Definitief_thesis communicatie maatschappelijk draagvlak ... - ProDef
Definitief_thesis communicatie maatschappelijk draagvlak ... - ProDef
Definitief_thesis communicatie maatschappelijk draagvlak ... - ProDef
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Ministerie van Defensie<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
Instituut Defensie Leergangen<br />
Opleidingen/HDV05<br />
Bezoekadres:<br />
Brasserskade 227a<br />
Postadres:<br />
MPC 58B<br />
Postbus 20701<br />
2500 ES Den Haag<br />
www.nlda.nl<br />
<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> internationale<br />
inzet krijgsmacht<br />
en<br />
<strong>communicatie</strong><br />
verwerven en behouden<br />
Steller:<br />
Lt-kol J. van der Leij<br />
E-mail: j.vanderleij@hetnet.nl<br />
Thesisbegeleiding:<br />
Lkol B. Terlouw<br />
P. Steenwinkel (BAR)<br />
Prof. dr. J.S. van der Meulen<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Inhoud<br />
Managementsamenvatting 4<br />
1. Voorwoord 6<br />
1.1 Inleiding 6<br />
1.2 Aanleiding 6<br />
1.3 Doelstelling 7<br />
1.4 Centrale vraag 7<br />
1.5 Methodologie en leeswijzer 7<br />
1.6 Beperking 8<br />
2. Draagvlak: relevantie, ontwikkeling en <strong>communicatie</strong> 8<br />
2.1 Inleiding en doelstelling 8<br />
2.2 Wat is <strong>draagvlak</strong>? 8<br />
2.3 Het belang van <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en de inzet 10<br />
2.4 De ontwikkeling van <strong>draagvlak</strong> en belangen 11<br />
2.4.1 Monitor ‘Steun en Draagvlak’ 12<br />
2.4.2 Publieke opinie missie Uruzgan 13<br />
2.4.3 Belang <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken 14<br />
2.4.4 Bevindingen ontwikkeling <strong>draagvlak</strong> 17<br />
2.5 De rol van <strong>communicatie</strong> 17<br />
2.6 Subconclusie 18<br />
3. Toetsingskader <strong>communicatie</strong> internationale inzet krijgsmacht 18<br />
3.1 Inleiding en doelstelling 18<br />
3.1.1 Basismodel <strong>communicatie</strong> en massa<strong>communicatie</strong> 19<br />
3.1.2 Openbaar bestuur en <strong>communicatie</strong> 21<br />
3.1.3 Overheids<strong>communicatie</strong> 22<br />
3.2 Toetsfactoren 23<br />
3.3 Subconclusie 24<br />
4. Huidige <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet krijgsmacht 25<br />
4.1 Inleiding en doelstelling 25<br />
4.2 Zenders 25<br />
4.3 Boodschappen 26<br />
4.4 Media 29<br />
4.5 Ontvangers 32<br />
4.6 Subconclusie 33<br />
5. Toetsing <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet krijgsmacht 33<br />
5.1 Inleiding en doelstelling 33<br />
5.2 Zenders 34<br />
5.3 Boodschappen 35<br />
5.4 Media 37<br />
Pagina 2/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
5.5 Ontvangers 39<br />
6. Conclusies en aanbevelingen 40<br />
6.1 Conclusies 40<br />
6.2 Aanbevelingen 41<br />
Bijlage 1: Interviewlijst 42<br />
Bijlage 2: Literatuurlijst 43<br />
Bijlage 3: Vragenlijst interviews 45<br />
Bijlage 4: Feiten en cijfers 47<br />
Bijlage 5: Uitgangspunten overheids<strong>communicatie</strong> 50<br />
Bijlage 6: Communicatiemodellen 52<br />
Bijlage 7: Voorbeelden <strong>communicatie</strong> buitenland 53<br />
Pagina 3/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Managementsamenvatting<br />
Nederland heeft gekozen voor een actieve en constructieve rol in de wereld. De<br />
krijgsmacht vervult hierbij een belangrijke rol. Om de opgedragen taken goed te<br />
kunnen uitvoeren, is brede steun in de samenleving van vitaal belang. Steun voor de<br />
krijgsmacht als organisatie, voor de taken, de inzet en voor de medewerkers, maar ook<br />
voldoende <strong>draagvlak</strong> voor de kosten. De overheid is ondanks haar streven naar een zo<br />
breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat om de samenleving te overtuigen van<br />
het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de<br />
belangen van de samenleving. Uit de rapporten blijkt dat de steun voor de krijgsmacht<br />
en de taken groot en stabiel is, maar dat voor de missies erg klein. Hierdoor dreigt een<br />
geleidelijke uitholling van het tot nu toe stabiele algemene <strong>draagvlak</strong>.<br />
Het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> vereist een bepaalde<br />
strategie. Deze strategie moet betekenis geven aan de factoren legitimiteit, belangen<br />
en waarden, kosten, succes en leiderschap. Leiderschap appelleert aan de kwaliteit<br />
van de besluitvorming waarbij rekening wordt gehouden met de genoemde factoren,<br />
maar ook aan de wijze waarop daarover verantwoording wordt afgelegd. Voor het<br />
creëren van <strong>draagvlak</strong> is <strong>communicatie</strong> een belangrijke hefboom.<br />
Het belangrijkste doel van overheids<strong>communicatie</strong> is te voldoen aan het recht op<br />
<strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid en het ondersteunen van goed<br />
democratisch bestuur. In dit onderzoek is deze <strong>communicatie</strong> getoetst aan vijf factoren.<br />
⎯<br />
⎯<br />
⎯<br />
⎯<br />
⎯<br />
De overheid is niet anoniem, maar communiceert actief, herkenbaar en<br />
aanspreekbaar over de inzet van de krijgsmacht.<br />
De overheid maakt actief duidelijk welke motieven en overwegingen er zijn voor<br />
de inzet van de krijgsmacht.<br />
De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht is eenduidig, juist, tijdig en<br />
helder.<br />
Overheid kiest op basis van een strategie voor <strong>communicatie</strong> met een groot<br />
bereik van verschillende doelgroepen en mogelijkheden voor interactie.<br />
De burger is in staat zelfstandig een mening te vormen over de inzet van de<br />
krijgsmacht.<br />
De boodschap van de regering en het Ministerie van Buitenlandse Zaken in<br />
beleidsstukken over de inzet van Nederland en ook de krijgsmacht richt zich vooral op<br />
het waarom. Het Ministerie van Defensie richt zich vooral op het wat en hoe van de<br />
inzet.<br />
De boodschap van de regering en de uitvoerende departementen over het<br />
buitenlandse beleid en de inzet van de krijgsmacht als instrument hiervan is algemeen<br />
van aard. De informatie is specifieker als het gaat om specifieke operatie. Uit het<br />
onderzoek komt naar voren dat de <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet<br />
Pagina 4/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
van de krijgsmacht wordt gezien als meedoen en een bijdrage leveren. De<br />
samenleving is voor de overheid weliswaar een primaire doelgroep van <strong>communicatie</strong>,<br />
maar de <strong>communicatie</strong> met de samenleving is een beknopte afgeleide van de<br />
informatie die de regering aan het parlement verstrekt. Daarnaast leidt de nadrukkelijke<br />
rol van Defensie in vergelijking met de andere zenders tot een minder duidelijk<br />
algemeen belang van de inzet van de krijgsmacht. De <strong>communicatie</strong> met de<br />
samenleving is ook versnipperd en niet eenduidig en de informatie die wordt verstrekt<br />
is beknopt. Het Nederlandse belang van de inzet van de krijgsmacht komt in de<br />
<strong>communicatie</strong> van de overheid onvoldoende naar voren. De burger kan daarom in<br />
onvoldoende mate zelfstandig een mening vormen over de legitimiteit van de inzet van<br />
de krijgsmacht. Hierdoor is onduidelijk of de steun voor de inzet van de krijgsmacht<br />
echt beperkt is of is gebaseerd op onvoldoende kennis.<br />
Om het belang van de inzet van de krijgsmacht duidelijker te maken zijn er een aantal<br />
mogelijkheden.<br />
⎯<br />
⎯<br />
⎯<br />
Ontwikkel voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet van de<br />
krijgsmacht een interdepartementale strategie waarin het waarom van de inzet<br />
een belangrijke plaats inneemt.<br />
Draag zorg voor betere een betere coördinatie en afstemming van de<br />
<strong>communicatie</strong> met de samenleving door een versterkte interdepartementale regie.<br />
Centrale regie en strategie overheids<strong>communicatie</strong> van essentieel belang voor<br />
effectiviteit van de <strong>communicatie</strong>; strategie en strategische <strong>communicatie</strong> geeft<br />
een ‘kapstok’ waaraan beslissingen/keuzes kunnen worden opgehangen.<br />
Organiseer een interdepartementaal netwerk om in de samenleving fundamentele<br />
voorlichting te geven over buitenlands beleid en de inzet van de krijgsmacht.<br />
Op basis van deze conclusies en met uitvoering van de gepresenteerde aanbevelingen<br />
is het mogelijk de onvolkomenheden op het gebied van <strong>communicatie</strong> voor het<br />
verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en in het<br />
bijzonder de inzet buiten Nederland te verminderen.<br />
Pagina 5/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
1. Voorwoord<br />
1.1 Inleiding<br />
1.2 Aanleiding<br />
Nederland heeft gekozen voor een actieve en constructieve rol in de wereld. De<br />
krijgsmacht vervult hierbij een belangrijke rol. Het bestaansrecht van die krijgsmacht en<br />
de rol van de krijgsmacht is vastgelegd in de Grondwet 1 . Om de opgedragen taken<br />
goed te kunnen uitvoeren, is brede steun in de samenleving van groot belang. Steun<br />
voor de krijgsmacht als organisatie, voor de taken, de inzet en voor de medewerkers.<br />
In 2007 heeft het kabinet besloten een onderzoek 2 in te stellen naar het niveau van<br />
defensiebestedingen op langere termijn. Dit mede in relatie tot het ambitieniveau en<br />
met aandacht voor het bondgenootschappelijk perspectief. In deze ‘Verkenningen’ zijn<br />
een aantal strategische vragen opgenomen. Hieronder ook een vraag naar de<br />
ontwikkeling van de <strong>maatschappelijk</strong>e steun voor de krijgsmacht sinds 1990 en welke<br />
factoren daarbij van belang zijn. De defensie-uitgaven moeten volgens de minister<br />
kunnen rekenen op brede politieke en <strong>maatschappelijk</strong>e steun.<br />
Uit een rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) 3 blijkt dat brede<br />
steun in de samenleving niet vanzelfsprekend is en om voortdurende aandacht vraagt,<br />
voornamelijk als het gaat om specifieke operaties. Militairhistoricus Bijkerk 4 stelt dat er<br />
een groot en stabiel <strong>draagvlak</strong> is voor het bestaan van de krijgsmacht en haar taken,<br />
maar dat dit tegelijk geen vanzelfsprekendheid is. Hij stelde ook dat voor het huidig<br />
militair optreden in Afghanistan een afdoend <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> nadrukkelijk<br />
ontbreekt wat ook het geval was bij de missie in Irak. Hierdoor dreigt geleidelijke<br />
uitholling van het tot nu toe stabiele algemene <strong>draagvlak</strong>.<br />
De regering heeft in reactie 5 op het rapport van de AIV aangegeven, dat<br />
opeenvolgende kabinetten ervoor moeten zorgen dat Nederland blijft beschikken over<br />
een moderne krijgsmacht die in binnen- en buitenland een belangrijke bijdrage kan<br />
leveren aan vrede en veiligheid. Daarnaast is uit de defensiepublicatie ‘Het vizier op<br />
1 Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden van 24 augustus 1815.<br />
2 Brief minister van Defensie met plan van aanpak voor verkenningen niveau<br />
defensiebestedingen. Kamerbrief TK 31 243 nr. 6 d.d. 7 maart 2008. In het najaar van<br />
2009 wordt het eindrapport van het project ‘Verkenningen’ verwacht.<br />
3 Onderzoek op verzoek van de regering naar maatschappij en krijgsmacht.<br />
4 Bijkerk is militairhistoricus en zelfstandig adviseur, onderzoeker en publicist<br />
ondermeer op het gebied van civiel-militaire betrekkingen. Militaire Spectator nummer<br />
11 2008.<br />
5 Brief minister van Defensie betreffende vaststelling begroting ministerie van Defensie<br />
voor het jaar 2006, nr. 30300 X 134 d.d. 23 augustus 2006.<br />
Pagina 6/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Defensie, interne en externe ideeën voor de krijgsmacht van de toekomst’ (2006)<br />
gebleken dat onvoldoende duidelijk is waar Defensie in het huidige tijdsgewricht voor<br />
staat. Ten slotte heeft de regering vastgesteld 6 dat de krijgsmacht steeds weer moet<br />
bewijzen dat zij het vertrouwen van de burgers en de waardering van de bondgenoten<br />
en partners verdient.<br />
Dit betekent dat er maatregelen nodig zijn om het <strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong> voor de<br />
krijgsmacht te onderhouden en bevorderen. Ik onderzoek de <strong>communicatie</strong> in relatie tot<br />
het onderwerp maatschappij en krijgsmacht.<br />
1.3 Doelstelling<br />
Dit praktijkgericht diagnostische onderzoek levert een kwalitatieve bijdrage aan een<br />
betere <strong>communicatie</strong>praktijk zodat het <strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht<br />
en in het bijzonder de inzet buiten Nederland, behouden en verbeterd wordt.<br />
Het doel van het onderzoek is het verschaffen van inzicht in de achtergronden en<br />
samenhang op het gebied van <strong>communicatie</strong> bij het verwerven en behouden van<br />
<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en in het bijzonder de inzet buiten<br />
Nederland. Voor dit onderzoek kom ik op de volgende centrale vraag.<br />
1.4 Centrale vraag<br />
Welke mogelijkheden zijn er om de onvolkomenheden op het gebied van <strong>communicatie</strong><br />
voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht<br />
en in het bijzonder de inzet buiten Nederland te verminderen?<br />
1.5 Methodologie en leeswijzer<br />
Om antwoord te vinden op de onderzoeksvraag beschouw ik in hoofdstuk twee het<br />
begrip <strong>draagvlak</strong> en de relevantie van <strong>maatschappelijk</strong>e steun voor de krijgsmacht.<br />
Nadat ik de ontwikkelingen van de <strong>maatschappelijk</strong>e steun op basis van<br />
onderzoeksgegevens heb geanalyseerd en geëvalueerd, beschouw ik de factor<br />
<strong>communicatie</strong> in relatie tot het onderwerp <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>.<br />
Het basismodel voor <strong>communicatie</strong>, de theorie van massa<strong>communicatie</strong>, de theorie en<br />
werking van het openbaar bestuur en de regels en principes voor<br />
overheids<strong>communicatie</strong> leveren in hoofdstuk drie de criteria voor een toetsingskader.<br />
In hoofdstuk vier wordt de <strong>communicatie</strong>praktijk van en over de krijgsmacht en haar<br />
inzet geanalyseerd.<br />
6 Ibid voetnoot 5.<br />
Pagina 7/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
In hoofdstuk vijf wordt deze getoetst aan de toetsfactoren. Daarmee verschaf ik inzicht<br />
in de onvolkomenheden (feiten, achtergronden en samenhang) op het terrein van<br />
<strong>communicatie</strong> bij het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de<br />
krijgsmacht en in het bijzonder de inzet van de krijgsmacht buiten Nederland. De<br />
<strong>communicatie</strong>praktijk wordt ook getoetst aan de visie van deskundigen en betrokkenen.<br />
1.6 Beperking<br />
Ik sluit af met conclusies en aanbevelingen.<br />
Communicatie is een overkoepelend begrip voor verschillende vormen van<br />
<strong>communicatie</strong>. Dit onderzoek betreft vooral de formele (externe) <strong>communicatie</strong> tussen<br />
de overheid en de burger in relatie tot de inzet van de krijgsmacht. Het gaat niet over<br />
specifieke <strong>communicatie</strong>vormen zoals arbeidsmarkt<strong>communicatie</strong>, interne<br />
<strong>communicatie</strong> of specifieke vraagstukken op het gebied van identiteit en imago. De<br />
<strong>thesis</strong> gaat ook niet over specifieke maatregelen of de inzet van middelen, maar wel<br />
over het <strong>communicatie</strong>proces, de verschillende rollen en de boodschappen die worden<br />
gecommuniceerd.<br />
2. Draagvlak: relevantie, ontwikkeling en <strong>communicatie</strong><br />
2.1 Inleiding en doelstelling<br />
Om duidelijk te stellen waar het in deze <strong>thesis</strong> over gaat ga ik in dit hoofdstuk in op een<br />
viertal aspecten. Eerst beschrijf ik het begrip <strong>draagvlak</strong>. Daarna beschouw ik de<br />
relevantie van <strong>maatschappelijk</strong>e steun voor de krijgsmacht. Na de analyse en evaluatie<br />
van de ontwikkeling van de <strong>maatschappelijk</strong>e steun en belangen op basis van<br />
onderzoeksgegevens ga ik in op de rol van <strong>communicatie</strong> in relatie tot <strong>maatschappelijk</strong><br />
<strong>draagvlak</strong>. Ik sluit af met een subconclusie.<br />
2.2 Wat is <strong>draagvlak</strong>?<br />
Volgens het woordenboek 7 is <strong>draagvlak</strong> een vlak waarop een last steunt, maar ook een<br />
‘groep die iets ondersteunt of nastreeft: het <strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong>,<br />
