09.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BIAXiaal59Handleiding voor de behandeling enbemonstering van hout- enhoutskoolvondsten in het veldMet aanvullingen januari 2000P. van RijnMei 1998/Januari 2000BIAXC o n s u l tOnderzoeks- en Adviesbureauvoor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie


ColofonTitel:BIAXiaal 59Handleiding voor de behandeling en bemonstering van hout- en houtskoolvondsten inhet veld.Auteur:P. van RijnOpdrachtgever:Universiteit van Amsterdam: Europese ArcheologieISSN: 1568-2285©BIAX <strong>Consult</strong>, Zaandam, 1998Correspondentie adres:BIAX <strong>Consult</strong>Hogendijk 1341506 AL Zaandamtel: 075 – 61 61 010fax: 075 – 61 49 980e-mail: BIAX@BIAX.nl


Inhoudsopgave1 Inleiding 11.1 ALGEMEEN 11.2 HOUT 11.3 HOUTSKOOL 22 Behandeling van de houtvondsten en monsters 22.1 PALEN, PLANKEN, STAMMEN, TAKKEN/TWIJGEN 22.2 BOTEN 22.3 VOORWERPEN 22.4 HOUT- EN HOUTSKOOLMONSTERS 33 Bewaren van de houtvondsten en monsters 34 Bemonstering van hout 34.1 VOOR DETERMINATIE 44.2 VOOR ONDERZOEK VAN BEWERKINGSSPOREN 44.3 VOOR JAARRINGENONDERZOEK NAAR BOSEXPLOITATIE 44.4 VOOR DENDROCHRONOLOGISCH DATEREND ONDERZOEK 44.4.1 Algemeen 44.4.2 Eik 54.5 VOOR 14 C DATEREND ONDERZOEK 65 Bemonstering van houtskool 76 Literatuur 7Het registreren van houtstructuren in het veld 8Adressen en telefoonnummers 9


BIAXiaal 59 2worden. Het is wel gevoelig voor mechanische aantasting, zoals extreme druk enwrijving, waardoor het verpulverd kan worden.2 Behandeling van de houtvondsten en monstersN.B. De tijd tussen het opgraven, het verwerken (dwz determineren, fotograferen,tekenen) en het eventueel conserveren moet zo kort mogelijk gehouden worden.N.B. Vooral zuurstof, warmte en licht bevorderen de groei van schimmels en bacteriën.Dit en uitdroging zijn dus de elementen waar we ons tegen moeten wapenen!2.1 PALEN, PLANKEN, STAMMEN, TAKKEN/TWIJGENAls onmiddellijk lichten of bemonsteren van het hout niet mogelijk is, moetenmaatregelen genomen worden om de vondsten in het veld tegen zon, wind, vorst enuitdroging te beschermen door: voortdurend vochtig houden en afdekking met plastic.Dit vereist echter constante zorg en daarom veel tijd. Bovendien vertragen dergelijkemaatregelen slechts het desintegratieproces, maar voorkomen het niet. Het is altijd hetbeste de houtvondsten zo snel mogelijk te verwerken.2.2 BOTENBij de vondst van boten en scheepsonderdelen alles afdekken, nat houden en onmiddellijkhet Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologie inschakelen (zie‘Adressen en telefoonnummers’, bladzijde 7).2.3 VOORWERPENVoorwerpen mogen nooit in het veld blijven liggen maar moeten zo snel mogelijk gelichtworden. In afwachting van vondstregistratie in het veld kan het stuk ter plekke even ineen zak met water bewaard worden. Objecten van vlechtwerk, zoals manden/fuiken enz.zijn uiterst kwetsbaar en moeilijk te lichten. Er zijn tot nu toe heel weinig van dit soortobjecten in goede staat geconserveerd, meestal omdat ze of te laat of op de verkeerdemanier gelicht zijn. Voor dit soort objecten kan het beste zo snel mogelijk (binnen eendag) een deskundige op het gebied van lichten en conserveren erbij gehaald worden omhet materiaal te stabiliseren totdat financiering voor de conservering geregeld is (zie‘Adressen en telefoonnummers, bladzijde 7).De volgende regels aanhouden:- niet wassen- alleen ontdoen van al te grote klompen zand en klei- kleine objecten ongewassen in een niet te ruim, goed af te sluiten plastic bakjemet voldoende water. Zorg ervoor dat de objecten niet stuk kunnen klotsen!- grote objecten ongewassen en goed vochtig in plastic huishoudfolie verpakkendie zo strak mogelijk om het voorwerp gevouwen wordt.- Het pakket òf in bak met water leggen òf in een tweede plastic zak verpakken,waarbij zoveel mogelijk de lucht uit de tweede verpakking moet worden geperst.- Tweede verpakking liefst vacuum dichtsealen, anders pakket goed dichtplakkenmet tape.- Om het breken van voorwerpen te voorkomen kan het nodig zijn een verstevigingaan te brengen, bijv. in de vorm van een plank onder een lang voorwerp. Deversteviging moet zoveel mogelijk aan de buitenkant van de verpakking wordenaangebracht in verband met het gevaar voor uitdroging.- Eventueel kan er nog een grotere zak om het hele pakket geschoven worden zodatde versteviging er niet afvalt.- Vondstkaartjes altijd in apart zipzakje op de buitenkant plakken zodatvondstnummer duidelijk zichtbaar is.


