BESTEMMINGSPLAN WEIDEVENNE 2012 - Gemeente Purmerend
BESTEMMINGSPLAN WEIDEVENNE 2012 - Gemeente Purmerend
BESTEMMINGSPLAN WEIDEVENNE 2012 - Gemeente Purmerend
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>BESTEMMINGSPLAN</strong><br />
<strong>WEIDEVENNE</strong> <strong>2012</strong>
Weidevenne <strong>2012</strong><br />
bestemmingsplan ex artikel 3.1 Wro<br />
Status: vastgesteld<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Purmerend</strong><br />
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling<br />
ID-code: NL.IMRO.0439.BPWV<strong>2012</strong>-va01<br />
Procedure:<br />
Terinzagelegging voorontwerp: 13 juli t/m 13 augustus <strong>2012</strong><br />
Terinzagelegging ontwerp: 4 december <strong>2012</strong> t/m 14 januari 2013<br />
Vaststelling door raad:
Inhoudsopgave<br />
Toelichting 5<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 7<br />
1.1 Aanleiding 7<br />
1.2 Ligging plangebied 8<br />
1.3 Vigerende plannen 9<br />
1.4 Planvorm 9<br />
1.5 Leeswijzer 9<br />
Hoofdstuk 2 Beleidskader 11<br />
2.1 Rijksbeleid 11<br />
2.2 Provinciaal beleid 14<br />
2.3 Regionaal beleid 17<br />
2.4 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 19<br />
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse 25<br />
3.1 Ontstaansgeschiedenis 25<br />
3.2 Huidige situatie 26<br />
3.3 Infrastructuur 28<br />
3.4 Water en groen 30<br />
Hoofdstuk 4 Functionele analyse 31<br />
4.1 Wonen 31<br />
4.2 Detailhandel en horeca 31<br />
4.3 (Maatschappelijke) voorzieningen 31<br />
4.4 Bedrijven en kantoren 31<br />
Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten 33<br />
5.1 Archeologie en cultuurhistorische waarden 33<br />
5.2 Bodemkwaliteit 35<br />
5.3 Externe veiligheid 36<br />
5.4 Geluid 41<br />
5.5 Luchtkwaliteit 43<br />
5.6 Milieuzonering 44<br />
5.7 Natuurwaarden 45<br />
5.8 Planologisch relevante leidingen 48<br />
5.9 Water 49<br />
Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving 51<br />
2 Weidevenne <strong>2012</strong>
6.1 Planvorm 51<br />
6.2 Bestemmingsregeling 51<br />
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 59<br />
7.1 Financiële uitvoerbaarheid 59<br />
7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 59<br />
Bijlagen bij de toelichting 61<br />
Bijlage 1 Overzicht vigerende uitwerkings- en wijzigingsplannen 62<br />
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 64<br />
Regels 67<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 69<br />
Artikel 1 Begrippen 69<br />
Artikel 2 Wijze van meten 77<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 79<br />
Artikel 3 Bedrijf 79<br />
Artikel 4 Gemengd - 1 80<br />
Artikel 5 Gemengd - 2 82<br />
Artikel 6 Gemengd - 3 83<br />
Artikel 7 Groen 85<br />
Artikel 8 Kantoor 86<br />
Artikel 9 Maatschappelijk 87<br />
Artikel 10 Natuur 88<br />
Artikel 11 Recreatie 89<br />
Artikel 12 Sport 90<br />
Artikel 13 Tuin - 1 91<br />
Artikel 14 Tuin - 2 92<br />
Artikel 15 Tuin - 3 94<br />
Artikel 16 Tuin - 4 95<br />
Artikel 17 Verkeer - 1 97<br />
Artikel 18 Verkeer - 2 98<br />
Artikel 19 Water 99<br />
Artikel 20 Wonen 100<br />
Artikel 21 Gemengd - Uit te werken 102<br />
Artikel 22 Leiding - Gas - 2 103<br />
Artikel 23 Leiding - Gas - 3 105<br />
Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding 106<br />
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 1 107<br />
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 2 109<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 3
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering 111<br />
Hoofdstuk 3 Algemene regels 113<br />
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel 113<br />
Artikel 29 Algemene bouwregels 114<br />
Artikel 30 Algemene gebruiksregels 116<br />
Artikel 31 Algemene aanduidingsregels 117<br />
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels 118<br />
Artikel 33 Algemene wijzigingsregels 119<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 121<br />
Artikel 34 Overgangsrecht 121<br />
Artikel 35 Slotregel 122<br />
Bijlagen bij de regels 123<br />
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten 125<br />
4 Weidevenne <strong>2012</strong>
Toelichting<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 5
6 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 1<br />
Inleiding<br />
1.1 Aanleiding<br />
1.1.1 Wat is een bestemmingsplan<br />
Een bestemmingsplan is een juridisch plan dat het gebruik van gronden regelt en de wijze van bouwen<br />
op die gronden. Zo wordt in een bestemmingsplan bijvoorbeeld aangegeven of er op gronden mag<br />
worden gewoond, gewerkt, gerecreëerd of dat ze juist zijn bestemd voor agrarische doeleinden.<br />
Daarnaast kan worden aangegeven aan welke afmetingen de bouwwerken moeten voldoen. Het<br />
bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het geldt in principe voor 10 jaar, maar kan<br />
tussentijds worden aangepast indien de situatie daarom vraagt.<br />
Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:<br />
1. Verbeelding<br />
De verbeelding is een kaart van het gebied waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding<br />
dient te worden gelezen in samenhang met de regels.<br />
2. Regels<br />
In de regels staan de regels voor elke bestemming die op de verbeelding staat weergegeven. In de<br />
regels wordt hetgeen op de verbeelding is opgenomen nader uitgewerkt.<br />
3. Toelichting<br />
De toelichting is, zoals de naam al aangeeft, een toelichting op de regels en de verbeelding. In de<br />
toelichting wordt verantwoord waarom de verschillende bestemmingen in het bestemmingsplan zijn<br />
gekozen. Daarnaast wordt in de toelichting het plangebied beschreven, het ruimtelijke beleid dat geldt,<br />
welke nieuwe ontwikkelingen eventueel worden mogelijk gemaakt en wordt gekeken naar de<br />
planologische en milieutechnische regelgeving waaraan het bestemmingsplan moet voldoen.<br />
De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend voor een ieder in Nederland.<br />
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de (oude) Wet op de<br />
Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om voor het<br />
gehele gemeentelijke grondgebied actuele bestemmingsplannen te hebben. Dit betekent dat<br />
bestemmingsplannen iedere tien jaar moeten worden herzien.<br />
1.1.2 Een nieuw bestemmingsplan voor Weidevenne<br />
De wijk Weidevenne is vanaf eind 1990 door middel van ruim 30 uitwerkingsplannen in verschillende<br />
fasen gerealiseerd. Een gedeelte van de voor Weidevenne geldende bestemmingsplannen en<br />
uitwerkingsplannen is ouder dan tien jaar. Daarom moet er voor die gebieden een nieuw<br />
bestemmingsplan worden opgesteld. De gemeente <strong>Purmerend</strong> streeft ernaar om voor het gehele<br />
grondgebied zoveel mogelijk uniforme bestemmingsplannen te hebben. Daarom is ervoor gekozen om<br />
voor het gehele grondgebied van Weidevenne en het omliggende groengebied een nieuw<br />
bestemmingsplan op te stellen. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in deze actualisatie.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 7
1.2 Ligging plangebied<br />
Weidevenne is gelegen in het zuidwesten van de gemeente Purrmerend. Onderhavig bestemmingsplan<br />
betreft de woonwijk Weidevenne met aan de westzijde het gebied van de Ecologische Hoofdstructuur en<br />
in het zuidwesten en zuiden het groene recreatiegebied Purmerland. In het westen en zuiden vormt de<br />
gemeentegrens eveneens de grens van het bestemmingsplangebied. Aan de noordzijde vormen de<br />
rijksweg A7 en de Wolgalaan de grens. In het oosten wordt het plangebied begrensd door<br />
Noordhollandsch Kanaal. In de volgende afbeelding is de exacte begrenzing van het plangebied<br />
opgenomen.<br />
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied<br />
Ardennen<br />
In kwadrant Europa bevindt zich een terrein dat nog niet in ontwikkeling gebracht is. Het betreft het<br />
terrein aan de Ardennen, ten zuiden van de Brede School De Weide. Ten tijde van het opstellen van dit<br />
bestemmingsplan wordt voor dit terrein een onteigeningsprocedure doorlopen. Voor dit terrein geldt het<br />
uitwerkingsplan “Weidevenne, kwadrant Europa, Woningbouw Melkwegzone (1 e fase) + Bredeschool en<br />
Woonzorgcomplex 2005”, vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juli 2007. In verband met deze<br />
onteigeningsprocedure is er in voorliggend bestemmingsplan voor gekozen om het gehele gebied uit dit<br />
uitwerkingsplan buiten dit bestemmingsplan te laten. Uitzondering hierop vormt het gedeelte van het<br />
8 Weidevenne <strong>2012</strong>
woonzorgcomplex aan Genuahaven, "Heel Europa", waarvoor in 2011 een separaat bestemmingsplan is<br />
vastgesteld. Op de verbeelding is dit weergegeven als een wit gebied.<br />
1.3 Vigerende plannen<br />
Voor het plangebied zijn in de huidige situatie de volgende bestemmingsplannen vigerend:<br />
Bestemmingsplan<br />
Vastgesteld door de<br />
gemeenteraad<br />
Goedgekeurd door<br />
Gedeputeerde Staten<br />
West 1976 29 april 1977 20 juni 1978<br />
West 1990 18 april 1991 19 november 1991<br />
West III 1998 18 februari 1999 19 mei 1999<br />
Weidevenne kwadrant Europa<br />
Woonzorgcomplex 2009<br />
3 maart 2011 n.v.t.<br />
De bestemmingsplannen "West 1990" en West III 1998" zijn in hoofdzaak globale bestemmingsplannen<br />
met een nadere uitwerkingsplicht. Om bebouwing te realiseren is in beide bestemmingsplannen een<br />
uitwerkingsplicht opgenomen. De aanwezige bebouwing in Weidevenne is dan ook voor het overgrote<br />
deel tot stand gekomen door middel van ruim 30 uitwerkingsplannen. Voor een overzicht van de<br />
uitwerkingsplannen wordt verwezen naar Bijlage 1 van de toelichting.<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan worden de regelingen zoals in bovengenoemde<br />
bestemmingsplannen en de uitwerkingsplannen zijn vastgelegd, voor het onderhavige plangebied<br />
vervangen.<br />
1.4 Planvorm<br />
Het voorliggende bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande situatie vast. Dit houdt in dat de<br />
vigerende regelingen uit de bovengenoemde bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en<br />
de gevoerde vrijstellingen zijn opgenomen. Hierbij is enige ruimte voor flexibiliteit in het plan opgenomen.<br />
Daarnaast is voor een tweetal locaties een uit te werken bestemming opgenomen.<br />
1.5 Leeswijzer<br />
Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied.<br />
Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, provincie, regio en gemeente. De gemeentelijke<br />
beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de<br />
ruimtelijke analyse en in hoofdstuk 4 op de functionele analyse van het plangebied. De uitgangspunten<br />
voor deze gebiedsvisie zijn in de voorgaande hoofdstukken geformuleerd. In hoofdstuk 5 worden de<br />
relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting<br />
gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling<br />
zoals deze op de plankaart en in de voorschriften is opgenomen. Ten slotte wordt in de hoofdstukken 7<br />
ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en de inspraak en het overleg.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 9
10 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 2<br />
Beleidskader<br />
De beleidscontext voor dit plan wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en<br />
gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid<br />
beknopt samengevat. Voor het gemeentelijke beleid is de algemene beleidslijn aangegeven.<br />
2.1 Rijksbeleid<br />
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (<strong>2012</strong>)<br />
Het beleid van het rijk inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de<br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart <strong>2012</strong> is deze vastgesteld. Hierin presenteert het<br />
kabinet zijn visie op de ruimtelijke inrichting en mobiliteit van Nederland tot 2040. De Structuurvisie<br />
Infrastructuur en Ruimte zal bij inwerkingtreding ondermeer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de<br />
Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak vervangen.<br />
De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid<br />
voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten<br />
op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert<br />
stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water,<br />
wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die<br />
het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies<br />
('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij<br />
verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op<br />
het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en<br />
zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de<br />
ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien<br />
van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie<br />
hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange<br />
termijn (2028) en verbindt hier 13 nationale belangen aan.<br />
<strong>Purmerend</strong> maakt onderdeel uit van 'Metropoolregio Amsterdam'. Dit is een (informeel)<br />
samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noodvleugel van de Randstad.<br />
De door het Rijk en regio geformuleerde opgaven binnen deze regio zijn neergelegd in de<br />
'Gebiedsagenda Noordwest Nederland' en richten zich o.a. op het verbeteren van de bereikbaarheid en<br />
het opvangen van de woningbehoefte (verstedelijkingsafspraken). De afspraken over de regionale en<br />
rijksinvesteringen op het gebied van een toekomstige ruimtelijke inrichting worden vastgelegd in het<br />
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT).<br />
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening.<br />
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) uit december 2011 zijn rijksregels vastgelegd<br />
ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland op het gebied van mainportontwikkeling van<br />
Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren,<br />
bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de<br />
Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Op 1<br />
oktober <strong>2012</strong> is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het betreft de onderwerpen<br />
Ecologiscge hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet,<br />
veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen<br />
buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De keuze voor deze<br />
onderwerpen zijn gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie<br />
bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van<br />
het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg<br />
compleet. De wijziging van het Barro gaat vergezeld van een wijziging van de Regeling algemene regels<br />
ruimtelijke ordening (Rarro). Ook deze wijziging is op 1 oktober <strong>2012</strong> in werking getreden. De Rarro<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 11
evat tevens een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars<br />
voor militaire luchtvaart.<br />
Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met het gestelde in de structuurvisie.<br />
2.1.2 Nota Wonen 'Mensen, Wensen en Wonen' - Wonen in de 21e eeuw (2000)<br />
In de nota Wonen, 'Mensen, Wensen, Wonen' heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21 e eeuw<br />
neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig omdat uit onderzoek is<br />
gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. In de Nota wordt<br />
beschreven dat Nederland individueler, ouder, multicultureler en internationaler wordt. Dat heeft<br />
consequenties voor de wijze waarop in onze woningbehoefte wordt voorzien.<br />
Om beter aan te sluiten bij de woonvoorkeuren van mensen is het, naast het creëren van gewenste<br />
woningen en woonmilieus op nieuwe uitleglocaties, nodig om bestaande woonmilieus fysiek te<br />
transformeren naar andere milieus. De ambitie voor de periode 2000-2010 houdt onder andere in het<br />
creëren van meer centrum-stedelijke woonmilieus door het verdichten van daarvoor in aanmerking<br />
komende buitencentrummilieus, door het benutten van potenties in bestaande centrummilieus en door<br />
het creëren van dergelijke woonmilieus op een aantal nieuwe uitleglocaties.<br />
Woonwensen en de bouw van woningen dienen in beginsel binnen de 'rode contouren' te worden<br />
gerealiseerd. De gemeente <strong>Purmerend</strong> is binnen deze rode contouren gelegen, de nieuwe<br />
ontwikkelingen, waaronder de functie wonen, die in het voorliggende bestemmingsplan worden mogelijk<br />
gemaakt passen hier dus binnen.<br />
Verder wordt met het voorliggende bestemmingsplan de bestaande situatie, en daarmee de bestaande<br />
woonmilieus vastgelegd.<br />
2.1.3 Nota 'Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21ste eeuw' (2004)<br />
Met de nota `Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw` wil het Rijk een ander waterbeleid<br />
realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer,<br />
bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van<br />
veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de<br />
gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht.<br />
De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit de trits<br />
vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is die trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.<br />
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water,<br />
relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend<br />
vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de<br />
belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.<br />
In het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de uitgangspunten van de Nota Anders omgaan<br />
met water.<br />
2.1.4 Nationaal Waterplan (2009)<br />
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen<br />
aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer.<br />
Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water<br />
en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden<br />
genomen.<br />
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle<br />
voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet<br />
die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het<br />
Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.<br />
In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het<br />
reduceren van verontreinigde stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes:<br />
aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'.<br />
12 Weidevenne <strong>2012</strong>
Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van<br />
bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse<br />
bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door<br />
algemene regels. Om gebiedsspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het Nationaal Waterplan<br />
voort op de reeds ingeslagen weg om aan de bevoegde instanties ruimte te laten om met<br />
maatwerkvergunnnigen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren.<br />
2.1.5 Nota Mobiliteit (2004)<br />
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het<br />
ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te<br />
houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De<br />
decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij<br />
nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de<br />
afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen<br />
verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen.<br />
De beleidsdoelen van het beleid uit deze nota zijn:<br />
het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;<br />
het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en<br />
economische kerngebieden;<br />
een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële<br />
voorwaarde voor economische ontwikkeling;<br />
het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe wegen aangelegd. De bestaande<br />
wegenstructuur is opnieuw vastgelegd.<br />
2.1.6 Ecologische hoofdstructuur<br />
Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) streeft ernaar om in 2020 meer<br />
dan 750.000 hectare aan natuurgebieden bij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te laten horen. Het<br />
grootste deel van deze EHS-gebieden zijn bestaande bossen en natuurgebieden. Daarbij komt nog ruim<br />
zes miljoen hectare natte natuur: meren, rivieren en de Nederlandse delen van de Noordzee en de<br />
Waddenzee. Milieumaatregelen moeten ervoor zorgen dat de natuur binnen de EHS schoner en stiller<br />
wordt. De EHS wordt bovendien steeds beter planologisch beschermd. Dat is niet alleen beter voor de<br />
natuur zelf, maar ook voor recreanten die rust en kwaliteit zoeken. Ze kunnen ervaren hoe Nederland er<br />
vroeger van nature uitzag. In de EHS is vooral plaats voor bijzondere planten en dieren. Er zijn ook meer<br />
mogelijkheden voor woeste natuur die zichzelf in stand houdt, op de manier zoals dit ging voor de komst<br />
van de mens.<br />
Om een grootschalig ecologisch netwerk als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te kunnen realiseren<br />
zijn verbindingen in de vorm van brede natuurzones nodig die de grote natuurgebieden aan elkaar<br />
koppelen. Deze natuurzones koppelen bestaande natuur aan nieuwe natuur. Deze verbindingen zijn<br />
nodig om genetische uitwisseling tussen plant- en diersoorten van deze verschillende gebieden mogelijk<br />
te maken. Ook wordt zo het leefgebied van de plant- en diersoorten groter.<br />
De droge en natte natuur van de EHS zal uiteindelijk een aaneengesloten netwerk vormen dat over de<br />
grenzen met andere landen aansluit bij het Pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN). Daarnaast<br />
wordt in de Europese Unie waardevolle en voor Europa kenmerkende natuur beschermd door het<br />
netwerk Natura 2000. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de<br />
Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. In Nederland maken de Habitatrichtlijn geheel en de<br />
Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk onderdeel uit van de EHS.<br />
2.1.7 Conclusie rijksbeleid<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals<br />
omschreven in het rijksbeleid.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 13
2.2 Provinciaal beleid<br />
2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid (2010)<br />
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het<br />
inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere<br />
globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en<br />
trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot<br />
een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen<br />
en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt<br />
geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal<br />
bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010 en<br />
in werking getreden op 1 november 2010.<br />
Woningbouw<br />
Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd<br />
Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de<br />
metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het<br />
noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt<br />
een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting<br />
brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke<br />
voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en<br />
bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden<br />
met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand<br />
Bebouwd Gebied te behouden.<br />
Detailhandel<br />
Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en<br />
toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan het<br />
instandhouden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij<br />
beschouwt nieuwe vormen van detailhandel als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande<br />
structuur niet aantasten. De Provincie Noord-Holland onderscheidt in haar detailhandelsstructuur<br />
hoofdwinkelcentra, bovenlokaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, perifere locaties en<br />
thematische centra. Deze vormen hebben ieder hun eigen economische en sociale functies. Voor de<br />
provincie staat de versterking van de hoofdwinkelcentra, die ook voor het toerisme en het behoud van<br />
levendige binnensteden van belang zijn, centraal.<br />
Kantoren<br />
Het belang van kantoren als fysieke werkplek in Noord-Holland neemt sterk toe. Daardoor wordt het<br />
belang van kantoorontwikkeling steeds prominenter voor de ruimtelijke inrichting. Het gaat daarbij niet<br />
alleen om de gebouwen zelf en de inpassing in de omgeving maar ook om de infrastructuur, inclusief<br />
parkeermogelijkheden. Ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer is belangrijk, om<br />
verkeercongestie te voorkomen. De provincie is van mening dat in bestaand bebouwd gebied menging<br />
van kantoorfuncties met stedelijke functies als wonen, recreëren, winkelen en cultuur belangrijk is om<br />
monofunctionele, geïsoleerde werkgebieden te voorkomen.<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de gestelde doelen in de<br />
Structuurvisie Noord-Holland 2040.<br />
2.2.2 Provinciale Woonvisie 2010-2020 (2010)<br />
Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020, Goed<br />
wonen in Noord-Holland. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor<br />
regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.<br />
De speerpunten van dit beleid zijn:<br />
14 Weidevenne <strong>2012</strong>
Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor<br />
doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;<br />
Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van<br />
bewoners;<br />
Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.<br />
2.2.3 Waterplan 2010-2015 Provincie Noord-Holland (2009)<br />
Het Provinciaal Waterplan 'Bewust omgaan met water' is opgevolgd door het nieuwe waterplan<br />
'Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren'. Dit plan is vastgesteld op 16 november 2009.<br />
In het Provinciaal Waterplan zijn de strategische waterdoelen van de provincie neergelegd. Tevens<br />
worden twee speerpunten voor de planperiode genoemd:<br />
aangrijpen van de zandige versterking van de Noordzeekust om de regio, ruimtelijk en economisch,<br />
te versterken;<br />
extra aandacht besteden aan de economische kant van het water.<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Het waterplan<br />
2010-2015 heeft geen invloed op de bestaande situatie.<br />
2.2.4 Nota Natuurbeleid 2005 - Noord-Holland Natuurlijk (2005)<br />
In de Nota Natuurbeleid 2005 - Noord-Holland Natuurlijk! wordt het bestaande natuurbeleid in<br />
Noord-Holland onder de loep genomen en is de essentie van dat beleid ondergebracht. Specifieke<br />
aandacht gaat uit naar de collegeperiode tot 2007 met een doorkijk naar 2018 (de beleidshorizon van de<br />
provinciale Ecologische Hoofdstructuur - PEHS).<br />
Het natuurbeleid van de provincie Noord-Holland spitst zich toe op:<br />
het 'gebiedenbeleid', met de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur als samenbindend kader;<br />
het 'soortenbeleid'.<br />
Eén van de aandachtspunten van het beleid is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De<br />
ecologische hoofdstructuur wordt vormgegeven door beheer, door het realiseren van verbindingen, het<br />
vormen van reservaten in het landbouwgebied en door het vergroten van bestaande natuurgebieden door<br />
natuurontwikkeling. Het is dus niet alleen de bedoeling om de basis van de natuur te beschermen maar<br />
ook om een deel terug te winnen van wat in het verleden is verdwenen. De rijks Ecologische<br />
Hoofdstructuur (EHS) is uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en vormt in<br />
Noord-Holland de ruggengraat van de natuur. Deze heeft tevens een functie voor de recreatie, de<br />
verbreding van de landbouw en draagt bij tot de kwaliteit van de woon- en werkomgeving en er zijn<br />
combinaties mogelijk met (water)voorraadvorming, boezemvergroting en waterberging. De PEHS is<br />
aangegeven op een kaart en heeft een oppervlakte van 96.500 ha. (exclusief grote wateren). De afspraak<br />
met het rijk is dat de PEHS in 2018 gerealiseerd moet zijn. De PEHS is weergegeven op afbeelding 2.1.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 15
Afbeelding 2.1: Provinciale Ecologische Hoofdstructuur<br />
Deze kaart waarop de PEHS is afgebeeld is indicatief. De PEHS werkt door in de ruimtelijke ordening,<br />
in het water- en milieubeleid en in het verkeers- en vervoerbeleid. De kaart van de PEHS is geen<br />
toetsingskaart, maar geeft een indicatie van de ligging en laat zo ruimte open voor maatwerk en biedt<br />
speelruimte voor de werkwijze waarop de gewenste ontwikkeling kan worden gerealiseerd. Voor het<br />
toetsingskader moeten het provinciale structuurvisie en het bestemmingsplan worden geraadpleegd. In<br />
dit bestemmingsplan is een gedeelte van de PEHS welke ten westen van Weidevenne ligt opgenomen.<br />
16 Weidevenne <strong>2012</strong>
2.2.5 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (2010)<br />
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma<br />
van de Provinciale Structuurvisie. In de PRVS worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die<br />
door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een<br />
provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen terecht.<br />
Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:<br />
bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;<br />
rijksbufferzones;<br />
ecologische hoofdstructuur;<br />
nationale landschappen;<br />
het kustfundament;<br />
het regionale watersysteem.<br />
<strong>Gemeente</strong>n dienen bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de verordening.<br />
Voor het bestemmingsplan voor Weidevenne geldt de PRVS voor de ecologische hoofdstructuur aan de<br />
westzijde van het bebouwd gebied. In artikel 19 van de PRVS is opgenomen op welke wijze de<br />
ecologische hoofdstructuur en de provinciale ecologische verbindingszones dienen te worden<br />
opgenomen in het bestemmingsplan. Hieraan is in dit bestemmingsplan gehoor gegeven.<br />
Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen punten die in strijd zijn met deze verordening.<br />
2.2.6 Conclusie provinciaal beleid<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voldaan aan de doelen en uitgangspunten zoals gesteld in<br />
het provinciaal beleid.<br />
2.3 Regionaal beleid<br />
2.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (2008)<br />
Op 10 december 2008 is door het Algemeen Bestuur van de regio Waterland de Regiovisie<br />
Waterland 2040 vastgesteld. In deze visie wordt ingegaan op hoe Waterland zich wil ontwikkelen tot<br />
2040, waarbij eigen behoeften, kansen en knelpunten voorop staan. In de visie worden vijf kernopgaven<br />
onderscheiden:<br />
Strategisch bepalen van de positie binnen de Metropoolregio Amsterdam, maar ook binnen de<br />
