Untitled
Untitled
Untitled
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de<br />
bouwnijverheid te verbeteren. In het bestuur van Arbouw zijn vertegenwoordigd Bouwend Nederland,<br />
Federatie van Ondernemersorganisaties in de Afbouw (FOA), FOSAG, NOA, FNV Bouw en CNV<br />
Vakmensen.<br />
© Stichting Arbouw 2011. Alle rechten voorbehouden.<br />
De producten, informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s, illustraties, lay-out, grafische vormgeving,<br />
technische voorzieningen en overige werken van Stichting Arbouw (“de werken”), waarin substantieel is<br />
geïnvesteerd, zijn beschermd onder de Auteurswet, de Benelux Merkenwet, de Databankenwet en andere<br />
toepasselijke wet- en regelgeving. Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets daarvan worden<br />
verveelvoudigd, aan derden ter beschikking gesteld of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande<br />
toestemming van Stichting Arbouw. Het bekijken van de werken en het maken van kopieën voor eigen<br />
individueel gebruik is toegestaan voorzover binnen de toepasselijke wet- en regelgeving aangegeven<br />
grenzen.<br />
De woord- en beeldmerken op de werken zijn van Stichting Arbouw en/of haar licentiegever(s).<br />
Het is niet toegestaan één of meerdere van deze merken en logo’s te gebruiken zonder voorafgaande<br />
toestemming van Stichting Arbouw of betrokken licentiegever(s).<br />
Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor (de inhoud van) haar (informatie) producten, software<br />
daaronder mede begrepen, noch voor het (her) gebruik daarvan door derden.
DE TOEPASBAARHEID VAN OTOAKOESTISCHE EMISSIES ALS<br />
SCREENINGS- EN MONITORINGSINSTRUMENT VOOR<br />
LAWAAISCHADE IN DE BOUWNIJVERHEID<br />
Auteurs:<br />
drs. M.C.J. Leensen, Klinische & Experimentele Audiologie, AMC Amsterdam<br />
ir. H.W. Helleman, Klinische & Experimentele Audiologie, AMC Amsterdam<br />
drs. E.J.M. Jansen, Klinische & Experimentele Audiologie, AMC Amsterdam<br />
prof. dr. ir. W.A. Dreschler, Klinische & Experimentele Audiologie, AMC Amsterdam<br />
Bestelcode: 11-151<br />
ISBN: 9789490943141<br />
Harderwijk, juli 2011
INHOUDSOPGAVE<br />
SAMENVATTING ....................................................................................................... 5<br />
1 INLEIDING .................................................................................................... 6<br />
1.1 Doel en vraagstellingen .................................................................................... 7<br />
2 METHODE ..................................................................................................... 9<br />
2.1 Onderzoekspopulatie ........................................................................................ 9<br />
2.2 Testen.............................................................................................................. 10<br />
2.3 Procedure ........................................................................................................ 11<br />
2.4 Dosisbadges & Geluidsdagboek ..................................................................... 12<br />
2.5 Analyse ........................................................................................................... 13<br />
3 RESULTATEN DEEL I: CROSS-SECTIONELE STUDIE ................... 15<br />
3.1 Effect van belasting ........................................................................................ 15<br />
3.2 Leeftijdseffect ................................................................................................. 18<br />
3.3 Gehoorbescherming ........................................................................................ 19<br />
4 DISCUSSIE DEEL I: CROSS-SECTIONELE STUDIE ......................... 21<br />
5 CONCLUSIE DEEL I: CROSS-SECTIONELE STUDIE ....................... 25<br />
6 RESULTATEN DEEL II: KORTE TERMIJN EFFECTEN .................. 26<br />
6.1 Dosimetrie ...................................................................................................... 26<br />
6.2 Meetmomenten ............................................................................................... 27<br />
6.3 Individuele effecten ........................................................................................ 28<br />
6.4 Gevoelige parameters ..................................................................................... 33<br />
6.5 Groepseffecten ................................................................................................ 33<br />
7 DISCUSSIE DEEL II: KORTE TERMIJN STUDIE ............................... 35<br />
7.1 Meetmomenten ............................................................................................... 35<br />
7.2 Kwaliteitscriterium ......................................................................................... 37<br />
7.3 Algemene methodolische aspecten................................................................. 38<br />
8 CONCLUSIE DEEL II: KORTE TERMIJN EFFECTEN ...................... 39<br />
9 ALGEMENE DISCUSSIE ........................................................................... 40<br />
9.1 Consequenties voor lange termijn studie ........................................................ 41<br />
10 CONCLUSIE & AANBEVELINGEN ........................................................ 42<br />
11 REFERENTIES ............................................................................................ 44<br />
3
SAMENVATTING<br />
Otoakoestische emissies (OAE’s) worden de laatste jaren in de<br />
bedrijfsgezondheidszorg steeds meer toegepast naast of als vervanging van de<br />
reguliere toonaudiometrie. De vraag is echter of OAE-metingen in een sector zoals de<br />
bouwnijverheid ingevoerd kunnen worden als regulier screeningsinstrument om<br />
gehoorschade te meten en te volgen.<br />
Deze studie onderzoekt de toepasbaarheid van OAE’s in een lawaai belaste populatie.<br />
Bijkomende vraag is of de arbodiensten over moeten gaan tot de aanschaf van OAEapparatuur<br />
en het opleiden van het personeel.<br />
Om die vraag te beantwoorden is er bij werknemers van bouwbedrijven onderzocht in<br />
hoeverre OAE’s van lawaai belaste werknemers en kantoorpersoneel verschillen. Ook<br />
moeten OAE’s voldoende sterk boven de achtergrondruis uit komen om van een<br />
betrouwbare meting te kunnen spreken.<br />
Uit de analyses lijken er verschillen tussen de lawaaibelaste werknemers en het<br />
kantoorpersoneel te zijn. Deze verschillen zijn echter, m.u.v. het toonaudiogram bij 3<br />
en 4 kHz, niet significant. Het blootstellingsverleden van een deel van het<br />
kantoorpersoneel kan de verklaring zijn waarom de verschillen niet significant zijn.<br />
Een deel van het kantoorpersoneel heeft in verleden namelijk een functie gehad<br />
waarbij ze aan lawaai blootgesteld zijn geweest.<br />
Door eisen te stellen aan de kwaliteit van de OAE-meting vallen er veel metingen uit.<br />
Veel personen hebben in het hoge tonen gebied emissies die niet boven het ruisniveau<br />
uitkomen. Dit hoge tonen gebied is het gebied waar de lawaaischade wordt verwacht.<br />
Het percentage uitvallers betreft 30-60% van de metingen in het gebied vanaf 4 kHz.<br />
Bij een subpopulatie van de onderzoeksgroep zijn er op meerdere tijdstippen<br />
gedurende een werkdag OAE-metingen gedaan. Hierbij is ook de individuele<br />
lawaaiblootstelling door middel van dosimetrie in kaart gebracht. Deze herhaalde<br />
OAE-metingen laten geen effecten van lawaaiblootstelling zien. Verstorende<br />
variabelen zoals lawaaiblootstelling voorafgaand aan de meting en het al dan niet<br />
dragen van gehoorbescherming tijdens de werkdag kunnen hiervoor een verklaring<br />
zijn.<br />
Op grond van deze bevindingen kan geconcludeerd worden dat OAE’s voor de gehele<br />
bouwpopulatie niet bruikbaar zijn als universeel screeningsinstrument voor<br />
gehoorschade door lawaai.<br />
5
1 INLEIDING<br />
In de bouwnijverheid zijn, door het veelvuldig gebruik van handgereedschappen en<br />
bouwmaterieel, veel beroepsgroepen blootgesteld aan geluidsniveaus boven 80 dBA.<br />
Dit heeft als gevolg dat lawaaislechthorendheid een van de meest voorkomende<br />
beroepsziekten is in deze sector.<br />
Er is wet- en regelgeving opgesteld om het ontstaan van lawaaislechthorendheid te<br />
voorkomen. Deze arbowetgeving stelt onder meer dat werknemers in geluidniveaus<br />
boven 80 dBA periodiek hun gehoor kunnen laten controleren door middel van<br />
audiometrisch onderzoek.<br />
Het toonaudiogram is in de huidige bedrijfsgezondheidszorg de gouden standaard voor<br />
de diagnostiek van lawaaischade en wordt standaard tijdens de periodieke<br />
arbeidsgeneeskundige onderzoeken (PAGO’s) bij bouwpersoneel afgenomen. Omdat<br />
aantoonbare schade in het toonaudiogram ook vaak irreversibele schade aan het<br />
gehoor betekent, wordt er momenteel gezocht naar alternatieve methoden om<br />
gehoorverlies vast te stellen, en waar mogelijk eerder op te sporen. Een methode die<br />
momenteel veel aandacht krijgt is het meten van otoakoestische emissies (OAE’s). In<br />
tegenstelling tot het meten van audiogramdrempels, is dit een objectieve meting.<br />
De buitenste haarcellen in de cochlea hebben een actief versterkingsmechanisme en<br />
zijn verantwoordelijk voor frequentieselectiviteit en versterking van het menselijke<br />
oor. Otoakoestische emissies zijn akoestische bijproducten van de werking van deze<br />
buitenste haarcellen. Het is in diverse studies aangetoond dat de werking van de<br />
buitenste haarcellen, en daarmee de OAE’s, gevoelig zijn voor lawaai [zie<br />
bijvoorbeeld Lucertini e.a., 2002, Furst e.a., 1992, Norton e.a., 1989].<br />
In een aantal studies is op groepsniveau gekeken naar verschillen tussen lawaaibelaste<br />
groepen en groepen van mensen die niet regelmatig blootgesteld zijn aan lawaai. Voor<br />
het merendeel van deze studies gold een inclusiecriterium voor de audiogramdrempels<br />
van 20 of 25 dB (HL) gehoorverlies of minder. Binnen deze grens waren er verschillen<br />
tussen de OAE-drempels van de belaste en niet belaste groep [o.a. Kowalska en<br />
Sulkowsky, 1997, Attias e.a., 1995, 2001; LePage e.a., 1998, Desai e.a.,1999;<br />
Balatsouras, 2004; Hamdan e.a.,2008]. Deze groepseffecten worden door sommige<br />
van bovengenoemde auteurs aangegrepen als aanwijzing voor het vermogen van<br />
OAE’s om zogenoemde subklinische schade aan te kunnen tonen. Echter, de<br />
audiogramdrempels binnen deze criteria sluiten niet uit dat er ook verschillen in<br />
audiogram zouden kunnen zijn tussen de groepen. Een recente discussie hierover is te<br />
vinden in het artikel van Helleman e.a. [2010].<br />
6
Echter, vooralsnog blijft de praktische toepasbaarheid van OAE’s voor het aantonen<br />
van vroege schade moeilijk doordat de individuele variabiliteit en de test-retest<br />
fluctuatie erg hoog zijn [Harris e.a.,1991; Marshal en Heller, 1996; Hall en Lutman,<br />
1999]. Toch blijft het een feit dat er een correlatie is tussen blootstelling aan lawaai en<br />
(een aantal) OAE parameters.<br />
