Handboek Arbeidsontwikkeling - SBCM
Handboek Arbeidsontwikkeling - SBCM
Handboek Arbeidsontwikkeling - SBCM
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Colofon<br />
Auteur: kandidaten van Kweekvijver voor productieleiders, Christiaan Verbeek,Wilma<br />
van Dinther<br />
projectleider: W. van Dinther<br />
eindredactie: H. Jansen<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong><br />
copyright 2009<br />
DSW Stadspark<br />
Peizerweg 128<br />
9727 AN Groningen<br />
050-5294444<br />
www.stadspark.nl<br />
1 ste druk/1 ste oplage<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel<br />
van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm, or any<br />
other means, without the written permission from the publisher.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 1
Inhoud<br />
Voorwoord 3<br />
1. Inleiding 4<br />
1.1 Ontwikkelgericht zijn<br />
1.2 Leerdoelen<br />
2. De visie van DSW op arbeidsontwikkeling 5<br />
2.1 DSW Stadspark en arbeidsontwikkeling<br />
2.2 Sociaal, financieel en maatschappelijke waarden<br />
2.3 Het Arbeidsintegratiebedrijf<br />
2.4 Werkleerbedrijven<br />
3. IVB en Melba 7<br />
3.1 De IVB methodiek<br />
3.2 Kernelementen<br />
3.3 Samenhang en kern<br />
3.4 Het vliegwiel van de baan<br />
3.5 Melba<br />
3.6 De perfecte match<br />
3.7 Het digitale paspoort<br />
4. Voorbereiding POP-gesprek 12<br />
4.1 Het introductiegesprek<br />
4.2 Het POP-gesprek voorbereiden<br />
5. Het voeren van het POP-gesprek 17<br />
5.1 De match tussen de vliegwielen<br />
5.2 Hoe bereik je overeenstemming<br />
6. Het persoonlijk ontwikkelplan (POP) 19<br />
6.1 Wat is een POP<br />
6.2 Ontwikkelingsactiviteiten<br />
6.3 Voorbereiding<br />
6.4 Ontwikkelpunten vaststellen<br />
6.5 Activiteiten en middelen plannen<br />
6.6 De kwaliteit van het ontwikkeltraject bewaken<br />
6.7 Overzicht verschillende rollen<br />
7. Digitale paspoort maken in IW3 25<br />
7.1 Een competentieprofiel aanmaken<br />
7.2 De werkladder<br />
7.3 Persoonlijk onwikkelplan in IW-3<br />
8. Evaluatie 30<br />
8.1 Evaluatiemomenten<br />
8.2 Conclusies trekken<br />
8.3 Voortdurende ontwikkeling<br />
Bijlagen 31<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 2
Voorwoord<br />
Voor je ligt het handboek arbeidsontwikkeling van DSW Stadspark.<br />
Leren en ontwikkeling in het werk zijn de kernactiviteiten van DSW. Wij voeren ontwikkelen<br />
re-integratietrajecten uit voor SW medewerkers en voor mensen met een grote<br />
afstand tot de arbeidsmarkt. Dit doen we door middel van het aanbieden van passend<br />
werk bij reguliere werkgevers of bij de eigen bedrijven.<br />
Om uit te leggen wat <strong>Arbeidsontwikkeling</strong> is maak ik graag de vergelijking met voetbal. Bij<br />
voetbal zullen ze het niet zo noemen, maar de parallen zijn er. Lees je mee<br />
Bij voetbal coacht de trainer zijn spelers. Hij bespreekt met ze waar ze goed in zijn en<br />
waar ze het best ingezet kunnen worden. Hij bespreekt wat de speler nodig heeft om nog<br />
beter te kunnen voetballen en hoe ze een optimaal team kunnen vomen. Hij bekijkt<br />
daarbij wat hij daarin kan bijdragen en ook wat kan de speler daar zelf bij doen.<br />
Niet iedere zondag kan de trainer over hetzelfde team beschikken. Soms vallen mensen<br />
uit door een blessure of door een schorsing. Hij zal dan moeten kijken hoe hij dan toch<br />
een goed elftal kan neerzetten. Hoe flexibel kan hij zijn spelers maken Hij bespreekt met<br />
het team af dat wisselende spelposities van belang zijn om steeds het optimale neer te<br />
zetten.<br />
Het gaat goed. Het team wint voortdurend wedstrijden. Eigenlijk kun je wel stellen dat de<br />
trainer het dreamteam voor elkaar heeft. Maar als trainer weet je ook dat dit niet altijd zo<br />
zal blijven. Een speler die zich kan verbeteren door naar een andere club te gaan, houdt<br />
hij niet tegen. Het is de speler van harte gegund, zeker gezien de prestatie en de inzet<br />
die de speler heeft geleverd. De trainer moedigt de speler zelfs aan om zijn dromen waar<br />
te maken. De trainer plant daarin ook zijn zaken vooruit. Reservespelers heeft hij al op de<br />
bank zitten om de plaats van de vertrokken speler te kunnen innemen.<br />
Zowel de trainer, de speler en het team willen resultaten halen. Gezamenlijk zetten ze<br />
zich daarvoor in. Resultaten leiden tot overwinning, goals, een hogere plek op de<br />
ranglijst, meer inkomsten, meer sponsoren, meer publiek en tot betere spelers. En het<br />
leidt ook tot doorstroming.<br />
De overeenkomsten met arbeidsontwikkeling liggen voor de hand. Ook jij gunt je<br />
medewerker een verbetering in positie als hij daar rijp voor is. En ook jij zorgt dat de<br />
medewerkers flexibel inzetbaar zijn.<br />
Hoe kan je als leidinggevende hieraan werken Dit handboek geeft je daar handvatten<br />
voor.<br />
Ik wens je veel succes!<br />
Peter Teesink,<br />
algemeen directeur DSW Stadspark<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 3
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Ontwikkelgericht zijn<br />
Ieder mens is voortdurend in beweging en de wil tot zich verder willen ontwikkelen is<br />
vaak van nature aanwezig. Jij speelt als leidinggevende een belangrijke rol in de<br />
ontwikkeling van je medewerkers. Zowel in de voorwaardescheppende sfeer als in de<br />
praktische begeleiding van medewerkers op hun individuele pad van ontwikkeling. Ook<br />
wanneer medewerkers niet zoveel motivatie tot ontwikkeling laten zien, ben jij de<br />
aangewezen persoon om daar met hen over te praten. Om oorzaken daartoe te<br />
achterhalen en te stimuleren tot een grotere zelfontplooiing.<br />
Hoe je je medewerkers optimaal kunt ondersteunen in dit traject, hoef je gelukkig niet<br />
allemaal zelf uit te vinden. Er staan je veel hulpmiddelen, instrumenten en programma’s<br />
ter beschikking. Dit bronnendeel bevat de theorie die je nodig hebt om deelnemers goed<br />
te kunnen begeleiden in hun persoonlijke ontwikkeling.<br />
1.2 Leerdoelen<br />
In dit handboek wordt je wegwijs gemaakt in de verschillende hulpmiddelen en systemen,<br />
die je helpen om medewerkers te begeleiden bij hun persoonlijke ontwikkeling.<br />
Ook krijg je praktische tips aangereikt voor een geslaagde voorbereiding en uitvoering<br />
van een POP-gesprek.<br />
Wanneer je de inhoud van dit handboek goed tot je hebt genomen:<br />
• kun je die visie van DSW Stadspark op arbeidsontwikkeling verwoorden;<br />
• weet je wat de IVB inhoudt;<br />
• begrijp je wat er wordt bedoeld met ‘vliegwielen’;<br />
• weet je wat MELBA is en waarvoor je dit kunt gebruiken;<br />
• weet je wat het digitale paspoort inhoudt;<br />
• kun je gegevens invoeren in het digitale paspoort middels IW-3;<br />
• weet je wat een POP is;<br />
• kun je aangeven welke fasen doorlopen worden in een POP;<br />
• weet je welke punten van belang zijn in de voorbereiding van een POP-gesprek;<br />
• (er)ken je het belang van het POP-gesprek;<br />
• kun je een POP-gesprek voeren met medewerkers;<br />
• weet je hoe je een POP moet opstellen en aan welke eisen deze moet voldoen;.<br />
• ken je intern de routing als het gaat om overleg of overdracht van gegevens<br />
aangaande de ontwikkeling van medewerkers.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 4
Hoofdstuk 2 De visie van DSW Stadspark op arbeidsontwikkeling<br />
2.1 DSW Stadspark en arbeidsontwikkeling<br />
DSW Stadspark is hét arbeidsontwikkelingsbedrijf van Groningen met als taak de afstand<br />
van medewerkers tot de reguliere arbeidsmarkt te verkleinen.<br />
DSW Stadspark zet de ontwikkeling van medewerkers centraal. Dit betekent:<br />
• het beste in medewerkers naar boven brengen; hun kennis en vaardigheden<br />
optimaal benutten, zodat medewerkers in staat zijn in bedrijven/ organisaties<br />
buiten DSW Stadspark te functioneren;<br />
• samen met medewerkers zorgen voor een ontwikkeling naar -en te voorzien vaneen<br />
werkplek op het voor hen hoogst haalbare niveau;<br />
• met medewerkers die (nog) niet buiten de deuren van DSW Stadspark kunnen<br />
werken, een ontwikkeltraject ingaan om het hoogst haalbare niveau binnen DSW<br />
Stadspark te kunnen realiseren;<br />
• planmatig werken aan de ontwikkeling van medewerkers;<br />
• medewerkers inzetten op de geschikte en beschikbare plekken binnen en buiten<br />
DSW Stadspark;<br />
• dat elke medewerker het recht heeft om zich te ontwikkelen;<br />
• dat elke medewerker de plicht heeft om de ontwikkelafspraken serieus op te<br />
pakken.<br />
2.2 Sociaal, financieel en maatschappelijke waarden<br />
Bij arbeidsontwikkeling zijn bij DSW Stadspark drie samenhangende waarden van<br />
belang, te weten: maatschappelijk, sociaal en financieel.<br />
Vanuit maatschappelijk oogpunt vinden we het belangrijk dat iedereen onderdeel<br />
uitmaakt van de maatschappij. DSW Stadspark heeft daarin een verantwoordelijkheid.<br />
Voor medewerkers in dienst bij DSW Stadspark en ook voor mensen, die een traject bij<br />
DSW Stadspark doorlopen. Iedereen heeft de kans om mee te doen.<br />
Sociaal gaat over de eigenwaarde van de persoon. Bij een goede match tussen werk en<br />
medewerker zal de medewerker meer eigenwaarde voelen. De medewerker zal dan veel<br />
plezier in het werk hebben, minder ziek zijn en een hogere productiviteit hebben. Dit heeft<br />
dan ook positieve financiële gevolgen. Dit is een win-win situatie voor zowel de<br />
medewerker en DSW Stadspark. Hoe dichter iemand bij de arbeidsmarkt is, des te groter<br />
de opbrengst is. Daarmee werken we aan een financieel gezond bedrijf.<br />
maatschappelijk<br />
sociaal<br />
financieel<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 5
2.3 Het Arbeidsintegratiebedrijf<br />
Het Arbeidsintegratiebedrijf (AIB) voert de regie over alle instroom-, doorstroom- en<br />
herplaatsingtrajecten van de DSW. Werknemers en trajectdeelnemers bewegen zich met<br />
ondersteuning van de trajectbegeleiders van de ene trede naar de andere trede op de<br />
werkladder. De werknemers van de werkleerbedrijven werken aan hun<br />
arbeidsontwikkeling met ondersteuning van hun leidinggevenden.<br />
De samenwerking met de werkleerbedrijven is van groot belang, omdat de begeleiding<br />
van de werknemer/deelnemer veelal in gezamenlijkheid plaatsvindt, maar ook van de ene<br />
partij naar de andere wordt overgedragen.<br />
Het AIB bestaat uit:<br />
• het Werk en Onderzoekcentrum: de populatie bestaat voornamelijk uit instromers<br />
SW, SW-ers in een onderzoekstraject en WWB-ers vanuit de dienst SoZaWe.<br />
Ook zullen worden opgenomen WW-ers, Wajongers vanuit UWV Werkbedrijf.<br />
• de afdeling trajecten: dit is het onderdeel van de organisatie als het gaat om<br />
arbeidsontwikkeling; deze afdeling heeft immers de regie op alle instroom-,<br />
doorstroom- en herplaatsingtrajecten van DSW Stadspark.<br />
• de afdeling detachering en begeleid werken: deze afdeling houdt zich bezig met<br />
plaatsing van medewerkers bij andere werkgevers. Dit kan op basis van een<br />
detachering of een groepsdetachering, waarbij de inlener een inleenvergoeding<br />
betaalt of op basis van begeleid werken, waarbij de medewerker in dienst komt<br />
bij de werkgever, waarvoor deze een subsidie ontvangt.<br />
• het bedrijfsbureau: hier komt alle administratie van het AIB samen. Ook valt het<br />
wachtlijstbeheer onder deze afdeling.<br />
2.4 Werkleerbedrijven<br />
We kiezen bewust om werkleerbedrijven te hebben. Werkleerbedrijven hebben we nodig<br />
als hulpmiddel voor arbeidsontwikkeling. Door middel van de bedrijven kunnen we actief<br />
werken aan ontwikkeling. De ontwikkeling vindt plaats in het werk. De manier waarop we<br />
werkzaamheden aanbieden en de omstandigheden waaronder gewerkt wordt, doen we<br />
zo regulier mogelijk. Waar we extra aandacht voor hebben is de goede professionele<br />
begeleiding van de medewerkers.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 6
Hoofdstuk 3 IVB en MELBA<br />
3.1 De IVB visie<br />
Centraal in het arbeidsontwikkelproces van DSW Stadspark staat de Individueel<br />
Vraaggerichte Benadering (IVB). IVB is de visie van waaruit we werken.<br />
IVB is een manier van omgaan met elkaar waarbij we doelmatig samenwerken en<br />
uitgaan van krachten en mogelijkheden, zodat ontwikkeling ontstaat op een unieke<br />
manier.<br />
We gaan hierbij uit van het mensbeeld dat een ieder een volwaardig deelnemer van de<br />
maatschappij is. We zoeken/hebben contact met de ander, waarbij we waarnemen<br />
zonder oordelen en waarbij we nieuwsgierig zijn naar de ander.<br />
De manier van omgaan is:<br />
• aansluiten bij de ander<br />
• wederzijds respect<br />
• elkaar serieus nemen<br />
• oprechte aandacht geven<br />
• regie daar waar die hoort<br />
• zonder vooroordelen<br />
Als je op een IVB manier met elkaar omgaat, dan komt de medewerker uiteindelijk wel<br />
met zijn ontwikkelingsvraag. Het is onze visie om te achterhalen wat iemand wil en kan.<br />
Het kan gebeuren dat een medewerker aangeeft zich niet te willen ontwikkelen. Onze<br />
werkwijze is dan het achterhalen wat de reden is en aansluitend samen met de<br />
medewerker te zoeken waar wel ontwikkeling in mogelijk is.<br />
3.2 Kernelementen<br />
In de IVB methodiek staat het samenhangend beeld van de medewerker centraal. Dit<br />
zogenaamde vliegwiel bestaat uit een aantal elementen. Als je deze elementen goed in<br />
beeld hebt, helpt dit om de meest optimale ontwikkelstappen te bewerkstelligen.<br />
Hieronder benoemen we deze elementen van het vliegwiel van de medewerker:<br />
• wat zijn de wensen en motieven van de medewerker<br />
• over welke vaardigheden beschikt de medewerker<br />
• wat is zijn/haar manier van leren<br />
• wat is zijn/haar sociale achtergrond, netwerk<br />
• in welke sfeer voelt de medewerker zich thuis<br />
wensen en motieven<br />
Wat wil de medewerker graag en waarom En is dit realistisch en haalbaar<br />
De vraag is of iets haalbaar is, is afhankelijk van:<br />
