10.07.2015 Views

Download pdf (gratis) - Architectuur Lokaal

Download pdf (gratis) - Architectuur Lokaal

Download pdf (gratis) - Architectuur Lokaal

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Het aanzien van ons land is het resultaat van mensenwerk. Iedere generatiebouwt en verbouwt naar eigen mogelijkheden. Altijd heeft datsporen nagelaten, maar in de 1ge en 20e eeuw nam het tempo vanverandering toe. Daadkrachtiger dan ooit waren Nederlanders in deweer met de inpoldering, ontginning en herverkaveling van het buitengebeid,de aanleg van wegen en spoorwegen en de uitbreiding vansteden en dorpen.Net als stedenbouw is landschapsontwikkeling een culturele activiteit.Dat spreekt uit de waardering voor een mooie polder of de kritiek opeen vervuilde horizon. Het landschap is wel op een andere maniermensenwerk dan een nieuwe woonwijk. Terwijl opdrachtgevers in dewoningbouw hun culturele opvattingen kunnen laten spreken uit dekeuze voor een bepaalde stedenbouw en architectuur, is landschap totdusver sterk bepaald door de agrarische cultuur, door de manier waaropboeren de grond bewerken. Op dit moment neemt de invloed van delandbouw sterk af en zo ontstaat ook buiten de stad een soort stedenbouwkundigeopgave. Tegelijk groeit de economische betekenis van demanier waarop bezoekers en bewoners een landschap waarderen. Hunbeleving wordt belangrijker voor de marktwaarde dan de vruchtbaarheidvan de grond. De paradox is dat de tegenstelling tussen stad enland vervaagt, terwijl het buitengebied juist lokt omdat het anders isdan de stad.IdentiteitDe ontwikkelingen in het landschap gaan sneller dan voorheen. Waar nunog landbouw is, wordt die verder gerationaliseerd of ontstaan nieuwevormen van gemengd bedrijf (paarden, minicampings, caravanopslag,zorg). Gesloopte boerderijen en stallen maken plaats voor woningen, aldan niet in rustieke stijl. Op ieder kavel zit een eigenaar die nadenktover zijn toekomst en er het beste van probeert te maken, maar hetresultaat van al hun individuele inspanningen wordt betiteld als 'verrommeling'.Juist van stedelingen die op zoek zijn naar iets anders dan destad komt de kritiek dat het landelijk gebied identiteit verliest, en datverschillende delen van Nederland steeds meer op elkaar gaan lijken.Ook introductie van de term 'culturele planologie' hoort bij de onvredeover onbedoelde ruimtelijke ontwikkelingen. Men spreekt over cultureleplanologie vanuit de gedachte dat culturele overwegingen een plaatsmoeten krijgen bij beslissingen over de ruimtelijke ordening. Dezeplanologie vraagt niet per se om de inzet van een wettelijk instrumentals het bestemmingsplan. Ook met prijsvragen, ontwikkelingscompetitiesof landschapsplannen kan men proberen de ruimtelijke ontwikkeling testimuleren in de richting van iets als 'identiteit'.Nederzettingen en vestingwerkenOm het eigen karakter van een gebied te onderstrepen wordt teruggegrepenop de geschiedenis. Er ontstaat waardering voor de resterendecultuurhistorische elementen. Bij discussies over de toekomst van hetlandschap laat men zich bijvoorbeeld inspireren door waterlopen, doornederzettingsvormen uit de middeleeuwen of door vestingwerken vanlater datum. De keus voor een inspiratiebron is soms wat willekeurig,maar steeds is de gedachte dat een gebied wordt gekenmerkt door zijngeschiedenis. Ook al laat het landschap zich niet bevriezen en ook al zijnniet alle plekken geschikt als openluchtmuseum, historische overblijfselenkunnen bijdragen aan de zingeving en aan de kwaliteit van eengebied.Is die kwaliteit te sturen? Zijn ook in het landschap de keuzen vanopdrachtgevers beeldbepalend? Het antwoord is bevestigend, maar tochis niet altijd duidelijk wie in dit verband de opdrachtgevers zijn en hoezij dan omgaan met ontwerpopgaven. In dit nummer van <strong>Architectuur</strong><strong>Lokaal</strong> besteden wij aandacht voor enkele typerende opgaven buiten destad. Naast de gemeentelijke landschapsontwikkeling, komen ookbovenlokale projecten aan de orde. Voordat we deze voorbeeldenbehandelen, een paar algemene opmerkingen over samenwerkingtussen opdrachtgever en ontwerper.De rol van de opdrachtgever en ontwerperIn het architectuurbeleid zijn opdrachtgevers en ontwerpers de hoofdrolspelers.De rijksoverheid beschouwt de opdrachtgever als cruciaalvoor het ontstaan van architectonische kwaliteit. In de architectuur gaathet er om, een passend antwoord te vinden op de maatschappelijkebehoefte aan huisvesting en inrichting van de ruimte. Ontwerpersontplooien hun creativiteit in samenspel met opdrachtgevers. Vanopdrachtgevers wordt gevraagd dat zij goed in staat zijn de opgave tebepalen, en de besluitvorming te sturen en te komen tot een verantwoordearchitectenkeuze.Daarom is bevorderen van goed opdrachtgeverschap een van de hoekstenenvan het architectuurbeleid. Het rijk wil zelf als opdrachtgever hetgoede voorbeeld geven. Daarnaast bevordert het rijk dat ook andereopdrachtgevers voldoende geïnformeerd en geïnspireerd zijn om hun rolgoed te kunnen vervullen.Op het terrein van landschapsontwikkeling zijn gemeenten belangrijkeopdrachtgevers. Rijk en provincie geven de hoofdlijnen aan, de invullingis een zaak van de gemeente. Dat is een principe uit de ruimtelijkeordening en dat geldt ook voor het streven naar meer landschappelijkekwaliteit, waarvoor het rijk een 'offensieve landschapsstrategie' heeftuitgezet.LandschapsontwikkelingDe geschetste ontwikkelingen in het landelijk gebied maken, dat degemeenten tot een ander type landschapsbeleid moeten komen. Ooithad men vooral oog voor de eisen die de agrarische bedrijfsvoering steltaan de inrichting van het land. Daarna ging vooral om behoud enbeheer. Nu is er veel meer behoefte aan toekomstvisies. Gemeentenkrijgen een belangrijke rol bij het in discussie brengen van de meestwenselijke scenario's. Als opdrachtgever bij de planvorming moet degemeente een visie (laten) formuleren op relevante trends en op dewenselijke verhouding tussen historische en hedendaagse landschapselementen.Het nieuwe landschapsbeleid van de rijksoverheid vraagt vangemeentelijke opdrachtgevers dat zij de vormgeving van ons landbewust ter hand nemen. Dat is een maatschappelijke en culturele taak.4 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


De keuze om beslissingen bij de gemeente te leggen, is mede gebaseerdop het streven naar draagvlak. Alleen als de lokale gemeenschap zichachter een toekomstscenario schaart, wordt het beleid uitvoerbaar.Daarbij speelt ook het geld een rol. De gewenste kwaliteitsverhogingvan het landschap zal slechts ten dele door het rijk worden gefinancierd.Lokale belanghebbenden moeten bereid zijn een deel van de lasten tedragen. Dat werkt alleen als zij zich ook met de gemaakte keuzenkunnen identificeren. In dit proces heeft de gemeente een coördinerendeen sturende taak. De koers wordt bepaald in samenspel van degemeente met diverse eigenaren, andere belanghebbenden en andereoverheden.Berichten uit de samenlevingDeze krant wil zicht bieden op uiteenlopende opdrachtsituaties die zichmomenteel voordoen in het Nederlandse buitengebied. Wat is de rol vangemeenten en andere opdrachtgevers gezien de ruimtelijke ontwikkelingen?Voor welke opgaven staan zij in de komende periode en wat is derol van ontwerpers en andere externe deskundigen?<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> heeft de afgelopen jaren gesprekken georganiseerdmet gemeenten waar de relatie tussen culturele planologie en landschapsontwikkelingactueel is. Deze zomer ging het over landschapsbeleidin gemeenten die betrokken zijn bij de inkrimping van de intensieveveehouderij, de zogenaamde Reconstructie. Jeroen Saris rapporteerthierover. Een bijzondere vorm van culturele planologie is aan de orde inde Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals blijkt uit het artikel van PimHiemstra.ontwerpopgave, maar in welk stadium en onder welke voorwaardenworden ontwerpers ingeschakeld?Nederland investeert fors in de verkeersinfrastructuur. Het gaat ombereikbaarheid, maar ook om de kwaliteit van het landschap. HoewelRijkswaterstaat als wegbeheerder bij de top hoort van Nederlandsegrootgrondbezitters, beperkt de zeggenschap zich steeds tot een strookgrond van enkele tientallen meters breed. Daarom is Rijkswaterstaat bijuitstek een organisatie die anderen nodig heeft om ambities op hetgebied van landschap waar te maken. Hierover spraken we met MariusVrijlandt, die vanuit ministerie van LNV betrokken is bij het landschapsbeleidrond de A6, de snelweg door de Ijsselmeerpolders.Naast het gaande houden van de verkeersstromen, is het waterbeheer eenvan de grote opgaven van deze tijd. Ook de maatregelen op dit terreinzullen beeldbepalend zijn voor het Nederlandse landschap. De rijksoverheidbenadert het waterbeheer met een klassiek poldermodel van overlegen consultatie. Dat blijkt in het project 'Ruimte voor de Rivier', waarbijnaast veiligheid ook de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied dehoofddoelstelling is. Wat is de rol van de opdrachtgever in een dergelijkcomplex project? En welke inbreng hebben ontwerpers?Kortom, in deze krant van <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> een series impressies dieduidelijk maakt dat er hard wordt gewerkt aan de kwaliteit van ons landschap,waarin zichtbaar wordt, dat in verschillende projecten opdrachtgeversen ontwerpers met een vergelijkbare zoektocht bezig zijn.Zowel bij de Reconstructie als bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie gaathet om grootschalige projecten die aansluiting moeten vinden bij hetlokale niveau. In de kop van Noord-Holland ligt het initiatief juistonderop. Voor de gemeenten Wieringen en Wieringermeer is hetduidelijk dat ruimtelijke kwaliteit een belangrijke succesfactor is. Dekunst is nu nog, om de sleutel tot die kwaliteit te vinden. Er ligt een


Aandacht voor ruimtelijke kwaliteit in hetNederlandse rivierengebiedDe speurtocht naar nieuwe oplossingen voor het Nederlandse rivierengebied is een ontwerpopgaveop nationale schaal, waarbij de regering opdrachtgever is. Met het project Ruimtevoor de Rivier zoekt de rijksoverheid (en de regio) oplossingen voor de groeiende hoeveelheidwater die langs de rivieren ons land binnenstroomt. Versterken en verhogen vandijken om overlast te voorkomen is niet langer vanzelfsprekend. Het zoeken is letterlijknaar mogelijkheden om rivieren meer ruimte te geven. Veiligheid staat voorop, maar nietten koste van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Integendeel, het gaat om eenmooie en leefbare omgeving en het versterken of beschermen van de waarden van landschap,natuur en cultuurhistorie. Formeel moet Ruimte voor de Rivier een Milieu Effect Rapportageopleveren, waarin staat met welke maatregelen de gestelde doelen kunnen wordenbereikt. De feitelijke uitvoering is pas later aan de orde.De opdrachtgeverVoor de uitwerking van deze opgave werd een stuurgroepgevormd met de staatssecretaris van Verkeeren Waterstaat als voorzitter. Ook de ministeries vanVROM en LNV hebben plaats in deze stuurgroep.Maar als er ontwerpers worden ingeschakeld,gebeurt dat door de ambtelijke projectorganisatie.We spraken met Jan Elsinga, de plaatsvervangendprojectdirecteur, die speciaal verantwoordelijk is voorruimtelijke kwaliteit. En met Lodewijk van Nieuwenhuijzevan H+N+S landschaparchitecten die Elsingaingeschakelde om de lange termijnvisie op detoekomst van het rivierengebied te helpenformuleren.De opgaveElsinga kon niet beginnen met een uitgewerkte visieop de gewenste kwaliteit. Toen hij in 20002 voor ditproject ging werken was er vooral een besef vanmaatschappelijke urgentie. Duidelijk was, dat tenemen maatregelen positief moesten uitpakken voorhet landschap, maar de inhoudelijke maatstaven voorruimtelijke kwaliteit moesten nog wordenontwikkeld. Tot die tijd werd kwaliteit v90ral gezochtin een zorgvuldige werkwijze.Nog steeds is de veiligheidsdoelstelling makkelijker teformuleren. Er mogen geen problemen ontstaan alsbij Lobith 16.000 kubieke meter water per secondeons land in stroomt. En op langere termijn moet wordengerekend met nog grotere watermassa's. Als hetgaat om de kwaliteit van het rivierengebied is dewens uitgesproken om bijzondere streekeigen landschapskwaliteitente versterken in 'antwoord op hetgegeven dat zowel de stedenbouw als het landgebruik(. .. )steeds eenvormiger wordt'. (1)OptiesNu dijkverhoging niet langer het antwoord is, komenverschillende andere oplossingen in beeld. Te denkenvalt aan het verlagen van de uiterwaarden, hetverder landinwaarts plaatsen van dijken, hetreserveren van buitbinnendijkse gebieden waar watertijdelijk kan worden opgevangen en het aanleggengravenvan nieuwe geulen (buitendijks) of 'groenerivieren' (binnendijks), die pas vollopen als dat nodigwordt ('groene rivieren'). Stuk voor stuk biedendergelijke oplossingen niet meer dan een deel vanhet antwoord. Uiteindelijk zal men uitkomen op combinatiesvan deze maatregelen, afgestemd op de situatiein verschillende delen van het rivierengebied.Op sommige plekken langs de rivier kan bijvoorbeeldde verplaatsing van een dijk worden gecombineerdmet sanering van een verouderd bedrijventerrein.Dan daalt de waterstand in het gebied, terwijl deruimtelijke kwaliteit beter wordt. Op andere plaatsenzou dijkverplaatsing sloop van woningen nodig maken.Dat is vaak geen reële optie.De opties worden niet alleen bekeken in relatie tot dehuidige bebouwing. Ook andere variabelen zoalsnatuurwaarden en cultuurhistorie passeren de revue.Dit gebeurt voor het gehele stroomgebied van degrote rivieren. Door de fijnmazige aanpak wordt hetkeuzevraagstuk tastbaar en kunnen concrete beslissingenworden genomen: op plek X gaat de landbouwplaatsmaken voor natuur en op plek Y wordt een geulgegraven. Hoewel dus heel gedetailleerd wordtgekeken, ontstaat een beeld op hoofdlijnen, eenopmaat tot een schetsontwerp. Het eigenlijkeontwerp is pas later aan de orde. Toch heeft deontwerper al in dit stadium een cruciale rol.De ontwerperIn de zomer van 2002 werd Lodewijk van Nieuwenhuijzebetrokken bij Ruimte voor de Rivier. Volgens VanNieuwenhuijze kan de ontwerper bij de ingewikkeldeafwegingen die hier aan de orde zijn een belangrijkebijdrage leveren. Ondanks alle goede bedoelingenbleef ook in dit project het risico bestaan dat 'veiligheid'los zou worden gezien van 'ruimtelijkekwaliteit'. AI was het maar, omdat de specialisten opdeze terreinen niet gewend zijn samen te werken.Een externe ontwerper kan disciplines letterlijk enfiguurlijk bij elkaar brengen. Daarbij is het zaak omalle belangrijke partijen en gegevens goed in beeld tehebben. Als praktisch instrument werd een atlasgemaakt met themakaarten: De gegevens uit het traditionelevakgebied van Waterstaat werdensamengevat in een 'blauwe kaart'. Daarnaast moestener kaarten komen voor ecologie, landschap en cultuurhistorie,en ontwikkelingen in het grondgebruik.Het verzamelen, ordenen en visualiseren vandergelijke gegevens was een essentieel onderdeel vande voorbereiding. Op basis van dit materiaal kon menin ontwerpsessies verschillende varianten en scenario's'smet elkaar confronteren. Uiteindelijk gaathet erom een aantal oplossingsrichtingen te onderscheidenwaar het politieke debat zich op kan toespitsen.AI is het voorbereidend onderzoek onmisbaar,het moet niet blijven steken in ongrijpbare 'enerzijds -anderzijds' conclusies. Het is de kracht van de ontwerperals hij erin slaagt om op basis van analyse van degegevens enkele beeldende alternatieven te schetsen,waaruit ook aan de niet-ingewijden duidelijk wordtwaar het om gaat. Van Nieuwenhuijze gebruiktmetaforen als 'Kralen aan een snoer' en VerbreedRivierenlint' om de hoofdopties te schetsen. Bij de'Kralen' worden de maatregelen geconcentreerd ineen beperkt gebied, terwijl de lintbenaderingneerkomt op een meer gelijkmatige spreiding overhet hele stroomgebied.6 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


