Handleiding voor leerkrachten - Natuurpunt
Handleiding voor leerkrachten - Natuurpunt
Handleiding voor leerkrachten - Natuurpunt
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
NATUUR .TENTOONSTELLING
Over klimaatkanaries en hittestress
Het klimaat verandert, verander jij het klimaat?
Tot 31 december 2009
Handleiding voor leerkrachten
Handleiding voor leerkrachten
Over klimaatkanaries en hittestress
Inleiding ...................................................................................................................2
DEEL I WAT ZIEN WE? .......................................................................................3
Zaal 1: seizoenen veranderen...................................................................................3
Zaal 2: kan iedereen een beetje opschuiven?.........................................................5
Zaal 3: De aarde redden ............................................................................................7
Zaal 4: Wat de mens doet met de mens...................................................................8
DEEL II WAT NU GEDAAN? ............................................................................10
Zaal 5: Adaptatie......................................................................................................10
Zaal 6: Mitigatie........................................................................................................12
TUIN.........................................................................................................................15
Extra informatie...................................................................................................17
1
Inleiding
De laatste jaren is het klimaat een brandend actueel thema geworden. Je kan er niet meer omheen.
De film van Al Gore, An Inconvenient Truth, schudde voor het eerst op grote schaal mensen wakker.
In een meer recent verleden herinneren we ons de verkiezingsthema’s uit 2007. Ook hier zien we
duidelijk dat klimaat en natuur hete hangijzers zijn geworden. Denk maar aan de discussie rond het
sluiten van kerncentrales en hiermee samenhangend de zoektocht naar hernieuwbare,
milieuvriendelijke energiebronnen.
Het beste bewijs dat over de klimaatverandering gesproken wordt, levert het jaarboek Taal van Van
Dale. Daarin staan in 2008 maar liefst een honderdtal nieuwe woorden die iets met de opwarming van
de aarde en haar gevolgen te maken heeft. Een teken aan de wand, maar ook een goed begin! Je
leest alle nieuwe ‘klimaat’woorden op een groot paneel in de inkomhal. In Van Dale haalden we onze
inspiratie voor de titel: over klimaatkanaries en hittestress.
Vroeger namen mijnwerkers een kanarie mee in de mijnschachten. Als er gas in de mijngangen liep,
stierven kanaries het eerst. Hierdoor hadden mijnwerkers nog net de tijd om zich uit de voeten te
maken. Vandaag heeft het begrip klimaatkanarie een ruimere betekenis. Het is de term voor een dier
waarvan het naderende verdwijnen of uitsterven duidt op klimaatveranderingen. De klimaatkanarie
neemt je mee op weg door de tentoonstelling, je zal verschillende voorbeelden zien van
‘klimaatkanaries’ in onze regio.
Over klimaatkanaries en hittestress gaat op zoek naar de effecten van de klimaatverandering op de
natuur en de mens. Wat verandert er in onze natuur? Welke gevolgen brengt dit mee voor dieren en
planten en wat doet dit met de mens? In het tweede deel van de tentoonstelling komen verschillende
scenario’s aan bod met betrekking tot de aanpak van de klimaatproblematiek. Wat nu gedaan?
Op het einde van de tentoonstelling kan je rustig naar enkele websites surfen die je heel wat
informatie aanbieden en je vindt er brochures die je kan meenemen om thuis in te kijken en uit te
pluizen. Maak ook een wandeling in de tuin. Op je weg zal je tips vinden om de schoolomgeving om te
vormen tot een oase van groen waar dier, plant én mens zich goed voelen.
Over klimaatkanaries en hittestress wil jou en je leerlingen attent maken op zowel gekende als
ongekende problemen rond klimaat en natuur. Het is niet onze bedoeling om enkel de negatieve
kanten te belichten. Doorheen je bezoek zal je merken dat er zowel bruikbare tips als oplossingen
worden aangereikt. Deze kunnen voor ieder van ons een hulpinstrument zijn in het groeien naar een
aangename samenleving waarin iedereen zijn steentje bijdraagt.
Om je zo goed mogelijk voor te bereiden op een bezoek aan de tentoonstelling hebben we een
handleiding voor leerkrachten gemaakt, die je nu in handen hebt. Daarnaast hebben we
werkbladen voor de leerlingen die je kan gebruiken tijdens een bezoek en doe-opdrachten voor
een voor-of nabespreking in de klas. Al dit materiaal werd samengesteld door Ellen Vercammen en
Kristof Kerkhofs, studenten aan de Katholieke Hogeschool Leuven | Bachelor leerkracht secundair
onderwijs.
Als extra informatie kunnen we je de inhoud van de tekstpanelen bezorgen alsook de
bezoekersbrochure voor de individuele bezoeker. Vraag ernaar.
We wensen je een vruchtbaar bezoek toe!
2
DEEL I WAT ZIEN WE?
Zaal 1: Seizoenen veranderen
Leerlingen leren in deze zaal ontdekken welke invloed de klimaatopwarming heeft op
natuurverschijnselen. Ook in onze achtertuin kunnen we heel wat veranderingen opmerken. Hier
staan we vaak te weinig bij stil omdat het niet zo erg opvalt. Om deze veranderingen bij te houden is
een website opgestart waar mensen hun waarnemingen kunnen achterlaten:
www.natuur-kalender.be.