Binnen de bedrijfsgezondheidszorg leeft de vraag of er geïnvesteerd moet worden in<br />
de aanschaf van OAE-apparatuur en in de opleiding van personeel met als doel het<br />
inzetten van OAE’s als screeningsinstrument voor gehoorschade. Voordat deze vraag<br />
beantwoord kan worden, moet worden vastgesteld in hoeverre het meten van OAE’s<br />
een aanvullende dan wel vervangende methode is voor het meten van lawaaischade in<br />
de bouwnijverheid.<br />
De afdeling Klinische en Experimentele Audiologie van het audiologisch centrum van<br />
het AMC heeft in opdracht van Arbouw een verkennende studie uitgevoerd, om<br />
inzicht te krijgen in de mogelijke toepassing van OAE’s als universeel<br />
screeningsinstrument in de arbeidsgeneeskundige praktijk van de bouwnijverheid.<br />
Deze studie is bedoeld als een eerste aanzet, waarin op verschillende manieren de<br />
werking van het oor onder invloed van blootstelling aan lawaai wordt getest. Deze<br />
pilotstudie heeft als doel meer inzicht te krijgen in de directe (tijdelijke) invloed van<br />
lawaai op het gehoor. De focus van deze studie ligt op de toepasbaarheid van de OAEmethode<br />
in deze populatie en op het monitoren van tijdelijke drempelverschuiving<br />
(temporary threshold shift, TTS) t.g.v. belasting door lawaai.<br />
Hiertoe zijn OAE’s en audiometrische gegevens verzameld van lawaaibelaste en<br />
onbelaste medewerkers uit de bouwsector. Deze gegevens zijn gekoppeld aan een<br />
uitgebreide vragenlijst, waarna de resultaten van verschillende subgroepen met elkaar<br />
zijn vergeleken. Daarnaast zijn bij een deel van de onderzoekspopulatie gedurende één<br />
werkdag otoakoestische emissies herhaald gemeten. De resultaten zijn gekoppeld aan<br />
een schatting van de individuele dagelijkse geluidsdosis, waarbij het accent lag op het<br />
patroon van blootstelling en schade in de OAE’s.<br />
1.1 Doel en vraagstellingen<br />
Deze verkennende studie is opgezet om de mogelijke toepassing van OAE’s als<br />
universeel screeningsinstrument te bepalen. Daarin wordt zowel de waarde van<br />
TEOAE- als DPOAE-metingen bepaald, door antwoord te geven op de vragen:<br />
- Zijn er verschillen in TEOAE en DPOAE responses en het toonaudiogram<br />
tussen belaste en onbelaste werknemers in de bouw<br />
- Zijn er verschillen in OAE-resultaten en toonaudiogram die toe te schrijven zijn<br />
aan de leeftijd van de werknemers<br />
- Is er sprake van een interactie tussen belasting en leeftijd in de OAE-resultaten<br />
7
Daarnaast is een subgroep van de onderzoekspopulatie op meerdere momenten<br />
gemeten om inzicht te krijgen in de mogelijke toepassing van OAE’s in een<br />
longitudinale studie met als doel:<br />
- Inzicht te krijgen in relatie van (tijdelijke) schade en dosis.<br />
- Inzicht te krijgen in korte termijn patronen.<br />
- OAE-parameters te toetsen voor toepasbaarheid in een longitudinale studie.<br />
De volgende vraag stond daarbij centraal:<br />
Zijn er met OAE-metingen effecten meetbaar van blootstelling tijdens de werkdag in<br />
de blootgestelde groep uitvoerend bouwpersoneel vergeleken met de controlegroep<br />
van kantoorpersoneel in de bouw en zijn deze effecten te koppelen aan de individuele<br />
blootstelling<br />
8
2 METHODEN<br />
De studie bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft een cross-sectionele studie van<br />
een populatie werknemers in de bouwnijverheid, waarin audiometrische gegevens,<br />
OAE-data en vragenlijstgegevens zijn verzameld. Deze metingen dienen als<br />
uitgangsmeting, ofwel ‘baseline’ en zijn gebruikt om de toepasbaarheid van OAEmetingen<br />
in deze populatie te onderzoeken.<br />
In het tweede deel zijn de OAE-metingen in een subpopulatie op locatie herhaald<br />
gedurende een werkdag. Dit deel van de studie moet meer inzicht geven in korte<br />
termijn effecten van blootstelling op OAE-resultaten. De metingen worden gekoppeld<br />
aan de individuele dosis zoals bepaald met dosimetrie.<br />
De metingen in het kader van deze studie hebben plaatsgevonden bij twee<br />
bouwbedrijven; Hein Schilderbouw (HSB) in Volendam, met een grote timmerwerf en<br />
kantoor, en BAM Wonen met een kantoor in Alkmaar en verschillende bouwprojecten<br />
verdeeld over locaties in Noord Holland.<br />
De baseline metingen vonden plaats in aansluiting op de geplande PAGO’s bij deze<br />
bedrijven. De herhaalde metingen hebben op een later tijdstip op locatie<br />
plaatsgevonden tijdens een representatieve werkdag.<br />
2.1 Onderzoekspopulatie<br />
De deelnemers aan deze studie zijn werknemers van bovengenoemde bouwbedrijven.<br />
In totaal namen 103 mannelijke werknemers van deze bedrijven deel aan deze studie.<br />
Zowel bij HSB als bij BAM werden de werknemers onderverdeeld in twee<br />
belastingsgroepen: belast en onbelast. De belaste groep bestaat uit werknemers die<br />
daadwerkelijk in de bouw werken (timmermannen, metselaars, heiers, spuiters, etc.).<br />
De onbelaste groep bestaat uit de mensen die op kantoor werkzaam zijn<br />
(administratieve medewerkers, werkvoorbereiders, personeelsmanagers, planners,<br />
etc.).<br />
Bij drie werknemers was het helaas niet mogelijk om OAE’s te meten, wat resulteert<br />
in een cross-sectionele database van 100 oren. Deze database is gebruikt voor de<br />
analyses van deelstudie I.<br />
De onderzoekspopulatie bestaat uit een onbelaste groep van 28 kantoormedewerkers,<br />
en een belaste groep van 72 werknemers, werkzaam op de bouwplaats. In totaal<br />
hebben 45 werknemers van HSB en 55 werknemers van BAM deelgenomen aan deze<br />
studie (tabel 1).<br />
Van deze groep zijn 54 werknemers herhaald gemeten op locatie, tijdens hun werkdag<br />
(deel II).<br />
9
Tabel 1. Verdeling van de belaste en onbelaste werknemers van beide bouwbedrijven.<br />
De cursieve cijfers geven het aantal personen dat herhaald gemeten is in elke groep<br />
weer.<br />
HSB BAM Totaal<br />
Onbelast 8<br />
5<br />
20<br />
15<br />
28<br />
20<br />
Belast 39<br />
10<br />
36<br />
24<br />
75<br />
34<br />
Totaal 47<br />
15<br />
56<br />
39<br />
103<br />
54<br />
2.2 Testen<br />
De metingen bestaan uit een toonaudiogram, verschillende metingen van de OAE<br />
respons en een vragenlijst. Bij de herhaalde metingen is de individuele blootstelling in<br />
kaart gebracht door middel van dosimetrie.<br />
2.2.1 Audiogram<br />
Het toonaudiogram is volgens een standaardprocedure afgenomen tijdens het PAGO.<br />
Luchtgeleidingsdrempels zijn bepaald voor zowel het linker- als het rechteroor, op de<br />
frequenties 0.5, 1, 2, 3, 4, 6 en 8 kHz. De drempels worden vastgesteld met stappen<br />
van 5 dB volgens een (automatische) Hughson-Westlake procedure, met een<br />
maximum waarde van de audiometer van 90 dB.<br />
Bij BAM Wonen is het audiogram afgenomen in een geluidsdichte cabine, in een<br />
mobiele unit. Bij HSB is het audiogram afgenomen in een stille spreekkamer.<br />
2.2.2 Vragenlijst<br />
Voordat de OAE-metingen gedaan zijn, hebben de werknemers een vragenlijst<br />
ingevuld. Deze bevat vragen met betrekking tot het werkverleden, otologische<br />
geschiedenis, gehoorklachten, blootstelling aan lawaai tijdens en buiten het werk, het<br />
gebruik van gehoorbescherming etc.<br />
De vragenlijst is weergegeven in bijlage I.<br />
10
2.2.3 Otoakoestische emissies<br />
Zowel DPOAE als TEOAE-metingen worden afgenomen met Otodynamics ILO 292<br />
apparatuur. De probe wordt iedere testdag opnieuw gekalibreerd, alvorens aan de<br />
metingen te beginnen. Alle metingen zijn per persoon aan hetzelfde willekeurig<br />
gekozen oor verricht.<br />
Voor de TEOAE’s wordt de response op een klikstimulus gemeten in<br />
frequentiebanden rond 1, 1.5, 2, 3 and 4 kHz. DPAOEs worden opgewekt door twee<br />
stimuli in de vorm van een zuivere toon. Hierdoor ontstaat in de cochlea een derde<br />
toon (het zogenaamde distortie-product) wat gemeten wordt. Dit is de feitelijke<br />
emissie. Door variatie van de aangeboden zuivere tonen in frequentie wordt het gebied<br />
van 815 tot 8000 Hz (4 punten per octaaf) onderzocht.<br />
Voor beide vormen van emissiemetingen wordt ook een schatting gemaakt van het<br />
aanwezige ruisniveau tijdens de meting.<br />
2.3 Procedure<br />
In aansluiting op het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek, waarvan het<br />
audiogram deel uitmaakt, zijn de werknemers gevraagd of zij ook deel willen nemen<br />
aan een aanvullende meting van het gehoor, namelijk het meten van otoakoestische<br />
emissies. Na toestemming is de werknemers gevraagd hun audiogram beschikbaar te<br />
stellen en hebben zij de vragenlijst ingevuld, waarna de OAE-metingen plaatsvonden.<br />
Deze metingen gelden als baseline. De bedoeling hierbij was dat de deelnemer acht<br />
uur of langer niet blootgesteld was geweest aan lawaai, tijdens het werk of in de vrije<br />
tijd. In praktijk blijkt de geluidsnuchtere periode in veel gevallen korter te zijn<br />
geweest. Bij de meeste deelnemers is de nulmeting in aansluiting van het PAGO<br />
gedaan en was men minimaal 1.5 tot 2 uur vrij van blootstelling.<br />
Bij 12 deelnemers kon de nulmeting niet in aansluiting van het PAGO plaatsvinden en<br />
bij hen is de nulmeting vóór aanvang van de werkdag verricht. Dit betekent dat deze<br />
personen wel een ‘geluidsnuchtere’ periode van minimaal 8 uur voor hun meting<br />
hebben gehad.<br />
2.3.1 Herhaalde metingen<br />
Naast de nulmeting zijn bij een aantal werknemers op een later tijdstip nog twee<br />
metingen verricht tijdens een werkdag. Deze personen zijn geselecteerd uit de groep<br />
die een baseline meting hebben gehad, rekening houdend met de verdeling over de<br />
twee belastingsgroepen en gelijkmatige vertegenwoordiging van leeftijd. Ook zijn<br />
alleen herhaalde metingen uitgevoerd bij mannen die tijdens baseline reproduceerbare<br />
OAE-resultaten hadden.<br />
11
De plaats waar de mannen werkzaam waren heeft om praktische redenen meegespeeld<br />
in de selectie van proefpersonen voor de herhaalde meting. Deze mannen zijn<br />
gedurende een typische werkdag op de bouwlocatie of op kantoor gemeten, met exact<br />
dezelfde OAE-methode als hierboven beschreven is.<br />
De eerste herhaalmeting op tijdstip t 1 vond ongeveer 2 à 3 uur na aanvang van het<br />
werk plaats en de tweede herhaalmeting, tijdstip t 2 , ongeveer 4 uur na de vorige.<br />
Voorafgaand aan deze metingen werd steeds een beknopte vragenlijst afgenomen<br />
waarin gevraagd werd naar het soort werk, het gebruik van gehoorbescherming,<br />
aanvang van de dienst en lawaaibelasting, etc.<br />
2.4 Dosisbadges & Geluidsdagboek<br />
Tijdens de metingen gedurende de werkdag droegen de deelnemers ook een kleine<br />
geluidsmeter (dosisbadge). De meter wordt bevestigd aan de kraag van de deelnemer,<br />
aan de zijde van het gemeten oor.<br />
De dosimeter registreert het geluidsniveau rondom de meter. De meter hanteert een<br />
ondergrens van 75 dBA en een exchange rate van 3 dB. Deze dosebadge heeft<br />
gedurende 16 uur aangestaan om de gehele werkdag van 8 uur te kunnen bevatten. De<br />
badge meet het equivalente geluidsniveau door middel van 120 monsters van ieder 8<br />
