenties<br />

<strong>met</strong> de latere rookstatus. Dit onderstreept het belang van preventieprogramma’s die vroeg<br />

beginnen en waarbij aandacht is voor vertraging van de aanvangsleeftijd. De programma’s<br />

moeten bij voorkeur ook worden aangeboden voordat intenties tot <strong>roken</strong> zich wortelen.<br />

In secundaire preventie zou meer onderscheid gemaakt moeten worden in experimentele<br />

rokers, gelegenheidsrokers en dagelijkse of regelmatige rokers. Gelegenheidsrokers worden<br />

maar al te gemakkelijk dagelijkse rokers. Er valt gezondheidswinst te behalen <strong>als</strong> die<br />

stap kan worden voorkomen of uitgesteld.<br />

De gelegenheidsrokers lijken beter in staat tot stoppen. Dit vraagt ook om een aparte<br />

aanpak, wellicht vooral gericht op ondersteuning uit de omgeving. Deze rokers vinden<br />

gezondheidsrisico van <strong>roken</strong> minder op zichzelf van toepassing. Daar zou dan ook geen<br />

nadruk op moeten liggen.<br />

Definitief stoppen is voor veel jongeren moeilijk. Wie op zijn 16e frequent rookt, is zeer<br />

waarschijnlijk een paar jaar later een dagelijks roker. Misschien moeten we in programma’s<br />

(meer) gaan werken <strong>met</strong> tussenstappen. Concreet kan dat bijvoorbeeld door minder<br />

sigaretten per dag te <strong>roken</strong>. Deze rokers zouden bijvoorbeeld ook tot het inzicht gebracht<br />

kunnen worden dat <strong>roken</strong> geen goed middel ter ontspanning is. Of reductie van <strong>roken</strong><br />

een opstap is naar stoppen of <strong>als</strong> alternatief kan dienen, zal verder moeten worden uitgezocht.<br />

Jongeren zijn vaak niet echt gereed om te stoppen, gaven we al aan. De huidige stopprogramma’s<br />

gaan er vanuit dat de roker alleen nog maar de stap moet maken om te stoppen.<br />

Jongeren denken vaak niet of onvoldoende bewust aan stoppen en zijn niet daad-<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 31


werkelijk gemotiveerd om te stoppen. De voordelen van <strong>roken</strong> overheersen. En de langetermijnnadelen<br />

zijn voor hen vaak te ver weg. Interventies die louter op stoppen gericht<br />

zijn, kunnen voor jongeren niet optimaal effectief zijn. Interventies die <strong>met</strong> de mogelijke<br />

barrières rekening houden, kunnen de kans op stoppen verhogen. Mogelijk zelfs onder<br />

de minder gemotiveerden.<br />

Interventies dienen volgens sommige onderzoekers ook meer afgestemd te worden op<br />

diverse stadia van bewustwording en gedragsverandering. De huidige rokers zijn geen<br />

homogene groep; hun intentie om hun rookgedrag te veranderen verschilt nogal.<br />

Bij programma’s is het essentieel de sociale omgeving te betrekken. Familie (ouders,<br />

broers, zussen, echtgenoten, partners) en vrienden (peer group) en de situaties waarin<br />

jongeren verkeren, hebben invloed op het rookgedrag. Ze kunnen dus ook een steun zijn<br />

bij helpen <strong>met</strong> stoppen. De sociale omgeving lijkt van grotere invloed op <strong>roken</strong> dan de<br />

sociale rollen die jongeren vervullen.<br />

Verbeteren van schoolprestaties en opleidingsniveau zijn gunstig voor stopresultaten.<br />

Verder dient in interventies aandacht te zijn voor stresshantering en copingvaardigheden<br />

(omgaan <strong>met</strong> negatieve gemoedstoestanden en vergroten van de weerbaarheid).<br />

Preventie van de aanpak van andere vormen van gebruik (alcohol en drugs), die de kans<br />

op succesvol stoppen verkleinen, is eveneens van belang.<br />

Meer seksespecifieke aandacht voor <strong>roken</strong> en stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> is wenselijk. Het lijkt<br />

erop dat meisjes meer (gaan) <strong>roken</strong>. Vooral de sociale invloed zou daarin een rol spelen.<br />

Afhankelijkheid van nicotine is een belemmering om te stoppen. Farmacologische ondersteuning<br />

(nicotinevervangers) valt bij adolescente zware rokers te overwegen. Dit in combinatie<br />

<strong>met</strong> extra ondersteuning uit de omgeving en instructies over hoe om te gaan <strong>met</strong><br />

stoppen en <strong>met</strong> ontwenningsverschijnselen.<br />

Tot nu toe zijn er weinig opties voorhanden voor jongeren die willen stoppen. Het is al<br />

<strong>met</strong> al wenselijk stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-programma’s voor jong<strong>volwassen</strong>en aan te bieden.<br />

<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> betekent een leegte voor jongeren. Programma’s zouden daaraan<br />

tegemoet moeten komen.<br />

32 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


4. Interventies<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 33


4. Interventies<br />

<strong>Stoppen</strong>-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-programma’s voor jongeren zijn zinvol. Succesvol stoppen<br />

op jonge leeftijd betekent veel gezondheidswinst. De negatieve fysiologische<br />

effecten van tabaksgebruik zijn nog beperkt. Jongeren zijn gewoonlijk nog<br />

minder afhankelijk van sigaretten dan <strong>volwassen</strong>en, omdat ze meestal ‘lichter’<br />

<strong>roken</strong>. Ze hebben nog minder ingesleten gewoontes en zijn gemakkelijker<br />

geneigd tot verandering.<br />

Er is dus behoefte aan effectieve stop<strong>met</strong>hoden voor adolescenten en aan<br />

innovatieve, alternatieve interventies.<br />

De school<br />

Preventie- en stopprogramma’s<br />

REID (1999). In het algemeen wordt aangenomen dat schoolinterventies de aanvang van<br />

<strong>roken</strong> succesvol kunnen vertragen. Reid is hierover echter pessimistisch. Hij wijst erop<br />

dat dergelijke programma’s in de praktijk zelden toegepast en uitgevoerd worden zo<strong>als</strong><br />

ze door de ontwikkelaars zijn bedoeld. De tijdsinvestering is voor scholen vaak een<br />

belemmering. Ook al hebben de programma’s succes, dan verwacht hij op de lange<br />

termijn een beperkte impact. <strong>Stoppen</strong> is immers vaak niet definitief.<br />

SUSSMAN ET AL (1999). Deze wetenschappers zetten de resultaten van 34 onderzoeken<br />

op een rij. De deelname aan - vaak langlopende - preventieprogramma’s was zeer redelijk<br />

<strong>met</strong> een gemiddelde van 64%. De gemiddelde reductie in <strong>roken</strong> was 6%. Het meest succesvol<br />

waren grootschalig uitgevoerde schoolprojecten <strong>met</strong> een communitybased aanpak.<br />

De deelname aan stopprogramma’s was redelijk succesvol (gemiddeld 77%). De stoppercentages<br />

(in 12 studies genoemd) na de interventie waren gemiddeld 21%. Het aantal<br />

stoppers bij de follow-up was gemiddeld 13%. In zes studies werd melding gemaakt van<br />

een reductie van het dagelijkse aantal gerookte sigaretten door jongeren die bleven<br />

<strong>roken</strong>. Deze resultaten blijken veelbelovend: in vier van de zes studies was de reductie<br />

meer dan 49%. Ook jongeren die blijven <strong>roken</strong> worden door het programma beïnvloed,<br />

ze <strong>roken</strong> gemiddeld de helft minder sigaretten per dag.<br />

De theoretische onderbouwing van de verschillende stopprogramma’s loopt nogal uiteen.<br />

34 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Volgens Sussman is dat een indicatie dat er nog weinig duidelijkheid is over wat een<br />

programma geschikt maakt.<br />

Hij concludeert verder dat stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> beter gezien kan worden <strong>als</strong> een complex<br />

proces. ‘Regelmatig <strong>roken</strong>’ kan bijvoorbeeld weer terug gaan naar meer ‘experimenteel’<br />

gebruik. <strong>Stoppen</strong> leidt niet vaak direct tot helemaal stoppen.<br />

Schoolgerichte interventies<br />

COLEMAN-WALLACE ET AL (1999). Deze onderzoekers vergeleken een verplicht programma<br />

waarin de nadruk vooral op motivatie lag en een ‘vrijwillig’ programma waarin<br />

de nadruk op willen stoppen lag. Bij beide groepen verminderde het aantal sigaretten<br />

per dag, bij de vrijwillige groep wat meer dan bij de andere groep. Het percentage stoppers<br />

in de eerste groep was 15, in de tweede groep 12. Bij beide groepen werd de<br />

selfefficacy in relatie tot stoppen vergroot.<br />

ADELMAN ET AL (2000). Uit dit onderzoek onder middelbare scholieren blijkt dat een<br />

reeks van acht sessies meer resultaat heeft dan het alleen verstrekken van een informatieve<br />

brochure. De scholieren die de acht sessies volgden deden meer stoppogingen,<br />

verminderden het aantal sigaretten per dag en hadden vaker het voornemen om niet<br />

te gaan <strong>roken</strong>.<br />

Het onderzoeksbureau RESCON deed onderzoek naar het project De gezonde school en<br />

genotmiddelen van het Trimbos-instituut. Dit project had een positief effect op de kennis<br />

over tabak, alcohol en cannabis. Leerlingen van de projectscholen weten beter dan leerlingen<br />

van de controlescholen waar zij terecht kunnen voor problemen <strong>met</strong> gebruik. Zij<br />

weten ook meer over de risico’s van het gebruik van genotmiddelen en gebruiken die<br />

middelen minder.<br />

Tot slot in dit kader twee Nederlandse voorbeelden van interventies gericht op stoppen in<br />

de school.<br />

De GGD EEMLAND (1998) constateerde dat leerlingen in klas 2 en 4 van het voortgezet<br />

onderwijs in deze regio <strong>met</strong> <strong>roken</strong> boven het landelijk gemiddelde zaten. Naar aanleiding<br />

daarvan werd op twee scholen een cursus stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> aangeboden. Door te weinig<br />

aanmeldingen ging de cursus niet door. Volgens de GGD was een geringe betrokkenheid<br />

van de scholen in de werving en de organisatie de belangrijkste oorzaak voor het<br />

niet doorgaan. Daarnaast vroeg de GGD zich af of de cursus, die afgestemd is op <strong>volwassen</strong>en,<br />

wel geschikt is voor jongeren. Achteraf had men beter eerst kunnen nagaan in<br />

hoeverre jongeren gemotiveerd waren, zo veronderstelt de GGD.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 35