• de (potentiële) competenties van de medewerker;<br />
• de mogelijkheden binnen DSW en op de arbeidsmarkt.<br />
vaardigheden<br />
Vaardigheden kan je onderverdelen in:<br />
• functionele vaardigheden: wat heb je nodig in een functie<br />
• cognitieve vaardigheden: het onthouden van informatie, begripsvermogen<br />
• sociale vaardigheden: omgaan met anderen in verschillende situaties<br />
• communicatieve vaardigheden: je kunnen uitdrukken op een, ook voor anderen<br />
begrijpelijke manier.<br />
Daarnaast zijn er ‘in de persoon gelegen factoren’. Dit zijn kenmerken van een<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 7
medewerker waar niets aan te veranderen valt. Hierbij kan je denken aan fysieke<br />
beperkingen. Deze gegevens zijn een feit waar rekening mee gehouden moet worden in<br />
de ontwikkelingsafspraken.<br />
de manier van leren<br />
Het is handig om de manier waarop iemand leert te weten, zodat je hierop kunt<br />
aansluiten. Als je op de juiste manier iets overbrengt, is de kans dat de medewerker het<br />
leert dus groter.<br />
Er zijn verschillende manieren waarop iemand het beste leert:<br />
• door te doen;<br />
• door het van verschillende kanten te bekijken;<br />
• door theorie;<br />
• door te experimenteren en te kijken wat werkt.<br />
Verder is van belang te weten in welke omstandigheden een medewerker het beste de<br />
dingen tot zich neemt, bijvoorbeeld:<br />
• alleen;<br />
• samen in een groepje;<br />
• de instructies moeten in zijn geheel uitgelegd worden;<br />
• er moet in kleine stapjes uitgelegd worden;<br />
• door middel van feedback en kritiek<br />
sociale achtergrond en netwerk<br />
Ook bij het in beeld hebben van de sociale achtergrond is het van belang dat dit gebeurt<br />
in de context van het werk. Dat betekent dat als je weet in welke sociale omgeving de<br />
medewerker zich thuis voelt, welke omgangsvormen daar voor de medewerker gewoon<br />
zijn, welke interesses en hobbies hij of zij heeft, het gemakkelijker is om aansluiting te<br />
maken naar passende ontwikkelstappen.<br />
sfeer en persoonlijkheid<br />
Met sfeer wordt bedoeld hoe de medewerker met anderen omgaat. Wat zijn zijn/haar<br />
normen en waarden, door welke bril kijkt de medewerker naar DSW Stadspark, zijn baan,<br />
werk, collega’s, leidinggevenden, enzovoorts. Hoe gaat de medewerker om met<br />
hiërarchie en hoe presenteert de medewerker zich. Met persoonlijkheid wordt bedoeld:<br />
hoe ziet de medewerker zich zelf<br />
3.3 Samenhang en kern<br />
Als je bovenstaande in beeld hebt dan zie je de samenhang en de kern van de<br />
medewerker. Je weet dan duidelijker wat van belang is voor de medewerker, om te<br />
zorgen voor de juiste ontwikkeling en werkkeuze (in relatie tot wat DSW Stadspark te<br />
bieden heeft). Het gaat er dus niet om deze onderdelen apart te omschrijven, maar te<br />
kijken hoe de verschillende onderdelen elkaar beïnvloeden.<br />
Bijvoorbeeld iemand heeft van huis uit meegekregen dat hij maar dom is. Iemand zal<br />
zichzelf dan ook zo zien en het zal dan moeilijk zijn voor diegene om iets nieuws te willen<br />
leren. Een ander voorbeeld is iemand die bepaalde vaardigheden niet heeft. Het is<br />
belangrijk om te weten hoe dat samenhangt met zijn wensen en motieven. Als hij sterk<br />
gemotiveerd is voor werk, waarvoor deze vaardigheden vereist zijn, zal hij ze makkelijker<br />
eigen maken dan wanneer dat niet het geval is. Even belangrijk is het te weten in<br />
hoeverre het ontbreken van bepaalde vaardigheden samenhangt met zijn sociale<br />
achtergrond. Heeft hij de kans gehad om ze zich eigen te maken en is dat gebeurd in een<br />
leersituatie, die aansloot bij zijn wensen en motieven of juist niet.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 8
De kern is wat beslist in het werk aanwezig moet zijn. Als dat niet aanwezig is, is de<br />
match niet optimaal voor de medewerker. Voorbeelden van kernen zijn: stabiliteit, gezien<br />
worden, nodig zijn, uitdaging, afwisseling, buiten zijn, contact met mensen.<br />
3.4 De baananalyse<br />
De baananalyse, het vliegwiel van de baan, is erop gericht inzicht te ontwikkelen in de<br />
taken die verricht moeten worden, de sociale context waarin dat moet gebeuren en met<br />
welke relevante vaardigheden. Op grond van de baananalyse kan worden gekeken of de<br />
betreffende baan daadwerkelijk bij de medewerker past.<br />
De belangrijkste aandachtspunten voor een baananalyse zijn:<br />
• de arbeidsomgeving waarin gewerkt wordt (binnen/buiten,<br />
kantoor/industrie/tuinbouw, veel/weinig mensen, lawaai/stilte, enzovoort);<br />
• het product van het bedrijf (respectievelijk de afdeling) en het productieproces.<br />
Een belangrijke vraag hierbij is in hoeverre het productieproces ruimte biedt voor<br />
flexibiliteit, respectievelijk voor aanpassing aan de deelnemer en voor eventuele<br />
doorgroeimogelijkheden;<br />
• mogelijk in aanmerking komende werkzaamheden en taken;<br />
• voor deze werkzaamheden en taken relevante vaardigheden en kennis;<br />
• het sociale netwerk op de werkplek. Daarbij gaat het om de vraag welke mensen<br />
er werken. Het gaat er ook om hoe er wordt gecommuniceerd en samengewerkt.<br />
Hierdoor worden zowel formele als informele netwerken gevormd van mensen<br />
die met elkaar in interactie zijn. Deze interactie kan vaak of weinig plaatsvinden,<br />
kan gezellig of zakelijk van aard zijn, kan lang of kort duren, kan met veel of<br />
weinig mensen tegelijkertijd plaatsvinden etc.;<br />
• aansturing/begeleiding (formeel en informeel) binnen het bedrijf of de afdeling<br />
• de sfeer van het bedrijf/de afdeling. In een bedrijf of op een afdeling gaan<br />
mensen op een bepaalde manier met elkaar om. Vaak gelden hierbij allerlei<br />
ongeschreven regels, die iedereen wel kent maar die lang niet altijd expliciet<br />
onder woorden gebracht worden. Alle medewerkers brengen in het dagelijkse<br />
sociale verkeer betekenissen, normen en machtsrelaties tot uitdrukking. Deze<br />
betekenissen, normen en machtsrelaties (ongeschreven regels) ontstaan en<br />
bestaan hierdoor voort in het dagelijkse handelen van medewerkers op de<br />
werkvloer.<br />
Het gaat erom dat in de baananalyse staat wat de meest kenmerkende elementen zijn<br />
van de betreffende baan.<br />
3.5 MELBA<br />
MELBA is een meetinstrument dat gebruikt kan worden bij de ontwikkeling van de<br />
competenties van medewerkers. In MELBA worden competenties gebruikt om enerzijds<br />
een functie adequaat te beschrijven en anderzijds om de capaciteiten van een persoon in<br />
beeld te brengen. MELBA gaat ervan uit dat competenties zich tonen zich door gedrag,<br />
waardoor ze zichtbaar en dus meetbaar zijn. Het systeem bestaat uit twee profielen: een<br />
eisenprofiel en een capaciteitenprofiel. Profielvergelijking maakt plaatsing op maat<br />
mogelijk; door beide profielen te combineren is MELBA een betrouwbaar en objectief<br />
instrument met specifieke mogelijkheden. Het biedt een gemeenschappelijk<br />
referentiekader voor alle betrokkenen.<br />
MELBA is speciaal ontworpen voor mensen met een fysieke en/of psychische beperking.<br />
DSW Stadspark heeft gekozen voor 12 competenties die, binnen DSW Stadspark,<br />
aansluiten bij de wensen en doelen van de medewerkers.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 9
Het gaat hierbij om de volgende competenties:<br />
• assertiviteit<br />
• ontvangen van kritiek (omgaan met kritiek)<br />
• frustratietolerantie<br />
• ordenend vermogen<br />
• stiptheid<br />
• teamwork<br />
• omschakeling (flexibiliteit)<br />
• verantwoording<br />
• spreken<br />
• lezen<br />
• schrijven<br />
• rekenen<br />
In bijlage 2 vind je de definities van het door de DSW gekozen: ‘Capaciteitenprofiel<br />
basiscompetenties MELBA’.<br />
MELBA laat de ontwikkeling van medewerkers in kleine stapjes zien. Ook kan men de<br />
competenties van MELBA toetsen aan de reguliere arbeidsmarkt. Eerst vullen we<br />
onbevooroordeeld, eventueel met behulp van de observatielijst het competentieprofiel in.<br />
Dit noemen we de nulmeting.<br />
Het profiel moet aangeven in hoeverre iemand is ontwikkeld op het gebied van de<br />
competenties vanuit MELBA. Deze competentiegerichte ontwikkeling wordt aangegeven<br />
door middel van letters, oplopend van A t/m F. Elk van deze letters worden vergezeld van<br />
een omschrijving, die het niveau van de ontwikkeling aangeeft. Statistisch gezien kunnen<br />
we de competenties indelen in 5 niveaus.<br />
Niveau<br />
3<br />
Niveau<br />
1<br />
Niveau<br />
2<br />
50%<br />
Gemiddelde<br />
werknemersniveau<br />
Niveau<br />
4<br />
Niveau<br />
5<br />
F<br />
5% 20% 20%<br />
5%<br />
A-B-C D of E G H<br />
Niveau 3 is het gemiddelde wat gevraagd wordt op de arbeidsmarkt. Binnen MELBA<br />
gaan we dan ook uit van de eerste drie niveaus, omdat de laatste twee niveaus binnen<br />
de SW niet veel voorkomen en verwaarloosbaar zijn. De mensen binnen de SW die wel<br />
hoger scoren hoeven doorgaans voor de te bereiken doelstellingen niet verder ontwikkeld<br />
te worden.<br />
Met MELBA kan men de capaciteiten van een persoon in kaart brengen met betrekking<br />
tot de sleutelkwalificaties. Het is niet de bedoeling dat dit eenmalig gebeurt. Iemand zal<br />
zich immers in de loop van het arbeidsproces ontwikkelen. Of in verschillende<br />
(werk/leer)situaties anders presteren. Door iemand op verschillende momenten in kaart<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 10
te brengen kan je ontwikkelingen en verschillen in presteren zichtbaar maken. Zo krijg je<br />
meer grip op de factoren die voor die persoon van belang zijn, om mee te nemen in de<br />
overgang of terugkeer naar een werksituatie. En zo krijgt de persoon zelf ook meer zicht<br />
op zijn/haar gedrag bekeken vanuit het perspectief van een gemiddelde werksituatie.<br />
3.6 De perfecte match<br />
MELBA geeft aan de ene kant de mogelijkheden van een persoon en aan de andere kant<br />
de eisen van een functie weer. Daarvoor bestaat het systeem uit een capaciteiten- en<br />
een eisenprofiel. De vergelijking van deze beide profielen maakt adequate advisering<br />
mogelijk.<br />
Beide profielen kunnen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt en zijn<br />
gestandaardiseerde instrumenten. Profielvergelijking maakt plaatsing op maat mogelijk;<br />
door de beide profielen te combineren is MELBA een betrouwbaar en objectief instrument<br />
met specifieke mogelijkheden.<br />
Op grond van een kwantitatieve vergelijking kun je geen uitspraak doen; hiervoor is een<br />
kwalitatief georiënteerde beoordeling nodig, die rekening houdt met alle beschikbare<br />
gegevens van de persoon. Immers, indien er sprake zou zijn van een perfecte matching<br />
(capaciteiten en functie-eisen), dan wil dat nog niet zeggen dat de persoon slaagt.<br />
Secundaire aspecten als medicatie, de wijze van omgaan met elkaar in een specifieke<br />
arbeidscultuur, etc. kunnen een belangrijke rol spelen. Deze aspecten komen aan het<br />
licht als je de medewerkers volgens de IVB tegemoet treedt.<br />
3.7 Het digitale paspoort<br />
Persoonlijke Ontwikkel Plannen (POP’s) en Competenties worden als kerninstrumenten<br />
gebruikt. Dit zijn instrumenten die deel uit maken van het individuele digitale paspoort. In<br />
dit paspoort staat tevens informatie als bijvoorbeeld loopbaanhistorie, opleidingen en de<br />
mogelijkheden van de medewerker. Elke medewerker heeft een eigen paspoort.<br />
Voor leidinggevenden geven de paspoorten informatie over medewerkers, die ze kunnen<br />
gebruiken bij de begeleiding. Maar ook voor de overdracht naar andere afdelingen. Door<br />
de verslaglegging in het paspoort worden de inspanningen van de leidinggevende op het<br />
gebied van arbeidsontwikkeling zichtbaar.<br />
De paspoorten zijn van belang voor de sturing van DSW Stadspark. Door de paspoorten<br />
is er inzicht in wat medewerkers kunnen en wat ze op termijn zouden kunnen en willen.<br />
Deze informatie gaan de bedrijfsleiders en de directie gebruiken voor de langere<br />
termijnplanning op het gebied van personeelsplanning in relatie met benodigde<br />
werkzaamheden van de werkleerbedrijven.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 11
Hoofdstuk 4 Voorbereiding POP-gesprek<br />
Wanneer je werkt met een persoonlijk ontwikkelplan doorloop je een aantal fasen. Het<br />
start met een introductie en goede voorbereiding en eindigt met de evaluatie. Zijn de<br />
doelen behaald Maar eigenlijk eindigt het hier niet, want een POP is niet een traject wat<br />
eenmalig doorlopen wordt. Medewerkers blijven zich immers ontwikkelen. Behaalde<br />
doelen maken plaats voor nieuwe doelen. En zo is de cirkel rond.<br />
<br />
Het Introductie<br />
gesprek<br />
<br />
De<br />
Evaluatie<br />
<br />
Het POP<br />
gesprek<br />
voorbereiden<br />
<br />
Het uitvoeren<br />
van het<br />
Ontwikkelplan<br />
<br />
Het<br />
Digitale<br />
paspoort<br />
<br />
Het<br />
POP<br />
gesprek<br />
4.1 Het introductiegesprek<br />
de voorbereiding<br />
De leidinggevende voert met de medewerker een introductiegesprek waarin de<br />
leidinggevende uitleg geeft over de bedoeling van het POP-gesprek. 1 Belangrijk voor de<br />
leidinggevende is aan te geven dat het niet om een beoordeling gaat. Er zal aan het eind<br />
van het introductiegesprek een afspraak gemaakt worden voor datum, tijd en plaats van<br />
het POP-gesprek. Het is een belangrijk gesprek want het gaat tenslotte over de<br />
medewerker! Daarom moet de medewerker, net als de leidinggevende, van tevoren<br />
nadenken waarover de medewerker wil praten.<br />
1 Als de medewerker al bekend is met POP-gesprekken dan gaat het introductiegesprek<br />
alleen over agendabepaling en vaststellen van de afspraak.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 12
Om de medewerker daarbij te helpen, is er een korte vragenlijst gemaakt. De<br />