De planomgevingDe opdracht aan H+N+S heeft betrekking op delange termijn en op het rivierengebied als geheel.Maar binnen Ruimte voor de Rivier lopen verschillendedeelprojecten naast elkaar. Dat heeft te makenmet de brede aanpak. Niet alleen zijn op rijksniveauverschillende ministeries betrokken, ook wilde menin een zo vroeg mogelijk stadium de dialoog startenmet het lokale, regionale en provinciale niveau. Totde gesprekspartners horen zesvijf provincies, enkeletientallen gemeenten (van Aalburg, Alblasserdam enAlbrandswaard tot Zutphen, Zwijndrecht en Zwolle),meer dan 20 waterschappen, hoogheemraadschappenen zuiveringsschappen. Daarnaast moet rekeningworden gehouden met belangen van bewonersen ondernemers in de landbouw, de scheepvaart ende recreatie. Overleg vindt plaats met hunbelangenorganisaties. Ook de natuurbescherminghoort thuis in de rij van overlegpartners.Aanvullende informatie komt uit gesprekken metzowel bewoners en recreanten als agrariërs, schippersen andere ondernemers. Zo is onderzocht watwelke kenmerken van het gebied vooral wordengewaardeerd. Ook is de mening gepeild over diversesoorten oplossing (het verdiepen van uiterwaarden,het graven van nieuwe watergeulen, het verplaatstenvan dijken etc.).Bovenrivieren, benedenrivierenOm te vermijden dat te veel afstand zou ontstaantussen het centrale en het lokale niveau is de projectorganisatieopgesplitst. In Arnhem zetelt het bureauBovenrivieren en in Rotterdam het bureau Benedenrivieren.Deze regionale bureaus zijn verantwoordelijkvoor het onderzoek en ondersteuning van hetproces in de regio. Daarnaast is er het landelijk projectbureau,gevestigd in Den Haag, dat algemenetaken verricht en een coördinerende rol heeft.Verder ontwikkelt het landelijk bureau visies voor delange termijn (tot 2050), terwijl de regionale bureauszich concentreren op de opgave voor het jaar 2015.Zo wordt tegelijkertijd van bovenaf en van onderopaan de ideevorming gewerkt. Zowel de landelijke alsde regionale teams werken met 'ontwerpsessies' omde alternatieven zo goed mogelijk in beeld te brengen.De gekozen werkwijze heeft als voordeel, datde partners in de regio hun eigen varianten kunnenontwikkelinbrengen en gezamenlijk beoordelen. Datstimuleert.De toekomstIn principe kan iedereen ideeën aandragen (ondermeer via een discussieforum op internet), maar het isonvermijdelijk dat het merendeel van de betrokkenenvooral een reagerende rol heeft. Ook op hetregionale niveau blijft de eerste verkenning vanalternatieven in ontwerpsessies een zaak van eenbetrekkelijk kleine groep mensen. De regionalebureaus staan dus net als de landelijke organisatievoor de taak om resultaten terug te koppelen. Zijgaan hiertoe dit najaar in gesprek met gemeentenen waterschappen in hun werkgebied. Ondanks devele aandacht voor communicatie binnen dit project,is er het risico van een informatiekloof. Geïrriteerdereacties zijn te verwachten als mensen het gevoel krijgendat zij alleen mogen goedkeuren wat vanhogerhand al is besloten. Voor de opdrachtgever ligtFoto's: <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong>hier een belangrijke taak. Wat dat betreft lijkt Ruimtevoor de Rivier op het Nationaal Project Nieuwe HollandseWaterlinie. Daar moet eveneens aansluitingworden gevonden tussen de ideeën voor het gebiedals geheel en de lokale praktijk. Opdrachtgever enontwerper kunnen in deze fase samen optrekken, inieder geval volgens Van Nieuwenhuijze. In zijn opvattingmoet de ontwerper zich niet beperken tot hetformuleren van visies maar dient hij zich te mengen inhet maatschappelijk debat daarover. Hij maakt geenautonome kunst. Een visie heeft pas zeggingskracht alseen brede kring zich erdoor aangesproken voelt. Danwordt het toekomstbeeld werkbaar.Noot1. Citaat uit deelrapport Spankrachtstudie,concept januari 2002, p.36InformatieRuimte voor de RivierPostbus 209032500 EX Den HaagT 070-3517721F070-3516139Ej.elsinga@hkw.rws.minvenw.nlW www.ruimtevoorderivier.nl<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 7


Centrale regieHoezeer Flip ten Cate de woekering van bedrijventerreinenook betreurt, in centrale regie gelooft hij niet.'De snelweg creëert een economische dynamiek die jeniet krampachtig van bovenaf moet proberen tebedwingen. Bij het Groene Hart wordt dat al jarengeprobeerd, vergeefs. Het probleem zit in hetGemeentefonds, dat het aantrekkelijk maakt om veelwoningen te bouwen en veel werkgelegenheid tecreëren. Dus gaan gemeenten stunten met grondprijzenom bedrijventerreinen binnen hun grenzen tehalen, sommige misbruiken daartoe sommige zelfswelstandsargumenten. Ze gaan dan zo lang mogelijkdwarsliggen bij de bouw van een geluidsscherm in dehoop dat ze in ruil voor medewerking een afslag krijgen,waaraan ze vervolgens een bedrijventerrein kunnenleggen.'Ten Cates inschatting wordt bevestigd door het inseptember verschenen interne rapport De logica vande lelijkheid, een onderzoek naar bedrijventerreinenin opdracht van Stichting Welstandszorg Noord-Holland.Het rapport constateert een 'verbluffend simplisme,dat nog mooi zou kunnen zijn, als het gebouwderesultaat niet altijd en overal zo gruwelijk was, enals het niet om zo heel veel hectares zou gaan, opveelal heel delicate plekken naast en tussen dorpenen steden'. De tijd is voorbij dat Nederland neer konkijken op de Amerikaanse linten van bedrijven enwinkels langs de snelwegen. 'Het lijkt wel alsof Amerikanu als voorbeeld wordt genomen voor een eindelozegebouwproductie langs alle doorgaande rijkswegenen provinciale wegen.'Oorzaak is volgens onderzoekster Harkolien Meinsmade vercommercialisering van de gronduitgifte: 'Treedtde gemeente op als ontwikkelaar en commercieelbelanghebbende, dan wordt gekozen voor zoveelmogelijk flexibiliteit en zo weinig mogelijk dwingendebepalingen'.Geen rem mogelijkIs er dan geen rem mogelijk op deze economischeontwrichting van het landschap? Volgens Flip tenCate biedt het welstandsbeleid slechts beperkte aangrijpingspunten:'Vanaf volgend jaar augustus mogengemeenten alleen nog oordelen over bouwplannenals ze voor het betreffende gebied een welstandsnotahebben opgesteld. Dat kost veel tijd, inclusiefinspraak en vaststelling al snel anderhalf jaar. En geld.Als je die klus uitbesteedt, en kleinere gemeentenkunnen niet anders, praat je al snel over tachtig- tothonderdduizend euro'.Samen met de Rijksbouwmeester wil Ten Cate gaannadenken over criteria die de gemeenten op zoudenkunnen nemen over hun relatie met de snelweg. Zoudat de eis kunnen zijn dat een bedrijventerrein alleenhaaks op de snelweg mag worden aangelegd zodatlintbebouwing onmogelijk wordt gemaakt? 'Nee, datis geen welstandscriterium, daarmee ga je bij de rechteronderuit. Maximaal haalbaar is een apart hoofdstukmet een beschrijving van de ruimtelijke kwaliteiten,zowel cultuurhistorisch, landschappelijk,stedenbouwkundig als architectonisch.'SamenwerkingZelfs als er overal op tijd hecht doortimmerde welstandsnota'sliggen, dan zijn er nog twee struikelblokken.In de eerste plaats betwijfelt Ten Cate of delandschappelijke en stedenbouwkundige criteria bijde rechter wel stand zullen houden, omdat die geendeel uitmaken van de Woningwet waarop het welstandsbeleidgefundeerd is. Maar belangrijker nog ishet feit dat gemeentebesturen sinds begin dit jaaradviezen van een welstandscommissie op grond vanfinanciële of sociaal-maatschappelijke gronden naastzich neer mogen leggen. Of, zoals De logica van delelijkheid concludeert: 'Als niemand zich inspant omeen zekere kwaliteit in architectuur en stedenbouw,in straatbeelden en bebouwingsstructuren op te leggenof af te dwingen, dan kan de welstandscommissieook niet anders dan berusten in een marginale rolaan het einde van het ontwerpproces'.Belangrijker dan zo'n welstandsnota is volgens TenCate dan ook de samenwerking van gemeenten diehier en daar voorzichtig van de grond komt. Zo hebbenzes gemeentes aan het oostelijke einde van deA 12 in juli een gezamenlijk bedrijfschap opgericht:voortaan ontwikkelen Arnhem, Didam, Duiven, Rheden,Westervoort en Zevenaar niet meer op eigenhoutje bedrijventerreinen, maar besteden ze de ontwikkeling,de aanleg en het beheer uit aan hetbedrijfschap Arnhem-Liemers.Het zal dus, heel Nederlands, van samenwerkingmoeten komen. Een dictator zit er niet in, zelfs geenkleintje. En dus zullen onze snelwegen de grandeurvan bijvoorbeeld de Franse snelwegen missen.Schetsontwerpen Zomeratelier RouteontwerpA12 (VROMN&W), Foto: Rob Poelenjee(VROM)InformatieRouteontwerp A 12Ministerie van V&IN, RijkswaterstaatPostbus 50442600 GA DelftT015-2518468F 015-2518555W www.verkeerenwaterstaatnlFederatie WelstandPostbus 686800 AB ArnhemT 026-3529363W www.federatiewelstand.nlSchetsontwerpen Zomeratelier Routeontwerp A 12 (VROMN&W), Foto: Rob Poelenjee (VROM)<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 11


