13.02.2015 Views

Kunnen jonge kinderen abstract denken? - hjk

Kunnen jonge kinderen abstract denken? - hjk

Kunnen jonge kinderen abstract denken? - hjk

SHOW MORE
SHOW LESS

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

ONTWIKKELINGSGERICHT ONDERWIJS<br />

<strong>Kunnen</strong> <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong><br />

<strong>abstract</strong> <strong>denken</strong><br />

het in wiskunde en geletterdheid eigenlijk<br />

om gaat). We moeten dus steeds<br />

goed na<strong>denken</strong> over wat we <strong>jonge</strong> leerlingen<br />

aanbieden. Als het aanbod alleen of<br />

vooral gemotiveerd wordt met de verwijzing<br />

naar later, is het bijna altijd een<br />

slechte keuze. Wat we <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong><br />

willen leren, moet ook betekenisvol zijn<br />

voor hun huidige activiteit. Binnen ontwikkelingsgericht<br />

onderwijs is dit een<br />

belangrijk principe.<br />

Vanuit deze achtergrond wil ik kijken<br />

naar de ontwikkeling van het <strong>abstract</strong>e<br />

<strong>denken</strong>. <strong>Kunnen</strong> <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong> dat, en<br />

moeten we daar in de onderbouw al mee<br />

beginnen<br />

Bert van Oers<br />

Onderwijs aan <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong> heeft onder andere als opdracht<br />

hen voor te bereiden op steeds complexere taken. Abstraheren<br />

is een van de middelen om complexiteit te verminderen. Recent<br />

onderzoek en theorievorming laten zien dat <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong><br />

zeker al in staat zijn tot <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>. Een begin van <strong>abstract</strong><br />

<strong>denken</strong> in de onderbouw is het leren schematiseren.<br />

Om een eigentijdse onderwijsdoelstelling<br />

te realiseren, wordt steeds vaker<br />

aangenomen, dat het belangrijk is om zo<br />

vroeg mogelijk te beginnen met de begeleiding<br />

van leerlingen. Maar hier schuilt<br />

een belangrijk dilemma. Aan de ene kant<br />

kan een vroege schoolse bemoeienis<br />

mogelijkheden bij leerlingen openen die<br />

hun leven van dat moment verrijken én<br />

die tegelijkertijd een basis zijn voor toe-<br />

komstige leerprocessen (communiceren,<br />

zorgen, ruilen, tellen, spelen, tekenen,<br />

enzovoort). Aan de andere kant kan een<br />

vroeg begin <strong>kinderen</strong> ook op een spoor<br />

zetten dat voor hun latere leren juist problemen<br />

geeft (denk bijvoorbeeld aan<br />

ervaringen in groep 3 met het maken van<br />

rijtjes sommen, of lezen in een puur technische<br />

zin; deze ervaringen geven waarschijnlijk<br />

een vertekend beeld van waar<br />

Het onderwijs heeft '<strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>'<br />

niet apart in de eindtermen staan, maar<br />

heeft wel de pretentie bij te dragen aan<br />

de ontwikkeling van dit <strong>denken</strong>, door<br />

leerlingen in contact te brengen met<br />

theoretische kennis die niet rechtstreeks<br />

uit de concrete waarneming kan worden<br />

afgeleid. Wiskundig <strong>denken</strong> heet bijvoorbeeld<br />

'<strong>abstract</strong>', maar ook taal- en redekundig<br />

ontleden vereist in sterke mate<br />

dat de leerling zich losmaakt van het concrete<br />

taalgebruik en de taal vooral als<br />

een theoretisch systeem gaat zien, waarbinnen<br />

via regeltoepassing nieuwe kennis<br />

kan worden afgeleid. Iedereen heeft,<br />

bijvoorbeeld, ooit het regeltje geleerd<br />

hoe je de persoonsvorm vindt van een<br />

zin. De eindtermen die gedefinieerd zijn<br />

voor de vakken aan het eind van de<br />

basisschool (en de daarvoor gemaakte<br />

Cito-toetsen) bestaan voor een belangrijk<br />

deel uit <strong>abstract</strong>e kennis, ofvaardigheden<br />

voor de hantering van die kennis.<br />

Als de school impliciet of expliciet de<br />

taak heeft om het <strong>abstract</strong>e <strong>denken</strong> te<br />

ontwikkelen, moeten we ons ook afvragen<br />

hoe dat gaat. Wat is '<strong>abstract</strong>ie' precies<br />

Hoe bereiden we leerlingen daarop<br />

162 februari 2006<br />

"' .,,,,,,., ~


voor In dit artikel wil ik stil staan bij de<br />

vraag of <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong> <strong>abstract</strong> kunnen<br />

