10.07.2015 Views

Visie Welzijn Nieuwe Stijl - Invoering Wmo

Visie Welzijn Nieuwe Stijl - Invoering Wmo

Visie Welzijn Nieuwe Stijl - Invoering Wmo

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong>Weert, Nederweert, Peel en MaasAlwien Bogaart


<strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong>Weert, Nederweert, Peel en MaasAmsterdam, 29 juni 2011Alwien BogaartDSP – groep BVVan Diemenstraat 3741013 CR AmsterdamT: +31 (0)20 625 75 37F: +31 (0)20 627 47 59E: dsp@dsp-groep.nlW: www.dsp-groep.nlKvK: 33176766 A'dam


InhoudsopgaveInleiding 31 De <strong>Wmo</strong> als beleidskader voor het welzijnswerk 41.1 De essentie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 41.2 Meedoen / actief burgerschap 41.3 Maatschappelijke ondersteuning om mee te doen 5Als van burgers verwacht dat ze op vier niveaus meedoen, dient daar waarmaatschappelijke ondersteuning nodig is, deze ook op deze vier niveausbeschikbaar te zijn: 51.4 Wie is verantwoordelijk? 51.5 De eigen verantwoordelijkheid van de burger 51.6 Het welzijnswerk en de eigen verantwoordelijkheid van de burger 62 Maatschappelijke steun 82.1 Bewustwording van het belang van persoonlijke netwerken 82.2 Sociale contacten en sociaal isolement 82.3 Ontwikkelingen die van invloed zijn op de beschikbaarheid vanmantelzorgers en vrijwilligers 93 De Kanteling 123.1 Compensatie en resultaat 123.2 De Kanteling 122.3 De Kanteling en <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> 134 Inzet van het welzijnswerk 164.1 Kernfuncties van het welzijnswerk 164.2 De gerichtheid van het welzijnswerk 164.3 Omgevingsinvloeden op de inzet van het welzijnswerk 174.4 <strong>Welzijn</strong>swerk en collectieve zelfredzaamheid 185 Dilemma's 215.2 De Kanteling: van individuele naar collectieve voorzieningen 215.3 De toegang tot algemene voorzieningen 215.4 Bezuinigingen 225.5. Er op af of stil blijven zitten 245.6 Vrijwillige inzet als illusie? 24Pagina 2 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


InleidingDe gemeenten Weert, Nederweert, Peel en Maas en de welzijnsorganisatiesPunt <strong>Welzijn</strong> en Vorkmeer werken samen in een traject <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong>.Het traject is gericht op een verkenning van het toekomstig welzijnswerk.Wat zijn de rollen, functies en de werkwijze van het toekomstig welzijnswerk?Wat is de toekomstige relatie tussen de gemeenten als opdrachtgeversenerzijds en de welzijnsorganisaties als opdrachtnemers anderzijdsDeze verkenning heeft plaatsgevonden aan de hand van zeven groepsgesprekkenwaarin uiteenlopende thema’s worden besproken die van invloedzijn op de toekomstige ontwikkeling van het welzijnswerk en de relatie tussengemeenten en welzijnswerk. Het onderhavige visiedocument is de neerslagvan deze verkenning.Het is van belang vooraf te schetsen tegen welke context de verkenningheeft plaatsgevonden. Die context bestaat grofweg uit vier onderdelen:1 De introductie van beleidsmatige kaders als de nadruk op eigen verantwoordelijkheidvan burgers en actief burgerschap, zelfsturing, de principesvan de Kanteling en de acht bakens <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong>2 Maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het <strong>Wmo</strong>-beleiden het welzijnswerk (individualisering, vergrijzing, toename ketsbare ouderen,toename alleenstaanden, gezinsverdunning, geografische mobiliteit,tweeverdienerschap)3 <strong>Nieuwe</strong> taken voor gemeenten: transitie van de jeugdzorg, decentralisatievan onderdelen van de AWBZ (begeleiding, MEE)4 Financiële taakstellingen voor gemeenten: bezuinigingen op inkomstenvan gemeenten, de bezuiniging op het budget huishoudelijke hulp, detaakstelling die gepaard gaat met de inwerkingtreding van de Wet werkennaar vermogen en efficiencykortingen bij decentralisatie van taken naargemeentenDe context is complex, bergt tegenstrijdige ontwikkelingen in zich en levertdilemma’s op. Bijvoorbeeld gemeenten bezuinigen op welzijnswerk, terwijltegelijkertijd zich ontwikkelingen voordoen die juist maken dat een groterberoep op het welzijnswerk wordt gedaan.In het eerste hoofstuk wordt ingegaan op de <strong>Wmo</strong> als kader voor het gemeentelijk<strong>Wmo</strong>- en welzijnsbeleid waarin onder meer de eigen verantwoordelijkheidvan de burger voor maatschappelijke en sociale participatie aanbod komt. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op maatschappelijke steun: hetbelang van sociale contacten en steun en ontwikkelingen die van invloedzijn op de beschikbaarheid van mantelzorg en vrijwilligerswerk. invloedendie relevant het belang van sociale contacten en een persoonlijk informeelsociaal netwerk en de gevolgen van het ontberen van een dergelijk netwerk.Hoofdstuk drie heeft De Kanteling als onderwerp. In hoofdstuk 4 wordt eenbeeld geschetst van het (toekomstig) welzijnswerk. Tot slot wordt in het vijfdehoofdstuk een aantal dilemma’s worden geschetst die vragen om creatieveoplossingen.Pagina 3 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


1 De <strong>Wmo</strong> als beleidskader voor het welzijnswerk1.1 De essentie van de Wet maatschappelijke ondersteuningHet gemeentelijk welzijnbeleid is ingebed in het lokaal maatschappelijk ondersteuningsbeleid.De Wet maatschappelijke ondersteuning (<strong>Wmo</strong>) is een participatiewet dieerop gericht is dat alle burgers meedoen aan de samenleving. Voor burgersdie problemen hebben met meedoen, met name mensen met beperkingen,moeten gemeenten een samenhangend geheel aan voorzieningen voormaatschappelijke ondersteuning tot stand brengen. Daarnaast is duidelijkdat gemeenten ook en vooral inzetten op het mobiliseren en activeren vanburgers om zich in te zetten voor hun kwetsbare medemens, de eigen woonenleefomgeving, en het verenigingsleven.Uitgangspunt van de <strong>Wmo</strong> is de eigen verantwoordelijkheid van de burger.Indien de burger zich niet zelf kan redden (ook niet met ondersteuning vanzijn persoonlijk informeel netwerk) kan hij een beroep doen op maatschappelijkeondersteuning. Als de beperkingen van een burger zodanig zijn datook maatschappelijke ondersteuning niet toereikend is, kan hij een indicatieaanvragen voor een AWBZ-voorziening. De <strong>Wmo</strong> past in de ontwikkelingvan de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving.Het <strong>Wmo</strong>-beleid richt zich op alle zelfredzame burgers om zich voor de samenlevingen hun kwetsbare medeburgers in te zetten. Waar behoefte isaan maatschappelijke ondersteuning richt het <strong>Wmo</strong>-beleid zich met name opkwetsbare mensen, mensen :met een lichamelijke beperkingmet chronisch psychische problemenmet een verstandelijke beperkingmet psychosociale (inclusief materiële) problemenmet een lage SES / onvoldoende startkwalificatiemet opvoed- en opgroeiproblemendie betrokken zijn bij huiselijk gewelddie uitgestoten (dreigen te) worden wegens hun seksuele oriëntatiemet meervoudige problematiek (waaronder verslaafden)1.2 Meedoen / actief burgerschapCentrale doelstelling van de <strong>Wmo</strong> is: iedereen doet mee aan de samenleving.Meedoen kent vier domeinen:1. Zelf meedoen aan de samenleving (werken, een opleiding volgen, recreëren,onderhouden van sociale contacten, deelnemen aan sociale,culturele en sportieve activiteiten, deelnemen aan het verenigingsleven);2. Anderen ondersteunen om ook mee te kunnen doen (burenhulp, mantelzorg);3. Vrijwilligerswerk;4. Zich verantwoordelijk voelen en actief verantwoordelijkheid nemen voorde woon- en leefomgeving.Pagina 4 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


