29.11.2014 Views

Definitief_thesis communicatie maatschappelijk draagvlak ... - ProDef

Definitief_thesis communicatie maatschappelijk draagvlak ... - ProDef

Definitief_thesis communicatie maatschappelijk draagvlak ... - ProDef

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

Ministerie van Defensie<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

Instituut Defensie Leergangen<br />

Opleidingen/HDV05<br />

Bezoekadres:<br />

Brasserskade 227a<br />

Postadres:<br />

MPC 58B<br />

Postbus 20701<br />

2500 ES Den Haag<br />

www.nlda.nl<br />

<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> internationale<br />

inzet krijgsmacht<br />

en<br />

<strong>communicatie</strong><br />

verwerven en behouden<br />

Steller:<br />

Lt-kol J. van der Leij<br />

E-mail: j.vanderleij@hetnet.nl<br />

Thesisbegeleiding:<br />

Lkol B. Terlouw<br />

P. Steenwinkel (BAR)<br />

Prof. dr. J.S. van der Meulen<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Inhoud<br />

Managementsamenvatting 4<br />

1. Voorwoord 6<br />

1.1 Inleiding 6<br />

1.2 Aanleiding 6<br />

1.3 Doelstelling 7<br />

1.4 Centrale vraag 7<br />

1.5 Methodologie en leeswijzer 7<br />

1.6 Beperking 8<br />

2. Draagvlak: relevantie, ontwikkeling en <strong>communicatie</strong> 8<br />

2.1 Inleiding en doelstelling 8<br />

2.2 Wat is <strong>draagvlak</strong>? 8<br />

2.3 Het belang van <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en de inzet 10<br />

2.4 De ontwikkeling van <strong>draagvlak</strong> en belangen 11<br />

2.4.1 Monitor ‘Steun en Draagvlak’ 12<br />

2.4.2 Publieke opinie missie Uruzgan 13<br />

2.4.3 Belang <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken 14<br />

2.4.4 Bevindingen ontwikkeling <strong>draagvlak</strong> 17<br />

2.5 De rol van <strong>communicatie</strong> 17<br />

2.6 Subconclusie 18<br />

3. Toetsingskader <strong>communicatie</strong> internationale inzet krijgsmacht 18<br />

3.1 Inleiding en doelstelling 18<br />

3.1.1 Basismodel <strong>communicatie</strong> en massa<strong>communicatie</strong> 19<br />

3.1.2 Openbaar bestuur en <strong>communicatie</strong> 21<br />

3.1.3 Overheids<strong>communicatie</strong> 22<br />

3.2 Toetsfactoren 23<br />

3.3 Subconclusie 24<br />

4. Huidige <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet krijgsmacht 25<br />

4.1 Inleiding en doelstelling 25<br />

4.2 Zenders 25<br />

4.3 Boodschappen 26<br />

4.4 Media 29<br />

4.5 Ontvangers 32<br />

4.6 Subconclusie 33<br />

5. Toetsing <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet krijgsmacht 33<br />

5.1 Inleiding en doelstelling 33<br />

5.2 Zenders 34<br />

5.3 Boodschappen 35<br />

5.4 Media 37<br />

Pagina 2/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

5.5 Ontvangers 39<br />

6. Conclusies en aanbevelingen 40<br />

6.1 Conclusies 40<br />

6.2 Aanbevelingen 41<br />

Bijlage 1: Interviewlijst 42<br />

Bijlage 2: Literatuurlijst 43<br />

Bijlage 3: Vragenlijst interviews 45<br />

Bijlage 4: Feiten en cijfers 47<br />

Bijlage 5: Uitgangspunten overheids<strong>communicatie</strong> 50<br />

Bijlage 6: Communicatiemodellen 52<br />

Bijlage 7: Voorbeelden <strong>communicatie</strong> buitenland 53<br />

Pagina 3/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Managementsamenvatting<br />

Nederland heeft gekozen voor een actieve en constructieve rol in de wereld. De<br />

krijgsmacht vervult hierbij een belangrijke rol. Om de opgedragen taken goed te<br />

kunnen uitvoeren, is brede steun in de samenleving van vitaal belang. Steun voor de<br />

krijgsmacht als organisatie, voor de taken, de inzet en voor de medewerkers, maar ook<br />

voldoende <strong>draagvlak</strong> voor de kosten. De overheid is ondanks haar streven naar een zo<br />

breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat om de samenleving te overtuigen van<br />

het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de<br />

belangen van de samenleving. Uit de rapporten blijkt dat de steun voor de krijgsmacht<br />

en de taken groot en stabiel is, maar dat voor de missies erg klein. Hierdoor dreigt een<br />

geleidelijke uitholling van het tot nu toe stabiele algemene <strong>draagvlak</strong>.<br />

Het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> vereist een bepaalde<br />

strategie. Deze strategie moet betekenis geven aan de factoren legitimiteit, belangen<br />

en waarden, kosten, succes en leiderschap. Leiderschap appelleert aan de kwaliteit<br />

van de besluitvorming waarbij rekening wordt gehouden met de genoemde factoren,<br />

maar ook aan de wijze waarop daarover verantwoording wordt afgelegd. Voor het<br />

creëren van <strong>draagvlak</strong> is <strong>communicatie</strong> een belangrijke hefboom.<br />

Het belangrijkste doel van overheids<strong>communicatie</strong> is te voldoen aan het recht op<br />

<strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid en het ondersteunen van goed<br />

democratisch bestuur. In dit onderzoek is deze <strong>communicatie</strong> getoetst aan vijf factoren.<br />

⎯<br />

⎯<br />

⎯<br />

⎯<br />

⎯<br />

De overheid is niet anoniem, maar communiceert actief, herkenbaar en<br />

aanspreekbaar over de inzet van de krijgsmacht.<br />

De overheid maakt actief duidelijk welke motieven en overwegingen er zijn voor<br />

de inzet van de krijgsmacht.<br />

De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht is eenduidig, juist, tijdig en<br />

helder.<br />

Overheid kiest op basis van een strategie voor <strong>communicatie</strong> met een groot<br />

bereik van verschillende doelgroepen en mogelijkheden voor interactie.<br />

De burger is in staat zelfstandig een mening te vormen over de inzet van de<br />

krijgsmacht.<br />

De boodschap van de regering en het Ministerie van Buitenlandse Zaken in<br />

beleidsstukken over de inzet van Nederland en ook de krijgsmacht richt zich vooral op<br />

het waarom. Het Ministerie van Defensie richt zich vooral op het wat en hoe van de<br />

inzet.<br />

De boodschap van de regering en de uitvoerende departementen over het<br />

buitenlandse beleid en de inzet van de krijgsmacht als instrument hiervan is algemeen<br />

van aard. De informatie is specifieker als het gaat om specifieke operatie. Uit het<br />

onderzoek komt naar voren dat de <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet<br />

Pagina 4/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

van de krijgsmacht wordt gezien als meedoen en een bijdrage leveren. De<br />

samenleving is voor de overheid weliswaar een primaire doelgroep van <strong>communicatie</strong>,<br />

maar de <strong>communicatie</strong> met de samenleving is een beknopte afgeleide van de<br />

informatie die de regering aan het parlement verstrekt. Daarnaast leidt de nadrukkelijke<br />

rol van Defensie in vergelijking met de andere zenders tot een minder duidelijk<br />

algemeen belang van de inzet van de krijgsmacht. De <strong>communicatie</strong> met de<br />

samenleving is ook versnipperd en niet eenduidig en de informatie die wordt verstrekt<br />

is beknopt. Het Nederlandse belang van de inzet van de krijgsmacht komt in de<br />

<strong>communicatie</strong> van de overheid onvoldoende naar voren. De burger kan daarom in<br />

onvoldoende mate zelfstandig een mening vormen over de legitimiteit van de inzet van<br />

de krijgsmacht. Hierdoor is onduidelijk of de steun voor de inzet van de krijgsmacht<br />

echt beperkt is of is gebaseerd op onvoldoende kennis.<br />

Om het belang van de inzet van de krijgsmacht duidelijker te maken zijn er een aantal<br />

mogelijkheden.<br />

⎯<br />

⎯<br />

⎯<br />

Ontwikkel voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet van de<br />

krijgsmacht een interdepartementale strategie waarin het waarom van de inzet<br />

een belangrijke plaats inneemt.<br />

Draag zorg voor betere een betere coördinatie en afstemming van de<br />

<strong>communicatie</strong> met de samenleving door een versterkte interdepartementale regie.<br />

Centrale regie en strategie overheids<strong>communicatie</strong> van essentieel belang voor<br />

effectiviteit van de <strong>communicatie</strong>; strategie en strategische <strong>communicatie</strong> geeft<br />

een ‘kapstok’ waaraan beslissingen/keuzes kunnen worden opgehangen.<br />

Organiseer een interdepartementaal netwerk om in de samenleving fundamentele<br />

voorlichting te geven over buitenlands beleid en de inzet van de krijgsmacht.<br />

Op basis van deze conclusies en met uitvoering van de gepresenteerde aanbevelingen<br />

is het mogelijk de onvolkomenheden op het gebied van <strong>communicatie</strong> voor het<br />

verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en in het<br />

bijzonder de inzet buiten Nederland te verminderen.<br />

Pagina 5/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

1. Voorwoord<br />

1.1 Inleiding<br />

1.2 Aanleiding<br />

Nederland heeft gekozen voor een actieve en constructieve rol in de wereld. De<br />

krijgsmacht vervult hierbij een belangrijke rol. Het bestaansrecht van die krijgsmacht en<br />

de rol van de krijgsmacht is vastgelegd in de Grondwet 1 . Om de opgedragen taken<br />

goed te kunnen uitvoeren, is brede steun in de samenleving van groot belang. Steun<br />

voor de krijgsmacht als organisatie, voor de taken, de inzet en voor de medewerkers.<br />

In 2007 heeft het kabinet besloten een onderzoek 2 in te stellen naar het niveau van<br />

defensiebestedingen op langere termijn. Dit mede in relatie tot het ambitieniveau en<br />

met aandacht voor het bondgenootschappelijk perspectief. In deze ‘Verkenningen’ zijn<br />

een aantal strategische vragen opgenomen. Hieronder ook een vraag naar de<br />

ontwikkeling van de <strong>maatschappelijk</strong>e steun voor de krijgsmacht sinds 1990 en welke<br />

factoren daarbij van belang zijn. De defensie-uitgaven moeten volgens de minister<br />

kunnen rekenen op brede politieke en <strong>maatschappelijk</strong>e steun.<br />

Uit een rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) 3 blijkt dat brede<br />

steun in de samenleving niet vanzelfsprekend is en om voortdurende aandacht vraagt,<br />

voornamelijk als het gaat om specifieke operaties. Militairhistoricus Bijkerk 4 stelt dat er<br />

een groot en stabiel <strong>draagvlak</strong> is voor het bestaan van de krijgsmacht en haar taken,<br />

maar dat dit tegelijk geen vanzelfsprekendheid is. Hij stelde ook dat voor het huidig<br />

militair optreden in Afghanistan een afdoend <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> nadrukkelijk<br />

ontbreekt wat ook het geval was bij de missie in Irak. Hierdoor dreigt geleidelijke<br />

uitholling van het tot nu toe stabiele algemene <strong>draagvlak</strong>.<br />

De regering heeft in reactie 5 op het rapport van de AIV aangegeven, dat<br />

opeenvolgende kabinetten ervoor moeten zorgen dat Nederland blijft beschikken over<br />

een moderne krijgsmacht die in binnen- en buitenland een belangrijke bijdrage kan<br />

leveren aan vrede en veiligheid. Daarnaast is uit de defensiepublicatie ‘Het vizier op<br />

1 Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden van 24 augustus 1815.<br />

2 Brief minister van Defensie met plan van aanpak voor verkenningen niveau<br />

defensiebestedingen. Kamerbrief TK 31 243 nr. 6 d.d. 7 maart 2008. In het najaar van<br />

2009 wordt het eindrapport van het project ‘Verkenningen’ verwacht.<br />

3 Onderzoek op verzoek van de regering naar maatschappij en krijgsmacht.<br />

4 Bijkerk is militairhistoricus en zelfstandig adviseur, onderzoeker en publicist<br />

ondermeer op het gebied van civiel-militaire betrekkingen. Militaire Spectator nummer<br />

11 2008.<br />

5 Brief minister van Defensie betreffende vaststelling begroting ministerie van Defensie<br />

voor het jaar 2006, nr. 30300 X 134 d.d. 23 augustus 2006.<br />

Pagina 6/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Defensie, interne en externe ideeën voor de krijgsmacht van de toekomst’ (2006)<br />

gebleken dat onvoldoende duidelijk is waar Defensie in het huidige tijdsgewricht voor<br />

staat. Ten slotte heeft de regering vastgesteld 6 dat de krijgsmacht steeds weer moet<br />

bewijzen dat zij het vertrouwen van de burgers en de waardering van de bondgenoten<br />

en partners verdient.<br />

Dit betekent dat er maatregelen nodig zijn om het <strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong> voor de<br />

krijgsmacht te onderhouden en bevorderen. Ik onderzoek de <strong>communicatie</strong> in relatie tot<br />

het onderwerp maatschappij en krijgsmacht.<br />

1.3 Doelstelling<br />

Dit praktijkgericht diagnostische onderzoek levert een kwalitatieve bijdrage aan een<br />

betere <strong>communicatie</strong>praktijk zodat het <strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht<br />

en in het bijzonder de inzet buiten Nederland, behouden en verbeterd wordt.<br />

Het doel van het onderzoek is het verschaffen van inzicht in de achtergronden en<br />

samenhang op het gebied van <strong>communicatie</strong> bij het verwerven en behouden van<br />

<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en in het bijzonder de inzet buiten<br />

Nederland. Voor dit onderzoek kom ik op de volgende centrale vraag.<br />

1.4 Centrale vraag<br />

Welke mogelijkheden zijn er om de onvolkomenheden op het gebied van <strong>communicatie</strong><br />

voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht<br />

en in het bijzonder de inzet buiten Nederland te verminderen?<br />

1.5 Methodologie en leeswijzer<br />

Om antwoord te vinden op de onderzoeksvraag beschouw ik in hoofdstuk twee het<br />

begrip <strong>draagvlak</strong> en de relevantie van <strong>maatschappelijk</strong>e steun voor de krijgsmacht.<br />

Nadat ik de ontwikkelingen van de <strong>maatschappelijk</strong>e steun op basis van<br />

onderzoeksgegevens heb geanalyseerd en geëvalueerd, beschouw ik de factor<br />

<strong>communicatie</strong> in relatie tot het onderwerp <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>.<br />

Het basismodel voor <strong>communicatie</strong>, de theorie van massa<strong>communicatie</strong>, de theorie en<br />

werking van het openbaar bestuur en de regels en principes voor<br />

overheids<strong>communicatie</strong> leveren in hoofdstuk drie de criteria voor een toetsingskader.<br />

In hoofdstuk vier wordt de <strong>communicatie</strong>praktijk van en over de krijgsmacht en haar<br />

inzet geanalyseerd.<br />

6 Ibid voetnoot 5.<br />

Pagina 7/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

In hoofdstuk vijf wordt deze getoetst aan de toetsfactoren. Daarmee verschaf ik inzicht<br />

in de onvolkomenheden (feiten, achtergronden en samenhang) op het terrein van<br />

<strong>communicatie</strong> bij het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de<br />

krijgsmacht en in het bijzonder de inzet van de krijgsmacht buiten Nederland. De<br />

<strong>communicatie</strong>praktijk wordt ook getoetst aan de visie van deskundigen en betrokkenen.<br />

1.6 Beperking<br />

Ik sluit af met conclusies en aanbevelingen.<br />

Communicatie is een overkoepelend begrip voor verschillende vormen van<br />

<strong>communicatie</strong>. Dit onderzoek betreft vooral de formele (externe) <strong>communicatie</strong> tussen<br />

de overheid en de burger in relatie tot de inzet van de krijgsmacht. Het gaat niet over<br />

specifieke <strong>communicatie</strong>vormen zoals arbeidsmarkt<strong>communicatie</strong>, interne<br />

<strong>communicatie</strong> of specifieke vraagstukken op het gebied van identiteit en imago. De<br />

<strong>thesis</strong> gaat ook niet over specifieke maatregelen of de inzet van middelen, maar wel<br />

over het <strong>communicatie</strong>proces, de verschillende rollen en de boodschappen die worden<br />

gecommuniceerd.<br />

2. Draagvlak: relevantie, ontwikkeling en <strong>communicatie</strong><br />

2.1 Inleiding en doelstelling<br />

Om duidelijk te stellen waar het in deze <strong>thesis</strong> over gaat ga ik in dit hoofdstuk in op een<br />

viertal aspecten. Eerst beschrijf ik het begrip <strong>draagvlak</strong>. Daarna beschouw ik de<br />

relevantie van <strong>maatschappelijk</strong>e steun voor de krijgsmacht. Na de analyse en evaluatie<br />

van de ontwikkeling van de <strong>maatschappelijk</strong>e steun en belangen op basis van<br />

onderzoeksgegevens ga ik in op de rol van <strong>communicatie</strong> in relatie tot <strong>maatschappelijk</strong><br />

<strong>draagvlak</strong>. Ik sluit af met een subconclusie.<br />

2.2 Wat is <strong>draagvlak</strong>?<br />

Volgens het woordenboek 7 is <strong>draagvlak</strong> een vlak waarop een last steunt, maar ook een<br />