bredere context van de Randstad en deze positie op een duurzame manier voor de lange termijn<br />
veiligstellen c.q. ontwikkelen;<br />
Een heldere invulling geven aan droogmakerij de Purmer met een goede ruimtelijke kwaliteit;<br />
Accommoderen van de gewenste woningbouwontwikkelingen voor de lange termijn; daarbij<br />
expliciete aandacht voor kwalitatieve toevoegingen en flexibiliteit om op toekomstige<br />
sociaal-economische ontwikkelingen te kunnen inspelen;<br />
Koers bepalen op het gebied van werken en recreatie en toerisme;<br />
Aangeven van duurzame functies, inrichting en beheer van het landelijk gebied.<br />
In de visie wordt uiteengezet dat de regio vanwege het waardevolle landschappelijke karakter en de<br />
mobiliteitsproblematiek niet kiest voor grootschalige verstedelijkingsopties. Wel wordt ervoor gekozen<br />
om niet in bevolkingsaantal terug te lopen. Met dit doel verwacht de regio tussen 2020 en 2040 ongeveer<br />
5.000 woningen te zullen bouwen. Een klein deel hiervan is voor de eigen regionale behoefte en het<br />
grootste deel voor de behoefte van de totale Metropoolregio Amsterdam.<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een bestaande woonwijk opnieuw planologisch<br />
vastgelegd. Er worden geen grootschalige nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt, omdat dit niet past<br />
binnen de bestaande woonwijk. Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het beleid zoals<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 17
neergelegd in de Regiovisie Waterland 2040.<br />
2.3.2 Regionale Woonvisie Stadsregio (2004)<br />
De Regionale Woonvisie Stadsregio 2004 geeft een visie op het wonen in de regio en geeft tevens aan<br />
wat de belangrijkste opgaven op het gebied van wonen zijn en hoe de gemeenten hier zo goed mogelijk<br />
op in kunnen spelen. Het gaat hierbij zowel om de kwantiteit als kwaliteit van woningen. Het plangebied<br />
Weidevenne bestaat voornamelijk uit bestaande woningen. Met het voorliggende bestemmingsplan<br />
wordt voor deze woningen de bestaande regeling opnieuw vastgelegd.<br />
2.3.3 Regionale detailhandelsbeleid 2006-2010 (2005)<br />
In het door het Regionaal Orgaan Amsterdam in oktober 2005 vastgestelde regionale<br />
detailhandelsbeleid 2006-2010 (Detailhandel in het ROA- gebied: Selectieve dynamiek) is vastgelegd dat<br />
de regio streeft naar het op een verantwoorde wijze faciliteren van de dynamiek in de detailhandel én het<br />
versterken van de huidige - fijnmazige- detailhandelstructuur. Nieuwe ontwikkelingen zullen zoveel<br />
mogelijk hun plaats krijgen in bestaande centra. Kan dit niet, dan zijn er perifere locaties beschikbaar<br />
voor grootschalige voorzieningen (GDV). Dit houdt in dat detailhandelsvestigingen louter zijn gevestigd in<br />
verstedelijkt of te verstedelijken gebied: hoofdwinkel-, stadsdeel- of wijkwinkelcentra, alsook op specifiek<br />
benoemde locaties op bedrijventerreinen. Zogenoemde weidewinkels - solitaire winkels buiten<br />
verstedelijkt gebied - zijn uitgesloten. Ook solitaire vestigingen in verstedelijkt/te verstedelijken gebied<br />
zijn in principe uitgesloten.<br />
2.3.4 Waterbeheersplan 4, 2010-2015 (2009)<br />
Op 14 oktober 2009 heeft het bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het<br />
Waterbeheersplan 4, 2010-2015 vastgesteld. In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de<br />
doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge<br />
voeten en schoon water. De agenda van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wordt in deze<br />
periode sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft directe invloed op de<br />
kerntaken. De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks<br />
klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen<br />
overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig:<br />
Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en<br />
integraal beheren;<br />
De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of<br />
beheersbaar houden;<br />
Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een<br />
veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;<br />
Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere<br />
omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele<br />
calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.<br />
Het waterschap hanteert bij zijn beleid de volgende uitgangspunten:<br />
Het beheersgebied van het hoogheemraadschap is beveiligd tegen overstromingen;<br />
Dijkversterking blijft altijd mogelijk;<br />
Alle inwoners van het beheersgebied van het hoogheemraadschap hebben recht op het afgesproken<br />
beschermingsniveau tegen wateroverlast;<br />
Watersystemen zijn gezond voor mens, plant en dier;<br />
Problemen worden opgelost waar ze ontstaan;<br />
Met de watervoorraad wordt zorgvuldig omgegaan;<br />
Niet alles kan overal;<br />
Samenwerking staat centraal;<br />
Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening;<br />
Het waterbeheer is toekomstgericht.<br />
18 Weidevenne <strong>2012</strong>
2.3.5 Beheersplan Waterkeringen 2006-2010 (2006)<br />
In het Beheersplan Waterkeringen 2006-2010 van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier<br />
zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen binnen het beheersgebied van het<br />
hoogheemraadschap beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Het plan<br />
bestaat uit een hoofdnota en zes themanota's:<br />
Bekledingen van waterkeringen;<br />
Zandige kust;<br />
Ruimtelijke ordening en grondbeleid;<br />
Kabels en leidingen;<br />
Bouwen;<br />
Landschap, natuur, cultuurhistorie en recreatie.<br />
Centraal in deze nota's staat de veiligheid. In de nota’s is het onderhoud beschreven (en de wijze<br />
waarop) en welke voorwaarden gelden voor andere functies die een nadelig effect kunnen hebben op een<br />
waterkering. Het beheersplan vormt een basis voor de meerjarenplanning en kostenraming van het<br />
onderhoud.<br />
2.3.6 Conclusie regionaal beleid<br />
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de kaders van het regionale beleid.<br />
2.4 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
2.4.1 Structuurvisie <strong>Purmerend</strong> 2005-2020 (2006)<br />
In de Structuurvisie <strong>Purmerend</strong> 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van<br />
<strong>Purmerend</strong> een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de<br />
gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de<br />
ontwikkeling van de stad <strong>Purmerend</strong> tot 2020.<br />
<strong>Purmerend</strong> is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat <strong>Purmerend</strong> wil investeren in haar<br />
functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden.<br />
De manier waarop <strong>Purmerend</strong> dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en<br />
toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een<br />
hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.<br />
<strong>Purmerend</strong> werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven<br />
dat <strong>Purmerend</strong> voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar<br />
punt. Belangrijk is daarom dat <strong>Purmerend</strong> haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder<br />
meer van belang voor jongeren die in <strong>Purmerend</strong> zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan<br />
begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in <strong>Purmerend</strong> te werken.<br />
<strong>Purmerend</strong> versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van<br />
de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de<br />
wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en<br />
andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet<br />
dat de aantrekkelijke ligging van <strong>Purmerend</strong> veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het<br />
wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van<br />
de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan<br />
helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te<br />
krijgen op de stad en haar omgeving.<br />
<strong>Purmerend</strong> kiest voor bloei in plaats van groei. <strong>Purmerend</strong> heeft zich decennia lang gericht op groei.<br />
Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het<br />
doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken<br />
naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de<br />
omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 19
Momenteel werkt de gemeente <strong>Purmerend</strong> aan een herziening van de Structuurvisie <strong>Purmerend</strong><br />
2005-2020. Bij deze actualisatie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:<br />
actualisatie opzetten als (dynamisch) proces en direct beginnen met de onderdelen, die zich daar<br />
nu al voor lenen;<br />
actualisatie niet laten uitmonden in een 'alomvattend' besluit of document in 2013, 4e kwartaal,<br />
maar werken in onderdelen en met thema's;<br />
omdat binnen de praktijk van de ruimtelijke ordening bij projecten en ontwikkelingen het accent is<br />
komen te liggen op 'faciliteren', is behoefte aan een wervend, handzaam document om<br />
initiatiefnemers mee te verleiden en aan optimale, digitale ontsluiting van ruimtelijk relevante<br />
informatie.<br />
2.4.2 Woonvisie <strong>Purmerend</strong> <strong>2012</strong>-2016 (<strong>2012</strong>)<br />
In de Woonvisie <strong>Purmerend</strong> <strong>2012</strong>-2016 heeft de gemeente met de woningbouwcorporaties haar visie tot<br />
2016 op het gebied van wonen geformuleerd. In het verleden was de blik gericht op uitbreiding, maar met<br />
de vaststelling van de Structuurvisie <strong>Purmerend</strong> 2005-2020 met als thema 'Van groei naar bloei' is het<br />
belangrijkste speerpunt de kwaliteit van het wonen in de straat, wijk en stad. De woonvisie gaat niet<br />
specifiek in op locaties, maar zegt wel iets over de kwaliteit van wonen. Binnen de bestaande<br />
stadsgrenzen worden volop woningen ontwikkeld waarbij het speerpunt is kwaliteit in plaats van<br />
kwantiteit. De gemeente geeft in deze woonvisie invulling aan een vijftal maatschappelijke opgaven:<br />
1. Een aansprekende woningvoorraad<br />
<strong>Purmerend</strong> kent een relatief eenzijdige woningvoorraad bestaande uit goedkopere en middeldure<br />
koopwoningen enerzijds en sociale huurwoningen anderzijds. Het streven is om meer differentiatie aan<br />
te brengen in de woningvoorraad.<br />
De invoering van de Europese Inkomensnorm enerzijds en de strengere hypotheekregels van Rijkswege<br />
anderzijds schept behoefte aan (middel)dure huurwoningen. Een segment dat nagenoeg ontbreekt in<br />
<strong>Purmerend</strong>. Voorts constateren we dat reguliere nieuwbouwkoopwoningen concurreren met hetgeen<br />
onze inwoners te koop hebben staan. De bouw van deze woningen zullen daarom niet aangemoedigd<br />
worden.<br />
2. Iedereen op de juiste plek<br />
In de loop der jaren is er een zorgvuldig systeem gebouwd ten behoeve van een rechtvaardige verdeling<br />
van sociale huurwoningen. Desalniettemin zien we dat wachttijden onverminderd lang zijn. De gemeente<br />
<strong>Purmerend</strong> zet zich hierbij in voor de verbetering van de doorstroming.<br />
Woonruimteverdeling blijft het verdelen van schaarste. Om de doorstroming vanuit de sociale huursector<br />
te bevorderen willen we mensen verleiden om door te stromen naar bv. een koopwoning of een<br />
middeldure huurwoning. Het aantal sociale huurwoningen willen we op peil houden.<br />
3. Een prettige woonomgeving<br />
Schoon, heel en veilig zijn kernbegrippen op dit thema. Hiervoor ligt een deel van de verantwoordelijkheid<br />
bij corporaties en gemeente. In toenemende mate zijn we van mening dat die verantwoordelijkheid ook<br />
bij de burger zelf ligt. Wonen en leven doe je samen.<br />
4. Ruimte voor bijzondere doelgroepen<br />
In navolging van het maatschappelijk beleidskader en het WMO-beleid (de kanteling) is ook in deze<br />
woonvisie de zelfredzaamheid van onze inwoners vertrekpunt. In eerste aanleg is iedereen daarom zelf<br />
verantwoordelijk voor het vinden van een passende woning. Vertrekpunt is dat mensen gesteld zijn op<br />
hun vertrouwde woonomgeving.<br />
5. Duurzaam leven en wonen<br />
Duurzaamheid is een gezamenlijke maatschappelijke opgave van overheid, maatschappelijke partners<br />
en burgers. In de sociale huursector zullen de partijen daarom streven naar duurzaam materiaalgebruik<br />
en investeringen om energie- en warmteverlies in woningen te voorkomen.<br />
20 Weidevenne <strong>2012</strong>
2.4.3 Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven (2003)<br />
In de Beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven is aangegeven dat het<br />
mogelijk dient te zijn om een beroep aan huis uit te oefenen. Dit geldt voor zowel de traditionele<br />
aan-huis-verbonden beroepen als ook modernere nieuwe kleinschalige bedrijvigheid. Aan-huis-verbonden<br />
beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten zijn in overeenstemming met de woonfunctie mits:<br />
niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of<br />
bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²;<br />
bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf;<br />
geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of<br />
andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;<br />
geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend;<br />
geen personeel in dienst is;<br />
de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;<br />
het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van<br />
burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.<br />
Met het voorliggende bestemmingsplan worden beroepen en kleinschalige bedrijven aan huis mogelijk<br />
gemaakt.<br />
2.4.4 Beleidsnota Archeologie in <strong>Purmerend</strong> (2008)<br />
Op 24 september 2009 is de beleidsnota Archeologie door de gemeenteraad vastgesteld. De<br />
archeologische waarden van <strong>Purmerend</strong> zijn door ADC Heritage na gedegen onderzoek in kaart<br />
gebracht. Op basis van dit onderzoek naar het <strong>Purmerend</strong>se bodemarchief is archeologiebeleid voor<br />
<strong>Purmerend</strong> opgesteld.<br />
Het <strong>Purmerend</strong>se archeologiebeleid gaat uit van de in het Verdrag van Malta en het beleid van de<br />
rijksoverheid vastgelegde uitgangspunten:<br />
behoud van de archeologische waarden 'in situ' (in de bodem);<br />
de verstoorder betaalt.<br />
2.4.5 Nota detailhandel 2007-2011 gemeente <strong>Purmerend</strong> (2007)<br />
Verwacht wordt dat er de komende jaren een verdergaande schaalvergroting plaats zal vinden bij de<br />
supermarkten. Hierdoor zullen speciaalzaken, met name in de foodsector, maar ook in de non-food,<br />
onder druk komen te staan en deels verdwijnen. Hierdoor kunnen winkelruimtes leeg komen te staan.<br />
Aangezien dit ongewenste situaties op kan leveren, is het gewenst dat in deze winkelruimtes in<br />
winkelcentra andere functies, zoals maatschappelijke en zakelijke dienstverlening gevestigd kunnen<br />
worden. In verband met het hierboven genoemde risico op leegstand, is het bovendien gewenst de<br />
detailhandel en horeca zoveel mogelijk te concentreren in de winkelcentra en de verspreid liggende<br />
vestigingen te consolideren. In de Nota Detailhandel 2007-2011 is aangegeven dat in wijk- en<br />
buurtwinkelcentra geen uitbreiding wordt toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan wordt dit ook<br />
niet mogelijk gemaakt.<br />
Op basis van de bovenstaande analyse en het vigerende beleid kunnen de volgende uitgangspunten voor<br />
de gebiedsvisie worden geformuleerd:<br />
ruimte bieden voor de uitwisseling van detailhandel met andere functies, zoals maatschappelijke en<br />
zakelijke dienstverlening, maatschappelijke functies en horeca in de winkelcentra;<br />
behoud en versterking voorzieningenniveau;<br />
detailhandel en horeca concentreren in winkelcentra;<br />
verspreid liggende detailhandel en horeca consolideren.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 21
2.4.6 Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal (2003)<br />
In september 2003 is de Integrale Visie Huisvesting Onderwijs Sneeuwbal door de raad vastgesteld. Het<br />
doel van deze visie was en is om alle onderwijssoorten in de gemeente op lange termijn zo optimaal<br />
mogelijk te huisvesten op basis van de uitkomst van de inhoudelijke visie over onderwijs, opgesteld door<br />
de gemeente en de betrokken schoolbesturen. Daarnaast is er behoefte aan huisvesting van<br />
buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en kinderopvang. Inmiddels wordt jaarlijks vanaf 2007 weer<br />
een Integraal Huisvestingsplan vastgesteld, waarin de huisvestingsproblematiek per wijk/school in beeld<br />
wordt gebracht.<br />
2.4.7 Actualisering Visie Kantorenmarkt <strong>Purmerend</strong> (2008)<br />
In de Actualisering Visie Kantorenmarkt <strong>Purmerend</strong> is aangegeven dat de economie van <strong>Purmerend</strong><br />
zich de afgelopen jaren goed heeft ontwikkeld. De werkgelegenheid is in de periode 1995-2005 gegroeid<br />
van 15.000 naar ruim 20.500 banen, een groei van 37%. De groei heeft vooral plaatsgevonden in de<br />
niet-commerciële dienstverlening, in het bijzonder zorg en welzijn.<br />
De kantorenmarkt is de afgelopen jaren mee gegroeid met de lokale economie. De voorraad bedraagt<br />
anno 2007 circa 90.000 m² en de leegstand is met 7% relatief beperkt in vergelijking met andere<br />
gemeenten. De <strong>Purmerend</strong>se kantorenmarkt blijft vooral lokaal en in mindere mate regionaal<br />
georiënteerd. De meeste kantoren zijn klein met een oppervlakte tot 1.000 m².<br />
2.4.8 Groenstructuurplan (1986)<br />
Het Groenstructuurplan uit 1986 bevat een inventarisatie van de groenstructuur van <strong>Purmerend</strong>. Op<br />
basis van deze inventarisatie is aangegeven welke stukken restgroen (verkavelinggroen) kunnen worden<br />
uitgegeven aan particulieren ten behoeve van tuinvergrotingen.<br />
Op basis van de nota's Kwaliteit Openbaar Groen 1997 en Evaluatie Bermen en Oevers 1998 en de<br />
resultaten van de omnibusenquête 2000 over openbaar groen, wordt uitvoering gegeven aan het beheer<br />
van het openbaar groen. In de nota Bermen en oevers wordt het plan voor een natte, ecologische<br />
structuur in <strong>Purmerend</strong> geëvalueerd. Het basisplan Water en Oevers is gericht op de versterking van de<br />
totale, ecologische groenstructuur in de stad. De hiermee samenhangende maatregelen variëren van het<br />
aanpassen van het groenbeheer of het herprofileren en herinrichten van de oevers tot de zorg voor de<br />
waterkwaliteit.<br />
In de nota Groene Ambitie: Waarden en Keuzes (2004) is al het groen in <strong>Purmerend</strong> geïnventariseerd en<br />
zijn knelpunten en potenties in beeld gebracht. De Groene Ambitie moet nog uitgewerkt worden in<br />
beleid en in beheerplannen. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw Groenstructuurplan.<br />
2.4.9 Nota Integrale Handhaving <strong>Purmerend</strong> <strong>2012</strong>-2015 (<strong>2012</strong>)<br />
De Nota Integrale Handhaving <strong>Purmerend</strong> <strong>2012</strong>-2015 is op 17 januari <strong>2012</strong> door het college van<br />
burgemeester en wethouders vastgesteld. De gemeente <strong>Purmerend</strong> wil een veilige, schone en gezonde<br />
woon- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de<br />
duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid vergroten en te waarborgen middels de inzet van handhaving.<br />
Deze nota beschrijft de visie, de uitgangspunten, de prioriteiten en de strategie van de gemeente<br />
<strong>Purmerend</strong> ten aanzien van de handhaving van de fysieke leefomgeving.<br />
Op basis van een omgevingsanalyse zijn handhavingsprioriteiten gesteld. Handhaving wordt zowel<br />
risicogericht als probleemgericht benaderd. Dit betekent dat naast het stellen van prioriteiten op basis<br />
van een inschatting van risico's, er ook gekeken wordt naar wat burgers en bedrijven belangrijk vinden.<br />
In eerste aanleg zijn burgers, bedrijven en instellingen zelf verantwoordelijk voor het naleven van wet- en<br />
regelgeving en worden dan ook gestimuleerd om gezamenlijk problemen op te lossen. Mocht dit niet tot<br />
een oplossing leiden, dan kan de gemeente <strong>Purmerend</strong> de nalevingstrategie inzetten om het<br />
naleefgedrag onder burgers en bedrijven te bevorderen en zo nodig af te dwingen.<br />
Verder wordt de handhaving zoveel mogelijk integraal en wijkgericht uitgevoerd, waarbij toezichtlasten<br />
voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk afnemen.<br />
Voortvloeiend uit de nota stelt de gemeente jaarlijks een Uitvoeringsprogramma Integrale Handhaving<br />
vast. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan deze nota.<br />
22 Weidevenne <strong>2012</strong>
2.4.10 Woonwagenbeleid<br />
Met de intrekking van de Woonwagenwet in 1999 is de gemeente primair verantwoordelijk voor het<br />
opstellen van woonwagenbeleid. Aspecten zoals het bepalen van de behoefte, toevoegen en opknappen<br />
van wagens, de toewijzing en taakverdeling tussen gemeente, woningcorporaties en eigenaren en<br />
huurders van woonwagens, zijn in principe dezelfde als bij woningen.<br />
Middels het woonwagenbeleid wordt getracht vorm te geven aan een proces waarbij het einddoel is dat<br />
er op de woonwagencentra sprake is van een genormaliseerde situatie en dat de doelgroep<br />
woonwagenbewoners een behandeling kan worden geboden op het gebied van leven, wonen, leren en<br />
werken die gelijkwaardig is aan die van alle andere inwoners van <strong>Purmerend</strong>. In het woonwagenbeleid<br />
worden een aantal speerpunten van beleid benoemd, te weten:<br />
inschrijving, wachtlijsten, toewijzing en uitbreiding van standplaatsen;<br />
brandveiligheid, handhaving en onderhoud;<br />
overdracht van beheer en eigendom van standplaatsen en huurwagens van gemeenten naar<br />
woningcorporaties;<br />
eigendomsverdeling standplaatsen en woonwagens tussen de bewoners en corporaties;<br />
onderwijs, inkomen en werkgelegenheid van de woonwagenbewoners;<br />
organisatie, taakverdeling, communicatie en uitwerking.<br />
De gemeente en de corporaties zijn overeengekomen dat de woonwagencentra aan de corporaties<br />
worden overgedragen. Corporaties hebben hier de voorwaarde aan gekoppeld dat de brandveiligheid op<br />
orde moet zijn alvorens de overname een feit is. Dit blijft de komende jaren de inzet van het beleid voor<br />
deze doelgroep.<br />
2.4.11 Conclusie gemeentelijk beleid<br />
Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan de ambities zoals in de beleidsnota's van<br />
gemeente <strong>Purmerend</strong> zijn gesteld.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 23
24 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 3<br />
Ruimtelijke analyse<br />
Het plangebied maakt onderdeel uit van de gemeente <strong>Purmerend</strong>. <strong>Purmerend</strong> ligt centraal in de<br />
landelijke regio Waterland en wordt omringd door drie droogmakerijen (De Beemster, De Wijde Wormer<br />
en De Purmer). De regio Waterland en daarmee ook de gemeente <strong>Purmerend</strong>, maakt deel uit van het<br />
ruimtelijk netwerk van Amsterdam. Een belangrijke kwaliteit van de regio is het grote contrast met het<br />
stedelijke gebied van Amsterdam.<br />
Het plangebied Weidevenne ligt aan de zuidwestzijde van <strong>Purmerend</strong>, ten westen van het<br />
Noordhollandsch kanaal. De wijk wordt gekenmerkt door overwegend eengezinswoningen, zowel<br />
rijenwoningen, twee-onder-één-kapwoningen als vrijstaande woningen. Daarnaast staan verspreid door<br />
de wijk ook een aantal appartementengebouwen van verschillende hoogten.<br />
Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied Weidevenne. Na een beschrijving<br />
van de ontstaansgeschiedenis van <strong>Purmerend</strong> in het algemeen, en Weidevenne in het bijzonder, wordt<br />
ingegaan op de ruimtelijke hoofdstructuur in het plangebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de<br />
functionele hoofdstructuur beschreven.<br />
3.1 Ontstaansgeschiedenis<br />
<strong>Purmerend</strong> is ontstaan op een smalle landengte tussen het Purmermeer, het Beemstermeer en het<br />
Wormermeer. De eerste bewoners hielden zich met name bezig met de ontginning van het veengebied.<br />
Later werd de visserij de grootste inkomstenbron. De bewoners vestigden zich aan De Where die het<br />
Purmermeer in westelijke richting met het Beemstermeer verbond en in oostelijke richting met de<br />
Zuiderzee. Zware stormen en hoge golven zorgden ervoor dat de drie meren, door afkalving van het<br />
laagveen, steeds groter werden. Door de vele overstromingen vormden de meren een grote bedreiging<br />
voor de omwonenden. In 1612 werd dan ook het Beemstermeer drooggelegd, in 1622 het Purmermeer<br />
en in 1625 het Wormermeer. Door de drooglegging ontstond een grote hoeveelheid landbouwgrond en<br />
veranderden de belangen van de bevolking en de stad. <strong>Purmerend</strong> kreeg een steeds belangrijkere<br />
functie als marktstad en centrum voor het omliggende gebied. Tijdens de Gouden Eeuw met haar<br />
economische groei, nam het inwonertal van de marktstad toe. In 1645 verleende de Staten van Holland<br />
en West-Friesland toestemming om het stadsgebied te vergroten. Hiermee was de uitbreiding van<br />
<strong>Purmerend</strong> voorlopig voltooid. Pas in de 20 e eeuw werden de grenzen van de stad opnieuw verlegd. In<br />
1884 werd de spoorlijn Amsterdam-Zaanstad-<strong>Purmerend</strong> voltooid. Het station werd ver buiten de<br />
grachtengordel van het oude <strong>Purmerend</strong> gebouwd met het oog op eventuele stadsuitbreiding in de<br />
Zuiderpolder. Deze uitbreiding verliep eerst geleidelijk: van 5.700 inwoners in 1900 tot 7.000 inwoners in<br />
1950 en vervolgens tot 10.000 inwoners in 1960. Vanaf die tijd heeft <strong>Purmerend</strong> een explosieve groei<br />
doorgemaakt. In eerste instantie als groeikern van de gemeente Amsterdam, later om te voorzien in de<br />
de woningbehoefte uit Waterland en de eigen gemeente. Anno <strong>2012</strong> telt <strong>Purmerend</strong> bijna 80.000<br />
inwoners.<br />
Weidevenne<br />
De wijk Weidevenne is nieuwste uitbreidingswijk van <strong>Purmerend</strong>. De groeikerntaak van <strong>Purmerend</strong>, die<br />
bij de Derde Nota Ruimtelijke Ordening in 1978 door het rijk werd toegekend, is in 1989 beëindigd. In de<br />
Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988) wordt besloten dat de woningbehoefte die de stad Amsterdam<br />
heeft, voornamelijk binnen de eigen gemeente zal moeten worden ingevuld. Ook zonder Amsterdam blijft<br />
er een grote woningbehoefte binnen de gemeente <strong>Purmerend</strong> en het omliggende Waterland bestaan.<br />
Om hierin te kunnen voorzien wordt in het kader van de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra<br />
(1990) besloten tot een stadsuitbreiding aan de westzijde van de stad, aan de overkant van het<br />
Noordhollandsch Kanaal.<br />
Om Weidevenne te kunnen ontwikkelen als woonwijk van <strong>Purmerend</strong> waren een aantal<br />
gemeentegrenswijzigingen noodzakelijk. Zo maakte het zuidoostelijke deel (kwadrant III) tot en met<br />
1990 nog deel uit van de gemeente Ilpendam. Het zuidelijke en westelijke deel van Weidevenne<br />
(kwadrant IV en gedeeltelijk kwadrant II) behoorde tot en met 1997 nog toe aan de gemeente<br />
Landsmeer. Vanaf 1998 is Weidevenne gefaseerd ontwikkeld. Hierbij is in 1998 gestart met kwadrant III<br />
in het zuidoosten van Weidevenne, vervolgens is begonnen met kwadrant II en kort daarna met kwadrant<br />
IV. De woningbouw in kwadrant I, tegenwoordig ook wel kwadrant Europa genoemd, is als laatste<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 25
gerealiseerd. Op dit moment is in dit kwadrant nog een aantal gebieden in ontwikkeling of moet nog<br />
ontwikkeld worden.<br />
3.2 Huidige situatie<br />
De bebouwing van Weidevenne is onder te verdelen in vier kwadranten met in het midden het centrum<br />
van de wijk. Aan elk kwadrant is een thema verbonden, gebaseerd op de historie en de karakteristiek<br />
van het landschap. Op afbeelding 3.1 is de indeling in kwadranten weergegeven. De sportvelden ten<br />
noorden van kwadrant II, de ecologische zone in het westen en het recreatiegebied in het zuiden van<br />
Weidevenne, maken geen specifiek onderdeel uit van één van de kwadranten.<br />
Afbeelding 3.1: Bebouwing Weidevenne onderverdeeld in kwadranten<br />
Kwadrant Europa (voorheen kwadrant I)<br />
Kwadrant Europa is als laatste van de vier kwadranten ontwikkeld, en deels nog steeds in ontwikkeling.<br />
Kwadrant Europa vormt de schakel tussen Weidevenne en de binnenstad. De Melkweg, het historische<br />
26 Weidevenne <strong>2012</strong>
lint dat vanuit het Purmerland richting de binnenstad loopt doorsnijdt het kwadrant. Op basis hiervan zijn<br />
drie verschillende deelgebieden binnen het kwadrant gecreëerd: de "Stadshoven" in het westen, centraal<br />
gelegen "Langs de Melkweg" en "Tuindorp" in het oosten.<br />
De "Stadshoven" worden gekenmerkt door gesloten bouwblokken met besloten binnenterreinen, plat<br />
afgedekte woningen en straatprofielen met laanbomen. Hiermee sluit de bebouwing goed aan op de<br />
bebouwing van de aangrenzende binnenstad van <strong>Purmerend</strong>. De bebouwing bestaat uit zowel lage<br />
woningen als uit middelhoge appartementengebouwen. Op de noordoostelijke hoek wordt een<br />
appartementengebouw van gedeeltelijk 60 meter hoog gerealiseerd.<br />
Het deel "Langs de Melkweg" is gebouwd rondom de Melkweg, als historische verbindingsroute tussen<br />
de binnenstad en het omliggende landschap. Dit deel van de wijk is opgezet als landschappelijke zone<br />
met een open en groene inrichting. Hierdoor is er vanuit alle hoeken zicht op de Melkweg. De woningen<br />
bestaan uit villa's en twee-onder-één-kapwoningen.<br />
"Tuindorp" is een traditioneel opgezette buurt met woningen voorzien, van een lage goothoogte en een<br />
grote kap. Tuindorp wordt gekenmerkt door een afwisseling van rijtjeswoningen en<br />
twee-onder-één-kapwoningen, traditioneel kleur- en materiaalgebruik (aardetinten, bakstenen en<br />
dakpannen), erfafscheidingen in de vorm van hagen aan de straatzijde en tuinmuren aan de zijkanten en<br />
(bij voorkeur) lage goten en grote en steile kappen.<br />
De straatnamen in dit kwadrant verwijzen naar Europese landen en gebieden.<br />
Kwadrant II - Amerika<br />
Kwadrant II wordt aangeduid als “Groene Passage”. Deze naam is ontleend aan de ecologische<br />
verbindingszone ten westen van het plangebied. Deze zone is ontwikkeld om een duidelijke relatie<br />