ondersteuning, goedkeuring door de gemeenschap' 8 . Voor het begrip <strong>draagvlak</strong> zijn<br />
verschillende definities te vinden, maar <strong>draagvlak</strong> wordt bijna altijd in verband gebracht<br />
met begrippen als: steun, acceptatie, naleving, houding, betrokkenheid,<br />
aanvaardbaarheid, legitimiteit en inspraak. Belangen zijn eveneens van betekenis.<br />
Mensen maken een afweging op basis van verwachte effecten.<br />
7 Van Dale, 14 e druk 2005.<br />
8 Deze omschrijving van het begrip <strong>draagvlak</strong> zoals ook in dit onderzoek bedoeld is<br />
blijkbaar typisch Nederlands. Er is bijvoorbeeld geen Engelse vertaling beschikbaar.<br />
Pagina 8/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Een algemene definitie van <strong>draagvlak</strong> (Ruelle & Bartels 9 , 1998: 404 – 405) zoals<br />
bedoeld in dit onderzoek, luidt als volgt.<br />
Draagvlak kan omschreven worden als een door belangen ingegeven evaluatie van de<br />
politieke situatie door doelgroepen van een beleid, waaraan een doelgroep actieve of<br />
passieve steun verleent of juist weerstand biedt.<br />
Draagvlak kan neutraal zijn, maar ook zeer groot of alles wat daar tussen ligt. Een<br />
negatief <strong>draagvlak</strong> bestaat niet. Daarnaast is <strong>draagvlak</strong> iets wat kan veranderen.<br />
Vroom e.a. (1996) stellen dat een maatregel of besluit meer effect heeft indien deze<br />
door een groot deel van de betrokkenen wordt ondersteund 10 . Op basis hiervan wordt<br />
aangenomen dat <strong>draagvlak</strong> er niet (in voldoende mate) is, maar juist door<br />
beleidsmakers gecreëerd of verworven moet worden. Dit vereist vanuit<br />
overheidsperspectief een bepaalde strategie.<br />
Om inhoud aan deze strategie te kunnen geven is het van belang te weten welke<br />
factoren een rol spelen bij net verwerven en/of onderhouden van <strong>draagvlak</strong>. Deze<br />
factoren spelen een belangrijke rol bij het vaststellen van de onvolkomenheden er zijn<br />
op het gebied van <strong>communicatie</strong>. Twee onderzoeken geven hier een antwoord op.<br />
Onderzoeker Van der Meulen 11 onderscheidt vier belangrijke factoren die het<br />
<strong>maatschappelijk</strong>e <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht kunnen beïnvloeden: legitimiteit,<br />
weerbaarheid, prioriteit en presentie.<br />
De AIV 12 geeft ook factoren die specifiek van belang zijn voor <strong>maatschappelijk</strong>e steun<br />
bij de internationale inzet van de krijgsmacht. In het rapport van de AIV gaat het om<br />
legitimiteit, belangen en waarden, succes, leiderschap en kosten. Ik vergelijk deze<br />
factoren met de genoemde factoren uit het onderzoek van Van der Meulen.<br />
Bij legitimiteit stelt de AIV dat het gaat om de mate waarin politieke handelingen van<br />
gezagsdragers door burgers als gerechtvaardigd en juist worden ervaren. Het is<br />
daarmee een iets uitgebreidere beschrijving van legitimiteit dan die in de notitie van<br />
Van der Meulen. Belangen en waarden hebben een belangrijke overlap met prioriteit of<br />
anders gezegd: wat vindt de samenleving belangrijk.<br />
9 Volgens Ruelle & Bartels is <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> opgebouwd uit attitudes,<br />
betrokkenheid en actiegeneigdheid en wordt ‘gedragen’ door aantallen mensen en<br />
machtsposities van groepen.<br />
10 Onderzoek door het nationaal wetenschappelijk instituut voor<br />
verkeersveiligheidsonderzoek (SWOV).<br />
11 Prof. Dr. J.S. van der Meulen is Universitair Hoofddocent ‘Krijgsmacht en Omgeving’,<br />
aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie en<br />
auteur van de notitie ´Draagvlak voor Defensie, een vierluik´.<br />
12 Ibid voetnoot 3.<br />
Pagina 9/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bij kosten gaat het vooral om de acceptatie van risico’s op slachtoffers die<br />
overeenkomt met weerbaarheid. Een andere factor dat de AIV noemt is succes. Hier is<br />
een parallel te trekken met presentie zoals door Van der Meulen betoogd, maar de<br />
factor succes van de AIV gaat verder. Het gaat daarbij niet alleen om zichtbaarheid,<br />
kennis en binding, maar ook om nut of toegevoegde waarde. De laatste factor,<br />
leiderschap, appelleert aan de kwaliteit van de besluitvorming, maar ook aan de wijze<br />
waarop daarover verantwoording wordt afgelegd. De factoren die ik gebruik in het<br />
toetsingskader van de <strong>communicatie</strong>praktijk zijn een samensmelting van de factoren en<br />
hun betekenis uit beide onderzoeken. Dit zijn: legitimiteit, belangen en waarden,<br />
kosten, succes en leiderschap.<br />
Daarnaast kan conform het AIV-advies <strong>draagvlak</strong> worden onderverdeeld in drie<br />
categorieën.<br />
⎯<br />
⎯<br />
⎯<br />
Het algemene <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht, zijn noodzaak en<br />
wenselijkheid.<br />
Het <strong>draagvlak</strong> voor de diverse taken van de krijgsmacht, zoals<br />
landsverdediging en bijdragen aan internationale vrede en veiligheid.<br />
Het <strong>draagvlak</strong> voor specifieke militaire operaties.<br />
2.3 Het belang van <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht en de inzet<br />
Maar wat is nu het belang van <strong>draagvlak</strong> en hoe heeft zich dat ontwikkeld? Vanaf<br />
midden jaren zestig van de vorige eeuw werd het gezag van de overheid door een<br />
veranderende samenleving minder vanzelfsprekend. De legitimiteit en het daaraan<br />
gekoppelde <strong>draagvlak</strong> voor het openbaar bestuur waren daarmee ook niet meer<br />
vanzelfsprekend. Deze ontwikkelingen hadden ook gevolgen voor de legitimiteit van<br />
krijgsmacht.<br />
De krijgsmacht moet verantwoording afleggen aan de samenleving. Legitimiteit is voor<br />
de krijgsmacht van groot belang. Een collectieve overtuiging van nut en onmisbaarheid<br />
creëert <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht. Een breed <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> draagt bij<br />
aan het begrip voor het werk van de krijgsmacht, maar heeft ook invloed op de effecten<br />
voor de krijgsmacht als gevolg van bijvoorbeeld politieke ontwikkelingen. Voor een<br />
stabiele ontwikkeling van de krijgsmacht is duidelijkheid vereist, zowel politiek als<br />
financieel. Draagvlak is ook van belang voor de personele vulling van de organisatie.<br />
De samenleving levert de werknemers van de krijgsmacht. In het kader van goed<br />
werkgeverschap moeten militairen en burgers die in opdracht van de samenleving<br />
risico’s lopen het perspectief behouden op een toekomstbestendige krijgsmacht.<br />
Draagvlak is ook van groot belang voor het personeel dat onder vaak moeilijke en<br />
soms levensbedreigende omstandigheden haar werk moet verrichten. Zij willen zich<br />
gesteund en ‘gedragen’ voelen door de samenleving waarvoor zij dat werk doen.<br />
De internationale context waarbinnen Nederland functioneert, speelt ook een rol in<br />
relatie tot <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>. Nederland heeft weliswaar gekozen voor een<br />
Pagina 10/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
eigen actieve en constructieve rol in de wereld, maar ook voor internationale<br />
samenwerking. Dit betekent dat het <strong>draagvlak</strong> ook wordt beïnvloed door bijvoorbeeld<br />
de mate waarin internationaal wordt samengewerkt, welke successen worden geboekt<br />
en hoe de kosten worden gedeeld.<br />
Als instrument van buitenlandse politiek hebben politieke verhoudingen natuurlijk<br />
invloed op de krijgsmacht. Gewijzigde politieke verhoudingen als gevolg van een<br />
gewijzigde publieke opinie kunnen leiden tot een wijziging in de rol van de krijgsmacht<br />
en de inzet. Naast het effect voor de krijgsmacht heeft dit ook effect op de positie van<br />
Nederland binnen internationale verbanden zoals de Verenigde Naties (VN), Noord<br />
Atlantische Verdrag Organisatie (NAVO) en de Europese Unie (EU), maar ook<br />
bilaterale verhoudingen met verschillende landen.<br />
De Commandant der Strijdkrachten (CDS) 13 stelt dat de inzet van de krijgsmacht ‘a<br />
matter of choice’ is geworden, waarbij prioriteiten moeten worden gesteld.<br />
De krijgsmacht wordt niet alleen ingezet omdat het in de Grondwet staat, maar de<br />
krijgsmacht verricht taken die de samenleving vanwege haar belangen van haar<br />
verlangt en waarvoor dus <strong>draagvlak</strong> dient te bestaan.<br />
De wettelijke basis in de Grondwet 14 voor de inzet van de krijgsmacht vereist geen<br />
directe instemming van de samenleving, maar is dus alleen niet voldoende. In een<br />
democratie heeft een krijgsmacht zonder <strong>draagvlak</strong> geen bestaansgrond. Zonder<br />
<strong>draagvlak</strong> geen legitimiteit, geen steun voor taken en middelen, geen personeel, geen<br />
steun voor de inzet en minder gemotiveerd personeel. Zonder <strong>draagvlak</strong> ook een<br />
andere positie in de internationale gemeenschap. Maar ook voor de individuele<br />
militairen is <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> van groot belang.<br />
2.4 De ontwikkeling van <strong>draagvlak</strong> en belangen<br />
In opdracht van de overheid wordt door verschillende onderzoeksbureaus gekeken<br />
naar het belang dat de samenleving toekent aan <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken. Het<br />
<strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht heeft hiermee direct te maken. De verschillende<br />
onderzoeksresultaten analyseer en evalueer ik in deze paragraaf. Mijn aandacht gaat<br />
voornamelijk uit naar de inzet, omdat vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw de<br />
krijgsmacht meer expeditionair wordt ingezet voor de bevordering van de internationale<br />
rechtsorde en stabiliteit 15 . Allereerst de monitor ‘Steun en Draagvlak’ inclusief de<br />
gegevens over de huidige inzet in Afghanistan en vervolgens vier onderzoeken die iets<br />
zeggen over de belangen van de samenleving.<br />
13 Generaal b.d. D.L. Berlijn was CDS van juni 2004 tot april 2008.<br />
14 Ibid voetnoot 1.<br />
15 Één van de drie hoofdtaken van de krijgsmacht.<br />
Pagina 11/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
2.4.1 Monitor ‘Steun en Draagvlak’<br />
Sinds 2005 wordt door Defensie maandelijks met de monitor ‘Steun en Draagvlak’ 16<br />
onderzoek gedaan naar steun en <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht. Daarvoor werd<br />
soortgelijk onderzoek verricht, waarbij dezelfde informatie werd verzameld 17 . Daarmee<br />
zijn gegevens beschikbaar vanaf 1963 18 . Het algemeen <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
wordt vastgesteld aan de hand van de antwoorden op de vraag of de krijgsmacht nodig<br />
of onmisbaar is. Daarbij zijn vier antwoorden mogelijk: nodig, een noodzakelijk kwaad,<br />
nauwelijks nodig en overbodig.<br />
Het resultaat van deze metingen laat zien dat het algemene <strong>draagvlak</strong> voor de<br />
krijgsmacht behoorlijk groot is. Het gemiddelde percentage mensen dat de krijgsmacht<br />
nodig of een noodzakelijk kwaad vindt, bedraagt ruim 78% (zie figuur 1). Dit<br />
percentage vertoont over deze periode enige fluctuatie en een nauwelijks<br />
waarneembare dalende trend. Aan deze trend kunnen vooralsnog geen conclusies<br />
worden verbonden.<br />
langjarig percentage algemeen <strong>draagvlak</strong><br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
% dat krijgsmacht nodig<br />
acht danwel noodzakelijk<br />
vindt<br />
20<br />
10<br />
0<br />
1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 1999 2003 2007 2008<br />
Figuur 1: De krijgsmacht is nodig dan wel een noodzakelijk kwaad.<br />
Naast het algemene <strong>draagvlak</strong> wordt met de monitor ‘Steun en Draagvlak’ ook<br />
onderzoek gedaan naar de waardering voor de taken van de krijgsmacht. Over de<br />
periode 2005 tot en met maart 2009 is het gemiddelde rapportcijfer een 7,0.<br />
16 Het onderzoek naar het algemeen <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> loopt vanaf 2005 en<br />
wordt uitgevoerd door het Dienstencentrum Gedragswetenschappen in opdracht van<br />
de Directie Voorlichting en Communicatie (DVC) van het Ministerie van Defensie.<br />
17 Stichting Maatschappij en Krijgsmacht (tot en met 2003) en Veteraneninstituut (2004<br />
en 2005). Uit 2000 zijn geen gegevens beschikbaar.<br />
18 In bijlage zijn meer relevante cijfers opgenomen.<br />
Pagina 12/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
De cijfers voor het algemene <strong>draagvlak</strong> en de waardering kunnen daarmee als<br />
voldoende en stabiel worden beschouwd.<br />
2.4.2 Publieke opinie missie Uruzgan<br />
Sinds de start van de missie in de Zuid-Afghaanse provincie Uruzgan in augustus 2006<br />
worden maandelijks metingen verricht naar de publieke opinie. Hiervoor zijn vragen<br />
toegevoegd aan de monitor ‘Steun en Draagvlak’ 19 . Uit de metingen van maart 2009<br />
wordt duidelijk dat van alle Nederlanders 21% (sterk) voorstander van de missie is en<br />
35% (sterk) tegenstander. Vanaf het begin van de metingen daalt het aantal<br />
voorstanders gestaag en het aantal tegenstanders stijgt (zie figuur 2).<br />
% voor- en tegenstandersmissie Uruzgan<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
aug-06<br />
okt-06<br />
dec-06<br />
feb-07<br />
apr-07<br />
jun-07<br />
aug-07<br />
okt-07<br />
dec-07<br />
feb-08<br />
apr-08<br />
jun-08<br />
aug-08<br />
okt-08<br />
dec-08<br />
feb-09<br />
voorstanders<br />
tegenstanders<br />
neutraal<br />
Figuur 2: Steun voor de missie Uruzgan.<br />
Van de ondervraagden denkt 38% dat de missie zal bijdragen aan de wederopbouw<br />
van Afghanistan en maar 2% denkt dat de missie de dreiging van terroristische<br />
aanslagen in Nederland zelf kleiner zal maken. De samenleving is redelijk trots op de<br />
militairen in Uruzgan, 46% (zie figuur 3). Uit de cijfers blijkt een behoorlijke waardering<br />
voor de Nederlandse militairen, maar niet voor het werk wat ze doen in relatie tot de<br />
belangen van de ondervraagden uit de samenleving.<br />
19 Zie paragraaf 2.4.1. Monitor ‘Steun en Draagvlak’.<br />
Pagina 13/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
vertrouwen in de missie Uruzgan<br />
70<br />
percentage (helemaal) mee eens<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
vertrouwen in bijdrage<br />
missie aan<br />
wederopbouw<br />
missie verkleint<br />
terroristische dreiging in<br />
Nederland<br />
trots op Nederlandse<br />
militairen in Uruzgan<br />
0<br />
aug-06<br />
nov-06<br />
feb-07<br />
mei-07<br />
aug-07<br />
nov-07<br />
feb-08<br />
mei-08<br />
aug-08<br />
nov-08<br />
feb-09<br />
Figuur 3: Vertrouwen in de missie Uruzgan.<br />
2.4.3 Belang <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken<br />
In deze paragraaf analyseer en evalueer ik het belang dat de samenleving toekent aan<br />
<strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken. Hiervoor maak ik gebruik van vier onderzoeken:<br />
Belevingsmonitor, Continu Onderzoek Burgerperspectieven, RegeringsRapport en het<br />
onderzoek van TNS NIPO over de publieks<strong>communicatie</strong> van Defensie.<br />
In onze democratie kiest de burger de volksvertegenwoordiging die op voordracht van<br />
de regering het beleid goedkeurt en de regering controleert. De<br />
volksvertegenwoordigers hebben het mandaat van de burger beslissingen te nemen<br />
voor de samenleving. De overheid voert het beleid uit.<br />
Naast de gegevens over bijvoorbeeld de steun en waardering voor de krijgsmacht is<br />
het voor de overheid en de politiek van belang te weten wat dit betekent in relatie tot<br />
wat er leeft in de samenleving. In 2003 is daarom gestart met de belevingsmonitor 20 .<br />
20 Het doel van de monitor was inzicht te krijgen in de manier waarop groepen burgers<br />
<strong>maatschappelijk</strong>e problemen en het beleid van de regering beleven. Naast enquêtes<br />
werd gebruik gemaakt van kwalitatieve verdieping door middel van discussies in<br />
focusgroepen. Na een evaluatie in 2005 is besloten dat de belevingsmonitor na acht<br />
metingen werd gestopt en onder ander onderzoek door het SCP zou worden gedaan.<br />
Pagina 14/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Uit de belevingsmonitor bleek dat Europa en internationaal beleid de laagste politieke<br />
prioriteit krijgen in vergelijking met andere <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken zoals<br />
onderwijs en zorg. Binnen het vraagstuk Europa en internationaal beleid viel ook het<br />