<strong>denken</strong>, en zo ja, hoe dat zou kunnen.<br />

<strong>Kunnen</strong> we deze inzichten gebruiken om<br />

hen beter voor te bereiden op het <strong>abstract</strong>e<br />

<strong>denken</strong> in het latere leren en in<br />

vele sectoren van onze samenleving<br />

Het meedoen in toekomstige lessen wiskunde<br />

(of economie, filosofie, enzovoort)<br />

vereist onmiskenbaar een vorm van <strong>abstract</strong><br />

<strong>denken</strong>. Wat kunnen we er al aan<br />

doen bij <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong><br />

Wat is <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong><br />

Hegel (1970) heeft ooit eens een artikel<br />

gesch reven onder de titel Wie denkt <strong>abstract</strong><br />

Hij begint met uit te leggen dat<br />

<strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> een slechte naam heeft.<br />

Het is ingewikkeld, niet concreet en iets<br />

voor geleerden. Abstract <strong>denken</strong> Je<br />

moet er niet te veel mee te maken willen<br />

hebben. Hegellaat echter vervolgens<br />

zien, dat dit een merkwaardige misvatting<br />

is. Volgens hem denkt iedereen zo<br />

nu en dan <strong>abstract</strong>. Abstract <strong>denken</strong>, zo<br />

schrijft hij, is altijd 'eenzijdig <strong>denken</strong>'.<br />

Mensen die bijvoorbeeld beweren 'moslims<br />

zijn niet te vertrouwen', of 'vrouwen<br />

zijn wispelturig' (deze is van Horatius),<br />

<strong>denken</strong> eenzijdig en dus <strong>abstract</strong>. Hegel<br />

gebruikte andere voorbeelden, maar ze<br />

kwamen er alle op neer dat de reductie<br />

van de complexe concrete werkelijkheid<br />

tot eenzijdige (vereenvoudigde) uitspraken<br />

een veel voorkomend verschijnsel is.<br />

En wat meer is: het is echt niet altijd<br />

'goed' om <strong>abstract</strong> te <strong>denken</strong>. Hegel<br />

haalde dus het <strong>abstract</strong>e van zijn eeuwenoude<br />

voetstuk af en laat zien dat het<br />

toegankelijk is voor iedereen, en dus ook<br />

voor <strong>kinderen</strong>.<br />

Abstractie wordt in veel theorieën gezien<br />

als iets theoretisch, dat ver af staat van<br />

de concrete werkelijkheid en gebaseerd<br />

is op <strong>denken</strong> in schema's. Piaget (1977)<br />

heeft een belangrijke rol gespeeld in de<br />

versterking van dit denkbeeld. In zijn<br />

theorie heeft het <strong>abstract</strong>e <strong>denken</strong> te<br />

maken met de mogelijkheid om schema's<br />

te ontdekken in het handelen en deze<br />

handelingsschema's vervolgens te<br />

maken tot formele operaties die flexibel<br />

en op mentaal niveau kunnen worden<br />

uitgevoerd. Kinderen kunnen vanaf <strong>jonge</strong><br />

leeftijd water overgieten van het ene<br />

emmertje in het andere. Zodra ze echter<br />

doorkrijgen dat deze handeling een<br />

omkeerbare verplaatsing inhoudt, waarbij<br />

er dus per saldo niets veranderd is<br />

aan het water, is hier sprake van beginnend<br />

<strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>. Het kind let dan<br />