minuten. Deze dosis wordt omgerekend naar een A-gewogen equivalente dagdosis<br />
over een achturige werkdag (L Aeq, 8hr ), de meest gehanteerde maat voor geluid in de<br />
arbeidsgeneeskunde.<br />
Na uitlezen van de gegevens kan voor de periode dat de dosisbadge is gedragen (T)<br />
een gemiddelde dagdosis (L Aeq , dag ) bepaald worden door middel van de volgende<br />
formules:<br />
L<br />
ex,8min<br />
L<br />
eq<br />
10 * log (8/T)<br />
L<br />
Aeq, 8 uur<br />
10 * log (10<br />
L<br />
ex 1<br />
/10<br />
10<br />
L<br />
ex 2<br />
/10<br />
... 10<br />
L<br />
ex n<br />
/10<br />
)<br />
De deelnemers zijn tijdens de meetdag ook gevraagd een geluidsdagboek bij te houden<br />
(bijlage II). Dit houdt in dat ze steeds aan hebben gegeven op welk moment ze met<br />
welke machine of handgereedschap gewerkt hebben en wat voor een<br />
achtergrondgeluid daarbij aanwezig was (machine gebruik door anderen,<br />
afzuiginstallatie, etc.). Op deze manier kunnen de resultaten van de dosisbadge worden<br />
gekoppeld aan de activiteiten, en kan achterhaald worden hoelang de badge gedragen<br />
is. Ook is dan bekend of en wanneer men gehoorbescherming heeft gedragen. Het doel<br />
is om op individueel niveau de geluidsdosis te koppelen aan het patroon van de<br />
otoakoestische emissies.<br />
12
2.5 Analyse<br />
Voordat alle data geanalyseerd is, is er een aantal aannames gedaan. Allereerst is<br />
aangenomen dat de werknemers van deze twee bedrijven samengenomen kunnen<br />
worden. Dit is getoetst door de resultaten van beide bedrijven met elkaar te<br />
vergelijken. Wat betreft de belaste groep is er geen sprake van significante verschillen<br />
in de resultaten tussen de bedrijven. Wel wordt er voor de controlegroep van BAM<br />
gemiddeld een beter toonaudiogram gevonden dan voor de controlegroep van HSB.<br />
Eventuele verklaringen daarvoor kunnen zijn dat het kantoorpersoneel van BAM<br />
enigszins jonger is dan dat van HSB, en dat bij BAM het audiogram afgenomen werd<br />
in een geluidsdichte cabine en bij HSB in een stille spreekkamer. Echter, het<br />
belangrijkste verschil tussen deze twee populaties is dat het kantoorpersoneel van<br />
BAM ook daadwerkelijk opgeleid is voor een kantoorfunctie en dat het<br />
kantoorpersoneel van het HSB vooral vanuit de bouwfunctie is doorgestroomd naar<br />
een leidinggevende functie. Dit betekent dat zij in het verleden wel blootgesteld zijn<br />
geweest aan lawaai in het werk en dat dit verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de<br />
verschillen in het uitgangsgehoor. In de OAE-resultaten zijn geen verschillen<br />
gevonden tussen werknemers van beide bedrijven, noch voor de belaste, noch voor de<br />
onbelaste groep.<br />
Een tweede aanname die gedaan is bij de analyse van de data is dat huidige<br />
blootstelling gebruikt wordt als dichotome classificatie voor belasting (ja/nee). Er zijn<br />
dus twee groepen: een belaste groep en een onbelaste groep. Voor de baseline meting<br />
zou het echter van belang kunnen zijn om de populatie op basis van belasting in drie<br />
groepen splitsen; een belaste groep, een nooit belaste groep, en een ‘ooit’ belaste<br />
groep. Zowel de ooit als nooit belaste groep bestaat uit kantoorpersoneel dat ten tijde<br />
van de meting dus niet meer blootgesteld wordt aan lawaai in het werk. Voor de ‘ooit’<br />
belaste groep geldt echter dat er in het verleden wel lawaaiblootstelling kan zijn<br />
geweest. Hierdoor zou het gehoor ten tijde van de uitgangsmeting wel reeds<br />
beschadigd kunnen zijn.<br />
Bij de herhaalde metingen op één werkdag kan er slechts onderscheid gemaakt wordt<br />
in een groep die tijdens de werkdag blootgesteld is aan lawaai (belast) en een groep die<br />
dat niet is (onbelast). Om deze reden wordt ervoor gekozen om de cross-sectionele<br />
dataset ook in twee belastingsgroepen te verdelen. Op deze manier blijven beide<br />
groepsgroottes ook voldoende voor de analyses.<br />
Tenslotte zijn de twee leeftijdsgroepen (‘jong’ en ‘oud’) bepaald door een splithalf<br />
afkappunt te kiezen. Dat is 40 jaar, dus de ‘jonge’ groep bevat werknemers van 40 jaar<br />
en jonger en de werknemers ouder dan 40 jaar vallen in de ‘oude’ groep. Er is geen<br />
verschil in de gemiddelde leeftijd van het kantoorpersoneel en het<br />
bouwplaatspersoneel.<br />
13
2.5.1 Statistiek<br />
Er zijn variantieanalyses met herhaalde metingen (repeated-measures ANOVAs)<br />
uitgevoerd met de gemeten OAE-frequenties als factor, en met belastinggroep en<br />
leeftijdsgroep als between-subjects factors. Dezelfde analyses zijn uitgevoerd voor de<br />
herhaalde metingen, maar dan met tijdstip als extra within-subjects factor.<br />
Om te zien op welke frequenties er eventuele groepsverschillen zijn, zijn gepaarde (bij<br />
herhaalde metingen) en ongepaarde (tussen de groepen) t-toetsen uitgevoerd met<br />
Bonferroni correctie voor meerdere vergelijkingen.<br />
Het significantieniveau dat voor alle analyses is gebruikt is gesteld op 0.05.<br />
14
Hearing threshold (dB HL)<br />
50 40 30 20 10 0 -10<br />
3 RESULTATEN DEEL I: CROSS-SECTIONELE STUDIE<br />
De resultaten van de cross-sectionele data van de belaste en onbelaste werknemers en<br />
van de jonge en oude werknemers zijn vergeleken. Daarnaast is het effect van het<br />
gebruik van gehoorbescherming bekeken.<br />
3.1 Effect van belasting<br />
Allereerst zijn de resultaten van de drie meetmethoden vergeleken tussen de belaste<br />
groep van bouwplaatswerknemers en de onbelaste groep van kantoorpersoneel.<br />
3.1.1 Toonaudiogram<br />
Van 97 van de oorspronkelijke 103 werknemers zijn audiogramgegevens verkregen<br />
waardoor deze analyses gebaseerd zijn op 97 oren. Een repeated-measures ANOVA<br />
laat een significant effect van belasting zien (F=4.38, p=0.039). In figuur 1 is te zien<br />
dat de belaste groep over de hele linie, maar voornamelijk vanaf 2 kHz en hoger,<br />
slechtere gehoordrempels heeft dan de onbelaste groep. Een post-hoc t-test met<br />
Bonferroni correctie laat zien dat dit verschil alleen significant is op 3 en 4 kHz.<br />
Office0<br />
Constr0<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 1. Gemiddelde gehoordrempels van de onbelaste groep (blauwe<br />
doorgetrokken lijn) en de belaste groep (zwarte onderbroken lijn). De stippellijnen<br />
geven de bijbehorende 95% betrouwbaarheidsintervallen weer.<br />
15
TE-amplitude (dB SPL)<br />
-5 0 5 10<br />
3.1.2 TEOAE resultaten<br />
De resultaten van de TEOAE metingen laten hetzelfde beeld zien als de resultaten<br />
verkregen met het toonaudiogram. Ook hier is de trend zichtbaar dat de emissies in de<br />
belaste groep lager zijn dan in de onbelaste groep (ANOVA: F=4.013, p=0.048). De<br />
gemiddelde emissie van de onbelaste groep is hoger, vooral op 1.5 en 2 kHz, dan het<br />
gemiddelde van de belaste groep, (figuur 2). Echter, in dit figuur blijken de<br />
betrouwbaarheidsintervallen rond beide gemiddelden elkaar te overlappen, en na<br />
toetsen (met Bonferroni correctie) blijken deze verschillen niet significant. De maat<br />
TE-overall, het gemiddelde van de emissies op de 5 gemeten frequenties geeft, na een<br />
t-toets, wel een significant verschil tussen belaste en onbelaste groep (p= 0.027).<br />
In figuur 2 is ook het gemiddelde niveau van de achtergrondruis weergegeven voor<br />
beide groepen. Deze verschillen niet significant van elkaar. Uit de figuur blijkt dat de<br />
gemiddelde signaal-ruis (signal-to-noise ratio: SNR) verhouding op groepsniveau<br />
groter is dan 0 dB voor beide groepen.<br />
Office0<br />
Constr0<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 2. Gemiddelde TEOAE-emissies van de onbelaste groep (blauwe<br />
doorgetrokken lijn) en de belaste groep (zwarte onderbroken lijn). De onderliggende<br />
dunne lijnen zijn de gemiddelde ruisvloer tijdens de metingen voor beide groepen.<br />
De stippellijnen geven de bijbehorende 95% betrouwbaarheidsintervallen weer.<br />
16
DP-amplitude (dB SPL)<br />
-15 -10 -5 0 5 10 15<br />
3.1.3 DPOAE-resultaten<br />
In de resultaten van de DPOAE-metingen is wederom dezelfde trend zichtbaar. De<br />
belaste groep laat over het hele gemeten frequentiegebied lagere emissies zien dan de<br />
onbelaste groep, maar dit effect is niet significant (F=2.78, p=0.099). Het grootste<br />
verschil bevindt zich rond 4 kHz, en een wat kleiner verschil is zichtbaar rond 2 kHz<br />
(figuur 3). Ook hier overlappen de betrouwbaarheidsintervallen en wordt er na<br />
toetsing, met Bonferonni, op geen enkele frequentie een significant verschil tussen de<br />
twee belastingsgroepen gevonden.<br />
Net als bij de TEOAE-metingen geldt ook hier dat de gemiddelde ruisvloer bij beide<br />
groepen vergelijkbaar is en dat de gemiddelde signaal-ruisverhouding op groepsniveau<br />
groter is dan 0 dB.<br />
Office0<br />
Constr0<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 3. Gemiddelde DPOAE-emissies van de onbelaste groep (blauwe<br />
doorgetrokken lijn) en de belaste groep (zwarte onderbroken lijn). De onderliggende<br />
dunne lijnen zijn de gemiddelde ruisvloer tijdens de metingen voor beide groepen.<br />
De stippellijnen geven de bijbehorende 95% betrouwbaarheidsintervallen weer.<br />
17
3.2 Leeftijdseffect<br />
De resultaten van de verschillende metingen zijn op een vergelijkbare wijze<br />
vergeleken tussen de jonge (≤ 40 jaar) en de oude groep werknemers (40 +). Zoals<br />
verwacht zou kunnen worden blijkt er dan een verschil te zijn in het toonaudiogram;<br />
de jonge groep heeft betere toondrempels dan de oude groep (F=31.60, p
3.3 Gehoorbescherming<br />
Er is gekeken naar de invloed van het dragen van gehoorbescherming op de gemeten<br />
OAE-resultaten. Van de belaste werknemers geeft 56% aan geen gehoorbescherming<br />
te hebben gedragen voorafgaand aan de meting. Deze deelnemers geven bijna allemaal<br />
aan dat de voornaamste reden hiervoor was dat dat niet nodig was, omdat er geen<br />
sprake was van lawaai. Op basis van deze antwoorden kan de populatie verdeeld<br />
worden werknemers die gehoorbescherming hebben gedragen (dragers) en nietdragers.<br />
In het toonaudiogram zijn er geen verschillen tussen dragers en niet-dragers<br />
(F=1.17, p=0,283). Wanneer de OAE-resultaten van deze groepen vergeleken worden<br />
blijkt dat de niet-dragers iets hogere (en dus betere) emissies hebben. De verschillen<br />
tussen beide groepen zijn echter statistisch niet significant (TEOAE: F=0.41, p=0.52;<br />
DPOAE: F=0.08, p=0.78).Uit de antwoorden op de vragenlijst kan extra informatie<br />
verkregen worden met betrekking tot gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen<br />
(PBM). Het gebruik van PBM bleek bij 39% van de werknemers niet consistent te zijn.<br />
Dit percentage is afgeleid uit het combineren van diverse vragen uit de vragenlijst.<br />
Gemakzucht wordt hiervoor als voornaamste reden gerapporteerd (21%). Daarnaast<br />
vindt 15% het zelf niet nodig en 14% ondervindt hinder van hun bescherming in de<br />
communicatie. Een kleine groep (8%) geeft aan het oncomfortabel te vinden. Echter<br />