beleid over de inzet van Nederlandse militairen bij vredesmissies. Dit punt stond<br />
onderaan de agenda van de respondenten 21 . Van de Nederlanders vond 40% dat<br />
Nederland bereid moest zijn om militairen uit te zenden naar risicovolle operaties.<br />
Kijkend naar de veiligheid in Nederland vanwege de deelname aan missies dacht 12%<br />
van de respondenten dat met de inzet van militairen in het buitenland de veiligheid in<br />
ons land toeneemt. Iets meer, 18% van de mensen, verwachtte dat de eigen veiligheid<br />
juist af zou nemen en het grootste deel van 70% zag geen effect op de eigen<br />
veiligheid 22 . Dit past bij de cijfers uit de monitor ‘Steun en Draagvlak’ over de missie<br />
Uruzgan en de mening van slechts 2% van de respondenten die denkt dat de kans op<br />
een terroristische aanslag in Nederland door onze deelname kleiner wordt 23 .<br />
Tijdens twee verdiepende groepsdiscussies in maart 2006 bleek dat het nut van de<br />
troepen in Afghanistan in twijfel werd getrokken. De meeste deelnemers zagen voor<br />
zichzelf geen belang van de missie. Ze gaven wel aan dat een besluit om troepen te<br />
sturen een breed <strong>draagvlak</strong> vereist in de samenleving. Daarnaast werd belangrijk<br />
gevonden dat voor een missie een uitgebreide kosten-batenanalyse wordt uitgevoerd,<br />
dat er veiligheidsgaranties zijn voor de eigen troepen en dat de doelstelling van de<br />
missie helder is.<br />
Voor een missie zagen de deelnemers aan de discussies een drietal goede redenen.<br />
Hulp aan noodlijdenden (zeker als er een humanitaire ramp dreigt), het verbeteren van<br />
handelsrelaties en het veiligstellen van grondstoffen en het bevorderen van veiligheid<br />
en de bestrijding van terrorisme (zeker als er een directe dreiging bestaat voor<br />
Nederland en om te voorkomen dat een conflict hoog oploopt). Als slechte redenen<br />
voor deelname aan een missie noemden de deelnemers ook drie redenen. Het<br />
bekeren van mensen (niet zijnde het promoten van Westerse waarden als tegenwicht<br />
voor terroristische groeperingen), het tegemoetkomen aan een verzoek van de<br />
Verenigde Staten en bestrijding van armoede.<br />
Sinds 2008 doet het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in opdracht van de<br />
regering continu onderzoek (Continu Onderzoek Burgerperspectieven) naar<br />
burgerperspectieven als vervanger van de belevingsmonitor. Dit geeft inzicht in de<br />
prioriteit van belangen van de samenleving 24 .<br />
21 Zie bijlage feiten en cijfers voor een overzicht van persoonlijke agenda van het<br />
publiek en rangordening van <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken.<br />
22 De meningen over het beleid bij de inzet van Nederlandse militairen zijn verdeeld:<br />
37% is ontevreden en slechts 19% is tevreden. Dit is een dalende trend sinds de start<br />
van de metingen in 2003.<br />
23 Zie 2.4.2.<br />
24 Wel merk ik op dat de periode van onderzoeken niet heel erg lang is en ook door<br />
verschillende instanties met een wellicht iets ander oogmerk is verricht. In de rapporten<br />
Pagina 15/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Voor het COB is in enquêtes gevraagd naar de grootste problemen van de<br />
Nederlandse samenleving en welke zaken hoog op de agenda van de regering thuis<br />
horen 25 . Meer geld voor de zorg en het onderwijs, maar ook veiligheid op straat,<br />
bescherming tegen het water, bestrijding van armoede en het vergroten van de<br />
werkgelegenheid scoren hoog. De inzet van de krijgsmacht en<br />
ontwikkelingssamenwerking maken beide deel uit van het onderzoeksaspect ‘Europa<br />
en internationaal beleid’. Deze scoren erg laag. Ook eerdere onderzoeken laten zien<br />
dat er vooral minder geld moet worden besteed aan internationale militaire missies,<br />
maar ook aan ontwikkelingssamenwerking 26 .<br />
Dit blijkt ook uit het RegeringsRapport 27 van februari 2008. Het buitenlandse beleid,<br />
waarbinnen de inzet van de krijgsmacht als instrument van buitenlandse politiek, scoort<br />
met 7,9% erg laag op het lijstje van belangrijke onderwerpen.<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
64.3 62.2<br />
52.6<br />
26.5<br />
21.3 21.3 20.5<br />
15.7<br />
7.9<br />
1.1 0.2<br />
onderwijs<br />
criminaliteit<br />
zorg<br />
koopkracht<br />
werkgelegenheid<br />
integratie<br />
verkeer<br />
milieu<br />
buitenlands beleid<br />
anders<br />
geen mening<br />
Figuur 4: De belangrijke zaken uitgedrukt in een percentage (uit AD RegeringsRapport).<br />
komt wel naar voren welke problemen volgens de Nederlandse bevolking hoog op de<br />
politieke agenda zouden moeten staan. Ondersteund door andere onderzoeken is het<br />
daarom mogelijk trends op dit punt aan te geven.<br />
25 Het COB van SCP heeft onder andere tot doel het kabinet te voorzien van actuele<br />
informatie over ontwikkelingen in opvattingen in de bevolking over <strong>maatschappelijk</strong>e en<br />
politieke onderwerpen.<br />
26 In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de belangen en prioriteiten van de<br />
samenleving in het vierde kwartaal van 2008. In de vraagstelling is een onderscheid<br />
gemaakt in persoonlijk en <strong>maatschappelijk</strong> belang en wat dit betekent voor de politieke<br />
prioriteiten.<br />
27 AD RegeringsRapport uitgevoerd door R&M Matrix. Jaarlijks onderzoek over het<br />
beleid van de regering. Gepubliceerd in het AD op 22 februari 2008.<br />
Pagina 16/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Het meest recente onderzoek dat interessante informatie oplevert, is een onderzoek<br />
van TNS NIPO in relatie tot de publieks<strong>communicatie</strong> van Defensie 28 . Dit onderzoek<br />
had voornamelijk tot doel inzicht te bieden in de huidige beleving van de Nederlandse<br />
bevolking ten aanzien van Defensie. Twee opvallende conclusies uit dit onderzoek zijn<br />
gerelateerd aan <strong>draagvlak</strong> en belangen. Van de doelstellingen/taken van Defensie zegt<br />
een meerderheid van 55% niet zoveel tot helemaal niets te weten. Zodra de<br />
respondenten worden geholpen, waarderen zij de doelstellingen positief waarbij de<br />
doelstellingen die direct betrekking hebben op eigen land hoger scoren dan de<br />
doelstellingen die betrekking hebben op het buitenland. Uit het onderzoek blijkt ook dat,<br />
kijkend naar de reputatie, de respondenten een duidelijk onderscheid maken tussen de<br />
besluitvorming (ministerie) en de uitvoering (krijgsmacht). Er is minder waardering voor<br />
het ministerie en de besluitvorming, terwijl de waardering voor de krijgsmacht als<br />
uitvoerder juist groter is.<br />
2.4.4 Bevindingen ontwikkeling <strong>draagvlak</strong><br />
Uit de rapporten blijkt dat de steun voor de krijgsmacht en de taken groot en stabiel is,<br />
maar de steun voor de missies erg klein. De samenleving hecht belang aan de taken,<br />
maar de daadwerkelijke inzet scoort laag. De burger is blijkbaar niet overtuigd van het<br />
nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de persoonlijke<br />
en gezamenlijke belangen.<br />
2.5 De rol van <strong>communicatie</strong><br />
Zoals in het begin van dit hoofdstuk aangegeven, ga ik na het begrip <strong>draagvlak</strong>, de<br />
ontwikkeling en relevantie van <strong>draagvlak</strong>, in op de rol van <strong>communicatie</strong> in relatie tot<br />
<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>.<br />
Communicatie wordt in het woordenboek 29 omschreven als contact, verbinding,<br />
verkeer. Een algemene definitie van <strong>communicatie</strong> (Michels, 2006) is als volgt.<br />
Communicatie is het proces waarbij de zender de intentie heeft een boodschap over<br />
te brengen naar één of meer ontvangers.<br />
Technologische, economische en sociale veranderingen hebben geleid tot een<br />
verandering in de verhouding tussen overheid en samenleving en de <strong>communicatie</strong>.<br />
Voorheen bepaalde de overheid het beleid, waarvan de naleving met behulp van<br />
verschillende middelen werd afgedwongen. Geleidelijk aan is duidelijk geworden dat<br />
het besturen van de samenleving tweerichtingsverkeer is. Interactie, transactie en<br />
<strong>communicatie</strong> met de burger zijn hierbij sleutelbegrippen vormen (Nelissen & Bartels,<br />
28 Monitor Publieks<strong>communicatie</strong> Defensie d.d. 18 december 2008 uitgevoerd door<br />
TNS NIPO in opdracht van het Ministerie van Defensie, Directie Voorlichting en<br />
Communicatie.<br />
29 Ibid voetnoot 7.<br />
Pagina 17/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
1998). Het betrekken van verschillende partijen bij beleidsvorming moet leiden tot een<br />
breder <strong>draagvlak</strong> voor beleidsbeslissingen. Communicatie heeft ook te maken met het<br />
door de overheid afleggen van verantwoording aan de samenleving over het beleid.<br />
Het is daarmee een factor die van invloed is op de ontwikkeling van <strong>draagvlak</strong>. Dit geldt<br />
ook voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de<br />
krijgsmacht en haar inzet.<br />
2.6 Subconclusie<br />
Het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> vereist vanuit<br />
overheidsperspectief een bepaalde strategie. Deze strategie moet betekenis geven aan<br />
de factoren legitimiteit, belangen en waarden, kosten, succes en leiderschap.<br />
Leiderschap appelleert aan de kwaliteit van de besluitvorming waarbij rekening wordt<br />
gehouden met de genoemde factoren, maar ook aan de wijze waarop daarover<br />
verantwoording wordt afgelegd. Maatschappelijk <strong>draagvlak</strong> is voor de<br />
defensieorganisatie van vitaal belang. Uit de rapporten blijkt dat de steun voor de<br />
krijgsmacht en de taken groot en stabiel is, maar dat voor de missies erg klein. De<br />
samenleving hecht belang aan de taken, maar de daadwerkelijke inzet scoort laag.<br />
Ik concludeer dat de overheid ondanks haar streven naar een zo breed mogelijk<br />
<strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat is om de samenleving te overtuigen van het nut van de<br />
militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de belangen van de<br />
samenleving. Daarom spits ik het onderzoek toe op één van de drie categorieën van<br />
<strong>draagvlak</strong> uit het AIV-advies; het <strong>draagvlak</strong> voor specifieke militaire operaties.<br />
Communicatie is daarbij een belangrijke hefboom voor het creëren van <strong>draagvlak</strong>.<br />
3. Toetsingskader <strong>communicatie</strong> internationale inzet<br />
krijgsmacht<br />
3.1 Inleiding en doelstelling<br />
Om te kunnen vaststellen welke onvolkomenheden er zijn in de huidige<br />
<strong>communicatie</strong>praktijk is een toetsingskader noodzakelijk. Dit toetsingskader wordt in dit<br />
hoofdstuk vastgesteld op basis van een bestudering van het basismodel voor<br />
<strong>communicatie</strong> en massa<strong>communicatie</strong>, de theorie en werking van het openbaar<br />
bestuur en de regels en uitgangspunten voor overheids<strong>communicatie</strong>. Zoals in<br />
hoofdstuk twee is aangegeven, beïnvloedt een aantal factoren het <strong>draagvlak</strong> voor de<br />
krijgsmacht en haar inzet. Met deze factoren dient in de <strong>communicatie</strong> voor het<br />
verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> rekening worden gehouden.<br />
Het gaat daarbij om legitimiteit, belangen en waarden, kosten, succes en leiderschap.<br />
Dit geheel leidt tot formulering van een aantal toetsfactoren voor de <strong>communicatie</strong>,<br />
waaraan ik de huidige <strong>communicatie</strong>praktijk in hoofdstuk vijf toets.<br />
Pagina 18/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
3.1.1 Basismodel <strong>communicatie</strong> en massa<strong>communicatie</strong><br />
Er bestaat geen eenduidige definitie van <strong>communicatie</strong>. Wel is er een aantal elementen<br />
dat in veel omschrijvingen en/of definities en <strong>communicatie</strong>modellen voorkomt. Een<br />
aantal elementen is afkomstig uit het basismodel van <strong>communicatie</strong> zoals dat door<br />
Shannon en Weaver 30 is gedefinieerd. Het ZBMO-model 31 van Michels (figuur 5) is een<br />
doorontwikkeling.<br />
In de basis gaat het om de zender (Z) die iets wil overdragen, de boodschap (B) die de<br />
informatie bevat waarmee de zender een effect bij de ontvanger teweeg wil brengen,<br />
het medium of middel (M) waarmee de zender de boodschap wil overbrengen en de<br />
ontvanger (O) waarmee de zender in contact wil treden. In dat proces kan er sprake<br />
zijn van feedback (F) en terugkoppeling (T). De reactie van de ontvanger op de zender<br />
en de reactie daarop van de zender.<br />
Figuur 5: Communicatiemodel ZBMO (Michels).<br />
Effecten van <strong>communicatie</strong> liggen altijd op het gebied van kennis, houding en gedrag.<br />
In een lineair proces van eenrichtingsverkeer zullen de effecten bij de ontvanger<br />
optreden. In een circulair proces met interactie bij zowel ontvanger als zender 32 .<br />
Vertaald naar de <strong>communicatie</strong> over de krijgsmacht en haar inzet is er in de formele<br />
<strong>communicatie</strong> veelal sprake van een lineair proces waarbij de overheid de zender is en<br />
de burger de ontvanger.<br />
30 Het basismodel <strong>communicatie</strong> van Shannon en Weaver stamt uit 1949 en is de basis<br />
voor vele andere modellen. Het model is opgenomen in bijlage 6.<br />
31 ZBMO (zender, boodschap, medium en ontvanger).<br />
32 Andere elementen die bij het <strong>communicatie</strong>proces een rol spelen zijn het encoderen<br />
en decoderen: de zender moet de boodschap/informatie die hij wil overbrengen<br />
omzetten in een code die voor de ontvanger begrijpelijk is. De ontvanger moet<br />
vervolgens decoderen. Om te begrijpen wat de zender wil overbrengen moet de<br />
ontvanger een betekenis geven aan de boodschap/informatie. Dit proces wordt<br />
beïnvloedt door het denken en de externe omgeving van een persoon. Daarnaast kan<br />
het <strong>communicatie</strong>proces worden verstoord door allerlei factoren. Deze zogeheten ruis<br />
kan de eigenlijke boodschap verstoren.<br />
Pagina 19/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Massa<strong>communicatie</strong> is openbare, voor iedereen toegankelijke <strong>communicatie</strong> waarbij<br />
meestal gebruik wordt gemaakt van massa<strong>communicatie</strong>middelen (Michels 2006). De<br />
zender heeft de intentie om een grote groep mensen te bereiken en is gericht op snel<br />
verbruik. Feedback of terugkoppeling vindt beperkt plaats. Massa<strong>communicatie</strong> wordt<br />
sterk bepaald door de inzet van de (massa-)media en is daardoor een veel gebruikt<br />
middel waar veel waarde aan wordt gehecht. Ook de overheid maakt veel gebruik van<br />
massa<strong>communicatie</strong>. Massa<strong>communicatie</strong> kent een grote verscheidenheid aan<br />
factoren en actoren, maar is in de kern vergelijkbaar met het basismodel van<br />
<strong>communicatie</strong> 33 . Eerst werd gedacht dat de zender via de media relatief eenvoudig de<br />
ontvanger kon bereiken en beïnvloeden. Dit is genuanceerd door de invloed van<br />
opinieleiders in de theorie van massa<strong>communicatie</strong>. Verschillende mensen op<br />
verschillende niveaus geven de boodschap door al dan niet met een bepaalde lading<br />
(two-step flow model). In figuur 6 zijn beide theorieën schematisch weergegeven.<br />
Figuur 6: Model van massa<strong>communicatie</strong>.<br />
Volgens Mastenbroek heeft internet de laatste jaren veel aan belang gewonnen.<br />
Hierdoor is er een verschuiving opgetreden in de rol en het belang van de zender en<br />
ontvanger. De zender was altijd krachtiger door het gebruik van de traditionele media,<br />
maar de toename aan keuzemogelijkheden van die media en vooral internet geeft de<br />
ontvanger meer invloed. De ontvanger bepaalt steeds meer welke informatie hij of zij<br />
tot zich neemt en wanneer. De selectieve benadering van de ontvanger die zelf de<br />
informatie ook interpreteert, vermindert de invloed van de zender.<br />
Zoals eerder aangegeven liggen de effecten van <strong>communicatie</strong> op het gebied van<br />
kennis, houding of gedrag. Het opgetelde effect van individuen heeft effecten in een<br />
groep (in de samenleving). Dit betekent dat er voor de zender twee ingangen zijn om<br />
zoveel mogelijk mensen te bereiken. Via het individu een groep proberen te bereiken of<br />
33 Een algemeen model van massa<strong>communicatie</strong> is opgenomen in bijlage 6 (model van<br />
