15.11.2012 Views

De afbakening van de relevante markt - NMa

De afbakening van de relevante markt - NMa

De afbakening van de relevante markt - NMa

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

Is <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring aan herziening toe?<br />

Eindrapport<br />

Barbara Baarsma<br />

Jules Theeuwes<br />

Met me<strong>de</strong>werking <strong>van</strong>: Flóra Felsö en Corine Zij<strong>de</strong>rveld (bei<strong>de</strong>n SEO) en<br />

Jeroen Hinloopen (FEE - Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam)<br />

On<strong>de</strong>rzoek in opdracht <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Economische Zaken<br />

Amsterdam, april 2002


Dankwoord<br />

<strong>De</strong> auteurs <strong>van</strong> dit rapport willen hun oprechte dank uitspreken voor <strong>de</strong> nuttige op- en aan-<br />

merkingen die zij hebben ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> begeleidingscommissie, te weten drs.<br />

Hendrik-Jan Heeres, drs. Patrick Schelvis, mr. Frank Vree<strong>de</strong>nburgh (allen <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong><br />

EZ) en drs. Peter Plug (<strong>van</strong> Berenschot). Daarnaast ontvingen wij nuttig commentaar <strong>van</strong> prof. dr.<br />

Peter <strong>van</strong> Bergeijk (<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>), waarvoor ook onze dank.<br />

Ook willen <strong>de</strong> auteurs gaarne <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen bedanken waarmee in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek<br />

gesprekken zijn gevoerd, te weten dr. Jeroen Hinloopen, drs. Erik Kloosterhuis, drs. Jan <strong>de</strong> Maa en<br />

drs. Joep Rats en een viertal internationale gesprekspartners.<br />

<strong>De</strong> le<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> begeleidingscommissie en <strong>de</strong> gesprekspartners zijn niet verantwoor<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong><br />

inhoud <strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek; <strong>de</strong>ze verantwoor<strong>de</strong>lijkheid berust volledig bij <strong>de</strong> auteurs.<br />

i<br />

rapport no. 615


Inhoud<br />

Conclusies vii<br />

Hoofdstuk 1 Inleiding 1<br />

1.1 Situatieschets 1<br />

1.2 Probleemstelling 2<br />

1.3 Afbakening <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoeksgebied 4<br />

1.4 On<strong>de</strong>rzoeksopzet en –metho<strong>de</strong>n 4<br />

1.5 Leeswijzer 5<br />

Hoofdstuk 2 Wat is <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>? 7<br />

2.1 Inleiding 7<br />

2.2 Het begrip rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> 7<br />

2.2.1 <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> 8<br />

2.2.2 <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> 10<br />

2.2.3 Substitutieketens 11<br />

2.2.4 Kengetallen en <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> 12<br />

2.2.5 Marktaan<strong>de</strong>eldrempels en <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> 12<br />

2.3 <strong>De</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet en <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> 16<br />

2.4 <strong>De</strong> SSNIP-test 19<br />

2.5 Metho<strong>de</strong>n en technieken 22<br />

2.5.1 (Kruislingse) prijselasticiteiten 23<br />

2.5.2 Schokken in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> 26<br />

2.5.3 Prijscorrelaties 27<br />

2.5.4 Prijs-concentratie studies 28<br />

2.5.5 Fysieke goe<strong>de</strong>renstromen en vervoerskosten 29<br />

2.5.6 Biedgedrag 30<br />

2.6 Resumerend 31<br />

Hoofdstuk 3 <strong>De</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in <strong>de</strong> praktijk 1998-2001 33<br />

3.1 Inleiding 33<br />

3.3 <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> en <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> 34<br />

3.3 Bestu<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>NMa</strong>-zaken 36<br />

3.3.1 Wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> afgebakend? 37<br />

3.3.2 Zo ja, hoe wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> bepaald? 39<br />

3.3.3 Wordt er op aanbodsubstitutie en op het bestaan <strong>van</strong> toetredingsbarrières gelet? 40<br />

3.3.4 Wordt er gelet op mogelijke koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en/of overstapkosten? 41<br />

3.3.5 Wor<strong>de</strong>n er strikte <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len gehanteerd of eer<strong>de</strong>r bre<strong>de</strong> marges? 41<br />

3.4 Conclusie 42<br />

iii<br />

rapport no. 615


iv<br />

Hoofdstuk 4 Kritiek op <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> 45<br />

4.1 Inleiding 46<br />

4.2 Economische kritiek op <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> 46<br />

4.2.1 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> cellophane fallacy 47<br />

4.2.2 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> reverse cellophane fallacy 49<br />

4.2.3 Markt<strong>afbakening</strong> en te lage prijzen 50<br />

4.2.4 Markt<strong>afbakening</strong> en prijs-ongevoelige consumenten 51<br />

4.2.5 Markt<strong>afbakening</strong> en substitutie 51<br />

4.2.6 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> rol <strong>van</strong> aanbodsubstitutie/potentiële toetreding 52<br />

4.2.7 (Geografische) <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in een kleine, open economie als Ne<strong>de</strong>rland 53<br />

4.2.8 Markt<strong>afbakening</strong> en productdifferentiatie 55<br />

4.2.9 Markt<strong>afbakening</strong> en keteneffecten 56<br />

4.2.10 Markt<strong>afbakening</strong> en cluster<strong>markt</strong>en 57<br />

4.2.11 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en 58<br />

4.2.12 Markt<strong>afbakening</strong> bij Schumpeterian industries: <strong>de</strong> SSNIPP-test 61<br />

4.2.13 Markt<strong>afbakening</strong> en netwerksectoren 62<br />

4.2.14 Markt<strong>afbakening</strong> op basis <strong>van</strong> consumentenpreferenties 65<br />

4.2.15 Markt<strong>afbakening</strong> of <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht 66<br />

4.2.16 Markt<strong>afbakening</strong> en rechtszekerheid 70<br />

4.3 Conclusie 73<br />

Hoofdstuk 5 Enige verschillen tussen Europa, Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten en<br />

het Verenigd Koninkrijk 75<br />

5.1 Inleiding 75<br />

5.2 Algemene systeemverschillen met <strong>de</strong> VS en het VK 77<br />

5.2.1 <strong>De</strong> algemene i<strong>de</strong>e achter het me<strong>de</strong>dingingsbeleid 81<br />

5.2.2 Meer aandacht en personeel voor me<strong>de</strong>dingingstoezicht in <strong>de</strong> VS 83<br />

5.2.3 Min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n in Europa 85<br />

5.2.4 ‘Substantial lessening of competition’ versus <strong>de</strong> dominantie-toets 85<br />

5.2.5 Wel of geen gebruik <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences? 89<br />

5.2.6 Wel of geen gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence? 92<br />

5.2.7 Verschillen ten aanzien <strong>van</strong> verticale en horizontale overeenkomsten 94<br />

5.2.8 Verschillen ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> (economische) prikkels in <strong>de</strong> handhaving 95<br />

5.3 Specifieke verschillen: <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> 98<br />

5.3.1 Veel of weinig gebruik <strong>van</strong> econom(etr)ische analyses? 99<br />

5.3.2 Wel of geen aanbodsubstitutie? 100<br />

5.3.3 Welke tijdshorizon bij aanbodsubstitutie en toetreding? 100<br />

5.3.4 Complicaties bij geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in <strong>de</strong> EU 101<br />

5.3.5 Simultane of stapsgewijze <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>? 101<br />

5.4 Conclusies 102


Literatuurlijst 105<br />

Lijst met gesprekspartners 111<br />

Bijlage bij hoofdstuk 3 met <strong>NMa</strong>-zaken 113<br />

v<br />

rapport no. 615


Conclusies<br />

Dit on<strong>de</strong>rzoek vormt een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> evaluatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet. Centraal staat <strong>de</strong><br />

praktijk <strong>van</strong> het <strong>afbakening</strong>sproces <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en en <strong>de</strong> vraag of dit proces aan herziening<br />

toe is. Het gaat er niet om te bepalen of <strong>de</strong> huidige praktijk voldoet aan bepaal<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lings-<br />

criteria, maar om <strong>de</strong> vraag of bij <strong>de</strong> huidige praktijk in voldoen<strong>de</strong> mate rekening wordt gehou<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> economische kritiek op <strong>afbakening</strong>sprocessen en met <strong>de</strong> internationale discussies over<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en hieraan gerelateer<strong>de</strong> elementen <strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsregimes.<br />

<strong>De</strong> probleemstelling luidt kort en bondig:<br />

Voldoet <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke praktijk,<br />

of moet <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring herzien wor<strong>de</strong>n?<br />

<strong>De</strong>ze probleemstelling wordt in dit on<strong>de</strong>rzoek uitgewerkt door het beantwoor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een aantal<br />

subvragen. Hieron<strong>de</strong>r zijn <strong>de</strong>ze vragen en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n weergegeven.<br />

Hoe is <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in verschillen<strong>de</strong> zaken in <strong>de</strong> afgelopen jaren bepaald?<br />

In Ne<strong>de</strong>rland wordt uitgegaan <strong>van</strong> een bena<strong>de</strong>ring volgens <strong>de</strong> SSNIP-test. <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring bij<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is geen bewuste keuze, maar is zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> discussie overgenomen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Europese Commissie. In <strong>de</strong>ze test is <strong>de</strong> cruciale vraag of een hypothetische monopolist zijn<br />

prijzen duurzaam en winstgevend met 5 à 10% kan verhogen. In praktijk is het zel<strong>de</strong>n mogelijk om<br />

<strong>de</strong> SSNIP-test strikt toe te passen omdat daarvoor te veel data-input is vereist. <strong>De</strong> basisgedachte<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test –bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> prijs-<br />

veran<strong>de</strong>ringen, afzet en winsten <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> groepen producten in een bepaald geografische<br />

gebied– wordt echter wel vaak gebruikt. Er zijn vele econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken<br />

beschikbaar om een <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> te on<strong>de</strong>rsteunen. <strong>De</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Me<strong>de</strong>dingingsautoriteit<br />

(<strong>NMa</strong>) zet echter (nog) niet het hele arsenaal aan beschikbare metho<strong>de</strong>n en technieken in bij <strong>markt</strong>-<br />

<strong>afbakening</strong>en. Echter, <strong>de</strong>ze conclusie is niet geheel hard omdat in het on<strong>de</strong>rzoek niet met dossiers<br />

maar met besluiten is gewerkt, waardoor niet altijd dui<strong>de</strong>lijk is welke metho<strong>de</strong>n en technieken exact<br />

zijn gebruikt bij een bepaal<strong>de</strong> zaak (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.4).<br />

Uit onze steekproef blijkt dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in ongeveer 4½% <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevallen wordt afgeba-<br />

kend met behulp <strong>van</strong> op <strong>de</strong> zaak toegesne<strong>de</strong>n gebruik <strong>van</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en tech-<br />

nieken en economische argumentatie (of te wel: een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>). In het<br />

meren<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaken gebeurt dat zon<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>rgelijke economische on<strong>de</strong>rbouwing (89%),<br />

vii<br />

rapport no. 615


viii<br />

terwijl in 6½% <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaken in <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> besluiten helemaal niet over <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

wordt gesproken.<br />

<strong>De</strong> <strong>NMa</strong> hanteert een efficiënte manier <strong>van</strong> werken bij het afbakenen <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en. Men<br />

gaat uit <strong>van</strong> procesefficiëntie, dat wil zeggen dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong> alleen dan nauwkeurig wordt afgebakend<br />

als <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> een concentratie of me<strong>de</strong>dingingsbeperking ernstig genoeg zijn. Een nauwkeu-<br />

rige <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> blijft achterwege als zelfs bij <strong>de</strong> nauwste <strong>afbakening</strong> <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke beoor<strong>de</strong>-<br />

ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> concentratie of me<strong>de</strong>dingingsbeperking hierdoor niet wordt beïnvloed.<br />

Welke kritiek is er op <strong>de</strong> praktijk en <strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> <strong>afbakening</strong> gekomen?<br />

<strong>De</strong> economie reikt verschillen<strong>de</strong> theorieën en metho<strong>de</strong>n en technieken aan om <strong>markt</strong>en af te bake-<br />

nen. Er is echter geen consensus on<strong>de</strong>r economen over wat <strong>de</strong> correcte wijze is waarop <strong>de</strong> <strong>markt</strong>en<br />

zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n afgebakend. <strong>De</strong> afweging wat ‘goe<strong>de</strong>’ of ‘min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong>’ economische<br />

inbreng is, wordt in sterke mate op basis <strong>van</strong> voortschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzichten gemaakt. Overigens blijkt<br />

dat er wel bre<strong>de</strong> consensus on<strong>de</strong>r economen te bestaan over <strong>de</strong> juiste bena<strong>de</strong>ring bij <strong>markt</strong>afbake-<br />

ning: <strong>de</strong> SSNIP-test.<br />

In het rapport wordt een zestiental kritiekpunten op <strong>de</strong> SSNIP-test besproken. Voor een belangrijk<br />

<strong>de</strong>el is <strong>de</strong>ze kritiek universeel en algemeen <strong>van</strong> karakter en is <strong>de</strong> kritiek beschreven in <strong>de</strong><br />

economische literatuur. <strong>De</strong> kritiek kan echter ook specifiek <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen komen,<br />

waaron<strong>de</strong>r het mid<strong>de</strong>n- en kleinbedrijf. Daarnaast volgt een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> kritiek uit <strong>de</strong> mogelijke<br />

spanning tussen <strong>de</strong> juridische en <strong>de</strong> economische aanpak <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Bij het beschrijven<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> kritiek is tevens naar mogelijke alternatieven voor <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring gezocht. <strong>De</strong> twee in<br />

het rapport beschreven alternatieve bena<strong>de</strong>ringen (<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> louter op basis <strong>van</strong> consumen-<br />

tenvoorkeuren en het overslaan <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en direct <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht i<strong>de</strong>ntificeren) zijn<br />

nog niet ‘volwassen’ genoeg om voor een herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring te pleiten.<br />

Samengevat, geldt dat economen allemaal wel weten wat er fout is aan <strong>de</strong> SSNIP-test en dat <strong>de</strong><br />

vereisten ten aanzien <strong>van</strong> benodig<strong>de</strong> data hoog zijn, maar dat we nog geen algemeen aanvaard<br />

alternatief hebben, en dus door roeien met <strong>de</strong> riemen die we hebben.<br />

Wat zijn <strong>de</strong> in het oogspringen<strong>de</strong> systeemverschillen tussen het Ne<strong>de</strong>rlandse, Europese,<br />

Amerikaanse en Britse me<strong>de</strong>dingingsregime?<br />

In het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek is het interessant om naar verschillen tussen lan<strong>de</strong>n(blokken) te<br />

kijken, zoals tussen het Amerikaanse en het Europese me<strong>de</strong>dingingsregime. Hierbij is allereerst


gekeken naar algemene verschillen, en is vervolgens gekeken in hoeverre er specifieke verschillen<br />

bestaan in <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>spraktijk.<br />

<strong>De</strong> inventarisatie <strong>van</strong> algemene regimeverschillen is op <strong>de</strong> eerste plaats <strong>van</strong> belang omdat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong><br />

verschillen in <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>spraktijken me<strong>de</strong> kunnen verklaren. Een belangrijk verschil is dat het<br />

Amerikaanse en (in nog wat min<strong>de</strong>re mate) het Britse regime een sterkere economische inslag<br />

kennen dan het Europese en Ne<strong>de</strong>rlandse regime. <strong>De</strong>ze sterkere economische inslag heeft tevens<br />

implicaties voor <strong>de</strong> wijze waarop <strong>markt</strong>en wor<strong>de</strong>n afgebakend. Hoe economischer <strong>de</strong> grondvesten<br />

<strong>van</strong> een regime –dus hoe economischer <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> analyses en argumentatie–, hoe groter <strong>de</strong><br />

kans dat <strong>markt</strong>en economisch-on<strong>de</strong>rbouwd wor<strong>de</strong>n afgebakend. <strong>De</strong> meeste algemene<br />

systeemverschillen hebben een indirecte relatie met verschillen in <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>spraktijk.<br />

Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats zijn <strong>de</strong> algemene regimeverschillen <strong>van</strong> belang omdat ze kunnen bijdragen aan<br />

een mogelijke herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet of aan een lange termijn visie op <strong>de</strong><br />

Me<strong>de</strong>dingingswet en het me<strong>de</strong>dingingsregime. <strong>De</strong> implicaties <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek zijn dan ook<br />

ruimer dan louter <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>.<br />

Er bestaan enkele in het oogspringen<strong>de</strong> systeemverschillen die bijdragen aan een economischer<br />

inslag <strong>van</strong> het Britse en met name het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingsregime. In <strong>de</strong> VS bestaat er al veel<br />

langer aandacht voor me<strong>de</strong>dingingsbeleid (al sinds 1890). Het Amerikaanse antitrust beleid loopt<br />

me<strong>de</strong> daardoor vooruit op <strong>de</strong> Britse, Ne<strong>de</strong>rlandse en Europese praktijk. Zo hebben <strong>de</strong> Europeanen<br />

<strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sbena<strong>de</strong>ring in grote lijnen naar Amerikaans voorbeeld ontworpen (EC, 1997).<br />

<strong>De</strong> Amerikanen lopen ook voorop als het gaat om het hanteren <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences, failing firm<br />

<strong>de</strong>fences, economische prikkels in <strong>de</strong> handhaving, en een coulantere houding ten aanzien <strong>van</strong> verticale<br />

integratie. Daarnaast hanteert het Amerikaanse en (binnenkort ook) het Britse regime <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> ‘substantial lessening of competition’ (SLC). <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring is <strong>van</strong>uit economisch en juridisch per-<br />

spectief wat ‘eleganter’ dan <strong>de</strong> <strong>markt</strong>dominantie-toets (MD). Momenteel discussieert men binnen<br />

Europa over een mogelijke overgang op SLC.<br />

Er zijn ook systeemverschillen specifiek op het gebied <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Dit zijn echter geen<br />

grote verschillen, maar <strong>de</strong>tailverschillen Het SSNIP-<strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r wordt immers zowel in <strong>de</strong> VS als<br />

hier in Europa gebruikt. <strong>De</strong> wijze waarop dit <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r wordt ingevuld, verschilt echter wel<br />

enigszins. Ten eerste zijn er enkele accentverschillen, zoals <strong>de</strong> Amerikaanse nadruk op vraag-<br />

substitutie, <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> tijdshorizon bij toetreding, <strong>de</strong> complicatie voor <strong>de</strong> EU bij geografische<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en een simultaan dan wel stapsgewijs <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sproces. Het belangrijkste<br />

verschil tussen <strong>de</strong> EU en Ne<strong>de</strong>rland enerzijds en <strong>de</strong> VS en het VK an<strong>de</strong>rzijds is echter het bre<strong>de</strong>r<br />

inzetten en meer gea<strong>van</strong>ceerd toepassen <strong>van</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken en<br />

economische argumentatie. Er wordt ook meer aandacht besteed aan het verrichten <strong>van</strong> empirisch<br />

on<strong>de</strong>rzoek. Dit meer economisch-on<strong>de</strong>rbouwd afbakenen kan verklaard wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> sterkere<br />

economische inslag <strong>van</strong> het Britse en met name het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingsregime in het<br />

ix<br />

rapport no. 615


x<br />

algemeen. Dit specifieke <strong>afbakening</strong>sverschil heeft een directe relatie met twee algemene regime<br />

verschillen. Ten eerste betreft dat het feit dat er veel meer en gemid<strong>de</strong>ld hoger opgelei<strong>de</strong> economen<br />

werkzaam zijn bij <strong>de</strong> Amerikaanse (en Britse) me<strong>de</strong>dingingsautoriteit. Ten twee<strong>de</strong> zijn <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r-<br />

zoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n ruimer in <strong>de</strong> VS, waardoor het eenvoudiger is om empirisch bewijsmateriaal te<br />

verzamelen.<br />

<strong>De</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> regimes in <strong>de</strong> VS, <strong>de</strong> EU, het VK en Ne<strong>de</strong>rland zullen in <strong>de</strong> toekomst<br />

kleiner wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> literatuur en in <strong>de</strong> gesprekken komt dui<strong>de</strong>lijk naar voren dat men verwacht<br />

dat <strong>de</strong> economiserings-trend, die in <strong>de</strong> VS het dui<strong>de</strong>lijkst zichtbaar is, ook in Europa nog ver<strong>de</strong>r<br />

door zal zetten.<br />

<strong>De</strong> conclusies op een rijtje<br />

Het antwoord op <strong>de</strong> centrale on<strong>de</strong>rzoeksvraag of <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in <strong>de</strong><br />

me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke praktijk voldoet, is ‘ja’. <strong>De</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring hoeft dus niet herzien te<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>De</strong> eindconclusie is dat –ondanks <strong>de</strong> economische (wetenschappelijke) kritiek– <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in<br />

veruit <strong>de</strong> meeste gevallen het noodzakelijke startpunt is in een me<strong>de</strong>dingingszaak, en dat <strong>de</strong> SSNIP-<br />

test een zeer nuttige bena<strong>de</strong>ring is bij het <strong>afbakening</strong>sproces. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> gebruikt met an<strong>de</strong>re<br />

woor<strong>de</strong>n het ‘juiste’ economische <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r.<br />

<strong>De</strong> SSNIP-test is echter geen statisch concept, maar is voortdurend in ontwikkeling. An<strong>de</strong>rs<br />

gesteld: het concept wordt in sterke mate ingevuld op basis <strong>van</strong> voortschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzichten. Het<br />

toepassen <strong>van</strong> <strong>de</strong> test vereist dus een flexibele houding <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebruiker –dus ook <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>.<br />

<strong>De</strong> belangrijkste conclusies <strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n samengevat in box 1 op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> pagina.


Box 1: <strong>De</strong> belangrijkste conclusies op een rijtje<br />

Hoofdstuk 2<br />

1. Er is in Ne<strong>de</strong>rland opvallend weinig discussie over het concept ‘<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>’ en over <strong>de</strong> gekozen<br />

bena<strong>de</strong>ring (SSNIP-test), terwijl <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> in praktijk verstrekken<strong>de</strong> gevolgen kan hebben.<br />

2. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is een juridisch begrip dat economisch wordt ingevuld.<br />

3. <strong>De</strong> SSNIP-test vormt het uitgangspunt, maar wordt niet strikt toegepast.<br />

4. Er zijn vele econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken beschikbaar die bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> gebruikt<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Hoofdstuk 3<br />

1. In slechts een klein <strong>de</strong>el (


xii<br />

Wat doen we nu met <strong>de</strong>ze kritiek?<br />

Ten slotte: wat zijn <strong>de</strong> implicaties <strong>van</strong> <strong>de</strong> beschreven kritiek en internationale discussies voor <strong>de</strong><br />

ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse (en Europese) wijze <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en <strong>van</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

(en Europese) me<strong>de</strong>dingingsregime in het algemeen? Enerzijds doen wij op basis <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>r-<br />

zoek aanbevelingen die reeds op korte termijn een rol kunnen spelen bij <strong>de</strong> herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Me<strong>de</strong>dingingswet. An<strong>de</strong>rzijds hopen wij dat het on<strong>de</strong>rzoek ook zal bijdragen aan een lange termijn<br />

visie op <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet, bijvoorbeeld omdat elementen uit <strong>de</strong> VS in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse (en<br />

Europese) discussie over <strong>de</strong> evolutie <strong>van</strong> het me<strong>de</strong>dingingsrecht alhier kunnen wor<strong>de</strong>n ingebracht.<br />

<strong>De</strong>ze korte en lange termijn aanbevelingen zijn afgebeeld in box 2.<br />

Box 2: Aanbevelingen<br />

1. Er is geen aanleiding om <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en (<strong>de</strong> SSNIP-test) te herzien.<br />

2. Op korte termijn is het aan te bevelen om naar Amerikaans en Brits voorbeeld een aparte<br />

economische af<strong>de</strong>ling op te zetten, of meer algemeen: om bij <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> meer economisch geschoold<br />

personeel te plaatsen. Daarnaast zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n verruimd kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

3. Op langere termijn kan een overgang <strong>van</strong> <strong>de</strong> MD-toets naar SLC-regime overwogen wor<strong>de</strong>n.<br />

Tevens kan overwogen wor<strong>de</strong>n om efficiency <strong>de</strong>fences expliciet op te nemen in het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

me<strong>de</strong>dingingsregime. Ten slotte kunnen op bre<strong>de</strong>re schaal (economische) handhavingsprikkels<br />

wor<strong>de</strong>n ingezet (scha<strong>de</strong>vergoeding voor <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, strafrechtelijke vervolging <strong>van</strong> personen (kartelle<strong>de</strong>n)).<br />

Wat kan Ne<strong>de</strong>rland zelf –dus los <strong>van</strong> <strong>de</strong> EU– met <strong>de</strong> ze aanbevelingen doen? Vanwege <strong>de</strong> nage-<br />

streef<strong>de</strong> convergentie tussen het Ne<strong>de</strong>rlandse en het Europese me<strong>de</strong>dingingsbeleid, lijkt Ne<strong>de</strong>rland<br />

<strong>de</strong> eigen vrijheid om afwijkend beleid te maken enigszins te beknotten. <strong>De</strong> Britse situatie toont<br />

echter aan dat het als Lid-Staat mogelijk is om binnen het huidige EU-regime SLC, efficiency <strong>de</strong>fences<br />

en economischer handhavingsprikkels (scha<strong>de</strong>vergoeding voor <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, strafrechtelijke vervolging<br />

<strong>van</strong> personen (kartelle<strong>de</strong>n)) in te voeren.<br />

Van belang is tot slot dat <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> aanbevelingen passen binnen een al in gang gezette<br />

economiserings-trend bij het <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sproces en bij me<strong>de</strong>dingingsregimes in het algemeen.<br />

In <strong>de</strong> literatuur en in <strong>de</strong> gesprekken komt dui<strong>de</strong>lijk naar voren dat men verwacht dat <strong>de</strong><br />

economiserings-trend, die nu het dui<strong>de</strong>lijkst zichtbaar is in <strong>de</strong> VS, nog ver<strong>de</strong>r door zal zetten. <strong>De</strong><br />

verschillen tussen <strong>de</strong> regimes in <strong>de</strong> VS, <strong>de</strong> EU, het VK en Ne<strong>de</strong>rland zullen hierdoor in <strong>de</strong><br />

toekomst kleiner wor<strong>de</strong>n.


Hoofdstuk 1<br />

Inleiding<br />

“Let me start by saying that, market <strong>de</strong>finition is not an end in itself but a tool to i<strong>de</strong>ntify situations, where there<br />

might be competition concerns. […] [M]arket <strong>de</strong>finition is a corner stone of competition policy, but not the entire<br />

building.” (Monti, 2001b, p. 2 en p. 14)<br />

Dit on<strong>de</strong>rzoek vormt een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> evaluatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet. Centraal staat <strong>de</strong><br />

praktijk <strong>van</strong> het <strong>afbakening</strong>sproces <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en 1 en <strong>de</strong> vraag of dit proces aan herziening<br />

toe is. Dit on<strong>de</strong>rwerp sluit ver<strong>de</strong>r aan bij <strong>de</strong> huidige economisering <strong>van</strong> het me<strong>de</strong>dingingstoezicht<br />

en -beleid.<br />

1.1 Situatieschets<br />

Het Ne<strong>de</strong>rlandse me<strong>de</strong>dingingstoezicht en -beleid wordt steeds economischer <strong>van</strong> aard. Dit<br />

betekent dat bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> me<strong>de</strong>dingingsbeperkingen vaker uitsluitend wordt gelet op <strong>de</strong><br />

economische effecten en niet op <strong>de</strong> juridische vorm (o.a. Van Damme en Verboven, 2001, p. 141).<br />

Economisering impliceert dat per geval op basis <strong>van</strong> een economische analyse en met economische<br />

argumenten een inschatting wordt gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijke effecten. Economisering impliceert<br />

daarnaast dat economische kengetallen, zoals <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len en concentratiematen, een steeds<br />

belangrijker rol spelen. Het gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze trends is dat <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> een<br />

steeds belangrijker rol speelt in het me<strong>de</strong>dingingsregime (Monti, 2001b, p. 3). Immers, mogelijke<br />

effecten moeten op een bepaal<strong>de</strong> –<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te– <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n bezien, en kengetallen wor<strong>de</strong>n voor<br />

een bepaal<strong>de</strong> –<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te– <strong>markt</strong> berekend. Dit rapport gaat in op <strong>de</strong> praktijk <strong>van</strong> het afbakenen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> bij <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet.<br />

<strong>De</strong> case by case-aanpak die inherent is aan economisering betekent dat het moeilijk is om algemeen<br />

gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> uitspraken over <strong>de</strong> bepaling en het gebruik <strong>van</strong> economische effecten en kengetallen te<br />

doen. Economen kunnen <strong>van</strong> mening verschillen over <strong>de</strong> evaluatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze effecten en/of over <strong>de</strong><br />

wijze <strong>van</strong> berekenen en analyseren <strong>van</strong> kengetallen. Dit geldt bijvoorbeeld omdat economen enigs-<br />

zins verschillen<strong>de</strong> omschrijvingen hanteren <strong>van</strong> centrale begrippen als <strong>markt</strong>, <strong>markt</strong>macht en con-<br />

currentie (zie bijvoorbeeld Nicolai<strong>de</strong>s, 2001). Daarnaast geldt dat <strong>de</strong> economische theorie en toe-<br />

passing daar<strong>van</strong> voortdurend in ontwikkeling is. Een gevolg is dat <strong>de</strong> economische input in me<strong>de</strong>-<br />

dingingszaken kritisch wordt gevolgd door collega-economen die het wellicht an<strong>de</strong>rs had<strong>de</strong>n aan-<br />

1 Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.2 voor een toelichting op het begrip ‘rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>’.<br />

1<br />

rapport no. 615


2<br />

gepakt. Dit is ook het geval bij het afbakenen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en. In dit rapport wordt getracht om <strong>de</strong><br />

ro<strong>de</strong> draad in <strong>de</strong> kritiek op <strong>de</strong> huidige <strong>afbakening</strong>spraktijk weer te geven en te bekijken of het afba-<br />

keningsproces voldoet of dat het aan herziening toe is.<br />

Het doel <strong>van</strong> dit rapport is niet zo zeer om <strong>de</strong> huidige Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>afbakening</strong>spraktijk te beoor<strong>de</strong>len.<br />

Voor een beoor<strong>de</strong>ling zijn immers criteria noodzakelijk. In dit geval zou hierbij gedacht kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>spraktijk in termen <strong>van</strong> rechtszekerheid en in termen <strong>van</strong><br />

efficiëntie. 2 <strong>De</strong>ze criteria vormen echter geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> het voorliggen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek. Het<br />

on<strong>de</strong>rzoek is wel gericht op het beschrijven <strong>van</strong> <strong>de</strong> (economische) kritiek op <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> argumenten die een rol spelen in discussies over <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> (of bre<strong>de</strong>r: me<strong>de</strong>dingings-<br />

regimes) in verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> implicaties <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek kunnen ruimer zijn dan<br />

het <strong>afbakening</strong>sproces, en tevens gel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet in het alge-<br />

meen.<br />

1.2 Probleemstelling<br />

<strong>De</strong> probleemstelling luidt kort en bondig:<br />

Voldoet <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke praktijk,<br />

of moet <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring herzien wor<strong>de</strong>n?<br />

Zoals hierboven reeds werd opgemerkt, gaat het er niet om te bepalen of <strong>de</strong> huidige praktijk<br />

voldoet aan bepaal<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingscriteria, maar om <strong>de</strong> vraag of bij <strong>de</strong> huidige praktijk in voldoen<strong>de</strong><br />

mate rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> economische kritiek op <strong>afbakening</strong>sprocessen en met <strong>de</strong><br />

internationale discussies over me<strong>de</strong>dingingsregimes.<br />

<strong>De</strong>ze probleemstelling wordt in dit on<strong>de</strong>rzoek uitgewerkt door het beantwoor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong><br />

vragen:<br />

2 Rechtszekerheid staat hierbij voor <strong>de</strong> waarborg dat <strong>de</strong> rechtspraak volgens bepaal<strong>de</strong> objectieve normen geschiedt.<br />

Rechtszekerheid impliceert dan dat men liever niet werkt met een concept dat geen eenduidige en vooraf te toetsen<br />

criteria oplevert. Efficiëntie kan in relatie tot <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en op twee verschillen<strong>de</strong> wijzen wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd<br />

(economische en procesefficiëntie). Bij economische efficiëntie gaat het om <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> een<br />

me<strong>de</strong>dingingsbeperking op basis <strong>van</strong> mogelijke gevolgen op <strong>de</strong> allocatieve en dynamische efficiëntie. Procesefficiëntie<br />

impliceert dat <strong>de</strong> tijd en kosten die aan een <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> zijn verbon<strong>de</strong>n, niet te hoog moeten zijn in relatie tot het<br />

doel dat met <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> wordt nagestreefd. Economische efficiëntie en rechtszekerheid kunnen elkaar bijten omdat<br />

<strong>de</strong> meting <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> een me<strong>de</strong>dingingsbeperking niet standaard zijn, maar verschillen <strong>van</strong> geval tot geval.<br />

Doordat er een tijdroven<strong>de</strong> en complexe afweging aan ten grondslag kan liggen, speelt procesefficiëntie tevens een rol<br />

bij <strong>de</strong>ze afruil.


a) Hoe is <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in verschillen<strong>de</strong> zaken in <strong>de</strong> afgelopen jaren bepaald?<br />

Ter beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vraag trekken we een steekproef uit <strong>de</strong> besluiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Me<strong>de</strong>dingingsautoriteit (<strong>NMa</strong>, via <strong>de</strong> zoekmachine <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-site met als zoekwoord ‘rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>’, zie ver<strong>de</strong>r hoofdstuk 3). Vervolgens analyseren we <strong>de</strong> steekproef om te kijken hoe <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in <strong>de</strong> afgelopen jaren is afgebakend (product<strong>markt</strong> en geografische <strong>markt</strong>). Van<br />

welke bena<strong>de</strong>ring wordt er uitgegaan en welke metho<strong>de</strong>n en technieken hanteert men? Bij <strong>de</strong><br />

beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rzoeksvraag gaan we tevens in op <strong>de</strong> vraag of er een bepaal<strong>de</strong><br />

ontwikkeling merkbaar is in <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken die in <strong>de</strong> praktijk bij <strong>afbakening</strong> wor<strong>de</strong>n<br />

gebruikt (is het gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken in <strong>de</strong> loop <strong>van</strong> <strong>de</strong> tijd meer economisch<br />

gewor<strong>de</strong>n?). In dit verband wordt ook kort stilgestaan bij <strong>de</strong> invloed op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse praktijk<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken <strong>van</strong> <strong>afbakening</strong> die door <strong>de</strong> Commissie wor<strong>de</strong>n gehanteerd. <strong>De</strong><br />

vraag die in <strong>de</strong> startnotitie <strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> EZ bij dit on<strong>de</strong>rzoek 3 is opgeworpen, ‘Kan<br />

Ne<strong>de</strong>rland wel uit <strong>de</strong> pas lopen met Europa?’, sluit hierbij aan.<br />

b) Welke kritiek is er op <strong>de</strong> praktijk en <strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> <strong>afbakening</strong> gekomen?<br />

Voor het beantwoor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vraag wordt <strong>de</strong> kritiek geïnventariseerd die <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> economi-<br />

sche hoek is gekomen op <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring (<strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> SSNIP-test, zie hoofdstuk 2).<br />

Voor een belangrijk <strong>de</strong>el is <strong>de</strong>ze kritiek universeel en algemeen <strong>van</strong> karakter en is <strong>de</strong> kritiek<br />

beschreven in <strong>de</strong> economische literatuur. <strong>De</strong> kritiek kan echter ook specifiek <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong>-<br />

partijen komen, waaron<strong>de</strong>r het mid<strong>de</strong>n- en kleinbedrijf. Daarnaast volgt een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> kritiek uit<br />

<strong>de</strong> mogelijke spanning tussen <strong>de</strong> juridische en <strong>de</strong> economische aanpak <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Bij het<br />

beschrijven <strong>van</strong> <strong>de</strong> kritiek zullen tevens mogelijke alternatieven voor <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n<br />

gezocht.<br />

c) Wat zijn <strong>de</strong> in het oogspringen<strong>de</strong> systeemverschillen tussen het Ne<strong>de</strong>rlandse, Europese, Amerikaanse en Britse<br />

me<strong>de</strong>dingingsregime?<br />

In het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek is het interessant om naar verschillen tussen lan<strong>de</strong>n(blokken) te<br />

kijken, zoals tussen het Amerikaanse en het Europese me<strong>de</strong>dingingsregime. Hierbij wordt zowel<br />

naar algemene regimeverschillen als naar specifieke <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sverschillen gekeken. <strong>De</strong> inventari-<br />

satie <strong>van</strong> algemene regimeverschillen is op <strong>de</strong> eerste plaats <strong>van</strong> belang omdat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> verschillen in<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>spraktijken me<strong>de</strong> kunnen verklaren (zowel direct als indirect). Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats<br />

zijn <strong>de</strong> algemene regimeverschillen <strong>van</strong> belang omdat ze kunnen bijdragen aan een mogelijke<br />

herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet of aan een lange termijn visie op <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet en het<br />

me<strong>de</strong>dingingsregime. <strong>De</strong> implicaties <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek zullen dan ook ruimer zijn dan louter <strong>de</strong><br />

3 Startnotitie voor economisch bureau, Projectgroep evaluatie me<strong>de</strong>dingingswet, Ministerie voor Economische Zaken,<br />

2001.<br />

3<br />

rapport no. 615


Hoofdstuk 2<br />

Wat is <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>?<br />

“I<strong>de</strong>ntifying market boundaries is wi<strong>de</strong>ly regar<strong>de</strong>d by Industrial Economists as a worthy but dull chore (it is also<br />

sometimes very profitable). [….] Part of the reason for this is that markets are places where interesting things happen,<br />

and thinking about these things seems to be much more exciting than trying to i<strong>de</strong>ntify the places where they happen.<br />

Another part of the reason for this neglect, however, is that many scholars feel that market <strong>de</strong>finitions are artificial<br />

and arbitrary, and are not ‘real phenomena’ worthy of analysis.” (Geroski, 1998, p. 678)<br />

2.1 Inleiding<br />

Wat is een <strong>markt</strong>? Sommige economen hebben wel aandacht besteed aan <strong>de</strong>ze vraag, maar <strong>de</strong> vraag<br />

is ook vaak veronachtzaamd (Geroski, 1998, p. 678; Martin, 2001, p. 3). Een <strong>markt</strong> wordt veelal als<br />

volgt ge<strong>de</strong>finieerd. “A region within which and a group of varieties for which prices tend to equality, adjusting<br />

prices for differences in cost of supply and for differences in product characteristic” (Martin, 2001, p. 5). In dit<br />

rapport zijn we niet zo zeer geïnteresseerd in <strong>de</strong> omschrijving <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en in het algemeen, maar<br />

meer in <strong>de</strong> <strong>de</strong>finiëring <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. Dit is een juridisch begrip: <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> vormt<br />

<strong>de</strong> grond waarop me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke vraagstukken wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld. Het afbakenen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is echter een economische aangelegenheid. <strong>De</strong> bovengenoem<strong>de</strong> economische<br />

<strong>de</strong>finitie <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> laat zien dat een <strong>markt</strong> in ie<strong>de</strong>r geval een geografische en een product-<br />

component kent. Vandaar dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> vastgesteld dient te wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

product<strong>markt</strong> en <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong>.<br />

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.2 ten eerste omschreven wat on<strong>de</strong>r het begrip ‘rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>’ wordt verstaan. In paragraaf 2.3 wordt nagegaan in welke gevallen <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet<br />

expliciet vraagt om een <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. In paragraaf 2.4 wordt <strong>de</strong> meest gang-<br />

bare bena<strong>de</strong>ring bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> beschreven, waarna in paragraaf 2.5 <strong>de</strong> hierbij gehanteer<strong>de</strong><br />

metho<strong>de</strong>n en technieken <strong>de</strong> revue passeren.<br />

2.2 Het begrip rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> 4<br />

<strong>De</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en wordt in algemene zin behan<strong>de</strong>ld in <strong>de</strong> Bekendmaking inzake<br />

<strong>markt</strong>bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie (EC, 1997). Daarnaast behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> vorige (vier<strong>de</strong>) <strong>de</strong> minimis-<br />

4 Een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze paragraaf weergegeven informatie is terug te vin<strong>de</strong>n in SEO (2002).<br />

7<br />

rapport no. 615


8<br />

Bekendmaking dit punt summier. 5 Ten slotte komt <strong>de</strong>ze kwestie vrij uitvoerig aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

Ontwerprichtsnoeren voor <strong>de</strong> <strong>markt</strong>analyse en <strong>de</strong> berekening <strong>van</strong> Aanzienlijke Marktmacht (EC,<br />

2001a). 6<br />

Het begrip rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> impliceert <strong>de</strong> beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten of diensten die <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong><br />

omvat, en <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> geografische om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> die <strong>markt</strong>. Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze twee<br />

dimensies <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> behan<strong>de</strong>ld. Daarna volgt een beschrijving <strong>van</strong> het fenomeen<br />

‘substitutieketens’, dat bij bei<strong>de</strong> dimensies een rol kan spelen. Ten slotte wordt een korte schets<br />

gegeven <strong>van</strong> economische kengetallen die op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> berekend kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

2.2.1 <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> omvat alle producten en/of diensten die op grond <strong>van</strong> hun kenmerken,<br />

prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door <strong>de</strong> consument als on<strong>de</strong>rling verwisselbaar of<br />

substitueerbaar wor<strong>de</strong>n beschouwd (EC, 1997, p. 5, paragraaf 7). Dit geldt niet alleen op grond <strong>van</strong><br />

hun objectieve kenmerken, waardoor ze bijzon<strong>de</strong>r geschikt zijn om in een constante behoefte <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> consumenten te voorzien, maar ook op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsvoorwaar<strong>de</strong>n en/of <strong>de</strong><br />

structuur <strong>van</strong> vraag en aanbod op <strong>de</strong> betrokken <strong>markt</strong>. 7 Producten of diensten die alleen in een<br />

beperkte of relatief beperkte mate on<strong>de</strong>rling verwisselbaar (substitueerbaar) zijn, behoren niet tot<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong>. 8 Bepalend is, of <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re kenmerken <strong>van</strong> een product ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

alternatieve mogelijkhe<strong>de</strong>n zo typisch zijn, dat ver<strong>van</strong>ging door die alternatieve mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

slechts in beperkte mate mogelijk is en <strong>de</strong> concurrentie er<strong>van</strong> nauwelijks merkbaar is.<br />

<strong>De</strong> <strong>NMa</strong> hanteert <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>finitie in bijvoorbeeld het formulier ‘melding concentratie’ en het<br />

formulier ‘aanvraag <strong>van</strong> vergunning’: <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> omvat “<strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren en of diensten, die<br />

<strong>de</strong> gebruiker als substitueerbaar beschouwt op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> productkenmerken, prijs en beoogd gebruik. Bepalend<br />

voor <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> zijn on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> fysieke en technische karakteristieken <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

5 Bekendmaking inzake overeenkomsten <strong>van</strong> geringe betekenis die niet on<strong>de</strong>r artikel 85, lid 1, <strong>van</strong> het Verdrag tot<br />

oprichting <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschap vallen, PB 1997, C372/13 (09/12/1997), punten 13-17.<br />

6 Ondanks het feit dat <strong>de</strong>ze zijn toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> sectorale regulering <strong>van</strong> elektronische communicatienetwerken en -<br />

diensten bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> richtsnoeren een zeer goed inzicht in <strong>de</strong> huidige gedachtegang <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie omdat nauwe<br />

aansluiting wordt gezocht bij het begrip ‘machtspositie’ uit het algemene me<strong>de</strong>dingingsrecht, dat <strong>de</strong>rhalve in algemene<br />

zin wordt beschreven.<br />

7 HvJEG 11 <strong>de</strong>cember 1980HvJEG 11 <strong>de</strong>cember 1980, zaak 31/80 (L’Oréal / <strong>De</strong> Nieuwe AMCK), Jur. 1980, 3775, r.o.<br />

25; HvJEG 9 november 1983, zaak 322/81 (Michelin), Jur. 1983, 3461, r.o. 37; HvJEG 3 juli 1991, zaak 62/86<br />

(AKZO), Jur. 1991, I-3359, r.o. 51; GEA EG 12 juni 1997, zaak T-504/93 (Tiercé Ladbroke / Commissie), Jur. 1997,<br />

II-0923, r.o. 81; GEA EG 30 maart 2000, zaak T-65/96 (Kish Glass & Co. / Commissie (‘Floatglass’)) (n.n.g.), r.o. 62.<br />

8 HvJEG 11 april 1989, zaak 66/86 (Ahmed Saeed Flugreisen), Jur. 1989, 803, r.o. 39-40; HvJEG 14 februari 1978, zaak<br />

27/76 (United Brands), Jur. 1978, 207, r.o. 12, 22 en 29; GEA EG 21 oktober 1997, zaak T-229/94 (<strong>De</strong>utsche Bahn /<br />

Commissie), Jur. 1997, II-1689, r.o. 54.


goe<strong>de</strong>ren of <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> diensten, <strong>de</strong> prijsverhoudingen en reacties <strong>van</strong> afnemers op prijswijzigingen”. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong><br />

schenkt zowel aandacht aan <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> als aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. 9<br />

Bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> ligt in navolging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese praktijk <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong>. 10 Er<br />

wordt bekeken in welke mate afnemers <strong>van</strong> het ene product naar het an<strong>de</strong>re product zullen over-<br />

stappen bij een prijsverhoging (<strong>de</strong> SSNIP-test, zie paragraaf 2.4). In veel gevallen wordt er niet<br />

expliciet naar <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> een prijsstijging gekeken, maar wordt naar <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten<br />

en diensten gekeken. In zaak 13 (diverse klagers versus PTT Post) wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> <strong>van</strong>uit<br />

<strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>rd en omschreven als <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor postbusdiensten. <strong>De</strong> vroegtijdige bezor-<br />

ging <strong>van</strong> post en <strong>de</strong> privacy <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>ger wor<strong>de</strong>n hier gezien als twee specifieke kenmerken<br />

<strong>van</strong> postbusdiensten. In een an<strong>de</strong>re zaak, zaak 681 (ASV Diensten BV i.o.), wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong><br />

juist gesteld dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> diensten (i.e. allerlei arbeids<strong>markt</strong>-gerelateer<strong>de</strong> diensten zoals<br />

opleidingen, loopbaaninterventie, poolmanagement et cetera) <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> niet tot één en<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> behoren, maar dat voor elke dienst een aparte rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> bestaat.<br />

Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> substitueerbaarheid aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> spelen met name technische<br />

aspecten een rol. Twee producten zijn aanbodsubstituten indien <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het ene goed<br />

reeds <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> productiemid<strong>de</strong>len bezit om ook het an<strong>de</strong>re product te kunnen maken (EC,<br />

1997, zie punt 20-22). Dit is bijvoorbeeld het geval bij een producent <strong>van</strong> plastic bor<strong>de</strong>n die met <strong>de</strong><br />

mallen en injectieapparatuur ook plastic bestek kan maken, zon<strong>de</strong>r dat op korte termijn al te veel<br />

kosten, risico’s en nieuwe investeringen nodig zijn. <strong>De</strong>rgelijke aanbodsubstitie-effecten spelen zich<br />

binnen <strong>de</strong> (rele<strong>van</strong>te) <strong>markt</strong> af, en zijn daardoor –in tegenstelling tot <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> toetre<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

nieuwe aanbie<strong>de</strong>rs– reeds in <strong>de</strong> <strong>markt</strong>prijzen gereflecteerd.<br />

Een zaak waarin aanbodsubstitutie een rol speel<strong>de</strong> is bijvoorbeeld zaak 681 (ASV Diensten<br />

BV i.o.). In die zaak stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat <strong>de</strong> dienstverlening met betrekking tot in-, door- en uit-<br />

stroomactiviteiten relatief eenvoudig zijn uit te brei<strong>de</strong>n naar an<strong>de</strong>re diensten op dat terrein. Indien<br />

het bedrijf over <strong>de</strong> gespecialiseer<strong>de</strong> kennis en het netwerk <strong>van</strong> contactpersonen op <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong><br />

beschikt, kan het <strong>de</strong>ze informatie ook ten bate <strong>van</strong> gerelateer<strong>de</strong> dienstverlening in te zetten.<br />

Aanbodsubstitutie waarbij <strong>de</strong> toetre<strong>de</strong>r geen aanzienlijke onomkeerbare (verzonken of ‘sunk’) 11<br />

kosten hoeft te maken, moet in ie<strong>de</strong>r geval tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n gerekend. Immers, zelfs<br />

9 Zo wordt in <strong>de</strong> gevoeg<strong>de</strong> zaken 38 tot en met 41, 269A en B, Takel en Berging Omnicare e.a. zowel het aantal<br />

aanbie<strong>de</strong>rs (250 bergers <strong>van</strong> personenauto’s na een ongeval) als het aantal vragers (9 alarmcentrales) betrokken.<br />

10 Een voorbeeld <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong> het Hof waaruit dit blijkt is <strong>de</strong> Continental Can-zaak “[…] aangezien <strong>de</strong> concurrentiemogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

slechts kunnen wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> die kenmerken <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige producten, waardoor die producten<br />

bijzon<strong>de</strong>r geschikt zijn om in een onelastische behoefte te voorzien en slechts in geringe mate door an<strong>de</strong>re producten kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

ver<strong>van</strong>gen.” (HvJEG 21 februari 1973, zaak 6/72 (Continental Can), Jur. 1973, 215, r.o.32).<br />

11 Verzonken kosten zijn “the cost of investing in a tangible or intangible capital asset is sunk if th evalue of the asset cannot be recovered<br />

by resale upon exit from the market” (Martin, 2001, p. 124). Er zijn sectoren waar <strong>de</strong> verzonken kosten voornamelijk<br />

exogeen <strong>van</strong> karakter zijn (bepaald door <strong>de</strong> technologie, <strong>de</strong> kostenfunctie), en er zijn sectoren waar <strong>de</strong> verzonken<br />

kosten voornamelijk endogeen <strong>van</strong> karakter zijn (bepaald door <strong>de</strong> strategische beslissingen <strong>van</strong> een bedrijf, zoals <strong>de</strong><br />

hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> PR en R&D budgetten).<br />

9<br />

rapport no. 615


10<br />

zon<strong>de</strong>r feitelijke aanbodsubstitutie oefent <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze toetre<strong>de</strong>rs een disciplineren<strong>de</strong><br />

invloed uit op <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. Bij nieuwe toetre<strong>de</strong>rs (die relatief hoge investe-<br />

ringen moeten verzinken) is het echter nog maar <strong>de</strong> vraag of zij tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> behoren.<br />

Volgens <strong>de</strong> Bekendmaking bepaling rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> (1997, punt 24) moet <strong>de</strong>ze laatste vorm <strong>van</strong><br />

concurrentiedwang bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en buiten beschouwing wor<strong>de</strong>n gelaten.<br />

<strong>De</strong> voor <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> benodig<strong>de</strong> data omvatten (EC, 1997, punten 36-43):<br />

1. informatie over bewijs <strong>van</strong> substitutie uit een recent verle<strong>de</strong>n;<br />

2. <strong>de</strong> standpunten <strong>van</strong> afnemers en <strong>van</strong> concurrenten (wat geven zij als inschatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevol-<br />

gen <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> concentratie of me<strong>de</strong>dingingsbeperking);<br />

3. <strong>de</strong> voorkeuren <strong>van</strong> consumenten (zoals kunnen blijken uit marketingstudies (<strong>van</strong> het bedrijf),<br />

consumentenon<strong>de</strong>rzoeken, inkooppatronen et cetera);<br />

4. <strong>de</strong> overstapkosten om <strong>van</strong> het ene product naar het an<strong>de</strong>re over te stappen; 12<br />

5. informatie over verschillen<strong>de</strong> categorieën afnemers indien <strong>de</strong>ze aan prijsdiscriminatie on<strong>de</strong>r-<br />

worpen zijn (een groep waarvoor bepaal<strong>de</strong> prijzen gel<strong>de</strong>n kan on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n als<br />

aparte <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n gezien).<br />

2.2.2 <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong><br />

<strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> is het gebied waarbinnen <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>rnemingen een rol<br />

spelen in <strong>de</strong> vraag naar en het aanbod <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren of diensten, waarbinnen concurrentievoor-<br />

waar<strong>de</strong>n voldoen<strong>de</strong> homogeen zijn en dat <strong>van</strong> aangrenzen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

doordat daar dui<strong>de</strong>lijk afwijken<strong>de</strong> concurrentievoorwaar<strong>de</strong>n heersen (EC, 1997, punt 8). <strong>De</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> kan een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>markt</strong> zijn, of geheel Ne<strong>de</strong>rland of<br />

internationaal. Van belang zijn on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

gebie<strong>de</strong>n, prijsverschillen en het aankoopgedrag <strong>van</strong> afnemers. In het kort geldt dat als <strong>de</strong> afnemers<br />

hun producten buiten een bepaald ge<strong>de</strong>finieerd geografisch gebied kunnen kopen, dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong> dan ruimer moet wor<strong>de</strong>n genomen.<br />

Substitutie aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> kan ook een rol spelen bij geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Als kan<br />

wor<strong>de</strong>n aangetoond dat on<strong>de</strong>rnemingen, die momenteel niet op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> aanwezig zijn of<br />

daarbij betrokken zijn, tóch zullen besluiten op korte termijn tot die <strong>markt</strong> toe te tre<strong>de</strong>n in het geval<br />

12 In het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> haar eer<strong>de</strong>re beschikkingen heeft <strong>de</strong> Commissie on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> belemmeringen vastgesteld:<br />

belemmeringen <strong>van</strong> reguleren<strong>de</strong> aard of an<strong>de</strong>re vormen <strong>van</strong> overheidsmaatregelen, beperkingen op lager in <strong>de</strong><br />

bedrijfskolom gelegen <strong>markt</strong>en, <strong>de</strong> noodzaak <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> kapitaalinvesteringen of een productieverlies tenein<strong>de</strong> over<br />

te schakelen op een alternatieve input, <strong>de</strong> vestigingsplaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> afnemers, specifieke investeringen in het productieproces,<br />

opleiding en investeringen in menselijk kapitaal, kosten voor <strong>de</strong> aanschaf <strong>van</strong> nieuwe installaties of an<strong>de</strong>re<br />

investeringen, onzekerheid inzake <strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> reputatie <strong>van</strong> onbeken<strong>de</strong> leveranciers (EC, 1997, punt 42).


