pdf artikel - Geotechniek
pdf artikel - Geotechniek
pdf artikel - Geotechniek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 62<br />
Samenvatting:<br />
Isotachenmodellen:<br />
help hoe kom ik aan de<br />
parameters?<br />
ISOTACHENMODELLEN:<br />
HELP, HOE KOM IK AAN DE<br />
Isotachenmodellen werden in het vorige<br />
nummer van <strong>Geotechniek</strong> gepresenteerd als<br />
basis voor betere zettingsvoorspellingen.<br />
Nieuwe zettingsmodellen kunnen echter nog<br />
zo goed zijn, de berekeningsuitkomsten zijn<br />
nooit beter dan de parameters die erin<br />
gestopt worden.<br />
De parameters van de twee isotachenmodellen<br />
in MSettle, NEN-Bjerrum en a,b,cisotachen,<br />
kunnen op simpele wijze bepaald<br />
worden. De parameterbepaling aan de hand<br />
van de samendrukkingsproef sluit volledig<br />
aan bij de C c , C α -methode van NEN 5118.<br />
Een alternatieve route is de isotachenparameters<br />
af te leiden uit parameterinterrelaties<br />
tussen Bjerrum en a,b,c; uit<br />
correlaties met γ nat ; of uit correlaties met de<br />
Koppejan-parameters met behulp van<br />
neurale netwerken.<br />
PARAMETERS?<br />
■ dr.ir. E.J. den Haan, drs. H.M. van Essen, ir. M.A.T. Visschedijk,<br />
ir. J. Maccabiani (GeoDelft)<br />
Inleiding<br />
Isotachenmodellen werden in het vorige nummer gepresenteerd als de<br />
basis voor betere zettingsvoorspellingen (Den Haan, 2003). In de praktijk<br />
zijn daarmee al forse besparingen gerealiseerd, bijvoorbeeld bij het<br />
ontwerp van de Betuweroute (Molendijk & Dykstra, 2003). Nieuwe<br />
zettingsmodellen kunnen nog zo goed zijn, de berekeningen zijn nooit<br />
beter dan de parameters die erin gestopt worden. De parameters van de<br />
twee isotachenmodellen in MSettle kunnen op simpele wijze bepaald<br />
worden, en in dit <strong>artikel</strong> willen we dat demonstreren. De parameterbepaling<br />
aan de hand van de samendrukkingsproef sluit volledig aan bij<br />
de C c ,C α -methode van NEN 5118 en NEN 6740, en dit wordt<br />
geïllustreerd met een proef op een slappe humeuze klei. Daarna laten we<br />
zien hoe de isotachenparameters ook verkregen kunnen worden via<br />
correlaties en via inter-relaties met de bekende Koppejan-parameters.<br />
NEN 5118<br />
De vigerende norm in Nederland voor de samendrukkingsproef, NEN<br />
5118, hanteert internationaal gangbare methoden, en heeft de vooral in<br />
Nederland populaire methode van Buisman/Koppejan verwezen naar een<br />
bijlage. Figuur 1 laat de uitwerking volgens de NEN-methode zien voor<br />
een samendrukkingsproef op een humeus kleimonster van Hazerswoude.<br />
Er zijn horizontaal twee schalen uitgezet: tijd en spanning. De opgetreden<br />
rek onder de opeenvolgende belastingsstappen is uitgezet tegen de tijd na<br />
het begin van de proef, en voor elke stap ook voor de tijd na het begin<br />
van de stap. De stappen waren elk circa 24 uur, op stap 2 na die 72 uur<br />
duurde (weekeinde). De rek na 24 uur wordt uitgezet tegen de<br />
bijbehorende belasting, en het gemeten gedrag wordt geïdealiseerd tot<br />
een bilinear verband, gekarakteriseerd door de hellingen RR en CR, en<br />
gescheiden door de grensspanning p g . De kruipparameter C α volgt uit de<br />
helling van de rek - tijd in de stap krommen. In het figuur is de laatste<br />
stap met behulp van deze parameter geëxtrapoleerd.<br />
Ter referentie is ook de uitwerking volgens Koppejan gegeven in Figuur 2.<br />