tussen het stedelijke gebied en het omringende veenweidelandschap te creëren. De bebouwing van de<br />
stadsrand vormt een contrastrijke en herkenbare markering tussen stad en landschap.<br />
Het gebied tussen de stadsrand en ringweg (de Amazonelaan) die het gebied doorsnijdt is op een<br />
gelijke wijze radiaal verkaveld, d.w.z. straalsgewijs vanuit de ringweg. Daarnaast is de bebouwing aan<br />
het water van belang: zowel de woningen langs de spoorlijn als die aan de oost-west lopende brede<br />
sloot ten noorden en zuiden van Mesa Verde en Yellowstone. Deze loper is een brede strook die vanuit<br />
het landschap Weidevenne binnendringt en de oorspronkelijke kavelrichting van Weidevenne volgt.<br />
Markant is de bebouwing langs ecologische zone die qua vorm het karakter heeft van een stadsmuur of<br />
verdedigingswerk, hetgeen nog wordt versterkt door het niveauverschil tussen het hogergelegen<br />
woongebied en de ecologische zone. Kwadrant II bestaat overwegend uit grondgebonden woningen met<br />
op enkele plekken aan de randen hoogbouwappartementen. De straatnamen in kwadrant II verwijzen<br />
naar Amerika.<br />
Kwadrant III - Azië<br />
Kwadrant III is als eerste gedeelte van de uitbreidingslocatie Weidevenne ontwikkeld. Kwadrant III wordt<br />
aangeduid als “De Vaart”. Deze naam is ontleend aan het Noordhollandsch Kanaal dat het plangebied<br />
zijn betekenis geeft. Het is een rustig woongebied met een verkavelingstructuur primair gericht op het<br />
water met een recreatieve zone langs het kanaal en de twee oorspronkelijk aanwezige waterlopen, de<br />
Spiering- en Burgsloot.<br />
De stedenbouwkundige ruggengraat van het gebied wordt gevormd door de loper die begint in de buurt<br />
van de spoorlijn en eindigt bij de Laan der Continenten in het zuiden. Door de loper wordt het gebied<br />
verdeeld in drie stroken parallel aan het kanaal en de Laan der Continenten. Elke strook heeft zijn eigen<br />
architectonische karakteristiek gekregen.<br />
In het hart van het kwadrant is tenslotte een driehoekig centrumgebied gesitueerd ten behoeve van<br />
bijzondere doeleinden (wijkgezondheidscentrum, scholen).<br />
Het karakter komt voorts tot uitdrukking in de manier waarop de structurerende elementen als wegen,<br />
waterlopen worden begeleid door en doorwerken in de bebouwing en de situering van de<br />
groenvoorzieningen. De bedoelde elementen zorgen voor een stedenbouwkundig herkenbare samenhang<br />
van de wijk.<br />
De woningen kennen een grote diversiteit/variëteit aan bouwstijlen en in de maatvoering. Afwisseling is<br />
ook gecreëerd door de duidelijke stedenbouwkundige accenten middels de gestapelde bouw en<br />
afwijkende kopwoningen. Op verschillende locaties is een koppeling gelegd tussen woningtypen en het<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 27
water. Langs de Spieringsloot en Burgsloot zijn de woningen bijvoorbeeld voorzien van laag over de<br />
waterlopen zwevende terrassen. Aan de strook bij de Laan der Continenten hebben de woningen patio's<br />
aan het water en uitkijkbalkons. Op de hoeken van het kwadrant bevindt zich hoogbouw. De<br />
straatnamen in Kwadrant III verwijzen naar Azië.<br />
Kwadrant IV - Afrika<br />
Kwadrant IV wordt aangeduid als "De Eilanden”. Deze naam is ontleend aan de ligging van het gebied,<br />
dichtbij het Waterlandse veenweidelandschap en het landschapspark het groengebied Purmerland. Met<br />
betrekking tot de stedenbouwkundige opzet ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van de<br />
stadsuitbreidinglocatie Weidevenne, was één van de hoofduitgangspunten het op een verantwoorde<br />
wijze inpassen van de woningbouw in het Waterlandse landschap door het realiseren van een duurzame<br />
stadsrandzone in het zuiden van de locatie. Daartoe is een geleidelijke overgang - tevens de begrenzing<br />
- tussen de stadsuitbreiding en het veenweidegebied ontworpen. Het water dringt de woonwijk binnen en<br />
er bevinden zich eilanden met een open bebouwing van vrijstaande woningen op kavels en eilanden met<br />
bomengroepen, struiken en weidjes: het landschapspark. Op deze manier bestaat in de zuidelijke<br />
stadsrand een archipel van eilanden met waterrecreatie en landelijk wonen aan het water.<br />
Een tweede hoofduitgangspunt met betrekking tot de stedenbouwkundige opzet van Weidevenne is de<br />
handhaving van de centraal door Weidevenne lopende oude route van Landsmeer via Purmerland naar<br />
<strong>Purmerend</strong>: de Melkweg. Deze route is (h)erkend als een waardevol element uit het oorspronkelijke<br />
cultuurlandschap. In kwadrant IV (vanaf de spoorwegovergang tot aan de zuidelijke grens van de<br />
Weidevenne) heeft handhaving en integratie van de centraal door Weidevenne lopende oude route<br />
plaatsgevonden. Kwadrant IV bestaat overwegend uit laagbouw, met op enkele markante plekken aan<br />
de rand hoogbouw. De straatnamen in kwadrant IV verwijzen naar Afrika.<br />
Centrum<br />
In het noordoostelijke deel van kwadrant IV bevindt zich het centrum van Weidevenne met het<br />
treinstation <strong>Purmerend</strong> Weidevenne en het Winkelcentrum Weidevenne. Het centrum van Weidevenne<br />
laat zich kenmerken door een concentratie van hoogbouw in de vorm van appartementencomplexen.<br />
3.3 Infrastructuur<br />
3.3.1 Gemotoriseerd verkeer<br />
Voor de verkeerswegen is in het kader van 'duurzaam veilig verkeer' een indeling in drie categorieën<br />
vastgesteld. De eerste categorie omvat stroomwegen en bestaat uit de landelijk en regionaal<br />
verbindende wegen. Op deze wegen zijn hogere snelheden toegestaan dan in de bebouwde kom. De<br />
enige stroomweg voor Weidevenne is de rijksweg A7, die daarmee de belangrijkste ontsluiting voor het<br />
autoverkeer vormt in relatie met Zaanstad, Amsterdam en Hoorn en de overige rijkswegen.<br />
De tweede categorie wegen bestaat uit de gebiedsontsluitingswegen. De belangrijkste<br />
gebiedsontsluitingswegen binnen het plangebied zijn de Laan der Continenten, Amazonelaan,<br />
Zambezilaan, Aziëlaan, Eufraatlaan, Gangeslaan en de Donaulaan. De Laan der Continenten heeft aan<br />
de noordzijde op- en afritten van de A7. Aan de zuidzijde komt de Laan der Continenten via de Nelson<br />
Mandelabrug en de Verzetslaan uit op de Jaagweg, de N235. De Aziëlaan komt via de Jan Blankenbrug<br />
eveneens uit op de Jaagweg. Op de provinciale weg N235 (stroomweg) geldt een maximumsnelheid van<br />
80 km/u. Op de gebiedsontsluitingswegen bedraagt de maximumsnelheid 50 km/u.<br />
De derde categorie wegen wordt gevormd door de erftoegangswegen, ofwel de wegen in het<br />
verblijfsgebied. Hieronder vallen de woonerven en de 30 km/u-straten. Deze straten kennen vrijwel altijd<br />
een menging van gemotoriseerd en langzaam verkeer en zijn voorzien van snelheidsremmende<br />
maatregelen, zoals drempels en inritconstructies, om de verkeersveiligheid en leefbaarheid te<br />
ondersteunen.<br />
28 Weidevenne <strong>2012</strong>
3.3.2 Langzaam verkeer<br />
Bij het ontwerpen van Weidevenne is sterk de nadruk gelegd op een duidelijk herkenbaar netwerk voor<br />
de ontsluiting voor fietsers en bromfietsers. Dit netwerk verbindt de woonbuurten met het centrumgebied<br />
van Weidevenne, met het treinstation <strong>Purmerend</strong> Weidevenne, met de binnenstad van <strong>Purmerend</strong> en<br />
met de Wijdewormer. Langs de gebiedsontsluitingsweg Amazonelaan/Zambezilaan (ringweg) zijn<br />
fietsstroken aanwezig. De Melkweg is de hoofdroute voor het langzaamverkeer in Weidevenne. In<br />
kwadrant IV is op de Melkweg, ten noorden van de ringweg, uitsluitend autoverkeer toegestaan ten<br />
behoeve van bestemmingsverkeer van en naar de bestaande woningen aan deze weg. Ten zuiden van de<br />
ringweg is de Melkweg (her-)ingericht tot gebiedsontsluitingsweg en zijn fietsstroken aangebracht, om<br />
zodoende de veiligheid van de fietsers op deze route te vergroten. Samen met de<br />
langzaamverkeersroute langs de Spieringsloot (kwadrant III) verbindt de Melkweg alle kwadranten met<br />
het centrum en met de landschappelijke en recreatieve routes naar het Twiske, de Wormer, het<br />
Purmerbos en de binnenstad van <strong>Purmerend</strong>. In kwadrant Europa, aan het einde van de Melkweg, is<br />
Weidevenne verbonden met de binnenstad van <strong>Purmerend</strong> door middel van de Melkwegbrug. Deze te<br />
openen beweegbare brug is alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers.<br />
Waar het netwerk voor langzaam verkeer samenvalt met gebiedsontsluitingswegen met een hoge<br />
verkeersintensiteit zijn aparte fietspaden of fietsstroken aanwezig. Op de ontsluitingswegen rijden de<br />
bromfietsers in principe op de rijbaan. Een uitzondering vormt de Laan der Continenten tussen de<br />
rotonde bij de Amazonelaan en de A7. Dit onderdeel van de hoofdwegenstructuur is gesloten voor alle<br />
langzaamverkeer.<br />
De meeste belangrijke (brom)fietsroutes zijn uitgevoerd als vrijliggende fiets-/bromfietspaden. Deze<br />
vrijliggende paden zijn vaak gelegen in groenstroken of langs belangrijke waterlopen en hebben daarmee<br />
ook een recreatief karakter.<br />
Overal in het gebied zijn voetpaden aanwezig langs de wegen voor het autoverkeer. Daarnaast bevinden<br />
zich in de woongebieden en daartussen nog enkele voetpaden.<br />
3.3.3 Openbaar vervoer<br />
Ten aanzien van de ontsluiting van Weidevenne wordt hoge prioriteit toegekend aan het openbaar<br />
vervoer. De Amazonelaan/Zambezilaan vervult in dit verband als hoofdverbinding van Weidevenne voor de<br />
bus naar het centrum van Amsterdam een belangrijke rol. Verspreid over het plangebied bevinden zich<br />
diverse bushaltes. De buslijnen die hier halteren verbinden Weidevenne met het centrum van <strong>Purmerend</strong><br />
en verschillende locaties in Amsterdam, waaronder Centraal Station. Tot de bushaltes is een maximale<br />
loopafstand van 400 meter inachtgenomen. De Nijlstraat, de Wolgalaan (per 1-2- 2013) en de<br />
spoorwegonderdoorgang ter hoogte van de Amazonelaan/Zambezilaan zijn alleen voor doorgaand<br />
busverkeer toegankelijk. Voor het autoverkeer zijn dit geen doorgaande verbindingen.<br />
Midden door Weidevenne loopt de spoorlijn Zaandam-Hoorn. Hieraan ligt het treinstation <strong>Purmerend</strong><br />
Weidevenne. Vanaf dit station vertrekken directe treinen richting Hoorn, Zaandam, Schiphol en<br />
Hoofddorp.<br />
3.3.4 Parkeren<br />
Het parkeren in het plangebied vindt plaats deels in de openbare ruimte en deels op eigen terrein. In de<br />
openbare ruimte zijn hiervoor parkeerterreinen en op parkeerplaatsen langs de weg ingericht. Bewoners<br />
van woningen op grotere percelen parkeren op eigen terrein, al dan niet in een eigen garage. Bij diverse<br />
appartementencomplexen bevinden zich voor de bewoners toegankelijke (ondergrondse)<br />
parkeergarages. Het parkeren bij het Winkelcentrum Weidevenne gebeurt op het parkeerterrein dat is<br />
gelegen op het dak van het winkelcentrum. Ten behoeve van treinreizigers bevindt zich aan de zuidzijde<br />
van het treinstation een parkeerterrein.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 29
3.4 Water en groen<br />
Het plangebied wordt aan de west- en oostzijde begrensd door respectievelijk de Ringvaart Wijde<br />
Wormer en het Noordhollandsch Kanaal. Bij de ontwikkeling van Weidevenne is veel aandacht besteed<br />
aan de natuurlijke elementen in dit gebied. Er is aangesloten bij de aanwezige water- en<br />
groenstructuren in en om het gebied. met name water speelt een belangrijke rol in Weidevenne. De<br />
oorspronkelijke waterlopen, waaronder de Burgsloot en de Spieringsloot, die het gebied doorsnijden, zijn<br />
ingebed in landschappelijke groene stroken met een natuurlijke uitstraling. Op diverse plekken zijn de<br />
woningen tot op of in het water gebouwd. Door middel van tuinen en steigers zijn de woningen nauw met<br />
het water verbonden.<br />
Ten westen van de bebouwing van Weidevenne bevindt zich de ecologische zone Weideveld. Weideveld<br />
is onderdeel van het veenweidegebied van Waterland en maakt deel uit van de polder Purmerland. Het<br />
terrein wordt aan de noordzijde begrenst door de A7, en aan de oostkant door de ringvaart en de dijk van<br />
de Wijde Wormer. In het zuiden vormt de spoorweg van het traject Zaandam-<strong>Purmerend</strong> de grens. De<br />
ecologische zone wordt nader besproken in 5.7.2. Om de aanwezige natuurwaarden te kunnen<br />
beschermen is dit gedeelte niet voor mensen toegankelijk. Wel is het mogelijk om door het gebied heen<br />
te fietsen over de voetgangers- en fietsbrug in het verlengde van het fietspad vanaf de Amazonelaan, ten<br />
noorden van Mesa verde.<br />
Aan de zuidzijde van Weidevenne bevindt zich het groengebied Purmerland dat wordt gebruikt als<br />
extensief recreatiegebied.<br />
30 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 4<br />
Functionele analyse<br />
Het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Daarnaast zijn er in het plangebied diverse<br />
voorzieningen aanwezig, die gebruikelijk zijn in een woonwijk. Hieronder worden de verschillende<br />
functies in het plangebied beschreven en geanalyseerd.<br />
4.1 Wonen<br />
Weidevenne is een relatief jonge wijk. De woningvoorraad betreft voor het grootste deel grondgebonden<br />
eengezinswoningen. Het merendeel van de grondgebonden eengezinswoningen zijn rijenwoningen en<br />
twee-onder-één-kapwoningen. Op verschillende plekken in Weidevenne bevinden zich buurten met<br />
vrijstaande woningen. De grondgebonden woningen worden afgewisseld met appartementengebouwen<br />
die verspreid door de hele wijk staan, met een concentratie in het centrum van Weidevenne, bij het<br />
winkelcentrum. In Weidevenne bevindt 76% van de woningen zich in het koopsegment (peiljaar 2011).<br />
4.2 Detailhandel en horeca<br />
De detailhandel in Weidevenne is geconcentreerd in het Winkelcentrum Weidevenne aan het Van<br />
Damplein, in het centrum van de wijk. In dit wijkwinkelcentrum bevinden zich 26 winkels voor de<br />
dagelijkse boodschappen, waaronder Blokker, Deen, Bart Smit, Vomar en Zeeman. De detailhandel in<br />
het winkelcentrum wordt aangevuld met een aantal horecagelegenheden (zoals een Chinees-Kantonees<br />
restaurant, een sushi-bar en een snackbar).<br />
De gemeente <strong>Purmerend</strong> heeft als beleid geen solitaire bedrijven en winkels te stimuleren.<br />
Beleidsuitgangspunten van de gemeente, zoals neergelegd in de Nota Detailhandel 2007-2011, zijn om<br />
de binnenstad als recreatief koopcentrum voor <strong>Purmerend</strong> en omgeving te behouden en te versterken,<br />
en geen verdere detailhandel buiten de gewenste winkelstructuur toe te staan. Onder deze gewenste<br />
winkelstructuur vallen wel wijkwinkelcentra zoals het Winkelcentrum Weidevenne.<br />
4.3 (Maatschappelijke) voorzieningen<br />
Binnen het plangebied Weidevenne bevinden zich verspreid door de wijk op verschillende locaties<br />
diverse vormen van maatschappelijke voorzieningen zoals een zorgcentrum voor ouderen,<br />
basisonderwijs, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, religieuze en verenigingsgebouwen en medische<br />
voorzieningen als tandartsenpraktijken, huisartsenpraktijken en andere gezondheidspraktijken.<br />
4.4 Bedrijven en kantoren<br />
Omdat het plangebied een woonwijk betreft en daardoor overwegend een woonfunctie heeft zijn er in het<br />
plangebied met uitzondering van het tankstation aan de Laan der Continenten geen bedrijven aanwezig.<br />
In kwadrant Europa, in de strook langs de A7 bevindt zich een zone met kantoorgebouwen, de<br />
zogenaamde 'Steltlopers'. Verspreid in het plangebied zijn kleinere, vaak solitair gevestigde, kantoren<br />
aanwezig, veelal in gebouwen met een gecombineerd gebruik. In deze gebouwen worden verschillende<br />
functies gecombineerd, zoals wonen en kantoren, onderwijs en kantoren, medische voorzieningen en<br />
kantoren.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 31
32 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 5<br />
Milieu- en omgevingsaspecten<br />
5.1 Archeologie en cultuurhistorische waarden<br />
5.1.1 Beleidskader<br />
Archeologie<br />
In de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988)<br />
stellen Rijk en provincie dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet<br />
worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen<br />
bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen<br />
archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen<br />
vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.<br />
De gemeente <strong>Purmerend</strong> heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld, welke is vastgelegd in<br />
de beleidsnota 'Archeologie in <strong>Purmerend</strong>. Deze nota bestaat uit een archeologische verwachtingskaart<br />
en een archeologische beleids- en advieskaart.<br />
Een archeologische verwachtingskaart is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking<br />
tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en<br />
zones.<br />
Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage<br />
verwachting. De verwachtingskaart is gebruikt voor het opstellen van de beleidsadvieskaart, die<br />
vervolgens wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van<br />
archeologische waarden. Op de archeologische beleidsadvieskaart wordt aangegeven hoe moet worden<br />
omgegaan met archeologische verwachtingen in een plangebied en de maatregelen die van toepassing<br />
zijn bij bodemingrepen. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische<br />
monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische<br />
verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische<br />
bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het<br />
benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.<br />
Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend<br />
archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een<br />
hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend<br />
archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.<br />
Ter plaatse van het AMK-terrein, met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij<br />
grondwerkzaamheden, waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m 2 beslaat en dieper dan 0,50 cm<br />
onder maaiveld, eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe<br />
gecertificeerd bureau.<br />
Cultuurhistorische waarden<br />
In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop<br />
met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten<br />
monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten<br />
meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari <strong>2012</strong> het Besluit ruimtelijke ordening<br />
gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.<br />
Hiervoor bestaan nog geen nationaal opgestelde richtlijnen. <strong>Gemeente</strong>n zijn vrij om dit naar eigen inzicht<br />
in te vullen.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 33
5.1.2 Analyse<br />
<strong>Purmerend</strong> ligt op een locatie met doorgaande land- en waterverbindingen. Ontstaan rond 1200 als<br />
vissersdorpje op een hoger gelegen plek in het veen, tussen de drie meren de Beemster, Purmer en<br />
Wormer. De drie meren zijn in de 17 e eeuw drooggelegd. Het plangebeid Weidevenne ligt ten westen<br />
van de stad. Op oude kaarten is te zien dat dit veengebied is gebruikt als landbouwgrond.<br />
Het plangebied grenst aan de oostzijde aan het Noordhollandsch Kanaal, gegraven van 1819 tot 1924,<br />
en aan de westzijde aan Purmerland. De spoorlijn Amsterdam-Hoorn, in de 19 e eeuw aangelegd,<br />
doorkruist het plangebied.<br />
Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw is het plangebied ontwikkeld en heeft grootschalige<br />
woningbouw plaats gevonden. Bij de stedelijke inrichting van Weidevenne heeft men zich laten<br />
inspireren door het oorspronkelijke veenweidelandschap met de daarbij behorende slotenpatronen en<br />
wegen. In sommige delen is op de oude kavels gebouwd en de kavelrichting is hetzelfde gebleven. In de<br />
wijk heeft men open ruimtes tussen de huizenblokken gecreëerd, waardoor men zicht heeft op het oude<br />
omringende landschap. De Spieringsloot en de Burgt zijn als belangrijke aders van het waterstelsel in<br />
de inrichting van de wijk opgenomen.<br />
Afbeelding 5.1: Archeologische verwachtingskaart <strong>Purmerend</strong>, uitsnede voor Weidevenne<br />
De archeologische verwachtingskaart ter plaatse van het plangebied is opgenomen in bovenstaande<br />
afbeelding. Deze laat zien dat voor het grootste gedeelte van het plangebied een lage archeologische<br />
verwachting geldt. Er zijn geen voorwaarden t.a.v. bodemingrepen geformuleerd.<br />
Diagonaal door het plangebied geldt op twee stroken een middelhoge archeologische verwachting. Het<br />
betreft hier twee Middeleeuwse ontginningsassen door <strong>Purmerend</strong>. De centraal in Weidevenne gelegen<br />
ontginningsas, De Melkweg, is een oude as die diende om het achterliggende land te ontginnen. Het<br />
vormde een bewoningslint die de oude binnenstad van <strong>Purmerend</strong> met Amsterdam verbond. Gestreefd<br />
wordt naar behoud van archeologische waarden in de gebieden met een middelhoge archeologische<br />
verwachting. Dit betekent dat in de onbebouwde gebieden bij planvorming en voorafgaand aan<br />
vergunningverlening archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Bij grondwerkzaamheden,<br />
34 Weidevenne <strong>2012</strong>
waarbij de bodemverstoring meer dan 500 m 2 beslaat en dieper dan 50 cm onder het maaiveld, moet<br />
eerst een verkennend archeologisch onderzoek worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd<br />
bureau.<br />
Langs de Melkweg zijn bij archeologisch onderzoek in de jaren negentig van de vorige eeuw resten van<br />
huisplaatsen gevonden. Deze huisplaatsen zijn aangegeven als AMK-terreinen. Een AMK-terrein is een<br />
gebied dat op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) is aangewezen als waardevol gebied voor<br />
de archeologie. De meeste van deze terreinen in het plangebied Weidevenne zijn inmiddels vrijgegeven<br />
en bebouwd, een aantal nadat eerst archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De archeologische<br />
waarden van Weidevenne zijn grotendeels verdwenen. Aan het eind van deze ontginningsas op de grens<br />
met Purmerland is een huisplaats gelegen, welke niet is afgegraven maar in-situ bewaard wordt. Bij de<br />
inrichting van Weidevenne is rekening gehouden met het behoud van deze huisplaats. Ook enkele<br />
huisplaatsen langs Purmerland zijn AMK-terreinen en langs het Noordhollandsch Kanaal ligt een<br />
AMK-terrein ter plaatse van de voormalige betoncentrale. Dit betekent dat bodemingrepen op deze<br />
AMK-terreinen beneden 0,50 m onder het maaiveld en groter dan 100m 2 moeten worden voorkomen.<br />
Indien toch bodemingrepen plaatsvinden, moet dit terrein nader archeologisch worden onderzocht. Voor<br />
bodemingrepen kleiner dan 100m² hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.<br />
In Weidevenne bevinden zich geen bovengrondse cultuurhistorische waarden die specifiek benoemd en<br />
beschermd moeten worden in dit bestemmingsplan.<br />
5.1.3 Conclusie<br />
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt die zijn gelegen in<br />
de strook met een middelhoge verwachtingswaarde of op een AMK-terrein. Een archeologisch<br />
onderzoek is dan ook niet noodzakelijk voor dit bestemmingsplan. Ter plaatse van het AMK-terrein aan<br />
het Noordhollandsch kanaal geldt de bestemming "Gemengd - Uit te werken". Wanneer deze<br />
bestemming zal worden uitgewerkt door middel van een uitwerkingsplan en de bodemverstoring beslaat<br />
meer dan 100m 2 en is dieper dan 0,50 meter onder het maaiveld, zal een archeologisch onderzoek voor<br />
deze locatie moeten worden uitgevoerd.<br />
5.2 Bodemkwaliteit<br />
5.2.1 Beleidskader<br />
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan<br />
onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de<br />
bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond<br />
te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de<br />
aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke<br />
ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is<br />
het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.<br />
Een en ander is ook verwoord in het in 2005 door burgemeester en wethouders vastgestelde<br />
bodembeleidsplan van de gemeente <strong>Purmerend</strong> en het hieraan gekoppelde bodembeheerplan en<br />
bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met<br />
betrekking tot actief bodembeheer.<br />
In 2002 heeft de gemeente de actie tankslag afgerond, waarbij burgers, bedrijven en instellingen in de<br />
gelegenheid zijn gesteld om een op hun perceel aanwezige tank te melden (wettelijke verplichting) en<br />
vervolgens te saneren. Het valt echter niet uit te sluiten dat zich in het plangebied nog één of meerdere<br />
tanks bevinden die niet zijn aangemeld. Hierop is het Activiteitenbesluit van toepassing. Nieuwe gevallen<br />
worden per geval beoordeeld en zo nodig wordt handhaving ingezet teneinde de ondergrondse tank en<br />
eventuele bodemverontreiniging te saneren.<br />
Ook is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de<br />
gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de<br />
bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 35
onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.<br />
Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheersplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de<br />
gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij procedures voor<br />
ruimtelijke plannen kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder<br />
vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd.<br />
De mogelijkheid om op bodemverontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden<br />
beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden.<br />
Afhankelijk van de verontreinigingssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag. In<br />
het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld<br />
worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de<br />
provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een<br />
verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. De aanvraag om goedkeuring wordt door de provincie<br />
beoordeeld en als beschikking gepubliceerd. Indien noodzakelijk worden aanvullend<br />
saneringsvoorschriften in de omgevingsvergunning voor het bouwen opgenomen. De beschikking is<br />
hiervoor leidend.<br />
5.2.2 Analyse<br />
Het onderhavig bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Bij de ontwikkeling van de bestaande<br />
bebouwing en infrastructuur is aandacht besteed aan het aspect bodem. Daar waar uit onderzoek bleek<br />
dat sprake was van bodemverontreiniging is de bodem gesaneerd vóór aanvang van de bouw.<br />
5.2.3 Conclusie<br />
Het gehele grondgebied van Weidevenne is schoon en bouwrijp opgeleverd door de gemeente<br />
<strong>Purmerend</strong>. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.<br />
5.3 Externe veiligheid<br />
5.3.1 Algemeen<br />
In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect<br />
externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer,<br />
de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen.<br />
Het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Hierin zijn<br />
normen vastgelegd voor de maximaal toelaatbare en aanvaardbare risico's als gevolg van de<br />
aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor,<br />
water en via kabels en buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de<br />
bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geven de kaders voor de beoordeling van de<br />
externe veiligheidsaspecten van inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer.<br />
Voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen in buisleidingen is het Besluit externe veiligheid<br />
buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari<br />
2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden<br />
aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit<br />
externe veiligheid inrichtingen (Bevi).<br />
De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden<br />
risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Een toename van het groepsrisico dient verantwoord te worden.<br />
De verantwoording van het groepsrisico is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over dit<br />
bestemmingsplan. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.<br />
Plaatsgebonden risico (PR)<br />
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon komt te overlijden door een ongeval met<br />
(het transport van) gevaarlijke stoffen, indien deze persoon zich permanent (vierentwintig uur per dag,<br />
gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden.<br />
36 Weidevenne <strong>2012</strong>
Het plaatsgebonden risico wordt beheerst door de inherente veiligheid (veiligheidsmaatregelen die aan<br />
risicobronnen zijn opgelegd zonder tussenkomst van externe veiligheid) waarmee risicobronnen zijn<br />
omgeven. De kans op een ongeval is daardoor zowel volgens de risicoanalyseberekeningen als blijkens<br />
de statistiek buitengewoon klein. Het plaatsgebonden risico is daarom een norm waaraan moet worden<br />
voldaan. De mogelijkheid van een ramp is een beleidsrelevante afweging voor de inrichting van de ruimte.<br />
Omdat de kans op een ongeval buitengewoon klein is, is de zeer kleine kans op een ramp daarmee per<br />
definitie een gegeven.<br />
Groepsrisico (GR)<br />
Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een<br />
ongeval met gevaarlijke stoffen.<br />
Het groepsrisico is een oriëntatiewaarde, ten aanzien waarvan een afweging moet worden gemaakt. De<br />
oriëntatiewaarde van het groepsrisico heeft in beginsel geen wettelijke basis en het bevoegd gezag kan<br />
alleen op grond hiervan niet haar oordeel baseren. In de praktijk heeft de oriëntatiewaarde wel juridische<br />
relevantie en fungeert als markeringspunt, niet als wettelijke waarde met rechtsgevolgen (het al dan niet<br />
doorgaan van een plan).<br />
In het kader van externe veiligheid is de Risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Op afbeelding 5.2 zijn<br />
de risicovolle inrichtingen weergegeven.<br />
Afbeelding 5.2: Risicokaart Noord-Holland, uitsnede voor Weidevenne<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 37
5.3.2 LPG-tankstation<br />
In het Bevi is bepaald dat een verantwoording van het groepsrisico verplicht is ten aanzien van een<br />
aantal ruimtelijke besluiten. Een nieuw bestemmingsplan wordt beschouwd als een nieuw ruimtelijk<br />
besluit. Derhalve dient het groeprisico van het LPG-tankstation te worden verantwoord. Bij<br />
LPG-tankstations dient in het kader van het Bevi rekening te worden gehouden met het invloedsgebied<br />