<strong>van</strong> een relatieve prijsverhoging, dan moet <strong>de</strong> <strong>markt</strong>omschrijving wor<strong>de</strong>n verruimd om er die<br />

‘buitenstaan<strong>de</strong>rs’ in op te nemen (EC, 2001a, punt 53).<br />

<strong>De</strong> voor <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong> benodig<strong>de</strong> data omvatten (EC, 1997, punten 44-<br />

52):<br />

1. bewijzen dat bestellingen naar an<strong>de</strong>r gebie<strong>de</strong>n zijn afgeleid;<br />

2. <strong>de</strong> hoofdkenmerken <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag (nationale voorkeuren, taal, cultuur);<br />

3. <strong>de</strong> standpunten <strong>van</strong> afnemers en <strong>van</strong> concurrenten;<br />

4. het geografisch inkooppatroon <strong>van</strong> <strong>de</strong> afnemers;<br />

5. informatie over han<strong>de</strong>lsstromen en leveringspatronen;<br />

6. informatie over <strong>de</strong> belemmeringen en overschakelingskosten die verband hou<strong>de</strong>n met het aflei-<br />

<strong>de</strong>n <strong>van</strong> bestellingen naar on<strong>de</strong>rnemingen die in an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n zijn gevestigd. 13<br />

2.2.3 Substitutieketens<br />

Soms moeten ook producten of geografische gebie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n opgenomen,<br />

hoewel die niet direct substitueerbaar zijn met het kandidaatproduct of met <strong>de</strong> kandidaatregio. Dit<br />

komt door indirecte substitueerbaarheid in zgn. substitutieketens (EC, 1997, punt 57-58; EC, 2001a,<br />

punt 53). Een voorbeeld is <strong>de</strong> distributie <strong>van</strong>uit fabrieken, waarbij er aanzienlijke overlappingen zijn<br />

tussen <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> fabrieken. Aanbie<strong>de</strong>rs kunnen in <strong>de</strong> overlappen<strong>de</strong><br />

gebie<strong>de</strong>n beperkt wor<strong>de</strong>n in hun mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten vast te stellen. Men<br />

spreekt dan <strong>van</strong> een substitutieketeneffect. Dit effect leidt tot <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> een ruimere geo-<br />

grafische <strong>markt</strong>. <strong>De</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering kan ook wor<strong>de</strong>n opgezet voor <strong>de</strong> product<strong>markt</strong>. 14<br />

<strong>De</strong> Europese Commissie stelt overigens wel eisen aan een <strong>de</strong>rgelijke uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong><strong>de</strong>finitie. Een eerste voorwaar<strong>de</strong> is dat <strong>de</strong> prijsniveaus aan <strong>de</strong> uiterste punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> keten <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>van</strong> grootte zijn. Een twee<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong> is dat on<strong>de</strong>rsteunend bewijsmateriaal<br />

beschikbaar is, bijvoorbeeld inzake een on<strong>de</strong>rlinge afhankelijkheid op prijsgebied aan <strong>de</strong> uiterste<br />

punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> substitutieketens. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> volgt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn als <strong>de</strong> Commissie (bijvoorbeeld <strong>de</strong><br />

zaak Laurus – Groenwoudt, zie hoofdstuk 3 in dit rapport).<br />

13 <strong>De</strong> dui<strong>de</strong>lijkste belemmering die een afnemer belet zich in an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n te bevoorra<strong>de</strong>n, zijn misschien <strong>de</strong> vervoerskosten<br />

en <strong>de</strong> vervoersbeperkingen welke voortvloeien uit wetgeving of uit <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken producten. <strong>De</strong><br />

toegang tot <strong>de</strong> distributie in een bepaald gebied, reguleren<strong>de</strong> belemmeringen welke nog bestaan in bepaal<strong>de</strong> sectoren,<br />

quota en douanetarieven kunnen eveneens belemmeringen zijn, die een geografisch gebied afschermen <strong>van</strong> concurrentiedruk<br />

<strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen die buiten dat gebied zijn gevestigd. Aanzienlijke omschakelingskosten <strong>van</strong> het betrekken<br />

<strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren bij in an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n gevestig<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen, zijn bijkomen<strong>de</strong> oorzaken <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke belemmeringen.<br />

14 EC, 2001a, punt 53: “In wezen is er sprake <strong>van</strong> substitueerbaarheid in substitutieketens wanneer kan wor<strong>de</strong>n aangetoond dat, hoewel <strong>de</strong><br />

producten A en C geen directe substituten zijn, product B toch een substituut is voor zowel product A als product C, en dat product A en C<br />

dus binnen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong> kunnen vallen aangezien hun respectievelijke prijsstelling in toom kan wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> substitueerbaarheid<br />

met product B.”<br />

11<br />

rapport no. 615


12<br />

2.2.4 Kengetallen en <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

Rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en wor<strong>de</strong>n veelal afgebakend om <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len en concentratiematen als analyse-<br />

instrumenten te kunnen gebruiken. Daartoe is echter wel een coherente procedure voor <strong>de</strong> afbake-<br />

ning <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> vereist. Wanneer een <strong>markt</strong> te ruim wordt afgebakend dan leidt dit tot<br />

lage <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len, waardoor het min<strong>de</strong>r waarschijnlijk wordt dat dominante posities wor<strong>de</strong>n vast-<br />

gesteld. An<strong>de</strong>rsom geldt dat een te nauw afgebaken<strong>de</strong> <strong>markt</strong> leidt tot hoge <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len, met een<br />

op het oog grotere kans op een dominante positie.<br />

Een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el geeft aan welk <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale omzet of afzet op een bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong> <strong>van</strong> één<br />

aanbie<strong>de</strong>r is. Concentratieratio’s geven het gezamenlijke <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> enkele bedrijven binnen<br />

een <strong>markt</strong>. <strong>De</strong> concentratieratio C3 geeft bijvoorbeeld het gezamenlijke <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> 3<br />

grootste bedrijven op die <strong>markt</strong>. Het na<strong>de</strong>el <strong>van</strong> concentratieratio’s is dat er geen rekening wordt<br />

gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> relatieve om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het grootste bedrijf in <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. Ten twee<strong>de</strong> wordt bij <strong>de</strong>ze<br />

ratio’s geen rekening gehou<strong>de</strong>n met het totale aantal bedrijven in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> of met het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> kleinere bedrijven. In <strong>de</strong> VS wordt naast <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len ook gekeken naar <strong>de</strong> Herfindahl-<br />

Hirschman In<strong>de</strong>x (HHI, zie box 2.1 hieron<strong>de</strong>r). <strong>De</strong> HHI is <strong>de</strong> som <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwadraten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen. Indien een <strong>markt</strong> bijvoorbeeld bestaat uit 3 bedrijven met<br />

respectievelijk 50, 30 en 20% <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el, dan bedraagt <strong>de</strong> HHI 3800. <strong>De</strong> maximale waar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> HHI bedraagt 10.000 (een monopolist met 100% <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el), en <strong>de</strong> minimale waar<strong>de</strong> is 0<br />

(geen aanbie<strong>de</strong>rs).<br />

2.2.5 Marktaan<strong>de</strong>eldrempels en <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

<strong>De</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse me<strong>de</strong>dingingswetgeving hanteert <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

machtsposities, concentraties en bepaal<strong>de</strong> overeenkomsten. <strong>De</strong>ze drempels zijn afgeleid <strong>van</strong><br />

Europese drempels in met name veror<strong>de</strong>ningen. Het bestaan <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels maakt <strong>de</strong><br />

<strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> extra belangrijk, omdat <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len op <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n<br />

bepaald.<br />

Misbruik <strong>van</strong> machtsposities<br />

Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> machtsposities wor<strong>de</strong>n tentatief <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels gehanteerd (art. 24<br />

Mw). Bij toepassing <strong>van</strong> artikel 24 houdt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> nadrukkelijk rekening met <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong><br />

het Europese Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschappen (hierna ‘het Hof’) en ook met <strong>de</strong><br />

beschikkingspraktijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Commissie (hierna ‘<strong>de</strong> Commissie’) (Van Marissing, 2000, p.<br />

59). In het Akzo-arrest werd door het Hof overwogen dat bij een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 50% in beginsel


wordt uitgegaan <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> een economische machtspositie. 15 En ook: “Volgens <strong>de</strong> vaste<br />

rechtspraak leveren aanzienlijke <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len (>50%) –uitzon<strong>de</strong>ringsgevallen daargelaten– op zich zelf reeds het<br />

bewijs <strong>van</strong> een machtspositie.” (EC, 2001a, punt 67). <strong>De</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wet en <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> volgen <strong>de</strong>ze<br />

beleidslijn. Zo geldt volgens <strong>de</strong> Memorie <strong>van</strong> Toelichting op <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet dat een aan<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> meer dan 50% op een machtspositie duidt. Wanneer het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el lager is dan 50% wordt<br />

gekeken naar ‘bijkomen<strong>de</strong> factoren’ zoals <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> restconcurrentie (indien <strong>de</strong> overige <strong>markt</strong>-<br />

<strong>de</strong>elnemers zeer kleine <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len hebben is er eer<strong>de</strong>r sprake <strong>van</strong> een machtspositie dan<br />

wanneer dit niet zo is), <strong>de</strong> technologische voorsprong, het bezit <strong>van</strong> intellectuele eigendomsrechten<br />

(octrooien), en <strong>de</strong> financiële slagkracht. In <strong>de</strong> beschikkingenpraktijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie is er door-<br />

gaans pas sprake <strong>van</strong> een machtspositie ingeval on<strong>de</strong>rnemingen <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> meer dan 40%<br />

hebben. Hierbij geldt dat hoe groter het verschil tussen het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>r-<br />

neming en dat <strong>van</strong> haar concurrenten, <strong>de</strong>s te waarschijnlijker dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming een machtspositie<br />

heeft. Dit blijkt uit <strong>de</strong> United Brands/Commissie-zaak, waarin in <strong>de</strong> Europese context tot op he<strong>de</strong>n<br />

het laagste <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el is aangemerkt als een machtspositie (45% in combinatie met aanvullen<strong>de</strong><br />

factoren). 16 <strong>De</strong> Commissie acht een machtspositie reeds mogelijk bij <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len tussen 20% en<br />

40%. 17<br />

Concentraties<br />

Ook bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> concentraties wor<strong>de</strong>n tentatief <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels gehanteerd. <strong>De</strong><br />

gedachte hierbij is dat hoe groter het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el, <strong>de</strong>s te aannemelijker het is dat <strong>de</strong> voorgenomen<br />

concentratie zal lei<strong>de</strong>n tot het ontstaan of vergroten <strong>van</strong> een economische machtspositie. Zoals<br />

hierboven vermeld, geldt dat een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> meer dan 50% duidt op een machtspositie. Er<br />

wordt geen absolute on<strong>de</strong>rgrens genoemd bene<strong>de</strong>n welke niet meer <strong>van</strong> een machtspositie kan<br />

wor<strong>de</strong>n gesproken. In <strong>de</strong> Europese Concentratieveror<strong>de</strong>ning (CoVo, consi<strong>de</strong>rans 15) wordt echter<br />

aangegeven dat een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> min<strong>de</strong>r dan 25% een sterke indicatie is dat <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging<br />

niet op significante wijze wordt belemmerd.<br />

In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Me<strong>de</strong>dingingswet wordt overigens niet gewerkt met <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el-<br />

drempels, maar louter met omzetdrempels. 18 Volgens artikel 29 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet is het<br />

concentratietoezicht alleen <strong>van</strong> toepassing op concentraties waarbij <strong>de</strong> gezamenlijke omzet <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

betrokken on<strong>de</strong>rnemingen in het voorafgaan<strong>de</strong> kalen<strong>de</strong>rjaar meer bedroeg dan 250 miljoen gul<strong>de</strong>n,<br />

waar<strong>van</strong> door ten minste twee <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>rnemingen ie<strong>de</strong>r ten minste €30 miljoen in<br />

Ne<strong>de</strong>rland is behaald.<br />

15 HvJEG 3 juli 1991, zaak 62/86 (AKZO), Jur. 1991, I-3359, r.o. 60.<br />

16 HvJEG 14 februari 1978, United Brands/Commissie, 27/76, Jur. 1978, 276.<br />

17 Europese Commissie, Tien<strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingsverslag, p. 112, noot 4.<br />

18 In het Europese concentratietoezicht wor<strong>de</strong>n naast <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels ook omzetdrempels gehanteerd.<br />

13<br />

rapport no. 615


14<br />

Overeenkomsten<br />

Voor overeenkomsten geldt het zogenoem<strong>de</strong> (Europese) ‘merkbaarheidsvereiste’. Dat wil zeggen<br />

dat het me<strong>de</strong>dingingsrecht alleen <strong>van</strong> toepassing is ten aanzien <strong>van</strong> afspraken die een me<strong>de</strong>ding-<br />

ingsbeperking tot gevolg hebben, indien <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong>dingingsbeperking merkbaar is. In <strong>de</strong> <strong>de</strong> minimis-<br />

Bekendmaking (ook wel Bagatel-bekendmaking genoemd), die is opgesteld n.a.v. <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie<br />

<strong>van</strong> het Hof, heeft <strong>de</strong> Commissie <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels vastgesteld die als indicatie voor <strong>de</strong> toe-<br />

passing <strong>van</strong> het merkbaarheidscriterium dienen. 19 Indien een overeenkomst on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> drempels valt,<br />

hoeft zij niet te wor<strong>de</strong>n aangemeld bij <strong>de</strong> Commissie, maar is alleen een beoor<strong>de</strong>ling naar nationale<br />

maatstaven nodig. Voor ‘horizontale’ overeenkomsten geldt een drempel <strong>van</strong> 10% <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el;<br />

voor ‘verticale’ overeenkomsten is <strong>de</strong> drempel 15% <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el. <strong>De</strong>ze drempels vormen een soort<br />

‘safe harbour’, waar het risico op boetes zeer gering is. 20 Voorwaar<strong>de</strong> is wel dat er geen hard-core<br />

restricties in <strong>de</strong> overeenkomsten zijn opgenomen, zoals verticale prijsbinding, quotering, <strong>markt</strong>ver-<br />

<strong>de</strong>ling, discriminatie en koppelverkoop.<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> situatie iets an<strong>de</strong>rs dan in Europa: <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> beperkt zich tot het stellen<br />

dat geen acht meer hoeft te wor<strong>de</strong>n geslagen op <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> overeenkomst, wanneer een<br />

overeenkomst <strong>de</strong> strekking heeft <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging te beperken, zoals het geval is bij hard-core<br />

afspraken (Van Ginneken, 1999, p. 132). Er wordt niet gekeken of er sprake is <strong>van</strong> merkbare of<br />

verwaarloosbare overeenkomsten, en er wor<strong>de</strong>n dus ook geen <strong>markt</strong>analyses gebruikt om te kijken<br />

naar het al dan niet verwaarloosbare karakter <strong>van</strong> een overeenkomst. Het gaat met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n<br />

om een rigi<strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> het kartelverbod. <strong>De</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse bagatelvoorziening is opgenomen<br />

in artikel 7 Mw en beoogt me<strong>de</strong>dingingsafspraken vrij te stellen die <strong>van</strong>uit het Ne<strong>de</strong>rlandse beleid<br />

<strong>van</strong> dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rgeschikte betekenis zijn (Ottow en VerLoren <strong>van</strong> Themaat, 1998, pp. 20-21). Dit<br />

artikel formuleert echter, in tegenstelling tot het Europese me<strong>de</strong>dingingsrecht, omzetdrempels en<br />

geen <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels als bagatelcriterium. 21 <strong>De</strong> re<strong>de</strong>n hiervoor is dat men <strong>van</strong> mening was<br />

dat een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempel tot meer rechtsonzekerheid zou kunnen lei<strong>de</strong>n dan een omzet-<br />

drempel (zie ook paragraaf 2.3).<br />

Recent is het belang <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> overeenkomsten<br />

nog ver<strong>de</strong>r toegenomen door aan <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels gerelateer<strong>de</strong> vrijstellingen. Zo zijn verticale<br />

overeenkomsten tussen bedrijven toegestaan indien hun gezamenlijke <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el niet meer dan<br />

30% bedraagt en er geen hard-core restricties in zijn opgenomen (zie Groepsvrijstellingsveror<strong>de</strong>ning<br />

19 Bekendmaking <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie inzake overeenkomsten <strong>van</strong> geringe betekenis die <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging niet merkbaar<br />

beperken in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 81, lid 1, <strong>van</strong> het Verdrag tot oprichting <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschap (<strong>de</strong> minimis), PB<br />

C 368/13 (22/12/2001).<br />

20 Zij hebben echter geen absoluut karakter. Afwijking is zowel naar boven als naar bene<strong>de</strong>n mogelijk, dat wil zeggen dat<br />

het naar gelang <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> het geval enerzijds mogelijk kan zijn om vast te stellen dat een overeenkomst<br />

een me<strong>de</strong>dingingsbeperken<strong>de</strong> werking heeft ondanks het feit dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> drempels<br />

liggen, en an<strong>de</strong>rzijds om vast te stellen dat een overeenkomst geen me<strong>de</strong>dingingsbeperken<strong>de</strong> werking heeft hoewel <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len boven <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> drempels liggen.<br />

21 <strong>De</strong> door artikel 6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet verbo<strong>de</strong>n overeenkomsten zijn in beginsel <strong>van</strong> rechtswege nietig. Dat geldt<br />

echter niet voor overeenkomsten waar meer dan 8 on<strong>de</strong>rnemingen bij zijn betrokken en waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> gezamenlijke<br />

omzet in het afgelopen jaar on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> drempels blijft. Wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze drempels niet overschre<strong>de</strong>n dan is <strong>de</strong><br />

overeenkomst een bagatel (of <strong>de</strong> minimis) en valt zij buiten het algemene verbod (zie artikel 7 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet).


Vo. 2790/1999, alsook ook <strong>de</strong> Memorie <strong>van</strong> Toelichting bij <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet, p. 61). Voor<br />

specialisatie-overeenkomsten geldt een drempel <strong>van</strong> 20%, en voor O&O-overeenkomsten geldt<br />

25% (Groepsvrijstellingsveror<strong>de</strong>ning Vo. 2658/2000 resp. Groepsvrijstellingsveror<strong>de</strong>ning Vo.<br />

2659/2000).<br />

Conclusies<br />

Uit <strong>de</strong>ze beknopte beschrijving <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels zijn enkele conclusies te trekken.<br />

Ten eerste wordt dui<strong>de</strong>lijk dat het beleid ten aanzien <strong>van</strong> fusies aanmerkelijk min<strong>de</strong>r streng<br />

is dan ten aanzien <strong>van</strong> overeenkomsten. Bij fusies (of concentraties) geldt immers veelal dat er bij<br />

een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 40% of meer pas sprake is <strong>van</strong> een verbod, terwijl dat percentage voor over-<br />

eenkomsten veel lager ligt. Er is echter geen economisch theoretische re<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong><br />

behan<strong>de</strong>lingen zou kunnen verklaren. Bovendien geldt dat “[e]en beleid dat fusies liberaler behan<strong>de</strong>lt dan<br />

me<strong>de</strong>dingingsafspraken, ertoe leidt dat fusies vaker als het geprefereer<strong>de</strong> instrument wor<strong>de</strong>n gezien” (Van Damme<br />

en Verboven, 2001, p. 157). <strong>De</strong>ze auteurs spreken in dit verband <strong>van</strong> een verstoring in <strong>de</strong> economi-<br />

sche organisatiebeslissing die <strong>van</strong>uit maatschappelijk oogpunt ongewenst kan zijn. Overigens kan er<br />

in het geval een overeenkomst merkbaar is, nog wel een ontheffing voor wor<strong>de</strong>n gegeven, terwijl er<br />

bij fusies geen ‘uitweg’ meer is in het geval een machtspositie wordt geconstateerd. Hierdoor is het<br />

verschil in behan<strong>de</strong>ling wat min<strong>de</strong>r groot, doch nog steeds aanwezig.<br />

Ten twee<strong>de</strong> blijkt dat <strong>de</strong> Europese beleidslijn in het algemeen ook in Ne<strong>de</strong>rland wordt<br />

gevolgd. Dit geldt echter niet bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> overeenkomsten met een mogelijk me<strong>de</strong>-<br />

dingingsbeperkend doel. Bij met name hard-core afspraken is het standpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat me<strong>de</strong>-<br />

dingingsbeperken<strong>de</strong> gevolgen niet daadwerkelijk hoeven te wor<strong>de</strong>n aangetoond. Van Ginneken<br />

(1999) stelt in dit verband dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> restrictiever gebruik maakt <strong>van</strong> kwalitatieve toetsing <strong>van</strong><br />

overeenkomsten (met een eventueel me<strong>de</strong>dingingsbeperkend gevolg) dan <strong>de</strong> Commissie en het Hof<br />

daar aanleiding toe geven. Bovendien hanteert <strong>de</strong> Europese wetgeving <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels en<br />

geen omzetdrempels zoals <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving (bagatelcriterium).<br />

Vanuit economisch oogpunt is het strikt hanteren <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels niet wenselijk. Ten<br />

eerste is dit niet wenselijk omdat <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len over het algemeen een slechte indicatie <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong>macht zijn. Ten twee<strong>de</strong> omdat er geen algemeen-gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> drempels zijn te formuleren, maar<br />

<strong>van</strong> geval tot geval bekeken moet wor<strong>de</strong>n wat een re<strong>de</strong>lijke drempel zou zijn. (Dit punt wordt uit-<br />

gewerkt in hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.16)<br />

In box 2.1 wordt geschetst hoe men in <strong>de</strong> VS en het VK drempels hanteert in het me<strong>de</strong>dingings-<br />

regime.<br />

15<br />

rapport no. 615


In <strong>de</strong> Memorie <strong>van</strong> Toelichting (MvT) 23 komt het begrip iets explicieter aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>: “Wat <strong>de</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is, is alleen <strong>van</strong> geval tot geval te bepalen (naar product en plaats) en is niet in een algemeen toepasbare<br />

<strong>de</strong>finitie te vatten.” (p. 16). <strong>De</strong>ze opmerking wordt gemaakt om aan te geven waarom niet voor een<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>elcriterium maar voor een omzetcriterium is gekozen bij <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>-<br />

dingingswet (artikel 29 en artikel 7, zie ook paragraaf 2.2.5). Er wordt gesteld dat een foute calcula-<br />

tie <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> grote gevolgen heeft voor <strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen, en dat het hanteren <strong>van</strong> het<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>elcriterium om die re<strong>de</strong>n tot ondui<strong>de</strong>lijkheid en rechtsongelijkheid kan lei<strong>de</strong>n. Op<br />

pagina 34 <strong>van</strong> <strong>de</strong> MvT wordt hier in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het concentratietoezicht nog aan toegevoegd dat<br />

bij “een onjuiste calculatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> meldingen ten onrechte achterwege wor<strong>de</strong>n gelaten”. Het voert<br />

hier te ver om <strong>de</strong> overwegingen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels versus omzetdrempels te bespreken.<br />

Een algemene opmerking is echter dat omzet niet veel zegt over <strong>de</strong> mate waarin partijen <strong>markt</strong>-<br />

macht hebben of verkrijgen (concentraties: ook bedrijfjes met een kleine omzet kunnen <strong>markt</strong>-<br />

macht uitoefenen op een kleine <strong>markt</strong>) of over <strong>de</strong> vraag of een overeenkomst tussen partijen me<strong>de</strong>-<br />

dingingsbeperkingen tot gevolg kan hebben (bagatelcriterium). Een omzetdrempel is <strong>van</strong>uit<br />

economisch oogpunt dus nogal arbitrair. Overigens is het bij bagatel-zaken niet altijd voldoen<strong>de</strong> om<br />

alleen <strong>de</strong> omzetten te kennen, en moet <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n vastgesteld. 24 Conclu<strong>de</strong>rend geldt<br />

dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wetgever dui<strong>de</strong>lijk heeft gekozen voor een aanpak gebaseerd op rechtszekerheid<br />

en procesefficiëntie en niet voor een aanpak gebaseerd op economische inzichten.<br />

Vervolgens wordt het begrip rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in <strong>de</strong> MvT op pagina 25 genoemd bij het vaststellen<br />

<strong>van</strong> een economische machtspositie: “Om te bepalen of er sprake is <strong>van</strong> een economische machtspositie moet<br />

eerst <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n afgebakend”. 25 Ten slotte wordt het begrip genoemd op pagina 43 bij <strong>de</strong><br />

toelichting op artikel 43 waarin is opgenomen dat informatie <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen mag wor<strong>de</strong>n<br />

gevraagd die zelf niet bij <strong>de</strong> concentratie betrokken zijn, maar die <strong>van</strong> belang is bij beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> aanvraag.<br />

Markt<strong>afbakening</strong> speelt bij alle invalshoeken <strong>van</strong> het me<strong>de</strong>dingingsrecht voor on<strong>de</strong>rnemingen<br />

(fusies/concentratie-controle, overeenkomsten/collusieverbod, en dominantie/machtsmisbruik 26)<br />

een rol. Daarnaast speelt <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> een rol bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len in het ka<strong>de</strong>r<br />

<strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels (zie paragraaf 2.2.5) en bij het vaststellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> omzet op een bepaal<strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> boeterichtlijnen.<br />

23 Memorie <strong>van</strong> Toelichting, Twee<strong>de</strong> Kamer 1995-1996, 24 707, nr. 3.<br />

24 Indien <strong>de</strong> <strong>markt</strong>verhoudingen op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in aanzienlijke mate afbreuk doen aan <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging (vgl. artikel<br />

11 Me<strong>de</strong>dingingswet), kan <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> het kartelverbod toch <strong>van</strong> toepassing verklaren op het bagatel. Dit heeft tot gevolg<br />

dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> ook bij een bagatel per zaak moet bekijken wat het effect is <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsafspraak op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>. Daartoe is <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> dan toch noodzakelijk (Van Marissing, 2000, p. 7).<br />

25 In <strong>de</strong> MvT wordt niets over <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> bij concentraties gesteld. Hoogstwaarschijnlijk geldt<br />

hier <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring als bij <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> een economische machtspositie.<br />

26 Vgl. HvJEG 21 februari 1973, zaak 6/72 (Continental Can), Jur. 1973, 215, r.o. 32.<br />

17<br />

rapport no. 615


18<br />

a) Fusies/concentratiecontrole: het doel <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> bij fusies is om die producten te<br />

i<strong>de</strong>ntificeren die op het moment <strong>van</strong> <strong>de</strong> fusie in belangrijke mate concurreren met <strong>de</strong> produc-<br />

ten <strong>van</strong> <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> bedrijven. Vervolgens moet wor<strong>de</strong>n nagegaan hoe <strong>de</strong> fusie <strong>de</strong>ze concur-<br />

rentie beïnvloedt: zal <strong>de</strong> toegenomen concentratie (aan <strong>de</strong> fusiepartners) <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

bie<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> prijzen te verhogen?<br />

Op grond <strong>van</strong> het <strong>NMa</strong> formulier ‘melding concentratie’ en het <strong>NMa</strong> formulier ‘aanvraag<br />

vergunning’ dienen <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product- en geografische <strong>markt</strong>en die door <strong>de</strong> concentratie<br />

wor<strong>de</strong>n beïnvloed te wor<strong>de</strong>n beschreven (Ottow en VerLoren <strong>van</strong> Themaat, 1998, p. 75). In<br />

<strong>de</strong> context <strong>van</strong> concentratie-controle vin<strong>de</strong>n veel <strong>afbakening</strong>en <strong>van</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en plaats in<br />

een grote verschei<strong>de</strong>nheid aan sectoren. Markt<strong>afbakening</strong> speelt met name een rol bij concen-<br />

tratietoezicht <strong>van</strong>wege het voorspellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toekomst (<strong>de</strong> counterfactual case: zal <strong>de</strong> fusie een<br />

dominante positie tot gevolg hebben?).<br />

b) Overeenkomsten/collusieverbod: zal <strong>de</strong> overeenkomst tussen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen hen <strong>de</strong><br />

mogelijkheid verschaffen om <strong>de</strong> prijs boven het competitieve niveau te stellen? Bij verticale<br />

overeenkomsten is <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> gericht op het i<strong>de</strong>ntificeren <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht bij één<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen voordat <strong>de</strong> verticale integratie plaatsheeft. Bij horizontale overeenkom-<br />

sten gaat het meestal om <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> overeenkomst leidt tot mogelijkhe<strong>de</strong>n om samen te<br />

spannen die tot dan toe niet beston<strong>de</strong>n.<br />

Op grond <strong>van</strong> het <strong>NMa</strong> formulier ‘aanvraag ontheffing’ <strong>van</strong> artikel 6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Me<strong>de</strong>dingingswet (collusieverbod) dient <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te wor<strong>de</strong>n beschreven waarbij in<br />

ie<strong>de</strong>r geval aandacht moet wor<strong>de</strong>n besteed aan: <strong>de</strong> structuur <strong>van</strong> het aanbod; <strong>de</strong> structuur <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> vraag; (voor zover <strong>van</strong> toepassing) <strong>de</strong> ver<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> goe<strong>de</strong>ren en/of diensten; <strong>de</strong> geografi-<br />

sche om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>; <strong>de</strong> (on)mogelijkheid om tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> toe te tre<strong>de</strong>n en<br />

een raming <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale om<strong>van</strong>g en/of waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> verkopen op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

(Ottow en VerLoren <strong>van</strong> Themaat, 1998, p. 29-30).<br />

c) Dominantie/machtsmisbruik: <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is hier met name <strong>van</strong> belang om vast te<br />

stellen of er sprake is <strong>van</strong> een economische machtspositie. Bij het on<strong>de</strong>rzoek of een on<strong>de</strong>rne-<br />

ming eventueel een machtspositie op een bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong> bezit, moeten immers volgens vaste<br />

rechtspraak <strong>de</strong> concurrentiemogelijkhe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld binnen het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

<strong>van</strong> alle producten die door hun eigenschappen bijzon<strong>de</strong>r geschikt zijn om in een constante<br />

behoefte te voorzien, en die slechts in geringe mate door an<strong>de</strong>re producten kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

ver<strong>van</strong>gen. 27 Is het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> dominante aanbie<strong>de</strong>r zo hoog dat het hem <strong>de</strong><br />

mogelijkheid verschaft om <strong>de</strong> prijs boven het competitieve niveau te stellen?<br />

Artikel 24 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Me<strong>de</strong>dingingswet verbiedt, analoog aan artikel 82 <strong>van</strong> het EG-<br />

verdrag, on<strong>de</strong>rnemingen met een machtspositie misbruik te maken <strong>van</strong> die positie. <strong>De</strong> me<strong>de</strong>-<br />

dingingsautoriteiten <strong>de</strong>finiëren een economische machtspositie als een positie die een on<strong>de</strong>r-<br />

27 GEA EG 30 maart 2000, zaak T-65/96 (Kish Glass & Co. / Commissie (‘Floatglass’)) (n.n.g.), r.o. 62; on<strong>de</strong>r verwijzing<br />

naar HvJEG 11 <strong>de</strong>cember 1980, zaak 31/80 (L’Oréal / <strong>De</strong> Nieuwe AMCK), Jur. 1980, 3775, r.o. 25; HvJEG 9<br />

november 1983, zaak 322/81 (Michelin), Jur. 1983, 3461, r.o. 37.


neming in staat stelt <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te verhin<strong>de</strong>ren; een on<strong>de</strong>rneming<br />

met een machtspositie heeft <strong>de</strong> mogelijkheid zich in belangrijke mate onafhankelijk <strong>van</strong><br />

concurrenten, leveranciers, afnemers of eindgebruikers te gedragen. Om te bepalen of er<br />

sprake is <strong>van</strong> een economische machtspositie moet eerst <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> afgebakend<br />

wor<strong>de</strong>n (zie ook MvT, p. 25).<br />

2.4 <strong>De</strong> SSNIP-test<br />

<strong>De</strong> meest voorkomen<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is <strong>de</strong> SSNIP (small but significant, non-<br />

transitory increase in price) test of <strong>de</strong> hypothetische monopolietoets. Dit is een economische invals-<br />

hoek, die kort gezegd neerkomt op het volgen<strong>de</strong>: een <strong>markt</strong> bestaat uit nauwe substituten, of <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is <strong>de</strong> kleinste <strong>markt</strong> die nog gemonopoliseerd kan wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze paragraaf<br />

concentreert <strong>de</strong> beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test zich op <strong>de</strong> vraageffecten. Daarnaast speelt echter<br />

ook nog aanbodsubstitutie: in welke mate kunnen an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rnemingen met verwante technolo-<br />

gieën er voor zorgen dat een prijsverhoging niet winstgevend zal zijn door ofwel zelf met <strong>de</strong><br />

productie <strong>van</strong> gelijksoortige goe<strong>de</strong>ren te beginnen, ofwel door <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> een substituut aan te<br />

passen aan <strong>de</strong> prijstoename.<br />

In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving (Me<strong>de</strong>dingingswet of MvT) komt <strong>de</strong> SSNIP-test niet voor en wordt<br />

het principe ook niet beschreven. <strong>De</strong> test wordt wel met naam en toenaam in sectorspecifieke<br />

Europese wetgeving in een werkdocument voor elektronische communicatie netwerken en diensten<br />

genoemd (EC, 2001a, punt 31 voetnoot 15). In <strong>de</strong> algemene Europese wetgeving wordt <strong>de</strong> SSNIP-<br />

test niet expliciet genoemd, maar wel omschreven. In haar Bekendmaking bepaling rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

(1997, punt 17) stelt <strong>de</strong> Commissie dat “[d]e vraag die moet wor<strong>de</strong>n beantwoord is of <strong>de</strong> afnemers <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

partijen, als gevolg een hypothetische geringe (tussen 5 % en 10 %) duurzame verhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r-<br />

zochte producten en in <strong>de</strong> betrokken gebie<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n overschakelen op gemakkelijk verkrijgbare ver<strong>van</strong>gproducten of<br />

op leveranciers die el<strong>de</strong>rs zijn gevestigd. Wanneer substitutie volstaat om <strong>de</strong> prijsverhoging onrendabel te maken<br />

wegens <strong>de</strong> eruit voortvloeien<strong>de</strong> daling <strong>van</strong> <strong>de</strong> afzet, wor<strong>de</strong>n bijkomen<strong>de</strong> substitutieproducten en gebie<strong>de</strong>n opgenomen in<br />

<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>, totdat het assortiment producten en het geografische gebied zodanig zijn afgebakend, dat kleine,<br />

duurzame verhogingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatieve prijzen rendabel zou<strong>de</strong>n zijn. Een soortgelijke analyse is toepasselijk in zaken<br />

betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> concentratie <strong>van</strong> koopkracht, waar wordt uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> prijstest <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

biedt <strong>de</strong> alternatieve distributiekanalen of afzetmogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> producten <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r te bepalen.” In <strong>de</strong><br />

VS wordt <strong>de</strong> SSNIP-test wel expliciet genoemd in <strong>de</strong> Horizontal Merger Gui<strong>de</strong>lines uit 1992. Hetzelf<strong>de</strong><br />

geldt voor het VK (OFT, 1999).<br />

Omdat <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet is omschreven in <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet heeft <strong>de</strong><br />

<strong>NMa</strong> een grote mate <strong>van</strong> beleidsvrijheid op dit punt. In praktijk sluit <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> zich echter aan bij <strong>de</strong><br />

Europese praktijk, zoals on<strong>de</strong>r meer blijkt uit <strong>de</strong> brochure ‘Formulier melding concentratie en<br />

formulier aanvraag <strong>van</strong> vergunning’ (Ottow en VerLoren <strong>van</strong> Themaat, 1998).<br />

19<br />

rapport no. 615


epalen. Toch kan alleen het soort goe<strong>de</strong>ren al een indicatie geven <strong>van</strong> <strong>de</strong> winstmarge. Zo zijn <strong>de</strong><br />

bruto winstmarges <strong>van</strong> merkgoe<strong>de</strong>ren vaak 30% of meer, waardoor dit soort goe<strong>de</strong>ren sneller tot<br />

een ruime <strong>afbakening</strong> leidt. An<strong>de</strong>rzijds zijn <strong>de</strong> bruto marges bij industriële producten en half-<br />

fabrikaten met een lage toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> (<strong>de</strong> productiefactoren vormen een hoog percentage<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> verkoopprijs), veel lager en is het kritieke niveau voor het afzetverlies hoger. Geconclu<strong>de</strong>erd<br />

kan wor<strong>de</strong>n dat door <strong>de</strong>rgelijke min of meer algemene inzichten <strong>de</strong> analyse op basis <strong>van</strong> het kritieke<br />

niveau <strong>van</strong> afzetverliezen, in praktijk nuttig kan zijn.<br />

Fusie tussen on<strong>de</strong>rneming A<br />

en B die bei<strong>de</strong> mineraalwater<br />

verkopen<br />

Kandidaat<strong>markt</strong>: alle<br />

aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> mineraalwater<br />

A en B verhogen hun prijzen<br />

voor mineraalwater met 5%<br />

Is <strong>de</strong>ze prijsstijging winstgevend?<br />

Nee Ja<br />

<strong>De</strong> <strong>markt</strong> is geen<br />

aparte <strong>markt</strong><br />

Herhaal <strong>de</strong> procedure met<br />

een nieuwe kandidaat<strong>markt</strong>,<br />

bijvoorbeeld frisdrank<br />

Schema 2.1: <strong>de</strong> SSNIP-test<br />

<strong>De</strong> <strong>markt</strong> is <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

Het moge dui<strong>de</strong>lijk zijn dat <strong>de</strong> vereiste data om een SSNIP-test uit te voeren in praktijk zel<strong>de</strong>n<br />

beschikbaar zijn. Om bijvoorbeeld <strong>de</strong> prijselasticiteit te schatten voor een groep producten die in <strong>de</strong><br />

veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> kandidaat<strong>markt</strong> liggen, zijn lange tijdreeksen <strong>van</strong> prijzen, omzetten, reclame-<br />

uitgaven en <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re mogelijke vraagbepalen<strong>de</strong> factoren (zoals <strong>de</strong> temperatuur in het geval <strong>van</strong><br />

mineraalwater of frisdranken). <strong>De</strong>ze zeer uitgebrei<strong>de</strong> data-vereiste is één <strong>van</strong> <strong>de</strong> belangrijkste alge-<br />

21<br />

rapport no. 615


22<br />

mene kritiekpunten op <strong>de</strong> SSNIP-test. Een an<strong>de</strong>r algemeen kritiekpunt is <strong>de</strong> arbitraire hoogte <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> drempels in <strong>de</strong> toets. In <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Van Damme: “<strong>De</strong> SSNIP-test om <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong> af te bakenen, met als cruciale vraag of een hypothetische monopolist zijn prijzen duurzaam en winstgevend<br />

met 5 à 10% kan verhogen is natuurlijk prachtig, maar waarom kan een product of regio niet voor <strong>de</strong> helft tot <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>t <strong>markt</strong> behoren? Waarom zou een hypothetisch monopolistische multiproducton<strong>de</strong>rneming zijn prijzen uni-<br />

form met een bepaald percentage verhogen? Ligt meer differentiatie niet meer voor <strong>de</strong> hand?” (2000, pp. 87-88.). In<br />

<strong>de</strong> wetteksten <strong>van</strong> <strong>de</strong> EU, <strong>de</strong> VS en het VK wordt het percentage <strong>van</strong> 5 tot 10% expliciet genoemd.<br />

In praktijk zal in sommige sectoren een lager percentage gehanteerd kunnen wor<strong>de</strong>n, maar dat staat<br />

niet in <strong>de</strong> wetteksten. Zo is een prijsverhoging <strong>van</strong> 2% een re<strong>de</strong>lijk uitgangspunt in sectoren met<br />

lage bruto winstmarges. <strong>De</strong> meer specifieke kritiek op <strong>de</strong> SSNIP-test wordt behan<strong>de</strong>ld in hoofdstuk<br />

4.<br />

In praktijk wordt <strong>de</strong> SSNIP-test dan ook nooit in <strong>de</strong> strikte zin toegepast. <strong>De</strong> basisgedachte <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

SSNIP-test –bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> prijsveran<strong>de</strong>-<br />

ringen, afzet en winsten <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> groepen producten in een bepaald geografische gebied–<br />

wordt echter wel vaak gebruikt.<br />

2.5 Metho<strong>de</strong>n en technieken<br />

Om een <strong>markt</strong> af te kunnen bakenen wordt allereerst empirische on<strong>de</strong>rzoeksmateriaal verzameld.<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf wordt ingegaan op <strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken die in <strong>de</strong> praktijk gebruikt wor<strong>de</strong>n<br />

om dit materiaal te analyseren. <strong>De</strong>ze metho<strong>de</strong>n en technieken zijn in te <strong>de</strong>len in zes categorieën,<br />

waarbij <strong>de</strong> beschikbare tijd en <strong>de</strong> hoeveelheid informatie in belangrijke mate bepalen welke<br />

metho<strong>de</strong> <strong>de</strong> meest geschikt is.<br />

1. het schatten <strong>van</strong> (kruislingse) prijselasticiteiten;<br />

2. het analyseren <strong>van</strong> schokken in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> in een recent verle<strong>de</strong>n;<br />

3. het analyseren <strong>van</strong> prijscorrelaties en tijdreeksen;<br />

4. het uitvoeren <strong>van</strong> prijs-concentratie studies;<br />

5. het bestu<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> fysieke goe<strong>de</strong>renstromen en vervoerskosten;<br />

6. het uitvoeren <strong>van</strong> ‘bidding’ studies.<br />

<strong>De</strong> hier genoem<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken wor<strong>de</strong>n in toenemen<strong>de</strong> mate door <strong>de</strong> Commissie en<br />

ook door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> gehanteerd. Dit toenemen<strong>de</strong> gebruik is ook gereflecteerd in <strong>de</strong> tekst <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Bekendmaking bepaling rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Commissie (1997) bij punt 39: “Een<br />

aantal kwantitatieve proeven is specifiek ontworpen met het oog op <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. <strong>De</strong>ze proeven behelzen<br />

uiteenlopen<strong>de</strong> econometrische en statistische bena<strong>de</strong>ringen: ramingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> elasticiteit en <strong>de</strong> kruiselingse prijselasticiteit<br />

[…] met betrekking tot <strong>de</strong> vraag naar een product, proeven welke zijn gebaseerd op <strong>de</strong> gelijkenis <strong>van</strong> prijsbewegingen<br />

in <strong>de</strong> tijd, het on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> het oorzakelijk verband tussen prijsreeksen en gelijkenis <strong>van</strong> prijsniveaus en/of <strong>de</strong> con-


vergentie daar<strong>van</strong>.”, en bij punt 45: “In het algemeen kunnen <strong>de</strong> kwantitatieve tests welke wor<strong>de</strong>n gebruikt voor <strong>de</strong><br />

bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> product<strong>markt</strong>, eveneens wor<strong>de</strong>n gebruikt voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong>, met dien<br />

verstan<strong>de</strong> dat internationale prijsvergelijkingen wegens een aantal factoren ingewikkel<strong>de</strong>r kunnen zijn, on<strong>de</strong>r meer<br />

wisselkoersschommelingen, belastingen en productdifferentiatie.”<br />

Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zes bovengenoem<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken beknopt besproken (voor een<br />

uitgebrei<strong>de</strong>r overzicht zie bijvoorbeeld: Bishop en Walker, 1999, chapter 7-13). Bij elk <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />

empirische metho<strong>de</strong>n en technieken gaat het erom <strong>de</strong> <strong>markt</strong> af te bakenen door te trachten <strong>de</strong><br />

(vermeen<strong>de</strong>) monopoliemacht te meten door <strong>de</strong> vraag te beantwoor<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht op een<br />

bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong> zo groot is dat <strong>de</strong> prijs winstgevend met 5% kan wor<strong>de</strong>n verhoogd.<br />

2.5.1 (Kruislingse) prijselasticiteiten<br />

Hierboven bij <strong>de</strong> beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test werd al dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> eigen prijselasticiteit <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> vraag naar een bepaald product een centrale rol vervult bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en. <strong>De</strong> eigen prijs-<br />

elasticiteit is een waar<strong>de</strong>volle informatiebron voor <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> vraagsubstitutie, maar geeft weinig<br />

tot geen informatie over <strong>de</strong> vraag welke substituten naast het kandidaatproduct tot een <strong>markt</strong><br />

moeten wor<strong>de</strong>n gerekend (een hoge eigen elasticiteit geeft aan dat er waarschijnlijk substituten zijn,<br />

maar vertelt niet welke dat zijn). Ten slotte geeft <strong>de</strong> eigen prijselasticiteit geen informatie over aan-<br />

bodsubstitutie. Als <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> het kandidaatproduct stijgt kunnen aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> substituten hun<br />

prijzen aanpassen aan <strong>de</strong>ze prijsstijging, waardoor het effect er<strong>van</strong> afneemt. <strong>De</strong> aanbodsubstitutie<br />

doordat aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> substituten overstappen op <strong>de</strong> productie <strong>van</strong> het kandidaatproduct kunnen<br />

wel in <strong>de</strong> eigen elasticiteit wor<strong>de</strong>n weergegeven (een toename in <strong>de</strong> productie <strong>van</strong> het kandidaat-<br />

product).<br />

<strong>De</strong> kruislingse prijselasticiteit is niet strikt noodzakelijk om een SSNIP-test uit te voeren, maar in <strong>de</strong><br />

praktijk wordt er wel vaak mee gewerkt. <strong>De</strong> kruislingse prijselasticiteit geeft <strong>de</strong> procentuele veran<strong>de</strong>-<br />

ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> hoeveelheid <strong>van</strong> een bepaald goed (mineraalwater) als <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r<br />

goed (frisdrank) met 1% veran<strong>de</strong>rt. Als <strong>de</strong> absolute waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kruislingse prijselasticiteit voor<br />

twee producten hoog is, dan kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat consumenten <strong>de</strong>ze producten<br />

beschouwen als sterk substitueerbaar. Een lage kruisprijselasticiteit voor product A en B zegt echter<br />

niet zo veel als er daarnaast nog vele substituten bestaan. Vaak is dan ook kennis <strong>van</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kruislingse prijselasticiteiten vereist.<br />

In theorie zijn bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> alle producten op bepaal<strong>de</strong> locaties <strong>van</strong> belang,<br />

waarvoor <strong>de</strong> kruislingse prijselasticiteit negatief is (dus alle substituten in een bepaal<strong>de</strong> regio). In <strong>de</strong><br />

praktijk wordt <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> echter begrensd tot een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze substituten, namelijk tot<br />

die producten en geografische gebie<strong>de</strong>n die on<strong>de</strong>rnemingen met monopoliemacht minimaal zou<strong>de</strong>n<br />

moeten beheersen om hun prijzen te verhogen (Haffner, 1997, p. 215). Er is met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n<br />

23<br />

rapport no. 615


26<br />

lingse) elasticiteit, d.w.z. <strong>de</strong> elasticiteit waarboven <strong>de</strong> prijsverhoging niet langer winstgevend zou zijn<br />

voor <strong>de</strong> hypothetische monopolist. Indien <strong>de</strong> geschatte elasticiteit on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> kritische elasticiteit ligt,<br />

is <strong>de</strong> kandidaat<strong>markt</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. Indien <strong>de</strong> geschatte elasticiteit hoger ligt, moet <strong>de</strong> analyse<br />

wor<strong>de</strong>n herhaald voor een grotere groep producten (zie ook Van Damme en Verboven, p. 151).<br />

Het is overigens erg moeilijk om vast te stellen wat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> kritische (kruislingse) elastici-<br />

teit is, omdat een economische grond ontbreekt. In <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Wer<strong>de</strong>n (2000, p. 216): “The<br />

equilibrium condition for a competitive industry does not involve a <strong>de</strong>mand elasticity.”. Of in <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

Canoy en Wiegand (2002): “Trying to i<strong>de</strong>ntify gaps in the chain of products via cross price elasticities to distin-<br />

guish in-the-market from out-the-market commodities may be an inherently and seriously flawed un<strong>de</strong>rtaking. [….]<br />

it is unclear from a theoretical point of view what <strong>de</strong>gree of <strong>de</strong>mand substitutability should be <strong>de</strong>emed sufficient to<br />

inclu<strong>de</strong> a product in the rele<strong>van</strong>t market.” (p. 3).<br />

Cellophane fallacy<br />

Ten slotte nog een algemeen punt dat <strong>van</strong> belang is bij het schatten <strong>van</strong> prijselasticiteiten. Prijs-<br />

elasticiteiten wor<strong>de</strong>n meestal berekend uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> het huidige prijsniveau. Een belangrijke vraag<br />

daarbij is of het huidige prijsniveau wel <strong>de</strong> juiste maatstaf is om prijsstijgingen tegen af te zetten.<br />

Volgens <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> cellophane fallacy (zie ook paragraaf 4.2.1 <strong>van</strong> dit rapport) kunnen huidige<br />

prijzen niet zon<strong>de</strong>r meer gebruikt wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong>ze boven het competitieve niveau liggen. Het<br />

gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> cellophane fallacy is dat een hoge eigen prijselasticiteit een teken kan zijn <strong>van</strong> uitoefe-<br />

ning <strong>van</strong> monopoliemacht door het bedrijf: door <strong>de</strong>ze macht kan het bedrijf <strong>de</strong> prijs zo verhogen<br />

dat het product gaat concurreren met an<strong>de</strong>re, duur<strong>de</strong>re producten (<strong>de</strong> kruislingse prijselasticiteit is<br />

dan ook groter).<br />

2.5.2 Schokken in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

Bij <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> shock analysis wordt gekeken naar <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> schokken in <strong>de</strong> <strong>markt</strong>, zoals<br />

<strong>de</strong> introductie <strong>van</strong> een nieuw merk of een nieuw product, <strong>de</strong> introductie of veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> een<br />

belasting, of een scherpe wisselkoersveran<strong>de</strong>ring (vooral <strong>van</strong> belang bij geografische <strong>markt</strong>afbake-<br />

ning). Een voorbeeld is <strong>de</strong> Procter & Gamble/VP Schickedanz-zaak. 30 Procter & Gamble zou op <strong>de</strong><br />

maandverband-<strong>markt</strong> in Duistland een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 60% verkrijgen door een fusie. <strong>De</strong> on<strong>de</strong>r-<br />

neming trachtte aan te tonen dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> zowel uit maandverband als tampons bestond.<br />

Echter, een empirische studie toon<strong>de</strong> aan dat <strong>de</strong> verkoop <strong>van</strong> tampons niet omlaag ging toen<br />

maandverband door Procter & Gamble (Allways) werd geïntroduceerd, terwijl <strong>de</strong> verkoop <strong>van</strong><br />

an<strong>de</strong>re merken maandverband wel daal<strong>de</strong> en <strong>de</strong> totale vraag naar maandverband constant bleef. Er<br />

30 Zaak IV/M430 Procter & Gamble/VP Schickedanz [1994] O.J. L354/32.


28<br />

<strong>de</strong> aan- of afwezigheid <strong>van</strong> prijscorrelatie niet veel over <strong>de</strong> vraag of product A en substituten B wel<br />

of niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> behoren.<br />

In het algemeen geldt dat <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor een aanbie<strong>de</strong>r om <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> zijn<br />

product A boven het competitieve niveau te stellen, toenemen naarmate <strong>de</strong> aanbo<strong>de</strong>lasticiteit <strong>van</strong><br />

substitutiegoe<strong>de</strong>ren B lager is (i.e., weinig aanbodsubstitutie). Of an<strong>de</strong>rs gezegd: bij een bepaal<strong>de</strong><br />

prijsstijging <strong>van</strong> A zal <strong>de</strong> afzet <strong>van</strong> dit product min<strong>de</strong>r afnemen naarmate <strong>de</strong> aanbo<strong>de</strong>lasticiteit met<br />

B lager is. <strong>De</strong> tegenhanger hier<strong>van</strong> is dat <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong> substituten B hun prijs meer zullen<br />

verhogen dan ze zou<strong>de</strong>n doen als <strong>de</strong> aanbo<strong>de</strong>lasticiteit hoger was. 34 Bij een lage aanbo<strong>de</strong>lasticiteit<br />

zal een prijsverhoging door <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r <strong>van</strong> A sneller gevolgd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong><br />

substituten B (<strong>de</strong> competitieve beperkingen zijn dan dus sterker aanwezig).<br />

Als <strong>de</strong> prijzen <strong>van</strong> <strong>de</strong> substituten B <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> A volgen –<strong>de</strong> correlatiecoëfficiënt is hoog–<br />

geeft een prijscorrelatie studie het verkeer<strong>de</strong> signaal, omdat <strong>de</strong> substituten in werkelijkheid niet<br />

zulke sterke competitieve beperkingen voor A inhou<strong>de</strong>n. Bij een hoge aanbo<strong>de</strong>lasticiteit geldt het<br />

omgekeer<strong>de</strong>: substituten B volgen <strong>de</strong> prijsstijging in A veel min<strong>de</strong>r (d.w.z. een lage correlatiecoëffi-<br />

ciënt), terwijl er in dat geval juist veel meer sprake is <strong>van</strong> een competitieve beperking <strong>van</strong> substitu-<br />

ten B op A. Samengevat geldt dat men bij <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong> prijscorrelaties altijd rekening moet<br />

hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> mogelijke reactie <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re aanbie<strong>de</strong>rs.<br />

Een an<strong>de</strong>r probleem <strong>van</strong> prijscorrelaties is dat een <strong>de</strong>rgelijke bena<strong>de</strong>ring geen rekening houdt met<br />

<strong>de</strong> preferenties <strong>van</strong> consumenten. Naast prijsinformatie zijn dan ook data over verkopen noodza-<br />

kelijk om grip te krijgen op het consumentengedrag (zoals het geval is bij prijselasticiteiten) (Van<br />

Damme en Verboven, 2001, p. 151).<br />

Ten slotte speelt ook bij prijscorrelatie het probleem <strong>van</strong> <strong>de</strong> cellophane fallacy, zodat bij niet-<br />

fusiezaken niet zon<strong>de</strong>r meer het huidige prijsniveau mag wor<strong>de</strong>n gebruikt in <strong>de</strong> analyse.<br />

2.5.4 Prijs-concentratie studies<br />

Als eenzelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong> bestaat in meer<strong>de</strong>re verschillen<strong>de</strong> geografische gebie<strong>de</strong>n en als <strong>de</strong> mate <strong>van</strong><br />

concentratie tussen <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong>en verschilt, kan een prijs-concentratie studie nuttige informatie<br />

opleveren. In <strong>de</strong> studie wordt on<strong>de</strong>rzocht of een producent A met product A’ en een hoog<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el in regio A’’ zijn <strong>markt</strong>macht misbruikt om <strong>de</strong> prijs boven het competitieve niveau te<br />

stellen (er kan ook een an<strong>de</strong>r concentratiemaat dan <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n gebruikt, zoals <strong>de</strong> CR3<br />

of <strong>de</strong> HHI, zie paragraaf 2.2.4 <strong>van</strong> dit rapport). Door voor <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor A’ in an<strong>de</strong>re regio’s dan<br />

A” te bekijken of er een systematische en positieve relatie is tussen <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> concentratie en het<br />

prijsniveaus in <strong>de</strong>ze an<strong>de</strong>re regio’s, kan een uitspraak wor<strong>de</strong>n gedaan of het hoge <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el voor<br />

34 Bij een hoge aanbo<strong>de</strong>lasticiteit zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> substituten B namelijk reageren door hun afzet te verhogen.


30<br />

zeggen dat 75 of 90% <strong>van</strong> <strong>de</strong> consumptie <strong>van</strong> een product in een bepaald gebied wordt geprodu-<br />

ceerd en dat 75 of 90% <strong>van</strong> <strong>de</strong> productie in dit gebied ook in dat gebied wordt geconsumeerd.<br />

Het feit dat dit 75 of 90% criterium wordt gehaald, beantwoordt echter niet met zekerheid <strong>de</strong> vraag<br />

of een hypothetische monopolist in dit gebied winstgevend zijn prijs kan verhogen (à la <strong>de</strong> SSNIP-<br />

test). Het ontbreken <strong>van</strong> fysieke goe<strong>de</strong>renstromen hoeft –<strong>van</strong>wege het feit dat toetreding door<br />

potentiële concurrenten uit an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n niet is opgenomen in <strong>de</strong> test– niet te betekenen dat <strong>de</strong><br />

productenten in een bepaald gebied <strong>markt</strong>macht bezitten. Indien er bij het huidige prijsniveau<br />

slechts in geringe mate goe<strong>de</strong>renstromen zijn, wordt <strong>de</strong> test veelal aangevuld met een on<strong>de</strong>rzoek<br />

naar factoren die het han<strong>de</strong>lspatroon kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n, zoals vervoerskosten. <strong>De</strong>ze vervoers-<br />

kosten kunnen in het geval <strong>van</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> fusies in een SSNIP-test wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />

<strong>De</strong> vraag wordt dan hoeveel ver<strong>de</strong>r producten vervoerd kunnen wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> prijs in een bepaald<br />

gebied met 5% zou toenemen.<br />

Er zijn ook an<strong>de</strong>re kritiekpunten op het gebruik <strong>van</strong> fysieke goe<strong>de</strong>renstromen (Sleuwaegen en <strong>De</strong><br />

Vol<strong>de</strong>re, 2001). Ten eerste kan door <strong>de</strong> afhankelijkheid <strong>van</strong> historische data geen voorspelling<br />

wor<strong>de</strong>n gedaan over mogelijke concurrentiebeperken<strong>de</strong> toekomstige effecten <strong>van</strong> een fusie of over-<br />

eenkomst. Ten twee<strong>de</strong> kan geen enkel han<strong>de</strong>lsvolume tussen twee regio’s garan<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong> twee<br />

regio’s tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong> behoren, omdat bijv. ‘mobile buyers’ voor prijsgelijkheid kunnen zorgen<br />

zon<strong>de</strong>r dat er han<strong>de</strong>lsstromen zijn tussen aanbie<strong>de</strong>rs. Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> betekent een grote goe<strong>de</strong>renstroom<br />

tussen regio A en regio B niet altijd dat er sprake is <strong>van</strong> één <strong>markt</strong>. Er is namelijk sprake <strong>van</strong> twee<br />

<strong>markt</strong>en indien er prijsdiscriminatie wordt toegepast en daardoor <strong>de</strong> prijs in A lager is dan in B.<br />

<strong>De</strong> metho<strong>de</strong>n met import-, export- en vervoerskostengegevens wordt vaak gebruikt door <strong>de</strong><br />

Commissie en ook wel door nationale me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten (waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>). Er wordt<br />

daarbij echter zel<strong>de</strong>n expliciet aan <strong>de</strong> naam Elzinga/Hogarty-test gerefereerd. Dit was bijvoorbeeld<br />

het geval in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> Nestlé/Perrier-zaak. Daarin werd gesteld dat Frankrijk <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

geografische <strong>markt</strong> is omdat <strong>de</strong> fysieke han<strong>de</strong>lstromen <strong>van</strong>uit en naar Frankrijk slechts <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r-<br />

geschikt belang waren. <strong>De</strong> importen waren in 1990 1 tot 2% <strong>van</strong> <strong>de</strong> Franse consumptie, waarmee<br />

het LIFO criterium is gehaald. <strong>De</strong> export bedraagt echter meer dan 10% <strong>van</strong> <strong>de</strong> Franse productie<br />

en daarmee is het LOFI criterium niet gehaald. Toch besloot <strong>de</strong> Commissie om Frankrijk als <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te beschouwen, <strong>van</strong>wege het feit dat <strong>de</strong> export <strong>van</strong>uit an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>n naar Frankrijk<br />

zeer klein was (


kleine <strong>markt</strong>speler om het biedgedrag <strong>van</strong> een grote speler te beïnvloe<strong>de</strong>n (zie bijvoorbeeld <strong>de</strong><br />

Boeing/Mc Donnell Douglas-zaak 35). Het gaat er immers om of een speler in staat is om een geloof-<br />

waardig bod uit te brengen, en niet of <strong>de</strong> speler een klein of groot <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el heeft.<br />

Een studie naar het biedgedrag bekijkt on<strong>de</strong>r meer in hoeverre <strong>de</strong> concurrentie afneemt wanneer<br />

twee <strong>van</strong> <strong>de</strong> bie<strong>de</strong>rs op een <strong>markt</strong> gaan fuseren. In dat geval kunnen <strong>de</strong> individuele <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len<br />

niet simpelweg bij elkaar wor<strong>de</strong>n opgeteld, maar zal een studie moeten wor<strong>de</strong>n gemaakt <strong>van</strong> het<br />

biedgedrag in het verle<strong>de</strong>n. Om te bepalen hoeveel <strong>markt</strong>spelers nodig zijn om een concurreren<strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> te hebben, kan een analyse wor<strong>de</strong>n gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bod bij een<br />

verschillend aantal spelers. Als het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bod niet meer significant afneemt als een extra speler<br />

op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> komt, is sprake <strong>van</strong> ‘voldoen<strong>de</strong>’ spelers op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. Een an<strong>de</strong>re mogelijkheid is om te<br />

kijken of <strong>de</strong> twee fuseren<strong>de</strong> bedrijven ‘verwante’ concurrenten zijn. Twee bedrijven zijn verwante<br />

concurrenten als bijvoorbeeld blijkt dat ze vaak op eenzelf<strong>de</strong> aanbesteding hebben gebo<strong>de</strong>n.<br />

Daarnaast is <strong>van</strong> belang om te kijken hoe vaak ze het meest en het op-1-na meest competitieve bod<br />

uitbrachten. Als <strong>de</strong> twee fuseren<strong>de</strong> bedrijven nooit het meest en het op-1-na meest competitieve<br />

bod uitbrachten, zal <strong>de</strong> koper (aanbeste<strong>de</strong>r) geen hogere prijs na <strong>de</strong> fusie hoeven te betalen dan er<br />

voor. Als <strong>de</strong> twee bedrijven echter vaak het meest en het op-1-na meest competitieve bod stellen,<br />

wordt <strong>de</strong> concurrentie na <strong>de</strong> fusie wel beperkt. Dit soort analyses is alleen dan mogelijk als <strong>de</strong><br />

spelers <strong>van</strong> elkaar weten wie hun belangrijkste concurrenten zijn, en als <strong>de</strong> biedbedragen bij <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> aanbestedingen bekend zijn (dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als <strong>de</strong> aanbeste<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong>ze gegevens heeft bewaard).<br />

2.6 Resumerend<br />

Dit hoofdstuk is een beschrijvend hoofdstuk, dat niet primair bedoeld is om conclusies te genere-<br />

ren. Toch zijn er enkele resumeren<strong>de</strong> opmerkingen te maken. Box 2.2 op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> pagina geeft<br />

in het kort <strong>de</strong> conclusies weer. <strong>De</strong>ze zullen in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tekst wor<strong>de</strong>n toegelicht.<br />

Markt<strong>afbakening</strong> kan zeer verstrekken<strong>de</strong> gevolgen hebben, bijvoorbeeld doordat een te beperkt<br />

afgebaken<strong>de</strong> <strong>markt</strong> te snel tot een conclusie <strong>van</strong> een machtspositie kan lei<strong>de</strong>n. Toch is er vooraf-<br />

gaand aan <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet in 1998 slechts mondjesmaat gediscussieerd over<br />

het concept ‘<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>’ en over <strong>de</strong> gekozen bena<strong>de</strong>ring (SSNIP-test). Ook in <strong>de</strong> discussie<br />

over het Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>markt</strong>werkingsbeleid in het algemeen, is er weinig tot geen aandacht voor<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>.<br />

35 Zaak IV/M877 [1997] 5 C.M.L.R. 270; [1997] O.J. L336/16.<br />

31<br />

rapport no. 615


32<br />

Box 2.2: <strong>De</strong> conclusies <strong>van</strong> hoofdstuk 2<br />

1. Er is in Ne<strong>de</strong>rland opvallend weinig discussie over het concept ‘<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>’ en over <strong>de</strong><br />

gekozen bena<strong>de</strong>ring (SSNIP-test), terwijl <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> in praktijk verstrekken<strong>de</strong> gevolgen kan<br />

hebben.<br />

2. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is een juridisch begrip dat economisch wordt ingevuld.<br />

3. <strong>De</strong> SSNIP-test vormt het uitgangspunt, maar wordt niet strikt toegepast.<br />

4. Er zijn vele econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken beschikbaar die bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is een juridisch begrip op grond waar<strong>van</strong> me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke vraagstukken<br />

wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld. <strong>De</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is echter een economische aangelegen-<br />

heid. Bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> dient een rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> (product A) en een rele<strong>van</strong>te geografische<br />

<strong>markt</strong> (regio B) te wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>finieerd. Markt<strong>afbakening</strong> is nodig omdat er in Ne<strong>de</strong>rland gewerkt<br />

wordt met omzetdrempels (bagatelcriterium en boeterichtlijnen) en met (Europese) <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el-<br />

drempels. Ver<strong>de</strong>r speelt <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> een belangrijke rol bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> concentraties,<br />

overeenkomsten (collusieverbod) en dominante posities. In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse praktijk spelen<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len vervolgens een belangrijke rol om <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> een (groep) on<strong>de</strong>rneming(en) op<br />

<strong>de</strong>ze rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te bepalen.<br />

In dit hoofdstuk is besproken op welke wijze <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wordt afgebakend. <strong>De</strong> meest voorkomen<strong>de</strong><br />

bena<strong>de</strong>ring is <strong>de</strong> SSNIP-test. In <strong>de</strong>ze test is <strong>de</strong> cruciale vraag of een hypothetische monopolist zijn<br />

prijzen duurzaam en winstgevend met 5 à 10% kan verhogen. Om <strong>de</strong>ze vraag te kunnen beant-<br />

woor<strong>de</strong>n moeten on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> prijselasticiteiten bekend zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten die on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> <strong>markt</strong>. In praktijk is het zel<strong>de</strong>n mogelijk om <strong>de</strong> SSNIP-test strikt toe te<br />

passen omdat daarvoor te veel data-input is vereist. <strong>De</strong> basisgedachte <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test –bij<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> prijsveran<strong>de</strong>ringen, afzet en<br />

winsten <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> groepen producten in een bepaald geografische gebied– wordt echter wel<br />

vaak gebruikt.<br />

Tenslotte zijn in dit hoofdstuk een zestal metho<strong>de</strong>n en technieken besproken die een rol spelen bij<br />

<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. <strong>De</strong> conclusie is dat het economische instrumentarium vele mogelijk-<br />

he<strong>de</strong>n biedt.