De methode Koppejan leidt echter tot veel te ongunstige extrapolaties<br />
62 | <strong>Geotechniek</strong> | januari 2004
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 63<br />
σ v<br />
' in kPa<br />
10 100 1000<br />
RR<br />
p g<br />
0.05<br />
CR<br />
lineaire rek<br />
0.1<br />
0.15<br />
rek - tijd; gemeten<br />
rek - tijd in de stap; gemeten<br />
extrapolatie laatste stap<br />
rek - spanning; t = 1 dag<br />
bepaling grensspanning<br />
0.2<br />
C α<br />
0.25<br />
0.1 1.0 10.0<br />
tijd in dagen<br />
■ Figuur 1: Uitwerking van een samendrukkingsproef op humeuze klei van Hazerswoude volgens de NEN-methode<br />
σ v ' in kPa<br />
10 100 1000<br />
C p +C s<br />
C p<br />
p g<br />
0.05<br />
C p<br />
'<br />
lineaire rek<br />
0.1<br />
0.15<br />
rek - tijd; gemeten<br />
C p '+C s '<br />
0.2<br />
rek - tijd asymptoten volgens Keverling Buisman<br />
rek - spanning; t = 1 dag<br />
rek - spanning; t = 10 dagen<br />
0.25<br />
0.1 1.0 10.0<br />
tijd in dagen<br />
■ Figuur 2: Uitwerking van dezelfde samendrukkingsproef als in Figuur 1 volgens de Koppejan-methode<br />
januari 2004 | <strong>Geotechniek</strong> | 63
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 64<br />
De uitvoering van de samendrukkingsproef<br />
Samendrukkingsproeven worden in het algemeen als<br />
5-staps proeven uitgevoerd waarbij elke stap 1 dag<br />
duurt, zoals ook de hier behandelde proef op<br />
Hazerswoudeklei. Voor de keuze van de belastingen<br />
wordt veelal de derde stap op het niveau van de<br />
veronderstelde grensspanning gekozen. De eerste twee<br />
stappen worden dan in het voorbelaste gebied en de<br />
laatste twee in het niet voorbelaste ‘maagdelijke’ traject<br />
gekozen. De grensspanning, de overgang tussen beide<br />
trajecten, kan door allerlei oorzaken als voorbelasting,<br />
verkitting en aging echter beduidend hoger liggen dan<br />
uit de massa van de bovenliggende grondlagen kan<br />
worden afgeleid. Een Over Consolidation Ratio (OCR)<br />
van twee of meer is geen uitzondering. Het is derhalve<br />
raadzaam de twee hoogste spanningsniveau’s ver boven<br />
de berekende grensspanning te kiezen, zodat er van kan<br />
worden uitgegaan dat deze spanningsniveau’s beide in<br />
maagdelijk gebied liggen. Als dit niet het geval is, wordt<br />
een te hoge maagdelijke stijfheid verondersteld; er wordt<br />
immers voor een deel voorbelast gedrag meegenomen in<br />
de laatste twee stappen. Ook wordt er hierdoor een te<br />
lage grensspanning verondersteld. Het feit dat te lage<br />
spanningen zijn gekozen voor de hoogste twee<br />
spanningsniveau’s is uit de resultaten van de proeven<br />
achteraf niet af te leiden; de twee punten liggen immers<br />
altijd op één lijn.<br />
Een probleem bij de bepaling van de herbelaststijfheid is<br />
dat verstoringen ten gevolge van het boren en prepareren<br />
van het monster een verlaging van deze parameter<br />
tot gevolg kan hebben. Beter is het daarom deze<br />
parameter uit een ontlast- en herbelastlus af te leiden.<br />
Deze ontlast- en herbelastlus kan dan het beste boven de<br />
grensspanning worden gekozen, zodat de bepaling<br />
hiervan niet wordt beïnvloed.<br />
Voor een juiste bepaling van de kruipparameter is het<br />
noodzakelijk dat een stap voldoende lang wordt doorgezet<br />
om een verantwoorde raaklijn te trekken langs de<br />