Maletzke).<br />
Pagina 20/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
via de groep het individu. De vijf belangrijkste massamedia die hiervoor kunnen worden<br />
ingezet zijn: televisie, radio, internet, telefoon en geschreven media 34 .<br />
Door de verschuiving van invloed van de zender naar de ontvanger is de inzet van<br />
massa<strong>communicatie</strong>middelen alleen onvoldoende. Inter-persoonlijke <strong>communicatie</strong><br />
met een nadrukkelijkere rol van de ontvanger is eveneens belangrijk. Deze<br />
<strong>communicatie</strong> is individueler en kent daardoor een kleiner bereik. Het effect op het<br />
individu is wel groter door de interactie van zender en ontvanger. Internet biedt hiervoor<br />
goede mogelijkheden als alternatief voor de traditionele massa<strong>communicatie</strong>, maar<br />
vraagt een grotere inspanning.<br />
3.1.2 Openbaar bestuur en <strong>communicatie</strong><br />
De krijgsmacht is onderdeel van de overheid en als zodanig onderdeel van het<br />
openbaar bestuur. Dit is van invloed op de <strong>communicatie</strong> van de overheid.<br />
In artikel 110 van de Grondwet 35 , maar ook in de Wet openbaarheid van bestuur<br />
(WOB) is het recht van informatie van burger vastgelegd. Daarmee is dit het<br />
uitgangspunt voor de overheidsvoorlichting. Het actief openbaar maken van<br />
overheidsinformatie is een kerntaak van de <strong>communicatie</strong> van de overheid. Kijkend<br />
naar de krijgsmacht en de inzet van de krijgsmacht, zijn er een aantal zaken bij wet<br />
geregeld. In artikel 97 lid 1 van de Grondwet is vastgelegd dat er voor de verdediging<br />
en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, maar ook voor de handhaving en<br />
bevordering van de internationale rechtsorde er een krijgsmacht is. Daarmee is de<br />
inzet van de krijgsmacht voor missies in het buitenland bij wet vastgelegd. Ook is in de<br />
Grondwet vastgelegd dat de regering de Staten-Generaal vooraf informeert over de<br />
inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering<br />
van de internationale rechtsorde (artikel 100 lid 1). Daaronder valt ook het vooraf<br />
verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de<br />
krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening bij een gewapend conflict 36 .<br />
Er is op basis van de Grondwet voor de regering wel een verplichting de Staten-<br />
Generaal te informeren, maar er is geen directe verplichting om burgers te informeren<br />
over de inzet van de krijgsmacht. Dit gebeurt indirect via de volksvertegenwoordigers in<br />
het parlement. Instemming met de missie of een breed <strong>draagvlak</strong> voor een missie is<br />
niet vereist. De WOB stelt wel dat alle overheidsinformatie openbaar is, tenzij de<br />
informatie niet geschikt is om openbaar te maken. Openbaarheid is regel,<br />
geheimhouding uitzondering. Voor een missie is instemming met de missie of een<br />
34 Kranten, tijdschriften etc.<br />
35 Ibid voetnoot 1.<br />
36 Een uitzondering is als dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen<br />
verhinderen. In dat geval dient de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk te worden<br />
geïnformeerd (artikel 100 lid 2).<br />
Pagina 21/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
breed <strong>draagvlak</strong> van de samenleving niet vereist, maar zoals betoogd in paragraaf 2.3<br />
wel van vitaal belang.<br />
De inzet van de krijgsmacht conform artikel 100 van de Grondwet wordt vooraf<br />
getoetst. De regering hanteert hiervoor het herziene toetsingskader dat in 2001 is<br />
vastgesteld. De brief die de regering aan de Staten-Generaal stuurt (artikel-100 brief)<br />
spreekt niet direct over <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de krijgsmacht. De<br />
factoren die voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> van<br />
belang zijn komen echter wel aan de orde. Ik doel hier op legitimiteit, belangen en<br />
waarden, kosten, succes en leiderschap.<br />
3.1.3 Overheids<strong>communicatie</strong><br />
Voor de overheids<strong>communicatie</strong> heeft de Rijksvoorlichtingsdienst 37 een aantal<br />
principiële uitgangspunten opgesteld 38 . Deze uitgangspunten dienen gehanteerd te<br />
worden in contacten van overheidsvoorlichters met de media en de voorlichting aan het<br />
publiek. Aanleiding voor de vaststelling van deze uitgangspunten is een aantal<br />
rapporten van commissies naar de <strong>communicatie</strong> van de overheid 39 . De veranderingen<br />
in de samenleving zoals al eerder beschreven, maar ook de veranderende media<br />
maakten aanpassingen noodzakelijk.<br />
Het belangrijkste doel van overheids<strong>communicatie</strong> is te voldoen aan het recht van de<br />
burger op <strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid evenals het<br />
ondersteunen van goed democratisch bestuur. Burgers moeten in staat gesteld worden<br />
hun rol als staatsburgers en hun rol als onderdanen en klanten optimaal te vervullen.<br />
De functie van overheids<strong>communicatie</strong> is ook bijdragen aan het beleidsproces. De<br />
uitgangspunten geven verder richtlijnen voor het te voeren voorlichtingsbeleid.<br />
Overheids<strong>communicatie</strong> volgt ook het ZBMO-model 40 , het basismodel voor<br />
<strong>communicatie</strong>. Ook de <strong>communicatie</strong> van de overheid over de krijgsmacht is uiteraard<br />
gebonden aan de uitgangspunten voor overheids<strong>communicatie</strong>. Zoals in paragraaf 2.5<br />
betoogd, is <strong>communicatie</strong> een hefboom voor het creëren van <strong>draagvlak</strong>. De<br />
uitgangspunten voor overheids<strong>communicatie</strong> zijn daarmee van belang voor de<br />
<strong>communicatie</strong> voor de inzet van de krijgsmacht.<br />
37 De Rijksvoorlichtingsdienst is namens het ministerie van Algemene Zaken<br />
verantwoordelijk voor het <strong>communicatie</strong>beleid van de overheid.<br />
38 Vastgelegd op basis van Grondwet, www.minaz.nl/Onderwerpen/<br />
Overheids<strong>communicatie</strong>/Uitgangspunten_<strong>communicatie</strong>. De algemene uitgangspunten<br />
van overheids<strong>communicatie</strong> en de toelichting daarop zijn opgenomen in bijlage 5.<br />
39 De belangrijkste zijn: Commissie Van Heuven Goedhart (1946), Commissie Wallage<br />
2001 en de Commissie Wolffensperger 2005.<br />
40 Ibid voetnoot 31.<br />
Pagina 22/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
3.2 Toetsfactoren<br />
Nu duidelijk is wat <strong>communicatie</strong> betekent in de relatie overheid en burger, kan ik een<br />
aantal factoren formuleren die voor die <strong>communicatie</strong> belangrijk zijn en waar ik de<br />
overheids<strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht aan toets. Ik presenteer de<br />
factoren als stellingen. Deze stellingen kunnen ook in de vragende vorm worden<br />
opgesteld. Bij de toetsing van de <strong>communicatie</strong> van en over de krijgsmacht kan dan<br />
een oordeel worden gegeven of de stelling van kracht is of niet.<br />
Zoals in hoofdstuk twee betoogd, is de overheid ondanks haar streven naar een zo<br />
breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat om de samenleving te overtuigen van<br />
het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de<br />
belangen van de samenleving. Dit ondanks de uitgangspunten voor<br />
overheids<strong>communicatie</strong>.<br />
Daarmee wordt de vraag opgeroepen wat er verbeterd kan worden aan de<br />
<strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht. Daarmee kom ik op de factoren die in<br />
paragraaf 2.2 zijn vastgesteld en van invloed zijn op het <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de<br />
krijgsmacht.<br />
Omdat <strong>communicatie</strong> een hefboom is voor het creëren van <strong>draagvlak</strong> en het <strong>draagvlak</strong><br />
voor de inzet van de krijgsmacht erg laag is, koppel ik de algemene uitgangspunten<br />
voor overheids<strong>communicatie</strong> aan de in paragraaf 2.2 vastgestelde factoren: legitimiteit,<br />
belangen en waarden, kosten, succes en leiderschap. Daarbij spits ik de algemene<br />
uitgangspunten van overheids<strong>communicatie</strong> toe op de inzet van de krijgsmacht.<br />
⎯<br />
⎯<br />
⎯<br />
De factor legitimiteit leidt tot de vraag of een inzet rechtvaardig en juist is. De<br />
burger moet deze vraag kunnen beantwoorden op basis van de<br />
gecommuniceerde motieven en overwegingen van de overheid. Hierbij komen ook<br />
de verschillende belangen aan de orde, maar ook de waarden die voor de burger<br />
gelden. Deze factor koppel ik aan de boodschap van de zender.<br />
De factor kosten is van belang bij de afweging van wat de inzet de burger waard<br />
is. Daarbij gaat het om het financiële aspect, maar ook om de slachtoffers. Kosten<br />
worden ook afgezet tegen succes. Voor de beoordeling dient de burger inzicht te<br />
kunnen verkrijgen in de relevante informatie. Deze informatie dient juist, helder en<br />
eenduidig te zijn. Deze factor koppel ik eveneens aan de boodschap van de<br />
zender.<br />
Leiderschap betreft de kwaliteit van de besluitvorming en de wijze waarop<br />
verantwoording wordt afgelegd door de overheid. Deze factor is gerelateerd aan<br />
herkenbaarheid en aanspreekbaarheid van de zender en de wijze waarop de<br />
zender besluiten neemt en verantwoordt. Daarbij ook aan de orde of de overheid<br />
actief communiceert.<br />
Pagina 23/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
⎯<br />
⎯<br />
De keuze van de overheid voor het gebruik van bepaalde media om een bepaalde<br />
boodschap te communiceren, moet onderdeel zijn van een strategie. Voor de<br />
eenduidigheid en het effect van de <strong>communicatie</strong> geldt dit voor alle<br />
overheidszenders. Dit gaat verder dan de algemene uitgangspunten voor<br />
overheids<strong>communicatie</strong>. Dit past ook in het streven naar een groot bereik en de<br />
differentiatie in boodschappen en middelen in relatie tot de verschillende<br />
ontvangers. Deze factor koppel ik aan de media uit het basismodel van<br />
<strong>communicatie</strong>.<br />
De laatste factor betreft de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de informatie<br />
voor de verschillende ontvangers. Dit is van belang om de burger zelfstandig een<br />
afgewogen kosten-batenanalyse te laten maken over de inzet van de krijgsmacht.<br />
De informatie dient feitelijk te zijn en niet beïnvloed door partijpolitiek.<br />
Zo zijn er vijf toetsfactoren welke in onderstaande tabel zijn weergegeven. In de<br />
toelichting staat een nadere uitleg over de inhoud van de verschillende toetsfactoren.<br />
In de tabel is eveneens aangegeven op welk(e) element(en) uit het ZBMO-model 41 de<br />
toetsfactor voornamelijk betrekking heeft.<br />
Toetsfactoren<br />
1 De overheid is niet anoniem, maar communiceert actief, herkenbaar en<br />
aanspreekbaar over de inzet van de krijgsmacht.<br />
2 De overheid maakt actief duidelijk welke motieven en overwegingen er<br />
zijn voor de inzet van de krijgsmacht.<br />
3 De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht is eenduidig, juist<br />
en helder.<br />
4 Overheid kiest op basis van een strategie voor <strong>communicatie</strong> met een<br />
groot bereik van verschillende doelgroepen en mogelijkheden voor<br />
interactie.<br />
5 De burger is in staat zelfstandig een mening te vormen over de inzet<br />
van de krijgsmacht.<br />
3.3 Subconclusie<br />
ZBMO<br />
Figuur 7: Tabel toetsfactoren <strong>communicatie</strong> en <strong>draagvlak</strong> internationale inzet krijgsmacht.<br />
Voor een missie is instemming met de missie of een breed <strong>draagvlak</strong> van de<br />
samenleving niet vereist, maar wel van vitaal belang. De burger heeft bij wet recht op<br />
informatie. Het belangrijkste doel van overheids<strong>communicatie</strong> is dan ook te voldoen<br />
aan dit recht op <strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid en het<br />
ondersteunen van goed democratisch bestuur. Dit is ook van belang voor het<br />
verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de<br />
krijgsmacht. Een goed uitgevoerde <strong>communicatie</strong> op basis van een goede strategie is<br />
Z<br />
B<br />
B<br />
M<br />
O<br />
41 Ibid voetnoot 31.<br />
Pagina 24/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
hiervoor essentieel. Vijf factoren vormen in dit onderzoek de toetssteen voor de<br />
<strong>communicatie</strong> van de overheid over de inzet van de krijgsmacht.<br />
1. De overheid is niet anoniem, maar communiceert actief, herkenbaar en<br />
aanspreekbaar over de inzet van de krijgsmacht.<br />
2. De overheid maakt actief duidelijk welke motieven en overwegingen er zijn<br />
voor de inzet van de krijgsmacht.<br />
3. De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht is eenduidig, juist, tijdig en<br />
helder.<br />
4. Overheid kiest op basis van een strategie voor <strong>communicatie</strong> met een groot<br />
bereik van verschillende doelgroepen en mogelijkheden voor interactie.<br />
5. De burger is in staat zelfstandig een mening te vormen over de inzet van de<br />
krijgsmacht.<br />
4. Huidige <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet<br />
krijgsmacht<br />
4.1 Inleiding en doelstelling<br />
In hoofdstuk twee is geconcludeerd dat de overheid ondanks haar streven naar een zo<br />
breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> onvoldoende in staat is om de samenleving te overtuigen van<br />
het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht en de<br />
belangen van de samenleving. Daarom beschouw ik voornamelijk de formele (externe)<br />
overheids<strong>communicatie</strong> in relatie tot die inzet. Deze <strong>communicatie</strong> is in belangrijke<br />
mate ook de bron voor andere vormen van <strong>communicatie</strong>. Meer specifiek gaat het dan<br />
om de <strong>communicatie</strong> over het waarom van de inzet van de krijgsmacht en het hoe en<br />
wat van die inzet. Daarom ga ik ook in op de hoofdpunten van het beleid over de inzet<br />
van de krijgsmacht. Ik betrek daar ook de <strong>communicatie</strong> bij over de huidige inzet in<br />
Afghanistan.<br />
4.2 Zenders<br />
In het vorige hoofdstuk is het toetsingskader gedefinieerd waaraan de<br />
<strong>communicatie</strong>praktijk over de inzet van de krijgsmacht wordt getoetst. Alvorens ik ga<br />
toetsen in hoofdstuk vijf, verschaf ik in dit hoofdstuk eerst inzicht in de recente<br />
<strong>communicatie</strong>praktijk over de inzet van de krijgsmacht. Dit doe ik via de vier<br />
basiselementen van het basismodel van <strong>communicatie</strong> (zenders, boodschappen,<br />
media en ontvangers) en de vijf toetsfactoren.<br />
Ik ga eerst in op de zenders in het <strong>communicatie</strong>proces. Voor de<br />
overheids<strong>communicatie</strong> zijn dit uiteraard verschillende overheidsinstanties.<br />
De <strong>communicatie</strong> over de inzet van de krijgsmacht begint bij de regering. De overheid<br />
handelt immers in opdracht van de regering met instemming van het parlement op<br />
Pagina 25/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
basis van de geldende democratische principes waarbij de bevolking haar<br />
vertegenwoordiging in het parlement heeft gekozen 42 . Daarna volgen de andere<br />
zenders op het beleidsniveau van de overheid (departementen). De<br />
Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van Algemene Zaken is verantwoordelijk<br />
voor de <strong>communicatie</strong> van de regering. De verschillende departementen zijn<br />
verantwoordelijk voor de uitvoering van het regeringsbeleid, maar ook voor de<br />
<strong>communicatie</strong> hierover. De inzet van de krijgsmacht 43 als instrument van buitenlandse<br />
politiek valt onder de gedeelde verantwoordelijkheid van de ministers van Buitenlandse<br />
Zaken en Defensie. Het Ministerie van Defensie is het departement dat het meest<br />
communiceert over de krijgsmacht.<br />
4.3 Boodschappen<br />
Tweede element uit het basismodel voor <strong>communicatie</strong> zijn de boodschappen. In deze<br />
paragraaf kijk ik naar de boodschappen van de in vorige paragraaf genoemde zenders<br />
van overheids<strong>communicatie</strong>. Ik richt me eerst op de informatie die wordt verstrekt aan<br />
het parlement, omdat de <strong>communicatie</strong> naar de samenleving deze volgt. Dit komt aan<br />
de orde bij media in paragraaf 4.4.<br />
Aan het begin van een regeerperiode van in principe vier jaar, legt het kabinet vast<br />