Er wordt vanuit gegaan dat het merendeel van de mensen zich (al dan nietmet ondersteuning vanuit hun eigen persoonlijk netwerk) goed kan redden.De uitdaging is dat mensen niet alleen zelf meedoen, maar ook actief zijnten behoeve van medemensen (burenhulp, mantelzorg, vrijwilligerswerk) ende gemeenschap (de eigen woon- en leefomgeving, met inbegrip van hetverenigingsleven).1.3 Maatschappelijke ondersteuning om mee te doenAls van burgers verwacht dat ze op vier niveaus meedoen, dient daar waarmaatschappelijke ondersteuning nodig is, deze ook op deze vier niveausbeschikbaar te zijn:1. Zelf meedoen (vaardigheden aanleren, informatie, advies en cliëntondersteuning)2. Anderen helpen mee te doen (bijvoorbeeld mantelzorgondersteuning)3. Vrijwilligerswerk (faciliteren van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties)4. Actief zijn in de eigen woon- en leefomgeving (faciliteren door middelvan bijvoorbeeld vergaderruimte of ondersteuning door opbouwwerker).1.4 Wie is verantwoordelijk?Er zijn vijf niveaus waar de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ensociale participatie belegd kan worden:1. De burger zelf2. Het persoonlijk netwerk van de burger3. Vrijwilligers4. ProfessionalsDaar zit een rangorde in: het streven is dat mensen zelf zoveel mogelijkverantwoordelijkheid nemen en dus eventuele problemen zelf oplossen. Hetminst wenselijk is de inzet van professionals. De inzet van professionalsmoet zoveel mogelijk gericht zijn op het toerusten van de burger met eenhulpvraag. Als bijvoorbeeld iemand administratieve ondersteuning nodigheeft, eerst proberen de burger zelf zodanig toe te rusten, dat deze zelf zijnadministratie kan voeren. Als dat niet lukt kijken of iemand uit het persoonlijknetwerk kan worden ingeschakeld. Als ook dat niet mogelijk is, wordt bezienof vrijwilligers kunnen worden ingezet en eerst als al deze opties niet haalbaarzijn kan eventueel gedacht worden aan inzet van lokaal gesubsidieerdeberoepskrachten. Daarbij geldt dat overeenkomstig De Kanteling (zie daarvoorhoofdstuk 3 De Kanteling) algemene voorzieningen voorrang hebbenboven individuele voorzieningen. Individuele voorzieningen zijn eerst aan deorde als blijkt dat gelet op de beperkingen van de burger, diens vraag, eigenkracht en ondersteuning van het persoonlijk netwerk algemene voorzieningenniet toereikend zijn om de beperking(en) van de burger te compens e-ren.1.5 De eigen verantwoordelijkheid van de burgerCentraal uitgangspunt is dat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor hunmaatschappelijke participatie, het onderhouden van een persoonlijk netwerken het voeren van de regie over het eigen leven. Eigen verantwoordelijkheidveronderstelt dat mensen ook beschikken over talenten en capaciteitenPagina 5 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


die nodig zijn om die verantwoordelijkheid daadwerkelijk te kunnen dragen.We gaan ervan uit dat iemand in staat is die verantwoordelijkheid te dragenals deze beschikt over de volgende talenten en capaciteiten:1. Een fysieke en psychische gezondheidstoestand die het mogelijk maaktom deel te nemen aan activiteiten in de samenleving, zichzelf te verzorgenen zelfstandig een eigen huishouding te voeren;2. Een inkomens- en opleidings- of kennisniveau dat hem in staat stelt deregie over het eigen leven te voeren en in zijn eigen levensonderhoud tevoorzien;3. Sociale vaardigheden die nodig zijn om sociale contacten en relatiesaan te gaan en te onderhouden;4. Praktische vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig een huishoudingte kunnen voeren.Indien over bovengenoemde talenten en capaciteiten beschikt is hij zelfredzaam.Iemand is zelfredzaam als hij:Vanuit (vroegere) betaalde arbeid voorziet in eigen levensonderhoudZelf een huishouding verzorgtRegie voert over het eigen levenDeelneemt aan het sociale leven (contacten onderhouden, deelnemenaan vrije tijdsactiviteiten en het verenigingsleven)Een persoonlijk netwerk onderhoudt dat hem praktische, emotionele ensociale steun biedtHet gebrek aan bepaalde talenten kan worden gecompenseerd door anderetalenten en capaciteiten. Zo kan inkomen worden ingezet om beperkingen bijandere talenten te compenseren (bijvoorbeeld inkopen van diensten om fysiekebeperkingen te compenseren die het zelfstandig voeren van een huishoudenbelemmeren). Iemand met veel sociale vaardigheden kan daardoor een grootondersteunend persoonlijk netwerk hebben dat eventuele lichamelijke beperkingenof beperkte praktische vaardigheden compenseert.Een aandachtspunt is dat kwetsbare burgers veelal vraagverlegen zijn en daardoorin grotere problemen komen dan in geval zij wel een beroep zouden doenop mensen die hen sociaal-emotioneel of fysiek nabij zijn. Dit uit angst voorverlies van autonomie / afhankelijk worden van anderen en het overheersendegevoel dat je je eigen zaakjes dient op te knappen. Mensen accepteren eerderprofessionele zorg dan informele hulp, omdat ze zich niet afhankelijk willenvoelen van familie, vrienden of buren.. En omgekeerd is er handelingsverlegenheidbij burgers om steun te bieden aan hun kwetsbare medemens. Mensenzijn in principe bereid om te helpen, maar wachten af tot ze gevraagd worden.Veel mensen zouden zonder meer helpen als zich een hulpvraag zou voordoen,maar niet ongevraagd. Het is de uitdaging om deze vicieuze cirkel te doorbreken.1.6 Het welzijnswerk en de eigen verantwoordelijkheid van de burgerProfessionals uit het welzijnswerk moeten de verantwoordelijkheid vanmensen niet overnemen, maar hen juist stimuleren en toerusten om die verantwoordelijkheidzoveel mogelijk zelf te nemen, daarbij rekening houdendmet hun eigen capaciteiten en de ondersteuning die ze vanuit hun persoonlijknetwerk kunnen ontvangen. Het gaat primair om het aanleren van com-Pagina 6 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


petenties die mensen in staat stelt zelfstandig aan de samenleving mee tedoen. Toerusten om verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Dat geldt nietalleen voor individuen maar ook voor collectieven als bewonersorganisatiesen het verenigingsleven.Pagina 7 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