Hoofdstuk 3<br />

<strong>De</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in <strong>de</strong> praktijk<br />

1998-2001<br />

“Beslissingen <strong>van</strong> Me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten beginnen veelal met het afbakenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>, op welke<br />

vervolgens <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len bepaald wor<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> <strong>de</strong> economische argumenten is daarin vaak niet herkenbaar.”<br />

(Economische Verkenningen 2003-2006 <strong>van</strong> het Centraal Planbureau, 2001, p. 161.)<br />

3.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 3.2 een beknopte schets gegeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>spraktijk<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> op basis <strong>van</strong> gesprekken die wij in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek met <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> hebben<br />

gevoerd. Vervolgens wor<strong>de</strong>n in paragraaf 3.3 een steekproef <strong>van</strong> besluiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> bestu<strong>de</strong>erd<br />

en wordt per zaak <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> 5 elementen bekeken. Paragraaf 3.4 bevat ten slotte <strong>de</strong><br />

conclusie.<br />

1. Wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> afgebakend?<br />

In principe zou<strong>de</strong>n bij (nagenoeg) alle zaken die bij <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> spelen <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> moeten<br />

wor<strong>de</strong>n vastgesteld of benoemd.<br />

2. Zo ja, hoe wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> bepaald?<br />

Er is sprake <strong>van</strong> een verschillen<strong>de</strong> mate <strong>van</strong> intensiteit in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> per zaak. Indien<br />

het voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een zaak ver<strong>de</strong>r niet belangrijk is of <strong>markt</strong> A of <strong>markt</strong> B als uit-<br />

gangspunt wordt genomen, wordt <strong>de</strong> <strong>markt</strong> niet expliciet afgebakend maar wordt er een<br />

bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong> veron<strong>de</strong>rsteld. Indien <strong>de</strong> exacte om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

een zaak <strong>van</strong> groot belang is, zal <strong>de</strong> intensiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘<strong>afbakening</strong>sactiviteiten’ toenemen. In die<br />

gevallen waarbij bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> een rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> sprake is <strong>van</strong> expliciet gebruik <strong>van</strong><br />

econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken en economische argumentatie, spreken we in dit<br />

rapport <strong>van</strong> een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>.<br />

3. Wordt er op aanbodsubstitutie en op het bestaan <strong>van</strong> toetredingsbarrières gelet?<br />

In het <strong>afbakening</strong>sproces wordt als het goed is rekening gehou<strong>de</strong>n met aanbodsubstitutie<br />

(toetreding op korte termijn zon<strong>de</strong>r al te hoge onomkeerbare kosten). Van toetreding op <strong>de</strong><br />

wat langere termijn kan echter ook een concurrentiebevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> werking uitgaan. Toetre-<br />

dingsbarrières zijn dan ook in <strong>de</strong> literatuur veel genoem<strong>de</strong> economische argumenten bij mark-<br />

t<strong>afbakening</strong>. Bovendien staan <strong>de</strong>ze argumenten in <strong>de</strong> Europese wetgeving genoemd (EC, 1997,<br />

punt 24) die door <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse praktijk wordt gevolgd.<br />

4. Wordt er gelet op mogelijke koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en/of op overstapkosten?<br />

33<br />

rapport no. 615


34<br />

Bij het beoor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> afgebaken<strong>de</strong> <strong>markt</strong> is het <strong>van</strong> belang om te bekijken of er<br />

sprake is <strong>van</strong> koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en <strong>van</strong> <strong>de</strong> overstapkosten. <strong>De</strong>ze economische argumen-<br />

ten staan in <strong>de</strong> Europese wetgeving genoemd (EC, 1997, punt 42, 50 en 56).<br />

5. Wor<strong>de</strong>n er strikte <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len gehanteerd of eer<strong>de</strong>r bre<strong>de</strong> marges?<br />

<strong>De</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> heeft veelal als doel om <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len te kunnen bereke-<br />

nen. In sommige gevallen kunnen <strong>de</strong>ze bereken<strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len vergeleken wor<strong>de</strong>n met<br />

drempelwaar<strong>de</strong>n die aangeven of een bedrijf zich in een zogenaam<strong>de</strong> veilige haven bevindt.<br />

3.2 <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> en <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

In principe zou bij (nagenoeg) alle zaken die bij <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> spelen, een rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> moeten<br />

wor<strong>de</strong>n omschreven. <strong>De</strong> vraag is echter of <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> ook echt wordt afgebakend of dat er<br />

‘een <strong>markt</strong> wordt veron<strong>de</strong>rsteld’. Uit het gesprek met <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> blijkt dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> in het meren<strong>de</strong>el<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> zaken <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet afbakent, omdat er zelfs bij <strong>de</strong> nauwst mogelijke <strong>de</strong>finiëring<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> geen hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el zou bestaan. Voor concentraties geldt dat <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

er bij circa 5% <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevallen toe doet. Het gaat dan bijna altijd om twee<strong>de</strong> fase on<strong>de</strong>rzoeken. 36 In<br />

die gevallen zal <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> zwaar<strong>de</strong>r geschut –empirisch on<strong>de</strong>rzoek en een analyse met<br />

econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken– inzetten om <strong>de</strong> <strong>markt</strong> af te bakenen. In <strong>de</strong> overige<br />

gevallen doet <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> er niet toe, in <strong>de</strong> zin dat het voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong><br />

een concentratie in het mid<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n gelaten. Na on<strong>de</strong>rzoek blijkt dan bijvoorbeeld dat er<br />

nauwelijks of geen overlap is tussen <strong>de</strong> activiteiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> bij een voorgenomen concentratie<br />

betrokken on<strong>de</strong>rnemingen. Veelal volstaat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dan met aan te geven dat in het mid<strong>de</strong>n kan<br />

wor<strong>de</strong>n gelaten of <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> moet wor<strong>de</strong>n inge<strong>de</strong>eld zoals partijen dat doen, dan wel <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> an<strong>de</strong>rs moet wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld. Of <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> geeft aan wat een <strong>markt</strong> kan vormen,<br />

zon<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>finitief eindoor<strong>de</strong>el te geven.<br />

Met <strong>de</strong>ze praktische aanpak houdt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dui<strong>de</strong>lijk rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> procesefficiëntie.<br />

Procesefficiëntie impliceert dat <strong>de</strong> tijd en kosten die aan een <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> zijn verbon<strong>de</strong>n, niet<br />

te hoog moeten zijn in relatie tot <strong>de</strong> baten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> (<strong>de</strong> baten zijn hoger naarmate <strong>de</strong><br />

gevolgen <strong>van</strong> een concentratie of me<strong>de</strong>dingingsbeperking ernstiger zijn). In veel gevallen wordt er<br />

dan niet expliciet naar <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> een hypothetische prijsstijging gekeken (vgl. <strong>de</strong> SSNIP-test),<br />

maar wordt naar <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten en diensten gekeken. Ook bij <strong>de</strong> Commissie lijkt men op<br />

een <strong>de</strong>rgelijke wijze te werk te gaan. Zo stelt Monti (2001b, p. 6): “In fact, in view of our limited resources,<br />

we <strong>de</strong>fine markets only when strictly necessary. […] In merger cases, for instance, if none of the conceivable alternative<br />

market <strong>de</strong>finitions for the operation in question give rise to competition concerns, the question of market <strong>de</strong>finition will<br />

36 Een twee<strong>de</strong> fase breekt aan op het moment dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> bepaalt dat een vergunning is vereist indien er re<strong>de</strong>n is om aan<br />

te nemen dat als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of wor<strong>de</strong>n versterkt (zie<br />

artikel 37 Me<strong>de</strong>dingingswet). <strong>De</strong> eerste fase duurt 4 weken.


normally be left open.” In <strong>de</strong> Bekendmaking bepaling rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie (1997) wordt<br />

dit als volgt omschreven bij <strong>de</strong> punten 26 en 27. “In het algemeen en om praktische re<strong>de</strong>nen dient, bij <strong>de</strong><br />

behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> individuele zaken gewoonlijk te wor<strong>de</strong>n gekozen tussen een beperkt aantal mogelijke rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>en.” Met betrekking tot <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> dient vaak te wor<strong>de</strong>n vastgesteld of product A en<br />

product B al dan niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong> behoren. Het volstaat vaak product B in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

op te nemen om <strong>de</strong> bezwaren op me<strong>de</strong>dingingsgebied op te heffen. In <strong>de</strong>rgelijke omstandighe<strong>de</strong>n<br />

behoeft niet te wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht, of <strong>de</strong> <strong>markt</strong> eveneens bijkomen<strong>de</strong> producten omvat noch <strong>de</strong>fi-<br />

nitief uitsluitsel te wor<strong>de</strong>n gegeven over <strong>de</strong> juiste product<strong>markt</strong>. Wanneer <strong>de</strong> betrokken operatie in<br />

geen <strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijke <strong>markt</strong>en aanleiding tot problemen op me<strong>de</strong>dingingsgebied<br />

geeft, wordt <strong>de</strong> kwestie <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>bepaling in het mid<strong>de</strong>n gelaten, hetgeen het aantal gegevens<br />

dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen moeten verstrekken, beperkt. Laten we <strong>de</strong>ze werkwijze in <strong>de</strong> rest <strong>van</strong> het<br />

rapport als efficiënt omschrijven.<br />

<strong>De</strong> beslissing om <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wel of niet exact af te bakenen heeft behalve met <strong>de</strong> mogelijke gevolgen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsbeperking of concentratie, ook te maken met <strong>de</strong> kosten in termen <strong>van</strong> tijd en<br />

geld die er mee gepaard gaan. Hier<strong>van</strong> is <strong>de</strong> tijd meestal <strong>de</strong> meest drukken<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>. <strong>De</strong><br />

allerbelangrijkste beperken<strong>de</strong> factor bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is echter <strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong> beschikbaarheid<br />

<strong>van</strong> data, en <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> econometrische kennis om <strong>de</strong> data te analyseren. Op grond <strong>van</strong> reeds<br />

vooraf beschikbare informatie of door <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>rnemingen overleg<strong>de</strong> informatie, zijn <strong>de</strong><br />

<strong>NMa</strong> (en <strong>de</strong> Commissie) gewoonlijk in staat in het algemeen <strong>de</strong> potentieel rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en vast te<br />

stellen waarbinnen een zaak moet wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld. Als <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsbeper-<br />

king of concentratie echter vragen om een meer exacte bena<strong>de</strong>ring, is het veelal erg moeilijk om<br />

binnen <strong>de</strong> beschikbare tijd <strong>de</strong> noodzakelijke data boven water te krijgen en te analyseren. Hierbij<br />

gaat het erom om voornamelijk die bewijzen te verzamelen die een voldoen<strong>de</strong> overtuigend beeld<br />

opleveren. Hierbij speelt niet alleen <strong>de</strong> (economische) wetenschappelijke robuustheid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

verrichte analyse een rol, maar voornamelijk <strong>de</strong> mate waarin sprake is <strong>van</strong> wettelijk overtuigend<br />

bewijs.<br />

In toenemen<strong>de</strong> mate wordt door <strong>de</strong> Commissie, <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> en ook door <strong>de</strong> partijen zelf, economische<br />

expertise ingehuurd om <strong>de</strong> verzameling en <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> data uit te voeren. Men verwacht dat<br />

<strong>de</strong> ‘economiserings-trend’ in <strong>de</strong> toekomst ver<strong>de</strong>r zal toenemen. Het feit dat in Europese zaken nu<br />

reeds op wat bre<strong>de</strong>re schaal economische input wordt gebruikt, is te verklaren door <strong>de</strong> vaak grotere<br />

belangen die op Europees niveau spelen. <strong>De</strong> uitspraken <strong>van</strong> het Hof en <strong>de</strong> beschikkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Commissie fungeren voor <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> echter als leidraad, waardoor economische metho<strong>de</strong>n en tech-<br />

nieken die op Europees niveau wor<strong>de</strong>n gebruikt door <strong>de</strong> nationale me<strong>de</strong>dingingsautoriteit zullen<br />

wor<strong>de</strong>n overgenomen.<br />

Het feit dat het Europese (me<strong>de</strong>dingings-)beleid oorspronkelijk gericht is op het bevor<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

interne <strong>markt</strong>, kan volgens sommigen <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> economisering enigszins teniet doen.<br />

Volgens an<strong>de</strong>ren is in dit verband <strong>de</strong> nadruk op Europees-politieke belangen niet gerechtvaardigd<br />

35<br />

rapport no. 615


36<br />

(gesprek met <strong>NMa</strong>, januari 2002). Alleen als er sprake is <strong>van</strong> discriminatie tussen lan<strong>de</strong>n spelen <strong>de</strong>ze<br />

meer politieke belangen een rol. Dit sluit aan bij punt 32 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bekendmaking bepaling rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong> (EC, 1997): “<strong>De</strong> in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> het interne-<strong>markt</strong>programma met het oog op <strong>de</strong> opheffing <strong>van</strong> han<strong>de</strong>ls-<br />

belemmeringen en een ver<strong>de</strong>re integratie <strong>van</strong> <strong>de</strong> communautaire <strong>markt</strong>en vastgestel<strong>de</strong> en uitgevoer<strong>de</strong> maatregelen,<br />

kunnen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen voor <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging <strong>van</strong> een concentratie of een structurele gemeenschappe-<br />

lijke on<strong>de</strong>rneming niet over het hoofd wor<strong>de</strong>n gezien.” Vanwege <strong>de</strong> nagestreef<strong>de</strong> convergentie tussen het<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse en het Europese me<strong>de</strong>dingingsbeleid, lijkt Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> eigen vrijheid om afwijkend<br />

beleid te maken enigszins te beknotten.<br />

Conclusie<br />

Er is dui<strong>de</strong>lijk verschil in <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> intensiteit in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> per zaak. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> hanteert<br />

een efficiënte werkwijze door alleen dan intensief af te bakenen als het nodig is.<br />

Enerzijds zijn er zaken waarin <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wordt benoemd, maar niet expliciet wordt afgeba-<br />

kend, omdat het voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaak ver<strong>de</strong>r niet <strong>van</strong> belang is. An<strong>de</strong>rzijds zijn er zaken<br />

waarin een meer intensieve <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> vereist is, <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> mogelijk ernstige gevolgen <strong>van</strong><br />

een me<strong>de</strong>dingingsbeperken<strong>de</strong> gedraging of concentratie. In dit rapport spreken we <strong>van</strong> een econo-<br />

misch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> indien expliciet en specifiek op <strong>de</strong> zaak toegesne<strong>de</strong>n gebruik wordt<br />

gemaakt <strong>van</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken en <strong>van</strong> economische argumentatie. Bij<br />

<strong>de</strong>rgelijke zaken zal empirisch on<strong>de</strong>rzoek verricht wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> vereiste data boven water te<br />

krijgen. Er zijn daarnaast ook zaken waarbij <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wel afgebakend wordt, maar waarbij<br />

geen gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> econom(etr)ische analyses bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. In <strong>de</strong>ze<br />

gevallen werd hoofdzakelijk gebruik gemaakt <strong>van</strong> verwijzing naar besluiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>, het Hof,<br />

beschikkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie en informatie <strong>van</strong> (<strong>markt</strong>)partijen. Omdat <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> een<br />

zaak-specifieke aangelegenheid is, spelen besluiten of beschikkingen waarnaar verwezen wordt op<br />

het punt <strong>van</strong> een wel of niet economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> dan ook (nagenoeg) geen<br />

rol (een correlatiestudie gebruikt in zaak A kan niet gebruikt wor<strong>de</strong>n in zaak B). Veelal gaat het bij<br />

verwijzingen om <strong>de</strong> vraag of bepaal<strong>de</strong> gedragingen of effecten daar<strong>van</strong> in an<strong>de</strong>re zaken wel wer<strong>de</strong>n<br />

toegestaan.<br />

3.3 Bestu<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>NMa</strong>-zaken<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf wordt een steekproef <strong>van</strong> <strong>NMa</strong>-besluiten getrokken en bestu<strong>de</strong>erd. Eind 2001<br />

zijn bijna 2.800 zaken door <strong>NMa</strong> in behan<strong>de</strong>ling genomen. 37 Alle <strong>NMa</strong>-besluiten zijn via <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-<br />

website (http://www.nma-org.nl) oproepbaar. Uit dit totaal aantal besluiten is een steekproef<br />

37 Een recente besluit is <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-zaak 2787/Cap Gemini Ernst & Young ISM – Arbeidsvoorzieningsorganisatie<br />

(Werklinq) <strong>van</strong> 18 <strong>de</strong>cember 2001. <strong>De</strong> inschatting <strong>van</strong> bijna 2.800 zaken is dus reëel.


getrokken. Via <strong>de</strong> zoekmachine <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-site zijn op basis <strong>van</strong> het zoekwoord ‘rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>’<br />

300 documenten (circa 11% <strong>van</strong> het totaal aantal zaken) geselecteerd waaron<strong>de</strong>r 226 <strong>NMa</strong>-besluiten<br />

en 74 irrele<strong>van</strong>te documenten waaron<strong>de</strong>r persberichten, consultatiedocumenten, on<strong>de</strong>rzoeks-<br />

rapporten en dubbele hits. <strong>De</strong> netto steekproef omvatte circa 8% <strong>van</strong> het totaal aantal zaken. Door<br />

<strong>de</strong> <strong>NMa</strong> is bevestigd dat <strong>de</strong>ze selectiemetho<strong>de</strong> een goed beeld geeft <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> genomen<br />

besluiten. Bovendien kan op <strong>de</strong>ze manier controleerbaar wor<strong>de</strong>n vastgesteld wat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> in elke<br />

zaak zichtbaar heeft gedaan.<br />

Van elk <strong>NMa</strong>-besluit is in kaart gebracht of <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is afgebakend, en zo ja of er sprake<br />

is <strong>van</strong> een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. Daarnaast wordt bekeken<br />

of enkele belangrijke economische argumenten (toetredingsbarrières, koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en<br />

overstapkosten) wor<strong>de</strong>n gebruikt en of <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len strikt of tentatief wor<strong>de</strong>n gebruikt. <strong>De</strong>ze vijf<br />

vragen –die ook al in <strong>de</strong> inleiding wer<strong>de</strong>n genoemd– wor<strong>de</strong>n alleen voor <strong>de</strong> als economisch-on<strong>de</strong>r-<br />

bouwd getypeer<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>en beantwoord.<br />

In <strong>de</strong> besluiten is overigens slechts in een enkel geval een expliciete beschrijving <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong><br />

metho<strong>de</strong>n en technieken opgenomen (<strong>de</strong> zwaar<strong>de</strong>re twee<strong>de</strong> fase zaken, zoals zaak 1538: <strong>De</strong><br />

Telegraaf – <strong>De</strong> Limburger). Een besluit dient immers niet om <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> technieken uit <strong>de</strong><br />

doeken te doen. In <strong>de</strong> dossiers is vaak wel een uitvoerige beschrijving opgenomen. Wij hebben<br />

echter <strong>de</strong> besluiten en niet <strong>de</strong> dossiers bestu<strong>de</strong>erd. Een compleet overzicht <strong>van</strong> <strong>de</strong> door ons bestu-<br />

<strong>de</strong>er<strong>de</strong> besluiten is beschreven in <strong>de</strong> bijlage, die is opgenomen aan het eind <strong>van</strong> dit rapport.<br />

3.3.1 Wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> afgebakend?<br />

In 15 <strong>van</strong> <strong>de</strong> 226 geselecteer<strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-besluiten wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet (zichtbaar) afgebakend<br />

(dat is 6,6% <strong>van</strong> het aantal on<strong>de</strong>rzochte zaken). In <strong>de</strong> overige 211 zaken wordt <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wel afge-<br />

bakend, zij het dat dat in veel zaken niet expliciet gebeurt. Afbakening gebeurt in slechts 10 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

226 zaken met behulp <strong>van</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken in combinatie met economi-<br />

sche argumentatie (4,4%). Ten slotte werd <strong>de</strong> <strong>markt</strong> bij 201 zaken wel afgebakend, maar was <strong>de</strong>ze<br />

<strong>afbakening</strong> niet economisch-on<strong>de</strong>rbouwd.<br />

<strong>De</strong> volgen<strong>de</strong> 10 <strong>NMa</strong>-zaken zijn als economisch-on<strong>de</strong>rbouwd getypeerd: KLM – Shiva (zaak 11);<br />

Interpolis – Cobac (zaak 21); CVK Kalkzandsteen (zaak 124); Staatsloterij/Lotto/Bank-GiroLoterij<br />

(zaak 807); FCDF – <strong>De</strong> Kievit (zaak 1132); Wegener Arca<strong>de</strong> – VNU Dagbla<strong>de</strong>n (zaak 1528); <strong>De</strong><br />

Telegraaf – <strong>De</strong> Limburger (zaak 1538); Laurus – Groenwoudt (zaak 1628); Buhrmann Ubbens –<br />

Krijt Krommenie (zaak 1997); Gran Dorado – Center Parcs (zaak 2209).<br />

Het gaat hierbij voornamelijk om zaken in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> concentratietoezicht (8 <strong>van</strong> <strong>de</strong> 10). In <strong>de</strong><br />

overige 2 gevallen gaat het om een zaak met betrekking tot het kartelverbod en een zaak met<br />

37<br />

rapport no. 615


38<br />

betrekking tot en kartelverbod en misbruik <strong>van</strong> een economische machtspositie. <strong>De</strong>ze zaken<br />

wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> bijlage na<strong>de</strong>r uitgewerkt.<br />

Een mogelijke vertekening treedt op <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> selectie op basis <strong>van</strong> het zoekwoord ‘rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>’. Dit is echter niet zeer waarschijnlijk omdat in <strong>de</strong> zaken Vereniging vrije vogels/KLM (zaak<br />

273) en Swart/KLM (zaak 906) <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet expliciet wordt afgebakend, maar wel wordt<br />

genoemd. <strong>De</strong> vraag in <strong>de</strong> zaken 273 en 906 was of <strong>de</strong> KLM op <strong>de</strong> route Amsterdam-Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Antillen excessieve tarieven hanteert (misbruik maakt <strong>van</strong> een machtspositie). Om een machts-<br />

positie vast te kunnen stellen dient een rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te wor<strong>de</strong>n bepaald. In <strong>de</strong>ze zaak werd geen<br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> vastgesteld. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> ging er <strong>van</strong>uit dat <strong>de</strong> KLM een monopoliepositie heeft op <strong>de</strong><br />

kleinst mogelijke rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> (<strong>de</strong> directe vluchten Amsterdam-Ne<strong>de</strong>rlandse Antillen). Indien<br />

zou blijken dat <strong>de</strong> KLM op <strong>de</strong>ze nauw ge<strong>de</strong>finieer<strong>de</strong> <strong>markt</strong> geen misbruik maakt <strong>van</strong> haar machts-<br />

positie, zou daar ook geen sprake <strong>van</strong> kunnen zijn op een ruimer afgebaken<strong>de</strong> <strong>markt</strong>. Van tevoren<br />

was echter niet dui<strong>de</strong>lijk dat dit niet het geval zou zijn, en dat men dan alsnog <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zou moeten<br />

afbakenen. Sommigen vragen zich af of men niet beter meteen had moeten afbakenen (Van<br />

Damme, 2001). 38<br />

Ook bij <strong>de</strong> zaken die op een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> wijze wor<strong>de</strong>n afgebakend, wordt door <strong>de</strong><br />

<strong>NMa</strong> met een voorlopige <strong>markt</strong><strong>de</strong>finitie gewerkt. Zo trekt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> in <strong>de</strong> zaak Staatsloterij/<br />

Lotto/BankGiroLoterij (zaak 807) <strong>de</strong> conclusie dat het voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> concentratie<br />

niet uitmaakt of wordt uitgegaan <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> voor niet-risicovolle spelen waartoe alleen <strong>de</strong> lote-<br />

rijen behoren, of dat <strong>de</strong> (dagelijkse) lotto, sportprijsvragen en/of <strong>de</strong> krasloterij ook tot <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong><br />

kunnen wor<strong>de</strong>n gerekend. In <strong>de</strong> zaak Buhrmann Ubbens – Krijt Krommenie (zaak 1997) stelt <strong>de</strong><br />

<strong>NMa</strong> dat bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wordt uitgegaan <strong>van</strong> aparte groothan<strong>de</strong>ls-<br />

<strong>markt</strong>en, aangezien een ruimere <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> niet tot een an<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> concentratie leidt. Een an<strong>de</strong>re of ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> segmentering naar soorten vinylfolie kan om<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n achterwege blijven evenals <strong>de</strong> opsplitsing <strong>van</strong> <strong>de</strong> groothan<strong>de</strong>ls<strong>markt</strong> voor karton. In<br />

<strong>de</strong> zaak Gran Dorado – Center Parcs (zaak 2209) oor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat wat betreft <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in het mid<strong>de</strong>n kan blijven of moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> een aparte <strong>markt</strong><br />

voor vierseizoensvakantiedorpen, een <strong>markt</strong> voor parken met een aantal voorzieningen, een <strong>markt</strong><br />

voor bungalowparken, of dat wellicht an<strong>de</strong>re accommodatievormen in casu eveneens tot <strong>de</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> dienen te wor<strong>de</strong>n gerekend, omdat dit <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke beoor<strong>de</strong>ling niet beïnvloedt.<br />

38 Waarschijnlijk is <strong>van</strong>uit het oogpunt <strong>van</strong> procesefficiëntie niet gekozen voor een exacte <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>, maar voor<br />

een alternatieve aanpak (het vaststellen <strong>van</strong> al dan niet excessieve tarieven).


3.3.2 Zo ja, hoe wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> bepaald?<br />

Uit analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> 10 zaken met een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> blijkt dat in <strong>de</strong> besluiten<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> economische technieken waar<strong>van</strong> bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> gebruik<br />

is gemaakt, in het algemeen niet expliciet wor<strong>de</strong>n genoemd. Uitzon<strong>de</strong>ring hierop zijn <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase<br />

zaken Wegener Arca<strong>de</strong> – VNU Dagbla<strong>de</strong>n (zaak 1528) en <strong>De</strong> Telegraaf – <strong>De</strong> Limburger (zaak<br />

1538) waarin <strong>de</strong> gebruikte economische technieken wel wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

In bei<strong>de</strong> besluiten wordt weergegeven dat bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> gebruik gemaakt is <strong>van</strong> een door<br />

partijen overlegd rapport met een cross sectie-on<strong>de</strong>rzoek over relatie tussen <strong>de</strong> concentratiegraad<br />

op uitgeversniveau en <strong>de</strong> prijzen <strong>van</strong> regionale dagbla<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland (prijs-concentratie studie,<br />

zie paragraaf 2.5.4). Ver<strong>de</strong>r wordt in <strong>de</strong> besluiten aangegeven dat doorgaans (indien mogelijk) voor<br />

<strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> uitgegaan wordt <strong>van</strong> <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> hypothetische monopolist-<br />

test (SSNIP-test, zie paragraaf 2.4) en wordt uitgelegd wat <strong>de</strong>ze test inhoudt.<br />

Navraag bij <strong>NMa</strong> leert dat het uitvoerig beschrijven niet een doel is: er wordt bij het schrijven <strong>van</strong><br />

een economisch verslag alleen dan over gehanteer<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken geschreven als dat<br />

(juridisch) vereist is. Het doel <strong>van</strong> een besluit is over het algemeen niet om uit <strong>de</strong> doeken te doen<br />

welke metho<strong>de</strong>n en technieken zijn gebruikt. <strong>De</strong> gebruikte metho<strong>de</strong>n zijn wel gedocumenteerd in<br />

<strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> dossiers die indien noodzakelijk (bijvoorbeeld bij een rechtszaak) gebruikt kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r merken <strong>de</strong> gesprekspartners op dat voor met name twee<strong>de</strong> fase zaken geldt dat <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> op basis <strong>van</strong> een zwaar<strong>de</strong>re (economische) on<strong>de</strong>rbouwing afgebakend dient te<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>De</strong> eerst genoem<strong>de</strong> zaak, Wegener Arca<strong>de</strong> – VNU Dagbla<strong>de</strong>n, is een geval waarin <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> volgens<br />

<strong>de</strong> Rotterdamse rechtbank geen a<strong>de</strong>quate economische analyse had gebruikt bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>markt</strong>. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> bepaal<strong>de</strong> dat Wegener alleen on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> beperken<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n 16 regio-<br />

nale dagbla<strong>de</strong>n <strong>van</strong> VNU mocht overnemen. <strong>De</strong> Rotterdamse rechtbank stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen<br />

gelijk had<strong>de</strong>n in hun oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet juist had vastgesteld en dat <strong>de</strong><br />

<strong>NMa</strong> een betere economische analyse had moeten gebruiken. <strong>De</strong>ze uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rotterdamse<br />

rechter is zelf echter weer vernietigd door <strong>de</strong> Centrale Raad <strong>van</strong> Beroep voor het Bedrijfsleven.<br />

<strong>De</strong>ze rechtbank accepteer<strong>de</strong> het bewijsmateriaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> wel.<br />

Bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en hanteert <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> ook het argument <strong>van</strong> substitutie-keteneffecten (paragraaf<br />

2.2.3). In <strong>de</strong> zaken Laurus – Groenwoudt (zaak 1628) en Schuitema – Sperwer (zaak 2198) stelt <strong>de</strong><br />

<strong>NMa</strong> vast dat er sprake is <strong>van</strong> keteneffecten doordat <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n waarin super<strong>markt</strong>en klanten<br />

39<br />

rapport no. 615


40<br />

trekken elkaar overlappen. Op basis <strong>van</strong> dit keteneffect conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat <strong>de</strong> super<strong>markt</strong>en<br />

op nationaal niveau concurreren. 39<br />

Het feit dat in veel zaken geen gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> economische metho<strong>de</strong>n en technieken<br />

wil echter niet zeggen dat in die gevallen ook voorbij wordt gegaan aan <strong>de</strong> economische theorie.<br />

Economische argumentatie komt in meer<strong>de</strong>re <strong>NMa</strong>-besluiten voor. Zo wordt bijvoorbeeld in <strong>de</strong><br />

zaak Interpolis – Cobac (zaak 21) door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> beargumenteerd dat gelet op <strong>de</strong> specifieke eigen-<br />

schappen en prijs <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> gezien geen substituut bestaat voor kredietverzekeringen.<br />

3.3.3 Wordt er op aanbodsubstitutie en op het bestaan <strong>van</strong> toetredings-<br />

barrières gelet?<br />

In sommige <strong>van</strong> <strong>de</strong> besluiten <strong>van</strong> zaken die wij on<strong>de</strong>rzocht hebben, speelt aanbodsubstitutie een rol<br />

bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>.<br />

Zo wordt in <strong>de</strong> zaak FCDF – <strong>De</strong> Kievit (zaak 1132) op grond <strong>van</strong> aanbodsubstitutie<br />

geconclu<strong>de</strong>erd dat dunne en ingedikte wei tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong> behoren en dat <strong>de</strong>ze<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n niet in vergelijkbare mate aanwezig zijn tussen vloeibare wei en weipoe<strong>de</strong>r, zodat<br />

vloeibare wei en weipoe<strong>de</strong>r niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong> gerekend kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> zaak KLM – Shiva (zaak 11) is door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> aanbodsubstitutie on<strong>de</strong>rzocht <strong>van</strong><br />

an<strong>de</strong>re non-stopvliegroutes en indirecte vluchten.<br />

Ook in zaak Buhrmann Ubbens – Krijt Krommenie (zaak 1997) wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> naar<br />

aanbodsubstitutie gekeken. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> stelt dat noch producenten, noch groothan<strong>de</strong>laren binnen<br />

afzienbare tijd en zon<strong>de</strong>r aanzienlijke kosten en an<strong>de</strong>re belemmeringen schijnen te kunnen over-<br />

stappen naar een an<strong>de</strong>r segment. Er is dus een aparte groothan<strong>de</strong>ls<strong>markt</strong>.<br />

In <strong>de</strong> zaak Interpolis – Cobac (zaak 21) wordt het bestaan <strong>van</strong> toetredingsbarrières meegewogen bij<br />

<strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. Zo stelt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat ook <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> <strong>de</strong> krediet-<br />

verzekerings<strong>markt</strong> als aparte <strong>markt</strong> dient te wor<strong>de</strong>n beschouwd omdat een databestand <strong>van</strong> een<br />

kredietverzekeraar qua complexiteit en om<strong>van</strong>g aanmerkelijk verschilt <strong>van</strong> databestan<strong>de</strong>n die<br />

scha<strong>de</strong>verzekeraars aanleggen. <strong>De</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke database <strong>van</strong>af nul is voor een<br />

on<strong>de</strong>rnemer zeer tijdrovend. Gelet op <strong>de</strong> kosten, tijd en know-how die met het verkrijgen <strong>van</strong> een<br />

39 Sommige economen vragen zich af <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> in het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> overname <strong>van</strong> Groenwoudt door Laurus niet te<br />

overhaast te werk ging. Zo stellen Van Damme en Verboven (2001, p. 152) dat het feit dat <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n waarin super<strong>markt</strong>en<br />

klanten trekken elkaar overlappen, niets zegt over <strong>de</strong> intensiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie (daarvoor is uitgebreid<br />

consumentenon<strong>de</strong>rzoek nodig). Bovendien kan <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> één en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r in twee aanliggen<strong>de</strong><br />

gebie<strong>de</strong>n het keteneffect doorbreken.


databestand gemoeid zijn, is <strong>de</strong> kredietverzekerings<strong>markt</strong> een zeer specifieke <strong>markt</strong> die wordt<br />

gekenmerkt door aanzienlijke toetredingsbarrières, aldus <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>. 40<br />

3.3.4 Wordt er gelet op mogelijke koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en/of over-<br />

stapkosten?<br />

In verschillen<strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-besluiten wordt bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> aandacht besteed<br />

aan overstapkosten zon<strong>de</strong>r dat dit in <strong>de</strong> conclusie <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> expliciet wordt genoemd. Zo spelen<br />

overstapkosten bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in <strong>de</strong> zaak CVK Kalkzandsteen (zaak 124). <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> stelt<br />

dat bij <strong>de</strong> keuze <strong>van</strong> een materiaal voor wan<strong>de</strong>n (hetgeen invloed heeft op <strong>de</strong> bouwmetho<strong>de</strong> en vice<br />

versa) in praktijk <strong>de</strong> opdrachtgever, <strong>de</strong> architect, het bouwmanagement en <strong>de</strong> aannemer een zekere<br />

rol spelen en dat een aannemer zich gespecialiseerd heeft in een bepaal<strong>de</strong> bouwmetho<strong>de</strong> niet snel<br />

zal overstappen op een an<strong>de</strong>re bouwmetho<strong>de</strong>.<br />

3.3.5 Wor<strong>de</strong>n er strikte <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len gehanteerd of eer<strong>de</strong>r bre<strong>de</strong> mar-<br />

ges?<br />

<strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wordt veelal afgebakend om vervolgens <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len te kunnen bepalen. In<br />

sommige gevallen wordt bekeken of het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el boven een bepaal<strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong> uitkomt.<br />

In paragraaf 2.2.5 <strong>van</strong> dit rapport is beschreven in welke gevallen <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse me<strong>de</strong>dingings-<br />

wetgeving <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels hanteert. <strong>De</strong> vraag is vervolgens in hoeverre <strong>de</strong>rgelijke <strong>markt</strong>aan-<br />

<strong>de</strong>eldrempels al te strikt wor<strong>de</strong>n toegepast. Naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>-zaken<br />

is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len over het algemeen niet strikt wor<strong>de</strong>n gehanteerd. In onze steekproef<br />

is geen geval vertegenwoordigd waarin <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len strikt wor<strong>de</strong>n gehanteerd.<br />

In box 3.1 op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> pagina zijn enkele voorbeel<strong>de</strong>n weergegeven <strong>van</strong> <strong>NMa</strong>-zaken waarin<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len een belangrijke rol speel<strong>de</strong>n.<br />

40 Een twee<strong>de</strong> voorbeeld waarin toetredingsbarrières on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaken <strong>van</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> is <strong>de</strong> zaak 788<br />

(Max L. Wolters – Niesje Wolters <strong>van</strong> Bemmel). <strong>De</strong>ze zaak is niet in onze steekproef opgenomen. Hierin stelt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong><br />

dat het tijdschrift Poppen een economische machtspositie inneemt aangezien er maar (ten minste) één volwaardig<br />

alternatief tijdschrift bestaat. Bovendien blijkt het moeilijk te zijn om als aanbie<strong>de</strong>r tot <strong>de</strong> <strong>markt</strong> toe te tre<strong>de</strong>n.<br />

41<br />

rapport no. 615


42<br />

Box 3.1: Enkele <strong>NMa</strong>-zaken waarin <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len een belangrijke rol speel<strong>de</strong>n<br />

In het algemeen geldt dat, indien een machtspositie wordt vermoed, vaak ook an<strong>de</strong>re factoren wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht<br />

die <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>rnemingen bepalen, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> disciplineren<strong>de</strong> factoren<br />

(potentiële toetre<strong>de</strong>rs en <strong>de</strong> toegang tot voorzieningsbronnen en grondstoffen). Volgens <strong>de</strong> Memorie <strong>van</strong><br />

Toelichting op <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet duidt een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> meer dan 50% op een machtspositie.<br />

In zaak 807 (Staatsloterij – Lotto – BankGiro loterij) is het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe combinatie op <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> voor kansspelen tussen <strong>de</strong> 68 en 73%. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> stelt dat <strong>de</strong> nieuwe combinatie op <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong> (als ook<br />

op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor contante verkoop <strong>van</strong> loten) een economische machtspositie kan ontstaan en vereist<br />

daarom een vergunning (die geweigerd is op 13 oktober 1999).<br />

In zaak 124 (CVK Kalksteen: een fusie tussen kalksteenfabrieken die lid zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> coöperatie CVK) geldt<br />

dat CVK op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor bouwmaterialen in volume-termen een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 20% heeft. Op <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

voor bouwmaterialen voor constructieve wan<strong>de</strong>n bedraagt het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> CVK in volume-termen<br />

ruim 56%. Toch constateert <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> geen (potentiële) economische machtspositie omdat er tevens disciplineren<strong>de</strong><br />

factoren spelen. Zo heeft <strong>de</strong> bouwmaterialenhan<strong>de</strong>l belang bij lage prijzen voor kalkzandsteen. Dit leidt<br />

tot druk <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> waardoor afnemers bij een prijsverhoging zullen overstappen op<br />

alternatief bouwmateriaal (er is dus geen aparte <strong>markt</strong> voor kalksteen). Tevens neemt <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> in haar overweging<br />

mee dat <strong>de</strong> productie in bepaal<strong>de</strong> concurreren<strong>de</strong> bouwmaterialen in hoge mate geconcentreerd is bij<br />

een aantal <strong>markt</strong>partijen.<br />

In zaak 1132 (FCDF – <strong>De</strong> Kiviet) besluit <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> (eerste besluit <strong>van</strong> 23 <strong>de</strong>cember 1998) dat een vergunning<br />

vereist is omdat mogelijk sprake is <strong>van</strong> versterking <strong>van</strong> een economische machtspositie en dat er geen disciplineren<strong>de</strong><br />

factoren zijn die <strong>de</strong> versterking <strong>van</strong> <strong>de</strong> machtspositie <strong>van</strong> FCDF neutraliseren. <strong>De</strong> toename <strong>van</strong><br />

het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> FDCF op <strong>de</strong> regionale <strong>markt</strong> <strong>van</strong> wei met 0,1 tot 5% leidt tot een significante versterking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> machtspositie <strong>van</strong> FCDF omdat het huidige <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> FDCF op 75 tot 85% kan wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld. Van belang is in dit ka<strong>de</strong>r dat het aantal alternatieve afnemers voor wei in het werkgebeid <strong>van</strong> FDCF<br />

minimaal is.<br />

Ten slotte nog een zaak die niet in onze steekproef was opgenomen. In zaak 1331 PNEM/MEGA – EDON<br />

(elektriciteitssector) had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gezamenlijke partijen een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 40 tot 50%. Toch werd geconclu<strong>de</strong>erd<br />

dat een machtspositie mogelijk was. <strong>De</strong>ze nieuwe speler zou veruit <strong>de</strong> grootste speler op <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

wor<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> kwam tot <strong>de</strong> slotsom dat een vergunning vereist is, omdat er te weinig disciplineren<strong>de</strong> factoren<br />

zijn. Zo is <strong>de</strong> importcapaciteit <strong>van</strong> stroom <strong>de</strong> komen<strong>de</strong> jaren begrensd waardoor het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el niet<br />

on<strong>de</strong>r druk komt te staan. Ook op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>markt</strong> wordt er<strong>van</strong> uitgegaan dat geen nieuwe <strong>markt</strong>spelers<br />

zullen toetre<strong>de</strong>n, omdat er een overcapaciteit op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor productie voor elektriciteit is. Op <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> voor <strong>de</strong> levering <strong>van</strong> elektriciteit kan volgens <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> een machtspositie ontstaan, omdat <strong>de</strong> leveringsgebie<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> bedrijven niet overlappen en ze dus niet concurreren (<strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> netwerkduplicatie<br />

zijn immers hoog).<br />

3.4 Conclusie<br />

In dit hoofdstuk is een steekproef <strong>van</strong> <strong>NMa</strong>-besluiten bestu<strong>de</strong>erd. Een interessante en voor <strong>de</strong><br />

hand liggen<strong>de</strong> vraag is of er zaken zijn geweest waarbij <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> ten onrechte niet is overgegaan tot<br />

een expliciete <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>, of waarbij <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> ten onrechte wel een rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

heeft afgebakend. 41 Om <strong>de</strong>ze vraag te beantwoor<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n zeer vele dossiers bestu<strong>de</strong>erd moeten<br />

41 In paragraaf 3.3.1 wor<strong>de</strong>n overigens wel twee zaken genoemd waarin er mogelijk onterecht niet is afgebakend<br />

(Vereniging vrije vogels/KLM (zaak 273) en Swart/KLM (zaak 906)). Er zijn daarnaast volgens Van Marissing (2000,<br />

pp. 85-86) ook enkele gevallen waarin <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wel is afgebakend, terwijl dit voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> voorgenomen concentratie nauwelijks <strong>van</strong> belang lijkt. Hij noemt hier<strong>van</strong> 8 voorbeel<strong>de</strong>n (zaaknummers 55, 56,<br />

425,431, 785, 1064, 1138 en 1154). Wij merken op dat onterecht afbakenen in het algemeen geen probleem hoeft te<br />

zijn als het slechts gaat om het benoemen of veron<strong>de</strong>rstellen (dus niet expliciet afbakenen) <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. In<br />

dat geval is er immers ook niet veel tijd, menskracht en geld meegemoeid.


wor<strong>de</strong>n. Dossiers zijn niet zon<strong>de</strong>r meer toegankelijk voor <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n (zij moeten bijv. geanonimiseerd<br />

wor<strong>de</strong>n). Een <strong>de</strong>rgelijke studie valt buiten het <strong>de</strong> beschikbare ruimte voor dit on<strong>de</strong>rzoek. Een an<strong>de</strong>r<br />

punt is het feit dat <strong>de</strong> probleemstelling <strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek gaan<strong>de</strong>weg is bijgesteld. Aan<strong>van</strong>kelijk<br />

paste een analyse <strong>van</strong> besluiten beter in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksopzet dan een studie <strong>van</strong> dossiers.<br />

Omdat er in het on<strong>de</strong>rzoek niet met dossiers, maar met besluiten is gewerkt, is niet altijd dui<strong>de</strong>lijk<br />

welke econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken en welke economische argumenten zijn gebruikt.<br />

<strong>De</strong>rgelijke informatie is immers doorgaans niet (uitgebreid) in besluiten te vin<strong>de</strong>n. Dit feit gecom-<br />

bineerd met het relatief beperkte aantal besluiten waarbij sprake is <strong>van</strong> een economisch-on<strong>de</strong>r-<br />

bouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>, maakt het moeilijk om har<strong>de</strong> conclusies te trekken. Ondanks <strong>de</strong>ze beperken<strong>de</strong><br />

factoren kunnen er op basis <strong>van</strong> onze analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> steekproef <strong>van</strong> <strong>NMa</strong>-besluiten, <strong>de</strong> gesprekken<br />

met <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> en an<strong>de</strong>re (inter)nationale gesprekspartners, en <strong>de</strong> literatuur enkele conclusies wor<strong>de</strong>n<br />

getrokken. Box 3.2 geeft in het kort <strong>de</strong> conclusies weer. <strong>De</strong>ze zullen in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tekst<br />

wor<strong>de</strong>n toegelicht.<br />

Box 3.2: <strong>De</strong> conclusies <strong>van</strong> hoofdstuk 3<br />

1. In slechts een klein <strong>de</strong>el (


44<br />

meren<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaken gebeurt dat zon<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>rgelijke economische on<strong>de</strong>rbouwing (88,9%),<br />

terwijl in 6,6% <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaken in <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> besluiten helemaal niet over <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

wordt gesproken.<br />

<strong>De</strong> twee<strong>de</strong> vraag gaat in op <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken. Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> steekproef is<br />

<strong>de</strong>ze vraag moeilijk te beantwoor<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n en technieken meestal niet<br />

in <strong>de</strong> besluiten staan genoemd. Echter, me<strong>de</strong> op grond <strong>van</strong> het lage percentage <strong>van</strong> economische te<br />

typeren <strong>afbakening</strong>en en <strong>de</strong> signalen in <strong>de</strong> literatuur en <strong>de</strong> gesprekken, lijkt <strong>de</strong> conclusie gerecht-<br />

vaardigd dat het complete arsenaal aan metho<strong>de</strong>n en technieken, zoals dat in paragraaf 2.5 <strong>van</strong> dit<br />

rapport is opgesomd, nog niet in volle sterkte door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> wordt ingezet. Dit heeft me<strong>de</strong> te<br />

maken met het feit dat <strong>de</strong> economisering <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in Europa pas recent (eigenlijk<br />

sinds <strong>de</strong> Bekendmaking <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in 1997) echt op gang is gekomen. Bovendien geldt –zoals<br />

al meer<strong>de</strong>re malen is opgemerkt– dat een nauwkeurige <strong>afbakening</strong>, waarbij gebruik wordt gemaakt<br />

<strong>van</strong> economische metho<strong>de</strong>n en technieken, lang niet altijd nodig is.<br />

Bij beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> vraag blijkt dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> over het algemeen aanbodsubstitutie mee-<br />

neemt in <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> en dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> oog heeft voor het al dan niet bestaan <strong>van</strong> toetredingsbar-<br />

rières. Tevens blijkt dat koppelingen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en/of overstapkosten een rol spelen bij <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> zaken. <strong>De</strong>ze vragen kunnen echter niet uitputtend wor<strong>de</strong>n beantwoord omdat<br />

slechts naar 10 zaken is gekeken.<br />

Dit geldt ook voor beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> vraag: over het strikte dan wel soepele gebruik <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempels. Het gebruiken <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len en concentratie als analyse-instrumenten<br />

vereist een coherente procedure voor <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. Een te ruime afbake-<br />

ning leidt tot lage <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len waardoor het min<strong>de</strong>r waarschijnlijk wordt dat dominante posities<br />

wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Een te nauwe <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> heeft het omgekeer<strong>de</strong> effect. Er zijn verschil-<br />

len<strong>de</strong> aanwijzingen dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> zich bewust is <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong> op <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>positie of <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el. Ook <strong>de</strong> wetgever lijkt zich hier<strong>van</strong><br />

bewust te zijn. Een voorbeeld daar<strong>van</strong> is het feit dat <strong>de</strong> wetgever uit overwegingen <strong>van</strong> rechtszeker-<br />

heid heeft gekozen voor omzetdrempels in het concentratietoezicht en als bagatelcriterium (zie<br />

hoofdstuk 2).


Hoofdstuk 4<br />

Kritiek op <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring bij <strong>markt</strong>afba-<br />

kening<br />

“Unless economic efficiency is held to be of no importance, one can no more avoid the use of economic mo<strong>de</strong>ls in this<br />

context than one can avoid speaking prose”. (Schmalensee (1979), <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> economische expert bij <strong>de</strong><br />

ver<strong>de</strong>diging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Microsoft-zaak)<br />

In <strong>de</strong> United Brands-zaak uit 1978 is het gebrek aan economische overwegingen bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> dui<strong>de</strong>lijk. 42 United Brands Company (UBC) was begin jaren ’70 wereldwijd één <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

grootste bananenproducenten. In Europa had UBC zelfs een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 40%. In <strong>de</strong> zaak<br />

ging het om <strong>de</strong> vraag of UBC misbruik maakte <strong>van</strong> zijn machtspositie. Dit misbruik uitte zich<br />

volgens <strong>de</strong> Commissie op twee manieren. Ten eerste doordat UBC bedrijven die bananen rijpen<br />

verbood om <strong>de</strong> groene bananen door te verkopen. En, ten twee<strong>de</strong> doordat UBC een <strong>De</strong>ense<br />

bananendistributeur boycotte, omdat die ook han<strong>de</strong>l<strong>de</strong> in bananen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re producenten. <strong>De</strong><br />

<strong>de</strong>finitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> speel<strong>de</strong> een belangrijke rol in <strong>de</strong>ze zaak. UBC stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong> ruim moest wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>finieerd (vers fruit). Op <strong>de</strong>ze ruime <strong>markt</strong> zou het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

UBC verwaarloosbaar klein zijn. Het Hof stel<strong>de</strong> echter dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> uit bananen<br />

bestaat. 43<br />

Bij <strong>de</strong>ze <strong>afbakening</strong> gebruikte het Hof een –<strong>van</strong>uit economisch perspectief– nogal eigen-<br />

aardige bena<strong>de</strong>ring: “the banana has certain characteristics, appearance, taste, softness, seedlessness, easy handling,<br />

a constant level of production which enable it to satisfy the constant needs of an important section of the population<br />

consisting of the very young, the old and the sick” (par. 31). Aan <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> liggen geen consu-<br />

mentenon<strong>de</strong>rzoek of marketingstudies ten grondslag. Bovendien is er geen economisch argument te<br />

herkennen in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering <strong>van</strong> het Hof (<strong>de</strong> twee producten behoren niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product-<br />

<strong>markt</strong> omdat ze verschillen<strong>de</strong> fysieke kenmerken hebben). Een economischer bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

productkenmerken kan binnen het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een SSNIP-test wor<strong>de</strong>n gegoten door een link te<br />

leggen tussen <strong>de</strong> productkenmerken <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> substitueerbaarheid. Een <strong>de</strong>rgelijke re<strong>de</strong>nering<br />

stelt dat <strong>de</strong> twee producten niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong> behoren, omdat ze verschillen<strong>de</strong> fysieke<br />

kenmerken hebben die ertoe lei<strong>de</strong>n dat slechts in geringe mate sprake is <strong>van</strong> vraag of aanbod-<br />

substitutie.<br />

42 HvJEG 14 februari 1978, zaak 27/76 (United Brands), Jur. 1978, 207.<br />

43 Hiermee maakte het Hof een veelvoorkomen<strong>de</strong> analytische fout, doordat <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> consumenten<strong>markt</strong> voor<br />

rijpe bananen als maatgevend wordt beschouwd voor <strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor groene bananen die aan distributeurs<br />

wor<strong>de</strong>n verkocht (Haffner, 1997, p. 213).<br />

45<br />

rapport no. 615


46<br />

Tegenwoordig spelen economische bena<strong>de</strong>ringen en empirische metho<strong>de</strong>n en technieken een<br />

steeds belangrijkere rol bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op <strong>de</strong> mogelijke<br />

kritiek <strong>van</strong> economen op <strong>de</strong> praktijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>.<br />

4.1 Inleiding<br />

Rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en wor<strong>de</strong>n veelal afgebakend om <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len en concentratiematen als analyse-<br />

instrumenten te kunnen gebruiken. Hiertoe wordt in <strong>de</strong> meeste lan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> SSNIP-test gebruikt,<br />

waarbij producten en regio’s wor<strong>de</strong>n toegevoegd aan <strong>de</strong> <strong>markt</strong> tot het moment dat <strong>de</strong> producent <strong>de</strong><br />

prijs niet langer op een winstgeven<strong>de</strong> manier kan verhogen. Sommigen vragen zich af of <strong>de</strong>ze bena-<br />

<strong>de</strong>ring, waarbij producten en regio’s wor<strong>de</strong>n toegevoegd of weggelaten (‘in/out distinction’), wel <strong>de</strong><br />

meest optimale bena<strong>de</strong>ring inhoudt voor me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten (Geroski, 1998, p. 681). Het gaat<br />

bij me<strong>de</strong>dingingstoezicht immers niet primair om <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len, maar om het blootleggen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> beperkingen ten aanzien <strong>van</strong> het prijsstellend gedrag <strong>van</strong> een vermeen<strong>de</strong> monopolist. In dat<br />

geval maakt het niet uit hoe <strong>de</strong> <strong>markt</strong> ge<strong>de</strong>finieerd wordt. “A narrow <strong>de</strong>finition produces a high (market)<br />

share, but exclu<strong>de</strong>s forces acting on the firm from outsi<strong>de</strong> the market […] A broad <strong>de</strong>finition may embrace the forces<br />

that were external to the narrow market, but may also inclu<strong>de</strong> products whose presence impinges little upon the firm<br />

being investigated […] Whatever <strong>de</strong>finition is adopted, the ultimate answer should be the same.” (Hay and<br />

Vickers in: Geroski, 1998).<br />

In <strong>de</strong> rest <strong>van</strong> dit hoofdstuk wordt veron<strong>de</strong>rsteld dat me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten –ondanks <strong>de</strong> boven-<br />

staan<strong>de</strong> opmerking– waar<strong>de</strong> hechten aan <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> (bijvoorbeeld om <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len en<br />

concentratiematen te kunnen bepalen).<br />

4.2 Economische kritiek op <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf wordt <strong>de</strong> kritiek geïnventariseerd die <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> economische hoek is gekomen op<br />

<strong>de</strong> gangbare praktijk <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Hiertoe is getracht om <strong>de</strong> ro<strong>de</strong> draad in <strong>de</strong> literatuur<br />

over dit on<strong>de</strong>rwerp te ont<strong>de</strong>kken. Onze zoektocht leid<strong>de</strong> tot een zestiental mogelijke kritiekpunten<br />

die hier in willekeurige volgor<strong>de</strong> staan opgesomd. Sommige punten zijn meer wetenschappelijk <strong>van</strong><br />

aard en an<strong>de</strong>re meer praktisch <strong>van</strong> aard. Het zestien<strong>de</strong> punt is eigenlijk geen kritiekpunt, maar een<br />

verzamelpunt voor juridische en economische verschillen: ex-ante en ex-post bena<strong>de</strong>ring. <strong>De</strong><br />

zestien punten wor<strong>de</strong>n hieron<strong>de</strong>r in subparagrafen beschreven.<br />

1. Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> cellophane fallacy.<br />

2. Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> reverse cellophane fallacy.<br />

3. Markt<strong>afbakening</strong> en te lage prijzen.


4. Markt<strong>afbakening</strong> en prijs-ongevoelige consumenten.<br />

5. Markt<strong>afbakening</strong> en substitutie.<br />

6. Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> rol <strong>van</strong> aanbodsubstitutie/potentiële toetreding.<br />

7. (Geografische) Markt<strong>afbakening</strong> in een kleine, open economie als Ne<strong>de</strong>rland.<br />

8. Markt<strong>afbakening</strong> en productdifferentiatie.<br />

9. Markt<strong>afbakening</strong> en keteneffecten.<br />

10. Markt<strong>afbakening</strong> en cluster<strong>markt</strong>en.<br />

11. Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en.<br />

12. Markt<strong>afbakening</strong> bij Schumpeterian industries: <strong>de</strong> SSNIPP-test.<br />

13. Markt<strong>afbakening</strong> en netwerksectoren.<br />

14. Markt<strong>afbakening</strong> op basis <strong>van</strong> consumentenpreferenties.<br />

15. Markt<strong>afbakening</strong> of <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht.<br />

16. Markt<strong>afbakening</strong> en rechtszekerheid.<br />

4.2.1 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> cellophane fallacy<br />

<strong>De</strong> cellophane fallacy speelt een rol bij dominantie- en misbruikzaken. <strong>De</strong> vraag is dan namelijk of het<br />

huidige prijsniveau wel <strong>de</strong> juiste maatstaf is om prijsstijgingen tegen af te zetten. Zo kunnen<br />

producten substituten lijken (en dus lei<strong>de</strong>n tot een te bre<strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>) als wordt uitgegaan<br />

<strong>van</strong> monopolieprijzen, terwijl <strong>de</strong>ze producten geen substituten zijn (en dus voor elk <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

producten aparte <strong>markt</strong>en zijn te <strong>de</strong>finiëren) als wordt uitgegaan <strong>van</strong> competitieve prijzen. Dit is<br />

gebeurd in <strong>de</strong> Du Pont-zaak. 44 In die zaak pleitte Du Pont dat cellofaan geen aparte <strong>markt</strong> was, maar<br />

dat het een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vorm<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> ruimere <strong>markt</strong> voor flexibele verpakkingsmaterialen (zoals<br />

aluminium folie et cetera). <strong>De</strong> hoge eigen prijselasticiteit <strong>van</strong> Du Pont beteken<strong>de</strong> in dit geval<br />

waarschijnlijk dat Du Pont –als enige aanbie<strong>de</strong>r <strong>van</strong> cellofaan– monopoliemacht uitoefen<strong>de</strong> en <strong>de</strong><br />

prijzen boven het competitieve niveau had gesteld. Bij dit hoge prijsniveau wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

verpakkingsmaterialen substituten, terwijl ze dat niet waren geweest als Du Pont meer concurre-<br />

ren<strong>de</strong> prijzen had gesteld.<br />

Kort gezegd komt <strong>de</strong> cellophane fallacy dus neer op het volgen<strong>de</strong>. Als <strong>de</strong> <strong>markt</strong>structuur een te hoge<br />

prijs toelaat (bijv. hoger dan <strong>de</strong> marginale kosten), dan is <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> prijselasticiteit over het<br />

algemeen relatief hoog. Bij <strong>de</strong>ze hoge prijsgevoeligheid is het afzetverlies bij een prijsverhoging <strong>van</strong><br />

5-10% à la <strong>de</strong> SSNIP-test groot, en moet <strong>de</strong> <strong>markt</strong> ruimer –te ruim– wor<strong>de</strong>n afgebakend.<br />

<strong>De</strong> oorzaak <strong>van</strong> <strong>de</strong> cellophane fallacy is dui<strong>de</strong>lijk in elk micro-economiehandboek beschreven. Een<br />

winstmaximaliseren<strong>de</strong> monopolist zet een hogere prijs dan <strong>de</strong> prijs die zou resulteren op een meer<br />

44 US versus E.I. du Pont <strong>de</strong> Nemours & Co [1956] 351 US 377.<br />

47<br />

rapport no. 615


48<br />

competitieve <strong>markt</strong>. Door <strong>de</strong> hogere prijs is <strong>de</strong> monopolist echter wel afzet kwijt aan allerlei an<strong>de</strong>re<br />

producten. <strong>De</strong> monopolist zal <strong>de</strong> prijs net zo lang verhogen totdat het afzetverlies te groot wordt<br />

en <strong>de</strong> winst afneemt. In een monopoliesituatie geldt dus dat zelfs een kleine prijsstijging ten<br />

opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> (winstmaximaliseren<strong>de</strong>) monopolieprijs altijd verliesgevend is. Een monopolist kan<br />

nooit op een winstgeven<strong>de</strong> wijze zijn prijs verhogen (à la <strong>de</strong> SSNIP-test) en dus moet <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

wor<strong>de</strong>n uitgebreid met regio’s of substituten (of eigenlijk zoals hierboven gesteld: ‘allerlei an<strong>de</strong>re<br />

producten’). Door <strong>de</strong>ze uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zal het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> monopolist dalen en<br />

daarmee <strong>de</strong> kans dat hij <strong>markt</strong>macht uitoefent.<br />

Bij fusies speelt er geen cellophane fallacy (Van Damme en Verboven, 2001, p. 150). Bij fusies is een<br />

me<strong>de</strong>dingingsautoriteit geïnteresseerd in <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> concurrentieverhoudingen op en na<br />

het moment <strong>van</strong> <strong>de</strong> fusie: wordt er significante additionele <strong>markt</strong>macht gecreëerd ten opzichte <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> huidige situatie? Daarbij zijn <strong>de</strong> huidige prijzen het uitgangspunt om bijvoorbeeld <strong>de</strong> vraag- en<br />

aanbodsubstituten te i<strong>de</strong>ntificeren. Bij met name verticale overeenkomsten kan <strong>de</strong> cellophane fallacy<br />

ook een belangrijke rol spelen als het doel <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is om <strong>markt</strong>macht te i<strong>de</strong>ntifice-<br />

ren die voor <strong>de</strong> verticale integratie ook reeds bestond. Bij horizontale overeenkomsten, zoals R&D<br />

overeenkomsten, geldt <strong>de</strong> cellophane fallacy meestal niet omdat <strong>de</strong> nadruk in die gevallen niet ligt op<br />

<strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht vóór <strong>de</strong> overeenkomst, maar op <strong>de</strong> creatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> over-<br />

eenkomst. Markt<strong>afbakening</strong> moet bij <strong>de</strong>ze laatste overeenkomsten net als bij een fusie wor<strong>de</strong>n<br />

bena<strong>de</strong>rd.<br />

<strong>De</strong> cellophane fallacy speelt dus voornamelijk een rol bij het bestaan <strong>van</strong> een dominante positie, zoals<br />

bij misbruik of overeenkomsten. Als een dominante positie reeds bestaat, is <strong>de</strong> kans immers groot<br />

dat <strong>de</strong> prijs boven het competitieve niveau ligt, waardoor een 5% prijsstijging niet veel meer zegt.<br />

Het probleem is natuurlijk wel hoe het competitieve of eventueel het aanvaardbare prijsniveau moet<br />

wor<strong>de</strong>n bepaald. In <strong>de</strong> Bekendmaking inzake <strong>markt</strong>bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie (EC, 1997) wordt<br />

volgens sommige economen te weinig rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> cellophane fallacy (Baker en Wu,<br />

1998). Punt 19 <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze Bekendmaking luidt als volgt: “<strong>De</strong> prijs waarmee rekening moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n,<br />

is in het algemeen, en vooral bij het on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> concentratiezaken, <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>markt</strong>prijs. Daar<strong>van</strong> kan eventueel<br />

wor<strong>de</strong>n afgeweken wanneer <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>markt</strong>prijs is vastgesteld bij gebrek aan voldoen<strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging. Vooral bij het<br />

on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> misbruiken <strong>van</strong> machtsposities wordt rekening gehou<strong>de</strong>n met het feit dat <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> prijs reeds aan-<br />

zienlijk kan zijn verhoogd.” <strong>De</strong> bovengenoem<strong>de</strong> kritische economen stellen dat <strong>de</strong>ze frase nietszeg-<br />

gend is. Immers, als <strong>de</strong> competitieve prijs bekend zou zijn, is <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

in feite overbodig (los <strong>van</strong> eventuele juridische vereisten). Als <strong>de</strong> competitieve prijs bekend is, kan<br />

<strong>de</strong>ze vergeleken wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> huidige prijs. Als <strong>de</strong> huidige prijs dui<strong>de</strong>lijk hoger ligt, kan er sprake<br />

zijn <strong>van</strong> misbruik <strong>van</strong> een dominante positie. Op welke <strong>markt</strong> dat precies het geval is, is daarbij <strong>van</strong><br />

on<strong>de</strong>rgeschikt belang. <strong>De</strong>ze directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht (zie paragraaf 4.2.15) is in praktijk<br />

echter niet altijd mogelijk omdat <strong>de</strong> competitieve prijs niet bekend is. In <strong>de</strong> literatuur wordt wel<br />

voorgesteld om een schatting te maken <strong>van</strong> <strong>de</strong> lange termijn marginale kosten als indicator voor <strong>de</strong><br />

competitieve prijs (Wer<strong>de</strong>n, 2000).