De GGD EINDHOVEN (2001) had een meer succesvolle pilot: een cursus voor meisjes<br />

van een VBO-school. Een aantal leerlingen had aangegeven om gezondheidsredenen <strong>met</strong><br />

<strong>roken</strong> te willen stoppen. Ook deze cursus was een aangepaste variant van een cursus<br />

voor <strong>volwassen</strong>en. Tien meisjes hebben de cursus gevolgd. Direct na afloop zijn er vijf<br />

gestopt. Bij de eerste terugkombijeenkomst waren nog twee meisjes gestopt, bij de tweede<br />

terugkomdag uiteindelijk één meisje daadwerkelijk. Drie meisjes rookten nog af en toe<br />

en de overige meisjes waren aanzienlijk minder gaan <strong>roken</strong>. Toch een flinke reductie in<br />

rookgedrag.<br />

Vervolgopleidingen<br />

EVERETT, HUSTEN, KANN, WARREN, SHARP & CROSSET (1999). Deze onderzoekers<br />

wijzen op de noodzaak van stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-programma’s voor studenten na het<br />

middelbare onderwijs. Onder hen <strong>roken</strong> er immers nog velen. Wellicht is dit ook voor<br />

de Nederlandse situatie relevant.<br />

We maken een uitstapje naar alcohol. De zogenoemde Studentencampagne van het<br />

Alcohol Voorlichting Plan (AVP) van het Nationaal Instituut voor<br />

Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) kan mogelijk <strong>als</strong> voorbeeld dienen<br />

om studenten te bereiken <strong>met</strong> een leefstijlbenadering. Deze campagne heeft <strong>als</strong> uitgangspunt<br />

dat omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op - in dit geval - overmatig<br />

drinkgedrag betrokken dienen te worden bij de voorgenomen interventies. Het NIGZ<br />

werkt samen <strong>met</strong> het Landelijk Overleg en Contacten Introductiecommissies (LOCI) om<br />

introductiecommissies van universiteitssteden te wijzen op het belang van een verantwoord<br />

alcoholbeleid tijdens de introductietijd. Daarnaast worden schenkgedrag, beschikbaarheid<br />

van alcohol en regelgeving binnen studentenverenigingen beïnvloed.<br />

De jaarlijkse campagne focust op normsetting en bewustwording rond verantwoord alcoholgebruik.<br />

Er wordt nauw samengewerkt <strong>met</strong> de afdelingen preventie van de instellingen<br />

voor verslavingszorg. Studenten krijgen mondelinge en schriftelijke voorlichting, bijvoorbeeld<br />

via de alcoholstudiegids, de informatiemarkten en promotionele acties (alcoholwetenschapsquiz<br />

in 2002). De steunpunten trainen mentoren van eerstejaarsstudenten en<br />

adviseren besturen van de introductiecommissies over regels voor een verantwoord alcoholbeleid.<br />

De Drank- en Horecawet is een instrument om het alcoholbeleid van studentenverenigingen<br />

te beïnvloeden.<br />

In 2000 zijn 65.000 studenten bereikt en deden 30 steden mee In 2001 zijn 75.000 studenten<br />

bereikt en deden 33 steden mee. RESCON deed in 2001 onderzoek naar het bereik<br />

en de waardering van de studentencampagne. Van degenen die iets van de studenten-<br />

36 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


campagne heeft gemerkt, geeft bijna driekwart aan door de campagne meer te weten te<br />

zijn gekomen over overmatig en risicovol alcoholgebruik en geeft bijna tweederde aan<br />

meer te weten te zijn gekomen over richtlijnen voor verantwoord alcoholgebruik. Het<br />

overgrote deel van de ondervaagde studenten vindt het een goed idee dat er tijdens de<br />

introductie een alcoholvoorlichtingscampagne wordt gevoerd.<br />

Beperkingen in de omgeving<br />

WAKEFIELD ET AL (2000). Zij gingen na wat het effect van verbieden van <strong>roken</strong> aan<br />

middelbare scholieren van 14-17 jaar is op studenten een aantal jaren later. Het blijkt dat<br />

het aantal rokers minder is, dat ze zich nog in een eerder stadium van het <strong>roken</strong> bevinden<br />

en dat de rookconsumptie lager is.<br />

WECHSLER, LEE & RIGOTTI (2001). Deze onderzoekers vergeleken in Amerika de invloed<br />

op <strong>roken</strong> van rookvrije campussen <strong>met</strong> campussen waar <strong>roken</strong> is toegestaan. Op rookvrije<br />

campussen <strong>roken</strong> minder studenten. Rokers op beide soorten campussen <strong>roken</strong> per<br />

dag gemiddeld wel evenveel. Ze hebben ook een zelfde aantal stoppogingen achter de<br />

rug. Vooral bij studenten die vóór hun 19e jaar nog geen regelmatig roker waren, is de<br />

invloed van een rookvrije campus gunstig. Niet-rokers zijn uiteraard beter af op een<br />

rookvrije campus.<br />

Buiten het reguliere onderwijs<br />

WANG, FITZHUGH, EDDY & WESTERFIELD (1998). Zij constateerden bij schooluitvallers<br />

(15-18 jaar) aanzienlijk meer regelmatige rokers, in vergelijking <strong>met</strong> leeftijdgenoten<br />

die wel aan het reguliere onderwijs deelnemen, respectievelijk 58% en 18%.<br />

Schooluitvallers hebben beduidend meer positieve verwachtingen en attitudes over<br />

<strong>roken</strong>, zo<strong>als</strong> ‘<strong>roken</strong> vermindert stress’, ‘verdrijft verveling’ en ‘is gunstig voor het gewicht’.<br />

SETTER ET AL (1998). Zij vonden een hoge prevalentie van rokers onder een groep die<br />

beroepsonderwijs volgt: mannen (51%) en vrouwen (50%). Mannen zijn vaker zware<br />

rokers. Een aantal (toekomstige) beroepsgroepen sprong er uit: kappers, slagers, schilders<br />

en horeca- en winkelpersoneel. De rookprevalentie en zwaarder <strong>roken</strong> neemt toe bij een<br />

lager opleidingsniveau, vroegtijdig en zonder diploma de opleiding afbreken en speciaal<br />

onderwijs. Volgens de onderzoekers hebben deze jongeren geringe copingvaardigheden<br />

en ervaren ze veel stress.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 37


STANTON ET AL (1999). Zij deden onderzoek naar een groep <strong>roken</strong>de jongeren die deelnamen<br />

aan beroepsonderwijs of een werkbegeleidingstraject. De meerderheid (54%) van<br />

de onderzochte groep had het afgelopen jaar geen stoppoging ondernomen. Van degenen<br />

die dat wel deden, hield nauwelijks de helft het langer dan een week vol. Jongens uit<br />

deze groep lijken eerder aangesp<strong>roken</strong> te worden door een benadering die een beroep<br />

doet op de zelfwerkzaamheid en cold-turkey stoppen. Meisjes geven de voorkeur aan<br />

externe beloning, steun uit de omgeving en geleidelijk minderen. Slechts 14% van de jongeren<br />

was bereid een stopprogramma te volgen. In de context van de opleiding of het<br />

werkbegeleidingsgstraject overweegt eenderde dit <strong>als</strong> een optie. De motivatie wordt verhoogd<br />

door een financiële beloning voor stoppen, gratis deelnemen, inzicht in de effectiviteit<br />

en ondersteuning van vrienden.<br />

De onderzoekers vinden dat er geen aparte stopprogramma’s nodig zijn voor jongeren<br />

die een beroepsopleiding volgen en werkloze jongeren. De twee groepen lijken in grote<br />

lijnen op elkaar.<br />

Zij pleiten voor specifieke programma’s voor jongeren in het beroepsonderwijs en voor<br />

schooluitvallers. Met aandacht voor stresshantering en begeleiding bij stoppen en terugvalpreventie.<br />

Ze vinden een bredere gezondheidsbenadering <strong>met</strong> meerdere leefstijlthema-<br />

’s wenselijk.<br />

Verhogen van de effectiviteit van interventies<br />

REID (1999). Hij wil programma’s het liefst in een brede leefstijlbenadering zo<strong>als</strong> Health<br />

Promoting School. Hij pleit verder voor brede programma’s, gericht op <strong>roken</strong> duurder<br />

maken, massamediale campagnes, rookadvisering door sleutelfiguren en rookbeperkingen<br />

in publieke ruimtes. Hij veronderstelt dat interventies gericht op de hele populatie<br />

waarschijnlijk ook een positief effect zullen hebben op de vermindering van <strong>roken</strong> bij jongeren.<br />

SUSSMAN (2001). Deze onderzoeker stelt dat de aandacht voor stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>onderzoek<br />

en -programma’s voor jongeren pas de laatste jaren op gang komt. De aandacht<br />

ging voorheen vooral uit naar interventies op school. Het sociale invloed-perspectief<br />

was het uitgangspunt en het voorkómen van <strong>roken</strong> was de doelstelling.<br />

Deze programma’s voor jongeren werpen hun vruchten af. De succeskans neemt toe <strong>als</strong><br />

er tenminste vijf lessen, liefst dagelijks één, worden gevolgd. Het succes wordt ook gestimuleerd<br />

bij booster lessen, discussie<strong>met</strong>hoden, en probleemgestuurd onderwijs; <strong>als</strong><br />

huiswerkopdrachten, vaardigheidstrainingen en groepsactiviteiten ingebouwd worden en<br />

38 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


<strong>als</strong> de doelstellingen van het project publiekelijk worden uitgesp<strong>roken</strong>.<br />

Sussman doet een aantal suggesties die de slaagkans kunnen verhogen. Volgens de<br />

onderzoeker moeten we vooral aandacht schenken aan zogenoemde sociale normatieve<br />

percepties zo<strong>als</strong> afkeuring van <strong>roken</strong> door peers, negatieve uitkomstverwachtingen en<br />

lage prevalentie-inschattingen over <strong>roken</strong> van anderen. Jongeren moeten voorbereid<br />

worden op moeilijk te hanteren situaties.<br />

Programma’s dienen verder de hele schoolperiode, aangepast op leeftijds- en ontwikkelingsniveau,<br />

te worden gehouden. De implementatie van de programma’s in de schoolsetting<br />

kan beter, ook moeten de gemeenschap en ouders er meer bij betrokken worden.<br />