In de tentoonstelling: tekstpanelen
• Seizoenen veranderen
• Over bloemetjes…
• … en bijtjes
• Vroege vogels
• Amfibieën ontwaken: te vroeg opstaan is dodelijk
In de tentoonstelling: extra
• visualisatie www.natuurkalender.be
• opgespelde vlinders waarvan de vliegperiode de laatste 20 jaar vervroegd is
• draaischijf die de veranderende relatie tussen de koolmees en de rups aangeeft
Doe-opdrachten voor in de klas
• Opdracht 1: Natuurkalender
• Opdracht 2: Waarnemen van vogels tijdens koude dagen
• Opdracht 3: Op zoek naar biodiversiteit | bodemvaltechniek
• Opdracht 4: Effecten van de temperatuur
Werkblad voor leerlingen
• Vraag 1: Koolmees-rups paneel: wat vertelt ons dit?
• Vraag 2: Welk probleem treedt er op bij de relatie tussen bloem en bestuiver als de
temperatuur stijgt?
• Vraag 3: Woorden voor de woordpuzzel.
Fenologie is het bestuderen van jaarlijks terugkerende
verschijnselen in de natuur. Op basis van waarnemingen van
terugkerende trekvogels, ontwakende egels, amfibieën, insecten
en voorjaarsbloeiers in bloei, gespreid over een lange tijdsspanne
van liefst verschillende decennia, kunnen we uitspraken doen
over het vervroegen of verlaten van dergelijke
natuurverschijnselen. Studies op lange termijn tonen aan dat de
lente anno 2007 twee tot drie weken vroeger valt dan ongeveer
een halve eeuw geleden.
Eén van de meest onrustwekkende gevolgen van het vervroegen
of verlaten van natuurverschijnselen is het feit dat van nature op
elkaar afgestemde processen van elkaar ontkoppeld
geraken. Soorten reageren immers niet allemaal in dezelfde
mate op klimaatverandering. De ene soort verschuift zijn
activiteitspiek sneller dan de andere.
(foto:gierzwaluw)
3
Een voorbeeld hiervan is de bonte vliegenvanger. Tot eind jaren ‘80 liep het aantal bonte
vliegenvangers in Vlaanderen in de duizenden, vorig jaar werden nog maar 600 à 1000 broedparen
van deze vogel geteld. Het probleem betreft ook hier de ontregelde voedselketen. Wanneer de bonte
vliegenvanger in mei terugkeert uit het zuiden zitten op de beuken bijna geen rupsen meer. Als er nog
zitten, zijn ze al volop aan het ontpoppen. Het dwarsbomen van deze minivoedselketen heeft ook
gevolgen voor de beuk. Deze boom heeft in Vlaanderen immers eeuwenlang overleefd, mede dankzij
de bonte vliegenvanger die elke lente op hetzelfde tijdstip een ravage aanrichtte onder de rupsen. Nu
hebben de rupsen vrij spel! Het gevolg is minder bladeren en dus minder gezonde beuken.
Een ander voorbeeld zijn de vleermuizen. Vleermuizen paren in het najaar. Die paring leidt niet
onmiddellijk tot een bevruchting: het sperma blijft bewaard in het lichaam van het vrouwtje. Pas als zij,
ten gevolge van hogere temperaturen, ontwaakt uit haar winterslaap vindt de bevruchting plaats en
start de ontwikkeling van het embryo. Vleermuizen vermijden zo dat het jong geboren wordt in een
ongeschikte periode zoals de winter of het vroege voorjaar wanneer het vrouwtje verzwakt uit de
winterslaap komt. Als het vrouwtje tijdens de zwangerschap geconfronteerd wordt met ongunstige
temperaturen en voedselschaarste, dan wordt de ontwikkeling tijdelijk stopgezet. Temperaturen
spelen dus een belangrijke rol in de voortplantingscyclus van vleermuizen. Hoewel ook op dit vlak nog
geen Europees onderzoek gebeurde, kunnen we op zijn minst vermoeden dat klimaatverandering ook
een weerslag zal hebben op de levenswijze van vleermuizen.
Het bekendste voorbeeld is dat van de voedselketen koolmees-wintervlinderrupsen-eik.
In de tentoonstelling kunnen leerlingen zelf ontdekken welke gevolgen de opwarming voor de
koolmees heeft door een eenvoudige draaischijf in beweging te brengen. Koolmezen zijn afhankelijk
van wintervlinderrupsen voor het voederen van hun jongen. Die rupsen leven dan weer van
eikenbladeren. Wat gebeurt er nu als rupsen door warm lenteweer vroeger verschijnen, maar de
mezen niet vroeger aan hun broedsel beginnen? De jonge mees heeft voedsel te kort. Hoe is dit
kunnen gebeuren? Omwille van hoge voorjaarstemperaturen ontluikt de eik zijn bladerdek nu vroeger
dan 30 jaar geleden. Ook de rupsen zijn temperatuurgevoelig en komen vroeger te voorschijn. De
koolmees stemt het begin van haar broedseizoen af op het lengen van de dagen en begon dus niet
vroeger te broeden. Intussen is gebleken dat ook de mezen zich aanpassen aan de steeds vroegere
lente.