Het gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> cellophane fallacy is dat het bij monopoliezaken niet langer mogelijk is om <strong>de</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> met behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test af te bakenen. Tevens is het veel min<strong>de</strong>r goed mogelijk<br />

om empirische data te gebruiken bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> (in bijvoorbeeld prijscorrelaties), omdat<br />

<strong>de</strong>ze data <strong>de</strong> huidige situatie weergeven en dus een vertekend beeld geven. In <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

White (1999): “At the center of this quandary is the absence of a market <strong>de</strong>finition paradigm that could specify<br />

market boundaries (and thus permit the i<strong>de</strong>ntification of market participants and market shares) in a way that<br />

would be free of the distortions created by a monopolist's elevated price. […] <strong>de</strong>termining market boundaries […] in<br />

alleged monopolization cases have yet to receive a satisfactory solution.” Wer<strong>de</strong>n (2000) stelt hier tegenover dat<br />

<strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht (zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>markt</strong> af te bakenen) bij monopoliezaken bruik-<br />

baar<strong>de</strong>r is dan het SSNIP-<strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r. Dit werd hierboven reeds kort gemeld, en komt in paragraaf<br />

4.2.15 uitgebrei<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />

4.2.2 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> reverse cellophane fallacy<br />

Volgens Froeb en Wer<strong>de</strong>n (1991 en 1992) is <strong>de</strong> cellophane fallacy een specifiek geval <strong>van</strong> een algemeen<br />

fenomeen. Er bestaat namelijk ook een reverse cellophane fallacy: <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> gebaseerd op <strong>de</strong><br />

huidige elasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag kan lei<strong>de</strong>n tot een te nauwe <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

waardoor <strong>de</strong> voorgespiegel<strong>de</strong> potentiële <strong>markt</strong>macht na <strong>de</strong> fusie overdreven groot is. <strong>De</strong> reverse<br />

cellophane fallacy komt neer op het volgen<strong>de</strong> (zie hieron<strong>de</strong>r voor een toelichting). Door bij <strong>de</strong> schat-<br />

ting <strong>van</strong> elasticiteiten uit te gaan <strong>van</strong> het competitieve prijsniveau, wordt <strong>de</strong> monopolie mark-up<br />

overschat omdat <strong>de</strong> prijselasticiteiten over het algemeen toenemen naarmate een <strong>markt</strong> dichter in<br />

<strong>de</strong> buurt <strong>van</strong> een monopoliesituatie komt. Merk op dat daar waar <strong>de</strong> cellophane fallacy leidt tot te<br />

ruime <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>, <strong>de</strong> reverse cellophane fallacy leidt tot te nauw afgebaken<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en.<br />

In paragraaf 2.5.1 werd al vermeld dat <strong>de</strong> elasticiteit bij analyses op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> residuele vraag vaak<br />

wor<strong>de</strong>n gebruikt om het relatieve verschil tussen <strong>de</strong> monopolieprijs en <strong>de</strong> huidige prijs te voorspel-<br />

len. Omdat <strong>de</strong>ze residuele elasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag in een niet-monopolie situatie hoger is dan in een<br />

monopoliesituatie (i.e., <strong>de</strong> elasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag neemt toe als <strong>de</strong> prijs toeneemt langs <strong>de</strong> vraag-<br />

curve), wordt <strong>de</strong> monopolie mark-up overschat als <strong>de</strong> elasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag in een niet-monopolie<br />

situatie als uitgangspunt wordt genomen. Een voorbeeld <strong>van</strong> Froeb en Wer<strong>de</strong>n licht dit toe (1992,<br />

p. 243). “Consi<strong>de</strong>r, for example, the simplest possible case of linear <strong>de</strong>mand, constant marginal cost, and an initially<br />

competitive equilibrium. In this case, the monopoly quantity will be half the competitive quantity no matter how small<br />

the monopoly price increase. If we use an accurate estimate of the elasticity of <strong>de</strong>mand at the prevailing price to make<br />

predictions, we will overestimate the price increase that a monopolist would impose by at least a hundred percent.”<br />

<strong>De</strong> oorzaak <strong>van</strong> <strong>de</strong> reverse cellophane fallacy is het feit dat elasticiteiten puntschattingen zijn uitgaan<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> prijs en hoeveelheid ergens op <strong>de</strong> vraagcurve. <strong>De</strong> schattingen zijn dus conditio-<br />

neel op alle <strong>markt</strong>variabelen, zoals <strong>de</strong> <strong>markt</strong>structuur (bijv. het aantal bedrijven) en het <strong>markt</strong>gedrag<br />

<strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen (sterk concurrerend of samenspannend). <strong>De</strong>ze puntschattingen liggen in <strong>de</strong><br />

49<br />

rapport no. 615


50<br />

buurt <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> steekproef. Omdat <strong>de</strong> prijzen en <strong>de</strong> hoeveelhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> steekproef<br />

hoogstwaarschijnlijk niet overeenkomen met <strong>de</strong> prijzen en hoeveelhe<strong>de</strong>n in een monopoliesituatie,<br />

en omdat er geen re<strong>de</strong>n is om te veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> elasticiteit constant is, zal <strong>de</strong> elasticiteit<br />

moeten wor<strong>de</strong>n geëxtrapoleerd om <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> fusie te kunnen voorspellen. Dit impliceert<br />

grote foutmarges (zijn <strong>de</strong> vraag- en kostencondities in <strong>de</strong> monopoliesituatie wel hetzelf<strong>de</strong> als in <strong>de</strong><br />

uitgangssituatie?). Zelfs als kwalitatief zeer goe<strong>de</strong> historische data beschikbaar zijn, kan men in <strong>de</strong><br />

fout gaan met voorspellen omdat zelfs op het oog structurele <strong>markt</strong>condities veran<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> tijd.<br />

Vanuit praktisch oogpunt, is het zeer waarschijnlijk dat residuele vraagschatters een hoge variantie<br />

hebben. Dit heeft niet alleen te maken met <strong>de</strong> complexe dynamiek <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en, maar ook met<br />

dataproblemen (zijn er wel gegevens over marginale en/of factorkosten? welke variabelen nemen<br />

we op in het mo<strong>de</strong>l?). Dit laatste leidt tot zeer verschillen<strong>de</strong> schattingen afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> gekozen<br />

specificatie.<br />

Ondanks <strong>de</strong>ze beperkingen bij het gebruik <strong>van</strong> elasticiteiten, stellen Froeb en Wer<strong>de</strong>n dat het<br />

schatten <strong>van</strong> elasticiteiten zeer bruikbaar kan zijn bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en bij het voorspellen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

effecten <strong>van</strong> een fusie. <strong>De</strong> resultaten dienen <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> reverse cellophane fallacy wel uiterst<br />

voorzichtig geïnterpreteerd te wor<strong>de</strong>n. In een vervolgartikel uit 1993 schrijven Froeb en Wer<strong>de</strong>n<br />

dat <strong>de</strong> schatting <strong>van</strong> elasticiteiten niet op zichzelf mag staan, en dat voorafgaand aan eventuele<br />

schattingen eerst goed nagedacht dient te wor<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> factoren die aan <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht ten<br />

grondslag kunnen liggen. Zij merken op dat statistische toetsing <strong>van</strong> prijzen en an<strong>de</strong>re empirische<br />

metho<strong>de</strong>s <strong>de</strong>ze overweging niet kunnen ver<strong>van</strong>gen. 45 Ten slotte stellen <strong>de</strong> auteurs dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>-<br />

<strong>afbakening</strong> afgerond zou moeten wor<strong>de</strong>n met simulaties <strong>van</strong> reacties <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong>.<br />

4.2.3 Markt<strong>afbakening</strong> en te lage prijzen<br />

Bij <strong>de</strong> cellophane fallacy zijn <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> prijzen te hoog. Het kan echter ook voorkomen dat<br />

prijzen te laag zijn, dat wil zeggen lager dan het competitieve niveau. Dit is bijvoorbeeld het geval<br />

bij roofprijzen (predatory pricing 46), bij ruïneuze concurrentie 47, of bij een agressieve nieuwe speler die<br />

met zeer scherpe prijzen een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> naar zich toe probeert te trekken. Als <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n<br />

45 Froeb en Wer<strong>de</strong>n (1993) wijzen tevens op <strong>de</strong> gevaren <strong>van</strong> ‘eenvoudigere’ toetsen die toegepast wor<strong>de</strong>n indien<br />

prijselasticiteiten niet geschat kunnen wor<strong>de</strong>n: toetsen op historische prijsdata, zoals correlaties, speeds of adjustment<br />

toetsen, <strong>de</strong> econometrische toetsen <strong>van</strong> Granger causaliteit, exogeneity en co-integratie (zie paragraaf 2.5.3 in hoofdstuk 2<br />

<strong>van</strong> dit rapport). <strong>De</strong>ze analyses dienen met veel voorzichtigheid toegepast wor<strong>de</strong>n –indien ze überhaupt al toegepast<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n. Zelfs dit wordt door Froeb en Wer<strong>de</strong>n betwijfeld.<br />

46 Bij predatory pricing zet een dominante speler zo’n lage prijs dat toetre<strong>de</strong>rs verjaagd wor<strong>de</strong>n. Of an<strong>de</strong>rs geformuleerd:<br />

roofprijzen zijn prijzen die zo laag zijn dat <strong>de</strong> daaruit resulteren<strong>de</strong> verkopen niet direct winstgevend zijn, maar indirect<br />

wel, omdat ze een veran<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> <strong>markt</strong>structuur bewerkstelligen die het bedrijf in staat stelt in die omstandighe<strong>de</strong>n<br />

meer winst te maken, en wel zoveel meer dat <strong>de</strong> initiële verliezen meer dan goedgemaakt wor<strong>de</strong>n (Van Damme en<br />

Verboven, 2001, p. 171).<br />

47 Met ruïneuze concurrentie wordt een situatie bedoeld, waarin <strong>de</strong> concurrentie te sterk is en investeringen en innovatie<br />

in gevaar komen.


<strong>van</strong> te lage prijzen lang duren (langer dan het korte termijn tijdska<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test), bestaat<br />

het gevaar dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>en te nauw wor<strong>de</strong>n afgebakend (Crocioni, 2001). Bij prijzen on<strong>de</strong>r het<br />

competitieve niveau is een prijsstijging namelijk al snel winstgevend.<br />

4.2.4 Markt<strong>afbakening</strong> en prijs-ongevoelige consumenten<br />

Markt<strong>afbakening</strong> en prijs-ongevoelige consumenten. Bij <strong>de</strong> SSNIP-test gaat het om <strong>de</strong> korte termijn<br />

reactie <strong>van</strong> consumenten (en <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re aanbie<strong>de</strong>rs) op een prijsveran<strong>de</strong>ring. Indien consumenten<br />

echter niet erg gevoelig zijn voor prijsveran<strong>de</strong>ringen, kan <strong>de</strong> nadruk op prijsveran<strong>de</strong>ringen lei<strong>de</strong>n tot<br />

een te nauwe <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. “Application of the SSNIP-test in an industry where competition is perfor-<br />

mance-based (almost always true when product innovation is present) rather than purely price-related is likely to create<br />

a downward bias in the <strong>de</strong>finition of the size of the rele<strong>van</strong>t product market, and a corresponding upward bias in the<br />

assessment of market power.” (Bishop en Walker, 1999). Het gaat hier om <strong>markt</strong>en waarop niet gecon-<br />

curreerd wordt met prijs-instrumenten. Er wordt geconcurreerd op kwaliteit, status, mo<strong>de</strong> en het<br />

tijdstip <strong>van</strong> consumptie. Het kan hierbij ook gaan om <strong>markt</strong>en waarop <strong>de</strong> gezamenlijke consumptie<br />

<strong>van</strong> producten een belangrijke rol speelt (cluster<strong>markt</strong>en, zie paragraaf 4.2.10) of waarop innovatie<br />

een belangrijke rol speelt (zie paragraaf 4.2.12).<br />

4.2.5 Markt<strong>afbakening</strong> en substitutie<br />

In sommige gevallen is het niet mogelijk om één bepaald substituut aan te wijzen dat beperkingen<br />

kan opleggen aan <strong>de</strong> mate waarin een hypothetische monopolist <strong>de</strong> prijs kan verhogen. Dat wil dan<br />

niet zeggen dat er geen substitutie-effecten zijn. Het kan immers zo zijn dat meer<strong>de</strong>re substituten<br />

tezamen wel <strong>de</strong>gelijk <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een prijsverhoging door <strong>de</strong> hypothetische monopolist<br />

kunnen temperen. Het gevaar bij een <strong>de</strong>rgelijk collectief effect <strong>van</strong> meer<strong>de</strong>re substituten is dat <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> te nauw wordt afgebakend (Crocioni, 2001).<br />

Stel dat <strong>de</strong> hypothetische monopolist <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> zijn product A niet winstgevend kan verhogen<br />

omdat consumenten overstappen op substituten B, C, D, et cetera. <strong>De</strong> kandidaat<strong>markt</strong> wordt dan<br />

uitgebreid met het twee<strong>de</strong> substituut B (next-best substituut bij gebrek aan één sterk substituut). Stel<br />

nu dat <strong>de</strong> hypothetische monopolist <strong>de</strong> prijs wel winstgevend kan verhogen op <strong>de</strong>ze kandidaat-<br />

<strong>markt</strong>. Door alleen het next-best substituut en niet <strong>de</strong> overige substituten –die wel bijdragen aan het<br />

collectieve effect– tot <strong>de</strong> <strong>markt</strong> te rekenen, wordt <strong>de</strong> <strong>markt</strong> in feite te nauw afgebakend. Het collec-<br />

tieve substitutie-effect wordt zo immers buiten beschouwing gelaten.<br />

51<br />

rapport no. 615


52<br />

4.2.6 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> rol <strong>van</strong> aanbodsubstitutie/potentiële toe-<br />

treding<br />

Volgens <strong>de</strong> Europese regelgeving dient bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> zowel met <strong>de</strong> vraag- als met <strong>de</strong> aan-<br />

bodsubstituten rekening te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n (<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse praktijk volgt op dit punt <strong>de</strong><br />

Europese regelgeving). Zo wordt in <strong>de</strong> Bekendmaking inzake <strong>markt</strong>bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie<br />

(EC, 1997) bij punt 21 gesteld dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> alle producten omvat die aan <strong>de</strong><br />

vraag- en <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> substitueerbaar zijn, en <strong>de</strong> afzet <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze producten zal wor<strong>de</strong>n opgeteld<br />

om <strong>de</strong> totale waar<strong>de</strong> of <strong>de</strong> totale om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> te berekenen. <strong>De</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering kan ertoe<br />

lei<strong>de</strong>n dat uiteenlopen<strong>de</strong> geografische gebie<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n samengevoegd. In punt 20 wordt overigens<br />

wel gesteld dat aanbodsubstitutie alleen mee moet wor<strong>de</strong>n genomen bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> indien <strong>de</strong><br />

effecten er<strong>van</strong> op <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging in termen <strong>van</strong> doelmatigheid en directheid vergelijkbaar zijn met<br />

die <strong>van</strong> vraagsubstitutie. 48<br />

Voor zover <strong>de</strong>ze procedure –het meenemen <strong>van</strong> aanbodsubstitutie in <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>– gebaseerd<br />

wordt op economische mo<strong>de</strong>llen <strong>van</strong> oligopolies, is <strong>de</strong>ze incorrect (Martin, 2001, p. 68). <strong>De</strong>ze<br />

mo<strong>de</strong>llen geven namelijk aan dat <strong>de</strong> totale omzet op een <strong>markt</strong> (gecorrigeerd voor productdifferen-<br />

tiaties indien aanwezig) gelijk is aan <strong>de</strong> som <strong>van</strong> <strong>de</strong> omzet <strong>van</strong> producten die op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zijn afge-<br />

zet. En dat betreft niet <strong>de</strong> omzet <strong>van</strong> producten die in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> afgezet zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n als<br />

het voor bepaal<strong>de</strong> producenten voor<strong>de</strong>lig blijkt te zijn om toe te tre<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> zou dus alleen <strong>de</strong> vraagsubstitutie een rol moeten spelen. Aanbodsubstitutie zou bij<br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> geen rol moeten spelen. <strong>De</strong>ze laatste vorm <strong>van</strong> substitutie zegt overigens wel iets<br />

over <strong>de</strong> mate waarin een producent met een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el het winstgevend zal vin<strong>de</strong>n om<br />

<strong>markt</strong>macht uit te oefenen.<br />

In hoofdstuk 5 (paragraaf 5.2.1) zal blijken dat <strong>de</strong> Amerikaanse (en <strong>de</strong> Britse) regelgeving bij afba-<br />

kening in eerste instantie voornamelijk uitgaat <strong>van</strong> vraag- en niet <strong>van</strong> aanbodsubstitutie. Aanbod-<br />

substitutie speelt pas een rol bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen die tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

behoren. Volgens critici <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze Amerikaanse en Britse bena<strong>de</strong>ring kan het verwaarlozen <strong>van</strong><br />

aanbodsubstitutie in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sfase ertoe lei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te beperkt wordt<br />

afgebakend en dat er te snel tot <strong>markt</strong>macht wordt geconclu<strong>de</strong>erd. Sommigen pleiten er ook voor<br />

om het aantal potentiële toetre<strong>de</strong>rs bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> te betrekken (toetreding op wat langere<br />

termijn waarbij <strong>de</strong> toetre<strong>de</strong>r verzonken investeringen moet maken om toe te tre<strong>de</strong>n, zie hoofdstuk<br />

48 EC, 1997, punt 20: “Bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong>bepaling kan eveneens rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> substitueerbaarheid aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong><br />

wanneer <strong>de</strong> gevolgen er<strong>van</strong> in doelmatigheid en directheid vergelijkbaar zijn met die <strong>van</strong> <strong>de</strong> substitueerbaarheid aan <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong>. Dit vergt<br />

dat aanbie<strong>de</strong>rs kunnen overschakelen op <strong>de</strong> productie <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te producten en <strong>de</strong>ze op korte termijn (een perio<strong>de</strong> waarvoor geen<br />

aanzienlijke aanpassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> materiële en immateriële activa vereist is) op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> kunnen brengen zon<strong>de</strong>r aanzienlijke<br />

bijkomen<strong>de</strong> kosten te maken of risico's te lopen in antwoord op geringe en duurzame wijzigingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken prijzen. Wanneer aan<br />

<strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n is voldaan, zal <strong>de</strong> bijkomen<strong>de</strong> productie die op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wordt gebracht, een disciplineren<strong>de</strong> uitwerking op het concurrentiegedrag<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>rnemingen hebben. Een <strong>de</strong>rgelijk effect in termen <strong>van</strong> doelmatigheid en directheid is vergelijkbaar met <strong>de</strong><br />

substitueerbaarheid aan <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong>.”


2, paragraaf 2.2.1). Volgens <strong>de</strong> Bekendmaking inzake <strong>markt</strong>bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie (EC 1997)<br />

punt 24 speelt bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> alleen aanbodsubstitutie een rol en niet potentiële toetreding:<br />

“[…] <strong>de</strong> potentiële me<strong>de</strong>dinging, wordt bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en buiten beschouwing gelaten, aangezien <strong>de</strong> voor-<br />

waar<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> potentiële me<strong>de</strong>dinging daadwerkelijk dwang zal uitoefenen, afhankelijk zal zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

analyse <strong>van</strong> specifieke factoren en omstandighe<strong>de</strong>n die betrekking hebben op <strong>de</strong> toegangsvoorwaar<strong>de</strong>n. Indien nodig,<br />

wordt dit on<strong>de</strong>rzoek pas in een later stadium verricht, in het algemeen zodra <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken on<strong>de</strong>rne-<br />

mingen in <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is vastgesteld [lees: <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len] en aanleiding geeft tot bezorgdheid”.<br />

Ten slotte geldt dat als er niet veel potentiële toetre<strong>de</strong>rs of vormen <strong>van</strong> aanbodsubstitutie zijn te<br />

vin<strong>de</strong>n, dit het gevolg kan zijn <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> aspecten die niet per se als concurrentiebeperkend<br />

hoeven te wor<strong>de</strong>n gekenschetst. Het gaat hierbij om aspecten die <strong>van</strong> invloed zijn op <strong>de</strong> toetre<strong>de</strong>-<br />

dingsvoorwaar<strong>de</strong>n: is toetreding moeilijk of makkelijk? Zo kunnen er bijvoorbeeld belangrijke<br />

schaalvoor<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> productie bestaan, waardoor toetreding over het algemeen moeilijker is.<br />

Hetzelf<strong>de</strong> geldt in het geval merkenbekendheid een belangrijke rol speelt of als ervaring in <strong>de</strong> sector<br />

<strong>van</strong> groot belang is. Toetreding wordt ook bemoeilijkt indien toetre<strong>de</strong>rs moeilijk toegang kunnen<br />

krijgen tot belangrijke inputs, zoals distributiekanalen, grondstoffen, technologie of geschikte loca-<br />

ties of indien er sprake is <strong>van</strong> network effects. 49 Ten slotte kunnen er kunstmatige, wettelijke<br />

toetredingsbarrières (overheidsregelingen) zijn die <strong>de</strong> zitten<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen beschermen.<br />

4.2.7 (Geografische) <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in een kleine, open economie als<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

Ne<strong>de</strong>rland is een kleine en open economie. Door <strong>de</strong> steeds ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> <strong>markt</strong>integratie in EU-<br />

verband en door <strong>de</strong> steeds toenemen<strong>de</strong> globalisering met multinationals zal <strong>de</strong> openheid in <strong>de</strong><br />

toekomst alleen maar toenemen. Markt<strong>afbakening</strong> kan voor kleine economieën als <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse,<br />

maar ook <strong>de</strong> Scandinavische, na<strong>de</strong>lig uitpakken. <strong>De</strong>ze kritiek is verwoord in een toespraak <strong>van</strong><br />

Monti (2001b). Indien <strong>de</strong> Commissie <strong>de</strong> nationale <strong>markt</strong> <strong>van</strong> een klein land aanwijst als rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>, wordt het voor partijen op <strong>de</strong>ze kleine <strong>markt</strong> moeilijker om te fuseren dan voor soortgelijke<br />

partijen op een grotere nationale <strong>markt</strong>. Op een kleine <strong>markt</strong> is immers sneller sprake <strong>van</strong> een<br />

dominante positie, en zal een fusie sneller verbo<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> critici stellen dat partijen in kleine<br />

lan<strong>de</strong>n daardoor niet <strong>de</strong> schaalgrootte kunnen krijgen die nodig is om op <strong>de</strong> wereld<strong>markt</strong> mee te<br />

komen, terwijl dat voor partijen in grote lan<strong>de</strong>n gemakkelijker is. <strong>De</strong> Europese commissaris stelt<br />

49 Er is sprake <strong>van</strong> directe netwerkeffecten indien <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> een product voor een bepaal<strong>de</strong> consument veran<strong>de</strong>rt<br />

naarmate het totale aantal consumenten <strong>van</strong> het product veran<strong>de</strong>rt (Martin, 2001. Pp. 119-120). Er is sprake <strong>van</strong><br />

indirecte netwerkeffecten indien er een variabele verhouding in consumptie bestaat, <strong>de</strong> aankopen over <strong>de</strong> tijd gespreid<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n, en er schaalvoor<strong>de</strong>len bestaan in <strong>de</strong> productie en distributie <strong>van</strong> bij elkaar passen<strong>de</strong> producten (compatible<br />

products). Laten we als voorbeeld VHS vi<strong>de</strong>oban<strong>de</strong>n en VHS vi<strong>de</strong>o-apparatuur nemen. Hoe hoger het aantal consumenten<br />

met VHS vi<strong>de</strong>o-apparatuur, hoe hoger het aantal VHS vi<strong>de</strong>oban<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>, en hoe hoger <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> apparatuur voor <strong>de</strong> consument.<br />

53<br />

rapport no. 615


54<br />

hier tegenover dat er (ook) voor bedrijven in kleine lan<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n dan binnenlandse<br />

fusies zijn om te groeien en <strong>de</strong> wereld<strong>markt</strong> te betre<strong>de</strong>n. Hij <strong>de</strong>nkt hierbij aan interne groei<br />

(<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el ‘winnen’ door lagere prijzen en betere kwaliteit te bie<strong>de</strong>n dan concurrenten), en aan<br />

fusies met buitenlandse bedrijven. Ten slotte stelt Monti dat binnenlandse fusies ook bij een hoog<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el wel toegelaten kunnen wor<strong>de</strong>n indien <strong>de</strong> nationale economie maar voldoen<strong>de</strong> open is<br />

(i.e., een ruimere geografische <strong>markt</strong>).<br />

Door <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> globalisering neemt <strong>de</strong> rol <strong>van</strong> aanbodsubstitutie bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> toe.<br />

Rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en stoppen veelal niet bij <strong>de</strong> nationale grenzen omdat buitenlandse producenten<br />

steeds gemakkelijker <strong>de</strong> grens overkomen. Buitenlandse concurrenten (aanbodsubstitutie) spelen<br />

bijvoorbeeld een grotere rol in een kleine economie dan in een grotere economie. Uit <strong>de</strong> literatuur<br />

op dit gebied blijkt dat <strong>de</strong> meeste auteurs <strong>van</strong> mening zijn dat (potentiële) buitenlandse aanbie<strong>de</strong>rs<br />

in ie<strong>de</strong>r geval tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> moeten wor<strong>de</strong>n gerekend indien zij op het moment <strong>van</strong> afba-<br />

kenen reeds exporteren naar <strong>de</strong> kandidaat <strong>markt</strong> (Neven et al., 1993; Sleuwaegen, 1994; Sleuwaegen<br />

en <strong>De</strong> Vol<strong>de</strong>re, 2001). In een enkel geval kunnen sterke nationale voorkeuren voor ‘het<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse product’ lei<strong>de</strong>n tot een engere <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. In an<strong>de</strong>re gevallen –bijv. bij kleine<br />

internationale prijsverschillen– kan <strong>de</strong> <strong>markt</strong> juist relatief ruim afgebakend wor<strong>de</strong>n door ook<br />

buitenlandse productiecapaciteit mee te rekenen <strong>van</strong> producenten die nog niet naar <strong>de</strong> kandidaat-<br />

<strong>markt</strong> exporteren.<br />

Sleuwaegen en <strong>De</strong> Vol<strong>de</strong>re (2001) schrijven dat <strong>de</strong> huidige <strong>afbakening</strong>spraktijk te weinig is toege-<br />

spitst op globalisering <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en o.m. nog te veel aandacht heeft voor vraagsubstitutie en te<br />

weinig voor aanbodsubstitutie: “The phenomenon of globalisation involves essentially global competition and its<br />

effects on business and company organisation focuses mainly on supply substitution.” (p. 6). Zij stellen een<br />

nieuwe bena<strong>de</strong>ring ten aanzien <strong>van</strong> geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> voor, die geschikt is om <strong>de</strong><br />

globaliseringstrend het hoofd te bie<strong>de</strong>n en meer gewicht geeft aan aanbodsubstitutie. Hun bena<strong>de</strong>-<br />

ring omvat drie stappen (zie box 4.1).<br />

<strong>De</strong>ze nieuwe bena<strong>de</strong>ring is nog niet in praktijk toegepast of besproken in <strong>de</strong> literatuur. <strong>De</strong><br />

toekomst zal uitwijzen of <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring een aanpassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring vereist of dat<br />

<strong>de</strong>ze –zoals wij voorlopig veron<strong>de</strong>rstellen– geïntegreerd kan wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> huidige bena<strong>de</strong>ring op<br />

basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test.


Box 4.1: Een nieuwe bena<strong>de</strong>ring ten aanzien <strong>van</strong> geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

Stap 1<br />

<strong>De</strong> ‘economische <strong>markt</strong>’ wordt bepaald aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> prijsverschillen tussen regio’s (> 10% over > 2 jaar)<br />

en fysieke goe<strong>de</strong>renstromen tussen regio’s (LOFI en LIFO, zie paragraaf 2.5.5) in combinatie het bepalen <strong>van</strong><br />

grens-effecten. Grens-effecten geven aan in welke mate <strong>de</strong> binnenlandse han<strong>de</strong>l hoger is dan <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l tussen<br />

binnenlandse en buitenlandse regio’s die qua om<strong>van</strong>g en afstand vergelijkbaar zijn. In <strong>de</strong>ze fase zijn er 5<br />

mogelijke uitkomsten:<br />

- Geen prijsverschillen: indien er geen prijsverschillen zijn, vormen <strong>de</strong> regio’s waarschijnlijk een geïntegreer<strong>de</strong><br />

economische <strong>markt</strong> (dit kan er toe lei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> <strong>de</strong> wereld<strong>markt</strong> is).<br />

- Wel prijsverschillen, wel goe<strong>de</strong>renstromen tussen twee regio’s, geen grens-effecten: dit is een indicatie dat<br />

<strong>de</strong> bedrijven in staat zijn om <strong>de</strong> <strong>markt</strong> op te <strong>de</strong>len in segmenten volgens <strong>de</strong> geografische regio’s (‘segmented<br />

markets’).<br />

- Wel prijsverschillen, wel goe<strong>de</strong>renstromen tussen twee regio’s, wel grens-effecten: er mag veron<strong>de</strong>rsteld<br />

wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wordt opge<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong>ze grens-effecten (‘seperated markets’). Het is waarschijnlijk dat<br />

er prijsverschillen optre<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> twee regio’s.<br />

- Wel prijsverschillen, geen goe<strong>de</strong>renstromen tussen twee regio’s, geen grens-effecten: <strong>de</strong> regio is een lokale<br />

<strong>markt</strong>.<br />

- Wel prijsverschillen, geen goe<strong>de</strong>renstromen tussen twee regio’s, wel grens-effecten: <strong>de</strong> <strong>markt</strong> is gesloten<br />

(‘closed market’) en <strong>de</strong> bedrijven in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zijn hoogstwaarschijnlijk volgens een lokale of ‘multi-domestic’<br />

structuur.<br />

Stap 2<br />

<strong>De</strong> analyse wordt vervolgens uitgebreid met aanbodsubstitutie. Aanbodsubstitutie wordt bestu<strong>de</strong>erd aan <strong>de</strong><br />

hand <strong>van</strong> micro-economische data over het strategische gedrag <strong>van</strong> bedrijven. Globalisering leidt tot het<br />

aanbie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> producten aan consumenten verspreid over <strong>de</strong> wereld. Dit gebeurt niet alleen door <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l<br />

in <strong>de</strong>ze producten, maar ook door het opzetten <strong>van</strong> allerlei productie- en distributie-eenhe<strong>de</strong>n op verschillen<strong>de</strong><br />

plekken op <strong>de</strong> wereld. In dit verband spreekt men wel <strong>van</strong> ‘global flexibility’. Hoe meer bedrijven in een<br />

bepaal<strong>de</strong> <strong>markt</strong> multinationaal produceren en distribueren, hoe groter <strong>de</strong> kans op aanbodsubstitutie. Daarbij<br />

moet speciale aandacht wor<strong>de</strong>n besteed aan multinationals die elkaar op meer<strong>de</strong>re <strong>markt</strong>en beconcurreren. In<br />

dat geval moet <strong>de</strong> <strong>markt</strong> ruimer wor<strong>de</strong>n afgebakend rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> ‘multimarket presence’. Er zijn nu<br />

drie mogelijkhe<strong>de</strong>n:<br />

- Aanbod en concurrentie heeft wel op wereldschaal plaats: <strong>de</strong> <strong>markt</strong> is <strong>de</strong> wereld<strong>markt</strong> (‘global market’).<br />

- Aanbod en concurrentie heeft niet op wereldschaal plaats en er is sprake <strong>van</strong> aanbod en concurrentie via<br />

‘multimarket presence’: een regionale, multimarket <strong>markt</strong>.<br />

- Aanbod en concurrentie heeft niet op wereldschaal plaats en er is geen sprake <strong>van</strong> aanbod en concurrentie<br />

via ‘multimarket presence’: nationale of lokale <strong>markt</strong>.<br />

Stap 3<br />

Op basis <strong>van</strong> stap 1 en 2 wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> ge<strong>de</strong>finieerd.<br />

4.2.8 Markt<strong>afbakening</strong> en productdifferentiatie<br />

<strong>De</strong> SSNIP-methodologie veron<strong>de</strong>rstelt impliciet dat producten gedifferentieerd zijn (Martin, 2001,<br />

pp. 67-68). Immers, bij homogene producten is slechts sprake <strong>van</strong> één prijs en heeft het geen zin<br />

om over relatieve prijzen of prijsstijgingen voor groepen producten of regio’s te spreken. In praktijk<br />

klopt <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstelling waarschijnlijk wel, omdat <strong>de</strong> meeste producten gedifferentieerd zijn.<br />

Een belangrijk gevolg <strong>van</strong> productdifferentiatie is echter dat <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len min<strong>de</strong>r sterke resultaten oplevert. Dit heeft te maken met het feit dat sommige<br />

55<br />

rapport no. 615


56<br />

gedifferentieer<strong>de</strong> producten zeer sterk met het kandidaatproduct concurreren en an<strong>de</strong>re differentia-<br />

ties <strong>van</strong> het product min<strong>de</strong>r sterk. Het is dan ook niet eenvoudig om te bepalen welke varianten<br />

(differentiaties) wel en welke niet in <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> thuishoort. Bij het vaststellen <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len ten behoeve <strong>van</strong> het meten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht, moet men dus altijd in het<br />

achterhoofd hou<strong>de</strong>n dat het bestaan <strong>van</strong> gedifferentieer<strong>de</strong> producten buiten <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

gevolgen heeft op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten binnen <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>.<br />

Verschillen<strong>de</strong> economen pleiten er dan ook voor om bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> bij in sterke<br />

mate gedifferentieer<strong>de</strong> producten niet met een SSNIP-test te werken om <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> af te<br />

bakenen, maar om <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> over te slaan en direct <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht te meten (zie paragraaf<br />

4.2.15). In het geval <strong>van</strong> fusies stelt men zich dan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vraag: stel dat bedrijf A en B gaan<br />

fuseren, wat is dan het effect op <strong>de</strong> consumentenprijs? Hiertoe wor<strong>de</strong>n eerst <strong>de</strong> verhouding tussen<br />

<strong>de</strong> afname in <strong>de</strong> afzet <strong>van</strong> het product <strong>van</strong> A en <strong>de</strong> toename in <strong>de</strong> afzet <strong>van</strong> het product <strong>van</strong> B als<br />

gevolg <strong>van</strong> een prijsverhoging <strong>van</strong> het product <strong>van</strong> A geschat (zgn. ‘diversion ratio’: <strong>de</strong> kruislingse<br />

ge<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> eigen prijselasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag). Als <strong>de</strong> diversion ratio hoog is en <strong>de</strong> producten<br />

sterke substituten zijn, is <strong>de</strong> concurrentiebeperking door <strong>de</strong> fusie groter dan uit een simpele analyse<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len zou blijken. Indien <strong>de</strong> bruto winstmarges voor <strong>de</strong> fusie bekend zijn, kunnen<br />

aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> diversion ratio’s en <strong>de</strong> geschatte vraagcurven voor <strong>de</strong> betrokken producten <strong>de</strong><br />

winstmaximaliseren<strong>de</strong> prijzen na <strong>de</strong> fusie wor<strong>de</strong>n berekend.<br />

Een an<strong>de</strong>r probleem bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in het geval <strong>van</strong> gedifferentieer<strong>de</strong> producten is het feit dat<br />

aanbodsubstitutie een grotere rol speelt. Aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> varianten op het kandidaatproduct die<br />

buiten <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> zijn geplaatst, kunnen relatief eenvoudig overgaan tot het aanbie<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

een concurreren<strong>de</strong> variant (bijv. door <strong>de</strong> promotionele activiteiten of <strong>de</strong> kleur aan te passen). Dit<br />

betekent dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> waarschijnlijk overdreven wordt. Daarnaast kan<br />

<strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> een sterke en grote afnemer <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> aanbodsubstitutie nog vergroten<br />

(Bishop en Walker, 1999). In <strong>de</strong> <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l komt het bijvoorbeeld voor dat grote winkelketens<br />

een eigen merk op <strong>de</strong> plank leggen dat direct concurreert met <strong>de</strong> merken <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘echte’ producen-<br />

ten. In sommige gevallen <strong>van</strong> productdifferentiatie is het overigens niet eens noodzakelijk dat <strong>de</strong><br />

aanbie<strong>de</strong>r daadwerkelijk produceert.<br />

4.2.9 Markt<strong>afbakening</strong> en keteneffecten<br />

Indien producten niet direct maar indirect via substitutieketens met elkaar concurreren, kan dit<br />

aanleiding zijn om <strong>de</strong> <strong>markt</strong> ruimer af te bakenen (paragraaf 2.2.3). Volgens MKB Ne<strong>de</strong>rland kan<br />

<strong>de</strong>ze <strong>afbakening</strong>sbena<strong>de</strong>ring negatief uitwerken voor het mid<strong>de</strong>n- en kleinbedrijf: fusies of overeen-<br />

komsten tussen grote lan<strong>de</strong>lijke bedrijven wor<strong>de</strong>n sneller toegestaan dan tussen kleinere, lokale<br />

bedrijven. Stel bijvoorbeeld dat een lan<strong>de</strong>lijk opererend winkelbedrijf (met vele vestigingen overal<br />

door het land) wil fuseren met een an<strong>de</strong>re winkelketen. Wat is dan <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong>?<br />

Elke vestiging concurreert direct met (lokale) winkels in <strong>de</strong> buurt. Door <strong>de</strong> <strong>markt</strong> lokaal of regionaal


te <strong>de</strong>finiëren is het waarschijnlijk dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> partners hoog zullen zijn,<br />

waardoor een fusie eer<strong>de</strong>r zal wor<strong>de</strong>n verbo<strong>de</strong>n. Dit waarschijnlijk tot opluchting <strong>van</strong> <strong>de</strong> lokale<br />

winkels. Indien echter rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met keteneffecten (‘overlappen <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n waarin<br />

het lan<strong>de</strong>lijke winkelbedrijf klanten trekken?’), wordt <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wellicht als nationaal ge<strong>de</strong>finieerd en<br />

zal het gezamenlijke <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el min<strong>de</strong>r snel problematisch zijn.<br />

Het is <strong>van</strong> belang om op te merken dat <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> keteneffecten niet per <strong>de</strong>finitie tot een<br />

ruime <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> hoeft te lei<strong>de</strong>n. Het gaat erom hoeveel aaneensluiten<strong>de</strong> schakels in <strong>de</strong><br />

ketens gemonopoliseerd zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n zodat een prijsstijging winstgevend is voor <strong>de</strong><br />

gehele keten. <strong>De</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> één en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r in twee aaneenliggen<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n kan<br />

het keteneffect doorbreken. Bovendien is niet zo zeer <strong>van</strong> belang dat bedrijven in <strong>de</strong> keten elkaar<br />

(indirect) beconcurreren, maar is het belangrijker om te weten hoe intensief zij concurreren (Van<br />

Damme en Verboven, 2001, p. 152). Als <strong>de</strong> concurrentie niet intensief is, is een ruimere <strong>markt</strong>afba-<br />

kening niet terecht. <strong>De</strong> analyse <strong>van</strong> keteneffecten bestaat dan ook niet uit het blootleggen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

keten (<strong>de</strong> bereken<strong>de</strong> reisafstan<strong>de</strong>n en reistij<strong>de</strong>n naar verschillen<strong>de</strong> naburige aanbie<strong>de</strong>rs), maar ook<br />

uit het bepalen <strong>van</strong> <strong>de</strong> intensiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie tussen naburige aanbie<strong>de</strong>rs (on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong><br />

consumentengedrag en <strong>de</strong> bereidheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> consumenten om zich te verplaatsen naar verschil-<br />

len<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r). <strong>De</strong> huidige Europese regelgeving schiet op dit punt te kort. In <strong>de</strong> Bekendmaking<br />

inzake <strong>markt</strong>bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie (EC, 1997) wordt bij punt 58 gesteld dat in <strong>de</strong> praktijk het<br />

bestaan <strong>van</strong> substitutieketens bevestigd moet wor<strong>de</strong>n door feitelijk bewijsmateriaal, “bijvoorbeeld<br />

inzake een on<strong>de</strong>rlinge afhankelijkheid op prijsgebied aan <strong>de</strong> uiterste punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> substitutieketens, tenein<strong>de</strong> in een<br />

concrete zaak een ruimere rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te kunnen afbakenen. <strong>De</strong> prijsniveaus aan <strong>de</strong> uiterste punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> keten<br />

moeten eveneens <strong>van</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>van</strong> grootte zijn”. Hierbij wordt niets vermeld over <strong>de</strong> intensiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

concurrentie.<br />

4.2.10 Markt<strong>afbakening</strong> en cluster<strong>markt</strong>en<br />

Indien er sprake is <strong>van</strong> zogenoem<strong>de</strong> cluster<strong>markt</strong>en leidt het gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test tot te<br />

nauwe <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en indien niet naar <strong>de</strong> cluster<strong>markt</strong> in geheel wordt gekeken, maar naar een<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> cluster<strong>markt</strong> (Crocioni, 2001). Het concept cluster<strong>markt</strong>en wordt<br />

voornamelijk in <strong>de</strong> VS gehanteerd in <strong>de</strong> banksector, <strong>de</strong> <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> ziekenhuiszorg. In<br />

Ne<strong>de</strong>rland en Europa is het concept door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> resp. <strong>de</strong> Commissie toegepast bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> fusies in <strong>de</strong> super<strong>markt</strong>sector.<br />

Een cluster<strong>markt</strong> ontstaat omdat er transactie-complementariteit bestaat, dat wil zeggen dat er voor<br />

<strong>de</strong> consument kostenbesparingen zijn verbon<strong>de</strong>n aan het op één plek betrekken <strong>van</strong> een totaalpak-<br />

ket <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> soorten diensten (“cost-savings of one-stop shopping for services”, ibi<strong>de</strong>m). Voor <strong>de</strong><br />

consument gaat het in <strong>de</strong>ze gevallen niet om <strong>de</strong> prijs en <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> één bepaal<strong>de</strong> dienst in het<br />

cluster, maar om <strong>de</strong> prijs en <strong>de</strong> kwaliteit <strong>van</strong> het totaalpakket.<br />

57<br />

rapport no. 615


58<br />

Markt<strong>afbakening</strong>en op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> reacties op een prijsveran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> één bepaal<strong>de</strong> dienst geven<br />

dan ook een vertekend beeld. Stel dat een aanbie<strong>de</strong>r (<strong>de</strong> hypothetische monopolist) <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> één<br />

bepaal<strong>de</strong> dienst A met 5% verhoogt en <strong>de</strong> prijzen <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re clusterdiensten onveran<strong>de</strong>rd laat.<br />

Dit zal een relatief beperkt effect hebben op <strong>de</strong> afzet <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r <strong>van</strong> A, omdat <strong>de</strong> consu-<br />

menten niet kijken naar <strong>de</strong> 5% prijsstijging voor A maar naar <strong>de</strong> lagere prijsstijging <strong>van</strong> het gehele<br />

pakket. Een prijsstijging voor A lijkt dus winstgeven<strong>de</strong>r indien alleen naar <strong>de</strong> consumptie <strong>van</strong> A<br />

wordt gekeken. Een <strong>markt</strong> bestaan<strong>de</strong> uit dienst A is te nauw afgebakend.<br />

4.2.11 Markt<strong>afbakening</strong> en <strong>de</strong> koppeling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en<br />

Een consument kan met <strong>de</strong> aankoop <strong>van</strong> een product zijn keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n op langere termijn<br />

beïnvloe<strong>de</strong>n. Dat is het geval bij duurzame producten ten behoeve waar<strong>van</strong> ook na <strong>de</strong> initiële<br />

aankoop nog complementaire producten (of diensten) gekocht dienen te wor<strong>de</strong>n: auto’s en auto-<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len of printers en inktpatronen. Men spreekt dan wel <strong>van</strong> een primaire en een secundaire<br />

<strong>markt</strong> en in <strong>de</strong> Engelstalige literatuur <strong>van</strong> fore- en aftermarkets. Veelal is het niet mogelijk om elk<br />

willekeurig complement op <strong>de</strong> aftermarket te kopen, maar dient een specifiek merk of soort te<br />

wor<strong>de</strong>n aangeschaft (i.e., compatibiliteit). <strong>De</strong> consument beperkt met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n zijn keuze-<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten op <strong>de</strong> aftermarket op het moment dat hij een bepaald<br />

product op <strong>de</strong> foremarket heeft gekocht. Consumenten zijn dan min of meer ‘ingesloten’ door<br />

bepaal<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs op <strong>de</strong> aftermarket. Er wordt in dit verband wel gesproken <strong>van</strong> een ‘locked-in’<br />

situatie.<br />

In <strong>de</strong>rgelijke situaties moet men opletten met <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> product<strong>markt</strong>, omdat er dan<br />

namelijk (althans in bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n) eer<strong>de</strong>r sprake is <strong>van</strong> een machtspositie (op <strong>de</strong> after-<br />

market). Dit wordt ook erkend in <strong>de</strong> Bekendmaking inzake <strong>markt</strong>bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie (EC,<br />

1997, punt 56). 50<br />

<strong>De</strong> mate waarin een aanbie<strong>de</strong>r (<strong>de</strong> ‘hypothetische monopolist’) zijn prijs op <strong>de</strong> aftermarket kan<br />

verhogen, is nu niet alleen afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of consumenten zullen overstappen op an<strong>de</strong>re<br />

secundaire producten, maar ook <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of consumenten zullen overstappen op an<strong>de</strong>re<br />

50 EC (1997) punt 56 luidt als volgt. “Er is een aantal gebie<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> beginselen omzichtig moet<br />

gebeuren. Dit is het geval bij het on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> primaire en secundaire <strong>markt</strong>en, inzon<strong>de</strong>rheid wanneer <strong>de</strong> gedragingen <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen<br />

op een bepaald ogenblik moeten wor<strong>de</strong>n getoetst aan artikel 86. <strong>De</strong> metho<strong>de</strong> om in <strong>de</strong>ze gevallen <strong>de</strong> <strong>markt</strong>en te bepalen is <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>, d.w.z.<br />

dat <strong>de</strong> reacties <strong>van</strong> afnemers op wijzigingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatieve prijs wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> hun aankoopbeslissingen, evenwel ook<br />

rekening hou<strong>de</strong>nd met beperkingen inzake substitutie welke uitgaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n op verwante <strong>markt</strong>en. Een enge <strong>markt</strong><strong>de</strong>finitie voor<br />

secundaire producten - zoals bijvoorbeeld on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len - kan nodig zijn wanneer er aanzienlijke verenigbaarheid is met het primaire product.<br />

Problemen om verenigbare secundaire producten te vin<strong>de</strong>n, gecombineerd met hoge prijzen en een lange levensduur <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire producten,<br />

kan stijgingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatieve prijs <strong>van</strong> secundaire producten winstgevend maken. Een an<strong>de</strong>re <strong>markt</strong>bepaling kan mogelijk zijn, wanneer<br />

aanzienlijke substitutie tussen secundaire producten mogelijk is of wanneer door <strong>de</strong> kenmerken <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire producten snelle en directe<br />

reacties <strong>van</strong> <strong>de</strong> consumenten op stijgingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatieve prijs <strong>van</strong> <strong>de</strong> secundaire producten mogelijk zijn.” (Zie ook EC, 2001a, punten<br />

74 en 75.)


primaire producten op <strong>de</strong> foremarket. Consumenten zullen <strong>de</strong> prijzen <strong>van</strong> toekomstige aankopen op<br />

<strong>de</strong> aftermarket immers meewegen in hun initiële aankoopbeslissing op <strong>de</strong> foremarket. Er zijn gevallen<br />

–zie <strong>de</strong> opsomming <strong>van</strong> 5 factoren hieron<strong>de</strong>r– waarin <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> aftermarket zijn prijs boven<br />

het competitieve niveau kan stellen. Er is dan eer<strong>de</strong>r sprake <strong>van</strong> een machtspositie op een after-<br />

market. Box 4.2 geeft een kort overzicht <strong>van</strong> interessante zaken op dit gebied.<br />

Box 4.2: Rechtszaken betreffen<strong>de</strong> fore- and aftermarkets<br />

In <strong>de</strong> Hugin-zaak bestond bijvoorbeeld géén (horizontale) machtspositie op <strong>de</strong> primaire product<strong>markt</strong><br />

(kassa’s) (ter indicatie: Hugin bezat slechts een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> ongeveer 12% in <strong>de</strong> gehele EG), maar er<br />

was wel sprake <strong>van</strong> ‘verticale’ dominantie op <strong>de</strong> (verticaal verwante) secundaire product<strong>markt</strong> voor reserveon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />

voor dat product. 51 <strong>De</strong> vaststelling <strong>van</strong> een machtspositie op aftermarkets is in <strong>de</strong>ze casus vergelijkbaar<br />

met <strong>de</strong> (beter gemotiveer<strong>de</strong>) latere Eastman Kodak-zaak in <strong>de</strong> VS. 52<br />

<strong>De</strong> Eastman Kodak-zaak heeft relatief veel aandacht in <strong>de</strong> literatuur gekregen omdat <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> argumenten<br />

en re<strong>de</strong>neringen sterk economisch en speltheoretisch <strong>van</strong> karakter zijn (zie bijv. Shapiro en Teece, 1994).<br />

In <strong>de</strong>ze zaak weiger<strong>de</strong> Kodak om reserve-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len aan onafhankelijke servicecentra te leveren ten bate <strong>van</strong><br />

kopieerapparaten <strong>van</strong> Kodak. Consumenten met een Kodak-apparaat waren daardoor verplicht om bij een<br />

Kodak-on<strong>de</strong>rhoudsbedrijf te kopen. Een lagere rechtbank oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> aan<strong>van</strong>kelijk dat het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

20% <strong>van</strong> Kodak op <strong>de</strong> foremarket laag genoeg was om te voorkomen dat Kodak zich op <strong>de</strong> aftermarket anticompetitief<br />

zou gedragen. Hogere rechtbanken (tot aan <strong>de</strong> Supreme Court) weerleg<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>nering en<br />

stel<strong>de</strong>n dat Kodak wel <strong>de</strong>gelijk misbruik maakte <strong>van</strong> haar machtspositie op <strong>de</strong> aftermarket. Aspecten die hierbij<br />

een belangrijke rol speel<strong>de</strong>n waren het feit dat Kodak-consumenten zich in een locked-in situatie bevin<strong>de</strong>n en<br />

dat zij onvoldoen<strong>de</strong> informatie had<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> totale kosten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gehele levensduur <strong>van</strong> een Kodak<br />

kopieerapparaat (die kosten veran<strong>de</strong>ren ook nog al eens). In <strong>de</strong>ze zaak speel<strong>de</strong> dan ook zij<strong>de</strong>lings <strong>de</strong> vraag of<br />

het me<strong>de</strong>dingingsrecht ook bedoeld is ter bescherming <strong>van</strong> slecht geïnformeer<strong>de</strong> consumenten (Glick en<br />

Cameron, 1994). In dit geval was het antwoord op <strong>de</strong>ze vraag ‘ja’.<br />

Op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze en <strong>de</strong> geruchtmaken<strong>de</strong> Aspen-zaak is zelfs een algemene regel opgesteld (‘the Aspen/Kodak<br />

rule’): “A firm with monopoly power violates [the law] if it exclu<strong>de</strong>s rivals from the monopolized market by restricting a complementary<br />

or collaborative relationship without an a<strong>de</strong>quate business justification.” (Baker, 1998a, p. 1).<br />

On<strong>de</strong>rnemingen op <strong>de</strong> aftermarket willen <strong>de</strong> rechter vaak doen geloven dat zij geen machtspositie innemen,<br />

omdat zij zichzelf zien als één <strong>van</strong> <strong>de</strong> vele concurrenten op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor totale systemen met een bepaal<strong>de</strong><br />

functie. Zij pleiten dus voor een ruime <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> inclusief <strong>de</strong> foremarket. <strong>De</strong>ze ‘systeemproduct-argumentatie’<br />

is echter o.m. afgewezen in <strong>de</strong> Hilti-zaak betreffen<strong>de</strong> koppelverkoop <strong>van</strong> nagels en patroonstrips. 53<br />

<strong>De</strong> Hilti-zaak toont aan dat als een bedrijf een dominante positie heeft op een aftermarket, <strong>de</strong> rechtbanken in<br />

<strong>de</strong> EU <strong>de</strong>ze aftermarket als aparte product<strong>markt</strong> zullen <strong>de</strong>finiëren. In <strong>de</strong> recente (Amerikaanse) US v. Microsoftzaak<br />

speel<strong>de</strong> dit soort aspecten ook een grote rol bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong>bepaling en <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht. 54<br />

51 HvJEG 31 mei 1979, zaak 22/78, Hugin Kassaregister AB / Commissie, Jur. 1979, 1869, r.o. 7-10; beschikking<br />

78/68/EEG <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie <strong>van</strong> 8 <strong>de</strong>cember 1976 (IV-29.132 - Hugin / Liptons), PB L 22/23 (27 januari 1978).<br />

52 U.S. Supreme Court 8 juni 1992, Eastman Kodak Co. / Image Tech. Services, 504 U.S. 451, 112 S.Ct. 2072 (1992).<br />

53 HvJEG 2 maart 1994, zaak C-53/92 P (Hilti / Commissie), Jur. 1994, I-0667; r.o. 5-16 GEA EG 12 <strong>de</strong>cember 1991,<br />

zaak T-30/89 (Hilti / Commissie), Jur. 1991, II-1439, r.o. 48-78; beschikking 88/138/EEC <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie <strong>van</strong> 22<br />

<strong>de</strong>cember 1987 inzake een procedure op grond <strong>van</strong> artikel 85 <strong>van</strong> het EEG-Verdrag (IV/30.787 en 31.488 - Eurofix-<br />

Bauco / Hilti), PB L 65/19 (11/03/1988), punt 57.<br />

54 D.C. Columbia, Civil Actions No. 98-1232 / 1233 (Thomas Penfield Jackson, J.), United States of America v.<br />

Microsoft Corporation (C.A. 98-1232) & State of New York, ex rel. Eliot Spitzer, et al., v. Microsoft Corporation (C.A.<br />

98-1233), Findings of Fact (5 november 1999), 84 F.Supp. 2d 9; Conclusions of Law & Or<strong>de</strong>r (3 april 2000), 87<br />

F.Supp. 2d 30. <strong>De</strong> wijze <strong>van</strong> <strong>markt</strong>bepaling en <strong>de</strong> vaststelling <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht zijn groten<strong>de</strong>els bevestigd, maar ook<br />

<strong>de</strong>els verworpen en terugverwezen in hoger beroep, zie United States v. Microsoft Corp., 253 F.3d 34 (D.C. Cir. 2001).<br />

59<br />

rapport no. 615


60<br />

Vanwege <strong>de</strong> verhoog<strong>de</strong> kans op een machtspositie bij aftermarkets dient bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en<br />

tevens rekening te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>markt</strong>kenmerken (Carlton en Waldman,<br />

2001; Bishop en Walker, 1999; Borenstein et al., 1996):<br />

1. Naarmate het aantal nieuwe consumenten (op <strong>de</strong> foremarket) lager is in verhouding tot het totale<br />

aantal consumenten dat het product al gebruikt (locked-in op <strong>de</strong> aftermarket), is <strong>de</strong> kans op<br />

concurrentiebeperkend gedrag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> aftermarket groter en dient <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

enger te wor<strong>de</strong>n afgebakend (i.e., <strong>de</strong> aftermarket).<br />

2. Indien consumenten op <strong>de</strong> aftermarket hoge overstapkosten hebben (ze stappen niet snel over<br />

op een an<strong>de</strong>r primair product), is <strong>de</strong> kans op concurrentiebeperkend gedrag <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r<br />

op <strong>de</strong> aftermarket groter en dient <strong>de</strong> <strong>markt</strong> enger te wor<strong>de</strong>n afgebakend (i.e., <strong>de</strong> aftermarket).<br />

Overstapkosten (of ‘switching cost’) zijn kosten die door consumenten gemaakt moeten wor<strong>de</strong>n<br />

als ze willen overstappen <strong>van</strong> het ene naar het an<strong>de</strong>re product. 55 Het kan hierbij gaan om<br />

kosten in termen <strong>van</strong> geld, tijd, moeite om bijv. procedures en voorwaar<strong>de</strong>n uit te pluizen<br />

(Klemperer, 1995). Hoge overstapkosten impliceren op zichzelf echter niet dat een aanbie<strong>de</strong>r<br />

met een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el in een aftermarket ook daadwerkelijk <strong>markt</strong>macht bezit. Dit heeft te<br />

maken met het feit dat <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> overstapkosten kan verschillen voor verschillen<strong>de</strong><br />

consumenten en met het feit dat overstapkosten veelal afnemen in <strong>de</strong> tijd omdat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />

een investering (een nieuwe auto) in <strong>de</strong> tijd afneemt.<br />

3. Indien het mogelijk is om lagere prijzen te hanteren voor nieuwe consumenten (prijsdiscrimina-<br />

tie) om hen zo ‘naar <strong>de</strong> aftermarket te lokken’, is <strong>de</strong> kans op concurrentiebeperkend gedrag <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> aftermarket groter en dient <strong>de</strong> <strong>markt</strong> enger te wor<strong>de</strong>n afgebakend (i.e., <strong>de</strong><br />

aftermarket). In praktijk is <strong>de</strong>rgelijke prijsdiscriminatie echter zel<strong>de</strong>n mogelijk.<br />

4. Wanneer <strong>de</strong> consument incomplete of onjuiste informatie over <strong>de</strong> toekomstige kosten op <strong>de</strong><br />

aftermarket heeft (omdat het moeilijk of tijdrovend is om <strong>de</strong> kosten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gehele levensduur<br />

<strong>van</strong> het product in kaart te brengen), is <strong>de</strong> kans op concurrentiebeperkend gedrag <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

aanbie<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> aftermarket groter en dient <strong>de</strong> <strong>markt</strong> enger te wor<strong>de</strong>n afgebakend (i.e., <strong>de</strong> after-<br />

market). <strong>De</strong> kans daarop is kleiner naarmate <strong>de</strong> uitgaven aan secundaire producten hoger zijn<br />

ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> initiële uitgave.<br />

5. Indien een aanbie<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> aftermarket ook op an<strong>de</strong>re (niet aan <strong>de</strong> aftermarket gerelateer<strong>de</strong>)<br />

<strong>markt</strong>en actief is, kan <strong>de</strong> vrees voor een reputatie als aanbie<strong>de</strong>r <strong>van</strong> te dure producten <strong>de</strong><br />

aanbie<strong>de</strong>r er<strong>van</strong> weerhou<strong>de</strong>n om boven het competitieve prijsniveau te prijzen op <strong>de</strong> after-<br />

market. <strong>De</strong>ze slechte reputatie zou namelijk kunnen doorwerken naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>markt</strong>en<br />

waarop <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>r actief is. Indien <strong>de</strong>ze competitieve invloed <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>markt</strong>en sterk<br />

genoeg is, kan wor<strong>de</strong>n afgezien <strong>van</strong> een enge <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> (i.e., <strong>de</strong> aftermarket).<br />

55 Voor een goe<strong>de</strong> en praktische analyse zie: DTI, 2000.


4.2.12 Markt<strong>afbakening</strong> bij ‘Schumpeterian industries’: <strong>de</strong> SSNIPP-test<br />

In <strong>de</strong>ze en <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf wordt <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> voor twee soorten sectoren bekeken. In<br />

paragraaf 4.2.13 gaat het om netwerksectoren, en in <strong>de</strong>ze paragraaf om sterk innovatieve sectoren.<br />

Sectoren die aan voortduren<strong>de</strong> en snelle technologische ontwikkeling on<strong>de</strong>rhevig zijn, wor<strong>de</strong>n wel<br />

Schumpeterian industries genoemd. Box 4.3 geeft kort <strong>de</strong> theoretische achtergrond <strong>van</strong> dit begrip weer.<br />

Box 4.3: Schumpeterian industries<br />

Schumpeterian industries zijn genoemd naar <strong>de</strong> econoom Schumpeter die innovaties in <strong>de</strong> economische theorie<br />

inbracht. Schumpeter <strong>de</strong>finieert innovaties zeer breed als “the carrying out of new combinations”. Het eerste i<strong>de</strong>e<br />

<strong>van</strong> Schumpeter is dat innovaties wor<strong>de</strong>n gestimuleerd door nieuwe en vaak relatief kleine bedrijven op te<br />

zetten. Later stelt hij dat een slechte <strong>markt</strong>prestatie in termen <strong>van</strong> statische inefficiëntie (dus: grote bedrijven<br />

die <strong>de</strong> prijzen boven marginale kosten kunnen zetten) maar voor lief moet wor<strong>de</strong>n genomen omdat grote<br />

bedrijven op langere termijn tot dynamische efficiëntie lei<strong>de</strong>n (<strong>de</strong> grote bedrijven zijn nodig om innovaties te<br />

doen en dus efficiënter te produceren. Later is aangetoond (door Arrow) dat innovatie tot grotere winsten<br />

leidt<br />

in een situatie <strong>van</strong> perfecte me<strong>de</strong>dinging dan in een vergelijkbare situatie maar dan met een monopolist.<br />

Innovaties kunnen echter wel lei<strong>de</strong>n tot een monopolie. Zo kan een bedrijf een monopolie positie verwerven<br />

doordat het schaarse input gebruikt (kennis en gespecialiseer<strong>de</strong> apparatuur: Ricardian rents) of doordat het<br />

innovatieve producten en processen heeft ont<strong>de</strong>kt (geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze niet geïmiteerd wor<strong>de</strong>n<br />

door <strong>de</strong> <strong>markt</strong> is er sprake <strong>van</strong> Schumpeterian rents). <strong>De</strong>ze rents zijn geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> echte (welvaartsverlagen<strong>de</strong>)<br />

monopoliewinsten, want ze zijn tij<strong>de</strong>lijk of wor<strong>de</strong>n door nieuwe innovaties behou<strong>de</strong>n. “After a<br />

superior product has been invented, society might be better off in the short run if imitators could produce it right away. Just<br />

because they cannot does not imply the existence of economically meaningful barriers to entry. The profits earned are likely to be<br />

Schumpeterian profits, and reflect a return to investment in R&D, and to creative activity and risk taking.” (Teece and<br />

Coleman, 1998, pp. 8-12).<br />

Bron: gebaseerd op Martin, 2001, pp. 93-95; Schmalensee, 2000; Teece and Coleman, 1998.<br />

<strong>De</strong> traditionele SSNIP-test –die immers primair gericht is op <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht via<br />

prijsstellend gedrag– is niet geschikt voor snel ontwikkelen<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en met sterk innovatieve<br />

producten. In dat geval wordt immers niet zo zeer op <strong>de</strong> prijs geconcurreerd, maar meer op<br />

productkenmerken. <strong>De</strong>ze productkenmerken –en dus ook <strong>de</strong> <strong>markt</strong>– veran<strong>de</strong>ren erg snel. Dit<br />

maakt <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> per <strong>de</strong>finitie erg ingewikkeld en daardoor controversieel (het zegt niet veel<br />

meer over <strong>de</strong> monopoliemacht, want over een jaar kan het an<strong>de</strong>rs zijn). Een statische bena<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zal lei<strong>de</strong>n tot een te nauwe <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>: door successen in het verle<strong>de</strong>n als proxy<br />

voor toekomstige levensvatbaarheid te gebruiken, overschat men <strong>de</strong> concurrentiekracht in een<br />

<strong>markt</strong>. Een voorbeeld is <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor diagnostic imaging <strong>de</strong>vices (zoals röntgenfoto apparatuur, CT<br />

scanners en MRI scanners). Uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> een traditionele SSNIP-test zal elk <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze sub<strong>markt</strong>en<br />

waarschijnlijk als aparte <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n gekenschetst. Echter dit is niet juist, omdat <strong>de</strong> prijs slechts<br />

één <strong>van</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgeschikte vraagbepalen<strong>de</strong> elementen is.<br />

61<br />

rapport no. 615


62<br />

Teece and Coleman (1998, p. 10 en appendix B) geven aan hoe <strong>de</strong> SSNIP-test aangepast zou<br />

moeten wor<strong>de</strong>n om voor <strong>de</strong>rgelijke <strong>markt</strong>en toegepast te kunnen wor<strong>de</strong>n. Zij pleiten voor een multi-<br />

attribute SSNIP-test: SSNIPP (met een dubbele P). <strong>De</strong> basisgedachte is als volgt. Stel dat één <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

bedrijven op een <strong>markt</strong> een bepaald productkenmerk zou verbeteren (bijvoorbeeld door <strong>de</strong> snelheid<br />

<strong>van</strong> een microprocessor in kloksnelheid of MIPS te verhogen), en <strong>de</strong> prijs en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re product-<br />

kenmerken constant zou hou<strong>de</strong>n. 56 Indien dit leidt tot een daling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag naar soortgelijke<br />

producten, is een kruislingse elasticiteit te schatten voor <strong>de</strong> twee producten. Als <strong>de</strong>ze elasticiteit<br />

hoog genoeg is, behoren <strong>de</strong> producten tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong>. <strong>De</strong> auteurs stellen voor om een, in hun<br />

ogen conservatieve, 25%-regel in te stellen: indien een verslechtering <strong>van</strong> een productkenmerk <strong>van</strong><br />

product Y met 25% leidt tot substitutie naar product X, dan hoort product X tot <strong>de</strong> <strong>markt</strong> waartoe<br />

ook Y behoort. Ten slotte merken Teece en Coleman (p. 22) op dat: “When assessing such performance-<br />

induced substitutability, a 1-year or 2-year period is simply too short because enhancement of performance attributes<br />

may take a longer time to accomplish than price changes. While it is difficult to state precisely (and generally) the<br />

‘right’ length of time, it is clear that the time frame should be <strong>de</strong>termined by technological concerns. As a result, it may<br />

be necessary to apply different time frames to different products and technologies.”<br />

Het is echter niet dui<strong>de</strong>lijk of <strong>de</strong>ze SSNIPP-test een verbetering inhoudt. Ten eerste moet dui<strong>de</strong>lijk<br />

zijn wat dé belangrijkste vraagbepalen<strong>de</strong> productkenmerken zijn. Ten twee<strong>de</strong> moeten <strong>de</strong>ze in<br />

kwantitatieve termen te <strong>van</strong>gen zijn. Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> impliceert een langere tijdshorizon meer onzeker-<br />

heid en is daardoor niet altijd in praktijk te brengen. Ten vier<strong>de</strong> is het differentiëren <strong>van</strong> <strong>de</strong> tijds-<br />

horizon naar verschillen<strong>de</strong> producten waarschijnlijk moeilijk, omdat dan alleen al het vaststellen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> juiste tijdshorizon veel tijd en geld kan kosten.<br />

4.2.13 Markt<strong>afbakening</strong> en netwerksectoren<br />

Larouche (2000) waarschuwt dat <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in netwerksectoren steeds moeilijker wordt,<br />

omdat <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> en <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong> veelal samenvallen. Of an<strong>de</strong>rs gezegd: geografi-<br />

sche aspecten spelen een rol bij <strong>de</strong> product<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. <strong>De</strong> traditionele bena<strong>de</strong>ring en metho-<br />

<strong>de</strong>n zijn hier niet goed bruikbaar <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> twee factoren (in box 4.4 wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze na<strong>de</strong>r<br />

toegelicht):<br />

1. In <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne netwerksectoren is er sprake <strong>van</strong> een steeds ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong> segmentering <strong>van</strong><br />

consumenten<strong>markt</strong>en en <strong>van</strong> veelvoudige substitutiepatronen.<br />

2. In netwerksectoren, als <strong>de</strong> luchtvaart en <strong>de</strong> telecom, is een product geografisch gebon<strong>de</strong>n<br />

(transport of communicatie <strong>van</strong> een locatie naar een an<strong>de</strong>re locatie). Er is dan bijv. sprake <strong>van</strong><br />

56 Indien <strong>de</strong> producent zowel <strong>de</strong> prijs verhoogt als een productkenmerk verbetert, en indien er geen sprake is <strong>van</strong><br />

substitutie, dan wil dat nog niet zeggen dat <strong>de</strong> producten in verschillen<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en te plaatsen zijn. Het zegt wel dat <strong>de</strong><br />

prijs-kwaliteit verhouding ongewijzigd is.