En verder moet er meer samenwerking tussen de instellingen komen.<br />

Tot slot zouden volgens hem preventieprogramma’s en stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-programma’s<br />

gecombineerd en geïntegreerd kunnen worden.<br />

CHEN (2001). Deze onderzoeker geeft aan dat sociale netwerken belangrijke determinanten<br />

zijn voor stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> in de jong<strong>volwassen</strong>heid en onderstreept het belang van<br />

sociale steun van echtgenoten, samenwonende partners, andere familieleden en vrienden.<br />

In programma’s zouden sociale leerprocessen en de rol van sociale netwerken belangrijk<br />

moeten zijn.<br />

Bruikbare interventies binnen en buiten de school<br />

Brief Office Interventions<br />

LAWENDOWSKI (1998). Zij bepleit de toepassing van motivationele interventies voor<br />

behandeling van <strong>roken</strong> bij jongeren goed aan te sluiten bij hun ‘wankele’ motivatie.<br />

Hiermee, zo veronderstelt ze, kan de uitval worden vermeden. De Motivationele Interventie<br />

(MI) is een kortdurende psychotherapeutische interventie <strong>met</strong> <strong>als</strong> doel iemand<br />

te stimuleren schadelijk gedrag te veranderen. Bij alcohol- en drugsproblematiek bij<br />

<strong>volwassen</strong>en zijn hiermee goede resultaten geboekt.<br />

SCHUBINER, HERROLD & HURT (1998). Zij constateren dat er weinig bekend is over<br />

advisering van stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij jongeren door artsen. Minder dan een kwart van de<br />

adolescenten krijgt van artsen het advies te stoppen. Ze wijzen op de gunstige effecten<br />

van kortdurende counseling, nicotinevervangende therapie en follow-up bij stoppogingen<br />

door <strong>volwassen</strong>en. Artsen blijken nogal wat belemmeringen te voelen om <strong>roken</strong> bij <strong>volwassen</strong><br />

aan de orde te stellen. Waarschijnlijk voelen ze die nog meer bij jongeren.<br />

Overigens komen die minder vaak bij de huisarts.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 39


KOTTKE (in LAMKIN ET AL 1998). In deze studie wordt erop gewezen dat juist een combinatie<br />

van betrokkenheid van verschillende medische en niet-medische profession<strong>als</strong>,<br />

face-to-face advisering, meerdere korte sessies, een persoonlijke benadering, een zekere<br />

consistentie en aanhoudendheid over een langere periode, succesvol stoppen (bij <strong>volwassen</strong>en)<br />

kan bewerkstelligen.<br />

Mogelijk dat de minimale interventie iets is voor jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen<br />

tijdens periodiek geneeskundige onderzoeken van leerlingen.<br />

Computergestuurde interventies<br />

PALLONEN, VELICER, PROCHASKA, ROSSI, BELLIS, TSOH, MIGNEAULT, SMITH &<br />

PROKHOROV (1998). Zij toetsten twee computergestuurde zelfhulpprogramma’s. In het<br />

ene programma moeten jongeren input leveren en krijgen ze diverse malen feedback op<br />

maat van een expert. Het tweede programma is een actiegeoriënteerd stoppen-<strong>met</strong><strong>roken</strong>-programma.<br />

Dit programma geeft onder meer gezondheidsinformatie, motiveert<br />

en bereidt voor op de stopdag en het hanteren van moeilijke situaties.<br />

Er was een hoge deelname. Zeker 90% volgde tenminste 2 van de 3 sessies waarin het<br />

programma werd gevolgd. De stoppercentages van beide programma’s liepen van 14-<br />

20%, iets lager dan bij zelfhulpprogramma’s voor <strong>volwassen</strong>en. Bij de follow-up lag het<br />

percentage op 6, lager dan bij <strong>volwassen</strong>en maar hoger dan de 2% jongeren die stopt<br />

zonder begeleiding. Ongeveer eenderde van de jongeren in beide programma’s ondernam<br />

tenminste een 24-uurs stoppoging.<br />

De auteurs verwachten dat <strong>met</strong> een verlenging van het programma en een geavanceerder<br />

aanbod betere resultaten zijn te bereiken.<br />

JEROME ET AL (1998). Zij maakten een voor jongeren aangepaste versie van het LifeSign<br />

Program. Hierbij wordt een computer op credit card formaat gebruikt om het <strong>roken</strong> te<br />

reguleren en reduceren. De gebruiker drukt gedurende een voorbereidingsweek bij het<br />

opsteken van een sigaret iedere keer een knop in. Na die week ‘neemt’ het programma<br />

het <strong>roken</strong> ‘over’ en rookt de jongere alleen <strong>als</strong> de computer dat aangeeft. Dit gebeurt <strong>met</strong><br />

steeds ruimere intervallen en volgens een onthoudingsfase op maat. Uit een kleinschalig<br />

pilotonderzoek onder zeventien deelnemers (gemiddeld 16,7 jaar) blijkt dat 29% aan het<br />

einde van de interventie van de sigaret afbleef en dat 59% het <strong>roken</strong> <strong>met</strong> meer dan de<br />

helft had verminderd.<br />

O’NEILL, GILLISPIE & SLOBIN (2000). Zij testten bij 65 universiteitsstudenten (18-25<br />

jaar) een <strong>met</strong> de computer afgenomen interventie. Doel van dit programma is de motivatie<br />

onder jongeren die geen behandeling zoeken te verhogen. Bijna de helft van de experi-<br />

40 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


mentele groep (controlegroep 21%) was na het programma meer bereid tot verandering.<br />

Quit and Win<br />

De Quit and Win-benadering is de afgelopen jaren vooral gebruikt om <strong>volwassen</strong>en aan<br />

te zetten tot stoppen. In Nederland ook <strong>als</strong> schoolgerichte interventie, waarin jongeren<br />

klassikaal worden aangemoedigd niet te gaan <strong>roken</strong> (Smoke free class competition; in<br />

Nederland onder de naam Actie Tegengif).<br />

VARTIANEN, PAAVOLA, KOSKI & PUSKA (1999). Zij evalueerden de effecten van een<br />

nationale Finse actie onder studenten. Die konden aan een loterij deelnemen <strong>met</strong> een<br />

hoofdprijs van ruim € 800 voor een maand stoppen en € 1660 voor een half jaar niet<strong>roken</strong>.<br />

Niet-rokers konden ook deelnemen door gedurende dezelfde periode niet te gaan<br />

<strong>roken</strong>. 3241 rokers en bijna 15.000 niet-rokers meldden zich aan.<br />

Het stoppercentage bij de deelnemers na een maand was 32% en na een half jaar 28%.<br />

Van de oorspronkelijke niet-rokers bleek slechts 2% dagelijks roker te zijn geworden.<br />

Ziekten voorkomen (58%), de loterijprijs (29%), de economische winst van stoppen<br />

(26%) en er goed uit willen zien (15%) waren redenen om te stoppen.<br />

Deze wedstrijdactie lijkt succesvol in het verminderen van <strong>roken</strong> bij jongeren. Het is<br />

bovendien een laagdrempelig alternatief voor klinische- en groepsinterventies. Deze<br />

interventie vergt ook weinig van begeleidende profession<strong>als</strong> <strong>als</strong> docenten.<br />

<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> via sms<br />

Dutch Wireless, een bedrijf van mobiele diensten, biedt (jongeren) hulp bij stoppen <strong>met</strong><br />

<strong>roken</strong> via sms. Deze sms-service heet StopDirect. De gebruiker ontvangt gedurende zes<br />

weken dagelijks een sms-bericht. Elk bericht geeft in korte uitspraken informatie over veel<br />

voorkomende verschijnselen bij het stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> en advies hoe daar mee om te gaan.<br />

De berichten gaan onder meer over lichamelijke ontwenningsverschijnselen, geestelijke<br />

verslaving, ander eetgedrag, hulp bij motivatieverlies en het voorbereid zijn op ‘riskante<br />

situaties’. Dutch Wireless geeft aan dat in vier maanden 25.000 berichten zijn verstuurd<br />

en dat 2000 gebruikers de ‘cursus’ hebben afgemaakt. Deze service kost ruim € 20.<br />

Het is verder niet bekend wat deze service aan resultaten heeft opgeleverd.<br />

Werk<br />

STANTON, CURRIE, OEI & SILVA (1996). Zij wijzen erop dat de sociale invloed op <strong>roken</strong><br />

<strong>met</strong> het vorderen van de leeftijd verschuift van de directe omgeving (ouders, belangrijke<br />

vrienden) naar de invloed van de meerderheid van mensen waarmee men omgaat zo<strong>als</strong><br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 41


studie- en huisgenoten en collega’s op het werk.<br />

CHOI (1997). Deze onderzoeker wijst erop dat de invloed van rokers in de omgeving<br />

belangrijk is te (blijven) <strong>roken</strong>. Een baan en een huwelijk zijn een belemmering om te<br />

<strong>roken</strong> en doen de kans op stoppen toenemen.<br />

RASKIN WHITE,PANDINA & CHEN (2002). Zij zien dat vooral veranderingen in het<br />

sociale netwerk van jongeren van invloed zijn op het al dan niet uit het <strong>roken</strong> ‘groeien’.<br />

Bijbaantjes<br />

FAGAN ET AL (2001). Zij ontdekten dat vooral dagelijkse rokers door collega’s worden<br />

aangemoedigd te stoppen. Voormalige rokers en nooit-<strong>roken</strong>de jongeren zeggen vaker<br />

dan rokers te merken dat <strong>roken</strong> niet wordt geaccepteerd. Meisjes hadden vaker bezwaren<br />

tegenover passief moeten mee<strong>roken</strong> op de werkplek dan jongens.<br />