2 Maatschappelijke steun2.1 Bewustwording van het belang van persoonlijke netwerkenAls het gaat om maatschappelijke steun overheerst in ons land een positiefbeeld. Er is veel vrijwillige inzet. Mensen helpen en zorgen voor de ledenvan hun informeel sociaal netwerk. Op wat meer bescheiden niveau wordtburenhulp geboden. De bereidheid om mantelzorg te bieden is groot enwordt gezien als een morele plicht. De lokale samenleving in Weer, Nederweert,en Peel en Maas kent een rijk verenigingsleven dat vrijwel geheeldraait op vrijwilligers. Er zijn initiatieven om hulp te bieden aan kwetsbaremensen zoals De Zonnebloem of de kerkelijke charitas en er zijn mensendie zich inzetten voor de kwaliteit van de eigen woon- en leefomgeving. Datis een belangrijke basis voor het samen leven in Weert, Nederweert, en Peelen Maas die gekoesterd moet worden.Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat er een nieuwe wind waait. De ombuigingvan verzorgingsstaat naar participatiesamenleving, de nadruk op deeigen verantwoordelijkheid van de burger, uitgaan van de eigen kracht vande burger en die van het persoonlijk sociaal netwerk maken dat burgers metparticipatie en zelfredzaamheidsproblemen meer op zichzelf en hun sociaalnetwerk zijn aangewezen. Gemeenten hebben samen met de rijksoverheiden het professionele maatschappelijk middenveld een taak waar het gaat omde bewustwording van burgers omtrent deze veranderingen. Als de eigenkracht van burgers ontoereikend is om problemen het hoofd te bieden of deregie over het eigen leven te behouden zullen zij meer en meer een beroepmoeten doen op hun ondersteunend netwerk. Wie dat ontbeert kan niet automatischterugvallen op overheidsvoorzieningen. Dat veronderstelt eenmentaliteitsomslag bij burgers die ze moeten maken. Gemeenten en maatschappelijkmiddenveld moeten dat goed bij burgers tussen de oren krijgenen hen bewust moeten maken van het belang van het hebben en behoudenvan een persoonlijk netwerk waaraan zij praktische, emotionele en socialesteun ontlenen en die hen in hun kracht zet waardoor ze hun zelfredzaamheidbehouden. Zelfredzame burgers moeten niet alleen ervan doordrongenworden dat ook zij kwetsbaar kunnen worden, maar ook van het belang datzij zich vrijwillig inzetten voor anderen.2.2 Sociale contacten en sociaal isolementSociale contacten zijn van groot belang. Door contacten ontstaat betrokkenheidbij de samenleving. Sociale contacten zijn een bron van steun van anderen:Instrumentele of praktische steun (materiële of concrete hulp)Emotionele of affectieve steun (een aanspreekpunt hebben)Sociale steun (gezamenlijk sociale activiteiten ondernemen).Mensen met een persoonlijk netwerk met voldoende omvang, kwaliteit envariëteit redden zich in de regel wel. Mensen met beperkingen en kwetsbaremensen kunnen zich veelal nog grotendeels staande houden in het leven alsze beschikken over een persoonlijk netwerk waarop ze kunnen terugvallenPagina 8 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


voor praktische, emotionele of sociale steun. Daar waar mensen vanwegeeen beperkt persoonlijk netwerk in een sociaal isolement dreigen te raken, ishet aan het welzijnswerk (zo mogelijk met inschakeling van vrijwillige inzetvan burgers en verenigingsleven) deze mensen gericht te ondersteunen:een ondersteuningsaanbod op maat leveren dat ingrijpt op de onderliggendeoorzaken van het (dreigende) sociaal isolement. Van sociaal isolement issprake als iemand weinig contacten heeft en zich daar eenzaam ondervoelt. Naar schatting is 6% van de Nederlandse bevolking sociaal geïsoleerd.Sociaal geïsoleerden krijgen weinig steun van anderen, omdat ze geen ofslechts een beperkt sociaal netwerk hebben. Dat wringt te meer omdat sociaalisolement veelal samengaat met andere problemen zoals gezondheidsklachten,werkloosheid, een laag opleidingsniveau en inkomen. Sociaal geïsoleerdenzijn in dat opzicht dus dubbel kwetsbaar. Sociaal isolement isverweven met meerdere andere problemen die mensen in dit isolement metzich meedragen. Tweederde van het aantal sociaal geïsoleerde mensen ismaatschappelijk passief. Zij nemen niet deel aan sociale of maatschappelijkeactiviteiten zoals betaald werk, studie, vrijwilligerswerk, mantelzorg andersdan aan huisgenoten en zijn niet aangesloten bij organisaties, verenigingenof clubs.Een groot deel van de meest kwetsbare mensen heeft geen ondersteunendnetwerk, maakt geen gebruik van welzijnsvoorzieningen, heeft geen zichtbareproblematiek en geeft ook niet aan problemen te hebben. Ze zijn als hetware onzichtbaar. Via outreachende activiteiten zoals preventieve huisbezoekenbij thuiswonende alleenstaande ouderen, Achter de voordeurprojecten,signaleringsnetwerken, intakes bij Wwb-cliënten kunnen sociaal geïsoleerdenin de samenleving worden bereikt en hen ondersteuning wordengeboden. Waar mensen aangeven niet geholpen te willen worden, blijft ondersteuningachterwege tenzij burgers een gevaar voor zichzelf of hun omgevingvormen (vervuiling, verwaarlozing, overlast, mishandeling / huiselijkgeweld, gezondheidsproblemen als gevolg van leefstijl / middelengebruik).Ook als het gaat om jongeren die zich op een negatieve wijze ontwikkelen(taal- en ontwikkelingsachterstanden, gedragsproblemen, een problematischmiddelengebruik, criminaliteit / overlast, voortijdig schoolverlaten, geenstartkwalificatie behalen) is een outreachende aanpak aan de orde om erzorg voor te dragen dat ze hun leven weer op de rit krijgen en zich ontwikkelentot zelfredzame volwassenen.2.3 Ontwikkelingen die van invloed zijn op de beschikbaarheid vanmantelzorgers en vrijwilligersDe <strong>Wmo</strong> leunt sterk op de vrijwillige inzet van mensen in het kader van burenhulp,vrijwilligerswerk en mantelzorg. Er is echter een aantal ontwikkelingendie het niet vanzelfsprekend maakt dat die vrijwillige inzet steeds beschikbaaris.Op zich is de bereidheid om mantelzorg te verlenen onverminderd groot.Mantelzorg bieden wordt nog steeds ervaren als een morele plicht. Maar erzijn ontwikkelingen die de mantelzorg onder druk zetten. In de eerste plaatswordt mantelzorg vooral verricht door familieleden in de eerste schil: echtgenoten/ partners, ouders en kinderen. Het aantal alleenstaanden neemtechter sterk toe. Dat is een groep die niet automatisch op mantelzorg kanPagina 9 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