<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> op basis <strong>van</strong> een specifieke route. Zo vormt een telefoongesprek tussen A en<br />

B geen substituut voor een gesprek tussen A en C. Dit betekent dat geografische aspecten in <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> op een zeer specifieke manier naar voren komen.<br />

Larouche stelt daarom een nieuwe bena<strong>de</strong>ring voor. <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring wordt al toegepast door <strong>de</strong><br />

Commissie bij zaken in <strong>de</strong> luchtvaartsector, maar nog niet consequent bij zaken in <strong>de</strong> telecomsector<br />

(ibi<strong>de</strong>m, p. 427). Larouche waarschuwt <strong>de</strong> Commissie tegen het hanteren <strong>van</strong> ‘relatief eenvoudige’<br />

karakteristieken zoals producttechnologie en netwerk<strong>de</strong>kking als basis voor <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en (p.<br />

443). <strong>De</strong> bena<strong>de</strong>ring die hij voorstelt, kan in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> 5 punten samengevat wor<strong>de</strong>n (pp. 442-<br />

443):<br />

1. Het startpunt vormt het scala <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangebo<strong>de</strong>n goe<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> kandidaatbedrijven. Op<br />

basis hier<strong>van</strong> wor<strong>de</strong>n één of meer doelgroepen <strong>van</strong> consumenten geï<strong>de</strong>ntificeerd.<br />

2. Voor elke doelgroep moeten <strong>de</strong> ‘minimum vereisten’ op een rij wor<strong>de</strong>n gezet, om te kunnen<br />

beoor<strong>de</strong>len welke alternatieven door <strong>de</strong> consumenten als substituten wor<strong>de</strong>n beschouwd. In<br />

een sector met wijdverbrei<strong>de</strong>, veelvoudige substitutiepatronen moet er enige mid<strong>de</strong>ling plaats-<br />

vin<strong>de</strong>n om het aantal rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong>en binnen <strong>de</strong> grenzen <strong>van</strong> het behan<strong>de</strong>lbare aantal<br />

(4 tot 5) te hou<strong>de</strong>n. 57<br />

3. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong>en zullen elk een aantal geografische componenten hebben (een<br />

vlucht tussen Lon<strong>de</strong>n en Parijs, of ‘global internet connectvity’)<br />

4. Alle bedrijven die in staat zijn om het product aan te bie<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n meegenomen bij <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> concurrentiedruk<br />

5. Er is geen geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> zoals die voor an<strong>de</strong>re sectoren doorgaans wordt<br />

gehanteerd, behalve als er sprake is <strong>van</strong> regulering (zoals licenties e.a.).<br />

57 Substitutie aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> speelt vooralsnog een beperkte rol. In <strong>de</strong> telecomsector zou aanbodsubstitutie echter in<br />

toenemen<strong>de</strong> meegenomen moeten wor<strong>de</strong>n, vooral om het aantal rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en binnen perken te hou<strong>de</strong>n<br />

(Larouche, 2000, p. 421).<br />

63<br />

rapport no. 615


64<br />

Box 4.4: Netwerksectoren<br />

A. Product<strong>markt</strong>en: segmentering en veelvoudige substitutiepatronen<br />

<strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> moet ge<strong>de</strong>finieerd wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong>uit het perspectief <strong>van</strong> <strong>de</strong> consument. Echter, het aantal te<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n segmenten wordt steeds groter, en <strong>de</strong> grote diversiteit aan diensten resulteert in veelvoudige<br />

substitutiepatronen. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te <strong>de</strong>finiëren.<br />

A.1 Segmentering<br />

Bij het afbakenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> ligt <strong>de</strong> nadruk op wat <strong>de</strong> consument als substituut ziet. Maar wat <strong>de</strong><br />

ene groep consumenten als substituut ziet, hoeft niet te gel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re groep. In <strong>de</strong> luchtvaart,<br />

bijvoorbeeld, zijn <strong>de</strong> vluchten in het zakelijke segment tijdsgevoelig terwijl <strong>de</strong> vluchten in het toeristensegment<br />

prijsgevoelig zijn. <strong>De</strong> ene consument kijkt alleen naar directe vluchten, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r kijkt ook naar overstapmogelijkhe<strong>de</strong>n,<br />

an<strong>de</strong>re transportmid<strong>de</strong>len en eventueel naar an<strong>de</strong>re bestemmingen. In <strong>de</strong> telecomsector leidt <strong>de</strong><br />

segmentering tot nog ingewikkel<strong>de</strong>r patronen. Gegeven <strong>de</strong> grote diversiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> gebo<strong>de</strong>n diensten en het<br />

gemak waarmee <strong>de</strong>ze diensten opgebroken kunnen wor<strong>de</strong>n in verschillen<strong>de</strong> elementen (om vervolgens in een<br />

nieuwe combinatie aangebo<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n), kan <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> heel verschillend zijn voor verschillen<strong>de</strong> afnemers.<br />

Grote on<strong>de</strong>rnemingen hebben behoefte aan een totaal pakket aan diensten ten behoeve <strong>van</strong> hun<br />

interne- en externe communicatie dat is toegesne<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> specifieke kenmerken <strong>van</strong> het bedrijf (system integration).<br />

Een mid<strong>de</strong>lgroot bedrijf vraagt waarschijnlijk geen totaal pakket toegesne<strong>de</strong>n op eigen behoeftes,<br />

maar een <strong>de</strong>elpakket <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs voor vaste telefonie, mobiele telefonie, data services etc.<br />

Ten slotte kunnen als segment nog <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>ns en <strong>de</strong> kleine bedrijven wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

A.2 Veelvoudige substitutiepatronen<br />

Voor alle consumenten spelen schaal- en breedte effecten (economies of scale en economies of scope) en transactiekosten<br />

een rol: een consument zoekt geen nieuwe aanbie<strong>de</strong>r voor een dienst die relatief weinig gebruikt<br />

wordt. Er is een opmars <strong>van</strong> aangebo<strong>de</strong>n service bundles, waar aanbie<strong>de</strong>rs hun breedtevoor<strong>de</strong>len kunnen uitbuiten<br />

door een totaalpakket aan te bie<strong>de</strong>n waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> elementen ook afzon<strong>de</strong>rlijk het meest concurrerend<br />

zijn (cluster<strong>markt</strong>en). Het lijkt erop dat <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> telecomdiensten hun aangebo<strong>de</strong>n dienstenscala<br />

steeds blijven uitbrei<strong>de</strong>n terwijl <strong>de</strong> verlangens <strong>van</strong> cliënten steeds meer gediversifieerd wor<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> kleine<br />

klanten wor<strong>de</strong>n steeds meer gesegmenteerd en <strong>van</strong> <strong>de</strong> grote afnemers kan men bijna zeggen dat zij hun eigen<br />

substitutiepatroon en <strong>markt</strong> hebben ontwikkeld.<br />

B. Geografische component product<strong>markt</strong><br />

Bij geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> voor traditionele goe<strong>de</strong>ren wordt <strong>de</strong> vraag gesteld ‘hoever <strong>de</strong> consument<br />

bereid is om te gaan’. <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring is achterhaald als het gaat om netwerksectoren. In <strong>de</strong>ze sectoren is een<br />

product geografisch gebon<strong>de</strong>n (transport of communicatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> ene locatie naar een an<strong>de</strong>re locatie) hetgeen<br />

betekent dat geografische aspecten in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> op een zeer specifieke manier naar voren komen.<br />

<strong>De</strong> eerste vraag die in het geval <strong>van</strong> netwerksectoren gesteld moet wor<strong>de</strong>n, is of <strong>de</strong> concurrentie op routes of<br />

op netwerk plaatsvindt. Larouche stelt dat het antwoord op <strong>de</strong>ze vraag slechts een additionele dimensie voor<br />

<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> geeft (netwerk<strong>de</strong>kking is rele<strong>van</strong>t bij het i<strong>de</strong>ntificeren <strong>van</strong> concurrenten),<br />

en niet leidt tot een specifieke manier om <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> te <strong>de</strong>finiëren. Volgens<br />

Larouche is regulering het enige on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> element bij geografische <strong>afbakening</strong>en in <strong>de</strong> telecom (en<br />

an<strong>de</strong>re netwerk) sectoren.<br />

Hij conclu<strong>de</strong>ert dat er voor elke product<strong>markt</strong> een geografische component bestaat, die langs vele factoren<br />

kan variëren. <strong>De</strong> geografische aspecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n beïnvloedt door consumentenvereisten,<br />

zoals netwerk<strong>de</strong>kking kwaliteit-prijs verhouding en <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> dienstverlening. <strong>De</strong> geografische<br />

component varieert voor elke grote afnemer en voor elk <strong>van</strong> het toenemend aantal segmenten <strong>van</strong> kleinere<br />

afnemers. Zo geldt met name voor grote afnemers dat <strong>de</strong> geografische component bepaald is door het feit dat<br />

zij extra goedkoop en goed naar bepaal<strong>de</strong> vaste contacten (klanten of productie-af<strong>de</strong>lingen) willen bellen.<br />

Kleinere afnemers, zoals huishou<strong>de</strong>ns, stellen meestal geen speciale eisen die lei<strong>de</strong>n tot een specifieke geografische<br />

component (geen geleas<strong>de</strong> lijnen tussen A en B en geen ultra-snelle en betrouwbare datalijn tussen<br />

twee vaste punten C en D).<br />

Bron: gebaseerd op Larouche, 2000.


66<br />

4.2.15 Markt<strong>afbakening</strong> of <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht<br />

Ten slotte vragen sommige economen zich af of <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> eigenlijk wel<br />

noodzakelijk is (bijvoorbeeld Crooke et al., 1997; Froeb en Wer<strong>de</strong>r, 1991 en 1992; Wer<strong>de</strong>n, 2000;<br />

Salop, 1999; Van Damme en Verboven, 2001; Canoy en Wiegand, 2002). Markt<strong>afbakening</strong> is slechts<br />

een tussenliggend station bij het analyseren <strong>van</strong> concurrentieverhoudingen; <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is geen<br />

doel op zich. Er wordt wel gesproken over <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> als een omweg. <strong>De</strong> genoem<strong>de</strong><br />

economen pleiten voor een meer rechtstreekse i<strong>de</strong>ntificatie (of toetsing) <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht.<br />

Overigens kan zowel bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en als bij toetsen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht met het SSNIP-<strong>de</strong>nk-<br />

ka<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n gewerkt. Bij het toetsen <strong>van</strong> het al dan niet bestaan <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht wordt uitgegaan<br />

<strong>van</strong> een individueel bedrijf A met een bepaald product, terwijl bij een <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> wordt uitge-<br />

gaan <strong>van</strong> een groep producten. Marktmacht wordt gemeten door <strong>de</strong> inverse <strong>van</strong> <strong>de</strong> elasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

vraag voor bedrijf A (vgl. <strong>de</strong> Lerner in<strong>de</strong>x: (prijs minus <strong>de</strong> marginale kosten)/prijs = 1/elasticiteit).<br />

Hoe hoger <strong>de</strong> elasticiteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag, hoe min<strong>de</strong>r <strong>markt</strong>macht bedrijf A heeft, en hoe waarschijn-<br />

lijker het is dat er substituten voor het product zijn.<br />

Directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht als alternatief voor <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> speelt vooral een belang-<br />

rijke rol in die gevallen waarin <strong>de</strong> hypothetische monopolist niet hypothetisch is, maar daadwerke-<br />

lijk bestaat. In het geval <strong>van</strong> een dominante positie <strong>van</strong> (een groep) bedrijven ((joint) dominance) of<br />

<strong>van</strong> een kartel vervaagt het verschil tussen <strong>de</strong> SSNIP-test en <strong>de</strong> toets voor <strong>markt</strong>macht, omdat <strong>de</strong><br />

groep bedrijven met gezamenlijke dominantie en het kartel dan samenvallen met <strong>de</strong> hypothetische<br />

monopolist. Zoals hierboven reeds werd gesteld in paragraaf 4.2.1 is <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-<br />

test in <strong>de</strong>ze gevallen problematisch of zelfs onmogelijk door <strong>de</strong> cellophane fallacy. Ook bij fusies kan<br />

directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht wor<strong>de</strong>n gebruikt om te kijken of <strong>de</strong> fusie leidt tot <strong>de</strong> (verster-<br />

king <strong>van</strong>) een dominante positie.<br />

Er zijn verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n indien men tot directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht over wil<br />

gaan: (1) vergelijking <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige prijs met <strong>de</strong> competitieve prijs, (2) analyse <strong>van</strong> toetredings-<br />

barrières om afwezigheid <strong>van</strong> monopoliemacht aan te tonen, en (3) simulatie om <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

misbruik <strong>van</strong> een dominante positie of <strong>van</strong> een fusie te voorspellen.<br />

Vergelijking <strong>van</strong> huidige prijs met competitieve prijs Ten eerste kan <strong>de</strong> huidige prijs vergeleken wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> prijs in het competitieve evenwicht (zie<br />

ook paragraaf 4.2.1). <strong>De</strong>ze competitieve prijs kan bepaald wor<strong>de</strong>n door uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> even-<br />

wichtvoorwaar<strong>de</strong>n voor een competitieve <strong>markt</strong> <strong>de</strong> (lange termijn) marginale kosten bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong>-<br />

ruimen<strong>de</strong> hoeveelheid te schatten. Als <strong>de</strong> huidige prijs dui<strong>de</strong>lijk hoger ligt, kan er sprake zijn <strong>van</strong>


(misbruik <strong>van</strong>) een dominante positie. Een bekend voorbeeld <strong>van</strong> een (Amerikaanse) zaak waarin <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong>macht op <strong>de</strong>ze wijze direct werd geï<strong>de</strong>ntificeerd is <strong>de</strong> Staples/Office <strong>De</strong>pot-zaak. 59<br />

In <strong>de</strong>ze zaak werd <strong>de</strong> fusie tussen Staples en Office <strong>De</strong>pot, twee <strong>van</strong> <strong>de</strong> slechts drie super-<br />

stores voor kantoorartikelen, verbo<strong>de</strong>n. Veel me<strong>de</strong>dingingsspecialisten waren <strong>van</strong> mening dat <strong>de</strong><br />

rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> ruim moest wor<strong>de</strong>n afgebakend als <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor kantoorartikelen aangebo<strong>de</strong>n<br />

door zowel superstores, <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l en internethan<strong>de</strong>l. Er <strong>de</strong>ed zich echter <strong>de</strong> mogelijkheid voor om<br />

een ‘natuurlijk experiment’ uit te voeren op basis <strong>van</strong> vergelijken<strong>de</strong> prijsstudies. Er waren namelijk<br />

elektronisch gescan<strong>de</strong> kassagegevens <strong>van</strong> zowel Staples, Office <strong>De</strong>pot als <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> superstore<br />

(OfficeMax) bekend in meer<strong>de</strong>re (regionale) <strong>markt</strong>en met verschillen<strong>de</strong> soorten concurrentie<br />

(monopolie, duopolie of triopolie). Na studie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze gegevens bleek dat Staples en Office <strong>De</strong>pot<br />

lagere prijzen zetten in die <strong>markt</strong>en waarin ze met één of bei<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re superstores concur-<br />

reer<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> meer dan 10% hogere prijzen in <strong>de</strong> door Staples of door Office <strong>De</strong>pot gemonopoli-<br />

seer<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en, leid<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> conclusie dat een fusie aanzienlijke prijsverhogingen met zich mee zou<br />

brengen. <strong>De</strong> Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingsautoriteit (FTC) schatte dat een fusie <strong>van</strong> Staples en Office<br />

<strong>De</strong>pot zou lei<strong>de</strong>n tot een prijsverhoging <strong>van</strong> 7 tot 9% (Baker, 1998b). En dus werd <strong>de</strong> fusie<br />

verbo<strong>de</strong>n.<br />

Daarmee zou <strong>de</strong> zaak gesloten kunnen zijn. In werkelijkheid heeft <strong>de</strong> FTC achteraf ook<br />

nog <strong>de</strong> <strong>markt</strong> afgebakend. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> werd omschreven als <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor kantoorartikelen<br />

aangebo<strong>de</strong>n door superstores (dus exclusief <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re distributiekanalen). <strong>De</strong>ze <strong>afbakening</strong> wordt<br />

wel gekenschetst als een zwak en overbodig on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el in <strong>de</strong> zaak (zie bijv. Wer<strong>de</strong>n, 2000. p. 217).<br />

Analyse <strong>van</strong> toetredingsbarrières<br />

Ten twee<strong>de</strong> kan <strong>de</strong> afwezigheid <strong>van</strong> monopoliemacht aangetoond wor<strong>de</strong>n door –zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> expliciet wordt afgebakend– <strong>de</strong> toetredingsbarrières te boor<strong>de</strong>len. Een bena<strong>de</strong>ring die<br />

aansluit bij dit i<strong>de</strong>e is geopperd door Canoy en Wiegand (2002). Indien <strong>de</strong> kandidaat<strong>markt</strong> op een<br />

of an<strong>de</strong>re manier gekoppeld is aan an<strong>de</strong>re <strong>markt</strong>en is het volgens hen niet zo zeer <strong>van</strong> belang om <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> zo exact mogelijk af te bakenen op basis <strong>van</strong> een hypothetische prijsveran<strong>de</strong>ring, maar is het<br />

interessanter om te bekijken of <strong>de</strong> spelers op <strong>de</strong> kandidaat<strong>markt</strong> <strong>de</strong>ze gekoppel<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en kunnen<br />

gebruiken om <strong>de</strong> toetredingsbarrières te verhogen. Er zijn vele soorten <strong>van</strong> koppelingen tussen<br />

<strong>markt</strong>en <strong>de</strong>nkbaar –via verticale integratie, links aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> (gezamenlijk gebruik <strong>van</strong> hulp-<br />

bronnen), links aan <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> (fore- and aftermarkets voor goe<strong>de</strong>ren als fotocamera’s en hulpmid-<br />

<strong>de</strong>len), of een combinatie <strong>van</strong> links aan <strong>de</strong> vraag- en aanbodzij<strong>de</strong> (een merknaam die op meer<strong>de</strong>re<br />

<strong>markt</strong>en wordt gebruikt). Het gaat hierbij alleen om die koppelingen tussen <strong>markt</strong>en die verankerd<br />

zijn in <strong>de</strong> bedrijfsvoering of in <strong>de</strong> <strong>markt</strong>vraag.<br />

Indien <strong>markt</strong>spelers op <strong>de</strong> kandidaat<strong>markt</strong> via bepaal<strong>de</strong> gekoppel<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en <strong>de</strong><br />

toetredingsbarrières kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n, behoren <strong>de</strong>ze gekoppel<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en tevens tot het rele-<br />

59 Fe<strong>de</strong>ral Tra<strong>de</strong> Commission v. Staples Inc. No. 97-101, 1997 US Dist. LEXIS 9322 at *38 (DDC 30 juni 1997).<br />

67<br />

rapport no. 615


68<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>-cluster (het gebruik <strong>van</strong> het woord ‘cluster’ is enigszins verwarrend, het gaat hier niet<br />

om transactie-complementariteiten, zie paragraaf 4.2.10). <strong>De</strong> auteurs merken op dat “the <strong>de</strong>lineation of<br />

the rele<strong>van</strong>t market does matter here but the assessment of the possibility of raising entry barriers is much less sensitive<br />

to small mistakes. The remaining set of markets, i.e. the rele<strong>van</strong>t market plus all connected markets that matter for<br />

entry, is called the rele<strong>van</strong>t market cluster.” (p. 14).<br />

Het uitvoeren <strong>van</strong> simulaties<br />

Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> kunnen <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> misbruik <strong>van</strong> een dominante positie wor<strong>de</strong>n ingeschat met<br />

behulp <strong>van</strong> simulatie technieken (wat is het effect op <strong>de</strong> prijs als er geen sprake zou zijn <strong>van</strong><br />

misbruik?). <strong>De</strong>ze directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht als alternatief voor <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> speelt al<br />

een rol spelen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> fusies: bestaat <strong>de</strong> (vermeen<strong>de</strong>) monopolist echt, doordat twee<br />

of meer bedrijven mogelijk <strong>markt</strong>macht gaan krijgen of hun bestaan<strong>de</strong> macht uit kunnen brei<strong>de</strong>n.<br />

Bij fusies wordt dan bijvoorbeeld direct –zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wordt afgebakend– bekeken wat <strong>de</strong><br />

gevolgen <strong>van</strong> een fusie zijn in termen <strong>van</strong> het effect op <strong>de</strong> prijzen voor consumenten. Als het<br />

antwoord op <strong>de</strong>ze vraag ‘ja’ is, wordt door <strong>de</strong> fusie een machtspositie versterkt of in het leven<br />

geroepen en dient <strong>de</strong>ze over het algemeen verbo<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n. Crooke et al. (1997) stellen dat <strong>de</strong>ze<br />

veran<strong>de</strong>ring in bena<strong>de</strong>ring “corresponds with the <strong>de</strong>velopment of high level languages like Mathematica, and the<br />

ascendancy of noncooperative game theory over the strucure-performance paradigm as the dominant framework for<br />

constructing merger and dominance mo<strong>de</strong>ls.” (p. 2). Men spreekt dan ook wel <strong>van</strong> simulatietechnieken<br />

(‘computational approach’) als alternatief voor “the structural approach of the case law or market share-based<br />

presumptions”. Salop (1999, p. 7) spreekt <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘first principal approach’.<br />

<strong>De</strong> computational bena<strong>de</strong>ring omvat 2 separate stappen. Ten eerste wordt een structural vraagmo<strong>de</strong>l<br />

geschat en vervolgens wordt het post-fusie evenwicht berekend of via simulatie verkregen. Op <strong>de</strong>ze<br />

wijze kunnen <strong>de</strong> prijzen en hoeveelhe<strong>de</strong>n –en daarmee <strong>de</strong> welvaartseffecten– voorspeld wor<strong>de</strong>n.<br />

<strong>De</strong> bena<strong>de</strong>ring is gebaseerd op 3 basis veron<strong>de</strong>rstellingen (Crooke et al., 1997):<br />

1. <strong>De</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie (veelal Bertrand oligopolie met gedifferentieer<strong>de</strong> producten).<br />

2. <strong>De</strong> vorm <strong>van</strong> <strong>de</strong> marginale kostencurve (veelal constant veron<strong>de</strong>rsteld).<br />

3. Het soort vraagmo<strong>de</strong>l (bijv. almost i<strong>de</strong>al <strong>de</strong>mand system, of een logit-, (log-)lineaire of constant<br />

elasticity specificatie).<br />

Na het schatten of kalibreren <strong>van</strong> residuele vraagelasticiteiten (en an<strong>de</strong>re elasticiteiten), wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

meest waarschijnlijke effecten <strong>van</strong> een fusie via een simulatie weergegeven. Als bijvoorbeeld blijkt<br />

dat <strong>de</strong> vraag naar het product <strong>van</strong> <strong>de</strong> gefuseer<strong>de</strong> bedrijven min<strong>de</strong>r elastisch is dan <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

afzon<strong>de</strong>rlijke bedrijven, leidt <strong>de</strong> fusie tot <strong>de</strong> vergroting <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht. Op basis hier<strong>van</strong> wordt<br />

vervolgens <strong>de</strong> prijsverhoging berekend die het nieuwe, gefuseer<strong>de</strong> bedrijf zou willen doorvoeren.


Dit soort analyses wordt sinds het ein<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> jaren ’90 steeds vaker gebruikt in <strong>de</strong> VS (Bishop en<br />

Walker, 1999). In Europa wordt <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring min<strong>de</strong>r frequent toegepast. <strong>De</strong> verwachting is dat<br />

<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> toekomst ook in Europa meer gebruikt zal wor<strong>de</strong>n (bijvoorbeeld voor gevallen<br />

met winkelbedrijven, omdat prijs- en afzetgegevens op steeds bre<strong>de</strong>re schaal beschikbaar komen als<br />

gevolg <strong>van</strong> elektronisch gescan<strong>de</strong> kassa-gegevens).<br />

Voor- en na<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht<br />

<strong>De</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht heeft voor<strong>de</strong>len.<br />

Door het overslaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> komen tijd en mid<strong>de</strong>len vrij om zich te concentreren<br />

op het uitvoeren <strong>van</strong> prijsstudies, het bestu<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> toetredingsbarrières of <strong>de</strong> specificatie en<br />

schatting <strong>van</strong> een oligopoliemo<strong>de</strong>l. In dit verband wordt als mogelijk na<strong>de</strong>el wel gesteld dat <strong>de</strong>ze<br />

extra tijd en mid<strong>de</strong>len ook hard nodig zijn, omdat <strong>de</strong> analyses bij directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>-<br />

macht over het algemeen ingewikkel<strong>de</strong>r zijn dan bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Echter, opgemerkt moet<br />

wor<strong>de</strong>n dat <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in sommige gevallen ook een zeer tijdrovend en ingewikkeld proces<br />

kan zijn.<br />

Bovendien heeft <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len binnen een ‘computational’ ka<strong>de</strong>r een meer<br />

economische basis dan bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>, omdat <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len bepaald wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> aan-<br />

names <strong>van</strong> het simulatiemo<strong>de</strong>l. Overigens speelt <strong>de</strong> vraag welke producten in <strong>de</strong> simulatie moeten<br />

wor<strong>de</strong>n meegenomen een rol die vergelijkbaar is met <strong>de</strong> rol bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en (welke<br />

producten behoren tot een kandidaat<strong>markt</strong>?). <strong>De</strong> implicaties <strong>van</strong> een verkeer<strong>de</strong> keuze zijn echter<br />

verschillend (Bishop en Walker, 1999, pp. 214-215). Daar waar het weglaten <strong>van</strong> een aanbie<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />

een product bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en en <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>elberekeningen bij fusies tot een overschatting<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> toegenomen concentratie leidt, leidt het weglaten <strong>van</strong> een product in een fusiesimulatie-<br />

mo<strong>de</strong>l juist tot een on<strong>de</strong>rschatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> prijsstijging na <strong>de</strong> fusie. 60<br />

Het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtstreekse i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht is dat ook an<strong>de</strong>re<br />

factoren kunnen wor<strong>de</strong>n meegenomen in <strong>de</strong> analyse, en expliciet kunnen wor<strong>de</strong>n afgewogen tegen<br />

<strong>de</strong> anti-competitieve effecten (Van Damme en Verboven, 2001, pp. 153-154). Er kan bijvoorbeeld<br />

bekeken wor<strong>de</strong>n of geclaim<strong>de</strong> kostenbesparingen bij fusies wel wor<strong>de</strong>n doorgerekend in <strong>de</strong> prijzen<br />

om <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentiebeperkingen te compenseren (efficiency gains).<br />

Een na<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> indirecte i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht (met name het gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> simulatie-<br />

technieken) is dat <strong>de</strong>ze min<strong>de</strong>r goed is toe te passen indien er sprake is <strong>van</strong> expliciete dan wel stil-<br />

zwijgen<strong>de</strong> samenspanning bij het stellen <strong>van</strong> prijzen (het mo<strong>de</strong>l levert dan slechts een on<strong>de</strong>rgrens<br />

voor <strong>de</strong> prijsstijgingen na <strong>de</strong> fusie op). Door <strong>de</strong> fusie neemt <strong>de</strong> concurrentie voor <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong><br />

partijen af en kunnen zij hun prijs verhogen. In reactie daarop zullen <strong>de</strong> overige partijen ook hun<br />

60 Dit laatste komt doordat in oligopoliemo<strong>de</strong>llen <strong>de</strong> prijsstijging <strong>van</strong> fuseren<strong>de</strong> bedrijven leidt tot reacties <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige<br />

bedrijven die tevens hun prijzen zullen laten stijgen, waardoor <strong>de</strong> prijs <strong>van</strong> <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> bedrijven nog ver<strong>de</strong>r kan<br />

stijgen.<br />

69<br />

rapport no. 615


70<br />

prijs verhogen. <strong>De</strong> prijszetting door <strong>markt</strong>partijen wordt met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n ‘softer’ (Bishop en<br />

Walker, 1999). Een fusie zou <strong>de</strong> kans op samenspanning kunnen vergroten. Bij <strong>de</strong> simulatie zou<br />

dan een on<strong>de</strong>rscheid aangebracht dienen te wor<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> prijsstijgingen ten gevolge <strong>van</strong> softere<br />

prijszetting en <strong>de</strong> prijsstijgingen ten gevolge <strong>van</strong> een toenemen<strong>de</strong> kans op samenspanning.<br />

4.2.16 Markt<strong>afbakening</strong> en rechtszekerheid<br />

“Economists and lawyers do not often see eye to eye.”(Nicolai<strong>de</strong>s, 2001, p. 7)<br />

In dit hoofdstuk is <strong>de</strong> in <strong>de</strong> economische literatuur beschreven kritiek op <strong>de</strong> huidige <strong>afbakening</strong>s-<br />

praktijk weergegeven. Het feit dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in principe een juridisch begrip is dat per zaak<br />

op basis <strong>van</strong> veelal economische inzichten en technieken wordt ingevuld, kan daarnaast echter ook<br />

lei<strong>de</strong>n tot juridische kritiek op <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. <strong>De</strong>ze juridische kritiek valt buiten <strong>de</strong> opzet <strong>van</strong> dit<br />

rapport (voor een analyse <strong>van</strong> verschillen tussen juristen en economen bij me<strong>de</strong>dinging in het alge-<br />

meen, zie Nicolai<strong>de</strong>s, 2001). Wel wordt hier kort ingegaan op een belangrijk punt: <strong>de</strong> juridische<br />

nadruk op rechtszekerheid versus <strong>de</strong> economische nadruk op efficiëntie, of te wel <strong>de</strong> ex-ante versus<br />

<strong>de</strong> ex-post bena<strong>de</strong>ring.<br />

Rechtszekerheid staat hierbij voor <strong>de</strong> waarborg dat <strong>de</strong> rechtspraak volgens bepaal<strong>de</strong> objectieve<br />

normen geschiedt. Rechtszekerheid impliceert dat men liever niet werkt met een concept dat geen<br />

eenduidige en vooraf te toetsen criteria oplevert. Rechtszekerheid is gebaat bij ‘hard and fast rules’, die<br />

eenduidig zijn te interpreteren, en waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> toepassing relatief weinig tijd en geld kost. Juristen<br />

bekijken anti-competitieve gedragingen als afwijkingen <strong>van</strong> vooraf gestel<strong>de</strong> doelstellingen over<br />

bijvoorbeeld consumentenbescherming, vrijhan<strong>de</strong>l of publieke belangen (ex-ante bena<strong>de</strong>ring). Zij<br />

kijken niet primair naar <strong>de</strong> daadwerkelijke gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> gedragingen.<br />

Economen kijken primair naar <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> een anti-competitieve gedraging: ‘neemt <strong>de</strong> effi-<br />

ciëntie toe of af door <strong>de</strong> gedraging?’, of: ‘wordt <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> meer of min<strong>de</strong>r efficiënt?’.<br />

Bij economische efficiëntie gaat het dus om <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> ex-post effecten <strong>van</strong> een me<strong>de</strong>-<br />

dingingsbeperking op basis <strong>van</strong> mogelijke gevolgen op <strong>de</strong> allocatieve en dynamische efficiëntie (<strong>de</strong><br />

som <strong>van</strong> het producenten en consumentensurplus).<br />

Een twee<strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> efficiëntie is procesefficiëntie. Dit begrip impliceert dat <strong>de</strong> tijd en kosten die<br />

aan een <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> zijn verbon<strong>de</strong>n, niet te hoog moeten zijn in relatie tot het doel dat met <strong>de</strong><br />

<strong>afbakening</strong> wordt nagestreefd. In hoofdstuk 3 bleek dat <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> evenals <strong>de</strong> Commissie over het<br />

algemeen procesefficiënt werkt bij het afbakenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>.<br />

Economische efficiëntie en rechtszekerheid kunnen elkaar bijten. <strong>De</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> of<br />

<strong>de</strong> meting <strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> een me<strong>de</strong>dingingsbeperking zijn immers niet standaard, maar


72<br />

enkele voorbeeldsituaties weergegeven waarin <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len geen goe<strong>de</strong> indicatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht<br />

zijn. 64<br />

1. Een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el zegt veel min<strong>de</strong>r indien er substituten beschikbaar zijn, er sprake is <strong>van</strong><br />

productdifferentiatie, er sprake is <strong>van</strong> sterke oligopolistische interactie tussen producenten, of<br />

er lage toetredingsbarrières op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zijn. In dat laatste geval kan een producent met een<br />

hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el niet ‘ongestraft’ zijn prijzen verhogen, omdat dat immers leidt tot toetre-<br />

ding en daarmee afname <strong>van</strong> het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el.<br />

2. Een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el zegt niet veel in zeer snel ontwikkelen<strong>de</strong> <strong>markt</strong>en.<br />

3. Een laag <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> een bedrijf dat opereert op een <strong>markt</strong> waarop meer<strong>de</strong>re bedrijven<br />

met een laag <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el als groep gezamenlijk <strong>markt</strong>macht hebben (bijv. door parallel prijs-<br />

gedrag) en zo potentiële toetre<strong>de</strong>rs afschrikken.<br />

4. Een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el kan het gevolg zijn <strong>van</strong> schaalvoor<strong>de</strong>len. Uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> schaalvoor<strong>de</strong>-<br />

len kan het best zo zijn dat <strong>de</strong> optimale schaalom<strong>van</strong>g (the minimum efficient scale) een hoger<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el vereist. 65 Schaalvoor<strong>de</strong>len kunnen met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n een strikte drempel<br />

verzachten. 66<br />

5. Een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el hoeft geen <strong>markt</strong>macht te betekenen indien het bedrijf innovatief of<br />

efficiënt is. Dit bedrijf kan zijn sterke <strong>markt</strong>positie handhaven door hoge kwaliteit tegen lage<br />

prijs te leveren. 67 Over een hoog <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el, dat verdiend is door een sterke concurrentie-<br />

positie te verwerven, wordt over het algemeen dan ook mil<strong>de</strong>r geoor<strong>de</strong>eld dan over een hoog<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el dat gekocht is door fusies (<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el kopen).<br />

6. Is er sprake <strong>van</strong> een stagneren<strong>de</strong> of krimpen<strong>de</strong> <strong>markt</strong>, dan zal <strong>de</strong> concurrentie op <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

groter zijn en wegen kleine verschillen in <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el min<strong>de</strong>r zwaar. Hetzelf<strong>de</strong> geldt voor een<br />

<strong>markt</strong> met veel overcapaciteit, of grote kostenverschillen tussen on<strong>de</strong>rnemingen.<br />

64 Voor alle dui<strong>de</strong>lijkheid: hier wordt het belang <strong>van</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len gerelativeerd, en niet het belang <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>.<br />

Integen<strong>de</strong>el, bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> oligopolistische interactie of toetredingsdrempels moet eerst bepaald wor<strong>de</strong>n om<br />

welke <strong>markt</strong> het gaat.<br />

65 Dit is <strong>de</strong> output waarbij <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kosten curve en <strong>de</strong> marginale kostencurve elkaar snij<strong>de</strong>n. Het heet <strong>de</strong> minimal<br />

efficient scale omdat bij <strong>de</strong>ze ouput <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kosten minimaal zijn.<br />

66 Schaalvoor<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Commissie wel bekeken bij het beoor<strong>de</strong>len (vgl. dominantie toets) <strong>van</strong> fusies, en dan<br />

met name als het gaat om het beschrijven <strong>van</strong> <strong>de</strong> toetredingsbarrières (Martin, 2001, p. 130).<br />

67 Meer in het algemeen geldt dat concentratiematen alleen dan zinvol als <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> concentratie <strong>de</strong> winstposities <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> bedrijven beïnvloedt, maar niet als het omgekeer<strong>de</strong> ook het geval is: als het ene bedrijf bijvoorbeeld efficiënter gaat<br />

produceren, zal dit bedrijf meer winst maken en mag verwacht wor<strong>de</strong>n dat het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el stijgt, waardoor mogelijk<br />

ook <strong>de</strong> mate <strong>van</strong> concentratie op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> toeneemt. In dit geval kan <strong>de</strong> toegenomen concentratie niet gelijk wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld aan een afname <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>.


4.3 Conclusie<br />

“Zullen wij, economen, in staat zijn <strong>de</strong> inzichten en zekerheid te leveren die <strong>de</strong> <strong>markt</strong> <strong>van</strong> ons verwacht? Inzichten<br />

wel, maar <strong>de</strong> zekerheid niet, verwacht ik. Is <strong>de</strong> economische wetenschap niet die <strong>van</strong> ‘on the one hand, but on the<br />

other hand that’?’ Ook <strong>de</strong>ze flexibiliteit heeft weer zijn voor<strong>de</strong>len, economen kunnen eenvoudig door bei<strong>de</strong> partijen in<br />

een conflict wor<strong>de</strong>n ingezet.” (Van Damme, 2000, p. 87)<br />

Box 4.5 geeft in het kort <strong>de</strong> conclusies <strong>van</strong> dit hoofdstuk weer. <strong>De</strong>ze zullen in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong><br />

tekst wor<strong>de</strong>n toegelicht.<br />

Box 4.5: <strong>De</strong> conclusies <strong>van</strong> hoofdstuk 4<br />

1. Er is geen consensus on<strong>de</strong>r economen over wat <strong>de</strong> correcte wijze is waarop <strong>de</strong> <strong>markt</strong>en zou<strong>de</strong>n<br />

moeten wor<strong>de</strong>n afgebakend. Aan elke metho<strong>de</strong> of techniek hangen na<strong>de</strong>len. En bij elke theorie<br />

zijn bepaal<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n te specificeren die niet <strong>van</strong> toepassing zijn op een bepaal<strong>de</strong> zaak.<br />

2. Er is wel consensus on<strong>de</strong>r economen over <strong>de</strong> correcte bena<strong>de</strong>ring (i.c., <strong>de</strong> SSNIP-test). We<br />

weten allemaal wel wat er fout is aan <strong>de</strong> SSNIP-test en dat <strong>de</strong> vereisten ten aanzien <strong>van</strong> benodig<strong>de</strong><br />

data hoog zijn, maar we hebben nog geen algemeen aanvaard alternatief, en roeien dus<br />

door met <strong>de</strong> riemen die we hebben.<br />

3. <strong>De</strong> conclusie is dat –ondanks <strong>de</strong> economische (wetenschappelijke) kritiek– <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in<br />

veruit <strong>de</strong> meeste gevallen het noodzakelijke startpunt is in een me<strong>de</strong>dingingszaak, en dat <strong>de</strong><br />

SSNIP-test een zeer nuttige bena<strong>de</strong>ring is bij het <strong>afbakening</strong>sproces. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> gebruikt met<br />

an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n het ‘juiste’ economische <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r.<br />

<strong>De</strong> economie reikt verschillen<strong>de</strong> theorieën en empirische metho<strong>de</strong>n en technieken aan om <strong>markt</strong>en<br />

af te bakenen. Er is echter geen consensus on<strong>de</strong>r economen over wat <strong>de</strong> correcte wijze is waarop <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong>en zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n afgebakend. Aan elke metho<strong>de</strong> of techniek hangen na<strong>de</strong>len. En bij<br />

elke theorie zijn bepaal<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n te specificeren die niet <strong>van</strong> toepassing zijn op een bepaal<strong>de</strong><br />

zaak. Dit gebrek aan consensus heeft te maken met het voortdurend in ontwikkeling zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

economische inzichten. <strong>De</strong> afweging wat ‘goe<strong>de</strong>’ of ‘min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong>’ economische inbreng is, wordt<br />

in sterke mate op basis <strong>van</strong> voortschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> inzichten gemaakt.<br />

Het ‘dan maar achterwege laten’ <strong>van</strong> een empirisch on<strong>de</strong>rzoek of <strong>van</strong> een confrontatie <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> feiten in een zaak met <strong>de</strong> algemene theorie, is echter geen goe<strong>de</strong> optie. In <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Van<br />

Damme en Verboven (2001, p. 172): “[Het gebruik <strong>van</strong> empirische mo<strong>de</strong>llen en theoretische inzichten] leidt<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk tot een betere beslissing dan mogelijk is via louter armchair theorising of via feitenanalyse zon<strong>de</strong>r<br />

theorie”.<br />

Er bestaat bre<strong>de</strong> consensus on<strong>de</strong>r economen over het feit dat <strong>de</strong> SSNIP-test <strong>de</strong> correcte bena<strong>de</strong>ring<br />

is bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. We weten allemaal wel wat er fout is aan <strong>de</strong> SSNIP-test en dat <strong>de</strong> vereisten<br />

ten aanzien <strong>van</strong> benodig<strong>de</strong> data hoog zijn, maar we hebben nog geen algemeen aanvaard alternatief,<br />

en roeien dus door met <strong>de</strong> riemen die we hebben. Ondanks het feit dat <strong>de</strong> SSNIP-test in praktijk<br />

73<br />

rapport no. 615


74<br />

niet strikt wordt toegepast, is het SSNIP-<strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r in praktijk wel bruikbaar. Binnen dit ka<strong>de</strong>r gaat<br />

het immers om <strong>de</strong> relatie tussen prijsveran<strong>de</strong>ringen, afzet en winsten en dus om <strong>de</strong> concurrentie-<br />

verhoudingen. Het ka<strong>de</strong>r is daarmee veel bre<strong>de</strong>r en ook beter economisch on<strong>de</strong>rbouwd dan een<br />

<strong>afbakening</strong> op basis <strong>van</strong> bijvoorbeeld alleen productkenmerken, zoals in <strong>de</strong> United Brands-zaak (zie<br />

begin <strong>van</strong> dit hoofdstuk).<br />

<strong>De</strong> voorgestel<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> Hinloopen (paragraaf 4.2.14) is nog te nieuw om hier te<br />

pleiten voor een herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> en over te stappen op <strong>afbakening</strong> louter op basis <strong>van</strong><br />

consumentenvoorkeuren. Wellicht dat op <strong>de</strong> langere termijn elementen uit het voorstel wor<strong>de</strong>n<br />

overgenomen.<br />

Een an<strong>de</strong>r alternatief dat wel steeds vaker in <strong>de</strong> literatuur genoemd wordt, is het overslaan<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sfase en direct overgaan tot <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht. Echter, ook<br />

aan <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring kleven na<strong>de</strong>len (zie paragraaf 4.2.15). Van Damme en Verboven (2001, p. 154)<br />

stellen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> tussenweg voor. Behalve het behou<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> traditionele bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len, zou expliciet <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtstreekse metho<strong>de</strong>n ter<br />

i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht erkend moeten wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> regelgeving. Zowel <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingings-<br />

autoriteit als <strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze optie moeten kunnen krijgen. Een voorwaar<strong>de</strong> daarbij is<br />

wel dat het on<strong>de</strong>rzoek transparant verloopt (bijv. door databanken en programmaco<strong>de</strong>s ter<br />

beschikking te stellen) zodat <strong>de</strong> tegenpartij <strong>de</strong> kans krijgt zich te ver<strong>de</strong>digen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len.<br />

<strong>De</strong> conclusie is dat –ondanks <strong>de</strong> economische (wetenschappelijke) kritiek– <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in<br />

veruit <strong>de</strong> meeste gevallen het noodzakelijke startpunt is in een me<strong>de</strong>dingingszaak, en dat <strong>de</strong> SSNIP-<br />

test een zeer nuttige bena<strong>de</strong>ring is bij het <strong>afbakening</strong>sproces. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> gebruikt met an<strong>de</strong>re<br />

woor<strong>de</strong>n het ‘juiste’ economische <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r. In hoofdstuk 5 zal wor<strong>de</strong>n bekeken of er verschillen<br />

zijn tussen <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse/Europese wijze <strong>van</strong> afbakenen en <strong>de</strong> Amerikaanse en Britse wijze.


Hoofdstuk 5<br />

Enige verschillen tussen Europa, Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong><br />

Verenig<strong>de</strong> Staten en het Verenigd Koninkrijk<br />

“[W]e share the same goals and pursue the same results on both si<strong>de</strong>s of the Atlantic: namely to ensure effective<br />

competition between enterprises, by conducting a competition policy which is based on sound economics and which has<br />

the protection of consumer interest as its primary concern.” (Monti, 2001c, p. 1)<br />

“In merger reviews, as in cartel enforcement, Washington and Brussels have, over the years, <strong>de</strong>veloped an excellent<br />

working relationship. […] This strong working relationship has helped foster a consi<strong>de</strong>rable <strong>de</strong>gree of substantive<br />

convergence, especially in terms of how we <strong>de</strong>fine markets.” (Kolasky, 2002, p. 3)<br />

“The EU and US see eye to eye on virtually all of the most important aspects of antitrust and merger policy. […]<br />

In<strong>de</strong>ed, […] the real key to this convergence has been the fact that the EU and US agencies have, in spite of the<br />

different legal instruments at our disposal, been using the same micro-economic analytical tools, and increasingly so in<br />

recent years.” (Monti, 2001c, p. 13)<br />

5.1 Inleiding<br />

<strong>De</strong> drie bovenstaan<strong>de</strong> quotes geven aan dat het Amerikaanse en het Europese me<strong>de</strong>dingingsregime<br />

–en met name ook het <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sproces– voor een belangrijk <strong>de</strong>el overlappen en dat dit<br />

komt doordat men in toenemen<strong>de</strong> mate hetzelf<strong>de</strong> economische instrumentarium hanteert. Het ligt<br />

dan ook voor <strong>de</strong> hand om te verwachten dat in bei<strong>de</strong> regimes in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zaken gelijke uitspraken<br />

resulteren. <strong>De</strong> ‘schrik’ was dan ook groot toen in een recente zaak –<strong>de</strong> GE/Honeywell-zaak–<br />

verschillen<strong>de</strong> uitspraken wer<strong>de</strong>n gedaan. 68 <strong>De</strong> Commissie verbood <strong>de</strong> fusie tussen General Electric en<br />

Honeywell, terwijl het Amerikaanse <strong>De</strong>partment of Justice <strong>de</strong> fusie on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n<br />

toestond. Het ging hier om een verticale fusie. <strong>De</strong> Commissie vrees<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> nieuwe firma<br />

gebun<strong>de</strong>l<strong>de</strong> producten zou aanbie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> leasingdiensten, motoren en avionics (Van Damme en<br />

Verboven, 2001). <strong>De</strong>rgelijke bun<strong>de</strong>lpraktijken zou<strong>de</strong>n tot een verdrijving kunnen lei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rnemingen die met <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> downstream on<strong>de</strong>rneming concurreren (foreclosure). Box 5.1 vat<br />

in het kort <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> VS en <strong>de</strong> EU in <strong>de</strong>ze zaak samen.<br />

<strong>De</strong> GE/Honeywell-zaak heeft geleid tot een uitgebreid overleg tussen <strong>de</strong> Amerikaanse en Europese<br />

me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten om mogelijke institutionele verschillen boven tafel te krijgen (Kolasky,<br />

68 Commission <strong>De</strong>cision of 03/07/2001 <strong>de</strong>claring concentration to be incompatible with the common market and the<br />

EEA Agreement (General Electric/Honeywell, 3 July 2001). Dat dit mogelijk was, bleek eer<strong>de</strong>r ook al bij bijvoorbeeld<br />

<strong>de</strong> Boeing/Mc Donnell Douglas-zaak (zaak IV/M877 [1997] 5 C.M.L.R. 270; [1997] O.J. L336/16).<br />

75<br />

rapport no. 615


<strong>de</strong> Competition Act uit 1998. Het VK bevindt zich momenteel echter in een overgangssituatie <strong>van</strong> een<br />

oud naar een nieuw regime. In box 5.2 wordt het nieuwe regime kort beschreven. <strong>De</strong> Amerikaanse<br />

DOJ heeft bij mon<strong>de</strong> <strong>van</strong> Charles James zeer positief gereageerd op <strong>de</strong> Britse voorstellen (DOJ,<br />

2001).<br />

Box 5.2: <strong>De</strong> Britse overgang <strong>van</strong> het ou<strong>de</strong> naar het nieuwe regime<br />

Min<strong>de</strong>r dan an<strong>de</strong>rhalf jaar nadat in 2000 <strong>de</strong> Competition Act (1998) werd ingevoerd, wordt het me<strong>de</strong>dingingsregime<br />

in het VK we<strong>de</strong>rom aan een herziening on<strong>de</strong>rworpen. Men spreekt <strong>van</strong> <strong>de</strong> overgang naar een “world<br />

class competition regime”. <strong>De</strong> verwachting is dat dit nieuwe regime binnen een jaar zal wor<strong>de</strong>n ingevoerd. Op dit<br />

moment wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> puntjes op <strong>de</strong> i gezet en wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> laatste consultatieprocedures afgerond. Dui<strong>de</strong>lijk is<br />

dat het VK met <strong>de</strong>ze vernieuwingen dichter naar <strong>de</strong> situatie in <strong>de</strong> VS beweegt en ver<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> EU afdrijft.<br />

Het regime krijgt door <strong>de</strong> vernieuwingen een sterkere economische inslag. <strong>De</strong> belangrijkste punten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

herziening<br />

wor<strong>de</strong>n hieron<strong>de</strong>r kort weergegeven.<br />

1. Invoering <strong>van</strong> strafrechtelijke (ge<strong>van</strong>genisstraf) en an<strong>de</strong>re sancties (boetes) voor kartelle<strong>de</strong>n die zich met<br />

hard-core beperkingen inlaten. Het gaat hierbij om <strong>de</strong> oprichters <strong>van</strong> het kartel, om <strong>de</strong> directeuren of<br />

an<strong>de</strong>re senior afgevaardig<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> hard-core beperkingen in standhou<strong>de</strong>n of gedogen. Hiertoe wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> OFT uitgebreid.<br />

2. Een uitbreiding <strong>van</strong> het huidige systeem waarbij <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n aanspraak kunnen maken op vergoedingen voor<br />

scha<strong>de</strong> opgelopen door anti-competitief gedrag <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen. In <strong>de</strong> voorstellen is opgenomen dat<br />

consumentenorganisaties namens consumenten een ‘super-klacht’ kunnen indienen. Bovendien vallen ook<br />

verticale overeenkomsten on<strong>de</strong>r het nieuwe systeem. Tenslotte kan een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> partij in het nieuwe systeem<br />

gewoon verwijzen naar een eer<strong>de</strong>re beslissing <strong>van</strong> <strong>de</strong> OFT en hoeft men niet langer te bewijzen dat men<br />

‘affected’ is door het concurrentiebeperken<strong>de</strong> gedrag.<br />

3. Mo<strong>de</strong>rnisering <strong>van</strong> <strong>de</strong> fusiewetgeving. Ten eerste zullen beslissingen voortaan door onafhankelijke me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten<br />

wor<strong>de</strong>n genomen, en niet door <strong>de</strong> overheid (behalve als het gaat om zaken <strong>van</strong> nationale<br />

veiligheid). Hiertoe wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> posities <strong>van</strong> <strong>de</strong> OFT en <strong>de</strong> CC aangepast. Ten twee<strong>de</strong> wordt <strong>de</strong><br />

huidige public interest test (‘wordt er een publiek belang geschaad met een bepaal<strong>de</strong> anti-competitieve<br />

gedraging?’, of ‘wat zijn <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>len voor consumenten <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> overeenkomst of fusie?’) ver<strong>van</strong>gen<br />

door het concept <strong>van</strong> substantial lessening of competition (SLC, zie paragraaf 5.2.4). Daarnaast wordt <strong>de</strong><br />

omzetdrempel in <strong>de</strong> fusiewetgeving verlaagd en wordt een strakker tijdschema aangehou<strong>de</strong>n (on<strong>de</strong>rnemingen<br />

krijgen sneller uitsluitsel in fase 1 en 2).<br />

4. Het zal gemakkelijker wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteit om sectoren in <strong>de</strong> gaten te hou<strong>de</strong>n. Het<br />

gaat dan dus niet om on<strong>de</strong>rnemingen die een overeenkomst afsluiten of fuseren, maar om sectoren die<br />

niet goed lijken te werken. <strong>De</strong> OFT werkt pro-actief en levert ‘verdachte’ sectoren aan <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> CC die<br />

een na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kan instellen.<br />

Bron: DTI, 2001.<br />

5.2 Algemene systeemverschillen met <strong>de</strong> VS en het VK<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf wor<strong>de</strong>n enkele algemene verschillen in het me<strong>de</strong>dingingsregime in <strong>de</strong> EU,<br />

Ne<strong>de</strong>rland, het VK en <strong>de</strong> VS beschreven. <strong>De</strong>ze verschillen zijn op <strong>de</strong> eerste plaats <strong>van</strong> belang<br />

omdat ze <strong>de</strong> verschillen in <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>spraktijken me<strong>de</strong> kunnen verklaren. <strong>De</strong> relatie tussen <strong>de</strong><br />

algemene verschillen en <strong>de</strong> specifieke <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sverschillen komt hieron<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>r aan bod.<br />

Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats zijn <strong>de</strong> algemene regimeverschillen <strong>van</strong> belang omdat ze kunnen bijdragen aan<br />

een mogelijke herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet of aan een lange termijn visie op <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>-<br />

77<br />

rapport no. 615


78<br />

dingingswet en het me<strong>de</strong>dingingsregime. <strong>De</strong> implicaties <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek zijn dan ook ruimer dan<br />

louter <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>.<br />

In totaal hebben wij in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek 8 algemene verschillen tussen <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingings-<br />

regimes geï<strong>de</strong>ntificeerd die een directe dan wel indirecte relatie hebben met <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. <strong>De</strong>ze<br />

staan hieron<strong>de</strong>r opgesomd en zullen in subparagrafen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. <strong>De</strong> overige systeem-<br />

verschillen wor<strong>de</strong>n kort omschreven in box 5.3 hieron<strong>de</strong>r. Wij preten<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong>ze opsomming<br />

geen compleetheid.<br />

1. <strong>De</strong> algemene i<strong>de</strong>e achter het me<strong>de</strong>dingingsbeleid.<br />

2. Meer en al langer bestaan<strong>de</strong> aandacht voor me<strong>de</strong>dingingsbeleid in <strong>de</strong> VS. Dit uit zich<br />

bijvoorbeeld in <strong>de</strong> personeelsinzet en het opleidingsniveau <strong>van</strong> het personeel (ook in het VK).<br />

3. Min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n in Europa.<br />

4. Substantial lessening of competition versus <strong>de</strong> <strong>markt</strong>dominatie-toets.<br />

5. Wel of geen gebruik <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences?<br />

6. Wel of geen gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence?<br />

7. Verschillen ten aanzien <strong>van</strong> verticale en horizontale overeenkomsten.<br />

8. Verschillen ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> (economische) prikkels bij <strong>de</strong> handhaving.<br />

<strong>De</strong> relatie tussen algemene systeemverschillen en specifieke verschillen in <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>s-<br />

praktijk<br />

Een belangrijk verschil is dat het Amerikaanse en (in nog wat min<strong>de</strong>re mate) het Britse regime een<br />

sterkere economische inslag kennen dan het Europese en Ne<strong>de</strong>rlandse regime. <strong>De</strong>ze sterkere<br />

economische inslag heeft tevens implicaties voor <strong>de</strong> wijze waarop <strong>markt</strong>en wor<strong>de</strong>n afgebakend.<br />

Hoe economischer <strong>de</strong> grondvesten <strong>van</strong> een regime –dus hoe economischer <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> analyses<br />

en argumentatie–, hoe groter <strong>de</strong> kans dat <strong>markt</strong>en economisch-on<strong>de</strong>rbouwd wor<strong>de</strong>n afgebakend. 69<br />

<strong>De</strong> in <strong>de</strong>ze paragraaf beschreven algemene systeemverschillen dragen elk bij aan <strong>de</strong> economischer<br />

inslag <strong>van</strong> het Amerikaanse en Britse regime. In sommige gevallen is er een directe relatie tussen het<br />

geconstateer<strong>de</strong> systeemverschil en <strong>de</strong> wijze waarop <strong>markt</strong>en wor<strong>de</strong>n afgebakend, maar veelal zal er<br />

sprake zijn <strong>van</strong> een indirecte relatie doordat het regime in algemene zin een economischer bena<strong>de</strong>-<br />

ring in <strong>de</strong> hand werkt.<br />

In tabel 5.1 wordt per algemeen verschil aangegeven hoe <strong>de</strong> relatie met <strong>de</strong> specifieke <strong>afbakening</strong>s-<br />

verschillen ligt.<br />

69 In hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 werd een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> omschreven als een <strong>afbakening</strong> waarbij<br />

expliciet en specifiek op <strong>de</strong> zaak toegesne<strong>de</strong>n gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken en<br />

economische argumentatie. Bij <strong>de</strong>rgelijke zaken zal empirisch on<strong>de</strong>rzoek verricht wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> vereiste data boven<br />

water te krijgen.