Naast de sociale omgeving (vrienden) wordt de werkplek voor jongeren een nieuwe<br />

setting <strong>met</strong> nieuwe invloedsfactoren.<br />

Roken op de werkplek<br />

Het ministerie van VWS heeft in het kader van het programma Gezond leven beklemtoond<br />

dat gezondheid in de werksituatie dient te worden bevorderd en dat ziekteverzuim en<br />

arbeidsongeschiktheid moeten worden teruggedrongen. Per 1 januari 2004 is de Tabakswet<br />

aangescherpt en heeft iedereen in principe recht op een rookvrije werkplek. Het<br />

Centrum Gezondheids Bevordering op de Werkplek (GBW) van het NIGZ adviseert over<br />

rookbeleid op de werkplek. Met STIVORO is hiervoor een procedure ontwikkeld.<br />

Sport<br />

HOLMEN, BARRET-CONNOR, HOLMEN & BJERMER (2000). Deze onderzoekers leggen<br />

een link tussen een gezonde en actieve leefstijl en <strong>roken</strong>. Rokende jongeren nemen minder<br />

vaker deel aan georganiseerde activiteiten en sport. Meer bewegen en sporten is een goed<br />

alternatief voor <strong>roken</strong>.<br />

Via sport zijn wellicht veel jongeren <strong>met</strong> gezondheidsvoorlichting te bereiken.Van de<br />

12- tot 16-jarigen is 62% lid van een sportvereniging. Bij de 17- tot 20-jarigen is dit percentage<br />

49.<br />

Wettelijke regelgeving verplicht sportverenigingen steeds meer om zich ook <strong>met</strong> gezondheid<br />

bezig te houden: de Drank- en Horecawet en de aangescherpte Tabakswet zijn daar<br />

42 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


voorbeelden van.<br />

Roken kan in relatie tot sport in verband worden gebracht <strong>met</strong> gezondheid, conditie,<br />

uithoudingsvermogen en voorbeeldgedrag. Het NOC*NSF, de koepel van sportbonden<br />

en -verenigingen, is bezig <strong>met</strong> het opzetten van het project de Gezonde Sportvereniging.<br />

Roken is daarin ook een thema.<br />

In 2001 had de GGD NOORD KENNEMERLAND reeds een project opgezet om <strong>roken</strong><br />

onder amateursporters in de leeftijd van 12-18 jaar te verminderen. De sporters die hierin<br />

meededen speelden in Smoke Free Teams die zich voor 7 maanden rookvrij verklaarden.<br />

Uitgaan<br />

We gaven al eerder aan dat <strong>roken</strong>de jongeren vaker dan de niet-rokers andere middelen<br />

(<strong>met</strong> name alcohol) gebruiken. Alcoholgebruik vermindert de kans op stoppogingen en<br />

het succes daarvan.<br />

STICHTING ALEXANDER (2000). Uit dit panelonderzoek blijkt dat stoppen en uitgaan<br />

lastig te combineren zijn.<br />

KORF (2002). Deze onderzoeker wijst op het functionele aspect van <strong>roken</strong> tijdens het<br />

uitgaan. Roken vestigt een beeld en een imago, doet je een houding geven en is - zeer<br />

belangrijk - een contactmiddel in een omgeving waarin versieren en verleiden een belangrijke<br />

rol spelen.<br />

Overmatig nicotinegebruik gaat in het algemeen niet gepaard <strong>met</strong> een kater de volgende<br />

dag. Jongeren recupereren ook snel van veel <strong>roken</strong>.<br />

Roken lijkt in de uitgaanssituatie een verworven recht en inmenging van bovenaf lijkt in<br />

te druisen tegen onze cultuur. Korf wijst er op dat daarentegen in trendy uitgaansgelegenheden<br />

in bijvoorbeeld Los Angeles en Parijs niet <strong>roken</strong> regulier is en er meer beperkingen<br />

voor <strong>roken</strong> komen.<br />

Er zijn initiatieven voor rookvrij uitgaan zo<strong>als</strong> Rookvrij uit en Rookvrij Swingen. De indruk<br />

is dat dit <strong>met</strong> name de ‘oudere jongere’ aantrekt.<br />

De jongeren zelf<br />

Een aantal onderzoekers heeft expliciet de mening van jongeren <strong>als</strong> input gebruikt om<br />

inzicht te krijgen in passende interventies.<br />

BALCH (1998). Naar aanleiding van een onderzoek onder Amerikaanse jongeren komt<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 43


deze onderzoeker onder meer <strong>met</strong> de volgende adviezen over stoppen.<br />

Richt bij interventies veel aandacht en energie op de eerste stadia van veranderingen.<br />

Schenk veel aandacht aan de werving. Streef naar een grote participatie en streef daarom<br />

innovatieve programma’s na.<br />

Werk in de promotie en werving <strong>met</strong> beloningen, direct personal selling, belangrijke sleutelfiguren<br />

en sluit aan bij de waarden en percepties van de doelgroep.<br />

Betrek bij de programma’s de (persoonlijke) arts en lokale instellingen. Besteed net<br />

zoveel aandacht aan <strong>roken</strong>, <strong>als</strong> aan alcohol en drugs. Positioneer stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong><br />

een <strong>uitdaging</strong> van <strong>volwassen</strong> worden. Presenteer stoppogingen <strong>als</strong> voorloper van succesvol<br />

stoppen. Leer jongeren om te gaan <strong>met</strong> <strong>roken</strong>de leeftijdgenoten. Vermijd betuttelen<br />

en moraliseren. Geef jongeren ruimte om binnen het programma persoonlijke doelen na<br />

te streven.<br />

STICHTING ALEXANDER (2000). Dit bureau onderzocht in opdracht van STIVORO de<br />

reacties op de brochure <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> voor jongeren (16-20 jaar) die willen stoppen<br />

<strong>met</strong> <strong>roken</strong> of gestopt zijn. Aan het onderzoek namen 33 jongeren deel. De belangrijkste<br />

resultaten waren:<br />

• Vanaf een jaar of 17 wordt <strong>roken</strong> door jongeren niet meer <strong>als</strong> stoer gezien maar <strong>als</strong> een<br />

verslaving waar ze eigenlijk vanaf willen.<br />

• Bijna alle jongeren hebben wel eens geprobeerd te stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>, variërend van<br />

een dag, een week, een paar weken tot drie maanden.<br />

• Hun redenen om niet te stoppen: <strong>roken</strong> is lekker, bang dikker te worden, <strong>roken</strong> is gezellig,<br />

<strong>roken</strong> is ontspannend of er geen belang van inzien. Belangrijkste reden om in de<br />

toekomst te stoppen is gezondheid.<br />

• Volgens de meesten is in één keer zelf stoppen de beste manier.<br />

• Persoonlijke ondersteuning van iemand uit de directe omgeving wordt <strong>als</strong> belangrijk<br />

gezien. Peer education wordt <strong>als</strong> een mogelijkheid genoemd.<br />

• Nicotinepleisters zijn te duur en er wordt getwijfeld of ze echt helpen.<br />

• Jongeren vinden in voorlichting duidelijke informatie over de voordelen van niet-<strong>roken</strong><br />

belangrijk.<br />

• Vooral hoger opgeleide jongeren noemden het gebruik van internet een manier om<br />

stoppen te ondersteunen.<br />

• Meerdere jongeren zeiden geen gebruik te zullen maken van een telefonische<br />

informatielijn.<br />

• Jongeren willen op een <strong>volwassen</strong> manier worden aangesp<strong>roken</strong> en geven aan dat ze<br />

een keuze willen kunnen maken uit diverse ondersteunende <strong>met</strong>hoden.<br />

LAWRENCE (2001). Conclusie uit dit onderzoek is dat jongeren de voorkeur hebben voor<br />

44 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


zelfhulp<strong>met</strong>hodieken (bijvoorbeeld via internet) en zelfsturende <strong>met</strong>hoden. Liever <strong>met</strong><br />

vrienden stoppen of alleen, maar in ieder geval zonder ondersteuning van buiten en zonder<br />

groep. Voor groepsgerichte programma’s op school is nauwelijks animo. Verder willen<br />

ze dat <strong>met</strong>hoden ook effectief en goedkoop zijn.<br />

MACFADYEN, MACASKILL, STEAD & EADY (2001). Zij stellen dat stopprogramma’s<br />

voordelen voor jongeren moeten beklemtonen. Ze moeten zich geen loser voelen <strong>als</strong> ze<br />

een programma volgen. Ook moeten ze niet het idee krijgen dat er aan hen wordt verdiend<br />

of dat ze worden gemanipuleerd. Ze pleiten voor een marketingbenadering.<br />

STANTON, GRIMSHAW, ANDREWS, GRIMSHAW, ROBERTSON & BLACKBURN (2001).<br />

Zij kwamen tot de volgende bevindingen.<br />

• Meerdere korte en niet-succesvolle stoppogingen komen frequent voor en jongeren<br />

onderschatten in het algemeen de moeilijkheid van stoppen.<br />

• Regelmatige rokers waren vaker voornemens een stoppoging te ondernemen dan gelegenheidsrokers.<br />

• Jongeren blijken op de hoogte te zijn van gezondheidsschade die ze door <strong>roken</strong> kunnen<br />

oplopen, maar ze betrekken die niet in hun voornemens op korte termijn.<br />

• Jongeren hebben geen hoge verwachting over hulp van voorzieningen <strong>met</strong> betrekking<br />

tot stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>, zien hulp zoeken <strong>als</strong> een teken van zwakte en slaan autonomie,<br />

wilskracht en zelf stoppen hoog aan.<br />

• Een groepsgericht aanbod samen <strong>met</strong> ‘vreemden’ vinden ze niet aantrekkelijk en ze<br />

zijn gekant tegen controle en dwang. Voor hulplijnen (bijvoorbeeld via internet) lijken ze<br />

meer ontvankelijk.<br />

• Bij jongeren die ervaring hadden <strong>met</strong> nicotinevervangers/farmacologische ondersteuning,<br />

bleek dit weinig impact op stoppen te hebben.<br />

De onderzoekers trekken de conclusie dat de voorlichting ten aanzien van deze groep er<br />

vooral op gericht zou moeten zijn hun te informeren waar ze later naar toe kunnen en<br />

een bijdrage te leveren aan het besef dat stoppen op een gegeven moment een goed idee<br />

is.<br />

Aanknopingspunten voor preventie en voorlichting<br />

Het is belangrijk dat er behalve aan preventieprogramma’s ook voldoende aandacht<br />

wordt besteed aan stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-programma’s. Het is nu eenmaal een feit dat veel<br />

jongeren (gaan) <strong>roken</strong>. Het is moeilijk om preventieprogramma’s te vergelijken <strong>met</strong> stopprogramma’s.<br />