welke plannen het heeft. Dit regeerakkoord 44 wordt door de minister-president<br />
gepresenteerd aan de Tweede Kamer. Onderdeel hiervan is het voorgenomen<br />
buitenlandse beleid van de regering. De krijgsmacht is één van de instrumenten van dit<br />
beleid. In die regeringsverklaring 45 staat op hoofdlijnen ook het beleid over de<br />
krijgsmacht en haar inzet. Het is direct afgeleid van het gestelde in de Grondwet over<br />
de krijgsmacht. Het gaat om een actieve rol van Nederland in Europa en in de wereld<br />
waarbij onder andere een bijdrage moet worden geleverd aan meer veiligheid en<br />
versterking van de internationale rechtsorde. Dit kunnen we volgens de regering alleen<br />
samen met andere landen. De regering stelt dat de kansen en mogelijkheden van<br />
Nederland nauw verweven zijn met die van anderen.<br />
Dezelfde regering presenteert jaarlijks op Prinsjesdag 46 , het regeringsbeleid voor het<br />
komende jaar. Deze bekendmaking gebeurt door het voorlezen van de Troonrede door<br />
het staatshoofd 47 . De Troonrede 48 heeft nagenoeg dezelfde boodschap als de<br />
regeringsverklaring en gaat vooral over de bijdrage die Nederland wil leveren aan<br />
42 Zie hiervoor paragraaf 3.1.2.<br />
43 De Koninklijke Marechaussee valt vanwege de bijzondere taak voor de uitvoering<br />
deels onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en komt niet specifiek<br />
aan de orde in mijn onderzoek.<br />
44 Beleidsprogramma van het kabinet Balkenende IV, Samen werken samen leven.<br />
45 Regeringsverklaring 2007 www.minaz.nl.<br />
46 Derde dinsdag in september.<br />
47 Lid van de regering.<br />
48 Troonrede 2008 www.minaz.nl.<br />
Pagina 26/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
vrede en veiligheid. Naast de Troonrede wordt ook de Rijksbegroting 49<br />
bekendgemaakt. De Rijksbegroting bestaat uit de begrotingen van alle ministeries. De<br />
Miljoenennota is een toelichting op de Rijksbegroting waarin de belangrijkste plannen<br />
en keuzes van de regering zijn samengevat.<br />
De begroting van Defensie van 2009 50 stelt de regering dat de inzet van de krijgsmacht<br />
buiten Nederland is gebaseerd op de actieve rol die Nederland wil spelen in Europa en<br />
de wereld. Dit wordt volgens de regering benadrukt door de wereldwijde inzet van<br />
jaarlijks meer dan 6000 militairen. Nederland zet de krijgsmacht in bij internationale<br />
missies om meer veiligheid en stabiliteit in de wereld te creëren. De bijdragen aan<br />
crisisbeheersingsoperaties worden gecombineerd met diplomatieke inspanningen en<br />
ontwikkelingssamenwerking: de strategie van de drie D’s: Development (ontwikkeling),<br />
Defence (defensie) en Diplomacy (diplomatie). De belangrijkste inzet in 2009 voor de<br />
Nederlandse krijgsmacht blijft de missie van de NAVO in Afghanistan. Het opbouwen<br />
en versterken van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie in Uruzgan heeft<br />
daarbij de hoogste prioriteit. De Nederlandse inzet tot 2010 is erop gericht het lokale<br />
bestuur en de Afghaanse veiligheidsdiensten te assisteren en deze zo in staat te<br />
stellen om, meer en meer, zelfstandig te opereren. De regering stelt dat met de<br />
Uruzgan-missie ons land de veiligheid en stabiliteit bevordert en het een belangrijke<br />
bijdrage levert aan de wederopbouw van één van de armste provincies in een land dat<br />
worstelt met de gevolgen van dertig jaar oorlog en terrorisme.<br />
Bij een specifieke inzet van de krijgsmacht in het kader van het handhaven of<br />
bevorderen van de internationale rechtsorde stuurt de regering een artikel-100 brief 51<br />
naar het parlement. Zoals bij elk voornemen tot inzet gebeurt dit aan de hand van het<br />
Toetsingskader 2001. Het aspect <strong>draagvlak</strong> komt hierin niet specifiek aan de orde. Bij<br />
een lopende operatie wordt gesproken over een stand van zaken brief. Met een<br />
dergelijke brief wil de regering verantwoording afleggen over het beleid en de<br />
uitvoering hiervan.<br />
Over de uitvoering van vredesmissies en meer specifiek de missie in Afghanistan stelt<br />
de regering dat het werk van de militairen iedereen ten goede komt. Werken aan<br />
politieke stabiliteit en wederopbouw in Afghanistan draagt bij aan de veiligheid in<br />
Nederland. In de artikel-100 brief 52 voor de inzet in Uruzgan is de boodschap van de<br />
regering dat de internationale gemeenschap de Afghaanse autoriteiten wil versterken.<br />
Dit om op termijn Afghanistan zelfstandig de veiligheid en stabiliteit in eigen land te<br />
laten garanderen. De regering wil hieraan een bijdrage leveren. De regering stelt in de<br />
brief ook dat het noodzakelijk kan zijn om in bepaalde gebieden offensieve acties uit te<br />
voeren om het eigen optreden in het kader van de wederopbouw en het optreden van<br />
49 Rijksbegroting 2009 waar de begroting van Defensie (hoofdstuk X) onderdeel van is.<br />
50 www.prinsjesdag2008.nl<br />
51 Zie 3.1.2. voor achtergrond artikel-100 brief.<br />
52 Brief Ministerie van Defensie betreffende de bestrijding van het internationale<br />
terrorisme d.d. 22 december 2005.<br />
Pagina 27/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
de Afghaanse overheid mogelijk te maken. De regering benadrukt dat aansprekende<br />
resultaten niet vanaf het begin zichtbaar zullen zijn, maar enige tijd zullen vergen. De<br />
grond voor deelname aan de militaire ISAF-operatie is om te voorkomen dat in<br />
Afghanistan opnieuw vrijplaatsen ontstaan voor terreurgroepen wat een bron zou<br />
kunnen worden voor internationaal terrorisme, Europa incluis. In de brief wordt verder<br />
ingegaan op het mandaat, de veiligheidssituatie en risico’s, de militaire aspecten, de<br />
samenwerking met andere landen, de periode van de bijdrage en de kosten.<br />
De tekst van de beleidsagenda van Buitenlandse Zaken zoals deze is opgenomen in<br />
de begroting 2009 53 begint met: “Een actieve internationale opstelling is van<br />
levensbelang voor ons Koninkrijk, dat staat als een paal boven water”. De regering wil<br />
zich sterk maken voor een welvarend en stabiel Nederland, in een welvarende en<br />
stabiele wereld. Nederland doet dat door de internationale rechtsorde te versterken en<br />
de inzet voor ontwikkelingssamenwerking. Dit beleid wordt volgens de regering<br />
gevoerd vanuit solidariteit met de minder bedeelden, maar ook vanuit eigenbelang.<br />
Omdat Nederland zijn geld voor een groot deel in het buitenland verdient, heeft<br />
Nederland baat bij een goed functionerende interne Europese markt, een sterke<br />
wereldhandelsorganisatie en stabiliteit in de wereld.<br />
Nederland richt de inzet op veiligheid en stabiliteit, ook ver buiten de landsgrenzen als<br />
dat nodig is. De regering doelt op dreigingen zoals transnationale criminaliteit,<br />
grootschalige schendingen van mensenrechten, proliferatie van<br />
massavernietigingswapens en terrorisme. Deze dreigingen vinden vooral een<br />
voedingsbodem in fragiele staten 54 . Dit kan weer leiden tot veiligheidsrisico’s of de<br />
uitbraak van nieuwe conflicten. Deze raken het Nederlandse belang en soms zelfs een<br />
rechtstreeks veiligheidsbelang. Daarmee wordt ook het belang van de Nederlandse<br />
burger geraakt 55 .<br />
De boodschap van Buitenlandse Zaken in beleidsstukken over de inzet van Nederland<br />
en ook de krijgsmacht richt zich vooral op het waarom. Hierbij wordt ook gerefereerd<br />
aan het algemene regeringsbeleid. Defensie richt zich vooral op het wat en hoe van de<br />
inzet. Voor het waarom wordt gerefereerd aan het algemene regeringsbeleid. De<br />
boodschap van de regering over het buitenlandse beleid en de inzet van de krijgsmacht<br />
als instrument hiervan is algemeen van aard. De informatie is specifieker als het gaat<br />
om specifieke operatie.<br />
53 Rijksbegroting 2009 waar de begroting van Buitenlandse Zaken en<br />
Ontwikkelingssamenwerking (hoofdstuk V) onderdeel van is.<br />
54 Definitie van de OESO: staten zijn fragiel wanneer bij de overheid de politieke wil<br />
en/of capaciteit ontbreekt om de basisfuncties voor armoedebestrijding, ontwikkeling,<br />
veiligheid en mensenrechten van de bevolking te vervullen.<br />
55 Medewerkers van Buitenlandse Zaken worden ook ingezet in Uruzgan. De inzet van<br />
is vergelijkbaar met een middelgrote ambassade. Dit illustreert volgens de regering het<br />
belang van deze regio voor Nederland.<br />
Pagina 28/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
4.4 Media<br />
Het element media in deze paragraaf gaat over de middelen en processen van de<br />
overheids<strong>communicatie</strong>.<br />
Het <strong>communicatie</strong>proces over de inzet van de krijgsmacht begint bij de regering<br />
gevolgd door de departementen. Buiten het vastliggende beleidsproces 56 waarbij op<br />
bepaalde momenten de regering beslissingen neemt en deze communiceert, zijn er<br />
andere momenten waarop de regering naar buiten treedt met informatie. Dit betreft<br />
openbare <strong>communicatie</strong> met het parlement over allerlei onderwerpen die vervolgens<br />
publiekelijk worden gemaakt.<br />
Naast de openbaarheid van het functioneren van regering en parlement publiceert het<br />
Ministerie van Algemene Zaken alle openbare informatie waaronder de<br />
regeringsverklaring (beleidsprogramma), troonrede en de brieven aan het parlement op<br />
internet. Dit geldt ook voor de optredens van de minister-president in de media en<br />
toespraken gehouden tijdens publieke optredens. Deze zijn uiteraard openbaar, maar<br />
worden ook letterlijk gepubliceerd op de internetsite van het Ministerie van Algemene<br />
Zaken. Daarnaast worden persconferenties gegeven en persberichten uitgegeven.<br />
Andere bewindslieden treden ook op in de media of tijdens andere publieke activiteiten<br />
zoals spreekbeurten en bezoeken. De optredens in de media en de persconferenties<br />
van de bewindslieden, anders dan de minister-president, vinden plaats onder regie van<br />
de verantwoordelijke departementen. Het beleid van de regering wordt verder<br />
toegelicht door regeringswoordvoerders.<br />
Net als het Ministerie van Algemene Zaken geven de andere ministeries ook op<br />
verschillende wijzen inhoud aan de <strong>communicatie</strong>. Alle openbare informatie waaronder<br />
de brieven aan het parlement worden ook op internet gepubliceerd. Dit geldt niet voor<br />
alle mediaoptredens van de bewindslieden; dit in tegenstelling tot die van de ministerpresident.<br />
Wel worden net als bij het Ministerie van Algemene Zaken persconferenties<br />
gegeven, persberichten uitgegeven en treden de bewindslieden op in de media of<br />
tijdens andere publieke activiteiten. De uitvoering van het beleid wordt verder toegelicht<br />
door woordvoerders van de departementen.<br />
Het Ministerie van Defensie heeft in 2007 een beleidskader 57 opgesteld voor de<br />
<strong>communicatie</strong>. Naast dit beleidskader is voor de missie in Uruzgan een specifiek<br />
<strong>communicatie</strong>plan 58 geschreven. Doel hiervan is dat de kennis van de krijgsmacht en<br />
meer specifiek de inzet wordt vergroot. Dit moet vervolgens leiden tot meer begrip en<br />
waardering.<br />
56 Zie hiervoor paragraaf 4.2. en 4.3.<br />
57 Corporate Communicatie Beleidskader 2006-2010.<br />
58 Communicatieplan ISAF Stage III Uruzgan.<br />
Pagina 29/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Doel van het beleidskader was het versterken van de reputatie en de interne<br />
identificatie en trots. Hiervoor waren verschillende aanleidingen, waarvan een drietal<br />
raakten aan het begrip <strong>draagvlak</strong>. Ten eerste verwacht de samenleving dat de overheid<br />
en dus ook Defensie verantwoording aflegt over wat ze doet en waarom. Ten tweede<br />
wil Defensie actief werken aan <strong>draagvlak</strong> op lange termijn om meer begrip te kweken<br />
voor het werk van de krijgsmacht wat een gunstige politieke invloed zou kunnen<br />
hebben. Als derde aanleiding werd het kennisniveau van de Nederlandse bevolking als<br />
aanleiding opgevoerd. Nut en noodzaak van de activiteiten van de krijgsmacht zouden<br />
minder evident zijn geworden door de veranderende internationale verhoudingen.<br />
Op basis van de identiteit van Defensie is een positioneringstekst opgesteld die het<br />
strategische fundament vormt voor de <strong>communicatie</strong> van Defensie (zie figuur 8).<br />
Daarbij dient vooral de relevantie van Defensie te worden overgebracht op voor<br />
Defensie belangrijke doelgroepen als fundament voor <strong>draagvlak</strong>. Onderdeel daarvan is<br />
ook het vergroten van het inzicht in het verband tussen vredesmissies en de<br />
binnenlandse en eigen veiligheid.<br />
Defensie: altijd en overal inzetbaar voor vrede en veiligheid<br />
Defensie staat voor vrede en veiligheid, in eigen land en daarbuiten. Nederland levert<br />
daarmee een bijdrage aan stabiliteit en vrijheid in de wereld. Hiermee is ook de<br />
samenleving gediend.<br />
De marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee zijn snel en flexibel inzetbaar en<br />
kunnen overal ter wereld optreden, ook onder de zwaarste omstandigheden. In nauwe<br />
samenwerking met anderen en gesterkt door een rotsvast vertrouwen in elkaar.<br />
Uitgerust met modern materieel, verantwoord omgaand met geweld en als het moet<br />
met gevaar voor eigen leven. Dat is Defensie.<br />
Figuur 8: Positioneringstekst Defensie.<br />
In het <strong>communicatie</strong>plan 59 voor de missie in Uruzgan is gesteld dat het essentieel is dat<br />
Defensie het belang en het verloop van de missie en haar specifieke taken op een<br />
professionele wijze uitdraagt aan de bevolking, bezoekers, politici, overige<br />
belangstellenden en zeker ook aan het niet uitgezonden defensiepersoneel. Defensie<br />
wil hiermee bijdragen aan de openheid die betracht wordt. Om tegemoet te komen aan<br />
de verwachte grote mediabelangstelling is het volgens Defensie van belang om open 60 ,<br />
helder en uitgebreid te laten vertellen en te laten zien op welke wijze de opdrachten<br />
door de militairen worden uitgevoerd. Daarbij dient een realistisch beeld te worden<br />
geschetst. Zowel de mooie kanten van het vak als de schaduwkanten. Doel hiervan is<br />
dat de perceptie van de Nederlandse samenleving niet afwijkt van de realiteit. Om de<br />
ontwikkeling van de missie inzichtelijk te maken is volgens Defensie continuïteit van de<br />
59 Ibid voetnoot 58.<br />
60 De enige beperking voor de openheid wordt bepaald door de veiligheidsrisico’s voor<br />
de militairen, de zogeheten ‘operational security’.<br />
Pagina 30/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
berichtgeving van groot belang. Kennis en inzicht van de operatie leiden tot begrip voor<br />
de complexe omstandigheden en waardering voor de wijze waarop de Nederlandse<br />
militairen opereren. Daarmee wordt volgens Defensie gewerkt aan <strong>draagvlak</strong> wat<br />
belangrijk is voor de missie, vooral in crisissituaties. Hiermee wordt gedoeld op het<br />
voorkomen van het afkalven van <strong>draagvlak</strong> bij ernstige incidenten en tegenslagen.<br />
De openheid en continuïteit van de <strong>communicatie</strong> dienen volgens Defensie plaats te<br />
vinden onder centrale coördinatie. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat<br />
Nederland politiek geëngageerd is en deze politieke betrokkenheid het noodzakelijk<br />
maakt dat de woordvoering rekening houdt met de politieke context. De woordvoering<br />
is een verantwoordelijkheid van Defensie, uitgezonderd de woordvoering door<br />
Buitenlandse Zaken voor de aspecten die de buitenlandse politiek betreffen 61 .<br />
Voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving maakt de overheid vooral gebruik van<br />
massa<strong>communicatie</strong> 62 . Er wordt veel gebruik gemaakt van internet door informatie te<br />
publiceren. De overheid gebruikt voor deze vorm van publieksvoorlichting 63 een groot<br />
aantal sites 64 .<br />
Naast de <strong>communicatie</strong> via internet is de media (kranten, radio en televisie) een<br />
belangrijk middel van <strong>communicatie</strong> met het publiek. Via persberichten, persbriefings,<br />
persreizen, interviews en de inzet van woordvoerders en voorlichters wordt aandacht<br />
gevraagd voor het beleid en de uitvoering hiervan. De <strong>communicatie</strong> over de<br />
krijgsmacht van de verschillende departementen wordt onderling afgestemd.<br />
Communicatie over onderwerpen in relatie tot de krijgsmacht die de departementen<br />