voor het groepsrisico op een afstand van 150 meter vanuit het vulpunt.<br />
In het plangebied is aan de Laan der Continenten 15 een brandstofverkooppunt met LPG gelegen dat<br />
van invloed is op de externe veiligheid in het plangebied (groepsrisico). Vanwege deze LPG-verkoop<br />
dient er getoetst te worden aan het Besluit externe veiligheid.<br />
Kwantitatieve risicoanalyse LPG-tankstation Laan der Continenten 15<br />
Een onderzoek naar het groepsrisico is uitgevoerd in het kader van de uitwerkingsplannen voor de<br />
omliggende woningbouw (o.a. Londenhaven). In dit kader is in november 2010 een extern<br />
veiligheidsonderzoek en een kwantitatieve risicoanalyse 1 door Oranjewoud/Save uitgevoerd. In dit<br />
onderzoek wordt gesproken over een bestaande en een nieuwe situatie. De nieuwe situatie uit dit<br />
onderzoek komt overeen met de bestaande situatie zoals die wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan.<br />
Voor onderhavig bestemmingsplan volstaat hiermee het onderzoek naar het LPG-tankstation uit 2010.<br />
Plaatsgebonden risico (PR)<br />
Op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is bepaald dat op basis van de jaarlijkse<br />
doorzet van dit LPG-tankstation van
onderdelen: Basinet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Door het Basisnet weten de gemeenten<br />
waar ze kunnen bouwen en ontstaan er geen veiligheidsproblemen door (onverwachte) groei van het<br />
transport van gevaarlijke stoffen. Bij de vaststelling van het Basisnet is rekening gehouden met de<br />
ruimtelijke plannen van gemeenten (ongeacht de ontwikkelingsfase van de plannen). Op deze manier<br />
houdt het Basisnet rekening met de komende ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de<br />
transportroutes. Daarnaast wordt er in Basisnet ruimte geschapen voor de groei van het transport van<br />
gevaarlijke stoffen: de risicoruimte die het transport krijgt toebedeeld is gebaseerd op de<br />
vervoersprognoses voor het jaar 2020. Hierdoor wordt voorkomen dat er nieuwe veiligheidsknelpunten<br />
ontstaan.<br />
De eindrapportages van het Basisnet zijn inmiddels gereed:<br />
Basisnet weg (eindrapport)<br />
Basisnet water (eindrapport)<br />
Basisnet spoor (eindrapport)<br />
Om het Basisnet wettelijk te verankeren moet bestaande wetgeving worden aangepast en nieuwe<br />
wetgeving worden ontwikkeld. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) zal voor de regulering van de<br />
vervoerskant van het Basisnet worden aangevuld met artikelen over o.a. risicoplafonds en handhaving<br />
van de risicoruimte. Voor het wettelijk vastleggen van de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het<br />
Basisnet is een nieuwe AmvB in ontwikkeling: het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). De<br />
gewijzigde Wvgs en het Btev treden naar verwachting medio <strong>2012</strong> in werking. Tot die tijd is de circulaire<br />
Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS) van kracht. In het cRNVGS zijn de<br />
transportaantallen van het vervoer gevaarlijke stoffen over weg en water opgenomen.<br />
Verkeerswegen<br />
Van de wegen in en rond Weidevenne is alleen de rijksweg A7 aangewezen als transportroute voor<br />
gevaarlijke stoffen. De woningen in Weidevenne zijn gelegen op meer dan 200 meter vanaf de A7. De<br />
oriënterende waarde voor het groepsrisico voor de A7 wordt niet overschreden. De risicoatlas van de<br />
provincie Noord-Holland bevestigt dit. Nader onderzoek naar externe veiligheid van transportroute over de<br />
weg is daarom niet nodig.<br />
De concept-eindrapportage "Basisnet weg" is tijdelijk geinplementeerd in de Crnvg. In de eindrapportage<br />
wordt ter plaatse van de A7 nabij Weidevenne aangegeven dat het groepsrisico
waarde als een richtwaarde. Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten<br />
binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. Wanneer een plan<br />
consoliderend van aard is of de oriënterende waarde niet wordt overschreden kan bij de verantwoording<br />
worden volstaan met het vermelden van:<br />
de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding;<br />
de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;<br />
de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.<br />
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te<br />
stellen om een advies uit te brengen. Wanneer een planvaststelling leidt tot een verhoging van het GR of<br />
een overschrijding van de oriënterende waarde worden ook de volgende aspecten verantwoord:<br />
het GR per kilometer buisleiding vergeleken met de oriënterende waarde;<br />
de maatregelen die door de exploitant worden genomen ter beperking van het GR;<br />
alternatieve mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager GR en de voor- en<br />
nadelen daarvan;<br />
andere mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van GR.<br />
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een zakelijk rechtstrook<br />
bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.<br />
Op basis van het Bevb moeten alle planologisch relevante leidingen inclusief gereserveerde ruimte voor<br />
buisleidingen) in (en nabij) het plangebied worden geïnventariseerd. In het plangebied bevinden zich twee<br />
ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen W-570-01 en W-570-23. Voor deze buisleidingen<br />
dient het groepsrisico te worden bepaald en verantwoord.<br />
Leiding Diameter in mm Diameter in inch Druk in bar<br />
W-570-01 219,1 8 40<br />
W-570-23 323,9 12 40<br />
Afbeelding 5.3: Ligging hogedrukaardgastransportleidingen W-570-01 en W-570-23<br />
40 Weidevenne <strong>2012</strong>
De aardgastransportleidingen W-570-01 en W-570-23 liggen in de noordelijke helft van Weidevenne.<br />
Bovenstaande afbeelding toont de ligging van de leidingen.<br />
Kwantitatieve risicoanalyse aardgastransportleidingen<br />
In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen voor Weidevenne zijn in een kwantitatieve<br />
risicoanalyse (ook wel QRA genoemd) de risico's van deze aardgastransportleidingen in kaart gebracht<br />
en getoetst aan de geldende normen. 3<br />
Plaatsgebonden risico (PR)<br />
Voor de aardgastransportleidingen is het berekende plaatsgebonden risico per jaar (PR) lager dan<br />
10 -6 per jaar.<br />
Groepsrisico (GR)<br />
Uit de berekening komt naar voren dat het berekende groepsrisico voor beide aardgastransportleidingen<br />
kleiner is dan de oriëntatiewaarde. Zowel in de huidige als de toekomstige situatie wordt de oriënterende<br />
waarde voor het groepsrisico niet overschreden. Voor de aardgastransportleiding W-570-01 is het<br />
berekende groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Hiervoor volstaat een beperkte<br />
verantwoording van het groepsrisico. Voor de aardgastransportleiding W-570-23 is dit 0,455 maal de<br />
oriëntatiewaarde. Bij situaties waarbij de overschrijding groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde dient<br />
een volledige verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Hierover heeft formeel overleg<br />
plaatsgevonden met de lokale en regionale brandweer. De verantwoording 4 van het groepsrisico van<br />
beide aardgastransportleidingen zijn als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.<br />
Conclusie<br />
Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR. Het plangebied ligt binnen het<br />
invloedsgebied van het GR. Voor de aanwezige leiding is een zakelijk rechtstrook in de planregels en in<br />
de verbeelding opgenomen. De aanwezigheid van de hogedrukaardgastransportleidingen in het<br />
plangebied vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan voor Weidevenne.<br />
5.4 Geluid<br />
5.4.1 Wegverkeerslawaai<br />
5.4.1.1 Beleidskader<br />
De Wet geluidhinder schrijft voor dat in ruimtelijke plannen die betrekking op gronden die langs een<br />
verkeersweg gelegen zijn, onderzocht wordt of op de gevel van gebouwen de maximaal toegestane<br />
geluidsbelasting niet wordt overschreden.<br />
Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van<br />
woonerven en 30 km/u-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de<br />
gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte<br />
is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt<br />
gemeten uit de rand van de weg.<br />
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de<br />
wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De<br />
voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt<br />
dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het<br />
verminderen van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in<br />
maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het<br />
overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger<br />
(bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.<br />
Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 41
ezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële<br />
aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n)<br />
worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente <strong>Purmerend</strong>. Deze hogere<br />
grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste<br />
grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande<br />
wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.<br />
Voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/u-gebied geldt geen wettelijke geluidszone en is<br />
akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht.<br />
Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te<br />
worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient<br />
te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels<br />
noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder<br />
vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader worden<br />
gehanteerd. Daarnaast is van belang dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het<br />
Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.<br />
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer<br />
worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen<br />
worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met<br />
een maximumsnelheid van 70 km/u of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage<br />
genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.<br />
5.4.1.2 Analyse<br />
Bij de ontwikkeling van Weidevenne is rekening gehouden met mogelijke geluidshinder van weg- of<br />
spoorverkeer. Bij de doorgaande wegen en het spoor zijn de woningen en andere geluidsgevoelige<br />
bestemmingen op een zodanige afstand van de weg of het spoor gesitueerd zodat wordt voldaan aan de<br />
ontheffingswaarde van 53dB (voorheen 55 dBA).<br />
In het kader van de woningbouw die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan "West 1990" zijn in<br />
het verleden voor de A7, de Laan der Continenten en de Donaulaan hogere grenswaarden vastgesteld,<br />
zie tabel 5.1.<br />
Weg<br />
voorkeurs- maximale verleende ontheffing datum besluit<br />
grenswaarde ontheffingswaarde<br />
A7 48 dB 53 dB 53 dB (toen 55 dB(A)) 28-6-2005<br />
Laan der<br />
48 dB 63 dB 53 dB (toen 55 dB(A)) 5-1-1991<br />
Continenten<br />
Donaulaan 48 dB 63 dB 53 dB<br />
Tabel 5.1: Geluidswaarden voor de A7, Laan der Continenten en de Donaulaan<br />
Afwijkende situaties<br />
Weidevenne is zo ontworpen dat de woningen zich in principe bevinden buiten de 53 dB-contour van de<br />
doorgaande, 50 km/u wegen. In de meeste gevallen zijn de woningen met de voorgevels naar de<br />
doorgaande weg gericht. In een aantal situaties zijn echter de achtertuinen gericht naar de weg. Deze<br />
achtertuinen vallen hier wel binnen de 53 dB-contour. Op basis hiervan is het in deze situaties niet<br />
toegestaan om in de achtertuinen geluidsgevoelige ruimten zoals bedoeld in de Wet geluidhinder te<br />
realiseren.<br />
Voor het appartementengebouw aan Londenhaven, gelegen in de geluidszone van de Laan der<br />
Continenten, is een ontheffing hogere grenswaarde verleend van 54 dB.<br />
In kwadrant Europa zijn de woningen parallel gelegen aan de A7 aan de westzijde van de woning<br />
voorzien van een zogenaamde 'dove gevel' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Een dove gevel is hier<br />
noodzakelijk omdat de geluidsbelasting op de gevel van het gebouw als gevolg van het wegverkeer op de<br />
42 Weidevenne <strong>2012</strong>
A7 hoger is dan de maximale ontheffingswaarde voor deze rijksweg. De toepassing van een dove gevel<br />
bij deze woningen is in onderhavig bestemmingsplan verankerd in de regels.<br />
5.4.1.3 Conclusie<br />
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk binnen de<br />
geluidzones van de geluidgezoneerde wegen. Voor situaties waar maatregelen nodig zijn in verband met<br />
het wegverkeerslawaai is dit verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. Op basis hiervan kan<br />
gesteld worden dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor vaststelling van dit<br />
bestemmingsplan.<br />
5.4.2 Spoorweglawaai<br />
5.4.2.1 Beleidskader<br />
Er bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) langs alle spoorwegen geluidszones. Binnen<br />
de geluidszone van een spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige<br />
bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen.<br />
De grootte van een geluidszone kan per traject verschillen. Een overzicht van de zone per traject is op<br />
basis van de Wet geluidhinder vastgelegd in de Regeling zonekaart spoorwegen. De breedte van de<br />
geluidszone van het traject Zaandam-<strong>Purmerend</strong>-Hoorn (traject nummer 450) bedraagt 200 m.<br />
De voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai bedraagt 55 dB. De maximumgrenswaarde bedraagt<br />
voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande sporen 68 dB. Op basis van het<br />
Akoestisch Spoorboekje ASWIN 2007 kunnen de geluidscontouren worden berekend voor de locaties<br />
die binnen de geluidszone gelegen zijn.<br />
5.4.2.2 Analyse<br />
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt.<br />
Voor de geluidsgevoelige functies die in de huidige situatie binnen de zone van de spoorweg zijn<br />
gelegen, is de bestaande situatie vastgelegd. Akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai is daarom<br />
niet noodzakelijk.<br />
5.4.2.3 Conclusie<br />
Het aspect spoorlawaai vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.<br />
5.5 Luchtkwaliteit<br />
5.5.1 Beleidskader<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een<br />
oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de<br />
luchtkwaliteit.<br />
Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de<br />
naam 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit bestaat uit de volgende wet, AMvB en ministeriële<br />
regelingen:<br />
Wet tot wijziging Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen);<br />
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM);<br />
Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM);<br />
Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;<br />
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.<br />
Met de Wet tot wijziging Wet milieubeheer wordt in de Wet milieubeheer in hoofdstuk 5 een nieuwe titel<br />
5.2 'luchtkwaliteitseisen' opgenomen. De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote<br />
ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in<br />
betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn<br />
namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project<br />
niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 43
heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de<br />
concentratie CO 2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende<br />
mate bij aan de luchtvervuiling. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling<br />
NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, te weten:<br />
woningbouw:
adres naam en aard bedrijf inschaling SvH<br />
Weidelandpad 3-5 De Boffert, pannenkoekenrestaurant 1b<br />
Van Damplein 22<br />
Miyagi's Sushibar,<br />
1c<br />
Japans restaurant<br />
Van Damplein 23<br />
Victoria Garden,<br />
1c<br />
Chinees- Kantonees restaurant<br />
Van Damplein 26<br />
Limburgia,<br />
1b<br />
Limburgse vlaaien<br />
Van Damplein 27 Viswinkel Weidevenne 1b<br />
Van Damplein 28<br />
Kwalitaria,<br />
1c<br />
snackbar<br />
Tabel 5.2: Inschaling horecagelegenheden in Weidevenne volgens Staat van Horeca-activiteiten<br />
5.6.3 Conclusie<br />
In Weidevenne zijn in principe alleen horecagelegenheden toegestaan in het winkelcentrum en in het<br />
recreatiegebied Purmerland. De toegestane horecagelegenheden hebben beperkte openingstijden ('s<br />
nachts gesloten) en een beperkte verkeersaantrekkende werking. Tevens zijn de horecagelegenheden<br />
voorzien van voldoende parkeerplaatsen voor bezoekers. Hierdoor is de invloed op de directe omgeving<br />
te verwaarlozen.<br />
5.7 Natuurwaarden<br />
5.7.1 Beleidskader<br />
In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden<br />
gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.<br />
De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet (1998). Deze wet regelt de<br />
bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden.<br />
Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.<br />
De Natuurbeschermingswet kent drie typen gebieden:<br />
Natura 2000-gebieden;<br />
beschermde natuurmonumenten;<br />
Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale<br />
verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn),<br />
zoals Wetlands.<br />
In <strong>Purmerend</strong> komen deze gebieden niet voor.<br />
De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is gericht op de bescherming<br />
van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer<br />
verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en<br />
plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Floraen<br />
faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het<br />
plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.<br />
5.7.2 Analyse<br />
Op het gebied van flora en fauna is Weidevenne grofweg in twee gebieden te verdelen: de bebouwde<br />
kom en het omliggende groengebied. Hieronder zullen de beide gebieden apart worden bestudeerd.<br />
Bebouwde kom<br />
Het plangebied voor dit bestemmingsplan bevindt zich overwegend in de bebouwde kom van <strong>Purmerend</strong>.<br />
Het voor wonen bestemde gedeelte van Weidevenne (kwadranten I t/m IV) wordt gekenmerkt door de<br />
volgende biotopen: openbare groenstroken, sloten, bomen, struweel, verharding en bebouwing. Dit<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 45
gedeelte van het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).<br />
Voor de ontwikkeling van het laatste kwadrant, Kwadrant Europa, is een ontheffing van de Flora- en<br />
faunawet afgegeven. Deze ontheffing liep echter in oktober 2011 af. Met het oog op de nog te realiseren<br />
woningbouwontwikkelingen in kwadrant Europa is opdracht verleend aan Ecologisch onderzoeksbureau<br />
Van der Goes en Groot om mee te werken aan het proces rondom de mogelijk nieuwe aanvraag voor<br />
een ontheffing. Op grond van een literatuuronderzoek en een veldbezoek 5 is een beoordeling gemaakt<br />
van de huidige situatie op de bouwterreinen en daarop voorkomende flora en fauna. Op grond van deze<br />
beoordeling is een advies opgesteld over de nieuwe ontheffingsaanvraag. Hieruit kan worden gesteld dat<br />
op de nog te bebouwen gronden alleen algemene licht beschermde soorten aanwezig zijn. Hiervoor<br />
hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd, maar geldt wel de zorgplicht.<br />
Op grond van de bevindingen tijdens veldbezoeken is bescherming, anders dan de algemene zorgplicht,<br />
van bijzondere soorten niet nodig en hoeft bij nieuwe ontwikkelingen géén nieuwe ontheffing te worden<br />
aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet.<br />
Ecologische Hoofdstructuur<br />
Ten westen en zuiden van de bebouwing in Weidevenne bevindt zich een groengebied. Het westelijke<br />
gedeelte (ten westen van de spoorlijn) maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische<br />
Hoofdstructuur, PEHS (zie ook 2.2.4). Afbeelding 5.4 toont een uitsnede van de kaart voor de PEHS uit<br />
de Nota Natuurbeleid 2005 - Noord-Holland Natuurlijk!<br />
Afbeelding 5.4: Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, uitsnede voor <strong>Purmerend</strong>.<br />
De PEHS is nader uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 uit 2011. Afbeelding 5.5 toont een<br />
uitsnede van de themakaart Natuur uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.<br />
46 Weidevenne <strong>2012</strong>
Afbeelding 5.5: Themakaart Natuur uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040, uitsnede Weidevenne.<br />
Deze ecologische zone, bekend onder de naam Weideveld, moet de verbinding waarborgen tussen de<br />
waardevolle veenweidelandschappen en in het bijzonder tussen de natuurgebieden Wormer- en<br />
Jisperveld respectievelijk Ilper- en Oostzanerveld; een verbinding die vooral van belang is voor kleine<br />
zoogdieren, riet- en moerasvogels en amfibieën, maar ook voor vele plantensoorten. Bij de inrichting van<br />
de ecologische zone is de oorspronkelijke langgerekte verkaveling van het veenweidelandschap<br />
geaccentueerd door het graven van extra sloten. De gehele inrichting, het gebruik en het beheer is<br />
gericht op het waarborgen van de ecologische verbinding. Deze primaire functie is onverenigbaar met<br />
een fysiek recreatief medegebruik. De landschappelijke en natuurlijke aantrekkelijkheid van de zone kan<br />
visueel beleefd worden vanaf het fietspad over de Wormerringdijk en vanaf de openbare oever langs het<br />
woongebied. Op het smalste punt van de zone bevindt zich een langzaamverkeersbrug welke het<br />
woongebied met de Wormerringdijk verbindt. De ecologische zone wordt beheerd door de stichting<br />
Noordhollands Landschap en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier als dijkbeheerder.<br />
In onderhavig conserverend bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen in dit gebied niet mogelijk<br />
gemaakt. Een onderzoek naar flora en fauna is derhalve niet noodzakelijk.<br />
Het zuidelijke gedeelte is ingericht en bestemd als recreatiegebied. Nieuwe ontwikkelingen en<br />
bebouwing is in dit recreatiegebied niet toegestaan. Op basis hiervan is ook voor dit gedeelte een<br />
onderzoek naar flora en fauna niet noodzakelijk.<br />
5.7.3 Conclusie<br />
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. De<br />
aanwezige ecologische waarden worden door middel van dit bestemmingsplan gewaarborgd.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 47
5.8 Planologisch relevante leidingen<br />
Teneinde een goede belangenafweging te kunnen maken voor de functies binnen het plangebied is het<br />
noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van de binnen het plangebied<br />
voorkomende planologisch relevante kabels, leidingen en straalpaden van bovenlokaal niveau.<br />
In het plangebied bevindt zich een tweetal hogedrukaardgastransportleidingen. Deze zijn reeds<br />
behandeld in paragraaf 5.3.4. In deze paragraaf zal op deze hogedrukaardgastransportleidingen verder<br />
niet worden ingegaan.<br />
5.8.1 Hoogspanningslijnen<br />
De mogelijk negatieve gezondheidseffecten van hoogspanningslijnen is de reden waarom het Ministerie<br />
van VROM besloten heeft om preventief beleid te maken voor bouwen rondom hoogspanningslijnen. Het<br />
beleid richt zich op nieuwe situaties. Bij nieuwbouwplannen of het realiseren van nieuwe<br />
hoogspanningslijnen adviseert de staatssecretaris te voorkomen dat er woningen, scholen of<br />
kinderdagverblijven terecht komen in een zone waar het magnetische veld sterker is dan 0,4 microtesla.<br />
Het beleidsadvies voor hoogspanningslijnen richt zich op nieuwe situaties. In geval van:<br />
het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen of wijzigen van bestaande plannen;<br />
het vaststellen van de tracés van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen of wijzigingen aan<br />
bestaande lijnen.<br />
Indicatieve zone<br />
Beoordeling van het (ontwerp)bestemmingsplan vindt plaats op basis van de indicatieve zone. De<br />
Netkaart van Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geeft de breedte van de indicatieve<br />
zone van de hoogspanningslijnen die door Nederland lopen. Als het nieuwe bestemmingsplan niet met<br />
de indicatieve zone overlapt, heeft het hoogspanningslijnenbeleid geen gevolgen voor de verdere<br />
planvorming. Overlapt het bestemmingsplan wel met de indicatieve zone dan is het van belang de<br />
specifieke zone te bepalen.<br />
Specifieke zone<br />
De specifieke zone bepaalt het ruimtebeslag van de bovengrondse hoogspanningslijn. Overlapt een<br />
nieuw bestemmingsplan met de indicatieve zone, dan wordt geadviseerd, in overleg met de<br />
netbeheerder, de specifieke zone op die locatie te berekenen. Voor die berekening is er een<br />
handreiking. Overlapt het nieuwe bestemmingsplan ook met de specifieke zone, dan wordt geadviseerd<br />
binnen die overlap geen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, crèches en<br />
kinderopvangplaatsen) te realiseren.<br />
Bij wijzigingen van een bestaand bestemmingsplan of aan een bestaande hoogspanningslijn is het<br />
aantal gevoelige bestemmingen in de specifieke zone - voor en na de wijziging - maatgevend. Als dit<br />
aantal door de voorgenomen wijziging niet toeneemt, is dit niet bezwaarlijk.<br />
Bouwen binnen de indicatieve zone<br />
Op basis van typische waarden voor stroom en configuratie van de hoogspanningslijnen zijn de zones<br />
voor alle hoogspanningslijnen geschat, de indicatieve zones. Als een bouwplan overlapt met de<br />
indicatieve zone moet op die plaats nauwkeurig worden gerekend. Deze berekening levert de specifieke<br />
zone op.<br />
Indicatieve zones voor de regionale netten<br />
Voor de regionale netten (150 kV, 110 kV en 50 kV) is het vanwege de 'grofheid' van de beschikbare<br />
gegevens niet mogelijk een indicatieve zone voor elke individuele lijn aan te geven. Voor deze netten<br />
geldt één zonebreedte per spanningsniveau. De waarden zijn afkomstig uit het KEMA/RIVM onderzoek.<br />
Spanning (kV)<br />
Indicatieve zone (meter)<br />
50 2 x 40<br />
48 Weidevenne <strong>2012</strong>
110 2 x 50<br />
150 2 x 80<br />
Zakelijk rechtstrook<br />
Aan weerszijden van een hoogspanningslijn is in het algemeen sprake van een zakelijk rechtstrook.<br />
Hiervoor geldt dat binnen een bepaalde afstand van de leiding geen (nieuwe) bebouwing mag worden<br />
gerealiseerd.<br />
<strong>Purmerend</strong><br />
De hoogspanningslijn die in het zuidwesten <strong>Purmerend</strong> doorkruist is de lijn Diemen-Wijdewormer. De<br />
lijn heeft een spanning van 150 kv waarbij de indicatieve zone derhalve 2 x 80 meter bedraagt.<br />
Voor deze hoogspanningslijn is een specifieke zone berekend van 2 x 65 meter.<br />
Binnen de specifieke/indicatieve zone wordt door de rijksoverheid geadviseerd geen/zo weinig mogelijk<br />
nieuwe gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. Gevoelige bestemmingen zijn in dit geval:<br />
woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Dit advies is in de regels van dit<br />
bestemmingsplan overgenomen.<br />
Voor de hoogspanningslijn in Weidevenne geldt een zakelijk rechtstrook van 55 meter (27,50 meter aan<br />
weerszijden van het hart van de hoogspanningslijn). De hoogspanningslijn met bijbehorende zakelijk<br />
rechtstrook is als de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen op de<br />
verbeelding en in de regels. Binnen deze zakelijk rechtstrook geldt dat alle werkzaamheden die het<br />
normale grondgebruik te boven gaan onderworpen zijn aan een schriftelijke toestemming van de<br />
netbeheerder. Binnen de zakelijk rechtstrook bevindt zich in de bestaande situatie een woning op het<br />
perceel aan Purmerland 23.<br />
5.8.2 Straalpad<br />
Straalpaden dienen ter bescherming van telecommunicatieverbindingen. Binnen deze gebieden gelden<br />
beperkingen wat betreft bouwhoogten. In kwadrant Europa ligt een ruimtelijk relevant straalpad van KPN.<br />
De breedte van het straalpad is 10 meter, 5 meter aan weerszijden van het hart van de as.<br />
De gemeente kan vrijstelling verlenen van de beperkingen na advies te hebben ingewonnen van de<br />
beheerder.<br />
Omdat in het voorliggende plangebied hoofdzakelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen<br />
nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de voorwaarden van<br />
het straalpad.<br />
5.9 Water<br />
5.9.1 Beleidskader<br />
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld<br />
bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren,<br />
adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te<br />
geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de<br />
watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming.<br />
De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt<br />
gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemers (veelal gemeenten) nemen daarvoor samen<br />
de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of<br />
ingrepen. De watertoets is sinds 1 november 2003 wettelijk verplicht. In het kader van dit<br />
bestemmingsplan en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen heeft overleg plaatsvinden met het<br />
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 49
5.9.2 Analyse<br />
Vanwege de conserverende aard van het plan wordt in het plangebied geen enkele nieuwe ontwikkeling<br />
direct planologisch mogelijk gemaakt die tot een vergroting van het verhard oppervlak van enig formaat<br />
zou kunnen leiden. Een watertoets is om die reden, in overleg met het Hoogheemraadschap,<br />
achterwege gelaten. In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit<br />
ruimtelijke ordening wordt het gehele plan wel aan het Hoogheemraadschap voorgelegd.<br />
Voor de gebieden waar de bestemming Gemengd - Uit te werken geldt, dient bij de uitwerking daarvan<br />
een watertoets te worden uitgevoerd en contact op te worden genomen met het Hoogheemraadschap.<br />
5.9.3 Conclusie<br />
Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.<br />
50 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 6<br />
Juridische planbeschrijving<br />
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan.<br />
Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben<br />
gelegen.<br />
6.1 Planvorm<br />
Het bestemmingsplan 'Weidevenne <strong>2012</strong>' voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor<br />
beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke<br />
ordening en is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).<br />
Ten behoeve van de flexibiliteit is een aantal binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.<br />
Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur en de beperkte mate van<br />
ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle<br />
aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor<br />
de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.<br />
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het<br />
bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden<br />
binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk<br />
informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels<br />
zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele<br />
afwiijkingsmogelijkheden te vinden.<br />
6.2 Bestemmingsregeling<br />
De verschillende in het plangebied aanwezige functies zijn in overwegende mate overeenkomstig de<br />
vigerende planologische regeling en/of hun huidige gebruik bestemd. Hieronder worden de<br />
hoofdbestemmingen toegelicht.<br />
Algemeen<br />
Uitbreidingen/kleine bouwwerken<br />
Bij verschillende bestemmingen is het toegestaan om - na het afwijken door burgemeester en<br />
wethouders - in de nabijheid van het hoofdgebouw een uitbreiding te plegen dan wel een bouwwerk of<br />
een losstaand gebouw te plaatsen. In de regels wordt een maximale oppervlaktemaat van 100 m 2 en<br />
een maximale bouwhoogte van 5 meter gegeven. Er is voor gekozen om de gebouwen pas na het<br />
afwijken mogelijk te maken. Omdat op dit moment niet duidelijk is waar bedrijven of instellingen een<br />
uitbreiding zouden willen plaatsen, kan geen bouwgrens worden neergelegd. Door middel van het<br />
afwijken kan het college altijd nog zicht houden op de grootte van de uitbreiding en op de locatie waar<br />
deze uitbreiding komt te staan. Zo kan er voor gezorgd worden dat deze niet wordt geplaatst op<br />
onwenselijke locaties waar zij een hinder voor het verkeer of anderszins opleveren.<br />
Bestemmingsregels<br />
Artikel 3 Bedrijf<br />
De bestemming 'Bedrijf' komt in onderhavig bestemmingsplan slechts een enkele keer voor. De<br />
bestemming 'Bedrijf' bevat twee functieaanduidingen. De functieaanduiding 'verkooppunt voor<br />
motorbrandstoffen met lpg' staat alleen een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg met een<br />
maximale jaarlijkse doorzet van 999 m 3 toe. Bij het tankstation behorende detailhandel en<br />
autowasvoorzieningen zijn toegestaan binnen het bebouwingspercentage en de toegestane bouwhoogte.<br />
De functieaanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is opgenomen ten behoeve van de aanwezige<br />
zendmastinstallatie aan de Laan der Continenten 15. De toegestane maximale bouwhoogte van deze<br />
zendmast is 45 meter.<br />
Tevens heeft een nutsvoorzieningengebouw deze bestemming gekregen.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 51
Artikel 4 Gemengd - 1<br />
De bestemming 'Gemengd - 1' is opgenomen voor het Winkelcentrum Weidevenne. Binnen deze<br />
bestemming is toegestaan detailhandel, horeca uit ten hoogste categorie 1c uit de Staat van<br />
Horeca-activiteiten, parkeerplaatsen op het dak van het winkelcentrum. Wonen en maatschappelijke<br />
functies zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.<br />
Artikel 5 Gemengd - 2<br />
De bestemming 'Gemengd - 2' wordt toegekend aan gronden waar verschillende, overwegend<br />
maatschappelijke functies veelal in combinatie met wonen voorkomen. Ook maakt deze bestemming<br />
praktijkruimten, horeca, kantoren, (para)medische doeleinden, sociale en culturele doeleinden,<br />
maatschappelijke en zakelijke dienstverlening mogelijk. Detailhandel is binnen de bestemming<br />
'Gemengd-2' echter uitgesloten.<br />
Artikel 6 Gemengd - 3<br />
De bestemming 'Gemengd - 3' is specifiek opgenomen voor het wooncomplex Heel Europa aan<br />
Genuahaven. Dit wooncomplex is juridisch mogelijk gemaakt door middel van een<br />
postzegelbestemmingsplan welke in 2011 onherroepelijk is geworden. Gezien de recente<br />
totstandkoming en vaststelling van het postzegelbestemmingsplan is ervoor gekozen de regelgeving<br />
voor dit wooncomplex in onderhavig bestemmingsplan één-op-één over te nemen uit het<br />
postzegelbestemmingsplan.<br />
Artikel 7 Groen<br />
De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere op zichzelf staande<br />
groeneenheden die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de<br />
openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd als 'Groen'. Kleine stukjes siergroen vallen onder<br />
de bestemming 'Verkeer-2'. Binnen de bestemming 'Groen' is een beperkt aantal gebruiksvormen<br />
toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen,<br />
nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Er mogen binnen deze bestemming in principe slechts<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />
Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Burgemeester en<br />
wethouders kunnen binnenplans afwijken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te<br />
staan.<br />
Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan.<br />
Artikel 8 Kantoor<br />
In kwadrant Europa, in de zone langs de A7, is de bestemming 'Kantoor' op verscheidene plaatsen<br />
toegekend. De bestemming 'Kantoor' omvat in totaal 8 kavels voor kleinschalige kantoren/bedrijven.<br />
Deze functies mogen de nabij gelegen woonfunctie niet belemmeren. Vanwege de geluidszone van de<br />
Rijksweg A7 zijn voorts geen geluidsgevoelige functies toegestaan. Per gebouw is het maximum bruto<br />
bedrijfsvloeroppervlakte in m 2 opgenomen. De maximale omvang van het bruto bedrijfsvloeroppervlak van<br />
de bouwpercelen in het plangebied is mede bepaald op basis van de beschikbare parkeercapaciteit op<br />
de parkeerterreinen in de zone direct ten oosten van het plangebied en deels gelegen tussen de kavels.<br />
Voor elk bouwperceel is het toegestane bruto bedrijfsvloeroppervlakte bepaald. Afwijking is mogelijk voor<br />
overschrijding van deze maat op voorwaarde dat op het betreffende bouwperceel zelf voldoende<br />
aanvullende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.<br />
Artikel 9 Maatschappelijk<br />
De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd met de<br />
bestemming 'Maatschappelijk'. Voor deze bestemming wordt m.b.t. de verbeelding de bestaande<br />
maatvoering en systematiek uit het vigerende plan overgenomen en/of aangesloten bij de feitelijke<br />
bestaande situatie Onder maatschappelijke voorzieningen wordt verstaan (overheids)voorzieningen<br />
inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en<br />
daarmee gelijk te stellen sectoren.<br />
Het college van burgemeester en wethouders kan bij schoolgebouwen en kinderopvangverblijven door<br />
52 Weidevenne <strong>2012</strong>
middel van een binnenplanse afwijking extra bebouwing mogelijk maken, zowel in de vorm van één extra<br />
bouwlaag als in de vorm van de overschrijding van het toegestane maximale bebouwingspercentage tot<br />
ten hoogste 60% van de bij de school of opvang behorende gronden.<br />
Artikel 10 Natuur<br />
De zone van de Ecologische Hoofdstructuur in het westen van het bestemmingsplangebied heeft de<br />
bestemming 'Natuur' gekregen. Tevens geldt voor dit gebied de dubbelbestemming 'Waarde -<br />
Ecologische Hoofdstructuur'. Deze bestemming heeft als doel de bescherming, instandhouding,<br />
ontwikkeling en waarborging van de landschaps- en natuurwaarden van de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Recreatief medegebruik van deze gronden is niet toegestaan. Om deze reden zijn op deze gronden ook<br />
geen fiets- en voetpaden toegestaan.<br />
Artikel 11 Recreatie<br />
De bestemming 'Recreatie' geeft aan wat binnen deze stadsrandzone als overgang van het verstedelijkt<br />
gebied naar het rurale landschap mogelijk is. Daarbij is sprake van een aantal expliciet uitgesloten<br />
activiteiten. Het accent ligt in dit gebied op extensieve recreatie. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca'<br />
is een horecagelegenheid toegestaan. Hierbij heeft het de voorkeur dat deze horecagelegenheid aansluit<br />
bij het landelijke en recreatieve karakter van dit gebied.<br />
Artikel 12 Sport<br />
Voor de sportvelden aan de noordrand van Kwadrant II is de bestemming sport opgenomen. Het accent<br />
ligt hierbij op buitensportactiviteiten met de daarbij behorende gebouwen zoals kleedruimten en een<br />
sportkantine.<br />
Artikel 13 Tuin - 1<br />
De bestemming Tuin-1 betreft de bij een woning behorende gronden waarop geen bebouwing is<br />
toegestaan met uitzondering van een erker aan het hoofdgebouw alsmede lage erf- en<br />
terreinafscheidingen. Het zal hier vrijwel altijd gaan om de voortuinen. De erkers mogen over maximaal<br />
de bestaande pui van de woonkamer worden gebouwd. De diepte van een erker mag ten hoogste 60%<br />
van de diepte van de voortuin bedragen tot een maximale maat van 1,2 meter en niet hoger zijn dan de<br />
eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.<br />
Tevens is voor de bij de woning behorende gronden op de percelen in de Baaienbuurt in het zuiden van<br />
kwadrant IV, geheel de bestemming Tuin-1 opgenomen. Dit sluit aan bij de ontwerpgedachte die ten<br />
grondslag ligt aan de Baaienbuurt.<br />
Voor de voormalige agrarische percelen aan Purmerland is voor een gedeelte van het achtererf eveneens<br />
de bestemming Tuin-1 opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de regeling uit het uitwerkingsplan<br />
dat destijds voor deze percelen is gemaakt.<br />
Artikel 14 Tuin - 2<br />
De bestemming Tuin-2 betreft in principe de achtertuinen en de zijtuinen bij woningen. De Tuin-2<br />
bestemming begint in principe op één meter achter de voorgevel.<br />
Binnen de bestemming Tuin-2 wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en naast het<br />
hoofdgebouw van de woning te gebruiken voor uitbreiding van de woning door aan- of uitbouwen of voor<br />
de bouw van bijgebouwen. Op deze gronden mag het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen en<br />
bijgebouwen ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een<br />
maximum van 50 m². Bij erven, groter dan 150 m 2 , worden meer erfbebouwingsmogelijkheden<br />
toegestaan, hier mag tot 75 m 2 worden gebouwd.<br />
Achter de woning mag over een diepte van ten hoogste 3 meter achter de achtergevel, of het verlengde<br />
daarvan, worden gebouwd. Ook naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel of het verlengde<br />
daarvan, over een breedte van ten hoogste 3 meter worden aangebouwd. Als ten tijde van de<br />
terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan al een meer dan drie meter brede dan wel diepe<br />
aan- of uitbouw aanwezig is, mag de nieuwe aanbouw net zo diep zijn als de bestaande uitbouw. Op<br />
deze manier kunnen de gevels van aanbouwen gelijk getrokken worden en ontstaan er geen<br />
verspringingen. Voorwaarde hierbij is wel dat voor deze extra diepe uitbouw een omgevingsvergunning<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 53
voor het bouwen is afgegeven.<br />
De bouwhoogte van aanbouwen mag de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw<br />
bedragen, vermeerderd met 0,3 meter tot een maximum van 4,5 meter.<br />
Dakterrassen zijn op het gehele oppervlak van aanbouwen toegestaan, ten minste voor zover deze<br />
aanbouw recht achter het hoofdgebouw is gelegen, met een hekhoogte van 1 meter. De hekhoogte<br />
voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Dakterrassen op aanbouwen die zich niet recht achter de<br />
woning bevinden, bijvoorbeeld bij een hoekwoning, worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst<br />
bevonden.<br />
Voor een aantal achtertuinen bij woningen langs de Laan der Continenten is binnen de bestemming<br />
Tuin-2 een specifieke bouwaanduiding (specifieke bouwaanduiding - 6) opgenomen, waardoor<br />
geluidsgevoelige ruimten in de achtertuin niet mogelijk worden gemaakt. De reden hiervoor is dat deze<br />
achtertuinen zich bevinden binnen de 53 dB-contour van de Laan der Continenten.<br />
Mantelzorg<br />
Het is toegestaan om - na afwijking - binnen de bestemming Tuin-2 in het kader van het geven van<br />
mantelzorg afhankelijke woonruimte bij een woning te plaatsen, een zogenaamde 'kangoeroewoning'.<br />
Mantelzorg wordt omschreven als het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het<br />
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.<br />
Kenmerkend voor mantelzorg is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn<br />
of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is. Afwijken wordt per woning<br />
slechts één keer gedaan, om te voorkomen dat er verschillende afhankelijke woonruimtes bij een woning<br />
geplaatst kunnen worden. Zodra de mantelzorg beëindigd is trekken burgemeester en wethouders de<br />
afwijking in.<br />
Artikel 15 Tuin - 3<br />
In Weidevenne is een aantal woningen bijzonder gelegen ten opzichte van de directe omgeving,<br />
bijvoorbeeld aan het water of aan de ecologische hoofdstructuur. Gezien de bijzondere situering van<br />
deze woningen is voor (een gedeelte van) de bij de woning behorende gronden de bestemming Tuin-3<br />
opgenomen. Binnen deze tuinbestemming is een beperkte bebouwingsmogelijkheid (6 m 2 ), ten behoeve<br />
van bijvoorbeeld een (losstaande) berging of tuinhuisjes, opgenomen. Op deze manier wordt<br />
aangesloten bij de ontwerpgedachte achter deze delen van Weidevenne en wordt recht gedaan aan de<br />
kwaliteit van de woonomgeving.<br />
Artikel 16 Tuin - 4<br />
De vaak grote erven die zijn gelegen op voormalige agrarische percelen zijn binnen de bestemming<br />
Tuin-4 geregeld. Binnen deze bestemming zijn aanbouwen en bijgebouwen toegestaan.<br />
De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het oppervlak<br />
van het erf bedragen met een maximum van 75 m². Op een aantal van deze percelen zijn echter nog<br />
grote voormalige agrarische gebouwen aanwezig. Wanneer het gezamenlijk oppervlak groter is dan<br />
75 m² mag het oppervlak ten hoogste het, ten tijde van de ter inzage legging van het<br />
ontwerpbestemmingsplan, aanwezige oppervlak bedragen, met dien verstande dat per gebouw het<br />
oppervlak ten hoogste 400 m² mag bedragen.<br />
Achter de woning mag over een diepte van ten hoogste 3 meter achter de achtergevel, of het verlengde<br />
daarvan, worden gebouwd. Ook naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel of het verlengde<br />
daarvan, over een breedte van ten hoogste 3 meter worden aangebouwd. Als ten tijde van de<br />
terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan al een meer dan drie meter brede dan wel diepe<br />
aan- of uitbouw aanwezig is, mag de nieuwe aanbouw net zo diep zijn als de bestaande uitbouw. Op<br />
deze manier kunnen de gevels van aanbouwen gelijk getrokken worden en ontstaan er geen<br />
verspringingen. Voorwaarde hierbij is wel dat voor deze extra diepe uitbouw een omgevingsvergunning<br />
voor het bouwen is afgegeven.<br />
De bouwhoogte van aanbouwen mag de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw<br />
bedragen, vermeerderd met 0,3 meter tot een maximum van 4,5 meter.<br />
Dakterrassen zijn op het gehele oppervlak van aanbouwen toegestaan, ten minste voor zover deze<br />
aanbouw recht achter het hoofdgebouw is gelegen, met een hekhoogte van 1 meter. De hekhoogte<br />
54 Weidevenne <strong>2012</strong>
voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Dakterrassen op aanbouwen die zich niet recht achter de<br />
woning bevinden, bijvoorbeeld bij een hoekwoning, worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst<br />
bevonden.<br />
Artikel 17 Verkeer - 1<br />
De bestemming Verkeer-1 wordt toegekend aan die wegen die door hun doorstroomfunctie een<br />
structuurbepalend karakter hebben.<br />
Tevens valt de spoorverbinding met bijbehorend treinstation <strong>Purmerend</strong> Weidevenne binnen deze<br />
bestemming. Hiervoor is de functieaanduiding 'railverkeer' opgenomen.<br />
Artikel 18 Verkeer - 2<br />
De bestemming Verkeer-2 wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen<br />
deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het<br />
verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en<br />
dergelijke.<br />
Tevens wordt binnen deze bestemming de Melkwegbrug, de fiets- en voetgangersbrug over het<br />
Noordhollandsch Kanaal, mogelijk gemaakt.<br />
Ambulante handel op gronden met de bestemming Verkeer-2 is toegestaan bij georganiseerde markten<br />
en binnen de regelgeving van de Marktverordening <strong>Purmerend</strong>. Om een standplaats in te nemen zal wel<br />
altijd een standplaatsvergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening nodig zijn.<br />
Artikel 19 Water<br />
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor water zijn bestemd voor de<br />
waterhuishouding, met de daarbij behorende oevers. Dit water mag in principe niet worden gedempt of<br />
vergraven. Voor bouwwerken of werkzaamheden langs, in, of op het water dient een watervergunning bij<br />
het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aangevraagd te worden. Voor de maximale<br />
afmetingen van steigers (max. 6 meter breed, max. 1 meter het water in) is aansluiting gezocht bij de<br />
regels die de Keur van het Hoogheemraadschap daarover stelt. Op deze wijze ontstaan er geen<br />
verschillen in regelgeving.<br />
Artikel 20 Wonen<br />
Op gronden met de bestemming Wonen mogen in principe hoofdgebouwen, bedoeld voor de bewoning<br />
door personen, worden gebouwd. Daar waar echter voor de voorgevelrooilijn een aanbouw of bijgebouw is<br />
gesitueerd, is eveneens gekozen voor de bestemming Wonen, al dan niet met de aanduiding garage.<br />
Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat op de bestemming Tuin-1 in principe niet mag<br />
worden gebouwd. Voor wat betreft de ligging van de voorgevelrooilijn, zoals bedoeld in Bijlage II van het<br />
besluit omgevingsrecht (Bor), is de gevel van het hoofdgebouw relevant en niet die van een in de voortuin<br />
gelegen aanbouw of bijgebouw.<br />
In principe gaat het bestemmingsplan uit van de regeling dat de maximale bouwhoogte van het<br />
hoofdgebouw met een kap ten hoogste de oorspronkelijke nokhoogte mag bedragen. Dit is de<br />
nokhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan. Deze nokhoogte is door de gemeente<br />
geïnventariseerd. Voor deze gebouwen is op de kaart een goothoogte aangegeven. Voor een aantal<br />
woningen of woonblokken is echter zowel een maximale goot- als bouwhoogte opgenomen. Dit is bij<br />
woningen waarbij de werkelijke bouwhoogte lager ligt dan de toegestane maximale bouwhoogte uit het<br />
daarvoor geldende uitwerkingsplan. Door ook een maximale bouwhoogte op te nemen blijft het voor deze<br />
woningen mogelijk om dakopbouwen of kapverhogingen te realiseren die ook al op basis van het<br />
uitwerkingsplan werden mogelijk gemaakt. Ingeval van hoofdgebouwen met een platte afdekking is op de<br />
kaart de bouwhoogte aangegeven.<br />
Aan de achterzijde van een woning mogen dakkappellen vergunningsvrij worden geplaatst to 0,5 meter<br />
uit de zijgevel. Hierbij zijn de voorwaarden zoals genoemd in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht<br />
(Bor) van toepassing. Een dakkapel aan de voorzijde van de woning mag overeenkomstig de<br />
welstandsnota maximaal 50% van de breedte van de woning bedragen met een maximum van 3 meter.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 55
Ingeval van een hoofdgebouw met een asymmetrische kapvorm mag aan de achterzijde een dakopbouw<br />
over de gehele breedte van de woning worden gebouwd tot de maximaal toegestane goothoogte mits<br />
deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte afdekking.<br />
Vrijstaande woningen<br />
Voor vrijstaande woningen is een systematiek gekozen waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de<br />
regels uit de daarvoor opgestelde uitwerkingsplannen. Dit houdt in dat het gedeelte van de woning dat<br />
valt binnen het bouwvlak zoals opgenomen in de uitwerkingsplannen (de bouwenveloppe) de<br />
bestemming Wonen heeft gekregen. Het bouwvlak komt hier direct om de bestaande woning te liggen.<br />
De aan- en bijgebouwen die niet binnen dit bouwvlak vallen worden opgenomen in de bestemming<br />
Tuin-2.<br />
Uitbreidingsmogelijkheden woningen met twee bouwlagen<br />
Woningen bestaande uit 2 bouwlagen met een platte afdekking zijn zodanig bestemd dat het mogelijk is<br />
(gedeeltelijk) een derde bouwlaag op de woning te realiseren. Hiermee wordt voor dit woningtype<br />
aangesloten bij de bouwmogelijkheden voor een extra woonlaag die diverse woningen van dit bouwtype<br />
reeds hadden op basis van het uitwerkingsplan of een vrijstelling ex artikel 19 WRO. Hiermee is voor dit<br />
woningtype in heel Weidevenne een uniforme regeling ontstaan.<br />
Voor woningen met een (a-symmetrische) kap is in dit bestemmingsplannen de bestaande situatie<br />
vastgelegd. De mogelijkheid voor een kapverhoging of het realiseren van een extra bouwlaag voor deze<br />
woningen is ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan nog onderwerp van studie. Derhalve<br />
worden dakopouwen c.q kapverhogingen voor deze woningen niet mogelijk gemaakt in onderhavig<br />
bestemmingsplan, maar zal hiervoor separaat gemeentebreed beleid worden opgesteld.<br />
Aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven<br />
Om een gewenste menging van wonen en werken in de woongebieden toe te kunnen staan, is binnen<br />
de bestemming Wonen het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige<br />
bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Hierbij geldt uiteraard dat de woonfunctie blijft prevaleren en geen<br />
hinder optreedt voor de woonomgeving. Met het oog op een gemeentebrede eenduidige regeling van<br />
deze activiteiten zijn beleidsregels vastgesteld voor het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en<br />
(kleinschalige) bedrijven binnen de bestemming Wonen. Het betreft de 'Beleidsregels<br />
aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijven'. De regels in het bestemmingsplan omtrent<br />
dit onderwerp zijn hieruit overgenomen.<br />
Artikel 21 Gemengd - Uit te werken<br />
In kwadrant Europa bevindt zich langs het Noordhollandsch kanaal een gebied dat nog niet in<br />
ontwikkeling is gebracht en waarvoor nog geen uitwerkingsplan is gemaakt op basis van het moederplan<br />
"West 1990". Omdat voor dit gebied nog geen concrete ontwikkeling in beeld is, heeft het de<br />
bestemming "Gemengd - Uit te werken" gekregen. Binnen deze bestemming zijn de functies Wonen,<br />
Maatschappelijke voorzieningen en culturele voorzieningen toegestaan. In de regels voor deze<br />
bestemming zijn de bouwmogelijkheden overgenomen uit het thans geldende bestemmingsplan "West<br />
1990". Daar waar nodig zijn de regels aangepast aan de huidige feitelijke situatie. De bestemming<br />
"Gemengd - Uit te werken" is een bestemming met een uitwerkingsplicht. Dit betekent dat voor deze<br />
gronden een bouwverbod geldt en een uitwerkingsplicht.<br />
Artikel 22 Leiding - Gas - 2 en Artikel 23 Leiding - Gas - 3<br />
De aanwezige leidingen in het hele plangebied worden beschermd via de dubbelbestemmingen<br />
Leiding - Gas - 2 en Leiding - Gas - 3. Op grond van deze dubbelbestemming is het voor het bouwen op<br />
deze gronden mogelijk om af te wijken, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de<br />
betreffende leidingen (Gasunie).<br />
Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding<br />
56 Weidevenne <strong>2012</strong>
Voor de hoogspanningsleiding in het het zuiden van Weidevenne is de dubbelbestemming<br />
Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming vallen naast de<br />
hoogspanningslijnen zelf, ook een zakelijke rechtstrook van 27,5 meter aan weerszijden van het hart van<br />
de lijn.<br />
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 1<br />
Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota<br />
Archeologie in <strong>Purmerend</strong> (2009), zijn aangewezen als gebieden met een middelhoge of hoge<br />
archelogische verwachtingswaarde, worden beschermd via de dubbelbestemming<br />
Waarde - archeologie - 1.<br />
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 2<br />
Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, bijlagen van de Beleidsnota<br />
Archeologie in <strong>Purmerend</strong> (2009) zijn aangewezen als AMK-terrein, worden beschermd via de<br />
dubbelbestemming Waarde - archeologie - 2.<br />
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering<br />
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden<br />
worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Voor bouwwerken of<br />
bouwwerkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een waterverguuning van het<br />
Hoogheemraadschap vereist.<br />
Algemene regels<br />
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel<br />
Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is<br />
bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om<br />
omgevingsvergunning voor het bouwen. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van<br />
privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.<br />
Artikel 29 Algemene bouwregels<br />
In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van<br />
toepassing zijn.<br />
Ondergrondse bouw<br />
De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing zijn op ondergrondse<br />
bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw<br />
beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag. Mag bovengronds de helft van een perceel worden<br />
bebouwd met gebouwen, dan mag ondergronds ook over de helft van het oppervlakte van het perceel<br />
een kelder worden gebouwd. Indien bovengronds reeds bebouwing is gepleegd, en de voorschriften<br />
bepalen dat slechts een bepaald percentage van de grond mag worden bebouwd, dan dient bij de<br />
berekening hoeveel oppervlakte aan ondergrondse bebouwing dan nog toegelaten is, gekeken te worden<br />
naar de vraag hoeveel het grondoppervlak van de kelder en de bovengrondse bouw in totaal is. Als een<br />
kelder recht onder een bovengronds gebouw is gelegen, worden beide gebouwen niet als aparte<br />
gebouwen gezien, maar als de bouwlagen van één en hetzelfde gebouw. Ligt een gedeelte van de kelder<br />
niet onder het bovengrondse gebouw, dan moet het stuk wat als het ware ondergronds buiten het<br />
gebouw uitsteekt opgeteld worden bij de oppervlakte van het bijgebouw. Samen mogen deze twee<br />
oppervlakten niet meer bedragen dan wat aan bebouwing is toegestaan. Het bouwen van een kelder<br />
recht onder het bovengrondse gebouw is altijd toegestaan.<br />
Artikel 30 Algemene gebruiksregels<br />
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen dat gronden niet mogen worden gebruikt in strijd met de<br />
daaraan gegeven bestemming.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 57
Artikel 31 Algemene aanduidingsregels<br />
In de algemene aanduidingsregels zijn de regels voor gebiedsaanduidingen opgenomen voor het<br />
straalpad van KPN en de veiligheidszone van het LPG-vulpunt.<br />
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels<br />
Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken<br />
dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient<br />
bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te<br />
worden aangetoond.<br />
Artikel 33 Algemene wijzigingsregels<br />
Wro-zone-wijzigingsgebied<br />
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het perceel Purmerland 23. In<br />
2008 is door burgemeester en wethouders besloten medewerking te verlenen aan het verzoek tot<br />
verschuiving van het bouwvlak. Er is besloten deze verschuiving mee te nemen bij de totstandkoming<br />
van een nieuw bestemmingsplan voor Weidevenne. In onderhavig bestemmingsplan zal een<br />
wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen waarin mogelijk wordt gemaakt het bouwvlak voor een woning<br />
in noordelijke richting te verschuiven. Voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid is dat binnen de zone<br />
van de wijzigingsbevoegdheid slechts 1 bouwvlak, dus 1 woning mag bestaan. Hiermee wordt de<br />
mogelijkheid uitgesloten dat er een extra (tweede) woning op het perceel wordt gerealiseerd. In de<br />
regels staat duidelijk omschreven welke functies en onder welke voorwaarden de wijzigingen mogen<br />
plaatsvinden. Op grond van artikel 3:6 Wro kunnen B&W een wijzigingsplan opstellen zodra de<br />
ontwikkelingen concreet zijn. Het wijzigingsplan moet opgesteld worden binnen de kaders die het<br />
moederplan stelt. Hier staat te zijner tijd inspraak tegen open.<br />
Artikel 34 Overgangsrecht<br />
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en<br />
bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik<br />
mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking<br />
hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een<br />
bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking<br />
treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig<br />
worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van<br />
toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.<br />
58 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 7<br />
Uitvoerbaarheid<br />
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het<br />
bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke<br />
uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke<br />
haalbaarheid van het plan.<br />
7.1 Financiële uitvoerbaarheid<br />
Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan<br />
vast te stellen voor gronden waarop een bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is<br />
voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het<br />
vaststellen van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in<br />
het plan begrepen anderszins is verzekerd.<br />
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een exploitatieplan is<br />
derhalve niet noodzakelijk.<br />
7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />
7.2.1 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro<br />
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is<br />
met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken<br />
gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg<br />
voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het<br />
geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg<br />
worden beschreven.<br />
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is voorgelegd aan de volgende instanties:<br />
gemeente Beemster<br />
gemeente Landsmeer<br />
gemeente Waterland<br />
gemeente Wormerland<br />
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier<br />
Provincie Noord-Holland<br />
N.V. Gasunie<br />
Rijkswaterstaat Dienst Noord-Holland<br />
ProRail B.V.<br />
NS Reizigers<br />
Veiligheidsregio Brandweer Zaanstreek-Waterland<br />
De ingekomen reacties van de overlegpartners zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakrapport<br />
bestemmingsplan Weidevenne <strong>2012</strong>'.<br />
7.2.2 Inspraak ingevolge Algemene inspraakverordening gemeente <strong>Purmerend</strong><br />