rechte uitloop van de zettingscurve (ε-log(t)). Vooral bij<br />
zware kleiën blijkt een stapduur van 1 dag hiervoor<br />
onvoldoende te zijn; de consolidatiefase gaat dan vaak<br />
net over in de kruipfase. Voor de benaderende bepaling<br />
van de isotachenparameters die in dit <strong>artikel</strong> beschreven<br />
wordt, mag de kruipfase echter niet te lang duren.<br />
Een tijdsduur van 3 tot 4 dagen per stap (2 stappen per<br />
week) is dan een werkbaar compromis.<br />
van de zetting, zie Den Haan (2003). Dat is ook de reden<br />
geweest om het in het normblad een ondergeschikte plaats<br />
te geven.<br />
Het alternatief, de C c ,C α -methode, is echter niet populair<br />
geworden, vooral omdat onduidelijk is hoe om te gaan met<br />
de kruiptijd bij veranderende belasting zoals bij gefaseerd<br />
ophogen. De kruipcoëfficiënt C α is onafhankelijk van de<br />
spanning, en als men de kruiptijd opnieuw laat lopen vanaf<br />
elke spanningsverandering, worden buitensporige seculaire<br />
(kruip) vervormingen berekend. Het isotachenconcept lost<br />
dit probleem op door onderscheid te maken in kruiptijd en<br />
tijd na belasten, en de kruiptijd te vertalen in een kruipreksnelheid.<br />
Dit is uitgelegd in Den Haan (2003) maar het<br />
echte goede nieuws is dat de parameters van de NENmethode<br />
bruikbaar zijn als isotachenparameters. En wel in<br />
het NEN-Bjerrum isotachenmodel, zo genoemd omdat het<br />
aansluit bij de NEN, maar beter dan de NEN-methode de<br />
oorspronkelijke ideeën van Bjerrum modelleert.<br />
Natuurlijke rek<br />
Naast het NEN-Bjerrum isotachenmodel, dat gebruik maakt<br />
van (gewone) lineaire rek (ε), is er het a,b,c-isotachenmodel<br />
dat gebruik maakt van natuurlijke rek (ε H ), zie ook Den<br />
Haan (2003). In slappe klei en veen zoals dat overal in<br />
Nederland wordt tegengekomen, zijn de samendrukkingslijnen<br />
( ε − logσ v<br />
′ en ε − log t ) soms krommer dan<br />
wenselijk is om met een constante helling te kunnen<br />
karakteriseren. Dan is toepassing van natuurlijke rek de<br />
oplossing. Figuur 3 laat dit zien voor een samendrukkingsproef<br />
op veen. De maagdelijke tak van de curve is niet recht<br />
en de bepaling van CR, de helling van de curve, is dus<br />
enigszins arbitrair. Met natuurljke rek is de helling perfect<br />
H<br />
recht en b = ∆ε / ∆ lnσ<br />
v′<br />
is dus exact te bepalen.<br />
Dit houdt niet alleen in dat samendrukkingsberekeningen<br />
nauwkeuriger kunnen zijn, maar ook dat parametercorrelaties<br />
scherper zullen zijn voor b dan voor CR.<br />
Ook om een andere reden is natuurlijke rek voor slappe<br />
grond een goede maat. Bekend is het probleem van het<br />
kiezen van de juiste referentiehoogte voor de lineaire rek:<br />
hoogte aan begin van de proef, hoogte aan begin van de<br />
stap, hoogte bij de terreinspanning, hoogte aan het begin<br />
van de kruipstaart etc. Bijvoorbeeld: als de kruipstaart van<br />
de derde stap begint bij een totale rek ε i , moet nu C α<br />
bepaald worden ten opzichte van h o aan het begin van de<br />
proef, of ten opzichte van h o (1-ε i )? In slappe grond kan dit<br />
verschil significant zijn.<br />
Bij gebruik van natuurlijke rek vervalt dit probleem omdat<br />
rekincrementen steeds ten opzichte van de huidige hoogte<br />
worden genomen, en desondanks opgeteld toch de totale<br />
natuurlijke rek blijven geven.<br />
Bij de uitwerking van de voorbeeldproef op de Hazerswoudeklei<br />