Andere voorbeelden die in de tentoonstelling aan bod
komen zijn de dagpauwoog, hommels en bijen,
gierzwaluw en amfibieën.
(foto: dagpauwoog)
4
Zaal 2: kan iedereen een beetje opschuiven?!
Leerlingen zien hier hoe moeilijk dieren en planten zich kunnen verplaatsen naar gebieden met
betere omstandigheden. Zo zien ze ook dat er iets moet veranderen aan de manier waarop we met
onze natuur omgaan. Leerlingen krijgen inzicht in het fenomeen van de exoten. Iedereen kan
uitheemse soorten in een tuincentrum kopen maar weinigen kennen de gevolgen ervan.
In de tentoonstelling: tekstpanelen
• Kan iedereen een beetje opschuiven?!
• Een blik in de glazen vogelbol
• Snelle vliegers en trage kruipers
• Korstmossen: het staat in de bomen geschreven
• Versnipperd Vlaanderen
• Biodiversiteit in beweging: verrijking of verarming?
• Exoten en klimaat
In de tentoonstelling: extra
• Vitrine met opgezette vogels: klimaatkanaries en nieuwkomers
• Vitrine met korstmossen
• Foto’s van verdwijnende soorten en nieuwkomers in onze regio
• DVD met korte documentaires (Opgewarmd Nederland)
Doe-opdrachten voor in de klas:
• Opdracht 5: Waarnemen van korstmossen
Werkblad voor leerlingen:
• Vraag 4: Dieren worden genoodzaakt om noordwaarts op te schuiven.
o 4.1: Geef een voorbeeld van een diersoort dat zich makkelijk verplaatst en leg uit
waarom
o 4.2: Geef een voorbeeld van een diersoort dat zich moeilijk verplaatst en leg uit
waarom
o 4.3: Geef een voorbeeld van een probleem dat optreedt wanneer diersoorten op
deze manier met nieuwe soorten in contact komen
• Vraag 5: Versnippering van natuurgebieden
o 5.1: Welk probleem stelt zich wanneer natuurgebieden slechts (kleine) eilanden zijn?
o 5.2: Hoe kunnen we dit oplossen?
• Vraag 6: Zet volgende soorten in de juiste kolom
• Vraag 7: Woorden voor de woordpuzzel
Naast fenologische verschuivingen behoren areaalveranderingen tot de best bestudeerde effecten
van klimaatverandering. Het areaal is het verspreidingsgebied van een soort. Zuidelijke soorten
breiden hun leefgebied noordwaarts uit, noordelijke soorten moeten de zuidgrens van hun areaal naar
het noorden verleggen en worden zo in het nauw gedreven. Verschuivingen van
verspreidingsgebieden kunnen er voor zorgen dat soorten die voordien in een verschillende regio
voorkwamen, nu wel met elkaar in contact komen. Zo kunnen nieuwe prooi-predator-relaties ontstaan.
5
Een ander probleem dat areaalverschuivingen in onze contreien bemoeilijkt is de versnippering. In
het verstedelijkte Vlaanderen is de natuur sterk versnipperd: veel soorten moeten het stellen met (te)
kleine leefgebieden. Vaak is de afstand tot een ander geschikt leefgebied te groot of bevinden er zich
onoverbrugbare barrières tussen die leefgebieden. Voorbeelden van barrières zijn autowegen,
spoorwegen, woon- en industriegebieden. Dit heeft tot gevolg dat enkel mobiele soorten in staat zijn
hun areaal te verleggen. Gespecialiseerde kleine dagvlinders die allesbehalve mobiel zijn, zijn tot
uitsterven gedoemd, indien zij zich niet kunnen aanpassen aan een warmer klimaat. Aldus zullen
gespecialiseerde soorten van bijzondere biotopen verdwijnen terwijl algemene en weinig kieskeurige
soorten zullen toenemen. Dat leidt uiteindelijk tot een vervlakking van de biodiversiteit.
In de tentoonstelling besteden we aandacht aan veranderingen per soortengroep: vogels, insecten en
korstmossen. Korstmossen zijn heel gevoelige
organismen die als echte snuffelpalen fungeren voor
de luchtkwaliteit. Zowel verontreiniging met ammoniak
als de opwarming van het klimaat kunnen op
korstmossen afgelezen worden. Specialisten merken
heel wat beweging in de soortenrijkdom in onze regio.
De laatste jaren duiken zelfs tropische
korstmossoorten in Vlaanderen op. Ze kunnen zich
gemakkelijk verspreiden: via sporen (zoals bij
zwammen) of via kleine afgebroken stukjes korstmos
die zich met de wind laten meevoeren. Daarnaast
blazen koudeminnende korstmossen, zoals groot
boerenkoolmos, de aftocht.