leidinggevende zal de medewerker vragen die lijst voor het gesprek in te vullen. Als de<br />
medewerker het lastig vindt om in te vullen kan hij/zij iemand anders vragen te helpen.<br />
Dit mag ook de leidinggevende zijn. Aan het eind van het gesprek zullen er afspraken<br />
worden gemaakt over wat de inzet is voor de komende periode.<br />
het introductiegesprek<br />
Het introductiegesprek is belangrijk voor het uitwisselen van onder meer de agenda’s (zie<br />
bijlage 5) van zowel de leidinggevende als de medewerker. Het introductiegesprek wordt<br />
gehouden aan de hand van de volgende stappen:<br />
1. de leidinggevende nodigt de medewerker uit voor een introductiegesprek<br />
2. de leidinggevende geeft uitleg over<br />
• het doel van het POP-gesprek<br />
• de aanpak<br />
• het concrete gevolg:<br />
- uitwisselen van de agenda<br />
- de datum van het POP-gesprek<br />
- tijd en plaats van het POP-gesprek<br />
- hoe het overkomt op de medewerker<br />
- eventuele onduidelijkheden<br />
- eventuele hulp bij het invullen van de agenda<br />
3. ter voorbereiding voor het POP-gesprek moet de medewerker, naast de POPagenda,<br />
de beschikking hebben over:<br />
• het verslag van het voorgaande POP-gesprek<br />
• eventueel een folder met uitleg over het te houden POP-gesprek (zie bijlage 6)<br />
uitwisselen van de agenda voor het POP-gesprek<br />
Zowel de medewerker als de leidinggevende bereiden zich op het gesprek voor door<br />
individueel de agenda in te vullen. Hiermee stellen zij dus een lijst met<br />
gespreksonderwerpen samen. De POP-agenda geeft mogelijke gespreksonderwerpen<br />
aan. De onderstaande stappen dienen in acht te worden genomen:<br />
• het invullen van de POP-agenda gebeurt door de gesprekspartners afzonderlijk<br />
• de medewerker moet er over na kunnen denken<br />
• de medewerker moet de mogelijke onderwerpen kunnen laten bezinken<br />
• de medewerker moet het thuisfront er bij kunnen betrekken en er over praten<br />
• wanneer de medewerker het niet zelf kan, kan iemand anders dan de<br />
leidinggevende helpen bij het invullen<br />
• de leidinggevende dient dit proces wel te bewaken<br />
• een week voor het gesprek dienen beide agenda’s te worden uitgewisseld<br />
• de definitieve bepaling van de agenda vindt plaats tijdens het POP-gesprek; er<br />
kunnen altijd aanpassingen nodig zijn<br />
aandachtspunten voorbereiding medewerker<br />
Ook van de medewerker mag de nodige inspanning verwacht worden. Voor de<br />
medewerker zijn de volgende aandachtspunten van belang:<br />
• voordat het POP-gesprek plaatsvindt, leest de medewerker de POP-agenda en<br />
het verslag van het vorige POP-gesprek door en vormt daarover zijn eigen<br />
oordeel<br />
• afspraken, die in het vorig POP-gesprek zijn gemaakt, moeten gerealiseerd zijn<br />
• de medewerker neemt de huidige POP-agenda en de taak- of functieomschrijving<br />
door:<br />
- welke onderdelen hij leuk vindt<br />
- in welke onderdelen hij goed is<br />
- wat hij minder leuk vindt<br />
- wat hem in het werk motiveert<br />
- in welke onderdelen hij zich verder zou willen ontwikkelen<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 13
- wat hij graag in hun functie veranderd zou willen zien<br />
• op basis van deze informatie geeft de medewerker op de POP-agenda aan over<br />
welke onderwerpen hij het vervolgens in het POP-gesprek wil hebben;<br />
• de medewerker dient de door hem ingevulde POP-agenda een week voor het<br />
uiteindelijke POP-gesprek ingeleverd te hebben bij zijn leidinggevende; de<br />
medewerker krijgt dan ook de agenda van de leidinggevende;<br />
• de medewerker moet weten, maar ook tot zich door laten dringen, dat het POPgesprek<br />
een tweerichtingsgesprek is en dus bij uitstek gelijkwaardig.<br />
opzet introductiegesprek<br />
In bijlage 3 staat een schema waarin verschillende zaken zijn ondergebracht waar de<br />
leidinggevende op moet letten bij het introduceren van een POP-gesprek bij een<br />
medewerker.<br />
• in kolom 1 zijn de stappen van het introductiegesprek aangegeven;<br />
• in kolom 2 staat wat inhoudelijk overgebracht dient te worden bij elke stap;<br />
• in kolom 3 staan aandachtspunten voor het ‘hoe’; uiteraard gelden hier ook de<br />
algemene punten uit de checklist interactie; essentieel bij het introduceren van<br />
het POP bij de medewerkers is, dat de leidinggevende informatie en aanpak<br />
afstemt op diegene met wie het gesprek gevoerd gaat worden;<br />
• in kolom 4, een lege kolom, kan de leidinggevende de vertaalslag maken van de<br />
algemene theorie naar de praktijk, de medewerker met wie de leidinggevende het<br />
gesprek voert.<br />
Vragen die de leidinggevende zichzelf moet stellen om deze 4 de kolom in te vullen, zijn:<br />
• wie is de medewerker<br />
• waarmee moet ik rekening houden wanneer ik met hem in gesprek ga over het<br />
POP, bijvoorbeeld:<br />
- snelheid van begrip van de medewerker<br />
- bang voor het onbekende<br />
- wil alles precies weten<br />
- moet het wel of niet simpel gehouden worden<br />
- geheugen problemen<br />
- moet het netwerk ingeschakeld worden<br />
• hoe pak ik het gesprek aan:<br />
- beperken tot hoofdlijnen<br />
- eenvoudig taalgebruik<br />
- zelf zaken op laten schrijven<br />
- geruststellen<br />
Na het beantwoorden van bovenstaande vragen kan de leidinggevende de laatste kolom<br />
invullen. Die kolom kan vervolgens dienen als leidraad bij het introductiegesprek met die<br />
betreffende medewerker.<br />
Samenvatting:<br />
1. De medewerker uitnodigen voor het gesprek<br />
2. De medewerker weet wat het doel is van het POP-gesprek en de<br />
medewerker wordt uitgenodigd zelf agendapunten in te brengen<br />
Voorbereiden introductiegesprek:<br />
3. Wie is de medewerker<br />
4. Waarmee moet ik rekening houden als ik met hem in gesprek ga<br />
5. Hoe laat ik hem nadenken over zijn eigen agendapunten<br />
6. Hoe beïnvloed dit de wijze waarop ik het gesprek ga houden<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 14
4.2 Het POP-gesprek voorbereiden<br />
De voorbereiding kan eventueel samen met de personeelsconsulent gedaan worden.<br />
wat heb je nodig<br />
Omdat het POP een plan is van de medewerker voor zijn ontwikkeling moet er een visie<br />
zijn op wat er moet of valt te ontwikkelen. Hiervoor zullen er gegevens nodig zijn en moet<br />
er kennis zijn over de medewerker. Dus vooraf worden gegevens verzameld. De<br />
medewerker wordt uitgenodigd voor een gesprek, waarbij hij eerst wordt gevraagd na te<br />
denken over de zaken die de medewerker wil inbrengen en belangrijk vindt.<br />
het gebruik van het competentieprofiel MELBA<br />
Het competentieprofiel is een hulpmiddel bij het in kaart brengen van de kennis en kunde<br />
van de medewerker. Het kan daarbij aangeven welke competenties verder moeten<br />
worden ontwikkeld. De leidinggevende kan het competentieprofiel gebruiken als<br />
uitgangspunt voor de punten die hij wil inbrengen in het gesprek.<br />
MELBA is bedoeld als hulpmiddel om ontwikkelpunten te meten en waar mogelijk te<br />
verbeteren. Daarom kan in het competentieprofiel in IW-3 ook worden aangegeven welke<br />
stap de opsteller denkt te kunnen realiseren in de ontwikkeling van de betrokken<br />
medewerker. Als iemand bijvoorbeeld in niveau C is geplaatst en de opsteller denkt dat in<br />
een tijdsbestek van 1 jaar niveau D is te bereiken, dan kan hij dat daarbij aangeven. De<br />
bedoeling is om elk jaar een nieuw competentieprofiel van iemand op te stellen.<br />
het opmaken van het competentieprofiel<br />
Welke instrumenten kun je hiervoor gebruiken<br />
• samenwerking met andere leidinggevenden, uit de directe omgeving van de<br />
medewerker<br />
• 360° feedback methode (zie bijlage 4)<br />
• de medewerker kan, wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, een second<br />
opinion aanvragen<br />
• als leidinggevende kun je ook op je intuïtie afgaan; er is immers in de loop der tijd<br />
veel informatie opgenomen<br />
voorwaarden voor het opmaken van het competentieprofiel<br />
Hoe schaal je competenties in Met een leeg hoofd, zonder vooroordeel of aanzien des<br />
persoon. Wat je hoort, ziet, waarneemt met je zintuigen. Dat is niet altijd vanzelfsprekend<br />
en er kunnen verschillende manieren van werken worden weergegeven. Er zijn grote<br />
overeenkomsten:<br />
• met een leeg hoofd ofwel zonder vooroordelen<br />
• in samenwerking met anderen, die de persoon goed kennen<br />
• door het voeren van gesprekken<br />
• door gebruik van testen<br />
• door gebruik te maken van verschillende instrumenten<br />
• door meerdere meetmomenten<br />
hoe bewaak je de objectiviteit<br />
• een feit kan pas objectief zijn als persoonlijke beweegredenen erbuiten zijn<br />
gelaten, zich bepalend tot de feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door<br />
vooroordelen (zie bijlage 9)<br />
• door gebruik te maken van verschillende informatiebronnen (één bron is geen<br />
bron)<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 15
• emoties niet de overhand te laten nemen:<br />
- beperken tot de feiten<br />
- niet laten beïnvloeden door eigen gevoelens<br />
- niet laten beïnvloeden door vooroordelen<br />
- niet laten beïnvloeden door belangentegenstelling<br />
- niet laten beïnvloeden door ongepaste beïnvloeding door derden<br />
• verscheidene waarnemingen, al of niet verkregen door meerdere personen<br />
• diverse meetmomenten (onder tijdsdruk, leegloop, kritiek krijgen, etc.)<br />
Samenvatting:<br />
1. Wat weet je van de medewerker en waar hou je rekening mee.<br />
2. Hoe ga je de competenties scoren. Hierbij kan je gebruik maken van de<br />
gegevens in het dossier en vanuit je eigen observaties.<br />
3. Wat weet ik van het werk dat de medewerker doet en waar de medewerker<br />
enthousiast over is.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 16
Hoofdstuk 5 Het POP-gesprek<br />
Het gesprek duurt ongeveer een uur. Aan het begin bepalen de medewerker en de<br />
leidinggevende samen, met behulp van de ingevulde vragenlijst, welke dingen men gaat<br />
bespreken. Het kan zijn dat niet alle punten aan de orde kunnen komen vanwege de tijd.<br />
Een vervolggesprek kan noodzakelijk zijn. De medewerker kiest daarom die punten die<br />
voor hem het meest belangrijk zijn.<br />
Het is belangrijk voor de medewerker om in dit gesprek eerlijk en open te vertellen wat<br />
hem bezig houdt. Samen zorg je voor een goede sfeer in het gesprek. Als leidinggevende<br />
wil je graag horen wat er voor de medewerker speelt. Dus zul je steeds moeten nagaan<br />
of je hem goed begrepen hebt en doorvragen als iets niet duidelijk is. Het is belangrijk dat<br />
de medewerker zich vrij voelt om zich te uiten tijdens het gesprek.<br />
In het POPgesprek probeer je als leidinggevende er achter komen wat de<br />
ontwikkelingsmogelijkheden zijn van de medewerker in relatie tot het huidige werk. Wat<br />
moet minimaal in het werk aanwezig zijn Welke betekenis geeft een medewerker aan<br />
iets Waarom wil een medewerker iets Wat is de achtergrond daarvan en wat kan de<br />
medewerker Om antwoord te geven op deze vragen voeren we een gesprek met de<br />
medewerker waarbij de acht competenties (onderdeel van het paspoort) in beeld worden<br />
gebracht en de kernelementen uit de IVB-methodiek (het vliegwiel).<br />
Deze achtergrondinformatie dient als hulpmiddel om de wensen en mogelijkheden van de<br />
medewerker goed in beeld te krijgen en vervolgens in te voeren in het paspoort (zie<br />
hoofdstuk 7).<br />
5.1 De match tussen de medewerker en baan<br />
In het POP-gesprek is het uitgangspunt de huidige baan van de medewerker.<br />
Over welke dingen in je huidige werksituatie wil je praten is een concrete invalshoek.<br />
Vanuit hieruit kan de agenda voor het POP-gesprek bepaald worden. In het POP-gesprek<br />
wordt dan gekeken wat aangepast of geleerd moet en kan worden om de match goed te<br />
krijgen. Het kan zijn dat dit in de huidige functie kan, maar ook dat er naar een nieuwe<br />
functie gekeken moet worden.<br />
voorbeeld uitwerking van het vliegwiel in het POP-gesprek<br />
Het agendapunt van de medewerker is bijvoorbeeld ‘samenwerking met collega’s’.<br />
In het gesprek moet duidelijk worden waarom de medewerker daarover wil praten.<br />
Daarna gaat het om de samenhang met wat dit voor de medewerker betekent. Zoals:<br />
• wensen en motieven (ik wil graag praten over bepaalde onderwerpen, maar kan<br />
mijn ei niet bij ze kwijt);<br />
• zijn vaardigheden (ik weet niet hoe ik ze aan moet spreken);<br />
• dat hij wil dingen leren, maar de manier van communiceren van zijn collega’s sluit<br />
daar niet bij aan (ze leggen soms dingen uit, dat is alleen heel praktisch, maar er<br />
wordt niet verteld waarom het zo moet en dat is wat ik graag wil weten);<br />
• de netwerken (ik heb het gevoel dat ik er niet bij hoor)<br />
• sfeer en persoonlijkheid spelen een rol (ik heb het gevoel dat ik boven de rest<br />
uitsteek of ik heb het gevoeld dat ik de hele dag op mijn tenen loop)<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 17
Het centrale thema van dit agendapunt is de moeite die hij met collega’s heeft. Door van<br />
daaruit te kijken naar de werksituatie kan bepaald worden wat dat betekent voor het<br />
ontwikkelperspectief van de medewerker:<br />
• mogelijkheden zoeken om te praten met andere collega’s<br />
• andere manier van instructie te geven<br />
• kijken naar een andere afdeling waar betere aansluiting is<br />
In het paspoort worden de POP en de competentie-capaciteiten ingevuld.<br />
Als laatste een aantal tips:<br />
• zorg voor kleine overzichtelijke stapjes<br />
• de medewerker krijgt daardoor ook vertrouwen dat hij iets kan ontwikkelen<br />
• vanuit deze ervaring is het gemakkelijker om een volgende stap te zetten<br />
• wees duidelijk in wat wel en niet kan<br />
• wees eerlijk en maak geen afspraken die je niet na kunt komen<br />