MJeroen SarisKent u het woord 'rurale representatie'? Onlangs kwam ik het tegen in een artikel in Trouw over het proefschriftvan Tialda Haartsen over functieverandering van het platteland. Zij is cultureel geografe. Het ontstaanvan dit vak en de beoefening daarvan door een boerendochter uit de Noordoostpolder zijn duidelijke tekensdat het platteland niet meer is wat het geweest is, of 'wat het leek zijn'.InformatieDe publicatie Landschapsontwikkelingplan.Een handleiding voor het laten opstellenvan landschapsontwikkelingplannen,Utrecht 2002, is uitgegeven door LandschapsbeheerNederland, in opdracht van hetministerie van LNV, directie natuurbeheer.Landschapsbeheer NederlandPostbus 97563506 GT UtrechtT 030-2345010F 030-2310315E post@landschapsbeheer.comW www./andschapsbeheer.nlJeroen Sa risde Stad bvTichelstraat 61015 KT AmsterdamT 020-6159590F020-6171597E info@destadbv.nlW www.destadbv.nl12 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42OrientatiesOp een zonnige vrijdagmiddag in juni werd ik in degelegenheid gesteld een oriënterende tocht te makendoor het reconstructiegebied van Nijkerk. Dewethouder gidste ons langs witte Engelse hekken enpaardenstallen, voor honderd en meer paarden diedaar voor de bewoners van verbouwde boerderijenen kapitale luchtkastelen worden gestald. Er warenlandgoederen waar zandafgravingen waren omgevormdtot nieuwe natuur, met vennetjes en natte heide.We zagen broekbossen en rietvelden op de ecologischeboerderij Groot-Ehrental, waar de Breede Beekweer een echte beek was geworden.Voor de zandgronden in de bosrijke omgeving vanNijkerk geldt de Ruimte voor Ruimte regeling uit deReconstructiewet. Een boerderij met een ongebruiktestal mag worden omgebouwd tot twee woningen.Geen kavel is te duur, geen plan te gek. Het kapitaaluit de Randstad stroomt in overvloed naar de bosrijkekavels, met wonderbaarlijke metamorfoses als resultaat.De rurale representaties zijn niet van echt teonderscheiden en het echte wordt steeds virtueler. Dewethouder vroeg zich af of een Griekse tempel welkon worden toegestaan, of een caravanopslag op denduur geen transportonderneming zou worden, en ofde voedingsmiddelenfabriek Struik nog wel in ditlandschap thuishoorde.Foto: Marinus KooimanRurale lightshowsHet landschapsontwikkelingsplan (LOP) is het antwoordop de vragen van de wethouder. Het LOP is een frisseloot aan de rijke stam van de vaderlandse pIanvorming.Nu Nederland een plandichtheid kent van tenminstedrie plannen per m2, - een streekplan, eenstructuurplan en een bestemmingsplan, - hebben dereconstructiegebieden er twee planvormen bij gekregen:het reconstructieplan en het landschapsontwikkelingsplan.We spreken dan nog niet over de natuurenlandschapsbescherming, en ook niet over destroomgebiedvisies. Het LOP moet u overigens nietverwarren met het beeldkwaliteitplan waar Nijkerk aldruk mee in de weer is, om de wildgroei van ruralelightshows tegen te gaan.Het LOP heeft een bovenlokale functie en dient omde kwantitatieve ruimtelijke ordeningsplannen, degroeivisie in het geval Nijkerk, te verrijken met kwalitatieveuitspraken. In het landschapsontwikkelingsplanstaat de ruimtelijke kwaliteit centraal en wordenuitspraken gedaan over de waarde van het landschap.Het plan zou ook een ontwikkelingsrichtingmoeten aangeven, maar vooral sturing kunnen gevenaan concrete projecten. Deze ambitieuze doelstellingom de richting van de landschapsontwikkeling tebeïnvloeden middels een overheidsdocument, en eenbeoordelingskader te bieden voor het gemeentebestuur,roept verschillende vragen op. Wie formuleertde landschappelijke waarden? Waar komen dezevandaan? En hoever reikt de arm van het openbaarbestuur? We zullen op deze drie vragen in gaan aande hand van de rollen van opstellers van het plan bijhet maatschappelijk proces, bij de waardebepaling,en bij de formulering van de spelregels.De transformatie van het landschapDe kaarten die Alterra heeft gereconstrueerd van hetbodemgebruik rond 1850 en 1900 laten zien dat dereconstructiegebieden tot 100 jaar geleden nogschrale heidegronden waren met schapen, zandwegen,enkele boeren, en bossen. Dit 'landschap' is uitNederland verdwenen. Tussen 1950 en vandaag is denatuur nog eens verminderd van 8 naar 4%. Deomvang van het boerenland is in de afgelopen 100jaar toegenomen en de omvang van stedelijke functiesook. Beide hebben de natuur weggedrukt.Zoals elders in het landelijk gebied, waar door schaalvergrotinggrond, gebouwen en kavels zijn vrijgevallenheeft een invasie plaatsgevonden van stedelijkefuncties: niet- agrarische bedrijvigheid op hetplatteland groeide tussen 1950 en 2000 van 7 naar12%. De ruilverkaveling die in periode Mansholtwerd geïnitieerd om de voedselproductie in Nederlandveilig te stellen heeft ons landsschap diepgaanden definitief veranderd. De schaalvergroting van deagrarische bedrijven zorgde niet alleen voor efficiencyverhogingin het agrarisch bedrijf, maar veranderdede plattelandseconomie en -cultuur zeer diepgaand.De boeren werden voedselproducenten met hoge


kapitaalsintensiteit. De bevolkingssamenstelling vanhet platteland kwam los te staan van de traditioneleagrarische bedrijvigheid. De boeren beschikken weliswaarnog steeds over 70% van het Nederlandsegrondgebied maar zelfs in de dorpen vormen zij eenminderheid van de bevolking.De zandgronden als industrieterreinDe intensieve veehouderij is een vorm van industrialiseringvan de zandgronden. De grondstoffen wordenbetrokken van de wereldmarkt en het varkensvleeswordt weer afgezet. Zoals vaker betekent industrialiseringfeitelijk het begin van de verstedelijking. Debreuk met het traditionele grondgebruik heeft eenreeks onvoorziene gevolgen. De varkens komen nietmeer buiten. Het land wordt een uitrijdruimte voorde mest, tot ook dat niet meer voldoet. Steeds meerruimte wordt bezet door functies die geen bindinghebben met het agrarisch bedrijf: buiten wonen,recreatie en toerisme hebben de ruimte die is vrijgekomenin beslag genomen. De reconstructie van dezandgronden is het logische gevolg van dit proces. Devarkenspest heeft het proces versneld maar niet veroorzaakt.Vroeg of laat moest de wetgever, net als bijmilieuvervuiling voor de industrie, de ordenende taakter hand nemen. De wetgever heeft dat gedaan doordrie soorten gebieden aan te wijzen: extensiveringsgebieden,landbouwontwikkelingsgebieden (leukwoord voor galgje) en verwevingsgebieden. Bovendienmoeten er varkensvrije gebieden worden aangewezenals brandgangen tegen de varkenspest. DeReconstructiewet verbindt de logica van de industrialiseringmet de ervaring van de ruilverkaveling.De culturele revolutie van het plattelandBij de uitvoering staat naast de Reconstructiewet ookde institutionele erfenis van de ruilverkaveling terbeschikking. Er is een dienst landelijk gebied met veelervaring, er zijn gebiedscommissies en er is een flinkepot geld. Daarnaast is een win-win regeling bedachtin de vorm van ruimte voor ruimte. De regeling iszowel een gevolg van de huidige verstedelijking vanhet platteland als een fantastische aanjager, zodatelke boer die wil stoppen zich verzekerd weet vaneen onbezorgde oude dag. Er zijn nog meer win-winregelingen getroffen om het stankvraagstuk, de realiseringvan de ecologische hoofdstructuur en de problemenmet het waterbeheer in één beweging meete nemen.Het resultaat van deze op elkaar inwerkende maatregelenin Nijkerk en andere 'hoge druk gebieden'kan niet anders dan een acceleratie van de verstedelijkingzijn: de agrarische cultuur is te zwak omweerstand te bieden, het geld lonkt en al het denkbaremoet mogelijk zijn.Het onbedoelde landschap van de toekomstDe reconstructiecommissies hebben intussen grotendeelshun werk gedaan en hun kaarten op tafelgelegd. De ontwerpers zijn er nog maar nauwelijksaan te pas gekomen. Het ging er in deze fase om alleinstitutionele belangen te verenigen voor het doelvan de reconstructie.Het landschapontwikkelingsplan is later gestart enheeft binnen de reconstructie geen wettelijke status.Het is niet verrassend dat de ontwikkeling van dezeplannen nog maar weinig invloed heeft gehad op dereconstructie. De vraag welk landschap het gevolg zalzijn van de reconstructie kan nog niet beantwoordworden. Zeker is dat het landschap drastisch zal veranderenen dat er mechanismen in werking zijn gezetwaarvan wij de werking nog niet kennen. Net als bijde intensivering van de veehouderij zullen de onbedoeldegevolgen op het landschap groot zijn. Deambitie van de minister van cultuur om middels hetlandschapontwikkelingsplan de toekomst van hetlandschap bewust vorm te geven als een culturelescheppingsdaad is nog verre van gerealiseerd.Nostalgie is een papieren tijgerDe wens van de wethouder in Nijkerk te mogenbeschikken over een sturingsinstrument voor de landschapsontwikkelingis volstrekt legitiem. Vele lokalebestuurders tonen een groot verantwoordelijkheidsgevoelvoor de toekomst van het landschap in hungemeente. Ze beseffen dat de beslissingsmacht vaneen gemeente binnen een regio beperkt is, maarwensen zich niet neer te leggen bij sturing door deonzichtbare hand van de markt, ook niet als hun politiekekleur anders zou doen vermoeden. De redenendaarvoor zijn simpel en begrijpelijk: zij zijn verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op de leefbaarheid vanhun gemeente, het welbevinden van hun bewoners,de waardeontwikkeling van het onroerend goed ende ontwikkeling van de lokale economie. De verontrustingzit diep en wordt gevoed door een cultureleonderstroom. Hoe kunnen we de waarde van onsvaak eeuwenoude cultuurlandschap in stand houdenals de economische dragers daarvan verdwijnen? Elkelokale bestuurder weet dat de waarde van het landschaphet al gauw aflegt tegen het belang van werkgelegenheidof de individuele vrijheid van de burger.Het landschap dat de weerslag is van een cultuur vangeneraties agrarisch grondgebruik raakt verweesd envervliegt tegelijk met de producenten tot een nostalgischeherinnering: een rurale representatie.Een landschapsontwikkelingsplan dat het moet hebbenvan de beelden die wij ons gevormd hebben vanhet landschap, de boer en de natuur maakt een grotekans te vervallen tot een prachtig ontworpen papierentijger.Een plan dat verbonden is met het levenVaak wordt gedacht dat een ontwerp bepalend kanzijn voor het gebruik van de ruimte. Een plan om hetlandschap te ontwikkelen is meer dan een ontwerp.Het is een ambitie van een bestuurder en/of van eigenarenin een gebied om een visie die zij hebben opde toekomst en de wijze waarop zij willen leven vormte geven. Het plan begint met de vraag naar hoe demensen, de inwoners en eigenaren in een gebied willenleven. Niet omdat het plan draagvlak moet krijgen,maar omdat het uitdrukking moet geven aan dewensen van degenen die erin moeten (willen) leven.Een plan is pas sterk als het zich verbindt met hetleven en de ambities van de spelers. Het plan heeftper definitie een boven lokaal niveau en kan daardoorde acties van verschillende lokale autoriteiten, deprovincie en de reconstructiecommissie op elkaar afstemmen. Een plan voor de rand van de Deltametropoolis anders dan een plan voor Twente of voor OostBrabant. Het plan spreekt zich uit over wat de moeitewaard is om te ontwikkelen en wat niet. Een LOP iseen publiek debat over wat de gemeenschap bindt,wat van waarde wordt gevonden in de omgeving enhoe men wil leven.Een ontwerp dat een verhaal verteltHet ontwerp is een onderzoek naar de mogelijkhedenom deze wensen ruimtelijk te realiseren opgrond van de eigenschappen en kenmerken van defysieke en culturele omgeving. Het ontwerp is geen'kunstwerk', maar een zoektocht met de bedoelingerachter te komen hoe het verleden met de toekomstverbonden kan worden. De ontwerper is een inspiratordie de verbinding legt tussen de aspiraties van deoverheid, de eigenaar, de boer, bewoner, de recreanten de ondernemer. De ontwerper onderzoekt deruimte vanuit diverse invalshoeken en geeft mogelijkhedenom deze met elkaar te verbinden. Het ontwerpgeeft antwoorden op de vraag hoe de ambities vande ondernemer en het agrarische bedrijf verbondenkunnen worden met de wensen van de stedelingendie buiten willen wonen. Het ontwerp geeft vormaan de levenswijze die in de regio in ontwikkeling is.Een levenswijze die in sterke mate bepaald wordtdoor het feit dat de stedelijke cultuur dominant isgeworden op het platteland, met paardenstallen enal. Het ontwerp vertelt het verhaal van de betekenisvan de omgeving voor de mensen die er leven.Een plan met tandenEen plan dat invloed heeft op de toekomstige ontwikkelingvan het landschap legt een relatie met hetheden. Het doet uitspraken over de elementen vande stedelijke cultuur die zich laten verenigen met hetkarakter van het buitengebied. Het LOP is pas eenontwikkelingsplan als het ontwikkelingen in degewenste richting bevordert door projecten tebenoemen en ontwikkelaars te inspireren tot gezamenlijkeacties. Landschapsontwikkeling kan nietzonder investeringen en ingrepen.Het maken van een landschapontwikkelingsplan vereistdat in het proces de rollen van de gespreksleider,de inspirator en de opdrachtgever zo gespeeld wordendat de dromen over tempels in de Nijkerkse bossenworden omgezet in een landschap dat vorm geeftaan de levensstijl van de 21 e eeuw.<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 13