ekenen. Voorts is er sprake van gezinsverdunning en geografische mobiliteit.Ouders hebben minderen kinderen en kinderen wonen vaak op eenzodanig grote afstand van hun ouders dat ze niet als mantelverzorger kunnenoptreden. Daardoor wordt de druk op het kind of de kinderen die mantelzorgerzijn groter en dreigt overbelasting. Een relevante factor is ook hettoenemend tweeverdienerschap, vaak nog gecombineerd met de zorg voorkinderen. Dat maakt het mantelzorger zijn er ook niet eenvoudiger op.Een bijzonder aspect betreft de mantelzorg voor ouderen. Door de toenamevan het aantal kwetsbare ouderen en gestegen leeftijdsverwachting neemthet beroep op mantelzorgers steeds toe en is een toename te zien van hetaantal mantelzorgers dat langdurige en intensieve mantelzorg biedt (langerdan drie maanden en meer dan 8 uren per week). Tot 2030 zal het aantal65-plussers dat mantelzorg ontvangt toenemen met 25%. Tussen 2001 en2008 is het aantal langdurige en intensieve mantelzorgers toegenomen met46%. Ongeveer 31% van alle mantelzorgers biedt deze vorm van mantelzorg.Dat leidt ook tot overbelasting van mantelzorgers. Ongeveer 13% vande mantelzorgers voelt zich overbelast. Bij langdurige en intensieve mantelzorgersis dat 27%. Overbelaste mantelzorgers hebben meer behoefte aanondersteuning dan de algemene groep mantelzorgers. Onder mantelzorgersondersteuningwordt verstaan het geheel aan diensten die specifiekgericht zijn op de vermindering van de draaglast en de vergroting van dedraagkracht van mantelzorgers en die verstrekt wordt door beroepskrachten,instellingen, vrijwilligersorganisaties (inclusief patiëntenorganisaties).Het welzijnswerk kan een ondersteunende rol vervullen voor mantelzorgers:• Het bieden van informatie en advies over faciliteiten voor mantelzorgers• Het verwijzen naar organisaties die ondersteuning kunnen bieden (praktischof emotioneel, bijvoorbeeld omgaan met emoties, omgaan met dementieof depressies)• Het bemiddelen van vrijwilligers die praktische steun bieden aan de ontvangervan mantelzorg of respijtzorg biedenOok vrijwilligerswerk is nog steeds in trek. Wel is een trend zichtbaar datmensen zich niet voor lange tijd willen binden en ze zich gedurende eenbeperkt aantal uren willen inzetten als vrijwilliger en kiezen voor een typewerkzaamheden dat past bij hun belangstelling en talenten. Dat leidt ertoedat steeds meer verenigingen als het ware aan vrijwilligersmanagementmoeten doen om ervoor te zorgen dat de inzet van vrijwilligers past bij detijd die ze beschikbaar hebben en de taken die ze willen vervullen. Ook hierspeelt het tweeverdienerschap een rol. Bovendien willen mensen naast eendrukke baan (eventueel in combinatie met zorgtaken voor opgroeiende kinderen)graag hun sociale contacten onderhouden en deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten.De gemeenten willen graag dat mensen zich inzetten als zorgvrijwilliger.Bedacht moet worden dat ook het verenigingsleven in brede zin een beroepdoet op vrijwilligers. Het is wellicht teveel gevraagd dat mensen naast vrijwilligerswerkin het verenigingsleven (en wellicht ook nog mantelzorg) zich ooknog eens zouden moeten inzetten voor kwetsbare mensen die niet tot hunpersoonlijk informeel netwerk behoren.Voorts is een tendens waarneembaar dat organisaties die werkzaam zijn tenbehoeve van mensen met beperkingen behoefte hebben aan bemiddelingvan hun cliënten naar vrijwilligerswerk. Vanwege de beperkingen van dezeburgers is deze bemiddeling meer arbeidsintensief en dient bij de bemiddelingook aandacht te zijn voor de begeleiding van deze vrijwilligers.Pagina 10 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


Waar het gaat om het stimuleren en ondersteunen van vrijwilligerswerk, kanhet welzijnswerk kan hier de volgende taken verrichten:• Het actief benaderen en bemiddelen van burgers naar vrijwilligerswerk,met name waar het gaat om burgers die onvoldoende deelnemen aan desamenleving en burgers met beperkingen• Het gericht werven van vrijwilligers ten behoeve van mensen met beperkingen/ kwetsbare burgers en mantelzorgers• Het ondersteunen van vrijwilligersorganisaties bij vrijwilligersmanagement• Het desgevraagd geven van informatie en advies aan vrijwilligers en vrijwilligersorganisatiesover rechtspositionele, juridische en organisatorischeaspecten van vrijwilligerswerkPagina 11 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


3 De Kanteling3.1 Compensatie en resultaatDe <strong>Wmo</strong> bepaalt dat gemeenten burgers met beperkingen moeten compenserenop een aantal domeinen:Het voeren van een huishoudenZich in en om de woning verplaatsenZich lokaal verplaatsen per vervoermiddelMedemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan tegaan.De <strong>Wmo</strong> schrijft niet voor hoe ze dat moeten doen. Het gaat om het resultaatdat bereikt moet worden, minder belangrijk is de manier waarop datgebeurt. De oplossingen moeten passen bij de specifieke situatie van deindividuele burger. De burger wordt ondersteund met één of meer oplossingendie passen bij zijn individuele situatie. Compensatie moet leiden tot devolgende resultaten:1. Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis2. Iedere burger kan wonen in een voor hem/haar geschikt huis3. Iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften4. Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatigekleding5. Iedere burger kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren6. Iedere burger kan zich verplaatsen in, om en nabij het huis7. Iedere burger kan zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel8. Iedere burger heeft de mogelijkheid om contacten te hebben met m e-demensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuzeactiviteitenHet achtste resultaat is direct van belang voor het welzijnswerk. Maar hetwelzijnswerk is ook van betekenis als het gaat om het activeren van zelfredzameburgers die vrijwillige inzet plegen voor mensen met beperkingen enzodoende bijdragen aan een van de andere genoemde resultaten.3.2 De KantelingEr is een denkproces op gang gekomen dat ‘De Kanteling’ wordt genoemd:niet de (individuele) voorzieningen staan centraal, maar de resultaten. Enwaar het gaat om voorzieningen wordt eerder gedacht aan algemene voorzieningendan aan individuele voorzieningen als huishoudelijke hulp of aanvullendvervoer.Centraal bij De Kanteling staat 'het gesprek', waarin bezien wordt wat debeperkingen van de burger zijn, wat hij zelf nog kan (de eigen kracht), welkeondersteuning hij vanuit zijn persoonlijk informeel sociaal netwerk kan krijgen,en de vraag van de burger: welke oplossing wenst hij?Eerst moet worden vastgesteld welk resultaat behaald moet worden. Eerstmoet gekeken worden naar wat de ondersteuningsbehoefte van de burgerPagina 12 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


aanbod. Het is nodig om breder t kijken naar een burger die ondersteuningvraagt: breder kijken om problemen bij burgers écht op te lossen.2. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger. Wat kan de burger zelf, ofmet behulp van de directe sociale omgeving doen? Wat kan de rol zijnvan sociale verbanden in de wijk of buurt? Hoe kunnen vrijwilligers wordeningezet? Anders gezegd: wat doen professionals en wat doen burgers?Maar ook, wat kan de professional doen om de zelfredzaamheidvan de burger (in en met zijn eigen omgeving) te versterken.3. Direct er op af. Er zijn mensen die ondersteuning claimen en er zijnmensen die zorg mijden of geen ondersteuning zoeken. Deze mensenworden niet vanzelf bereikt. Daar moet in beginsel direct op af wordengegaan, zij het dat hier ook zaken spelen als privacy, zelfbeschikking eneigen verantwoordelijkheid.4. Formeel en informeel in optimale verhouding. Gezocht wordt naar deoptimasle verhouding tussen wat burgers (onderling) zelf kunnen doenenwat professionals moeten doen. Professionals moeten zich terughoudendopstellen. De kracht van de professional is juist om samen metburgers te bezien op welke wijze de burgers zelf problemen kunnen oplossenof initiatieven kunnen verwezenlijken. Het probleemoplossendvermogen van burgers moet geactiveerd worden.5. Doordachte balans van collectief en individueel. De financiering vanindividuele oplossingen voor problemen van burgers komt steeds meeronder druk te staan en de negatieve gevolgen van de individualiseringvan de samenleving worden steeds meer zichtbaar. Het ontwikkelen vanmeer collectieve aanpakken is onvermijdelijk. Ze zijn niet aslleen goedkopermaar bieden vaak ook een betere oplossing. Bijvoorbeeld eenbuurtmaaltijd in plaats van een individuele maaltijdbezorging aan huis.Er moet niet te allen tijde voor collectieve oplossingen gekozen worden.Het gaat om het vinden van de juiste balans, gelet op de persoon van deburger en de aard en omvang van zijn probleem.6. Integraal werken. De vraag centraal stellen vraagt om een integrale ensamenhangende aanpak van professionals. Vaak wijkgericht. Burgershebben zelden een probleem dat door één instelling of één voorzieningkan worden opgelost. Het gaat vaak om meerdere problemen tegelijk diemet elkaar samenhangen en dus ook in samenhang moeten wordenaangepakt. Nadrukkelijk is hier de invulling van de regierol van de gemeenteaan de orde. Het is de gemeente als opdrachtgever die bij uitstekgeschikt is om partijen bij elkaar te brengen.7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht. <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> is niet vrijblijvend.Daar waar organisaties ondersteuning bieden aan burgers,worden concrete afspraken gemaakt over de vraag op welke ondersteuningvan professionals en vrijwilligers men kan rekenen, wat daarbij deeigen inzet is en naar welke resultaten wordt toegewerkt. De doelenmoeten voor de burger duidelijk, concreet en haalbaar zijn en niet alleenperspectief bieden op de langere termijn, maar zich ook richten op praktische,snelle resultaten. Er moet sprake moet zijn van een gezonde mixvan op korte termijn gerichte effectindicatoren en een langere termijngerichte einduitkomst.8. Gebaseerd op ruimte voor de professional. Centraal thema bij <strong>Welzijn</strong><strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> is de relatie tussen de burger en zijn netwerk enerzijds ende welzijnsprofessional anderzijds. Niet alleen de regels van de organisatieof de wensen van de gemeente zijn bepalend, ook de professionelebagage van de beroepskracht. Deze moet voldoende aan bod kunnenkomen. Daarvoor heeft de professional ruimte nodig om zelfstandigPagina 14 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