BIAXiaal 59 3- Vlechtwerk van fuiken en manden kan in eerste instantie tegen uitdrogingbeschermd worden door er drijfnatte lappen overheen te leggen en deze af tedekken met plastic.- Verkoolde en gemineraliseerde houten voorwerpen mogen niet met waterschoongemaakt worden, maar moeten gedroogd worden voor verpakking.2.4 HOUT- EN HOUTSKOOLMONSTERSVoor deze monsters gelden de volgende regels:- Verzamelmonsters van hout uit vloeren, greppels, kuilen enz. kunnen welgewassen en gezeefd worden, mits ze daarna nat en luchtdicht worden verpakt.- Overige determinatiemonsters van hout gaan ongewassen per stuk in een apartzipzakje met wat water, met vondstnummer.- Monsters voor jaarringenonderzoek moeten van zand en klei ontdaan worden engewassen worden als ze erg modderig zijn. Vouw er daarna plastic folie strakomheen en doe ze per monster in een plastic zak. Vondstnummers duidelijkzichtbaar aan de buitenkant.- Houtskool kan eveneens gewassen en gezeefd worden, maar het moet voorverpakking goed gedroogd worden bij een matige temperatuur. Snelle drogingveroorzaakt verdere fragmentatie evenals nat opbergen na zeven. Niet-gezeefde(grond)monsters moeten direct goed afgesloten worden zodat ze niet uitdrogen.3 Bewaren van de houtvondsten en monstersVolgens bovenstaande richtlijnen verpakt, moet het hout koel en donker wordenbewaard. Laat houtmonsters dus nooit weken in een hete container staan. Vrieskisten zijnniet goed voor het bewaren van hout, koelkasten wel. De optimale bewaartemperatuur isca 4 graden Celsius. Bij te lage temperaturen is de kans groot dat het hout kapot vriest,waarna het bij ontdooiing in een zachte kledderige massa verandert waar geen onderzoekaan te doen is.4 Bemonstering van houtHoe en wat bemonsterd moet worden, hangt nauw samen met de doelstellingen van hetopgravingsonderzoek. Soms moet alles bemonsterd worden, soms moeten er keuzesgemaakt worden. Zeker wanneer er grote hoeveelheden hout gevonden worden, is hetbelangrijk het hout heel gericht te bemonsteren. Overleg tussen houtspecialist enarcheoloog is dan nodig over de mogelijkheden en onderzoeksdoelen van hethoutonderzoek.4.1 VOOR DETERMINATIE1. Voorwerpen worden in hun geheel aan de houtspecialist gegeven.2. Van constructiehout, palen, planken, balken, stammen en grote moeilijk te vervoerenvoorwerpen kan een klein stukje voor determinatie worden afgehaald.Bij het determineren moet de houtcelstructuur van drie verschillende richtingen bekekenworden, dwz dwars, radiaal en tangentiaal op de lengte-as van de boom. Hetdeterminatie-monster van hout moet dus voldoende volume hebben om die drierichtingen aan te snijden. In principe is een blokje van 3x3x3 cm voldoende. Als hetmoet, kan het ook kleiner, smaller en dunner zijn, maar denk aan de hanteerbaarheid bijhet snijden van de coupes voor determinatie. Let er ook op dat het een stevig stukje is,niet half verrot of bedekt met een harde corrosielaag en liefst niet de delen metwortelhout, knoesten of andere vervormingen van de houtcelstructuur.