• ga uit van de kracht van de medewerker<br />
• als je weet dat de medewerker zich overschat, wees daar duidelijk over<br />
• laat je verrassen door wat je medewerkers kunnen<br />
5.2 Hoe bereik je overeenstemming<br />
Om overeenstemming te bereiken ga je in gesprek met je medewerker:<br />
• in overleg met de persoon kom je tot een gezamenlijk beeld. Blijft jullie beeld op<br />
de situatie uit elkaar liggen, draag dan voorbeelden aan die jouw beeld<br />
ondersteunen<br />
• je kunt ook een derde persoon vragen; een second opinion<br />
• als je niet tot overeenstemming komt, maak je hiervan een aantekening binnen<br />
IW3. Omschrijf hier duidelijk wat de knelpunten zijn.<br />
Samenvatting:<br />
Het doel van het POP-gesprek is om tot een gezamenlijk inzicht te komen.<br />
1. Hoe kan de medewerker zo goed en prettig mogelijk zijn werk doen<br />
2. De ontwikkelingsmogelijkheden van de medewerker<br />
3. Welke middelen en acties zijn hiervoor nodig<br />
De inhoud van het POP-gesprek is:<br />
4. De agendapunten<br />
5. De match tussen de medewerker en de baan<br />
6. De competenties<br />
7. De ontwikkelingsmogelijkheden<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 18
Hoofdstuk 6 Het persoonlijk ontwikkelplan (POP)<br />
Voor alle medewerkers geldt dat zij toenemend in staat moeten zijn zich flexibel aan te<br />
passen aan nieuwe werksoorten en andere c.q. veranderende (werk)omstandigheden.<br />
Om de beweging en ontwikkeling van medewerkers mogelijk te maken, is het hele<br />
arbeidsontwikkelingsproces vorm gegeven. Medewerkers kunnen bij DSW Stadspark,<br />
werknemers-, arbeids- en vakvaardigheden opdoen waarbij competenties en leerdoelen<br />
in een persoonlijk ontwikkelingsplan worden geformuleerd en vastgelegd. Daarbij<br />
hanteert DSW Stadspark de werkladder (van beschut tot begeleid werken) waardoor de<br />
ontwikkeling en doorstroom van medewerkers systematisch kan worden gevolgd.<br />
6.1 Wat is een POP<br />
Een persoonlijk ontwikkelplan kan uitlegd worden als een ‘ontwikkelcontract’ dat wordt<br />
aangegaan tussen een medewerker en DSW Stadspark. De bedoeling is, de medewerker<br />
de kans te bieden zich verder te ontwikkelen. Zo kunnen de organisatiedoelen van DSW<br />
Stadspark en de ambities van een medewerker goed op elkaar worden afgestemd. In een<br />
ontwikkelplan heeft de leidinggevende samen met de medewerker beschreven aan welke<br />
concrete ontwikkelpunten hij in de komende periode gaat werken.<br />
In het POP wordt o.a. vastgelegd welke ontwikkeldoelen en afspraken gemaakt zijn<br />
tussen de medewerker en leidinggevende (de werkgever). Voornamelijk de ontwikkeling<br />
van de 12 basiscompetenties die binnen DSW Stadspark gehanteerd worden en<br />
aansluiten bij de mogelijke ambities van de medewerker, zijn hierin genoemd. De<br />
medewerker kan immers aangeven in welke richting hij zich verder wil ontwikkelen. Te<br />
denken valt aan verbetering van huidige functioneren, een uitbreiding van taken,<br />
verantwoordelijkheid, vakkennis of functie. Na een verdere ontwikkeling kan de<br />
medewerker mogelijk in aanmerking komen voor een andere functie of voor detachering<br />
buiten DSW Stadspark, etc. Hij stijgt immers op de werkladder. Het vergroot het plezier in<br />
het werken, de motivering (de mate waarin de medewerker zijn doel wenst te bereiken)<br />
en de kans op door- en/of uitstroming wordt zo vergroot.<br />
6.2 Ontwikkelactiviteiten<br />
De leidinggevende en de medewerker gaan samen na welke stappen er nodig kunnen<br />
zijn voor de ontwikkeling. Bekijk daarbij welke activiteit het beste past zoals:<br />
• vergroten van kennis op een specifiek aspect<br />
• vergroten van specifieke vaardigheden<br />
• volgen van een specifieke cursus of training<br />
• lopen van een stage<br />
• uitwisselen van ervaring met collega’s<br />
• observeren van het dagelijks werk door derden<br />
• mondeling feedback vragen/krijgen van anderen<br />
• deelnemen aan discussie- of reflectiegroepen<br />
• een simulatie- of rollenspel gebruiken of een speciale opdracht uitvoeren<br />
• coaching, waardoor de medewerker zelf gaat nadenken over hoe hij iets kan<br />
aanpakken<br />
• ontwikkelen binnen de huidige functie, een interne of externe stageplek<br />
• andere taken uitvoeren<br />
• ontwikkelen naar een detacheringfunctie of naar een begeleidwerken baan via<br />
detachering<br />
De ontwikkeling zal bij de ene medewerker in kleine stapjes realiseerbaar zijn en bij de<br />
ander in grotere stappen gaan.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 19
6.3 Voorbereiding<br />
Om een goed ontwikkelplan te maken voor de medewerker dient de leidinggevende<br />
informatie te verzamelen uit het POP en het competentieprofiel van de medewerker. De<br />
leidinggevende dient te weten op welk niveau de medewerker de competenties op dit<br />
moment beheerst. Uit deze informatie komen vaak hulpvragen naar voren, zowel<br />
werkgerelateerd als privé. Enkele voorbeelden van hulpvragen, welke uit het POP of<br />
competentieprofiel naar voren kunnen komen, zijn:<br />
• Ik wil graag ongestoord en zonder overlast kunnen werken zonder mijn collega’s<br />
af te vallen;<br />
• Ik voel mij net een buitenbeentje maar ik wil graag aansluiting bij mijn collega’s;<br />
• Ik zou graag meer uitdaging in mijn werk willen. Hierdoor zou ik meer energie<br />
kwijt kunnen dan nu;<br />
• Ik wil graag dat mijn werkplek aangepast wordt zodat ik zonder lichamelijke<br />
klachten mijn werk beter kan doen;<br />
• Ik zou wel ander werk willen maar heb te weinig vakkennis.<br />
Ondanks alle goede bedoelingen kan het zijn dat de medewerker toch nog iets anders<br />
nodig heeft om daadwerkelijk te kunnen starten met zijn of haar ontwikkelplan. Soms zijn<br />
er belemmeringen in persoonlijke of organisatorische zin of in de omgeving. Geef in het<br />
ontwikkelplan aan wat de medewerker nog belemmert om aan de slag te gaan en hoe die<br />
hindernissen weg te nemen.<br />
6.4 Ontwikkelpunten vaststellen<br />
Wanneer ontwikkelpunten vastgesteld gaan worden moeten deze dan functiegebonden<br />
of toekomstgericht zijn Veel zal afhangen van wat de medewerker zelf aangeeft, wat<br />
mogelijk lijkt gezien zijn eventuele beperkingen en wat gewenst en mogelijk is in de<br />
werksituatie. De leidinggevende zal dus eerst de wens of behoefte van de medewerker<br />
moeten vaststellen. Bovendien moet worden nagegaan of het doel wel haalbaar en<br />
realistisch is. De leidinggevende zal daarbij rekening moeten houden of de gevraagde<br />
inspanningen niet te hoog of te laag zijn en of de inspanningen in relatie staan tot het te<br />
behalen resultaat.<br />
doelen formuleren<br />
De leidinggevende gaat samen met de medewerker na wat de medewerker zou willen<br />
bereiken en waarom. Moeten er nog andere personen bij betrokken worden, zoals<br />
bijvoorbeeld een trajectbegeleider of een sociale consulent. Er is duidelijk wie wat<br />
wanneer gaat doen. In bijlage 10 is een checklist doelgericht handelen opgenomen,<br />
zodat je kan zien waar je op kunt letten.<br />
6.5 Activiteiten en middelen plannen<br />
In de uitvoering van de verschillende activiteiten zal goed gepland moeten worden wat je<br />
concreet kan gaan inzetten. Hieronder zijn een aantal activiteiten beschreven.<br />
coaching<br />
Leidinggevenden van de betreffende afdelingen waar stage kan worden gelopen, kunnen<br />
gevraagd worden als begeleidingcoach te willen fungeren. Zij voeren gesprekken op<br />
evaluatiemomenten, begeleiden de deelnemers en houden beoordelingslijsten bij en<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 20
tekenen deze af. Ook praktijkcoaches kunnen worden ingezet voor praktische<br />
begeleiding.<br />
aanpassen werktijden, etc.<br />
In het kader van de ontwikkeling van de medewerker, is het mogelijk dat werktijden soms<br />
aangepast moeten worden. Dit zal in relatie met de richtlijnen van het bedrijf waar de<br />
medewerker werkzaam is, worden vastgesteld. Aanpassing kan nodig zijn indien dit<br />
voortvloeit uit bijvoorbeeld persoonlijke factoren of de privésituatie.<br />
opleidingen, cursussen of trainingen<br />
Wanneer de medewerker een cursus of opleiding moet gaan volgen zal hij of zij door zijn<br />
leidinggevende aangemeld worden. Er wordt gekeken naar de behoefte van de<br />
medewerker en of er een cursus of opleiding uit het pakket aangeboden kan worden<br />
waaraan de medewerker kan deelnemen. Als de benodigde cursus of opleiding niet in het<br />
pakket aanwezig is, wordt gekeken of er meerdere medewerkers zijn, die graag die<br />
specifieke cursus of opleiding willen volgen. De mogelijkheid bestaat dat een nieuwe<br />
cursus of opleiding wordt gecreëerd.<br />
Voor trainingen gelden in principe dezelfde voorwaarden als voor de opleidingen of<br />
cursussen.<br />
stages<br />
Stages kunnen ook een onderdeel zijn van het ontwikkeltraject. Het kan zijn om te weten<br />
of een bepaalde functie/taak iets voor iemand zou kunnen zijn. Een soort snuffelstage.<br />
En als zo’n functie iets zou zijn, dan kan je beter inschatten wat degene dan nog zou<br />
moeten weten.<br />
uitbreiding takenpakket / verantwoordelijkheid<br />
Het kan zijn dat een medewerker in het POP aangeeft nog iets extra’s te willen qua taken<br />
of verantwoordelijkheid. Kijk dan creatief naar wat mogelijk zou zijn, bijvoorbeeld:<br />
• bezorgen van goederen met een busje of kleine bestelauto<br />
• urenstaten invullen<br />
• afleverbonnen schrijven<br />
• assisteren bij het opstellen van de planning<br />
• verantwoordelijk voor het schoonhouden van de afdeling<br />
• aanvullen van materialen/voorraad op werkbussen<br />
• allerlei licht administratief werk<br />
• etc.<br />
ontwikkeldoel van competenties<br />
In bijlage 1 wordt dieper ingegaan op het realiseren en trainen van ontwikkeldoelen.<br />
uitvoering<br />
De leidinggevende heeft een aantal technieken tot zijn beschikking om de medewerker<br />
centraal te stellen. Deze dienen zowel om het huidige ontwikkelniveau te kunnen<br />
vaststellen als het vaststellen van een geschikt ontwikkeltraject. Technieken zijn:<br />
• observeren (objectief, geen conclusies trekken, alleen constateringen<br />
vastleggen);<br />
• achterhalen hoe jij als leidinggevende de medewerker kan ondersteunen, zijn<br />
werk beter kan laten uitvoeren of wat hij denkt nodig te hebben om zijn doel te<br />
bereiken;<br />
• open vragen stellen, proberen te stimuleren en de regie aan de medewerker<br />
laten;<br />
• neem de tijd, plan alles goed in en geef de medewerker de aandacht die hij nodig<br />
heeft;<br />
• realiseren door middel van IVB, met als basis gelijkheid binnen een gesprek;<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 21
• als een medewerker niet ontwikkeld wil worden, waarom niet<br />
• probeer eventueel drempels weg te nemen.<br />
uitvoeringsinstrumenten<br />
Natuurlijk is er ook een aantal instrumenten te benoemen. Deze instrumenten hebben tot<br />
doel om daadwerkelijk een ontwikkeltraject in gang te zetten.<br />
• MELBA:<br />
- door het gebruik van observatielijsten vaststellen welke competenties<br />
aanwezig zijn en welke eventueel ontwikkeld kunnen worden<br />
• Praktijkobservatie:<br />
- wat kun je vanuit de praktijk vaststellen; waar liggen de ontwikkelpunten<br />
• POP:<br />
- het bespreken van de mogelijkheden op het gebied van zowel<br />
gedragsontwikkeling als vaktechnische vaardigheden. Ook als het een ander<br />
vakgebied betreft. Uiteindelijk moet het, indien mogelijk komen tot het<br />
vastleggen van gemaakte afspraken over een te volgen ontwikkeltraject<br />
- Plan van Aanpak in het POP-verslag (ontwikkeling van MELBA competenties<br />
kan een onderdeel zijn)<br />
Het plan van aanpak moet SMART zijn en de volgende aspecten bevatten:<br />
• wat is het doel en wat willen we bereiken<br />
• hoe gaan we dat bereiken<br />
• hoeveel tijd denken we nodig te hebben bij elk te bereiken doel Verdeel<br />
de doelstelling in een korte, middellange en lange termijn<br />
• wanneer evalueren we de voortgang binnen het ontwikkeltraject Hoe<br />
doen we dat<br />
• moeten we het ontwikkeltraject bijstellen en hoe doen we dat<br />
• met welke persoonlijke factoren moeten we rekening houden (diverse<br />
soorten beperkingen)<br />
• wie doet wat<br />
6.6 De kwaliteit van het ontwikkeltraject bewaken<br />
Als leidinggevende wil je ook resultaten zien, dus de kwaliteit van het ontwikkeltraject<br />
bewaken. Hoe doe je dat Wat wordt werkelijk gerealiseerd op het gebied van<br />
mensontwikkeling<br />
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je als leidinggevende eerst bepalen wie<br />
welke taken uitvoert. Bij de begeleiding van het ontwikkeltraject kunnen meerdere<br />
mensen een rol spelen. Te denken valt hierbij natuurlijk aan jou als leidinggevende zelf,<br />
maar ook een trajectbegeleider, een personeelsconsulent kunnen een belangrijke rol<br />
spelen binnen dit project. Meewerkende voorlieden of taakinstructeurs kunnen een rol<br />
spelen als observanten.<br />
Een medewerker die momenteel instroomt bij DSW Stadspark komt via het W&OC<br />
binnen. Deze valt onder het Arbeidsintegratiebedrijf. Een begeleider hiervan stelt een<br />
competentieprofiel (MELBA) van die medewerker op, die het niveau van zijn<br />
competenties weergeeft, de zogenaamde nulmeting. Voor de medewerkers die al op een<br />
formatieplaats zitten wordt dit gedaan door de productieleider.<br />
Gaat de medewerker al dan niet tijdelijk naar een werkplek (ontwikkeltraject) intern of zit<br />
hij of zij al op een formatieplaats, dan zal de productieleider van die betreffende afdeling<br />
samen met de trajectbegeleider een ontwikkeltraject opstellen. De productieleider zorgt<br />
dan voor de uitvoering hiervan. Dit zal plaatsvinden in onderling overleg. Dit kan<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 22
