Verdeling van de heffingsbevoegdheid - Europese Fiscale Studies
Verdeling van de heffingsbevoegdheid - Europese Fiscale Studies
Verdeling van de heffingsbevoegdheid - Europese Fiscale Studies
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN<strong>Europese</strong> <strong>Fiscale</strong> <strong>Studies</strong>Post Master Directe Belastingen<strong>Ver<strong>de</strong>ling</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>Reikwijdte <strong>van</strong> een rechtvaardigingsgrondDoor:mr. J.C. Huussen7 mei 2012Post-Master Directe Belastingen
Inhoud1. Inleiding ............................................................................................................................. 32. Winst ................................................................................................................................. 32.1. Winst <strong>van</strong> vennootschappen ....................................................................................... 32.2. Winst <strong>van</strong> vaste inrichtingen........................................................................................ 73. Divi<strong>de</strong>nd ............................................................................................................................ 93.1. Outbound divi<strong>de</strong>nd ...................................................................................................... 93.2. Neutralisering .............................................................................................................133.3. Inbound divi<strong>de</strong>nd ........................................................................................................144. Inkomsten uit vastgoed .....................................................................................................155. Exitheffingen.....................................................................................................................166. Conclusies ........................................................................................................................182
1. InleidingOn<strong>de</strong>r <strong>de</strong> huidige EU-verdragen zijn <strong>de</strong> lidstaten soeverein voor <strong>de</strong> heffing <strong>van</strong> directebelastingen. Zij moeten hun <strong>heffingsbevoegdheid</strong> echter uitoefenen in overeenstemming methet Unierecht. Daarbij mag hun nationale regelgeving geen belemmering opleveren voor hetvrije verkeer <strong>van</strong> goe<strong>de</strong>ren, personen, diensten en kapitaal. Werpen lidstaten in hunregelgeving toch obstakels op die het vrije verkeer binnen <strong>de</strong> Unie bemoeilijken, dan kunnen<strong>de</strong>ze maatregelen niettemin zijn toegestaan op grond <strong>van</strong> geschreven 1 of ongeschrevenrechtvaardigingsgron<strong>de</strong>n. Tot <strong>de</strong> laatstgenoem<strong>de</strong> categorie behoren <strong>de</strong> dwingen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<strong>van</strong> algemeen belang. Ook wel ‘rule of reason’ genoemd.Eén <strong>van</strong> <strong>de</strong> belangrijkste dwingen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> algemeen belang is <strong>de</strong> noodzaak om eenevenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> tussen lidstaten te waarborgen. Dezerechtvaardigingsgrond stoelt op twee uitgangspunten. Allereerst <strong>de</strong> gedachte dat eenbelemmeren<strong>de</strong> maatregel kan wor<strong>de</strong>n aanvaard als <strong>de</strong>ze ertoe strekt gedragingen tevermij<strong>de</strong>n die afbreuk kunnen doen aan het recht <strong>van</strong> een lidstaat om zijnbelastingbevoegdheid uit te oefenen over op zijn grondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> activiteiten. 2 In<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats <strong>de</strong> notie dat <strong>de</strong> lidstaten bij gebreke <strong>van</strong> communautaire unificatie- ofharmonisatiemaatregelen bevoegd blijven om, door het sluiten <strong>van</strong> overeenkomsten ofunilateraal, <strong>de</strong> criteria voor <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> hun <strong>heffingsbevoegdheid</strong> vast te stellen. 3In <strong>de</strong>ze verhan<strong>de</strong>ling zal ik <strong>de</strong> reikwijdte on<strong>de</strong>rzoeken <strong>van</strong> <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> als rechtvaardigingsgrond. Daartoe zal ik gebruik maken <strong>van</strong> <strong>de</strong> op ditterrein door het HvJ gewezen jurispru<strong>de</strong>ntie. Ter bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> grenzen <strong>van</strong> <strong>de</strong>zerechtvaardigingsgrond heb ik het on<strong>de</strong>rzoeksterrein opge<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong>elgebie<strong>de</strong>n. In on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el2 zal ik <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie bespreken die betrekking heeft op winst. In on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3 volgt eenanalyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie die betrekking heeft op divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 4 behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong>inkomsten uit een onroeren<strong>de</strong> zaak. In on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 5 komen <strong>de</strong> exitheffingen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> alseen aan<strong>de</strong>lenbelang of <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming wordt verplaatst. Afsluitend volgt eensamenvatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevindingen.2. Winst2.1. Winst <strong>van</strong> vennootschappenDe in het Verenigd Koninkrijk gevestig<strong>de</strong> Marks & Spencer kon verliezen <strong>van</strong> haar in België,Duitsland en Frankrijk gevestig<strong>de</strong> dochtervennootschappen niet <strong>van</strong> haar belastbare winstaftrekken. Aftrek <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke verliezen was wel toegestaan als <strong>de</strong>dochtervennootschappen in het Verenigd Koninkrijk zou<strong>de</strong>n zijn gevestigd, dan wel alssprake was <strong>van</strong> verliezen <strong>van</strong> een buitenlandse vaste inrichting. Deze regeling werd grouprelief genoemd.On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belastingverdragen die het Verenigd Koninkrijk was overeengekomen met België,Duitsland en Frankrijk waren <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze lan<strong>de</strong>n gevestig<strong>de</strong> dochtervennootschappen slechtsin het Verenigd Koninkrijk belastingplichtig voor zover zij aldaar hun on<strong>de</strong>rneminguitoefen<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>ls een vaste inrichting. In geen <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevallen was dat aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>,zodat het Verenigd Koninkrijk geen enkele <strong>heffingsbevoegdheid</strong> had over <strong>de</strong>zedochtermaatschappijen <strong>van</strong> Marks & Spencer. Toch oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> het HvJ dat <strong>de</strong> binnenlandse3
en <strong>de</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situatie vergelijkbaar waren. Dat het Verenigd Koninkrijk geenaftrek toestond voor <strong>de</strong> buitenlandse verliezen behels<strong>de</strong> daarmee voor Marks & Spencer eencashflowna<strong>de</strong>el dat een belemmering beteken<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong> vestiging.Ter rechtvaardiging <strong>van</strong> zijn han<strong>de</strong>lwijze beriep het Verenigd Koninkrijk zich erop dat winsten verlies, fiscaal gezien, <strong>de</strong> twee zij<strong>de</strong>n vormen <strong>van</strong> eenzelf<strong>de</strong> medaille, die binneneenzelf<strong>de</strong> belastingregeling symmetrisch moeten wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld om een evenwichtigever<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> betrokken lidstaten tewaarborgen. Het HvJ was gevoelig voor dit argument en stel<strong>de</strong> dat onverkorte handhaving<strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> het in<strong>de</strong>rdaad noodzakelijk kan maken om op<strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> in een <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze lidstaten gevestig<strong>de</strong> vennootschappen voorzowel winst als verlies uitsluitend <strong>de</strong> fiscale regels <strong>van</strong> die lidstaat toe te passen. 4Vervolgens erken<strong>de</strong> het HvJ drie rechtvaardigingsgron<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>stijds nog in on<strong>de</strong>rlingesamenhang moesten wor<strong>de</strong>n gezien. 5 Allereerst zou een evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> groot gevaar lopen als een vennootschap <strong>de</strong> keuze zou hebben inwelke lidstaat zij haar verlies zou verrekenen. Dit zou immers betekenen dat <strong>de</strong>belastinggrondslag met het bedrag <strong>van</strong> het overgedragen verlies in <strong>de</strong> ene staat zou wor<strong>de</strong>nvermeer<strong>de</strong>rd en in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zou wor<strong>de</strong>n vermin<strong>de</strong>rd. 6 Daarnaast on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> het HvJ hetgevaar dat een verlies twee keer in aftrek zou komen, namelijk in <strong>de</strong> staat waar <strong>de</strong> dochterrespectievelijk <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r is gevestigd. En ten slotte het gevaar <strong>van</strong> belastingontwijking.Overdracht <strong>van</strong> een verlies zou immers zodanig kunnen wor<strong>de</strong>n georganiseerd dat het inmin<strong>de</strong>ring komt op winsten <strong>van</strong> vennootschappen in lidstaten waar het belastingtarief hethoogst is.Ten slotte oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> het HvJ dat <strong>de</strong> Engelse maatregel <strong>van</strong> group relief ver<strong>de</strong>r gaat dannodig is voor het bereiken <strong>van</strong> zijn doelstellingen in een situatie waarin voor <strong>de</strong> nietingezetendochter al zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n voor verliesverrekening zijn uitgeput; of die <strong>van</strong> een<strong>de</strong>r<strong>de</strong>, met name in geval <strong>de</strong> dochter aan een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zou zijn verkocht.Marks & Spencer is het eerste arrest waarin het HvJ <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> heffingsbevoegdals rechtvaardigingsgrond accepteer<strong>de</strong>. Daarbij kiest het HvJ als uitgangspunt dat <strong>de</strong>zever<strong>de</strong>ling het noodzakelijk kan maken om op winst en verlies die het gevolg zijn <strong>van</strong>bedrijfsactiviteiten slechts <strong>de</strong> fiscale regels toe te passen <strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaat waarin <strong>de</strong>vennootschap is gevestigd. Zou dit niet het geval zijn, dan on<strong>de</strong>rkent het HvJ het gevaar datbelastingplichtigen <strong>de</strong> keuze krijgen in welke lidstaat zij hun verlies kunnen verrekenen.Hierdoor zou<strong>de</strong>n lidstaten voor hun belastingheffing afhankelijk wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> fiscalevoorkeuren <strong>van</strong> hun belastingsubjecten. Resultaten die opkomen op het territoir <strong>van</strong> eenlidstaat kunnen dan <strong>de</strong>sgewenst door het belastingsubject overgeheveld wor<strong>de</strong>n naar eenan<strong>de</strong>re lidstaat zon<strong>de</strong>r dat enige binding met dat territoir bestaat.In Marks & Spencer zag <strong>de</strong> verschuiving <strong>van</strong> heffingsgrondslag tussen lidstaten op verlies.Niet veel later heeft het HvJ eenzelf<strong>de</strong> beslissing genomen voor winst. In Oy AA stondFinland toe dat binnen een groep belastbare winst <strong>van</strong> een vennootschap werdovergedragen aan een an<strong>de</strong>re vennootschap die verlies had gele<strong>de</strong>n; dit met als doelverrekening <strong>van</strong> winsten en verliezen binnen <strong>de</strong> groep mogelijk te maken.Grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> groepen waren echter <strong>van</strong> dit belastingvoor<strong>de</strong>el uitgesloten. Ditbeteken<strong>de</strong> een beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong> vestiging. Het HvJ achtte om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nenals genoemd in Marks & Spencer <strong>de</strong> belemmering gerechtvaardigd wegens <strong>de</strong> noodzaakeen evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> te waarborgen. 7 Daarnaaston<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> het HvJ <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> belastingontwijking mid<strong>de</strong>ls grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>overdrachten <strong>van</strong> winst.4
De ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> kan ook een verschillen<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong>onzakelijke verrekenprijzen rechtvaardigen. In <strong>de</strong> zaak SGI had een Belgische vennootschapzogenoem<strong>de</strong> abnormale of goedgunstige voor<strong>de</strong>len toegekend aan gelieer<strong>de</strong>vennootschappen. SGI had haar Franse dochtervennootschap met een renteloze leningbevoor<strong>de</strong>eld en haar Luxemburgse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r met te hoge bestuur<strong>de</strong>rsbeloningen.België had <strong>de</strong>ze bevoor<strong>de</strong>lingen teruggenomen door winstcorrecties aan te brengen. Inbinnenlandse situaties wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke correcties echter niet aangebracht. Dit on<strong>de</strong>rscheidvorm<strong>de</strong> een belemmering <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong> vestiging, maar kon wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigdmet een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Ook hier on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> het HvJhet gevaar dat een lidstaat voor <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> zijn belastingbevoegdheid over op zijngrondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> activiteiten afhankelijk wordt <strong>van</strong> <strong>de</strong> keuze <strong>van</strong> binnenlandsevennootschappen om aan gelieer<strong>de</strong> buitenlandse vennootschappen onzakelijke voor<strong>de</strong>lentoe te kennen. 8Papillon en X-Holding zagen op <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Franse respectievelijk Ne<strong>de</strong>rlandseregels inzake <strong>de</strong> fiscale eenheid. Het belangrijkste belastingvoor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> dit regime bestaatin bei<strong>de</strong> gevallen uit het binnen fiscale eenheid verrekenen <strong>van</strong> verliezen <strong>van</strong> <strong>de</strong> enevennootschap met winsten <strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re.Papillon kon als Franse ingezeten vennootschap geen fiscale eenheid vormen met haarFranse kleindochtervennootschap, omdat haar tussenhoudster in Ne<strong>de</strong>rland was gevestigd.De in Ne<strong>de</strong>rland gevestig<strong>de</strong> X-Holding mocht geen fiscale eenheid aangaan met haardochtermaatschappij, omdat die niet in Ne<strong>de</strong>rland maar in België was gevestigd. In eenzuiver binnenlandse situatie zou zowel in Papillon als in X-Holding een fiscale eenheidwor<strong>de</strong>n toegekend. Het HvJ conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> dan ook dat het in <strong>de</strong>ze gevallen weigeren <strong>van</strong>een fiscale eenheid een beperking is <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong> vestiging.Vervolgens kwam <strong>de</strong> vraag aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> of <strong>de</strong>ze beperking kon wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd meteen beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Ook hier laten <strong>de</strong> arresten Papillonen X-Holding zien dat daarvoor bepalend is of het gevaar bestaat dat een lidstaat afstandmoet doen <strong>van</strong> zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over op zijn grondgebied verrichte economischeactiviteiten. In Papillon was daar<strong>van</strong> geen sprake. Het verzoek om een geïntegreer<strong>de</strong>belastingheffing over <strong>de</strong> voor- en na<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> Franse moe<strong>de</strong>r- enkleindochtervennootschap had betrekking op <strong>de</strong> gezamenlijke belastingheffing overresultaten die alle opkwamen op Frans grondgebied. Het HvJ achtte <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> hier dan ook niet in het geding. 9In X-Holding bestond echter wel het gevaar dat Ne<strong>de</strong>rland zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> zoumoeten prijsgeven over resultaten <strong>van</strong> op zijn grondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> activiteiten. Hettoestaan <strong>van</strong> een grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> fiscale eenheid met een Belgischedochtervennootschap zou betekenen dat Belgische verliezen in min<strong>de</strong>ring zou<strong>de</strong>n kunnenkomen op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse heffingsgrondslag. Me<strong>de</strong> gelet op <strong>de</strong> vrijheid binnen het fiscaleeenheidsregime om dochteron<strong>de</strong>rnemingen te voegen respectievelijk te ontvoegen, zou <strong>de</strong>moe<strong>de</strong>rmaatschappij <strong>de</strong> keuze hebben in welke lidstaat <strong>de</strong> verliezen <strong>van</strong> haardochtervennootschap in min<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n gebracht. Het HvJ oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> daarom dat <strong>de</strong>evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>de</strong> beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong>vestiging kon rechtvaardigen. 10Naar aanleiding <strong>van</strong> Marks & Spencer en Oy AA werd aangenomen dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> alleen in samenhang met ‘dubbele verliesverrekening’ of‘belastingontwijking’ kon wor<strong>de</strong>n ingeroepen. 11 In Lidl besliste het HvJ dat ‘<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>’, ‘dubbele verliesverrekening’ en ‘belastingontwijking’ niet alle drie5
aanwezig hoeven te zijn om een belemmering te rechtvaardigen. 12 Uit X-Holding, waar hetHvJ <strong>de</strong> rechtvaardiging uitsluitend baseer<strong>de</strong> op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>,kan wor<strong>de</strong>n afgeleid dat het thans een zelfstandige rechtvaardigingsgrond betreft.Uit <strong>de</strong> hiervoor besproken arresten blijkt dat het HvJ <strong>de</strong> rechtvaardiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> laat afhangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>van</strong> lidstaten over voorenna<strong>de</strong>len <strong>van</strong> op hun grondgebied verrichte economische activiteiten. Ontbreekt bijlidstaten <strong>de</strong> bevoegdheid belasting te heffen over resultaten <strong>van</strong> economische activiteiten diezich afspelen in een an<strong>de</strong>re lidstaat, dan kunnen zij niet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n om eenzijdigdaaruit voortvloeien<strong>de</strong> verliezen in aanmerking te nemen. Omgekeerd, als sprake is <strong>van</strong> aanhun territoir verbon<strong>de</strong>n winsten, dan zijn zij evenmin verplicht hun <strong>heffingsbevoegdheid</strong>daarover aan an<strong>de</strong>re lidstaten af te staan. Lidstaten hoeven in die gevallen <strong>de</strong> binnenlandseen grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situatie niet gelijk te behan<strong>de</strong>len. 13Dit is an<strong>de</strong>rs als het gaat om aan<strong>de</strong>len die een belang vertegenwoordigen bij <strong>de</strong> resultaten<strong>van</strong> een economische activiteit die in een an<strong>de</strong>re lidstaat wordt uitgeoefend. Ondanks dateen lidstaat over die resultaten geen <strong>heffingsbevoegdheid</strong> kan uitoefenen, mogen aan<strong>de</strong>lenin binnen- en buitenlandse vennootschappen niet verschillend wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Dezekwestie kwam aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in Rewe. Hier verleen<strong>de</strong> Duitsland aan een ingezetenmoe<strong>de</strong>rvennootschap directe aftrek voor vermogensverliezen op haar aan<strong>de</strong>len in Duitsedochtermaatschappijen. De aftrek werd echter geweigerd als het aan<strong>de</strong>lenbelangen inbuitenlandse dochtermaatschappijen betrof. In dat geval werd <strong>de</strong> aftrek pas toegestaan alsna<strong>de</strong>rhand positieve inkomsten wer<strong>de</strong>n gegenereerd. Voor zover <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmaatschappijparticipeer<strong>de</strong> in buitenlandse dochtermaatschappijen beteken<strong>de</strong> dit voor haar eencashflowna<strong>de</strong>el. Dit had, gelet op <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheidsbelangen, een belemmering <strong>van</strong> <strong>de</strong>vrijheid <strong>van</strong> vestiging tot gevolg.Duitsland stel<strong>de</strong>, conform Marks & Spencer, niet gehou<strong>de</strong>n te zijn om <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>lenbelangenin binnen- en buitenlandse vennootschappen gelijk te behan<strong>de</strong>len, omdat zijnheffingbevoegdheid zich niet uitstrekte tot <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re lidstatengevestig<strong>de</strong> vennootschappen. In <strong>de</strong> visie <strong>van</strong> Duitsland werd haar fiscale maatregelgerechtvaardigd door een evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Alsook <strong>de</strong>regel <strong>van</strong> symmetrie tussen het recht om <strong>de</strong> winst <strong>van</strong> een vennootschap te belasten en <strong>de</strong>verplichting om het door <strong>de</strong>ze vennootschap gele<strong>de</strong>n verlies te verrekenen. Het HvJ verwierp<strong>de</strong>ze zienswijze en overwoog dat een lidstaat niet systematisch een belastingvoor<strong>de</strong>el aaneen ingezeten moe<strong>de</strong>rvennootschap kan weigeren, omdat zij grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>economische activiteiten heeft ontwikkeld die niet tot zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> behoren. 14Daarmee maakte het HvJ dui<strong>de</strong>lijk dat een verschillen<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> aan<strong>de</strong>lenbelangenin binnenlandse en buitenlandse dochtermaatschappijen niet kan wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigdmet een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over <strong>de</strong> resultaten <strong>van</strong> <strong>de</strong> achterdie aan<strong>de</strong>len schuilgaan<strong>de</strong> economische activiteiten. Dat <strong>de</strong> activiteiten <strong>van</strong> <strong>de</strong> in an<strong>de</strong>relidstaten gevestig<strong>de</strong> dochtermaatschappijen niet op het territoir <strong>van</strong> Duitsland wer<strong>de</strong>nverricht is irrele<strong>van</strong>t. Het gaat erom dat Duitsland heffingsbevoegd was over <strong>de</strong> resultaten<strong>van</strong> <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>len zelf en dat <strong>de</strong> verliezen daarop dus in aftrek moesten wor<strong>de</strong>n toegelaten.De verschillen<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling ten opzichte <strong>van</strong> binnenlandse aan<strong>de</strong>len kon daaromuitsluitend wor<strong>de</strong>n toegeschreven aan <strong>de</strong> Duitse regelgeving en vorm<strong>de</strong> een niet terechtvaardigen belemmering.Rewe maakt ook dui<strong>de</strong>lijk dat Bosal 15 geen gelegenheidsarrest is geweest. In die zaakverleen<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland aan een ingezeten moe<strong>de</strong>rmaatschappij slechts aftrek voor<strong>de</strong>elnemingskosten op voorwaar<strong>de</strong> dat zij mid<strong>de</strong>llijk dienstbaar waren aan het behalen <strong>van</strong> in6