BIAXiaal 59 43. Uit sporen met vele stukjes hout zoals soms vloeren, greppels en kuilen – meestalbetreft het takken/twijgen en spaanders, kunnen verzamelmonsters genomen worden.Aangezien hout een groter volume heeft dan zaden, is het zinnig een groter volume perverzamelhoutmonster te nemen dan gebruikelijk is voor standaard-zadengrondmonsters,bijv. 10 liter.4.2 VOOR ONDERZOEK VAN BEWERKINGSSPORENVoor dit onderzoek moeten palen en constructieonderdelen compleet worden onderzocht.Omdat zulke vondsten vaak groot en zwaar zijn, is het efficiënt en kostenbesparend omhet onderzoek ter plekke te laten doen en de houtspecialist in het veld te laten komen.4.3 VOOR JAARRINGENONDERZOEK NAAR BOSEXPLOITATIEMet name eik, hazelaar,wilg, els en es kunnen voor zulk onderzoek gebruikt worden. Detotale doorsnee van de palen moet worden genomen en elk monster moet niet dikker zijndan ca 5 cm. Er zijn series monsters nodig per spoor. De bemonstering hiervoor moetaltijd in overleg met de houtspecialist gebeuren.4.4 VOOR DENDROCHRONOLOGISCH DATEREND ONDERZOEKHet absoluut dateren door middel van dendrochronologisch onderzoek wordt inNederland meestal gedaan met eikenhout, maar ook naaldhout kan tegenwoordig inbeperkte gevallen gebruikt worden. Als er behoefte aan naaldhoutdateringen zou zijn,moet eerst contact opgenomen worden met het Nederlands Centrum voorDendrochronologie RING over de mogelijkheden. 24.4.1 AlgemeenVoor jaarringenonderzoek is in het algemeen de totale doorsnee van een paal of stamnodig, bij zeer grote diameters kunnen één of twee ‘taartpunten’ gezaagd worden. De plakmoet maximaal 4-5 cm dik zijn, niet veel meer.Eiken palen en palen van naaldhout zijn soms zo hard dat een kettingzaaggebruikt moet worden. Het werken met een kettingzaag is gevaarlijk en mag alleen doorspeciaal opgeleide mensen gedaan worden. Vraag de velddienst! Is die er niet, dan kunt Uhet beste proberen de plantsoenendienst/ groenvoorziening van de gemeente waar deopgraving is of RING in te schakelen.Voor dendrochronologisch daterend onderzoek moet een monster minimaal 60 ringen,maar liefst meer hebben. Om de kans op een datering zo groot mogelijk te laten zijn,moeten zoveel mogelijk monsters genomen worden. Het dendrolaboratorium moet zelfde beste keuze onder de monsters kunnen maken. Bovendien is de kans groot datindividuele monsters geen datering opleveren maar de middelcurve van een aantalmonsters samen wel.Bij het nemen van een dendromonster moet op het volgende gelet worden:1. Neem de totale diameter.2. Neem, indien mogelijk, het stuk van de paal/stam waar de laatstgegroeide jaarringnog aanwezig is. Dit is vaak te herkennen aan de aanwezigheid van schors.2 Hoewel er verscheidene laboratoria voor dendrochronologisch daterend onderzoek in Nederlandbestaan, is het aan te raden het Nederlands Centrum voor Dendrochronologie (RING) tegebruiken. Het is van groot wetenschappelijk belang dat zoveel mogelijk jaarringdata op eencentrale plaats in Nederland verzameld worden. Niet alleen worden deze data door RING gebruiktom de bestaande chronologieën te verbeteren en uit te breiden, maar ze zijn ook van belang voorandere onderzoeksprojecten waar RING bij betrokken is, zoals het ijken van 14 C dateringen,‘wiggle-matching’, klimatologisch onderzoek enz.