ijvoorbeeld worden geregeld door periodiek overleg. Uiteindelijk wordt het<br />
ontwikkeltraject vastgelegd in een Plan van Aanpak.<br />
6.7 Overzicht verschillende rollen<br />
medewerker<br />
• zorgt voor de eigen ontwikkeling, gericht op het voor hem maximaal haalbare<br />
niveau. Brengt zelf op serieuze wijze ideeën en wensen in;<br />
• komt de gemaakte ontwikkelafspraken na.<br />
leidinggevende, bijvoorbeeld productieleider<br />
• voert (jaarlijks) POP-gesprek met iedere medewerker, behorend tot de vaste<br />
formatie van de eigen afdeling;<br />
• hanteert op een juiste manier de arbeidsontwikkelingsmethodiek;<br />
• zorgt voor de (digitale) verslaglegging van de POP-gesprekken in het paspoort<br />
en de daarbij gemaakte afspraken;<br />
• komt de gemaakte POP-afspraken na;<br />
• creëert een optimaal klimaat waarbinnen medewerkers hun eigen ontwikkeling<br />
kunnen organiseren;<br />
• voert goed en volgens afspraak de werkleeropdrachten uit in opdracht van de<br />
trajectbegeleider;<br />
• zorgt voor een goede overdracht van paspoorten aan de trajectbegeleider.<br />
trajectbegeleider<br />
• voert (jaarlijks) POP-gesprek met iedere medewerker, behorend tot de eigen<br />
vaste formatie of medewerkers in traject;<br />
• hanteert op een juiste manier de arbeidsontwikkelingsmethodiek;<br />
• zorgt voor de (digitale) verslaglegging van de POP-gesprekken in het paspoort<br />
en de daarbij gemaakte afspraken;<br />
• komt de gemaakte POP-afspraken na;<br />
• creëert een optimaal klimaat waarbinnen medewerkers hun eigen ontwikkeling<br />
kunnen organiseren;<br />
• voert goed en volgens afspraak de trajecten uit in opdracht van de<br />
productieleider/leidinggevende;<br />
• zorgt voor een goede overdracht van trajectopdrachten t.b.v. werkleerplekken<br />
aan de productieleider/leidinggevende;<br />
• formuleert de werkleeropdrachten.<br />
personeelsconsulent<br />
• ondersteunt en adviseert de productieleiders/leidinggevenden bij de uitvoering<br />
van de POP-gesprekken en de hieruit voortvloeiende ontwikkelingsafspraken;<br />
• is betrokken bij de evaluatie van de kwaliteit en kwantiteit van de gevoerde<br />
POP-gesprekken (conform IVB-methodiek) en de daaruit voortvloeiende<br />
ontwikkelingsafspraken;<br />
• toetst de sociale kengetallen (doorstroom, aantal POP’s, etc.) in relatie tot de<br />
begroting en rapporteert hierover aan bedrijfsleider en vakdirecteur.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 23
edrijfsleider / hoofd<br />
• is verantwoordelijk voor (het stimuleren van) een optimaal klimaat binnen het<br />
eigen bedrijf, waarbinnen leidinggevende en medewerkers uitvoering kunnen<br />
geven aan de POP-gesprekken en de daaruit voortvloeiende<br />
ontwikkelingsafspraken binnen het bedrijf;<br />
• verantwoordelijk voor een regelmatige toetsing en evaluatie van de kwaliteit en<br />
kwantiteit van de gevoerde POP-gesprekken, resp. van de realisatie van de<br />
ontwikkelingen van medewerkers binnen het eigen bedrijf (conform begroting).<br />
Tevens verantwoordelijk voor het bijdragen aan de ontwikkeling van<br />
medewerkers, werkzaam op werkleerplekken binnen het eigen bedrijf;<br />
• verantwoordelijk voor een adequate toerusting van de productieleiders/<br />
leidinggevenden binnen het bedrijf op het gebied van het kunnen voeren van<br />
POP-gesprekken.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 24
Hoofdstuk 7 Digitaal paspoort maken in IW 3<br />
Zoals in hoofdstuk 3 al is gezegd heeft elke medewerker een eigen paspoort.<br />
Hierin worden gegevens van de medewerker bijgehouden, die relevant zijn in het kader<br />
van de persoonlijke ontwikkeling. Het digitale paspoort geeft inzicht in wat medewerkers<br />
kunnen en wat ze op termijn zouden kunnen en willen.<br />
7.1 Een competentieprofiel aanmaken<br />
Je maakt een competentieprofiel aan door in het scherm rechts op het kruisje te klikken.<br />
Vervolgens klik je op ‘selecteren’ achter sjabloonnaam en kies je voor ‘competenties<br />
paspoort’. Dan vul je de datum in en je voert een naam in voor het competentieprofiel dat<br />
je gaat maken. Als je dit niet doet, kun je dit profiel niet opslaan. Als je klaar bent vul je<br />
onderin de datum in en je klikt op ‘bewaren’.<br />
Dit scherm wordt ingevuld door de begeleider W&OC, dan wel door de productieleider<br />
van de afdeling waar de medewerker werkzaam is (vaste formatie). Het kan ook worden<br />
ingevuld door de trajectbegeleider als het om een werkleerder met een dienstverband<br />
gaat (inclusief koersplekken) of door de detacheringconsulent bij een detachering.<br />
Behalve een sjabloonnaam moet er ook een naam gegeven worden aan het profiel;<br />
bijvoorbeeld nulmeting.<br />
Bij de eerste meting, in het W&OC hoeft er geen doel ingevuld te worden; dit gaat pas<br />
spelen bij het aanmaken van een traject of bij de doelstelling van een POP.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 25
Als de trajectbegeleider een trajectplan maakt zal er ook een nieuw competentieprofiel<br />
gemaakt moeten worden, waarin de score en het doel ingevuld moeten worden. Nu<br />
moeten immers de doelen van de te ontwikkelen competenties worden vastgelegd. In dit<br />
competentieprofiel staan dan alleen die competenties die ontwikkeld moeten worden. Het<br />
invullen van dit competentieprofiel doet de trajectbegeleider bij instroom in een traject, na<br />
1 jaar in een traject en bij afloop van een traject.<br />
Bij een ontwikkeltraject naar aanleiding van een POP op de afdeling moet er ook een<br />
doel worden ingevuld, door de productieleider. Er wordt immers een ontwikkeling ingezet.<br />
Ook de detacheringconsulent zal steeds naar aanleiding van een POP de competenties<br />
invullen.<br />
Na het invullen van het competentieprofiel, moet je dit bewaren. IW3 rekent dan het<br />
aantal punten uit voor de werkladder. Deze score staat boven in het kopje ‘algemeen’<br />
achter ‘score totaal’. Met deze score kun je bij ‘werkladder’ in het blad<br />
‘competentieprofiel’ de trede invullen (zie bijlage 8). Dit geldt uiteraard niet voor een niet<br />
volledig aangemaakt competentieprofiel. Het aangeven van de trede is belangrijk in<br />
verband met het uitzetten van de vervolgstappen in een traject. Minimaal elk jaar moet de<br />
trede vastgesteld worden. Tevens moet de fase worden ingevuld. De productieleider en<br />
de detacheringconsulent doen dit bij de POP van de medewerker, de trajectbegeleider<br />
doet dit na drie plaatsingen van drie maanden op een werkleerplek, dan wel na ongeveer<br />
1 jaar.<br />
7.2 De werkladder<br />
De werkladder geeft aan hoe een medewerker zich idealiter kan ontwikkelen. In stappen<br />
(zie figuur) werkt een medewerker zich op tot een gewaardeerd medewerker op de<br />
reguliere arbeidsmarkt. Doordat bij de werkladder met een beperkt aantal factoren<br />
rekening gehouden wordt, is het een indicatie. Het kan zijn dat bijvoorbeeld iemand hoog<br />
scoort op deze competenties en uitkomt bij detacheringen, maar het door bijvoorbeeld<br />
een fysieke beperking niet reëel is. In de andere richting is het ook mogelijk: iemand<br />
scoort lager op de competenties, maar omdat er geen beroep gedaan wordt op die<br />
competenties in een specifieke baan van detacheringen is dat geen obstakel.<br />
Medewerkers bestijgen de ladder door steeds een volgende trede te bereiken. Elke trede<br />
wordt uitgedrukt in een karakteristiek van werkomgeving en mate van begeleiding. Een<br />
succesvolle medewerker beheerst uiteindelijk de competenties die aan een goed<br />
werknemer worden gesteld en vindt een reguliere baan.<br />
Reguliere baan<br />
5 Begeleid werken<br />
4 Detachering<br />
3 Groepsdetachering<br />
2 Beschut binnen<br />
1 Begeleid binnen<br />
Zorg, welzijn en maatschappelijke participatie<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 26
De werkladder verbeeldt een maatschappelijk gewenste ontwikkeling, een ontwikkeling<br />
die je iedere medewerker zou toewensen. De werkladder biedt de mogelijkheid het<br />
succes van werkleerbedrijven te meten. De ontwikkeling richting arbeidsmarkt is immers<br />
de maatschappelijke opdracht van die bedrijven. Het percentage medewerkers dat een<br />
hogere trede bereikt, geeft daarmee een maat voor het succes van een werkleerbedrijf.<br />
Kortom, een aantrekkelijk beeld. Relevant voor zowel het individu als de organisatie.<br />
7.3 Persoonlijk Ontwikkelplan in IW-3<br />
Het persoonlijk ontwikkelplan wordt ingevuld door de leidinggevende voor de<br />
medewerkers die een vaste formatieplaats binnen hun afdeling hebben en/of door de<br />
trajectbegeleider, als de medewerker in traject is.<br />
Voor een deel komt het formulier overeen met de W&OC analyse. Ook nu moet een<br />
beeld van de medewerker worden ingevuld. Waar is de medewerker goed in, waar heeft<br />
hij juist moeite mee, waar wordt hij enthousiast van, wat zijn de uitdagingen. Als laatste<br />
wordt ingevuld wat de kern/motor is van de medewerker: Wanneer komt de medewerker<br />
het beste tot zijn recht, wat is het allerbelangrijkste waarom de medewerker naar het<br />
werk komt.<br />
Vervolgens wordt gekeken naar de match tussen medewerker en (toekomstige) functie.<br />
Het doel is hier eens goed kijken naar de baan die iemand zou kunnen krijgen (of heeft).<br />
De medewerker is net in kaart gebracht, maar hoe ziet nu de baan eruit Wat moet er in<br />
deze baan/functie worden gedaan en onder welke omstandigheden (let wel, dit is wat<br />
anders dan wat doet de medewerker nu!). Welke vaardigheden moeten er zijn om deze<br />
functie te kunnen uitoefenen, welke ontwikkelingsmogelijkheden zijn er en hoe is de<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 27
egeleiding op deze plek (wat staat er in de functieomschrijving). Hoe staat het met een<br />
eventueel netwerk rond deze plek Gaan collega’s buiten werktijd wel of niet<br />
vriendschappelijk met elkaar om, is er een bedrijfsmaatschappelijk werker of regelt de<br />
leidinggevende alles Dit sluit aan op de sfeer op de werkplek: erg formeel of juist niet,<br />
veel vertrouwen naar elkaar, maar ook veel contacten met publiek, wel of niet vriendelijk.<br />
De match wordt ingevuld door de trajectbegeleider bij een ontwikkeltraject of door de<br />
productieleider/detacheringsconsulent bij een POP van een medewerker in de vaste<br />
formatie. Moeten er nog aanpassingen plaatsvinden Moet er nog op ontwikkeling<br />
ingezet worden of is dat niet meer van toepassing Te denken valt aan de medewerker<br />
die het van belang vindt een ruime mate van vrijheid in zijn werk te hebben, naast een<br />
gevoel van verantwoordelijk kunnen zijn, verder dan de grenzen van zijn functie. Hij werkt<br />
al jaren naar tevredenheid als maaltijdbezorger. Terwijl een collega niet goed tegen deze<br />
verantwoordelijkheid kon; deze is overgeplaatst naar het magazijn en rijdt nu op een<br />
heftruck, want hij moet wel kunnen rijden.<br />
Als laatste bij dit onderdeel wordt gevraagd naar de ontwikkeling, die wordt ingezet. Dat<br />
kan zijn het behouden van een functie, het volgen van scholing, het zoeken naar een<br />
andere baan, het werken aan een bepaalde competentie, etc.<br />
Hierna worden de afspraken aangegeven. De W&OC begeleider kan hier invullen dat de<br />
medewerker weer wordt overgedragen aan de trajectbegeleider. Voor de<br />
instroomtrajecten zal dit meestal inhouden dat de trajectbegeleider met de medewerker<br />
een traject gaat uitzetten of dat er een plaatsing op een werkleerplek bij afdeling X gaat<br />
plaatsvinden. De trajectbegeleider gaat nu een traject maken en invoeren in IW3.<br />
De productieleider/detacheringsconsulent legt vast wat de afspraken zijn, die vanuit het<br />
POP komen: scholing, traject doorstroom, status-quo handhaven, etc.<br />
Vervolgens moet voor de vaste formatie bij ‘resultaat POP’ worden aangegeven wat dit<br />
resultaat is (of moet worden). Te kiezen valt uit de treden van de werkladder, danwel<br />
geen ontwikkeling. Daarna moet de naam van de opsteller worden ingevuld en de datum<br />
en er moet worden aangegeven of de POP/W&OC analyse compleet is. Meestal zal dit<br />
zo zijn, maar het kan natuurlijk dat de opsteller toch nog extra zaken wil onderzoeken<br />
voordat de analyse definitief wordt vastgesteld. Als laatste wordt aangegeven dat de<br />
medewerker akkoord is met het POP. Hierna kunnen geen wijzigingen meer worden<br />
aangebracht.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 28
Samenvatting:<br />
Beschrijven:<br />
• Doelstelling ontwikkelplan<br />
• Aanpak<br />
Beschrijven:<br />
• Beeld van de medewerker<br />
• Match tussen de medewerker en functie<br />
• Het ontwikkelplan met tijdsplanning<br />
• Hoofd en subdoelen / lange en korte termijn / smart formuleren<br />
• Mogelijkheid voor doorstroming<br />
Waar voldoet een goed POP verslag aan:<br />
• Uit het pop verslag blijkt duidelijk 1 wat de kwaliteiten, drijfveren en motiverende<br />
factoren van de medewerker zijn en hoe deze zich verhouden tot zijn<br />
ontwikkelmogelijkheden en –perspectieven;<br />
• De ontwikkeldoelstelling is duidelijk omschreven, waarbij duidelijk is<br />
aangegeven waar de werkplek van de medewerker aan moet voldoen om een<br />
goede match te zijn;<br />
• Er worden concrete en meetbare afspraken geformuleerd, die aansluiten bij de<br />
geformuleerde ontwikkeldoelstelling 1 ;<br />
• De overeengekomen ontwikkeling vanuit het vorige paspoort wordt<br />
geëvalueerd. Er wordt onder meer bekeken of destijds gemaakte afspraken<br />
inderdaad zijn opgepakt en of dit daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de<br />
beoogde ontwikkeling.<br />
Een voorbeeld POP is opgenomen in bijlage 5.<br />
1. Onder duidelijk wordt verstaan dat er sprake is van een overdraagbaar paspoort, wat niet (zo min mogelijk) voor meerdere<br />
interpretaties vatbaar is.<br />
2. Een ontwikkelrichting kan betekenen doorstroom naar een ander bedrijf, maar kan bijv. ook betekenen dat bekeken wordt in<br />