Ne<strong>de</strong>rland belastbare winst. Daarmee wer<strong>de</strong>n aan<strong>de</strong>lenbelangen in binnenlandse<strong>de</strong>elnemingen gunstiger behan<strong>de</strong>ld dan in buitenlandse <strong>de</strong>elnemingen. Blijkens Rewe kaneen <strong>de</strong>rgelijke ongelijke behan<strong>de</strong>ling niet wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd met een beroep op hetontbreken <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over <strong>de</strong> resultaten uit economischeactiviteiten <strong>van</strong> buitenlandse dochtermaatschappijen. 16In Rewe betrof het verlies <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmaatschappij een waar<strong>de</strong>daling <strong>van</strong> <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>len in<strong>de</strong> dochtermaatschappij en niet het verlies <strong>van</strong> <strong>de</strong> dochtermaatschappij zelf. In Bosal warenhet <strong>de</strong>elnemingskosten <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r- en niet die <strong>van</strong> <strong>de</strong> dochtermaatschappij. Zou<strong>de</strong>n hetechter niet <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemingskosten <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmaatschappij maar <strong>van</strong> eentussenhoudster zijn geweest, dan had naar mijn mening wel het gevaar bestaan datNe<strong>de</strong>rland on<strong>de</strong>r zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> vallen<strong>de</strong> winst zou moeten prijsgeven ten gunste<strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaat waar die tussenhoudster was gevestigd. Echter, in een <strong>de</strong>rgelijke situatiehad<strong>de</strong>n <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemingskosten ook in binnenlandse verhoudingen op het niveau <strong>van</strong> <strong>de</strong>tussenhou<strong>de</strong>r moeten wor<strong>de</strong>n belegd. In bei<strong>de</strong> situaties zou Ne<strong>de</strong>rland <strong>de</strong> aftrek <strong>van</strong> <strong>de</strong>kosten hebben geweigerd, zodat een ongeoorloofd on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> binnenlandse en<strong>de</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situatie zich niet zou hebben voorgedaan.Datzelf<strong>de</strong> zou aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn indien in gelieer<strong>de</strong> verhoudingen aan <strong>de</strong> geldleningonzakelijke voorwaar<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n zijn verbon<strong>de</strong>n. Ook dan zou Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> binnenlandseen <strong>de</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situatie <strong>de</strong> onzakelijke voorwaar<strong>de</strong>n corrigeren, zodat zich hierevenmin een ongeoorloofd on<strong>de</strong>rscheid aandient. Is echter sprake <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r zakelijke 17voorwaar<strong>de</strong>n gefinancier<strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemingen, dan zal het als gevolg <strong>van</strong> Bosal ontstaneNe<strong>de</strong>rlandse heffingslek (rentelasten zijn aftrekbaar, <strong>de</strong>elnemingsvoor<strong>de</strong>len blijven onbelast)slechts gedicht kunnen wor<strong>de</strong>n met een niet belemmeren<strong>de</strong> maatregel: uitsluiting <strong>van</strong>renteaftrek in binnenlandse en grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situaties.2.2. Winst <strong>van</strong> vaste inrichtingenOn<strong>de</strong>r bilaterale verdragen is <strong>de</strong> hoofdregel dat voor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> een on<strong>de</strong>rneming belastbaarzijn in <strong>de</strong> staat waar <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming wordt uitgeoefend. Hierop bestaat een uitzon<strong>de</strong>ring als<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming haar bedrijf ook in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re staat met behulp <strong>van</strong> een vaste inrichtinguitoefent. In dat laatste geval is <strong>de</strong> staat waar <strong>de</strong> vaste inrichting is gevestigdheffingsbevoegd over <strong>de</strong> aldaar gerealiseer<strong>de</strong> winst. Voor <strong>de</strong> winst uit een vaste inrichtingdoet zich <strong>de</strong> vraag voor of <strong>de</strong> rechtvaardigingsgrond inzake <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze uitwerkt als het geval is bij winsten <strong>van</strong> <strong>de</strong>hoofdvestiging. In het hierna volgen<strong>de</strong> zal blijken dat <strong>de</strong> zaken Marks & Spencer, Oy AA enRewe hun tegenhangers kennen in zaken die zien op <strong>de</strong> winst uit een vaste inrichting.In dat ka<strong>de</strong>r zal eerst <strong>de</strong> zaak Lidl wor<strong>de</strong>n besproken. Het betrof een commanditairevennootschap die in Duitsland was gevestigd. In Luxemburg beschikte Lidl over een vasteinrichting die een verlies had gele<strong>de</strong>n. Duitsland weiger<strong>de</strong> dit verlies in min<strong>de</strong>ring te brengenop <strong>de</strong> belastbare inkomsten <strong>van</strong> Lidl, omdat Duitsland on<strong>de</strong>r het Duits-Luxemburgsebelastingverdrag niet heffingsbevoegd was over <strong>de</strong> resultaten er<strong>van</strong>. Lidl betoog<strong>de</strong> dat als <strong>de</strong>vaste inrichting in Duitsland was gevestigd het verlies wel in aftrek zou zijn gekomen. HetHvJ achtte dit verschil in behan<strong>de</strong>ling een beperking <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong> vestiging, maaron<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> twee rechtvaardigingsgron<strong>de</strong>n.Allereerst oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> het HvJ in navolging <strong>van</strong> Marks & Spencer en Oy AA dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> tussen lidstaten groot gevaar zou lopen als vennootschappenkon<strong>de</strong>n kiezen in welke lidstaat zij hun verliezen verreken<strong>de</strong>n. In samenhang met <strong>de</strong>7
omstandigheid dat Duitsland on<strong>de</strong>r het belastingverdrag niet bevoegd was <strong>de</strong> winst uit <strong>de</strong>Luxemburgse vaste inrichting te belasten, oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> het HvJ vervolgens dat <strong>de</strong> handhaving<strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>de</strong> Duitse belastingregeling konrechtvaardigen:“(…) aangezien het <strong>de</strong> symmetrie tussen het recht op belastingheffing over <strong>de</strong> winst en <strong>de</strong>18 19mogelijkheid tot aftrek <strong>van</strong> <strong>de</strong> verliezen veiligstelt”.De symmetrische behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> winst en verlies op het grondgebied <strong>van</strong> een lidstaatkwam reeds eer<strong>de</strong>r ter sprake in Futura. Luxemburg verleen<strong>de</strong> aan vaste inrichtingen alleenverrekening voor verliezen die economisch verband hiel<strong>de</strong>n met op zijn grondgebiedverrichte economische activiteiten. Daarentegen wer<strong>de</strong>n ingezetenen voor hun wereldwij<strong>de</strong>winsten en verliezen in <strong>de</strong> heffing betrokken. Destijds achtte het HvJ <strong>de</strong>ze belemmeren<strong>de</strong>maatregel in overeenstemming met het territorialiteitsbeginsel. 20 Ik vermoed echter dat thanshet HvJ zijn beslissing op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> zou baseren. SindsMarks & Spencer toetst het HvJ immers of <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over economischeactiviteiten moet wor<strong>de</strong>n gewaarborgd die plaatsvin<strong>de</strong>n op het grondgebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaat.Het voorheen gehanteer<strong>de</strong> territorialiteitsbeginsel is dus in feite on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gewor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>rechtvaardigingsgrond inzake <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>.In <strong>de</strong> zaak Jobra kwam <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> niet in gevaar. Het betrofeen Oostenrijkse vermogensbeheer<strong>de</strong>r die in vrachtwagens had geïnvesteerd. Jobraverhuur<strong>de</strong> <strong>de</strong> vrachtwagens aan een Oostenrijkse transporton<strong>de</strong>rnemer. Deze gebruikte <strong>de</strong>vrachtwagens hoofdzakelijk in an<strong>de</strong>re lidstaten. Zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vrachtwagens groten<strong>de</strong>els in eenbinnenlandse vaste inrichting zijn gebruikt, dan had Jobra daarvoor een investeringspremiegekregen, maar nu werd haar dit voor<strong>de</strong>el onthou<strong>de</strong>n. Het HvJ overwoog dat <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lwijze<strong>van</strong> Oostenrijk on<strong>de</strong>rnemingen kon ontmoedigen om verhuurdiensten aan te bie<strong>de</strong>n aanmarkt<strong>de</strong>elnemers in an<strong>de</strong>re lidstaten, maar ook om als huur<strong>de</strong>r grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>activiteiten te ontplooien. Het HvJ constateer<strong>de</strong> daarom een belemmering <strong>van</strong> het vrijverrichten <strong>van</strong> diensten.Deze belemmering kon niet wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd op grond <strong>van</strong> een evenwichtigever<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Net als in Rewe had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> fiscale voor<strong>de</strong>len hierbetrekking op inkomsten waarover Oostenrijk <strong>heffingsbevoegdheid</strong> was. De huurinkomstenuit <strong>de</strong> ter beschikking gestel<strong>de</strong> vrachtwagens waarvoor Jobra investeringspremies hadaangevraagd, wer<strong>de</strong>n gewoon door Oostenrijk belast. Het opheffen <strong>van</strong> <strong>de</strong> belemmeren<strong>de</strong>investeringsregeling zou dus geen gevaar betekenen, zoals on<strong>de</strong>rkend in Marks & Spencer,voor <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>van</strong> Oostenrijk over <strong>de</strong> op zijn grondgebied verrichteactiviteiten. 21In het arrest Deutsche Shell was sprake <strong>van</strong> een in Duitsland gevestig<strong>de</strong> vennootschap meteen Italiaanse vaste inrichting. Op <strong>de</strong> repatriëring <strong>van</strong> het in Italiaanse lire lui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>dotatiekapitaal <strong>van</strong> haar vaste inrichting leed Deutsche Shell een valutaverlies. Duitslandweiger<strong>de</strong> dit verlies in aftrek toe te laten. Het HvJ bestempel<strong>de</strong> <strong>de</strong> niet aftrekbaarheid <strong>van</strong>het valutaverlies als een bijkomend fiscaal risico <strong>van</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vestiging endaarmee als een belemmering. Deze belemmering kon niet wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd wegens<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Dat Duitsland on<strong>de</strong>r het Duits-Italiaansebelastingverdrag niet bevoegd was om het resultaat <strong>van</strong> <strong>de</strong> vaste inrichting in zijn grondslag8
te begrijpen, kon an<strong>de</strong>rs dan in Lidl, <strong>de</strong> belemmering niet rechtvaardigen. Het HvJ oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>dat een valutaverlies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Duitse mark ten opzichte <strong>van</strong> <strong>de</strong> Italiaanse lire <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>r<strong>van</strong> nooit door <strong>de</strong> vaste inrichting kon wor<strong>de</strong>n gele<strong>de</strong>n, maar alleen in Duitsland totuitdrukking kon komen. 22 An<strong>de</strong>rs gezegd: het valutaverlies is een Duits verlies, dat Duitslandin aftrek moet toelaten. Daarmee ligt <strong>de</strong> uitspraak in lijn <strong>van</strong> Rewe, waar het verlies opaan<strong>de</strong>len in een buitenlandse dochtermaatschappij alleen tot uitdrukking kwam in <strong>de</strong>vestigingsstaat <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rmaatschappij. 23Ten slotte kan zich voor vaste inrichtingen <strong>de</strong> vraag voordoen of <strong>de</strong> woonstaat voorkoming<strong>van</strong> dubbele belasting moet verlenen door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> vrijstelling of verrekening. In het eerstegeval is <strong>de</strong> bronstaatheffing bepalend voor <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke belastingdruk. In het twee<strong>de</strong> gevalbelast <strong>de</strong> woonstaat <strong>de</strong> buitenlandse inkomsten tegen zijn eigen tarief, maar brengt daar <strong>de</strong>in <strong>de</strong> bronstaat geheven belasting op in min<strong>de</strong>ring.Dit verschil in voorkomingsmethodiek kwam ter sprake in Columbus. Duitsland was in diezaak on<strong>de</strong>r het belastingverdrag met België verplicht om voor winst uit een Belgische vasteinrichting vrijstelling te verlenen. Deze winst werd in België nauwelijks belast als gevolg <strong>van</strong>het daar gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> regime voor coördinatiecentra. Om die re<strong>de</strong>n stel<strong>de</strong> Duitsland <strong>de</strong> winstniet vrij, maar verleen<strong>de</strong> verrekening voor <strong>de</strong> erop drukken<strong>de</strong> Belgische belasting. 