‘groep die iets ondersteunt of nastreeft: het <strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong>,<br />

ondersteuning, goedkeuring door de gemeenschap' 8 . Voor het begrip <strong>draagvlak</strong> zijn<br />

verschillende definities te vinden, maar <strong>draagvlak</strong> wordt bijna altijd in verband gebracht<br />

met begrippen als: steun, acceptatie, naleving, houding, betrokkenheid,<br />

aanvaardbaarheid, legitimiteit en inspraak. Belangen zijn eveneens van betekenis.<br />

Mensen maken een afweging op basis van verwachte effecten.<br />

7 Van Dale, 14 e druk 2005.<br />

8 Deze omschrijving van het begrip <strong>draagvlak</strong> zoals ook in dit onderzoek bedoeld is<br />

blijkbaar typisch Nederlands. Er is bijvoorbeeld geen Engelse vertaling beschikbaar.<br />

Pagina 8/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Een algemene definitie van <strong>draagvlak</strong> (Ruelle & Bartels 9 , 1998: 404 – 405) zoals<br />

bedoeld in dit onderzoek, luidt als volgt.<br />

Draagvlak kan omschreven worden als een door belangen ingegeven evaluatie van de<br />

politieke situatie door doelgroepen van een beleid, waaraan een doelgroep actieve of<br />

passieve steun verleent of juist weerstand biedt.<br />

Draagvlak kan neutraal zijn, maar ook zeer groot of alles wat daar tussen ligt. Een<br />

negatief <strong>draagvlak</strong> bestaat niet. Daarnaast is <strong>draagvlak</strong> iets wat kan veranderen.<br />

Vroom e.a. (1996) stellen dat een maatregel of besluit meer effect heeft indien deze<br />

door een groot deel van de betrokkenen wordt ondersteund 10 . Op basis hiervan wordt<br />

aangenomen dat <strong>draagvlak</strong> er niet (in voldoende mate) is, maar juist door<br />

beleidsmakers gecreëerd of verworven moet worden. Dit vereist vanuit<br />

overheidsperspectief een bepaalde strategie.<br />

Om inhoud aan deze strategie te kunnen geven is het van belang te weten welke<br />

factoren een rol spelen bij net verwerven en/of onderhouden van <strong>draagvlak</strong>. Deze<br />

factoren spelen een belangrijke rol bij het vaststellen van de onvolkomenheden er zijn<br />

op het gebied van <strong>communicatie</strong>. Twee onderzoeken geven hier een antwoord op.<br />

Onderzoeker Van der Meulen 11 onderscheidt vier belangrijke factoren die het<br />

<strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht kunnen beïnvloeden: legitimiteit,<br />

weerbaarheid, prioriteit en presentie.<br />

De AIV 12 geeft ook factoren die specifiek van belang zijn voor <strong>maatschappelijk</strong>e steun<br />

bij de internationale inzet van de krijgsmacht. In het rapport van de AIV gaat het om<br />

legitimiteit, belangen en waarden, succes, leiderschap en kosten. Ik vergelijk deze<br />

factoren met de genoemde factoren uit het onderzoek van Van der Meulen.<br />

Bij legitimiteit stelt de AIV dat het gaat om de mate waarin politieke handelingen van<br />

gezagsdragers door burgers als gerechtvaardigd en juist worden ervaren. Het is<br />

daarmee een iets uitgebreidere beschrijving van legitimiteit dan die in de notitie van<br />

Van der Meulen. Belangen en waarden hebben een belangrijke overlap met prioriteit of<br />

anders gezegd: wat vindt de samenleving belangrijk.<br />

9 Volgens Ruelle & Bartels is <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> opgebouwd uit attitudes,<br />

betrokkenheid en actiegeneigdheid en wordt ‘gedragen’ door aantallen mensen en<br />

machtsposities van groepen.<br />

10 Onderzoek door het nationaal wetenschappelijk instituut voor<br />

verkeersveiligheidsonderzoek (SWOV).<br />

11 Prof. Dr. J.S. van der Meulen is Universitair Hoofddocent ‘Krijgsmacht en Omgeving’,<br />

aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie en<br />

auteur van de notitie ´Draagvlak voor Defensie, een vierluik´.<br />

12 Ibid voetnoot 3.<br />

Pagina 9/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bij kosten gaat het vooral om de acceptatie van risico’s op slachtoffers die<br />

overeenkomt met weerbaarheid. Een andere factor dat de AIV noemt is succes. Hier is<br />

een parallel te trekken met presentie zoals door Van der Meulen betoogd, maar de<br />

factor succes van de AIV gaat verder. Het gaat daarbij niet alleen om zichtbaarheid,<br />

kennis en binding, maar ook om nut of toegevoegde waarde. De laatste factor,<br />

leiderschap, appelleert aan de kwaliteit van de besluitvorming, maar ook aan de wijze<br />

waarop daarover verantwoording wordt afgelegd. De factoren die ik gebruik in het<br />

toetsingskader van de <strong>communicatie</strong>praktijk zijn een samensmelting van de factoren en<br />

hun betekenis uit beide onderzoeken. Dit zijn: legitimiteit, belangen en waarden,<br />

kosten, succes en leiderschap.<br />

Daarnaast kan conform het AIV-advies <strong>draagvlak</strong> worden onderverdeeld in drie<br />

categorieën.<br />

⎯<br />

⎯<br />

⎯<br />

Het algemene <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht, zijn noodzaak en<br />

wenselijkheid.<br />

Het <strong>draagvlak</strong> voor de diverse taken van de krijgsmacht, zoals<br />

landsverdediging en bijdragen aan internationale vrede en veiligheid.<br />

Het <strong>draagvlak</strong> voor specifieke militaire operaties.<br />

2.3 Het belang van <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en de inzet<br />

Maar wat is nu het belang van <strong>draagvlak</strong> en hoe heeft zich dat ontwikkeld? Vanaf<br />

midden jaren zestig van de vorige eeuw werd het gezag van de overheid door een<br />

veranderende samenleving minder vanzelfsprekend. De legitimiteit en het daaraan<br />

gekoppelde <strong>draagvlak</strong> voor het openbaar bestuur waren daarmee ook niet meer<br />

vanzelfsprekend. Deze ontwikkelingen hadden ook gevolgen voor de legitimiteit van<br />

krijgsmacht.<br />

De krijgsmacht moet verantwoording afleggen aan de samenleving. Legitimiteit is voor<br />

de krijgsmacht van groot belang. Een collectieve overtuiging van nut en onmisbaarheid<br />

creëert <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht. Een breed <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> draagt bij<br />

aan het begrip voor het werk van de krijgsmacht, maar heeft ook invloed op de effecten<br />

voor de krijgsmacht als gevolg van bijvoorbeeld politieke ontwikkelingen. Voor een<br />

stabiele ontwikkeling van de krijgsmacht is duidelijkheid vereist, zowel politiek als<br />

financieel. Draagvlak is ook van belang voor de personele vulling van de organisatie.<br />

De samenleving levert de werknemers van de krijgsmacht. In het kader van goed<br />

werkgeverschap moeten militairen en burgers die in opdracht van de samenleving<br />

risico’s lopen het perspectief behouden op een toekomstbestendige krijgsmacht.<br />

Draagvlak is ook van groot belang voor het personeel dat onder vaak moeilijke en<br />

soms levensbedreigende omstandigheden haar werk moet verrichten. Zij willen zich<br />

gesteund en ‘gedragen’ voelen door de samenleving waarvoor zij dat werk doen.<br />

De internationale context waarbinnen Nederland functioneert, speelt ook een rol in<br />

relatie tot <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>. Nederland heeft weliswaar gekozen voor een<br />

Pagina 10/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

eigen actieve en constructieve rol in de wereld, maar ook voor internationale<br />

samenwerking. Dit betekent dat het <strong>draagvlak</strong> ook wordt beïnvloed door bijvoorbeeld<br />

de mate waarin internationaal wordt samengewerkt, welke successen worden geboekt<br />

en hoe de kosten worden gedeeld.<br />

Als instrument van buitenlandse politiek hebben politieke verhoudingen natuurlijk<br />

invloed op de krijgsmacht. Gewijzigde politieke verhoudingen als gevolg van een<br />

gewijzigde publieke opinie kunnen leiden tot een wijziging in de rol van de krijgsmacht<br />

en de inzet. Naast het effect voor de krijgsmacht heeft dit ook effect op de positie van<br />

Nederland binnen internationale verbanden zoals de Verenigde Naties (VN), Noord<br />

Atlantische Verdrag Organisatie (NAVO) en de Europese Unie (EU), maar ook<br />

bilaterale verhoudingen met verschillende landen.<br />

De Commandant der Strijdkrachten (CDS) 13 stelt dat de inzet van de krijgsmacht ‘a<br />

matter of choice’ is geworden, waarbij prioriteiten moeten worden gesteld.<br />

De krijgsmacht wordt niet alleen ingezet omdat het in de Grondwet staat, maar de<br />

krijgsmacht verricht taken die de samenleving vanwege haar belangen van haar<br />

verlangt en waarvoor dus <strong>draagvlak</strong> dient te bestaan.<br />

De wettelijke basis in de Grondwet 14 voor de inzet van de krijgsmacht vereist geen<br />

directe instemming van de samenleving, maar is dus alleen niet voldoende. In een<br />

democratie heeft een krijgsmacht zonder <strong>draagvlak</strong> geen bestaansgrond. Zonder<br />

<strong>draagvlak</strong> geen legitimiteit, geen steun voor taken en middelen, geen personeel, geen<br />

steun voor de inzet en minder gemotiveerd personeel. Zonder <strong>draagvlak</strong> ook een<br />

andere positie in de internationale gemeenschap. Maar ook voor de individuele<br />

militairen is <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> van groot belang.<br />

2.4 De ontwikkeling van <strong>draagvlak</strong> en belangen<br />

In opdracht van de overheid wordt door verschillende onderzoeksbureaus gekeken<br />

naar het belang dat de samenleving toekent aan <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken. Het<br />

<strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht heeft hiermee direct te maken. De verschillende<br />

onderzoeksresultaten analyseer en evalueer ik in deze paragraaf. Mijn aandacht gaat<br />

voornamelijk uit naar de inzet, omdat vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw de<br />

krijgsmacht meer expeditionair wordt ingezet voor de bevordering van de internationale<br />

rechtsorde en stabiliteit 15 . Allereerst de monitor ‘Steun en Draagvlak’ inclusief de<br />

gegevens over de huidige inzet in Afghanistan en vervolgens vier onderzoeken die iets<br />

zeggen over de belangen van de samenleving.<br />

13 Generaal b.d. D.L. Berlijn was CDS van juni 2004 tot april 2008.<br />

14 Ibid voetnoot 1.<br />

15 Één van de drie hoofdtaken van de krijgsmacht.<br />

Pagina 11/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

2.4.1 Monitor ‘Steun en Draagvlak’<br />

Sinds 2005 wordt door Defensie maandelijks met de monitor ‘Steun en Draagvlak’ 16<br />

onderzoek gedaan naar steun en <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht. Daarvoor werd<br />

soortgelijk onderzoek verricht, waarbij dezelfde informatie werd verzameld 17 . Daarmee<br />

zijn gegevens beschikbaar vanaf 1963 18 . Het algemeen <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

wordt vastgesteld aan de hand van de antwoorden op de vraag of de krijgsmacht nodig<br />

of onmisbaar is. Daarbij zijn vier antwoorden mogelijk: nodig, een noodzakelijk kwaad,<br />

nauwelijks nodig en overbodig.<br />

Het resultaat van deze metingen laat zien dat het algemene <strong>draagvlak</strong> voor de<br />

krijgsmacht behoorlijk groot is. Het gemiddelde percentage mensen dat de krijgsmacht<br />

nodig of een noodzakelijk kwaad vindt, bedraagt ruim 78% (zie figuur 1). Dit<br />

percentage vertoont over deze periode enige fluctuatie en een nauwelijks<br />

waarneembare dalende trend. Aan deze trend kunnen vooralsnog geen conclusies<br />

worden verbonden.<br />

langjarig percentage algemeen <strong>draagvlak</strong><br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

% dat krijgsmacht nodig<br />

acht danwel noodzakelijk<br />

vindt<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 1999 2003 2007 2008<br />

Figuur 1: De krijgsmacht is nodig dan wel een noodzakelijk kwaad.<br />

Naast het algemene <strong>draagvlak</strong> wordt met de monitor ‘Steun en Draagvlak’ ook<br />

onderzoek gedaan naar de waardering voor de taken van de krijgsmacht. Over de<br />

periode 2005 tot en met maart 2009 is het gemiddelde rapportcijfer een 7,0.<br />

16 Het onderzoek naar het algemeen <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> loopt vanaf 2005 en<br />

wordt uitgevoerd door het Dienstencentrum Gedragswetenschappen in opdracht van<br />

de Directie Voorlichting en Communicatie (DVC) van het Ministerie van Defensie.<br />

17 Stichting Maatschappij en Krijgsmacht (tot en met 2003) en Veteraneninstituut (2004<br />

en 2005). Uit 2000 zijn geen gegevens beschikbaar.<br />

18 In bijlage zijn meer relevante cijfers opgenomen.<br />

Pagina 12/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

De cijfers voor het algemene <strong>draagvlak</strong> en de waardering kunnen daarmee als<br />

voldoende en stabiel worden beschouwd.<br />

2.4.2 Publieke opinie missie Uruzgan<br />

Sinds de start van de missie in de Zuid-Afghaanse provincie Uruzgan in augustus 2006<br />

worden maandelijks metingen verricht naar de publieke opinie. Hiervoor zijn vragen<br />

toegevoegd aan de monitor ‘Steun en Draagvlak’ 19 . Uit de metingen van maart 2009<br />

wordt duidelijk dat van alle Nederlanders 21% (sterk) voorstander van de missie is en<br />

35% (sterk) tegenstander. Vanaf het begin van de metingen daalt het aantal<br />

voorstanders gestaag en het aantal tegenstanders stijgt (zie figuur 2).<br />

% voor- en tegenstandersmissie Uruzgan<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

aug-06<br />

okt-06<br />

dec-06<br />

feb-07<br />

apr-07<br />

jun-07<br />

aug-07<br />

okt-07<br />

dec-07<br />

feb-08<br />

apr-08<br />

jun-08<br />

aug-08<br />

okt-08<br />

dec-08<br />

feb-09<br />

voorstanders<br />

tegenstanders<br />

neutraal<br />

Figuur 2: Steun voor de missie Uruzgan.<br />

Van de ondervraagden denkt 38% dat de missie zal bijdragen aan de wederopbouw<br />

van Afghanistan en maar 2% denkt dat de missie de dreiging van terroristische<br />

aanslagen in Nederland zelf kleiner zal maken. De samenleving is redelijk trots op de<br />

militairen in Uruzgan, 46% (zie figuur 3). Uit de cijfers blijkt een behoorlijke waardering<br />

voor de Nederlandse militairen, maar niet voor het werk wat ze doen in relatie tot de<br />

belangen van de ondervraagden uit de samenleving.<br />

19 Zie paragraaf 2.4.1. Monitor ‘Steun en Draagvlak’.<br />

Pagina 13/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

vertrouwen in de missie Uruzgan<br />

70<br />

percentage (helemaal) mee eens<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

vertrouwen in bijdrage<br />

missie aan<br />

wederopbouw<br />

missie verkleint<br />

terroristische dreiging in<br />

Nederland<br />

trots op Nederlandse<br />

militairen in Uruzgan<br />

0<br />

aug-06<br />

nov-06<br />

feb-07<br />

mei-07<br />

aug-07<br />

nov-07<br />

feb-08<br />

mei-08<br />

aug-08<br />

nov-08<br />

feb-09<br />

Figuur 3: Vertrouwen in de missie Uruzgan.<br />

2.4.3 Belang <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken<br />

In deze paragraaf analyseer en evalueer ik het belang dat de samenleving toekent aan<br />

<strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken. Hiervoor maak ik gebruik van vier onderzoeken:<br />

Belevingsmonitor, Continu Onderzoek Burgerperspectieven, RegeringsRapport en het<br />

onderzoek van TNS NIPO over de publieks<strong>communicatie</strong> van Defensie.<br />

In onze democratie kiest de burger de volksvertegenwoordiging die op voordracht van<br />

de regering het beleid goedkeurt en de regering controleert. De<br />

volksvertegenwoordigers hebben het mandaat van de burger beslissingen te nemen<br />

voor de samenleving. De overheid voert het beleid uit.<br />

Naast de gegevens over bijvoorbeeld de steun en waardering voor de krijgsmacht is<br />

het voor de overheid en de politiek van belang te weten wat dit betekent in relatie tot<br />

wat er leeft in de samenleving. In 2003 is daarom gestart met de belevingsmonitor 20 .<br />

20 Het doel van de monitor was inzicht te krijgen in de manier waarop groepen burgers<br />

<strong>maatschappelijk</strong>e problemen en het beleid van de regering beleven. Naast enquêtes<br />

werd gebruik gemaakt van kwalitatieve verdieping door middel van discussies in<br />

focusgroepen. Na een evaluatie in 2005 is besloten dat de belevingsmonitor na acht<br />

metingen werd gestopt en onder ander onderzoek door het SCP zou worden gedaan.<br />