overstijgen of <strong>communicatie</strong> over politieke besluitvorming in het kabinet betreffende de<br />
krijgsmacht wordt door of namens de Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van<br />
Algemene Zaken uitgevoerd of gecoördineerd. De boodschap van de ministeries in alle<br />
middelen is een afgeleide van het beleid en/of de specifieke beleidsbeslissingen zoals<br />
zeer uitgebreid is gecommuniceerd met het parlement. De inhoud van die<br />
<strong>communicatie</strong> is qua omvang aanzienlijk teruggebracht en op een meer aansprekende<br />
wijze worden de essenties weergegeven. Bij de <strong>communicatie</strong> (massa<strong>communicatie</strong>)<br />
wordt niet direct een onderscheid gemaakt in ontvangers. De doelgroep is het<br />
algemene publiek.<br />
Met de start van de missie in Uruzgan is het Ministerie van Defensie gestart met het<br />
wekelijks publiceren van een weekoverzicht op de eigen internetsite. Hierin wordt een<br />
61 De woordvoering over gebeurtenissen met een strafrechtelijk karakter ligt bij het<br />
Openbaar Ministerie.<br />
62 Alle traditionele middelen van massa<strong>communicatie</strong> zoals uiteengezet in 3.1.1.<br />
worden gebruikt.<br />
63 Ook telefonisch kan bij de verschillende departementen of via postbus 51 informatie<br />
over de inzet van de krijgsmacht worden ingewonnen.<br />
64 Een greep uit de vele adressen: www.regering.nl, www.overheid.nl, www.minaz.nl,<br />
www.minbuza.nl (incl Ontwikkelingssamenwerking), www.defensie.nl,<br />
www.postbus51.nl, www.prinsjesdag2008.nl.<br />
Pagina 31/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
overzicht gegeven van de belangrijkste activiteiten en gebeurtenissen in het<br />
uitzendgebied van de afgelopen week. Dit overzicht wordt sinds kort regelmatig<br />
begeleid met korte video’s over een bepaald onderwerp of aspect van de missie. Deze<br />
video’s worden in eigen beheer gemaakt.<br />
Defensie stelt sinds de start van de missie in Uruzgan ook journalisten in staat de<br />
missie van nabij mee te maken. Deze vorm van journalistiek, ‘embedded journalism’<br />
genoemd, levert veel aandacht in de media op. In ieder geval in het begin van de<br />
missie. Door de bijna onafgebroken aanwezigheid van media in Afghanistan wordt er<br />
veel verslag gedaan van de Nederlandse aanwezigheid en de activiteiten.<br />
De <strong>communicatie</strong> van de regering en de overheid naar de samenleving volgt de<br />
<strong>communicatie</strong> van de regering met het parlement. De <strong>communicatie</strong> over de uitvoering<br />
van de inzet naar de samenleving gebeurt rechtstreeks of indirect via de media of<br />
individuen. De <strong>communicatie</strong> gebeurt op verschillende manieren met gebruik van een<br />
grote verscheidenheid aan middelen. Internet neemt een steeds grotere plaats in. De<br />
overheids<strong>communicatie</strong> is voor een groot deel geregisseerd.<br />
4.5 Ontvangers<br />
In deze paragraaf ga ik in op de ontvangers van de overheids<strong>communicatie</strong>. Dit publiek<br />
bestaat in principe uit verschillende doelgroepen.<br />
Defensie heeft in de plannen 65 voor de <strong>communicatie</strong> over het beleid en de inzet<br />
nadrukkelijk rekening gehouden met de verschillende doelgroepen. Via de publieke<br />
optredens van politici en andere autoriteiten wordt ook getracht de kennis over de inzet<br />
van de krijgsmacht te vergroten. Doel is via de aanwezigen bij bijeenkomsten de kennis<br />
verder te verspreiden. Ook de incidentele bezoeken van politici en andere autoriteiten,<br />
soms samen met journalisten/columnisten, maar ook bezoeken van bekende<br />
Nederlanders zijn mede van belang om de kennis bij het grote publiek via deze<br />
mensen te vergroten. Belangrijk aspect in de <strong>communicatie</strong> is volgens Defensie het<br />
overbrengen van de relevantie van de krijgsmacht met als doel <strong>draagvlak</strong> te vergroten.<br />
Ook door Defensie wordt soms direct contact gezocht met de samenleving over de<br />
inzet van de krijgsmacht. Een voorbeeld is het recente debat op de Universiteit van<br />
Amsterdam. Op de site waren meningen en visies van studenten en wetenschappers<br />
op de missie in Afghanistan verschenen. Volgens Defensie een eenzijdige kijk wat<br />
reden was om in discussie te gaan met wetenschappers en studenten van die<br />
universiteit.<br />
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken erkent het ook belang van <strong>draagvlak</strong> in de<br />
samenleving voor het beleid. Het ministerie meldt dat daarom wordt gewerkt aan het<br />
verkrijgen van meer voeling met wat er in de samenleving speelt. Daardoor kunnen de<br />
belangen van Nederlanders in het buitenland worden behartigd. Daarnaast wil men<br />
65 Ibid voetnoten 57 en 58.<br />
Pagina 32/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
laten zien wat in het belang van Nederland in het buitenland bereikt wordt. Doel hiervan<br />
is dat de Nederlanders zien dat een actief buitenlandbeleid een meerwaarde heeft.<br />
Het zogeheten <strong>draagvlak</strong>beleid van Buitenlandse Zaken wordt onder andere vorm<br />
gegeven door het programma ‘Rent an Ambassador’. Nederlandse ambassadeurs in<br />
het buitenland, die even in Nederland zijn, kunnen worden geboekt voor spreekbeurten<br />
in Nederland. Tijdens die spreekbeurten gaan zij het gesprek aan met de samenleving.<br />
Buitenlandse Zaken stelt ook dat er extra aandacht komt 66 voor een goede<br />
<strong>communicatie</strong> van zowel de resultaten als de uitdagingen van de missie in Uruzgan.<br />
Via internet stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken ook specifieke informatie voor<br />
leerlingen van de onderbouw beschikbaar.<br />
Naast two-step flow massa<strong>communicatie</strong> (zie 3.1.1 en figuur 7) wordt vooral veel<br />
gebruik gemaakt van traditionele massa<strong>communicatie</strong> 67 en in toenemende mate van<br />
internet..<br />
4.6 Subconclusie<br />
Voor het aangeven van het belang van de inzet van de krijgsmacht buiten Nederland<br />
zijn de Ministeries van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Defensie de<br />
belangrijkste zenders. De boodschappen van deze ministeries zijn een afgeleide van<br />
het beleid en/of de specifieke beleidsbeslissingen zoals deze zeer uitgebreid worden<br />
gecommuniceerd met het parlement. De inhoud van die <strong>communicatie</strong> is in<br />
tegenstelling tot de uitgebreide informatie aan het parlement erg beperkt. Daarnaast is<br />
de informatie geredigeerd. Voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving maakt de<br />
overheid vooral gebruik van massa<strong>communicatie</strong>. Er wordt in toenemende mate<br />
gebruik gemaakt van internet. De overheid onderkent verschillende doelgroepen zijnde<br />
de ontvangers van overheids<strong>communicatie</strong>. De overheids<strong>communicatie</strong> is voor een<br />
groot deel geregisseerd.<br />
5. Toetsing <strong>communicatie</strong>praktijk internationale inzet<br />
krijgsmacht<br />
5.1 Inleiding en doelstelling<br />
In hoofdstuk twee concludeerde ik dat de overheid ondanks haar streven naar een zo<br />
breed mogelijk <strong>draagvlak</strong> blijkbaar onvoldoende in staat is om de samenleving te<br />
overtuigen van het nut van de militaire missies in relatie tot de taken van de krijgsmacht<br />
en de belangen van de samenleving. In de analyse en beoordeling in dit hoofdstuk<br />
zoek ik naar de achtergronden en samenhang op het gebied van <strong>communicatie</strong> bij het<br />
verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de inzet van de<br />
66 Ibid voetnoot 41.<br />
67 Radio, televisie en geschreven media.<br />
Pagina 33/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
krijgsmacht. Hiervoor toets 68 ik de <strong>communicatie</strong>praktijk via de vier basiselementen van<br />
het basismodel van <strong>communicatie</strong> (zenders, boodschappen, media en ontvangers) aan<br />
de toetsfactoren zoals vastgesteld in hoofdstuk drie.<br />
5.2 Zenders<br />
Meer specifiek gaat het dan om de formele (externe) <strong>communicatie</strong> die in belangrijke<br />
mate ook de bron is voor andere vormen van <strong>communicatie</strong> over het waarom van de<br />
inzet van de krijgsmacht en het hoe en wat van die inzet zoals in het vorige hoofdstuk<br />
weergegeven. Het gaat er niet om elke uiting te beoordelen, maar om mogelijke<br />
onvolkomenheden te onderkennen die er mede voor zorgen dat de samenleving<br />
militaire missies slechts zeer beperkt steunt 69 .<br />
Hieronder zal ik nagaan of de overheid herkenbaar en aanspreekbaar is als zender.<br />
Ook ga ik na of de overheid actief communiceert.<br />
De <strong>communicatie</strong> over de krijgsmacht van de verschillende departementen wordt<br />
onderling afgestemd. Communicatie over de krijgsmacht die de departementen 70<br />
overstijgen of over politieke besluitvorming in het kabinet over de krijgsmacht wordt<br />
door of namens de Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie van Algemene Zaken<br />
uitgevoerd of gecoördineerd. De rol van de Rijksvoorlichtingsdienst van het Ministerie<br />
van Algemene Zaken is meer coördinerend dan uitvoerend en leidt daardoor tot een<br />
minder nadrukkelijk regeringsstempel op de <strong>communicatie</strong> over de inzet van de<br />
krijgsmacht. Hiermee kan het voor sommige burgers minder duidelijk zijn dat de inzet<br />
van de krijgsmacht een regeringsbesluit en –verantwoordelijkheid is. Dit wordt versterkt<br />
door de nadrukkelijke rol van de Directie Communicatie en Voorlichting van het<br />
Ministerie van Defensie. Hierdoor kan het algemene belang van de inzet van de<br />
krijgsmacht minder duidelijk naar voren komen, omdat Defensie zich vooral richt op het<br />
hoe en wat van de uitvoering van de missie en minder op het waarom. Dat is immers<br />
niet de verantwoordelijkheid van Defensie, maar van Buitenlandse Zaken.<br />
De beleids<strong>communicatie</strong> van de overheid volgt de <strong>communicatie</strong> van de regering met<br />
het parlement. De <strong>communicatie</strong> over de uitvoering is direct. De departementen zijn<br />
hierin pro-actief.<br />
De aanspreekbaarheid van de overheid over de inzet van de krijgsmacht is beperkt.<br />
Het Ministerie van Algemene Zaken legt op de site uit wat de procedure is en welke<br />
beperkingen er zijn om in contact te komen met de minister-president. De ministeries<br />
van Buitenlandse Zaken en Defensie geven alleen een algemeen adres waaraan een<br />
68 De toetsing vindt plaats door analyse van het <strong>communicatie</strong>beleid, observaties van<br />
geïnterviewde deskundigen en betrokkenen en media-analyses.<br />
69 Zie 2.4.2. figuur 2.<br />
70 Buitenlandse Zaken en Defensie.<br />
Pagina 34/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
reactie kan worden gestuurd. Geen informatie over de procedure en eventuele<br />
beperkingen.<br />
De overheid is niet anoniem, maar per beleidsterrein herkenbaar in de <strong>communicatie</strong>.<br />
Defensie vervult een prominente rol, die kan leiden tot een minder herkenbare<br />
boodschap van het waarom van een inzet. Communicatie over de uitvoering is proactief.<br />
De overheid is aanspreekbaar, maar de mogelijkheden zijn beperkt.<br />
5.3 Boodschappen<br />
In deze paragraaf toets ik of de overheid actief duidelijk maakt welke motieven en<br />
overwegingen er zijn voor de inzet van de krijgsmacht. Ook stel ik vast of de<br />
boodschap eenduidig, juist en helder wordt gecommuniceerd.<br />
De boodschap van de ministeries van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken over de<br />
inzet van Nederland en ook de krijgsmacht richt zich vooral op het waarom. Hierbij<br />
wordt gerefereerd aan het algemene regeringsbeleid 71 . De boodschap van Defensie<br />
over de inzet van de krijgsmacht richt zich vooral op het wat en hoe van de inzet. Voor<br />
het waarom wordt ook gerefereerd aan het algemene regeringsbeleid. De<br />
<strong>communicatie</strong> over dit beleid roept echter vragen op. In de <strong>communicatie</strong> wordt niet<br />
expliciet duidelijk welke Nederlandse belangen worden nagestreefd met de actieve<br />
internationale en Europese rol en hoe dat beleid het belang van de Nederlanders dient.<br />
Gesteld wordt dat onze welvaart en onze veiligheid steeds meer van buitenaf worden<br />
beïnvloed. Deze boodschappen zijn vooral te vinden in de <strong>communicatie</strong> van de<br />
regering met het parlement of in documenten op internet. De <strong>communicatie</strong> die via de<br />
media 72 aan de samenleving wordt bekendgemaakt is zeer beknopt en gaat nauwelijks<br />
in op het waarom van missies.<br />
Buitenlandse Zaken gaat op haar internetsite beperkt in op wat Nederland doet voor<br />
vrede en veiligheid. Als voorbeeld neem ik de inzet in Afghanistan.<br />
Onze veiligheid is volgens de regering gediend met een grotere veiligheid in<br />
Afghanistan en door dat land te ontwikkelen krijgt radicalisering minder kans.<br />
Buitenlandse Zaken stelt op haar website als onderdeel van het thema humanitaire<br />
hulp 73 dat Nederland hulp biedt aan het bouwen van een stabiel en veilig Afghanistan.<br />
Dit is belangrijk voor het land zelf, maar draagt ook bij aan meer veiligheid in Nederland<br />
en de rest van de wereld. De militaire inzet maakt daar deel van uit. De inzet van het<br />
Provinciaal Reconstructie Team (PRT) staat daarin centraal. Er wordt niet gesproken<br />
over de inzet van gevechtseenheden en opvallend is ook het feit dat alleen de militaire<br />
aanwezigheid van de Koninklijke landmacht in Uruzgan wordt gemeld. Over de inzet<br />
van de Koninklijke luchtmacht met onder andere gevechtvliegtuigen en<br />
71 Ibid voetnoot 44 en 45.<br />
72 Persberichten, persbriefings, optredens in de media etc.<br />
73 http://www.minbuza.nl/nl/themas,humanitaire-hulp/afghanistan<br />
Pagina 35/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
gevechtshelikopters wordt niet gerept 74 . Wel wordt verwezen naar de internetsite van<br />
Defensie waar deze informatie wel beschikbaar is. Informatie over de inzet is op de<br />
internetsite van Buitenlandse Zaken niet prominent aanwezig, maar moet worden<br />
gezocht. Opvallend is de onderbrenging van het dossier Afghanistan onder het thema<br />
humanitaire hulp.<br />
De informatie van de overheid aan het publiek over het besluit in 2005 van de regering<br />
om troepen te sturen naar Uruzgan was zeer summier 75 . Het parlement had met de<br />
brief 76 van de regering vanzelfsprekend meer informatie gekregen. De tekst van de<br />
brief en de teksten van het persbericht en de informatie op de verschillende<br />
overheidssites laten een aantal opmerkelijke verschillen zien. Opvallend verschil is dat<br />
in de brief wel wordt verwezen naar de dreiging van terrorisme, ook voor Europa, maar<br />
in het persbericht niet. De nadruk in het persbericht ligt op de taken van het PRT. Er<br />
wordt niet gesproken over mogelijke offensieve acties. Wel wordt melding gemaakt van<br />
risico’s die verbonden zijn aan de gecompliceerde missie. In de brief aan het parlement<br />
wordt dus wel gerefereerd aan het (inter-)nationale belang van het voorkomen<br />
terrorisme, maar in de <strong>communicatie</strong> met het publiek niet. Hiermee zijn de motieven en<br />
overwegingen van de inzet niet actief duidelijk gemaakt. Dit blijkt ook niet uit de<br />
informatie op de verschillende overheidssites. Opvallend is ook de vermelding van het<br />
belang van politiek <strong>draagvlak</strong> voor de missie. Over <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> wordt<br />
niet gesproken. Instemming is niet noodzakelijk, maar een breed politiek en<br />
<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> is wel gewenst.<br />
De verschillende instanties die communiceren over de inzet zijn ook niet eenduidig in<br />
de uitingen. Na het publiceren van de officiële <strong>communicatie</strong> van de regering met het<br />
parlement verschijnen er van alle betrokken overheden berichten. Er worden<br />
persberichten uitgegeven, brieven worden geredigeerd voor internet en er verschijnen<br />
nieuwsberichten op de verschillende overheidssites. De informatie in al die berichten is<br />
op hoofdlijnen hetzelfde, maar verschilt soms in belangrijke details. De verschillen<br />
bestaan soms uit het ontbreken van de uitgebreide motivering voor een missie en soms<br />
ook door het gebruik van verschillende termen. Als voorbeeld noem ik het handhaven<br />