hun eigen spelregels. Dat proces isna de bestuurlijke decentralisatieen de onttakeling van de ProvinciaalPlanologische Diensten beginjaren zeventig steeds sterkergeworden, en werd extra duidelijkvanaf 1986, toen gemeenten financieelhun eigen begroting rondmoesten zien te krijgen. Er moestgeld verdiend worden, in de VierdeNota op de Ruimtelijke Ordeninguit 1988 werden marktpartijenaangeduid als 'partners'. Tegenwoordiggeven gemeenten steedsvaker de regie over de inrichtingvan hun grondgebied uit handenaan projectontwikkelaars. Degemeente staat aan de zijlijn, erzijn gevallen bekend waarin deontwikkelaar zelfs het opmakenvan het bestemmingsplan voor zijnrekening nam. In het koninkrijkvan de gemeente is zijzelf de lakei.Vele andere factoren maken hetbuitengebied kwetsbaar en manipuleerbaar:economische belangen,pressiegroepen, ontwikkelaarsen planning- en ontwerptradities.Er ligt een hele serie van'harde' ruimtelijke claims op hetlandschap, gevoed door geld eneen ongebreideld geloof in vooruitgangen groei: precies de dingenwaar gemeenten gevoeligvoor zijn. Zonder af te dingen opde bouwbehoefte en de mobiliteit- dat zijn harde gegevens in dehuidige maatschappelijke realiteit- is het de uitdaging andere conceptenvoor het buitengebied, decontramal van de verstedelijking,te ontwikkelen. Alle schokeffectenvan Nieuwe Kaarten van Nederlanden de nota's en tijdschriftartikelenover de gewenste samenhangen regie ten spijt, blijft deverhouding tussen stad en landproblematisch. Hierbij is vooral hetontbreken van centrale regie eenprobleem. Gemeenten zijn steedsonafhankelijker van Rijk en Provinciegaan opereren, maar stellenzich vervolgens - de goede niet tena gesproken - doorgaans niet opals sterke opdrachtgever.Zachte waardenAls veel gemeenten hun rol alsregisseur van hun grondgebied zohalfslachtig invullen, is het dannog logisch dat de gemeente deplaats, functie en inrichting vanhaar territoor bepaalt? Het is denkbaarom alle ruimtelijke ontwikkelingenvrij te laten, waarbij de rolvan de gemeente slechts nog zoubestaan uit het vermijden vanplanologische ongelukken. Dit scenariolevert wel enige problemenop. Vrijgooien is lastig, want er liggeneen aantal maatschappelijkeclaims op de ruimte die niet tekapitaliseren zijn: waterbeheer,natuur en ecologie, recreatie, cultuurhistorie.Op deze terreinen zalde gemeente haar rol als hoedervan het collectieve belang moetenblijven vervullen.Deze 'zachte waarden' zijn echterlastig in geld uit te drukken.'Bouwgrond' lijkt het enige hardecriterium. De Nederlander, degemeenteambtenaar niet uitgezonderd,heeft de archetypischehouding van een boer ten opzichtevan zijn land: het vertegenwoordigtin de eerste plaats een economischewaarde en niet een culturele:als koeien niet meer lonen, danwordt het wonen. Niet voor nietszijn veel boeren een tweede carrièreals projectontwikkelaar begonnen;ze zijn hun kapitaal, de openruimte, te gelde gaan maken,inspelend op de vraag van dezetijd. In plaats van gretig mee tedoen aan het spel van de markt,waarbij vaak 'ontwikkelaartje'gespeeld wordt, zouden ambtenarenzich kunnen inspannen om eenintegrale gebiedsvisie te formulerenwaarin juist deze 'zachte waarden'centraal staan. Wanneer dezegebiedsvisie als bindend in plaatsvan onderhandelbaar documentop tafel ligt, en leeft bij alle ambtenaren,kan er een einde komenaan het telkens incidenteel tevredenstellen van partijen.landschapsbouw van de langetermijnWat is er nodig om zachte waardenpolitiek interessant te maken?Ten eerste een landschapsontwikkelingvan de lange termijn meteen programma dat de periodevan één wethouder overstijgt. Hetwoord landschapsbouw, als tegenhangervan stedenbouw, duidt opde culturele daad die de zorg voorhet buitengebied kan zijn: het niethet laten vollopen met allerhandefuncties, maar bewust sturen vande ontwikkeling. Het moet vooreen wethouder interessant zijn omaan het programma vast te houden;hij moet het gevoel hebben tescoren met het bewaken van hetprogramma, in plaats van met hetontwikkelen van telkens nieuweinitiatieven. Het bestemmingsplanbuitengebied zou als sleutel kunnendienen om dit doel te bereiken;het is het document waarinde overheid zich uitspreekt overhet publieke en private belang.Het zou ontdaan kunnen wordenvan haar stoffige imago en een instrumentkunnen zijn dat niet langerlouter gebaseerd wordt optoelatingsplanologie, hinder tussenwonen en werken en extreemdoorgevoerde rechtsgelijkheid,maar concrete uitspraken en ontwerpenbevat voor de ontwikkelingvan het buitengebied. Hetdocument moet als drager fungerenwaarop de ontwikkeling vanhet buitengebied zich kan enten.Sinds de invoering van het bestemmingsplanbuitengebied in 1965duurde de opstelling ervan vaakdecennia, omdat zowel de belangenvan de boer (ruilverkaveling),de recreatie en de verstedelijkinggediend moesten worden. Nu delandbouw als bedrijfstak op veelplaatsen verdwijnt is hèt momentaangebroken om dit planningsinstrumentte hervormen.Unieke landschapskenmerkenBij de opstelling van een gebiedsvisievoor het buitengebied zou degemeente zich moeten richten ophet uitbuiten van haar uniekelandschappelijke kenmerken, netzoals dat in de Gemeentegids van1929 gebeurde. Een goed voorbeeldop de schaal van de stad isde Maasboulevard in Schiedam.Het recreatie- en industrielandschapkomen hier samen: de riviervormt het spektakelstuk, de attractiesvaren voorbij. Iedere gemeenteheeft haar unique selling pointsin de morfologie van het(stads)landschap; het gaat eromdeze niet te verkwanselen maar tekoesteren en in te zetten als trekkersin de toekomst. Het opnieuwuitbaggeren van gedempte stadsgrachtenin verschillende gemeenten(Drachten, Hoogeveen, Breda)brengt het economische, cultuurhistorischeen publieke belangsamen. Het blijkt een gouden truc:wat is de gouden truc voor hetbuitengebied? Op termijn zal hetopen landschap alleen maar meergewaardeerd worden; het gaat erdus om het nu veilig te stellen -wat overigens niet betekent dathet buitengebied op slot moet.Parallel aan de ingreep voor hetrood op de kaart zou ook hetgroen in een ruimtelijk groeiconceptmee-ontworpen moeten worden.De landschapsopbouw van destreek zou als kader voor veranderingmoeten dienen - ieder gebiedheeft haar eigen absorptievermogen.Daarnaast gaat het om hetformeren van een sterk team vanambtenaren, ontwerpers, cultuurhistoricien waterdeskundigen,waarin de gemeente onversaagdde regie voert.Zoals in een proces van maatschappelijkebewustwording bontjassendoor burgers niet meer geaccepteerdworden, zo zou het verramsjenvan het buitengebied inde toekomst wel eens als wanbeleidgezien kunnen worden. In hetrapport De logica van de lelijkheid,uitgebracht door de Stichting WelstandszorgNoord-Holland, wordende treurige mechanismen achterde Noord-Hollandse wildgroeivan bedrijventerreinen geanalyseerd.Alom blijken bestuurdersen ambtenaren zich te schamenvoor de 150 uniforme dozen dieer jaarlijks bij-komen en die ontwikkeldworden omdat ze denkendat het moet. De schaamte is eeneerste signaal van een mentaliteitswijziging.Brochure Camping Rotterdam in het Museumpark, zomer 2003InformatieMarinke Steen huisSteenhuis stedenbouwllandschapHistorisch en hedendaags onderzoek, adviesen publicatiesEmail@steenhuis-onderzoek.nlW www.steenhuis-onderzoek.n/<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 15


Fort Werk IV in Bussum, vernieuwde en gerestaureerde.fortwachterswoning Foto: Projectbureau Nieuwe Hollandse WaterlinieToen in mei 1940 de Duitse bommenwerpers over de Plofsluis in aanbouw naar Rotterdam vlogen, werd welheel duidelijk, dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie haar laatste defensieve nut had verloren. De Plofsluis:twee grote bakken met puin boven het Merwedekanaal, waarvan de dunne bodem was voorzien vanspringladingen. Bij nadering van de vijand kon men die bodems tot ontploffing brengen (vandaar de naam),waarna het puin in het kanaal stortte en zodoende het water werd gedwongen een andere loop te kiezen. DePlofsluis is er nog, evenals heel veel andere elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.Ingenieur Kees Krayenhoff, algemeen gezien als debedenker van de Linie, kon aan het begin van de 1geeeuw met geen mogelijkheid vermoeden, dat zijnschepping gedurig achter zou blijven lopen bij demilitaire ontwikkelingen. De snelheid, waarmeelegers konden oprukken werd voortdurend groter,terwijl de vernietigende kracht van het wapentuigmet sprongen toenam. Hoofddoel van de Linie washet onder water zetten (inunderen) van een strookNederlandse grond van enkele kilometers breed vanMuiden tot Werkendam. Dit inunderen moest niet teondiep, want dan kon je er te gemakkelijk doorheenlopen, maar ook niet te diep om overvaren te voorkomen.Terugkijkend kan in elk geval worden geconstateerd,dat het hoofddoel van de Linie nooit volledigin de praktijk is gebracht. De Waterlinie is wel driemaal gedeeltelijk onder water gezet in tijden vanmobilisatie, maar nooit geheel.Het is niet onbegrijpelijk dat, toen in de 50-er jarenvan de vorige eeuw de Linie ook formeel haar militairestatus verloor, instandhouding en onderhoud opde achtergrond raakten. De Linie, in haar opzet tochal zo goed mogelijk verstopt, verdween in het landschap.Maar naarmate de eeuw vorderde ontstondennieuwe overwegingen en opties:• Was het toelaatbaar de forten, gebouwd omde zwakke plekken in de Linie te beschermen,te laten verloederen, terwijl er steedsmeer oog kwam voor hun monumentaalkarakter en cultuurhistorisch belang?• Ten westen van de Hoofdverdedigingslijn laghet te beschermen gebied, terwijl hetgebied ten oosten daarvan (de schootsvelden)vrij moest blijven om het verdedigendgeschut niet te belemmeren. Booddeze Hoofdverdedigingslijn geen prachtigeaanzet tot een Robuuste EcologischeVerbindingszone?• Kon de Linie niet een belangrijke rol spelenin de oplossing van de waterbergingsproblematiek?Halverwege de negentiger jaren van de 20 e eeuwbesloot een viertal departementen (LNV, VROM, V&Wen OCenW) tot aanwijzing van het herstel van deNieuwe Hollandse Waterlinie als Nationaal Project inhet kader van hun Belvedere-nota. De Belvedereministeriesstelden een Stuurgroep in en richtten eenProjectbureau op. De Stuurgroep gaf opdracht aaneen ontwerpteam onder leiding van ir. Eric Luiten omeen voorontwerp te maken van een denkbaar Linieperspectief.Dit voorontwerp, dat de titel PanoramaKrayenhoff meekreeg als hommage aan de oorspronkelijkeontwerper, werd vervolgens voorgelegd aanalle 35 publieke partners, die rechtstreeks bij de Liniezijn betrokken: 5 provincies, 25 gemeenten en 5waterschappen. Naar aanleiding van hun reacties ophet voorontwerp kwam Panorama 11 tot stand, dat opdit moment opnieuw door de publieke partijen wordtbeoordeeld. Naar alle waarschijnlijkheid kan hetdefinitieve Linieperspectief nog voor het einde van2003 worden vastgesteld. Het ontwerp is dan tevensbehandeld in de Rijksplanologische Commissie, waarnahet Kabinet zijn standpunt kan bepalen. Datstandpunt is van groot gewicht, vanwege de vraag inwelke mate de Centrale Overheid bereid is middelenvoor de verdere voortgang van het Nationale Projectter beschikking te stellen.16 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


Het vervolg van het Project houdt in, dat de Stuurgroepwordt opgevolgd door een Liniecommissie metrechtspersoonlijkheid, waarin de Belvedere-ministeriesen de betrokken provincies, gemeenten en waterschappenzullen zijn vertegenwoordigd. Deze commissieis de regisseur van de verdere fasen van hetProject. Zij zal allereerst een publiek convenant totstand brengen en het Linieperspectief vertalen in eenprogramma van eisen. Daarnaast zullen er inhoudelijkeen procedurele spelregels in worden opgenomen,die de publieke partijen over de verdere voortgangvan het project onderling met elkaar overeenkomen.Het is dus van groot belang over dit Convenant consensuste bereiken. Daarna zal een masterplan voorde linie worden opgesteld. Dit masterplan zal hetLinieperspectief vertalen in uitvoeringsopties. Hetdient door de Liniecommissie te worden goedgekeurd.Grootscheepse uitvoering van projecten zal opdie goedkeuring moeten wachten, al is het nietondenkbaar, dat enkele aantrekkelijke plannen, dieieders goedkeuring hebben, reeds eerder van startgaan.In de Uitvoeringsfase worden projecten, die eengeografische en/of inhoudelijke samenhang hebben,gebundeld in projectenveloppen. Als geadresseerdenvan die enveloppen wordt op dit moment gedachtaan provincies en Kaderwetgebied. De geadresseerdenzullen worden uitgenodigd de projectenveloppente vullen met concrete uitvoeringsvoorstellen;hen zal de verplichting worden opgelegd daarbijnauw samen te werken met de in het gebied van deprojectenveloppe gelegen gemeenten en waterschappen.De voorstellen moeten worden voorgelegd aande Liniecommissie in verband met eventuele bijdragenuit de centrale middelen, die door de Liniecommissieworden beheerd. Na goedkeuring kan met derealisatie van het project een aanvang wordengemaakt.Het Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie heefteind 2002 gesprekken gevoerd met alle gemeenten,provincies en waterschappen. In september 2003 ishet Projectbureau begonnen met een tweedegespreksronde langs alle overheidspartijen. Bij allegemeenten met Liniebezit kan een aanzienlijke matevan interesse voor het Project worden geconstateerd.Het lijkt niet overdreven te stellen, dat velen van her)zich door het bestaan van het Nationale Project voor.het eerst - of in elk geval in veel sterkere mate danvoorheen - bewust zijn geworden van het belang vande Linie en hun aandeel daarin. Op meerdere plaatsenworden reeds Liniegerelateerde .zaken aange~pakt: het fortwachtershuisje op Werk IV in Bussumstaat er weer, de Stadswallen van Gorinchem zijn inoude luister hersteld, Slot Loevestein maakt zichhet eerste publieksinformatiecentrum van de Linieworden, om slechts enkele voorbeelden te noemen.Het zijn evenzoveel bewijzen van het feit, dat deLinie (weer) op de kaart komt te staan. Ook willendegemeenten graag bij de volgende fasen van het Pro:ject betrokken blijven; een meerderheid van hen verklaardezich reeds bereid eigen projecten in de Projectenveloppeonder te brengen.De provinciale en gemeentelijke bereidheid totmedewerking zijn cruciaal. De te realiseren Linieprojectenzullen immers moeten aansluiten bij bestaandeSstreek- en bestemmingsplannen. Het is niet ondenkbaardat in een enkel geval zo'n plan terwille van eenLinieproject zal moeten worden aangepast. Dat kanen zal alleen gebeuren, wanneer het gevoelenbestaatals er reden is te denken, dat daarmee eengroter en gemeenschappelijk doel wordt gediend. Totnog toe lijkt dat gevoelen in potentie stellig aanwezig.In potentie is dit zeker aanwezig.Ik ga verder in op een concreet voorbeeld tenslotte,om te illustreren hoe de samenwerking tussen meer~dere partijen in een Linieproject reeds vorm begint tekrijgen.De provincie Gelderland, de provincie Zuid-Hollanden enkele andere partijen hebben met 'Belvederesubsidie'het adviesbureau BCC opdracht verstrekt plannenuit te werken voor een voorbeeldproject voorhergebruik van een inundatieveld van de NieuweHollandse Waterlinie.Dit project, 'Molenkade' genaamd, is 80 ha groot enligt in de zuidwestelijke oksel van de kruising van deDiefdijk met de A2 in de gemeente Culemborg. In hetplan is veel aandacht besteed aan de ontwikkelingvan een haalbaar inrichtingsvoorstel, aan een globaalinzicht in de kosten van waterberging, natuurontwikkelingen recreatief medegebruik, en aan communicatiemet de direct betrokkenen. Provinciale en lokalebestuurders zijn van meet af aan enthousiastgeweest. De stuurgroep Nieuw Hollandse Waterlinieheeft het concept voor de Molenkade overgenomenen bevordert de verdere planuitwerking in 2003,mede ter realisering van het gebied Molenkade alsstapsteen in de Robuuste Verbinding die de NieuwHollandse Waterlinie is. Een apart knelpunt vormdehet door Rijkswaterstaat geprojecteerde ecoduct voorhet reewild, dat ter compensatie van de te verbredenA2 in het Tracébesluit was opgenomen. De beschuttinggevende beplanting, die voor reeën nodig is,staat op gespannen voet met de gewenste openheid.Op verzoek van de stuurgroep NHW en na overlegmet het provinciaal bestuur van Gelderland verklaardede minister De Boer van Verkeer en Waterstaatzich bereid tot heroverweging van de locatie van hetecoduct. Er is nu gekozen voor een geschikter alternatieften zuiden van de Diefdijk ter hoogte van hetBeesdse Veld in de gemeente Geldermalsen. DeMolenkade is, samen met de stedenbouwkundigeontwikkelingen aan de westrand van Culemborg, derehabilitatie van Werk aan 't Spoel en een traversevan het Waterliniepad, in mei 2003 voorgedragen bijde minister van VROM voor een bijdrage uit BudgetInvestering Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK).InformatieProjectbureau Nieuwe Hollandse WaterliniePostbus 4063500 AK UtrechtT 030-2399020F 030-2380915E info@hollandsewaterlinie.nlW www.nieuwehollandsewaterlinie.nl