Pagina 14/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Uit de belevingsmonitor bleek dat Europa en internationaal beleid de laagste politieke<br />

prioriteit krijgen in vergelijking met andere <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken zoals<br />

onderwijs en zorg. Binnen het vraagstuk Europa en internationaal beleid viel ook het<br />

beleid over de inzet van Nederlandse militairen bij vredesmissies. Dit punt stond<br />

onderaan de agenda van de respondenten 21 . Van de Nederlanders vond 40% dat<br />

Nederland bereid moest zijn om militairen uit te zenden naar risicovolle operaties.<br />

Kijkend naar de veiligheid in Nederland vanwege de deelname aan missies dacht 12%<br />

van de respondenten dat met de inzet van militairen in het buitenland de veiligheid in<br />

ons land toeneemt. Iets meer, 18% van de mensen, verwachtte dat de eigen veiligheid<br />

juist af zou nemen en het grootste deel van 70% zag geen effect op de eigen<br />

veiligheid 22 . Dit past bij de cijfers uit de monitor ‘Steun en Draagvlak’ over de missie<br />

Uruzgan en de mening van slechts 2% van de respondenten die denkt dat de kans op<br />

een terroristische aanslag in Nederland door onze deelname kleiner wordt 23 .<br />

Tijdens twee verdiepende groepsdiscussies in maart 2006 bleek dat het nut van de<br />

troepen in Afghanistan in twijfel werd getrokken. De meeste deelnemers zagen voor<br />

zichzelf geen belang van de missie. Ze gaven wel aan dat een besluit om troepen te<br />

sturen een breed <strong>draagvlak</strong> vereist in de samenleving. Daarnaast werd belangrijk<br />

gevonden dat voor een missie een uitgebreide kosten-batenanalyse wordt uitgevoerd,<br />

dat er veiligheidsgaranties zijn voor de eigen troepen en dat de doelstelling van de<br />

missie helder is.<br />

Voor een missie zagen de deelnemers aan de discussies een drietal goede redenen.<br />

Hulp aan noodlijdenden (zeker als er een humanitaire ramp dreigt), het verbeteren van<br />

handelsrelaties en het veiligstellen van grondstoffen en het bevorderen van veiligheid<br />

en de bestrijding van terrorisme (zeker als er een directe dreiging bestaat voor<br />

Nederland en om te voorkomen dat een conflict hoog oploopt). Als slechte redenen<br />

voor deelname aan een missie noemden de deelnemers ook drie redenen. Het<br />

bekeren van mensen (niet zijnde het promoten van Westerse waarden als tegenwicht<br />

voor terroristische groeperingen), het tegemoetkomen aan een verzoek van de<br />

Verenigde Staten en bestrijding van armoede.<br />

Sinds 2008 doet het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in opdracht van de<br />

regering continu onderzoek (Continu Onderzoek Burgerperspectieven) naar<br />

burgerperspectieven als vervanger van de belevingsmonitor. Dit geeft inzicht in de<br />

prioriteit van belangen van de samenleving 24 .<br />

21 Zie bijlage feiten en cijfers voor een overzicht van persoonlijke agenda van het<br />

publiek en rangordening van <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken.<br />

22 De meningen over het beleid bij de inzet van Nederlandse militairen zijn verdeeld:<br />

37% is ontevreden en slechts 19% is tevreden. Dit is een dalende trend sinds de start<br />

van de metingen in 2003.<br />

23 Zie 2.4.2.<br />

24 Wel merk ik op dat de periode van onderzoeken niet heel erg lang is en ook door<br />

verschillende instanties met een wellicht iets ander oogmerk is verricht. In de rapporten<br />

Pagina 15/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Voor het COB is in enquêtes gevraagd naar de grootste problemen van de<br />

Nederlandse samenleving en welke zaken hoog op de agenda van de regering thuis<br />

horen 25 . Meer geld voor de zorg en het onderwijs, maar ook veiligheid op straat,<br />

bescherming tegen het water, bestrijding van armoede en het vergroten van de<br />

werkgelegenheid scoren hoog. De inzet van de krijgsmacht en<br />

ontwikkelingssamenwerking maken beide deel uit van het onderzoeksaspect ‘Europa<br />

en internationaal beleid’. Deze scoren erg laag. Ook eerdere onderzoeken laten zien<br />

dat er vooral minder geld moet worden besteed aan internationale militaire missies,<br />

maar ook aan ontwikkelingssamenwerking 26 .<br />

Dit blijkt ook uit het RegeringsRapport 27 van februari 2008. Het buitenlandse beleid,<br />

waarbinnen de inzet van de krijgsmacht als instrument van buitenlandse politiek, scoort<br />

met 7,9% erg laag op het lijstje van belangrijke onderwerpen.<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

64.3 62.2<br />

52.6<br />

26.5<br />

21.3 21.3 20.5<br />

15.7<br />

7.9<br />

1.1 0.2<br />

onderwijs<br />

criminaliteit<br />

zorg<br />

koopkracht<br />

werkgelegenheid<br />

integratie<br />

verkeer<br />

milieu<br />

buitenlands beleid<br />

anders<br />

geen mening<br />

Figuur 4: De belangrijke zaken uitgedrukt in een percentage (uit AD RegeringsRapport).<br />

komt wel naar voren welke problemen volgens de Nederlandse bevolking hoog op de<br />

politieke agenda zouden moeten staan. Ondersteund door andere onderzoeken is het<br />

daarom mogelijk trends op dit punt aan te geven.<br />

25 Het COB van SCP heeft onder andere tot doel het kabinet te voorzien van actuele<br />

informatie over ontwikkelingen in opvattingen in de bevolking over <strong>maatschappelijk</strong>e en<br />

politieke onderwerpen.<br />

26 In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de belangen en prioriteiten van de<br />

samenleving in het vierde kwartaal van 2008. In de vraagstelling is een onderscheid<br />

gemaakt in persoonlijk en <strong>maatschappelijk</strong> belang en wat dit betekent voor de politieke<br />

prioriteiten.<br />

27 AD RegeringsRapport uitgevoerd door R&M Matrix. Jaarlijks onderzoek over het<br />

beleid van de regering. Gepubliceerd in het AD op 22 februari 2008.<br />

Pagina 16/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Het meest recente onderzoek dat interessante informatie oplevert, is een onderzoek<br />

van TNS NIPO in relatie tot de publieks<strong>communicatie</strong> van Defensie 28 . Dit onderzoek<br />

had voornamelijk tot doel inzicht te bieden in de huidige beleving van de Nederlandse<br />

bevolking ten aanzien van Defensie. Twee opvallende conclusies uit dit onderzoek zijn<br />

gerelateerd aan <strong>draagvlak</strong> en belangen. Van de doelstellingen/taken van Defensie zegt<br />

een meerderheid van 55% niet zoveel tot helemaal niets te weten. Zodra de<br />

respondenten worden geholpen, waarderen zij de doelstellingen positief waarbij de<br />

doelstellingen die direct betrekking hebben op eigen land hoger scoren dan de<br />

doelstellingen die betrekking hebben op het buitenland. Uit het onderzoek blijkt ook dat,<br />

kijkend naar de reputatie, de respondenten een duidelijk onderscheid maken tussen de<br />

besluitvorming (ministerie) en de uitvoering (krijgsmacht). Er is minder waardering voor<br />

het ministerie en de besluitvorming, terwijl de waardering voor de krijgsmacht als<br />

uitvoerder juist groter is.<br />

2.4.4 Bevindingen ontwikkeling <strong>draagvlak</strong><br />

Uit de rapporten blijkt dat de steun voor de krijgsmacht en de taken groot en stabiel is,<br />

maar de steun voor de missies erg klein. De samenleving hecht belang aan de taken,<br />

maar de daadwerkelijke inzet scoort laag. De burger is blijkbaar niet overtuigd van het<br />

nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de persoonlijke<br />

en gezamenlijke belangen.<br />

2.5 De rol van <strong>communicatie</strong><br />

Zoals in het begin van dit hoofdstuk aangegeven, ga ik na het begrip <strong>draagvlak</strong>, de<br />

ontwikkeling en relevantie van <strong>draagvlak</strong>, in op de rol van <strong>communicatie</strong> in relatie tot<br />

<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>.<br />

Communicatie wordt in het woordenboek 29 omschreven als contact, verbinding,<br />

verkeer. Een algemene definitie van <strong>communicatie</strong> (Michels, 2006) is als volgt.<br />

Communicatie is het proces waarbij de zender de intentie heeft een boodschap over<br />

te brengen naar één of meer ontvangers.<br />

Technologische, economische en sociale veranderingen hebben geleid tot een<br />

verandering in de verhouding tussen overheid en samenleving en de <strong>communicatie</strong>.<br />

Voorheen bepaalde de overheid het beleid, waarvan de naleving met behulp van<br />

verschillende middelen werd afgedwongen. Geleidelijk aan is duidelijk geworden dat<br />

het besturen van de samenleving tweerichtingsverkeer is. Interactie, transactie en<br />

<strong>communicatie</strong> met de burger zijn hierbij sleutelbegrippen vormen (Nelissen & Bartels,<br />

28 Monitor Publieks<strong>communicatie</strong> Defensie d.d. 18 december 2008 uitgevoerd door<br />

TNS NIPO in opdracht van het Ministerie van Defensie, Directie Voorlichting en<br />

Communicatie.<br />

29 Ibid voetnoot 7.<br />

Pagina 17/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

1998). Het betrekken van verschillende partijen bij beleidsvorming moet leiden tot een<br />

breder <strong>draagvlak</strong> voor beleidsbeslissingen. Communicatie heeft ook te maken met het<br />

door de overheid afleggen van verantwoording aan de samenleving over het beleid.<br />

Het is daarmee een factor die van invloed is op de ontwikkeling van <strong>draagvlak</strong>. Dit geldt<br />

ook voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de<br />

krijgsmacht en haar inzet.<br />

2.6 Subconclusie<br />

Het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> vereist vanuit<br />

overheidsperspectief een bepaalde strategie. Deze strategie moet betekenis geven aan<br />

de factoren legitimiteit, belangen en waarden, kosten, succes en leiderschap.<br />

Leiderschap appelleert aan de kwaliteit van de besluitvorming waarbij rekening wordt<br />

gehouden met de genoemde factoren, maar ook aan de wijze waarop daarover<br />

verantwoording wordt afgelegd. Maatschappelijk <strong>draagvlak</strong> is voor de<br />

defensieorganisatie van vitaal belang. Uit de rapporten blijkt dat de steun voor de<br />

krijgsmacht en de taken groot en stabiel is, maar dat voor de missies erg klein. De<br />

samenleving hecht belang aan de taken, maar de daadwerkelijke inzet scoort laag.<br />

Ik concludeer dat de overheid ondanks haar streven naar een zo breed mogelijk<br />

<strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat is om de samenleving te overtuigen van het nut van de<br />

militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de belangen van de<br />

samenleving. Daarom spits ik het onderzoek toe op één van de drie categorieën van<br />

<strong>draagvlak</strong> uit het AIV-advies; het <strong>draagvlak</strong> voor specifieke militaire operaties.<br />

Communicatie is daarbij een belangrijke hefboom voor het creëren van <strong>draagvlak</strong>.<br />

3. Toetsingskader <strong>communicatie</strong> internationale inzet<br />

krijgsmacht<br />

3.1 Inleiding en doelstelling<br />

Om te kunnen vaststellen welke onvolkomenheden er zijn in de huidige<br />

<strong>communicatie</strong>praktijk is een toetsingskader noodzakelijk. Dit toetsingskader wordt in dit<br />

hoofdstuk vastgesteld op basis van een bestudering van het basismodel voor<br />

<strong>communicatie</strong> en massa<strong>communicatie</strong>, de theorie en werking van het openbaar<br />

bestuur en de regels en uitgangspunten voor overheids<strong>communicatie</strong>. Zoals in<br />

hoofdstuk twee is aangegeven, beïnvloedt een aantal factoren het <strong>draagvlak</strong> voor de<br />

krijgsmacht en haar inzet. Met deze factoren dient in de <strong>communicatie</strong> voor het<br />

verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> rekening worden gehouden.<br />

Het gaat daarbij om legitimiteit, belangen en waarden, kosten, succes en leiderschap.<br />

Dit geheel leidt tot formulering van een aantal toetsfactoren voor de <strong>communicatie</strong>,<br />

waaraan ik de huidige <strong>communicatie</strong>praktijk in hoofdstuk vijf toets.<br />

Pagina 18/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

3.1.1 Basismodel <strong>communicatie</strong> en massa<strong>communicatie</strong><br />

Er bestaat geen eenduidige definitie van <strong>communicatie</strong>. Wel is er een aantal elementen<br />

dat in veel omschrijvingen en/of definities en <strong>communicatie</strong>modellen voorkomt. Een<br />

aantal elementen is afkomstig uit het basismodel van <strong>communicatie</strong> zoals dat door<br />

Shannon en Weaver 30 is gedefinieerd. Het ZBMO-model 31 van Michels (figuur 5) is een<br />

doorontwikkeling.<br />

In de basis gaat het om de zender (Z) die iets wil overdragen, de boodschap (B) die de<br />

informatie bevat waarmee de zender een effect bij de ontvanger teweeg wil brengen,<br />

het medium of middel (M) waarmee de zender de boodschap wil overbrengen en de<br />

ontvanger (O) waarmee de zender in contact wil treden. In dat proces kan er sprake<br />

zijn van feedback (F) en terugkoppeling (T). De reactie van de ontvanger op de zender<br />

en de reactie daarop van de zender.<br />

Figuur 5: Communicatiemodel ZBMO (Michels).<br />

Effecten van <strong>communicatie</strong> liggen altijd op het gebied van kennis, houding en gedrag.<br />

In een lineair proces van eenrichtingsverkeer zullen de effecten bij de ontvanger<br />

optreden. In een circulair proces met interactie bij zowel ontvanger als zender 32 .<br />

Vertaald naar de <strong>communicatie</strong> over de krijgsmacht en haar inzet is er in de formele<br />

<strong>communicatie</strong> veelal sprake van een lineair proces waarbij de overheid de zender is en<br />

de burger de ontvanger.<br />

30 Het basismodel <strong>communicatie</strong> van Shannon en Weaver stamt uit 1949 en is de basis<br />

voor vele andere modellen. Het model is opgenomen in bijlage 6.<br />

31 ZBMO (zender, boodschap, medium en ontvanger).<br />

32 Andere elementen die bij het <strong>communicatie</strong>proces een rol spelen zijn het encoderen<br />

en decoderen: de zender moet de boodschap/informatie die hij wil overbrengen<br />

omzetten in een code die voor de ontvanger begrijpelijk is. De ontvanger moet<br />

vervolgens decoderen. Om te begrijpen wat de zender wil overbrengen moet de<br />

ontvanger een betekenis geven aan de boodschap/informatie. Dit proces wordt<br />

beïnvloedt door het denken en de externe omgeving van een persoon. Daarnaast kan<br />

het <strong>communicatie</strong>proces worden verstoord door allerlei factoren. Deze zogeheten ruis<br />

kan de eigenlijke boodschap verstoren.<br />

Pagina 19/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Massa<strong>communicatie</strong> is openbare, voor iedereen toegankelijke <strong>communicatie</strong> waarbij<br />

meestal gebruik wordt gemaakt van massa<strong>communicatie</strong>middelen (Michels 2006). De<br />

zender heeft de intentie om een grote groep mensen te bereiken en is gericht op snel<br />

verbruik. Feedback of terugkoppeling vindt beperkt plaats. Massa<strong>communicatie</strong> wordt<br />

sterk bepaald door de inzet van de (massa-)media en is daardoor een veel gebruikt<br />

middel waar veel waarde aan wordt gehecht. Ook de overheid maakt veel gebruik van<br />

massa<strong>communicatie</strong>. Massa<strong>communicatie</strong> kent een grote verscheidenheid aan<br />

factoren en actoren, maar is in de kern vergelijkbaar met het basismodel van<br />

<strong>communicatie</strong> 33 . Eerst werd gedacht dat de zender via de media relatief eenvoudig de<br />

ontvanger kon bereiken en beïnvloeden. Dit is genuanceerd door de invloed van<br />

opinieleiders in de theorie van massa<strong>communicatie</strong>. Verschillende mensen op<br />

verschillende niveaus geven de boodschap door al dan niet met een bepaalde lading<br />

(two-step flow model). In figuur 6 zijn beide theorieën schematisch weergegeven.<br />

Figuur 6: Model van massa<strong>communicatie</strong>.<br />

Volgens Mastenbroek heeft internet de laatste jaren veel aan belang gewonnen.<br />

Hierdoor is er een verschuiving opgetreden in de rol en het belang van de zender en<br />

ontvanger. De zender was altijd krachtiger door het gebruik van de traditionele media,<br />

maar de toename aan keuzemogelijkheden van die media en vooral internet geeft de<br />

ontvanger meer invloed. De ontvanger bepaalt steeds meer welke informatie hij of zij<br />

tot zich neemt en wanneer. De selectieve benadering van de ontvanger die zelf de<br />

informatie ook interpreteert, vermindert de invloed van de zender.<br />

Zoals eerder aangegeven liggen de effecten van <strong>communicatie</strong> op het gebied van<br />

kennis, houding of gedrag. Het opgetelde effect van individuen heeft effecten in een<br />

groep (in de samenleving). Dit betekent dat er voor de zender twee ingangen zijn om<br />

zoveel mogelijk mensen te bereiken. Via het individu een groep proberen te bereiken of<br />