van de stabiliteit in het ene bericht en in een ander bericht over hetzelfde onderwerp<br />
met dezelfde aanleiding het bevorderen van de stabiliteit. De verschillen tussen<br />
bevorderen en handhaven zijn in militaire termen enorm. De berichtgeving is hiermee<br />
niet eenduidig, helder en in het ene bericht zelfs feitelijk onjuist.<br />
Ook op de internetsite van de Postbus 51-Informatiedienst is de informatie over<br />
Defensie niet erg eenvoudig te vinden. Op de homepage is de icoon van justitie<br />
gebruikt om de categorie rechtspraak en veiligheid aan te geven 77 . Hieronder is ook de<br />
74 http://www.minbuza.nl/nl/themas,humanitaire-hulp/afghanistan/militaire-inzet<br />
75 http://www.regering.nl/ Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/2005/December/22/<br />
Kabinet_van_plan_militairen_in_te_zetten_in_Afghanistan<br />
76 Ibid voetnoot 52.<br />
77 http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/rechtspraak-en-veiligheid/Defensie<br />
Pagina 36/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
informatie over Defensie opgenomen. Hetzelfde geldt voor de internetsite overheid.nl.<br />
Als antwoord op de vraag waarom Nederland aan een missie deelneemt, stelt de<br />
overheid op de internetsite van de Informatiedienst dat Nederland wil bijdragen aan<br />
een beter en veiliger leven voor de mensen die wonen in landen waar een gewelddadig<br />
conflict heeft plaatsgevonden. Een ander motief is de veiligheid in de wereld. Een veilig<br />
en stabiel land zal namelijk bijdragen aan meer veiligheid in de hele regio rond het land<br />
en uiteindelijk in de rest van de wereld. Nederland ziet hulp bij de wederopbouw van<br />
een land dan ook als een wapen in de strijd tegen terrorisme, zo valt op de site te<br />
lezen 78 . Bijzonder is hier dat wederopbouw als wapen tegen terrorisme wordt<br />
geafficheerd. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken noemt in een schriftelijke uiting 79<br />
armoedebestrijding als wapen tegen terrorisme.<br />
De Commandant der Strijdkrachten stelde onlangs dat de Nederlandse troepen in<br />
Uruzgan in beginsel de Afghaanse veiligheid dienen. Op lange termijn zou onze eigen<br />
veiligheid ook baat hebben met de Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan, zo staat<br />
vermeld op de website van de Universiteit van Amsterdam naar aanleiding van een<br />
recent gehouden debat 80 . Deze typerende uitspraak maar maakt mijns inziens duidelijk<br />
waarom de samenleving de missie niet in ruimere mate steunt. De boodschap over de<br />
inzet blijft immers erg algemeen als het gaat om de verschillende belangen.<br />
5.4 Media<br />
Er wordt veelvuldig gewezen op het algemene belang van de bevordering van de<br />
internationale rechtsorde en de Nederlandse traditie hier een bijdrage aan te leveren.<br />
De samenleving ziet echter meer het nut van militaire missies indien ook de eigen<br />
Nederlandse belangen worden gediend 81 . Dit belang wordt in relatie tot de inzet<br />
nauwelijks genoemd 82 . Ook stel ik vast dat de boodschap niet altijd eenduidig, juist en<br />
helder wordt gecommuniceerd.<br />
Hieronder ga ik na of de overheid op basis van een strategie communiceert en hiermee<br />
een groot bereik van verschillende doelgroepen bereikt. Hierbij bezie ik ook de<br />
mogelijkheden van interactie.<br />
78 http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/rechtspraak-en-veiligheid/Defensie/missies/<br />
waarom-doet-nederland-mee-aan-internationale-missies.html<br />
79 Vredesmissies 1 voor de onderbouw, Buitenlandse Zaken april 2007.<br />
80 http://www.uva.nl/actueel/index.cfm/23FC3E64-1321-B0BE-A45911795AB95F1C<br />
81 Zie 2.4.2. en 2.4.3.<br />
82 Dit sluit aan bij een observatie van de publicist Paul Scheffer. In de publicatie ‘Het<br />
vizier op Defensie’ pleit hij voor het benadrukken van de kwetsbaarheid van Nederland<br />
en de dreigingen zeer scherp onder woorden te brengen door de regering en de<br />
ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Defensie dient volgens hem altijd de<br />
relatie te leggen tussen de buitenlandse activiteiten en binnenlandse veiligheid,<br />
waarmee ook de belangen van de burger duidelijk worden.<br />
Pagina 37/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
De <strong>communicatie</strong> van de regering en de overheid naar de samenleving volgt de<br />
<strong>communicatie</strong> van de regering met het parlement. De <strong>communicatie</strong> over de uitvoering<br />
van de inzet naar de samenleving gebeurt rechtstreeks of indirect via de media of<br />
individuen. De <strong>communicatie</strong> gebeurt op verschillende manieren met gebruik van een<br />
grote verscheidenheid aan middelen. Defensie heeft voor de <strong>communicatie</strong> plannen<br />
ontwikkeld met nadrukkelijk aandacht voor het verwerven en behouden van <strong>draagvlak</strong>.<br />
Hier is sprake van een zekere strategie.<br />
De <strong>communicatie</strong> met de samenleving vindt vooral plaats door gebruik van<br />
massa<strong>communicatie</strong> 83 . De zenders houden daarbij rekening met verschillende<br />
doelgroepen. Internet neemt hierin een steeds grotere plaats in. Gezien de veelheid<br />
aan middelen en de bevindingen in 5.3 is mijn conclusie dat er kwantitatief geen<br />
probleem is met de informatie, maar dat de kwaliteit kan worden verbeterd. De<br />
overheids<strong>communicatie</strong> wordt door de overheid verzorgd en mogelijk gemaakt.<br />
Daardoor is het ook voor een groot deel geregisseerd. Hoewel ‘embedded journalism’<br />
meer mogelijkheden biedt voor vrije nieuwsgaring, is ook deze vorm van journalistiek<br />
mogelijk gemaakt door de overheid. Dit leverde in eerste instantie veel kritiek op. Door<br />
de bemoeienis van Defensie zouden de media niet onafhankelijk verslag kunnen doen.<br />
Mans e.a. (2008) stellen in het rapport ‘Eyes wide shut’ 84 dat ‘embedded journalism’<br />
door de vergroting van de beschikbaarheid aan informatie vanuit het perspectief van de<br />
krijgsmacht een succes is, maar dat voor een evenwichtige berichtgeving ‘unembedded<br />
journalism’ noodzakelijk is.<br />
Naast het beperkt aanspreken 85 is het mogelijk direct contact te hebben met<br />
bewindslieden en andere autoriteiten. Bijvoorbeeld bij werkbezoeken of tijdens<br />
bijeenkomsten. Hier wordt door de beperkte beschikbaarheid van bewindslieden en<br />
andere autoriteiten slechts zeer beperkt gebruik van gemaakt. De impact van dergelijke<br />
contacten is kwalitatief relatief hoog, maar het bereik is zeer beperkt. Opvallend is de<br />
duidelijke wijze waarop Buitenlandse Zaken via de eigen website communiceert over<br />
de mogelijkheden in het kader van het eerder aangehaalde <strong>draagvlak</strong>beleid. Dit in<br />
tegenstelling tot de andere overheidssites.<br />
Hoewel er afstemming plaatsvindt met andere zenders is er geen sprake van een<br />
interdepartementale strategie. Dit blijkt uit de verschillende boodschappen van de<br />
verschillende zenders zoals in 5.3 aangetoond. Voornamelijk het waarom van een inzet<br />
vereist een gestructureerde en goede coördinatie tussen de zenders gebaseerd op een<br />
strategie. De overheids<strong>communicatie</strong> kent een groot bereik, de kwaliteit kan worden<br />
verbeterd. De mogelijkheden van interactie met de overheid zijn beperkt.<br />
83 Ibid voetnoot 62.<br />
84 Onderzoek ‘Eyes Wide Shut?’ van The Hague Center for Strategic Studies is<br />
uitgevoerd in opdracht van de Tweede Kamer en in april 2008 gepubliceerd (zie ook<br />
www.hcss.nl).<br />
85 Zie 5.2.<br />
Pagina 38/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
5.5 Ontvangers<br />
Bij het laatste element van het basismodel van <strong>communicatie</strong> ga ik na of de ontvanger,<br />
in dit geval de burger, in staat is zelfstandig een mening te vormen over de inzet van de<br />
krijgsmacht. Bij deze toetsing maak ik ook gebruik van de toetsresultaten uit de vorige<br />
paragrafen.<br />
In het streven naar één loket voor de gehele overheid, is de rol van de Postbus 51-<br />
Informatiedienst toegenomen. Het Ministerie van Algemene Zaken geeft op de<br />
contactpagina van de eigen internetsite eerst antwoord op een aantal veelgestelde<br />
vragen. Daarna wordt eerst verwezen naar Regering.nl en vervolgens naar de website<br />
van Postbus 51. De ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie verwijzen op de<br />
eigen internetsites voor publieksvoorlichting direct door naar de Postbus 51-<br />
Informatiedienst. Opvallend is dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar een<br />
gratis telefoonnummer verwijst en Defensie een eigen betaald telefoonnummer noemt<br />
en geen telefoonnummer van de Postbus 51-Informatiedienst vermeld. Ook de tijden<br />
van de bereikbaarheid zijn niet eenduidig. De informatiedienst kan via de internetsites<br />
van de ministeries ook via een digitaal reactieformulier worden bereikt. Het Ministerie<br />
van Algemene Zaken stelt als enige departement dat de publieksvoorlichters van<br />
Postbus 51 de vraag, afhankelijk van de inhoud, binnen twee dagen zullen<br />
beantwoorden. Deze richtlijn geldt blijkbaar niet voor de andere ministeries.<br />
Om op de hoogte te blijven kan iedereen zich bij Algemene Zaken en Defensie<br />
abonneren op zogeheten RSS-feeds (Really Simple Syndication). RSS zorgt ervoor dat<br />
websites niet langer bezocht hoeven te worden om te kijken of er iets nieuws<br />
gepubliceerd is. Er wordt een automatische melding gedaan als dat het geval is.<br />
Buitenlandse Zaken biedt via de site een abonnement op een uitgebreide nieuwsbrief<br />
aan, maar geen RSS-feeds. Defensie biedt ook een abonnement aan op een digitale<br />
versie van de wekelijkse Defensiekrant evenals een nieuwsbrief van de Koninklijke<br />
Landmacht 86 .<br />
De <strong>communicatie</strong> van de overheid over het waarom van de inzet van de krijgsmacht en<br />
welke belangen hiermee worden gediend, moeten leiden tot meer kennis en begrip. Op<br />
grond van die informatie moet de burger zelfstandig een eigen mening vormen over die<br />
inzet. Deze mening vereist ook informatie over de ambitie met betrekking tot de inzet,<br />
successen van de inzet of het uitblijven daarvan. Op de overheidssites regering.nl en<br />
overheid.nl is hierover geen informatie te vinden. Op geen enkele overheidssite<br />
informatie over het totale aantal slachtoffers tot nu toe. In het weekoverzicht van<br />
Defensie is er wel nadrukkelijk aandacht voor de resultaten. Opvallend is hier de<br />
86 Opvallend is dat alleen van de Koninklijke Landmacht een nieuwsbrief kan worden<br />
verkregen en niet van de andere defensieonderdelen.<br />
Pagina 39/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
geringe aandacht voor de gevechtscontacten. Deze worden weliswaar consequent<br />
gemeld, maar de informatie is erg algemeen en zeer summier 87 .<br />
De <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet van de krijgsmacht wordt gezien<br />
als meedoen en een bijdrage leveren. De samenleving is voor de overheid weliswaar<br />
een primaire doelgroep van <strong>communicatie</strong>, maar de <strong>communicatie</strong> met de samenleving<br />
is een beknopte afgeleide van de informatie die de regering aan het parlement<br />
verstrekt. De <strong>communicatie</strong> met de samenleving is versnipperd en niet eenduidig. Het<br />
Nederlandse belang van de inzet van de krijgsmacht komt in de <strong>communicatie</strong> van de<br />
overheid onvoldoende naar voren. De burger kan daarom in onvoldoende mate<br />
zelfstandig een mening vormen over de legitimiteit van de inzet van de krijgsmacht.<br />
Hierdoor is onduidelijk of de steun voor de inzet van de krijgsmacht echt beperkt is of is<br />
gebaseerd op onvoldoende kennis.<br />
6. Conclusies en aanbevelingen<br />
Aan het eind van mijn onderzoek kom ik tot de beantwoording van de centrale vraag:<br />
“Welke mogelijkheden zijn er om de onvolkomenheden op het gebied van<br />
<strong>communicatie</strong> voor het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor de<br />
krijgsmacht en in het bijzonder de inzet buiten Nederland te verminderen?” Deze<br />
onvolkomenheden komen naar voren in onderstaande conclusies. Daarna volgen een<br />
aantal aanbevelingen.<br />
6.1 Conclusies<br />
De conclusies zijn het resultaat van de diagnose wat als uitgangspunt kan dienen voor<br />
mogelijke veranderingen. De aanbevelingen zijn een concrete aanzet tot<br />
veranderingen.<br />
1. Het Nederlandse belang van de inzet van de krijgsmacht komt in de <strong>communicatie</strong><br />
van de overheid naar de burger onvoldoende naar voren. De <strong>communicatie</strong> met de<br />
samenleving over de inzet van de krijgsmacht wordt overheerst door<br />
algemeenheden en het leveren van een bijdrage. De <strong>communicatie</strong> met de<br />
samenleving is een beknopte afgeleide van de informatieverstrekking van de<br />
regering aan het parlement.<br />
2. De <strong>communicatie</strong> met de samenleving is beknopt, versnipperd en niet eenduidig.<br />
De burger kan daardoor in onvoldoende mate zelfstandig een afgewogen mening<br />
vormen over de legitimiteit van de inzet van de krijgsmacht.<br />
3. De nadrukkelijke rol van het Ministerie van Defensie in vergelijking met de andere<br />
overheidszenders leidt tot een minder duidelijk algemeen belang van de inzet van<br />
87 Een korte blik over de grens leert dat de overheden van de buurlanden Groot-<br />
Brittannië en Duitsland die ook actief zijn in Afghanistan duidelijker zijn over de<br />
belangen in de <strong>communicatie</strong> naar de samenleving. Zie hiervoor ook bijlage 7.<br />
Pagina 40/54
Titel<br />
Communicatie <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong><br />
Subtitel<br />
verwerven en behouden<br />
Status<br />
<strong>Definitief</strong><br />
Datum 10 april 2009<br />
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
6.2 Aanbevelingen<br />
de krijgsmacht. Centrale regie en strategie overheids<strong>communicatie</strong> van essentieel<br />
belang voor effectiviteit van de <strong>communicatie</strong>; strategie en strategische<br />
<strong>communicatie</strong> geeft een ‘kapstok’ waaraan beslissingen/keuzes kunnen worden<br />
opgehangen.<br />
Om het belang van de inzet van de krijgsmacht duidelijker te maken zijn er een aantal<br />
mogelijkheden.<br />
1. Ontwikkel voor de <strong>communicatie</strong> met de samenleving over de inzet van de<br />
krijgsmacht een interdepartementale strategie waarin het waarom van de inzet een<br />
belangrijkere plaats inneemt.<br />
2. Draag zorg voor betere een betere coördinatie en afstemming van de<br />
<strong>communicatie</strong> met de samenleving door een versterkte interdepartementale regie.<br />
3. Organiseer een interdepartementaal netwerk om in de samenleving fundamentele<br />
voorlichting te geven over buitenlands beleid en de inzet van de krijgsmacht.<br />
Pagina 41/54
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 1: Interviewlijst<br />
Balledux, drs. A., Communicatieadviseur/woordvoerder, Rijksvoorlichtingsdienst,<br />
Ministerie van Algemene Zaken. Gesprek: 3 maart 2009.<br />
Veen, drs. J.B., Directeur Voorlichting en Communicatie, Ministerie van Defensie.<br />
Gesprek: 27 maart 2009.<br />
Delaere, drs. M., Journalist (specialist defensie, openbaar bestuur). Gesprek: 9 maart<br />
2009.<br />
Hollander, drs. E. den, Journalist (specialist economie). Gesprek: 9 maart 2009.<br />
Knops, drs. R., lid Tweede Kamer CDA (woordvoerder defensie). Gesprek: 19 maart<br />
2009.<br />
Mosmans, drs. A., Directeur business development ARA-Groep (<strong>communicatie</strong>).<br />
Gesprek: 10 maart 2009.<br />
Triesscheijn, E. Algemeen directeur ARA-Groep (<strong>communicatie</strong>). Gesprek: 10 maart<br />
2009.<br />
Veelenturf, A.J.M., Hoofd Afdeling Communicatie beleid & Advies, Directie Voorlichting<br />
en Communicatie, Ministerie van Defensie. Gesprek: 17 februari 2009.<br />
42
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 2: Literatuurlijst<br />
Adviesraad Internationale Vraagstukken (2006). Maatschappij en krijgsmacht. Den<br />
Haag.<br />
Bestrijding internationaal terrorisme (2005). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />
Bijkerk, R.P.F. (2008). Dynamiek en verandering? Maatschappij en krijgsmacht in<br />
2008. Militaire Spectator jaargang 177 nummer 11 pp. 615-621.<br />
Communicatieplan ISAF Stage III Uruzgan (2006). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />
Corporate Communicatie Beleidskader 2006-2010, kaders voor een geïntegreerd<br />