hoeverre iemand zo lang mogelijk behouden blijft voor het arbeidsproces of kan betekenen dat iemand in kleine stapjes<br />
werknemersvaardigheden aan leert.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 29
Hoofdstuk 8 Evaluatie<br />
8.1 Evaluatiemoment<br />
De evaluatie kan op verschillende tijdstippen gehouden worden afhankelijk van de<br />
afspraak die de leidinggevende met de medewerker maakt. Dit kan:<br />
• wekelijks<br />
• 2 wekelijks<br />
• maandelijks<br />
• per kwartaal<br />
• etc.<br />
De evaluatie hoeft niet in een apart gesprek plaats te vinden, maar kan ook tijdens de<br />
uitvoering van het werk.<br />
Voor medewerkers in traject, voeren de trajectbegeleiders maandelijks overleg met de<br />
betrokkenen en elke drie maanden wordt het trajectplan geactualiseerd.<br />
8.2 Conclusies trekken<br />
Aan het einde van elk ontwikkeltraject kan de leidinggevende, samen met de<br />
medewerker, conclusies trekken uit de antwoorden op onderstaande vragen:<br />
• zijn de juiste activiteiten gekozen Hoe is het gegaan met de uitvoering van het<br />
plan en moet dit plan bijgesteld worden<br />
• waren de activiteiten juist afgestemd op het doel<br />
• zijn de juiste middelen gekozen<br />
• waren de middelen juist afgestemd op het doel en de activiteiten<br />
• is het doel volledig bereikt<br />
• is de manier waarop het doel bereikt is goed<br />
• is de medewerker tevreden met het resultaat<br />
• was de tijdsplanning reëel Niet te krap of niet te ruim<br />
• moesten er veel tussentijdse aanpassingen plaatsvinden Zo ja, was dat te<br />
voorzien geweest<br />
8.3 Voortdurende ontwikkeling<br />
Het verdient aandacht de medewerker na een ontwikkeltraject te blijven volgen. Hij heeft<br />
immers tijdens het traject ook de nodige ondersteuning en begeleiding ontvangen.<br />
Voor de duidelijkheid: een POP is slechts een middel; blijvend ontwikkelen is het<br />
uiteindelijke doel. Als je iemand niet kunt ontwikkelen omdat hij dit zelf aangeeft niet te<br />
willen dan is hier een reden voor. Het is niet de bedoeling om iemand tegen zijn zin<br />
verder te ontwikkelen. Wel moet de leidinggevende zien te achterhalen waarom de<br />
medewerker niet verder wil ontwikkelen. Vaak is het een kwestie van onvolledige of<br />
onjuiste informatie over het persoonlijk ontwikkelplan, angst, onzekerheid, gebrek aan<br />
vertrouwen in de leidinggevende. De medewerker moet er zelf aan mee willen werken.<br />
De wijze waarop we dit doen is de medewerker te motiveren in plaats van te dwingen. Dit<br />
kan je als leidinggevende o.a. bereiken door de medewerker centraal te stellen in zijn<br />
eigen ontwikkeling. Dit doe je door te luisteren, samenvatten, door te vragen (LSD) en de<br />
IVB-methodiek.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 30
Bijlage 1<br />
DSW competenties ontwikkelen<br />
Onderstaande voorbeelden kunnen gebruikt worden om in te voegen in de POP<br />
afspraken. Welke doelen gekozen worden is afhankelijk van wat de medewerker zelf<br />
aangeeft, wat mogelijk lijkt gezien eventuele beperkingen en wat gewenst (en mogelijk is)<br />
in de werksituatie.<br />
Let op: de doelen zijn nog niet SMART. Wat zie je nu Wat zie je na …. weken<br />
veranderen Dit moet letterlijk beschreven worden. Bij voorkeur in ‘ik-vorm’: “ik kan over<br />
zes weken …….” om het een doel van de medewerker zelf te laten zijn.<br />
De genoemde punten onder ‘trainen door’ zijn bedoeld als ondersteuning voor degene<br />
die met het doel aan de slag gaat. Gericht trainen gebeurt door:<br />
• voorbereiden<br />
• inzet van hulpmiddelen bepalen<br />
• uitvoeren<br />
• checken van het resultaat<br />
1. Assertiviteit<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• eigen doelen en wensen aangeven<br />
• nee zeggen<br />
• eigen mening geven<br />
• eigen grenzen aangeven en bewaken<br />
• aankaarten van dingen die je storen; bij collega’s of in het werk<br />
• rekening houden met wensen en belangen van anderen<br />
• eigen wensen leren aanpassen<br />
• omgaan met de mening van een ander<br />
• accepteren van opdrachten (wat, hoe)<br />
• meer inbreng hebben in een werkbespreking (wat, hoeveel, hoe)<br />
• contact aangaan met anderen, ook al …<br />
te realiseren door:<br />
• uitlokken om doelen en wensen te vertellen<br />
• vragen naar mening, wensen en interesses<br />
• positieve feedback op het geven van een eigen mening<br />
• ondersteunen bij het bespreken van afwijkende meningen bij de diverse partijen<br />
• laten benoemen wat de gevolgen zijn voor de ander of de organisatie als jouw<br />
wens gevolgd wordt<br />
• ondersteunen bij het tijdig bespreekbaar maken van problemen met anderen<br />
• cursus ‘sociale vaardigheden’ en ‘assertiviteit’<br />
2. Ontvangen van kritiek<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• fouten toegeven<br />
• niet afwijzen of boos reageren op kritiek<br />
• kritiek kan opbouwend zijn, laat je er niet door uit het veld slaan<br />
• verschil zien tussen terechte en onterechte kritiek<br />
• onterechte kritiek op de juiste manier afwijzen<br />
• afstand nemen van kritiek<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 31
• doorgaan met je werk na kritiek<br />
• kritiek gebruiken om je werk, gedrag of handelen te verbeteren<br />
te realiseren door:<br />
• kritiek op een positieve manier geven<br />
• feedback geven en op positieve wijze bespreken zodat het zelfvertrouwen niet<br />
aangetast wordt<br />
• aangeven dat een fout maken niet erg is en dat je daar van leert<br />
• voortdurend bespreken van gedrag, feedback op de reactie en ingaan op de<br />
achterliggende oorzaken<br />
3. Frustratietolerantie<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• aan een opdracht beginnen, ook als je denkt dat hij te moeilijk voor je is<br />
• ervaren dat een fout maken tijdens het werken niet erg is, maar dat je door fouten<br />
leert<br />
• ervaren dat als iets mislukt dat niet erg is, maar dat je door iets nog eens te<br />
proberen jezelf kunt verbeteren<br />
• accepteren dat dingen soms fout gaan<br />
• je inzetten om de opdracht opnieuw te doen of te verbeteren, als het resultaat<br />
niet goed is<br />
• ook nieuwe of meer complexe opdrachten tot een goed resultaat brengen, ook<br />
als dit meer moeite kost<br />
te realiseren door:<br />
• bij gespannenheid en faalangst eerst bekende, eenvoudige opdrachten geven en<br />
stapsgewijs complexere opdrachten aanbieden<br />
• ondersteuning en stimulans bieden; meedenken over de uitvoering van de<br />
opdracht, als de persoon twijfelt bij een goede uitvoering en resultaat<br />
• motiveren, stimuleren en geruststellen; de medewerker bijstaan als hij te<br />
gespannen of juist ongemotiveerd is om de opdracht te maken<br />
• vooraf samen kleine doelen bepalen waar naar toe gewerkt kan worden; in<br />
stappen uitbreiden<br />
• de opdracht eerst met ondersteuning laten uitvoeren, dezelfde opdracht vaker<br />
aanbieden met steeds wat minder ondersteuning<br />
• veiligheid en vertrouwdheid bieden; voorzichtig en positief kritisch zijn<br />
• opdracht nabespreken, feedback geven<br />
• faalangst reductie training<br />
4. Ordenend vermogen<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• je werkplek netjes en overzichtelijk houden<br />
• de spullen die je voor de ene opdracht gebruikt hebt opruimen voor je aan een<br />
nieuwe opdracht begint<br />
• gereedschappen, materialen en de daarbij horende onderhoudsgebruiken<br />
(her)kennen<br />
• zelf een logische volgorde bij het schikken van het benodigde gereedschap<br />
aanhouden bij het uitvoeren van een opdracht<br />
• zelf een logische volgorde bij het schikken van het benodigde materiaal<br />
aanhouden bij het uitvoeren van een opdracht<br />
te realiseren door:<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 32
• afspraken maken m.b.t. het gebruik van materialen; waar kun je ze vinden; waar<br />
en wanneer berg je ze weer op<br />
• ordening aanreiken waar de medewerker zich aan kan houden<br />
• het goed opbergen of op volgorde houden visueel maken; bv. door op het<br />
gereedschapsbord aan te geven wat waar moet hangen<br />
• in de beginperiode ondersteunen bij het indelen van de werkplek; wat zet je waar<br />
op je werktafel en waarom; hoe werk je het gemakkelijkst en meest efficiënt<br />
• werkplek indeling bespreekbaar maken, welke ideeën heeft de medewerker zelf<br />
en waarom<br />
• gereedschap- en materialenkennis overdragen en herhalen<br />
• instructie- en/of afvinklijstje aanreiken m.b.t. opruimen<br />
5. Stiptheid<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• op tijd op het werk komen<br />
• op tijd pauze nemen en terugkomen<br />
• je tijdig afmelden als je ziek bent of als een afspraak niet door kan gaan<br />
• tijdig verlof aanvragen<br />
• je taken of de afgesproken hoeveelheid werk uitvoeren binnen een aangegeven<br />
tijdsschema<br />
te realiseren door:<br />
• klokpictogrammen/aanduidingen aanreiken of wekker zetten als de persoon geen<br />
klok kan kijken<br />
• afspraken maken over te laat komen<br />
• samen kijken naar de redenen van te laat komen en evt. oplossingen bespreken<br />
of aanreiken waardoor dit voorkomen kan worden<br />
• bij pauze tijden aangeven d.m.v. zoemer, evt. wekker/horloge meegeven en laten<br />
aflopen<br />
• afspraken maken over ziekmelden of doktersbezoek; evt. thuisfront er in<br />
betrekken om de persoon te helpen<br />
• bij taken of productieafspraken binnen een bepaalde tijd, werk in kleinere<br />
stappen delen en tijd per stap goed aangeven, evt. m.b.v. wekker<br />
• samen doelen stellen en afspreken wat haalbaar kan zijn<br />
• feedback geven na de uitvoering van de opdracht<br />
• indien nodig afspraken maken m.b.t. tijd inhalen bij te laat zijn, doorwerken als<br />
iets nog niet af is, etc.<br />
6. Teamwork<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• samenwerken<br />
• rekening houden met de ander<br />
• behulpzaam zijn als dit nodig is<br />
• samen met anderen aan één opdracht werken<br />
• bewust zijn van je gedrag binnen de groep<br />
• bewust zijn van de gevolgen van je gedrag binnen de groep<br />
• op een goede manier en momenten contacten leggen met collega’s<br />
• omgaan met grapjes<br />
• weten wanneer je grapjes kunt maken en wanneer niet<br />
• omgangsregels leren en je hieraan houden<br />
• weten wat je het best kunt doen als je een conflict hebt<br />
• weten wat je het best kunt doen als er conflicten in de groep zijn<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 33
• overleggen met je collega’s<br />
• in afhankelijkheid werken van collega’s en je aanpassen aan het werktempo van<br />
de ander (bv. in een lijn werken)<br />
• in afhankelijkheid werken van collega’s en overleggen over hoe je de opdracht<br />
aanpakt (bv. samen iets zwaars moeten sjouwen om ergens naar toe te brengen)<br />
• omgaan met verschillende meningen (zie doorzettingsvermogen/assertiviteit)<br />
• weten wat storend gedrag is<br />
• gepast gedrag vertonen<br />
te realiseren door:<br />
• opdrachten aanreiken die samenwerking vragen<br />
• individuele feedback op gedrag<br />
• feedback op werkwijze en proces aan de groep<br />
• opdrachten aanreiken waarbij hij in contact moet gaan met de ander<br />
• opdrachten aanreiken waarbij in een lijn gewerkt moet worden<br />
• waarden en normen c.q. omgangsregels bespreekbaar maken in een<br />
werkoverleg<br />
• afspraken maken m.b.t. het handelen bij verschil van mening of een conflict met<br />
een collega<br />
• onderwerpen/casussen m.b.t. samenwerken aanreiken als thema tijdens<br />
werkoverleg<br />
• opdrachten aanreiken die met meerdere personen uitgevoerd moeten worden,<br />
waarbij de medewerkers zelf samen moeten bepalen hoe zij de opdracht gaan<br />
aanpakken en uitvoeren<br />
7. Omschakeling<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• goed omgaan met veranderingen in de werksituatie (werkplek, werkleiding,<br />
opdracht, gebruikt materiaal en hulpmiddelen, dingen die tussendoor komen,<br />
dingen die anders lopen)<br />
• omgaan met het schakelen tussen opdrachten (‘zappen’)<br />
• let op! het kunnen omschakelen of wennen aan wisselende situaties is sterk<br />
afhankelijk van het hebben van (zelf)vertrouwen, ervaring van veiligheid en het<br />
kunnen begrijpen en overzien van de gevolgen. Dit zal slechts zelden trainbaar<br />
zijn (denk aan autisme!) het kunnen ‘zappen’ tussen en/of tijdens verschillende<br />
werkzaamheden is meestal niet trainbaar<br />
te realiseren door:<br />
• beginnen met kleinere veranderingen door te voeren zoals wisselen van werkplek<br />
in dezelfde ruimte, wisselen van werkzaamheden<br />
• regelmatig het vaste patroon voorzichtig doorbreken, met ondersteuning en<br />
feedback, samen praten over de verandering waarbij zowel de positieve als<br />
negatieve gevolgen benoemd worden.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 34
8. Verantwoording<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• je aan afspraken houden m.b.t. uitvoering van het werk<br />
• je aan regels houden (benoemen)<br />
• je aan afspraken houden m.b.t. omgang met materiaal<br />
• kwetsbaarheid van materialen kennen en weten hoe je er mee om moet gaan<br />
• veiligheidsvoorschriften kennen m.b.t. te gebruiken materialen en<br />
gereedschappen<br />
• werk als werk zien wat eisen stelt m.b.t. kwaliteit en kwantiteit<br />
• je houden aan hygiënevoorschriften<br />
• laten zien dat men iets aan je over kan laten door ……<br />
• zorgen dat men op je kan vertrouwen door …….<br />
te realiseren door:<br />
• veiligheidsvoorschriften en huisregels bekent samen bespreken; regelmatig terug<br />
laten komen in werkoverleg<br />
• materialenkennis en bijzonderheden m.b.t. gereedschappen overdragen,<br />
regelmatig herhalen en de medewerker hierop nu en dan op bevragen (training)<br />
• veiligheidsvoorschriften en huisregels op een duidelijke, bekende plaats op de<br />