24 Alsgevolg daar<strong>van</strong> steeg <strong>de</strong> Duitse belastingdruk met 53%.Advocaat-generaal Mengozzi plaatste bei<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n <strong>van</strong> voorkoming <strong>van</strong> dubbelebelasting in het licht <strong>van</strong> het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling en <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Een uit <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> voortvloeiendverschil in behan<strong>de</strong>ling kan buiten <strong>de</strong> werkingssfeer <strong>van</strong> <strong>de</strong> verkeersvrijhe<strong>de</strong>n vallen, maarbij <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> dienen <strong>de</strong> lidstaten zich aan <strong>de</strong>gemeenschapsregels te hou<strong>de</strong>n. Mengozzi leid<strong>de</strong> uit <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong>ling af dat <strong>de</strong> lidstaten vrijzijn om al dan niet dubbele belasting te voorkomen. Ook mogen zij kiezen op welke wijze zijvoorkoming bie<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> hun <strong>heffingsbevoegdheid</strong> mag <strong>de</strong> keuze <strong>van</strong>lidstaten voor vrijstelling of verrekening er echter niet toe lei<strong>de</strong>n dat een hogere belastingdrukontstaat op buitenlandse dan op binnenlandse winst <strong>van</strong> een vaste inrichting. Aan <strong>de</strong>zevoorwaar<strong>de</strong> vol<strong>de</strong>ed Duitsland, omdat in <strong>de</strong> binnenlandse situatie <strong>de</strong>rgelijke inkomsten ookwaren belast. Als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> verrekening ontstond daarom een belastingdruk op <strong>de</strong>buitenlandse winst die gelijk was aan die op binnenlandse winsten. On<strong>de</strong>r verwijzing naarKerckhaert-Morres conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> het HvJ dat <strong>de</strong> stijging <strong>van</strong> <strong>de</strong> belastingdruk als gevolg <strong>van</strong><strong>de</strong> Duitse verrekeningsmetho<strong>de</strong> voortvloei<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> parallelle uitoefening <strong>van</strong> <strong>de</strong>belastingbevoegdheid door twee lidstaten. 253. Divi<strong>de</strong>nd3.1. Outbound divi<strong>de</strong>ndVoor <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, in relatie tot <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> als rechtvaardigingsgrond, is Test Claimants in Class IV of the ACTGroup Litigation een sleutelarrest. Deze zaak behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> artikelen 49 en 63VwEU het Verenigd Koninkrijk verplichtte om als bronstaat een belastingkrediet te verlenenvoor uitgaan<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n ter voorkoming <strong>van</strong> economische dubbele belasting. Dit krediet9
kon een in het Verenigd Koninkrijk gevestig<strong>de</strong> aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r in min<strong>de</strong>ring brengen op zijnover <strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n verschuldig<strong>de</strong> inkomstenbelasting, terwijl het werd onthou<strong>de</strong>n aan eenbuitenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r. Divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een buitenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>nechter, an<strong>de</strong>rs dan die <strong>van</strong> een binnenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r, door het Verenigd Koninkrijkniet in <strong>de</strong> belastingheffing betrokken.Omdat het Verenigd Koninkrijk grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n niet belastte, meen<strong>de</strong>Advocaat-generaal Geelhoed dat het Verenigd Koninkrijk niet verplicht was eenbelastingkrediet te verlenen aan niet-ingezetenen. Niet geheven inkomstenbelasting konimmers niet met een krediet wor<strong>de</strong>n opgeheven. 26 Van strijdigheid met <strong>de</strong> artikelen 49 en 63VWEU kon dan geen sprake zijn. 27Het arrest <strong>van</strong> het HvJ, waarin <strong>de</strong> conclusie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Advocaat-generaal werd gevolgd, bevattwee overwegingen, die <strong>van</strong> belang zijn voor dit on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> als rechtvaardigingsgrond. In <strong>de</strong> eerste plaats werd door het HvJopgemerkt dat:“[z]odra een lidstaat, hetzij unilateraal hetzij door het sluiten <strong>van</strong> overeenkomsten, niet alleeningezeten aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs, maar ook niet-ingezeten aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs voor het divi<strong>de</strong>nd datzij <strong>van</strong> een ingezeten vennootschap ont<strong>van</strong>gen, aan <strong>de</strong> inkomstenbelasting on<strong>de</strong>rwerpt, […]<strong>de</strong> situatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze niet-ingezeten aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs […] die <strong>van</strong> <strong>de</strong> ingezetenaan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs [bena<strong>de</strong>rt]”. 28 In dat geval is het uitsluitend <strong>de</strong> door <strong>de</strong> bronstaatuitgeoefen<strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> die het risico meebrengt <strong>van</strong> opeenvolgen<strong>de</strong>belastingheffingen. 29De twee<strong>de</strong> belangrijke overweging betreft:“(…) eisen dat <strong>de</strong> lidstaat waarin <strong>de</strong> uitkeren<strong>de</strong> vennootschap is gevestigd, waarborgt dataan een niet-ingezeten aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r uitgekeer<strong>de</strong> winst niet wordt getroffen dooropeenvolgen<strong>de</strong> belastingheffingen of door een dubbele economische belasting, hetzij door<strong>de</strong>ze winsten bij <strong>de</strong> uitkeren<strong>de</strong> vennootschap vrij te stellen <strong>van</strong> belasting, hetzij door aan dieaan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r een belastingvoor<strong>de</strong>el te geven ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> uitkeren<strong>de</strong>vennootschap over die winst betaal<strong>de</strong> belasting, <strong>de</strong> facto betekenen dat <strong>de</strong>ze staat moetafzien <strong>van</strong> zijn recht om belasting te heffen over inkomen dat door een economische activiteitop zijn grondgebied is gegenereerd.” 30De eerste overweging ziet op <strong>de</strong> vergelijkbaarheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> situatie <strong>van</strong> een ingezetene eneen niet-ingezetene. Het betreft een overweging die we terugzien in alle latere arresten <strong>van</strong>het HvJ waar belastingheffing door <strong>de</strong> bronstaat <strong>van</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n eenrol speelt. 31 Voor <strong>de</strong> vraag of sprake is <strong>van</strong> vergelijkbare gevallen acht het HvJ maatgevendof <strong>de</strong> bronstaat over <strong>de</strong> niet-ingezetene <strong>heffingsbevoegdheid</strong> uitoefent. Is dat het geval, danbena<strong>de</strong>rt zijn situatie die <strong>van</strong> een ingezetene. In dat geval is <strong>de</strong> bronstaat verplicht om nietingezetenenen ingezetenen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze te behan<strong>de</strong>len.Oefent <strong>de</strong> bronstaat geen <strong>heffingsbevoegdheid</strong> uit over <strong>de</strong> niet-ingezetene, dan verschilt zijnsituatie <strong>van</strong> een ingezetene. In dat geval is het geoorloofd dat <strong>de</strong> bronstaat on<strong>de</strong>rscheidmaakt; zoals in <strong>de</strong>ze zaak het Verenigd Koninkrijk dat <strong>de</strong>ed door wel aan ingezetenen, maarniet aan niet-ingezetenen een belastingkrediet toe te kennen.10
Een voorbeeld waarbij <strong>de</strong> bronstaat <strong>heffingsbevoegdheid</strong> uitoefen<strong>de</strong> over aan nietingezetenenuitgekeer<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n betrof Denkavit. Frankrijk stel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> binnenlandsesituatie divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n voor 95% vrij, maar on<strong>de</strong>rwierp outbound divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n aan eenbronbelasting. Het HvJ overwoog dat Frankrijk <strong>heffingsbevoegdheid</strong> uitoefen<strong>de</strong> over nietingezetenen,zodat <strong>de</strong>ze op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze moesten wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld als ingezetenen. 32Daarmee vergelijkbaar is Amurta. Hier oefen<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland als bronstaat<strong>heffingsbevoegdheid</strong> uit over een niet-ingezeten Portugese vennootschap met eenNe<strong>de</strong>rlandse <strong>de</strong>elneming <strong>van</strong> 14%. De aan <strong>de</strong>ze Portugese aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r uitgekeer<strong>de</strong>divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland aan divi<strong>de</strong>ndbelasting on<strong>de</strong>rworpen. In <strong>de</strong> binnenlandsesituatie gold echter een vrijstelling. Ook hier overwoog het HvJ dat Ne<strong>de</strong>rland over een nietingezetene<strong>heffingsbevoegdheid</strong> uitoefen<strong>de</strong>, zodat hij op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze moest wor<strong>de</strong>nbehan<strong>de</strong>ld als een ingezetene.In Amurta kwam ook <strong>de</strong> vraag aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> of <strong>de</strong>ze beperking kon wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigdmet een beroep op <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Terbeantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vraag is <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> geciteer<strong>de</strong> overweging uit Test Claimants inClass IV of the ACT Group Litigation <strong>van</strong> belang. In die overweging werd tot uitdrukkinggebracht dat een staat in beginsel belasting moet kunnen heffen over inkomsten uit een opzijn territoir verrichte economische activiteit. Dat Ne<strong>de</strong>rland hier zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong>over divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n zou moeten prijsgeven, achtte het HvJ echter irrele<strong>van</strong>t. Het HvJ overwoog:“[w]anneer een lidstaat er evenwel voor heeft gekozen om over dit soort inkomsten geenbelasting te heffen <strong>van</strong> op zijn grondgebied gevestig<strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> vennootschappen, kanhij, ter rechtvaardiging <strong>van</strong> het heffen <strong>van</strong> belasting <strong>van</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> vennootschappen diein een an<strong>de</strong>re lidstaat zijn gevestigd, geen beroep doen op <strong>de</strong> noodzaak om eenevenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> tussen <strong>de</strong> lidstaten te waarborgen”. 33De <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>van</strong> een lidstaat over inkomsten uit op zijn grondgebiedplaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> economische activiteiten enerzijds, en <strong>de</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong>ingezetenen en niet-ingezetenen an<strong>de</strong>rzijds, waarbij in Amurta <strong>de</strong> laatste omstandigheid hetzwaarst woog, doet <strong>de</strong> vraag rijzen wat on<strong>de</strong>r inkomsten uit economische activiteiten moetwor<strong>de</strong>n verstaan. Gedacht zou immers kunnen wor<strong>de</strong>n dat ook divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n die op aan<strong>de</strong>lenwor<strong>de</strong>n uitgekeerd, in ie<strong>de</strong>r geval indirect, inkomsten uit economische activiteiten betreffen.Ook voor die inkomsten zou dan voor een bronstaat het gevaar bestaan dat hij zijn<strong>heffingsbevoegdheid</strong> moet opgegeven. Dit zou impliceren dat hij voor een belemmeren<strong>de</strong>maatregel een beroep zou moeten kunnen doen op <strong>de</strong> rechtvaardigingsgrond inzake <strong>de</strong>ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>.In zijn latere arrest Commissie/Duitsland beantwoord<strong>de</strong> het HvJ <strong>de</strong>ze vraag. In die zaakbelastte Duitsland zowel divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> binnenlandse als in <strong>de</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>situatie met een bronbelasting. Aan ingezeten aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs verleen<strong>de</strong> Duitsland eenbelastingkrediet dat <strong>de</strong> belastingdruk als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> bronbelasting teniet <strong>de</strong>ed. Nietingezetenaan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs werd dit krediet onthou<strong>de</strong>n.Volgens Duitsland kon zijn belemmer<strong>de</strong> maatregel wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd met een beroepop <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Duitsland stel<strong>de</strong> dat als hij gehou<strong>de</strong>n zou zijnom voor grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n een vrijstelling of een belastingkrediet te verlenen,11