wordt de natuurlijke rekparameter b net als CR<br />
genomen over de laatste ε − ′ tak. Eventuele kromming<br />
σ v<br />
64 | <strong>Geotechniek</strong> | januari 2004
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 65<br />
van de maagdelijke tak komt dan niet tot uiting en er is een<br />
simpele relatie tussen b en CR:<br />
∆ε = −(h<br />
− h )/h ;<br />
∆ε<br />
H<br />
5<br />
= − ∆ln(<br />
1−<br />
ε) = − ln(h<br />
/h<br />
H<br />
CR ∆ε<br />
b =<br />
ln(<br />
10 ) ∆ε<br />
4<br />
o<br />
b = ∆ε<br />
/∆ln<br />
σ′<br />
waarin bijv. h 5 de hoogte van het monster is na 24 uur in de<br />
vijfde stap. Hetzelfde gaat op voor de andere parameters en<br />
de uitwerking met natuurlijke rek is dus nauwelijks anders<br />
dan voor lineaire rek. De grafische uitwerking volgens de<br />
a,b,c-methode wordt daarom hier achterwege gelaten.<br />
Na vervanging van de verticale ε-as door ε Η is de uitwerking<br />
volledig analoog. Blijft staan dat het a,b,c-model het gedrag<br />
beter beschrijft, en bij grotere rekken is toepassing van<br />
natuurlijke rek en de a,b,c-parameters beslist aan te<br />
bevelen.<br />
Formele Definities en Benaderingen<br />
Tabel 1 bevat de definities van de verschillende parameters.<br />
5<br />
4<br />
);<br />
CR = ∆ε/∆log<br />
σ′<br />
H<br />
v<br />
v<br />
0.0<br />
0.2<br />
0.4<br />
0.6<br />
0.8<br />
1 10 100 1000<br />
ε Η , ε [-]<br />
↓<br />
Er zijn twee sets definities gegeven: de Formele Definities<br />
volgens het isotachenconcept, en de set “Definitie volgens<br />
Benadering” die overeenstemt met het bovenbeschrevene.<br />
De benadering bestaat erin dat de 1-dags spanningsrekkromme<br />
als referentie-isotach wordt genomen, en de<br />
b<br />
ln(10)<br />
σ v ' kPa<br />
CR??<br />
BetuweRoute Sliedrecht. Humeuze klei, γ nat = 1.29 t/m 3<br />
(710402 46A 152/.011-066)<br />
■ Figuur 3: K 0 -C.R.S. proef op veen.<br />
Natuurlijke rek (ε H ) lineariseert de maagdelijke spannings-rek relatie nagenoeg<br />
perfect. De parameter b is daarom objectief vast te stellen.<br />
ε<br />
ε Η<br />
→<br />
Symbool Naam Formele Definitie Definitie volgens<br />
Benadering<br />
NEN-Bjerrum isotachenmodel a,b,c-isotachenmodel<br />
a<br />
b<br />
c<br />
sw<br />
RR= C<br />
1+e<br />
c<br />
CR= C<br />
1+e<br />
C α<br />
o<br />
o<br />
directe<br />
compressiecoëfficiënt<br />
seculaire<br />
compressiecoëfficiënt<br />
seculaire<br />
reksnelheidscoëfficiënt<br />
recompressie ratio<br />
compressie ratio<br />
kruipcoëfficiënt<br />
H<br />
d<br />
∆ε<br />
∆ ln σ ′<br />
⎡ ∆ε<br />
⎢<br />
⎢⎣<br />
∆<br />
H<br />
v<br />
⎤<br />
⎥<br />
′<br />
ln σ<br />
v ⎥⎦<br />
. H<br />
ε s = constant<br />
H<br />
⎡ ∆ε<br />
s<br />
⎢<br />
⎣− ∆ ln ε<br />
.<br />
∆ε<br />
d<br />
∆ logσ<br />
′<br />
v<br />
H<br />
s<br />
⎤<br />
⎥<br />
⎦<br />
⎡ ∆ε<br />
⎤<br />
⎢ ⎥<br />
⎣∆<br />
log σ ′<br />
v ⎦ .<br />
⎡ ∆ε<br />
s<br />
⎢<br />
⎣− ∆ log ε<br />
.<br />
s<br />
σ ′ v = constant<br />
ε s = constant<br />
⎤<br />
⎥<br />
⎦<br />
σ ′ v = constant<br />
⎡<br />
H<br />
∆ε<br />
⎤<br />
⎢ ⎥<br />
⎣∆<br />
ln σ ′<br />
v ⎦<br />
⎡<br />
H<br />
∆ε<br />
⎤<br />
⎢ ⎥<br />
⎣∆<br />
ln σ ′<br />
v ⎦<br />
H<br />
⎡ ∆ε<br />
⎢<br />
⎣ ∆ ln<br />
⎤<br />
⎥<br />
σ ′<br />
v < p g<br />
σ ′<br />
v > p g<br />
t ⎦ σ v′<br />
= constant<br />
⎡ ∆ε<br />
⎤<br />
⎢ ⎥<br />
⎣∆<br />
log σ ′ ⎦<br />
⎡ ∆ε<br />
⎤<br />
⎢ ⎥<br />