niet alleen meer op de handeling van het<br />

overgieten zelf, maar op het omkeerbare<br />

handelingsschema dat daaraan ten<br />

grondslag ligt. Pas met deze <strong>abstract</strong>e<br />

kennis zijn <strong>kinderen</strong> volledig gewapend<br />

tegen misleidingen die uitgaan van de<br />

concrete waarneming. Pas dan kunnen ze<br />

inzien en uitleggen dat het overgieten<br />

van water van een smal glas naar een<br />

breed glas niets verandert aan de hoeveelheid<br />

water - ook al staat het in het<br />

brede glas lager. Dit <strong>abstract</strong>e <strong>denken</strong><br />

staat voor Piaget dan ook in nauwe verbinding<br />

met het formele <strong>denken</strong>.<br />

Laat <strong>kinderen</strong><br />

experimenteren<br />

met betekenisvolle<br />

repreS"entatieS"<br />

Dat ziet hij dan ook pas op latere leeftijd<br />

ontstaan (vanaf pakweg een jaar of<br />

twaalf). Piaget heeft aan het eind van zijn<br />

loopbaan vrij veel onderzoek<br />

gepubliceerd over <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> en<br />

daarover ook een uitgebreide theorie<br />

ontwikkeld. Ik zal die theorie hier niet<br />

geheel uit de doeken doen. Belangrijk is<br />

om vast te stellen dat <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> in<br />

zijn hoogste vorm pas later in de ontwikkeling<br />

voorkomt, volgens Piaget, en dat<br />

het ook te maken heeft met het richten<br />

van de aandacht op slechts één wezenlijk<br />

aspect (voor Piaget de handelingsschema's)<br />

van de concrete werkelijkheid.<br />

Piagets visie op het <strong>abstract</strong>e <strong>denken</strong><br />

heeft in het onderwijs een belangrijke<br />

positie verworven. Toch is zijn theorie<br />

niet onbetwist gebleven. Een van de eersten<br />

die de gedachte opperde dat <strong>abstract</strong><br />

<strong>denken</strong> op <strong>jonge</strong>re leeftijd voorkomt<br />

dan Piaget veronderstelde, was<br />

Philip Kohnstamm. Voor hem was<br />

<strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> een gestructureerde<br />

manier om naar de wereld te kijken .<br />

Volgens Kohnstamm kunnen leerlingen<br />

dat, als we hen maar de middelen geven<br />

waarmee ze de wereld kunnen ordenen<br />

(zie bijvoorbeeld Kohnstamm, 1948).<br />

Vanuit een andere achtergrond en veel<br />

later dan Kohnstamm wist Davydov in<br />

onderzoek aan te tonen dat leerlingen in<br />

de midden bouw inderdaad <strong>abstract</strong> kunnen<br />

<strong>denken</strong>, wanneer we hen kunnen<br />

leren om theoretische modellen te hanteren<br />

om de wereld te analyseren . Het <strong>abstract</strong>e<br />

is een middel om het concrete te<br />

ordenen, aldus Davydov. Als <strong>kinderen</strong><br />

bijvoorbeeld hebben leren tellen en zo<br />

hoeveelheden hebben leren ordenen,<br />

doen ze dat in eerste instantie op basis<br />

van ervaring. We kunnen, echter, die <strong>kinderen</strong><br />

ook een denkmiddel meegeven<br />

(zoals bijvoorbeeld een getallenlijn)<br />

waarmee ze bewust kunnen opereren om<br />

de getallenwereld te ordenen. Zo kunnen<br />

ze bijvoorbeeld bewust bepalen hoeveel<br />

stappen het is van 2 naar 6, of hoeveel<br />

stappen er te gaan zijn als we eerst 3 en<br />

dan 5 stappen doen. Voor Davydov is het<br />

<strong>abstract</strong>e <strong>denken</strong> gebonden aan het<br />

gebruik van theoretische modellen. Hij<br />

liet in zijn onderzoek zien dat <strong>jonge</strong> leerlingen<br />

(vanaf ongeveer zeven à acht jaar)<br />

dat kunnen.<br />

De Canadese onderwijspedagoog Kieran<br />

Egan (1997) gaat nog een stap verder en<br />

beweert, dat het een misvatting is om te<br />

<strong>denken</strong> dat <strong>kinderen</strong> eerst concreet en<br />

dan pas <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>. Volgens hem<br />

kunnen <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong> wel degelijk<br />

<strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>, als dit maar niet ontdaan<br />

is van een emotionele binding. In<br />

het kader van een verhaal, kunnen <strong>kinderen</strong><br />

zich laten meevoeren en mee<strong>denken</strong><br />

in een serie van gebeurtenissen die ver<br />

af staat van een concrete werkelijkheid<br />

en die afziet van allerlei aspecten van het<br />

dagelijks leven. In zo'n verhaal kunnen<br />

<strong>kinderen</strong> de werkelijkheid ook gereduceerd<br />

bekijken, vanuit een bepaald (en<br />

beperkt) perspectief. Natuurlijk weten<br />

vele <strong>jonge</strong> (onderbouw) <strong>kinderen</strong> wel dat<br />

zij niet op de rug van een gans kunnen<br />

meevliegen (net als Niels Holgerson) en<br />

kunnen ze zich inleven in het leven van<br />

Inuït-<strong>kinderen</strong>, ook al hebben ze zelf die<br />

ervaringen van leven in een iglo niet.<br />

",.,",,, ...<br />

~<br />

februari 2006


KASTEEL VAN JEROEN<br />

Als we <strong>kinderen</strong> meenemen in een verhaal<br />

waarmee ze een emotionele binding<br />

hebben (of krijgen), kunnen zij zich een<br />

wereld voorstellen die niet berust op de<br />

concrete werkelijkheid die zij kennen.<br />

Deze wereld is gereduceerd tot een of<br />

slechts enkele dimensies en heeft - nog<br />

steeds aldus Egan - te maken met tegenstellingen,<br />

zoals goed en kwaad, rijk en<br />

arm, zwak en sterk. Het verhaal van Klein<br />

Duimpje, bijvoorbeeld, reduceert de<br />

betekenis van de beleefde werkelijkheid<br />

even tot de dimensies groot-klein, sterkzwak<br />

en juist door deze reducties zijn het<br />

eigenlijk <strong>abstract</strong>ies in de visie van Egan.<br />

Kinderen kunnen uitstekend werken met<br />

dit soort <strong>abstract</strong>ies zolang ze in een<br />

betekenisvolle omgeving (of activiteit)<br />

zijn ingebed.<br />

Abstraheren als positie kiezen<br />

Wat veel van de genoemde visies op <strong>abstract</strong>ie<br />

gemeen hebben, is dat ze alle<br />

vanuit een bepaalde positie tegen de<br />

werkelijkheid aan kijken. juist deze positiekeuze<br />

ligt ten grondslag aan elke vorm<br />

van <strong>abstract</strong>ie. Kijkend naar de wereld<br />

vanuit de instelling groot-klein levert een<br />

bepaalde ordening op. je ziet ineens<br />

grote mensen en kleine mensen, grote<br />

bomen, kleine bomen, enzovoort. je kunt<br />

dat gezichtspunt ook verder invullen met<br />

een verhaal als Klein Duimpje. Kijk naar<br />

een boekenkast, neem de kleur rood in<br />

gedachten en ineens springen alle rode<br />

boeken eruit. Kijk naar de wereld als een<br />

verzameling dingen die geluid maken en<br />

ineens wordt de wereld een geluidenwereld<br />

die beproefd moet worden door er<br />

op te kloppen, tegen te slaan, over te<br />

wrijven.<br />

In elk van deze gevallen kiezen de <strong>kinderen</strong><br />