hij <strong>de</strong> facto zou moeten afzien <strong>van</strong> zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over inkomsten uit op zijngrondgebied verrichte economische activiteiten. Het HvJ besliste echter dat daar<strong>van</strong> geensprake kon zijn, omdat:“De door ingezeten vennootschappen uitgekeer<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n [immers reeds] zijn (…) belast34 35als winst <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkeren<strong>de</strong> vennootschappen.”Het HvJ maakt dui<strong>de</strong>lijk dat on<strong>de</strong>r inkomsten uit economische activiteiten niet <strong>de</strong> inkomstenuit aan<strong>de</strong>len kunnen wor<strong>de</strong>n begrepen. Dit is <strong>van</strong> belang voor <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> reikwijdte<strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> als rechtvaardigingsgrond. Het impliceert dateen beroep kan wor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong>ze rechtvaardigingsgrond als het een naar <strong>de</strong> winstgeheven belasting betreft, maar niet als sprake is <strong>van</strong> een belasting over <strong>de</strong> vergoeding vooreen kapitaalverstrekking. Het verlenen <strong>van</strong> een vrijstelling aan niet-ingezetenen voor <strong>de</strong>divi<strong>de</strong>ndbelasting of het toekennen <strong>van</strong> een belastingvoor<strong>de</strong>el aan niet-ingezetenen tergrootte <strong>van</strong> <strong>de</strong> geheven bronbelasting raakt in <strong>de</strong> visie <strong>van</strong> het HvJ niet <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> bronstaat over <strong>de</strong> inkomsten uit op zijn grondgebieduitgeoefen<strong>de</strong> economische activiteiten. Een hier door een bronstaat opgeworpenbelemmering kan dan niet wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd met een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Het betekent naar mijn mening dat het HvJ <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> als rechtvaardigingsgrond heeft voorbehou<strong>de</strong>n aan winsten dierechtstreeks voorvloeien uit op het grondgebied <strong>van</strong> een lidstaat plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong>economische activiteiten. Indien een bronstaat <strong>heffingsbevoegdheid</strong> uitoefent overgrensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, dan kan naar mijn mening een ongunstiger behan<strong>de</strong>lingdaar<strong>van</strong> ten opzichte <strong>van</strong> binnenlandse divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, nimmer wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd meteen beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>.De zaak Glaxo Welcome lijkt op <strong>de</strong>ze regel een uitzon<strong>de</strong>ring te zijn, maar bevestigt juist <strong>de</strong>hoofdregel dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> slechts als rechtvaardigingsgrondkan wor<strong>de</strong>n ingeroepen als een lidstaat zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> dreigt te verliezen over opzijn territoir plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> activiteiten. De zaak had betrekking op een Duitse antimisbruikmaatregeldie enige gelijkenis vertoon<strong>de</strong> met regelgeving op het gebied <strong>van</strong>divi<strong>de</strong>ndstripping. De Duitse maatregel bestreed dat buitenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs door hun<strong>de</strong>elneming al dan niet tij<strong>de</strong>lijk aan een binnenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r over te dragen eentransactiewinst kon<strong>de</strong>n incasseren die <strong>de</strong> tegenwaar<strong>de</strong> vorm<strong>de</strong> <strong>van</strong> een belastingkrediet datin verband met <strong>de</strong>ze transactie aan <strong>de</strong> binnenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r werd toegekend.Feitelijk werd het belastingkrediet dat bestemd was voor <strong>de</strong> binnenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r in<strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> transactiewinst uitbetaald aan <strong>de</strong> buitenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r.De anti-misbruikmaatregel kon wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd met een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Het toegeken<strong>de</strong> belastingkrediet zag namelijk op belasting die werdgeheven <strong>van</strong> <strong>de</strong> Duitse winstuitkeren<strong>de</strong> vennootschap. Zou dit belastingkrediet ten goe<strong>de</strong>komen aan niet-ingezeten aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs, dan zou Duitsland zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong>moeten prijsgeven over winsten <strong>van</strong> op zijn territoir verrichte economische activiteiten. Dathet belastingkrediet niet rechtstreeks aan <strong>de</strong> buitenlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs werd verleend,achtte het HvJ niet <strong>van</strong> belang, omdat hetzelf<strong>de</strong> economische resultaat werd verkregen. 3612
3.2. NeutraliseringZoals we hebben geconstateerd kan een belemmering <strong>van</strong> outbound divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n niet wor<strong>de</strong>ngerechtvaardigd, maar een <strong>de</strong>rgelijke belemmering kan door <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> eenbelastingverdrag wel wor<strong>de</strong>n geneutraliseerd. 37 Reeds in Denkavit en Amurta werd diemogelijkheid door het HvJ on<strong>de</strong>rkend, maar in bei<strong>de</strong> gevallen gold in <strong>de</strong> woonstaat eenvrijstelling voor <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gen divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, zodat <strong>de</strong> betaal<strong>de</strong> bronbelasting niet in aftrek werdtoegelaten. Dit is het gevolg <strong>van</strong> het principe dat <strong>de</strong> woonstaat niet meer bronbelasting hoeftte verrekenen, dan hij aan belasting over <strong>de</strong> buitenlandse inkomsten heeft geheven. Is diebelasting als gevolg <strong>van</strong> een verleen<strong>de</strong> vrijstelling nihil, dan bestaat in het geheel geenverrekeningsplicht.In Commissie/Italië beriep Italië zich erop dat in alle gevallen <strong>de</strong> door haar ingehou<strong>de</strong>nbronbelasting on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belastingverdragen kon wor<strong>de</strong>n verrekend. Daarmee, zo stel<strong>de</strong> Italië,zou het gemaakte on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> voor 95% vrijgestel<strong>de</strong> binnenlandse divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n en<strong>de</strong> aan bronbelasting on<strong>de</strong>rworpen grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>ngeneutraliseerd. Het HvJ stel<strong>de</strong> echter als voorwaar<strong>de</strong> dat het uit <strong>de</strong> nationale wettelijkeregeling voortvloeien<strong>de</strong> verschil in behan<strong>de</strong>ling “volledig” werd gecompenseerd. Van eenvolledige compensatie was volgens het HvJ in ie<strong>de</strong>r geval geen sprake als <strong>de</strong>belastingheffing door <strong>de</strong> woonstaat over <strong>de</strong> uit Italië afkomstige divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n lager zou zijn dan<strong>de</strong> Italiaanse bronbelasting. 38Stel bijvoorbeeld dat <strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n <strong>van</strong>uit Italië aan een Ne<strong>de</strong>rlandse aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r warenuitgekeerd, dan had Ne<strong>de</strong>rland slechts voorkoming <strong>van</strong> dubbele belasting verleend voor <strong>de</strong>laagste <strong>van</strong> twee limieten. Waarbij <strong>de</strong> eerste limiet <strong>de</strong> in <strong>de</strong> bronstaat geheven belastingvertegenwoordigt en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> limiet <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse belasting over <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> bronstaatafkomstige inkomsten. Zou<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland nog kosten moeten wor<strong>de</strong>n toegerekend aan <strong>de</strong>buitenlandse inkomsten, dan kan <strong>de</strong> over het nettobedrag geheven Ne<strong>de</strong>rlandse belasting(twee<strong>de</strong> limiet) lager zijn dan <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> bron geheven belasting (eerste limiet). De Italiaansebronheffing zou dan maar ten <strong>de</strong>le kunnen wor<strong>de</strong>n verrekend, zodat geen sprake is <strong>van</strong>volledige compensatie.De werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> limiet en <strong>de</strong> mogelijk onvolledige compensatie kwam ook aan <strong>de</strong>or<strong>de</strong> in <strong>de</strong> zaken Commissie/Spanje 39 en Commissie/Duitsland 40 . Daar benadrukte het HvJdat bronstaten geen invloed hebben op <strong>de</strong> door <strong>de</strong> woonstaat toegepaste twee<strong>de</strong> limiet. Ofen in welke mate <strong>de</strong> uit <strong>de</strong> bronstaat afkomstige inkomsten in <strong>de</strong> woonstaat wor<strong>de</strong>n belast, isimmers voorbehou<strong>de</strong>n aan laatstgenoem<strong>de</strong> staat.Naar mijn mening kan uit <strong>de</strong> neutralisatiejurispru<strong>de</strong>ntie wor<strong>de</strong>n afgeleid, dat het vertrekpunt<strong>de</strong> belemmeren<strong>de</strong> maatregel <strong>van</strong> <strong>de</strong> bronstaat is. Op hem rust ten principale <strong>de</strong> plicht <strong>de</strong>ongelijke behan<strong>de</strong>ling weg te nemen. Alleen als een belastingverdrag daarvoor volledigecompensatie biedt, kan <strong>de</strong> belemmering wor<strong>de</strong>n geneutraliseerd. 41 Dat zal vaak niet hetgeval zijn. Denk bijvoorbeeld aan <strong>de</strong> situaties dat in een woonstaat het belastingtarief lageris; <strong>de</strong> inkomsten netto wor<strong>de</strong>n vastgesteld; <strong>de</strong> inkomsten geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk wor<strong>de</strong>nvrijgesteld; of dat in verband met verliezen in het geheel geen belasting wordt geheven. Al<strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n staan in <strong>de</strong> weg om een verschil in behan<strong>de</strong>ling volledig tecompenseren. Dit is naar mijn mening niet an<strong>de</strong>rs als een woonstaat, zoals Ne<strong>de</strong>rland, <strong>de</strong>mogelijkheid kent om bij onvolledige verrekening <strong>van</strong> bronbelasting, het niet verreken<strong>de</strong> <strong>de</strong>elnaar een later jaar voort te wentelen. In een <strong>de</strong>rgelijk geval leidt <strong>de</strong> belemmeren<strong>de</strong> maatregel<strong>van</strong> <strong>de</strong> bronstaat tot een cashflowna<strong>de</strong>el en ook dat is strijdig met het principe <strong>van</strong> volledigecompensatie.13