⎣∆<br />
log σ ′ ⎦<br />
⎡ ∆ε<br />
⎢<br />
⎣ ∆ log<br />
v σ v′<br />
< p g<br />
v σ v′<br />
> p g<br />
⎤<br />
⎥<br />
t ⎦ σ v′<br />
= constant<br />
Notaties<br />
ε ⋅ dε / dt , verkorte schrijfwijze voor de tijdsafgeleide van de rek<br />
ε Η<br />
natuurlijke (Hencky) rek<br />
■ Tabel 1: Samendrukbaarheidsparameters: Symbolen, namen en definities<br />
ε d<br />
ε s<br />
directe (elastische) rek<br />
seculaire (kruip) rek<br />
januari 2004 | <strong>Geotechniek</strong> | 65
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 66<br />
MODEL herbelast-parameters grensspanning maagdelijke<br />
samendrukkingsparameters<br />
NEN-Bjerrum RR = 0.0338 p g = 66.8 kPa CR = 0.351 C α = 0.0237<br />
Koppejan 1/C p = 0.0143 1/C s = 0.00157 p g = 64.9 kPa 1/C p ' = 0.144 1/C s ' = 0.0515<br />
a,b,c-model a = 0.0149 p g = 70.7kPa b = 0.182 c = 0.0124<br />
■ Tabel 2: Samendrukbaarheidsparameters van Hazerswoudeklei volgens verschillende modellen<br />
gemeten zettings-tijdlijnen als zettings-kruiptijdlijnen<br />
worden genomen. De benaderingen zijn geoorloofd mits:<br />
- de stapgrootten van een samendrukkingsproef voldoende<br />
groot zijn (belastingsincrementen minstens 50% van de<br />
aanwezige belasting),<br />
- de stappen niet te lang duren (hooguit 3 dagen),<br />
- en de grond voldoende slap is (bijvoorbeeld slappe<br />
Nederlandse grond).<br />
De formele uitwerking wordt hier niet behandeld, maar uit<br />
de beschrijving van het a,b,c-isotachenmodel in Den Haan<br />
(2003) is wel op te maken hoe dat zou moeten.<br />
Ten opzichte van de NEN introduceren we hier de<br />
parameters RR en CR in plaats van C sw en C c . Het voordeel<br />
is dat het poriëngetal nu niet bekend hoeft te zijn.<br />
In Tabel 2 zijn alle bepaalde parameters van de proef op<br />
Hazerswoudeklei gegeven.<br />
Parameter-interrelaties<br />
Naast de differentiële relaties tussen de lineaire- en de<br />
natuurlijke rekparameters, kunnen ook incrementele relaties<br />
worden opgesteld:<br />
dε<br />
H<br />
De volgende parameter-interrelaties ontstaan dan:<br />
a = RR / ln(10)(1 − ε )<br />
b = CR / ln(10)(1 − ε )<br />
c = C<br />
dε<br />
=<br />
1 − ε<br />
α<br />
/ ln(10)(1 − ε )<br />
waarbij de gemiddeld optredende rek een goede keuze voor<br />
ε is. In Tabel 2 bijvoorbeeld, is er overeenstemming tussen a<br />
en RR bij ε = 0.015, tussen b en CR bij ε = 0.16, en tussen c<br />
en C α bij ε = 0.17.<br />
⎡ ⎛ p<br />
ln⎢1<br />
− RR log⎜<br />
⎢⎣<br />
⎝ σ<br />
a = −<br />
⎛ pg<br />
⎞<br />
ln⎜<br />
⎟<br />
⎝ σ 0 ⎠<br />
g<br />
0<br />
⎞⎤<br />
⎟<br />
⎥<br />
⎠⎥⎦<br />
b =<br />
[ − ε ]<br />
ln 1<br />
p<br />
⎡<br />
⎛ σ ′ ⎞⎤<br />
− ln⎢1<br />
− ε ⎜ ⎟<br />
p<br />
− CR log ⎥<br />
⎢⎣<br />
⎝<br />
pg<br />
⎠⎥⎦<br />
⎛ ′ ⎞<br />
ln⎜<br />
σ<br />
⎟<br />
⎝ pg<br />
⎠<br />
,<br />
⎛ p<br />
ε p<br />
= RR log ⎜<br />
⎝ σ<br />
g<br />
0<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠<br />
c =<br />
[ − ε ]<br />
ln 1<br />
prim<br />
⎡<br />
− ln⎢1<br />
− ε<br />
⎣<br />
⎛ t<br />
ln⎜<br />
⎝ t0<br />
prim<br />
⎞<br />
⎟<br />
⎠<br />
− C<br />
α<br />
⎛ t ⎞⎤<br />
log⎜<br />
⎟<br />
⎥<br />
⎝ t0<br />
⎠⎦<br />
,<br />
ε<br />
prim<br />
⎛ p<br />
= RRlog⎜<br />
⎝ σ<br />
g<br />
0<br />
⎞ ⎛ ⎞<br />
⎜<br />
σ ′<br />
⎟<br />
⎟<br />
+ CR log<br />
⎠ ⎝<br />
pg<br />
⎠<br />
■ Tabel 3: Transformatie van NEN naar a,b,c parameters op basis van eindzetting<br />