het grootste deel van de werknemers geeft een ander antwoord (overig) op deze vraag,<br />
waarbij de meest gehoorde reden is dat ze hun bescherming vergeten zijn mee te<br />
nemen. Een andere veelgenoemde reden is dat het lawaai niet door henzelf maar door<br />
collega’s veroorzaakt wordt, waardoor ze daar niet op voorbereid zijn.<br />
De meeste werknemers gebruiken kappen (39.4%) of otoplastieken (20.6%) of een<br />
combinatie van beide (8.3%) als persoonlijke beschermingsmiddelen.<br />
10<br />
15<br />
10<br />
TE amplitude (dB SPL)<br />
5<br />
0<br />
DP amplitude (dB SPL)<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-5<br />
HPD consistent<br />
HPD inconsistent<br />
-10<br />
-15<br />
HPD consistent<br />
HPD inconsistent<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
frequency (Hz)<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
frequency (Hz)<br />
Figuur 5. Gemiddelde TEOAE-emissies (links) en gemiddelde DPOAE-emissies<br />
(rechts) van de consistente PBM gebruikers (blauwe doorgetrokken lijn) en de groep<br />
inconsistente gebruikers (zwarte onderbroken lijn). De stippellijnen geven de<br />
bijbehorende 95% betrouwbaarheidsintervallen weer.<br />
19
Op basis van de antwoorden op de vragenlijst wordt de populatie belaste werknemers<br />
gesplitst in groep die consistent bescherming gebruikt en een groep die inconsistent is<br />
in het gebruik van gehoorbescherming. De gemiddelde toonaudiogrammen van beide<br />
groepen verschillen niet van elkaar (F=0.19, p=0.66). Vergelijking van de OAEresultaten<br />
van deze twee groepen laat zien dat de consistente gebruikers over de hele<br />
linie iets betere emissies hebben, voornamelijk in de TEOAE-data (figuur 5). De<br />
overlappende betrouwbaarheidsintervallen en analyses laten echter zien dat dit effect<br />
niet significant is (F=0.50, p=0.48). Voor de DPOAE’s wordt ook geen significant<br />
verschil gevonden (F=0.13, p=0.72).<br />
20
4 DISCUSSIE DEEL I: CROSS-SECTIONELE STUDIE<br />
Een eerste, voorlopige, conclusie op basis van de resultaten van het cross-sectionele<br />
deel van dit onderzoek is dat de uitgangsmeting tussen de verschillende groepen geen<br />
duidelijke verschillen aantoont. Er is wel een consistente trend bij alle methoden<br />
aanwezig welke laat zien dat de belaste groep slechtere toondrempels of lagere<br />
emissies heeft dan de onbelaste groep. Het enige significante verschil na Bonferroni<br />
correctie voor meerdere vergelijkingen wordt gevonden in het toonaudiogram op 3 en<br />
4 kHz. Ook de TE overall is significant lager voor de belaste groep.<br />
Een meer in oog springend verschil in de OAE-metingen is dat de emissies van de<br />
oude groep lager zijn dan van de jonge groep, vooral in de hoge frequenties. Dit effect<br />
is significant vanaf 2 kHz en is hetzelfde in beide belastingsgroepen.<br />
Bij het interpreteren van deze resultaten moet echter rekening gehouden worden met<br />
een tweetal discussiepunten. Allereerst kunnen de effecten mogelijk verstoord zijn<br />
door een aantal factoren. De classificatie van belast en onbelast, zonder specifiek<br />
rekening te houden met het kantoorpersoneel dat ooit belast is geweest kan de<br />
verschillen tussen de belaste groep en onbelaste groep verkleinen.<br />
Ten tweede zijn de bovenstaande resultaten gebaseerd op de ruwe meetdata, zonder<br />
rekening te houden met de kwaliteit van de metingen. De kwaliteit van OAE metingen<br />
wordt bepaald door de signaal-ruisverhouding; het verschil tussen de gemeten<br />
emissiesterkte en de achtergrondruis die aanwezig is tijdens de metingen. In figuur 2<br />
en 3 staat de gemeten ruisvloer getekend. Te zien is dat deze vrij constant is over het<br />
frequentiebereik. In figuur 2 is te zien dat de emissies in de lage tonen (1 - 2 kHz) een<br />
groter verschil vertonen ten opzichte van de ruisvloer, en dus een grotere signaalruisverhouding<br />
hebben dan in de hoge tonen (rond 4 kHz). Dit betekent dat de<br />
emissies in de hoge tonen minder sterk zijn en eerder kans hebben om onder de<br />
ruisvloer te vallen. In dat geval kan er geen betrouwbare uitspraak gedaan worden over<br />
het al dan niet aanwezig zijn van emissies, omdat ze opgaan in de ruisvloer.<br />
Voorstel is dan ook om – analoog aan een ander onderzoek in onze groep – een<br />
kwaliteitscriterium voor de OAE-resultaten in te stellen, en alleen die metingen mee te<br />
nemen die een meetbare en daarmee betrouwbare signaal-ruisverhouding (SNR ≥ 0)<br />
hebben.<br />
Per frequentie is de gemiddelde emissiesterkte bepaald op basis van oren die voldoen<br />
aan de kwaliteitseis van SNR ≥ 0. Figuur 6 laat zien hoeveel metingen er per<br />
frequentie geëxcludeerd zijn.<br />
21
% Removed data (=# ears)<br />
0 10 20 30 40 50 60<br />
% Removed data (=# ears)<br />
0 10 20 30 40 50 60<br />
DP_Office0<br />
DP_Constr0<br />
TE_Office0<br />
TE_Constr0<br />
DP_Office0<br />
DP_Constr0<br />
TE_Office0<br />
TE_Constr0<br />
500 1000 2000 3000 4000 6000 8000<br />
500 1000 2000 3000 4000 6000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 6. Percentage van de data dat op basis van een kwaliteitscriterium uitvalt,<br />
bepaald per frequentie. Links voor het criterium SNR ≥ 0 dB, rechts voor het<br />
criterium SNR ≥ 6 dB.<br />
De dunne lijn geeft de uitvallers weer van de TEOAE metingen, de dikke lijn van de<br />
DPOAE metingen, zowel in de onbelaste groep (blauwe lijnen) als in de belaste groep<br />
(zwarte lijnen)<br />
Nu blijkt er een groot verschil te zijn tussen de belaste en de onbelaste oren als het<br />
gaat om het aantal betrouwbaar te meten emissies. Voor beide groepen geldt dat<br />
resultaten in de hoge tonen meer uitvallers vertonen dan in de lage tonen. Voor de<br />
belaste groep loopt het percentage uitvallers van de TEOAE’s op van minimaal 15%<br />
op 1 kHz tot 40% op 4 kHz. Bij de onbelaste groep is het percentage maximaal 15%<br />
bij 4 kHz.<br />
Bij de DPOAE metingen is er een vergelijkbaar patroon zichtbaar en zitten de<br />
uitvallers ook vooral in het hoge frequentiegebied, hier rond 8 kHz. De onbelaste<br />
groep kent daar een uitvalpercentage van ongeveer 25%, in de lage frequenties blijft<br />
het uitvalspercentage in deze groep zeer beperkt. Van de belaste groep valt minimaal<br />
10% uit in de lage frequenties wat toeneemt tot 55% in de hoge tonen.<br />
22
TE-amplitude (dB SPL)<br />
-5 0 5 10<br />
DP-amplitude (dB SPL)<br />
-15 -10 -5 0 5 10 15<br />
Er zijn echter ook argumenten om een hogere signaal-ruisverhouding dan 0 dB te eisen<br />
als kwaliteitsmaat voor individuele monitoring. Een hogere emissiewaarde bij een<br />
uitgangsmeting laat ruimte om op een later tijdstip een achteruitgang in het gehoor te<br />
kunnen meten. Wanneer een emissie van zodanig lage waarde is dat de kans groot is<br />
dat het op een volgende meting onder de ruisvloer duikt is er geen uitspraak meer<br />
mogelijk over de emissiesterkte en dus ook niet over de mate van achteruitgang. Dus,<br />
de meetbare emissie moet ruimte bieden voor verslechtering om een individu te<br />
kunnen volgen met behulp van OAE’s. Eerder intern onderzoek [Helleman e.a., 2010]<br />
heeft aangetoond dat een verschil in emissiesterkte van minimaal 6 dB tussen twee<br />
opeenvolgende OAE-metingen duidt op een significante verandering. Wanneer een<br />
signaal-ruisverhouding van meer dan 6 dB als kwaliteitseis gesteld zou worden, neemt<br />
het aantal uitvallers echter drastisch toe (figuur 6). Dit geldt zowel voor de belaste<br />
werknemers als voor de onbelaste groep. In de belaste groep valt 30% van de TEOAE<br />
metingen uit en van DPOAE metingen varieert het percentage uitvallers, afhankelijk<br />
van de frequentie, tussen 20% en 60%.<br />
Wanneer de gemiddelde emissie berekend wordt op basis van oren die op een bepaalde<br />
frequentie een emissiesterkte vertonen groter dan of gelijk aan de ruisvloer (dus<br />
SNR ≥ 0), ontstaat een ander beeld (figuur 7) dan werd getoond op basis van alle ruwe<br />
data (figuur 2 en 3). Het niveau van de achtergrondruis blijft echter hetzelfde.<br />
Office0<br />
Constr0<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Office0<br />
Constr0<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 7. Gemiddelde TEOAE-emissies (links) en gemiddelde DPOAE-emissies<br />
(rechts) van de onbelaste groep (blauwe doorgetrokken lijn) en de belaste groep<br />
(zwarte onderbroken lijn). Alleen de emissies met signaal-ruisverhouding ≥ 0 op de<br />
betreffende frequentie zijn meegenomen. De stippellijnen geven de bijbehorende 95%<br />
betrouwbaarheidsintervallen weer.<br />
23
Na toepassing van het kwaliteitscriterium is de gemiddelde emissiesterkte van de<br />
betrouwbare metingen voor zowel de TEOAE als de DPOAE metingen hoger dan in<br />
het gemiddelde van de ruwe data, zoals weergegeven in figuur 2 en 3. De emissies die<br />
onder het ruisniveau lagen zijn geëxcludeerd waarmee automatisch een verschuiving<br />
naar boven optreedt. Daar er meer uitvallers in de hoge tonen zijn, is deze<br />
verschuiving daar het grootst. Dit betekent dat in vergelijkbare ruiscondities de<br />
resultaten van de betere oren zijn overgebleven voor analyse.<br />
Daarnaast valt vooral op dat de eerder aanwezige verschillen tussen de belaste groep<br />
en de onbelaste groep kleiner zijn geworden en dat de betrouwbaarheidsintervallen<br />
elkaar geheel overlappen. De eerder gevonden significante verschillen in TE-overall<br />
zijn ook verdwenen. In feite zorgt de kwaliteitseis aan de signaal-ruisverhouding voor<br />
een inclusiebias naar de betere oren.<br />
24
5 CONCLUSIE DEEL I: CROSS-SECTIONELE STUDIE<br />
Met de gevonden resultaten en deze discussiepunten in het achterhoofd kunnen op<br />
basis van de cross-sectionele data de volgende voorlopige conclusies geformuleerd<br />
worden;<br />
In de ruwe data lijken er op het oog verschillen te zijn tussen kantoorpersoneel en<br />
belast personeel in de bouw. Slechts een paar van deze verschillen is daadwerkelijk<br />
significant. Echter, alle meetmethoden vertonen een trend dat belaste werknemers<br />
slechtere drempels en emissies hebben dan onbelaste werknemers. Ook blijkt dat de<br />
oude werknemers significant lagere emissies hebben dan jonge werknemers, vooral in<br />
de hogere frequenties.<br />
Wanneer er echter eisen gesteld worden aan de kwaliteit van de emissies neemt het<br />
aantal meetbare emissies die bruikbaar zijn voor analyses en individuele monitoring<br />
drastisch af. Juist de slechtere oren in de belaste groep blijken niet meer betrouwbaar<br />
meetbaar te zijn en bieden geen ruimte om eventuele verslechtering aan te tonen. Door<br />
dit inclusiecriterium verdwijnen de verschillen tussen de belastingsgroepen die eerder<br />
werden gevonden.<br />
In feite betekent dit dat OAE’s voor een dergelijke populatie niet als universeel<br />
screeningsinstrument ingezet kunnen worden.<br />
25
6 RESULTATEN DEEL II: KORTE TERMIJN EFFECTEN<br />
Het tweede deel van dit onderzoek bestaat uit een kortdurende longitudinale studie,<br />
bedoeld om te kijken of er met behulp van OAE-metingen effecten van<br />