3.3. Inbound divi<strong>de</strong>ndIn Kerkhaert-Morres was een geval <strong>van</strong> juridisch dubbele belasting aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Het inBelgië wonen<strong>de</strong> echtpaar Kerkhaert-Morres ontving divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit Frankrijk. De Belgischewoonstaat belastte het divi<strong>de</strong>nd als on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> het wereldinkomen <strong>van</strong> haar inwoners,terwijl <strong>de</strong> Franse bronstaat <strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n aan een territoriale bronheffing on<strong>de</strong>rwierp.Tussen België en Frankrijk bestond een belastingverdrag dat België verplichtte om <strong>de</strong>Franse bronbelasting te verrekenen, maar <strong>de</strong> Belgische wetgever had dit voor<strong>de</strong>elafgeschaft. Nu België geen verrekening meer bood, stel<strong>de</strong> het echtpaar Kerkhaert-Morresdat hun divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n afkomstig uit Frankrijk dubbel en dus zwaar<strong>de</strong>r wer<strong>de</strong>n belast, dandivi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n afkomstig uit België. Het HvJ constateer<strong>de</strong> echter dat België op binnen- enbuitenlandse divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n hetzelf<strong>de</strong> belastingtarief toepaste, zodat <strong>de</strong> woonstaat geenon<strong>de</strong>rscheid maakte. Dat <strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n zowel in Frankrijk als in België on<strong>de</strong>rworpen warenaan een juridische dubbele belasting was geen beperking <strong>van</strong> het vrije kapitaalverkeer maarhet gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> parallelle uitoefening <strong>van</strong> <strong>de</strong> belastingbevoegdheid door twee lidstaten:een dispariteit. 42 In Haribo en Banco Bilbao expliciteer<strong>de</strong> het HvJ zijn oor<strong>de</strong>el door op temerken dat een lidstaat niet verplicht is bronbelasting te verrekenen ter voorkoming <strong>van</strong>43 44juridisch dubbele belasting.Juridische dubbele belasting is echter alleen toegestaan als <strong>de</strong> woonstaat divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>binnenlandse en grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situatie op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze belast. Behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong>woonstaat <strong>de</strong> grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n ongunstiger, dan kan nog een beroepwor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Daartoe zal voor inbounddivi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, net als bij outbound divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, het gevaar moeten bestaan dat <strong>de</strong> woonstaatzijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> verliest over inkomsten uit op zijn grondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong>economische activiteiten. Dit geldt ook voor divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n afkomstig uit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n.In Haribo bijvoorbeeld verleen<strong>de</strong> Oostenrijk als woonstaat voorkoming <strong>van</strong> economischedubbele belasting. Daarbij werd on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit binnenlandsebron en divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n (niet EER-staten). Voor divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit binnenlandsebron gaf Oostenrijk verlichting <strong>van</strong> economische dubbele belasting, maar voor divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n niet. Oostenrijk beriep zich ter rechtvaardiging <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong>behan<strong>de</strong>ling op <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Volgens Oostenrijkverplichtte <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong> kapitaalverkeer niet ertoe om divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> staten en uitbinnenlandse bron gelijk te behan<strong>de</strong>len. Zou die verplichting wel bestaan, dan zou <strong>de</strong>manoeuvreerruimte voor <strong>de</strong> lidstaten om belastingverdragen af te sluiten, en op <strong>de</strong>ze wijzeeen evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> in hun verhoudingen met <strong>de</strong>r<strong>de</strong>staten te waarborgen, tot nagenoeg nihil wor<strong>de</strong>n gereduceerd. Het door <strong>de</strong> lidstaten in hunnationale of communautaire regelgeving opgeven <strong>van</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> zou immers ook,maar dan zon<strong>de</strong>r we<strong>de</strong>rkerigheid, gel<strong>de</strong>n in hun relatie tot <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n.Het HvJ verwierp het beroep <strong>van</strong> Oostenrijk op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>.An<strong>de</strong>rs dan in Marks & Spencer en Oy AA wer<strong>de</strong>n hier geen belastbare inkomsten <strong>van</strong> <strong>de</strong>lidstaat <strong>van</strong> <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> vennootschap verplaatst naar <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> staat <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkeren<strong>de</strong>vennootschap. Er ging geen <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over economische activiteiten op hetgrondgebied <strong>van</strong> Oostenrijk verloren ten gunste <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n. 45 In Haribo betrofhet namelijk niet <strong>de</strong> Oostenrijkse heffing over inkomsten uit economische activiteiten, maarover divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n. 4614
Ook <strong>de</strong> omstandigheid dat we<strong>de</strong>rkerigheid ontbrak in <strong>de</strong> betrekkingen tussen <strong>de</strong> lidstaten en<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> staten kon daaraan volgens het HvJ niet afdoen. Het was immers <strong>de</strong> keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong>lidstaten om het beginsel <strong>van</strong> vrij kapitaalverkeer in i<strong>de</strong>ntieke bewoordingen <strong>van</strong> toepassingte verklaren op zowel het kapitaalverkeer binnen <strong>de</strong> Unie als tussen lidstaten en <strong>de</strong>r<strong>de</strong>lan<strong>de</strong>n.4. Inkomsten uit vastgoedZoals we hiervoor hebben gezien kan een belemmeren<strong>de</strong> maatregel wor<strong>de</strong>ngerechtvaardigd met een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> als het gevaarbestaat dat een lidstaat zijn <strong>heffingsbevoegdheid</strong> moet prijsgeven over op zijn territoirverrichte economische activiteiten. Daar<strong>van</strong> kan sprake zijn bij winsten <strong>van</strong> eenvennootschap of <strong>van</strong> een vaste inrichting, maar niet bij divi<strong>de</strong>nd. Of inkomsten uit vastgoedals het resultaat <strong>van</strong> een economische activiteit kunnen wor<strong>de</strong>n gezien, is nog niet aan hetHvJ voorgelegd.Vanuit het perspectief <strong>van</strong> <strong>de</strong> OESO-belastingverdragen lijkt die vraag bevestigend tekunnen wor<strong>de</strong>n beantwoord. Inkomsten uit vastgoed hebben namelijk als het gaat om <strong>de</strong>voorkoming <strong>van</strong> dubbele belasting <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> status als winst uit on<strong>de</strong>rneming. Bei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>nals actieve inkomsten beschouwd in tegenstelling tot divi<strong>de</strong>nd dat, evenals interest enroyalty’s, tot <strong>de</strong> passieve inkomsten wordt gerekend. An<strong>de</strong>rzijds vertegenwoordigt vastgoedzelf geen economische activiteit; het is juist het product daar<strong>van</strong>. Een belemmeren<strong>de</strong>maatregel die <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> tracht te waarborgen over activiteiten die <strong>de</strong> realisatieof het actieve beheer <strong>van</strong> vastgoed betreffen, zal kunnen wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd, maar datligt naar mijn mening an<strong>de</strong>rs bij beleggingsvastgoed. Is sprake <strong>van</strong> normaalvermogensbeheer, dan ontbreekt hier, net als bij divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n, een economische activiteit. 47Een maatregel die <strong>de</strong> inkomsten uit beleggingsvastgoed ongelijk behan<strong>de</strong>lt, zal dan nietkunnen wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd met een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong>.De zaken waarin vastgoed in an<strong>de</strong>re zin een rol speel<strong>de</strong> had<strong>de</strong>n betrekking op <strong>de</strong>toepassing <strong>van</strong> het Schumacker-criterium respectievelijk het recht <strong>van</strong> overgang. In <strong>de</strong> zakenRittter-Coulais 48 en Lakebrink 49 hield <strong>de</strong> werkstaat in strijd met het Schumacker-criterium 50geen rekening met <strong>de</strong> negatieve inkomsten <strong>van</strong> in <strong>de</strong> woonstaat gelegen onroeren<strong>de</strong> zaken.Dit beteken<strong>de</strong> een belemmering <strong>van</strong> het vrij verkeer <strong>van</strong> werknemers. Aan <strong>de</strong> omstandigheiddat <strong>de</strong> werkstaat geen <strong>heffingsbevoegdheid</strong> kon uitoefenen over <strong>de</strong> onroeren<strong>de</strong> zaakbesteed<strong>de</strong> het HvJ echter geen aandacht. In <strong>de</strong> zaak Renneberg kwam dit wel expliciet tersprake.Renneberg die in België woon<strong>de</strong>, verdien<strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland het grootste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> zijn inkomen.In strijd met het Schumacker-criterium verleen<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rland geen aftrek voor <strong>de</strong> negatieveinkomsten uit zijn Belgische woning. De vraag rees of <strong>de</strong>ze belemmering <strong>van</strong> het vrijeverkeer <strong>van</strong> werknemers kon wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd met een beroep op <strong>de</strong> wijze waarop<strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> tussen België en Ne<strong>de</strong>rland over <strong>de</strong> onroeren<strong>de</strong> zaak was ver<strong>de</strong>eld.Op grond <strong>van</strong> het Ne<strong>de</strong>rlands-Belgische belastingverdrag was Ne<strong>de</strong>rland weliswaar bevoegdhet loon <strong>van</strong> Renneberg te belasten, maar aan België was het heffingsrecht over <strong>de</strong>inkomsten uit <strong>de</strong> onroeren<strong>de</strong> zaak toegewezen. Het HvJ achtte echter <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> tussen <strong>de</strong> lidstaten on<strong>de</strong>rgeschikt aan het principe dat met allebelastingvoor<strong>de</strong>len die verband hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> fiscale draagkracht <strong>van</strong> een niet-ingezetene51 52rekening moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n.15
In Barbier 53 was sprake <strong>van</strong> een belemmering <strong>van</strong> het vrije kapitaalverkeer als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong>heffing <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> overgang. Deze belasting werd geheven over in Ne<strong>de</strong>rland gelegenonroeren<strong>de</strong> zaken <strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlandse erflater die ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> zijn overlij<strong>de</strong>n in Belgiëwoon<strong>de</strong>. Ne<strong>de</strong>rland hield bij <strong>de</strong> bepaling <strong>van</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> het verkregen vermogen geenrekening met een daarmee verband hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> leveringsverplichting. Zou <strong>de</strong> erflater ten tij<strong>de</strong><strong>van</strong> zijn overlij<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland hebben gewoond, dan was die schuld in min<strong>de</strong>ring gekomenop <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> onroeren<strong>de</strong> zaken.Ter ver<strong>de</strong>diging <strong>van</strong> zijn belemmeren<strong>de</strong> maatregel beriep Ne<strong>de</strong>rland zich op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling<strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Zakelijke verplichtingen zou<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> bevoegdheid <strong>van</strong> <strong>de</strong>bronstaat behoren en persoonlijke verplichtingen, zoals leveringsverplichtingen, tot die <strong>van</strong><strong>de</strong> woonstaat (België). Ne<strong>de</strong>rland hoef<strong>de</strong> die dus niet in aftrek toe te staan. Het HvJ von<strong>de</strong>chter slechts rele<strong>van</strong>t dat Ne<strong>de</strong>rland het on<strong>de</strong>rscheid tussen zakelijke en persoonlijkeverplichtingen alleen maakte als het niet-ingezetenen betrof en constateer<strong>de</strong> eenbelemmering <strong>van</strong> het vrije verkeer. 54Ook in Arens-Sikkens was sprake <strong>van</strong> een belemmeren<strong>de</strong> maatregel. Hier hield Ne<strong>de</strong>rlandvoor <strong>de</strong> heffing <strong>van</strong> het recht <strong>van</strong> overgang <strong>van</strong> een in Italië wonen<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r geenrekening met een overbe<strong>de</strong>lingsschuld. Ne<strong>de</strong>rland stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> belemmering werdopgeheven doordat Italië een belastingkrediet zou toekennen. Het HvJ oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> echter dateen lidstaat zich niet kan beroepen:“(…) op het bestaan <strong>van</strong> een mogelijkheid, buiten zijn toedoen, dat een belastingkredietwordt verleend door een an<strong>de</strong>re lidstaat (…)”. 55Hiermee werd dui<strong>de</strong>lijk dat voor een neutralisering <strong>van</strong> een belemmering geen beroepmogelijk is op een unilaterale regeling <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>re lidstaat.5. ExitheffingenIn geval <strong>van</strong> zetelverplaatsing <strong>van</strong> een vennootschap of emigratie <strong>van</strong> een aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rwordt een eindafrekening door <strong>de</strong> vertrekstaat geacht in strijd te zijn met <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong>vesting respectievelijk het vrije kapitaalverkeer. In een zuiver interne situatie zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>zeomstandighe<strong>de</strong>n immers geen fiscale gevolgen hebben gehad. Dit terwijl in <strong>de</strong>grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> situatie een eindafrekening tot een liquiditeitsna<strong>de</strong>el leidt. Dit na<strong>de</strong>elkan echter wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>.Het HvJ besliste dit in <strong>de</strong> zaken National Grid en N. 56 De eerste zaak zag op <strong>de</strong>zetelverplaatsing <strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlandse vennootschap naar het Verenigd Koninkrijk. Detwee<strong>de</strong> op <strong>de</strong> emigratie <strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlandse aanmerkelijk belanghou<strong>de</strong>r naar het VerenigdKoninkrijk. National Grid dien<strong>de</strong> af te rekenen over een ongerealiseer<strong>de</strong> valutawinst op eenin Britse pon<strong>de</strong>n lui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring, terwijl N belasting moest betalen over <strong>de</strong> aangegroei<strong>de</strong>meerwaar<strong>de</strong> <strong>van</strong> zijn aan<strong>de</strong>len.In National Grid achtte het HvJ voor <strong>de</strong> rechtvaardigingsgrond inzake <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>van</strong> belang dat <strong>de</strong> eindafrekening een waarborg vorm<strong>de</strong> voorNe<strong>de</strong>rland om zijn belastingbevoegdheid uit te oefenen over op zijn territoir verrichteactiviteiten. 57 Dit oor<strong>de</strong>el is geworteld in Test Claimants in Class IV of the ACT GroupLitigation. Daar werd belang gehecht aan het recht <strong>van</strong> een lidstaat om belasting te heffenover inkomsten uit een op zijn grondgebied plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> economische activiteit. 5816