33 Een algemeen model van massa<strong>communicatie</strong> is opgenomen in bijlage 6 (model van<br />

Maletzke).<br />

Pagina 20/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

via de groep het individu. De vijf belangrijkste massamedia die hiervoor kunnen worden<br />

ingezet zijn: televisie, radio, internet, telefoon en geschreven media 34 .<br />

Door de verschuiving van invloed van de zender naar de ontvanger is de inzet van<br />

massa<strong>communicatie</strong>middelen alleen onvoldoende. Inter-persoonlijke <strong>communicatie</strong><br />

met een nadrukkelijkere rol van de ontvanger is eveneens belangrijk. Deze<br />

<strong>communicatie</strong> is individueler en kent daardoor een kleiner bereik. Het effect op het<br />

individu is wel groter door de interactie van zender en ontvanger. Internet biedt hiervoor<br />

goede mogelijkheden als alternatief voor de traditionele massa<strong>communicatie</strong>, maar<br />

vraagt een grotere inspanning.<br />

3.1.2 Openbaar bestuur en <strong>communicatie</strong><br />

De krijgsmacht is onderdeel van de overheid en als zodanig onderdeel van het<br />

openbaar bestuur. Dit is van invloed op de <strong>communicatie</strong> van de overheid.<br />

In artikel 110 van de Grondwet 35 , maar ook in de Wet openbaarheid van bestuur<br />

(WOB) is het recht van informatie van burger vastgelegd. Daarmee is dit het<br />

uitgangspunt voor de overheidsvoorlichting. Het actief openbaar maken van<br />

overheidsinformatie is een kerntaak van de <strong>communicatie</strong> van de overheid. Kijkend<br />

naar de krijgsmacht en de inzet van de krijgsmacht, zijn er een aantal zaken bij wet<br />

geregeld. In artikel 97 lid 1 van de Grondwet is vastgelegd dat er voor de verdediging<br />

en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, maar ook voor de handhaving en<br />

bevordering van de internationale rechtsorde er een krijgsmacht is. Daarmee is de<br />

inzet van de krijgsmacht voor missies in het buitenland bij wet vastgelegd. Ook is in de<br />

Grondwet vastgelegd dat de regering de Staten-Generaal vooraf informeert over de<br />

inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering<br />

van de internationale rechtsorde (artikel 100 lid 1). Daaronder valt ook het vooraf<br />

verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de<br />

krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening bij een gewapend conflict 36 .<br />

Er is op basis van de Grondwet voor de regering wel een verplichting de Staten-<br />

Generaal te informeren, maar er is geen directe verplichting om burgers te informeren<br />

over de inzet van de krijgsmacht. Dit gebeurt indirect via de volksvertegenwoordigers in<br />

het parlement. Instemming met de missie of een breed <strong>draagvlak</strong> voor een missie is<br />

niet vereist. De WOB stelt wel dat alle overheidsinformatie openbaar is, tenzij de<br />

informatie niet geschikt is om openbaar te maken. Openbaarheid is regel,<br />

geheimhouding uitzondering. Voor een missie is instemming met de missie of een<br />

34 Kranten, tijdschriften etc.<br />

35 Ibid voetnoot 1.<br />

36 Een uitzondering is als dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen<br />

verhinderen. In dat geval dient de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk te worden<br />

geïnformeerd (artikel 100 lid 2).<br />

Pagina 21/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

breed <strong>draagvlak</strong> van de samenleving niet vereist, maar zoals betoogd in paragraaf 2.3<br />

wel van vitaal belang.<br />

De inzet van de krijgsmacht conform artikel 100 van de Grondwet wordt vooraf<br />

getoetst. De regering hanteert hiervoor het herziene toetsingskader dat in 2001 is<br />

vastgesteld. De brief die de regering aan de Staten-Generaal stuurt (artikel-100 brief)<br />

spreekt niet direct over <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de krijgsmacht. De<br />

factoren die voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> van<br />

belang zijn komen echter wel aan de orde. Ik doel hier op legitimiteit, belangen en<br />

waarden, kosten, succes en leiderschap.<br />

3.1.3 Overheids<strong>communicatie</strong><br />

Voor de overheids<strong>communicatie</strong> heeft de Rijksvoorlichtingsdienst 37 een aantal<br />

principiële uitgangspunten opgesteld 38 . Deze uitgangspunten dienen gehanteerd te<br />

worden in contacten van overheidsvoorlichters met de media en de voorlichting aan het<br />

publiek. Aanleiding voor de vaststelling van deze uitgangspunten is een aantal<br />

rapporten van commissies naar de <strong>communicatie</strong> van de overheid 39 . De veranderingen<br />

in de samenleving zoals al eerder beschreven, maar ook de veranderende media<br />

maakten aanpassingen noodzakelijk.<br />

Het belangrijkste doel van overheids<strong>communicatie</strong> is te voldoen aan het recht van de<br />

burger op <strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid evenals het<br />

ondersteunen van goed democratisch bestuur. Burgers moeten in staat gesteld worden<br />

hun rol als staatsburgers en hun rol als onderdanen en klanten optimaal te vervullen.<br />

De functie van overheids<strong>communicatie</strong> is ook bijdragen aan het beleidsproces. De<br />

uitgangspunten geven verder richtlijnen voor het te voeren voorlichtingsbeleid.<br />

Overheids<strong>communicatie</strong> volgt ook het ZBMO-model 40 , het basismodel voor<br />

<strong>communicatie</strong>. Ook de <strong>communicatie</strong> van de overheid over de krijgsmacht is uiteraard<br />

gebonden aan de uitgangspunten voor overheids<strong>communicatie</strong>. Zoals in paragraaf 2.5<br />

betoogd, is <strong>communicatie</strong> een hefboom voor het creëren van <strong>draagvlak</strong>. De<br />

uitgangspunten voor overheids<strong>communicatie</strong> zijn daarmee van belang voor de<br />

<strong>communicatie</strong> voor de inzet van de krijgsmacht.<br />

37 De Rijksvoorlichtingsdienst is namens het ministerie van Algemene Zaken<br />

verantwoordelijk voor het <strong>communicatie</strong>beleid van de overheid.<br />

38 Vastgelegd op basis van Grondwet, www.minaz.nl/Onderwerpen/<br />

Overheids<strong>communicatie</strong>/Uitgangspunten_<strong>communicatie</strong>. De algemene uitgangspunten<br />

van overheids<strong>communicatie</strong> en de toelichting daarop zijn opgenomen in bijlage 5.<br />

39 De belangrijkste zijn: Commissie Van Heuven Goedhart (1946), Commissie Wallage<br />

2001 en de Commissie Wolffensperger 2005.<br />

40 Ibid voetnoot 31.<br />

Pagina 22/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

3.2 Toetsfactoren<br />

Nu duidelijk is wat <strong>communicatie</strong> betekent in de relatie overheid en burger, kan ik een<br />

aantal factoren formuleren die voor die <strong>communicatie</strong> belangrijk zijn en waar ik de<br />

overheids<strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht aan toets. Ik presenteer de<br />

factoren als stellingen. Deze stellingen kunnen ook in de vragende vorm worden<br />

opgesteld. Bij de toetsing van de <strong>communicatie</strong> van en over de krijgsmacht kan dan<br />

een oordeel worden gegeven of de stelling van kracht is of niet.<br />

Zoals in hoofdstuk twee betoogd, is de overheid ondanks haar streven naar een zo<br />

breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat om de samenleving te overtuigen van<br />

het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de<br />

belangen van de samenleving. Dit ondanks de uitgangspunten voor<br />

overheids<strong>communicatie</strong>.<br />

Daarmee wordt de vraag opgeroepen wat er verbeterd kan worden aan de<br />

<strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht. Daarmee kom ik op de factoren die in<br />

paragraaf 2.2 zijn vastgesteld en van invloed zijn op het <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de<br />

krijgsmacht.<br />

Omdat <strong>communicatie</strong> een hefboom is voor het creëren van <strong>draagvlak</strong> en het <strong>draagvlak</strong><br />

voor de inzet van de krijgsmacht erg laag is, koppel ik de algemene uitgangspunten<br />

voor overheids<strong>communicatie</strong> aan de in paragraaf 2.2 vastgestelde factoren: legitimiteit,<br />

belangen en waarden, kosten, succes en leiderschap. Daarbij spits ik de algemene<br />

uitgangspunten van overheids<strong>communicatie</strong> toe op de inzet van de krijgsmacht.<br />

⎯<br />

⎯<br />

⎯<br />

De factor legitimiteit leidt tot de vraag of een inzet rechtvaardig en juist is. De<br />

burger moet deze vraag kunnen beantwoorden op basis van de<br />

gecommuniceerde motieven en overwegingen van de overheid. Hierbij komen ook<br />

de verschillende belangen aan de orde, maar ook de waarden die voor de burger<br />

gelden. Deze factor koppel ik aan de boodschap van de zender.<br />

De factor kosten is van belang bij de afweging van wat de inzet de burger waard<br />

is. Daarbij gaat het om het financiële aspect, maar ook om de slachtoffers. Kosten<br />

worden ook afgezet tegen succes. Voor de beoordeling dient de burger inzicht te<br />

kunnen verkrijgen in de relevante informatie. Deze informatie dient juist, helder en<br />

eenduidig te zijn. Deze factor koppel ik eveneens aan de boodschap van de<br />

zender.<br />

Leiderschap betreft de kwaliteit van de besluitvorming en de wijze waarop<br />

verantwoording wordt afgelegd door de overheid. Deze factor is gerelateerd aan<br />

herkenbaarheid en aanspreekbaarheid van de zender en de wijze waarop de<br />

zender besluiten neemt en verantwoordt. Daarbij ook aan de orde of de overheid<br />

actief communiceert.<br />

Pagina 23/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

⎯<br />

⎯<br />

De keuze van de overheid voor het gebruik van bepaalde media om een bepaalde<br />

boodschap te communiceren, moet onderdeel zijn van een strategie. Voor de<br />

eenduidigheid en het effect van de <strong>communicatie</strong> geldt dit voor alle<br />

overheidszenders. Dit gaat verder dan de algemene uitgangspunten voor<br />

overheids<strong>communicatie</strong>. Dit past ook in het streven naar een groot bereik en de<br />

differentiatie in boodschappen en middelen in relatie tot de verschillende<br />

ontvangers. Deze factor koppel ik aan de media uit het basismodel van<br />

<strong>communicatie</strong>.<br />

De laatste factor betreft de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de informatie<br />

voor de verschillende ontvangers. Dit is van belang om de burger zelfstandig een<br />

afgewogen kosten-batenanalyse te laten maken over de inzet van de krijgsmacht.<br />

De informatie dient feitelijk te zijn en niet beïnvloed door partijpolitiek.<br />

Zo zijn er vijf toetsfactoren welke in onderstaande tabel zijn weergegeven. In de<br />

toelichting staat een nadere uitleg over de inhoud van de verschillende toetsfactoren.<br />

In de tabel is eveneens aangegeven op welk(e) element(en) uit het ZBMO-model 41 de<br />

toetsfactor voornamelijk betrekking heeft.<br />

Toetsfactoren<br />

1 De overheid is niet anoniem, maar communiceert actief, herkenbaar en<br />

aanspreekbaar over de inzet van de krijgsmacht.<br />

2 De overheid maakt actief duidelijk welke motieven en overwegingen er<br />

zijn voor de inzet van de krijgsmacht.<br />

3 De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht is eenduidig, juist<br />

en helder.<br />

4 Overheid kiest op basis van een strategie voor <strong>communicatie</strong> met een<br />

groot bereik van verschillende doelgroepen en mogelijkheden voor<br />

interactie.<br />

5 De burger is in staat zelfstandig een mening te vormen over de inzet<br />

van de krijgsmacht.<br />

3.3 Subconclusie<br />

ZBMO<br />

Figuur 7: Tabel toetsfactoren <strong>communicatie</strong> en <strong>draagvlak</strong> internationale inzet krijgsmacht.<br />

Voor een missie is instemming met de missie of een breed <strong>draagvlak</strong> van de<br />

samenleving niet vereist, maar wel van vitaal belang. De burger heeft bij wet recht op<br />

informatie. Het belangrijkste doel van overheids<strong>communicatie</strong> is dan ook te voldoen<br />

aan dit recht op <strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid en het<br />

ondersteunen van goed democratisch bestuur. Dit is ook van belang voor het<br />

verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de<br />

krijgsmacht. Een goed uitgevoerde <strong>communicatie</strong> op basis van een goede strategie is<br />

Z<br />

B<br />

B<br />

M<br />

O<br />

41 Ibid voetnoot 31.<br />

Pagina 24/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

hiervoor essentieel. Vijf factoren vormen in dit onderzoek de toetssteen voor de<br />

<strong>communicatie</strong> van de overheid over de inzet van de krijgsmacht.<br />

1. De overheid is niet anoniem, maar communiceert actief, herkenbaar en<br />

aanspreekbaar over de inzet van de krijgsmacht.<br />

2. De overheid maakt actief duidelijk welke motieven en overwegingen er zijn<br />

voor de inzet van de krijgsmacht.<br />

3. De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht is eenduidig, juist, tijdig en<br />

helder.<br />

4. Overheid kiest op basis van een strategie voor <strong>communicatie</strong> met een groot<br />

bereik van verschillende doelgroepen en mogelijkheden voor interactie.<br />

5. De burger is in staat zelfstandig een mening te vormen over de inzet van de<br />

krijgsmacht.<br />

4. Huidige <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet<br />

krijgsmacht<br />

4.1 Inleiding en doelstelling<br />

In hoofdstuk twee is geconcludeerd dat de overheid ondanks haar streven naar een zo<br />

breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat is om de samenleving te overtuigen van<br />

het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de<br />

belangen van de samenleving. Daarom beschouw ik voornamelijk de formele (externe)<br />

overheids<strong>communicatie</strong> in relatie tot die inzet. Deze <strong>communicatie</strong> is in belangrijke<br />

mate ook de bron voor andere vormen van <strong>communicatie</strong>. Meer specifiek gaat het dan<br />

om de <strong>communicatie</strong> over het waarom van de inzet van de krijgsmacht en het hoe en<br />

wat van die inzet. Daarom ga ik ook in op de hoofdpunten van het beleid over de inzet<br />

van de krijgsmacht. Ik betrek daar ook de <strong>communicatie</strong> bij over de huidige inzet in<br />

Afghanistan.<br />

4.2 Zenders<br />

In het vorige hoofdstuk is het toetsingskader gedefinieerd waaraan de<br />

<strong>communicatie</strong>praktijk over de inzet van de krijgsmacht wordt getoetst. Alvorens ik ga<br />

toetsen in hoofdstuk vijf, verschaf ik in dit hoofdstuk eerst inzicht in de recente<br />

<strong>communicatie</strong>praktijk over de inzet van de krijgsmacht. Dit doe ik via de vier<br />

basiselementen van het basismodel van <strong>communicatie</strong> (zenders, boodschappen,<br />

media en ontvangers) en de vijf toetsfactoren.<br />

Ik ga eerst in op de zenders in het <strong>communicatie</strong>proces. Voor de<br />

overheids<strong>communicatie</strong> zijn dit uiteraard verschillende overheidsinstanties.<br />

De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht begint bij de regering. De overheid<br />

handelt immers in opdracht van de regering met instemming van het parlement op<br />

Pagina 25/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

basis van de geldende democratische principes waarbij de bevolking haar<br />

vertegenwoordiging in het parlement heeft gekozen 42 . Daarna volgen de andere<br />

zenders op het beleidsniveau van de overheid (departementen). De<br />

Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van Algemene Zaken is verantwoordelijk<br />

voor de <strong>communicatie</strong> van de regering. De verschillende departementen zijn<br />

verantwoordelijk voor de uitvoering van het regeringsbeleid, maar ook voor de<br />

<strong>communicatie</strong> hierover. De inzet van de krijgsmacht 43 als instrument van buitenlandse<br />

politiek valt onder de gedeelde verantwoordelijkheid van de ministers van Buitenlandse<br />

Zaken en Defensie. Het Ministerie van Defensie is het departement dat het meest<br />

communiceert over de krijgsmacht.<br />

4.3 Boodschappen<br />

Tweede element uit het basismodel voor <strong>communicatie</strong> zijn de boodschappen. In deze<br />

paragraaf kijk ik naar de boodschappen van de in vorige paragraaf genoemde zenders<br />

van overheids<strong>communicatie</strong>. Ik richt me eerst op de informatie die wordt verstrekt aan<br />

het parlement, omdat de <strong>communicatie</strong> naar de samenleving deze volgt. Dit komt aan<br />

de orde bij media in paragraaf 4.4.<br />

Aan het begin van een regeerperiode van in principe vier jaar, legt het kabinet vast<br />

welke plannen het heeft. Dit regeerakkoord 44 wordt door de minister-president<br />

gepresenteerd aan de Tweede Kamer. Onderdeel hiervan is het voorgenomen<br />

buitenlandse beleid van de regering. De krijgsmacht is één van de instrumenten van dit<br />

beleid. In die regeringsverklaring 45 staat op hoofdlijnen ook het beleid over de<br />

krijgsmacht en haar inzet. Het is direct afgeleid van het gestelde in de Grondwet over<br />

de krijgsmacht. Het gaat om een actieve rol van Nederland in Europa en in de wereld<br />

waarbij onder andere een bijdrage moet worden geleverd aan meer veiligheid en<br />

versterking van de internationale rechtsorde. Dit kunnen we volgens de regering alleen<br />

samen met andere landen. De regering stelt dat de kansen en mogelijkheden van<br />