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente <strong>Purmerend</strong> bepaalt dat elk bestuursorgaan ten<br />
aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van<br />
gemeentelijk beleid. In dit geval is hier op de volgende wijze inhoud aan gegeven:<br />
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Weidevenne <strong>2012</strong>' heeft van d.d. 3 juli tot en met 13 augustus <strong>2012</strong><br />
ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zowel mondeling als schriftelijk inspraakreacties<br />
ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan naar voren worden gebracht.<br />
Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan 'Weidevenne <strong>2012</strong>' op d.d. 5 juli <strong>2012</strong> tijdens een<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 59
informatieavond toegelicht.<br />
Naar aanleiding van de inspraakperiode zijn 17 reacties binnengekomen. Voor de inspraakreacties en<br />
het gemeentelijke commentaar daarop wordt verwezen naar de bij het bestemmingsplan behorende<br />
'Inspraakrapport bestemmingsplan Weidevenne <strong>2012</strong>'.<br />
7.2.3 Overleg ingevolge artikel 3.8 Wro<br />
Artikel 3.8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene<br />
wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare<br />
voorbereidingsprocedure.<br />
Het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen van d.d. 4 december <strong>2012</strong> tot en met d.d. 14<br />
januari 2013 De kennisgeving is in de Staatscourant van d.d. 3 december geplaatst. Tevens is de<br />
kennisgeving elektronisch toegestuurd aan de volgende instanties:<br />
gemeente Beemster<br />
gemeente Landsmeer<br />
gemeente Waterland<br />
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier<br />
Provincie Noord-Holland<br />
N.V. Gasunie<br />
Rijkswaterstaat Dienst Noord-Holland<br />
ProRail B.V.<br />
NS Reiziger<br />
Alliander<br />
De ingekomen reacties van de overlegpartners zijn samengevat en beantwoord in de bij dit<br />
bestemmingsplan behorende 'Memorie van Antwoord'.<br />
60 Weidevenne <strong>2012</strong>
Bijlagen bij de toelichting<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 61
Bijlage 1 Overzicht vigerende uitwerkings- en<br />
wijzigingsplannen<br />
Bestemmingsplan Uitwerkingsplan/wijzigingsplan Vastgesteld door<br />
B&W<br />
Goedgekeurd door<br />
Gedeputeerde Staten<br />
WEST 1990<br />
Uitbreidingsgebied Weidevenne, 27-10-1998 14-1-1999<br />
kwadrant II, sportcomplex 1998<br />
Weidevenne, kwadrant II, deelplan i 13 … 1999 5-10-1999<br />
1999<br />
Weidevenne, kwadrant II, ecologische 2-02-1999 26-03-1999<br />
verbindingszone 1999<br />
Weidevenne, deelplannen H, J en K 2-02-1999 16-04-1999<br />
1998<br />
Weidevenne, kwadrant II, deelplan L 20-06-2000 13-07-2000<br />
2000 (1 e fase)<br />
Weidevenne, kwadrant II, deelplannen 11-04-2000<br />
M en N 2000<br />
Weidevenne, kwadrant II, deelplan L 27-11-2001 7-01-2002<br />
2001 (2 e fase)<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 11-04-2006<br />
woningbouw Melkwegzone + tuindorp<br />
(ged.) 2005<br />
Wijzigingsplan Weidevenne kwadrant 13-02-2007 1-03-2007<br />
Europa, A-7 zone 2006<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 12-06-2007<br />
woningbouw Melkwegzone (1 e fase) +<br />
brede school en woonzorgcomplex<br />
2005<br />
Weidevenne kwadrant Europa Tuindorp 28-10-2008<br />
3 e fase 2008 (Kanaalzone)<br />
Weidevenne kwadrant Europa Tuindorp 7-07-2009<br />
3 e fase 2009<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 14-07-2009 29-07-2009<br />
aanlanding Melkwegbrug 2009<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 12-10-2010<br />
uitbreiding pieklocatie Wales 2010<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 10-05-2011<br />
Londenhaven 2011<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 23-08-2011<br />
't Convento 2011<br />
Weidevenne, kwadrant Europa, 25-10-2011<br />
Londenhaven woonzorgcomplex 2011<br />
Weidevenne, kwadrant Europa,<br />
Karpaten-Donaulaan <strong>2012</strong><br />
7-8-<strong>2012</strong><br />
62 Weidevenne <strong>2012</strong>
Bestemmingsplan Uitwerkingsplan Vastgesteld door<br />
B&W<br />
Goedgekeurd door<br />
Gedeputeerde Staten<br />
WEST III 1998 Weidevenne, kwadrant III, deelplannen 5-12-2000 19-05-1999<br />
A t/m G<br />
Woningbouw centrumgebied<br />
27-11-2001<br />
Weidevenne 2001 (1 e fase)<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan O 27-11-2001<br />
2001<br />
Weidevenne, kwadrant IV, bestaande 19-02-2002 14-05-2002<br />
bebouwing 2001<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan P 23-04-2002<br />
2002<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan T 08-10-2002<br />
2002<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan U 13-05-2003<br />
en brede school 2003<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan T 19-08-2003<br />
2002, eerste wijziging 2003<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplannen 14-10-2003 1-12-2003<br />
Q, R en S<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan V 22-06-2004<br />
2004<br />
Winkelcentrum centrumgebied 11-10-2005<br />
Weidevenne 2005<br />
Lamel 2 t/m 5 en woonzorgcomplex, 14-03-2006<br />
centrumgebied Weidevenne 2005<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan 30-01-2007<br />
S-2, 2006<br />
Weidevenne, kwadrant IV, deelplan V 27-03-2007<br />
2004, eerste wijziging 2006<br />
Station centrumgebied Weidevenne<br />
2007<br />
18-12-2007 8-04-2008<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 63
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten<br />
Milieuzonering van horeca-activiteiten<br />
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de<br />
problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in<br />
de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende<br />
toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in<br />
bestemmingsplannen wordt toegepast.<br />
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle<br />
relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het<br />
bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen<br />
van hinder:<br />
geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;<br />
(cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.<br />
Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor<br />
hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:<br />
indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;<br />
onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;<br />
uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen<br />
toelaatbaar.<br />
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene<br />
toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van<br />
ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het<br />
ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.<br />
Gehanteerde criteria<br />
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de<br />
basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar<br />
gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van<br />
Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie<br />
is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:<br />
de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden ) ;<br />
deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire<br />
industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;<br />
de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto<br />
en/of brommers (scooters) aantrekt.<br />
Categorieën van horeca-activiteiten<br />
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie<br />
categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):<br />
1. 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in<br />
hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor<br />
omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om<br />
bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde<br />
gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere<br />
afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de<br />
eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en<br />
dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele<br />
aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;<br />
1b. overige lichte horeca: restaurants;<br />
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere<br />
64 Weidevenne <strong>2012</strong>
hotels, Drive-in e.d.<br />
2. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor<br />
aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d.<br />
Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden<br />
met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.<br />
3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die<br />
tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee<br />
kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en<br />
parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in<br />
specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.<br />
Flexibiliteit<br />
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door<br />
horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de<br />
praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke<br />
deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen)<br />
of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is<br />
verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en<br />
wethouders een dergelijk bedrijf door af te wijken van de regels één categorie lager kunnen indelen. Dit<br />
betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën,<br />
wordt daarbij bedoeld dat afwijking tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar<br />
maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om af te kunnen wijken moet worden aangetoond<br />
dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de<br />
desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect<br />
geluidshinder.<br />
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de<br />
Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden<br />
gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van<br />
deze bedrijven eveneens afgeweken worden.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 65
66 Weidevenne <strong>2012</strong>
Regels<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 67
68 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 1<br />
Inleidende regels<br />
Artikel 1<br />
Begrippen<br />
1.1 plan:<br />
het bestemmingsplan Weidevenne <strong>2012</strong> van de gemeente <strong>Purmerend</strong>.<br />
1.2 bestemmingsplan:<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0439.BPWV<strong>2012</strong>-va01<br />
met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).<br />
1.3 aanduiding<br />
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels<br />
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.<br />
1.4 aanduidingsgrens<br />
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.<br />
1.5 aan- en uitbouw<br />
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het<br />
hoofdgebouw.<br />
1.6 aan-huis-gebonden beroep<br />
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in<br />
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de<br />
woonfunctie in overeenstemming is.<br />
1.7 achtergevel<br />
de gevel van het hoofdgebouw die (bij benadering) evenwijdig loopt aan de voorgevel en die niet als<br />
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.<br />
1.8 achtererf<br />
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw<br />
of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.<br />
1.9 achtererfgebied<br />
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1<br />
meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.<br />
1.10 afhankelijke woonruimte<br />
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van<br />
de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.<br />
1.11 ambulante handel<br />
het ter verkoop aanbieden van producten of diensten aan de consument, door een handelaar op een<br />
markt of een vaste commerciële standplaats op de openbare weg.<br />
1.12 antennedrager<br />
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 69
1.13 antenne-installatie<br />
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een<br />
techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.<br />
1.14 bebouwing<br />
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.<br />
1.15 bebouwingspercentage<br />
het percentage van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat per bouwperceel<br />
maximaal mag worden bebouwd.<br />
1.16 bedrijfswoning<br />
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) een<br />
persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.<br />
1.17 begeleid wonen<br />
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk<br />
wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig<br />
zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.<br />
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen<br />
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het<br />
ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het<br />
bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />
1.19 bestemmingsgrens<br />
de grens van een bestemmingsvlak.<br />
1.20 bestemmingsvlak<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />
1.21 bouwen<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een<br />
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.<br />
1.22 bouwgrens<br />
de grens van een bouwvlak.<br />
1.23 bouwlaag<br />
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende<br />
vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende<br />
voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.<br />
1.24 bouwperceel<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende<br />
bebouwing is toegelaten.<br />
1.25 bouwperceelgrens<br />
een grens van een bouwperceel.<br />
70 Weidevenne <strong>2012</strong>
1.26 bouwvlak<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde<br />
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.<br />
1.27 bouwwerk<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij<br />
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />
1.28 bruto bedrijfsvloeroppervlakte<br />
de totale oppervlakte van vestigingen of instellingen ten behoeve van kantoren, detailhandel,<br />
dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen, recreatie, ontspanning en vermaak of bedrijven<br />
met inbegrip van de daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten.<br />
1.29 bijgebouw<br />
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde<br />
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.<br />
1.30 café<br />
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het<br />
verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine<br />
etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.<br />
1.31 consumentenvuurwerk<br />
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.<br />
1.32 culturele voorzieningen<br />
musea, (muziek)theaters, muziek- en dansscholen, expositieruimten/galerieën en naar de aard<br />
daarmee gelijk te stellen voorzieningen.<br />
1.33 dakkapel<br />
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak<br />
bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het<br />
dakvlak is geplaatst.<br />
1.34 dakopbouw<br />
a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend<br />
dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het<br />
verlengde van het gevelvlak is geplaatst;<br />
b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte<br />
afdekking boven de dakgoot dan wel het boeiboord bevindt.<br />
1.35 dakoverstek<br />
afstand waarmee het dakvlak en de dakgoot de bebouwingsgrens dan wel het buitenwerkse gevelvlak<br />
overschrijden.<br />
1.36 detailhandel<br />
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en<br />
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of<br />
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 71
1.37 dienstverlening<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te<br />
woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes,<br />
makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.<br />
1.38 dove gevel<br />
een gevel zoals omschreven in de Wet geluidhinder.<br />
1.39 Ecologische Hoofdstructuur<br />
een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met bestaande en potentiële<br />
natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen.<br />
1.40 erker<br />
een hoek- of rondvormig ondergeschikte toevoeging aan de verblijfsruimte van de woning (woonkamer)<br />
gelegen aan de voorgevel op de begane grond.<br />
1.41 extensieve dagrecreatie<br />
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, varen, skaten, paardrijden, vissen,<br />
zwemmen, natuurobservatie en schooltuinen.<br />
1.42 gebouw<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />
omsloten ruimte vormt.<br />
1.43 geluidsgevoelig gebouw<br />
geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.<br />
1.44 geluidsgevoelige objecten<br />
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet<br />
geluidhinder.<br />
1.45 geluidsgevoelige ruimte<br />
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder. Dit betreft een ruimte binnen een woning<br />
voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is<br />
bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m 2 .<br />
1.46 gevoelige bestemmingen<br />
Situaties waarin kinderen langdurig in de nabijheid van hoogspanningslijnen verblijven. Hieronder wordt<br />
gerekend: woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Hierbij gaat het zowel om het<br />
binnengedeelte van een gebouw als het buitengedeelte, het erf. Het gaat daarbij alleen om het gedeelte<br />
van het erf dat 'ten dienste staat van' het gebouw.<br />
1.47 hoofdgebouw<br />
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste<br />
bouwwerk valt aan te merken.<br />
1.48 hoogspanningslijnen<br />
Bovengrondse, tussen hoogspanningsmasten, gespannen elektriciteitsdraden die elektriciteit vervoeren.<br />
72 Weidevenne <strong>2012</strong>
1.49 horecabedrijf<br />
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig<br />
exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.<br />
1.50 jongerenontmoetingsplek<br />
een gebouw, of bouwwerk, geen gebouw zijnde, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten.<br />
1.51 kampeermiddelen<br />
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen<br />
onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders<br />
hebben.<br />
1.52 kantoor<br />
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een<br />
daarmee gelijk te stellen gebied waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks<br />
te woord wordt gestaan en geholpen.<br />
1.53 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen<br />
melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt en waarbij de woning in<br />
overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.<br />
1.54 ligplaats<br />
de ruimte, welke door een woonschip, woonark, casco of caisson, al dan niet met tussentijdse<br />
onderbrekingen wordt ingenomen.<br />
1.55 maatschappelijke voorzieningen<br />
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare<br />
orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.<br />
1.56 mantelzorg<br />
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op<br />
vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.<br />
1.57 niet-zelfredzame personen/aan bed gebonden personen<br />
personen die vanwege (een) geestelijke of lichamelijke beperking(en) aan bed of andere voorzieningen is<br />
geboden, en mét deze voorziening moet worden ontruimd en/of geëvacueerd. Daarbij is zeker meer dan<br />
één (bedrijfs)hulpverlener nodig en zal in het algemeen meer tijd nodig zijn voor evacuatie dan in het<br />
geval van niet aan bed of voorziening gebonden personen.<br />
1.58 nutsvoorzieningen<br />
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,<br />
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten<br />
behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.<br />
1.59 ondergeschikte horeca<br />
een voorziening zonder de hoofdbestemming horeca behorende bij een andere hoofdbestemming, waar<br />
men tegen betaling (kleine) etenswaren en/of (alcoholische) dranken kan consumeren.<br />
1.60 ondergronds<br />
beneden peil<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 73
1.61 oorspronkelijke nok- of bouwhoogte<br />
de nok- of bouwhoogte van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.<br />
1.62 openbare dienstverlening<br />
de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die<br />
instelling toegekende publieke taak.<br />
1.63 overkapping<br />
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.<br />
1.64 peil<br />
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;<br />
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het<br />
aansluitende afgewerkte maaiveld.<br />
1.65 perceelsgrens<br />
de grens van een bouwperceel.<br />
1.66 platte afdekking<br />
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van<br />
het gebouw beslaat.<br />
1.67 praktijkruimte<br />
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op<br />
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een<br />
daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.<br />
1.68 prostitutie<br />
het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.<br />
1.69 restaurant<br />
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie<br />
ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.<br />
1.70 risicovolle inrichting<br />
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op<br />
het tijdstip van de vaststelling van het plan.<br />
1.71 Staat van Horeca-activiteiten<br />
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.<br />
1.72 verblijfsmiddelen<br />
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen,<br />
arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen<br />
kampeermiddelen zijnde.<br />
1.73 verblijfsrecreatie<br />
het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikkinh is<br />
gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning<br />
anders dan een zomerhuis.<br />
74 Weidevenne <strong>2012</strong>
1.74 verminderd zelfredzame personen<br />
personen die door geestelijke en/of lichamelijke beperking niet in staat zijn om zichzelf zonder<br />
daadwerkelijke hulp binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten en/of schuilen), maar niet aan bed<br />
of andere voorzieningen zijn verbonden.<br />
1.75 vloeroppervlak<br />
het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.<br />
1.76 voorgevel<br />
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel<br />
kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit.<br />
1.77 voorgevelrooilijn (gevellijn)<br />
Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de<br />
voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de<br />
bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.<br />
1.78 waterterras<br />
een uitkraging aan een gevel boven het water waarvan het bovenvlak vanuit het gebouw toegankelijk<br />
is.<br />
1.79 winkel<br />
een (gedeelte van een) gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling een voor detailhandel bruikbare ruimte<br />
omvat met bijbehorende werkplaats, magazijn en administratieruimte en met uitzondering van een<br />
daaruit toegankelijke woning.<br />
1.80 woning<br />
(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor<br />
recreatieve doeleinden.<br />
1.81 wooncomplex<br />
een (verzameling van) gebouw(en) waarin enerzijds wordt gewoond door ouderen en/of groepen personen<br />
en waarin anderzijds de hierbij benodigde voorzieningen zijn gehuisvest in de vorm van (para)medische<br />
en andere maatschappelijke voorzieningen alsmede recreatieve en restauratieve voorzieningen en<br />
detailhandel.<br />
1.82 woonschip of woonark<br />
een zich in het water bevindend, al dan niet onmiddellijk voor varen of drijven geschikt object, dat<br />
uitsluitend of hoofdzakelijk kan dienen voor bewoning en/of recreatieve bewoning, voor zover dit niet als<br />
bouwwerk is aan te merken.<br />
1.83 woonwagen<br />
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats dat in zijn geheel of in delen<br />
kan worden verplaatst.<br />
1.84 woonwagenstandplaats<br />
een aangewezen plaats voor de stalling van woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen.<br />
1.85 waterterras<br />
een uitkraging aan een gevel boven het water waarvan het bovenvlak vanuit het gebouw toegankelijk<br />
is.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 75
1.86 zakelijke dienstverlening<br />
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op<br />
administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied.<br />
1.87 zendmast<br />
een bouwwerk, geen gebouw zijde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.<br />
76 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 2<br />
Wijze van meten<br />
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:<br />
2.1 afstand<br />
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen<br />
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.<br />
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie<br />
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de<br />
(schotel)antenne-installatie;<br />
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van<br />
de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.<br />
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk<br />
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met<br />
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard<br />
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk<br />
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.<br />
2.5 dakhelling<br />
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />
2.6 goothoogte van een bouwwerk<br />
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te<br />
stellen constructiedeel.<br />
2.7 inhoud van een bouwwerk<br />
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de<br />
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />
2.8 oppervlakte van een bouwwerk<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd<br />
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />
2.9 vloeroppervlakte<br />
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 77
78 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 2<br />
Bestemmingsregels<br />
Artikel 3<br />
Bedrijf<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. nutsvoorzieningen;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg": uitsluitend een tankstation<br />
met lpg met een maximale jaarlijkse doorzet van 999 m 3. ;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie": een zend-/ontvangstinstallatie of een<br />
zendmast;<br />
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, voet- en fietspaden,<br />
parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en laad- en losvoorzieningen.<br />
3.2 Bouwregels<br />
3.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
b. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven;<br />
c. maximale goothoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven;<br />
d. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
e. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
f. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
3.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Voor het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m is op onbebouwde gronden niet<br />
toegestaan;<br />
b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />
c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 79
Artikel 4 Gemengd - 1<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;<br />
b. horeca uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane<br />
grond;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": uitsluitend een parkeerterrein op het dak van het<br />
gebouw;<br />
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, voet- en<br />
fietspaden, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen.<br />
4.2 Bouwregels<br />
4.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
d. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
e. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
f. de bruto-bedrijfsvloeroppervlakte van winkels bedraagt in totaal niet meer dan 7.000 m²;<br />
g. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
4.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />
b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;<br />
c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.<br />
4.4 Afwijken van de gebruiksregels<br />
4.4.1 Afwijken van de maximale bruto-bedrijfsvloeroppervlakte voor winkels<br />
a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 2 onder f ten behoeve van het<br />
realiseren van 1.000 m 2 extra bruto-bedrijfsvloeroppervlakte voor winkels;<br />
b. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1, voor zakelijke en<br />
maatschappelijke dienstverlening, met dien verstande dat het bepaalde in lid 2, onder a en b, van<br />
overeenkomstige toepassing is.<br />
4.4.2 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 4.1:<br />
a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken<br />
horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere<br />
verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 4.1 genoemd;<br />
b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover<br />
80 Weidevenne <strong>2012</strong>
het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot<br />
de horecacategorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 81
Artikel 5 Gemengd - 2<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wonen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten;<br />
b. praktijkruimten;<br />
c. sociale en culturele doeleinden;<br />
d. (para)medische doeleinden;<br />
e. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening;<br />
f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, voet- en<br />
fietspaden, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen.<br />
5.2 Bouwregels<br />
5.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale goothoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de<br />
oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;<br />
f. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
g. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
h. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel<br />
29.3<br />
5.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />
a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />
b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;<br />
c. gebruik van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.<br />
82 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 6 Gemengd - 3<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. woningen in alle bouwlagen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige<br />
bedrijfsactiviteiten;<br />
b. wooncomplexen in alle bouwlagen;<br />
c. maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening in de eerste bouwlaag gemeten vanaf het peil;<br />
d. restauratieve voorzieningen en detailhandel in de eerste bouwlaag gemeten vanaf het peil;<br />
e. parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten;<br />
f. tuinen en erven;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. rijwegen;<br />
i. fiets- en voetpaden.<br />
6.2 Bouwregels<br />
6.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de<br />
oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;<br />
e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
g. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" is tot een hoogte van 2,9 meter geen<br />
bebouwing toegestaan, behalve voor de hoger gelegen bebouwing benodigde<br />
ondersteuningsconstructies;<br />
h. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in<br />
artikel 29.3;<br />
b. in afwijking van het bepaalde in onder a, bedraagt de maximum bouwhoogte voor hekwerken en<br />
vergelijkbare bouwwerken 3 meter, waarbij de bouwhoogte, in geval deze bouwwerken op het dak<br />
worden gebouwd, moet worden gemeten vanaf het peil van het dak.<br />
6.3 Nadere eisen<br />
Burgemeester en wethouders zijn aanvullend op het bepaalde in lid 6.2 bevoegd nadere eisen te stellen<br />
ten aanzien van de situering en vormgeving van de bebouwing, ten einde nadelige effecten te voorkomen<br />
op het gebied van wind als gevolg van de hoogbouw en van lichttoetreding als gevolg van<br />
motorvoertuigen.<br />
6.4 Specifieke gebruiksregels<br />
a. Het gebruik t.b.v. parkeren is uitsluitend toegestaan:<br />
1. op het niveau van de derde bouwlaag;<br />
2. op het dakniveau van de tweede bouwlaag;<br />
3. op het niveau van de tweede bouwlaag tot een maximum oppervlakte van 150 m 2 ;<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 83
. Het bruto bedrijfsvloeroppervlak t.b.v. detailhandel bedraagt ten hoogste 175 m 2 ;<br />
c. Het bruto bedrijfsvloeroppervlak t.b.v. restauratieve voorzieningen bedraagt ten hoogste 400 m 2.<br />
84 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 7<br />
Groen<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. groen;<br />
b. water;<br />
c. bermen en bermsloten;<br />
d. bruggen met bijbehorende aanlandingen;<br />
e. speelvoorzieningen;<br />
f. voet- en fietspaden;<br />
g. ontsluitingswegen;<br />
h. jongerenontmoetingsplaatsen;<br />
i. nutsvoorzieningen;<br />
j. ondergrondse afvalcontainers;<br />
k. objecten van beeldende kunst;<br />
l. lichtmasten.<br />
7.2 Bouwregels<br />
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen alsmede openbare<br />
toiletvoorzieningen;<br />
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
7.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van een<br />
gebouw voor een jongerenontmoetingsplaats met in achtneming van de volgende bepalingen:<br />
a. maximale bouwhoogte: 3,5 m;<br />
b. maximale oppervlakte: 15 m 2 .<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 85
Artikel 8<br />
Kantoor<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. kantoren;<br />
b. zakelijke dienstverlening;<br />
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fiets- en<br />
voetpaden, nutsvoorzieningen en water.<br />
8.2 Bouwregels<br />
8.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte"<br />
opgenomen maximale hoogten;<br />
d. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel<br />
29.3 van deze regels.<br />
8.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1, lid b ten<br />
behoeve van een groter bruto-bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat een afwijking uitsluitend<br />
wordt verleend indien voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.<br />
8.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Ten aanzien van het maximum bruto-bedrijfsvloeroppervlakte gelden de ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximum oppervlakte (bvo) (m 2 )" opgenomen maximale vierkante meters.<br />
86 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 9<br />
Maatschappelijk<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bibliotheken;<br />
b. wijkcentra;<br />
c. religieuze en levensbeschouwelijke en daarmee vergelijkbare doeleinden;<br />
d. gezondheidszorg, al dan niet met bijbehorende woonfunctie;<br />
e. jeugd- en kinderopvang;<br />
f. onderwijs;<br />
g. openbare dienstverlening;<br />
h. verenigingsleven;<br />
i. overige maatschappelijke voorzieningen;<br />
j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, voet- en<br />
fietspaden, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen.<br />
9.2 Bouwregels<br />
9.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de<br />
oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;<br />
e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
g. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
9.3 Afwijken van de bouwregels<br />
9.3.1 Algemene afwijking<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het buiten het<br />
bouwvlak bouwen van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw en bijgebouwen behorende bij het<br />
hoofdgebouw. Het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer<br />
bedragen dan 100 m 2 en de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 5 meter.<br />
9.3.2 Schoolgebouwen / jeugd- en kinderopvang<br />
Burgemeester en wethouders kunnen in het geval van gebouwen van scholen en jeugd- en kinderopvang<br />
afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van:<br />
a. verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte met één bouwlaag;<br />
b. overschrijding van het maximale toegestane bebouwingspercentage tot ten hoogste 60% van de bij<br />
de school en jeugd- en kinderopvang behorende gronden.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 87
Artikel 10<br />
Natuur<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden van de<br />
Ecologische Hoofdstructuur, alsmede de daarbij behorende wateren en peilscheidingen;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding "brug": een brug ten behoeve van een langzaamverkeerroute.<br />
10.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden<br />
gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "brug";<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' geldt ten aanzien van de bouwhoogte maximale bouwhoogte van<br />
12 meter.<br />
10.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in lid 10.1 en 10.2 ten<br />
behoeve van nutsvoorzieningen.<br />
10.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Tot een met de in het eerste lid bedoelde gronden strijdig gebruik als bedoeld in 30.1, wordt in ieder<br />
geval gerekend:<br />
a. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken<br />
voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van het normale<br />
onderhoud;<br />
b. het gebruik van de gronden als speel-, recreatie- en/of kampeerterrein.<br />
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
10.5.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning<br />
Het is verboden op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke<br />
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover<br />
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren van gronden;<br />
b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;<br />
c. het aanbrengen van opgaande beplantingen;<br />
d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen;<br />
e. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en fiets- en wandelpaden;<br />
f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en<br />
daarmee verband houdende constructies of apparatuur.<br />
10.5.2 Uitzondering op het aanlegverbod<br />
Het in lid 10.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:<br />
a. het normale onderhoud betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;<br />
c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning.<br />
10.5.3 Toetsing<br />
De in lid 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk<br />
wordt gedaan aan de natuur- en/of landschapswaarden.<br />
88 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 11<br />
Recreatie<br />
11.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. extensieve en kleinschalige dagrecreatie;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding "horeca": een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1b van de Staat<br />
van horeca-activiteiten met daarbij behorend terras;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": eveneens één bedrijfswoning op de verdieping;<br />
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, groen, water, waterkering, bruggen en<br />
duikers, (ontsluitings)wegen, ruiter-, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,<br />
nutsvoorzieningen en open terreinen.<br />
11.2 Bouwregels<br />
11.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de goothoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte"<br />
opgenomen maximale hoogten;<br />
d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de<br />
oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;<br />
e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
g. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
11.3 Specifieke gebruiksregels<br />
Met betrekking tot het gebruik geldt dat verblijfsrecreatie niet is toegestaan.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 89
Artikel 12<br />
Sport<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. sport- en spelaccommodaties;<br />
b. ondergeschikte horeca behorende bij sportaccommodaties;<br />
c. evenementen, waaronder braderieën, beurzen en rommelmarkten;<br />
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, voet- en<br />
fietspaden, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen.<br />
12.2 Bouwregels<br />
12.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de<br />
oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;<br />
e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
g. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximale bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter.<br />
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
12.3 Afwijken van de bouwregels<br />
12.3.1 Algemene afwijking<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van het bouwen<br />
van nieuwe gebouwen of het uitbreiden van bestaande gebouwen buiten het bouwvlak, mits het<br />
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 100 m 2 en de bouwhoogte niet<br />
hoger is dan 5 meter.<br />
12.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de horeca bedraagt ten hoogste 200 m².<br />
90 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 13 Tuin - 1<br />
13.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden<br />
gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een parkeerplaats,<br />
vlaggenmasten, alsmede nutsvoorzieningen.<br />
13.2 Bouwregels<br />
13.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend erkers en erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;<br />
b. aan de voorgevel van het hoofdgebouw is ten hoogste één erker toegestaan, over maximaal de<br />
breedte van de woonkamer. De diepte bedraagt ten hoogste 60% van de diepte van de voortuin met<br />
een maximum van 1,2 m. De bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste<br />
verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;<br />
c. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding bedraagt 1 m;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1": ondergrondse bebouwing over 100%<br />
van de bij de bestemming behorende gronden.<br />
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 91
Artikel 14 Tuin - 2<br />
14.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Tuin - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden<br />
gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen<br />
stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing alsmede voor nutsvoorzieningen.<br />
14.2 Bouwregels<br />
14.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet<br />
meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, tot een maximum van<br />
50 m²;<br />
c. in afwijking van het bepaalde onder b mag op erven met een grondoppervlak groter dan 150 m² het<br />
maximum oppervlak aan aanbouwen en bijgebouwen worden vergroot tot ten hoogste 50% van dat<br />
bij het hoofdgebouw behorende erf, met een maximum van 75 m 2 ;<br />
d. de diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het<br />
hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan ten hoogste 3 m bedragen. Indien<br />
ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de<br />
achtergevel al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, mag<br />
de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep zijn als de<br />
bestaande vergunde aan- of uitbouw;<br />
e. de breedte van een aan- of uitbouw naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel van het<br />
hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 m bedragen. Indien<br />
ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de zijgevel<br />
al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een breedte van meer dan 3 meter, mag de nieuwe<br />
aan- of uitbouw over het resterende deel van de zijgevel net zo breed zijn als de bestaande vergunde<br />
aan- of uitbouw;<br />
f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer<br />
van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4,5 m;<br />
g. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte van bijgebouwen ten<br />
hoogste 4,5 m bedragen;<br />
h. dakterrassen zijn uitsluitend op aan- en uitbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het<br />
hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 m hoog zijn, gemeten van de<br />
bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek;<br />
i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 6": geluidsgevoelige ruimten als bedoeld<br />
in de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan;<br />
j. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter;<br />
k. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.<br />
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel<br />
29.3.<br />
14.3 Specifieke gebruiksregels<br />
14.3.1 Algemeen<br />
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten<br />
gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.<br />
92 Weidevenne <strong>2012</strong>
14.3.2 Mantelzorg<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het onder 14.3.1 bepaalde<br />
ten behoeve van het plaatsen van een portocabin of een daaraan gelijk te stellen unit in het<br />
achtererfgebied ten behoeve van mantelzorg. Dit kan onder de volgende voorwaarden:<br />
a. degene die mantelzorg ontvangt beschikt over een van toepassing zijnde Wmo-indicatie of daaraan<br />
gelijk te stellen medische indicatie, op grond waarvan een zelfstandige huishouding niet mogelijk<br />
blijkt;<br />
b. de afwijking kan slechts eenmaal worden verleend, met dien verstande dat:<br />
1. de afwijking plaatsvindt in de vorm van een verwijderbare - voor mantelzorg geschikte -<br />
portocabin welke als afhankelijke woonruimte valt aan te merken;<br />
2. het in 14.2.1 onder b en c gestelde maximum oppervlak voor bijbehorende bouwwerken mag<br />
voor onderhavig doel met maximaal 30 m² worden vermeerderd, het gestelde<br />
bebouwingspercentage, alsmede het in 14.2.1 onder d en e gestelde, daarbij buiten<br />
beschouwing latend.<br />
c. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:<br />
1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en<br />
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />
2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;<br />
3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;<br />
4. ter waarborging van de sociale veiligheid;<br />
5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.<br />
d. een afwijking als hier bedoeld kan per woning slechts eenmaal worden verleend;<br />
e. bij beëindiging van de situatie waarvoor de afwijking is verleend trekken burgemeester en<br />
wethouders de vergunning in, overeenkomstig het in artikel 5.19 Wet Algemene Bepalingen<br />
Omgevingsrecht bepaalde. De alsdan ontstane strijdigheid dient binnen drie maanden te zijn<br />
beëindigd.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 93
Artikel 15 Tuin - 3<br />
15.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Tuin - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden<br />
gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals naast of achter de woning<br />
gelegen stegen, voet- en fietspaden, erfbebouwing en een parkeerplaats.<br />
15.2 Bouwregels<br />
15.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet<br />
meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, met een maximum van<br />
6 m 2 ;<br />
c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 meter<br />
bedragen;<br />
d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter.<br />
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel<br />
29.3.<br />
94 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 16 Tuin - 4<br />
16.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Tuin - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden<br />
gelegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende voorzieningen, naast of achter de woning gelegen<br />
stegen, voet- en fietspaden alsmede erfbebouwing alsmede voor nutsvoorzieningen.<br />
16.2 Bouwregels<br />
16.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet<br />
meer bedragen dan 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, tot een maximum van<br />
75 m²;<br />
c. ingeval het gezamenlijk oppervlak van aanbouwen en bijgebouwen groter is dan 75 m² mag, in<br />
afwijking van het bepaalde onder a het oppervlak ten hoogste het ten tijde van de ter inzage legging<br />
van het ontwerp van dit plan aanwezige oppervlak van aan- en bijgebouwen bedragen met dien<br />
verstande dat per aanbouw of bijgebouw het oppervlak ten hoogste 400 m² mag bedragen;<br />
d. de diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de achtergevel van het<br />
hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan ten hoogste 3 m bedragen. Indien<br />
ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de<br />
achtergevel al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een diepte van meer dan 3 meter, mag<br />
de nieuwe aan- of uitbouw over het resterende deel van de achtergevel net zo diep zijn als de<br />
bestaande vergunde aan- of uitbouw;<br />
e. de breedte van een aan- of uitbouw naast het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit de zijgevel van het<br />
hoofdgebouw of in de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan, ten hoogste 3 m bedragen. Indien<br />
ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan over een gedeelte van de zijgevel<br />
al een vergunde aan- of uitbouw aanwezig is met een breedte van meer dan 3 meter, mag de nieuwe<br />
aan- of uitbouw over het resterende deel van de zijgevel net zo breed zijn als de bestaande vergunde<br />
aan- of uitbouw;<br />
f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van de eerste verdiepingsvloer<br />
van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4,5 m;<br />
g. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m en de bouwhoogte van bijgebouwen ten<br />
hoogste 5 m bedragen;<br />
h. dakterrassen zijn uitsluitend op aan- en uitbouwen toegestaan, voorzover deze zich recht achter het<br />
hoofdgebouw bevinden. Een hek op een dakterras mag ten hoogste 1 m hoog zijn, gemeten van de<br />
bovenkant van de aanbouw tot het hoogste punt van het hek;<br />
i. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter;<br />
j. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.<br />
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels zoals opgenomen in artikel<br />
29.3.<br />
16.3 Specifieke gebruiksregels<br />
16.3.1 Algemeen<br />
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten<br />
gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 95
16.3.2 Mantelzorg<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het onder 16.3.1 bepaalde<br />
ten behoeve van gebruikmaking van bestaande bijgebouwen, het plaatsen van een portocabin of een<br />
daaraan gelijk te stellen unit in het achtererfgebied ten behoeve van mantelzorg. Dit kan onder de<br />
volgende voorwaarden:<br />
a. degene die mantelzorg ontvangt beschikt over een van toepassing zijnde Wmo-indicatie of daaraan<br />
gelijk te stellen medische indicatie, op grond waarvan een zelfstandige huishouding niet mogelijk<br />
blijkt;<br />
b. de afwijking kan slechts eenmaal worden verleend, met dien verstande dat het in 16.2.1 onder b en<br />
c gestelde maximum oppervlak voor bijbehorende bouwwerken mag voor onderhavig doel met<br />
maximaal 30 m² worden vermeerderd, het gestelde bebouwingspercentage, alsmede het in 16.2.1<br />
onder d en e gestelde, daarbij buiten beschouwing latend;<br />
c. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:<br />
1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en<br />
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />
2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;<br />
3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;<br />
4. ter waarborging van de sociale veiligheid;<br />
5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.<br />
d. een afwijking als hier bedoeld kan per woning slechts eenmaal worden verleend;<br />
e. bij beëindiging van de situatie waarvoor de afwijking is verleend trekken burgemeester en<br />
wethouders de vergunning in, overeenkomstig het in artikel 5.19 Wet Algemene Bepalingen<br />
Omgevingsrecht bepaalde. De alsdan ontstane strijdigheid dient binnen drie maanden te zijn<br />
beëindigd.<br />
96 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 17 Verkeer - 1<br />
17.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen, met meerdere doorgaande rijstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij<br />
behorende bermen en taluds;<br />
b. infrastructurele kunstwerken;<br />
c. voet- en fietspaden;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang"; een onderdoorgang voor verkeersdoeleinden;<br />
e. ter plaatse van de aanduiding "railverkeer": spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en<br />
spoorwegovergangen, alsmede een station met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte<br />
detailhandel, dienstverlening en horeca;<br />
f. overige openbaar vervoervoorzieningen;<br />
g. objecten van beeldende kunst;<br />
h. ondergrondse containers;<br />
i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, abri's, groen,<br />
(ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, antennes, bruggen en<br />
water.<br />
17.2 Bouwregels<br />
17.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van<br />
nutsvoorzieningen;<br />
c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte"<br />
opgenomen maximale hoogten;<br />
d. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter.<br />
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
a. de hoogte van spoorwegvoorzieningen en daarmee samenhangende bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, bedragen ten hoogste 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen ter<br />
plaatse van de aanduiding "railverkeer" ten hoogste 3 m bedragen;<br />
b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 97
Artikel 18 Verkeer - 2<br />
18.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;<br />
b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende<br />
bestemmingen;<br />
c. infrastructurele kunstwerken;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage": een (half)verdiepte parkeergarage;<br />
e. jongerenontmoetingsplaatsen;<br />
f. objecten van beeldende kunst;<br />
g. ondergrondse containers;<br />
h. evenementen;<br />
i. ambulante handel;<br />
j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, abri's, fiets- en voetpaden,<br />
parkeervoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclameuitingen,<br />
bruggen en water.<br />
18.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met<br />
uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;<br />
b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 meter.<br />
c. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang": een onderdoorgang voor verkeersdoeleinden;<br />
d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
98 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 19<br />
Water<br />
19.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. verkeer te water;<br />
b. water ten behoeve van de waterhuishouding;<br />
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, steigers, keermuren voor<br />
waterbeheersing, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers.<br />
19.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. steigers mogen een breedte van maximaal 50% van de perceelsbreedte hebben tot een maximum<br />
van 6 meter en mogen maximaal 1 meter vanaf de waterkant het water insteken.<br />
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.<br />
19.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in lid 19.2 vermelde maximale afmetingen van<br />
steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de<br />
waterbeheerder.<br />
19.4 Specifieke gebruiksregels<br />
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik als ligplaats<br />
voor woonschepen, woonarken of caissons en casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden<br />
opgebouwd, alsmede vaartuigen, waarop bedrijfsmatig activiteiten plaatsvinden, dan wel overblijfselen<br />
daarvan.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 99
Artikel 20<br />
Wonen<br />
20.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wonen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten;<br />
b. bij de woningen behorende bergingsruimten;<br />
c. ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte": eveneens een praktijkruimte aan huis;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding "garage": uitsluitend garages ten behoeve van de stalling van<br />
vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;<br />
e. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage": uitsluitend een (deels)verdiepte parkeergarage ten<br />
behoeve van de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie<br />
bestemde goederen;<br />
f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zorgwoning 1": tevens voor wonen met<br />
de daarbij behorende voorzieningen zoals (para)medische, maatschappelijke, recreatieve en<br />
restauratieve voorzieningen, met uitzondering van wonen voor 'niet-zelfredzame personen/aan bed<br />
gebonden personen';<br />
g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zorgwoning 2": tevens voor wonen met<br />
de daarbij behorende voorzieningen zoals (para)medische, maatschappelijke, recreatieve en<br />
restauratieve voorzieningen;<br />
h. ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats": uitsluitend woonwagenstandplaatsen met<br />
de daarbij behorende parkeer- en groenvoorzieningen, open ruimten en verhardingen;<br />
i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen en water.<br />
20.2 Bouwregels<br />
20.2.1 Gebouwen<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />
b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />
c. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale goothoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding<br />
"maximale bouwhoogte" opgenomen maximale hoogten;<br />
e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de<br />
oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;<br />
f. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;<br />
g. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal<br />
bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;<br />
h. ten aanzien van het maximum aantal woningen geldt het ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
aantal wooneenheden" opgenomen maximale aantal wooneenheden;<br />
i. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen": uitsluitend losstaande bijgebouwen ten behoeve van<br />
de bij de gronden behorende bestemming met een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />
j. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang": een open ruimte op de begane grond in de vorm van<br />
een onderdoorgang ten behoeve van verkeersdoeleinden;<br />
k. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2": een loopbrug met een hoogte van<br />
maximaal 10 meter, met dien verstande dat de hoogte van de open ruimte onder de loopbrug niet<br />
minder dan 6 meter mag bedragen;<br />
l. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 3":een overdekte ruimte met tenminste<br />
twee open wanden (veranda/luifel), waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter bedraagt;<br />
m. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 4": op de begane grond uitsluitend een<br />
ruimte met ten minste 1 naar de openbare ruimte gekeerde open zijde ten behoeve van het stallen<br />
van vervoermiddelen;<br />
n. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 5" dienen gebouwen te worden<br />
100 Weidevenne <strong>2012</strong>
uitgevoerd met een dove gevel aan de straatzijde;<br />
o. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen hoeven niet binnen een bouwvlak te worden gebouwd.<br />
De maximum bouwhoogte van dergelijke gebouwen is 3 meter;<br />
p. aan de achterzijde van een hoofdgebouw, voor zover voorzien van een asymmetrische kap, is<br />
verhoging van de bestaande goothoogte over de gehele breedte van het hoofdgebouw toegestaan tot<br />
de maximaal toegestane goothoogte mits deze uitbreiding wordt voorzien van een geheel platte<br />
afdekking.<br />
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
20.3 Specifieke gebruiksregels<br />
20.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen en (kleindschalige) bedrijfsmatige activiteiten<br />
Op deze gronden zijn aan-huis-verbonden beroepen en (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten binnen<br />
de woonfunctie toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:<br />
a. niet meer dan 1/3 deel van de woning met aanbouwen voor de uitoefening van het beroep en/of<br />
bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 45 m²;<br />
b. bijgebouwen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep en/of bedrijf;<br />
c. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of<br />
andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;<br />
d. geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend;<br />
e. geen personeel in dienst is;<br />
f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;<br />
g. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van<br />
burgemeester en wethouders - past in de woonomgeving.<br />
20.3.2 Praktijkruimte aan huis<br />
Ter plaatse van de aanduidingen "praktijkruimte" zijn praktijkruimten aan huis binnen de woonfunctie<br />
toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:<br />