Samen voor kwaliteitIntergemeentelijke visie op de veenkoloniënMargot de JagerEen gesprek met wethouder Bessembinders (gemeente Stadskanaal)en wethouder Bruintjes (gemeente Borger-Odoorn)Hoe kunnen de veenkoloniën weer aantrekkelijk worden voor mensen die op zoek zijn naar de basiskwaliteitenvan deze veenkoloniale streek, namelijk rust, stilte en ruimte? Dat dit alles bij elkaar een complexe opgave is,mag blijken uit de lijvige Toekomstvisie (2003), die Bureau BVR maakte in opdracht van de gemeentenStadskanaal en Borger-Odoorn. De bezorgdheid over de toekomst vormde voor de twee gemeenten aanleidingom de handen ineen te slaan.Zo kan de streek wel wat nieuwe economische impulsen gebruiken. Het is inspirerend hoe de gemeenteninmiddels samen de problemen te lijf willen gaan. In 2000 hebben Stadskanaal en Borger- Odoorn de intentieuitgesproken te willen samenwerken. In augustus 2001 sloten zij een samenwerkingsovereenkomst. In juni2003 verscheen het Intergemeentelijk Structuurplan Drentse Horn.InformatieGemeente StadskanaalPostbus 1409500 AC StadskanaalT0599-631631F 0599-620744E gemeente@stadskanaal.nlW www.stadskanaal.nlGemeente Borger-OdoornPostbus 37875 ZG ExlooT 0591-535353F 0591-535399E gemeente@borger-odoorn.nlW www.borger-odoorn.nlVeenkoloniënDe Drents-Groningseveenkoloniën is - naast hetWestland en de zandgebieden inZuid- en Oost-Nederland - eenvan de gebieden voor verbeteringen herstel. Het rijksbeleid richtzich op het bieden van een nieuwperspectief aan de agrarische sectorin combinatie met het versterkenvan de landschappelijke, ecologischeen recreatievekwaliteiten. Het scheppen vanruimtelijke kwaliteit staat voorop.In de Agenda voor de Veenkoloniën(april 2002) - een samenwerkingsverbandvan twee provinciesGroningen en Drenthe, 9 gemeentenwaaronder Stadskanaal enBorger-Odoorn en twee waterschappenHunze en Aa's en Velt enVecht - wordt een integrale regiovisievan Groningen en Drenthegegeven met een onderlingsamenhangend pakket aan maatregelen.Stadskanaal is een van denegen kernen in het NoordE;j1,naast Groningen, Hoogezand-Sappemeer,Veendam, Winschoten enDelfzijl, waar nieuwe woningenmoeten worden gebouwd om depositie van de stedelijke centra teversterken.Na pogingen van de gemeenteStadskanaal om via de gemeentelijkeherindeling in Drenthe tebouwen op grondgebied van destijdsde gemeente Borger kwamende twee gemeenten 'met de rugtegen elkaar te staan', aldus Bessembinders,wethouder te Stadskanaal.'Stadskanaal ligt op degrens van de provincie Drenthe ende provincie Groningen. VoorStadskanaal is het noodzakelijk decentrumfunctie te versterken enhet voorzieningenniveau in standte houden, vandaar de behoefteaan uitbreiding: Dat botste nogalmet de gemeente Borger-Odoorn.Van lieverlee kwam men tot hetinzicht, dat er een gemeenschappelijkbelang ligt voor beidegemeenten, namelijk het gebiedvan de veenkoloniën nieuwe economischeimpulsen te geven.KwaliteitsvisieVanaf het begin hadden de tweegemeenten de wens te komen toteen kwaliteitsvisie op de bouwplannen.Het te bouwen gebiedmoest ook aantrekkelijk zijn voormensen buiten de streek. Inhoudelijkwas de beoogde kwaliteitsvisienog niet uitgewerkt. 'AkroConsult heeft dit proces om toteen kwaliteitsvisie te komen,georganiseerd', aldus Bruintjes,wethouder in Borger-Odoorn. 'Erzijn januari 2002 bureaus uitgenodigddie op één dag hun presentatiegaven. Bureau KarelseVan der Meer werd hieruit gekozenom een structuurvisie temaken in samenwerking metAkro Consult. Er zijn inspraakavondengehouden om de burgersruimte te geven hun wensenkenbaar te maken. Aanvankelijkmisten zij voldoende aandachtvoor de cultuurhistorie van deomgeving.'Grid-structuurDe landbouw is de belangrijkstestructuurdrager in het veenkolonialegebied. Om het agrarischelandschap open te houden, moeter een duidelijk onderscheid zijntussen landbouwgebied en gebiedenmet andere functies. Dit sluitook aan bij de voorkeur van deplaatselijke bevolking. 'Door deburgers werd duidelijk aangegevendat er een contrast moest zijntussen wonen en landbouw', volgensBruintjes. Dit is in het structuurplangoed terug te vinden.'Karelse Van der Meer heeft hierin zijn structuurvisie rekeningmee gehouden en gekozen voorde grid-structuur, die mooi aansluitbij de veenkoloniale structuurvan sloten en diepen. Er ishierdoor een breed draagvlakgecreëerd onder de bevolking,die inderdaad zag dat er naarhun wensen werd geluisterd',zegt Bessembinders. Er zijn verschillendeinspraakavondengehouden waarop vele burgersvan zich lieten horen. Aan KarelseVan der Meer is vervolgensgevraagd het structuurplan uit tewerken tot een Ontwerp Bestemmingsplan.In het voorjaar van2005 zal het Bestemmingsplanvastgesteld worden.Bessembinders: 'Het is de bedoelingdat er uiteindelijk 1500woningen gebouwd gaan worden.De helft is bestemd voormensen van buiten, de anderehelft voor autonome groei.'Bruintjes voegt daaraan toe, dathet echt de bedoeling is, dat erzoveel als mogelijk geprobeerdwordt de kwaliteitseis te handhaven.Er zullen geen concessies watbetreft de kwaliteit wordengedaan, zodra de markt watinzakt. Het structuurplan is er omdit te ondersteunen en niet in diesituatie terecht te komen. Hetplan is wel zo flexibel, dat er kanworden aangesloten bij de ontwikkelingenin de markt.15% van het woningaanbod isbedoeld voor sociale huur. Veel isbestemd voor de koopsector, vanhet midden tot het hoge segment.Het plangebied ligt tussen bebouwingen het open landschap. Denieuwe woonmilieus moeten aansluitenbij deze kwaliteiten vanhet gebied. De twee gemeentenkunnen met het oog op het ideevan een dubbelkern inzetten ophet verbeteren van de ruimtelijkeverbindingen tussen de deelgebiedenonderling en de relatietussen de. deelgebieden en debestaande kernen Nieuw-Buinenen Stadskanaal.WonenDe vraag naar woningen wordtdeels bepaald door de herstructureringvan na-oorlogse wijken inzowel Stadskanaal als in Borger­Odoorn. Op stapel staan de sloopvan ca. 500 huurwoningen inStadskanaal. In de gemeente Borger-Odoornzullen voor de kernNieuw Buinen ca.120 huurwoningenworden gesloopt. De nieuwewoningen zullen aantrekkelijk18 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


moeten zijn voor bewoners dieeen sprong in prijs en kwaliteitwillen maken en goedkoperehuurwoningen achterlaten. Verderis er vraag naar woningen ineen gebied met voorzieningenvoor ouderen. Daarnaast heeft deregio behoefte aan nieuwkomers,die de specifieke kenmerken,zoals rust,ruimte, goede en grotewoningen en goede voorzieningenaantrekkelijk vinden.De regie in handen houdenBessembinders benadrukt dat hetplan alleen financieel haalbaar is,als er niet alleen gekeken wordtnaar de bouwplannen opwijkniveau, maar ook naar eengrotere schaal die boven die vande wijk uitgaat. Er zijn namelijkwat betreft een aantal wegennogal wat aansluitingsproblemen.Hiervoor wordt contact gezochtmet de provincies Groningen enDrenthe. Daarnaast zullen ergesprekken worden gevoerd metwoningbouwcorporaties en vastgoedbeleggers. Er zal één projectleiderworden aangesteld namensde twee gemeenten, om zowelhet contact met de provincies alsmet de private partijen te onderhoudenen te verstevigen. Bruintjesvult nog aan, dat de plannenworden gedragen door de tweegemeenteraden en niet alleendoor de Colleges van B&W. Het isde inzet van de gemeenten omvooral zelf de regie in handen tehouden en deze niet uit handente geven aan ontwikkelaars. Hetis niet het eerste doel van degemeenten om de grond tekopen en met winst te verkopen.De economische impulsen, dienodig zijn voor het hele gebied(zoals in de Toekomstvisie geformuleerd)zijn de belangrijkstemotivatie voor alle inspanningen.Mocht er een positief saldo aanhet einde van het project zijn,dan kan dat de herstructureringvan de naoorlogse wijken tengoede komen.structuurplan Drentse Hom7JIlgebiedsontsluitingParticulier opdrachtgeverschapEr wordt een beeldkwaliteitplanopgesteld, dat de randvoorwaardenmoet benoemen. Er zal eensupervisor worden aangesteld alskwaliteitsbewaker. 'Particulieropdrachtgeverschap past erg bijde streek. Als je de bestaandelintbebouwingen bekijkt dan is erook een grote variëteit in de huizenbouw',aldus Bessembinders.Hij voegt hieraan toe, dat destructuur van het landschap zicherg leent voor particulieropdrachtgeverschap. Voor eendeel van het gebied zullen alleendeze randvoorwaarden gelden.Ook hier zal het beeldkwaliteitplansturend zijn. Naar verwachtingzullen veel mensen een cataloguswoninglaten bouwen.Bruintjes merkt op dat dit soortwoningen wel een risico in zichdragen voor de kwaliteit van dehele wijk. Ook hier is het beeldkwaliteitplanbedoeld als kwaliteitsbewaker.Bruintjes vindt dathet niet de zoveelste eentonigeVINEXwijk moet worden. Bessembindersdeelt deze mening; in2005 zal de eerste schop de grondin moeten. In 2015 zullen er 1500woningen gebouwd moeten zijn.Duidelijke stadsrandDe ambities zijn breder dan hetmaken van een nieuw woongebied.De inzet is het versterkenvan de economische en socialestructuur. Ruimtelijk betekent dithet maken van een goede aansluitingbij het regionale centrum vanStadskanaal, het versterken van dekernen Nieuw Buinen en Stadskanaal,het maken van een duidelijkestadsrand en het benutten vande openheid van het landschap.Wat betreft het woonprogrammais het de bedoeling verschillendewoonmilieus te realiseren met eenaantal bijzondere woonconcepten,zoals zorgwoningen voorouderen en vrijstaande woningenop royale kavels in een landgoedachtigeomgeving. Hiermeehopen de gemeenten een groei tebereiken van het aantal inwonersvan de dubbelkern Nieuw Buinen/Stadskanaal,waardoor er eenmeer evenwichtige bevolkingssamenstelling(qua leeftijd en inkomen)ontstaat en het draagvlakvan de voorzieningen, onderwijsenzorginstellingen en het verenigingslevenversterkt wordt.'4Een gedeelte van het plangebiedrichting Stadskanaal, foto: W.J.Kleppe2 Gebruik maken van bestaande waterstructuurin het gebied, foto: W.J.Kleppe3 Impressie: mogelijkheden van verkaveling:Karelse Van der Meer Architecten4 Plankaart structuurplan Drentse Horn,tekening: Karelse Van der MeerArchitecten<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 19