Tabel 5.1: <strong>De</strong> relatie tussen algemene regimeverschillen en <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

Verschil Relatie met <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>spraktijk Paragraaf<br />

<strong>De</strong> algemene i<strong>de</strong>e Indirecte relatie:<br />

5.2.1<br />

achter het me<strong>de</strong>- <strong>De</strong> korte termijn bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> VS en het VK werkt in algedingingsbeleid.mene<br />

zin een economischer bena<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> hand, omdat er op<br />

korte termijn meer en met grotere zekerheid te meten valt.<br />

Meer aandacht en per- Directe relatie:<br />

5.2.2<br />

soneel voor me<strong>de</strong>- Doordat in <strong>de</strong> VS en (in min<strong>de</strong>r mate) in het VK meer en hoger<br />

dingingstoezicht in <strong>de</strong> opgelei<strong>de</strong> economen bij het me<strong>de</strong>dingingstoezicht zijn betrokken, is<br />

VS.<br />

er meer kennis over en ervaring met econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en<br />

technieken en economische argumentatie. Daardoor zal er eer<strong>de</strong>r<br />

sprake zijn <strong>van</strong> economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>en. Er is hier<br />

sprake <strong>van</strong> een directe relatie tussen dit algemene verschil en een<br />

specifiek <strong>afbakening</strong>sverschil (zie paragraaf 5.3.1).<br />

Min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeksmo- Directe relatie:<br />

5.2.3<br />

gelijkhe<strong>de</strong>n in Europa. Door <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n is het in <strong>de</strong> VS<br />

juridisch gezien eenvoudiger om empirisch materiaal in han<strong>de</strong>n te<br />

krijgen. Dit materiaal kan vervolgens o.m. als input dienen voor <strong>de</strong><br />

econom(etr)ische analyse bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> (‘zon<strong>de</strong>r<br />

data kan er geen sprake zijn <strong>van</strong> een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong><br />

<strong>afbakening</strong>’).<br />

Substantial lessening of Indirecte relatie:<br />

5.2.4<br />

competition versus <strong>de</strong> Er is geen directe relatie tussen <strong>de</strong> SLC dan wel MD-toets en het<br />

<strong>markt</strong>dominatie-toets. afbakenen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en. Bij bei<strong>de</strong> concepten wordt uitgegaan <strong>van</strong><br />

het afbakenen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en als het startpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> analyse. Er is<br />

echter wel een indirecte relatie, doordat SLC (als ex-post concept<br />

gericht op <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingseffecten) een economischer werkwijze<br />

impliceert dan <strong>de</strong> MD-toets (als ex-ante concept gericht op het<br />

aantonen <strong>van</strong> een dominante positie). Een kwantitatieve effectmeting<br />

vereist doorgaans meer econom(etr)ische analyses. Dit kan<br />

doorwerken in <strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>: ook bij <strong>de</strong> invulling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test wor<strong>de</strong>n meer econom(etr)ische analyses gebruikt.<br />

Wel of geen gebruik Indirecte relatie:<br />

5.2.5<br />

<strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences? Het feit dat in het Amerikaanse en het Britse regime het voeren <strong>van</strong><br />

een efficiency <strong>de</strong>fence mogelijk is, impliceert een economischer bena<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> me<strong>de</strong>dingingszaken in het algemeen. <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring kan<br />

tevens zijn weerslag hebben op een economischer bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />

een <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>.<br />

Wel of geen gebruik Indirecte relatie:<br />

5.2.6<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence? Doordat het Amerikaanse regime door het gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> failing firm<br />

<strong>de</strong>fence in algemene zin een economischer bena<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> hand<br />

werkt, is het gehele regime –en dus ook <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong>spraktijk–<br />

economischer.<br />

Verschillen ten aanzien Indirecte relatie:<br />

5.2.7<br />

<strong>van</strong> verticale en hori- Het feit dat in <strong>de</strong> VS verticale overeenkomsten min<strong>de</strong>r snel aangezontaleovereenmeld<br />

hoeven te wor<strong>de</strong>n dan in <strong>de</strong> EU, past bij <strong>de</strong> economischer<br />

komsten.<br />

inslag <strong>van</strong> het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingsbeleid. Dit verschil in<br />

regimes werkt in het algemeen –en dus ook als het gaat om <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en–<br />

een economischer bena<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> hand.<br />

Verschillen ten aanzien Indirecte relatie:<br />

5.2.8<br />

<strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> <strong>De</strong> nadruk op economische prikkels in <strong>de</strong> VS en het VK past bij <strong>de</strong><br />

(economische) prikkels economischer inslag <strong>van</strong> het me<strong>de</strong>dingingsregime aldaar. Hiermee<br />

bij <strong>de</strong> handhaving. werkt het regime in algemene zin een economischer bena<strong>de</strong>ring in<br />

<strong>de</strong> hand.<br />

79<br />

rapport no. 615


80<br />

Box 5.3: Overige systeemverschillen tussen <strong>de</strong> EU en <strong>de</strong> VS<br />

Ad 1. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse politiek op het me<strong>de</strong>dingingsbeleid.<br />

In Amerika lijkt het systeem meer afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> politieke waan <strong>van</strong> <strong>de</strong> dag. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> republikeinen<br />

(Reagan, Bush) wordt er min<strong>de</strong>r streng opgetre<strong>de</strong>n dan on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocraten (Clinton). Dit staat beschreven<br />

in het overzichtsartikel <strong>van</strong> Kovacic en Shapiro (2000, p. 53) en in een paper <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bun<strong>de</strong>skartellamt (2001,<br />

pp. 7-8). Hierbij gaat het niet zo zeer om <strong>de</strong> politieke invloed op individuele zaken, maar om een algehele<br />

invloed op het systeem doordat in Amerika bijvoorbeeld <strong>de</strong> belangrijkste posten per regeringsperio<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n<br />

benoemd door <strong>de</strong> dan zitten<strong>de</strong> regering. Overigens vin<strong>de</strong>n zowel <strong>de</strong> Amerikanen als <strong>de</strong> Europeanen <strong>van</strong><br />

elkaar dat er sprake is <strong>van</strong> politieke invloed bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> individuele zaken (zie bijv. Kolasky, 2001,<br />

p. 11; Monti, 2001a, p.4). 70<br />

In Europa heeft het me<strong>de</strong>dingingsrecht en -beleid wel een (structurele) politieke lading, doordat het primair<br />

gericht is op het bevor<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> interne <strong>markt</strong>. Vanuit dat perspectief zou me<strong>de</strong>dinging dan meer doel dan<br />

mid<strong>de</strong>l kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Ad 2. Consumentenbescherming als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingautoriteiten.<br />

In <strong>de</strong> VS is consumentenbescherming on<strong>de</strong>rgebracht bij <strong>de</strong> FTC. Hetzelf<strong>de</strong> geldt voor <strong>de</strong> OFT in het VK.<br />

Dit betekent dat het belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> consumenten op een ‘natuurlijke’ wijze en waarschijnlijk nadrukkelijker bij<br />

<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> zaken wordt betrokken dan in <strong>de</strong> EU of in Ne<strong>de</strong>rland waar consumentenbescherming<br />

el<strong>de</strong>rs is on<strong>de</strong>rgebracht.<br />

Ad 3. Verschillen in gerechtelijke on<strong>de</strong>rzoeksmechanismen.<br />

Er is een verschil in gerechtelijke on<strong>de</strong>rzoeksmechanismen (judicial review mechanism). <strong>De</strong> uitvoering <strong>van</strong> het<br />

Amerikaanse beleid loopt sneller via <strong>de</strong> rechtbanken dan in Europa. In Amerika wordt een zaak (een fusie)<br />

waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten vin<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze niet door mag gaan voor <strong>de</strong> rechtbank gebracht (“If we<br />

<strong>de</strong>ci<strong>de</strong> in the US to challenge a merger, we know we may have to go to court to convince a fe<strong>de</strong>ral judge”). In Europa kan <strong>de</strong><br />

Commissie zelf een administratieve beslissing nemen: “While the Commission can approve or prohibit a transaction by<br />

taking an administrative <strong>de</strong>cision with strict <strong>de</strong>adlines, the US antitrust agencies must prosecute a merger in court if they <strong>de</strong>ci<strong>de</strong><br />

that it is likely to give rise to competition concerns, and within a somewhat more flexible timeframe.” (Monti, 2001c, p. 11).<br />

Het is dan voor <strong>de</strong> partijen mogelijk om tegen <strong>de</strong>ze beslissing in beroep te gaan. 71 <strong>De</strong> procedures voor <strong>de</strong><br />

rechtbank duren lang (wel 2 jaar), en tegen <strong>de</strong> tijd dat het tot een rechtelijke uitspraak zou komen, is <strong>de</strong> fusie<br />

vaak al afgezwaaid. Ver<strong>de</strong>r zijn er ook an<strong>de</strong>re procedurele verschillen (zoals het administrative notification system<br />

dat<br />

binnenkort waarschijnlijk vervalt, zie ver<strong>de</strong>r Monti, 2001c, p. 10-11).<br />

Ad 4. <strong>De</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> staatssteun.<br />

Een groot verschil tussen het Europese en het Amerikaanse regime is dat in <strong>de</strong> EU een systeem <strong>van</strong> toezicht<br />

op staatssteun bestaat (zie artikelen 88-89 EG). “This control, which does not exist in the US, is one of the major aspects<br />

of our competition policy: it represents around half of our enforcement activity.” (Monti, 2001c, p. 12-13). Lid-Staten<br />

moeten hun voornemens om staatssteun te verlenen voorleggen aan <strong>de</strong> Commissie en mogen pas na goedkeuring<br />

overgaan tot steunverlening. Daarnaast is er een lijst met situaties waarin staatssteun als legitiem<br />

wordt gezien. Zon<strong>de</strong>r een <strong>de</strong>rgelijk toezicht op staatssteun zou <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging beperkt kunnen wor<strong>de</strong>n als<br />

<strong>de</strong> Lid-Staten naar eigen goeddunken slecht-presteren<strong>de</strong> bedrijven kon<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rsteunen. Het risico dat<br />

staatssteun tot concurrentievervalsing leidt tussen Lid-Staten is tegenwoordig nog groter doordat <strong>de</strong> interne<br />

<strong>markt</strong> nu meer en meer gestalte krijgt, waardoor <strong>markt</strong>spelers op voorheen goed bescherm<strong>de</strong> nationale<br />

<strong>markt</strong>en steeds meer bloot komen te staan aan (internationale) concurrentie. Zon<strong>de</strong>r a<strong>de</strong>quaat toezicht zou<br />

staatssteun gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> toegenomen (internationale) concurrentie te temperen.<br />

Ad 5. Predatory pricing<br />

In <strong>de</strong> VS is wordt <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging bij <strong>de</strong> beschuldiging <strong>van</strong> roofprijsgedrag wel geaccepteerd en in<br />

Europa niet: indien het onmogelijk is om verliezen na roofprijsgedrag terug te verdienen, kan predatory pricing<br />

niet wor<strong>de</strong>n aangetoond (Nicolai<strong>de</strong>s, 2001, p. 20).<br />

70 Zo stelt Monti in een recente toespraak naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> GE/Honeywell-zaak en <strong>de</strong> Amerikaanse ‘beschuldiging’<br />

dat Europa ‘nationale kampioenen’ een hand boven het hoofd houdt: “The <strong>de</strong>cisions of the Commission are based purely on<br />

competition grounds. Tra<strong>de</strong> consi<strong>de</strong>rations, or the nationality of the companies involved, do not play any role. In fact, the Commission’s record<br />

as an antitrust agency contains no indication whatsoever, of any discriminatory treatment vis-a-vis US companies.” (2001a, p. 4).<br />

71 Tegen 6 <strong>van</strong> <strong>de</strong> 18 fusies die sinds het ingaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> Merger Regulation zijn verbo<strong>de</strong>n, is door <strong>de</strong> partijen beroep<br />

aangetekend en tegen nog eens 2 zal beroep wor<strong>de</strong>n aangetekend, en <strong>de</strong>ze zijn of zullen voor <strong>de</strong> rechtbank behan<strong>de</strong>ld<br />

(wor<strong>de</strong>n).


Overige systeemverschillen<br />

In box 5.3 op <strong>de</strong> vorige pagina zijn in het kort <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> algemene verschillen tussen <strong>de</strong> VS en<br />

Europa (<strong>de</strong> EU) wor<strong>de</strong>n beschreven. <strong>De</strong>ze punten hebben (nagenoeg) geen relatie met <strong>de</strong> <strong>markt</strong>-<br />

<strong>afbakening</strong>spraktijk. Hierbij hanteren wij een willekeurige volgor<strong>de</strong> en preten<strong>de</strong>ren wij geen volle-<br />

digheid.<br />

1. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse politiek op het me<strong>de</strong>dingingsbeleid.<br />

2. Consumentenbescherming als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingautoriteiten.<br />

3. Verschillen in gerechtelijke on<strong>de</strong>rzoeksmechanismen.<br />

4. <strong>De</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> staatssteun.<br />

5. Verschil in ver<strong>de</strong>diging bij <strong>de</strong> beschuldiging <strong>van</strong> roofprijsgedrag.<br />

5.2.1 <strong>De</strong> algemene i<strong>de</strong>e achter het me<strong>de</strong>dingingsbeleid<br />

Er is een verschil in <strong>de</strong> manier waarop tegen <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en en overheidsingrijpen of toe-<br />

zichthouding wordt aangekeken. Amerikanen en Britten hebben meer vertrouwen in <strong>de</strong> werking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> en stellen zich in het me<strong>de</strong>dingingstoezicht ‘terughou<strong>de</strong>n<strong>de</strong>r’ op (Kovacic en Shapiro,<br />

2000). In <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> DOJ: “[The US and UK have a] fundamentally different view about the<br />

comparative ability of markets versus government regulators to get it right. In the US we have a much greater faith in<br />

markets than we do in regulators. Some commentators have suggested that the EU comes from a more statist<br />

tradition that places greater confi<strong>de</strong>nce in the utility of governmental intervention in markets. Europeans may also<br />

simply be uncomfortable with our emphasis on efficiency and our unwillingness to cut competitors any slack. There is<br />

some support for this view, unfortunately, in the EU’s recent criticisms of our approach as being too Darwinian.”<br />

(Kolasky, 2001). <strong>De</strong>ze laatste ‘beschuldiging’ komt <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europeaan Drauz (2001) en er wordt<br />

mee gedoeld op het i<strong>de</strong>e <strong>van</strong> <strong>de</strong> survival of the fittest (zie box 5.4).<br />

In <strong>de</strong> VS en het VK lijkt het toezicht zich meer te concentreren op <strong>de</strong> korte termijn, terwijl <strong>de</strong> EU<br />

(en Ne<strong>de</strong>rland) een langere tijdshorizon lijken te hanteren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een<br />

afweging <strong>van</strong> efficiëntiewinsten op <strong>de</strong> korte termijn versus het behoud <strong>van</strong> concurrentie op <strong>de</strong> lange<br />

termijn. Zoals we in paragraaf 5.2.5 zullen zien, hebben <strong>de</strong> Amerikanen en <strong>de</strong> Britten gekozen voor<br />

het meewegen <strong>van</strong> wat zij efficiency gains noemen, terwijl <strong>de</strong> EU (en Ne<strong>de</strong>rland) hebben gekozen voor<br />

het behoud <strong>van</strong> concurrentie. 72 <strong>De</strong> Amerikanen bestrij<strong>de</strong>n overigens dat zij een korte termijn beleid<br />

zou<strong>de</strong>n voren, zij stellen eer<strong>de</strong>r dat zij zich beschei<strong>de</strong>ner opstellen als het gaat om het voorspellen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> toekomst (Kolasky, 2001).<br />

72 Door een fusie vermin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> concurrentie in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> doordat twee of meer concurrenten samengaan. <strong>De</strong> fuseren<strong>de</strong><br />

partijen kunnen an<strong>de</strong>re min<strong>de</strong>r grote (of efficiënte!) aanbie<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> <strong>markt</strong> uit drukken, waardoor er min<strong>de</strong>r spelers<br />

overblijven en <strong>de</strong> competitieve beperkingen voor <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> partijen afneemt.<br />

81<br />

rapport no. 615


82<br />

Box 5.4: <strong>De</strong> Chicago School en het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingsbeleid Economen verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Chicago School –zoals Richard Posner en George Stigler– zijn pleitbezorgers <strong>van</strong><br />

het (neoklassieke) concept <strong>van</strong> volkomen me<strong>de</strong>dinging. Hun motto kan als volgt wor<strong>de</strong>n samengevat:<br />

‘<strong>markt</strong>en zijn automatisch in een situatie <strong>van</strong> volkomen me<strong>de</strong>dinging, zolang <strong>de</strong> overheid er maar afblijft’. <strong>De</strong><br />

situatie <strong>van</strong> volmaakte me<strong>de</strong>dinging wordt bereikt op het moment dat <strong>de</strong> <strong>markt</strong> geheel aan zichzelf overgelaten<br />

zon<strong>de</strong>r ver<strong>de</strong>re tussenkomst <strong>van</strong> overheid of toezichthou<strong>de</strong>rs resulteert in efficiëntie. Dit is een i<strong>de</strong>ale<br />

toestand, correspon<strong>de</strong>rend met <strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘onzichtbare hand’ <strong>van</strong> <strong>de</strong> klassieke econoom Adam Smith.<br />

<strong>De</strong>ze i<strong>de</strong>aalsituatie wordt voornamelijk in <strong>de</strong> neo-klassieke literatuur beschreven (impliciet al in werk <strong>van</strong><br />

Léon Walras en later expliciet door Arthur Pigou), en wordt daarbuiten als referentieka<strong>de</strong>r gebruikt, maar<br />

wordt door Chicago School als uitgangspunt genomen. Het is mogelijk om theoretisch aan te geven wat nood-<br />

zakelijke voorwaar<strong>de</strong>n zijn voor een <strong>markt</strong> met volmaakte me<strong>de</strong>dinging. Meestal wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> voor-<br />

waar<strong>de</strong>n<br />

genoemd:<br />

1. Groot aantal aanbie<strong>de</strong>rs en vragers: alle <strong>markt</strong>partijen zijn prijsnemers die geen invloed kunnen uitoefenen<br />

op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>prijs.<br />

2. Homogeen goed: goe<strong>de</strong>ren die op <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n verhan<strong>de</strong>ld, wor<strong>de</strong>n door vragers als<br />

i<strong>de</strong>ntiek beschouwd (bijvoorbeeld <strong>van</strong> vergelijkbare kwaliteit en samenstelling). Het maakt <strong>de</strong> consument<br />

dus niet uit bij wie hij koopt. Hierdoor wordt het voor <strong>de</strong> consument mogelijk om <strong>de</strong> kwaliteit en <strong>de</strong><br />

prijzen tussen aanbie<strong>de</strong>rs te vergelijken.<br />

3. Transparante <strong>markt</strong>: consumenten hebben perfecte en kostenloze informatie over <strong>de</strong> prijzen en <strong>de</strong><br />

kwaliteit <strong>van</strong> producten <strong>van</strong> <strong>de</strong> diverse aanbie<strong>de</strong>rs, en producenten hebben perfecte en kostenloze<br />

informatie over <strong>de</strong> prijzen die hun concurrenten vragen. Er is met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n geen onzekerheid<br />

en/of gebrek aan informatie.<br />

4. Vrije toetreding en uittreding. Als er wel toetredingsbarrières zou<strong>de</strong>n zijn, zou<strong>de</strong>n bestaan<strong>de</strong> producenten<br />

hun prijs kunnen verhogen boven het (lange termijn) minimum gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kostenniveau. Uittredingsbarrières<br />

maken dat bedrijven die verlies lij<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>markt</strong> niet meteen verlaten, maar toch blijven<br />

produceren. Hierdoor ligt <strong>de</strong> prijs on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> (lange termijn) minimum gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kosten.<br />

Volgens <strong>de</strong> Chicago School dient het overheidsbeleid en het beleid <strong>van</strong> toezichthou<strong>de</strong>rs gericht te zijn op het<br />

bevor<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> volkomen me<strong>de</strong>dinging, en dan met name op <strong>de</strong> transparantie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> en het verlagen <strong>van</strong> toetredingsdrempels.<br />

Op een transparante <strong>markt</strong> geldt bijvoorbeeld dat verticale integratie alleen dan zal plaatshebben indien <strong>de</strong><br />

kosten <strong>van</strong> het zelf uitvoeren <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> transactie hoger zijn dan het organiseren er<strong>van</strong> binnen een<br />

an<strong>de</strong>re organisatie (zie paragraaf 5.2.7). Verticale integratie is dan dus altijd kostenverlagend en –doordat<br />

bedrijven door <strong>de</strong> concurrentiedruk op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n gedwongen om <strong>de</strong> kostenverlaging om te zetten in<br />

een prijsverlaging– welvaartsverhogend.<br />

Daarnaast kan <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging versterkt wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> drempels voor toetre<strong>de</strong>rs met nieuwe producten te<br />

verlagen of door <strong>de</strong> kosten voor consumenten om <strong>van</strong> het ene naar het an<strong>de</strong>r product over te stappen<br />

(‘switching costs’) te verlagen. Overigens zijn toetredingsdrempels volgens <strong>de</strong> Chicago School niet altijd een teken<br />

<strong>van</strong> inefficiëntie. Dat is alleen dan het geval als <strong>de</strong> barrières wor<strong>de</strong>n gecreëerd door <strong>de</strong> overheid. Markten<br />

werken immers zo goed dat in <strong>de</strong> loop <strong>van</strong> <strong>de</strong> tijd alleen toetredingsbarrières blijven bestaan die berusten op<br />

een efficiëntievoor<strong>de</strong>el. Me<strong>de</strong>dinging leidt volgens <strong>de</strong>ze gedachtegang tot een uitdunning <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> omdat<br />

alleen <strong>de</strong> sterksten –<strong>de</strong> bedrijven die tegen <strong>de</strong> laagst mogelijke kosten produceren– overleven (the survival of the<br />

fittest). Volgens <strong>de</strong> Chicago School is <strong>markt</strong>concentratie dus het gevolg <strong>van</strong> het afvallen <strong>van</strong> min<strong>de</strong>r efficiënte<br />

bedrijven (zie paragraaf 5.2.5). Een (tij<strong>de</strong>lijk) klein aantal aanbie<strong>de</strong>rs is dan ook niet per <strong>de</strong>finitie verkeerd.<br />

<strong>De</strong>rgelijke monopolie-situaties zijn immers gebaseerd op een efficiëntievoor<strong>de</strong>el (dat groter is dan <strong>de</strong> <strong>de</strong>adweight<br />

loss <strong>van</strong> een monopolie). Een monopolie-positie die niet op een kostenvoor<strong>de</strong>el berust, is geen lang<br />

leven beschoren doordat bedrijven zullen toetre<strong>de</strong>n die met lagere productiekosten <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zullen veroveen.<br />

r<br />

<strong>De</strong> i<strong>de</strong>eën <strong>van</strong> <strong>de</strong> Chicago School werken in <strong>de</strong> Amerikaanse politiek pas echt door in <strong>de</strong> jaren ’70 en ’80 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

vorige eeuw. Men spreekt ook wel <strong>van</strong> <strong>de</strong> supply si<strong>de</strong> economics, Reaganomics of the ‘New Right’. Dit was een reactie<br />

op <strong>de</strong> economische crisis <strong>van</strong> <strong>de</strong> jaren ’70 waarbij voor het eerst sprake was <strong>van</strong> stagflatie. In navolging <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> monetaristen (waaron<strong>de</strong>r Milton Friedman) hanteer<strong>de</strong> men een strikt monetair beleid om <strong>de</strong> inflatie te<br />

stoppen. An<strong>de</strong>rzijds hanteer<strong>de</strong> men allerlei supply si<strong>de</strong> incentives om <strong>de</strong> productie en <strong>de</strong> werkgelegenheid te vergroten<br />

via een aanpassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> relatieve prijzen (bijv. verlaging <strong>van</strong> <strong>de</strong> inkomstenbelasting in combinatie<br />

met een daling <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkeringen en toeslagen voor mensen zon<strong>de</strong>r werk). Het me<strong>de</strong>dingingsbeleid is <strong>van</strong>af<br />

<strong>de</strong> jaren ’80 sterk gericht op het scheppen <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n voor volkomen concurrentie. <strong>De</strong> speerpunten<br />

<strong>van</strong> het me<strong>de</strong>dingingsbeleid zijn efficiëntie en consumentenwelvaart.<br />

Bron: Canterbery (1995); Van Velthoven en Van Wijck (1997).


<strong>De</strong> algemene i<strong>de</strong>e achter het Britse en met name het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingsbeleid is voor een<br />

belangrijk <strong>de</strong>el beïnvloed door <strong>de</strong> i<strong>de</strong>eën <strong>van</strong> economen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Chicago School. Box 5.4 op <strong>de</strong> vorige<br />

pagina geeft een korte introductie over hun i<strong>de</strong>eën met betrekking tot me<strong>de</strong>dinging.<br />

5.2.2 Meer aandacht en personeel voor me<strong>de</strong>dingingstoezicht in <strong>de</strong> VS<br />

<strong>De</strong> onstaansgeschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingswetgeving is recent uitgebreid<br />

beschreven door Kovacic en Shapiro (2000). <strong>De</strong> huidige wetgeving heeft haar wortels in het ein<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> 19 <strong>de</strong> eeuw. In 1890 werd <strong>de</strong> Sherman Act aangenomen, waarin een soort open-ein<strong>de</strong> rege-<br />

lingen was opgenomen die elk contract of gedraging verbood die <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l beperkt of zou lei<strong>de</strong>n<br />

tot monopolisering. <strong>De</strong> Amerikaanse Sherman Act uit 1890 hanteert dus een bre<strong>de</strong> verbodsformule-<br />

ring. Een me<strong>de</strong>dingingsafspraak of gedraging is per-se illegal of moet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rule of reason-aanpak<br />

geanalyseerd wor<strong>de</strong>n. Tegenwoordig zijn per-se verbo<strong>de</strong>n hard-core kartelafspraken, zoals verticale<br />

prijsbinding, quotering, <strong>markt</strong>ver<strong>de</strong>ling, discriminatie en koppelverkoop. Alle an<strong>de</strong>re (horizontale)<br />

afspraken vallen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rule of reason-bena<strong>de</strong>ringen en zullen met behulp <strong>van</strong> een economische<br />

analyse beoor<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n. Volgens Van Damme en Verboven is het voor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit<br />

Amerikaanse regime dat het erg flexibel is en dat maatwerk geleverd kan wor<strong>de</strong>n (2001, pp. 155-<br />

156). Het na<strong>de</strong>el is echter dat <strong>de</strong> flexibiliteit ten koste kan gaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtszekerheid. Om aan dit<br />

probleem tegemoet te komen zijn zogenaam<strong>de</strong> safe harbours ingesteld. In het algemeen geldt dat als<br />

<strong>de</strong> overeenkomst geen hard-core beperkingen bevat en het gezamenlijke <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

betrokken partijen op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>en bedraagt niet meer dan 20%, dat er dan <strong>van</strong>uit mag<br />

wor<strong>de</strong>n gegaan dat <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten geen bezwaar zullen aantekenen. In schemer-<br />

gebie<strong>de</strong>n, waarin het niet dui<strong>de</strong>lijk is of <strong>de</strong> partij(en) zich in een safe harbour bevind(en), is een rule of<br />

reason-analyse verplicht.<br />

Vanaf het begin in 1890 is <strong>de</strong> input <strong>van</strong> economen groot geweest, en hebben zij actief<br />

meegewerkt aan het vormgeven <strong>van</strong> het huidige regime: “by enlisting the courts to elaborate the Sherman<br />

Act’s broad commands, Congress gave economists a singular opportunity to shape competition policy” (Kovacic en<br />

Shapiro, 2000, p. 43). In 1914 ontstond <strong>de</strong> Amerikaanse fusiewetgeving met het aannemen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Clayton Act. In 1914 werd ook <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteit opgericht (<strong>de</strong> Fe<strong>de</strong>ral Tra<strong>de</strong> Commission<br />

FTC). Kovacic en Shapiro conclu<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong> Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingswetgeving ongekend<br />

bre<strong>de</strong> en substantieve bepalingen kent, waarin erkend wordt dat <strong>de</strong> heersen<strong>de</strong> doctrine via een<br />

evoluerend proces voortdurend aangepast dient te wor<strong>de</strong>n aan ervaringen en nieuwe kennis. Dit<br />

gegeven heeft ertoe geleid dat <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> economen op me<strong>de</strong>dingingsbeleid en wetgeving zeer<br />

groot is gebleven. Tegenwoordig is <strong>de</strong> relatie tussen economie en rechten zelfs geïnstitutionaliseerd.<br />

Ten eerste doordat in het rechtenon<strong>de</strong>rwijs in toenemen<strong>de</strong> mate economische perspectieven<br />

wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rwezen. Ten twee<strong>de</strong> door het steeds sterkere justitiële vertrouwen in economisch-<br />

on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> bewijsvoeringen. Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> doordat er tegenwoordig veel en hoog opgelei<strong>de</strong><br />

economen aanwezig zijn bij <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten FTC en DOJ. Zo zijn er bij <strong>de</strong> DOJ alleen<br />

83<br />

rapport no. 615


84<br />

al meer dan 50 gepromoveer<strong>de</strong> economen werkzaam (zie ook Kolasky, 2002, p. 2-3; Kolasky, 2001,<br />

p. 10).<br />

In het VK is <strong>de</strong> aandacht voor het me<strong>de</strong>dingingsbeleid later op gang gekomen dan in <strong>de</strong> VS, maar<br />

vooral <strong>de</strong> laatste drie <strong>de</strong>cennia is <strong>de</strong> aandacht sterk toegenomen. In 1973 is <strong>de</strong> Fair Trading Act inge-<br />

gaan. Het huidige <strong>De</strong>partment of Tra<strong>de</strong> and Industry (DTI) kreeg in 1983 vorm. In 1998 is <strong>de</strong> sterk<br />

vernieuw<strong>de</strong> Competition Act aangenomen, die in 2000 in werking trad. <strong>De</strong> CC is toen als onafhanke-<br />

lijke autoriteit ingesteld, en verving <strong>de</strong> Monopolies and Mergers Commission (MMC). Recent zijn<br />

we<strong>de</strong>rom vergaan<strong>de</strong> wijzigingsvoorstellen gedaan (zie box 5.2). Met <strong>de</strong>ze wijziging sluit het Britse<br />

regime nauwer aan bij het Amerikaanse regime. Net als in <strong>de</strong> VS is er ook in het VK een aparte<br />

economische af<strong>de</strong>ling binnen <strong>de</strong> OFT en <strong>de</strong> CC. Bij <strong>de</strong> OFT, die voornamelijk eerste fase zaken<br />

behan<strong>de</strong>len, bestaat een Economist Branch met 9 economen. Bij <strong>de</strong> CC, die voornamelijk twee<strong>de</strong> fase<br />

zaken behan<strong>de</strong>len, ligt dat aantal hoger.<br />

<strong>De</strong> vroegste indicatie <strong>van</strong> het Europese me<strong>de</strong>dingingsregime is te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Schumann <strong>De</strong>claration<br />

<strong>van</strong> 9 mei 1950, waarin <strong>de</strong> grondvesten voor <strong>de</strong> EGKS wer<strong>de</strong>n gelegd. “Such an organization of<br />

markets was to be constructed as the opposite of an international cartel <strong>de</strong>signed to segment and exploit national<br />

markets by means of restrictive practices.” (Monti, 2001c, p. 1). Aan<strong>van</strong>kelijk, in 1957, was het me<strong>de</strong>-<br />

dingingsbeleid in wat later <strong>de</strong> EU zou wor<strong>de</strong>n, gericht op het voorkomen <strong>van</strong> collusie en prijs-<br />

discriminatie tussen nationale staten (Martin, 2001, pp. 129-130). Pas veel later, in 1989, is fusie-<br />

toezicht een volwaardig on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> het Europese me<strong>de</strong>dingingsbeleid gewor<strong>de</strong>n. 73 In 1997 is <strong>de</strong><br />

veror<strong>de</strong>ning uit 1989 aangepast en meer geschikt gemaakt om al in een vroeg stadium <strong>van</strong> een<br />

fusieproces (al bij het fusievoorstel) actie te kunnen on<strong>de</strong>rnemen. Veelal betekent dit dat <strong>de</strong> fusie<br />

door mag gaan als <strong>de</strong> overeenkomst wordt aangepast, en bepaal<strong>de</strong> <strong>de</strong>sinvesteringen wor<strong>de</strong>n gedaan.<br />

Hiermee anticipeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Commissie op een toenemend aantal fusies door <strong>de</strong> komst <strong>van</strong> <strong>de</strong> euro en<br />

<strong>de</strong> verwachte versterkte <strong>markt</strong>integratie daarna.<br />

Net als in <strong>de</strong> VS wordt ook in Europa het on<strong>de</strong>rscheid gehanteerd tussen hard-core<br />

verbo<strong>de</strong>n en overige (horizontale) overeenkomsten die per zaak beoor<strong>de</strong>eld dienen te wor<strong>de</strong>n.<br />

An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> Amerikaanse autoriteiten, geeft <strong>de</strong> Europese Commissie echter geen algemene expli-<br />

ciete bovengrens aan voor het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el bene<strong>de</strong>n welk <strong>de</strong> afspraak als onproblematisch zal<br />

wor<strong>de</strong>n beschouwd. <strong>De</strong> Commissie stelt dat <strong>de</strong> grote verschei<strong>de</strong>nheid aan afspraken het onmogelijk<br />

maakt algemeen geldige drempels en bijbehoren<strong>de</strong> safe harbours te specificeren (Van Damme en<br />

Verboven, 2001, pp. 156-157).<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is <strong>de</strong> aandacht voor me<strong>de</strong>dingingswetgeving en -beleid pas laat ontstaan. In 1998<br />

werd <strong>de</strong> Me<strong>de</strong>dingingswet ingevoerd en <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteit (<strong>NMa</strong>) opgericht. Net als bij <strong>de</strong><br />

73 Veror<strong>de</strong>ning (EEG) nr. 4064/89 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> 21 <strong>de</strong>cember 1989 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> controle op concentraties <strong>van</strong><br />

on<strong>de</strong>rnemingen, PB L 395/1-12 (30/12/1989); gewijzigd bij Veror<strong>de</strong>ning (EG) nr. 1310/97 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> 30 juni<br />

1997 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijziging <strong>van</strong> Veror<strong>de</strong>ning (EG) nr. 4064/89 betreffen<strong>de</strong> controle op concentraties <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen<br />

PB L 180/1 (9/7/1997).


Commissie zijn ook bij <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> wel economen werkzaam. Hun aantal is echter relatief laag in ver-<br />

gelijking met <strong>de</strong> aantallen in <strong>de</strong> VS en het VK. Bovendien is er geen sprake <strong>van</strong> een aparte econo-<br />

mische af<strong>de</strong>ling. In dat geval zou <strong>de</strong> inzet <strong>van</strong> economische kennis en ervaring in verschillen<strong>de</strong><br />

zaken waarschijnlijk systematischer <strong>van</strong> aard zijn.<br />

5.2.3 Min<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n in Europa<br />

In <strong>de</strong> VS bestaan meer on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

mogelijkheid om zowel belanghebben<strong>de</strong> partijen als <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n te verplichten om documenten op te<br />

stellen en in te leveren en om getuigenissen af te leggen (o.a. Kolasky, 2001). Hierdoor is het in <strong>de</strong><br />

VS juridisch gezien eenvoudiger om empirisch materiaal in han<strong>de</strong>n te krijgen dat in <strong>de</strong> bewijs-<br />

voering bij <strong>de</strong> zaak gebruikt kan wor<strong>de</strong>n. Enkele gesprekspartners bevestigen dat <strong>de</strong> procedures om<br />

bewijsmateriaal te verzamelen in <strong>de</strong> EU en Ne<strong>de</strong>rland ingewikkel<strong>de</strong>r en tijdroven<strong>de</strong>r zijn dan in <strong>de</strong><br />

VS.<br />

5.2.4 ‘Substantial lessening of competition’ versus <strong>de</strong> dominantie-toets<br />

In <strong>de</strong> VS wordt als sinds <strong>de</strong> Clayton Act <strong>van</strong> 1914 bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> me<strong>de</strong>dingingszaken uitge-<br />

gaan <strong>van</strong> het concept ‘substantial lessening of competition’ (SLC). Binnenkort zal ook het VK overgaan<br />

op dit concept (DTI, 2001). <strong>De</strong> Britten verwachten dat hierdoor een opener, consistenter en<br />

effectiever regime zal ontstaan. <strong>De</strong> SLC-bena<strong>de</strong>ring betekent dat wordt bekeken of een bepaal<strong>de</strong><br />

overeenkomst of gedraging leidt tot een substantiële vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie op <strong>de</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>. Bij <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring wordt per zaak naar <strong>de</strong> waarschijnlijke effecten <strong>van</strong> een me<strong>de</strong>-<br />

dingingsbeperking gekeken (een ex-post bena<strong>de</strong>ring). Het woord ‘substantial’ wordt gebruikt in <strong>de</strong><br />

relatieve zin: het gaat om een verslechtering ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige situatie. Bij <strong>de</strong> omschrij-<br />

ving <strong>van</strong> SLC merkt <strong>de</strong> Australische me<strong>de</strong>dingingsautoriteit op haar site het volgen<strong>de</strong> op. “The very<br />

notion of competition imports relativity. One needs to know something of the business carried on in the rele<strong>van</strong>t<br />

market and the nature and extent of the market before one can say that any particular lessening of competition is<br />

substantial.”<br />

In <strong>de</strong> EU en ook in <strong>de</strong> meeste Lid-Staten (waaron<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rland) wordt bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />

fusies uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> market-dominance toets (MD-toets, zie Merger Regulation, 1990). <strong>De</strong> huidige<br />

MD-toets stelt <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vraag: ‘leidt <strong>de</strong> voorgenomen fusie tot <strong>de</strong> creatie dan wel versterking<br />

<strong>van</strong> een dominante positie die concurrentiebelemmerend kan werken in <strong>de</strong> common market?’. Volgens<br />

<strong>de</strong> Commissie is <strong>de</strong>ze toets tegenwoordig geen twee-staps test meer, maar een één-stap test (of te<br />

wel één test). Zij baseert dit op <strong>de</strong> beslissing in <strong>de</strong> United Brands-zaak: ‘dominance is simply the ability to<br />

impe<strong>de</strong> effective competition’. Volgens <strong>de</strong>ze gedachte wordt <strong>de</strong> concurrentie altijd belemmerd als er een<br />

85<br />

rapport no. 615


86<br />

dominante positie wordt gecreëerd of versterkt. Vanuit dit perspectief geldt dat elke (grote) fusie<br />

een concurrentiebelemmerend effect heeft. Dit is echter geen goe<strong>de</strong> economische re<strong>de</strong>nering.<br />

In het EG-Artikel 82, waarin machtsposities wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld 74, wordt overigens uitgegaan <strong>van</strong><br />

een an<strong>de</strong>re bena<strong>de</strong>ring. Er wordt dan gekeken in hoeverre sprake is <strong>van</strong> een machtspositie en<br />

(mogelijk) misbruik daar<strong>van</strong>. Bij <strong>de</strong> discussie over MD versus SLC moet dan on<strong>de</strong>rscheid wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt tussen een fusie-toets en een Artikel 82-toets.<br />

<strong>De</strong> voor- en na<strong>de</strong>len <strong>van</strong> SLC<br />

<strong>De</strong> Commissie stelt bij mon<strong>de</strong> <strong>van</strong> o.m. Schaub dat zij openstaat voor een discussie over een<br />

mogelijke overgang <strong>van</strong> <strong>de</strong> MD-toets naar <strong>de</strong> SLC-bena<strong>de</strong>ring. Op dit moment heeft <strong>de</strong> Commissie<br />

nog geen standpunt in <strong>de</strong>ze discussie. “We will also […] have a <strong>de</strong>bate on […] whether or not we should<br />

replace the dominance test by the substantial lessening of competition test. We have no firm view on this question and<br />

therefore look forward to receiving input from the Member States and interested parties.” (Schaub, 2001, pp. 17-<br />

18).<br />

Een mogelijke overgang komt ook terug in het Groenboek over <strong>de</strong> herziening <strong>van</strong> het<br />

concentratietoezicht (EC, 2001b, punten 159-169). Het Groenboek beschrijft <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> voor<strong>de</strong>-<br />

len <strong>van</strong> een overgang naar SLC. Ten eerste zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten een betere basis<br />

hebben waarop zij daadwerkelijk kunnen samenwerken in zaken die in verschillen<strong>de</strong> jurisdicties zijn<br />

aangemeld. Aangezien bij gemeenschappelijke criteria <strong>de</strong> nadruk eer<strong>de</strong>r zou liggen op <strong>de</strong> daadwer-<br />

kelijke toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> criteria dan op <strong>de</strong> criteria zelf, zou aldus bovendien een betere basis voor<br />

<strong>de</strong> vergelijking <strong>van</strong> <strong>de</strong> activiteiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten en gerechtelijke instanties<br />

voorhan<strong>de</strong>n zijn. Ook <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> concurrentiegericht on<strong>de</strong>rzoek en mo<strong>de</strong>lvorming<br />

wor<strong>de</strong>n hierdoor vergemakkelijkt. Ten twee<strong>de</strong> zou SLC voor <strong>de</strong> partijen <strong>de</strong> algemene beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> concurrentieproblemen, waartoe <strong>de</strong> voorgenomen transacties aanleiding kunnen geven, verge-<br />

makkelijken doordat aldus wordt verme<strong>de</strong>n dat het voornemen op grond <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> criteria<br />

moet wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>digd hetgeen thans het geval is. An<strong>de</strong>re veelgehoor<strong>de</strong> voor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> SLC zijn<br />

het feit dat <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring een bre<strong>de</strong>re, flexibelere en effectievere beoor<strong>de</strong>ling impliceert, en dat<br />

het binnen een SLC-regime gemakkelijker is om efficiency gains mee te wegen (men kijkt immers naar<br />

<strong>de</strong> effecten) (zie bijv. Bun<strong>de</strong>skartellamt, 2001). Ten slotte stellen <strong>de</strong> voorstan<strong>de</strong>rs dat <strong>de</strong> SLC bena-<br />

<strong>de</strong>ring een striktere economische re<strong>de</strong>nering inhoudt. Zo is het voor een substantiële vermin<strong>de</strong>ring<br />

74 Met een machtspositie in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> artikel 82 EG wordt gedoeld op een economische machtspositie <strong>van</strong> één of meer<br />

on<strong>de</strong>rnemingen, die haar in staat stelt <strong>de</strong> instandhouding <strong>van</strong> een daadwerkelijke me<strong>de</strong>dinging op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te<br />

verhin<strong>de</strong>ren en het haar mogelijk maakt zich, jegens haar concurrenten, haar afnemers en, uitein<strong>de</strong>lijk, <strong>de</strong> consumenten<br />

in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen. <strong>De</strong> termen ‘dominante positie (op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>)’ wor<strong>de</strong>n ook wel gebruikt<br />

als synoniem voor <strong>de</strong> het begrip ‘machtspositie’. Een machtspositie is niet verbo<strong>de</strong>n, slechts het misbruik daar<strong>van</strong>. Het<br />

misbruik hoeft niet gerealiseerd te zijn, maar alleen al <strong>de</strong> mogelijkheid om misbruik te maken is voldoen<strong>de</strong> om on<strong>de</strong>r<br />

artikel 82 te vallen.


<strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie niet nodig dat een machtspositie wordt gecreëerd of versterkt. Of an<strong>de</strong>rsom, <strong>de</strong><br />

creatie of versterking <strong>van</strong> een machtspositie hoeft niet te lei<strong>de</strong>n tot een substantiële vermin<strong>de</strong>ring<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie.<br />

<strong>De</strong>ze laatste punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorstan<strong>de</strong>rs lichten we toe aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> een <strong>de</strong>nkbeeldige concen-<br />

tratiezaak. Bij <strong>de</strong> MD-toets ga je kijken of er na <strong>de</strong> fusie <strong>van</strong> <strong>de</strong> bedrijven een <strong>markt</strong>situatie ontstaat,<br />

waarin het nieuwe, gefuseer<strong>de</strong> bedrijf een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el krijgt wat als een dominante positie kan<br />

wor<strong>de</strong>n aangemerkt. Stel bijvoorbeeld dat twee bedrijven met elk een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> 30%<br />

fuseren, waardoor een nieuw bedrijf met 60% <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> ontstaat. <strong>De</strong><br />

impliciete gedachte bij een dominante positie is dat <strong>de</strong> bedrijven daar vermoe<strong>de</strong>lijk misbruik <strong>van</strong><br />

zullen maken. Wanneer <strong>de</strong> dominante positie erg sterk is (bijvoorbeeld bij een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

60% in combinatie met toetredingsbarrières) dan kan het vermoe<strong>de</strong>n dat door <strong>de</strong> concentratie een<br />

verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging is ontstaan, re<strong>de</strong>lijk gegrond zijn.<br />

Maar wat als <strong>de</strong> machtspositie na een fusie op het randje is (bijvoorbeeld als het <strong>markt</strong>-<br />

aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> fusiepartners resp. 20 en 25% bedraagt, als er ver<strong>de</strong>r alleen nog wat kleinere<br />

bedrijven in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zijn en als er geen dui<strong>de</strong>lijk positieve dan wel negatieve effecten op <strong>de</strong> toetre-<br />

dingsvoorwaar<strong>de</strong>n zijn)? Er zijn dan on<strong>de</strong>r het MD-regime geen voor <strong>de</strong> hand liggen<strong>de</strong> juridische<br />

regels en re<strong>de</strong>neringen te vin<strong>de</strong>n waarmee <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteit hard kan maken dat die fusie<br />

vermoe<strong>de</strong>lijk leidt tot een verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie. On<strong>de</strong>r het MD-regime kan <strong>de</strong> me<strong>de</strong>-<br />

dingingsautoriteit <strong>de</strong> fusie in zo’n geval niet verbie<strong>de</strong>n door te verwijzen naar <strong>de</strong> versterking of<br />

creatie <strong>van</strong> een machtspositie, en er zijn dan ook an<strong>de</strong>re juridische insteken nodig.<br />

Een SLC-regime is dan handiger. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een fusie leidt tot<br />

een bedrijf dat niet echt een dominante positie heeft, maar dat om allerlei an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen toch <strong>de</strong><br />

concurrentie aantast. Een re<strong>de</strong>n hiervoor is bijvoorbeeld dat het gefuseer<strong>de</strong> bedrijf verticaal is<br />

geïntegreerd en zijn <strong>markt</strong>macht op up- of downstream <strong>markt</strong>en kan gebruiken op <strong>de</strong>ze <strong>markt</strong>. Binnen<br />

een SLC-regime zijn dan hel<strong>de</strong>re juridische argumenten te vin<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> fusie te verbie<strong>de</strong>n; niet<br />

omdat er een sterk dominante positie ontstaat, maar omdat <strong>de</strong> concurrentie door <strong>de</strong> fusie dui<strong>de</strong>lijk<br />

(substantieel) wordt aangetast.<br />

Samenvattend geldt dat <strong>de</strong> fusie zowel on<strong>de</strong>r een MD- als on<strong>de</strong>r een SLC-regime kan<br />

wor<strong>de</strong>n verbo<strong>de</strong>n, maar dat <strong>de</strong> juridische re<strong>de</strong>nering on<strong>de</strong>r een SLC-regime hel<strong>de</strong>r<strong>de</strong>r en gemakke-<br />

lijker (‘eleganter’) is.<br />

Een mogelijk na<strong>de</strong>el <strong>van</strong> een overgang naar SLC is enig verlies aan rechtszekerheid. 75 Een an<strong>de</strong>re<br />

mogelijke complicatie houdt verband met het feit dat <strong>de</strong> meeste Lid-Staten (evenals <strong>de</strong> kandidaat<br />

Lid-Staten) hun bepalingen inzake controle op concentraties hebben aangepast aan <strong>de</strong> huidige<br />

machtspositietoets. Tenzij <strong>de</strong> nationale voorschriften ook wor<strong>de</strong>n gewijzigd, zou een wijziging <strong>van</strong><br />

75 “Hoewel dit effect niet moet wor<strong>de</strong>n overdreven kan het althans in een aanloopperio<strong>de</strong> voor belanghebben<strong>de</strong>n moeilijker zijn om <strong>de</strong><br />

waarschijnlijke uitkomst <strong>van</strong> procedures inzake <strong>de</strong> controle op concentraties in Europa te voorspellen. Dit komt omdat <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> rechtspraak<br />

(<strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie en <strong>de</strong> rechterlijke instanties), is gebaseerd op <strong>de</strong> machtspositietoets <strong>van</strong> <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning.” (EC, 2001b, punt<br />

162).<br />

87<br />

rapport no. 615


88<br />

<strong>de</strong> concurrentietoets <strong>van</strong> <strong>de</strong> concentratieveror<strong>de</strong>ning merkwaardig genoeg kunnen lei<strong>de</strong>n tot een<br />

grotere on<strong>de</strong>rlinge aanpassing op internationaal niveau terwijl er grotere verschillen wor<strong>de</strong>n<br />

gecreëerd in <strong>de</strong> Gemeenschap (EC, 2001b, punt 161). Overigens laat <strong>de</strong> situatie in het VK zien dat<br />

het mogelijk is om als Lid-Staat wel over te gaan tot SLC, terwijl <strong>de</strong> Commissie vasthoudt aan <strong>de</strong><br />

MD-toets. <strong>De</strong> Britse gesprekspartners geven aan dat <strong>de</strong> geplan<strong>de</strong> overgang niet tot actie of discussie<br />

met <strong>de</strong> Commissie heeft geleid.<br />

Verschillen <strong>de</strong> resultaten bij SLC en MD?<br />

In praktijk blijkt dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringen nauwelijks tot an<strong>de</strong>re uitkomsten lei<strong>de</strong>n. Dit<br />

heeft te maken met het feit dat er <strong>van</strong>uit materieel oogpunt veel punten <strong>van</strong> overeenkomst zijn<br />

tussen <strong>de</strong> MD-toets en <strong>de</strong> SLC-bena<strong>de</strong>ring. Bei<strong>de</strong> toetsen omvatten bijvoorbeeld een on<strong>de</strong>rzoek<br />

naar <strong>de</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> en een beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> wijze waarop het concentratie-<br />

voornemen <strong>de</strong> <strong>markt</strong>(en) kan beïnvloe<strong>de</strong>n en <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentiedruk die op <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> concentratie<br />

ontstane on<strong>de</strong>rneming zal wor<strong>de</strong>n uitgeoefend (EC, 2001b, punt 161). <strong>De</strong> te on<strong>de</strong>rzoeken factoren<br />

liggen in het MD-regime en het SLC-regime dus dicht bij elkaar. Ook <strong>de</strong> Commissie kijkt bij <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling of er wel of geen sprake is <strong>van</strong> een dominante positie of <strong>van</strong> <strong>de</strong> versterking <strong>van</strong> een<br />

machtspositie, tegenwoordig ver<strong>de</strong>r dan alleen <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> fusiepartners. Er wordt<br />

ook gekeken naar <strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige bedrijven in <strong>de</strong> <strong>markt</strong> en naar <strong>de</strong> toetredings-<br />

voorwaar<strong>de</strong>n 76 voor nieuwe bedrijven die mogelijk met het gefuseer<strong>de</strong> bedrijf zou<strong>de</strong>n kunnen<br />

concurreren (Martin, 2001, pp. 129-130).<br />

Monti (2001c, p. 2): “It doesn’t require any great legal or economic insight to see that these are tests which could, in<br />

the hands of creative interpreters, result in wi<strong>de</strong>ly differing outcomes. This has not happened, however, because the<br />

economic rationale un<strong>de</strong>rpinning merger control by enforcement authorities and courts in our jurisdictions is very<br />

similar.” Ook <strong>de</strong> Amerikanen benadrukken <strong>de</strong> overeenkomsten die in ie<strong>de</strong>r geval op papier bestaan<br />

tussen <strong>de</strong> regimes in <strong>de</strong> EU en in <strong>de</strong> VS. Zo stelt <strong>de</strong> MD-toets <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> voorgenomen fusie<br />

leidt tot <strong>de</strong> creatie dan wel versterking <strong>van</strong> een dominante positie die concurrentiebelemmerend kan<br />

werken in <strong>de</strong> common market. Dit lijkt sterk op <strong>de</strong> Amerikaanse Merger Gui<strong>de</strong>lines waarin SLC wordt<br />

omschreven als “creating or enhancing market power” (Kolasky, 2001, pp. 9-10).<br />

Volgens een discussiepaper <strong>van</strong> <strong>de</strong> Duitse me<strong>de</strong>dingingsautoriteit is het –gezien het ontbreken <strong>van</strong><br />

verschillen in <strong>de</strong> praktijk– niet nodig om over te gaan op <strong>de</strong> SLC-bena<strong>de</strong>ring (Bun<strong>de</strong>skartellamt,<br />

2001). Overigens kan het feit dat <strong>de</strong> Bun<strong>de</strong>skartellamt tegen een overgang naar SLC pleit, ook te<br />

maken hebben met hun traditionele voorzichtigheid (Van Damme en Verboven, 2001, p. 156).<br />

76 Voorbeel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen bij het in kaart brengen <strong>van</strong> toetredingsvoorwaar<strong>de</strong>n zijn: (1) is <strong>de</strong> minimum efficient<br />

scale groot in vergelijking met <strong>de</strong> <strong>markt</strong>om<strong>van</strong>g?, (2) hoe groot zijn <strong>de</strong> kapitaalvereisten om een minimum efficient scale-sized<br />

bedrijf op te zetten?, (3) zijn <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> investeringen wel of niet verzonken?, (4) wat is <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> distributiekanalen?,<br />

en (5) wat is het belang <strong>van</strong> productdifferentiatie (en daarmee <strong>van</strong> reclame)?


5.2.5 Wel of geen gebruik <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences?<br />

“An<strong>de</strong>rs dan in <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten, is het in Europa niet toegestaan efficiëntiecriteria mee te wegen in fusiebeslis-<br />

singen. Het is niet te zien welke inhou<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen aan <strong>de</strong>ze beperking ten grondslag liggen.” (CPB, 2001, p.<br />

161)<br />

Wat is een efficiency <strong>de</strong>fence nu eigenlijk? Kort gezegd gaat het om het meewegen <strong>van</strong> efficiëntie-<br />

voor<strong>de</strong>len bij fusies. 77 Een mogelijke <strong>de</strong>finitie <strong>van</strong> een efficiency gain wordt gegeven door Monti<br />

(2001c, p. 5): “By ‘efficiency gain’ I do not refer to any cost reduction resulting from the merger, but to the types of<br />

efficiencies which are rele<strong>van</strong>t for antitrust authorities that is, a long-term and structural reduction in the marginal cost<br />

of production and distribution, which comes as a direct and immediate result of the merger, which cannot be achieved<br />

by less restrictive means and which reasonably will be passed on to the consumer on a permanent basis, in terms of<br />

lower prices or increased quality.” <strong>De</strong> vraag die beantwoord dient te wor<strong>de</strong>n is of er bij (horizontale)<br />

fusies sprake is <strong>van</strong> efficiëntiewinsten die <strong>de</strong> toename in concentratie goedmaken. Williamson<br />

(1968) analyseert een horizontale fusie als een afruil tussen <strong>de</strong> toename in monopoliemacht (<strong>de</strong>ad-<br />

weight loss) en een toename in efficiëntie. Enerzijds kan een fusie lei<strong>de</strong>n tot een afname <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

welvaart doordat <strong>de</strong> fusie leidt tot een toename in monopoliemacht voor <strong>de</strong> bedrijven (en dus winst<br />

voor <strong>de</strong> producenten) en een welvaartsverlies voor <strong>de</strong> consumenten (hogere prijzen). An<strong>de</strong>rzijds<br />

kan een fusie door schaalvoor<strong>de</strong>len op allerlei gebie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kosten verlagen <strong>van</strong> <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong><br />

bedrijven en op die manier juist lei<strong>de</strong>n tot een toename <strong>van</strong> <strong>de</strong> welvaart. 78<br />

<strong>De</strong> recente GE/Honeywell-zaak heeft een verschil tussen het Amerikaanse en het Europese me<strong>de</strong>-<br />

dingingsregime op <strong>de</strong> voorgrond geplaatst ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een efficiency <strong>de</strong>fence.<br />

Men spreekt in dit verband ook wel <strong>van</strong> <strong>de</strong> efficiency offence in plaats <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fence. Door Platt<br />

Majoras <strong>van</strong> <strong>de</strong> DOJ (2001) wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong> uitkomsten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie en <strong>de</strong><br />

FTC/DOJ als volgt verklaard: “[T]hey float from a substantive difference between two agencies on the proper<br />

scope of antitrust enforcement. The antitrust division conclu<strong>de</strong>d that the merged firms would have offered better<br />

products and services at more attractive prices than either company could offer on its own, which in our view, is the<br />

essence of competition. The Commission, on the other hand, focused on how the merger would affect competitors, essen-<br />

tially concluding that the efficiencies and lower prices that would flow from the transaction were ultimately anti com-<br />

77 In <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne economische theorie gaat men uit <strong>van</strong> allocatieve en dynamische efficiëntie. Bij <strong>de</strong> neo-klassieken stond<br />

allocatieve of statische efficiëntie centraal. Dit staat voor een optimale ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> schaarse mid<strong>de</strong>len tussen alternatieve<br />

wijzen <strong>van</strong> aanwending ter maximalisatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> totale welvaart. <strong>De</strong> neo-klassieke statische efficiëntie gaat met<br />

an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> korte termijn en heeft betrekking op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> welvaart gegeven <strong>de</strong> structuur en<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>. Later is daar on<strong>de</strong>r invloed ‘<strong>de</strong> Oostenrijkse school’ (bijv. Karl Menger, Ludwig von Mises) en<br />

het werk <strong>van</strong> Joseph Schumpeter een innovatie-component aan toegevoegd. In <strong>de</strong> neo-klassieke wereld werd volgens<br />

hen te weinig rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> prikkels om te investeren (in <strong>de</strong> neoklassieke wereld loont investeren niet,<br />

omdat winsten direct wor<strong>de</strong>n weggeconcurreerd). <strong>De</strong> Oostenrijkers en Schumpeter gaan uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> langere termijn en<br />

<strong>van</strong> dynamische efficiëntie. Hierbij staat het vergroten <strong>van</strong> <strong>de</strong> welvaart in <strong>de</strong> loop <strong>van</strong> <strong>de</strong> tijd centraal.<br />

78 Indien hierbij alleen wordt uitgegaan <strong>van</strong> het consumentensurplus, kan <strong>de</strong> welvaart alleen toenemen als <strong>de</strong> prijzen na <strong>de</strong><br />

fusie dalen; indien tevens wordt uitgegaan <strong>van</strong> het producentensurplus kan <strong>de</strong> totale welvaart ook toenemen bij hogere<br />

prijzen.<br />

89<br />

rapport no. 615


90<br />

petitive.” Monti repliceert dat <strong>de</strong> Commissie tegen fusies zijn die <strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht zo vergroten dat<br />

“[such] a market power produces competitive harm, which manifests either directly through higher post-merger prices<br />

or reduced innovation or, indirectly, through the elimination of competitors, leading ultimately to the same negative<br />

results in terms of prices or innovation.” (2001a, p. 1).<br />

<strong>De</strong> VS<br />

In <strong>de</strong> VS wor<strong>de</strong>n efficiency gains dus expliciet meegewogen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een fusie, terwijl<br />

dat in Europa niet gebeurt. In woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Amerikaanse DOJ: “competition is a means to an end,<br />

and not an end in itself: the goal is efficiency, not competition” (Kolasky, 2002, p. 2). <strong>De</strong> Amerikanen kijken<br />

zowel naar het producenten- als naar het consumentensurplus. <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring is sterk door<br />

economen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Chicago School beïnvloed (Kovacic en Shapiro, 2000, p. 13; zie ook box 5.4). <strong>De</strong><br />

i<strong>de</strong>eën <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze economen werken pas echt in jaren ’70 en ’80 <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige eeuw door in het<br />

Amerikaanse me<strong>de</strong>dingingstoezicht. 79 Het beleid is <strong>van</strong>af toen sterk gericht op efficiëntie en consu-<br />

mentenwelvaart.<br />

<strong>De</strong> EU<br />

<strong>De</strong> Commissie lijkt bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> fusies <strong>de</strong> general presumptions-bena<strong>de</strong>ring te hanteren.<br />

Daarbij wordt vertrokken <strong>van</strong>uit een algemeen vermoe<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> verwachte efficiëntievoor<strong>de</strong>len<br />

<strong>van</strong> fusies. Bij het beoor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> fusies kijkt <strong>de</strong> Commissie in eerste instantie of <strong>de</strong> fusie leidt tot<br />

een (versterking <strong>van</strong> een) machtspositie. Dan wordt getoetst of <strong>de</strong> verwachte toename in <strong>markt</strong>-<br />

macht al dan niet een algemeen tolerantieniveau overschrijdt (Martin, 2001, pp. 129-130).<br />

<strong>De</strong> Commissie lijkt volgens Camesasca (2000) gekozen te hebben voor een welvaartsbegrip dat<br />

alleen het consumentensurplus omvat. Daarmee wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om een efficiency <strong>de</strong>fence te<br />

hanteren beperkt, doch vallen niet geheel weg. Toch laat <strong>de</strong> Europese wetgeving nauwelijks ruimte<br />

voor een <strong>de</strong>rgelijke ver<strong>de</strong>diging. Sterker nog: Camesasca merkt op pagina 47 op dat<br />

efficiëntiewinsten zelfs tégen mogelijke fusiepartners zijn gebruikt door <strong>de</strong> Commissie. In an<strong>de</strong>re<br />

zaken bij <strong>de</strong> Commissie lijken efficiency <strong>de</strong>fences impliciet gehanteerd te wor<strong>de</strong>n. 80 Recent is een Green<br />

Paper <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie verschenen met een herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> Merger Regulation. Hierin is aandacht<br />

besteed aan efficiency gains. <strong>De</strong> Commissie geeft aan te willen on<strong>de</strong>rzoeken in hoeverre het mogelijk is<br />

om het meewegen <strong>van</strong> efficiency gains explicieter in <strong>de</strong> wetgeving op te nemen (EC, 2001b, punten<br />

170-172).<br />

79 In <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> daarvoor speel<strong>de</strong>n efficiency <strong>de</strong>fences een on<strong>de</strong>rgeschikte rol, omdat het Amerikaanse antitrustrecht meer<br />

was gericht op het in leven hou<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een voldoen<strong>de</strong> aantal kleinere aanbie<strong>de</strong>rs. Grotere bedrijven mochten daarom<br />

vooral niet te machtig wor<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> fusies en an<strong>de</strong>re praktijken, en zeker niet te efficiënt ten opzichte <strong>van</strong><br />

an<strong>de</strong>re concurrenten (Niels et al., 2001).<br />

80 <strong>De</strong>ze ondui<strong>de</strong>lijke situatie leidt tot rechtsonzekerheid. Overigens zullen er met het toelaten <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences altijd in<br />

enige mate onzekere en waarschijnlijk ook subjectieve argumenten een rol gaan spelen, die <strong>de</strong> rechtszekerheid zou<strong>de</strong>n<br />

kunnen aantasten.