lawaaiblootstelling op het gehoor tijdens de werkdag te meten zijn. De vraag daarbij is<br />
of werknemers die gedurende hun werkdag blootgesteld worden aan lawaai een<br />
verschil in gehoor laten zien vergeleken met een controlegroep van onbelast<br />
kantoorpersoneel. De resultaten van de OAE-metingen zullen worden gekoppeld aan<br />
de geluidsblootstelling op dezelfde dag, gemeten d.m.v. individuele dosimetrie.<br />
Een tweede doelstelling van deze studie is om te kijken welke parameters gevoelig zijn<br />
voor het meten van de ontwikkeling van gehoorschade, om deze eventueel toe te<br />
passen in een longitudinale studie over een lange termijn.<br />
Een kanttekening hierbij is dat het mechanisme van tijdelijke gehoorschade (temporary<br />
threshold shift, TTS) mogelijk anders is dan blijvende gehoorschade (permanent<br />
threshold shift, PTS). Op dit moment wordt er echter vanuit gegaan dat een korte<br />
termijn studie inzicht kan geven in die parameters die relevant zouden kunnen zijn in<br />
een longitudinale studie.<br />
6.1 Dosimetrie<br />
Alle personen, 34 belaste werknemers en 20 kantoormedewerkers, die deelnamen aan<br />
het tweede deel van dit onderzoek kregen een dosebadge opgespeld, die de<br />
geluidsblootstelling tussen de twee metingen in kaart bracht. Alle kantoormedewerkers<br />
bleken een dagdosis te hebben van minder dan 80 dBA en voldoen hiermee inderdaad<br />
aan de definitie van onbelast. Alle belaste proefpersonen hadden een dagdosis van<br />
meer dan 80 dBA. Figuur 8 toont een histogram van deze L Aeq, 8hr waarden van de<br />
belaste personen.<br />
Opvallend is dat het merendeel van de deelnemers is blootgesteld aan een dosis ≥ 85<br />
dBA, de grens waarbij de werkgever niet alleen verplicht is gehoorbescherming aan te<br />
bieden, maar ook toe moet zien dat deze gehoorbeschermers ook daadwerkelijk<br />
gedragen worden.<br />
De waarden die hier gevonden worden zijn verkregen door middel van metingen op<br />
schouderniveau, daar waar de dosisbadge gedragen is. Ze komen daardoor niet direct<br />
overeen met het geluidsniveau in de gehoorgang. Het geluidsniveau in de gehoorgang<br />
is het daadwerkelijke niveau dat het oor bereikt en schade toe kan brengen. Toch<br />
vormen deze metingen op schouderhoogte wel een bruikbare schatting voor de<br />
blootstelling tussen twee opeenvolgende meetmomenten.<br />
26
6<br />
5<br />
4<br />
aantal<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100<br />
LAeq (dBA)<br />
Figuur 8. Verdeling van de gemeten geluidsblootstelling voor 34 belaste werknemers,<br />
omgerekend naar een equivalente dosis voor een 8-urige werkdag.<br />
6.2 Meetmomenten<br />
Een belangrijke onderzoeksvraag in dit tweede deel van de studie was of dat effecten<br />
van blootstelling op de korte termijn inzichtelijk gemaakt kunnen worden met behulp<br />
van OAE-metingen. Hiervoor zijn 54 werknemers tijdens een zelfde werkdag<br />
tenminste twee keer gemeten; één keer in de ochtend (t 1 ), zo vroeg mogelijk na het<br />
begin van de werkdag, en één keer in de middag (t 2 ), aan het einde van de werkdag.<br />
Bij al deze werknemers is ook een baseline meting afgenomen (t 0 ), welke voor het<br />
grootste deel plaatsvond op een andere dag (aansluitend aan het PAGO). Voor een<br />
klein deel van de groep (n=12) vond de baseline meting op dezelfde dag plaats als de<br />
herhaalmetingen (t 1 en t 2 ), waarbij t 0 gepland was vóór aanvang van de<br />
werkzaamheden, dus bij ‘geluidsnuchtere’ oren.<br />
27
6.3 Individuele effecten<br />
De blootstellingsgegevens die op deze manier verkregen zijn, kunnen per individu aan<br />
de OAE-data gekoppeld worden. Ter illustratie volgt hieronder een beschrijving van<br />
bloostelling en OAE-resultaten van drie blootgestelde werknemers bij wie alle<br />
metingen op één dag hebben plaatsgevonden. Voor elke werknemer worden 3 figuren<br />
weergegeven;<br />
A. Verloop van de dagdosis; de hoogte van het geluidsniveau als functie van het<br />
tijdstip waarop gemeten is. De gemiddelde dagdosis wordt weergegeven door een<br />
horizontale (blauwe) lijn, en de drie meetmomenten worden weergegeven voor<br />
verticale lijnen.<br />
B. Verloop van de TEOAE resultaten over de drie meetmomenten; weergegeven met<br />
drie lijnen (baseline, een meting halverwege de dag, eindmeting) die de<br />
emissiesterkte per frequentie tonen<br />
C. Verloop van de DPOAE resultaten over de meetmomenten; ook hier wordt de<br />
emissiesterkte per frequentie weergegeven d.m.v. drie aparte lijnen voor elk<br />
meetmoment.<br />
28
6.3.1 Werknemer 1<br />
Werknemer 1 is een timmerman (figuur 9). Gedurende enkele piekmomenten komt<br />
zijn geluidsblootstelling in de buurt van 100 dBA. Het tweede deel van de dag is de<br />
blootstelling wat lager dan het eerste deel wat resulteert in een dagdosis van 90,6 dBA.<br />
Hij heeft gedurende de dag gehoorbescherming gedragen. Wat betreft TEOAEresultaten<br />
is er voor deze persoon opvallend genoeg geen sprake van een verschil<br />
tussen de baselinemeting en de eindmeting na een werkdag. Er is wel een verschil<br />
zichtbaar tussen baseline en de meting op t 1 . Ook voor de DPOAE wordt het grootste<br />
verschil gezien tussen baseline en t 1 of tussen de eindmeting en t 1 .<br />
Erkmen 90.6<br />
15<br />
110<br />
Erkmen<br />
TEOAE sterkte<br />
10<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
t0<br />
t1<br />
t2<br />
ruis<br />
105<br />
-10<br />
Leq<br />
100<br />
95<br />
90<br />
-15<br />
-20<br />
1 1,5 2 3 4<br />
frequentie Erkmen 90.6 (kHz)<br />
B<br />
85<br />
15<br />
80<br />
10<br />
75<br />
70<br />
0:00 1:00 2:00 3:00 4:00 5:00 6:00 7:00<br />
tijd<br />
A<br />
DPOAE sterkte<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-10<br />
-15<br />
-20<br />
t0<br />
t1<br />
t2<br />
ruis<br />
-25<br />
-30<br />
-35<br />
1 2 4 8<br />
frequentie (kHz)<br />
C<br />
Figuur 9. Individuele dagdosis (A) en bijbehorend OAE-patroon (B: TE, C: DP) van<br />
werknemer 1 met het emissiepatroon per frequentie voor de drie meetmomenten.<br />
29
Het lijkt er dus op dat deze persoon de meeste gehoorschade heeft opgelopen tussen<br />
het moment van binnenkomst en halverwege de werkdag. Men kan eventueel ook<br />
zeggen dat zijn gehoor zich halverwege de dag weer herstelt naar baseline. Wat hierbij<br />
echter nog ontbreekt, is de individuele koppeling met de ruisvloer ten tijde van de<br />
meting. Aannemend dat er een gemiddelde ruisvloer van -5 dB SPL aanwezig is, dan<br />
is voor deze persoon de TEOAE-meting bij 1500 en 4000 Hz niet betrouwbaar. Voor<br />
de DPOAE’s is het hele hoogste frequentiegebied niet betrouwbaar te meten. Er kan<br />
dus feitelijk geen harde uitspraak over de gemeten verschillen gedaan worden.<br />
Vroling 91.2<br />
15<br />
110<br />
105<br />
Vroling<br />
TEOAE sterkte<br />
10<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
t0<br />
t1<br />
t2<br />
ruis<br />
100<br />
-10<br />
Leq<br />
95<br />
90<br />
85<br />
-15<br />
-20<br />
Vroling 91.2<br />
1 1,5 2 3 4<br />
B<br />
80<br />
15<br />
frequentie (kHz)<br />
75<br />
10<br />
70<br />
0:00 1:00 2:00 3:00 4:00 5:00 6:00 7:00<br />
tijd<br />
A<br />
DPOAE sterkte<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-10<br />
-15<br />
-20<br />
t0<br />
t1<br />
t2<br />
ruis<br />
-25<br />
-30<br />
C<br />
-35<br />
1 2 4 8<br />
frequentie (kHz)<br />
Figuur 10. Individuele dagdosis (A) en bijbehorend OAE-patroon (B: TE, C: DP) van<br />
werknemer 2 met het emissiepatroon per frequentie voor de drie meetmomenten.<br />
30
6.3.2 Werknemer 2<br />
Werknemer 2 (figuur 10) is een voorman timmerman, blootgesteld aan een dagdosis<br />
van 91,2 dBA, waarbij hij gehoorbescherming heeft gedragen. Ook voor deze persoon<br />
blijkt dat de blootstelling gedurende het eerste deel van de dag hoger is dan gedurende<br />
de tweede helft.<br />
De TEOAE resultaten laten een verschil zien tussen de baselinemeting en beide<br />
metingen gedurende de werkdag, voornamelijk in de lage frequenties. Echter ook voor<br />
de OAE-resultaten van deze persoon geldt dat bij een gemiddelde achtergrondruis van<br />
-5 dB SPL alleen betrouwbare emissies gemeten zijn tijdens de baselinemeting. Op de<br />
volgende meetmomenten zijn de emissies onder de ruisvloer gezakt waardoor er<br />
eigenlijk geen exacte uitspraak over eventuele achteruitgang mogelijk is. Wel kan er<br />
worden geconstateerd dat het verschil groter is dan het verschil tussen de<br />
oorspronkelijke meting en de ruisvloer bij meting t 1 en t 2 . Voor de DPOAE-resultaten<br />
geldt dat deze op alle meetmomenten niet betrouwbaar is te meten, aangezien alle<br />
meetpunten zeer waarschijnlijk onder de ruisvloer liggen waardoor er in dit geval geen<br />
uitspraak gedaan kan worden over individuele verandering.<br />
31
Dekker 88.2<br />
15<br />
110<br />
105<br />
Dekker<br />
TEOAE sterkte<br />
10<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
t0<br />
t1<br />
t2<br />
ruis<br />
100<br />
-10<br />
Leq<br />
95<br />
90<br />
85<br />
80<br />
-15<br />
-20<br />
15<br />
Dekker 88.2<br />
1 1,5 2 3 4<br />
frequentie (kHz)<br />
B<br />
75<br />
10<br />
70<br />
0:00 1:00 2:00 3:00 4:00 5:00 6:00 7:00<br />
tijd<br />
A<br />
DPOAE sterkte<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-10<br />
-15<br />
t0<br />
t1<br />
t2<br />
ruis<br />
-20<br />
-25<br />
-30<br />
C<br />
-35<br />
1 2 4 8<br />
frequentie (kHz)<br />
Figuur 11. Individuele dagdosis (A) en bijbehorend OAE-patroon (B: TE, C: DP) van<br />
werknemer 3 met het emissiepatroon per frequentie voor de drie meetmomenten.<br />
6.3.3 Werknemer 3<br />
Werknemer 3 (figuur 11) is een stelleur, met een dagdosis van 88.2 dBA. Tijdens het<br />
eerste deel van de dag heeft deze man geen gehoorbescherming gedragen, in de<br />
middag wel. Aan het verloop van de dosimetrie is te zien dat de blootstelling tijdens<br />
het tweede deel van de dag ook wat hoger is.<br />
De TEOAE resultaten laten geen verschil zien tussen de baselinemeting en beide<br />
metingen gedurende de werkdag, behalve op 3 kHz, waar de eindmeting iets afwijkt<br />
van de resultaten van beide eerdere metingen.<br />
In de DPOAE resultaten zijn iets grotere verschillen te zien. Op drie punten, verspreid<br />
in de lagere frequenties lijken de emissies van de eindmeting iets hoger dan bij de<br />
eerdere metingen. In de hogere frequenties zijn duidelijkere verschillen te zien,<br />
waarbij de emissies van de baseline meting het hoogst zijn. Gedurende de dag nemen<br />
de emissies af in sterkte.<br />
32
Echter ook voor deze persoon geldt dat bij een gemiddelde achtergrondruis van -5 dB<br />
SPL geen betrouwbare emissies in de hoge frequenties gemeten zijn bij de laatste<br />
meting. Daar zijn de emissies onder de ruisvloer gezakt waardoor een uitspraak over<br />
de mate van achteruitgang lastiger wordt, behalve dan dat het verschil groter is dan het<br />
verschil tussen de meting op t 1 en op t 2 .<br />
6.4 Gevoelige parameters<br />
Een van de doelstellingen van deze studie was om te onderzoeken welke parameters<br />