Nederland nauw verweven zijn met die van anderen.<br />

Dezelfde regering presenteert jaarlijks op Prinsjesdag 46 , het regeringsbeleid voor het<br />

komende jaar. Deze bekendmaking gebeurt door het voorlezen van de Troonrede door<br />

het staatshoofd 47 . De Troonrede 48 heeft nagenoeg dezelfde boodschap als de<br />

regeringsverklaring en gaat vooral over de bijdrage die Nederland wil leveren aan<br />

42 Zie hiervoor paragraaf 3.1.2.<br />

43 De Koninklijke Marechaussee valt vanwege de bijzondere taak voor de uitvoering<br />

deels onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en komt niet specifiek<br />

aan de orde in mijn onderzoek.<br />

44 Beleidsprogramma van het kabinet Balkenende IV, Samen werken samen leven.<br />

45 Regeringsverklaring 2007 www.minaz.nl.<br />

46 Derde dinsdag in september.<br />

47 Lid van de regering.<br />

48 Troonrede 2008 www.minaz.nl.<br />

Pagina 26/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

vrede en veiligheid. Naast de Troonrede wordt ook de Rijksbegroting 49<br />

bekendgemaakt. De Rijksbegroting bestaat uit de begrotingen van alle ministeries. De<br />

Miljoenennota is een toelichting op de Rijksbegroting waarin de belangrijkste plannen<br />

en keuzes van de regering zijn samengevat.<br />

De begroting van Defensie van 2009 50 stelt de regering dat de inzet van de krijgsmacht<br />

buiten Nederland is gebaseerd op de actieve rol die Nederland wil spelen in Europa en<br />

de wereld. Dit wordt volgens de regering benadrukt door de wereldwijde inzet van<br />

jaarlijks meer dan 6000 militairen. Nederland zet de krijgsmacht in bij internationale<br />

missies om meer veiligheid en stabiliteit in de wereld te creëren. De bijdragen aan<br />

crisisbeheersingsoperaties worden gecombineerd met diplomatieke inspanningen en<br />

ontwikkelingssamenwerking: de strategie van de drie D’s: Development (ontwikkeling),<br />

Defence (defensie) en Diplomacy (diplomatie). De belangrijkste inzet in 2009 voor de<br />

Nederlandse krijgsmacht blijft de missie van de NAVO in Afghanistan. Het opbouwen<br />

en versterken van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie in Uruzgan heeft<br />

daarbij de hoogste prioriteit. De Nederlandse inzet tot 2010 is erop gericht het lokale<br />

bestuur en de Afghaanse veiligheidsdiensten te assisteren en deze zo in staat te<br />

stellen om, meer en meer, zelfstandig te opereren. De regering stelt dat met de<br />

Uruzgan-missie ons land de veiligheid en stabiliteit bevordert en het een belangrijke<br />

bijdrage levert aan de wederopbouw van één van de armste provincies in een land dat<br />

worstelt met de gevolgen van dertig jaar oorlog en terrorisme.<br />

Bij een specifieke inzet van de krijgsmacht in het kader van het handhaven of<br />

bevorderen van de internationale rechtsorde stuurt de regering een artikel-100 brief 51<br />

naar het parlement. Zoals bij elk voornemen tot inzet gebeurt dit aan de hand van het<br />

Toetsingskader 2001. Het aspect <strong>draagvlak</strong> komt hierin niet specifiek aan de orde. Bij<br />

een lopende operatie wordt gesproken over een stand van zaken brief. Met een<br />

dergelijke brief wil de regering verantwoording afleggen over het beleid en de<br />

uitvoering hiervan.<br />

Over de uitvoering van vredesmissies en meer specifiek de missie in Afghanistan stelt<br />

de regering dat het werk van de militairen iedereen ten goede komt. Werken aan<br />

politieke stabiliteit en wederopbouw in Afghanistan draagt bij aan de veiligheid in<br />

Nederland. In de artikel-100 brief 52 voor de inzet in Uruzgan is de boodschap van de<br />

regering dat de internationale gemeenschap de Afghaanse autoriteiten wil versterken.<br />

Dit om op termijn Afghanistan zelfstandig de veiligheid en stabiliteit in eigen land te<br />

laten garanderen. De regering wil hieraan een bijdrage leveren. De regering stelt in de<br />

brief ook dat het noodzakelijk kan zijn om in bepaalde gebieden offensieve acties uit te<br />

voeren om het eigen optreden in het kader van de wederopbouw en het optreden van<br />

49 Rijksbegroting 2009 waar de begroting van Defensie (hoofdstuk X) onderdeel van is.<br />

50 www.prinsjesdag2008.nl<br />

51 Zie 3.1.2. voor achtergrond artikel-100 brief.<br />

52 Brief Ministerie van Defensie betreffende de bestrijding van het internationale<br />

terrorisme d.d. 22 december 2005.<br />

Pagina 27/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

de Afghaanse overheid mogelijk te maken. De regering benadrukt dat aansprekende<br />

resultaten niet vanaf het begin zichtbaar zullen zijn, maar enige tijd zullen vergen. De<br />

grond voor deelname aan de militaire ISAF-operatie is om te voorkomen dat in<br />

Afghanistan opnieuw vrijplaatsen ontstaan voor terreurgroepen wat een bron zou<br />

kunnen worden voor internationaal terrorisme, Europa incluis. In de brief wordt verder<br />

ingegaan op het mandaat, de veiligheidssituatie en risico’s, de militaire aspecten, de<br />

samenwerking met andere landen, de periode van de bijdrage en de kosten.<br />

De tekst van de beleidsagenda van Buitenlandse Zaken zoals deze is opgenomen in<br />

de begroting 2009 53 begint met: “Een actieve internationale opstelling is van<br />

levensbelang voor ons Koninkrijk, dat staat als een paal boven water”. De regering wil<br />

zich sterk maken voor een welvarend en stabiel Nederland, in een welvarende en<br />

stabiele wereld. Nederland doet dat door de internationale rechtsorde te versterken en<br />

de inzet voor ontwikkelingssamenwerking. Dit beleid wordt volgens de regering<br />

gevoerd vanuit solidariteit met de minder bedeelden, maar ook vanuit eigenbelang.<br />

Omdat Nederland zijn geld voor een groot deel in het buitenland verdient, heeft<br />

Nederland baat bij een goed functionerende interne Europese markt, een sterke<br />

wereldhandelsorganisatie en stabiliteit in de wereld.<br />

Nederland richt de inzet op veiligheid en stabiliteit, ook ver buiten de landsgrenzen als<br />

dat nodig is. De regering doelt op dreigingen zoals transnationale criminaliteit,<br />

grootschalige schendingen van mensenrechten, proliferatie van<br />

massavernietigingswapens en terrorisme. Deze dreigingen vinden vooral een<br />

voedingsbodem in fragiele staten 54 . Dit kan weer leiden tot veiligheidsrisico’s of de<br />

uitbraak van nieuwe conflicten. Deze raken het Nederlandse belang en soms zelfs een<br />

rechtstreeks veiligheidsbelang. Daarmee wordt ook het belang van de Nederlandse<br />

burger geraakt 55 .<br />

De boodschap van Buitenlandse Zaken in beleidsstukken over de inzet van Nederland<br />

en ook de krijgsmacht richt zich vooral op het waarom. Hierbij wordt ook gerefereerd<br />

aan het algemene regeringsbeleid. Defensie richt zich vooral op het wat en hoe van de<br />

inzet. Voor het waarom wordt gerefereerd aan het algemene regeringsbeleid. De<br />

boodschap van de regering over het buitenlandse beleid en de inzet van de krijgsmacht<br />

als instrument hiervan is algemeen van aard. De informatie is specifieker als het gaat<br />

om specifieke operatie.<br />

53 Rijksbegroting 2009 waar de begroting van Buitenlandse Zaken en<br />

Ontwikkelingssamenwerking (hoofdstuk V) onderdeel van is.<br />

54 Definitie van de OESO: staten zijn fragiel wanneer bij de overheid de politieke wil<br />

en/of capaciteit ontbreekt om de basisfuncties voor armoedebestrijding, ontwikkeling,<br />

veiligheid en mensenrechten van de bevolking te vervullen.<br />

55 Medewerkers van Buitenlandse Zaken worden ook ingezet in Uruzgan. De inzet van<br />

is vergelijkbaar met een middelgrote ambassade. Dit illustreert volgens de regering het<br />

belang van deze regio voor Nederland.<br />

Pagina 28/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

4.4 Media<br />

Het element media in deze paragraaf gaat over de middelen en processen van de<br />

overheids<strong>communicatie</strong>.<br />

Het <strong>communicatie</strong>proces over de inzet van de krijgsmacht begint bij de regering<br />

gevolgd door de departementen. Buiten het vastliggende beleidsproces 56 waarbij op<br />

bepaalde momenten de regering beslissingen neemt en deze communiceert, zijn er<br />

andere momenten waarop de regering naar buiten treedt met informatie. Dit betreft<br />

openbare <strong>communicatie</strong> met het parlement over allerlei onderwerpen die vervolgens<br />

publiekelijk worden gemaakt.<br />

Naast de openbaarheid van het functioneren van regering en parlement publiceert het<br />

Ministerie van Algemene Zaken alle openbare informatie waaronder de<br />

regeringsverklaring (beleidsprogramma), troonrede en de brieven aan het parlement op<br />

internet. Dit geldt ook voor de optredens van de minister-president in de media en<br />

toespraken gehouden tijdens publieke optredens. Deze zijn uiteraard openbaar, maar<br />

worden ook letterlijk gepubliceerd op de internetsite van het Ministerie van Algemene<br />

Zaken. Daarnaast worden persconferenties gegeven en persberichten uitgegeven.<br />

Andere bewindslieden treden ook op in de media of tijdens andere publieke activiteiten<br />

zoals spreekbeurten en bezoeken. De optredens in de media en de persconferenties<br />

van de bewindslieden, anders dan de minister-president, vinden plaats onder regie van<br />

de verantwoordelijke departementen. Het beleid van de regering wordt verder<br />

toegelicht door regeringswoordvoerders.<br />

Net als het Ministerie van Algemene Zaken geven de andere ministeries ook op<br />

verschillende wijzen inhoud aan de <strong>communicatie</strong>. Alle openbare informatie waaronder<br />

de brieven aan het parlement worden ook op internet gepubliceerd. Dit geldt niet voor<br />

alle mediaoptredens van de bewindslieden; dit in tegenstelling tot die van de ministerpresident.<br />

Wel worden net als bij het Ministerie van Algemene Zaken persconferenties<br />

gegeven, persberichten uitgegeven en treden de bewindslieden op in de media of<br />

tijdens andere publieke activiteiten. De uitvoering van het beleid wordt verder toegelicht<br />

door woordvoerders van de departementen.<br />

Het Ministerie van Defensie heeft in 2007 een beleidskader 57 opgesteld voor de<br />

<strong>communicatie</strong>. Naast dit beleidskader is voor de missie in Uruzgan een specifiek<br />

<strong>communicatie</strong>plan 58 geschreven. Doel hiervan is dat de kennis van de krijgsmacht en<br />

meer specifiek de inzet wordt vergroot. Dit moet vervolgens leiden tot meer begrip en<br />

waardering.<br />

56 Zie hiervoor paragraaf 4.2. en 4.3.<br />

57 Corporate Communicatie Beleidskader 2006-2010.<br />

58 Communicatieplan ISAF Stage III Uruzgan.<br />

Pagina 29/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Doel van het beleidskader was het versterken van de reputatie en de interne<br />

identificatie en trots. Hiervoor waren verschillende aanleidingen, waarvan een drietal<br />

raakten aan het begrip <strong>draagvlak</strong>. Ten eerste verwacht de samenleving dat de overheid<br />

en dus ook Defensie verantwoording aflegt over wat ze doet en waarom. Ten tweede<br />

wil Defensie actief werken aan <strong>draagvlak</strong> op lange termijn om meer begrip te kweken<br />

voor het werk van de krijgsmacht wat een gunstige politieke invloed zou kunnen<br />

hebben. Als derde aanleiding werd het kennisniveau van de Nederlandse bevolking als<br />

aanleiding opgevoerd. Nut en noodzaak van de activiteiten van de krijgsmacht zouden<br />

minder evident zijn geworden door de veranderende internationale verhoudingen.<br />

Op basis van de identiteit van Defensie is een positioneringstekst opgesteld die het<br />

strategische fundament vormt voor de <strong>communicatie</strong> van Defensie (zie figuur 8).<br />

Daarbij dient vooral de relevantie van Defensie te worden overgebracht op voor<br />

Defensie belangrijke doelgroepen als fundament voor <strong>draagvlak</strong>. Onderdeel daarvan is<br />

ook het vergroten van het inzicht in het verband tussen vredesmissies en de<br />

binnenlandse en eigen veiligheid.<br />

Defensie: altijd en overal inzetbaar voor vrede en veiligheid<br />

Defensie staat voor vrede en veiligheid, in eigen land en daarbuiten. Nederland levert<br />

daarmee een bijdrage aan stabiliteit en vrijheid in de wereld. Hiermee is ook de<br />

samenleving gediend.<br />

De marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee zijn snel en flexibel inzetbaar en<br />

kunnen overal ter wereld optreden, ook onder de zwaarste omstandigheden. In nauwe<br />

samenwerking met anderen en gesterkt door een rotsvast vertrouwen in elkaar.<br />

Uitgerust met modern materieel, verantwoord omgaand met geweld en als het moet<br />

met gevaar voor eigen leven. Dat is Defensie.<br />

Figuur 8: Positioneringstekst Defensie.<br />

In het <strong>communicatie</strong>plan 59 voor de missie in Uruzgan is gesteld dat het essentieel is dat<br />

Defensie het belang en het verloop van de missie en haar specifieke taken op een<br />

professionele wijze uitdraagt aan de bevolking, bezoekers, politici, overige<br />

belangstellenden en zeker ook aan het niet uitgezonden defensiepersoneel. Defensie<br />

wil hiermee bijdragen aan de openheid die betracht wordt. Om tegemoet te komen aan<br />

de verwachte grote mediabelangstelling is het volgens Defensie van belang om open 60 ,<br />

helder en uitgebreid te laten vertellen en te laten zien op welke wijze de opdrachten<br />

door de militairen worden uitgevoerd. Daarbij dient een realistisch beeld te worden<br />

geschetst. Zowel de mooie kanten van het vak als de schaduwkanten. Doel hiervan is<br />

dat de perceptie van de Nederlandse samenleving niet afwijkt van de realiteit. Om de<br />

ontwikkeling van de missie inzichtelijk te maken is volgens Defensie continuïteit van de<br />

59 Ibid voetnoot 58.<br />

60 De enige beperking voor de openheid wordt bepaald door de veiligheidsrisico’s voor<br />

de militairen, de zogeheten ‘operational security’.<br />

Pagina 30/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

berichtgeving van groot belang. Kennis en inzicht van de operatie leiden tot begrip voor<br />

de complexe omstandigheden en waardering voor de wijze waarop de Nederlandse<br />

militairen opereren. Daarmee wordt volgens Defensie gewerkt aan <strong>draagvlak</strong> wat<br />

belangrijk is voor de missie, vooral in crisissituaties. Hiermee wordt gedoeld op het<br />

voorkomen van het afkalven van <strong>draagvlak</strong> bij ernstige incidenten en tegenslagen.<br />

De openheid en continuïteit van de <strong>communicatie</strong> dienen volgens Defensie plaats te<br />

vinden onder centrale coördinatie. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat<br />

Nederland politiek geëngageerd is en deze politieke betrokkenheid het noodzakelijk<br />

maakt dat de woordvoering rekening houdt met de politieke context. De woordvoering<br />

is een verantwoordelijkheid van Defensie, uitgezonderd de woordvoering door<br />

Buitenlandse Zaken voor de aspecten die de buitenlandse politiek betreffen 61 .<br />

Voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving maakt de overheid vooral gebruik van<br />

massa<strong>communicatie</strong> 62 . Er wordt veel gebruik gemaakt van internet door informatie te<br />

publiceren. De overheid gebruikt voor deze vorm van publieksvoorlichting 63 een groot<br />

aantal sites 64 .<br />

Naast de <strong>communicatie</strong> via internet is de media (kranten, radio en televisie) een<br />

belangrijk middel van <strong>communicatie</strong> met het publiek. Via persberichten, persbriefings,<br />

persreizen, interviews en de inzet van woordvoerders en voorlichters wordt aandacht<br />

gevraagd voor het beleid en de uitvoering hiervan. De <strong>communicatie</strong> over de<br />

krijgsmacht van de verschillende departementen wordt onderling afgestemd.<br />

Communicatie over onderwerpen in relatie tot de krijgsmacht die de departementen<br />

overstijgen of <strong>communicatie</strong> over politieke besluitvorming in het kabinet betreffende de<br />

krijgsmacht wordt door of namens de Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van<br />

Algemene Zaken uitgevoerd of gecoördineerd. De boodschap van de ministeries in alle<br />

middelen is een afgeleide van het beleid en/of de specifieke beleidsbeslissingen zoals<br />

zeer uitgebreid is gecommuniceerd met het parlement. De inhoud van die<br />

<strong>communicatie</strong> is qua omvang aanzienlijk teruggebracht en op een meer aansprekende<br />

wijze worden de essenties weergegeven. Bij de <strong>communicatie</strong> (massa<strong>communicatie</strong>)<br />

wordt niet direct een onderscheid gemaakt in ontvangers. De doelgroep is het<br />

algemene publiek.<br />

Met de start van de missie in Uruzgan is het Ministerie van Defensie gestart met het<br />

wekelijks publiceren van een weekoverzicht op de eigen internetsite. Hierin wordt een<br />