BIAXiaal 59 6te treden bij zoölogisch of menselijk botmateriaal. Ik ga hier alleen in op de bemonsteringvan hout en houtskool, voor zowel een AMS datering als voor een conventioneleradiokoolstofdatering en laat ander botanisch materiaal buiten beschouwing.4.5.1. Wiggle matchingDit is een tamelijk nieuwe methode om door middel van de 14 C methode een veelexactere datering te verkrijgen dan mogelijk is bij een ‘gewone’ 14 C datering. Bijaanwezigheid van de laatste gegroeide ring kan de datering de veldatum aangeven. Het iseen door het laboratorium van Groningen uitgevoerde methode en kan vooral belangrijkzijn als er geen geschikte eiken monsters zijn voor dendrochronologisch onderzoek enook anderszins datering van een structuur een probleem is. Het is wel een dure methodeomdat per paal 3 tot 4 14 C bepalingen gedaan moeten worden (conventioneel of AMS) enhet bemonsteren door een houtspecialsit moet plaatsvinden en een dag in beslag neemt.De paal moet ca. 50 tot 60 jaarringen hebben, de jaarringen moeten duidelijk ‘leesbaar’zijn. De geschiktheid voor wiggle matching kan alleen door de houtspecialist bepaaldworden.WAT TE BEMONSTEREN?Het is belangrijk een stuk hout of houtskool te bemonsteren dat het best de perioderepresenteert die je wilt dateren. Een eik kan meer dan 300 jaar oud worden. Bemonster jede kern van de eik, dan zit je dus 300 jaar voor datgene dat je wilt dateren en komt er eente oude datering uit.Het kan ook zijn dat een monster een bijmenging heeft van materiaal dat de dateringouder (schelpen, kalkrijk water, zeewaterelementen) of jonger (ingespoeld materiaal ofdoorworteling.Let er dus bijvoorbeeld op dat het hout niet doorgroeid is met worteldelen of rietstengelsvan een latere vegetatie. Dit zou een te jonge datering tot gevolg kunnen hebben.Het is belangrijk de monsters te nemen van:1. de jongste delen van het te dateren stuk hout. Dit zijn de buitenste ringen van een stamen het takhout. De bast en schors moeten echter verwijderd worden.2. als het niet mogelijk is te zien wat het jongste deel is, zoals bijvoorbeeld bijhoutskoolfragmenten of brokken hout zonder bast, dan moet hout geselecteerd wordenvan struikachtige of kleinere soorten bomen die een kortere levensduur hebben: dus zekergeen eik, maar hazelaar, wilg enz. Dit betekent dus dat het hout of houtskool eerstgedetermineerd moet worden vóór dat het geselecteerd wordt als dateringsmonster.N.B. HOEVEEL TE BEMONSTEREN (VOLGENS RICHTLIJNEN ROB, HANDBOEK VAN ROB-SPECIFICATIES JUNI 1998)Conventionele methode AMS-methodeMonstergewicht in grammen Monstergewicht in mg nodigvoor 4 mgnodig voor 10 gr pure koolstof pure koolstofhout 20-40 gram 8-16 mghoutskool 20-35 gram 8-16 mgHOE TE BEMONSTEREN?Op grond van bovenstaande regels selectie makenDus eventueel eerst laten determinerenHet monster schoonwassen en zoveel mogelijk klei en grond verwijderen.Nat gewicht monster bepalen


BIAXiaal 59 7Verpakking in: plastic, liefst gesealde zakken, of huishoudfolie, aluminiumfolie of goedaf te sluiten glazen potten. Liefst in luchtdichte, lekvrije en stootvaste verpakking.Niet roken tijdens monstername en verpakking om vervuiling met recent materiaal tevoorkomen.5 Bemonstering van houtskoolHoutskoolonderzoek vereist de determinatie van voldoende materiaal. In de meestegevallen zijn minimaal 100 - 150 determinaties per monster nodig om tot een gefundeerdeinterpretatie te komen. 3 Monstergrootte is standaard 5 liter. Is een laag arm aan houtskool(< 100 fragmenten per m 2 ) dan moet alles verzameld worden, bij grote hoeveelhedengrond meer zakken met aparte vondstnummers vullen. Is een laag rijk ( > 250 fragmentenper m 2) , dan is een volume van 5 liter per laag en vak van m 2 voldoende.- Vloeren en loopvlakken bemonsteren per vakken van 1x1m, eventueel inmeerdere lagen van 5-10 cm- Crematies, brandgraven, haarden, ovens: sporen in hun geheel bemonsteren- Waterputten, beerputten, afvalkuilen: in lagen bemonsteren.6 LiteratuurHaaster, H. van 1998. De Ecologie van de Middeleeuwse Stad. Deel 2: Bemonsteringsmethodieken overzicht van grondsporen met ecologische informatie. BIAXiaal58.Rijn, P. van 1995. Houtskool. Overzicht van mogelijkheden en methoden van eenveronachtzaamde materiaalgroep. BIAXiaal 17.Schweingruber, F.H. 1982. Mikroskopische Holzanatomie. Birmensdorf.Wiselius, S.I. 1990. Houtvademecum. Deventer-Antwerpen.3 Bemonsteringsmethodiek van houtskool is uitgebreid behandeld in Van Rijn 1995.