Bovendien heeft <strong>de</strong> Commissie in 2000 met het opstellen <strong>van</strong> nieuwe Draft Gui<strong>de</strong>lines aangegeven<br />

dat men samenwerking tussen bedrijven meer economisch gaat bena<strong>de</strong>ren. 81 Bij samenwerking<br />

tussen bedrijven met gezamenlijk lage <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len (voor specialisatie overeenkomsten min<strong>de</strong>r<br />

dan 20% en voor R&D overeenkomsten min<strong>de</strong>r dan 25%) geldt dat <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>lige efficiëntie-<br />

effecten hoogstwaarschijnlijk opwegen tegen <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige anti-competitieve effecten (Martin, 2001,<br />

pp. 65-66). Indien bedrijven gezamenlijk hogere <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len hebben, komen ze niet in<br />

aanmerking voor <strong>de</strong> groepsvrijstellingen. Er zal dan aangetoond moeten wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> anti-<br />

competitieve effecten niet te groot zijn (toetredingsdrempels, concentratie aan <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong>, et<br />

cetera). In <strong>de</strong> Draft Gui<strong>de</strong>lines (2000, p. 37) wordt echter gesteld dat “in evaluating the tra<strong>de</strong>off between<br />

increased efficiency and market performance, priority is given to market performance: even greater efficiency gains do<br />

not justify to the complete elimination of effective competition”.<br />

Alles overziend, gaat het om <strong>de</strong> afweging <strong>van</strong> efficiëntiewinsten op <strong>de</strong> korte termijn versus het<br />

behoud <strong>van</strong> concurrentie op <strong>de</strong> lange termijn. Door een fusie vermin<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> concurrentie in <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong> doordat twee of meer concurrenten samengaan. <strong>De</strong> fuseren<strong>de</strong> partijen kunnen an<strong>de</strong>re,<br />

min<strong>de</strong>r grote (of efficiënte!) aanbie<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> <strong>markt</strong> uit drukken, waardoor er min<strong>de</strong>r spelers overblij-<br />

ven en <strong>de</strong> competitieve beperkingen voor <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> partijen afnemen. Zo kan door een fusie <strong>de</strong><br />

concurrentie op langere termijn afnemen. Door <strong>de</strong>ze afname <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentiedruk kan ook <strong>de</strong><br />

kans afnemen dat efficiëntiewinsten gerealiseerd wor<strong>de</strong>n en daadwerkelijk aan afnemers wor<strong>de</strong>n<br />

doorgegeven. In het algemeen neigt <strong>de</strong> afweging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie naar het zwaar<strong>de</strong>r laten wegen<br />

<strong>van</strong> het behoud <strong>van</strong> concurrentie op <strong>de</strong> langere termijn (zie bijv. <strong>de</strong> GE/Honeywell-zaak). <strong>De</strong><br />

conclusie lijkt dus gerechtvaardigd dat <strong>de</strong> rol <strong>van</strong> een efficiency <strong>de</strong>fence binnen het Europese regime<br />

ondui<strong>de</strong>lijk, maar waarschijnlijk zeer klein is.<br />

Ne<strong>de</strong>rland<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is door <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong> Europese lijn ten aanzien <strong>van</strong> efficiëntiewinsten gevolgd,<br />

namelijk <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> fusies <strong>de</strong> general presumptions-bena<strong>de</strong>ring. Er wordt <strong>van</strong> uitgegaan dat het<br />

ontstaan <strong>van</strong> een economische machtspositie in beginsel niet bevor<strong>de</strong>rlijk is voor <strong>de</strong> welvaart.<br />

Het VK<br />

In het VK wor<strong>de</strong>n efficiency gains wel meegewogen in fusiezaken, zij het dat dat eigenlijk alleen<br />

gebeurt bij twee<strong>de</strong> fase zaken. In <strong>de</strong>ze zaken wor<strong>de</strong>n efficiency gains meegenomen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> public interest: het gaat dus niet strikt om efficiency gains, maar om toenamen in het consumenten-<br />

surplus (niet zo zeer het producentensurplus). In <strong>de</strong> voorstellen voor een nieuw regime wor<strong>de</strong>n<br />

efficiency gains als <strong>de</strong> assesment ‘counterveiling costumer benefit assesment’ omschreven (DTI, 2001). Het<br />

81 Europese Commissie (2000), Draft Gui<strong>de</strong>lines on the applicability of article 81 to horizontal co-operation, 27 april.<br />

91<br />

rapport no. 615


92<br />

verschil tussen het ou<strong>de</strong> en het nieuwe regime is dat in het nieuwe stelsel <strong>de</strong> mogelijkheid om<br />

costumer benefit mee te nemen in <strong>de</strong> beslissing meer expliciet is gemaakt.<br />

Wel of geen efficiency <strong>de</strong>fences?<br />

Martin (1988) behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> vraag of het zo is dat een positieve relatie tussen <strong>de</strong> <strong>markt</strong>concentratie<br />

en <strong>de</strong> winstgevendheid in een <strong>markt</strong> gezien moet wor<strong>de</strong>n als het gevolg <strong>van</strong> het uitoefenenen <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong>macht, zoals <strong>de</strong> Structuur-Gedrag-Resultaat school binnen <strong>de</strong> Industrial Organization stelt. Of,<br />

heeft <strong>de</strong> Chicago School gelijk door te stellen dat <strong>markt</strong>concentratie het gevolg is <strong>van</strong> het afvallen <strong>van</strong><br />

min<strong>de</strong>r efficiënte bedrijven waardoor <strong>de</strong> winstpositie voor <strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> bedrijven toeneemt (een<br />

positieve relatie tussen efficiëntie en winstposities; zie box 5.4). Martin toetst bei<strong>de</strong> hypothesen 82 en<br />

vindt dat bei<strong>de</strong> waar zijn, ze zijn dus geen substituten maar complementen. Het gevolg is dat in <strong>de</strong><br />

praktijk <strong>van</strong> geval tot geval moet wor<strong>de</strong>n gekeken hoe <strong>de</strong> tra<strong>de</strong>-off tussen efficiëntie en <strong>markt</strong>macht<br />

uitwerkt.<br />

In het verleng<strong>de</strong> hier<strong>van</strong> pleiten Van Damme en Verboven (2001) naar Amerikaans voorbeeld,<br />

voor een bre<strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> case by case-bena<strong>de</strong>ring, waarbij men in ie<strong>de</strong>re zaak het belang <strong>van</strong><br />

synergie on<strong>de</strong>rzoekt (daalt <strong>de</strong> marginale kostencurve echt?). Een case by case-bena<strong>de</strong>ring vereist wel<br />

dat enkele algemene principes in acht wor<strong>de</strong>n genomen. Zo moet aangetoond kunnen wor<strong>de</strong>n dat<br />

<strong>de</strong> efficiëntievoor<strong>de</strong>len zijn terug te voeren op werkelijke synergie en voldoen<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n doorbere-<br />

kend in <strong>de</strong> consumentenprijzen (om <strong>de</strong> verhoog<strong>de</strong> <strong>markt</strong>macht te compenseren). Daarnaast moet<br />

wor<strong>de</strong>n aangetoond dat <strong>de</strong> kostenbesparingen alleen door een fusie kunnen wor<strong>de</strong>n gerealiseerd en<br />

niet op een an<strong>de</strong>re manier. <strong>De</strong> bewijslast ligt bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rnemingen: aangenomen mag immers<br />

wor<strong>de</strong>n dat zij <strong>de</strong> beschikking hebben over <strong>de</strong> beste informatie met betrekking tot <strong>de</strong> te verwachten<br />

efficiëntievoor<strong>de</strong>len en met betrekking tot <strong>de</strong> markcondities (nodig om het bestaan <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht<br />

te kunnen vaststellen) (ibi<strong>de</strong>m, pp. 176-177).<br />

5.2.6 Wel of geen gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence?<br />

In <strong>de</strong> VS wordt al meer gebruik gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘failing firm <strong>de</strong>fence’. Dit ver<strong>de</strong>digingsargument staat<br />

ook expliciet genoemd in <strong>de</strong> Amerikaanse Horizontal Merger Gui<strong>de</strong>lines. <strong>De</strong> failing firm <strong>de</strong>fence wil<br />

zeggen dat een bepaal<strong>de</strong> fusie ondanks competitieve bezwaren toch door mag gaan, omdat (één<br />

<strong>van</strong>) <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong> partijen an<strong>de</strong>rs failliet zou(<strong>de</strong>n) gaan, waardoor het aantal spelers op <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

sowieso zou zijn afgenomen.<br />

82 <strong>De</strong> hypothesen zijn als volgt verwoord: <strong>de</strong> prijs-kosten marge voor verschillen<strong>de</strong> groepen (<strong>de</strong> vier grootste bedrijven;<br />

<strong>de</strong> 5-8 grootste bedrijven; en <strong>de</strong> rest) is positief gerelateerd aan <strong>de</strong> groep-relatieve productiviteit (<strong>de</strong> toegevoeg<strong>de</strong><br />

waar<strong>de</strong> per arbei<strong>de</strong>r binnen een groep ge<strong>de</strong>eld door <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>markt</strong>). En: <strong>de</strong> prijskosten<br />

marge is een in<strong>de</strong>x voor <strong>markt</strong>macht en is positief gerelateerd aan <strong>de</strong> prijs-kosten marge <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re groepen.


In Europa wordt het argument nog niet veel toegepast. <strong>De</strong> praktijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie is bij dit<br />

soort gevallen nog in ontwikkeling. In een recente zaak –<strong>de</strong> BASF/Eurodiol/Pantochim-zaak uit 2001<br />

–heeft <strong>de</strong> Commissie <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence toegepast op een wijze die dicht in <strong>de</strong> buurt ligt <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Amerikaanse praktijk (Monti, 2001c, p. 6). <strong>De</strong> Europese Merger Regulation vereist echter dat, indien<br />

<strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence al wordt gebruikt, dit op een case by case-basis gebeurt bij <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> com-<br />

petitieve structuur (section 5.1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Merger Gui<strong>de</strong>lines).<br />

In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Me<strong>de</strong>dingingswet ontbreekt een expliciete bepaling met betrekking tot <strong>de</strong> failing<br />

firm <strong>de</strong>fence. Recent is het argument overigens wel toegepast in <strong>de</strong> zaak Telegraaf – <strong>De</strong> Limburger<br />

(zaak 1538). <strong>De</strong>ze zaak wordt in box 5.5 toegelicht.<br />

Box 5.5: Zaak 1538 en <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence<br />

In <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> fase zaak ging het om een overname door <strong>de</strong> Holdingmaatschappij <strong>De</strong> Telegraaf <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Uitgeversmaatschappij <strong>De</strong> Limburger. <strong>De</strong> Telegraaf-groep geeft het lan<strong>de</strong>lijke dagblad <strong>De</strong> Telegraaf uit, naast<br />

een aantal regionale dagbla<strong>de</strong>n, het blad Spits en een groot aantal huis-aan-huisbla<strong>de</strong>n. Uitgeversmaatschappij<br />

<strong>De</strong> Limburger B.V. geeft het regionale dagblad <strong>De</strong> Limburger uit, evenals 13 huis-aan-huisbla<strong>de</strong>n. Zowel <strong>De</strong><br />

Telegraaf-groep als <strong>De</strong> Limburger zijn daarnaast actief op het gebied <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re media en hebben <strong>de</strong>elnemingen<br />

in lokale en regionale radio- en televisiezen<strong>de</strong>rs. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>De</strong> Telegraaf is tevens het Limburgs<br />

Dagblad. In <strong>de</strong> zaak stond o.m. ter discussie of <strong>de</strong> overname tot een creatie of versterking <strong>van</strong> een machtspositie<br />

op <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te product<strong>markt</strong> (<strong>de</strong> <strong>markt</strong> <strong>van</strong> regionale en lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n gezamenlijk) en geograische<br />

<strong>markt</strong> (regionaal het overlapgebied Limburg) zou kunnen lei<strong>de</strong>n. 83<br />

f<br />

Het Limburgs Dagblad lijdt al jaren (substantieel) verlies door kostenstijgingen enerzijds en dalen<strong>de</strong><br />

opbrengsten an<strong>de</strong>rzijds. Volgens <strong>de</strong> partijen zal het Limburgs Dagblad zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorgenomen transactie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong> verdwijnen. Eigenlijk voer<strong>de</strong> men dus geen failing firm <strong>de</strong>fence, maar een failing division <strong>de</strong>fence. Het<br />

feit dat <strong>de</strong> failing division (het Limburgs Dagblad) zich in dit geval bij <strong>de</strong> koper (<strong>De</strong> Telegraaf-groep) bevindt in<br />

plaats<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> verkoper, maakt volgens <strong>de</strong> partijen niets uit.<br />

<strong>De</strong> failing firm <strong>de</strong>fence wordt in <strong>de</strong>ze zaak door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> echter niet geaccepteerd. Voor een te honoreren beroep<br />

op <strong>de</strong> failing firm <strong>de</strong>fence bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke gevolgen <strong>van</strong> een overname moet<br />

volgens<br />

<strong>de</strong> <strong>NMa</strong> wor<strong>de</strong>n voldaan aan drie criteria, namelijk:<br />

(i) dat <strong>de</strong> over te nemen (failing) on<strong>de</strong>rneming zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> concentratie op korte termijn <strong>de</strong> <strong>markt</strong> zal moeten<br />

verlaten,<br />

(ii) dat <strong>de</strong> overnemen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming ook zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> concentratie in ie<strong>de</strong>r geval het <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

over te nemen (failing) on<strong>de</strong>rneming zal verwerven,<br />

( iii) dat er geen alternatieve transactie mogelijk is die <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dinging in min<strong>de</strong>re mate aantast.<br />

<strong>De</strong> <strong>NMa</strong> stelt in haar besluit dat aan het eerste en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> criterium wel wordt voldaan, maar niet aan het<br />

twee<strong>de</strong> criterium: “Op basis <strong>van</strong> het voorgaan<strong>de</strong> wordt geconclu<strong>de</strong>erd dat in het on<strong>de</strong>rhavige geval niet is voldaan aan <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> failing company <strong>de</strong>fence. Uit on<strong>de</strong>rzoek is gebleken dat aannemelijk is dat het Limburgs Dagblad bij ongewijzigd<br />

beleid ten minste op <strong>de</strong> (mid<strong>de</strong>l)lange termijn niet levensvatbaar is en dat het Limburgs Dagblad op korte termijn <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

zal moeten verlaten. Ook kan niet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat een koper kan wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n voor het Limburgs Dagblad. Er<br />

wordt echter geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>de</strong> verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsstructuur na <strong>de</strong> concentratie zich niet op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze zou<br />

voordoen zon<strong>de</strong>r die concentratie. Er is <strong>de</strong>rhalve sprake <strong>van</strong> een oorzakelijk verband tussen <strong>de</strong> concentratie en <strong>de</strong> (mate <strong>van</strong>)<br />

verslechtering <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsstructuur.” (punt 260).<br />

Bron: <strong>NMa</strong>-besluit Zaaknummer 1538/<strong>De</strong> Telegraaf - <strong>De</strong> Limburger, 12 mei 2000.<br />

83 Voor uitgebrei<strong>de</strong>re informatie over <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> zie <strong>de</strong> bijlage bij hoofdstuk 3.<br />

93<br />

rapport no. 615


94<br />

5.2.7 Verschillen ten aanzien <strong>van</strong> verticale en horizon ale overeenkomsten84<br />

t<br />

In <strong>de</strong> VS is het regime ten aanzien <strong>van</strong> verticale overeenkomsten min<strong>de</strong>r strikt dan ten aanzien <strong>van</strong><br />

horizontale overeenkomsten (Niels et al., 2001, p. 19). Dit geldt sinds 2000 ook voor Europa.<br />

Echter, in <strong>de</strong> EU moet een verticale overeenkomst nog altijd eer<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n aangemeld dan in <strong>de</strong><br />

VS. In <strong>de</strong> VS hoeven alleen die verticale overeenkomsten te wor<strong>de</strong>n aangemeld en beoor<strong>de</strong>eld,<br />

waarbij <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemen<strong>de</strong> partijen gezamenlijk min<strong>de</strong>r dan 60 tot 70% <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el hebben. In<br />

Europa wordt een <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempel <strong>van</strong> 30% gehanteerd. Dit percentage was nog lager (er<br />

moesten dus nog meer verticale overeenkomsten wor<strong>de</strong>n aangemeld en beoor<strong>de</strong>eld), maar is<br />

verhoogd met het <strong>van</strong> kracht wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe regels voor groepsvrijstellingen bij verticale<br />

overeenkomsten in 2000. 85 In Europees verband is <strong>van</strong> belang dat een verticale afspraak <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r-<br />

gaan<strong>de</strong> <strong>markt</strong>integratie binnen <strong>de</strong> EU niet tegengaat. 86 <strong>De</strong> groepsvrijstelling geldt dan ook niet voor<br />

alle verticale overeenkomsten (er moeten dus ook verticale overeenkomsten tussen partijen met een<br />

lager <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el dan 30% wor<strong>de</strong>n aangemeld).<br />

Verticale overeenkomsten wor<strong>de</strong>n vaker toegestaan dan horizontale overeenkomsten, omdat wordt<br />

on<strong>de</strong>rkend dat dit soort afspraken vaak noodzakelijk is om efficiënte distributie te bevor<strong>de</strong>ren. <strong>De</strong><br />

verticale afspraak zou dan alleen verbo<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> fabrikant substan-<br />

tiële <strong>markt</strong>macht heeft, en er weinig an<strong>de</strong>re distributeurs overblijven voor <strong>de</strong> concurreren<strong>de</strong> fabri-<br />

kanten. Zoals hierboven al vermeld, hanteren <strong>de</strong> Amerikaanse autoriteiten hierbij een hogere<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>eldrempel (60-70%) dan <strong>de</strong> Europeanen (30%).<br />

Het feit dat verticale overeenkomsten min<strong>de</strong>r strikt wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld dan horizontale overeen-<br />

komsten, heeft heel dui<strong>de</strong>lijk te maken met <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> economische theorie op het<br />

Amerikaanse beleid. In dit geval is vooral <strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> Chicago School groot geweest (zie box<br />

5.4). In het kort stellen <strong>de</strong> Chicago-economen dat consumenten beter af zijn bij verticale integratie<br />

omdat door <strong>de</strong> samenwerking in <strong>de</strong> bedrijfskolom <strong>de</strong> dubbele winstmarge (die <strong>van</strong> producent naar<br />

distributeur) verdwijnt. Dit zal lei<strong>de</strong>n tot prijsdalingen die welvaartsverhogend werken (Tirole, 1988,<br />

pp. 173-177). Verticale integratie wordt binnen <strong>de</strong> Chicago School dus als een kostenvermin<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />

stap gezien. Als we via <strong>de</strong> bril <strong>van</strong> Coase naar verticale integratie kijken, geldt dat bedrijven zullen<br />

overgaan tot verticale integratie als <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> het organiseren <strong>van</strong> een extra transactie binnen<br />

84 Een verticale overeenkomst is tussen bedrijven op verschillen<strong>de</strong> niveaus in <strong>de</strong> productieketen (bijvoorbeeld een fabrikant<br />

en een distributeur). <strong>De</strong>ze samenwerken<strong>de</strong> bedrijven wor<strong>de</strong>n ook wel complementoren genoemd. Een horizontale<br />

overeenkomst is tussen bedrijven die concurreren in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong>.<br />

85 Veror<strong>de</strong>ning (EG) nr. 2790/1999 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie <strong>van</strong> 22 <strong>de</strong>cember 1999 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> artikel 81,<br />

lid 3, <strong>van</strong> het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en on<strong>de</strong>rling afgestem<strong>de</strong> feitelijke gedragingen (PB L<br />

336/21 (29/12/1999).<br />

86 Zo is verticale prijsbinding bij boeken wel toegestaan in Ne<strong>de</strong>rland, maar mag het niet zo zijn dat dit systeem ook geldt<br />

voor boeken die wor<strong>de</strong>n geïmporteerd (bijvoorbeeld Ne<strong>de</strong>rlandstalige boeken uit Vlaan<strong>de</strong>ren, maar ook voor boeken<br />

in an<strong>de</strong>re talen).


het bedrijf hoger wor<strong>de</strong>n dan het uitbeste<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze transactie door een ruil op <strong>de</strong> open <strong>markt</strong> of<br />

dan <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> <strong>de</strong> organisatie binnen een an<strong>de</strong>r bedrijf (Williamson, 1968, pp. 32-33). 87 <strong>De</strong>ze<br />

kostenvermin<strong>de</strong>ring door uitbeste<strong>de</strong>n zal lei<strong>de</strong>n tot prijsverlagingen.<br />

An<strong>de</strong>re economen stellen echter dat verticale integratie niet louter voor<strong>de</strong>len kent. Martin<br />

(2001, p. 134) beschrijft situaties waarin verticale overeenkomsten tot concurrentiebeperking<br />

kunnen lei<strong>de</strong>n. Verticale afspraken lei<strong>de</strong>n typisch tot vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> concurrentie tussen<br />

aanbie<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> eenzelf<strong>de</strong> merk (intra-brand competition). Een producent kan het winstgevend achten<br />

om <strong>de</strong> concurrentie tussen distributeurs <strong>van</strong> zijn merk te beperken, in <strong>de</strong> hoop dat <strong>de</strong>ze beperking<br />

<strong>de</strong> distributeurs aanzet tot een sterkere promotie <strong>van</strong> zijn merk ten opzichte <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re merken<br />

(interbrand competition). In <strong>de</strong>ze laatste gevallen, kunnen <strong>de</strong> verticale beperkingen zowel anti- als pro-<br />

competitieve effecten hebben, en het netto-effect op <strong>de</strong> <strong>markt</strong>uitkomst is dan onbepaald. Negatieve<br />

effecten zijn bijvoorbeeld het verhogen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toetredingsbarrières, <strong>markt</strong>uitsluiting <strong>van</strong> concur-<br />

renten <strong>van</strong> distributiekanalen en bepaal<strong>de</strong> producton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, het faciliteren <strong>van</strong> samenspanning, en<br />

het verhin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een effectieve integratie <strong>van</strong> <strong>de</strong> (Europese) <strong>markt</strong>. Mogelijke efficiëntie-<br />

effecten zijn een verbeter<strong>de</strong> beheersing <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwaliteit en het versterken <strong>van</strong> <strong>de</strong> interbrand competi-<br />

tion door <strong>de</strong> verkoopinspanningen <strong>van</strong> <strong>de</strong> distributeurs te prikkelen. Ook Williamson (1968) erkent<br />

dat “if an efficiency <strong>de</strong>fense can be supplied, any market power consequences that a vertical merger produces need also<br />

to be consi<strong>de</strong>red”. Hij noemt als voorbeeld het verhogen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toetredingsdrempels <strong>van</strong>wege een<br />

toegenomen kapitaal- en kennisvereiste om op <strong>de</strong> geïntegreer<strong>de</strong> <strong>markt</strong> te opereren.<br />

<strong>De</strong> discussie samenvattend, kan wor<strong>de</strong>n gesteld dat verticale fusies, afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> spe-<br />

cifieke omstandighe<strong>de</strong>n, kunnen lei<strong>de</strong>n tot efficiëntievoor<strong>de</strong>len óf tot een ver<strong>de</strong>re verhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong>macht <strong>van</strong> een dominante on<strong>de</strong>rneming via hefboomeffecten dan wel via uitsluiting <strong>van</strong><br />

concurrenten (Van Damme en Verboven, 2001, p. 177).<br />

5.2.8 Verschillen ten aanzien <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> (economische) prik-<br />

kels in <strong>de</strong> handhaving<br />

In <strong>de</strong> VS zijn in het me<strong>de</strong>dingingstoezicht al in een vroeg stadium economische prikkels inge-<br />

bouwd. In het VK is hier tegenwoordig ook sprake <strong>van</strong>. In <strong>de</strong> EU en Ne<strong>de</strong>rland is het gebruik <strong>van</strong><br />

economische prikkels min<strong>de</strong>r uitgebreid. In <strong>de</strong>ze paragraaf wor<strong>de</strong>n vier vormen <strong>van</strong> (economische)<br />

prikkels in het me<strong>de</strong>dingingstoezicht beschreven:<br />

1. <strong>De</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om personen aansprakelijk te stellen en strafbare feiten op te leggen.<br />

2. <strong>De</strong> hoogte <strong>van</strong> boetes voor bedrijven in <strong>de</strong> kartelwetgeving.<br />

3. <strong>De</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> partij om scha<strong>de</strong>vergoeding te eisen.<br />

4. <strong>De</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om als kartellid te klikken en zo strafvermin<strong>de</strong>ring te krijgen: leniency program.<br />

87 Kosten die hierbij een rol spelen betreffen zoekkosten, contractkosten en transferkosten.<br />

95<br />

rapport no. 615


96<br />

Ad 1. <strong>De</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om personen aansprakelijk te stellen en strafbare feiten op te leg-<br />

gen.<br />

In <strong>de</strong> VS en (binnenkort) in het VK is het mogelijk dat <strong>de</strong> captains of industry, die bijvoorbeeld gepakt<br />

wor<strong>de</strong>n voor misbruik <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht of <strong>de</strong>elname aan hard-core kartels, persoonlijk aansprakelijk<br />

wor<strong>de</strong>n gesteld en ge<strong>van</strong>genisstraf en boetes krijgen opgelegd (Kovacic and Shapiro, 2000, p. 50).<br />

In <strong>de</strong> VS bedraagt <strong>de</strong> boete per persoon €0,4 miljoen (of een veelvoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> kartelwinst<br />

als <strong>de</strong>ze hoger is dan €11 miljoen) en is <strong>de</strong> ge<strong>van</strong>genisstraf maximaal 3 jaar (Van Bergeijk en<br />

Godfried, 2002). Men verwacht veel <strong>van</strong> dit instrument om ook internationaal opereren<strong>de</strong> kartels<br />

aan te pakken (Kolasky, 2002, p. 2).<br />

Volgens <strong>de</strong> nieuwe Britse voorstellen voor een nieuw regime kunnen personen die zich<br />

schuldig maken aan hard-core kartelgedrag een ge<strong>van</strong>genisstraf krijgen <strong>van</strong> maximaal 7 tot 10 jaar. <strong>De</strong><br />

Britten hebben niet veel vertrouwen in een boete-regime op individuele basis. <strong>De</strong> verwachting is<br />

namelijk dat niet <strong>de</strong> persoenen zelf, maar hun bedrijven <strong>de</strong> opgeleg<strong>de</strong> boetes voor hun rekening<br />

zullen nemen. Een an<strong>de</strong>r voorstel is “that the OFT should be able to seek court or<strong>de</strong>rs disqualifying for up to<br />

15 years company directors involved in serious breaches of competition law” (DTI, 2001).<br />

In <strong>de</strong> EU en Ne<strong>de</strong>rland kunnen personen geen boete of ge<strong>van</strong>genisstraf krijgen bij overtreding <strong>van</strong><br />

het me<strong>de</strong>dingingsrecht. In enkele an<strong>de</strong>re Lid-Staten <strong>van</strong> <strong>de</strong> EU is dat wel mogelijk. 88 <strong>De</strong> mogelijk-<br />

heid om personen individueel aansprakelijk te stellen komt niet voor in EU regelgeving. Bovendien<br />

is <strong>de</strong> Commissie een organisatorisch rechtelijk lichaam en geen strafrechtelijk orgaan. Ne<strong>de</strong>rland<br />

heeft bewust gekozen voor een administratief rechtelijk aanpak en niet voor een strafrechtelijk<br />

aanpak. 89<br />

Ad 2. <strong>De</strong> hoogte <strong>van</strong> boetes voor bedrijven in <strong>de</strong> kartelwetgeving.<br />

Er bestaat een verschil in <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> boetes die bedrijven kunnen krijgen binnen <strong>de</strong> kartel-<br />

wetgeving (Van Bergeijk en Godfried, 2002). Het boete-regime is het strengst in <strong>de</strong> VS. <strong>De</strong><br />

maximale boete bedraagt €11 miljoen (of een veelvoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> kartelwinst als <strong>de</strong>ze hoger is dan €11<br />

miljoen). In Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong> EU en het VK bedraagt <strong>de</strong> maximale boete 10% <strong>van</strong> <strong>de</strong> (wereldwij<strong>de</strong>)<br />

omzet. In het VK is <strong>de</strong>ze regeling beperkt tot <strong>de</strong> omzet in drie jaar.<br />

88 In Duitsland geldt een boete <strong>van</strong> maximaal €1,8 miljoen en een ge<strong>van</strong>genisstraf <strong>van</strong> maximaal 5 jaar, in Frankrijk is dat<br />

maximaal €1,5 miljoen (geen ge<strong>van</strong>genisstraf), in Ierland is dat maximaal €3,8 miljoen en twee jaar ge<strong>van</strong>genisstraf, en<br />

in Noorwegen is <strong>de</strong> maximum boete onbegrensd (geen ge<strong>van</strong>genisstraf) (Van Bergeijk en Godfried, 2002). Buiten<br />

Europa en <strong>de</strong> VS zijn persoonlijke boetes en ge<strong>van</strong>genisstraf ook mogelijk in Canada (maximaal €0,7 miljoen en 5 jaar<br />

ge<strong>van</strong>genisstraf), Australië (maximaal €0,3 miljoen en geen ge<strong>van</strong>genisstraf), Nieuw Zeeland (maximaal €0,3 miljoen en<br />

geen ge<strong>van</strong>genisstraf) en Japan (maximaal €0,04 miljoen en 3 jaar ge<strong>van</strong>genisstraf).<br />

89 Het argument dat met een strafrechtelijk aanpak het Openbaar Ministerie nog ver<strong>de</strong>r overbezet zou raken, is geen<br />

overtuigend argument. Het gaat er immers maar net om waar je je prioriteiten legt, en of extra menskracht kan wor<strong>de</strong>n<br />

aangetrokken. Bovendien zijn <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> en <strong>de</strong> burgerlijke rechter ook overbezet. Ten slotte zou er een sterke preventieve<br />

werking <strong>van</strong> het strafrechtelijke regime uit kunnen gaan.


Ad 3. <strong>De</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> partij om scha<strong>de</strong>vergoeding te eisen. In <strong>de</strong> VS en het VK is het voor een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> partij mogelijk om scha<strong>de</strong>vergoeding te eisen voor <strong>de</strong><br />

scha<strong>de</strong> die men on<strong>de</strong>rvindt naar aanleiding <strong>van</strong> me<strong>de</strong>dingingsbeperkend gedrag <strong>van</strong> (een) on<strong>de</strong>r-<br />

neming(en). In <strong>de</strong> VS bedraagt <strong>de</strong> vergoeding standaard driemaal <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> (treble damages), en kan<br />

ook een (re<strong>de</strong>lijke) vergoeding voor <strong>de</strong> proceskosten wor<strong>de</strong>n bedongen.<br />

In het Ne<strong>de</strong>rlandse en Europese me<strong>de</strong>dingingsrecht zijn geen mogelijkhe<strong>de</strong>n opgenomen om als<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> partij een scha<strong>de</strong>vergoeding te eisen.<br />

Ad 4. <strong>De</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om als kartellid te klikken en zo strafvermin<strong>de</strong>ring te krijgen:<br />

leniency program.<br />

In zowel <strong>de</strong> VS als <strong>de</strong> EU bestaat ook een systeem dat een kartellid dat het kartel verklikt min<strong>de</strong>r<br />

straf krijgt. Dit wordt ook wel een leniency program genoemd, of in het Ne<strong>de</strong>rlands een clementie-<br />

regeling. <strong>De</strong> invoering <strong>van</strong> clementieregelingen is sterk beïnvloed door <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong><br />

speltheorie (Kovacic and Shapiro, 2000, p. 16). <strong>De</strong> essentie <strong>van</strong> een clementieregeling is dat<br />

daardoor het verwachte nut <strong>van</strong> een wetsovertreding afneemt (Van Bergeijk en Godfried, 2002).<br />

Het Amerikaanse leniency program bestaat al sinds 1978, maar is in 1993 herzien. Belangrijke elemen-<br />

ten hierbij waren <strong>de</strong> mogelijkheid om niet alleen het eerste klikken<strong>de</strong> kartellid, maar ook <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

klikker boetevermin<strong>de</strong>ring te kunnen geven en <strong>de</strong> mogelijkheid om boetevermin<strong>de</strong>ring te geven<br />

indien na <strong>de</strong> start <strong>van</strong> een on<strong>de</strong>rzoek door <strong>de</strong> kartelle<strong>de</strong>n nog geklikt wordt. Daarnaast is getracht<br />

om <strong>de</strong> procedure zo dui<strong>de</strong>lijk en transparant mogelijk te maken (wie moet waar aan voldoen?).<br />

In Ne<strong>de</strong>rland is men ook <strong>van</strong> plan om een clementieregeling op te zetten. Recent is daartoe een<br />

consultatiedocument en een begelei<strong>de</strong>nd persbericht uitgegeven. 90 Dit Ne<strong>de</strong>rlandse mo<strong>de</strong>l is ge-<br />

stoeld op EU voorbeeld. <strong>De</strong> Commissie heeft in 1996 een Leniency Notice 91 gepubliceerd, waarin<br />

prikkels zijn opgenomen voor kartelle<strong>de</strong>n om te klikken. Een kartellid kan zo afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> samenwerking binnen het kartel en <strong>de</strong> mate waarin het overgedragen bewijs nuttig is in<br />

<strong>de</strong> bewijsvoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie, 10 tot 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> boete kwijtgeschol<strong>de</strong>n krijgen. Recent<br />

heeft <strong>de</strong> Commissie wijzigingsvoorstellen gedaan. 92<br />

Dit Europese mo<strong>de</strong>l is weer in sterke mate beïnvloedt door <strong>de</strong> Amerikaanse ervaringen:<br />

“[the EC] published the draft of a new Notice on leniency and propose to grant complete immunity from fines to the<br />

90 Richtsnoeren Clementietoezegging met betrekking tot het niet opleggen of vermin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> geldboeten in zaken ingevolge artikel 62 Mw,<br />

Consulatiedocument <strong>NMa</strong>, 5 maart 2002. Persbericht ‘<strong>NMa</strong> publiceert richtsnoeren clementietoezegging’, 5 maart 2002, <strong>De</strong>n<br />

Haag.<br />

91 Commission Notice on the non-imposition or reduction of fines in cartel cases, OJ C 207/4, 18 July 1996.<br />

92 Me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling betreffen<strong>de</strong> immuniteit tegen geldboeten en vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> geldboeten in kartelzaken, Publicatieblad <strong>van</strong> <strong>de</strong> EG, C45/3,<br />

19 februari 2002.<br />

97<br />

rapport no. 615


98<br />

first company to inform the Commission of an un<strong>de</strong>tected cartel. In or<strong>de</strong>r to qualify for immunity, the company will<br />

have to provi<strong>de</strong> sufficient information to allow the Commission to launch a surprise inspection (a so-called ‘dawn-<br />

raid’). A company fulfilling the conditions for immunity would promptly receive a letter from the Commission con-<br />

firming that immunity will be granted to the company if the conditions set out in the Notice are observed. The policy<br />

on reduction of fines would be modified to enable the Commission to give a<strong>de</strong>quate rewards to companies which, fol-<br />

lowing the immunity application and/or any inspections, provi<strong>de</strong> ‘ad<strong>de</strong>d value’ evi<strong>de</strong>nce to the Commission. In con-<br />

templating this reform, we have paid a lot of attention to the success of the US Corporate Leniency Program of<br />

1993.” (Monti, 2001c, pp. 8-9).<br />

Het Britse me<strong>de</strong>dingingsregime kent geen formeel leniency program, maar <strong>de</strong> OFT werkt in praktijk al<br />

wel sinds begin jaren ‘90 met clementieregelingen. 93<br />

Algemeen wordt erkend dat een clementieregeling een zeer effectief en efficiënt handhavingsmid<strong>de</strong>l<br />

is (Kolasky, 2002; Monti, 2001c). Door <strong>de</strong> recente aanpassingen zijn <strong>de</strong> verschillen in <strong>de</strong> uitgangs-<br />

punten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Amerikaanse, Europese en (voorgestel<strong>de</strong>) Ne<strong>de</strong>rlandse regelingen niet groot meer.<br />

5.3 Specifieke verschillen: <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

<strong>De</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sprocedure die <strong>de</strong> Commissie in 1997 heeft geïntroduceerd (EC, 1997) lijkt erg<br />

sterk op <strong>de</strong> Amerikaanse. Zo is <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> SSNIP-test overgenomen. Het<br />

gevolg is dat sindsdien <strong>de</strong> verschillen in <strong>de</strong> wijze <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> tussen <strong>de</strong> EU en <strong>de</strong> VS zijn<br />

afgenomen. Op dit moment zijn er dan ook niet veel verschillen meer (Bishop en Walker, 1999;<br />

Kolasky, 2002, p. 3). Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n enkele verschillen in willekeurige volgor<strong>de</strong> opgesomd en<br />

besproken. Het gaat hierbij echter niet om grote verschillen, maar om <strong>de</strong>tailverschillen.<br />

1. In het VK en met name in <strong>de</strong> VS zijn econom(etr)ische analyses gea<strong>van</strong>ceer<strong>de</strong>r en wordt er<br />

bre<strong>de</strong>r gebruik <strong>van</strong> gemaakt.<br />

2. In <strong>de</strong> VS wordt bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> uitsluitend rekening gehou<strong>de</strong>n met substitutie aan <strong>de</strong><br />

vraagkant. In <strong>de</strong> EU wordt wel rekening gehou<strong>de</strong>n met aanbodsubstitutie. <strong>De</strong> Britse werkwijze<br />

hangt in tussen <strong>de</strong> Europese en <strong>de</strong> Amerikaanse bena<strong>de</strong>ring.<br />

3. Er is een verschil in tijdshorizon bij <strong>de</strong> vraag welke potentiële toetre<strong>de</strong>rs nog wel tot <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

wor<strong>de</strong>n gerekend. In <strong>de</strong> EU, Ne<strong>de</strong>rland en het VK is <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> tijdshorizon overigens<br />

niet echt dui<strong>de</strong>lijk.<br />

93 “The UK does not have a formal mechanism akin to plea bargaining. However, un<strong>de</strong>r the co<strong>de</strong> for crown prosecutors, cases against<br />

individuals must be brought in the public interest and the OFT could exercise its prosecutorial discretion and <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> not to bring a case<br />

against an individual who had provi<strong>de</strong>d valuable evi<strong>de</strong>nce central to the successful prosecution of key members of a cartel. The OFT would<br />

need to <strong>de</strong>ci<strong>de</strong> each case on its own merits, but whistle- blowers could come forward in the knowledge that they may not face a criminal trial.<br />

The Government proposes that the OFT should extend its leniency policy so as not to disqualify those directors who have come forward to<br />

assist the OFT in <strong>de</strong>tecting serious breaches of competition law.” (DTI, 2001).


4. Het feit dat <strong>de</strong> EU een unie <strong>van</strong> soevereine staten is, bemoeilijkt <strong>de</strong> geografische <strong>afbakening</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>markt</strong>en, ten opzichte <strong>van</strong> bijvoorbeeld <strong>de</strong> VS.<br />

5. Verschil is dat in <strong>de</strong> Amerikaanse situatie <strong>de</strong> product- en <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong> simultaan<br />

wor<strong>de</strong>n bepaald en in Europa waarschijnlijk achtereenvolgens.<br />

5.3.1 Veel of weinig gebruik <strong>van</strong> econom(etr)ische analyses?<br />

Het me<strong>de</strong>dingingsregime heeft in <strong>de</strong> VS en (in min<strong>de</strong>re mate) in het VK een meer economische<br />

inslag (zie ook <strong>de</strong> vorige paragraaf 5.2).<br />

Dit blijkt in <strong>de</strong> VS bijvoorbeeld doordat standaard op elke zaak (minimaal) een jurist én een<br />

econoom wor<strong>de</strong>n gezet. Bij een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zaak wordt aan<strong>van</strong>kelijk een team <strong>van</strong> één econoom en<br />

2 tot 3 juristen samengesteld. Zij verrichten zelf empirisch on<strong>de</strong>rzoek, en als er aanwijzingen zijn<br />

dat concurrentiebeperkend gedrag niet is uit te sluiten wordt het team meteen uitgebreid met<br />

juristen, juridische assistenten en eventueel nog een econoom. In <strong>de</strong> VS komt het zelfs voor dat in<br />

eerste fase zaken al uitgebrei<strong>de</strong> econometrische analyses over tafel gaan, terwijl dat el<strong>de</strong>rs veelal pas<br />

het geval is bij twee<strong>de</strong> fase zaken.<br />

Ook in <strong>de</strong> het VK is het oproepen <strong>van</strong> economische expertise bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een<br />

zaak al veel meer <strong>de</strong> gangbare praktijk. Economen die bij <strong>de</strong> OFT werken wor<strong>de</strong>n door een case<br />

officer bena<strong>de</strong>rd voor expert opinions en <strong>de</strong> economen beoor<strong>de</strong>len bewijsmateriaal ingediend door<br />

<strong>markt</strong>partijen. Overigens geldt in het VK dat <strong>de</strong> OFT voornamelijk eerste fase zaken behan<strong>de</strong>lt en<br />

<strong>de</strong> Competition Commission (CC) voornamelijk twee<strong>de</strong> fase zaken behan<strong>de</strong>lt. Het gebruik <strong>van</strong><br />

econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken is binnen <strong>de</strong> CC dan ook uitgebrei<strong>de</strong>r dan binnen <strong>de</strong><br />

OFT.<br />

Door <strong>de</strong>ze grotere inbreng <strong>van</strong> economen is eer<strong>de</strong>r sprake <strong>van</strong> een economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong><br />

<strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Daardoor is het gebruik <strong>van</strong> econom(etr)ische analyses ver<strong>de</strong>r geëvolueerd dan bij<br />

ons. <strong>De</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken wor<strong>de</strong>n vaak gea<strong>van</strong>ceer<strong>de</strong>r toegepast en het<br />

gebruik er<strong>van</strong> is wij<strong>de</strong>r verbreid dan bij <strong>de</strong> Commissie of <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>. Men spreekt in dit verband ook<br />

wel <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘battle of econometrecians’ voor <strong>de</strong> Amerikaanse rechtbanken. Bovendien wordt er meer<br />

empirisch on<strong>de</strong>rzoek verricht, waaron<strong>de</strong>r veel consumentenon<strong>de</strong>rzoek om substituten te i<strong>de</strong>ntifice-<br />

ren en prijsreacties te kunnen schetsen. Het grootste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>lingstijd per zaak (“up to<br />

95%”) gaat aan<strong>van</strong>kelijk in het verrichten <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rzoek zitten. <strong>De</strong> uitein<strong>de</strong>lijke <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong><br />

volgt daarna.<br />

<strong>De</strong>ze economiserings-trend wordt ook in <strong>de</strong> literatuur beschreven. Kovacic and Shapiro (2001, p.<br />

57) merken in hun overzichtsartikel op dat: “Merger analysis has become more heavily economic. Economic<br />

concepts perva<strong>de</strong> the fe<strong>de</strong>ral merger gui<strong>de</strong>lines, and merger analysis, whether performed by prospective merger partners<br />

or antitrust agencies, routinely involves close collaboration between economists and attorneys.” William Kolasky<br />

(2002, p. 6), werkzaam bij <strong>de</strong> DOJ, sluit hierbij aan. Hij beschrijft dat <strong>de</strong> FTC iets meer dan een half<br />

99<br />

rapport no. 615


100<br />

jaar gele<strong>de</strong>n met vooraanstaan<strong>de</strong> economen op het gebied <strong>van</strong> Industrial Organization heeft overlegd<br />

over <strong>de</strong> vraag hoe <strong>de</strong> meest recente inzichten het best in praktijk kunnen wor<strong>de</strong>n gebracht. Het ging<br />

hierbij met name om <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht een grotere rol zal gaan<br />

spelen (zie paragraaf 4.2.15). Op dit moment wordt er al in toenemen<strong>de</strong> mate met <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>nti-<br />

ficatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht gewerkt, overigens (nagenoeg) altijd in samenwerking met aca<strong>de</strong>mici. In <strong>de</strong><br />

VS is er een goed contact tussen economische wetenschap en me<strong>de</strong>dingingspraktijk. Dit contact<br />

wordt daarnaast on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n doordat er veel gepromoveer<strong>de</strong> economen rondlopen bij <strong>de</strong> me<strong>de</strong>-<br />

dingingsautoriteiten (DOJ en FTC).<br />

5.3.2 Wel of geen aanbodsubstitutie?<br />

In <strong>de</strong> VS wordt bij <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> uitsluitend rekening gehou<strong>de</strong>n met substitutie aan <strong>de</strong> vraag-<br />

kant (Horizontal Merger Gui<strong>de</strong>lines, 1992, §1.0). Aanbodsubstitutie speelt pas een rol als <strong>de</strong> <strong>markt</strong>en al<br />

zijn afgebakend en wordt bepaald welke on<strong>de</strong>rnemingen wel en welke niet tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

behoren. In het VK staat in <strong>de</strong> Gui<strong>de</strong>lines voor <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> (OFT, 1999, punt 318) aanbod-<br />

substitutie wel genoemd, maar in <strong>de</strong> praktijk wordt er bij <strong>afbakening</strong>en nauwelijks rekening meege-<br />

hou<strong>de</strong>n (zie ook OFT, 2002). Veelal wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> VS en het VK aanbodsubstitutie en potentiële<br />

toetreding on<strong>de</strong>r één en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> noemer meegenomen. In <strong>de</strong> EU en in Ne<strong>de</strong>rland wordt het<br />

on<strong>de</strong>rscheid tussen aanbodsubstitutie en potentiële toetreding wel in stand gehou<strong>de</strong>n. Dit staat ook<br />

beschreven in Sleuwaegen en <strong>De</strong> Vol<strong>de</strong>re (2001, p. 6): “But whereas EU Merger Regulation takes supply-<br />

si<strong>de</strong> substitutability into account in a second stage [of market <strong>de</strong>finition], the US Merger Gui<strong>de</strong>lines explicitly<br />

mention that market <strong>de</strong>finition focuses solely on <strong>de</strong>mand substitution factors. Supply substitution factors are<br />

consi<strong>de</strong>red elsewhere in the Gui<strong>de</strong>lines in the i<strong>de</strong>ntification of firms that participate in the rele<strong>van</strong>t market and the<br />

analysis of entry.”<br />

Het ‘verwaarlozen’ <strong>van</strong> aanbodsubstitutie in <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sfase kan ertoe lei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rele-<br />

<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> te beperkt wordt afgebakend en dat er te snel tot <strong>markt</strong>macht wordt geconclu<strong>de</strong>erd.<br />

Martin (2001) pleit echter voor <strong>de</strong> Amerikaanse (en Britse) bena<strong>de</strong>ring (zie ook paragraaf 4.2.6).<br />

Toetredingsbelemmeringen vormen overigens een zeer belangrijk argument in me<strong>de</strong>dingingszaken<br />

in <strong>de</strong> VS. Zon<strong>de</strong>r bewijs dat substantiële toetredingsbelemmeringen bestaan, is het als autoriteit<br />

moeilijk om een zaak voort te zetten (bijvoorbeeld om een vergunning te eisen), aldus <strong>de</strong><br />

Amerikaanse gesprekspartner.<br />

5.3.3 Welke tijdshorizon bij aanbodsubstitutie en toetreding?<br />

Omdat <strong>de</strong> Amerikanen het <strong>afbakening</strong>sproces al langer expliciet in hun wetgeving hebben behan-<br />

<strong>de</strong>ld, zijn bepaal<strong>de</strong> accenten explicieter geregeld. <strong>De</strong> gehanteer<strong>de</strong> tijdshorizon bij het bepalen of er


101<br />

sprake is <strong>van</strong> potentiële toetreding is hier een voorbeeld <strong>van</strong>. In <strong>de</strong> VS wordt bij <strong>de</strong> vraag welke<br />

aanbie<strong>de</strong>rs –die momenteel buiten <strong>de</strong> <strong>markt</strong> vallen– nog wel tot <strong>de</strong> <strong>markt</strong> gerekend moeten wor<strong>de</strong>n<br />

en welke niet, een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt in <strong>de</strong> tijdshorizon die geldt voor aanbodsubstitutie en<br />

potentiële toetreding. In het geval <strong>van</strong> aanbodsubstitutie wordt een tijdshorizon <strong>van</strong> 1 jaar gehan-<br />

teerd (Horizontal Merger Gui<strong>de</strong>lines, §1.3) en in het geval <strong>van</strong> potentiële toetreding <strong>van</strong> 2 jaar<br />

(Horizontal Merger Gui<strong>de</strong>lines, §3). Bij potentiële toetreding gaat het alleen om die toetreding die tot<br />

een significant <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>el leidt voor <strong>de</strong> toetre<strong>de</strong>r, die winstgevend is en die leidt tot een prijs-<br />

verlaging of te wel <strong>de</strong> initiële prijsverhoging enigszins teniet doet.<br />

In <strong>de</strong> Europese, Britse en Ne<strong>de</strong>rlandse wetgeving is geen dui<strong>de</strong>lijke tijdshorizon te vin<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong><br />

telecomsector lijkt <strong>de</strong> Commissie een termijn <strong>van</strong> 1 jaar voor aanbodsubstitutie als re<strong>de</strong>lijk te type-<br />

ren (EC, 2001a, punt 43). In <strong>de</strong> Britse Gui<strong>de</strong>lines voor <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> gaat men uit <strong>van</strong> aanbodsub-<br />

stitutie op <strong>de</strong> korte termijn, waarbij men als voorbeeld 1 jaar noemt (OFT, 1999, punt 315 en 316).<br />

5.3.4 Complicaties bij geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> in <strong>de</strong> EU<br />

Een vier<strong>de</strong> verschil bij het afbakenen <strong>van</strong> <strong>markt</strong>en betreft het afbakenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong>.<br />

Het feit dat <strong>de</strong> EU een unie <strong>van</strong> soevereine staten is, bemoeilijkt <strong>de</strong> geografische <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong><br />

<strong>markt</strong>en, ten opzichte <strong>van</strong> bijvoorbeeld <strong>de</strong> VS, waar zaken als <strong>markt</strong>integratie, culturele en taal-<br />

verschillen, reguleringsbarrières en nationale preferenties niet zo’n grote rol spelen (Monti, 2001b,<br />

p. 7). Geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> is dus min<strong>de</strong>r eenduidig in <strong>de</strong> Europese praktijk dan in <strong>de</strong><br />

Amerikaanse praktijk.<br />

5.3.5 Simultane of stapsgewijze <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>?<br />

Uit <strong>de</strong> Amerikaanse wetgeving volgt dat <strong>de</strong> geografische en product<strong>markt</strong> simultaan moeten<br />

wor<strong>de</strong>n afgebakend. In <strong>de</strong> Europese, Ne<strong>de</strong>rlandse en Britse wetgeving is geen dui<strong>de</strong>lijkheid op dit<br />

punt. In haar Bekendmaking uit 1997 stelt <strong>de</strong> Commissie dat “<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> […] wordt […] vastge-<br />

steld aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> combinatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> en <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong>” (EC, 1997, punt 9). In<br />

vroegere Europese publicaties <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie werd expliciet uitgegaan <strong>van</strong> een stapsgewijze<br />

<strong>afbakening</strong> (zie Haffner, 1997). In huidige sectorspecifieke wetgeving voor elektronische communi-<br />

catie netwerken en diensten (EC, 2001a, punt 46) wordt overigens ook niet uitgegaan <strong>van</strong> een<br />

simultane <strong>afbakening</strong>, maar wordt gesteld dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> pas wordt afgeba-<br />

kend als <strong>de</strong> product<strong>markt</strong> is afgebakend.<br />

Gezien het bovenstaan<strong>de</strong> lijkt het erop dat dit in Europa waarschijnlijk nog steeds achtereenvolgens<br />

<strong>de</strong> product- en <strong>de</strong> geografische <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n bepaald, terwijl dat in <strong>de</strong> VS simultaan gebeurt. <strong>De</strong><br />

Europese han<strong>de</strong>lswijze kan lei<strong>de</strong>n tot een te nauwe <strong>afbakening</strong>, omdat een prijstoename in <strong>de</strong> ene<br />

rapport no. 615


102<br />

regio kan lei<strong>de</strong>n tot een gelijktijdige overstap op <strong>de</strong> aankoop <strong>van</strong> zowel an<strong>de</strong>re producten (substi-<br />

tuten) als op aankoop in an<strong>de</strong>re regio’s. “Unless by sheer coinci<strong>de</strong>nce the customers who would have substituted<br />

away towards other products were exactly the same as those who would have substituted away towards other locations,<br />

the total <strong>de</strong>mand substitution towards both other products and other locations, the total <strong>de</strong>mand substitution towards<br />

both other products and other locations will exceed that in either dimension separately.” (Neven et al., 1993, p.<br />

54).<br />

5.4 Conclusies<br />

In dit hoofdstuk is een schets <strong>van</strong> systeemverschillen gegeven tussen me<strong>de</strong>dingingsregimes in <strong>de</strong><br />

VS, het VK en <strong>de</strong> EU en Ne<strong>de</strong>rland. Box 5.6 geeft in het kort <strong>de</strong> conclusies weer. <strong>De</strong>ze zullen in <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tekst wor<strong>de</strong>n toegelicht.<br />

Box 5.6: <strong>De</strong> conclusies <strong>van</strong> hoofdstuk 5<br />

1. Het Amerikaanse (en Britse) me<strong>de</strong>dingingsbeleid loopt vooruit op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse en Europese<br />

praktijk.<br />

2. Een belangrijk algemeen systeemverschil is dat het Amerikaanse en (in min<strong>de</strong>re mate) het Britse<br />

regime een sterkere economische inslag kennen dan het Europese en Ne<strong>de</strong>rlandse regime.<br />

3. <strong>De</strong> meeste algemene systeemverschillen hebben geen directe relatie met <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>.<br />

Uitzon<strong>de</strong>ringen zijn: meer en hoger opgelei<strong>de</strong> economen werkzaam bij <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten<br />

en <strong>de</strong> ruimere on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n. Bei<strong>de</strong> werken het gebruik <strong>van</strong><br />

econom(etr)ische analyses en argumentatie in <strong>de</strong> hand, zowel in het algemeen als bij <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>.<br />

4. <strong>De</strong> keuze tussen <strong>de</strong> SLC-bena<strong>de</strong>ring en <strong>de</strong> MD-toets en het wel of niet meewegen <strong>van</strong><br />

efficiëntiewinsten hebben geen directe relatie met <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>. Markt<strong>afbakening</strong> blijft het<br />

startpunt. Efficiency <strong>de</strong>fences passen binnen een economische bena<strong>de</strong>ring. Ook SLC past binnen<br />

een economische bena<strong>de</strong>ring (ex-post bena<strong>de</strong>ring), terwijl MD-toets primair een juridisch<br />

concept is dat uitgaat <strong>van</strong> een ex-ante bena<strong>de</strong>ring. In praktijk is het resultaat <strong>van</strong> SLC en <strong>de</strong><br />

MD-toets hetzelf<strong>de</strong>.<br />

5. Er zijn geen verschillen in <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>en. <strong>De</strong> meeste me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten<br />

gebruiken SSNIP-achtige testen, en weten wat er mis is met <strong>de</strong> test. Wel wordt in<br />

<strong>de</strong> VS al vaker met <strong>de</strong> directe i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>macht gewerkt. Dit heeft me<strong>de</strong> te maken<br />

met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> conclusie.<br />

6. Uit <strong>de</strong> analyse <strong>van</strong> specifieke <strong>afbakening</strong>sverschillen volgt dat <strong>de</strong> Amerikanen en (in min<strong>de</strong>re<br />

mate) ook <strong>de</strong> Britten ver<strong>de</strong>r zijn met het toepassen <strong>van</strong> empirisch on<strong>de</strong>rzoek, econom(etr)ische<br />

analyses en economische argumentatie.<br />

In <strong>de</strong> VS bestaat er al veel langer aandacht voor me<strong>de</strong>dingingsbeleid (al sinds 1890). Het<br />

Amerikaanse antitrust beleid loopt me<strong>de</strong> daardoor vooruit op <strong>de</strong> Britse, Ne<strong>de</strong>rlandse en Europese<br />

praktijk. Zo hebben <strong>de</strong> Europeanen <strong>de</strong> <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sbena<strong>de</strong>ring in grote lijnen naar<br />

Amerikaans voorbeeld ontworpen (EC, 1997). <strong>De</strong> Amerikanen lopen ook voorop als het gaat om


103<br />

het hanteren <strong>van</strong> efficiency <strong>de</strong>fences, failing firm <strong>de</strong>fences, economische prikkels in <strong>de</strong> handhaving, en een<br />

coulantere houding ten aanzien <strong>van</strong> verticale integratie. Daarnaast hanteert het Amerikaanse en<br />

(binnenkort ook) het Britse regime <strong>de</strong> SLC-bena<strong>de</strong>ring. <strong>De</strong>ze bena<strong>de</strong>ring is <strong>van</strong>uit economisch en<br />

juridisch perspectief wat ‘eleganter’ dan <strong>de</strong> MD-toets. Momenteel discussieert men binnen Europa<br />

over een mogelijke overgang op SLC. Het Amerikaanse en (in min<strong>de</strong>re mate) het Britse regime<br />

kennen door <strong>de</strong> beschreven systeemverschillen een sterkere economische inslag dan het Europese<br />

of Ne<strong>de</strong>rlandse regime.<br />

Dan komen we nu tot <strong>de</strong> specifieke <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sverschillen. Het SSNIP-<strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r wordt<br />

zowel in <strong>de</strong> VS als hier in Europa gebruikt. <strong>De</strong> wijze waarop dit <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r wordt ingevuld,<br />

verschilt echter wel enigszins. Ten eerste zijn er enkele accentverschillen, zoals <strong>de</strong> Amerikaanse<br />

nadruk op vraagsubstitutie, <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> tijdshorizon bij toetreding, <strong>de</strong> complicatie voor <strong>de</strong> EU<br />

bij geografische <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> en een simultaan dan wel stapsgewijs <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong>sproces.<br />

Het belangrijkste verschil tussen <strong>de</strong> EU en Ne<strong>de</strong>rland enerzijds en <strong>de</strong> VS en het VK an<strong>de</strong>rzijds is<br />

echter het bre<strong>de</strong>r inzetten en meer gea<strong>van</strong>ceerd toepassen <strong>van</strong> econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en<br />

technieken en economische argumentatie. Er wordt ook meer aandacht besteed aan het verrichten<br />

<strong>van</strong> empirisch on<strong>de</strong>rzoek. Dit meer economisch-on<strong>de</strong>rbouwd afbakenen kan verklaard wor<strong>de</strong>n<br />

door <strong>de</strong> sterkere economische inslag <strong>van</strong> het Britse en met name het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingings-<br />

regime in het algemeen. Dit heeft een dui<strong>de</strong>lijke relatie met het feit dat er veel meer en gemid<strong>de</strong>ld<br />

hoger opgelei<strong>de</strong> economen werkzaam zijn bij <strong>de</strong> Amerikaanse (en Britse) me<strong>de</strong>dingingsautoriteit.<br />

Bovendien zijn <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksmogelijkhe<strong>de</strong>n ruimer in <strong>de</strong> VS, waardoor het eenvoudiger is om<br />

empirisch bewijsmateriaal te verzamelen.<br />

<strong>De</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> regimes in <strong>de</strong> VS, <strong>de</strong> EU, het VK en Ne<strong>de</strong>rland zullen in <strong>de</strong> toekomst<br />

kleiner wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> literatuur en in <strong>de</strong> gesprekken komt dui<strong>de</strong>lijk naar voren dat men verwacht<br />

dat <strong>de</strong> economiserings-trend, die nu het dui<strong>de</strong>lijkst zichtbaar is in <strong>de</strong> VS, nog ver<strong>de</strong>r door zal zetten<br />

(Kovacic en Shapiro, 2000; Kolasky, 2002; Monti, 2001b). In het VK is <strong>de</strong>ze economischer inslag al<br />

overgenomen in <strong>de</strong> voorstellen voor het nog in te voeren vernieuw<strong>de</strong> regime. Ook in EU staan<br />

allerlei wijzigingen in het me<strong>de</strong>dingingsbeleid en -wetgeving op stapel, die allemaal zijn gericht op<br />

“a more economic approach based on market realities and quite particularly on the power of the parties to harm<br />

competition to the <strong>de</strong>triment of consumers” (Schaub, 2001, p. 4). <strong>De</strong> ontwikkeling in Europa wordt nu<br />

reeds merkbaar beïnvloed door <strong>de</strong>ze economische dimensie in het Amerikaanse me<strong>de</strong>dingings-<br />

regime. Dit blijkt bijvoorbeeld uit <strong>de</strong> herziening <strong>van</strong> het al langer bestaan<strong>de</strong> leniency program dat<br />

uitgaat <strong>van</strong> economische prikkels in het karteltoezicht en uit <strong>de</strong> recent gestarte discussie over het<br />

concept <strong>van</strong> SLC versus <strong>de</strong> MD-toets en over <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> Commissie efficiency gains expliciet moet<br />

meewegen.<br />

<strong>De</strong> economiserings-trend waait dus uit <strong>de</strong> VS via het VK over naar het continent. Dit is me<strong>de</strong> het<br />

gevolg <strong>van</strong> een steeds intensiever en bre<strong>de</strong>r overleg tussen <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>nblokken. Voorbeel<strong>de</strong>n hier<strong>van</strong><br />

zijn het overleg binnen <strong>de</strong> OECD (Competition Law and Policy Committee), UNCTAD (Intergovernemental<br />

rapport no. 615


104<br />

Group of Experts on Competition Law), <strong>de</strong> WTO (Working Group on Tra<strong>de</strong> and Competition Policy).<br />

Daarnaast werken <strong>de</strong> VS en <strong>de</strong> EU ook bilateraal samen, zoals in <strong>de</strong> joint merger working group. Aan dit<br />

rijtje is sinds oktober vorig jaar een nieuw overlegnetwerk toegevoegd: International Competition<br />

Network (ICN). Hierin zijn economen en juristen opgenomen die <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsautoriteiten uit<br />

14 lan<strong>de</strong>n vertegenwoordigen. Binnen het ICN wordt door <strong>de</strong> Analytical Framework Subgroup<br />

bijvoorbeeld gesproken over SLC versus <strong>de</strong> MD-toets.