66 | <strong>Geotechniek</strong> | januari 2004
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 67<br />
Parameter-interrelaties op basis van eindzetting<br />
De parameter-interrelaties zijn ook op te stellen op basis van<br />
de eindzetting. De theoretische uitdrukkingen voor de<br />
zettingen van beide isotachenmodellen worden bij een<br />
zekere spanning en op een zekere eindtijd aan elkaar<br />
gelijkgesteld, met de interrelaties van Tabel 3 als resultaat.<br />
Natuurlijk zullen de totale zettingcurves van elkaar<br />
verschillen, en het blijft te verkiezen de parameters<br />
rechtstreeks uit proeven te bepalen.<br />
0.5<br />
0.4<br />
0.3<br />
0.2<br />
b<br />
Zegveldpolder<br />
Haastrecht<br />
van Brienenoord corridor<br />
N.Y. org. silty clay (Schmertmann)<br />
Soft clay Bangkok<br />
Voorbeeldproef. Hazerswoude<br />
ANN<br />
Er kunnen zelfs interrelaties met de Koppejan parameters<br />
worden opgesteld:<br />
ln(10) ln(10) ln( σ ′ / pg )<br />
RR = , CR = , C<br />
,<br />
α<br />
=<br />
C<br />
C ′<br />
C′<br />
p<br />
p<br />
s<br />
en met Tabel 3 kunnen deze doorvertaald worden naar a, b<br />
en c. In de uitdrukking voor C α komt de spanningsafhankelijkheid<br />
van de Koppejan-parameters tot uiting.<br />
De seculaire vervorming vóór de grensspanning wordt<br />
gemakshalve verwaarloosd. Ook wordt niet verdisconteerd<br />
dat de primaire parameters bij Koppejan te gunstig worden<br />
bepaald door het gebruikte superpositiebeginsel, en de<br />
seculaire parameters te ongunstig. De benaderingen ten<br />
aanzien van de tijd in plaats van de intrinsieke kruiptijd zijn<br />
al genoemd.<br />
C.R.S. proef<br />
De Constant Rate of Strain proef maakt momenteel<br />
opgang. De samendrukking wordt hierin tot stand gebracht<br />
met een plunjer die met een opgelegde, lage snelheid<br />
(constant rate of strain) omlaag wordt bewogen.<br />
De parameters RR, CR, C α resp. a,b,c kunnen ook uit deze<br />
proef worden bepaald; de Koppejan-parameters echter niet.<br />
Door tevens de horizontale gronddruk te meten tijdens de<br />
proef (K 0 -C.R.S.) kunnen de parameters van het Plaxis soft<br />
soil creep model worden bepaald. Zie Den Haan et al.<br />
(2001) en Den Haan & Kamao (2003).<br />
Correlaties met γ nat<br />
Correlaties kunnen behulpzaam zijn bij de parameterkeuze,<br />
zowel als toets voor op andere wijze bepaalde parameters,<br />
of desnoods als enige bepalingswijze. Correlaties zullen voor<br />
de a,b,c parameters door de geringere subjectiviteit,<br />
scherper zijn dan voor RR, CR en C α , en het verdient<br />
daarom de voorkeur om correlaties in a, b en c op te stellen,<br />
en eventueel de lineaire parameters in een vervolgstap te<br />
bepalen uit de parameter-interrelaties.<br />
In de afgelopen tijd zijn correlaties beschikbaar gekomen<br />
voor de a,b,c parameters van veen en humeuze klei, zie<br />
Figuur 4. Ze zijn alle gebaseerd op het natte volumegewicht<br />
van de grond. Figuur 4a geeft b voor een aantal grondsoorten<br />
van verschillende locaties. De parameters a en c<br />
worden veelal via verhoudingsgetallen met b bepaald: zie<br />
Figuren 4b en 4c als voorbeeld. Deze verhoudingsgetallen<br />
0.1<br />
0<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
b = 0.326 ( γ nat / γ w<br />
) -2.11<br />
0.9 1.1 1.3 1.5 1.7<br />
γ<br />
nat<br />
/ γ w<br />
■ Figuur 4a: Correlatie van b met γ nat , diverse grondsoorten<br />