a. de praktijkruimte zich bevindt in het daarvoor aangewezen gedeelte van de woning of in het bij de<br />
woning behorend bijgebouw;<br />
b. geen vergunning- en/of meldingsplicht van toepassing is op grond van de Wet milieubeheer en/of<br />
andere milieuwetgeving, uitgezonderd een tandartsenpraktijk;<br />
c. geen horeca- en detailhandelsactiviteiten worden uitgeoefend;<br />
d. in beperkte mate personeel in dienst is zonder dat hierdoor een extra parkeerdruk ontstaat;<br />
e. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten ondermeer door de (hoofd)bewoner worden uitgeoefend;<br />
f. het gebruik qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling - naar het oordeel van het college van<br />
burgemeester en wethouders - past in de omgeving.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 101
Artikel 21<br />
Gemengd - Uit te werken<br />
21.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Gemengd - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wonen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten;<br />
b. maatschappelijke voorzieningen;<br />
c. culturele voorzieningen;<br />
d. kantoren;<br />
e. wegen, fiets- en voetpaden;<br />
f. parkeervoorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. speelvoorzieningen;<br />
i. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;<br />
j. nutsvoorzieningen;<br />
k. de bij deze bestemming behorende voorzieningen als tuinen en erven, en bouwwerken, geen<br />
gebouw zijnde.<br />
21.2 Uitwerkingsregels<br />
Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en<br />
wethouders de in artikel 21.1 omschreven bestemming uit, met inachtneming van de volgende<br />
uitwerkingsregels:<br />
a. de uitwerking/ontwikkeling past binnen de kaders zoals neergelegd in het 'Ontwikkelingsplan<br />
kwadrant Europa' uit 2006 6 ;<br />
b. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding "maximale<br />
bouwhoogte" opgenomen maximale hoogte;<br />
c. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding "maximum<br />
bebouwingspercentage" binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentage;<br />
d. voor de parkeersituatie geldt dat binnen de bestemming Gemengd - Uit te werken voldoende<br />
parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn;<br />
e. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels.<br />
21.3 Bouwregels<br />
Bouwen is slechts toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders op grond van<br />
artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor dit gebied uitgewerkt plan dat in werking is getreden.<br />
21.4 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel<br />
21.3 voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan,<br />
indien het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan.<br />
102 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 22 Leiding - Gas - 2<br />
22.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Leiding - Gas - 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende<br />
bestemming(en) - tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse<br />
hogedrukgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40<br />
bar met een belemmeringenstrook van vier meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.<br />
22.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en)worden gebouwd met<br />
een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,<br />
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande<br />
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
22.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen<br />
overeenkomstige de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken<br />
leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een<br />
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.<br />
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 2 zonder of in afwijking van<br />
een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;<br />
2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;<br />
3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander<br />
straatmeubilair;<br />
4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,<br />
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;<br />
5. het permanent opslaan van goederen;<br />
6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.<br />
b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:<br />
1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;<br />
2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien<br />
van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;<br />
3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten<br />
vormen;<br />
4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;<br />
c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van<br />
werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de<br />
belangen van de leiding niet onevenredig schaden;<br />
d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag<br />
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of<br />
werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke<br />
voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 103
104 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 23 Leiding - Gas - 3<br />
23.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Leiding - Gas - 3 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende<br />
bestemming(en) - tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse<br />
hogedrukgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40<br />
bar met een belemmeringenstrook van vier meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.<br />
23.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en)worden gebouwd met<br />
een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;<br />
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,<br />
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande<br />
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
23.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen<br />
overeenkomstige de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken<br />
leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een<br />
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.<br />
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 3 zonder of in afwijking van<br />
een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;<br />
2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;<br />
3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander<br />
straatmeubilair;<br />
4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,<br />
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;<br />
5. het permanent opslaan van goederen;<br />
6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.<br />
b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:<br />
1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;<br />
2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien<br />
van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;<br />
3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten<br />
vormen;<br />
4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;<br />
c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van<br />
werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de<br />
belangen van de leiding niet onevenredig schaden;<br />
d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag<br />
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of<br />
werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke<br />
voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 105
Artikel 24<br />
Leiding - Hoogspanningsverbinding<br />
24.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een strook ten behoeve van de instandhouding en<br />
bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen tot ten hoogste 150 kV met een<br />
veiligheidsstrook ter breedte van 27,5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.<br />
24.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en hoogspanningsmasten toegestaan;<br />
b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en)<br />
mag, met inachtneming van de bij deze bestemming(en) en dubbelbestemming(en) geldende<br />
(bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,<br />
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken welke aanwezig is op het tijdstip van<br />
terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.<br />
24.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van de<br />
bouw van in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde,<br />
mits:<br />
a. voorafgaand overleg heeft plaatsgevonden met de betreffende leidingbeheerder;<br />
b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de<br />
hoogspanningslijnen;<br />
c. er geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.<br />
24.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het doen vervallen van de bestemming<br />
Leiding - Gas - 3, indien de leiding buiten gebruik wordt gesteld dan wel wordt verwijderd. Wijziging leidt<br />
niet tot een onevenredige aantasting van het belang dat met de leiding is gemoeid. Alvorens tot wijziging<br />
over te gaan vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de leidingbeheerder.<br />
106 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 1<br />
25.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende<br />
bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.<br />
25.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;<br />
c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,<br />
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande<br />
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
25.3 Nadere eisen<br />
a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van<br />
bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter<br />
plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn.<br />
b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond<br />
kunnen worden behouden.<br />
25.4 Afwijken van de bouwregels<br />
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in 25.2 onder c gestelde.<br />
Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht<br />
worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de<br />
archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden<br />
geschaad;<br />
b. Het in sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een<br />
oppervlakte van meer dan 500 m 2 beslaat;<br />
c. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden tot:<br />
1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of<br />
aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het<br />
niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere<br />
voorzieningen die op dit doel zijn gericht;<br />
2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de<br />
Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de<br />
Nederlandse Archeologie;<br />
3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor<br />
aangewezen archeologisch deskundige;<br />
d. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de<br />
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het<br />
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
25.5 Specifieke gebruiksregels<br />
a. Het is verboden op de in 25.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke<br />
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen<br />
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;<br />
2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen,<br />
egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 107
sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;<br />
3. het verlagen van het waterpeil;<br />
4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;<br />
5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben<br />
worden verwijderd;<br />
6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of<br />
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;<br />
7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.<br />
b. Geen aanlegvergunning is vereist:<br />
1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het<br />
bestaande maaiveld;<br />
2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500<br />
m 2 ;<br />
3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden<br />
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;<br />
4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is<br />
gewaarborgd;<br />
5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van<br />
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen<br />
binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.<br />
c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de<br />
aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.<br />
d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van<br />
archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de<br />
archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.<br />
25.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening<br />
het bestemmingsplan te wijzigen door:<br />
a. op de plankaart de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen,<br />
indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken<br />
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische<br />
begeleiding of zorg nodig is;<br />
b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 te leggen, indien uit nader<br />
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet<br />
op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.<br />
108 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 2<br />
26.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende<br />
bestemming(en) - tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op<br />
terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge tot zeer<br />
hoge archeologische waarde (AMK-terrein).<br />
26.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;<br />
c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,<br />
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande<br />
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
26.3 Nadere eisen<br />
a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van<br />
bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter<br />
plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn;<br />
b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond<br />
kunnen worden behouden.<br />
26.4 Afwijken van de bouwregels<br />
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 onder c gestelde.<br />
Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht<br />
worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de<br />
archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden<br />
geschaad;<br />
b. Het in 26.4 sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een<br />
oppervlakte van meer dan 100 m 2 beslaat;<br />
c. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden tot:<br />
1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of<br />
aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het<br />
niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere<br />
voorzieningen die op dit doel zijn gericht;<br />
2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de<br />
Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de<br />
Nederlandse Archeologie;<br />
3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor<br />
aangewezen archeologisch deskundige;<br />
d. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de<br />
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het<br />
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.<br />
26.5 Specifieke gebruiksregels<br />
a. Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke<br />
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen<br />
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 109
2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen,<br />
egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van<br />
sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;<br />
3. het verlagen van het waterpeil;<br />
4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;<br />
5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben<br />
worden verwijderd;<br />
6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of<br />
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;<br />
7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.<br />
b. Geen aanlegvergunning is vereist:<br />
1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het<br />
bestaande maaiveld;<br />
2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 100<br />
m 2 ;<br />
3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden<br />
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;<br />
4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is<br />
gewaarborgd;<br />
5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van<br />
onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen<br />
binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.<br />
c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de<br />
aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.<br />
d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van<br />
archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de<br />
archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.<br />
26.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening<br />
het bestemmingsplan te wijzigen door:<br />
a. op de plankaart de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen,<br />
indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken<br />
locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische<br />
begeleiding of zorg nodig is;<br />
b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 te leggen, indien uit nader<br />
archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet<br />
op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.<br />
110 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 27<br />
Waterstaat - Waterkering<br />
27.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende<br />
bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.<br />
27.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;<br />
c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd,<br />
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande<br />
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en<br />
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
27.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 27.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen<br />
indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het<br />
waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 111
112 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 3<br />
Algemene regels<br />
Artikel 28<br />
Anti-dubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is<br />
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />
beschouwing.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 113
Artikel 29<br />
Algemene bouwregels<br />
29.1 Bestaande maten<br />
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:<br />
a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in<br />
hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;<br />
b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in<br />
hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;<br />
c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde<br />
plaats plaatsvindt.<br />
29.2 Overschrijding bouwgrenzen<br />
a. De bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen,<br />
aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:<br />
1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen,<br />
funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, balkons, entreeportalen, erkers en serres, veranda's en<br />
afdaken, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen,<br />
schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen mits de overschrijding ten hoogste 3 m<br />
bedraagt;<br />
2. waterterrassen op de eerste bouwlaag van appartementengebouwen mits de overschrijding ten<br />
hoogste 4 m bedraagt;<br />
3. hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen tot ten hoogste 2 meter;<br />
4. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen tot ten hoogste 1<br />
meter.<br />
b. De maximum hoogte mag met maximaal 3,50 meter worden overschreden ten behoeve van<br />
bergingen, trappenhuizen en technische ruimten met dien verstande dat het totale vloeroppervlak<br />
hiervan niet meer dan 10% van het bestemmingsvlak bedraagt.<br />
29.3 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:<br />
- erfafscheidingen 2 m<br />
- lichtmasten 9 m<br />
- vlaggenmasten 9 m<br />
- objecten van beeldende kunst 6 m<br />
- speeltoestellen 4 m<br />
- bruggen 12 m<br />
- overig straatmeubilair 6 m<br />
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid ten<br />
behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter.<br />
29.4 Antenne-installaties<br />
Met betrekkking tot antenne-installaties gelden de volgende regels:<br />
a. antennes-installaties als bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet zijnde<br />
bouwvergunningvrije installaties, zijn niet toegestaan.<br />
b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 1 genoemde verbod ten behoeve van de<br />
bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.<br />
29.5 Ondergronds bouwen<br />
De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden<br />
het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.<br />
114 Weidevenne <strong>2012</strong>
29.6 Wijziging goot-/boeiboordhoogte<br />
a. Indien zich op de achterzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de<br />
gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van<br />
de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.<br />
b. Indien zich op de voorzijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden waarvan de<br />
gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van<br />
de dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 115
Artikel 30<br />
Algemene gebruiksregels<br />
30.1 Verboden gebruik<br />
a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />
wordt in ieder geval verstaan:<br />
1. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een<br />
zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;<br />
2. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines,<br />
voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de<br />
bestemming gericht gebruik en onderhoud;<br />
3. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en<br />
verblijfmiddelen;<br />
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie.<br />
b. Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering<br />
en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden<br />
116 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 31<br />
Algemene aanduidingsregels<br />
31.1 Veiligheidszone - lpg<br />
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg de<br />
volgende regels:<br />
a. binnen de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare<br />
objecten worden opgericht;<br />
b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:<br />
1. de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle<br />
inrichting buiten werking is gesteld;<br />
2. de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is<br />
gebleken dat de PR 10 -6 /jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting<br />
kleiner is geworden;<br />
3. de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling<br />
externe veiligheid inrichtingen;<br />
4. de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - lpg verlegd wordt, indien het vulpunt, reservoir of de<br />
afleverinstallatie wordt aangepast.<br />
31.2 Vrijwaringszone - straalpad<br />
31.2.1 Aanduidingsomschrijving<br />
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - straalpad geldt dat die gronden - naast de andere<br />
aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van het<br />
straalpad.<br />
31.2.2 Bouwregels<br />
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - straalpad geldt dat de bouwhoogte van<br />
gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, op die gronden niet meer mag bedragen dan 25 m,<br />
tenzij uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de straalverbinding geen<br />
bezwaar bestaat.<br />
31.2.3 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke<br />
ordening, het plan wijzigen en de aanduiding Vrijwaringszone - straalpad wijzigen of doen vervallen in die<br />
zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering,<br />
regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat. Alvorens tot wijziging over te gaan vragen<br />
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de leidingbeheerder.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 117
Artikel 32<br />
Algemene afwijkingsregels<br />
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden<br />
verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:<br />
a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;<br />
b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is<br />
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in<br />
verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m<br />
bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.<br />
Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de<br />
bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.<br />
118 Weidevenne <strong>2012</strong>
Artikel 33<br />
Algemene wijzigingsregels<br />
33.1 Wro - zone - wijzigingsgebied<br />
Ter plaatse van de aanduiding Wro - zone - wijzigingsgebied kunnen burgemeester en wethouders<br />
overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen Tuin - 1<br />
en Tuin - 2 wijzigen in Wonen, met inachtneming van de volgende regels:<br />
a. gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;<br />
b. maximum aantal toegestane woningen binnen deze zone is 1;<br />
c. ten aanzien van de goothoogte geldt een maximale hoogte van 3,5 meter;<br />
d. ten aanzien van de bouwhoogte geldt een maximale hoogte van 10 meter;<br />
e. het bouwvlak heeft een maximaal oppervlakte van 400 m 2 ;<br />
f. het maximale bebouwingpercentage van het bouwvlaak bedraagt 55%;<br />
g. binnen een afstand van 65 meter uit het hart van de hoogspanningslijn mogen geen gevoelige<br />
bestemmingen worden gerealiseerd;<br />
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals<br />
aangegeven in artikel 29.3 van deze regels;<br />
h. bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;<br />
i. de waterbeheerder over het wijzigingsplan heeft geadviseerd;<br />
j. archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er op het gebied van archeologie geen belemmering<br />
bestaat voor het uitvoeren van de wijziging;<br />
k. akoestisch onderzoek heeft aangetoond dat wordt voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 119
120 Weidevenne <strong>2012</strong>
Hoofdstuk 4<br />
Overgangs- en slotregels<br />
Artikel 34<br />
Overgangsrecht<br />
34.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:<br />
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen,<br />
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,<br />
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de<br />
aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de<br />
dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.<br />
b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de<br />
inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;<br />
c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van<br />
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor<br />
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
34.2 Overgangsrecht gebruik<br />
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:<br />
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;<br />
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te<br />
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze<br />
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;<br />
c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor<br />
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten<br />
of te laten hervatten;<br />
d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen<br />
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 121
Artikel 35<br />
Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Weidevenne <strong>2012</strong>.<br />
122 Weidevenne <strong>2012</strong>
Bijlagen bij de regels<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 123
124 Weidevenne <strong>2012</strong>
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 125
126 Weidevenne <strong>2012</strong>
Staat van Horeca-activiteiten<br />
Behorende bij bestemmingsplan "Weidevenne <strong>2012</strong>"<br />
Categorie 1 "lichte horeca"<br />
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking<br />
van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden<br />
veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca<br />
- automatiek;<br />
- broodjeszaak;<br />
- cafetaria;<br />
- croissanterie;<br />
- koffiebar;<br />
- lunchroom;<br />
- ijssalon;<br />
- snackbar;<br />
- tearoom;<br />
- traiteur.<br />
1b. Overige lichte horeca<br />
- bistro;<br />
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);<br />
- hotel.<br />
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking<br />
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan<br />
250 m²;<br />
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).<br />
Categorie 2 "middelzware horeca"<br />
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke<br />
hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:<br />
- bar;<br />
- bierhuis;<br />
- biljartcentrum;<br />
- café;<br />
- proeflokaal;<br />
- shoarma/grillroom;<br />
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).<br />
Categorie 3 "zware horeca"<br />
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot<br />
aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen<br />
brengen:<br />
- dancing;<br />
- discotheek;<br />
- nachtclub;<br />
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Eindnoten<br />
1. Kwantitatieve risicoanalyse. Risicoberekening LPG-tankstation te <strong>Purmerend</strong>. Oranjewoud/Save, 12<br />
ovember 2010.<br />
2. Verantwoording groepsrisico vanwege LPG-tankstation Laan der Continenten 15 te <strong>Purmerend</strong>.<br />
Bestemmingsplan "Weidevenne <strong>2012</strong>", 5 februari 2013, gemeente <strong>Purmerend</strong>.<br />
3. Kwantitatieve Risicoanalyse Hogedruk Aardgastransportleidingen<br />
Weidevenne, gemeente <strong>Purmerend</strong>, 23 april <strong>2012</strong><br />
4. Verantwoording groepsrisico hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan "Weidevenne<br />
<strong>2012</strong>", 5 februari 2013, gemeente <strong>Purmerend</strong>.<br />
5. Kwadrant Europa te <strong>Purmerend</strong>. Advisering ten aanzien van vernieuwing ontheffing Flora- en<br />
faunawet, Van der Goes en Groot, 2010.<br />
6. Ontwikkelingsplan Kwadrant Europa, <strong>Purmerend</strong> - Weidevenne, aangepast maart 2006<br />
Weidevenne <strong>2012</strong> 129