BIAXiaal 59 8Toegevoegd maart 2000 en bijgewerkt 2005Het registreren van houtstructuren in het veldBeschrijvenEr moet een algemene beschrijving gemaakt worden van een hele structuur en allestukken constructiehout die tot die structuur behoren. De beschrijving moet inhouden deverticale/ horizontale/schuine positie van de verschillende delen van de structuur, matevan conservering, welke delen zijn bemonsterd voor determinatie en dendrochronologischof 14C onderzoek. In principe moeten aan alle onderdelen een eigen vondst- ofhoutnummer uitgedeeld worden.TekenenAlle structuren moeten 1:20 getekend worden, zowel in het platte vlak als in het verticalevlak. Eventuele stratigrafische verbanden met andere sporen moeten getekend worden.Details van houtverbindingen tussen verschillende elementen van de structuur endoorsneden door de structuur moeten 1:10 getekend worden. Alle individuele stukkenconstructie-hout die bewerkingssporen en constructie-elementen vertonen, moeten na hetuit elkaar halen van de structuur apart 1:10 getekend worden. Hierbij kunnen nieuwedetails zichtbaar worden die niet te zien waren in de intacte structuur.N.B. Let hierbij op niet-functionele constructie-elementen, omdat die kunnen wijzen opsecundair gebruik van het constructiehout.FotograferenAlle structuren moeten zo gefotografeerd worden dat het duidelijk is hoe zedriedimensionaal in het veld liggen. Verder moeten foto’s genomen worden van detailsals verbindings-elementen, ook na het uit elkaar halen van de structuur.Het registreren en bemonsteren van vlechtwerk in het veldBij de dikkere vlechtwanden kan het aantal verticale staken geteld worden, in combinatiemet de lengte tussen het betreffende aantal staken. Van elke staak moet op het bestgeconserveerde stuk een plak afgehaald worden van de gehele diameter voorjaarringenonderzoek en soortdeterminatie. Elke staak krijgt zijn eigen vondstnummer.De horizontale takken worden bemonsterd in hele segmenten tussen de verticale staken.Elk segment met meerdere horizontaal verlopende takken krijgt als verzamelmonster eennieuw vondstnummer, waarbij aangegeven staat tussen welke twee verticale staken hetsegment genomen is. Indien aanwezig kan het best meerdere uit elkaar liggendesegmenten bemonsterd worden.Let bij eindstukken van vlechtwerkwanden erop hoe de uiteinden van het vlechtwerk zijnafgewerkt. Dat kan bijvoorbeeld gedaan zijn door de uiteinden van de horizontale takkenom de laatste verticale staak te buigen en in het vlechtwerk terug te steken.


BIAXiaal 59 9Adressen en telefoonnummers14 C Dr K. van der BorgR.J. van de Graaff Laboratorium, Faculteit Natuur- en Sterrenkunde,RUUPrincetonplein 53584 CC UtrechtTel. 030 – 253 22 3814 C Dr H. van der PlichtCentrum voor Isotopen Onderzoek, RUGNijenborgh 49747 AG GroningenTel. 050 – 363 47 60Dendrochronologisch onderzoekRING (E. Jansma/E. Hanraets/T. Vernimmen)p/a ROBKerkstraat 1, AmersfoortPostadres: Postbus 1600, 3600 BP AmersfoortTel. 033 – 422 75 14e.hanraets@archis.nlConserveringslaboratorium:Archeoplan (P. Schulten, ook diensten in het veld)Oude Delft 2242611 HJ DelftTel. 015 – 214 52 95Paul.schulten@archeoplan.nlRestaura (Jo kempkens/Ton Lupak)Windmolenbos, windmolenven 456081 PJ HaelenTel. 0475-592947info@restaura.nlConserverings- en onderzoeksinstantie van boten en grote scheepsonderdelen, met namelichten, registratie in het veld en conservering:Nederlands Instituut voor Scheeps- en onderwaterArcheologieOostvaardersdijk 01-04LelystadTel. 0320 – 26 97 00


BIAXiaal 59 10Houtspecialisten die ook in het veld werk verrichten, zijn te vinden bij:BIAX <strong>Consult</strong>Drs K. HänninenDr L. KooistraDrs P. van RijnDrs C. VermeerenHogendijk 1341506 AL ZaandamTel. 075 – 616 10 10<strong>Biax</strong>@biax.nlBureau voor Eco-archeologieDrs S. LangeWerkendelslaan 1141851 VE HeilooTel. 072 – 533 75 25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!