te handelen op basis van een ruime vrije beslissingsruimte. Professionals<strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> moeten midden in de samenleving staan encommuniceren met collega's van de eigen organisatie, en van partnersin de keten. Ze zijn ondernemend, werken outreachend werken, werkensamen in ketens en nemen hier soms de regie in. Samenwerking tusseninformele zorg en professionele dienstverlening vraagt om fine tuningwie wat precies doet. Weten wanneer je op je handen moet zitten enwanneer de handen uit de mouwen moeten. Ruimte voor de professionalkan slechts bestaan wanneer er vooraf goede afspraken zijn gemaaktover de te behalen resultaten en daarover achteraf verantwoordingwordt afgelegd.De bakens van <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> en de beginselen van De Kanteling valleengrotendeels samen:• De vraag achter de vraag: bij Het Gesprek wordt bezien welke oplossingwenselijk is gelet op de eigen kracht van de burger, die van zijn netwerk,en de vraag en het probleem van de burger.• Gebaseerd op de eigen kracht van de burger: De Kanteling gaat ervan uitdat de professional niet doet wat de burger zelf kan of aan steun kan krijgenvanuit zijn netwerk• Formeel en informeel in optimale verhouding: bij De Kanteling wordt bijhet formuleren van de oplossing bezien welke steun de burger kan krijgenuit eigen netwerk, sociale verbanden en van vrijwilligers en wat daneventueel nog resteert voor professionals, waarbij geldt dat de inzet vanprofessionals vooral gericht is op het bevorderen van het probleemoplossendvermogen van burgers.• Doordachte balans van collectief en individueel: daar waar mogelijk wordtbij De Kanteling gekozen voor collectieve in plaats van individuele voorzieningen.• Niet vrijblijvend maar resultaatgericht; bij De Kanteling moet compensatievan mensen met beperkingen leiden tot een van de acht resultaten (zoalscontacten met medemensen en deelname aan maatschappelijke activiteiten)De gemeenten Weert, Nederweert, en Peel en Maas geven een brede invullingaan de beginselen van De Kanteling. Het gaat niet alleen om burgersmet beperkingen die een aanvraag indienen voor een individuele <strong>Wmo</strong>voorziening(ongeveer 5-6% van de bevolking). Het gaat om alle burgers. Envoor alle burgers geldt dat wordt uitgegaan van hun eigen kracht en professioneelwelzijnswerk eerst aan de orde is als burgers het op eigen kracht(individueel en collectief) niet bolwerken. Van burgers wordt actief burgerschapverwacht en dat ze initiatieven nemen en uitvoeren om anderen teondersteunen en zich in te zetten voor sociale samenhang en leefbaarheid.Pagina 15 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


4 Inzet van het welzijnswerk4.1 Kernfuncties van het welzijnswerkKernfuncties van het welzijnswerk zijn (in willekeurige volgorde):1. Signaleren van knelpunten en problemen bij individuele burgers, (kwetsbareof risico)groepen en in lokale gemeenschappen (buurten en dorpskernen)als input voor aanpassingen van het aanbod en de werkwijzevan het welzijnswerk en het gemeentelijk <strong>Wmo</strong>- /welzijnsbeleid.2. Stimuleren van eigen kracht van de gemeenschap, bevorderen van collectievezelfredzaamheid, bewustwording van het belang van socialecontacten voor sociale steun en bewustwording van omslagpunten in hetleven die kunnen leiden tot kwetsbaarheid, zoals pensioennering en hetouderdomsproces.3. Activeren van individuele burgers (zowel van burgers die onvoldoendedeelnemen aan de samenleving / onvoldoende zelfredzaam zijn als vanactieve zelfredzame burgers) om zich in te zetten voor kwetsbare medemensen,de leefbaarheid van de eigen woon- en leefomgeving en hetverenigingsleven.4. Het bieden van informatie, advies of cliëntondersteuning (een lichtevorm van begeleiding) om mensen in staat te stellen vragen en problemenop te lossen, keuzes te maken en regie te behouden of verkrijgenover het eigen leven.5. Het bieden van procesmatige hulpverlening in geval informatie en adviesniet toereikend blijken te zijn.Of deze functies in een bepaalde situatie worden ingezet is afhankelijk vanpolitieke keuzes en inhoudelijk-methodische overwegingen.Het welzijnswerk biedt geen zorg anders dan maatschappelijke zorg in devorm van ouderenadvisering, maatschappelijk werk, hulp bij huiselijk geweld,maatschappelijke opvang en bijdragen aan de OGGZ.4.2 De gerichtheid van het welzijnswerk<strong>Welzijn</strong>swerk richt zich met het oog op het belang van collectieve zelfredzaamheid(burgers die samen dingen gedaan krijgen) en de vrijwillige inzetvan actieve mensen op alle mensen.<strong>Welzijn</strong>swerk richt zich voor wat betreft het activeren van mensen in beginselop 100% van de bevolking.Waar het gaat om maatschappelijke ondersteuning vanuit het welzijnswerkricht het groepsgerichte welzijnswerk zich vooral op de zelfredzame mensen(naar aangenomen wordt 85% van de bevolking). Naarmate de zelfredzaamheidproblematischer wordt, wordt de inzet van het welzijnswerk meerindividueel gericht. Dat geldt voor de mensen met matige zelfredzaamheidsproblemen(naar schatting 10%) van de bevolking) en vooral voor de burgersmet ernstige zelfredzaamheidsproblemen (mensen met ernstige en/ofmeervoudige problemen, met weinig eigen kracht en een onvoldoende ondersteunendpersoonlijk informeel netwerk, ongeveer 5% van de bevolking).Overigens is zelfredzaamheid niet steeds statisch, mensen kunnen op eigenPagina 16 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