een specifieke positie en zien ze dus<br />

afvan andere mogelijkheden van die<br />

werkelijkheid. Als je naar Sesamstraat<br />

kijkt, kun je niet tegelijkertijd buitenspelen.<br />

Als je naar de voorkant van een kasteel<br />

kijkt, kun je niet tegelijkertijd naar<br />

de achterkant kijken . Het gevolg van<br />

positie kiezen (of: een perspectief kiezen)<br />

is dat bepaalde dingen gezien worden<br />

en andere niet. En wat te <strong>denken</strong> van<br />

het fonemisch bewustzijn, wat veronderstelt<br />

dat <strong>kinderen</strong> naar woorden kunnen<br />

kijken, los van de opdringerige inhoud<br />

daarvan Ze moeten bijvoorbeeld kunnen<br />

inzien dat 'vader' een korter woord is dan<br />

'peuter'. Ze kijken naar een woord puur<br />

vanuit het perspectief van de vorm en<br />

zien daardoor afvan de inhoud. Dat is<br />

pas <strong>abstract</strong>! We vinden het gewoonlijk<br />

normaal en wenselijk dat <strong>kinderen</strong> dat in<br />

groep 3 of 4 al leren met het oog op het<br />

leren lezen. Soms is dat abstraheren wel<br />

moeilijk, zeker voor <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong>.<br />

Op deze manier kunnen <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong><br />

dus wel abstraheren. In werkelijkheid<br />

nemen we <strong>kinderen</strong> voortdurend mee in<br />

activiteiten die de wereld vanuit een<br />

bepaalde positie zichtbaar en hanteerbaar<br />

maken. Kinderen meenemen in een<br />

leesactiviteit, reduceert de werkelijkheid<br />

van dat moment tot tekst en verhaal.<br />

Kinderen meenemen in een wiskundige<br />

activiteit, reduceert de werkelijkheid voor<br />

dat moment tot getallen en relaties. Of<br />

we willen of niet: het onderwijs introduceert<br />

<strong>kinderen</strong> voortdurend in een <strong>abstract</strong>e<br />

wereld. Kinderen kunnen wel<br />

degelijk met <strong>abstract</strong>ies werken.<br />

Kinderen als <strong>abstract</strong>e denkers<br />

We moeten niet vergeten dat <strong>abstract</strong>ies<br />

niet zomaar een intellectueel hoogstandje<br />

zijn. Abstracties dienen om de complexiteit<br />

van de concrete werkelijkheid<br />

hanteerbaar te maken, door er vanuit één<br />

bepaalde positie tegenaan te kijken. juist<br />

dat ook maakt het tot een mooi hulpmiddel<br />

voor <strong>kinderen</strong> om hun actuele activiteiten<br />

te leren beheersen.<br />

Een van de manieren om de concrete<br />

werkelijkheid om ons heen te ordenen, is<br />

er tegen aan te kijken vanuit het oogpunt<br />

van structuur. Daarmee bedoel ik niet dat<br />

de leerlingen dé structuur uit de werkelijkheid<br />

moeten halen (want het is maar<br />

de vraag of die er wel in zit). Wel bedoel<br />

ik dat leerlingen kunnen leren een structuur<br />

in de werkelijkheid te zien en naar<br />

voren te halen. <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong> blijken<br />