61 De woordvoering over gebeurtenissen met een strafrechtelijk karakter ligt bij het<br />

Openbaar Ministerie.<br />

62 Alle traditionele middelen van massa<strong>communicatie</strong> zoals uiteengezet in 3.1.1.<br />

worden gebruikt.<br />

63 Ook telefonisch kan bij de verschillende departementen of via postbus 51 informatie<br />

over de inzet van de krijgsmacht worden ingewonnen.<br />

64 Een greep uit de vele adressen: www.regering.nl, www.overheid.nl, www.minaz.nl,<br />

www.minbuza.nl (incl Ontwikkelingssamenwerking), www.defensie.nl,<br />

www.postbus51.nl, www.prinsjesdag2008.nl.<br />

Pagina 31/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

overzicht gegeven van de belangrijkste activiteiten en gebeurtenissen in het<br />

uitzendgebied van de afgelopen week. Dit overzicht wordt sinds kort regelmatig<br />

begeleid met korte video’s over een bepaald onderwerp of aspect van de missie. Deze<br />

video’s worden in eigen beheer gemaakt.<br />

Defensie stelt sinds de start van de missie in Uruzgan ook journalisten in staat de<br />

missie van nabij mee te maken. Deze vorm van journalistiek, ‘embedded journalism’<br />

genoemd, levert veel aandacht in de media op. In ieder geval in het begin van de<br />

missie. Door de bijna onafgebroken aanwezigheid van media in Afghanistan wordt er<br />

veel verslag gedaan van de Nederlandse aanwezigheid en de activiteiten.<br />

De <strong>communicatie</strong> van de regering en de overheid naar de samenleving volgt de<br />

<strong>communicatie</strong> van de regering met het parlement. De <strong>communicatie</strong> over de uitvoering<br />

van de inzet naar de samenleving gebeurt rechtstreeks of indirect via de media of<br />

individuen. De <strong>communicatie</strong> gebeurt op verschillende manieren met gebruik van een<br />

grote verscheidenheid aan middelen. Internet neemt een steeds grotere plaats in. De<br />

overheids<strong>communicatie</strong> is voor een groot deel geregisseerd.<br />

4.5 Ontvangers<br />

In deze paragraaf ga ik in op de ontvangers van de overheids<strong>communicatie</strong>. Dit publiek<br />

bestaat in principe uit verschillende doelgroepen.<br />

Defensie heeft in de plannen 65 voor de <strong>communicatie</strong> over het beleid en de inzet<br />

nadrukkelijk rekening gehouden met de verschillende doelgroepen. Via de publieke<br />

optredens van politici en andere autoriteiten wordt ook getracht de kennis over de inzet<br />

van de krijgsmacht te vergroten. Doel is via de aanwezigen bij bijeenkomsten de kennis<br />

verder te verspreiden. Ook de incidentele bezoeken van politici en andere autoriteiten,<br />

soms samen met journalisten/columnisten, maar ook bezoeken van bekende<br />

Nederlanders zijn mede van belang om de kennis bij het grote publiek via deze<br />

mensen te vergroten. Belangrijk aspect in de <strong>communicatie</strong> is volgens Defensie het<br />

overbrengen van de relevantie van de krijgsmacht met als doel <strong>draagvlak</strong> te vergroten.<br />

Ook door Defensie wordt soms direct contact gezocht met de samenleving over de<br />

inzet van de krijgsmacht. Een voorbeeld is het recente debat op de Universiteit van<br />

Amsterdam. Op de site waren meningen en visies van studenten en wetenschappers<br />

op de missie in Afghanistan verschenen. Volgens Defensie een eenzijdige kijk wat<br />

reden was om in discussie te gaan met wetenschappers en studenten van die<br />

universiteit.<br />

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken erkent het ook belang van <strong>draagvlak</strong> in de<br />

samenleving voor het beleid. Het ministerie meldt dat daarom wordt gewerkt aan het<br />

verkrijgen van meer voeling met wat er in de samenleving speelt. Daardoor kunnen de<br />

belangen van Nederlanders in het buitenland worden behartigd. Daarnaast wil men<br />

65 Ibid voetnoten 57 en 58.<br />

Pagina 32/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

laten zien wat in het belang van Nederland in het buitenland bereikt wordt. Doel hiervan<br />

is dat de Nederlanders zien dat een actief buitenlandbeleid een meerwaarde heeft.<br />

Het zogeheten <strong>draagvlak</strong>beleid van Buitenlandse Zaken wordt onder andere vorm<br />

gegeven door het programma ‘Rent an Ambassador’. Nederlandse ambassadeurs in<br />

het buitenland, die even in Nederland zijn, kunnen worden geboekt voor spreekbeurten<br />

in Nederland. Tijdens die spreekbeurten gaan zij het gesprek aan met de samenleving.<br />

Buitenlandse Zaken stelt ook dat er extra aandacht komt 66 voor een goede<br />

<strong>communicatie</strong> van zowel de resultaten als de uitdagingen van de missie in Uruzgan.<br />

Via internet stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken ook specifieke informatie voor<br />

leerlingen van de onderbouw beschikbaar.<br />

Naast two-step flow massa<strong>communicatie</strong> (zie 3.1.1 en figuur 7) wordt vooral veel<br />

gebruik gemaakt van traditionele massa<strong>communicatie</strong> 67 en in toenemende mate van<br />

internet..<br />

4.6 Subconclusie<br />

Voor het aangeven van het belang van de inzet van de krijgsmacht buiten Nederland<br />

zijn de Ministeries van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Defensie de<br />

belangrijkste zenders. De boodschappen van deze ministeries zijn een afgeleide van<br />

het beleid en/of de specifieke beleidsbeslissingen zoals deze zeer uitgebreid worden<br />

gecommuniceerd met het parlement. De inhoud van die <strong>communicatie</strong> is in<br />

tegenstelling tot de uitgebreide informatie aan het parlement erg beperkt. Daarnaast is<br />

de informatie geredigeerd. Voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving maakt de<br />

overheid vooral gebruik van massa<strong>communicatie</strong>. Er wordt in toenemende mate<br />

gebruik gemaakt van internet. De overheid onderkent verschillende doelgroepen zijnde<br />

de ontvangers van overheids<strong>communicatie</strong>. De overheids<strong>communicatie</strong> is voor een<br />

groot deel geregisseerd.<br />

5. Toetsing <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet<br />

krijgsmacht<br />

5.1 Inleiding en doelstelling<br />

In hoofdstuk twee concludeerde ik dat de overheid ondanks haar streven naar een zo<br />

breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> blijkbaar onvoldoende in staat is om de samenleving te<br />

overtuigen van het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht<br />

en de belangen van de samenleving. In de analyse en beoordeling in dit hoofdstuk<br />

zoek ik naar de achtergronden en samenhang op het gebied van <strong>communicatie</strong> bij het<br />

verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de<br />

66 Ibid voetnoot 41.<br />

67 Radio, televisie en geschreven media.<br />

Pagina 33/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

krijgsmacht. Hiervoor toets 68 ik de <strong>communicatie</strong>praktijk via de vier basiselementen van<br />

het basismodel van <strong>communicatie</strong> (zenders, boodschappen, media en ontvangers) aan<br />

de toetsfactoren zoals vastgesteld in hoofdstuk drie.<br />

5.2 Zenders<br />

Meer specifiek gaat het dan om de formele (externe) <strong>communicatie</strong> die in belangrijke<br />

mate ook de bron is voor andere vormen van <strong>communicatie</strong> over het waarom van de<br />

inzet van de krijgsmacht en het hoe en wat van die inzet zoals in het vorige hoofdstuk<br />

weergegeven. Het gaat er niet om elke uiting te beoordelen, maar om mogelijke<br />

onvolkomenheden te onderkennen die er mede voor zorgen dat de samenleving<br />

militaire missies slechts zeer beperkt steunt 69 .<br />

Hieronder zal ik nagaan of de overheid herkenbaar en aanspreekbaar is als zender.<br />

Ook ga ik na of de overheid actief communiceert.<br />

De <strong>communicatie</strong> over de krijgsmacht van de verschillende departementen wordt<br />

onderling afgestemd. Communicatie over de krijgsmacht die de departementen 70<br />

overstijgen of over politieke besluitvorming in het kabinet over de krijgsmacht wordt<br />

door of namens de Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van Algemene Zaken<br />

uitgevoerd of gecoördineerd. De rol van de Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie<br />

van Algemene Zaken is meer coördinerend dan uitvoerend en leidt daardoor tot een<br />

minder nadrukkelijk regeringsstempel op de <strong>communicatie</strong> over de inzet van de<br />

krijgsmacht. Hiermee kan het voor sommige burgers minder duidelijk zijn dat de inzet<br />

van de krijgsmacht een regeringsbesluit en –verantwoordelijkheid is. Dit wordt versterkt<br />

door de nadrukkelijke rol van de Directie Communicatie en Voorlichting van het<br />

Ministerie van Defensie. Hierdoor kan het algemene belang van de inzet van de<br />

krijgsmacht minder duidelijk naar voren komen, omdat Defensie zich vooral richt op het<br />

hoe en wat van de uitvoering van de missie en minder op het waarom. Dat is immers<br />

niet de verantwoordelijkheid van Defensie, maar van Buitenlandse Zaken.<br />

De beleids<strong>communicatie</strong> van de overheid volgt de <strong>communicatie</strong> van de regering met<br />

het parlement. De <strong>communicatie</strong> over de uitvoering is direct. De departementen zijn<br />

hierin pro-actief.<br />

De aanspreekbaarheid van de overheid over de inzet van de krijgsmacht is beperkt.<br />

Het Ministerie van Algemene Zaken legt op de site uit wat de procedure is en welke<br />

beperkingen er zijn om in contact te komen met de minister-president. De ministeries<br />

van Buitenlandse Zaken en Defensie geven alleen een algemeen adres waaraan een<br />

68 De toetsing vindt plaats door analyse van het <strong>communicatie</strong>beleid, observaties van<br />

geïnterviewde deskundigen en betrokkenen en media-analyses.<br />

69 Zie 2.4.2. figuur 2.<br />

70 Buitenlandse Zaken en Defensie.<br />

Pagina 34/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

reactie kan worden gestuurd. Geen informatie over de procedure en eventuele<br />

beperkingen.<br />

De overheid is niet anoniem, maar per beleidsterrein herkenbaar in de <strong>communicatie</strong>.<br />

Defensie vervult een prominente rol, die kan leiden tot een minder herkenbare<br />

boodschap van het waarom van een inzet. Communicatie over de uitvoering is proactief.<br />

De overheid is aanspreekbaar, maar de mogelijkheden zijn beperkt.<br />

5.3 Boodschappen<br />

In deze paragraaf toets ik of de overheid actief duidelijk maakt welke motieven en<br />

overwegingen er zijn voor de inzet van de krijgsmacht. Ook stel ik vast of de<br />

boodschap eenduidig, juist en helder wordt gecommuniceerd.<br />

De boodschap van de ministeries van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken over de<br />

inzet van Nederland en ook de krijgsmacht richt zich vooral op het waarom. Hierbij<br />

wordt gerefereerd aan het algemene regeringsbeleid 71 . De boodschap van Defensie<br />

over de inzet van de krijgsmacht richt zich vooral op het wat en hoe van de inzet. Voor<br />

het waarom wordt ook gerefereerd aan het algemene regeringsbeleid. De<br />

<strong>communicatie</strong> over dit beleid roept echter vragen op. In de <strong>communicatie</strong> wordt niet<br />

expliciet duidelijk welke Nederlandse belangen worden nagestreefd met de actieve<br />

internationale en Europese rol en hoe dat beleid het belang van de Nederlanders dient.<br />

Gesteld wordt dat onze welvaart en onze veiligheid steeds meer van buitenaf worden<br />

beïnvloed. Deze boodschappen zijn vooral te vinden in de <strong>communicatie</strong> van de<br />

regering met het parlement of in documenten op internet. De <strong>communicatie</strong> die via de<br />

media 72 aan de samenleving wordt bekendgemaakt is zeer beknopt en gaat nauwelijks<br />

in op het waarom van missies.<br />

Buitenlandse Zaken gaat op haar internetsite beperkt in op wat Nederland doet voor<br />

vrede en veiligheid. Als voorbeeld neem ik de inzet in Afghanistan.<br />

Onze veiligheid is volgens de regering gediend met een grotere veiligheid in<br />

Afghanistan en door dat land te ontwikkelen krijgt radicalisering minder kans.<br />

Buitenlandse Zaken stelt op haar website als onderdeel van het thema humanitaire<br />

hulp 73 dat Nederland hulp biedt aan het bouwen van een stabiel en veilig Afghanistan.<br />

Dit is belangrijk voor het land zelf, maar draagt ook bij aan meer veiligheid in Nederland<br />

en de rest van de wereld. De militaire inzet maakt daar deel van uit. De inzet van het<br />

Provinciaal Reconstructie Team (PRT) staat daarin centraal. Er wordt niet gesproken<br />

over de inzet van gevechtseenheden en opvallend is ook het feit dat alleen de militaire<br />

aanwezigheid van de Koninklijke landmacht in Uruzgan wordt gemeld. Over de inzet<br />

van de Koninklijke luchtmacht met onder andere gevechtvliegtuigen en<br />

71 Ibid voetnoot 44 en 45.<br />

72 Persberichten, persbriefings, optredens in de media etc.<br />

73 http://www.minbuza.nl/nl/themas,humanitaire-hulp/afghanistan<br />

Pagina 35/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

gevechtshelikopters wordt niet gerept 74 . Wel wordt verwezen naar de internetsite van<br />

Defensie waar deze informatie wel beschikbaar is. Informatie over de inzet is op de<br />

internetsite van Buitenlandse Zaken niet prominent aanwezig, maar moet worden<br />

gezocht. Opvallend is de onderbrenging van het dossier Afghanistan onder het thema<br />

humanitaire hulp.<br />

De informatie van de overheid aan het publiek over het besluit in 2005 van de regering<br />

om troepen te sturen naar Uruzgan was zeer summier 75 . Het parlement had met de<br />

brief 76 van de regering vanzelfsprekend meer informatie gekregen. De tekst van de<br />

brief en de teksten van het persbericht en de informatie op de verschillende<br />

overheidssites laten een aantal opmerkelijke verschillen zien. Opvallend verschil is dat<br />

in de brief wel wordt verwezen naar de dreiging van terrorisme, ook voor Europa, maar<br />

in het persbericht niet. De nadruk in het persbericht ligt op de taken van het PRT. Er<br />

wordt niet gesproken over mogelijke offensieve acties. Wel wordt melding gemaakt van<br />

risico’s die verbonden zijn aan de gecompliceerde missie. In de brief aan het parlement<br />

wordt dus wel gerefereerd aan het (inter-)nationale belang van het voorkomen<br />

terrorisme, maar in de <strong>communicatie</strong> met het publiek niet. Hiermee zijn de motieven en<br />

overwegingen van de inzet niet actief duidelijk gemaakt. Dit blijkt ook niet uit de<br />

informatie op de verschillende overheidssites. Opvallend is ook de vermelding van het<br />

belang van politiek <strong>draagvlak</strong> voor de missie. Over <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> wordt<br />

niet gesproken. Instemming is niet noodzakelijk, maar een breed politiek en<br />

<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> is wel gewenst.<br />

De verschillende instanties die communiceren over de inzet zijn ook niet eenduidig in<br />

de uitingen. Na het publiceren van de officiële <strong>communicatie</strong> van de regering met het<br />

parlement verschijnen er van alle betrokken overheden berichten. Er worden<br />

persberichten uitgegeven, brieven worden geredigeerd voor internet en er verschijnen<br />

nieuwsberichten op de verschillende overheidssites. De informatie in al die berichten is<br />

op hoofdlijnen hetzelfde, maar verschilt soms in belangrijke details. De verschillen<br />

bestaan soms uit het ontbreken van de uitgebreide motivering voor een missie en soms<br />

ook door het gebruik van verschillende termen. Als voorbeeld noem ik het handhaven<br />

van de stabiliteit in het ene bericht en in een ander bericht over hetzelfde onderwerp<br />

met dezelfde aanleiding het bevorderen van de stabiliteit. De verschillen tussen<br />

bevorderen en handhaven zijn in militaire termen enorm. De berichtgeving is hiermee<br />

niet eenduidig, helder en in het ene bericht zelfs feitelijk onjuist.<br />

Ook op de internetsite van de Postbus 51-Informatiedienst is de informatie over<br />

Defensie niet erg eenvoudig te vinden. Op de homepage is de icoon van justitie<br />

gebruikt om de categorie rechtspraak en veiligheid aan te geven 77 . Hieronder is ook de<br />

74 http://www.minbuza.nl/nl/themas,humanitaire-hulp/afghanistan/militaire-inzet<br />

75 http://www.regering.nl/ Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/2005/December/22/<br />

Kabinet_van_plan_militairen_in_te_zetten_in_Afghanistan<br />

76 Ibid voetnoot 52.<br />

77 http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/rechtspraak-en-veiligheid/Defensie<br />

Pagina 36/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

informatie over Defensie opgenomen. Hetzelfde geldt voor de internetsite overheid.nl.<br />