Essentieel daarbij is <strong>de</strong> link tussen activiteit en grondgebied. Het HvJ benadrukte dit met eenverwijzing naar N. Hier werd <strong>de</strong> eindafrekening over <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>lentoegestaan gelet op het territorialiteitsbeginsel en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n temporelecomponent, namelijk dat <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong>n waren aangegroeid geduren<strong>de</strong> het verblijf <strong>van</strong> Nop het Ne<strong>de</strong>rlandse grondgebied. 59National Grid verschilt <strong>van</strong> N, omdat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> niet vereistedat Ne<strong>de</strong>rland als vertrekstaat rekening dien<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n met latere waar<strong>de</strong>dalingen <strong>van</strong> <strong>de</strong>Britse pon<strong>de</strong>nvor<strong>de</strong>ring. Dit terwijl Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong> zaak N wel <strong>de</strong> latere waar<strong>de</strong>dalingen <strong>van</strong><strong>de</strong> aan<strong>de</strong>len in aanmerking dien<strong>de</strong> te nemen. Ook het HvJ on<strong>de</strong>rken<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong>uitkomst. Het gaf daarvoor als verklaring dat, an<strong>de</strong>rs dan in N, het activum <strong>van</strong> National Gri<strong>de</strong>nerzijds rechtstreeks was bestemd voor winst genereren<strong>de</strong> economische activiteiten enan<strong>de</strong>rzijds diezelf<strong>de</strong> winst negatief beïnvloed<strong>de</strong> als gevolg <strong>van</strong> afschrijvingen daarop. Bijemigratie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vennootschap zou <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gststaat op grond <strong>van</strong> hetterritorialiteitsbeginsel <strong>de</strong> winsten er<strong>van</strong> gaan belasten. De symmetrie tussen het recht ombelasting over winsten te heffen en <strong>de</strong> mogelijkheid om verliezen in aftrek te brengen, hieldin dat <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gststaat ook rekening zou moeten hou<strong>de</strong>n met op zijn grondgebiedoptre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>dalingen. 60 Het HvJ voeg<strong>de</strong> daaraan toe dat als <strong>de</strong> vertrekstaat wel laterewaar<strong>de</strong>fluctuaties in aanmerking zou moeten nemen, dit een gevaar voor <strong>de</strong> evenwichtigever<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> zou betekenen. De <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong>vertrekstaat was immers opgehou<strong>de</strong>n te bestaan.National Grid verschilt niet alleen <strong>van</strong> N, omdat <strong>de</strong> vertrekstaat - an<strong>de</strong>rs dan bij emigreren<strong>de</strong>aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>rs – geen rekening hoeft te hou<strong>de</strong>n met latere waar<strong>de</strong>mutaties, ook mag hijvoor het verleen<strong>de</strong> betalingsuitstel rente berekenen en zekerhe<strong>de</strong>n bedingen. 61 In <strong>de</strong>literatuur is uitgebreid stilgestaan bij <strong>de</strong>ze verschillen. 62 Ik zou daar nog het perspectief <strong>van</strong><strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> aan willen toevoegen.De evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> heeft belemmeren<strong>de</strong> maatregelen ophet gebied <strong>van</strong> divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n en waar<strong>de</strong>mutaties <strong>van</strong> aan<strong>de</strong>len nimmer kunnen rechtvaardigen.Dit is het gevolg <strong>van</strong> een gebrek aan economische activiteit (zie on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len 2 en 3). De zaakN lijkt hierop een uitzon<strong>de</strong>ring te zijn, maar is dat naar mijn mening niet. De behan<strong>de</strong>ling dieN ten <strong>de</strong>el valt, kan namelijk nauwelijks nog als een belemmering wor<strong>de</strong>n geduid. Ne<strong>de</strong>rlandmoet voor <strong>de</strong> belasting over <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong>n uitstel <strong>van</strong> betaling verlenen tot realisatieer<strong>van</strong>, mag geen rente en zekerhe<strong>de</strong>n bedingen en moet latere waar<strong>de</strong>dalingen inaanmerking nemen. Het verschil met een binnenlandse verhuizing is flinterdun. Deresteren<strong>de</strong> ongelijkheid betreft nog slechts <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> emigreren<strong>de</strong>aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r een latente belastingschuld heeft. 63 N past daarmee vrijwel naadloos in <strong>de</strong>jurispru<strong>de</strong>ntie inzake divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n en waar<strong>de</strong>mutaties <strong>van</strong> aan<strong>de</strong>len. Als economischeactiviteit ontbreekt zijn belemmeringen niet toegestaan.Belemmeringen wor<strong>de</strong>n wel toegestaan als sprake is <strong>van</strong> maatregelen die als waarborgdienen voor <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> over op het territoir <strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaat plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong>economische activiteiten. In die gevallen kan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> <strong>de</strong>belemmering rechtvaardigen (zie on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2). National Grid moet naar mijn mening in datlicht wor<strong>de</strong>n gelezen. Het is dan naar mijn mening begrijpelijk dat Ne<strong>de</strong>rland hier ter17
escherming <strong>van</strong> zijn heffingsgrondslag rente en zekerhe<strong>de</strong>n mocht bedingen en geenrekening hoef<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n met later optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>dalingen in <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>gststaat.Nu het HvJ zijn oor<strong>de</strong>el laat afhangen <strong>van</strong> <strong>de</strong> aan- of afwezigheid <strong>van</strong> economische activiteitben ik tevens <strong>van</strong> mening dat <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len in N en National Grid niet an<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n lui<strong>de</strong>nals sprake was geweest <strong>van</strong> een rechtspersoon die <strong>de</strong> aan<strong>de</strong>len hield respectievelijk eenvaste inrichting die <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rneming had uitgeoefend.6. ConclusiesIs sprake <strong>van</strong> winst <strong>van</strong> een ingezeten vennootschap of <strong>van</strong> een vaste inrichting, dan kaneen lidstaat zich ter rechtvaardiging <strong>van</strong> een belemmeren<strong>de</strong> maatregel beroepen op <strong>de</strong>evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> heffingsbevoegd tussen lidstaten. Daarbij kiest het HvJ alsuitgangspunt dat <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>ling het noodzakelijk kan maken om op winst en verlies die hetgevolg zijn <strong>van</strong> economische activiteiten slechts <strong>de</strong> fiscale regels toe te passen <strong>van</strong> <strong>de</strong>lidstaat waarin <strong>de</strong> vennootschap of <strong>de</strong> vaste inrichting is gevestigd. Zou dit niet het geval zijn,dan bestaat het gevaar dat belastingplichtigen <strong>de</strong> keuze krijgen in welke lidstaat zij hunverlies kunnen verrekenen of hun winst tot uitdrukking kunnen brengen. Door een <strong>de</strong>rgelijkekeuzemogelijkheid zou<strong>de</strong>n lidstaten voor hun belastingheffing afhankelijk wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>fiscale voorkeuren <strong>van</strong> hun belastingsubjecten. Resultaten die opkomen op het territoir <strong>van</strong>een lidstaat kunnen dan <strong>de</strong>sgewenst door het belastingsubject wor<strong>de</strong>n overgeheveld naareen an<strong>de</strong>re lidstaat zon<strong>de</strong>r dat enige binding met dat grondgebied bestaat. Dit zou <strong>de</strong>symmetrie doorbreken tussen het recht <strong>van</strong> een lidstaat op belastingheffing over <strong>de</strong> winst en<strong>de</strong> mogelijkheid tot aftrek <strong>van</strong> verliezen. De enige door het HvJ toegestane inbreuken op<strong>de</strong>ze regel betreffen <strong>de</strong> situaties waarin een belastingsubject al zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n voorverliesverrekening heeft uitgeput (Marks & Spencer) en <strong>de</strong> situatie dat sprake is <strong>van</strong> eenvalutaverlies dat in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re lidstaat niet tot uitdrukking kan komen (Deutsche Shell). In<strong>de</strong>rgelijke gevallen valt er voor het belastingsubject ook niets te kiezen. De belemmeren<strong>de</strong>lidstaat zal het grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verlies dan in zijn grondslag moeten begrijpen.Het HvJ legt in zijn jurispru<strong>de</strong>ntie op het gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> over winst een dui<strong>de</strong>lijke link tussen economische activiteiten engrondgebied. Naar mijn mening moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat het territorialiteitsbeginsel(Futura) thans on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el is gewor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtvaardigingsgrond inzake <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Bovendien constateer ik dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> zich heeft ontwikkeld tot een zelfstandige rechtvaardigingsgrond.Inkomsten uit aan<strong>de</strong>len, en waar<strong>de</strong>mutaties daar<strong>van</strong>, zijn volgens het HvJ niet hetzelf<strong>de</strong> alsinkomsten uit economische activiteiten. Een hier toegepaste belemmeren<strong>de</strong> maatregel kandaarom nooit met een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> wor<strong>de</strong>ngerechtvaardigd. Ook <strong>de</strong> notie dat <strong>de</strong> lidstaten bij gebreke <strong>van</strong> communautaire unificatie- ofharmonisatiemaatregelen bevoegd blijven om, door het sluiten <strong>van</strong> overeenkomsten ofunilateraal, <strong>de</strong> criteria voor <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> hun <strong>heffingsbevoegdheid</strong> vast te stellen,rechtvaardigt volgens het HvJ niet dat divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n in binnenlandse en grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>situaties verschillend wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Wel kan een belemmeren<strong>de</strong> maatregel <strong>van</strong> <strong>de</strong>bronstaat wor<strong>de</strong>n geneutraliseerd als een belastingverdrag voor het verschil in behan<strong>de</strong>lingvolledige compensatie biedt. Dit laatste zal zel<strong>de</strong>n het geval zijn. Zo zullen ook18