Ze verschillen in aanpak, doelgroep en doelstellingen. Ook zijn de laatste<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 45


programma’s minder goed onderzocht.<br />

Het lijkt zinvol om in meer programma’s aandacht te besteden aan zowel voorkomen en<br />

verminderen <strong>als</strong> aan stoppen en terugvalpreventie. Het is wenselijk de programma’s<br />

gedurende de hele (middelbare) schoolperiode aan te bieden, aangepast aan de leeftijd<br />

en ontwikkeling. Immers, diverse groepen bevinden zich in verschillende rookstadia.<br />

Jongeren die via het reguliere onderwijs niet benaderd kunnen worden, verdienen specifieke<br />

aandacht en aan hun context aangepaste programma’s. Mogelijk dat behalve <strong>roken</strong><br />

ook tegelijkertijd andere problemen moeten worden aangepakt, wat eisen stelt aan de<br />

programmaontwikkeling en de implementatie.<br />

Het succes van programma’s kan worden verhoogd door meer aandacht voor sociale uitkomstverwachtingen,<br />

moeilijke rooksituaties, de rol van opvoeders en de gemeenschap,<br />

een gecombineerde aanpak van middelengebruik, sociale steun, implementatie in de<br />

school, inbedding in een bredere gezondheidsbenadering.<br />

Voorlichtingcampagnes, advisering stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> door sleutelfiguren en rookbeperkingen<br />

in openbare ruimtes voor álle rokers blijven essentieel.<br />

Jongeren erkennen niet graag dat ze verslaafd zijn, hebben weinig ervaring <strong>met</strong> stoppen<br />

en vaak te hoge verwachtingen van hun mogelijkheden. Ook hebben ze een andere motivatie<br />

tot stoppen dan <strong>volwassen</strong>en en staan ze bloot aan meer verschillende invloeden.<br />

Ze hebben weerstand tegen officiële instellingen en stopprogramma’s, willen vooral zonder<br />

begeleiding stoppen en denken dat ze het <strong>met</strong> wilskracht moeten redden. Ze hebben<br />

een voorkeur voor prikkelende en uitdagende programma’s.<br />

In programma’s dient rekening gehouden te worden <strong>met</strong> de vele veranderingen (school,<br />

werk, levensstijlen) die jongeren in hun leven meemaken; <strong>met</strong> relevante netwerken en<br />

sociale steun in hun directe omgeving, en de settings waarin de programma’s worden<br />

aangeboden. De programma’s dienen geloofwaardig te zijn, inzicht te geven in de effecten<br />

en jongeren op een persoonlijke maar zakelijke manier aan te spreken.<br />

Via programma’s op school kunnen grote groepen bereikt blijven worden. Maar er zijn<br />

meer mogelijkheden, bijvoorbeeld de brief-office interventies en de meer individueel<br />

gerichte benadering. Motivationele interventies lijken veelbelovend en passend bij de<br />

leefwereld van jongeren. Diverse profession<strong>als</strong> kunnen deze <strong>met</strong>hode toepassen. Dat ver-<br />

46 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


eist wel een zorgvuldige implementatie en ondersteuning van die profession<strong>als</strong>.<br />

Groepsgerichte (cursus)interventies spreken jongeren duidelijk minder aan.<br />

Computerinterventies kunnen effectief zijn in het vergroten van (de kans op) stoppen<br />

<strong>met</strong> <strong>roken</strong> en de vermindering van rookconsumptieniveau, spreken jongeren aan door de<br />

vorm en het zelfsturend karakter, bieden de mogelijkheid van hulp op maat, zijn relatief<br />

eenvoudig, goedkoop en zonder vervorming te implementeren, lenen zich goed voor outof-school<br />

settings en moeilijk bereikbare doelgroepen en kunnen gecombineerd worden<br />

<strong>met</strong> brief office interventies.<br />

Wedstrijdacties zijn laagdrempelig en een alternatief voor meer formele programma’s en<br />

klinische settings.<br />

Werken, sporten en uitgaan bieden ook mogelijkheden om <strong>roken</strong> aan de orde te stellen.<br />

Op het werk gelden er vaak andere normen ten aanzien van <strong>roken</strong>, waarmee jongeren<br />

worden geconfronteerd en een houding in moeten bepalen. Mede dankzij aangescherpte<br />

wetgeving en veranderende normen over <strong>roken</strong> zijn er ook in de sport en uitgaanssituaties<br />

mogelijkheden voor interventies.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 47


5. Aanbevelingen


5. Aanbevelingen<br />

Op basis van de bevindingen uit de literatuur en de gesprekken <strong>met</strong> deskundigen<br />

doen we in dit slothoofdstuk aanbevelingen voor beleid, interventies<br />

en onderzoek.<br />

Beleid<br />

Uitgangssituatie<br />

Een grote groep jongeren rookt en gaat daarmee door <strong>als</strong> (jong)<strong>volwassen</strong>e. Veel jongeren<br />

van rond de zestien zijn al verslaafd aan nicotine. De meeste overwegen weliswaar regelmatig<br />

(op eigen kracht) te stoppen maar hebben daar moeite mee. Hun motivatie om te<br />

stoppen is wisselvallig en wankel. Ook hebben ze onvoldoende vaardigheden om te stoppen<br />

en ontbreekt het hun aan passende ondersteuning.<br />

De vermindering van <strong>roken</strong> onder jongeren verdient hoge prioriteit. Er is een duidelijk<br />

verband tussen eerder rookgedrag en -intenties <strong>met</strong> de latere rookstatus. Het is daarom<br />

zeer belangrijk om vroeg <strong>met</strong> rookpreventie te beginnen, bij voorkeur voordat rookintenties<br />

boven komen en zich wortelen.<br />

Dit legitimeert continuering van programma’s die zich richten op het uitstellen van de<br />

aanvangsleeftijd. Secundaire preventie zou gericht moeten zijn op de experimentele<br />

rokers, gelegenheidsrokers en regelmatige rokers.<br />

In de huidige programma’s, die vooral in de bovenbouw van het basisonderwijs en de<br />

onderbouw van het voortgezet onderwijs worden uitgevoerd, ligt sterk de nadruk op het<br />

voorkómen dat jongeren gaan <strong>roken</strong> en op het niet-<strong>roken</strong>.<br />

Aanbevelingen voor continuering en verbreding van de huidige (preventie)-activiteiten<br />

1. Continueer preventieactiviteiten gericht op het voorkomen, vertragen en reduceren van<br />

<strong>roken</strong> bij jongeren in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in alle klassen en op<br />

alle niveaus.<br />

2. Leg in deze activiteiten meer nadruk op de voordelen van stoppen, vooral in de bovenbouw<br />

van het voorgezet onderwijs.<br />

3. Overweeg dergelijke activiteiten ook te ontwikkelen voor en aan te bieden aan jongeren<br />

die universitaire- en hogere beroepsopleidingen volgen en aan andere jongeren die de<br />

middelbare school hebben verlaten.<br />

4. Verbreed de bestaande publiekscampagnes gericht op jongeren. Besteed behalve aan<br />

50 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


niet-<strong>roken</strong> en normsetting ook aandacht aan de voordelen van stoppen en de mogelijkheden<br />

van ondersteuning.<br />

5. Continueer brede rookreductieprogramma’s (campagnes, educatie en voorlichting,<br />

beperking beschikbaarheid en voorzieningen voor zorg en hulp) voor álle leeftijdsgroepen.<br />

Dit heeft waarschijnlijk ook een gunstige invloed op de rookreductie bij jongeren.<br />

Wet- en regelgeving die <strong>roken</strong> ontmoedigen hebben op de lange termijn waarschijnlijk de<br />

grootste impact om <strong>roken</strong> te verminderen. Educatieve en motiverende interventies zijn<br />

van belang om individuen te helpen <strong>roken</strong> te minderen of te stoppen. Een combinatie zal<br />

het meeste effect hebben.<br />

Voor jongeren ontbreken in het bijzonder ondersteuningsmogelijkheden bij stoppen.<br />

Er dient nadrukkelijk te worden geïnvesteerd in die ondersteuning.<br />

Aanbevelingen voor de ontwikkeling van een specifiek aanbod voor jongeren<br />

1. Investeer in onderzoek en interventies gericht op het vergroten van het aantal jongeren<br />

dat wil stoppen en op de ondersteuning van jongeren die willen stoppen. Hiervoor is<br />

een gecoördineerde krachtinspanning op landelijk niveau vereist.<br />

2. Dit veronderstelt een daadwerkelijke en krachtige investering in de vorm van een meerjarig<br />

project dat gericht is op de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van stopprogramma’s<br />

voor jongeren en jong<strong>volwassen</strong>en, waarin:<br />

a. korte en lange-termijn doelen (2-5-10 jaar) worden opgenomen voor onderzoek, de<br />

ontwikkeling en implementatie van ondersteunende activiteiten en het realiseren van<br />

een omgeving en beleid die aan de reductie van <strong>roken</strong> en aan stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij<br />

jongeren bijdragen.<br />

b. een netwerk (of partnership) wordt gevormd en onderhouden, gericht op de uitwisseling<br />

van informatie en ervaringen zo<strong>als</strong> lopend en afgerond onderzoek en praktische<br />

initiatieven. Dit netwerk dient multidisciplinair te zijn samengesteld <strong>met</strong> experts op het<br />

vlak van <strong>roken</strong> en ook op het vlak van andere verslavingen en (<strong>met</strong>hodisch) werken<br />

<strong>met</strong> jongeren.<br />

c. inzichtelijk wordt gemaakt welke randvoorwaarden en middelen nodig zijn om zulke<br />

ondersteuningsmogelijkheden en -voorzieningen voor jongeren te ontwikkelen.<br />

Interventies<br />

Uitgangssituatie<br />

De meeste rokers in de adolescentie overwegen regelmatig te stoppen en veel jongeren<br />

ondernemen vaak (niet-succesvolle) pogingen. De mogelijkheden ter ondersteuning zijn<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 51


voor jongeren nog beperkt. Ze hebben ook weinig affiniteit <strong>met</strong> de programma’s voor <strong>volwassen</strong>en.<br />