In 2003 is in Nederland breed de aandacht gevestigd op de unieke waarde van dehistorische boerderij in een veranderend landschap. Een Jaar van de Boerderij, volevenementen en excursies, publicaties en symposia, om Nederland bewust temaken van de waarde van het Nederlandse platteland.Op 25 oktober is tijdens de slotmanifestatie van het Jaar van de Boerderij, deNederlandse 'Boerderij van het Jaar 2003' bekendgemaakt. Met de verkiezinghoopt het Jaar van de Boerderij een impuls geven aan het behoud van de karakteristiekeboerderijen en erven door vergroting van de belangstelling en hetdraagvlak voor het behoud van boerderijen in het hele land.AgendaGroningen: 21 november vindt in Groningenhet Keuning-congres plaats (het thema'Verleden - heden - toekomst')T050-3126545E info@libau.nl.Friesland: 12 november Symposium over deherbestemde boerderij en ingrepen aanboerderijen (al of niet herbestemd).Informatie: Hus en Hiem,T 058-2337933.Overijssel: 14 november afronding van hetOverijsselse Jaar van de Boerderij met eensymposium.Informatie: Provincie Overijssel en het Oversticht.T038-4213257.Gelderland: Slotmanifestatie van het Jaarvan de Boerderij 2003 in Gelderland op13 november. Thema 'functie van de historischeboerderij in het platteland'.T 026-4421742.Utrecht: 28 november. Presentatie van een'Handreiking beheer en behoud' voor eigenarenvan historische boerderijen.T 030-2343880.Noord-Brabant: Slotsymposium op18 decemberT 0497-361636, de heer Kok.Limburg: in januari/februari Symposium meteen thema dat verbonden is met het boerderijenonderzoekdat eind dit jaar wordtafgerond en gepresenteerd.Informatie: Boerderijenstichting Limburg,T 0475-357800.InformatieStichting 2003 Jaar van de BoerdenjGuerite FluryHerengracht 4741017 CA AmsterdamT 020-4209267E 2003@erfgoedhuis.nlThemajaarHet onderwerp plattelandsvernieuwing staat al enigetijd in de belangstelling. De toekomst van het agrarischbedrijf, ontwikkelingen in het landelijk gebieden de rol van historische boerderijen en hun cultuurhistorischeen landschappelijke functie daarin zijnonderwerpen waar je in zo'n themajaar niet omheenkunt. Het Nederlandse landschap is ondenkbaar zonderdeze kenmerkende gebouwen.Agrarische architectuurDoor de verkiezing van een boerderij van het jaarwordt niet alleen de aandacht gevestigd op het bijzonderevan de Nederlandse boerderijen, maar wordtook een visie op de toekomst van de boerderij gegeven.In deze visie zijn boerderij en erf onverbrekelijkverbonden met het omringende cultuurlandschap. Dehistorische boerderijen vormen een verrijking van hetNederlandse platteland, dat in dit dichtbevolkte landin de toekomst naast haar agrarische bestemmingmeer en meer haar bestaansrecht zal ontlenen aanandere functies zoals recreatie en vrije tijd. Het zijndan ook niet alleen meer de bewoners zelf voor wiede boerderij van belang is, maar ook voor de steedsgroeiende groep mensen die op het platteland ontspanningzoekt.Dit waren dan ook belangrijke uitgangspunten voorhet Jaar van de Boerderij. Met nominaties uit het heleland kon door middel van deze verkiezing heel duidelijkworden geïllustreerd hoe gevarieerd en bijzonderde agrarische architectuur in Nederland is. De nominaties,voorgedragen door alle provincies, waren insommige gevallen het resultaat van een provincialeverkiezing waarbij het publiek mocht stemmen opeen van de, door een provinciale werkgroep geselecteerde,boerderijen. In andere gevallen deed hetpubliek voordrachten en hebben provinciale jury'sdaar winnaars uit gekozen. Uit de zo verzameldevoordrachten is door een vakjury, onder voorzitterschapvan oud-staatssecretaris van cultuur mr. drs.CH.J. van Leeuwen, een landelijke winnaar geselecteerd.Een zware de taak en een moeilijke beslissing als jekijkt naar het hoge niveau van de inzendingen.Bovendien is het niet eenvoudig objecten te vergelijkendie niet werkelijk vergelijkbaar zijn.ToekomstperspectiefEr waren boerderijen, die dankzij generatieslang liefdevolonderhoud, zijn behouden. Er waren voorbeeldenvan zorgvuldige restauraties waarbij kosten nochmoeite werden gespaard. Van moderne toevoegingenin hoogwaardige nieuwe architectuur. Bij sommigelag de nadruk op de gebouwen, bij andere haddenerf en landschappelijke inpassing veel aandachtgekregen Een deel van de boerderijen was nog volledigin gebruik als landbouwbedrijf, bij andere was deagrarische functie gecombineerd met een tweedebedrijfstak, en weer andere waren volledig herbestemd.Daarom zijn er uit diverse provincies dan ooktwee nominaties gekomen: een agrarische en eenherbestemde boerderij. Uiteindelijk konden bij delandelijke verkiezing negentien kandidaten meedingennaar de titel 'Boerderij van het Jaar 2003'.Bij de verkiezing is niet alleen gekeken naar aspectenals historische waarde en staat van onderhoud, maarook naar inpassing in het landschap, maatschappelijkbelang, toekomstgerichtheid en dynamiek. Toekomstperspectiefvan de boerderij was een zeer belangrijkthema, maar ook creativiteit bij het zoeken naarnieuwe oplossingen, inspanningen van de eigenaaren/of bewoners en de zorgvuldigheid waarmee deeisen van het moderne leven en werken werdengecombineerd met de cultuurhistorische waarden vanhet complex.20 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


Eervolle vermeldingen en winnaarsOmdat het aanbod zo gevarieerd was, zijn behalveeen winnaar ook twee eervolle vermeldingen uit dejurering naar voren gekomen. Die eervolle vermeldingenzijn gegaan naar boerderij Ernstheem in Winsum(Groningen) vanwege de uitzonderlijk zorgvuldige enliefdevolle restauratie die de eigenaars met behoudvan de agrarische functie van de boerderij en metgrote persoonlijke inzet hebben uitgevoerd, en naarboerderij De Borchte in Gorssel (Gelderland), eeninspirerend voorbeeld van hergebruik van een historischeboerderij voor nieuwe functies, in dit geval dievan woonhuis, atelier en kantoor, waarbij een goedevenwicht is gevonden tussen het behoud van cultuurhistorischewaarden en de introductie van nieuwehoogwaardige architectuur.Als winnende Boerderij van het Jaar 2003 is gekozenboerderij De Zonnehoeve in Zonnemaire (Zeeland).'De cultuurhistorische waarden van het traditioneleboerenerf met al zijn historische gebouwen uit verschillendeperioden, de bijzondere beplantingen enandere erfonderdelen zijn hier door liefdevol onderhoudvrijwel geheel bewaard gebleven, terwijl dedynamiek van het bedrijf door een uitgekiende toevoegingvan nieuwe elementen gewaarborgd is',aldus de jury. De historische gebouwen zijn goedonderhouden en terughoudend aangepast aanmoderne eisen. Noodzakelijke nieuwe bedrijfsgebouwenzijn qua architectuur en kleurgebruik goed afgestemdop regionale bouwtradities, en laten doorgekozen situering het oude erf in zijn waarde. Hetsilhouet van de boerderij met zijn erfbeplanting ishierdoor intact gebleven en het geheel is kenmerkenden sfeerbepalend in het omringende landschap.Naast de agrarische functie is op deze boerderij eenkleinschalige landschapscamping gerealiseerd, dieeen nieuwe bestemming biedt aan bijgebouwen dieniet meer geschikt zijn voor het moderne landbouwbedrijf.In een regio waar de historische boerderijenonder steeds grotere druk komen te staan, vormtboerderij De Zonnehoeve een voor velen inspirerendvoorbeeld van toekomstgericht behoud .Zuidzijde woonhuis De Zonnehoeve,Zonnemaire (Zeeland)2 De Zonnehoeve, Zonnemaire (Zeeland)3 Zuidzijde erf De Zonnehoeve,Zonnemaire (Zeeland)4 boerderij Ernstheem, Winsum (Groningen)foto: Wim van Oest5 interieur Ernstheem, Winsum (Groningen)foto: Wim van Oest<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 21


Parasite ParadiseLinda VlassenroodIn Nederland wordt alles ontworpen. Niets lijkt in de ruimtelijke ordening aan het toeval te worden overgelatenen zelfs de invulling van een jongeren ontmoetingsplek of afwerkplek voor prostituées vormt eenserieuze ontwerpopdracht. Deze nationale vormgevingsdrang leidt vaak tot kwalitatief hoogstaande architectuuren een bijzondere stedenbouwkundige invulling, maar ze veroorzaakt ook een grootscheepse moeheidomdat ze met een overvloed aan regelgeving gepaard gaat. De ontwerpers die aan deze overgereguleerdevormgevingsmaatschappij proberen te ontsnappen, bewegen zich vaak noodgedwongen binnen deaangegeven grenzen om van daaruit kritiek te uiten en de ontwerpopgave op een andere manier in te vullen.InformatieDe manifestatie Parasite Paradise was totoktober te zien in Leidsche Rijn. Informatieover alle mobiele 'bouwwerken' en over deverdere uitwerking van dit onderdeel vanhet masterplan 'Beyond-Leidsche Rijn' is tevinden op de website van SKOR. Bij demanifestatie verscheen een boek getiteld:Parasite Paradise. Pleidooi voor tijdelijkearchitectuur en flexibele stedenbouw.ISBN 90-5662-329-xSKORStichting Kunst en Openbare RuimteRuysdaelkade 21072 AG AmsterdamT 020-6722525F 020-3792809E info@skor.nlW www.skor.nlMobiele architectuurBinnen de manifestatie Parasite Paradise zijn tweeschijnbaar tegengestelde fenomenen bewust bijelkaar gebracht: de Vinex-Iocatie Leidsche Rijn alshét voorbeeld van een keurig vormgegeven nieuwewoonwijk én vijfentwintig mobiele paviljoens terillustratie van een nomadische levenscultuur. Metdeze ontmoeting wil de organisatie SKOR (i.s.m.Gemeente Utrecht) zichtbaar maken dat een verdoorgevoerde planvorming geen enkele ruimteoverlaat voor spontane ingrepen om op nieuwe enonvoorziene behoeften in te kunnen spelen. Mobielearchitectuur kan daarentegen een middel zijn omdeze vastomlijnde patronen te doorbreken.Hiervoor moest echter wel eerst een locatie wordenaangewezen waar 'een stedenbouwkundig ontwerp'voor werd gemaakt. De mobiele paviljoens bevindenzich in een soort dorp aan de rand van Leidsche Rijnen staan keurig in het gelid naar een plan van LucDeleu: een uitschuifbaar kantoor van ExilhäuserArchitekten, een doden bivak van Dré Wapenaar, eenopenluchtrestaurant van Maurer United Architects,een mobiele boerderij van Atelier van Lieshout eneen stapelbare camping van Kevin van Braak makenonder andere onderdeel uit van het dorp. ParasiteParadise is dan ook een echte tentoonstelling, ofmisschien wel heel oneerbiedig gezegd, een beurswaar projectontwikkelaars, ambtenaren en bewonerseen keuze uit een breed scala paviljoens zoudenkunnen maken. Het zijn immers deze mensenvan wie de organisatie hoopt dat ze in de toekomstminder argwanend tegenover onverwachte interventieszullen staan en er de toegevoegde waardevan kunnen inzien. In 2004 worden de ontwerpenvan de kunstenaarsduo's Liesbeth Bik en Jos van derPol, Daniel Milohnic en Dirk Paschke (voorheenPhantombüro) en Maurer United Architects - die opde manifestatie Parasite Paradise te zien waren -geplaatst in Leidsche Rijn. In de toekomst zullenmeer opdrachten gegeven worden aan kunstenaarsen architecten voor dergelijke verplaatsbare, functionelevoorzieningen in de wijk. Binnen dit stedenbouwkundigkader zullen de verplaatsbare paviljoensoverigens nauwelijks meer als echtevrijplaatsen kunnen functioneren. Daartegenoverstaat dat ze hun vrijblijvendheid voor een meerreguliere functie kunnen inruilen en daardoor ooknog sterker deel zullen uitmaken van een discussieover wat architectuur kan zijn.Extreem veel veiligheidsregelsEen zekere dualiteit is ook van toepassing op hetfenomeen PARASITE (afkorting van Prototypes forAdvanced Ready-made Amphibious Smal/-scale IndividualTemporary Ecological houses). Het gaat hierom verplaatsbare, lichte bouwwerken die zich alsparasieten op locaties nestelen waar ze vervolgensgebruik maken van de bestaande infrastructuur. Zezijn bovendien bedoeld voor kleinschalige restlocatieszoals platte daken en sloop locaties. Deze experimentenlaten zien hoe er op een verrassende enduurzame manier met de verdichting van de stadkan worden omgegaan. In Rotterdam is de meestopvallende te zien: de gifgroene PARASITE (2001)van Korteknie & Stuhlmacher die op de liftschachtvan gebouw Las Palmas staat. Deze mini-woningmaakte onderdeel uit van de tentoonstelling City ofSmal/ Things, waar dertig prototypen voor een tijdelijkePARASITE werden getoond. Hoewel het projectvan Korteknie & Stuhlmacher als tijdelijk bouwsel isontworpen, moest een behoorlijk ingewikkeldtraject worden doorlopen om het gebouw te mogenplaatsen. Voor de constructie is een duurzame techniekgebruikt die de controlerende instanties inNederland nog niet kenden. Het aantal regels voorde veiligheid van bouwconstructies is groot en daarinworden voor tijdelijke of mobiele bouwwerkengeen uitzonderingen gemaakt. Het te bewandelenpad is dan ook niet eenvoudig wanneer een paviljoenzijn status als kunstobject min of meer voor eenfunctionele plek in het stedelijk gebied inruilt. Losvan ruimte in bestemmingsplannen moet de constructieplotseling aan hele andere eisen voldoen.Als dit lukt, lijkt er overigens niets meer in de wegte staan om de tijdelijkheid van een bouwsel in eenmeer permanente staat om te zetten. De PARASITEop Las Palmas was voorbestemd te worden ontmanteldin 2001, maar inmiddels wordt de miniwoningal enige tijd als kantoor verhuurd en mag deze inieder geval tot eind 2003 blijven staan.Het mobiele wonenHet mobiele wonen stond de afgelopen jaren in veeltentoonstellingen en publicaties centraal. De tentoonstellingen catalogus Living in Motion. Designand architecture for flexible dwel/ing (2002) van hetVit ra Design Museum in Weil am Rhein is eenbelangrijk voorbeeld. Hier werd aandacht besteedaan mobiele woon-units, verplaatsbaar meubilair enhet noodgedwongen of traditioneel nomadischwonen. Maar ook een tentoonstelling als Mobieldromen. Ontwerpen voorbij de slaapkamer (2002)van de Kunsthal in Rotterdam geeft de reikwijdteen de populariteit van dit thema aan. Het mobielewonen staat in de meest positieve zin synoniemvoor een totale vrijheid; niet voor niets trekken miljoenenmensen iedere zomer met een kleine tent ofcaravan er vrijwillig op uit. Mobiliteit wordt inbovenstaande tentoonstelling vooral met de'moderne' mens geassocieerd, voor wie het reizenover de wereld en het slapen op kantoor klaarblijkelijkheel gewoon is geworden.22 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