(foto: poedergeelkorstmos)
De binnenlandse soorten krijgen ook concurrentie van exoten. Exoten zijn organismen die van nature
niet in een ecosysteem voorkomen, maar er door toedoen van de mens (bewust of onbewust) geraakt
zijn. In Vlaanderen komen tientallen exoten voor. Voorbeelden hiervan zijn de reuzenberenklauw,
Amerikaanse vogelkers en de veelkleurige Aziatische lieveheersbeestjes. Exoten zijn niet per definitie
slecht voor de inheemse natuur. Er zijn invasieve exoten en niet-invasie exoten. De eerste groep
bevat soorten die zich in onze regio vestigen en zich exponentieel uitbreiden, meestal ten koste van
de inheemse soorten. In oevervegetaties die door de reuzenbalsemien worden gedomineerd, zijn
doorgaans niet veel inheemse soorten meer te vinden. Daarnaast komen ook niet-invasieve soorten
voor, zoals de lork, die zelden massale voortplanting kennen en totnogtoe geen gevaar vormen voor
de inheemse biodiversiteit. Van een aantal tot op heden niet-invasieve soorten vreest men dat ze in
een veranderend klimaat wel een invasief karakter zouden kunnen aannemen.
Klimaatverandering kan nooit los van andere milieustressfactoren gezien worden. Het is vaak een
bijkomende bedreiging voor soorten die al te kampen hebben met habitatverlies, gedegradeerde
leefgebieden door onder andere vermesting en verzuring en/of genetische verarming door te kleine
populaties.
6
Zaal 3: De aarde redden
We tonen in deze zaal de kortfilm ‘de aarde redden’ over de klimaatverandering van Dirk Barrez.
Deze korte reportage maakt deel uit van een reeks van 12 web tv-reportages over onze
geglobaliseerde wereld.
Dirk Barrez is auteur, VRT televisiejournalist voor het programma Ter Zake, reportage- en
documentairemaker. Je kan de film online bekijken op : www.globalisering.org
(foto: Dieter Telemans)
7
Zaal 4: Wat de mens doet met de mens
In deze ruimte laten we fotografische beelden spreken, bijgestaan door een statement, een grafiek,…
Een ruimte die aan het denken zet.
In de tentoonstelling: thema’s
• Stormschade | foto Dieter Telemans
• Klimaatvluchtelingen | foto Dieter Telemans
• Waterschaarste | foto Dieter Telemans
• Hooikoorts | foto Rollin Verlinde (raaigras)
Werkblad voor leerlingen
• Vraag 8: Kijk naar de foto’s, welke problemen komen hier aan bod?
• Vraag 9: Geef zelf een voorbeeld van andere gevolgen van menselijk ingrijpen
• Vraag 10: Woorden voor de woordpuzzel
De effecten van de klimaatverandering laten zich ook voelen in een gewoon mensenleven. Hier laten
we vooral de beelden spreken aan de hand van vier thema’s. Drie foto’s tonen sprekende beelden uit
de wereld, gemaakt door Dieter Telemans. Als journalistiek fotograaf reist hij de hele wereld rond voor
kranten en tijdschriften, maar ook voor projecten in samenwerking met ngo’s.
www.dietertelemans.com. De foto van Engels raaigras is van de hand van Rollin Verlinde, die ook het
affichebeeld leverde. www.vildaphoto.net
Stormschade
Terwijl de VS in 2004 werd geteisterd door verscheidende grote orkanen, kreeg het weer in Japan in
de westerse media minder aandacht. Toch kreeg Japan meer tyfoons dan ooit te verduren. In 2004
moesten de wetenschappelijke werken herschreven worden. Daarin stond nog dat in het zuidelijk deel
van de Atlantische oceaan geen orkanen konden voorkomen. In 2004 werd Brazilië voor het eerst in
de geschiedenis door een orkaan getroffen.
Steeds meer wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat door de opwarming van de toplaag van het
oceaanwater de stijgingsenergie groter wordt waardoor orkanen steeds krachtiger worden. De
wetenschap is ook overtuigd van een verband tussen de opwarming van de aarde en de toename van
duur en kracht van orkanen.
Klimaatvluchtelingen
Klimaatvluchtelingen zijn mensen die uit hun
woongebied worden verdreven. Mensen vluchten
voor overstromingen, de stijging van de
zeespiegel en orkanen. Mensen die in
dichtbevolkte, laaggelegen kustgebieden wonen,
zullen het hardst getroffen worden. Men verwacht
dat er wereldwijd in de komende eeuw maar liefst
332 miljoen klimaatvluchtelingen zullen zijn. Het
eerste land dat gaat verdwijnen door de stijging
van het zeeniveau is het eilandenparadijs Tuvalu,
tussen Hawaï en Australië. Het ligt nauwelijks
boven zee. Door de stijgende zeespiegel dreigt
de eilandengroep in zee te verdwijnen. Inwoners
willen dat voor zijn en proberen te emigreren.
(Foto: Een mogelijke oplossing zijn drijvende steden, maar in hoeverre is dit realiseerbaar?)
8
Waterproblematiek
We kunnen niet leven zonder water. Minder dan 1% van het water op onze planeet is meteen
beschikbaar voor menselijke consumptie. We gebruiken water om te drinken, maar ook voor
landbouw, industrie, stroomopwekking, transport, huishoudens, …. De mens vervuilt het water enorm.
In ontwikkelingslanden komt 90% van het gebruikte water rechtstreeks in de rivieren terecht.
Industrielanden zuiveren het water voor het grootste deel voor het in de rivieren wordt geloosd.
De mens exploiteert vandaag zo'n 54% van het water (rivieren, meren, grondwater etc.). Dat zou
volgens schattingen tegen 2025 kunnen oplopen tot 70%. Van het zoet water in de wereld verbruikt de
landbouw 70 %, de industrie 20% en de gezinnen 10%.