werkplek ophangen, zodat ieder steeds weet waar men wat kan vinden<br />
• schriftelijke instructie (instructiemappen) aanreiken m.b.t. gebruik en onderhoud<br />
materialen en gereedschappen<br />
• gevolgen doorspreken van onjuiste omgang met of gebruik van materialen en<br />
gereedschappen<br />
9. Lezen<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• woorden die relevant zijn voor de werkplek, de omgeving of een goede uitvoering<br />
van de opdracht herkennen en begrijpen<br />
• werken van schriftelijke instructie of omgaan met een handleiding<br />
te realiseren door:<br />
• goede instructie en uitleg van woorden<br />
• ondersteunen met pictogrammen om de betekenis duidelijk te maken<br />
10. Rekenen<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• met geld / een kassa werken<br />
• aftellen van hoeveelheden met hulpmiddelen (groepjes van…)<br />
te realiseren door:<br />
• cursus rekenen te volgen<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 35
11. Schrijven<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• werkbriefje of urenstaat invullen<br />
• formulieren invullen<br />
te realiseren door:<br />
• cursus Nederlands te volgen<br />
12. Spreken<br />
ontwikkeldoelen:<br />
• duidelijk spreken in Nederlandse taal<br />
te realiseren door:<br />
• cursus Nederlands te volgen<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 36
Bijlage 2<br />
Melba competenties<br />
Capaciteitenprofiel basiscompetenties<br />
MELBA<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 37
1. Assertiviteit<br />
De medewerker kan eigen werkrelevante doelen, beoordelingen en praktische<br />
voorstellingen op een passende manier in het werk realiseren, met of door middel van<br />
anderen die een eigen standpunt hebben.<br />
1.1. De medewerker kan eigen wensen en doelen aangeven, waarbij hij rekening<br />
houdt met collega’s<br />
a. De medewerker is niet in staat om eigen doelen of interesses te ontwikkelen.<br />
b. De medewerker uit slechts op verzoek eigen doelen of interesses.<br />
c. De medewerker uit zelden eigen doelen of interesses uit zichzelf.<br />
d. De medewerker kan eigen doelen en interesses uiten.<br />
e. De medewerker kan eigen doelen en interesses uiten, waarbij meestal rekening<br />
wordt gehouden met doelen en interesses van anderen.<br />
f. De medewerker uit eigen doelen en interesses waarbij de medewerker deze op<br />
een passende manier in het werk kan realiseren, met of door anderen die een<br />
eigen standpunt hebben.<br />
1.2. Omgaan met conflicten<br />
a. nvt<br />
b. nvt<br />
c. De medewerker doet alles wat gezegd wordt en voorkomt daarmee conflicten, of<br />
de medewerker realiseert bij geringe onenigheid onmiddellijk eigen wensen,<br />
waarbij men de belangen en rechten van anderen compleet verwaarloost.<br />
d. De medewerker geeft bij de geringste weerstand snel op of drijft eigen standpunt<br />
door.<br />
e. De medewerker kan zoveel mogelijk conflicten oplossen met behulp van de<br />
bestaande regels van de werkplek.<br />
f. De medewerker kan conflicten oplossen met behulp van de bestaande regels van<br />
de werkplek.<br />
1.3. Grenzen aangeven<br />
a. De medewerker laat zich voortdurend door anderen beinvloeden.<br />
b. De medewerker schikt zich zonder tegenspraak in iedere opdracht.<br />
c. De medewerker geeft zelden grenzen aan.<br />
d. De medewerker geeft regelmatig grenzen aan, maar geeft bij de geringste<br />
weerstand snel op.<br />
e. De medewerker geeft op een passende manier zijn grenzen aan, enigszins<br />
rekening houdend met de belangen van de werkgever en collega's.<br />
f. De medewerker geeft op een passende manier zijn grenzen aan, rekening<br />
houdend met de belangen van de werkgever en collega's.<br />
2. Ontvangen van kritiek<br />
De medewerker kan zijn handelswijze en werkresultaten laten controleren en op juistheid<br />
laten beoordelen door anderen.<br />
a. De medewerker reageert zelfs bij het observeren van zijn werkgedrag erg<br />
negatief (bijv. agressief, afwijzend) respectievelijk erg geïrriteerd (bijv. verliest zijn<br />
kalmte).<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 38
. De medewerker reageert zelfs op hulp en raad duidelijk negatief (bijv. agressief,<br />
afwijzend) resp. duidelijk geïrriteerd (bijv. verliest zijn kalmte).<br />
c. De medewerker reageert zelfs op hulp en raad afwijzend resp. geïrriteerd.<br />
d. De medewerker reageert meestal passend op terechte kritiek, als zij voorzichtig<br />
in een voor hem bekende situatie (bijv. door de meerdere) wordt geuit.<br />
e. De medewerker reageert passend op terechte kritiek, als ze voorzichtig wordt<br />
geuit.<br />
f. De medewerker kan gegronde kritiek aannemen en deze verwerken en de<br />
medwerker kan ongegronde verwijten herkennen en afwijzen, als deze van niet<br />
bevoegde personen komen.<br />
3. Frustratietolerantie<br />
De medewerker kan zich met volle aandacht bezighouden met een werkopdracht, ook als<br />
het niet zeker is dat deze zal lukken.<br />
a. De medewerker reageert extreem gevoelig (woede, wanhoop) op een mislukking<br />
en/of kan niet opnieuw beginnen.<br />
b. De medewerker reageert gevoelig (ergernis, teleurstelling) op een mislukking<br />
en/of kan alleen opnieuw beginnen als de kans op mislukken weggenomen<br />
wordt.<br />
c. De medewerker reageert wat gevoelig en/of kan opnieuw beginnen als succes<br />
gegarandeerd is.<br />
d. De medewerker reageert passend en zal nog enige pogingen doen om<br />
opdrachten goed af te ronden.<br />
e. De medewerker reageert meestal passend op mislukkingen en voert opdrachten<br />
verscheidene keren opnieuw uit, ook als het enige moeite kost.<br />
f. De medewerker kan werk verzetten waarbij succes niet gegarandeerd is en<br />
hernieuwde, verhoogde inzet nodig is.<br />
4. Ordenend vermogen<br />
De medewerker kan de te gebruiken arbeidsmiddelen en materialen op de werkplek in<br />
goede staat houden en deze volgens afspraak gereed hebben.<br />
a. De medewerker kan arbeidsmiddelen niet in een voorgeschreven orde resp. in<br />
een gebruiksklare staat houden.<br />
b. De medewerker houdt zich niet aan voorgeschreven orde en toont daarvoor ook<br />
weinig interesse.<br />
c. De medewerker houdt zich zelden aan voorgeschreven orde resp. stelt eigen<br />
regels voor orde op (bijv. ruimt gereedschap steeds op niet hiervoor bestemde<br />
plaatsen).<br />
d. De medewerker kan arbeidsmiddelen op een afgesproken orde houden en ze<br />
verzorgen en onderhouden, als het om eenvoudige arbeidsmiddelen en een<br />
overzichtelijke werkplek gaat, maar heeft af en toe controle nodig.<br />
e. De medewerker kan arbeidsmiddelen zelfstandig in een voorgeschreven orde<br />
houden en deze arbeidsmiddelen verzorgen en onderhouden, als het om<br />
ongecompliceerde respectievelijk niet storingsgevoelige arbeidsmiddelen gaat.<br />
f. De medewerker houdt arbeidsmiddelen uit eigen beweging in goede staat en kan<br />
ze op afgesproken volgorde houden.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 39
5. Stiptheid<br />
De medewerker is in staat om zich te houden aan overeengekomen termijnen en tijden<br />
(werktijd, pauzetijd, levertijd etc.).<br />
a. De medewerker heeft geen tijdbesef en overziet zelfs zeer korte tijdsperioden<br />
niet. De medewerker kan geen termijnen afspreken.<br />
b. De medewerker kan de klok niet betrouwbaar gebruiken, maar kan een periode<br />
van enige minuten overzien. De medewerker kan zelden zefstandig termijnen<br />
afspreken.<br />
c. De medewerker kan de klok met hulp gebruiken en kan een periode van enige<br />
uren overzien. De medewerker kan soms zelfstandig termijnen afspreken.<br />
d. De medewerker kan een tijdsperiode van één dag overzien en vaak zelfstandig<br />
termijnen afspreken, maar de medewerker heeft moeite om de afspraken na te<br />
komen.<br />
e. De medewerker kan een periode van één tot verscheidene dagen overzien en<br />
komt zelfstandig afgesproken termijnen vaak na.<br />
f. De medewerker komt overeengekomen termijnen na.<br />
6. Teamwork<br />
De medewerker kan samen met anderen werk uit voeren waarbij men afhankelijk is van<br />
andere medewerkers, collega´s en leidinggevenden en waarbij de persoonlijke<br />
eigenschappen en kwaliteiten van anderen worden geaccepteerd.<br />
6.1 Samenwerken met anderen<br />
a. De medewerker kan niet met anderen samenwerken en/of kan niet in contact<br />
treden.<br />
b. De medewerker kan werken in de buurt van anderen, maar kan niet<br />
samenwerken. De medewerker kan in contact treden met anderen, waarbij alleen<br />
eenvoudige instructies kunnen worden gegeven.<br />
c. De medewerker kan na eenvoudige instructies samenwerken, maar houdt geen<br />
rekening met de belangen van collega’s.<br />
d. De medewerker kan functionele contacten leggen met directe collega’s, maar<br />
wordt in samenwerken snel ongeduldig of heeft moeite met afwijkende meningen.<br />
e. De medewerker kan functionele en meer informele contacten leggen met<br />
collega’s.<br />
f. De medewerker kan met anderen samenwerken zolang ieder zijn taken en<br />
bevoegdheden heeft.<br />
6.2 De medewerker vertoont geen storend gedrag<br />
a. De medewerker vertoont vaak storend gedrag, weet zich niet in een groep te<br />
gedragen.<br />
b. De medewerker vertoont regelmatig storend gedrag en kan zich soms goed<br />
gedragen in de groep.<br />
c. De medewerker vertoont alleen storend gedrag in bepaalde situaties en kan zich<br />
vaak goed gedragen in de groep.<br />
d. De medewerker vertoont meestal geen storend gedrag en wordt geaccepteerd<br />
door de groep.<br />
e. De medewerker gedraagt zich meestal prettig, beleefd en vriendelijk en heeft een<br />
positieve invloed op de groep.<br />
f. De medewerker gedraagt zich prettig, beleefd en vriendelijk en heeft een<br />
postieve invloed op de groep.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 40
6.3 De medewerker kan samenwerken in directe afhankelijkheid met anderen<br />
a. De medewerker kan niet samenwerken in directe afhankelijkheid van anderen.<br />
b. De medewerker accepteert eenvoudige instructies.<br />
c. De medewerker accepteert eenvoudige afspraken.<br />
d. De medewerker maakt zelf eenvoudige afspraken met andere personen.<br />
e. De medewerker maakt eenvoudige afspraken en overeenkomsten met andere<br />
personen.<br />
f. De medewerker kan werkzaamheden met collega’s en leidinggevende<br />
afstemmen, afspraken maken over de voortgang van het werk en kan afhankelijk<br />
zijn van anderen.<br />
6.4 De medewerker accepteert persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten van<br />
anderen<br />
a. nvt<br />
b. De medewerker accepteert anderen niet.<br />
c. De medewerker accepteert anderen in beperkte mate.<br />
d. De medewerker accepteert directe collega’s, maar heeft moeite met afwijkende<br />
meningen<br />
e. De medewerker accepteert in beperkte mate de mening en eigenschappen van<br />
anderen.<br />
f. De medewerker accepteert de mening en eigenschappen van anderen.<br />
7. Omschakeling<br />
De medewerker kan zich binnen gepaste tijd aan wisselende werkopdrachten<br />
aanpassen.<br />
a. De medewerker kan zich niet op veranderingen in de eigen werksituatie instellen.<br />
b. De medewerker stelt zich onder begeleiding in op kleine wijzigingen in de eigen<br />
werksituatie, hiervoor heeft men veel tijd nodig (dagen tot weken).<br />
c. De medewerker stelt zich in op kleine wijzigingen in de eigen werksituatie als<br />
men veel tijd krijgt (dagen).<br />
d. De medewerker kan zich instellen op geringe wisselingen in werkzaamheden en<br />
werksituatie als men als men ondersteuning en tijd krijgt.<br />
e. De medewerker kan zich in een passende tijd aanpassen aan wisselende<br />
werkopdrachten.<br />
f. De medewerker past zich binnen gepaste tijd aan wisselende werkopdrachten<br />
aan.<br />
8. Verantwoording<br />
De medewerker voelt zich verantwoordelijk voor werkopdrachten en houdt rekening met<br />
termijnen, kwaliteit, materialen, veiligheidsvoorschriften en is betrouwbaar in<br />
samenwerking (voor wat betreft tijd en inhoud)<br />
8.1 De medewerker is betrouwbaar in zijn afspraken<br />
a. De medewerker houdt zich niet aan afspraken of regels.<br />
b. De medewerker houdt zich aan eenvoudige afspraken en regels en volgt<br />
(veiligheids)voorschriften op, als deze exact zijn voorgeschreven.<br />
c. De medewerker houdt zich regelmatig aan afspraken en regels en volgt<br />
(veiligheids)voorschriften op als hij/zij van tijd tot tijd begeleiding krijgt.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 41
d. De medewerker houdt zich aan eenvoudige afspraken en volgt (veiligheids)<br />
voorschriften op als hij/zij ruim de tijd krijgt om tot het afgesproken werkresultaat<br />
te komen.<br />
e. De medewerker houdt zich aan eenvoudige afspraken zodat het afgesproken<br />
werkresultaat behaald wordt.<br />
f. De medewerker is betrouwbaar in werkafspraken en is in staat om kennis van<br />
speciale veiligheidsvoorschriften te verkrijgen en toe te passen.<br />
8.2 De medewerker gaat voorzichtig om met materialen en personen om schade te<br />
voorkomen.<br />
a. De medewerker is aangewezen op een absoluut veilige werkomgeving.<br />
b. De medewerker kan omgaan met ongevaarlijke en robuuste werkmiddelen en<br />
kan gevaren niet inschatten.<br />
c. De medewerker kan omgaan met ongevaarlijke en robuuste werkmiddelen en<br />
kan gevaren soms inschatten.<br />
d. De medewerker kan omgaan met verregaand ongevaarlijke en robuuste<br />
werkmiddelen die niet zo gemakkelijk kunnen worden beschadigd.<br />
e. De medewerker kan omgaan met werkmiddelen en materialen die voorzichtig<br />
moeten worden behandeld.<br />
f. De medewerker gaat voorzichtig om met materialen waarbij kans op schade<br />
aanwezig is.<br />
9. Spreken<br />
De medewerker is in staat werkrelevante informatie (in de landstaal) mondeling over te<br />
brengen.<br />