daartoe in staat, zeker als we hen daarin<br />

ondersteunen. We noemen dat schematiseren<br />

en in ons eigen onderzoek hebben<br />

we daarvan al vele voorbeelden mogen<br />

vastleggen (Van Oers, 1994).<br />

Denk bijvoorbeeld eens aan bouwtekeningen.<br />

Leerlingen hebben iets gemaakt<br />

in de bouwhoek van een bouwtekening.<br />

De tekening was meestal <strong>abstract</strong> in de<br />

zin dat kleur en dimensie niet zijn opgenomen,<br />

of zelfs doordat alleen de volgorde<br />

van de samenvoeging is gerepresenteerd.<br />

Maar om het werk te behouden of<br />

te communiceren naar anderen, is het<br />

ook nuttig om het vast te leggen (zie bijvoorbeeld<br />

van Oers e.a., 2003). Het tekenen<br />

of <strong>abstract</strong> representeren is dan een<br />

hulpmiddel dat de handelingsmogelijkheden<br />

van de <strong>kinderen</strong> verrijkt. (Zie ook<br />

Ans Veltman in dit nummer.)<br />

Ze bepalen zelfvanuit welke hoek ze de<br />

tekening maken en wat ze daarin<br />

allemaal wel en niet opnemen. Een<br />

gebouwd kasteel van ongeveer 80 cm<br />

hoog en 40 cm breed gaat er op tekening<br />

zo uitzien (zie: Kasteel van jeroen).<br />

Het aantal stenen klopt (hoewel dat nog<br />

even gepuzzel kostte), maar niet de precieze<br />

afmetingen, de kleur werd ook niet<br />

opgenomen, het kasteel werd gereduceerd<br />

tot alleen de voorkant. Het blijkt<br />

duidelijk dat deze leerling vanuit een<br />

bepaald oogpunt naar zijn bouwwerk<br />

gekeken heeft. Natuurlijk werd de afmeting<br />

van de tekening bepaald door de<br />

afmeting van het tekenvel. Er was dus<br />

een goede reden om af te zien van dat<br />

aspect van de werkelijkheid, maar dat<br />

neemt niet weg, dat deze leerling de werkelijkheid<br />

gereduceerd (en dus <strong>abstract</strong>)<br />

wist weer te geven.<br />

Nog duidelijker komt de schematisering<br />

naar voren in situaties waarin leerlingen<br />

herhalingen in de werkelijkheid met<br />

februari 2006


opzet niettekenen. Dit is vermoedelijk<br />

het begin van het <strong>abstract</strong>e (eenzijdigrepresenterende)<br />

<strong>denken</strong>. In ons eigen<br />

onderzoek vonden we ook dit soort voorbeelden<br />

bij leerlingen in groep 2. Nadat<br />

ze een mooie rails gelegd hadden en<br />

ermee gespeeld hadden, wilden ze op<br />

verzoek van de leerkracht er ook wel een<br />

tekening van maken (om leerlingen van<br />

een andere school te laten zien wat je<br />

allemaal met zo'n treinset kunt maken).<br />

Een leerling begint vlijtig aan het tekenen<br />

van de rails en de bielzen, maar stopt<br />

daarmee met het commentaar: ' ... ik<br />

teken niet alle bielzen.' Hier maakt de<br />

leerling dus een begin dat alle volgende<br />

bielzen representeert. Dus wat er niet<br />

staat wordt wel suggestief uitgebeeld,<br />

maar niet getekend. Het is een vorm van<br />

weergeven van wat weggelaten is. Dat is<br />

kenmerkend voor <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>. <strong>jonge</strong><br />

<strong>kinderen</strong> uit groep 2 zijn daartoe blijk·<br />

baar in staat. Maar ook hier zien we weer<br />

dat het wel ingebed moet zijn in een<br />

betekenisvolle situatie, waarmee leerlingen<br />

een emotionele band hebben.<br />

Een laatste voorbeeld. De genoemde<br />

voorbeelden geven de structuur van stabiele<br />

situaties gereduceerd weer (bouwtekening,<br />

plattegrond, en dergelijke). We<br />

noemen dit statische schema's. Nog<br />

complexer wordt de situatie als er dyna·<br />

miek in besloten ligt, verandering in<br />

plaats (verplaatsingen) of tijd (groei). De<br />

weergave van veranderingen in dynamische<br />

schema's is een stuk complexer,<br />

bijvoorbeeld omdat het onmogelijk is alle<br />

tussenstadia van een verandering weer<br />

te geven. Ook hier zal gereduceerd moeten<br />

worden tot een weergave van enkele<br />

momenten die de tussenliggende bewegingen<br />

suggereren. Maar ook nu weer<br />

zien we dat leerlingen uit groep 3 en 4<br />

daartoe in staat zijn.<br />

Nadat een leerling (zes jaar) een speeltuin<br />

had getekend, kwam het gesprek<br />

daarover uit op de vraag hoe ze door de<br />

speeltuin gegaan was. De vraag komt er<br />

dus op neer om nog eens naar de speeltuin<br />

te kijken vanuit het oogpunt van verplaatsing.<br />

Zie de tekening hiernaast van<br />

de oplossing, mét pijlen en getallen.<br />

Concreet: het onderwijs<br />

Uit de gegeven voorbeelden kunnen we<br />

afleiden dat <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong> inderdaad<br />

<strong>abstract</strong> kunnen <strong>denken</strong> en dat dit <strong>abstract</strong>e<br />