(Den Haan, 1994)<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
b/a<br />
0.9 1.1 1.3 1.5 1.7 1.9<br />
γ nat / γ w<br />
b/c<br />
boring 11.7<br />
boring 16.7<br />
Voorbeeldproef<br />
ANN<br />
boring 11.7<br />
boring 16.7<br />
Voorbeeldproef<br />
■ Figuur 4b: Correlatie van b/a met γ nat voor humeuze klei en veen van de<br />
Betuweroute nabij Sliedrecht.<br />
0.9 1.1 1.3 1.5 1.7 1.9<br />
γ nat / γ w<br />
■ Figuur 4c: Correlatie van b/c met γ nat voor humeuze klei en veen van de<br />
Betuweroute nabij Sliedrecht.<br />
ANN<br />
januari 2004 | <strong>Geotechniek</strong> | 67
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 68<br />
gelden ook voor het lineaire NEN-Bjerrum isotachenmodel:<br />
b/a = CR/RR en b/c = CR/C α . De a-waarden die aan<br />
Figuur 4b ten grondslag liggen zijn bepaald met een<br />
ontlast/herbelastlus. Hiermee wordt het effect van monsterverstoring<br />
in de initiële fasen van een samendrukkingsproef<br />
vermeden, en de resulterende verhouding b/a is met 5-10<br />
hoger dan veelal wordt aangenomen. De verhouding b/c is<br />
in slappe organische grond kennelijk afhankelijk van de<br />
grondsoort en kan aanzienlijk lager zijn dan de factor 15 à<br />
25 die wel eens wordt aangenomen.<br />
De a, b en c parameters van de voorbeeldproef (Tabel 2)<br />
zijn in Figuur 4 uitgezet. De overeenstemming is goed en<br />
bevestigt de bruikbaarheid van de correlaties. Andere<br />
eigenschappen zoals watergehalte, de Atterbergse indices<br />
etc. kunnen ook voor correlaties gebruikt worden. Het Delft<br />
Cluster rapport 071.04.02/76 bevat een schat aan bruikbare<br />
correlaties voor het a,b,c-model, zie www.delftcluster.nl<br />
onder DC Publications.<br />
Kunstmatig neuraal netwerk<br />
Hiervoor zijn al de correlaties genoemd om op basis van het<br />
nat volumegewicht de isotachenparameters a,b,c af te<br />
schatten. Ook is aangetoond dat voor een analytische<br />
omrekening van Koppejan-parameters naar isotachenparameters<br />
de spanningen waarbij de proeven zijn uitgevoerd<br />
bekend moeten zijn. Er zullen echter gevallen zijn waar naast<br />
het nat volumegewicht ook de Koppejan-samendrukkingsparameters<br />
bekend zijn, maar waarbij de ruwe proefresultaten<br />
niet meer voorhanden zijn. Om deze extra kennis toch<br />
te benutten is een neuraal netwerk opgesteld.<br />
In het kader van de Eureka Prijsvraag (Van den Berg &<br />
Barends, 2002) is onderzocht of een kunstmatig neuraal<br />
netwerk, een techniek afkomstig uit de Kunstmatige<br />
Intelligentie, een goede correlatie kan vinden tussen samendrukkingsparameters<br />
van het Koppejanmodel en het<br />
isotachenmodel. Een nauwkeurige uitleg van het gebruik van<br />
neurale netwerken is te vinden in Bishop (1996), maar kort<br />
gezegd kan met deze techniek op een zeer efficiënte manier<br />
multidimensionale niet-lineaire regressie uitgevoerd worden.<br />
Op basis van voorbeelden van in- en uitvoer traint het<br />
netwerk zichzelf in het leggen van de correlaties. Zie Figuur 5.<br />
■ Figuur 5:<br />
Schema Neuraal Netwerk voor bepaling a,b,c uit γ nat , C p ' en C s '<br />
Er waren 563 oedometer proefresultaten beschikbaar. Alleen<br />
proeven op grondmonsters met een volumegewicht kleiner<br />
dan 17 kN/m 3 zijn gebruikt. Het neurale netwerk is getraind<br />
met 500 proefresultaten, en de overige 63 proefresultaten<br />
zijn gebruikt voor validatie van de nauwkeurigheid van het<br />