Literatuurlijst<br />

105<br />

Baarsma, B.E. en J.J.M. Theeuwes (2001), An economic perspective of the <strong>de</strong>finition of the rele<strong>van</strong>t market,<br />

Paper presented at the EMLO meeting London, June 1 rst 2001.<br />

Baker, Jonathan B. (1998a), ‘Promoting Innovation Competition Through the Aspen/Kodak Rule’,<br />

speech at The George Mason University Law Review Antitrust Symposium: The Changing Face of Efficiency,<br />

October 16 (Revised: November 12, 1998); printed in: George Mason Law Review, vol. 7 (495) (1999).<br />

Baker, J.B. (1998b), Econometric Analysis in FTC v. STAPLES, Bureau of Economics FTC, speech<br />

before American Bar Association's Antitrust Section Economics Committee, July 18, l997, revised:<br />

March 31, 1998.<br />

Baker, J.B. & L. Wu (1998), Applying the market <strong>de</strong>finition gui<strong>de</strong>lines of the European Commission, NERA,<br />

London.<br />

Bergeijk, P.A.G. <strong>van</strong> en H.M. Godfried (2002), <strong>De</strong> beëindiging <strong>van</strong> het kartelparadijs, ESB, 15-3-<br />

2002, pp. 204-207.<br />

Bishop, S. & M. Walker (1999), The economics of EC competition law: concepts, application and measurement,<br />

Sweet & Maxwell Ltd., London.<br />

Borenstein, Severin, Jeffrey K. MacKie-Mason & Janet S. Netz (2000), ‘Exercising Market Power in<br />

Proprietary Aftermarkets’, Journal of Economics & Management Strategy, vol. 9, issue 2, pages 157-88.<br />

Bun<strong>de</strong>sKartellamt (2001), Das Untersagungskriterium in <strong>de</strong>r Fusionkontrolle – Markteberschen<strong>de</strong> Stellung<br />

verus Sunstantial Lessening of Competition (Prohibition Criteria in Merger Control – Dominant Position versus<br />

Substantial lessening of competition), discussiepaper ten bate <strong>van</strong> <strong>de</strong> werkgroep me<strong>de</strong>dingingsrecht<br />

(Arbeitskreises Kartellrecht), 8 en 9 oktober.<br />

Camesasca, P.D. (2000), European Merger Control: Getting the efficiencies right, Intersentia-Hart.<br />

Canoy, M. en J. Wiegand (2002), How rele<strong>van</strong>t is the rele<strong>van</strong>t market? Lessons from recent antitrust cases,<br />

working paper. Mimeo<br />

Canterbery, E. Ray (1995), The literate economist: A brief history of economics, Harper Collins College<br />

Publishers, New York.<br />

rapport no. 615


106<br />

Carlton, <strong>De</strong>nnis W. & Michael Waldman (2001), ‘Competition, Monopoly, and Aftermarkets’,<br />

NBER Working Paper, No. W8086, January, Cambridge: National Bureau of Economic Research,<br />

USA.<br />

Centraal Planbureau (2001), Economische Verkenningen 2003-2006 (hoofdstuk 6: Met een helikopter<br />

over me<strong>de</strong>dingingsland), <strong>De</strong>n Haag.<br />

Competion Act (1998), <strong>De</strong>partment of Tra<strong>de</strong> and Industry/Office of Fair Trading.<br />

Crocioni, P. (2001), The hypothetical monopolist test: what can it can and cannot tell you. Mimeo<br />

Crooke, Philip, Luke Froeb, Steven Tschatz & Gregory J. Wer<strong>de</strong>n (1997), Properties of computed post<br />

merger equilibria, Mimeo.<br />

Damme, <strong>van</strong> E.C.C. (2000), Economisch inzicht gevraagd, Marktwerking & Me<strong>de</strong>dinging, 3, pp. 87-<br />

88.<br />

Damme, <strong>van</strong> E.E.C. (2001), Annotatie: Vereniging vrije vogels/KLM en Swart/KLM, Markt &<br />

Me<strong>de</strong>dinging, 2, pp. 66-70.<br />

Damme, <strong>van</strong> E.E.C. en F. Verboven (2001), Het nieuwe toezicht op on<strong>de</strong>rnemingen: economische<br />

aspecten <strong>van</strong> <strong>markt</strong>werking en regulering, in: H. Schenk (red.), Herpositionering <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rnemingen,<br />

Koninklijke Vereniging voor <strong>de</strong> Staathuishoudkun<strong>de</strong>, Preadviezen 2001, Lemma: Utrecht.<br />

<strong>De</strong>partment of Tra<strong>de</strong> and Industry, DTI (2000), Switching suppliers: a research study commissioned by the<br />

Consumer Affairs Directorate, November, UK.<br />

<strong>De</strong>partment of Tra<strong>de</strong> and Industry, DTI (2001), A World Class Competition Regime, Presented to<br />

Parliament by the Secretary of State for Tra<strong>de</strong> and Industry by Command of Her Majesty, July<br />

2001, CM 5233, UK.<br />

<strong>De</strong>partment of Justice, DOJ (2001), Charles A. James statement regarding proposed amendments to the UK’s<br />

antitrust laws, Press Release, November 28.<br />

Drauz, Götz (2001), Unbundling GE/Honeywell: the assessment of conglomerate mergers un<strong>de</strong>r EC competition<br />

law, speach presented at the Fordham Corporate Law Institute, 15 oktober.<br />

EC, Commissie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschappen (1997), Bekendmaking <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie inzake <strong>de</strong><br />

bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> voor het gemeenschappelijk me<strong>de</strong>dingingsrecht, PB C 372 <strong>van</strong> 9.12.1997, pp. 5-<br />

13.


107<br />

EC, Commissie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschappen (2000), Voorstel voor een veror<strong>de</strong>ning <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Raad betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsregels <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen 81 en 82 <strong>van</strong> het<br />

Verdrag en tot wijziging <strong>van</strong> Veror<strong>de</strong>ning (EEG) nr. 1017/68, Veror<strong>de</strong>ning (EEG) nr. 2988/74,<br />

Veror<strong>de</strong>ning (EEG) nr. 4056/86 en Veror<strong>de</strong>ning (EEG) nr. 3975/87, COM(2000)582 <strong>de</strong>f.<br />

(27/09/2000), (‘ontwerp-uitvoeringsveror<strong>de</strong>ning artikelen 81 en 82’).<br />

EC, Commissie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschappen (2001a), Werkdocument <strong>van</strong> <strong>de</strong> diensten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Commissie betreffen<strong>de</strong> het voorstel voor een nieuw regelgevingska<strong>de</strong>r inzake elektronische communicatienetwerken en –<br />

diensten – <strong>De</strong> richtsnoeren voor <strong>de</strong> <strong>markt</strong>analyse en <strong>de</strong> berekening <strong>van</strong> aanzienlijke <strong>markt</strong>macht op grond <strong>van</strong><br />

artikel 14 <strong>van</strong> het voorstel voor een richtlijn inzake een gemeenschappelijk regelgevingska<strong>de</strong>r voor elektronische<br />

communicatienetwerken en – diensten, COM(2001)175 <strong>van</strong> 28.3.2001; met name <strong>de</strong> punten 24-53 en 62-<br />

88.<br />

EC, Commissie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschappen (2001b), Groenboek over <strong>de</strong> herziening <strong>van</strong><br />

Veror<strong>de</strong>ning (EEG) nr. 4064/89 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad (voorgesteld door <strong>de</strong> Commisie), COM(2001)745 <strong>de</strong>f <strong>van</strong><br />

11.12.2001; met name <strong>de</strong> punten 159-172.<br />

Elzinga, K.G. en T.F. Hogarty (1973), The problem of geographic market <strong>de</strong>lineation in antimerger<br />

suits, Antitrust Bulletin, 18, pp. 45-81.<br />

Froeb, Luke and Gregory Wer<strong>de</strong>n (1991), Residual <strong>De</strong>mand Estimation for Market <strong>De</strong>lineation:<br />

Complications and Limitations, Review of Industrial Organization, 6 (1991) pp. 33-48, reprinted in the<br />

Journal of Reprints for Antitrust Law and Economics, 28(1) (1999) p. 357.<br />

Froeb, Luke and Gregory Wer<strong>de</strong>n (1992), The Reverse Cellophane Fallacy in Market <strong>De</strong>lineation,<br />

Review of Industrial Organization, 7, pp. 241-247.<br />

Geroski, P.A. (1998), Thinking creatively about markets, International Journal of Industrial Organization,<br />

16, pp. 677-695.<br />

Ginneken, P.P.J. <strong>van</strong> (1999), Recente ontwikkelingen inzake economische analyse <strong>van</strong><br />

me<strong>de</strong>dingingsafspraken, Marktwerking & Me<strong>de</strong>dinging, 5, pp. 131-135.<br />

Glick, Mark A. & Duncan J. Cameron (1999), ‘When Do Proprietary Aftermarkets Benefit<br />

Consumers?’, Antitrust Law Journal., vol. 67, no. 2.<br />

Haffner, Robert C.G. (1997), <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>, Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 20(2), pp. 211-<br />

231.<br />

Hinloopen, J. (2002), Rele<strong>van</strong>t product markets, price elasticities and product differentiation. Mimeo<br />

rapport no. 615


108<br />

Horizontal Merger Gui<strong>de</strong>lines (1992), <strong>De</strong>partment of Justice and Fe<strong>de</strong>ral Tra<strong>de</strong> Commission, April 2<br />

1992 [with april 8, 1997, revisions to section 4 on efficiencies], USA.<br />

Klemperer, Paul (1995), Competition when consumers have switching costs: An overview with<br />

application to industrial organization, macroeconomics, and international tra<strong>de</strong>, Review of Economic<br />

Studies, vol. 62, pp. 515-539.<br />

Kolasky, William J. (2002), US and EU competition policy: cartels, mergers, and beyond, US <strong>De</strong>partment of<br />

Justice, Address before the Council for the United States and Italy, Bi-Annual Conference, New<br />

York, January 25.<br />

Kolasky, William J. (2001), Conglomerate mergers and range effects: it’s a long journey from Chicago to Brussels,<br />

US <strong>De</strong>partment of Justice, Address before the George Mason University Symposium, Washington<br />

DC, November 9.<br />

Kovacic, William E. & Carl Shapiro (2000), Antitrust policy: A century of economic and legal<br />

thinking, Journal of Economic Perspectives, 14(1) , pp. 43-60.<br />

Larouche, Pierre (2000), ‘Rele<strong>van</strong>t Market <strong>De</strong>finition in Network Industries: Air Transport and<br />

Telecommunications’, Journal of Network Industries, vol. 1 (4), pp. 407-445.<br />

Marissing, J.P.L. <strong>van</strong> (2000), <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> in actie: <strong>De</strong> praktijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse me<strong>de</strong>dingingsautoriteit, Sdu<br />

Uitgevers, <strong>De</strong>n Haag.<br />

Martin, S. (1988), Market power and/or efficiency?, The Review of Economics and Statisticus, 70(2), pp.<br />

331-335.<br />

Martin. S. (2001), Industrial Organization – A European Perspective, Oxford University Press.<br />

MKB Ne<strong>de</strong>rland (2001), Marktwerking en het MKB, <strong>De</strong>lft.<br />

Monti, Mario (2001a), The Future for competition policy in the European Union, Speach/01/340, Merchant<br />

Taylor’s Hall, London, 9 July.<br />

Monti, Mario (2001b), Market <strong>de</strong>finition as a cornerstone of EU Competition Policy, Speach/01/439,<br />

Workshop on Market <strong>de</strong>finition, Helsinki Fair Centre, 5 October.<br />

Monti, Mario (2001c), Antitrust in the US and Europe: A history of convergence, Speach/01/540, General<br />

Counsel Roundtable American Bar Association, Washington DC, 14 November.


109<br />

Neven, D., R. Nuttal & P. Seabright (1993), Merger in daylight: The economics and politics of European<br />

merger control, Centre for European Merger Control, London.<br />

Nicolai<strong>de</strong>s, Phedon (2001), An essay on economics and the competition law of the European<br />

Community, Legal Issues of Economic Integration, vol. 27, pp. 7-24.<br />

Niels, G.T., R.M. <strong>van</strong> Dijk en A. ten Kate (2001), Me<strong>de</strong>dingingsbeleid: nog steeds in <strong>de</strong> clinch met<br />

zichzelf?, SEW: Tijdschrift voor Europees en Economisch Recht, 1, pp. 17-20.<br />

Office of Fair Trading, OFT (1999), Market <strong>De</strong>finition, OFT 403, March.<br />

Office of Fair Trading, OFT (2002), Gui<strong>de</strong>lines for competition assessment: A gui<strong>de</strong> for policy makers<br />

completing Regulatory Impact Assesments, OFT 355, February.<br />

Ottow, A.T. & I.W. VerLoren <strong>van</strong> Themaat (1998), Me<strong>de</strong>dingingswet in kort bestek, Elsevier bedrijfs-<br />

informatie bv, <strong>De</strong>n Haag.<br />

Platt Majoras, <strong>De</strong>borah (2001), GE-Honeywell: The US <strong>de</strong>cision, US <strong>De</strong>partment of Justice, Address<br />

before the Antitrust Law Section, State Bar of Georgia, November 29.<br />

Salop, Steven C. (1999), ‘The First Principles Approach to Antitrust, Kodak, and Antitrust at the<br />

Millenium’, Law in Business and Economics Working Paper, no. 195490, Georgetown University Law<br />

Center, USA (forthcoming in: Antitrust Law Journal).<br />

Schaub, Alexan<strong>de</strong>r (2001), Continued focus on reform: Recent <strong>de</strong>velopments in EC competition policy, speach<br />

presented at the 28 th Annual Conference on International Antitrust Law and Policy, Fordham<br />

Corporate Law Institute.<br />

Schmalensee, R. (2000), Antitrust issues in Schumpeterian industries, American Economic Review, 90,<br />

Paper and Proceedings, pp. 192-196.<br />

Schmalensee, R. (1979), On the use of economic mo<strong>de</strong>ls in antitrust: the ReaLemon case, University<br />

of Pennsyl<strong>van</strong>ia Law Review, vol. 127, pp. 994-1050.<br />

SEO (2002), Me<strong>de</strong>dingingsproblemen bij het ontwerpen <strong>van</strong> wetgeving: On<strong>de</strong>rzoek naar een me<strong>de</strong>dingingstoets voor<br />

wetgeving. In opdracht <strong>van</strong> het Wetenschappelijk On<strong>de</strong>rzoek- en Documentatie Centrum (WODC)<br />

<strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> Justitie, J. Theeuwes, B. Baarsma, S. <strong>van</strong> Geffen en M. <strong>de</strong> Nooij, Stichting<br />

voor Economisch On<strong>de</strong>rzoek, Amsterdam.<br />

rapport no. 615


110<br />

Shapiro, Carl and David J. Teece (1994), Systems competition and aftermarkets: an economic<br />

analysis of Kodak, Antitrust Bulletin, 39(1), pp. 135-162.<br />

Sleuwaegen, L. (1994), The rele<strong>van</strong>t antitrust market, European Economy, 57, pp. 109-129.<br />

Sleuwaegen, L. en I. <strong>de</strong> Vol<strong>de</strong>re (2001), Globalisation and the <strong>de</strong>finition of the rele<strong>van</strong>t geographic market in<br />

antitrust practice, Working paper, Vlerick Leuven Gent Management School.<br />

Strong, N., A. Bollard en M. Pickford (2000), <strong>De</strong>fining market dominance: A study of antitrust<br />

<strong>de</strong>cisions on business acquisitions in New Zealand, in: Review of Industrial Organization, vol. 17, pp.<br />

209-227.<br />

Teece, David J., Mary Coleman (1998), The meaning of monopoly: antitrust analysis in high-<br />

technology industries, Antitrust bulletin, vol. 43, afl. 3-4, pp. 801-858.<br />

Tirole, J. (1988), The theory of industrial organization, MIT Press, Cambridge Massachusetts.<br />

Velthoven, B.C.J. <strong>van</strong> en P.W. <strong>van</strong> Wijck (red.) (1997), Recht en efficiëntie: Een inleiding in <strong>de</strong> economische<br />

analyse <strong>van</strong> het recht, Kluwer, <strong>De</strong>venter.<br />

Wer<strong>de</strong>n, G.J. (2000), Market <strong>de</strong>lineation un<strong>de</strong>r merger gui<strong>de</strong>lines: Monopoly cases and alternative<br />

approaches, in: Review of Industrial Organization, vol. 16, pp. 211-218.<br />

Wer<strong>de</strong>n, G.J. (1998), <strong>De</strong>mand elasticities in antitrust analysis, Antitrust Law Journal, 66, pp. 363-414.<br />

Wer<strong>de</strong>n, Gregory, and Luke Froeb (1993), Correlation, Causality, and all that Jazz: the Inherent<br />

Shortcomings of Price Tests for Antitrust Market <strong>De</strong>lineation, Review of Industrial Organization, 8<br />

(June, 1993) pp. 329-354; reprinted in the Journal of Reprints for Antitrust Law and Economics, 28(1)<br />

(1999) p. 175.<br />

White, Lawrence J. (1999), ‘Wanted: A Market <strong>De</strong>finition Paradigm for Monopolization Cases’<br />

(Working Paper EC-99-01, Stern School of Business, N.Y.U.), printed in: Computer Industry 4<br />

(Spring), pp. 1-5.<br />

Williamson, Oliver E. (1968), Economies as an Antitrust <strong>De</strong>fense: The Welfare Tra<strong>de</strong>offs, The<br />

American Economic Review, 58(1), pp. 18-36.


Lijst met gesprekspartners<br />

Nationaal<br />

Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam/FEE<br />

Dr. Jeroen Hinloopen (universitair hoofddocent industriële organisatie)<br />

MKB Ne<strong>de</strong>rland<br />

Drs Joep J.M. Rats (secretaris <strong>markt</strong> en economie, Directie beleid en on<strong>de</strong>rzoek)<br />

<strong>NMa</strong><br />

Drs. Erik J. Kloosterhuis (raadadviseur)<br />

Drs. Jan <strong>de</strong> Maa (concentratiecontrole)<br />

Internationaal<br />

UK Office of Fair Trading<br />

Mr. Simon Priddis (Director of Mergers)<br />

Mr. Graham Winton (<strong>De</strong>puty Mergers)<br />

Mr. Adrian Walker-Smith (Head of Cartel Branch)<br />

US <strong>De</strong>partment of Justice<br />

Mr. Bob Faulkner (trial attorney, af<strong>de</strong>ling Litigation 3)<br />

111<br />

rapport no. 615


112


Bijlage bij hoofdstuk 3<br />

<strong>NMa</strong>-zaken<br />

Geen <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

Bij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> 15 zaken is <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet afgebakend:<br />

113<br />

Zaaknummer Naam Zaaknummer Naam<br />

171 Helperi Kimm jegens Albert Heijn 1583 Van <strong>de</strong>n Berg vs Gemeente<br />

Apeldoorn<br />

131 Dhr. Hindriks vs. Nhollandsche <strong>van</strong> 183 Vollenhoven Olie/Gem. Venlo en/of<br />

1816<br />

Schreurs Oliemaatschappij<br />

572 Messer Ne<strong>de</strong>rland BV 34 Datacon versus E-Tra<strong>de</strong><br />

6 V.o.f. Regio Radio & TV Happy 58 BNA vs Gem. Utrecht inzake<br />

Radie vs St. APR<br />

architectenkeuze Leidsche Rijn<br />

117 Platvoet vs Lod<strong>de</strong>r 1177 NOLU vs VNU<br />

908 Sala-AT5 119 Loke - CBR<br />

60 BNA vs architectenkeuze gem. Oud 949 Autoleasing Bijvelds/Garage Bijvelds<br />

Beijerland<br />

vs Pon’s Automobielhan<strong>de</strong>l bv<br />

5 Kunstzinnig vorming en on<strong>de</strong>rwijs<br />

Wel <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong>, maar geen economisch-<br />

on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />

Bij 201 zaken werd <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> wel genoemd, maar is <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> niet on<strong>de</strong>rbouwd met<br />

econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken in combinatie met economische argumentatie.<br />

Zaaknummer Naam Zaaknummer Naam<br />

1338 AWBV-Patrimonium-<strong>de</strong> goe<strong>de</strong> 1184 Glasgarage – Carglass<br />

woning<br />

1305 NEM – Schel<strong>de</strong> Energy<br />

849 Drie Mollen – Olland<br />

2351 Computer services– Landis group<br />

2218 Hofka + Sampermans - Stoof 170 Lips United BV - TI Group Plc.<br />

132 The Greenery –Van Dijk beheer 754 ABN AMRO Projectontw. –<br />

734 St.schil<strong>de</strong>rs Arbo Flexi Plan (SAFP)<br />

BouwfondsVastgoed Ontwikkeling<br />

425 Internatio-Muller-Ro<strong>de</strong>rland 907 BASF - Clariant<br />

28<br />

Lambo-Groep Educatieve<br />

228 ontheff. verz. Vereniging<br />

Uitgeverijen<br />

Dakbe<strong>de</strong>kkingsbranche VEBIDAK<br />

567 Nationale Regiopers (NRP) 81<br />

Overeenk. inzake <strong>de</strong> gemeenschap.<br />

426 Hoogovens Staal B.V./Rurhkohle<br />

stortingacceptgiroprocedure<br />

Han<strong>de</strong>l Inter GMBH<br />

2281 ISS Europe – Randstad Holding<br />

1072 Escensum Holland I B.V.<br />

1326 Arbo Unie<br />

1831 Compass – Wittenborg<br />

1602 Vrij Uit BV - Belvilla Vakantie-<br />

138 Landré & Glin<strong>de</strong>rmand-Merrem & La<br />

woningen<br />

rapport no. 615


114<br />

Zaaknummer Naam Zaaknummer Naam<br />

1125<br />

1106<br />

1838<br />

803<br />

1821<br />

1267<br />

753<br />

2455<br />

1840<br />

1203<br />

1314<br />

1386<br />

69<br />

768<br />

1681<br />

1834<br />

1682<br />

1437<br />

1052<br />

2656<br />

301<br />

1163<br />

1134<br />

1131<br />

1151<br />

1250<br />

407<br />

1712<br />

1807<br />

1843<br />

1996<br />

76<br />

48<br />

1341<br />

747<br />

812<br />

850<br />

925<br />

2611<br />

125<br />

763<br />

1237<br />

porte<br />

Eurotech – Friday<br />

Ergon – Burgers<br />

Euretco – Bilcon<br />

Edipress vs Audax<br />

NHL-Scha<strong>de</strong>-ESRH<br />

Danisco - Sidlaw<br />

Content - ASA<br />

Reg. Inst. voor Jeugdtandverzorging<br />

R’dam/ Zilv. Kruis Achmea<br />

HAL / Houtgroep Eecen<br />

Content - Carrière<br />

SNS Reaal Groep - Abfin<br />

Geodis - Vitesse<br />

BAM – Habo<br />

VNU-Geomatic nr. 768/43B97<br />

Hunter Douglas - Mado<br />

The Post Office - NPD<br />

SBS – Strengholt/Publimusic<br />

Monuta vs /schielandziekenhuis/<br />

Matrice<br />

DFDS Transport-Danzas Eurocargo<br />

Pinkrocca<strong>de</strong>-Commit Information<br />

Systems<br />

Magazijn <strong>de</strong> Bijenkorf, Hema, Esso<br />

KPN - UBN<br />

Heineken–Barneveldse<br />

Drankenhan<strong>de</strong>l<br />

Vestigingsbeleid Eerstelijnspsychologen<br />

I<strong>de</strong>m 1131<br />

I<strong>de</strong>m 1131<br />

Texincare en Tevic-Amicon zorgverzekeraar<br />

AEGON-Jast-Kamerbeek<br />

Computer Associates int.-Sterling<br />

Software<br />

Bakkersland-banketfabr. <strong>van</strong> Hees<br />

Kebo-Vianen<br />

Pakhoed-Transol<br />

Autogrill-AC Restaurants<br />

Unipart-Partco<br />

Abilis Ne<strong>de</strong>rland B.V.-Struyversgroep<br />

Etos-Le Drugstore<br />

Armstrong-DLW<br />

Dura-Vermeer<br />

Origin-KPN Datacenter<br />

Cadans-Stigas GUO<br />

Baan-Hiscom<br />

Ontheffingsaanvraag St. Keten<br />

Kwaliteit melk<br />

427<br />

2426<br />

1915<br />

2590<br />

2280<br />

1853<br />

1872<br />

1989<br />

1089<br />

1188<br />

1298<br />

13<br />

439<br />

769<br />

783<br />

785<br />

791<br />

808<br />

827<br />

838<br />

890<br />

2301<br />

2129<br />

1768<br />

650<br />

1340<br />

91<br />

1655<br />

1904<br />

1439<br />

1138<br />

1693<br />

1742<br />

569<br />

645<br />

1009<br />

1805<br />

2065<br />

55<br />

1204<br />

1307<br />

135<br />

1374<br />

158<br />

K.O. Bus bedrijven Groep NL<br />

<strong>De</strong>li Universal - Gou<strong>de</strong>rak<br />

ZilverenKruis-Geneesmid<strong>de</strong>lenformularium<br />

Kennermerland<br />

(onth.aanvraag)<br />

KPN Telecom - NedCar<br />

Thomson – Harcourt General inc.<br />

Heijmans - Hijbeek<br />

Dura Vermeer-Proverko<br />

Creyfs – VDN Groep<br />

Oveneen – Veenman Wateringen<br />

Heijmans – Van Lee<br />

Creyfs – Content<br />

Diverse klagers vs PTT Post inzake<br />

postbus vergoeding<br />

UPC – NUON<br />

Ingram – Tulip<br />

Ballast Nedam – Hoco<br />

Brokking <strong>De</strong> Heus-Koudijs Wouda<br />

R. Smeets <strong>De</strong> Boer-Senefel<strong>de</strong>r<br />

Krasnapolsky – Gol<strong>de</strong>n tulip int.<br />

Soda Ash Investment-Brunner Mond<br />

IBC – Mestemaker Beheer<br />

ECN - KEMA<br />

Agrifirm-Pouw-<strong>De</strong> Ruiter<br />

Essent N.V.-N.V. Nutsbedrijven<br />

Maastricht<br />

NIB capital – Alpinvest<br />

Hydro Energy vs Sep<br />

Airtours – Marysol<br />

ERL – ENECO<br />

onvolkomen <strong>markt</strong>werking op Vinexlocaties<br />

Hotelplan/ Reisburo Staalduinen<br />

Duni – <strong>De</strong> Ster<br />

Arriva-VEONN en Hanze<br />

United Technologies Corporation-<br />

Electrolux<br />

Renault VI-bedrijfswagen import<br />

Messer Ne<strong>de</strong>rland BV<br />

Messer Ne<strong>de</strong>rland BV<br />

Saint-Gobain – Flexovit<br />

ABC – Reuling Intervar<br />

Verbrugge Terminals – NV Haven <strong>van</strong><br />

Vlissingen<br />

Eurest – Catering Services<br />

Nissan Motor NL-Auto Veeneman<br />

Sligro – RSG<br />

BAM – Wegenbouwbedrijf Lintzen<br />

NBM-Amstelland – Visser<br />

MEGA-Limburg – Nutsbedrijf


Zaaknummer Naam Zaaknummer Naam<br />

2219<br />

1143<br />

2697<br />

1901<br />

1909<br />

1281<br />

716<br />

138<br />

49<br />

2576<br />

120<br />

1955<br />

1990<br />

2103<br />

2164<br />

767<br />

141<br />

2211<br />

1333<br />

1414<br />

1694<br />

1920<br />

1944<br />

650<br />

2008<br />

1385<br />

2442<br />

1011<br />

1959<br />

2130<br />

27<br />

1778<br />

350<br />

352<br />

487<br />

506<br />

514<br />

545<br />

558<br />

619<br />

1537<br />

748<br />

1026<br />

AOWL<br />

Landré en Merrem-Nedalo<br />

<strong>De</strong>bitel-Talkline<br />

Dixons-Mega media<br />

AIR Holdings-Stern Beheer<br />

Fina – Shell<br />

Schouten products-Theeuwes<br />

Kon. Laudré & Glin<strong>de</strong>rmann<br />

Triple A Trading vs Veenman<br />

Grontmij BPR-AVR Milieutechniek<br />

Vereniging <strong>van</strong> Keurslagers<br />

Grontmij-Technical management<br />

RWE-VEW<br />

CSM-Continental Sweets NL<br />

Royal Ne<strong>de</strong>rland-AXA Scha<strong>de</strong><br />

Zorg en Zekerheid- ontheffingsaanvraag<br />

Theo <strong>de</strong> Graaf Brillen-Zorg en<br />

zekerheid<br />

Van <strong>de</strong>r Sluijs-Gebr. Jongste<br />

CSM-Leaf<br />

PGGM-VGZ-Twaalf Provinciën<br />

<strong>De</strong>tamPensioenServices-Relan Groep<br />

ENECO-EMH<br />

Harsco Corporation-SGB Group<br />

Hydro Energy BV vs. Sep<br />

Nobia-Poggenpohl<br />

Rheinmetall-Eurometaal<br />

UnitedParcelService-FritzCompanies<br />

OntheffingsverzoekTelecom<br />

Teleservices<br />

Raab karcher Bouwstoffen-<strong>De</strong><br />

Waardt Groep<br />

Eneco-GZO<br />

NV Verenigd Bezit VNU / ITT<br />

World Directories Inc.<br />

Menken Beverage BV –<br />

Kringsfruchtsaft AG<br />

H. <strong>van</strong> Zuylen Automatenservice<br />

Gol<strong>de</strong>n <strong>De</strong>al Speelautomaten, Lopri,<br />

<strong>van</strong> Lith, Vastgoed BV, Van<br />

Kalmthout<br />

P. Eygelsheim Automaten BV<br />

Roller Electronic Holding BV<br />

P.D. <strong>de</strong> Vries speelautomaten bv<br />

Hobea Speelautomaten<br />

<strong>De</strong> Roock automaten bv<br />

Automaten Exploitatiemaats. Bally bv<br />

Hanson AK VI - Boral Industrie<br />

Edon - Westergo<br />

RDM – SP Aerospace and Vehicle<br />

955<br />

1002<br />

2615<br />

803<br />

775<br />

1899<br />

1558<br />

209<br />

227<br />

2287<br />

1114<br />

1695<br />

1706<br />

1780<br />

1879<br />

2235<br />

2<br />

1344<br />

1394<br />

1407<br />

1593<br />

1630<br />

116<br />

188<br />

1034<br />

1064<br />

1156<br />

2308<br />

2471<br />

1860<br />

2031<br />

1241<br />

224<br />

2425<br />

2630<br />

795<br />

967<br />

1891<br />

2363<br />

999<br />

1311<br />

794<br />

120<br />

115<br />

Heerlen<br />

Rofisco – Merkx – Roelofsen -<br />

Optinet<br />

Fabricom – Schel<strong>de</strong><br />

Ordina N.V. – <strong>De</strong>vote N.V.<br />

Edipress vs. Audax<br />

Hendrix 1 Vlees Druten-Murris<br />

Meppel- Smits Emmen<br />

NUON – GGR<br />

KPN Telecom – SNT Holding bv<br />

ontheffingsverzoek st. uitgeverij en<br />

boekhan<strong>de</strong>l Pegassus<br />

onthef.verz. Nilsson & Lamm bv<br />

Heijmans – IBC<br />

Klacht Dutch Farm Veterinary<br />

Phamaceuticals vs Dophama<br />

International<br />

Van <strong>de</strong>n Ban –Reedijk Ban<strong>de</strong>n imp.<br />

Hopman – Interheem<br />

Vos – <strong>De</strong> Bruin<br />

NS Stations – PTA<br />

Charles Vögele - Kien<br />

Fe<strong>de</strong>ral Express Corporation /Caliver<br />

Systems inc<br />

Proost en Brandt bv - Velpa<br />

Facilicom – Van <strong>de</strong>r Vel<strong>de</strong><br />

Flora – ’t Noor<strong>de</strong>n<br />

Boloré – OTAL<br />

Dixons – Radio Mo<strong>de</strong>rn<br />

Gil<strong>de</strong> buy out – Continental sweets<br />

Ven<strong>de</strong>x Food – Erma Steenwijk<br />

Maatsch. Carisborg-Volvo A’dam<br />

Friesland Coberco DF - Klooster kaas<br />

Ocean – Dutch Air<br />

Nutreco – Ham Holding<br />

Inter Acces – WoningraadGroep<br />

JVH Holding – Errèl Holding<br />

B&S International – Paul Wholesale<br />

REMU – GCN<br />

Inkooporganisatie MultiZorg<br />

UPC<br />

NUON – <strong>De</strong>mkolec<br />

Lanier – Agfa-Gevaert<br />

Dumeco – Peerbooms<br />

A<strong>van</strong>dis<br />

Van <strong>de</strong>r Sluijs – BP Direct<br />

Ned. Cement <strong>De</strong>elnemings-maatsch. –<br />

Van haren Beheer<br />

Nuts/Ohra – Noor<strong>de</strong>r Kroon<br />

Libertel – Phones 4U<br />

Vereniging <strong>van</strong> Keurslagers<br />

rapport no. 615


116<br />

Zaaknummer Naam Zaaknummer Naam<br />

system<br />

429 Samenwerkingsmaatschap<br />

1041 Copaco-Sydicom Distribution<br />

accountantskantoren<br />

1055 ABN AMRO lease-KPN Autolease 2279 St. Vestia Estrada Groep – St.<br />

1170 Copaco - A-line<br />

woningstichting Naaldwijk<br />

2587 <strong>De</strong> Lage Lan<strong>de</strong>n - KPN lease<br />

Economisch-on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring bij <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong><br />

Zaken waarin <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> als economisch-on<strong>de</strong>rbouwd kan wor<strong>de</strong>n getypeerd, zijn die zaken<br />

waar bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> expliciet en specifiek op <strong>de</strong> zaak toegesne<strong>de</strong>n gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong><br />

econom(etr)ische metho<strong>de</strong>n en technieken en <strong>van</strong> economische argumentatie. Bij <strong>de</strong>rgelijke zaken<br />

is empirisch on<strong>de</strong>rzoek verricht om <strong>de</strong> vereiste data boven water te krijgen.<br />

Zaaknummer 11, KLM – Shiva (kartelverbod en misbruik <strong>van</strong> een economische machtspositie, 08-10-<br />

2001)<br />

Bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is gebruik gemaakt <strong>van</strong> regulier passagierson<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong><br />

Schiphol, verwijzingen naar zaken <strong>van</strong> het Hof en beschikkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie. Door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong><br />

is aanbodsubstitutie on<strong>de</strong>rzocht <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re non-stopvliegroutes en indirecte vluchten. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong><br />

conclu<strong>de</strong>ert op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> tarieven en bezettingsgraad <strong>van</strong> KLM/SLM dat non-stopvluchten <strong>van</strong><br />

Brussel naar Paramaribo niet of nauwelijks een substituut zijn. Op basis <strong>van</strong> regulier passagiers-<br />

on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> Schiphol conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat <strong>de</strong> eventuele concurrentiedruk <strong>van</strong> Air France op<br />

<strong>de</strong> route Amsterdam Paramaribo nauwelijks merkbaar was. Eveneens is <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> <strong>van</strong> mening dat er<br />

geen daadwerkelijke concurrentiedruk uitgaat <strong>van</strong> indirecte vluchten en vormen <strong>de</strong>ze geen substi-<br />

tuut voor <strong>de</strong> non-stopvlucht. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> conclu<strong>de</strong>ert dan ook dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> het personen-<br />

vervoer is op non-stopvluchten op <strong>de</strong> route Amsterdam-Paramaribo. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>te geografische<br />

<strong>markt</strong> wordt ver<strong>de</strong>r niet afgebakend.<br />

Zaaknummer 21, Interpolis – Cobac (kartelverbod, 19-10-1998)<br />

Interpolis en Cobac wil<strong>de</strong>n een joint venture oprichten, waarbij Cobac <strong>de</strong> expertise op het gebeid<br />

<strong>van</strong> kredietverzekeringen in bracht en Interpolis <strong>de</strong> distributiekanalen. Omdat met <strong>de</strong>ze samen-<br />

werking een nieuwe aanbie<strong>de</strong>r ontstaat, besluit <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat <strong>de</strong> joint venture niet in strijd is met <strong>de</strong><br />

Me<strong>de</strong>dingingswet. In het besluit wordt voor wat betreft <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> niet<br />

verwezen naar bronnen. In <strong>de</strong> zaak Interpolis – Cobac wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> beargumenteerd dat<br />

gelet op <strong>de</strong> specifieke eigenschappen en prijs <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> vraagzij<strong>de</strong> gezien geen substituut bestaat<br />

voor kredietverzekeringen. Ook <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> aanbodzij<strong>de</strong> dient <strong>de</strong> kredietverzekerings<strong>markt</strong> als aparte<br />

<strong>markt</strong> te wor<strong>de</strong>n beschouwd omdat een databestand <strong>van</strong> een kredietverzekeraar qua complexiteit en<br />

om<strong>van</strong>g aanmerkelijk verschilt <strong>van</strong> databestan<strong>de</strong>n die scha<strong>de</strong>verzekeraars aanleggen. <strong>De</strong> ontwikke-


117<br />

ling <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke database <strong>van</strong>af nul is voor een on<strong>de</strong>rnemer zeer tijdrovend. Gelet op <strong>de</strong><br />

kosten, tijd en knowhow die met het verkrijgen <strong>van</strong> een databestand gemoeid zijn is <strong>de</strong> krediet-<br />

verzekerings<strong>markt</strong> een zeer specifieke <strong>markt</strong> die wordt gekenmerkt door aanzienlijke toetredings-<br />

barrières. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> oor<strong>de</strong>elt dat in het mid<strong>de</strong>n kan blijven of <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong><br />

nationaal of internationaal is.<br />

Zaaknummer 124, CVK Kalkzandsteen (concentratietoezicht, 20-10-1998)<br />

Gebruikte informatie zijn door partijen overleg<strong>de</strong> rapporten, vertrouwelijke afzetgegevens, infor-<br />

matie <strong>van</strong> <strong>markt</strong>partijen en beschikkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie. Afbakening <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong><br />

vindt plaats op basis <strong>van</strong> substitueerbaarheid <strong>van</strong> kalkzandsteen met an<strong>de</strong>re bouwmaterialen en het<br />

on<strong>de</strong>rscheid naar type bouw en type wand. Geconclu<strong>de</strong>erd wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat er geen sprake<br />

is <strong>van</strong> een aparte <strong>markt</strong> voor kalkzandsteen. Het is echter niet gerechtvaardigd om te spreken <strong>van</strong><br />

één <strong>markt</strong> voor bouwmaterialen voor wan<strong>de</strong>n omdat kalkzandsteen concurreert op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor<br />

bouwmaterialen voor constructieve wan<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re materialen dan op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor bouw-<br />

materialen voor niet-constructieve wan<strong>de</strong>n, aldus <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>. Partijen concurreren op <strong>de</strong> respectieve-<br />

lijke <strong>markt</strong>en met an<strong>de</strong>re concurrenten. Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> geconclu<strong>de</strong>erd dat er<br />

sprake is <strong>van</strong> twee separate <strong>markt</strong>en, namelijk een <strong>markt</strong> voor constructieve wan<strong>de</strong>n en een <strong>markt</strong><br />

voor bouwmaterialen voor niet-constructieve wan<strong>de</strong>n. In het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> beschikkingen<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie met betrekking tot bouwmaterialen, waarin geconclu<strong>de</strong>erd is dat <strong>de</strong> geografische<br />

dimensie <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>markt</strong>en in beginsel lokaal (straal <strong>van</strong> 150 km) <strong>van</strong> aard is en in ie<strong>de</strong>r geval niet<br />

groter is dan nationaal, wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> uitgegaan <strong>van</strong> een nationale <strong>markt</strong>.<br />

Zaaknummer 807, Staatsloterij/Lotto/BankGiroLoterij (concentratietoezicht, 13-10-1999)<br />

Bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is gebruik gemaakt <strong>van</strong> vertrouwelijke gegevens<br />

<strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len <strong>van</strong> partijen, <strong>de</strong> meningen <strong>van</strong> concurrenten, bestaand on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> o.a. het<br />

ministerie <strong>van</strong> Justitie, on<strong>de</strong>rzoek in opdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> partijen, jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> het Hof en<br />

verschillen<strong>de</strong> beschikkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> conclu<strong>de</strong>ert dat er behalve verschillen in<br />

spelkarakteristieken ook veel overeenkomsten tussen risicovolle en niet-risicovolle spelen zijn en<br />

dat er aanwijzingen zijn voor concurrentie en substitutie tussen <strong>de</strong> diverse spelen. In het mid<strong>de</strong>n<br />

kan blijven of moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> voor niet-risicovolle spelen waartoe alleen <strong>de</strong><br />

loterijen behoren, of dat <strong>de</strong> (dagelijkse) lotto, sportprijsvragen en/of <strong>de</strong> krasloterij ook tot <strong>de</strong>ze<br />

<strong>markt</strong> kunnen wor<strong>de</strong>n gerekend, omdat <strong>de</strong> me<strong>de</strong>dingingsrechtelijke beoor<strong>de</strong>ling hierdoor niet<br />

wordt beïnvloed, aldus <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>. Op basis <strong>van</strong> het verbod <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong> Kansspelen om <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>elneming aan kansspelen buiten Ne<strong>de</strong>rland te bevor<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> reguleren<strong>de</strong> en beperken<strong>de</strong><br />

werking die <strong>van</strong> nationale wetgeving uitgaat, wordt aangenomen dat <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische<br />

<strong>markt</strong> voor zowel kansspelen als contante verkoop <strong>van</strong> loten nationaal is.<br />

rapport no. 615


118<br />

Zaaknummer 1132, FCDF – <strong>De</strong> Kievit (concentratietoezicht, 07-07-1999)<br />

FCDF (een grote zuivelcoöperatie die met name melk en kaas produceert) wil<strong>de</strong> het bedrijf <strong>De</strong><br />

Kieviet (producent <strong>van</strong> voedselingrediënten op basis <strong>van</strong> melk en han<strong>de</strong>laar in boer<strong>de</strong>rijmelk)<br />

overnemen. In <strong>de</strong> eerste fase <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rzoek werd <strong>de</strong> concentratie vergunningsplichtig<br />

bevon<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>. <strong>De</strong> concentratie werd toegestaan nadat <strong>de</strong> melkhan<strong>de</strong>l werd on<strong>de</strong>rge-<br />

bracht bij <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmaatschappij <strong>van</strong> <strong>De</strong> Kiviet.<br />

Gebruikte informatie zijn on<strong>de</strong>rvragingen <strong>van</strong> afnemers, besluiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie en<br />

bestaand on<strong>de</strong>rzoek. Bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> wordt zowel <strong>de</strong> vraag- als aanbodsubstitutie belicht. Op<br />

grond <strong>van</strong> aanbodsubstitutie behoren dunne en ingedikte wei tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong>. <strong>De</strong>ze<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn niet in vergelijkbare mate aanwezig tussen vloeibare wei en weipoe<strong>de</strong>r zodat<br />

vloeibare wei en weipoe<strong>de</strong>r niet tot <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> product<strong>markt</strong> gerekend kunnen wor<strong>de</strong>n. <strong>De</strong> <strong>markt</strong><br />

voor weipoe<strong>de</strong>r omvat <strong>de</strong> EU, <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor vloeibare wei omvat <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> beperkte houdbaar-<br />

heid Ne<strong>de</strong>rland, Duitsland, België en Frankrijk.<br />

Zaaknummer 1528, Wegener Arca<strong>de</strong> – VNU Dagbla<strong>de</strong>n (concentratietoezicht, 13-03-2000)<br />

Afbakening op basis <strong>van</strong> door partijen overlegd on<strong>de</strong>rzoek, vertrouwelijke interne documenten <strong>van</strong><br />

partijen, on<strong>de</strong>rzoek in opdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>, bestaand on<strong>de</strong>rzoek, beschikking <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie<br />

en <strong>NMa</strong>-besluit. In het besluit wor<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> economische technieken waar<strong>van</strong> bij <strong>de</strong> afba-<br />

kening <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> gebruik gemaakt is expliciet genoemd. Zo wordt vermeld dat in het<br />

door <strong>de</strong> partijen overlegd on<strong>de</strong>rzoek m.b.v. cross-sectie on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> relatie wordt on<strong>de</strong>rzocht<br />

tussen <strong>de</strong> concentratiegraad op uitgeversniveau en <strong>de</strong> prijzen <strong>van</strong> regionale dagbla<strong>de</strong>n. Hierbij<br />

wordt <strong>de</strong> concentratiegraad bepaald door <strong>de</strong> Herfindahl-Hirschman In<strong>de</strong>x, <strong>de</strong> som <strong>van</strong> <strong>de</strong> gekwa-<br />

drateer<strong>de</strong> <strong>markt</strong>aan<strong>de</strong>len. <strong>De</strong> hypothetische monopolist-test wordt in het besluit genoemd als<br />

metho<strong>de</strong> die <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> doorgaans (indien mogelijk) gebruikt voor <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te<br />

<strong>markt</strong>. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> conclu<strong>de</strong>ert dat er zowel aanwijzingen zijn voor aparte <strong>markt</strong> voor regionale dag-<br />

bla<strong>de</strong>n en een aparte <strong>markt</strong> voor lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n als voor 1 <strong>markt</strong> die zowel regionale als<br />

lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n omvat. Feitelijk lezersgedrag in het verle<strong>de</strong>n wijst op een aanzienlijke mate <strong>van</strong><br />

substitutie waardoor <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> afbakent als 1 <strong>markt</strong> <strong>van</strong> lan<strong>de</strong>lijke en regionale<br />

dagbla<strong>de</strong>n. Uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> verspreidingsgebie<strong>de</strong>n wordt <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> regio-<br />

naal afgebakend.<br />

Zaaknummer 1538, <strong>De</strong> Telegraaf – <strong>De</strong> Limburger (concentratietoezicht, 12-05-2000)<br />

Gebruikte informatie is on<strong>de</strong>rbouwing <strong>van</strong> standpunt partijen door <strong>de</strong>skundigen, door partijen<br />

overlegd on<strong>de</strong>rzoek, on<strong>de</strong>rzoek in opdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>, bestaand on<strong>de</strong>rzoek, beschikking <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Commissie, <strong>NMa</strong>-besluiten en informatie <strong>van</strong> gehoor<strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen. In het besluit wordt expliciet<br />

genoemd dat bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in het door partijen overlegd on<strong>de</strong>rzoek


119<br />

gebruik gemaakt wordt <strong>van</strong> kwalitatief (historisch on<strong>de</strong>rzoek) en kwantitatief (cross sectie on<strong>de</strong>r-<br />

zoek) on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> relatie concentratiegraad en prijzen.<br />

<strong>De</strong> <strong>NMa</strong> conclu<strong>de</strong>ert dat uit het on<strong>de</strong>rzoek naar voren is gekomen dat er geen algemene informa-<br />

tie<strong>markt</strong> is. Er zijn zowel aanwijzingen voor een aparte <strong>markt</strong> voor regionale dagbla<strong>de</strong>n als voor een<br />

<strong>markt</strong> die zowel regionale als lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n omvat. In gebie<strong>de</strong>n waar regionale dagbla<strong>de</strong>n<br />

elkaar overlappen, vormt een regionaal dagblad het beste substituut voor een an<strong>de</strong>r regionaal<br />

dagblad. Evenwel is er concurrentiedruk <strong>van</strong> lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n wat on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re is gebleken uit<br />

interne documenten <strong>van</strong> partijen en meningen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re <strong>markt</strong>partijen. Het feitelijke gedrag <strong>van</strong><br />

lezers in het verle<strong>de</strong>n wijst op een aanzienlijke mate <strong>van</strong> daadwerkelijke substitutie. Me<strong>de</strong> gelet op<br />

<strong>de</strong>ze concurrentiedruk <strong>van</strong> lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n bakent <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> af als <strong>de</strong> <strong>markt</strong><br />

<strong>van</strong> regionale en lan<strong>de</strong>lijke dagbla<strong>de</strong>n gezamenlijk. <strong>De</strong> geografische <strong>markt</strong> wordt regionaal afgeba-<br />

kend. Waarbij wordt uitgegaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> verspreidingsgebie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> dagbla<strong>de</strong>n en<br />

<strong>de</strong>rhalve <strong>van</strong> het overlapgebied Limburg.<br />

Zaaknummer 1628, Laurus – Groenwoudt (concentratietoezicht, 03-07-2000)<br />

Gebruikte informatie bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> is bestaand on<strong>de</strong>rzoek, door partijen<br />

uitgevoerd on<strong>de</strong>rzoek, on<strong>de</strong>rzoek in opdracht <strong>van</strong> partijen, in opdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> verricht<br />

on<strong>de</strong>rzoek, door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> bevraag<strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen, beschikkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie en <strong>NMa</strong>-<br />

besluiten. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> bakent <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> af als <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor <strong>de</strong> verkoop <strong>van</strong> dagelijkse<br />

consumptiegoe<strong>de</strong>ren via super<strong>markt</strong>en conform <strong>de</strong> CBL/CBS-in<strong>de</strong>ling. Het soort aankoopkanalen<br />

voor <strong>de</strong>ze dagelijkse consumptiegoe<strong>de</strong>ren verschilt, afhankelijk <strong>van</strong> factoren zoals: <strong>de</strong> wijze waarop<br />

<strong>de</strong> diensten wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, het scala aan aangebo<strong>de</strong>n producten, <strong>de</strong> oppervlakte <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

winkels en <strong>de</strong> prijzen <strong>van</strong> <strong>de</strong> producten. Er kan <strong>de</strong>rhalve rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met een<br />

on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>ling in verschillen<strong>de</strong> segmenten, zoals wordt gedaan door <strong>de</strong> Commissie, aldus <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>.<br />

Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling zal eveneens in aanmerking genomen moeten wor<strong>de</strong>n dat <strong>van</strong> (zeer) kleine<br />

super<strong>markt</strong>en min<strong>de</strong>r concurrentiedruk op <strong>de</strong> super<strong>markt</strong>en <strong>van</strong> partijen kan uitgaan dan <strong>van</strong><br />

super<strong>markt</strong>en met een groot vloeroppervlak. Ook is <strong>van</strong> belang <strong>de</strong> verschillen tussen formules en<br />

<strong>de</strong> verschillen in concurrentiedruk die <strong>van</strong> die formules uitgaat, mee te nemen bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> effecten <strong>van</strong> concentraties op het gebied <strong>van</strong> super<strong>markt</strong>en. In het mid<strong>de</strong>n kan blijven of<br />

sprake is <strong>van</strong> een <strong>markt</strong> voor slijterij-artikelen in <strong>de</strong> zin dat annex-slijterijen en slijterijen tot<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong> gerekend dienen te wor<strong>de</strong>n, aangezien zelfs indien slijterijen en annex-slijterijen tot<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> <strong>markt</strong> wor<strong>de</strong>n gerekend, er geen re<strong>de</strong>n is om aan te nemen dat <strong>de</strong> concentratie tot gevolg<br />

heeft dat een economische machtspositie ontstaat of wordt versterkt op <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor slijterij-arti-<br />

kelen.<br />

<strong>De</strong> <strong>NMa</strong> stelt dat het op voorhand niet aannemelijk is dat het aan<strong>de</strong>el <strong>van</strong> partijen in <strong>de</strong> inkoop <strong>van</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> productgroepen min of meer gelijk is aan dat in <strong>de</strong> totale inkoop<strong>markt</strong> omdat uit<br />

rapport no. 615


120<br />

on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat het levensmid<strong>de</strong>lenbedrijf per on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n productgroep een verschillen<strong>de</strong><br />

positie inneemt ten opzichte <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re verkoopkanalen. Een na<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>ling naar inkoop<br />

<strong>van</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n productgroepen kan echter achterwege blijven omdat dit voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />

niet rele<strong>van</strong>t is, aldus <strong>de</strong> <strong>NMa</strong>.<br />

<strong>De</strong> <strong>NMa</strong> conclu<strong>de</strong>ert dat met betrekking tot <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> met<br />

partijen kan wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige transactie op nationaal niveau dient te wor<strong>de</strong>n<br />

beoor<strong>de</strong>eld. Omdat in Ne<strong>de</strong>rland sprake is <strong>van</strong> een hoge dichtheid <strong>van</strong> super<strong>markt</strong>en, kan wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen dat verzorgingsgebie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> super<strong>markt</strong>en elkaar in belangrijke mate overlappen.<br />

<strong>De</strong>ze overlapping werkt het optre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een ketensubstitutie-effect in <strong>de</strong> hand. Zowel partijen als<br />

<strong>de</strong> belangrijkste concurrenten zijn nationaal actief. Strategie en beleid ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> belangrijk-<br />

ste concurrentieparameters zijn nationaal bepaald. Er zijn geen significante prijsverschillen naar<br />

voren gekomen binnen <strong>de</strong> diverse ketens en er is geen relatie geconstateerd tussen het prijs- en/of<br />

serviceniveau en lokale <strong>markt</strong>posities. Voorts is er sprake <strong>van</strong> een uniform kernassortiment. Met<br />

partijen wordt aangenomen dat er op dit moment kennelijk geen incentive bestaat om een gediffe-<br />

rentieerd beleid te hanteren. Gelet op <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> aspecten wordt door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> geconclu-<br />

<strong>de</strong>erd dat voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige transactie <strong>de</strong> <strong>markt</strong> voor <strong>de</strong> verkoop <strong>van</strong> dagelijkse consumptie-<br />

goe<strong>de</strong>ren via super<strong>markt</strong>en op nationaal niveau dient te wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld.<br />

Zaaknummer 1997, Buhrmann Ubbens – Krijt Krommenie (concentratietoezicht, 07-08-2000)<br />

Gebruikte informatie is door partijen overleg<strong>de</strong> vertrouwelijke informatie, door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> gestel<strong>de</strong><br />

vragen en gevoer<strong>de</strong> gesprekken met producenten, groothan<strong>de</strong>laren, en <strong>NMa</strong>-besluiten. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong><br />

conclu<strong>de</strong>ert dat Vinylfolies ten behoeve <strong>van</strong> respectievelijk zeefdruk, snijplotters en digitale afdruk-<br />

systemen tot verschillen<strong>de</strong> product<strong>markt</strong>en wor<strong>de</strong>n gerekend. Ver<strong>de</strong>r wordt bij <strong>de</strong>ze <strong>afbakening</strong><br />

uitgegaan <strong>van</strong> aparte groothan<strong>de</strong>ls<strong>markt</strong>en, aangezien een ruimere <strong>markt</strong><strong>afbakening</strong> niet tot een<br />

an<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> concentratie leidt. Een an<strong>de</strong>re of ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong><br />

segmentering naar soorten vinylfolie dan hiervoor genoemd kan om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n achterwege<br />

blijven evenals <strong>de</strong> opsplitsing <strong>van</strong> <strong>de</strong> groothan<strong>de</strong>ls<strong>markt</strong> voor karton. <strong>De</strong> geografische <strong>markt</strong> wordt<br />

zowel voor <strong>de</strong> groothan<strong>de</strong>l<strong>markt</strong>en op het gebied <strong>van</strong> vinylfolie als voor karton afgebakend als<br />

nationaal.<br />

Zaaknummer 2209, Gran Dorado – Center Parcs (concentratietoezicht, 20-02-2001)<br />

Gran Dorado en Center Parcs zijn bei<strong>de</strong> actief op het gebied <strong>van</strong> luxueuze vakantieparken<br />

(zogenaam<strong>de</strong> vierseizoenenparken). Bei<strong>de</strong> partijen waren voor <strong>de</strong> concentratie elkaars grootste<br />

concurrenten. Er wordt besloten door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> dat er geen vergunning vereist is, me<strong>de</strong> omdat Gran<br />

Dorado heeft aangegeven een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het huisjesbestand aan een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> partij te verkopen.


121<br />

Door <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> is bij <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> gebruik gemaakt <strong>van</strong> informatie<br />

afkomstig <strong>van</strong> door <strong>NMa</strong> bevraag<strong>de</strong> <strong>markt</strong>partijen en <strong>de</strong>skundigen, bestaand on<strong>de</strong>rzoek, in<br />

opdracht <strong>van</strong> partijen verricht on<strong>de</strong>rzoek, besluiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> en Commissie. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> oor<strong>de</strong>elt<br />

dat wat betreft <strong>de</strong> <strong>afbakening</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> in het mid<strong>de</strong>n kan blijven of moet wor<strong>de</strong>n<br />

uitgegaan <strong>van</strong> een aparte <strong>markt</strong> voor vierseizoensvakantiedorpen, een <strong>markt</strong> voor parken met een<br />

aantal voorzieningen, een <strong>markt</strong> voor bungalowparken, of dat wellicht an<strong>de</strong>re accommodatie-<br />

vormen in casu eveneens tot <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te <strong>markt</strong> dienen te wor<strong>de</strong>n gerekend, omdat dit <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>-<br />

lijke beoor<strong>de</strong>ling niet beïnvloedt. <strong>De</strong> <strong>NMa</strong> conclu<strong>de</strong>ert dat op basis <strong>van</strong> <strong>de</strong> reisafstand die<br />

doorgaans voor een <strong>de</strong>rgelijk vakantiebezoek wordt afgelegd en het feit dat <strong>de</strong> parken in <strong>de</strong> directe<br />

nabijheid <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rland relatief veel Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs trekken, kan wor<strong>de</strong>n geconstateerd dat er<br />

concurrentiedruk plaatsvindt <strong>van</strong>uit parken in het buitenland die dicht bij Ne<strong>de</strong>rland zijn gelegen.<br />

Dit zou er volgens <strong>de</strong> <strong>NMa</strong> op kunnen wijzen dat voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevolgen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige concentratie kan wor<strong>de</strong>n uitgegaan <strong>van</strong> een gebied dat ruimer is dan alleen Ne<strong>de</strong>rland,<br />

een geografisch gebied dat grofweg het gebied Ne<strong>de</strong>rland, België en het westelijk <strong>de</strong>el <strong>van</strong><br />

Duitsland, met name <strong>de</strong> regio’s Eiffel en Sauerland omvat (hierna: BNES-gebied). An<strong>de</strong>rzijds<br />

zou<strong>de</strong>n verschillen in concurrentievoorwaar<strong>de</strong>n en aspecten als taal, gewoontes en nationale distri-<br />

butienetwerken kunnen wijzen op een in geografische zin nationale <strong>markt</strong>. In het on<strong>de</strong>rhavige geval<br />

kan in het mid<strong>de</strong>n blijven of <strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te geografische <strong>markt</strong> Ne<strong>de</strong>rland, het BNES-gebied of een<br />

ruimer geografisch gebied omvat, omdat dit <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke beoor<strong>de</strong>ling niet beïnvloedt.<br />

rapport no. 615

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!