kracht en/of met ondersteuning meer zelfredzaam worden, en omgekeerdkunnen actieve zelfredzame mensen door omstandigheden al dan niet tijdelijkkwetsbaar worden.4.3 Omgevingsinvloeden op de inzet van het welzijnswerkHet welzijnswerk opereert in een context die onder meer gekenmerkt wordtdoor maatschappelijke, sociale en beleidsmatige ontwikkelingen. Het gaatonder meer om ontwikkelingen die van invloed zijn op de beschikbaarheidvan mantelzorgers en vrijwilligers als individualisering, gezinsverdunning,geografische mobiliteit, toename alleenstaanden en tweeverdienerschap enhet combineren van betaalde arbeid en zorgtaken. Ook van belang is devergrijzing en de grote toename van het aantal kwetsbare ouderen. De bevolkingvan Midden-Limburg neemt tussen 2010 en 2040 af met ongeveer12%. Het aantal jongeren neemt af en het aantal ouderen neemt substantieeltoe: in 2040 is 28% van de bevolking van Limburg 65 jaar of ouder.In demografisch opzicht is ook de toename van Poolse arbeidsmigrantenvan belang. Anno 2011 is dit nog niet zo zichtbaar, omdat nog geen sprakeis van gezinshereniging. Zodra dit proces echter in werking treedt wordtdeze arbeidsmigratie meer zichtbaar omdat dan gebruik wordt gemaakt vanvoorzieningen als woningen, zorg, onderwijs, inburgeringstrajecten en ermogelijk integratie- of samenlevingsproblemen optreden.Beleidsmatig zijn van belang: De <strong>Wmo</strong> (meedoen aan de samenleving, eigenverantwoordelijkheid niet leunen maar steunen), De Kanteling (uitgaanvan eigen kracht en ondersteuning vanuit het informele persoonlijke netwerk)en de versobering van de AWBZ en de decentralisatie van de AWBZfunctiebegeleiding voor mensen met beperkingen naar gemeenten waarmeer inzet van specialistisch welzijnswerk nodig is. De omvang van dedoelgroep voor begeleiding neemt toe, waarbij het de vraag is of het budgetmeegroeit. Indien dat niet het geval is, gaat dat mogelijk ten koste van andereactiviteiten en diensten van het welzijnswerk. De transitie van de jeugdzorgzal leiden tot meer nadruk op ambulante voorzieningen en preventieflokaal jeugdbeleid waarbij hulpverlening aan jongeren en hun ouders meeraandacht krijgt. De Wet Werken naar vermogen betekent dat veel WSW-ershun baan verliezen en er bezuinigd wordt op reïntegratietrajecten. Mensenaan de onderkant van de samenleving worden daardoor uitgestoten uit ofuitgesloten van het arbeidsproces. Gevreesd moet worden dat een grootdeel van deze mensen aan de zijlijn komt te staan en klant wordt van hetwelzijnswerk.Het beginsel van de eigen kracht en verantwoordelijkheid gekoppeld aan detoename van het aantal kwetsbare mensen en de onontkoombare bezuinigingenop het welzijnswerk heeft betekenis voor de werkwijze van het individueelgerichte welzijnswerk. De inzet in tijd gemeten per kwetsbare burgerzal gemiddeld geringer worden. Enerzijds omdat de welzijnswerker zichvooral moet richten op toerusting van de kwetsbare burger en/of vergrotingvan diens persoonlijk informeel netwerk, eventueel gecombineerd met het‘toewijzen’ van een vrijwilliger aan de burger, en anderzijds omdat de beschikbaremiddelen afnemen terwijl het aantal te ondersteunen kwetsbareburgers toeneemt. Een en ander impliceert dat welzijnswerkers die individueleburgers ondersteunen meer generalistisch moeten zijn met een opbouwwerkachtigemanier van werken (activeren en verbinden).Pagina 17 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


4.4 <strong>Welzijn</strong>swerk en collectieve zelfredzaamheidMensen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de eigenwoon- en leefomgeving en het verenigingsleven. Verantwoordelijkheid nemenbetekent meedenken en meepraten beleid dat direct de woon- enleefomgeving raakt en meewerken aan de uitvoering van dat beleid of zelfhet initiatief nemen en uitwerken om de leefbaarheid te verbeteren. Verantwoordelijkheidnemen uit zich ook in het organiseren en deelnemen aanactiviteiten in de buurt of het verenigingsleven die bijdragen aan elkaar kennenen het saamhorigheidsgevoel.De gemeente Peel en Maas gaat uit van zelfredzaamheid van burgers engeeft daar een eigen invulling aan onder de naam ´zelfsturing´. Uitgangspuntdaarbij is dat de samenleving primair van de burgers is en burgers danook als eersten verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van de samenlevingen die van de eigen woon- en leefomgeving. Daarnaast hebben hierook de overheid / gemeente, maatschappelijk middenveld en sociale verbandenals verenigingen, een verantwoordelijkheid Burgers worden gestimuleerdhun verantwoordelijkheid op te nemen. Er worden dorpsoverleggengeorganiseerd (gesprekken van dorpsbewoners onderling en niet gesprekkenvan de gemeente met bewoners). Daar rollen ideeën uit hoe bepaaldeproblemen opgepakt kunnen worden of hoe het leven in het veraangenaamdkan worden. Vervolgens werken bewoners die ideeën zelf uit, eventueelmet behulp van professionele organisaties op het gebied van wonen, welzijnof zorg. De mogelijkheid bestaat dat de gemeente bewoners faciliteert bij deuitvoering van de ideeën. De plannen moeten wel passen binnen regelgevingen gestelde randvoorwaarden. De gemeentelijke begroting biedt ruimteDe gemeente heeft ook een regierol; het samenbrengen van netwerkpartnersom synergie te bewerkstelligen.Uitgangspunt is dat als een buurt of dorpskern of een vereniging voldoendecollectief zelfredzaam is blijven gemeente en welzijnswerk. En daar waar ditnog niet (voldoende) het geval is kan het welzijnswerk hier ondersteuningbieden onder de volgende voorwaarden:Ondersteuning is slechts aan de orde als burgers hier zelf om verzoeken(en de gemeente gelet op onderstaande voorwaarden dit verzoek inwilligt)dan wel dat de gemeente concreet vraagt om ondersteuning vanburgerinitiatieven dan wel dat de gemeente vraagt er zorg voor te dragendat burgers hun krachten bundelenOndersteuning wordt zoveel mogelijk verleend indien een groep voldoenderepresentatief is en/of voldoende eigen daadkracht heeft om de(zichzelf) gestelde doelenOndersteuning is gericht op het vergroten van zelfredzaamheid en hetzelforganiserend vermogen van de betrokken burgersOndersteuning is aanvullend op de zelfwerkzaamheid van de betrokkenburgers: burgers blijven verantwoordelijk voor hun eigen organisatie inde vorm van bewonersgroepen, wijkraden etc., waaronder het verzorgenvan voorzitterschap, secretariaat, notulen, opstellen vergaderstukkenetc.De ondersteunde groepen dienen zelf zorg te dragen voor overdrachtvan kennis en vaardigheden naar nieuwe vrijwilligersOndersteuning wordt tijdens het ondersteuningstraject geleidelijk aanafgebouwdPagina 18 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


Ondersteuning is in beginsel tijdelijk en is gericht op het aanleren enversterken van competenties zodat een ondersteund collectief burgerinitiatiefvoldoende zelfredzaam is en niet langer is aangewezen op ondersteuningvanuit het professionele welzijnswerkPagina 19 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


5 Heroriëntatie op het welzijnswerk5.1 InleidingDe nadruk die de gemeenten Weert, Nederweert, en Peel en Maas leggenop eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht en het benutten van steunsystemenin de samenleving (zowel de informele persoonlijke netwerkentussen individuele burgers als vrijwillige al dan niet geformaliseerde samenwerkingsverbandenvan burgers in buurten, dorpskernen en het verenigingsleven)gecombineerd met het beginsel dat niet het aanbod van het welzijnswerkmaar de vraag en behoefte daarnaar onder (groepen van) burgersleiden zijn, maken dat het huidige aanbod van het welzijnswerk fundamenteelwordt heroverwogen. In het kader van deze heroriëntatie op het welzijnswerkworden in het onderhavige hoofdstuk de volgende vragen beantwoord:• Wat van het huidige aanbod komt tegemoet aan vragen en behoeften vanburgers?• Kan een deel van het aanbod worden beëindigd omdat burgers zelf instaat zijn dit aanbod te verzorgen?• Kan een deel van het aanbod anders worden georganiseerd, waarbijburgers een meer actieve inzet hebben en de rol van het welzijnswerkzich beperkt tot die van makelaar (het aan elkaar verbinden van vragenen talenten van burgers) en wegenwacht (kortdurende en flexibele interventies,waarna burgers de uitvoering zelf verzorgen en het welzijnswerkterugtreedt)?• Kan een deel van het aanbod professioneel anderszins worden georganiseerdwaarbij met behoud van de gewenste kwaliteit efficiencywinstenkunnen worden behaald?• Wat deel van het aanbod dient volledig professioneel te blijven gelet opde eisen die aan de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering worden gesteld?Pagina 20 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