De wereldwijde waterhonger heeft verstrekkende gevolgen. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
• Zuiver water wordt schaarser.
• Bijna 3 miljard mensen wereldwijd hebben geen toegang tot zuiver water of beschikken niet
over een degelijke sanitaire infrastructuur.
• Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie sterven jaarlijks meer dan 5 tot 10 miljoen mensen
aan ziekten veroorzaakt door onzuiver water.
• Soorten in zoetwaterhabitats (vissen, vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën,…) gaan er
sterker op achteruit dan soorten die in zee of in boshabitats leven. Van de 10.000 beschreven
soorten zoetwatervissen is 20% bedreigd of al verdwenen.
• Op 30 jaar tijd is het Aralmeer - vroeger het 4de grootste meer ter wereld en een belangrijk
visserijgebied – gekrompen tot minder dan de helft van zijn oorspronkelijke oppervlakte en is
het bovendien verzilt. Menselijke ingrepen voor de irrigatie van landbouwgebied en
stroomopwekking leidden tot een drastische afname van de watertoevoer.
Water is al decennialang een probleem in het Zuiden. Dit is een gevolg van de onrechtvaardige
verdeling van water. De opwarming van de aarde maakt het probleem er niet makkelijker op. Er valt
teveel water op een korte periode op één plaats, of te weinig water gedurende langere periodes.
Geïndustrialiseerde en groeilanden liggen aan de basis van het klimaatprobleem. Toch zijn de
ontwikkelingslanden het ergst getroffen door de gevolgen van de klimaatopwarming. Zij hebben
minder financiële en technologische mogelijkheden om zich (tijdig) op klimaatverandering voor te
bereiden.
Hooikoorts & Alsemambrosia
Hooikoorts is een allergische reactie die wordt veroorzaakt door pollen (stuifmeel) van gras, bomen en
allerlei kruidachtige planten die door de wind worden meegevoerd. In feite is de term 'hooikoorts' dus
nogal ongelukkig, want het heeft absoluut niets met hooi, noch met koorts te maken. 1 op de 10
mensen heeft last van hooikoorts.
Door de klimaatopwarming wordt het hooikoortsseizoen langer: een verlenging van 3 weken is al
vastgesteld. Bovendien gaan bomen als berken meer pollen produceren, zodat het probleem groter
wordt. Daar komt nog bij dat een exotische plant als de Alsemambrosia aan het oprukken is. Deze
soort staat bekend als een echte probleemplant voor hooikoortspatiënten.
9
DEEL II WAT NU GEDAAN?
Zaal 5: adaptatie
In de volgende zalen wil de tentoonstelling inzicht geven in mogelijke oplossingen om de
klimaatverandering tegen te gaan, alsook om zo goed mogelijk te kunnen anticiperen op wat komen
zal.
In de tentoonstelling: tekstpanelen
• Wat nu gedaan?
• Adaptatie: aanpassen is de boodschap
• Uitdagingen voor het beleid
• Organiseer de natuur
• Gradiënten en stapstenen
• Over bomen en bossen
• Meer kansen voor water
In de tentoonstelling: extra
• Elektrospel dat de moeilijkheid aantoont voor een oranjetipje om te migreren
Doe-opdrachten voor in de klas
• Opdracht 6: Discussie over krantenartikel
Werkblad voor leerlingen
• Vraag 11: Wat is adaptatie
• Vraag 12: Bespreek 3 oplossingen die de mens wil verwezenlijken
• Vraag 13: Woorden voor de woordpuzzel
(foto: versnippering van natuureilanden)
De klimaatverandering is een feit. De gevolgen
zijn nu al zichtbaar. Dit is echter geen reden om
bij de pakken te blijven neerzitten. Er zijn
immers diverse manieren om op de voorspelde
veranderingen te anticiperen. In de
tentoonstelling spreken we over adapterende en
mitigerende maatregelen. Mitigerende
maatregelen zijn gericht op het verminderen
van de uitstoot van broeikasgassen. (zie zaal 6)
Een andere mogelijkheid is dat we de
bestaande natuur zoveel mogelijk aanpassen
zodat ze beter bestand is tegen veranderingen
die hoe dan ook op ons afkomen. Dit proces
noemen we adaptatie. In deze zaal laten we
zien op welke domeinen we kunnen ingrijpen.
10
Natuur als buffer
Net nu de natuur onder druk staat, dringt door hoe belangrijk natuur en natuurgebieden zijn om ons te
beschermen tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Bossen houden de temperatuur vast en
temperen dus de temperatuurschommelingen. Laaggelegen weidelandschappen zijn ideale
overstromingsgebieden. Meanderde beken kunnen veel meer water opslaan dan rechtgetrokken en
ingebuisde sloten. Zandbanken vormen een natuurlijke golfbreker en voorkomen kusterosie,….
In al die gevallen vormt de natuur een buffer tegen de gevolgen van de klimaatverandering: extreme
temperaturen, extreme neerslag,….
Klimaatbuffers kunnen zowel bestaande natuurgebieden zijn waar de natuurlijke processen dienen te
worden hersteld, als nieuwe gebieden waar de processen nu slechts onzichtbaar aanwezig zijn en
waar de ruimte ontbreekt. Klimaatbuffers groeien best mee in het tempo waarin klimaatverandering
zich voltrekt.