<strong>denken</strong> ook betekenisvol en functioneel<br />

kan zijn in hun eigen activiteit,<br />

bijvoorbeeld wanneer de <strong>abstract</strong>ies een<br />

herinneringsfunctie, of een verbeeldende<br />

functie of een communicatieve functie<br />

hebben. Voor het latere leren is deze<br />

aanzet tot <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> belangrijk,<br />

omdat in het latere leren het werken met<br />

modellen en formules daarvan een afgeleide<br />

is. In beide gevallen gaat het om<br />

representaties, maar omgeven door verschillende<br />

regels en bedoelingen.<br />

Een leerkracht in de onderbouw zou hierin<br />

dus de mogelijkheid kunnen zien, om<br />

<strong>kinderen</strong> meer te laten experimenteren<br />

met betekenisvolle representaties (ten<br />

behoeve van communicatie, herinnering<br />

ofverbeelding). Het heeft evenwel weinig<br />

zin om <strong>kinderen</strong> 'droog' (in de vorm van<br />

taakjes buiten hun eigen activiteiten om)<br />

met schema's te laten oefenen. Het is<br />

belangrijk om leerlingen te betrekken in<br />

brede activiteiten, waarin ze op hun<br />

eigen manier kunnen meedoen. Die<br />

brede activiteit (bijvoorbeeld 'communiceren'<br />

of 'construeren') oriënteert leerlingen<br />

al op een bepaalde manier op de<br />

werkelijkheid en maakt daarmee dus al<br />

de eerste stap naar <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong>.<br />

Zoals ontwikkelingsgerichte praktijken<br />

hebben laten zien (zie bijvoorbeeld<br />

janssen-Vos, 1997), is het heel goed<br />

mogelijk om dit gebruik van representaties<br />

(diagrammen, schema's, bouwtekeningen,<br />

plattegronden) betekenisvol een<br />

plaats te geven in de spelactiviteit van<br />

<strong>kinderen</strong>. Voor Ontwikkelingsgericht<br />

LOOPROUTE IN OE SPEELTUIN<br />

--------1<br />

/<br />

r<br />

J<br />

I<br />

/<br />

/<br />

/<br />

I<br />

/<br />

/<br />

Onderwijs is <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> geen verwerpelijk<br />

woord bij <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong>, maar<br />

het is wel essentieel om dit op een bete·<br />

kenisvolle manier een plaats te geven.<br />

juist door op deze manier aandacht te<br />

geven aan <strong>abstract</strong> <strong>denken</strong> bij <strong>jonge</strong> <strong>kinderen</strong>,<br />

realiseren deze scholen een van<br />

de manieren om concreet inhoud te<br />

geven aan de ontwikkelende betekenis<br />

van onderwijs.<br />

Bert van Oers is verbonden aan de Afdeling<br />

Opvoeding en Onderwijs van de Vrije<br />

Universiteit Amsterdam.<br />

Literatuur<br />

Egan, K. (1997), The educated mind.<br />

University of Chigaco, Chigaco.<br />

Hegel, G.W. (1970), Werke, Band 2.<br />

Suhrkamp Verlag.<br />

janssen-Vos, F. (1997), Basisontwikke­<br />

/ing in de onderbouw. Van Gorcum,<br />

Assen.<br />

Kohnstamm, Ph. (1948), Keur uit het<br />

didactisch werk. j.B. Wolters,<br />

Groningen.<br />

Oers, B. van (1994), Semiotic activity of<br />

young children in play: the construction<br />

and use of schematic representations.<br />

In: European Early Childhood Education<br />

Research joumal, 1994, Vol. 2, no 1.<br />

Oers, B. van (e.a.) (2003), Teaching as a<br />

joint activity. In: B. van Oers (ed.),<br />

Narratives of childhood. vu press,<br />

Amsterdam.<br />

Piaget, j. (1977), Recherches sur I'<strong>abstract</strong>ion<br />

réfléchissante, 1 en 2. PUF,<br />

Paris.<br />

\<br />

\<br />

"<br />

\<br />

,<br />

'\<br />

'\.<br />

",.",,"... ~<br />

februari 2006

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!