Jongeren zijn vaak ook minder dan <strong>volwassen</strong>en voorbereid om succesvol te<br />

kunnen stoppen. Interventies kunnen bij een mismatch zelfs een tegengesteld effect<br />

bereiken.<br />

Belangrijk is dat een deel van de interventies zich richt op de vroegere stadia van bewustwording<br />

en gedragsverandering van <strong>roken</strong>. En de programma’s moeten jongeren aanspreken.<br />

Aanbevelingen voor interventies voor jongeren die stoppen overwegen<br />

1. In de activiteiten voor jongeren dient meer aandacht te komen voor verhoging van<br />

bewustwording en het bieden van ondersteuning en hulp voor jongeren die willen<br />

stoppen.<br />

2. In de interventies dienen naast gezondheidsaspecten ook geloofwaardige en aanspreekbare<br />

voordelen van stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> (in het bijzonder die op de korte termijn) te<br />

worden belicht.<br />

Aanbevelingen voor interventies die ondersteunen bij stoppen<br />

1. Er dienen specifieke stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-interventies voor jongeren te worden ontwikkeld<br />

en geïmplementeerd.<br />

2. Interventies voor gelegenheidsrokers lijken het meest kansrijk.<br />

3. Interventies voor zwaardere rokers, afhankelijke rokers en risicogroepen (‘achterblijvers’,<br />

schooluitvallers, jongeren die slechter presteren op school, lage SES-groepen en jongeren<br />

<strong>met</strong> een gering zelfbeeld en weinig copingvaardigheden en ‘rebellerend’ gedrag) zijn<br />

wellicht het meest urgent.<br />

Gelegenheidsrokers<br />

Richt de ondersteuning vooral op bewustwording, <strong>met</strong> voorlichtingscampagnes, laagdrempelige<br />

informatieverstrekking en advies op maat.<br />

Zwaardere/afhankelijker rokers en risicogroepen<br />

Voor deze doelgroep zou het wenselijk zijn leerlingbegeleiders, schoolartsen, schoolverpleegkundigen,<br />

jeugdhulpverleners en andere intermediairs meer te betrekken bij intensievere<br />

vormen van begeleiding.<br />

Ook het jeugd- en jongerenwerk biedt mogelijkheden. Ondersteund <strong>met</strong> regelgeving en<br />

beleid zouden jeugd- en jongerenwerkers getraind kunnen worden in (minimale) interventies.<br />

Via hen zijn veel risicojongeren (voor <strong>roken</strong>) te bereiken.<br />

52 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


<strong>Stoppen</strong> willen jongeren vooral op eigen wilskracht. We geven hier aanbevelingen voor<br />

passende interventies.<br />

1. De interventies dienen aantrekkelijk te zijn en jongeren de kans te bieden nieuwe spannende<br />

ervaringen op te doen. De <strong>uitdaging</strong> moet de beloning zijn en dienen <strong>als</strong> alternatief<br />

voor <strong>roken</strong>.<br />

2. De interventies dienen voor jongeren acceptabel, geloofwaardig, bereikbaar en toegankelijk<br />

te zijn.<br />

3. Interventies bevatten cognitieve (kennis en informatie) en affectieve elementen (betekenis<br />

en functie van <strong>roken</strong>).<br />

4. Interventies moeten specifiek en generiek zijn.<br />

5. Interventies gaan ook in op <strong>roken</strong> (en middelengebruik). Het is belangrijk aandacht te<br />

blijven besteden aan weerbaarheid, gemeenschapsbetrokkenheid en socialisatieaspecten,<br />

communicatie binnen het gezin, peer support en omgevingsfactoren. Dit pleit voor<br />

een niet-exclusieve benadering van <strong>roken</strong>, maar voor een bredere meer geïntegreerde<br />

aanpak <strong>als</strong> voorbereiding op de <strong>volwassen</strong>heid.<br />

6. Interventies dienen gebaseerd te zijn op ‘contractafspraken <strong>met</strong> leveringsvoorwaarden’<br />

en dienen ruimte te bieden voor ‘zelfsturing’.<br />

7. De interventies dienen specifiek en gedifferentieerd te zijn naar:<br />

• Ontwikkelingsniveau, leeftijd en culturele achtergrond.<br />

• De gereedheid tot verandering van de individuele roker.<br />

• Sekse. Jongens en meisjes verschillen in rookgewoonten en -attitudes. Dit pleit voor<br />

specifieke interventies (of elementen daarbinnen).<br />

• Stresshantering, coping en training in vaardigheden, hantering van risicosituaties en<br />

probleemoplossings<strong>met</strong>hoden.<br />

• Aandacht voor het beheersen en veranderen van negatieve gevoelens. Die zijn de<br />

voorloper van het beginnen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> en maken stoppen minder waarschijnlijk.<br />

• Aanpak van ontwenningsverschijnselen, terugvalpreventie en ondersteuning<br />

bij stoppen.<br />

• De invloed van gebruik van alcohol en drugs op (gaan) <strong>roken</strong>. Afstemming <strong>met</strong><br />

programma’s in de verslavingszorg is wenselijk.<br />

Verder dient er veel aandacht uit te gaan naar werving en promotie en naar mogelijkheden<br />

om jongeren bij interventies te betrekken en te laten participeren.<br />

Aanbevelingen voor samenwerkingskanalen en afstemming<br />

1. Instellingen in de jeugdzorg, verslavingszorg en het jeugd- en jongerenwerk dienen op<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 53


het gebied van <strong>roken</strong> intensiever samen te werken. Op lokaal niveau liggen daar meer<br />

mogelijkheden, in het kader van het lokaal jeugd-, onderwijs- en gezondheidsbeleid.<br />

Gemeenten en GGD’en kunnen daar een belangrijke sturende rol in hebben. Ook voor<br />

jongeren die buiten het reguliere onderwijs vallen, zouden meer interventies ontwikkeld<br />

moeten worden. Het ontbreekt echter vooral aan geschikte <strong>met</strong>hodieken en strategieën<br />

om deze bijzondere groepen effectief te bereiken.<br />

2. Meer aandacht voor interventies in buitenschoolse settings is wenselijk. In de thuissituatie,<br />

op de werkplek en bij uitgaan en sport liggen kansrijke mogelijkheden voor<br />

interventies. Wet- en regelgeving lijken voor<strong>als</strong>nog voorwaarden om interventies in te<br />

kunnen zetten.<br />

Aanbevelingen voor een voorlopige keuze in de ontwikkeling van interventies<br />

Face-to-face-counseling, advies op maat en motiverende interventies, aangepaste groepsprogramma’s,<br />

quit- and winwedstijden, zelfhulpbenaderingen, (telefonische) counseling,<br />

peer-interventies zijn weliswaar nog te weinig grondig en uniform onderzocht en geëvalueerd,<br />

maar lijken veelbelovend. Zeker <strong>als</strong> daar de huisarts, de schoolarts en profession<strong>als</strong><br />

in de jeugdzorg bij worden betrokken. Zij moeten daarin echter wel ondersteuning en<br />

scholing krijgen. Op dit moment kunnen ze vooral een rol spelen in agendasetting.<br />

De ontwikkeling van minimale interventiestrategieën uitgevoerd door jeugdartsen en<br />

jeugdverpleegkundigen tijdens de periodieke geneeskundige onderzoeken bieden op dit<br />

moment misschien de beste mogelijkheden.<br />

Onderzoek<br />

Uitgangsituatie<br />

Er is relatief veel onderzoek beschikbaar naar de effecten van preventieve programma’s<br />

op <strong>roken</strong> bij jongeren. Die programma’s zijn dan vooral gericht op jongeren onder de<br />

zestien, vinden in de schoolsetting plaats en hebben het accent liggen op het voorkomen<br />

(en vertragen) van <strong>roken</strong>.<br />

Gedegen onderzoek naar determinanten van beginnen en stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>, vooral bij<br />

16-plussers, is schaarser. Dat geldt ook voor onderzoek naar interventies voor jongeren<br />

en jong<strong>volwassen</strong>en op het gebied van stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong>. We doen een aantal aanbevelingen.<br />

Meer onderzoek is dus gewenst. Dit zouden onderzoeken op grotere schaal moeten<br />

zijn, <strong>met</strong> lange follow-up periodes (dus longitudinaal) en <strong>met</strong> gebruikmaking van verfijnde<br />

onderzoeks<strong>met</strong>hoden.<br />

54 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Evaluatieonderzoek en effectiviteitonderzoek<br />

We adviseren pilotprojecten en -activiteiten te doen naar bewustwording en gedragsverandering<br />

in het proces van stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> en naar de ondersteuning van jongeren<br />

bij stoppen.<br />

Systematisch en gedegen onderzoek dient te worden uitgevoerd naar de effectiviteit van<br />

stoppen-<strong>met</strong>-<strong>roken</strong>-interventies.<br />

Pilotonderzoek is gewenst naar kansrijke interventies (minimale interventie strategieën<br />

via sleutelfiguren, advies op maat via computer en een groepsgericht ondersteuningsaanbod<br />

specifiek voor jongeren). De meest veelbelovende en kansrijke interventies<br />

zouden vervolgens grondiger kunnen worden onderzocht.<br />

Kwalitatief onderzoek<br />

Ga <strong>met</strong> kwalitatief onderzoek na hoe jongeren denken over stoppen en wat ze daarbij<br />

nodig vinden.<br />

Duidelijkheid in gehanteerde concepten<br />

Er is meer samenhang nodig tussen de begrippen en concepten die in de verschillende<br />

theorieën en modellen over beginnen en stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> worden gehanteerd. Dat<br />

moet leiden tot een betere vergelijking van de onderzoeksresultaten.<br />

Onderzoek gericht op verkrijgen van inzicht<br />

Onderzoek is gewenst om nader inzicht te krijgen in <strong>roken</strong> en stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> een<br />

dynamisch proces.<br />

Onderzoek is nodig naar de vraag of minderen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bijdraagt aan uiteindelijk stoppen.<br />

Implementatiebegeleidend onderzoek<br />

(Landelijk) onderzoek is gewenst naar de disseminatie en implementatie van effectieve<br />

praktijkervaringen. Zet netwerken op, gericht op de uitwisseling van ervaringen en bevindingen<br />

en op het vastleggen en verspreiden ervan.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 55