liquiditeitsna<strong>de</strong>len die het gevolg zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> voortwenteling <strong>van</strong> bronbelasting door <strong>de</strong>woonstaat moeten wor<strong>de</strong>n weggenomen door <strong>de</strong> bronstaat.De vraag of een belemmeren<strong>de</strong> maatregel die betrekking heeft op inkomsten uitbeleggingsvastgoed kan wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd wegens <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> is nog niet door het HvJ beantwoord. Ik ben <strong>van</strong> mening dat daar<strong>van</strong>geen sprake kan zijn, omdat, evenals bij inkomsten uit aan<strong>de</strong>len, economische activiteitontbreekt. Daarnaast kunnen maatregelen die afbreuk doen aan het Schumacker-criteriumnimmer met een beroep op <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> wor<strong>de</strong>ngerechtvaardigd.Exitheffingen zijn belemmeren<strong>de</strong> maatregelen, maar kunnen wor<strong>de</strong>n gerechtvaardigd door<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong>. Zij vormen een waarborg voor lidstaten om hun<strong>heffingsbevoegdheid</strong> uit te oefenen over <strong>de</strong> op hun grondgebied aangegroei<strong>de</strong>meerwaar<strong>de</strong>n. Is sprake <strong>van</strong> meerwaar<strong>de</strong>n die schuilgaan in aan<strong>de</strong>len (N), dan heeft <strong>de</strong>zerechtvaardigingsgrond nauwelijks impact. De vertrekstaat dient <strong>de</strong> emigreren<strong>de</strong>aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r praktisch op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze te behan<strong>de</strong>len als een aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r die zijnbinnenlandse woonplaats verlegt. Betreft het echter meerwaar<strong>de</strong>n in een on<strong>de</strong>rneming danheeft <strong>de</strong> vertrekstaat ruime bevoegdhe<strong>de</strong>n om zijn belastingheffing daarover veilig te stellen(National Grid). Het verschil kan wor<strong>de</strong>n verklaard door <strong>de</strong> af- respectievelijk aanwezigheid<strong>van</strong> economische activiteit.1 Zie voor <strong>de</strong> belangrijkste geschreven rechtvaardigingsgron<strong>de</strong>n <strong>de</strong> artikelen 36, 45, lid 3, 52 en 65VwEU.2 Zie bijvoorbeeld Cadbury Schweppes, arrest HvJ 12 september 2006, C 196/04, punt 56; Oy AA,arrest HvJ 18 juli 2007, C-235/05, punt 54 en National Grid Indus, arrest HvJ 29 november 2011, C-371/10, punt 46.3 Zie bijvoorbeeld Gilly, arrest HvJ 12 mei 1998, C-336/96, punt 30; Oy AA, t.a.p., punt 52; NationalGrid Indus, t.a.p., punt 45.4 Marks & Spencer, arrest HvJ 13 <strong>de</strong>cember 2005, C-446/03, punt 45.5 Ik zal hierna betogen dat <strong>de</strong> evenwichtige ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> zich heeftontwikkeld tot een zelfstandige rechtvaardigingsgrond.6 Marks & Spencer, t.a.p., punt 46.7 Oy AA, t.a.p., punt 56.8 Vergelijk Cadbury Schweppes, t.a.p., punten 55 en 56 waarin werd on<strong>de</strong>rkend dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><strong>de</strong> <strong>heffingsbevoegdheid</strong> in gevaar kan komen door volstrekt kunstmatige constructies.9 Société Papillon, arrest HvJ 27 november 2008, C-418/07, punten 39 en 40.10 X-Holding, arrest HvJ 23 februari 2010, C-337/08, punten 31 en 32.11 Zie bijvoorbeeld Haribo and Österreichische Salinen, Conclusie Advocaat-generaal J. Kokott, 11november 2011, C-436/08 en C-437/08, punt 117.12 Lidl Belgium GmbH & Co. KG, arrest HvJ 15 mei 2008, C-414/06, punt 40.13 Zie tevens Martin Poulsen, ‘Freedom of Establishment and the Balanced Allocation of TaxJurisdiction’, Intertax, 2012/3, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3.1.14 Rewe Zentralfinanz, arrest HvJ 29 maart 2007, C-347/04, punt 43. Zie ook Oy AA, t.a.p., punt 53.15 Bosal, arrest HvJ 18 september 2003, C-168/01.16 Advocaat-generaal L.A. Geelhoed had in zijn conclusie bij Test Claimants in Class IV of the ACTGroup Litigation, 23 februari 2006, C-374/04, punt 63, kritiek geuit op Bosal. Geelhoed bepleitte datgeen sprake was <strong>van</strong> een belemmering omdat het verschil in behan<strong>de</strong>ling rechtstreeks zouvoortvloeien uit een dislocatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> heffingsgrondslag. Hij voer<strong>de</strong> daartoe aan dat niet Ne<strong>de</strong>rland,maar <strong>de</strong> bronstaat heffingsbevoegd was om <strong>de</strong> winsten te belasten <strong>van</strong> <strong>de</strong> buitenlandsedochtermaatschappijen.19
17 Zie over maatregelen tegen winstdrainage door renteaftrek en on<strong>de</strong>rkapitalisatie P.C. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Vegt,‘Bescherming <strong>van</strong> <strong>Europese</strong> winstbelastingjurisdicties tegen misbruik’, WFR 2009/761, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len4.2. en 4.3.18 Lidl Belgium GmbH & Co. KG, t.a.p., punt 33.19 Ook on<strong>de</strong>rzocht het HvJ voor <strong>de</strong> vaste inrichting of haar mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> verliesverrekeningwaren uitgeput. Inmid<strong>de</strong>ls stond echter vast dat Lidl haar verlies enkele jaren later in Luxemburg hadkunnen verrekenen. Een situatie zoals bedoeld in Marks & Spencer <strong>de</strong>ed zich dus niet voor.20 Futura Participation, arrest HvJ 15 mei 1997, C-250/95, punt 22.21Jobra Vermögensverwaltungs-Gesellschaft mbH, arrest HvJ 4 <strong>de</strong>cember 2008, C-330/07, punt 33.22 Deutsche Shell, arrest HvJ 28 februari 2008, C 293/06, punt 44.23 Vergelijk Rewe Zentralfinanz, t.a.p., punt 44, waar een verlies op aan<strong>de</strong>len alleen bij <strong>de</strong>aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r tot uitdrukking kon komen en onafhankelijk was <strong>van</strong> het door <strong>de</strong> dochtermaatschappijbehaal<strong>de</strong> resultaat.24In <strong>de</strong>ze zaak kwam niet <strong>de</strong> vraag aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> of Duitsland door verrekening te verlenen in plaats<strong>van</strong> vrijstelling zijn bilaterale verdragsverplichtingen had geschon<strong>de</strong>n. Het HvJ achtte zich nietbevoegd zich hierover uit te spreken. Het betrof namelijk niet <strong>de</strong> uitleg <strong>van</strong> het gemeenschapsrecht.Onlangs is <strong>de</strong>ze vraag we<strong>de</strong>rom aan het HvJ voorgelegd, zie <strong>de</strong> aanhangige zaak Levy en Sebbag,24 oktober 2011, C-540/11.25 Columbus Container Services, arrest HvJ 6 <strong>de</strong>cember 2007, C-298/05, punt 43.26 Test Claimants in Class IV of the ACT Group Litigation, Conclusie, t.a.p., punt 83.27On<strong>de</strong>r sommige belastingverdragen was het Verenigd Koninkrijk wel bevoegd om <strong>de</strong> buitenlandseaan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r te belasten voor ont<strong>van</strong>gen divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n. In die gevallen verleen<strong>de</strong> het VerenigdKoninkrijk net als in <strong>de</strong> binnenlandse situatie ook een belastingkrediet.28 Test Claimants in Class IV of the ACT Group Litigation, arrest HvJ 12 <strong>de</strong>cember 2006, C-374/04,punt 68.29 Ibid, punt 70.30 Ibid, punt 59.31 Denkavit Internationaal BV en Denkavit France SARL, arrest HvJ 14 <strong>de</strong>cember 2006, C-170/05,punt 35; Amurta, arrest HvJ 8 november 2007, C-379/05, punt 38; Aber<strong>de</strong>en Property Fininvest AlphaOy, arrest HvJ 18 juni 2009, C-303/07, punt 43; Commissie/Italië, arrest HvJ 19 november 2009, C-540/07, punten 52; Commissie/Spanje, arrest HvJ 3 juni 2010, C-487/08, punt 51, CommissieDuitsland, arrest HvJ 20 oktober 2011, C-284/09, punt 56.32 Denkavit, t.a.p., punt 35.33 Amurta, t.a.p., punt 58.34 Commissie Duitsland, t.a.p., punt 81.35 Zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin Aber<strong>de</strong>en Property Fininvest Alpha Oy, t.a.p., punt 70.36 Glaxo Welcome GmbH & Co. KG, arrest HvJ 17 september 2009, C-182/08, punt 84.37 Denkavit, t.a.p., punt 47. Amurta, t.a.p., punt 79.38 Commissie/Italië, t.a.p., punten 35-40.39 Commissie/Spanje, t.a.p., punt 61.40 Commissie/Duitsland, t.a.p., punt 70.41 Vergelijk W.E.F.M. Egelie, ‘Denkavit: over bronstaatbelemmering en woonstaat neutralisering’,NTFR 2009/2709 en S. Wolvers, ‘Een bronstaatbelemmering vereist een bronstaatneutralisering’,NTFR 2010/515.42 Kerckhaert en Morres, arrest HvJ 14 november 2006, C-513/04, punt 20. Zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zinDamseaux, arrest HvJ 16 juli 2009, C-128/08. Zie ook Orange European Smallcap Fund, arrest HvJ20 mei 2008, C-194/06 waar een Ne<strong>de</strong>rlandse FBI voor zowel binnenlandse als grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n belast werd tegen 0%, zodat Ne<strong>de</strong>rland als woonstaat geen dubbele belasting hoef<strong>de</strong> tevoorkomen.43 Haribo and Österreichische Salinen, arrest HvJ 10 februari 2011, C-436/08 en C-437/08, punt 171.44 Banco Bilbao Vizcaya Argentaria, arrest HvJ 8 <strong>de</strong>cember 2011, C-157/10, punt 30.45 Zie ook J. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Wal, ‘Two is company, three is a crowd, over <strong>de</strong> strekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid <strong>van</strong>kapitaalverkeer met betrekking tot divi<strong>de</strong>n<strong>de</strong>n <strong>van</strong> en naar <strong>de</strong>r<strong>de</strong>lan<strong>de</strong>n’, WFR 2011/882, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el5.2.1.46 Haribo and Österreichische Salinen, t.a.p., punt 123.47Zie over economische activiteit ook M. Evers & A. <strong>de</strong> Graaf, ‘Bestrijding <strong>van</strong>divi<strong>de</strong>nddoorstroomconstructies: fiscale autonomie <strong>van</strong> <strong>de</strong> EU-lidstaten’, MBB 2010/10, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el20
3.3.2. en <strong>de</strong> daar besproken arresten Centro di Musicologia Walter Stauffer, HvJ 14 september 2006,C-386/04 en Elisa, HvJ 11 oktober 2007, C-451/05.48 Ritter-Coulais, arrest HvJ 23 februari 2006, C-152/03.49 Lakebrink, Conclusie Advocaat-generaal P. Mengozzi, C 279/39, 29 maart 2007, punten 40 t/m 42.50 Schumacker, arrest HvJ 14 februari 1995, C-279/39.51 Renneberg, arrest HvJ 16 oktober 2008, C-527/06, punt 70.52 Zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin De Groot, arrest HvJ 12 <strong>de</strong>cember 2002, C-385/00, punt 101.53 Barbier, arrest HvJ 11 <strong>de</strong>cember 2003, C-364/01.54 Ibid, punt 68.55 Arens-Sikkens, t.a.p., punt 65.56 Ook Hughes <strong>de</strong> Lasteyrie du Saillant, arrest HvJ 11 maart 2004, C-9/02 han<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over <strong>de</strong>eindafrekening in geval <strong>van</strong> een emigreren<strong>de</strong> aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r, maar hier kwam <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong><strong>heffingsbevoegdheid</strong> als rechtvaardigingsgrond niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. De Franse maatregelen had<strong>de</strong>nnamelijk specifiek het voorkomen <strong>van</strong> belastingontwijking ten doel en strekten er niet toe om in zijnalgemeenheid <strong>de</strong> emigreren<strong>de</strong> aan<strong>de</strong>elhou<strong>de</strong>r te belasten voor <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>vermeer<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> zijnaan<strong>de</strong>len.57 National Grid Indus, t.a.p., punt 46.58 Test Claimants in Class IV of the ACT Group Litigation, t.a.p., punt 59.59 N, arrest HvJ 7 september 2006, C-470/04, punt 46.60 Het oor<strong>de</strong>el is daarmee spiegelbeeldig aan Lidl Belgium GmbH & Co. KG, t.a.p., punt 33 waar hetHvJ op basis <strong>van</strong> het symmetriebeginsel overwoog dat een staat geen rekening hoeft te hou<strong>de</strong>n metverliezen uit een economische activiteit <strong>van</strong> een niet op zijn grondgebied gevestig<strong>de</strong> vaste inrichting,als hij niet bevoegd is <strong>de</strong> winsten daar<strong>van</strong> te belasten.61 N, t.a.p., punten 73 en 74.62 Zie P.J. Wattel, ‘Exit Taxation in the EU/EEA Before and After National Grid Indus’, Tax NotesInternational, Jan. 30, 2012; H.T.P.M. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Hurk, J.J. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Broek en J.J.A.M. Korving, ‘<strong>Fiscale</strong>eindafrekening voor vennootschappen: Zetelverplaatsing, zekerheidsstelling en step-ups’, WFR2012/601; R. <strong>de</strong> Graaff en A. <strong>de</strong> Haan, ‘National Grid vs. N: verenigbaar of niet?’, WFR 2012/612;M.V. Lambooij, ‘De exitheffing: geconserveerd of toch niet’, NTFR 2012/3.63 Zie P.J. Wattel, t.a.p., p. 376.21