<strong>communicatie</strong>beleid voor Defensie (2007). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />
Het vizier op Defensie – interne en externe ideeën voor de toekomst van de<br />
krijgsmacht (2006). Ministerie van Defensie. Den Haag.<br />
Mastenbroek, J. et al (red). (2004). Public relations. Kluwer, Alphen aan den Rijn.<br />
Mans, U., Meidersma, C., Burema, L. (2008). The Impact of Embedded Journalism on<br />
Dutch Newspaper Coverage of Afghanistan. Den Haag. The Hague Centre for<br />
Strategic Studies. Geraadpleegd via www.hcss.nl.<br />
Monitor Publieks<strong>communicatie</strong> Defensie (2009). Onderzoek uitgevoerd door TNS NIPO<br />
(F3388) in opdracht van het Ministerie van Defensie, Directie Voorlichting en<br />
Communicatie. Den Haag.<br />
Meulen, J.S. van der (2006). Draagvlak voor Defensie, een vierluik. Notitie geschreven<br />
in opdracht van de Hoofddirectie Algemeen Beleid van het Ministerie van Defensie.<br />
Michels, W.J. (2006). Communicatiehandboek (2 e druk). Wolters Noordhoff,<br />
Groningen/Houten.<br />
Nelissen, W.J.A. & Bartels, G.C. (1998). De transactionele overheid. In: Bartels, G,<br />
Nelissen, W. & Ruelle, H. (red), De transactionele overheid. Communicatie als<br />
instrument: zes thema’s in de overheidsvoorlichting. Kluwer BedrijfsInformatie, Utrecht.<br />
Ruelle, H. & Bartels, G.C. (1998). Draagvlak en de wisselwerking tussen zender en<br />
ontvanger. In: Bartels, G, Nelissen, W. & Ruelle, H. (red), De transactionele overheid.<br />
Communicatie als instrument: zes thema’s in de overheidsvoorlichting. Kluwer<br />
BedrijfsInformatie, Utrecht.<br />
43
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Vroom, B. de, Ent, R. van de, Goldenbeld, C. & Wittink, R.D. (1996).<br />
Onderhandelend bestuur: een innovatieve strategie voor de ontwikkeling<br />
van automobiliteitsbeleid. SWOV, Leidschendam.<br />
44
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 3: Vragenlijst interviews<br />
Voor mijn onderzoek heb ik een aantal diepte-interviews gehouden. Een overzicht van<br />
de geïnterviewden is opgenomen in bijlage 1. Om te zorgen voor zo betrouwbaar<br />
mogelijke gegevens en een zo groot mogelijke kwaliteit van de gegevens, heb ik<br />
gebruik gemaakt van een standaard vragen-/gesprekspuntenlijst.<br />
De hieronder opgesomde vragen/gesprekspunten zijn gebruikt als leidraad voor de<br />
interviews.<br />
1. Wat verstaat u onder <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor Defensie?<br />
2. Hoe groot is het <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor Defensie?<br />
3. Is er een verschil tussen het <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor nut en noodzaak voor<br />
Defensie en de inzet van Defensie in en buiten Nederland?<br />
4. Hoe verklaart u dat?<br />
5. Is <strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong> voor Defensie relevant?<br />
6. Welke rol speelt <strong>communicatie</strong> bij het verwerven en behouden van <strong>maatschappelijk</strong><br />
<strong>draagvlak</strong>?<br />
7. Communicatie is een proces van zender, boodschap, medium en ontvanger. Kunt<br />
u over deze vier factoren iets zeggen in relatie tot het verwerven en behouden van<br />
<strong>maatschappelijk</strong> <strong>draagvlak</strong>?<br />
a. Zender (wie zijn dit en wat betekent dit?)<br />
b. Boodschap (wat zou dat moeten zijn?)<br />
c. Medium (welke media moeten worden gebruikt?)<br />
d. Ontvanger (wie zijn dit en wat betekent dit?)<br />
e. Welke factoren spelen in dit proces nog een rol en welke?<br />
8. Wat maakt <strong>communicatie</strong> over Defensie en in het bijzonder de inzet succesvol?<br />
9. Waar moet rekening mee worden gehouden met <strong>communicatie</strong> over Defensie en in<br />
het bijzonder de inzet?<br />
10. Hoe beoordeelt u de <strong>communicatie</strong> over Defensie en in het bijzonder de<br />
<strong>communicatie</strong> over de inzet?<br />
45
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
11. Welke adviezen heeft u voor de <strong>communicatie</strong> over Defensie en in het bijzonder de<br />
<strong>communicatie</strong> over de inzet?<br />
12. Wilt u nog iets zeggen over het onderwerp wat nog niet besproken is?<br />
46
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 4: Feiten en cijfers<br />
In deze bijlage zijn alle feiten en cijfers verzameld die bij mijn onderzoek zijn betrokken.<br />
Algemeen <strong>draagvlak</strong> voor de krijgsmacht<br />
Jaar 88<br />
1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 1996 1997<br />
83 84 87 84 82 80 75 68 71<br />
1998 1999 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007<br />
74 75 81 78 72 81 78 80 80<br />
2008<br />
79<br />
Figuur 9: % dat krijgsmacht nodig acht danwel noodzakelijk vindt.<br />
Waardering krijgsmacht<br />
rapportcijfer<br />
7,5<br />
7<br />
6,5<br />
6<br />
5,5<br />
5<br />
feb-05<br />
mei-05<br />
aug-05<br />
nov-05<br />
feb-06<br />
mei-06<br />
88 Uit 2000 zijn geen gegevens beschikbaar.<br />
aug-06<br />
nov-06<br />
feb-07<br />
mei-07<br />
aug-07<br />
nov-07<br />
feb-08<br />
mei-08<br />
aug-08<br />
nov-08<br />
feb-09<br />
Figuur 10: waardering voor de krijgsmacht uitgedrukt in rapportcijfer.<br />
47
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Jaar 89<br />
Feb05 Mrt05 Apr05 Mei05 Jun05 Jul05 Aug05 Sep05 Okt05<br />
6.9 6.7 6.7 - 6.9 6.8 6.7 6.9 6.7<br />
Nov06 Dec06 Jan06 Feb06 Mrt06 Apr06 Mei06 Jun06 Jul06<br />
6.8 6.9 6.9 6.8 7 6.6 6.7 6.8 6.9<br />
Aug06 Sep06 Okt06 Nov06 Dec06 Jan07 Feb07 Mrt07 Apr07<br />
6.9 7.1 7 6.9 6.9 7 7 6.7 6.9<br />
Mei07 Jun07 Jul07 Aug07 Sep07 Okt07 Nov07 Dec07 Jan08<br />
7 6.9 6.8 7 7 7 6.8 7.1 7<br />
Feb08 Mrt08 Apr08 Mei08 Jun08 Jul08 Aug08 Sep08 Okt08<br />
7.1 6.9 7 7.1 7 7 7 7.1 7<br />
Nov08 Dec08 Jan09 Feb09 Mrt09<br />
6.9 6.8 7 7 7,1<br />
Figuur 11: waardering voor de krijgsmacht uitgedrukt in rapportcijfer.<br />
kennis, betrokkenheid en belangstelling<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
aug-06<br />
okt-06<br />
dec-06<br />
feb-07<br />
apr-07<br />
jun-07<br />
aug-07<br />
okt-07<br />
dec-07<br />
feb-08<br />
apr-08<br />
jun-08<br />
aug-08<br />
okt-08<br />
dec-08<br />
feb-09<br />
kennis<br />
betrokkenheid<br />
belangstelling<br />
Figuur 12: kennis, betrokkenheid en belangstelling bij de missie Uruzgan.<br />
89 Uit mei 2005 zijn geen gegevens beschikbaar.<br />
48
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Belevingsmonitor (cijfers uit augustus 2006)<br />
De onderzoeksrapporten vanaf 2003 tot en met winter 2005/2006 zijn te vinden op<br />
www.regering.nl (zoek op 'belevingsmonitor').<br />
van (groot)<br />
persoonlijk<br />
belang<br />
van (groot)<br />
<strong>maatschappelijk</strong><br />
belang<br />
meer prioriteit<br />
nodig van<br />
regering<br />
Criminaliteit 63 89 84<br />
Onderwijs en kennis 52 83 80<br />
Financiën en koopkracht 68 86 75<br />
Verkeer en vervoer 65 88 74<br />
Integratie en immigratie 60 87 74<br />
Relatie burger-overheid 61 78 74<br />
Economie en werkgelegenheid 47 84 70<br />
Zorg en welzijn 66 86 69<br />
Natuur en milieu 55 78 66<br />
Openbare veiligheid 67 83 65<br />
Sociale zekerheid 44 80 64<br />
Europa en internationaal beleid 39 73 44<br />
Figuur 13: overzicht van persoonlijke agenda van het publiek.<br />
Persoonlijk belang<br />
van publiek<br />
Maatschappelijk belang<br />
van publiek<br />
Hoort volgens publiek<br />
regeringsprioriteit te zijn<br />
1. openbare veiligheid 1. integratie en immigratie 1. criminaliteit<br />
2. financiën en koopkracht 2. criminaliteit 2. onderwijs en kennis<br />
3. zorg en welzijn 3. verkeer en vervoer 3. financiën en koopkracht<br />
4. criminaliteit 4. zorg en welzijn 4. integratie en immigratie<br />
5. verkeer en vervoer 5. economie en werkgelegenheid 5. verkeer en vervoer<br />
6. integratie en immigratie 6. onderwijs en kennis 6. relatie burger-overheid<br />
7. relatie burger-overheid 7. financiën en koopkracht 7. zorg en welzijn<br />
8. natuur en milieu 8. openbare veiligheid 8. economie en werkgelegenheid<br />
9. onderwijs en kennis 9. sociale zekerheid 9. natuur en milieu<br />
10. economie en werkgelegenheid 10. natuur en milieu 10. openbare veiligheid<br />
11. sociale zekerheid 11. relatie burger-overheid 11. sociale zekerheid<br />
12. Europa en internationaal beleid 12. Europa en internationaal beleid 12. Europa en internationaal beleid<br />
Figuur 14: Rangordening van <strong>maatschappelijk</strong>e vraagstukken.<br />
49
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 5: Uitgangspunten overheids<strong>communicatie</strong><br />
1. Hoofddoel<br />
Hoofddoel van de <strong>communicatie</strong> van de rijksoverheid is te voldoen aan het recht van<br />
de burger op <strong>communicatie</strong> met en informatie van de rijksoverheid en het<br />
ondersteunen van goed democratisch bestuur<br />
2. Herkenbaarheid<br />
De rijksoverheid is altijd, ongeacht het kanaal of medium, herkenbaar als deelnemer<br />
aan de <strong>communicatie</strong>, respectievelijk als (mede) afzender en/of anderszins als<br />
belanghebbend of betrokken bij de informatie. Bij coproducties geeft de overheid altijd<br />
aan welk doel met deelname gediend wordt.<br />
3. Overheids<strong>communicatie</strong> gaat over beleid en organisatie<br />
De <strong>communicatie</strong> van de rijksoverheid is altijd gericht op de inhoud van het beleid en in<br />
dat verband tevens op het functioneren van de overheid als zodanig. Bewindspersonen<br />
zullen zelf terughoudendheid betrachten, wanneer sprake is van het gebruik van eigen<br />
media en producties van derden waaraan door de overheid wordt meebetaald. Zij<br />
treden nimmer op in coproducties en Postbus 51 spots voor radio en televisie.<br />
4. Actieve voorlichting<br />
De regering brengt haar beleid, alsmede de motieven en de overwegingen die daaraan<br />
ten grondslag liggen, op actieve wijze onder de aandacht van een zo breed mogelijk<br />
publiek. Zij kan daarbij in beginsel van alle beschikbare <strong>communicatie</strong>middelen gebruik<br />
maken.<br />
5. In relatie tot beleidsfase<br />
De rijksoverheid maakt in haar <strong>communicatie</strong> en voorlichting altijd melding van de<br />
beleidsfase waarop de informatie betrekking heeft. Die <strong>communicatie</strong> is daar qua aard,<br />
inhoud, toonzetting en omvang mee in overeenstemming. Zonodig geeft de<br />
rijksoverheid hierbij aan in welke rol zij optreedt en op welke rol zij de burger<br />
aanspreekt. De <strong>communicatie</strong> in de fase van door het parlement nog niet aanvaard<br />
beleid is feitelijk van aard en zakelijk van toonzetting. Dit geldt voor zowel de concrete<br />
maatregelen die worden voorgesteld, als voor de achtergronden en motieven daarvan.<br />
6. Interactieve beleidsvoorbereiding<br />
De regering geeft in een vroegtijdig stadium aan of, en zo ja in welke vorm, zij burgers<br />
bij de voorbereiding van plannen of maatregelen wil betrekken. Ook wordt vooraf<br />
duidelijkheid verschaft over de vraag wat er met de uitkomsten van dergelijke<br />
interactieve beleidsvormingsprocessen zal gebeuren.<br />
50
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
7. Recht op <strong>communicatie</strong><br />
De rijksoverheid zorgt voor een goede bereikbaarheid voor burgers die met haar in<br />
contact willen komen. Op verzoeken om informatie, klachten e.d. wordt snel en<br />
adequaat gereageerd. Burgers kunnen zelf een keuze maken via welk beschikbaar<br />
kanaal zij met de overheid willen communiceren.<br />
8. Voldoende en juiste informatie<br />
De <strong>communicatie</strong> van de rijksoverheid is waarheidsgetrouw en bevat voldoende en<br />
juiste informatie om belangstellenden en belanghebbenden tijdig in staat te stellen zich<br />
zelfstandig een oordeel te vormen over het gevoerde en het te voeren beleid.<br />
9. Toegankelijk, begrijpend en passend<br />
Communicatie van de rijksoverheid is technisch en inhoudelijk voldoende toegankelijk,<br />
begrijpelijk, tijdig en zo gericht mogelijk. Doel en middelen zijn steeds met elkaar in<br />
overeenstemming.<br />
10. Proportionaliteit<br />
De rijksoverheid voldoet in haar <strong>communicatie</strong> aan het principe van proportionaliteit in<br />
geval van onderwerpen die controversieel zijn en/of onderhevig zijn aan<br />
<strong>maatschappelijk</strong>e discussie en in het geval van nog niet door het parlement aanvaard<br />
beleid. De <strong>communicatie</strong> staat in die gevallen in redelijke verhouding tot de<br />
mogelijkheden van andere spelers in het <strong>maatschappelijk</strong> krachtenveld en mag niet de<br />
werking van onafhankelijke media bemoeilijken.<br />
11. Geen vermenging<br />
De <strong>communicatie</strong> van de Rijksoverheid wordt niet vervlochten met partijpolitieke<br />
belangen. Ook de schijn van vermenging wordt vermeden. Binnen dat uitgangspunt zijn<br />
er situaties denkbaar waarbij bewindslieden ook bij partijpolitieke optredens door<br />
overheidsvoorlichting worden begeleid.<br />
51
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 6: Communicatiemodellen<br />
Basismodel <strong>communicatie</strong><br />
Model massa<strong>communicatie</strong><br />
Figuur 15: Basismodel <strong>communicatie</strong> van Shannon en Weaver.<br />
Figuur 16: Massa<strong>communicatie</strong>model van Maletzke.<br />
52
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Bijlage 7: Voorbeelden <strong>communicatie</strong> buitenland<br />
Een blik over de grens leert dat de overheden van de buurlanden die ook actief zijn in<br />
Afghanistan duidelijker zijn in de <strong>communicatie</strong> naar de samenleving. Het Britse<br />
Foreign & Commonwealth Office (FCO, Brits Ministerie van Buitenlandse Zaken) opent<br />
de eigen internetsite met ‘Better World, Better Britain’, the FCO’s strategy. Veiligheid<br />
en welvaart nemen in deze strategie een belangrijke plaats in. De FCO noemt vier<br />
belangrijke doelen: de bestrijding van terrorisme en de proliferatie van wapens evenals<br />
de oorzaken hiervoor, het voorkomen en oplossen van conflicten, het promoten van<br />
een duurzame en grote groei van de wereldeconomie en de ontwikkeling van effectieve<br />
internationale instituties en bovenal de VN. De Britten noemen ook de terroristische<br />
dreiging in eigen land als motief voor de inzet.<br />
Britse Foreign & Commonwealth Office (FCO, Brits Ministerie van Buitenlandse Zaken)<br />
‘Better World, Better Britain’ - the FCO’s strategy.<br />
‘The UK can be a global hub in the 21st Century. We are dedicated<br />
to playing our part in making it happen.’<br />
Better World, Better Britain’ - from climate change to health<br />
pandemics, the UK's national security and prosperity depends on how we work with<br />
other nations.<br />
Duitse Auswärtiges Amt (Duits Ministerie van Buitenlandse Zaken).<br />
Ook Duitsland noemt nadrukkelijk de eigen belangen. Zie onderstaande tekst uit het<br />
uitgebreide Afghanistan-dossier op de internetsite van het Duitse Auswärtiges Amt<br />
(Duits Ministerie van Buitenlandse Zaken).<br />
Afghanistan darf nicht wieder zum Rückzugsraum für internationale Terroristen werden.<br />
Deshalb helfen Deutschland und die internationale Gemeinschaft Afghanistan, ein<br />
stabiles Land zu werden, in dem die Menschen sicher leben können und selbst über<br />
ihre Zukunft bestimmen. Unser Engagement dort dient in gleichem Maße deutschen,<br />
internationalen und afghanischen Interessen 90 .<br />
Figuur 17: Tekst motivering Duitse inzet Afghanistan.<br />
Opvallend is ook de brochure over de Duitse inzet in Afghanistan. De titel is erg<br />
duidelijk gerelateerd aan het eigen belang van Duitsland. Daarnaast is het opvallend<br />
dat de Bundesregierung (Bondsregering) verantwoordelijk is voor de uitgave en niet<br />
90 http://www.auswaertiges-amt.de/diplo/de/Aussenpolitik/RegionaleSchwerpunkte/<br />
AfghanistanZentralasien/AktuelleArtikel/070821-Mission-Statement-AFG.html<br />
53
Nederlandse Defensie<br />
Academie<br />
NLDA<br />
Buitenlandse Zaken of Defensie zoals in Nederland. Daarmee is het algemeen belang<br />
op het hoogste niveau neergelegd en niet bij een ministerie dat belast is met de<br />
verdere ontwikkeling of uitvoering van het beleid.<br />
Figuur 18: Brochure Duitse Bundesregierung over de Duitse inzet in Afghanistan 91 .<br />
Figuur 19: Colofon van brochure 92 Duitse Bundesregiering over inzet Duitse Bundeswehr in<br />
Afghanistan.<br />
91 Brochure ontvangen tijdens bezoek aan Duitse Bundeswehr in Berlijn in oktober<br />
2008. Colofon in bijlage gevoegd.<br />
92 Ibid voetnoot 62.<br />
54