MobiliteitDe mobiliteit heeft in de twintigste eeuw een enormevlucht genomen. Dit is allereerst aan de komstvan het automobiel te danken. De actieradius vanmensen is daardoor vanaf de jaren vijftig en zestigalleen maar groter geworden. In de jaren negentigwerden, door een almaar groeiende mobiliteit en dekomst van bijvoorbeeld het internet, de contourenvan een netwerkmaatschappij steeds duidelijkerzichtbaar. Dit netwerk bestaat uit een reeks vanknooppunten voor wonen, werk, recreatie, onderwijsen winkelen. De Vinex-wijk vervult binnen ditnieuwe, stedelijke veld een bijzondere rol. Het is eenuniek Nederlands woongebied met specifieke sociaal-maatschappelijkebewegingen en hierop zijn detraditionele ideeën over buitenwijken niet langervan toepassing. De diversiteit aan leefstijlen engedragspatronen is bijvoorbeeld groter dan voorheen,onder andere omdat bewoners uit verschillendegemeenschappen afkomstig zijn. Dit heeft totgevolg dat ze nauwelijks aan hun woongebiedgebonden zijn en hun plezier bij voorkeur buiten dewijk zoeken. Daartoe zijn ze bereid grote afstandenaf te leggen. Deze schaalvergroting heeft ondermeer geleid tot de aanleg van allerlei centra alsmeubelboulevards en megabioscopen op logistiekhandige plekken, het liefst bij elkaar zodat allesgemakkelijk in één keer geconsumeerd kan worden.Het is dan ook niet vreemd dat kleinschalige voorzieningenals een fietsenmaker of een café in de wijknog maar weinig een plek kregen.KleinschaligheidHier lijkt wel animo voor te zijn. In de publicatiebehorend bij de manifestatie Parasite Paradise pleitIvan Nio voor een terugkeer naar de kleinschaligheidin de hoop daarmee de betrokkenheid bij de wijk teverbeteren en de mate van stedelijkheid te vergroten.De schaalvergroting in het dagelijks leven heeftook zo zijn keerzijde en maakt dat mensen op zoekgaan naar een herkenbare woon plek. Nio is dan ookeen warm voorstander van tijdelijke voorzieningenin de vorm van verplaatsbare paviljoens. Hij hooptzelfs op een rondtrekkende karavaan met daarin bijvoorbeeldeen mobiele bioscoop, afhaalrestaurant ofpoffertjeskraam. Het doorbreken van de doorgaanseenzijdige invulling van een Vinexwijk kan op velerleimanieren, maar hiervoor is zelden of nooit ruimtein het bestemmingsplan aanwezig. De manifestatieParasite Paradise is erop gericht dit gemis aan spontaniteitof ongeorganiseerdheid aan te kaarten. Hetis een bijna logisch gevolg van een eerdere tentoonstellingMobiele <strong>Architectuur</strong> op het Storkterrein(2001) in Amsterdam. Daar werden in een samenwerkingtussen Stichting Werk Spoor en SKOR een aantalmobiele paviljoens neergezet om aandacht tevragen voor een beter doordachte bestemming eninrichting van het terrein. Naast enkele grote ondernemerszouden hier kleine vestigingen zich wisselendkunnen vestigen om de levendigheid op het terreinte vergroten.OverreguleringDit tentoonstellingsconcept is met de manifestatieParasite Paradise naar een breder en meer actueelniveau getild. Los van de hele geschiedenis vanmobiele architectuur en de inzet van architecten ofbeeldend kunstenaars, gaat dit project vooral omhet nadenken over de overgereguleerdheid van onzemaatschappij en hoe deze charmant is om te buigen.Hiervoor is een confrontatie tussen mobiele architectuuren een Vinex-wijk in scène gezet. Natuurlijk ishet niet moeilijk om bij de implementatie van ditvoornemen allerlei valkuilen te signaleren: eengebrek aan daadkracht bij de bepalende instanties,het verlies aan autonomie van de paviljoens of hetgebrek aan een werkelijke dialoog tussen paviljoenen omgeving. Het project is in al haar tegenstrijdigheidechter een goede poging om aan het keurslijfvan de Nederlandse regelgeving te ontsnappen; numaar hopen dat het alom wordt opgepikt.


Schilderij Hoeksewaard doorArjo Rozendaal (1999)Medio 2003 heeft Carel Weeber afscheid genomen van de Technische UniversiteitDelft, waar hij jarenlang studenten bouwkunde opleidde. Weeber ontwierp ondermeer De Zwarte Madonna in Den Haag, waarvan de voorgenomen sloop totheftige discussies leidt. Andere bekende gebouwen van Weeber zijn GevangenisDe Schie en de Peperklip in Rotterdam. Van 1992 tot 1998 was Weeber voorzittervan de BNA. Hij initieerde vele spraakmakende discussies over de architectuur inNederland, en bracht met verve zijn opvattingen over het particulier opdrachtgeverschapnaar voren. Deze vorm van opdrachtgeverschap maakt nu onderdeel uitvan het nationale volkshuisvestingsbeleid in Nederland. Aanleidingen genoeg omzijn afscheidsrede integraal te publiceren.Zoals mensen zich afvragen naar wie een koninginopkijkt en wie de kapper knipt, wordt mij gevraagdhoe ik woon. Hoog langs de A44 tussen Warmond enNoordwijk, uitzicht over water en bos met in de vertede Noordzee. Aangezien dat niet bestaat, woon ik inhet mislukte Osdorp aan de Sloterplas bij een saaipark. Aan de overkant allochtonenwoningen die vervangenworden door te dure koopwoningen, maarzolang de markt stagneert komen die er niet.Hoe kan dat nou vraagt u zich af, architecten zijn tochvoor stedelijkheid? Vijf kilometer was de diameter vande loopstad, twintig kilometer van de paardenstad, enmet tachtig kilometer wordt in de Deltametropoolalles binnen één uur bereikbaar, met en zonder auto.Ooit verving de telefoon het dorpsplein, nu maaktmobiliteit de stad als concentratie van gebouwenoverbodig.In de rally Parijs/Dakar rijden ze in bolides met radio,internet en GPS door de woestijn. Iedereen kan hetonline volgen. De nomade kijkt toe, maar weet nergensvan. Stad en land vallen op één moment samen.VerwarringDe jaren zeventig waren voor faculteit Bouwkundevan de Technische Universiteit Delft een periode volverwarring en energie. Er was zelfbestuur, de Forumgroep,ecologisch bouwen, ontwerpangst, plaatjesonderwijs,het Bijlmer trauma, alfawetenschappers enradicale politisering. Aan de zuidwest rand van Delftwerden de eerste woonerven in Tanthof gebouwd.Het grootschalige en optimistische stedenbouwkundigplan Van den Broek en Bakema werd mede onderdruk van bouwkundestudenten vervangen door kleinschaligheid.TruttigheidIn 1979 publiceerde het blad Intermediair 'Geen architectuurzonder stedebouw', dat was mijn commentaarop de Truttigheid. Zonder dat er les in werd gegeven,lag de bron hiervan op de faculteit. Het was één vande vele projecten uit die tijd zonder onderwijs. Co vanTol draaide het om: 'Geen stedenbouw zonder architectuur',en verwoordde daarmee een gangbare praktijk.Nieuwe woonwijken werden ontworpen zondervoorgaande stedenbouwkundige input. Het kaartbeeldwas de neerslag van de woonbebouwing. Vooreen soepel lopende inspraak werd de architectuurontleend aan het werk van Anton Pieck. Het pretparkwerd voor het eerst de referentie voor moderne stedenbouw.In Amersfoort bereikt deze periode eenhoogtepunt. Architect Bhalotra schilderde voor Kattenbroek in de sfeer van Duizend en één Nacht hetdriedimensionale eindbeeld. Aan deze periode kwameen einde toen 'Geen architectuur zonder stedebouw'ook in het blad Plan verscheen.In het nog verse boek Het ontwerp van de stadsplattegrond(TU Delft, 2003) wordt deze periode niet vermeid.Terecht, het was geen stedenbouw.24 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


TweedimensionaalHet stedenbouwkundig plan is een noodzakelijk kadervoor architectuur. Zonder, is de architect stuurloos.Het stadsontwerp kan tweedimensionaal zijn, hierbijis de kaart het eindproduct en principieel ontkoppeldvan het stadsbeeld. Met de architectuur ontstaat hetstadsbeeld. Aangezien deze kaart het lang moet uithouden,zijn smaak en andere subjectieve invloedennadelig. Voor het ontwikkelen van een objectiefkaartbeeld, zijn de volgende middelen beschikbaar:geomorfologie, barrières in het landschap, bestaandeinfrastructuur, traditie, toeval en geometrie. Barcelonawas het voorbeeld.Veel later gingen studenten met mij op excursie naargridsteden, eerst naar Buenos Aires (2000), toen Manhattan(2001) en vorig jaar Beijing. Als je het hier nietleert, dan maar op reis.In de architectuur werd het einde van de Truttigheidgemarkeerd in 1979 met de Peperklip in Rotterdam, inde stedenbouw, met de woonwijk Rokkeveen in Zoetermeer,een ontwerp van Ton Hinse en Frans Marx uit1981.Geen controleVan de strakke geometrie van de polders is laterweinig in moderne stedenbouw terug te vinden.Nieuwe bodemtechnieken maakten het mogelijk omhet verkavelen en het oorspronkelijke landschap tescheiden.Blijkbaar is bij stedenbouwers de drang tot eigenzinnigontwerpen onweerstaanbaar. Blijkbaar geven programma,regelgeving en normering onvoldoende aanknopingspuntenvoor vormgeving en slaat de fantasieop hol. Toen na de wederopbouw de kraanbaan hetniet meer voor het zeggen had, ging het alle kantenop. De kraanbaan is de baan die een kraan in debouw op de rails volgt. Indertijd werd de verkavelingin belangrijke mate hierdoor bepaald. Sindsdien wisseltom de tien jaar de stemming en ontstaat anderestedenbouw. Het aansturen van ruimtelijke kwaliteitenwerd vrijwel onmogelijk. De parameters werdendiffuus en het aantal variabelen te groot. Het ontwerpenaan de stad werd van ingenieurskunst een vormgeverskunst. Waar andere technici stapsgewijs, aldan niet in teamverband, een optimaal product totstand brengen, is dit in de bouwkunde allang nietmeer niet het geval. Wij maken het elkaar liefst zolastig mogelijk. Het Grondbedrijf zet stedenbouwersonder druk, op hun beurt pesten zij met onhandigeverkavelingen architecten, die vervolgens met potsierlijkeontwerpen aannemers tot wanhoop brengen.Aan de faculteit om aan dit romantisch concept eeneinde te maken. Om de controle te herwinnen, kanreductie van ontwerpmiddelen uitkomst bieden.GridsIn de pragmatische Amerikaanse stedenbouw wordenmet twee basisingrediënten gewenste kwaliteitenaangestuurd. Een orthogaal grid in downtown en eenslingerend grid in suburbs. Twee neutrale patronenzonder pretentie noch bijzondere eigenschappen blijkenin staat de geschiedenis te overleven. Amerika,het land van geprivatiseerd bouwen, was gebaat metstadsplannen die geen discussies uitlokken.Een stadspan is vanzelfsprekend, genereert waardevoor onroerend goed, faciliteert hygiëne, comfort,energie, bouwgrond en regelt de ontsluiting. Meerhoeft het niet te zijn.SamenhangSinds Berlage heeft collectiviteit de ruimtelijke ordeningin Nederland bepaald. De volkshuisvesting werdin de zorgsector opgenomen. Honderd jaar later zoekencorporaties nieuwe werkvelden en zijn projectontwikkelaarsdoor de behoefte aan particulieropdrachtgeverschap het spoor bijster. Met het afschaffenvan erfpacht heeft Rotterdam onlangs een stap inde toekomst gezet. Eerst grondbeleid, daarna volgenstedenbouwkunde en architectuur vanzelf. Het begripsamenhang is aan vervanging toe. Stedenbouw enonvoorzien particulier handelen zullen moeten wordenverzoend. Ongelijktijdig veranderen, moet vanzelfsprekendworden. Steden die zich in de negentiendeeeuw tot Europese grootstad ontwikkelden,zoals Brussel, Londen, Parijs hebben daar geen moeitemee. Als er geen economische recessie was geweestaan het begin van de negentiende eeuw, had sociëteitFelix Meritis (1787) in de Amsterdamse grachtengordelde toon gezet voor de Nederlandse grootstad. Eeneeuw later werd deze architectonische schaalsprongdaar niet meer geaccepteerd en werd het Concertgebouwnaar de polders verwezen. Sindsdien groeit deNederlandse stad het landschap in en wordenbestaande samenhangen geconsolideerd.NostalgieIn het zojuist genoemde boek Het ontwerp van destadsplattegrond krijgt het pleidooi voor tweedimensionalestedenbouw steun in de constatering dat 'hetcomponeren van de stadsplattegrond de essentie isvan de stedenbouwkundige discipline' en het gridkrijgt aandacht. Voorzichtig wordt bovendien geconstateerd,dat 'het dogma dat er een nauwe samenhangmoet zijn tussen stedenbouw en architectuur,niet meer bestaat. Een historische terugblik is aardigen soms nuttig, maar met een overdaad aan historischmateriaal, wekt het boek de indruk dat het reproducerenvan geslaagde voorbeelden het stedenbouwkundigontwerpen moet redden. Maar reproductievan iconen is nooit succesvol gebleken.In het Amerikaanse New Urbanism gaan ze een stapjeverder. Op zoek naar identiteit, worden in gated communitiescomplete Europese dorpen uit de duim gezogen.Deze voorkeur voor sentimentele harmonie,werkt nu zelfs katalyserend op ons welstandtoezichten wordt samenhang iets nostalgisch.leegteDe moderne stedenbouw heeft met een overdaad aanopen ruimte en gebrek aan visualiteit geen herkenbaaropenbaar gebied opgeleverd. Openbaar gebiedheeft blijkbaar een aansprekende begrenzing nodig.lets, dat in de moderne stedenbouw juist graag vermedenwerd. Toen ik destijds mijn afstudeerprojectaan architect Wim van Tijen liet zien, reageerde hij:'Ruimtelijkheid betekent veel ruimte'. Was zijn generatiein Rusland op het verkeerde been gezet? Daarimmers, was de ruimte in de stedenbouw hetrationele gevolg van lage zonnestanden. In koud klimaathebben gebieden tussen gebouwen geen socialefunctie. Een ruimte met geschoren gras en verzorgdgroen, maakt bij ons nog net wel de indruk aan hetsociale leven een bijdrage te kunnen leveren. Is hetimporteren van dit Russische model onze modernestad noodlottig geworden, in de Bijlmer werd dezeleegte zelfs een obsessie.EsthetismeOok in de huidige ontwerppraktijk staat de openbareruimte centraal. Vandaar dat architecten ondercuratele staan van een bureaucratisch apparaat datmet stedenbouwers, welstandzorg, quality teams ensupervisors, voorkomt dat particuliere smaak tot destraat doordringt. De openbare ruimte wordt hierbepaald door de smaak van de staat. Onze beroepsgroepstelt in naam van de staat, idealisme en eigenbelangop één lijn. Zijn in Italië zout en tabak monopoliesvan de staat, hier zijn dat architectuur enstedenbouw.Veiligheid namens de staat komt particuliere vrijheidten goede, door schoonheid in naam van de staatwordt particulier vrijheid aan banden gelegd. Zoalsalle culturele uitingen, heeft ook architectuur hetrecht zich te manifesteren als particuliere meningsuiting.Als staatscensuur is het welstandstoezicht danook in strijd met de Universele rechten van de mens.De hele wereld komt naar Nederland, dit cultureleGalapagos, kijken hoe hier het staatsmodernismenabloeit. Slechts relativerend kan de grote verdienstevan het staatsmodernisme naar waarde worden geschat.ParisIDakar