6 Dilemma's6.1 InleidingIn de inleiding is gesteld dat dit visiedocument is opgesteld tegen een contextmet grofweg vier onderdelen1 De introductie van inhoudelijke kaders als de nadruk op de eigen verantwoordelijkheidvan burgers en actief burgerschap, zelfsturing, de principesvan de Kanteling en de acht bakens <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong>2 Maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het <strong>Wmo</strong>-beleiden het welzijnswerk (individualisering, vergrijzing, toename ketsbare ouderen,toename alleenstaanden, gezinsverdunning, geografische mobiliteit,tweeverdienerschap)3 <strong>Nieuwe</strong> taken voor gemeenten: transitie van de jeugdzorg, decentralisatievan onderdelen van de AWBZ (begeleiding, MEE)4 Financiële taakstellingen voor gemeenten: bezuinigingen op inkomstenvan gemeenten, de bezuiniging op het budget huishoudelijke hulp, detaakstelling die gepaard gaat met de inwerkingtreding van de Wet werkennaar vermogen en efficiencykortingen bij decentralisatie van taken naargemeentenIn de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat de context complex is en oponderdelen leidt tot tegenstrijdigheden die zich vertalen in dilemma's. In dithoofdstuk worden deze dilemma's geschetst als input voor verdere discussieen visievorming.6.2 De Kanteling: van individuele naar collectieve voorzieningenEen van de essentialia van De Kanteling is de verschuiving van individuele<strong>Wmo</strong>-voorzieningen (op indicatie in het kader van de compensatieplicht vangemeenten jegens mensen met beperkingen) naar algemene voorzieningen(deze zijn vrij toegankelijk zoals sociaal-culturele activiteiten, ouderenadviseringen het algemeen maatschappelijk werk). Daarbij spelen financiëleoverwegingen een rol (de Rijksoverheid bezuinigt op het budget voor individuelevoorzieningen dat gemeenten verkrijgen) naast inhoudelijke argumenten(uitgaan van de vraag van de burger en niet van het aanbod). De Kantelingleidt er derhalve toe dat mensen met beperkingen in meerdere mate eenberoep doen op algemene voorzieningen zoals het welzijnswerk. Tegelijkertijdbezuinigen gemeenten op het welzijnswerk en dus op algemene voorzieningen.Hoevalt dit met elkaar te rijmen?6.3 De toegang tot algemene voorzieningenDe gemeenten gaan bij maatschappelijke ondersteuning uit van een vijftrapsraket:1. Eigen kracht: een burger is verantwoordelijk voor zijn deelname aan desamenleving en zijn zelfredzaamheid en moet dan ook primair zijn eigentalenten en capaciteiten aanspreken of versterken2. Ondersteuning vanuit het eigen persoonlijk netwerk. ‘Niet leunen maarsteunen’ is het motto van de <strong>Wmo</strong>. Van burgers wordt verwacht dat zijPagina 21 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


zich inzetten voor de leden van hun persoonlijk netwerk ter ondersteuningvan de eigen kracht of ter compensatie van ontbrekende of gebrekkigetalenten en capaciteiten van een lid van dit netwerk. En voortsgeldt dat burgers ook ondersteuning vragen aan hun netwerk, alvorenszij zich wenden tot professionele voorzieningen.3. Inzet van vrijwilligers. Indien burgers geen netwerk of een onvoldoendeondersteunend netwerk hebben, dienen zij eerst gebruik te maken vande diensten van vrijwilligers (mensen die vanuit een georganiseerd verbandzoals De Zonnebloem vrijwilligerswerk bieden) voordat ze een beroepdoen op algemene voorzieningen.4. Algemene voorzieningen. Als eigen kracht, steun vanuit het persoonlijknetwerk en steun vanuit het vrijwilligerswerk geen soelaas bieden kaneen burger een beroep doen op algemene voorzieningen. Deze zijn vrijtoegankelijk.5. Individuele voorzieningen. Individuele voorzieningen zijn beschikbaarvoor mensen met beperkingen en worden alleen op indicatie verstrekten eerst nadat gebleken is dat algemene voorzieningen niet toereikendzijn.Het dilemma zit in de vierde trap: de algemene voorzieningen. Deze vormenals het ware de schakel tussen de voorliggende trappen (niet-professionelevormen van inzet:eigen kracht, hulp vanuit het netwerk, vrijwilligerswerk) ende vijfde en laatste trap: geïndiceerde individuele voorzieningen voor mensenmet een beperking. De vijftrapsraket gaat ervan uit dat gebruik makenvan algemene voorzieningen eerst aan de orde kan zijn als de nietprofessioneleinzet / ondersteuning ontoereikend is om een burger voldoendete laten deelnemen aan de samenleving / voldoende zelfredzaam te zijn.Maar de algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk. Er vindt derhalvegeen controle plaats of een burger wel voldoende gebruik heeft gemaaktvan zijn eigen talenten, aangevuld met de inzet vanuit het persoonlijk netwerken/of het vrijwilligerswerk. Die controle vindt alleen – in het kader vanDe Kanteling - plaats bij burgers die een individuele voorziening aanvragen.En dat is een beperkte groep in relatie tot het aantal burgers dat gebruikmaakt van algemene voorzieningen. In 2009 maakte 2,6% van de bevolkinggebruik van huishoudelijke hulp en 5% van <strong>Wmo</strong>-hulpmiddelen. Het is intheorie mogelijk bij iedere burger die gebruik wil maken van een algemenevoorziening een vergelijkbaar gesprek te houden als in het kader van DeKanteling wordt gehouden. Maar dat is wel erg omslachtig, tijdrovend en duskostbaar, zeker als het gaat om een kortstondige ondersteuning als het beantwoordenvan een informatieve vraag? Hoe kun je vasthouden aan devijftrapsraket zonder te vervallen in bureaucratie?6.4 BezuinigingenEr wordt (fors) bezuinigd op het welzijnswerk. Tegelijkertijd is een beweginggaande waarbij verscheidene landelijk gefinancierde ondersteuningsstructurenworden opgeheven, de toegang ertoe wordt beperkt of met korting wordengedecentraliseerd naar gemeenten. Gewezen kan worden op:De decentralisatie van de huidige AWBZ-functie ondersteuning naargemeenten, met een korting op het thans beschikbare budget . Gemeentenmoeten ondersteuning bieden aan mensen met beperkingen enmensen die vanwege andere problematieken kwetsbaar zijn. Mede geletop de verschuiving bij De Kanteling van individuele naar collectievePagina 22 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