Ook de zee is een belangrijke buffer. Plankton speelt een belangrijke rol bij het verminderen van het
broeikaseffect, omdat fytoplankton door fotosynthese veel CO 2 kan opnemen. Dit is een delicaat
evenwicht. Sommige soorten nemen veel meer CO 2 op dan andere en dus speelt de
soortensamenstelling een belangrijke rol. Veranderingen van de temperatuur of vervuiling kunnen tot
een verschuiving in de soortensamenstelling van plankton leiden, met alle gevolgen van dien. In het
algemeen gedijt plankton beter in koud water. Opwarming van het oceaanwater zal waarschijnlijk
minder fytoplankton en dus minder CO 2 -opname betekenen.
Daarnaast moet er ook geïnvesteerd worden in het behoud van biodiversiteit. Natuurlijk hangt dit
punt nauw samen met de oppervlakte. Hoe meer ruimte voor kwaliteitsvolle natuur, des te groter de
biodiversiteit.
Een eenzijdige inrichting van natuurgebieden als klimaatbuffer in een land waar de grond al zo
schaars is, is niet evident. Het is daarom van belang dat buffergebieden ook plaats bieden aan
bijvoorbeeld recreatie, wonen en werken, ... Het is de bedoeling dat ook die sectoren een duurzaam
en klimaatbestendig karakter krijgen.
11
Zaal 6: Mitigatie
In deze zaal zijn de meest bruikbare en onmiddellijk toepasbare tips te vinden om zelf een bijdrage te
leveren aan de vermindering van de uitstoot. Welke goede voornemens kunnen leerlingen maken?
Individueel of als klasgroep? Thuis of in de school?
Industrielanden liggen aan de basis van het klimaatprobleem terwijl ontwikkelingslanden doorgaans
de eerste slachtoffers zijn. Een vernieuwde solidariteit tussen noord en zuid is noodzakelijk. Hier kan
je verwijzingen maken naar de mondiale vorming waar ook uw school ongetwijfeld mee bezig is.
In de tentoonstelling: tekstpanelen
• Mitigatie: uitstoot verminderen
• Van hier tot in Kyoto
• Over koetjes en kalfjes
• Tweedehandsklimaat
• De zin of onzin van geo-engineering
• Dromen met de ogen open
In de tentoonstelling: extra
• Geluidsfragmenten van uitstoters van broeikasgassen (koe, trein, vliegtuig, auto)
• Cijfers over de impact van de veeteelt op de opwarming van de aarde en het ruimtegebruik
Doe-opdrachten voor in de klas
• Opdracht 7: Waarnemen van stof in de lucht
• Opdracht 8: Energiespellen rond duurzame energie
• Opdracht 9: Verzamelen van actuele krantenartikels
Werkblad voor leerlingen
• Vraag 14: Wat is mitigatie
Vraag 15: Kijk naar de grafiek. Wat is het aandeel van huishoudens waar we allen deel van
uitmaken? Welke toestellen zorgen voor dit verbruik? Geef enkele voorbeelden.
• Vraag 16: Wat zou jij kunnen doen? Wat lijkt je haalbaar en betekenisvol?
• Vraag 17: Woorden voor de woordpuzzel
Maatregelen om de uitstoot te beperken noemen we mitigerende maatregelen.
Wetenschappers zijn het erover eens dat de wereldwijde stijging van de temperatuur onder de 2°C
moet gehouden worden, om desastreuze gevolgen van de klimaatverandering te beperken. Deze
doelstelling, die door de EU onderschreven wordt, kan enkel bereikt worden door de uitstoot van
De ‘ideale’ uitstoot-reductiecurve
ziet er min of meer als volgt uit.
broeikasgassen drastisch en snel te
verminderen: de wereldwijde uitstoot moet
gehalveerd worden tegen 2050.
Er wordt streng gekeken in de richting van de
industrielanden. Sinds de Industrialisering is
de uitstoot van de rijkste landen exponentieel
gestegen. Een klein deel van de
wereldbevolking is zo verantwoordelijk voor
de mondiale klimaatproblematiek!
Industrielanden moeten bijgevolg hun
uitstoot verminderen met 80% tegen 2050.
Dit zal de ontwikkelingslanden, die nog vrij
lage emissies hebben, toelaten hun uitstoot
per inwoner nog lichtjes te verhogen in
functie van hun economische ontwikkeling.
12
De beslissing om onze uitstoot te verminderen is een positieve keuze, zowel op sociaal als op
economisch vlak. Energiebesparing en –efficiëntie, vormen samen met hernieuwbare energie de
sleutel tot het beperken van klimaatveranderingen en haar gevolgen. Bovendien bieden ze ook een
oplossing voor mensen in energiearmoede, zowel in het Zuiden als in het Noorden.
Onlangs stelde de EU een ambitieus klimaatplan voor om het eigen CO 2 gehalte te verminderen met
20% tegen 2020. Volgens sommigen is dat ‘enorm’. Op de internationale klimaatconferentie in Bali
beloofden industrielanden zelfs om hun uistoot met 25 tot 40% te verminderen tegen 2020.