Als antwoord op de vraag waarom Nederland aan een missie deelneemt, stelt de<br />

overheid op de internetsite van de Informatiedienst dat Nederland wil bijdragen aan<br />

een beter en veiliger leven voor de mensen die wonen in landen waar een gewelddadig<br />

conflict heeft plaatsgevonden. Een ander motief is de veiligheid in de wereld. Een veilig<br />

en stabiel land zal namelijk bijdragen aan meer veiligheid in de hele regio rond het land<br />

en uiteindelijk in de rest van de wereld. Nederland ziet hulp bij de wederopbouw van<br />

een land dan ook als een wapen in de strijd tegen terrorisme, zo valt op de site te<br />

lezen 78 . Bijzonder is hier dat wederopbouw als wapen tegen terrorisme wordt<br />

geafficheerd. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken noemt in een schriftelijke uiting 79<br />

armoedebestrijding als wapen tegen terrorisme.<br />

De Commandant der Strijdkrachten stelde onlangs dat de Nederlandse troepen in<br />

Uruzgan in beginsel de Afghaanse veiligheid dienen. Op lange termijn zou onze eigen<br />

veiligheid ook baat hebben met de Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan, zo staat<br />

vermeld op de website van de Universiteit van Amsterdam naar aanleiding van een<br />

recent gehouden debat 80 . Deze typerende uitspraak maar maakt mijns inziens duidelijk<br />

waarom de samenleving de missie niet in ruimere mate steunt. De boodschap over de<br />

inzet blijft immers erg algemeen als het gaat om de verschillende belangen.<br />

5.4 Media<br />

Er wordt veelvuldig gewezen op het algemene belang van de bevordering van de<br />

internationale rechtsorde en de Nederlandse traditie hier een bijdrage aan te leveren.<br />

De samenleving ziet echter meer het nut van militaire missies indien ook de eigen<br />

Nederlandse belangen worden gediend 81 . Dit belang wordt in relatie tot de inzet<br />

nauwelijks genoemd 82 . Ook stel ik vast dat de boodschap niet altijd eenduidig, juist en<br />

helder wordt gecommuniceerd.<br />

Hieronder ga ik na of de overheid op basis van een strategie communiceert en hiermee<br />

een groot bereik van verschillende doelgroepen bereikt. Hierbij bezie ik ook de<br />

mogelijkheden van interactie.<br />

78 http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/rechtspraak-en-veiligheid/Defensie/missies/<br />

waarom-doet-nederland-mee-aan-internationale-missies.html<br />

79 Vredesmissies 1 voor de onderbouw, Buitenlandse Zaken april 2007.<br />

80 http://www.uva.nl/actueel/index.cfm/23FC3E64-1321-B0BE-A45911795AB95F1C<br />

81 Zie 2.4.2. en 2.4.3.<br />

82 Dit sluit aan bij een observatie van de publicist Paul Scheffer. In de publicatie ‘Het<br />

vizier op Defensie’ pleit hij voor het benadrukken van de kwetsbaarheid van Nederland<br />

en de dreigingen zeer scherp onder woorden te brengen door de regering en de<br />

ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Defensie dient volgens hem altijd de<br />

relatie te leggen tussen de buitenlandse activiteiten en binnenlandse veiligheid,<br />

waarmee ook de belangen van de burger duidelijk worden.<br />

Pagina 37/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

De <strong>communicatie</strong> van de regering en de overheid naar de samenleving volgt de<br />

<strong>communicatie</strong> van de regering met het parlement. De <strong>communicatie</strong> over de uitvoering<br />

van de inzet naar de samenleving gebeurt rechtstreeks of indirect via de media of<br />

individuen. De <strong>communicatie</strong> gebeurt op verschillende manieren met gebruik van een<br />

grote verscheidenheid aan middelen. Defensie heeft voor de <strong>communicatie</strong> plannen<br />

ontwikkeld met nadrukkelijk aandacht voor het verwerven en behouden van <strong>draagvlak</strong>.<br />

Hier is sprake van een zekere strategie.<br />

De <strong>communicatie</strong> met de samenleving vindt vooral plaats door gebruik van<br />

massa<strong>communicatie</strong> 83 . De zenders houden daarbij rekening met verschillende<br />

doelgroepen. Internet neemt hierin een steeds grotere plaats in. Gezien de veelheid<br />

aan middelen en de bevindingen in 5.3 is mijn conclusie dat er kwantitatief geen<br />

probleem is met de informatie, maar dat de kwaliteit kan worden verbeterd. De<br />

overheids<strong>communicatie</strong> wordt door de overheid verzorgd en mogelijk gemaakt.<br />

Daardoor is het ook voor een groot deel geregisseerd. Hoewel ‘embedded journalism’<br />

meer mogelijkheden biedt voor vrije nieuwsgaring, is ook deze vorm van journalistiek<br />

mogelijk gemaakt door de overheid. Dit leverde in eerste instantie veel kritiek op. Door<br />

de bemoeienis van Defensie zouden de media niet onafhankelijk verslag kunnen doen.<br />

Mans e.a. (2008) stellen in het rapport ‘Eyes wide shut’ 84 dat ‘embedded journalism’<br />

door de vergroting van de beschikbaarheid aan informatie vanuit het perspectief van de<br />

krijgsmacht een succes is, maar dat voor een evenwichtige berichtgeving ‘unembedded<br />

journalism’ noodzakelijk is.<br />

Naast het beperkt aanspreken 85 is het mogelijk direct contact te hebben met<br />

bewindslieden en andere autoriteiten. Bijvoorbeeld bij werkbezoeken of tijdens<br />

bijeenkomsten. Hier wordt door de beperkte beschikbaarheid van bewindslieden en<br />

andere autoriteiten slechts zeer beperkt gebruik van gemaakt. De impact van dergelijke<br />

contacten is kwalitatief relatief hoog, maar het bereik is zeer beperkt. Opvallend is de<br />

duidelijke wijze waarop Buitenlandse Zaken via de eigen website communiceert over<br />

de mogelijkheden in het kader van het eerder aangehaalde <strong>draagvlak</strong>beleid. Dit in<br />

tegenstelling tot de andere overheidssites.<br />

Hoewel er afstemming plaatsvindt met andere zenders is er geen sprake van een<br />

interdepartementale strategie. Dit blijkt uit de verschillende boodschappen van de<br />

verschillende zenders zoals in 5.3 aangetoond. Voornamelijk het waarom van een inzet<br />

vereist een gestructureerde en goede coördinatie tussen de zenders gebaseerd op een<br />

strategie. De overheids<strong>communicatie</strong> kent een groot bereik, de kwaliteit kan worden<br />

verbeterd. De mogelijkheden van interactie met de overheid zijn beperkt.<br />

83 Ibid voetnoot 62.<br />

84 Onderzoek ‘Eyes Wide Shut?’ van The Hague Center for Strategic Studies is<br />

uitgevoerd in opdracht van de Tweede Kamer en in april 2008 gepubliceerd (zie ook<br />

www.hcss.nl).<br />

85 Zie 5.2.<br />

Pagina 38/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

5.5 Ontvangers<br />

Bij het laatste element van het basismodel van <strong>communicatie</strong> ga ik na of de ontvanger,<br />

in dit geval de burger, in staat is zelfstandig een mening te vormen over de inzet van de<br />

krijgsmacht. Bij deze toetsing maak ik ook gebruik van de toetsresultaten uit de vorige<br />

paragrafen.<br />

In het streven naar één loket voor de gehele overheid, is de rol van de Postbus 51-<br />

Informatiedienst toegenomen. Het Ministerie van Algemene Zaken geeft op de<br />

contactpagina van de eigen internetsite eerst antwoord op een aantal veelgestelde<br />

vragen. Daarna wordt eerst verwezen naar Regering.nl en vervolgens naar de website<br />

van Postbus 51. De ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie verwijzen op de<br />

eigen internetsites voor publieksvoorlichting direct door naar de Postbus 51-<br />

Informatiedienst. Opvallend is dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar een<br />

gratis telefoonnummer verwijst en Defensie een eigen betaald telefoonnummer noemt<br />

en geen telefoonnummer van de Postbus 51-Informatiedienst vermeld. Ook de tijden<br />

van de bereikbaarheid zijn niet eenduidig. De informatiedienst kan via de internetsites<br />

van de ministeries ook via een digitaal reactieformulier worden bereikt. Het Ministerie<br />

van Algemene Zaken stelt als enige departement dat de publieksvoorlichters van<br />

Postbus 51 de vraag, afhankelijk van de inhoud, binnen twee dagen zullen<br />

beantwoorden. Deze richtlijn geldt blijkbaar niet voor de andere ministeries.<br />

Om op de hoogte te blijven kan iedereen zich bij Algemene Zaken en Defensie<br />

abonneren op zogeheten RSS-feeds (Really Simple Syndication). RSS zorgt ervoor dat<br />

websites niet langer bezocht hoeven te worden om te kijken of er iets nieuws<br />

gepubliceerd is. Er wordt een automatische melding gedaan als dat het geval is.<br />

Buitenlandse Zaken biedt via de site een abonnement op een uitgebreide nieuwsbrief<br />

aan, maar geen RSS-feeds. Defensie biedt ook een abonnement aan op een digitale<br />

versie van de wekelijkse Defensiekrant evenals een nieuwsbrief van de Koninklijke<br />

Landmacht 86 .<br />

De <strong>communicatie</strong> van de overheid over het waarom van de inzet van de krijgsmacht en<br />

welke belangen hiermee worden gediend, moeten leiden tot meer kennis en begrip. Op<br />

grond van die informatie moet de burger zelfstandig een eigen mening vormen over die<br />

inzet. Deze mening vereist ook informatie over de ambitie met betrekking tot de inzet,<br />

successen van de inzet of het uitblijven daarvan. Op de overheidssites regering.nl en<br />

overheid.nl is hierover geen informatie te vinden. Op geen enkele overheidssite<br />

informatie over het totale aantal slachtoffers tot nu toe. In het weekoverzicht van<br />

Defensie is er wel nadrukkelijk aandacht voor de resultaten. Opvallend is hier de<br />

86 Opvallend is dat alleen van de Koninklijke Landmacht een nieuwsbrief kan worden<br />

verkregen en niet van de andere defensieonderdelen.<br />

Pagina 39/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

geringe aandacht voor de gevechtscontacten. Deze worden weliswaar consequent<br />

gemeld, maar de informatie is erg algemeen en zeer summier 87 .<br />

De <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet van de krijgsmacht wordt gezien<br />

als meedoen en een bijdrage leveren. De samenleving is voor de overheid weliswaar<br />

een primaire doelgroep van <strong>communicatie</strong>, maar de <strong>communicatie</strong> met de samenleving<br />

is een beknopte afgeleide van de informatie die de regering aan het parlement<br />

verstrekt. De <strong>communicatie</strong> met de samenleving is versnipperd en niet eenduidig. Het<br />

Nederlandse belang van de inzet van de krijgsmacht komt in de <strong>communicatie</strong> van de<br />

overheid onvoldoende naar voren. De burger kan daarom in onvoldoende mate<br />

zelfstandig een mening vormen over de legitimiteit van de inzet van de krijgsmacht.<br />

Hierdoor is onduidelijk of de steun voor de inzet van de krijgsmacht echt beperkt is of is<br />

gebaseerd op onvoldoende kennis.<br />

6. Conclusies en aanbevelingen<br />

Aan het eind van mijn onderzoek kom ik tot de beantwoording van de centrale vraag:<br />

“Welke mogelijkheden zijn er om de onvolkomenheden op het gebied van<br />

<strong>communicatie</strong> voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de<br />

krijgsmacht en in het bijzonder de inzet buiten Nederland te verminderen?” Deze<br />

onvolkomenheden komen naar voren in onderstaande conclusies. Daarna volgen een<br />

aantal aanbevelingen.<br />

6.1 Conclusies<br />

De conclusies zijn het resultaat van de diagnose wat als uitgangspunt kan dienen voor<br />

mogelijke veranderingen. De aanbevelingen zijn een concrete aanzet tot<br />

veranderingen.<br />

1. Het Nederlandse belang van de inzet van de krijgsmacht komt in de <strong>communicatie</strong><br />

van de overheid naar de burger onvoldoende naar voren. De <strong>communicatie</strong> met de<br />

samenleving over de inzet van de krijgsmacht wordt overheerst door<br />

algemeenheden en het leveren van een bijdrage. De <strong>communicatie</strong> met de<br />

samenleving is een beknopte afgeleide van de informatieverstrekking van de<br />

regering aan het parlement.<br />

2. De <strong>communicatie</strong> met de samenleving is beknopt, versnipperd en niet eenduidig.<br />

De burger kan daardoor in onvoldoende mate zelfstandig een afgewogen mening<br />

vormen over de legitimiteit van de inzet van de krijgsmacht.<br />

3. De nadrukkelijke rol van het Ministerie van Defensie in vergelijking met de andere<br />

overheidszenders leidt tot een minder duidelijk algemeen belang van de inzet van<br />

87 Een korte blik over de grens leert dat de overheden van de buurlanden Groot-<br />

Brittannië en Duitsland die ook actief zijn in Afghanistan duidelijker zijn over de<br />

belangen in de <strong>communicatie</strong> naar de samenleving. Zie hiervoor ook bijlage 7.<br />

Pagina 40/54


Titel<br />

Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />

Subtitel<br />

verwerven en behouden<br />

Status<br />

<strong>Definitief</strong><br />

Datum 10 april 2009<br />

Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

6.2 Aanbevelingen<br />

de krijgsmacht. Centrale regie en strategie overheids<strong>communicatie</strong> van essentieel<br />

belang voor effectiviteit van de <strong>communicatie</strong>; strategie en strategische<br />

<strong>communicatie</strong> geeft een ‘kapstok’ waaraan beslissingen/keuzes kunnen worden<br />

opgehangen.<br />

Om het belang van de inzet van de krijgsmacht duidelijker te maken zijn er een aantal<br />

mogelijkheden.<br />

1. Ontwikkel voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet van de<br />

krijgsmacht een interdepartementale strategie waarin het waarom van de inzet een<br />

belangrijkere plaats inneemt.<br />

2. Draag zorg voor betere een betere coördinatie en afstemming van de<br />

<strong>communicatie</strong> met de samenleving door een versterkte interdepartementale regie.<br />

3. Organiseer een interdepartementaal netwerk om in de samenleving fundamentele<br />

voorlichting te geven over buitenlands beleid en de inzet van de krijgsmacht.<br />

Pagina 41/54


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 1: Interviewlijst<br />

Balledux, drs. A., Communicatieadviseur/woordvoerder, Rijksvoorlichtingsdienst,<br />

Ministerie van Algemene Zaken. Gesprek: 3 maart 2009.<br />

Veen, drs. J.B., Directeur Voorlichting en Communicatie, Ministerie van Defensie.<br />

Gesprek: 27 maart 2009.<br />

Delaere, drs. M., Journalist (specialist defensie, openbaar bestuur). Gesprek: 9 maart<br />

2009.<br />

Hollander, drs. E. den, Journalist (specialist economie). Gesprek: 9 maart 2009.<br />

Knops, drs. R., lid Tweede Kamer CDA (woordvoerder defensie). Gesprek: 19 maart<br />

2009.<br />

Mosmans, drs. A., Directeur business development ARA-Groep (<strong>communicatie</strong>).<br />

Gesprek: 10 maart 2009.<br />

Triesscheijn, E. Algemeen directeur ARA-Groep (<strong>communicatie</strong>). Gesprek: 10 maart<br />

2009.<br />

Veelenturf, A.J.M., Hoofd Afdeling Communicatie beleid & Advies, Directie Voorlichting<br />

en Communicatie, Ministerie van Defensie. Gesprek: 17 februari 2009.<br />

42


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 2: Literatuurlijst<br />

Adviesraad Internationale Vraagstukken (2006). Maatschappij en krijgsmacht. Den<br />

Haag.<br />

Bestrijding internationaal terrorisme (2005). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />

Bijkerk, R.P.F. (2008). Dynamiek en verandering? Maatschappij en krijgsmacht in<br />

2008. Militaire Spectator jaargang 177 nummer 11 pp. 615-621.<br />

Communicatieplan ISAF Stage III Uruzgan (2006). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />

Corporate Communicatie Beleidskader 2006-2010, kaders voor een geïntegreerd<br />

<strong>communicatie</strong>beleid voor Defensie (2007). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />

Het vizier op Defensie – interne en externe ideeën voor de toekomst van de<br />

krijgsmacht (2006). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />

Mastenbroek, J. et al (red). (2004). Public relations. Kluwer, Alphen aan den Rijn.<br />

Mans, U., Meidersma, C., Burema, L. (2008). The Impact of Embedded Journalism on<br />

Dutch Newspaper Coverage of Afghanistan. Den Haag. The Hague Centre for<br />

Strategic Studies. Geraadpleegd via www.hcss.nl.<br />

Monitor Publieks<strong>communicatie</strong> Defensie (2009). Onderzoek uitgevoerd door TNS NIPO<br />

(F3388) in opdracht van het Ministerie van Defensie, Directie Voorlichting en<br />

Communicatie. Den Haag.<br />

Meulen, J.S. van der (2006). Draagvlak voor Defensie, een vierluik. Notitie geschreven<br />

in opdracht van de Hoofddirectie Algemeen Beleid van het Ministerie van Defensie.<br />

Michels, W.J. (2006). Communicatiehandboek (2 e druk). Wolters Noordhoff,<br />

Groningen/Houten.<br />

Nelissen, W.J.A. & Bartels, G.C. (1998). De transactionele overheid. In: Bartels, G,<br />