voorzieningen zal een deel van deze mensen een beroep doen op hetwelzijnswerk.De steeds moeilijker wordende toegang tot de AWBZ-functie verblijf,zoals verzorgings- en verpleeghuizen, terwijl bijvoorbeeld het aantalkwetsbare ouderen tussen nu en 2030 toeneemt met 68% en het aandeel65-plussers toeneemt van 15,6% in 2011 tot 25,9% in 2040. Detoename van het aantal (kwetsbare) ouderen in combinatie met hetsteeds minder toegankelijk worden van verzorgings- en verpleeghuizenleidt ertoe dat gemeenten deze groeiende groep (kwetsbare) ouderenmogelijkheden moeten bieden zelfstandig thuis te laten wonen. Het welzijnswerkzal daarbij een belangrijke rol vervullen. Een bijzonder aspectbetreft de mantelzorg voor ouderen. Door de toename van het aantalkwetsbare ouderen en gestegen leeftijdsverwachting neemt het beroepop mantelzorgers steeds toe en is een toename te zien van het aantalmantelzorgers dat langdurige en intensieve mantelzorg biedt (langer dandrie maanden en meer dan 8 uren per week). Tot 2030 zal het aantal65-plussers dat mantelzorg ontvangt toenemen met 25%. Tussen 2001en 2008 is het aantal langdurige en intensieve mantelzorgers toegenomenmet 46%. Ongeveer 31% van alle mantelzorgers biedt deze vormvan mantelzorg. Dat leidt ook tot overbelasting van mantelzorgers. Ongeveer13% van de mantelzorgers voelt zich overbelast. Dat hangt ooksamen met het overheidsbeleid waarin steeds meer nadruk wordt gelegdop de eigen verantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld door invoering van hetProtocol gebruikelijke zorg is de drempel tot professionele ondersteuningverhoogd. Voorts staat de mantelzorg onder druk. Niet omdat ereen afnemende bereidheid zou zijn om mantelzorg te verlenen. Er zijnontwikkelingen die maken dat er daadwerkelijk minder mantelzorg wordtgegeven: toename van het aantal alleenstaanden, gezinsverdunning,geografische mobiliteit waardoor de afstand tussen de zorgbehoevendeen de potentiële mantelzorg te groot is om daadwerkelijk mantelzorg teverlenen, en het tweeverdienerschap dat grenzen stelt aan de inzet ofeerder leidt tot overbelasting. Al deze ontwikkelingen leiden ertoe dathet welzijnswerk een groeiende taak krijgen waar het gaat om het ondersteunenvan (overbelaste) mantelzorgers en het organiseren vanvrijwillige inzet ter ontlasting van mantelzorgers of ter vervanging vanmantelzorgers in situaties waarin deze niet of niet in voldoende matebeschikbaar zijn.De transitie van de jeugdzorg, waarbij de jeugdzorg wordt gedecentraliseerdnaar gemeenten waarbij naar verwachting de trend om residentiëlevoorzieningen om te zetten in ambulante hulpverlening wordt geïntensiveerd.De verwachting is dat een deel van het ambulante hulpaanbodwordt uitgevoerd door het jeugd- en jongerenwerk als onderdeel van hetpreventief lokaal jeugdbeleid.De invoering van de Wet Werken naar vermogen (Wwwn),een bundelingvan de Wwb, Wsw en Wajong, waarbij ruim € 1,8 miljard wordt gekorten een groot deel de mensen met een Wsw-baan deze baan verliest endat het - gelet op de ervaringen met Melkertbanen en ID-banen - voorspelbaaris dat een (groot) deel daarvan er niet in zal slagen, ook nietmet loonsubsidies, een reguliere arbeidsplaats te bemachtigen. Ookgaat de Wwwn gepaard met een korting op het reëntegratiebudget. Datalles zal ertoe leiden dat een aanzienlijke groep – structureel – wordtuitgestoten / uitgesloten van deelname aan het arbeidsproces. Een deelvan hen zal een beroep doen op het welzijnswerk.Pagina 23 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


Dat roept de vraag op of het wel mogelijk en/of verantwoord is te bezuinigenop het welzijnswerk.6.5. Er op af of stil blijven zittenEen groot deel van de mensen is zelfredzaam. Aangenomen wordt dat 80%zich eenvoudig staande houdt in de samenleving. Vijftien procent zou behoeftehebben aan lichte ondersteuning en 5% zou ernstige problemen hebbenmet meedoen aan de samenleving en zelfredzaam zijn. Die laatst groepzijn de meest kwetsbare burgers. Vanuit de filosofie van de <strong>Wmo</strong> bezien(‘iedereen doet mee’) zou maatschappelijke ondersteuning zich vooral opdeze mensen moeten richten. Een groot deel van deze meest kwetsbaremensen heeft geen ondersteunend netwerk, maakt geen gebruik van welzijnsvoorzieningen,heeft geen zichtbare problematiek en geeft ook niet aanproblemen te hebben. Ze zijn als het ware onzichtbaar. Moeten gemeentenvia outreachende activiteiten, signaleringsnetwerken deze zwaksten in desamenleving opspeuren en hen ondersteuning bieden of geldt het adagium‘wie niet vraagt, wordt ook niet geholpen’ en worden deze mensen aan hunlot overgelaten? Of geldt hier het gevaarscriterium: ingegrepen wordt alsmensen een gevaar voor zichzelf of hun omgeving vormen (vervuiling, verwaarlozing,overlast, mishandeling / huiselijk geweld, gezondheidsproblemenals gevolg van leefstijl / middelengebruik) En wordt ook ingegrepen alsjongeren zich op een negatieve wijze ontwikkelen (taal- en ontwikkelingsachterstanden,gedragsproblemen, een problematisch middelengebruik,criminaliteit / overlast, voortijdig schoolverlaten, geen startkwalificatie behalen)?6.6 Vrijwillige inzet als illusie?De overheid doet een groot beroep op de eigen verantwoordelijkheid vanburgers waar het gaat om vrijwillige inzet. Er wordt van burgers verwacht datburgers zich vrijwillig inzetten voor hun medemens ook als zij daar geenrelatie of emotionele band mee hebben en dat zij zich inzetten voor de eigenwoon- en leefomgeving en het verenigingsleven. Daarbij lijken gemeentengeen oog te hebben voor maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering(gericht en bewust het eigen persoonlijk netwerk samenstellen waarbijmen instaat voor steun aan de leden van dat netwerk, maar men mindergericht is op mensen die niet tot dat netwerk behoren), tweeverdienerschap,het combineren van arbeid en zorgtaken, een toenemend aantal burgers dat(langdurige en/of intensieve) mantelzorg biedt, burgers van wie in allerleiverbanden zoals school en verenigingsleven verwacht wordt dat zij zich vrijwilliginzetten als bijvoorbeeld voorleesmoeder of bij het vervoer van kinderennaar wedstrijden in competitieverband.Bovendien is er een ontwikkeling waarbij van steeds meer vrijwilligers verwachtwordt dat zij werkzaamheden verricht op professioneel niveau (bijvoorbeeldvrijwillig of activerend huisbezoek). Tot slot wordt van burgersverwacht dat zij zich vrijwillig inzetten voor kwetsbare medeburgers (in deeigen buurt) met wie ze geen relatie of emotionele relatie onderhouden. Uitonderzoek blijkt dat mensen buurtcontacten wel belangrijk vinden, maar decontacten zijn over het algemeen oppervlakkig en instrumenteel. Er is nauwelijksmeer behoefte aan buurtcontacten. Voor emotionele steun moet jeniet bij de buren zijn. Voorts is er het probleem van vraagverlegenheid (geenhulp durven vragen) en handelingsverlegenheid (niet ongevraagd hulp dur-Pagina 24 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep


ven bieden).In hoeverre kunnen deze verwachting van gemeenten inzake de vrijwilligeinzet van burgers worden waargemaakt? En wat is de situatie als die nietwaargemaakt kunnen worden?Pagina 25 <strong>Visie</strong>document <strong>Welzijn</strong> <strong>Nieuwe</strong> <strong>Stijl</strong> DSP - groep

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!