Door het tot een culturele ambitie te verheffen, kontijdens crises het moderne bouwproduct goedkoop ensnel worden geproduceerd. Miljoenen mensen werdengehuisvest en kregen een redelijk bestaan. Chinezenzeggen het kort en bondig: 'Dankzij de huisvestingwerd het volk gezond en geschoold'. Bij ons werdendoel en middel vaak verwisseld.VinexVinex is de laatste keer dat stadswijken als tapijtenaan randen van steden worden gebouwd. Honderdjaar geleden was arbeidersemancipatie inzet voor stedenbouw,stad als collectieve identiteit. Tegenwoordigvraagt het publiek iets voor zichzelf. Op Vinex-Iocatieszijn de eerste tekenen van deze verandering zichtbaar.Daar wordt banale seriematige woningbouwvermomd als bijzondere architectuur. Maar zoals altijdmaakt herhaling het bijzondere snel waardeloos. InIJburg werd voor de architectuur een levendig beeldvoorgestaan. Barcelona werd opnieuw uit de kastgehaald. Nadat het programma gelijkmatig over allebouwblokken was verdeeld, werd het beoogde stadsbeeldop een grid gecomponeerd. Het rommeligebeeld werd onder bewaking van supervisors verzonnenen aan de architecten opgelegd. Door de tanendeeconomie belandde deze kunstmatige euforie onlangsin de prullenbak.Elders in de wereld is het stadsbeeld het resultaat vantoevallig en ongestuurd particulier bouwen, als eencadeau van haar inwoners. Stedenbouwers en architectenzijn vervreemd van hun publiek als het nietmag wonen waar en hoe het wil.Confectiea rch itectuu rHet 'Wilde Wonen' zou tot Belgische toestanden leiden.Op gebied van smaak is het volk niet tevertrouwen, kijk naar de 'witte schimmel'. Maar datdie het gevolg is van verkeerd toegepaste stedenbouweneen overactieve architectuurpolitie dringtniet door. Is het ontwerp van het huis met veel gedoeeindelijk door de welstandscommissie goedgekeurd,dan ligt het voor de hand dat de buurman geen risicowil lopen en voor hetzelfde ontwerp gaat. Er bestaanechter genoeg verkavelingen waarbij herhaling vanlosse huizen, met succes wordt toegepast. Duitserswonen allemaal in witte punthuizen aan normalestraten. Stedenbouw kan ook door landmeters wordenbedacht.Om onze particuliere opdrachtgevers in de toekomstvan losse huizen te voorzien, wordt de cataloguswoningde bouwmethode van de eeuw. Boerderettesworden aangevuld met andere typen, architectengaan confectiehuizen ontwerpen voor locaties dievan tevoren door landschapsarchitecten zijn geaccommodeerd.Het wordt dus tijd voor een mastercourseLandshaping.hier de moskee naast het casino en daar een Belgischpaleis naast een benzinepomp? Omdat die mensendat zo wilden. Hier zijn geen beeldkwaliteitplannenof welstandnota's tegen opgewassen.Er ontstaat een policulturele Deltametropool. althansom met Wim Derksen, directeur van het RuimtelijkPlanbureau, te spreken: 'als wij willen voorkomen datde oude steden concentratiegebieden worden voorallochtonen, werkeloosheid en onveiligheid'.Building engineeringSinds 1955 - het begin van mijn studie - heb ik hier5000 dagen doorgebracht. Te veel om lang bij stil testaan. Ik heb de universiteit gecombineerd met eenarchitectenpraktijk en omgekeerd. Anders had ik hetbij geen van beide uitgehouden. De faculteit veranderdevan een ideologisch geschift architectenschooltjeaan de Oude Delft tot een fabriek voor bouwkundigingenieurs. Mick Eekhout wees onlangs op demagere bouwtechnische ontwikkeling van onze studenten.Met het functionalisme bewoog de architectuurzich voor het eerst en misschien wel voor hetlaatst binnen de kaders van het bruikbare, het maakbareen het haalbare en daarmee in het domein vaningenieurs. Nu de architectuur zich heeft ontwikkeldtot computergeanimeerde verleidingskunst, liggenconstructie en vorm weer uit elkaar en kan de architectenopleidingterug naar kunstacademies. Voorbouwkundig ingenieurs liggen in de bouwindustrievele andere taken.Bij drie onderwijshervormingen was ik actief betrokken:de democratisering van 69, het ProbleemGestuurd Leren en vorig jaar de omzetting naar deBaMa structuur - het Bachelor Master systeem, zoalsdit onlangs bij het hoger onderwijs is ingevoerd. Watmij betreft staat er een vierde voor de deur, dit maaleen inhoudelijke. Maar het lijkt geen tijd om stellingte nemen. Naast het veranderen heb ik vooral vanmijn studenten genoten. Soms schrik ik wakker dat iknog moet afstuderen. Ondanks dit trauma heb ikongeveer 600 ingenieurs afgeleverd. Van hen leerde ikhet meeste. AI hun ontwerpen onthoud ik, dus vervelenzal ik me nooit. Garcia Márques heeft datzelfdemet gedichten. Ik dank allen waarmee ik heb samengewerkt,Umberto Barbieri en Leen van Duin in hetbijzonder. Mits mijn opvolger Bob van Reeth een echteBelg blijft, kan hij hier nuttig werk doen.Het Wilde Wonenrechts: Straatbeeld Buenos AÎresDeltametropoolWouter Reh gaf aan, hoe met de derde ontginninghet landschap verandert en tot herziening van derelatie tussen stad en landschap leidt. Dirk Frielingwees op het belang van verbindende stelsels bij deruimtelijke coördinatie van de Deltametropool. Herstructureringvan het watersysteem en het transportnetwerk worden aangegrepen om het landschap tetransformeren naar een nieuwe verhouding tussenwater, landbouw, natuur, recreatie, werken en wonen,en tussen oude en nieuwe centra. Wat zich in en omhet Groene Hart al jaren lang sluimerend ontwikkelt,wordt in het concept van de Deltametropool tot operationeelbewustzijn gebracht. Op basis van openplanning, te vergelijken met zwermen, zal het levenzich in enclaves gaan afspelen. Enclaves langs water,bossen en weilanden. Het landschap moet in staat zijnom het bouwen dat bij deze ontwikkelingen past, opte nemen. <strong>Architectuur</strong> zal aan het landschap eisenmoeten stellen, niet andersom. Landschaparchitectengaan gebieden ontwerpen waar mensen graag op afkomen. Door de woningnood was dat tot nu toe nietnodig geweest, bewoners kwamen toch wel. Maar hetduurde wel jaren voordat er sprake was van een comfortabelleefmilieu.Het is lang geleden dat voor hetbouwen uit, eerst een comfortabel landschap werdaangelegd. In de negentiende eeuw was dat normaal.neem Central Park, maar ook Vondelpark. Bergsebosbij Rotterdam en Sloterpark in Amsterdam, beidevijftig jaar oud, zouden nu geschikte bouwlocatieszijn.Groepen bewoners vinden elkaar straks in hun eigenomgeving. Hier en daar wordt Marokkaanse, Turkseen Antilliaanse architectuur zichtbaar. Waarom past26 <strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42


NAi <strong>Architectuur</strong>plaquetteHet Nederlands <strong>Architectuur</strong>instituut heeft in samenwerkingmet ontwerper Bruno Ninaber van Eyben hetidee van een architectuurplaquette uitgewerkt. Zokunnen gebouwen een afzender krijgen. Op de plaquettestaan vermeld de naam van het gebouw,architect, opdrachtgever, aannemer en bouwjaar.De plaquette is geen keurmerk, maar moet gezienworden als een soort visitekaartje, waarop alleenobjectieve informatie (wie heeft wat wanneergebouwd) staat. Elke partij die betrokken was bij hetbouwproces kan hem bestellen bij Centendo BV.Het idee achter dit initiatief is, dat bij veelvuldigetoepassing van de plaquette de interesse in de oorsprongvan een gebouwen in de architectuur in hetalgemeen zal toenemen.InformatieU kunt de architectuurplaquette bestellenbij Centendo, t.a.v. Dorothee Pape voor deprijs van € 750,00 excl. btw.Centen do Bv.Koornmarkt 622611 El DelftT 015-2840575F 015-2840576f info@centendo.comW www.centendo.comNaiPostbus 2373000 Af RotterdamT010-4401251F 010-44-1302f info@nai.nlW www.nai.nlWie is bang voor de stad?Het boek bestaat uit 13 essays, die als voorbereidingzijn bedoeld op de tweede nationale Natuurverkenning.In deze essays wordt geprobeerd op prikkelendewijze antwoorden te formuleren op de vraag:'Wie is bang voor de stad' en het natuurbeleid vanhet rijk van repliek te dienen. In het boek wordt doorverschillende auteurs betoogd dat het natuurbeleideen verdedigingsmechanisme is tegen de stad. Waarbijde kwaliteit van de natuur en de cultuurhistoriegedefinieerd en bewaakt worden doorhooggeschoolde specialisten, lees: ecologen. Zijbepalen wat waardevolle natuur is en wat niet. Maarde stad zit niet te wachten op een discussie overarcadische natuur of wildernis op afstand maar wil inde nabijheid van de stad groen. De vraag is: wat is demaatschappelijke opgave van nu?Wie is bang voor de stad?Martin Woestenburg, Arjen Buijs en Wim Timmerman (redactie)Uitgeverij Blauwdruk, Wageningen, 2003€ 12,50 (excl. verzendkosten), te bestellen op www.landwerk.nflboeken-stadland.htmDe Ecologische Hoofdstructuur is het eigendom vaneen subcultuur van natuurspecialisten en niet vanboeren, stadsmensen, projectontwikkelaars ofallochtonen. Het is beter te beginnen bij de mensenen hun beelden en verhalen over de natuur. Natuurblijkt dan gewoon een onderdeel te zijn van demaatschappij. Dat wil zeggen, dat de wensen van destedeling serieus genomen moeten worden.Het laatste deel van het boek gaat over de praktijk:hoe kunnen boeren en stedelingen in dialoogwerken aan een stadslandschap, hoe kan wonen inhet groen voor zowel de stad als de natuur een verrijkingbetekenen. Kortom: een inspirerend boekvoor een ieder die de natuur ter harte gaat. Mijnenige kanttekening is, dat er nogal wat overlap istussen de verschillende teksten.PleinenboekHet Nederlandse plein wordt de laatste tijd nogaleens in de schijnwerpers gezet. Dat dit niet altijdhoeft te betekenen dat het om positieve aandachtgaat, getuigt wel het stukje dat onlangs verscheenvan Bernard Huisman in de NRC in de rubriek LelijkNederland. Hij had het hierin over het volgens hemlelijke, naoorlogse plein, het Kelfenbos teNijmegen. Eind oktober was het plein het discussieonderwerpvan de week in het VPRO radioprogrammaMadiwodo op radio 747. In juni 2003 verscheenhet Pleinen boek, een uitgave van deHogeschool voor de kunsten Utrecht, op initiatief vanFloor van Dusseldorp, lector Interior Architecture aandeze Hogeschool. Het boek wil niet een bepaaldplein op de snijtafel leggen, maar benadert Nederlandsepleinen in een aantal opzichten: vanuit degeschiedenis, als stedelijke ontwerpopgave, vanuit defilosofie en de planologie. Daarnaast zijn er van eenaantal prominente Nederlandse pleinen panoramafoto'ste zien van de huidige situatie. Het boek gaatonder andere in op de vraag naar de plaats en defunctie van pleinen in de hedendaagse stedelijkheid.Is er sprake van musealisering, eftelingisering, vraagtHans Mommaas, hoogleraar vrijetijdswetenschappen,zich af. Was het oude plein nog het centrum en dedrager van stedelijke en juridische functies (handel,bestuur, rechtspraak, kermis en theater), het postmoderneplein is er louter voor het vertier. En zodoendewordt het plein een doelbewuste plek waar de belevingen de ervaring geënsceneerd wordt. Een bijgeleverdeCD-rom maakt het mogelijk een aantal pleinenvanuit verschillende gezichtspunten met elkaar tevergelijken. Hiermee is een aanzet gegeven voor een,door de makers van het boek zeer gewenste, databankvan alle Nederlandse pleinen.PleinenboekEen uitgave van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht€ 20 (incl. verzendkosten) over te maken op giro 337387 t.n.v. St. HKU/Fac. BK\/, Postbus 1520, 3500 BM Utrecht o.v.v. PleinenboekHogeschool voor de Kunsten Utrecht Faculteit Beeldende Kunst en VormgevingIna Boudier, Bakker/aan 50, 3582 VA Utrecht<strong>Architectuur</strong> <strong>Lokaal</strong> 42 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!