Nelissen, W. & Ruelle, H. (red), De transactionele overheid. Communicatie als<br />

instrument: zes thema’s in de overheidsvoorlichting. Kluwer BedrijfsInformatie, Utrecht.<br />

Ruelle, H. & Bartels, G.C. (1998). Draagvlak en de wisselwerking tussen zender en<br />

ontvanger. In: Bartels, G, Nelissen, W. & Ruelle, H. (red), De transactionele overheid.<br />

Communicatie als instrument: zes thema’s in de overheidsvoorlichting. Kluwer<br />

BedrijfsInformatie, Utrecht.<br />

43


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Vroom, B. de, Ent, R. van de, Goldenbeld, C. & Wittink, R.D. (1996).<br />

Onderhandelend bestuur: een innovatieve strategie voor de ontwikkeling<br />

van automobiliteitsbeleid. SWOV, Leidschendam.<br />

44


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 3: Vragenlijst interviews<br />

Voor mijn onderzoek heb ik een aantal diepte-interviews gehouden. Een overzicht van<br />

de geïnterviewden is opgenomen in bijlage 1. Om te zorgen voor zo betrouwbaar<br />

mogelijke gegevens en een zo groot mogelijke kwaliteit van de gegevens, heb ik<br />

gebruik gemaakt van een standaard vragen-/gesprekspuntenlijst.<br />

De hieronder opgesomde vragen/gesprekspunten zijn gebruikt als leidraad voor de<br />

interviews.<br />

1. Wat verstaat u onder <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor Defensie?<br />

2. Hoe groot is het <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor Defensie?<br />

3. Is er een verschil tussen het <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor nut en noodzaak voor<br />

Defensie en de inzet van Defensie in en buiten Nederland?<br />

4. Hoe verklaart u dat?<br />

5. Is <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor Defensie relevant?<br />

6. Welke rol speelt <strong>communicatie</strong> bij het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong><br />

<strong>draagvlak</strong>?<br />

7. Communicatie is een proces van zender, boodschap, medium en ontvanger. Kunt<br />

u over deze vier factoren iets zeggen in relatie tot het verwerven en behouden van<br />

<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>?<br />

a. Zender (wie zijn dit en wat betekent dit?)<br />

b. Boodschap (wat zou dat moeten zijn?)<br />

c. Medium (welke media moeten worden gebruikt?)<br />

d. Ontvanger (wie zijn dit en wat betekent dit?)<br />

e. Welke factoren spelen in dit proces nog een rol en welke?<br />

8. Wat maakt <strong>communicatie</strong> over Defensie en in het bijzonder de inzet succesvol?<br />

9. Waar moet rekening mee worden gehouden met <strong>communicatie</strong> over Defensie en in<br />

het bijzonder de inzet?<br />

10. Hoe beoordeelt u de <strong>communicatie</strong> over Defensie en in het bijzonder de<br />

<strong>communicatie</strong> over de inzet?<br />

45


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

11. Welke adviezen heeft u voor de <strong>communicatie</strong> over Defensie en in het bijzonder de<br />

<strong>communicatie</strong> over de inzet?<br />

12. Wilt u nog iets zeggen over het onderwerp wat nog niet besproken is?<br />

46


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 4: Feiten en cijfers<br />

In deze bijlage zijn alle feiten en cijfers verzameld die bij mijn onderzoek zijn betrokken.<br />

Algemeen <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht<br />

Jaar 88<br />

1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 1996 1997<br />

83 84 87 84 82 80 75 68 71<br />

1998 1999 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007<br />

74 75 81 78 72 81 78 80 80<br />

2008<br />

79<br />

Figuur 9: % dat krijgsmacht nodig acht danwel noodzakelijk vindt.<br />

Waardering krijgsmacht<br />

rapportcijfer<br />

7,5<br />

7<br />

6,5<br />

6<br />

5,5<br />

5<br />

feb-05<br />

mei-05<br />

aug-05<br />

nov-05<br />

feb-06<br />

mei-06<br />

88 Uit 2000 zijn geen gegevens beschikbaar.<br />

aug-06<br />

nov-06<br />

feb-07<br />

mei-07<br />

aug-07<br />

nov-07<br />

feb-08<br />

mei-08<br />

aug-08<br />

nov-08<br />

feb-09<br />

Figuur 10: waardering voor de krijgsmacht uitgedrukt in rapportcijfer.<br />

47


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Jaar 89<br />

Feb05 Mrt05 Apr05 Mei05 Jun05 Jul05 Aug05 Sep05 Okt05<br />

6.9 6.7 6.7 - 6.9 6.8 6.7 6.9 6.7<br />

Nov06 Dec06 Jan06 Feb06 Mrt06 Apr06 Mei06 Jun06 Jul06<br />

6.8 6.9 6.9 6.8 7 6.6 6.7 6.8 6.9<br />

Aug06 Sep06 Okt06 Nov06 Dec06 Jan07 Feb07 Mrt07 Apr07<br />

6.9 7.1 7 6.9 6.9 7 7 6.7 6.9<br />

Mei07 Jun07 Jul07 Aug07 Sep07 Okt07 Nov07 Dec07 Jan08<br />

7 6.9 6.8 7 7 7 6.8 7.1 7<br />

Feb08 Mrt08 Apr08 Mei08 Jun08 Jul08 Aug08 Sep08 Okt08<br />

7.1 6.9 7 7.1 7 7 7 7.1 7<br />

Nov08 Dec08 Jan09 Feb09 Mrt09<br />

6.9 6.8 7 7 7,1<br />

Figuur 11: waardering voor de krijgsmacht uitgedrukt in rapportcijfer.<br />

kennis, betrokkenheid en belangstelling<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

aug-06<br />

okt-06<br />

dec-06<br />

feb-07<br />

apr-07<br />

jun-07<br />

aug-07<br />

okt-07<br />

dec-07<br />

feb-08<br />

apr-08<br />

jun-08<br />

aug-08<br />

okt-08<br />

dec-08<br />

feb-09<br />

kennis<br />

betrokkenheid<br />

belangstelling<br />

Figuur 12: kennis, betrokkenheid en belangstelling bij de missie Uruzgan.<br />

89 Uit mei 2005 zijn geen gegevens beschikbaar.<br />

48


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Belevingsmonitor (cijfers uit augustus 2006)<br />

De onderzoeksrapporten vanaf 2003 tot en met winter 2005/2006 zijn te vinden op<br />

www.regering.nl (zoek op 'belevingsmonitor').<br />

van (groot)<br />

persoonlijk<br />

belang<br />

van (groot)<br />

<strong>maatschappelijk</strong><br />

belang<br />

meer prioriteit<br />

nodig van<br />

regering<br />

Criminaliteit 63 89 84<br />

Onderwijs en kennis 52 83 80<br />

Financiën en koopkracht 68 86 75<br />

Verkeer en vervoer 65 88 74<br />

Integratie en immigratie 60 87 74<br />

Relatie burger-overheid 61 78 74<br />

Economie en werkgelegenheid 47 84 70<br />

Zorg en welzijn 66 86 69<br />

Natuur en milieu 55 78 66<br />

Openbare veiligheid 67 83 65<br />

Sociale zekerheid 44 80 64<br />

Europa en internationaal beleid 39 73 44<br />

Figuur 13: overzicht van persoonlijke agenda van het publiek.<br />

Persoonlijk belang<br />

van publiek<br />

Maatschappelijk belang<br />

van publiek<br />

Hoort volgens publiek<br />

regeringsprioriteit te zijn<br />

1. openbare veiligheid 1. integratie en immigratie 1. criminaliteit<br />

2. financiën en koopkracht 2. criminaliteit 2. onderwijs en kennis<br />

3. zorg en welzijn 3. verkeer en vervoer 3. financiën en koopkracht<br />

4. criminaliteit 4. zorg en welzijn 4. integratie en immigratie<br />

5. verkeer en vervoer 5. economie en werkgelegenheid 5. verkeer en vervoer<br />

6. integratie en immigratie 6. onderwijs en kennis 6. relatie burger-overheid<br />

7. relatie burger-overheid 7. financiën en koopkracht 7. zorg en welzijn<br />

8. natuur en milieu 8. openbare veiligheid 8. economie en werkgelegenheid<br />

9. onderwijs en kennis 9. sociale zekerheid 9. natuur en milieu<br />

10. economie en werkgelegenheid 10. natuur en milieu 10. openbare veiligheid<br />

11. sociale zekerheid 11. relatie burger-overheid 11. sociale zekerheid<br />

12. Europa en internationaal beleid 12. Europa en internationaal beleid 12. Europa en internationaal beleid<br />

Figuur 14: Rangordening van <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken.<br />

49


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 5: Uitgangspunten overheids<strong>communicatie</strong><br />

1. Hoofddoel<br />

Hoofddoel van de <strong>communicatie</strong> van de rijksoverheid is te voldoen aan het recht van<br />

de burger op <strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid en het<br />

ondersteunen van goed democratisch bestuur<br />

2. Herkenbaarheid<br />

De rijksoverheid is altijd, ongeacht het kanaal of medium, herkenbaar als deelnemer<br />

aan de <strong>communicatie</strong>, respectievelijk als (mede) afzender en/of anderszins als<br />

belanghebbend of betrokken bij de informatie. Bij coproducties geeft de overheid altijd<br />

aan welk doel met deelname gediend wordt.<br />

3. Overheids<strong>communicatie</strong> gaat over beleid en organisatie<br />

De <strong>communicatie</strong> van de rijksoverheid is altijd gericht op de inhoud van het beleid en in<br />

dat verband tevens op het functioneren van de overheid als zodanig. Bewindspersonen<br />

zullen zelf terughoudendheid betrachten, wanneer sprake is van het gebruik van eigen<br />

media en producties van derden waaraan door de overheid wordt meebetaald. Zij<br />

treden nimmer op in coproducties en Postbus 51 spots voor radio en televisie.<br />

4. Actieve voorlichting<br />

De regering brengt haar beleid, alsmede de motieven en de overwegingen die daaraan<br />

ten grondslag liggen, op actieve wijze onder de aandacht van een zo breed mogelijk<br />

publiek. Zij kan daarbij in beginsel van alle beschikbare <strong>communicatie</strong>middelen gebruik<br />

maken.<br />

5. In relatie tot beleidsfase<br />

De rijksoverheid maakt in haar <strong>communicatie</strong> en voorlichting altijd melding van de<br />

beleidsfase waarop de informatie betrekking heeft. Die <strong>communicatie</strong> is daar qua aard,<br />

inhoud, toonzetting en omvang mee in overeenstemming. Zonodig geeft de<br />

rijksoverheid hierbij aan in welke rol zij optreedt en op welke rol zij de burger<br />

aanspreekt. De <strong>communicatie</strong> in de fase van door het parlement nog niet aanvaard<br />

beleid is feitelijk van aard en zakelijk van toonzetting. Dit geldt voor zowel de concrete<br />

maatregelen die worden voorgesteld, als voor de achtergronden en motieven daarvan.<br />

6. Interactieve beleidsvoorbereiding<br />

De regering geeft in een vroegtijdig stadium aan of, en zo ja in welke vorm, zij burgers<br />

bij de voorbereiding van plannen of maatregelen wil betrekken. Ook wordt vooraf<br />

duidelijkheid verschaft over de vraag wat er met de uitkomsten van dergelijke<br />

interactieve beleidsvormingsprocessen zal gebeuren.<br />

50


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

7. Recht op <strong>communicatie</strong><br />

De rijksoverheid zorgt voor een goede bereikbaarheid voor burgers die met haar in<br />

contact willen komen. Op verzoeken om informatie, klachten e.d. wordt snel en<br />

adequaat gereageerd. Burgers kunnen zelf een keuze maken via welk beschikbaar<br />

kanaal zij met de overheid willen communiceren.<br />

8. Voldoende en juiste informatie<br />

De <strong>communicatie</strong> van de rijksoverheid is waarheidsgetrouw en bevat voldoende en<br />

juiste informatie om belangstellenden en belanghebbenden tijdig in staat te stellen zich<br />

zelfstandig een oordeel te vormen over het gevoerde en het te voeren beleid.<br />

9. Toegankelijk, begrijpend en passend<br />

Communicatie van de rijksoverheid is technisch en inhoudelijk voldoende toegankelijk,<br />

begrijpelijk, tijdig en zo gericht mogelijk. Doel en middelen zijn steeds met elkaar in<br />

overeenstemming.<br />

10. Proportionaliteit<br />

De rijksoverheid voldoet in haar <strong>communicatie</strong> aan het principe van proportionaliteit in<br />

geval van onderwerpen die controversieel zijn en/of onderhevig zijn aan<br />

<strong>maatschappelijk</strong>e discussie en in het geval van nog niet door het parlement aanvaard<br />

beleid. De <strong>communicatie</strong> staat in die gevallen in redelijke verhouding tot de<br />

mogelijkheden van andere spelers in het <strong>maatschappelijk</strong> krachtenveld en mag niet de<br />

werking van onafhankelijke media bemoeilijken.<br />

11. Geen vermenging<br />

De <strong>communicatie</strong> van de Rijksoverheid wordt niet vervlochten met partijpolitieke<br />

belangen. Ook de schijn van vermenging wordt vermeden. Binnen dat uitgangspunt zijn<br />

er situaties denkbaar waarbij bewindslieden ook bij partijpolitieke optredens door<br />

overheidsvoorlichting worden begeleid.<br />

51


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 6: Communicatiemodellen<br />

Basismodel <strong>communicatie</strong><br />

Model massa<strong>communicatie</strong><br />

Figuur 15: Basismodel <strong>communicatie</strong> van Shannon en Weaver.<br />

Figuur 16: Massa<strong>communicatie</strong>model van Maletzke.<br />

52


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Bijlage 7: Voorbeelden <strong>communicatie</strong> buitenland<br />

Een blik over de grens leert dat de overheden van de buurlanden die ook actief zijn in<br />

Afghanistan duidelijker zijn in de <strong>communicatie</strong> naar de samenleving. Het Britse<br />

Foreign & Commonwealth Office (FCO, Brits Ministerie van Buitenlandse Zaken) opent<br />

de eigen internetsite met ‘Better World, Better Britain’, the FCO’s strategy. Veiligheid<br />

en welvaart nemen in deze strategie een belangrijke plaats in. De FCO noemt vier<br />

belangrijke doelen: de bestrijding van terrorisme en de proliferatie van wapens evenals<br />

de oorzaken hiervoor, het voorkomen en oplossen van conflicten, het promoten van<br />

een duurzame en grote groei van de wereldeconomie en de ontwikkeling van effectieve<br />

internationale instituties en bovenal de VN. De Britten noemen ook de terroristische<br />

dreiging in eigen land als motief voor de inzet.<br />

Britse Foreign & Commonwealth Office (FCO, Brits Ministerie van Buitenlandse Zaken)<br />

‘Better World, Better Britain’ - the FCO’s strategy.<br />

‘The UK can be a global hub in the 21st Century. We are dedicated<br />

to playing our part in making it happen.’<br />

Better World, Better Britain’ - from climate change to health<br />

pandemics, the UK's national security and prosperity depends on how we work with<br />

other nations.<br />

Duitse Auswärtiges Amt (Duits Ministerie van Buitenlandse Zaken).<br />

Ook Duitsland noemt nadrukkelijk de eigen belangen. Zie onderstaande tekst uit het<br />

uitgebreide Afghanistan-dossier op de internetsite van het Duitse Auswärtiges Amt<br />

(Duits Ministerie van Buitenlandse Zaken).<br />

Afghanistan darf nicht wieder zum Rückzugsraum für internationale Terroristen werden.<br />

Deshalb helfen Deutschland und die internationale Gemeinschaft Afghanistan, ein<br />

stabiles Land zu werden, in dem die Menschen sicher leben können und selbst über<br />

ihre Zukunft bestimmen. Unser Engagement dort dient in gleichem Maße deutschen,<br />

internationalen und afghanischen Interessen 90 .<br />

Figuur 17: Tekst motivering Duitse inzet Afghanistan.<br />

Opvallend is ook de brochure over de Duitse inzet in Afghanistan. De titel is erg<br />

duidelijk gerelateerd aan het eigen belang van Duitsland. Daarnaast is het opvallend<br />

dat de Bundesregierung (Bondsregering) verantwoordelijk is voor de uitgave en niet<br />

90 http://www.auswaertiges-amt.de/diplo/de/Aussenpolitik/RegionaleSchwerpunkte/<br />

AfghanistanZentralasien/AktuelleArtikel/070821-Mission-Statement-AFG.html<br />

53


Nederlandse Defensie<br />

Academie<br />

NLDA<br />

Buitenlandse Zaken of Defensie zoals in Nederland. Daarmee is het algemeen belang<br />

op het hoogste niveau neergelegd en niet bij een ministerie dat belast is met de<br />

verdere ontwikkeling of uitvoering van het beleid.<br />

Figuur 18: Brochure Duitse Bundesregierung over de Duitse inzet in Afghanistan 91 .<br />

Figuur 19: Colofon van brochure 92 Duitse Bundesregiering over inzet Duitse Bundeswehr in<br />

Afghanistan.<br />

91 Brochure ontvangen tijdens bezoek aan Duitse Bundeswehr in Berlijn in oktober<br />

2008. Colofon in bijlage gevoegd.<br />

92 Ibid voetnoot 62.<br />

54

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!