a. De medewerker kan geen geluiden maken.<br />
b. De medewerker kan zich met geluiden resp. middels enkele woorden uiten.<br />
c. De medewerker kan woorden vormen, spreekt zeer onduidelijk resp. gebruikt<br />
eigengemaakte woorden.<br />
d. De medewerker kan zich gewoonlijk met losse woorden resp. twee-woordzinnen<br />
verstaanbaar maken, spreekt vaak onduidelijk.<br />
e. De medewerker kan zich in eenvoudige zinnen verstaanbaar maken, spreekt<br />
wat onduidelijk.<br />
f. De medewerker kan willekeurige teksten zodanig uitspreken dat de inhoud<br />
zonder moeilijkheden te begrijpen is.<br />
10. Lezen<br />
De medewerker is in staat om werkrelevante informatie in het Nederlands te lezen.<br />
a. De medewerker kan letters niet van andere symbolen onderscheiden.<br />
b. De medewerker kent enkele letters of woorden.<br />
c. De medewerker herkent veel letters of woorden, kan echter geen willekeurige<br />
losse woorden lezen.<br />
d. De medewerker kan willekeurige woorden herkennen en begrijpen.<br />
e. De medewerker kan eenvoudige korte zinnen lezen en begrijpen, kan<br />
eenvoudige teksten die uit korte zinnen bestaan lezen.<br />
f. De medewerker willekeurige teksten kunnen zo worden gelezen dat hun<br />
inhoud voldoende wordt begrepen.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 42
11. Schrijven<br />
De medewerker is in staat om voor zijn werk relevante informatie schriftelijk te kunnen<br />
vastleggen in de landstaal.<br />
a. De medewerker kan letters niet van andere symbolen onderscheiden.<br />
b. De medewerker kan letters van andere symbolen onderscheiden, kan<br />
bepaalde letters of woorden schrijven (bijv. de eigen naam).<br />
c. De medewerker kent alle letters, kan losse korte woorden voldoende<br />
begrijpelijk opschrijven.<br />
d. De medewerker kan willekeurige woorden tot en met twee-woord-zinnen<br />
voldoende begrijpelijk opschrijven, kan onbekende woorden en complete<br />
zinnen schrijven, als ze gegeven zijn (gedicteerd).<br />
e. De medewerker kan eenvoudige zinnen voldoende begrijpelijk opschrijven.<br />
f. De medewerker kan willekeurige teksten zodanig schrijven dat de inhoud<br />
begrijpelijk is en bovendien wat betreft grammatica en spelling verregaand<br />
correct.<br />
12. Rekenen<br />
De werknemer is in staat om voor zijn werk relevante relaties tussen getallen te begrijpen<br />
en de basisrekenkunde te begrijpen.<br />
a. De medewerker kan cijfers niet van andere symbolen onderscheiden, kan<br />
niet tellen.<br />
b. De medewerker kan cijfers onderscheiden, kan tot 10 tellen, kan geen<br />
bewerkingen met cijfers uitvoeren.<br />
c. De medewerker kent de getallen tot 10 en kan tot 10 en eventueel verder<br />
betrouwbaar tellen, kan eenvoudig optellen tot 10.<br />
d. De medewerker kent alle getallen en kan onbegrensd tellen, kan eenvoudig<br />
optellen en aftrekken met alle getallen, kan eenvoudig vermenigvuldigen en<br />
evt. delen tot 10 en evt. daarboven.<br />
e. De medewerker kan optellen en aftrekken met alle getallen, kan betrouwbaar<br />
vermenigvuldigen en delen tot 10, daarboven of bij aaneengeschakelde<br />
bewerkingen zonder tijdsdruk enigermate betrouwbaar.<br />
f. De medewerker beheerst de basisrekenkunde trefzeker.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 43
Bijlage 3<br />
Stappen De inhoud Waar let je op<br />
Contact maken<br />
Uitleg doel<br />
POP-gesprek<br />
Je stelt de medewerker op zijn<br />
gemak, b.v. door een contactvraag<br />
waaruit blijkt dat je interesse hebt<br />
voor de medewerker. Je zorgt voor<br />
een ontspannen sfeer en rustige<br />
omgeving.<br />
Je vertelt dat met een POP jullie<br />
samen gaan zoeken hoe de<br />
medewerker zo goed en prettig<br />
mogelijk zijn werk kan doen op de<br />
afdeling. Waarbij:<br />
- de ontwikkeling van de<br />
medewerker centraal staat<br />
- uitgegaan wordt van de kracht<br />
van de medewerker<br />
- samen zoeken naar de<br />
mogelijkheden van de<br />
medewerker zich op de afdeling<br />
te ontwikkelen<br />
Open vragen en actief luisteren<br />
- Contact houden<br />
- Taal/woorden afstemmen<br />
- Voorbeelden uit de praktijk<br />
- Medewerker ruimte geven om<br />
vragen te stellen<br />
- Signalen van de medewerker<br />
oppakken<br />
- Regelmatig samenvattingen/<br />
- feedback geven<br />
Specifieke<br />
aandachtpunten<br />
Bespreking<br />
agendapunten<br />
Concreet<br />
vervolg<br />
Afsluiting<br />
Voordat wordt begonnen met het<br />
gesprek check je of de te bespreken<br />
onderwerpen nog actueel zijn en of<br />
de medewerker nog nieuwe<br />
onderwerpen wil aandragen.<br />
Je bespreekt de onderwerpen die de<br />
medewerker heeft aangedragen of<br />
verteld over de gang van zaken<br />
- gesprek van een uur (afspreken<br />
welke onderwerpen we<br />
behandelen en dan gesprek er<br />
over)<br />
- analyseer de onderwerpen vanuit<br />
het vliegwiel van de medewerker<br />
Je maakt heldere afspraken met de<br />
medewerker over:<br />
- wat zijn de leerdoelen<br />
- hoe gaan we die bereiken<br />
- via welke aanpak worden de<br />
leerdoelen bereikt<br />
- binnen welke termijn moeten de<br />
leerdoelen zijn verwezenlijkt<br />
- welke hulpmiddelen kunnen<br />
worden ingezet<br />
Je sluit het gesprek af:<br />
- samenvatten van het gesprek<br />
- peilen tevredenheid medewerker<br />
over het verloop van het gesprek<br />
- Afstemmen taal/woorden<br />
- Medewerker ruimte geven om<br />
vragen te stellen.<br />
- Geeft feedback<br />
- Beide gespreks-partners zijn<br />
ongeveer evenveel aan het<br />
woord<br />
- Stelt verhelderende (open)<br />
vragen, moedigt de medewerker<br />
om na te denken<br />
- Vraag (doelgericht) door<br />
- Maak ruimte voor het verhaal<br />
van de medewerker zonder<br />
daar een oordeel over te<br />
geven (leeghoofd en<br />
pingpongen)<br />
- Het gesprek leidt tot een<br />
gezamenlijke analyse van de<br />
situatie<br />
- Taal/woorden afstemmen.<br />
- Samenvatten<br />
- Open vragen, actief luisteren<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 44
Bijlage 4<br />
Het 360° feedbackprincipe<br />
Het 360° feedback principe is een methode om het functioneren van een individu te<br />
evalueren waarbij gebruik wordt gemaakt van meerdere beoordelaars. De basis van deze<br />
methode is dat het functioneren van een individu wordt beoordeeld door een aantal<br />
personen rondom de beoordeelde, die een goed zich hebben op het dagelijks<br />
functioneren van de betreffende persoon. Dat kunnen collega’s zijn van gelijk niveau,<br />
maar ook ondergeschikten of de direct leidinggevende.<br />
In sommige gevallen kan ook de mening van (interne) klanten worden gevraagd. Door de<br />
verschillende percepties (waarnemingen) van deze personen te combineren, wordt een<br />
beeld verkregen van de beoordeelde persoon.<br />
leidinggevende<br />
familie<br />
collega`s<br />
docent<br />
coach<br />
medewerkers<br />
vrienden<br />
klanten<br />
naar een voorbeeld van: ErhmVision<br />
Het 360° principe wordt momenteel voornamelijk ingezet als basis voor<br />
personeelsbeoordelingsystemen en coaching c.q. functioneringsgesprekken. Personen<br />
uit de werkomgeving van de betrokkene beoordelen het functioneren van die persoon en<br />
leveren zo de input voor beoordeling- of functioneringsgesprekken.<br />
Deze methode zou alleen gebruikt mogen worden wanneer alle andere hulpmiddelen<br />
falen.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 45
Bijlage 5<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 46
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 47
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 48
Bijlage 6<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 49
Bijlage 7<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 50
Bijlage 8<br />
begeleid<br />
binnen<br />
beschut<br />
buiten<br />
groepsdetachering<br />
detachering<br />
begeleid<br />
werken<br />
werkladder<br />
tredes<br />
competenties<br />
1.<br />
doorzettingsvermogen<br />
1.1. eigen wensen<br />
1.2. conflicten<br />
1.3 grenzen<br />
punten<br />
niveau b 2<br />
niveau d 4<br />
niveau b 2<br />
punten<br />
niveau d 4<br />
niveau e 5<br />
niveau e 5<br />
punten<br />
niveau d 4<br />
niveau e 5<br />
niveau e 5<br />
punten<br />
niveau e 5<br />
niveau e 5<br />
niveau f 6<br />
punten<br />
niveau f 6<br />
niveau e 5<br />
niveau f 6<br />
2. ontvangen van kritiek niveau c 3 niveau e 5 niveau e 5 niveau f 6 niveau f 6<br />
3. frustratietolerantie niveau a 1 niveau d 4 niveau d 4 niveau e 5 niveau e 5<br />
4. ordenend vermogen niveau c 3 niveau d 4 niveau d 4 niveau e 5 niveau e 5<br />
5. stiptheid niveau c 3 niveau d 4 niveau d 4 niveau f 6 niveau f 6<br />
6. teamwork<br />
6.1 samenwerking<br />
6.3 afhankelijkheid<br />
6.4 acceptatie van<br />
anderen<br />
niveau c 3<br />
niveau c 3<br />
niveau c 3<br />
niveau e 5<br />
niveau e 5<br />
niveau e 5<br />
niveau d 4<br />
niveau d 4<br />
niveau d 4<br />
niveau f 6<br />
niveau f 6<br />
niveau f 6<br />
7. omschakeling niveau b 2 niveau d 4 niveau c 3 functieafhankelijk,<br />
minimaal d 4<br />
8. verantwoording<br />
8.1 betrouwbaarheid niveau c 3 niveau e 5 niveau e 5 niveau f 6<br />
8.2 voorzichtigheid niveau c 3 niveau e 5 niveau e 5 niveau f 6<br />
niveau f 6<br />
niveau f 6<br />
niveau f 6<br />
functieafhankelijk<br />
minimaal d 4<br />
niveau f 6<br />
niveau f 6<br />
Totaal aantal punten 35 60 56 72 73<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 51
Bijlage 9<br />
Het Halo-effect<br />
Een bedrijf haalt goede resultaten. Dus zal het bestuur wel hard werken en een goede<br />
visie hebben. Het is een conclusie die al te vaak op niets is gestoeld en een illustratie is<br />
van een van de meest gemaakte fouten bij de observatie van anderen.<br />
Er is zelfs een naam aan gegeven: het halo-effect. De Amerikaanse psycholoog Edward<br />
Lee Thorndike schreef al in 1922 over dit fenomeen, waar de aanwezigheid van een<br />
bepaalde kwaliteit bij de waarnemer de suggestie geeft dat andere kwaliteiten ook wel<br />
aanwezig zullen zijn. Nog een voorbeeld: fysiek aantrekkelijke personen worden, zo blijkt<br />
uit onderzoek, intelligenter geschat dan minder aantrekkelijke mensen.<br />
Zodra wij een positieve indruk van een persoon hebben, hebben wij de neiging om al zijn<br />
activiteiten en eigenschappen positief te beoordelen, ook al beschikken we over<br />
onvoldoende kennis om tot dit oordeel te komen.<br />
Hetzelfde geldt uiteraard voor een negatieve indruk. Als een manager een medewerker<br />
incompetent vindt, zullen het gedrag en de eigenschappen van de medewerker zodanig<br />
worden geïnterpreteerd dat het negatieve beeld intact blijft.<br />
Deze waarnemingsfouten komen voort uit gemakzucht. Mensen houden niet van<br />
ingewikkelde denkprocessen en nemen liever mentale sluiproutes om de enorme<br />
dagelijkse hoeveelheid informatie te kunnen verwerken.<br />
Het halo-effect geldt voor individuele personen, maar ook voor organisaties. Begin dit jaar<br />
verscheen het boek The halo-effect van IMD-professor Phil Rosenzweig. Hij beschrijft<br />
hoe goede of slechte bedrijfsresultaten een totaalbeeld (een halo) creëren dat vervolgens<br />
onze waarneming van de strategie, leiders, medewerkers en cultuur beïnvloedt. Bij<br />
succes moeten er wel heel slimme mensen werken en als het bedrijf failliet gaat, deugt<br />
ineens geen enkele medewerker, terwijl de kans groot is dat de mensen zelf helemaal<br />
niet zijn veranderd.<br />
Volgens Rosenzweig hebben veel managers, onderzoekers, journalisten en analisten last<br />
van het halo-effect zonder dat zij zich dit realiseren. Dit heeft verstrekkende gevolgen. Zo<br />
pretenderen managementbestsellers als het standaardwerk Good to great van Jim<br />
Collins de oorzaken van succesvolle bedrijven te identificeren. Het enige wat zij doen, is<br />
beschrijven hoe managers van succesvolle bedrijven zich gedragen. Volgens<br />
Rosenzweig is veel bedrijfsonderzoek fundamenteel verkeerd, omdat ervan wordt<br />
uitgegaan dat er zoiets bestaat als een ‘formule voor succes’.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 52
Bijlage 10<br />
Doelgericht handelen<br />
De leidinggevende zet de vraag van de medewerker om in doelstellingen en richt zijn<br />
handelen op het gezamenlijk realiseren hiervan.<br />
De leidinggevende:<br />
a. leidt doelstellingen af uit de vraag van de medewerker;<br />
b. formuleert doelstellingen SMART:<br />
• specifiek:<br />
- het doel is duidelijk en concreet omschreven<br />
- zijn er waarneembare acties of gedragingen<br />
• meetbaar:<br />
- hoeveel gaan we doen<br />
- kunnen we dat meten<br />
- een nulmeting te doen om startniveau te bepalen<br />
- wanneer moet het af zijn<br />
• acceptabel:<br />
- is er draagvlak voor;<br />
- is duidelijk wie wat doet<br />
• realistisch:<br />
- is het doel haalbaar<br />
- is het doel uitvoerbaar<br />
- zijn er voldoende middelen, capaciteit<br />
• tijdgebonden:<br />
- is er een start- en einddatum<br />
c. kan een heldere doelstelling formuleren en antwoord geven op de vragen:<br />
• wat willen we bereiken<br />
• wie zijn erbij betrokken<br />
• waar gaan we het doen<br />
• wanneer gebeurt het<br />
• waarom willen we dit doel bereiken<br />
• hoe willen we dit bereiken<br />
d. laat de medewerker in het dagelijks handelen sturen door geformuleerde<br />
doelstellingen (een doel is een gewenste situatie, iets dat je wilt bereiken; als<br />
leidinggevende kun je het gedrag van een medewerker besturen door doelen te<br />
stellen);<br />
e. signaleert en rapporteert op doelstellingen;<br />
f. realiseert doelstellingen;<br />
g. betrekt collega’s van de medewerker bij het werken aan doelstellingen door hen te<br />
informeren, te motiveren en zo nodig aan te spreken;<br />
h. evalueert doelstellingen en stelt deze zo nodig bij.<br />
<strong>Handboek</strong> <strong>Arbeidsontwikkeling</strong>, DSW Stadspark 53