56 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


6. Geraadpleegde experts<br />

en referenties<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 57


6. Geraadpleegde experts en referenties<br />

Advisering<br />

Dr. M. Pieterse<br />

Universiteit van Twente<br />

Geraadpleegde experts<br />

Ir. B. Duijkers<br />

Dr. D. Korf<br />

Dr. S. Kremers<br />

Dr. E. Luijpers<br />

Mevr. drs. E. van Maaren-Heyligers<br />

Dr. A. Mudde<br />

Dhr. L. Rutten<br />

Mevr. drs. R. Spruijt<br />

Prof. Dr. H. De Vries<br />

Dr. M. Willemsen<br />

Gezondheidsbevordering op de Werkplek<br />

(GBW)/NIGZ<br />

Universiteit van Amsterdam<br />

Universiteit Maastricht<br />

NOC*NSF<br />

GGD Eindhoven<br />

Open universiteit Heerlen<br />

Dutch Wireless<br />

STIVORO<br />

Universiteit Maastricht<br />

STIVORO<br />

Referenties<br />

Adelman WP, Duggan AK & Hauptman P. Effectiveness of a High School Smoking<br />

Cessation Program. Paediatrics 2001, 1o7 (4) ep 50.<br />

Atkins LA, Oman RF, Vesely SK, Aspy CB & McLeroy K. Adolescent Tobacco Use: The<br />

Protective Effects of Development Assets. Am. J. Health Promot 2002, 16 (4): 198-205.<br />

Backinger CL, Scott J & Leischov J. Advancing the Science of Adolescent Tobacco Use<br />

Cessation. Am J Health Behav 2001, 25 (3): 183-190.<br />

Balch GI, Exploring Perceptions of Smoking Cessation among High School Smokers:<br />

Input and Feedback from Focus Groups. Prev Med 1998, 27, 55-66.<br />

Bauman KE & Ennet ST. On the Importance of Peer influence for Adoscent Drug Use:<br />

Commonly Neglected Considerations. Addiction, 1996, 91 (2), 185-198.<br />

Bonard L, Janin-Jacquat B & Michaud PA. Who are the Adolescents Who Stop Smoking?<br />

Eur J Pediatr 2001, 160 (7), 130-5.<br />

58 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Boyle MH, Sanford M, Szatmari P, Merikangas K & Offord DR. Familial Influences on<br />

Substance Use by Adolescents and Young Adults. Can J Publ Health 2001 92 (3), 206-9.<br />

Brand van den M & van Maaren Heyligers E. <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong>; pilotcursus voor leerlingen<br />

Stedelijk College Eindhoven. December 2001, GGD Eindhoven.<br />

Breslau N & Peterson EL. Smoking Cessation in young Adults: Age at Initiation of<br />

Cigarette Smoking and other suspected Influences. Am J Public Health 1996, 86 (2),<br />

221-20.<br />

Burt RD, Dinh KT, Peterson AV JR & Sarason IG. Predicting Adolescent Smoking: a<br />

Prospective Study of Personality Variables. Prev Med 2000, 30 (2), 115-25.<br />

Charlton A. Changing Patters of Cigarette Smoking among Teenagers and Young Adults.<br />

Paediatr Respir Rev. 2001, 2 (3), 214-21.<br />

Chassin L & Presson CC. The Natural History of Cigarette Smoking from Adolescence to<br />

Adulthood: Demographic Predictors of Continuity and Change. Health Psych 1996,<br />

15 (6), 478-84.<br />

Chen PH, White HR & Pandina RJ. Predictors of Smoking Cessation from Adolescence<br />

into Young Adulthood. Addict Behav 2001, 26 (4), 517-29.<br />

Choi WS, Pierce JP, Gilpin EA, Farkas AJ & Berry CC. Which Adolescent Experimenters<br />

Progress to Established Smoking in the United States ? Am J Prev Med 1997, 13 (5),<br />

385-91.<br />

Clark MA, Rakowski W, Kvitz FJ & Hogan JW. Age and stage of readiness for smoking<br />

Cessation. J Gerontol B Psychol Sci Sci 1997, 52 (4), 221-21.<br />

Dalton MA, Sargent JD, Beach ML, Bernardt AM & Stevens M. Positive and Negative<br />

Outcome Expectations of Smoking: Implications for Prevention. Prev Med 1999, 29<br />

(6 Pt 1), 46-65.<br />

Denscombe M. Smoking Cessation among Young People: The Need for Qualitative<br />

Research on Young People’s Experience of Giving up Tobacco Smoking. Health Educ<br />

Journal 2002 60(3), 221-31.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 59


ERIT Prevention in Adolescence. ERIT counsil adolescence working group, 1998.<br />

Ellickson PL, McGuigan KA & Klein. Predictors of Late-Onset Smoking and Cessation<br />

over 10 Years. A Adolesc Health 2001, 29 (2), 101-8.<br />

Engels CME, Knibbe RA, de Vries H & Drop MJ. Antecedents of Smoking Cessation<br />

among Adolescents: Who is Motivated to Change? Prev Med 1998, 27, 348-57.<br />

Everett SA, Husten CG, Kann L, Warren CW, Sharp D & Crosset L. Smoking Initiation and<br />

Smoking Patterns among US College Students. J Am Coll Health 1999, 48 (2), 55-60.<br />

Fagan P, Eisenberg M, Stoddard A, Frazier L & Sorensen G. Social Influences, Social<br />

Norms, Social Support, and Smoking Behaviour Among Adolescent Workers. Am J of<br />

Health Prom 2001, 15 (6), 414-21.<br />

Flay BR, Hu FB & Richardson J. Psychosocial Predictors of Different Stages of Cigarette<br />

Smoking among High School Students. Prev Med, 1998, 27, 9-18.<br />

GG & GD Amsterdam, cluster EDG. Ongezonde leefgewoonten in Amsterdam, april 2002.<br />

Greenlund KJ, Liu K, Kiefe CI, Yunis C, Dyer AR & Burke GL. Impact of Fathers Education<br />

and Parental Smoking Status on Smoking Behaviour in Young Adults. The CARDIA Study.<br />

Am J Epidemiol 1995, 15, 142 (10), 1029-33.<br />

Griffin KW, Botvin GJ, Doyle MM, Diaz T & Epstein JA. A Six-Year Follow-Up Study of<br />

Determinants of Heavy Cigarette Smoking Among High-School Seniors. J of Behav Med<br />

1999, 22 (3), 271-84.<br />

Hines D, Fretz AC & Nollen NL. Regular and Occasional Smoking by College Students:<br />

Personality Attributions of Smokers and Non-smokers. Psychol Rep 1998, 3 (3 Pt 2),<br />

1299-306.<br />

Holmen TL, Barrett-Connor E, Holmen J & Bjermer L. Adolescent Occasional Smokers,<br />

a Target Group for Smoking Cessation? The Nord-Trondelag Health Study, Norway,<br />

1995-1997. Prev Med 2000, 31 (6), 682-90.<br />

Jansen J, Schuit AJ & Lucht van der F. Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond<br />

gedrag bij specifieke groepen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bohn<br />

Stafleu Van Loghum, 2002.<br />

60 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Jerome A. Computer-Assisted Smoking Cessation Program for Teenage Smokers:<br />

A Preliminary Report. Unpublished Summary of Phase I SBIR Grant. Life Sign Research<br />

Study 1998.<br />

Juon HS, Ensminger ME & Syndor KD. A Longitudinal Study of Developmental<br />

Trajectories to Young Adult Cigarette Smoking. Drug Alcohol Depend 2002, 66 (3),<br />

303-14.<br />

Kohnstamm R, Bakker I & Husmann. Positief omgaan <strong>met</strong> kinderen: praktijkboek voor<br />

ouders en andere opvoeders. Assen, Van Gorcum/Dekker & van de Vegt, 1994.<br />

Korf DJ, Nabben T & Benschop A. Antenne 2000: trends in alcohol, drugs en gokken bij<br />

jonge Amsterdammers. Instituut ‘Bonger’, Faculteit der rechtsgeleerdheid, Universiteit<br />

van Amsterdam in opdracht van Jellinek Preventie, 2001.<br />

Kvitz FJ, Clark MA, Hope H & Davis AM. Patients’ Perceptions of their Physicians Role in<br />

Smoking Cessation by Age and Readiness to Stop Smoking. Prev Med 1997, 26 (3), 340-9.<br />

Kremers SP, Mudde AN & de Vries H. Kicking the Initiation: Do Adolescent Ex-smokers<br />

differ from Other Groups within the Initation Continuum? Prev Med 2001, 33 (5), 392-01.<br />

Lamkin L, Davis B & Kamen A. A Rationale for Tobacco Cessation Interventions for Youth.<br />

Prev Med, 1998, 27, 3-8.<br />

Lawrence KG. Adolescent Smokers Preferred Smoking Cessation Methods. Can J Public<br />

Health 2001, 92 (6), 423-6.<br />

Lawendowski LA. A Motivational Intervention for Adolescent Smokers. Prev Med, 1998,<br />

27, 39-46.<br />

MacFayden L, MacAskill S, Stead M & Eady D. A Review of Adolescent Smoking<br />

Cessation. Executive Summary of the Report. May 2001. Centre for Social Marketing.<br />

Mayhew KP, Flay BR & Mott JA. Stages in the Development of Adolescent Smoking Drug<br />

Alcohol Depend 2000, 1;59 Supple 1, 61-81.<br />

Monitor Alcohol en Drugs in Nederlandse gemeenten, Trimbos-instituut, afdeling<br />

Monitoring en Epidemiologie, Utrecht, 2000.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 61


Müller L, Maugendre & Spitz E. What Explains Tobacco Behaviour among First Year<br />

University Students, congrespaper, 2002.<br />

O’Loughlin J, Kishchuk N, DiFranza J, Tremblay M & Paradis G. The Hardest Thing is<br />

the Habit: A Qualitative Investigation of Adolescent Smokers Experience of Nicotine<br />

Dependence. Nicotine Tob Res 2002, 4 (2), 201-9.<br />

O’Neill HK, Gillispie MA & Slobin K. Stages of Change and Smoking Cessation:<br />

a Computer-administered Intervention Program for Young Adults. Am J Health Promo<br />

2000, 15 (2), 93-6.<br />

Orlando M, Ellickson PL & Jinnet K. The Temporal Relationship between Emotional<br />