netwerk. Het volautomatisch trainen van dit netwerk,<br />
inclusief het zoeken van het geschikte netwerkmodel,<br />
duurde circa 12 uur op een 1GHz desktop PC. Als het<br />
netwerk eenmaal is getraind dan gaat het omrekenen van<br />
parameters in een fractie van een seconde.<br />
De resultaten van het neurale netwerk zijn goed, zie<br />
Tabel 4. Het neurale netwerk kan de isotachenparameters b<br />
en c nauwkeuriger voorspellen dan met traditionele<br />
correlaties mogelijk is. De resultaten voor a zijn slecht en<br />
weerspiegelen de arbitraire bepaling ergens op de<br />
herbelasttak, die bovendien door monsterverstoring niet het<br />
echte gedrag weergeeft. Zoals al eerder gezegd kan a beter<br />
met een ontlastherbelasttak, uitgevoerd na de grensspanning,<br />
worden bepaald.<br />
Met de Koppejan-parameters van de voorbeeldproef op klei<br />
van Hazerswoude als input zijn b, b/c en b/a berekend en in<br />
Figuur 4 weergegeven (ANN = artificial neural network).<br />
De overeenstemming met het proefresultaat is zondermeer<br />
goed, in dit geval zelfs ook voor a.<br />
Samengevat biedt de neurale netwerkmethode een<br />
instrument waarmee de isotachenparameters bepaald<br />
Parameter<br />
a b c<br />
neuraal netwerk (C p ’, C s ’, γ nat )<br />
Mediaan van de fout 68% 10% 27%<br />
Standaardafwijking van de fout 132% 17% 46%<br />
correlaties (γ nat )<br />
Mediaan van de fout 56% 26% 32%<br />
Standaardafwijking van de fout 96% 19% 41%<br />
■ Tabel 4: Prestaties van het neurale netwerk<br />
68 | <strong>Geotechniek</strong> | januari 2004
geo_1-2004_opmaak 01-12-2003 17:23 Pagina 69<br />
kunnen worden, zonder bestaande kennis van de Koppejan<br />
parameters te negeren. Het meenemen van de Koppejan<br />
parameters zorgt zelfs voor een nauwkeuriger schatting van<br />
de a,b,c parameters.<br />
Literatuur<br />
E.J. den Haan (2003).<br />
Het a,b,c-isotachenmodel: hoeksteen van een nieuwe<br />
aanpak van zettingsberekeningen.<br />
<strong>Geotechniek</strong>, oktober, 28-35.<br />
W.O. Molendijk & C.J. Dykstra (2003).<br />
Restzettingen na oplevering: het belang van een<br />
verbeterde voorspellingskracht. Casus Betuweroute<br />
Gorinchem. oktober, 36-42.<br />
E.J. den Haan, B.H.P.A.M. The, M.A. Van (2001).<br />
Het K 0 -C.R.S. - samendrukkingsapparaat<br />
<strong>Geotechniek</strong>, oktober, 55-63<br />
E.J. den Haan & S. Kamao. (2003).<br />
Obtaining isotache parameters from a C.R.S. K 0 -<br />
oedometer. Soils & Foundations, 43, Aug., 4:203-214<br />
E.J. den Haan (1994).<br />
Vertical compression of soils.<br />
Thesis, Delft University Press.<br />
E.J. den Haan & W.O. Molendijk (2002).<br />
Voorspelling restzettingen met het a,b,c-isotachenmodel.<br />
Betuweroute, km. 16.7 en km. 11.7. Delft Cluster<br />
rapport 071.04.02/76, juli.<br />
P. van den Berg & F. Barends (2002).<br />
Eurekaprijs: innovatieprijs voor de <strong>Geotechniek</strong>.<br />
<strong>Geotechniek</strong>, Special oktober.<br />
C.M. Bishop (1994).<br />
“Neural Networks for Pattern Recognition”,<br />
Bookcraft Ltd., U.K.<br />
Geo Techniek<br />
De basis voor mooi werk<br />
www.grontmij.com<br />
geotechniek.houten@grontmij.nl<br />
hjGrontmij<br />
• Funderingstechnieken<br />
• Kadeconstructies<br />
• Waterkeringen<br />
• Onderbouw wegen en spoorwegen<br />
• Ondergronds bouwen<br />
• Grondverbeteringstechnieken<br />
• Grondonderzoek en interpretatie