gevoelig zijn voor het meten van ontwikkeling van gehoorschade, om deze eventueel<br />
toe te passen in een longitudinale studie over een lange termijn. Op groepsniveau zijn<br />
er geen significante verschillen gevonden. De individuele resultaten laten geen<br />
eenduidig beeld zien. Hierdoor kan er op basis van deze studie geen uitspraak gedaan<br />
worden of parameters uit OAE-metingen dan wel parameters uit het toonaudiogram de<br />
meest relevante parameters zijn om gehoorschade op individueel niveau te volgen.<br />
6.5 Groepseffecten<br />
De gemiddelde emissiesterkte, en de gemiddelde ruisvloer, gemeten op de<br />
verschillende meetmomenten is voor de beide belastingsgroepen weergegeven in<br />
figuur 12. Hierin vallen een aantal aspecten op. Allereerst geldt ook voor deze<br />
subpopulatie dat de onbelaste werknemers betere emissies lijken te hebben dan de<br />
belaste werknemers.<br />
Ten tweede blijkt uit deze data dat de ruisvloer op locatie niet verschilt van de ruis<br />
gemeten tijdens het PAGO. Dus de meetomstandigheden ten tijde van de verschillende<br />
meetmomenten zijn vergelijkbaar.<br />
Maar het belangrijkste aspect is dat er slechts een klein verschil waarneembaar is in de<br />
gemiddelde emissies op de verschillende meetmomenten. Dit verschil is echter niet<br />
voor beide metingen en beide groepen consistent en dus is er geen sprake van een<br />
trend in emissieverandering gedurende een werkdag.<br />
Dit blijkt ook uit de repeated-measures ANOVA; voor zowel TE-overall als DPOAE-<br />
6000 geldt dat er geen effect van meetmoment is (respectievelijk p=0.64 en p=0.57).<br />
Bovendien wordt er met een gepaarde t-toets geen effect tussen de verschillende<br />
tijdstippen gevonden (t 0 vs. t 1 , t 1 vs. t 2 en t 0 vs. t 2 ). Ook tussen beide belastingsgroepen<br />
is er geen sprake van een significant verschillend verloop in de tijd (TEOAE p=0.44,<br />
DPOAE p=0.67).<br />
Er zijn dus geen significante dageffecten van blootstelling op de OAE’s meetbaar in<br />
deze populatie.<br />
33
TE-amplitude (dB SPL)<br />
-5 0 5 10 15<br />
DP-amplitude (dB SPL)<br />
-15 -10 -5 0 5 10 15<br />
Office0<br />
Office1<br />
Office2<br />
Constr0<br />
Constr1<br />
Constr2<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Office0<br />
Office1<br />
Office2<br />
Constr0<br />
Constr1<br />
Constr2<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 12. Gemiddelde TEOAE-emissies (links) en gemiddelde DPOAE-emissies<br />
(rechts) en ruisvloeren van de onbelaste groep (blauwe lijnen) en de belaste groep<br />
(zwarte lijnen), gemeten tijdens de baselinemeting (doorgetrokken lijn), meting aan<br />
het begin van de werkdag (t 1 , onderbroken lijn) en eindmeting (t 2 , stippellijn). De<br />
ruwe data is weergegeven, zonder toepassen kwaliteitseis aan SNR.<br />
Bij bovenstaande analyses naar het effect van blootstelling op OAE-responses, dient<br />
echter rekening gehouden te worden met de gedragen gehoorbescherming. De grootste<br />
effecten van blootstelling worden immers verwacht in de groep die aangeeft geen<br />
bescherming te hebben gedragen. Deze vergelijken zijn daarom vooral interessant in<br />
de subgroep van niet PBM-gebruikers.<br />
In deze populatie waren er slechts twee werknemers die in de vragenlijst en het<br />
blootstellingsdagboek aangaven tussen de metingen door geen bescherming te hebben<br />
gebruikt. Deze groep is te klein om op een betrouwbare manier analyses voor een<br />
subgroep niet PBM-gebruikers te herhalen.<br />
34
7 DISCUSSIE DEEL II: KORTE TERMIJN STUDIE<br />
De methodiek van dit deel van de studie brengt ook een aantal discussiepunten met<br />
zich mee, aangezien de onderzoeksopzet en methode grotendeels werden bepaald door<br />
de mogelijkheden in de praktijksituatie.<br />
Een belangrijk aspect van de metingen in deel 2 van deze studie is het feit dat er<br />
herhaald gemeten is. Daarbij is eerst een baseline meting afgenomen, in de meeste<br />
gevallen aansluitend aan het PAGO. Het tijdstip van deze meting was afhankelijk van<br />
het tijdstip waarop de werknemers door de arbodienst zijn uitgenodigd voor het<br />
PAGO, wat varieert over de dag. Dus het is mogelijk dat een aantal werknemers pas na<br />
een aantal uur werken, en dus ook een aantal uur geluidsblootstelling, een PAGO heeft<br />
ondergaan. Er wordt geschat dat de werknemers voor het toonaudiogram tijdens het<br />
PAGO ongeveer 1,5 tot 2 uur vrij van blootstelling zijn geweest, maar toch is TTS niet<br />
in alle gevallen uit te sluiten.<br />
Hetzelfde geldt voor de ochtendmeting (t 1 ), waarvan het tijdtip zo vroeg mogelijk<br />
tijdens een werkdag is gekozen. Echter de werknemers zijn tijdens één meetdag op<br />
volgorde gemeten, waardoor de één rond 8 uur ’s ochtends is gemeten en de andere<br />
rond 11 uur ’s ochtends. In de belaste groep kan er in sommige gevallen dus ook<br />
voorafgaand aan meting t 1 al sprake van lawaaibelasting, en TTS, zijn geweest.<br />
Door middel van een korte vragenlijst is nagegaan of men lawaaibelast is geweest<br />
voorafgaand aan de meting en of dat men toen gehoorbescherming heeft gedragen.<br />
Dus er is enige retrospectieve controle op de meetgegevens toe te passen maar dat is<br />
op basis van wat de werknemers zelf hebben gerapporteerd. Vooral bij de vragen naar<br />
gehoorbescherming mag er niet zonder meer van uitgegaan worden dat de antwoorden<br />
niet zijn gekleurd door wat sociaal wenselijk is. Het is dus de vraag in hoeverre<br />
gehoorbescherming daadwerkelijk gedragen is.<br />
7.1 Meetmomenten<br />
Bij een twaalftal werknemers zijn alle metingen op dezelfde dag afgenomen, waarbij<br />
aangenomen kan worden dat de baseline meting ‘schoon’ was, en dat de periode tussen<br />
de daaropvolgende metingen steeds vergelijkbaar was (ongeveer 4 uur).<br />
Van de overige 22 werknemers is het tijdstip van de metingen niet precies bekend<br />
evenals de eventueel daaraan voorafgaande lawaaiblootstelling. Hierdoor kunnen de<br />
baselinemeting en meting 1 enigszins vervuild zijn in termen van lawaaibelasting.<br />
Het vergelijken van de verschillende baselinemetingen en verschillende tijdstippen<br />
waarop t 1 is afgenomen laat geen significante verschillen zien in de resultaten. Dus het<br />
analyseren van de totale groep data was gerechtvaardigd.<br />
35
Echter op het moment dat de baselinemeting niet schoon is, kan er al vermindering in<br />
emissiesterkte (t.o.v. een schone baseline) hebben plaatsgevonden. Een verschil tussen<br />
baseline en t 1 is dan kleiner of zelfs niet meer aanwezig. Dit zou dus voor<br />
onderschatting van het daadwerkelijke effect kunnen zorgen.<br />
Daarom worden bovenstaande analyses van de OAE-responses op verschillende<br />
tijdstippen gesplitst voor de werknemers met een schone baselinemeting en de overige<br />
werknemers (figuur 13).<br />
10<br />
10<br />
15<br />
15<br />
TE amplitude (dB SPL)<br />
5<br />
0<br />
DP amplitude (dB SPL)<br />
TE amplitude (dB SPL)<br />
10<br />
55<br />
0<br />
-50<br />
-10<br />
T0<br />
T1<br />
T2<br />
DP amplitude (dB SPL)<br />
10<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-10<br />
-5<br />
-15-5<br />
-15<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
frequency (Hz)<br />
500 1000 2000 4000 4000 8000 8000<br />
frequency (Hz) (Hz)<br />
500 1<br />
15 10<br />
15<br />
10<br />
10<br />
DP amplitude (dB SPL)<br />
TE amplitude (dB SPL)<br />
5<br />
0<br />
-50<br />
-10<br />
T0<br />
T1<br />
T2<br />
DP amplitude (dB SPL)<br />
5<br />
0<br />
-5<br />
-10<br />
T0<br />
T1<br />
T2<br />
-15 -5<br />
-15<br />
000 8000<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
frequency (Hz)<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
frequency (Hz)<br />
Figuur 13. Gemiddelde TEOAE-emissies (links) en gemiddelde DPOAE-emissies<br />
(rechts) van de belaste werknemers met een schone baselinemeting (boven) en de<br />
overige belaste werknemers (onder), gemeten tijdens de baselinemeting<br />
(doorgetrokken lijn), meting aan het begin van de werkdag (t 1 , onderbroken lijn) en<br />
eindmeting (t 2 , stippellijn).<br />
36
% Removed data<br />
0 10 20 30 40 50 60<br />
DP-amplitude (dB SPL)<br />
-15 -10 -5 0 5 10 15<br />
In de gemiddelde TEOAE-resultaten van de werknemers met een schone<br />
baselinemeting is een trend van verslechtering te zien tussen de baselinemeting en de<br />
opeenvolgende metingen. Deze verschillen zijn in deze kleine groep echter niet<br />
significant.<br />
In de DPOAE-resultaten is deze trend minder duidelijk aanwezig en zijn er slechts<br />
vergelijkbare verschillen in het gebied rond de 4000 Hz.<br />
Bij de overige werknemers waar een schone uitgangsmeting niet gegarandeerd is zijn<br />
deze effecten minder duidelijk.<br />
Het bespreken van diverse cases laat zien dat er in individuele gevallen wel verschillen<br />
zijn tussen de verschillende meetmomenten, maar de nadere uitwerking hiervan valt<br />
buiten het bestek van deze rapportage.<br />
7.2 Kwaliteitscriterium<br />
De bovenstaande analyses hebben betrekking op de ruwe data. Ook voor deze dataset<br />
geldt dat er een kwaliteitseis van een voldoende signaal-ruisverhouding gehanteerd<br />
zou moeten worden. Wanneer er weer gekozen wordt voor inclusie van resultaten met<br />
SNR ≥ 0 dB wordt het aantal bruikbare metingen drastisch verkleind. Het percentage<br />
metingen dat uitvalt, is vergelijkbaar voor de drie meetmomenten (figuur 14). Ook hier<br />
is het hoogste percentage uitvallers te zien in de belaste groep en in de hoge<br />
frequenties. Voor deze groep is slechts in de helft van de gevallen sprake van een<br />
betrouwbare meting.<br />
500 1000 2000 3000 4000 6000 8000<br />
500 1000 2000 4000 8000<br />
Frequency (Hz)<br />
Frequency (Hz)<br />
Figuur 14. Links: percentage van de DPOAE-data dat op basis van een<br />
kwaliteitscriterium SNR ≥ 0 dB uitvalt, bepaald per frequentie. De drie lijnen geven<br />
de uitvallers op de drie meetmomenten weer. Rechts: de gemiddelde DPOAE data<br />
voor de twee groepen op de drie verschillende meetmomenten na exclusie van de oren<br />
die niet voldoen aan de kwaliteitseis.<br />
37
Omdat het een vergelijkende studie betreft over drie meetmomenten is het belangrijk<br />
dat er bij alle drie de metingen betrouwbare resultaten gevonden worden. Dat was<br />
slechts het geval in 14 van de 54 herhaald gemeten werknemers, wat betekent dat de<br />
uitgevoerde OAE-metingen in 40 oren geen betrouwbaar resultaat heeft opgeleverd.<br />
Door deze oren uit de analyse te laten, nemen de verschillen tussen de<br />
belastingsgroepen af en verdwijnen de verschillen tussen de meetmomenten<br />
(figuur 14).<br />
Er is een mogelijkheid om deze oren toch mee te nemen in de resultaten en de dataanalyse.<br />
Omdat de emissie lager is dan de ruisvloer, en daarin verdwijnt, kan er geen<br />
betrouwbare uitspraak gedaan worden over de sterkte van de emissie. Wat echter wel<br />
bekend is, is dat de emissiesterkte kleiner of gelijk is aan de ruisvloer. De<br />
emissiesterkte zou dus vervangen kunnen worden door het niveau van de ruisvloer;<br />