Onhaalbaar? Volgens velen wel. Maar waar een wil is, is een weg. In het boek ‘Hitte’ onderzoekt
George Monbiot hoe we onze uitstoot met 90% kunnen reduceren tegen 2030. Niet door terug te
keren naar de 17 de eeuw, maar door de mogelijkheden van de 21 ste eeuw ten volle te benutten.
Wie aan het milieu denkt, laat dus af en toe de auto staan, sorteert zijn afval, gaat met een
herbruikbare tas naar de supermarkt en gebruikt recyclagepapier. Maar ook vlees eten heeft zeer
grote gevolgen voor het milieu. Vleesproductie en -consumptie dragen onder meer bij aan de
opwarming van de aarde, ontbossing, watervervuiling en verzuring.
(foto: vleesindustrie heeft een grote impact op klimaatverandering)
De consumptie van vlees is wereldwijd verantwoordelijk voor ongeveer een vijfde van de totale
broeikasuitstoot. Dat betekent dat vlees in deze zaak een nog grotere schuldige is dan de
transportsector.
Het bekendste broeikasgas is CO 2 of koolstof, maar er zijn er nog andere. Methaan is zo'n gas, dat
bovendien nog een veel ernstiger broeikaseffect heeft dan CO 2 . Methaan wordt massaal uitgestoten
uit de maag- en darmgassen van herkauwers als koeien, geiten en schapen. Ook lachgas ontsnapt
massaal uit dierlijke mest. Tenslotte wordt er voor veeteelt veel bos gekapt. Bossen zetten CO 2 om in
zuurstof, en minder bossen betekent dus meer CO 2 .
De nodige veerkracht voor een nieuwe levensstijl bouw je niet met zonnepanelen en technologie. Een
mentaliteitswijziging én een gedragsverandering zijn noodzakelijk. Met onze goede wil zit het vaak
wel goed, onze gewoonten veranderen ligt al heel wat moeilijker. Hier spelen onze waarden en
normen, ons wereldbeeld én gewoonten en verwachtingen ons vaak parten. Als iedereen een
inspanning levert, zullen we ook dit probleem overwinnen!
13
Hal
In de hal staan 2 computers opgesteld en er liggen boeken en tijdschriften ter inzage
• op de eerste computer tonen we de film ‘The Big Ask’ van Nic Baltazar: www.thebigask.be
• op de tweede computer kunnen bezoekers meer informatie vinden over onderwerpen die in
de tentoonstelling aan bod komen (vb bereken je ecologische voetafdruk, …)
• ook de boeken zijn een weg naar meer informatie
• proefexemplaren kunnen meegenomen worden van o.a. Knack, MO*Magazine, EVA
(ecologisch vegetarisch initiatief)
(foto: The big ask)
14
TUIN
De tentoonstelling gaat verder in de tuin. De leerlingen worden in de tuin van het museum begeleid
door panelen met tips over hoe je een tuin ecologisch kan aanpassen. De schooltuin kan immers een
geschikt leefgebied vormen voor heel wat dieren en planten. Ook dieren die onderweg zijn van het
ene gebied naar het andere kunnen van de schooltuin gebruik maken: als rustplaats, een plekje om
even bij te tanken. Voor hen is zo’n groene oase een stapsteen in hun reis. Zonder stapstenen wordt
het voor sommige dieren onmogelijk om afstanden te overbruggen.
Tekstpanelen
• Stille oase, groene stapsteen
• Nectarplanten in je tuin
• Een vijver als bron van leven
• De beestentoren, een thuis voor kleine beestjes
• Inheemse planten
• Een schuilplaats voor kleine dieren
• Variatie is de sleutel
Heeft de school voldoende groen of kan het daarnaar evolueren? Wat kunnen leerlingen doen in de
school? Wie hier echt werk van wil maken kan zich laten begeleiden door MOS:
www.milieuzorgopschool.be
Doe-opdrachten voor in de klas
• Opdracht 10: Hoe maak je van je schoolomgeving een ecologisch stukje groen?
Tien tips voor een groene schooltuin!
Een ecologische tuin wordt nogal eens gelijkgesteld met een verwilderde of verwaarloosde tuin. Niets
is minder waar! Iedereen kan, zonder veel moeite, van zijn tuin een natuurlijk, plant- en diervriendelijk
hoekje maken. Hieronder vind je tien concrete tips!
1. Plant nectarplanten in je tuin
Vlinders en andere insecten voeden zich vooral met nectar. Plant daarom vooral bloemen die veel
nectar produceren, zoals hemelsleutel, lavendel, wilde marjolein of verbena.
2. Plant inheemse bomen en struiken in je tuin
Inheemse bomen en struiken hebben voor vogels en insecten veel meer te bieden dan uitheemse. Ze
zorgen zowel voor een uitgebreid voedselaanbod (o.a. bessen) als voor nestgelegenheid.
3. Zorg voor gelaagdheid: kruidlaag, struiklaag, boomlaag
In een natuurlijk bos zie je verschillende ‘lagen’. Die kan je ook in je tuin creëren: op de bodem laat je
hier en daar bladeren liggen zodat een humuslaag ontstaat, plant kruiden en lage planten aan, wat
struiken en - als je tuin groot genoeg is - hogere bomen.