Distress and Cigarette Smoking During Adolescence and Young Adulthood. J Consult<br />

Clin Psychol 2001, 69 (6), 959-70.<br />

Paavola M, Vartianen E & Puska P. Smoking Cessation between Teenage Years and<br />

Adulthood. Health Educ Res 2001, 16 (1), 49-57.<br />

Pallonen UE, Prochaska JO, Velicer WF, Prohorov AV & Smith NF. Stages of Acquisition<br />

and Cessation for Adolescent Smoking: an Empirical Integration Addict Behav 1998,<br />

23 (3), 303-324.<br />

Pallonen UE. Transtheoretical Measures for Adolescent and Adult Smokers: Similarities<br />

and Differences. Prev Med 1998, 27 (5 Pt 3), 29-38.<br />

Pallonen UE, Velicer FV, Prochaska JO, Rossi JS, Bellis JM, Janice YT, Migeault JP, Smith<br />

NF & Prokhorov AV. Computer-Based Smoking Cessation Interventions in Adolescents;<br />

Description, Feasibility, and Six-Month Follow-Up Findings. Substance Use and Misuse<br />

1998, 33 (4), 935-65.<br />

Pletscher JR & Schwartz DF. Current Concepts in Adolescent Smoking. Curr Opin Pediatr<br />

2000, 12 (5) 444-9.<br />

62 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Pomerlau OF & Kardia SLR. Introduction to the Featured Section: Genetic Research on<br />

Smoking. Health Psychology, 1999, 18, (1), 3-6.<br />

Prokhorov AV, Hudmon KS, de Moor CA, Kelder SH, Conroy JL & Ordway N. Nicotine<br />

Dependence, Withdrawal Symptoms, and Adolescents Readiness to Quit Smoking.<br />

Nicotine Tob Res 2001, 3 (2): 151-5.<br />

Redmond W.H. Trends in Adolescent Cigarette Use: The Diffusion of Daily Smoking.<br />

Journal of Behav. Med, 1999, 22 (): 379-395.<br />

Rose JS, Chassin L, Presson CC & Sherman SJ. Prospective Predictors of Quit attempts<br />

and Smoking Cessation in Young Adults. Health Psychol 1996, 15 (4), 261-8.<br />

Schmid H. Predictors of Cigarette Smoking by Young Adults and Readiness to Change.<br />

Subst Use Misuse 2001, 36 (11), 1519-42.<br />

Schubiner H, Herrold BA & Hurt R. Tobacco Cessation and Youth: The Feasibility of Brief<br />

Office Interventions for Adolescents. Prev Med 1998, 27, 47-54.<br />

Setter C, Peter R, Siegrist J & Hort W. Impact of School and Vocational Education on<br />

Smoking Behaviour: Results from a Large-scale Study on Adolescents and Young Adults<br />

In Germany. Soz Praventivmed 1998, 43 (3), 133-40.<br />

Skara S, Sussman S & Dent CW. Predicting Regular Cigarette Use Among Continuation<br />

High School Students. Am J Health Behav 2001, 25 (2), 147-156.<br />

Sonntag H, Wittchen HU, Hofler M. Kessler RC & Stein MB. Are Social Fears and DSM-IV<br />

Social Anxiety Disorder Associated with Smoking and Nicotine Dependence in<br />

Adolescents and Young Adults? Eur Psychiatry 2000, 15 (1), 67-74.<br />

Stampf K & Wiebing R. Jongeren over <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> Roken. Een evaluatief onderzoek<br />

<strong>met</strong> jongeren over de brochure <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong>. Stichting Alexander Amsterdam,<br />

in opdracht van <strong>Stivoro</strong>, 2000.<br />

Stanton WR, Currie GD, Oei TPS & Silva PA. A Developmental Approach to Influences<br />

on Adolescents Smoking and Quitting. J of Applied Developm Psych 1996, 17, 307-19.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 63


Stanton A, Grimshaw G, Andrews K, Grimshaw C, Roberston W & Blackburn C. Maybe<br />

Not Tomorrow but Soon. A Prelaminary Examination of Oppurtunities and Barriers to<br />

Smoking Cessation in 15-19 year olds. The University of Warwick, Centre for Health<br />

Services, 2001.<br />

Stanton WR, Lowqe JB, Fisher KJ, Gillespie Am & Rose JM. Beliefs about Smoking<br />

Cessation among Out-of school Youth. Drug Alcohol Depend 1999, 54 (3) 251-8.<br />

Steen van der J. Roken en jeugd 2002, NIPO Amsterdam in opdracht voor <strong>Stivoro</strong> voor<br />

een rookvrije toekomst, Den Haag, juli 2002.<br />

Stein J, Newcomb M & Bentler P. Initiation and Maintenance of Tobacco Smoking:<br />

Changing Personality Correlates in Adolescence and Young Adulthood. J of Applied Soc<br />

Psychol 1996, 26 (2), 160-87.<br />

Sussman S, Lichtman K, Ritt A & Pallonen UE. Effects of Thirty-four Adolscent Tobacco<br />

Use Cessation and Prevention Tri<strong>als</strong> on Regular Users of Tobacco Products. Subst Use<br />

Misuse 1999, 34 (11), 1469-1503.<br />

Sussman S. School-based Tobacco Prevention and Cessation: Where Are We Going?<br />

Am J Health Behav 2001, 25 (3), 191-99.<br />

Sussman S, Dent CW, Severson H, Burton D & Flay BR. Self-Initiated Quitting among<br />

Adolescent Smokers. Prev Med 1998, 27, 19-28.<br />

Thornton W, Douglas GA & Houghton SJ. Transition Through Stages of Smokoing: The<br />

Effect of gender and Self-concept on Adolscent Smoking Behavior. Journal of Adolescent<br />

Health 1999, 25, 284-89.<br />

Toet J, Spruit IP, van de Mheen H, Garretsen HFL & Knibbe RA. Regio- en stedenmonitor<br />

alcohol- en druggebruik, voortgangsrapportage 2001. Utrecht: Trimbos Instituut 2001.<br />

Tucker JS, Ellickson PL & Klein DJ. Smoking Cessation During the Transition from<br />

Adolscence to Young Adulthood. Nicotine &Tobacco Research, 2002, 4, 321-32.<br />

Wakefield A, Chaloupa F, Kaufman N, Orleans C, Barker D & Ruel E. Do Restrictions on<br />

Smoking at Home, at School and in Public Places Influence Teenage Smoking? Research<br />

64 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Paper Series, no 3, june 2002. Impac Teen (Bridging the Gap Initiative: Research<br />

Informing Practice for Healthy Youth Behaviour, supported by The Robert Wood Johnson<br />

Foundation and administered by the University of Illinois at Chicago).<br />

Wang MQ, Fitzhugh EC, Eddy JM & Westerfield RC.School Dropouts Attitudes and Beliefs<br />

about Smoking. Psychol Rep,1998, ( 3 Pt 1), 984-6.<br />

Wang MQ. Social Environmental Influences on Adolescents Smoking Progression.<br />

Am J Health Behav 2001, 25 (4) 418-25.<br />

Wechsler H, Lee JL & Rigotti NA. Cigarette Use by College Studentes in Smoke-Free<br />

Housing. Results of a National Study. Am J Prev Med, 2001, 20 (3), 202-207.<br />

Willemsen M, Vink J & Boomsma D. Roken en erfelijkheid. Tijdschrift voor<br />

Gezondheidswetenschappen 2001, 2, 79-85.<br />

Vartianen E, Paavola M, Kosk N & Puska P. Quit and Win - Do Not Start and Win:<br />

Smoking Cessation Program for Young People (Manuscript) 1999. Department of<br />

Epidemiology and Health Promotion, National Public Health Institute, Helsinki, Finland.<br />

White HR, Pandina RJ & Chen PH. Development Trajectories of Cigarette Use from Early<br />

Adolescence into Young Adulthood. Drug Alcohol Depend 2002, 65 (2), 167-78.<br />

Wijngaarden van JCM. Evaluatieverslag pilot-cursus ‘<strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong>’ voor leerlingen<br />

in het voortgezet onderwijs (15-18 jaar), maart 1998, Gewestelijke Gezondheidsdienst<br />

Eemland.<br />

Zwart de K, Monshouwer K & Smit F. Jeugd en riskant gedrag Kerngegevens 2000.<br />

Roken, drinken, druggebruik en gokken onder scholieren vanaf 10 jaar. Trimbos-instituut,<br />

Utrecht, 2001.<br />

Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 65


Colofon<br />

Dit is een publicatie van STIVORO -<br />

voor een rookvrije toekomst<br />

NIGZ/Centrum voor<br />

Review & Implementatie<br />

Bewerking van het rapport ‘Beginnen en<br />

stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij jongeren; een review<br />

over relevante factoren van beginnen en<br />

stoppen <strong>met</strong> <strong>roken</strong> bij jongeren vanaf 16 jaar’<br />

uitgevoerd in opdracht van<br />

Coördinatie<br />

Renate Spruijt, STIVORO<br />

Samenstelling review<br />

Jan Bouwens, NIGZ<br />

Samenvatting en tekstbewerking<br />

Reinier van de Vrie, Met of zonder<br />

Grafisch ontwerp en opmaak<br />

hollandse meesters BNO, Utrecht<br />

door het<br />

Drukwerk<br />

Plantijn Casparie, IJsselstein<br />

ISBN 90-71263-13-4<br />

Correspondentieadres<br />

STIVORO<br />

Postbus 16070<br />

2500 BB Den Haag<br />

T + 31 (0)70.312 04 00<br />

F + 31 (0)70.312 04 95<br />

info@stivoro.nl<br />

www.stivoro.nl<br />

© Den Haag, januari 2004<br />

Overname van gegevens <strong>met</strong><br />

bronvermelding is toegestaan<br />

Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering<br />

en Ziektepreventie (NIGZ)<br />

Postbus 500<br />

3440 AM Woerden<br />

T + 31 (0)348.43 76 00<br />

F + 31 (0)348.43 76 66<br />

66 <strong>Stoppen</strong> <strong>met</strong> <strong>roken</strong> <strong>als</strong> <strong>volwassen</strong> <strong>uitdaging</strong>


Een review van <strong>roken</strong> onder jongeren van 16 jaar en ouder 67


STIVORO is een initiatief van:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!