deze methode wordt ‘noisefloor substitutie’ genoemd. Dit kan alleen mits de ruisvloer<br />
voldoende laag is, wat een probleem zou kunnen worden bij het meten op locatie.<br />
Echter uit deze studie blijkt dat er geen significante verschillen zijn tussen de ruisvloer<br />
gemeten in een stille ruimte tijdens de baseline metingen en de ruisvloer gemeten op<br />
locatie.<br />
Door noisefloor substitutie toe te passen zouden er meer metingen meegenomen<br />
kunnen worden in de analyse, echter het leidt wel tot een onderschatting van het<br />
werkelijke effect. Deze nadere analyse is bij deze kleine groepen deelnemers niet<br />
uitgevoerd.<br />
7.3 Algemene methodologische aspecten<br />
Naast de bovengenoemde invloed van de verschillende tijdstippen van meten zijn er<br />
nog een aantal factoren dat invloed kunnen hebben gehad op de gepresenteerde<br />
resultaten.<br />
Het gebruik van de gehoorbescherming kan als een confounder in de relatie tussen<br />
blootstelling en gehoor optreden. Het consistent dragen van persoonlijke<br />
beschermingsmiddelen laat op groepsniveau enige trend zien; diegene die consistent<br />
PBM gebruiken hebben betere emissie. Dit effect was echter niet significant. Op<br />
groepsniveau is er dus geen sprake van een duidelijke invloed van gehoorbescherming.<br />
Tijdens de dosimetrie is de dosis op schouderhoogte gemeten, dus geeft het niet exact<br />
de lawaaiblootstelling in de gehoorgang weer. De demping van de al dan niet gedragen<br />
gehoorbescherming is bij de bepaling van de blootstelling niet meegenomen, maar dat<br />
heeft natuurlijk wel invloed op de resultaten zoals die met OAE’s in het oor gemeten<br />
wordt. Daarom is hier over de relatie tussen de individuele dosimetrie en de<br />
individuele OAE-resultaten geen uitspraak gedaan.<br />
38
8 CONCLUSIE DEEL II: KORTE TERMIJN EFFECTEN<br />
De gemeten OAE-responses laten op groepsniveau geen meetbare effecten zien van<br />
geluidsblootstelling tijdens een reguliere werkdag. Op individueel niveau zijn er in<br />
sommige gevallen wel verschillen tussen de meetmomenten te zien. Echter voor<br />
koppeling aan individuele blootstelingsgegevens en een harde conclusie op dit gebied<br />
zijn meer analyses nodig.<br />
Voor dit deel van de studie geldt dat kwaliteitseisen aan de emissiesterkte het aantal<br />
bruikbare metingen drastisch verkleinen, zoals wij dat ook in andere studies hebben<br />
moeten vaststellen. Hierdoor blijven dus de betere oren over en worden de verschillen<br />
tussen de groepen kleiner. Als er geen betrouwbare emissies zijn, zijn ze ook niet te<br />
gebruiken om gehoorschade gedurende een werkdag te volgen. Voor een groot deel<br />
van deze populatie bleek dat het geval. OAE’s lijken daarmee niet toepasbaar als<br />
monitoring instrument gedurende een werkdag voor de gehele populatie van<br />
lawaaibelaste werknemers in de bouw.<br />
39
9 ALGEMENE DISCUSSIE<br />
De opzet en uitvoering van deze studie was, omdat deze tijdens de dagelijkse praktijk<br />
van de bouwnijverheid werd uitgevoerd, afhankelijk van een aantal praktische<br />
randvoorwaarden. Er zijn daarom een aantal methodologische aspecten die het<br />
betrouwbaar meten van otoakoestische emissies en de juiste analyse van de verkregen<br />
resultaten beïnvloed hebben. Een aantal van deze aspecten is eerder uitgebreid aan bod<br />
gekomen, en zal hier daarom slechts kort genoemd worden.<br />
Allereerst het feit dat er werknemers van twee verschillende bedrijven gemeten zijn.<br />
Veel bedrijven in de bouw zijn klein van omvang, en werknemers van grote bedrijven<br />
zijn vaak werkzaam op verschillende locaties, verdeeld over kleine groepen. Om<br />
voldoende personen in het onderzoek mee te nemen zijn de metingen uitgevoerd bij<br />
twee bouwbedrijven; BAM Wonen Alkmaar en Hein Schilderbouw (HSB) Volendam.<br />
De analyses zijn gebaseerd op de hele dataset waarbij de resultaten van werknemers<br />
van beide bedrijven samen zijn genomen, uitgaande van twee vergelijkbare populaties.<br />
Er blijkt echter een verschil te zijn tussen de werknemers BAM en HSB in de<br />
uitgangsmeting van het gehoor. Het audiogram van de onbelaste werknemers van HSB<br />
was slechter dan dat van de werknemers van BAM. Zoals eerder gezegd kan dit<br />
verschil verklaard worden door verschil in leeftijd, verschil in testcondities en een<br />
verschil in werkverleden.<br />
Daarnaast is er het aspect van de gekozen controlegroep. Het is erg moeilijk om in de<br />
bouwnijverheid een controlegroep te vinden die nooit is blootgesteld aan lawaai.<br />
Omdat een groot deel van het kantoorpersoneel vanuit een bouwfunctie is<br />
doorgestroomd zou er eigenlijk een driedeling gemaakt moeten worden, in een belaste<br />
groep, een nooit belaste groep (en dus schoon), en in een ooit belaste groep.<br />
Bovendien is het nog maar de vraag in hoeverre de oren van de huidige kantoorgroep<br />
in het heden belast zijn of niet. Vaak betreft het uitvoerders of leidinggevenden die<br />
over de timmerwerf of de bouwplaats heen lopen. In die zin zijn hun hedendaagse<br />
werkzaamheden ook niet totaal onbelast, hoewel de resultaten van de dosimetrie in<br />
deze studie uitwijzen dat het kantoorpersoneel tijdens de meetdag inderdaad voldeed<br />
aan de definitie van onbelast.<br />
Verder speelt het effect van het tijdstip waarop de verschillende herhaalde metingen<br />
zijn uitgevoerd een rol. De baselinemeting was niet in alle gevallen schoon. Hoewel<br />
dit op het oog geen invloed op de resultaten heeft gehad, kan het eventuele effecten<br />
van het verloop van emissies in de tijd tussen baseline en de eerste meting (dus<br />
emissiesterkte als functie van blootstellingstijd) wel verkleinen of vertroebelen.<br />
Tenslotte kan het gebruik van gehoorbescherming als een confounder in de relatie<br />
tussen blootstelling en gehoor optreden.<br />
40
Al met al zijn er veel factoren die een ruis introduceren in de gegevens. Deze factoren<br />
kunnen verstorend zijn bij het meten van kleine verschillen tussen belastingsgroepen<br />
en verschillende meetmomenten. Daarnaast zijn de onderzoeksgroepen vrij klein<br />
– 34 bouwvakkers van verschillende leeftijden en met verschillende blootsteling en 20<br />
kantoormensen. Met inachtneming van de genoemde verstorende variabelen zijn deze<br />
groepen te klein om ook echt een effect van kortdurende geluidsblootstelling aan te<br />
kunnen tonen.<br />
9.1 Consequenties voor lange termijn studie<br />
Naast het beantwoorden van eerder genoemde onderzoeksvragen, was het doel van<br />
deze studie ook om als pilot te fungeren voor een eventuele grote longitudinale studie<br />
die het AMC in samenwerking met Arbouw uit zou willen voeren, waarbij OAE<br />
metingen over een langere periode van lawaaiblootstelling in de bouwnijverheid<br />
uitgevoerd zouden worden.<br />
De resultaten van deze studie hebben grote consequenties voor de uitvoer van deze<br />
longitudinale studie. Deze zijn grotendeels afhankelijk van de vraagstelling die met die<br />
longitudinale studie beantwoord zou moeten worden.<br />
Een uitspraak over de bruikbaarheid van OAE-metingen in de arbeidsgeneeskundige<br />
praktijk van de bouwnijverheid kunnen op basis van onderhavig onderzoek reeds<br />
gedaan worden.<br />
Het longitudinale onderzoek zou zich kunnen richten op het langdurig volgen van een<br />
populatie die blootgesteld wordt aan lawaai teneinde de individuele ontwikkeling van<br />
gehoorschade in kaart te brengen. Door een tal van factoren, zoals de kwaliteit van de<br />
OAE-metingen bij een bestaand gehoorverlies, het consistente gebruik van PBM,<br />
logistieke randvoorwaarden, is het moeilijk om een voldoende homogene<br />
onderzoekspopulatie te krijgen. Andere populaties lijken voor een dergelijk onderzoek<br />
beter toegankelijk en controleerbaar.<br />
Gezien het aantal oren dat uitvalt wanneer er een kwaliteitseis aan de<br />
(betrouwbaarheid van de) OAE-resultaten gesteld wordt, lijkt het volgen van<br />
individuele gehoorschade alleen zinvol bij onbeschadigde jonge oren.<br />
Het idee voor de longitudinale studie was dan ook om een jonge populatie<br />
bouwvakkers vanaf het begin van hun opleiding en daarna ook op hun werkplek te<br />
volgen. In de praktijk blijkt echter dat er in deze groep veel sprake is van uitval omdat<br />
deze jongeren als ze eenmaal werkzaam zijn zich door het hele land verspreiden en de<br />
kans op volgen klein is. Dus een dergelijke studie is lastig in de praktijk te brengen.<br />
41
10 CONCLUSIE & AANBEVELINGEN<br />
Conclusies<br />
Algemene conclusie naar aanleiding van deze korte termijn studie, uitgevoerd bij twee<br />
bouwbedrijven in opdracht van Arbouw, is dat het meten van otoakoestische emissies<br />
niet universeel toepasbaar is tijdens de PAGO’s in de bouwnijverheid.<br />
Er zijn teveel werknemers bij wie de OAE’s ofwel niet gemeten kunnen worden ofwel<br />
niet voldoende sterk zijn om er betrouwbare uitspraken over te doen. Bovendien blijkt<br />
dat er in veel gevallen weinig ruimte in de emissiesterkte is om de ontwikkeling van<br />
individuele gehoorschade met behulp van OAE’s te volgen. Hiermee is de<br />
onderzoeksvraag van Arbouw beantwoord.<br />
Aanbevelingen<br />
De resultaten van deze korte termijn studie laten zien dat een longitudinale studie naar<br />
OAE’s in de bouwpopulatie niet haalbaar is en dat er in samenspraak met Arbouw naar<br />
alternatieven gezocht zal worden om de problematiek van lawaaislechthorendheid in<br />
deze populatie beter in kaart te kunnen brengen.<br />
Allereerst zou Arbouw beter zicht moeten krijgen op de ontwikkeling van<br />
gehoorschade bij jongeren. Daarvoor zijn extra audiogramdata nodig van jongeren in<br />
de bouw. In de eerder uitgevoerde retrospectieve studie [Leensen e.a. 2007] bleek dat<br />
jongeren in de bouw sneller lawaaischade ontwikkelden dan door de ISO-modellen<br />
voorspeld wordt. Met ongeveer 20.000 audiogrammen van bouwmedewerkers jonger<br />
dan 25 jaar, kan meer inzicht verkregen worden in de ontwikkeling van gehoorschade<br />
tijdens de eerste jaren van blootstelling.<br />
Ook is van belang dat Arbouw zich richt op een goede individuele monitoring van<br />
geluidsblootstelling. De blootstellingschattingen waar Arbouw nu gebruik van maakt<br />
zijn enigszins gedateerd en voornamelijk gebaseerd op groepsdata. Voor een deel zijn<br />
zij ook geschat op basis van de audiometrische effecten zodat een niet transparante<br />
wederzijdse afhankelijkheid is ontstaan tussen oorzaak en gevolg. Het individueel<br />
bepalen van een dagdosis kan meer inzicht geven in het geluid dat werknemers –<br />
letterlijk - om de oren krijgen en de variatie van deze niveaus. Het is bekend dat er in<br />
de bouwnijverheid veel variatie is in lawaaiblootstelling, afhankelijk van de taak en de<br />
locatie waar men werkt, de hoeveelheid collega’s en andere achtergrondgeluiden en de<br />
mate waarin men gehoorbescherming draagt. In het kader hiervan kan gedacht worden<br />
aan meer geavanceerde dosimetrie waarbij bijvoorbeeld ook piekgeluiden gemeten<br />
kunnen worden of waarbij de demping van gehoorbescherming meegenomen wordt<br />