4. Zorg voor nestgelegenheid voor vogels en insecten
Door nestkastjes voor vogels aan te bieden, krijg je meer soorten vogels in je tuin. Leuk zijn
nestblokken voor solitaire bijen, belangrijke bestuivers. Wist je dat er ook voor oorwormen en
hommels ‘nest’kastjes bestaan?
15
5. Creëer een ruig hoekje in je tuin
Een hoekje in de tuin dat je laat verwilderen, kan voor veel dieren belangrijk zijn. Wist je dat de rupsen
van de dagpauwoog, de atalanta, de kleine vos en het landkaartje, vier mooie dagvlinders, enkel
bladeren van brandnetels eten?
6. Dood hout zorgt voor leven
Dode takken of stammen moet je niet meteen verbranden of weggooien. Snoeihout kan je verwerken
in een mooie takkenwal die als afsluiting dienst kan doen. Onder een hoopje dode takken of
houtblokken vinden salamanders en egels geschikte plekjes om de winter door te brengen.
7. Maak van je gazon een hooiland
Wie een groot gazon heeft, kan ervoor kiezen om tenminste een deel ervan om te vormen tot
bloemenweide of hooiland. Dat hoef je slechts één- of tweemaal per jaar te maaien. Door dit hooiland
kan je wel netjes gemaaide paadjes aanleggen, zodat het toch een verzorgde aanblik geeft. Je zal
zien dat sprinkhanen, wantsen en vlinders vanzelf zullen verschijnen.
8. Een vijver als bron van leven
Als je voldoende ruimte hebt in je tuin, kan je kiezen voor de aanleg van een tuinvijver. Zorg voor een
geleidelijke oeverzone met inheemse waterplanten en weet dat vissen zich te goed zullen doen aan
kikkervisjes en waterbeestjes.
9. Gebruik geen pesticiden
Het gebruik van pesticiden zorgt voor minder insecten in je tuin. Wist je dat bestrijdingsmiddelen één
van de oorzaken van de achteruitgang van vlinders zijn?
10. Bemesten hoeft niet
Bemesten in de tuin is helemaal niet nodig. Voor ieder type grond - arm of rijk - bestaan voldoende
diverse planten om je tuin op te fleuren. Wil je de grond verbeteren om met succes wat groenten te
telen, kies dan voor natuurlijke meststoffen in plaats van kunstmeststof.
16
Extra informatie
Leerplandoelstellingen
• In een biotoop een grote verscheidenheid van planten en dieren kunnen vaststellen.
• Met voorbeelden illustreren dat de omgeving het voorkomen van levende wezens beïnvloedt
en omgekeerd.
• Onderlinge relaties tussen levende wezens kunnen vaststellen en verduidelijken dat de
organismen een levensgemeenschap vormen waarin voedselrelaties voorkomen.
• Aan de hand van concrete voorbeelden van een biotoop een eenvoudige voedselketen
kunnen opstellen.
• In de bestudeerde biotoop de invloed van de mens kunnen vaststellen en zijn invloed op het
biologisch evenwicht kunnen verwoorden.
• De invloed van de mens kunnen vaststellen en hierover een waardeoordeel kunnen
uitspreken.
• Invloed van organismen op het milieu aantonen.
Eindtermen
• Verduidelijken dat de organismen van een biotoop een levensgemeenschap vormen waarin
voedselrelaties voorkomen. Leerlingen kunnen in dit verband de begrippen voedselketen en
voedselweb hanteren en kennen het belang van producenten, consumenten en reducenten.
• Met voorbeelden illustreren dat de omgeving het voorkomen van levende wezens beïnvloedt
en omgekeerd.
• Voorbeelden geven waaruit blijkt dat de mens natuur en milieu beïnvloedt en dat hierdoor het
biologisch evenwicht kan gewijzigd worden.
• Aangeven welke factoren een rol kunnen spelen en hoe ze kunnen worden onderzocht.
• Feiten kunnen onderscheiden van meningen of vermoedens.
• Conclusies kunnen trekken en deze kunnen verantwoorden.
• Aantonen dat verantwoord handelen van individu en maatschappij noodzakelijk zijn voor het
milieu.
• Een kritisch oordeel kunnen formuleren over de uitdagingen waar we voor staan.
• Aandacht hebben voor de eigen gezondheid en die van anderen.
• Voorbeelden kunnen geven van interacties tussen organismen en hun omgeving en van
interacties tussen organismen onderling.
• Met voorbeelden kunnen illustreren dat micro-organismen uiteenlopende functies vervullen in
de natuur.
Voor specifieke leerplandoelstellingen en eindtermen verwijzen we naar
• http://www.gemeenschapsonderwijs.be/sites/portaal_nieuw/SO/Leerplannen/Pages/default.as
px
• http://www.vvkso.be/
Bronnen
WWF, WWF België, 19/11/08,http://www.wwf.be/NL/?inc=page&pageid=106
AL GORE, Global Warming, Het gevaar van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen doen, De
Morgen, 2006
F. DE FACQ, e.a., Biologie 1, exploratie- experimentenschrift 2, De Sikkel, 1998
17
Natuurpunt Educatie
Graatakker 11 • 2300 Turnhout • tel 014-47 29 55 • www.natuureducatie.be
Open van dinsdag tot zaterdag van 10 tot 17 uur