door in de gehoorgang te meten.<br />
42
Ten derde kan de toepasbaarheid van spraak-in-ruistesten in deze populatie onderzocht<br />
worden. Door het AMC is een reeds bestaande online zelf-test (www.oorcheck.nl)<br />
aangepast zodat deze specifiek gevoelig is voor lawaaislechthorendheid [Leensen &<br />
Dreschler, 2009]. Dit zou een goed screeningsinstrument kunnen zijn om op afstand en<br />
frequent het gehoor van werknemers in de bouw te volgen. De bruikbaarheid van een<br />
dergelijke test zou in een vervolgstudie onderzocht kunnen worden.<br />
43
REFERENTIES<br />
Attias, J., Furst, M., Furman, V., Reshef, I., & Bresloff, I. (1995). Noiseinduced<br />
otoacoustic emission loss with or without hearing loss. Ear and Hearing, 16,<br />
612-618.<br />
Attias, J., Horovitz, G., El-Hatib, N., & Nageris, B. (2001), Detection and<br />
Clinical Diagnosis of Noise-Induced Hearing Loss by Otoacoustic Emissions, Noise<br />
Health, 3, 12, 19-31.<br />
Balatsouras, D. G. (2004), The evaluation of noise-induced hearing loss<br />
with distortion product otoacoustic emissions, Med Sci Monit, 10, 5, p. CR218-CR222.<br />
Brown, M. & Nuttall, A. (1984). Efferent control of cochlear of inner hair<br />
cell responses in the guinea pig. Journal of physiology, 354, 625-646.<br />
Collet, L., Moulin A, Gartner, M., & Morgon, A. (1990). Age-related<br />
changes in evoked otoacoustic emissions. Annual Otology Rhinology and<br />
Laryngology, 99, 993-997.<br />
Desai, A., Reed, D., Cheyne, A., Richards, S., & Prasher, D. (1999),<br />
Absence of otoacoustic emissions in subjects with normal audiometric thresholds<br />
implies exposure to noise, Noise Health, 1, 2, 58-65.<br />
Fex, J. (1967). Efferent inhibition in the cochlea related to hair cell<br />
deactivitiy;study of postsynaptic activity if the crossed olivocochlear fibers in the cat.<br />
Journal of the acoustical society of America, 45, 666-6675.<br />
Fex, J. (2008). Augmentation of cochlear microphonic by stimulation of<br />
efferent fibers in the cochlea. Acta otolaryngology (Stockh.), 50, 540.<br />
Furst, M., Reshef, I., & Attias, J. (1992). Manifestation of intense noise<br />
stimulation on spontateous otoacoustic emission and threshold microstructure;<br />
Experimental and model. Journal of the acoustical society of America, 91, 1003-1014.<br />
Galambos, R. (1956). Suppression of auditory activity by stimulation of<br />
efferent fibers to cochlea. Journal of neurophysiology, 19, 424-437.<br />
Gifford, M. & Guinan, J. (1987). Effects of electrical stimulation of medial<br />
olivocochlear neurons on ipsilateral and contralateral cochlear responses. Hearing<br />
research, 29, 179-194.<br />
44
Hall, A. & Lutman, M. (1999). Methods for early identification of noiseinduced<br />
hearing loss. Audiology, 38, 277-280.<br />
Hamdan, A. L., Abouchacra, K. S., Zeki Al Hazzouri, A. G., & Zaytoun, G.<br />
(2008), Transient-evoked otoacoustic emissions in a group of professional singers who<br />
have normal pure-tone hearing thresholds, Ear Hear, 29, 3, 360-377.<br />
Helleman HW, Jansen EJ, Dreschler WA. (2010), Otoacoustic emissions in<br />
a hearing conservation program: general applicability in longitudinal monitoring and<br />
the relation to changes in pure-tone thresholds, Int J Audiol, 43, 6, 307-322.<br />
Harris, F., Probst, R., & Wenger, R. (1991). Repeatability of transient<br />
evoked otoacoustic emissions in normally hearing humans. Audiology, 30, 135-141.<br />
Liberman, M. C. (1989). Rapid assessment of sound-evoked olivocochlear<br />
feedback;suppression of compound action potential by contralateral sound. Hear Res,<br />
38, 47-56.<br />
Leensen, M. C.J., Helleman, H.W., Dreschler, W.A., (2007),<br />
Lawaaislechthorendheid in de bouwnijverheid, Stichting Arbouw, ISBN<br />
9789077286975<br />
Leensen, M. C. J. & Dreschler, W. A., (2009), Oorcheck en<br />
lawaaislechthorendheid. AMC-CEA-117, Amsterdam.<br />
LePage, E. L. & Murray, N. M. (1998), Latent cochlear damage in personal<br />
stereo users: a study based on click-evoked otoacoustic emissions, Med J Aust, 169,<br />
11-12, 588-592.<br />
Lucertini, M., Moleti, A., & Sisto, R. (2002). On the detection of early<br />
cochlear damage by otoacoustic emission analysis. J Acoust Soc Am, 111, 972-978.<br />
Marshall, L. & Heller, L. M. (1996). Reliability of transient evoked<br />
otoacoustic emssions. Ear Hear, 17, 237-254.<br />
Prasher, D. (1998). Protection against noise-concerted action. 3rd European<br />
conference (Stockholm).<br />
Sliwinska-Kowalska, M. & Kotylo, P. (2002). Occupational exposure to<br />
noise decreases otoacoustic emission efferent suppresion. Int J Audiol, 41, 113-119.<br />
45
Sliwinska-Kowalska, M. & Sulkowski, W. (1997). Measurements of clickevoked<br />
otoacoustic emissions in industrial workers with noise-induced hearing loss.<br />
Int J Med Environ Health, 10, 441-459.<br />
Warr, W. & Guinan, J. J. (1979). Efferent innervation of the organ of Corti:<br />
two separate systems. Brain Res, 173, 152-155.<br />
46
BIJLAGE I – VRAGENLIJST UITGANGSMETING<br />
personeelsnummer:<br />
Datum onderzoek: - - 200 Tijd onderzoek:<br />
Locatie:<br />
BAM<br />
(Alkmaar)<br />
A. Persoonlijke gegevens<br />
Naam:<br />
Geboortedatum: - -<br />
Functie - -<br />
Hoeveel jaar werkt u in de bouw<br />
Hoeveel jaar werkt u in deze functie<br />
Hoeveel jaar bent u blootgesteld geweest aan lawaai in<br />
uw werk<br />
Indien u nu een kantoorfunctie heeft, heeft u vroeger wel JA NEE<br />
in de bouw gewerkt<br />
Zo ja, hoeveel jaar<br />
In welke functie<br />
Zou u de hele lijst willen invullen ook vindt u niet alle vragen op u van toepassing De<br />
onderdelen C t/m F kunt u van tevoren beantwoorden. Bij voorbaat dank voor uw<br />
medewerking!<br />
B. Huidige situatie (graag direct voor aanvang van het onderzoek invullen)<br />
Hoeveel uur geleden was uw laatste dienst<br />
8 of meer uren<br />
4-8 uren<br />
2-4 uren<br />
1-2 uren<br />
minder dan 1 uur<br />
Heeft u toen gehoorbescherming gedragen JA NEE<br />
Zo nee, waarom niet<br />
Heeft u op dit moment last van oorsuizen JA NEE<br />
Bent u momenteel verkouden JA NEE<br />
Heeft u aspirine gebruikt de afgelopen 24u JA NEE<br />
Bent u in de laatste 24u aan ander hard geluid<br />
blootgesteld<br />
(motorrijden, popconcert, disco, doe-het-zelf-apparatuur,<br />
etc)<br />
JA NEE<br />
47
C. Informatie omtrent het gehoor (graag van tevoren invullen)<br />
Vindt u dat u slechthorend bent JA NEE<br />
Zo ja, wat is de oorzaak<br />
Is uw gehoor achteruit gegaan het afgelopen jaar JA NEE<br />
Draagt u een hoortoestel JA NEE<br />
Komt slechthorendheid voor in uw familie JA NEE<br />
Heeft u vaak/soms/zelden last van: vaak soms zelden/nooit<br />
1. last van een verminderd gehoor 1 2 3<br />
2. last van oorsuizen 1 2 3<br />
3. problemen met verstaan in rumoer<br />
1 2 3<br />
(vergadering, verjaardag of receptie etc)<br />
4. problemen met verstaan in stilte<br />
1 2 3<br />
(televisie, in stille kamer, telefoneren in stilte etc)<br />
5. problemen met het horen van signalen<br />
(waarschuwingssignaal, toeter, alarmbel, sirene<br />
etc)<br />
1 2 3<br />
6. problemen met het onderscheiden van geluiden 1 2 3<br />
(stemmen of tonen in muziek herkennen etc)<br />
7. moeite met horen waar een geluid vandaan komt 1 2 3<br />
(stem, auto, waarschuwingssignaal etc)<br />
8. last van te harde/ vervelende geluiden<br />
1 2 3<br />
(die voor anderen wel acceptabel klinken)<br />
9. andere klachten over uw gehoor JA NEE<br />
Zo ja, welke<br />
D. Medische gegevens (graag van tevoren invullen)<br />
Gebruikt u momenteel medicijnen JA NEE<br />
Zo ja, welk medicijn<br />
Heeft u in het verleden een chemokuur ondergaan JA NEE<br />
Rookt u of heeft u gerookt JA NEE<br />
Zo ja, hoeveel jaar rookt u of heeft u gerookt<br />
Zo ja, hoeveel sigaretten (ongeveer) per dag<br />
48
E. Blootstelling aan lawaai in werksituatie (graag van tevoren invullen)<br />
Wilt u hieronder het antwoord dat het meest van toepassing is aankruisen:<br />
1. Hoeveel uur per dag werkt u in lawaai 8 of meer uren<br />
4-8 uren<br />
2-4 uren<br />
1-2 uren<br />
minder dan 1 uur<br />
2. Hoeveel uur per dag draagt u gehoorbescherming 8 of meer uren<br />
4-8 uren<br />
2-4 uren<br />
1-2 uren<br />
minder dan 1 uur<br />
3. Hoe vaak denkt u dat het voorkomt dat u geen<br />
gehoorbescherming draagt, terwijl het eigenlijk wel<br />
zou moeten<br />
4. Wat is de reden dat u (soms) geen gehoorbescherming<br />
draagt<br />
vaak<br />
regelmatig<br />
soms<br />
zelden<br />
nooit<br />
zit niet lekker<br />
te veel moeite<br />
moeilijk te<br />
communiceren met<br />
collega’s<br />
u vindt het niet nodig<br />
anders, nl:<br />
5. Om wat voor een soort gehoorbescherming gaat het<br />
(meerdere antwoorden mogelijk indien meerdere<br />
soorten tegelijk worden gebruikt)<br />
6. Het achtergrondgeluid tijdens mijn werk is (in de<br />
meest voorkomende situatie) zonder<br />
gehoorbescherming zodanig dat het mogelijk is een<br />
collega, op ca. 1 meter afstand te horen (verstaan hoeft<br />
niet) als deze:<br />
geen<br />
oordoppen/pluggen<br />
kappen<br />
otoplastieken<br />
fluistert<br />
op normaal niveau<br />
praat<br />
hard praat<br />
schreeuwt<br />
in het oor praat<br />
het is zo luid dat ik<br />
mijn collega's helemaal<br />
49
niet kan horen<br />
7. Kruis aan als van toepassing is:<br />
het geluidsniveau is zonder gehoorbescherming onaangenaam<br />
het geluidsniveau is zonder gehoorbescherming pijnlijk<br />
<br />
F. Blootstelling aan lawaai in privé-situatie (graag van tevoren invullen)<br />
In mijn vrije tijd doe/deed ik aan:<br />
motorrijden: uren/week:........ (gemiddeld)<br />
bespelen muziekinstrument. instrument: .................. uren/week:........<br />
schieten: uren/week:........<br />
doe-het-zelven met elektrisch gereedschap: uren/week:........<br />
beluisteren harde muziek (b.v. in de auto, met hoofdtelefoon): uren/week:........<br />
uitgaan naar gelegenheden met luide muziek: uren/week:........<br />
anders waarbij lawaai aan te pas komt, namelijk: .................. uren/week:........<br />
50
BIJLAGE II – DAGBOEK DOSIMETRIE<br />
Geluidsdagboek bij dosimeternr (nulmeting):<br />
Locatie meting/Bedrijf:<br />
Datum:<br />
Naam:<br />
Nummer:<br />
Tijd aan:<br />
Tijd uit:<br />
Wilt u op dit formulier duidelijk aangeven:<br />
• Werkzaamheden met begin- en eindtijden<br />
• Soort machines gebruikt tijdens werkzaamheden<br />
• Pauzes (locatie)<br />
• Alles wat van invloed is op de geluidsbelasting<br />
• Gehoorbescherming gedragen ja of nee<br />
Voorbeeld:<br />
1<br />
Nr<br />
Tijd<br />
7:15-7:30<br />
Locatie/activiteit<br />
Werkzaamheden<br />
Zagen hardhout<br />
Soort machine<br />
Cirkelzaag<br />
Andere<br />
geluidsbron<br />
Afzuiginstallatie<br />
Afkortzaag<br />
Gehoorbeschermin<br />
g<br />
Ja<br />
2<br />
7:30-7:50<br />
Frezen hardhout Kettingfrees Ja<br />
3<br />
11:15-11:30<br />
Zie 1<br />
Nee<br />
51
Nr<br />
Tijd<br />
Locatie/activiteit<br />
Werkzaamheden<br />
Soort machine<br />
Andere geluidsbron<br />
Gehoorbescherming<br />
52